-ocr page 1-

r ^

iSlCE ÜMEICES fv lllil\'IHE !

BETREF 1\'KX DJ1 ^fEKgt;T

HET VERBORGEN LEVEN VOOR \'DEN HEERE

van den Eerwaarden en Godzaligen lieer

SI c c

Getronv\' Her dar van Jezn* J\\ •■ddc

Uit de ■L.aLijnsch.e Handscbriften

an den ovfirleéeiie bijcesverameW en ï..^alé, wjarliij komen nog VIJFTIEN CPWEZEENDE BRIEVEN,

TIKXEVKN\'S EENE

KERKREDE OVER PSALM XLII: 12.

tozh:.

Bedienaar des God tl cl ij kon AVoords te (kroningen.

NIEUWE UITGAVE.

S GR.W EXIIAGE.

J. VAK GOLVEKÜINGK amp; ZOON. ^ 1881.

^c-

-ocr page 2-

Kast 124i PI. Q Nquot;. 3 8

•K gt;3-

^ Universiteitsbibliotheek Utrecht. $

lt; —----- gt;f

■K gt;?-

•K ^

I BRUIKLEEN-GEWIN. |

^ )*

gt;f

( ^ •k gt;?•

gt;f

-ocr page 3-

ƒ t/r\'

EENIGE

1 AANTEEKENINGEN EN ALLEENSPRAKEN

^ BETREFFENDE MEEST

I HET VERBORGEN LEVEN

I VOOR DEN HEERE

van den Eerwaarden en Godzaligen Heer

SICCO TJA DEÏST,

Getrouw Herder van Jezus\' Kudde in de Nieuwe Pekel-A.

Uit de Liifijnsclic Handschriften Tan den Overledene bijeenverzameld en vertaald, waarbij Komen nog VIJFTIEN OPWEKKENDE BRIEVEN, BENEVENS EENE KEEKKEDE OVER PSALM XLII: 12.

JOH. H0F8TEDE,

Bedienaar des Goddel ijken Woordste Groningen. XIEÜWE UITGAVE.

-■^gt;£gt;S@§lt;2o=—---

S GRAVENHAGE.

J. VAN GOLVERDINGE amp; ZOON. 1881.

-ocr page 4-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0740 3185

-ocr page 5-

AAN DEN HEER

SICCO TJADEN J. U. Dlt;

EN RENTMEESTER VAN DE GEESTELIJKE GOEDEREN DER STAD GRONINGEN.

DEN HEEK

C0R1NELIS HENDRIK TJADEN J. U. D.

MEDELID VAN DE GEZWORENE GEMEENTE EN VOORNAAM ADVOCAAT.

MEVROUW

ROLINA WOLTERS,

DESZELFS ECHTGENOOT. MEJUFVROUW

WOBBINA TJADF

MIJNE HEEREX EN LIEF WA ARDE V!

-ocr page 6-

OPDRACHT.

Een klein proefje van mijne bijzondere achting en erkentenis voor zoovele vriendschapsbewijzen, kom ik u, mijne waarde vrienden, met dezen geringen arbeid opofferen; aan wie nader, aan wie anders, dan aan hun, die zulk eene nauwe en teedere betrekking hebben op de gedachtenis van die nu gelukzalige ziel, wiens verborgen leven voor den Heere op dit tafereel wordt ten toon gespreid ? Och dat dit zeldzaam voorbeeld diene voor amber en zeilsteen, om harten van kaf en ijzer tot zich te trekken! Dat het u verkwikke en tevens opwekke, zeer geachte heer en grootvader van den overledene, wien het gegund is in eenen hoogen ouderdom van zeven en tachtig jaren in eene volkomene gezondheid drie kleinzonen te zien, allen begenadigde leeraren in Jezus gemeente, van de Pekel-A, Zuidlaren en Oost-wolde, behalve de andere in den burgerstaat, deels beroemd wegens hunne geleerdheid, welsprekendheid en eerlijkheid, deels nog in den bloeitijd hunner en de hoop van het nageslacht; daar bene-dndochters, die het getuigenis hebben in hare in, dat zij den Heere kennen en vreezen, u,( elke de oudste nu bereids de Kroon der hec quot;gt;id is deelachtig geworden O zeldzame ze-ijeivi over een geslacht! maar ook welke dure vcrp! igen daarvoor aan zulk een Weldoener!

-ocr page 7-

OPDRACHT.

Mijne hartelijke wensch is, zeer geachte heer, dat het verborgen leven van uwen zoo zeer in zijnen tijd geliefden kleinzoon en naamgenoot, nu nog een krachtig spoor mag zijn, om in die weinige overige uren van den avondstond uws levens veel te verrichten , uwe rekening met den Heere te vereffenen, ea langs den weg van vrije genade verzoening met God in Christus te zoeken en te vinden! Gij gaat, mijn waarde heer. den weg haast henen van alle vleesch, uw afgeloopen ambtglas zal dan door een ander worden omgekeerd, wien \'t zelfde lot op zijn tijd beschoren is; men moet zich derhalve haasten, en de uren, ja de oogenblikken zelfs gadeslaan. Gij zijt verzadigd van dagen, goederen en eere: dingen die geen wezen hebben, wat is er dan beter, dan naar \'t wezenlijke en bestendige deel vast te hongeren en te reikhalzen? God die machtig is meer te kunnen doen, dan wij bidden of denken, gunne het üweled. hier en hierna uit vrije goedheid te ondervinden !

En gij quot;Weledele Heer en Geachte Mevrouw, zult hier een eigenaardig beeld zien van uwen geliefden broeder naar den inwendigen mensch, en van de innigste gestalten zijns harten, hoedanig hij bij zijn leven aan ons minst openbaar was. Dat zeldzaam schoon van een verborgen wandel met God, zoo weinigen bekend en nog weiniger beoefend in deze letterkundige , doch geestelooze dagen. Mijne innige zielwensch is, dat Uweled. onder het lezen van deze dingen, hartelijk moogt worden opgewekt, om hetzelve daar te zoeken, waar uw broeder het gevonden heeft! immers die zoekt, die vindt, die klopt, zal worden opengedaan. Hoe heugelijk en zalig zoude \'t zijn, dat twee gebroeders onder het hart van eene godvruchtige moeder te gelijk gedragen, te gelijk gebo-

T

-ocr page 8-

OPDRACHT.

ren, hier beide herboren, in de laatste wedergeboorte met denzelfden oudsten broeder Jezus voor eeuwig vereenigd, elkander daar in de wolken met blijdschap ontmoeten, om gezamentlijk voor eeuwig bij den Heere ie zijn! Eeuwigheid is een groot woord, maar de zaak zelve is nog grooter; al wat de wereld geven kan, zijn maar nachtdroomen, dampen en schimmen daarbij. Ons getij verloopt vast, dat wij derhalve bij tijds de bakens verzetten!

Zoeken wij eerst en vooral Gods koninkrijk in onze zielen opgericht te krijgen, alle andere dingen zullen dan een toewerpsel zijn bij dezen gelukkigen koop.

Eindelijk, zeer waarde Mejufvrouw; de nauwe betrekking , die gij hadt op uwen nu zaligen, en in heerlijkheid volmaakten lieven broeder, de innige hartsvereeniging met hem in dezelfde bevindingen en gevoelens, kunnen niet anders dan eenen heiligen naijver gaande maken om die stappen te volgen, in welke hij is voorgegaan, en al wandelende naar de poort van die heilige stad, u te verblijden in de hope der heerlijkheid Gods.

Grijp dan moed onder moedeloosheid, vertrouw op den Naam des Heeren, als gij in duisterheid wandelt; waar zag men ooit eene duistere kaars uitge-bluscht, die aan de Zon der gerechtigheid was ontstoken? Die God, uws broeders God, die Jezus, die de voleinder zijns geloofs was, die voor \'t einde instaat, is uw Overste Leidsman; gewisseljjk die Man zal niet rusten, totdat Hij \'t voor u voleindige. In-tusschen vaar voort, gelijk gij gaarne doet, uw nuttig talent op winst uit te zetten tot onderwijzing. besturing en bevordering van zoo vele kleinwetende en sukkelende zielen. als er dagelijks gebruik mogen maken van uw gezelschap. De Heere gunne het u,

VI

-ocr page 9-

OPDRACHT.

gelijk uw broeder, standvastig en onbeweeglijk, altijd overvloedig in \'s Heeren werk te zijn; tot aan den einde toe; ik ben verzekerd, dat dit uw hemel, heil en al uw lust is, en wacht dan met blijdschap de kroon op \'t einde.

Voorts, Hooggeachte Heeren en waarde Vrienden, ontvangt dezen kleinen arbeid met dezelfde hartsge-negenheid, waarmede hij u wordt opgedragen. De God van alle genade heilige u geheel en al, en zegene üweled. Personen en familiën met alle geestelijke zegeningen in Christus; Zijne genade zij met u allen, Amen. Dit is de zuivere hartewensch van uwen oprechten, toegenegenen en verplichten dienaar in den Heere.

JOH. HOFSTEDE.

Groningen 8 Sepl. 1727.

VII

-ocr page 10-

VOORREDE.

L ilverkomteti naar ile voorkennis van God den Vader; in de heiligmaking den Geesles, lot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Chnslus. Genade en Vrede zij ti vermenigvuldigd.

Gedenk! uwer voorgangeren, die u hel Woord Gods gesprol,\'en hebben: en volg! hun geloof na, aanschouwende de uilkomsl hunner wandeling, is Paulus vermaning aan de Hebreen, Kap. 13, vs. 7, 8.

I. De Voorgangers zijn hier niet zoo zeer, die groote wolk dor getuigen, die allen in het geloof gestorven waren, of die heilige bloedgetuigen, die de leer des Evangeliums met hun bloed verzegeld hadden , maar de geroepene opzieners en leeraars der gemeente. Voorgangers, die zij moesten gehoorzaam en onderdanig zijn, die waakten voor hunne zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mochten met vreugde en niet al zuchtende vs. 17. Dezulken worden genaamd voorgangers. Een naam, welke ons hunne waardigheid en plicht herinnert. Hunne waardigheid, dewijl het woord zooveel als een

-ocr page 11-

VOORREDE.

vorst, hertog, opperbevelhebber bij Hebreen,

Grieken en Latijnen beteekent.

Jesaia, de rechtvaardige regeering van den Messias voorspellende, voegt er bij: de vorsten sullen heerschen mei rechl. Gelijk vor-sten, hertogen, graven ten hove als ministers : 1

van staat gebruikt worden, om de rijksbevelen van den Souverein te helpen uitvoeren,

of om als ambassadeurs afgezonden te worden, of om steeds nabij don koning te zijn,

alzoo zijn ook de begenadigde leeraars ook dienaars van Koning Jezus in Zijn rijk. Zij 2 Cor. V = 20. zijn gezanten van Christus wege, zij hebben eene geleende en bedienende macht, welke echter voor den Heere is vorstelijk en voortreffelijk. Zij heerschen over zich zeiven, den I T!m. Ill: l. Satan, de wereld, over het erfdeel des Hee-ren; niet als heerschappij voerende, maalais opzieners , herders, wachters, door de be-1 v; \'■ diening des Woords, en het gebruik van de sleutelen des hemelnjks, en dat alles ondergeschikt als knechten in den naam van den Matthi Koning. XVI: 1».

Indien zij zich met eene overheerschende macht beginnen te verheffen boven hunne broederen, bovenal voor eigen eer willen zorgen, zich ontzaggelijk willen maken en doen gelden, partijschap aankweeken, en in zwier,

gelaat en taal, de grootschheid der wereld, der wereldbeheerschers nabootsen, zij verloochenen hunne betrekking en maken zich dezen eernaam geheel onwaardig Neen zulk een heerschen heeft Vorst Messias nooit willen dulden onder de zijnen: De koningen der Luc. XXIt: volleen zegt Hij, heerschen over hen, en die rfe25. 36

IX

-ocr page 12-

VOORREDE.

macht over hen hebben, worden weldadige heeren ip\'naarnit: doch gij niet alzoo; Maar de meeste onder u zij gelijk de minste: en die Nf}. voorganger is als een die dient.

Geen wonder! zij zijn voorgangers, dat ons tevens hunnen plicht herinnert.

Zullen zij aan dezen naam beantwoorden, zij moeten wegwijzers zijn, gelijk de oorspronkelijke beteekenis van het woord eigenlijk medebrengt. Niet gelijk de priesters in Herodes tijd , die anderen de plaats van Jezus geboorte aanwezen, zonder zelve henen te gaan, om Hem te aanbidden: of geljjk de palen aan den weg, die oudtjjds voor de ongelukkige doodslagers opgericht. met het opschrift: toevlucht, toevlucht, hun naar de vrijstad wezen. Maar gehjk dat wonderlicht, dat de wijzen in het Oosten verscheen, en hun voorging, tot de plaats waar Jezus geboren was

Hierom komen de leeraars in \'t Woord van God voor onder het zinnebeeld van sterren. Getrouwe leeraars zijn sterren in de hand van Christus, leidsterren, die door eene standvastige en evenmatige voortgang. de sukkelende reizigers den weg naar de haven der rust aanwijzen. Daar in tegendeel de trouweloo-Jnd. ra. 13. zen bii dwaalsterren vergeleken worden, met toespeling, of op de zeven planeten, die steeds hunnen loop veranderen, en nimmer op dezelfde plaats op of ondergaan, en nu sneller dan trager, bewogen worden: zoo zijn de valsche leiders ongestadig in al hunne wegen; steeds dwalende van hart, en die anderen op den doolweg brengen. Hetzij de

X

-ocr page 13-

VOORKEDE.

Apostel Judas zie op die lucht-verhevelingen en vurige uitwasemingen, die even daarom al van ouds dwaallichlen genoemd werden, omdat zij de onvoorzichtige reizigers van den weg afleiden, zoodat zij in afgelegen kolken,

poelen, stroomen, onvoorzichtig ter neder-storten en omkomen. Zulke waren de leidslieden van Ephraim, waarvan de Heere zegt;

dn leiders dezes rolls zijn verleiders, en die van hen geleid worden, worden iiiiieslolcl. Jes. IX; 15. Voor welke derhalve, naar Gods rechtvaardig oordeel, ook de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt: dat zooveel zeggen zal, als dat zij hier in dit leven tot err/er zullen voortgaan, verleidende 3ïim jjj.jj en wordende verleid. Nademaal zij do duisternis liever gehad hebben dan het licht,

zullen zij van die duisterheden niet bekeerd,

maar hoe langer hoe blinder worden, en van de eene ziclverdervende dwaling in de andere storten. Ja dat stallicht dat nog in hen overig was, zal gedoofd, al het licht van verlichtende, heiligende en vervroolijkende genade voor eeuwig uitgebluscht zijn en zij deel moeten nemen aan hunne straffen; wordende met eeuwige handen onder de duisternis bewaard, vs. 6 Ongelukkige blinde leidslieden der blinden! indien nu de blinde den Wi/u/e/c/rf/, Mat,h\'XV:li\' zoo zullen zij beide m de gracht vallen.

Doch zoo gelukkig waren de geloovige Hebreen, hunne voorgangers waakten voor hunne zielen, zij gingen hen voor als blinkende sterren in de zuiverheid der leer en in de heiligheid des levens.

II. Zij hadden hun het woord Gods ge-

XI

-ocr page 14-

VOORREDE.

xn

sproken: \'t waren de Hebreen, tot welke Gods Woord gesproken was; de Joden, zoo-velen als er in Palestina, Cselesirie of Damascus , en in verscheidene dealen van Ana-tolie, ja het gansche Oosten verspreid waren, in welke landen Paulus geleerd en welke hij sedert zijne bekeering doorkruist had! Tot deze was het woord des Evangeliums gesproken , zoo door hem zeiven, Petrus en de andere apostelen, als bijzonder door hunne voorgangers , de gewone opzieners der gemeenten, doch die nu velen bereids ontslapen waren; en daarom wier (fcdachlcnis bij hen in zegening moest blijven.

III. Gedenkt., zegt hij, uwer voorgangeren. Dat is de plicht in het algemeen, en sluit in zich een dikwijls herhaald te hinnenhren-(jitKj van hunne personen, dienst, vrucht en zegen, welke men onder hunnen dienst genoten heeft. Een gedenken met hoogachting, liefde en hartelijke genegenheid aan hen, als die hun \'t woord Gods gesproken hebben, en dus te (/eden/een hoe zij \'/ ontvangen en

Opeub. III: 3. gehoord hebben. Een geil en ken met opmerking

op de wegen Gods, in dien tijd met hunne voorgangers gehouden, en al wat de Heere omtrent hen deed tot nut van Gods volk. Een gedenken waardoor men hunnen naam en personen zocht levendig te houden in het geheugen der vromen, en hen dus met lof en roem vermeldt. Een gedenken nog eens, waardoor men weldadigheid doet aan hun overgebleven zaad. Zoo wordt gedenken wel bij de Grieken genomen, voor bezorgen, gelijk het in dien zin genomen wordt vs. 3.

-ocr page 15-

VOORREDE.

Gedenkt de gevangenen. En dat alles, opdat door dit gedenken God alleen de eer knjge van Zijne wijsheid, almacht, goedheid, trouw en vaderlijke ontferming in het beschikken,

schenken en weder wegnemen van zulke dierbare werktuigen der bekeering.

Zeker! de rechtvaardige zal in eeuwige Pa.cxil;6. gedachtenis zijn bij allen die den Heere vreezen Zijn zij hier een verachte fakkel in de oogen dergenen die gerust zijn, na hunnen dood worden zij op den hoogsten prijs gesteld van onvromen, somtijds zoowel als van vromen. Hun naam blijft in achting, ook dan als hun lichaam verrot is, gelijk de kamille haren reuk uitwasemt als ze vertreden ligt,

en de geurige wierook als hij verbrand wordt.

Neen, neen hunne gedachtenis zal met het gebeente in het graf niet verrotten, maar veel herdacht en bespiegeld worden. Hoeveel bewijs kon ik hiervan bijbrengen uit de heilige historiën! Wat al doorluchtige voorgangers , staan daar voor eeuwig ter gedachtenis aangeteekend met een liefelijk en loffelijk gerucht? Wat is \'t eene eeuwige eer voor Enoch, dat hij het getuigenis had van te mandelen met God! van ïJoach, dat hij was de prediker der gerechtigheid. van Abraham,

dat hij was de vader van alle geloovjgen, van David, dat hij was de man naar Gods hart.

Maar dat is niet genoeg, zij moeten wezenlijke vrucht trekken uit dit gedenken, en daarom voegt er de Kruisgezant bij:

IV. Volgt hun geloof na. Dat geloof namelijk, dat hij in zijne voortreffelijke eigen-

XIII

-ocr page 16-

VOORREDE.

XIV

schappen en uitwerkingen in het elfde hoofdstuk zoo doorluchtig beschreven had; dat hij in zijne volle ruimte hier aanmerkt, zoo als het mede het geheele leven des gelnnfs in zich bevat, waardoor men in verloochening en met afzien van alle menschen-vonden, eigen zin, wil en bevelmaoht, eigen kracht, werken en verdienste, enkel en alleen uit den geloove leeft, en zich verzekerd houdt, dat al wat men doet benevens de wijze, op welke men iets doet, van God niet verboden, maar toegelaten of voorgeschreven is, met vertrouwen, dat ons werk om Jezus wil, den Vader aangenaam zal zijn. Waardoor men den wil van God aanmerkt, als de beweegoorzaak van al ons doen en laten, zonder zich met bijoorzaken van schade, schande, eer, gunst, ongunst, opspraak enz. te be-moeijen. Waardoor men alles poogt te verrichten op eene verbonds-matige wijze, dat is, uit, van, in, door en tot Christus, die als Hoofd het lichaam bestuurt, als de vrucht-baarmakende wijnstok Zijne ranken sap, Geest, leven, wasdom, vruchtbaarheid bijzet Ja een leven door het geloof, dat tot zijn voorwerp heeft de onzichtbare, de ontastelijke, de toekomende, de hemelsche, de geestelijke dingen, rustende enkel en alleen op de onfeilbare trouw, waarheid, macht en algenoeg-zaamheid van dien God der zaligheden, die machlig is meer dan overvloedig Ie doen, hoven E k IIIquot;0 wquot;1\' wii bi\'lden o[ denken, naar de kracht P \' die in ons werkt. Een stil zijn, hopen, rusten , vertrouwen op den Heere, een vasthouden aan den Heere in duisternis, ergernis,

-ocr page 17-

VOOUHEDE.

uiterste verlegenheden, onoverkomelijke zwarigheden en onbegrijpelijke uitkomsten, alleen omdat de Heere het heeft toegezegd: Ik zal u niet hcqeven, Ik zal u niet verlaten. Hierop mogen zij Hem manen; Gedenkt des Woords lol uwen knecht gesprnken, op hetwelk gij mij hebt doen hopen. Dit is mijn troost in mijne ellende-, want uwe toezegging [niet de vervulling) heeft mij levendig gemaakt. Wel- Pi_ CXIX; ker vervulling zij verwachten, steunende op00\'3\' het recht dat Jezus voor hen verworven heeft.

Op dat recht en aandeel, dat zij hebben op Hem, pleiten zij voor den troon, en smee-ken om dagelijksche kwijtschelding en dooding der zonden onder hunne zwakheden, aanvechtingen, duisterheden en naarheden.

Zijne dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid,

om zoo te spreken, is de eenige grond hunner bevrediging en verzoening met God, de eenige verdienstoorzaak, dat hun het recht om voor den Heere te leven , is toegewezen,

naardien zij in Hem volmaakt, en Gode be-hagelijk zijn: en ook alles wat zij doen en lijden in de handen van dien volmaakten Borg overgeven, opdat Hij hunne naaktheden dekke, de onzuiverheden reinige, en hen voor den Vader heerlijk voorstelle als eene gemeente,

die geen vlek noch rimpel heeft. Op dezen grond merken zij God aan, als hunnen Vader, die een welbehagen heeft om Jezus wil in Zijn volk, en in hun geloof, oprechtheid en kinderljjk pogen, niettegenstaande de veelvuldige zwakheden en struikelingen, waar dit pogen altijd mede gepaard gaat: want 1gt;s- CIII 13. gelijk een vader zich ontfermt over de hinde-

XV

-ocr page 18-

VOORREDE.

ren; zoo ontferml zich de Heere over die Hem vreezen.

O kostelijke geloofsweg! waardoor Jezus zelf met Zijnen Geest wil komen wonen in het hart, en worden het leven van onzen geest! O Heerlijk leven! waar mende maan en al het ondermaansche met voeten treedt, waar men boven de wolken leeft en zweeft met Jezus! O zalig leven! waar men God heeft met Zijne algenoegzaamheden tot zijnen verbonds-God I Jezus met al Zijne zaligende verdiensten, den H. Geest met al Zijne vertroostingen, het verbond met al zijne beloften, de wereld met al hare volheid, het leven , de dood, tegenwoordige en toekomende Heb. XI; 13. dingen! Ja zij allen sterven in den geloove, en zoo zijn zij zalig O begeerlijk, heugelijk, en wensehelijk leven! met recht dan krachtig aangeprezen door onzen Apostel, terwijl hij hunne voorgamieren hier aanmerkte, als die hun in dezen geloofsweg zijn voorgetreden. Wier heilig voorbeeld hij hun voorschrijft als een exemplaar van navolging. Immers, deze hunne getrouwe leeraars hadden allen dien weg bewandeld en waren in den geloove gestorven; die nog leefden, gelijk hij en do andere kruisgezanten leefden niet meer, maar Christus leefde door het geloof in huu hart. Hij zelf durft zich als een voorbeeld 2 Tm. m; van navolging voorstellen aan Timotheus, welken hij prijst omdat hij had achtervotyd zijne leer, wijze van doen, voornemen, geloof, lankmoedigheid, liefde en lijdzaamheid. Welken hij opwekt om de strijden den goe-2 Tim. VI: 12. den strijd des geloofs. Paulus wist dat de

XVI

-ocr page 19-

VOORREDE.

deugdelijke van hunne leeraars eene onge-meene kracht had van opwekking! uit dezen i Cor. IV: grond stelde hij zich zeiven meermalen voor ic. XI; l. als een voorbeeld van navolging, en hij prikkelt de Hebreen aan om navolgers le zijn Heb. VI; 12. dei fienen, die door yeloof en lankmoedigheid de helnflenisse heerven.

V. Ten dien einde, wil hij, dat zij zullen aanschouwen de uilliomsl hunner wandeling Hij ziet op de volharding dier trouwe opzieners tot den einde toe. Hetzij zij de martelkroon wegdroegen, hetzij zij eenen natuurljjken dood gestorven waren. Zij waren allen tot den laatsten snik toe in den geloove psaim gestorven: \'t is of hij zeide; lel op den \'quot;\'\'O-xxxvil • 37. men en ziel naar den oprechten; want het einde van dien man zal vrede zijn. Het einde p^^n-s van den vromen is toch heler dan hun beginsel.

Het begin en het midden van hun leven is veelzins ramp op ramp, maar \'t einde is voorspoed: Vrede met God en met zich zei ven.

Nu laai ;/»; Ueere, Uwen dienstknecht gnan in Luc. H—\'J. vrede naar Uw woord: bevrijding van alle onrust, onlust, moeite en verdriet, aanvechtingen en verzoekingen, smarten en pijnen,

ziekten en benauwdheden: do dood snijdt dien keten van ellende af, en maakt een einde van alle de tegenspoeden. De uitkomst dan is zegepraal en overwinning

Bijzonder donken wij echter, dat dit aanschouwen van de uitkomst hunner wandeling,

ziet op de doorluchtige blijken en bewijzen,

welke deze hunne stervende leeraars gegeven hebben van de vastigheid huns geloofs, verzekerden staat, liefde en hemelsch verlangen

XVII

-ocr page 20-

VOORREDE

naar Jezus, van de verkwikkende en vertroostende genade des H Geestes, die zij op hun doodbed, de eene in eene meerdere, de andere in eene mindere mate genoten.

quot;Want toch behalve dat de vertroostingen des H. Geestes in die tijden menigvuldig waren, zoo pleegt de Heere toch inzonderheid het uiteinde der vrome leeraren wel eens te kronen, zoo om te toonen, welk genoegen Hij schopt in de oprechtheid en getrouwheid Zijner knechten, als om Zijne beloften te voldoen. Hel licht is voor den rechl-Psalm vannJiiien tjesaaid. en vrolijhheid voor den XCVII; 11 oprechten ran hart, want den heere aanriaande. Zijne ooncti doorloo/jen de gansc/ie narde, om 3 Kron. zich sterk Ie bewijzen aan degenen, welker XVI: 9. volkomen is tol Hem.

Hoe wel doet dan de Apostel, als hij wil, dat de Hebreen zulke oprechte en getrouwe herders zullen qedenken, volgen en op hun einde letten\'.

Uit dezen hoofde vierde men oudtijds de gedachtenis der bloedgetuigen boven hunne begraafplaatsen, om de christenen ter navolging hunner volstandigheid aa.-i te prikkelen. En uit geenen anderen grond is het, dat het godzalig leven en sterven van vele getrouwe voorgangers eertijds en hedendaags te boek gesteld is, om dus de geloovigen tot naijve-ring van hun geloof, eu de zalige uitkomst hunner wandeling aan te sporen. Uit dienzelfden grond vind ik mijn hart en pen opgewekt, om UL. mijne vrienden die den Heere in waarheid liefhebt, een doorluchtig voorbeeld van navolging voor te stellen in den

xviii

-ocr page 21-

voorrede.

xix

persoon van den godzaligen en nu zaligen voorganger van Gods gemeente, dien eerwaarden en zeer geleerden man Gods Dquot;. Sicco Tjaden, een rechtschapen voori/an-ger van Gods kudde, een getrouw staatsdienaar van Koning Jezus, en een helblinkende leidster in geloof, liefde, nederigheid en allerlei christelijke deugden. Wij hebben u zijn geloofsleven en don zaligen uitkomst zijner wandeling in eene lijkrede eenigermate afgeschetst; wij beloofden toen, dat. wij nog iets van zijn verborgen leven voor den Heere zouden aan het licht geven. en wij hadden ons al overlang van onze belofte gekweten, indien het de bezigheden van ons beroep hadden toegelaten , doch heler laai dan nooit: de bescheidenen zullen zich van onze goedwilligheid verzekerd houden. Eer wij tot de zaak komen, hebben wij vooraf te zeggen, dat het verhaal der volgende dingen getrokken is uit de eigenhandige aanteekeningen van onzen zaligen vriend, en wel in de la-tijnsche taal, in welke wij ze gaarne gelaten hadden, indien wij niet meerder de gemeene stichting der godzaligen, dan onze eigene zinnelijkheid hadden moeten beoogen. Want wij geven deze dingen aan het licht met geen ander oogmerk dan tot stichting van zulken, welke gaarne door zijn Eerw in zijn leven gesticht werden; en die waren niet vele machtigen, wijzen of edelen, maar het dwaze dezer wereld, het verachte volk van God, doch in z[jne Eerw. oogen de heiligen en de heerlijken op aarden, tot welken al zijn lust was.

-ocr page 22-

VOOEKEDE.

Ik weet wel dat sommigen met vele dingen die hier voorkomen, zouden kunnen spotten ; bijzonder als men ziet op de geringe omstandigheden en kleinigheden van zekere voorvallen; maar die hebben te bedenken, dat de overledene dit alles aanteekende voor zijne eigene opmerking, en ter gedachtenis voor zich zolven; dat deze dingen hoe gering zij ook mogen schijnen bij hem groot waren, omdat hij er een God in zag; en er veelzins deszelfs nabijheid en openbaring aan zijne ziel door ondervond, behalve dat het tot ontdekking en beschaming zou kunnen verstrekken van dezulken, die geen God kennen, nimmer met God beginnen, voortgaan of eindigen. Is er iemand, die deze dingen voor dweeperjjen aanziet, die overwege in bedaardheid, waarvoor men de bevinding van de heiligen, die in zoovele omstandigheden en ontmoetingen , voor natuurlijke menschen van geen het minste belang, zoo het schijnt, echter een God zagen , en dergelijke gevallen niet alleen aanteekenden voor zichzelven, maar ze waardig geacht hebben ter eeuwige gedachtenis aan Gods Kerk over te leveren.

Zijn er anderen met vooroordeelen bezet, wier grootste wijsheid bestaat, in voorbarig te verwerpen, spotten, te bevitten, of die bestaan te smaden het bevindelijke werk van God in de zielen van Gods volk ? die dienen te weten, dat het genade-werk van geloof en bekeering geenszins in de bevatting van de letter der waarheid, maar in de dadelijke bevindelijke gemenschaps-oefoning met God bestaat.

XX

-ocr page 23-

VOORREDE.

En naardien zij versmaden wat zij niet verstaan, en missen wat zij niet kennen, zoo wenschte ik van harte, dat zij onder het lezen, vitten en spotten door een pijl van Koning Jezus in \'t harte getroffen werden, en uitriepen; //cere. Gij hebt mij overreed, Gij zijl mij Ie sier/: i/ewonlen. Dezulken zijn in waarheid deerniswaardige ellendelingen, des te onverbeterlijker, omdat zij wijs in hunne eigene oogen, en door een staketsel van boekstaven , gepaard met wangeloof, schootvrij voor do ontdekkingen en overtuigingen zijn.

Mijn oogmerk, voor zoover ik eenige innige bewustheid heb van mij zeiven, is eenvoudig, om te voldoen aan het ernstig en meermalen herhaald verzoek van vele god-vruchtigen, zoo hier als elders; om eeuiger-mate te voltooijen, wat in de lijkrede wegens do uitgebreidheid der stof ondoenlijk was: alsmede, omdat die dingen onzes oordeels tot stichting kunnen dienen; zoo tot ontdekking en ontnuchtering van candidaten, die met zooveel stoutheid en onbedachtzaamheid hunne handen aan de arke des Heeren slaan, die hot hedendaagsohe onderscheiden prediken nabootsen, terwijl zij het hunne zoeken, en niet hetgene Christi is; wier grond van stoutmoedigheid in het prediken, loopen en draven om een opzieners-ambt, niet is de Heere, maar de verbeelding van eigen bekwaamheid, gepaard met hoogmoed en verwaandheid Onbedachte jongelingen! alsmede tot ontdekking van dezulken, die van het genadewerk rechtzinnig prediken en spreken naar de letter van het Woord, maar

XXI

-ocr page 24-

VOORREDE.

in de toepassing op de onderwerpen als blinde leidslieden der blinden handelen, de rechtvaardigen bedroeven en de zorgelooze mond-christenen stijven , die met Jacobs stem op den predikstoel bouwen, wat zij met Ismaëls handen van den predikstoel afbreken

Maar vooral, het is tot uwe ojmekking, bemoediging en besturing, het is om uwe billijke begeerten en harteljjk verlangen te voldoen, Godzaligen! het is om u de vermaning van Paulus, boven verklaard op het hart te drukken, geachte vrienden, dat wij ons dezen arbeid gewillig getroosten Gij zult hierin menigmaal uwe gestalten vinden, en tevens stof van schaamte en nalatigheid. Gij zult hier aanleiding vinden tot verheffing en roem der vrije genade; die de belofte hier ook waar maakt: Ik zal hun eenerlei har! geven. Gij zult hier zien, hoe God gewoon is leeraren te bereiden tot dat gewichtig werk; en hoe zij langs diezelfde wegen van angstvalligheden, naarheid, red- en radeloosheid , van duisterheden, strijd, nederlaag, overwinning, geloof, moedeloosheden, twijfeling, deemoedigheid, droefheid en blijdschap, onder verberging van Gods aangezicht, weder in het licht van Gods nabijheid enz. geleid en geoefend worden, opdat zij den weg van God bij bevinding leerende, ook anderen mochten vertroosten, met do vertroostingen, waarmede zij vertroost zijn. Het was om u eene innige hoogachting in te boezemen voor begenadigde voorgangers, dewijl er zooveel toe behoort, zullen zij bekwaam gemaakt worden tot het werk!

xxir

-ocr page 25-

VOORREDE.

Ontvangt derhalve deze bladeren met eene weetgierige gestalte, om daaruit te leeren kennen, den weg van God in Zijn heiligdom: doorbladert ze met een toegekeerd hart, om er uwe bevindingen mede te vergelijken, en ze beide te toetsen aan den onfeilbaren toetssteen van Gods woord: do Heere make onder \'t lezen uw hart levendig, warm en verwijderd tot roem van Zijnen heerlijken Naam, tot bevestiging van uw geloof, ont-vonking van liefde, bevordering in heiligheid en aanwas van geestelijke bljjdschap!

Gedenkt er uwen waarden en nu zaligen vriend en voorganger in den Heere veel bij. Laat zijne gedachtenis bij u nimmer verrotten; vooral bij u niet, tot welke hij het Woord gesproken heeft! O hoe menigeen is er onder zijnen predikdienst en bijzondere zamenspreking ontdekt, overtuigd, bekeerd, verkwikt, getroost, verlevendigd? Gedenkt er aan Volgt zijn geloof na, wandelt door geloof, staat naar de volle verzekering des geloofs, en zoekt door geloof te\' leven. Let ook op dien vromen, en ziet op dien oprechten, het einde van hem is vrede. Eindelijk gedenkt ook aan uwe voorgangers, welke gij nu nog moogt genieten, ten goede, draagt hen veel den Heere voor in den ge-bede, zoo \'t immer tijd was om uwe voorgangeren te gedenken in den gebede, \'t is nu de tijd. Gansoh Nederland is Laodicea, ja een Laïs gelijk; een stil on zeker volk: de wijze maagden zijn met de dwaze in slaap gevallen; daar is geen Geest meer in onze doodsbeenderen; geen bekommering over \'t

XXIII

-ocr page 26-

VOORREDE.

XXIV

land, geen vreeze voor de dreigende gevaren, en de duistere wolken die zich rondom opdoen: intusschen ligt Dan als een slang aan den weg, als een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, opdat de ruiter achter over valle Wij zijn Ephraims botte duif gelijk, de grauwigheid is over ons verspreid, en wij bemerken het niet. Wie zullen het volk wakker maken dan de wachters? maar ook helaas! zij komen onder dat billijk verwijt: Gij zijl in de bressen niet opgetreden, noch licht den muur niet loer/e-muurd voor Israels huis, om in den strijd te staan ten datje dos Heeren. En wat is dat trouweloos! /I/s de wachter hel zwaard ziet komen, en blaast niet mot de bazuin, zoodat het volk niet is gewaarschuwd, en hel zwaard komt, en neemt een ziel uit hen weg: die is wel in zijne ongerechtigheid weggenomen , maar zijn bloed zal ik van de hand des wachters eischen. Wat is dan noodiger plicht, dan te bidden voor Neerlands wachters, teu einde zij uit den sluimer wakker gemaakt, met de bazuin aan den mond zoo luide trompetten, dat zij die in den grave zijn \'t hooren, en uit hunnen doodslaap wakker worden? Gij. mijne vrienden, zult bijzonder nut daarvan trekken, dewijl alle hunne bekwaamheden zijn tot uwer stichting en geestelijken opbouw Gjj weet het bij bevinding, als God Zijne priesters met gerechtigheid bekleedt , dan is \'t gevolg dat Zijne gunstge-nooten zeer juichen. Doch wij moeten eindigen. En gelijk wij met Paulus vermaning begonnen zijn, zoo sluiten wij met zijn heil-

-ocr page 27-

VOORREDE.

wensch in ditzelfde hoofdstuk: Dc God nu Hehr.XIII:

des vredes, die den Groot en Herder der Scha-zo, 21.

pen door hel bloed des ceinvifien Teslamenls,

uil den dooden heeft wederuehrachl (tiamelijlc)

onzen Heere Jezus Christus, Die volmnltc

u in alle goed werk, opdat gij zijnen wil

moogt doen: werkende in n hele/ene voor hein

welbehagelijk is door Jezus Christus: den

welken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.

XXV

Amen.

J. HOFSTEDE.

-ocr page 28-

ÜP DE GEDENKSCHRIFTEN Openende het yerborgen leven Tan den Eerw. Heer SXCCO T J A. D E INquot;

Uitgegeven door den Eerw. Heer

J. H O F S T E IJ E.

Zoo leeft nog Tjaden na zijn dood door zijne, schriften, Hij spreidt een balsemgeur, ofschoon naar \'t graf

verhuisd,

De wereld was aan hem en hij aan haar gekruist. De hand van Hofstee schenkt ons deze dierbre giften. Ziet hier Gods wonder-weg. Hij wondt en heelt de

smart:

Aan \'t eind is licht en vreê. Dit sterkt Gods volk in

\'t lezen,-

Maar wekt des werelds haat: Geen wonder, want zij

vreezen

Dien bliksemstraal in \'t oog, dien donderslag op \'t

hart.

R. ALBERTHOMA.

-ocr page 29-

OP DE LEVENSBESCHRIJVING

van den Eerw. en nu Zaligen Heer

sicco rr .1 \\ igt; i: gt;,

In zijn lenen Predikant in de Nieuwe Pekel-A. gt;u ten tweeden maal in \'t licht gegeven.

Zie hier ten tweede maal verrezen

Den jongen grijsaard, die voor dezen

Gelijk een ster aan \'t tempeldak

Uitblonk! \'t zij dat hij zweeg of sprak.

Dien leeraar, die zijn Heer ten voorbeeld

Zich stelde in alles: lang beoordeeld

Te zijn, een wonder van deze eeuw,

Een schrik voor \'t helsehe nachtgeschreeuw.

Die gulden mond. Dat deftig wezen;

Daar Jezus beeld was in te lezen.

Die Goddelijke lessen zoog

Waar dat hij was of henen toog.

Wiens heil\'ge en Godgeleerde wijsheid

Beschaamde veler ouden grijsheid;

Die altijd leerde en werd geleerd,

Tot zich, en tot God toegekeerd.

Dat sieraad van de eerste vromen;

Wier hart hij trok met Hemeltoomen,

-ocr page 30-

XXVIII

Verdwijnende in zijn eigen oog\':

Totdat hij naar de sterren vloog.

Getuigen zoo veel honderd oogen, En zielen die zijn lessen zogen Als hemel-dauw, met hemellust,

Of hier, of aan een andre kust.

(ietuigen zijn de Pekeldreven.

Getuige \'tgeen hier wordt beschreven 1 it liefde en plieht: ten spoor en stut Van \'t heilig zaad, in Salems hut. Kan deugd in doen, de deugden wekken; En boven leer en reden trekken: lgt;it zeldzaam voorbeeld lokt elk een Pii- wenscht ten hemel in te treen. lgt;es blijkt hier HOFSÏEE\'S zuiver pogen; Hem eens te schetsen voor elks oogen. Vit eigen kunde en \'s leeraars schrift:

Dank zij hem voor die liefdegift.

Wie dan belust is, SICCO TJADEX Ten baak te zien, herkauw deez\' bladen; Walgt oog en hart, aan d\'ijdelheên, 1\' ij wordt genoopt hem na te treen. Gelukkig die dus leere en leven Ten spoor en voorbeeld heilig geven. Gelukkig die dus leest en kiest.

Dat hij zich zelfs in God verliest.

J. v. BUIZEN.

-ocr page 31-

HET INWENDIG EN VEEBORGEN LEVEN VOOS DEN HEERS BETEEFFENDE,

BIJEENVERZAMELD

UIT DE EIGEN HANDSCHRIFTEN VAN DEN OVERLEDENE.

Dquot;. Sicco T,iaden werd geboren in het jaar 1693, op den 12 December, met zijnen broe- Detijaen der Cornelius, zijnde dus tweelingen. De lilaats zijni:r plaats waar hij het eerste licht aanschouwde, is Westerlee, dat met Heiligerlee één kerkdorp uitmaakt; befaamd door de Spaansche nederlaag, welke aldaar is voorgevallen op den 24 Mei 1568. Beide deze gebroeders werden naar beide grootvaders genoemd. Die van \'s vaders zijde is de thans levende heer Sicco T jaden,

getrouw rentmeester van de geestelijke goede- zijne voorren dezer stad. Deze geboren op den 11 Sep- ouders, tember 1640, in zijne jonge jaren een beroemd rechtsgeleerde, was in het jaar 1665, op den 13 Januari gehuwd met de deugdzame jufvrouw Anna Mees, zuster van den Eerw. heer

l

-ocr page 32-

2 HET LEVEN VAN D0. S1COO TJADEN.

Georgius Mees, een beroemd en begaafd leeraar alhier, en later te Rotterdam. Uit dit Vader, huwelijk werd de vader van onzen overledene geboren, op den 23 October van hetzelfde jaar. Deze ontving den naam van Henricus, en werd, nadat zijne moeder in het volgend jaar op den 31 Juli overleden was, van zijnen heer vader met naarstige zorg opgevoed, en wegens de ongemeene bekwaamheden, die zich in hem opdeden, den Heere en Zijnen H, Dienst toegewijd. Deze zijne leeroefenin-gen te Groningen, Utrecht en Leiden, gelukkig ten einde gebracht hebbende, werd met toejuiching door de Godgeleerde faculteit op den 23 Augustus 1688 te Groningen onder het getal der candidaten aangenomen; en maakte in korten tijd zulk eenen goeden opgang, dat de reuk zich daarvan alom verspreidde; zoodat hij het volgende jaar op den 21 Februari be-Zijne hoeda-roepen, op den 16 April met lof onderzocht nigheden. en goedgekeurd, vervolgens te Westerlee in den H. Dienst werd ingezegend, waarin hij zich met zoo veel wakkerheid, naarstigheid en getrouwheid tot aan zijn dood toe gekweten heeft, dat zijn naam daar nu nog in zegening is. Huwelyk. In het jaar 1691, op den 26 April, trad hij in den huwelijken staat met de godvruchtige jufvrouw Anna Margaret ha Tj assens; geboren den 23 Maart 1663, dochter van den heer Cornelius Tj assens en vrouw Anna Nieuborgs. Bij deze godzalige vrouw Kinderen, heeft hij zes kinderen gewonnen, waarvan nu nog twee in leven zijn. De heer Cornelius H. Tjaden, medelid der gezworene gemeente , niet alleen een geloerd, schran-

-ocr page 33-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 3

dei\' en welsprekend, maar, dat de kroon spant, een eerlijk advocaat; benevens zijne godvruchtige zuster Wobbina Tjaden.

Doch de Heere beroofde zijn Eenv. van deze lust zijner oogen, op den 9 April 1699. Zij stierf in het kraambed en werd in de kerk van Westerlee ter aarde besteld. Men leest daar het volgende op haar graf.

Hier rust een waarde vrouw,

Een Anna zoet van aard,

Haar man gebragt in rouw,

Haar ziele hemel vaart.

Margreta hooggenaarad,

Een paarl uit Tjassens stam.

Zij leefde zoo \'t betaamt.

De Heer haar gaf en nam.

Eene vrouw, die het getuigenis heeft,

dat ze den Heere vreesde in het openbaar moelt;ier-en in het verborgen ; die eene zonderlinge lust had in des Heeren wet, om die te betrachten dag en nacht; waartoe ze ook haar gansche huis voorbeeldig aanspoorde. Zij was haren man onderdanig en zijne sier- Hare lijke kroon; \'t was haar werk zijnen dienst =odsïruc\'lt-in achting te brengen, om daardoor zielen te winnen voor den Heere. Zij bezat buitengewone hoogachting voor de genademiddelen, en maakte altijd daarvan gebruik. Zij was zorgvuldig voor hare kinderen, en wilde niet dulden dat men hun beuzelingen zoude vertellen; „zij kunnenquot;, zeideze, „zoo wel spreken leeren, met hun te zeggen wie hun Maker is, wie zij zijn, en wat hun plicht is, dan door

-ocr page 34-

4 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

ijdele vertelseltjes; temeer, omdat zij reeds verdorven zijn; waarom de meid bij het uiten aankleeden der kinderen een vrageboekje bij zich hebben moest; waardoor zij met en door hen te leeren, zelf leerde

Bij dit alles was ze nederig, ootmoedig, goedaardig, ongelijkvormig aan de wereld, medelijdend omtrent anderen, beleefd en gedienstig omtrent allen, en voor zichzelven liefst eenzaam , met God gemeenzaam.

Beider dood. Maar gelijk een ongelukkig kraambed de dierbare moeder wegrukte, alzoo verloren de kinderen hunnen waarden vader door nog ongelukkiger val. Want op den 14 December deszelfden jaars, des avonds de oude Ebbinge-poortenbrug misstappende, had zijn Eerw. het ongeluk zoo zwaar te vallen, dat hij daaraan terstond overleed. Een zwaar verlies voor vier onnoozele kleine lammeren! Doch der weezen Vader vergoedde dit gemis ; nademaal zij in hunnen goeden heer grootvader wedervonden, wat zij in hunne dierbare ouders De kindsehe verloren hadden. Door zijne zorg werd onze laren van overledene al in zijn zesde jaar op de Latijnsche quot;quot;\'iedeucquot;\' ®c\'100\' gebracht, waar hij geholpen door gestadig gewoon en buitengewoon onderwijs, zulke gelukkige vorderingen maakte in de Latijnsche taal, dat hij in het jaar 1708 en dus in den ouderdom van 14 jaren student werd. Goede voor- In deze zijne teedere jeugd ontdekte zich teekeaen. ai vroeg eene zucht tot de godsvrucht en tot de middelen. Hij schepte toon al vermaak in het eenzaam wandelen, overdenken, bidden op zijne wijze, bijzonder, om de wonderen van Gods wijsheid in de schepselen te zien,

-ocr page 35-

HET LEVES VAN D0. SICCO TJADEN. 5

en had toen al indruk, dat het prediken geen sleurwerk zijn moest. De spranken van liefde tot de vromen deden zich toen al op, immers tot die weinigen, die hem als zoodanig voorkwamen ; wier harten ook voor hem in liefde werden opgewekt. Het was toen al zijn werk God aan te bidden als zijn Vader, en zich als een wees aan Hem op te dragen.

Student geworden zijnde, gaf hij zich over Akademisch aan het onderwijs van den hooggeleerden heer leïcn professor Rossal, en in het volgende jaar werd hij hoorder van den zeer begaafden heer Hul- zijne Lecr-sius, en volhardde daarin tot het jaar 1710; aars. wanneer dat licht onderging, en hij zich tot voortzetting zijner studiën op den 14 Augustus 1711 naar de hoogeschool van Leiden begaf,

waar hij onder de thans nog lichtende sterren van die vermaarde hoogeschool, de heeren Mark, Pabricius en Wesselius, in den tijd van drie jaren eenen schat opleide van allerhande gewijde kennis, waaruit hij namaals zoo gelukkig oude en nieuwe dingen wist voort te brengen. Hier verkreeg hij een loffelijk getuigenis van zijne bovengemelde meesters, en zich aangevende aan de Classis van Leiden en Neder-Rijnland, werd hij aldaar proponent op den 5 November 1714. „De Eerw. Vergadering met een volkomen en algemeen genoegen ten uiterste voldaan zijnde\'\', zoo lees ik in haar getuigenis.

Met welk eene nederige schaamte zijn Eerw.

later aan zijn Akademisch leven dacht, kan men zien uit zijne aanteekeningen, waar men het volgende vindt.

„Het zijn omtrent drie jaren, welke ik te OverdeDkia-

-ocr page 36-

6 HET LEVEN VAN D0. SICCO WADEN

gen op zijn „Groningen heb doorgebracht. Wat heb ik

Akademisch ^yerrigt en wat moest ik verrigten ? Op den eïeD „volgenden tijd te Leiden lettende, moet ik „bekennen, dat ik te Groningen niet geheel „ledig geweest ben. Maar wat baat het, eenen „schat te vergaderen, als men het vergaderde „niet vermeerdert, maar verliest? Wat heb „ik gedaan, dan naar nieuwe dingen om te zien, „en het nuttigste te verliezen ? Maar Hij, die „uit de duisternis het licht te voorschijn brengt, „wil ook de omzwervingen uwer jeugd, o „mijne ziele! veranderen in heilzame lessen; „doch dat neemt niet weg, dat ik toen dwaas „gehandeld heb.

„Let maar op uw Akademisch leven, en „verwonder u over Gods langmoedigheid om-„trent uwe hardnekkigheid. Zoek Jezus bloed, „het Waschvat van de zonden uwer jeugd. „Stort tranen over uw jeugdig lachen, daar „God u tot tranen riep! Gelukkig zij die den „naam van Godgeleerde niet eerder aannemen, „voor dat hun hart door Jezus liefde, zich „zeiven ontstolen, en voor do wereld gesloten is!

„Maar zoo ik hierin voortging, de avond „zou mij te kort vallen. Vaar voort, mijn ziel, „in zuchten; herhaal het dikwerf: o, wat is het „goed, dat \'er een Jezus is. Ja, ofschoon gij „wegens uwe gedurige afzwerving en nagejaagde ijdelheid niet genoeg wegsmelten, en „als een ellendig vat verootmoedigd kunt wor-„den, zoo is er stof van roem in dien wonder-„lijken God (Vergeet dit niet!) Daar gij Hem „verwierpt, heeft Hij u niet verworpen, maar „opgezocht. Wilt gij blijken? Herinner u de „steden en dorpen, die gij gezien hebt; de

-ocr page 37-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEM. 7

„personen met wie gij verkeerd hebt; welke „getuigen gij bezit; doorlees de brieven, en „roep uit: o gij God des aanziens! Dat de „ Akademie van mijn vaderland moest kwijnen;

„dat dit Goddelijk bestuur mijne vrienden „bewoog, om mij naar Leiden te zenden; dat „ik na verloop van weinige maanden van daar „naar \'s Gravendeel trok; dat ik overtuigd „terugkeerde en zoo moest blijven, ook onder „en na mijne volgende omzwervingen; dat ik, „mijzelven niet kennende, na het opstapelen „van bergen van voornemens, na zoo vele „gevaarlijke omwegen, waarin ik, ellendigjon-„geling omdoolde, nogtans telkens op nieuw „wederom geroepen werd en die stem hoorde:

„wendt u naar Mij toe en wordt behouden Jes. XLV „alle qy einden der aarde: want. Ik ben Gorf 22-B niemand meer; dat dit alles door Gods „heilige en machtige hand mij, toekomend „leeraar, ten beste zal gedijen, gelijk ik nu „menigmaal heb ondervonden, dat God mij „verootmoedigd heeft. door den hoogmoed mij-„ner jeugd, hopende op Zijn tijd nog te „zullen ondervinden de kracht en waarheid „van die zoete plaats: „Ouk hebt Gij mij 2 Sam. „i/egeven hel Schild uw es II ei Is, en door uw xxl1: 36-„verootmoedigen hebt Gy mij groot gemaakt.quot; „O! indien God u, c 1 waardige, ooit tot den „H. Dienst verwaardigt, zie dan deze dingen „van achteren na. Zoo Hij, die wonderlijk is „van raad, u immer uit de vreeze redt, waarin „gij nu zijt, denk dan, dat u die blijde dag „aanlicht, op welken gij waardig waart in „de hel geworpen te zijn. Als gij, o toeko-„mend leeraar, de u toevertrouwde zielen te

-ocr page 38-

HET LEVEJJ- VAN D0. SICCO TJADEN.

„vergeefs zult schijnen op te zoeken, als zij „na waarschuwingen in Gods versmadingen „voortgaan, ja erger worden; denk, denk dan: „zulk een was ik ook, en mogelijk slimmer. „De waarschuwing is aan mij niet te vergeefs „geweest; dat dan mijn eigen voorbeeld mij „diene tot een krachtige spoor van lankmoedige „standvastigheid Indien gij ooit, o mijne ziele! „een droppeltje van vertroosting ontvangt (ge-„lijk gij nu geheele beekjes hebt ontvangen) „zoo ooit de Heere met Zijnen Geest door u „tot de harten van anderen spreken wil, o! „mogt gij dan op uw aangezigt vallen, en in „\'t verborgen uitroepen: „o Heere, wie ben „ik, dien gij door zulke wegen, tot zulke din-„gen geleid hebt! O hoe zoet zou dat zijn!quot;

Godvruchtige en opwekkende overdenkingen voorwaar I Aan godzalige proponenten en leeraren een voorbeeld ter navolging, en om hier bij zoo lang te blijven staan, totdat men met David geperst wordt in schaamte en verontwaardiging over zichzelven uit te roepen; Ps.xxv; 7 Ga/cnk niei de zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen, f/edenk myner om Uwe goedheid mille, o llvere/quot;

Te Leiden dan proponent geworden zijnde. Wederkomst keerde hij naar zijn vaderland terug Hier lanï\'iThet S0^0111611 zljni;lC: had hij nog geen regt doorjaar 1714. zig\' \'n zlJne vorige wegen; hij kon nog met zijn oud gezelschap in eenen gevaarlijken vrede verkeeren. Ook zocht hij de godvruchtigen niet ernstig op; doch de goedertierene God genas hem trapsgewijze, allengskens door wonderlijke voorvallen.

-ocr page 39-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 9

In den zomer zes weken op eene buiten- Zijne ziekte plaats vertoevende, haalde hij zich door ge- 1715 stadig blokken en weinig verkwikking eene ziekte op den hals, die hem eenige maanden bijbleef. Hier zocht hij \'s Heeren aangezicht, endeuitwer-bijzonder op het einde. Gedurende deze ziekte king vandic. was hij steeds onder overtuiging en ondervond intusschen (zoo als hem toen toescheen) mede wonderlijke vertroostingen. maar ook las en zocht hij andere dingen. Het Hof van Woudenberg en dergelijke zoete spelingen hadden wonder veel vat op zijne verbeelding; ook was hem het Laodiceesch gezelschap niet geheel onaangenaam; hoewel hij na de ziekte veel alleen was, overwegende zijne voorgaande handelingen, en wat hem voortaan te doen stond.

Onder dit woelen en worstelen beliefde het Middeleu de oneindige Goedheid zijn gering licht te ver- J\'.a,u Beeste-

, 0 , -i V . ° 1 lijken aan-

meerderen, en wel op velerlei wijzen en langs was, 1710

verscheidene trappen. Omtrent dezen tijd werd D0. L Blom, door des Heeren hooge hand alhier beroepen. Voor dien tijd verkeerde hij naauwehjks bij vromen, immers niet in de stad. Maar nu begon hij zich van het vorig gezelschap te ontdoen, en zij werden ook van hem vervreemd Hij zocht de godzaligen op,

hoewel eerst heimelijk, en hij vond ze: vervolgens woonde hij de bijeenkomsten bij,

en sprak met hen hartelijk. Dat genoemde godvruchtige leeraar naast zijn deur kwam te wonen, schatte hij hoog als een bewijs van Gods Vaderlijk beleid omtrent hem, en met reden,

want die man Gods was hem namaals tot een vader.

-ocr page 40-

10 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEÏf.

Zoete\'onder ■\'aal\' noem^e hij doorgaans zijn won-

vimüngcnquot; ^êijaar, wegens de vermeerdering van geestelijk licht.

Op den 21 Februari predikte hij voor de eerste maal in het openbaar. Bij die gelegenheid ondervond hij de toestraling van het Goddelijk licht in zijne ziel.

Luk. XI: 3] De tekst was: „ De Koningin van het \'Luiden zal opslaan, in het oordeel me! de mannen van dit geslacht, en zal ze vernordeelen: want zij is gekomen van de einden der aarde, om te hooren de wijsheid van Salomo, en ziel, meer dan Salomo is hierquot; Het gevolg was, dat de Geest deze woorden als prikkelen en nagelen in de harten van velen indrong, zoodat zij ontroerd en bewogen werden; (om uit te roepen wat zal ik doen!) Bijzonder viel zijn oog op eene ziel, die zich van de wereld had afgezonderd, en boven de rest uitmuntte, gelijk een verhevene Cypres boven den lagen Meelboom Gelijk de eene vonk de andere gaande maakt, zoo werd zijn hart week door hare weekheid, werkzaam door hare werkzaamheid en verlevendigd door haar leven. Dit teekent hij aan en drukt het uit in een zoet gedicht:

ïer eere van Jezus , de helblinkende Morgenzon van mij en van alle Zijne kinderen.

Ik was een reiziger en worstelde in het zand; Onkundig of \'t was nacht, of \'t daglicht was ont-

(loken,

Den preekstoel ongewoon, een vuurbaak scheen

(ontstoken,

Om Jezus scheepje voor te lichten aan het strand.

-ocr page 41-

HET LEVEK VAN D0. SICCO TJADKS 11

\'t Was my al gunstig, maar vooral Gods rechterhand

Herstelde \'t vaakrig licht, verdreef de zwarte

(spoken:

Mijn zon van boven scheen, en \'t herte raakt\'

(aan \'t koken.

\'k Zag naar heneen, en ziet door tranen overmand Ik zie daar Delia al schreijende versmachten,

Heel anders als weleer een valsche Delila.

Dit zoetste schouwspel zal ik melden vroeg en spa:

En in mijn ouderdom dien dagdenkwaardig achten.

„O dat onze stad eene geestelijke zonnestad „ware, het zoude aan geen Feniksen ontbreken!

„Dit licht, dat mij bestraalde, ging zoo ras niet „onder Neen, mijneeenigeZon,de Heere Jezus „heeft mij tot Zijn zonnebloem gemaakt. Hij „is mijne vloeijendmakende zon Hij smelt mijn „hart als wasch. Hij trekt tranen van liefde „uit mijne oogen. O, oneindige bergen van weldadigheden ! maar ook o, ongure bergen van „ondankbaarheid! Zie daar nu aanstonds een „allerdroevigste zonnezwijm op zulk een licht!

„Mijne zon werd beneveld door wolken van Vcrduisterin-„zonden. Des te naarder was deze verduiste- su\'\'

„ring, omdat ze zeven dagen achtereen duurde;

„toen brak mijn Morgenzon Jezus weder door;

„deed deze nevelen opklaren, en mij uitbarsten Opklaringen, „in mijn wederkeeren tot Hem, in deze na-„navolgende woorden, die ik hier aanstonds „heb willen ter nederzetten.

„Groote God, tot wie anders dan tot ü zal men Dankzegging, „naderen in den gebede: Gij zijt algenoeg-„zaam,ja alleen genoegzaam. Tot wien, dan „tot u, Heere Jezus 1 Die de woorden hebt „des eeuwigen levens; tot wien dan tot U, met

-ocr page 42-

12 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„dankzeggingen. Gij zijt een weldoener, die mij „hebt liefgehad met eene eeuwige liefde. In „mijne gebeden en dankzeggingen straalt door „de diepte van mijne nietigheid en onmacht, „den afgrond van uwe Algenoegzaamheid, en „onpeilbare genade, daar mijne zuchtingen en „gebeden met zonde bevlekt zijn, geeft Gij mij „meer dan ik bidden of denken kan, en uwe „weldaden zijn zoo groot en oneindig, dat het „hoogste van mijne dankbaarheid is te bekennen, dat ik te gering ben dan alle deze „weldadigheden.quot;

1716. Op den 12 Maart van dit loopende jaar, had hij de volgende gemoedsgestalte.

Andere on- ^Op den 8 Maart ging ik ten Avondmaal g,quot;quot; mquot; „na weinig voorbereiding , maar do onbepaalde „genade van God overtrof mijne nalatigheid „op eene oneindige wijze. Ik was op Zaterdag „en Zondag \'s morgens in eene wachtende en „hijgende gestalte. En niet te vergeefs; want

Van ïer- vond Jezus! maar dit is opmerkelijk, ■kwikkingen. ^ Onder het nemen van het brood bleef er „eene soort van dorheid in de ziele, doch „die verdween onder het drinken van den beker „der dankzegging; waaronder mijne ziele op „wonderbare wijze werd verkwikt Het werd „mij gegund met al mijnen zondenlast en „overgeblevene verdorvenheden te berusten „in de volheid van Hem, die Zijne wonden „voor mij opende, om er in te schuilen. Het „was met mij als in den 23eu Psalm, een over-„vloeijende beker. Dit licht bleef mij bij tot ..op den 22 dier maand ; toen zag ik, dat het een „legerdronk was, die men aan de soldaten „voor den slag lot hunne bemoediging in-

-ocr page 43-

HET LEVEN VAN 1)quot;. S1CC0 TJA DEN\'. 13

„schenkt. De machten der hel kwamen mij strijd, „bestormen met hun geweer en krijgslisten,

„maar met ongewoon geweld. Jezus gaf mij „echter kracht om tegen te staan. De strijd „duurde don geheelen avond en den volgenden „nacht, \'s Morgens opstaande, riep ik den Heere „Jezus aan om hulp; maar hoe krachtig „ik bad, hoe heftiger de bestrijding was; ja, „zoo geweldig en aanhoudend, als immer te „voren. Maar Jezus vermeerderde ook telkens „de kracht om tegenstand te bieden Krachtig Tegenstand, „weiden mij de volgende bedenkingen op „het hart gebracht (n) Gij koopt niet dan na-„berouw, want gjj moet berouw hebben of „branden, (h) Mij weiden nadrukkelijk te bin-rnen gebracht de beloften aan den overwinnaar „gedaan, (c) Ja, ook Jezus bijstand uit 2 Cor. openb lll: 12. „XII: 9 : „e« Hij heeft lol mij gezegd, Mijne Geestelijke „genade is u genoeg ; wan! Mijne kracht wordt krljsswaPenel1-„in zwakheid volhragt. Zoo zal ik dan veel „liever roemen in mijne zwakheden, op dat „de kracht Chrisli in my ivone.quot; [d) Door zon-„digen verwaarloost men niet alleen zijn eeu-„wig heil, maar vooral de eere des Eeuwig-„levenden Gods wordt er door geschonden,

„en het bloed van Gods Zoon onrein geacht, „(e) Daardoor wordt de vrede der ziel gestoord. (ƒ) Welke vrucht hebt gij van deze „dingen, daar gij.u nu over schaamt (g) Wat „zou u toch tot zondigen bewegen, en wat zou „u niet van zondigen afschrikken ? Ziedaar „de koorden der eeuwige liefde, de ingewan-„den van Jezus! de banden van Gods toorn, „de ketenen der duisternis! Gedenk aan het „wijf van Loth. Hoe! zal ik in den lateren

-ocr page 44-

14 HET LEVEN VAN Dn. S1CC0 TJADEN.

„tijd des Nieuwen Testaments niet alleen „wederom zien, maar zelfs wederkeeren; ja, „niet alleen wederkeeren, maar Loths wijf „in boosheid overtreffen! God is nog dezelfde, „(/i) Zie Gods toorn in den zieltogenden Jezus, „in den worstelenden Heiland te Gethsémane. „O! breek dien band niet. Hoe zwaarder strijd, „hoe heerlijker overwinning.

„Zoo worstelde ik, zoo keerde ik de vurige „pijlen des Satans af, gédurende den geheelen „morgentijd, maar helaas, mijne zon werd „verduisterd op den middag zelfs! Wat dan? „Ik, rampzalig vat, asch, schaduw, ja, louter „niet! begin te deinzen, te bukken, onder te „leggen. Ik gaf kamp, neen, nog niet verwon-„nen. Ik werd gekwetst, maar niet doodelijk.

„Nog ben ik een soldaat en zal het blijven, „totdat ik het einde bereikt zal hebben.

„De zeer goedertierene ongenoegzame Jezus „is mijn Voorvechter.

„Wonderen zijn dit. Overdenk het, gij arme „zwemmer; in u is de spreuk waarachtig: „luctor amp; emergo; d.i.: al worstelende steek ik „het hoofd de golven uit.

„De zon verdwijnt. Eenige kortstondige „duisterheden volgden; on in een oogenblik „was het licht. De Heere Jezus verloste mij „uit de slavernij van dien dwingeland en heeft „gezegd, dat Hij mijn Voorspraak wilde zijn. „1 Joh. 2 : ).

„Leer hier voortaan uit, dat het strijden „nimmer onnut is; want ofschoon gij over-„wonnen wordt, als gij evenwel tegen wil „en dank wordt weggesleept en gevangen „genomen, zoo is het herstel gemakkelijker.

-ocr page 45-

HET LKVEJf VAN D0. SICCO TJADEX. 15

„Neem voortaan de vlucht; dat zal koninklijk,

„dat zal heldhaftig zijn. Nu heb ik geleerd,

,wat het is: „indien de rechlvaardicje nauwelijks salifi wordt, waar zal de yoddelooze „en de zondaar verschijnen ?quot;

„Alsnog geen vrede met den verzoeker, Geestelijke „ja zelfs geen bestand. Ook begeer ik het moed „niet. Neen: de oorlogstrompet zal gestoken „en ik ten strijde geroepen worden. Maar „wat zal ik strijden, die zelf niet leef door Hand. xvn. „mij zeiven? Enoch, of ik niet leefde, maar,

„gelijk Paulus zegt, Christus in mij! Over-Gal. II: 20. „waardig was ik tot een gedenkteeken van Gods „wraakvorderende gerechtigheid gesteld te „worden; maar o, afgrond! dat is Jezus voor „mij geworden. NB. God heeft in mij ook Triomf „opgericht een gedenkteeken, niet van wraak,

„als in Loths huisvrouw en anderen, maar „van de alles en alleen overwinnende genade. „Een gedenk-altaar, wiens opschrift is: Vbije „Genade. Och, mogt ik nu daarvan de uitroeper „zijn! en dat voor heel de wereld vertoonen! Ik „moet nog twee eedenksteenen oprichten De Zesetcekeus

. . j i, • quot;| i op te richten.

«eerste ter gedacntenis van den voorgaanden 1 „strijd, met dit opschrift: „Ebenhaezee, tot „hiertoe heeft de Heere mij geholpenquot;; de „tweede met opzicht op de toekomende strijden, met het opschrift: „de Heere is mijne „Banier.quot;

In dezen tijd werd hij verzocht op eene Wordt ver-vacante plaats in Holland te prediken. Deze \':0fht,tc, K?uquot;

dekerk te kg-

tijding ontstelde hem, gelijk doorgaans , prciiiken. wegens den indruk, die hij had van het gewigt der bediening; hetwelk hem echter werkzaam maakte, om met eene toegekeerde

-ocr page 46-

16 HET LEVEN VAN D0. S1CC0 TJADEN.

gestalte des harten tot God, Zijne Voorzienigheid te erkennen, aan te bidden en er zich aan over te geven.

zijne heilige „Och of ik (dit waren zijne overdenkingen) der^daarom- n1quot;6\' met een bolop geloof toestemde, dat treut „er niets zoo gering is, dat de Jehova, die God

//met Wien ik te doen heb, niet doet! Och, „of dit eene heilige kalmte in mijne ziel veroorzaakte! Och sta mij bij, mijn eenigste, „mijn gestadige uithelper, Heere Jezus! Gij „hebt meer nevelen van zwarigheid verdreven. „Daarom wordt de opklaring van deze mijne „duisterheid voor Uwe stralen bewaard, o „mijn eenige Levensbron! O, laat het licht „van eene vaste en ernstige hope in mijne „ziel doorbreken! Geef zelfverloochening, on-„derwerping , en geef mij onder Uw hoogwijs „en goedertieren beleid in Uwe allerheiligste, „■waarachtigste en heerlijkste wegen met goedkeuring eu lijdzaamheid te berusten. Dit „schenkende, schenkt Gij genoeg; dit weige-„rende, blijft Gij regtvaardig, en zult de Goe-„dertierenheid zelve zijn, indien Gij niet toelaat, „dat deze donkerheid met de duisterheid van „murmureeren verzwaard wordt. Het is al „goed, wat Vader doet, ofschoon Hij mij zuur „aanziet. En gij mijne ziel! hoe zijt gij zoo zonder noodzaak beroerd, en al te zeer ontrust?

1 „Wat vreest gij, daar gij in de armen van Jezus „zijt! Vreest gij menschen! dat zou eene ijdele „vreeze zijn. Vreest gij voor u zeiven? wel „dan vreest gij voor Jezus grootsten vijand, „die echter niet sterker dan Jezus is. Weg „dan met al het wantrouwen. Gij Heere Jezus

-ocr page 47-

het leven van d0. sicco tjadex. 17

„kunt mij alleen overwinnen. Ik, uw vijand, „begeer overwonnen te worden.

„O, hoé zoet zal mij deze nederlaag zijn, „als ik niet, en Gij het al zult zijn! Gij mijn „Leidsman, Koning, Profeet, Priester, Sterkte //en Psalm!

„Indien Gij de ingewanden van het Goddelijk „inededoogen niet geopend hadt, kon ik deze „dingen wel van 0 begeerd hebben ? En dus „is het zeker dat Gij mjjzelven in mij hebt „beginnen ten onder te brengen! O, vaar //voort, tot dat Ge het werk voleind hebt, dan „zal ik met dezen dood herleven, en uit deze „nederlaag voor eeuwig als overwinnaar op-„ staan.

„Indien de tijd om mij in Uwen oogst te //zenden voor de deur staat, geef mij eene „heilige onverschilligheid omtrent de plaats „waar gij mij zenden zult: laat Uw aanbiddelijke wil overal het kompas zijn, waar Gij „mij roept. Doch vooral, laat het liefelijk „suizen van den verlichtenden, versterkenden „en heiligmakenden Geest mij besturen. Wat //zal ik, worm en made, op dezen wachtto-„ren zonder u, o allermagtigste Jezus! wat „kan ik niet doen met ü, die de sterke „God zijt?

„Wat bbjft er over na het werpen van „dit anker, dan gerustheid, dan vertrouwen „en blijdschap! O, al te ongestadige ziel! „Gij zeilt in eene bedaarde zee der Goddelijke „genade, en Jezus is de Stuurman van uw „boot, en nogtans roept gij : „Heere! behoud „mij, ik verga!quot; O al te groote ongeloovigheid! „de Scheepsvoogd is werkzaam en voert het

-ocr page 48-

het leven van d0. sicco ïjaden\'. 17

,,kunt mij alleen overwinnen. Ik, uw vijand, „begeer overwonnen te worden.

„O, hoè zoet zal mij deze nederlaag zijn, „als ik niet, en Gij het al zult zijn! Gij mijn „Leidsman, Koning, Profeet, Priester, Sterkte //en Psalm!

„Indien Gij de ingewanden van het Goddelijk „mededoogen niet geopend hadt, kon ik deze „dingen wel van IJ begeerd hebben ? En dus „is het zeker dat Gij mijzelven in mij hebt „beginnen ten onder te brengen! O, vaar //voort, tot dat Ge het werk voleind hebt, dan „zal ik met dezen dood herleven, en uit deze „nederlaag voor eeuwig als overwinnaar op-„ staan.

„Indien de tijd om mij in Uwen oogst te //zenden voor de deur staat, geef mij eene „heilige onversehilligheid omtrent de plaats „waar gij mij zenden zult: laat Uw aanbid-„delijke wil overal het kompas zijn, waar Gij „mij roept. Doch vooral, laat het liefelijk „suizen van denverlichtenden, versterkenden „en heiligmakenden Geest mij besturen. Wat //zal ik, worm en made, op dezen wachtto-„ren zonder u, o allermagtigste Jezus! wat „kan ik niet doen met ü, die de sterke „God zijt?

„Wat blijft er over na het werpen van „dit anker, dan gerustheid, dan vertrouwen „en blijdschap! O, al te ongestadige ziel! „Gij zeilt in eene bedaarde zee der Goddelijke „genade, en Jezus is de Stuurman van uw „boot, en nogtans roept gij: „Heere! behoud „mij, ik verga!quot; O al te groote ongeloovigheid! „de Scheepsvoogd is werkzaam en voert het

-ocr page 49-

het leven\' tax d0. sicco tjaden. 19

„eene plaats gezien heb, waar men, gelijk „in eenige Hollandsche dorpen, het goede „zoekt, het was aan deze plaats Indien ik „ooit of elders het werk van den dienst ver-„richt heb, met stichting voor mijzelven en „anderen; ja indien mij immer de wonderbare „voetstappen der Goddelijke goedertierenheid „en bescherming getoond zijn, het was daar „ter plaatse en toen ter tijd. Want ik ging „derwaarts gelijk een gewond krijgsknecht „uit den strijd met den helschen verwoester;

„bebloed en verwond aan alle kanten; ja, ik „ging daar onder gemis van Jezus en mij-„zelven. Ik ging daar blozende van schaamte „wegens de vuile wonden, die mij de verzoeker had toegebracht; en ziet, ik keer „weder rood van het bloed mijner vijanden,

„wit van vrede en blijdschap, in witte kleedercn.

„Hier zag ik tranen van overtuigingen, van Wonderbare „liefde, van opgewektheid langs de wangen „rollen. Hier herhaalden wij het gepredikte, daar „Zij antwoorden, voldoen, worden opgebeurd.

„en wij verheugen ons te zamen in den Heere.

„Indien gij, o mijne ziele! geen ijskoud hart „in uwen boezem draagt, indien het minste „vonkje van heilige liefde nog glimt in uw „binnenste; hoe ziet gij deze dingen en ver-„wondert gij u niet? Hier hoorde men kwij-„nende zielen kampen, en nu de hulp van „dien El Gibbor , dien sterken God, zullende „ondervinden. Ginds zag men vermoeide zielen „gebukt heengaan onder den last der zonden,

„terwijl hunne oogen springbronnen van tranen „waren; daar wederom anderen weenende van „onuitsprekelijke vreugde; terwijl zij de be-

-ocr page 50-

16 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

gestalte des harten tot God, Zijne Voorzienigheid te erkennen, aan te bidden en er zich aan over te geven.

f\'^aanlhequot; itOch of \'k (dit waren zijne overdenkingen) »niet m®\' een bolop geloof toestemde, dat treut. „er niets zoo gering is, dat de Jehova, die God //met Wien ik te doen heb, niet doet! Och, „of dit eene heilige kalmte in mijne ziel ver-„oorzaakte! Och sta mij bij, mijn eenigste, „mijn gestadige uithelper, Heere Jezus! Gij „hebt meer nevelen van zwarigheid verdreven. „Daarom wordt de opklaring van deze mijne „duisterheid voor Uwe stralen bewaard, o „mijn eenige Levensbron! O, laat het licht „van eene vaste en ernstige hope in mijne „ziel doorbreken! Geef zelfverloochening, on-„derwerping , en geef mij onder Uw hoogwijs „en goedertieren beleid in Uwe allerheiligste, „waarachtigste en heerlijkste wegen met goed-„keuring en lijdzaamheid te berusten. Dit „schenkende, schenkt Gij genoeg; dit weige-„rende, blijft Gij regtvaardig, en zult de Goe-„dertierenheid zelve zijn, indien Gij niet toelaat, „dat deze donkerheid met de duisterheid van „murmureeren verzwaard wordt. Het is al „goed, wat Vader doet, ofschoon Hij mij zuur „aanziet. En gij mijne ziel! hoe zijt gij zoo zonder noodzaak beroerd, en al te zeer ontrust?

1 „Wat vreest gij, daar gij in de armen van Jezus „zijt! Vreest gij menschen! dat zou eene ijdele „vreeze zijn. Vreest gij voor u zeiven? wel „dan vreest gij voor Jezus grootsten vijand, „die echter niet sterker dan Jezus is. Weg „dan met al het wantrouwen. Gij Heere Jezus

-ocr page 51-

het leven van d0. sicco t.taden. 17

,,kunt mij alleen overwinnen. Ik, uw vijand, „begeer overwonnen te worden.

„O, hoe zoet zal mij deze nederlaag zijn, „als ik niet, en Gij het al zult zijn! Gij mijn „Leidsman, Koning, Profeet, Priester, Sterkte «en Psalm!

„Indien Gij de ingewanden van het Goddelijk „mededoogen niet geopend hadt, kon ik deze „dingen wel van [1 begeerd hebben ? En dus „is het zeker dat Gij mijzelven in mij hebt „beginnen ten onder te brengen! O, vaar //voort, tot dat Ge het werk voleind hebt, dan „zal ik met dezen dood herleven, en uit deze „nederlaag voor eeuwig als overwinnaar op-„ staan.

„Indien de tijd om mij in Uwen oogst te //zenden voor de deur staat, geef mij eene „heilige onverschilligheid omtrent de plaats „waar gij mij zenden zult: laat Uw aanbid-„delijke wil overal het kompas zijn, waar Gij „mij roept. Doch vooral, laat hot liefelijk „suizen van den verlichtenden, versterkenden „en heiligmakenden Geest mij besturen. quot;Wat «zal ik, worm en made, op dezen wachtto-„ren zonder u, o allermagtigste Jezus! wat „kan ik niet doen met (J, die de sterke „God zijt?

„Wat blijft er over na het werpen van „dit anker, dan gerustheid, dan vertrouwen „en blijdschap! O, al te ongestadige ziel! „Gij zeilt in eene bedaarde zee der Goddelijke „genade, en Jezus is de Stuurman van uw „boot, en nogtans roept gij: „Heere! behoud „mij, ik verga!quot; O al te groote ongeloovigheid! „de Scheepsvoogd is werkzaam en voert het

-ocr page 52-

18 HET LEV EX VAN D0. SICCO TJADEN.

„oppergezag over de winden, en zal gewis de „haven der heerlijke eeuwigheid bereiken! Och „of mijne beroeping tot den H. dienst zoodanig „ware, dat ik niet twijfelde, of Gij hadt mij „geroepen ! Laat mijne beroeping zuiver zijn, „en als ik geroepen ben, o God! bewaar mij „dan van bloedschulden. Ps. LI : 14—17, „Ezech. XXXIII en Exod. XXXIII: 14—16.quot; Zeker voor- Kort daarna werd hij verzocht in de stad val om voor een zeker leeraar te prediken, \'t wolk hij aannam; doch in de kerk komende, vond hij eenen anderen op den stoel, waarop hem, ontsteld weggaande, gezegd werd, dat hij naar eene andere kerk moest gaan. Daar komende vindt hij den Leeraar, welke hem verzocht had, zelf op den stoel, en vernam daarna dat het een misvatting omtrent den tijd was.

Hieruit voorspelde iemand, dat God hier geen werk voor hem had; doch hij antwoordde: Zijne heilige „God worde in mij groot gemaakt, gelijk iimiJne sterkte is in Hem. Ga ik elders heen, „ik zal het niet doen dan onder Zijn geleide, „Exod. 33 : 14. Ga ik te vergeefs. Hij make „mij verloochend. Word ik beroepen, Hij zette „kracht en genade bij.

Mijn hoop op God gegrond, en worde niet

(beschaamd.

1716. Op den 14 Juni predikte hij voor den godzaligen vader in Christus Meinhard Tho-Verkwikke-m a s Ham rich te Lettelbert, over Ps. 68: tin6quot;te\'Let- Ho® goed en zoet hem daar de Heere was, telbert getuigen de volgende uitdrukkingen.

