V 01 g en s hun ver h a 1 én
door ?
F. STËGGERDA
-ocr page 2-/. \'
/
s ■
ï i\' ■
- 4
. l
■ ^
»
r
• / /
Z\'
-ocr page 3-.f\'j^fy
,v V iry-
• \' ■ • ■ • \' •
. • / ■
1 ■■ ■
\\
1 V
mÊMIquot;--
m
m
m
e
•jî;
■ ■ lt;1;,
m
■-T Vf\'?:::
4 • \' \'
ft .
■
4
: .
■ * gt;
■ \'.V
! ■
.^---.v.n«.
-ocr page 4-r-- ■
\'m
\' quot; . mms
.a-V- .-Wim \'m-ÊMl- ■ -
■« m
■ ■
- ■* • | ||
- -1 - \' |
• ....
- ■ V
■. V. «y
ft-
■
bantoe - MORAAL
VOLGENS HUN VERHALEN
proefschrift
VAN DEN GRAAD VAN
SSpïSLr.^^^ letteren en WUS-
S^^SïS ^ ^^ rijks-universiteit
M^nHS®^^^ OP G^AG VAN DEN RECTOR-
MGNIFICUS Dr. H. BOLKESTEIN, HüOG-
LEERAAR in de faculteit DER LETT^FTvT
EN WIJSBEGEERTE, VOLGeL^SotÏ^M
den senaat der ikiVERSITEIT tegen de
bedenkingen van de faculteit D^
LETTEREN EN WIJSBEGEERTE EN VAIT DE
f/^JSHï ^^nbsp;natuurkunde te
VERDEDIGEN OP VRIJDAG 12 JULI 1935
DES NAMIDDAGS TE 2 UUR
door
FOKKE STEGGERDA
Geboren te Anibt-Almelo
s*\';
■ ■ - --iV
ii
.. iL O
gt;l a J A gt;v H V U H K S J C
K D a 1 a O
V\'-
Vxr
C. A O tl -fi
iMi\'U\'
»SX--
AAN MIJN OUDERS
fw.2
-•V.J? V\'- ■
\'f2*\'-
......v-w-,-. , ! - ■ v.,.. ^
quot;r
r\'ïf^i...
■i
■ -nbsp;- -, : V - ■.
■ -
■ ■ • Hi t- -■■
\' ■i\'ii\'- \'-i.
■
Va:. ■■■
A
■■■■■\'quot;\'Ci-
h?
iï ß U O Î H K A A
\'ii- ; r\'l\'nbsp;■nbsp;.nbsp;.. ■■ •
-ocr page 9-Het afsluiten van mijn academische studie grijp ik als een
welkome gelegenheid aan om allen, die tot mijn wetenschappelijke
vorming hebben bijgedragen, mijn welgemeenden dank te brengen,
U hooggeleerde Kohlbrugge, hooggeachte promotor, wil ik
mijn groote erkentelijkheid betuigen voor de leiding en de steun,
die ik in zoo ruime mate van U mocht ondervinden. De periode, die
ik onder Uv/ persoonlijke leiding mocht werken is voor mij van zeer
veel nut geweest, daar zij mij de gelegenheid bood om van Uw veel-
zijdige kennis te profiteeren. Het tot stand komen van dit proef-
schrift was slechts mogelijk door Uw hartelijk medeleven en Uw
opbouwende critiek.
Het v/ordt door mij ten zeerste op prijs gesteld, dat de
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte mij vrijstelling heeft
willen verleenen van het doen drukken van mijn dissertatie.
Mijn oprechten dank aan het Geografisch Instituut voor
het beschikbaar stellen van machines en ruimte om het proef-
schrift te cyclostileeren.
Mjn grootsten dank gaat uit naar Wilhelmina Comijn, die
mij mot zooveel toev/ijding ter zijde stond.
nrr.a ra :: quot; -
,T-ï
k-- -CiL l
t,:- ■ \'
r
.. 1 -.(
: .-vCT;
m
Onder Bantoes verstaat men tegenwoordig de inheemsche bevol-
king van de Zuidelijke helft van Afrika, met uitzondering van de
Hottentotten, de Boschjesmannen en de Vaalpens»
De noordgrens van hun gebied loopt, in ruwe trekken, als volgt?
Van den benedenloop der Rio del Rey in het Westen langs de parallel
van 5 gr.N.B» tot aan de waterscheiding tusschen de Congo en het
Tschaadmeerbekken. Daarna zet zij zich in Zuidoostelijke richting
voort, gaat tusschen het Albert- en Edward-meer door, loopt vervol-
gens ten Noorden en Oosten van het Victoria-meer en gaat met een
groote bocht om het gebied der Massai heen» Bij den mond van de Ta-
na rivier bereikt zij de Oostkust.
De Bantoes vormen een eenheid, welke gebaseerd is op de over-
eenstemming in taal. V/el zijn er verschillen in vocabulair en uit-
spraak, maar in groote trekken zijn de Bantoe-talen, vooral wat de
grammatica betreft, aan elkaar gelijk. Daardoor is het ook mogelijk,
dat\'bijvoorbeeld een Oost Bantoeneger, zoo hij zich ver van zijn
woonplaats verv/ijdert, met gemak drie of vier dialecten kan leeren.
Naast deze taalverwantschap bestaat een overeenstemming in de
verhalen. Hiervan zegt Junod in één van zijn oudere werken:quot;Mais
plus on avance dans 1\'étude dos trésors du folklore bantou, plus on
constate qu\'il existe un fond commun è. la base des contes qu\'on re-
ceuille dans les diverses tribusquot; (60/74). En hij bevestigt het in
één van zijn laatste werken (64 11/216). Ook andere onderzoekers
komen tot dezelfde conclusie (56/XXIV5 119a/950), terwijl één van de
grootste kensters der Afrikaansche folklore, Alice Werner, een apart
boek aan de Bantoe-verhalen wijdt (133).
V/anneer ik in de volgende bladzijden wil trachten om de moree-
le opvattingen van de Bantoes te putten uit hun schat van verhalen,
welke vooral sedert de laatste zeven decennia tot ons gekomen zijn,
zoo dringt zich een belangrijke vraag op,\'die allereerst een ant- •
woord behoGi\'t^ narielijks Waarom WGTden door itlj voor het peilGi:i
hunner morac.l juist de verhalen als bi\'on genomen?
Bij het instellen vsji een onderzoek naar de moreele opvattin-
gen der primitieven in het algemeen bestaat het gevaar, dat de en-
quêteur, door de wijze waarop hij zijn vragen stelt, een bepaald
antwoord suggereert. De meeningen van den ondervrager - en hierbij
heb ik alleen den wetenschappelijk geschoolde op het oog, omdat de
gelegenheidsonderzoeker buiten beschouwing blijft - kunnen van in-
vloed zijn op de verkregen resultaten, ook al is hij zich dit niet
altijd bewust en handelt de ondervrager geheel te goeder trouw. Bo-
vendien is het verre van denkbeeldig, dat de ondervraagde tracht te
raden welk antwoord door den enquêteur gewenscht wordt, wat deze
het liefst wil hooren. Verder zal de rondtrekkende onderzoeker ge-
neigd zijn zijn oordeel te vormen naar hetgeen hij ondervindt en
die ondervindingen kunnen opgewekt vrorden door toevallige omstan-
digheden en door zijn eigen gedrag \'). Daarom zit er steeds een
sterke subjectieve factor in de beoordeeling der moraliteit van een
volk.
Tegenover dit, door het directe onderzoek verkregen materiaal,
staan de verhalen quot;). Zij zijn uitingen van het gedachtenleven der
primitieven, welke niet zijn beïnfluenceerd door theorieën en op-
vattingen van Westersche onderzoekers, zij komen uit een bron, die
opborrelt uit het leven zelvenbsp;Hier spreekt de inboorling tot
zijn soortgenoot en als zoodanig draagt deze bron een meer objec-
tief karakter.
Daarmee wil niet gezegd zijn, dat ook alle verhalen - en nu
beperk ik mij caieen tot die van de Bantoes - geheel quot;van vreemde
^ J) Een treffend voorbeeld hiervan geeft 34/III-lV.
) Onder verhalen v/orden zoowel mythen, legenden, sagen, als
sprookjes verstaan. Behalve dat deze indeeling geen streng af-
^^ gebakende is, mist zij voor mijn onderzoek ook alle waarde.
) uat de verhalen een levend element vormen in het dagelijks be-
staan van do Bantoes, bewijst o.a. het gebruik, dat er van ee-
maakt wordt bij de veelvuldig voorkomende palavers (rechts-
strijd) . B.v. om a/in to tooncn, dat - gezien de in de vertel-
lingen gegeven gevallen « ^én van beide partijen het recht aan
haar zijde heeft (34/XI-XII; 87/100). Volgens Tessmann hebben
371)nbsp;palavers een apart soort van verhalen (112 II/
smetten vrij zijnquot;. Een voorbeeld vormen de verschillende quot;duizend
en een nachtquot;-verhalen, welke in de folklore van de Swahili zijn
opgenomen (105/VI e.v.; 129/432-456; 131b/60-78). Anderzijds zijn
de verhalen van quot;Uncle Remusquot;, die een vijftig jaar geleden in En-
geland zoo populair geworden zijn, in oorsprong uit Afrika afkom-
stig. Zij zijn door de negerslaven naex de Zuidelijke Staten veji
de V.S. gebracht, vanwaar ze hun weg naar Engeland hebben gevonden
(133/252 e.V.). Met deze voorbeelden v/il slechts aangetoond zijn,
dat de taalgrens geenzins een belemmering hoeft te vormen voor de
verspreiding van de verhalen over andere volkeren.
De eerstgenoemde categorie van verhalen, namelijk die, welke
van vreemden oorsprong zijn, blijven verder buiten beschouwing. Zij
woró.en als vertelsels aangevoeld, v/elke niet behooren tot den eigen
verhalenschat. Vinden ze wèl ingang, zoo zien we, dat er verande-
ringen in voorden aangebracht, waardoor ze in overeenstemming ge-
bracht worden met het gedachtenlcven van de Bantoes. Bij het mee-
rendeel hiervan gaat het evenwel om verhalen, die verteld v/orden
met het doel om de toehoorders te amuseeren en als zoodanig vallen
zij reeds buiten het kader veji dit werk. Niet alle verhalen hebben
namelijk een moreele strekking of worden verteld met het dool om
een zedenles te geven.
Naast de amusementsverhalen staan die,V70lke dienen om de kin-
deren zoet te houden. Zij zijn te vergelijken met onze verhalen
van den zwarten man en den boeman.
V/eer een andere categorie dient ter verklaring van bepaalde ■
verschijnselen, b.v. v/aarom de menschen sterven, waarom bepaalde
voedseltaboes zijn ingesteld, waarom do hond een huisdier werd en
sommige dieren elkaar steeds bevechten, v/aarom bepaalde meren of
andere natuurverschijnselen ontstaan zijn. üok deze zijn voor de
vraag omtrent de moreele opvattingen der Bantoes ven geen belang,
tenzij het juist gaat om een verklaring van deze opvattingen.
Hen zou de vraag kunnen stellen of de dierverhalen in de vol-
gende beschouwingen moeten v/orden opgenomen.
Bij de becjitwoording moet in het oog vrorden gehouden, dat de
volkenkunde ons leert, dat vele natuurvolkeren, door hun o-eioof in
een onbegrensde transformatie, geen v/ezenlijk verschil maken tUvS-
schen mensch en dier. Een dier kan slinmer, zwakker of sterker zijn,
het kan andere levensgewoonten hebben, maa.r het is een persoonlijk-
heid, die krachten uit kan stralen (magisch) of een ziel bezitten
(animistisch) . In de verhalen - en nu beperk ik mij v*^eer tot do
Bantoes - komt dit tot uitdrukking door aan de dieren menschelijke
eigenschappen toe te kennen? zij praten, hakken boomen, koken, eten.
enz. Verder worden bij den eenen stam de gebeurtenissen aan dieren
toegeschreven, terwijl»bij een anderen menschen handelend optreden.
Daarom kunnen de dierverhalen niet zonder meer als bron verworpen
v7orden. Zij bevatten elementen, die waardevol zijn voor de kennis
der moraal n.1).
Daarom was de maatstaf, die door mij bij het onderzoek van ie-
der verhaal afzonderlijk v;erd aangelegd, dezes Bevat het verhaal,
dat voor mij ligt, in de oogen der Bantoes een zekere moraal en zoo
ja, welke? Of zij ook met dit doel werden verteld, bleek meestal
uit de vertelling zelve. Soms gaven toevoegingen van den bericht-
gever een aanwijzing. Van groot belang waren de opmerkingen, de re-
acties van het auditorium, v/elke een enkele maal werden vermeld.
Voor zoover mij bekend, is tot nu toe de methode om langs de-
zen weg de moraal van de Bantoes te leeren kennen, niet toegepast\').
Wel spreken verschillende berichtgevers van de moraal of de zede-
lijke strekking,
die in de verhalen schuilt en van de beteekenis
der verhalen voor het leeren kennen van de zeden en gev/oonten on
van het gevoels- en gedachtenleven. Zoo noemt de Boeck de verhalen
quot;de klare spiegels van de volkszielquot;(12/240). Lederbogen is van
meening, dat de verhalen quot;Aufschlusz über den eigentlichen Volkska-
rakter der Duala geben quot; (69a/155). Pechuël-Loesche zegt^quot;Viele Er-
zählungen enthalten eine versteckte Lehre, die zv;ar in ihrer Nutz-
anwendung nicht v/eiter hervorgehoben, aber von jedermann verstan-
\') Ik beperk mij hier opzettelijk tot de Bantoes. De literatuur van
en over verhalen bij andere volkeren, is mij niet in die mate be-
kend, dat een algemeen oordeel gerechtvaardigd zou zijn. Een stu-
die met hetzelfde doel voor andere volkeren kv/am ik evenwel niet
tegen.
den wirdquot; (87/103). Een scherp onderscheid maakt Junod:quot; On a nié
l\'existence d\'une préoccupation morale chez les conteurs sud-afri-
cains. Que leur principal but soit d\'amuser et non d\'instruire, nous
le concédons sans peine. Mais il est hors de doute que nombre de
leurs histoires ont été imaginées et transmises de génération en
génération pour donner une leçon à certaines catégories de person-
nes qui en avaient plus spécialement besoinquot; (60/227).
Deze citaten zouden met ettelijke te vermeerderen zijn, doch het
blijft steeds bij zulke opmerkingen van algemeenen aard, gebaseerd
op een meerdere of mindere uitgebreide kennis der verhalen n.2).
Niemand bracht een systematische behandeling van het vraagstuk.
Een schijnbare uitzondering op dien regel vinden wij in het
boek van Junod quot;Les chants et les contes des Ba-Rongaquot;. Daarin wijdt
hij een apart hoofdstuk aan quot;Les contes moreauxquot;. In de inleiding,
welke aan deze groep van verhalen voorafgaat, geeft hij de beteeke-
nis er van aldus weenquot;Ces douze ou treize produits authentiques du
folklore ronga forment une sorte de petit cours de moralö élémentaire
et prouvent que notre tribu possède des notions assez développés sur
la justice et un sens indéniable du bien et du malquot; (60/229). Daar-
bij bleef het. Verder uitgewerkt heeft Junod deze vruchtbare gedach-
te niet. Ook niet in zijn veel later verschenen boek quot;The life of a
South African tribequot;, al noemt hij daar voor het bestaan van een
quot;moral sensequot; bij de Baronga quot;their folklore (is) the best and most
objective proof....quot; (64 11/580). Om niemand te kort te doen zij nog
vermeld, dat Struyf in zijn werk quot;Uit don kunstschat der Bakongosquot;
in een apart hoofdstuk;quot;Didactische verhalenquot; een achttal brengt,
die een zekere moraal bevatten en Trilies in quot;Proverbes, légendes et
contes Fangquot; een zestal quot;légendes moralesquot; afzondert.
Bij mijn poging om aan de hand der verhalen een inzicht te ver-
krijgen in de moraal van de Bantoes, heb ik gemeend zooveel mogelijk
de verhalen voor zich zelf te moeten laten spreken. Ter bevordering
van de leesbaarheid zijn ze evenv/el allen vertaald.
Waar de moraal gevormd wordt uit een samenstel van zedelijke
oordeelen over menschelijke handelingen, over het gedrag van bepaal-
de personen, kon ik tot een volgende indeeling der stof komen:
1. De zedelijke oordeelen over de handelingen quot;binnen den familie-
kring - kortv/eg aang-eduid met quot;Fnmilielevenquot;.
2* Die, v;elke de groep - hetzij dorp, stam, clan of sippe - betref-
fen, door mij quot;Groepslevenquot; genoemd.
Met familie v/ordt hier de familie in engeren zin bedoeld.
In het eerste deel worden het huwelijk, het gedrag tusschen man en
vrouw, de verhouding tusschen de ouders en de kinderen en die van de
kinderen onderling, besproken. In het tweede deel, Groepsleven, is
de stof als volgt gerangschikt: Waarheid en Trouw-, Criminaliteit5
Dankbaarheid en Ondankbaarheid; Gierigheid en Gastvrijheid, terwijl
aan het slot nog enkele verhalen volgen over het gedrag van de le-
venden tegenover de voorvaderen.
Deze indeeling is gebaseerd op den inhoud der verhalen. De
scheiding v;as in sommige gevallen niet scherp te trekken. Er zijn
namelijk verhalen, die b.v. zooveel elementen bevatten voor gastvrij-
heid, als voor dankbaarheid. Door verwijzingen is hierin voorzien.
Bij Criminaliteit is ook de broedermoord ondergebracht, omdat hij
daar beter op zijn plaats was, dan in het eerste deel.
Tot slot nog enkele practische opmerkingen. De cijfers in den
tekst tusschen () geplaatst, verwijzen naar de bibliographie. Nemen
we als voorbeeldr (64 11/27-35), Het getal vóór de /, n.1. 64, geeft
het volgnummer aan in de door mij samengestelde bibliogrnphie. De
cijfers achter de /, n.1. 27-35, geven de paginas aan, waar het ver-
haal of citaat in het betreffende v/erk is te vinden. Zoo het boek
uit meerdere deelen bestaat, geeft het romeinsche cijfer (li) vóór
de / aan, welk deel is bedoeld.
De getallen n.1), n.2) enz. verwijzen naar de notenlijst. Een \')
verwijst naar de noot onder aan de bladzijde.
Andere afkortingen spreken voor zich zelf.
EERSTE DEEL
FAMILIELEVEN
Zij zeggen, dat. de eerste menschelijke wezens, de m.annen en
de vrouwen, niet bij elkaar vertoefden. De mannen hadden hun eigen
dorp en de vrouwen eveneens. De mannen hadden hun eigen vee en de
vrouwen hadden ook hun eigen vee. Op deze wijze leefden de eerste
mannen ver van de vrouwen vervajderd. Zij waren gewoon zich te war-
men aan het vuur, dat met koemest werd gestookt. Op een keer ging
hun vuur uit. Zij zeiden:quot; V/aar zullen wij vandaag vuur vandaan ha-
len?quot; Zij zeiden:quot; Eén van ons moet naar de vrouwen gaan om vuur te
vragen.quot; Toen zonden zij een man. Toen hij aankwam, zag hij, dat
het dorp van de vrouwen werkelijk heel aardig was. De vrouwen vroe-
gen hem:quot; Wil je niet het voedsel proeven, dat wij vrouwen eten?quot;
Hij vond het heel lekker. Toen bleef hij daar en ging niet terug .
naar zijn makkers. Hij huwde één van de vrouwen. Daar de mannen za-
gen, dat hun metgezel niet terug kwam, zonden zij een ander. Ook
hij bleef daar, evenals de eerste* De een na den ander ging naar
het dorp van de vrouwen5 zij bleven allen in hetzelfde dorp.
De vrouwen bezaten vee van zich zelf. Hun vee bestond uit buffels.
Op oen keer, terwijl de herdersvrouwen hun kinderen aan het voeden
waren, vluchtten de buffels. Tegen één van de vrouwen zeiden ze:
quot; Ga snel, om zo tegen te houden.quot; Maar zij antwoordde:quot; Ik ben ook
mijn kind aan het voeden.quot; Zij antwoordden:quot; Ga snel.quot; Zij ging. De
buffels trachtten haar met hun horens te doorboren. Zij werd bang
en kwam terug bij haar gezellinnen. Toen lieten de vrouwen hun vee
gaan. V/at het vee van de mannen betreft, het is het vee, dat er he-
den ten dage nog is5 het is het ware rund n.3).
Uit deze vertelling blijkt, dat bij de Baronga en enkele groe-
pen in het gebied van de Kassai, het huwelijk als een goede instel-
ling v/ordt beschouwd; de man heeft de vrouw noodig voor het beroi-
den van zijn eten, tenvijl de vervulling vaji haar moederplichten,
de vrouw beletten om zich met den veestapel te bemoeien; daar ligt
de taak van den man. Hier staat niet de verklaring van het huwelijk
op den voorgrond n.4). Daarvoor ontbreekt in de eerste plaats een
schakel tusschen het uitgaan van het vuur en het direct daarop vol-
gende plan?quot; VJij zullen naar de vrouwen gaan, om vuur te halen.quot; Er
wordt dus van de veronderstelling uitgegaan, dat de mannen wel dege-
lijk van het bestaan van de vrouwen afv/eten. Bovendien missen wij
het in de quot;verklarendequot; verhalen gebruikelijke einde, waarin de uit-
leg gegeven wordt van bepaalde gebruiken of verschijnselen. b;v.
waarom de menschen sterven, waarom bepaalde dieren bij de menschen
leven en waarom sommige dieren zekere lichamelijke kenmerken vertoo-
nen of gev/oonten bezitten n,5).
Uit de losse opmerkingen, die in tal van verhalen gevonden wor-
den blij kt, dat hot sexueele leven als een natuurlijke zaak wordt be-
schouwd. Groote leering schuilt er in het korte verhaal van Frobe-
nius, waarin de echtgenoot zijn vrouw begeert tijdens de gez?jnelij-
ke vischvangst. De vrouw wijst er op, dat zij hem wel toebehoort,
maar dat ook de visch, die zij aan het vangen is, hem toebehoort.
En zij vervolgt;quot; Eerst wil ik klaar zijn met visschen. Eerst wil
ik het eten gereed maken en daji kan je met mij slapen.quot;
De man vond, dat zijn vrouw gelijk had, dat het goed was, toen het
aldus geschiedde (45/217-218)•
Overspel is ongeoorloofd, wordt in verhalen over den eersten
omgang tusschen mannen en vrouwen afgekeurd en met een boete, aan
den overspeligen man opgelegd, gestraft n.6).
In andere vertellingen wordt de man gedood, wanneer hij op heeter-
daad betrapt wordt. De bedrogen echtgenoot stuurt zijn vrouw naar
haar familie en dc bruidschat wordt hem teruggegeven (22/351-352).
Wanneer het blijkt, dat de vrouw het zelf op overspel aanlegt, wordt
ook zij gedood (22/350-351).
Het huwelijk is voor vele jongeren een ernstige zaak, waarom
het niet alleen aanbeveling verdient goed uit te kijken, maar om
vooral ook te luisteren naar de goedgemeende raadgevingen der ouders.
Dit bewijzen de volgende verhalen:
Er was eens een jonge man, die gereed v/as om te trouwen. Hij
had een som bijeengebracht, die voldoende was, om z»n vrouw te be-
talen O. Zijn ouders wilden een vrouw voor hem uitzoeken, maar hij
weigerde en zei:quot; Als ik trouw, dan is dat op voorwaarde, dat ik
haar zelf kies?quot; quot;Goedquot;, zeiden zij, quot; als je later er mee zit, d^^
heb je dat aan jezelf te danken.quot;
Hij vertrok naar een ver afgelegen dorp, zag de huwbare meisjes en
deed zijn keus. Wel verwonderde het hem, geen van de bewoners te
zien eten. Deze menschen waren namelijk getransformeerde, legendari-
echo dieren en aten alleen in den laatsten vorm.
Thuis gekomen, werden de jonggehuwden met vreugde ontvangen. Toen
de jonge man den eersten dag eten aan zijn vrouw, Nabandji, wilde
goven, weigerde ze. quot;Maar,quot; zeiden ze tegen haar, quot;eet! je moet hon-
ger hebbenl Hier is gekookte mais, hier is gerstebier.quot; zij weiger-
de, zeggende:quot; Ik heb geen honger. Wanneer ik honger heb, zal ik
eten.quot;
Weldra vertrok ze met haar schoonzusters om hout te haJcken. Toen al-
len Zich verspreid hadden, veranderde zij zich, bij hot zir^en van een
lied, in een dier met horens en groote ooren en begon gras te eten.
Daarna transformeerde ze weer in een jong meisje en keerde naar huis
terug. Den volgenden dag at ze, wederom in diervorm, padden.
De schoonmoeder verwonderde zich over die schoondochter, die niets
at en toch niet mager werd en zij zei tegen haar dochters:quot; Let op
haar en zie wat ze doet, als ze verdwijnt.quot; De schoonzusters letten
nu op Nabandji, toen ze weer uitgingen om hout te hakken.
En zoo kwamen zij tot de ontdekking, wat voor een wezen Nabandji
rtiLo^uf n^\'t\'^^J^olkeren moet de vrouw gekocht worden. De verschul-
maakt haar evenwel niet tot koopwaar. De koopsom
IS bedoeld als vergoeding voor de groep, waartoe de vrouw behoort
tl^vlquot;quot; -nbsp;huwelijk patrilocaal is - een belaiLriikr \'
werkkracht verliest. Ook kan de quot;koopsomquot; opgevat worden^ïs ver-
goeding voor de aan het meisje besteedde kosten vóóruit huwelijk
ziin iLnbsp;^^^ bruidschat algemeen gebruikelijk, zoo
ili S®^ dikwijls de vrouv/en zelf,die hier grooten priis od stel-
niet \\/ordt betaaldj zij zijn dan.woggogeven als de eerste de bes-
-ocr page 20-was. dg rnciGjcs vertelden het de sohoomoeder. Deze zei toen:
quot;Goedl, laten we het hr.ar echtgenoot zeggen. Maar hij zal ons niet
Willen gelooven; hij zal zeggen, dat wij liegen omdat «ij zijn hu-
welijk niet goed vinden.quot; Inderdaad weigerde de echtgenoot zich te
laten overtuigen. Ze zeiden tegen hem-\'Kom zelf en zie het met je
eigen oogen.quot; Hij deed dat en zag zijn vrouw in een eenhoren veran-
deren. Toen begaven zijn boenen hem. Hij zei niets, k»am thuis,maar
liet geen liefde meer blijken.
Dooh op een goeden dag begon hij op zijn timbilaO to spelen en zong
daarbij het lied van zijn vrouw, wamieer zij zich in een dier veran-
derde. Dat gebeurde ook nu.
iedereen zag met verbazing, dat de vrouw in werkelijkheid een dier
was. Het at gras en padden. Zoodra de muziek zweeg, veranderde zij
weer van gedaante. De ouders zeiden tegen den man=quot; Je ziet het, wij
hebben het je wel gezegd!quot;
Don volgenden dag bracht hij zijn vrouw naar haar ouderlijk dorp te-
rug on toonde daar op overtuigende wijze met hun gedaanteverwisse-
lingen op de hoogte te zijn. Aan zijn verzoek om de bij het huwelijk
gegeven geschenken te retourneeren, werd voldaan en hij keerde huis-
waarts. De jongeman zei toen tegen zijn ouders:quot; Ik heb ongelijk ge-
had om niet naar ü te luisteren, want welk oen ongeluk is mij ov^er-
komen! Daar ik mijn gold terug heb, vraag ik U, mij een vrouw te
gaan zoeken. Als ge haar zelfs éénoogig of met ^lt;5n hand neemt, dat
hindert nietl n.7) .
In de legende van do slang en do schildpad is het de dochter
vrji de eerste, dio, tegen den zin van haai\' vader v/il trouwen met
de laatste, nadat vele aanbidders afgewezen zijn. Zij trouwt, maar
na eonigen tijd wordt zij slecht behandeld. Het wordt er niet beter
op, als ze verschillende pogingen doet om naar haar vader te vluch-
ten. \'/el gelukt hot haar tenslotte te ontkomen en sterft de man door
het xmur, maar het slot brengt duidelijk de strekking naar voren:
Het (verhaal n.1.) beteekent, dat, zoo de vader den ochtgonoot
\') Afrikaansch muziekinstrument; een soort xylofoon.
-ocr page 21-wijst, het goed is voor de dochter:quot;Het kippenei spreekt niet met
zijn ouders. Ziedaarquot; n»8).
Waar behalve de zorgen van de huishouding, ook de veldarbeid
en het maken van het noodige aardewerk op de schouders van de vrouw
rust, is zij een gewaardeerde v^erkkracht en mag ook van den man ver-
wacht worden, dat hij bekwaam is om de door hem te verrichten werk-
zaamheden naar behooren te vervullen n.9). Daartoe moet hij proeven
van bekwaamheid afleggen.
Zoo moeten in het verhaal van Bedi de mannen, die zijn dochter
Beledi wilden trouwen (en dat zijn er velenl) een bundel apenvellen,
door hem in een hoogen boom gehangen, naar beneden schieten. Van al-
le mannen, die den boog namen om te schieten, raakte niet één den
bundel.
Er kv/am een man. Hij schoot. Zijn pijl vloog in den bundel. De meji
zei tegen Bedi:quot;Vandaag zal ik je dochter krijgenquot;. Bedi zei:quot;Schiet
den bundel naar beneden!quot; De man schoot. De pijl sneed het touw
(waaraan de bundel hing) door. De bundel viel op den grond (45/219-
220) .
En de man kreeg Beledi tot vrouw, omdat hij zoo goed schoot. Hier-
mee gaf hij immers blijk een goed jager te zijn en op deze wijze in
zijn onderhoud te kunnen voorzien \').
In een ander verhaal, dat ik bij denzelfden schrijver vond,
verlangt de vader, dat de jongeman eerst een huis zal bouwen.
Want Epoli (pad) was arm. Epoli had niets. Epoli wilde graag trou-
wen. Dc vader van het betreffende meisje zei:quot;Je hebt niets. Werk
dusl Verdien voor mij een slaaf. Bouw mij eerst een huis. Hier heb
je een bijl.quot;
En Epoli vond, dat het goed was, dat de vader gelijk had. Deze ver-
loor immers In zijn dochter een werkkracht. Nu Epoli hem geen ge-
schenken als compensatie kon aanbieden, was hij verplicht om ten
minste voor een slaaf, als nieuwe arbeidskracht,te zorgen n.lü).
