.JÉ?\'
:
TRICHOMONAS FOETUS
RIEDMÜLLER
quot;■ \'
/
- / •
-■■■Wifenbsp;ii quot; ^ ° •nbsp;3
-i\'.\'W.T ;
-- , W-B-V. d. BURG.
\'ö?SLipTf^Eec Óèft.
KSÜ.W V.{»RSITe%
1\', V ■
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
3956 2818
-ocr page 5-Ni;
-
■-1
■i
,
; . J.-.
ï\' V ■quot;\' ■ ■ ~ . \' y.-vJ^
li
pri-.-
\' • . ■ ... , * - —r
-ocr page 6-. • •• ■. - -
M
■wmii^
■ M
if;-.-
■ia- f^rp-^\'f\' - -J c-.- r^quot;quot; ,r..i
- t quot;v-
-ocr page 7-TRICHOMONAS FOETUS RIEDMULLER
IN NEDERLAND.
- jK; |
.. Ç\'û- |
f-V\' ■ | |
vi -- ,
V\'
, ■ • ■ \' .-quot;S}-,,.
- ■ ... •.„■^
\'fC-
s - ,
• quot;5-
■ ■ -r i
\'\' t -f \' ■ ■■
gt;5\' \' .
f-x:-
îi...
: tÇ.., .
-ocr page 9-TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE VEEARTSENIJKUNDE AAN
DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. Th. M. VAN LEEUWEN, HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER VEEARTSENIJ-
KUNDE TE VERDEDIGEN OP DONDERDAG
13 OCTOBER, 1938, DES NAMIDDAGS TE
4 UUR,
DOOR
GEBOREN TE HENGELO (G.).
KEMINK EN ZOON N.V. — OVER DEN DOM — UTRECHT
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
utrecht.
-ocr page 10-rIFr 4 ; y.
if.-\'quot;
ri .
\'■r-i
t \'
\'V - .\'a V .■• ■itv\'r:^
f \' : • .v
.. _____
\'nbsp;.Vi.:
......
rgt;quot; -
AAN MIJN VROUW.
-ocr page 12-
. ƒ ■ ■ | ||
-iiii
■-r-.quot;\' -,■ y^sfr , • . ■
-, _nbsp;5 ■ ■ ■ ,nbsp;■. ..........quot;
-V-
\' . 1 .. ■■ \'
I
■ vquot;.\';
■ - ■■ W
r ■ • .
-ocr page 13-Het is mij een aangename plicht bij het voleindigen van dit proef-
schrift allen, die hebben medegewerkt aan mijn wetenschappelijke
vorming, mijn welgemeende dank te betuigen.
Met eerbied gedenk ik mijn leermeester wijlen professor P a i-
man s. Zijn kennis en groote klinische ervaring zijn gedurende het
jaar, waarin ik na het beëindigen mijner studie assistent was aan de
Kliniek voor Verloskunde en Buitenpractijk, en nadien voor mij
•van groote waarde geweest.
Doch niet minder U, Hooggeleerde Van der K a ay, ben ik
groote dank verschuldigd. Het is mij een groot voorrecht geweest
aan bovengenoemde kliniek in een zoo hartelijke verhouding met U
te mogen samenwerken. Uw ijver en groote kennis betreffende her
steriliteitsvraagstuk hebben mijn belangstelling hiervoor gaande ge-
maakt en legden zoo de kiem, waaruit dit proefschrift is voortge-
komen.
U, Hooggeleerde De B l i e c k, betuig ik bovenal mijn groote
erkentelijkheid. Gij zijt de eerste geweest, die op het voorkomen
van Trichomonas foetus in ons land hebt gewezen. De wijze, waar-
op Gij nadien bij het verzamelen der gegevens en het samenstellen
quot;Van het proefschrift leiding hebt willen geven en zoo veel aan mijn
inzicht hebt willen overlaten, zal mij steeds in dankbare herinnering
blijven.
Geleerde B o s en Hooggeleerde N i e s c h u l z, U beiden dank ik
quot;zeer voor de van U ondervonden hulp en verkregen adviezen, welke
voor mij bij het samenstellen van het proefschrift onontbeerlijk
waren en door mij ten zeerste werden gewaardeerd.
Tenslotte geef ik gaarne uiting aan mijn gevoelens van erkente-
lijkheid jegens de Collegae, welke niet zelden behulpzaam waren bij
het verzamelen der gegevens en nimmer bezwaar maakten, indien ik
in hun werkgebied mijn onderzoekingen verrichtte.
mm-- : :
- f^
■■ ■ ■ - \' ■ ■ \'
\'v ïii:^
-nbsp;■ : ,.nbsp;. , .v:;^;nbsp;/....TS-.-fx^.;-
i ■ 1.
gt;gt;
srv-\'.-/;-.\'.^quot;\'\';)\'\' W \'\'.iîKiV\' ilquot;; ■
- \' - quot;
\' , f..
• ...Vr-
.4 ^-^\'f-^n-IÉ
. ■ . . ■ ■ \'ï
Vi;\' • \' . • \'
■«^»\'fv-V-
•• , fcVJ•
-ocr page 15-HOOFDSTUK I, Beschrijving van de parasiet . .nbsp;2
HOOFDSTUK IL Het voorkomen van de parasiet.nbsp;6
A.nbsp;Gegevens uit de literatuur omtrent het voorkomen van
Trichomonas foetus............6
B.nbsp;Onderzoek naar het voorkomen van Trichomonas
foetus in ons land.............8
1.nbsp;Het eerste in ons land waargenomen geval, dat
echter niet onderkend werd..........8
2.nbsp;Het eerste in ons land waargenomen geval, dat kli-
nisch onderkend werd . .........10
3.nbsp;Onderzoek in de gemeente Wisch en haar omgeving.nbsp;12
4.nbsp;Onderzoek in het overige deel van Nederland . .nbsp;25
Zuid-Holland; en zoo vervolgens......30
5.nbsp;Conclusie .................62
6.nbsp;Beschouwingen omtrent de wijze en het tijdstip,
waarop Trichomonas foetus de Nederlandsche
rundveestapel infecteerde.........64
hoofdstuk III. De wijze, waarop de infectie
A.nbsp;Experimenteele infecties (uit de literatuur) ....nbsp;66
B.nbsp;De natuurlijke infectie...........68
1.nbsp;Gegevens uit de literatuur .........68
2.nbsp;Eigen waarnemingen en onderzoekingen omtrent de
natuurlijke infectie ..............70
a.nbsp;Algemeene waarnemingen cn onderzoekingen .nbsp;70
b.nbsp;Onderzoek naar Trichomonas foetus bij niet —
althans niet door een hiermee geïnfecteerde
stier — gedekte runderen, in een sterk besmette
fokvereeniging............71
3.nbsp;Conclusie en opmerkingen.........74
hoofdstuk IV. Pathogenese en symptomen .nbsp;75
A.nbsp;Pathogenese en symptomen bij de stier......75
B.nbsp;Pathogenese en symptomen bij het vrouwelijk rund .nbsp;78
I. De acute vorm............79
2, De chronische vorm...........82
a.nbsp;Complete abortus.............
b.nbsp;Incomplete abortus..........85
c.nbsp;Pyometra, met gevallen van pyometra bij slacht-
dieren ...............85
HOOFDSTUK V. Verloop der enzoötie .... 93
HOOFDSTUK VI. De diagnose.......95
A.nbsp;De diagnose bij de stier.............
B.nbsp;De diagnose bij het vrouwelijk rund.......99
HOOFDSTUK VIL De therapie......102
A.nbsp;De therapie bij de stier...........103
B.nbsp;De therapie bij het vrouwelijk rund.......106
2.nbsp;De behandeling der met trichomonasinfectie ge-
paard gaande pyometrae.........HO
HOOFDSTUK VUL De economische beteekenis
van Trichomonas foetus . 113
HOOFDSTUK IX. De bestrijding . . . . . .117
A.nbsp;De ongeorganiseerde bestrijding........117
B.nbsp;De georganiseerde bestrijding.........II9
1.nbsp;Het groote systeem Abelein.........120
2.nbsp;Het kleine systeem Abelein........123
HOOFDSTUK X. Overheidsmaatregelen . . . .128
SAMENVATTING...........130
INLEIDING.
Door deBlieckenBos werd in April 1936 de aan-
dacht gevestigd op het feit, dat Trichomonas foetus in ons
land voorkwam. Door een in Januari 1934 verricht; onder-
zoek in een fokvereeniging aan de rand van mijn werkge-
bied, bij welk onderzoek ik een flagellaat in opgevangen
sperma waarnam, was ik overtuigd, dat de genoemde pro-
tozoe inderdaad — althans in mijn werkgebied — een rol
moest spelen bij de veelvuldig optredende steriliteit onder
het rundvee.
In Juni 1936 werd deze overtuiging bevestigd, daar een
stier aan de andere zijde buiten mijn practijkgebied
een trichomonadenverspreider bleek te zijn. Spoedig kon ik
vaststellen, dat meerdere stieren moesten zijn geïnfecteerd
i^et genoemde parasiet.
Het was nu de vraag of we hier met een plaatselijke in-
fectiehaard tq maken hadden, of dat de protozoe reeds een
belangrijke rol in ons land speelde bij steriliteit onder het
rundvee. Het laatste scheen zeer wel mogelijk in verband
niet het feit, dat de B 1 i e c k en Bos in 1936 op grond
yan bevindingen bij slachtrunderen melding maakten van
infecties met Trichomonas foetus in Limburg, Zuid-Hol-
land (Bergambacht) en de omgeving van Nijkerk.
In October 1937 was vanderKaay nog de meening
toegedaan, dat de Trichomonas foetus, als oorzaak van
steriliteit onder het rundvee, in ons land geen rol van be-
i^eekenis speelde.
Het door mij verrichte onderzoek heeft hoofdzakelijk
ten doel gehad er de aandacht op te vestigen, dat genoemde,
protozoe in een belangrijk deel van Nederland reeds een
buitengewone economische beteekenis heeft. Daarenboven
^ordt in dit proefschrift melding gemaakt van de door mij
gedane waarnemingen en onderzoekingen aangaande de
trichomoniasis foeti en de daardoor verkregen inzichten.
De betreffende literatuur wordt in de verschillende hoofd-
stukken verwerkt.
HOOFDSTUK I.
BESCHRIJVING VAN DE PARASIET.
De trichomonade, welke in de genitaliën van het rund
wordt, aangetroffen, werd door M a z z a n t i, die de para-
siet het eerst waarnam, Trichomonas utero-
v a g i n al i s genoemd (1900). R i e d m ü 11 e r beschreef
de flagellaat nauwkeurig en stelde voor de naam
Trichomonas foetus, welke werd aanvaard.
Voordien had Pfenninger reeds een beschrijving ge-
publiceerd (1927). Indien men de parasiet wilde noemen
naar de plaats, waar ze iri het lichaam van het rund wordt
aangetroffen, zou het misschien juister zijn geweest Witte
te volgen, die de naam Trichomonas genitalis
voorstelde (1933)- Behalve in foeti treft men deze tricho-
monade namelijk aan in de vagina, uterus en oviduct van
het rund, alsmede in het praeputium. Het veelvuldigst
vindt men haar echter in groot aantal en volle vitaliteit in
foeti of in daarmede verband houdende deelen of vloei-
stoffen. In verband hiermede is de benaming van
R i e d m ü 11 e r zeer goed te aanvaarden.
De Trichomonas foetus is een protozoe, die
behoort tot de M a s t i g o p h o r a in verband met de aan-
wezigheid van flagellen. De grootte varieert sterk, doch
de meeste exemplaren zijn 10—25 lang en 5 —10 ^
breed (één tot drie maal zoo groot als de leucocyten van
het rund). Ook hun vorm is zeer verschillend; men treft
ze aan als ronde cellen, doch de normale, meer bewegelijke
vorm is peervormig. De meest beweeglijke is de lancet-
vorm. Enkele malen zag ik ook vrij kleine knotsvormige
trichomonaden in cervicaalsecretum, welke ook zeer be-
weeglijk waren en bij een\' rond-ovaal voorste deel van het
lichaam een lancetvormig achterst gedeelte vertoonden.
Vreemde vormen van meestal grootere afmetingen zijn
veelal deehngsvormen, die met de achterste deelen het
langst verbonden blijven.
O
•
\'V- O O -S-.nbsp;,
^ i
M
Trichomonas foetus in natiefpraeparaat (bloedglucosebouillon-reincultuur)
met daartusschen roede bloedlichaampjes (vergrooting 280 X).
1.nbsp;voorste zweepdraden
2.nbsp;unduleerende membraan
3.nbsp;achterste zweepdraad, tevens
randdraad van de membraan
X.nbsp;basaalkorrels
ij.nbsp;basaaldraad
a.nbsp;cytostoom
b.nbsp;kern
c.nbsp;vacuole
d.nbsp;chromatinekorrel
e.nbsp;aslichaam
TRICHOMONAS FOETUS (schematisch)
-ocr page 20-De parasiet beweegt zich voort door middel van bewe-
gingsorganellen, die door het ectoplasma worden voortge-
bracht. Vóór aan het lichaam komen drie flagellen te voor-
^hijn, die ongeveer de lengte van het Hchaam zelf hebben.
Ze zijn ingeplant op basaalkorrels, hetgeen in een natief-
praeparaat niet goed te zien is. Eveneens uit een basaal-
Korrel komt een vierde flagel, die naar achteren loopt en
aan het lichaam van de parasiet verbonden is door middel
van de unduleerende membraan. Aan het achtereinde van
het lichaam is laatstgenoemde zweepdraad niet meer ver-
bonden en wordt op de plaats, waar de unduleerende mem-
braan eindigt, een zelfstandig bewegingsorgaan. De undu-
leerende membraan is een zeer belangrijk orgaan bij de her-
kenning van de parasiet. In een natiefpraeparaat ziet men
vaak geen flagellen, doch de unduleerende membraan ver-
toont dan nog meestal een duidelijk achterwaarts golvende
beweging. De plaats, waar deze membraan aan het lichaam
bevestigd is, wordt wel eens als een draad gezien en als
basaaldraad aangegeven.
In het entoplasma is vaak een licht gebogen aslichaam
te zien, dat van voren naar achteren loopt, waar het tot
buiten het entoplasma aanwezig is. Het ashchaam is vóór
breeder dan achter. Tegen het breedere deel is soms duide-
ujk een rond-ovale kern te zien, in welks omgeving in de
Wand van de parasiet zelden een flauwe indeuking kan
Worden waargenomen, in welke een aanwijzing van een
cytostoom kan worden gezien. Het entoplasma bevat va-
cuolen, die een hchtere kleur hebben, of donkere korrels.
Beide kunnen in één parasiet gevonden worden.
De beweging van de parasiet is soms snelzwemmend,
yaarbij ze zeer goed met de voortbeweging van vischjes
IS te vergelijken, doch ook wel ligt ze geheel stil en kan
slechts aan de wijziging van de vorm eenige beweging wor-
den waargenomen. Soms is ook dit niet meer te zien, doch
alleen nog beweging van het entoplasma aanwezig. Tus-
schen deze uitersten zijn alle vormen van beweging waar-
neembaar en in het algemeen is deze het sterkst naar mate
de flagellaat slanker gezien wordt en het minst naar mate
deze meer de rondere vorm nadert. Hoe taaier het mate-
riaal, hoe trager de trichomonade, die er in gevonden wordt.
Verdunnen van het secretum en verwarming geeft een in-
tensievere beweging. Trichomonas foetus ziet men in het
natiefpraeparaat als een lichtbrekende, soms hchtgroen
Ujkende cel, welke verder onze aandacht moet trekken door
hare bewegingen. StilUggend is ze moeilijk te kennen; doode
trichomonaden kon ik wel eens herkennen door de drie
voorste flagellen, die dan meestal in een verschillend vlak
liggen (olie-immersie). Voor het opsporen bleken oc. 2—4
met obj. D (Zeiss) zeer geschikt.
Het natiefpraeparaat gekleurd met 2% eosineopl. geeft
ongekleurde trichomonaden. Speciale kleurmethoden geven
de morphologische bijzonderheden duidelijker, doch geven
geen voordeelen bij het opsporen van de parasiet boven het
natiefpraeparaat.nbsp;, _ _ . .nbsp;.
Het is niet met zekerheid bekend of Trichomonas toetus
in staat is zich te encysteeren. Volgens Witte (1933) be-
teekent het afronden een afsterven, daar hij met een cul-
tuur met deze ronde, onbeweeglijke trichomonaden met kon
infecteeren. Diernhofer (1936) zag echter in zijn
speciaal bewerkte voedinpbodem ronde vormen optreden,
die later jonge, beweeglijke vormen werden met normale
grootte. M u s s i 11 bevestigde deze bevinding van D i e r n-
h o f e r. Aangezien ook door mij in een in vaseline ingeslo-
ten praeparaat uit vruchtwater van een vroeg-abortus (6
weken) ronde tot ovaal-ronde, onbeweeglijke vormen werden
gezien en wel in conglomeraten bijeen, welke onbeweeglijke
cellen tot zeer beweeglijke, normale trichomonaden werden,
zijn zeer zeker ronde, onbeweeglijke trichomonaden niet
als doode exemplaren te beschouwen. Zekerheid omtrent
een cystevorm is daarmee echter nog niet aanwezig.
Behalve voor het rund is Trichomonas foetus pathogeen
voor cavia en muis; deze kunnen sterven na intraperitoniale
injectie van reincultuur. Ook varkens zijn geïnfecteerd en
kunnen aborteeren na intravaginale infectie (R1 e d-
m ü 11 e r, W i 11 e).nbsp;,
Het is gelukt de parasiet m reincultuur te kweeken
^quot;^n^peyonbouillon met 5—10^/0 gedefibrineerd bloed
werd ze vrijwel onbegrensd verder gekweekt. Ook enkele
andere voedingsbodems bleken bruikbaar.
Van de verschillende soorten trichomonaden, welke bij
de mensch en een groot aantal dieren worden aangetrof-
fen, schijnt Trichomonas vaginahs uit een vergelijkend
pathologisch oogpunt van het meeste belang. Hoewel reeds
bekend sinds 1837, wordt ze nog niet lang als pathogeen
beschouwd en is zoodoende wel mee oorzaak, dat aan de
pathogeniteit van Trichomonas foetus oorspronkelijk werd
getwijfeld. In tegenstelling met deze heeft ze volgens de
meeste onderzoekers 4 geesels voor, is ze niet pathogeen
voor de cavia en vervangt ze bij serumreacties (comple-
mentbinding) Trichomonas foetus niet. (R i e d m ü 11 e r
1932).
Opmerkelijk is, dat na de bevindmgen bij het rund meer
aandacht is geschonken aan de pathogeniteit van Tri-
chomonas vaginalis. (Wagner en Hees, 1936).
HOOFDSTUK IL
HET VOORKOMEN VAN DE PARASIET.
In dit hoofdstuk zal in de eerste plaats worden beschre-
ven, waar Trichomonas foetus volgens de gegevens uit de
literatuur is aangetoond.
Daarna zal een beschrijving volgen van het onderzoek
naar de protozoe in ons land, waarbij dan eerst de eerste
khnische gevallen beschreven worden. Dan volgt het on-
derzoek in de gemeente Wisch en haar omgeving en ten-
slotte het onderzoek in het overige deel van Nederland.
Het hoofdstuk wordt beëindigd met een conclusie om-
trent het voorkomen van Trichomonas foetus in ons land
en beschouwingen omtrent het tijdstip en de wijze, waarop
de protozoe de Nederlandsche rundveestapel infecteerde.
A. GEGEVENS UIT DE LITERATUUR OMTRENT HET
VOORKOMEN VAN TRICHOMONAS FOETUS.
M a z z a n t i was de eerste, die in 1900 op een tricho-
monade in het vrouwelijk genitaal-apparaat van het rund
wees. Hij vond ze in pyometrae, doch ook in de vagina en
beschouwde ze als oorzaak van in Noord-Italië voorko-
mende steriliteit.
Drescher en Hopfengartner berichtten in
1925 uit Zuid-Duitschland, dat ze in een foetus van 7
maanden trichomonaden aangetroffen hadden. P f e n-
n i n g e r beschreef in 1927 dergelijke bevindingen bij een
foetus van ruim 7 maanden en één van 5 maanden.
R i e d m ü 11 e r meldde in 1928, dat hij in Zwitserland
in 9 van de 105 onderzochte foeten trichomonaden aange-
troffen had, waarbij in 2 gevallen in reincultuur.
R e i s i n g e r gaf in hetzelfde jaar een zoo typische be-
schrijving van een in Oostenrijk voorkomende sterihteit bij
het rundvee, dat mag worden aangenomen, dat hij met een
infectie van genoemde protozoe te doen had.
Ernst kwam in het jaar 1929 met het bericht, dat door
hem de parasiet in vaginaalsecretum van een terugstierend
rund was aangetroffen in Zuid-Duitschland.
A b e 1 e i n pubhceerde in hetzelfde jaar 1929, dat in het
Duitsche Bodensee-gebied de parasiet was gevonden in
materiaal uit de cervix van een rund, dat op het punt
stond te aborteeren, en in het foetus, dat nadien werd afge-
dreven. Later rapporteerde hij, dat van 145 monsters mate-
riaal uit pyometrae slechts één monster geen trichomonaden
bevatte. Ook in het praeputium van de stier vond hij ze.
Sinds de uitgebreide berichten van A b e 1 e i n zijn door
verschillende onderzoekers trichomonaden in de genitahën
van het rund aangetoond in verscheidene landen en wereld-
deelen.
Küst berichtte in 1936, dat Trichomonas foetus in
Duitschland werd geconstateerd in alle staten van Xuid- en
^idden-Duitschland. Uit het Noorden van het land kwam
een enkel bericht.
N i e b u r onderzocht in 1935 slachtrunderen uit de om-
geving van Hannover, waaruit bleek, dat slechts één dier
trichomonaden in de genitaliën bevatte, terwijl bij een ge-
lijk aantal uit Zuid-Duitschland ingevoerde slachtrunderen
(500 vrouwelijke dieren) deze in 17 gevallen werden aan-
getoond. Ook waren bij de laatste groep veel meer gevallen
van pyometra.
Uit het onderzoek naar Trichomonas foetus in Duitsch-
land door vele onderzoekers, trok K ü s t de conclusie, dat
de infectie met deze parasiet zich blijkbaar van het Zuiden
naar het Noorden uitbreidt (1936).
DeBlieckenBos stelden in Nederland in 1936 bij
12 van de 28 ingezonden pyometrae Trichomonas foetus
vast en wel in 11 gevallen in reincultuur. Van 3 gevallen
werd gemeld, dat ze resp. uit Limburg, Zuid-Holland en
Gelderland afkomstig waren, doch ter plaatse kon de pro-
tozoe niet worden aangetoond. De resultaten van hun on-
derzoek waren echter voldoende aanleiding om het ver-
moeden uit te spreken, dat de infectie met de parasiet op
meerdere plaatsen in Nederland zou voorkomen.
Verder blijkt uit de literatuur, dat de parasiet nog werd
gevonden in de Balkanstaten, Hongarije, Frankrijk, België,
Engeland, alsmede in Japan en Noord-Amerika.
B. ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN TRICHO-
MONAS FOETUS IN ONS LAND.
1. HET EERSTE IN ONS LAND WAARGENOMEN GEVAL,
DAT ECHTER NIET ONDERKEND WERD.
Eind December 1933 werd mijn hulp ingeroepen door
een fokvereeniging in de gemeente Lichtenvoorde in ver-
band met het groote aantal runderen, dat niet dragend
werd.
Sinds een jaar had de vereeniging een jonge stier, waar-
van de dieren reeds vrij spoedig onvoldoende dragend
werden, doch de laatste tijd was dit nog erger geworden.
Tot groote ongerustheid der leden bleken runderen, welke
langer dan de helft der draagtijd geen tochtigheid vertoond
hadden,, toch niet gravide te zijn, hetgeen bleek door ten-
slotte optredende bronst. Doch ook wel bleef deze uit en
door het uitblijven van de gewone verschijnselen van drach-
tigheid werd door een onderzoek vastgesteld, dat de uterus
geen vrucht bevatte. Niet zelden echter werden schijnbaar
vrij hoogdragende runderen meer of minder mager en be-
gonnen dan meestal plotseling in sterke mate fluor albus te
vertoonen. Dit laatste was voor de veehouders, zoowel als
voor mij, iets geheel nieuws en was ook nog niet in mijn
practijk bij mijn weten voorgekomen.
De stier, zoowel als de vrouwelijke runderen, werden on-
derzocht. Voor zoover de laatsten fluor albus vertoonden,
bleek een pyometra aanwezig te zijn, soms van zeer groote
afmetingen. Het vestibulum vertoonde in verschillende ge-
vallen een ontstekingstoestand, welke in enkele gevallen
vrij heftig was; bij sinds kort gedekte runderen was echter
steeds een sterke vestibulitus waarneembaar. Van twee die-
ren, welke lijdende waren aan een pyometra, werd bloed
opgevangen, waarvan het naderhand ingestelde onderzoek
op de Bangsche bacil negatief verliep.
De stier bleek normaal te dekken met een matige libido
sexualis, hetgeen door het groote aantal terugkomende run-
deren en het daardoor te veelvuldig dekken verklaard kon
worden. Aan de penis werd een te sterke roodheid waar-
genomen.
Op grond van bovengenoemde waarnemingen werd een
voor mij vreemde infectie aangenomen, waarbij gedacht
werd aan een variatie van de infectieuze vaginitis, welke
als het ware een opkruipend karakter had. In verband
echter met de mededeeling van den stierenhouder, dat de
laatste tijd vrijwel alle dieren om de drie weken herdekt
moesten worden, besloot ik het sperma nog te onderzoeken.
Zooals in de practijk gebruikelijk is, werd daartoe een
rund gedekt en direct daarna het ejaculaat uit de vagina
geschept. Voordien werd de vulva en de hand door het
gebruik van een stukje zeep gereinigd en glad gemaakt en
het vaginaalslijm in hoofdzaak uit de vagina verwijderd.
Bij het microscopisch onderzoek van het sperma, bleek
dit rijk te zijn aan normale, vitale spermatozoïden, welke
2:eer zeker niet in causaal verband mochten worden ge-
bracht met de optredende steriliteit. Gedurende het onder-
zoek zag ik echter plotseling in het gezichtsveld een spar-
telende protozoe zich voortbewegen, grooter dan de sper-
matozoïden, vechtende als het ware met de zweepdraden,
aan het puntigste eind van het ovaalronde cellichaam inge-
plant, tegen een denkbeeldige vijand; duidelijk werd een
unduleerende membraan waargenomen.
Onbekend als ik was met bestaan van een flaggellaat als
oorzaak van een mogelijke sterihteit bij het rund en wel
wetende, dat flagellaten tot de normale darmflora van het
rund mogen worden gerekend, nam ik aan, dat met de
vrij ruwe wijze van opvangen van het ejaculaat een ver-
ontreiniging van een minimale hoeveelheid faeces dit curi-
osum onder mijn microscoop had gebracht.
