-ocr page 1-

ADELAARS EN STRÜIZEN

IN

»

DE SURINAAMSCHE KWESTIE.

DOOK

AMERINÜS,

LEIDEN. — P. SO ME Pi WIL.

18 72.

-ocr page 2-

*

-ocr page 3-

OPGEDRAGEN

SURIXAAMSCHE PLANTERS.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

Ik aclit eeni^e woorden vooral\' niet ongepast.

Vooreerst „Adelaars en Strwizenquot;. Is die titel gemotiveerd ?

Ach, lezer slechts gedeeltelijk, ik moei \'t bekennen.

Struizen noem ik de immigratie-mannen met hun bekende „struisvogel-politiekquot;; en adelaars?.......Dal

zal ik niet zeggen; le secret d\'ennuyer est celui de tout dire. Ik geef aan de Surinaamsche bladen te iaden wie ik onder „adelaarsquot; versta.

Wat zullen die bladen zich amuseeren! Wat al geestige opmerkingen en toespelingen zullen zij zich op dezen titel veroorloven!

Om hun nu dit kleine genoegen te verschailen heb illt; den titel gekozen, en ook omdat ik geen lust had naar een meer geschikten te zoeken. Ik nam wat mij \'t eerst inviel; als \'t kind maar een naam heeft.

Multatuli zegt ergens dat „doodzwijgenquot; een bij uitstek

-ocr page 6-

VIII

Nederlandsche straf is. In Suriname straft men een sdn ij-ver, die tegen Surinaamsche dwaalbegrippen strijd voert, eenigzins anders. De Surinamers namelijk glimlachen om den „ heethoofdigen dwaasquot; — dat is de geijkte term — die strijd durft voeren tegen zooveel „zaakkundigequot; mannen. De arme strijder wordt rood van schaamte om die glimlach. De Surinamers lachen.....de strijder wordt intensief rood. De Surinamers proesten van \'t lachen.....

de ongelukkige strijder barst van schaamte.

Zoo\'n schrijver heeft dus — als hij in Suriname woont en quot;t lachen kan hooren — een groote dozis noodig van wat men noemt: „le courage de son opinion.quot; Wat mij betreft, mijn leven loopt geen gevaar; \'t lachen zal ik niet hooren en mocht ik in een der Surinaamsche bladen een ,, glimlach van medelijdenquot; vinden, ik zal niet aarzelen dadelijk van schaamte te blozen.

Ik schrijf onder een pseudoniem, gedachtig aan Feringa\'s woorden — zie „de vrije GedacJdequot;, eerste deel, eerste stuk, bl. 142:

„ De gebruikelijke afkeer van anonym schrijven berust op vooroordeel. Anonym getuigenis is geen getuigenis, ano-nyme aantijging geene aantijging, maar anonyrne discussie

-ocr page 7-

IX

van feiten in coiifesso de beste discussie. Als al \'t overige gelijk staat, verdient anonym of pseudoniem geschrijf de voorkeur boven \'t geen met den waren naam onderteekend is.quot;.......

Dat ik in dit vluchtig, fragmentarisch schetsje geen aanspraak maak op volledigheid spreekt van zelf. Een afgerond geheel is \'t boekje niet. Ik had geen tijd den gulden raad van Horatius in praktijk te brengen: „nonum prematur in annum,quot; zoodat ik niet kon overlezen, verbeteren, verschikken, enz. enz. Op sommige plaatsen is dit betoogje dientengevolge onregelmatig „ ausgedehnt.quot; Ik verzoek den lezer niet op den vorm te willen letten.

Den „pluralis majestatisquot; heb ik vermeden omdat ik dien leelijk vind.

Mocht in één of ander blad dit boekje beoordeeld worden, dan verzoek ik de redaktie vriendelijk, mij — door middel van den uitgever — daarvan kennis te geven, daar mijne tegenwoordige bezigheden mij verhinderen geregeld de bladen na te zien.

-ocr page 8-

X

En eindelijk, wat \'t doel van mijn schrijven betreft, ik maak de woorden van Taine tot de mijne — zie zijn werkje; „dn mffrage universel et de la manière de voter;\'\'\'\'

...... „ nous devons nous enquérir au préalable,

examiner, discuter, sortir de l\'attente inerte et vague; il faut que chaque particulier tache d\'avoir un avis. C\'est pour cela que je me hasarde a présenter le mien, afin d\'en provoquer d\'autres.quot;

Amekikus.

Amsterdam, 1 Juni 1872.

-ocr page 9-

I.

In \'t Algemeen Handelsblad van 6 April komt, onder de rubriek W. I. Koloniën, een artikel voor, handelende over \'t ontstaan van de „ Vereeniging tot levordering van de lelangen van Surinamequot;, gevestigd te Paramaribo.

Zeven planters namelijk — zegge planters! — „hebben eene uitnoodiging gedaan aan vele belanghebbenden bij landbouw, handel, scheepvaart en nijverheid, tot bijwoning eener vergadering ter bespreking van de maatregelen, welke behooren genomen te worden, zoowel om het in Nederland heerschende beweren, dat Suriname zonder stapelprodukten kan bestaan, en den nadeeligen invloed, die daaidoor op de immigratie-zaak wordt uitgeoefend, te bestrijden, als om de kolonie tot ontwikkeling en bloei op te voe-renquot; — amen!

„De heer Bosch Reitzquot; — een planter — „opende

-ocr page 10-

ADELAARS EN STRUIZEN.

de vergadering met een schets van den toestand, waarin de koloniale landbouw zich bevindt met betrekking tot den arbeid, ten gevolge van de vrijverklaring der slaven in 186;i en de daaruit voortgevloeide vermindering van werkkracht.quot; Hij bleef stilstaan om met roerend pathos te klagen over de donkere vooruitzichten voor de toekomst, als \'t „ staatstoezichtquot; zal zijn opgeheven, enz. enz. Als finale hief hij \'t „ Surinaamsche Volksliedquot; aan, met andere woorden, hij „lesprakquot; de „immigratie-zaakquot;, die reeds tal van jaren „besprokenquot; wordt, doch waarmede men geen stap verder gekomen is.

In den loop zijner rede erkende hij gaarne de nuttigheid eener wel ingerichte „kolonisatiequot; in vervolg van tijd, maar deed daarbij tevens uitkomen, dat de „groote landbouwquot; op den voorgrond moet onderschraagd worden, als onmisbaar tot behoud van hetgeen er bestaat (sic!) enz. enz. — volgt een „ tiradequot;, bevattende groote woorden, holle klanken, enz.

In de brochure „Suriname en de opheffing van het pauperisme in Nederlandquot; N0. 1, is — naar mijne meening — voldoende aangetoond, dat de invoer van Chinezen, Koelies of Elminezen voor Suriname meer schadelijk dan nuttig zou wezen. Het is dan ook mijn plan niet, dit betoog te herhalen. Ik wil slechts na-

-ocr page 11-

ADELAARS EN STRUIZEN.

gaan of de argumenten der heeren planters steekhou-den, of wel behooren onder de rubriek „fraseologie.quot;

John Lothrop Motley zegt in zijn Historisch Essay „Democratie, het toppunt van politieke ontwikkeling en de toekomst van geavanceerde volkenquot;: „Engeland is een aristocratie van landeigenaars. Er leven in Engeland twintig millioen menschen; Engeland behoort aan 30,000 menschen. De piramide staat op den top. Amerika is eene democratie van landeigenaars.quot;

De Surinaamsche planters nu streven er naar, de kolonie te maken tot eene „aristokratie van landeigenaars\'\' De voorstanders eener kolonisatie van Europeanen daarentegen, willen de piramide op haar ba-zis plaatsen; zij verlangen eene „demokratie van landeigenaars.quot;

Dat de piramide in den laatsten stand in een meer stabiel evenwicht verkeert dan in den eersten, is buiten kwestie.

Op bl. 36 van zijn brochure „de Sociale Kwestie?\' schrijft Werther:

„Naarmate de landdouw op zeer groote schaal door enkele groote grondeigenaars of van hunnentwege wordt uitgeoefend, zal Jt getal gezeten landbouwers

;3

-ocr page 12-

4

verminderen, en dat der arme landbouwers vermeerderenquot;.....

Strikt genomen is deze uitspraak nog niet van toepassing op de Surinaamsche toestanden. Door \'t toenemen van den „grooten landbouwquot; zal ongetwijfeld ^t aantal daglooners — „plantage-arbeidersquot; — vermeerderen, maar de uitgestrektheid van Suriname, gevoegd bij de zeer geringe bevolking, maakt het vooralsnog mogelijk dat de kleine landbouwers niet behoeven verdrongen te worden door de groote grondbezitters.

De stand van zaken in Suriname is op dit oogen-blik geheel anders dan in Nederland. Hier overtreft het aanbod van verreweg de vraag naar arbeiders; in Suriname daarentegen zijn de fabriekanten en bazen — of juister: de „plantersquot; — afhankelijk, ep wel omdat er gebrek aan arbeiders bestaat.

De heer Bosch Reitz beweert in zijn bovengenoemde rede, dat uit de vrijverklaring der slaven is voortgevloeid: eene vermindering van werkfo-ae^,

Hoe moet men dit opvatten?

Meent de heer B. R. dat de totale hoeveelheid werk-krac/d, die nu in Suriname voorhanden is, niet gelijk-

-ocr page 13-

ADELAARS EN STRUIZEN.

staat met die, welke vóór de emancipatie aanwezig was?

In dit geval is de bewering geheel bezijden de waarheid, want de hoeveelheid „latente werkkrachtquot;, de kwantiteit „forces vivesquot; is dezelfde gebleven. Er kan derhalve geen sprake wezen van werkkrachts-v er mindering maar wel van yfevkkxamp;chis-verplaaiswg:

De ware bedoeling des heeren B. R. zal wel zijn dat de planters vu niet zooveel van de negers kunnen „trekkenquot; als vóór de emancipatie, en dat deze de plantages verlaten, waar zij in den slaventijd niet naar behooren werden behandeld.

De negers verafschuwen \'t plantagewerk en zullen dit misschien geheel laten varen, zoodra \'t „ staatstoezichtquot; — in 1873 — heeft opgehouden.

Of ze hierin gelijk hebben?

Ja, zonder twijfel; het plantagewerk is niet gemakkelijk en wordt slecht betaald; daarbij heeft de neger — als gevolg van zijne geringe beschaving — zeer weinig behoeften, en daarin kan hij met niet-noemenswaardige inspanning voorzien. Hij is gewoon bij den dag te leven, en heeft er weinig begrip van, zijn toestand te verbeteren of iets voor den ouden dag over te leggen. Zijn vertrouwen, dat hij in een land als Suriname wel niet van honger zal omko-

5

-ocr page 14-

ADELAARS EN STRUIZEN.

men, is hiervan oorzaak. Zijn testament(?) is gewoonlijk een voorbeeld van eenvoud en geen notaris of executeur van boedels zal daar veel bij verdienen. Hij is proletariër, maar — dank zij \'t heerlijke, koesterende klimaat waarin hij leeft — is zijn toestand relatief veel beter dan die van den proletariër in koude landen.

Dit alles, te zameu genomen, bevestigt eenigermate mijn vermoeden dat de meeste geëmancipeerden — na 1873 — den plantage-arbeid, en eiken geregelden arbeid, zullen vaarwel zeggen, om op hunne „groncl-jesquot; aardvruchten te gaan teelen of pluimgedierte te kweeken, en zoodoende drie dagen van de week te werken en de overige in „ dolce far nientequot; door te brengen.

Dat dit zoo wezen zal is de schuld, 1°. van de planters, die van hunne slaven zooveel „halenquot; wilden als er maar te halen viel, en er niet aan dachten, ze — hoe weinig dan ook — te beschaven; 2°. van \'t koloniaal bestuur, dat alles maar aanzag, zonder de noodige maatregelen daartegen te nemen.

Langs wettigen en billijken weg — en van dwang mag natuurlijk geen sprake wezen — zal men na

6

-ocr page 15-

ADELAAKS EN STllUIZEX.

1873 het nu levende geslaclit der geëmancipeerden niet „produktiefquot; kunnen maken. Premiën, loonsver-\'hooging, enz. zullen wel iets, maar niet veel, helpen. Wil men \'t opkomende geslacht tot nijvere burgers vormen, dan zorge \'t gouvernement voor kosteloos maar goed en degelijk onderwijs, met algemeen verplicht schoolgaan tot een zekeren leeftijd, b. v. 13 jaren — zoowel voor jongens als voor meisjes 1).

Heeren planters geef ik de vrijheid, mij om deze mijne meening uit te lachen, en ik houd mij verzekerd dat zij van deze vergunning een ruim gebruik zullen maken; „negeronderwijs! ha, ha, hal! ha, ha, ha!!! enzquot;____

Ik mag niet verzwijgen dat de „Moravische Broedersquot; — de zoogenaamde „Hernhuttersquot; — en andere geestelijken in Suriname, veel voor \'t onderwijs doen. Uit den aard der zaak zijn hunne bemoeiingen echter niet algemeen, en hun onderwijs natuurlijk niet sekteloos. Om een en ander zou ik wenschen dat, ook in Suriname, de scholen gouvernementszorg werden.

■) In de vergadering van 40 Api il j.1. van de „ Vereeniging ter bevorderingquot; enz. is onder anderen gesproken over \'t vvensclielijke van verplicht onderwijs — zie Algem. Handelsblad van 17 Mei j.1. Ik wist waarlijk niet of ik mijn oogen mocht vertrouwen. Een planter over verplicht onderwijs..... Quantum mutatus ab illo!

7

-ocr page 16-

ADELAARS EN STEÜ1ZEN.

Tegen de „Hernhuttersquot; heb ik daarenboven nog eenige grieven:

1°. zijn ze meestal op de hand geweest der heeren planters; met voorbeelden zou ik kunnen staven dat zij hun invloed op de negers, dikwijls gebruikt hebben in \'t materiëel belang van de planters.

2°. hebben ze in Suriname een groote winkel — een soort „tokoquot; — en een bakkerij. Nu vind ik \'t vreemd dat vrome zendelingen zich met zulke profane zaken bezighouden, en tegen de Surinaamsche winkeliers en bakkers konkurreeren, op eene wijze die ik niet zeer loffelijk vind. Hoe de negers aan \'t. idéé gekomen zijn, weet ik niet, maar zeker is % dat ze een plaats in den hemel meenen te verwerven, wanneer ze bij de „Hernhuttersche zendelingenquot; koopen. Deze twee grieven in \'t voorbijgaan.

8

-ocr page 17-

II.

Hoe men ook denke over bovenstaande beschouwingen, dit meen ik te mogen konstateeren dat — als de zaken geen keer nemen — na 1873 het gebrek aan „plantage-arbeidersquot; verbazend zal stijgen.

De planters zullen daar \'t meest onder lijden, en \'t is zeer natuurlijk — prijzenswaardig zelfs — dat ze alles in \'t werk stellen om zich van werkkrachten te voorzien; niemand zal hen daarom laken, en ik in \'t minst niet, omdat ik vreezen zou door Mr. W. R. Boer — en te recht — op de vingers getikt en verwezen te worden naar bl. C5, 66 en volgende van

zijn handboek 1)..... maar dat de heeren planters

het willen doen voorkomen, alsof iets ancien dan eigen belang de drijfveer van hun streven is, kan ik niet

\') „De Arbeidquot; Handboek voor Volkshuishoudkunde.

-ocr page 18-

ADKLAA11S EN STRUIZEN.

„play fairquot; noemen....... om geen sterkere uitdrukking te gebruiken.

„Om zeden en wetten te begrijpen, is \'t nuttig zoo naauwkeurig mogelijk zich voor te stellen welke omstandigheden die wetten noodig, en die zeden algemeen maakten, \'t Is \'n aardige stadie, maar \'t resultaat is meestal eigenbelang van wie de wetten of zeden invoerden of handhaafden. Zoo handhaven deparijsche modistes de crinoline.

Ik ben daarom niet boos op die modistes, maar ik zou boos worden, als zij, als de wetgevers, als de zedenmeesters, voorgaven, dat ze die wetten en zeden en uitspansels verdediijen tot heil van \'t menschelijk geslacht. Dat is niet waarquot; 1).

En alsof die valsche voorstelling op zich zelve niet reeds onedel ware, zijn de planters nog vermetel genoeg, elke meening, die niet direkt hm belang op \'t oog heeft, als „dwaalbegripquot; te kwalificeeren, zonder zich de moeite te geven, iets aan te voeren dat op argumentatie gelijkt.

10

Of is misschien mijne aantijging, dat eigen belong des planters eenige drijfveer is, ongemotiveerd? Wordt de aandrang om immigranten door een edeler gevoel

1

) Idetn van Multatuü; zie idee 111.

-ocr page 19-

ADELAA.US EN STIIUIZEN.

te weeg gebracht? Zijn de planters \'t wellicht eens met Say: „als men geen rijkdom wenscht voor eigen welzijn, dan behoort men er te begeeren uit deugdzaamheid.quot;

Ik zal trachten op deze vragen — zij \'t dan ook indirekt — een antwoord te geven, door namelijk de twee krachtigste (?) argumenten (?) der „immigratiemannenquot; wat nader te beschouwen. Hunne andere „gelegenheids-frasenquot; zijn onderdeelen van deze twee en vereischen dus geen afzonderlijke bespreking.

Vooraf dien ik echter te zeggen dat er van argumenten eigenlijk geen sprake is, en dat alles, wat hiervoor moet doorgaan, neerkomt op groote woorden, klinkende volzinnen, spreekwoorden, aanhalingen uit den bijbel, enz. enz. waarmede de „immigratie-mannenquot; de „goe-gemeentequot; denken te overtuigen, maar die door geen verstandig mensch hooger zullen geschat worden dan alle andere „wortkramerei.quot;

Het „kwasie-argumentquot; dat ik mij voorstel \'t eerst na te gaan, is \'t volgende:

„Op den voorgrond moet onderschraagd worden de groote landbouw, die produkten levert voor den uitvoer, waarvan onze handel, scheepvaart en nijverheid af-

11

-ocr page 20-

ADELAARS EN STRTJIZEN.

hankelijk zijn, en waaraan de koloniale kas hare voornaamste bron van inkomsten ontleent.quot;

Waarlijk, de „terminologiequot; laat hier niets te wen-schen over; de woorden, die „éclatquot; moeten maken, zijn: handel, scheepvaart en nijverheid. Ook koloniale leas en Iron van inkomsten — ze klinken zoo officieel — zijn op effekt bewerkt.

Blijkens genoemd argument meenen de heeren „groote landbouwersquot; dat uitsluitend de „groote landbouwquot; produkten levert voor den uitvoer, waarvan......enz.

De bedoeling der voorstanders van „kolonisatiequot; — zie bovengenoemde brochure: „Suriname,quot;\'enz. iVTC\'. 1 — is: „opheffing van de armoede hier te lande, door de armen naar Suriname over te brengen en hun aldaar land in eigendom te geven.quot;

Over \'t veelzijdige nut, dat zoodanige kolonisatie — mits op groote schaal en met beleid uitgevoerd — én voor Nederland, én voor Suriname zou hebben, zal ik nu niet uitwijden. Ik neem maar aan dat er b. v. 500 kolonisten in Suriname aankomen, die zich — om maar iets te noemen — gaan bezighouden met de „suiker-kuituurquot;. Verder veronderstel ik dat ieder kolonist jaarlijks zooveel suikerriet verbouwt, als noo-

13

-ocr page 21-

ADELAARS EN STIIUIZEN.

dig is om A kilo\'s suiker te verkrijgen, dan zullen de 500 kolonisten te zamen — men mag dit aannemen — per jaar opleveren 500 A kilo\'s.....zegge

voor den „ uitvoerquot;.