\'^dnncï^JJnbsp;wedstrijd een vrouw kan winnen, komt ook in Hir.
doestan (R^ayana) en Griekenland voor. Bij de Bantod is l^a^liquot;
de wedstrijd tusschen een schildpad en een vogel zee? populair
Maar Epoli bedroog den vader. In plaats van in het bosch werkelijk
hout te gaan kappen, sloeg hij alleen tegen de boomen» Op deze wij-
ze quot;veldequot; hij den eersten dag 30, den volgenden dag 40 en toen weer
30 boomen. De vader wilde het hout door de menschen laten halen,
maar Epoli wilde liever wachten tot hij er 200 geveld had. Het meis-
je vertrouwde hem evenwel niet, ging kijken en zag, dat Epoli gelo-
gen had. De vader joeg Epoli weg en gaf zijn dochter aan een anderen
man nill).
De vrouw moet evenwel ook niet te veeleischend zijn.
Een meisje weigerde alle vrijers, die zich aanmeldden, maar voelde
zich tenslotte aangetrokken tot een nooien vreemdeling, uit een ver
land, die in werkelijkheid een getransformeerde hyena was. Haar ou-
ders gaven hun toestemming en het huwelijk vond plaats.
Na eenige dagen bereidde de echtgenoot zich voor om zijn bruid mee
naar huis te nemen, maar haar kleine broer, die iets verkeerds ver-
moedde, verzocht haar om mee te mogen.
Zij weigerde, omdat hij zeere oogen had •). Hij wachtte echter en
volgde ze toen, bukkend en zich in het gras verschuilend, wanneer
Mj te dicht bij hen kwam. Toen hij dacht, dat hij te ver van huis
was om terug gestuurd te worden, voegde hij zich openlijk bij hen,
maar zijn nieuwe schoonbroeder joeg hem onder bedreigingen en stok-
slagen terug. Zoo bleef hij achter, maar volgde hen in het geheim en
bereikte het dorp; waar ze in zooverre medelijden met hem kregen,
dat ze hem toestonden om in het kippenhok te slapen. Hier bleef hij
wakker en toen het heelemaal donker was, bemerkte hij, dat er zich
vele hyenas hadden verzameld (overdag hadden ze allen in het dorp
een menschelijken vorm aangenomen). Zij gingen steeds rond het huis,
waarin de bruid sliep en zongen:quot;Laat ons haar opeten, ons wild,
maar zij is nog niet vet genoeglquot;
Den volgenden morgen vertelde hij zijn zuster, wat hij gehoord had,
m^ij weigerde hem te gelooven. Bij het vallen van den avond
huidlilkïe^of\'LnH^^nbsp;^^^^^^ ^edt, aan een
-ocr page 23-vroeg hij haar, een touw om haar teen te binden en het eind fioor den
miur van do grashut to laten loopen, waar hij het zou kunnen pakken.
Toen de hyenas hun dans begonnen, trok hij aan het touw, zoodat hij
haar wekte en zij zelf kon zien. Den volgenden dag leende hij de hou-
weel van zijn schoonbroer, volgens zijn zeggen, om een drijftol te
maken. Maar hij maakte een soort boot, welke tooverkraohten bezat,
want niet alleen was hij in staat om er met zijn zuster in te gaan,
maar op zijn zingen van een bepaalde tooverspreuk, verhief het zich
met hen in de lucht en bracht ze veilig thuis, ondanks de achtervol-
ging van de hyenas n.12).
Dit soort van verhalen komt niet alleen bij de Bantoes voor,
maar wordt over heel Afrika gevonden, zij het met enkele kleine ver-
schillen. In plaats van een hyena kan het een leeuw zijn, soms een
monster (107 II/5-15).
Elders geeft Werner nog enkele aanvullingen, waarvan vooral de slot-
opmerkingen belangrijk zijn: De ouders van het zoo moeilijk te beha-
gen meisje quot;did not fail to point the moral for the benefit of their
foolish daughter, who, some say, had to remain unmarried to the end
of her daysquot; (133/198).
Van dit populaire thema van de huwbare dochter, die te veel noten op
haar zang had, mogen hier nog enkele vertellingen in beknopten vorm
volgen»
In quot;De luipaard met de mooie huidquot; wil het meisje alleen een
man, die een absoluut gave huid heeft. Geen enkele man kan in de 00-
gen van dit al te kieskeurige meisje genade vinden, omdat zij niet
voldoen aan dezen eisch. Tenslotte verovert de luipaard haar, die
Zich na. met behulp van een toovenaar een huid heeft laten aanmeten,
waaraan niets mankeert. Hoewel de vader, die zijn dochter geheel vrij
laat, niet kan gelooven, dat zij met dezen man uit liefde is getrouwd,
geeft hij haar, wanneer zij weg zal gaan, behalve enkele geschenken,
ook Kabala (tooverpaard - Arabische invloed?) mee. Dank zij Kabala \'
ontsnapt zij na veel wederwaardigheden aan een wissen dood in het
dorp der luipaarden. Bij haar behouden thuiskomst geeft de verteller
den vader dan ook de volgende woorden in den mond:quot; Ilamba, mijn kind,
zoo zie je wat voor moeilijkheden je jezelf hebt aangedaan. Dat jij
als vrouw zulk een eisch stelde, v;as te veelquot; 80a/o8.-76).
Kieskeurig en op uiterlljken schijn afgaande is ook Af^«lba.
Zij is reeds getrouwd, «aar hoort van haar zuster (eveneens gehuwd),
dat er In het dorp van de laatste een mooie man .(Kundakunda) woont.\'
Daarna valt ^ij haar echtgenoot steeds lastig met:quot;Oh, wanneer ik
toch maar met Kundakunda getrouwd zou zijnlquot; Het zoo lang tot deze
haar slaat en zij terug keert naar haar ouders, die den halven koop-
prijs retourneeren.
Als deze Kunda^n,, eve»vel komt opdagen om haar te vrijen, valt hij
In quot;Tschungo de over-kieskeurigequot; is het de a.s. schoonmoeder, die
een voor het huwelijk niet ter zalce doende eisch stelt: de aspirant
schoonzoon moet een menschenhuid meebrengen. Zij wordt er tusschen
genomen door een ouden slaaf (haar doohter doet dus geen goede par- \'
tij!), die Tschungo, inplaats van een echte menschenhuid er (-s a-
vondsl) e\'amp; geeft van aan elkaar geplakte vlindervleugels (45/199),
De jongeling is verplicht, aan de schoonouders den noodigen
eerbied te bewijzen en ze vriendelijk te bejegenen. Slaat hij op do
Vlucht, omdat de schoonvader er zoo vreeselijk uitziet (§7/71-73 5
94/517-518) of Vindt hij de schoonmoeder, die zich in allerlei hli-
lt;ien Wikkelt belachelijk (60/138-142), dan zal hij de dochter niet
krijgen. Wie zoo iets doet, kan de dochter niet werkelijk liefheb-
ben.
Anderzijds is de vrouw verplicht om de gebruiken, die bij de
groep van haar man heerschen te eerbiedigen, ook al wijken zij sterk
af van de hare. Daarvan getuigt de geschiedenis van quot;De twee gezus-
tersj\'
Tv.ee zusters huwden met denzelfden man, Ilofi. De oudste was
hoofd- en de jongste was bijvrouw.
op zekeren dag besloot de man op reis te gaan. Hij zei:quot;lk verlang
te gaan naar het dorp mijner moeder.quot; En hij zei tot zijn eerste
vrouw:quot;Maak relsvoorraad gereed, want gij moet weten, dat wij op reis
gaan naar Mjn moedor-s dorp.quot; De vrouw bereidde de relsvoorraad,
quot;veel en langquot; »).
»s Morgens vroeg stonden zij op en vertrokken. Toen zij buiten het
dorp gekomen waren, leerde de man het volgende aan zijn vrouw s
quot;Vrouwquot;, zei hij, quot;luister naar wat ik ü vertel van het dorp mijner
moeder: wanneer gij zult zien, dat het been van een mensch palmno-
ten kapt, lach dan niet; wanneer gij een luis ziet, die een mat aan
het Vlechten is, lach dan niet5 wanneer gij zult zien, dat menschen-
hoofden een waterput uithozen, lach dan niet (het was daar de ver-
keerde wereld). En wanneer wij in het dorp aai.komen en een man
brengt ons eten, doe dan als volgt: als zij bananen geven, wanneer
gij aan het koken zijt, schil ze dan vlug, werp de bananen weg en
kook alleen de schillen; die schillen zullen veranderen in echte
bananen. En als zij U visch geven, werp dan het vleesch van den
Visch weg en kook alleen de graten en het vel; de graten en het vel
zullen in visch veranderen. En als zij U palmnoten brengen (van de
oliepalm) moet gij het vleesch er van weg doen en de pitten koken;
die pitten zullen veranderen in echte palmnoten. En als zij U maniok
geven, moet gij de maniok zelf weg werpen en alleen de schil koken;
die schil zal veranderen in echte maniok. En met alle eten, het is
eender wat men U geven zal, zult gij hetzelfde doen.quot;
\'s Avonds moest zij niet buiten do hut komen, wanneer de dorpsmen-
schen de trommel sloegen. En wanneer men haar cp den dag van-terug-
keer zou aanraden, zich in een put met bloedzuigers te werpen, dan
zou zij dat gerust kunnen doen. Met vele geschenken zou zij er Uit
komen.
Het gebeurde zooals Ilofi zei en daar de vrouw den gegeven raad ge-
heel had opgevolgd, keerden zij rijkbeladen terug. De geschenken
werden onder de familieleden van de vrouw, de vrouw die thuis bleef
en de vrouv/ die mee ging, verdeeld.
Eenigen tijd daarna vatte Ilofi het plan op om weer naar het dorp
van zijn moeder te gaan. Nu wilde de jongste zuster, tegen den raad
van Ilofi en haar oudste zuster in (zij vonden haar niet verstandig
g^), beslist mee. Zelfs het aanbod, dat zij alle geschenken zou
\') In Bantoe-verhalen komt deze term herhaaldelijk voor.
-ocr page 26-krijgen, wanneer zij thuis bleef, kon haar niet weerhouden. Zij
ging mee en onderweg kreeg zij dezelfde raadgevingen. Maar in plaats
van er naar te handelen, lachtte ze om de vreemde dingen, die zij
zag: zij sloeg de goede raadgevingen in den wind. En \'s avonds kon
zij, ondanks het uitdrukkelijke verbod van Ilofi, het verlangen om
het dansen te zien, niet weerstaan en ging naar buiten.
Toen zij buiten kwam, greep men haar vast en sneed haar het hoofd
af. Ze sneden haar in stukken en wierpen die voor de dieren »).
\'s Morgens vond Ilofi zijn vrouw niet in de hut en hij wist wat er
gebeurd was. Op zijn vraag aan de familieleden, wat zij met zijn
vrouw gedaan hadden, antwoordden zij (heftig): u^ij ,elf kent onze
gebruiken, waarom vraagt gij er dan naar?quot;
Het was een gerechte straf. Maar zij gaven hem geld, voldoende om
twee vrouwen te koopen. Thuis gekomen vertelde hij alles aan de fa-
milieleden van zijn vrouw, die de doode wel beweenden, maar haar te-
vens laakten om haar handelwijze.
Nog een andere les trekt de verteller hieruit:quot; De vrouw van Ilofi
is gestorven wegens hare halstarrigheid, dat is: men zegt haar iets
en zegt het nogmaals, men leert haar iets en leert het nogmaals,
maar zij gelooft het niet en sterftquot;.
Een gelijke strekking, n.l. dat de vrouw moet luisteren naar den
goeden raad van haar man, schuilt in quot;De kabouterquot; n.13).
Verder stellen de verhalen omtrent de verhouding van man en vrouw
den moreelen eisch, dat de man zijn vrouw goed en met respect zal
behandelen. Vooral geduld en tolerantie worden op prijs gesteld.
Moëngai is tegen haar zin met den rijken smid Kandindi gehuwd
en knipt zich als teeken van rouw de haren af en werpt die in het
vuur. Waarop Kandindi zegt:quot; Je kan het nog een keer doen. Ik zal
dan slechts toezien en je niet slaan.quot; Vervolgens werpt zij het ge-
reedschap in het water; ze slaat hem op het hoofd, maar Kandindi
behoudt zijn lankmoedigheid. Waar zij niet met hem heeft willen
trouwen, voelt hij zich zelf als de schuldige. Na eenige maanden
■v^^ht Moëngai een kind en Kandindi gaat zijn schoonvader geschen-
of\'m^ (lyÄlSn\'^\'\'^^nbsp;kinderloos gestorven vrouw
-ocr page 27-ken brengen, aa:. wien hij tevens alle wederv^aarcligheden vertelt.
Deze is van aeening, dat alles wel in orde zal komen (45/203-204).
Dit is de goede echtgenoot, want hij behandelt zijn vrouw met lank-
moedigheid.
Een ander verhaal behandelt den slechten echtgenoot.
Slecht handelt bijv. de man - dit wordt aan het slot uitdruk-
kelijk verklaart -, die aan zijn vrouw rijkdom en overvloed heeft
te danken en haar om het hoorntje in de nek (een klein lichamelijk
gebrek) voor quot;leelijk wijf en quot;naakte kikvorschquot; uitscheldt. Dit
deed hij toen zij, door een ongeluk en dus buiten haar schuld, niet
xn staat was om aan zijn uitdrukkelijk verlangen te voldoen, hem
vo\'ór al het andere eten, brei voor te zetten.Door dit schelden be-
leedxgt hij Zijn vrouw, zij verdwijnt en met haar al zijn rijkdom
n.14),
Ook Batschi verliest zijn vrouw wanneer hij boos op haar wordt,
omdat zij van zijn vleesch heeft gegeten. Terwijl zij reeds jaren-
lang getrouwd Zijn en het goed ging (hierop wordt in het verhaal de
aandacht gevestigd) heeft Batschi nu zijn belofte quot;haar niets te
zullen weigerenquot;»geschonden (45/177-178).
Een goede tegenstelling vormt hiermee het Doeala-sprookje,
waarin een jager trouwt met een pal^at. De pal^at is een vrouw ge-
worden en de jager mag er haar nooit aan herinneren, dat zij een-
maal een dier is geweest. Anderzijds mag zij, op straffe van echt-
scheiding, hem geen quot;man uit het boschquot; noemen; een scheldwoord bij
de Doeala, overeenkomend met onze uitdrukking van quot;domme boerquot;. Zij
houden zich aan de afspraak elkaar niet te beleedigen en leven nu
verder gelukkig samen (69b/139-142).
Man en vrouw moeten eerlijk tegenover elkaar staan. De een mag
de ander niet bedriegen.
Als de vrouw haar man (reeds eenige dagen na het huwelijk) zijn
vleesoh ontsteelt, zoo geeft hij haar de waarschuwing:quot; Doe dat niet
weer, dat is slecht.quot; Als zij daarna bij een anderen man uit een an-
der dorp Vleesch wegneemt, wordt zij door haar man nog niet geslagen
en betaalt deze de verlangde boete. Maar wanneer zij bovendien nog
te lui is om het meel te stampen en daaraan tracht te ontkomen, loopt
de maat over. De man brengt haar temg haar eigen dorp en neemt
een andere vrouv/ n.15).
omgekeerd wekt het afkeuring, wanneer de man zijn vrouw bedriegt
Dimakkr. was getrouwd met den veelvraat Osohalenga. zij kreeg twee
kxppen van haar moeder. Toen zij ze had toebereid en naar haar man
bracht, stelde deze voor om eerst - in een ander dorp - te gaan dan-
sen; .s avonds konden dan de kippen opgegeten worden. Op weg naar
het andere dorp verzon Oschalenga wat om terug te kunnen keeren -
hiJ had zijn gordel vergeten - en de kimnr, ^^
ae Kippen op te peuzelen. Dit be-
drog herhaalde zich in een wat gewii zieden vnr.™ t
^ B^wijzigaen vorm (maar door den ver-
teller uitvoerig weergegeven) met een zwijnenboutje
Bij de derde keer gaf Dimakka-s moeder, aan wie zij haar nood klaag-
de, behalve visch, ook nog een pot met een toovermiddel mee, waarin
Din^akka de visch moest bewaren. Ditmaal ontdekte Di^akka dat haar
man, die aan de pot vast was blijven zitten, de schuldigo was. Zij
kon nu aan de bijeen geroepen dorpsmenschen toonen, hoe Oschalenga
haar vele malen bestolen had; en daarmee tevens haar terugkeer naar
het ouderlijk huis rechtvaardigen n.16).
Dit was een zware straf en een scherpe veroordeeling van Oschalen-
ga.s handelwijze, want wij zeiden reeds, dat de vrouw een zeer ge-
waardeerde werkkracht is bij de Bantoes. Deze werkkracht bepaalt
haar economische waarde ten opzichte van het huwelijk, want bij de
negers zorgt zij voor den tuinbouw. (Op haar positie als moeder zul-
len wij later ingaan).
«aar is een vrouw te lui om te werken, zoo daalt zij in de algemeene
achting. Haar luiheid, waarvan zij zelf de gevolgen zal ondervinden
wordt zedelijk afgekeurd. Dit komt .eer sterk tot uitdrukking in het
volgende, aan de vrouwen gerichte verhaal:
De gazelle en de haas gingen hun akkers bewerken. Er was daar
een vrouw, die in verwachting was en tegen wie ze zeiden:quot; Gaan we
niet gezamelijk werkenTquot; Maar zij verhardde zich, zij weigerde om te
gaan werken. De twee anderen vertrokken naar de akkers; maar bedoel-
de vrouw nam -s morgens haar mand en ging vruchten op de velden pluk-
l^a. te™g met sala-s •), groenten, kleine komkommers, mis-
■nbsp;\'nbsp;als sinaasappels;
pels en wilde uien, die men in de vijzels fijn stampt met vet en
vruchten. Zij vulde de mand en keerde met de anderen naar huis te-
rug. Toen zij hen van het werk zag terug komen, spotte zij met hen
en zei--Yi,Yi, zie die gebogen ruggen, die lichamen, die van moeheid
omvallen! Zie ze slingeren als de vruchten van den hrood-ooomiquot; 21J
maakte wan. eten en zei:quot; Hij, die wilde vruchten van de velden plukt,
die heeft overvloedl Hij, die de akkers bewerkt, heeft gebrek!quot;
Den volgenden dag ging het op gelijke wijze. Maar het begon te rege-
nen; het opgeschoten onkruid bemoeilijkte de vrouw het gaan langs
het bosohpad en op den terugtocht koos zij daarom het andere pad,
waarlangs de dorpsbewoners gingen om hun akkers te bewerken.
21Ö volgde het pad en toen zij mals vond, stal ze er van, evenals
van de pompoenen en watermeloenen. Zij ging zitten, deed zich te
goed, maakte een voorraad en keerde naar huis terug.
De eigenaars van de akkers ontdekten de sporen en toen riep de ga-
zelle den haas en zei tegen hem:quot;Hé vriend, dat zijn afdrukken van
Jouw stappen!quot; quot;Ha,ha,ha!quot; lachte de haas, quot;mijn waarde, dat zijn
mijn sporen nietiquot;
De sporen werden gevolgd en de schade goed opgenomen. Het bleek, dat
er niets gegeten was van den aanplant van den haas. De kans om de
dievegge op de akkers van den laatste te snappen was nu grooter.
Sant zij gingen uit van de zeer juiste veronderstelling: een dief
zal niet zoo licht twee maal achter elkaar in dezelfde tuinen komen.
Ma de eerste plundering is de eigenaar immers veel waakzamer. Dies
werd er een kuil gegraven in den akker van den haas, waarin puntige
stokken werden gestoken.
De luie vrouw ging inderdaad niet bij de gazelle stelen, maar zij
ging naar de akkers van den haas. Na de maïskolven afgebroken te
hebben, ging ze meloenen plukken en toen zij zich gereed maakte,
pompoenen te plukken, viel ze in don la.il. De puntige stokken ver-
scheurden haar.
Be bezitters van de akkers kwamen kijken en zagen de vrouw in den
i^il liggen.
Toen zeiden ze:quot; Zij heeft haar hart verhard, toen zij moest gaan
«erken; zij heeft een licht hart gehad om te gaan stelen.quot; Ze gingen
in den put en wilden er haar uit trekken, maar ze slaagden er niet
in. Ze bespotten haar door te zeggen:quot; Je beweerde, dat hij die veld-
vruchten plukt, overvloed heeft, die werken gaat, gebrek heeft. Wie
is het, die nu een ongeluk heeft?quot; n.17)•
Ovèr de vraag of de monogamie al dan niet den beteren en meer
wenschelijketi huwelijksvorm is, geven de verhalen geen uitsluitsel.
In vele is sprake van het huwelijk van één man met meerdere vrouwen.
E4n van deze vrouwen is dan hóofdvrouw, de anderen worden als bij-
Vrouwen beschouwd.
De onderlinge haijver, de jaloezie, de haat tusschen de vrouwen,
die uit deze polygame Verhoudingen kan voortspruiten, vormt een
dankbaar onderwerp voor een amusante vertelling, maar tevens geven
andere verhalen een moreele opvatting weer.
200 weet de tot meisje getransformeerde kirondovo •) zich door
list een tijd lang te doen aannemen als de eerste vrouw van een
koningszoon. Maar wanneer de werkelijke bruid, die veel lieftalliger
is, door de dorpsmeisjes bij het vruchter plukken,Mn het bosch wordt
ontdekt en door do mannen is gehaald, viert men nog eens bruiloft.
Zij wordt hoofdvrouw, terwijl de kirondovo als bijvvouw op de twee-
de plaats komt. En als de hoofdvrouw een zoon krijgt, wil de konings-
zoon heelemaal niets meer van de kirondovo weten. Dit wekt de ja-
loezie van de laatste op en zij zint op wraak. Onder voorwendsel,
dat zij haar kind mooier en sterker zal terug krijgen, weet de ki-
rondovo de hoofdvrouw te bewegen, haar zoon in de beek te gooien.
Zelf werpt ze er een afgesneden bananenschede in en bespot de domme
moeder. Deze werpt zich vertwijfeld in de beek, volgt haar kind en
krijgt het na eenige dagen van de geesten terug, die zij door haar
bescheiden optreden zo\'d voor zich heeft weten te winnen, dat zij
haar bovendien nog vele geschenken meegeven.
De kirondovo wil zich nu eveneens die rijkdommen verschaffen, werpt
haar kind en daarna zich zelf in het water, maar gedraagt zich bij
disten zoo hebzuchtig - wat niet te verwonderen is, gezien haar
zwart-wit gekleurde vogel, die op een vink ge-
-ocr page 31-karakter dat zij, in plaats van geschenken te krijgen, door de
geesten den weg wordt opgejaagd, die door het vuur voert. We zien
in dit verhaal een belooning van de goede en een bestraffing van de
slechte, jaloersche vrouw n.18).
Op geheel andere wijze wordt Hkengué misleid door een twist-
zieke en daarom niet beminde Ompala •), waaroee haar man reeds eer-
der was getrouwd. De jaloersche Ompala transfomeerde zich op een
gezamelijken tocht naar den waterkant - voor het plukken van ronde
bladeren om onder de deegballen van maniok te leggen - in een py-
thon en na., fflcengué mee naar een gat, dat zij onder het afdak van
haar huis gegraven had «\').
Maar .kengué wist door haar gezang de aandacht te trekken en de ou-
deren van de familie bevrijdden haar. De jaloersche vrouw kon, door
schaamte aangegrepen, geen antwoord geven op de vraag, waarom zij
dit had gedaan. Niet alleen zij zelve, ook de ouden van haar familie
moesten voor deze, uit jaloezie begane wandaad met den dood boeten
(33/70 e.v.).
Deze haat en afgunst tusschen de vrouwen kan ook groote gevaren
met zich brengen voor het voortbestaan der familie en moet daarom
ten sterkste afgekeurd worden; daarvoor levert de geschiedenis van
Maamba en zijn vrouw het bewijs.
Het is een geliefkoosd verhaal bij de Baloeba, dat door de ouders
aan hun kinderen en speciaal door de moeders aan hun dochters wordt
verteld om hun tot leering te dienen. De reden tot onderlinge ver-
deeldheid en jaloezie is het volgendes Muamba heeft zes groote ge-
2onde jongens. Het gaat hier evenwel alleen om de eerste twee. De
oudste zoon is het kind van zijn tweede vrouw; öe tweede zoon is
^en kind van zijn nuadi (eerste vrouw). Het getwist begon al, toen
^i^g kinderen waren. Bij het slachten van een geit was er een
klïv^Li^nbsp;bijnaam, die de vrouwen van e\'én man el-
heid ^ÏI!\'quot;\' stamwoord quot;mpalaquot; drukt het begrip jaloersch-
F\' meenam, blijkt niet duidelijk uit den tekst (^f r-ii
veholTvln^ L^^nbsp;veranderd was; uit het verder
verxoop van het verhaal zou men tot het laatste besluiten.
-ocr page 32-luid gekrakeel tusschen de jongens, op aanstoken van de respectieve-
lijke moeders. Kreeg de eerstgeborene een bout, dan wilde de zoon
van de nuadi een bout en nog een stuk hebben. Haar dan beriep die
van de tweede vrouw zich op het recht der eerstgeboorte en wilde ook
minstens een gelijke portie. De vader, hierover vertoornd, zette de
jongens op hun plaats: Of zij soms dachten, dat de heele geit voor
hen beiden was; of er geen andere kinderen waren. Hij verweet de
jongens denzelfden vrekkigen geest te bezitten als hun moeders, door
Wie zij Zich hadden laten opstoken. Hij beloofde ze een dracht stok-
slagen als het nog eens gebeurde. En de l«ajongens vluchtten, werden
wxjs en deden niet meer zoo dwaas. Maar de vrbWn, de moeders van
die zoons, bewaarden hun gevoelehs van spijtigheid en onuitspreke-
lijke jalouzie.
Toen de jongens den huwbaren leeftijd hadden bereikt - althans de
oudste - gaf Miamba aan den oudste het noodige om zich een vrouw te
zoeken. Aan dien van de nuadi gaf hij, omdat hij nog te jong was om
te trouwen, datgene wat noodig is om zich van een meisje te verze-
keren, dat later zijn vrouw zou worden. Maar toen het voor den laat-
ste eenmaal zoo ver was, had de vader niet voldoend, om de volledi-
ge quot;biumaquot; bij elkaar te brengen. Met volle insteming, zelfs op
voorstel van den zoon van de nuadi, regelde Muamba de zaak met de
aspirant schoonouders. Dit was echter niet naar den zin van de moe-
der van den jongen. Zij verweet haar zoon laksheid en noemde het
bedriegerij vr^ den vader en bevoordeeling van zijn oudsten zoon.
Weer ontspon zich tusschen de vrouwen - de tweede vrouw had het
laatste gehoord - een heftige twist- en scheldpartij.
De da^en gingen voorbij. Maar op zekeren dag werd de oudste zoon
Ziek en kort daarna stierf hij. Het palaver (rechtszitting), dat
hiervoor werd ingesteld, beredeneerde en onderzocht de zaak heel
lang, maar men kon niet bewijzen, dat de nuadi aan dit overlijden
schuld had. De moeder treurde quot;veel en langquot;, venvaarloosde zich-
zelve en stierf in de vierde maand, na het overlijden van haar zoon.
Hiermee is de tragedie evenwel nog niet .Jgeloopen. In breed opge-
zette redevoeringen, welke door hun vorm en opzet den indruk wek-
ken, dat ze gehouden worden voor het forum der publieke opinie,
trachten zoov/fel ;:uair.ha als zijn nuadi aan te toonen, dat de schuld
van al dit kwaad bij de ander gelegen is. Mag volgens Buamba zijn
eerste vrouw tevreden zijn met het door haar verkregen resultaat,
de nuadi meent het motief van den twist te moeten zoeken in zijn
verkeerd optreden in de zaak betreffende den bruidschat van haar
zoon. Doch Huamba wijdt den dood van zijn oudsten zoon aan het quot;ge-
babbelquot; van de vrouwen. En treurend over den zoon, die zonder nako-
melingschap stierf, wordt hij zes maanden later ziek. Voor deze ziek-
te is geen kruid gewassen en hij bez^.ijkt er aan. Het ingestelde pa-
laver kan de zaak niet ophelderen, zij kan slechts c.ntooner.,dat de
menschen van het dorp er niet in betrokken zijn. De familie van Mu-
-n^a zei.. Zij (de nuadi) heeft Maamba gedood zooals zij zijn vrouw
en zaon zoon gedood heeft.quot; De slotconclusie is: De drift heeft een
woordenwisseling ten gevolge gehad, die nadeelig was (26/2-10).
Uit het geheele verhaal blijkt de afkeuring er van. Maar m.i. ligt
er een nog diepere zedelijke strekking in opgesloten: de onderlinge
Oaloezie en haat tusschen de vrouwen van éin man, is de ondergang
van het gezin. Te meer, daar het gemis van nakomelingschap, waarin
Itoamba zou kunnen voortleven - waarin hij zou quot;groeienquot;- als de
grootste straf wordt gevoeld, hem ontbreekt dan datgene, wat waard
IS er voor te leven en te werken -).
Was er in het eerste deel van dit hoofdstuk hoofdzakelijk spra-
ke van het huwelijk on de verhouding tusschen man en vrouw alleen,
met Maamba\'s historie zijn wij gekomen aan een reeks van handelingen,
die een andere zijde van het familieleven naar voren brengen, n.1.
de moreele opvattingen over do verhouding tusschen ouders en kinde-
ken. Daarin zijn niet alleen begrepen de handelingen van de ouders
tegenover de kinderen en onbekeerd, maar ook de onlang van de kinde-
ren uit dezelfde familie onderling.
Boven werd reeds op de beteekenis van de vrouw als verzorgster van
de huishouding en bewerkster van de tuinen gewezen. Van nog meer
der. De fier Sri zL^ Sliil\'f
buiten beschouw?^!nbsp;blijven als kinderen van concubines
-ocr page 34-belang is haar taak als kindorbaarster. quot;Wat men van dc kantmitu
vraagt, dat is de huid, xvat men van de vrouw vraagt, dat zijn de
kinderenquot;, voegt Itoamba zijn nuadi toe.
Voor de vrouw zonder kinderen toonen do anderen een zekere minach-
ting, zij wordt bespot (22/105 e.v.j 114/304).
Niet alleen de begeerte naar, ook do liefde voor de kinderen vindt
zijn uitdrukking in de Bantoe-verhalen.
\'i\'aartoe moederliefde kan leiden, leert de legende van het Mogalo
meer. Het is do geschiedenis vai. een moeder, wier zoon tijdens de
initiatie \'•) komt te overlijden.
Het gebeurde in het bosch, waar de jongens in een van het dorp af-
gezonderd kamp een proeftijd moesten doomaken. Gedurende die perio-
de is het verboden om aan het overlijden van den jongen in het kamp,
bekendheid te geven. Zoo bleof de moeder onkundig en wanneer de sla-
gen op de kedengu --,) ^aar daartoe opriepen, bleef zij trouw het
eten brengen. Toon evenwel het tijdstip aanbrak, waarop de jongens
het bosoh weer zouden verlaten, ging een vriend van den overledene
naar het huis van de moeder en deelde haar het droevige nieuws ugt;c-
de, door een bundel olifantengras, die de hut bedekte, los te maken.