Maanden na dit onderzoek, hetgeen op 3 Januari 1934
plaats vond, trad bij een veehouder uit mijn eigen prac-
tijk, welke een paar runderen naar de stier van bovenge-
noemde fokvereenigging had geleid, daar deze stier gunstig
was beoordeeld voor de fokkerij, een geval van pyometra
bij een koe op, tengevolge waarvan het dier sterk ver-
magerde. Verder zag ik in mijn praktijk geen soortgelijke
gevallen, hetgeen verklaarbaar is door het zeer geringe
conmct van de leden der genoemde fokvereeniging in Zui-
delijke en Zuid-Oostelijke richting. Bij geruchte vernam ik,
dat ten noorden van Lichtenvoorde dergelijke klachten
reeds in 1933 meer waren vernomen.
Hoewel in 1934 en 1935 wel meer steriliteit werd waar-
genomen, waren de gevallen van pyometra sporadisch cn
dan weer aan die zijde van mijn werkgebied, dat ik een con-
tact met • meergenoemde fokvereeniging meende te mogen
aannemen.
2. HET EERSTE IN ONS LAND WAARGENOMEN GEVAL,
DAT KLINISCH ONDERKEND WERD.
Toen d e B 1 i e c k en B o s in het tijdschrift van Dier-
geneeskunde van I April 1936 een beschrijving gaven van
de infectie door Trichomonas foetus Riedmüller bij het
rund, waarbij zij mededeelden, dat in 4 gevallen van pyo-
metra, afkomstig o.a. van het abattoir te Amsterdam, een
reincultuur van trichomonaden werd gevonden, was ik
overtuigd, dat de infectie, welke in de gemeente Lichten-
voorde werd waargenomen, door genoemde parasiet was
veroorzaakt en de flagellaat, welke in het ejaculaat werd
aangetroffen, een exemplaar van Trichomonas foetus
Riedmüller was geweest. Tevens werd het duidelijk, dat
deze parasiet in verband met de beschreven wijze van ver-
breiding op meerdere plaatsen te vinden moest zijn.
Gedurende twee maanden onderzocht ik meerdere mon-
sters vaginaal- en cervicaalsecretum, indien dit meer of
minder purulent was; bijna steeds werd dit van runderen
genomen, welke tochtig waren of vaker nog, als ze juist
tochtig geweest waren zonder bij de stier te worden toe-
gelaten. Er werden echter nimmer positieve bevindingen
gedaan. Zoo ook niet bij onderzoek van secreta van ver-
schillende runderen uit een fokvereeniging in de gemeente
Gendringen (f, G.), welke vereeniging, evenals die in de
gemeente Lichtenvoorde, mijn hulp inriep in verband met
veelvuldig voorkomende steriliteit.
Eind Mei werd bericht ontvangen, dat de stier van de
-ocr page 28-laatste fokvereeniging een verdikte testikel had gekregen,
hetgeen in eenige weken snel verergerde. Na onderzoek
van de zaadklier, welke zeker drie maal de normale af-
metingen had verkregen, besloot ik, waar ik reeds eerder
de stier verdacht had van een infectie met Trichomonas
foetus en denkende aan het eerst beschreven geval, het
sperma te onderzoeken.
De methode, als eerder beschreven, werd wederom ge-
volgd; het opgevangen sperma was dus gemengd met va-
ginaalslijm, hetgeen echter geen opvallende afwijkingen
vertoonde. Bij het microscopisch onderzoek zag ik, be-
halve zeer veel doode en te weinig normale en vitale sper-
matozoïden, een groot aantal sterk beweeglijke trichomo-
naden, welke bevinding door het Instituut voor Parasi-
taire- en Infectieziekten werd bevestigd. Het bloedonder-
zoek op Bruc. Bang was negatief.
Na slachting werd bij de stier een tuberculeuze orchitis
geconstateerd.
In de zaad- en urinewegen werden geen trichomonaden
gevonden, ondanks langdurig zoeken; vele echter in het
praeputium.
Van de runderen, welke de laatste twee maanden ge-
dekt en voor een groot deel reeds herdekt waren, werden
bijna allen meerendeels na bovennormale tijden wederom
tochtig. Bij de helft van deze runderen werden trichomo-
naden vastgesteld door onderzoek direct na het opvangen
van het materiaal vóór of tijdens de bronst.
Door het ontbreken van een eigen stier gingen de vee-
houders met enkele runderen naar een naburige stieren-
houder, welke een stier voor eigen rekening hield (s. G.)
en een stier van een naburige fokvereeniging (fokv. G. i.).
Bij onderzoek van terugstierende runderen, welke niet
of sinds normaal afkalven niet, door een andere dan
door één van deze stieren gedekt waren, kon worden vast-
gesteld, dat ook deze fokstieren verbreiders waren van Tri-
chomonas foetus. Deze bevinding werd gedaan bij één rund
reeds in Juni 1936, een maand na het dekken, terwijl er in
Januari nadien nog geen bronst weer was opgetreden en
het dier niet dragend bleek, en bij een ander rund in Juli
T936 op de dag van terugstieren.
3. ONDERZOEK IN DE GEMEENTE WISCH EN HAAR
OMGEVING.
Teneinde vast te stellen in hoeverre de trichomonasin-
fectie bij het rund zich in en om mijn werkgebied had uit-
gebreid, werden van alle runderen, welke in verband met
steriliteit ter behandeling werden aangeboden en van run-
deren, welke door een mogelijk geïnfecteerde stier gedekt
waren, hoewel ze nog niet wederom tochtig waren geweest,
monsters vaginaalsecretum en zoo mogelijk cervicaalsecre-
tum onderzocht. Zoo werden na Juni 1936 meer dan 500
monsters onderzocht. De eerste 300 werden allen kort be-
schreven; nadien werden alleen de positieve bevindingen
genoteerd en indien van een stier reeds was vastgesteld,
dat hij met Trichomonas foetus infecteerde, werden later
de door deze stier gedekte runderen meestal niet meer on-
derzocht, althans niet meer genoteerd.
Hoewel men de mogelijkheid van een besmetting met
Trichomonas foetus op een andere wijze dan door de coi-
tus onder de oogen mag zien, kan men in de praktijk gerust
van de stelling uitgaan, dat, indien na kortere of langere
tijd sinds de dekking bij een rund een infectie met Tricho-
monas foetus wordt geconstateerd, de stier, welke deze dek-
king verrichtte, als een verspreider van deze parasiet
moet worden beschouwd. Als eisch wordt daarbij gesteld,
dat het besmette rund alleen, of althans sinds normaal af-
kalven alleen door bedoelde stier gedekt werd. Door onder-
zoek van meer dan 500 runderen in en om mijn werkgebied
konden zoodoende, behalve de drie reeds genoemde stieren
onder de gemeente Gendringen en de stier onder de ge-
meente Lichtenvoorde (fokv. L.), 37 stieren als overbrengers
van Trichomonas foetus worden gesignaleerd, welke run-
deren ter dekking kregen uit de gemeenten:
Wisch, Gendringen, Berg, Doetinchem, Dinxperlo, Aal-
ten^ Lichtenvoorde, Zelhem.
Van twee stieren bleek de infectie door onderzoek van
een geval van pyometra bij een slachtrund, waarbij de
slager het slachtdier zonder tusschenpersoon van den eige-
naar kocht, welke laatste mij de door mij verzochte gege-
vens verschafte.
-0]/£R2/CHT VAnVE-R^^ULTATEH i/An HEf OriDERZOEK
-riAA-R TnicHonoriADEnvER^vr^EiDEnDE jgt;riEnEri
DEGEn IV/^CH EH HAT^E OMGEV/riG -
ZELHEJ1
LtCHTShYPOnpe.
IZ.
HALLE
s.Z
iL.
5/// /.H. uAfitiC\\r£.LD
HE-CLWC-Q
Ltnre.LO
snbsp;—
i5 f-^IJ .^J/iDCRtti /
AALTLfl
LTTEn ^nbsp;SILVOL-Ve.
^Bj.
/.a
-^■RLDtn^Ttotn.
HauRtiE.
T3IMX-PERL0
Q\'^D^^TBc.E.F\'r;nbsp;we-lne. SLU/fBAAK latir weno^n GE.lnFtcTE£gt;^£gt;
-ocr page 31-Twee andere stieren werden onderzocht zonder voor-
afgaande positieve bevindingen bij de vrouweUjke dieren,
doch op verzoek van de veehouders in verband met groote
nioeihjkheden om de dieren dragend te krijgen, waarbij
dan de berichten zeer verdacht waren voor een infectie van
Trichomonas foetus.
Tenslotte nam één stier een bijzondere plaats in, daar hij
Werd onderzocht als patiënt.
Van de in totaal 41 genoemde trichomonasverspreiders
Werden er 11 onderzocht. Bij veel stieren is het onderzoek
niet gemakkelijk en aangezien veel stierenhouders toch reeds
niets voor een onderzoek voelen, omdat ze uit eigenbelang
of anderszins verkondigen, dat de oorzaak der steriliteit
bij de vrouwelijke runderen moet worden gezocht, konden
de meeste overbrengers niet worden onderzocht.
Bij zeven van de 11 onderzochte stieren konden tricho-
monaden in het opgevangen praeputiaalvocht of soms in
het van de penis afgekrabde slijm worden vastgesteld.
Hoewel het onderzoek overal gelijktijdig bij alle ter be-
handeling aangeboden terugstierende runderen en andere
daarvoor in aanmerking komende dieren begon, werden de
infecties met Trichomonas foetus in de verschillende buurt-
schappen op meer of minder verschillende data vastgesteld,
waarbij dan rekening werd gehouden met de datum van
de dekking, voor zoover het vrouwelijke runderen betrof.
Door bij deze gegevens de vóór dien tijd eventueele klach-
ten over steriliteit in aanmerking te nemen, kon er een, zij
het ook in verschillende opzichten niet geheel zekere, in-
druk gevormd worden omtrent de chronologische volgorde
van het optreden der Trichomonasinfectie in de verschil-
lende buurtschappen.
Gemeente Lichtenvoorde.
I. Als oudste infectie mag zonder twijfel worden be-
schouwd die, welke in Januari 1934 in de fokv. L. (M. R.
Y.) in de gemeente Lichtenvoorde werd geconstateerd en
in 1933 al aanwezig moet zijn geweest; gedurende de ja-
ren 1934, 1935 en 1936 werd dezelfde stier gebruikt met
geregelde, wisselende klachten, zooals die in 1933—1934
vernomen werden.
De stier werd begin 1937 verkocht en hij infecteerde 13
April 1936 nog een rund, welk 30 Juh nadien, bij onder-
zoek van het cervicaalslijm trichomonaden bleek te bevat-
ten (No. 90).
2.nbsp;Uit dezelfde gemeente werd in Juh 1937 een pyome-
tra onderzocht van een slachtdier, dat in Juni 1936 was ge-
dekt door een stier van een stierenhouder, waarvan vol-
gens de eigenaar van het slachtdier ook meerdere dieren
naderhand niet dragend waren gebleken (s. L. No. 257).
Gedurende de jaren 1933, -34, -35 en -36 moet de fokv.
L. ten N.O. van Varsseveld een bron van trichomonasin-
fecties zijn geweest. Het feit echter, dat de leden van deze
fokvereeniging, evenals de overige bewoners uit deze buurt,
de zuidelijker en oostelijker wonende veehouders resp. mee-
rendeels behoorende tot de gemeenten Wisch en Zelhem,
vrijwel niet kennen door verschil in godsdienst en een niet
onbelangrijke zóne, welke weinig bewoond is, zullen de
uitbreiding in die richting hebben geremd. De infectie was
evenwel in de genoemde jaren niet bekend. In hoeverre de
verspreiding al of niet plaats gehad heeft, is moeilijk met
eenige zekerheid te bepalen uit de gegevens van de in aan-
merking komende buurtschappen, volgens welke wel sterili-
teit onder het rundvee in genoemde jaren voorkwam, doch
vroegabortus, pyometra en schijndracht niet de aandacht
hadden getrokken. Pas in het begin 1936 klaagde een stie-
renhouder tusschen Varsseveld en Aalten over deze ver-
schijnselen.
Buurtschap Heelweg.
3.nbsp;Op 2 Mei 1936 werd een rund geïnfecteerd door
een stier van de fokvereeniging Heelweg (M.R.Y.), tusschen
Varsseveld en Lichtenvoorde; i October nadien werd in
het vaginaalsecretum van het dier, dat nog niet weer toch-
tig was, doch wel fluor had vertoond, een vrij groot aantal
trichomonaden vastgesteld (No. 199 f. H.).
4.nbsp;Bij onderzoek in de, fokvereeniging Heelweg werden
niet alleen een zestal runderen gevonden, welke door bo-
vengenoemde stier met Trichomonas foetus waren geïnfec-
teerdj doch tevens twee, welke trichomonaden in het eer-
vicaal-vaginaal secretum bevatten en alleen door de andere
stier der vereeniging waren gedekt en wel één maal, resp.
voor 2 maanden en zVi maand. Beide dieren werden pas
eenige maanden later weer tochtig.
5.nbsp;Reeds eerder constateerde ik, op 8 Juli 1936, dat
een rund met trichomonaden was geïnfecteerd en wel door
dekking in begin Juni voordien door een stier van een stie-
renhouder (No. 45 s. H.). Van dezelfde stier werd in Ja-
nuari 1937 de infectie vastgesteld bij een rund, dat bijna
uitgedragen moest zijn, doch een pyometra bevatte (No.
211).
6.nbsp;Nog meer westelijk, tegen de gemeente Zelhem aan,
trof ik 3 Augustus een koe aan, die 13 Juni 1936 (voor 3
Weken) door een stier van een andere stierenhouder (s. H. i)
was gedekt en waarbij ook trichomonaden in het vaginaal-
slijm werden gevonden (No. 95). Bij nog 3 andere runderen,
die door deze stier gedekt werden, vond ik trichomonaden.
Het jongste geval betrof een koe, welke na 3^/2 maand
aborteerde na de dekking op 10 Mei 1937 (No. 264).
Gemeente Zelhem.
7- Pas van een dekking op 2 October 1936 bleek, dat
een rund op de gemeente Zelhem geïnfecteerd was met
trichomonaden en wel door een stier van een stierenhouder
(s. 2.). Het voor 9 dagen gedekte dier werd op 13 October
onderzocht en het opgevangen materiaal bleek trichomona-
den te bevatten (No. 200).
8. In dezelfde omgeving kon ik pas in de voorzomer
van 1938 vaststellen, dat de stier van de fok vereeniging van
M.R.Y. vee met Trichomonas foetus was geïnfecteerd. Deze
stier dekte een rund eind November 1937, welke aborteer-
de na bijna 6 maanden. Tien dagen later bleek mij bij on-
derzoek, dat het genitaalapparaat van de koe nog niet nor-
maal was. In de vagina werden spaarzaam verspreid pustu-
lae aangetroffen en het secretum was vuilgrijs en te vloei-
baar. Meerdere vrij vitale trichomonaden konden worden
aangetoond (No. 354, f. Z.).
9- Aan de andere zijde van dat deel van de gemeente
-ocr page 34-Zelhem, hetgeen aan mijn practijkgebied grenst, waren in
de zomer van 1936 nog weinig of geen klachten en althans
geen, welke aan een infectie van Trichomonas foetus
deden denken. In de herfst echter heb ik in verband met
enkele gevallen van vroegabortus meermalen in genoemde
streek naar trichomonaden gezocht, doch eerst in de zomer
van 1937 bleek, dat door een dekking op i Juni, veertien
dagen voor het onderzoek, een rund (No. 252) met de fla-
gellaten was geïnfecteerd door een stier van een fokver-
eenigmg van zwartbont vee (f. Z. i). De moeilijkheden om
de dieren drachtig te krijgen, waren in de heele streek
sterk toegenomen en de berichten der veehouders hadden
reeds geruimen tijd deze infectie zeer waarschijnlijk ge-
maakt.
Buurtschap Westendorp.
10. Het aan het werkgebied van laatstgenoemde fok-
vereen. Z. i. grenzende deel der gemeente Wisch kreeg on-
geveer in dezelfde tijd een sterke toename van gevallen van
steriliteit bij het rundvee. Op 7 JuH 1937 werd ik ontbo-
den bij een rund, dat ongeveer 3 maanden drachtig moest
zijn en ziek was. Het dier vertoonde indigestieverschijn-
selen met subfebriele temperatuur, doch tevens was het ge-
durende de dag, nadat de veehouder me had ontboden,
begonnen fluor albus te vertoonen. Het opgevangen mate-
riaal bevatte vele trichomonaden. De koe (No. 260) was op
7 April gedekt door de stier van de fokvereeniging (F H )
der buurtschap Westendorp (f. W.).
Mede op grond van het geringe aantal gevallen van ste-
riliteit onder de runderen in de omgeving der beide laatst-
genoemde fokvereenigingen voordien, krijgt men den in-
druk, dat hier de trichomonasinfectie later is opgetreden,
dan ten noorden van Varsseveld. Ten Westen van deze
vermoedelijk lang vrijgebleven zóne ligt uitgestrekt bosch
met verspreid liggende boerderijen, vanwaar de besmetting
met zoo voor de hand ligt, als van de noordelijker en
noord-oostelijker besmette streek Zelhem-Wisch, doch zeer
zeker zullen ook de zuidelijker gestationneerde stieren een
belangrijke rol hebben kunnen spelen, aangezien hiermede,
voor zoover het de fokvereeniging Westendorp betreft, wel
degelijk althans een indirect contact door middel van z.g.
stieren aanwezig is.
II. Op 2 November 1937 werd een rund (No. 310),
dat in Augustus voordien door een stier van een lid der
fokv. W. gedekt was en fluor albus was gaan vertoonen,
doch nog niet weer tochtig was geweest, met trichomona-
den geïnfecteerd bevonden (s. W.). Volgens de stierenhou-
der waren eerst de runderen allen drachtig geworden, maar
nadat een koe, welke 5 weken na dekking door een vol-
gende stier van een veehouder op de gemeente Doetinchem
(s. Do.) terugstierde, was gedekt, waren de meeste runderen
besmet geworden.
_ 12. Een z.g. wilde stier (s. quot;W. i), welke reeds langer als
trichomonadenverspreider moest worden beschouwd in ver-
band met optredende fluor albus bij door dezen stier ge-
dekte runderen, welke maanden schijnbaar drachtig waren,
bleek op 23 Augustus 1937 een rund (No. 337) met Tri-
chomonas foetus te hebben geïnfecteerd. Na zes maanden
constateerde ik een pyometra en uit de vagina, waarvan
de wand flauwe pustulae vertoonde, werd vrij taai, helder
secretum verkregen met kleine pusvlokjes. In dit secretum
Werden enkele, weinig vitale trichomonaden aangetroffen.
13- Eén van de onder 10 genoemde wilde stieren, nu op
de gemeente Doetinchem (s. Do.) bleek op 22 Mei 1936
reeds een koe geïnfecteerd te hebben (No. 143). Het dier
Werd drie maanden na de dekking onderzocht zonder bronst
te hebben vertoond en het cervicaalsecretum bleek tricho-
monaden te bevatten. Zeer veel dieren kwamen op boven-
normale tijden na dekking door deze stier terug.
Omgeving Silvolde.
14. Een stier van de fokvereeniging Silvolde (f. S.),
dekte op 17 JuH 1936 een koe, die op 12 Augustus na-
dien bij onderzoek met trichomonaden bleek te zijn besmet
(No. 120.), De stier infecteerde op 23 November 1936
Weer een koe, bij welke in het — bij een optredende fluor
albus afkomende — materiaal zeer veel trichomonaden
Werden gevonden (No. 144).
wilde
Ter zelf der tijd werd dezelfde bevinding gedaan bij
meerdere door genoemde stier gedekte runderen. Toen hij
in begin 1937 werd opgeruimd, infecteerde de nieuwge-
kochte stier binnen een maand.
15.nbsp;Op I April 1937 vond ik in het praeputiaalvocht
van bovengenoemde, nieuwgekochte stier trichomonaden;
bij vier door hem gedekte runderen werd nadien de para-
siet eveneens aangetoond (No. 244, 253, 255, 258).
16.nbsp;Onder Silvolde bleken ook meerdere z.g. wilde
stieren te infecteeren. Een veehouder klaagde over besmet-
telijk verwerpen zonder het afzetten van de vrucht als zoo-
danig te kunnen waarnemen. Hij zag echter na 6—7 maan-
den schijndracht, een groote hoeveelheid dunne pus los
komen. Bij de naburige eigenaar van de desbetreffende dek-
stier werd een jong rund aangetroffen, welke ruim 5 maan-
den dragend was (in Juni 1937 gedekt) en fluor albus ver-
toonde. Naar schatting bleek de uterus zeker 20 Liter pus
te bevatten. Zeer veel trichomonaden werden in het vagi-
naal verkregen materiaal aangetroffen (s. S. T. No. 325).
17.nbsp;Een zes maanden dragende koe, gedekt door een
stier uit ongeveer dezelfde streek (s. S.) onder Silvolde, ver-
toonde op 8 Januari 1937, dus na de dekking op ongeveer
8 Juli 1936, fluor albus. Hierin werden enkele trichomo-
naden aangetroffen (No. 224).
18.nbsp;Juist aan deze zijde van de Oude IJssel, tusschen
Ulft en Silvolde dekte een stier van een stierenhouder (s.
IJ.) in Juni 1936 een koe, welke na 5 maanden fluor albus
vertoonde. In het opgevangen materiaal werden zeer vele
trichomonaden aangetroffen. De eigenaar, welke alle run-
deren bij deze stier had laten dekken, had er geen één
drachtig (No. 205).
19.nbsp;Meer naar het Oosten trof ik onder Silvolde bij
een stierenhouder (s. Cr.) een door diens eigen stier gedekte
koe aan, welke voor drie maanden (op 10 November 1937)
gedekt was (No. 336). Het dier trok mijn aandacht, door-
dat aan de staart pus te zien was. Het muco-purulente va-
ginaal-secretum bleek vrij vitale trichomonaden te bevatten.
Onder Silvolde waren in 1935 reeds groote moeilijkhe-
den in de rundveefokkerij opgetreden in verband met ste-
riliteit. In de fokvereeniging S. werd in dat jaar een stier
opgeruimd, welke bijna geen runderen meer bevruchtte
en bij onderzoek aan de penis, naast een vrij sterke rood-
heid, verschillende belangrijke epitheel-defecten vertoonde.
In het algemeen werd in deze streek de indruk verkre-
gen, dat de trichomonasinfectie, welke in 1936 werd vast-
gesteld, niet van zeer recente datum was. Het scheen wel,
alsof dit laatste eerder het geval was in de meer Oostelijk
gelegen buurtschappen. Eerst volgen echter de trichomona-
denverspreiders aan de andere zijde van de Oude IJssel.
Langs de overzijde van de Oude IJssel.
Aan de zuidwestelijke zijde van de Oude IJssel, tusschen
Gendringen en Doetinchem neemt de rundveestapel een
Wehswaar eenigszins geïsoleerde positie in, doch in de prak-
tijk blijkt vaak, dat over de bruggen vooral runderen, wel-
ke moeilijk dragend worden, naar stieren van de overzijde
worden geleid (bij voorbeeld s. IJ.).
20, 21 en 22. Bij de reeds genoemde stieren van de fok-
vereenigingen G. en G I en de stierenhouder G. werden in
de richting Doetinchem nog vier stieren aan die zijde van de
Oude IJssel als verspreiders van Trichomonas foetus aan-
getroffen.
23. De aan de fokvereeniging G. grenzende vereeni-
ging G. 2 bleek op 8 Juli 1936 eveneens geïnfecteerd; een
rund, op 5 Juni gedekt, bleek geïnfecteerd bij het onderzoek
op de 33 ste dag sinds de dekking, 2 dagen na de weder-
opgetreden bronst. Vroeg in het voorjaar gedekte runderen
m de vereeniging waren meerendeels drachtig geworden,
terwijl later meerdere runderen werden gevonden, welke
door dezelfde stier met trichomonaden waren geïnfecteerd;
dit waren er 6, waarbij ook nog een rund werd genoteerd,
dat was gedekt op 10 Mei 1937; in de winter 1936/1937
Werden ook trichomonaden in materiaal van door deze stier
gedekte runderen aangetroffen (No. 38, 77, 88, 115, 117,
H9)-
24- Weer verder van Gendringen verwijderd dan de
vorige, stond een stier ter dekking bij een stierenhouder
onder Etten (s. E.). Op 14 JuH 1936 was een rund 3 weken
na de laatste dekking tochtig en op die dag werden in het
cervicaalsecretum van dit door laatstgenoemde stier ge-
dekte rund trichomonaden vastgesteld (No. 55).
25.nbsp;Nog meer naar de stad Doetinchem werd een stier
van een fokvereeniging (G. 3) als verspreider der tricho-
monasinfectie aangetroffen; deze kreeg ter dekking runde-
ren uit de gemeenten Gendringen, Bergh en Doetinchem.
Een op 8 Juni 1936 door deze stier gedekte koe was 30 Juni
nadien weer tochtig, waarbij het vaginaalsecretum tricho-
monaden bevatte (No. 10).
26.nbsp;Bij Ulft werd nog een stierenhouder (s. U.) aan-
getroffen, wiens dekstier een trichomonadenverspreider
bleek te zijn. Een door deze gedekt slachtdier vertoonde
een pyometra, waarin trichomonaden werden gevonden. De
slachting had plaats op 16 Juni
^937) terwijl het dier om-
streeks half November voordien was gedekt (No. 256).
In de fokvereeniging G. 3 werden eind 1935 reeds veel-
vuldig gevallen van steriliteit onder het rundvee geconsta-
teerd en in de herfst waren er verschillende klachten over
vroegabortus. Een onderzoek op Bruc. Bang was negatief
verloopen. Meerdere gegevens wezen er overigens op, dat
de trichomonasinfectie aan de zuidwestzijde van de
Oude IJssel wel vóór het jaar 1936 aanwezig zal zijn
geweest.
Buurtschap B re denbroek.
27. In de zuidelijk van Varsseveld gelegen fokvereeni-
ging te Bredenbroek (f. B.), welke de in het begin van het
jaar gedekte runderen meerendeels drachtig had, ondervond
men later in de tijd moeilijkheden.Eind Augustus 1936 werd
bij een van deze veehouders een op 3 Augustus voordien
gedekte koe (No. 157) onderzocht, hoewel nog geen toch-
tigheid weer was opgetreden. Er kon een trichomonasin-
fectie worden geconstateerd. Naar aanleiding hiervan werd
de stier eenige dagen later onderzocht en in het praeputiaal-
vocht werden meerdere trichomonaden aangetoond.
28. Oostelijk van laatstgenoemde fokvereeniging wer-
den wel eerder klachten gehoord. In de fokvereeniging B. i
Werd de trichomonasinfectie bij een rund geconstateerd tij-
dens de tochtigheid 3 weken na de dekking op 10 Juli 1936
(No. 100).