Het\' spreekt van zelf dat niet ieder kolonist een eigen fabriek kan hebben; maar „never mindquot;, er zullen wel kapitalisten of maatschappijen genoeg wezen, die \'t suikerriet koopen en in hunne „centraal-fabriekenquot; bewerken kunnen.

Men beschuldige mij niet van „inkonsekwentiequot;, wanneer ik aanstonds \'t stelsel van „centralisatiequot; in den landbouw — als nadeelig voor Suriname — afkeur. In geval deze fabrieken naar de eischen der wetenschap worden ingericht, zal \'t niet noodig wezen, hierin veel arbeiders te koncentreeren.

Bij genoegzame aanvoer van kolonisten zouden deze desverkiezende, daarin werkzaam kunnen zijn, hoewel ik liever zou zien dat ze zelfstandige landbouwers, in plaats van daglooners werden. En dit is ook de bedoeling der voorstanders van kolonisatie.

Of \'t wenschelijk zou zijn, dat zulke „centraalfa-briekenquot; — zoo mogelijk — aan de kolonisten te

13

-ocr page 22-

ADELAAUS EN STRTJIZEN.

14

zamen behoorden, of dat er fabrieken bestonden waarin zij tegen betaling hun „rietquot; konden gemalen krijgen, durf ik niet beslissen. Ik geloof dat deze twee stelsels zouden stuiten op praktische bezwaren, die echter alleen de suiker-fabriekatie betreffen, en waarvoor men bij de kuituur van andere produkten niet te vreezen heeft.

In hoeverre Europeesche kolonisten zich moeten bezighouden met suikerproduktie is een vraag waarop men liefst de ervaring moet laten antwoorden; a priori valt hieromtrent niets met voldoende zekerheid te zeggen, wat men ook moge beweren.

Maar reeds al te lang ben ik van mijn betoog afgeweken. Om dit voort te zetten stel ik nu — van den anderen kant — dat er aangevoerd worden 500 Chinezen, Koelies of Elminezen, die b. v. onder 5 planters verdeeld raken; dan kan men het voor zeker houden dat deze 500 immigranten per jaar niet meer zullen opleyeren dan de 500 kolonisten. Wat de eersten door vereeniging van krachten winnen, wordt ruimschoots opgewogen door den meerderen ijver en de grootere volharding waarmee de kolonisten — uit

-ocr page 23-

ADELAA11S EN STRU1ZEN.

den aard der zaak — zullen werken. Daarbij komt nog dat de kolonisten — althans voor de kuituur van sommige produkten — zich onderling kunnen „as-socieerenquot;, op voorwaarden die zich van zelve zullen aanwijzen.

Door 5 planters, ieder met 100 immigranten arbeidende, wordt alzoo voor den „ uitvoerquot; niet meer opgeleverd dan door 500 kolonisten, ieder afzonderlijk of met elkander werkende. En in dit laatste geval heeft men 500 welvarende, zelfstandige burgers, in plaats van 5 oppermachtige planters, terwijl de pro-duktie voor den „uitvoerquot; dezelfde blijft.

De meening der „immigratie-mannenquot; dat uitsluitend de „groote landbouwquot; produkten voor den uitvoer levert, is derhalve — ik meen het te hebben aangetoond —- geheel verkeerd.

De „kleine landbouwquot;, zooals de voorstanders van kolonisatie dien bedoelen, kan evenveel — zoo niet meer — opleveren voor den „ uitvoerquot;......„ waarvan onze handel scheepvaart en nijverheid afhankelijk zijn, en waaraan de koloniale kas hare voornaamste bron van inkomsten ontleent.quot;

De minister van koloniën, de heer van Bosse, had dus de zaken volkomen goed ingezien toen hij als zijne meening uitsprak, dat Suriname zonder plantage*

15

-ocr page 24-

16 ADELAARS EN STEUIZEN.

kan bestaan. Eene weerlegging van deze meening heb ik nog nergens gelezen; alles wat — door heeren belanghebbenden — daartegen is aangevoerd, komt neer op klachten, „réclamesquot;, „prétentienquot;, enz. Van argumenten, als naar gewoonte, geen sprake.

-ocr page 25-

III.

Wanneer men de geschiedenis van Suriname nagaat, dan beseft men hoe weinig ten allen tijde de planters gedaan hebben, dat niet in hun belang, maar in dat der kolome of der menschheid was.

Het principe van „centralisatie van arbeidersquot; — hieronder versta ik de plantages, waar vele personen als daglooners bij de planters werken — heelt voor Suriname een zeer nadeeligen invloed gehad, want de planters, die tot de invloedrijkste, maar niet altijd tot de meest ontwikkelde burgers in de kolonie behooren, oefenden van oudsher op den gang van \'t bestuur een „pressiequot; uit, die door hare onvermijdelijke eenzijdigheid schadelijk moest werken. De afschaffing van den slavenhandel in 1808 ^ en van de

\') Men zie Wolbers „ Geschisdenis van Surinamequot; bl. 545, 54G en volgende.

-ocr page 26-

ADELAARS EN STRUIZEN.

slavernij in 1863, was den planters een doorn in \'t oog, al hebben ze \'t — wat betreft dit laatste feit — niet zoo duidelijk laten blijken als hunne „collega\'squot; in de zuidelijke staten der Noord Amerikaansche Unie.

Hun tegenwoordig streven: „geregelde immigratie van El minezen,quot; zal — zoo als elders is aangetoond — een groote hinderpaal zijn voor de sociale ontwikkeling en den vooruitgang der kolome; maar wat geeft „meneer de groote landbouwerquot; om zulke kleinigheden; geld, veel geld verdienen is zijn leus en zijn streven, zij \'t ook ten koste van vooruitgang en beschaving.

Door een kolonisatie op groote schaal daarentegen krijgt Suriname een hlijvende bevolking van Europeanen, die meer voor beschaving vatbaar zijn dan Aziaten of Afrikanen. Ook Dr. Feringa — zie \'t tijdschrift: „de Vrije Gedachte,quot; bl. 172 — is tegen on-bepex-kte toelating van niet-Europeesche vreemdelingen in de Ned. Oost-Indische bezittingen, ofschoon wegens motieven, eenigzins verschillend van die der tegenstanders van „immigratie.quot;

Hoe de heer M. Juda, in zijn adres aan den minister van koloniën —- zie \'t Algem. Handelsblad van 20

18

-ocr page 27-

ADELAAES EN STUUIZEN.

April 1.1. — nog schrijven quot;kan: „„ Yoor de vraag •.,, -waarom de plantages door sommigen een struikelblok genoemd worden, die de kolonie terughoudt van vooruitgangquot; heh ik evenmin een antwoord weten te vinden,quot;quot; is mij een raadsel. Ik zou den heer Juda kunnen doen opmerken dat hij geen antwoord heeft zceten te vinden, omdat hij niet heeft weten te zoeken. De „politieke richtingquot; van den heer Juda is mij onbekend, maar ik zou ZEd. gaarne deze drie vragen in overweging willen geven:

1°. Hebben de planters niet ten allen tijde zich beijverd om toestanden in \'t leven te houden, die door alle weidenkenden als zedeloos, onmenschelijk, enz., zijn gebrandmerkt ?

2°. Zullen de planters niet blijven bestaan, zoolang . er plantages zijn ?

3°. Zal de „conservatievequot; ijver der planters, om alles in \'t leven te houden, wat tegen de beschaving strijdt, geen struikelblok wezen tegen den vooruitgang der kolonie, vooral daar \'t een feit is dat deze heereu op den gang van zaken grooten invloed uitoefenen?

Eene der eerste handelingen van de pas ontstane vereeniging te Paramaribo is geweest — zie \'t Algem. Handelsblad van 3 Mei 1.1. — \'t ontwerpen van een brief aan David Mill Graves, die onlangs, als gezant van den koning der Elminezen, Nederland heeft bezocht.

19

-ocr page 28-

ADELAARS EN STRL\'IZEN.

In dezen brief worden de Elminezen uitgenoodigd,

zich als — raad eens — als.......... vrje-arbeidersquot;

in Suriname te komen nederzetten. Nu, \'t zou ook een wonder zijn als de heeren planters een woord met zoo\'n goeden klank niet „annexeerden.quot; De „vrije-arbeidersquot; kunnen alsdan met de groote landbouwers „kontraktenquot; sluiten om „vrijwilligquot; als daglooners op de plantages te arbeiden, \'t Is mooi, onverbeterlijk.

Hoe de „liberalequot; bladen de zending van den heer Mill Graves hebben opgevat is overbekend.

De „F eree,liging tot hevordering van de belangen van Suriname,quot; heeft haar ontstaan vooral te danken aan de „ Vereeniging van Sannamersquot; van welke de brochure „Surinamequot; enz. K0. 1 is uitgegaan. Ik wil hiermede niet zeggen dat eerstgenoemde vereeniging direkt een uitvloeisel is van de tweede, maar blijkens de openingsrede van den heer Bosch Reitz stelt de „ Vereeniging tot hevorderingquot; enz. zich ten doel, primo, om \'t in Nederland heerschende beweren, dat Suriname zonder stapelprodukten kan bestaan, en den nadeeligen invloed, die daardoor op de immigratie-zaak wordt uitgeoefend, te bestrijdenj nu is \'t juist de „ Vereeniging van Surinamers\' die in den laatsten tijd tegen de immigratie en \'t stelsel van plantages — niet tegen stapelprodukten — is te velde getrokken, en daardoor

20

-ocr page 29-

ADELAARS EN STRUIZEJï.

de voorstanders van immigratie heeft wakker geschud uit den dommel en de verlammende werkeloosheid, waarin deze zich sedert tal van jaren bevonden. Aan dit ontwaken heeft de ,, Yereenrghig tot hevorcleringquot; enz. haar ontstaan te danken, en met \'t oog hierop zeide ik zoo even, dat zij in \'t leven is geroepen dooide andere vereeniging.

In een zijner „metamorphosenquot; beschrijft Ovidius hoe Ulysses — in den woordenstrijd niet Ajax, den zoon van Telamon om de wapenrusting van Achilles — de daden van dezen grootste der Grieksche helden op zijn eigene rekening zette, omdat aan hem de tegenwoordigheid van Achilles voor Troye te danken was.

31

Evenzoo zou de „ Vereeniging van Surinamersquot; de daden der vereeniging te Paramaribo op hare rekening kunnen zetten. Of echter de eerstgenoemde vereeniging hierop bizonder zou gesteld zijn, en of die daden wel veel invloed zullen hebben op den bloei der kolonie, valt sterk te betwijfelen.

Toevallig kreeg ik onlangs eenige nonnners van \'t Surinaamsche blad „de Wachterquot; — onder redaktie van F. W. Rose — in handen. Het nummer van 17 Maart 1873 bevat een „leading articlequot; Immigratie-Kolom-

-ocr page 30-

ADELAARS EX STRUIZEN.

sa (ie, dat aldus eindigt: „Suriname moet gered worden.

Dit voorzeker is toch ons aller verlangen, ons aller streven — en dit kan niet anders verkregen worden — dan door eene eerlijke — ijverige zamenwer-king — een krachtig streven hand in hand.quot;

Doch wat is nu \'t geval? In dit zelfde nommer en in \'t volgende — 20 Maart — wordt uit \'t „Algemeen Ncderl. Nieuws- en advert. Hadquot; van 1 Februari een stuk overgenomen, getiteld: „Suriname en de opheffing ran het pauperisme in Nederland-quot; maar „de Wachter,quot; die zoozeer aandringt op samenwerking, laat bij de overname van \'t stuk, de eindwoorden: zulle een uitslag ware de treffendste hulde aan de „ Vereeniging van Surmamers,quot; enz. voor de grap — of om eene andere reden — weg.

Zou \'t gewichtige, beroemde orgaan „de Wachtel\' de „Vereeniging van Surinamersquot; willen straffen door haar te negeeren?

22

Arme Vereeniging! dan waren uwe dagen geteld, want de invloed van „de Wachter\'\' is in Nederland groot, verschrikkelijk groot.

Als „ curiositeitquot; deel ik \'t volgende gevalletje mede: Onlangs sprak ik in Amsterdam iemand, die bizon-

-ocr page 31-

ADELAAES EX ST11UIZEN.

der ingenomen was met de Vereeniging te Paramaribo. Hij had goed over de zaak nagedacht en was tot de volgende — zijns inziens zeer juiste — verge-gelijking gekomen, die hij ontleende aan de jongste revolutie in Frankrijk.

De „ Vereeniging tot levorderivg,quot; enz. ■—- die als zedelijk lichaam is erkend — kan men vergelijken met \'t Gouvernement te Versailles, en de „ Vereenigivg van Surinamersquot; met de insurgenten te Parijs.

Maar waarom vergelijk je de laatste Vereeniging met de insurgenten, vroeg ik; ze heeft toch niets in brand gestoken of verwoest?

„Neen,quot; was \'t antwoord, „dat niet; maar ze heelt de immigratie-mannen heftig aangevallen, en verlangt, om Suriname te redden, Europeesche kolonisten, die toch niet op de plantages zullen willen werken; ze bestrijdt iets, wat door al de planters gewensclit wordt; ze is dus revolutionair.quot;

Maar moeten er dan — vroeg ik — a tout prix in Suriname plantages bestaan?

W-a-t?......geen plantages?.....ben je zot, kerel?.... nu, ik groet je.....bonjour!

En hij ging heen.

-ocr page 32-

IV.

Een niet te verantwoorden „omissiequot; zou \'t wezen, zoo ik niet gewaagde van den tijd, die met een goed georganiseerde kolonisatie gemoeid is. Al denkt men alle mogelijke bezwaren weg, dan nog zal, met \'t geschikt maken van \'t terrein als anderzins tot ontvangst van een 500 kolonisten, zeker een jaar ver-loopen. Is \'t een aantal van eenige beteekenis — b.v. 10,000 — dan kan men veilig rekenen dat voor hunne vestiging 2 a 3 jaren zullen noodig zijn. Waagt men nu de ongerijmde veronderstelling dat reeds in dit jaar eene kolonisatie tot stand komt, dan nog zou eerst zou over 5 a 6 jaar de produktie voor den uitvoer een bevredigende hoeveelheid beloopen.

Na dien tijd zou voor Suriname de dageraad van nooit gekende bloei en ontwikkeling aanbreken; maar wat moet er gedurende die 3 a 6 jaren van de kolonie worden? Moet \'t paard sterven, terwijl \'t gras

-ocr page 33-

ADELAARS EN SÏRUIZEN.

groeit? Zonder produkten voor de Europeesche markt kan Suriname niet bestaan. Handel en scheepvaart jnaken de bazis uit van zijn welvaart. Nu deze kwijnen gaat de kolonie achteruit.

Reeds zijn de Snrinamers door zulk een verlammende apathie aangegrepen, dat ze tot elke flinke sociale handeling ongeschikt zijn. Hunne kinderlijke vreugde, wanneer den minister een schijnbaar gunstig woord ontvalt, herinnert aan den teringlijder, op wiens gelaat een straal van blijdschap blinkt, wanneer de geneesheer verklaart, van \'t warme weêr veel goeds voor zijn „patiëntquot; te verwachten. Hun beuzelachtig vertrouwen op kleinigheden doet denken aan drenkeling die zich vasthoudt aan een stroohalm.

In dit alles moet spoedig verandering komen, zal Suriname niet geheel te gronde gaan, en ten eenen-male verdwijnen uit de rij der koloniën.

En zoo ben ik genaderd tot het tweede argument der „immigratie-mannenquot;, dat ik me heb voorgenomen na te gaan.......\'t „tijds-argumentquot;.

„Kolonisatie is zeer goedquot;, zeggen deze heeren, „maar zij werkt op tijd; daarom moeten we eerst immigratie hebben.quot;

35

-ocr page 34-

ADELAARS EX STEUIZEN.

Noemen de heeren „groote landbouwersquot; dit in ernst een argument^

Zijn de heeren zoo „naïfquot;, of moet men deuken dat ze de menigte zand in de oogen willen strooien?

Het is zoo....... indien de vraag gesteld werd:

„waardoor kan Suriname \'t spoedigste opgebeurd worden ?quot;....... dan zou ik antwoorden.......„ door

immigratiequot;; maar om dit antwoord te motiveeren, zou ik er gaarne eenige „commentarenquot; willen bijvoegen. De meeste Surinamers zijn zóó gewoon door de oogen der planters te zien, dat ze \'t volstrekt niet vreemd vinden, des planters belang met dat der kolonie te „ identifiëerenquot;. Dat ze hierin dwalen is reeds elders onwederlegbaar aangetoond, maar wat helpt dit? Waar de gewoonte zoo vast ingeworteld blijkt, helpt redeneeren niets. Wanneer een koppig kind om een appel dwingt en schreit, dan zal men het nog niet geheel tevreden stellen door het een peer te geven; neen, \'t moet juist een appel zijn. Zoo is \'t ook met de Surinamers, en men zal aan dat traditioneele gejammer en geklaag alleen door den aanvoer van immigranten een einde kunnen maken. Kolonisatie zou hun slechts ten halve voldoen, evenals straks de peer aan den kleinen dwingeland. Nu heeft immigratie dan ook dit voor — en ziedaar \'t eenige — dat men

26

-ocr page 35-

ADELAARS EN SïllUIZEN.

geen tijd behoeft te verliezen met \'t in orde brengen van \'t terrein, \'t bouwen van huizen, enz. zooals dit noodig is tot ontvangst van kolonisten. De plantages liggen immers te wachten op immigranten, die bij hunne aankomst dadelijk aan \'t werk kunnen gaan ....... en op iedere plantage zijn er huizen (?!) genoeg

waarin deze menschen kunnen wonen. Of die woningen strijden tegen de eerste eischen der gezondheidsleer, is iets dat bij de planters geen punt van overweging uitmaakt. „Voor die negers of voor die Chinezen is alles goedquot;, denken de plantage-mannen.

Goede woningen kosten geld.....en geld, veel geld

verdienen, in den kortst mogelijken tijd, is de leus der planters. Hierbij zien zij over \'t hoofd dat de gezondheid der arbeiders in hun eigen belang is, en ditzelfde deden ze in den slaventijd, toen \'t verlies van een neger gelijkstond met een direkt kapitaals-verlies.... Vreemde kontrasten, voorwaar!

Dit is echter niet uitsluitend aan de planters eigen; in de fabrieken en andere werkplaatsen hier te lande bestaat een dergelijk misbruik, namelijk, het werken met jongens. Werther zegt daarover in zijne brochure „de Sociale Kwestie-quot; ■\'

„Een groot gedeelte der moderne fabrieksnijverheid is op dit onzuivere beginsel ingericht......

27

-ocr page 36-

ADELAARS EN STRUIZEN.

„Mij dunkt, het moest het ijverig streven van de industrieelen zijn de vorming van goede werklieden

te bevorderen........

■„Doch er -vvordt nog veel te weinig gedaan in dezen zin om van merkbaren invloed op \'t lot der arbeiders te kunnen zijn. Er wordt bijna niets gedaan, noch door de arbeiders zeiven, noch door de industrieelen. Men volgt den stroom van de oude sleur; \'men profiteert zooveel mogelijk van elkander en men raakt van lieverliede in verstandelijke ontwikkeling, in waarachtig arbeidstalent, dat is dus ook in maatschappelijk kapitaal, achteruit, en de arbeid wordt slecht betaald, omdat in den grond de waarde van den arbeid verminderd is door ontaarding en stelselmatig misbruik van het arbeidsvermogen.quot;

Ik heb de fout nog niet aangewezen, die in \'t tijds-argumentquot; verscholen is. Welnu ze is zeer eenvoudig. „Kolonisatie werkt op tijd;\' dat is waar,.... „daarom moeten we eer at immigratie hebben.quot;

Maar eilieve! mijne heeren planters, zijt ge zoo zeker daf er geen — of weinig — tijd gemoeid is met \'t verkrijgen van immigranten? Moest \'t feit, dat uwe ijvere pogingen — sedert tal van jaren in \'t werk

28

-ocr page 37-

ADELAARS EN STRXJIZEN.

gesteld — steeds vruchteloos zijn geweest, u niet tot nadenken brengen? Is „immigratiequot; wel mogelijk? En in korten tijd?.... Hierover aanstonds.