De moeder huilde weinig, richtte haar hoofd weer op, om te beletten,
dat de tranen vloeiden. Er kwam een plan bij haar op. Denzelfden
dag nog verliet zij het dorp. Wie blijft immers nog dèar wonen, waar
zijn kind is gestorven?
Zij zei, dat ze naar het bosoh ging. Iedereen dacht, dat zij vertrok
om^h to laten dooden. Zij had geen bloodvervjanten meer. Niemand
quot;\')nbsp;^f^^an de huid een groote waarde heeft,
vnr,nbsp;periode, waarin de jongens aan zekere oroe-
^^ proGven kan een langdurige ODleidine- tre-
onz!nbsp;^agisch-animistisch ritS^ifc\'SemSn\'iën quot;fa^\'
na^ ri? • ^ ^^^^ negerstammen v/ordt gedurende dozen tiid
loLerdf\'^\'\'^\' Praotische kennis bijgebrlcht en de oerLonitn
gebruikt wordt bij het dansen,
hibben ^ f? kedengu beteekent hier, dat de jongens honger
neoDen en ze eten van hun KioGdere verwachton, ^ ^ ^
die haar tegenhield,
fear in plaats van naar het bosch te gaan, begaf zij zich naar de
toburige dorpen om gif te verzamelen. Vervolgens keerde zij terug
haar de grens van haar eigen dorp, waar een groote danspartij gege-
Ven zou Worden.
Niemand stoorde zich aan de oude, met stof bedekte vrouw. Alleen
een klein meisje hielp haar het lichaam reinigen, toen de oude vrouw
het haar vroeg. Dit meisje en haar bloedverwanten werden door de
oude vrouw gewaarschuwd en zij waren dan ook de eenige overlevenden
van de feestvierenden. Want den volgenden middag, terwijl het feest
nog in volleh gang was, sprenkelde de oude vrouw het vergif om de
dansers. Een gerommel weerklonk, de bodem zonk onder den kring van
dansers weg éh kokende massa\'s kwamen uit de aarde. Zoo ontstond
het Mogalo mefer. Het kleine meisje en haar bloedverwanten hadden
zich op een termietenheuvel in veiligheid gebracht n.19).
Beze legende wordt steeds verteld, wanneer tijdens de initiatie een
jongen sterft. Een van de moeders, die op een dergelijke wijze haar
.oon verloor, zei:quot; Wanneer die vrouw niet dood was, die de menschen
van Mogalo deed sterven, dan zou ik haar vinden cm haar vergif te
krijgen en ik zou dooden zcoals zij, voör mijn overleden kind.quot;
Waaruit blijkt, dat zulk een wraak als een gerechtigde wordt gevoeld.
Hierbij dierit In het oog te worden gehouden, dat de Volkenkun-
de ons leert, dat zij die gedood worden van wege een sterfgeval, den
overledene in het hiernamaals volgen. De smart om een verlies ver-
mindert zoo ook anderen dergelijke smarten lijden.
Een van de meest elementaire plichten van de ouders is,hun
kinderen te voeden en hen wat te leeren, opdat zij, eenmaal volwas-
sen, in staat zullen zijn, den strijd om het bestaan vol te houden
n.20).
«at er gebeurt, wanneer een ouder het voedsel voor zijn kinderen
achterhoudt, leert de volgende vertelling.
Een man had een vrouw en drie kinderen, twee zoons: Gingci en
Lonci, en een dochter:Dumangashe. Zij waren zoo am, dat ze in plaats
van koemelk slechts een zeker soort boomsap als surrogaat hadden.
Op zekeren dag ging de vrouw den tuin bewerken. Ze begon het gras
met een hak los te mak.en en het dan op een hoop te werpen. Dat was
het werk van den eersten dag en toen de zon op het punt van onder-
gaan stond, ging zij naar huis.
Toen ze weg was, kwam er een vogel op die plaats en zong dit lied:
Onkruid van dezen tuin;
Onkruid van dezen tuih;
Kom op, kom or»;
Werk van dezen tuin;
V/erk van dezen tuin;
Verdwijn, verdwijn.
Zoo gebeurde het.
Den volgenden dag was de vrouw zeer verbaasd, toen haar werk onge-
daan was gemaakt. Zij verriohtte weer hetzelfde en ging haar man
vertellen, wat er gebeurd was. Hij geloofde haar niet, verweet haar
luiheid, zeer verdrietig over dit onverdiende verwijt, ging ze voor
den derden keer naar de tuinen om te ervaren, dat wederom al haar
werk teniet was gedaan. Ditmaal kwam de vogel haar openlijk dwars-
boomen. Toen maakten man en vrouw gezamelijk een plan om den vogel
te vangen, wat ook gelukte. Hij wilde den Vogel dooden, maar de vo-
gel zei:quot; Ik ben geen vogel, die gedood moet worden. Ik ben een vo-
gel, die melk kan maken.quot; En hij leverde het onomstootelijke bewijs.
De man nam hem mee naar huis en deed hem in een pot. Daarna stond
Mj zelfs in den naeht op om den vogel te zeggen, melk voor hem te
maken. Alleen hij en zijn vrouw dronken er van. De kinderen bleven
boomsap drinken, zij kregen aohterdocht en het meisje zei tegen haar
broer Gingci:quot; V/aarom wordt vader dik en blijven wij mager?quot; Hij
antwoordde:quot; ik weet het niet, misschien eet hij -s nachts.quot;
Ze maakten een plan om te gaan kijken. Zij zagen hem midden in den
nacht opstaan. Hij ging naar den grooten pot en nam er een etensmat
Hij zei:quot;.Maak melk, mijn vogel.quot; Hij dronk veel. Weer zei hij:
quot; Maak melk, mijn vogelquot;, en weer dronk hij tot hij erg vol was.
Teen ging hij liggen en ging slapen.
Den volgenden dag ging de vrouw aan het werk in haar tuin en de man
ging een vriend bezoeken. De kinderen zochten nu den vogel op, om
hem melk te laten maken, waar zij zich te goed aan zouden kunnen
doen. De vogel bereidde inderdaad wat melk voor hen, doch wist te-
vens te ontsnappen; vloog weg en kwam niet meer terug.,.Gingci en
zijn zusje zochten tevergeefs. Uit vrees voor hun vader verborgen
-O Zich. Deze zocht ze en vond het meisje onder de asch en den Jon-
gen achter een steen. Hij vroeg direct naar zijn vogel. Ze werden
gedwongen de waarheid daarover te zeggen. Toen nam de man een riem
en hing deze twee kinderen aan een boom, die over de rivier uitstak
HiO ging weg en liet ze daar. De moeder vroeg den vader om de kinde-
ren te bevrijden, maar de man weigerde. Hadat hij weggegaan was,
trachtte de Jongen te ontvluchten. Hij klom bij den riem op en hield
zich aan den boom vast; toen ging hij hooger en maakte den riem los,
waarmee de zuster vastgebonden was. Daarna klommen ze uit den boom
en gingen weg van huis.
Ha ^ie dagen k.,amen ze bij een rots, die de Jongen in een huis wist
om te tooveren. Door de Jacht voorzagen zij in hun onderhoud.
Op zekeren dag kwam er een krokodil
quot; krokodil, die Gingei meenam naar zijn
huis; hij gaf hem veel vee en maïs. En toen Gingci den huwbaren leef-
tijd had bereikt, trouwde hij met een van de dochters van den kroko-
dil. Zijn zuster trad met den krokodil zelf in het huwelijk, die in
werkelijkheid een m.oie krachtige man bleek te zijn. Door de vijan-
den van zijn vader-s huis was hij in een krokodil veranderd.
Terwiol Zij zoo in overvloed leefden, kwam de moeder van Gingci.
in haar dorp heerschte een hongersnood - het ging hen daar dus niet
naar den vleeze ZiJ gaven haar voedsel, zonder herkend te worden,
«aa^a kwam de vader. Hij herkende ze ook niet, maar ze kenden hem.
Ze vroegen hem wat hij wenschte. Hij vertelde hen, dat zijn dorp
door hongersnood getroffen was. Ze gaven hem voedsel en hij ging
«g n.21). Hij kwam weer terug. De Jonge man zei:quot; je dächt, dat we
zouden sterven toen Je ons in den boom hing.quot; Hij was verbaasd en
Ben je werkelijk mijn kind?quot;
ne krokodil gaf de ouders nog drie manden maïs en stuurde hen in de
oergen, waar de man stierf n.22).
Bij de Baronga en bij de stammen aan de Boven-Zambesi wordt hetzelf-
de thema van het egoisme van den echtgenoot en vader op eenigzins
andere wijze behandeld.
In een jaar, dat er groote hongersnood in het land was, ver-
-ocr page 38-kocht een man, met toestemming van zijn vrouw, de hakken •). Hij
kocht er, volgens afspraak, mals voor, maar vertelde zijn vrouw
dat hem de mand met mais was ontroofd. In werkelijkheid had hij\'de
«ais in het bosch verstopt en ging er nu geregeld heen om eens lek-
ker te smullen als zijn vrouw de akkers bewerkte.
Temjl hij dit deed, zei hij tot zich zelf:quot; Als ik thuis was en
mijn vrouw daar kookte, zou ze de pap in porties verdeelen; zij zou
wat aan het kleintje geven, ze zou er van aan moeder geven en .at
ZOU er voor mij over blijven?quot;
op zekeren dag volgde zijn vrouw hem in het bosch en ontdekte alles,
-der gezien te worden. Nadat haar man vertrokken was, nam zij de
ergeb even mais en gereedschappen mee en begroef ze in een gat in
aar hut. De man was zeer verdrietig, toen hij den volgenden dag
B.ets vond, maar hij ken natuurlijk niets laten merken. De wilde
vxogen van zijn vrouw wilde hij nu wel accepteerenl
Be akkers werden bewerkt, de mals rijpte en werd geoogst. Na den
oogst werd de familie, zocwel van den man als van de vrouw, uitge-
-^gd op een bierfeest. Toen eerst groef de vrouw de mand met mats
^e gereedschappen weer op en vertelde de heele zaak aan de fami-
En wat deed haar familie. 2e stonden op en wachtten op haar.
üe vrouw maakte haar manden in orde 71 lt; v
^nbsp;luen in orae. Zij nam haar kinderen mee en
«e man bleef alleen, van zijn vrouw beroofdl n.23)
Ken dubbele straf: zijn geld, of liever, zijn hakken is hij ^ijt
geTulr\'\'quot;\'nbsp;vernietiging van zijn
De kinderen moet wat geleerd worden cm zich door het leven te
kunnen slaan, zeiden we boven. Ze hebben er recht op.
TschitabB had twee vrouwen en bij iedere vrouw had hij vijf
zonen»
I^e tien zonen kwamen bij Tschlkumba en zeiden:» Wij willen iets lee-
^at kunnen wij leeren.quot; Tschikumba zei:quot; Ik kan alleen jodi-)
\'\'nbsp;f^^ikt alsnbsp;(geld). Ze wor-
, wen voor de zonenfnbsp;voor het verwerden van vrou-
\' zijn vallen.
-ocr page 39-Plaatsen om otumbo •) te vaa^en. Dat zal mijn oudste zoon leeren.
De anderen kunnen naar wat anders omzien.quot;
De zonen groeiden op. Geen van de zonen kon iets.
Op zekeren dag.ging de vader weg en ving een otumbo. Zijn zonen ju-
belden: vandaag zouden ze vleesoh eten. Maar de vader zag een vreem-
de aankomen en hij gaf hèm de otumbo. Zoo ging het ook den volgen-
den dag; TsohikMba gaf het vleesoh aan den paukenslager. Waarom
Mj dit deed, wordt niet verteld; wellicht zag hij toch geen kans
om allen met het vlesch van zoCn klein dier tevreden te stellen.
Maar nu gingen zijn kinderen heen.De tien zonen zeiden:quot; V/ij
hebben niets geleerd.» Alle tien stierven in het bosch.
De vader ging naar het bosch. Hij zag, dat zijn tien zonen gestor-
ven waren»
En het is of hij zich zelf schuldig voelde aan dit overlijden, want
hij pleegde zelfmoord door zich den hals door te snijden. Ook zijn
beide vrouwen benamen zich het leven, toen zij in het bosch kwamen
en zagen wat daar was geschied (45/207-208).
De ouders moeten hun kinderen zooveel mogelijk gelijk behande-
len en niet het eene voortrekken boven de anderen, meenen de Kanio-
ka.
Zij vertellen van een man, die twee vrouwen had en bij elke
vrouw had hij een kleinen zoon.
van de eene vrouw en zijn zoon hield hij. De andere twee mocht hij
niet lijden. Hij schertste met de eene vrouw en gaf den knaap veel
eten en den ander joeg hij weg, wanneer hij at.
De kleine achteruitgezette jongen weende veel, want ook zijn moeder
verstootte hem. Hij wendde zich tot de vogels en klaagde zijn nood.
ZiO gaven hem toen parelen en stoffen welke ze op een tak van een
l^oom legden. Wel probeerde zijn halfbroer de geschenken te bemach-
tigen, doch toen bleven ze vast aan den boom zitten. De achteruit-
gezette broer kon ze er evenwel gemakkelijk afhalen, waaruit dui-
delijk blijkt, voor Wien de parelen en de stoffen waren bedoeld,
^ió deze rijkdommen werd de benadeelde knaap een groot hoofd
\') Otumbo is een soort kat.
-ocr page 40-en zijn eigen vader werd zijn slaaf n.24). •
-or een vrouw verteM, .3 nie^t te verwonderen; .en proeft
h er de vrouwelijke verontwaardiging. Eveneens van een vrouw afW
stxg en blJ de..elfden sta. opgeteekend is de vertelling van quot;Bie
schlechte Mutter.quot;
Een moeder gaf haar twee dochters ieder een naald om korven te ma-
Ken. De oudste brak haar naaTri at. ^ •
, ^nbsp;de jongste het aan de moeder
ee t verteld, wordt deze heel boos. m groote woede pakte zij het
W, stopte het in de vijzel en toen nam zij den stamper en ver-
rxozelde het kind tot een klomp, .en klomp wierp zij in het gras.
La dquot;^^\' quot;nbsp;- -
naa: d! bi:: quot;quot;quot;nbsp;^^^^ -- -- - —. --
-ar ^amen den volgenden dag de meisjes met hun kuiken om water
-alen Allen konden de kruik opheffen, behalve de kleine zuster
rnbsp;^^^nbsp;--ter en werd door haar ou-
e zuster, met medewerking van de visschen, geholpen. Be kleine
-nbsp;quot; 1:: - ^^^ ^^ -- - —• Hij
^ee te gquot;nbsp;quot;quot;nbsp;^ — -
^ió kwamen in het dorp. Het (dood.)ge3tampte meisje zag haar moeder
J - : M.,n vader, waarom heb Je mij niet in een ander dorp ge-
-nbsp;Mijn moeder heeft mij zoo slecht behandeld, dat ik hl^ niet
^erug kan zxen.quot; Daarop stierf het meisje weer n.25,)
SXecht en wreed had de moeder namelijk gehandeld door over zoCn
en haar dochter te dooden.
Het is opmerkelijk dat, voor zoover mij bekend, er geen Bantoe-
hebbnbsp;-verwerp
^ n Verner zegt hie.an: ... .while the Jealous co-wife fig^res
O ke^en eikaars kinderen, komen er dagelijks mee in aanrakin.
-on met de bestaande verhoudingen vertrouwd. Overlijat ..n hun-
ner, dan hoeft een eventueele sleehte, stiefmoederlijke behandeling
van haar kinderen niet voort te spruiten uit de opvatting: het zijn
kinderen van quot;die anderequot;; wat in een monogaam huwelijk veel eerder
het geval zal zijn, wanneer de man hertrouwt.
Baar de jonge kinderen nog onervaren zijn en vele gevaren hen
dreigen, moeten de ouders goed op hen passen.
Een moeder legde haar kind bij het bewerken der akkers maar er-
gens neer, na het in slaap te hebben gebraeht. Er kwam een baviaan,
die met het kind in de boomen ging spelen. De moeder stond dit maar
toe, want de baviaan dreigde:quot; Als je lawaai maakt en de menschen
te hulp roept, kan ik het gemakkelijk tegen den boom verpletteren.quot;
En hxj ging er mee van boom tot boom tot de vrouw hen uit het ge-
zicht verloor. De moeder ging door met schoffelen, maar toen de ba-
viaan nergens meer te bespeuren was en ook niet terug kv,am, werd de
moeder ongerust, gooide haar schoffel weg en doolde zoekend rond.
2e zocht overal, zong een lied, vroeg menschen van een ander dorp
Of ze den baviaan gezien hadden, volgde zijn spoor, dat echter in
de boomen verdween. Toen de avond viel, keerde ze naar huis terug.
Eerst sneed ze nog een blok hout in den vorm van een kind en wikkel-
de dit in de huid, welke anders als draagband diende. Met het blok
hout moest ze haar man trachten te misleiden.
Aan Zijn verlangen hem het kind te toonen, wilde ze dan ook aanvan-
kelijk niet voldoen. Hij bleef aandringen en bij het zien van het
blok hout was hij zeer vertoornd en was hij van plan de vrouw te
dooden. Doch zijn familieleden raadden hem aan, eerst zijn vrouw
te ondervragen en te hooren hoe de vork in den steel zat. Bevend
en trillend vertelde de vrouw wat er was gebeurd. Voor de familie
was het nu duidelijk: zij had haar kind gedood. quot;Als een baviaan
dat deed, waarom ben Je dan niet naar huis gesneld om ons er van
te vertellen?quot;, zeiden zij, quot; wij zouden mannen van het dorp opge-
roepen hebben en ze zouden hem gevolgd zijn tot ze hem gevangen
hadden.quot; (64 11/262-264).
Het maken van het blok hout leert ook, dat zij wel voelde verkeerd
te hebben gehandeld, door de baby onbewaakt achter te laten. De
verteller eindigt:quot; Ze Joegen de vrouw uit het dorp; misschien
doodden ze haar, dat weet ik niot zekerquot;n,26).
De Bapende hebben de zorgelooze moeder op de volgende wijze ge-
schetst». Een jongen zou met anderen in een bevriend dorp gaan dan-
sen. Zijn moeder liet hem echter eerst water halen, waardoor hij
met tegelijk met de anderen mee kon gaan. Onderweg ontmoette het
kind eerst iemand met twee-, vervolgens met drie-, met vier-, met
vijf hoofden. Tot zoover ging het goed, want hij kon de hoofden tel-
len. Maar toen hij de honderd-koppige Mauesse tegenkwam, was er van
tellen geen sprake; hij werd ingeslikt. En Mauesse kv^am de moeder
vertellens\'» Ik heb je kind ingeslikt. Jenbsp;je kind achter de an-
deren aanloopen. Dat was niet goed. Ik heb hem ingesliktquot; n.27).
Tot zoover hebben we het gehad over de plichten van de ouders
en welke van hun handelingen als goed, respectievelijk slecht v/or-
den beschouwd. Hoe staat het evenwel met de kinderen? Hebben zij
geen moreele verplichtingen tegenover hun ouders, v;ordt over hun
gedrag in de verhalen geen oordeel geveld? Zeer zeker! V/at het eer-
ste betreft, wordt de nadruk gelegd op het eeren der ouders.
In quot;Eer uw oudersquot; heeft een man twee zonen. De oudste belee-
digde altijd grof zijn moeder, de jongste niet.
De laatste wilde eens naar zijn bloedverwanten gaan en vroeg zijn
moeder, hem den weg te wijzen. Hij kwam in het dorp van zijn oom,
die voor hem een kip en duizendpooten braadde. De bescheiden jongen
nam de duizendpooten. Hij sliep op bevel van zijn oom in het kip-
penhok, Den volgenden dag mocht de knaap, alvorens naar huis te
gaan, uit het kippenhok een ei als geschenk meenemen. Hij koos het
kleinste en kreeg den raad mee;quot; Als je onderweg, niet ver van huis,
op de plaats komt waar vroeger een dorp stond, smijt dan het ei
neer,quot;
Hij volgde den raad op en daar verschenen op die plaats hutten,
vrouwen, boden en volk. De knaap werd koning en nam bezit van het
gezag.
De broer, die zijn moeder altijd smadelijk bejegende, vernam het
gebeurde en wilde hetzelfde doen. Doch hij koos het grootste ei.
Bij een boschje neergesmeten, kwam er een groot aantal krijgers uit,
die hem doodden.
Daarom zeggen de menschen^quot; Beleedig de moeder niet, die U ter we-
reld heeft gebrachtquot; (21/159-161).
Een dierverhaal uit het gebied der Kassai-rivier geeft de on-
eerbiedigheid der kinderen tegenover hun moeder als volgt weer;
Tombolo en Mpungwe waren twee groote kinderen van respectievelijk
Kaschila •) en Kanjinji Deze twee kinderen ontmoetten elkaar
en zeiden:quot; Wij zijn groot en onze moeders zijn klein. Wij zullen
gaan naar een dorp, waar niemand ons kent.quot;
leder ging naar het dorp van een antiloop. De moeders,Kaschila en
Kanjinji, k\\\'/amen elkaar tegen en zeiden^quot; Onze kinderen zijn weg-
gegaan. Wij zijn klein. Zij zijn groot. Is dat recht(vaardig)?quot;
Beiden maakten een toovermiddel, waaraan de kinderen stierven (45/
369).
Het IS van belang wat Frobenius opteekende als opmerking van een der
toehoorders. Na lang zv/ijgeh zei deze met een ernstig gezichtequot; Tom-
bolo en H^ungwe (deden) niet goed.quot; Deze uitlating toont een begrij-
pen van de symboliek, welke in de vertelling ligt opgesloten, Hoe
vaak komt het - ook bij onsl- niet voor, dat ouders pogen hun kin-
deren iets meer, quot;grooterquot; te doen zijn in de oogen der wereld, dan
ziJ zelf waren. En keuren ook wij het niet af, wanneer zulke kinde-
ken hun ouders niet meer willen kennen, hun afkomst verloochenen,
gaan naar een dorp, waar niemand hun afkomst kent?quot;
Gehoorzaamheid en vlijt zijn twee deugden, welke het kind tot
eer strekken en waarmee hij het ver zal brengen. Daartegenover staan
ongehoorzaamheid en luiheid.
Evenals in de vorige verhalen over kinderen worden ook deze tegen-
gestelde karaktertrekken in de verhalen naar voren gebrach\'b, door
2e toe te kennen aan twee kinderen van hetzelfde gezin.
Een man had drie kinderen. De twee oudsten gingen een wandeling
in het bosch maken. Moeder gaf hun dennbsp;mee om niet te eten van
^^^ote sala\'s en niet het spoor van slangen te volgen, zoo ze dit
^ Een rat.
) Een kleine vogel.
eventueel mochten tegenkomen.
Toen ze. in het bosoh kwamen, zag de oudste van de twee een mooie
sala aan een hoorn hangen. Hij plukte hem en brak hem open (om het
Vleesch van de vracht op te eten). Zijn Jongere broer zei- Pas op!
«oeder zei ons, dat we geen sala\'s mochten eten.quot; Maar de oudere
sloeg hem en zorgde, dat hij zich stil hield.
Spoedig zagen zij sporen van een slang in het zand. De oudste zei:
II Ik ga er op af! Ik ga de sporen volgen..... Heenquot;, zei zijn broer,
quot; moeder heeft ons gezegd, dat wij het niet mochten doen!quot; Maar hij
kreeg nog een pak slaag en werd gedwongen, zijn mond te houden.
De sporen leidden naar een plek waar een boa lag, die door den oud-
sten^broer gedood werd. Vervolgens maakte hij een vuurtje, kookte
een deel van de slang en at het op; de Jongste weigerde zijn deel.
Toen ze naar huis zouden terug keeren, kon de oudste broer zich niet
tgt;ewegen. De Jongere broer moest hem dragen en met veel moeite geluk-
te het hem thuis te komen.
Er was maar één wezen, dat den armen zieken Jongen kon genezen en
dat was de Groote Slang quot;Kippenvleugelquot; gena^^d. Maar niemand dorst
aar te halen, zelfs de moeder niet. Alleen het Jongste kind toonde
geen vrees, zelfs niet toen de Groote Slang op zijn kinderlijk ge-
hang de kop buiten het hol stak. En de groote geneesheer ging met
den kleinen Jongen mee, naar zijn door eala\'s en het vleesch dei.
toa 7100 vreeselijk gezwollen broer.
DcJctor quot;Kippenvleugelquot; deed zijn matten rond den Jongen en gaf hem
zijn stoombad. Toen het bad begonnen was, begon het kleine kind te
zingen:
Titilo! Moeder zei ons, weet je, titilo
De sporen van de slang niet te volgen, titilo
Toch begon je de sala\'s te plukken! weet ie
En je slikte het zoo snel mogelijk in!
De Slang nam de woorden over en zong op haar beurt.
De boa kwam uit den mond van den Jongen en duwde de sala voor zich
«it; tot op de plaats in het bosch, waar de ongehoorzame Jongen ze
aa gegeten. En ook de Groote Slang werd op haar uitdrukkelijk ver-
langen door het Jongste kind naar huis gebracht (64 11/248-251).
Een soortgelijk thema wordt behandoll in het Baronga-verhall:
quot;Halindi en l^ylndana.quot; Hierin ontbreekt evenwel de episode van de
Tc^oa en de Grootenbsp;tcz^ijl ook het slot anders luidt. De groo-
te sala\'s, die het meisje Halindi - Mayindana was haar broer - ge-
geten had, veranderden zich, mèt de sala\'s, die nog aan de boomen
hingen, tot een legertje van meisjes en jongens, gewapend met asse-
gaaien, waarmee ze haar doodelijk troffen. Haar broer ontsnapte,
dank zij zijn gehoorzaamheid. Hij had, evenals het jongere broertje
in het vorige verhaal, geluisterd naar den goeden raad van zijn moe-
der (60/242-245).
3e jongeren aan te manen om naar den goeden raad van hun ouders
- en ook ouderen - te luisteren en niet uitsluitend te vertrouwen
op eigen wijsheid, noemt Junod lén van de overheerschende themas der
^ vinden dit motief o.a. terug in quot;La route du ciel.quot;
Een meisje brak haar waterkruik en uit vrees voor haar moeder,
zocht ze den weg naar den hemel, in plaats van naar huis te gaan.
e PTi
■ n poos ontmoette zij een oude vrouw, die haar den weg wees en
■^^aar de aanbeveling gaf om de mier, die zich verderop bevond, in
•^aar oor te laten kruipen en zich door deze geheel te laten leiden,
-^oor de raadgevingen op te volgen, was zij in staat de beproevingen
het hemelsche dorp te doorstaan en rijk beladen kwam zij thuis,
^ot groote vreugde van de ouders.
^aar de jongste zuster was niet blij, zij riep uit:quot; Ik vertrek!quot;
^e oudste zei haar-quot; M\'n zuster, wacht; ik wil je nog raad geven,
^ant .... die wegnbsp;daar ik weet, dat je geen zuiver hart hett
je zal sterven. Je zult een oude vrouw vinden ....quot; Ze weiger-
de te luisteren en zei:quot; Jij, jij bent wel vertrokken, zonder dat
i^emand je iets gezegd heeft; ik zal er ook heen gaan, zonder naar
■••ets te luisteren.quot;
ZIJ vertrok, sloeg nauwelijks acht op de oude vrouw, weigerde de
ïSier en gedroeg zich daardoor totaal verkeerd, toen zij bij de men-
ö^-hen van het hemelsche dorp kwam.
^e hemel veroorzaakte een explosie en doodde haar. Vervolgens ver-
zamelde de hemel haar beenderen en liet deze voorbijgaan aan de
plaats waar de mier was. De mier zei tegen haar.quot; Kom je .niet dood
terug? Je zou geleefd hebben, als Je naar de raadgevingen geluisterd
^ jn
had.quot;
Zij team bij het oudje, dat haar zei:quot; M\'n meisje, ben Je niet ge-
storven door Je Slechte hart?quot; Ze kwam tenslotte bij het huis van
haar moeder. Haar lichaamsdeelen vielen uit den hemel midden in het
dorp.
Toen zei de zuster-\' Zij had een slecht hart, daarom is de hemel
verstoord op haar. Wat mij betreft, ik heb weten te loopen, zooals
men mij raadde. Zij is dood mijn zuster!quot; (60/237-242).
In de belooning van het vlijtige kind en de bestraffing van het
l^ie, ligt tevens het oordeel over deze twee eigenschappen opgeslo-
ten.
Iemand had twee kinderen. Beiden waren meisjes. Hij sloeg ech-
ter het oudste, dat van huis weg liep. Zij had gehoord, dat er een
andere vrouw was, die ook een meisje had. Daar vluchtte zij heen en
^leef bij haar. De vrouw zei den volgenden dag tot haarjquot; Ga met
«lijn dochter naar het water, maar wanneer Je gaat, dan draag Je niets
^P je hoofd, maar laat alles door mijn dochter dragen »). Maar het
quot;meisje was verstandig en zette de waterkruik zelf op het hoofd. Eerst
toen Zij bij het erf bf^amen, gaf zij haar aan het kind van de vrouw.
Nu werden zij naar het brandhout gestuurd en de vrouw zei weer te-
gen het vreemde meisjeLaat mijn dochter alles dragen.quot; Maar zij
d^oeg toch alles zelf en eerst dicht bij de hut gaf zij het aan het
quot;leisje. Zoo deed ze ook toen de vrouw haar op gras uitstuurde. Ook
toen ze vuur gingen halen, sprak de oude tot haar:quot; Draag JiJ het
niet, maar laat het mijn dochter dragen!quot; Maar het meisje deed als
Altijd en droeg het zelf. Bij het samenbinden der varens, die men
droogt voor de slaapplaatsen, zei de dochter van de oude vrouw tot
liet meisje:quot; Wanneer Je tegen mijn moeder zegt: ik heb een vurig
verlangen naar huis, dan zal zij vragen-zal ik Je met vuur slaan
of met water?gt;Dan antwoord Je: \'met water«.quot;
en tfveÄir dît f?f f^? was om haar op de proef te stellen
-ocr page 47-Aldus geschiedde en het meisje kreeg vele mooie dingen mee naar
liuis.
Toen haar zuster zag, wat voor moois ze had meegebracht, ging
zij ook naar de oude vrouw en maakte haar wijs, eveneens Weggeloo-
pen te zijn wegens een slechte behandeling. De verteller schetst
weer uitvoerig de karweitjes welke de dochter vrji de oude vrouw
moest opknappen en waarbij de jongere zuster niet mocht helpen.
Dat kind was niet zoo verstandig als haar zuster. Het liet de doch-
ter van de oude vrouw waarachtig alles alleen dragen.
Het dochtertje gaf nu ook een anderen raad aan het luie kind^» ze
moest zich door het wur laten slaan. Toen kreeg ze een amband om,
welke steeds doorbrandde tot. het kind stierf (47/117-119).
Aan het slot van dit hoofdstuk rest ons nog een overzicht te
geven van de opvattingen over de verhoudingen tusschen broers en
zusters onderling.