^9- De stierenhouder der fokvereeniging B. i had zelf
een stier ter dekking, welke een rund op 3 Augustus 1936
moet hebben geïnfecteerd met Trichomonas foetus, aange-
2;ien na een maand, zonder optreden der tochtigheid, zeer
veel trichomonaden in de waterig-roode vaginaahnhoud
werden gevonden (No. 168 (s. B.).
30-nbsp;Bij deze stieren moet een vierde met Trichomonas
roetus geïnfecteerde stier in Bredenbroek genoemd worden
en wel van een stierenhouder (s. B. i). Deze stier had op
4 Maart 1937 een rund geïnfecteerd, hetwelk 2 maanden
nadien uit de vagina mucopurulent materiaal afscheidde,
dat rijk was aan trichomonaden. Het was reeds langer be-
kend, dat de runderen, welke door deze stier gedekt wer-
den, veelvuldig terugstierden en wel langere tijd na de dek-
king (No. 241), Later werden bij meer door deze stier ge-
dekte runderen trichomonaden aangetoond.
Gemeente Dinxperlo.
31-nbsp;Bij Dinxperlo had een stierenhouder (s. D.) gedu-
rende het jaar 1936 veel runderen niet dragend kunnen
krijgen.
Het onderzoek van de stier op 2 October 1936 wees uit,
dat het praeputiaalvocht trichomonaden bevatte (No. 214).
. 3^- Een stier van een andere stierenhouder werd in het
jaar 1936 reeds sterk verdacht een trichomonadenver-
spreider te zijn, daar er vele runderen herdekt moesten
Worden. Deze runderen vertoonden verschijnselen, welke
een trichomonasinfectie zeer waarschijnlijk maakten. Pas op
28 Augustus 1937 kwam een koe in onderzoek, welke door
deze stier gedekt was en met Trichomonas foetus bleek te
geïnfecteerd. De dekking had op 29 Juli 1937 plaats
gehad en er was nog geen tochtigheid weer opgetreden
(No. 263) (s. D. i).
■ 33- In de fokvereeniging te Heurne onder Dinxperlo,
iets dichter bij Varsseveld, welke vereeniging veehouders
onder haar leden telt uit de gemeenten Dinxperlo, Aalten
en Gendringen, traden de eerste gevallen van steriliteit in
het voorjaar reeds op stal op onder verschijnselen, welke
deden denken aan een trichomonasinfectie. Naderhand
bleek, dat verschillende veehouders de in de eerste maan-
den van het jaar gedekte runderen beter drachtig hadden
gekregen dan de later gedekte. In verband met een met
trichomonaden geïnfecteerd rund werd de stier onderzocht
en in September 1936 werden in het praeputiaal vocht, ver-
mengd met afkrabsel van het slijmvlies van de penis, meer-
dere trichomonaden gevonden (f. D.).
34.nbsp;In dezelfde streek trof ik een bijzonder geval aan,
waarbij ik werd ontboden bij een zieke éénjarige stier. Deze
bleek stijf te loopen en vertoonde gezwollen peesscheden
en gewrichten. De verkleefde haren aan het praeputium
en de eenigszins gezwollen uitgang brachten mij ertoe het
praeputiaalvocht te onderzoeken, hetgeen buitengewoon
rijk bleek te zijn aan zeer vitale trichomonaden. Uit in-
lichtingen van de veehouder kon worden opgemaakt, dat
de infectie voor 12 dagen had plaats gehad (v. D., no 187).
35.nbsp;Meer naar Aalten toe werd in de gemeente Dinx-
perlo nog een stier van een stierenhouder (s. D. 2) aan-
getroffen, welke stier de door hem gedekte runderen met
Trichomonas foetus infecteerde. In het begin van het jaar
1937 werd hij reeds verdacht en in November van dat jaar
bleek een rund, dat 3 weken voordien gedekt was door
deze stier, trichomonaden te bevatten (No. 320).
Gemeente Aalten.
36.nbsp;Bij een veehouder in de gemeente Aalten trof ik,
nadat reeds veel eerder enkele runderen op trichomonaden
waren onderzocht, in November 1937 een rund aan, dat
voor 3 weken door de eigen stier was gedekt. In het muco-
purulent secretum werden trichomonaden vastgesteld
(no. 331, V. A.).
Buurschap Sinderen.
37.nbsp;In een kleine fokvereeniging onder deze buurt-
schap had men met een sinds eenige maanden gekochte
stier nog weinig moeilijkheden in verband met steriliteit
onder het rundvee ondervonden. Op 15 Mei 1936 dekte
de stier van deze vereeniging een koe van een niet-hd,
welk rund 27 Juni nadien bij onderzoek van het vaginaal-
secretum, een dag na de wederopgetreden tochtigheid, met
Trichomonas foetus geïnfecteerd bleek. Bij onderzoek van
het dekboek op de volgende dag werd geconstateerd, dat
van de 68 dekkingen er slechts 5 herdekkingen waren. Des-
niettemin constateerde ik bij een zevental, meest nog niet
teruggekomen, runderen in de daarop volgende weken een
infectie met Trichomonas foetus en aan het einde van het
jaar was het wel duidelijk, dat van de genoemde dekkin-
gen bij de verschillende eigenaren waarschijnlijk geen één
een uitdragen van de vrucht tengevolge had. Bij de eige-
naren, waar de meeste dekkingen hadden plaats gehad en
waar een onderzoek werd ingesteld, waren alle door ge-
noemde stier gedekte runderen na langere tijd teruggeko-
men. Slechts enkele werden na korte tijd weer tochtig. Van
een oude stier, welke ook runderen op dezelfde bedrijven
gedekt had, waren in het voorjaar van 1936 ook veel her-
dekkingen noodzakelijk geweest. Het mag waarschijnlijk
worden geacht, dat een herdekking van een rund, welke
na dekking door deze oude stier opbrak, de nieuwe stier
der fokvereeniging (f. S. i) heeft geïnfecteerd.
38.nbsp;De grootere fokvereeniging (f. S. 2) in de buurt-
schap Sinderen had vroeger meer last van terugstierende
runderen gehad en in 1934 verrichtte ik met negatief resul-
taat bij een der leden een onderzoek op Bruc. Bang in ver-
band met eenige gevallen van vroegabortus. In 1936 wa-
ren de klachten echter gering tot de herfst. Op 31 Decem-
ber 1936 was een voor 4 weken door de stier der vereeni-
ging gedekte koe nog niet weer tochtig geweest, doch ze
werd onderzocht in verband met de veelvuldige gevallen
van steriliteit in de vereeniging. In het vaginaalsecretum
werden zeer vele trichomonaden gevonden. Op i Juni
1937 werd een op 13 Mei voordien gedekte koe onder-
zocht, welke eveneens met de protozoe geïnfecteerd bleek.
De klachten waren inmiddels sterk toegenomen (No.
223 en 243).
39.nbsp;Een stierenhouder, wonende tusschen de leden
yan genoemde fokvereeniging S 2 (s. S. i) had in het voor-
jaar 1937 een stier opgeruimd, omdat hiervan zoo weinig
runderen dragend werden. Op 11 Augustus 1937 werd
een koe wegens fluor albus ter behandehng aangeboden,
welke in December 1936 door genoemde stier was gedekt.
Vele trichomonaden werden in het uit de cervix vloeiende
vlokkige secretum aangetoond (No. 261).
Varsseveld.
40.nbsp;Onder Varsseveld bleek pas op 15 Februari 1938,
dat een stier met Trichomonas foetus was geïnfecteerd. Bij
een onderzoek op drachtigheid van een rund, dat voor 6
maanden was gedekt door de stier van een stierenhouder
(s. V.) bleek, dat het dier een pyometra bevatte. Het muco-
purulente secretum, dat uit de cervix werd verkregen,
bleek bij onderzoek trichomonaden te bevatten (No. 338).
41.nbsp;In Juni 1938 trof ik aan de andere zijde van Vars-
seveld een rund aan, dat 5 weken na de laatste dekking
voor de derde maal terugstierde. Afwijkingen werden eV
niet gevonden. Een ander rund echter, dat voor 20 dagen
voor het eerst en door dezelfde stier gedekt was, bleek
bij onderzoek flauwe pustulae in het vestibulum, doch
ook in de diepere deelen van de vagina op de mucosa te
vertoonen. Het secretum, dat vrij veel uit de cervix vloeide,
was zeer helder en vrij vloeibaar. De cervix stond open en
ik verwachtte, dat het dier de volgende dag tochtig zou
zijn. Het secretum bevatte bijna geen leucocyten, maar er
werd toch een vitale trichomonade in aangetroffen. De
dekking had plaats gehad door een stier van een kleine
fokvereeniging (f. V.).
Uit het hierboven vermelde onderzoek blijkt wel, dat
de geheele rundveestapel, welke in en om de gemeente
Wisch aanwèzig is, moet worden geacht bloot te staan aan
infecties met Trichomonas foetus, aangezien in alle buurt-
schappen van stieren kon worden vastgesteld, dat deze de
parasiet overbrachten.
Uit de data, waarop dit in de verschillende buurtschap-
pen werd aangetoond, alsmede uit het meer of minder aan-
treffen der trichomonasinfecties en in aanmerking ne-
mende de gegevens uit de jaren, dat Trichomonas foetus
hier nog onbekend was, krijgt men de indruk, dat deze pa-
rasiet uit het noordoosten (gemeente Lichtenvoorde) en uit
het zuidwesten (gemeente Gendringen) direct of indirect
de gemeente Wisch is binnengedrongen. Als zeer waar-
schijnlijk mag worden aangenomen, dat de directe omge-
ving van Varsseveld, alsmede de buurtschap Westendorp,
het langst van de infectie verschoond gebleven is. Overi-
gens dient bij deze gevolgtrekkingen de grootste reserve
in acht genomen te worden, aangezien vóór 1936, behalve
de aanwezigheid van de infectie in 1933 in de gemeente
Lichtenvoorde, de gegevens onvoldoende zijn.
4. ONDERZOEK IN HET OVERIGE DEEL VAN NEDERLAND.
Om voor geheel Nederland het voorkomen van Tricho-
monas foetus eenigszins nauwkeurig te kunnen vaststellen,
zou ieder practiseerend dierenarts in ons land een derge-
lijk onderzoek, als door mij in en om mijn werkgebied werd
verricht, ook in zijn practijk dienen in te stellen. Voor mij
is zulks voor \'t geheele land natuurlijk geheel onmogelijk.
Belangrijk is echter de algemeenheid der Trichomonas-
infecties in mijn omgeving, welke bleek na het vinden van
een enkele haard. We nemen verder in aanmerking de er-
varingen, welke inmiddels werden opgedaan, omtrent de
wijze en de snelheid van uitbreiding, indien er tusschen de
verschillende stierenhouderijen een meer of minder inten-
sief contact, vooral door herdekkingen, stellig mag worden
aangenomen. Het vaststellen van eenige, zij het dan ook
vrij ver van elkaar verwijderde haarden, mag zoodoende
aanleiding zijn, om in een wijde omgeving de veestapel als
besmet te beschouwen of aan te nemen, dat ze binnen af-
zienbare tijd besmet zal worden. Er dient natuurlijk reke-
ning gehouden te worden met de meer of minder groote
mogelijkheid van overbrenging van de eene naar de andere
stierenhouderij. Hierbij zij opgemerkt, dat door de ont-
wikkeling der rundveefokkerij, welke gepaard ging met
het steeds meer gezamenlijk houden van één stier, ten einde
langs deze weg, met niet te groote offers voor iedere vee-
houder, zich van een zoo goed mogelijke fokstier te kun-
nen voorzien, het genoemde contact zelfs in veestreken,
waar elke veehouder als regel een groot aantal runderen
heeft, vaak wel aanwezig is.
Eerst werd gehoopt, dat na de publicaties in ons land
van deBlieckenBos mogelijk voldoende met Tricho-
monas foetus geïnfecteerd materiaal aan deze onderzoe-
kers zou worden toegezonden. Dit bleef echter tot twee
gevallen beperkt en wel eerst een monster van een geïn-
fecteerd rund uit Winterswijk door collega Lammers in-
gezonden — na meerdere gevallen in mijn omgeving het
eerste uit de praktijk — en veel later pas een monster uit
Horst in Limburg, ingezonden door collega Vullinghs.
Ook na een verzoek, door mij, aan de dierenartsen in
ons land om van mogelijke gevallen van trichomonas-
infectie bericht te willen zenden, welk verzoek in het Tijd-
schrift van Diergeneeskunde in de voorzomer van 1937
werd geplaatst, kwamen geen gegevens of materiaal meer
in ons bezit.
Tenslotte besloot ik me tot de leden van het Neder-
landsch Rundveestamboek te wenden, waardoor echter de
provincie Friesland werd overgeslagen. Gezien de geïso-
eerde ügging van deze provincie aan de Noord- en West-
zijde en de omstandigheid, dat Friesland een veeverkoo-
pende provincie is en vrijwel geen vee uit andere provin-
cies betrekt, meende ik wel zoo te kunnen handelen, indien
er geen trichomonasinfecties in de aan Friesland gren-
zende deelen- van Groningen, Drente en Overijssel werden
aangetroffen. Er werd een antwoordkaart gedrukt, waar-
op verzocht werd een zestal vragen te willen beantwoor-
den, waarvan er verschillende weer uit meer dan één vraag
bestonden. Zoo werd gehoopt gegevens te verkrijgen, welke
de waarschijnlijkheid van een infectie met Trichomonas
foetus voor bepaalde streken naar voren zouden kunnen
brengen. Over het geheele land, uitgezonderd dan Fries-
land, werden de kaarten zooveel mogelijk gelijk verdeeld.
De mogelijkheid moest worden overwogen, dat een belang-
rijk deel niet zou worden beantwoord, in verband waar-
mee een groot aantal leden een kaart ontving n.1. ruim 400.
Bijna de helft werd teruggezonden, dus even meer dan 200.
Bij de beoordeeling van deze antwoorden werd gebruik ge-
maakt van de reeds in eigen omgeving opgedane ervaring
en van gegevens uit de literatuur; ook de samenstelling der
vragen was trouwens in hoofdzaak gegrondvest op de ver-
schijnselen, welke bij de trichomonasinfecties in het eigen
practijkgebied waren waargenomen. Hieronder vindt men
de vragen, welke gesteld werden, weergegeven.
Zijn er bij U of in Uwe omgeving moeilijkheden om
de runderen dragend te krijgen en zoo fa sinds wanneer^.
Hoe hoog is ongeveer het percentage, dat herdekt
wordt?
3.nbsp;Hoe lang na de dekking stieren de runderen terug?
4.nbsp;a. Persen de runderen na de dekking?
h. Komt er eenige dagen na de dekking een lichtroode
vloeistof af?
c.nbsp;Treedt er na kortere of langere tijd witvuilen op?
d.nbsp;Wordt de vrucht te vroeg afgedreven (hoe lang na
de dekking)?
5.nbsp;Is of was de stier traag in het dekken?
6.nbsp;Welke dierenarts(en) oefent(en) in uw streek de prac-
tijk uit?
Vraag i behoeft geen toelichting.
Vraag 2 werd vooral gesteld om een meer of minder groot
aantal antwoorden direct voor verder onderzoek te kun-
nen uitsluiten; bij minder herdekkingen dan 20% werd
de kans op een infectie met Trichomonas foetus te ge-
ring geacht voor een onderzoek.
Vraag 3 is als zeer belangrijk te beschouwen, daar bijna
altijd bij de beoogde infectie een niet onbelangrijk deel
der herdekkingen na langere tijd dan 3 weken noodig
blijkt. Bij vrijwel steeds op tijd terugstieren werd echter
I.
2.
ook wel eens een onderzoek ingesteld in verband met de
antwoorden der andere vragen.
Vraag 4 a en b konden bij positieve beantwoording van
belang zijn.
c werd gesteld in de hoop, dat na langere tijd
fluor albus werd gezien,
d moet bij de meeste trichomonadeninfecties po-
sitief worden beantwoord. Er dient echter
rekening mee te worden gehouden, dat de
vroegabortus niet zelden onopgemerkt blijft.
Vraag 5 is niet zoo belangrijk, daar het traag dekken vele
andere oorzaken kan hebben en bij een infectie van de
stier met Trichornonas foetus soms van korten duur is
en ook wel eens niet aan de stierenhouder is opgevallen.
Zoo werden de terugontvangen antwoordkaarten stuk
voor stuk aan een oordeel onderworpen en in de eerste
plaats werden de antwoorden, welke een lager percentage
herdekkingen dan 20 mededeelden, behoudens een enkele
uitzondering in verband met de andere punten, ter zijde
gelegd. Van de overigen werd nagegaan in hoeverre de ant-
woorden op de verschillende vragen aanleiding gaven om
aan de mogelijkheid van een infectie met Trichomonas
foetus te denken; voor zoover dit het geval was, werden ze
als verdacht genoteerd en kwamen ze in aanmerking voor
een onderzoek ter plaatse. Er werd verder nog even nota
genomen van de antwoorden, welke een hooger aantal her-
dekkingen dan 50^^/0 berichtten.
Hieronder is een overzicht gegeven van de aantallen on-
der verschillende rubrieken ondergebrachte antwoorden uit
elke provincie, waarbij Gelderland in een Oostelijk en een
Westelijk gedeelte werd verdeeld.
Een onderzoek van alle verdachte gevallen zou voor mij
niet doenlijk zijn, doch bij de onderzoekingen in de eigen
practijk en de directe omgeving was voldoende gebleken,
dat de trichomonasinfecties zich binnen meer of minder
korte tijd uitbreiden, als ten minste de stierenhouderijen
meer of minder met elkaar in contact staan. Indien er dus
een infectie met Trichomonas foetus werd geconstateerd in
het overige deel van het land, was het van het meeste belang
•rt è c |
O c |
rt ^ |
1 c 4-gt; O 1 CT3 « O ë | |||
b O S quot; O ^ _ |
N lt;U ba |
O 1 Iii |
O quot; |
gt; c • .Set; |
^^ O quot; « S G gt; | |
2 ? S O w O H g ^ |
IJ |
y U O w |
1.-T3 dj Ui lt;U |
u.ü -S |
S y c S U 6X1 e^ rt c | |
Noord-Holland |
10 |
7 |
3 |
1 |
0 |
0 |
Zuid-Holland |
21 |
11 |
10 |
3 |
3 |
14=:- |
Zeeland |
7 |
6 |
1 |
0 |
0 |
0 |
Noord-Brabant |
34 |
14 |
20 |
13 |
13 |
38 |
Limburg |
12 |
3 |
9 |
6 |
7 |
58 |
Utrecht |
10 |
6 |
4 |
3 |
1 |
10=\'- |
West-Gelderland |
22 |
6 |
16 |
8 |
6 |
27 |
Oost-Gelderland |
32 |
5 |
27 |
13 |
16 |
50 |
Overijssel |
26 |
10 |
16 |
5 |
4 |
15 |
Drente |
14 |
4 |
10 |
2 |
2 |
14=:- |
Groningen. |
15 1 |
9 |
6 |
0 |
0 |
0 |
Na onderzoek ter plaatse bleken deze percentages te hoog.
op een betrekkelijke afstand verder te zoeken en de directe
en indirecte omgeving van de gevonden haard als vrij zeker
geïnfecteerd te beschouwen. Het lag natuurlijk in de lijn
der verwachtingen, dat, volgens de antwoordkaarten ver-
dachte stierenhouderijen, bij onderzoek ter plaatse en na-
vraag bij de desbetreffende veehouders niet zelden geheel
niet meer als verdacht van trichomonasinfectie moesten
worden beschouwd. Eveneens was het te verwachten, dat
bij hardnekkig onderzoek in een stierenhouderij van meer-
dere vrouwelijke runderen en de dekstieren, geen trichomo-
naden zouden worden gevonden en de verdenking van deze
infectie desniettemin gehandhaafd bleef. Definitieve con-
clusies werden echter alleen getrokken, indien er levende
trichomonaden in het materiaal van mannelijke of vrouwe-
lijke runderen werden gevonden. Wel zal het vinden van
sprekend op doode trichomonaden lijkende cellen soms wor-
den vermeld.
Op deze wijze meen ik een indruk van de uitbreiding
der trichomonasinfectie in ons land te kunnen geven, welke
natuurlijk een zeer tijdelijke is en zich zonder twijfel zal
wijzigen. In verband hiermede kan er geen bezwaar tegen
zijn, dat deze indruk iets aan nauwkeurigheid te wenschen
moet overlaten.
Aan de hand van het boven gegeven overzicht en het
daarmede in verband staande onderzoek zullen de bevin-
dingen in iedere provincie en in de beide deelen van de
provincie Gelderland worden weergegeven; hieruit zal dan,
voor zoover mogelijk, een conclusie getrokken worden om-
trent het voorkomen van Trichomonas foetus in de desbe-
treffende deelen van ons land.
Het onderzoek buiten de omgeving der gemeente Wisch
vond in de zomer van het jaar 1937 plaats, behalve te
Hengelo (G.), Gorssel, Netterden en Horst, waar de para-
siet eerder werd aangetoond.
Noor d-H O 11 a n d.
Uit deze provincie werden 10 berichten ontvangen,
waarvan er slechts drie melding maakten van een percen-
tage herdekkingen van meer dan 20 en één van meer dan
50. Bij deze berichten werden er geene aangetroffen, die
aanleiding waren om de betreffende stierenhouderijen te
verdenken van een infectie met Trichomonas foetus.
Het gunstige in de gegevens uit Noord-Holland was reeds
reden om daarenboven aan te nemen, dat de trichomona-
den — indien ze op een enkele plaats de provincie bereikt
mochten hebben — nog geen rol van eenige beteekenis
speelden als oorzaak van steriHteit onder het rundvee.
2 u i d-H O 11 a n d.
Uit deze provincie was een slachtrund afkomstig, het-
welk een pyometra vertoonde, waarin de B 1 i e c k en
Bos trichomonaden vonden. Hoewel ter plaatse geen ge-
vallen konden worden vastgesteld, waren de verkregen ge-
gevens zoodanig, dat een infectie met Trichomonas foetus
als vaststaand kon worden beschouwd.
Van de 21 ontvangen antwoorden konden er 11 worden
uitgesloten voor onderzoek, daar er minder dan 20 \'Vo
herdekkingen voorkwamen. Van de overige 10 antwoord-
kaarten waren er enkele, die voor een onderzoek in aan-
merking kwamen.
1.nbsp;Hoornaar. (Fokvereen. F. Fi.). Hier waren moeilijk-
heden sinds 1934 bij soms meer dan 50 % der gedekte
runderen; in 1937 was het gunstiger. Opgegeven werden
herdekkingen na 20 tot 30 dagen, soms na 10 weken en
verder wel eens fluor albus.
Het onderzoek ter plaatse wees in de eerste plaaw uit, dat
nu wel alles drachtig was, dat de herdekkingen bijna steeds
na drie weken waren genoteerd, zeer zelden fluor albus
Werd gezien en eveneens zeer zelden na een paar maanden
(3 tot 4 )werd geaborteerd. De eene stier dekte 390 keer in
een half jaar, hetgeen voor verschillende dagen te veel moet
zijn geweest. Bij onderzoek van een vijftiental koeien wer-
den geen trichomonaden gevonden en ook geen afwijkingen,
welke de verdenking van deze infectie eenigszins rechtvaar-
digden.
2.nbsp;Hendrik-I do-Ambacht. (Veehouder F. H.). Vooral
voorjaar 1937 moeilijkheden, 40 7o herdekkingen; opge-
geven werd, dat 2 tot 3 maanden na de dekking de run-
deren terugstierden en eveneens, dat enkele dagen na het
dekken wat fluor werd gezien. In 1937 had er 30 % een
maand te vroeg gekalfd. De suer dekte traag tot de wei-
degang.
Bij navraag ter plaatse bleek, dat de runderen na drie
weken terugstierden en de desbetreffende vraag verkeerd
was begrepen; Huor werd na drie dagen gezien, hetgeen
evenmin eenige aanwijzing was. Niets pleitte meer voor
een infectie met Trichomonas foetus; er werd aangenomen,
dat waarschijnlijk de Bac. Bang voor de herdekkingen ver-
antwoordelijk gesteld mocht worden.
3.nbsp;Alphen ajd. Rijn. (Stierenhouder F. H.). Sinds 1935
moeilijkheden. Het percentage herdekkingen was nu ge-
weest 75, vaak ruim drie weken tot een maand na de vo-
rige dekking. Na het dekken werd wel eens een lichtroode
vloeistof gezien, evenals fluor albus. In 1935 had 50 %
der runderen het kalf verworpen op ongeveer 7 maanden.
Ter plaatse werd vernomen, dat de dieren opvallend lang
tochtig waren, ook wel bij de eerste dekking; fluor trad een
paar dagen na de dekking op. De dieren stierden ook wel
terug na langere tijd dan een maand. Ze waren praeventief
tegen besmettelijk verwerpen geënt.
Er werd van lo runderen materiaal opgevangen en wel
van twee tochtige, van vijf, welke de drie weken sinds de
laatste dekking gepasseerd waren zonder bronst en van drie,
die minder lang geleden gedekt waren. Hoewel bij twee
dieren pus werd gevonden, waren in de vagina geen afwij-
kingen, welke een trichomonasinfectie waarschijnlijk maak-
ten; m het materiaal werden ook geen trichomonaden ge-
vonden. Een vaginitis werd wel aangetroffen in het vesti-
bulum, doch niet in de diepere deelen; er was bij enkele die-
ren een vestibulitis pustulosa met een helroode verkleuring.
Aangezien het een veehouder betrof, welke een stier voor
zich alleen hield, stonden verder geen dieren meer ter be-
schikking; bij de stier werd geen onderzoek ingesteld.
Vermoedelijk mocht echter ook hier de trichomonasin-
fectie als niet waarschijnlijk worden beschouwd, hoewel het
na bovennormale tijd terugstieren en het vinden van fluor
albus er op zouden kunnen wijzen. Er was echter nooit een
vroegabortus waargenomen, de dieren persten niet na het
dekken en fluor trad spoedig na het dekken op. De langdu-
rige tochtigheid, ook bij de eerste dekking met de helroode
verkleuring der mucosa vestibuli, wezen daarenboven meer
in de richting van een andere infectie.
Deze — de eenige uit Zuid-Holland — oorspronkelijk
verdachte gevallen geven geen enkele voldoende aanleiding
om een voorkomen van Trichomonas foetus in deze pro-
vincie aan te nemen en in aanmerking nemende, dat daar-
enboven i8 berichten uit alle deelen voor het tegendeel
pleitten, was de conclusie gerechtvaardigd, dat de tricho-
monasinfectie in Zuid-Holland geen rol van beteekenis
speelde bij daar voorkomende steriliteit onder het rundvee.