„Indien ik ooit of elders in mijn vaderland

-ocr page 53-

het leven van d0. sicco tjaden. 19

„eene plaats gezien heb, waar men, gelijk „in eenige Hollandsche dorpen, het goede „zoekt, het was aan deze plaats. Indien ik „ooit of elders het werk van den dienst ver-„richt heb, met stichting voor mijzelven en „anderen: ja indien mij immer de wonderbare „voetstappen der Goddelijke goedertierenheid „en bescherming getoond zijn, het was daar „ter plaatse en toen ter tijd. Want ik ging „derwaarts gelijk een gewond krijgsknecht „uit den strijd met den helschen verwoester;

„bebloed en verwond aan alle kanten; ja, ik „ging daar onder gemis van Jezus en mij-delven. Ik ging daar blozende van schaamte „wegens de vuile wonden, die mij de ver-„zoeker had toegebracht; en ziet, ik keer „weder rood van het bloed mijner vijanden,

„wit van vrede en blijdschap, in witte kleederen.

„Hier zag ik tranen van overtuigingen, van Wonderbare „liefde, van opgewektheid langs de wangen „rollen. Hier herhaalden wij het gepredikte, daar „Zij antwoorden, voldoen, worden opgebeurd,

„en wij verheugen ons te zamen in den Heere,

„Indien gij, o mijne ziele! geen ijskoud hart „in uwen boezem draagt, indien het minste „vonkje van heilige liefde nog glimt in uw „binnenste; hoe ziet gij deze dingen en verwondert gij u niet? Hier hoorde men kwijlende zielen kampen, en nu de hulp van „dien El Gibbor, dien sterken God, zullende „ondervinden. Ginds zag men vermoeide zielen „gebukt heengaan onder den last der zonden,

„terwijl hunne oogen springbronnen van tranen „waren; daar wederom anderen weenende van „onuitsprekelijke vreugde; terwijl zij de be-

-ocr page 54-

20 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„loofde hulp van God ondervonden, en dus „beide sclireijende van liefde. Gij, die dit ge-„zien hebt, die in dezen Gods medearbeider, „ja, hoewel gering en onwaardig werktuig „zijt geweest, verwonder u over uzelven. „Gord uwe lendenen ten strijde, als een bijzonder en openbaar persoon; als een Christen,

Ps. xxv; 5. ^en als Jezus soldaat; zucht steeds; „Leid mij „in Uwe waarheid, en leer mij, wan! Gij zijl „de God mijns Ileils, U verwacht ik den yan-„schen daq.\'\'

Ik vind het volgende zoet en een bewijs van zijne nederige leergierigheid.

„Mijn buuurman de van God geleerde heer „Blom, heeft mij drie dingen geleerd.

„a. Wanneer een natuurlijk mensch zegt: „ik ben gerust, en het is wel met mij, derhalve heb ik de volle verzekering des geloofs, „dat volgt niet. Indien iemand in een diepen „slaap verzonken ligt, terwijl het huis boven „zijn hoofd in brand staat, is die zonder ge-„vaar, omdat hij is zonder gevoel?

„6. Wat uzelven betreft; Leer van Pau-2Cor.XIll;5. „lus, dat ge u moet onderzoeken en beproeven, „of gij in hot geloof zijt; en van David, „de wijze hoe, te weten om het al biddende Ps. cxxxix: „voor God te doen: „Doorgrond mij o God!

„en ken mijn lier te, beproef my, en ken mijne „gedachten.

„c. Zoek voortaan niet wettisch, maar op „eene Evangelische wijze te handelen, dat is, „laat geene zonden u van Jezus afhouden, „maar sporen zijn, om u tot Hem te drijven quot;

Opstopping Wij hebben boven gezien hoe de Heere van \'s Geestes Zijnen knecht onder het prediken met de toe-

-ocr page 55-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 21

straling van \'t Goddelijk licht was voorge- invloeden on-komen tot zijne bemoediging; maar gelijk lt;lcr h^e^reiilquot; des Heeren doen enkel wijsheid en goedheid is, zoo wilde de Heere hem ook eens bij gelegenheid tot zijne vernedering doen zien, dat natuurlijke vermogens, op ziohzelven gelaten, niets zijn. Het gebeurde dat hij, op zekere plaats predikende, onder een groo- Visvliet, ten toevloed van hoorders, onder welke vele godvruchtigen waren, de Goddelijke invloeden werden opgestopt.

„Ikquot;, zegt hij, „predikte uit Ps. XCVII : 10,

„maar waar was het u om te doen? o, mijne „ziele, die aan het stof kleeft? Ziedaar, het „geheugen wordt beneveld in eene zaak, mij „anders zoo gemeenzaam; mijn borst begint „te hijgen, de knieën stieten tegen een, de „voeten wankelen. Het was Gods hand, dewijl „ik niet merken kon, dat er iets van buitten was, dat mij ontstelde. Maar diezelfde „God redde mij, en mogelijk hebben het „weinigen gemerkt Och, dat ik hieruit mogt „leeren, dien God met zuchten aan te loopen „op den predikstoel, eer er een woord op mijne „tong komt!quot;

Ik moet hier nog bijvoegen een staaltje van zijne hoogachting voor den dienst, niet alleen van zijne medearbeiders, maar ook van ongestudeerde personen, welke naarmate van hun licht het hunne tot opbouw van Sion zoeken toe te brengen; zonder echter voedsel te willen geven aan zelfverheffing of nijdigheid, zijne hoogach-

„Op zekere plaats hoorde ik N. N.quot;, zegt hij, v\'!r-

„predikende op eenen hemelschen trant van ^quot;Vcn\'dieDst Christus hemelvaart Ik stond opgetogen en van anderen.

-ocr page 56-

22 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEJÏ.

„werd bemoedigd, onder anderen ook door „deze woorden: „HemelschgezindeChristenen! „de kerk komt ons voor als de maan (dat is, „de ondermaansche wereld, wegens hare on-„gestadigheid enz) onder hare voeten. Een „Christen moet dan de wereld (die hij ook „daarom met voeten treedt) niet op zijn hart „hebben, dat was te lafhartig

„Ka hot eindigen van do predikatie, hoorden „wij eene zoete catechisatie, en ik werd door „zijne aangename zamenspraak nog meer opgebeurd. Mijn reisgenoothield daarop oefening „tot in den donkeren avond. onder een grooten „toevloed van menschen Daar zagen wij de „wonderen van Gods Wet en ik werd krachtig „aangedaan door het zien van zulke brood-„ zoekende zielen. Vaarwel, gij profane elcusini-„sche plechtigheden der heidenen; weg met den „laster dergenen, die de Christenen eertijds belichtten, alsof zij gastmalen als Tyëstes, „hielden. Hier in het duister vond men het „licht; en het was niet zwaar onder zulk een „schaar Jezus te vinden. Och, of ik nu te „huis, in mijne eenzaamheid wedergekeerd, mot „hen zeer begeerig was naar die redelijke en „onvervalschte melk!quot;

Wij hoorden hem boven, blz 13, gewagen van een strijd, van zijne nederlaag en overwinning ; zie hier een tweeden; daarover breidt hij zich verder uit op deze wijze.

strijd eu ge- „Nimmer kreeg ik schandelijker en duur-ztgende uit- Bzamer nederlaag, zoodat de Engel, die mij 0Ins „met vuisten sloeg, niet alleen trotseerde, „maar geheel gerust scheen over zijne triom-„fen. Doch ook hierin waren \'s Heeren paden

-ocr page 57-

HET LEVEN VAK D0. SICCO TJADES. 23

„majesteit; want als ik in den dwarrelstroom „van wanhoop bijna verzwolgen was, zie daar „de machtige Jezus ter goeder ure mij ter „hulpe!

„Hij velt dien sterken ter neder; Hij toonde, „dat onze zaak tot die engten nog niet gebracht was, als om meteen te leeren, dat „Zijne oneindige genade ruimte geven kou. „Wie zou geen troost aannemen, waar het „Leven, de Waarheid zelve spreekt? Ik wierp „mij neder op de aarde, ik weende, en dat „niet te vergeefs Ik werd getrokken, bemoe-„digd en keerde weder Na eene duisterheid, „ten minste van de maand Juli, brak het „licht door op den avond van den 9 Augustus, „maar het straalde helderder door op den „volgenden dag. NB. Zoo ik ooit twijfele, of „God mijne gebeden beantwoordt of verhoort, „zoo zal dit voorval toonen, dat mijne dub-„bingen ongegrond en ondankbaar zijn. Des „avonds van den 9™ dier maand zag ik mijne „sabbathzonden; ik hoopte die onder het oog „te zullen krijgen in den Geest met Johannes „Openb. 1. Ik bad om zielevoedsel, geschikt „naar mijne tegenwoordige gestalte; en ziet „in den dageraad van \'s Heeren dag predikte „D0. Blom, uit Rom. XIII: 12: „lgt;e nachl „is voorbijgegaan, de dag is aangeknmen, taal „ons dan afleggen da werken der duisternis en „aandoen de wapenen des lichts.\'quot;

„Kon er wel in den geheelen Bijbel gepaster „woord zijn voor mij? Werp dan, o ziel, van „nu af aan alle uwe bekommeringen op den „Heere, want Hij zorgt voor u. Wat blijft er „derhalve meer over, dan de klippen van.

-ocr page 58-

24 het leven van d0. sicco tjaden.

„ongeloof voortaan te mijden, die mij voorheen „zoo bang hebben gemaakt.

„Wat is er meer overig, dan dat ik uit „deze nederlaag meer onmagt geleerd heb-„bende, tot den Opperstuurman mijne zuchten „zend, op Hem mijn anker werp, zoo zal „het scheepje mijner ziel beveiligd zijn. In deze „duisternis heb ik nog driewerf gepredikt. „De rest zal dag en tijd leeren; en hoe kostelijk „de tijd is zal de eeuwigheid leeren en Och Op ! „De laatste leerrede te Oostwolde heeft mij „stof van gejuich in den Heere gegeven, „dat nog niet (te weten na eene maand tijda) „ophoudt. Op Zaterdag ging ik in het eenzame, „om mijn gemoed t\'huis te roepen, op den „Dullarddijk. Daar ondervond ik voor \'s Hee-Embdcu. „ren dag, wat het zeggen wilde, in den Geest „te zijn Ik zag de stad voor mij , maar tegelijk „de stad die fondanienten heeft. Ik zag de „wateren, maar die mij afbeeldden den weg „naar \'t Hemelsch Vaderland Meer heb ik ge-„zien en gehoord, dat men beter aan den Geest, „dan aan de pen vertrouwen kan. Ten minste „mijn Wegwijzer dwingt mij uit te galmen: „Tot hiertoe hebt Gij mij geholpenquot;; en het „overige wordt bewaard voor Uwe machtige „armen. Zoo gaf een uiterlijke en korte be-„schouwingde aanleiding, om eenc geestelijke „en eeuwigdurende gestalte te mogen aan-,, schouwen.quot;

Op den laatsten December, \'s nachts tus-schen het oude en nieuwe jaar, schreef hij het volgende.

Ps. CV : 5, „Gedenkt Zijmr wonderen, die

-ocr page 59-

het leven van d0 sicco tjaden 25

Hij i/ednan heeft, Zijner wonderleekenen, en der oordeelen Zijnes monds.quot;

„Gelijk mijne reis en mijn prediken te Gnjps- Achtgeving op rkerk mij naar Visvliet trok ; alzoo van Visvliet ajlergermg-Bnaar Burum. Waar van daan die schakel, j,6 r dan van Hem, wiens naam is Wonderlijk? heid. BIk werd van de gemeente, na het overlijden „van haren leeraar, verzocht om daar te komen „prediken. Hoewel de koortsen, die nu al „overlang mijn leemen hut verzwakt hadden,

„toenamen, kon ik de begeerte echter niet „afslaan, omdat ze aan een candidaat ge-„schiedde. Ik moest derhalve gaan. Maarzoo „blind was ik niet, of ik, blinde, moesteen „wegwijzer zoeken; en wien, o God! had ik „toch nevens U in den Hemel! Ik zochtder-„halvo het aangezicht van den God des Aan-„ziens Die wil bidden, moet ter zee varen.

„Ik deed daarenboven eene belofte aan Hem,

„dien ik voor mij begeerde als mijn Zon en „Schild: mijn mond sou vervuld worden met „Zijn lof, en den ganschen darj met Zijne „ heerlijkheid.

„Maar, \'t was nu tijd om te gaan, dit „kon niet geschieden ter scheep, noch op „schaatsen, maar te voet op een eng pad,

„met de koorts op het lijf, langs breekbaar „ijs, maar onder\'t albesturend oog van Jezus.

„Terwijl ik op het brooze ijs, onkundig van den „weg, niet wist werwaarts mij te keeren. ziedaar „een wegwijzer die mij in Visvliet leidt Het „is naauwehjks te gelooven, hoe ik daar werd „opgewekt door het gezelschap dergenen, die „hun huis op de Eeuwige Rots gebouwd hebben.

„Zondag te Burum predikende, zag ik in

-ocr page 60-

26 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„het eerst angstvallig tegen het werk op, „maar hoe nader de tijd kwam, hoe meer de , vrees verdween. Ik had den Opperbestuurder „mijner studiën gevraagd, of het Zijne Majesteit geliefde, mij van zelfzoeking onder het „ prediken te verlossen en het behaagde Hem ten „deele; want nooit was is ik in dit mijn gees-„telijk werk geheel geesteloos geweest. Ik „had tot nu toe nimmer grooter zegen gehad „onder het bereiden van de stof, nooit platter „en eenvoudiger dan toen gepredikt, en even-„wel nooit met minder moeite en meerder „vrucht. Dit getuigden allen, die lust tot waar-„heid hadden in het binnenste. Vaart dan voor-„taan wel, gij zoutelooze aardigheden van „opgesmukte taal! O, de naakte waarheid „heeft u niet van noode; zij straalt heerlijk „genoeg door aangeboren luister. Jezus heeft „u niet van noode, die de eer van harten te „veranderen, voor ziehzelven bewaart; ik „wormje heb u niet meer van noode, omdat „ik alle eer onwaardig en met dit ijdele „pluimpje maar des te rampzaliger zijn zoude. „Ben ik niet genoeg verheerlijkt met dit „Engelenwerk, en niet rijk genoeg, daar ik „Jezus tot vriend heb?

„De stof was uit 2 Cor. XII : 9, „Mijne „genade is u genoegquot;. Deze woorden heeft „de getrouwe Heere Jezus mij meer dan eens „ten antwoord gegeven, wanneer ik in eene „zee van zwarigheden scheen te zullen verdrinken, en als ik tot Hem riep, heeft Hij „meer dan eens Zijne hand toegereikt, en mij „bijgestaan met deze stem: „Mijne genade „is u genoegquot;. Nu gevoelde ik de vuistslagen

-ocr page 61-

HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADËN. 27

„van den Satan. Wat was gepaster, wat troost-„rijker tegen zoovele scherpe doornen des „Satans?

„Na het prediken had ik zeer zoete geestalten, ook om met den Grietman met vrij-„ moedigheid te spreken. Na een verblijf van „vier dagen in eene naburige plaats, hoorde Visvliet, „ik prediken, oefeningen, en werd daar ver-„kwikt en opgebeurd. Zoo kwam ik Woensdag „thuis, onzeker van de uitkomst, maar die „bij God, mijnen Vader, bepaald is. Maar na „zoovele wisselvallige ontmoetingen, wie zou „niet denken, dat mijn gemoed te huis komende,

„omtrent den Heere geheel veranderd moest „zijn ? Wie zou het niet allerbillijkst achten, dat „zulk een behouden schipbreukeling, voor „zijn Verlosser leven zou (ik leef ook voor „U, Heere Jezus, maar och, of voor u alleen 1) „Wie moet zich niet verwonderen, dat een „ervaren schipper op de minste verandering „in de lucht, den moed verloren geeft? Zoo „ging het mij. Ik kom angstvallig t\'huis,bij „gevolg ook ondankbaar. Ik raak als in eenen „maalstroom van gedachten: gij, zieke suk-„kelaar, wordt mogelijk geroepen op eenen „post, waar gezonde schouders meer dan ge-„noeg aan hebben om te dragen Zij, die „wijzer zijn dan gij, begeeren u tot leeraar,

„die nog jong en onervaren zijt — Maar staak „een weinig uwe glibberige treden, o, in uw „ongeluk, nogtans gelukkige ziel! Daar is „werk voor u: eene talrijke gemeente! En „als gij uzelven beziet, o, worm! dan is „het alles straks wederom duister. Nog rest „er blijder gezicht; ziet op God, den God

-ocr page 62-

28 HUT LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN

doof6\'6 k \'^68 .aanziensi c^e u den tekst, die u uwe

Mamhèdèn \' «s\'udien, eene gelukkige inleiding gegund heeft.

„Maar gij zijt ziek, — zie daar een geneesmees-„ter. Eene talrijke gemeente, die wijzer is dan „gij ? Maar God is wijzer dan zij allen Maar ng\'j een quot;worm ? — Doch God is algenoegzaam, „en Hij roept u toe: „wat vreest gij wormke „Jacobs ?quot; Gij wordt geslingerd door de golven, quot;— maar uw Rotssteen is onveranderlijk, xxxvr. wan(jeit in je duisternis? Maar God

„is een Vader der lichten. Wie is een leeraar, „gelijk Hij, die uit de duisternis een licht „weet te voorschijn te brengen, \'t welk des rte aangenamer is, omdat het onverwacht „komt. Zie den tekst en uwe gestalte onder „het prediken; wat vreest gij, die nu meer „dan eens te vergeefs gevreesd hebt? Herdenk „den tijd, in welken gij geloften gedaan hebt „aan God, en ziet, ze zijn niet te vergeefs „geweest. Gij zijt in vreeze geweest, en de „Heere heeft u gered en Hij zou u gered „hebben zonder die vreeze; wat is er dan „over dan gejuich en roem van God! mijne „hope zal niet beschaamd worden XviianW met David; „de Heere, die mij van

„do hand des leeuws en beers gered heeft, „zal mij ook redden uit de hand des Pilistijns.quot;

„Dit jaar loopt vast ten einde en er zijn „nauwelijks eenige oogenblikkcn van over, „of men moet zeggen: „het jaar is voorbij en ng\'j hebt dan drie-en-twintig jaren beleefd; „en in dien tijd is er geen dag, ja geen uur „geweest zonder bewijs van deze waarheden: „Zijne genade was u genoeg. Och, of dit „laatste tijdstipje van het jaar u raogt leeren.

-ocr page 63-

HET LEVEN VAX D0. SICCO TJADEJt. 29

„dat zoovele jaren niet hebben kunnen doen

„Och of Gij, o eenige Tijd- en Studiebestuur-

„der, Heere Jezus, het mij leeien wilde! O,

„mijn ziel! wat zal ik spreken? „Gelijk Hij xxxJjSII 13

„he! mij hcefl toegezegd, alsno heefl Hij het \' \'

„gedaan, ik sat nu al zoetjes voorttreden al

„mijne jaren.quot; Niets is er bijgevolg meer te

„doen, dan mijne geloften te betalen. Maar

„de dag is ten einde, welke vervuld moest

„zijn geweest met Gods heerlijkheid; een dag

„van afzondering is bijna vervuld geweest

„met murmureeren en angstvallige bekomme-

„ring. Ik heb tegen u gezondigd, o Heere!

„reinig mij.

O zoetste Jesu, \'t Schaap Ueet met bekende stem.

„Ik zondaar! maar de Heere laat zich niet „onbetuigd. Hiervan leverde deze dag nog „overvloedige spraak uit; o Goddelijke waar-„heid, De Heere zal hel roorzienl er zijn „trappen en gordijnen in Zijne kennis O, hoe „veilig is dat rusten! O diepten van een ziele-„rust verstoorend ongeloof! Wie zou ooit om „eigen voordeel wenschen dat die keten brak ? „Wat buigt gij u neder o ziel! O dwaasheid! Ps XL1I. „Gij durft noch kunt ontkennen, dat gij op „den weg zijt; een weg, die zijn begin nam „in de roeping die van Boven was, en welks „einde zekerlijk zijn zal in het zalig genot „van do dingen die Boven zijn. üeze band „heeft Jezus vastgemaakt; Hij, die de sleutelen „der hel en des doods heeft, zal niet toelaten „dat die gebroken wordt door den engel des „afgronds. Jezus heeft den weg gebaand en

-ocr page 64-

30 HET LEVEX VAN D0. S1CCO TJADEN

„zoo gebaand, dat hij wel eens benaauwd , „maar nooit gesloten zou zijn; de Kruisweg „is een Lichtweg. Derhalve: als een blinde Joh. XIV.; iinaar Jezugt dig de quot;VVeg, de Waarheid en „het Leven is. Ik ben dwaas, Heere! maar „Gij wijs; laat in mijne duisternis en in hare „opklaring het licht van LTwe genade wonderbaar zijn Ik waag het dan met U, al „ging ik ook in een dal der schaduwe des Ps XXIII. „doods. Leer mij maar niet te murraureeren.

„O, wat is mijn ziel een tweehoofdige Janus, „terugziende door mijne 23 leerjaren, ja op „de bijna 6000 jaren. waarvan ik de geruchten „gehoord heb. Is er ooit een rechtvaardige „verlaten gezien? En was ik dan ook voor-„uitziende tot over het water, waar mij Jezus „verwacht, van waar mij Jezus ondersteunt? „Dat ik daar komen zal, weet ik, maar langs „welke wegen, kan ik of moet ik niet weten; „och, of ik ook niet wilde! O God! Uwe „genade is mij genoeg. Het is mij genoeg, „dat Gij den weg weet, die mijn Leidsman, „ja de Weg zelve zijt; mijne geoogde blind-„heid zal voor eeuwig in een wonderbaar aan-„schouwen verwisseld worden. En wat is het „dan mijne ziel, dat u zooveel onrust geeft? „het is: gij zult misschien vinden, hetgeen „gij gezocht hebt, van dat gij geweest zijt. „Ja, maar gij zijt er onbekwaam toe, - maar „ook dat weet de Heere. En o! onzalige on-„bekwaamheid, wanneer gij uzelven eens „oordeelen zoudt niet meer onbekwaam te „zijn. Over zijne onbekwaamheid bekommerd „te zijn, is de eerste trap van bekwaamheid. „Hij, die u dien eersten trap van ootmoedig-

-ocr page 65-

het leven van d0. sicco tjaden. 31

„heid heeft doen beklimmen, zal ook de andere ,,u onder de voeten brengen. Hij zal u doen „hopen, dat Jezus boven op den ladder u toe-groepen zal: „vrees niet. Ik ben met u quot; Voor „het overige zal ik het einde van deze dingen „afwachten van Hem, die mijn beginsel is „geweest. En hiermede maak ik van dit geschrift, dezen verbodsdag en dit jaar een „einde, met het volgende gedichtje;

ANNO 1717.

Waarheen me \'t noodlot trekt en \'s Heeren Geest

(gaat voor,

In welk een loophaan inyn Strijd-meter geeft

(te rennen;

Ik volg het vaandel van mijn Heirvorst, \'k laat

(me mennen,

G-erust en veilig voor gevaren op Zijn spoor.

Met Hem op weg ben ik gelukkig door en door,

En zal mij aan \'t bekend landleven zoet gewennen;

Daar onder \'t lommer, als een Batavier, van

(dennen.

Of mirt gedekt zijn, dat de brand mij niet versmoor\'.

\'t Jaar gaat en \'t ander komt, wilt gij \'styds-

(schim op heden Zien? Sla \'t nieuwsgierig oog, op \'t Hof van

(Woudenberg , Een hersenschim weleer, mijn speelpop , los

(en erg;

Nu ben ik Jezu lief met U alleen te vreden.

„Het begin en de voortgang tot hiertoe van Anno 1717. „dit volgende jaar, zijn mij niet minder won-

-ocr page 66-

32 HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN.

„derlijk dan het voorgaande, omdat Gij, Jehova! onveranderlijk zijt!

„Mijn zorgdragende Homelsohe Vader ver-„menigvuldigde dagelijks de middelen tot aan-„was in de genade; in het bijzonder door „het verkeer met de godvruchtigen De stad „heeft thans eene andere gedaante, ja ook „ons huis in de stad ; doch ons naaste buurhuis, „of liever de albesturende Goedheid heeft mij „een zeer aangenamen en zeer nuttigen om-„gang verschaft met den heer Blom. Ook „deze milde goedgunstigheid geeft mij steeds „de overvloedigste stof van schaamte en ondankbaarheid.

Vermakelijke Onder anderen had ik op den 4 Februarij reis naar Kolde t7 , • ^ j. i i,

„net genoegen van in zijn zoetste gezelscnap

„naar Kolde te reizen, waar wij zeer milddadig werden onthaald; maar dat was het „minste, de milde Vader der lichten gaf ons „daar overvloed van brood, dat niet vergaat, „in gebeden, lofzangen en onderlinge zamen-„spraken. Hier gingen wij visschen in eene „zeer aangename beek de A. en niet te ver-„geefs; hier zonderde ik mij in het eenzame „af, aan den oeverboord van den zoetvloei-„jenden stroom en wachtte mijn Jezus in. Wij Het eeuvou- ^hielden den maaltijd in een nabijgelegen digeDrentsche „boerenhuis, waar groot en klein vee met landleven, nog huisgezin (dat somtijds wel uit twee of van quot;de gulden familiën bestaat) in één vertrek,zonder

eeuw. „middelmuur begrepen was; dat ons een zin-„nebeeld gaf van Noaohs ark De haard „zonder schoorsteen was midden op den vloer, „de rook verspreidde zich door het geheele „huis, en de zolder was voorzien met het

-ocr page 67-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 33

„schoonste huisraad, overvloed van vleesch.

„Hier aten wij als koningen, niet zonder Vcrgeuoeging „de zoetste saus, de honger. Te huis komende iu het kleine, „zonderde ik mij af en ging naar eene aan-„gename woestijn, waar vele ronde heuveltjes „met strooven en struvellen bezet, een groenen „doolhof uitmaakten, zeer geschikt om de aandacht op te wekken , waar het ook wel eens „gebeurt, dat men

Dwaalt, maar van zich zelf alleen,

Tot d\'eeuwge waarheid, d\'eenwge reên.

„Hier stond ik opgetogen over de goedheid „van Hem, die mij geen woestijn was, of „een land van groote droogte. Ik bad, ik „werd bemoedigd en gesterkt in den Heero.

„Hier predikte D0. Blom op \'s Heeren dag, „uit Matth. XX : 28: „Getij 1: de Zoon des „Menschen niet is gekomen om gediend Ie ivor-„den, maar om le dienen, en Zijne ziel Ie „geven lol een ranlsoen voor velenmot eene „heilige eenvoudigheid, welke ik niet zonder „vrucht hoorde, \'s Namiddags was het mijne „beurt. Ik had tot mijn tekst Ps. XCVII: 10. „Wij zagen daar oude gevonden penningen, „Romeinsche lijkbussen en meer andere Rol-„der-oudheden. Om kort te zijn, wij kwamen „Maandag daaraan wederom te huis. Daar vond „ik iemand mijner nabestaanden met ziekte,

,,ja bijkans met den dood worstelen. Ik be-„zocht haar en zeide tot twee, drie malen „toe: „men moet sterven, maar eerst aan „zichzelven, zal de dood geen koning dor „verschrikking zijn, enz.

3

-ocr page 68-

34 HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN.

„Maar ook gij, o mijne ongelukkige ziel, „zijt krank naar ziel en lichaam beide. De „koortsen hebben mij sedert een half jaar, „gedurig in- en uitwendig dermate verzwakt, „dat het aardsche huis dezes tabernakels van „dag tot dag verbroken wordt. Och, kon ik „mijne pinnen losmaken en zoo allengskens „opkramen!

„Naar ziel en lichaam krank, heb ik tot „beide oen geneesmeester van doen; gelukkige „ziel dan, omdat Gij tot beide algenoegzaam nzlj\') Heere Jezus! ei help mij, ellendige en „bezwijkende reiziger; o mijn Weg en Weg-„wijzer van dat ik geweest ben!

„Dan zal ik voortaan niet meer twijfelen, „ot ik don Lichtweg bewandel, omdat hij „mij geen kruisweg was; maar dat is nii „valsch bevonden. O, mocht ik maar hierdoor „Uwe Heiligheid deelachtig worden!

Zeker voorval. „Daar de mensch door zijne voortdurende „ongestadigheid, in do schepselen zichzelven „zoekt door eene ondragelijke afgoderij, daarom „teeken ik dit er bij aan, ais een derde post. Alle „dagen groejjen de middelen aan. Ik was „onlangs in het gezelschap vnn vromen. Men „sprak daar, men zong er, zij baden, maar „ik was stom; of het aan vermogens en ge-„zondheid, dan of het aan vrijmoedigheid „ontbrak, weet ik niet; ten minste als ik „mjjn mond opende, bleef ik stom. Toen het „tijd van scheiden was, begon ik te spreken, „om de redenen van mijn stilzwijgen na te „sporen. Iemand zeidc, dat ik to\'kleine goedachten van mijzelven had; maar mijn hoo-„ vaardig hart zeide neen. Het waren schepselen,

-ocr page 69-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN. 35

.maar te beminnelijker, naarmate zij hunneu „Maker nader gelijk waren Maar de vijand „mijner ziel wist dat goede in afgoderij te „veranderen, gelijk hij wel meer die list heeft.

„Bitter was de vrucht mijner afgodische liefde,

„omdat zij mij, die candidaat ben, stom maakte,

„en die weet, dat een verloochend Christen „is een blij Christen.

„Doch God, de Vader der lichten, bragt „het licht uit deze duisternis te voorschijn. „Hij verwaardigde mij tehuis komende, vurig „te bidden, uit te zien en te wachten op den „Heere, en te werken met deze plaats: „Maar Nuttigheid „die den llecre verwachlen, zullen de krachl Jaaruit. „vernieuwen. Zij zullen opvaren mei vleugelen \'ii9e^V^ de arenden-, zij zullen loopen en niel je3 XL:31. „moede worden, zij zullen wandelen en niel „mat worden.\'\'\'

„Och, of met het opgaan van dien dageraad,

„al het onweder van mijn studeren, preken,

„spreken en bidden, ja, van al mijn openbaar werk, eens bedaren mocht! En dat „kan Jezus, die de winden mot één wenk „doet bedaren; maar zie toe, dat hier ook „geen adder in het gras schuilt. Goh, of er „geen zelfzoeken was ia het haten van deze „zelfzoekingen! Ik moet ze niet alleen haten,

„omdat zij mij Gode en anderen hatelijk „maken. G, Kenner van mijn hart, wees ook „Beheerscher derzelve naar Uwen wil. Zijn „deszelfs diepten aan mijn gezicht onttrokken,

„o, zij zijn nogtans niet te onttrekken aan Uw „gebied.

„Dienzelfden morgen op den wal wande- Golt;!quot;u«3lt,ge „lende, dacht ik: „de Heere doet het;quot; en wal™

-ocr page 70-

36 het leven va x dquot;. sicco tjaden.

„tevens zag ik, dat deze woorden, schijnende „in het begin voor mij dor en mager, echter „uitmuntende en onnoemelijke, ja bijna alle „praktikaio waarheden in zich behelzen. Bij „voorbeeld: de Heere doet het, bijgevolg: „ik moet aanbidden, prijzen, berusten, ver-,,trouwen, niet vergeten, opmerken en zoo „voort. Ik zag de Harkstede met haar kerk, „en tevens, dat die en dergelijke vruchten „van oene zoetvoerige verbeeldingskracht, mij, „dezelve eertijds zonder Christus beglurende, „verstrekt hadden tot zoovele afgoden, over „welke ik nu zegepralende, een triomflied „zong uit Lodenstein, pag. 157.

Allerminnelijkste schoonheid!

Oorzaak van wat liier schoon schijnt. Die door jaren nocli gewoonheid Min vermaakt oi\' ooit verdwijnt.

TJw schoonheid bid ik aan; etc.

A\\ il ik ooit iets lieven, lieven, lieven,

w schoonheid bid ik aan ,

Daar zal het hart eerst henen gaan.

,-Tevens wenschte ik, dat al de afgoden, „die nog in het hart waren overgebleven, op „dezelfde wijze mogten verbroken worden. „Ten minste ik moet mij van vele pakken „ontdoen, eer ik mjj naar 1 lurum of elders „heen op weg begeef. Toen gaf mij do Heere „te sproken; „O, Heere! ik volg ü, waar „Grij mij roept; Heere! hier sta ik, mij aan „U opdragende, in mij te roepen en te bekwamen kunt Gij een mirakel doen; de „Heeee doet het.quot;

-ocr page 71-

HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJAÜEN. 37

Intussohen kwam er bericht, dat de ge- Diepe indruk meente van Burum het oog op hem geslagen had, ja, dat zij geheel op hem gezet waren. Hier Dienst, geraakte hij in een maalstroom van bekommering over zijne onbekwaamheid tot het predikambt.

„Toenquot;, zegt hij, „begon ik te zien, wat „ik gedaan, wat tijd en gaven ik al verkwist „had; hoe ongeschikt en onwaardig ik was „tot zulk eene edele bediening; en die verlegenheid was niet kortstondig, maar bleef „mij lang daarna bij en werd telkens vernieuwd als eenige aanblik van beroeping „zich opdeed.

„Als ik mijn hart onderzocht, zag ik dat „er vrij wat te berispen was; bij voorbeeld; „kleinmoedigheid, wantrouwen, eti meer-„malen bijna wanhoop. Plier vandaan ook „verzuim van middelen, vrees voor kleinach-„ting uit eigenliefde. En mogelijk is het daarvandaan, dat ik meer gevoelig die zonden „beweende, die mij onbekwaam maakten tot „hot uitwendige, dan die zonden, welke mij „ongeschikt maakten tot het inwendige der „bediening en des Christendoms En was ik „nu genezen! O, Heere, doe verzoening over „de zonden mijner bekeering!

„En ofschoon deze dingen zoo zijn, zoo Verlegenheid „heb ik echter hoop, dat deze en die daarop llaarovcr\' „volgende droefheid naar God was, uit deze „volgende bewijzen.

„I. Hoewel ik op het droevig gevoelen van E™ige kentee-„de zonden mijner jonkheid met smarte bleef oprechtheiï „staroogen (dat ook voor zooverre geoorloofd dezer verlegen-„was, als zij mij tot zulk een gewichtig ambt •\'e\'\'1-

-ocr page 72-

38 HET LEVEN VAN D1. SICCO TJADEN.

„onbekwaam maakten), zoo beschouwde ik „ze echter ook als zonden, en wel zoo iemand „anders, mij niet alleen onbetamelijk, maar „ook in hare vergrootende, vele en vuile omstandigheden, welke ik niet poogde te be-„mantelen (zooveel ik weet) maar, voor zoo-„ver zij mij bekend waren, voor den Heere „open te leggen; en och, of ik het meer en „met meer ernst, oprechtheid en geloof ge-„daan had! maar ik deed het echter en Gij „waart Getuige, die mijne wegen gezien „hebt. Och, dat ik ook meer was doorge-„drongen tot derzelver onreine springbronnen, „en daaruit mijne allenthalvige ellende door en „door gezien en afgenomen had! Ik kon „evenwel toen zeggen: „ik ellendiq mensch,quot; „Kom 7 ; 24. Ofschoon ik al mijne ellende „niet zag, wegens derzelver grootheid.

„II. Omdat ik het bloed van Gods Zoon „van noode had, tot zuivering van deze „smetten. (Gelijk ik nog hoop in die Heilfontein gewassohen to worden). Ik zag, dat de „onbekwaamheid, kleinmoedigheid, het wantrouwen enz , mijne zonden waren. Ik vlood „er mede tot den goedertierenen Jezus, die „Zijne armen uitbreidde om mij te verlossen. „Ik riep om hulp tot Uwe algenoegzame ge-„nado, goede Jezus! in deze zieleziekto En „dat niet eenmaal en terloops, maar menig-„werf toen ter tijd, en, omdat Gij \'t mij „deed doen, aanhoudend en gedurig; ja, niet „alleen toen, maar namaals, wandelde ik zelden „in het eenzaam of het kwam op dergelijke „zuchten uit.

„III. En hoewel mijn licht toen veel kleiner

-ocr page 73-

HET LEVEN VAN D0. S1CC0 TJADEN. 39

„was dan nu, in het doorzien van mijne hart-„gestalten enz zoo zag ik ecliter bovenge-,,melde tusschonschietende ongostalten gedurig; „mijne kleinhartigheid, wantrouwen, heimelijk „tegenmorren, vooral verzuim van middelen, „die ik niet prees, maar daaronder zuchtte, „onder welke ik mij toen en nog niet beta-„melijk gedraag. (Omdat ik een dwaas, een „wederhoorige ben). Nogtans zou ditdeallor-„aangenaamste boodschap zijn, die immer iu „mijne ooren en hart klinken kon: „Gij zult „niet alleen door hot bloed des Verbondsvan „deze schuld gezuiverd, maar door Jezus ge-„nezende hand geheel van zonde bevrijd zijn.

„IV. Hierdoor werd ik na dezen hoe langer „hoe moor verootmoedigd en klein. fhoewel „mijn hoogmoed zich menigmaal verhoovaar-„digde, en dan beter den naam van mistrouwen „en kleinhartigheid verdiende). Yele hoogten „werden ter nedergeworpen, en ik ontdekte „hoe langer hoe meer de hoogmoed die in „het hart schuilde. Groot werden toen in mijne „oogen de gestalten, die ik te voren nauwelijks had willen aanzien; mijn hart zag dik-„wijls veel dierbaarheid in eene verloochende „eu ootmoedige gestalte en in een teeder wandelen voor den Heere.

„V. Menigmaal, ja, menigmaal ben ik „gekomen als een magtelooze, blinde en on-„ waardige tot den goedertierenen Jezus (dien „wonderbaren Leeraar!) om bovengemelde za-„ken, en dat licht, hetwelk mjj ontbrak, van „Hem te begeeren. En naarmate ik het „opregt, ootmoedig eu geloovig kon doen.

-ocr page 74-

40 HET LEVEN VAN Dü. SICCO TJADEN.

„zeide ik van en tot mij: „hel is mij goed nabij „God Ie zijnquot; Ps. LXXIII ; 28.

„VI. Eindelijk: hoewel ik vele onderwijzers „heb gehad, en nogtans zeer onkundig ben; „hoewel in vele en boven anderen opgewekt, „boven anderen echter dor en mager ben; „hoewel Jezus mij veel en boven velen getoond „en in mij nu wonderen gedaan heeft; en ik „nogtans boven vele anderen ongeloovig, wan-„trouwend, ondankbaar , verkwistend en athe-„istiseh ben, ofschoon Gij, Heere Jezus, „deswegens 1; w aangezicht voor eeuwig voor ..mij verbergen mogt, dat ik al over lang waardig „was , zoo hoop ik echter alsnu nog, en wacht „al uitziende hier voor Uwe voeten, omdat „Gij algenoegzaam zijt, Heere Jezus! Op U „(o Gekruiste) zijn mijne halHevencle oogen geslagen ; en terwijl ik vermeerdering van geloof „en hoop begeer, sluit ik met deze zielezncht: „Heere Jezus, vermeerder mij het geloove!

„Dit schreef ik zonder opzet om zoo te „schrijven, ik moest echter, omdat het God „bestuurde. En misschien zal het haast te „pas komen, en dan was het best zijne „ankertouwen in helder weer te hebben klaar „gemaakt.quot;

Burum ver- Intnsschen werd te Burum eene beroeping geven. gedaan, waar al do stemmen dor gemeente. eenige weinige uitgezonderd, op hem vielen. Doch het mogt die ongelukkige kudde niet gebeuren dezen trouwen herder te verkrijgen.

Laat ons hooren, hoe hem deze tijding aandeed

„Van dien tijd af,quot; zegt hij , „dat ik te worstelen had, met de baren van wanhoop bijkans,

-ocr page 75-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 41

„(de Heere Jezus dit on weder dus besturende) „rakende den Heiligen dienst, dien last, die voor „Engelenschouders zelfs ontzaggelijk is, — „van dien tijd af, zeg ik, scheen geen tijding „mij meer te kunnen verschrikken, dan die „van een beroep; waaruit volgt, dat ik het „tegendeel hoorende, niet zonder eenige blijdschap van die vrees kon verlost worden; „en zoo gebeurde het ook; evenwel het smarte „mij in mijne ziel, dat ik zien moest, dat „die weerlooze schapen vertreden en mogelijk „ten prooi zouden worden van dien, die daar „met den naam van herder stond te worden „opgesmukt. Maar wat dan ? Is dit het believen „zoo van den Oversten Herder, welaan, het „zal ook hot mijne zijn, en des te meer, „omdat Hij machtig is hen op te bouwen, enz. „Intusschen is Gods besturende hand, van „het begin tot het einde. in dezen merkwaar-„dig te zien, te verwonderen en aan te bidden : „niet alleen dat ik (in mijzelven waarlijk zeer „gering; och, was ik het ook in mijne eigene „oogen!) in het algemeen van allen zoo tee-„derlijk begeerd werd, maar behalve dit, dat „mijn werk aldaar ook niet zonder zegen is „geweest, niet alleen tot bevestiging der ge-„loovigen , maar tot overtuiging en mogelijk „ook tot bokeering van eenen goddelooze. „Gij ziet dan, o mijne ziele, waarom gij daar „ter plaatse moest prediken; gij ziet dan, hoe „God ook in den dageraad van uwen dienst, „door u hoeft willen verheerlijkt worden. Dat „Satans inblazingen voortaan zwijgen, die mij „het tegendeel willen wijsmaken Het zou

-ocr page 76-

42 HET LEVEN ViN Dquot;1. SICCO TJADEN.

„ondanldmar zijn \'s Heeren weldaden niet te „erkennen.quot;

Anno 1717. Nu begon zijn hart van het onweder der angstvallige zorgen allengskens te bedaren. Hij predikte nu en dan, en kwam meer voor de zaak van God uit. Nu begonnen ook de vonkjes der genade, welke de vrijmagtige God onder Mjne familie ontstoken had, van dag tot dag op te flikkeren. Echter had hjj tot nog toe in het huisgezin niet durven bidden. Het gezigt van eigen onbekwaamheid, waaronder h[j steeds gebukt ging, drukte hem dermate, dat hij met anderen niet durfde bidden; dit ging zoover, dat hij het zoet gezelschap van Gods volk somtijds daarom mijdde, uit enkele vreeze dat zjj hem dien last zouden opleggen. Doch zijn goede Leidsman genas hem ook van deze ziekte; want op zekere plaats voor een afwezend leeraar driewerf predikende, begon hjj mot diens huis-

Verdero «renooten en anderen \'s morgens en \'s avonds voortjjaiijï. iTT ; ,

den Heere aan te roepen, en van dien tijd af heeft hjj tehuis dezelfde pligten waargenomen.

Zijne nederig;- Ik moet hier tussohcnboido zeggen, dat

zitten Van*eeü zPn eol\'w- ^11quot;^ cen uitmuntend talent van groot talent, hidden bezat, dat men daaronder veeltijds wegsmolt. En echter was er geen pligt, waartegen hij meer opzag, en waartoe hjj veeltijds van zjjne vrienden in het gezelschap als gedwongen moest worden Te weten, de genade maakt de ziele klein. Hjj wist dat geen woorden , maar Geest en waarheid eene biddende gestalte uitmaken, en waar het laatste ontbreekt, is het eerste maar een

-ocr page 77-

HET LEVEN VAN D\'1. SICCO TJADES. 43

klinkend metaal, en eene luidende schel; dat men tot het laatste nooit van zichzelven geschikt is, maar dat de Heere moot nederdalen in het hart en geven den Geest der gebeden.

Met eenen toespelenden spreektrant der Hoogeschool, toekende hij de volgende overdenking aan:

„De eene dag leert don anderen, en de Oen 9 Maart „Heere loert in de dagen. -De geleerdheid en 1717\' „bekwaamheid dor professoren, hun bondig „onderwijs vermeerdert het schrijfboek dor stu „denten, bijzonder als met do leerzucht een „zwak geheugen gepaard gaat. Maar wie is oen „Leeraar als Jehova? Welk onderwijs kan in „zeldzaamheid, zoetheid en goedheid daarbij „halen? Deze ITomelsche Akademie geeft on-„telbare, zeer heilzame lessen, maar ook alleen „aan vhjtigen, opmerkenden en die niet wijs „zijn in hunne eigene oogon; wie zou dan den „veder sparen ? niet ik, die zwak van geheugen, „voornamelijk in zulke stoffen, somtijds een „proefstuk geven moot (onder het opzicht „van zulk een heerlijken Voorzitter) van mijn „besteeden tijd, in zulk eene doorluchtige en „openbare gohoorplaats Wat zou do praeses „zeggen, indien zijn leerling, moetende \'s meesters leerwijze anderen inboezemen. onder „zijn oog als een weetniet beschaamd werd?

„(maar deze spreektrant is to akademisch)

„Dit is mijn troost, dat Hij barmhartig is en „beter weet wat Zijn discipel vermag, dan hij „zelf. De Jehova, de Bestuurder mijner studiën zal den magtelooze sparen, naarmate „van kracht het werk verminderen, of naar „mate van het werk de kracht vermeerderen.

-ocr page 78-

42 HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN.

„ondan]cbaar zijn \'s Heeren weldaden niet te „erkennen.quot;

Anno 1717. Nu begon zijn hart van het onweder der angstvallige zorgen allengskons te bedaren. Hij predikte nu en dan, en kwam meer voor de zaak van God uit. ISTu begonnen ook de vonkjes der genade, welke do vrijmagtige God onder zijne familie ontstoken had, van dag tot dag op te flikkeren. Echter had hij tot nog toe in het huisgezin niet durven bidden. Hot gozigt van eigen onbekwaamheid, waaronder hij steeds gebukt ging, drukte hem dermate, dat hij met anderen niet durfde bidden; dit ging zoover, dat hij het zoet gezelschap van Gods volk somtyds daarom nnjdde, uit enkele vreeze dat zij hem dien last zouden opleggen. Doch zijn goede Leidsman genas hem ook van deze ziekte; want op zekere plaats voor een afwezend leeraar driewerf predikende, begon hij met diens huis-genooten en anderen \'s morgens en \'s avonds c don Heere aan te roepen, en van dien tijd af heeft hij tehuis dezelfde pligten waargenomen.

Zijne nederig- Ik moot hier tusschenboide zeggen, dat

zUten\'vau\'een z\')n eenv- zuquot;c een uitmuntend talent van

groot talent, bidden bezat, dat men daaronder veeltijds wegsmolt. En echter was er geen pligt, waartegen hij meer opzag, en waartoe hij veeltijds van zjjne vrienden in het gezelschap als gedwongen moest worden Te weten, de genade maakt de ziele klein Hij wist dat geen woorden, maar Geest en waarheid eene biddende gestalte uitmaken, en waar het laatste ontbreekt, is hot eerste maar een

-ocr page 79-

HET LEVEN VAN D\'1. SICCO TJADENquot;. 43

klinkend metaal, en eene luidende schel; dat men tot het laatste nooit van ziehzelveu geschikt is, maar dat de Heere moet nederdalen in het hart en geven den Geest der gebeden.

Met eenen toespelenden spreektrant der Hoogeschool, toekende hij de volgende overdenking aan:

„De eene dag leert don anderen, en do u™ 9 Maart „Heere leert in de dagen. De geleerdheid en 1717\' „bekwaamheid der professoren, hun bondig „onderwijs vermeerdert het schrijfboek der stu „denten, bijzonder als met de leerzucht een „zwak geheugen gepaard gaat. Maar wie is een „Leeraar als Jehova? Welk onderwijs kan in „zeldzaamheid, zoetheid en goedheid daarbij „halen? Deze llemelsche Akademie geeft on-„telbare, zeer heilzame lessen, maar ook alleen „aan vlijtigen, opmerkenden en die niet wijs „zijn in hunne eigene oogen; wie zou dan den „veder sparen? niet ik, die zwak van geheugen, „voornamelijk in zulke stoffen, somtijds een „proefstuk geven moet (onder het opzicht „van zulk een heerlijken Voorzitter) van mijn „besteeden tijd, in zulk eene doorluchtige en „openbare gehoorplaats. Wat zou de praeses „zeggen, indien zijn leerling, moetende quot;s mees-„ters leerwijze anderen inboezemen. onder „zijn oog als een weetniet beschaamd werd?

„(maar deze spreektrant is te akademisch)

„Dit is mijn troost, dat Hij barmhartig is en „beter weet wat Zijn discipel vermag, dan hij „zelf. De Jehova, de Bestuurder mijner stu-„diön zal den magtelooze sparen, naarmate „van kracht het werk verminderen, of naar „mate van het werk de kracht vermeerderen.

-ocr page 80-

44 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„Het is zeker, dat Zijn discipel Hem zal „mishagen; maar mishagende zal hij daarin „behagen, omdat hij eerst zichzelven mis-„haagd heeft.

„Ik vind geen veiliger hulpmiddel tegen „do onkunde, dan om mot een frisschon moed „mijne leeroefoningen te vernieuwen en van „Hem handleidingen te begeeren, die ze mij „tot hiertoe op mijn gebed, gegeven en gefleerd heeft; ten minste deze eerste regel van „de Hemelsohool weet gij, dat gjj niets weet, „mijn ziele ! en hoeveel gij ook moogt weten, „het moeste blijft toch verholen; maar het is „zijn oogmerk niet Zijnen leerling daardoor „den moed te benemen, maar dien te ver-„meerderen; want zoo gij al de verborgen-„hoden had doorsnuffeld, gij zoudt er niet „een ziertje te geleerder om zijn; tenzij uw „doelwit ware, in deze allereerste waarheid „(de kennis van eigen dwaasheid) meer en meer „bevestigd te worden. Zoo gij anders handelt, „zult gij gevaar loopen van alles wederom te „verliezen. Derhalve het is hier het hoofdwerk, „onder gezigt van onkunde, van Hem wezen-„lijko geleerdheid te begeeren, de begeerde zaak „werkzaam en in stilheid in te wachten, en „in het verwachte veilig te berusten. De straf „van den verloren tijd is het daaruit volgende „jammerlijk tijdverlies door verkeerde vlijt „en ijdele klachten. De hand dau van de „tafel en het hart van deze stof; want aan „de vlijt het overig uurtje van mijn leven „beter past. Waarlijk allo redevoering van „de ijdelheid der wetenschappen zou niet ijdel „zijn; alle lof der zotheid zou niet zot zijn.

-ocr page 81-

HRT LKTEN VAN D1\'. SICCO WADEN. 45

„indien maar hetgeen Agrippa (van de ijdel-Bheid der •wetenschappen) kwalijk geschreven, „en hetgene Erasmus (van den lof der zotheid) „vergeten heeft, een bovenmaansche gekruiste „leerling van den Gekruiste verbeterde en „aanvulde.quot;

Op den 25 Maart op eene aanzienlijke maaltijd genoodigd zijnde, bedankte hij en ging naar buiten.

„\'s Morgenszegt hij, „ten zes ure verliet „ik de stad en het gewoel, en ging te voet „alleen, oordeelende, dat men Jezus op zulk „eene wijze beter vinden kan, dan onder het „stadsgerucht en in de trekschuit. Het werd „mij gegund in de heenreis meer wachtende en „hijgende te zijn , dan vindende. Ik zag de zon „voor mij opgaan met blijdschap en verwonde-„ring, en na zoovele voorledene ijdele beschou-„wingen van mijne dwaasheid, zag ik daarin „des Scheppers langmoedigheid; en zong een „lofzang Hem ter eere, in het gezelschap van „de leeuwerikken, die den Schepper op hunnen „toon toejuichten Ik zag mijn voorrecht boven „die vogeltjes, boven de groote menigte der „uiterlijke belijders; en in mijne voorrechten „tevens mijn plicht, enz. Ter plaatse gekomen zijnde, waar ik wezen wilde, werd het lichaam met koffij, maar de ziel met een drank verwikt, die de wereld niet kent; beide ziel en ichaam verfrischt door het vrij gezicht op en aangenaam boschje. Ik ondervond toen riep uit: dat deze vreugde grooter is, dan rgenen, wier koorn en most vermenigvul-d zijn. Hadden zij volop, onder een gemis mijne Hemelspijze, mij ontbrak ook

-ocr page 82-

46 HET LEVEN VAN D0 SICCO TJADEX.

„niets tot licliaams-voedsel, maai-dat was een toequot;ift, niet het voorname. Dat maakte deze quot;spijze niet bitter, dat zo uit \'s Vaders hand „kwam als een toewerpsel tot het Koningrijk „Gods en Zijne gerechtigheid, dat was de „Hemelsaus.

„Maar zult gij zeggen: Gij mist evenwel „zoo velerhande soort van offeranden voor den „buikgod;J Zoo is hot, maar hoe matiger „hoe lekkerder, hoe vrijer maaltijd, hoe blij-„der. Ik ondervond, dat de natuur met wei-„nig vergenoegd is, vooral indien de genade „hare metgezellin en versierster zij Ik was „vrolijk in en worstelde met Hem, met Wien \'„Jacob worstelde, wiens eerstgeboorterecht ren dat alles ik hoogcr schatte dan Ezaus „keurigste lekkernijen met gejuich Mijn strijd „was met eon allergoedgunstigsten Tegenstre-„ver; en ik bad. Hij mogt mij overwinnen, „opdat ik dus uit mijne eigene nederlaag voor „eeuwig als overwinnaar mogt opstaan. Ik „worstelde met Hem, ten einde Hij voortaan „mij nooit toeliet tegen te streven zulk oenen, „die mij onder Zijn Herderlijk oog en hart „deed op manna weiden; kortom: is er hier „al zulk eene rust in dien Schoonsten daar, „wat zal het dan niet zijn daar Boven!

«Ik ging van daar om te doen wat het „hoofdoogwit was van deze reis. Ik had te. „voren al gehoord, dat er in deze wildernis\' „eene fontein stond gekloven te worden Hel! „gerucht liep, dat daar in eene geringe boef „renhut, eene vrouw in aanvechting wae-„gelijk zij het noemden. Straks waren er ze.

„veel docters als menschen, de eene had g

/

-ocr page 83-

het leven van d0 sicco tjaden 47

„zegd, zij moest zieh wat vermaken, een an-„der wat anders: elk naar zijn humeur, bijna „niemand prees de ziekte, veel minder derzelver „eenigsten Heelmeester Jezus Ik, al overlang „begeerig zijnde om diegelukkige ellendelingte „zien, ging nu tot haar; en nadat ik het oog-„wit van mijne komst ontdekt had, vroeg ik „naar de ziekte en derzelver omstandigheden; „waarop zij antwoordde, dat zij veelmalen „gelezen had, dat de zondaar van God verkloekt was; zij verschrikte op het geluid van „dat woord, vervloekt.

„Nu was het eens gebeurd (hetwelk, hoe-„wel het in ziehzelven dwaas schijnt, ikech-„te hier tor neder stel, opdat mij, toekomend „heelmeester, geene ondervindingontbreke) „nu „was het eens gebeurdquot;, zeide zij, dat ik mijn „kleinste kind (dat nu bij den haard zat) in „de wieg willende leggen, in mij zeiven scheen „te zoggen aan mij en mijn kind; vervloekt „dan in G naam.quot; Nu heb ik mij, en wat „meer is, dat schaap (wijzende op haar kind) „vervloekt; en dus is er voor mij niets te „verwachten dan hel en eeuwige rampzalig-„heidquot;, enz. Zij voegde daar nog bij (en dat „jvas mij aangenamer) dat zij al over lang „alle hare zonden, ook de verborgenste „hartzonden, gezien had; daar onder verlegen „was, die betreurde; en dat zij nu nog zuch-„tende en kirrende wachtte op den Geest dor „bekeering en der wedergeboorte.

„Hierop verwachtte zij antwoord van mij, „en niet te vergeefs, dewijl zij het verwachtte „van een geneesmeester, die om hulp en „raad uitzag tot God naar boven (dat moet

-ocr page 84-

48 HET LETEN VAN D0 SICCO TJADEJf.

„uw hoofdwerk zijn, mijn ziel, en gij zult „een hei-der zijn). Nadat ik haar Gods gewo-„nen weg in het hekeeren van zondaren in „het hreede opengelegd, en den aard des zalig-,.makenden geloofs omschreven had enz. loste „ik hare tegengeworpene zwarigheden op, onder „welke do voornaamste en zwaarste was, dat „zij dacht de zonde tegen den H. Geest te „hebben begaan. Ik verklaarde haar in \'t kort „een boekje, dat zij bij de hand had: „Christens „reize naar de eeuwigheidquot;, en ik gaf haar „twee boekjes, welke ik voor haar gekocht „had; het eene van N. S. v. Leeuwarden over „Matth. XI, het andere over de „Natuur des „geloofs.quot; En nadat ik beloofd had haar we-„derom te bezoeken, nam ik afscheid en „keerde weder naar het vorige huis; al-„waar ik met de vrouw nog iets van don weg „des levens sprak, en haar ook twee boek-„jes vereerde, terwijl de tijd mjj riep om „stadwaarts te keeren. Onderweg groette ik „iemand van mijne kennis op eene buitenplaats, alwaar mijn goedertierene Vader mij „verkwikte door zeer zoete gezigten van na-„tuur en kunst niet alleen, maar ook met „thee. Wat was nu billijker, dan wiens brood „men eet, wiens woord men spreekt Ik ver-„haalde daar do woorden van de vrouw: die „ik bezocht had, roemde haar gelukkig in „haar laag hutje, boven die welke paleizen „bewonen, zoo de vreeze des Heeren daar niet „huisveste, en nam afscheid met den wensch, „dat zij eenzaam, met God gemeenzaam zijn „mochten. Zeer verkwikkelijk was mij de weg „naar de stad; het is mij ondoenlijk alle bijzon-

-ocr page 85-

HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN. 49

„derheden op papier te stellen. Blijdsoliap, vrolijke gezangen, gebeden,alleenspraken,sterkten „in den Heere, vernieuwing van het verbond,

„dat in der eeuwigheid niet zal verbroken „worden. Hier vond ik op dezen eenzamen „weg hier en daar wijkplaatsen, en als het „ware herbergen om in te keeren. Als ik de „lage hutjes aan den weg zag, werd mijne „ziel met Lodenstein opgewekt, om te zingen:

„Doet mij Heer, naar Bethlehem reizen,

„Mij naar de lage hutjes troont,

,,En loven doet, dat dat paleizen „Zijn, waar gij nu onzigtbaar woont

„In die paleizen zal ik zingen „Op koninklijken toon een lied

„Van uwe diere lievelingen,

„De wereldlingen kennen \'t niet.

„Toen ik de stad genaakte, stond ik verbaasd over al het gewoel der dwazen, en „zag mijn voorrecht. Is er hier al zooveel op „de reize naar dien meerderen dan Salomo,

„wat zal het dan niet zijn in Jeruzalem? Hoe „dwaas zijt gij dan o mensch, die Mozes keus „niet doet. Hebr. XI: 25 Uwe dwaasheid zult „gij dan eerst recht zien, als er een einde „aan uwe en mijne maaltijden zal gemaakt „zijn; o als dat gordijn eens opgeschoven wordt,

„wat zal dat een treurspel geven!

Anno 1717.

Dit jaar leverde geene mindere proeven uit der Goddelijke goedgunstigheden aan zijne ziele dingenderGod-dan het voorledcne; daarvan schrijft hij aldus: goet

-ocr page 86-

50 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJA DEN.

„Het lust mij nu wonderen te vermelden, „die God aan mijne ziele gedaan heeft, waav-„van het waarachtige on levende denkbeeld „toch altijd grooter zal zijn, dan al hetgene „mijne pen daarvan heeft kunnen afmalen. „Getuige hiervan is God, die alleen wonderen „doet. Getuige is hiervan mijn geheugen ; want „ofschoon tusschen de voorvallen, die ik ga „vermelden, en deze mijne aanteekening eene „week is voorbij gegaan, zoo herinner ik mij „echter levendig die zoete verkeering met „Christus en Zijne vrienden , en ik hoop door „deze herhaling dat zoete denkbeeld wederom „te vernieuwen; want om de zaak zoo te ver-„halen als zij gebeurd is, zou ik op nieuw in „dezelfde bevinding moeten komen. Wonderen „waren het en genoegzame blijken van Gods „genoegzame genade, welke ik voorleden jaar „heb ondervonden, en als ik er deze volgende „bijvoeg, word ik te meer bevestigd. Och, „of die eenvoudige oprechtheid in het aan-„teekenen en die heilige eerbied voor God in „het herlezen, zoovele bewijzen mogten zijn, „dat ik geen droomen vertel!

„Beilen, een der beroemdste dorpen in het „landschap van Drenthe, opengevallen zijnde „door het overlijden van D0. W. Hofstede, „werd ik verzocht om daar te komen prediken. „Ik bad den Heere , dat Zijn Aangezichte „toch mede mocht gaan! en niet te vergeefs; „hetwelk mij deed hopen, dat er wat grootsch „te wachten was. Mijn zorgdragende Vader „beschikte mij eene gemakkelijke reis. Ik „verliet de stad op den 12 September en met „zonsondergang waren wij te Assen, alwaar

®9

Reis naar Beilen.

1717.

-ocr page 87-

HET LEVEN VAN D». SICCO TJADEN. 51

„ik onder het doorkruisen van de zoete wijk-,plaatsen van het aangename Bosch in de „duistere eenzaamheid het Licht vond. Het „was hier een liefelijk Gosen, geen onver- Gclootsoefe-„makelijk voorspel van de aanstaande bljjheid in A5-„van het Beiier Kanaan Zoo ik ooit ver- sl:rbosch-„waardigd bon geworden mijn hart voor den „Heere bloot te leggen, over te geven, op „te dragen enz., het was toen ter tijd O, „betamelijke en onberouwelijke opdracht voor-„waar! terwijl wij met het vallen van den „nacht Assen verlieten, en onder don blooten „hemel drie uren voeren, eerst bij het maanlicht, en toen dat verdween, onder do toe-„straling van de wonderbare en verbazende „reeks der flonkerende sterren. O . hoe zoet vermakelijke „was het mij, die gestarnten te mogen be- hemelleschoa-„schouwen, als zoovele uitwendige edelge- w\'nS-„steenten van mijns Vaders paleis en Zijne „poorten! Mijn voerman had de beleefdheid,

„bij onze aankomst te Beilen, mij huisvesting „aan te bieden, waar zijn broeder aanstonds „blijken gaf, dat hij was van een verhevener Eerste ont-„inborst en hemelsche geboorte, zijnde een te

„van die Christenen, welke al voor langen „tijd dit dorp roemruchtig maken. Mijn lichaam „werd door de spijs verkwikt, en mijne ziel „door dat Ebenhaëzer. Na eenen korten slaap „opstaande zag ik de kerk en zag overal aan De kerk. „den wand verkwikkelijke en troostrijke spreu-„ken uit Gods woord, welke mij waren als „druppelen op eene vermoeide ziel. Hier stond :

„Werpt alle uwe bekommeringen op den Heere „enz., daar wederom: „Zoo God voor ons is,

„wie zal tegen ons zijn?quot; Het overige van

-ocr page 88-

52 HET LEVEN VAN D0. S1CC0 TJADEN.

„den dag bragt ik dooi- met wandelen, zoete Werkzaam- ,samenspraken en studeren; den nacht zonder

helt;IredikatLdC quot;s\'aaP\' c\'oc\'1 \'s m01quot;Sens zonder de minste „vermoeidheid; maar integendeel was ik vol „hoop, vertrouwen en aanbidding der wonder-„bare genade, onder een aanhoudend zuchten: „Heere, wie ben ik, en wat is mijns vaders „Huis, dat ik verwaardigd word onder het „oog van den Oppersten Herder dierbare „zielen te weiden, en dat boven zoovele anderen „en op die wijze! Het was bij mij groot, „onbegrijpelijk, onverdiend Nu was het uur „daar, tot dat groote werk bepaald, en Je-„zus was ook daar, en met Hem alle dingen! „Het gaf mij moed zelfs, dat Jezus daar ook „Toehoorder zou zijn. Naar de kerk gaande „werd ik niet zeer ontsteld door de groote „menigte der hoorders, ik herinner mij echter „niet, dat ik buiten de stad immer zoovele „toehoorders gezien heb. In het werk zelf, „om met weinig woorden veel te zeggen: „de Oudprsteuning „Heere was met mijquot;. Na den eten ging ik „naar de gewone catechisatie. Hier was mij Merkwaardige ialIes wonderlijk Zag ik op den vrager, het catechisatie „was de schoolmeester, maar die het werk van den school- „verrichtte met die netheid, bondigheid, na-meester. ^druk en geleerdheid, welke men van een „leeraar mogt verwachten, welke een leeraar „zou kunnen beschamen. Lette ik op het „aantal der antwoorders, dit was zeer groot; „op den staat, daar waren vrij veel aanzien-„lijken onder; woog ik de antwoorden, zij Bloeistand van „ waren kort, doch zoo, dat men er nauwelijks d\'gemreiteenL quot;iets kon bijvoegen; zag ik op de wijze, die „was zeer zeldzaam; nademaal de meester

-ocr page 89-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 53

„niemand bij den naam vragende, dan uit „dezen, dan uit genen hoek beantwoord weid,

„en dat zonder de minste wanorde; beschouwde J?!\'0-\'1,61.8.\'quot;

m • -i i-i -i p •• i Lnnstuseen

„ik eindelyk de stot, zij was ten hoogste hart en ziel , dierbaar: het was over de bewaring, welk stuk „naar de orde van den heer Mark behandeld,

„mij toen zeer ge wen scht voorkwam, omdat ik „de zaak dien dag zoo merkwaardig onder-„vonden had. Na het eindigen van deze oefe-„ning geraakte ik in het gezelschap der aan-„zienlijken , en hoorde daar eene de taal „Kanaans spreken O, afgrond van genade!

„Ik kon toen hare edele keus zien. Met het „vallen van den avond verwachtte mij ten „huize van bovengemelden meester eene uitgelezen christenschaar, boven mijne verpachting talrijk. Hier spraken wij over ver-.scheidene stoffen, maar uitgebreid over de „redenen, waarom God de heiligmaking in „dit leven onvolmaakt laat blijven. Hier be-„schouwdenwij van verre Satans krijgslisten, en „een ervarene oude vader in Christus, bragt „veel licht bij. Zoo sleten wij den avond en „een gedeelte van den nacht, en nadat wij „een lofzang gezongen en gebeden hadden,

„verliet ik dat allerzoetste dorp Beilen, en „ging in het gezelschap van een zoet reisge-„noot te voet naar Halen, en hoorde daar „mede buiten verwachting Kanaans taal. O,

„wat is het heilig en veilig altijd van „den tegenwoordigen Heere te spreken, „die overal de Zijnen heeft, en die het „weet te maken, dat het nooit te vergeefs geschiedt. Van daar gingen wij naar „Assen, waar wij onder nuttige zamenspraak

-ocr page 90-

54 HET LEVEN VAX D0. SICCO TJADEN.

„ten zeven ure aankwamen. Maar wat daar „gesproken, gezien en gehoord is, poogt „mijne bezwijkende pen te vergeefs af te schilderen, Het waren wonderen, die ik nimmer „te voren ondervonden heb! O, dien dag, de „gelukkigste van allen, die mij van den goe-„dertierenen Vader te voren gegund zijn! „Ik zal er met een flauw penseel iets van „afschetsen. Nauwelijks was ik daar in het ge-„zelsehap der vromen, of wij geraakten in „eene vrolijke zamenspraak van Jezus, den „Oversten Leidsman, gepaard met lofzangen, „gebeden enz. Allen die daar ter plaatse den „weg naar den Hemel hadden verkoren, vloei-„den te zamen; een zoet gezelschap voorwaar! „Hier was ik niet te vergeefs. Veel was hier „te spreken tot bevestiging, versterking, licht-„geving der allerzoetste schaapjes van Chris-„tus. Ik moet de zaak van den beginne ophalen. „Een halfjaar geleden was alles hier in eene „diepe rust, maar sedert en binnen dien tijd „zijn er velen bekommerd geworden over hunne „zaligheid! Zulk een beginsel van eene zeer „gewenschte verandering scheen wat grootsch „te beloven; maar de tegenpartijder sliep „niet; neen de tegenstrevers waren veel. Onder „deze plunderaars en klippen werd dit scheepje „geslingerd, waarin een liefelijk gedeelte van „Jezus kleine kudde was ingescheept; het „worstelde, maar het stak het hoofd uit de gol-„ven, omdat Jezus aan het roer zat. Indezen. „benaauwden tijd beliefde het de H. Voor-„zienigheid mij ellendig jongeling daar ter Ps. VIII : 3. ,.plaatse te brengen, ,,om uit den mond der „liinderkcns en der zuigelingen sterkte te grond-

-ocr page 91-

het levejt van d0. sicco tjaden. 55

„vesle?i om Zijner legenparlijen wille, om den „vijand en den wraakgierigen Ie doen ophouden.quot;

„Onbewegelijker moest iemand zijn clan „een rotssteen, die niet tot deernis bewogen „werd, door de zuchten van dieteedere sohaap-„jes, welke lilden onder de klauwen van ver-„scheurende en opslokkende wolven. Maar „Jezus goedertierenheid zegepraalde over den „tegenstand en vergoedde alles met Zijne ver-„troostingen aan de ziel. Het was onder Zijne „besturing, dat wij te zamon vergaderd, ons „verlustigden in aangename zamenspraken van „den allerzoetsten Heero Jezus, en dat ik met „iemand die binnen kwam,over dit werk in twistgeding geraakte; hetwelk op eene bijzondere „wijze van God gebruikt werd tot moedgoving „en versterking van deze verblufte lammeren. „Ik zwakke jongeling, bestreed de verdedigde „en zoo zeer geprezene uitspanningen, en zoo „als men zeide, gekkernijen, die betamen en „wat meer van die soort is, welke, allen op „te tellen te lang zou zijn. De uitkomst was „gezegend; want na zeer heftigen strijd, bijzonder in het begin, bezweek de tegenpartij „allengskens, ja werd beschaamd, bestorven, „stom, en knersende op de tanden, en op „ziohzelven vertoornd, stond hij op, groette „ons allen en ging weg. Zoo was Jezus Naam „wonderlijk. Wat ons betreft, wij stonden „verbaasd over do groote werken Gods, en „kwamen eenparig overeen, om den Heere „daarvoor te loven. Ik weet niet, dat ik ooit „zoo gebeden heb. Op het gebed volgden lof-„zangen ter eere van dien Rechtvaardige. „Eu do Heere bevestigde de harten van die

-ocr page 92-

56 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN

„kleinen krachtdadig door deze overwinning. „Ja, sedert groeiden zij in aantal gedurig aan. „De overige avondtijd was mij zoet, en ik „was meer verlegen om te zwijgen dan om „te spreken, dewijl ik nimmer te voren met Zijn levendig- „zooveel verwijdering des harten en vaardigheid en ijver „hoid gesproken had. Het was nu de vierde „nacht, die ik bijkans slapeloos had doorge-„bracht, en evenwel had ik nimmer minder „slaaplust. Doch hier was Gods hand onder. „Na gebeden tot God nam ik afscheid en keerde „naar de stad, verbeidende wat God doen „zal. Hij alleen hebbe van dit alles de eere, „Amen\'\'.

Ziedaar een voorbeeld van geene gemeene of koele liefde, met eene heilige gisting, eea vuur van hittigen ernst, voor de eer, de belangen en de zaak van Jezus! Steek er den spot vrij mede, onzinnige wereld! Gij kent dit niet. Laat het u tot naijver verwekken, godvruchtige leeraars en proponenten! Laat de ijver voor Gods Huis u verslinden. Zoo vaak Jezus zaak en volk verdrukt wordt, laat dan de ijver gaande worden om het voor hen op te nemen, u in de bros te stellen en die zaak te verdedigen. Zoo was David Ps. CXIX ; 139, „Myn yver heeft my doen verf/aan, omdat myne weiler/iarlyders Uwe woorden veryelen hebben.quot; Zoo deed Elia l Kon. XIX: 10, „ï/.1 heb zeer f/ryverd voor den [here, den God der Ueirscharenquot; Ge-wissehjk zulke vurige kolen, van binnen oprecht en louter, van buiten van de asch der menschen-vrees gezuiverd, geven een afstralend licht

-ocr page 93-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 57

en warmte, om de verkoude liefde van anderen op nieuw te ontsteken

De Heere kroonde ook deze echte getrouwheid met nieuwe ontdekking Zijner goedertierenheid, gelijk uit het volgende blijkt.

„Ter eere van Christus, die mij met Zijne „weldadigheden dag aan dag overlaadt.

„Wat het zij na wolken en duisternissen Verkwikke-„den wederkeerenden Jezus te aanschouwen; ^ e SestaIte-„wat het zij onder Zijne koesterende stralen „de krachten te vernieuwen, dat heb ik onder-„vonden op den 26 April dezes jaars. De „zoetigheid van do gestalte, die ik toen onder-„vond, kan ik met geen pen beschrijven;

„ik moet er echter stamelende iets van aan-„teekenon. Op den wal wandelende, zag ik „de N. kerk, waar ik kort te voren gepredikt „had. Hier werd ik in den ondoorgrondelijken „afgrond van mijne voorrechten ingeleid;

„terwijl de goedertierene Jezus mij verwaar-„digd had, mij zoo gunstig te onderschragen „onder het prediken, Zijn oog over mij te „houden en al mijne zonden uit te delgen,

„welke ik zag dat vele en gruwelijk waren.

„Hierbij kwam de overdenking van vrije „genade, waardoor Hij zich in mij verheerlijken „wilde langs wonderlijke wegen. Ik verstond „toen beter dan ooit te voren, wat het is,

„vrije genade te hebben ten blijvend opschrift „zijner zielsbehoudenis. Ik verstond het toeu „beter zeg ik, omdat ik volkomen gevoelde,

„dat ik het niet kon verstaan; want ik scheen „door dien afgrond verzwolgen te worden.

„Al voortgaande ontmoette mij eene menigte „van weeskinderen. Dit gezicht verlevendigde

-ocr page 94-

58 HET LEVEX VAN D0. SICCO TJADEIf.

„en vernieuwde de bevestiging van de boven-,,gemelde waarheid: omdat Jezus mij geen „wees had gelaten. Ik was mijzelven nu „niet meer, maar Gods eigendom, Wiens „raad voortaan te dienen mijne vrijheid zjjn „zou, enz.

„Onder anderen kwam het mij klaar voor, „dat het zinnebeeld van een Christen en van „mijzelven was: een mensch voorzien met „twee oogen, door Gods wonderlijk bostel, „het eene oog, waarmede hij naar de wereld „enz uitziet, dat van dag tot dag moet ge-„sloten worden, opdat het regte oog, waar-„mede hij God ziet, die alleen onze oogen waar-„dig is, meer geopend en scherpziende wordt. „Geheel anders dan de wereld, welke zich „met beide oogen in het beschouwen van „zichzelven niet verzadigen kan, enz. In-„tusschen stak de maan haar glanzig hoofd „ter kimmen uit; het was mij een levendig „bewijs voor Gods wonderbare en algemeene „Voorzienigheid, waardoor ik nederdaalde tot „de bijzondere ook omtrent mij Dit deed mij „eene blijde hoop scheppen voor het toeko-„mende en mij in vurige gebeden opdragen tot „des Heeren dienst, werwaarts Hij mij roepen „mocht, met eene zielezucht, dat Hij mij „eindelijk eens tot een Christen maken wilde, „dat is, teeder voor Hem levende, enz Ein-„delijk, ik was nauwelijks van den wal getreden, of ik hoorde met ontzetting de vloe-„kende jongens op de straat, hetwelk mij den „afstand tusschen don hemel en de hol leerde.

„Vervolgens van zekere plaats weder tehuis „komende, zag ik klaar mijne verkeerde werk-

-ocr page 95-

HET LEVEN -VAN D0. SICCO TJADJ3N. 59

„zaamheden omtrent de gaven ; wier gemis mij „smartelijk was, welke ik met groote heftigheid „begeerde, en als ik zo ontvangen had, wederom „ontkende door eene hoovaardigo nederigheid. „O, veracht dan toch die kleine dingen niet!

„Eenige dagen daarna nam ik twee predik-„beurten te Rolde aan, den 6 en 10 Junij;

„ik reisdo wederom naar mijn klein huisje „te Westerbroek, waar ik nu woon; alwaar ,.ik op aanstaande Hemelvaart aannam te prediken. De verhoogde Heiland sta mij, die „spreken zal, en hen, die hooren zullen, bij,

„opdat Zijne kracht en genade in ons verhoogd worde. Wat die dag baren zal, wat rde overige, weet ik niet, en hier kan ik „veilig onkundig zijn; eindigende zeg ik:

„Wat buigt gij u neder o mijn ziele?quot;

„P. S. Dit werk is verrigt niet alleen met „vermaak, maar ook mot vrucht; en ik kom „weder tehuis met eene innige wensch: dat „ik Paulus zin mag gelijkvormig worden, die „vergetende wat achter was, zich uitstrekte „naar hetgeen voren was.

Die Jezus te vriend heeft is rijk genoeg.

Zoo bragt hij den zomer door met lust en leven, wandelende in het licht en de vertroostingen dos H. Geestos De herfsttijd zal ons een oogst van stichtelijke opmerkingen verschaffen, indien wij de moeite willen nemen,

om de volgende dingen te overdenken.

„Naardien de algenoegzame genade van Aanmerkingen „God onborouwehjk is, en Zijne zegeningen „nimmer van andere volgende verstoken blij-

-ocr page 96-

60 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

De reis naar Assen. 1717-

Moeijelijke tocht.

Bewaring-

Bevestigd door „ven, ten einde de vrijmagtige God door „de volgende ons leeren zoude regt ge-„bruik van de vorige te maken, bij gebrek van „welke wij ellendig stof, gelijk de kleine „kinderen, die met een mes spelen, ons met „Gods weldaden zelf omhals zoudea brengen. „Alzoo zal ook een geloovige het zaad der „genade in zich vruchtbaar gevoelen, zoo hij „maar recht opmerkende is en zich te binnen „brengt, dat hij uit Jezus volheid genade „om genade, genade tot genade, genade voor „genade ontvangt. Indien ik dit ooit met bevinding heb opgemerkt, is het gebeurd in „de reis, waarvan ik nu eene beschrijving „doen zal. Mijne vorige reis naar Beilen, „waarvan ik boven gewaagde, bracht deze „voort naar Assen, alwaar ik aangenomen „had te prediken den 10 October. Ik verliet „de stad Vrijdags te voren in het gezelschap „van eenen moeijelijken en al te snapachtigen „voerman. Ik kreeg echter aanleiding door „het zien weiden van eene aangename kudde „schapen in de woeste landstreek, om hem „den Oversten Herder Jezus aan te prijzen; „onder welk zinnebeeld ik verstaanbaarder was „aan dien onwetende. De weg was moeilijk, „wij wisten hem niet, want het was pik „duister, en het regende gestadig; maar de „paarden vonden den weg, door het bestuur „van Jehova, hunnen Meester, die Zijne „lankmoedigheid aan mij bewees; want, zoo „ras ik veilig over gekomen was, viel mijn „voerman in een sloot, waaruit men den „wagen met veel moeite redden moest. „Nadat ik uit dien dood verlost, en allengs-

-ocr page 97-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 61

,,kens weder bijkwam, en \'s nachts door eene ,,zoete rust verkwikt werd, ging ik daags „daaraan mijne of liever Christus schaapjes „opzoeken. Het is mij onmogelijk al de merk-„waardige omstandigheden van deze reis te „melden. Ik vond hen vergaderd, mij vernachtende , opdat wij mot eenparigheid des „harten den Heere Jezus zouden inwachten. „O, zoete ontmoeting dergenen, welke de „Allerhoogste uit der hoogte in liefde ineen-„gestrengeld heeft! Na den maaltijd ging ik „naar het Bosch, om het aangezicht van den „onveranderlijken Johova te zoeken; en be-„geerig om de waarheid van die belofte te „ondervinden; „Tk zal u raad geven, Mijn „oog zal op u zijnquot;. Jezus, mijn beproefde „wegwijzer, had mij Zondags te voren deze „plaats getoond, toen ik te quot;Westerbroek de „algenoegzame genade verkondigde; alwaar „ik, drie dagen vertoevende, ondervond, dat „Jezus mij kon bekwaam maken tot den „predikdienst, en om zielen voedsel te geven. „Uithet boseh wederkeerende, vond ik Christus lammeren op nieuw bijeen; met welke „ik (mij dikwijls afvragende; waartoe ben ik „hier?) bad, sprak, zong, zoodat de weer-„klank van al onze redewisseling de echo „was; „o, die zoete Jezus!quot; eene zoete taal, „opborrelende uit het eenvoudig hart van „eenvoudigen; maar vooral was ons de avond „aangenaam, daar wij ons bereidden voor „den volgenden dag des Heeren. Wij hoopten „op wat grootsch, en ik kon nauwelijks weg-„gaan, en, ofschoon ik des anderen daags „prediken moest, kon ik, vertrokken zijnde,

-ocr page 98-

„mij van wederkeeren nauwelijks bedwingen.