Sterk afgekeurd worden afgunst en jaloezie tusschen de kinderen uit
lietzelfde gezin. Een opvatting, die overeenstemt met de veroordee-
ling van de haat en jalouzie tusschen de vrouwen van één man.
Hoe do afgunst tusschen broers gestraft wordt?
Een man had vijf zonen. De eerste vier gaf hij een vrouw, toon
ze er den leeftijd voor hadden. De vijfde kreeg een geweldige mu-
teo »), ofschoon hij zelf liever een vrouw had gehad. Zijn vader
vond d^ze muteo veel beter dan een vrouw. En het verhaal gaat als
volgt voorti
zoon ging er iederen dag heen en keek naar de muteo. Op den zes-
den dag was er een mbou m) in gevangen. Hij zei tegen zijn vader.-
M Et» -i O
IS een mbou gevangen.quot; De vader zei?quot; Heb ik het je niet ge-
legd? Snijd hem nu in stukken en verkoop hem.quot;De zoon kocht er een
Vrouw voor en een jongen voor het werk.
zoon ging nu iederen dag naar de muteo kijken. Op den zesden dag
was er weer een mbou gevangen. De zoon sneed hem in .^t.ikkon en kocht
er weer een vrouw voor en een jongan voor h/^t.
;) Rattenval.
Buffel,
De oudste broer zei:quot; Mijn jongste broer heeft nu al twee vrouwen
en twee werkslaven. Ik echter, de oudste, heb slechts ëén vrouw.
Ik wil ook een keer naar de muteo zien.quot; De oudste broer ging er
heen, wilde ze bekijken en pakte ze beet. Maar de muteo greep hem
bij de schouders. Hij was gevangen. De jongste broer kwam en zag
zijn broer. Hij liep terug en vertelde het zijn vader. De vader riep
alle hoofden samen. Zij gingen naar de plek toe. Ze bekeken de zaak.
De hoofden zeiden;quot; Dat is een afg\\instige dief. Hij moet sterven.quot;
De kleine touwen, die den veerenden balk vasthielden, v/erden
doorgesneden. De man werd door den veerenden balk hoog in de lucht
geslingerd en sloeg dood tegen den grond (45/214).
Deze in Bantoe-oogen zeer slechte eigenschappen - het bleek immers
uit de straf - vinden v/e niet alleen bij broers. Ook tusschen zus-
ters onderling kan de verhouding zeer veel te v/enschen over laten
en de afgunst van de een, de ander onnoodig veel leed berokkenen.
In quot;La jeune fille et la baleinequot; vinden we dit thema behandeld;
waarbij ook hier het goede uiteindelijk beloond en het afgunst;i^e
meisje gestraft en daarmee haar gedrag afgekeurd wordt.
De dochters van een hoofd gingen op een dag klei verzamelen
om hun hutten te pleisteren. Elk van haar was door vele slaven be-
geleid, die haar vader haar verschaft had.
Bij het moeras gekomen, waar de kleigroeve was, beval de oudste,
Chichingonane geheeten, één van haar jongere zusters het groote gat
binnen te gaan en de loemachtige aarde er uit te halen. Zij gehoor-
zaamde en overhandigde haar groote stukken, v/aarmee elk haar mand
vulde. Er was alleen nog de mand van het meisje, dat zich in het
gat bevond. Toen gooiden haar zusters aarde boven op haar en ze
werd levend begraven. Zij verdween.
De heele stoet ging naar huis. Maar de hond van de ongelukkige kwam
krabben en bevrijdde haar. Zij kwam er uit. In plaats van den v/eg
naar het dorp te nemen, ging ze naar den oever van de rivier en
wierp zich in het water. Zij v/erd door een walvisch ingeslikt en
daar had zij het goed.
Op zekeren dag kwamen haar zusters water putten uit de rivier. Het
jongste meisje kon haar kruik niet optillen en bleef achter. Ze
v/erd geholpen door quot;het meisje van den walvischquot;. quot;Zoo!, jij bent
het dus, die je zuster heeft gedood!quot; voegde deze haar jongere zus-
je toe n*29).
Een van de volgende dagen gebeurde hetzelfde, maar weer werd het
quot;meisje van den walvischquot; niet herkend. Toen zei zeiquot; Ik ben je zus-
ter, die door den grooten visch is ingeslikt.quot;
Het kind vertelde alles aan haar moeder. Den volgenden dag ging de-
ze mee en v;ist haar dochter te grijpen. Maar zij glipte haar tus-
schen de vingers door.
Toch kwam de dag v/aarop het meisje naar huis terug verlangde.
De walvisch stond haar toe te vertrekken en met zilverstukjes be-
hangen kwam ze thuis, waar zij met groote vreugde werd ontvangen.
Zij vertelde wat er allemaal v/as gebeurd en de verbolgen vader wil-
de Chichingonane dooden. De teruggekeerde dochter vroeg evenv/el,haar
vergeving te schenken.
Eenigen tijd later gingen de zusters gezamelijk hout hakken. Chi-
chingonane beval het zusje, dat ze niet uit kon staan, takken te
kappen. In den boom geklommen, zag ze een karbonkel op den grond
liggen. Ze kwam er weer uit om hem op te rapen, maar Chichingonane
wierp zich op haar en in den strijd kwam er een vogel, die den kar-
bonkel meenam. Geen van beiden had nu het kleinood. ^ Ze begonnen
maar v/eer hout te hakken: het jongere zusje en haar bedienden in
den boom, terwijl Chichingonane en de anderen om den stam bezig wa-
ren. Op een gegeven oogenblik viel de boom om en zij die boven wa-
ren, kwamen in het v/ater terecht. Zij kropen er uit en liepen nu
langen tijd langs de rivier om naar den karbonkel te zoeken. Zij be-
reikten tenslotte een dorp van menscheneters, waar de vogel den
steen in een boom had gelegd. Niet zonder gevaar wisten zij hem te
bemachtigen. Zij vluchtten met medenemen van vele mooie stoffen en
andere rijkdommen. Aan de achtervolging der menscheneters wisten zij
te ontkomen.
Toen richtten zij zich naar huis en zongen haar mooie liederen. Maar
dicht bij het dorp aangekomen, zwegen ze en gingen op hot groote
plein zitten. Zij waren prachtig om te zien n.ct haar mooien vreem-
den opschik en al haar rijkdommen. Niemand herkende ze. Men zei
tegen elkaar:quot; \\7ie zijn die koninginhen?quot; De zuster Van Chichirgo-
nane zei tegen haar vader:quot; Wij vragën een hut om in te slapen.quot;
Deze was echter ondeugend en zei?quot; Nu,nu, er is hier geen hut om U
i
te geven! Er moet voor hetaäld worden!quot; quot; Ja^ wij zullen er voor
I
quot;betaleiiquot;, antwoordde zij. VerVolgens nam ze haar vader en moeder
apart èh^ zei:quot; Herkent ge me niét? Ik ben Uw dochter. Ik ben mijn
karbonkel
we^eh. zoeken, die mijn zuster mij af heeft willen nemenquot;
Allen begonnen toen te zingen^ tè dansen, te springen van vreugde.
Alleen Chi.chingonane was niet teweden. Zij mokte. Dat \'ziende, werd
de vader eirg boos, want ze danste niet, noch verheugde ii^ zich over
(ien terugkeer van haar feuster. Hij besloot haar te dooden* quot;Wantquot;,
\\
zei hij, quot; zij zou haar jongere zuster wat slechts kunneh aandoen.quot;
ryeze smeekte haar vader medelijden met haar oudste zuster te hebben,
maar hij was onvermurwbaar.
Sn Chichingonane werd gedood (60/229-237).
Behalve de afgunst en de jaloezie wordt hierin ook de hardvochtig-
ïveid van Chichingonane ten sterkste afgekeurd.
Even wreed en meedoogenloos is in een Doeala-verteHing de oud-
ste broer tegenover zijn jongere, tóen zij beiden door hun vader de
^^ijde wereld in werden gestuurd. Hij gaf hen, voldoende leeftocht
vbor de reis mee. Toen zij onderweg waren en honger kregen, stelde
de oudste broer voor om eerst het voedsel van dati jongeren broer op
te eten, waardoor deze wat minder te dragen zou krijgen. Na acht
was dit voedsel op en kwam de voorraad van den ouderen broer
^n de beurt. De laatste wilde echter alleen voedsel aan zijn jonge-
ren broer geven op voorwaarde, dat hem een oog zou worden uitgesto-
ken, Omdat de jongste broer zoo\'n honger had, gaf hij tenslotte toe
en twee dagen later moest hij ook het andere oog missen om ten min-
ste nog een klein beetje eten te krijgen.
oudste liet hem nu in den steêk en ging er alleen op uit om werk
te zoeken. Hij vond een baas waarbij hij kleeren moest maken,
jongere broer liep jammerend rond, tot hij twee vrouwen ontmoet-
te aan wie hij de heele toedracht vertelde. Met zijn droevig lot
begaan, gaven de vrouwen hem geneeskrachtige kruiden, met behulp
waarvan hij het gezichtsvermogen terug kreeg; bovendien gaven zij
hem nog zooveel medicijnen, dat hij den blinden koning van het land
zou kunnen genezen.
Hoewel hij, eenmaal aan het hof gekomen, eerst den liardhandigen te-
genstand van de wachters moest overvdnnen, wist hij toch met behulp
van de koningin tot den koning door te dringen en dezen van zijn
quot;blindheid te genezen.
Met weldaden en geschenken overladen keerde de jongers broer ais
êen rijk man naar zijn vader terug, terwijl de oudste, die hem blind
gemaakt had, in lompen gekleed, zwaar moest werken (69c/94-98).
Het was de straf voor zijn hartelooze en wreede handelwijze.
Een geheel andere, ja tegenovergestelde zijde, van de verhou-
ding tusschen de kinderen onderling, geeft de volgende vertelling.
2ij schetst de beteekenis en waardeering van de broederliefde.
Een vrouw baarde vijf knapen. Drie jongens stierven. Er bleven
twee in leven. Zij werden grooter. Zij hielden veel van elkaar.
Er stierf nog een. De laatste jongeling zei:quot; Ik blijf nu niet al-
leen. Ik wil mee begraven worden.quot; Hij werd met den overledene aan
iiet eind van een lange gang begraven. De jongeling sliep.
Eenigen tijd later werd hij wakker, ging door een lange gang en
ontmoette nkolle \'). Na nkolle de oogen te hebben uitgewreven, wees
deze hem den goeden weg en deelde hem het volgende mede;quot; Je komt
tij een vergadering. Vooraan zit een groote, daarachter een kleine,
^^end je niet tot den groote, wend je tot den kleine. Eet niet wat
men je voorzet.quot; De jongeling liep verder en kwam in een groot dorp.
De jongeling kwam bij de vergadering. Er zat een groote en
daarachter een kleine. Hij zei:quot; Al mijn broeders zijn gestorven.
Ik wil niet alleen op aarde blijven. Ik heb mij mee laten begraven
en ben zoo hier gekomen.quot;
l^e kleine zei:quot; Geef hem een huis.quot; De jongeling werd naar een huis
geleid. Men tracht hem een schotel met spijzen. De jongeling ging
met de spijzen naar nkolle en vroeg:quot; Kan ik dat eten?quot; Nkolle zei:
\') Slak.
-ocr page 52-quot; Eet dat niet, het is menschenvleesch. Je zult echter in het dorp
je vader en je broers zien. Oirhsls ze, dan zullen ze met je terug-
keerenquot; n.31).
Het verliep zooals nkolle had voorspeld en als belooning voor
zijn nobel gedrag werd de jongeman een groot hoofdman.
TWEEDE DEEL
GROEÏ-SLEVEN
HOOt\'DSTUK 1 V/AARHEID EN ÏROW
Meer nog dan door een directe go^euring, een prijzen van de
waarheid of de trouw aan het gegeven woord, komt in de verhalen de
beoordeeling van deze deugden tot uitdrukking door hèm, die een leu-
gen verkondigt of op trouweloosheid wordt betrapt, te straffen en
daardoor zijn handelwijze af te keuren. De mate van afkeuring is
afhankelijk van de wijze hoe en de motieven waaruit deze handelin-
gen opkomen.
Een voorbeeld van?quot; Al is de leugen nog zoo snel, de waarheid ach-
terhaalt hem wel,quot; is het volgende verhaal!
Nkanku had een vrouv/ en acht zonen. De oudste 2es heetten
%assu \'), de zevende Mussodi «») en de achtste, welke veel later
Werd geboren, Kande-Tschulle quot;•).
Op zekeren dag zei de moeder:quot; Wij eten alle dagen maniok. En daar
ginds zijn groote waterplassen met veel visBchen. V/aarom gaan mijn
zonen en mijn man nooit visschen?quot; De M^assu zeiden, dat ze zouden
gaan. Ze togen naar den plas en begonnen ijverig water te scheppen.
2ij schepten en schepten, maar het water zakte niet. Daar kwam Kan-
de-Tschulle, de jongste, langs. Zij riepen zijn hulp in om den vij-
quot;Ver te ledigen. Kande begon te scheppen en had het werk spoedig vol-
bracht. De Mpassu vingen veel visch. Kande wilde nog vlug even een
bad nemen en vroeg hen, even te wachten. Maar de Hïpassu gingen naar
h^is en namen de visch mee. Thuis gekomen zeiden ze:quot; V/ij hebben
allen arbeid alleen verricht. Kande heeft aan den oever zód - de
^^srteller gaat in een afwochtonde houdir;g,met gekruicte armen staan
, ) Sprinkhanen.
Hagedis.
) Kikvorsch,
gestaan en niet gewerkt.quot; Nkanku gaf zijn zonen een pluimpje. Maar
toen Kande-Tschulle, na zijn bad genomen te hebben, thuis kwam, werd
hij door zijn vader geslagen, omdat hij niet gewerkt had. Hij vlucht-
te het bosch in en bleef daar twee dagen.
De moeder stuurde twee dagen later de jongens er weer op uit om
visch te vangen. Er speelde zich dezelfde historie af. Wederom logen
de Uïpassu tegen hun vader. Doch nu kwam Kande bij zijn vlucht in het
bosch Longonjenje ») tegen. Longonjenje ging naar Nkanku en zijn
vrouw en gaf hen een stuk van zijn huid te eten. Hierdoor verander-
den zij in vogels en konden zij naar een boom vliegen, die zich aan
den oever van den plas bevond. Daar hoorden en zagen de ouders de
ware toedracht. Zij vlogen naar huis terug en toen de Mpassu èn ms-
sodi (die zich aan den kant van de eersten had geschaard) hun ouders
v/eer dezelfde leugens op de mouw wilden spelden, werden zij ontmas-
kerd. Nkanku nam een stok en sloeg hen. De Mpassu en Mussodi liepen
naar het bosch en veranderden - als straf - in dieren. Kande daaren-
tegen bleef bij zijn ouders n.32).
In het verhaal van den luipaard en de kleine antiloop is de si-
tuatie ernstiger. Zij zouden tezamen den zv/ager van den luipaard
quot;bezoeken. Om te laten uitkomen, hoe slecht de luipaard is, wordt nu
van hem het volgende verteld; Toen zij onderweg v/aren, stelde de lui-
paard voor om van eten te wisselen; met het gevolg, dat de kleino
^tiloop slechts wat afval te eten kreeg, terv/ijl de luipaard zich
^^ haar maniokballen te goed deed. Bij de familie aangekomen, werd
^n hen beiden een heerlijken maaltijd voorgezet. De luipaard hield
zich ziek en verzocht de antiloop om een boomv/ortel te gaan halen.
Welke hij haar onderweg als ccn medicijn had aangewezen. Bij haar
terugkomst vond de antiloop al het voedsel door den luipaard opge-
geten.
^och dit was nog slechts een voorproefje van zijn optreden, \'s Nachts
^erd het veel ernstiger. De luipaard ging toen naar het geitenhok,
doodde alle dieren en at ze op. De beenderen legde hij voor do hut
^^ de antiloop en de deur bestreek hij met bloed. Den volgenden dag
Kameleon.
-ocr page 55-zagen de quot;menschenquot; wat er was gebeurd. De antiloop werd van dief-
stal beschuldigd en de luipaard hielp een hajidje mee om hem te doo-
den en op te peuzelen.
Zoo verging het ook drie andere kleine antilopen, die met den leu-
genachtigen en kwaadwilligen luipaard meegingen.
Maar toen kVTam er één, die zich niet liet beet nemen. Deze wisselde
goen voedsel en nam als voorzorg den geneeskrachtigen boomwortel
mee. »S Nachts legde zij de beenderen voor de deur van de hut van
den luipaard en bestreek diens deur met bloed.
Zoo kwam men er achter, wie de v/erkelijke schuldige was. De quot;men-
schenquot; scholden den luipaard niet alleen uit voor een dief, maar ook
voor een leugenaar. En terv/ijl zij hem beschimpten, doorboorden zij
iiem met pijl en speer. quot;Der Topf ist zerbrochen, das Wasser ist zer-
flossen,quot; D.w.z.s De kruik gaat zoo lang te water tot ze breekt n.33)
V/anneer twee menschen - in de verhalen kunnen het ook dieren
zijn - vriendschap met elkander hebben gesloten en de een gaat den
ander dan bedriegen, zoo wordt zulk een handeling ten strengste af-
gekeurd, omdat zij in schrille tegenstelling is met de oprechtheid.
Waarop men als vriend mag rekenen,
In de verhalen komt dit tot uitdrukking door bestraffing van of
wraak nemen op den leugenachtigen vriend.
Zoo wordt moeder krab bestraft met een platten rug, wanneer zij
haar vriendin, de palmboommuis, bedriegt terwijl deze voor hen bei-
den bezig is een tros palmnoten af te snijden. De krab zou n.1. een
kussentje gaan halen om zoo de vracht op haar kop te kunnen leggen.
Maar in plaats van te doen wat ze beloofd had, ging ze den boog op-
stoken om op haar vriendin te schieten. En zoo achtereenvolgens de
Witte mior om den boog aan te aarden, den haan om de witte mier te
pikken, den steenmarter om don haan te pakken en den hond om den
steenmarter te vatten.
^oen ze bij elkaar waren, vatte de hond den steenmarter, de steen-
marter pakte den haan, enz. Tenslotte trof de boog de palmboommuis.
I\'eze liet den tros palmnoten vallen, welke terecht kwam op den rug
Van de krab en haar zoo een platten rug bezorgde.
Zij niet was gaan zien naar de menschen, dat zij kwamen om
-ocr page 56-nioeder palmboommuis te schieten, dan zou zij haren rug niet plat
gehad hebbenquot; \') (lü7 1/12-13).
Het betreft hier nog een vrij onschuldig geval. Van veel ernstiger
aard is het volgende.
Een haan en een zv/aluw sloten eens vriendschap. De haan noodig-
de de zwaluw uit om bij hem thuis te komen keuvelen. Aan zijn vrouw
vertelde de haan, dat zij aan zijn vriend moest zeggen, wanneer deze
kv^amjquot; staat daar je vriend niet? Hij zei, iets gezien te hebben,
dat hem zdó schokte, dat hij zich het hoofd heeft afgesneden.quot; - De
haan zou n.1. den kop in de veeren steken -.
I
Be zwaluw kwam en,vertrouwend op hetgeen zij van haar vriend had
vernomen en gezien, sneed zij zich met een mes den kop af, toen de
haan een tegenbezoek zou brer^en. Met het gevolg, dat zij dood bleef
biggen.
Boch nu ging een familielid van de zwaluw vriendschap zoeken met den
haan om hem voor zich te winnen en dan op een of andere wijze de
overledene te vn?eken. Toen de vriendschap gesloten was en de haan
hem een tegenbezoek zou brengen, feei de zwaluw tegen zijn vrouw, dat
pompoenen moest koken. V/anneer de haan naar hem vroeg, moest zij
heggen, dat hij in den pot zat. De vrouw deed v/at haar was gezegd.
Bij
het openen van den pot schoot de zv/aluw naar voren en kwam uit
den wasem tevoorschijn. Daardoor v/erd de indruk gev/ekt, of hij werke-
lijk uit den pot kwam. De list gel.ukte; de haan liet zich beetnemen,
quot;^ant bij het eerstvolgende tegenbezoek van de zwaluw kroop hij zelf
den pot en liet zich levend koken.
^ deze Y/ijze was de bloedverwant, die lang geleden gestorven was
^oor het bedrog van den haan, gewroken (89/142-145).
Al draagt de geschiedenis
van Kymie en Gymbie een onschuldiger
^^akter, het optreden van den laatste wordt toch wel gelaakt,
gymbie was n.1» een arme man, die met den rijkaard Kymie, vriendschap
^ad gesloten. Gymbie had zijn dochter uitgehuwelijkt en wilde nu
schoonzoon een slaaf schenken. Daar hij er zelf geen een had,
^^^ hij naar Kymie en vroeg hem om een slaaf. Kymie gaf hem er een
Vlaamsch citaat.
-ocr page 57-met de mededeeling, dat hij G^^abie biimcnkort zou bezoeken. Dat be-
teekende: ik kom binnenkort mijn geld halen. Maar Gymbie kon dezen
slaaf niet betalen en daarom zei hij eenige dagen vdór de komst van
Kymie tegen zijn vrouw:quot; Graaf voor mij een graf en doe er gerst en
mals in.quot; Hij ging in het graf liggen en gaf zijn vrouw de volgende
instructies:quot; Dek het graf met matten toe en zeg tegen de menschen,
wanneer zij komen:» Mijn man is gestorven.• Op die manier behoef ik
niet te betalen.quot;
Toen K-mie hoorde, dat zijn vriend quot;gestorvenquot; was, k^vam hij met een
grooten bok, welke hij voor den quot;overledenequot; slachtte.
Zekerheidshalve wilde hij zélf den bok in het graf leggen. Hij til-
de de matten op en zag Gymbie, Gymbie moest toen niet alleen den
slaaf terug geven, maar bovendien voor den geslachten bok een slaaf
betalen n,34).
Dat GvLnbie aan zijn vriend vraagt, hem een slaaf te geven is volgens
Bantoe-opvatting heel gewoon. Wanneer men vriendschap heeft geslo-
ten, kan men een zeker recht laten gelden op de bezittingen van den
ander, doch men moet dan ook zèlf tot een tegenprestatie in staat
zijn.
Anderzijds zijn er verschillende verhalen, welke er op wijzen, dat
^en in dit opzicht toch niet te veeleischend mag zijn n.35).
In het verhaal van den haan en dc zwaluw zien wij, behalve een
gerechtigde wraak op eerstgenoemde, ook nog een ander motief: V/an-
gij iemand bedriegt, zoo loopt gij zelf de kans om bedrogen te
Worden, Hiervan is de vertelling van twee slimme mannen een goed
Voorbeeld.
Er was eens een man, die alleen de stelen van de hakken in een
vel bij
elkaar bond en daarmee naar de markt ging. Hij wilde voor
deze quot;hakkenquot; een geit koopen. Daar kwam een man op de markt met een
Seit om er halcken voor te koopen. Maar de geit was geen echte geit,
^Ij had alleen den vorm van een geit; iets met kop, oogen, staart
^^ Vier pooten.
Deze tv/ee mannen ontmoetten elkaar en de eerste zei:quot; V/at moet gij
hebben voor uw geit?quot; De tweede antwoordde:quot; Ik begeer hakken. V/ij
^^jn juist in den tijd, dat wij onze velden in orde beginnen te
maken.quot; En daar de ander een geit wilde hebben om lammeren te fok-
ken, kvram de ruil tot stand.
quot;Dien dag hebben ze niet gedongen voor den prijs. Alle twee wilden
bedriegen en namen zonder (te) zien het gekochte opquot; \').
Thuis gekomen, ontdekte de man van de geit, dat hij alleen maar ste-
len had ontvangen en de man van de hakken, dat de geit niet v/ilde
eten of blaten en bij het opensnijden noch vleesch, noch bloed be-
vatte; zij had met een geit alleen het vel gemeen.
Beiden namen zich voor om op den eerstvolgenden marktdag elkaar weer
quot;te zien. De man van de geit zei toen tot den man van de hakkensquot; Gij
2ijt mijn vriend, maar als gij mij komt bezoeken, moogt gij mij noch
\'s nachts, noch overdag bezoeken, maar gij moet komen.quot; En de ander
zei;quot; Gij zijt mijn vriend, maar als gij mij nog eens een geit
brengt, moogt gij mij geen bok geven, gij moogt mij geen wijfje ge-
ven, maar gij moet mij een geit geven.quot;
En de moraal, die hieruit getrokken wordt, is:quot; Men mag niet liegen:
^Is gij iets geeft, gij moet niets geven, dat noch mossel, noch
visch is, dat niets beteekent; maar gij moet iets waarachtigs ge-
^en.» O n.36).
De dienarén mogen hun hoofd niet wat voorliegen, hij moet op
hen kunnen vertrouwen.
Zoo V/as er eens een groot hoofd, Tschundo tscha Kiolumbo, wiens
mulofue »\') direct alles kwam vertellen wanneer hij een slecht woord
of een slechte handeling in het dorp hoorde of zag. Deze kreeg dan
bet bevel om den betrokken zondaar alle vrouwen en bezittingen af te
nemen. Maar in plaats van dan alles af te dragen, hield de mulofue
de helft voor zich zelf achter. Tenslotte werden deze confiscaties
200 talrijk, dat de menschen aan Tschundo tscha Kiolumbo meedeelden,
^em niet langer als hoofd te willen hebben. Deze zag in verkeerd te
hebben gehandeld cn riep zijn andere opzichters bijeen om zich te
^^ton inlichten. Door de volgende list wilde Tschundo tscha Kioluii-
zich meester maken van de bezittingen van zijn machtigen mulofuo
zich tevens van hem ontdoen. Hij liet een aarden aambeeld makeny
t\\\\ J^aamsch citaat.
Opzichter.
dat er uitzag als édn vaji ijzor. Eo\'t aamboeld werd aan den mulofue
in bev/aring gegeven met de mededeelirog om het eenigen tijd in de ri-
vier te plaatsan - zooals met een gev/oon aambeeld gebruikelijk is
Na drie maanden werd het aai:nbeeld opgeëisoht, maar natuurlijk v/as
het niet meer te vinden. Eu werden de bezittingen van den mulofue
weggehaald en hij zelf weggejaagd. De mulofue liep naar een naburig
hoofd en vertelde hem, dat Tschundo tscha Kiolumbo van plan was,
oorlog te voeren. Dit hoofd rustte zich toen ten strijde* Dat hoor-
de Tschundo tscha Kiolumbo en ook hij ging tot bewapening over. Bei-
den trokken op en er ontstond een bloedig gevecht. Toen verlangden
eenige lieden een pauze. De buurman vroegsquot; Waarom is Tschundo tscha
Kiolumbo den oorlog begonnen?quot; Deze zei\'. quot;V/ie heeft je gezegd, dat
ik den oorlog begonnen ben?quot; Het andere hoofd antwoorddesquot; Je eigen
mulcfuGlquot; A?Jlc Kenschen van. Tschundo tscha Kiolumbo zeiden:quot; De mu-
lofue heeft gelogen.quot; Daarop doodden zij den mulofue (45/209-210).
V7at betreft de trouw in den zin van: het op elkander kunnen
rekenen in moeilijke omstandigheden, kan de mensch soms nog wel wat
Van de dieren leeren. Dat toont ons de volgende parabel.
De hond en dc schildpad mochten elkaar graag lijden. In dien
quot;tijd kwam er in het geheele land een groote hongersnood. Op zekeren
dag trof de hond de schildpad bezig met het eten van kleine vruch-
quot;tsh. Op de vraag waar zij deze vruchten vandaan haalde, vertelde de
schildpad, dat ze afkomstig v;aren van een kleinen boom, welke aan
den luipaard toebehoorde. De hond vroeg of hij niet eens mee mocht.
Na do bel.ofte niet te zullen schreeuwen, wanneer er een vrucht op
zijn rug zou vallen, mocht de hond mee. Maar toon er 66n op zijn
^g terecht kwam, riep hij toch van:quot; Haoo.quot; De luipaard hoorde den
schreeuw en kwam er op af. Hij zocht overal. Den hond kon hij niet
quot;binden, maar de schildpad trof hij in den vuilnishoop aan. Zij werd
in de gevangenis geworpen.
Juist in dezen tijd verzamelden do dieren zich op een bepaalde
Plaats. Eenmaal bij eUcander, stuurden zij een dier weg cm water
halen. Nu nam dc hond twee slakkenliuizen en toen het dier water
^ilde putten, sloeg hij de slakkenhuizen tegen elkaar. Van schrik
^iot de waterdrager de kruik vallon, welke brak. Op deze manier
probeerden alle dieren het, maar niet één kwam met een gevulde wa-
terkruik op de plaats waar de anderen verzameld waren»
Daar kwam de gevangen schildpad me-c het voorstel om het ook eens te
probeeren. Hoewel de dieren niet konden gelooven, dat zij in dit op-
zicht meer zou kunnen bereiken dan één hunner, gaven zij tenslotte
toch hun toestemming. Maar zij gingen mee om op de schildpad te wach-
ten en te zien hoe het haar zou vergaan.
De schildpad putte het water en zette de kruik op haar schouder.
Nauwelijks had zij twee passen gedaan, of de hond sloeg de slakken-
huizen tegen elkaar. Alle dieren sloegen op het hooren van dat ge-
luid op de vlucht. Alleen de schildpad, die niet zoo vlug mee kon,
bleef achter. Toen k^vam haar vriend, de hond. Hij nam haar mee en
t»racht haar naar een andere plaats n»37).
2oo heeft de hond zijn vriendin, die door zijn toedoen in moeilijk-
heden was gekomen, ook weer gered.
Trouw
in een ietwat andere beteekenis, namelijk trouw aan haar
meester, is de huispoes in een Doeala-vertelling.
Een man had behalve een tuin, welke hij beplantte, een krX en
veel kippen. De kippen liepen dikv;ijls in den tuin rond. Een tijger-
kat kwam in den tuin en verborg zich tusschen de mais. Op zekeren
dag stelde zij aan poes voor, de kippen van den baas te vangen en
te dooden. Dat wilde poes niet. De tijgerkat doodde toen alleen veel
kippen en at ze op. Ook aan poes bracht zij een stuk kippenvleesch,
maar daarvan wilde deze zelfs niet het kleinste stukje eten. Den vol-
genden morgen kwam de baas en verweet de poes: quot;Je hebt al mijn kip-
Pen opgegeten.quot; quot; Neen,neen, ik niet. Maar ik zal den man, die je
dippen gestolen heeft, vangenquot;, antv/oordde de kat. Zij maakte een
legde er een kip in en verborg zich in de buurt. De tijgerkat
liep er in en de val klapte toe. Nu kwam de poes tevoorschijn. Zelfs
door het vriendelijk aanbod om zijn vrouw af te staan, liet poes
2ich niet verleiden de tijgerkat los te laten. De baas werd geroepen
^^ toen hij de tijgerkat zag, doorboorde hij deze met een speer.