Van deze provincie waren de berichten wel bijzonder
gunstig. Er werden 7 antwoordkaarten ontvangen, waar-
van er slechts één boven 20 0/0 herdekkingen meldde en
dan nog slechts 25 %. Deze gegevens wezen daarenboven
m het geheel niet op een infectie als door ons gezocht cn
werden niet in aanmerking genomen voor een onderzoek.
Het gering aantal antwoordkaarten mocht voor de provin-
cie Zeeland, welke hoofdzakelijk landbouwbedrijven telt,
toch wel sterk doen vermoeden, dat de genoemde infectie
daar niet aanwezig was, vooral als men de geografische
ligging der verschillende, door meestal breed water van
elkaar gescheiden, eilanden in aanmerking neemt. Ook uit
Zeeuwsch-Vlaanderen werden negatieve antwoorden ont-
vangen.
Noor d-B r a b a n t.
In de provincie Brabant bleek reeds uit het percentage
der antwoordkaarten, dat als verdacht moest worden be-
schouwd, een groote kans te bestaan op een aanwezigheid
van trichomonaden. Bij dit vrij hooge percentage van 38
gaven ook aanwijzingen, welke op verschillende antwoord-
kaarten werden aangetroffen, ons de stellige overtuiging,
dat in de provincie Noord-Brabant de infectie met Tricho-
monas foetus een niet onbelangrijke rol moest spelen bij de
hier blijkbaar belangrijke moeilijkheden door de steriliteit
onder het rundvee. Van de 34 antwoordkaarten vielen er
14 uit, dus de kleinste helft; van de overblijvende 20 be-
richten betreffende een percentage herdekkingen van 20
of hooger waren er 13 zoodanig, dat ze als verdacht van
trichomonadeninfectie in aanmerking kwamen. Er waren
er ook 13, welke een percentage herdekkingen van 50 of
hooger aangaven. Bij de 7, welke dan niet zoozeer ver-
dacht werden, waren er toch, welke in verband met het
percentage herdekkingen en de berichten uit de buurt, toch
voor een nader onderzoek in aanmerking kwamen. We
mochten ook bedenken, dat indien de gegevens zéér juist
Werden weergegeven, deze gegevens dan niet zelden uit een
afgewerkt dekboek en een verloopen dekperiode waren
verkregen, waardoor de opsporing van de parasiet veelal
veel moeilijker bleek, aangezien de infectie dan haar hoog-
tepunt reeds lang gepasseerd was. Het al of niet verdacht
bevinden van trichomonasinfectie op grond van de ant-
woordkaart was natuurlijk veelal moeilijk en een stieren-
houderij, welke met een naburige in contact mocht worden
beschouwd, welke zeer typische verschijnselen opgaf, kon
— ongeacht haar eigen gegevens — weüicht in de eerste
phase van de infectie verkeeren. In verband hiermee kwa-
men van de 20 stierenhouderijen, welke boven de 20®/o her-
dekkingen meedeelden, bijna allen voor een eventueel on-
derzoek in aanmerking, ook als de gegevens niet zoo sterk
op een trichomonasinfectie wezen, doch wel een verband
mocht worden verondersteld met een andere stierenhou-
derij, waarvan de gegevens meer typisch waren.
Zoo werden er 8 stierenhouderijen uitgezocht in de om-
geving van Den Bosch, vooral in het Zuid-Westen. Deze
waren zoo dicht bij elkaar gelegen, dat het voldoende zou
kunnen worden geacht, indien in één van deze trichomona-
den zouden worden vastgesteld, te meer, waar er enkele
kaarten zoo buitengewoon typische gegevens bevatten, dat
men vrijwel zonder onderzoek zou durven concludeeren,
dat Trichomonas foetus in het spel was.
Evenzoo konden eenige antwoorden bij elkaar worden
gezocht tén Zuiden van de lijn Tilburg—Breda; deze lagen
ook zeer dicht bij elkaar.
Ten slotte nog twee bij Rozendaal en vier in de Noord-
Oosthoek van de provincie.
Ten einde me zooveel mogelijk te bekorten, volgt hier-
onder alleen van die stierenhouderijen, welke zeer waar-
schijnlijk met Trichomonas foetus waren geïnfecteerd en
die, waar ze werden aangetoond, een beschrijving.
I. Viight (Fokver. M.R.Y. Warmenshuizen).
Er waren sinds vier jaar moeilijkheden door steriliteit
onder het rundvee; de helft gaf men op als herdekkingen,
veelal na 4, 6 of 7 weken. De runderen persten hevig na
het dekken; fluor albus in verschillende gevallen; zeer veel
aborteeren na 5 tot 8 maanden. De stieren dekten voor drie
jaar traag, thans vlug.
De tijd van herdekking en het persen na de dekking waren
het meest positief, doch de andere gegevens wezen ook nog
eenigszins in de richting van een trichomonasinfectie.
Daarenboven was een buitengewoon typisch bericht bin-
nengekomen van het vrij naburige Berkel-Enschot.
Het onderzoek ter plaatse gaf in de eerste plaats een be-
vestiging der verkregen berichten. Bij een eigenaar waren
juist twee runderen weer tochtig 6 weken na de dekking,
doch ze vertoonden geen afwijkingen in de vagina en in het
vaginaal-cervicaal secretum werden geen trichomonaden en
Zelfs slechts sporadisch leucocyten aangetroffen. Het on-
derzoek van nog enkele gedekte runderen leverde even-
eens een negatief resultaat op.
Eén rund echter bleek met Trichomonas foetus te zijn
geïnfecteerd. Het was voor 6 weken voor de vierde maal
gedekt, had enkele flauwe pustulae om de clitoris en eenige
Pustulae bij de cervix. Het secretum, dat schaarsch was en
uit en bij de cervix werd verkregen, was grijs en slapper
dan normaal, het bevatte veel leucocyten en in het tweede
praeparaat werd een stiUiggende, levende trichomonade
gevonden met een flauw unduleerende membraan.
Het onderzoek van de stier leverde geen resultaat op;
de penis was veel te rood, vertoonde geen defecten en was
glad van oppervlak; noch in het afvloeiende praepu-
tiaalvocht, noch in het afkrabsel van de mucosa van de
penis konden trichomonaden worden aangetoond.
2. Berkel-Enschot (Fokvereen. M. R. Y.).
De gegevens op de antwoordkaart waren uit deze fok-
vereeniging zoo buitengewoon typisch, dat men daaruit al-
leen al trichomonadeninfecties zou durven vaststellen.
In 19}$/\'}6 werd de helft der runderen herdekt, een
vierde deel werd niet tochtig na de eerste dekking, doch
droeg niet. Terugstieren vond plaats na drie weken, doch
ook veelvuldig na vier en 7 weken en soms na 9 dagen.
Persen werd niet opgemerkt na het dekken, doch eenige
dagen later vertoonden de dieren soms fluor albus. Dit
trad zeer veel op na langere of kortere tijd sinds de dek-
king en bij verschillende dieren trad, na 6—7 maanden
schijndracht, ineens een hevige fluor op, veelal tegelijk met
tochtigheid. Traagheid in het dekken bij de stier was niet
opgemerkt.
Later, dus over 1936/37 was met een andere stier alles
geleidelijk opgehouden en nu was alles weer vrijwel ge-
woon. Ter plaatse werden al deze gegevens bevestigd,
doch van een onderzoek moest worden afgezien, daar er
bij de door mij bezochte stierenhouder geen ambitie voor
was in verband met het feit, dat hij alle dieren dragend had,
behalve een enkele, die werd bestemd voor de slachtbank.
3.nbsp;Baarle-Nassau. (Fokvereen. F. H.)
Volgens de antwoordkaart kwamen sinds eenige jaren
de moeilijkheden van tijd tot tijd terug, 60 was het percen-
tage herdekkingen, na drie weken, meestal na 6 weken en
soms na langere tijd. Persen na de dekking werd niet ge-
zien, wel eenige dagen na de dekking een lichtroode af-
vloeiing en veelvuldig vroeg of laat fluor albus. De stier
dekte niet traag.
Het onderzoek ter plaatse gaf een zoodanige aanvulling
van deze anamnese, die door de secretaris der vereeniging,
welke tevens onderwijzer was, op de antwoordkaart was
neergeschreven, dat in het vorige dekseizoen een toestand
in de fokvereeniging bleek te hebben bestaan vrijwel gelijk
aan die, welke hierboven voor de vereeniging te Berkel—
Enschot is beschreven.
De gegevens op de kaart bleken ook te zijn ontleend
aan een oud dekboek n.1. van het vorige dekseizoen. De
moeilijkheden waren nu veel verminderd. Eenige koeien,
welke gedekt waren, kon ik onderzoeken, doch met een
negatief resultaat.
4.nbsp;Gilze. (Fokvereen. F. H.)
Hier waren moeilijkheden ontstaan sinds December
1936, dus nog van recente datum. Een percentage van 40
herdekkingen werd op de antwoordkaart aangegeven. quot;Wei-
nig persen na de dekking werd gemeld, soms fluor albus en
5% abortusgevallen na 6—7 maanden. De herdekkingen
vonden vrij normaal plaats na de drie weken. Traagheid
in het dekken werd bij de stieren niet waargenomen.
Het zeer groote werkgebied met 7 stieren van deze com-
binatie van stierenhouderijen grensde aan de juist genoem-
de te Baarle-Nassau, hetgeen met de verkregen gegevens
aanleiding was een onderzoek ter plaatse ook hier in te
stellen. Direct werd reeds medegedeeld, dat sinds het ver-
zenden van de antwoordkaart het genoemde percentage
herdekkingen van 40 minstens verdubbeld was en ook bleek.
dat de bronst veelvuldig pas na aanmerkelijk langere tijd
dan drie weken optrad.
Bij de stierenhouder van twee der stieren werd een zestal
runderen onderzocht, n.1. 4, welke voor 2 maanden waren
gedekt en 2, welke voor zes weken bij de stier werden toe-
gelaten. Geen- van de dieren had tot nu toe teruggestierd,
zoodat de stierenhouder zelf nog niet zoo klaagde.
Eén der eerstgenoemde vier dieren vertoonde een duide-
lijke vestibulitis en in de vagina werd uitgebreid, doch
flauwtjes, de zoo typische raspachtige afwijking aan de
mucosa gevoeld; het veelvuldig aanwezige, glazig-troebele
en vrij vloeibare vaginaalsecretum vertoonde veel leuco-
cyten, doch tevens veel trichomonaden, welke een sterke
beweeglijkheid bezaten. Ook één der dieren, welke voor
Zes weken gedekt waren, bleek soortgelijke afwijkingen te
vertoonen, doch iets minder frappant; meerdere tricho-
monaden, wel minder beweeglijk, vond ik in het hiervan
opgevangen vaginaal-cervicaal secretum.
Bij twee andere.dieren werd ook in verband met de af-
wijkingen gehoopt de parasiet aan te kunnen toonen, doch
de pogingen waren vruchteloos.
Het onderzoek bij de twee stieren, welke bij deze stie-
renhouder gestationneerd waren, gaf geen andere bevindin-
gen, dan een te groote roodheid van de mucosa van prae-
putium en penis. Trichomonaden vond ik niet; het onder-
zoek werd slecht toegelaten, zoodat ik het bij eenige prae-
paraatjes moest laten.
De herdekkingen bleken van alle 7 stieren even veront-
rustend; de onlangs nog voor f 1500.— aangekochte, be-
roemde Groninger stier „Munt Emirquot; bevruchtte ook reeds
vrijwel geen rund meer. Vóór deze aankoop waren de
moeilijkheden reeds begonnen.
5. Lith bij Os5 (Fokvereen. M. R. Y.).
Sinds November 1936 waren er klachten en er werd op-
gegeven een percentage herdekkingen van 75 na ongeveer
drie weken, soms fluor albus en traag dekken van de stier.
Bij het bezoek bleek, dat de moeilijkheden iets verminderd
schenen, doch de herdekkingen vonden nu ook plaats na 6
Weken cn na een paar maanden.
Het onderzoek van meer dan 25 runderen gaf geen be-
vredigend resultaat. Bij een rund, dat voor 6 weken was
gedekt, werd veel troebel, zeer leucocytenrijk secretum uit
de vagina, welke geen afwijkingen vertoonde, gehaald; ech-
ter werden geen trichomonaden gevonden. Een enkele maal
werden in de vagina van een rund bij de cervix flauwe
pustulae aangetroffen. In één rund, welke ook deze afwij-
king zeer gering vertoonde, werd cervicaalsecretum met
veel leucocyten gevonden, waarbij ook een sprekend op een
doode trichomonade gelijkende cel werd aangetroffen,
waarbij aan het iets spitsere einde een steeltje gezien werd,
welke dan de verkleefde of in één verticaal vlak liggende
drie voorste flagellen moesten zijn. De diagnose werd er
niet op gesteld, doch de waarschijnlijkheid van een tricho-
monasinfectie werd er grooter door geacht,
6. MUI (Fokvereen. M. R. Y.)
Een paar jaar waren er moeilijkheden en 75^0 herdek-
kingen na 7—14 weken werd aangegeven; de gegevens
waren verder negatief, doch 10 weken na de dekking ble-
ken gevallen van abortus te worden waargenomen.
Het bezoek ter plaatse wees uit, dat behalve de reeds
verkregen inlichtingen, voor zoover ze voor een tricho-
monasinfectie pleitten, ook wel fluor albus werd waarge-
nomen, soms langere tijd na de dekking. De plaatselijke
collega bevestigde dit en lichtte in, dat het voorkwam, dat
runderen voor drachtig gehouden werden en na maanden
plotseling fluor vertoonden en leden aan een pyometra.
Het onderzoek van een tiental runderen bracht geen ze-
kere diagnose. Een jong rund vertoonde een vrij hevige ves-
tibulitis, geen afwijking in de vaginawand, doch wel een
hoeveelheid pus, welke blijkbaar uit de eenigszins, doch
duidelijk vergroote uterus vloeide. Trichomonaden konden
niet worden aangetoond.
We mochten de waarschijnlijkheid van een infectie met
Trichomonas foetus echter in deze streek wel als zeer groot
beschouwen.
In de provincie Noord-Brabant werd aan 12 stierenhou-
derijen een bezoek gebracht, waarbij vrijwel steeds een
meestal vrij groot aantal runderen ter plaatse werd onder-
zocht op trichomonaden en zoo mogelijk ook de stier, waar-
voor wel eens iets veel van de medewerking van de vee-
houders moest worden gevraagd.
In twee fokvereenigingen, één van roodbont en één van
zwartbont vee, werd op grond van het vinden van leven-
de trichomonaden een infectie met Trichomonas foetus
vastgesteld. Daarenboven werden er vier stierenhouderijen
aangetroffen, waar de bevindingen van dien aard waren,
dat de genoemde infectie zeer waarschijnlijk was en ten
slotte restten er stierenhouderijen, welke als verdacht moes-
ten worden aangemerkt, ook na negatieve bevindingen l3ij
onderzoek. Dit waren er zes n.1. Reek, St. Michelstel, Din-
ther. Best, Boerdonk en Ulicoten.
Zooals reeds eerder vermeld, werden enkele fokvereeni-
gingen niet onderzocht, aangezien haar streek als geïnfec-
teerd of binnenkort als zoodanig mocht worden beschouwd
in verband met de positieve bevindingen in haar omgeving.
De oorspronkelijk verdachte vereeniging bij Rozendaal
te Nispen, welke met die te Rucphen contact bleek te
hebben, werd na onderzoek van een twintigtal runderen
niet meer als verdacht van een trichomonasinfectie be-
schouwd, daar ook de gegevens niet typisch genoeg bleken
en het ejaculaat van de eenige dekstier uit leucocyten en
doode spermatozoïden bleek te bestaan. Een onderhoud
met de plaatselijke collega wees uit, dat er zeer veel infec-
ties met de bacillus Bang voorkwamen en in die fokver-
eeniging de vorige stier was opgeruimd wegens deze infec-
tie, welke na slachten ook in de testikels was aangetoond.
Uit deze provincie was een rund afkomstig, waarbij een
pyometra gevonden werd, waarin de Blieck en Bos
trichomonaden aantoonden.
Op meerdere plaatsen was de toestand in de rundvee-
fokkerij door de optredende steriliteit zoo buitengewoon
verontrustend, dat een commissie werd samengesteld tot
bestudeering van oorzaak en bestrijding. Dit geschiedde
in de tweede helft van 1936.
De antwoordkaarten uit deze provincie getuigden ook
-ocr page 59-wel van deze groote moeilijkheden. Van de 12 rapportee-
rende stierenhouderijen vielen er slechts drie uit met min-
der dan 20 % herdekkingen; van de overige 9 waren er 6
met meer dan 50 % herdekkingen en 7 verdacht van tri-
chomonasinfectie in verband met de gegevens, d.i. 58 %
der ontvangen antwoorden.
I. Horst (Fokvereen. M.R.Y.).
Door het inzenden van trichomonadenhoudend mate-
riaal naar het Instituut voor Parasitaire- en Infectieziekten
door de plaatselijke collega werd de aandacht op deze fok-
vereeniging gevestigd. De later ingezonden antwoordkaar-
ten uit deze omgeving wezen ook weer op deze infectie.
Het onderzoek ter plaatse, dat met de plaatselijke col-
lega door den Heer B o s en mij werd verricht, gaf direct
reeds door inzage van het dekboek een inzicht in de om-
vang der steriliteit in de fokvereeniging. In 1935 waren
600 dekkingen voor 500 runderen, in 1936 hiervoor iioo
dekkingen en in 1937 had men eind April reeds 500 dek-
kingen genoteerd. Er waren drie stieren in de vereeniging
werkzaam en van alle drie stierden de runderen terug.
In de streek werd geen besmettelijk verwerpen aange-
troffen, doch nu zag men veelvuldig vroegabortus en py-
ometra; bloedonderzoek op Bac. Bang gaf een negatief re-
sultaat, volgens de plaatselijke collega, die zulks op ver-
schillende stallen had verricht.
Bij onderzoek op enkele stallen werd door ons dezelfde
conclusie getrokken als de plaatselijke veeverzekering bij
haar jaarlijksche controle had vastgesteld en wel, dat onge-
veer 80 7o der gedekte runderen niet drachtig was gewor-
den. De twee jonge stieren bleken de, na dekking door de
eene oude stier, terugstierende koeien te hebben herdekt,
zoodat de jonge stieren daardoor ook geïnfecteerd moes-
ten zijn.
Een koe werd onderzocht, welke juist weer tochtig was
8 weken na de dekking door de oude stier Prins. Met wei-
nig afwijkingen in de genitaliën werden in het met pus-
vlokjeS gemengde vaginaal-cervicaalsecretum enkele weinig
beweeglijke trichomonaden gevonden.
De stier Prins werd nadien onderzocht. De penis bleek
-ocr page 60-te rood te zijn, doch defecten werden niet aangetroffen; de
mucosa was glad, doch maakte een duidelijk gezwollen in-
druk, hetgeen te zien was, bij het optrekken van de uitge-
schachte penis, aan de praeputiaalplooien. De praeparaatjes,
van het afdruipende praeputiaalvocht gemaakt, gaven een
negatief resultaat; het afkrabsel van de mucosa van het
praeputium bevatte echter meerdere trichomonaden, welke
kleiner waren, dan welke we als regel bij het vrouwelijke
rund aantreffen.
De jonge stieren vertoonden eveneens een te roode penis
en praeputiaalmucosa, doch een herhaald zoeken naar tri-
chomonaden was vergeefsch.
2. Helden-Panningen (Fokvereen. M.R.Y.).
In 1934 waren de moeilijkheden begonnen en in 1935 en
1937 was dit in sterkere mate het geval. Nu werd een per-
centage herdekkingen van 80 gerapporteerd; deze vonden
plaats meest na drie weken, doch niet zelden ook na twee
tot drie maanden. Persen en een lichtroode afvloeiing na
de dekking werd waargenomen. Zoowel na kortere als na
langere tijd trad fluor albus op. Abortus na 5 tot 6 maan-
den werd waargenomen. Een der stieren was traag in het
dekken.
Bij het bezoek ter plaatse bleek de nauwkeurig gegeven
anamnese geen aanvulling te behoeven. Er werden verschei-
dene runderen van verschillende eigenaren onderzocht. Eén
er van had na dekking in Januari 1937 in de daaropvol-
gende Aprilmaand iets afgedreven; de eigenaar zag toen
een lang vlies uit de vagina hangen. Voor acht dagen was
dit dier tochtig geweest (3 maanden later). In het cervicaal-
secretum werd echter niets afwijkends geconstateerd.
Een ander rund was 18 dagen geleden gedekt; het vesti-
bulum was flauw vlekkerig met enkele pustulae; ook in de
vagina bij de cervix werden enkele pustulae aangetroffen. In
het secretum, uit de vagina bij de cervix verkregen, werden
vele leucocyten, doch ook daartusschen meerdere op doode
trichomonaden lijkende cellen gevonden met de vereischte
aanwijzingen van flagellen.
Na verdere vergeefsche pogingen om tot een zekere
diagnose te komen door onderzoek van vrouwelijk mate-
riaal, werd tot onderzoek der stieren overgegaan, hetgeen
hier op weinig bezwaren stuitte, dank zij de uitstekende
hulp. Alle drie stieren konden worden onderzocht.
De 15-jarige Sjoerd had de minste afwijkingen; alleen
een eenigszins flauwvlekkerige roodheid. Het onderzoek
op trichomonaden leverde geen positieve resultaten op.
Karei had daarentegen sterke afwijkingen, de penis voel-
de over haar geheele oppervlakte ruw aan als een rasp, en
was erg rood. Defecten kon ik niet waarnemen, doch de
penis bloedde zeer spoedig bij de minste beleediging. Prae-
putiaalvocht was niet te krijgen, maar in het afkrabsel
waren geen trichomonaden te vinden, ondanks de toch
typische afwijkingen.
Prins vertoonde een roode penis en het praeputiaalvocht
bleek in het praeparaat twee trichomonaden te bevatten,
welke zich vrij sterk bewogen.
3.nbsp;Born (Fokvereen. M.R.Y.).
Zeer typische gegevens op de antwoordkaart. De moei-
lijkheden dateerden van vier jaär terug; thans waren de
herdekkingen op 40 7o geschat, welke plaats vonden tot
zelfs na een jaar. Na de dekking persten de runderen en
er trad na langere of kortere tijd fluor albus op. Er werden
vruchten veel te vroeg afgedreven.
Deze fokvereeniging, welke zonder twijfel met Tricho-
monas foetus moest zijn geïnfecteerd, werd gepasseerd in
verband met de volgende vereeniging.
4.nbsp;Gutticoven (Fokvereen. M.R.Y.) eveneens tegen
Sittard gelegen.
Ruim anderhalf jaar waren er moeilijkheden bij het
drachtig krijgen van het rundvee opgetreden. Er waren nu
zelfs 95 7o herdekkingen, allen bij één stier. De herdek-
kingen vonden\' plaats na drie weken, doch lang niet zelden
na 3 of 4 maanden of na nog langere tijd. Ook werden de
dieren wel heelemaal niet meer tochtig en droegen toch niet.
Soms persten de runderen na de dekking en een paar dagen
daarna werd wel eens een lichtroode uitvloeiing waargeno-
men. Meestal trad er na langere of kortere tijd fluor albus
op. Op de vraag omtrent aborteeren werd geantwoord,
dat dit niet altijd goed was waar te nemen.
Het onderzoek in de vereeniging werd eerst bij de stier
verricht, doch deze gaf geen afwijkingen te zien; in het prae-
putiaalvocht en in het afkrabsel van de genitaalmucosa kon-
den geen trichomonaden worden aangetoond.
Daarna werden verschillende dieren onderzocht, welke
door deze stier waren gedekt. Twee daarvan werden geno-
teerd. Een koe was juist 4 weken na de eerste dekking sinds
het kalven weer tochtig. Er werd noch in het secretum,
noch in het genitaalapparaat van het dier eenige afwijking
gevonden; zelfs werden in het cervicaal secretum geen leu-
cocyten aangetroffen.
Een andere koe echter, welke voor een maand gedekt was
en nu voor drachtig werd gehouden, vertoonde bij een vrij-
wel normaal vestibulum in de diepere deelen van de va-
gina zeer typische afwijkingen. Ter hoogte van het diafrag-
ma pelvis voelde de mucosa als een fijne rasp aan; meer
naar de cervix toe waren de pustulae ook veelvuldig, doch
niet zoo dicht opeengehoopt. De geheele vaginawand voel-
de oedemateus aan. Het orificium externi was gesloten,
doch van een vaste slijmprop was niets te bespeuren. Beide
uterushoornen waren iets vergroot en links was een corpus
luteum in het ovarium te voelen. Het in de vagina aange-
troffen secretum was troebel-glazig van kleur met vlokjes;
het was slechts weinig taai. Vele leucocyten werden er mi-
croscopisch in aangetroffen en tevens zeer veel vrij be-
weeglijke trichomonaden.
In de provincie Limburg werd zoodoende in Noord-,
Midden- en Zuid-Limburg Trichomonas foetus aangetrof-
fen. Daarbij was in Zuid-Limburg een zeer waarschijnlijk
geïnfecteerde fokvereeniging (Born). In Grathem en Ame-
rica was verder nog een fokvereeniging, waar de ver-
schijnselen ook na onderzoek — voor zoover het Grathem
betreft, dat twee maal werd bezocht —, deden denken aan
trichomonaden. Het onderzoek te Heel deed vermoeden,
dat hier de kansen op deze parasiet niet groot waren, zoo-
dat de daar gevestigde fokvereeniging niet meer als ver-
dacht werd genoteerd.
Uit de omgeving der stad Utrecht werden met medewer-
king van prof, van der Kaay door de Blieck en
B o s 68 monsters vaginaalsecretum onderzocht, doch steeds
zonder trichomonaden aan te treffen.
De provincie zond i o antwoordkaarten bij mij in, waar-
van er direct 6 uit konden vallen wegens een lager percen-
tage herdekkingen dan 20. Van de overige 4 hadden er 3
een hooger percentage dan 50, doch er was slechts één ver-
dacht. Deze verdachte was ook echter geen stierenhouderij
met bepaald typische gegevens. In drie vereenigingen werd
een onderzoek ingesteld, maar overeenkomstig de verwach-
tingen bleek bij twee geen reden om aan een infectie van
Trichomonas foetus te denken. De fokvereeniging, welke
verschijnselen opgaf, die genoemde infectie zouden kunnen
doen vermoeden, werd twee maal bezocht, doch zonder
resultaat. Dit was:
Gothen (Fokvereen. F. FI.).
Sinds 1936 waren er 70 o/^ herdekkingen, welke geno-
teerd werden op onregelmatige tijden na de eerste dekking.
Persen na de dekking was ongelijk en er werd wel fluor
albus gezien. In het algemeen werd gemeld, dat het niet
bekend was of er veel abortus optrad, doch het kwam
voor. Hoe lang na de coitus werd niet gemeld. De stier was
niet traag in het dekken.
Twee maal werd er een onderzoek ter plaatse in-
gesteld.