„Zoet was mij ook een goed gedeelte van „den nacht in de eenzaamheid, dewijl Jezus „mij verwaardigde te belasten: „weid Mijne „lammeren.quot; O, hoogadelijk ambt! O. beste „kenmerk van Jezus liefde. „Simon, Jona Kenmerk van „zoon hebt gij mij lief?quot; Onder deze beden-Jezus liefde, „kingen stond ik \'s morgens op, ziende mijne „voorregten boven zeer velen, ook godge-„geleerden van grooten naam, bij voorbeeld: „Rutherford, wiens edele zucht was, aan drie Rutherfords ^0{ vier herdersjongens boodschappen te mo-edele zucht. ^gen (Jqqh van den Heere Jezus. Onder het „werk zelve heb ik dan ondervonden, dat „ik sinds twee jaren zoo menigmaal heb „ondervonden, en daarom zoo bezwaarlijk „niet behoorde geloofd te worden: te weten „dat de Heere met mij was. Welaan, ziedaar „den weg, die God met u houdt, o in het „onzekere al te veel dobberende ziel! en beantwoord menigmaal deze vraag: wat zoekt „gjj? zoo uzelven; och, of gij uzelven nooit „vond; want daar schuilt een adder in het „gras. Och, of gij uwen Heirvorst danken „konde, welke u, hoovaardige, zulke uiterlijke „predikgaven niet verleend heeft, opdat men „u maar tamelijk prijzen zoude; ja geloofd „zij de Heere, dat Hij alles bijna, wat Hij „u gegeven heeft, voor uwe oogen verbergt. „Die Huisvader weet best, wat Hij Zijne „kinderen geven of weigeren moet. De gaven „zijn menigmaal als suikerbanket in de hand „van kinderen. Dat is de ware oere, welke Ps. lxxxiv : ^0p genade volgt. ,,öe Heere zal genade en „cere gevenquot;. Zou het eene koninklijke spruit

i

-ocr page 99-

HET LEVEX VAN\' D0. SICCO TJADEJf. 63

„aan hare afkomst nadeelig zijn, omdat zij „hare teedere kindsheid in een boerenhut had „doorgebragt? Het zou niet alleen den nijd der „wangunstigen verminderen, maar ook zij zelf, „onkundig van hare geboorte, zou minder „gevaar loopen van hoovaardij. Maar indien „gij Christus zoekt (en hoe overwaardig is „Hij om gezocht te worden!) wat klaagt g[j „dan? Hij is gevonden van u, dien gij niet „zocht; Hij zal nog al meer gevonden wor-„den, die u heeft zoekende gemaakt. Maar „Hij zal ook alleen gevonden worden in Zijn „eigen weg; het is dan tijd van dit zijd-„paadje weder te keeren, op den rechten „weg, die nog lang is.

„De tekst was bemoedigend en hartster-„kend, genomen van Paulus voorbeeld. Maar „(o dwaasheid) ik schaam mij bijkans van „Hem hier te melden, denwelken ik mij niet „geschaamd heb zoovele duizenden open te „leggen. O, wat moeten er al hoogten ter „neder geworpen worden door mijnen Jezus, „en toch wie is een Leeraar gelijk Hij ? „Nadat ik mijn werk met lust verrigt had „en tehuis gekomen was, ging ik naar het „Bosch om Hem te loven, die f/roole dingen „ann mij r/cclann heeft, Uij die maglig is, en „heilig is zijn Naam. Vandaar keerde ik „weder tot de zoete, juichende schaapjes van „Christus, onder welke ik vier van Beilen „vond, en meer vreemden, in dit zoet geselschap te voren van mij niet gezien. Zoo „wit waren deze velden om te oogsten. Het „vertrek was vol, en ik ging aan het spreken „en bidden. Daarop vroeg ik wat het oogwit

Luc. 1: 49.

-ocr page 100-

64 HET LEVEN TAN D0. SICCO TJADEN.

„van deze bijeenkomst zijn moest, enz. On-„der anderen sprak ik breedvoerig van deze Ps. XCVli: „woorden: „Hel licht is voor de rechtvaardigen 11- „gezaaid en vrolijkheid voor de opreglen van „harte.quot; Wij volhardden in dit werk tot aan „tien ure, en na gezongen en gebeden te „hebben, scheidden wij. Intusschen moest ik „dozen en genen beloven na den maaltijd „weder te komen, hetwelk doende, vond ik „het gezelschap verminderd, maar daarom des „te aangenamer, en om kort te zijn, wij „bragten een gedeelte van den nacht in deze „oefeningen door, en niet te vergeefs, \'s An-,.deren daags voornemens zijnde naar Rolde „te gaan, hield mij de Heere door den regen „te Assen, Dien geheelen dag was ik ten „huize van H. en Christus was in het midden „van ons. Zoet was onze zamenspraak over „den zondvloed, en de weinigen daaruit behouden; over Davids laatste zwanenzang „2 Sam. XXIII, over het geheele LIV hoofd-„stuk van Jesaia; over de woorden van „Christus Joh. IV: „Indien gij de gave Gods „hendet en:.quot;] over het twaalfde hoofdstuk „der Openbaring. Nooit had ik zulke diepten „dan toen in Gods Woord gezien; nooit, bij „mijn weten, over Schriftuurplaatsen op zulk „eene wijze gesproken, en nimmer was ik „onder het lezen of spreken zoo verkwikt, „bijzonder over het 54 hoofddeel van Jesaja. „\'s Avonds gingen wij naar het huis van B., „om in het nasporen der groote dingen Gods „voort te gaan; alwaar ik na het gebed iets „ondervond, dat ik nog eens had onder-„vonden. Te weten, ik was in het gebed niet

1

-ocr page 101-

HET LEVES VAÏf D0. SICCO TJADEN. 65

„geheel koutl, maar ook aanhoudende; maar „aanstonds na het eindigen werd ik als vau „eene hoogte plotseling ter neder gesmeten, „en door vele en verkeerde redekavelingen „ginds en herwaarts geslingerd Ik was gelijk „iemand, die met schrik uit den droom oji-„springt, en naar de reden zoekende, kon „ik geene vinden. Dit kan ik echter zeggen, „dat ik, behalve de diepten des Satans, hier „giste, dat de oorzaak was het venijn van „eigenliefde, te meer omdat ik zeer lang „bad, en daar van daan deze redeneringen: „mogelijk is dit en dat niet nauwkeurig ge-„zegd, mogelijk iets dat de gedaante van een „ijdel verhaal der woorden heeft en dat niet „geschikt is om te behagen. O, gruwelen! „Ik sprak er eenigzins van in het lieve geselschap ; en daarop kregen wij een zeer „ruim veld om te handelen van Satans knjgs-„ listen en de verborgene schuilhoeken van „het hart, en dit was niet onnut. Vervolgens „van verscheidene dwaasheden onder het bid-„den, en van de regto wijze van bidden. „Daar van daan werden we overgevoerd „tot Gods onveranderlijkheid, en hare regto „beschouwing uit Jes. 54 enz Leerzaam was „deze avondstond, of laat ik liever zeggen „deze nacht; want de dageraad begon door „te breken. Na eene korte rust nam ik afscheid van dit zoet gezelschap, en nadat „wij onze knieën gebogen, en elkander alle „heil toegewenscht hadden, ging ik heen; „doch eer ik vertrok, ontmoette ik terregter tijd „zekere huismoeder, welke weende, overtuigd „was, klaagde over de zorgeloosheid van haar

-ocr page 102-

66 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„haar hart en bad, dat ik nog een ■weinig „vertoeven wilde Ik deed dit, vermaande haar, „drong Jezus aan, loste hare zwarigheden „op; gelijk ook mijn reisgenoot deed omtrent „de dienstmaagd, welke ook over haar staat „verlegen was en met haar vrouw kermde en „weende. Het was eindelijk tijd om te gaan, en „nadat wij den Heere gedankt hadden, wiens „wegen hier zoo wonderbaar waren, scheidden „wij. Ik ging in het gezelschap van een Beiier „vriend naar Rolde, en op weg spraken wij „over die opmerkzame plaats Zach. 4, „wie „veracht den dag der kleine dingen?quot; Waarop „wij vele dingen aanmerkten die onze aandacht „waardig waren. Ik moest verbaasd staan over „zoo vele ijdele zorgen; zoo vele bergen van „zwarigheden, zoo vele afgronden van be-„nauwdheden; maar tot hiertoe overgekomen „en uit den weg geruimd.

„Wat dan voortaan te doen ? Is er wel eenige „reden van vreeze, dat God die n tot hiertoe „geholpen heeft, of in wil of in magt veranderen zal, of is er in mij, die geholpen „ben, daarom mindere waardigheid? Zoo ja, „nogtans zal Hij, die de grootste dingen met „een alvermogenden wenk bestuurt, niet ophouden magtig te zijn in uwe zwakheid. Hij „de regeerende en besturende oorzaak van het „voorledene, zal het ook blijven voor het „toekomende. Te weten dat vrijmachtig en „aanbiddelijk welbehagen van dien Heilige „zal om zichzelfs wil niet laten varen het „werk Zijner handen, Zach. 4:8. O, aange-„name vertroosting voor Christenen, die de „wonderen der wereld zijn ! Onze ledigheid is

-ocr page 103-

HET LEVEN VAX Dn. SICCO TJADEHquot;. 67

„Jezus volheid (zeide die dochter in het huis „van H.) Nu cr zulke zwarigheden zijn, nu „moeten \'wij ja wel naar Jezus toe. Weg „dan met die l3ekomniernissen, die het Jezus „moede maken, vaarwel gij angstige klein-„moedigheid, ik heb u al lang genoeg gc-„huisvest, het was immer al overlang mijn „zucht:

\'k Znl volgen en ik vlucht, waar \'sHeeren Geest mij roeiit.

„Och, of dit geschrift niet enkel op papier, „maar in mijne ingewanden geprent bleef!

„Ik zag toen in het voorbijgaan diezelfde „plaats nabij Eokle, welke ik voor zestien „weken, toen ik aldaar driemaal predikte, „bezocht had; maar met eon ander gemoed, „met andore zorg en met mij nu niet meer „bekende bekommeringen. Toen weergalmde „die plaats van klachten: hoe ik bidden zou „in het huis aldaar; ik zag er tegen aan, als „tegen een bliksemendon borg. Maar wat zegt „gij nu, arme sukkelaar? God heeft het u „geleerd, en meermalen in cene groote bij-„eenkomst uit den mond van een kindeken „Zijne sterkte gegrondvest. Wat dan? Heeft „God alleen deze nevelen willen verdrijven, „deze zwarigheid wegnemen, en niet tevens „alle andere? Over Rolde reisde ik naar huis, „en op weg was mij niets wonderlijker, dan „de bovengemelde wonderen te overdenken. „En dus keer ik weder onder het oog van „den goedertierenen en lankmoedigen Jehova „in mijne kamer. En waartoe heeft de Heere

-ocr page 104-

68 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„mij dit laten oudervinden en op papier stellen ; „die God, die u geen wees gelaten heeft; „waartoe anders, dan ten einde het slot van „dit geschrift en van zoovele wonderen zou „zijn dat van den 97 Psalm, alwaar na het „melden dor bewaring van den Heere, die „regeert, vs. 12 het besluit is: „Gij n\'chl-„vaardige verblijd u in den Heere en spreekt „lof Ier gcdachlenis Zijner Heiligheidquot;.

Voor vromen is gezaaid Een Licbt, wiens troost men maait,

Want blijdschap spruit na smerten, Den raenscb opregt van herten.

Gij die rechtvaardig zijt quot;\\\\ eest in den Heer verblijd.

Spreekt ter gedachtenis Van dat Hij Heilig is;

Belijd zijn lof altijd.

Dcrüc reis Tot hiertoe hebben we hem vergezeld in naar Drenthe. ^oze twee merkwaardige reizen; nu zullen

wij er nog eene derde bijvoegen, wederom naar hetzelfde gewest en niet minder gedenkwaardig.

„Gelijk hot optoekenen van gedenkwaardige „ondervindingen aan den eenen kant velerlei „misbruik onderhevig is, zoo is het aan den „anderen kant wederom van zeer groote nut-„tigheid als men ze wel weet toe te passen, „en daartoe de beste stof uit te kippen. Over-„waardig is die stof, welke de bijzondere „weldaden van God ten onderwerp heeft, „en die do allerduidelijkste proeven der Voor-,.zienigheid en bijzondere bewaring uitlevert, „welke derhalve ook een bijzonder gebruik „van besturing kan hebben in den geheelen

-ocr page 105-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 69

,levensloop, het Christendom en de bedie-„ning. Zijn deze dingen waar? dan is het nu gt;,raijn tijd om te schrijven, gelijk do volgende „stof overbodig leeren zal. Het is de derde reis „naar Drenthe, welke ik nu ga vermelden;

„niet minder merkwaardig dan do twee voorbaande. Het was op den 1 December dezes 1717. „jaars, dat naar de gewoonte van het land-„schap een bededag gehouden werd, wegens „op nieuw ontstokene pest onder het rundvee, „en tegelijk was op dienzelfden dag (o, onheilige devotie!) de rekendag. Dingsdag, op „den laatsten November, Groningen verlatende,

„zag ik aanstonds inden aanvang mijner reis, „met verwondering de goede Voorzienigheid „in het regeeren van het weder, hetwelk „daags te voren zoo onstuimig was, dat mijne „vrienden voor mij bekommerd waren. Doch „de Heere schikte het geheel anders; het „was eeno aangename lucht, en ik ging „nu en dan tot vermaak te voet. Wij kwa-„men ten vier ure te Assen, alwaar ik na „eenige verkwikking genoten te hebben, na „het overdenken der stof naar bed ging, tot „een edeler reis wederopstaande. Op Woens-„dag daarna, na voorbereiding en vol van „hoop, klom ik ten negen ure op den predik-„stoel, en ik ondervond de ondersteuning van „Hem, die het onderwerp van mijne leerrede „was. Hier was eene talrijke vergadering van „aanzienlijke toehoorders, maar Christus was „ook Toehoorder, o, welk een Toehoorder! „Schepsels staat wat uit het licht! uit naam „van dien Toehoorder riep ik de ellendige „toehoorders toe: „Wendt u naar Mij loc er.

-ocr page 106-

66 HET LEVEX VAN D0. SICCO TJADENquot;.

„haar hart en bad, dat ik nog een weinig „vertoeven wilde Ik deed dit, vermaandG haar, „drong Jezus aan, loste hare zwarigheden „op; gelijk ook mijn reisgenoot deed omtrent „de dienstmaagd, welke ook over haar staat „verlegen was en met haar vrouw kermde en „weende. Het was eindelijk tijd om te gaan, en „nadat wij den Heere gedankt hadden, wiens „wegen hier zoo wonderbaar waren, scheidden „wij. Ik ging in het gezelschap van een Beiier „vriend naar Rolde, en op weg spraken wij „over die opmerkzame plaats Zach. 4, „wie „veracht den dag der kleine dingen ?quot; Waarop „wij vele dingen aanmerkten die onze aandacht „waardig waren. Ik moest verbaasd staan over „zoo vele ijdele zorgen; zoo vele bergen van „zwarigheden, zoo vele afgronden van benauwdheden ; maar tot hiertoe overgekomen „en uit den weg geruimd.

„Wat dan voortaan te doen ? Is er wel eenige „reden van vreeze, dat God die u tot hiertoe „geholpen heeft, of in wil of in magt ver-„anderen zal, of is er in mij, die geholpen „ben, daarom mindere waardigheid? Zoo ja, „nogtans zal Hij, die de grootste dingen met „een alvermogenden wenk bestuurt, niet ophouden magtig te zijn in uwe zwakheid. Hij „de regeerende en besturende oorzaak van het „voorledene, zal het ook blijven voor het „toekomende. Te weten dat vrijmachtig en „aanbiddelijk welbehagen van dien Heilige „zal om zichzelfs wil niet laten varen liet „werk Zijner handen, Zach. 4:8. O.aange-„name vertroosting voor Christenen, dio de „wonderen der wereld zijn ! Onze ledigheid is

-ocr page 107-

HET LEVENquot; VAX D0. SICCO TJADEX. 67

„Jezus volheid (zeide die dochter in het huis „van II.) Nu er zulke zwarigheden zijn, nu „moeten wij ja wel naar Jezus toe. Weg „dan met die bekommernissen, die het Jezus „moede maken, vaarwel gij angstige kleinmoedigheid, ik heb u al lang genoeg ge-„huisvest, het was immer al overlang mijn „zucht:

\'k Zal volgen en ik vlucht, waar \'s Heeren Geest mij roept.

„Och, of dit geschrift niet enkel op papier, „maar in rajjne ingewanden geprent bleef!

„Ik zag toen in het voorbijgaau diezelfde „plaats uabij Rolde, welke ik voor zestien „weken, toen ik aldaar driemaal predikte, „bezocht had; maar met een ander gemoed, „met andere zorg en met mij nu niet meer „bekende bekommeringen. Toen weergalmde „die plaats vim klachten: hoe ik bidden zou „in het huis aldaar; ik zag er tegen aan, als „tegen een bliksemenden berg. Maar wat zegt „gij nu, arme sukkelaar? God heeft het u „geleerd, en meermalen in eene groote bij-„eenkomst uit den mond van een kindeken „Zijne sterkte gegrondvest. Wat dan? Heeft „God alleen deze nevelen willen verdrijven, „deze zwarigheid wegnemen, en niet tevens „alle andere ? Over Rolde reisde ik naar huis, „en op weg was mij niets wonderlijker, dan „de bovengemelde wonderen te overdenken. „En dus keer ik weder onder het oog van „den goedertierenen en lankmoedigen Jehova „in mijne kamer. En waartoe heeft de Heere

-ocr page 108-

68 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEÏT.

„mij dit laten ondorvinden en op jiapier stellen ; „die God, die u geen wees gelaten heeft; „waartoe anders, dan ten einde het slot van „dit geschrift en van zoovele wonderen zou „zijn dat van den 97 Psalm, alwaar na het „melden der bewaring van den Heere, die „regeert, vs. 12 het besluit is: „Gij\' rrchl-„vaardige verblijd u in den Heere en spreehl „lof Ier gedachleids Zijner Heiligiieidquot;.

Voor vromen is gezaaid Een Licht, wiens troost men maait,

AVant blijdschap spruit na smerten. Den mensch oprekt van herten.

Gij die rechtvaardig zij t AVeost in den Heer verblijd.

Spreekt ter gedachtenis Aan dat Hij Heilig is;

Belijd zijn lof altijd.

Derde reis Tot hiertoe hebben we hem vergezeld in naai- Drenthe. (]cze j-^ygg merkwaardige reizen; nu zullen wij er nog eene derde bijvoegen, wederom naar hetzelfde gewest en niet minder gedenkwaardig.

„Gelijk het optoekenen van gedenkwaardige „ondervindingen aan den eenen kant velerlei „misbruik onderhevig is, zoo is het aan den „anderen kant wederom van zeer groote nut-„tigheid als men ze wel weet toe te passen, „en daartoe de beste stof uit te kippen. Over-„waardig is die stof, welke de bijzondere „weldaden van God ten onderwerp heeft, „en die de allerduidelijkste proeven der Voor-,.zienigheid en bijzondere bewaring uitlevert, „welke derhalve ook een bijzonder gebruik „van besturing kan hebben in den geheelen

-ocr page 109-

HET LEVEN VAX D0. SICCO TJADEN. 69

«levensloop, het Christendom en do bcdie-«mng. Zijn deze dingen waar ? dan is hot nu „mijn tijd om to schrijven, gelijk de volgende „stof overbodig leeren zal. Het is de derde reis „naar Drenthe, welke ik nu ga vermelden;

„niet minder merkwaardig dan de twee voor-„gaande. Het was op den 1 December dezes 1717. njaars, dat naar de gewoonte van het land-„schap oen bededag gehouden werd, wegens „op nieuw ontstokene pest ondor het rundvee, „en tegelijk was op dienzelfden dag (o, onheilige devotie!) de rekendag. Dingsdag, op „den laatsten November, Groningen verlatende,

„zag ik aanstonds inden aanvang mijner reis, „met verwondering de goode Voorzienigheid „in het regeeren van het weder, hetwelk „daags te voren zoo onstuimig was, dat mijne „vrienden voor mij bekommerd waren. Doch „de Heere schikte het geheel anders; het „was eene aangename lucht, en ik ging „nu en dan tot vermaak te voet. Wij kwa-„men ten vier ure te Assen, alwaar ik na „eenige verkwikking genoten te hebben, na „het overdenken dor stof naar bed ging, tot „een edeler reis wederopstaande. Op Woens-„dag daarna, na voorbereiding en vol van „hoop, klom ik ten negen ure op den predikstoel, en ik ondervond de ondersteuning van „Hem, die het onderwerp van mijne leerrede „was. Hier was eene talrijke vergadering van „aanzienlijke toehoorders, maar Christus was „ook Toehoorder, o, welk een Toehoorder! „Schepsels staat wat uit het licht! uit naam „van dien Toehoorder riep ik de ellendige „toehoorders toe; „Wendt u naar Mij loe en

-ocr page 110-

V

70 HET LEVENquot; VAX D0. SICCO TJADEN.

Jes. XLV: 22. vWor(lt behoudenquot; ] meteen die stof toepassende „naar tijdsgelegenheid. Na do predikatie werd „ik van een zeer aanzienlijk hoer ten eten „verzocht; ik ging er, en mij ontbrak geen „spijze voor de maag of lekkernijen voor het „oog, maar voedsel voor de ziel en vnjmoe-„digheid om van Christus te sproken. Ik „zeide dan na gedankt to hebben, hethofvaar-„wel; ik koos een stal en de schuilhoeken „van het Asserbosch. Van hier in het gezelschap der godvruehtigen komende, handelden „wij naar tijdsomstandigheid van de bededagen, „hoe men die best waarnemen moet enz.

„Ook liet Jezus zich daar niet onbetuigd. „Den volgenden Donderdag aan zeker huis „ten eten zijnde, leerde de bevinding dat Au-„gustinus zeggen waar is; „het valt moeijelijk „onder de menigte Jezus te vinden\'. Vandaar „naar Eolde gaande, was mij de volgende „Vrijdag aangenamer, omdat hij eenzamer „was en doorgebragt werd met wandelen,

„bidden, nuttige zamenspraken en voorbe-Zijne stichting „reidingen tegen Zondag Bijzonder is het dienst tali „gedenkwaardig dat ik \'s avonds onder de cate-D». J. s. v. „chisatie van den leeraar, over het hoofdstuk Hermkhuizeu. ^in Mark., sprekende over de besluiten, won-„derbaar werd opgewekt naar ziel en lichaam. „Het werd mij gegund derzelver eeuwigheid, „onveranderlijkheid en wijsheid te zien, te „prijzen en goed te keuren, en daarmede „waren al mijne zorgen en bekommeringen „op de vlucht. Het was onstuimig weer, maar „eene heldere zielskalmte onder de zoete stramien mijner zon; hiermede ging ik slapen,

_i

-ocr page 111-

HET leven van d0. sicco tjaden. 71

„en hiermede ontwaakte ik in het bloezen van „den dageraad.

„Ik begaf mij dos Zondags vroeg op weg; en „ondervond (dat hier te verzwijgen zou schan-„delijk zjjn) eene onverwachte verandering van Oiimerking. „weder; dit heb ik driemaal op deze reis „ondervonden. Eer ik uitging, was het weer „vervaarlijk en maakte do wegen bijna on-„bruikbaar; maar nauwelijks had ik mij op „weg begeven, of ziedaar zulk eene onver-„wachte en aangename verandering. Merk „dit op mijn ziel, als gij in den dienst van „God bezig zijt; het is de Heere der Heir-„scharen die dit doet. Ten acht ure te Assen „komende, bood ik mij aan de regeering „van Beilen aan die de plaats vergeven „moest; en Gij mijn God! zaagt, dat ik Zijue tecder-„het deed als in een droom en ongaarne. Gij l\'cldsl.i\'™iecouquot; „zijt ook getuige geweest van ons oogmerk;

„Gij zijt machtig, om uit de duisternis het „licht voort te brengen, reinigt mij van mijne „verborgene afdwalingen, o Gij, quot;Wiens genade -mij tot hiertoe aenoeK was! Ik ging te voet . ,

rgt; -i iii ij • Tweede leer-

„naar lieilen, en bragt den avond door m ri.,ic te Beilen.

„de voorbereiding tot het werk, en vond op

„\'s Heeren Dag ondersteuning van onder eeu-

„ wige armen op verscheidene wijze. Ten tien ure

„op stoel komende, zag ik geen minder aantal

„van hoorders, dan do eerste maal, maar had

„meerdere vrijmoedigheid en bekwaamheid in En verdere

„het spreken, ook meerder leiding des Geestes ontmoeting.

„(welke ik verklaarde), \'s Namiddags hoorde

„ik weder de zoete catechisatie van den school-

„meester, en na het eindigen daarvan werd

„ik van allen op het onverwachtst verzocht

-ocr page 112-

»■

Zelfstrijd en overwinning.

Klein bij zich zei ven.

Onderwerp van verbande-ling.

72 HET LEVEN VAN D0. S1CC0 TJADEN.

„iets tot gemeene stichting te spreken, daar „ik achteraf staande, nauwelijks van koude „kon spreken. Hier geraakte ik in een zelfstrijd „van vrees en eergierigheid, maar kort van „duur waren deze woelingen, omdat de Jehova „daarvan de aanschouwer was Hij dreef ze „beide op de vlucht, en verwekte in de plaats „daarvan hartelijke liefde om te willen stichten, „en deze schaapjes van Jezus te weiden, daar „zij om zielevoedsel riepen. Deze lust ging „gepaard met vertrouwen op de genade van „mijnen Heere, welke mij tot hiertoe genoeg „geweest is. Het was een wonder, dat zulk „een vreesachtige, onder zulk een groot aantal „van toehoorders, want daar waren er mogelijk „wel tweehonderd, onder zoovele, die meer „dan gemeen geoefend waren in kennis, gemoe-„digd en met blijdschap, evenwel zulk een groot „werk durfde te ondernemen Doch de Heere gaf „te spreken met bekwaamheid en zegen voor mij „en mijne hoorders. Derhalve zou het eene „zeer hoogmoedige ondankbaarheid zijn, in „het vervolg in zulke ontmoetingen te willen quot;tegenstribbelen. Het stuk van de H. Schrift en „van den godsdienst was de stof van \'s meesters „verhandeling geweest, en in de verklaring „van het laatste stuk had hij kort getoond „het onderscheid tusschen reformatie in leer „en leven, en tevens het gebrek van het „laatste onder ons. Dit zeer nuttig onderwerp „breidde ik nog verder uit en drong het aan: „namelijk de noodzakelijkheid van hervorming „in leven onder do meesten, en het gevaar „van de zorgeloosheid ouder zulk een licht, „onder zoovele uitnoodigineen. Ik stelde Jezus

-ocr page 113-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN 73

„voor in Zijne lankmoedigheid, menschen-„liefde en bijzonder in Zijne dierbaarheid; ,,en zoo scheidde het zoet gezelschap na dank-„ zegging niet zonder vrucht. Vandaar ging „ik, nu geraoedigd zijnde, na een korten „maaltijd, naar het huis van den meester, „om hem vaarwel te zeggen , waar ik wederom „eene bijeenkomst vond, zoodat het vertrek „vervuld was. Hier moest ik dan wederom „aan den arbeid, maar o hoe zoet, hoe ver-,,draaglijk een arbeid! ter eere van zulk een „goedgunstigen Jezus, tot besturing van zulke „zoete schaapjes; zoo nuttig en vruchtbaar „voor mijzelven I let was geen moeite, maar „mijn voorrecht; en zoo ooit, hier waren de „plichten tegelijk voorregten; niet alleen omdat „Gods weldadige hand in het verrigten daarvan „mij ondersteunde, maar ook, omdat ik in „anderen te stichten en te besturen, zelf ten „hoogste opgebouwd en bestuurd werd. Daar „waren verscheidene oude Christenen, enz. „Eerst spraken wij: van Jezus tot verzekering „aan te grijpen; daarna pluisden wij verscheidene teksten uit; Spr. X : 9: „Die in „oprechtheid wandell, wandelt zeker-, maar „die zijne wegen verkeert, zal bekend ivordenquot;. „Onder anderen was do plaats uit Jes XL „ons zoet: „Hij zul de zoogenden zacht kens „leidenquot;, wier waarheid wij dien dag zoo merkwaardig hadden ondervonden. Wij scheid-„den daarop na hartelijke dankzegging tot „God, en quot;s anderen daags begaven wij ons „op reis naar Assen, waar wij na zoete „gezangen en zamenspraken op den weg, „voorspoedig aankwamen. Hier hadden wij

-ocr page 114-

74 HET LEVENquot; VAN D0. SICCO TJADEN.

„hot wederom zoet en goed; de Heere was mij „goedertieren, en de herinnering der voortgaande wonderen was mij verkwikkelijk en „dierbaar. Ik verklaarde daar Ps LXVIII: 20 „en nam afscheid ora \'s anderen daags naar „huis te gaan.

„Do Voorzienigheid bezorgde mij onver-„wacht een wagen, welke mij aangeboden „word, en waarmede ik in gezelschap van „zeker heer, onder een nuttig en godgeleerd „gesprek over do wonderen der natuur, zonder „verdriet naar Groningen wederkeerde, en zoo „eindelijk op den achtsten dag onder het oog „van mijn goedertieren Vader ten zes ure Tehuiskomst, „tehuis kwam; zijnde naar den uitwendigen „mensch sterker en frisscher dan te voren; en „hier stond ik opgetogen over de wonderen „mijns Gods.

Geloofd zij God, Hij i.s de Heere,

Bio Israel bekoedt:

Hij is alleen de God der eere,

Die wonderwerken doet.

Zijn Naam die heerlijk is van waarde.

Zij eeuwig lof en eer.

Zijn heerlijkheid vervult op aarde.

Amen, ja amen Heer!

Eünigo bevin- Hierop volgen nu eenige bevindingen, welke iu,equot;. jjjj njej. |ang na ^j0 j.gjg ge|la(| hooft; want dus vervolgt hij:

Onder het „Het lust mij hier bij te voegen eenige Avondmaal. ,,dingen, welke kort daarna zijn voorgevallen, „zoo omdat zij gedenkwaardig zijn, als omdat „zij anders vergoten mogten worden. Den „volgenden Zondag ging ik op den 12Decem-„ber (door Gods altijd verscho goedheid aan

-ocr page 115-

HET LEVEN VAX Dn. SICCO TJADEN. 75

het H. Avondmaal; (dat voorregt heb ik javen

„herwaarts gehad. Och of do bevindingen

„welke ik bijzonder heb aangeteokend, mij

„en anderen nog eens nuttig waren!) Gelijk

„ik de laatste maal wonderlijk werd ingeleid

„in het beschouwen dor heiligheid Gods, zoodat

„ik moest uitroepen met Maria, Luc. 1:49;

„Wanl yronle tlinyen heeft nnn mij f/cdann

„Hij die maglifi is en Hcilicj is zijn AVinmquot;,

„alzoo werd mij op eene gansch wonderlijke

„wijze bij deze gelegenheid getoond, dat deze

vgeestehjke spijs en drank, legerspijs en drank

„was; want onder het naderen gevoelde ik

„de vurige pijlen des vijands, en die werden Pijlen van den

„verdubbeld, naarmate ik naderde Het bij- Ti.iaml

„zonderstc, dat mij benauwde, was: „het is

„nutteloos, ijdel, zondig enz. met zoovele on-

„reine belijders ten Avondmaal te gaanquot;; en

„daarna beschuldigde hij mij van geestelijken

„hoogmoed. Doch mijn getrouwe Voorvechter Afgekeerd.

„liet mij niet alleen in dit worstelperk; want

„Hij hield mij deze woorden voor: ,,Simon

„Jona-zoon hebt gij mij lief?quot; alsof Hij zeggen

„wilde: „antwoord gij voor u zeiven ; wat gaat

,,u een ander aan?quot; Hierop volgde eene zoete

„doch korte verandering, kalmte en opdracht

„van mijzelven onder de banier van dezen

„mijnen Voorvechter; met begeerte en voor-

„nenieu, om Hem te volgen, waar Hij mij

„roept ; mot gebeden en vertrouwen, dat Hij

„het werk Zijner handen nimmer zal laten

„varen enz. Toen ondervond ik met waarheid

„wat hot zeggen wil: „Gij rigt de la [cl /oe Ps. XXIII: 5.

^tegenover mijn tvederparlijder.quot;

„Den volgendon Dingsdag, den 14 Decern-

T

-ocr page 116-

76 HET LEVEN VAX Dn. SICCO TJADEK.

■Verkiezing van „ber, verkoos ik tot een gedenkdag der vorige

zonderin^voor quot;wontleren J en om mljne geloften te betalen den Heere. !)aan God, mijnen Bewaarder, volgons Ps.

„LXXI: 8 ; „Lnal mijnen mond vervuld worden „wel Uwen lof, den f/anschen dag mol Uwe „Heerlijkheidquot;. Gepaard met belijdenis van „hetgeen men leest 1 Sam. VII : 12: „ Sa-„muel nu nam een sieen, cn stelde dien lus-„schen Mispa en tusschcn Sen, rn hij noemde „diens iianm Ehen llaeser, cn hij zeide: tol Nauwkeurige „hierhie heeft ons dn Ucere Ifeholpen.\'\' Maar de voetstappen quot;fï® \'^?1\' ee^e ontwijfelbare proeve der aan-der H. Voor- „biddelijke Voorzienigheid. Ik had wel in het zienigheid, ook „eerst voorgenomen naar de buitenplaats te \'quot;orlistandig-te esterbroek te gaan, omdat do eenzaamheid lieden. „aldaar dienstiger was tot mijn oogmerk; maar „het was wonder, dat God dit beschikte op „dien dag, door het wegnemen van verschei-„den verhinderingen, hetwelk ik van achteren „niet bezwaarlijk begreep; te weten de Meyer, „met wien ik te voren meermalen van de „noodzakelijkheid der bekeering gesproken „had, was ziek; nu wilde God door mij, on-„waardig en ellendig vat, hem op nieuw laten „noodigen tot bekeering; want bij golegen-„heid, dat ik een gering huisje in onze buurt „bezocht, werd mij gezegd, dat hij ziek was; „zoodat ik hem ging bezoeken, en. God mij „mond en wijsheid verleenende, zeide ik het „noodige; en Hij, die mij sprekende maakte, „gaf hem oen hoorend oor, /.oodat indien „ooit, ik nu hoop schepte, dat ikniettever-„geefs gesproken had.

„Getuigen kunnen onder andere verstrekken „de beken van tranen, welke onder het bidden

-ocr page 117-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 77

„als uit oen fontein borreldon, en zijne bo-

„lijdenis bij mijn weggaan. Het overige deel

„van dezen Godgewijden dag was mij zeer

„zoet, en perste mij te belijden, dat op zulk

„eene wijze te danken zooveel was, als met zcgcll„paien

„nieuwe weldaden overladen te worden. Waar- ° dag.

„om hot ook ten hoogste betamelijk is, het

„overige deel der dagen mijns levens aan

„zulk een weideenden en zorgdragenden Vader

„en mijneu lieven Jezus toe te heiligen, en Vernieuwde

„zoo uit te zien naar de hemelsche verwis- 0Iulracht-

„seling, alwaar do Eeuwigheid deze stame-

„melende en bevlekte lofzangen volmaken zal.

„Maar het is nog geen tijd van scheiden,

„eer ik met dit geschrift ten einde ben. xUs gij GcWuikma-

„uwe oogen op dit geschrift zult slaan, o,k|ns Jcr

•• ♦*i*i ii# teekeumgen.

„mijne reizende ziele, word dan in verwon- D

„dering weggerukt. Lees hier uwe slingeringen, worstelingen en moeiten in het midden „van de bulderende golven, door den Hemel „op u los gezonden; maar lees hier ook, en „verwonder u over de wonderen van Gods „onderschragende armen; en als hot onweder „is opgeklaard, dank er den Hemel voor,

„maar wacht u op de wankelbare zee zor-„geloos te worden Er is meer dan eene lucht-„streek, waaruit de winden geboren worden.

„Nergens is het veilig dan in de eeuwige en „tot hiertoe voor mij overwinnende armen;

„nergens is de rust te wachten, dan in de „haven; daar zal eerst het eindperk van strijd,

„en eeno genoegzame vergelding zijn. Deze „23 December, is mijn geboortedag, en er Zija geboorte-„zijn vierentwintig jaren voorbij gegaan, sedert dils-„mijne geboorteplaats Westerlee een aanvang

-ocr page 118-

78 het leven van d0. sicco tjaden.

„maakte van dit beklaaglijk leven; wat ver-„hindert mij dan mijn oog tc vestigen op den \'■ „weldadigen Leidsman mijnei- kindsche jaren „en jongelingschap, en mijn Eben Haëzerop „te richten! Ja wat verbiedt mij met een „vrolijk vooruitzigt ten opzigte van het overige „mijns levens, met den Psalmist to zingen: „i/i znl dan gedurig bij u zijn • Gij hchl wijne „icchlerhand geval: Gij zuil mij lelden door „Uwen raad, en daarna zult Gij mij In heer-„lijkheid opnemen\', Ps. LXXilI ; 23, 24. „Ja, wat zou het beletten, zoo het mijn ver-„schrikkelijk ongeloof, lioovaardige kleinmoe-„digheid, steeds aanhoudende, en mjjn Jezus „zoo zeer verongelijkende vreeze niet deed? „O, hoe rechtvaardig (indien ik zou voort-„gaan) mogt mij dit papier, en zoovele andere „opteekeningen, die het tegendeel schreeuwen, „veroordeelen en beschuldigen! Het is dan „eindelijk eens tijd om uit dien droom wakker „te worden; of deze mijne reisbeschrijving „naar Beilen, moet men onder de verdichtselen „stellen: zoo niet, zoo moet ik immers gehoeven, dat elke letter bijna uitroept: „de „Heeee zal \'t voorzien.quot; O, hoe heilig zijn „de verborgene en daarom te aanbiddeljjker „wegen Gods met mij! want het is de eerste ,,storm niet, die mijn bootje dreigt op deze „zee, maar ook dreigt alleen. God heeft voor-„maals eene blijde uitkomst gegeven, om mij „in deze gemocdigd te maken, en daardoor „onbevreesd te worden voor de volgende; tot „zoolang de haven van behoudenis op het leven-„digst zal openbaren de magt en wijsheid in

-ocr page 119-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 79

„onze dwaasheid en zwakheid van den wel-„dadigen Stuurman.

„Tot mijne bevestiging nopens het gezegde Eemgevedcnen

„zal ik hier bijvoegen eenige redenen mij nu ilatGodslei-

. voorkomende, welke mij zonneklaar zullen hem

. ; ■\' n , , t, vaaerliiK was.

„overtuigen, dat mi]ns vaders leiding (tot

„wien ik thans zucht, doch niet kinderlijk)

„met mij gansch vaderlijk is (ik hoop niet

„dat het noodig zal zijn de angstvalligheid te

„zeggen, van welke ik nu spreken zal) omdat,

„indien ik die namaals vergeten mocht, hoewel

„hier duidelijk uitgeteekend, ik die echter

„niet zoude zien; behalve dat do schilderij

„van zeegevaar altijd wat anders is, dan de

„ondervinding van do werkelijkheid.

„I. Indien het eens alles anders was, (hoewel Nuttigeallecn-„ik dan eerst weten moest, hoe ik het wenschte spraken over „te hebben) indien bijzonder deze zoo zeer „benauwende onkunde (welke ik vrees, dat verzuim, „mij tot don II. dienst onbekwaam zal maken)

„eens weggenomen was; of, indien, gelijk „eertijds, het gezigt en gevoel daarvan weg „was; of eindelijk, indien ik steeds eene be-„stendige gezondheid bezat, een onbeneveld „geheugen, een altijd tegenwoordig oordeel,

„altijd even onverdrietelijk in het overdenken;

„kortom, indien alles tot den arbeid gepast „was, dermate dat er hoop was in korte dagen „het verlies van den verleden tijd vergoed te „krijgen; wat dau? Ik zou iets hebben, dat „aan weinig stervelingen gegeven is; maar „dan was er

a. Hoogmoedsgrond. Nu moet hij, die te Vcr»tanüige „voren zulk een held was, oen kindje zijn, Iwlenking. „gedurig bij het walletje langs steken, het-

-ocr page 120-

80 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„welk immers beter is, dan met gevaar in „de diepte te gaan; denk maar op Petrus op „do zee van Tiberias, Matth. XIV. in de „zaal van Cajaphas; en aan Paulus 2 Cor. XII, „onder anderen vs. 10.

Dan was men zijn eigen man; nu onder „zulk een gezegenden Voogd; dan had men „geen hulp noodig, geen voorraad tegen mor-„gen; nu is men een bedelaar, nu moet de „lleere gedurig Leeraar zijn. nu moet men „voor eiken dag zijn brood halen; nu leert „men gedurig af te hangen van Hem, die „toch de eer van alles wil hebben.

„p. Ja. dat ik bijzonder zulk eene leiding „noodig heb, blijkt uit de klachten zelve, „welke voor het grootste gedeelte uit hoog-„moed voortvloeijen. Had ik nu dagelijks „dit geneesmiddel niet togen hoogmoed, hoe „groot zou wel de hoogmoed zwellen? daar „ik nu nog voor mijn God arm en hoovaar-„dig ben.

Satans loos- .11. Brengt men hiertegen in; „maar de

iei ou c i ^bovengemelde onbekwaamheid ontstond uit „een schandelijk tijd- en talentverkwisten; „billijk dan nog grooter klachtenquot;; maar dan „moet men weten;

„a. Dat de vijand niet slaapt, die tevens „een vijand van onze rust is; wiens werk „het is, onder het zwijgen van een lankmoe-„dig God harde dingen te zeggen; die ervarene „slang (zich veranderende in een engel des „lichts) poogt de ellendige, doch hem ont-„rukte zielen zoo te benauwen; hij poogt „hen op nieuw met ketenen te boeijen, aan „welke Gods Zoon vrijheid beloofd heeft;

1

-ocr page 121-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 81

„Hij wenschte aan reizigers, die den steilen he-„melweg bewandelen, dezen Sisyphussteen wel „te geven, om met op- en nederwontelen zich „op te houden. Of hij het doet onder voor-„wendsel van nauwgezetheid of iets anders,

„is hem om het even; als God dan maar van „betamelijke dankofferen verstoken blijft en „de ziel in haar vordering gestuit wordt. Teedere te-

„6 Ik heb gezondigd, ik beken het, maar \'pems. „tegen U, weldoende Jezus, die al voor „langen tijd Uwe genoegzame genade ten „baniere hebt opgericht voor dezen ellendige!

„Geloofd zij de Ileere, dag bij day overlaadt Lxvm „//y ons, die God is onze zaligheid, Sela! 20\' „De Satan kan niet gcreeder zijn om aan „te vallen, dan Gij, om te verdedigen,

„o. Gij Overwinnaar, Gij, Leeuw uit Juda\'s „stam!

„Ik volg U als een schaap, allerzoetste

„Jezus, Gij kent mijne stem..... Goede

„Herder, sta mij bij. Ja, ik heb gezondigd,

„ik beken het, en de gemeente Gods zou „er eens bij lijden, zoo de Heere geen won-„deren deed.

„c. Maar wat dan? Zult gij het dan nu Krachtige „verloren geven, mijn ziel; op zulk eene roe- ZUj^ic™°e\' „ping, in zulk een baan, achter zulk een „Leidsman, om zulk een prijs? Terre, verre „vau daar. Het is waar, gij hebt op velerlei „wijze uwen tijd verloren, welke utotgroote „zaken vergund was; gij hebt uwe gaven,

„welke gij boven zeer velen ter leen ont-„vangen hadt, veronachtzaamd, maar o, lis-„tigheid des duivels, o, dolle razernij van quot;t „ongeloof des harten! zult gij nu op datzelfde

C

-ocr page 122-

82 IIKT LEVEX VAN D0. SICCO T.IAUEN.

„dwaalspoor voortgaan ? of zullen werkelooze „klachten eene ziekte genezen, die uit werkeloosheid ontstaan is? Üeh, Heere Jezus! „geef overwinning, sterk aan mij, wat Gij ge-„wrocht hebt, en doe mij gelooven, dat hoe „aanhoudender de slaap is, hoe noodzake-„lijker de ontwaking is

„III. Eindelijk, en 0111 nader te spreken, „ti\'/p (vraagt God, Zach. IV,) vcrnchl den dag „f/ec Iclemedinfleu\'/ Gelijk het niet alles vorderen „is wat er de gedaante van heeft, zoo is het „ook niet alles teruggaan, wat zoo schijnt. Kort-„om het is krankheid in een krankheid niet te „willen genezen worden. Och, of ook even „dit niet was, den verzegelenden Geest te „bedroeven! Om TTws Naams wille, Heere. „delg uit mijne overtredingen, want zij zijn „groot. O, zag ik Hem, dien God des aan-„ziens. Die daar staat achter den muur, „kijkende uit do vensteren, blinkende uit „de traliën, hoe schielijk zou er verandering „komen! Maar echter. Hij ziet mij en roept „mij toe: „houd dat gij hcht, opdnl niemand „mve kroon nemequot; Men moet strijden, beter „koop is het niet toegezegd; „wal Idangl een „levend mensch?\' Klaagl 3. „wal huig! gij „« neder, o mijne ziel,quot; Ps. 42. En waarlijk, „om te zoggen wat van de zaak is, wat al „stof is er van troost, hoop en dankzegging on-„dcr alle mijne klachten! De vordering is echter „op velerhande wijze geweest; dat te ont-„kennen is eene gansch zeer ondankbare en „hoovaardige nederigheid; dat te willen opbellen , laat mijn tegenwoordige toestand „niet toe; denk maar op uw verblijf in Hol-

-ocr page 123-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 83

„land; op de twee vorloopene jaren herwaarts „na de tehuiskomst: was er toen minder ge-„vaar, omdat er meerdere gerustheid was? „Ja, wat meer is, door deze mijne bckom-„mernis heb ik vele dingen geleerd, die mij-„te voren onbekend waren; bij voorbeeld: „indien ge eene neergebogene ziel, sukkelende „onder onkunde en zwakheid van geheugen „moest opbeuren, gij zoudt nu meerdere „moedgevende redenen kunnen bijbrengen, „dan indien gij het zelf niet hadt ondervonden.

„Van achteren zal hetgeen ik nu ruim koel „genoeg schiijl\', klaarder kunnen gezien wor-„den. Thans leere mij de groote Leeraar en „Leidsman van onzen weg voortgaan en aan-„leeren! Wat klaagt gij dan nog ? O, welk „een langmoedig Leeraar is Hij, die zulk eeu „onbeschaafden en hoogmoedig munnureeren-„den discipel nog niet verbannen heeft! Zeker, „onder zulk een onderwijzer moest men lijdzamer, leergieriger en meer onderworpen „zijn. Het is geen wonder, dat ik zoo behandeld „word, nademaal do Alpha en Omega van „deze hcraelschool nederigheid is Om die te „leeren heeft God mijne onachtzaamheid te „Leiden heilig toegelaten; en hier te Groningen „koortsen toegezonden, waarvan ik nu nog „niet genezen ben; en tot hetzelfde einde „brengt Hij nu de grootheid van het werk „op mijn hart en ontdekt mij tevens mijne volstrekte machteloosheid. Wat verhindert u dan, „de woorden van don zachtmoedigen Jezus „(och, of het was door Zijnen Geest!) de „uwe te maken: „ilen itriiiltheker, die mij de „ Vailcr (jcf/ei\'P/j liccjl,:(d 11; dien titel (b inken

-ocr page 124-

84 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„Door deze aangename hand moet het on-„kruid uit den hof mijnei\' ziel gewied, door „deze tuchtiging zijn kruid gewreven worden, „om namaals meer sap en geur te geven. De „Christenen staan niet genoeg, en ook ik sta „niet genoeg naar eene heilige onverschilligheid in de wijze, hoe God in ons wil verheerlijkt worden. Maar, waartoe ook mijne „klachten bovenmate vermeerderd, alsof God „mij tot een dorre woestijn geworden was, „verre, verre van daar.

„O, welke zoete uurtjes heb ik wel gehad, „onder die stonden, die mij smartelijk waren „wegens do verstoktheid van mijn hart! Wat? „indien dit eens genadegiften Gods waren, „welke onberouwelijk zijn? Maar deze en „dergelijke alleenspraken schijnen te vergeefs „te zijn, zoolang die bedriegelijke strikrede-„naar in mijn hart de zaak in verschil ge-„durig als een bewijs aanvoert: „gij hebt „gezondigd door tijdverzuim, derhalve ge zijt „onwaardig, onbekwaam tot de bediening, „en gij wordt hoe langer hoe onbekwamer.quot; „Ik ontken dit gevolg, want wat is er on-„genjmder, dan dat een blinde van de groot-Eclips „heid van den zonnezwijm, van het nachtgevaar, „van de trouw eens wegwijzers oordeelen zal? „Laat dan die God Scheidsman van dezen „gestadigen twist in mijne ziel zijn, die ge-„zegd heeft : „Ik zal het wel makenja „laten die u scheiden, die uit mijne onge-„loovige oogen niet zien; die van ons toenemen „spreken; en geheel anders getuigen, zoowel „vreemden als huisgenooten, ja allen, die van „nabij met mij verkeerd hebben. Zeker indien

-ocr page 125-

HET LEVEN VAX D0. S1CC0 TJADEN. 85

„het toenemen is, anderen meer nuttig te „zijn en hen op te bouwen, zoo kan zonder „onbeschaamdheid niet ontkend worden, dat „ik ten dezen deele gevorderd ben. O, welke „blijken zou ik daarvan al kunnen bijbrengen! „Hoevele zielen buiten al de poorten dezer stad „bijna zouden het getuigen! Wie hoeft u tot die „dingen bekwaam gemaakt in zulk een korten „tijd , wie in het bidden en dergelijke soort „van oefeningen zulk eene vrijmoedigheid „verleend?

„IV. Eindeljjk laat het zijn eene reden tot „moedgeving voor het toekomende. De tijd, „de plaats, de wijze enz. uwer roeping is „thans nog onzeker; gij behoeft don profeet „niet te spelen, of te schreeuwen eer gij geslagen wordt: want welke vrucht, welke „nuttigheid hebt gij gehad uit al dat nare „vooruitzien onder de nevelen van Burum? „Zij zouden verdwenen zijn geweest, gelijk „zij nu zijn, zonder deze uwe angstvallige „malingen. Had een ander deze dingen, welke „ik hier ter nedergesteld heb, ondervonden, „en was mij dat papier dan in handen gekomen, o, hoe gelukzalig zou die in mijne „oogen zijn geweest! O Heere! maak mij „zoo nederig, dat ik meteen dankbaar zij. „En Gij, o hoogste en eenigste Bestuurder „mijner studiën, Iaat niet varen, maar bevestig, ja, voltooi het werk Uwer handen! „dat Gij wonderlijk begonnen en wonderlijk tot „hiertoe bestuurd hebt. Ik ben onbekwaam „en onwaardig, ik ellendig vat; maar ook „dat wist Gij, eer ik het zelf wist, omdat „ik het niet weten moest zonder U. Laat

-ocr page 126-

84 HET LEVEX VAN D0. SICCO TJADEJf.

„Door deze aangename hand moet het on-„kruid uit den hof mijner ziel gewied, door „deze tuchtiging zijn kruid gewreven worden, „om namaals meer sap en geur te geven. De „Christenen staan niet genoeg, en ook ik sta „niet genoeg naar eene heilige onversehil-„ligheid in de wijze, hoe God in ons wil verheerlijkt worden. Maar, waartoe ook mijne „klachten bovenmate vermeerderd, alsof God „mij tot een dorre woestijn geworden was, „verre, verre van daar.

„O, welke zoete uurtjes heb ik wel gehad, „onder die stonden, die mij smartelijk waren „wegens de verstoktheid van mijn hart! Wat? „indien dit eens gonadegiften Gods waren, „welke onberouwehjk zijn? Maar deze en „dergelijke alleenspraken schijnen te vergeefs „te zijn, zoolang die bcdriegehjke strikrede-„naar in mijn hart de zaak in verschil ge-„durig als een bewjjs aanvoert: „gij hebt „gezondigd door tijdverzuim, derhalve go zijt „onwaardig, onbekwaam tot de bediening, „en gij wordt hoe langer hoe onbekwamer.quot; „Ik ontken dit gevolg, want wat is er on-„gerijmder, dan dat een blinde van de groot-Eclips „heid van den zonnezwijm, van het nachtgevaar, „van de trouw eens wegwijzers oordeelen zal? „Laat dan die God Scheidsman van dezen „gestadigen twist in mijne ziel zijn, die ge-,.zegd heeft: „Ik zal het wel maken;quot; ja „laten die u scheiden, die uit mijne onge-„loovige oogen niet zien ; die van ons toenemen „spreken; en geheel anders getuigen, zoowel „vreemden als huisgenooten, ja allen, die van „nabij met mij verkeerd hebben. Zeker indien

-ocr page 127-

HET LEVEN TAN D0. SICCO TJADEN. 85

„het toenemen is, anderen meer nuttig te „zijn en hen op te bouwen, zoo kan zonder „onbeschaamdheid niet ontkend worden, dat „ik ten dezen deele gevorderd ben. O, welke „blijken zou ik daarvan al kunnen bijbrengen! „Hoevele zielen buiten al de poorten dezer stad „bijna zouden het getuigen! Wie heeft u tot die „dingen bekwaam gemaakt in zulk een korten „tijd, wie in het bidden en dergelijke soort „van oefeningen zulk eene vrijmoedigheid „verleend ?

„IV. Eindelijk laat het zijn eene reden tot „moedgeving voor het toekomende. De tijd, „de plaats, de wijze enz. uwer roeping is „thans nog onzeker; gij behoeft den profeet „niet te spelen, of te schreeuwen eer gij geslagen wordt: want welke vrucht, welke „nuttigheid hebt gij gehad uit al dat nare „vooruitzien onder de nevelen van Burum? „Zjj zouden verdwenen zijn geweest, gelijk „zij nu zjjn, zonder deze uwe angstvallige „malingen. Had een ander deze dingen, welke „ik hier ter nedergesteld heb, ondervonden, „en was mij dat papier dan in handen gekomen, o, hoe gelukzalig zou die in mijne „oogen zijn geweest! O Heere! maak mij „zoo nederig, dat ik meteen dankbaar zij. „En Gij, o hoogste en eenigste Bestuurder „mijner studiën, laat niet varen, maar be-„vestig, ja, voltooi het werk Uwer handen! „dat Gij wonderlijk begonnen en wonderlijk tot „hiertoe bestuurd hebt. Ik ben onbekwaam „en onwaardig, ik ellendig vat; maar ook „dat wist Gij, eer ik het zelf wist, omdat „ik het niet weten moest zonder ü. Laat

-ocr page 128-

86 het leven vajt d0. sicco tjaden.

„mij dit tot troost zijn, en gun mij Uwe „volstrekte roeping te verbeiden, Uwe gebiedende en moedgevende stem: „Volg Mij.quot;

„Tot moedgeving kon ik er bijvoegen, dat „indien mij het gevreesde kwaad overkwam, „zoo zou Gods Naam niet weinig gelasterd „worden; voeg er bij: dat mij niet zelden „ten dien opzigte een hart vergund wordt om „te bidden; ja ook aan anderen, naar ik „verneem, voor mij. Waarom hier meer „bijgevoegd: Als Gij stilt, o, Heere (en ook „niet eerder) dan zal al dit beroeren ten „einde zijn; met U wensch ik het te wa-„gen, o mijn Heere Jezus! Tot bestuur „en bevestiging zijn geweest en kunnen nog „zijn de volgende plaatsen:

„Spreuk. 16 ; 3. Wentel! mie werken op „den Heere, en uive gedaelilen zullen beveiligd „worden.

„Spreuk. 11:2 Als de hoovaardigheid komt, „sal de schande ook komen -, maar meldeoot-„moedigen is wijsheid

„Spreuk. 18: 14. De geest eens mans zal „zijne krankheid ondersteunen, maar eenen „verslagenen geest wie zal dien opheffen ?

„N. B. Spreuk. 29 : 25. De siddering des „menschen legt eenen strik, maar die op den „Heere vertrouwt, zal in een hoog vertrek „gesteld worden.

„Jes. 38 : 15. Wat zal ik spreken? Gelijk quot;Hij het mij heeft toegezegd, al zoo heeft Hij „het gedaan; ik -zal nu al zoetjes voort treden „al mijne jaren, van wege de bitterheid „mijner sielc.

„Jes. 40 : 31. Maar die den Heere ver-

-ocr page 129-

HKT LEVEN VAX üquot;. SICCO TJADEN. 87

„wachten zullen de kracht vernieuwen, zij „zullen loopen en niet moede worden, zij zullen „wandelen en niet mal worden.

„Zaoh. 4 : 0. Niel door kracht, noch door „geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden „zegt de //cere der Heirscharen vs. 9. De „handen Zerubbabels hebben dit huis gegrond-„vest, zijne handen zullen het ooi; voleinden,

„opdat gij weet, dat de Heere der IJeirschareu „mij tot ulieden gezonden heeft, vs. 10. Want „wie veracht den dag der kleine dingen ?

„Matth. 16 : 24, 25. Zoo iemand achter „mij wil komen. die verloochene zich zeiven,

„en neme zijn kruis op en vol ge mij. Want „zoo wie zijn leven zal willen behouden, die „zal hetzelve verliezen.

„Phil. 3 : 14. Maar één ding doe ik, ver-„getende hetgeen dat achter is, en strekkende „mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar helwit „tol den prijs der roeping Gods, die van boven is „in Christus Jezus.

„Jao. 1 : 5. En indien iemand van u wijs-,Jteid ontbreekt, dal hij ze van God begeere,

„die een iegelijk rnildelijk geeft en niel verwijl,

„en zij zal hem gegeven worden.quot;

Wij gaan met hom over tot hot volgend Anno ms. jaar. Hier zag men al vroeg in den beginne,

dat de zegeningen van Hem, die in het liraam-bosch woont, rustten op het hoofd van dezen Jozef, dien afgezonderde van zjjne brooderen.

Want de Heere bevestigde en versterkte hem dagelijks, hoewel niet zonder vele worste-stelingen met ontelbare kleinmoedigheden.

Het gebeurde, dat er na den jammerlijken watervloed, waardoor deze sehoone landsdouw

-ocr page 130-

88 HET LEVEN VAN D0. SICCO ÏJADEX

plotseling in eene zee veranderde, een vasten bededag stond gehouden te worden; wanneer daags te voren, een leeraar schielijk ziek geworden zijnde, \'s avonds ten vijf ure Zijn eerw. verzocht werd, om diens dienst waar te nemen.

„Hier, zegt hij, bad ik den Heere, Hij „mogt mij licht geven, \'t harte buigen, en „bij deze gelegenheid mij blijken geven, on-„der welke banier ik voortaan dienen zou; „met welke hulp ik het werk der bediening „voortaan aanvaarden en verrichten moest „enz Derhalve (dat anderzins, naar de me-„thodo welke ik tot hiertoe gehouden had ter ,voorbereiding, wonderlijk was) nam ik den „dienst op mij, en do Heere gaf te spreken „met vrucht voor mij en voor de hoorders. „O, onbegrijpelijk groote goedertierenheid! „dat was een aanvang en voorbereiding van „de volgende goedgunstigheden, overwaardig „derhalve om hier op te schrijven en voor de „vergetelheid te bewaren quot;

Omtrent dezen tijd werd hij bij zekér voorval wederom op nieuw in de engte ge-bragt over zijne onbekwaamheid tot den dienst; waarover hij zich op de volgende wijze uitlaat.

Onrust over „ De benauwdheid perste mij van rondom

quot;quot;takwaam- ^cn s]ingel.(]e mjj; ellendige, dikwijls zoo heftig, „dat ik menigmaal dacht, het zou wonderlijk „zijn, indien er ook in dezen uitkomst voor „mij was (en Gij hebt die echter gegeven, „die daar leeft in eeuwigheid)! Ik bad toen „en zocht menigmaal \'s l leei en aangezicht in „mijne eenzame plaatsen, en daar was het

-ocr page 131-

I

HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN. 89

| „mij menigmaal zoet. In het midden dezer „zwarigheden ging ik naar Godlinze, (de „herder der gemeente krank zijnde) om er „eens te prediken, alwaar, (hoewel ik dikwijls .als een radelooze moest zuchten) ik even- ^yes om S6-

i , lil • holpen te

„wel eenigermate moed en hoop kreeg, ja „„nien. i „vertrouwen, dat God uitkomst geven kon f „en ook zou; dat er niets voor Hem te won-t „derlijk was; die tot hiertoe vele wonderen „aan mij gedaan had. Ik ging alleen,ik zuchtte :

„God mogt mij aanzien, ik smeekte; en Gij „zaagt op mij, die de gebeden verhoort, ja,

„Gij hielpt mij uit al mijne benauwdheid.

„Toen bleek in mij, dat God niet verzoekt „boven vermogen, maar als de zwarigheden „vermenigvuldigen en ten hoogsten top gestegen zijn , de verlossing dikwijls nabij is.quot;

Op dienzelfden dag ontving hij een brief

■ uit Ophemert in Gelderland, nu vacant ge-S worden, met verzoek om haastig over te

■ komen en zijne gaven daar te laten hooren,

1 onder verzekering van groote waarschijnlijk-B heid enz.

Van de reis teekende hij het volgende aan: Zijne reis uaar

„Dewijl het oogwit van mijne aanteekenin- (\'elllcrllquot;ui\' „gen is, die dingen te melden, welke mij ; „namaals in den dienst tot bestuur kunnen \' „dienen, zal ik een kort verhaal van die reis „ter neder stollen.

„Op den 17 Junij, nadat ik het aange-„zicht van den Oversten Leidsman gezocht • „en afscheid van mijne vrienden genomen „had, nam ik de reis aan over Harlingen,

„waar ik vernachtte, alwaar ik \'s anderen-„daags in do veerschuit ging, en met den

-ocr page 132-

90 HET LEVEN VAN Du SICCO TJA DEN.

Komt te Am- „dageraad don 19 Juni te Amsterdam op sterdam. ^\'3 Hoeren dag gelukkig aankwam. Terstond „ging ik naar de Nieuwe kerk, alwaar gepre-„dikt werd over Joh VIII: 56 en daarna hoorde „ik \'s voormiddags D1\' Junius elders. Zijn „eerw. las den tekst voor uit Ps. XXXII: 8 : Ootvangt „Ik zal u onderwijzen, en u leeren van den onder \' ^\'en QV 9aan su^-quot; D® inleiding was

den dienst van -u\'t Gen. XVI : 13; ,,En zij noemde den denbeer „naam des Heer en, die lot haar s/ivak, Gij dumns nGod des aan ziens; want zijzeide: heb ik ook „hier gezien naar dien, die mij aanziet?quot; Ik „stond verbaasd, dit hoorende; en ik zag dat „de Heere dit zoo bestuurde; en was ik ver-„moeid van de ongemakken der reis, hier „ontving ik bemoedigend reisgeld en werd „zeer verkwikt door het hoeren van zulke „dierbare woorden en zaken.

„Na den middag vond ik mijne goede vrien-„den en vernieuwde den band van vriend-„schap, (helaas zoo dikwijls te voren zoo „schandelijk geschonden!) met hun veel uau-„wer dan ooit voor dezen, bleef bij hen des „anderen daags en ging quot;s avonds in de nacht-„schuit naar Utrecht. Hier zag ik onderweg met „verwondering in de schuit vele staaltjes der „ijdelheid en van hot bedrog onder het gewoel „van die Amsterdamsche schaar, en hoe dat „elkeen bijna zijn bijzonder oogmerk en einde „had; maar ook zag ik onderweg de proeve „van strijd tusschen nutuur en kunst, in zoo „vele buitenplaatsen, aan den oever der rivier, „aan beide zijden. Ter middernacht stapte ik „te Nieuwersluis aan land, en sliep daar het „overige van den nacht in eene zindelijke

-ocr page 133-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 91

„herberg, \'s Morgens vroeg begaf ik mij op

„weg naar Tienhoven, om den eerw. heer

,,S o h u ij 1 e n b o r g h te zien en met hem te

„spreken over de zwarigheden nopens den

„H dienst, die mij toen drukten; maar het be-

„haagde den Heere niet, die best weet, wat

„mij nuttigst is, hem, dien ik zocht, tehuis

„te vinden; zoo ging ik dan te voet naar

„Utrecht, zijnde twee uren gaans. Aldaar

„van den ouden heer Blom zeer beleefd kwikkende 0n-

„ontvangen zijnde , vertoefde ik er twee dagen; dervinding

„en het werd mij gegund mij meermalen af aW11quot;

„te zonderen en om licht te bidden voor het

„aannaderende werk. Het was mij daar twee-

„malen goed. Eerst des avonds op Donderdag

„den 23 Junij, toen ik buiten de Leidsche

„poort in het bosoh ging wandelen, en neder-

„zat onder een boom. Ik heb het zelden zoo

„goed gehad als daar. Daarna op den volgenden

„dag, toen ik buiten de poort in oen herberg

„\'s morgens ten 0 ure den wagen inwachtte,

„die mij naar Ophemelt brengen moest. Ik

„had toen de kamer voor mij alleen. en o ,

„zoete tijd! het heugt mij nog, wat ik daar

„gezien heb Ik zag mijnen Onzichtbaren

„Leidsman en ik aanbad Hem; ik zag Je-

„hova. als dien Souverein, en verheugd,

„keurde ik al weenende Zijn beleid omtrent

„mij goed. Ik roemde dien Allerhoogste

„en wenschte voortaan te zwijgen. Ik kon

„Hem alles, wat het ook was, mot gulle

„blijdschap opdragen, overgeven en toever-

„trouwen, onder een zoet berusten in Hem.

.Ook weet ik niet, dat ik immer zulk een

-ocr page 134-

92 HET LEVEN VAN D1. SICCO TJADEN.

„levendig gezicht gehad heb van Gods Sou-„vereiniteit. Aldus bebolwerkt nam ik de reis „naar Ophemert aan, door aangename landsdouwen, tot aan Tiel, en van daar (nadat „ik mij op den oever van den Waalstroom op „nieuw aan den Hoere had opgedragen) te „voet naar Ophemert, waar ik ten huize van „den heer van Ophemert beleefd ontvangen „en gehuisvest werd. Al de ontmoetingen hier „te melden, laat de tijd niet toe; dit kan ik „in \'t gemeen zeggen: de Heere was bjj mij. „Velen vroegen mij naar vele dingen, dan „werd dit, dan wat anders gevraagd, de ge-„heele dag werd in zamenspraken doorge-„bracht; doch ik werd niet beschaamd ge-„maakt, ook had ik niets te doen met de „angstige herhalingen van mijn zeggen en „doen, als wel op andere tijden. L)en volgenden Zaterdag bezocht ik in de nabuur-Lof van juf- „schap Jufvrouw van Eek. aan welke ik een vrouw van Eek, ^brief had. Hier vond ik niet alleen oprecht-Hcerc8 ontslaquot; n\'le\'^. maar ook andere deugden, welke onder pen. „de bolop Christenen van deze dagen zeldzaam zijn. Groot was het onderscheid tusschen „deze en anderen aldaar; daar waren meer „woorden, hier meer kracht. Den volgenden „Zondag predikte ik.

„En dewijl ik den naasten Zondag aldaar „nog eens moest prediken, nam ik intusschen Rds naai- »een reisje a!m naal\' Kleef, waartoe mij Kleef. „schoone gelegenheid verleend werd. Wij voe-„ren dan \'s anderdangs langs den zeer ver-„makelijken oever van den Waalstroom, en „traden tegen den avond in de hoofdstad van Nijmegen. „Gelderland, Nijmegen, waar ik met verwon-

-ocr page 135-

HET LEVEN VAN Dn. S1CC0 TJADEK. 93

„dering beschouwde niet alleen de schipbrug, „waarmede wij overvoeren, maar vele andere „dingen.quot;

Maar bijzonder verlustigde hij zich in het beschouwen van de wonderteekenen der genade, die de Drieënige God tot prijs Zijner heerlijkheid daar ter plaatse heeft believen op te rigten, dewijl die toch de grootste wereldwonderen zijn en het nuttigst voorwerp van beschouwing voor een ziel, die leergierig en begeerig is, om tegen een eeuwigheid voorraad op te doen, en tot het reizen van zijnen weg bekwamer te zijn Daarom bezocht Zjjn eerw. ook aanstonds diegenen, aan welke hem adres gegeven was, en gelijk zijn oogwit was, om er door tot eer van God ontdekt, opgewekt, of verkwikt te worden,

zoo was de stof zijner zamenspraken over dingen , die Gods Koningrijk aangingen, en zijne nabetrachting gewoonlijk, om er lessen voor zich zeiven en anderen uit te leeren,

om in het vervolg vruchtbaar in Gods Huis te verkeeren, en doorgaans vond hij sporen tot nederigheid, zelfverloochening en geloovig bijblijvend gebruik maken van Jezus.

„ïegen den avond,quot; dus vervolgt hij, „zag „ik de oudheden met verwondering; ik ging „naar het beruchte Belvidère, zag daar de BeWdere. „wonderen der natuur, de verscheidenheid „van steden, dorpen, die zich van verre in „\'t verschiet opdeden; de zoete schakering van „schoone landsdouwen, stroomen en bergen,

„nimmer te voren gezien; en tevens zag ik „mrjzelven ellendig. Ik ondervond en besloot,

„dat, als het duister is in de ziel, het niet

-ocr page 136-

94 HET LEVEN VAN Dquot;. S1CC0 TJADEN.

Aanmerking „heipon mag, al stond ik ook den ganschen daarover, ^ag in zulk eca Belvidère. Dit kan Uwe genade alleen doen, o, Heere Jezus ! \'s Mor-„gens daaraan ging ik alleen op den post-„wagen naar Kleef, waar wij over zeer hooge „bergen heenreden, hebbende ter linkerhand

Vermakelijke „een aangenaam gezigt op een ruim vlak veld gezichten. ^en akkers j welke door velerlei granen eene „zoete mengeling van aangename kleuren voor „het oog vertoonden.quot;

Alles ter eere Hier had men stof, om ter cere van den Gods. Maker en Bestuurder der natuur te zingen mot de juichende volden

Gij kroont het jaar door Uwen zegen

Met Uw veelvoudig goed,

TJw voeten druipen op de wegen

Van vet, in overvloed.

I)e weiden zelve der woestijnen.

Bedruipen zij met vrucht,

J)e heuvels zijn omgord met wijnen,

3Iot blijdschap eu genucht.

De schapen gaan met groote lioopen

Ten groenen heemdewaart,

Het veld staat digt met vrucht beloopen.

Het graan is schoon geaard.

Dit doet den honwman \'t hart opspringen,

En met een luchten zin,

Op \'t feest een vrolijk liedje zingen.

Want ruimt brengt vreugde in.

Kranenburg. „Wij reisden door Kranenburg, een ouder-wetsche stad en kwamen te Kloef, juist op „don middag, en nadat ik op den top van „den nabijgelegen hoogen berg om een op-„merkzaam hart gebeden had, ging ik ten „huize van den rentmeester, aan wieu ik een

-ocr page 137-

het leven van d0 sicco tjaden 95

„brief had; .alwaar ik zeer beleefd ontvangen „werd en beloven moest aldaar te huisvesten.

„Ik was niet lang te Kleef geweest, of Wonlt ceuoo-„werd verzocht op eene plechtige maaltijd, «ligJ in eeu „welke in het klooster van eenige adelijke „mevrouwen stond gehouden te worden, waar-„van mevrouw van Bedber, als het ware „abdis was. Hier hoorde men de gasten „onder elkander de ongewone en grootsche „eeretitelen van uw genade, hare excellentie „geven. want daar was eene gravin en andere „hoogadelijke dames tegenwoordig Hier zat „ik mode aan, en naast mij, een hoveling,

„niet hoffelijker dan ik. Het was zeker school-„meester uit het dorp Homburg in Bergs-„land; een man, wiens gedachtenis nooit uit „mijn geheugen moet worden gewischt Daar „vertoonde zich in hem onder eene zeldzame „kennis der evangelische waarheden, eene „wonderbare eenvoudigheid, niet streng, maar „zoet en bevallig, zoodat deze adelijke personen naauwelijks buiten zijn gezelschap „harden konden, onder welke eenigen het „goede schenen toegedaan te zijn.Voor de maal-„tijd bad de schoolmeester en ik daarna; onder „het eten spraken wij van de dingen, die „den godsdienst aangaan, waarbij psalmgezangen gevoegd werden. Maar onder andere „gesprekken en dingen, die ik toen hoorde,

„moet ik hier aanteekoncn eene gesehiodenis, ,, ,, -

r rm Zuluzaair. geval

„welke die zoete meester 1 hom as (want von bekeerinir „zoo was zijn naam) aan de gasten vertelde, c1-\'115 leeraars, „Een geval des te zeldzamer en merkwaar- te Ho,quot;,)quot;r?-„diger, omdat de voorbeelden van predikanten,

klooster.

Beschrijving va?i meester Thomas.

-ocr page 138-

^ -J - - • . _ • - • • -

96 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„die in hunnen dienst bekeerd worden, zeld-„zaa\'m zijn

„In het bovengenoemde dorp Homburg, „waren door de oefeningen en cateohisatiën „(tot welke daar ook de schoolmeesters beroe-„pen worden) velen overtuigd, zoekende, en Die uit een »\'n ^et goede bevestigd. Hier kantte zich de vervolger een „herder van die plaats (ü11. Beekman) Wilder werf. „heftig tegen aan, en toonde zijne bitterheid „en vijandschap bij alle gelegenheden, die „maar voorkwamen. Meester Thomas ried „hem menigmaal ernstig, en bad en vermaande „hem om van dit tegenwoelen af te staan, „en regt het tegendeel te doen, maar te vergeefs. Naderhand wordt de leeraar krank „aan een ettergezwel, dat de geneesheeren „gevaarlijk en veelzins doodelijk achten Toen .liet hij den schoolmeester, die nergens minder „op verdacht was, zelf ontbieden, en hij „spreekt hem aan mot deze woorden: „Mees-„ter, ik bedank u voor al de waarschuwingen, I „welke gij aan mij gedaan hebt, ik verzoek ■ „dat gij ook zoo met mijne vrouw moogt 1 „handelen, als gij met mij gehandeld hebt. \' „Maar meester, ik heb nog niet gedaan, ik j „kan u nu zeggen: ik ga sterven, en ik ] „ga verloren tot in der eeuwigheid.\'\' De „schoolmeester dit hoorende, stond verbaasd, j „en antwoordde op dat zeggen, hetgeen dat „hem voorkwam gepast te zijn; onder anderen „van Jezus algenoegzaamheid en wonderbare „goedheid tot degenen, welke tot Hem willen i „komen enz. Maar \'t was aan een doovemans „deur geklopt. Hij bleef drie weken leggen „in do allernaarste overtuiging en wanhoop,

T

-ocr page 139-

HET LEVEN VAN D\'1. SIC 00 TJADEN. 97

„die mon zich verbeelden kan, en was inonig-^maal een levendig afbeeldsel van de ver-„doemelingen in de hel. De meester bad veel „voor en met hem, en hij wilde hom tor „nauwernood van zijn bed laten gaan. Onder „anderen betuigde hij veeltijds, dat hij veel „begeerte had om nog eens op te komen.

„en dat om met den meester bij de huizen „te gaan en de menschen te bidden, dat zij zich „v.oudon bekeeren; en dewijl zulks nu ontiegelijk was. liet hij de meesten uit de „gemeente voor zijn bed komen, en hij hor-„riep in hunne tegenwoordigheid al hetgeen „hij hun geleerd had, prijzende die dingen,

„die hij bestreden had, enz. Maar op het „einde van de derde week las hem de mees-„ter voor de gelijkenis uit Luc. XV, bijzonder „deze woorden: „ik zal opstaan en tot mijn „Vader gaan en zeggen: Vader ik heb gezondigd enz.quot; Daarop riep hij uit: „Meester,

„ik heb genade, ik heb genade!quot; en kort „daarop ging hij over in de eeuwigheid Den „volgenden dag hoorde ik Dquot;\'. La lioque „oefening houden over Rom VIII: 14, aan verdere „het huis van mevrouw Friedeborn, welke ontmoeting, „ik ook daar ging bezoeken. Vervolgens ten „huize van den heer Zumbergcn etende, „(met zjjne vier zusters, die, zoo ik meen, „met elkander over de 300 jaren telden)

„vond ik aldaar wederom dien schoolmeester, „die onder anderen toen wonderlijk van den „hemel en hot eeuwige leven sprak, hoewel „hij zeide, dat hij er nauwelijks dan met „schroom van durfde spreken Ik wandelde „gestadig met hem, en hij loste mij mijne

7

-ocr page 140-

98 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„zwarigheden op; wees mij tot den Heero, „die ze met één woord spreken kon oplossen „Hij ried mij den XVIII Psalm veel te lezen. „Ik zag hier ook het koninklijk slot en de „aangename uitzigten, maar mot een vakerig „oog. Ik ging met don meester naar het bosoh „of de diergaarde, waar ik herten, fonteinen „onz. zag. Ik klom alleen den Starrenberg „op, waar ik mijn traag hart tot God, Wiens „wonderen ik van rondom beschouwde, ï-.ocht „op te beuren. Vrijdags voor den dageraad „verliet ik deze waarlijk zeer vermakelijke stad, „ging op den postwagen naar Nijmegen, en „aldaar in do schuit naarTiel stappende, keerde ,,ik denzelfden dag nog weder naar Ophemert „terug, waar ik voorde tweede maal, niet zonder „groote vrucht voor velen predikte, bijzonder Tweede preek „voor zeker vroom vrouwspersoon, die kort te Ophemert. ^daarop gestorven is. Hier werd ik meer „dan te voren van de godzaligen begeerd; „en vertoefde aldaar tot Dingsdag, wanneer Komt te „ik \'s namiddags naar Buren ging, waar op BaraldMr.tt0de quot;dien \'Ü*3 de Zui(lllolIandschc Synode stond „gehouden te worden. Hier hoorde ik zeker „leeraar van Breda de inleiding doen uit „Zaoh. IV ; 6, en nadat ik het kasteel aldaar „bezien had, en de voorbereidselen en genheden, waarmede die hooge kerkvergadering „geopend werd, had bijgewoond, keerde ik „over Kuilenburg naar Utrecht terug, waar „ik \'s avonds aankwam, en waar ik met Dquot;. gt;1 iddelen ui-„B1 o m acht dagen alleen op zijns vaders noTg.\' gC quot;buitenplaats Heemsmade vertoefde. Maar „toen zag ik ook, dat de middelen alleen „tot opwekking niet genoeg zijn; want ik

Heerlijkheid van Kleefs gezigten.

Starrenberg.

-ocr page 141-

HET LEVEN VAX Dquot;. SICCO TJADEN. 99

„was gedurende dien tijd zeer duister. Up „Zondag den 10 Julij gingen wij to Tien-„hoven Dquot;. S c hu ij 1 e n b o r gh liooren; die HoortDSchuij-„voormiddags predikte uit Ps. XLV : 5, het lenborgK. „laatste deel, en namiddags over Jes. XL : 29. Aanmerkingea „Twee dingen kwamen mij daar merkwaardig „voor; eerst dat hij in\'t voorgebed den Heere „zooveel verscheidene gestalten eener ge-„loovige ziel voordroeg, hetwelk bijzonder „voor des Heeren Avondmaal, hetwelk toen „stond gehouden te worden, mij prijswaardig „en navolgelijk toescheen ; het tweede was, dat „er zoo weinigen aan het Nachtmaal gingen.