Niemand zal zoo onbillijk — of laat ik liever zeggen: zoo onnoozel — wezen te durven beweren, dat alle planters van \'tzelide alooi zijn Er bestaat geen

regel zonder uitzondering...... en zoo ook hier.

Goede, beste, brave menschen voor wie iedereen eerbied moet hebben, vindt men ook onder de plantageeigenaren. Het zou toch ongelukkig wezen, indien er onder al die heeren geen enkele was, die afwijkt van de gewone „typequot; dezer eigenzuchtige, intrigeerende autokraten.

Voor die gunstige uitzonderingen nu, zou \'t mij spijten, indien ze moesten boeten voor \'t geen hunne onwaardige collega\'s hebben bedreven.

Gaarne zou ik zien dat \'t deze braven goed ging.

Moe hoe dit gedaan te krijgen?

Het geringe aantal aanwezige plantage-arbeiders, maakt \'t onmogelijk dat elk planter zich van genoegzame werkkrachten kan voorzien.

Deze omstandigheid heeft een gewoonte in \'t leven geroepen die tegenwoordig onder de plantage-mannen

29

-ocr page 38-

ADELAARS EN STRUIZEN.

vrij algemeen is, en die wèl aantoont hoever, in \'t stelsel van plantages de corruptie reeds is. doorgedrongen ........ ik bedoel \'t zoogenaamde „onderhuren.quot;

Meneer A heeft b. v. voor één jaar „gekontrakteerdquot; met \'30 Chinezen; hij is van plan zijn kontrakt \'t volgend jaar te hernieuwen; maar nu komt meneer B, die te weinig arbeiders heeft, en presenteert de Chinezen van zijn konkurrent eenig geld, ten einde ze over te halen met hein te kontrakteeren.

Nu...... voor een Chinees — en voor menigen

niet-Chinees — zijn klinkende geldstukken „des arguments irrésistibles.quot; Hij laat zich dus „vinden,quot; en bij \'t einde van \'t jaar krijgt meneer B de Chinezen die meneer A, zonder dat hij daarop voorbereid was, onverwachts verliest.

Had A \'t voorbeeld van B toegepast op C, dan was hij waarschijnlijk weer van werklieden voorzien; zoo niet dan „zat hij aan den grond.quot;

Het spreekt van zelf dat van dit „onderhurenquot; de eerlijke planter de „dupequot; wordt.

Ik wil nu wel gelooven dat er staathuishoudkundigen zijn, die dit alles zuiver in den haak zullen vinden, en zelfs nog doen opmerken dat de arbeiders daar zeer goed bij varen......mij staat zoo n staathuishoudkunde, die alle moraal negeert, volstrekt niet

30

-ocr page 39-

ADELAARS EN STHUIZEN.

aan. „L\'économie politique, bien concue, sera toujours 1\'auxiliaire de la moralequot; 1).

En, de planter die „onderhuurtquot; èn de arbeider die zich op deze wijze laat aanwerven beide zijn Verachtelijk.

Iets geheel anders is \'t natuurlijk wanneer de plan-tage-ai\'beider, de wet van vraag en aanbod in praktijk brengende, zijn arbeidskracht aan den meestbiedende verkoopt, en daarbij open en rond te werk gaat, zonder zwendelarij.

Dan is de zaak gezond.

In zijn apologie van \'t eigenbelang — zie bl. 00 van „de Arbeidquot; — zegt Mr. Boer:

„Het eigenbelang is het, dat den mensch gedurende zijn geheele leven drijft, om vooruit te komen, het steeds verder te brengen, en dat hem eerst bij den dood begeeft.quot;

31

Maar de mensch is geen volkomen egoïstisch wezen; hij bezit, behalve eigenbelang, nog andere eigenschappen en neigingen, die hem aangeboren zijn en

\') Joseph Droz „Économie politique ou \'principes de la science des richesses,quot; derde druk. bl. 320.

-ocr page 40-

ADELAARS EN STEUIZEN.

door opvoeding en onderwijs ontwikkeld en veredeld worden. Die neigingen — liefde, medelijden, enz. — betengelen voor een gedeelte \'t eigenbelang.

Egoïsme is de grootste, niet de eenige „force mo-tricequot; in den mensch.

En men moest wat meer in \'t oog honden dat geld \'t middel om te leven, maar niet \'t doel van \'t leven is.

„Ne prenons point les richesses pour un but, elles sont un moyen: leur importance résulte du pouvoir qu\'elles ont d\'apaiser des souffrances; et les plus pré-cieuses sont celles qui servent au bien-être du plus grand nombre d\'homines.quot; (Joseph Droz.)

33

-ocr page 41-

Oogenschijnlijk is \'t zeer moeilijk den toestand van Suriname eene degelijke verbetering te doen ondergaan.

Het ontstaan der kwaal, waaraan de kolonie lijdt, dateert reeds van den dag waarop de eerste Afrikanen voor plantage-arbeid werden aangekocht; de Indianen waren hiervoor ongeschikt bevonden; andere arbeiders waren noodig.

Het denkbeeld van las Casas — de edele voorvechter der Indianen — om, voor den zwaren handenarbeid, de zwakke inboorlingen te doen vervangen door de sterke Afrikaansche negers, gaf aanleiding tot den afschuwelijken slavenhandel, die — mirabile dictu — hoofdzakelijk gedreven werd door Europee-sche zeelieden, opgevoed „in de vreeze des Heerenquot;.

De inboorlingen van Amerika, noch de negers, heb-

-ocr page 42-

ADELAARS EN STRUIZEN.

ben reden zich te verblijden over de „zegeningenquot; die de zoo hooggeroemde „Christelijke (!) beschavingquot; hun heeft opgeleverd \')......maar „ad rem.quot;

De slavenhandel bracht de kolonie — of juister: de planters — tot groote materiëele welvaart, doch voerde tevens de onzedelijkheid ten top. Beschaving en mo-reele vooruitgang werden door de slavernij gestremd. De vrijmaking der slaven moest dezen hinderpaal uit den weg ruimen. Reeds sedert negen jaren is de emancipatie een „fait accompli,quot; en derhalve verkeert Su-

\') „Einen wesentlich verscliioilciicii Character trug das Colornal-system, das nadi Kiitdeckmig der Neuen Welt zuvörderst durch die Spanier inauguriert ward und die Grundlage zu den noch heute be-stehenden Colonien Inldet. Ba gab es keine Militar-Colonian melir, wie die römischen os gewesen, wenn auch ver allem die Wallen die Unterjochimg, das Verdrïmgen fiomder, uncivilisierter Volksstamme von ihren ureigentünilichen ïerritorien hcrbeiführen rauszten. Es wies aber gleichzeitig, dass die cultuitiagenden Enropacr des sechzehnten nnd siebzehnten Jahrhunderts in ihrcr Behandlung der Eingebornen von den Vólkern des Altertunis weitaus übei\'trolïen wurden, denn das neue Colonialsystem zielte auf nichts anderes, als auf gröszt-mögliche Ausbeutung der neu eisclilossonon Landschaften nnd ilirer l\'ewohner ab. Dei1 so oft angeprieseno Genius des Christenthums zeigte sich in seiner völligen Ohninacht gegen über den vermeintlichen Geboten der materiellen Interessen, lm groszen Ganzen ist dieser

Grundzug bis auf den heutigen Tag derselbe geblieben........

(rriedrich von Hellwald, üher Cnlonien,quot; enz. bl. 5.)

34

-ocr page 43-

A DEL A AKS EN STllUIZEX.

rinanie tlians in betere „conditiën,quot; wat betreft zijne vatbaarheid voor sociale ontwikking, dan vóór 1863.

Maar van den anderen kant ziet men, hoe, ten gevolge van \'t chronisch gebrek aan arbeiders, de verrotting in \'t stelsel van plantages toeneemt, en zich nu reeds openbaart in „symptumenquot; ais „onderhurenquot; ......om, wie weet welke walging-wekkende

hoogte te bereiken.

Dit gebrek aan arbeiders is de slepende ziekte, de tering waaraan \'t plantage-stelsel lijdt; in haar verloop zijn drie hoofdmomenten op te merken;

1°. de afschaffing van den slavenhandel, in \'t jaar ISOS.

2°. de emancipatie der slaven in 18G3.

3°. de opheffing van \'t „staatstoezichtquot; in 1873.

In \'t eerste „stadium,quot; 1808—1863, bleef deze ziekte tennaastenbij „stationairquot; en was daarom voor de plantages minder verderflijk dan gedurende \'t tweede, aan welks einde de „crisisquot; moet plaats hebben, die waarschijnlijk eindigen zal met den ondergang van een groot aantal plantages.....tenzij er „ plantagearbeidersquot; aangevoerd worden.

Maar immigratie van Elminezen, enz. staat den zedelijken en maatschappelijken vooruitgang van Suriname in den weg, zooals elders herhaaldelijk is aangetoond.

35

-ocr page 44-

ADELAARS EN STRUIZEN.

Ik resumeer:

1°. Het stelsel van plantages had ten gevolge: aanvoer van Afrikaansche slaven.

2°. üe slavenhandel verrijkte de planters, maar stond de beschaving der kolonie in den weg 1).

3°. Na de afschaffing van den slavenhandel, had de voortbestaande slavernij dezelfde gevolgen, doch in mindere mate.

4°. De emancipatie deed de hinderpalen tegen de beschaving wegvallen, en bracht Suriname in een normalen toestand -), maar had tevens tengevolge een vermindering van \'t aantal „plantage-arbeiders,quot; waardoor de planters, zoowel „materiëelquot; als „moreelquot; sterk ac h ter ui tgi n gen.

5°. Immigratie van Elminezen, enz. zal aan dezen dubbelen achteruitgang der „plantage-mannenquot; wel is waar een einde maken, maar een nieuwe rem-

\') Zie o. a. \'t beroemde werk; „Slaven en Vrijen onder de Ne-derlandsche u-et;quot; uitgegeven door Dr. W. R. van Hoêvell, de derde druk, deel I. hl 128.

\':) „Zoolang in Suriname i!o slavenarbeid bestond, hoe konden daar de gewone regelen van arbeid, ruiling, loon, eigendom, enz. gelden? Ook uit dit oogpnnt zal de afsdiatfing van dien gruwel een zegen blijken.quot; (Vissering, „Handhoek ran Praktische slaathuishondkundequot; doel I bl. 129).

30

-ocr page 45-

ADELAARS EX STBUIZEN.

schoen worden voor de sociale ontwikkeling van Suriname.

Elke schrede die de kolonie deed op den weg van zedelijken vooruitgang, was een schrede van achteruitgang der planters; dus......

Hoe men de zaak ook wendt of keert, altijd stuit inen op talrijke en gewichtige bezwaren. Denk de plantages weg en onmiddelijk, nis door een toover-macht, vallen al die bezwaren weg.

Inderdaad........ de logika der feiten spreekt \'t

doodvonnis uit over \'t stelsel van plantages.

En de „executiequot; han niet uitblijven; eenmaal moet ze plaats hebben.

Maar wat zal men dan zien gebeuren?

Dit: een heerleger van ,,planters,quot; „administrateurs,quot; „direkteurs,quot; „blank-officiers,quot; etc. zal tot armoede gebracht worden......ten minste, indien de

plantages eensklaps overlijden. Dit onverwacht stijven nu, moeten de planters — in hun eigen belang — trachten te voorkomen, door op een gegeven tijdstip \'t voorbeeld te volgen van den scheepskok, die een zieke kip slachtte, omdat ze anders sterven zou.

Hoe ik dat bedoel? Dit zal aanstonds duidelijker worden.

-ocr page 46-

ADELAARS EN STKUIZEN.

Zooals bewezen is, zijn de plantages voor Suriname een nadeelig element; zij moeten dus ophouden te

bestaan....... Aux grands maux il faut de grands

remèdes.

Van den anderen kant zal niemand goedvinden, dat een geheele klasse van menschen — waaronder zeer achtingswaardige personen -— „zoo maarquot; te gronde gaat.

Men moet hier dus een middenweg volgen, en deze wijst zich van zelf aan, wanneer men dit dilemma stelt:

1°. Gebrek aan arbeiders bewerkt, tusschen de planters onderling, allerhande „intrigues,quot; die — wegens den invloed dezer heeren — op de geheele kolonie een verpestenden invloed uitoefenen.

2°. lm migratie zal hieraan een einde maken, maar — zooals gezegd is — den vooruitgang der beschaving verhinderen.

Veel scherpzinnigheid wordt er nu niet toe vereischt om in te zien, dat gebrek aan arbeiders een meer „actievenquot; invloed heeft dan mmigratie. \'t Eerste brengt direkt Inca ad voort, terwijl de tweede meer indirekt werkt en slechts \'t goede — de sociale verbetering — tegenhoudt.

Men kieze derhalve van twee kwaden \'t minst kwade....... en vocre — bij wijze van concessie

;5S

-ocr page 47-

ADELAARS EK STIIÜIZEN.

aan de planters — immigranten aan, maar slechts zooveel als noodig zijn om de in werking zijnde plantages aan den gang te houden, tot t tijdstip dat de kolonisten produkten voor den uitvoer kunnen leveren.

Zoodra dit \'t geval is, moet er een begin mede gemaakt worden, om langzamerhand l) té breken met \'t verouderde en zoozeer gelaakte stelsel van plantages, dat meer en meer blijkt vermolmd te wezen.

Wat moeten de „ex-plantersquot; dan aanvangen, vraagt men wellicht. Mijn antwoord luidt: tegen t bedoelde tijdstip zullen zij wel zooveel verdiend hebben, dat zij kunnen optreden als „afnemersquot; van de produkten der kolonisten, zooals op bl. 13 reeds gezegd is.

Natuurlijk moeten ze dan — meegaande met den tijd _ geene moeite en kosten ontzien, om de nieuwste

gt;) Langzamerhand zeg ik, gedachtig aan Yissering\'s woorden o,. bl. 53 doel I van zijn ,, Handhoek van Praktische Staathiiishoud-kunde

,.De maatschappelijke betrekkingen, zooals zij bestaan, zijn opge-gl.oeid _ dikwijls ontstaan — onder den invloed van verkeerde staathuishoudkundige stelsels. Zij zijn veelzins in eenen onnatuurlijken toestand gewrongen. Nu is het noodig, zo tot eenen natuurlijken terug te brengen. Maar dit moet men met beleid en geleidelijk doen. Is de overgang al te snel, men loopt gevaar op onbillijke wijze groote belangen te kwetsen, die met dien onnatuurlijken toestand zijn za-mongogroeid.quot;

-ocr page 48-

ADELAARS EN STRL\'IZEN.

uitvindingen op technisch en ander gebied in hunne fabrieken toe te passen.

Zonder vrees, dat de uitkomst mij zal logenstraffen, durf ik voorspellen dat eenmaal \'t genoemde stelsel — wegens absentie van een voldoend aantal immigranten — algemeen zal worden.

Keert men deze profetie om, dan kan men veilig aannemen dat, indien door eenige oorzaak, dit stelsel heerschende werd, de immigratie van niet-Europeesclie arbeiders spoedig zon blijken onnoodig te wezen.

40

Het opkomende geslacht der geëmancipeerden zal dan, desverkiezende — ik bega de veronderstelling dat ^t koloniaal bestuur in zake onderwijs zijn. plicht heeft gedaan — in de fabrieken kunnen werken, en daar \'t getal arbeiders zoodoende niet zeer gi-oot kan zijn, behoeft men niet te vreezen, in Suriname de ramp te zullen zien ontstaan, die hier te lande de werklieden zoozeer kwelt......de ramp dat \'r, aanbod van de vraag naar „handenquot; verreweg overtreft.

Maar wie zal die voorloopige immigratie tot stand moeten brengen ? Kan men van een liberaal minister als de lieer van Bosse verwachten dat hij Jt „protectie-

-ocr page 49-

ADELAABS EN STRUIZEN.

41

systeemquot; in praktijk zal brengen 1) en aan de planters werkkrachten bezorgen? Mij dunkt, neen.

De planters zelve moeten \'t „initiatief nemen en van Nederland niets meer eischen dan zijn zedeljken steun en desnoods zijne garantie voor eene door de kolonie te sluiten geldleening. De Nederlandsche regeering kan geen reden hebben deze geringe hulp te weigeren. En zij moet — wil zij \'t goede werk voltooien dat in 1863 is aangevangen — een waakzaam oog houden op den aanvoer van „plantage-arbeiders.quot; De immigratie-zaak is van te teederen aard dan dat zij alleen aan \'t partikulier initiatief zou kunnen toevertrouwd worden. Partikulieren zouden te veel rekening houden van winst en verlies en zou spoedig de vraag worden, op welke wijze men \'t goedkoopst en voordeeligst de arbeiders zou kunnen overvoeren, vooral wanneer men slechts eene voor-loopige immigratie op \'t oog had, en de slechte behandeling der arbeiders niet spoedig genoeg zou bekend worden, om te kunnen influenceeren op de werving van meerdere immigranten.

1

Hoe dc ministerieolc crisis zal eindigen is onzeker; voor Suriname zou \'t zeer ongelukkig wezen, wanneer er een minister van koloniën optrad, die de kolonisatie niet voorstaat.

-ocr page 50-

ADELAARS EN STllUIZEN.

Onwillekeurig schiet mij hier een gedicht van Heine „ das Sklavenschiffquot; te binnen:

Der Snperkargo Mijnheer van Koek Sitzt rechnend in seiner Kajüte;

Er kalkulirt der Ladung Betrag Und die probabeln Profite.

(Volgen nog 35 coupletten, zie Heine\'s „Lelzte Ga-dicltequot;)

Zonder toezicht van de Nederlandsche regeering zal de immigratie spoedig ontaarden in vermomde slavernij; ik zeg dit trots alle mogelijke „dementi\'squot; van den gouverneur en van de koloniale staten van Suriname.

Tusschen twee haakjes deze vraag: (Hoe komt \'t dat in Suriname de negers en hnmigrunten gestraft worden met \'t zoogenaamde „straatwerken,quot; maar de blanken nooit?)

43

-ocr page 51-

VI.

Wil men door een voorloopige immigratie den dood der plantages verschuiven totdat de omstandigheden toelaten, \'t door mij besproken „stelselquot; toe te passen, dan heeft men geen tijd tot talmen, want zoo \'t verlies aan werkkrachten, dat de plantages in 1873 zullen lijden niet bij tijds wordt gecompenseerd, zal een gewisse ondergang \'t lot der planters wezen.

Mocht \'t blijken dat \'t onmogelijk is, binnen 5 a 6 jaar Suriname te voorzien van een voldoend aantal Elminezen, enz. dan geloot ik dat mijn conciliant voorstel zijn motief grootendeels verliest en de immigratie geen „raison d\'êtrcquot; meer heeft; want in die zes jaren zullen de plantages — bij gebrek aan arbeiders — zijn ter ruste gegaan, en ik zou \'t niet raadzaam achten ze dan weer in t leven te roepen, te meer omdat in die zes jaren een degelijke, goed-

-ocr page 52-

\'1 i ADELAARS EN STRUIZEN.

georganiseerde kolonisatie reeds produkten voor den uitvoer zou kunnen opleveren.

Het geldt hier dus de vraag: zal men in korten tijd — b. v. vóór \'t einde van 1874 — \'t benoodigde getal immigranten kunnen bekomen? ^

De meeningen die de Koloniale Staten — zie hun bekend adres aan de Tweede Kamer — zijn toegedaan, en de taal die de koloniale bladen sints eenigen tijd laten hooren — zie vooral; „de Suriname, koloniaal Nieuws en advertentie-bladquot; 1 Nov. 1871 — doen mij dit sterk betwijfelen.