De verkregen mededeelingen konden worden aangevuld.
De tochtigheid was veelvuldig van langen duur en soms
waren de dieren geregeld tochtig. Ook zag men tochtigheid
veel te vroeg optreden, b.v. na 8 dagen! Verder bleef de
tochtigheid niet zelden uit, doch dit zag men niet alleen na
dekken zonder graviditeit, maar eveneens na kalven zon-
der dekking. Er werden ongeveer 25 runderen onderzocht,
bij welke nimmer in de vagina afwijkingen gevonden wer-
den, die sterk op een infectie van Trichomonas foetus
wezen. Wel was in enkele vaginae pus te vinden, maar deze
Onlangs werd er toch een beperkte haard aangetroffen.
-ocr page 64-was zoodanig, dat het negatieve resultaat van het micros-
copisch onderzoek geen verwondering wekte.
In de vereeniging en ook bij de veehouders, waar het on-
derzoek werd verricht, kwam verwerpen na 6 tot maan-
den vrij veel voor. Bij één dier veehouders was de infectie
met de Bac. Bang door bloedonderzoek vastgesteld.
Vooral mede door de zonderlinge bevindingen aangaan-
de de tochtigheid werd de hoop, trichomonaden te vinden,
opgegeven.
O o s t-G e 1 d e r 1 a n d.
In de eerste plaats in verband met de geografische ligging
is dit deel apart van het overige deel van de provincie be-
schouwd. Hoewel door de Rijn en de IJssel wel een zekere
isolatie wordt verkregen, dienen we in aanmerking te
nemen, dat hiervan niet zoo veel overblijft, indien men be-
denkt, dat vooral door aankoop van stieren met de over-
zijde van het water een niet te verwaarloozen contact wordt
onderhouden.
Dat de steriliteit in Oost-Gelderland onder het rundvee
buitengewone afmetingen heeft aangenomen, wordt ons
reeds duidelijk door het feit, dat van de 32 stierenhoude-
rijen, welke op de antwoordkaarten inüchtingen inzonden,
er slechts 5 uitvielen met een percentage herdekkingen van
minder dan 20. En van de overige 27 stierenhouderijen
waren er niet minder dan 16, welke zoodanige gegevens in-
zonden, dat een infectie met trichomonaden vermoed moest
worden; 13 berichtten een percentage herdekkingen van
meer dan 50.
Er werd dus 50 % der stierenhouderijen, welke een ant-
woord inzonden, verdacht van een infectie met Tricho-
monas foetus.
Om een juiste indruk over de werkelijke uitgebreidheid
van deze infectie in dit gedeelte van de provincie Gelder-
land te krijgen, was het niet noodig al deze stierenhoude-
rijen ter plaatse te onderzoeken. Er werd getracht van ver-
eenigingen, welke over het geheele gebied zooveel mogelijk
pp matige afstanden van elkaar gelegen zijn, een dergelijke
infectie vast te stellen. Aangezien dit vrij goed gelukte,
kon wel met zekerheid geconcludeerd worden, dat prac-
tisch gesproken geheel Oost-Gelderland haar rundvee aan
de infectie niet Trichomonas foetus blootgesteld moest zien.
De infecties om en in mijn eigen practijkgebied, welke
reeds werden aangehaald, kunnen als één haard worden
samengevat, die dus in zeer ruime zin moet worden be-
schouwd.
Behalve deze kon in 8 verschillende stierenhouderijen een
infectie met Trichomonas foetus worden vastgesteld. Aan-
gezien deze inderdaad als voldoende mogen worden be-
schouwd, volgt alleen van de betreffende stierenhouderijen
een beschrijving.
Deze plaats wordt eerst genoemd, omdat van hier door
collega Lammers het eerste monster trichomonadenhou-
dend materiaal werd ingezonden naar het Instituut voor
Parasitaire- en Infectieziekten, nadat het gelukt was in en
om mijn omgeving eenige stieren als trichomonadenver-
spreiders te signaleeren.
Een jaar later, in 1937, werd in de gemeente Winters-
wijk weer dezelfde bevinding gedaan. Het betrof hier een
rund met pyometra. Meerdere runderen van de eigenaar
begonnen na eenige tijd drachtig te zijn geweest, fluor al-
bus te vertoonen en in materiaal van één van deze dieren,
uit de vagina opgevangen, zag ik tusschen zeer veel leuco-
cyten, meerdere, vrij beweeglijke trichomonaden. Bij het
onderzoek van de betreffende stier gelukte het me niet
trichomonaden aan te toonen, doch er waren reeds eenige
dagen bacillolbougies in het praeputium aangebracht, zoo-
dat althans in het praeputiaalvocht de kans op een positief
resultaat sterk verminderd was. Bij een andere stier, welke
weliswaar niet de genoemde koeien gedekt had, doch bij
een buurman ter dekking stond, konden ook geen tricho-
monaden worden gevonden.
De klachten, welke door de veehouders geuit werden in
verband met de steriliteit onder het rundvee, waren belang-
rijk. Sommige noemden het een plaag de runderen drachtig
te krijgen.
Beltrum (Bond van fokvereenigingen met een z.g. Fonds-
stier).
Uit de omgeving van Groenlo en Eibergen, waar Bel-
trum is gelegen, werden meerdere verdachte gegevens ont-
vangen; er waren zelfs antwoordkaarten gezonden, welke
inlichtingen gaven, die zeer positief op een infectie met Tri-
chomonas^ foetus wezen.
De bedrijfsleider van de proefboerderij te Haarlo deelde
mij telefonisch mee, dat hij oorspronkelijk meende de run-
deren dragend te hebben, doch sinds^ eenige weken bleek
het hem, dat het zwartbonte vee na drie maanden of lange-
re tijd toch gust was.
Het onderzoek op de boerderij in de tweede helft van
1937 wees uit, dat in de weide zwartbont en roodbont vee
bij elkaar liep, zooals gewoonte was. Het betrof van beide
veeslagen stamboekvee. Het M.R.Y. vee vertoonde geen
bijzonderheden en was dragend. Het was gedekt door de
stier van de boerderij zelf.
Het zwartbonte stamboekvee echter was naderhand groo-
tendeels niet drachtig gebleken; er waren vruchtjes in de
Wei gevonden; vooral 3 maanden na de dekking waren er
verscheidene runderen weer tochtig geworden.
Bij het onderzoek der runderen trof ik, na van eenige
runderen vergeefsch een monster materiaal uit de genita-
liën te hebben onderzocht, een koe aan, welke voor 20 da-
gen door de stier van de combinatie van fokvereenigmgen
was herdekt. In het vestibulum waren vrij veel matig oran-
je-roode pustulae te zien; de clitoris had een soortgelijke
kleur en was duidelijk oedemateus. De vagina zelf voelde
glad aan; de cervix was voelbaar gezwollen. Het bij de
cervix opgevangen slijm was grijswit, niet taai en bleek
trichomonaden te bevatten.
Bij het onderzoek bleek verder nog, dat een koe fluor
albus vertoonde. Er werden echter geen trichomonaden ge-
vonden.
Daar de zwartbonte runderen waren gedekt door de z.g.
fondsstier, volgde bij deze een onderzoek, hetgeen echter
geen verdere resultaten opleverde, ondanks het feit, dat
er meerdere praeparaten werden onderzocht van praepu-
tiaalvocht en afkrabsel van de mucosa van penis-praepu«
tium. De penis was wel te rood en de mucosa was gezwollen.
Zwiep (Fokvereen. M..R.Y.) tusschen Lochem en Borculo.
Sinds Januari 1936 waren er moeihjkheden ontstaan om
het rundvee dragend te krijgen; er werd een percentage
herdekkingen opgegeven van 75. Drie tot vier weken na
de dekking en soms 2, 3 of 4 maanden er na stierden de
dieren terug. Na de dekking persten ze niet; enkele ver-
toonden eenige dagen na de dekking wat lichtroode uit-
vloeiing; de meesten leden vroeger of later na het dekken
aan fluor albus. Abortus trad soms op na 7 tot 8 maan-
den. Van de stier werd gemeld, dat hij soms wel traag dek-
te, doch hij had veel te veel dekkingen gehad door de vele
herdekkingen en wel 474 dekkingen in ruim 8 maanden.
Flet onderzoek in de vereeniging gaf bij twee veehouders
geen positieve bevindingen. De eene veehouder had bij zijn
weten vermoedelijk alles drachtig en de onderzochte\' dieren
vertoonden geen verschijnselen, welke van waarde konden
zijn en de andere veehouder had al de runderen dagelijksch
met bacillolbougies behandeld, zoodat bij het onderzoek
van het materiaal uit de vagina en de cervix geen groote
kans was om trichomonaden op te sporen, hetgeen dan ook
mislukte..
Bij de derde veehouder, welke werd bezocht, werd een
koe aangetroffen, die voor eenige maanden het kalf had
geaborteerd na 7 maanden dragen. In zijn stal was meer
besmettelijk verwerpen omstreeks die draagtijd opgetreden.
Voor 18 dagen was het dier gedekt. In het vestibulum
werden slechts enkele flauwe vlekjes aangetroffen, de va-
gina was iets oedemateus van wand, doch er waren geen
pustulae voelbaar. Uit de cervixmond was weinig zeer
matig taai slijm te verkrijgen, dat grijswit was en beslist te
vloeibaar. Fiet microscopisch onderzoek gaf eerst een cel
te zien, welke door mij voor een doode trichomonade werd
gehouden en welke aanleiding was het onderzoek nog niet
op te geven. Ten slotte werden in één der praeparaten
meerdere, matig beweeglijke trichomonaden gevonden. De
parasieten verplaatsten zich maar weinig in het gezichts-
veld.
De stier, welke behandeld werd voor een indigestie, werd
hier tevens onderzocht. De penis was niet te rood, doch wel
het slijmvhes van het praeputium. In het praeputiaalvocht
en in het afkrabsel van de mucosa bij de omslag van penis
naar praeputium kon ik geen trichomonaden vinden. Het
ejaculaat, dat uit de vagina van een tochtige koe werd
verkregen, direct na de coitus, bevatte slechts 20 % nor-
maal-beweeglijke spermatozoïden, maar zeer veel doode en
losse staarten en- koppen.
Gorssel (Fokvereen. M.R.Y.).
In Mei 1936 kocht de vereeniging een stier van de fok-
vereeniging te Wilp en voordien waren er geen moeilijk-
heden van eenige beteekenis. Toen de stier goed en wel
m haar handen was overgegaan, bleek, dat de gekochte
stier weinig runderen in de laatste tijd in de verkoopende
vereeniging had bevrucht, althans er hadden er weinige
van gekalfd. In Gorssel waren op verschillende stallen
Dijna alle runderen niet drachtig geworden van deze nieuw-
gekochte stier. En nog in December 1936 werd telkens weer
ervaren, dat koeien, die voor drachtig werden gehouden,
dit niet waren. Niet zelden werd fluor albus gezien. Ook
hadden er veel dieren drie weken na de dekking terug-
gestierd.
Bij het onderzoek in begin December 1936 ter plaatse,
Waar ook trouwens bovengenoemde inlichtingen verkre-
pn werden, kon van de stier alleen het uit het praeputium
loopende vocht onderzocht worden. Het bevatte geen tri-
chomonaden; ik kon er althans geen aantoonen, ondanks
een tijdroovend onderzoek, gedurende welke acht maal een
Praeparaat van een druppel vocht werd gemaakt.
Bij de stierenhouder werden bij twee vaak gedekte, niet
dragende runderen, waarbij een pink, in het geheel niet de
minste afwijking in de genitaliën geconstateerd. Bij een
derde rund, dat voor vier weken gedekt werd, vertoonde
het vestibulum enkele, de vagina meerdere pustulae, welke
Zoo vaak door een infectie met Trichomonas foetus wor-
den veroorzaakt; het iets troebele slijm uit de cervixmond
bevatte weinig leucocyten en geen trichomonaden.
Daarna werd in het dekboek een veehouder gevonden,
Welke meende nog verschillende runderen dragend te heb-
ben. Op de boerderij bleek reeds, dat dit de laatste tijd was
tegengevallen. Twee runderen vertoonden weer pustulae
op de vaginabodem, maar er werden geen trichomonaden
in het vaginaalsecretum gevonden; deze runderen waren
meermalen gedekt in de laatste paar maanden.
Een derde rund was slechts één maal door de stier van
de fokvereeniging gedekt en moest 5 maanden drachtig
zijn. Vaginaal werd een zeer sterk oedemateuze wand ge-
voeld, welke wel niet geheel glad was te noemen, doch van
een typische rasp was nog geen sprake; pustulae waren
niet voelbaar. De sterke ontstekingstoestand in de vagina
verraadde zich ook, doordat ze duidelijk te warm aan-
voelde. De afvloeiende materie, waardoor de haren van
de staart deels verkleefd waren, was vuilgrijs en zeer vloei-
baar (vrijwel als water). Microscopisch werd een zeer groot
aantal zeer vitale trichomonaden aangetoond.
Er werd geadviseerd een nieuwe stier aan te schaffen
voor de niet — of sinds het normaal op tijd kalven niet —
gedekte runderen. In Juli 1937 berichtte de secretaris van
de fokvereeniging mij, dat het percentage herdekkingen
15 bedroeg.
Ruurlo (Fokvereen. M. R. Y.).
De ontvangen antwoordkaart maakte melding van
een percentage herdekkingen van meer dan 60; de moei-
lijkheden waren reeds drie jaar aanwezig. De runderen
stierden na 3 weken tot 3 maanden terug, soms persten ze
na de dekking, vaak kwam er eenige dagen na de dekking
een lichtroode vloeistof af en in enkele gevallen werd fluor
albus gezien. De vraag omtrent abortus werd positief be-
antwoord; de runderen dreven de vrucht af na een
draagtijd van 6 weken tot 3 maanden.
De verschillende stieren van deze groote fokvereeniging
waren in het algemeen niet traag in het dekken.
Bij een der stierenhouders werd een onderzoek inge-
steld. Er was helaas geen hulp beschikbaar om een onder-
zoek bij de oudere stier, welke eerst elders in de fokver-
eeniging was gestationneerd, te verrichten. Van een vorige
stier, welke was opgeruimd, had de stierenhouder zelf 4
runderen zoogenaamd drachtig gehad, maar deze waren
na eenige maanden fluor albus gaan vertoonen en 7 maan-
den na de dekking waren ze weer tochtig geworden; uit
economische overwegingen waren ze toen opgeruimd.
Bij de eerste drie onderzochte runderen, welke allen
drachtig moesten zijn volgens de eigenaar (de stierenhou-
der) werden geen trichomonaden gevonden; wel echter een
flauwroode vlekkerige vestibulitus en in een er van waren
in de vagina enkele pustulae te voelen.
Een jong rund, dat voor vijf dagen voor het eerst sinds
het kalven was gedekt, vertoonde een veel duidelijker ves-
tibulitis, vooral om de clitoris, waar een vlokje pus zicht-
baar was; naast enkele pustulae waren er vooral vlekken
van een roodoranje kleur. De vagina vertoonde geen
andere afwijking dan een eenigszins oedemateuze wand.
Er was weinig, glazig-wit taai slijm bij de cervix te ver-
krijgen, waarin naast leucocyten in een praeparaat een tri-
chomonade gevonden werd. Hoewel de parasiet zich niet
verplaatste, maar met kleine, snelle golfjes in de undu-
leerende membraan toch een groote vitahteit vertoonde,
had Ze de kleine lancetvorm, in welke ze zich als regel
snel door het gezichtsveld beweegt; de taaiheid van het
milieu was hier waarschijnlijk een belemmering.
Hengelo (Fokvereen. M. R. Y.)
Op i8 Juli 1936 werd in deze fokvereeniging reeds een
Onderzoek ingesteld. Haar stier Oscar zou n.l. wegens
familieteelt worden verkocht en de fokvereeniging, welke
gegadigde was, verzocht me te willen onderzoeken of de
stier vrij van besmetting was.
Het onderzoek van het dekboek wees uit, dat van de
stier in de verloopen herfst veel herdekkingen hadden
plaats gehad, doch thans niet meer, zooals ook door de
secretaris der fokvereeniging was meegedeeld.
Aan de stier zelf werden geen afwijkingen geconstateerd
en zoodoende werd besloten zoo veel mogelijk rundvee te
onderzoeken, welke de laatste maanden door Oscar ge-
dekt waren. Van 14 runderen werd zoo het vaginaal of
^00 mogelijk het cervicaalsecretum onderzocht. Eén rund
^as door Oscar op 24 April gedekt, na 6 weken (op 5
Juni) opgebroken en herdekt door de inmiddels bijge-
kochte stier der vereeniging. Uit de oedemateus aanvoe-
lende vagina werd een dunne, lichtbruine vloeistof verkre-
gen, welke microscopisch zeer veel, sterk beweeglijke tri-
chomonaden bleek te bevatten.
Het opbreken op 6 weken maakte de te koopen stier
even verdacht van oorzaak te zijn van de infectie, als de
nieuwgekochte stier en waar bij inspectie der beide dek-
boeken aan het licht kwam, dat de terugkomende dieren
van beide stieren over en weer naar de andere stier ter
dekking werden geleid, moesten beide stieren als versprei-
ders van Trichomonas foetus worden beschouwd en werd
het dus als niet raadzaam beschouwd de stier Oscar aan te
koopen.
Brempt (Fokvereen. M. R. Y.)
Sinds de herfst 1936 waren er groote moeilijkheden door
de steriliteit bij het rundvee; 70 % herdekkingen waren op
de antwoordkaart vermeld, meestal 4 weken tot een
maand na de eerste dekking. Alleen fluor albus werd soms
gezien; abortus trad alleen na 6 tot 7 maanden op. De stier
was traag in het dekken.
Bij informatie ter plaatse bleek, dat fluor albus wel
vaker werd gezien.
Bij het onderzoek der stieren, welke wel in den vorm
van roodheid verschijnselen van ontsteking vertoonden,
lukte het niet trichomonaden te vinden.
Meerdere runderen werden onderzocht. Eerst werd bij
een rund met een sterke vestibulitis met vlekkerige rood-
heid en een oedemateus aanvoelende vagina, in vrij helder
vaginaalcervicaalslijm een sprekend op een doode tricho-
monade gelijkende cel gevonden. Deze koe was voor 14
dagen gedekt.
Een schot, welke voor veertien dagen gedekt werd cn
fluor had vertoond, stelde ons echter in staat de diagnose
met zekerheid vast te stellen. Het vestibulum was slechts
iets vlekkerig en in het ruimere vaginadeel waren slechts
zeer weinig afwijkingen te voelen (enkele flauwe pustulae).
Het materiaal, dat uit de omgeving van de cervix werd
verkregen, was voor een deel geel pus, gemengd met vloei-
baardere en meer doorzichtige bestanddeelen. Terwijl in
het echte pus geen trichomonaden konden worden aange-
toond, waren er meerdere in de laatst genoemde bijna hel-
dere bestanddeelen te vinden.
Een jaar na dit onderzoek had de vereeniging zooveel
i^oeilijkheden, dat ze 2 stieren er bij moest aanschaffen.
Netterden (Fokvereen. F. H.) tusschen \'s Heerenberg en
Gendringen.
Deze fokvereeniging verkocht haar stier Baron wegens
familieteelt. Ze had hiermee de runderen steeds goed drach-
tig kunnen krijgen en ook de volgende eigenaar had goede
resultaten. De daarop volgende (de derde dus) echter niet
^eer, hetgeen verklaarbaar was, daar de tweede eigenaar,
yonende in een buurtschap, waar veelvuldig trichomonas-
infecties voorkwamen, na zijn eigen vee spoedig drachtig
te hebben gekregen, de stier beschikbaar had gesteld voor
iedereen.
De fokvereeniging Netterden kocht een oude stier terug
en Wel uit de gemeente Lichtenvoorde, uit de buurt, waar
net eerst een infectie met Trichomonas foetus werd vastge-
steld, doch dit was in een fokvereeniging van M. R. Y. vee,
hetgeen steeds een meer of minder lang standhoudende
scheiding beteekent. De vereeniging, waarvan de stier ech-
ter in Januari 1937 gekocht werd, meldde op de antwoord-
kaart, dat bij haar in 1936 de sterihteit was begonnen en
sindsdien sterk was toegenomen; 75% herdekkingen werd
aangegeven.
Op half Maart waren reeds van de 56 runderen 40 her-
clekt in de vereeniging te Netterden; de meesten drie weken
na de eerste dekking. Vooral vaarzen persten veelal heftig
reeds eenige uren na de dekking en spoedig werd er fluor
albus waargenomen. Ook uit de verkoopende vereeniging
te Lichtenvoorde werd meegedeeld, dat de herdekking
meestal na drie weken plaats vond. Persen was daar echter
niet opgemerkt.
Na van de stier een zestal praeparaten van praeputiaal-
vocht te hebben onderzocht, evenwel met negatief resul-
taat, gelukte het een praeparaat van afkrabsel van de penis
te maken. Hierin werd een spartelende trichomonade aan-
getroffen.
Van de onderzochte koeien werd eveneens bij een dier
-ocr page 73-runderen een infectie met Trichomonas foetus door het
vinden van levende exemplaren van deze parasiet, aange-
toond. Het betrof een koe, die voor twee weken en voor
acht weken door de besmette stier was gedekt. Aan de geni-
taliën werd eigenlijk alleen een vlekkerig rood vestibulum
geconstateerd. In het nog al purulente materiaal, dat matig
vloeibaar was, werden vele trichomonaden aangetroffen,
die zich als vischjes (lancetvorm) tusschen de vele leuco-
cyten door snel verplaatsten.
W e s t-G e 1 d e r 1 a n d.
Bij een slachtrund, afkomstig uit Nijkerk, werd in een
pyometra door deBliecken Bos Trichomonas foetus
aangetroffen.
Hoewel gunstiger dan in het overige deel van de pro-
vincie, bleek de steriliteit onder het rundvee ook in de
Betuwe en langs de rand van de Veluwe veelvuldig voor
te komen. Er kwamen 22 berichten binnen, waarvan er 6
uitvielen met minder dan 20% herdekkingen. Van de ove-
rige 16 stierenhouderijen berichtten er acht 50% of meer
herdekkingen. In totaal waren van 6 antwoordkaarten de
gegevens zoodanig, dat er reden was de betreffende veesta-
pel als vermoedelijk met Trichomonas foetus geïnfecteerd te
beschouwen. In Oost-Gelderland waren er 16 (een twee
maal zoo hoog percentage verdachte antwoorden). Bij het
plaatselijk onderzoek werd ook een enkele stierenhouderij
bezocht, welke niet zoo zeer als verdacht kon worden aan-
gemerkt, doch wel een hoog percentage herdekkingen had
gemeld.
Eist. (Fokvereen. F. H.)
Sinds 1936 waren moeilijkheden aanwezig met soms tot
80% herdekkingen. De runderen stierden terug drie weken
tot 6—7 maanden na de dekking. Vermeld werd, dat van
de vrucht niets te zien was.
Bij het plaatselijk onderzoek bleek, dat degene, welke de
inlichtingen had verstrekt, nu met een eigen stier fokte cn
de runderen dragend had; de dieren, welke door de ver-
eenigingsstier waren gedekt en niet drachtig geworden wa-
ren, had de eigenaar verkocht. Hij deelde mij echter nu
mee, dat de vereenigingsstier vorig jaar uit Z.. Limburg was
geïmporteerd. De runderen hadden na de dekking eerst
veelal dragend geleken, doch na maanden schijndracht,
vaak tot 6—7 maanden, was aan de dieren fluor albus
v^aargenomen, hetgeen meer of minder lang duurde. Ten
slotte bleken deze dieren niet drachtig en had hij de zijne
verkocht.
Bij de stierenhouder, die thans een andere stier van de
vereeniging huisvestte, trof ik nog twee runderen aan, die
eerst ook door de oude stier gedekt waren, doch bij onder-
Zoek kon ik geen trichomonaden vaststellen. Deze veehou-
der bevestigde de gegevens, die de vorige verstrekt had en
deelde mee, dat in de Betuwe reeds meer dezelfde klachten
Werden geuit.
Op grond van deze gegevens mag worden aangenomen,
dat zeer waarschijnlijk een trichomonasinfectie de beschre-
ven steriliteitsgevallen had veroorzaakt.
In verband met bovenstaande werd nog in Slijk-Ewijk,
vanwaar een antwoordkaart was ontvangen, welke geen
trichomonaden deed vermoeden, een onderzoek ingesteld.
De nadere gegevens waren evenmin positief voor een tri-
chomonasinfectie en een onderzoek had geen zin meer,
daar de runderen eenige malen waren behandeld en sinds-
dien nog niet weer gedekt.
Apeldoorn. (Fokvereen. M. R. Y)
Sinds 1936 waren hier veel moeilijkheden door sterihteit
bij het rundvee voorgekomen, weliswaar bij verschillende
veehouders niet in gelijke mate. De dieren stierden terug
van 8 dagen tot 5 maanden na de dekking. Er werd be-
iquot;\\cht, dat de dieren na de coitus persten, eenige dagen na-
dien een lichtroode afvloeiing vertoonden en na meer of
minder lange tijd fluor albus vertoonden. Abortus werd
niet opgemerkt.
_Ter plaatse werd eerst het praeputiaalsecretum van de
stier onderzocht, nadat aan de penis en praeputium geen
afwijkingen waren waargenomen. Er konden geen tricho-
monaden worden aangetoond, evenals bij de vrouwelijke
runderen, welke ten getale van 15 werden onderzocht.
Twee hiervan waren juist weer tochtig (stierden weer te-
rug). De afwijkingen, welke gevonden werden, bestonden
in een vestibulitis, doch nimmer kon een echte trichomo-
nadenvaginitis in de vagina worden vastgesteld. Eén rund
vertoonde een geringe fluor albus twee dagen na de dek-
king, doch geen trichomonaden. Meerdere der onderzochte
runderen waren zeer kort drachtig.
Van twee runderen werden monsters bloed op de Bac.
Bang onderzocht, doch met negatief resultaat.
Hoewel het onderzoek naar een infectie met Trichomo-
nas foetus hier negatief verliep, was er toch eenige reden
in verband met de anamnese — het terugstieren reeds na 8
dagen wees er wel niet op — genoemde infectie toch
nog te vermoeden, misschien met een andere infectie.
Welsum (Fokvereen. M. R.Y.).
Men berichtte een aantal herdekkingen van meer dan
70O/0 over 1937, terwijl in 1936 ook reeds moeilijkheden
waren ondervonden. De dieren stierden terug na drie we-
ken of langere tijd, soms reeds binnen 14 dagen. Sommige
runderen persten na de coitus en sommige vertoonden een
lichtroode vloeistof na eenige dagen. Aborteeren werd ge-
zien na 3—5 maanden.
Bij het onderzoek ter plaatse bleek, dat ook fluor albus
niet zelden werd gezien en dat bij meerdere boeren ver-
werpen in de eerste maanden der drachtigheid was waar-
genomen.