„Te weten uit honderden, die plagten te gaan,

„waren er nu niet veel over de veertig; en „die niet gingen, hoorden evenwel de predikatie, en zooals men mij berigtte, gingen „zij niet uit de kerk onder de bediening van „het Bondzegel. Na de predikatie groetten „wij den heer Schuij 1 enborgh ten zijnen „huize , en na eenige zamenspraken vertrokken „wij wederom.

„Ik vertrok \'s anderendaags naar Klein „Ammers, waar ik twee dagen vertoefde, en „met den opziener van die gemeente, met „welken ik te Leiden kennis gehouden had,

„veel sprak van die oude levenswijze enz „Hier gingen wij op de zalmvangst enz. en „van daar keerde ik weder in een schuitje „naar Rotterdam; waar ü: in \'t begin maar „drie dagen dacht te vertoeven, doch nu vijf „weken bleef. De tijd werd meest met prediken „op de naburige dorpen doorgebracht. Anders „als ik in de stad rustte, sleet ik den tijd met „eenzame wandelingen, of in het gezelschap

-ocr page 142-

100 HET LEVEN VAN Dquot; SICCO TJADEN.

i.mjjner vrienden en zamenspraken der zoete „christenen aldaar. Er waren er bijzonder „twee, waar ik gemeenzamer mede verkeerde, „en op welke ik eene oude betrekking had, „te weten A. D. L. en A. K. De eerste was „mij al van onds bekend onder mijne Leidsehe „omreizen, de ander in mijne reis naar\'s Gra-„vendeel en Aiblasserdam, waar hij toon „woonde. Hierbij kwam de moeder van mijn „ouden kamergenoot, ja ook mijne moeder, „jufvrouw Verbeek, welke iïc bezocht te „Delfshaven. Ook kwam ik bij Vlaardingers, „welke ik tweemaal bezocht, en verwonderde „mij over sommiger verstand. Doch ik versleet „mijn meesten tijd met prediken In Rotterdam „op den 17 Juli predikte ik in de Ooster-„kerk, niet zonder Gods ondersteuning, uit „Hos. AI: .3, het eerste deel Den volgenden „Zondag werd ik verzocht te Middelhai •nis, een „zeer vermaard dorp op het eiland Flakkee, „regt tegenover Helvoet, gelegen aan het „Noorderdiep. Hier was \'s Heeren hand won-aderlijk Zeker leeraar, en zij die daar het „goede met hom voorstonden, hadden met „haast iemand tot mij afgezonden, en zij „hadden het zoo heimelijk gedaan wegens de „haters van het goede, dat de boodschapper „zelf zijne boodschap niet wist Op den raad „van vromen had ik beloofd derwaarts te „gaan, en vond toen ik in de schuit trad, „daar den afgezant zelf, die mij niet, gelijk „ik mede hem niet kende. Hier waren ook „spionnen in de schuit, die mij zochten te „bewegen, om te prediken tegen degenen, „die daar fijnen genoemd werden Ik ant-

-ocr page 143-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN 101

„woordde, dat een vreemdeling eerst zaken „van dien aard moest onderzoeken. Voor het „overige hield ik mij stil, gelijk men mij „verzocht had. In zoete alleenspraken, en „midden onder al die krijgslisten, in eene „stille kalmte en berusten in God, trad ik „te Middelharnis aan land, alwaar de ouder-„lingen mij niet alleen eene predikbeurt toe-„stonden, maar ik behaagde hun zoover in „de verkeering, dat zij mij eenparig zoozeer „begeerden, als die, welke ik in de predi-„katie, die ik deed op den 4 July over Rom.

„VIII : 14, op een ander en aangenamer grond „genoegen had gegeven. Ik had daar een zoet „verblijf\' van twee dagen, aldaar waren vele „en gevorderde christenen; maar ik mogt er v\'ult;\'sc|leluti; „niet mede spreken, ofschoon ze mij op straat \'a!ld „aanspraken; hoewel ik met een uit hen nog „in het verborgen sprak, ja, met I)0. N. N.,

„die maar een vierendeel uur van daar stond,

„mogt ik evenmin spreken.

„Ik verzocht de ouderlingen van die plaats, Bizoudcrhcdea „of ik mede ten Avondmaal mogt gaan,

„hetgeen mij werd toegestaan. Do vrucht,

„welke ik daarbij ontving overtrof verreweg „de voorbereiding. Onder anderen werd ik „opgewekt en bemoedigd door de onderscheidene en verwisselende aanspraken van den „leeraar, tot de aanzittende gasten. „Vrienden!

„(zeide hij tot ons) \'t is een koninklijke maal-„tijd, gij zijt onder quot;s Konings alziend oog, „en daarom past u eerbied,quot; enz.

„Toen ik van den preekstoel klom, groette „ik de ouderlingen, en sprak hen aan „met deze woorden: „ik bedank den eerw.

-ocr page 144-

102 HET LEVEN VAJf Dquot;. SICCO TJADEN.

„kerkeraad, dat hij de goedheid heeft gehad, „mij deze beurt toe te staan. Dat ik hier kwam, „was, om mijnen dienst nevens anderen aan ,.te bieden, indien ze ook mij bekwaam vonden, „om des Heeren kerk dienst te doen, wen-„schende hun voorts des Hoeren licht en be-,,stuur, om in dezen /00 te handelen , als het „den heiligen betaamt.

„Do schoolmeester van die plaats vroeg „mij: van welke studie ik was, en of ik „Grod vreesde. Ik antwoordde: zoo hij zelf „verstond en kende wat hij mij vroeg, dat „ik hem ried, den Heere te bidden, Zijne „zinkende kerk te hulp te komen, en hem „te doen verstaan , wat die plaats te kennen „gaf Amos V: 13: „Daarom zal de verstan-„dige te dier tijd zwijgen, want het zal een „booze tijd zijn.\'quot;

,,En als ik des namiddags Dn. Lonus „over Jos. LXIV : 6 had hooien prediken. „en \'s Heeren Avondmaal met hen had bijge-„gewoond, ging ik zeer verkwikt den volgenden dag wederom naar Rotterdam, en sprak „in de schuit ruimer en veiliger van Jezus, „dan toen ik er heenging. Den volgenden „Zaterdag ging ik naar Alblasserdam, waar „ik op den 31 Julij predikte, en op dienselfden dag den jongen Dquot;. van der Kluit, „predikant te Schellingwoude hoorde Ik sprak „met hem niet alleen van de oude levenswijze ,,te Leiden, maar \'s avonds was hot overschot „der vromen aldaar in dat dorp bijeen, dat ik „voor acht jaren in een anderen staat gezien „liad Hier was ook A K. van Rotterdam „gekomen, die veel vrucht uit de predikatie

-ocr page 145-

HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN. 103

„had ontvangen. Dingsdags keerde ik wederom „naar Rotterdam terug. Daar was ik niet lang „geweest, toen Dquot;. D i n a n t een brief van Op-„hemert ontving, waarin ik verzocht werd, „om daar op de nominatie te prediken, het-„welk ik aannam. Drie dagen voor den gestel-„den dag begaf ik mij op den wagen naar „Gouda, waar ik de nachtschuit op Bodegraven „moest inwachten en aldaar met het vallen „van den avond buiten de poort wandelen „ging. Hier zocht ik te overdenken wat God „al aan mij gedaan had en nog deed, en „terwijl ik nu al eenige dagen in het duister „had omgezworven, zoo werd ik daar opge-„wekt, verlicht en zoo onverwacht verleven-„digd, als mogelijk nimmer te voren Ik „durf hier al de omstandigheden niet schrijven, „omdat er zooveel tijd tusschenbeide is verroepen , en ik hier niets dan datgene wat zeker „gaat, aanteekenen wil. Evenwel dat weetik, „dat ik toen gezien en geloofd heb, dat God is „de levende God, en daarom ook, gelijk geschiedde, Die maglig was mij levendig te „maken, en \'t gaf mij moed op de reis, zoo „dikwijls als ik er om dacht. In de herberg „terugkeerende, hoorde ik de waardin klagen, „dat hare moeder in doodsnood lag, en dat „de leeraar vertoefde te komen. Toen ont-„dekte ik de vrouw wie ik was en bood aan „met de moeder te spreken. Dit toege-„staan zijnde, sprak ik met haar, ellendige, „die begeerde zalig te worden, en niet wist „waarin de zaligheid gelegen was Ik toonde „haar, wat bekeering was en hoe rampzalig „het is, zonder deze naar eene eeuwigheid te

-ocr page 146-

53=

104 HET LEVEN VAN Dü. SICCO TJADEN.

„gaan! Daarop werd ik in de schuit geroepen, „waar wij het grootste gedeelte van den „nacht met ernstige zamenspraken doorbrach-„ten, terwijl de een en andere vroeg en nie-„mand tegensprak. Te Ophemert gekomen „zijnde, deed ik aldaar twee predikatiën op „oenen dag, over Kom. VIII en Phil 111:14, „voor de eerstemaal, maar de Heere was „met mij, en daarom was het wel ongewoon, „doch niet moeijolijk of zwaar Aan den „Waalstroom wandelende, werd ik overreed, „dat er zulk eene en zoo groote begeerte moest „zijn om zielen te weiden, dat daardoor „de zondige vrees van schande en beschaamd „te zullen worden, veracht en overwonnen „word, ja, als het do Heere zoo toeliet, dat „men liever veracht en beschaamd moest „willen worden, dan hierin nalatig zijn. O, „dat gij dit nu dacht, mijne ziel! Jfa afscheid „genomen te hebben van de zoete christenen „aldaar, ging ik naar Tiel en trad aldaar in „het Eotterdamsche vaartuig, waar ik wel „eene gemakkelijke plaats, maar ongemakkelijk „gezelschap ontmoette, van welke (omdat zij „zich vijandig betoonden, en een van de „vooornaamsten bestraft zijnde, zich zeer heftig „vertoornde) ik mij afscheidde en mijn tijd „sleet in het beschouwen van de wonderen „der natuur on eene schets te schrijven over „Matth Y ; 3, tot dat wc voorbij Bommel, „Oorcum en Dordt te Rotterdam aankwamen „Vandaar ging ik den volgenden dag naar „Rijswijk, waar ik vernachtte, en daar vond „ik Dquot;. van der Kemp, met wien ik te „Rotterdam meer dan eens gesproken had.

. . ■ \' 31

-ocr page 147-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADES. 105

„en nadat ik met mijnen vriend Dn d e G raaf, „eertijds te Leiden, nu gelijk ik hoop, ecnen „anderen grond van vriendschap gelegd had, „vertrok ik quot;s anderen daags naar Leiden. „Hier was ik in dat Leiden, daar ik menigmaal met verscheidene bewegingen des ge-„moeds aan gedacht heb, maar dat is nu „voorbij. Wat zou ik doen? Wat anders dun „nu geheel andere dingen daar te zoeken, „en andere mcnschcn op te zoeken, of indien „dezelfde, ten minste op eene andere wijze. „Ik ging naar de hospita\'s, die ik er gehad „had en tot anderen, die mij eertijds gemeen-„zaam geweest waren; maar ik bemerkte wel, „dat ik er nu niet meer zoo mede zijn kon „Ik verklaarde hun wat ik nu, eenen anderen „Leeraar hebbende, van die oude levenswijze „dacht Ik toonde aan, hoe gevaarlijk hot zou „geweest zijn, indien ik zoo voortgegaan „was, en voegde er andere dingen bij, die „God mij deed voorkomen naar een iegelijks „staat. Maar zij konden deze mijne herroe-„pingen niet verstaan, noch begrijpen, dat „ik daar zoo zondig geleefd had, en geen „wonder; ja. zelf zou ik het nooit gezien „hebben, indien Gij, o, mijn God! het mij „niet hadt doen zien. Ik bezocht daar de „godzaligen. die ik te voren alleen met naam „gekend had en hoorde de oefening van Mr. „van Keulen over de woorden van Job: ,.lt;7/ „doodc IJ Ij mij, :ou ik niet op Ilcni hopen.quot; „Vandaar ging ik naar Woubrugge, waar „ik op den 21 Augustus tweemaal predikte. „D0. Blom, de herder van die plaats, die „voor weinige jaren eene verandering had

-ocr page 148-

106 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„ondergaan, gelijk ik gelooven moet, dat leerbaars die zelden ondervinden, ontving mij „zeer beleefd. Het gerucht van den wonder-,,baren zegen op zijn dienst, en de begeerte „die ik in mij vond, om over mijnen toestand „met hem te spreken, hadden mij derwaarts „heen gelokt, en het berouwde mij niet in „beide die opzichten. Door het bestuur dat „hij mij gaf omtrent mijne zwarigheden, „werd ik wonderlijk opgebeurd.

„Vervolgens te Amsterdam wederkeerende, „bleef ik aldaar vijf dagen, welke ik doorbracht in hot aangenaam gezelschap mijner „bekenden, in wandelingen en hooren prediken, „maar voornamelijk, en dat het aangenaamste „van alles was, in de eenzaamheid en op „mijn slaapkamer. Van alle gezelschap afgedonderd , trok ik hier eene wondere zoetig-„heid uit de overdenkingen, waarvan een „staaltje zijn mijne gedachten over 1 Cor. „IV ; 20, en bijzonder over die deugd welke „mij van dien tijd af betamelijker en zoeter „geweest is dan voormaals: de ootmoedigheid.

Dewjjl ik de schets van deze overdenking onder soortgelijke papiertjes vind , bescheiden lezer, zoo zal ik ze hier van woord tot woord mededeelen, doch in het Nederduitsch overgebracht; \'t zou mogelijk nog al zijn vrucht kunnen hebben.

„Den 31 Aug. mede te Amsterdam na eene „korte wandeling in mijn herberg wederkee-„rende, dacht ik, dat de zoete deugd van „ootmoedigheid de verdere overdenking waar-„dig was, om welke na te sporen, men een „tekst tot deze stof dienstig kon opmaken.

-ocr page 149-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEX, 107

„Bij voorbeeld, uit Micha: „Wal eischi de ,, Heere van u, dan oolnwediglijlc Ic wandelen „mol mvrn waar tot opheldering van het

„voorwerp, hetwelk hier God is, en na overweging van de menigvuldige opzichtelijkheden „van deze deugd tot dit voorwerp, kan volden eene omschrijving van deze deugd, zoo „met betrekking op derzelver naam, als bijzonder met opzicht op derzelver aard en wezen. „Vervolgens komen mij nu drie takken daarin „voor

a Ten opzichte van God, welke betrekking „hier voornamelijk plaatsheeft, tot welke ook ,.al de andere kunnen gebracht worden. Dien „God merk ik aan in do betrekking, die een „geloovige ziel op Hem heeft in verscheidene „opzichten

„1. Voor zooverre Hij haar onderwijst mot „eene bijblijvende erkentenis en geworteld ge-„voel van eigen blindheid. Ps 131 enz

„2. Als haar Gebieder, Ps. 119, Verbie-„der, gelijk als omtrent Jozef, Gen. 39

„3 Als haar Leidsman en Bestuurder, „Ps. 25 : 10, met uitbreiding tot al de wegen „Gods, zoo die Hij houdt met do kerk in hot „algemeen, als mot de ziel in het bijzonder ,.4. Als die haar kastijdt en tuchtigt, Zijn „aangezicht verbergt enz., Ps öl enz ; haar „vernedert onder laster, de kwaadsprekende „tong op haar loslaat, vijanden verwekt en „die vermenigvuldigt uit goeden en kwaden, enz. „ „ / /r zal des II eer en gramschap diaf/eiiquot; enz.

„5. Als die aan de ziel allerlei beloften „doet van het goede; als wanneer de ziel do „beloften hoogschat en niet durft twijfelen,

-ocr page 150-

108 HET LEVEN VAN D11. SICCO TJADEN.

„ofschoon de waarschijnlijkheid het tegendeel „roept. Zoo deed Abraham, toen hij een zoon „verwachtte.

,,C. Als die haar zegent raot allerlei geestelijke en lichamelijke zegeningen; de ziel „durft er zich niet op verhoovaardigen, maar „ze zinkt weg enz.

„7. Als die haar troost, dan de vertroos-„ting dos H. Geest niet te gering achtende; \'t „is al goed, wat uit Jezus hand komt. Zij „is verlegen om dankbaarheid „Wat zal ik „den Heere vergelden?quot;

„Al deze dingen kunnen uitgebreid en er „meer bijgevoegd worden.

„i. Ten opzichte van den naasten.

„1. Is hij een geloovige, dan hem aanmer-,,kende in die tecdere betrekking, die hij op „God heeft enz , en dat verscheidelijk naar „de verscheidenheid van den burgerlijken „staat, waarin hij is; hetzij van meerdere, „gelijken en van mindere. Ook naar de verscheidenheid van trappen in de genade, het-„welk kan worden uitgebreid.

„2. Is hij nog onbekeerd, dan hom beschouwende of nog geheel vervreemd van de „kerk, of uiterlijk geroepen, en die dan wederóm „of burgerlijk levende, of moor profaan, met „allen heeft hij medelijden. „Heere!quot; vraagt „hij, „waarom ik ook niet zoo?quot; Hij is niet „beter, maar door vrije genade is hij wat hij „is, dat betuigen ook zijne bestraffingen.

„3 Ten opzichte van zichzelven. Gelijk hij „God beschouwt, zoodanig als Hij is, alzoo „ook zichzelven. Hij wenscht geene hoogere, „geene andere gedachten vaa zichzelven te

-ocr page 151-

HET LEVEN VAX D0. SICCO TJADEN. 109

„hebben, dan de waarheid van de zaak mede-,,brengt. Hij beschouwt zichzelven (1) als een „blinde, en bidt uit Ps 119, „verllchl mijne Toogenquot; enz. Ps. 73, „ik hen een i/rnnl heeul „hij it quot; Hij vertrouwt het niet aan zichzelven, „zijnen staat te onderzoekon, Ps. 139, het „laatste vers. Hij merkt zichzelven aan als ,,van nature (2) goddeloos, (3) als een on-„waardige enz., (4) als een dood- en hel-,,waardige, en wat hij daarboven ontvangt, „rekent hij een weldaad, (5) als een ver-„pligte voor zoovele geestelijke genaden, voor „welke hij niets heeft om te betalen, enz.

„Ten minste zoo moest het zijn, en zoo zou „een regt ootmoedige wenschen voor den „Heere te zijn; doch waar is het zoo?

„I Er is onderscheid tussehen deze deugd „en de blinkende zonden der heidenen, niet „alleen in den oorsprong, regel naar welke „en oogmerk waartoe, maar ook in de zaak „zelf enz. Wie kont iets van deze deugd, „die Jezus niet kent?

„II. Groot is het onderscheid tussehen deze „ootmoedigheid en do kleinmoedigheid of neer-„slachtigheid, deze is geen ootmoed; de „reden is:

„1. Ze zijn kinderen van verscheidene „moeders, geloof en ongeloof; liefde Gods „en verkeerde eigenliefde.

„2. Verschillende zusters vergezelschappen „beide. De eerste gaat gepaard met werk-„zaamheid, blijdschap en verheerlijking van „God, maar de andere met werkeloosheid en „troosteloosheid.

„3. Ze zijn ook verschillend in den uit-

-ocr page 152-

1 10 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

-gang; gelijk do deugd eindigt in God, „en de ziel derwaarts heendnjft, zoointegen-„deel de ondeugd. Dit heb ik ter loops in „het voorbijgaan alleen opgeteekend in de „herberg te Amsterdam, zullende dit nader „beschouwen en uitbreiden, als de Heere „daartoe genade geven zal.quot;

Terwijl Zijn eerw. hier was, werd hem door Dquot;. R u p p i u s eene predikbeurt ia do Noorderkei k aangeboden. Het was de voorbereidende en onderzoekpredikatie voor het H Nachtmaal, welke hij op zich nam, pre-dikende uit Ps. 97 : 10, voor een groot gehoor, en voor zich zeiven en anderen niet geheel zonder vrucht Hier dreef hem de nieuwsgierigheid in den tempel der Persen en Grieken, hij zag hunne uitheemsche en afgodische plegtigheden, en rook hunne bijge-loovige wiorookofferen. Eindelijk na afscheid van de vrienden genomen te hebben, trad hij in het Workummer veerschip, en (nadat hij eenen dag en twee nachten in zamenspraken en bijzondere overdenkingen, alsmede in zekere twistreden met een Doopsgezinde, waarinde waarheid zegepraalde, op zee had doorge-Jgt;equot; ss\':l\'t bracht) kwam hij tegen den dageraad te Workum, en van daar den 9 Sept. in het vaderland, in Groningen, zijnde nu twaalf weken afwezig boweest, in welke hij elfmaal had gepredikt.

„Tehuis komende, ging ik den derden dagquot; dus vervolgt lijj, „aan \'s Heeren Avondmaal.

Aanmerkiugen „Maar het viel mij gemakkelijker tehuis te na ac reis. „komen, dan wederom tot mijzelven En bij-„aldien ik de zaak van nabij bezie, zoo heb

-ocr page 153-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 1 1 1

„ik bij deze zaak gewonnen en verloren. Ik Winst eu vcr-„heb gewonnen in lichaamskrachten en ge-liquot; na\'treizen „zondheid op eene ongeloofolijke wijze, ik ben „aan vele vromen bekend geworden, bij welke „ik te voren verdacht was, en buiten twijfel „heb ik de gebeden van sommigen voor mij „gewonnen De kennis van de verscheidene „wegen, die God met de Zijnen houdt, is „ook vermeerderd en welke dingen van dat soort „meer konden worden opgeteld Hot verlies „daarentegen is ook niet klein. Ik zag van achteren, dat mijne oude teederheid. indien ik „ze dien naam mag geven, welke doorgaans „met mijne bekommeringen vergezeld ging,

„niet weinig was afgenomen. Ik gevoelde ook,

„dat de ijver om anderen te waarschuwen en „bij alle gelegenheden op te wekken, zeer „verflaauwd was, welke te voren menigmaal „zoo groot en duurzaam was, dat ik dik-„wijls naar dat dorp, daar wij een buiten-„plaats hebben, heenging, om de bekenden „aldaar eu anderen met dat oogmerk aan te „spreken, wanneer ik met veel verkwikking „weder naar huis keerde.

„Ook bemerkte ik, dat diezelfde ijver om-„trent onze familie almede verminderd was,

„in welke God nu al nichten en neven ovor-„tuigd en zoekende gemaakt had, naar Zyne „goedheid, welke van mij, ondankbare, nooit „genoeg erkend is. Ook waren mijne bekommeringen en angstvallige naauwgezetheden „zoo groot niet meer, als wel te voren, toen „ze ook niet weinig voedsel kregen door de „bijna gedurige ongesteldheid des lichaams.

„O, God! hoe hoogwijs zijn uwe wegen, en

-ocr page 154-

1 12 HET LEVEN VAX D0. S1CC0 TJADEN.

„welk een gering deeltje kennen wij ervan! „Hoe weinig wordt die wijsheid opgemerkt en „aangebeden!

Oude „Zeer lastig en waarlijk beschreijelijk was

pretkordc. „tot hiertoe mijn preekorde geweest; niet „zoozeer omdat ik ze van woord tot woord „van buiten leerde, en ze dan op dezelfde „wijze gewoon was uit te spreken; maar het „kostte mij vrij wat meer moeite een preek „op te maken en zamen te stellen. O, indien „het u te eeniger tjjd gebeuren inogt, toe-„komend leeraar, aan Jezus voeten uwe kerk-„redenen te bereiden, laat uw dankoffer „grooter zijn, omdat het u vergund is uit „zulk een doolhof tot zulk eene hoogte opgebeurd te zijn.

„Te weten, wanneer ik zou prediken, moest „ik eerst eenige dagen doorbrengen om een „tekst uit te kippen, zonder bijna den goeden „en welbehagenden wil van God te vernemen „of het nut der gemeente daardoor te zoeken. „Als dit gedaan was, zocht ik alle boeken „bijeen, die ik dacht daartoe dienstig te zijn. „Nadat ik den inslag overal had uitgekipt, „was het werk nog lang niet gedaan 1 want „als ik nu wist wat ik zeggen moest, „onderzocht ik al weer op nieuw, op wat wijze „ik het zeggen moest; en hier werd ik somtijds zeer jammerlijk gepijnigd, zoodat ik „liet werk menigmaal wanhopig staken moest. „Wanneer de orde mij behaagde, mishaagde „mij de stijl, en ik moest er eene menigte „bloempjes onder strooijen, en dan vond ik „veeltijds een knoop in een bies.

„Met het uitschrijven vorderde ik somtijds

-ocr page 155-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN. 113

„weinig, en er was iets, ik weet niet wat,

„dat mij gedurig als twjjfelende deed schrijven. „Men kan ligt denken hoe schadelijk en tijdver-„kwistend deze hoovaardij was , ja ze ging zoo-„ver, dat bijaldien ik in twee weken eene „leerrede zou opmaken, ik mij dan zeer haasten „moest liet is waar, ik moet bekennen, dat „met verloop van tijd en gewoonte het wel „wat rasser toeging, maar dan moest ik er „echter nog eene geheele week aan te koste „leggen. Wanneer ik meer en meerde zondelijk-„heid van deze preekwijze onder het oog kreeg „en haar moede was, ging ik er gedurig onder „zuchten, en als een radelooze had ik dikwerf „terloops eenige gedachten over een tekst „aangeteekend, zooals de Heere ze mij deed „voorkomen, niet zonder vrucht en zoetigheid.

„Ik was ook meermalen voornemens ge-„ weest in eene meer afgezonderde plaats, op „eene korte schets, bij mij zeiven ontworpen „en in mjjue gedachten uitgebreid, het eens „te wagen, zoo voor de vuist weg te prediken , maar het bleef bij het voornemen,

„en dus tot hiertoe te vergeefs En wanneer ik „alle moed en hoop van uit die harde slavernij „verlost te worden, bijna had opgegeven, wildet „Gij mij evenwel redden, o, goedertiereno „God! Ja (geljjk Uwe wegen altijd met mij „wonderbaar geweest zijn), Gij wildet mij „redden, als ik er het minst om dacht,

„opdat het mij, ongeloovige, namaals te klaar-„der blijken zou, dat Gij het gedaan hadt. „Nauwelijks was ik drie weken tehuis ge-„weest, of ik werd verzocht te Assen te Preekt te „prediken. Welke verkwikking ik aldaar uit Asseu\'

s

-ocr page 156-

1 I 4 HET LEVEN VAN Dn. S1CC0 TJADEN.

„de zoete zamenspraken der godvruchtigen „ontving, zou hier te lang zijn om te verbalen Mijn tekst was Hos VI ; 3. Hier bedroefde ik het met eene inleiding uit Openb „III : 14, welke ik zonder voorafgaande bestudering uitbreidde, wel een half uur lang, „en die van meer zegen en vrucht achter-„volgd werd, dan de predikatie zelve. Dit „gaf mij moed en het was een begin van „volmaakter verlossing, welke nu voor de „deur stond. Den volgenden Maandag stapte Tc liolJp „ik naar Rolde , en daar werd ik, \'s avonds in „de nabjjgelegene woestijn gaande, onge-„meen verkwikt; ik was duister toen ik er „kwam, en ging er omstraald met licht en „zeer gemoedigd vandaan De Heore had mij „na eenige worstelingen getoond de besturende, „opbeurende en vertroostende kracht van die „plaats, Jes 45 : 24. Och, of ik ze nooit „vergeten mogt! Zijne zoete gerechtigheden, „en dat dierbare, dat in Jezus is, was de sterkte „welke ik aanvatte. Ik vond een hulpmiddel „tegen al mijn gebrek, ook omtrent den H. „dienst, en tevens eene schuilplaats en vrijstad tegen mijne beschuldigers Onder deze „vleugelen schuilende, ging ik niet alleen weg, „maar het was mij namaals nog veeltijds „goed aan die plaats te denken. Mijn voornemen was \'s anderen daags te vertrekken, „maar geheel anders waren de gedachten des „Allerhoogsten. Hetgeen Hij mij in die aangename plaats beloofd had, wilde Hij daar „zelf ook geven.

„Ik werd verzocht om des anderen daags, „zijnde bededag, aldaar den dienst waar te

-ocr page 157-

HET LEVEN VAJf D0. SICCO TJADEN. 115

„nemen; hetwelk ik beloofde, nadat ik om

„bijstand tot dien God geroepen had, welke

„mij daags te voren zoo krachtdadig geholpen

„had Ik koos dan een tekst uit Ps. 73 : 28, Henl wonlt

„het eerste lid, „hel is mij goed nabij God

„le wezen Zijnde vol van hoop, dat God, leerd.

„mjj verlossende van deze mijne langdurige

„zwarigheid, de vrucht dier woorden, alsmede

„der volgende, mij nog eens zou doen ondervin-

„den. De Heere gaf ze mij te overdenken en bijna

„geheel te schrijven. In het opmaken van

„deze stof ondervond ik oneindig meer

„zoetigheid en vrucht en minder verdriet.

„Maar wat verschilde het in den tijd! Wat

„te voren nauwelijks een week kon doen,

„deed nu een oenige dag De Heere verliet

„mij niet onder het prediken, eu do vrucht

„was grooter dan van de vorige, die mij zooveel

„blokkens gekost hadden. Alzoo maakte deze

„dag, den 5 October, oen begin van mijne

„verlossing uit deze banden, maar ook nog

„maar een begin. Op den volgenden Zondag

„beproefde ik het, daartoe verzocht zynde,

„met de volgende woorden van het bovenge-

„melde tekstvers, te Anlo: „i/i ze! mijn bc-

„1 rouwen op den Ihere Heere, om al Uwe

„werken Ie verlellen.quot;

„Alwaar de Heere gaf te spreken met „vrijmoedigheid. Dus stond ik verbaasd over „de wonderen des Almaehtigen, aan mij ge-„daan, en vertrok van daar wederom naar huis.

„Op den 20 October ging ik naar Wester-.broek, alwaar ik naar mijne nieuwe predik-„ wijze predikte over 1 Petri H : 2.

„Intusschen deden zich gedurig nieuwe „waarschijnlijkheden op tot een beroep, dan

-ocr page 158-

110 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN

„hier, dan daar, welke telkens wederom ver-„dwenen Evenwel, had ik niet op zooveel „roepende stemmen moeten besluiten, dat het „eindelijk eens des Heeren tijd zon zijn , om „mij in Zijnen oogst te zenden en dat die „mogelijk nabij was? Moest men Gods stem „niet in deze allen gehoord hebben, gedurig „roepende: „bereid u ?quot; Maar ik, blinde, doove „en achtelooze! na zooveel reizen en slingeringen hoopte ik eindelijk wat te rusten ; en „in den aanstaanden winter in eenzaam-„heid de Goddelijke waarheden te onderzoe-Ziju teroep in „ken en er mij met mijne huisgenooten in te de N. Pekel A. ^oefenen. Maar ziet, de Heere komt en voert „het groote werk over mij uit, dat Hij besloten had; en na zoovele voorbereidende, zendt „Hij eene krachtig doorwerkende stem.

„De Nieuwe Pekel-A, viel omtrent dezen „tijd open door het overlijden van Dquot;. Meur s, „welke aan eene tering gestorven is. Straks „liepen er verscheidene geruchten en gissingen „over den aanstaandenplaatsvervuller. Verschei-„denen verzochten er om, onder welke zelfs twee „leeraren waren, doch te vergeefs

„Men hield mij onder anderen ook voor, „dat er groote waarschijnlijkheid voor mij zou „zijn, indien ik kon toelaten, dat men mij „aan de overheid aanprees en voordroeg, doch „ik antwoordde, dat ik daar geen vrijheid toe „vinden kon enz.

Zijne nauwge- „Ik hield mij derhalve stil, sprak niemand zeiheid in het nUit (Jg regering en verzocht niemand van stuk v. beroep. ^0 onzen, dat ze het voor mij mochten doen.

„Wat ik toen in mijne eenzaamheid onder-„vonden heb, heugt mij niet meer; maar wel „dat ik op quot;Woensdag den 16 November, bij

-ocr page 159-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJA.DEN. 117

„het vallen van den avond, op den wal neder- Ploegt met den „knielde en God mijne zwarigheden ontdekte, Heere ra!ui „met Hem raadpleegde en dat niet zonder veel, „ja onuitsprekelijk veel licht, vertroosting en „vertrouwen, terwijl ik eene zonderlinge ver-„kwikking genoot uit Ps. 68 : 19 (welke ik „namaals ia do A. kerk verklaarde), zoodat „de meer en meer naderende nachtschaduwen „mij daar niet van daan konden drijven. Ook „ weet ik, dat ik toen niet zoozeer door het gezicht „van eigen onbekwaamheid geslingerd en angst-„vallig werd, als wel dat ik in bekommering „en achterdocht was, dat mijne vrienden iets „mochten doen dat onbetamelijk was, en dus „door ongeoorloofde middelen zondigen. Met g\'^e^iScr-„geen woorden kan ik uitspreken hoe groot heid „mijne teoderheid toon tor tjjd was in deze „zaak, of zoo men het zoo noemen moet, „nauwgezetheid. Ik deed aan mijne vrienden „groote betuigingen en waarschuwingen, cn „toonde hen aan, wat in dergolyko gevallen „ongeoorloofd en te verfoeijen was.

„Ik had eene heftige begeerte, voor de „verkiezing (welke binnen veertien dagen ge-„daan moest worden wegens verandering in „de regering) op de plaats voor die gemeente „te prediken; en de Heere schikte het, dat „ik er gelegenheid toe vond; waardoor ik „meer opgebeurd zijnde. Zaterdags heenging.

„In de schuit was ik in eene achteraan klevende „gestalte, niet zonder verlevendiging somwijlen „tusschenbeide; maar toen ik daar kwam en „mij verwonderde over de uitgestrektheid en „menigte van woningen in die plaats, en mij „daar eene geschikte huisvesting was aange-

-ocr page 160-

118 HET LEVEN\' VAN D0. SICCO TJADEN.

„wezen; toen zeg ik, was ik zoo levendig „niet meer, maar wat duisterder dan te voren, „eu hetgeen ik deed, was als in don slaap

„Den volgenden Zondag, den 20 November, „hoorde ik des voormiddags Dquot;. T h e ni m e n , „mijns vaders opvolger, die de eerste was uit „de classis van \'t Oldambt, welke eene lijk-„rede deed over den overleden leeraar uit „Zach. I: a, 4, 5. Hij had verscheidene aan-„meikenswaardige dingen over der leeraren „sterfelijkheid en de plicht der gemeente „daaromtrent Onder anderen zeide hij, dat „de plaats .Ter. III: 14, 15, hen een krachtig „spoor tot bekeering moest zijn, welke hij „daarom wilde, dat zjj zouden opslaan. Ik „hoorde deze dingen en meer andere, in welke „de leeraar namaals zeide mij bedoeld te „hebben, hoewel ik toen nog niet wist, waartoe „ik daar was.

„Des namiddags predikte ik, niet wel zonder „mindere invloeden als anders, maar bedaard „en zonder buitengewone levendigheid Hier „had ik voor mijne oogen het graf van den „overleden leeraar, met een zwart doodkleed „bedekt Wat dat zeggen wil, wat gij, o aanstaande leeraar, daaruit leeren moet, over-„weeg het bedaard en aandachtig. Na het „eindigen van de predikatie hoorde ik niets „of weinig, of ik hun genoegen gegeven had, „dewijl wegens de regen de meesten naar „huis spoedden Zoo wilde God mij datgene „verbergen, om welk te vernemen ik mij „voornamelijk derwaarts begeven had. Waarom „zoo? Opdat ik zou leeren gelooven, dien het „nu al zoo dikwerf gegund was te zien. Er

-ocr page 161-

IIET I.EVES VAX D0. SICCO TJADESf. 1 i 9

„gingen evenwel twee ouderlingen met mij „en de schoolmeester, welke eenparig ver „klaarden, dat zij genoegen gehad hadden.

„Nadat ik in hun gezelschap het overige van „den avond in ernstige en nuttige zameuspraken „had doorgebragt, keerde ik over de woeste „turfveenen van de Wildervank weder naar „Groningen, waar ik vernam, dat ik don „volgenden Zondag, den 27 November,

„voor de regering moest prediken, gelyk ik „deed uit Ps. 68 : 19, onder een talrijk ge-„hoor. Zijnde do woorden van den tekst in „verscheidene opzichten, zoo met betrekking op „hen, die het regt hadden de plaats te verbeven , als op mij, merkwaardig God onder-„steunde mij, en gaf veel zegen over die predikatie ! Des anderen daags, of don volgenden „moest men de uitkomst verbeiden, \'s Maandags „ging ik buiten de Steentilpoort, en zocht „des Heeren aangezicht, en poogde het ook „te doen niet verre van Helpen, m de buitenwerken.

„Van daar tehuis komende, werd mij ge- uet beroep „boodschapt, dat ik tot opziener der gemeente zelve, „in het dorp Nieuwe Pekel-A benoemd was. „Ik hoorde die tijding niet zoozeer onverwacht,

„dan wel met ontsteltenis. Den volgenden dag „uit de kerk komende, werd mij door een „raadsdienaar bekend gemaakt, dat ik dien „morgen, zijnde Dingsdag, den 29 November,

„daartoe van de heeren van den raad verboren en geroepen was. (Wat wilt go met „mij doen, o groote Leidsman! ik ben een „wormkeu.) Dus wordt mij na zoovele onzekere „omzwervingen eene zekere standplaats aan-

-ocr page 162-

120 HET LEVEtf VAN D0. SICCO TJADEN.

„gewezen en toevertrouwd! Op welke {indien ,,do Hoogste Goedheid het behagen zal mij „daar te brongen en te bevestigen), wat ik „daar ontmoeten zal, wat mij te doen zal „staan, wat ik lijden moet, dat weet Gij, „o, allerhoogste Bestuurder van al mijne zaken, „die mij kent en mijne gaven; en dat Gij „dit weet, is mij genoog. In deze zelfde maand, „op den 5 dito, ben ik voor vier jaren te „Leiden proponent geworden, en op den 29 „dezer eindelijk beroepen.

„Uier verspilde ik wederom geen kleinen „tijd in het overdenken, wikken en wegen, „op het allernauwkeurigste van al de om-„standigheden van mijn beroep, of ze wettig „waren enz. Hiermede was ik nog meer bezig „geweest voor de beroeping, toen ik eerst de „waarschijnlijkheid zag dat ik daar beroepen „zou worden. Ik sloeg toen al de godgeleerden „op, die ik krijgen kon, en ofschoon de meeste „mijne zwarigheden niets achtten , andere den „knoop doorhakten, zoo werd ik echter toen „en eonige dagen na het beroep hiermede „ellendig geslingerd.

Onder de papieren, waarop hij zijne gedachten ontworpen heeft, over deze en gene zwarigheden, vind ik onder anderen ook de volgende, betreffende zijne aanstaande beroeping.

„Mijne zwarigheden omtrent het beroep „waren dergelijke, met de oplossingen daarvan.

„Tegenwerp : Het recht van beroep is oor-„spronkelijk bij de gemeente

,.Antw.: (1) Maar mogelijk is hier een over-„drachtgeschied of ten minste een stilzwijgend „toestemmen der gemeente.(2) De godgeleerden

-ocr page 163-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN 121

„zijn omtrent dit punt niet van dezelfde gedachten. Chameierus is van gevoelen, dat „eene overheid leeraren kan aanstellen. Mark „vindt ook geen zwarigheid over het rogt der „overheid om een beroep te doen, vergelijk „Aniezius Medulla. Walaeus meent, dat het ge-,,noeg en evenveel is, of de goedkeuring der „gemeente het beroep voorafgaat of volgt. „Maresius is boven allen hier yeer vrijzinnig. „Hij heeft onder anderen dit volgende: „als de „drie afkondigingen van oen beroepen leeraar „gedaan zijn , en niemand voor den dag komt, „die er iets tegen heeft in te brengen, zoo „wordt hot volk gehouden als stilzwijgend te „hebben toegestemd.

„Tegenwerp.: Als men u zal vragen, zijt ge „van Gods gemeente, en bij gevolg van God „zelve geroepen, wat zult gij zeggen?

„ Antw.: Ik zal niets antwoorden , voor en „aleer ik de toestemming van de gemeente verkregen heb, welke God ook geven kan, zoo ,.\'t Hem niet belieft mijne beroeping te ver-„hinderen. Verlos mij uit deze strikken, „Heere Jezus!

„Tegenwerp.: Mogelijk wil God u beproeven „of gij standvastig zult blijven

„Antw-: Maar mogelijk wil Hij beproeven „(o) of ik lust heb om in Zijnen wijngaard te „werken, (ft) Mogelijk zouden het Satans pijlen „kunnen zijn, die mij van het werken pogen „af te sehrikken. (c) Mogelijk wil de Heere „mij zelfverloochening leeren van mijne al te „heftige, misschien al te nauwgezette en „aan alle zijden niet genoegzaam gegronde „drift; ten minste verdient dit een onderzoek.

-ocr page 164-

122 HET LEVEN VAJJ D0. SICCO TJADEN.

„omdat zelfs deftige godgeleerden hier schijnen „te twijfelen.

„Tegenwerp : Mogelijk hoeft men voor u „gesolliciteerd.

„Antw.: Maar dat is buiten mijn weten en ,toestemming geschied. Ik heb ernstige betui-„gingen gedaan, en meer dan eens gezegd „(1) dat ik een schrik had voor solliciteren, „dat ik nooit verzocht had, dat het mocht ge-„schieden, maar eerder het tegendeel; (2) en „zoo er iets gedaan is, dat het geschied is, „eer ik er do minste lucht van had; (3) dat „ik eerst moest en begeerde te prediken, en „gehoord te worden van de gemeente, dit heb „ik gezegd en er zijn vele getuigen van; (4) de „Heeren die het beroep hebben te vergeven, „weten zelf, dat ik er gemoedelijk niet om „heb durven verzoeken; (5) het eenige dat „van mjjn kant gedaan is, is geweest het „prediken op de Nominatie, en daar heb ik „openlijk gezegd: dat Christus Herders en „Leeraars zenden moest; (6) zeker getrouw „Leeraar zegt mij, dat hier veel te twijfelen „een list van den Satan is, en verborgen „hoogmoed daaronder schuilen kan.

Andere n/ilossint/en in ilcze z-warlyheid.

„I. Ik heb God meer dan eens gesmeekt „en gebeden, met eene zekere soort van gelatenheid, dat Hij mjjn hart overeenkomstig „Zijnen wil mogt buigen, en de zaken zoo „bestieren, of dat ik geroepen werd, of(\'twelk „ik mot veel ruimte en zonder eenige achter-„houding bidden kon) dat Hij Zijne macht

-ocr page 165-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN. 123

„wilde openbaren in het te verijdelen, te verhinderen, en te besturen, dat ik niet geroepen werd; dit zeg ik, dit schrijf ik nog; „Uw wil geschiede, o Heere !

„II Het is niet te denken, dat daar ooit „een beroep op eene andere dan deze wijze ,.geschieden zal, derhalve de zaken zoo staande, „moet men zuchten onder \'t misbruik, dat in „de kerk de overhand genomen heeft, maar „het beroep niet weigeren. Die is een be-„roerder, welke de mogelijke orde verwaarloost, maar niet die, welke die hartelijk „wenscht hersteld te zien enz. Zie Turre-„tyn, die dit en meer heeft. Deel 3, pag. m 248.

„III. Voeg hierbij, dat dit ook het gevoe-,,len is van zeker godvruchtig leoraar, wiens „raad in dezen ook in aanmerking moet komen.

„IV. Dat de bekende ellendige toestand „van dat Maeedoniseh volk als hot ware mij „toeroept: ,,Kon] over en help ons!quot;quot;

„V. Dat mijn talent in vele opzichten voor „die gemeente geschikt is.

„VI. Dat God nu ter tijd \'t gemoed bijkans „geheel ontledigd hoeft van die andere zorg-„vuldigheden en angsten, welke uit ons ge-„brek ontstaan; dat er nog een geheel jaar „tijd is, om middelen te gebruiken, en zich „te bereiden

„VII. Dat er geen duistere hoop en het tevens „mijn voornemen is, voor do verkiezing daar „te prediken, of ten minste na de verkiezing „hun gevoelen omtrent mij, door eene predi-„katie te vernemen.

„VIII. Ik vind in mijn hart geen geveinsd „voorwendsel of bedeksol der schande, (zoo-

-ocr page 166-

122 HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN.

„omdat zelfs deftige godgeleerden hier schijnen „te twijfelen.

„Tegenwerp : Mogelijk heeft men voor u „gesolliciteerd.

„Antw.: Maar dat is buiten mijn weten en „toestemming geschied. Ik heb ernstige betui-„gingen gedaan, en meer dan eens gezegd „(1) dat ik een schrik had voor solliciteren, „dat ik nooit verzocht had, dat het mocht ge-„schieden, maar eerder het tegendeel; (2) en „zoo er iets gedaan is, dat het geschied is, „eer ik er de minste lucht van had; (3) dat „ik eerst moest en begeerde te prediken, en „gehoord te worden van de gemeente, dit heb „ik gezegd en er zijn vele getuigen van; (4) de „Heeren die het beroep hebben te vergeven, „weten zelf, dat ik er gemoedelijk niet om „heb durven verzoeken; (5) het ecnige dat „van mijn kant gedaan is, is geweest het „prediken op de Nominatie, en daar heb ik „openlijk gezegd: dat Christus Herders en „Leeraars zenden moest; (6) zeker getrouw „Leeraar zegt mij, dat hier veel te twijfelen „een list van den Satan is, en verborgen „hoogmoed daaronder schuilen kan.

AikIcix ojjlossiitffctt in ilcze zwarlyheid.

„I. Ik heb God meer dan eens gesmeekt „en gebeden, met eene zekere soort van gelatenheid, dat Hij mijn hart overeenkomstig „Zijnen wil mogt buigen, en de zaken zoo „bestieren, of dat ik geroepen werd, of(\'twelk „ik met veel ruimte en zonder eenige achter-„houding bidden kon) dat Hij Zijne macht

-ocr page 167-

HET LEVEN TAN 1)quot;. SICCO TJADEN. 123

„wilde openbaren in het te verijdelen, te ver-„hinderen, en te besturen, dat ik niet geroepen werd ; dit zeg ik, dit schrijf ik nog: „Uw wil geschiede, o Heere!

„II Het is niet te denken, dat daar ooit „een beroep op eene andere dan deze wjjze geschieden zal, derhalve do zaken zoo staande, „moet men zuchten onder \'t misbruik, dat in „de kerk de overhand genomen heeft, maar „het beroep niet weigeren. Die is een be-„roerder, welke de mogelijke orde verwaar-„loost, maar niet die, welke die hartelijk „wenscht hersteld te zien enz. Zie Turre-„tyn, die dit en meer heeft. Deel 3, pag. m 248.

„III. Voeg hierbij, dat dit ook hot gevoe-„len is van zeker godvruchtig leoraar, wiens „raad in dezen ook in aanmerking moet komen.

„IV. Dat de bekende ellendige toestand „van dat Macedonisch volk als het ware mij „toeroept: ,,Kom over en help ons!quot;

„V. Dat mjjn talent in vele opzichten voor „die gemeente geschikt is.

„VI. Dat God nu ter tijd \'t gemoed bijkans „geheel ontledigd heeft van die andere zorg-„vuldigheden en angsten, welke uit ons ge-„brek ontstaan; dat er nog een geheel jaar „tijd is, om middelen te gebruiken, en zich „te bereiden

„VII. Dat er geen duistere hoop en het tevens „mijn voornemen is, voor de verkiezing daar „te prediken, of ten minste na de verkiezing „hun gevoelen omtrent mij, door eene predikatie te vernemen.

„VIII. Ik vind in mijn hart geen geveinsd „voorwendsel of bedeksel der schande, (zoo-

-ocr page 168-

124 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„veol ik weet, Heere! onderzoek en ontdek „mij!) Het geen mij aan den eenenkant begee-„rig maakt, is, dat ik Jezus zoeten Naam „onder die barbaren mocht dragen; aan den „anderen kant, dat mij bekommerd maakt, „is, door de regte deur Jezus, niet in te gaan; „in Jezus naam te prediken en Hem niet te „hebben tot zijn Alpha

„IX (1) De Heere woont in de donkerheid; ,,(2) van quot;t ongenoegen der gemeente weet ik „niet, mogelijk is er genoegen, mogelijk ver-bergt Hij \'t voor mij om wijze redenen. „Mogelijk wil God zoo leeren gelooven, en „niet doen zien. Want toch hoe ligt zou ik pron-„ken mot do omstandigheden van een beroep, „indien die zeldzaam en wonderlijk waren! „(3) Mogelijk heeft Hij nu al geroepen, en „heb ik quot;t niet opgemerkt, gelijk Samuel; „(4) die meer licht hebben, vinden hier geen „zwarigheid; (5) de gemeente moet worden „opgericht, en \'t verdient zijn onderzoek, of „die den naam van Kerk verdienen, waar „mogelijk niet één levend lid onder gevonden „wordt? en waren er die, ze zouden geen „zwarigheid maken mij te roepen; (6) vele „vrome leeraars zijn door dezen weg geroe-„pen, en God heeft het gezegend; (7) vele „leeraars zijn namaals bekeerd, ofschoon ze „door de regte deur niet waren ingekomen.

„X Wat zou ik doen, afslaan? men zou „mij hoogmoedig achten, ik zou tegen den „raad van de vromen handelen en mogelijk „zou Gods Naam er om gelasterd worden. „Men zou er een ander beroepen, mogelijk „minder geschikt voor die gemeente.

-ocr page 169-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEX. 125

„XI. Eindelijk, gelijk de vrees mij niette-„vughoudt om te blijven, zoo zet mij de baat-„zucht niet aan om te gaan, maar quot;t is uit „innige liefde tot hunne bekeering, dat ik ga.

„Yervolgens verminderden deze bekommeringen meer en meer, totdat zn als verdwe-„nen, te meer omdat bij de bovengemelde redenen nog andere kwamen.

„a. Ik was niet lang beroepen, wanneer ik „de tijding kreeg, dat ik mijne Pekelaars geens-„zins mishaagde.

„ft. Ook ontving ik oen zoeten brief van „den leeraar te Bonda, den heer E y s o n i u s,

„welke onder anderen getuigde, dat God do „vromen aldaar om dit beroep zeer biddende „gemaakt had!

„c. Ook geloofde ik, dat God namaals too-„nen zou, dat Hij mij beliefde te bevestigen,

„en dat zulks, in \'t laatste onderzoek blij-„ken zou.

„(/. Maar bijzonder weiden mijne zwarig-„heden weggenomen door de toegenegene handelwijze der gemeente omtrent mij, nadat ik „meermalen op die plaats gepredikt had.

„Nauwelijks waren deze zwarigheden echter Niellw(, /wa „voorbij, of er kwamen meer anderen in de righeileu. „plaats, welke dagelijks meerder werden, en „niet minder gevaarlijk.

„\'t Was eene geestelijke krankheid, eene Geestelijke „verzwakking des geestelijken levens, doodig- i)ood|gheiil. ,,heid; eene ziekte, die ik te voren zoo niet „kende en wier beginselen mogelijk al van „mijne wederkomst uit Holland af te halen zijn,

„en ik twijfel niet of \'t is, immers voor een Haar oor „gedeelte, ontstaan uit dat duurzaam en angst- sprong.

-ocr page 170-

126 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„vallig wantrouwen, onder gezicht van onbe-„kwaamheid tot den H. dienst ; mogelijk was Oogmerk Gods „hier een verborgen oordeel onder, waardoor in die toett „God den hoogmoed, welke op mijne leven-laten. „dige gestalte veeltijds volgde, wilde komen „te huis üoeken

„En waarom zou ik ook niet mogen ge-„looven, dat God uit deze duisternis mij en „anderen een nieuw licht wilde scheppen, en „hierdoor, (gelijk Hij in andere dingen ge-„daan heeft) leeren, wat het zij, vooraf zelf „gesmaakte en ondervondene vertroostingen an-„deren aan te bieden; ten minste: wie is een „Leoraar gelijk Hij ?

„De ziekte werd niet weggenomen door dit „beroep (omdat Uwe genade, o Heere, alleen „daartoe genoegzaam was ) Ja ik geloof, dat zij „nooit grooter en aanhoudender was, dan van „dien tijd af aan, dat ik beroepen ben. Zal Hare keu- „ik er cenige kenteekenen van zeggen! Onder teekenen „anderen komt mij voor:

„A. Eene grooto en duurzame traagheid „tot de voorgeschrevene plichten, niet alleen „tot plichten van dagelijks beroep, gelijk stu-„deren enz., maar bijzonder tot geestelijke „plichten, als daar zijn, het onderzoek van „\'t hart, gebeden, dankzeggingen enz.

„15. In het doen van die plichten vindt men „die zoetheid niet meer, als te voren, maar „men doet ze, als iets dat men niet durft „nalaten. Onder het bidden was \'t met mij „veeltjjds, dat ik mijn hart verloor, of niet „vindon kon; ook bad ik zoo vaak niet als „te voren; en als \'t gebeurde, \'t was zonder „aanhouden, en als met haast; onder eene

-ocr page 171-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 127

„gedurige omzwerving van \'t hart op wat „anders. En zoo was \'t ook onder \'t gehoor „van Gods Woord. Ja, als ik in \'t eenzame „ging wandelen , moest ik wederom naar huis „keer en, omdat ik niet kon komen onderden „indruk van God en van mijzelven. En wanneer „ik iets ontving, \'t was niet duurzaam, ik „was het straks wederom kwijt.

„Onder al deze en dergelijke dingen, zuchtte „ik echter en verwachtte den Heere. Jezus „leeft toch , ofschoon ik ziek ben ; naar Jezus „begeer ik mijne kwijnende handen uit te strek-„ken, en Zijne machtige, ondersteunende en „genezende armen te ondervinden! O, hoe „zoet zou dat zijn!

„Als ik nu vier weken beroepen was, pre-„dikte ik voor een krank leeraar in Peper-„straten Gasthuis den 26 December uit Mich. „V : I , niet zonder bijzondere invloeden, Eu „zoo eindigde eindelijk dat wonderjaar 1718.

„Ik maakte een aanvang van het nieuwe Anno iTia. „volgende jaar te Noordijk, alwaar ik op den „1 Jan. predikte uit Ps 90:12. Mijne inlei-„ding had ik met toespeling op mijn beroep uit „Jes. 40, een stemme zegt, roept enz.

„Ik was nu reeds zoover in mijne nieuwe VorJering iu „preekorde gevorderd, dat ik dezen tekst in lt;1(-\' ni151quot;quot; „een halven dag had opgemaakt; en de Heere i,rte \'ore „gaf ze mij met vrijmoedigheid uit te spreken.

„Vervolgens predikte ik den 4 Jan., zijnde „bededag, in de Nieuwe Pekel-A, tot welke „ik nu eene nieuwe betrekking had gekregen.

„Hier reed ik met schaatsen heen, en zocht „tusschen Wildervank en mijn dorp\'s Heeren „aangezicht, en trad in de plaats onder me-

-ocr page 172-

128 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

„uigvuldige welkoms en zegenwensclien. Hier „vond ik geen klein getal van Bonda, die „gekomen waren om den nieuwen leeraar te „hooien. Ik bragt den avond met hen door, „wij spraken tot voorbereiding van don biddag, „en stortten onze gebeden uit voor den troon , „hoewel do waard van het dorp daar mede „tegenwoordig was.

„Ik predikte toon tweemaal,\'s morgens uit „Jes. 45: 22. Mijne inleiding had ik uit Openb. 1, „waar Jezus zegt: „//,• heit lt;le Alpha cn dc Omega.quot;

Welke woorden mij toen zoet waren ten op-„zichte van mijne nieuwe betrekking, op welke „ik ze toepaste, \'s ^Namiddags sprak ik uit „2 Cor. 12:9. Van die reis \'s andoren daags „tehuis komende, ging ik er voor de derde „maal weder heen, op biddag den 1 Febr. Toen „predikte ik wederom tweemaal. \'sVoormiddags „uit Ps 97:12; \'snamiddags over 1 Tim. 6:12. „ Slrijd den i/oeclen strijd des gelonfs, grijp „naar \'l eeuwige levenquot;, wanneer na do predikatie do ouderlingen cn diakenen mij naar ,,gewoonte aanspraken en bedankten, dat ik „onverplicht zoo dikwijls tot hen kwam, en „baden mij daarin te willen volharden, zoo „ten beste van de armen, als tot hunno bijzondere stichting; zij verzochten vervolgens,

Beleefdheid „of zij mij daar niet mochten onthalen en dat der gemeente, ^gj. ]lun zeei, aangenaam zou ^ (jat jk

„op hunne kosten mij daar bevond. Ik zeide „eerst dat het onnoodig was, vervolgens moest „ik \'t hun beloven.

„Toen het den volgenden nacht gevroren „had, ging ik over \'tveen, naar Kolde, waar „ik tegen den avond kwam en op den 5 Febr.

/

-ocr page 173-

HET LEVEN VAX SICCO TJADEN. 129

„predikte. Hier werd ik op nieuw verkwikt „door het zoet gezelschap der vromen van As-„sen, en ging vandaar naar huis

„Op den 12 Pebr. predikte ik te Wester-„broek. En op den 25 derzelfdc maand op „den wal wandelende, wenschte ik uit mijn „vadzigen zielestaat op te staan. Ik ging hier „al schrcijende peinzen , bidden, belijden, dat „zoo God mij buiten Zijnen wijngaard wilde „werpen, ik \'t overdubbel waardig was. en „dat ik dan nog verpligt zou ziju om Hem „te loven voor zoo vele oneindige weldaden „aan mij bewezen.

„En ik voegde er al weenende bij: maar „dan zal ik U kunnen verheerlijken, o God!

„indien Gij ook in mij Uwe eeuwige en oneindige genade wilt verheerlijken, en ik mijne „kroon mag neder werpen voor Uwe voeten.

„Bevestig dan het werk Uwer handen, en „werk in mij ellendige alles wat tot dat einde „noodzakelijk is.

„Zulke en dergelijke bevindingen had ik meer-„malen onder deze mijne geestelijke doodigheid;

„ik beleed mijne zonden en mijnen ellendigen Pogingen om „toestand onder dezen vadzigen zielestaat: nu 0i\' tc staim-„wenschte ik weder te keeren en\'t verbond tc „vernieuwen, maar \'t was of het niet doordrong „in het binnenste van \'t hart, en zoo het al „doordrong, \'t was niet duurzaam en bijblijvende. Maar \'t minste is echter groot, en „dat wil do Vader der lichten ook door zulke Nuttigheid van „langdurige doodighoden leeren. ^ doodigheid.

„ Wanneer ik zoo en in \'t vervolg tusschen „vrees en hoop eenige weken lang dobberde,

„naderde vast de tijd, op welken ik mij verbon-

fl

Ootmoedige gestalte.

-ocr page 174-

130 HET LEVEN VAK Dü SICCO TJADEN.

„den had nanr mijn dorp te gaan. Het was „den 5 April, een dag wederom afgezonderd „tot bidden en vasten. Nauwelijks stapte ik de „plaats in, of straks vlogen mij geruchten van „diefstallen en inbraken bij nacht om de ooren, „waarover ik zeer ontsteld was; doch de Heere „bewaarde mij. Dit was de zevende maal, „dat ik er predikte, en telkens begon ik hen „meer te behagen; velen kwamen toen ook Gesprek met ny!ln elders om mij te hooron, zelfs versohei-60aldaaru^enc Roomschgezinden.

„Na de predication sprak ik met de dia-„kenen en met iemand der ingezetenen, die „mjj bezocht, over welken ik mij in \'t eerst „verwonderde; omdat hij sprak van de nood-„zakelijkheid der bevinding van \'t bovennatuur-„lijk licht, maar naderhand bevond ik met „verbaasdheid dat hij, hoe eenvoudig hij ook „was, met de zijnen de schriften van Antoinette Bourignon door en door gelezen had. Zucht hier „Ke Heere geve mij, en leere mij gebrui-over tol Grai- „ken het zwaard des Geestes tegen deze en „andere bedrieglijke ondernemingen des Sa-„tans; hetzij dat hij zich vertoone als do Vorst „der duisternis, hetzij als een Engel des Lichts!

„Het zij hoe hot zij, het is meer dan één „bewijs, waaruit men mag en moetverwach-„ten, dat, beliefde het God, mij onder die „woeste monschen te zenden en te bevestigen, „ik niet te vergeefs gezonden zal zijn. In mijn „ wederkeeren naar huis, wandelende, en overdenkende wat mij voortaan te betrachten „stond, zag ik om en iemand mij snel volgen , Ontmoeting. j(Welke ik met heftige begeerten inwachtte, „denkende dat onze zamenspraak niet onnut

-ocr page 175-

HET LEVEN VAN Dn. S1CC0 T,7ADEN. 131

„zou zijn ; ik sprak dan on bevond, dat zij niet „geheel zorgeloos was.

„Zij beleed eenvoudig hare onkunde, en was jj,! iust om „bekommerd over hare en audorer zorgeloos- anderen te on-„heid in oen zaak van zulk een gewigt! Ik 0P

„werd niet weinig verkwikt over deze ontmoo- eu wes\' „ting, en had hoop, meer dergelijke gelegen-„heden te zullen aantreffen. Wie veracht den „dag dor kleine dingen?

„Nauwelijks was ik t\'huis uitgerust, of ik werd „al wederom tot den arbeid geroepen. Tn Mei Vordering, „was liet wederom vast-en biddag. Nu onderbond ik in het opmaken mijner teksten eene „merkelijke ondersteuning van God, zoodat „ik twee teksten in twee dagen opmaakte,

„welke ik op den 3 Mei predikte, beide uit „Ps. 32:5: H; zeicle enz.

„Nu had ik negenmaal op mijne plaats gepredikt, en gaf steeds nieuw genoegen, ook „verminderde het aantal hoorders niet. Och „of ik U maar behaagde en zocht te behagen,

„wiens ik ben, met al het mijne!

„Na de predication hield ik naar gewoonte Wreede moord „wederom bijeenkomst met de oudeiïingen en !n llien quot;adlt „diakenen j en \'s anderen daags \'s morgens „hoorde ik, dat zekere Westphalinger, een an-„ren. Veling genaamd, op eene onmensche-„hjke en jammerhjko wijze dienzelfden nacht „in mijn dorp vermoord had; en men zeido „mij : dat die ongelukkige vermoorde, door gedurige dronkenschap in het gelag, overal het „hoogste woord voerde, maar dat hij voor o domheid „het overige, een vroom man was.

„Vandaar naar Oostwoldo mot iemand reikende, ontmoette ons door Gods wonderbe-

-ocr page 176-

132 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEH.

KomtleBouüa-stier do predikant van Bonda, ons noodi-,gende, ja bijna dwingende, om hem te bedoeken. Ik ging er dan des anderen daags „met iemand hoen; wij kwamen er nau-„wehjks, of we hoorden do doodklok kleppen . ons roepende tot het hooren eener lijk-„predicatie. De Leeraar had zijn tekst uit Vrucht van n]jom YI, \'t laatste vers; waardoor ik niet quot;kquot; quot;^sivoDf _weinig yjj. nljjne yadzige doodigheid ont-„waakte, welke toen niet alleen, maar voortijds zeer groot was.

,,Zoo als ik gereed was om te vertrekken, Krijgt de Wwerd ik overvallen door de koorts, mijn oude, Koorts\' T/niet zoozeer vermakelijke en aangename, dan „wel nuttige metgezel.

„Deze koerde weder, of liever, werd mij „door Gods hand op nieuw toegezonden Het „was wel onverwacht, maar wat te doen? ze „nam hand over hand toe, en ik werd genoodzaakt in plaats van op den wagen, naar „bed te gaan.

„Den volgenden Zondag hoorde ik den „Leeraar eenc zeer gepaste en merkwaardige „stof voor mij verhandelen, uit 2 Cor.. 12 : 10: „o/s ik zivak hen dan hen ik magliy quot; \'s Namid-„dags hoorde ik zijne openbare oefening, en „\'s avonds in de bijeenkomst der godvruehti-„gen werden ons vele vragen voorgesteld, „betreffende de natuur des geloofs, do mid-„delen om hot te sterken, van den waren en Nuttige stot „ingebeelden troost, en \'t onderscheid tussclien vaugesprek, „boide. Elk van ons moest antwoorden, wat

„de Heere deed voorkomen.

Lof van de „Zoet en liefdragend in het verkeer sche-vromen aldaar. ^nen mjj jg godvruchtigen op die plaats niet

-ocr page 177-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN. 133

„alleen, maar ook boven vele anderen ver-„nuftig. Maar leer, mijn ziel! verloochend te Gebruik Jaar-„ worden; daar is geen veiliger of korter weg v;iquot; „tot het vernuft dan dit.

„Daar vandaan naar huis keerende, ont-„moette ik al wederom door Gods wonder-„bestier eene vrouw, die binnen kort overtuigd Verdere ont-„was. Ik sprak tot hare bestiering, zooals de rooeti,|55\' „Heere gaf te spreken, en ik hoop niet te „vergeefs. Tehuis komende, verwachtte ik we-„derom de koorts, maar te vergeefs, en zoo „werd mijn kwade dag een goeden dag! Och,

„of ik nu voortaan mijne liohaamskraohten,

„van God zoo lang bewaard, Hem , don Heere,

„mocht toeheiligen! Och, of mijn spraak na Zoete nerk-„zulk een langdurig stilzwijgen op nieuw aan zoamheden „mij geschonken, eindelijk eens al mijne da-„gen welke mij nog overig zijn, word aange-„legd, om Gods deugden te verkondigen, ge-„lijk Zacharias, Luc. 1.

„Na verloop van twee weken, riep mij de „Heere, die mij gezond gemaakt had, niet om „ledig te gaan . (dat nog grooter ziekte is dan „de koorts zelf) wederom naar mijn Pekel-A.

„Er was tegen den 24 Mei een algemeencn „Vast- en Biddag uitgeschreven, uit last van „hunne Hoogmogenden en ik had mij niot zon-„der bijzondeion bjjstand van God daartegen „bereid. Ik predikte daar \'s morgens uit Ps. „32:6, \'teerste lid, met geeno kleine onder-„steuning In \'t begin werd ik wat neerslach-„tig, dewijl ik meer eene vadzige slaaplust, „dan aandacht in mijne hoorders bespeurde,

„waarom ik dacht met do helft der verklaring „uit te scheiden, om hen niet al te verdrie-

-ocr page 178-

134 HET LEVEÏf VAX Dquot;. S1CC0 TJADEN.

„tig to maken; maar ik zag aanstonds, dat „het dwaas zou zijn, en dat ik liever mijnen „ijver raoost verdubbelen; opdat de noodzake-„lijkheid der Goddelijke waarheden aan hunne „conseientiün mocht geopenbaard worden,en der-„zelver betamelijkheid en zoetigheid den slaap „verdrijven; en niet te vergeefs, want ze werden „allen aandachtig, bijzonder in do toepassing. „Do uitkomsten zijn des Hoeren.

„Des namiddags vervolgde ik de stof uit Ps. „32 : G, en na gedane leerrede, sprak ik we-„derom als te voren met den Kerkeraad; en „ondervond, dat God mij vrijmoedigheid gaf „in \'t spreken, om de oorzaken van het verval „in de Gemeente aan te wijzen enz. Zamcnsiiraak „Vervolgens met den schoolmeester wande-metdenschool- ] cie bevond ik, dat hij een weinig over-

meester m dien * \' * *j

tijd. „tuigd was, verklarende, dat hij met verlangen „den tijd tegemoet zag, wanneer ik tot hen „zou komen en bevestigd worden, om dan „verdere besturing te ontvangen op den levens-„weg enz.

„En toon de Heere mij ernstig en vriendelijk tot hem gaf te spreken, riep hij uit: „Ik „zal er mij naar schikkenquot; enz. en beloofde Reditu Bid- „mij vele andere groote dingen (\'twolk ik aan-dagsgestalte. ^teekon, omdat er een tijd kon komen, hem „zulks to herinneren). Vervolgens gaf do Heere „mij tot midden in den nacht een hart om te „bidden, on onder hot bidden een hart to „vinden, om den ellendigen toestand van \'t „vaderland, van deze plaats en van mijzelven „den Heere voor te dragen Het werd mij „gegund in \'t openbaar en in \'t verborgen om „vruchtbaarheid over hot gepredikte, en om

-ocr page 179-

riEI LEVEN VAK Dquot;. S1CC0 TJADEN. 135

„eene zoete verandering van dien ongebouw-„den akker met ijver en vurigheid aan te „houden.

„Zoo keerde ik eindelijk des anderen daags „naar Wildervank, waar ik, op \'t onver-„waehts, den heer raadsheer Stato Gockinga „ontmoette, die onder andere beleefdheden „mij ook eene plaats op zijnen wagen aan-„bood, met zooveel vriendelijkheid, dat ik \'t „niet weigeren kon. Op die wijze, schikte het „üods gunstige Voorzienigheid, dat ik onder „Zijne Vaderlijke bescherming tehuis kwam; „och of \'t niet zij tot ledigheid!

„De staat van mijne toekomende Gemeente „komt mij thans zoo voor.

„ö. De heerschende zonden aldaar zijn:

„1. Dronkenschap.

„2. Onwetendheid.

„3. Sleurtrant.

„4. Vooroordeel van velen omtrent mijne „gestrengheid enz.

Het goede, dat ik er bespeur, is:

„ I. Liefde tot ontdekking, bestraffing enz.

„2. Lust om met mij te spreken, te vra-„gen enz

„c. Do methode van mijn prediken moet zijn;

„ 1. Zamengesteld uit Wet en Evangelie.

„2. Jezus vooral voorstellen onder een indruk van Zijne lievenswaardigheid

„rf. De teksten waar ik mode beginnen moet, ,behelzen:

„!. Do pligten der Leeraars omtrent de „kudde, Ezech. 3:17- 22.

„2. Dor hoorders, Luc. 8 : IS • „Ziel hoe gij „hourlquot; enz.

-ocr page 180-

136 HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN.

„ Nachlgedachlen.

„In het begin van de maand Juli, midden „in den nacht over mijn beroep naar de Nieuwe Nachtgedach- „Pckel-A peinzende, kwam mij voor, dat in-ten. ,,dien ik mijn vijand een groot wapentuig en „mijzelven geen minder beletsel wilde ont-„nemen, dat ik dan ten tijde mijner bedie-„ning vóór alle dingen moest zoeken, gezet „te leven. Wat zulks zij, wat er toe behoort, „moet men buiten twijfel, verder gaan onder-„zoeken; ton minste, men moet de opschor-„ting van zijn werk van den eenen dag tot „den anderen mijden; ook het studecren bij „nacht; voor den avondmaaltijd moet men zijne „huisoefening zoeken te doen; met den dageraad wederom opstaan enz.

„Maar men moet wel aanmerken, dat hier „meer gevorderd zal worden met bidden , dan „met het voorschrijven van regelen. Met Jezus „hulp zal de volgende gewoonte de ingewor-„telde gewoonte breken.

THulpmiddelen nh il; vaarde Pekel-A rja tegen „menschenvrees rn eigcnlielde.

„n In \'t gemeen : de gemecnc en bijzondere „beloften. Matth. 7 :7—11, Luc. 11, N. B. „5—13, Luc. 21:14, 15, Matth. 18:19, „Jes 51, N. B. 12—1G, Ps 25:1, 2 en „wat al niet? „ \'/ij hebben Hem nangetnopen als „een walerstrnom, cn zijn viel schaamrood „gemordenquot;, Ps. 34.

„6. In \'t bijzonder: de bijzondere bevinding „van die beloften in hare waarheid tot hiertoe,

-ocr page 181-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADBN. 137

^niet alleen onder mijn prediken zoo menig-„maal, maar elders in het verkeer enz. Ja „zelfs in voorvallen, dat mijn bidden niet „zuiver was,

,,c. Ja, waartoe die bekommernis? Matth. 6. „Waarom die niet op den Heerc gewenteld ? „Denk aan Woubrugge. God noodigt er toe, „en immers do Heero regeert. En stel eens: „de Heilige wilde eens anders, zou Hij geene „andere wegen hebben om Zijnen Naam te „verheerlijken, was een ellendig jongeling niet „waardig beschaamd te worden? Maar heeft „hij zich te pijnigen vóór den tijd? en is het „wel geoorloofd zulko gevallen te stellen en „te profeteeren?

„Hoe \'t ook zij, moet men niet volgen? „Begeert gij geroepen te worden, en te we-„ten of gij geroepen zijt, dit zal de uitkomst „best leeren „ Die. gelooft zal niet heschnamd wordenquot;. Donk om Rom 8 ; 29 De Heere „maakt alles schoon op Zijnen tijd. Wie zou „om dat uitmuntend werk (een gezant van „Jezus te zijn?) niet meer willen ondergaan? „Jezus leeft nog. „\'/ Geloof is een heivijs van ,.de zaken die men viel ziel.quot;

Nu naderde allengskens de tijd, op wolken hij door de Classis van \'t Oldambt onderzocht, en vervolgens in den H. dienst bevestigd moest worden. Do minste reden had hij niet, om er tegen te vreezen, nademaalzijne wezenlijke studie, bondige geleerdheid in de Godgeleerdheid en talen, en alles wat vereischt wordt in een rechtschapen leeraar, allen genoegzaam bekend was, behalve zichzelven. Hij

-ocr page 182-

138 HET LEVEN VAX D0, SICCO TJADEN,

was een ootmoedige ziel, die wist wat hem nog ontbrak; alsmede dat, niettegenstaande zijne vermogens, God in zulk een geval wel eens, om wijze redenen, een geest der verwarring kan zenden Hierbij kwam de koorts hem op nieuw bestormen, welke hem tegen dien tijd geweldig afmatte, zoodat hij zelfs met de koorts op \'t lijf geexamineerd is. De overweging van dit alles deed hem \'s Heeren aangezicht gedurig en vurig zoeken, tot zóó-, ver, dat hij eone gelofte aan God deed, welke wij hier tot een staaltje van zijn verborgen leven voor den Hcere, gaarne tot opwekking voor anderen mededeelen.

Doet Je ge- GELOFTE.

lofte.

„ion/ dil In den Naam Jcs Heeren aan de „gcdachlems toegewijd zijn.

„lieden, op Zondagavond anno 1719, den „5 November. Terwijl ik morgen, zjjnde Maan-„dag, naar Winschoten gaan moot, om dat „drieurig en volledig onderzoek te ondergaan; „(met Gods hulp, welke ik heb aangeroepen, „en zonder welke ik ellendig en ledig vat, „die ten eenemalo dor, vergetend en een gansch „ondankbaar zondaar ben, te vergeefs iets „voorneem, of beloof,) heden, zeg ik , op dezen „avond bovengemeld, nam ik voor en beloofde; „dat (bijaldien ik op den aanstaanden dag dor „benauwdheid van den Heere gered, en tot „het zoete, of zwaarwichtige werk, namelijk de „Heilige bediening •— hoe zal ik zulks het best „noemen? — verheven zal zijn), dat ik alsdan zes

-ocr page 183-

HET LEVEN VAN D0. SICCO T.IADEN. 139

„jaren lang dezen dag, tot onderzoek bepaald, „(den zevenden November) jaar op jaar zal „afzonderen voor God, om Hem te loven, te „danken en Zijn aangezicht te zoeken, (als „die mij tot dit groote werk der dankzegging „alleen bekwamen kan), om Zijne wegen, met „mij gehouden, te overdenken, aan te bidden; „en vervolgen» om algenoegzame genade aan „te houden op hot overige van den weg, in „de loopbaan des geloofs zoowel als der be-„diening. De laatste gedenkdag, voor deze „gelofte afgezonderd, zal derhalve wezen den „7 November 1725. Doch bijaldien ik door „noodzakelijk dringend werk belet mocht krij-„gen , (bij voorbeeld: zoo ik prediken moest,

„indien die dag inviel op Zondag, en dergelijke „dingen, die zonder ergernis te geven geen „uitstel lijden kunnen, en die een Bedienaar „des Woords ontmoeten kunnen), zoo zal ik „den vorigen of volgenden dag daartoe nemen;

„of zoo die ook niet geschikt is, dan de dag „die er naast voorafgaat of volgt

„O indien het hart voor den Heere maar oprecht en ootmoedig is!

Bevestig Gij dit ook, o Heere, tot Heerlijkheid Uws Naams! Amen.quot;

Dat hij den Heere quot;s jaarlijks zijne belofte heeft betaald, blijkt uit eene aanteekcning op dien dag van het jaar 1723, welke wij straks Opmerking zullen laten volgen; alleen zeggen wij nu maar in \'t voorbijgaan, dat zijn Eerw. juist zoovele jaren bepaald had, als Gods raad over hem had bestemd, dat hij nog loven zou. Zoo weet de Heere op eene onnaspeurlijke ver-

-ocr page 184-

140 HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO ÏJADEN.

borgene wijze het hart te neigen overeenkomstig Zijn Hoogwijs en Alleigenadigst voor-

Geze^endi Q,t f/cn ncdenhdnq jiiijHer uilralilitin Ie W in-vruchten van \' , ; ™ •\' . ,,

dieu jaarlijk- „sc/inlen np /Aliening den 6 Nov 1723. schen gedcuk-

daS\' „Kadat ik bijna den geheelen dag tusschen

„vrees en hoop gedobberd had, zoekende te „erkennen Jehova\'s wonderen, ook met eenige „vrucht, moet ik zeggen , nademaal het minste „dat God mij geeft, zeer groot is: zag ik „op hot laatste van don dag eenige voor-steekenen van ziekte. Dit kreeg eenig vat „op mijn hart; ik begaf mij in mijne bin-„nenkamer, om Gods aangezicht te zoeken. Bcllzondci Van legde mij, gelijk te voren, neder, als een \'■ „ellendige, onreine, ondankbare enz., erken-„nonde Gods goedheid. lankmoedigheid en „andere wonderen, en die in \'t bijzonder welke „mij die dag vernieuwde.

memle\'g^oufs- Sing \'quot;et mijne angsten tot God, tot

oefeningüü. „dien Jezus, dien Rotssteen, mijne sterkte „en mijne vrijplaats; al had ik hot te voren nooit „gedaan. ik wenschte het nu te doen. Maar „welk eene vrijmoedigheid gaf God! Terwijl „hot mij gegund werd met al mijne zonden, „ondankbaarheden, verkwisting mijner talenten, hoogmoed, traagheid en onreinheid te mo-„gon komen tot dien zoeten, algenoegzamen, „en nu nog ja altijd levenden Heere Jezus, „Hem tevens aan te nomen en mij toe te eigenen (dat mij anderszins wat meer ongewoon „was). Ik zag toen, ofschoon mijne zonden „waren als de zee en als peillooze kolken,

-ocr page 185-

HET LEVEU VAN D0. SICCO TJADEN. 141

„dat in Jezus een oneindige Oceaan was

„van Barmhartigheid; en ik wierp mij in

„die zee, als in een zee van vrije liefde. Dat

„was mij nog niet genoeg, maar ik klom hoc-

„ger op Ik zag dat Jezus waarlijk de mijne oeteaingen.

„was, met al Zijne volheid.

„Ik kon pleitredenen bij Jezus gebruiken, in pieitre-„op de dagen van ouds niet alleen Hem vra- Jenen. „gende, of dat toen en toen Zijn hand en „werk niet was, en dat met veel ruimte in „mijne ziel, maar ook op Zijn Middolaarsleven „en nog durend Priesterdom, en in \'t bijzon-„der op de laatste aanbieding van Jezus.

„Openb. 22, „die dnrsl hccfl, /.-«mequot; enz.