Later ving poes ook nog Hïukurukv/ambe \') voor haar meester (69a/156-
Een vogel, die heel mooi zingt.
-ocr page 61-Het is te begrijpen, dat de man veel hield van zulk een trouwe kat.
In den aanvang van dit hoofdstuk gewaagden wij reeds van de
trouw aan het gegeven woord en dat een inbreuk hierop wordt gestraftv
De meeste Verhalen, die dit thema behandelen zijn ongeveer van de-
zen inhoud?
Een man gaat met zijn hond naar de savanne op zoek naar wild*
Hij komt op een plaats, waar hij boven in een dooden boom bijen
vindt. Met behulp van een toorts gaat hij de bijen verdelgen en met
zijn bijl wil hij het gat vergrooten om den honing te bemachtigen.
Maar de bijl glijdt hem uit de handen en valt op den grond. Hij zegt
dan:quot; Ach, was mijn hond maar een mensch, hij zou mijn bijl wel te-
r^g brengen.quot; Inderdaad neemt de hond de bijl op en gamp;at er mee naar
hoven. De maji kan nu den heelen voorraad verzamelen. V/anneer hij
klaar en weer beneden is, zegt de hond:quot; Wat ik U zal mededeelen,
moet absoluut geheim blijven.quot; En hij leert hem de taal der dieren.
Maar hij mag nooit laten blijken, dat hij de taal kent.
Op zekeren dag wordt de man bij zijn schoonvader ontboden om diens
haar te vlechten. Terwijl hij daarmee bezig is, hoort de man een
amusant gesprek tusschen twee mieren. Hij begint te lachen en de
Schoonvader denkt, dat hij uitgelachen Wordt. Al zijn verzekeringen,
dat dit geenzins het geval is en het slechts een kleinigheid was,
daarom hij lachte, mogen niet baten. Wanneer hij zijn schoonvader
de reden van het lachen niet meedeelt, zal hij zijn dochter verbie-
^^n, met hom mee te gaan. Ook de bewering, te moeten sterven, wan-
neer hij het vertelt, bevredigt den schoonvader niet. Dan besluit
de man om hot te vertellen.
^^ar zoodra hij begint om de woorden van den hond aan te halen en
daarmee zijn woord te breken, sterft hij n.38).
HOOFDSTUK 2 CRIMINALITEIT
Tv/ee belangrijke vormen van misdadigheid treden in de verhalen
op den voorgrond, n.1. diefstal en moord.
Bij de beoordeeling van een diefstal gelden verschillende overwegin-
gen. Wat en van wie wordt gestolen? Waarom vergrijpt men zich aan
andermans eigendommen? In tegenstelling met onze opvattingen is bij
de Bantoes - volgens hun verhalen - ook de vraag of men al dan niet
op heeterdaad betrapt wordt, van groot belang. Wordt een dief bij
het stelen van producten uit de tuinen door den eigenaar daarbij
ontdekt, dan is de laatste in het algemeen gerechtigd om den dief
dood te slaan. Vergeleken met het gebruik bij andere volkeren, maal-ct
quot;het op heeterdaad betrapt wordenquot;, niet het geval ernstiger, maar
men houdt rekening met de drift van den benadeelde als een natuur-
lijke uiting. Dit wettigt de doodstraf. Het verhaal van de maniok-
dieven is daarvan een voorbeeld.
Tschalamike stal twee volle zakken maniok. Het was vroeg in den
morgen. Tschenda Kfudibungi kwam den weg af. Tschalamike riep hem
toe;quot; Kom eens hier en zet mij die zakken op het hoofd.quot; Tschenda
^dibungi hielp hem.
^et maniokveld hoorde aan Kaschiama \'). Kaschiama kwam er juist
langs en zei:quot; Daar heb ik twee maniokdieven.quot; Tschenda ïMdibungi
^twoordde:quot; Ik ben geen maniokdiof ;ik kwam hier langs wandelen en
ontmoette dezen man, die mij vroeg om hem de zakken op het hoofd te
betten. Ik hielp hem en dat was alles wat ik deed.quot; Doch Kaschiama
^ilde zich niet laten wijs maken, dat de ander de beide zakken ma-
niok alleen stal. Tschalamika zei:quot; Ik ben geen maniokdief. ik wan-
delde hier en toen zei deze man:\' Draag mij de beide zakken naar
^Uis.» ly. v/ii^iQ i^et doen. Dat was alles wat ik deed.quot;
^^ie van de tvree nu gelijk had, daarover werd niet verder gesproken.
Va-h
n een onderzoek was geen sprake. Kaschiama bond beiden de handen
l-^ipaard.
en doodde hen (45/371),
Waaruit volgt, dat niet alleen de dief zelf, maar ook de even-
tueel medeplichtige (heler), even zwaar veroordeeld wordt.
Daarvan getuigt in nog veel sterkere mate de volgende historie.
Een vogel, die geen nest had, vloog door het heele bosch en
ontmoette op zekeren dag een reuzenslang. Deze sliep met haar eie-
ren op den rug. De vogel was van plan om de eieren te stelen en dat
deed hij op een geraffineerde manier. Hij ging namelijk de slang
wekken en haar voor een eventueele diefstal waarschuwen. De slang
gaf den vogel te eten. Hij at alles op wat voorradig was. Daarop
richtte de vogel tot de slang het verzoek, hem alle eieren te geven.
Hij zou ze verkoopen. Maar de eieren waren voor geen geld te koop
De vogel bezocht nu de reuzenslang dikv/ijls. Toen hij weer eens
^^am terwijl de slang sliep, stak hij haar met een speer dood. De
eieren werden verstopt. De vogel zocht en vond een man, die ze van
ïiem wilde koopen. Beiden zouden ze de eieren gaan halen,
^aar een andere reuzenslang had de eieren geroken en was op zoek
gegaan^ En zij vond ze, toen de vogel de eieren al aan den man ge-
geven had. quot; V/aar komen die eieren vandaan?quot;, vroeg ze. De man ant-
woordde:quot; Deze vogel gaf ze mij.quot; De reuzenslang nam de eieren weg
en doodde hom - den man-. Zij doodde echter ook den vogel (69a/212-
213).
Bij het op heeterdaad betrappen had de man de eieren in zijn
bezit en hij werd dus als den hoofdschuldige beschouwd. Volgens on-
ze opvattingen zou hij hoogstens als heler kunnen worden gebrand-
merkt. Doch wie zou in dit geval, bij afwezigheid van iedere getui-
gd» kunnen uitjnaken wie dc v/erkelijke dief was? Al is de hier gege-
ven oplossing in strijd met ons rechtsgevoel, wij moeten toegeven,
dat ze eenvoudig is.
V/anneer een dief niet bij hot stelen betrapt, maar eerst later
^ïitdekt wordt, is men niet gerechtigd om als eigen rechter op te
quot;^^eden.
Een vogelvanger maakte paadjes en zette dagelijks zijn strik-
om vogels te vangen. Op zekeren dag merkte hij vreemde voetspo-
^^^ op een pas aangelegd paadje. Vele stroppen waren vertrapt. Er
was een dief geweest, die alle vogels had meegenomen. De vogelvan-
ger zwoer, dat de dief er den volgenden keer het leven bij zou la-
ten. Maar kort daarop waren weer alle vogels verdwenen. Ditmaal zei
hij niets, doch spande een grooten sterken strik» Den volgenden mor-
gen zat daarin een vreemde man, de dief, gevangen. De vogelaar wil-
de hem vatten, maar zijn beenen, zijn armen, zijn voeten werden
slap. Uren gir^en voorbij, tot eindelijk de zoon van den vogelaar
zijn vader ging zoeken en hem in zittende houding vond. Deze vertel-
de wat er was gebeurd en zei tegen zijn zoon, den chef, den raadge-
ver te gaan halen.
Kort daarop ging de zoon van den dief zijn vader zoeken. Hij ontdek-
te hem in den strop» quot; Vader, wat beteekent dat nu!quot; quot; Mijn zoon
ik was van huis gegaan om hout te zoeken; zie nu, hoe ik hier gevan-
gen zit. Ga den chef halen, hij weet raad en zeg hem, dat hij komtquot;,
antwoordde de dief.
île chef kv/am en beiden gaven hun lezing van het geval. De chef be-
\'boette den vogelvanger met het betalen van een geit en bovendien
Qiocht hij op die plaats geen stroppen meer zetten. De dief kreeg
•^en boete van twee geiten en den raad:quot; Zie, dat ga voortaan niet
Qieer steeltquot; (21/70-74).
V/anneor men een dief niet op hccterdaad betrapt en men niet 7.0-
ker weet, wie hot gedaan heeft, of wel, men wil zekerheid hebben
over de vraag of er al dan niet van diefstal sprake is, zoo trede
^en niet als eigen rechter op, maar make de bestraffing van oen
quot;godsoordeelquot; afhankelijk.
Er waren eens twee mannen, een oude en een jonge. De jonge man
^ilde samen met den ander vallon zetten. De oude voelde er aanvan-
kelijk niets voor, omdat hij zulke slechte oogen had. Tenslotte liet
zich overhalen.
^Gn volgenden morgen gingen ze kijken en bleken er in dc val van den
oude twee parelhoenders te zitten. In die van den jongen man zat er
S^on con. Dc laatste nam nu dc parelhoenders uit de val van den ou-
man. Op de vraag, waarom hij dit deed, beweerde de jonge man,
^^t de hoenders in zijn val zaten. Den daarop volgenden dag ging
^Qt precies zoo met het eenige parelhoen, dat in de val van den
ouden man gevangen was. Aangezien hij niet met zekerheid kon zeg-
gen, dat het hoen van hem was, zei de oude:quot; Laat ons onze zaak voor
het gerecht, voor vele menschen brengen.quot; Toen er veel menschen bij
elkaar gekomen waren, legde hij de zaak uit. Er werd tot een quot;gods-
oordeelquot; besloten. Een touw werd over een groot water gespannen en
daarover moest de dief loopen. Hij klom er op, maar viel er na een
klein eindje al weer af en verdronk. De menschen zeiden:quot; Hij heeft
werkelijk gestolen.quot;
Nu trok de sippe waartoe de dief behoorde ten strijde en vroeg aan
de dorpsmenschen, waarom zij hun broeder hadden gedood. Maar toen
zij het nieuws vernamen,gnven zij don strijd op en zeiden:quot; Hij
heeft werkelijk gestolen.quot; quot; Ja,jaquot;, zei de menigte n.39).
Het begrip quot;verzachtende omstandighedenquot; schijnt aan enkele
Bantoestammen niet geheel onbekend te zijn, zooals uit de volgende
dierverhalen blijkt.
Een kip bouwde in de stad der steenen »). Zij had veel kinde-
i\'en. In de stad heerschte een groote voedselschaarschte en daarom
stierf een groot deel der kuikens van den honger. De kip ging naar
de rivier om te hengelen. Daarin dreven bananenschillen en de kip
hegaf zich stroomopv/aarts. Zij wilde zien waar deze schillen, die
op de aanwezigheid van voedsel duidden, vandaan kwamen. Zij trof een
i^olon \'»), in vder hut zich veel vleesch bevond. Om de ngolon te
hehagen, begon de kip mooie liederen te zingen. Deze werd daardoor
200 bekoord, dat zij zei:quot; Hier, waar ik je ontmoet heb, blijf je.
Ik zal de andere menschen roepen.quot; Toen de ngolon weg was, nam de
kip een deel van het vleesch uit de hut en ging naar huis. Do ngo-
lon kwam terug, maar vond niemand. In de hut ontdekte zij, dat niet
het vleesch meer aanv/ezig was. Aan de menschen, die zij bijeen-
geroepen had, vertelde zij, dat de kip veel gestolen had.
^och de kip ging naar huis en haar kinderen waren heel blij. Zij
boeiden goed. De hongersnood was voorbij (69a/193-194).
Hier gold dus de groote voedselschaarschte als een verzachtende
D.w.z. een stad in een zandige, dus onvruchtbare omgeving.
^ Een antiloop, zoo groot als een hort.
-ocr page 66-omstandigheid voor den diefstal;Verzachtende omstandigheden van an-
deren aard gelden voor het volgende geval.
De luipaard had met de gazelle, maar ieder voor zich feelf,
nieuwe maïsvelden aangelegd. Toen de bodem gereed was voor het plan-
ten, deed de gazelle wat maïs in een pan om te koken en verborg de
rest van de maïs op een andere plaats. Den luipaard maakte zij wijs,
deze gekookte maïs te zullen gaan zaaien. Dat ging de luipaard nu
ook doen. In werkelijkheid plantte de gazelle evenwel de ongekookte
maïs. Om het bedrog te verdoezelen, strooide zij er ook wat van op
bet veld van den luipaard, met het resultaat, dat bij de gazelle de
maïs mooi opkwam en bij den luipaeird alleen het beetje maïs, wat
eerstgenoemde voor hem had gezaaid.
Toen de maïs rijp voor den oogst was, gingen ze beiden plukken wat
ze noodig hadden. Maar eenige nachten later stal de luipaard maïs
van het veld van de gazelle. Op haar vraag, wie dat had gedaan, ant-
woordde de luipaard:quot; Ik weet het niet.quot;
Om den dief te pakken te krijgen, sneed de gazelle een houten fe—
tisch, Nkondi genaamd. Den volgenden nacht bleef de luipaard bij
bet stelen aan het beeld vastkleven »). Na een poosje kwam de ga-
zelle er aan en toen zJ.j den luipaard aan het beeld zag vastgekleefd,
zei zij:quot; O, je bent een dief nietwaar?quot;
^ar dat was dan ook de eenige straf. Met behulp van een toovermid-
del bevrijdde zij den luipaard. En deze ging daarna nooit meer ste-
len in de maïsvelden van de gazelle (126).
Het feit, dat de gazelle den luipaard met het zaaien der mals
bedrogen had, wordt hier als een verzachtende omstandigheid beschouv/d.
^et hot beeld wilde zij hem slechts schrik aanjagen en leeren om het
stelen in het vervolg to laten.
Wij willen deze reeks diefstallen beöindigen met een korte ge-
schiedenis, welke meer een realistisch dan een moralistisch karakter
dï\'aagt.
Schamohangi, die veel malafoe \'») had getapt, noodigde alle
^J) Zie voor dit motief noot 16.
Palmwijn.
hoofden uit voor een dronk. Van deze hoofden had niemand zoo\'n mooi-
e muts als Moatamballa. Alle menschen kenden de veeren muts van Moa-
tamballa. Tschipungu \') stal den vederhoed. Hij vloog met het ge-
roofde heel ver weg, door alle landen. Ilaar overal v/aar hij kwam,
zeiden de menschen:quot; Je bent een dief, je hebt Moatamballa\'s veder-
hoed gestolen.quot;
Tenslotte dorst Tschipungu zich nergens meer te vertoonen en verborg
zich met zijn tien zonen in een gat in de aarde, v/aar evenwel geen
voedsel was. Zij bleven een maand lang in het gat. Toen stierven
vier zonen. Zij bleven nog een maand. Er stierven weer vier zonen.
De tv;ee overgebleven zonen zeiden tegen Tschipungu:quot; Breng de vee-
ren muts terug.quot; Tschipungu ging naar Moatamballa en bracht hem de
niuts. Deze zei:quot; Je bent klein en zwak. Hoe kun je mij, den groote
en sterke wat ontstelen?quot; (45/379-380).
Bij de primitieve volkeren v/ordt er in het algemeen geen on-
derscheid gemaakt tusschen moord met voorbedachte rade en doodslag.
De groep waartoe de vermoorde behoort, is meestal gerechtigd om den
moordenaar, zoo zij hem te pakken kan krijgen, te dooden. is dat
niet mogelijk, dan een lid van zijn familie of in ieder geval ie-
mand van de groep waartoe hij behoort: een leven voor een leven.
Het is dezelfde gedachte als: een vrouw voor een vrouv/. Bij het
exogame, patrilocale huwelijk verlaat de vrouw het dorp of den stox:
v/aartoe zij behoort, wat voor deze een verlies beteekent. Het is
dan V/el de dorps- of stamgeest, die een vervanging van deze vrouw
eischt, daar hij anders een onderdaan minder heeft.
Ook in enkele Bantoe-verhalen wordt deze opvatting van: een leven
Voor een leven, als een vanzelfsprekende gegeven. Men vat den moor-
denaar en doodt hem of stelt het uit tot er zich een goede gelegen-
heid voordoet n.40). Het laatste is het geval in het verhaal van
den haan en de zwaluw, dat reeds in het vorige hoofdstuk werd behan-
deld.
In hot Doeala-verhaal van quot;Die beiden Frauenquot;, v/eten de moor-
Adelaar.
denaressen te ontvluchten.
Een man had twee vrouv/en. Terv/ljl hij weg was om visch te van-
gen, kregen zijn vrouwen thuis ruzie met elkaar. Een kind gaf hen
de vermaning om niet zoo te twisten. Ze moesten liever met elkaar
vechten, dan zooveel te schelden. Daarop zeiden de vrouwen?quot; Ga di-
rect wegl Wanneer je niet gaat, zullen we je dooden, want onze zaak
gaat je niets aan.quot; Het kind beweerde echter, zich heelemaal niet
met hun zaak te bemoeien. Het verzocht hen alleen om met het gekib-
bel op te houden. Waarop de beide vrouwen het kind grepen en dood-
den.
De moeder kwam er aan en zag haar kind op den grond liggen. Zij
dacht aanvankelijk, dat het sliep, maar een vogel vertelde haar,wie
bet kind hadden vermoord. Toen vroeg de moeder aan de beide vrouwen:
quot; Waar is mijn kind?quot; D.w.z. wat is er met mijn kind gebeurd?
Op het hooren van die vraag, liepen de vrouwen snel naar een ander
land en v/aagden het niet meer om in hun moederland terug te keeren
(69C/88-89).
Door te vluchten, wisten zij aan de v/raak van de moeder en aan een
Zekeren dood te ontsnappen. Lederbogen teekent hierbij aansquot; Der
I^ala liebt sein Vaterland sehr. Die Verbannung gilt ihm als die
bärteste Strafe.quot;
In dit verhaal is geen sprake van een wraak nemen op de fami-
lie- of groepsleden waartoe de vrouwen behooren. \\/ellicht wordt er
Verondersteld, dat deze te ver weg wonen en is het alleen de bedoe-
ling om het verschrikkelijke van de daad en de gevolgen voor de
moordenaressen zelve naar voren te brengen. Mogelijk is het dooden
^an een kind niet hetzelfde, als het dooden van een volv/assene. Een
kind. d.w.z. een niet geïnitieerde, is volgens de opvatting van ve-
primitieven nog geen mensch, het bezit nog geen ziel.
In de geschiedenis van Zili worden behalve de moordenaar, ook
^^ familieleden gedood. Zij moeten boeten voor de daad van 66n hun-
iicr.
Een man, Zili genaamd, was getrouwd. Op zekeren dag zei hij
quot;^^gen zijn vrouw:quot; Het is lang geleden, sinds v;e je ouders bezoch-
quot;t-en. Maak een pot bier klaar on laten we gaan.quot;
Hij volgde een voor zijn vrouw onbekend pad. Zij gingen bij een
boom zitten en rustten uit. Na bier gedronken te hebben, pakte Zili
zijn vrouw beet en doodde haar. Hij sneed haar hoofd en ledematen
af, wikkelde deze in een bos gras en hing ze in den top van een
boom. Van de rest stroopte hij de huid af, sneed het vleesch in
stukken en na dit eveneens in gras gewikkeld te hebben, nam hij het
mee»
Spoedig volgde hem een vogel, welke hem steeds aan den moord herin-
nerde door te vragen wat voor vleesch hij bij zich had. Wat Zili
ook probeerde, hij kon den vogel niet kwijt raken. Hij sloeg hem
neer, doch hij herleefde; hij verbrandde hem en waande den vogel
dood. Maar eenmaal bij zijn schoonouders, kwam de vogel weer tevoor-
schijn, toen Zili hen het vleesch van zijn vrouw als geschenk aan-
quot;bood. Hij alarmeerde de menschen net zoo lang tot ze begrepen, dat
er iets niet in den haak was. Men ging op weg en de vogel wees de
dorpsmenschen den boom, waarin de bundel opgehangen was. Aan het
gezicht en de armbanden herkende men de vrouw. Zili werd gebonden.
2ijn familieleden werden in een hut bijeengeroepen« Na ook Zili er
in geworpen te hebben, werd de hut in brand gestoken. Zoo stierven
2ili èn zijn familieleden n.41),.
Wellicht omdat men van meening was, dat een familie, waarin
zulk een onmensch kon voorkomen, uitgeroeid moest worden. In va-
i\'ianten van dit verhaal, waarin de moord minder afschuwelijk is,
^ordt alleen de dader gedood.
Een groote moeilijkheid ontstaat, wanneer een man door een van
zijn verwanten wordt vermoord» Van een eventueele compensatie door
het dooden van een lid van de groep waartoe de moordenaar behoort,
kan geen sprake zijn, omdat èn vermoorde èn moordenaar tot dezelf-
de groep behooren. Over het algemeen wordt zulk een moord feitelijk
als ondenkbaar beschouwd. Zoo\'n man moet door een soort krankzinnig-
heid getroffen zijn.
Een van de meest bekende verhalen over dit onderwerp is dat van
quot;^asilo en Masilonyane.quot;
I^fesilo en Masilonyane gingen uit jagen en kwamen bij groote
^^nes. Masilonyane, de jongste van de twee, ging direct naar het
midden van de ruines, Masilo liep er buiten langs. De eerste vond
groote omgekeerde potten. Een van de grootste potten trachtte hij
om te keeren, maar hoe hij ook trok, het mocht hem niet lukken. Hij
riep Masilo te hulp. Laten we door gaan, wat bekommer je je om die
pottenquot;, zei deze. Bij zijn laatste pogir^ mocht het Masilonyane e-
venv/gl geluklcen den pot te keeren en er kwam een oude vrouw uit.
Masilonyane wilde nu den pot weer in zijn vorigen stand brengen.
Doch het oude vrouwtje wilde daarvan niets weten en nog vóór hij
verder iets doen kon, zat ze al op zijn rug. Masilo plaagde zijn
jongeren broer. Met hun drieën trokken ze verder. Ze kwamen een troep
springbokken tegen en van deze gelegenheid wilde Masilonyane gebr^aik
maken om zich van het oude vrouwtje te ontdoen. Aanvankelijk geluk-
te het hem te ontkomen, maar zij vond hem terug. Toen hij voor de
tweede maal wist te ontsnappen en zij hem weer terug gevonden had,
stuurde Masilonyane zijn honden op haar af. Zij verscheurden de oude
vrouw en lieten alleen haar groote teen over. Met een bijl sloeg
Masilonyane de teen in stukjes» Er kwam een heele kudde koeien uit»
Vooral de laatste koe was buitengev/oon mooi.
Nu kwam Masilo er bij en eischte zijn deel van de kudde op. Masilo-
nyane zei:quot; Neen, v/ant je weigerde mij te helpen,quot; Onder het verder
trekken bleef Masilo steeds aandringen, doch zijn jongere broer
bleef even hardnekkig weigeren. Tenslotte kwamen ze bij een bron,
die met een grooten platten steen was afgedekt. Na den steen te heb-
ben opgebeurd, ging Masilo het eerste drinken, terwijl Masilonyane
den steen vast hield. Vervolgens was het de beurt van Masilonyane
om te drinken» Maar terwijl hij aan het drinken was, liet Masilo
den steen los en de jongere broer werd verpletterd,
^fen zegt, dat zijn hart in een vogel veranderde, die vooruit vloog
naar het dorp. Hij zong maar steeds van den moord op Masilonyane
de bedoeling van Masilo, om zoodoende de mooie gekleurde koe te
Het is hier de plaats om even den gang van het verhaal te on-
derbreken en te wijzen op de beteekenis van deze vogels. Het is een
de Volkenkunde bekend feit, dat do vogels, die zweven tusschen
kernei en aarde, door vele volkeren als de ziel van een overledene
Worden beschouwd.
Hier - en ook in enkele der ree.ir. boven gegeven verhalen - wijst de
gang der gebeurtenissen in dezelfde richting en hebben wij zeer
waarschijnlijk met zielevogels te doen.
Bij Masilo\'s komst in het dorp bewonderde men zijn mooie koei-
en. Op de vraag, waar zijn broer was, antwoordde hij:quot; Ik weet het
niet, we zijn van elkaar gegaan; hij ging zijn weg, ik ging mijn
weg.quot; Maar nu veranderde de vogel weer in Masilonyane en deze ver-
telde wat er werkelijk was gebeurd. Men ging naar de bron om zich
te overtuigen en vond de kleeren van den vermoorde. Nog hield Masi-
lo zijn onschuld vol, maar de dorpsmenschen waren er van overtuigd,
dat hij zijn broer had vermoord n.42).
Dit is het einde van het verhaal. In sommige varianten wordt
Masilo gedood. Meestal is dit niet het geval en wordt hij uit het
dorp gejaagd. Dan is er van geen vergelding sprake.
De daad wordt over het algemeen zoo afschuwelijk gevonden, dat
men ze in werkelijkheid ondenkbaar acht.
HOOFDSTUK 3 DAITKBAARHEID EN ONDAI-JKBAARHEID
Gevoelens van dankbaarheid en ondankbaarheid kunnen door zulk
een verscheidenheid van handelingen gewekt v/orden, dat het ons ook
hier beter lijkt, de verhalen direct voor zich zelf te laten spre-
ken. Eerst enkele dierverhalen, vervolgens die, v/aarin mensch en
dier optreden en tot slot een zuiver quot;menschelijkquot; verhaal.
De schildpad en de maki ») gingen naar hetzelfde dorp om zich
door werken een vrouv; te verschaffen.
De eerste had niet veel zin om het opgedragen werk te verrichten;
de maki deed het met ijver. De schoonmoeder verlangde nu van den
schildpad, dat hij een boom om zou hakken. Deed hij het niet, dan
zou hij de dochter ook niet mee krijgen. Daar de schildpad zich zelf
niet tot het omhakken van een boom in staat achtte, riep hij de hulp
van een \\7ilden kater in. Deze stond \'s morgens heel vroeg op om te
gaan hakken. Nadat het v/erk verricht was, kv;am de schildpad pas met
zijn bijl aansloffen en hij begon eerst bij de komst van de schoon-
moeder te doen of hij hard aan het werk was. De schoonmoeder was
zeer verbaasd en zei:quot; Wat, heeft de schildpad op deze wijze den
boom omgehakt? Nu is hij mijn schoonzoon en verlaat mij niet meer.quot;
Bij den wilden kater thuis was men in rouw gedompeld, want het
hoofd was overleden. Er moest een nieuw hoofd gekozen worden. De
wilde kater voelde heel veel voor dit ambt. Om zeker van zijn zaak
quot;te zijn, riep hij op zijn beurt de hulp van den schildpad in. Deze
Zou onder het graf van het overleden hoofd kruipen. V/anneer de an-
dere katten bij het graf zouden komen en hun namen zouden noemen,
moest hij zijn mond houden, maar v/anneer hij den wilden kater hoor-
de zeggen:quot; Ik, de wilde kater ben gekomen, opdat ik het volk kan
leidenquot;, dan zou de schildpad antv/oorden.
2oo gebeurde het, en de wilde kater v/erd als hoofd erkend.
Op deze wijze bewees de schildpad zijn dankbaarheid voor de
Een soort aap.
-ocr page 73-hèm vroeger bewezen diensten.
Humoristisch is het slot van het verhaal.
Ter eere van het nieuw gekozen hoofd werd er een bierfeest aan-
gericht. De schildpad werd ook uitgenoodigd en hij nam de kinderen
van zijn dorp mee naar zijn grooten vriend. Na hun terugkor.-^^i SóMtvn
de kinderen, die altijd om den schildpad gelachen hadden:quot; De schild-
pad is een hoofd; je moet hem niet altijd prikkelen en tegenspreken,
want vandaag hebben wij met onze eigen oogeiï gezien, dat de vriend
van den schildpad een groot hoofd isquot; (89/146-14*9).
Hij was dus in hun achting gestegenl
Duidelijker komt de goedkeuring tot uitdrukking in het verhaal
van quot;Het dankbare kalf.quot;
Een koe versmachtte van dorst en ging drinken van het water van
den leeuw. De leeuw wilde, op het geroep van de merel toegeschoten,
de koe dooden, maar toen hij hoorde, dat deze zoo»n dorst had, ver-
gaf hij het haar. Zoo ging het eenige malen.
De koe kreeg een kalf en dronk aanvankelijk niet meer van het water
Van den leeuw. Toen het kalf flink was gegroeid, ging ze weer naar
het woud. Ze waarschuwde het kalf:quot; Als je mij om hulp hoort roepen,
haal dan vuur en dood de welpen van den leeuw, Ben je daarmee klaar,
steek dan de hut in brand.quot;
Anderendaags ging de koe uit grazen en daarna dronk ze van het
Water van den leeuw. Wederom waarschuwde de merel. De leeuw kwam en
doodde de koe, die luidkeels om hulp schreeuwde. Dit hoorde het
^^.f. Het trok het touw, waaraan het was vastgebonden, kapot en
liep weg om de welpen te dooden.
^adat de leeuw de koe in stukken had gesneden, ging hij naar huis.
Xn de verte zag hij reeds een wolkje rook. Hij naderde. Waar eens
2ijn hut had gestaan, stond niets meer. Na zijn welpen verslonden
hebben, achtervolgde de leeuw het kalf. Landbouwers wezen hem
den V/eg.
kalf was bij een haas gekomen, die het in zijn hol verborg. Een
^^af verklapte de schuilplaats en de leeuw ging een houweel halen
te graven. Ondertusschen wist de haas de raaf te verblinden en
kalf kon nu ongezien vluchten naar een plaats, waar herders hun
kudden lieten grazen. I-Iet ging bij de koeien staan. De haas bleef
achter en ontvluchtte pas, toen de leeuw begon te graven. Na zich
met slijk onherkenbaar gemaakt te hebben, wees hij den leeuw den
verkeerden weg. Zoo redde de haas het kalf.
Jagers kwamen in het land. Ze hadden het spoor van den haas ontdekt
en volgden het. De haas liep en liep tot hij bij het kalf kv/am, dat
hem onder zijn lichaam verborg. Wat de Jagers ook probeerden, het
kalf wilde niet opstaan. De herders zagen, dat één hunner beesten
door de Jagers werd mishandeld. Ze snelden toe en Joegen de Jagers
op de vlucht.
Toen het kalf zag,dat ze v/eg waren, zei het tegen den haas:quot; Ge ziJt
goed voor mij geweest, ik ben het ook voor Uquot; (21/143-147).
Ondankbaar is Fungv/a tegenover Ngundu Nkunga, door dezen niet
te beloonen voor de bev/ezen diensten. Ziehier de geschiedenis in
het kort weergegeven.
Fungv7a was een mooie Jonge man, die op zijn tocht door een een-
zaam land, de racoie Miese ontmoette \'). Miese\'s vader v/as gestorven
en deze had op zijn sterfbed bepaald, dat slechts hij zijn dochter
kon huwen, die den doodenzang zou inzetten, welke zich door de ge-
heele streek zou verspreiden.