De stier vertoonde een goede libido sexualis. De penis
was te rood, doch een verder onderzoek was onmogelijk,
daar de stier te bang was. Bij verschillende veehouders wer-
den meer dan 15 runderen onderzocht, welke hiervoor in
aanmerking konden komen. Drie er van waren tochtig
(stierden terug). Wederom konden geen trichomonaden
worden aangetoond.
Bijna alle onderzochte runderen vertoonden een sterke
vestibuhtis pustulosa, waarbij de roodheid opviel; een der-
gelijke heldere roodheid in het vestibulum zag ik feitelijk
nergens. In de vagina konden bij geen der onderzochte die-
ren afwijkingen, welke op een infectie met trichomonaden
zouden,wijzen, worden aangetoond. Wel werd bij een toch-
tig rund pus in de vagina aangetroffen en bij een sinds korte
tijd dragend rund troebel vaginaal vloeibaar slijm met zeer
veel leucocyten verkregen.
Na dekking van een tochtig rund bleek het sperma van
de stier zeer vitaal.
In verband met de verschillende gevallen van vroega-
bortus en daarenboven een negatief resultaat van het on-
derzoek op Bac. Bang, bleef het vermoeden bestaan, dat
Trichomonas foetus, althans mede, in deze fokvereeniging
gevallen van steriHteit veroorzaakte.
Nog werd een bezoek gebracht aan een stierenhouderij
te Bennekom en te Druten, doch er bleek geen enkele factor
aanwezig om eenigszins aan een infectie, als gezocht werd,
te denken.
In verband met de door stierenhouders ingezonden be-
richten was er aanleiding nog trichomonadeninfecties te
vermoeden te Brummen, Wilp (bij Deventer) en hoewel
rninder te Leuth (bij Nijmegen). Van Wilp was bovendien
bekend, dat een stier, verkocht naar Gorssel, direct bleek
de runderen hier niet te bevruchten; naderhand had ik te
Gorssel een infectie met Trichomonas foetus vast kunnen
stellen.
Hoewel het mij niet mocht gelukken de parasiet in West-
Gelderland te vinden, zijn de gegevens toch van dien aard,
dat in de Betuwe zeer waarschijnlijk en aan de Oostzijde
van de Veluwe vermoedelijk Trichomonas foetus meer of
minder oorzaak moet worden geacht van voorkomende
sterihteit. Van de Noordzijde der Veluwe kreeg ik geen
berichten, doch het geval te Nijkerk is hier een aanwijzing.
Overijssel.
De berichten uit deze provincie gaven aan, dat steriliteit
onder het rundvee hier minder voorkwam dan in Gelder-
land. Van de 26 rapporteerende stierenhouderijen meldden
er 10 minder dan 20% herdekkingen en van de overige 16
gaven er 5 minstens 50% herdekkingen aan. Van vier
stierenhouderijen waren de gegevens zoodanig, dat een in-
fectie met Trichomonas foetus vermoed kon worden.
Echte typische gegevens, zooals uit N. Brabant, Limburg
en Oost-Gelderland, waarop men zonder onderzoek reeds
trichomonaden als de oorzaak der klachten zou durven
aanwijzen, ontbraken hier echter.
Holten (Fokvereen, M. R. Y.).
Schriftelijke gegevens meldden, dat sinds 4 tot 5 jaar
steriliteit van beteekenis voorkwam, waarbij een percen-
tage herdekkingen van ongeveer 50 tot 70 op sommige
stallen werd opgegeven, en wel na drie weken, doch ook
na 6 tot 9 weken. Verder was belangrijk in de gegevens, dat
abortus voorkwam en wel veelvuldig drie maanden na de
dekking.
Bij het bezoek aan de fokvereeniging werden de boven-
staande feiten bevestigd, doch tevens deelde een stieren-
houder mee, dat het voorkwam, dat runderen voor drach-
tig gehouden werden, maar fluor albus begonnen te ver-
toonen. Hoewel dergelijke dieren niet veelvuldig konden
worden waargenomen, gelukte het er één te vinden.
Deze koe vertoonde een weinig te rood vestibulum, doch
verder geen^ afwijkingen; de vagina en de cervixmond even-
min. Een vrij groote hoeveelheid pus van een vrij taaie con-
sistentie met slijmdeelen gemengd werd uit de vagina ver-
kregen; er waren echter geen trichomonaden in te vinden.
Het dier was voor ongeveer een jaar gedekt en nadien veel
vaker. Voor 6 maanden was voor het eerst fluor albus ge-
zien en het rund was niet meer tochtig geworden.
Meerdere gedekte runderen werden nog onderzocht,
doch met negatief resultaat.
De voorkomende vroegabortus, alsmede het voorkomen
— zij het niet zoo veelvuldig — van schijndracht met fluor
albus, was aanleiding deze fokvereeniging toch als verdacht
van trichomonasinfectie te signaleeren.
Delden (stal kasteel Twickel) M.R.Y.
Eenige jaren waren er moeilijkheden de runderen dragend
te krijgen, doch het werd de laatste tijd erger. Van de ge-
dekte dieren stierden er 70 % terug op verschillende tijden,
soms wel na een paar maanden. Persen na de dekking, een
lichtroode vloeistof een paar dagen later, fluor albus na
meer of minder lange tijd en abortus werden soms waar-
genomen. De stier was wel iets traag in het dekken.
Op de boerderij bleek, dat de aanwezige runderen ken-
nelijk dragend waren. Het was voorgekomen, dat bij schijn-
drachtige runderen na maanden fluor albus was gezien. De
afkomende materie was wit en vrij dun geweest.
Hoewel een onderzoek hier bij de overgebleven, ken-
pelijk dragende runderen geen kans op succes kon bieden,
is het vermoeden op grond van de verkregen inlichtingen
gerechtvaardigd, dat in deze streek stellig infecties met Tri-
chomonas foetus voorgekomen waren.
Oldeneel hij Zwolle (stal M.R.Y.).
In 1936 50 7o en in 1937 minder herdekkingen; deze
hadden plaats na drie wefcn, soms na 6 tot 9 weken. In
sommige gevallen persten de runderen na de dekking, vloei-
den eenige dagen later lichtrood na en begonnen ook wel
eens fluor albus te vertoonen. quot;Wel 20 % der runderen had
na 2 tot 4 maanden de vrucht afgedreven.
De veehouder deelde mij mede, dat verschijnselen van
schijndracht en daarna fluor albus niet waren opgemerkt.
Bij het onderzoek bleek bij twee runderen een meer of
minder purulente materie in de vagina aanwezig te zijn,
waarin echter geen trichomonaden konden worden aange-
toond, evenmin als bij meerdere andere gedekte runderen;
er werden wel verschillende gevallen van een vestibulitis
geconstateerd, doch een vaginitis meer of minder dicht bij
de cervix kon niet worden vastgesteld.
Ook in het naburige Herculo werd nog naar trichomo-
naden gezocht, in verband met een hoog percentage her-
dekkingen, hoewel de gegevens veel minder op trichomo-
naden wezen. Het resultaat was echter nihil.
In Ommen en Gramsbergen, vanwaar wel gegevens wer-
den ontvangen van steriliteit, doch slechts bij 30 quot;/o der
gedekte runderen, werden ter plaatse nog inlichtingen ver-
kregen; deze waren echter van dien aard, dat de mogelijk-
heid een infectie met Trichomonas foetus aan te kunnen
toonen, moest worden uitgesloten.
In Gramsbergen waren eerst schriftelijk wel gegevens
verschaft, welke een dergelijke infectie zouden doen vermoe-
den, n.1. in dien vorm, dat de dieren tot na twee maanden
terugstierden cn soms persten na de dekking en eenige
dagen nadien lichtrood vloeiden. Ter plaatse werd dit alles
echter toegehcht, zoodat van een nader onderzoek moest
worden afgezien; vroegabortus en schijndracht met fluor
albus had de betreffende veehouder niet waargenomen en
ook waren hem dergelijke klachten niet uit de omgeving
ter oore gekomen.
Uit het Zuidelijke gedeelte van Overijssel werden dus wel
gegevens verkregen, die een infectie met Trichomonas foe-
tus deden vermoeden en wel met meer zekerheid dan zulks
in het Westen van de provincie het geval was (Oldeneel).
Ook hier werden echter infecties met Trichomonas foetus
vermoed. De parasiet kon nergens in de provincie worden
aangetoond.
Van de in totaal 14 antwoordkaarten vielen er 4 uit met
minder dan 20 % herdekkingen; van de overige 10 meld-
den er slechts 2 meer dan 50 % herdekkingen, terwijl van
alle rapporteerende stierenhouderijen er slechts twee als
verdacht van trichomonasinfecties werden genoteerd, beide
uit Dalen bij Koevorden. Hierbij dient te worden ver-
meld, dat de gegevens twijfelachtig moesten worden ge-
noemd; het waren de eenige, welke van een vroegabortus
berichtten. \'Alle andere antwoorden gaven in de eerste
plaats nimmer een terugstieren langer dan een maand na
de dekking aan en in de tweede plaats werd nooit melding
gemaakt van vroegabortus.
Dalen (Fr. Holl.).
Hier werden bij verschillende veehouders, al of niet
behoorende bij de als verdacht genoteerde stierenhoude-
rijen, inlichtingen ingewonnen en runderen onderzocht.
Tevens verkreeg ik gegevens van de plaatselijke collega.
Het bleek, dat schijndracht en na eenige maanden op-
treden van fluor albus niet in deze streek voorkwam; wel
kwam vast te staan, dat abortus na eenige maanden en in
de eerste helft der drachtigheid voorkwam, doch veel meer
na 6 tot 7 maanden; veelvuldig heerschte hier het besmet-
telijk verwerpen door de Bac. Bang.
Ook het terugstieren na een langere tijd behoorde hier
tot de zeldzaamheden.
Bij het onderzoek van een twaalftal runderen, welke
allen niet langer dan 6 weken gedekt waren, werden geen
trichomonaden gevonden. Alleen bij één rund werden dicht
bij de cervix enkele knobbeltjes ter grootte van kleine ha-
gelkorreltjes aangetroffen en bij twee runderen, die onge-
veer drie weken voor het onderzoek gedekt waren, bleek
in de vagina purulent secretum aanwezig te zijn; de kleur
Was witter dan meestal bij trichomonadenhoudend mate-
riaal. Deze runderen vertoonden, evenals meerdere onder-
zochte runderen, een vestibilids pustulosa.
Het aantal herdekkingen was ongeveer 30 %; de eene
veehouder had veel meer moeilijkheden dan de andere.
De gevallen van vroegabortus zouden door Trichomonas
foetus veroorzaakt kunnen worden, doch de resultaten van
het onderzoek en de verkregen inhchtingen bevestigden dit
vermoeden onvoldoende.
Over het geheel gaven de ontvangen antwoordkaarten
reeds aan, dat Trichomonas foetus in de provincie Drente
geen oorzaak kon zijn van een eenigszins uitgebreide steri-
liteit. Indien deze infectie hier mocht voorkomen, hetgeen
het geval zou kunnen zijn, dan zal dit in zeer beperkte
mate zijn.
Alleen uit de Zuid-Oost hoek van Drente werden gege-
vens verkregen, die er op zouden kunnen wijzen.
Uit Groningen werden 15 antwoordkaarten terugont-
vangen. Hiervan vielen er 9 uit, welke een percentage her-
dekkingen van minder dan 20 rapporteerden. Het hoogste
aangegeven aantal herdekkingen bedroeg 40 zoodat er
dus geen stierenhouderij meer dan 50 % herdekkingen aan-
gaf, hetgeen op zichzelf wel als een bewijs mag worden be-
schouwd, dat in de provincie Groningen een infectie met
Trichomonas foetus niet of vrijwel niet bij de runderen
voorkomt.
De gegevens, welke op de kaarten werden aangetroffen,
konden ook geen aanleiding zijn in één van de stierenhou-
lt;^erijen een onderzoek in te stellen. Wel werden nog een
paar collega\'s bezocht, teneinde inlichtingen te verkrijgen,
doch deze waren eveneens van dien aard, dat een infectie
met genoemde parasiet niet kon worden verondersteld.
Gezien de berichten uit Groningen en het feit, dat het
aangrenzende Drente alleen slechts gegevens, die op een tri-
chomonasinfectie zouden kunnen wijzen, uit de Zuid-Oost-
hoek inzond, terwijl het deel van de provincie Drente, dat
aan Friesland grenst zeer negatieve berichten gaf, lag de
veronderstelling voor de hand, dat in Friesland, dat daar-
enboven door de intensieve veefokkerij een veeverkoopende
provincie is, de kans om Trichomonas foetus aan te treffen
wel gering zou zijn.
In de Zuid-Oosthoek van Friesland werden echter toch
nog bij eenige collegae en veehouders inlichtingen verzocht.
Dit gedeelte van Friesland met zijn kleinere bedrijven zou
nog het eerst in aanmerking voor een dergelijke infectie
komen en ligt daarenboven nog het minst geïsoleerd.
De verkregen gegevens waren echter allen negatief. Te
Donkerbroek, deelde de collega mij mede, dat in een fok-
vereeniging veel SteriHteit voorkwam en de dieren zoowel
binnen, als na drie weken terugstierden. Hoewel overigens
geen aanleiding aanwezig was om de betreffende fokver-
eeniging van een infectie met Trichomonas foetus te ver-
denken, werden toch een vijftiental runderen onderzocht
Noch in de genitaliën, noch in de secreta van koeien en stie-
ren werd echter iets positiefs gevonden.
5. CONCLUSIE.
In een belangrijk gedeelte van Noord-
Brabant, in Limburg en in Oost-Gelder-
land moet Trichomonas foetus een veel-
vuldig optredende oorzaak zijn van ste-
riliteit bij het rundvee. Dit is zonder
twijfel de geringste uitbreiding, welke
men in verband met het hiervoor be-
schreven onderzoek mag veronderstel-
len. Zeer waarschijnlijk komt deze para-
siet eveneens in de overige deelen van
ons land als oorzaak van steriliteit on-
der het rundvee, meer in het b ij zonder
langs de randen van de bovengemelde
deelen, wel degel ij k voor. De gevallen te
bergambacht en te Nij kerk zijn hiervoor
a a n w ij z i n g e n.
\'\'■)Op grond van deze bevindingen kan
men zich niet aan de indruk onttrekken,
dat de flagellaat vanuit het Zuid-Oos-
ten in ons land is binnengedrongen en
na verloop van tijd in geheel Nederland
groote verliezen zal veroorzaken.
In de provincies, waar de trichomonaden werden aan-
getoond, blijken uit de ontvangen berichten reeds de groot-
ste aantallen herdekkingen voor te komen en wel 40-50 %
der inzendende stierenhouderijen, welke een aantal herdek-
kingen melden van 50 7o of meer.
Bij een intensief onderzoek in mijn
Practijkgebied en hare omgeving, waar-
bij 41 stieren als trichomonadenver-
spreiders werden gesignaleerd, bleek
^el, dat in een gebied, waar het contact
tusschen de verschillende stierenhoude-
fijen overal meer of minder aanwezig
is, de verspreiding van de infectie met
Trichomonas foetus met groote zeker-
heid plaats vindt.
Op grond hiervan mag worden aangenomen, dat zeer
waarschijnlijk de aangetoonde infecties in de overige deelen
van het land even zoo vele aanwijzingen zijn van soortge-
lijke, algemeene verspreidingen in een wijde omgeving van
de geïnfecteerd bevonden stierenhouderijen. En evenzoo
Zal het genoemde onderzoek, met de kennis omtrent de
verspreiding van de trichomonasinfecties, een rechtvaardi-
ging zijn van de hierboven uitgesproken verwachting aan-
gaande de dreigende verliezen, welke aan de geheele Ne-
derlandsche rundveefokkerij zullen worden toegebracht.
quot;) In Duitschland schijnt de infectie, hiermee in overeenstemming, zich van
net Zuiden naar het Noorden te bewegen. (Küst, Dec. 1936. Tierarzl. W. 49)-
6. BESCHOUWINGEN OMTRENT HET TIJDSTIP EN DE
WIJZE, WAAROP TRICHOMONAS FOETUS DE NEDERLAND-
SCHE RUNDVEESTAPEL INFECTEERDE.
De vraag doet zich voor of de infectie met Trichomonas
foetus niet reeds misschien wel zeer lange tijd in ons land
aanwezig is geweest, doch nooit gevonden, doordat er
nimmer op gewezen werd.
Hoewel hierover niet met groote stelligheid een oordeel
gevormd kan worden in verband met onze vroegere onbe-
kendheid met deze infectie, kan toch uit verschillende ge-
gevens wel een vrij zekere indruk verkregen worden.
In de eerste plaats was de anamnese, welke ik kreeg bij
de eerste door mij waargenomen infectie in de gemeente
Lichtenvoorde niet alleen voor mij, doch ook voor de be-
treffende veehouders een geheel onbekende. En naderhand
bleek steeds, dat bij voorkomende soortgelijke verschijnse-
len de veehouders hun bevreemding tegenover elkaar geuit
hadden over de voor hen geheel nieuwe vorm, waarin de
sterihteit bij het rundvee zich voordeed. Vele oude veehou-
ders, die van jonge boer af steeds stierenhouder waren ge-
weest, verklaarden op mijn vragen, dat ze vroeger ook wel
eens moeilijkheden hadden gehad, maar zoo vreemd als nu
hadden ze het nimmer gekend. Vooral werd daarbij gedoeld
op het feit, dat de runderen eerst drachtig schenen en later
toch niet kalfden. Na maanden stierden ze terug, nadat
men wel of niet veel fluor albus had gezien.
Daarenboven waren de ingewonnen inlichtingen bij de
slagers in mijn gemeente hiermee geheel in overeenstem-
ming. De pyometrae, welke de laatste jaren telkens weer
eens in mijn gemeente werden gezien, werden voor vijf
jaar en voordien vrijwel niet waargenomen en nu spraken
de slagers ook met vakgenoten uit naburige plaatsen er wel
over, dat deze gevallen zich meer dan vroeger voordeden.
Vroeger kenden de slagers in de gemeente Wisch deze afwij-
king eigenlijk niet. Telkens kon ik bij waargenomen geval-
len weer opmerken, dat inderdaad genoemde aandoening
voor de betreffende slager een nieuwe ervaring beteekende.
Bij de in de gemeente Wisch geslachte runderen kwam
pyometra geleidelijk meer voor gedurende de laatste jaren.
Ook uit de antwoorden der geïnfecteerde stierenhoude-
njen valt op te merken, dat werd opgegeven een optreden
van groote moeilijkheden hoogstens sinds vijf jaar, maar
meestal sinds kortere tijd.
quot;\')Uit een en ander moet men wel de in-
druk krijgen, dat de infectie met Tricho-
monas foetus omstreeks 1930 ons land
IS binnengedrongen.
Als we de wel eens naar voren gebrachte mogelijkheid
van een vrijlevende vorm uitsluiten, moet dit geschied zijn
door dekkingen aan de grens en misschien door aankoop
van vee, hetgeen dan voornamelijk vrouwelijk rundvee ge-
weest zal zijn.
Klaarblijkelijk breidt de infectie zich frontsgewijze uit
en daarbij zullen bij een verbreeden van het front steeds
meer haarden door aankoop van besmette runderen in het
nog vrije gebied worden uitgezaaid. Een verspreiding naar
net noordelijke gedeelte van ons land zal een belangrijke
belemmering hebben ondervonden van het feit, dat hier in
tegenstelling met het Zuidelijke deel bijna geen M.R.Y. vee
wordt gefokt, dus
weinig uit het Zuiden wordt aangekocht.
, Het in Zuid-Nederland aanwezige F. H. rundvee, niet
m het minst voor zoover het stieren betreft, wordt \'bijna
steeds uit het Noorden aangevuld, doch veel minder an-
dersom.
) A b e 1 e 1 n komt met een soortgelijke gedachtengang tot dc conclusie, vooral
op grond van verklaringen van oude veehouders, dat dc infectie in het Duitsche
iJodenseegebied wel 20 jaar, doch geen 30 jaar oud kan zijn (1929).
HOOFDSTUK III.
DE WIJZE, WAAROP DE INFECTIE PLAATS VINDT.
Verschillende onderzoekers hebben het rund experimen-
teel geïnfecteerd. De gegevens hieromtrent uit de literatuur
zullen worden weergegeven, alvorens de natuurlijke infectie
te behandelen. Aangaande de natuurlijke infectie van het
rund zullen eerst de gegevens uit de literatuur worden be-
schreven en daarna eigen waarnemingen en onderzoekingen.
Ten slotte volgt een conclusie en eenige opmerkingen.
A. EXPERIMENTEELE INFECTIES BIJ HET RUND
(UIT DE LITERATUUR.)
Abelein was in 1929 de eerste, die een kunstmatige
infectie bij het rund wist te bewerkstelligen. Hij gebruikte
daartoe materiaal, dat hij zoo steriel mogelijk uit de cervix
van een aan pyometra lijdende koe had verkregen, gemengd
met materiaal uit de uterus van een rund, dat op het punt
stond vroeg te aborteeren. De infectie van een stierkalf
mislukte, doch bij een vaarskalf, dat na 14 dagen geslacht
werd en toen enkele roode knobbeltjes in het vestibulum
vertoonde, konden naast enkele diplococcen zeer vele tri-
chomonaden in een eiersoepachtige vloeistof in de vagina
worden aangetoond.
Naderhand infecteerde hij meer runderen, waarbij hij
bemerkte, dat de infectie veel beter gelukte bij tochtige
dieren.
Riedmüller maakte voor het eerst bij zijn infectie-
proeven gebruik van een reincultuur, nadat nog meer on-
derzoekers de infectie met trichomonadenhoudend mate-
riaal, evenals Abelein, hadden verricht met een positief
resultaat. Nu werden twee ossen intrapraeputiaal geïnfec-
teerd met een mengsel van een serumbouilloncultuur en ex-
cudaat uit de buikholte van een geïnfecteerde cavia. De in-
fectie sloeg blijkbaar niet aan. Er werden bij de slachting
van een der ossen vier dagen na de infectie geen trichomo-
naden in het praeputium gevonden en ook geen afwijkin-
gen, terwijl de andere in leven evenmin met de parasiet
besmet bleek.
Anders verliep het met de vrouwelijke proefdieren. Met
soortgelijk materiaal werden bij een niet drachtig rund 9
dagen later bij slachting trichomonaden in de vagina aan-
geyoffen, doch overigens niet. Bij een niet drachtig rund,
hjdende aan algemeene tuberculose, vond men na 2 dagen
enkele, na 5 dagen vele trichomonaden en bij slachting na
9 dagen slechts enkele in vagina en orificium externi. Bij
een vijf maanden drachtig rund werd door injectie van
een rijke trichomonadencultuur iritravaginaal 25 dagen
^ater een abortus verkregen, nadat het vaginaalsecretum
sinds de infectie telkens veel trichomonaden bleek te be-
vatten; het geaborteerde foetus vertoonde in organen en
nchaamsholten trichomonaden in reincultuur.
Meerdere onderzoekers infecteerden nog runderen kunst-
matig, waarbij werd opgemerkt, dat tijdens de tochtigheid
de grootste kans bestaat op gunstig resultaat, hetgeen in ver-
band zou staan met de grootere vloeibaarheid van het va-
gmaalslijm.
De Blieck en Bos infecteerden een pink juist voor
de dekking met reincultuur, waarna deze pink drie weken
later terugstierde en herdekt werd. De pink bleek 6 dagen
^ de eerste dekking en daarna trichomonaden te bevatten.
De stier bleek zich bij de dekking met trichomonaden geïn-
recteerd te hebben. Na 14 dagen was het onderzoek n.l.
positief.
Nog valt te vermelden, dat door C a m e r o n en
H u g h een rund na dekking met trichomonadenhoudend
materiaal werd geïnfecteerd, naderhand trichomonaden
bleek te bevatten, doch normaal op tijd kalfde. Hetzelfde
kunnen we hier ook omtrent natuurlijke infecties opmer-
ken. Schaaf zag n.l. hoe een schijnbaar terugstierend
rund bij de dekking werd geïnfecteerd met Trichomonas
foetus, doch later van een vroegere dekking normaal kalf-
de, hoewel trichomonaden in de vagina waren gevonden.
En M ö 11 e r berichtte, dat een pink na de dekking fluor
albus vertoonde en trichomonaden in het vaginaalsecretum
bleek te bevatten, doch eveneens normaal kalfde.
B. DE NATUURLIJKE INFECTIE.
1. GEGEVENS UIT DE LITERATUUR.
Re i s i n g e r, welke weliswaar de parasiet niet vast-
stelde doch dacht, dat het agens van de vaginitis vesicu-
losa het veelvuldig optreden van sterihteit veroorzaakte
onder door hem nauwkeurig beschreven verschijnselen,
welke zonder eenige twijfel door Trichomonas foetus moe-
ten zijn veroorzaakt, bracht in 1928 de stelling naar voren,
dat er sprake van een dekinfectie moest zijn.
A b e 1 e i n sloot zich het volgende jaar bij deze meening
aan, maar meende, dat ook buiten de coitus om een infectie
mogelijk moest zijn, daar hij waarnam, dat bepaalde stal-
len, waarvan het vee bij een blijkbaar geïnfecteerde stier ge-
dekt werd, geen moeilijkheden kregen, terwijl dan runde-
ren van andere veehouders de typische verschijnselen ver-
toonden. Hij bracht ook de infectie in verband met de door
hem in een aborteerend rund en in het door deze geaborteer-
de foetus aangetroffen Trichomonas foetus en verwierp een
oorzakelijk verband met het agens van de vaginitis vesi-
culosa. In volgende pubhcaties wijzigde hij zijn standpunt
ten aanzien van de wijze van infectie en in 1936 bleek hij
ook nog van meening, dat we hier met een practisch zui-
vere dekinfectie te doen hebben en andere infectiewijzen
tot de uitzonderingen zullen behooren. Jaren had hij naar
trichomonaden gezocht in de genitaliën van ongedekte
runderen of koeien, die na het kalven niet gedekt waren.
In het bijzonder onderzocht hij dieren, welke catarrhale
verschijnselen in de geslachtswegen vertoonden, daar deze
waarschijnlijk gevoehger voor de infectie met Tricho-
monas foetus zouden zijn, maar nimmer kon hij in de ge-
noemde runderen trichomonaden aantoonen.
Meerdere onderzoekers blijken in de jaren 1935, 1936
en 1937 overtuigd, dat de verspreiding van de para-
siet alleen of vrijwel alleen door de coitus plaats vindt.
Brauer kon bij een uitgebreid onderzoek, evenmin als
A b e 1 e i n, een geval van een infectie met Trichomonas
foetus vinden buiten de coitus om. Staub had een soort-
gelijke ervaring opgedaan.
Küst en Schumann beschouwden in hun publica-
ties ook de coitus als het oogenbhk van overbrenging, doch
beiden namen eenige reserve in verband met de onderzoe-
kingen van D a u s t, waarbij was gebleken, dat de para-
siet dagen lang bij lagere temperaturen in leven kon blijven
in urine en genitaalsecreten.