„Ik zag toen niet alleen zooveel gepast- Id ijebruik „heid in dat daar aangeboden Levenswater, Iquot;a{:j(,quot;nv°n „maar dat moest ik hebben; dat kon ik krijgen;

„Jezus zeide het; hierop drong mijn ziel aan,

„stelde tegen al mijn gebrek dat water tot allerlei Als het water \'

„leven, en vroeg, of ik niet een dorstige was. aes „Ik stelde togen het gebrekkige in het dor-„sten, tegen het gebrek van verbrijzeling, togen „de onzuiverheid in het beginsel, daar ik mij zel-„ven afvroeg of het niet te slaafsch was , of uit „vrees voor sterven , tot een beweegreden, dat „bijgevoegde om kiet. En hierop trad mijne ziel „toe en nam het. Jezus gaf het mij, o vrij-„willige liefde! Mijn ziel word toen ook in „het voorbijgaan ingeleid in het zoete van ver- I[l Zi|US. zoetl. „seheidene benamingen en betrekkingen, onder iiamcn. „welke mij Jezus wel dierbaar was geweest.

„Hij was mijn grooten Middelaar, Hooge-„priester, Voogd, Kotssteen tot mijn woning,

„de Leeuw uit Juda\'s stam, die overwonnen „had, mijn Morgenster, Zonne der Gerechtig-

-ocr page 186-

142 het leven van Dsicco tjaden.

„heid, mijne Sterkte. Wonderlijk, en bijzonder

in Zijne nabij-„ook mijn leven; en let wel, zoo koos, zoo

heid als tegen- begeerde Hem mijne ziel niet alleen, (\'twelk woordi;\' i . .. , v .

° „anclei\'szins mij ook zoo ongewoon niet was), Heilige en quot;maa1, z00 ZAG ik Hem, en gebruikte Hem heugelijke ge- „geloovig als de mijne, mijn leven, mijn al, volgen daarvan ^en dat met verwijdering, bljjdschap en vrede „in mijne ziel, met verwondering, dat het „zulk een zou hebben; met begeerte en manen: „Hij mocht zich in hot toekomende als zoo-„danig betooncn, door mijn hart in te nemen. „Hij wist wie ik was en wat er anders van „mij worden zou.

„Toen ondervond ik wat het was, geloovig „te kunnen bidden, en wat het was mij op „Jezus te kunnen werpen, om uit mijn wijn-„stok en leven, leven en sterkte te halen; .,toen kon ik God aanspreken als Vader, mijn „Vader! O, hoe zoet is dat! zijt Gij niet de „Leidsman mijner jeugd? en toen kon ik don „Geest begeeren als een Geest der genade „enz. om bij mij te blijven.

Pijlen van on- „Het is waar, eens kwam er een verbor-se onder3quot; »Scn vl\'eGS tussohen inschieten: „Ga ik ook te „ver? maak ik mijzelven ook wat wijsquot; ? maar „dat wrocht in mij nieuwe werkzaamheid in D0Ch\'eefs ^ „het aangrijpen van het Water des Levens en Beequot; „van Jezus mijn leven; \'t moest toch dien „weg in; en levens die afvraag: Psalm 139, „doonjroial mijquot; enz.

„En dus kwam ik die zwarigheid te boven.

„Ook maakte het mij meer dan eens benauwd,

Nog eene zwa- „dat mijn lust zoo gehecht was aan dat uit-

we^ènomen\' nlleomsclle kruid; hetwelk iemand den Brazi-weggenomen. ^ jiaailscilen afg0(j n0em(]0 ; (maar geef hier ook

-ocr page 187-

HET LEVEN VAN D0. SICCO T.TADEN. 143

„licht en genade, o Ileere). Doch mijne vrijmoedigheid bleef duren, terwijl ik vergiffe-„nis bad over het misbruik, en van mijn Vader „vroeg een kinderlijk recht op Zijne schepselen „en tevens eene kinderlijke gehoorzaamheid,

„om die matig en dankbaar te gebruiken.

„Ik moet er nog drie dingen bijvoegen, Nos drie „welke in deze ontdekking van God aan mijne „ziel merkwaardig zijn. da»

„I Dat hot mij na deze Evangelische ge-„loofsoefeningen bijkans op \'t einde dos gebeds „gegeven werd, te letten op do genadige ver-„kiezing en eeuwige goedertierenheid, om-„trent mij. O wonder! omtrent mij. waarom dat? Ik kon toen zien, dat al die uitreddingen , dat ik nog was en overig was in „het land der levenden, in dit mijn dorp „gevolgen waren van die eeuwige en vrijwillige liefde.

„II. Dat God mij onder dit bidden mijne „vorige verkeerdheid ontdekte, in dat twijfel-jachtig en achterdochtig bidden enz. Terwijl „ik veelzins achterdocht voedde omtrent God, ,.de mijnen en mijzelven. Ik kon toon ook „met deze zoude van ongeloof over mijn staat, „tot Jezus gaan om verzoening; ik kon toen „wenschen anders te handelen, en ik zag toen,

„dat de hoop met recht eens Christens helm „genaamd wordt eu ik bevond het ook, want „de vreeze des doods was geweken enz.

„Zoet was mij ook de plaats Kom. 15: 13.

„NB. en dit was mijn bede van den Heere.

„III Eindelijk, nadat ik gedacht had aan „ons huis en de schapen van Jezus die mij „aanbevolen zijn (Joh. 21, „Weid Mijne lam-

-ocr page 188-

144 HET LEVEN VAN Dn. SICOO TJAUEN.

„merenquot;) en mij aan mynon Jezus opgedragen „had, om er toe bekwaam gemaakt te wor-„den, met begeerte Ps, 119 : 176, over welke „woorden ik morgen hoop te prediken, eindigde ik met verwondering, lof en dankzeg-„ging, dat God zoo goedertieren over mij was „geweest. Derhalve, al wederom een bewijs, „dat de Heere uog leeft en zich ras wil laten „vinden; dus moet ik bidden. Dit, ja veel meer, „heb ik ondervonden op den gemelden tijd.

Diugen die te „ DinffCn, die ik Icct en moei.

leeren zijn.

„n. Gij moet leeren, o mijne ziel, dat gij „geboren zijt in het Rijk, in het slaafsche „Rijk van zelfheid.

„li. Dat gij dat in Adam zijt; o, wat is dat „te zeggen, wat is daaruit te leeren!

„c En onder eene andere betrekking, van „Christus, o, wat is dit opzicht van den twee-„den Adam zoet!

„lt;/. Gij moet sterven leeren!

,,e Gij moot bidden en begeeren vau den „Heere het volgende, voor uzelven.

„1. Voor mjjzelven te leven.

„2. Gezet, in ordentlijke rust te zoeken des „nachts.

3. „Werkzaam te zijn omtrent uwe huis-„genooten.

„4. Waakzaam en biddende te zijn.

„/quot; Voor anderen naar buiten, onder anderen.

„1. Kort te leeren prediken, te catoohisee-„ren. Loer mij dit, o mijn God!

„De middelen, welke tevens de drangredenen daartoe zijn, zijn do volgende:

-ocr page 189-

HET LEVEN TAN D0. S1CC0 TJADEN. 145

„a. God is een God van orde.

„6. Is \'t niet gesproten uit het rijk van „zelfheid, en op zijn best een ijver zonder „verstand?

,,c. Geeft hot niet bij toeval van \'s men-„schen verdorvenheid, veel aanleiding tot „zonde, ook zelfs van vromen, die \'t mij geklaagd en verzocht hebben ?

„d Neemt het niet weg de gelegenheid om „in \'t verborgene te herdenken, dewijl er weinig tusschentijd overblijft?

„NB. O, wat doet God al wonderen in mij, „om mij predikende te maken!

In het gemeen: in verstand, oordeel, „memorie, verbeeldingskracht gedurigte scheppen; sprake te geven, sterkte, lust enz.

„ft. In het bijzonder: licht en die betere „dingen.

„e. In het afweren van vele dingen die „hinderen zouden, in en buiten mij.

„O hoe menigmaal, als ik van vermoeid-„heid niet zitten kon, heb ik nog zonder „moeite kunnen prediken!

„Onder de dingen, welke ik mijne gemeente „moet inboozemen. om te kunnen zeggen: Ik „heb u den ganschen Raad Gods bekend gesmaakt, zijn ook deze:

„A. Onbekeerden en daaronder.

„1. Gansch onwetenden! gij moet lezen lee-„ren, gij die niet lezen kunt enz.

„2. Zorgeloozen! woe, wee u gerusten! ont-„ waakt.

„3. Spotters, 2 Petr. 3 : 3.

„4. Profanen, dronkaards enz.! gij gaat te „post naar uw eeuwig verderf.

10

-ocr page 190-

146 HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN.

»5. Verzuimers van middelen! gij moet huisoefeningen beginnen.

„Gij allen zijt van mij gewaarschuwd en „door de sleutelen van \'t Koninkrijk der He-„melen buiten gehouden, wat wil dat zeggen „enz. Gij moet u er op toeleggen, om censure „te leeren verstaan enz.

„B. Onbokeerden van den tweeden rang.

j 1. Die in de uiterlijke plichten berusten enz.

„2. Die verstaat hetgeen gij geleerd hebt.

„3 Burgerlijke.

„4. Godsdienstige.

„5. Avondmaalgangers.

„C. Van de dorde soort.

„1. Toestemmers.

„2. Napraters.

„3. Menigmaal overtuigden, maar nu weder-„om gerusten.

„Waarschuwt hen allen, getrouw, in liefde.

„D Nog bekommerden en uitzienden.

„Deze moeten bemoedigd en bestuurd wor-„den.

„a. Neemt een dag; zoekt uitdrukkelijk het „verbond met God te maken. Verstaat gij \'t „niet, lees Guthry.

h. Daar zijn eenige dingen, waarvoor gij u „te wachten hebt.

„1. Voor dwaalgeesten, inzonderheid voor „de bedorven Pietisten enz , die als de Hyenas „zijn, welke om de schapen te bedriegen, de „stem der herders nabootsen. Of gelijk de die-„ven, die als zij stelen, gaarne alles in rust „zagen. Kent ze hier onder anderen aan:

„a Zij lasteren de openbare bijeenkomsten „en de bediening zelve.

-ocr page 191-

HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN. 147

Zij raden u van de middelen af. „c. Daarom lees Brakels waarschuwing „met de voorrede.

„2. Gij moet u wachten voor huwelijken „met Papisten.

„a. Het Woord is er tegen.

„ft. Uwe eigene beloften.

,,E Geloovigen

„ 1. Zoekt u te wapenen voor hot toekomende.

„2. Zoekt uit te komen voor Jezus!

„3. Houdt wat gij hebt

„4. Hebt elkander vurig lief.

„5. Maakt conscientie van den Zondag.

aP- Zeg aan allen:

„1. Ik heb geen beschuldiging daarover, „dat ik niet gewaarschuwd heb enz Maar dat „ik niet ijveriger, niet wakkerder geweest ben.

„2, Jezus is mijn vrede! Ik vind vrede in „de volgende dingen.

„a. In do leer in het algemeen. Ik heb mij „stipt gehouden aan Gods woord en het u „onvervalscht overgeleverd.

„ft. In do kerkelijke tucht, die ik uit liefde „geoefend heb over onwetenden, profanen en „in \'t bijzonder, over de uitzetters en begun-„stigers der smokkelaars; om bondige redenen „hier uit te breiden.quot;

Al deze bovengemelde dingen heeft zijn Eerw. in het laatste jaar van zijn leven aan-geteekend, zoover ik uit de omstandigheden heb kunnen zien, terwijl men van de vorige jaren zijner bediening niets vindt, zijnde door zijn uiterlijk werk waarschijnlijk hierin verhinderd. En daarom laat de gemeente van de

-ocr page 192-

148 het leven van d0. sicco tjaden.

Pekel-A deze dingen opmerken, als de laatste ■woorden van haren getrouwen zielzorger. Och dat do ïleere ze tot scherpe pijlen wilde maken , nu nog treffende in het hart Zijner vijanden! Immers hier predikt hij tot u, nadat hij gestorven is.

Op het jaar 1725 vindt men do volgende dingen aangeteekent Nominatie te „Geschreven in de ïf. Pekel-A, den 24 Febr. Groningen ^1725, tot vernieuwing en bewaring van het „geheugen, van het voorgevallene omtrent „mijne Nominatie te Groningen. De iieere

„zal \'t voorzien.

Heilige werk- „Ik bon een ellendig vat, in mijzelven en zaamheilen ^uit mijzelven niet dan zonde. Eenezeo.waar daaromtrent, eene ijaal. ^ andere voortstuwt en onder

„die golven van zonden, die over mijn hoofd „heengaan, zoo let o mijne ziel! op uwe on-„dankbaarheid; geef mij die te kennen, die „te belijden, o God, die Gij welgedaan hebt „en die tegen U gezondigd heeft. Ik, die uit den „drek van een zondig leven, van een in meer „dan éón opzicht ellendig leven, ben uitgestegen uit het vuur der begeerlijkhodcn, uit „het midden der vlammen meer dan eens „krachtdadig ben uitgerukt; uit de strikken en „den muil van mijnen vijand en uit den ga-„pendon afgrond gered ben; die genade ge-„vonden heb in de oogen des Heeren; die tot „het heerlijk ambt der bediening verheven, „door wonderlijke leidingen der wonderwer-„kende genade Gods, bereid, bekwaam ge-„maakt, geoefend, bewaard en nog in hot „land der levenden overgelaten ben.

-ocr page 193-

HET LKVEN VAN Dquot;. SICCO TJADEN. 149

„Ik word op den 7 Jan. 1725 in de gebeente van Groningen geplaatst onder de „genomineerden; op dienzelfden dag. op welken „ik voor vijf jaren in dit mijn dorp beves-„tigd ben.

„Ik was wenschende en biddende om den „wil van God te weten en te doen, met veel „ernst en aanhouden, of ik er prediken moest. „Ik vond vele redenen, voor en tegen en werd „eindelijk uit Polyander overreed, dat ik het „doen moest. Ik ging dan in do mogendheid „des Heeren, en predikte niet zonder Zijne „ondersteunende hand, met veel vnjmoedig-„heid, hoewel alle stof tot hoogmoed werd „weggenomen. Ik keerde weder naar huis on-„der het geleide van dien goeden God. Vervol-„gens ben ik doorgaans bedaard geweest en „meer dan eens biddende, om den wil van „God te mogen weten, of ik in geval van „beroep het afschrijven mag. Ik ben nog be-„geerig om het af te schrijven, als het God „behaagt. Begeerig, meer dan eens begeerig, „ja doorgaans begeerig, om hier te mogen „blijven, zoo de Heere wil, maar echter niet „durvende afschrijven.

„ 1. Omdat het schijnt vooruitloopen te zijn „en niet te volgen, te willen tegenwerken en „de raderen der Voorzienigheid te willen „stuiten.

„2. Te meer daar het zulk eene sprekende „Voorzienigheid is enz.

De tijd leerde ook in het vervolg, dat deze afschrijving onnoodig was. De Heere bestuurde het anders. Hij had iets beters voor hem voor-

-ocr page 194-

150 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

zien; Hij had hem op de nominatie gesteld van het Hemelsch Jeruzalem, om daar vrij van alle aanklevende zwakheden een volmaakt predikant te worden; deze kaars brandde vast in de pijp en de aan zijne zorg toevertrouwde gemeente moest zich nog een korten tijd in zijn licht verheugen. Intusschen Gods weg is in de zee; leeren wij Zijne wijze wegen aanbidden, Zijne opperbevelmacht erkennen, Hem in al Zijue daden prijzen, die in de donkerheid woont.

Vaak wij meenen \'s Heeren eer,

AVas op andere wijs veel meer.

Als op deze te verbreiden,

Doch wij missen in den vond,

Omdat anders als wij zeiden In Zijn raad geschreven stond.

Dit doende, geraken wij hier in \'t voorportaal van den Hemel, waar God het a/is en wij niet zjjn.

Vervolgens, gelijk zijn hoofdwerk was, voor den Heere Zijne toevertrouwde kudde te weiden, zoo was ook zijn bijwerk, zijne uitspanningen, die veelzins zoo noodig voor leeraren zijn, om de verzwakte krachten te herstellen, en op nieuw des te vaardiger te worden tot het doen van het hoofdwerk. Met geen ander oogmerk reisde hij nu en dan eens uit en overal was hij predikant, zichzelf gelijk en ingespannen voor den Heere en Zijn volk. Hij hoorde gaarne andere leeraars, en toekende al het merkwaardige op, tot nut voor zich en zijne schaapjes, gelijk een naarstige bij uit verscheidene bloemen den zoeten honig

-ocr page 195-

HET LEVEN VAN Dquot;. SICCO ÏJADEN. 151

vergadert voor den eigenaar. Tot een bewijs kan het volgende dagregister verstrekken.

„In het begin van Juli 1725, reisde ik Maan-„dag naar Zuidlaren.

„Dinsdag op den wagen naar Groningen „rijdende, ■wensehte ik heftig in den dienst „van God te wezen, en zag dat, hoe sterker die „slavernij was, hoe grooter mijne zaligheid „was. Maak het mij, o Heere!

„In de stad komende, hoorde ik N N. pre-„diken over Ps. 119, Die Uwe voel beminnen, „hebben groeten vrede cn hebben geenen aansloot.

„(Schrijf deze dingen later op, omdat gij u „nu haasten moet).

„Uit de kerk komende, hoorden wij Dquot;. „Fruitier, predikant te Rotterdam, in het huis „van den heer overste 8 wart, bijzonder spre-„kende over Hand. 26, Gij beweegt mij bijna „een Christen te worden. (Schrijf liet later op). „Let wel, die man Gods zeide onder anderen: „Tot geloof moet ander, hooger licht zijn, dan „tot redeneering (merk dit op en onderscheid „het gedurig in al uwe predicatiën).

„Woensdag heb ik aan datzelfde huis oefe-„ning gehouden over Jer. 6:16.

„Donderdag hoorde ik prediken over Joh. „8; 11, Die Mij volgt zul in de duisternis niet „wandelen. Volgen is kennen, erkennen, „toevertrouwen, maar ook naschreeuwen, om „volgende gemaakt te worden

„Vrijdag naar Zuidluren gereisd zijnde, had „ik daar eene catechisatie op verzoek van mijn „neef Werumeus, ijverig leeraar van die ge-„meente, over 2 Cor 12 : 9, niet zonder hulp

-ocr page 196-

--

152 itet leven van dn. sicco t.iaden.

„van die genade, welke ik daar verkondigde ; „des te verwonderlijker, omdat zij aan zulk „een geschonken was. O, mijn ziel! hoe menig-„maal is \'t nu wel waar, in en van u: „/s v(/eze viet ccn vuurbrand uil den vure gerukt ?quot; „en hoe menigmaal geschiedt het, dat ik \'t „niet zie? Eere zij God, die zoo goed is over „zulk een, die zoo gedurig Hem tot oneer ia. „Zoo men verzoekt te catechiseeron:

„1. Doe het niet om uzelven, en laat het „ook niet om uzelven.

„2. Eer gij toestemt, vraag eerst: iteere! „mag ik dit wel doen?

„3 Als gij de vrije genade verkondigt, denk, „dat er altijd zijn, die haar misbruiken tot „zorgeloosheid, en denk, dat het niet voort-„vloeit uit deze waarheid, maar uit hunne „leugens.

„Zaterdag ben ik tot do mijnen wederge-„keerd; och of ik dat geleerd had en nog leerde, „dat, zoo men van eene reis t\'huis komende, „wat verzameld heeft, men nog deze twee „dingen noodig heeft: (a) mot bidden in de * „voorbaat te zijn , om te mogen erkennen, be-„ waren en te gebruiken; (ft) mot waken, o zoete, „o zware plicht! Heere Jezus! leer ze mij.

„Ons leven is een gedurige strijd, en geen „snooder vijand dan de zonde

„IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid! „Grooter heil ken ik niet, dan dezen Heere „te dienen, alles buiten God is bedrog „Hier volgt oen kort verhaal van mijne reis Reis naar „naar de rotsen van Bentheim, anno 1725,

Bentheim „van den 1 tot den 6 October.

„Maandag, reisden wij, niet zonder Gods

-ocr page 197-

HET LEVEN VAN Dn. SSICCO TJADEN. 153

„zegen en wonderbare besturing, over do quot;VVil-„dervank, Gasselt, Borger, Eldersveld, door „Odoren naar Emmnn, waar wij vernachtten;

„toen ik op dezen weg den Rolder toren zag,

,,dacht ik aan de dagen van ouds, en ik „wenschte en hoopte het zoo nog eens weer „te krijgen.

„Dinsdag van Emmen over Ermen (onder „Steen behoorende) door Dalen naar Koevor-„den, waar wij de vesting zagen, zeven bol-„werken, naar de zeven provinciën genaamd,

„alsmede de halve maan, ravelijnen, drie „grachten en het onderaardsch magazijn. Van-„daar kwamen wij in het graafschap Bontheini,

„en over Emmelkamp nog dienzolfden avond „ónder Veldhuizen.

„Woensdag, terwijl het te Veldhuizen maan-„deljjksclie bededag was, heb ik daar op ver-„zoek van eenigen \'s voormiddags uit Jer. G : 16 „niet zonder bijstand en waarschijnlijk ook „niet zonder zegen gepredikt, en nadat ik „Dquot;. Kei se r, opziener van die gemeente, uit „Matth. 5 : 6 had hooren prediken en door de „beide leeraren daar ter plaatse zeer beleefd „ontvangen was, voeren wij nog des avonds „door de stad Noordhoorn naar Brandlecht,

„waar wij wederom vernachtten Wij zagen „daar de ellendige Paapsche zielen wijd en zijd Paapsche bij-„van rondom aldaar toevliegen, om een aflaat lt;5eloov!glleilite „te verkrijgen. O, hoe moet ik vlieden naar geSkdaar-„mijn Rotssteen, die niet is als hunüeder rots- quot; yan „steen, die vijanden zelve rechters zijnde.

„Op Donderdagmorgen voeren wij door het „woud, (waar wij herten en reeën zagen) naar „Bentheim , drie uren van Brandlecht gelegen,

-ocr page 198-

154 1IEÏ LEVEN VAN D0. SICCO ÏJADEN.

„en zagen onderweg in \'t voorbijgaan een „vrij hoogen berg, waar de rotsen boven uit-„staken, dat mij nog al wonderlijk voorkwam, zielezucht op „O, eeuwige Rotssteen, die van eeuwigheid het zim der B(Joor aiie eeuwen heen, dezelfde zijt tot in „eeuwigheid, wildet Gij nu mijn Rotssteen ,,z[jn togen zonden enz. O, ik had het zoo „noodig!

Bcntheim, des- „In Bentheim zelf zagen wij het huis of zeto gelegen- ^kasteel, met verscheidene vertrekken, kerk, lel „torens, hof enz., alles boven op eene hooge, „natuurlijke rots uit zark of Benthemer steen Diepe put. „gebouwd; alsmede die diepe put, door de „rots heen uitgehouwen. Maar deze zullen ver-„gaan, Gij zijt en blijft, o God! een eeuwig-„durende Rotssteen. Wij zagen ook terzijde Steenhouwerij, „van Bentheim de steenhouwerij, in welke dit „opmerkelijk was, dat die allen van eene zijde Zonderlinge „alleen (ik meen van het noorden zuidwaarts gelegenheid „aan) konden bearbeid en aangetast worden, dier rotsen, dezelve door zekere aderen tot gebruik

„van de menschen als gekloofd en hen daar-„door tot het bearbeiden als noodigende Ver-„geefs is derhalve de tegenwerping der on-De steeuen „godiston, genomen uit de nutteloosheid der spreken tot 1.0f,pn I

ongodisten dat quot; quot;t-

er een God is. „Uier vandaan keerden wij wederom door „denzelfden weg, doch zagen meer van nabij , „hoewel maar van buiten, het groote en zoo „het scheen aanzienlijke klooster Frensewe-„gen, dicht bij Noordhoorn gelegen, vervol-„gens vernachtten wij daaromtrent.

„Vrijdags reisden wij wederom denzelfden ^den^heer^ t)weB ^001\' Koevorden, waar ik metD0. Kre-Kremer. „mer sprak, welke eerwaarde en godvruch-

-ocr page 199-

het leven vax d0. SICCO tjadeu. 155

„tige man mij vele opmerkelijke dingen verstelde van Dquot;. Lodenstein, welke hij gekkend had, onder anderen: dat hij gaarne „werkzame Christenen wenschte te hebben, en „van Dn. Koelman, dat die in\'t eerste zeer „wettisch was geweest in zijn behandelen,

„maar naderhand veranderd was. Wij kwamen „nog tot Odoren, alwaar wij vernachtten. En „zoo zijn wij Zaterdags over Borger enz., vei-„lig tehuis gekomen \'t Was Gods goedheid,

„dat Hij ons op zulk eene verre reis, zoo laat „in den tijd enz., voor alle gevaren beveiligde.

„\'t Was Gods goedheid, dat ik nabij ons dorp „mijn been niet brak in eene scheur, die er „in het veen was. Zoo hebt Gij mij tot hiertoe „bewaard, goedertieren Leidsman!

Ja, zoo hebt Gij mij duizend en duizend-„maal bewaard. Heere! bewaar mij ook

„voor mijzelven !

Voor het laatst hebben wij nog twee aan-teekeningen, waarvan de eerste zijne gestalte,

de tweede zijn staat betreft; waarmede wij dan dit verhaal zullen besluiten.

„Anno 1725, den 9 September, wanneer BeYinding by „het H. Avondmaal van mij ellendige, moest \'sHeeren „uitgedeeld worden, heeft de goede God in AvondmMl-„Zijne goedheid, goedig op mij gezien, en „wederom geleerd wat het zij te gelooven.

„In het afgaan van den predikstoel, en in „mijn bidden voor de uitdeeling was ik zeer „duister en beklemd, zoodat ik nergens bij „kon, en \'t was of ik geen waarheid kende;

„doch mij zoo aan den Heere aanbiedende,

-ocr page 200-

156 HET LEVEN- VAN D0. BICCO TJADEN

„zocht ik hersteld te worden. Ik erkende mijn „onmacht en den Heere als dat alleen werkzaam Wezen, en begeerde: Hij mocht mij „voorkomen enz.

„Maar dus werkende en nog duister blijkende, kwam mij voor (zoo ik meen) dat ik „al te onmiddellijk tot den Heere ging, Hij „wilde zich, dit dacht ik, in Christus en alleen „in Christus vinden laten. Hierop wendde ik „mij tot den Middelaar, en zocht nu door Hem „tot God te gaan, en kreeg mijn oog en hart „bij die plaats Jes. 45:24: „ü/e/i znl v/iu Mij „zeggenquot; enz. Hierop kon ik Jezus aannemen, „zoo moest ik Hem hebben, zoo kon ik Hem „krijgen, zoo gaf ik mij aan Hem, zoo vond „ik rust in Hera, en die rust was mij heerlijk; „want ik zag nu, ofschoon meer verstandig en „bedaard dan wel gevoelig, eene wonderlijke „gepastheid en Gode betamelijkheid in dien weg „voor zondaars tot God in Christus, die de weg „zelve is. Ik zag nu met hartelijke goedkeuring „en eer geven aan God, dat alle Goddelijke „volmaaktheden afstraalden in het aangezicht „van Christus Jezus. En dit bleef mij het meeste „van dien dag bij , zoodat mijn hart als open-„ging, als \'t maar Christus somtijds mocht „noemen, Gode en dat Lam zij eere.

quot;Wij deelen den heilzoekenden lezer voor het laatst mede geen van de geringste stukken, betreffende het opmaken van zijn staat, geschreven den 28 Juli in de N. Pekel-A 1725.

Gronden van „I. Let ik op mijne kindschhcid, ik vind hier zijn zielestaat. ^eenige dingen, die niet geheel kwaad schijnen.

-ocr page 201-

HET LEVEN VAN D\'gt;. SICCO ÏJADEN. 157

,,a. Zucht tot Godsdienst, middelen enz , zoo- Kindschheid. „dat het zelfs mijne vrienden opmerkten.

„b. Veel liefde tot het gaan in het eenzame; ,.,het overdenken op mijne wijze, bidden en „bijzonder de wonderen van Gods wijsheid in „de schepselen te zien enz.

,,c. Indruk, dat er ander prediken dan sleur-„prediken wezen moet.

„(/. Liefde en innige hoogachting voor vrome „menschen, althans voor die weinigen, mij „toen als zoodanig bekend

„e God (op mijne wijzej aan te bidden met „gulle blijdschap, als mijn Vader, en mij als „zulk een wees aan Hem op te dragen,

„ ƒ, En misschien nog wel iets, dat mij ontschoten is.

„II. Zie ik op \'t Academisch leven, zie (om Academisch „met \\V i t s i u s te spreken in zijne Huishouding leTei\'\' „der Verbonden het Capittel van de weder-„geboorte) uwe schilderij in de belijdenissen „van Augustinus.

„Wijders heb ik wel getwijfeld over mijnen „staat, bijzonder heugt mij:

„1. Dat ik niet kan vinden in die staats- Redenen van „overtuiging gewerkt te hebben als een vol- twljfl?lei1-„strekt onbekeerde of goddelooze in staat.

„2. Dat ik zonde aan do hand houd; dat „Kruis-kruid, hetwelk ik van het H. Kruis hei-„lig ontvangen en gebruiken moet. Leer mij „dit, o God!

„3. Ofschoon bovengemelde twee dingen mij „bijzonderlijk benauwden, heb ik echtersom-„tijds getwijfeld (o) wegens nieuwe instortin-„gen in zonden; (li) om mijn bidden; (c) om „mijn niet doen, of niet anders doen; (d) om

-ocr page 202-

158 HET LEVEN VAN Dn. SICCO TJADEN.

„mijn hoogmoed en vuile zelfzoeking ; [c) om-„dat anderen zooveel met mij op hadden, in „een tijd, als ik zoo ellendig was, dat mij „dan wel eens vreezen deed, of \'t niet alte-„maal bedrog was.

„Wat antwoordt gij hierop, o mijne ziel! „wat en waarom buigt gij u neder? Is er wel „reden!

„1, Heeft God u niet gegord, toen gij Hem „niet kendet, mogelijk al in uwe eerste kindsch-„heid ?

„2. quot;Wat is in \'s Gravendeel, wat te Leiden „gebeurd, welke overtuigingen hadden daar „somtijds bij tusschenpoozen plaats? Lees de „aanteekeningen.

„3 Wat is mij, te Groningen wederkomende, „wedervaren?

„(«) De vrees, dat ik alles verliezen zou, „waaruit ontstond die? (h) Waarom scheidde „ik mij af van \'t vorig gezelschap en zocht „de vromen op, met eene innige hoogachtende „verkiezing. Denk aan Corporaals oefenin-„gen, aan Lettelbert enz. (c) Wie deed u de „onzuiverheid van uw vorig leven zien, de „zonden der jongheid met veroordeeling en „verfoeijing van uzelven en derzelver straf-„waardigheid onder het oog komen? Was dit „geen staatsovertuiging? Waarom heb ik dan „met zooveel ijver en ernst zoo dikwijls hot „geneesmiddel gezocht: „Mijne genade is u „genoeg.quot; (lt;/) Waar vandaan dat vurig, dat „hartelijk, dat gedurig aannemen van den ge-„heelen Heere Jezus? Waar vandaan dat wer-„pen van mij zei ven op Hem; dat berusten in „Hem; dat genoegen nemen in die aanbieding

-ocr page 203-

HET LEVEN VAN D0. SICCO T,IADEN. 159

„van God, met innige blijdschap, met ver-„wondering, met begeerte, ook wel (\'theugt „mij immers nog) met overgifte en vurige „wensch, om door Hem teeder voor God te „mogen leven?

„4. En hebt gij toen niet zoo terstond do „ellende van uwen staat diep ingezien, hebt „gij namaals niet geleerd, hebt gij het nu niet „geleerd van de daden tot het hart, van de „beekjes tot de fontein te gaan? O, hoe dikwijls „hebt gij uzelven veroordeeld, vergeving ge-„zocht, over \'t onbekende van uwe onrein-„heid, over \'t onreine van die onbekendheid. Redenen van „Ziedaar de gelegenheden tot twijfelingen; vl;r;!ekenns „voeg hierbij de redenen om te gelooven! „o, hoevele, hoe schriftmatig zijn die! zoo-„dat ik mag uitroepen: Ik heb genade, ik „heb genade, Gij zjjt mijn Vader, de Leids-„man mijner jeugd

„I. Ik heb een gezicht gekregen van mijzel-„ven, van mijn hart, als gruwelijk enz. als een „wel der gruwelen, vol hoogmoed, zelfzoeking, „begeerlijkheid, inwendige atheïsterij enz. Dit „gezicht is innig (ofschoon klein), evenwel „eenigzins klaar, bevindelijk, ofschoon te „weinig; evenwel somtijds minder, somtijds „meerder zielsaandoenend; want

„II. Ik vind (ofschoon niet zoo gevoelig)

„evenwel eene verstandige en somtijds ook „nog al eene bedaarde voroordeeling van mij-„zelven als strafwaardig, om die en die daden „niet alleen, (ten aanzien van welke ik mij „zeiven vaak een Satan genoemd en gezien „heb, dat ik erger was dan de allerergste)

„maar ook

-ocr page 204-

160 het leven van d0. s1cco tjadëk.

„a. Kon ik wel zonden, die bij anderen niet „in \'t oog loopen of kunnen loopen.

„ft. Vind mij daarom strafwaardig, walgelijk voor God.

„c. In zaken, waar anderen mij om opvijzelen, ken ik mij heiwaardig, gruwelijk, „ijselijk, in mijn spreken, preken , bidden enz. „Ik moot onder mijn plichten zetten: „deze „zijn des doods waardig.quot;

„(/. Eu zooveel ik weet, durf ik in \'t zoe-„ken van vrede niet mef, of op iets van wat „in mij is, voor God komen; niet op iets, „hoewel ik ook wel gezien heb in mij (ten „minste met een verstandig gezicht) de subtiele werkingen van \'t ongeloof en de eigene „gerechtigheid, om in iets daarvan grond en „vrijmoedigheid te willen hebben.

„e. Tk heb mij menigmaal voor God neêr-„geworpen als zulk een blinde, die zijne schuld „niet overzien kon; ik deed er ten minste „eene verstandige belijdenis van, vond eene „bedaarde zelfveroordeeling om bekende en „onbekende schulden.

„III. Ik ben menigmaal (o, hoe menigmaal I) „naar Jezus, om Jezus gedreven. Ik ken wer-„kingen van mijn hart af naar Hem toe; ik „weet bij bevinding, bij menigvuldige bevinding, wat het is naar Hem te loopon, zich „aan Hem aan te bieden, naar Hem uit te „zien. Hem in mijn hart in te roepen, hetzij „in eenzame wandelingen of anders enz,

„Wat het was met schulden, met onoverzien-„lijke schulden, mot eene zee van zonden mij „aan Hem op te dragen, tot Zijn bloed te „loopen. Hem op Zijne aanbieding aantene-

-ocr page 205-

HET LEVEN VAX Dn. SIOCO TJiDEJf. 101

„men; hartelijk gul, met volle amenzegging „van mijn hart op don weg van vrije genade! „O, die wonderlijke weg van vrije genade! „Ik zag immers menigmaal zooveel gruwelen „in mij zeiven, dat het Jezus moest zijn, zou „ik geholpen worden ; geen minder, geen ander „dan Hij, geen minder, geene andeie gerech-„tigheid dan Zijne Goddelijke; ja gerechtig-„heid was mij niet genoeg, \'t moesten gerechtigheden zijn, gelijk beloofd is. Jes. 45:24. „Ja Hij moest mijne gerechtigheid in \'t afge-„trokkene zijn, 1 Cor. 1 : 30 en zoo bood Hij „zich aan, zoo nam ik llem, zoo onderschreef „mijn hart (hot innigste van mijn wensch) „menigmaal Zijne aanbieding Zoo gaf ik mij „over als zulk een, die toch nergens anders „bekwaam toe was, dan daartoe nog, dat „eene zeldzame vrije genade in mij werd wonderbaar gemaakt tot in eeuwigheid.

„Ik ken immers die Evangelische pleitrede „bij bevinding, „om Uivs JSaains wille, delg „ml nnjnc oierlrcdim/ Wanl die is cjrnol.quot;

„En wat werkte dat in mij, als ik zoo tot „Hem, en met Hom, en door Hem tot den „Vader ging; hetzij met mijne bijzondere zon-„den, hetzij ook met mijn gansch zondig hart „en leven V O, hoe dikwijls werd ik ze kwijt „in Hem, hoe menigmaal kreeg ik ontlossing „voor mijne ziel, in \'t werpen van mijzelven „op Hem! En als Hij zoo mijn hart verwijderde, wat vond ik menigmaal

„1. eene stille verwondering, dat God dat „aan mij, aan mij deed? Wat was dat niet „wel groot in mijne oogen! waarom aan mij? „vroeg ik dan wel.

li

-ocr page 206-

162 HET LEVEN VAX D0. SICCO TJADEN.

„2. 0, wat maakte mij dat klein en God „groot! Hoe kon ik God dan wel niet prijzen, „en met innige, blijde en stille aanbidding „roepen , als bij voorbaat eer ik \'t eeuwig zou „doen, eere, eeuwige eere zij God!

,.3. Wat had ik dan innige en levendige „opzetten tegen de zonde, tegen al mijne zon-j.den, in het bijzonder tegen die zonde, om „verzoening, over welke ik geworsteld heb „en die ik in Jezus ontworsteld ben.

„IV. Immers ik ken het gebruik maken, „het aanzoeken, het aannemen van Jezus door „verzoening tot heiligmaking. Als ik met zon-„den, met al mijne zonden kwam, \'twasim-„mers, om in de gemeenschap van God we-„derom hersteld te worden; \'t was wel om „vrede, maar immers ook om een heiligenden „vrede te verkrijgen.

a. Hoe menigmaal zag ik er niet alleen „betamelijkheid, maar ook bevalligheid, ja „zaligheid in, om voor God te leven, in eene ,.teedere, verloochende en God-beoogonde gestalte des harten? Eu is er ook niet

„6. op den bodem van mijn hart een innig „en blijvend gezicht van het gebrekkige in „dezen, met tegenworsteling van mijn hart „daartegen, met veroordeeling van nujzelven „daarom? enz.

„Blijft dit niet den indruk van mijne ziel „onder dezen: dit ontbreekt mij nog enz. Ik „ellendig mensch enz. dit moest ik nog hebben? enz.

„c. Zou \'t mij niet eene blijde boodschap „zijn, als ik van al mijne zonden mocht ont-„daan wordon?

-ocr page 207-

HET LEVEN VAN D\'\'. SICCO TJADEN. 163

„d. Zien mijne oogen niet in dezen op „den Heere Jezus, om Zijne volheid van „licht, recht, macht en goedwilligheid? Im-„mers ja.

„e. Ik heb Hem aangenomen als mijn kleed „ter bedekking van de zondige schande mijmer naaktheid en onheiligheid.

Ik heb Hem aangenomen, menigmaal „aangenomen als mijn heiligmaking, die verdienende en werkende.

„(/. Ik heb Hem aangenomen als mijn „Raadsman onder overblijvende bezwaren van „het geweten of veroordeelingen van het aan „zonden of afgoden klovende hart, die mijnen „vrede in dezen somtijds verduisterden Hij „mocht het met mij maken, mij dwingen, „mij er uit- en doorvoeren.

„5. En zie ik op de uitwerking van dit „alles in

„a. mijn gedrag; dan, o dan moet ik „weêr zeggen: Ik ellendig mensoh! O, mij „verbondbreker! Maar Jezus is gegeven tot „een Verbond des volks. Ook voor mij! Het „Al is Hij in het Verbond.

Jt. Maar evenwel, is er ook niet al dank-„stof en wasdom in kennis, in zelfkennis, „in geloovig, in evangelisch werken.

„c. Is er niet eenigszins herstel uit een afge-„zakten staat? Ik heb ook nog al eens onderbonden , wat het was om op mijn hart te letten „en den Heere mijne wegen te vertellen; „maar och, of het gestadiger ware!

„6. Nog mogelijk (en buiten allen twijfel) „wel het een of ander blijk (o) in mijn „sümsten, in mijn afgezaktsten staat, nog eene

-ocr page 208-

104 HET LEVEN VAX D0. SICCO T.IAPEN.

„gcostclijko kennis enz (b) In mijne bezwaren „zclvo en twijfelingen over het een en ander „genoemde, (r) Tn mijne merkteekenen N B. „Dat ik niets met meerder ruimte kan op-„maken en in en van geen blijken meer blijk „heb, dan dat ik Jezus op Zijne aanbieding „ruim en gulhartigheb aangenomen en aanneem. „(lt;/) In mijne blijdschap, die ik menigvuldig „in den Heero gehad heb, dat ik ze door „Jezus kreeg en dat ze mij tot Hem dreef, „liet was mijn blijdschap te kunnen zeggen: „mijn Jezus! (r) liet is evenwel mijn wensch „om voorwaarts te geraken. (/\') Ik heb op „het Woord geleefd . geloofd, gehoopt, (g) Uit „mijne liefde tot dc vromen. (/;) In mijne „bediening; het is evenwel mijn wensch ge-„trouw te zijn, en niets tegen God en mijne „consciëntie te doen.

„7. Ik heb ook (weleer bijzonderlijk) veel „verkwikking gehad («) uit het woord der „belofte, der besturing. O , wat al plaatsen „zijn mij door den Geest toegepast; ziet elders. „(/lt;) Uit de prediking van Dquot;. Blom. (c) Uit „de zamenspraken en het verkeer met de „vromen, te Assen en elders, (tl) Uit hot „waarschuwen van onbekeerden te Woster-„broek, enz. (c) Ook nog al eenigszins aan „het Avondmaal (/) In de aanbidding der Goddelijke volmaaktheden te Gouda, Utrecht „enz. (fi) In het beschouwen, begeeren en „hartelijk kiezen van Jezus in Zijne zoete „betrekkingen, Groote Middelaar, enz enz. „Heere Gjj weet liet. O, mijne zonde! o, „Uwe genade! enz.

„8. Onder die dingen, die hoop geven kun-

-ocr page 209-

HET LEVEN VAN Dquot;. S1CC0 WADEN. 105

„nen, zijn ook (a) dat ik uog wol (ofschoon „al te zelden) wederhouden bon van die of „die zonde, van wego Gods Hoogheid, (b) „Afkeer van zonden, daar ik te voren zeer „aan kleefde, als daar zijn: scherts, verkeer .met burgerlijke menschen enz. (t) Als ik „zoo eens alleen kan zijn (bijzonder nogtans „op reizen of in wandelingen) naar God toe-„gekeerd te worden of anders buiten staat; „((/) onder kruis wel naar God toegedreven; „zijnde Zijne goedertierenheid mij betor dan „het leven, (c) Over twyfelingon hartelijk ver-„zooning gezocht en gevonden. (/) De wereld „mag mij toch niet lijden, mogelijk ook nog „al om Zijns Naams wil. (//) Menigmaal ben „ik gedragen op de gebeden van Gods volk „in verscheidene aanmerkelijke betrekkingen. „(/\') Menigmaal verhoord in mijne gebeden, „(t) God is in vele gevallen wonderlijk met „mij geweest (/r) Zijn ook niet vele waar-„heden aan mijne ziel verzegeld ? inzonderheid „ook die, dat dio weg, die de wereld fjjmelarij „noemt, Gods weg is. (/) Ik heb mijn staat „na mijne verandering nooit volstrekt durven „ontkennen, maar nog wel eens en uog onlangs „(hoewel misschien te zelden) gevraagd uit „Ps. 139 : 24: „Ziel uj hij mij een schadclij-„keu uu ij zij en Ic.ul mij O]) den ccuivnicn wuif \'.

Tot een toegiftje voegen wij hierbij een gedicht van den overledene op do klok, in het jaar 1721, gegoten voor de K Pekel-A. Mijn tong is ijzer, mijn gehemelte metaal, \'k Dunk zelf niet aan den dood, en roep tocli

(iedermaal.

-ocr page 210-

166 HET LEVEN VAN D0. SICCO TJADEN.

Wanneer liier iemand sterft, ei, leer o Pekel

(sterven ,

\'k Roep voor des Heeren dag, ei leer o Pekel

(derven

Al wat geen Jezus is, want mist gij Hem als

(Herder,

Wat zijt ge meer clan ik V Klank hebt gij en

(niet verder.

EERSTE BRIEF.

In den naam van U, o, Heere Jezus! dien niets te wonderlijk is.

Mijn Heer en veelgeachte vriend! Genade licht en leven zij u van den dierbaren Heiland, den Heere Jezus.

Ik heb met blijdschap uit die van UEd. vernomen, niet alleen UEds. welstand, maar ook eene zoo gemakkelijke gelegenheid, om zoo veel groote verplichtingen. die ik aan UEd. heb, met een geringen dienst te beantwoorden. Deze gelegenheid, die mij de Heere doet voorkomen, en die betrekking, die eertijds tusschen ons beiden was, roepen mjj mijn heer en zeer geachte vriend. om eenige oude dingen aan UEd. en mijn geheugen te vernieuwen. Ik heb menigmaal teruggezien op al die ontmoetingen, die des Heeren Voorzienigheid en Verdraagzaamheid over ons gebracht heeft, en wanneer ik het nu al wederom doe, zoo moet ik in verbaasdheid en schaam-

-ocr page 211-

EERSTE BRIEF VAS D\'1. SICCO TJADEK. 167

rood uitroepen, hetgeen er staat: ,,Gij God des aanziens!quot; Ik kwam te Leiden als een vreemdeling in een vreemd land, blootgesteld voor al de klippen der academiën De eerste en de gemeenzaamste van mijne vrienden moest UEd. zijn, opdat ik al die waarschuwingen en uitnoodigingen tot Jezus gemeenschap van alom met UEd gemeen mocht hebben. Immers, zoo belieft het u eens, mijnheer en waarde vriend, uwe overdenking met de mijne te paren, en och, of de Heere door Zijn Geest die beide kwam vergezellen! Wat zullen we niet al stof vinden om te bekennen, dat er in dtzen veel kosten aan ons gedaan zijn, en om te zuchten voor den Heere, dat het geen onkosten mogen zijn. Zien wij maar eens (want wie zal \'t alles noemen) op die reis, die wij nu C jaren geleden naar \'s Gravendeel deden; wat werden wij niet omringd met roepende stemmen, om ons te wenden naar den Heere Jezus? Wij gingen heen (waarom mag ik het niet schrijven? de Heere zag het) al spottende, en hoe ons weder-keeren geweest is, is niet verborgen voor Zijn aangezicht; ik voor mij werd wel eenigszins in den loop ter helle gestuit; ja, stapelde van toen af bergen opeen van vruchtelooze voornemens, en eindelijk sloeg ik een weg in, die mij wel recht scheen, maar welker einde gewisselijk wegen des doods zoude zijn geweest. Het ontbrak mij niet aan listen en bedekselen der schande, het ontbrak den duivel niet aan bolwerken om mijn hart te versterken tegen de betamelijke alleenheerschappij van den Heere Jezus. Doch Hem,

-ocr page 212-

168 EERSTE BRIEF VAN Dn. SICCO T.IADEN.

die in dat alles zoo getergd werd, die God van wonderen, ontbrak het ook niet aan verdraagzaamheid, in nog aan te houden, mij na te gaan en gedurig te zeggen : bekeer u, want waarom zoudt gij stervenquot;? tot dat de tijd daar was, om weêr naar huis te keeren, en dit geschiedde eenigszins met smart, dat nu die waarschuwingen verre van mij zouden zijn, en met vrees dat die begeerten, die ik nu en dan meende gehad te hebben, geheel zouden worden uitgebluscht. Doch het behaagde den Heere van toon af mij te toonen, dnt Zijno wegen niet zijn als der menschen we. on; het behaagde Hein het vuur zelf aan te blazen, en (ik wensch het tot roem van Zijne vrije genade te zeggen) door den arm van Zijne mogendheid toen al die hoogten neder te werpen en al die sterkten te verbrijzelen, die zich verhieven tegen die zoete kennis van mijnen Heere Jezus Laat het UEd niet vreemd zijn, mijnheer en waarde vriend! dat er zulk een antwoord op UEd. brief komt. UEd. heeft mijn onderricht verzocht om in het tijdelijke voorzichtig te kunnen zijn; dit was niet genoeg om mij te kwijten van de verplichting, die oude vriendschap mij opgelegd heeft, zoo er deze raad niet bijkwam: dat wij toch geen waaghalzen in het geestelijke mochten zijn Had ik ondervonden toen ik UEd. kamergenoot was, wat ik nu ondervonden heb, ik zou n toegeroepen hebben: o, mijn vriend, laten wij het toch niet wagen tegen den aannadcrenden dood en de eeuwigheid, op de gronden van do Jan uwe belijders dezer eeuw; want zij zullen in den toekomstigen

-ocr page 213-

EERSTE BRIEF VAN Oquot;. SICCO TJADES. 169

dag bezwijken Maar toen zweeg ik, en omdat ik trouweloos was omtrent den TTeere, trouweloos omtrent mijzelven, zoo was ik het ook omtrent UEd. Doch de Heere verlosse mij van bloedschulden, Hij zij geloofd, dat ik nu nog dit tot UEd schrijven mag. om het, ware het mogelijk, te herroepen, zoo mijn gedrag UEd. ooit in dezen tot versterking was geweest Om nu te zeggen do Heere ia gerechtvaardigd in don Geest, die weg die wij wel eens bestreden hebben; die weg, waaraan de wereld bijnamen geeft en fijmelarij noemt, dat was die naauwe en daarom de alleen veilige en gebaande weg, waarvan het einde vrede zal zijn Heb ik ooit UEd-gezolschap gehouden in derzelver bespotting, ik wensch die nu te veranderen in waarschuwingen en mijne betuigingen daarin te paren met des Heeren volk: dat de versmaadheid van Christus meerder rijkdom is. dan al de schatten van Egypte Indien zij ooit of ooit tot ons gesproken hebben van zoetheid en zaligheid die er was in den dienst van Jezus, o, zij doodverfden maar. en hetgeen ik in de driejaren van mijn verblijf hier fer plaatse, daarvan ondervonden heb, is nog verre boven hun getuigenis, en evenwel nog verre beneden derzelver eindelooze waardigheid en uitgestrektheid Do helft was mij niet aangezegd Die Meerdere dan Salomo heeft mot wijsheid en goed overtroffen het gerucht dat ik gehoord had. Indien ik ooit van UEd. ergens in geloofd ben, mijnheer en waarde vriend! hier verdien ik geloofd te worden, en och. of de Heere uwe ziel kwam saande

-ocr page 214-

168 EERSTE BRIEF VAN 0°. SICCO T.IADEN.

die in dat alles zoo getergd werd, dio God van wonderen, ontbrak het ook niet aan verdraagzaamheid, in nog aan te houden, mij na to gaan en gedurig te zeggen : bekeer u, want waarom zoudt gij stervenquot; ? tot dat de tijd daar was, om weer naar hnis te keeren, en dit geschiedde eenigszins met smart, dat nu die waarschuwingen verre van mij zouden zijn. en met vrees dat die begeerten, die ik nu en dan meende gehad te hebben, geheel zouden worden uitgebluscht. Doch het behaagde den Heere van toen af mij te toonen, dat Zijne wegen niet zijn als der menschen we en; het behaagde Hem hot vuur zelf aan te blazen, en (ik wensch het tot roem van Zijne vrije genade te zeggen) door den arm van Zijne mogendheid toen al die hoogten neder te werpen en al die sterkten te verbrijzelen, die zich verhieven tegen die zoete kennis van mijnen Heere Jezus Laat het ÜEd niet vreemd zijn, mijnheer en waarde vriend! dat er zulk oen antwoord op TJEd. brief komt. UEd. heeft mijn onderricht verzocht om in het lijdelijke voorzichtig te kunnen zijn; dit was niet genoeg om mij te kwijten van de verplichting, die oude vriendschap mij opgelegd heeft, zoo or deze raad niet bijkwam: dat wij toch geen waaghalzen in het geestelijke mochten zijn Had ik ondervonden toen ik TJEd. kamergenoot was, wat ik nu ondervonden heb, ik zou u toegeroepen hebben: o, mijn vriend, laten wij het toch niet wagen tegen den aannaderenden dood en de eeuwigheid, op de gronden van de Jaauwe belijders dezer eeuw; want zij zullen in don toekomstigen

-ocr page 215-

EERSTE BRIEF VAN D0. SICCO T.TADEX. 109

dag bezwijken Maar toen zweeg ik, en omdat ik trouweloos was omtrent den Heere, trouweloos omtrent mijzei ven, zoo was ik het ook omtrent UEd. Doch de Heere verlosse mij van bloedschulden, Hij zij geloofd, dat ik nu nog dit tot UEd. schrijven mag. om het, ware het mogelijk, te herroepen, zoo mijn gedrag UEd. ooit in dezen tot versterking was geweest Om nu te zeggen de Heere is gerechtvaardigd in den Geest, die weg die wij wel eens bestreden hebben; die weg, waaraan do wereld bijnamen geeft on fijmelarij noemt, dat was die naauwe en daarom de alleen veilige en gebaande weg, waarvan het einde vrede zal zijn Heb ik ooit UEd, gezelschap gehouden in derzelver bespotting, ik wensch die nu te veranderen in waarschuwingen en mijne betuigingen daarin te paren met des Heeren volk: dat do versmaadheid van Christus meerder rijkdom is. dan al de schatten van Egypte Indien zij ooit of ooit tot ons gesproken hebben van zoetheid en zaligheid die er was in den dienst van Jezus, o, zij doodverfden maar. en hetgeen ik in de driejaren van mijn verblijf hier ter plaatse, daarvan ondervonden heb, is nog verre boven hun getuigenis, on evenwel nog verre beneden derzelver eindelooze waardigheid en uitgestrektheid De helft was mij niet aangezegd Die Meerdere dan Salomo heeft met wijsheid en goed overtroffen hot gerucht dat ik gehoord had. Indien ik ooit van UEd. ergens in geloofd ben, mijnheer en waarde vriend! hier verdien ik geloofd te worden, en och, of de Heere uwe ziel kwam lt;raande

-ocr page 216-

170 EERSTE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN.

maken, om er zelf eens de proef van te nemen, om ook tot die Levensfontein te komen. Het is niet te denken dat UEd. zich dat beklagen zou, daar allen, die het vinden, klagen moeten, dat zij het te laat gevonden hebben. En wat zijn het niet aan den eenen kant armhartige redeneringen. die de ziel van Jezus afhouden; ik kan daarvan iets bij ondervinding zeggen, en als het ware uit de school klappen, die zoo verderfelijk is. Jaren achtereen heb ik gestudeerd op de uitvinding van die kunst, om de wereld en Christus, die God gescheiden had, zamen te voegen, en ware het mogelijk geweest (om eens naar „ÜEd. eigen gevoelen te spreken), zou hg, wiens verstand (hoewel onverdiend) UEd. in de uwe belieft te roemen, dan niet wel iets daarvan hebben uitgevonden? maar neen hij moest het opgeven, en wee hem zoo hij anders gedaan had, Luc 16 : 13. Wat zijn het niet aan den anderen kant banden van liefde, die ons toegeworpen zijn , zooveel waarschuwingen en noodigingen van den Heere Jezus, en dat van dat wij geweest zijn af. O, breken wij die, hoe vreeseljjk zal \'t niet zijn, met die allen eens voor Hem te moeten verschijnen, en voor eeuwig, voor eeuwig, te ondervinden de grootheid der wrake van een te vergeefs aangeboden genadeverbond. En daarom (terwijl de stem eens gehoord zal worden, Openb. 10 : 6) dat wij ons nu dan nog haasten naar die lankmoedige Heilbron, die nog roept, Jes. 45:22 Dit was, mijnheer! de raad, de waarschuwing van UEd. ouden vriend en gewezen kamergenoot, wiens

-ocr page 217-

eerste brief vax d». sicco tjaden. 171

wensoh het was, dat CJEd. ze in liefde geliefde op te vatten, gelijk ze daar uit geschreven wordt; wiens wensch het was daarbenevens van UEd. eens tot antwoord te ontvangen, hetgeen geschreven staat Joh. 4 : 42, opdat onze vriendschap op dezen zoeten en zekeren grond recht herleven mocht; wiens wensch en bede het eindelijk is voor den Heere, dat H», wien niets te wonderlijk is, daartoe aan ÜEd. diezelfde algenoegzame genade wil verheerlijken, waardoor Hij mij, onwaardige, tot hiertoe geholpen heeft.

Mijn broeder, die UEd. groeten doet, is nog gezond; verzoek vooral de hartelijke groete en alle heil wensch aan UEd. moeder.

Mijnheer en veelgeachle vriend!

UEd. onderdanige en gehoorzame dienaar, S. Tjaden.

TWEEDE BEIEP.

Mijnheer en veelgeliefde vriend! Genade, lichl en leven zij u vermenigvuldigd in den dierbaren Heiland, den Heere Jezus.

Vooraf UEd. hartelijk bedankende voor al de moeite, vriendschap en liefde, die UEd. (gelijk te voren zoo menigmaal) zoo ook nog onlangs , omtrent mij, die zulks in het minste nooit verdiend had, gebruikt heeft, kan ik met veel ruimte tot antwoord op UEds. laatste zeggen, dat, gelijk het in mijn oog zoowel een voorrecht als een plicht was, het ook mijn voornemen en begeerte geweest is, om niet alleen aan UEd. te schrijven, maar ook

-ocr page 218-

172 TWEEDE BRIEF VAN D SICCO T.IADEN.

(als het de Heere beliefde) daarmede voort te gaan Ik beken wol gaarne, dat UEd. boven andoren een bijzonder reclit heeft, om mij van traagheid te beschuldigen, maar dit kan ik evenwel voor het tegenwoordige eenigszins tot mijne verontschuldiging zeggen, dat ik niet

lans; nadat ik hier was wedei ffokeerd, wederom . . .. 1 eenigen tijd van huis heb moeten zijn; althans ik moet UEd. verzoeken. dat uit mijne traagheid niet dat besluit worde opgemaakt, waarvan UEd. schrijft, alsof UEd. brieven mij niet aangenaam waren, want mij, die nooit aangenamer dan nu zouden zijn. üit TJEds laatsten heb ik verstaan de uitvoering van den eeuwigen raad des Hoeren omtrent Ophemert. Ik wensch in dozen op den Heere , te zien, stil te zijn, met gesloten oogen te j billijken, te prijzen, te aanbidden en te zeggen : de Heere doet het! .Ta, ik wenschte mijzelven ■ aan te zien, als zulk een , dio niet waardig was, dan om voor altoos buiten des Heeren wijngaard gesloten te worden, en intusschen met die zucht, dat evenwel (door wien het ook zij) des Konings Naam van kind tot kind mocht voortgeplant worden, met die zucht nog aftewachten, dat do Heere naar Zijne wijze en vrije goedheid volbrenge, hetgeen Hij over mij bescheiden heeft Wanneer ik maar een hart had. om op te merken en recht te letten op de daden des Heeren. daar was reden voor mij om te gelooven, dat evenwel mijne reis derwaarts niet te vergeefs is geweest; ja, daar was reden om het als eene bijzondere weldaad aantemerken, dat ik hier nog heb mogen wederkeeren, dewijl hier in veel op-

-ocr page 219-

TWEEDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. J 73

zichten meer werk voor mij was, dan ik wel zou gedacht hebben. Hetgeen UEd. mij menigmaal en nog onlangs hebt toegewensoht, wenschte ik ook voor mijzelven van den Heere, dat ik voor Hem oprecht mocht zijn. Indien het geene kleine zaak is een Christen te zijn , hoe groot is hot dan niet zich te benaarstigen om zich God beproefd voor to stellen als een leeraar dio niet beschaamd wordt; on was dit onit groot, het is zulks vooral in een tijd, als deze is, in welken de dwaallichten zoo menigvuldig zijn, in welken de Satan meer listen hoeft en gebruikt dan wij nog wel weten, om niet alleen velen in zijne strikken te houden, maar ook zelfs diegenen , die anderen voor zijne strikken zouden waarschuwen, hetzij dat hij hen door kennis, door toestemming, door overtuiging, hetzij mogelijk door een bedekter weg, eene hart- en geestelooze verbeelding van geestelijke zaken als waarheden voor de zaak zelf doet opvatten. En daarom het eersteen noo-digste. geloof ik met UEd. voor mij en mijns gelijken. is datgene, waarom te weinig helaas gedacht wordt, te weten, daartoe in hot verborgene werkzaam te ziju, om een opgeklaard en onbedrieglijk gezicht van zijn staat te krijgen en niet te rusten, voor en aleer men over die gronden , waarop men het meent te wagen, de goedkeuring van Hem gekregen heeft, die de nieren beproeft; en gelukkig, geloof ik, zou zulk een zijn, en al wat \\ooruit hebben in deze wonderlijke dagen, zoo hij genade bidt en zocht om hot gedurig meer en meer daar op te zetten , om in het gezicht van des Heeren Hoogheid, Heiligheid, Alleon-alleswaardigheid,

-ocr page 220-

174 TWEEDE BRIEF VAX Dquot;. SICCO TJADEN.

iu afzien van schepselen, in veidaehthouden van zichzelven, zijne daden niet alleen, maar ook zijne oogmerken den Heere zoo voor te stellen, dat de trein van aanhoudende en verborgene werkzaamheden getuigenis gaf, dat het hem te doen was om dit te ondervinden. Voor mij (hoewel ik dit niet anders schrijven moest dan met eene diepe schaamte over mijne nalatigheid en veraf zijn van dit alles) geloof ik evenwel dat het zoo wezen moest; ik wenschte hot zoo te hebben, en onder die bevonden te worden, welker begeerte voor den Heere was, om in dezen getrouw te zijn, onder die afgezonderden tot des Heeren werk, die het voor hunne hoogste wijsheid rekenen, om zichzelven gedurig als duisteren en dwazen aan Jezus voeten te leggen, om daar genade, licht, kracht en besturing te ontvangen, om in dezen zoo te handelen als het den heiligen betaamt Ik ben sedert mijne tehuiskomst zeer ongestadig geweest, hoewel ik het somtijds (bijzonder op mijne reis) door dos Heeren goedheid nog al zeer goed gehad heb; dit vind ik, dat onverloochendheid, ongeloof en haar dochter moedeloosheid, bijzondere vijanden van mij en van mijne rust zijn; dat er, om in duisternis den Heere aan te kleven en dan nog het den Heere toe te vertrouwen, genade toe vereischt wordt. In deze onze provincie is een oproer geweest, doch hetzelve is (nadat eenige menschen waren doodgebleven) door des Heeren al lang van ons getergde verdraagzaamheid, nog gestuit geworden, en daarop is de jonge Prins van Nassau tot stadhouder benoemd. UEd. schrijft van in

-ocr page 221-

TWEEDE BRIEF VAN Dü SICCO TJADEN. 175

Holland te komen; de Heere weet wat best is. Hetgeen toch mijne standplaats liefelijk zal moeten maken, is, dat ik er des Heereu raad mag dienen en dat Zija aangezicht mag mede gaan, om mij gerust te stellen. O, die Heere, die de plaatsen van onze woningen bepaalt, die wonderlijk is van raad en machtig van daden, die ons eens voor eenige jaren, en nu wederom laatst voor een korter tijd samen-bragt, die ook nu ons wederom gescheiden heeft; die wensch ik dat ons elk op onze post en standplaats voor Hem doe leven; die zij het deel onzer erve en onzes bekers, die onderhoude ons lot; die stelle Zijne algo-noegzame genade tot eene banier over ons; die bekleede UEd en mij met dat zoo heerlijk en zoo noodig als zeldzaam sieraad van Christenen, van Nazireërs, van leeraars, in deze dagen, te weten: ootmoedigheid. Ik verzoek de haitelijke groete en alle genade-en vrede-wensch aan LTEds. liefste, mijnheer van Eek, aan mens. Dom, de heeren Held en andere bekenden, die den Heere Jezus liefhebben in onverderfelijkheid. Na toewensching van veel nabijheid met den Heere, noem ik mij

Mijnheer en zeer geliefde vriend in den dierbaren Heere Jezus, UEd. zeer vcrplif/le en dankende dienaar, Sicco T.IADEN.

Groningen, den 29 October 1718.

-ocr page 222-

170 DEIÏDE «KIEF VAX Dquot;. S1CCO TJADES.

DERDE BRIEF.

Behelzende senïge besturing ter bemoediging van een ziel die in ongestalte en daarover in twijfel geraakt is, of dat de gewone weg van God was.

Tot oplossing van de zwarigheid, en tot bemoediging dient opgemerkt te worden, dat Gods volk dikwijls in ongestalte geraakt en God zijn weg over hen verandert, gelijk blijkt uit de bevinding der heiligen in den Bijbel, en zij, dat nog ongewoon zijnde, daarover dan licht moedeloos, treurende en gansch nedergebogen worden; maar door het opsporen der oorzaken zou blijken hoe heilig do Heere in dezen weg is on hoe nuttig die voor lien is.

(1). Onder de oorzaken waarom Zijn volk dikwijls in het duister geraakt, is in de eerste plaats om hun te leeren, dat Hij een Souvorein God is, en zij Zijn leem, waarmede llij handelen mag naar Zijn welgevallen; die niet antwoordt vau Zijne daden, dut zij te erkennen heeft, benevens Zijne Wijsheid, die dat best oordcolt om al hun werk door dezen weg in waarheid te maken. Zijue Heiligheid, om hun de zonde en zichzelvon om hunne zonde het bitter te maken , naar het woord dor belofte: „Ik zal maken, dat gij eeue walging aan uzelven zult hebbenquot; enz. Zijne Goedertierenheid, met hun uit de duisternis het licht te voorschijn to doen komen en alles te doen medewerken ten goede Isu in deze volmaaktheden Gods moet de ziel gostaltchjk ingeleid worden; het

-ocr page 223-

DERDE BRIEF TAN Dn. SICCO TJADEN. 177

gebrek in dezen noodzaakt den Heere om zoo te handelen.

(2) Zij noodzaakt den Heere somtijds door haar liefdelooze onbarmhartige handelingen omtrent anderen die in het duister zijn. Om hun dan medelijden te leeren, moet zij in dezelfde naarheden geoefend worden, opdat zij zich omtrent anderen betamelijk gedrage, in navolging van Christus en Paulus, Uebr. 4 : 15 en 2 Cor. 1 : 3 enz.

(3) Daarbij komt onverloochendheid. O, wat heeft Jezus al raad voorgeschreven tegen vele zwarigheden, in dat eene Matth. 16 : 24, onverloochendheid : in het bijzonder aan eigene wijsheid, gerechtigheid, waardigheid, zin , gemak en lust Hiervan dat voorschrijven van den weg, aan dien beproefden Oversten Leidsman Jezus , hier van daan dat er nog altijd dit of dat is, dat men anders wenschte te hebben, dat men zoo noode scheiden wil van hetgeen de Heere wil, dat men missen zal, of dat men wil scheiden van hetgeen de Heere wil dat men behouden zal. O, mochten wij in tijdelijke zaken altijd uitroepen: Heere wat Gij wilt? in geestelijke zaken: wanneer Gij wilt ? en in beide: hoe Gij wilt ? Wat zouden er al zwarigheden verdwijnen. Mochten wij het overige van onze dagen doorbrengen in gezicht van onze nietswaardigheid, hadden wij dat zoo uoodig en zoo zeldzaam sieraad van Christenen, van leeraars, in deze dagen ootmoedigheid! mocht ik, mocht gij van nu voortaan daartoe tijd afzonderen, om het te leeren van Hem, die gezegd heeft Matth. I 1 : 29. AVij zouden een geuoegelijken en veiligen

-ocr page 224-

178 DERDi: BK1EF VAN I)quot; SICCO TJADEN.

weg naai\' den hemel hebben. Of mogelijk nog meer (in \'t bijzonder) zou hierin zijne hand kunnen hebben.

(4) Eene al te groote liefkozing van eenige vertroostingen, die wij of genoten hebben, of somtijds nog genieten. Dit baart dan veel kwelling en droefheid in quot;t gemis en verlies daarvan. Zoo deed David met zijn Absalom.

(5) Zich niet gezet te hebben naar veranderingen, waardoor het gebeurt, dat men dan overrompeld wordt; en hoe schielijker en onverwachter dit is, hoe grooter doorgaans de vervaarnissen zijn, gelijk hij het beat in het veld vecht, die het eerst geleerd heeft in do schermschool; gelijk de scherpste en zuurste gevangenissen, in het eerst wat ongewoon, metdertijd nog al gemakkelijk, ja, scholen van lijdzaamheid worden.

(G) Het zou ook kunnen ontstaan uit een verborgen gewicht (om zoo te spreken) hetwelk de Heere zelf tot deze verandering voegde, en dat om heilige redenen, in welker naspeuring de ziel werk heeft en menigmaal troost zou krijgen en in het bijzonder stof tot aanbidden, tot verwonderen, ja verliezen van zichzelven, als ze zien mocht, hoe die Vader der lichten uit haar dikke duisternissen licht te voorschijn brengt en hare zonden (o, wonder!) verandert in geneesmiddelen van zonden; als ze zien mocht, welke wijsheid, macht en goedertierenheid de Heere vertoont, in haar gebroken schip door zooveel stormen en schipbreuken in de haven te voeren.

(7) Maar zou het ook niet wel kunnen zijn , dat zulk een ziel haar stand zelf slimmer

-ocr page 225-

DERDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 179

maakte dan zo was, dat ze weigerde van den Heere getroost te worden, gelijk Jacob, Gen 37. (n) Hetzij dat ze te gereed was in toe te geven aan twijfelingen en dubbingen, een list des satans, waardoor Eva zelve is bedrogen geworden, (h) Of ook dat ze zooveel stai-oogde op het gemiste, dat ze het ont-vangeno vergat, den dag dor kleine dingen verachtte, Zach 4 : 10. (c) Of als ze al het tegenwoordige, dat ze nog geniet (en dat haar, zag ze het maar, genoegzaam verplichtte om voor eeuwig te zeggen: de Naam des Heeren zij groot gemaakt), als ze dat tegenwoordige dan als het ware gaat verdrinken in dis eene bijleggende wederwaardigheid, waar ze door geslingerd wordt. Zoo deed Haman in het natuurlijke, die van Mordechai wedersproken zijnde, straks daarom al zijne andere achtbaarheid en gunsten ten hove klein ging achten; en hoe dikwijls doet de ziel dit uiet wel omtrent den Heere Jezus als zjj zoo licht een maar kan vinden aan Zijne allerdierbaarste vertroostingen, en hoe wreed zijn wij dan niet omtrent onszelven ? Hoe koesteren wij dan niet onze eigene vijanden, de vijanden van onze rust, en dat nog het meeste is, de vijanden van .lezus heerlijkheid?

(8) Het heeft ook zijne bedenking, dat hier veel kwaad doet, niet genoeg ter harte te nomen den raad van Salomo, Pred. 7 : 14. Ten dage des tegenspoeds ziet toe! tot welk toezien onder anderen ook al behoort, dat men door een naarstige en omzigtige overdenking de zaken van elkander zoekt te scheiden en elk een derzolve optevatten in

-ocr page 226-

180 DERDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADBN.

liaar aard en gewicht. O, wat is dit natelaten eene moeder van veel onbedaardlieid en moed-beueming! {(i) Hetzij men dit doet omtrent zonden die tegenwoordig zijn, dat men tegen dat vergif niet ras genoeg tegengift zoekt bij Hem, van wien men zeggen zou Jes 45 :24. (/)) Of indien het lang voorledene zonden zi\\n, dat men somtijds ook al ten dezen opzicht niet genoeg gezet is op do gestalte van Paulus, Philipp. 3 : 14 (e) Of zijn het andere zwarigheden , dat men ze zoo dikwijls (omdat het oordeel verdorven is) of te hoog of te laag waardeert O, hoe dikwijls noemt men een stoppeltje, een berg, een verjaagde en al zijn best vliedende vijand, een leeuw op den weg; daar was reden voor ons om te staan naar een stillen en eenparigen geest, en naar den wortel daarvan, ootmoed en opregtheid, daar was reden om gedurig to bidden met David: schep in mij o God, een rein hart en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest.

(9) Eindelijk zou in dezen ook voel te zeggen vallen van ongestalte en ongetomperd-heid des lichaams, doch dit ga ik voorbij, niet alsof het geen hand in deze zwarigheid had (want mijzelven aangaande ben ik van het tegendeel verzekerd) maar omdat het mij aan licht ontbreekt, om hier palen te stellen. Daar waren meer andere dingen van te zoggen en dan zou men, geloof ik, de naaste redenen nog misraden kunnen, maar, behalve dat nu dit papier te klein zou zijn; dc geneesmiddelen van deze kwaal zouden niet minder ons onderzoek waardig zijn, dan de oorzaken.

-ocr page 227-

DERDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 181

O, wat is er in dozen niet al veel voorraad in \'s Vaders huis, wie kan al de besturingen, al de hartsterkingen in des Heeren Woord opnoemen, al waren er geen andere dan in Psalm 18, 42, G1, 71, 73 enz. Jes. 40,42, 43, 49. 50, 59, 63 enz Hos 14, Luc. 12, 2 Cor 4, 5 enz. Neem nu maar eens die zoete plaats 2 Cor. 12:9, die wij beide ten deele kennen, hoewel nog maar ten deelo; wat is daar al niet in dat de ziel moest gaande maken, dat de banden moest breken en de zwarigheid oplossen? Is het zonde, zijn verdorvenheid en afwijking do kwaal ? wel hier is immers genade, dat korte woord van zooveel vertroosting en zaligheid, dat eenig en nooit ophoudend beginsel van al het leven der gunstgenooten dos Heeren, dat hier is, en eeuwig zal zijn het groote opschrift van de behoudenis hunner zielen. Is do klacht over weinig ondervinding en gevoelig beseffen van dat alles; Jezus noemt het Zijn genade, die Hij in Zijn hand heeft, aanbieden niet alleen maar ook werken wil, ja staande houden tegen vijanden, ja vermeerderen , ja die Hij eens volmaken wil in de ziel Maar Hjj wil het doen op Zijn tijd. Hij schenkt Zijn genade wel aan de ziel, maar evenwel de vrije bedeeling daarvan, ten aanzien van tijd en trap, houdt Hij voor zichzelven en wie zou Hem dat betwisten, want \'t is Zijn genade. Drukt de ziel de grootheid, de zwaarte, de langdurigheid van de voorgenoemde of andere zwarigheden van welke soort deze ook wezen mochten? O, deze genade is genoegzaam , daar is nu alles in,

-ocr page 228-

180 DERDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADBN.

haar aard on gewicht. O, wat is dit natelaten eeno moeder van veel onbedaardheid en moed-beneming! (o) Hetzij men dit doet omtrent zouden die tegenwoordig zijn, dat men tegen dat vergif niet ras genoeg tegengift zoekt bij Hem, van wien men zeggen zouJes 45:24. (h) Of indien het lang voorledene zonden zi\\n, dat men somtijds ook al ten dezen opzicht niet genoeg gezet is op de gestalte van Paulus, l\'hilipp, 3 : 14 (e) Of zijn hot andere zwarigheden , dat men ze zoo dikwijls (omdat het oordeel verdorven is) of Ie hoog of te laag waardeert O, hoe dikwijls noemt men een stoppeltje, een berg, een verjaagde en al zijn best vliedende vijand, een leeuw op den weg; daar was reden voor ons om te staan naar een stillen cn eenparigen geest, en naar den wortel daarvan, ootmoed en opregtheid , daar was reden om gedurig te bidden met David; schep in mij o God, een rein hart en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest.

(0) Eindelijk zou in dezen ook veel te zeggen vallen van ongcstalte en ongetemperd-heid des lichaams, doch dit ga ik voorbij, niet alsof het geen hand in deze zwarigheid had (want mijzelven aangaande ben ik van het tegendeel verzekerd) maar omdat het mij aan licht ontbreekt, om hier palen te stollen. Daar waren moer andere dingen van te zoggen en dan zou men, geloof ik, do naaste redenen nog misraden kunnen, maar, behalve dat nu dit papier te klein zou zijn; do geneesmiddelen van deze kwaal zouden niet minder ons onderzoek waardig zjjn, dan de oorzaken.

-ocr page 229-

DERDE BRIEF VAN Dy. SICCO TJADEN. 181

O, wat is er in dezen niet al veel voorraad in \'s Vaders huis, wie kan al do besturingen, al de hartsterkingen in des Hoeren Woord opnoemen, al waren er geen andere dan in Psalm 18, 42, Cl, 71, 73 enz. Jes. 40,42, 43, 49. 50, 59, (53 enz Hos 14, Luc. 12, 2 Cor 4, 5 enz. Neem nu maar eens die zoete plaats 2 Cor. 12 : 9, die wij beide ten deele kennen, hoewel nog maar ton deele; wat is daar al niet in dat de ziel moest gaande maken, dat de banden moest breken en de zwarigheid oplossen? Is het zonde, zijn verdorvenheid en afwijking do kwaal? wel hier is immers genade, dat korte woord van zooveel vertroosting en zaligheid, dat eenig en nooit ophoudend beginsel van al hot leven der gunstgenooten dos Hoeren, dat hier is, en eeuwig zal zijn het groote opschrift van de behoudenis hunner zielen. Is do klacht over weinig ondervinding en gevoelig beseffen van dat alles; Jezus noemt het Zijn genade, die Hij in Zijn hand heeft, aanbieden niet alleen maar ook werken wil, ja staande houden tegen vijanden, ja vermeerderen, ja die Hjj eens volmaken wil in de ziel Maar Hij wil het doen op Zijn tijd. Hij schenkt Zijn genade wel aan de ziel, maar evenwel do vrije bedeeling daarvan, ten aanzien van tijd en trap, houdt Hij voor zichzelven en wie zou Hem dat betwisten, want \'t is Zijn genade. Drukt de ziel de grootheid, de zwaarte, de langdurigheid van de voorgenoemde of andere zwarigheden van welke soort deze ook wezen mochten? O, deze genade is genoegzaam , daar is nu alles in,

-ocr page 230-

182 DERDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN.

wij moesten wel begeerig zijn, als we daar niet mede tevreden waren. Maar dan komt ongeloof, twijfelingen, heb ik er wel deel aan, zou het wel voor mij zijn? .Ta, zegt Jezus, Mijne genade is u genoeg; wat zou deze Herder meer doen ? Hij noemt het schaap als bij zijn naam (Maria!) want dit is zeker, dit zegt Jezus in het voorbeeld van Paulus, aan allen, die de gestalte van Paulus, va. 8, deelachtig zijn. Doch twee zaken zijn hier, die de ziel (naar mij voorkomt) zeer wel op te mei ken heeft:

1 Dat, al staat dit nog zoo duidelijk in het Woord des levens , dit haar evenwel niets helpen zal, zonder Christus zelf, die het Leven is. Noch al haar moeite in en omtrent gewone middelen , bidden, lezen, hooren enz., noch buitengewone plichten, als vasten, ge-loften te doen; noch een stoute kloekmoedige geest en eene volle beslistheid des harten; noch den schat van hebbelijke genade die in haar blijft; veel min haar gaven en bekwaamheden enz Want zij zijn Christus niet.