Hoe Fungv/a zich ook het hoofd brak over een goed thema voor den
lljkzang, hij kon het niet vinden. Daarom zocht hij Ngundu Nkunga
op. Deze accepteerde gaarne den door Fungwa meegebrachten palmwijn
on beloofde hem te zullen helpen.
J^t hun beiden vcrtroicken zij naar de familie van Miese. Zij namen
VGGl geschenken mee. In hot dorp aangekonon, deelden zij deze ge-
schenken uit en verklaarden:quot; Wij zullen overdag niet weenen, wij
Weenen alleen gedurende den avond.quot; De familie van den overledene
Vond het goed. Nu gaf Ngundu Nkunga de volgende instructies:quot; Jij,
^ngwa zal, wanneer wij in het doodenhuis zullen gaan om daar te
WcGnen mij, Ngundu Nkunga onder je mantel verbergen. Dan zal nie-
mand weten, dat ik hot ben, die den doodenzang aanheft, maar ieder-
Fungwa, Npundu l^Tkunga en Miese zijn vogels uit de Congo. Ngundu
Nku^a is de beste Afrikaansche zangvogel. Hij bootst de liede-
ren on dc trommels van de negers heel goed na.
een zal denken, dat jij het bent.quot; Verder werd afgesproken, dat
Ngundu Nkunga zou beginnen, wanneer Fungv/a een lichte slag op den
mantel zou geven.
Het liep zooals zij het zich hadden voorgesteld en Fung^va kreeg zijn
zoozeer begeerde Miese. Maar gedurende het verblijf in het dorp bleef
l^ndu mcunga onder den mantel en Fungv/a gaf hem niets te eten. Eerst
bij zijn thuiskomst liet hij zijn helper los, die zeer vermagerd te-
voorschijn kwam. Hij zou hem dezen streek vergeven, wanneer Fungwa
hem dan maar de belooning zou uitkeeren, waarop hij voor de betoon-
de hulp aanspraak kon maken. Fungwa verzocht om vier dagen uitstel.
I
Na verloop van dezen termijn kwam Ngundu Nkunga terug, doch Fungv/a
had v/ederom niets om hem te betalen.
Toen wachtte Ngundu Nkunga tot de gevleugelde mieren uit den grond
kv/amen en hij ging den vogelvanger v/aarschuwen. Op zijn aanv/ij zingen
plaatste de vogelaar een val met gevleugelde mieren er in. \'s Avonds
v/ilde Fungwa, tijdens een wandeling, dón van deze diertjes pikken
en hij v/erd gevangen. Op zijn mooie beloften ging de vogelaar niet
in. Hij doodde Fungwa. En Ngundu Nkunga nam Miese als vrouw, als
vergoeding voor de belooning, die hij van Fungwa niet gekregen had.
2oo kreeg de ondankbare zijn verdiende straf n.43).
Op geheel andere v/ijze wordt de ondankbare Kanga gestraft. Kan-
ga ») en Tschula quot;) gingen gezamelijk baden. Zij hadden beiden hun
kinderen bij zich en Tschula zei:quot; Ik zal het eerste in hot v/ator
gaan en laat dan dc kinderen onder jouw hoede. Let op hoe lang ik
onder water blijf. V/anneer ik er uit kom, pas ik op de kinderen,
jij gaat in het water en blijft cr net zoo lang onder als ik.quot; Kan-
ga kon zich met dit voorstel verecnigen.
Toen nu Kanga onder water v/as, nam Tschula, Kanga\'s kinderen. Haar
eigen kinderen liet zij achter en rende met Kanga\'s kinderen weg.
Kanga kwam uit hot water en vond alleen Tschula\'s kinderen. Zij
Volgde het spoor van Tschula. Menschen, die zij onderweg ontmoette.
Vertelden haar, dat Tschula met de kinderen naar het dorp was gegaan.
Parelhoen.
Pad.
In het dorp aangekomen, zei zij tegen Tschula:quot; Jij hebt met mijn
kinderen weg willen loopen.quot; Tschula aatwoordde:quot; Neen, ik heb niet
weg willen loopen, ik wilde je kinderen slechts eten geven. De kin-
deren huilden om eten.quot; In plaats van haar hiervoor dankbaar te zijn,
nam Kanga een stok en sloeg Tschula tot haar huid open sprong en er
bloed uit kwam. Tschula zei:quot; Wanneer ik daaraan sterf, zal mijn
geest je kinderen ook doen sterven.quot;
Twee dagen later stierf Tschula. Weer twee dagen later werden Kan-
ga\'s kinderen ziek en stierven. De dorpsmenschen, die aan het ora-
kel vroegen, waarom de kinderen van Kanga overleden waren, kregen
ten antwoord:quot; De kinderen van Kanga stierven, omdat Kanga,Tschula
zoo geslagen heeftquot; n.44).
In de verhalen, welke de dankbaarheid tot onderv/erp hebben en
v/aarin mensch en dier als handelende personen optreden, is het ver-
loop dikwijls als volgt: Iemand ontmoet een dier, dat in nood ver-
keert en hij helpt het uit zijn benarde positie. Wanneer de man la-
ter zelf in QDeilijkheden komt, bijvoorbeeld in een bosch verdwaald
(45/38-39) of door een dier of vijanden v/ordt bedreigd (45/375 128/
242-243; 133/305-306), dan komt het dier, dat hij vroeger zelf ge-
holpen heeft, nu hèm te hulp. Het gebeurt dan uit dankbaarheid voor
de vroeger bewezen diensten. Elders is het de hond, die den mensch
behulpzaam is, uit dankbaarheid voor het plaatsje, dat men hem aan
het vuur heeft ingeruimd (117/90-91).
In de vertelling van quot;De T/GduAx:norquot; ,die niet langer ongetrouwd
Wenschte te blijven, zijn er verschillende dieren, die den man bij
zijn pogen om de moeilijkheden te overwinnen, behulpzaam zijn. Deze
trouv/lustige weduwnaar had namelijk twee vangkuilen gegraven. Den
eersten keer ving hij een waterjuffer. Toen hij haar dood wilde
Qlaan, zei ze:quot; V/ees goed voor me, dan zal ik ook goed voor u zijn,
Wanneer U mij in mijn landstreek zult ontmoeten.quot; En de man was goed
en de waterjuffer vloog weg. Zoo ging het ook met een ngama ») en
^en olifant. De laatste maal trof hij in den kuil een meisje aan.
Ngama is een klein vleeschetcnd diertje, gestreept als de mieren-
eter.
Hij wilde met haar trouv/en.
Maar Kabezya mpuragu (Hoogste Wezen?) was zijn dochter gaan zoeken
en vond haar bij den weduwnaar. Wanneer de man haar wilde huwen,
moest hij zich naar de verblijfplaats van Kabezya mpungu begeven.
Daar aangekomen, droeg men hem een paar onmogelijk uitvoerbare ta-
ken op. Eerst moest de man een onnoemelijk aantal spijzen eten. Maar
daar v/as Mgajna, die hem een gat groef om het voedsel er in te stop-
pen. Bij de taak om een bosch van tv/intig uur gaans in één dag te
rooien, hielp hem de olifant. Nu mocht de weduv/naar het meisje trou-
wen, maar hij moest haar zoeken uit alle dochters van Kabezya mpun-
gu, die op precies gelijke wijze v/aren gekleed. Nu stond de water-
juffer gereed om hem haar diensten te bewijzen. Het meisje, dat zij
met haar vleugel heel licht tegen het oog zou raken, was de uitver-
korene .
En zoo kreeg deze weduwnaar, met behulp van de dankbare dieren, zijn
geliefde tot vrouw (29/353-356).
Er 2ijn vele verhalen, waarin een verklaring wordt gegeven van
bepaalde voedseltaboes. Doch weinige, die, als het onderstaande,
zulk een verbod verklaren als een verplichte dankbaarheid voor vroe-
ger aan den mensch bewezen diensten n.45).
Er was eens een vrouw, die in een verre streek was uitgehuwd.
Zij wilde haar familie gaan bezoeken. Reeds enkele malen had ze op
bet punt gestaan om te vertrokken, maar op het laatste oogenblik
bleef zij toch thuis. Tenslotte kwam de vrouw er toe om niet alleen
de voorbereidingen voor de reis te maken, maar ook in werkelijkheid
te vertrekken. Toen ze reeds ver van huis was, kwam ze een pfumbi
nsitu •) tegen. Deze. vroeg haar waar zij heen ging en wie haar be-
geleidde. De vrouw vertelde, dat ze op weg was naar haar familie en
ï^kuala »•) haar vergezelde. quot; Wel, roep hem danquot;, zei het monster.
Nu was er een papegaai de vrouw achterop gekomen, die op haar roep
antwoordde. In de veronderstelling met oen werkelijken begeleider
te doen te hebben, sloeg het monster op de vlucht. De vrouw ver-
*) Pfumbi nsitu is een ingebeeld monsterachtig wezen, dat zich in
do bosschen heet op te houden om den eenzamen voorbijganger aan
te vallen.
\') Een persoonsnaam.
haastte haar schreden. Toen de wildeman niemand zag, ging hij de
vrouw achterna. Er speelde zich dezelfde scène af. Reeds stond de
pf^ambi nsitu op het punt om de vrouw met een lans te dooden, toen
de papegaai antwoordde. Zoo ging het verscheidene malen achtereen,
tot de vrouw bij het dorp van haar familie was aangekomen. Daar ver-
telde ze haar verwanten, dat de wildemannen haar hadden willen doo-
den, maar dat de papegaai haar uit den nood had gered. En zij voeg-
de erbij:
\' Jallie eet nimmer van een papegaai I
AlzoO zult ge sterven zonder ongelukken
AlzoO zult ge leven zonder ongelukken
Eet nimmer meer van een papegaai, omdat hii
de papegaai, een mensch heeft beschermd, die
men zekerlijk zou gedood hebben.quot; ») (7/192-193).
Tot slot een sprookje van de beloonde dankbaarheid, waarin geen
dieren een actieve rol spelen.
Een man had een zoon, die, wanneer hij iets van zijn vader
kreeg om er wat voor te koopen, het niet voor zich zelf gebruikte,
maar het aan zijn vrienden gaf. Zoo ging het langen tijd. De vader
werd oud en op zekeren dag zei hij tegen zijn zoon:quot; Mijn kracht
is voorbij, nu is het Jouw beurt om voor mij te werken,quot; De Jonge-
man vertrok naar een ver land om werk te zoeken, In dat land ont-
moette hij een meisje. Hij trouwde haar en bouwde voor haar een
huis. Daarna trok hij weer verder om werk te zoeken en verzocht haar,
op hem te wachten. Hij vond arbeid, verdiende veel geld cn na zich
prachtig gekleed te hebben, keerde hij naar zijn vrouw terug. Maar
zijn vrouw was niet thuis. De menschen vertelden hem, dat zij met
andere mannen vertrokken was en nu in dat en dat land, gehuv/d leef-
de.
Toen trok hij zijn mooie kleeren uit, kleedde zich als een arme on-
gelukkige in zakken en ging op weg om zijn vrouw to zoeken. Onder-
Weg ontmoette hij twee vogels, die elkaar om beurten doodden.Met be-
^^Ip van oen speciaal soort bladeren deden zij elkaar evenwel ook
Weer herleven. Dit prachtige geneesmiddel leek den Jongen man van
groot nut. Hij nam de bladeren op en trok verder. Tenslotte kwam hij
Vlaamsch citaat.
-ocr page 79-bij het dorp, waar zijn vrouw met een ander was getrouwd. Zijn vrouw
zag hem en riep-\' Pak dien maii! Ik wil hem hier niet zien. Dood hem!quot;
De man werd in de gevangenis gewc-pen. Daar vernam hij het overlij-
den van de dochter van den koning.
Aan zijn hewaker vroeg de man wanneer men hem terecht zou stellen,
maar deze kon of wilde daarop geen antwoord geven. Nu herkende hij
in den bewaker één van zijn vroegere vrienden aan wien hij in zijn
Óeugd geschenken had gegeven. Hieraan herinnerde hij zijn beweJcer,
die hem nu ook herkende. quot; Arme vriend, vanavond zal je gedood wor-
den»\', vertrouwde deze nu zijn vroegeren speelmakker toe. De jonge
man gaf de bladeren aan zijn quot;bewakerquot; met het verzoek, op te letten,
waar men hem zou neerwerpen- Hij moest dan »s nachts bij hem komen
en hem don heelen nacht met die bladeren bowaaien.
Zoo gebeurde het ook en toen het morgenlicht verscheen, herleefde
dc jonge man. Met hun beiden begaven zij zich welgemoed en vol vreug-
de op V/eg. Dc menschen beknorden den herleefden jongeman om zijn
uitbundigheid, v/ant men was immers in den rouw over do gestorven
koningsdochter.
De jongeman en zijn quot;bewakerquot; begaven zich naar het dorp van den
koning. Na veel tegenstand to hebben overv/onncn, v/erd de jongeman
in de doodenhut toegelaten. Met behulp van zijn bladeren bracht hij
hot reeds drie dagen tevoren gestorven meisje tot het loven terug.
De jongeman kreeg nu een plaats naast den koning en zijn vriend be-
kleedde den derden rang. Dc vroegere quot;moordenaarsquot; van den jongeman
v/Grden gegrepen, maar niet gedood. Ook zijn vrouw niet, want hij
trouv/do met de dochter van den koning. Men gaf hem een land om te
i\'egocren en toen ging hij zijn vader opzoeken, die bij hem kwam wo-
nen (60/270-273).
Twee maal worden in dit verhaal dc bewezen diensten met dank-
baarheid, met wederdiensten, beloond. In de eerste plaats helpt de
bewaker zijn vroegeren speelmakker, die altijd zoo vrijgevig was en
in dc tweede plaats beloont dc koning den jongeman rijkelijk voor
het doen herleven van zijn dochter.
Dit verhaal, waarvan Junod geen enkele variant vond, noch bij
de Zoeloes, noch bij de Basoctos, maakt den indruk van vreemden
oorsprong te zijn. Maar de verhaler, van wien Junod het opteekende,
verklaarde het van zijn oude moeder te hebhen gehoord, die in het
binnenland t;oondc.
HOOFDSTUK 4 GIERIGHEID EN GASTVRIJHEID
De begrippen gierigheid en gastvrijheid zijn hier in één hoofd-
stuk samengevoegd, omdat zij in de Bantoe-verhalen niet alleen in
elkander kunnen overgaan, maar elkaar ook in sommige opzichten dek-
ken. De gierigheid bepaalt zich hoofdzakelijk tot het niet willen
geven van voedsel of drank, welke men zelf in overvloed bezit. Be-
perkt dit zich tot het niet geven zonder meer, dan wordt het als
een gierigheid gekwalificeerd. Wanneer het evenwel vreemden betreft,
die men niet in huis wil hebben en aan wie men ook geen voedsel
wil verstrekken, zoo kan van ongastvrijheid worden gesproken. In
dezen vorm kan de ongastvrijheid een bijzondere soort van gierig-
heid zijn.
Nu moet hieraan direct worden toegevoegd, dat er in de verha-
len van ongastvrijheid nooit sprake is, of er moet een gegronde re-
den voor bestaan. De gastvrijheid is een plicht, welke als een van-
zelfsprekende wordt beschouv/d. Zij vormt niet den specialen inhoud
of strekking van sommige verhalen, maar wordt, wanneer het verloop
van de gebeurtenissen daartoe aanleiding geeft, als een natuurlijke
zaak beschreven (13/423-4255 21/159; 97/392-398- 107 1/172).
Is er niet voldoende voedsel in huis om de gasten behoorlijk
te ontvangen, zoo kan men zich daarvoor schamen (24b/579-580), er
kan anderzijds niet verwacht worden, dat men altijd volop in huls
heeft (97/411-415).
Hier volgen enkele verhalen, waaruit op indirecte wijze blijkt,
dat de plicht om gastvrijheid te verleenen wordt erkend. Slechts de
zeer bijzondere omstandigheden rechtvaardigen de weigering.
De wevervogel had een nest gebouwd. Dat zag de kolibrie. Het
regende. De kolibrie had geen nest. Hij kwam bij het nest van den
wevervogel en vroeg of hij er ook in mocht liggen. Aanvankelijk voel-
de de wevervogel er niet veel voor. De kolibrie beloofde den volgen-
den dag zelf een nest te zullen bouwen. Toen liet de wcvervogel hem
binnen, want nu was het slechts een kv/estie van tijdelijk onderdak
verleenen, een zaak van gastvrijheid.
De kolibrie ging evenwel geen nest bouwen. Eenigen tijd later regen-
de het weer en wederom verschafte de wevervogel hem een goede schuil-
plaats. Maar den volgenden dag weigerde hij don kolibrie den toe-
gang, hoe deze ook bad en smeekte. De kolibrie werd wijs en ging den
volgenden dag een eigen nest bouwen n.46),
Hier werd te veel van de gastvrijheid verlangd en daardoor aan
dezen bestaanden plicht gev/eld aangedaan.
In het boven gegeven verhaal van quot;De luipaard en de kleine an-
tiloopquot; (pg.44 e.V.) zagen wij, hoe de luipaard de geiten doodde,
terwijl hij bij zijn familie op bezoek v/as. De verontwaardiging
hierover kan mede voortspruiten uit de schending van de geboden gast-
vrijheid, zij het op geheel andere wijze dan de kolibrie het deed.
Reden om aan een man gastvrijheid te weigeren had ook het oude vrouw-
tje in de volgende vertelling.
Twee mannen gingen naar het bosch om vruchten te zoeken. Daar
troffen zij een oude vrouw, die zich zelf een huis had gebouwd. Ie-
der van de mannen had vier bundels palmnoten verzameld. De oude
vrouw vroeg om palmnoten. De eene gaf ze haar niet, de andere wel.
Toen de twee mannen van huis waren gegaan, regende het niet,
maar op den terugweg werden zij door een bui overvallen. Ze liepen
weer naar het huis van de oude vrouv/. Deze v/ilde wel den man, die
haar palmnoten gegeven had, toegang verleenen, maar de gierige kon
buiten blijven.
De oude vrouw was een tooveres, die uit pisangbladeren, aarde en
steenen, heerlijke spij
zen kon klaar maken, waaraan de vrijgevige
man zich tegoed deed. De ander kreeg niets, omdat hij geen palmno-
ten had willen geven. Bovendien kreeg eerstgenoemde vóór zijn ver-
trek, van de oude vrouw een duif, waarmee hij veel geld kon verdie-
nen (69c/89-90).
Dat de eene man geen palmnoten wilde geven - ter\\7ijl hij er
vier bundels van had!- was voor het oude vrouwtje een gegronde re-
den om hem geen gastvrijheid te verleenen.
Met dit verhaal zijn we tevens gekomen tot een andere reeks
van handelingen, welke in dit hoofdstuk behandeld zouden worden.
namelijk de gierigheid.
Op 2eer ongewone wijze wordt Tsese, de antiloop, van deze kwaal ge-
nezen.
Tsese, de antiloop, was in haar palmboomen geklommen en had ze
ingekeept. Daar trof haar op zekeren dag de vleermuis. Zij vroeg
aan Tsese, die ih de kruin zat, om wat palmwijn.
Dat Tsese weigerde, was al niet vriendelijk,maar bovendien schold
zij de vleermuis uit en daarover was deze wel wat ontstemd. Toen de
vleermuis een volgenden keer weer langs den aanplant van Tsese moest,
terwijl deze daar bezig was, wachtte ze liever, om een herhaling te
voorkomen, in een boomholte.
Daar hoorde ze de antiloop praten. Ze kwam naderbij en het bleek de
luipaard te zijn, die van Tsese palmwijn eischte. Uit vrees voor
haar leven schonk Tsese, na uit den boom geklommen te zijn, bevend,
v/at malafoe M in. De luipaard pakte den pot en zei:quot; Ik heb reeds
twee antilopen gegeten; zij die malafoe schenkt, zal de derde zijn.quot;
Tsese schrok en schonk nogmaals in. De luipaard herhaalde de spreuk.
De vleermuis, die alles gehoord had, ging haar mooiste kleeren
halen - daardoor werd ze voor de beide anderen onherkenbaar - en
keerde terug. De luipaard noodigde haar tot een dronk, waarin de
vloemuis toestemde. Ook ilu herhaalde de luipaard, nadat hem een
beker vol was ingeschonken, zijn gezegde:quot; Ik heb reeds twee anti-
lopen gegeten; zij, die malafoe schenkt, zal de derde zijn.quot;
Toen aan de vleermuis een pot werd toegereikt, zei deze:quot; Ik heb
reeds twee luipaarden gegeten; hij, die malafoe drinkt, zal de dorde
zijn.quot;
De luipaard werd bang. Met Tsese alleen zou hij het wel hebben klaar-
gespeeld. Maar met het opperhoofd, want daarop leek de vleermuis mot
hf.Gr mooie kleeren, durfde hij het niet wagen, en hij vluchtte. Het
quot;opperhoofdquot; en Tsese achtervolgden hem en wisten tenslotte den lui-
paard te dooden. Ze namen hem mee naar de palmboomen. Daar maakte
de vleermuis zich aan de antiloop bekend, Tsese verzocht haar, niet
meer boos te zijn. Voortaan zou zij altijd aan dc vleermuis malafoe
) Palmwijn.
-ocr page 84-schenken, v/anneer deze voorbij Icwarn n.47).
Hoe de gierigheid door de gulzigheid gestraft kan worden,en
omgekeerd, leert het verhaal van quot;De vrouw en de vogel.quot;
Een vrouw ging water hoozen uit een poel om visch te vangen.
Ze hoosde tot de poel leeg was en ving veel visch. De vrouw keerde
naar haar dorp terug.
Onderv/eg kwam er een heel klein vogeltje aangevlogen en er ontwik-
kelde zich het volgende gesprek?
quot; Boto to - to - to van waar komt ge?quot;
quot; To-to-to ik ben gaan visschen to-to-to.quot;
quot; To-to-to wat hebt gij gevangen to-to-to?quot;
quot; Een ben gansch vol, een kaar gansch vol, een mejid gansch vol to-
to-to.quot;
quot; Geef mij wat to-to-to.quot;
quot; Ik geef U niets to-to-to.quot;
quot; Gij zult hem toch niet meedragen to-to-to.quot;
quot; En gij zult me niet tegenhouden to-to-to.quot; »).
De vrouw ging verder, maar zij voelde, dat de vogel haar visch roofde
en wegdroeg. Slechts een heel klein vischje liet hij liggen.
De vrouw vertelde aan haar man het gebeurde. Met hun slaven gingen
ze er op uit. Zij vonden den vogel bezig om alle visch to verslin-
den. Zij maakten hem dood en wilden hem op hun schouders tillen.
Maar de vogel woog zoo zwaar als een grooten steen. Daarom werd hij
in stukken gesneden, in manden geladen en naar huis gebracht.
De slotmoraal luidt: De vrouw was gierig en de vogel was gulzig. Zij
hebben elkaar gestraft (12/243).
Twee mooie voorbeelden van gierigheid en haar veroordeeling
geven de door I.Struyf opgeteekende verhalen der Bakonga.
In een dorp waren twee vrouwen, die samen naar do maniokvolden
gingen. Zij trokken den majiiok uit, kapten de stokken er af en log-
den den maniok in haar manden. De eene vrouw ging voorop, de andere
volgde. Zoo aanvaardden zij den terugtocht. Onderweg kwam de eerste
*) Vlaamsch citaat.
Ben is een teenen mand. Kaar is een mand met gaatjes om de bevan-
gen visch levend in te bewaren.nbsp;0
vrouw een troep Bambata \') tegen. Zij vroegen haar om maniok, maar
zij wilde niets geven. Later ontmoetten zij de vrouw, die wat ach-
tergebleven was. Ook haar vroegen de Eambata om wat maniok. Deze
zei;quot; Wel, kom eens proeven.quot; De mand werd op den grond gezet en zij
proefden. Nadat ze genoeg gegeten hadden, gaf ze hen ook nog v/at
mee..Vervolgens nam de vrouw haar mand op en ging de andere vrouw,
die voorop v/as gegaan, achterna.
Op de plaats gekomen, waar men den maniok liet rotten, wilde de gie-
rige vrouw haar mand van het hoofd nemen. De mand bleef evenwel aan
haar hoofd zitten. De andere vrouw dachtsquot; Misschien zal het met mij
ook zoo gaan.quot; Doch zij kon haar mand gev/oon van het hoofd afwerpen
en de maniok viel op den grond.
De vrouw, bij wie de mand vast bleef zitten, kwam huilend tot het
besef, dat ze een gierige vrouv; was geweest.
quot; En zij weende, zij v/eende. Zij stierf om hare gierigheidquot; (107 li/
84-85).
In quot;De melaatsche en de gierige vrouv/quot; moot een geheele fami-
lie zv/aar boeten voor de gierigheid van één hunner leden.
Een man, die door de melaatschheid getroffen v/as, kwam met zijn
honden uit hot bosch, v/aar hij had gejaagd. De groote hitte had hem
bevangen. Maar hij hoopte bij het land te komen, waar de vrouwen bo-^
zig V/aren met het opgraven van aardnoten. Indien zij hem geen aard-
noten gaven, zou hij toch om water vragen. Dat zouden ze hem niet
weigeren.
De melaatsche kwam bij het eerste stuk land en hij vroeg aan een
vrouw:quot; Och, mama, vrouw, geef mij water, och moeder, ik sterf van
den dorst.quot; De vrouw dacht er evenwel niet aan om hem water te ge-
ven, want dan zou hij misschien uit haar kruik willen drinken. Hij
moest uit zijn handen drinken. Ook voor de bede hem dan tenminste
wat water in een blad te v/illen gieten, bleef de vrouw als steen.
quot; Ik heb geen water voor Uquot;, zei ze.
Een andere vrouw, die aan een anderen kant van het veld bezig i^ras,
hoorde dit. Zij riep den melaatsche toe:quot; Wel, drink uit mijn kruik,
*) Een volksstam.
-ocr page 86-vrouw een troep Barabata \') tcgon. Zij vroegen haar om maniok, maar
zij wilde niets geven. Later ontmoetten zij de vrouw, die wat ach-
tergebleven was. Ook haar vroegen de Bainbata om wat maniok. Deze
zei:quot; Wel, kom eens proeven.quot; De mand v/erd op den grond gezet en zij
proefden. Nadat ze genoeg gegeten hadden, gaf ze hen ook nog v/at
mee, , Vervolgens nam de vrouw haar mand op en ging de andere vrouw,
die voorop v/as gegaan, achterna.
Op de plaats gekomen, waar men den maniok liet rotten, wilde de gie-
rige vrouw haar mand van het hoofd nemen. De mand bleef evenwel aan
haar hoofd zitten. De andere vrouw dacht;quot; Misschien zal het met mij
ook zoo gaan,quot; Doch zij kon haar mand gev/oon van het hoofd afwerpen
en de maniok viel op den grond.
De vrouw, bij wie de mand vast bleef zitten, kwam huilend tot het
besef, dat ze een gierige vrouv/ was gev/eest.
quot; En zij weende, zij v/eende. Zij stierf om hare gierigheidquot; (107 II/
84-85),
In quot;De melaatsche cn de gierige vrouv/quot; moet een geheele fami-
lie zwaar boeten voor de gierigheid van dén hunner leden.
Een man, die door de melaatschheid getroffen v/as, kwam met zijn
honden uit hot bosch, v/aar hij had gejaagd. De groote hitte had hem
bevangen. Maar hij hoopte bij het land te komen, waar de vrouwen
zig V/aren met het opgraven van aardnoten. Indien zij hem geen aard-
noten gaven, zou hij toch om water vragen. Dèt zouden ze herü niet
weigeren.
De melaatsche kv/am bij het eerste stuk land en hij vroeg aan een
vrouw:quot; Och, mama, vrouw, geef mij water, och moeder, ik sterf van
den dorst.quot; De vrouw dacht er evenwel niet aan om hem water te ge-
ven, want dan zou hij misschien uit haar kruik willen drinken. Hij
moest uit zijn handen drinken. Ook voor de bede hem daii tenminste
wat water in een blad te willen gieten, bleef de vrouw als steen.
quot; Ik heb geen water voor Uquot;, zei ze.
Een andere vrouw, die aan een anderen kant van het veld bezig iwas,
hoorde dit. Zij riep den melaatsche toe:quot; V/el, drink uit mijn kruik
*) Een volksstam.
-ocr page 87-bij, dat in zijn dorp deze familie nog altijd door de melaatsch-
heid was aangetast, omdat één hunner vrouwen aan dien man gev/ei-
gerd had water te geven.
HOOFDSTUK 5 HET GEDRAG TEGENOVER DE VOORVADEREN
Tot slot volgen hier enkele verhalen, v/elke betrekking hebben
op het gedrag van de levenden tegenover de voorvaderen. De voorva-
derenver eer ing speelt bij nagenoeg alle Bantoe-stanmen een belang-
rijke rol.
Over het algemeen veronderstelt men niet, dat de dooden een
/
passief leven leiden. Zij kunnen de beschermers van hun verwanten
worden. Dit doen ze evenwel niet zonder belooning. Zij zijn vatbaar
voor lof en beleediging, ook met hun eer en zelfbevmstzijn moet re-
kening gehouden v/orden n.48).
Dit kont duidelijk tot uitdrukking in een verhaal bij de Bakv/i-
ri. Het wil tevens aangeven, hoe de voorvaderenvereering ontstond.
Een palmwijnbereider klom op zekeren dag in een hoogen palm om
de gebruikelijke insnijding te maken. Toen hij v/eer naar beneden
ging, zag hij aan den voet van den palm t?/ee geesten. Plotseling
overviel hem een benauwenden angst. Hij herkende in de geesten name-
lijk zijn grootouders, die negen jaar geleden gestorven waren. Op
hun vraag, waarom hij verzuimd had hen palmv\\rijn te brengen, verklaar-
de de mansquot; Daartoe v/as ik toch heelemaal niet in de gelegenheid.
Gij stierf en werd begraven. Hoe kan ik dan iemand palmwijn geven,
die ik niet kan zien?quot;
De geesten bevalen toensquot; Maak een gat aan het hoofdeinde van onze
graven. Steek daarin een pijp en giet er palmv/ijn voor ons in. Wan-
neer die snel verdv/ijnt, zoo is d t een teeken voor je, dat wij het
aangenomen hebben en tevreden zijn. Blijft de wijn daarentegen in
de pijp, V/eet dan, dat v/e boos op je zijn, omdat je je plicht ver-
zaakt hebt. V/anneer je ons erkent en eert, dan zullen we van je
palmv/ijn drinken en wees dan verzekerd, dat wat je van ons zal vra-
gen, je ook zult krijgen.quot;
Aanvankelijk had de man weinig zin om de opdracht uit te voeren.