„De Koelie-immigratie naar niet-Engelsche koloniën is eene illusie.quot; De Franschen hebben dit ter dege ondervonden, nadat zij afstand hadden gedaan van de Afrikaansche immigratie; want zij hebben geen koelies

kunnen krijgen zoolang \'t kontrakt bestaat.....een

kontrakt als altijd „gesloten in naam der mensche-

\') „Of er cenige soort van immigratie met voordeel zal kunneu

bestaan, is naar onze meening zeer twijfelachtigquot;........ zegt de

schrijver van Emancipatie door Centralisatie; S hets van een ontwerp tot hehovd van Suriname,quot; bl. 83. Dit werk verscheen in 1847; men ziet dus dat \'t besef van do moeilijkheid der immigratie niet jong is.

-ocr page 53-

ADELAARS EIS SÏIOJIZEN.

lijkheid, maar geteekend door nationale sluwheid en eigenbelang.quot;

Het blad, waaruit „de Surinamequot; deze bizonderheden overneemt — de „Antillesquot; verschijnende te Saint Pierre op Martinique — noemt Frankrijks afstand van de Afrikaansche immigratie, tegen toezegging van Koelie-immigratie uit Britsch-Indie, „\'t loslaten van den buit voor de schaduw.quot; \')

„VAngleterre na rien donné et tout rem.quot;

Volgens \'t jaarsverslag der Engelsche kommissaris-sen van immigratie — Mei 1871 — heeit geen der Engelsche koloniën \'t door haar aangevraagde getal immigranten bekomen. Britsch Guyana had aangevraagd 5000 en bekwam nauwlijks 3200.

45

En denkt men nu dat Engeland — Engeland! geven zal, waaraan \'t zelf gebrek heelt? Nog altijd is Albions leus: „Charity begins at home.quot;

Ii/i niMjratle van Chinezen gaat — de ondervinding heeft \'t geleerd — met groote moeilijkheden gepaard, en dat beschouw ik juist als een groot geluk voor

\') Zie ook \'t ferm geschreven artikel: Suriname—Nederland in „ Het Vaderlandquot; van Donderdag 22 Juni -1871.

-ocr page 54-

ADELAAKS EN STEUIZEN.

koelie-traktaat en de weigering van den afstand der Kust.quot;

In dier voege spreken ook de overige Simnaamsehe bladen, alsmede de Koloniale Staten.

Nu de Kust toch afgestaan is moeten zij, om kon-sekwent te wezen, ook de Afrikaansche immigratie een „chimèrequot; vinden 1).

En ik zou \'t hierin met hen eens zijn, hoezeer ik overigens ook ingenomen ben met den afstand der Kust van Guinea 2).

In \'t protokol van 2 Nov. 1871 wordt gezegd:

„Indien Engeland arbeiders werft op de kust, is dit recht ook aan Nederland verzekerd.quot;

Maar wat dan, indien Engeland geen arbeiders werft?

\') Zie \'t boven genoemde artikel in „ Het Vaderland\'\' van 22 Juni 1871.

s) Het is immers beter machteloosheid te bekennen, dan uit verkeerd geplaatst eergevoel koloniën of bezittingen aan te houden en ze tot slachtoffers te maken van die machteloosheid. Men houde echter wel in \'t oog dat men koloniën mag loslaten, maar niet afstaan aan eene andere mogendheid.

Zie over „settlementsquot;, „volkplantingenquot;, enz. op hl. 14 en volgende van Multatuli\'s „Nog eens: Vrije arbeid in Nederlandsch-Indie.quot;

48

-ocr page 55-

ADELAAES EN STEUIZEN.

Moet in dat geval Suriname er ook van verstoken blijven ?

Men houde toch in \'t oog dat de Engelsche koloniën, in zake „immigratiequot; onze konkurrenten zijn, eene omstandigheid, die de kwestie voor Suriname waarlijk niet gemakkelijker maakt.

Wie weet van welke voorwendsels de Engelschen zich nog zullen bedienen om de AMkaansche immigratie voor hunne koloniën open te stellen, maar voor Suriname gesloten te houden.

Misschien zien zij ook geheel at van den uitvoer der Afrikanen, voorgevende de Kust te willen „ex-ploiteerenquot; en daarvoor de Elminezen „in locoquot; hoog noodig te hebben.

Men behoeft nog geen pessimist te wezen om iets dergelijks mogelijk te achten; wanneer zijn belang in \'t spel is, deinst John Buil — de geschiedenis heeft \'t bewezen — niet terug voor wederrechtelijke handelingen. Traktaten geven, wanneer de partijen niet tegen elkander opgewassen zijn, geen voldoenden waarborg.

Wat mij betreft, ik houd immigratie én van Chinezen, én van Koelies, én van Elminezen voor een

49

-ocr page 56-

ADELAARS EN STRUIZEN.

onbereikbaar iets, al den tijd aan \'t bespreken daarvan besteed voor verknoeid en al de goede verwachtingen daaromtrent voor droombeelden en ijdele lucbt-kasteelen.

Arme planters! Gij wordt gesti-af\'t als wijlen Tantalus .......

50

-ocr page 57-

VIL

Indien ik, na al \'t geen ik reeds gezegd heb, in eens met de bewering voor den dag kwam, dat ik „au fondquot; geen vijand ben van de planters, maar slechts van \'t plantage-stelsel, dan zouden deze heeren niet aarzelen mij te beschuldigen van „persifflage.\'

En ze zouden gelijk hebben.

Ik wil \'t dan ook wel bekennen: ik ben een vijand van alle planters, uitgenomen eenige gunstige uitzonderingen, die door hun edel en ferm karakter op ieders liefde en hoogachting aanspraak mogen maken.

Deze laatste verzachting moet niet dienen om mij met de planters te verzoenen; ware dat mijn doel, ik zou een, bij zulke gelegenheden gebruikelijke, lafheid kunnen te baat nemen, en „auf Ehrenwortquot; verzekeren, slechts in zooverre een tegenstander der planters te wezen, als betreft hunne kwaliteit van plantage-

-ocr page 58-

ADELAARS EN STRCTZEN.

eigenaars, maar hun overigens „bizoudere hoogachtingquot; toe te dragen.

Ik voor mij verklaar, niet te begrijpen hoe iemand die in zijn werkkring geen „gentlemanquot; is, dit in zijn overig leven wèl kan wezen.

53

Men kan zeer goed benl en tevens een zachtzinnig echtgenoot en liefderijk vader wezen, heb ik wel eens hooren zeggen;. ... nu, \'t kan waar zijn; men ziet vaak zeer wonderlijke combinatiën.

Voor zoover ik weet hebben de immigratie-mannen hunne „hesprekinyenquot; altijd bepaald bij Chinezen, Koelies en Ehninezen. Nu de aanvoer van deze met bijna onoverkomelijke bezwaren blijkt gepaard te gaan, zou ik \'t zeer verstandig vinden, indien de heeren „groote landbouwersquot; eens tot inkeer kwamen en hunne aandacht schonken aan andere volken.

Van den Bosch, de man van \'t „kultuurstelsel,quot; stelde reeds in \'t jaar 1818 voor, \') Suriname van werkkrachten te voorzien, door de misdadigers — mits geen oude en verstokte — uit de Oost-Indische bezittingen naar Suriname te deporteeren, „waar deze

\') Zie zijn werk: „Nederlnndsche hezittingm in Azio, Amerikn en Afrikaquot; enz. dool 11, bl. 243—250.

-ocr page 59-

ADELAA1ÏS EN STllUIZEN. •JO

bannelingen verpligt zouden zijn bij de planters, voor een\' door de wet bepaalden tijd te arbeiden, onder zoodanige verordeningen, die hen van eene billijke behandeling verzekerden; zullende zij na verloop van den tijd, bij hun vonnis bepaald, als vrije lieden beschouwd worden, en over zich zeiven weder kunnen

beschikkenquot;.......

Ook van den Boscli wist dat niet de deugd, maaide handen suikerriet, kofüe, enz. planten.

Suriname een verbanningsoord en de heeren planters gevangenbewaarders!.....ha, ba, ha!!

Het aantal plantage-arbeiders dat op deze wijze jaarlijks kon aangevoerd worden, meende van den Bosch, zeer laag gerekend, op 1000 te mogen stellen.

Ik ben niet genoeg op de hoogte van de Oost-Indische toestanden om te kunnen beoordeelen in hoeverre dit plan thans nog voor uitvoering vatbaar is. Maar al kon op de voorgestelde wijze Suriname jaarlijks honderd duizend immigranten verkrijgen, ik zou \'t stelsel sterk afkeuren, omdat \'t hoogst onbillijk is, de misdadigers van \'t eene land in andere hewoonde streken te loozen. Suriname heeft zon\'n element van boosdoeners volstrekt niet noodig. Laat ieder land zijn eigen veroordeelden houden, of bij deportatie ten minste geen vreedzame oorden onveilig maken.

-ocr page 60-

ADKLAABS EN STRUIZEN.

Maar waarom wilde van den Bosch juist misdadigers naar Suriname voeren? Zou \'t niet mogelijk wezen eenige duizende immigranten — natuurlijk zonder dwang — uit de Oost-Indische bezittingen te verkrijgen? Of zijn al de inwoners noodig om \'t „batig slotquot; te leveren?

Ik geloof dat \'t voor de Javanen — vooral met \'t oog op \'t zoogenaamde „stelsel van vrije arbeidquot; — nuttig zou wezen, aan dat „troetelkindquot; Java ietwat bevolking te ontnemen.

Eu mij dunkt dat\'t gemakkelijker zal gaan Javanen te verkrijgen dan Koelies, Chinezen of Elminezen.

In \'t Algem. Handelsblad van li Maart j.1. maakt de „ Vereeniging van Snrinawersquot; ter loops melding van eene mogelijke immigratie van Perzen, \'t Is in Perzie waarlijk geen „couleur de rosequot;, en men mag wel aannemen dat de Perzen liever in Suriname plantage-arbeid zullen willen verrichten, dan in hun vaderland van honger omkomen. Of ze geschikt zijn voor plantage-werk is mij onbekend, en de tijd ontbreekt mij, dit te gaan navorschen.

54

-ocr page 61-

ADELAARS EN STRUIZEN. •),)

Mijne heeren groote landbouwers en immigratie-mannen, onderzoekt alle meeningen, onderzoekt ijverig en met beleid, en vooral......kwalificeert geen

meening als „dwaas,quot; wanneer gij die niet begrijpt; er is nog zooveel dat ge niet begrijpt, of niet begi ij-pen wilt.

Maar laat \'t niet bij onderzoeken-, daardoor wordt Suriname niet gebaat; toont dat \'t de kolonie niet geheel ontbreekt aan mannen, die, wanneer \'t noodig is, ook handelend weten op te treden.

-ocr page 62-

VIII.

Ik heb reeds gezegd, dat de ziekte waaraan Suriname lijdt, een verouderde kwaal is. Zooals nu met dergelijke kwalen altijd \'t geval is, zijn allerlei middelen aangeraden — in de dagbladen geannonceerd, mocht ik wel zeggen.

Natuurlijk waren \'t allen radikale middelen, pana-ceën.......tegen „zooveelquot; de flesch met gebruiksaanwijzing, aanbevolen door homoeopatlien, kwakzalvers, somnambulen, etc.

Eene geregelde, op wetenschappelijke gronden steunende „diagnosequot; is eerst in de laatste jaren beproefd. Nu men de ziekte kent is \'t genezen veel gemakkelijker geworden.

De planters beschouwen immigratie van Chinezen, Koelies of Elminezen als een onfeilbaar middel; wat

-ocr page 63-

A DEL A.ARS EX STEUIZEN.

daarvan is, heb ik in de voorgaande bladzijden trachten aan te toonen.

De Heer M. Juda meent Suriname te kunnen redden door \'t oprichten van h/potleek-hanken. Hoewel ik de laatste zal zijn, om \'t nut van dergelijke inrichtingen in twijfel te trekken, moet ik er toch op wijzen, dat zij in dit bizondere geval hoofdzakelijk den planter zullen helpen, en alzoo de heillooze strekking hebben \'t stelsel van plantages te doen voortduren, ten koste van beschaving en sociale vooruitgang. Wil men Su-riname niet alleen materieel maar ook moreel redden, men haaste zich \'t stelsel van plantages te doen plaats maken voor \'tgeen ik een paar bladzijden geleden heb voorgesteld.

„Uit de tegenwoordige maatschappij zal — tenzij zulk eene revolutie plaats vinde — meer en meer de middenklasse verdwijnen: er zal zijn een buitengewoon rijke geld-aristocratie en een plebs, dat in werkplaats of persoonlijke dienst een plantenleven leidt. Er zal geen strijd meer zijn tusschen volk en burgers, d. i. tusschen eene meerderheid en eene indrukwekkende minderheid, maar tusschen allen en eenigen. Thans heeft de werkman nog eenige kans zich tot den welstand der middenklasse te verheffen; die kans zal dan nul zijn. Die toestand zal wellicht wonderen verrich-

57

-ocr page 64-

ADEIiAAES EN STKUIZEN.

ten op industrieel gebied, maar welk een toestand!.... Hoe ze ontstaat? Door de natuurlijke concentratie van het kapitaalquot;...... (Zie Feringa, Democratie en Weten schap, bl. 101).

Ik citeer deze woorden, omdat ze zoo juist uitdrukken, wat de toekomst van Suriname zou zijn, indien de planters in hun streven slaagden.

En welke vriend van de kolonie zon haar zulk een toestand toewenschen?

De vorm van \'t sociale vraagstuk is in alle landen verschillend en vooral afhankelijk van klimaat, vruchtbaarheid van den bodem, dichtheid van bevolking, etc.

Men zou in Nederland uitgelachen en misschien zelfs voor een „communistquot; — en dus voor een gevaarlijk mensch — gehouden worden, indien men beweerde dat hier elkeen landbezitter kan zijn. Inderdaad is zulk een toestand hier te lande dan ook niet mogelijk. Wat Suriname betreft, daar kan niemand er iets vreemds of gevaarlijks in vinden, als iedereen in \'t bezit is van een stuk land, dat hij niet eens behoeft te koopen, maar gratis kan krijgen.

Terecht zegt Vissering in deel I, bl. 83 van zijn „ Handhoek van praktische Staath v ishovd hm de:\' „De

58

-ocr page 65-

ADELAARS EX STUUIZEN.

vraag omtrent de beste verdeeling van den grond in groote of kleine bouwhoeven, schijnt niet volgens al-tremeene beginselen beslist te kunnen worden. Tijde-

O o

lijke en plaatselijke omstandigheden hebben daarop grooten invloedquot; \').

Wat Suriname aangaat, meen ik — zij \'t dan ook niet direkt — te hebben bewezen, dat de verdeeling van den grond in kleine bouwhoeven wenschelijker is dan in groote. Bij eene mogelijke kolonisatie van Europeanen zou natuurlijk eene verdeeling van land moeten plaats hebben. Daar nu de grond niet gekocht maar om niet verkregen wordt, zal eene gelijke verdeeling de meest rationeele zijn, en door de billijkheid gevorderd worden.

Immers zal men geen behoorlijken maatstat voor die verdeeling kunnen vinden; en deze te regelen naar \'t vermogen dat ieder kolonist bezit om den grond in kuituur te brengen, zal in de praktijk op vele bezwaren stuiten; de een heeft kapitaal, de ander geen. kapitaal maar grondige kennis van landbouw, \'tgeen

\') Zie hierover ook; „ Cours complet d\'économie politique pratiquequot; en/., par Jean fiaptiste Say — tweede uitgaaf — bl. 113—110.

En de „Economie politiquequot; enz. par Joseph Droz. hi. 06—70. Zie verder: „Een hlik op den toestand der kolonie Suriname,quot; door Dan\'. I. Sanches. hl. 20 en 27.

59

-ocr page 66-

ADELAAES EX STRTJIZEN.

in zekeren zin ook als kapitaal kan beschouwd worden, enz. enz.

Tegenwoordig schijnt men in \'t lichamelijk gewicht een goed criterium voor menschelijke waarde gevonden te hebben. Vele benoemingen hebben plaats naar \'t uiterlijk der aspiranten, al ziet men dit doorgaans op \'t eerste gezicht niet in. Breede schouders, een groote baard, enz. zijn maar al te dikwijls aanbevelingen bij \'t dingen naar betrekkingen, zelfs bij die waarin geestelijke capaciteiten \'t eenige vereischte zijn. Ik heb een kolonel gekend, die elk officier, welk \'t geluk had een groote baard of flinke knevels te bezitten, een „goed militairquot; noemde; kon deze daarbij groote oogen opzetten en door \'t fronzen der wenkbrauwen een schrikwekkende uitdrukking aan zijn gelaat geven, dan had hij naar de Schatting van den kolonel, \'t toppunt van militaire volmaaktheid bereikt.

Mocht men in Suriname, uit vrees voor \'t verschrikkelijke woord „communisme,quot; een gelijke verdeeling van grond onder de aankomende kolonisten niet wen-

schelijk achten.....welnu, men verdeele den grond

zoodanig, dat de uitgestrektheden omgekeerd evenredig zijn met de lichamelijke gewichten der toekomstige grondbezitters. Ik zeg owgekeenl erenrecVg, omdat, volgens \'t gevoelen van vele medici, niet-bloedrijke per-

GO

-ocr page 67-

ADELAAHS EN STRUIZEN.

sonen in de tropen beter den landbouw kunnen uitoefenen dan zwaarlijvige, volbloedige lieden .... eene opmerking die ook wel voor de koudere luchtstreken geldig, en niet uitsluitend aan de warme gewesten eigen zal wezen.

Maar genoeg; ik heb mij niet tot taak gesteld voor \'t alwijze Surinaamsche gouvernement den weg af te bakenen.

Een ander — en eveneens onfeilbaar — middel tot redding van Suriname wordt door den heer C. A. van Sypesteyn aanbevolen.

Publieke geest, energie, zucht tot zelfhulp, bestaan in de kolonie niet. Suriname verkeert in een toestand van „lauwheidquot; en „marasmequot;. Hieraan moet een einde komen. Maar hoe?

61

Wel, \'t recept is zeer eenvoudig. De oorzaak van dezen ziekelijken toestand is gelegen in de jaarlijksche subsidiën die de kolonie van \'t moederland geniet „Schaf die subsidiën af en de energie zal in Suri-

\') Om die subsidiën te verminderen zou men kunnen beginnen met alle overbodige uitgaven af te schaffen, b. v. \'t verschieten van oen aantal ponden kruid, wanneer de gouverneur een „ inspektie-?-

reis gaat doen.

Waarvoor zijn die schoten noodig? Men verwarre Suriname toch

-ocr page 68-

ADELAAES EN STRÜ1ZEN.

name weder opgewekt worden; de Surinamers zullen dan eindelijk leeren, dat men, moetende zwemmen, ook moet durven te water gaan,quot; enz.

De middelen die — volgens deze geneesmethode — de kolonie tot herstel moeten brengen, kunnen aldus geformuleerd worden:

1°. geleidelijke afschaffing der subsidiën.

2°. heffing van meer belasting in de kolonie, om te voorzien in de behoeften der koloniale huishouding.

3°. aanvoer van werkkrachten en fmancieele hulp.

Een fraaie geneeswijze voorwaar! Ontzeg den armen, hulpbehoevenden teringlijder \'t weinigje voedsel dat gij hem scheukt, en dat hij — als belooning van vroeger aan u bewezen diensten of als voldoening van onbetaalde schuld — met recht van u mag ei-schen. Laat dien ongelukkige met zijn verzwakt lichaam zwaar werken om zelf in zijn onderhoud te voorzien, en wanneer hij dan, door gebrek aan \'t noodigste en door overspannen arbeid tot een levend geraamte is uitgeteerd, dien hem dan versterkende

niet met Java, waar ile „Tocwau besarquot; door uiterlijk vertoon den Javanen eerbied moet inboezemen.