II. Dat evenwel ook de Heere Jezus dit (Mijne genade is u genoeg) tot haar zeggen kan ()jgt; meer dan eenerlei wijze: (a) Of met veel licht, kracht en levendigheid, met veel ruimte, troost en verwijdering in de ziel te werpen waardoor ze dan met geinoedigdheid en geloofsvertrouwen het over kan geven aan Hem. die algenoegzaam is, ja, een vooruitgezicht ontvangt van het einde, dat vrede zal z[jn en sterkte om derwaarts haren weg met blijdschap te reizen. Maar wie heeft dat altijd? denk aan Thabor; wie kan verwachten naar

-ocr page 231-

DERDE liII11-,\'F VAN Dquot;. SICCO TJADEN. ISii

den hemel te gaan, zonder stormwinden in zijn aangezicht, of hij moest zich voorstellen dat bij alleen een weg voor zich zeiven zou gemaakt vinden. (/lt;) Of Jezus zegt iJit opeen meer gewone wijze, als Hij de zaak geeft; en durven wij dit ontkennen? zoo \'t ons anders te doen is om voor üod te leven. Wie trok daartoe van onder eene macht dei\' duisternis, \'t was immers Jezus; wio hield het tegen zooveel vijanden staande tot op dezen dag, \'t was wederom Jezus. Ziet do ziel maar wat veel terug, welke zwarigheden niet al ontworsteld, welke bergen niet al te boven gekomen. ziet ze er maar wat veel op, zij zal kunnen besluiten, was dit mijn leven in mijne eigene bewaring gegeven. \'t was al lang met mij gedaan geweest, maar nu was \'t verborgen met Christus in God, en wat is dat dan anders, dan gedurig van Jezus gehoord te hebben: Mijne genade is u genoeg, (t) Ja eindelijk Jezus zegt dit, zelfs onder kruis en tegenheden enz Zoo was t immers met Paulus. Ü, hoe dikwijls wenscht men verkeerdelijk met Paulus vertroost te worden, zonder den doorn in het vleesch te dragen, de vuistslagen des Satans te gevoelen, en don Heere driemaal, dat is, aanhoudende ie bidden Het was goed in dezen op den Heere en Zijne leiding te zien en te zeggen: het is toch al goed wat uit Jezus handen komt. Het was goed in dezen op zichzelven te zien en te denken, bedelaars moeten zooveel keur niet hebben, het zou al vrij stout in hen zijn, zoo op des gevers gelaat te zien, dat zij daardoor de gave zeer kwamen te ver-

-ocr page 232-

184 derde brief vau d \'. sicco tjaden.

getcn. Mocht dit dan nu ons besluit zijn, hetgeen ook het besluit van Paulus, in het volgende van hot 9Je en in dat heerlijke 10[1|! vers was: „Zoo zul ik dan veel liever roemen in mijne zwakheden, opdat dc kracht van Christus in mij ivone. Daarom heb ik een wclhehaiien in zwakheden, in smaadheden, in nooden, in vervolfiinfien om Christus wil, want als ik zwak hen, dan hen ik machtig.quot; Kom, wagen wij het met zulk een Heeie Jezus, wanneer wij maar recht en eigendom aan Hem mogen hebben en daarin zoeken zeker te gaan; o, dat vervult en verzoet het alles hier, en de heerlijkheid doet het eeuwig. Wij staan immers niet op Zijne krijgsrol om ledig te zijn; laat Hij dan ook geen bezwijkende of deinzende soldaten aan ons hebben Wat is de hemel anders dan een gezelschap van zulken, die alles bij Hem hebben opgezet, en die overwonnen hebben door het bloed des Lams en door het woord hunner getuigenis. De Heere bewerke en verwaardige daartoe u en mij, en Hij stelle tot een banier over ons die algenoogzame genade, waardoor Hij ons on-waardigen, tot biertoe geholpen heeft

Belieft UEd eens aan mij te schrijven, ik heb aan N. N het adres opgegeven. Wanneer UEd. gelegenheid mocht voorkomen, verzoek ik do hartelijke groetenis aan juffrouw Verbeek en mijnbeer Verbeek, gelijk ook aan N. N. en andere bekenden, die den Heere Jezus liefhebben in onverderfelijkheid Hierop noem ik mij Waarde vriendin, UEd. heilwenschende dienaar in den Heere Jezus, Sicco T.iaden. Groningen, den 12 November 1718

-ocr page 233-

DERDE BRIEF VAJf D0. SICCO TJADEN. 185

P.S. Ik had dezen al lang geschreven gehad, doch werd wederom eenigen tijd gehinderd in hem over te kunnen zenden. Op den 29 | November ben ik beroepen tot predikant in de Nieuwe Pekel-A, eene plaats gelogen op de grenzen dezer provincie, waar de men-g schen boven anderen wild, woest en ongetemd S zjjn; ik wensch dat Jezus het beroep mag | goedkeuren, mij bevestigen en ook in dezen ï? tot mij zeggen; Mijne genade is u genoeg, | want Mijne kracht wordt in zwakheid volbracht. Ik verzoek dat UEd bij gelegenheid de groetenis gelieft te doen aan dquot;. van dor Kluit en zijn eenv. dit mede te deelen De i Heere zij mot ons.

VIERDE BRIEF

Mijn Heer en hnrlelijlc (/diefde Vriend, in dien gronten en wonderlijken Heere Jezus, die ik wensch dn! aan UEd. en mijn ziel dierbaar zij lol in der eeuwigheid.

Groningou, 27 December 1718,

Het is door menigerlei onverwacht overstelpende bezigheden geweest, dat ik niet eerder (als nu door dezen) UEd, verwittigen kan dat ik op den laatstgeleden 29 November, beroepen ben tot predikant in de Boven Pekel-A, eene plaats gelogen op de grenzen dezer provincie, waar do menschen (zoo ergens) wel gedoopte heidenen genaamd zouden mogen worden, en in vele opzichten bij gebrek

-ocr page 234-

186 VIERDE BRIEF VAJJ D0. SICCO TJADEN.

van waarschuwing naai\' het verderf gaan, en daarom is het ook dat er werk voor mij of liever voor den grooten Heere Jezus zal zijn, als het Hem (gelijk ik hoop) believen zal mij te bevestigen, en mij, mij te verwaardigen om een gezant van Hem te zijn en in Zijn Naam, in Zijn bloed, den vrede aan te bieden aan doodwaardigen. Ik ben een arme en ellendige wurm, tot alles onbekwaam, alleen daar bekwaam toe, dat eene souvereine en vrije genade aan mij en (belieft het den Heere) door mijn dienst aan anderen wonderbaar worde tot in de eeuwigheid. Ü, dat Hij die de banier draagt boven tien duizend, de deuren voor mij wilde openbreken, de grendelen ter neder werpen, den aanstoot uit mijnen weg nemen, en tot mij niet alleen zeggen volg mij na, maar er ook bij doen: Jk zal u vis-schers der menschen maken; daar wenschte ik op aan te gaan, daar wenschte ik het op te wagen, op dat: Ik zal het u maken. O, dat Hij mij daartoe schenken wilde de gebeden van de Zijnen (die lust hebben dat Sion gebouwd worde, en dat des Konings Naam, waar het zij, en door wien het ook zij, van kind tot kind worde voortgeplant) dat ze met mij en voor mij onwaardige mot hten roepen : de vrijmoedige en vrijwillige Geest ondersteune hem, opdat hij die overtreders Uwe wegen mag leeren, en opdat die zondaars zjch tot U mogen bekeeren. ik heb vele bezwaren gehad en heb er nog, maar de wijze Heere Jezus heeft tegen die allen een goede en beproefde raad voorgeschreven in dat eene Matth. 10: 24, 25. Hebt gij eens lust eu tijd, waarde

-ocr page 235-

VIERDE BRIEF VAS D1. SICCO TJADES. 187

cn zeer lieve vriend, en geeft de Heere eens gelegenheid , om herwaarts over te komen en mij op mijn plaats (op welke ik denk dat nog voor eene weduwe, gelijk men het hier noemt, een genadejaar zal wezen) te komen zien, o, het zou mij van harte lief wezen en de beide dquot;. Eyssouius, UEd. en ook mijne vrienden, zijn niet verre van daar, men kan op één dag heen en weder van mijne plaats op de hunne komen.

Ik verzoek de hartelijke groetenis, too-weneehing van genade en mededeeling van hetgeen de llecre in dezen aan mij gedaan heeft, aan UEd. liefste, mijnheer van Eek, de heeren Held cn anderen die des Heeren zijn. Na toewensehing dat do lleere Jezus ons door deze woestijn vcere. en ons eens (kan \'thier niet zijn) aan het einde van den-zelven bij elkander brenge, om voor eeuwig te bekennen, dat Zijne getrouwheid over ons ondoorgrondelijk was, noem ik mij

maaide cn zeer lieve vrieml, m den ilierlmren Jezus, UEd. alle heil wenschende dienaar en vriend SlCCO ÏJADEN.

VIJFDE BRIEF Ann A\'. iV

Groningen, den 19 Jan. 1710.

Ik wensch in dezen op den lleere te zien. die de plaatsen van onze woning bepaalt.

-ocr page 236-

188 VIJFDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN.

als het Hem belieft door Zijn vrijwilligen Geest mij te ondersteunen, dan zal ik die over-treders Zijne wegen leeren, en die zondaars zullen zich tot Hem bekeeren Jezus is het, die de deuren voor mij moet openbreken, de sloten en grendelen ternederwerpen en mij bevestigen, en daar is Hij machtig toe, die den sleutel Davids heeft. Ik wensch genade om nu en van nu voortaan mijzelven meer en meer te kennen , als tot alles onwaardig en onbekwaam; alleen daar bekwaam toe, dat eene souvereine en vrije genade aan mij en belieft het den ITeere, door mijn dienst aan anderen wonderbaar worde tot in de eeuwigheid Terwijl ik dit schrijf, denk ik al vast, wat zou het een voorrecht zijn, een gezant van Jezus te zijn en van Hem commissie te hebben , om uit Zijn naam den vrede met Ood aan te bieden aan doodwaardigen ? En dat niet alleen, maar ook zelf geproefd te hebben van deze Levensfontein, om te kunnen zeggen: hetgeen wij gezien, gehoord, aanschouwd en met onze handen getast hebben van het Woord des levens, dat verkondigen wij u. Immers wie zou niet wenschen zelf den Koning eerst te zien in Zijne schoonheid, Zijne zielverrukkende hoedanigheden van nabij te beschouwen, te bevinden dat Hij blank is en rood en de banier draagt boven tien duizend , om zoo met dat gezicht ingenomen aan het werk te gaan en zondaren toe te roepen : gewisselijk in den Heere Zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zult gij komen. Wie zou geen lust hebben om met zulk een gezicht van Jezus lievenswaardigheid onder

-ocr page 237-

VIJFDE BRIEF VAN Dquot;. SICCO TJADES. 189

een levendigen indvuk van het gewicht dier zielen, die voor een eeuwigheid geschapen zijn, zulken die anders bij gebrek van waarschuwing naar het verderf zouden gaan, te omringen met uitnoodigingen en betuigingen dat zij zich toch wenden mochten naar Hem, die men bij bevinding wist, dat zoo eindeloos waardig was om gezocht te worden! En keeien wij het eens om, beschouwen wij het eens van een anderen kant, wie zou niet schrikken, mijn heer en waarde neef, hier te loopen zonder gezonden te zjjn . dit werk te willen aanvaarden zonder daartoe goedkeuring van den Heere Jezus gezocht of verkregen te hebben ? In het werk zelf, indien het zoo genaamd zou mogen worden, nergens minder dan om van Jezus licht, Geestesinvloed en besturing te ontvangen, verlegen te zijn. O, regt ellendig en onzalig werk der bediening, van hetwelk Jezus geen alpha en omega is Wat heeft zulk een leeraar om er op terug te zien in een duisteren dag ? Wat moet hot niet vreeslijk zijn zich aangeboden te hebben, om anderen voor do strikken dos duivels te waarschuwen en zelf daar nog in verward te zijn ? Dat zoo be-schouwenswaardig voorwerp. God in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, aan verloren gaande te zullen aanprijzen en in-tusschen zelf nooit gekomen te zijn met liet vonnis des doods over zijn ziele geveld; ja, zich maar te vergenoegen met een geraamte dier waarheden in de hersenen geplant, zonder aanhoudend gezet te zijn op derzelver ziel-heiligende en vrijmakende kracht, tot overgave van zichzelven om voor God te leven! Hoe kan

-ocr page 238-

190 VIJFDE BRIEF VAN Dquot;. SICCO T,JADENquot;

hot zulkon smarten, dnt Jezus zoo weinig trek heeft, bij degenen die onder hun opzicht zijn, daar zo zelve wel zouden vragen: wat is uw liefste meer, dan een ander liefste? Hoe kan er zoodanige toeleg zijn om zorgolooze, on op datgene, dat geen Christus is, rustende zondaren, in dit hun zielsbedrog te ontdokken, daar ze nooit in een ernstige toekeer tot zich-zelven vraagden: wat moet ik doen om zalig te worden ? En is het verschil hier al zoo I groot tussehen deze en die, welke Christus | zijnde, Christus Christo prediken, hoe groot 1 zal het hier dan niet eens zijn, als de voor- 1 hangsels des tjjds gescheurd , de gordijnen opgeschoven, al de geheimenissen aan den 1 dag zullen gebracht worden ? Wiens zie! zou niet beven als ze ingeleid werd om te beschouwen, wat het zijn zal voor zulk een leeraar, die zich onderwond en op zich nam, een voor hem zelvou onbekenden Jezus, ambtshalve aan anderen bekend te maken. in dien tockomstigeu dag uit zijn droom te ontwaken O, hoe vreeslijk zal het hem zijn, voor dienzelfden Jezus, die hier mot hart en wandel sterker verloochend , dan met woorden gepredikt werd, voordienzelfden Jezus nis rechter te moeten verschijnen, en daar anderen den loon der getrouwen ontvangen, ta moeten hoeren niet alleen dat gaat weg van mij, maar ook nog daarenboven zooveel arme zielen op zijn rekening te zien gesteld, en onder een on dragelijk verwijten van deze verlorenen aan hun bloed schuldig te worden verklaard in der eeuwigheid. Voor mij, ik wensch van dit onderscheid der leeraren in hunne zending.

-ocr page 239-

VIJFDE BRIEF VAST D0. SICCO TJADEN. 1 9 I

talte. gedrag on verwachting op die stand-ats, die de Heero des oogstes mij heeft gewezen, te zijner tijd een levendigen en bijjvenden indruk om te dragen en met Ike of dergelijke spiegels niet alleen het os van Nederlands leeraren, om te weenen .t de zon over hen schijnt te zijn onderegaan, maar bovenal mijzelven te vergelijken.

Ik hoop niet mijn eerw. neef, dat het TJEd. reemd zal dunken, dat ik niet zoodanig een tof UEw. ontmoet; ik schrijf aan een leeraar, die wel op een ander gedeelte van Jeruzalems ^muur. maar evenwel tot geen ander werk dan dit geplaatst is. Onze onderlinge vriendschap en bloedverwantschap geeft mij deze vrijheid .Ta do wensch en begeerte die ik heb, dat wij beide in dien dag onder de leeraren mogen zijn die niet beschaamd worden, verplicht er mij toe ïot ons beiden heeft Jezus gezegd en zegt het nog op dit oogen-blik: Ik weet uwe werken; ons beide roept Hij toe: ziet Ik kom haastelijk. Wat zouden wij en tegelijk die arme zielen die ons zijn tOBvertrouwd gelukkig zijn, enz.

ZESDE BRIEF.

Waa/de en veel ijehefde vrivml in den iher-haiTn en (]elroiiiven lleere Jezus, die il; wensch dut van nu vnnrlaan de hund van onze vrieudschnj) mug zijn, e:i dul ons leven me!Hem Uiurj vevhovfjen zijn in God.

Groningen, 4 Maart 1719.

Toen ik TJEd. laatsten brief ontving, heb ik een en andermaal gedacht aan zulk

-ocr page 240-

192 ZESDE BRIEF VAN Dn. SICCO TJADEN.

een leeraar, als UEd schrijft dat te Nieu Nederland noodig zou zijn, maar te vergeef aan den eencn kant, omdat die twee ho danigheden, die UEd. brief in een leeraar di( plaats (en dat met recht) vereischt, hier zo gemeen niet zijn; aan den anderen kant ook omdat diegenen waarvan men die beide no; zou mogen hopen, tot het aanvaarden vat zulk een reis geen gelegenheid zouden hebben Als ik hierop nu dacht aan UEd. te antwoorden, dat ik niemand wist, zoo is mij gisteren (door eene bijzondere voorzienigheid) dit voorgekomen. Op zekere plaats zijnde, hoor ik, dat dienzelfden dag een predikant uit Oostfriesland, naar Enkhuizen was gepasseerd, om daar de conrectorsplaats in de latijnsche scholen te bokleedcn, die hem, gelijk mij gezegd is , door do aanbeveling van professor Mark en professor van Leeuwen (onder welke hij ook te Lingen gestudeerd heeft) was opgedragen geweest. Ik hoorde daar benevens dat sommigen hier in zijn gezelschap zeer waren opgewekt geweest, en dat buiten zijn weten (na dat hij al was vertrokken) van hem ook gesproken was bij dom. Bieruma, een predikant van deze stad, die ook aangaande Nieuw-Ncdorland een brief van Amsterdam gekregen heeft en op heden, meen ik, van hem schrijft. Indien UEd. nu nog gelegenheid had, om het goede van die plaats te zoeken, deze Dn. EnjUnkhuizen (zoo hoor ik, is zijn naam) zou mogelijk een zeer gepast onderwerp daartoe zijn; ik ken zijn eerw. wel niet in persoon, dewijl hij van eene andere provincie is, maar ik hoor van meer dan een,

-ocr page 241-

ZESDE BRIEF VA!* Dn. SICCO TJADEN. 193

waar men al wat staat op zou mogen maken, getuigen, dat hij in godsvrucht beproefd, ja teeder zou zijn: en wat de waarheid aangaat, ik hoor dat hij ook daarin rechtzinnig zou wezen, althans niemand weet het tegendeel. Dn. Eyssonius (die ik hoor dat zijn bijzonderen vriend is) zou UEd. als er zooveel tijd was, van dit alles nader bericht kunnen geven; of liever, opdat UEd. en meteen diegenen wien zulks verder aangaat, in eene zaak van dit gewicht het zekerst zouden mogen gaan. Enkhuizen is zoover van Amsterdam niet, of daar zal wel dagelijks gelegenheid wezen, om hem zelf te ontbieden.

Wat is het treurig, waarde en veel geliefde vriend. dat in een land, aan hetwelk de Heere zooveel kosten gedaan heeft als Meder-land, de getrouwen zoo dun gezaaid zijn, ia het bijzonder onder diegenen die ambtshalve op zich zouden nemen de trouweloozen te ontdekken, en dat bij dat alles nog zulk eene ongevoeligheid is, dat den meesten hunner geen zaak zoo vreemd zou dunken, dan to vragen of een leeraar waarheid en godsvrucht ;,:konde, voorstond en beminde. Ik donk dat ■;hetgeea UEd. schrijft van dat Nieuw-Neder--.jland en zijn begeerte naar zoodanig een, op •eene bijzondere wijze tot beschaming moet .zijn van dit ons Oud-Nederland, hetwelk van dag tot dag zoo nieuw wordt in leer, als het veroudert in zeden, wie weet wat do Heere met ons voor heeft? Ik wensch dat mijn ziel\' door dit alles mag worden gaande gemaakt, om te meer haar banden bij Jezus 1 vast te maken. Hem achteraan te kleven,

-ocr page 242-

194 zesde brief van d0. sicco t.1adex.

Zijne zijde te kiezen, omtrent Zijne zaak met zoovele tijddienaars niet onverschillig te zijn, maar door den ijver van dat huis Gods, dat dagelijks zoo verontreinigd wordt, al haar zin, gemak en lust, ja zichzelven verteerd to krijgen; ik geloof het zou een eindeloos voorrecht zijn; maar een recht levendig, bijblijvend en geworteld gezicht hiervan, ontbreekt mij, doch ik hoop te zeggen en te blijven zeggen: Heere, leer het mij; en ik weet niet beter of ik bouw op dien steen, die daartoe in Sion gelegd is.

Ik wensoh dat de souvereine en wijze Heere, (JE. en ook mijn weg zoo besture, dat wij eens aan het einde van denzelven de kroon voor Hem mogen nederleggen en uitroepen; door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt. Noem mij

Waarde en veel geliefde vriend, UEd. heilwenschende in den Heere Jezus, Sicco Tjaden.

ZEVENDE BRIEF.

Zeer waarde en dierbare vriend in dien Heere Jezus, die in Zijne liefdewaar-digheid en liefde, dezelfde is lol in alle eeuwigheid.

Groningen, 28 April 1719.

Als ik mijne oude en groote schuld van niet te schrijven zou beginnen af te doen, dacht mij deze gelegenheid, die nnj nu voorkwam, niet te moeten laten voorbijgaan. De

-ocr page 243-

ZEVENDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADENquot;. 195

jongeling, die de brenger dezes is, naar Amsterdam gaande, om zich aldaar bij zijne vrienden P een week of twee op te houden, had begeerte om in dien tijd met een of andere vrome inensehen te spreken en verzocht mij of ik hem hierin kon te recht helpen. Heeft UEd. of iemand van de andere vrienden daar gelegenheid toe, daar zal denk ik wel wat in hem gevonden worden, waarvoor de Heere gedankt moet worden. Hjj is niet van de vrijmoedigste, hij moet aangesproken worden; het gezicht van de oogen zijns lichaams is zwak en zeer klein, roaar evenwel, ik twjjfel niet of hij ziet.

Tot antwoord op UEd laatsten, voeg ik er nu nog bij (doch kort) dit navolgende. Het begint met gelukwensohing over de overwinning, die de Heere Jezus op mijn ziel behaald heeft. Gelijk mijn ziel alleszins redenen heeft om te wenschen, dat hetgeen UEd. schrjjft, waarheid zij en meer en meer worde; zoo hoopt ze het ook, en zoo ik niet beter weet, heeft Jezus het bevestigd, en (hoewel ik sedert eenigen tijd in eene meer doodige gestalte ben, dan wel te voren) de getrouwe Jezus bevestigt het nog dagelijks, met mij (al is het nog zoo gebrekkelijk) te doen ge-looven, dat Zijne volheid voor zulk een ledige en wederhoorige, als ik ben, alleen gepast zou zijn; met mij te doen begeeren, om van nu voortaan mijn weleer zoo dwalend en op zoo veel [nietigheden afgesloofd hart en begeerten, eensquot;, recht op Hem alleen te zetten, met mij nu en dan, in smart dat ik hier nog zoover af ben, Hem al vast te doen toeroepen: Heere Jezus, volvoer Uw werk in mij, en sterk aan

-ocr page 244-

196 zevende brief van d0. siccotjaden.

mij wat gij gewrocht hebt! En is dit zoo, ik wensch dan dat van degenen die hier over met mij blijde zijn, en boven al van mijzelven mag worden uitgeroepen: De eer van deze overwinning komt Jezus toe. Het is waar, daar zijn menschen die in den tijd mijner omzwerving mij aangaande gewenscht hebben: och dat deze werd terechtgebracht! de Heere wensch ik nu te zeggen, zij hun genadig! Maar Jezus heeft do pijlen bestuurd, Jezus heeft ze scherp gemaakt, Jezus heeft ze doen treffen in \'t hart van zulk een vijand als ik was, ja de overwinning is zooveel te grooter, omdat de tegenstand zoo sterk was. Als ik nog eens terug denk op dien tjjd. dat ik TJEd. eerst te\'s Gravendeel ontmoette, wanneer de Heere, die wist wat Hij mot mij voor had, den weg van mij, vreemdeling, derwaarts bestuurde, wat zijn er van dien tijd af aan, niet al banden van mij verbroken, waarschuwingen op mijn hart afgestuit, wat niet al vonden van mij gezocht, en overtuigingen uitgebluscht, of laat ik liever zeggen, tegengestaan; ja eindelijk, in welke gevaren ben ik niet al geweest, in welke gladde plaatsen heb ik niet al gestaan ? Welke vreeslijke klippen ben ik toen al niet voorbij-gevoerd ? hiervan weet ik de getallen niet. Had Jezus op dit alles Zijne hand eens thuis gehouden, of mij aan mijzelven gelaten, wat zou er wol niet een instrument des duivels tot zielemoord van my geworden zijn ? wat zou mijn einde dan wel niet vreeslijk zijn geweest? maar neon, dit moest zoo niet zijn. En waarom niet? Hier wenscht mijn ziel stil te staan, in deze vraag wenschte ze zichzelven

-ocr page 245-

ZEVENDE BRIEF VAN Dn. SICCO TJADEN. 197

te mogen verliezen, totdat eens de kroon voor Hera die op den troon zit, neer te werpen uit vrije genade, haar eeuwig werk zal zijn. Terwijl ik dit schrijf, denk ik al vast, gelijk ÜEd, raad is in UEd laatsten, wat zou het niet noodig zijn en betamelijk voor zulk een zijne ziel veel op te wekken, om op deze dingen terug te zien? O ja, het zou gewisselijk ook meer mijn werk zijn, indien ik niet zulk een onopmerkend, ondankbaar, ougeloovig, ja Godverlooohenend hart had; en wat zou mij dat dan mijn nieuwe en zoete post, die Jezus mij heeft aangewezen, dierbaar doen worden? Wat zou het niet wonderbaar in mijne oogcn zijn, dat ik commissie gekregen heb om juist tot dezulken te gaan, en hun de boodschap te brengen, dat Jezus machtig was om te verlossen; en geloofden ze het niet, wederstonden ze, ik zou niet alleen kunnen denken, zulk een was ik ook eertijds (gij kent het hart eens vreemdelings, omdat gij zelf een vreemdeling zijt geweest in Egypteland) maar ook het zou mij dan wel te pas kunnen komen, hier geloof uit te trekken, 1 Tim. I : 1G en (het ging dan hoe het ging) uit mijn eigen voorbeeld te besluiten , dat Jezus do kunst heeft om hoogten ter neder te werpen en te heerschen in het midden Zijner vijanden. Op zulk eene of dergelijke wijze voel terug te zien, dat zou, denk ik, niet te veel kunnen geschieden, en dat moest het zijn , mijnheer en zeer waarde vriend, maar helaas, zoo ik ergens reden heb om uit te roepen : Heere, doe verzoening over mijne verkeerdheid en gedenk mijner

-ocr page 246-

198 zevende brief van dn. sicco tjaden.

ten goede, zoo heb ik het in dezen deele. Ik vind meerendeels een ander terugzien, op de uren, dagen, weken, maanden en jaren, die voor het grootste gedeelte in de ijdelheid, of niet waardige dingen na te jagen doorgebracht en verkwist zjjn dan op zulke tijden, en dit maakt mij dan dikwijls in menigerlei opzichten zeer moedeloos, bijzonder als ik zie dat ik boven vele anderen gelegenheid heb gehad, om menigerlei voorraad op te doen, en als ik dan denk, de gemeente Gods lijdt er nu bij, want om harentwil had ik dien tijd ontvangen enz. O wat zal het niet vreeslijk moeten zijn voor diegenen, die in eene rampzalige eeuwigheid, eeuwig terug zullen moeten zien, op kwalijk bestene uren dei-zaligheid. Omdat TEd. gezegd hebt, nu en dan wel eens te willen schrijven, (gelijk zulks ook do wensch van mijn hart zou zijn) en omdat ik denk, dat het raadzaamst zou zijn alsdan een gezet stuk, hetzij eene bijliggende zwarigheid of iets dergelijks ten onderwerp te nemen, zoo zou ik verzoeken dat het UEd. believen mocht (naar de Heere deed voorkomen) op dit laatste eens wat in het bjjzonder te antwoorden.

Waarde en zeer dierbare vriend in den Heere Jezus, ik wen.ich da! Zijne qenade en vrede mei UEd. zij op alle wijzen.

Sicco Tjaden.

1

-ocr page 247-

ACHTSTE BRIEF VAN D0. SICCOTJADEN. 199

ACHTSTE BRIEF.

Mijnheer en dierbare vriend, op wieu de Heere Jezus mij eene heirekking gegeven heef!, die ik viensch dat Hij ook bevestigen mag in vrije genade.

Groningen, 29 Augustus 1719.

Op heden komt Dn. Frijlinkhuizen hier van Embden en moet moigen te 8 men wederom vertrekken, wel spoedig tegen mijne en dei-vrienden verwachting, maar evenwel genoodzaakt (gelijk UEd. weten zal) door de komst van het schip uit Nieuw York. Ik heb hetgeen UEd. mij verzocht had, aan eenige weinige en de meest vermogende van de vrienden voorgedragen, en het is ook nog niet geheel ongezegend geweest. In onze stad (nu dooide hand van een getergden God aangeraakt, en mot vurige en vreeslijke koortsen be zocht) is tegenwoordig veel te geven, en de ellende en verarming is hier veel grooter dan het mededoogen en de ontferming, of ook mogelijk bij velen het vermogen om deelen te zenden aan degenen voor wie niets bereid is. Wie onzer weet wat de Heere nog met ons voor heeft? Wij versmelten door middel van onze ongerechtigheden Do slaande engel is nog tot hiertoe ons, onze huisgenooten en nabestaanden voorbijgegaan, maar ons ontbreekt een hart en oogen, om recht op dien God te zien, die door Zijn roede tot ons nu spreekt en roept, dat wij zoo dikwijls en diep van Hem afgeweken zijn; doch ik hoop en denk dat er ook nog onder de onzen zijn,

-ocr page 248-

200 ACHTSTE BRIEF VAN D0. SICCO TJADENquot;

wier oogen (hoewel zeer beneveld) naar eene schuilplaats zien

Wat mijzelven aangaat veel goeds aan mij te schenken, dat is des Heeren werk en dat dan wederom te verkwisten en aan alle kanten te gaan verderven, dat is (helaas!) mijn werk; ik zie somtijds wel dat het nu een tijd is om zijne stukken en blijken over te zien, en als ik dan (maar o zoo flaauw) aan het werk ga, dan houd ik doorgaans nog al moed, omdat cr zoo een Jezus is. die gezegd heeft dat Hij een vuil en stinkend hart reinigen wil. maar meteen is er dan ook veel, waaruit ik besluiten moet, dat ik nog weinig weet wat zelfkennis en kennis van den Heere Jezus is En dit is het evenwel dat ik mij zou onderwindei; ambtshalve aan anderen te prediken (de tijd nadert al vast, ik heb veel van noode mijn lieve vriend) en als het dan heel wel gaat in dit te beschouwen, dan krijg ik wel eens zin, in zoo iets van die gestalte van Jesaia, in dat; zvec mij, ivanl ik verga, dewijl ik en:-.

Ja even ditzelfde was het ook, waarvan UEd schreef in UEd. laatsten dat ik eens antwoorden zou , t. w. wat zelfkennis, nederigheid en verloochening was. Behalve dat mijn tijd nu zeer kort is, zoo antwoord ik daarop:

1. Ik schreef onlangs (in mijn laatsten aan UEd zoo ik meen) over eene mij bijliggende zwarigheid, indien UEd. nu deze vraag niet met eene andere vraag beantwoorden wil, zoo verwacht en verzoek ik daarop nog antwoord!

2. Ik sta toe, dat er (gelijk UEd. schrijft)

f

T

-ocr page 249-

ACHTSTE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 201

een ruim veld was, om over de voorgemelde stof iets op het papier te brengen (en dat geschiedt ook nog wel in deze dagen) maalais het eens zoo ruim on zoo breed op het openbaar en verborgen gedrag der christenen te lezen stond, o. wat zou bet een kostelijke tijd zijn!

3. Indien UEd. van mij iets door ondervinding wenschte te hooren, dan zou ik beter

\' weten te zeggen wat neerslachtigheid was, dan nederigheid, ik ken beter kleinhartigheid, dan kleinheid des harten

4. Ik begin niet alleen te zien dat het er gemist wordt, maar ook dat ik hot mis, ik zie somtijds ook nog al veel dierbaarheid, bevalligheid en betamelijkheid in zulk eone verloochende gestalte, maar dit kan ik erbij doen, ik hoop het nog eerst te leeren, bij dat volmakend voorbeeld, den Heere Jezus, en als ik dan in die zoete school wat meer gevorderd zal zijn, dan hoop ik nog wel eens weder te schrijven

Hetgeen UEd onlangs van N. N. geschreven hebt, dat wensch ik dat de Heere bevestige en doe doorbreken, tot blijdschap van TJEd en van UEd. liefste, tot behoud van zijn Ed zelf in dien dag der verbolgenheid, en bovenal tot prijs van de alvermogende genade. Indien ik aan zijn Ed iets schrijven kon, zoo zou het (komt mij nu voor) dit wezen: \' onderhandeling met den Heere Jezus maakt een christen. Daar begint hij, daardoor raakt I hij aan \'t werken, daarin groeit hij, daarop stapt J hij over in eene oneindige eeuwigheid Heeft en zoekt onze lieve vriend waarheden en mist /1 hij dit, gewis, hij heeft de ware waarheid

-ocr page 250-

202 achtste brikf van d0. sicco tjaden.

niet, maar ik denk ook aan den anderen kant, heeft zijn Ed. dit en mist hij slechts verzekering, hij mist dan nog Jezus niet, o, wat zou het dan een geluk voor hem zijn, daarin alleen ongelukkig te wezen, dat hij de grootheid van zijn geluk niet wist.

Na toewensching dat de Heere Jezus bij ÜEd. en de uwen woning mag maken, en voortaan van onze vriendschap en liefde, de alpha en omega zijn mag, noem ik mij

Mynheer en zeer geliefde vriend, UEd. heilmenschende dienaar en vriend, Sicco Tjaden.

NEGENDE BRIEF.

Veel waarde heer en hooggeëerde broeder in den graaien Heere Jezus.

Uw Ed. schrijft een brief van dankzegging voor mijn bezoeken van IJw Ed., maar dat beken ik, moest ik gedaan hebben voor Uw Ed. ontvangen, voor het nog zoo beleefd en vriendelijk ontvangen van zulk een als ik was, en al komt mijne dankzegging te laat, ze komt evenwel nog door dezen hartelijk en met dien wensch en bede (zoo ik meen) dat de Heere hetgeen Uw Ed. al van overlang aan mij onwaardige gedaan hebt (in mij terug te roepen als ik het leven ontliep) nog met veel zegen op Uw Ed. mag doen wederkeeren, en behalve dit, zie ik niet welke gelegenheid mij anders tot wedererkentonis is overgelaten, of het moest nog somtijds in geschrift zijn; doch ook dat zou voor mij het grootste voor-regt zijn, te meer omdat ik aan zulk een

-ocr page 251-

NEGENDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 203

schrijf, die zoo getrouw weder schrijft; maar ik ben een dwaas, een trage en trotsche. Hij, die mij best kent, doe er verzoening over en geneze mij.

Ik ben niet lang na mijne terugkomst uit Holland, eenigen tijd wat onpasselijk naar het lichaam geweest, en ik vreesde dat het erger zou worden, en mijne duisterheid omtrent mijne blijken van aandeel aan den Heere Jezus vermeerderde die vrees, doch de Meere heeft mij daaruit gered, (immers ten groeten deele); ik heb Hem mijne wegen verteld en Hij heeft mij gehoord, en dat (o wonder!) na zulk een langdurig af- en omloopen van zulk oen Heere, na zooveel verkwisten van ontvangene genaden en gelegenheden, als ik gedaan heb ; evenwel Hij heeft mij nog wederom hulp gezonden; Hij gunde het mij nog wederom met al mijne dwaasheden door zulk een Jezus tot God te gaan, en dat is zoo Zijn oude trouw. O, die wonderlijkheid van Jezus Middelaarsleven en \' nog durend Priesterdom! O, die gepastheid van Zijn aangeboden levenswater! Daarop mocht mijn ziel toen wederom toetreden Ik nam het en Jezus gaf het mij, o, vrijwillige liefde! Toen kon ik, toen durfde ik wederom pleitredenen bij mijn Heere Jezus te gebruiken, en ondervond toen wat het was, mij op Hem te werpen, om uit mijn wijnstok en leven, leven en sterkte te halen, toen had ik het nog goed, en zoo is de boodschap, die UEd. mij al voor jaren bracht (dat er zooveel verkwikkelijks in Jezus was) toen ook nog waar bevonden; maar het duurde niet lang of ik

-ocr page 252-

204 NEGENDE BRIEF VAN Dn. SICCO TJADEN.

bevond ook, dat men met gevoelige verzekering en zelfs met inwonende genade afgoderij bedrijven kan, en dat er niet te vergeefs in Jezus eene volheid besteld is, waaruit men ontvangen kan, genade voor genade. Doch (ofschoon ik dwaas gedurig wederom ter zijde afloop) mijn Leidsman leeft nog, Ontfermer is Zijn Naam, ontfermen is Zijn werk, Hij helpt mij dan ook nog al wederom te recht op Zijn tijd, en iï[j is te wonderlijker in dit Zijn doen, omdat Hij zooveel in mij ziet, dat anderen nog zoo niet kunnen zien, doch daarom heet Zijne genade eene vrije genade.

Ziet, zoo leef ik mijnheer en zeer gewenschte broeder; en als ik dit geschrevene herlees, denk ik dat schijnt nog al zoo wat te wezen, ja, het is ook groot, het minste zelfs, omdat God het geeft, omdat God het aan mij geeft; maar o, het zwarte, het slechtste (donk ik al vast) als men dat eens schreef, wat zou dat wel voor een brief geven (maar dat schrijft men zoo niet). Hetzjj hoe \'t zij, dat gezet-tehjk en in den trein toeder voor den Heere te leven (dat groote wel, maar ook dat betamelijke en ook verkrijgehjke, zocht ik maar recht!) dat is en blijft nog een rotssteen die voor mij te hoog is De Heere zij UEd. en ook mijn Leeraar in dezen, en zij op alle wijze met UEd liefste en mijnheer van Eek, in het vast aannaderende nieuwe jaar, en doe UEd. ondervinden wat het is in het verwachten van den Heere de kracht te vernieuwen, op te varen met vleugelen als der arenden, te loopen zonder moede, te wandelen zonder mat te worden.

-ocr page 253-

NEGENDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 205

Ik verzoek de hartelijke groete aan haar Ed., benevens dankzegging voor de bewezene liefde en beleefdheden. UEd. gelieve ook bij gelegenheid UEd. moei van Eek, mijnentwege hartelijk te groeten, alsmede mijnheer Held, monsieur Dom en Uouci. Hiermede blijf ik

Uoofi waarde heer en veel geliefde hrorilcr, Uw Ed. l\'allen dienst verpliehle en dankende. Igt; en II.

8. ÏJADEN.

N. Pekel-A , 27 Deo. 1723.

TIENDE BRIEF.

Veel waarde vriendin en zeer gewensehle susler in dien yrooien en vriendelijken lleere Jezus, die gezegd heeft: Ik leef en gij zult leven.

Hot zou mij wel eenigszins ligt zijn deze te beginnen met veel versohooning, over het zoolang achterblijven van mijn antwoord op UEd. laatsten, hetwelk Li Ed. mogelijk al heeft doen denken, dat het op de oude wijze zou gaan. Ik zou CTEd. ook onder anderen kunnen voorhouden, dat er wel andere redenen van mijn niet schrijven konden zijn, dan liefdeloosheid , althans dit laatste meen ik was het niet; maar het zal mij, denk ik, het veiligste zijn deze aan te vangen met een zucht, dat de Heerc (die mij boter kent dan iemand, ja, beter dan ik .mijzelven ken) ovor het zondige van mijne traagheid verzoening doe, en mij genadiglijk gonoze; en hierbij voeg ik dan ook dit verzoek, dat UEd. mij dit al

-ocr page 254-

206 TIENDE BRIEF VAN D0, SICCO TJADEN.

wederom belieft ten goede te liouden. Ik bedank UEd (al is het wat laat) evenwel nog hartelijk, voor de liefde die gij ons, toen wij in UEd. stad waren, betoond hebt, gelijk ook voor UEd. brief, die mij tot verkwikking was, ik hoop het zal de laatste niet zijn. Ik ben na mijne komst uit Holland, naar het lichaam eenigen tijd onpasselijk geweest, doch de Heere, die mij nog draagt door het woord Zijner kracht, heeft mij hetzelve aan eenen anderen kant (zoo ik meen) nog al veelzins ten goede doen werken, terwijl ik in vrees voor verergering van mijne ziekte, aan het weder opzoeken geraakte van mijne blijken van mijn deel aan Jezus, die zoolang (en helaas meer dan al te lang!) waren zoek geweest, In het eerst vond ik een gesloten deur en van rondom een verwarden staat. Ik vond een scheidsmuur, een droeven scheidsmuur, die ik door mijne dwaasheden zelf had opgebouwd ; maar ik vond ook dat zoodra, als ik nog maar als het ware zocht te zoeken, de Heero zich van zulk een trouwelooze, (naar Zijne oneindige en eeuwige trouw) nog al ras wederom wilde laten vinden. O, dat vrij ontfermen! Ik zag wel mijzelven, als een verkwister van zooveel talenten, als een ver-derver van zooveel kostelijke gelegenheden, enz. enz., maar, maar ik zag ook, dat er tegen al mijn kwaad nog raad in den Heere Jezus was, een zee van barmhartigheden,die dat alles verzwelgen kan, en ik wierp mij in die zee, als in eene zee van vrije liefde. Toen kon ik, dat ik in zoo lang niet gehad had, weder pleitredenen gebruiken, bij den

-ocr page 255-

. TIENDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 207

Heere Jezus als de mijne, op de dagen van ouds niet alleen, maar ook op Zijn nog en eeuwigdurend Middelaarsleven, en in het bijzonder ook op die laatste aanbieding (de laatste meen ik van het laatste boek) en van den ge-heelen Bijbel, na hetwelk geen ander woord te wachten is, alsof Jezus daarmede zeide: o, zondaar, hier laat ik het bij, die wil die neme het water des levens om niet, Openb. 22. O, dat wonderlijke, dat gepaste, dat ver-krijgelijke, en zoo om niet verknjgelijk levenswater , dat water tot allerlei leven, dat moest ik toch hebben, dat kon ik krijgen, Jezus zeide het, daarop drong ik en nam het, en Jezus gaf het mij. Hij zelf zou mijn leven zijn, en wee mij ook als Hij het niet wilde zijn! Ik zag toen het schadelijke, het onbetamelijke en zondige, zoo ik meen, van mijn zoo langdurig ongeloof over mijn staat, en kon toen ook met deze zonden tot Jezus gaan om verzoening, ik wenschte toen anders te handelen, ik zag toen dat de hoop met recht eens christens helm genaamd wordt; zoet was mij de plaats Hom. 15 : 13: „de God nu der ho/ie vervulle vliedenenz.

Ziet dit is ook iets, waarde zuster, van des Heeren weg omtrent mij, wegen zooveel te wonderlijker en in het minste zelfs te grooter, omdat zij omtrent mij, zulk een als ik ben, gehouden worden; want als ik nu ook van mijne wegen , omtrent zulk een Heere, niet alleen te voren, wanneer het een langen, (ja wel een langen tijd) als nacht was over mijne ziel, maar ook zelfs nog naderhand, nadat de Heere zoo goed over mij was, als ik

-ocr page 256-

208 TIENDE BRIEF VAN Dn. SICCO TJADËN.

daarvan, zeg ik, ook melden zou, dan zou mijn pen van stijl, mijn schrift van gedaante, en UEd. misschien ook van gedachten (die zeo het schijnt omtrent mij ellendige nog al vrij voordeelig zijn) veranderen; ja deze mijn brief, zou veel zwarter moeten worden, dan de inkt waar ze mede geschreven is Kortom, ik ben een trouwelooze, een die gedurig wederom ter zijde afloopt, en dat is het nog alles niet; evenwel, ihj, in Wiens handen mijn leven besteld is, leeft nog, en daarom, en daarop zal er zulk een als ik ben, ook nog door komen, en Zijne vrije genade zal het groote opschrift mijner zielsbehoudenis zijn. Doch dit bevind ik, dat het in het gemeen niet alleen ligter is te verliezen, dan wederom te krijgen, maar dat het ook nog ligter is na een langdurig afwijken, eene herstelling voor een tijd wederom te krijgen, dan gezette en in den trein teedere werkzaamheden. En daarom die dit heeft raag er wel op studeren, wat Jezus zeggen wil met dat: houd wat gij hebt opdat niemand uw kroon neme.

Ik begeef mij voor het laatste, doch raaar kort, tot beantwoording van uwen brief, daarin vordert UEd. dat ik schrijven zal welke raad er is tegen die zich overal inmengende zelf-zoeking.

1 Ja welke raad? waarde zuster, hot scheelt mij daar ook, en o. mogt ik maar recht zien, en meer en meer zien dat het mij daar scheelt!

2. Als UEd. het met schrijven van mij ellendige krijgen zult, dan zou ik u beklagen

-ocr page 257-

TIENDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN. 209

moeten, dat mijn brief zoo laat komt, doch ik weet wel hoe gij het meent.

3. UEd. woont in een stad waar.... of laat ik liever zeggen, waar de hemel open is en geloovig gebruik maken van den Heere Jezus, is de sleutel van dien hemel, de sleutel van uw Jezus hart.

4. Het was mij evenwel nog ligter, veel daarvan op het papier, dan een weinig daarvan in beoefening te brengen. Het was mij ligter, denk ik, zoo en meer brieven te schrijven tegen de zelfzoeking, dan een te schrijven zonder zelfzoeking

5. De Heere leert het u immers, door Zijn eigen wegen van tegenstand enz., zooveel te wonderlijker, zooveel te Goddelijker, omdat ze hiertegen zoo strijdig schijnen, gij zijt immers in die zoete school, waar men wel niet alles te gelijk leert, maar waar men evenwel ook niet uitkomen zal, of men zal deze les hebben uitgeleerd : wie is een Leeraar gelijk Hij?

6. En moet ik nog iets nader tot de zaak zeggen, twee dingen zou ik denken dat inzonderheid voor UEd. en mij noodig zijn.

1. Terdeeg kennis te nemen van den vijand, en

2. Daartoe nader kennis maken met dien Held, bij Wien daartegen hulp besteld is; want wat zijn er in dezen voor de besten zelfs, niet nog al voorhangsels op te schuiven , in het kennen van zulk een Heere Jezus.

A, quot;Wat het eerste aangaat, het zou goed wezen te staan naar eene uitgebreide en tot zichzelven keerende kennis van deze zonde in deze bijzonderheden.

14

-ocr page 258-

210 TIENDE BRIEF VAN Dquot;. SICCO ÏJADEN.

1. Tn hare veelheid, o wat zijn er al leden, al teedere aderen en zenuwen van dit lichaam der zonde!

2. In hare verdoemelijkheid en schuldma-kende kracht.

3. In hare vuilheid en walgelijkheid, \'s Ko-nings vijanden worden aangehouden, wat is onbetamelijker ?

4. In hare gevaarlijkheid, als zij eerst vat krijgt, zij wil niet met een kleintje te vreden zijn; zij wil haar vrijen gang niet alleen hebben, maar zij wil loopen, zij wil niet slechts loopen, maar zij wil hollen; bij voorbeeld, zoo het niet door wat anders gestuit werd, de minste oploopendheid zou een doodslag, de minste gierigheid onderdrukking, het minste ongeloof Godverloochening worden; en daarom deze zonde in hare beginselen te leeren kennen en aanstonds aan Hem aan te brengen, die Zijn gebied over de ziel met geen ander deelen wil, zou geen klein voordeel tegen haar zijn

5. In hare sterkte en hardnekkigheid: zij laat zich zoo ligt niet uitwerpen, zij is ons te na verwant, en heeft te menigerlei voordeel op het huis, met al zijne deuren en vensters is het open van buiten en de dief van binnen, nu dient er gewaakt te worden aan alle kanten, want deze zonde woont in ons en ze omringt ons ligt.

6. In de menigerlei wegen, waardoor de ziel voordeel verkrijgt.

7. In de menigerlei schuilhoeken dezer zonde, die om den tegenstand te ontgaan, wel eens een ander (en somtijds wel eens

-ocr page 259-

TIENDE BRIEF VAN D\'1. SICCO T.IADEN. 211

een mooi) gewaad aantrekt, hetzij van nederigheid, teederheid, voorzichtigheid of ijver enz.

8. In hare bedrieglijkheid en menigerlei misleiding van de arme ziel, dan eens door zich sterker aan haar voor te doen dan ze is, om haar door veel geraas en alarm moede te maken, dan ook wederom wel eens, door zich als een zwakke of overwonnene voor te doen, terwijl zij zich als te slapen legt, of zich in plaats van ten onderbrengen zoetjes verleggen laat en dus (de oorsprong dezelfde blijvende) een anderen loop krijgt, en dit alles om den slag te ontgaan, en de ziel gerust te stellen, welke en meer andere krijgslisten van deze onze vijandige schijnvriendin, daardoor wel te meer onkenbaar worden, maar daarom evenwel niet minder gevaarlijk zijn.

Doch dewijl ik tegen mijn eigen en eerste voornemen, aan UE. in deze diepte (ja wel eene diepte) mij nog dus vervoeren laat zoo denk ik nog al vast het waar te zijn , dat het eigen zich vrij ligter beschrjjven dan bestrijden laat, alhoewel het ook nog ligter te bestrijden dan ten onder te brengen is, en meteen

B. Om van het tweede dat overig was en dat in dezen strijd wel het voornaamste zou zijn, te weten hoe tegen dit alles geloovig en daarom ook gelukkig hulp te zoeken zij, in den grooten Heere Jezus, die zulk eene volheid van macht, van recht, van licht, van goedwilligheid, tegen dit alles niet te vergeefs heeft, dat er zeg ik, om daarvan te melden, op dit papier geen plaats en voor mij geen tijd zal zijn; trouwens gij hebt ook zulk een Oversten Leidsman en Voleinder des geloofs,

-ocr page 260-

212 TIENDE BRIEF VAN Dquot;. SICCO TJADEN.

en daar moogt gij wel blijde mede wezen, die u dit alles wisser en beter zal leeren dan ik ellendige; en behaagde het Hem ook dit geschrevene daartoe eenigzins te zegenen, ik gun het u, Hij geve het u en geef gij er Hem dan de eer van, en heb medelijden met zulk een, die zoo weinig helaas! verstaat van hetgeen hij tot anderen preekt, spreekt of schrijft, de Heore zij ook mijn Ontfermerin dezen! Wat u aangaat, grijp moed waarde; daar is er een die er u wel door zal voeren, doch op Zijn tijd, men noemt Zijnen naam Wonderlijk! Smeek Hem dat Hij ootmoed en grootinoed uw sieraad en sterkte doe zijn. En o kreeg ik het ook! Intusschen zou ÜEd. en ook mij, zoo mij voorkomt, zeer teraden zijn, zeer te staan naar Davids gestalte en woordenwisseling die hij meer dan eens met zichzelven hield. Ik heb het oog op Ps 42 : 6 en 12, en Ps. 43 : 5. Vraagt gij nu welke raad daartoe is, ik antwoord, was ik het bestek van eenen brief niet reeds te buiten gegaan, en liet mijn tijd het toe, ik had wel lust om daarvan nog iets te zeggen, doch Davids God leeft nog, en Hij zij onze Leeraar in dezen Ik besluit dan alles in drie woorden.

1. Zoek nooit bij de wet, wat alleen in het Evangelie is.

2. Zoek nooit bij uzelven wat in den Heere Jezus is.

3. Zoek nooit hier op aarde, te weten als een merkteeken, om uw staat er uit op te maken, wat alleen voor den hemel zijn zal. Eilieve, schrijf mij haast eens wederom en beantwoord uw eigen vraag eens, of geef

-ocr page 261-

tiendk brief vax dquot;. sicco t.taden. 213

mij vrijheid om u ook eens te vragen, welke raad toch wol tegen zelfzoeking is, want UEd. weet dat is zoo geen temperameutzonde, waaraan maar een of ander kwijnt, maar een gemeene kwaal, waar ze allen mede be-hebt zijn, en een kwaal waarvan veel te zeggen valt; of liever in het bijzonder schrijf mij eens, waaruit UEd. dunkt, dat men wel zou kunnen opmaken, dat het zich zoo overal inmengende eigen, evenwel niet hot eenige of heerschende beginsel onzer werkzaamheden was, ik zal mij mogelijk dan nog wel eens wat breeder uitlaten, enz. enz.

Sicco Tjaden. ELFDE BRIEF.

Veel waarde en ho jggcëerde vriendin en zuster, ja moeder in onzen (poolen en onveranderlijl\'cn Heere Jezus.

Nieuwe Pekel-A, 30 Dec. 1723.

Ik kom UEd. bij dezen bedanken, voor UEd. liefde , die ons toen de Heere UEd. ons onlangs ontmoeten deed, is betoond geworden, de Heere doe alles wat UEd. ooit aan mij onwaardige gedaan heb met zegen op UEd. wederkeeren, fly make het overige van uwen weg tot paden der lieflijkheid en doe UEd. in het vast aannaderend nieuwe jaar op alle wijze de kracht vernieuwen, opdat gij moogt opvaren met vleugelen als de arenden, Hij make uwen ouderdom nog zoo vruchtbaar, dat UEd. laatste beter mag zijn dan het eerste. UEd. reis is voorts kort, waarde zuster ; in dit land zal do rust niet zijn, maar de

-ocr page 262-

214 ELFDE BRIEF VAN D0. SICCO TJADEN.

woestijn is liaast ten einde, en dat beste goed is nog voorhanden en komt haast. O , wat zal dat een leven zijn! in zulk een plaats, in zulk een gezelschap, in zulk een werk, in zulk eene eeuwigheid, waar men niet meer bij dagen, maanden of jaren tellen zal. UEd. hebt immers die kroon al hier zien flikkeren en dat was immers nog maar zoo van verre, en was dat evenwel al zoo heerlijk, wat zal die glans dan wel niet van nabij zijn? O, geen aanbreken des morgenstonds, maar een eeuwig middaglicht, geen droppelen meer, geen smaken Zijner goedheid slechts, maaiden oceaan zelve en daarin de verzadiging der vreugde; immers, een eenig aanschouwen van die Morgenster daar (die zoo groot is, en waar ons beneveld oog nog zoo weinig van ziet) zal het dan alles goed maken. Indien een zeeman na veel storm de haven, indien een nachtwaker na veel koude te hebben uitgestaan, den morgenstond verkrijgende, daarop alles kan vergeten, wat zal dan niet wel het ontmoeten van zulk een Heere Jezus voor de ziel zijn? en dat zoo van nabij (van aangezicht tot aangezicht) en dat zoo eeu-wiglijk! Hoe gering, hoe kort zal dan zijn ook het grootste, ook het langdurigste ongemak, genoten, hier op de reis naur zulk eene stad, die fondamenten heeft? O, verstond ik het! Hij, die daar de kroon en do Krooner zal zijn, staat al gereed aan het einde der baan, om allen, die op Hem zagen, te kroo-nen na den loop en ook te ondersteunen in denzelven. Hij, die onder de trouweloosheden van Zijn volk getrouw, onder hun bezwijken

-ocr page 263-

ELFDE BRIEF VAX D0. SICCO TJADEN. 215

en afwijken een rotssteen blijft, Hij roept al vast: vrees niet, want Ik ben met u, Ik help u enz O hoe veilig is het, het met Hem te wagen! ofschoon er een wereld van tegenstand , van verzoekingen, van buiten en dat nog slimmer is, een hart tot hinken, tot afloopen zoo gereed van binnen blijft. De hemel is een gezelschap van dezulken, wie het daar ook weleer aan scheelde; maar zij zagen op Hem, zjj liepen hem aan als een waterstroom en hunne aangezichten zijn niet schaamrood geworden Die Jezus die er hen heeft doorgevoeld, leeft nog. Hij heeft Zijn oude trouw nog, Hij kan. Hij wil, Hij zal vaardiger zijn om bij te springen, dan alle vijanden om tegen te staan. Grijp dan moed, waaiquot;de zuster, in zulk een strijdperk, tegen zulke vijanden, om zulk een prijs, op eene roeping die van boven is, na eene belijdenis voor zoovele getuigen, hier en boven, en bovenal met zulk een hulp, met zulk een helper als Jezus is, aan uwe zijde, versterk u in dien Heere, Hij is des ontfermens niet moede geworden; en daarom, zoolang gij nog in dien tabernakel zult zijn, leef waakzaam, leef veilig, leef vrolijk, als zulk een die nog een beter leven te gemoet gaat; Hij, die het Leven is geve het UEd

Wat mij ellendige aangaat ik leef ook nog, en ofschoon ik na mijne terugkomst uit Holland, naar het lichaam eenigen tijd wat onpasselijk ben geweest, ik heb evenwel nu doorgaans in veel opzichten meerder moed dan te voren, omdat mijn Leidsman nog leeft, omdat Hij mij getoond heeft dat Hij

-ocr page 264-

216 ELFDE BRIEF VAN Dquot;. SICCO WADEN.

voor mij leeft, en hoewel ik (indien iemand) een trouwelooze, een trage, een trotsche ben, Ontfermer is Zijn naam, ontfermen is Zijn werk. O, wat is het goed dat er zulk een Jezus is! Al is een kuil, een afgrond nog zoo steil, nog zoo diep, nog zoo duister. Hij kan door Zijn heil nog al haast wederom in een hoog vertrek zetten; maar (dit heb ik eenig-zins geleerd, indien maar eenigzins) Hij moet dan ook Zijne genade kroonen met nieuwe, met gedurige genade, of wee mij geduriglijk! die uit der aard een verkwister ben van zoo menigerlei genade. Hij, die mij best kent en op Wien ik mij geworpen heb, weet wat er noodig zal zijn om er zulk een als ik ben, door te voeren. O, niet minder dan wonderlijke en (indien ik zoo spreken mag) zeldzame vrije genade! Maar intusschen dat gezette en in den trein teeder leven bij den Heere en bij zijn hart (dat nog wat anders is dan zoo somtijds eens op een hoogte te geraken) dat zoo noodig, zoo betamelijk en helaas zoo zeldzaam sieraad in deze dagen, waarvan ik in het voorbijgaan, zoo ik meen, ook tot UEd sprak, die dat heeft mag, denk ik, nu wel van geluk spreken, een geluk dat zooveel te grooter is, omdat het aan zoo weinigen gebeurt, aan zoo weinigen ook onder dezulken zelfs, die anders nog niet geheel ongelukkig zijn. UEd. sprak toen ook (naar mij nog voorstaat) van zich naar kruis te zetten, ik donk daar zullen ook wel teekenen zijn van zulke tijden (ik heb mijn olt;ig bijzonder op tijden in welke particulier kruis voorhanden

-ocr page 265-

elfde brief van dquot;. sicco tjaden. 217

schijnt te zijn) welke moesten worden opgemerkt om den Heere in den weg Zijner gerichten te verwachten Indien de Heere ÏIEd. hart bewegen mocht om mij nog eens weder te schrijven, wensch ik wel datUEd zich daarover nog wat breeder mocht uitlaten. De Heere schijnt hier nog al nieuwe zegen op het werk te geven, doch het blijft al meest zoo smeulen, en zeer weinig vuur en nog minder vlam wordt er van gezien; ik wil er mede zeggen dat ons dat hier ontbreekt hetgeen Micha 2:13 gevonden wordt; laat mij en het aan mijne zorg vertrouwde volk ook in dezen de hulp hebben van UEd. gebeden. Hiermede, na hartelijke groetenis aan UEd. en die met UEd. zijn, in het bijzonder de vrienden die Jezus liefhebben, noem ik mij hoogw. vriendin en zeer ge-eerde moeder,

UEd. liefhebbende Br. in Christus, S. Tjadex.

TWAALFDE BRIEF.

Aan A\'. N.

Ik wensch UEd. in dit wederom aangevangen jaar dien witten keursteen, en daarop dien nieuwen naam geschreven, die niemand kent dan die hem ontvangt. Jezus wil ze geven aan hem, die met overwinnen bezig is, en gij zijt immers al in dat zoete strijdperk, waar Jezus helper in den strijd en daarna de kroon en Krooner wil zijn; en daarom en daarop zult gij er door komen,

-ocr page 266-

218 TWAALFDE BRIEF V. D0. SICCO TJADEN.

wat er ook iu den weg is, en hiervan ge-loovig, ootmoedig en grootmoedig gebruik te maken, zou onderweegs uwen helm, uwe sterkte en uw sieraad zijn. O, wat is het een voorrecht met den Heere in gunst en gemeenzaamheid te leven, en daartoe en daardoor tegen zonde, tegen zonde te waken; ja dat is het werk, en och kon ik dit uit tegenwoordige bevinding schrijven, maar het blijft toch evenwel waarheid, en een goed dat Jezus verworven heeft en schenken kan. en wil en zal. Tot wien zouden wij dan anders heengaan ?

Ik had nu voorgenomen ook iets anders tc schrijven, maar het onverwacht bezoek van N. Hquot;. heeft mij belet, zoodat het nu al vrij laat in don nacht geworden is, eer ik alleen kom, en ook dacht ik wat zal ik schrijven, die zoo ledig en geesteloos ben; doch terwijl zooeven mijn lamp en het licht dat ze mij gaf, door overmaat van olie uit-gebluscht werd, vielen mijne oogen in het duister, door mijn venster, op eene flonkerende ster en meteen mijne gedachten op hetgeen voor mij hieruit te leeren stond. Ik dacht hier zie ik dat er een God is, die de maat van dat groote licht zooveel duizend jaren heeft weten te houden; ik dacht hier heb al ik schrijfstof, laat ik N. N. en och of mijzelven. Jezus aanprijzen, dat ongeschapen licht, waar allen (gij te Groningen en ik hier) bij zien, gelooven, werken, lieven en loven kunnen en moeten; die Ster, die Morgenster, die blinkende Morgenster, o wat is Zijn licht groot, wonderlijk. Goddelijk! Wat is

-ocr page 267-

TWAALFDE BRIEF V. Dquot;. SICCO TJADEN. 219

die Ster groot en hoe klein vertoont zij zich hier in onzen afstand aan ons beneveld gezicht, evenwel men moest, men kon Hem zelfs hier nader komen en er meer van zien dan nu gemeenlijk geschiedt; maar men moest dat geloof hebben en beoefenen dat Hob. XI: 1 en 27 beschreven wordt, men moest meer bedaard en gestadig op Hem zien, men moest meer in de hoogte leven, hoe verder van de aarde hoe nader aan den hemel. Doch terwijl ik wederom op mijn lamp zie, die ik op den kant gezet had om haar meer olie toe te voegen, maar zij kreeg al te veel. en zooveel zoo schielijk niet kunnende verteeren, werd uitgebluscht, dan denk ik al vast zou dit niet eene beeltenis van het Christendom te dezen dage zijn, onder de vettigheden zijn wij als de dooden. men hoort veel, men leert veel, maar men verteert weinig, en zoo loopt het (de schandvlek is onze) wel eens uit op stank van ongedoode verdorvenheden. O, dat wij dan waarde... in een tijd dat de olie en het licht dat er nog is velen bedriegt (en och dat van dien kant maar niet Keerlands, Groningens, onze nacht komt!) O , dat wij dan nu waken leeren over ons licht en over onze olie, Jezus leere het UEd e:i mij! Mijne lamp wederom ontstoken zijnde deed mij denken aan Jezus vriendelijkheid, die de rookende vlaswiek niet wil uitblus-schen, o wee mij, als Jezus dat wilde doen! En dewijl mijne lamp, die rnij schrijvens-stof verleend heeft, nu door gebrek van olie dreigt te vergaan, ontneemt ze mij den schnj-venstijd en leert mij schnjvenshaast; o, dat

-ocr page 268-

220 TWAALFDE BRIEF V. D0. SICCO TJAUEN.

wij ook zoo leeren zorgen, gedaan werk maken en daarin haasten tegen dat er eens gebrek van olie zal zijn. Leer het ons, dwing er ons toe Heere Jezus!

Zijn Naam zij over u als eene olie, die uitgestort wordt, Zijne genade zij op alle wijze met UEd. De groote Heere Jezus leere u te bestudeeren wat Hij zeggen wil met dat: Houd wat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme. Groet alle vrienden die Jezus liefhebben, terwijl ik mij schrijf

(Zoude mij, zegt de Heere, een ding te wonderlijk zijn)?

UEDs.... $

SlCCO TJADEN.

DERTIENDE BRIEF.

Aan N. iV. lt;5-Genade, vrede en verlcwi/eldng zij uver-menifjVuhhgd van onzen oudsten broeder Chrülus Jezus.

Ik heb naar het lichaam nieuwe gezondheid en krachten verkregen, althans meerdere dan wel niet lang voor dezen; ik heb ook naar de ziel, zoo ik meen, nieuwen lust en moed om tot des Heeren zaligen dienst te verzeggen, mijn tijd, mijn vlijt, mijn zorg en mij, zoo omringt mij de God mijner goedertierenheid met goedertierenheden, zoo roept mij de God der heerlijkheid tot erkentenis, tot verwondering, tot lof, maar ook tot waakzaamheid, en om mij te verheugen met beving. Ik ben tot het eene zoo onbekwaam

-ocr page 269-

DERTIENDE BRIEF V. D0. SICCO TJADEN. 221

als tot het andere, maar dit zal nu moeten zijn en o, dit zij mijne bekwaamheid, dat de God mijner hnlpe God is, en dat Hij deswege nog nieuwe goedertierenheid heeft! om mij op al deze goedertierenheden verstandig te doen letten en ze mij geloovig te leeren gebruiken

En hebt gij lust waarde..... (die toch

ook wel wat te zeggen hebt van goedertierenheden) mij hiertoe in den Heere te helpen, o, kom dan toch over, zoo de Heere geen merkelijke verhindering toezendt. Intusschen wensch ik UEd. uit de nooit uitgeputte, nooit verouderende volheid van den Heere Jezus, wat UEd. noodig is, om in uwe betrekking geloovig, gemoedigd en dankbaar te leven en het Lam te volgen waar het ook henengaat. Och, mogelijk kon dit nieuw begonnen jaar een jaar van donkerheden en oordeelen zijn voor ons land; het kon ook ons sterfjaar zijn, althans op het langst zijn er ons nog maar weinig zulke jaren (bij de eeuwigheid oogenblikken) voorhanden, en dan komt Jezus, uw en mijn Rechter, maar ook (en o wee ons als dat zoo niet was, en o ge-nadewonder dat dat zoo is!) uw en mijn Borg en Levensredder; kom laat ons dan Hem te gemoet zien, te gemoet loopen, o, Hij trekke ons! de wereld is niet, hare begeerlijkheid is niet, doch een schoonschijnend niet, de ellendige zelfliefde is niet, maar een bedriegend en zielpijnigend niet, Jezus is het Alles, en die wil zich aan ons geven, nog geven, gedurig geven! omdat Hij Jezus is, en wat zou Hij meer doen dan het Alles

-ocr page 270-

222 DERTIENDE BRIEF V. Dquot;. SICCO TJADEN.

zijn? O, wat ziet men menigmaal ter zijde af ter oplossing van zwarigheden, die men nergens beter, nergens eerder zou opgelost krijgen dan in het bestudeeren van dit Evan-golium in het Evangelium, Jezus alles. Somtijds dunkt mij ik versta er wat van, en hoe meer ik er dan nog van versta hoe meer ik zie dat ik het niet versta, o, hoe is Zijn Jfaam? enz.

Bid voor mij . . dat Jezus die mij tot hiertoe geholpen heeft, en aan Wien ik mij verbonden heb, mij leere strijden tegen mijne nog onbekende, doch aan Hem bekende vijanden; Zijne rijke genade zij met UEd. en worde wonderbaar in en over uwe stad, over welke de groote Heere Jezus Opziener, Verzorger, Koning en Souverein is. De Onzienlijke leere ons Hem te zien! Dit wenscht aan UEd. zulk een, die meer dan iemand waardig was, uit des Heeren wijngaard geworpen te zijn; doch de Heere des wijn-gaards is de goedertierene Heere Jezus; Zijne ontferming zij uwe en mijne schuilplaats tot in der eeuwigheid.

iVoem ik mij UEds. enz.

S. Tjaden.

■VEERTIENDE BRIEF.

Genade zij UEd. en licht en leven in dien Heere .tezus, die in Zijne liefdewaardigheid en liefde dezelfde blijft lot in der eeuwigheid.

Ik was zeer begeerig om den tegenwoor-digen toestand der zaak Gods in UEd. stad

-ocr page 271-

veertiende brief van d0. sicco tjadex. 223

te hooren; mij aangaande, ik ben naar het lichaam gezond, ik preek en spreek nog, en dat meerendeels op steenrotsen, en het gaat mij als die schippers op eene droogte, die als zij aan den oenen kant los raken, aan den anderen kant wederom vast zjjn; de Heere heeft Zijn eigen getij en wind, Hij leere mij daarop te wachten! Gedenk mijner als gij een hart voor den Heere vindt, en vergeet dan ook vooral mijn arm volk niet. O, daar was zulk een ruim veld voor den Heere Jezus, als het Hem beliefde mirakelen te doen; ik heb al tijden gehad dat ik dacht, ik zal nooit des Heeren aangezicht wederom zien aan dezen kant van de eeuwigheid , indien het al aan den anderen kant derzelve m[j gebeuren mocht; doch de vriendelijke Heere Jezus houdt nog Zijn eigen en ouden weg met mij, een weg van vrije en volle genade, en wee mij als Hij veranderen en ontrouw worden kon, gelijk ik. Hij heeft mijn oog wederom tot zich getrokken, maar o, ze zien zoo flaauw, zoo beneveld; en evenwel heeft die goede Heere Jezus naar Zijne oude trouw, mij nog gisteren gezegd, dat als ik maar zoek, dat Hij zich dan ook nog wel wil laten vinden Leer ons zoeken Heere Jezus!

Wij vinden hier dat de Satan (wiens tijd kort is) een grooten toorn heeft, maar Jezus heeft nog grooter goedertierenheid; op Hem te zien, tot Hem te loopen, of trage handen om verzoening over traagheid, om versterking in dezelve, tot Hem uit te strekken, en (al was \'t ook in het duister) ons op Hem te werpen, en Hem (och, was het zoo!) niet los

-ocr page 272-

224 veertiende BRIEF van d0 siccotjaden.

te laten, dat moet uw en mijn leven en sterkte zjjn en blijven; de Heere leere ons het met dien getrouwen Heere Jezus te wagen, die haast daar zal zijn, om te toonen , dat men aan Hem geen kwade keus kan doen. Hij zij uw en mijn Rotssteen, tot onze woning in der eeuwigheid.

hit wenschl UEds. enz.

Sicco Tjadbn.

VIJFTIENDE BRIEF.

Aan N. N____

Wien ik alle wezenlijke verkwikkingen loe-wensch, in en van Hem die er de Fontein van is.

Het schielijk vertrek van den brenger dezes, laat mij niet anders toe, dan met deze weinige, UEd. kennis te geven, dat ik door de goedertierenheid desgenen wiens heerlijkheid het is, aan trouweloozen getrouw te zijn, nog welvarende ben naar het lichaam, en naar de ziel op welvaren in Christus (die mijne welvaart in Zijne handen heeft) hopende; en mij dunkt het zou geen klein gedeelte van welvaren voor mij zijn, in dezen tijd des vallenden avondstonds , te mogen leeren vreezen voor kwalijk varen, over land, kerk, mijn volk en mij, en in die vrees te vlieden naar dat Zoar, dat in den Heere den Ontfermer nu nog open staat; de Heere leere het mij!

Ik heb voorledene week veel belet van buiten en van binnen gehad; het belet van

-ocr page 273-

VIJFTIENDE BRIEF V. D0. SICCO TJADEN. 225

buiten veroorzaakte mij onder anderen, eene zeer nare en nog aanhoudende overtuiging van een uit de mijnon, waar ik gedurig of liever dikwijls bij moest zijn, en dit was mij zoet belet; maar het belet van binnen was mij bitterder, en moest mij bitterder zijn, omdat het mijne zonden waren, en ik bevond (en och dat ik het nu maar geleerd had) dat wanneer men van een reis tehuis komende wat verzameld heeft, men nog noodig heeft met bidden en waken in de voorbaat te zijn om het te mogen erkennen, bewaren en gebruiken; o zoete, o zware plicht! maar ofschoon ik een ellendige ben en blijf; eere zij den goeden en grooten Heere Jezus, die mij gered heeft, die nog met mij te redden bezig is, ik heb mij aan Hem gegeven, ik geef mij nog aan Hem, en ik bevind er mij wel bij; geloof zij mijn weg, maar Jezus, het voorwerp van mijn geloof, zij er de Overste Leidsman, Bewaarder en Voleinder van. Het is waar ik denk dan wel, wil mijn werkeloosheid ook blijven schuilen onder dien mooien naam van geloof, maar ook antwoorde ik dan mijzelven : wel laat ik Jezus los gaan, ik verkrijg er geen meerdere werkzaamheden mede, of \'t zal verkeerde zijn, welke raad is hier om het midden van de paden des rechts te vinden ?

De Heere heilige ook aan UEd. en mijn ziel het verlies van N. N., zoo komt Jezus in welk uur en in welke plaats men het niet meent; en dit roept ons al wederom toe dat menschen (ja zelfs jonge menschen) ook sterfelijk zijn; ik had even te voren gepredikt

15

-ocr page 274-

226 vijftiende brikp v. dquot;. sicco tjadkn.

uit Gen. 27 : 2, ik ivecl den dag mijns doods niet. Maar ik versta dien tekst nog niet; als wij onze banden bij Jezus zullen hebben Tast gemaakt.... wij zullen wat vooruit hebben boven velen, als het op een sterven zal gaan.

Het is of de Heere hier nu de deur begint te openen, en het werk Zijner handen te laten zien, o, mocht Zijn Naam daar maar voor geheiligd worden, Jes 29 : 3.

De groote, de goede, die in grootheid, in goedheid, in waardigheid, nog zoo veelzins onbekende Heere Jezus, zij met ons; vaarwel, groet de vrienden, die Jezus liefhebben; leef geloovig, leef waakzaam, leef veilig, leef vrolijk en heb medelijden

Mei uwen , ofschoon ellen dig en , evenwel nog hopenden, nog levenden, nog he-venden enz.

Sicco Tjaden.

-ocr page 275-

KERKREDE

UIT

ZE^S. ^ZXuII : ±2.

WAT BUIGT GIJ U NEDER, O MI.INE ZIEL! EN WAT ZIJT GIJ ONRUSTIG IN MIJ? MOOI\' OP GOD, WANT [K ZAL HEM NOG LOVEN, HIJ IS DE MENIGVULDIGE VERLOSSING MIJNS AANGEZICHTS. EN MIJN GOD.

GEDAAN DOOR DEN EERWAARDEN EN ZALIGEN HEER

SICCO TJADEN,

Getrouw Leeraar van Jezus Gemeente

IN DE

NIEUWE PEKEL-A.

quot;S GRAVENHAGE,

J. VAX GOLVEEDINGE amp; ZOON. 1881.

-ocr page 276-
-ocr page 277-

VOORBERICHT AAN DEN BESCHEIDEN LEZER.

Gelijk de vorige brieven van den zaligen Heor S. Tjadbs, op ernstig verzoek van sommige GoJ-vruchtigen het licht zien, zoo voegen wij om diezelfde reden deze leerrede daar nog bij, om hare uitnemendheid , niet in woorden van menschclijke wijsheid, beschaafdheid van stijl, juiste schikking, hoogdravende zwier en wat dergelijke dingen meer zijn, welke het hedendaags verbasterd volk voor de zaak neemt; maar wegens hare geestrijkheid en overvloed van allerlei bevindingen, op eene klare, korte en zinrijke wijze ter neder gesteld. De bescheiden lezer gelieve derhalve niet op stijl, spelling, zinsnijding en wat dergelijke vitstoffen meer zijn, te zien, maar veel meer te letten op den aard der bevindingen, welke hier in Davids voorbeeld worden afgeschetst, met dat inzicht, opdat wij er ons hart als in Gods tegenwoordigheid bij zouden nederleggen, ons nauwkeurig onderzoeken of wij die dingen kennen

-ocr page 278-

VOORBERICHT.

230

enz. Wij hebben haar uit den mond van dien wijzen Apollos zelve gehoord, maar bezield met dien verheven en edelmoedigon geest, welke doorgaans onder het prediken hem nabij was en zijne gedachten leidde. Het heugt velen nog, hoe krachtdadig des Heeren Geest medewrooht tot ontdekking en overtuiging van sommigen, doch bijzonder tot bemoediging en besturing van Gods volk Gebruik dan dit werk, bescheiden lezer, tot hetzelfde einde en zoek er uzelven onder te vinden. De Heere geve er zegen over, en u genade te vinden in dien dag, wanneer u rekenschap zal worden afgevorderd van het gebruik of misbruik van zoovele genademiddelen, als er in zulk een overvloed aan u te koste gelegd zijn Amen.

-ocr page 279-

PSALM 42, VS. 12.

Wal buicfl gij u neder, o mijne ziel, en wal zijl gij oiiruslifi in mij? Hoop (i/j God, wnnl ik zal Hem nog loven: IIij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichls en mijn God.

Onze tekstwoorden behelzen „eene aanspraak van eene ter neder gebogen ziel aan zich zelïen, waardoor zij tot bedaren komt, in den Heere moed grijpt en zoo verder het hoofd opsteekt boven alle hare zwarigheden enz.

Indien het nu waar Is, dat over zaken van niet veel gewicht, ook niet veel gesproken wordt, zoo moeten deze woorden al noodig zijn ter opmerking, omdat zij in dezen en den volgenden psalm driemaal zoo kort bij elkander gevonden worden

I. David zichzelven bestraffende, wal huig! gij u neder o mijne ziel, en wal zijl gij enz.

II. David zichzelven bemoedigende en opbeurende, himp op God, wanl ik zal Hem nog loven, Hij is de enz.

I.

In het eerste zien wij:

A. Zijne aanspraak tot zichzelven, o, mijne ziel.

-ocr page 280-

KERKREDE.

B. Do angstige gesteldheid waarin zij zich bevond, zij boog zich neder, en was onrustig in hem.

C. Z[jn redevoering daaromtrent: wat buigt gij u enz.

a. David, die wel menigmaal ook tot anderen sprak, dan eens tot den Heere, vs. 7, dan eens tot de vijanden, dan eens tot ge-loovigen Deze David spreekt hier nu van zichzelven, tot zichzelven, tot dien onsterfe-hjken geest die in hem was, het is hier, o mijn ziel!

I. Zulke alleenspraken waren gewoon onder de heiligen;

In oude tijden niet alleen, daarvan leggen nog de schriften van Augustinus, Bernardus ou dei-gelijken tot een getuigenis, en dat tot beschaming van hedendaagsche geloovigen, bij welke deze plicht veelzins schijnt uit de mode te zijn geraakt

Maar ook zulke alleenspraken waren gemeen in het Woord. gewoon in het bijzonder aan David; wenschte hij moed te grijpen het was: mijn ziel! heer weder lol uwe ruste, ivnnl de llrere lu, ri nan ti welf/edaiin, Ps. 116 Had hij lijdzaamheid van noode, het was: 0, mijne ziel! zwijn Godc, waul van Hem is mijne verwaehlitig, Ps. 62 Vond hij zich verplicht om God te loven, het was al wederom: Loof den Heere, mijne ziel! en nl wal binnen in mij is Zijnen Heiligen Naam, Ps. 103.

II. Zulke alleensprakeu waren niet alleen gewoon, maar ook betamelijk, raadzaam en veilig, immers dit o mijne ziel! dit spreken met zichzelven , tot zichzelven, toont iets

232

-ocr page 281-

uit ps 4i, vs. 12

goeds in een geloovige, het toont iets goeds in David, het toont

ii. In het gemeen dat er een hooger en edeler geest in hen is, door welken zij zichzelven in zichzelvcn zoeken ten ondergebracht te krijgen.

/gt;. En wel in het bijzonder vertoont het;

1. Die kennis die hij had en hield van zichzelven, hij wist hoe het van binnen stond, geheel anders dan een natuurlijk mensch, die nergens meer vreemdeling is dan in zijn hart.

2. Zijne gezetheid op hartewerk, zal een christen, zou David welvaren, zijne ziel moest welvaren

3. Zijne zucht tot genezing van gronds op. Zal een christen, zou David doeg hebben, zullen zij hunne uren voor blijde uren rekenen , o, zij die de plaag hunner harten van gronds op hebben leeren kennen, zij kunnen zich niet vergenoegen, of dit en dat al uit den weg is; zij moeten ook van gronds op genezing hebben.

Welgclukzalig is dnl volk wier slerlcle in U is, in welker hnrl de yehnande ivegeii zijn, Ps. 84

B. Doch indien alleenspraken ooit noodig en nuttig zijn, het is in eene ure der verdrukking, wanneer zij zich in angstige omstandigheden bevinden; immers zoo was het hier met David. Als hij zijne ziel aanspreekt, hoe vindt hij ze ? zij boog zich neder en was onrustig in hem

Twee woorden gebruikt hier David om den angst zijner ziel uit te drukken

Het eerste woord: zij boog zich neder,

283

-ocr page 282-

KERKREDE.

drukt uit (in die buiging waarin hot hier voorkomt) dat er kommer, smart en als bezwijming in zijne ziel was. Ilelcommerms in hel harl des menschcii Iniigl hel neder, Spr. 12 : 25. II: ging grhukl in het zwart als een die over zijne moeder Irctirl, zegt David in den 35 Ps. vs. 14.