K u b e s c h sprak als zijn overtuiging uit, dat er sprake
moet zijn van een zuivere dekinfectie. Doch daar dit ten-
slotte een contactinfectie is, zij men voorzichtig met alle
mogelijke handelingen, waardoor eenig contact, ook in in-
directen zin, zou kunnen worden verkregen. Schumann
adviseerde met het oog daarop, evenals andere onderzoe-
kers, toch de geïnfecteerde dieren van de onbesmette te
scheiden.
Benesch en Wurst berichtten een geval, waarbij
een stal sterk geïnfecteerd werd met Trichomonas foetus
zonder eenig denkbaar contact met andere veebeslagen,
hetzij door aankoop of door dekkingen. Zij meenden het
niet door eenige dekinfectie te kunnen verklaren. Daaren-
boven werd een abortusgeval waargenomen door tricho-
monaden, waarbij het betreffende rund normaal gekalfd
had en nadien gedekt was door de nieuw gekochte, besüsi
trichomonadenvrije stier. Zij meenden hier met absolute
zekerheid een geval te hebben geconstateerd, waar een in-
fectie met de parasiet zonder coitus had plaats gehad.
Küst, die het principe van dekinfecne voorstond me/
eenige reserve, maakte nog in het jaar 1936 bekend, dat het
gelukt was cultureel trichomonaden aan te toonen in de
vagina van ongedekte pinken en in het praepudum van een
stier, welke nog nooit gedekt had. Aangezien hij ze ook na
kunstmatige infectie in het bloed aantrof (cultureel) en de
parasieten in de genitaliën van paard en varken werden
gevonden, overwoog hij een mogelijke infectie per os en
daarna een optredende voorkeur van de protozoe voor de
genitaliën, in het bijzonder als deze catarrhale afwijkingen
vertoonen. Hij bracht nog naar voren, dat H e y m a c h
in 3 7o van de door deze onderzochte, gezonde uteri van
slachtrunderen Trichomonas foetus had kunnen aantoonen.
Of deze dieren gedekt waren geweest kon natuurlijk niet
gemeld worden! Het aantoonen van de protozoe bij de on-
gedekte dieren was bij uitzondering gelukt. K ü s t had ook
hetzelfde jaar nog, evenals vele onderzoekers, na uitge-
breide, onder zijn leiding verrichtte, onderzoekingen, be-
vestigd, dat op grond van het aantoonen van de parasiet
bij gedekte runderen zonder meer kon worden aangenomen,
dat de betreffende stier was geïnfecteerd.
Evenals Abelein en Klist beschouwden K u b e s c h
en R e i s i n g e r een catarrhale aandoening der genitaliën
als een bevordering voor de infectie. De laatste achtte de
vaginitis vesiculosa de basis voor de trichomonasinfectie.
2. EIGEN WAARNEMINGEN EN ONDERZOEKINGEN OM-
TRENT DE NATUURLIJKE INFECTIE.
a. Algemeene waarnemingen
en onderzoekingen.
Ondanks de uit de literatuur blijkende sterk overheer-
schende meening van vele zeer ervaren onderzoekers, dat
de infectie met Trichomonas foetus, een dekinfectie is en
de verspreiding van de parasiet door de coitus plaats vindt,
zijn de pubhcaties van Daust, Kiist, Benesch en
Stableforth aanleiding ook aan andere mogelijkheden
te denken; ook deze onderzoekers zijn echter overtuigd,
dat de coitus verre de hoofdrol speelt bij de infectie en\'de
verspreiding.
Ook bij de in Nederland waargenomen infecties met Tri-
chomonas foetus werd gelet op de wijze, waarop de be-
treffende veebeslagen waren geïnfecteerd.
In de eerste plaats werd op vele stallen meer dan één
stier gebruikt voor dekking der op het bedrijf aanwezige
runderen, en het bleek dan telkens weer, dat van de eene
stier de runderen terugstierden en met Trichomonas foetus
geïnfecteerd waren en de dieren, welke door een andere
stier gedekt waren, normaal op tijd kalfden. Deze om-
standigheid werd op vele stallen waargenomen.
In de tweede plaats kon eveneens veelvuldig worden ge-
constateerd, dat een stier geen infecties veroorzaakte en
goed bevruchtte tot het tijdstip, waarop hij een rund_ ter
dekkins kreee, welke van een trichomonadenverspreider
Onbsp;O\'
terugstierde.
In de derde plaats viel het steeds weer op, dat veehou-
ders, die midden in een gebied met zeer veel trichomonaden-
infecties wonen en waarvan de runderen in weiden naast
trichomonadendragende dieren liepen, geen moeilijkheden
hadden, indien ze maar gebruik maakten van een eigen
stier, waarbij geen runderen van anderen werden toegelaten.
Daarenboven werden op verschillende stallen ongedekte
dieren onderzocht, vooral als er afwijkingen, welke op een
catarrh wezen, werden waargenomen, welke dieren dan in
contact verkeerden met trichomonadendragers. Het mocht
mij echter nimmer gelukken, de parasiet bij zulke runderen
vast te stellen. Ook onderzocht ik dieren, die niet door de
coitus konden zijn geïnfecteerd, in een fokvereeniging,
waarvan zeer veel runderen trichomonadendragers waren
geworden door de dekking door een met de parasiet ge-
ïnfecteerde stier. Het betreffende onderzoek in de genoem-
de fokvereeniging wordt hierna beschreven.
b. Onderzoek naar Trichomonas foetus
bij niet — althans niet door een hiermee
geïnfecteerde stier — gedekte runderen.
In de fokvereeniging G., waar de eerste infectie met
Trichomonas foetus werd geconstateerd, konden bij 32
runderen, welke door een trichomonasverspreider waren
gedekt, trichomonaden in de genitaliën worden aangetoond.
Er waren 61 runderen door genoemde infecteerende stie-
ren gedekt, zoodat meer dan de helft de parasieten aan-
toonbaar herbergden. Van de 29 dieren, waarin Trichomo-
nas foetus niet kon worden aangetoond, waren er verschil-
lende met zeer verdachte afwijkingen aan de cervix of
vagina.
In een fokvereeniging met een dergelijk hoog percentage
geïnfecteerde dieren, welke bij de andere runderen van de
desbetreffende eigenaren in de weide liepen, zou men, van
de veronderstelling uitgaande, dat een infectie met Tricho-
monas foetus zonder coitus mogelijk zou kunnen zijn, ver-
wachten, dat bij de niet gedekte runderen en sinds normaal
op tijd afkalven niet gedekte runderen, de parasiet ook
aangetroffen zou worden. Eveneens zou het dan voor de
hand hggen, dat dieren, die door een niet infecteerende
stier gedekt waren, toch met de parasiet geïnfecteerd zou-
den blijken te zijn.
In verband rnet bovenstaande gedachtengang werden in
deze fokvereeniging 24 runderen onderzocht op Tricho-
monas foetus; alle dieren liepen bij de bovengenoemde pa-
rasietendragers in de weide en waren sinds het laatste kal-
ven niet gedekt door een stier, welke bewezen had tricho-
monasverspreider te zijn.
Bij 15 runderen en wel normaal afgekalfde, nog niet
weer gedekte koeien of ongedekte pinken, werden de
vaginaal-cervicaalsecreta onderzocht. Dit onderzoek ge-
schiedde op de dag van tochtigheid of soms tevens even
voordien. Nimmer konden trichomonaden worden aange-
toond en ook werden geen verschijnselen in de genitaliën
aangetroffen, welke eenigszins op een infectie met Tricho-
monas foetus zouden kunnen wijzen. Een enkele maal trof
ik in het vestibulum een geringe vaginitis pustulosa aan,
zooals we zoo veelvuldig bij jongvee waarnemen, soms in
sterke mate zelfs bij dragende dieren. Het betrof hier een
nooit gedekt rund, waarbij geen andere afwijking gevonden
werd; het vaginaalsecretum bevatte zelfs geen leucocyten.
Een ander rund had twee kalveren ter wereld gebracht
bij de laatste partus en vertoonde in het cervicaalsecretum
enkele leucocyten en verder geen enkele afwijking.
Een rund, dat op 7 maanden een vrucht had geaborteerd
(Bang negatief) werd later twee maal gedurende de toch-
tigheid onderzocht op trichomonaden, doch zonder resul-
taat. Het mucopurulente materiaal, hetgeen bij het tweede
onderzoek slechts weinig purulent meer was, bevatte slechts
leucocyten en de geboorteweg vertoonde geen afwijking.
Een rund, dat op 5 maanden een vrucht aborteerde, een
maand later volgens de methode Albrechtsen was behandeld
en drie maanden nadien werd onderzocht, had die periode,
evenals het vorige rund, steeds bij trichomonadendragers in
de wei geloopen. In het vestibulum werd een vaginitis pus-
tulosa aangetroffen in geringe mate, doch microscopisch
konden zelfs geen leucocyten in het cervicaal-vaginaal-
secretum worden aangetoond.
Een rund kalfde op normale tijd, doch de veehou-
der merkte gedurende de partus op, dat er een gele eenigszins
dikke vloeistof mee werd afgedreven, voordat het kalf ge-
boren werd. Door mij kon echter, ook vier dagen na de
partus, geen infectie met Trichomonas foetus worden vast-
gesteld. Twee maanden later werd het dier door de nieuwe
stier van de vereeniging, welke nog geen trichomonaden had
overgebracht, gedekt, waarna ze lo dagen later fluor albus
vertoonde. Een maand na de dekking onderzocht ik haar,
Waarbij eenige granulae in het vestibulum voelbaar waren
doch in de vagina niet de minste afwijking was. Het vagi-
naalsecretum bevatte veel leucocyten, maar ondanks onder-
zoek van meerdere praeparaten konden geen trichomonaden
Worden gevonden. Het dier bleef gravide en kalfde op nor-
rnale tijd zonder eenige verschijnselen te vertoonen als bij
de vorige partus.
Zes runderen stierden terug na dekking door een nieuw-
^ekochte stier, welke als trichomonadenvrij kon worden
beschouwd. Bij geen der dieren werden trichomonaden
aangetroffen en evenmin verschijnselen, welke aan een in-
fectie met deze parasieten konden doen denken. Alleen in
het vestibulum werden afwijkingen aangetroffen in meer
of mindere mate als bij het eerder genoemde, jonge rund.
Deze 6 runderen werden onderzocht op dezelfde dag.
Waarop ze terugstierden; vijf werden drie weken na de
dekking tochtig en één vijf weken na de dekking.
In deze sterk met Trichomonas foetus geïnfecteerde
fokvereeniging, waar van de 61 runderen, die door een
stier, waarbij in het praeputiaalsecretum trichomonaden
\'Waren aangetoond, gedekt waren, meer dan de helft tri-
chomonaden in de genitaliën bleek te bevatten en daaren-
boven nog meerdere verschijnselen, die als typisch voor een
infectie met Trichomonas foetus worden beschouwd, ver-
toonden, werden hij 24 andere runderen geen trichomona-
den aangetroffen. Deze 24 runderen liepen hij meer of min-
der trichomonadendragende runderen in de weide,- doch
werden niet door een trichomonadendragende stier gedekt.
3. CONCLUSIE EN OPMERKINGEN.
De sterke tegenstelling tusschen de beide hiervoor ge-
noemde groepen dieren moge niet het bewijs zijn, dat
een infectie met trichomonas foetus bui-
ten de coitus uitgesloten is, toch is de conclusie ge-
rechtvaardigd, dat laatstgenoemde infectie tot de uit-
zonderingen zal behooren.
De reeds eerder beschreven waarnemingen en de nega-
tieve resultaten bij de onderzoekingen naar trichomonaden
in de genitaHën van ongedekte runderen op stallen met
trichomonadendragers zijn geheel in overeenstemming met
de hierboven vermelde conclusie.
Niet verklaarbaar is echter het ook door mij waargeno-
men feit, waarop Abelein reeds wees, dat een trichomo-
nadendragende stier bij de runderen van bepaalde veehou-
ders de verschijnselen van trichomonasinfectie niet veroor-
zaakt. Bij deze veehouders kalven dan de runderen normaal
op tijd.
Tevens bleek het telkens, dat de eene veehouder bij een
veel grooter gedeelte van zijn veestapel de genoemde ver-
schijnselen zag optreden, dan zulks bij anderen het geval
was.
In hoeverre catarrhen in de genitaliën deze onverklaarde
verschillen bij verschillende veehouders zouden kunnen
veroorzaken, kan beter bij de Pathogenese worden be-
schreven.
HOOFDSTUK IV.
PATHOGENESE EN SYMPTOMEN.
Bij een beschrijving van het ziekteverloop, zoowel bij
de stier als bij het vrouwelijk rund, dient men steeds te
bedenken, dat vaak vooral in het beginstadium andere
microörganismen wellicht mede een^ rol spelen. Met de tri-
chomonaden kunnen deze worden overgebracht, doch het
is ook denkbaar, dat door de protozoën op de mucosae lae-
sies kunnen ontstaan, welke ook voor, misschien anders on-
schuldige, op het slijmvlies aanwezige bacteriën evenzoovele
portes d\'entrée beteekenen. Ook kunnen bevindingen bij
kunstmatige infecties bezwaarlijk met die bij spontane in-
fecties worden vergeleken, daar er vooral een groot verschil
Zal bestaan in het aantal overgebrachte trichomonaden. In
het bijzonder zal dit het geval zijn bij infecties met culturen.
De waarnemingen bij geïnfecteerde dieren zullen sterk
worden beïnvloed door:
a.nbsp;de gevoeligheid van het dier ;
b.nbsp;de op de geïnfecteerde mucosae aanwezige of tevens
overgebrachte bacteriën (eventueel reeds aanwezige
catarrhen).
c.nbsp;het aantal en de vitaliteit der trichomonaden.
A. PATHOGENESE EN SYMPTOMEN BIJ DE STIER.
Na de coitus met een trichomonadendragend rund kun-
nen er trichomonaden in het praeputium van de stier ko-
men, welke bij gunstige omstandigheden ten gevolge zullen
hebben, dat de stier de infectie overbrengt en dus tricho-
monadenverspreider wordt. Binnen eenige dagen na de coi-
tus kan er een meer of mindere zwelling van de penis- en
praeputiaalmucosa optreden, waarbij de stier eenige pijn-
Hjkheid aan de betreffende deelen kan vertoonen. De eerste
tijd is er dan veelvuldig- een sterkere vochtafscheiding uit
het praeputium waarneembaar. Het dier vertoont genoem-
de pijnlijkheid, behalve bij aanraking ook bij de nadien ko-
mende dekkingen. De libido sexuahs neemt veelal af en in-
dien deze nog wel aanwezig is, ziet men niet zelden, dat
de coitus toch traag plaats vindt, doordat de stier na oor-
spronkelijke normale erecties, telkens weer weigert.
De erecties zijn dan namelijk pijnlijk, hetgeen bij de ten
slotte plaats hebbende coitus ook tot uiting komt, daar men
niet zelden twijfelt of deze heeft plaats gehad (de z.g. na-
stoot is onvoldoende of ontbreekt). Soms steunt de stier op-
vallend bij sterke erecties en vlak voor de coitus.
Al deze acute verschijnselen zijn zeer verschillend in
hevigheid en niet zelden heeft de stierenhouder geen afwij-
kingen waargenomen.
Bij beschouwing van de penis van acuut geïnfecteerde
stieren, welke vaker dan normaal erecties kunnen vertoo-
nen en ook de penis niet zelden zonder erectie uit het prae-
putium laten hangen, zien we eenige roodheid en vooral
aan de overgang van penis- naar praeputiaalmucosa door
de te zware plooien een zwelling van het betreffende slijm-
vlies. De daaiquot; ter plaatse door Küst waargenomen blaas-
jes kon ik nimmer aantreffen. Wel is mij meermalen opge-
vallen, dat de roodheid het eerst kon worden gezien aan
de onderzijde van de penis bij de z.g. omslag. Deze plaats
komt stellig het meest intensief met de genitaliën van het
vrouwelijke rund in aanraking en men kan verwachten,
dat de trichomonaden daar als het ware vanaf de omge-
ving van de chtoris in het praeputiaalslijmvlies worden in-
gewreven.
De reacties van de penis- en praeputiaalmucosa geven
een sterkere vochtafscheiding, welk vocht rijk is aan leu-
cocyten en ten gevolge heeft, dat de haren bij de uitgang
van het praeputium gaan verkleven en een grijswitte kleur
krijgen.
Volgens Küst treedt bij het urineeren ook vaak pijn-
lijkheid op, hetgeen bij sterke reacties verklaarbaar is, daar
de praeputiaalopening dan gezwollen en pijnlijk is.
Bij een éénjarige stier, die zeer beslist 12 dagen voor-
dien een trichomonadendragende koe had gedekt, zag ik.
bij een sterke zwelling van het praeputiaalslijmvlies en een
belangrijke vochtafscheiding (met zeer vele trichomona-
den), een sterke zweUing van gewrichten en peesscheeden
optreden. In verband hiermee kon het dier bijna niet loopen
en riep de eigenaar mijn hulp in. Nimmer zag ik m mate-
riaal van een stier zooveel trichomonaden. De mogelijk-
heid bestaat, dat deze de praedisponeerende factoren waren
van een secundaire infectie, welke Polyarthritis ten gevolge
had.
Gedurende het verdere verloop der infectie bij de stier
Worden soms chronische veranderingen aan de mucosa van
de penis waargenomen. In Limburg werd een stier door
mij aangetroffen, welke zonder twijfel met trichonionaden
was geïnfecteerd en waarbij de penis door veelvuldige pus-
tulae als een rasp aanvoelde. Vroeger zag ik eens een stier
met epitheeldefecten, doch mij is niet met zekerheid bekend
of deze met de parasiet was geïnfecteerd. Möller e.a.
berichtten echter, dat zij deze afwijkingen zagen bij met
trichomonaden geïnfecteerde stieren. K ü s t zag knobbel-
tjes optreden ter grootte van een gerstekorrel en grooter.
K u b e s c h zag ook wel knobbeltjes optreden, doch vond
niet altijd trichomonaden. Abelein zag geen typische
afwijkingen.nbsp;,
Niet zelden geven geringe aanrakingen aanleiding tot
bloedingen uit de mucosa van de penis.
Stieren, welke sinds langere tijd geïnfecteerd zijn, geven
vaak geen verschijnselen meer. Er zijn echter trichomo-
nadenverspreiders, die nooit eenige afwijking vertoonden,
zoodat deze in ieder geval wel gering moeten zijn geweest.
De periode, gedurende welke er aan de genitaliën van de
stier afwijkingen worden gezien ten gevolge van een in-
fectie met Trichomonas foetus, is zeer verschillend van
duur en blijkbaar wel eens afwezig. Zoowel wat de duur
als wat de intensiviteit betreft, is het denkbaar, dat secun-
daire infecties een belangrijke rol spelen.
Gedurende korte tijd na de infectie zijn er nog geen
trichomonaden bij de stier te vinden, doch na ruim een
Week worden ze aangetoond. (K ü s t.) Ze blijven het veel-
vuldigst aantoonbaar gedurende de tijd, waarin een prae-
putiaalcatarrh aanwezig is. Vooral bij de z.g. chronische
lijders, die geen verschijnselen meer vertoonen, zijn moeilijk
of in het geheel geen trichomonaden te vinden. In de bij
dergelijke stieren geringe hoeveelheid vloeistof, die in het
praeputium aanwezig is, vindt men ze zeker niet, doch dan
gelukte het me wel eens ze toch na hardnekkig zoeken m
afkrabsel van de genitaalmucosa op te sporen.
Schuman pg ook een stier zonder afwijkingen aan
de penis, waarbij hij vele trichomonaden op de mucosa kon
aantoonen. F e i 1 i n g vond in het ejaculaat van 5 chro-
nische lijders trichomonaden en hieruit maakt Küst de
gevolgtrekking, dat ze in de urethra zitten bij chronische
lijders. Het opvangen van het ejaculaat moet echter wel
gepaard gaan met een min of meer afvegen van de penis,
zoodat deze conclusie niet zonder meer is te handhaven!
Daarenboven vonden Abelein, Staub en meer onder-
zoekers nimmer de parasieten in andere deelen van de stier
dan in het praeputium. Möller kwam daarbij in 1936
ook met de mededeeling, dat bij chronische lijders in af-
krabsel bij de omslag van penis- naar praeputiaalmucosa
wel trichomonaden te vinden zijn.
Bij chronische lijders staat in ieder geval vast, dat er
als regel geen catarrhale verschijnselen in het praeputium
worden waargenomen en dat er veel minder of geen tri-
chonionaden vrij in het praeputium zijn te vinden. Dit moet
van belang worden geacht voor de verklaring van het ver-
schil in de bij het vrouwelijk rund optredende verschijnselen
door infecties met Trichomonas foetus.
B. PATHOGENESE EN SYMPTOMEN BIJ HET
VROUWELIJK RUND.
Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat in de eene stie-
renhouderij bij de geïnfecteerde runderen vaak andere waar-
nemingen worden gedaan, dan in een andere stierenhou-
derij; bij infecdes, door een bepaalde stier veroorzaakt,
treden dan dus andere verschijnselen op de voorgrond, dan
bij die, welke door een andere sder worden veroorzaakt.
Daarenboven kunnen andere steriliteitsoorzaken naast de
trichomonasinfecde verschillende verschijnselen doen op-
treden. Zoo zien we in de eerste plaats een groot verschil
in het tijdstip van z.g. „terugstierenquot;. In de fokvereeniging
G., waar het eerste geval van een trichomonasinfectie kli-
nisch onderkend werd, zag ik het terugstieren optreden na
3 weken tot drie maanden; in de fokvereeniging S. i. bleef
het grootste deel der gedekte runderen eerst dragend en
aborteerde vroeg of laat of de dieren werden pyometralij-
ders; in Netterden stierden bijna alle runderen terug na drie
weken; enz. In fokvereenigingen als te Netterden zien we
dan na de coitus acute verschijnselen optreden, terwijl in het
andere uiterste, zooals in de fokvereeniging S. i., deze bijna
altijd achterwege bleven. Vooral K ü s t heeft aan deze
omstandigheid Veel aandacht gewijd en meende deze te
verklaren door het feit, dat in ejaculaat trichomonaden
Werden aangetoond bij z.g. chronische lijders, terwijl ze in
het praeputium niet te vinden waren. Zooals reeds boven
werd opgemerkt, staat het voorkomen van de parasiet in
de urethra hiermee nog niet zonder meer vast. En indien
dit toch het geval mocht zijn, dient men te bedenken, dat
de ejaculatie door de stier veel minder dan door vele heng-
sten in de uterus plaats vindt.
Aangezien daarenboven wel degelijk in het praeputium
van chronische lijders van tijd tot tijd trichomonaden wer-
den aangetroffen, zooals Möller berichtte en ook door
mij werd waargenomen, kan de gedachtengang van K ü s t,
welke toch bedoelt, dat de parasiet dan alleen in de uterus
(of in en bij de cervix) zou komen, niet juist zijn. Daar ze
dan echter niet vrij in het praeputium, maar min of meer
opgesloten in het slijm op de mucosa, worden aangetroffen,
kan worden verwacht, dat er slechts weinige in de genita-
liën van het vrouwelijk rund worden overgebracht. Het is
mij daarbij opgevallen, dat de protozoën in het afkrabsel
van de genitaalmucosa van dergelijke chronische lijders
klein zijn en ovaalrond. Het milieu, waarin deze verkeeren,
is zonder twijfel niet bijzonder gunstig en zal hun vitali-
teit aanmerkelijk verminderen.
1. DE ACUTE VORM.
I. De acute vorm bij het vrouwelijk rund, dus in het
-ocr page 99-bijzonder veroorzaakt door de coitus met een stier met ca-
tarrhale verschijnselen der genitaalmucosae en vrij veel in
het praeputium aanwezige trichomonaden, verraadt zich
soms binnen een uur na de coitus. Vooral gevoelige mu-
cosae kunnen sterk reageeren op de inwerking der vele vi-
tale trichomonaden, welke denkelijk wordt verergerd door
andere infecties. De vulva zwelt meer of minder belangrijk
en niet zelden treedt vooral bij vaarzen, heftig persen op.
In het vestibulum is de mucosa dan rood en gezwollen. Na
ongeveer een week ziet men dan vaak, dat deze roodheid
vlekkerig over het vestibulum verdeeld is; de vuilroode, vaak
oranjeroode vlekken zijn dan duidelijk gezwollen. Later
verflauwen de vlekken en er blijven dan nog wel eens meer
of minder duidelijke pustulae over. Deze komen ook vaak
naast de sterk-roode vlekken voor, doch dan ook vaak
veel grooter en rooder. De clitoris blijkt in het acute sta-
dium meestal duidelijk gezwollen en in de opening van
de daarbij aanwezige bhnde gang zien we vaak pus, het-
geen ook op het overige slijmvlies van het vestibulum vleks-
gewijs te zien kan zijn.
Blijkbaar in het bijzonder bij vermeerdering der parasie-
ten vertoont de vagina afwijkingen, welke in het algemeen
later dan de vorige worden waargenomen. Eerst is de va-
ginawand goed voelbaar oedemateus, doch nog glad. Na-
dien wordt ze ruwer en wordt de eerst veelal nog vrij hel-
dere, aanwezige vloeistof troebeler (soms als eiersoep), de
ruwheid verandert daarna van aspect en er worden pustu-
lae gevormd, die de vaginawand doen aanvoelen als een
rasp. Vaak is dan het vaginaalsecretum al minder vloeibaar
geworden.
De trichomonaden, die eerst in groote getale te vinden
zijn in de dunnere vloeistof, worden vooral bij het verflau-
wen der pustulae en zelfs eerder spaarzamer en minder vi-
taal. De pustulae worden vooral aangetroffen in de omge-
ving van het diafragma pelvis, op de vaginabodem en bij
de cervix. Cysteuze zweilinkjes, vaak ter grootte van een
graankorrel tot een erwt, ziet men hierbij niet zelden
in deze omgeving ontstaan. De cervix is in het meerendeel
der gevallen gezwollen en iets geopend en de vermeerdering
der trichomonaden zal dan ook veelvuldig plaats hebben in
de uterus en in de cervix, vanwaar ze dan in de vagina ko-
men en daar een straalsgewijze irritatie van de vaginaalmu-
cosa met optreden van pustulae kunnen veroorzaken. Het
schijnt echter, dat na de acute sterkste reacties in de eerste
dagen postcoitum bij het vrouwelijk rund later vaak geen
vermeerdering van parasieten plaats vindt en dan verschijn-
selen in de vagina veel minder optreden, dan na minder he-
vige reacties, waarbij dan ook veelal conceptie optreedt.