Maar die bezuiniging is klein.

Ja, zo is klein, maar de uitgave is onnoodig, en vele kleinen maken een gronte.

63

-ocr page 69-

ADELAAUS EN ST11UIZEN.

middelen toe, geef hem goede huisvesting, warme

kleeding.......niets zal u meer baten; de dood zal

een einde aan zijn lijden maken.

Ik wil deze „pathetische tiradequot; niet voor een bewijsvoering aangezien hebben; meer dan eene vergelijking — en zelfs een onzuivere — is zij niet, en als elke vergelijking kan ze alleen strekken tot beter inzicht der zaken, nooit tot betoog.

Er wordt waarlijk niet veel nadenken toe vereischt om in te zien dat men de drie genoemde middelen in omgekeerde orde zou moeten toepassen, om genezing-te verkrijgen; derhalve in dezer voege.;

1°. aanvoer van werkkrachten en degelijke finan-cieele hulp.

Daardoor zal de kolonie in bloei eir welvaart toenemen; het belastbaar vermogen der bevolking zal aangroeien, \'t geen natuurlijk ten gevolge zal hebben:

2°. de heffing van meer belasting in de kolonie, om te voorzien in de behoeften der koloniale huishouding; en dit zal van zelf uitloopen op:

3°. geleidelijke afschaffing der subsidiën.

63

Zoolang die hatelijke subsidiën niet ophouden is de zelfregeering van Suriname een „fictie 1). Wat

\') Op (!p inrichting van ile „koloniale Statenquot; hoop ik hij tijil on

-ocr page 70-

ADELAARS EN STRUIZEN.

toch beteekenen de „Koloniale Statenquot;, zoolang de koloniale begrooting van de regeering hier te lande afhankelijk blijft?

Er zijn weer anderen, die meenen dat Suriname alleen dan kan teruggevoerd worden tot bloei en welvaart, wanneer \'t door Nederland geheel losgelaten wordt. Zij droomen zeker van „de republiek Surinamequot; en verwachten alle heil van zulk eene onafhankelijkheid. Wanneer de kolonie — zeggen ze — eenmaal op zich zelve staat, heeft zij Nederlands waarborg en zedelijken steun niet meer noodig; als erkende mogendheid — hm! — zal zij leeningen kunnen aangaan, verdragen sluiten, kontrakten teekenen, enz. enz. precies als elke andere staat.

wijle eens terug te komen. Voorshands deze 2 vragen: „Waarom zendt de gouverneur gedelegeerden naar de Kol. Staten? Konden niet al de leden door \'t volk gekozen worden?

Ook over de houding van den gouverneur, en de veroordeeling door \'t hof, van den schrijver van „Eene Spaansche Geschiedenisquot; — zie de „ West-Indiërquot; van \'27 en 30 Nov. en 4 Dec. quot;1870 en „ Het Vaderlandquot; van 22 Juni 1871 — hoop ik bij gelegendheid \'t oen en ander te zeggen.

Men moet geen oude koeien nit de sloot halen.

Waarom niet?

64

-ocr page 71-

ADELAARS Egt;\' STllUIZEK.

Is dit ernst of kortswijl? Meenen de aanhangers van dit pUin in volle oprechtheid dat \'t mengelmoesje van 60,000 menschen van allerlei nis, van allerlei zeden — dat zoo samengestelde amalgama waaruit de bevolking van Suriname bestaat — geschikt zou zijn om een onafhankelijke republiek te vormen? Ieder die Suriname kent, die weet hoe \'t er met \'t onderwijs enz. gesteld is, kan \'t plan niet anders dan belachelijk vinden.

Suriname zou als vrije staat spoedig eene „oligarchiequot; wezen. Enkele familiën — zij kunnen nu reeds aangewezen worden — zouden zich van de regeering meester maken; van tijd tot tijd zou er voor de variatie een „pronunciamentoquot; plaats hebben, enz. enz.

En zouden de planters zelve — bij den tegenwoor-digen toestand der kolonie — willen dat Suriname van Nederland onafhankelijk werd?

In zijn „ Cours complet d\'économie politique pratique,quot; bl. 298 en 299 zegt .Tean-Baptiste Say:

.......„mais on voudra nous intéresser au sort des

colons: on ne prétendra pas que les peuples de 1\'Amé-rique continentale, devenus indépendants, seront plus

65

-ocr page 72-

A DEL A AllS EX STRUTZEX.

vcxés et prospéront moins aisément sous fles gouver-nements de leur clioix; mais on dira, non sans rai-son, qne la population blanche des ties a sucre ne peut, sans le concours des forces de la métropole, tenir dans 1\'asservissenient une population noire quinze ou vingt Ibis plus nombreuse. Les colons détestent le jong de la mere patrie, et cependant ils ne veulent pas s\'en affranchir.quot;

Wat \'t eerste gedeelte van den zin betreft, moet men voor Suriname eene uitzondering maken. Onaf-liankelijk zijnde zou deze kolonie spoedig te gronde gaan, tengevolge van haren slechten socialen toestand.

Van „asservissementquot; kan, sedert, de emancipatie der slaven, in den strikten zin van \'t woord eigenlijk geen sprake meer wezen. Toch zullen de meeste planters de onafhankelijkheid van Suriname niet wenschen.

Des Hes u sucre! Ik wed dat de Surinaamsche bladen een „glimlach van medelijdenquot; met den deerniswaarden schrijver niet zullen kunnen onderdrukken. Suriname een He a sucre! stel u gerust, bladen. Ik weet dat Suriname geen eiland is, en ik ben zoo vrij, den Heer Cremers — lid van de eerste kamer der Staten Generaal — die dit beweerd heeft, maar niet te gelooven.

06

-ocr page 73-

Over andere huis- en specifieke middelen, die op verschillende tijden door huismoedertjes en wonderdokters zijn voorgeschreven, zal ik niet eens spreken. Ze zijn de aandacht niet waard.

Uit al \'t voorgaande zal men wel begrepen hebben, dat ik een voorstander ben van Europeesche kolonisatie. Hierover wenschte ik nu \'t een en ander in \'t midden te brengen.

Vóór dat ik echter daartoe overga, moet ik nog eens herinneren aan den eigenaardigen toestand en de bizondere omstandigheden, waarin Suriname verkeert.

„In sommige koloniën is de bevolking, die er zich gevormd heeft, uit zeer vreemdsoortige bestanddeelen zamengesteld, met allerlei verschil van ras, godsdienst, zeden, kennis, .beschaving en onderlinge betrekkingen, zoodat er te midden der verwarring van begrippen

-ocr page 74-

ADELAARS EX STEUIZEN.

en belangen, die daar heerscht, voor de toepassing van beginselen naauwelijks plaats schijnt.quot; 1).

Deze uitspraak is misscliien op geene kolonie meer van toepassing dan op Suriname. Van zoo\'n mengelmoes van rassen, zeden, enz. kan men zich geen denkbeeld vormen, tenzij men in \'t land geweest zij. De verderflijke invloed die de slavenarbeid op de zeden, op de gewoonten, op de denkwijze, kortom op alles, iieel\'t uitgeoefend, is nog duidelijk merkbaar, en jaren zullen moeten verloopen voordat er in Suriname sprake zal kunnen zijn van een eigenlijk gezegde maatschappij.

Alles wat aan de vorige toestanden — aan de sla-vernij — kan herinneren, dient men zorgvuldig te vermijden. Suriname moet nu behandeld worden als een herstellende kranke; met nauwgezetheid moet men letten op alles wat wederinstorting kan veroorzaken. Daarom moet de Nederlandsche regeering streng \'t oog houden op de „hmnigratie,quot; wanneer deze mocht plaats hebben. Daarom ook moet er zoo spoedig doenlijk gebroken worden met \'t stelsel van plantages, dat wel in de eerste plaats herinnert aan slavenarbeid.

1

) /ie Visspring\'s jronofiml Uiiiiillmclv tlccl 1, 1)1, \'129.

-ocr page 75-

ADEI.AAKS EN SÏUTJIZKX.

„Ten «-evolge van den eigenaardigen en veelal nog gebrekkigen maatschappelijken toestand, waarin gewoonlijk de koloniën verkeeren, zijn er bijzondeie regelen van staathuishoudkunde te stellen, die op zulken toestand betrekking hebben, maar in de turo-pesche maatschappij naauwelijks eenige toepassing zouden kunnen vinden.quot; \')

(ieen middel is beter, om Suriname niaatschappelijk te doen vooruitgaan, dan kolonisatie van Nederlanders en vau Europeanen in \'t algemeen; in de voorgaande hoofdstukken meen ik dit gedeeltelijk te hebben aangetoond.

Inderdaad bewijst de geschiedenis dan ook, dat alleen die koloniën zijn vooruitgegaan, waar de Kuropeaau zich gevestigd heeft met \'t doel om zelt den grond te bearbeiden, terwijl de koloniën, waar de inboorlingen of aangevoerde, niet-Kuropeesehe arbeiders gebruikt werden om de eigenaardige voortbrengselen der weelderige natuur voor den uitvoer te teelen, voortdurend in een kwijnenden toestand verkeerden.

•) Zie Visseringquot;s Handboek deel 1, 1)1. 131.

-ocr page 76-

ADELAAKS EX STBUIZEN.

De eerste soort van koloniën noemt Vissering — ten onrechte — uitsluitend landbouwkoloniën, en merkt daarbij \'t volgende op;

„Het eigenaardige bij deze landbouwkoloniën is, dat de kolonist zelf den arbeid tot bebouwing van den grond verrigt. Een eerste vereischte is dus hier, dat hij iu het oord zijner vestiging nagenoeg hetzelfde klimaat en ten deele ook dezelfde natuurlijke gesteldheid des bodems terugvinde als die, waaraan hij te huis gewend was.quot; 1)

Waarom dit dus een eerste vereischte is, begrijp ik niet en ik meen dan ook de waarheid dezer stelling in twijfel te aioeten trekken.

70

Het klimaat wordt niet alleen bepaald door de intensiteit |der zonnestralen, maar hangt bovendien af van een groot aantal andere omstandigheden, die ten deele nog zeer onvolledig bekend zijn. Veilig kan men zeggen dat er geen twee plaatsen op aarde zijn die juist \'t zelfde klimaat bezitten. En zou Mr. Vissering nu kunnen aangeven hoeceel verschil de kolonist kan verdragen; hoeveel warmer of kouder, hoeveel vochtiger of drooger \'t, nieuwe vaderland zijn mag? Ik geloof dat de onmogelijkheid om hier de juiste grenzen

1

) Zie Vissering\'s liuudbock deel l, bl. 118.

-ocr page 77-

ADELAAUS KN STllLI/.EX.

aan te wijzen, reeds tegen de waarheid der stelling pleit.

Moet b. v. iemand, die in Amsterdam aan een van de welriekende grachten woont, wanneer hij wil ko-loniseeren, jnist een land opzoeken, waar hij \'t vochtige, wispelturige klimaat van Holland terugvindt en daarenboven de gelegenheid om zwavelwaterstof in te ademen? Maar Vissering zegt, naytnoerf hetzelfde klimaat en ten deele dezelfde natuurlijke gesteldheid des bodems; wanneer dus de Amsterdammer — zoo dit mogelijk ware — een land kon vinden \'iets vochtiger en iets ongezonder dan Holland, en waar hij zijn reukorgaan kon onthalen op een, weinïrj meer zwavelwaterstof dan in de Amstelstad, zoo zou dat nieuwe vaderland aan \'t eerste vereischte van Mr. Vissering voldoen.

Hoeveel mag \'t maximum van verschil in- ttmpc-ratuur, vochtigheids-toestand, enz. wel wezen? Niemand kan dit zeggen en ook Vissering niet.

Het eerste vereischte waaraan Jt nieuwe vaderland moet voldoen is dat \'t een gezond klimaat moet bezitten, en of \'t veel of weinig verschilt van de oorspronkelijke woonplaats van den kolonist doet weinig ter zake.

Een ander vereischte is, dat de kolonist in zijn nieuw vaderland gemakkelijker in zijne behoeften

71

-ocr page 78-

AÜELAA1ÏS EX STKUIZEX.

moet kunnen voorzien — en desnoods minder \') behoeften hebben — dan in \'t iiind dat hij verlaat.

Eene aanbeveling zal \'t zijn, wanneer de nieuwe woonplaats uitmunt door goede sociale instellingen, door een schoone, weelderige natuur, door natuurlijken rijkdom van den bodem, enz.

Als van zelf doet zich hier de vraag voor: Kan de Nederlander — en de Europeaan in \'t algemeen — in de tropen, arbeiden?

Zonder aarzelen beantwoord ik deze vraag bevestigend, en niemand zal \'t in de gedachten komen daarop een ontkennend antwoord te geven.

Maar ik heb de vraag ook verkeerd gesteld. Het is niet de kwestie of de Europeaan in de tropen kan arbeiden ^ maar of bij dit even lang kan volhouden als in zijn vaderland. Ook deze vraag heeft — als

■) Vissering /egt in ilecl 1 bl. 279 eu 2S0 van zijn Handboek;

..De Kngelscliman on lt;le Nederlander zullen altijd meer behoeften te vervullen hebben dan do Napolitaan en de Andalusiër. De eersten /.uilen derhalve reeds arm zijn, als zij zakon ontberen moeten, waar van de laatsten nooit het gemis voelen zullen.quot;

-) IÏIlM\' wordt hoofdzakelijk bedoeld landbouw en allo arbeid waarbij men voortdurend aan \'t klimaat is blootgesteld.

72

-ocr page 79-

ADELAARS EX STRLTZEN. ^ IO

alles wat tegen de tropen wordt aangevoerd — weinig beteekenis.

De Europeaan be/iof/t er — als landbouwer — zoo lang niet te werken; in de helft van den tijd en met de halve inspanning, waaraan hij gewoon is, kan hij er evenveel, zoo niet meer, produceeren als in zijn vaderland. En mij dunkt dat zulk een lotsverbetering niet te verwerpen is.

Men dient wel in \'t oog te houden dat de Nederlander — om mij bij één volk te bepalen — den zwaars ten veldarbeid juist verricht in de warmste maanden, wanneer de temperatuur dikwijls gelijk staat met die der tropen.

Nu zou ik denken dat de veldarbeider hier te lande, waar zijn lichaam gedurende langen tijd een lage temperatuur heeft te verdragen, juist jaardoor de warmte meer voelt en hinderlijker vindt dan in de tropen, waar een gelijkmatige warmte heerscht, waaraan hij, bij een goede levenswijze en bij een verstandige regeling zijner werkuren, spoedig gewent.

Juist de bewoner der zoogenaamde gematigde luchtstreek verkeert onder voorwaarden, die hem geschikt maken om in elk klimaat te leven. De Nederlander b. v. heeft vaak Z a 4 maanden lang een groote warmte te verduren. Koloniseert hij nu naar de tro-

-ocr page 80-

7 I l ADKLAAUS EX STKUIZEN.

pen, clan zal hij, onder gunstige omstandigheden, spoedig aan \'t klimaat gewennen, indien dit overigens gezond is.

Het kan de vraag niet zijn of hij de warmte kan verdragen, maar wel hoeveel warmte hij kan verduren. En ook hier moet ik wijzen op de onmogelijkheid om een grens aan te geven.

Behalve de $ a i maanden zomerwarmte, die juist door de verbazende tegenstelling met den winter, zich Hink laat voelen heeft de Nederlander nog 4 a 5 maanden kachelwarmte te verduren, eene warmte welke die van de zomermaanden dikwijls evenaart. Kan nu de Nederlander juist 7 maanden warmte verdragen, en niet 7 maanden en 2 weken, 8 maanden, 8 maanden en 2 weken, enz.

De uitdrukking: „de tropische warmte is voor den Europeaan nadeelig,quot; is niets anders dan een „en-phemismequot; voor deze: „het onmatig gebruik van sterke dranken en de al te ijverige dienst van Venns Vulgivaga is in de tropen — zoowel als aan de polen — voor den Europeaan, en voor ieder mensch, nadeelig.quot;

-ocr page 81-

Al de slachtoffers nu van drank ,en wellust op rekening van \'t klimaat te zetten is eene dwaasheid, waaraan men zich dikwijls heeft schuldig gemaakt; slechts weinige schrijvers hebben met kracht hiertegen gewaarschuwd.

Ook Suriname heeft langen tijd, wat betrett zijn klimaat, in verdenking gestaan bij personen die met Jt land onbekend waren. Dit werd vooral veroorzaakt door lieden die, in \'t moederland teruggekeerd, er belang bij hadden hun slechte physieke toestand aan \'t klimaat toe te schrijven, om zoodoende hunne on-uebondene en zedelooze levenswijze in de kolonie te verbergen. Meer kwaad nog dan de ijverige Venus-dienst, doet dat verschrikkelijke gebruik van jenever, brandewijn, rum, dram, enz.

Ik voor mij zou \'t daarom voor de kolonie een zegen achten wanneer de invoer en de fabriekatic van sterke dranken yeheel verhollen werd, en deze — even als andere vergiften — alleen in de apotheek bij kleine kwantiteiten te krijgen waren. Ik zeg dit, al schijnt \'t tegen alle beginselen van vrijheid te strijden, en trots de bezwaren, die Vissering op bl. 260, 261, 364 en 365 van zijn genoemd Handhoek oppert, hoewel ik geloof dat een zedelijke verheffing en veredeling van den volksaard — door onderwijs — betere

-ocr page 82-

-VDEL.V.VlïS EN STRUIZEN.

vrucliten zal dragen dan een streng verbod. Echter moet ik hier bijvoegen dat \'t onderwijs onvoldoende schijnt te wezen; hoeveel dronkaards vindt men b. v.

N

niet onder (joed-ondenoezen lieden !

Maar de „Christelijke leer,quot; de opvoeding in \'t „ ware gelootquot; dan; zon dat niet helpen ?

Of een dozijn strenge boetpredikatiën !J......

Misschien......maar van waar dan \'t spreekwoord,

„hij drinkt als een tempelierquot;

.Tu-a-a, antwoordt hier iemand, opgevoed „in de vreeze des Heerenquot;: er bestaat eveneens een spreekwoord, „hij zuipt als een letter;quot; je spreekwoord bewijst dus niets.

Ik geel\' \'t toe, en daar ik nu nooit een vroom Christen in kenuelijken staat van dronkenschap heb gezien, moet ik bekennen, d-a-t.....d-a-t..........

7(1

-ocr page 83-

Alleen aan de meerdere Intensiteit der zonnestralen een nadeeligen invloed tue te schrijven is ongemotiveerd. Het is niet de warmte die in de tropen den Europeaan „enerveertquot; — zooals men zegt. Veeleer moet men dit toeschrijven aan de ongebonden levenswijze, die de Europeaan als een „conditio sine qua nonquot; voor \'t verblijf in tropische landen schijnt te beschouwen.

Sommige warme landen zijn ongezond, b. v. dooide aanwezigheid van moerassen, die schadelijke nit-dampingen veroorzaken, of door locale, vergiftige winden, of door gebrek aan water, enz. Maar al deze omstandigheden zouden natuurlijk ook een koud land ongezond maken.

Gedeeltelijk moeten de klachten over te groote warmte toegeschreven worden aan de ontevredenheid, de menschelijke natuur eigen; iedereen weet hoe men

-ocr page 84-

ADELAARS EN STRUIZEN.

als \'t zomer is, naar den winter verlangt en omgekeerd als \'t winter is, naar den zomer.

De tegenstanders van Europeesche kolonisatie in warme landen, meenen veel te bewijzen wanneer zij met eenige statistieke \') opgaven voor den dag komen die — wegens \'t veelal hooge sterftecijfer onder de Europeanen — tegen de tropen schijnen te pleiten.