Het andere woord, hier door onrustig zijn vertaald, zegt nog al meer dan neergebogen te zijn, en het drukt zulk eene heftige beweging des gemoeds uit, die als niet gestild wil zijn, waarin de ziel dan als weigert getroost te worden, waarom hot door woelen, getier en misbaar maken wordt overgezet Ps. 55 : 18, 77 : 3, 5 en elders.

Zoo gaat het toch wel eens met de ge-loovigen, zoo ging het hier met David.

I. Gelijk alles hier met hen ten deele is, zoo ook hunne blijdschap.

II. En zij die een vleeschen hart hebben verkregen, zijn daardoor menigmaal te vatbaarder voor droefheid en slaan dan ook wel eens tot een ander uiterste over.

III. Hier komt bij dat ook menigmaal alles, van alle kanten, op hen aankomt en als tegen hen is.

Althans zoo was het hier met David; hij was nedergebogen.

Over zwarigheden van buiten.

1. Hij bevond zich nu onder het gemis van den openbaren godsdienst, en beroofd van zooveel verkwikkingen, weleer daarin genoten, en daar heeft een geloovige lust iu, dat kan hij zoo goedsmoeds niet missen. Dit deed hem zeggen: Mijn ziel dorsl tiaar

234

-ocr page 283-

tit ps. 12, vs 12

God, naar den levendigen God, dit deed hom vragen, wanneer zal ik ingaan en voor Gods naiKjezicht verschijnen ? vs. 3, dit deed hem klagen, Ik gedenk duarnnn, en stort mijn ziel uil in mij, omdat ik jdarjt heen te gaan onder de schare, enz., vs. 5.

2. De vijanden waren op hem losgebroken, niet alleen een verzoekende Satan, maar ook eene vervolgende en bespottende wereld, die den ganschen dag tot hem zeide, waar is uw üod, vs 4, woorden die te meer doorsnijdende waren in het hart van David , omdat ze hem niet alleen raakten, maar ook den Heere, gelijk hij ze daarom noemt een doodsteek in zijne beenderen, vs. i 1.

En was het dat nog maar alleen geweest, neen hier waren ook zwarigheden van binnen, die hem nog al lager bogen.

1. Hier was verberging van Gods aangezicht , van dat gezegend aangezicht, waaronder hij het zoo menigmaal i\'.oed gehad had, waarin nu nog zijn leven was. O, wat was dat naar voor hem! dat deed hem klagen; de afgrond roept tot den afijroud, hij het ge-druisch Uwer walergolcn, al Uwe haren en golven zijn over mij heen gegaan, vs. 8, dat deed hem besluiten, ik zal zeggen lol God mijne steenrots, waarom vergeet Gij mij? vs. 10

2 En dat hem nog wel dieper zal gedrukt hebben, hier was gevoelen van zijn eigen zonde en schuld, waardoor de Heere tot dat alles was reden gegeven , dit zal wel de smart in zijne smart geweest zijn, gelijk ook in den 51 Ps O, de zonde dat is die lastige metgezel, die de geloovigen onrustig maakt;

235

-ocr page 284-

KKEKREUE.

dit perst hou do klaagliederen af, bjjzonder als zij nu zien dat de Heeie weg is en als zij zien, dat do Ileere niet zoozeer weggegaan , dan wel van hen als weggedreven is, dan is het; iluchl ik nan Cod zoo maakle He misbaar, Ps 77.

Maar hoe (mocht iemand denken) mocht on moest David dan om dit alles ook niet nedei gebogen en onrustig zijn , was dit niet wichtig genoeg? Waarom keurt hjj dit dan af\' in zichzelven?

Om dit wel te verstaan, dient men te weten :

a. Dat er eene betamelijke, heilzame en evangelische nederbuiging is, die zich openbaart en kenbaar maakt door deze hare mede-gezellinnen.

1. Do zonde wordt dan bitter, meer dan andere, dan uitwendige zwarigheden.

2. God wordt dan gebillijkt, Ps. 51. Op/lal Gij rechlvnanlifi zijl in uw spreken , en rein zij! in Uiv ) ichlen, Job 39 : 37.

3. Do ziel wordt arm on ontledigd bij zichzelven, zij kan het leven in haar hand niet meer vinden.

4. Christus wordt dierbaar. O, mag zij Hem maar krijgen, hoe gaarne, hoe gul, hoe wel-mcenend wil zij Hom aannemen op Zijne eigene condition. De taal van haar hart is: wat moet ik maar doen, opdat Hij do mijne worde ?

Do ziel wordt werkzaam in het gebruik van middelen , zij wordt gewillig en is besloten daarin op den Ileere te wachten enz

Ij. Maar dit is het niet alleen, daar is ook eene onbetamelijke, schadelijke, Godonteerende,

236

-ocr page 285-

uit Ps. 42, vs. 12.

en zielsrust verstorende nederbuiging, die te ver gaat, en uit verkeerde beginselen ontstaat, eene nederbuiging van ongeloof, van mistrouwen, van moedeloosheid. Deze gaat David hier tegen ; wel wetende dat alle nederbuiging de rechte niet was, dat er onderscheid was tusschen neerslachtigheid en nederigheid, tusschen kleinhartigheid en kleinheid des harten.

Het is daarom ook al bijzonder aanmerkelijk, dat hij niet zegt, wat zijt gij nedergebogen , maar in een dadelijken zin , wat buigt gij u neder o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij; toonende daarmede, dat men het zich zeiven ook wel aandoet, dat men zelf (o, dwaasheid) arbeidt aan dit zijn verdriet.

En immers geschiedt dit van des Heeren volk;

I. Dan niet alleen als men zonder reden bedroefd is;

II. Maar ook als men zonder evenredigheid nedergebogen is, als men somtijds van bergen stoppeltjes en van stoppeltjes bergen maakt, als men kleine zwarigheden nog kan aanzien als een leeuw op den weg.

III. Ja dan ook buigt men zich zeiven neder als men juist zoo op zijn zin gezet is, dat men den troost in zulk of zulk eene mate, door zulk of zulk een weg, of anders geen troost wil hebben.

IV. Als men (zoo men nog iets krijgt) zoo ligt een maar kan vinden aan des Heeren dierbare vertroostingen; dan schoeit er dit nog aan, dan dat: dat was die kribbige neergebogenheid die Haman had in het natuurlijke.

237

-ocr page 286-

KERKREDE.

die van Mordechai wedersproken zijnde, al zijne achtbaarheid en gunst ten hove daarom ging klein achten.

V. Men doet het zichzelven aan als men onbekwaam wordt om de weldaden die er nog zijn, te erkennen, buigt men zich dan niet te laag als men over lof of zwarigheden zoo peinst, dat men honderden van zegeningen vergeet, gelijk een, die knielt do aarde en den hemel kan zien, maar niet hij die plat nedergebogen is, zoo moet ook deze neder-buiging zijn, de ziel moet bij zichzelven niet staan blijven, maar ook opwaarts kunnen zien, anders krijgt God geen lof en zij geen troost.

VI. Als men staan blijft bij zijne neder-gebogcnhnid zonder verder te komen, zonder handen aan de middelen te slaan; bij voorbeeld: niet bidden gelijk Asaf, Ps. 77 : 5, niet hooren, of niet anders, dan met zulk een jagend en vooringenomen hart, dat de genezing afsnjjdt. liet is kwaad zaaien in een storm, maar als er zulke tempeesten in de ziel zijn, dan gaat het ook dikwijls niet best, dat bleek in Israel, Exod. 6: 8.

VII. Ja dan ook als men (zoo men dan nog al iets werkt) het al van een verkeerden kant wil hebben, als men daar opbeuring, verzekering en vertroosting zoekt, waar niets dan neder werping te vinden is, dan eens bij de wet, dan bij zichzelven; als men nog zoo en zoo was; is dat niet zichzelven neder te buigen, is dat niet wreeder over zichzelven te zijn, dan de Heere gevergd heeft, zoo koestert men immers do vijanden van zijn

238

-ocr page 287-

uit ps. 42, vs. 12.

eigen rust, en wat nog het ergste is de vijanden van Gods heerlijkheid.

VIII. Men doet het ziohzelveu aan , als het hart door deze nederbuiging voor Christus gesloten wordt, van Christus afblijft

Het is waar die naar den hemel zal gaan, moet nedergebogen worden, maar niet lager dan aan de voeten van Christus, niet lager, want

Lager behoeft hij niet, hier is Gods oogmerk voldaan.

Lager kan hij niet, gelooven is God eer geven, hier, hier alleen zal het waar worden : het schepsel niet en God het al.

Lager mag hij niet, of zijne vernedering zal door een anderen weg wederom hoogmoed worden

IX. Als men nog al rechte middelen gebruikt, maar niet als middelen enz

X. Als men geen tijd afwachten wil enz.

Is dit zoo, kan er zooveel verkeerdheid

schuilen onder de nederbuiging, kan hot te ver gaan, kan men het zichzelven wel aandoen; geen wonder dan dat David in dezen wacht over zijn hart hield, geen wonder dat hij dit alles tegen ging; maar hoe deed hij dat? Zjjn eerste werk is vragen: wat buigt enz., wat zij\'t gjj enz.

O wonder; de ziel of liever die hooger geest die in haar is, neemt hier en bekleedt hier als het ware de plaats

Van God, die recht had om haar dit te vragen.

Van eenen richter, en zoekt dus de vierschaar over zichzelven te spannen.

Van een vriend, hetgene de eene vriend

239

-ocr page 288-

KERKHEUK

aan den anderen doet (bijzondei\' als men met dezulken te doen heeft die onbedaard zijn) dat doet de ziel aan zichzelven.

En dus sluit deze vraag in zich deze dingen.

Vooreerst: haar tegenworsteling tegen haar nederbuiging, haar onrust over haar onrustig zijn, 011 haar aanvankelijk bedaren in dezelve.

Ten tweede, het is eene dagvaarding, eene ledenvordering en eene overweging van haar gewicht.

Het is voor het derde: eene afkeuring en bestraffing van dezelve.

De ziel begint ze aan te zien.

1. Als onbetamelijk, alsof zij tot zichzelven zeido: past het u dus onmatig nedergebogen te zijn, dus te kleven aan het stof en uzelven toe te geven in moedbeneraende overleggingen, past u dat? Daar de Heere zoo menig blijk toonde van goedertierenheid, daar de Heere nog leeft. Zijn oude en eeuwige trouw nog heeft en daardoor vaardiger wil zijn in u bij te springen , dan al uwe vijanden in tegen te staan enz. Zij begint ze aan te zien

2 Als vruchteloos, alsof zij zeide: wat wint gij er mede, o, mijne ziel, zult gij het zoo te boven komen? heeft n dit handelen voordeel gedaan; heeft het u nader tot uzelven, heeft het u nader tot den Heere gebracht ? enz.

Ja, hij begint ze aan te zien

3. Als schadelijk aan alle kanten en het is alsof hij zeide: foei mij, dat ik het mjjn groote werk zou maken, moedelooze en vruch-

240

-ocr page 289-

uit ps. 42, vs. 12.

telooze klachten te uiten, ben ik daartoe op de wereld gesteld? mijne uren gaan zoo vast heen, en daar is ander, noodiger en edeler werk voor mij, een werk waarvan God eer krijgen zou, uw naasten nut en gij uwe rust.

Wat buigt gij u dan neder o m[jne ziel, en wat zijt gij onrustig in mij ?

Zietdaar, dit is de eerste stap, als een christen zoover komt, zal hij nog wel verder komen.

11

Het was eens de vraag van Salomo, Spreuk. 18, vs. 14, eeneu verslagenen \'/ces/, wie zul dien opheffen? Ja, het was wel zwaar, maar evenwel niet onmogelijk, vraagt het maar eens aan David, hij zal hierop antwoorden: God zal het doen; ziet maar eens op David, hij zelf zal er blijk van geven, als hij, die nog even ter neder gebogen was, nu door dezen weg gemoedigd wordt en uitroept: hoop op God, want enz. Merk hier

A. Zijn last die hij aan zichzelven geeft, hoop op God.

B. Zijne driederlei beweegredenen, genomen.

AA. Van de blijde uitkomst die hij te gemoet

zag, want ik zal Hem nog loven.

BB. Van zijne bevinding. Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts.

CC. Van de zoete betrekking die hij op God had, en mijn God,

A Hetgeen hij zichzelven belast is , hoop op God

a. Hopen wordt in de Psalmen van David somtijds voor het geloof zelf genomen, som-

10

241

-ocr page 290-

KERKREDE.

t jjds, en dat dan meer eigenlijk , voor die ■verwachting, die uit het geloof voortkomt, waardoor de ziel in de vereeniging met Christus de beloofde en toekomende goederen van het genadeverbond lijdzaam te gcmoet ziet; waaruit dan volgt aan don eenen kant dat dit eene zaak is, die (wat haar wezen aangaat) in alle geloovigen gevonden wordt, 1 Petr 1:3; maar evenwel niet in dezelfde maat en trap. In sommigen I. Eene volle verzekerdheid der hoop, Hebr. 6:11. II Sommigen eene redelijke hoop op het Woord, Rom. 15:4. III. Sommigen zoover niet, maar evenwel wachtende als aan de posten Zijner deur, Mich. 7 : 7. IV. Sommigen in duisternis enz. zeggen wel in hun haasten: ik ben afgesneden enz. Ps. 31 : 23, maar evenwel zouden zij hun doel aan Christus niet gaarne vorkoopen enz. Zach 9 12, Klaagl. 3 : 21.

Ofschoon nu, het geloof ziet op het Woord als belovende, hoop op de zaak in het Woord beloofd, ofschoon het geloof de waarheid des belovers, hoop de goedheid der belofte inzonderheid in aanmerking neemt. Evenwel zoo kan men het hier voor hetzelfde nemen, gelijk ook in andere Psalmen meermalen geschiedt, onder anderen in den 25 en 33 Ps.

h. Hoop moet een voorwerp hebben, dat had hier David: hoop op God.

f Het was op God als zijn goed, a. om God te krijgen, ft. om God als God aan zijne ziel te ondervinden, c. om God als zoodanig te gebruiken; o, met niet minder clan met God kan de ziel tevreden zijn, Klaagl. 3 : 24

242

-ocr page 291-

uit ps. 42, vs. 12. 243

ff Het was op God als zijn grond, op God steunende; al wat in God is, is toch het voorwerp, fondament en voedsel voor hunne hoop.

Was hij in een verwarden stand, de hoop deed hem zien op Gods wijsheid, hier was dan nog raad, bij Hem die wonderlijk is van raad en machtig van daden.

Werd hij geslingerd door mismoedigheden, de hoop vertoonde hem Gods getrouwigheid, Gods eed en belofte, Hebr. 6 : 17, 18.

Werd het gevaar grooter en de uitkomst onwaarschijnlijk, de hoop bleef dan nog op God zien als op een God , die de dooden levend maakt, die roepen kan de dingen die niet zijn, alsof ze waren. Zoo deed Abraham, op hoop tegen hoop, Rom. 4.

Vond hij zich ledig en van alles ontbloot, de hoop deed hora moed grijpen in het zien op een algenoegzaara God, Pil. 4 : 19.

Eindelijk was zonde de last die hem drukte, de hoop zag op God als genadig en schuldvergevend , de hoop deed hem zeggen : ge-wisselijk zijn in den Heere Heere gcrechlig-heden enz Jes. 45 : 24.

Maar wat wil dit? David belast het zich-zelven op God te hopen, hoop op God.

f Het is niet alsof dat zijn eigen werk of zoo maar met eene inbeelding te doen was, maar het kan aantoonen.

tf De betamelijkheid van den plicht, hij belast het zichzelven, omdat God het hem belaste, en die last houdt hij zichzelven voor om tot bedaren te komen.

fff De zwaarte van den plicht. hij moest

-ocr page 292-

KERKREDE

het zich wel belasten, omdat het vleeseh hier zooveel tegen had, omdat er zulke tempeesten in zijne ziel waren opgestaan, redekavelen , veel disputeeren en zachtehjk handelen zou hier niet genoeg zijn geweest om gehoor te krijgen.

tttt Het toont dat er evenwel ook een inwendig levensbeginsel in hem was, hetwelk zich hier werkzaam vertoonde, zelfs in dit zijn belasten, want hier was

1 Eene geestelijke hoogachting voor een gemoedigden staat en gestalte.

2. Hier was begeerte naar hoop.

3. Hier was worsteling en opwekking van zichzelven daartoe, heer weder lol tnve slerkle gij (/rhoiidcne die daar hoopl. Zach. 9 : 12.

ttttt O, in zulk een tijd als er zulke verwarringen in de ziel zijn dan is er iets voor haar te doen, dat wel menigmaal achter blijft omdat het haar een werk in eigen krachten schijnt te zijn (zichzelven hoop, verzekering enz. te gebieden) maar \'t is het niet, omdat er dit bij komt, hoopop God, en dus werkt zij en onderschrijft meteen dat woord, zonder mij kunt gij niets doen; en dit heet staan in het geloof, sterk zijn. Ps. 31 : 25, zich benanrsligen om dc roeping en verkiezing rasi Ie maliën, 2 Petr. 1 : 10, zich opwekken om God aan te grijpen, Jes. 64, ze werkt zoo alsof zij \'t alleen deed, ze wacht zoo alsof zo niets deed. Houd dat gij hebt.

B. Met recht wordt de hoop bij een anker, bij een helm vergeleken, Hebr. G, Ephes 6, immers met dit anker drijft hij veilig op die baren, waarvan hij in vs. 8 gesproken had,

244

-ocr page 293-

uit PS. 42, vs. 12.

met dezen helm steekt hij manmoedig het hoofd op en ontworstelt verder zijne zwarigheden; even was het nog, hoop op God

AA. Nu is het al, ik zal Hem nog loven;

Hem, hjj is nog al bezig omtrent hetzelfde voorwerp, zijn Verbondsgod, waarin zooveel te zien was. Kwam die hem zoo even voor als de God der hoop, hier merkt hij Hem aan als het voorwerp van zijn lof, hij zou Hem nog loven.

Loven veronderstelt:

f Stof van lof, hij zou uitkomst krijgen, en dan is het eigenlijk danken.

ff En al was er dat niet, al had hij geen opzicht op weldaden, dit zou zijn stof van lof zijn, Hem (en daar had hij genoeg aan) en dit is eigenlijk leven, Deut. 10 : 21, Jerem. 17 : 14.

Loven bevat in zich:

1 Kennis van die roem- en prijswaardige deugden Gods, dat overwicht Zijner volmaaktheden, Ps. 86 : 9.

2. Eene uitgebreide erkentenis met overreding en volle toestemming dat de Heere zoo is enz., zoodat de ziel in haar binnenste daarover als uitroept: Heere, wie is U gelijk, Ps. 35 : 10

3. Eene berustende vergenoeging en vrolijk-heid van het hart daarover, waarmede de ziel zich voor Gods aangezicht stelt en in roem over al dat roemwaardige haar mond ontsluit enz , Ps 92 : 2.

4. Eene bekendmaking van het loflijke dat er in God is aan anderen, met het oog op den Heere, en zoo is haar tong hier

245

-ocr page 294-

KERKREDE

als de echo van haar hart enz. Ps. 35 : 28.

5 Eene opwekking van anderen om haar medehelpers te zijn. O, zij ziet nu zooveel in God, dat haar lofzeggingen alleen voor Hem te klein zouden zijn, en daarom zij moet hulp hebben van dezulken, die met haar geformeerd zijn om des Heeren lof te vertellen, \'t is dan maakt den IIeerc met mij giuot en laat mis te zamen Zijn Kaam ver-hoofien, Ps. 34.

(i Een wandel Gode waardiglijk, in welken zij zich zoo zoekt te gedragen, dat zij toont dat er een God in den hemel is, wien zij het gebied over haar ziel heeft opgedragen, want toch hierin is de Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draaal. Joh. 15 : 8,P8. 106: vs. 2, 3.

Voorwaar een betamelijken plicht.

Maar ook een grooten plicht.

quot;Wie zou dat doen?

III. Ik zal het doen zegt David:

f Ik die nu zoo ellendig ben, enz.

ff Ik die het evenwel nog niet behoef op te geven.

tff Ik die daartoe ook zoo verbonden ben. Maar hoe David, mocht men zeggen, hoe zult gij God loven? wanneer zult gij dat doen, het ziet er nog niet naar uit met u enz. Ja, David blijft er bij en zegt IV Ik zal Hem nog loven.

Dit kan men naar de verschillende betee-kenis. die het Hebreeuwsch woordje wel eens onderhevig is, driezins opvatten.

Nu nog Of o met opzicht op het tegenwoordige.

246

-ocr page 295-

uit ps 42, vs. 12.

en dan is nog zooveel als nu nog, nogtans, dit niettegenstaande. j

a. Een nedergebogen ziel heeft nog reden om God te loven, ook op haar slimste zelfs Ziet zij op God, die is hot immers even waardig. O, al kon dan de ziel niet opmaken dat zij genade in Zijne oogen gevonden had,

al kon ze nergens bij, dit blijft even waar dat Hij God is, en dat zij haar wezen van dat Wezen heeft en daarom, dan nog loven.

Dit was het voorschrift van Theod. Brakel voor een ziel in duisternis en van Lodenstein:

Maar en is niet \'s hemels oog,

Of wij laag zijn even hoog?

Zitten wij in \'t treurig duister,

Uog behoudt dat eeuwig licht Al zijn glans en al zijn luister Waardig al ons lof en dicht.

Ziet zij op zich zeiven, het kon nog slimmer met haar zijn, het was Zijne goedertierenheid dat zij niet verteerd was; en daarbij (zoo ze anders maar een levenden indruk had van haar alleszinsohe onwaardigheid) zij zou nog al veel zegeningen kunnen tellen,

die zij nu over het hoofd ziet.

Ziet zij op anderen, o wat is zij omringd met velen die in nog erger stand zijn enz

Of b met opzicht op het toekomende, nog Nog verder, kan men nemen als nog verder, nog eens

o. Een christen in duisternis ziet toch nog betere tijden te gemoet, in welke hij nog eens tot eer van God wenscht te leven.

En zoo was dit hier ook Davids

247

-ocr page 296-

KERKREDE

Wensoh,

Voornemen en besluit.

Ja ook zijn vertrouwen, dewijl het is den aard des geloofs, toekomende zaken als tegenwoordig te doen zien, omdat men ze in de belofte geniet, Hebr. 11:1.

Nog meer. c j^0g [.an 00[. z00veei zeggen als nog meer.

Dit zou ook al ten goede werken, het was grondstof tot lof en als hij er achterna op terug zag, zou het hem met verwondering voor den Heere brengen, Ps. 61 ; 3, 4.

Met recht staat er Ps. 32: die op den Heere vertrouw! zal de goederliereiiheid omringen, want immers alles is tot moedgeving van een christen, het Woord, de beloften, maar ook hier haar eigen bevinding, daarom wordt er bij gedaan

BB Hij is de menigvuldige verlossing mijns aanschijns.

1. Door zijn aangezicht zou men hier kunnen verstaan:

Niet alleen zijne benauwdheid, die ook door verlossing verondersteld wordt; maar ook zijn gedrag overeenkomstig met dezelve.

Door begeeren

Uitzien en verwachten om hulp.

2. En daarvan was de Heere de verlossing.

Door zoo uitziende te maken.

Door moedgeving en verborgen ondersteuning in dezelve.

Door dadelijke hulp eu uitkomst te geven.

3. De verlossing zijns aangezichts om uit te drukken.

f De verkwikkelijkheid.

ff De blijkbaarheid en oogenschijnlijkheid

248

-ocr page 297-

uit ps. 42, vs. 12. 249

zijner verlossing, dat hij het als voor zijne oogen zag.

4. Verlossing was nog niet genoeg gezegd voor David, de zaak was te groot, de genadewonderen te ruim, te Goddelijk, dan dat één woord het zou kunnen uitdrukken, het is hierom, menigvuldige verlossing (Hebr. verlossingen). Het kan aantoonen:

a. Derzelver genoegzaamheid en gepastheid. Tegen al zijn kwaad was hier raad lgt;. De wonderlijkheid van dezelve.

Als hij het al had opgegeven, dan gaf God het nog niet op, dan was de verlossing menigmaal het naaste en daardoor werd ze te grooter, heeft iemand dit ondervonden, het was David.

c. Maar ook de verscheidenheid en veelvuldigheid van dezelve.

TJit meer dan eenerlei nooden.

Op meer dan eonerlei tijd Op meer dan eenerlei wijze En van waar zou deze hulp komen? Wie zou hem dit goede doen zien ? Geen heuvelen enz., geen menschengunst, maar

5. Hij is de menigvuldige verlossing. I. Zoo toont hij

1. Niet alleen dat geen Saul, niet eenig schepsel het hem geven kon.

2. Maar ook zelfs, dat Vorige bevindingen,

Inwonende genade ,

Evangelische en opgeklaarde bevattingen van het genadeverbond.

Eedekavelingen en bedaarde bestraffingen

-ocr page 298-

KERKREDE

van zichzclven (die hij nu gebruikt had) het hem niet geven zouden.

3. Maar Hij, Hjj is de menigvuldige verlossing mijns aanschijns. Hij die wijs, machtig, goedertieren, onveranderlijk is.

II En dit zal opmerkelijk zijn, te voren had hij de weldaad genoemd, vs. 6. Ik zal Hem nog loven voor de verlossing Zijns aanschijns; hier klimt hij op tot de fontein, tot den Weldoener zelf Hij is de enz., too-nende daardoor

Niet alleen dat hij God aanzag als de oorzaak van al zijne verlossing, alle verlossing van weikon kant en door welken weg hij ze ook gekregen had, hij had ze toch van God gekregen, die was er de sprinkader van geweest , en daarom wenschte hij bij de beekjes niet staan te blijven.

Maar ook al wat in God is, was verlossing (gelijk al wat in de zon is, licht is) vergelijk 2 Cor. 1 : 4.

O, alle volmaaktheden van God zijn als zoovele wapenen ter verlossing van een ge-loovige.

Ja niet alleen zag hij die aan als zoovele wapenen, als zoovele dadelijke onderpanden zijner verlossing, maar ook (dat nog iets meer zegt) als zijne verlossing zelve, alsof hij zeide: dat is mijne verlossing, dat er zulk een God is enz , heb ik die maar, krijg ik die maar, dan heb ik verlossing genoeg; en geen wonder, het moest wel oen gierigaard wezen (zeiden de ouden) die met God niet te vreden was; het moest wel een bloodaard wezen (mag men er bij doen) die het met

250

-ocr page 299-

uit ps 42, vs. 12

God niet wagen durft, ongeloovigen zijn vrees-achtigen, Openb. 21:8, bloodaards, zij durven het met God niet wagen; geloovigen daarentegen zijn helden, zie Hebr. II : 24—27, en de hemel, wat is daar toch anders voor gezelschap dan van dezulken die hier den moed hadden van het met den Heere te wagen, Openb. 12 : 11.

III, En dit zegt hij dan,

1. Als dankende en zich verwonderende, wanneer hij terug zag

2. Als geloovende en vertrouwende, voor het toekomende.

3 En dus dan meteen als reden gevende:

Waarom hij moed moest grijpen en hopen door terug te zien op vorige bevindingen, noodig voor de ziel, Ps. 143 enz.

Waarom hij Hem nog loven zou. Hij was de menigvuldige enz.

I. Immers wanneer zou men loven, als men het in verlossing, menigvuldige en oogen-schijnlijke verlossingen niet zou doen?

II. Wien zou men loven, als het een Verlosser die de verlossing zelve was niet zou doen ?

Maar neemt gij het wel wis, o David? hoe zullen twee te zamen wandelen, tenzij zij alvorens overeengekomen zijn ?

Ja, zal David zeggen, mijn grond is goed. Hij die de verlossing mijns aanschijns zal zijn, is

CC. Mijn God, God was het hier alles. Zou David hopen, het moest op God zijn.

Zou hij iemand loven, het moest God zijn, ik zal Hem nog loven.

251

-ocr page 300-

KERKREDE

Zou hij stof van lof verkrijgen, het moest God zelf zijn, Hij is de menigvuldige.

Zou hij iets eigens hebben en een grond waarop hij zich na dit alles dorst neerzetten, God moest het zijn. dit moest het zijn, mijn God, en zoo kan dit uitdrukken:

f Zijn eigendom aan God, God was de zijne door verbond enz., hij wist wel hoe hij er was aangekomen, wat er tusschen den Heere en zijne ziel was omgegaan, dat heugde hem nog wel, zelfs op zijn doodbed, 2 Sam. 23.

ff Zijn gedrag en zijne gestalte overeenkomstig met dat eigendom, en zoo is dit een woord Van geloof.

Van liefde.

Van gehoorzaamheid en onderwerping, fff Zijn gebruik maken van dat eigendom, tot geruststelling zijner ziel; want toch het geloof leerde hem hier God, zijn God, tegen alles te stellen, en dus was het hier bijzonderlijk een woord ook

Van vertrouwen en verzekering. Van blijdschap.

Van roem

Van een vol vergenoegen en berusten hierin, en geen wonder; was hij nu alles kwijt, hij had evenwel dit eene nog dat het alles is, en daar had hij genoeg aan, do genoegzame was hem genoeg.

Ziet, zoover kwam het hier met David, in dezen zijn nedergebogen staat, tot dit mijn God, en dit was zijn hoog vertrek waar hij zich nederleide, dit dat binnenste des voorhofs, waar hij zijn anker uitwierp, en

252

-ocr page 301-

uit PS. 42, vs. 12.

immers zoo verre kan het komen met een begenadigd (ofschoon nedergebogen) christen.

a. Zoover kan het komen.

Davids God is ja nog dezelfde.

Het is ja hetzelfde verbond nog, dat ook nu nog in alles (en daarom ook in dezen) welgeordend is en/,.

b. Zoover dient het te komen of de ziel zal weinig baat (ten minste weinig troost) vinden bij hare alleenspraken.

c. En als het zoover komt, dan heeft de ziel wat vooruit boven anderen, boven die niet alleen, die zonder God op de wereld zijnde, zich met dit mijn God vermoorden bij duizenden, neen hun grond is goed; maar ook boven zulken van hunne medegeloovigen, die zich hier pijnigen zonder oorzaak, en in dezen hunne vrijmoedigheid wegwerpen Hebr. 10. De siddering des menschen, zegt Salomo, legt eenen strik, maar die op den llccrc vertrouwt zal in een hoog vertrek gesteld worden. Spreuk. 29 : 25 Immers dat zulk eene ziel wat vooruit heeft en dat deze vrijmoedigheid ook in dezen eene groote vergelding des Icons heeft, Hebr. II, dat blijkt in deze bijzonderheden. Zij heeft wat vooruit.

a. In quot;t stuk van zelfkennis en droefheid over zonden.

f Want toch dit (mijn God) neemt de droefheid niet weg, maar vermeerdert ze veeleer, dewijl dan de ziel gelegenheid heeft om te zien dat zij tegen eene nog teederder betrekking gezondigd heeft, Zach. 12 : 10.

ff En zij matigt haar meteen dat ze binnen

253

-ocr page 302-

KERKREDE

de palen blijft en meer vergeestelijkt en evangelisch wordt, enz.

h. In het stuk van geloofsoefening meer zuiverheid , vrijmoedigheid en sterkte, Rem. 4: 20, 21.

c. In het ontvangen van zegeningen, want een verzekerde

Ziet er meer van, ten minste hij kan zien dien zegen in de zegeningen, Gods gunst, die een twijfelende over \'t hoofd ziet

Is er meer blijde over, Ps. 34 ; 9

Kan meer danken enz.

d. In het stuk van heiligmaking kan hij werkzaam zijn

Meer evangelisch ,

Meer veilig,

Meer vrolijk,

Met meerdere pleitredenen, die er opgesloten leggen in dit mijn God, mijn Heere Jezus, mijn zon, mijn schild enz., want daardoor kan hij nader aandringen op Jezus gehoorzaamheid, recht, licht, macht en goedwilligheid , en dit alles meer geloovig, en daarom ook meer gelukkig gebruiken, als het zijne, dit stelt hem in staat om niet alleen te komen, maar ook te nemen, Openb. 22 : 17.

En vooral ook in het stuk van troost, Eom. 8, Ps 27, Ps. 46 enz.

I. Gelukkige David, die het zooverbracht, gelukkig daarom niet zoozeer omdat hij een koning was, als wel omdat hij over zijn geest heerschte, niet zoozeer omdat hij zooveel vijanden overmand had, o, hij was zioh-zelven gevaarlijker vijand dan Saul, dan Goliath; gelukkig niet om zijne hoop op

254

-ocr page 303-

uit ps 42, vs. 12. 255

staat, op gunst, op goud, maar op God, omdat hij dit kon zeggen , mijn God.

Dit was zijn rijkdom in armoede, zijn huis, zijn heiligdom in ballingschap, zijn verblijf, zijne veiligheid onder vervolging enz.

II. Zijt gij ook zoo gelukkig mijne toehoorders, kent gij deze schuilplaats, dit heiligdom ?

f Zaagt gij u ooit ellendig buiten dezelve ?

quot;Was dat uw onrust?

En welke last was het toch wel die u drukte ?

— Was het zonde?

— Was het vervreemding van God?

Dreef u dat om bij Hem eene verberging, eene

verlossing, een goed heenkomen te zoeken?

Zaagt gij er anders geen raad toe, of het moest Jezus, Jezus zijn?

quot;Was uw aangezicht naar Hein gewend, om Hem? tot Hem?

Was er dat aanzien en uitzien?

Van begeerte, dat begeerig toezien naar zulk een nog zich aanbiedenden Middelaar Jezus, was er nood ? zaagt gij zooveel gebrek enz. in uzelven, dat het met niet minder verholpen kon worden dan met zulk een Heere Jezus?

Yan geloof, kreegt gij zin in dien weg van vrije genade om daardoor gereinigd en gered te worden? Werd uw hart gewillig om Jezus in te laten op Zijne eigene conditiën, tot Zijne eigene einden. zonder eenig uitbe-beding? Wist gij wat het was amen te zeggen op die zalige aanbieding; was het: lleere Jezus wilt gij in verlossing, in menigvuldige

-ocr page 304-

KERKREDR

verlossing verheerlijkt worden, zie hier ben ik enz. ?

Van hoop, was er dat besluit van het niet te zullen opgeven totdat de Heere zich uitliet als uw God, uw Verlosser enz ?

fff Was het u wel ooit te doen , om Hem nog eens te loven? Zaagt gij daar dierbaarheid, bevalligheid en betamelijkheid in?

Zaagt gij er geen raad toe of Hij moest u verlossing, menigvuldige verlossing worden? enz.

Dreef u dat naar Hem, om bij en in Hem levensstof, licht, lust en kracht te krijgen ? enz.

Kent gij dit? hebt gij dit, ondervindt gij dit, wat zegt uw hart ? O, mogt mijne vraag u eens tot vragen brengen; ei keer eena naar binnen , hoe staat het daar? Toehoorders! het is nu een tijd dat men wel veel hoort, ook nog al veel hier en daar leert, men spreekt er ook nog al eens van tot anderen, maar te weinig helaas met zichzelven Gij dan niet alzoo, ei sla uw hart nu niet over, maar terwijl wij u aanspreken, terwijl God u aanspreekt , ei sta eens op uwe wegen, spreek ook over deze zaken met uzelven, totuzelven;

Mijne ziel wat hebt gij toch wel?

Mijne ziel waar waagt gij het op? Bezit gij dat wel dat daar is voorgesteld ?

III. Gij althans nog niet.

1. Die in het geheel geen licht hebt om naar binnen te zien, die nergens meer vreemdelingen zijt dan in uw hart! die niet op hebt met alleenspraken tusschen den Heere en uwe ziel, of \'t moesten zulke alleenspraken zijn als Luc. 12: 19. Eti ik zal lol mijne ziel

256

-ocr page 305-

uit ps. 42, vs. 12.

zeggen, Ziel, ijy hehl vele goederen, die opgelegd syn voor vele jaren, neem rusl, eel, drink, wees vroly/i.

2. Die (welke uitwendige zwarigheden u nog somijds ontrusten mogen) nergens minder weet van hebt, dan van die onrust over zonde, over gemis van üod, over de verberging van Zijn aangezicht.

3 Uie wel van hopen houdt, maar niet van die levende en ziel heiligende hoop, waardoor de ziel ruimte zoekt in wederom God te loven, dat toch de hoop is iu haar hoop, de verlossing in haar verlossing; maar dat kent gij, dat zoekt gij immers niet.

4. Die wel zegt en dat gereed hebt, God uw God, Jezus uw Jezus te noemen, maar dat aanzoeken van Hem, datgeloovigkomen om God in Christus op uwe zijde te krijgen, die daarvan nog ten eenenmale vervreemd zijt.

Staat het er zoo nog, toehoorders , dan deugt het er niet enz., waagt het niet.

— Zegt gij, ik hoop evenwel.

Ja daar is \'t niet beter om, gij zegt niet \'l is builen hoop, gij heb! hel leven uwer hand gevonden, daarom wordl gij niet ziek. Jes. 57 : 10.

t Ei, wat is uwe hoop toch wel?

Der Christenen hoop is geen inbeelding, maar iets zakelijks enz.

ff Waarop hoopt gij ? is \'t niet op deugd, belijdenis, godsdienstigheid, goede gedachten van anderen of op neergebogenhcid?

Op God kunt gij niet hopen, Hij is immers uw God niet. Hij is uw vijand nog, zoolang gij buiten Jezus blijft.

257

17

-ocr page 306-

KERKREDE

fff En hoe zijt gij aan uwe hoop gekomen? (de hoop waarmede men geboren is, zonder er anders wat van te weten, deugt niet); wanl wij sijn van nature zonder grond van ware hoop. Eph. 2:12

— Ja, maar gij zult misschien denken, ik ben er zoo licht niet aangekomen, ik ben ook al eens nedergebogen geweest, \'t heeft mij onrust gekost.

O, alle onrust is de rechte niet, men kan ook wel met onrust, met veel onrust naar de hel gaan, en daarom vraag vrij, o gij, die overtuigd zijt geweest, wat en waarom, en waartoe boogt gij u wel neder, o mijne ziel enz.

-]- Kwam uw onrust wel uit een rechten grond ? was \'t niet maar omdat \'t u naar de wereld tegenliep, vrees van smaad, of ten uiterste eenige schrik voor hel en verdoemenis?

•j-j Had zij wel rechte voorwerpen, zonde als onbetamelijk, walgelijk en God onteerend, de ongestalte van uw hart, de wortel der bitterheid, kleine zonden, verborgen zonden? enz.

fff Had zij wöl de rechte uitwerkingen ?

— quot;Walging van uzelven

-- Gedrag van u na dezelve in het

— Aanzoeken van den Middelaar.

— Niet rusten in of op uwe onrust

— Niet tevreden zijn dan met de verkrijging of wederknjging van God; moest die het zijn?

Gij die nog vreemd zijt van al deze zaken.

Gij hebt immers geen deel noch lot in dit woord.

Ziet gij het nu niet ? gij zult het dan zien,

258

-ocr page 307-

üit ps. 42, vs. 12.

wanneer de gordijnen van den tijd opgeschoven zullen zijn, als God uwe hoop toetsen zal enz.

Gelukkige Davids dan, maar ongelukkigen gij enz.

Ongelukkiger, omdat gij het niet ziet.

En nog ongelukkiger omdat gij onder zulk een licht in duisternis blijft.

Daar kom! een lijd, da! gij Zijn aangezicht nog eens zuil zien, Openb. 1; maar zal dat wel tot uwe verlossing wezen? O vrienden, \'t aangezicht van Hem. van dien Heere Jezus, die zich hier zoo menigmaal heeft aangeboden, die u omringd lieeft met zooveel genadeaanbiedingen , met zooveel voorslagen van vrede enz. van Hem dien gij verworpen hebt; o hoe vreeslijk, hoe ondraaglijk zal dat gezicht, dat aangezicht voor u zijn, waarin gij zien zult den toorn des Lams, dat is niet alleen den vloek der wet; maar o, de wraak van een tevergeefs aangeboden genadeverbond; dan zal uwe ziel zich nederbuigen enz.

Vrienden! nu kunt gij nog geholpen worden; I de schuilplaats is nog open, nu nog; II maar er moet onrust komen, hier of in de hel (beter hier); III gij moet God tot uw God zoeken te krijgen; IV verlossing, menigvuldige verlossing moet er zijn, o rondom ellendigen, en dat moet Hij zijn; V Jezus biedt zich aan.

IV. Maar gij aan den anderen kant, die op de genoemde gronden staat maken kunt.

(I) Gij vooreerst die nog eerst op \'t komen staat; overtuigde en ontwaakte zielen.

Die wel zoudt willen, maar gij durft niet.

259

-ocr page 308-

KERKREDE

Ziot hier welke schuilplaats gij in moet, welke schuilplaats voor u openstaat.

( Zegt gij : Jezus is voor mij te heilig enz.

(( Ik zoo zondig.

((( Niet genoog verbrijzeld enz.

Ja, maar is er dat, wat hier in David was?

— Zijt gij van uwen ouden grond afgedreven , is ii alles ontnomen ?

— Is \'t hart tot aan Christus voeten neder-gebogon , is \'t voor Hem ontsloten enz.

— Is dit de resolutie van uw hart om op Hom te blijven wachten enz.

— Zou dit u eene blijde boodschap zijn, als gij God tot uw God zoudt krijgen, en Hem nog eens loven in uw leven? enz.

Is er dat, wat buigt gij u dan neder, waarom zwerft gij langer om? treedt toe, alles is gereed! klaagt gij over banden, hier is verlossing; zijn uwe zonden groot, hier is menigvuldige verlossing.

quot;t Is te mogen en te moeten.

Tot Jezus te komen is geen vermetelheid, maar gehoorzaamheid.

Dat aanschijn, dat gezegend aanschijn, dat op Manasse, Paulus, Petrus, Magdalena, dat op de goddelooste zag, dat heeft Hij nog, o mocht er nog een uwer onder zoo velen naar Hem vragen:

Heere, wildet gij ook op mij zien!

II. Gij twijfelende zielen, die daarin gelukkig zijt, dat gij de genade en de genoemde werkzaamheden hebt ondervonden, maar evenwel daarin nog ongelukkig, dat gij niet weet dat gij zoo gelukkig zijt.

Ziot hier ook (in \'t voorbijgaan):

260

-ocr page 309-

uit ps. 42, vs. 12.

Verzekering f Is betamelijk,

ff Noodig, gij hebt storm, gij hebt strijd te wachten,

Dat is uw anker, uw helm.

ftt Nuttig en voordeelig, o, het kwam David hier zoo te pas, dat hij dit kon zeggen: mijn God, daar kon veel, daar kon alles op afstuiten.

Ja maar dat was David, zult gij misschion zeggen, maar waar David het zocht en vond, kunt gij het ook krijgen, Davids God leeft nog, daarom verzekering is

ftft Ook verkrijghjk (zelfs voor een ziel die in een neergebogen staat is.)

En tot dien einde neem deze navolgende besturing met u, die uit de woorden van onzen tekst als uit eene zuivere fontein ontspringen en opwellen:

1. Wacht u voor die zoo gewone als schadelijke misvatting nopens het stuk van verzekering, alsof gevoelige genade alleen de grond van verzekering, alsof gevoelige verzekering alleen verzekering was. David niet alzoo in onzen tekst, Paulus niet alzoo, 2 Oor. 5: mij tvamlelen ilnnr gelonf en niet dnnr aanschouwen.

2. Vraagt naar de reden, zoowel van uwe twijfeling als van uwe verzekering, dat deed hier David, en hij bevond er zich wel bij, Waf hiiiql (jij u neder o mijne ziel.

3. Hoop is ook al iets van verzekering, en die wel gebruikt en aangelegd zijnde, is dikwijls de weg om meer te krijgen, ziet dit hier in David.

4. Gij zijt u zeiven ook menigmaal in den

261

-ocr page 310-

KERKREDE

Ziet hier welke schuilplaats gij in moet, welke schuilplaats voor u openstaat.

( Zegt gij : Jezus is voor mij te heilig enz.

(( Ik zoo zondig.

((( Niet genoeg verbrijzeld enz.

Ja, maar is er dat, wat hier in David was ?

— Zijt gij van uwen ouden grond afgedreven , is u alles ontnomen ?

— Is \'t hart tot aan Christus voeten neder-gchogen, is \'t voor Hem ontsloten enz.

— Is dit do resolutie van uw hart om op Hem te blijven wachten enz.

— Zou dit u eene blijde boodschap zijn, als gij God tot uw God zoudt krijgen, en Hem nog eens loven in uw leven? enz.

Is er dat, wat buigt gij u dan neder, waarom zwerft gij langer om? treedt toe, alles is gereed! klaagt gij over banden, hier is verlossing; zijn uwe zonden groot, hier is menigvuldige verlossing.

\'t Is te mogen en te moeten.

Tot Jezus te komen is geen vermetelheid, maar gehoorzaamheid.

Dat aanschijn, dat gezegend aanschijn , dat op Manasse, Paulus, Petrus, Magdalena, dat op de goddelooste zag, dat heeft Hij nog, o mocht er nog een uwer onder zoovelen naar Hem vragen:

Heere, wildet gij ook op mij zien!

II. Gij twijfelende zielen, die daarin gelukkig zijt, dat gij de genade en de genoemde werkzaamheden hebt ondervonden, maar evenwel daarin nog ongelukkig, dat gij niet weet dat gij zoo gelukkig zijt.

Ziet hier ook (in quot;t voorbijgaan):

260

-ocr page 311-

uit ps. 42, vs. 12.

Verzekering f Is betamelijk,

ff Noodig, gij hebt storm, gij hebt strijd te wachten,

Dat is uw anker, uw helm.

fff Nuttig en voordeelig, o, het kwam David hier zoo te pas, dat hij dit kon zeggen: mijn God, daar kon veel, daar kon alles op afstuiten.

Ja maar dat was David, zult gij misschien zeggen, maar waar David het zocht en vond, kunt gij het ook krijgen, Davids God leeft nog, daarom verzekering is

ftft Ook verkrijghjk (zelfs voor een ziel dio in een neergebogen staat is.)

En tot dien einde noem deze navolgende besturing met u, die uit de woorden van onzen tekst als uit eene zuivere fontein ontspringen en opwellen :

1. Wacht u voor die zoo gewone als schadelijke misvatting nopens liet stuk van verzekering, alsof gevoelige genade alleen de grond van verzekering, alsof gevoelige verzekering alleen verzekering was. David niet alzoo in onzen tekst, Paulus niet alzoo, 2 Cor. 5: wij wandelen dooi\' gelonf oi niet door aanschouwen.

2. Vraagt naar de reden, zoowel van uwe twijfeling als van uwe verzekering, dat deed hier David, en hij bevond er zich wol bij, Wat hnicjl gij u neder o mijne ziel.

3. Hoop is ook al iets van verzekering, en die wel gebruikt en aangelegd zijnde, is dikwijls de weg om meer te krijgen, ziet dit hier in David.

4. Gij zijt u zeiven ook menigmaal in den

261

-ocr page 312-

KERKREDE.

weg, (gelijk \'t hier met David was) dan althans, als gij in het zoeken van verzekering geen onderscheid maakt tusschen den regel van uw gedrag en den grond uwer hoop (het evangelisch verbond van u onderschreven, tusschen heilige bekommering, die er zijn mag en moet), als gij op het eerste ziet als een toetssteen van uwe vordering in godzaligheid en tusschen twijfeling over uwen staat, en zoo in alle andere dingen.

5. De gereede en veilige weg om \'t werk klaar gemaakt te krijgen, is rechtstreeks tot Christus te gaan, om door een tegenwoordig komen het buiten verschil gesteld te krijgen, dat het u om Hom te doen is. O, de deur is open, treed in en leef; hiertoe is altijd vrijheid, altijd verplichting, in een geloovige in zeker opzicht altijd gewilligheid; dit deed David, wat buigt gij u neder, hoop op God.

6. Ziet eens terug op vorige bevindingen enz., of er niet wol wat is, ten welken aanzien gij den Heere moogt en moet noemen de menigvuldige verlossing uws aansohijns ?

7. Ontslaat u niet onder voorwendsel van \'t twijfelen van dien plicht, of liever, berooft u zeiven niet van dat voorrecht van God te loven, en kan of durft een twijfelende ziel zoo niet danken, laat zij dan dit evenwel doen, en, hoe vreemd haar dit ook schijnen mocht, laat zij dit aanzien niet alleen als haar voorrecht en plicht, maar ook als geneesmiddel tegen hare ziekte, immers zoo begreep het David: ik zal Hem nog loven

8. Eindelijk, als gij uwe zwarigheden eens minder of meerder ontworstelt, als gij eens

262

-ocr page 313-

uit ps. 42, vs. 12.

iets knjgt van \'t geen David had, als hij zeggen kon : mijn God; (en dat krijgt een ge-loovige toch nog meer, dan hij zelf menigmaal denkt) vergeet dan ook niet onder andere zonden die gij voor den Heere te belijden hebt, uwe twijfeling te tellen; vergeet niet daarover verzoening te zoeken enz.

III Hoort dit ook :

a. Gij afgezakten, die als in eene woostijn van vervreemding omdoolt, die onder uw verval al kwijnende heengaat, en al vast in gestalte en plichten aan den lagen kant blijft.

b. Gij moedeloozen, gij verdrukten door onweder voortgedrevonen enz. besehroomden in geloofsoefeningen, in gebeden enz., die zegt: de Heere heeft mij verlaten.

e. Gij nedergebogenen onder kracht van verdorvenheden.

d. Geslingerden door verzoekingen en bestrijdingen.

e. Treurigen onder bezoekingen en engten naar de wereld.

Is er dat evenwel ? I. die smartelijke te-genworsteling van uw hart tegen uwe onge-stalten ; II. die veroordeeling van u zeiven, om het zondige in dezelve; III. dat geluk-achten van , en die toegekeerdheid naar eene tegengestelde waakzame en werkzame gestalte; IV. dat naklagen naar den Heere Jezus, Ilij wilde nog eens wederom op u zien, en u vrede en genezing schenken; Hij wilde zijn de verlossing uws aangezichts en uw God. Is er dat? O dan!

Hetgeen de Heere eens zeide tot Josua, dat zeggen wij tot u, staat op, waarom legt

263

IP k

-ocr page 314-

KERKREDE,

weg, (gelijk \'t hier met David was) dan althans , als gij in het zoeken van verzekering geen onderscheid maakt tusschen den regel van uw gedrag en den grond uwer hoop (het evangelisch verbond van u onderschreven, tusschen heilige bekommering, die er zijn mag en moet), als gij op het eerste ziet als een toetssteen van uwe vordering in godzaligheid en tusschen twijfeling over uwen staat, en zoo in alle andere dingen.

5. De gereedo en veilige weg om \'t werk klaar gemaakt te krijgen, is rechtstreeks tot Christus te gaan, om door een tegenwoordig komen het buiten verschil gesteld te krijgen, dat het u om Hem te doen is. O, de deur is open, treed in en leef; hiertoe is altijd vrijheid, altijd verplichting, in een geloovige in zeker opzicht altijd gewilligheid; dit deed David, wat buigt gij u neder, hoop op God.

6. Ziet eens terug op vorige bevindingen enz., of er niet wel wat is, ten welken aanzien gij den Ileere moogt en moet noemen de menigvuldige verlossing uws aanschijns ?

7. Ontslaat u niet onder voorwendsel van \'t twijfelen van dien plicht, of liever, berooft u zeiven niet van dat voorrecht van God te loven, en kan of durft een twijfelende ziel zoo niet danken, laat zij dan dit evenwel doen, en, hoe vreemd haar dit ook schijnen mocht, laat zij dit aanzien niet alleen als haar voorrecht en plicht, maar ook als geneesmiddel tegen hare ziekte, immers zoo begreep het David: ik zal Hem nog loven.

8. Eindelijk, als gij uwe zwarigheden eens minder of meerder ontworstelt, als gij eens

262

-ocr page 315-

uit ps. 42, vs. 12. 263

iets krijgt van quot;t geen David had, als hij zeggen kon : mijn God; (en dat krijgt een ge-loovige toch nog meer, dan hij zelf menigmaal denkt) vergeet dan ook niet onder andere zonden die gij voor den Heere te belijden hebt, uwe twijfeling te tellen; vergeet niet daarover verzoening te zoeken enz.

III Hoort dit ook :

a. Gij afgezakten, die als in eene woestijn van vervreemding omdoolt, die onder uw verval al kwijnende heengaat, en al vast in gestalte en plichten aan don lagen kant blijft.

b. Gij moedeloozen, gij verdrukten door onweder voortgedrevenen enz. beschroomden in geloofsoefeningen, in gebeden enz., die zegt; de Heere heeft mij verlaten.

c. Gij nedergebogenen onder kracht van verdorvenheden.

d. Geslingerden door verzoekingen en bestrijdingen.

e. Treurigen onder bezoekingen en engten naar de wereld.

Is er dat evenwel ? I. die smartelijke te-genworsteling van uw hart tegen uwe onge-stalten ; II. die veroordeeling van u zeiven , om het zondige in dezelve; III. dat geluk-achten van , en die toegekeerdheid naar eene tegengestelde waakzame en werkzame gestalte; IV. dat naklagen naar den Heere Jezus, IIij wilde nog eens wederom op u zien, en u vrede en genezing schenken; Hij wilde zijn de verlossing uws aangezichts en uw God. Is er dat? O dan!

Hetgeen de Heere eens zeide tot Josua, dat zeggen wij tot n, staat op, waarom legt

-ocr page 316-

KERKREDE.

gij dus neder op uw aangezicht? Wat buigt gij u dan neder, o mijn ziel, en o wat is dat

f Veelzins onbetamelijk?

ff Wat is \'t vruchteloos , wat wint gij er toch mode ? gij hebt mogelijk zoo al eenige dagen, ja misschien weken, ja jaren omge-tobt, wat baat bobt gij er van ? enz.

fff Wat is \'t niet schadelijk! God krijgt geen eer, \'t rijk des Satans lijdt weinig afbreuk van u enz

En daarom, zoekt het nu ook eens van een anderen kant te beproeven, want indien het toch met moodeloosheid, die dochter van ongeloof, te winnen was, waart gij reeds lang geholpen geweest, maar nu moest gij er uwe studio ook eens van maken, en loeren wat David er mede zeggen wil. als hij (in zulk een tijd) tot zich zeiven spreekt: Hoop op God, en tot dien einde.

1. Acht de hoop uw plicht, uw sieraad, uwe sterkte, \'t is een helm tegen hoofdwonden (o krijgsknechten werpt uwen helm niet weg Hebr. 10: 35 )

2. Maar evenwel, vergeet niet, hoop is eene gave Gods, en hare klare ontdekking in de ziel al wederom Zijne gave, ja eene nieuwe gave.

3 En daarom verzaakt allen grond van hoop in u zeiven, hoe meer hoop hier, hoe meer verlies van hoop; hier moed te willen zoeken, is nederbuigen van zich zeiven

4 Daar is een edeler, een veiliger, een zaliger weg, Christus aangeboden in het Evangelium (daar is hulp besteld bij eenen

264

-ocr page 317-

uit ps. 42, vs. 12.

Held), zoek dan die kunst des geloofs te lee-ren , Hem ook in dozen aan te gi\'ijpon, te gebruiken , vast te houden, met één woord HEM, HEM in plaats van alles te stellen , dit was, hoop op God.

5. Gij moest dan ook meer denken op de zegeningen en do menigvuldige verlossingen door u ondervonden enz.

(IV) Eindelijk, gij gemoedigde zielen cu (wat uw staat nog beter zou maken) wie hot nog gebeuren mag bij don Heere en bij uw hart te leven enz

Gij moogt wel van geluk spreken, van een geluk zooveel te grooter, omdat hot aan weinigen gebeurt; aan weinigen ook onder dezulken , zelfs die anders niet ongelukkig zijn, want toch zoovele christenen als er zijn in deze geestolooze dagen, zoovele wonderen heeft de wereld ; maar zulke christenen (die ootmoed en gemoedigdheid in gezetheid, en in den trein tot hun sieraad en sterkte hebben) die mag men terecht aanzien als wonderen in de wondoren.

Gij de zoodanigen, ik heb een woord van Jezus tot u :

Hnwll wal lt;)ij hch/, Openb. 3, vs. II.

Nu is \'t uw tijd;

—ï- Om te waken, gij zijt nog in den hemel niet, en al was uw hart menigmaal als in den hemel, o daar blijft toch nog eene hel (van verdorvenheden) in uw hart. Hebt gij niet veel te doon mot nedergebogenheid enz. (O, dat zijn ook nog allen uwe vijanden niet) denk aan David Ps. 30; 7, 8. Ilc zeide wel in mijn voorspoed, ik zal niet wankelen in

265

-ocr page 318-

KERKREDE.

eeuwigheid, ivanl Hcerc, Gij hadt mijnen berg door i/we goedi/tinsligheid vastgezet, maar toen gij uw aangezicht verbergdet, werd ik verschrikt. Loeft gij bij uw hart, zoo hebt gij dan wat to verliozen! en hior te verliezen is lichter dan meer te krijgen enz.

Nu is \'t tijd

quot;iquot; Om te werken

Voor don Heero, Hora te loven is nu uw plicht.

Voor anderen, hebt gij verlossing, menigvuldige verlossing verkregen, ontfermt u dan over zoovelen rondom u, die nog in banden zijn, in \'t bijzonder over de gebondenen die daar hopen.

Voor uzolven, leg nu op een schat van bevindingen om in een duisteren dag (wie weet hoe haast die daar zal zijn ?) te kunnen zeggen, Hij is, (Hij was) de verlossing mijns aanschijns.

O, verzamelt toch vele blijken van uw aandeel aan den Heere, om dat te kunnen zeggen, mijn God, en zoekt dit van wijze zeelieden te leeren, dat het best is zijne ankertouwen in mooi weer klaar te maken.

Nu is \'t uw tijd

ZfOm geloovig vooruit te zien op dien tijd,

quot;^Op die eeuwigheid, waar het nog wat anders zal te zeggen zijn, o zij komt!

/ Daar zal geen onrust, geen nederbuiging meer wezen.

// Daar zal hoop en geloof (quot;t grootste hier) te klein wezen, 1 Cor. 13 ; 13.

/// Daar zult gij Hem nog eens loven.

Nog meer loven, op hooger toon : do Halle-

266

-ocr page 319-

uit Ps. 42, vs. 12. 267

lujahs zullen daar onzondig, onbezweken en eeuwig zijn, en ook daarom te meer omdat Hij \'t hier zoo met u begonnen heeft.

//// Daar zal God zelf uwe verlossing wezen.

Uwe verlossing blijven.

(Eigen rechtvaardigheid en verdienste komen in den hemel niet, maar dat zij daar zijn en blijven, is enkel vrije genade. Hij is daar de verlossing, daar zijn zij hot eens op Openb. 5 vs. 9. 12, 13.)

///// Daar zal God dan uw God wezen, en gij nog in voller nadruk dan hier erfgenamen Gods, Hom. 8. O, wat een erfgoed! Dan zult gij beter en klaarder verstaan wat dat te zeggen was, Mijn God. Wij sluiten met Kom. 15, vs. 13;

De God nu der hoop vervulle u mei alle blijdschap en vrede in hel geloove, opdat yij overvloedig moogl zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes. Amen.

-ocr page 320-
-ocr page 321-

L IJ K R E D E

UIT

TOIEÏ- IHII : ±±.

BIJ GELEGENHEID VAN HET OVERLIJDEN VAN DEN EERW. WEEG. EN GODZALIGEN HEER

SICCO TJADEN,

Getrouw Herder van Jezus\' Kudde in de Nieuwe Pekel-A.

OVERLEDEN 28 MAAKT 1726, IN HET DRIE-EN-DEETIGSTE JAAR ZIJNS OUDER DOMS.

G-edaan in de Nieuwe Pekel-A den 7den April 172S.

DOOR

JOH. HOFSTEDE,

Fredikant in Groningen.

\'S GRAVENIIAGE.

J. VAN GOLVERD1NGE amp; ZOON. 1881.

-ocr page 322-
-ocr page 323-

LIJKREDE uit JOH. XI, vs. 11.

Lazarus onze vriend slaapt.

Een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar honderd jaren oud zijnde zal vervloekt worden, Jes 65. vs 20. Het is klaar uit den geheelen zamenhang van dit hoofdstuk, dat deze beloften zien op den kerkstaat van het Nieuwe Testament, en voornamelijk van den laatsten tijd, vs. 17, 18, 19. Onder de zegeningen van dat geestelijk Jeruzalem, vinden wij ondor anderen deze belofte. Een jongeling in jaren, die zoo de eerste jeugd en den kinderstaat ontwassen is, dat hij echter nog niet tot de rijpheid der mannelijke jaren is opgeklommen : te gelijk een jongeling in genade , in welke twee beteekenissen wij \'t kunnen opvatten Ps 119, vs. 10, en hieruit de tegenstelling van een zondaar. En dus een begenadigd jongeling, zulk een tot welke Johannes schreef: Ik heb u geschreven jongelingen, want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in u, en gij hebt tien boezen overwonnen, 1 Joh. 2, vs. 14, Een jongeling dan wegens zijne geestelijke voortreffelijkheid, schoonheid , dapperheid, heldhaftigheid, frischheid, vaardigheid; doch niettegenstaande dit alles ,

-ocr page 324-

LIJKREDE.

zulk een jongelin;; zal sterven. Hij zal volgons de gewone natuurwet, welke God na den zondeval heeft vastgesteld, ook den weg van alle vleesch moeten gaan. Dit is do belofte : lljj zal sterven, honderd jaren oud zijnde. Jongelingen zullen dan mannen, ja vaders zijn; in geestelijk licht, kracht van geloof, evangelische heiligheid, bevinding van Gods goedheid, rijpe ervarenheid , wijze raadgevingen en bestieringen, zoo ver gevorderd zijn, alsof zij den leeftijd van honderd jaren bereikt hadden. En dus in weiniy lijd vol-maakl c/eworden zijnde , helihen zij lange lijden vervuld, Boek der wijsheid, 4, vs. 13.

Maar alzoo zijn de goddeloozen niet. Een zondaar in zijn staat, gestalten en daden, honderd jaren oud zijnde, al was hij \'t, al verkreeg hij \'t zoo, al bereikte hij zelfs den leeftijd van honderd jaren : hij zal vervloekt worden. Hoewel een zondaar honderdmaal kwaad doel, en God hem de dagen verlengt, zoo weel ik lach, zegt Salomo, dal hel dien zal welfiaan, die God vreezen, lt;lie voor Zijn uangezichl vreezen, maar den goddeloozen zal hel niel tvelyaan, Pred. 8 : 12, 13. Hij zal vervloekt worden, door wet en evan-gelievloeken, van God, van Christus, van de engelen, van de leeraars, van de geloovigen, van de goddeloozen, die hij gestijfd heeft, van de duivelen, van zichzelven, van zijn eigen geweten in zijn leven, dood, na den dood, tot in dor eeuwigheid.

Hier blijkt nu klaar het onderscheid tus-schen deze twee, en do voortreffelijkheid van den eersten boven den laatsten.

272

-ocr page 325-

UIT JOU. 1 ] , VS. 11.

Doch hoe voortreffelijk ook, daarin zijn zij in het uiterlijke gelijk, dat zij beide sterven; doch in hun sterven wederom zoo verschillend , als in hun leven: terwijl do laatste sterft tot straf zijner dwaasheid, eencn vervloekten dood, maar des eersten gedachtenis bij God en al de heiligen in zegening blijft, en zijn dood een rusten is op zijne slaapstede, en dus veel liever een slaap dan een dood genaamd mag worden.

Eene waarheid, welke nu ook door bevinding onder u bevestigd is, mijne waarde vrienden: terwijl het u ook gelukt was, te hebben gehad, helaas! gehad! een leeraar die terecht een jongeling mocht genaamd worden, zoo in jaren, als die nauwelijks drie en dertig heeft bereikt, als hoedanigheden, gelijk in \'t vervolg nader blijken zal; maar ook een jongeling van honderd jaren: een man, een vader in Christus. Een vader in geestelijke wijsheid, en bevinding van Gods goedheid, en \'t werk der genade aan zijne ziel: een jongeling voortreffelijk boven velen, al hadden zij honderd jaren bereikt, in ervarenheid en wijs beleid, om zielen te vangen, te besturen enz. Hij is gestorven in het bloeien zijner jaren; maar, om als een meibloem in den lentetijd van de nieuwe wereld, des te schooner te ontluiken en zijn geur en glans te verspreiden tot heerlijkheid van zijnen Schepper. Nu slaapt hij en rust van al zijnen moeielijkeu, doch gezegenden arbeid; terwijl wij met deze woorden van den Zaligmaker, gesproken over den gestorven Lazarus, ons

273

18

-ocr page 326-

LIJKREDE

\'s mans gelukstaat, ons verlies en pliclit zullen zoeken onder het oog te brengen.

Het oogmerk van dit Evangelie is, opdal wij gelouven zouden, dal Jezus is dc Christus, de Zoon Gods, en opdal try yeloovende het leven hebben zouden in Zijnen Naam, Joh. 20 : 31. Tot dien einde had Johannes in \'t voorgaande hoofdstuk den Heere Jezus zeiven ingevoerd, verklarende de natuur van Zijn Middelaarsambt en de Goddelijkheid van Zijn Zoonschap.

Doch dit einde had in de raeesten eene tegenstrijdige uitwerking, vs. 20, en werd in de minsten bereikt, vs. 21, bijzonder werden de Farizeën en Schriftgeleerden daardoor zoo verbitterd, dat zij Hem als een godslasteraar zochten te steenigen, vs 31. Maar Jezus begaf zich uit het gevaar, tot over den Jordaan-stroom, ter plaatse waar Johannes eerst doopte, waar Hij van velen erkend en door het geloof wordt aangenomen. Hier zijnde, hoort Hjj de krankheid van Zijnen vriend Lazarus, dat Hem doet besluiten wederom naar Judea te gaan, om door diens opwekking God Zijnen Vader en zichzelvon te verheerlijken.

Doch na verloop van twee dagen sterft Zijn vriend, en Jezus gaat henen om hem op te wekken, in weerwil van de discipelen, welke uit vrees voor gevaar, Hem die reis zoeken te ontraden : \'twelk Jezus krachtig wederlegt, verklarende mot een in onzen tekst: den zaligen eu heerlijken toestand van Zijnen vriend, in deze woorden:

Lazarus onze vriend slaapt.

274

-ocr page 327-

UIT JOH. 11, VS. 11.

In dit hoofdstuk zien wij:

1. Lazarus ziekte, vs. 1 — 7.

11 Lazarus dood, vs. 7—39.

III. Lazarus opwekking met de gevolgen daarvan, vs 39 — 57.

En in onzen tekst letten wij op:

a. Den persoon

b. Zijn heerlijk voorrecht.

c. Zijne tegenwoordige gestalte.

A.

In den persoon beschouwen wij wederom:

A Zijn naam en beteekenis.

B. Zijne woonplaats.

C. Zijn maagschap.

A Zijn naam was LAZARUS: de beteekenis daarvan zullen wij verder naspeuren; alleen daarom, omdat zij dienstig zal zijn tot ons oogmerk, terwijl sommigen die afleiden van Eleazar, beduidende zooveel, als Grod mijn hulp, als te zien is Exod. 18, vs. 4. Anderen doen het afstammen van een Hebr. woord, dat beteekent: schatten vergaderen en tot toekomend gebruik weg te leggen, daar vandaan schatkamer, waar kostelijke kleinoo-diën, tot gebruik en pracht bewaard worden, 2 Kron. 32, vs. 27, en zoo vervolgens. Schuren , waar men \'t gemaaide koren in opdoet, Joël 1. vs. 17. Kelders, waar wijn en olie in bewaard wordt, 2 Kron. 11, vs. 11. Een spijskamer van de tienden, Mal. 3, vs. 10. De verblijfplaats der winden, Jer. 10, vs 13, en daar vandaan Amos 3, vs. 10, schatver-zamolaars, schatbewaarders.

Wat hier ook van zij, \'t is zeker, dat deze beteekenissen allen zeer gepast zijn op den

275

-ocr page 328-

276 LIJKREDE

persoon van Lazarus, voor zoover hij een begenadigde, een waar geloovige was.

Immers die allen zijn in zichzelven en in hun eigen oordeel hulpeloos, en kennen noch zoeken andere hulp, dan des Heeren, Ps. 124, vs. 8. Zij zijn een schatkamer van geestelijke rijkdommen en kleinoodiön. De Drieëenige God, het ware Wezen, vervult al de schatkamers hunner ziel. met zichzelven mede te ( deelen door het geloof in Christus. De Almachtige is hun overvloedig goud en zilver. Gods Beeld dragen zij als een schat in hun hart. Zij zijn de korenschuur van hunnen geestelijken Jozef, terwijl het zaad Gods in hen blijft Hunne ziel is een kelder, waarin de Heere den wijn Zijner hartsterkende en de olie Zijner verzachtende genade gelegd heeft. Hun hart is de spijskamer der geloovigen, terwijl hunne lippen velen voeden. Daar rust de Geest des Heeren, en Hij doet de winden van dien Geest somtijds waaien uit dien schatkamer tot zuivering en verkwikking van den hof Zijner kerk. Zij vergaderen deze schatten, met hunnen mond wijd open te doen, opdat de Heere die vervulle. En voor zoover sommigen huisbezorgers zijn, bewaren zij die en deelen ze mode als getrouwe uitdeelers der menigerlei genade Gods.

Ziet zulk een was Lazarus, in naam, zulk een met de daad, omdat hij een geloovige, een begenadigde was, die toch allen in onderscheidene maat uit Jezus algenoegzame volheid ontvangen genade voor genade.

B. Zijne woonplaats is niet minder aanmerkelijk dan zijn naam. Die was BETHA-

-ocr page 329-

lil uit joh. 11, vs. 11. 277

|| NIE, een vlek aan den oostkant van den I Olijfberg, omtrent 15 stadiën, dat is, twee-A duizend treden van Jeruzalem, beduidende zooveel als een huis van armen, nooddrufti-J gen en ellendigen. Zie Mare. 11, vs. 1 , ! Luc, 19, vs. 29. Het vlek van Maria en Martha, die daar woonden Waar Jezus veel verkeerde, om zijne godzalige vrienden en ; \' vriendinnen te bezoeken.

Gezegende dorpen, waar Jezus met de Zijnen vernacht! Hoogl. 7, vs. 11.

Hij vernacht gaarne bij de armen en verslagenen van geest, opdal Hij levendig make den geest der nederig en, en opdat Hij levendig malie den geest der verbrijzelden, Jes. 57, vs. 15.

C. Hier woonde Lazarus onder eene godzalige maagschap Hij was de broeder van Maria en Martha Jezus nu had Martha en hare zuster en Lazarus lief, vs. 5. En dus in een huisgezin, dat enkel uit heiligen bestond. Zie maar welk eene heerlijke belijdenis Martha van haar geloof doet, vs. 27. \' Met welk eene gewilligheid zij den Heere diende aan tafel, Joh. 12, vs, 2. Met welk eene teedere liefde Maria den Heere Jezus zalfde met den kostelijken nardus, en Zijne voeten afdroogt met de haren van haar hoofd. Joh. 12, vs. 3. Met welk eene afhankelijke nederigheid zij zich aan Jezus voeten zet, om Zijn woord te hooren Luc 10 vs. 39.

Gezegend drietal, daar gij vergaderd waart in Jezus Naam, was Jezus met den Geest in het midden van u volgens Zijne belofte, Matth. 18, vs. 20. Drietal uit beide sexen, allen begenadigden, dewijl in Christus geen man

-ocr page 330-

LIJKREDE

of wijf is , want gij allen zijt één in Christus Jezus, Gal. 3, vs. 28. Alle drie begenadigden , doch in trap en mate van genade onderscheiden, terwijl Maria hoog beroemd en Martha bestraft wordt; en echter beide van den lleere Jezus zeer bemind, Luc. 10, vs. 41. Zoo scheiden de zwakheden der geloo-vigen hen van Jezus\' liefde niet, Eom. 8 , vs 39 Zoo bestraft Jezus dien, die Hij lief heeft. Hij geeselt een iegelijk (zoon of dochter) dien Hij aanneemt, Hebr. 12, vs. 6. Openb. 3 , vs. 19

Jezus\' hart was teeder over deze drie, en dat wil de lleere omtrent Lazarus niet ontveinzen , dewijl Hij hem met dezen bijzonderen eernaam en dit teeken van liefde verwaardigt, hem noemende zijnen VRIEND.

B

1. Lazarus, onze VRIEND, zegt Hij, zeker! dit is een van de grootste eertitelen, waarmede Gods volk in de heilige bladen te boek staat. Abraham (leloofdc God, en het is hem lol rechlvaardigheid gerekend, en hij is een Vil!EISl) Gods genoemd, Jac. 2, vs 23. Ik zegge u , MUSÈ VRIENDEN, zegt de vriendelijke Jezus, vrees! niet voor degenen die \'t lichaam dooden en daarna niet meer liunnen doen, Luc. 12, vs. 4,

Zulk een was Lazarus, Jezus vriend! en wat zegt dat ?

A. Het veronderstelt, dat Jezus al op hem gezien had met eene eeuwige liefde, zich voor hem borgstellende.

15. En dat er tusschen hem en Jezus zulk eene vaste vriendschap bestond, hoedanig is

278

-ocr page 331-

UIT JOII 11 , VS. 11.

tusschen die allen, welke door onderlinge betrekking op elkander vrienden genaamd worden.

I. Gelijk een man een vriend genaamd wordt van zijne vrouw uit kracht van het huwelijks-verbond, Jer. 3, vs. 20. Zoo stond Lazarus als een begenadigde met Jezus in ondertrouw door het geloof.

II Bondgenooten noemen elkander vrienden , gelijk Hiram Davids bondgenoot, David beminde, 1 Kon. 5, vs. 1. Lazarus was Jezus\' bondgenoot; ja Zijn gemeenzame vriend, waarmede Hij dagelijks gewoon was zeer gemeenzaam om te gaan, etende en drinkende met hem aan ééne tafel,

III. Staatsdienaars, Raden der Vorsten worden vrienden der Koningen genaamd, gelijk Huzai Davids vriend was, 2 Sarn. 15, vs. 37, aan wien hij zijne geheimen vertrouwde. Zulken waren Jezus\' discipelen, en onder die, onze Lazarus : Ik hch n vrienden geiwenid, want al wat ik van mijnen Vader gehoord heb, da! heb ik u bekend ye-maakt, Joh. 15, vs. 15.

IV. Discipelen zijn vrienden van hunnen meester, als zij hem gehoorzaam zijn. Gij zijl mijne vrienden, zoo gij doel, wal ik u gehiede. Joh. 15, vs. 14. En zulk een was Lazarus met zijne zusters.

V. Speelgcnooten zijn vrienden van den bruidegom Gelijk zoo Johannes de Dooper genaamd wordt. Joh. 3, vs , 29, en \'t mag op Lazarus ook toegepast worden , zoo dikwijls Jezus tot hem inkwam, stond en hoorde hij Hem, en verblijdde zich met blijdschap om de stem des bruidegoms.

279

-ocr page 332-

LIJKEBDE

VI. Ambtgenooten, hoewel in rang onderscheiden. Gelijk de Hoogepriester Josua zijne vrienden had, de mindere priesters, alle geloovigen zijn geestelijke priesters, vrienden van den grooten Hoogepriester .Tezus,

C. En wilt gij nog meer? Jezus was Lazarus\' vriend, om de vriendschapsblijken, die Hij bereids aan Lazarus gegeven had, nog gaf, en voortaan geven zou. Hij had Lazarus, benevens zijne twee zusters, uit den natuurstaat geroepen tot het wonderbare licht. Zij en hij waren door Jezus\' leerredenen en wonderen bekeerd. En wat een liefde ?

Lazarus was een van die Schapen, waarvoor Jezus Zijn leven gesteld had , Joh 10. Niemand nu heeft meer liefde dnn deze, dal iemand zijn leven selle voor zijne, vrienden , Joh 15, vs. 13. Nu nog, terwijl Lazarus bereids gestorven was, is Hij zijner gedachtig, ofschoon hij met zijn vertoeven van twee dagen het tegendeel scheen te zeggen Voor een klein oogenblik had Hij hem vergeten, maar met groote ontferming zou Hij hem vergaderen. \'t Was maar, opdat God de Vader en Zijnen Zoon zouden verheerlijkt worden , vs. 4. Maar hieruit blijkt ook, dat Zijne vriendschap met Lazarus duurzamer was, en dieper wortelen had geschoten, dan in de harten Zijner discipelen.

Lazarus ziekte was vóór twee dagen ge boodschapt; Jezus rept er gedurende dien tusschentijd niet één woord van

Hij zwijgt, doch in Zijne liefde, zij ook. Naderhand spreekt Hij van te willen henen-

280

-ocr page 333-

UIT JOH. 11, VS. 11.

gaan naar Judea, maar zij raden \'t Hem af, en schijnen Lazarus al te hebben vergeten , vs. 6—8. Waaruit wij niet alleen als in \'t voorbijgaan zien, hoe dat de bedorven rede in Gods volk zich tegen den wil van Jezus aankant, maar ook zelfs den Meester meesteren en den Geest des Heeren wil onderwijzen, maar bijzonder, dat er in Jezus oneindigmaal meer ontferming en medelijden is, dan in Zijne discipelen Want het gaat al veel zoo ; Mijne liejhehhcrs en mijne vrienden slann van tegenover mijne plage, en mijne vaheslaanden slaan van verre, Ps. 38, vs. 12. Lazarus was dood, maar Jezus\' vriendschap is sterker dan do dood. Hij zal er in het vervolg wezenlijke proeven van geven Hij zal henengaan , om hem uit den slaap op te wekken Hij zal door de weenende Maria en hare weenende vrienden zeer bewogen worden in den geest en zichzelven ontroeren, vs. 33. Ja, Hij zal zelfs in tranen en geween uitbarsten, vs. 35, zoodat de Joden moesten zeggen : ziet, hoe lief Hij hem had, vs. 36. Hij zal eene allerwezenhjkste proef toonen van Zijne vriendschap, door Lazarus uit den dood op te wekken, vs. 43, 44. Hij zal met den weder opgewekten vriend naderhand gemeenzaam omgaan, met hem eten en drinken, Joh. 12, vs. 3. En na zijn tweeden slaap hem met Zijn beeld verzadigen en doen aanzitten met Abraham, Isaiik en Jacob in het Koninkrijk der Hemelen.

Mag de Kerk niet wel zingen, dal dc Ihere de Bechlvaardigen lief heep, Ps. 146, vs. 8. Een rechte vriend is Jezus, die f

281

-ocr page 334-

LIJKREDE

aller lijd hef heeft, en een trouwe broeder, die in henauivdheid geboren wordt, Spreuken 17, vs. 17.

Geen vriend (zegt zeker Godgeleerde) o, geloovigen, die van \'t uwe behoeft, en u niet bemint, maar uw geluk. Geen vriend, die u met dat geluk begeeft, en in benauwde tijden doorgaat, gelijk sommige vogels in den winter. Maar een vriend is Jezus, zoowaarachtig als getrouw, die hen dan \'t minst verlaat, als anderen hou verlaten; wiens ge-nadegesohenken geen berouw, wiens liefde geen bedrog, wiens standvastigheid aan geen schaduw van verandering onderhevig is.

II En wat deze weldaad voor Lazarus en al de vromen zeer vergroot! is, dat Hij er bijvoegt ONZE vriend, waarmede de Heere toont;

a. Zijne vriendelijke nederdaling, tot zulk een lagen trap van vernedering , dat Hij zich in gemeenzame vriendschap inlaat met zulke nietige en zondige wormen . als Zijne discipelen , Lazarus, Martha en Maria waren. Hü stelt zich als het ware gelijk met deze Zijne vrienden, \'t was hun vriend en Zijn vriend, o afgrond van menachenliefde!

b. En leert, welk eene hoogachting wij voor Godzaligen moeten hebben Zij zijn aller geloovigen en tevens Jezus\' vrienden Om Jonathans wil was David een vriend van den kreupelen Mephibozeth.

Om Jezus\' wil, dien geestelijken David, moeten zij de manken, do kreupelen en zwakken dragen. Want de liefde bedekt vele zonden.