Toen bonden de geesten zijn handen en zoo moest hij negen dagen bij
zijn hut liggen. Ondanks alle inspanning en moeite, ook met behulp
van zijn vrienden, mocht het niet gelulcken hem van zijn knellende
banden te bevrijden.
Nu kwam het hoofd en beval den palmwijnbereider om te gehoorzamen
aan het bevel van de geesten en hun opdracht uit te voeren. Onder
geleide van zijn dorpsgenooten ging hij naar^ de graven en handelde
volgens de gegeven aanwijzingen. Direct vielen zijn banden af en
niemand zag ze ooit weer. Op enkele gestelde vragen kreeg de man
een juist antwoord. Van af dien tijd vreesden de menschen de gees-
ten en begonnen zij op de graven pal:nwijn uit te gieten en hen of-
fers te brengen, - tot op heden (100/90-91),
Het niot willen brengen van de verplichte offers, waarop de
voorvaderen recht hebben en de gevolgen, welke daaraan zijn verbon-
den, vinden we ook in de geschiedenis van Saboulana. Al moge het
volgens de vertelster, bij wie Junod het opteekende, een quot;verhaalquot;
zijn, d.w.z.: niemand gelooft, dat de beschreven gebeurtenissen
werkelijk plaats vonden, zoo zegt Junod elders van dit verhaal?quot; Ce
re\'cit jette un jour précieux sur la religion ancestrale des Ba-Ron-
ga. II nous introduit jusqu\'au coeur de leur dogmatique élémentai-
re----quot; (61/381).
Ziehier oen verkorte wedergave.
De bewoners van Machaquène bewerkten hun akkers op de heuvels,
welke gedurende vele jaren overvloedige oogsten opbrachten. Maar de
menschen boden aan de geesten der voorvaderen geen offeranden.
Toen gebeurde het, dat er in zeker jaar niets v/ilde groeien,
waardoor een groote hongersnood ontstond. De huishoudingen v/erden
opgebroken en men ging elders planten. Ook daar wilde niets groeien.
Toen de mannen bij de jacht weer eens in hun vroegere tuinen kwamen,
zagen ze, dat alles wel goed was opgekomen, maar het suikerriet kon-
den ze niet breken, de bataten niet uittrekken en de bananen niet
plukken. Nu kv/amen de geesten uit het nabije bosch en achtervolgden
de mannen, omdat zij in de tuinen wilden plukken \'). De mannen
vluchtten haastig en verward. Thuis gekomen, vertelden zij, wat hun
was overkomen.
\') Voor de bestraffing van het plukken van de vruchten do^
zie 133/86-87.nbsp;vxucnx.en der geesten
-ocr page 90-Den volgenden morgen gingen de vrouv/en naar het bocch om doode tak-
ken te verzamelen en tot takkehossen te binden. Ee\'n van haar wilde
honing halen uit een hollen boom, welke zij had ontdekt. Haar arm
bleef aan de honingraten vast zitten. Daar ze het voor de anderen
verborgen hield, dat ze een arm miste, wilden de andere vrouwen ook
graag van den honing proeven en allen verloren op deze wijze een
arm. Alleen een jong meisje, Saboulana genaamd, bleef over. Zij v/ei-
gerde om van den honing te proeven en zoo behield zij haar arm.
Saboulana hielp de anderen de takkebossen op het hoofd zetten. In
het dorp gekomen, wees zij de mannen op hun verminkte vrouwen en
gaf hen den raad om den heelen nacht quot;met de beentjes te gooienquot; \').
De beentjes wezen steeds Saboulana aan om in het bosch te gaan, ten-
einde een offer te brengen.
Heel vroeg in den morgen gingen alle menschen van de streek naar
het heilige bosch. Saboulana drong er alleen in door en kv/am op de
plaats waar de geesten, in menschengedaante, verzameld waren. Om
hen te vertellen v;ie ze was, zong Saboulana een vroolijk wijsje.
Verheugd over het gezang en het vertrouwen, dat zij in de geesten
stelde, door bij hen te komen, overlaadden zij haar met de produc-
ten van hun tuinen. De geesten riepen hun kinderen om al die schat-
ten buiten het bosch te dragen en tegen het jonge meisje zeiden zes
quot; Zog tegen je medemenschen, dat ze dit alles naar het dorp bren-
gen.quot; De menschen gehoorzaamden en toen kregen allo vrouwen hun ar-
men terug.
Saboulana ging weer naar het heilige bosch en de geesten verklaar-
den nu V/eer verzoend te zijn met haar verwanten. Later drong zij
nogmaals in het bosch door en do geesten der voorvaderen zeidens
quot; Verklaar hen nog, dat wij vertoornd waren op onze kinderen, omdat
zij aten en ons niets offerden.quot;
Het v/arcn ook de geesten geweest, die belet hadden, dat de mals
groeide en dc veldvruchten in de oude tuinen geplukt werden.
Saboulana word tot koningin gekozen (60/264-270).
\') De bedoeling hiervan is om na te gaan, wat de geesten wenschen
Een soort waarzeggerij, die ook buiten het gebied der Baronp-n
populair is. Zie 61/453-466.nbsp;^nbsp;baronga
Door de offers niet te brengen, weerstreeft men de voorvaderen,
wil men zich sterker toonen dan zij. Men loopt in de meeste gevallen
evenwel de kans, aan het kortste eind te trekken. Zoo verging het
ook Banse, in een quot;mukischiquot;-verhaal \').
Banse quot;) verzamelde tschillundu •quot;) en maakte die in orde^
zooals alle menschen dat deden, «s Nachts ging hij er op uit om de
termieten te vangen, Onderv/eg zag hij veel bladeren en onkruid op
den grond verstrooid liggen, dat er \'s morgens nog niet was. Banse
vervolgde zijn weg en zag vuur bij zijn tschillundu. Op zijn vraag,
wie dat vuur had aangelegd, kreeg hij van den mukischi ten antwoord:
quot; Meme boboboquot;, dat beteekent: Ik ben zeer sterk. Banse zei toen:
quot; Ik ben ook zeer sterk,quot;
Ieder ging acji een kant van de tschillundu zitten en maakte een gat.
De mukischi nojn een brandend stuk hout om te kijken, quot; ¥at zie je
daar?quot; vroeg Banse, quot; Ik ben sterkquot;, v/as het antv/oord. Toen Banso
ging kijken, gaf hij op een soortgelijke vraag van den mukischi
hetzelfde antwoord.
Do termieten begonnen naar boven te komen. Bansc en de mukischi pak-
ten elkaar beet en sloegen elkaar. Ondertusschen vlogen alle termie-
ten weg. Banse kwam zonder iets thuis en werd door zijn vrouw be-
knord. Den volgenden nacht ging het op gelijke wijze.
Den derden nacht ontmoette Bansc in het bosch do oude vrouw Kakaschi
Kakullu, die hem den raad gaf om op het quot;Meme boboboquot; van den muki-
schi te antwoorden met quot;Mqme taketaS8.ä!quot;, dat beteekent: Ik ben
zwak!
Dat deed Bansc on hij kon met een goed gevulden zak huiswaarts koe-
ren. Ook den vierden nacht kv/am hij rijkbcladen thuis.
Maar hij voldeed niet aan het verlangen van den mukischi om niet
met andere monschen over hot voorgevallene to spreken. Zoodra Bansc
het aan zijn dorpsgenooten vertelde, kreeg hij een sterk rami^elcnd
geluid in zijn buik. Eerst door aan den mukischi witte kippen to be-
talen, kon hij dat hinderlijke geluid kwijt raken. En daarna bracht
\') Met mukischi is hier de geest van ccn overledene bedoeld. Zie
noot ^y.nbsp;^
\' \') Een meji.
\'quot;) Tschillundu is aarde, waaruit de vliegende termieten opstijgen.
-ocr page 92-BansG ook v/cer voel termieten moe nc.ar huis n.49).
Dikwijls is het de eerste voorvader, die, volgens de overleve-
ring, aan de menschen verschillende verbodsbepalingen hoeft opge-
legd. Deze bepalingen verschillen voor ieder dorp. Zij moeten onder-
scheiden worden van de zedenwetten, welke door Torday, naar aanlei-
ding van een scheppingsverhaal, quot;the royal prohibitionsquot; genoemd
Y/orden; in tegenstelling met de vorengenoemde quot;ancestral prohibi-
tionsquot; (116/41-42).
Waartoe het leidt, wanneer menschen, die zich ieder door voorvader-
lijke verboden gebonden achten, samen op reis gaan, leert de vertel-
ling van quot;De. schildpad, do boa en de lioboquot; \').
Met hun drieön gingen ze op reis. Toen ze een flink eind weg
waren, wilde de kat haar behoeften doen. Haar kameraden zeiden:
quot; Doe het hier.quot; quot; Neenquot;, zei do kat, quot; wij hebben een verbod van
onze voorouders om onze behoeften op een andere plaats te doen, dan
waar wij gewoon zijn.quot; En ze ging. Haar kameraden wachtten, wachtten.
Eindelijk kwain zo weer terug en ze trokken verder.
Ze kwamen op een plaats waar een groote boom was omgevallen. De boa
en do kat klauterden er over heen, maar de schildpad kon dat niet.
quot; Loop er dan om heenquot;, zeiden de anderen. quot; Neenquot;, zei de schild-
pad, quot;ons verbod van do voorvaderen luidts\' zoolang een boom niet
rot is, zult ge er niet over gaan\'.quot; En weer moesten zo langen tijd
wachten, voor ze verder konden gaan. Eindelijk was de boom rot en
do tocht werd voortgezet.
Onderv/eg doodde de boa een varken. Haar makkers zeidensquot; Geef ons
ook wat van het vleesch.quot; quot;Neenquot;, antwoordde de boa, quot;wij hebben een
verbod van onze voorouders om vleesch met anderen te deelen.quot; De
kat en de schildpad stolden toen voor om verder te gaan. quot;Neenquot;
zei de boa,quot; het voorschrift van onze voorouders is dit:\'Zoo het
vleesch in de buik niet verteerd is, zult ge niet voortgaan\'.quot; Haar
kameraden zeiden:quot; Zoo zullen we er nooit komen. Laten we maar te-
ruggaan.quot; En zij gingen terug (12/418).
\') Liobo is een kat.
-ocr page 93-NOTEN
Be getallen vóór de / verwijzen naar de volgnummers in de liist v-r,
geraadpleegde werken. De cijfers achter de / gevL dfpa^inaf ^n
van de betrokken auteurs.nbsp;-»-ü-lv^xj^c
^^nbsp;verband 78/17 e.v.5 86/481; 87/104; 107 11/38-40;
Dennett zegt hiervan?quot; In listening to their manv stories mnp
forgets that the relator is speaki^ aboufSnSsquot; (S/!ó)?
2)nbsp;Zie voor deze uitlatingen 14/46921/11,° 26/1» -^q/in» -^i^/vo
3)nbsp;62/120.
h^jidelen ook 45/187-188: quot;Erste Geslechtsver-
bindungquot; bij de Bassongc, Bena Ki en Lupungu, en 56/50-54rquot;The
four young menquot;.nbsp;^ ?nbsp;/ ^ o-xc xnc
verklaring van een huwelijk 9. Het verhaal geeft de
verkl^\'ing^voor de instelling van hot z.g. lemba-huv/elijk bij de
Mayombe. Voor het sluiten daarvan hebben man en vrouw verschillen-
SboefgSen.nbsp;^^ daarna zijn Zij aan verschillende
^^nbsp;sterven
I^vrriOO/lSgl.\'^quot;quot;\'^\'\'\'nbsp;menschen l^ven zie 54/115; 80a/103
80a/63; 108/744-745; 137/272-274; 276-277, 366-36?!
6)nbsp;45/189; 17b/54. Zie ook 107 1/86-89:quot;De wraak van Hpingia,quot;
Mpingia IS een kleine muis, wiens bruid door Ma Nsombi (antiiooD^
IS afgenomen. Door den kracht vaji zijn tooverbeeld weet Ifeiiic-ja
de dorpsgenooten vc^ Ma^Nsonbi te dwingen om hem zijn vroSw tarup-
te bezorgen en Ma Nsonbi te dooden.nbsp;i^^iug
7)nbsp;60/246-253:quot;NabaJidji5 la fille aux crapauds.quot;
Junod vermeldt, dat er nog een tiental verhalen zijn, die hetzelf-
de thema behandelen. In:quot;Le chat de Titichanequot; (6ü/253-256r-i ?
het meisje zoo eigenwijs om de (totem-)kat mee te willen non.tn
naar het dorp van haar a.s. man, tegen hot uitdrukkelijk ve-3 wen
van haar ouders. Dc kat komt te overlijden en net haar rJ
v^ Titichane. Zie ook 61/353-360:quot;Le gainLdeu? de LfilaL^
8/350-352 geeft de algemeene waarschuwing, zoowel aan de n^Aen
als aan de vrouwen, om goed uit te kijken.nbsp;^-icumcn
8)nbsp;119a/953-972 bij de Fan.
Een kortere variant bij de Kanioka is: quot;Légende du sp-rnontquot; (on/
9) 97/411-415; quot;Die Erzahlu^ von dor Tomitonratte.quot; Hierin worden
ook verschillende gebruiken gegeven, die voor het hOToliik in ^ht
genonen aooton worden, en tevens eeA opsorailng van quot; eSensohJo-
pen, die hot meisje tot een goede vrouw stemptlcn-quot; Zii Sp??
werken is, behekst de nenschen niet, is ni=t^|ierig en\'nlef t^ïst-
10) De eisch om door werken een vrouw te verdienen, wanneer men tp
arm is om er een te koopen, wordt ook gesteld in ^nbsp;f
the iLu^-S dat in hirhoofds^uk^Da^Self
en Ondankbaarheid v/ordt behandeld (89/146-149) ^^oaarneid
In de vertelli^en, waarin sprake is van het huwelijk van een
koningszoon, wordt dit niet ver
Zie 22/55-72: quot;Untombindequot;; 22/96-99s quot;Ubabuzequot;TII/IOS-ISO^
quot;Ukcombekcantsiniquot;; 47/34-36: quot;Kirondovo und dP-?.nbsp;n
107 1/124-145: quot;Zwlnaquot;; 114/304SS6r°S?o?? of SbSS^^
Kaffir Folklorequot; (113) komen dezelfde verhalen voor als S lil
In het vervolg wordt slechts édn van de boeken aangehtald?quot;
^^^ T^^\'nS?quot;^^^\' quot;Epoliquot; bij de Batetela en Wakussu.
oL! ^de aspirant schoonzoon even-
eens, bij de af te leggen jachtproef, zijn schoonouders
krijgt evenmin de dochter tot vrouw b9/99-l§i)?nbsp;^^^
12)nbsp;132/346-347 uit Nyassaland.
Bij het begin van het verhaal, waarin gezegd wordt dat het itiptq
^sual opening and serves to\'point a mo?S a-
gainst pride and overfastidiousness.quot; Zie hiervoor ook 133/190-
13)nbsp;120/413-418.
Yc mttnbsp;Zij herinneren ons aan Ruth Ie Kap. vers
16: Uw volk IS mijn volk en Uw God is mijn God.quot;nbsp;^
kabouterquot; gaat de vrouw met haar man naar het bosch om
de vermaning om niet te reagecren,
2ij antwoordt op het bel^e-\'
sl^tL t^nbsp;^^ ^^^nbsp;is, dat zij dSor dezen bij
stukken en brokken opgepeuzeld wordt (120/410-413).
14)nbsp;13/248-250: quot;Van een jongelingquot;.
Een soortgelijk verhaal geeft 45/179-180: quot;Lukengoquot; bij de Bate-
tela en Wakussu. Hierin is evenwel niet het motif? aanwezig
waarom de man zijn vrouw uitscheldt.nbsp;d.anwt,zig,
15)nbsp;45/201: quot;Die schlechte Frauquot; bij de Kanioka.
Bij de Wataveta in Britsch Oost-Afrika kan de man, wiens vrouw
bij een buurman steelt, echtscheiding eischen (53/117).
16)nbsp;45/200-201.
9p het toovermiddel in den pot wordt niet verder ineeeaan Dit
IS slechts een hulpmiddel om achter den dief te komenT Oschalen-
ga\'s handelingen vormen do hoofdzaak.nbsp;uscna.ien
Het motief om door middel van een fetisch, waaraan de hPdT-n pctp-p
Of dief vast blijft kleven, de schuldige ie vSd^S, is n?ef S-
leen bij de B^toes, maar ook in andere deelen van Afrika L el-
ders verspreid. Aan de Goudkust bijv. is het Anansi, dirzi^r
vrouw en kinderen naar een andere plaats weet te krijgen on het
voedsel voor zich zelf te kunnen houden. Zijn zoon vind? echter
met behulp van zulk een fetisch uit, wie uit de tuinen Left tL
geten. Uit schaamte verandert Anansi in een spin - drhuifil
vorm van Anansi - en leeft in duistere hoekieq nnr^^ï i^o^Lv,
hem niet graag zien (5/69-72).nbsp;noeicjes, omdat de menschen
Algemeen behandelt Werner dit onderwerp in 127.
17)nbsp;60/257-260: quot;La femme paresseusequot;.
In dit verhaal hebben de gazelle en de haas geen enkele van hun
physieke kenmerken. Zij hebben alleen den nalm va^ het dl^ Od-
merkelijk is op dit punt, dat de gazelle de voet^druLen%;^i d^n
haas en de vrouw verwart. De zwangerschap v^n Hpnbsp;f ?
de geboorte van het kind, zijn Smsfe|el^it^t we?ke Mctf^\'\'\'
te maken hebben met de strekking; in tesenstellir!^ L? f S
haal van quot;Monboukouanaquot;, waarin het verdwi ine TJ
straf geldt voor de luil moede?. Latlr\'^^nbsp;J^e\'^r Sj
haar ouders terug en in het vervolg vrji het verhaal is het meis
je zoo eigenwijs om bij haar huwelijk niet te willen luisteï^n
naar den raad van haar ouders (61/313-327).nbsp;luisteren
18)nbsp;47/34-36.
^^^ de ?ptoes gevonden varianten, worden door Werner
Iff\'^P-m^quot;^\'\'-^\'^^ één van de Siërra Leone\'en twee v^ de HauL
19)nbsp;71/534-542.
wel geen bezittingen nagelaten. De moeder n^ nu^e^uamp;doT\'
troep geiten en kroorefinrDrêerdc;
zag den quot;luipaardquot; en schoot hem dood. Do herder moest ran d^iL
gens een hooge boete betalen en daarvan konden dezr^Jou^n?
on sharing food with other members of the fa-
mily IS early impressed on the ohildquot; (91/67). Zie ook 133/1^7,
De valL^Sadnbsp;^nbsp;zoo edelmoedig,
^e yaaer had namelijk met behulp van een musohiangi (overledene)
(?S/5??5§ flT^Sf\'«^nbsp;^iJquot; kinderen daarvan^at tl gever ^\'
bij de Bena Lulua en Baqur. Dedila tegenover Lufbo).
22) 113/29-39: quot;Story of the bird that made milk.quot;
°Pg-teekend bij de Ba-Ro-
In de Zoeloe-vèriant, waarin de vrouw ook niets weet van rto
re melk van haar man, worden de kindereraulen Testv^ LÏ
wordt er meer de nadruk op gelegd, dat Se vade? tofurt over w
hapje: een verdiende ttr^ vo^rzijregoL-
me. Dit IS dan tevens het einde (22/99-104)nbsp;t-gois-
In de Basoeto-variant speelt ook een mythische vogel. Tlatlasomn
een rol. Zij neemt alle kinderen van het dorp mee! wAardoS If sl\'
tuatie er een wordt, die het geheele dorp raakt (56/l50-108)
In een Swazi-variant veranderen de ouders in monsters en sterven
Jïfd^\'lï^f sodrag. Hier is bovendien de
Zie verder ook 49/159-163 en 73/354,
Het in den tekst gegeven verhaal opent met hot motief van den mati
die geen koemelk heeft. Meer gebruikoliik hnt H^i ^It ^
tenissen zioh afspelen in een^njaafvan\'L^erS^odquot;? SefnL\'^is
alleen een droge periode bedoeld. Van welke^oote bêteekeSil Szp
wordt geacht, loert de schots van de pad en de slan^
De pad zou haar schoonouders bezoeken. Op dc vraas vaji dP
slang waar ze naar toe ging, antwoordde zo:quot; Vooruit\'quot;dIsI^L
ging mee en zoo achtereenvolgens de stok, de witte mier het kfi
zo?A.nbsp;^^^^nbsp;het\'onweer en L^droge ïot
Bij do schoonmoeder aangekomen, kregen zii ruzie nn r^n-n . 4.
vleesch. De slang beet de pad ^n de pad stierf D^ stok IlLf I
slang en de slang stierf enz. quot;Het droge seizoen rnn^^p hn?^
der aan en het onwedcr stierf. Het drofe To^lnr.^ randcie het onwe-
(13/423-425).nbsp;seizoen vernietigde allesquot;
23) 60/260-264: quot;L\'anndc de la fejnino quot;
Boven-Zaml^si werden door Jacottet opge-
Elders geeft Junod hetzelfde vp-phmi
dicht aSn don haas, den held uiï zoove??
nod ton onrechte (64 11/246-248)dierfabels - volgens Ju-
-ocr page 96-Zie voor het egoïsme ven den man vorder 114/330-333 5 quot;Story of
Kenkebequot; en 125a/182-183; quot;Conoerning a personquot;.
24)nbsp;45/246.
Herhaaldelijk ontmoeten wij in de verhalen de vogels als helpers
van de menschen, in het bijzonder ven de misdeelden. Zie hier-
voor 22/105, 130; 114/304, 323,
25)nbsp;45/246-247.
Zie voor den hardvochtigen vader, die zijn kinderen verkocht, om-
dat eén van hen een poederdoos had gebroken 107 1/146-157s quot;De
gebroken poederdoos.quot; Later vindt de moeder haar kinderen terug
en verlaat zij met hen het dorp van haar wreeden echtgenoot.
26)nbsp;Een verhaal met een soortgelijk onderwerp geeft 21/97-98. Ook
hier neemt een aap het kind weg, terwijl de moeder aan het vis-
schen is. Deze doet het echter uit modelijden met het wicht. De
gedachtcngang wordt dus anders. De nan wil niet gelooven, wat de
vrouw er van vertelt; hij wil er zich zelf van overtuigen. Samen
gaan ze den volgenden dag naar het v/ater. Weer neemt de aap het
kind op. De vader wil hem met een assegaai doorboren, maar hij
treft in plaats van den aap, zijn eigen kind.
Een variant van dit laatste verhaal bij de Bakwiri geeft 100/89,
In plaats van een aap is het een overleden moeder. Bovendien weet
de vrouw niets af van het voornemen van haaj? man.
27)nbsp;45/133-134? quot;Die hundertköpfige Mauesse.quot;
Mauesse v/ordt hier geschetst als een veelkoppig monster, doch
tevens als den maker der menschen. Zie in dit verband ook 45/
134-135, 138. Als verschaffer van jacht- en huisdieren, de rivie-
ren, het ijzer en de boot 45/135-136.
Een verhaal, waarin de hond, door zijn zorgeloosheid, drie kinde-
ren verliest - zij worden door de hagedis opgegeten - geeft 69b/
126—127 e
28)nbsp;63/343,
Zie voor de vermaningen om in huv/elijksaangelegenheden naar de
ouders te luisteren pg. 9 e,v. en voor de vrouv/en om naar hfei\'ir
meji te luisteren pg. 16 e.v. Zij bevestigen de door Junod gege-
ven meening.
Zie ook 6/298-305? quot;Van het meisje dat koppig was.quot; Het meisje
toont berouv/ over haar ongehoorzacmheid en koppigheid.
Ins quot;Kongoniense en Kongopatakasaquot;, zijn het de wijze dieren,
waarnaar geluisterd moet worden (107 1/72-76).
112 11/373. Een moeder heeft drie gebochelde zoons. Twee luiste-
ren naar haar raad en raken hun bochel kv/ijt. De derde luistert
niet en krijgt er nog een, op den borst, bij.
Zie verder 90/133-135 en 113/48-55.
In verschillende verhalen gaat de gehoorzaamheid gepaard met hulp-
vaardigheid, Zoo in het volgende:
Van twee vrouv/en luistert de een wel naar den raad van een oude
vrouw en is haar behulpzaam bij het genezen van haar pokkon, ter-
wijl de ander onbeschaamd en eigenwijs is. Eerstgenoemde neemt,
op aanraden van do oude vrouw, een (toover)ei, v/aarin een mooi
huis blijkt verborgen te zijn. De andere vrouw neemt juist het
verko.rdo ei en daarin zitten krijgers, die een deel van de dorps-
bewoners dooden (69c/82-85).nbsp;^
29)nbsp;Het motief van het water halen is zeer bekend. \\7ij noemden het
(45/246-247?.\'\'\'\'\'\'^^^^nbsp;schlechte IiSatterquot;, bij de Kanioka
Het verv/ijt, dat het kleine meisje haar zuster gedood zou hebben,
moet niet letterlijk worden opgevat, want ook de anderen hadden
getracht, haar levend te begraven. Het werd alleen gezegd om te
zien, of ZIJ nog door haar jongere zuster v/erd herkend. Uit het
vervolg blijkt, dat Chichingonane als de aanstookster en daarom
als de hoofdschuldige v/ord beschouwd.
38)nbsp;21/166-169: quot;Het geheim,quot; Het is overgenomen uit het werk van
C.R.Lagae et V.H.Van den Plas, La langue des Azande. Het werd
eveneens door M.Delafosse overgenomen onder den titel: quot;Malheur
a qui ne sait pas tenir sa languequot; (33/146-149).
In verschillende verhalen wordt een of ander geheim door een
overleden voorvader - die zich dikwijls in diergedaante vertoont -
meegedeeld. Meestal heeft het verklappen van het geheim, op aan-
drang van de nieuwsgierige vrouw of dorpsgenooten, den dood ten
gevolge. Zie hiervoor 45/56-57, 66-67, 68-70, 70-72, 72-73, 73-
74.
Ini quot;Der Schmied und Kapulukussuquot;, verliest de man eveneens zijn
bijl, namelijk bij het beklimmen van een palmboom. Hij kan de
bijl niet teru^inden en doet de belofte, dat hij met hem, die de
bijl vindt, bij dag en bij nacht zijn eten en drinken zal deelen;
en dat hij na hem zal eten. Kapulukussu (vleermuis) vindt de bijl.
Aanvankelijk houdt de smid zijn belofte, maar tenslotte jaagt hij
de vleermuis weg. In den rechtsstrijd, die hieruit ontstaat, geeft
het hoofd de vleermuis gelijk en de smid moet een groote boete
betalen (45/244-245).
39)nbsp;42/109-110: quot;Die Perlhuhnfanger.quot;
Een soortgelijk verhaal geeft 45/216-217 bij de Bena Lulua en de
Bena Katanga aan de Pindu. Het zijn dan evenwel dieren met een
waardevol vel» Ook het slot is anders: De oude geeft aan den jon-
gen man den raad om zijn kinderlooze vrouw een borst af te snij-
den, In plaats van de begeerde kinderen te krijgen, sterft zij
natuurlijk. De zaak wordt aan het hoofd voorgelegd en deze is van
meening, dat zij nu quitte zijn. Daardoor draagt dit verhaal meer
het karakter van:de bedrieger bedrogen.
Het motief van een quot;godsoordeelquot; vinden we ook in het verhaal van
quot;Der Mpandaquot; bij de Bakaba en in Lusambo. Een jongen stal de res-
ten van een feestmaal, welke het hoofd had aangericht van een ge-
stolen bok. Om er achter te komen, wie de dief was, moesten alle
jongens over de njando(?-dit wordt niet nader verklaard) sprin-
gen, na eerst het water gedronken te hebben, dat in den blaas-
balg van den smid was gegoten. De dief viel op den grond en stierf.
Als straf werd voor de toekomst aan allen, behalve aan de heel
oude mannen, het eten van bokkevleesch verboden. Een verhaal^ dat
naast een verklarende beteekenis, de strekking heeft om de dief-
achtige snoeplust der jongens af te keuren en de knapen hiervoor
te waarschuwen (45/206-207). Zie in dit verband ook 45/206.
40)nbsp;75/35? quot;Die Elephant und die Schildkröte.quot;
45/223-224: quot;Mutamba Gajambaquot; bij de Bena Lulua en de Bena Ko-
schi.
107 11/49-53; quot;Oorlogsvn?aak.quot;nbsp;•nbsp;\'
125a/183-184: quot;Conceming the owl and the partridge.quot;
21/140-142: quot;De valsche toefquot; bij de Mongo. Hierin eet de teef de
kinderen van den luipaard op, welke aan haar zorgen waren toever-
trouwd. Niet alleen wordt de teef vermoord, het is zelfs een ver-
klaring, waarom de luipaarden de honden nog steeds verslinden.
41)nbsp;64 11/259-261: quot;Ziliquot; bij de Ba-Ronga.
V/erner geeft een soortgelijk verhaal bij de Xosa: quot;Nyengebulequot;.
Hierin wordt een reden voor den moord opgegeven: de jongste vrouv/
neemt geen honing mee voor haar man, in tegenstelling met de oude-
re vrouw. Daardoor is het eerste deel van het verhaal anders, dan
dat van Zili: Nyengebule gaat naar zijn schoonouders om hen den
dood van hun dochter te melden. Ook het slot verschilt: alleen
Nyengebule wordt gedood (133/104-106).
Dit soort verhalen komt volgens pater Torrcnd zeer veel voor in
de streek van de Zambesi. Mrs.Dewar toekende er een op bij de
Winamwangu, ten Noorden van het Nyasa meer.
Dc ontdekker van den moord is in do meeste gevallen een vogel,
al kan het ook oen hond of een kind zijn. Zie hiervoor 133/107-llü,
42)nbsp;56/56-62.
Bij V/crner is dit verhaal gecombineerd met een variant van S.H.
Edwards, in dc South African Folklore Journal 1, 1879-1880,
38)nbsp;21/166-169: quot;Het geheim.quot; Het is overgenomen uit het werk van
C.R.Lagae et V.H.Van den Plas, La langue des Azande. Het werd
eveneens door M.Delafosse overgenomen onder den titel: quot;Malheur
a qui ne sait pas tenir sa languequot; (33/146-149).
In verschillende verhalen wordt een of ander geheim door een
overleden voorvader - die zich dikwijls in diergedaante vertoont ~
meegedeeld. Meestal heeft het verklappen van het geheim, op aan-
drang van de nieuwsgierige vrouw of dorpsgenooten, den dood ten
gevolge. Zie hiervoor 45/56-57, 66-67, 68-70, 70-72, 72-73, 73-
74.
Ini quot;Der Schmied und Kapulukussuquot;, verliest de man eveneens zijn
bijl, namelijk bij het beklimmen van een palmboom. Hij kan de
bijl niet teru^inden en doet de belofte, dat hij met hem, die de
bijl vindt, bij dag en bij nacht zijn eten en drinken zal deelen;
en dat hij na hem zal eten. Kapulukussu (vleermuis) vindt de bijl.