Schijven te pleiten zeg ik, want in werkelijkheid is dit zoo niet. Men vergeet bij de aanhaling van die cijfers in \'t oog te houden dat zij alleen de militairen in de koloniën betreffen, en deze zijn \'t juist die om hunne ongebondene, zedelooze levenswijze berucht zijn. Daarbij komt nog dat men, als met opzet, de militairen onder de slechtst mogelijke conditiën plaatst. Hunne kasernen 2), hunne kleeding, voeding, enz. voldoen niet aan de eerste eischen eener goede hygiene.

\') „Men kan niet te voorzichtig zijn bij \'t maken van gevolgtrekkingen uit statistieke opgaven,quot; zegt Feringa op bi. 189 van „2)e vrije geduchtequot; (eerste deel, tweede stuk). Zie zijn opstel; „De geneesleer der hartstochten.\'\'

r) Men zie b. v. \'t tijdschrift: ,, Stemmen uit Indië. Vraagstukken, van den dagquot; door C. E. van Kesteren en anderen. II. Samarang de Groot, Kolff en C0.

78

-ocr page 85-

ADELAARS EK STRUIZEN.

Onlangs las ik in een der vroegere jaargangen van \'t „Praktisch Volhloekquot; een opstel, getiteld: „liet gewennen aan eene andere luchtstreek, in verhand leschonwd met de landverhuizing en met \'t verschil der menschienrassen,quot; naar G. F. Kolb.

Ook deze schrijver maakt zich schuldig aan de fout dat hij uit gebrekkige statistieke opgaven, militairen betreffende, algemeene gevolgen wil afleiden omtrent \'t gewennen aan een ander klimaat. Volgens hem is \'t „ acclhnatiseereuquot; — niet alleen van Europeanen in de tropen, maar in \'t algemeen — een ijdel droombeeld.

Waar is dan de grens, vraag ik al weer. Zou b. v. een Fries in Zuid-Hollaud of in Gelderland niet gezond kunnen leven? Als men deze redeneering kon-sekwent doorzet, zou men moeten besluiten dat iemand om gezond te blijven, zijn geboortestad niet mag verlaten en zelfs niet \'t huis of de kamer waarin hij \'t eerste levenslicht zag, enz.

Ue schrijver heeft toch wel gehoord van de Groote Volksverhuizing? De inval van Willem de Veroveraar in Engeland is hem toch niet onbekend? Hij weet toch dat de Batavieren uit Germanie kwamen en zich vestigden op \'t eiland dat door de beide zuidelijke Rijn-armen werd gevormd, waaraan zij den naam

79

-ocr page 86-

ADELAARS EN STIITJIZEN.

gaven van Bat-ouwe, en daarom Batavieren — Ba-touwers, Batonwieren — genoemd werden? Schrijver weet toch ook va» waar de blanke bevolking van Amerika, Australië, enz. afkcmstig is? \')

Charles Darwin zegt:

„De rat en de muis kunnen niet als huisdieren beschouwd worden, maar zij zijn door den mensch naar vele deelen der wereld overgebragt, en hebben nu een veel grooter gebied dan eenig ander knaagdier; zij leven in de koude klimaten van de Faröer in het noorden, en vlan de Falklandseilanden in het zuiden, en ook op vele eilanden tusschen de keerkringen. Daarom beschouw ik de geschiktheid voor een bijzonder klimaat als eene eigenschap die gemakkelijk geënt wordt op de groote, aangeborene buigzaamheid van gestel, die aan de meeste dieren eigen is.quot; 1)

so

1

) ,, On the origin of species, by means of nalural selectionquot; enz. door (\'halles Darwin. Zie de vertaling door ï. f\'. Winkler, deel I. bl. 1quot;) en 150.

-ocr page 87-

ADELAARS EN STKUIZEN.

En ik geloof dat de mensch juist ten gevolge van zijne naakte huid en van zijne geestvermogens beter dan alle wezens geschikt is om zich te gewennen aan andere klimaten dan die waarin hij geboren is, en hier moeten iu de eerste plaats genoemd worden de bewoners der zoogenaamde gematigde luchtstreek, wier lichamen zoowel groote warmte als groote koude kunnen verduren.

Of de bewoner der keerkringslanden, wiens lichaam nooit koude te verdragen heeft, in de poolgewesten gezond zal kunnen leven — of omgekeerd — is een vraag die ik niet bevestigend zou durven beantwoorden. Maar zeker is \'t dat Surinamers en Oosterlingen

/

in Nederland zeer goed kunnen leven eu dat de winterkoude voor hunne gezondheid volstrekt niet nadeelig is, terwijl zij toch in hun vaderland nooit aan koude

Zie ook tie Hollandsclie bewerking van \'t bock van Julius Dub: v Beknopte uiteenzetting van de theorie vnn Dcivwin.\' enz. 1)1. SG en 87.

Vergelijk verder \'tzelfde werk bl. 54, en ook ,, his, weekblad voor natuurwetenschap.quot;\' Nquot;. 14, bl. 115 en 410: .,De. musschenplaag in Zuid-Australië.quot;

Zie eveneens: „De aarde vóór den zondvloedquot; enz. door E. M. Beima, bl. 513.

Vergelijk ook \'t, aan \'t einde van dit hoofdstuk, genoemde Ver-slag bl. 2-i.

81

-ocr page 88-

ADELAARS EN STRUIZEX.

waren blootgesteld. En waarom zon men dan twijfelen of de Nederlanders, die tocli waarlijk een groote warmte kunnen verduren, in Suriname gezond kunnen leven?

Of de mensch uit één of meer paar stamouders is gesproten doet hier niets ter zake; in beide gevallen heeft er verspreiding plaats gehad uit één of meer middelpunten, en hebben de nakomelingen zich moeten gewennen aan verschillende klimaten. 1)

Het schijnt buiten twijfel dat de oorspronkelijke woonplaats — of woonplaatsen — van den mensch moet geweest zijn een of ander tropisch gewest. 2) Hierin stemmen bijna alle schrijvers overeer.

Een algemeen bekend feit is \'t dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika verdrongen worden door \'t blanke ras; evenzoo de bewoners van Australië, de van Diemenslanders, enz.

\') Henry. C. Carey zegt in zijn werk: „Principles of Social Economy,\'\' dat de gelieele inbezitneming der aarde door de mensehen, niets anders geweest is dan een reusachtige kolonisatie.quot;

-) Zie 1). v. Darwin\'s werk: „De afstamming van den mensch,quot; door Hartogh Heys van Zonteveen in \'t Hollandsch vertaald en vnn aanteekeningen voorzien; deel 1, bi. 1H3.

82

-ocr page 89-

ADELAARS EN STBXTZEN.

„In een toekomstig tijdperk, niet zoover verwijderd, als men liet bij eeuwen meet, zullen de beschaafde menschen bijna zeker de wilde rassen over de geheele wereld uitgeroeid en hun plaats ingenomen hebben.quot; 1) Wanneer Darwin deze uitspraak doet, dan neemt hij aan dat die beschaafde menschen zullen gewennen aan de klimaten van de landen, waar zij eenmaal de plaats der wilde rassen zullen innemen, zij \'t dan ook in een verre toekomst.

En juist de beschaafdste volken zijn, door \'t verbazend aantal middelen, die hun ten dienste staan, \'t best geschikt om in alle klimaten te kunnen leven.

In koude landen gebruikt men, om zich tegen de koude te hoeden kachels, winterjassen, enz. Waarom zou men in warme streken, ook niet door kunstmiddelen zich aan de warmte kunnen onttrekken? Men denke slechts aan \'t verbazende ijsverbruik in N. Amerika, gedurende de zomermaanden.

83

De veranderde levensvoorwaarden zullen niet zonder invloed blijven op \'t organisme der nieuwe bewoners; zij zullen dit integendeel kleine wijzigingen doen ondergaan,- die de nakomelingen zullen overer-

\') Zie „De afstamming van den mensch,quot; — ile Hollandsche bewerking — dcol I, bl. 248.

-ocr page 90-

ADELAARS EX STRUIZEN.

ven, waardoor zij al meer en meer geschikt zullen worden voor \'t klimaat.

Ik geloof niet dat één verstandig mensch er aan twijfelt of de Nederlander, de Zwitser, de Dnitsclier enz. in Suriname kan leven. Waarover bij sommigen die nooit in de tropen zijn geweest en een geheel verkeerde voorstelling liebben van de warmte aldaar, nog eenige onzekerheid bestaat, is of de. Nederlander enz. zonder zijne gezondheid te benadeelen, in de tropen veldarbeid kan verrichten.

Zonder aarzelen antwoord ik op deze vraag bevestigend; de Nederlander enz. kan ■— indien overigens \'t land gezond is, en dit is met Suriname wel in de eerste plaats \'t geval — zeer zeker in de tropen veldarbeid verrichten; maar hij moet eerst eenigen tijd aan \'t klimaat gewennen, en daarom in den beginne zich slechts bezighouden met gemakkelijke arbeid, b. v. met veeteelt.

Ik zou om mijne meening te staven een groot aantal schrijvers kunnen aanhalen, die met mij overeenstemmen; doch ik acht dit hier overbodig.

„Maar zou de Nederlandsche landbouwer in Suriname zwaren arbeid kunnen verrichten?quot;

Waartoe deze vraag?

84

-ocr page 91-

ADEL A Al! S EN STIU\'IZEX.

Het tegenwoordige streven van de industrie en van den landbouw is immers: ondersteuning en vervanging van dierlijke kracht door andere natuurkrachten.

En de wetenschap is tocli zoover gevorderd, dat men een grout deel van den zwaren veldarbeid kan doen verrichten door stoomwerktuigen.

Bij dit gezegde zie ik de planters glimlachen, en

hoor ik hen zeggen: stoomwerktuigen!.....maar die

kunnen alleen de groote landbouwers gebruiken/\'

Neen, mijne heeren planters, gij dwaalt; uwe bewering beteekent \'tzelfde als wanneer gij zeidet: „alleen rijke lui, die er een „equipagequot; op na houden, kunnen rijden.quot;

Maar dan rekent ge immers buiten de stalhouders.

Kunt gij u niet voorstellen dat er personen kunnen bestaan die — in plaats van paarden en rijtuigen — locomobilen, ploegen, etc. verhuren? Is er tegen dit stelsel iets in te brengen?

Kunnen zulke stoomwerktuigen voor landbouw ook niet aan de kolonisten tezamen beliooren? Door associatie heeft men ten allen tijde veel tot stand gebracht.... . en zou dit in Suriname ook niet \'t geval kunnen wezen?

85

-ocr page 92-

ADELAA.ES EN SÏUÜIZEN.

Ik had dit hoofdstuk reeds geëindigd, toen ik van een vriend te lezen kreeg het „ Verslag aan den ko-nlvcjquot;, uitgebracht door de staatscommissie, enz. enz. betreffende Europeesche kolonisatie in Nederlandsch Indie — 1858.

De commissie verklaart zich tegen landverhuizing naar warme landen, en geeft, om hare meening te staven, nog eene korte geschiedenis van de Europeesche volkplantingen in de tropen. 1)

Mijn bestek gedoogt niet op nieuw een bewijs „in alteram partemquot; te leveren. Indien ik een schets moest geven van de geschiedenis der Europ. volkplantingen in de tropische gewesten, dan zou ik niet verzuimen te wijzen op de oorzaken die \'t mislukken der genomen proeven hebben ten gevolge gehad — oorzaken die met \'t klimaat niets te maken hadden, en reeds gelegen waren in \'t slechte ontwerp der proeven.

86

Ik zou daarna in bedenking willen geven of een volkplanting, onder dezelfde ongunstige omstandigheden in de zoogenaamde gematigde luchtstreek aangelegd, niet evenzeer zou mislukken als in de tropen. Vervolgens zou ik wijzen op de volkplantingen in Algiers en Znid-Anstralie, twee plaatsen die ongeveer op de-

\') Zie quot;t Verdag, bl. 38—52.

-ocr page 93-

ADELAARS EX STllUIZEN.

zelfde breedte en onder dezcll\'de isothermen gelegen zijn. De\' kolonisatie van de laatste plaats is volkomen gelukt, die van Algiers kan men als mislukt beschouwen. Is \'t nu niet waarschijnlijk dat dit verschil in resultaat moet toegeschreven worden aan de wijze van kolonisatie?

De commissie haalt een menigte uitpraken aan van andere com missiën, van reizigers, geneesheeren, enz. die de kolonisatie in warme landen afkeuren.

Het zou geen moeite kosten een nog grooter aantal plaatsen te citeeren uit schrijvers, die juist de tropen zeer geschikt achten voor Europ. volkplantingen.

Ik zal echter zoo vrij wezen die aanhalingen maar achterwege te laten; zij nemen al te veel plaats in, en, zoo noodig, zou ik de schrijvers altijd nog kunnen opgeven..

Citaten vervangen maar al te dikwijls de plaats van argumenten, terwijl ze slechts in bizondere gevallen aanspraak mogen maken op bewijskracht.

87

-ocr page 94-

XL

„De vestiging van koloniën over den ganschen aardbol door de volken van het beschaafde Europa heeft onbetwistbaar groote voordeelen aan de maatschappij opgeleverd,quot; zegt Vissering in deel I bl. 124 van zijn meergenoemd werk, en verder: „Uitbreiding van beschaving, vermeerdering van kennis en wetenschap zijn er de onwaardeerbare vruchten van geweest. Onmetelijke schatten zijn daardoor uit den rijkdom der natuur voor de maatschappij verkregen; talrijke nieuwe behoeften hebben overvloedige voldoening gevonden ; de maatschappelijke ruilingen zijn grenzeloos vermenigvuldigd; nieuwe bronnen van welvaart zijn geopend, die al milder en milder vloeijen.quot;

„Ook voor die volken in het bijzonder, wier moed en ondernemingsgeest al die weldaden aan de maatschappij geschonken hebben, is daardoor een ruime

-ocr page 95-

ABELAARS UNquot; SÏRUIZEN.

winst van welvaart en aanzien en invloed, als billijk loon, verworven.quot;

En nogtans zijn de meeste staathuishoudkundigen van meening dat koloniën voor \'t moederland meer na- dan voordeelig zijn. Ik behoef echter niet te verzekeren dat \'t hier weêr \'t oude liedje is; dat men de misbruiken en nadeelen, voortvloeiende uit een slechte opvatting van een systeem en uit een slecht beheer, als inhaerent aan dat systeem beschouwt.

Monopoliën, verkeerde theoriën van staathuishoudkunde \') en niet \'t minst \'t „ Ausbeutungssystemquot; hebben ten allen tijde bijgedragen om den bloei zoowel van \'t moederland als van de koloniën te belemmeren. Men verloor te veel uit \'t oog dat de voor-deelen die de koloniën voor \'t moederland moesten afwerpen, hulnelct behoorden te wezen, en slechts bij uitzondering eindt.

Ik wil niet ontkennen dat veie landen juist door hunne overzeesche bezittingen zijn achteruitgegaan. Het is waar, vele krachten en rijkdommen zijn verspild om zich in de vermeesterde bezittingen te

l) Zie b. v. Say. Cours complet. W. 292—295.

Zie ook \'t onlangs verschenen werk: „ Etudes élémentaires puliti-fjiies, sodales et philosophiguesquot; dédiées anx ouvriers des villos et dos campagnes, pai\' Cli. Desouches, bl. 331—339.

89

-ocr page 96-

ADELAA.ES EN STUUIZEX.

handhaven^ zoowel tegen de oorspronkelijke bewoners

als tegen Europeesche mededingers...... maar ik

zou aan de heeren economen willen vragen of die verspillingen kunnen opwegen tegen den verbazenden vooruitgang die handel, nijverheid en wetenschappen hebben beleefd, als een heilzaam gevolg van de scheepvaart naar de overzeesche bezittingen. En zou die veelzijdige vooruitgang verkregen zijn, wanneer de veroveraars geen „goed en bloedquot; hadden opgeofferd om zich in de veroverde landen te handhaven?

Het is niet te ontkennen dat de voordeden niet altijd verkregen werden door de bezitters; andere landen die geen „ bezittingenquot; hadden, genoten vaak meer van den overzeeschen handel maar dit alles is — gelijk ik reeds zoo even zeide — grootendeels \'t gevolg geweest van verkeerde staathuishoudkundige theoriën, als bescherming van handelquot;), nijverheid, enz.

\') Daaromtrent zegt Jean-liaptiste Say, op bl. 298 van zijn genoemd werk: „Un fait bien constate, e\'est que les pays tie l\'Europe qui achètent le sucie ii plus bas prix, comme l\'Italie, l\'Allemagne et la Suisse, sont ceux qui 11\'ont point d\'iles a Sucre.quot;

2) „En nog vóór weinig tijds was bij ons de handel in liraziel-kofiij en andere West-Indische soorten zoo goed als ■litgesloten en moedwillig door ons zeiven naar Hamburg en Bremen verdrongen, omdat ons tarief deze soorten in het belang onzer eigen Java-koflij zwaar belastte.quot;\' (Zie Vissering\'s werk,-deel 1, bl. 127.)

90

-ocr page 97-

ADELAAES SÏRUIZEX.

91

Zonder de veroveringen der Europeanen, ware de handel met de inboorlingen op den duur niet mogelijk geweest.

Het bezit van koloniën op zich zelf kan voor een staat geene nadeelen in zicli bevatten. Ik heb er op gewezen door welke verkeerdheden en bezwaren dit ongunstig resultaat verkregen is, en ik ben \'t geheel met Vissering eens, wanneer hij zegt:

„Doch deze bezwaren, grootendeels ontstaande uit een gebrekkig inzigt van den aard der baten, die men van koloniën trekken kan, moeten meer en meer wijken voor den invloed eener gezonde staathuishoudkunde, die ook op het gebied der koloniale politiek veld wint, en de wezenlijke en duurzame voordeelen van het bezit van koloniën leert kennen en waarderen.quot; M

Wat is in den loop der tijden de aanleiding geweest tot landverhuizing?

In een klein bestek een eenigzins volledig antwoord

\') Zie Vissering\'s Handboek, deel I, bl. il27.

-ocr page 98-

ADELAARS KN STEUIZKN.

op deze vraag te geven, is zeer moeilijk. Toch wil ik trachten in eenige ruwe trekken een résumé te leveren.

De eerste volksverhuizingen onder de wilde natuurvolken, die \'t landbouwbedrijf niet kenden, en hoofdzakelijk van dierlijk voedsel leefden, zullen ongetwijfeld veroorzaakt zijn door de omstandigheid dat \'t wild ten gevolge van de onophoudelijke jachten in de nabijheid van de woonplaats dier volken, uitgeput raakte.

In een latere periode, toen de mensch \'t, temmen van sommige dieren had geleerd, en zijn bestaan vond in \'t teelen van huisdieren, verhuisden de verschillende stammen om voor hunne kudden telkens nieuwe weiden op te zoeken.

Toen de mensch in beschaving een schrede verder kwam en zich met landbouw begon bezig te honden hadden de volksverhuizingen een andere oorzaak, die niet zoo voor de hand ligt. Waarschijnlijk werden de landbouwende volken aangevallen door woeste horden die hen verdrongen; misschien ook verlieten zij hunne woonplaatsen, door een algemeene mislukking van den oogst en daarop gevolgde hongersnood, daartoe gedwongen \').

\') Zie b. v. ,, Grondbeginselen der stnatshmshoudkunde-, \' uil lossen

-ocr page 99-

ADELAAES EN STRUIZEN.

Het is echter moeilijk omtrent deze vóórhistorische tijden iets met zekerheid te zeggen.

„In dem frühesten Altertum, in jenen Epochen, von welchen nnr schwaches Damuierlicht historischer Kunde zn uns gedrungen ist, lehrt die Geschichte, wel-che die Zeiten riickwarts schaut, dass die Colonisation mit der Entwicklung des socialen Lebens so zu sagen Hand in Hand ging.quot; (Friedrich von Hellwald „ Ueher Colonienquot;, enz. hl. 2).