282

;/

-ocr page 335-

UIT JOH. 11 , VS 11.

c. Lazarus was gestorven, nog sterft de liefde van Jezus niet. Lazarus ONZE vriend! nadat hij bereids gestorven is. Ik ben de God Abrahams, de God Isaaks en de God Jacobs, zegt de Engel, wiens goedgunstigheid in den braamboseh woonde, al lang nadat die Vaders gestorven waren, Exodus 3, vs. 6. C.

Immers zal dit blijken, als wij den togen woordigen toestand van Lazarus een weinig nader beschouwen Lazarus onze vriend SLAAPT. Verstaat het niet eigenlijk, gelijk de discipelen het opvatten, vs. 12, maar oneigenlijk van den staat des doods zelve, in \'t algemeen een slaap genaamd, met opzicht op goeden en kwaden. Dan 12, vs. 2: Velen van die, die in \'I slof der aarde slapen , zullen onhvaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen lol versmaadheden en lol eeuwige afgrijzing De dood nu wordt een slaap genaamd, niet alsof de ziel dan in een staat van werkeloosheid gebracht werd, zonder leven, gevoel, verstand, want zulke bevattingen strijden met de natuur van een geestelijk , levendig, werkzaam wezen, hoedanig onze ziel is , die van de banden des lichaams ontdaan, nu niet meer in hare werkingen van de lichamelijke werktuigen afhangt, en echter daarom niet ophoudt te werken. Behalve dat het woord van God aan de zielen na den dood, geestelijke werkzaamheid benevens gevoel van vreugd en smart toeschrijft, Luc. 16, vs. 25, 2 Cor. 5, vs. 7 en 8 , Fil. 1, vs. 23, Openb. 6, vs 9. Gelijk dat stuk elders breeder beweerd wordt. Maar

283

-ocr page 336-

LIJKREDE

de dood wordt een slaap genoemd ten aanzien van het lichaam. Naardien de slaap een afbeeldsel van den dood is.

O dwaas, wat is de slaap? \'t beeld van den killen dood, zingt Ovidius.

Maar bijzonder wordt de dood der geloo-vigen bij een slaap vergeleken: Jes 57, vs. 2, Hij zal ingaan in vrede: zij zullen rusten n/i hunne slaapsteden , een iegelijk die in zijne oprechtheid gewandeld heejt, en Openb. 14, vs 13, Zn hg zijn de donden, die in den IIeere sterven van nu ann. Ja , zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid, en hunne werken volgen met hen.

I. In het gemeen, om aan te wijzen, dat de dood eene andere gedaante heeft ontvangen sedert hunne bekeering als te voren De slaap had ook plaats in den staat der rechtheid , maar de bezolding der zonde was de dood: zij nu van alle straffelijk kwaad door Jezus bevrijd zijnde, is hun de dood maar een slaap, zoo

a. Ten opzichte van het lichaam, dat nu van alle smarten, ziekten en moeielijken arbeid zoetelijk rust op zijne legerstede, en verkwikt verrijzen zal.

In dien zin zingt een dichter:

l)e slaap is de behoudenis van het lichaam. Die \'t afgesloofd lichaam streelt, en op nieuw herstelt.

Zoo luidt de belofte voor Gods volk. Uwe dooden zullen leven, ook mijn dood lichaam , zij zullen opstaan : waakt op en juicht gij die in hel slof woont, want uw dauw zal zijn ah de dauw der moeskruiden, en hel land

284

-ocr page 337-

uif joh. 11, vs. 11. 285

zal ile overledenen uihverpen, Jes. 26, vs. 19.

Waarom ook de ouden de kerkhoven slaapsteden noemden.

b. Maar ook ten opzichte van de gerustheid der ziel, terwijl die nu van alle zorg»», kommer, moeite, verdriet, vrees en angstvalligheid, waarmede zij in dit tranendal te worstelen heeft, bevrijd wordt. De dood snijdt alle ellenden af. Zij zullen mei meer hongeren , noch dorsten, noch de zou zal op hen vallen of eenige hide. Wanl het Lam dat in hel midden des troons is zal ze weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren: en God zal, alle Irnnen van hunne oogeit afwissehen. Openb. 7, va. 16, 17.

c. De slaap is zoet en daarom begeerlijk.

De dood opent voor de godzaligen de poort

der hemelsche vreugde en is daarom voor hen begeerlijk. Want ook in deze zuchten wij, verlangende met onze woonstede die uil den hemel is, overkleed te worden, 2 Cor. 5, vs. 2. Pil. 1, vs. 23.

d. In den slaap is \'t lichaam werkeloos, doch de ziel leeft, en heeft menigmaal veel levendiger aandoeningen, dan wanneer ze waakt. Maar dat is in den dood der gcloovigen bij uitstek waar. Terwijl hunne lichamen werkeloos liggen in het graf, leeft de ziel bij God, en naarmate dat zij nu in de nabijheid van het Wezen aller Wezen is, heeft zij hemelsche- en voor ons onbegrijpelijke levensaandoeningen. Ps. 16, vs. 11.

e. En gelijk het lichaam, na den slaap verkwikt, een geschikter werktuig is voor den redelijken geest, waardoor dan de geheele

-ocr page 338-

286 LIJKREDE

raensch, in ziel en liohaam vereenigd, het werk hem opgelegd met nieuwe krachten verricht, alzoo zal de ziel ook niet voor eeuwig van het lichaam gescheiden blijven, maar in den jongsten morgenstond mot het lichaam vereenigd worden, en de geheele mensch wederom tot heerlijkheid verrijzen, en dus naar ziel en lichaam beide bekwaam gemaakt, om voor eeuwig Gode te leven. In deze verwachting zingt David: Maar ik zal uw annqezicht in gerecliliglieid aanschouwen, ik zal verzadigd worden mei uw beeld, als ik zal opwaken, Ps 17, vs 15.

II. Gelijk nu Lazarus dit voorrecht met alle geloovigen gemeen had, dat zijn dood een slaap was, zoo is dit echter bijzonder in zijnen dood merkwaardig, dat hij een slaap genoemd wordt in een nader opzicht; wegens zijne kortstondigheid.

Zoo zegt do Heiland van Jaïrus dochtertje: Zij is mei dood, maar zij slaap!, Matth. 9, vs. 24. Zie hier ook: Ik ga henen om hem op le wekken.

Hij wekt Lazarus dan wederom op, Jezus bad, en na gebeden te hebben, riep Hij door eene beweging van erkentenis en vreugde uit: Vader ik dank U, dal Gij mij verhoord hebt enz., zie vs 39—44.

Een uit de ouden verzekert, dat Lazarus toen 30 jaren oud was, en dat hij na zijne wederopstanding nog even zoolang geleefd heeft. Jlen voegt daarbij dat hij op het eiland Cyprus stierf, en dat keizer Leo zijne beenderen vandaar liet overvoeren. Maar dit alles ia onzeker. Het is zelfs niet waarschijnlijk,

-ocr page 339-

UIT JOH. 11, VS. 11.

dat hij Bethanie, alwaar zijn huis, en de grafstede van zijn geslacht was, verlaten heeft.

Inderdaad, men zag daar ten tijde van Hieronimus een tempel, welke de Christenen aldaar op dat graf gebouwd hadden, om zoo de herinnering van deze Opstanding te vereeuwigen.

TOEPASSING.

I. Daar zien wij , mijne toehoorders, het groote voorrecht dergenen, die verwaardigd worden , vrienden van Jezus te zijn. Ilctgene Hij aan deze vrienden deed in Zijn leven , doet hij nog aan de Zijnen. Ofschoon Hij naar Zjjne menschheid in den Hemel is. Hij heeft de bewegingen der barmhartigheid niet uit-gotoogen. Neen! in Zijn afzijn gedenkt Hij hunner ten goede, bezoekt hen wederom in hunne ongelegenheid en heeft medelijden met hunne zwakheid, Hebr. 4, vs. 15. In al hunne benauwdheid is Hij benauwd, Jes. 03, vs. 9. Hij bestraft hen vaderlijk en vriendelijk. Is gezet, en standvastig in Zijne liefde.

Hij geeft er wezenlijke proeven van door hen uit de geestelijke slaapzucht wederom op te wekken , ook dan wanneer zij al een langen tijd in \'t graf van zorgeloosheid gelegen hebben, en beginnen te rieken naar den dood enz. Kortom, Jezus is hun vriend levende of stervende, zij zijn des Hoeren.

II Welke krachtige gronden zijn dit ook ter bemoediging voor Jezus\' vrienden togen

287

-ocr page 340-

LIJKREDE

den dood? Zeker! die ongeloovige vrees tegen den. Koning der verschrikking bekruipt hen maar al te veel, en is hun in vele opzichten zeer nadeelig; maar hier is grond tot bemoediging. Dewijl zij vrienden van Jezus zijn en blijven in den dood Deze band van vriendschap wordt door den dood niet gebroken , maar voel meer bevestigd en sterker toegehaald. En hoe bang het hun ook vallen mag in het doorwaden van deze onbekende rivier, Jezus houdt het hoofd boven water. Hij weende over Lazarus; Hij is met teedere ingewanden ontstoken over Zijne benauwde vrienden; nooit teederder als dan.

Hun dood is geen straf der zonde, maar een zoeten slaap, zij rusten van al hunnen arbeid; hij geeft hun de meeste aanleiding om voor eeuwig heerlijkheid aan God te geven.

Want in den dood, den bangsten nood,

Is Godes Zoon ons \'t leven, ons liet leven;

Wij steken \'t hoofd ten kerker uit,

Om boven de wolken te zweven.

III. Maar ziet ook hieruit bij tegenstelling den rampzaligen en verschrikkelijken toestand van de onbekeerden. Jezus is hun vriend niet, maar hun Rechter; die wraak oefenen zal over de hardnekkige verwerpers van de vriendelijke aanbieding Zijner genade. Hun dood is een slaap, maar die eindigt in den eeuwigen dood; zij zullen eens ontwaken, maar tot versmading en afgrijzing. Hoe gevaarlijk is de toestand hunner zielen! terwijl zij schielijk kunnen sterven en hun dood, hoe nadeelig is hij! Hij zal afsnijden al het

288

-ocr page 341-

UIT JOH. 11, VS. 11.

genot van tijdelijke verkwikking, en hen be-rooven van alles wat nu zoo begeerlijk is. Hij zal hun beiooven van de middelen tot bekeeiing, en alle mogelijkheid daarvan voor eeuwig afsnijden En dit zullen zij heden of moigen zeker ondervinden Ook in dezen nacht kan hun ziel van hen genomen worden

IV, Doch het wordt ti|d o,ii deze stof nader op hem toe te passen, bij wiens heengaan wij die genomen hebben Gjj zijt, mijne toehoorders, buiten twijfel onder de verklaring de toepassing al beginnen te maken, en hebt alzoo het voorrecht, de hoedanigheden van dien VRIEND van Jezus, en aller vromen vriend u kunnen herinneren en daaruit de grootheid van uw verlies en zijn geluk, benevens uwen plicht /ien Wij moeten u echter in deze overdenkingen , naarmate van ons licht verder behulpzaam zijn en onder inwachting van \'s Heilands ondersteunende genade, zonder zwier, ophef of vergrooting, het waarachtig afbeeldsel van dezen eenen uit duizenden onder het oog brengen. Dit eischte de liefde, waarmede wij onzen overleden vriend in zijn leven hebben omhelsd, wiens gedachtenis onder allen die hem gekend hebben, in zegening zal blijven, ook dan, als zijne beenderen reeds lang verrot zullen zijn Dit verwacht gij , o dierbare gemeente in de Nieuwe Pekel-A. van mij, die volgens begeerte van on/en stervenden vriend, zijne laatste boodschap aan u had over te brengen.

Van zijne geboorte, kindsche jaren, studiën, leven en bekeering zullen wij thans niet

289

19

-ocr page 342-

290 LIJKREDE

spreken, dewijl de omstandigheden daarvan zóó merkwaardig zijn, dat zij in eene leerrede niet kunnen besproken worden dan met de uiterste verkorting; waarom wij hopen, zoo de Ileere wil, en wij leven, bij nadere gelegenheid daarvan een bericht te ge.en, getrokken uit zijne eigene aanteekeningen. Wij zeggen nu alleen in \'t gemeen, dat God hem van der jeugd af al bijzondere bljjken van Zijne Voorzienigheid heeft doen ondervinden. doordien Hij hem al vroeg tot een wees maakte, maar tot zulk een, die bij Hem ontferming vond, daar al het werk zijner handen gezegend was, en zijn toenemen aan allen openbaar werd God bewaarde hem voor de grove jjdelheid der jonkheid, zelfs onder de zonden der jonkheid, met hem die al vroeg te ontdekken; de teedere liefde der godvruchtigen over hem te vsrwekken, tot een middel namaals van zijne bekeering, en hem daardoor te bereiden tot het werk dei-bediening, \'t welk hij niet zoovele blijken van den Goddeljjken bijstand, met zulk een gezegende vrucht. deze zes jaren verricht heeft, in het midden van u, dat elk verstandige zich verwonderen moet over het werk van God, dat hij zoo gelukkig door de hand van Zijnen knecht heeft doen voortgaan.

Maar wij zullen nu alleen naar den leiddraad van onzen tekst onze gedachten bepalen tot zijn persoon, heerlijk voorrecht, en nu zaligen toestand, en welk gebruik wij er van te maken hebben,

a. Inderdaad, hij was een ELIEZER ; de God zijns vaders was zijn hulp geweest, en

-ocr page 343-

UIT JOH. 11, VS. II.

heeft hem verlost van het zwaard des helschen Parao\'s, Exod 18, vs 4. Wie had meer indruk van eigen machteloosheid, hulpeloosheid, meer innig, klaar en bevindelijk gezicht van eigen onmacht? dit dreef hem steeds naar dien Held uit, bij wien de Heere hulp besteld had.

Hij wist bij bevinding, bij herhaalde bevinding, wat het is tot Hem te loopen, zich aan Hem aan te bieden, naar Hem uit te zien, Hem in zijn hart in te roepen, t zij in eenzame wanüelingen, of anders, ilij mocht hein voorkomen enz.

Zijn hart was een schatkamer van allerlei geestelijke gaven en genaden; hij was een begenadigde des Heeren, de Almachtige was zijn overvloedig goud en krachtig zilver Zijne ziel was een rechte korenschuur, waarin het zaad des VVoords rijkelijk vergaderd, en tot voeding der heilbegeerige zielen bewaard, en op zijnen tijd uitgehaald werd Een kelder vol olie en wjjn, tot verzachting der gewonde zielen, tot hartsterking en blijdschap van üods volk.

Zijne lippen voedden er velen. Hij had, naar dat onze geestelooze tijden nu zjjn. eene bijzondere mate van Geest, die op hem rustte. Een edelmoedige, heldhaftige geest, vol van gericht en dapperheid, om Jiilmb Ie verkon-diiien zijne oierlredinfi en Israël zijne zoude. Hij vergaderde die schatten met steeds zijnen mond wijd open te doen en aan Jezus\' voeten te zitten! Hij bewaarde ze voor Jezus, Hij deelde ze mede op Jezus\' bevel, zoo en

291

-ocr page 344-

LIJKREDE

aan wien zijn Meester wilde, elk zijn be-scheiclen deel gevende.

En begeert gjj deze zijne schatten in het bijzonder te zien tot roem van den Gever, uit wien . door wien, en tot wien alle dingen zijn ?

De Vader der geesten had zijne ziel ver-sieid met schoonc, natuurlijke vermogens, met een schrander verstand, dat tot op den grond der zaken, door den bast tot in de kern doordrong Zijn oordeel was beschaafd, juist. wikkende en wegende alles met lang-zamen haast en nauwkeurige omzichtigheid, dat hem in het uiten van zijn oordeel schoorvoetende . en zeer bedachtzaam maakte, maar meteen bondig, verstandig, wichtig, zakelijk en daarom voordeelig voor hen die er gebruik van wilden maken.

Zijn geheugen was weergaloos sterk, alles onthoudende , dat hij maar eens gelezen had. Hij wist uit die schatkamer oude en nieuwe dingen voort te brengen. In zijne hartstochten was hij zeer geregeld, en van humeur niet zeer ligt bewogen, of geslingerd door de driften , zoodat hij doorgaans zich zeiven geleek

Zijn spreken was beknopt, zinrijk, zin-spreukig, verbloemd, en daardoor aan ver-standigen bevallig Gelijk ook zijne uiterlijke zintuigen van gezicht en gehoor bij uitnemendheid scherp waren Al deze natuurgaven herbergden iu een rijzig en welgemaakt lichaam , dat vast, doorgaans gezond , sterk en tot den arbeid van den dienst gehard en bekwaam scheen, waaraan hij het ook ten

292

-ocr page 345-

UIT JOH. 11 , VS. 11.

beate gegeven en opgeofferd heeft. Want toch al deze vermogens waren in hem geheiligd door genade, en dus bezat hij ze van en voor den Heere Jezus, in ootmoed, en tot Zijnen dienst.

Hij was een van den Heere geleerde , en van Jezus zelf\' onderwezen in de verbolgenheden van Zijn Koninkrijk, in uitgebreide kennis van Zijn Woord en deszelfs oogmerk; een Apollos, machtig in de Schriften, en om de kern daarvan met een geestelijk oog te doorzien, en uit dien schat van wijsheid en geestelijk verstand de verborgene dingen voort te brengen met eene zielroerende , hartbrekende en zielinnemende geestelijke welsprekendheid, geschikt onder do inwerking van (jods Geest, om het hart onder den indruk van God , in de waarheden in te leiden, bijzonder om te overreden, te overtuigen en den beminnelijken Je/.us in Zijne bevalligheden af te malen , de zielen uit te lokken en te bewegen tot aanneming en toestemming van het Heilverbond; en met de moeden een woord op zijn tijd te spreken, daartoe had hij wel voornamelijk eene tong der geleerden ontvangen. Evangelie-preken was zijn hoofdlust en hoofdtalent Jezus waa de stof, Jezus de inslag van alles; en geen tekst, of Jezus was er de eerste en de laatste in , en daarhenen wist hij, zonder verwringing of gemaaktheid, op eene overredende wija al zijne verklaringen te leiden ; waarljjk, dit was iets ongemeens in hem: gelijk ook de trouwe waarneming van alle deelen van zijnen dienst voorbeeldig was. Zijne gezet-

293

-ocr page 346-

LHKREDB

heid op \'s Heeren dag, zijne aibeid/aRinheid van don morgen tot don avond op dien dag, om dien den H ere geheel en al te heiligen, zijn ijver tegen de overtreders van dien dag, daarvan -/ijt gij allen levende getuigen.

Hij was dan, gelijk overal, een uitmuntend bidder, en dit was al weder iets van hel ongemeene, dat God in hem gelegd had. Met Ood worstelende om een zegen, wierp hij zich niet Jlozes in de bres voor land en kerk , en stond in de scheme voor Gods aangezicht, om Zijne grimmigheid af te keeren , dat Hij hen niet verdierf, Ps 106 vs. 23. En dewijl hij geloofde, dat al de dagen , ook de werktijd, den Heere heilig waren, zocht hij \'t er toe te brengen, en bracht het zoover, dat het hier alle dagen als Zondag was, door gezette catechisatiën te stichten en eenige uren van \'t beroep daaraan te geven. Onder dit werk was hij bijzonder ijverig en getrouw in quot;t ontdekken van onbekeerden, in \'t vermanen, bestraffen, waarschuwen, gelijk ook bij de huizen Onder het ongemeene in hem in deze tijden mogen wij ook noemen . dat hij den verroesten sleutel van de kerktucht, volgens zjjns Meesters bevel , met alle wjjs-heid. omzichtigheid, getrouwheid en Kloekmoedigheid voor den dag gebracht, gehandhaafd en daardoor eene scheiding tusschen heillooze, goddelooze. onwetende belijders en Christus rechte Schapen gemaakt heeft. Hij was een te groot liefhebber van \'s Heeren eer, naam, dienst en verbondszegelen, dan dat hjj \'t Heilige voor de honden, de paarlen voor de zwijnen kon werpen.

294

-ocr page 347-

UIT JOH. 11, VS. 11.

Zijne voorbeeldige godsvrucht, zijne gezetheid in \'s Heeren dienst, zjjne verloochening aan de achting, gunst en liefde der wereld , zijne lijdzaamheid onder laster, zijne verdraagzaamheid ondor de booze tegensprekers, zijne onwrikbare standvastigheid in \'t voorstaan , verdedigen en handhaven van Gods Naam , Woord, zaak, dienst en volk; zijn getrouw uitkomen daarvoor, is zoo bekend , dat het onnoodig is ons hierover uit te breiden. Kortom, hij was een Lazarus, in de kracht van dien naam

b. Maar ook een Lazarus in soortgelijke woonplaats, om onzen tekst te volgen.

Dat dorp mag in zeker opzicht een RE-THANIA heeten: Een Huis der Armen, der Nooddruftigen, der Ellendigen. Hier zjjn velen zoodanige in der daad, en in hunne bevatting door Gods ontdekkende genade onder Zijnen dienst geworden, die hunne geesteljjke armoede onder het oog hebben gekregen en als bedel-armen tot den Troon komen Maar nog meer armen inderdaad, die wanen dat zij rijk en verrijkt geworden zjjn, en niet weten dat zij arm, jammerlijk . naakt en blind zijn Maar ook een BE I\'MANIE, waar Jezus veel verkeerde; waar Hij Zijne uitspanningen . om zoo te spreken , nam ; waar Hjj zich gemeenzaam heeft ontdekt aan velen, met hen etende en drinkende enz. Waar ook de vromen van alle hoeken als zamenvloeiden, en plaats en herberg vonden bij de vromen Zijn huis was inzonderheid ook een BETI1AN1E, dat openstond voor alle ellendigen , armen, die

295

-ocr page 348-

LIJKREDE

daar verkwikking en herberg , raad en bestuur vonden. Waar Jezus veel werd ingeroepen en verwelkomd.

c. Wat zijne maagschap betreft, de Heere heeft Zijne belofte daaraan bewaarheid : Ik zul u anvtirme» , eeimi uil crtic slud en Iwee vil ecu iicslnchle, cn 11; znl u brengen te Zion, Jer. S, vs 14 Hij was de broeder ook van twee zusters, Anna Margaretha en Wobbina. die beide genade gevonden hebben in de oogen des Heeren , en dus alle drie ouderlooze weezen , maar die bij den Hemelschen Vader ontterming vonden , Hos. 14, vs. 4. Jezus\' hart was toch teeder over deze drie van der jeugd af aan; en elk van drie mocht in zeker opzicht zeggen, op U ben ik geworpen van de baarmoeder aan. Voorwerpen van Jezus\' eeuwige liefde, maakte dit drietal eene kleine Kerk uit, en Jezus was meermalen in het midden van hen De eerste dezer zusters is 14 dagen vóór haren broeder t huis gehaald eer men \'t wist, want God nam haar in één oogenblik weg. zoodat zij den dood. als het ware, niet gezien heeft. Terwijl de andere in dit strijdperk ter oefening van geloof en lijdzaamheid overgelaten , nu met vele naarheden te worstelen heeft, maar daarentegen ook weder veel grond tot bemoediging heeft, om den tijd der ontbinding met opgeheven hoofde te gemoet te zien, wanneer zij in gezelschap van haren lieven broeder en zuster voor eeuwig bjj den Heere zal zijn.

II Doch geen maagschap of aanzienlijke geslachten verheerlijkten onzen overledene

296

-ocr page 349-

TJIT JOH. ) 1 , VS. 11.

meest, \'t was zijn grootste voorrecht een vriend van Jezus te zijn. Hij was een van de speelgenooten van den Bruiilegom. Zijn bond- en in lager opzicht Zijn ambtgenoot, een van de familiare dienaars, een van de eerste aan de hand des Konings, dien Hjjin Zijne binnenkameren toeliet, aan wien Hij Zijne geheimen bekend maakte Die van der jeugd aan bijzondere proeven van Jezus vriendschap genoten had en bijzonder in den tijd der minne; als Hij Zijnen vleugel over hem uitbreidde en zijne naaktheid bedekte Dit deed hem meer dan eens uitroepen; ik heb genade, ik heb genade. Gij zijt mijn Vader en den Leidsman mijner jeugd.

Hij is en bljjft Jezus en aller vromen vriend, ook nu hjj gestorven is; de tijd roept ons om de bijzonderheden daarvan te vermelden

lil. Onze Lazarus, Jezus en uw vriend werd ziek, nadat hij zeven raaien in acht dagen gepredikt had, met veel opgewektheid , ijver en levendigheid; gelijk een kaars, die wanneer zij aan het uitgaan is, te helderder brandt, werd hij op Donderdag na den bededag, zijnde den 14 Maart, op hetzelfde uur, waarin zijne zalige zuster ontbonden is, door eene hevige koorts aangetast, die bij tusschenpoozen verminderende, hem niet belette naar Groningen te reizen, om zijnen laatsten liefdeplicht aan het Ijjk zijner waarde zuster af te leggen. Terwijl hij op weg zijnde zijn aangezicht meermalen omkeerde naar de Pekel-A, met eene recht vaderlijke en herderlijke beweging, geraakt over den toestand

297

-ocr page 350-

LIJKREDE

zijnei\' kurlde; die hij zoo als hij dacht, mogelijk nooit weder zien zou

Hier gekomen zijnde, bleef de koorts hera bij Hij volgde echter \'t lijk met veel moeite. En dat is zjjn laatste gang geweest Was het overige van dien dag levendig en opgewekt, sprak zeer hartelijk, geestelijk en innig in \'t gezelschap der aanwezende vrienden over versch idene stoffen. Bijzonder vond hij zich \' opgewekt, om God eere te geven, dewijl zijne zuster in den hemel was.

Het deed hem uitroepen: Ik heb met hartelijke blijdschap kunnen schreien dat zij ontbonden is en te huis gehaald voor den storm, die h vreesde dat het land treffen zou, en waartegen zij niet gehard scheen te zijn.

Het kwam hem zeer betamelijk voor over stervende godzaligen lofzangen te zingen Zeggende: dat men in de droefheid over zijne vrienden niet moest vergeten (iode dankoffe-ren te betalen. Wanneer zjjne natuurlijke hartstochten het verstand voorbij liepen, herriep hij zich en bestrafte alle anderen die droevig waren, zeggende: Ik gun God zijn schepsel Onder eene bijbljjvende koorts, wenschte hij naar huis te gaan en u lieden te stichten; zeggende: O mocht de Pekel uit het sterven van mijne zuster, sterven leeren! Doch de Vrijmachtige en Goedertierene God had het anders besloten; hjj moest te Groningen sterven, in zijns grootvaders huis, waar hem het noodige tot verkwikking niet zou ontbroken.

Donderdag \'s morgens, zijnde den 21 Maart, was hij zeer werkzaam, verzoekendeniemand

298

-ocr page 351-

uit joh. 11, vs. 11. 299

\'bij hem te laten komen, om te onbelemmerder en vrijer op zijne legerstede met den Heere te kunnen spreken. Daar bad, daar zong hij roet herhaling: Ps. 25, vs. 2. Heer, wijst mij toch uwe wegen enz

Maar tegen den middag verhief zich de ziekte, \'t welk hem deed zeggen, dat hij geloofde, dat God voor had hem te huis te roepen. Waarom hij over zijne huiszaken bestellingen maakte, alsmede omtrent cenige dingen betrekkelijk zijn uiterlijk werk in de gemeente; ten einde zeide hij, Gods Naam niet gelasterd worde en de spotters daartoe geen stof mochten hebben.

lljj verzocht daarop en deed zijne zuster beloven, hem alleen te laten, omdat hij voor ijlhoofdigheid beducht was, en daar zou de duivel, zeide hij, dan voordeel mede doen.

Wijders vermaande hij zijne zuster tot ge-moedigdheid en geloove in alle gevallen, tot haar troost en verkwikking U, zeide hjj, de nedergebogene gestalten zjjn zoo nadee-lig! Hij sprak met haar van den weg die God, mot hen gezamentlijk gehouden had van der jeugd af, tot moedgeving en verheerlijking van God, die zich over de weezen ontfermt en de plaats hunner ouders met Zijne goedertierenheid vervangen en vervuld had Hjj beval aan de godvruchtigen te Groningen te zeggen, dat zjj zoeken zouden tot eer van God te zijn, en dat te beginnen terwijl zij hier zjjn

Daarop liet hij zich quot;an zijne zuster voorlezen, Lodensteins geestelijk Meilied en Ps. 74 en 75 en zeide daarop : maak toch veel

-ocr page 352-

LIJKREDE

gebruik van het Woord. Lees veel. Zit niet ledig bjj elkander. Krachtig prees hij de middelen aan, en zeide : werk, werk, terwijl het dag is

Daarop was hij wederom alleen met God gemeen/aam ; en riep gedurig uit: O wonderlijke wonderlijke God!

\'s Avonds door mij naar zijnen toestand gevraagd zijnde, antwoordde hij: ziet daar de vruchten van den geloofsweg welke ik nu pluk! Dien weg met uitbreiding van diens noodzakelijkheid, Godebetamelijkheid, nuttigheid. heiigelijkheid aanprijzende

Vervolgens zeide hij, dat hij nooit had kunnen denken. dat God zich zoo in Zijn licht en heerlijkheid ontdekken wilde aan een nietig mensch aan ds^zen kant van \'t graf, gelijk hij nu bevond. God geeft zich ter genieting, zeide hij met herhaling.

Ik ondervind nu en leer van God veel meer, dan ik gezien heb, in mijnen geheelen zesjarigen predikdienst. Ik smaak de vruchten van Jezus lijden in Gethsemané. O, dat wonder-lijden in Gethsemané! waarin zoo vele waarheden z.amen loopen , dat versta ik nu

Voorts betuigde hij dat hij God zag, proefde en smaakte, on opdat men niet denken zou dat het verbeeldingen waren van bedorven Pie-tisterij, maar het ware drijven van Gods Geest, ver/.ocht hij, dat zijne zuster Imargeheugen en ik mijne pen wilde leenen aan hetgeen hij zengen zou nopens de gronden, waarop hij \'t nu waagde naar de eeuwigheid, of \'t nog dienen mocht tot besturing van de vromen op den geloofsweg.

300

-ocr page 353-

UIT JOH. 11, VS. 11.

Hij sprak dan met grooten indruk, bedaard,

langzaa , in eene verhemelde gestalte, die op zijquot; aangezicht te lezen was:

I „Dat hjj zichzelven had leeren kennen „als een gruwelijk, goddeloos wanschepsel,

„waardig om eeuwig in de hel te leggen, en ,dat hij de walgeljjkheid zijner natuur nooit „met meer levendigheid ge/ien had dan te-„woordig

II „Dat de eenige grond waarop hij het „waagde, was Jezus lijdende liefde in üeth-„semané, en al Zijne dadelijke gehoorzaam-„heid.

III. „Dat hij zich voor het tegenwooidige „nog volstrekt machteloos bevond, als een „die niets doen kon. Ik meen, zeide hij, dat „ik van mij zeiven gruw.

IV „Dat hij \'t zich eene \'zaligheid achtte „eenen God te erkennen, le verheerlijken,

„groot te achten, bij een God niet te zijn,

„voegende daarbij:

U zalig, zalig zinken!

O zalig te verdrinken In \'t eenwig zalig liclit!

V „Dat zijne conscientie hein niet veroordeelde , of hij had in oprechtheid het „verbond met God gemaakt; zeggende: Ik „weet niet beter, of\' ik heb menigmalen in „oprechtheid mij aan den Heere opgedragen „zonder eenige achterhouding Alleen had de „gehechtheid aan het gebruik van een on-„noozel schepseltje, dat hedendaags bij groot

„en klein, vromen en onvromen, zonder be- )

, .^y

301

-ocr page 354-

LIJKREDE

„zwaar des gewetens genoten wordt, hem „meermalen in zjjne verbondsmaking als ge-„stuir. Maar de lleere had de duisternis nu „opgeklaard en Hij betuigde nimmer eenig „schepsel meer te zullen genieten, dan onder „goedkeuring van \'/jjn Maker, waartoe ik, „machtelooze, genade noodig heb

VI „Vervolgens dacht hij, dat de\'e gestalten zeer onderschfiden waren van die „der geestdrijvers en bedorven mystieken

A, „Omdat hij eene bevindelijke kennis van „zijne onmacht had, herhalende menigmaal: „Och, ik ben zoo ellendig, UEd zou \'t niet „gelooven

15. „Omdat hij zulk eene achting had voor „de H. Schrift. Ik heb, zeide hij, nooit meer „achting gehad voor Gods Woord dan nu. „Ik was waardig om mijne kleinachting van „het Woord in de hel geworpen te worden.

C „Omdat hij zijn arglistig hart verdacht „hield en vreesde iets vast te stellen buiten „het Woord. Ik durf, zeide hij, niet denken „of spreken, of ik moet zien, dat het de „Geest getuigt uit het quot;Woord en daaruit dat „mijn geest uit de waarheid is. Dat Woord „en Geest overeenstemden enz. De reden „waarom ik dit zeg, is, omdat ik mjjn hart „wantrouw, en UEd zich wel daarop toelegt, „om de bedorven Pietisterij naar het Woord „te onderscheiden, verzoekende daarop ge-„trouw behandeld te worden. En tot antwoord „bekomen hebbende, dat al deze merkteeke-„nen overeen kwamen met het Woord, zeide „hij: dan getuigt de Geest uit het Woord „met mjjn geest, dat mijn werk in waarheid is.

302

-ocr page 355-

UIT JOH, 11, VS. 11.

Bij deze gelegenheid bracht hij eene zekere zamenspraak tussohen ons te binnen, gehouden over den zin van Lodensteins woorden.

Eindeloo/e dwarrelstroom enz.

Hij betuigde dat hij nu gevoelde en ondervond, wat het was en vroeg daarop; welke besturing is er nu voor mij ? en beantwoord: de leiding van den Geest die nu blies, maar te volgen

Toen zeide hjj: recht zoo, doch alleen met deze bepaling, dat het steeds getoetst worde aan het Woord. Het Woord getuigt met den Geest, dat het Woord do waarheid is. Onder andere gesprekken over dit onderwerp, hier allen niet te melden, zeide hij; Ik heb nu zulk eene opgeldaardheid in alle waarheid dat ik tegenwoordig zou kunnen preeken zonder studeeren; het Woord van God is mij geheel anders dan te voren God leidt mij in den zin van de gestalten der Bruidkerk in \'t Hooglied Mij dunkt, ik weet wat het zeggen wil, DE LIEFDE IS DE BANIER OVER MY DE KONING HEEFT MY GEBRACHT IN ZYNE BINNENKAMEREN. ZYNE SLINKERIIAND IS ONDER MYN HOOFD IK BEN KRANK VAN LIEFDE HY ONDERSTEUNT MY MET DE FLESSCHEN. Deze plaatsen versta ik zoo ik meen O Gods goedheid is veel grooter dan wij denken kunnen, Ik had nimmer gedacht, dat Hij zich aan \'t eindig schepsel zoo te genieten gaf Sprak toen tot mijne bemoediging, opwekking en aanzetting, om het zelf op den geloofsweg te zoeken. en te wagen enz

Verhaalde vervolgens, dat hij, met zijn

303

-ocr page 356-

LIJKREDE

heer grootvader en broeder, een beroemd rechtsgeleerde en aanzienlijk lid der gezworene gemeente, zeer gaarne had gesproken om te betuigen, hoe zalig het was, God te dienen, \'t Is zulk eene zaligheid , zeide hij, dat ik voor geen honderd Raadhuizen mijn lot verruilen wilde; want hetgeen ik nu geniet, kan de geheele wereld, met al haar vreugde opeengestapeld, mij nimmer geven.

Over de wjjze van prediken verder in gesprek gerakendi! zeide hij: eene korte verklaring en lange toepassing, opgesteld uit de wet en \'t Evangelium , tot schrik van de god-deloozen en troost van Gods volk is de beste. O , \'t vermagerde Nederland wordt magerder door al die letterkost, door al die bloempjes en kiuilen van menschelijke welsprekendheid, en dit geeft voedsel aan hare magerheid enz.

I lij meende, dat de ketelachtigheid van onze eeuw. door vele leeraren zelve werd aangekweekt, en \'s Heeren Geest noodzaakte om te vertrekken; toonde vervolgens zijne vreeze voor Nederland enz

Nopende de werkzaamheid van een zijner vrienden. die hem \'s nachts zou oppassen, raadde hij hem van \'t wettisch werken af te zien, dat het was de noordzijde van den ber^ op te klimmen. waar men gedurig van boven neerviel; dat hij wel zou doen, vrije genade te erkennen . en de zuidzjjde op te gaan, waar de weg liefelijkheid en hare paden vrede zijn enz.

Sluitende met te zeggen, zijn dit geen woorden van een gezond verstand ? \'t Is niet

304

-ocr page 357-

UIT JOH. 11 , VS. 11.

de geest van den docter, maar van God, die mij sprekende maakt.

Het was nu al laat in den nacht, en nadat wij niet zonder teederheid afscheid genomen hadden, werd ik ter nauwernood als van hem afgescheurd, üe ziekte vervolgens verergerende met koortsen en gedurige termijnen, moest dat Licht noodzakelijk verduisteren, daar de ziel door de ongesteldheid des lichaams niet meer redelijk kon werken , waarom men het bovengezegde als zijne laatste woorden heeft aan te merken. die hij met een gezond oordeel, vol des 11. Geestes, gesproken heeft, behalve \'t geen hierna nog volgt. Hoewel het waar is, dat hy bij tusschenpoozen nu en dan woorden sprak van een gezond verstand, doch die wij niet willen aanteekenen, omdat ze met ijlhoofdigheid vergezeld waren.

Alzoo is dat Licht, dat zes jaren onder u geschenen heeft, op den 28stequot; Maart des morgens omtrent 6 ure, ondergegaan.

Die jeugdige roos is in \'t midden van zijn bloeitijd afgesneden! Zoo is er een held in Israël gevallen! Doch tot zijn groot geluk, dewijl hij in den jongsten morgenstond op nieuw zal opgaan, en dan blinken aan den Hemel voor eeuwig, en altoos

Hij is niet dood, maar slaapt, zijn lichaam afgesloofd in zijns Heeren werk, rust nu van alle vermoeidheid, kwalen, koortsen en termijnen Hij heeft zijn dagwerk kort en beknopt door Gods eeuwige wijsheid binnen 6 jaren beperkt, afgewerkt, en dat gedaan, wat zijne hand vond om te doen, met al zijne macht.

305

20

-ocr page 358-

LIJKREDE

Nu plukt hij de vruchten van zijn werk, en geniet een zoeten slaap; die hem tevens verlost van alle zorg, kommer, vrees en kwelling des geestes.

Terwijl het lichaam in het stof woont, geniet zijne ziel de onmiddelijke nabijheid van \'t Wezen aller Wezen, den drieeenigen God in Christus, en ziet en hoort daar onuitsprekelijke dingen Daar leeft hij nu Gode; dat levende en stervende het toppunt zijner begeerte was. En hij zal eens ten laatsten dage uit den slaap verrijzen, en voor altijd bekwaam gemaakt worden, om in ziel en lichaam God te verheerlijken

Terwijl zijne gedachtenis bij ons en allen, die onder zijnen dienst ontdekt, overtuigd, bekeerd, bestuurd, verkwikt en bevestigd zijn geworden, (en wat maken die al een aantal uit?) in zegening zal zijn en blijven.

In zijn leven bij de meesten onbekend, van weinigen recht bemind, van velen gehaat, van anderen benijd, is hij na zijn dood boven allen nijd en laster, wordt van ieder geroemd en van zijne vijanden loffelijk gemaakt. (Zoo wispelturig valt het oordeel van \'t gemeen !)

Zoo lang de deugd nog leeft, wy zijn er van

(af keerig;

Maar is ze dood, wij nijders zijn er naar be-

(geerig.

Maar bovenal van zijne vrienden, Jezus vrienden beweend; zij hebben er trouwens ook de meeste reden toe.

306

-ocr page 359-

UIT JOH. 11 , VS. II.

Deze slag treft Gods Kerk, zijue maagschap, maar vooral UL. mijne vrienden.

De geheele kerk van Nederland verliest een pilaar, steun en voorbidder, en dit zal wel de minste roden van treuren niet zijn , hoewel mogelijk door onze eigenliefde zoo veel niet aandoende. De waarheid verliest een onverzettelijk voorstander, de leugenleer eene onverzoenlijke tegenpartij, zijne maagschap eenen dierbaren, trouwen broeder, vriend, raadsman, ja vader! Maar gij! O gemeente van N. Pe-kel-A, een trouwen herder! de goddeloozen een Boanerges, een donderzoon, de godzaligen , eenen Barnabas, een zoon der vertroosting.

Het is toch onder de grootste voorrechten te achten getrouwe zielzorgers te hebben, geen huurlingen, maar herders, geen leeraars alleen, maar vaders. Als God dezulken geeft, dan wil Hij zegen geven aan eene plaats, gelijk \'t hier bevestigd is; en het is wat zeldzaams als God het doet, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de menschenkin-deren. Ps. 12, vs. 2. En daarom, als de getrouwen worden weggerukt, is het verlies te grooter, en wat zijn de gevolgen ? Een honger naar de woorden des levendigen Gods.

üan wint de Satan veld, de beteugelde heilloosheid berst aan alle kanten uit, en gaat den ouden gang, men verkondigt het te Gath, en boodschapt het op de straten van Aska-lon, en alle Filistijnen juichen in hunne harten. Ondertusschen de blinden missen hun oog, de kreupelen hun voet, de lammen hun staf en steun, de lammetjes en zogenden een

307

-ocr page 360-

LIJKREDE.

die hen zachtjes leidde, de treurigen hunnen trooster, de dwalensgezinden hunnen bestuurder, en de armen hunnen Evangelieprediker.

Rechtmatige redenen ook van vrees voor het land, naar des Heeren Gods bedreiging Jes. 57, vs 1 en Zijn gewonen weg omtrent Methuzalems, Noachs, Lot\'s, Abia\'s, Josia\'s, Ambrozius, voor den ondergang van Italië, Augustinus voor Hippo\'s verwoesting te huisgehaald , om nu van geen Luther voor den Duitschen oorlog, Paraeus voor de overweldiging van Heioelberg weggerukt, en meer anderen te gewagen

Onder de bedreigingen aan Gods oude volk is onder anderen aanmerkelijk, dat de Heere der Heirsoharen den PROPEET van Jeruzalem, en Juda zoude wegnemen Jes 3, vs. 2, En waarom? Omilal ze Zijn eigendom zijn, da! Hij verschoonen wil, grlijh als een man zijnen zoon versc/monl, die hem dien! Dun zuil gijlieden wederom zien hel onderscheid lusschen den rcchlvanidioen en den goddrloozen: lusschen dien die God dient, en dien, die Hem niet dient. Mal. 3, vs 17, 18.

Als gij u zeiven beschouwt, o gemeente van Pekel-A! Zouden er ook al geene redenen tot vrees kunnen zijn, dat gjj zelve almede oorzaak gegeven, en den Heiligen Israels gedwongen hebt tot het wegnemen van zulk een dierbaar middel?

Kom aan onderzoekt eens, hoe hebt gij u onder zijnen dienst gedragen ? Hoe omtrent zijn persoon? Welk voordeel van zijn werk voor uwe zielen hebt gij genoten? Zijt gij

308

-ocr page 361-

UIT JOH. 11, VS. 11.

daaronder bekeerd, of is uw hart verstokt gebleven tot nu toe? Welke vordering in kennis , in geloof, in liefde tot Jezus en Zijnon dienst? Welke doorbreking des harten om gezet voor den Heere televen? Waaraan zijt gij verloochend geworden? Welke afgoden hebt gij den soheidbrief gegeven ?

Gij die uwe harten verhard hebt tot nog toe, dien het een last was onder zulk een dienst te moeten leven, gij die elkander gestijfd hebt tegen de vermaningen, ontdekkingen en besturingen aan- gij die hem wegens zijnen ernst en het herstellen van de vervallene kerktucht hebt gehaat; die den nauwen weg lasterde en allen die er toestemming aan gaven; gij losse, ijdele wereldskinderen, vloekers, sabbatschenders, dronkaards , ontuchtigen, lasteraars, gij allen kunt nu blijde zjjn, dat gij van dien schrik verlost zijt Uw leeraar zal u niet meer moeie-lijk vallen. Gij kunt ten aanzien van hem nu gerust naar de hel gaan Gij hebt van hem geen censuur meer te vreezen. Hij kwelt zijne ziel ook niet meer over u, noch wordt beroerd om u te zien

Maar toch, hoe groot uwe vrijheid schijnt in uwe oogen! Het einde, het einde helaas! zal de last raceten dragen! Gij allen en een iegelijk van u zult wegdragen, \'t geen gij in uw lichaam gedaan hebt

God zal u om dezen allen in Zijn gerichte brengen, en hoe naar en vreeslijk zal dat voor u zijn.

Al dat zuchten van uwen leeraar, tegen uwe gruwelen, al dat bidden, dat betuigen,

309

-ocr page 362-

LIJKREDE

ja al de middelen tot uwe ontdekking aangewend, al zijne verspilde krachten, al uw spreken van hem, denken tegen hem ten kwade, dat alles zal ten genen dage tegen u getuigen Ja uwe huizen, uwe balken, de steenen in de wanden hebben het gehoord, uwe akkers en velden. op welke hij u heeft gewaarschuwd; bijzonder deze plaats in welke gij nu vergadeid zijt, deze predikstoel zullen tegen u getuigen, en u rechtvaardig verdoemen.

Evenwel heb ik nog eene laatste betuiging zijnentwege aan UL. te doen, welke hij met stervende lippen heeft uitgesproken, en daarom o hadt gij nu ooren om te hooren, harten om te verstaan !

I „Hij heeft stervende betuigd, dat hij „de waarheid aan u gepredikt had. Dat hij „er op naar de eeuwigheid ging, en \'t erop „waagde, en zekerlijk op dien weg, die hij „u verkondigd heeft, de zaligheid inwachtte, „dat hij nu bij aanvang ondervond de ont-„dekking van Gods aangezicht aan zijne ziel: „en indien gij \'t zelve hier niet zocht te ondervinden, zoo verzekert hij u nogmaals, „dat gij ten genen dage zult ondervinden, „dat het waarheid was: en dan zult gij rekenschap geven van \'t gene gij gehoord en „hij gezegd heeft,

II „Zeg haar, zeide hij, dat ik deze ziekte „in mijnen zesjarigen dienst aldaar vergaderd „heb, en dut ik die nu dragen moet.

II. „Hij laat u bidden, als nog; hebt gij „door zijn prediken, leer en leven niet willen „ontwaken, dat gij dan toch om uw zelfs

310

-ocr page 363-

UIT JOH. II, VS. 11.

„en om Jezus wille door zijn sterven zoudt „leeren leven voor God, en sterven aan de „zonde. Alhoewel, zeide hij. mijne dienst „met vele zwakheden, nalatigheid en zonde „vermengd geweest is, daar ik wensch dat „Jezus verzoening over doen wil. Ik heb vele „dingen ongedaan gelaten, hoewel het meer „was uit gebrek aan tijd, maar O ja! nog „meer uit gebrek aan Geest. De lleere , die „goed is, make verzoening hierover,\'\' en daarop werkte hij, biddende om verzoening

Wel vrienden! gaat het u niet door de ziel, dat uit den mond van zulk een welmee-nend zielzorger voor het laatste te hooien? En dat in eene zaak van dat gewicht, daar uw geweten zelve getuigen, en u veroor-deelen moet. Wij hangen het zegel hier aan: en doen dezelfde betuiging

Och kwaamt gij nu nog tot inkeer, en tot u zeiven! Och werd gij eens verlegen over uwen harknekkigen tegenstand! en vraagdet gjj eens: wat zullen wij doen?

Indien \'t u ernst is, hoort dan :

1. Gij moet genade zoeken, om uwe godvergeten handelingen te leeren kennen Gij hebt zoo veel in u was, uws leeraars ziel gekweld, en hem met uwe vergiftige tongen en handelingen vermoord, en daar in zijnen Heer gesmaad, Zijn Geest wederstaan. God tot een leugenaar gemaakt, ziet daar! dit alles moet gij overredende gelooven, en met schaamte en walging voor den Heere belijden.

2. Gij moest zoeken deel te krijgen aan

311

-ocr page 364-

LIJKREDE

Jezus bloed en Geest, tot verzoening over uwe hardnekkigheid, en om een nieuw leven uit vrije genade te verkrijgen uit Hem, die de Fontein des levens is. Dat geen mensch heeft kunnen doen, dat kan Jezus doen, roep en klop dan om bekeering enz

3. Gij moest veel gebruik maken van de leeraars die nog onder u zijn, de godzaligen, dat die voor u bidden, komen tot hen, om raad en besturing enz.

4 Gij moest niet gerust worden, voor en aleer het gesproken woord van uwen overleden leeraar, en Jezus eeuwig blijvend Woord aan het hart bekrachtigd zij.

5 Herinnert u tot dien einde wat, wanneer en op welke plaats, bij welke gelegenheid , in welken opzichte uw leeraar tot u gesproken heeft, en smeekt den Geest dat het een brandend vuur worde, op uwe con-soientiën, en als nagelen ingeslagen in uw hart, tot dat gij wegsmelt in verlegenheiden droefheid die naar God is; ziende op Jezus, dien gij met uwe zonden doorstoken hebt, tot dat gij, als bij u zeiven veroordeelden met goedkeuring van het vonnis des doods, den Rechter om genade bidt, om de verdiensten Zijns Zoons, en om dadelijke verandering door Zijnen Geest te erlangen.

Maar gij ook, die om de achting, gunst, liefde en goedkeuring van uwen leeraar weg te dragen, de gedaante der godzaligheid hebt aangenomen en u als zoodanigen bij den leeraar en de godvruchtigen voordeedt, maar niet in het verborgene voor den IIcere Gij die gedurig klaagt, zonder gebrek te zien, en wel

312

-ocr page 365-

UIT JOH. 11 , VS. 11.

meest over van buiten aankomende oorzaken, maar niet wegens uwe harts verdorvenheid

Die wel groot opgsiaft van uwe twijfelingen en zwarigheden, en daarover gedurig den leeraar lastig vielt, raad vragende om feeder te schijnen, en intussohen, bij u zeiven over-leidde, hoe \'t uw leeraar liefst gezegd wilde hebben, zonder evenwel op waarheid en oprechtheid in het binnenste gezet te zijn : en daarom ook geen gebruik van Jezus maakt in het verborgen, maar het alleen met de godzaligen houdt in \'t openbaar. O gruwelijke geveinsdheid! Dat is afgoderij en beeldendienst. Gjj hebt Gods zaak benadeeld, en Zjinen Naam doen lasteren, en u zeiven alle middelen en wegen ter ontdekking afgesneden, zoo veel in u was. Gij hebt het groote voorrecht van een getrouw herder te hebben gehad, misbruikt tot een gruwelijk oogmerk. Niet het spreken van de waarheid, niet eene uitbeelding van de waarheid in begrip en geheugen, maar de waarheid in het binnenste, in de innigheden des vernieuwden geests, is die waarheid zelve, waarin God lust heeft. Ps. 51, vs 8.

En dewijl dat uw toeleg niet is geweest., zullen vreeslijke oordeelen, een dubbel wee wee over u komen

Hierom weest gewaarschuwd! staat nu naar oprechtheid en waarheid in het binnenste enz

Gij ook, die menigmaal overtuigd geworden zijt onder zijnen dienst, die vragende geworden zijt, wat moet ik doen ? die de middelen naarstig hebt waargenomen, en

313

-ocr page 366-

314 LIJKREDE

evenwel geen zekeren grond hebt om te mogen denken, dat gij dadelijk bekeerd zijt.

1. Kent en erkent uw gevaar! dewijl overtuigingen geen dadelijke bekeeringen zijn.

2. Belijd uwe achteloosheid, dat gij geen meerder of eerder gebruik gemaakt hebt van zulk een kostelijk middel.

3 Gij loopt gevaar van nu, nu wederom gerust te worden, en dan zal uw laatste erger zijn, dan uw eerste.

4. Wordt dan bang voor u zeiven, voor gerustheid enz.

5. Herinnert u veel \'t gepredikte tot ontdekking, tot waarschuwing, bidt om doorbreking, onder een naarstig gebruik van de middelen.

Maar ook gij , Jezus en uws leeraars vrienden en vriendinnen! Ik heb een aangenaam vaarwel uit zijnen stervenden mond aan u.

I Hij bidt u gemoedigd te zijn, en opgewekt om God te danken voor het goede dat gij onder zijnen dienst hebt mogen ondervinden , voor zoo ver gij daar onder ontdekt en opgewekt zijt geworden.

II. Dat gij reden hadt zeer getroost te zijn, dewijl toch t heil van een schepsel niet bestaat in \'t hebben of genieten van eenig schepsel, maar in de gemeenschap van eenen drieeenigen God.

III. Hij verklaart, dat gij nog te aardsch , en te gekleefd waart aan \'t schepsel, maar nu te leeren had, dat al wat gij in \'t schepsel dacht te missen, en te verliezen, oneindig in Jezus te vinden was, en dat gij \'t daar zoudt leeren zoeken.

\\

-ocr page 367-

UIT JOH. 11 , VS. 11.

Nu dan mijne vrienden, de wijze vermaningen van uwen stervenden vader opgevolgd tot stilte en onderwerping!

I De Heere doet het! De Heere regeert! Pb. 97, vs. 1. Dat is reden genoeg voor de ziel, die Hem kent, die in de hoogte woont, om zich hierbij neder te zetten, tot aanbidding, billjjking, ja prijzen! omdat Hij het doet! die souvercine Jehova! die vrij is, die niet antwoordt van al Zijne daden. Die zeggen kan, gaat en komt, en in beide toont, dat Hij God is.

Die de raderen en snekken

Van dit machtig uurwerk drijft. En bezorgt, dat geen gebrek en

Is of\' ooit terugge drijft.

Eaad ons min zoo waardig wis,

Als de goedheid zelve is.

Wie zou ooit om EIGEN VOORDEEL

Wenschen dat die keten brak?

Of dat schatten in zijn oordeel,

Ligter als zijn ongemak.

God wordt er in verheerlijkt, en zegtmeu dan: ja maar wij lijden al vast; O welk eene lage tegenreden is dat bij znlk eene steilte van wijsheid! welk een gering verlies bij zulk eene hooge winst!

II Des Heeren Gods goedgunstigheid, in hem eens te schenken, en zes jaren lang door hem aan u zoo veel te geven, blijft op het hoofd van de ware Jozefs, die afgezonderden van hunne broederen, ook nadat hij gestorven is

JEZUS LEEFT, en is uw VRIEND! en dat is genoeg.

315

-ocr page 368-

LIJKREDE

III. Erkent derhalve met verwondering en dankbaarheid het groote voorrecht dat de goede Voorzienigheid zulk een leeraar, dien gij nooit gezien of gehoord had, buiten uw toedoen zes jaren aan u gegund heeft. Een leeraar die zijn eigen hart eerst had leeren kennen, die u boven anderen de vrucht van zijnen dienst heeft doen ondervinden. Moe velen zijn er onder u, die hem niet eens gehad hebben, terwijl zij hem hadden, dat op hunne rekening zal bljjven staan.

IV. Maar gij! mijne broeders! herinnert u de vrucht van zijnen dienst Hoe dikwijls

g\'j ontdekt, opgewekt, bestuurd, verwak-kerd, vertroost, en na inoedelooze zorgeloosheid wederom verlevendigd geworden ? Geeft Jezus alleen de eere; en dat zult gij doen, met nu te toonen:

a Dat de overledene uw vriend geweest is, en nog is, en bijgevolg u te verblijden in zijn slapen. dewijl het vrienden plicht is, rust aan een vriend te gunnen . bijzonder na zulk eenen moeielijken arbeid; te meer omdat deze slaap ook tot heerlijkheid Gods zal zijn.

b. En ofschoon het waar is, dat gij zijn leer en voorbeeld mist, JEZUS LEEFT! ei zoekt bij Jezus wijsheid, om uit uws leeraars sterven dat te leeren, dat toch het oogwit van zijn leven voor u had moeten zijn; herinnert u dan zijne laatste woorden veel

c Bijgevo\'g) nu past het u als christenen te werken. Uwe zaligheid niet te stellen in eigen zin. wil of eigen bevelmacht, maar in Jezus eigendom te zijn. God voor God te

316

-ocr page 369-

UIT JOH 11, VS. 11.

houden. Hem souverein te verklaren, Zijne wegen in de zee aan te bidden.

d. Brengt u zijne leerredenen veel te binnen, zoekt ze te betrachten, daartoe hebt gij leven ontvangen. Gij hebt hem alleen kunnen verstaan, omdat gij den zin van Christus hebt.

Gij waart alleen zijne vrienden, en dus meer geschikt, om zijnen wil, den wil zijns Meesters (e doen. Nooit heeft hij krachtiger gepredikt dan nu, al wat uwe hand vindt om te doen, doet dat met al uwe macht. Want uaar is geen werk noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in \'t graf waar gij henengaat, Pred. 9 vs. 10. Zijn voorbeeld zult gij nimmer missen, als gij maar een geheiligd geheugen hebt.

e. Nu moet gij ook toonen, dat gij meer op hebt met den Heere, dan met Zijnen knecht. Zou er ook niet wel afgoderij met dierbare leeraren kunnen gepleegd worden? Terwijl Maria Magdalena en de discipelen dat schenen te kunnen doen met Jezus zelf in Zijne lichamelijke tegenwoordigheid, zou dit ook niet wel kunnen geschied zjjn omtrent den overledene? \'t zij met somtijds te veel op de gave te zien, dat men wel haast den Gever zelf daardoor vergeten zou, het zij met al te groote verlekkering daar door omtrent geringere spijze, het zij met al te veel kleinach-ting omtrent anderen, ofschoon min dierbare middelen, of ten minste gebrek van medelijden met en bidden voor derzelver bedienaars of genieters ? Zeker! dit is in Gods volk eene snoode onerkentenis, wanneer zij er toe ver-

317

-ocr page 370-

LIJKREDE

vallen. De Heerc is jaloersch over Zijne eer. Hij rukt er de beste leeraars ontijdig om weg: maar dat is in onzen overledene iets van \'t ongemeene, dat hij er den meesten gruwel van had, als hij iets dergelijks bemerkte. Ziedaar zijne eigene woorden. In zaken waar anderen mij in opvijzelen, ken ik mij heiwaardig, gruwelijk, ijselijk in mijn spreken, preeken, bidden enz Ik heb den dood op mijne plichten gezet. Wel toont dan nu, dat gij niet om des leeraars wil, maar om het woord van Jezus geloofd hebt; Die nog in den bijbel hetzelfde zegt, dat uw leeraar gepredikt heeft; opdat de Naam van God om uwentwil niet gelasterd worde.

f. Maar dat moogt gij zoeken , Zijnen Geest deelachtig te worden, dat die edelmoedige Geest over u allen verspreid worde. Ontwaakt o Noordenwind! enz

g. Nu ook den Heere des oogstes om een nieuwen leeraar gebeden, om eenen Eliza, na zulk eenen Elias; Jezus is nog dezelfde, Hij heeft des Geestes overig. Die dezen u onbekende, maar van Hem gekende tot u gezonden heeft, is nog Jezus de Herder Zijner schapen. Bidt dan eenparig den Heere des oogstes, dat Hij een getrouw Herder uitzonde in dezen oogst, doet dat op gezette tijden enz

h. Voor het overige, zoekt uwe roeping en verkiezing vast te quot;maken: Terwijl uw leeraar predikt door zijn voorbeeld, dat het krankbed daartoe niet geschikt is, raaar dat die een voorrecht hebben, welker rekening in gezondheid klaar gemaakt is.

318

-ocr page 371-

UIT JOH. 11 , VS. II.

Vrienden van Jezus! zoekt op gewisse gronden verzekerd te zijn, dat u dien naam toekomt.

En zoo moogt gij in gemoedigdheid des geloofs den dood onder de oogen zien. dewijl \'t maar slapen is, slapen ter heerlijkheid des Vaders, en des Zoons En ofschoon de Heere komt in de ure, als gij het niet verwacht, gij zult niet te min zalig zijn, komen bij uwen vriend, bij alle vrienden Gods! Maar vooral bij uwen eersten, oudsten en besten vriend Jezus, en daar met alle Gods ïriendeu voor eeuwig Gods aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, en verzadigd worden met Zijn beeld, als gij zult opwaken.

Amen! Ja kom Heere Jezus!

319

-ocr page 372-

OP HET OVERLIJDEN

VAN DEN GELEERDEN EN GODVRUCHTIGEN HEEK

SICOO TJADEIV,

Getrouw Lctraar in de Gemi-eute van de Pekel-A. Toon: Tien Geloden, of: Indien ooit Maagd enz. I.

Gy wordt O ÏJADEN! bloem der vromen!

In d\'edle lente van nw jeugd,

Het duister aardrijk dan ontnomen?

Niet waard den luister uwer deugd.

II

De hemel, hier van u bezeten

En hier gesmaakt en hier geplant, Op \'t heilig spoor van Gods Profeten ,

Eischt vroeg, ach vroeg zijn dierbaar pand.

III.

Wat was de hemel hem genegen!

Dies ziet men Pekels dorre zand Herschapen door des Hoogsten zegen In een nieuw Edens lustwarand:

IV.

Nu ziet men Sarons rozen groeijen

Daar eertijds \'t onkruid weeldrig stond 3Ien ziet de blanke lelie bloeijen,

Daar eer den doorn besloeg den grond.

V.

Hoe hij bestormde, en kon verpletteren Het duister nachtrijk. staat geprent. Met onnitwischbre hemelletteren,

In duurzaam zielen parkement.

VI.

Gij waart der moeden troost verstrekker! O vloeiende Evangelietolk,

-ocr page 373-

321

G-y waart der herdren morgenwekker, Een zeldzaam voorbeeld voor (rods volk.

VII.

Grij stapte na met wisse treden,

Dien weergaloozen Lodenstein,

Verkeerde boven, hier beneden

Door ware grootheid, hemelsch klein.

VIII.

Gy kunt ten hemel opgetogen

Den lof, dien gij versmaadde op aard

Ligt missen! maar wie kan gedoogen Dat TJADEN stil ten hemel vaart.

IX.

Dus moet het smaakloos volk beseffen Wat zout het door zijn dood vorloor!

En vrome zielen zich verheffen.

En volgen op dit hemelspoor.

X.

Wie maalt \'s mans deugd met schooner kleuren Dan HOFSTEE door zijn kunstpenseel!

Wie weet verstandiger te treuren Om \'t missen van dit kerkjuweel.

XL

Die levend luttel sliep, maar waakte,

Rust nu tot aan den dageraad.

Och of zyn slaap nu wakker maakte!

Dien sluimerlust zoo leelijk staat.

XII.

Die om \'t verlies treurt, dat wij lijden!

Denk wat verwondering ons pass\'!

In diep verval van snoode tijden.

Dat ooit by ons een TJADEN was.

J. H. MENS INGA.

21

-ocr page 374-

AAN DE KERK

NIEUWE PEKEL-A

Wijs: Ps. XII. Of Be dood van Monmouth.

I.

0 PEKEL-A! Gezegende landsdouwe,

Maar nu gedompeld in mistroostigbeid!

Treur vrij en steun gelijk een weduw-vrouwe,

Of tortel, die haar wederga beschreit! d\'Almachtige heeft verbolgen uitgegoten

De volle kruik van Zijne grimmigheid. Dit droevig lot was over u besloten,

Ter straf van veler onbekeerlijkheid.

II.

O zoete stroom en schaduwrijke lanen;

O Pekel-A met naam, maar nu in daad.

Giet uit, stort uit een PEKELVLOED van tranen

Toon dat u \'t kerkverlies ter harte gaat. Verheven telgen, aangename boomen,

Die steeds u spiegelt aan den waterkant, Met uwe takken in de zilvren stroomen,

Druipt om \'t verlies van \'t gadelooze pand. III.

En gy mijn dicht moet kunstsieraad vergeten.

Maar gij vergeet uw plicht of liefde niet. Wie bindt aan maat een droefheid ongemeten?

Wie uit godvruchtig, daar hij liefde ziet? Mijn broeder Jonathan Wat zielesmarte Veroorzaakt mij uw treurig afzijn. Nu Gevoel ik om uw dood een pijl in \'t harte, Wie uit mijn zucht hoe onbeschaafd en ruw?

-ocr page 375-

323

IV.

Ik bid, dat d\'afgunst, anders zoo verbolgen, Een korte wijl schuilwinkel in haar hol, Zij gun my, zoo ze kan, mijn hart te volgen,

Zoo niet! Greduld! Ik ben der woorden vol. Ik moet, ik wil met droeve lykgedichten

Beklagen \'t algemeene kerkverlies.

\'k Vertrouw, mijn treurlied leeren kan en stichten Ook hen, die leerzaam zijn, en niet te vies.

V

Daar zwijgt die tong, met hemeldauw begoten, Die tong die u \'t geheim van \'t heil-verbond, En Christus dood zielroerend had ontsloten,

Wat tong was dat! Daar zwijgt die gulden mond. Die worstelaar, in smeeken opgetogen.

Die gadelooze bidder voor Gods kerk:

Wie kon zulk bidden hooren droog van oogen. Zulk bidden drong door \'t blauw lazuren zwerk.

VI.

Dat schrander brein, dat arendsoog, doorzichtig

Tot op den grond der zaken inwaart drong: Schoorvoetend wikkend, wegende voorzichtig.

Bekijkend, daar een ander over sprong. Dat proefstuk van een overgroot vermogen. Dat vasthield, wat het in geleerde blaan Grelijk een lente-bij had ingezogen,

Dat zie. in weetlust nimmer kon verzaan.

VII.

Die groote geest, verheven van gedachten, Was dan minst ledig, als hij ledig was.

Steeks werkzaam, naarstig, ja geheele nachten

Arbeidzaam, \'t zy hij bad, of schreef, of las. Die groote kenner van Gods woord en wegen,

Die schatkist van gewijde wetenschap. Die vlugge geest stond nimmermeer verlegen, Besturend\' elk een naar ieders staat en trap.

-ocr page 376-

YITI.

Die met zyn leer en leven wist te donderen,

Te bliksemen . of Horeb stond in brand, Grekrookten weer te heelen tot verwonderen,

En lammerkens te leiden bij de hand.

Zyn groot talent was Evangelie-preken:

Vorst Jezus in Zijn ryk te malen, net,

Bevallig, met bekoorelijke treken.

De deugd zoo schoon, zoo zuiver \'s Geestes wet.

IX.

Dat elk beroerd, vervoerd werd, opgetogen:

Daar lag een glans op \'t jeugdig aangezicht: \'t Zij dat hij sprak of zweeg, elk werd bewogen,

Tot indruk van een Godheid en zijn plicht. God dienen, God verheffen , neergebogen,

Te komen kruipen voor de Majesteit,

Gelijk een worm, dat kinderlijke pogen. Dat hangen van Gods licht, in al \'t beleid.

X.

In al den trein van zijnen ganschen wandel

Uitblonk Zoo blaakte hij als een morgenzon In \'t opgaan uit, en \'t bleek uit al zijn handel

Dat zijn geloof de wereld overwon.

Gespeend aan smaak en kiesche lekkernijen,

Altyd vernoegd met \'t allerslechtste brood. Wiens spijs en drank het was te leeren mijen. En dat te doen, wat \'s Heeren wet gebood.

XI.

Een trouwen herder, een rechtvaardig vader,

Steeds onvermoeid in \'t werk tot aan den dood, Aan Jezus dienst zijn lijf, zoo lang een ader

Sloeg, was gewijd, tot hij zyn oogen sloot. Dat kerklicht heeft op aarde uitgeschenen

En glinstert schooner dan in \'s werelds damp. Die morgenster is uit \'t gezicht verdwenen , En laat Gods kerk in duisterheid en ramp.

-ocr page 377-

325

XII.

Die schoone roos in \'t blozen van zijn jaren

Der allerschoonsten jongelingen blom ,

Grijs van bevinding, maar nog blond van haren,

Ligt nu geknot, zijn gouden tong is stom. Een felle koorts met brandende termijnen De wagen was, waarmeed Elias vloog Ter sterren in, terwijl de scbaapjes kwijnen Nu zonder \'s herders opzicht, hand en oog.

XIII.

Nu blootgesteld aan wreede moordgedrochten.

Wie zal u stieren op het rechte pad? Wie sterken, als gij heftig wordt bevochten;

Wie wijst de poort van Salems heiige stad! \'t Is waar! Maar Jezus leeft, en zal nog leven.

Als \'t met den dienst. Woord, tempel uit zal zijn, Het eeuwig Woord geruchteloos zal zweven. En \'t dorstig hart inschenken hemelwij il.

XIV.

Gy die zijn raad hardnekkig hebt verworpen, \'k Heb tfit zijn mond aan u te zeggen: dat Hij stervende betuigt den ganschen dorpe ,

Dat \'t geen hij had geleerd, was \'t enge pad, Waar op hij \'t zelf nu waagde naar den hemel:

Dat God zich aan zyn ziel in heerlijkheid Bij aanvang klaar door al het aardsch gewemel Ontdekte tot een voller zaligheid,

XV.

En zoo ge u nog hardnekkig blyft verbinden

Aan \'t ongeloof, aan vleeschlust, aarde en asch , Gij op den jongsten dag zult ondervinden,

Helaas! dat al zijn preken waarheid was,

Gods volk, zoo sprak hij, leer den hemel loven,

Voor al de vrucht, van mijn gering gepoog. En zij getroost, vermits het heil daarboven Niet is in \'t schepsel, maar bij God omhoog.

-ocr page 378-

326

XVI.

Wees dan getroost, mistroostige gemeente Van Pekel-A. Zijn lessen lang gehoord,

Nu wel gebruikt, \'t verkwikt nog\'s mans gebeente, Als in u rijklijk woont Gods Geest en Woord.

Laat deze leidstar u ten baak verstrekken.

Zijt volgers van dien weg, leeft door \'t geloof!

Leeft Gode, die zijn lichaam zal opwekken,

Wees voor \'t Sirenen-zang der wereld doof.

XVII.

O Jacobs Herder, laat uw lieve kudden

Niet berderloos door bnurlings dienst vergaan;

Maar laten zij van zulke takken schudden,

Nu en inkomstig zulke vrucht voortaan.

Zijn afscheid roept: ik volg mijn lieve zuster: Zie daar het vleesch en al zijn roem als gras,

Niets is bestendig, nergens is \'t geruster

Dan in HEM DIE IS, WEZEN ZAL, EN WAS.

-ocr page 379-

TER GrEDACHTENIS

Tan de schielijke doch zalige ontbinding

VAN MEJUFVROUW

ANNA MARGARETHA TIAÜEN,

Huisvrouw van den Heer J. F. BYMÜLT.

Te zingen als: Zoo gaat enz. Lod. 234.

I.

Zoo lukt liet u de woeste baren Des werelds onverwaclit te ontvaren

O ANNA op dit oogenblik;

Dus zonder vrees voor klip en stranden, In \'s Hemels haven aan te landen,

Aan land te springen met een snik!

II.

Green dood ontijdig voor de vromen,

Hoe snel of onverwacht zij kome,

Zij zijn in God, en Grod in hen.

En om onmiddelijk dien zegen t\'Ervaren: onder alle wegen

De kortste best is, dien ik ken.

III.

Dunkt u Grods handel vreemd, o menschen Die altijd uitstel, uitstel, wenschen

Omdat ge nimmer zijt bereid?

Komt let dan op Gods groote werken, Met aandacht leerzaam op te merken,

Tot roem van Gods hoogwijs beleid

-ocr page 380-

828

IAr.

Als Hij de wereld schiep, zij was er Als in een oogenblik, en rasser

Als eenig schepsel denken kon.

Het licht scheen uit het treurig duister, En vulde \'t al met glans en luister Tot glorie van der Lichten bron.

V.

Als d\' opgang uit der hoogt verschijnen Komt, straks de nevelen verdwijnen,

En in een oogenblik is \'t licht. Is \'t wonder als de gulden stralen Van \'t glorie-licht dees ziel bestralen, Dat z\' in een stip uit ons gezicht,

VI.

Den damp der aarde is ontvlogen , Al juichend door des liemels bogen,

In drie of vier minuten, meer Hoort, ziet, en voelt en smaakt als immer Het gansche letterlijk getimmer

Der Schriften haar afschetste al eer.

VII.

O wondere veranderingen!

O zalige verwisselingen!

Een stiptijds \'t leven uit den dood! Een dood, geen dood bijna te noemen, Zoo kort, zoo zacht, zoo hoog te roemen. Die voert haar straks in Abrams schoot.

VIII.

Nu schijnt de wereld, groot voor dezen, Aan haar een enkel stip te wezen;

Wijl ze is na dezen korten dood Gelijk een Fenix opgerezen.

En ziet het Wezen aller wezen ,

En smaakt daar \'t eigen Hemclbrood.

-ocr page 381-

IX.

Nu laclit zij met des werelds zorgen,

£n al \'t gewoel, dat menig morgen

Haar ziel belemmerde in haar plicht.

Ze is vrij en bly, verlost van kommer, Van al het huiselyk beslommer,

Dat al verdwijnt bij zulk een Licht.

X.

\'t Geloof veranderd in aanschouwen,

Bevrijd van moedeloos benouwen, Zij brandende van liefde blaakt:

En in een zee van zaligheden,

In de afgrond der oneindigheden Gredompeld, zich alleen vermaakt.

XI.

Daar smelt ze in de Algenoegzaamheden Der waarheid, goedheid, eeuwge reden,

Ontwordt een louter niet daarin.

Het eenig AL alleen tc loven,

Het heil alleen is, dat ze boven

Haar vreugd stelt en haar eigen zin.

XIT.

O ANNA PAREL van de vrouwen!

Veel heils! Veel heils! met zulk een trouwen

O onbegryplijk trouwgeval 1 Mij dunkt, ik hoor de hemelingen Al juichend Halleluja zingen:

Een niet gehuwd aan \'t eenig AL.

XIII

Een worm, een made, vol onwaarde, Met God haar Maker eeuwig paarde,

En met een diamanten slot Voor eeuwig, eeuwig vastgeklonken, In eeuwge liefde gansch verzonken,

O zalig erf! O heilrijk lot!

-ocr page 382-

XIV.

Mijn ziel verlief zicli in den liemel,

Myn oog u nawaar door \'t gewemel

Door aardsche dampen star waart poog! Ik wensch met n Gods doen te prijzen, Wij hier, en gy op d\'englen-wyzen,

Wij op een lagen toon, gij hoog.

XV.

Uw afzyn, echter, kroon der vrouwen, Uw ega dompelt in de rouwe

Om zoo beschreielyk een dood.

Hij mist een vrouw van de hoogste waarde, Een vrouw uit duizend, die ooit paarde, Zyn hulp en raadsvrouw in den nood.

XVI.

De spruitjes missen haren moeder!

Maar stil! der vaadren (rod haar hoeder

Haar \'s moeders God haar vrijdt van kwaad. Nu zal den hemel in \'t erbarmen,

Zich over weezen mild ontfarmen,

Wijl God ook God is van haar zaad.

XVII.

Een stille ontzaglijkheid van zeden,

Verzeld met wys beleid en reden,

De schoonheid van een zacht gemoed,

Zich zelf altoos gelijk, zachtzinnig; Aan iedereen altijd aanminnig.

Mild, vol meedoogen, allen goed.

XVIII.

Deez sierelijke zeldzaamheden,

Gehuwd aan overschoone leden

Versierden minst; dit \'s kort van duur. Een nevel kan dien glans bederven,

Gelyk de lucht de water ver wen:

Maar \'t zielschoon Godlijk van natuur.

-ocr page 383-

XIX.

Zich door geen schaduw laat bevlekken , Maar ons ten voorbeeld zal verstrekken.

Haar Hemelschoon was Jezus beeld.

Niet vol van woorden, doch opmerkzaam; Omtrent haar eigen harte werkzaam, Dat staag zich de eeuwigheid verbeeldt.

XX.

Zij afgezonderd in het eenzaam;

Yerkeerde met haar God gemeenzaam;

En ondervond daar dikwyls meer, Dan \'t vroom gezelschap in haar leven, In zamenspraken haar kon geven:

Hoewel \'t haar lust was evenzeer.

XXI.

Met \'t lieve volk, de heiige scharen Zich hartlijk in den geest te paren:

Dat volk haar liefde en leven was. Nu kan ze haren lust verzaden Bij \'t zaalge volk in Edens paden, En volgen \'t streek van haar kompas.

XXII.

Zoo zyt ge \'t kwaad bij tijds ontdragen, Dat Grods verlichten lang voorzagen,

Dat mogelijk op Kerk en Staat Zal als een donder nederploffen, Tot jammerklachten geven stofTe Voor Laïs als \'t zal zijn te laat.

XXIII.

De stralen van Gods licht en zoetheid, d\'Invloeden van Zijn Geest en goedheid

Zich achter onzer zonden kim Verbergen, en wij \'t niet bezuchten, Dat Geest en welvaart van ons vluchten, En laat ons kerk-geraamt een schim.

-ocr page 384-

332

XXTV.

Als Grod Zijn kostelijke vaten

Dus oppakt, wil Hy \'t land verlaten.

Dees over kostelijke dood Haar van Staat-, Kerk- en Huis-ellenden Bevrijdt en veilig doet belenden Ter haven in uit d\'hoogsten nood.

XXV.

Zoo vliegt een Henoch op ten hemel, Eer \'t heilloos wrevelig gewemel,

Van \'s werelds heffe in \'t water smoort; Zoo raakt een Augustijn ontbonden, Eer stad Hippone wordt verslonden In assehe en puin, en uitgemoord.

XXVI.

Zoo werd een vrome vorst Josias Voor Salems val, en een Abias

De zone van Jeroboam,

Voor d\'ondergang van stad en tempel. Van \'s Vaders huis en Bethels drempel By tijds geborgen uit dien vlam.

XXVII.

Gelijk een goed tuinier geen aarde Omspit, eer hij \'t gewas van waarde

Daar eerst met zorge hebbe uitgeplukt: Gelijk een vader voor het branden Van \'t huis, zyn teerste ingewanden,

Zijn liefste kinders daar uit rukt.

XXVIII.

Des paste het in dees donkre tijden, Te leeren strijden, lijden, mijden.

Te tellen eiken oogenblik.

Om dus met Anna zonder stranden, In \'s hemels haven aan te landen: Aan land te springen met een snik.

JOH. HOFSTEDE.

-ocr page 385-
-ocr page 386-

Bij de Uitgevers de/.cs, zijn mede verselienen en te bekomen:

Aiilonide?\'. M. Predikalir-n over ]\\r. lijden en

sterven van de i Heere Jezus Cli)istiis . . ƒ4.90 Bakker, (!gt;.) G-ods^/ooteLarmliartiglK ld verheerlijkt aan een overtreder van al Zij m-geboden .. 0.(50 Braul. de A si lcn-J^ndselic (n .cdeni.: . .. O.GO

Kinsjaii, J. AVet en Geiiad--........1.—

Ooelani}. A er borgen leven mei God . .. 1.—

. .Tit van) Godzalig afstr-rvc.i . . „ 0.25 ümvtier. Salumo\'s raad aan de jengd . . „ 0i80 (iroe, t va van. der) JJekccringswi g ...... 0.;-}0

Groenewegeii, (J.) De lofzangen Israöls . . . „ 0.60 Klei:quot;\'ii(l(gt;i\'st. K.) wan Lena Paulina Lampers............. 0.25

Ledchoer, (L. G. C.) Greestelijke lofzangen voor

kinderen 0,40

Ken A. Pgt;. ( . dooreen Abél in g ,, 0.50

Bekeering.......0.40

Brieven........„ 0.70.

Sions val en oplromst . . . 0.10 Sions lof ra tr» nrzai gen . . ,. 0.40

•:\'lt; Sabbatli .......0.05

vermaning aan jongelingen . .. 0.20 Lodemsteyn, (J. vsiii) 31editar i.-n liet lijden

Christi...........• • 3, 0.30

Middel. (!I. H.) lieddingen Gods . • . . „ 0.50 Oostruni. (A. van) Kateeliisali\'- ove r den Hei-

uelbergschen Catechismus.......} 0.75

iSSaidt. (J.) Leven en bekeering.......0.40

Rutïierlord, (S.) Godsdienstige hricv. n . . . ., 13,CO Timmer, (Trijntje) Verborgen leven 0,35