Aanvankelijk houdt de smid zijn belofte, maar tenslotte jaagt hij
de vleermuis weg. In den rechtsstrijd, die hieruit ontstaat, geeft
het hoofd de vleermuis gelijk en de smid moet een groote boete
betalen (45/244-245).
39)nbsp;42/109-110: quot;Die Perlhuhnfanger.quot;
Een soortgelijk verhaal geeft 45/216-217 bij de Bena Lulua en de
Bena Katanga aan de Pindu. Het zijn dan evenwel dieren met een
waardevol vel. Ook het slot is anders: De oude geeft aan den jon-
gen man den raad om zijn kinderlooze vrouw een borst af te snij-
den. In plaats van de begeerde kinderen te krijgen, sterft zij
natuurlijk. De zaak wordt aan het hoofd voorgelegd en deze is van
meening, dat zij nu quitte zijn. Daardoor draagt dit verhaal meer
het karakter van:de bedrieger bedrogen.
Het motief van een quot;godsoordeelquot; vinden we ook in het verhaal van
quot;Der Mpandaquot; bij de Bakaba en in Lusambo. Een jongen stal de res-
ten van een feestmaal, welke het hoofd had aangericht van een ge-
stolen bok. Om er achter te komen, wie de dief was, moesten alle
jongens over de njando(?-dit wordt niet nader verklaard) sprin-
gen, na eerst het water gedronken te hebben, dat in den blaas-
balg van den smid was gegoten. De dief viel op den grond en stierf.
Als straf werd voor de toekomst aan allen, behalve aan de hoel
oude mannen, het eten van bokkevleesch verboden. Een verhaal^ dat
naast een verklarende beteekenis, de strekking heeft om de dief-
achtige snoeplust der jongens af te keuren en de knapen hiervoor
te waarschuwen (45/206-207). Zie in dit verband ook 45/206.
40)nbsp;75/35: quot;Die Elephant und die Schildkröte.quot;
45/223-224: quot;Mutamba Gajambaquot; bij de Bena Lulua en de Bena Ko-
schi.
107 11/49-53: quot;Oorlogsv/raak.quot; . •nbsp;-
125a/183-184: quot;Conceming the owl and the partridge.quot;
21/140-142: quot;De valsche toefquot; bij de Mongo. Hierin eet de teef de
kinderen van den luipaard op, welke aan haar zorgen waren toever-
trouwd . Niet alleen wordt de teef vermoord, het is zelfs een ver-
klaring, waarom de luipaarden de honden nog steeds verslinden.
41)nbsp;64 11/259-261: quot;Ziliquot; bij de Ba-Ronga.
V/erner geeft een soortgelijk verhaal bij de Xosa: quot;Nyengebulequot;.
Hierin v/ordt een reden voor den moord opgegeven: de jongste vrouv;
neemt goen honing mee voor haar man, in tegenstelling met de oude-
re vrouw. Daardoor is het eerste deel van het verhaal anders, dan
dat van Zili: Nyengebule gaat naar zijn schoonouders om hen denquot;
dood van hun dochter te melden. Ook het slot verschilt: alleen
Nyengebule wordt gedood (133/104-106).
Dit soort verhalen komt volgens pater Torrond zeer veel voor in
de streek van de Zambesi. Mrs.Dev/ar toekende er een op bij de
Winamwangu, ton Noorden van het Nyasa meer.
De ontdekker van den moord is in de meeste gevallen een vogel
al kan het ook een hond of een kind zijn. Zie hiervoor 133/107-110.
42)nbsp;56/56-62.
Bij V/erner is dit verhaal gecombineerd met een variant van S H
Edwards, in de South African Folklore Journal 1, 1879-1880,
pg.139 e.V., opgGtoekond bij de Betsjoerjien (133/100-103). Op
pg.103 citeert zij bovendien nog enkele varianten. In oen variant
uit Noord-Transvaal, komt de kudde uit een hollen boom en wordt
er niets gezegd van een oude vrouw.
In de Zoeloe-variant is wel sprake van een kleine oude vrouw.
Zij wijst den jongen broer den v/eg naar den hollen boom, v/aaruit
hij het vee haalt, door hem om te hakken (22/217-220).
Masilonyane\'s terugkeer tot het loven om de ware toedracht te ver-
tellen, is in de varianten niet gebruikelijk. Zie hiervoor 56/60
noot 2 en pg.61 noot 5.
Zie voor de beteekenis van den vogel als zielevogol 49/1-11;
56/74; 133/S7-91.
43)
Zie voor den bestraften ondank ook 49/154-155. Een hyena v/e.s in
een kuil gevallen. Met behulp van een os kv/am hij er weer uit.
Hij wilde den os toen dooden. Gelukkig kwam de olifant er aan,
die zich als bemiddelaar opwierp. Voor een goede reconstructie
van het geval moest de hyena weer in den kuil springen en daar
liet men den ondankbare verhongeren.
44)nbsp;45/379 bij de Kanioka.
A.de Clercq teekendo bij denzelfden stam een verhaal op, met
soortgelijke motieven. Hot zijn dan evenwel de pad en de hagedis. \'
Hier worden de kinderen van de laatste door de pad meegenomen,
omdat haar eigen kinderen zoo Ieelijk zijn. Daardoor is ook het
slot anders. Moraal ontbreekt (27/73-74).
45)nbsp;Bij de Fjort komen, volgens M.H.Kingsley, verhalen met een soort-
gelijke strekking wel veelvuldig voor (34/XKVII).
46)nbsp;69a/178-179: quot;Der Kolibri und der Vi/ebervogel.quot;
Het motief om bij regen iemand den toegang te v/eigeren, vinden
we ook in quot;Der Gute und der Bösequot; bij de Kanioka en de Kioque
(45/243, 302). In het laatstgenoemde is het de slechte Tscham-
bamba (nachtvogel), die weigerde om de moeder van Nkussu (pape-
gaai) in zijn huis op te nemen. Hier was geen sprake van niet
willen bouwen, wemt Nkussu vroeg alleen om opname van zijn moe-
der, omdat zijn eigen huis nog niet klaar was. Deze handelwijze
van Tschambamba wordt niet direct gestraft, maar dient als typee-
ring van zijn persoon. Het vergaat hem later slecht.
47)nbsp;21/135-139S quot;Dank voor stank»\'bij de Bajombe.
In: quot;IvRitombo und Tschilumi Tschikulluquot; v/il Mutombo geen malafoe
aan de voorbijgangers geven, wanneer deze om oen beetje vragen.
Voor deze gierigheid wordt hij zwaar gestraft. Tschilumi Tschi-
kullu maakte namelijk een toovermiddel in den vorm van een ka-
oetsjoekbal. Met behulp van den bal en een tooverformule v/eet
Tschilumi Tschikullu, Hïutombo te dooden. Aan het eind zegt Fro-
bonius: quot;Der Geschichte soll bedeuten, wie ein Geiziger bestraft
wirdquot; (45/202-203).
Of Tschilumi Tschikullu een in meerdere verhalen voorkomende kan-
nibaal is, dan wel een voorvader of een soort Hoogste V/ezen, is
niet recht duidelijk. Zie in dit verband 45/192, 257-258.
48)nbsp;Dat men zelfs den geest van een moordenaar, v/elke men gedood
heeft, niet mag beleedigen, blijkt uit het verhaal quot;Concerning
the owl and the partridgequot;. De uil had den patrijs vermoord en
was daarvoor gedood. De zoon van den patrijs meende, toen hij met
andere patrijsjes langs ?.;et graf
van den uil kwam, daarop te mo-
gen spuv/eno Maaiquot; bij hun terugkomst zocht de geest van den uil
den dader uit, bond hem vast en doodde hem. Dat is, volgens het
verhaal, ook de reden waarom de menschen bang zijn voor\'\'de gees-
ten - niet alleen voor dien van een moordenaar, maar voor aJlc
(125a/lS3-184).
49)nbsp;45/55-56: quot;Mukischilegendequot; bij de Bena Lulua en de Bena Koschi.
Volgens Frobenius is hier de mukischi de geest van een overlede-
ne. Werner spreekt bij een anderen stam van de makishi. Hiervan
zegt zij: quot;The makishi of the Ambundu in Angola play the Scune
part in folk-tales as the amazumi - there name may perhaps be
connected with the Kongo\' nkishi (nkisi in some dialects) which
meant originally \'a spirit\', but now more usually \'a charm\', or
the object commonly called a \'fetish\'.quot; (133/174). Het laatste
gaat, gezien de handeling, voor het door Frobenius gegeven ver-
haal niet op. We moeten veronderstellen, dat het woord hier in
haar oude beteekenis is gebruikt.
De amazimu zijn, naar sommigen meenen, oorspronkelijk de geesten
van (slechte) menschen. Vooral van de Akamba wordt dit bev/eerd.
V/crner veronderstelt, dat dit v/el de oorspronkelijke beteekenis
kan zijn geweest, doch dat in de meeste gevallen deze beteekenis
vergeten is en de amazimu niet meer als geesten - het zij goede
of slechte - worden beschouwd. Daaraan voegt ze toe? quot;Another
point to notice is that the ghosts are still largely believed in
and taken quite seriously, while the amazimu proper occur ónly
in stories related for entertainment (and, possibly, instruction),
but not accepted as factquot; (133/178)♦ Reden waarom in dit hoofd-
stuk niet zonder meer op deze verhalen over de amazimu is ingegaan.
Voor zoover er van quot;instructionquot; sprake is, zijn ze dèèr behan-
deld, waar ik dit, gezien den inhoud, noodig oordeelde.
LIJST VM GERAADPLEEGDE WERKEN
1.nbsp;A a r n Gj A. Leitfaden der vergleichenden Märchenforschung.
F.F. Communie ation No.13. Hamina 1913.
2nbsp;.-------Übersicht der Ißirchenliteratur. F.F. Communication No.
14. Hamina 1914.
3.nbsp;A c h t e n, L. Over de geschiedenis der Bakuba. Ins Congo 10,
1929, tome 1 (189-205).
4.nbsp;Baker, E.C. Swahili folktales. With notes by A.V/emer. Ins
Folklore 38, 1927, (182-204; 272-305).
5.nbsp;B a r k e r, V/.H. and C.S inc lair. West African folktales.
London 1917.
6.Bittremieux,L.nbsp;Mayombsche sprokkelingen. Ins Congo 1,
1920,nbsp;tome 1 (285-305).
-------Vertellingen uit Mayombe. In: Congo 4, 1923, tome 1
(183-196).
8nbsp;,-------Drie novellen uit Mayombe. In; Congo 5, 1924, tome 2
(348-363).
9nbsp;.------Tsimona-Mambu de wonderziener of den oorsprong van het
huwelijk bij de Delimba. In? Congo 7, 1926,tome 2 (398-
404; 551-561).
10.nbsp;------- De krokodiel die \'t palaber verloor en andere tooverij.
In? Congo 10, 1929, tome 2 (844-849).
11.nbsp;B 1 e e k, W.H.I. Reynard the fox in South Africa. London 1864.
12.nbsp;B 0 e c k, J. d e. Sprookjes uit het Lokanda. Ins Congo 8, 1927,
tome 1 (240-245; 410-418).
13.nbsp;B o n, P. V a n d e n. Uit het leven der Batetela\'s. Vertellin-
gen van de Batetela\'s. In: Congo 9, 1928, tome 1 (688-
693), tome 2 (68-75; 241-251; 419-427; 795-798).
14.nbsp;B ö s c h, F. Les Banyatnv/ezi. Peuple de 1\'Afrique Orientale.
Mnsternbsp;1930.
15.nbsp;B 0 u c h é, E. Vertellingen van de Bena-Mitumba»s (Katanga).
In: Congo 2, 1921, tome 2 (692-700).
16.nbsp;Bourhill, E.J. and J.B.D rake, Fairy tales from South
Africa. Collected from original native sources and ar-
ranged by--------. London 1908.
17a Brandt, L. de, Vertellingen van de Baluba\'s. In: Congo 2,
1921,nbsp;tome 1 (262-268).
17b_______Idem. 3, 1922, tome 2 (50-64).
18.nbsp;Brincker, P.H. Sprachproben aus Deutsch-Südwestafrika.
In: Mitteilungen des Seminars für Orientalische Sprachen
5, 1902, Abt.3 (149-174).
19.nbsp;Brown, G.St.J.0 r d e. The vanishing tribes of Kenya. Lon-
don 1925.
20.nbsp;B u f e. Die Poesie der Duala-Neger in Kamerun. Tierfabeln,
Sprichv/örter, Rätsel, Spottreden, und Gesänge. Ins Ar-
chiv für Anthropologie N.F. 13, 1914, (33-60).
21.nbsp;Burssens, A. Fegerwoordkunst. Een bundel Kongoleesche
sprookjes. Antwerpen 1933.
22.nbsp;Callaway, H. Nurseiy tales. Traditions and histories of
the Zulus in their ovm words with translation into Eng-
lish. Vol.1 (no more published). London 1868.
23.nbsp;C athre in, V. Die Einheit des sittlichen Bevmstseins der
Menschheit. 3 Bd. Freiburg 1914.
24a C d s a r d, R.P. Proverbes et contes Haya (Bahaya). In: Anthro-
pos 23, 1928 (494-510; 792-816).
24b_______Idem 24, 1929 (565-586).
25.nbsp;C 1 a e y s, Fo Gaza. De besnijdenis bij de Bwaka (Ubangi).In?
Congo 12, 1931, tome 2 (223-241; 381-396; 506-533).
26.nbsp;C 1 e r c q, A. d e. Deux textes Luba. In: Congo 10, 1929, tome
1 (1-26).
27nbsp;.-------Quelques idgendes des Bena Kanioka. In? Anthropos 4,
1909 (71-86; 442-456).nbsp;\'
-ocr page 102-28.nbsp;C 1 G r c q, H. d e. Légendes des Mongwandi. In: La Revue Congo-
laise 2, 1911 (331-353).nbsp;^
29.nbsp;C o 1 1 e, A. Fables recueillies chez les Baluba-Hemba. In: La
Revue Congolaise 1, 1910 (346-356).
30nbsp;.-------La notion de l\'éjne désincarnée chez les Bashi. In: Cono-c
10, 1929, tome 1 (583-587).nbsp;^
31.nbsp;D e 1 a f 0 s s e, M« Le roman de l\'araignée chez les Baoulé de
la Côte d\'Ivoire. In? Revue d\'Ethnographie et des Tra-
ditions populaires 1, 1920 (197-218).
32.nbsp;— Sur l\'uniti des langues négro-africaine s. In: Revue d\'
Ethnographie et des Traditions populaires 1, 1920 (122-
128).
33nbsp;.-------L\'âme nègre. Paris 1922.
34.nbsp;Dennett, R.E. Notes on the folklore of the Fjort (French
Congo). V/ith an introduction by M.H.Kingsley. London 1898.
35.nbsp;------- Bavili notes. In: Folklore 16, 1905 (371-406).
36nbsp;.-------At the back of the black man\'s mind, or notes on the
Kingly Office in West Africa. London 1906«.
37nbsp;.------Nigerian studies, or the religious and political system
of the Yoruba. London 1910.
38a Denolf, P. De Oto-legenden. In: Congo 13, 1932, tome 1
(206-214).
38b-------Idem 14, 1933, tome 1 (237-246).
39.nbsp;E 1 m s 1 i e, D. Folklore tales of Central Africa (Collected
in Nyasaland). In: Folklore 13, 1892 (92-110).
40.nbsp;Engels, Légende Kundu? Le boa. In: La Revue Congolaise 3,
1912 (41-43).
41.nbsp;F e 1 k i n, R. Fabeln und Sagen aus dem Innern Afrikas. Over-
druk uit: Zeitschrift für vergleichende Literaturgeschich-
te 1885 (303-318).
42.nbsp;F e r s t 1, B. Yr.o Erzählungen (Suaheli Text mit deutscher
Übersetzung). In: Mitteilungen des Seminars für Orienta-
lische Sprachen 3, 1900, Abt.3 (96-113).
43.nbsp;F o r t u n e, R.F. Sorcerers of Dobu. The social anthropology
of the Dobu Islanders of the Western Pacific. With an
introduction by B.Malinowski. London 1932.
44.nbsp;Frobenius, L. Der schwarze Dekrjneron. Berlin 1910.
45nbsp;.------Dichtkunst der Kassaiden.
Atlantis. Volksmärchen und Volksdichtungen Afrikas.
Bd. 12. Jena 1928.
46.nbsp;Gutmann, B. Die Fabelv/esen in den Märchen der V/adschag^a.
In? Globus 91, 1907 (239-243).
47nbsp;.-------Dichten und Denken der Dschagga-Neger. Beiträge zur ost-
afrikanischen Volkskunde. Leipzig 1909.
48.nbsp;Häf liger, J. Fabeln der Matengo. (Deutsch Ostafrika). In-
Anthropos 3, 1908 (244-247).
49.nbsp;H e 1 d, T. V 0 n. Märchen und Sagen der afrikanischen Ne^er.
Jena 1904.
50.nbsp;H e r r m a n n, C. Kissukuma, die Sprache der Wassukuma, spe-
cicll der Dialekt der am Speke Golf und Smith Sund ge-
legenen nordwestlichen Stamme. In: Mitteilungen des Se-
minars für Orientalische Sprachen 1, 1898, Abt,3 (146-
198).
51.nbsp;H o b 1 e y, C.W. Ethnology of the A-Kamba and other East Afri-
can tribes. Cambridge 1910.
52.nbsp;H o f s t r a, S. Differenzierungserscheinungen in einigen afri-
kanischen Gruppen. Ein Beitrag zur Frage der primitiven
Individualität, Amsterdam 1933.
53.nbsp;H 0 1 1 i s, A.C. History and customs of the people of Tavetc.
In: Journal of the African Society 1, 1901-1902 (98-125),
54nbsp;.-----—. The Nandi, their language ajid folklore. Oxford 1909.
55.nbsp;H o V e, L.J. v a^n den. Fables Congolaises, In: Bulletin de
la Société Royale Belge de Géographie 56, 1932 (170-191)
56.nbsp;J a c 0 t t G t, E. The treasury of Ba-Suto lore. Boing origi- *
nal Se-Suto texts, with a literal English trcjislation
and notes. Vol.1 (no more published). London 1908,
57.nbsp;Jans s ens, A. Hot ontstaan der dingen in de folklore der
Bantus. In: Anthropos 21, 1926 (546-565).
-ocr page 103-58.nbsp;J ans s ens, A. Naar annleiciing van eon Mavombsche vertel-
ling. Im Congo 4, 1923, tome 1 (696-699).
59.nbsp;Johansson, E. Geistesleben afrikanischer Völker im Lich-
te des Evangeliums. Mnchen 1931.
60.nbsp;Junod, H.A. Les chants et les contes des Ba-Ronga. Lausanne 1897.
61nbsp;.-------Les Ba-Ronga. Etude otlinographique sur les indigènes de
la Baie de Delagoa. Ins Bulletin de la Socidtd Feuchâte-
loise de Géographie IQ, 1898 (5-501).
62nbsp;.-------Some remarks on the folklore of the Ba-Thonga. Ins Folklo-
re 14, 1903 (116-124).
63nbsp;.-------La genèse des contes africains: ou comme quoi les noirs
inventent des contes sans le savoir. Ins Folklore 35,
1924 (32^^-345).
64nbsp;.-------The life of a South African tribe. 2 Vol. 2nd ed. London
1927.
65.nbsp;K r au s e, G.A. Beiträge zum Märchenschatz der Afrikaner. Ins
Globus 72, 1897 (229-233; 254-258).
66.nbsp;K u 1 i s c h e r, M. Der Dualismus der Ethik bei den primitiven
Völker. Ins Zeitschrift für Ethnologie 17, 1885 (205-213),
67.nbsp;Laboure t, H. Les travaux du Dr. Jean Cremer sur les Bobo.
Ins Revue d\'Ethnographie et des Traditions populaires 4,
1923 (8-22).
68.nbsp;L a n g. A, Custom and myth. 2nd ed. London 1885.
69a Lederboge n,W. Duala Märchen. Ins Mitteilungen des Semi-
nars für Orientalische Sprachen 4, 1901, Abt.3 (154-228).
69b-------Idem 5, 1902, Abt.3 (118-148).
69c-------Idem 6, 1903, Abt.3 (69-98).
70.nbsp;Lemaire, L. Deux legendes des Boloki. Ins La Revue Congo-
laise 3, 1912 (441-443).
71.nbsp;L e y d e r, J. La legende du lac Mogalo (Ubangi). Ins Congo 12,
1931, tome 2 (534-542).
72.nbsp;Lo Bagola. An African savage\'s own story. Leipzig 1930.
73.nbsp;Macdonald, J. Bantu customs and legends. In: Folklore 3,
1892 (337-359).
74.nbsp;Malinowski, B. Myth in primitive psychology.
Psyche Miniatures. London 1926.
75.nbsp;Mansveld, A. Vifestafrika. Urwald und Steppenbilder. Berlin
1924.
76.nbsp;M a r e t t, R.R. Psychology and folklore. London 1920.
77.nbsp;Mauas, M. Essai sur le don. Forme et raison de l\'échange
dans les sociétés archaïques. Ins L\' Année Sociologique
N.S, 1, 1923-1924 (30-186).
78.nbsp;M e i n h 0 f, C. Die.Dichtung der Afrikaner. Berlin 1911.
79nbsp;.-------Afrikanische I\\amp;chen.
Die Märchen der V/eltliteratur. Jena 1917.
80.nbsp;Meyer, U, d e. De studie der volksvertelsels. Ins Dietsche
Warande en Belfort 22, 1922 (877-895).
80a N a s s a u, R.H. Where animals talk. V/est African folklore ta-
les. Boston 1912.
81.nbsp;Newell, V/.\\7. Folktales of Angola, In: Journal of American
Folklore 7, 1894 (61-65; 311-316).
82.nbsp;Overberg h, van. et E.d e J o n g h e. Les Bangala.
Collection de monographies ethnographiques. Bruxelles
1907.
83nbsp;.-------Les Mayombe. Bruxelles 1907.
84.nbsp;Overberg h, van. Les Basonge.
Collection de monogrphies ethnographiques. Bruxelles
1908.
85.nbsp;P a g è s, A. Au Ruanda; sur les bords du lac Kivou (Congo Bel-
ge). Ins Anthropos 14-15, 1919-1920 (944-967).
86nbsp;.-------La vie intellectuelle des noirs du Ruanda. Ins Congo 15,
1934, tome 1, (357-389; 481-503; 657-671).
87.nbsp;Pechuël-Lo e sehe, E. Die Loango Expedition 1873-
1876. 3.Abt.2.Hälfte, Volkskunde. Stuttgart 1907.
88.nbsp;R a d i n, p. Primitive man as philosopher. With a foreword by
J.Dewey, New York 1927.
89.nbsp;R a t t r a y, R.S. Some folklore stories and songs in Chinyan-
ja. With English translation and notes. London 1907.
-ocr page 104-90.nbsp;R e u s s, A. ftochen der Wazeguha nach den KisuaheIi-Aufzeich-
nungen des Ali bin Kikunguru aus lUgamp;nbo (Bezirk Panga-
ni) gesaiiunelt und übersetzt von-----, In: Mitteilungen
des Seminars für Orientalische Sprachen 34, 1931, Abt.3
(116-138).
91.nbsp;Richards, A.I. Hunger and work in a savage tribe. A
functional study of nutrition among the southern Bantu.
London 1932.
92.nbsp;R i V e r s, Vif.H.R. The sociological significance of myth. In:
Folklore 23, 1912 (307-331).
93.Roscoe,J.nbsp;The soul of Central Africa, A general account
of the Mackie ethnological expedition. London 1922.
94.nbsp;S a m a i n, A. Spreekvvoorden in hun verband met vertellingen.
In: Congo 4, 1923, tome 2 (516-519).
95nbsp;.-------Vertelling vem twee slimme mannen: de man van de hou-
wen en de man van de geit. In: Congo 9, 1928, tome 1
(520-521).
96.nbsp;Schüler, E. Die Sprache der Bak3/viri. In: Mitteilungen des
Seminars für Orientalische Sprachen 11, 1908, Abt.3
(174-218).
97.nbsp;Schultz, M. Bangba Fabeln und Erzählungen. In: Anthropos
18, 1923 (386-419).
98.nbsp;Schwartz, W, Die Vermählung der Himmlischen im Gewitter.
In: Zeitschrift für Ethnologie 17, 1885 (129-143).
99.nbsp;Seidel, A. Geschichten und Lieder der Afrikaner. Berlin
1896.
100.nbsp;S i e b e r, J. B/Tärchen der Kv/eli in Kamerun. Ubersetzt und her-
ausg. von-----. In: Mitteilungen des Seminars für 0-
rientalische Sprachen 35, 1932, Abt.3 (86-93).
101.nbsp;Smith, E.V/. The place of folktales in African life. In: Man
32, 1932 (97-98).
102nbsp;.-------The shrine of a people\'s soul. London 1929.
103.nbsp;S m i t h, W.R. %ths and legends of the Australiaji aboriginals.
London 1930.
104.nbsp;Soirées, Les ----- littéraires des Babemba. Fables. In:
Journal of the African Society 3, 1903-1904 (62-73).
105.nbsp;S t e e r e, E. Swahili taies. As told by natives of Zanzibar,
With translation. London 1870.
106.nbsp;S t r u c k, B. Ein r^Iärchcn der V/apare (Deutsch Ostafrika). In:
Globus 94, 1908 (III).
107.nbsp;S t r u y f, I. Uit den kunstschat der Bakongos. 2 Dl. Amster-
dam 1908.
108.nbsp;_______ Aus dem Märchenschatz der Bakongo (Nieder Kongo). In:
Anthropos 3, 1908 (741-760).
109nbsp;.-------Fables et apologues Congolais. In: La Revue Congolaise
1, 1910 (49-57).
110.nbsp;T a n g h e, B. Bij de Ngbandi-stammen. Volksvertellingen. In:
Congo 5, 1924, tome 1 (540-541).
111.nbsp;T e s s m a n n, G. Drei Mabeamärchen. In: Globus 92, 1907
(75-78).
112nbsp;._______Die Pangwe. Völkerkundliche Monographie eines westafri-
kanischen Negerstammes. 2 Bd. Berlin 1913.
113.nbsp;The a 1, G.Mc.C all. Kaffir folklore. A selection from the
traditional tales. 2nd ed. London 1886.
114nbsp;.-------The yellow and dark-skinned people of Africa south of
the Zambesi. London 1910.
115a Toeppen, 0. Erzählungen der Suaheli-Neger in Zanzibar,
In: Globus 54, 1888 (60-61).
115b-------Idem 55, 1889 (42-45).
116.nbsp;T o r d a y, E. Bushongo mythology. In: Folklore 22, 1911 (41-
47).
117nbsp;.-------On the trail of the Bushongo. London 1925.
118.nbsp;T r i 1 1 e s, H. Proverbes, légendes et contes Fang. In: Bul-
letin de la Société Neuchâteloisc de Géographie 16,
1905 (4-295).nbsp;\'
119a-------Les légendes des Bena Kanioka et le folklore Bantou.
In: Anthropos 4, 1909 (945-972).
119b-------Idem 5, 1910 (163-181).
120.nbsp;Vertenterij P, Congoleesche vertelsels der Nkundo-negers.
Ins Congo 10, 1929, tome 1 (409-418).
121nbsp;.-------Fabels en legenden der Hkundu-negers. Ins Congo 12, 1931,
tome 1, (197-215; 388-396? 534-548; 687-698).
122O V i a e n e, L. Uit het leven der Bahunde. Ins Congo 11, 1930,
tome 2 (48-53; 267-281).
123.nbsp;Vries, J. de. Over den bouw der sprookjes. Ins Mensch en
Maatschappij 4, 1928 (20-32).
124.nbsp;W a 1 1 i s, W.D. An introduction to anthropology. Kev/ York and
London 1926.
125a Weeks, J.H. Stories and other notes from the Upper Congo.
In: Folklore 12, 1901 (181-189; 458-464).
125b-------Idem 15, 1904 (326-331).
126.nbsp;------- The leopard in the maize farm. A Lower Congo folktale.
In: Folklore 20, 1909 (209-211).
127.nbsp;W e r n e r, A. The tar-baby story. In: Folklore 10, 1899 (282-
293).
128nbsp;.-------The natives of British Central Africa. London 1906.
129nbsp;.-------The Brjitu element in Swahili folklore. Ins Folklore 20,
1909 (432-456),
130.nbsp;------- Pokomo folklore. In: Folklore 24, 1913 (456-476).
131a-------Some notes on East African folklore. Ins Folklore 25,
1914 (457-475).
131b-------Idem 26, 1915 (60-78).
132nbsp;.-------African mythology.
Itythology of all races.Vol.7.Boston 1925.
133nbsp;.-------%ths and legends of the Bantu. London 1933.
134.nbsp;W e s t e r m a r c k, E. Ursprung und Entv/icklung der Moral-
begriffe. Deutsch von L.Katschcr. 2 Bd. 2er Aufl. Leip-
zig 1913.
135nbsp;.-------The history of human marriage. 3 Vol. 5th ed. London
1921.
136.nbsp;V/ i n g, J. Fetischisme bij de Bakongo. Ins Congo 12, 1931,
tome 2 (1-25).
137.nbsp;W 0 o d V7 a r d, H.W. Bondei folktales. Inr Folklore 36, 1925
(178-185, 263-278; 366-386).
138.nbsp;W y n a n t, D. Een bladzijde uit dc geschiedenis van Boela
(dorp der Doki\'s). Ins Congo 8, 1927, tome 1 (605-608).
-ocr page 106-INHOUD
DEEL 1 FAMILIELEVEN.................^
DEEL 2 GROEPSLEVEN
HOOFDSTUK 1 WAARHEID EN TROUi/
HOOFDSTUK 2 CRIMINALITEIT..............
HOOFDSTUK 3 DANKBAARHEID EN ONDA^IKBAARHEID......52
HOOFDSTUK 4 GIERIGHEID EN GASTVRIJHEID.........71
43
HOOFDSTUK 5 HET GEDRAG TEGENOVER DE VOORVADEREN ... 78
83
NOTEN .......................
, 91
LIJST VAN GERAADPLEEGDE V/ERKEN
-ocr page 107-; ■ \' \' /
• - r
V
t \'v
\\ • ■
At
..
1,
\\
- • .A
■■ N \' .
,/ -
/
\' I quot; -nbsp;V/ \'.
lt;
/ •
■. /
-ocr page 108-• ; . .
. - ;.
/ «
, V
■ - V:
\\
J
\'S
I ■
. s
,1 i.
n
f\' quot;
■ /
f
V:
\\ .
f. .
rit
■1
■k-
■■ V
J
! ■ . ■■ ■ -1
- /.s
J. ■
( ( ■
■■ )
,. /
\\ \\
] ..
\'-y .
i \'
I : /
.ÎM» . •. ... •..
wjhK^ y^ 1 ■ . ■
.• -r : quot;ta
m i
m