De volkplantingen der Grieken hadden ten doel de metropolen te ontlasten van eene te sterk aangroeiende bevolking.

„Or, quel était le principe des anciens Grecs? De prêter du secours a l\'enfance de leurs etablissements co-loniaux, de les défendre contre l\'agression de leurs voisins; et, du moment que leurs colonies étaient parvenues au point de se tirer d\'affaire par elles-mêmes, de les laisser maitresses de leui-s destinée; semblables a un bon père qui soutient Fenfance de son ills, aide sa jeunesse, et ne le tient plus en tu-

van Prof. N. W. Senior, to Oxford, opgesteld door den Graaf An iva-bene; uit liet Fransch; — met eene voorrede en aanmerkingen van Prof. H. W. Tydeman. bl. 179.

wil ik i te lede na-en, en en on-d dat \'t i de na-raakte. mimen )estaaii le vertelkens

verder ionden ik, die den de e horten zij ikking , daar-

it lessen

[

-ocr page 100-

ADELAARS EN 8TEUIZEN.

telle du moment qu\'il est parvenu a Tage d\'homme.quot; (Say cours complet, bl. 295).

De volkplantingen der Romeinen hadden een ander karakter; het waren veroverde gewesten, waar de Roineinsclie legioenen zelve de volkplanters werden, die na den strijd de spade ter hand namen om zich op den landbouw toe te leggen.

Iets geheel anders was de groote Volksverhuizing, die in Europa zulk eene groote verandering van toestanden te weeg bracht.

In de Middeleeuwen kwamen landverhuizingen bijkans niet voor; maar de ontdekking van Amerika opende in eens een verbazenden stroom van gelukzoekers uit alle natiën; de schatten der nieuwe wereld lokten uit Europa ontelbare avonturiers, uit den aard der zaak voortvarende en ondernemende mannen, die den grond legden voor de Amerikaansche Staten. Behalve met \'t oog op stoffelijk voordeel, verlieten velen, \'t zij uit zucht naar godsdienstvrijheid \'t zij om politieke vervolging te ontgaan, of om andere redenen, hun vaderland om in Amerika een ander — en beter — „te huisquot; te zoeken.

Nog maak ik met een kort woord melding van de „strafkoloniënquot; die de Engelschen in Zuid- en West-Anstralie. hebben gesticht, en die zich al-

94

-ocr page 101-

ADELAAUS EN STUÜIZEN. 9^

lengs to\'t bloeiende volkplantingen hebben verheven, en nu slechts in naam van Engeland afhankelijk zijn.

Als middel om \'t pauperisme tegen te gaan worden kolonisatiën op groote schaal door vele staatlunshoud-kundigen afgekeurd: Landverhuizing, zeggen ze, helpt tegen overbevolking niets, omdat de hierdoor ledig geworden ruimte spoedig weder aangevuld wordt 1).

Ik geloof dat deze uitdrukking minstens overdreven is; \'t geval is zeer goed denkbaar dat, b. v. in Nederland, \'t getal landverhuizers ieder jaar zoo aanzienlijk zij, dat de bevolking, niettegenstaande \'t hooge geboortecijfer, niet of slechts weinig aangroeit, en dat zou reeds verbazend veel gewonnen zijn.

üp bl. 24 van zijn meergenoemde brochure „de Sociale Kwestie,quot; zegt Werther:

„Nu is landverhuizing wel een middel tegen overbevolking, doch door de landverhuizing vermindert even goed het getal der voortbrengers als dat der verbruikers, zoodat de verhouding steeds dezelfde blijft.quot;

Deze stelling is valsch; \'t aantal verbruikers vermindert niet maar wordt slechts verplaatst, en juist

\') Zie omler anderen quot;Vissering\'s Handboek deel I, bl. 251

Hume.quot;

i ander aar de verden, m zich

luizing, an toefen bij-tnerika geluk-wereld n aard en, die ;n. Bevelen, i polidenen, en be-

; van d- en h al-

-ocr page 102-

ADELAARS EN STRUIZKX.

deze verplaatsing is een middel 0111 den handel zoowel niet \'t moederland als met andere landen uit te breiden, want in liun nieuw vaderland zullen de kolonisten voortbrengers worden en voor de Europeesclie markt de produkten leveren, waarvoor hun grond geschikt is; hoe grooter nn \'t aantal landverhuizers is, lioe goedkooper — door de konkurrentie — deze produkten zullen worden, \'tgeen ook ten goede komt aan

de verbruikers in \'t moederland.......en iedereen

is verbruiker.

Door de landverhuizing zal er een betere verhouding ontstaan tusschen aanbod van en vraag naar werkkrachten; de loouen zullen\'daardoor stijgen en de voortbrenger zal in staat gesteld worden meer dan vroeger te verbruiken.

Het is ongetwijfeld in \'t belang van een land dat de meeste verbruikers ook op de eene of andere manier voortbrengers 1) zijn, natuurlijk met uitzondering van kinderen en zwakken, die niet in staat zijn te arbeiden.

96

Tengevolge van de overbevolking nu, zijn er velen

\') Hoe ik \'t woord ..vuorfirenger^t, wil opgevat hebben, zie „De mensch in zijn bedrijfquot; Ilollamlsclie bewerking van E. About\'s A. B. C. du travailleur door Dr. .1. l.\'Ange llnct. tweede druk. M. 20—40.

-ocr page 103-

ADELAARS EN ST11ÜIZEN. 97

die ondanks hun goeden wil geen werk kunnen krijgen, en alzoo verplicht zijn te verbruiken zonder iets noemenswaardigs voort te brengen. Deze ongelukkigen komen ten laste der maatschappij, d. w. z. zij leven van de arm en bedeeling of worden bedelaars. Wanneer deze verbruikers koloniseeren en in een ander land voortbrengers worden, moet dit ten goede komen aan de maatschappij. —quot;

„Als de eters verminderen, verminderen ook de koks,quot; zegt Werther verder; dit beeld is evenwel niet zeer juist; de eters verminderen niet, maar gaan verder van de koks wonen; Jt aantal koks zal dus \'t zelfde blijven, doch er zullen menschen aan \'t werk gezet moeten worden om aan de eters \'t eten te brengen; nu zou men zeggen dat \'t eten duurder moest worden of dat de koks zich met minder winst moesten tevreden stellen, maar \'t tegendeel is eerder waar; de verhuisde eters brengen voort wat de koks noodig hebben en nu deze de spijzen goedkooper kunnen krijgen, zijn zij in staat zoowel de t\' huis gebleven als de verhuisde eters goedkooper te bedienen. De maatschappij heeft dus voordeel bij \'t verhuizen der eters, vooral wanneer ze in hunne nieuwe woonplaats voortbrengers worden.

Werther vergeet dat ieder land niet uitsluitend voor

zoowel te brei-onisten markt geschikt is, hoe iroduk-mt aan ïdereen

.rerliou-

-g naar gen en t meer

nel dat re ma-tzonde-lat zijn

;• velen

zie „ De s A. B. 0. —4C.

-ocr page 104-

ADELAARS EX ST11UIZEN.

zicli zeiven produceert, maar voor een groot gedeelte der maatschappij, dank zij \'t „vrijhandelssysteemquot; dat in do beschaafde landen meer en meer veld wint.

Sommigen vreezen dat, als \'t aantal arbeiders in Nederland vermindert, de indnstrieelen niet meer in staat zullen wezen, tegen \'t buitenland te konkurreeren en men dus aan den eenen kant zal verliezen wat men aan den anderen wint. Deze vrees is dwaas.

Elk fabriekant belioeft in zijn persoon toch geen gepredisponeerd miljonair te zien. Indien hij zijn fabriek beschouwt als een gewoon middel van bestaan en zich met een redelijke winst tevreden stelt, dan zal hij ongetwijfeld de konkurrentie kunnen volhouden.

Maar hoe kan men denken dat door landverhuizing gebrek aan arbeiders zal ontstaan?

„C\'esY une puérilfté dans les chefs d\'une\\ nation de s\'imagineV qu\'elle s\'aiïaiblit par ate telles emigrations quand el les sont bieiAconduites. A\'ul État florissant n\'a cessé deVl\'être pour\\avoir-donnex naissanca a des colonies florissaK(tes......\'\\(Say, cours \\mplef., bi\\-t01).

Be gehechtheid aan den geboortegrond zal van zelf de zaken in evenwicht houden; niemand die in zijn vaderland een goed bestaan heeft, zal — tenzij om godsdienstige of politieke redenen — willen emigreeren.

98

-ocr page 105-

ADELAARS EN STRUIZEN.

Ue groote vlucht, die tegenwoordig handel en industrie nemen, heeft ten gevolge dat de vraag naar arbeiders meer en meer toeneemt, evenwel niet in die mate als noodig is om van merkbaren invloed op den stand der loonen te wezen; want men dient wel in \'t oog te houden dat de industrie er tevens naar streeft menschenarbeid zooveel mogelijk te ontbeeren. Men heeft hier dus twee krachten — als ik dit woord gebruiken mag — die in tegenovergestelde richting werken; de „resultantequot; zal gelegen zijn in de richting der grootste kracht en gelijk wezen aan \'t verschil der beide krachten; hoe meer nu die krachten in grootte elkander naderen, hoe kleiner de resultante; zelfs zou zich \'t geval kunnen voordoen dat ze gelijk zijn, in welk geval de resulteerende kracht nul zal worden; dat wil zeggen: wanneer voor nieuwe takken van industrie juist zoor,eel arbeiders gevraagd worden als, door de verbetering der machinen, buiten werk geraken, dan blijft de verhouding van vraag en aanbod dezelfde, dus ook de toestand der arbeiders.

Hoe \'t ook zij, de vooruitgang der industrie is alléén niet voldoende om \'t lot van den werkman te verbeteren, want door industrie zullen aardappelen en andere levensmiddelen niet goedkooper worden.

99

-ocr page 106-

ADELAARS KN STIIUIZEX.

Om dadelijke hulp aan te brengen is, mijns inziens, niets beter dan landverhuizing.

\\

Aan dit onderwerp wijdt Edward Jenkins in zijn geestig liookje „ Ginx\'s Jiahj/, his Birth and other Mh-fortwves,quot; menige bladzijde. Ik heb de vertaling van .Ier0, de Vries — Murk\'s Tv; aal file, zijn geboorte en zijne overige wederwaardigheden — voor mij liggen, en zal eenige plaatsen daaruit aanhalen:

Joshua Hale — koopman: „Onze beste staathuishoudkundigen zijn er weinig mee ingenomen, dat het arbeidsvermogen zoo voortdurend gedund wordt. Landverhuizing is goed als een tijdelijk hulpmiddel tegen de ellende des volks, maar van dit middel moet een spaarzaam gebruik gemaakt worden. Arbeid — ziedaar juist onze rijkste ader.quot; (bl. 158 en 159).

Sir Charles Sterling: „Maar wij kunnen te veel arbeidskracht hebben. Neem eens aan, dat u thans meer handen ten dienste staan, dan gij gebruiken kunt, wat moet er dan worden van de rest?quot;.......

(bl. 159).

Sir Charles Sterling:...... „Er zijn nog altijd

millioenen bunders grond, die in zekeren zin aan de bewoners van dit land toebehooren en die nog altijd

]00

-ocr page 107-

ADELAARS IAquot; STKUIZEX.

onbebouwd liggen, in weerwil van de duidelijke aanwijzing van de natuur, dat \'s menschen arbeid den grond moet ontginnen. Dat wordt, helaas! niet begrepen, en nu blijven de koloniën verlegen om handen, terwijl hier in het land duizenden en duizenden reikhalzen naar werk en voedselquot;......(bi. 161).

Sir Charles Sterling:......„Laat een millioen arbeiders naar andere streken verhuizen, zoodat althans die onhoudbare concurrentie wordt gefnuikt, waardoor zoovele arme drommels slechts een half daggeld verdienen, of naar een werkhuis moeten gaanquot;.......

(bl. 174).

Bij de werkstakingen, die onlangs onder de boerenarbeiders in Warwickshire hebben plaats gehad, heeft Edward Jenkins getoond dat hij een warm voorstander is van landverhuizing; in krachtige taal heeft hij de „ strikersquot; aangespoord tot emigratie, als \'t beste eu snelwerkendste middel om hun toestand te verbeteren.

Er hebben in den laatsten tijd uit veie deeleu van Europa groote landverhuizingen plaats, zooals blijkt uit cene menigte berichten in de dagbladen, te veel om ze hier te vermelden.

„De zorg barende overbevolking, die men veelal ais

101

-ocr page 108-

ADELAARS EN ST11UIZEN.

eene algemeene maatschappelijke kwaal, vooral van onzen tijd, voorstelt, is dikwijls niet anders dan een plaatselijk verschijnsel,quot; zegt Vissering — zie bl. 255, deel I van zijn Handboek.

Als dit waar is, dan moet men des te eerder verhuizing uit die plaatsen ais heilzaam beschouwen. Vissering stemt dit toe; immers, op bl. 257 schrijft hij: „Geen beter middel is er welligt, om plaatselijke overbevolking af te leiden, dan de voortgaande verbetering der middelen van gemeenschap tusschen de onderscheidene deelen des lands, waardoor vraag en aanbod van den arbeid op alle punten gemakkelijker tot elkander kunnen komen, en alzoo de vrijwillige verhuizing van werklieden van de plaats, waar zij overtollig zijn, naar eene andere plaats, waar aan hunnen arbeid behoefte is, bevorderd wordt.quot;

Vissering keurt alzoo \'t principe van verhaziny goed; alleen van laitdvèrJtuizivg wil hij niet hooren; maar, eilieve! is dit niet wederom de oude kwestie? Kan men de grenzen aanwijzen? Moet \'t juist stad-en mag \'t geen /«Wverhuizing wezen? Is de verhuizing slechts dan goed te keuren, wanneer men niet over zee gaat?

-ocr page 109-

Xll.

Kolonisatie van Suriname is t^een panacee tegen tie armoede in Nederland.

Ik ben \'i met Feringa eens, wanneer hij zegt: . . . . „Geef eenig land goede wetten, die in toepassing brengen strikte rechtvaardigheid zoowel als de voorschriften der gezondheidsleer, die kosteloos onderwijs verstrekken en bevorderlijk zijn aan associatie, — en het pauperisme moet sterk door de liefdadigheid worden aangekweekt, zal het niet verminderen en op den duur verdwijnenquot;

Of wanneer hij nog krachtiger schrijft:

„Slechts langdurige en krachtige pogingen ter verkrijging van beter onderwijs, beter recht, betere rc-geeringen, ter afschaffing van oorlog en nationaliteitsideeën, — kortom een lang voortgezet streven naar

\') Zie „Democratie en tcetenschap.quot; bl. 338

-ocr page 110-

A DELAAKS EN ST11U1ZEX.

verhooging van \'s menschen moreele en sociale waarde, kan eene betere verdeeling van de vruchten van den arbeid te voorschijn roepen.quot; 1)

Maar deze dingen zullen niet spoedig verkregen worden; er zal heel wat moeten gebeuren voor dat zulk een heilzame hervorming tot stand komt, en daarop wachtende zou \'t arme volk zijn kommeryollen toestand dag aan dag zien verergeren.

Ais palliatief nu beveel ik aan: „landverhuizing op groote sciiaal naar Suriname.quot;

Ik wil zelfs aannemen dat door dit middel Nederland weinig gebaat wordt, dat landverhuizing machteloos is tegenover den grooten aanwas der bevolking,

en dus van geen direkten invloed op \'t pauperisme.....

maar zelfs dan niig zou ik kolonisatie van Suriname aanraden, om de vele indirekte voordeden, die daaraan verbonden zijn, en die reeds te dikwijls zijn behandeld om ze nog eens allen op te sommen.

101.

Terloops wil ik wijzen op Sypesteyn\'s „cauche-marquot;.... de suhsidiën. Een flinke kolonisatie zal spoedig ten gevolge hebben dat de kolonie in haar eigen huishouding zal kunnen voorzien, en derhalve ontheven worden van de behoefte aan subsidiën, die

\') Zie .. 1 le 1 rije Gedachte. Eoislc tluol — Eerste stuk, bl. 40 en 41-

-ocr page 111-

ADELAARS EN ST11UIZEN.

haar zoo .met tegenzin en minachting door Nederland worden toegeworpen.

Men moet niet over \'t hoofd zien dat \'t schenken van woeste gronden aan de kolonisten op zich zelf reeds in \'t belang is der kolonie; woeste gronden zullen de koloniale kas niet stijveiij terwijl door schenking aan de kolonisten deze gronden produktief worden en na verloop van tijd zoowel direkt als indirekt bijdragen tot de welvaart van Suriname en gevolge-lijk ook van Nederland.

„La formation de nouvelles colonies est favorable aux progrès de l\'espèce humaine et a son bonheur, quand les établissements coloniaux sont formés dans des contrées désertes, ou peuplées senlement de quel-ques sauvages, et avec le jugement et l\'csprit de conduite qui seuls peuvent en assurer le succes. Dans eet esprit de conduite il faut coinprendre pour beaucoup celui de la mère patriequot; \')......

105

Zeer terecht zegt Werther op bl. 11 zijner meergenoemde brochure: „De arbeidersstand echter beschouwt in alle gevallen den staat, voorgesteld door

\') Ziu Say „Cours Cotnplcl, etc. bl. 401.

-ocr page 112-

ADELAARS EN STKUIZEX.

de overheid, als een zedelijke macht, die een vermogenden invloed op \'t lot van den arbeider kan en moet uitoefenen, en wederkeerig hebben alle regeeringen zich steeds meer of minder verantwoordelijk beschouwd voor het welzijn van den arbeidenden stand. Zoo is de arbeider tot de overtuiging gekomen, dat hij niet alleen recht heeft op brood door arbeid, maar dat het de regeering is, die daarvoor, in het hoogste ressort, moet zorgen. En van den anderen kant hebben de regeeringen, zonder genoegzaam acht te slaan op de wetten der staathuishoudkunde, deze verplichting ook doorgaans geaccepteerd.quot;

Zooals \'t sociale vraagstuk zicli thans voordoet, zijn diep ingrijpende maatregelen onvermijdelijk. Men beweert dat de Nederlandsche werkman niet zeer ingenomen is met de Internationale; ;t kan waar zijn, docli zal \'t altijd zoo blijven? Kan men niet met zekerheid voorspellen, dat naarmate de ellende toeneemt, deze vereeniging meer en meer veld zal winnen, en wanneer de nood ten top gestegen is, Jt wanhopige volk, als één man, zich in de armen zal werpen van dat schrikbeeld der zoogenaamde „mannen van orde?quot;

En dan zal datzelfde volk — van zijne macht bewust, — wat ;t nu met geduld en lijdzaamheid ontbeert, weldra met onweerstaanbaren nadruk gaan

lof;

-ocr page 113-

ADELAARS EN STRUIKEN.

eischen van hen, die toen \'t nog tijd was, zicli koud hadden betoond voor zijne armoede, doof voor zijne billijke klachten, en onverschillig voor zijne rechtmatige eischen.

Mijne heeren regeeringsrnannen, wilt gij dit voorkomen, geeft dan den werkman de gelegenheid naar Suriname te verhuizen, schenkt hem daar land 1), stelt hem in staat den grond te kunnen bebouwen, en gij zult reeds veel gedaan hebben tot bestrijding der armoede in Nederland.

„Maar,quot; zeggen de economen, „de regeering mag zich met landverhuizing niet inlaten; dat zou strijden tegen allen wetten van staathuishoudkunde.quot;

Nu, die strijd zal wel zoo hevig niet wezen, en op gevaar af voor een communist te worden aangezien, durf ik beweren dat Roorda van Eijsinga gelijk heeft, wanneer hij schrijft:

„Ik geloof dat men de algemeene stelling mag om-

■) De landschenking heeft plaats volgens de Publicatie van den ion Augustus 1803; regelende de voorwaarden, waarop de vestiging van personen of gezinnon als landbouwers in de kolonie Suriname zal kunnen plaats hebben, alsmede de ondersteuning welke zij van wege het Bestuur genieten zullen, enz.

107

-ocr page 114-

ADELAARS EN STUUl/KN.

de overlieid, als een zedelijke macht, die een veriuo-genden invloed op \'t lot van den arbeider kan en moet uitoefenen, en wederkeerig hebben alle regeeringen zicli steeds meer of minder verantwoordelijk beschouwd voor het welzijn vnn den arbeidenden stand. Zoo is de arbeider tot de overtuiging gekomen, dat hij niet alleen recht heeft op brood door arbeid, maar dat het de regeering is, die daarvoor, in het hoogste ressort, moet zorgen. En van den anderen kant hebben de regeeringen, zonder genoegzaam acht te slaan op de wetten der staathuishoudkunde, deze verplichting ook doorgaans geaccepteerd.quot;

Zooals \'t sociale vraagstuk zich thans voordoet, zijn diep ingrijpende maatregelen onvermijdelijk. Men beweert dat de Nederlandsche werkman niet zeer ingenomen is met de Internationale; \'t kan waar zijn, doch zal \'t altijd zoo blijven? Kan men niet met zekerheid voorspellen, dat naarmate de ellende toeneemt, deze vereeniging meer en meer veld zal winnen, en wanneer de nood ten top gestegen is, ■\'t wanhopige volk, als één man, zich in de armen zal werpen van dat schrikbeeld der zoogenaamde „mannen van orderquot;

En dan zal datzelfde volk — van zijne macht bewust, — wat \'t nu met geduld en lijdzaamheid ontbeert, weldra met onweerstaanbaren nadruk gaan

10(i

-ocr page 115-

ADELAARS EX ST RUIZEN.

eischen van hen, die toen \'t nog tijd was, zich koud hadden betoond voor zijne armoede, doof voor zijne billijke klachten, en onverschillig voor zijne rechtmatige eischen.

Mijne heeren regeeringsrnannen, wilt gij dit voorkomen, geeft dan den werkman de gelegenheid naar Suriname te verhuizen, schenkt hem daar land 1), stelt hem in staat den grond te kunnen bebouwen, en gij zult reeds veel gedaan hebben tot bestrijding der armoede in Nederland.

„Maar,quot; zeggen de economen, „de regeering mag zich met landverhuizing niet inlaten; dat zou strijden tegen allen wetten van staathuishoudkunde.quot;

Nu, die strijd zal wel zoo hevig niet wezen, en op gevaar af voor een communist te worden aangezien, durf ik beweren dat Roorda van Eijsinga gelijk heeft, wanneer hij schrijft:

„Ik geloof dat men de algemeene stelling mag om-

\') Do landschenking heeft plaats volgons tie Publicatie van den •Icn Augustus 1803; regelende de voorwaarden, waarop de vestiging van personen of gezinnen als landbouwers in de kolonie Suriname zal kunnen plaats hebben, alsmede de ondersteuning welke zij van wege het Bestuur genieten zullen, enz.

-ocr page 116-

] ÜS ADELAAUS EN STUUIZEN.

heizen: de staat behoort alles te doen wat hij beter vermag te verrichten dan de burgers afzonderlijk of vereenigd.quot;

Eene kolonisatie naar Suriname, zal ze slagen, moet door den staat worden georganiseerd en ten uitvoer gebracht.

Partikuliereu of maatschappijen zouden natuurlijk winsten willen behalen, en om liooge dividenden te verkijgen allicht, ter bezuiniging, de noodigste voorzorgen verzuimen.

En \'t doel eener kolonisatie naar Suriname moet ook niet wezen om de kolonisten voor maatschappijen of op de plantages te laten werken. De landverhuizers moeten vrije, zelfstandige burgers worden en ai-zoo eene bevolking vormen die de geschiktheid bezit om den slaventijd te doen vergeten en Suriname zedelijk te verheffen.

Het is mijne bedoeling niet dat de regeering altijd de kolonisaties moet organiseeren; dit moet slechts in den beginne plaats hebben. Wanneer eenmaal een flinke Europeesche bevolking in Suriname gevestigd is, zal de stroom van landverhuizers zich van zelf daarheen richten en verdere tusschenkoinst der retreerinquot;-

O O

jverbodig wezen.

,Groote landverhuizingen hebben in 5t moederland

-ocr page 117-

ADELAARS EN STEUTZEN.

kapitaalsvermindering ten gevolge eu moeten daarom, zoo mogelijk, tegengegaan worden,quot; zeggen sommige economen.

Geheel anders spreekt Say op bl. 401 van zijn cours complet-. „II ne l\'aut done point s\'armer contre elles, ni même contre l\'extraction des capitaux, d\'abord paree que c\'est inutilement qu\'on le ferait, et aussi paree que c\'est une violation du droit naturelquot;.....

Deze kapitaalsvermindering doet zich vooral voor bij de landverhuizing, zooals die gewoonlijk plaats lieei\'t, namelijk dat gezinnen uit den burgerstand, die eenig vermogen bezitten, om de eene of andere reden \'t land verlaten, om zich naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika of naar Australië te begeven. Gingen zij naar de koloniën, bijv. naarquot; Suriname, dan zou die kapitaalsvermindering voor \'t moederland niet zoo nadeelig wezen.

109

Ook met \'t oog hierop zou \'t nuttig wezen den stroom van landverhuizers naar Suriname te richten, en dit nu kan jt best geschieden door tusschenkomst der regeering.

Met welke personen dient de kolonisatie begonnen te worden? Al \'tgeen ik reeds gezegd heb in aan-

-ocr page 118-

ADELAARS EN STRUIZEN.

merking genomen, antwoord ik op deze vraag: „met handwerkslieden, boerenknechten, enz. die geen kapitaal bezitten.quot; Voor deze zal \'t een aangenaam vooruitzicht wezen, dat zij — door te koloniseeren — van proletariërs, in betrekkelijk korten tijd, welvarende en zelfstandige burgers kunnen worden, wanneer zij slechts over een voldoende dozis arbeidzaamheid en volharding kunnen beschikken.

„Ja maar de proletariër heeft geen geld om te koloniseeren,quot; merkt de een of andere geleerde, scherp-zinnige staathuishoudkundige zeer ter snede aan.

Zeer verplicht voor de opmerking. Ja, de proletariër heeft geen geld om \'t land te verlaten; daarom moet de staat hem kosteloos overvoeren. Maar dit is niet genoeg; de staat moet aan elk arbeidersgezin, dat wil koloniseeren, daarenboven een stuk grond in Suriname geven, benevens een voorschot van ongeveer duizend gulden, terug te betalen na een zeker aantal jaren; de groote vruchtbaarheid van den Suri-naamschen bodem is een voldoende waarborg voor de gereede terugbetaling dezer gelden plus een matige rente.

Het voorschot behoeft niet te bestaan in geld, maar in een woning, in gereedschappen, enz. Hierover zal ik echter niet uitweiden, maar wachten op

110

-ocr page 119-

ADELAAliS Els STllUIZKN.

de tweede brochure ^ der „ Vereenigrvg ran Surinamers.quot;

De kolonisatie koét alzoo aan den staat geen cent; er heeft geen kapitaalsver mindering plaats, enz. enz.

Men zal mij hier doen opmerken dat de proletariër niet wil koloniseeren, maar ik ben zoo vrij dit niet te gelooven. De prolateriër wil zijn land niet verlaten om in zijn nieuwe woonplaats daglooner te blijven, zij \'t ook voor een ietwat liooger loon; weet hij echter welke gunstige vooruitzichten hij in Suriname heeft, dan zal hij zeker niet aarzelen te koloniseeren, als liij daartoe in staat gesteld wordt.

Er zijn drie oorzaken, die den proletariër afhouden van landverhuizing:

1°. gebrek aan \'t noodige kapitaal voor overtocht, enz.

\') Deze brochure kan gerust wegblijven, mi quot;t reeds genoemde Surinaarihsche blad ,, (Ze Wachter\'\' zijne kolommen beeft opengesteld

voor \'t ingezonden stuk:., Een kort woord, — een Klaar woord........

met cijfers.quot; —■ zie \'t nummer van 28 Ajnil j.l.

In dit stuk heeft \'t den geachten inzender gelustquot; den voorstanders van kolonisatie voor te rekenen hoeveel de vestiging van één kolonist kost. Daarna geeft de geleerde en ervaren maar tevens nederige schrijver een kolonisatieplan, dat hij als een kleine schets „voor veel verbetering vatbaarquot; wenscht medetedeelen. Ik raad niemand aan — tenzij hij met kracht en geweld zich eenige oogenblik-ken verveeling wil bezorgen — die kakographie te lezen.

m

-ocr page 120-

ADELAAKS EN STRUIZEN.

2°. een volslagen onbekendheid met andere landen.

•3°. de in vele gevallen zoo nadeelige armenbe-deeling, waarop de onvermogende rekent.

Zonder al te veel moeite zijn deze drie oorzaken weg te nemen, en dan is er niets dat de landverhuizing van den behoeftigen daglooner in den weg zou staan.

Het is niet onmogelijk dat men hier de bewering oppert: „Leen den proletariër duizend gulden en laat hem in zijn land blijven, dan zal hij even goed vooruitkomen, als in Suriname.quot;

Ik twijfel of dit wel zoo is, en geloof dat die som binnen een paar jaren verteerd en alzoo de kans van terugbetaling verkeken zou zijn. Men dient wel in \'t oog te houden dat de verbazende konkurrentie den kleinen baas zeer zwaar drukt, en \'t hem in de meeste gevallen omnogelijk maakt meer te verdienen dan noodig is voor zijn levensonderhoud. Ook in den burgerstand wordt veel gebrek geleden, en vele gezinnen zouden \'op de bovengenoemde voorwaarden naar Suriname willen koloniseeren. En verder, welke maat-stal zou men moeten gebruiken bij \'t leenen van geld aan handwerkslieden, enz. wanneer zij in \'t land blijven? Zou men aan allen moeten leenen en aan allen evenveel?

112

-ocr page 121-

ADELAAKS EX SÏEUIZEN.

113

Bit alles verandert wanneer zij deel willen uitmaken eener kolonisatie. Maar gesteld eens dat de proletariër, hier blijvende met een voorschot van duizend gulden zijn toestand een vaste verbetering kan doen ondergaan, dan nog is eene kolonisatie verkieslijker, als de eenige manier om Suriname uit zijn verval op te heffen. Men dient immers de voordeelen in rekening te brengen, die de welvaart dezer kolonie voor Nederland hebben zal, en vooral ook te bedenken dat \'t hier geld een verzuim weer goed te maken; want voor een groot deel is de tegenwoordige kwijnende toestand van Suriname veroorzaakt door \'t slechte beheer der Nederlandsche regeering.

Door eene kolonisatie van een paar honderd gezinnen wordt Suriname niet gebaat. Eerst na de vestiging van een vijf, zes-duizend familiën — \'t geen in drie jaren kan plaats hebben — zal men een merkbaren vooruitgang in de kolonie kunnen waarnemen. Verkeert de nieuwe volkplanting eenmaal in een bloeienden toestand, dan zal hare bevolking spoedig toenemen, omdat de stroom van landverhuizers zich daarheen zal richten; \'tgeen des te zekerder \'t geval zal wezen, wanneer de regeering ook aan burgerge-

-ocr page 122-

ADELAARS EN STRXIIZEN.

zinnen vrije overtocht — b. v. met oorlogschepen — en zof) noodig eenige voorschotten geeft.

Dat er ook in den burgerstand overbevolking heerscht wordt recht duidelijk wanneer men let op \'t aantal sollicitanten naar sommige postjes, die nog veel minder loon geven dan een goed handwerk. Ook hier zou dus een ferme landverhuizing haren goeden invloed doen gevoelen.

Verder zou \'t voor Suriname zeer nuttig wezen, zoo mogelijk, den stroom der Duitsche landverhuizers daarheen te richten. De Duitschers zijn om vele redenen, beter dan andere volken geschikt voor \'t aanleggen van volksplantingen.7,,Wahrend namlich die Franzosen hartnackig Franzosen bleiben und tbeil-weise dadurch den Aufschwung ihrer auswartigen Bezitzungen hemmen, erkauft der Deutsche seinen Wohlstand im Auslande met einer totalen Enüiuszc-rung seiner Nationaliteit,quot; zegt von Hellwaldt op bl. 11 zijner reeds genoemde brochure, en verder op bl. 12: „ Keine Nation der Erde endlich hat eine der Zabl nach so bedeutende jahrliche Auswanderung aufzu-weisen, als eben die deutsche.quot;

Zonder tusschenkoinst van den staat zal de kolonisatie niet slagen; dit is mijne vaste overtuiging. Par-tikuliere hulp, ondersteuning van maatschappijen zul-

114

-ocr page 123-

ADELAARS EN STKIMZKX.

Icn blijken ontoereikend te wezen. Daarom kan ik geen onverdeelde ingenomenheid betuigen met\'t plan \') van den Heer Henri Timmer. Volkomen juich ik toe de wijze waarop deze heer de zaak heeft aangepakt; \'t aanleggen van een register, zooals hij \'t bedoelt, kan zeer nuttig wezen om te weten te ko-hoeveel werklieden, enz. geneigd zijn naar Suriname te verhuizen; maar \'t organiseeren en ten uitvoer brengen der kolonisatie moet geheel van den staat uitgaan; of dit nu ook \'t gevoelen van den Heer Timmer is meen ik te mogen betwijfelen, wanneer ik let op \'t einde van \'t ingezonden stuk. Kon de Heer Timmer al de werklieden die zich bij hem opgeven overhalen om tezamen aan den minister van Koloniën een rekest intedienen, dan zou zoodoende de aandacht der regeering meer en meer op de kolonie gevestigd worden.

Tegen boeren bedriegerijen als onlangs de aanvragen 3) in \'t Algemeen Handelsblad, naar landverhuizers die tegen een belachelijk laag loon op de plantages willen werken, behoeft men niet eens te waar-

\') Zie in \'t Algemeen Handelsblad van Woensdag 22 Mei j.l. \'t ingezonden stnk: „ rictn omlrenl de kolonie Suriname. quot;

-) Ik meen dat die aanvragen zijn uitgegaan van de Suriiiaamsehc Bank te Amsterdam.

-ocr page 124-

ADELAARS EX ST11UIZEX.

schuwen, want niemand zal zoo dwaas wezen, op dergelijke voorwaarden zijn land te verlaten. De kolonisten moeten — ik herhaal \'t — zelfstandige landbouwers, maar geen daglooners worden.

Langer uitstel zal voor Suriname doodelijk wezen. Spoedige hulp is dringend noodig.

Znl \'quot;t Nedeiiandsche volk toezien dat Suriname nog dieper zinke, om eindelijk den weg der „Kustquot; op te gaan, terwijl met weinig moeite die heerlijke kolonie voor \'t moederland kan behouden worden?

De pers lichte \'t volk voor en vestige de aandacht op Suriname. „Le journalistne est, a notre époque,

Ie levier le plus puissant qui existequot;.....zegt Charles

Desouches — op bl. 299 van zijn reeds genoemd werk. En \'t is waar; als de pers eenmaal met ernst en kracht de handschoen opneemt voor de zaak dei-kolonisatie, dan kan quot;t niet missen of regeering en vertegenwoordiging zullen gedwongen worden spoedig handelend op te treden in \'t welbegrepen belang van moederland en kolonie.

En dan zie ik voor Suriname een schoone toekomst. Eerst een geleidelijke opheffing uit zijn toestand van verval; dan een periode van toenemenden bloei en

-ocr page 125-

ADELAA11S KN STIU\'IZKX.

eindelijk, in een niet te verre toekomst.......zijne

verheffing tot een onafhankelijken staat.

Ik eindig met de woorden van Gijsbert Karei van Hogendorp:

„De poogingen om eene kolonie te doen bloeien, zyn, ja ik beken het, poogingen om het tydstip van haare onafhanklykheid te bevorderen. Don onder haaren wasdom maakt zy het moederland ryk, en onafhanklyk geworden, blyft zy dit doen, ofschoon

met eenige wyzigingquot;......

„Alzo verliest elk vader zyn kind, ais het tot rype jaaren gekomen is, in den egt treedt, eigen bezighee-den aanvaardt, en het onderlyk hnis verlaat. Geen ouder nogthans verzuimt daarom de opvoeding zyner kinderen, ofschoon het onfeilbaair middel om ze altyd in huis te houden, daarin zoude bestaan dat men ze aan lichaam en ziel zwak en ziekelyk maakte, door

hun gebrek aan voedsel en onderwys te laten lydenquot;.....

Met alzo koloniën te stigten, en het oogmerk van eene aanstaande onafhanklykheid derzelven openlyk te belyden, vordert de staat derhalven in alle opzigten op den weg van welvaart, en grondt onophoudelyk zyn byzonder geluk op algemeen menschlyk geluk.quot;

117

-ocr page 126-

ADELAARS EX ST11UIZEX.

schuwen, want niemand zal zoo dwaas wezen, op dergelijke voorwaarden zijn land te verlaten. De kolonisten moeten — ik herhaal \'t — zelfstandige landbouwers, maar geen daglooners worden.

Langer uitstel zal voor Suriname doodelijk wezen. Spoedige hulp is dringend noodig.

Znl \'quot;t Nedeiiandsche volk toezien dat Suriname nog dieper zinke, om eindelijk den weg der „Kustquot; op te gaan, terwijl met weinig moeite die heerlijke kolonie voor \'t moederland kan behouden worden?

De pers lichte \'t volk voor en vestige de aandacht op Suriname. „Le journalistne est, a notre époque,

Ie levier le plus puissant qui existequot;.....zegt Charles

Desouches — op bl. 299 van zijn reeds genoemd werk. En \'t is waar; als de pers eenmaal met ernst en kracht de handschoen opneemt voor de zaak dei-kolonisatie, dan kan quot;t niet missen of regeering en vertegenwoordiging zullen gedwongen worden spoedig handelend op te treden in \'t welbegrepen belang van moederland en kolonie.

En dan zie ik voor Suriname een schoone toekomst. Eerst een geleidelijke opheffing uit zijn toestand van verval; dan een periode van toenemenden bloei en

-ocr page 127-

ADELAA11S KN STIU\'IZKX.

eindelijk, in een niet te verre toekomst.......zijne

verheffing tot een onafhankelijken staat.

Ik eindig met de woorden van Gijsbert Karei van Hogendorp:

„De poogingen om eene kolonie te doen bloeien, zyn, ja ik beken het, poogingen om het tydstip van haare onafhanklykheid te bevorderen. Don onder haaren wasdom maakt zy het moederland ryk, en onafhanklyk geworden, blyft zy dit doen, ofschoon

met eenige wyzigingquot;......

„Alzo verliest elk vader zyn kind, ais het tot rype jaaren gekomen is, in den egt treedt, eigen bezighee-den aanvaardt, en het onderlyk hnis verlaat. Geen ouder nogthans verzuimt daarom de opvoeding zyner kinderen, ofschoon het onfeilbaair middel om ze altyd in huis te houden, daarin zoude bestaan dat men ze aan lichaam en ziel zwak en ziekelyk maakte, door

hun gebrek aan voedsel en onderwys te laten lydenquot;.....

Met alzo koloniën te stigten, en het oogmerk van eene aanstaande onafhanklykheid derzelven openlyk te belyden, vordert de staat derhalven in alle opzigten op den weg van welvaart, en grondt onophoudelyk zyn byzonder geluk op algemeen menschlyk geluk.quot;

117

-ocr page 128-