Abele i n wees er op, dat vermeerdering in de vagina al-
léén optrad, indien er catarrhale aandoeningen aanwezig
waren. De parasieten schijnen zich inderdaad bij voorkeur
in de uterus te vermeerderen, in het bijzonder bij optredende
concepde. Bij de sterkste verschijnselen in het beginstadium
blijft een conceptie meestal uit, waardoor de vermeerdering
in de uterus en uitvloeien naar de vagina van trichomo-
naden niet de genoemde verschijnselen op de vaginaalmu-
cosa zullen geven. Bij de acute infectieverschijnselen be-
hoort dan een zeer vroegtijdige verstoring der graviditeit
plaats te vinden. Anders moeten we van een meer chro-
nisch verloop spreken.
Dat de bovenbeschreven acute, min of meer intensieve
verschijnselen in het bijzonder worden veroorzaakt door
stieren, welke zelf acute, catarrhale verschijnselen in het
praepudum vertoonen, moet worden verklaard door het
feit, dat er relatief vele en vitale trichomonaden worden
overgebracht. Deze worden dan ook nog zeer waarschijn-
lijk geholpen door microörganismen uit het praeputium,
die voor de protozoën ook daar een gunstig milieu helpen
vormen en bij de coitus tevens worden overgebracht. Ze
zullen in de vrouwelijke genitaliën de catarrhale aandoe-
ning helpen veroorzaken, die volgens meerdere onderzoe-
kers een gunstige omstandigheid is voor de infectie met
Trichomonas foetus. R e i s i n g e r acht de vesdbulids ve-
siculosa de basis voor de trichomonasinfecde. Deze blijkt
echter in het geheel niet noodzakelijk. Bestaande catar-
rhen bij het vrouwelijk dier zullen echter in het algemeen
gunstige omstandigheden beteekenen voor de vermeerde-
ring der parasieten en dan ziet men zelfs reeds na eenige
dagen een lichtroode, vrij dunne vloeistof uit de vagina
komen, die zeer rijk aan veelal lancetvormige trichomo-
naden kan zijn, welke een groote vitaliteit vertoonen. Ook
de weinige trichomonaden, door een z.g. chronische lijder
overgebracht, zullen in dergelijke gunstige omstandigheden
in plaats van een chronisch verloop, dergelijke acute ver-
schijnselen kunnen veroorzaken door een snelle vermeer-
dering. En evenzoo is het verklaarbaar, dat bij minder ge-
voelige runderen, waar ook niet zoo gemakkelijk meer een
catarrh der geslachtswegen ontstaat, niet zulke acute ver-
schijnselen meer worden gezien.
2. DE CHRONISCHE VORM.
2. De chronische vorm wordt als regel veroorzaakt
door een stier zonder verschijnselen en geen of zeer weinig
trichomonaden vrij in het praeputium. In deze vorm treedt
steeds een belangrijke vermeerdering der parasieten op en
blijft ze vaak gedurende lange tijd in de vrouwelijke ge-
nitahën van het rund vitaal voortleven. Daarbij wordt ze
dan blijkbaar veelvuldig in reincultuur aangetroffen.
Na de coitus merkt do eigenaar vaak niets aan het vrou-
welijk rund en bij inspectie na eenige dagen zijn er veelal
geringe en soms géén afwijkingen waar te nemen. In het
taaie slijm wordt ook wel, ondanks afwezigheid van ook
maar de minste afwijking, soms zeer spaarzaam de para-
siet in weinig vitale vorm aangetroffen. Deze zijn later
vaak niet meer te vinden en het dier is of schijnt normaal
drachtig. Er is dan ook een gesloten cervix met vaak een ge-
wone taaie slijmprop. Daarachter verbergt zich echter voor
ons een eigenaardig proces, dat ten slotte voor het foetus,
dat zich eerst normaal kon ontwikkelen, een doodelijke
afloop heeft. Tusschen het uterusslijmvlies en de secun-
dinae beginnen de weinige, eerst minder vitale trichomo-
naden zich te vermeerderen, hetgeen eenige reactie zal
geven op de uterusmucosa en zoodoende vochtafscheiding,
welke voor de parasiet een gunstiger milieu beteekent en
waardoor ze zich in steeds sneller tempo zal vermenigvul-
digen. Het gevolg hiervan is, dat de secundinae van de
uterusmucosa gaan loslaten, de voeding van de vrucht op-
houdt en het foetus afsterft. Dit proces werd door Wohl-
farth (1937) bij een slachtdier werkelijk waargenomen
in dien zin, dat er trichomonaden alleen nog slechts tus-
schen de secundinae en de uterusmucosa waren en de se-
cundinae begonnen los te laten.
. Als de secundinae vrijwel los liggen in de uterusholte
met de doode vrucht er in, dan kan het verdere verloop
verschillend zijn:
a.nbsp;complete abortus,
b.nbsp;incomplete abortus,
c.nbsp;pyometra.
a. Complete abortus.
Het loslaten der secundinae en het afsterven van de
vrucht kan zeer snel gevolgd worden door de abortus.
Voordien is de slijmprop in de cervix verweekt en uitge-
dreven, waardoor trichomonaden in de vagina de reeds
eerder genoemde typische raspachtige afwijkingen veroor-
zaakten. Waarschijnlijk is vóór de abortus de tonus van de
uterusmusculatuur reeds verhoogd, hetgeen ik één maal
kon waarnemen aan een rund, dat ruim drie maand
drachtig was. Bij het drachtigheidsonderzoek twijfelde ik
door een opvallende tonus, die bleef bestaan gedurende het
cxploreeren. De uterus was een veel strakkere ballon, dan
gewoonlijk en alleen het feit, dat de uterushoornen onge-
lijk van grootte waren, was reden geen pyometra te ver-
onderstellen. Het uitgesproken vermoeden, dat het dier
zou aborteeren, werd negen dagen later bewaarheid. Tri-
chomonaden werden aangetoond in materiaal op het cho-
rion, in allantoisvocht, meer in amnionvocht en weinige
in de keelholte van het foetus. In de inwendige organen
konden ze niet worden aangetoond. De ontwikkeling van
de vrucht, die met alle secundinae was afgedreven, kwam
overeen met de drachtigheidsduur. De eenige pathologische
afwijking, welke aan het geheel kon worden opgemerkt,
was ter plaatse van de cotyledonen aan de secundinae aan-
wezig; daar was een geelachtig beslag zichtbaar, dat een
aanwijzing mocht zijn van de ondermijning der verbinding
tusschen uterus en secundinae. In het beslag konden ge-
makkelijk trichomonaden aangetoond worden. Dre-
scherenHopfengartner gaven aan, dat het vaak
leek, alsof vrucht met secundinae zonder meer uit de ute-
rus waren genomen. Het was hun dus ook opgevallen, dat
aan vrucht en secundinae vaak zeer weinig afwijkingen
konden worden waargenomen bij complete trichomonaden-
abortus.
Niet altijd wordt echter de vrucht direct na het afster-
ven afgedreven, hetgeen kon worden waargenomen bij een
vruchtje, dat ik met de secundinae uit de cervix kon trek-
ken, nadat me was opgevallen, dat er iets uit de vulva
hing. Het dier was bijna twee maanden drachtig, terwijl
het vruchtje, dat nog maar nauwelijks kenbaar was, stel-
lig niet ouder dan één maand was. Verder aborteerde een
rund na een draagtijd van 7 maanden, doch het foetus had
een ontwikkeling van ongeveer 5 maanden. Daarenboven
was het geheel ingeschrompeld en met een taai chocolade-
achtig beslag bedekt. Reeds 10 dagen na de coitus had ik
bij dit rund trichomonaden in het vaginaalsecretum aan-
getroffen en ook in het bruine beslag kon ik ze weer aan-
toonen.
Even vóór de abortus zijn de trichomonaden in groot
aantal aantoonbaar; op de dag, waarop de abortus heeft
plaats gehad, zijn ze vaak reeds veel minder talrijk en na-
dien volgt als regel een snel reinigingsproces, waardoor de
parasieten meestal binnen korte tijd niet meer in de geni-
taliën van het rund te vinden zijn. D a u s t vond ze tot
9nbsp;dagen na de abortus. Op de eerste dagen nadien werden
door mij vele runderen onderzocht en meestal waren er
geen parasieten meer te vinden. Eén maal vond ik ze echter
10nbsp;dagen na de abortus. (No. 354). De dieren zijn niet
zelden op de dag van de abortus tochtig of twijfelachtig
tochtig. Runderen, die compleet geaborteerd hebben,
worden vaak bij de eerstvolgende dekking, zelfs wel op
de dag van de abortus, drachtig en dragen de tijd uit.
Stableforth geeft aan, dat de eerstvolgende bronst
steeds zeer spoedig optreedt, doch dit is niet steeds het geval.
Trichomonas foetus veroorzaakt meestal abortus bin-
nen 5 maanden, doch nadien worden ook wel degelijk ge-
vallen waargenomen, waarbij de parasiet aantoonbaar is
en de Brucella Banginfectie kan worden uitgesloten.
b.nbsp;Incomplete abortus.
Hierbij blijft een deel van de secundinae terug en zoo
lang deze niet zijn uitgedreven, blijven er trichomonaden
uit de cervix komen. Het is moeilijk met zekerheid te zeg-
gen in hoeverre kleine deeltjes van de secundinae oor-
zaak kunnen zijn van optredende gevallen van endome-
tritis, waarbij ook geregeld trichomonaden uit de cervix
komen. Vooral even voor, gedurende en direct na de toch-
tigheid zijn deze dan veelal in groot aantal te vinden in
de vagina, welke dan ook de typische raspachtige afwij-
kingen vertoont. De bronst treedt veelal niet geregeld op en
blijft niet zelden achterwege.
Abelein kon mededeelen, dat in ongeveer 15 % der
gevallen van pyometra, die hij onderzocht, vast stond, dat
de vrucht was afgedreven. Ook in dergelijke gevallen is
een incomplete abortus waarschijnlijk.
De incomplete abortus is (endometritis en pyometra)
een ongunstige vorm van trichomonasinfectie.
c.nbsp;Pyometra.
Het meest typisch doet deze zich voor, indien een vee-
houder meent, dat het rund drachtig is en na vrij lange
tijd, soms na voleindigen der drachtigheidsduur, plotseling
veel fluor albus waarneemt. Niet zelden verkeeren deze die-
ren in een matige, soms zelfs in een slechte conditie.
Het blijkt echter, dat vaak voordien ook reeds af-
vloeiing periodiek plaats vindt, doch niet door de eigenaar
is opgemerkt. Enkele onderzoekers meenen, dat deze uit-
vloeiing parallel optreedt met de niet tot uiting komende
bronstverschijnselen. Ze treedt echter lang niet altijd om de
drie weken op. Eerst is de fluor niet zoo goed waarneem-
baar, daar ze nog helder lijkt en alleen bij nauwkeurige be-
schouwing toch troebel blijkt te zijn. Microscopisch vindt
men dan wel degelijk trichomonaden, die in verband met de
soms vrij groote taaiheid van het secretum veelal niet bij-
zonder beweeglijk zijn.
Abelein wees reeds op dit voorstadium en sprak van
myxometra. Hij dacht, dat later de bacteriën aan de in-
houd meer een purulent karakter zouden geven. Ik trof
een geval van myxometra aan, welke ik tot 7 maanden
postcoitum kon volgen.
Twee maanden na de coitus was het secretum, dat uit
de uterus vloeide, helder met grijswitte strepen, evenals
bijna vier maanden na de coitus en ook weer 2 maanden
later. Op laatstgenoemd tijdstip, kon ik echter in de veel
minder aanwezige vloeistof geen trichomonaden vinden,
terwijl voordien deze veelvuldig konden worden aange-
toond. Bij het onderzoek bijna vier maanden na de dek-
king stond de cervix goed open en bij het persen gedurende
het exploreeren spoot de uterusinhoud met kracht tegen
mijn hand. Toch was de uterus 7 maanden sinds de dek-
king nog grooter geworden; er waren toen weer vele tri-
chomonaden in de nog vrijwel heldere vloeistof te vinden.
Dieren, welke na lange tijd „drachtigquot; te schijnen, niet
dragend blijken en nimmer fluor vertoonden, zullen waar-
schijnlijk ook wel vaak een myxometra hebben gehad,
waarvan de uitvloeiing dan niet is opgemerkt.
Zoo kan men dus een pyometra aantreffen met een goed
gesloten cervix, doch ook met een geopende uterusmond.
Zijn er sinds kort trichomonaden in de vagina gevloeid,
dan treft men hiervan veelal de sporen op de va-
ginawand. Deze zijn het duidelijkste bij jonge pyometrae,
ook al vindt men veel vitale trichomonaden in een later
stadium. Het maakt wel de indruk, dat het vaginaal slijm-
vlies hij herhaalde irritaties der trichomonaden een zekere
ongevoeligheid hiervoor verkrijgt (weejselimmuniteit).
Het is ook een feit, dat de sterkste reacties in de vaginae
van jonge runderen werden gezien.
Bij de echte pyometra komt er vaak plotseling een
groote hoeveelheid echte pus los. Deze is van een zeer
typische geaardheid. De kleur is vuilwit tot geeloranje.
De vloeistof is dun vloeibaar en meer of minder duidelijk
geschift en kan vaak goed met zure melk worden verge-
leken. Ze is vrijwel reukeloos. Als deze afvloeiing, die op
zeer verschillende tijdstippen sinds de coitus op kan tre-
den, is begonnen, neemt de uterus soms in zeer korte tijd
geringere afmetingen aan. Ten slotte verandert de fluor
en wordt muco-purulent en nog later geheel helder. Soms
is dit stadium eenige dagen na de afvloeiing reeds bereikt.
Bij rectale exploratie voelt men de uterus aan als een
vochtzak, welke met de drachtige uterus vaak weinig ver-
schilt. Meestal voelt men de drachtige uterus minder dui-
delijk, dus zal bij pyometra de tonus van de uterusmus-
culatuur iets hooger zijn. Sterker opvallend is het feit, dat
de beide hoornen vrijwel gelijke afmetingen hebben, maar
men moet rekening houden met een mogelijke tweeling-
drachtigheid. Vooral bij verder gevorderde drachtigheid
is wel een verschil merkbaar, afgezien nog van het feit, dat
dan de vrucht voelbaar kan zijn. De uterus is echter
meestal te klein voor de tijd, welke sinds de dekking is
verloopen. Soms kan men ook vaststellen, dat de nog in
de uterus aanwezige doode vrucht veel te kleine afmetin-
gen heeft. Dit kon ik enkele malen heel duidelijk waar-
nemen.
Als de uterusafmetingen niet te groot zijn, is ook in een
der Ovarien een massieve verdikking te voelen, welke het,
blijkbaar steeds aanwezige, corpus luteum is. De uterus-
afmetingen zijn echter wel eens zeer groot, waardoor zulks
niet mogelijk blijkt.
De uteruswand voelt nimmer duidelijk verdikt aan,
zulks in tegenstelhng met een pyometra ten gevolge van
andere organismen.
Het ontstaan van een pyometra door Trichomonas foe-
tus meende A b e 1 e i n aan het voortbestaan van het cor-
pus luteum te moeten toeschrijven. Was dit met het af-
sterven van de vrucht niet aanwezig gebleven, dan zou
de uterus haar inhoud hebben uitgestooten; het uitdrukken
van het corpus luteum bevestigt dit, volgens A b e 1 e i n.
Het blijft dan echter weer een open vraag, waarom dan
dit corpus luteum in bepaalde gevallen, en vooral ook bij
dekkingen door bepaalde stieren, blijft bestaan. Men mag
eerder van de veronderstelling uitgaan, dat de reacties in
de uterus op het corpus luteum haar invloed zullen laten
gelden.
R e i s i n g e r vond in gevallen van pyometra, —
zonder nog trichomonaden te vinden door onbekendheid
met deze parasiet — als de schijnbare oorzaak zeer ver-
schillende bacteriën, zoodat ook in deze richting (een be-
paalde bacterie) moeilijk een oplossing te vinden is. Daaren-
boven worden gevallen van pyometra en vroegabortus veel-
vuldig in de literatuur gemeld, waarbij een reincultuur van
trichomonaden werd vastgesteld. (D e B 1 i e c k en B o s in
elf van de 12 gevallen).
Het is wel opvallend, dat naast veelvuldige gevallen
van abortus in een zeer vroeg stadium veel minder gevallen
van pyometra optreden, dan naast later optredende geval-
len van trichomonadenabortus. Ook treden de pyometrage-
vallen op aan het einde van het hoogtepunt der enzoötie.
Reisinger zei reeds in 1928, dat in streken, waar de
kwaal reeds langer inheemsch is, meer gevallen van pyo-
metra optreden. Hieruit zou men de conclusie mogen trek-
ken, dat het optreden van pyometra door een infectie met
Trichomonas foetus uit een evenwichtstoestand voort-
komt tusschen de in. gering aantal, misschien minder viru-
lente parasieten, die in een niet hijzonder gunstig milieu
zijn overgebracht en een reeds min of meer ontwikkelde
immuniteit van de uterusmucosa.
Het geringe pntal door een chronische lijder in de vrou-
welijke gpitahën gebrachte trichomonaden, die misschien
minder vitaal zijn, zal in een minder gunstig milieu (geen
catarrh) zich slechts traag vermeerderen. De uterusmucosa,
welke mogelijkerwijs ook wel eens door vorige infecties
eenigszins gewend is aan de parasiet, zou door de gelei-
delijke groei der protozoën in zooverre ongevoehg voor
deze kunnen worden, dat de reacties te gering zijn om een
complete abortus te verwekken.
Het afsterven van de vrucht en daarna indrogen, zooals
bij het reeds eerder beschreven geval van een abortus van
een foetus van ongeveer 5 maanden na een draagtijd van
7 maanden werd gezien, zou dan op een zóó geringe reactie
kunnen wijzen, dat de uterus geen vocht meer vormt voor
het ontstaan van een pyometra. In een dergelijk geval zou
men kunnen concludeeren, dat de parasiet iets te laat is over-
wonnen. Bij deze gedachtengang past een geval, waarbij
ik helaas geen trichomonaden vaststelde. Bij een koe ver-
richtte ik n.1. een verlossing, waarbij de volkomen uitge-
dragen vrucht sinds kort dood bleek. Er was weinig vrucht-
water gezien en bij de partus was het kalf zeer droog. Op
de secundinae en het kalf was dezelfde chocoladeachtige
brei aanwezig, welke op het hiervoor besproken foetus
werd gevonden en waarin ik trichomonaden vond. Helaas
onderzocht ik pas na drie dagen op trichomonaden, daar
ik toen weinig bekend was met de infectie. Wel kon ik
vaststellen, dat de bruine substantie microscopisch dezelfde
structuurlooze massa leek, welke ik later op het boven-
genoemde foetus vond.
Daarenboven was het betreffende rund een der zeer
weinige dieren, welke drachtig gebleven was na dekking in
de zeer besmette fokvereeniging G., waarin bij meer dan
5o7o der gedekte dieren, die terugstierden, trichomonaden
werden gevonden.
Ook ziet men bij normale geboorten, vaak wel eenige
dagen binnen de 9 maanden, de eigenaardigheden der
secundinae optreden, waarvan in de literatuur ook ge-
sproken wordt. Ik zag vooral afgesnoerde deelen van de
allantois. Dit zou kunnen wijzen op een vroegtijdig over-
winnen der trichomonasinfectie, waarbij althans noodlot-
tige gevolgen voor het foetus zijn voorkomen.
Hieronder volgt een beschrijving van eenige gevallen
van pyometra bij slachtdieren, waarin Trichomonas foetus
werd aangetroffen.
Gevallen van pyometra hij slachtdieren,
In vijf gevallen van pyometra bij door mij gekeurde
slachtdieren stelde ik een onderzoek in naar Trichomonas
foetus. In alle vijf uteri konden trichomonaden worden
aangetoond.
I. Rund voor 7 maanden gedekt, afkomstig uit de ge-
meente Gendringen. Het dier is bij het leven als een rijp
slachtrund gekocht, doch het buikvet blijkt bij slachdng
sterk in gewicht tegen te vallen.
De uterus bevat ongeveer 15 Liter geelwitte, vloeibare
pus, zonder eenige reuk. De wand lijkt macroscopisch niet
verdikt of ontstoken, evenals bij de volgende gevallen. Aan
de eene zijde bevat het ovarium een diep liggende cyste en
aan de andere zijde een corpus luteum.
Microscopisch worden naast zeer veel leucocyten meer-
dere trichomonaden aangetroffen, welke vrij vitaal zijn,
peervormig en weinig korrehg in het entoplasma.
2.nbsp;Rund voor 13 maanden gedekt, afkomstig uit de ge-
rneente Lichtenvoorde. Ook hier is de klacht, dat het dier
bij het slachten is tegengevallen in de hoeveelheid buikvet.
De uterus heeft een inhoud van ongeveer 10 Liter. De
vloeistof is geelbruin van kleur en wederom reukloos.
Links bevat het ovarium een corpus luteum van geringe
omvang.
Microscopisch weer zeer veel leucocyten, veel tricho-
monaden worden daarbij aangetroffen; ze zijn peervormig,
vitaal en weinig gekorreld.
3.nbsp;Rund voor minstens 8 maanden gedekt, afkomstig
uit de gemeente Winterswijk. Er is weinig buikvet; trou-
wens het dier is niet geheel rijp.
Voor 4 maanden werd dit rund door mij onderzocht en
kon een pyometra, naar schatting, met een inhoud van 10
Liter worden vastgesteld. In het uit de vagina opgevangen
secretum werden geen trichomonaden gevonden. Het dier
werd toen volgens Albrechtsen behandeld met 250 cc.
1% Lugol.
Het geslachte rund blijkt een pyometra te bevatten met
hoogstens 3 Liter inhoud. Deze is bijna wit van kleur, zeer
vloeibaar en geschift. In deze vloeistof blijkt een foetus te
vinden van bijna 20 c.M. lengte en een grijswitte kleur,
welk foetus bij eenige druk verbrokkelt. Vruchtvliezen
zijn niet meer te vinden. Een ovarium bevat een corpus
luteum.
Microscopisch zijn weer meerdere trichomonaden aan-
toonbaar, welke peervormig en matig beweeglijk zijn. Het
entoplasma vertoont een duidelijke korrelstructuur.
4.nbsp;Rund afkomstig uit Hengelo (G.); dekking onbekend.
Het buikvet valt weer sterk tegen en de slager vraagt
schadevergoeding. In de uterus wordt ongeveer 6 Liter pus
aangetroffen, welke veel gelijkenis vertoont met melk.
Ovariën zijn verloren geraakt.
Behalve de vele leucocyten zijn weer vrij veel trichomo-
naden te vinden. Deze zijn weinig vitaal, peervormig en
vertoonen een sterke korrelstructuur.
5.nbsp;Rund voor bijna een jaar gedekt, afkomstig uit de
gemeente Wisch. Het in de buik aanwezige vet is gering.
De uterus bevat ongeveer 15 Liter pus van een heldere.
-ocr page 110-geelbruine kleur en een biestachtige consistentie. In deze
vloeistof worden geheel gesloten secundinae aangetroffen,
waarin een foetus van lo—15 c.M. aanwezig blijkt te zijn,
welke geen huid meer bezit; men kijkt op de naakte rib-
vlakte en de buikwand is nog gesloten. De vrucht valt na-
tuurlijk bij eenige druk uiteen.
Er worden zonder moeite meerdere trichomonaden in
de vloeistof gevonden, die zich weinig verplaatsen, doch
geen korrelstructuur vertoonen en homogeen lichtbre-
kend zijn.
Uit bovenstaande gevallen blijkt, dat de pyometrae,
waarin Trichomonas foetus werd gevonden, een vermin-
dering van het buikvet ten gevolge hadden, doch overi-
gens geen belangrijke waardevermindering van het slacht-
rund veroorzaakten. De uteri bevatten 3—15 Liter pus en
twee maal een vrucht (één maal nog in de gesloten secun-
dinae).
Uit de laatste omstandigheid en het feit, dat de foeti
bijna verteerd waren, lijkt het waarschijnlijk, dat aan de
vorming van de pyometra een afsterven van de vrucht in
een vroeg, soms zeer vroeg stadium quot;\') voorafgaat cn later
een maceratie optreedt, waardoor de vrucht ten slotte als
het ware kan worden opgelost. Iets dergelijks is denkbaar
bij een incomplete abortus.
Ook de aanwezigheid van een corpus luteum wijst trou-
wens op deze waarschijnlijkheid. In verschillende gevallen
lijken deze corpora lutei in ontwikkeling teruggegaan te
zijn door hun kleur en grootte.
Tevens kan hierbij vermeld worden, dat soms bij het
levende dier in het uit de vagina opgevangen secretum
harde, scherp omschreven stukjes te vinden zijn, welke licht
van kleur zijn en als foetale restjes opgevat kunnen wor-
den. Dit werd waargenomen bij sinds lang schijndrachtige
runderen, welke fluor vertoonden en lijdende bleken aan
een pyometra.
Er werd nog een geval waargenomen, waarbij het slachtdier voor 7 maan-
den het laatst gedekt was cn een vruchtje bevatte van hoogstens 2 maand, nog
geheel in de secundinae.
Van de uterusvloeistof in bovengenoemde gevallen valt
op te merken, dat deze steeds dun vloeibaar is, vrijwel
reukeloos en wit tot geelbruin van kleur. Het entoplasma
van de parasiet was in verschillende gevallen meer of min-
der gekorreld, doch ook wel eens in het geheel niet. Nim-
mer werd de zeer beweeglijke lancetvorm aangetroffen.
A b e 1 e i n concludeerde na een uitgebreid onderzoek
van pyometragevallen bij slachtdieren, dat er steeds een
conceptie is voorafgegaan. Hij vond bij vele gevallen foeti
van I en 2 maand oud. Evenals het optreden van meer
purulent secretum in het latere stadium, beschouwde hij de
resorbtie van de vrucht als een gevolg van de werking van
secundaire bacteriën. Het feit, dat echte pyometragevallen
worden waargenomp met een reincultuur van trichomo-
naden, is hiermee niet in overeenstemming. Er is eerde-
aanleiding aan te nemen, dat er meer leucocyten optreden
als gevolg van de natuurlijke neiging om ten slotte de ab-
normale inhoud op te ruimen.
Bourdié onderzocht eenige gevallen van pyometra
bij slachtdieren en wees ook op de dunne wand, welke van
geringe reacties getuigde. Hij vond foetusresten en één maal
een foetus van 7—8 c.M. De trichomonaden waren in de
door hem onderzochte oude pyometrae sterk gekorreld.
Wohlfarth zag bij gevallen van pyometra niet zel-
den trichomonaden in het oviduct (vanaf de uterus het
eerste derde deel, dat verwijd was).
DeBlieckenBos vonden in 12 van 28 ingezonden
pyometrae trichomonaden en in elf daarvan in reincultuur.
De hoeveelheid pus was Mi—10 Liter. Twee maal werd
een foetus aangetroffen n.l. één van 8 c.M. en één van 25
c.M m beide gevallen waren de secundinae niet meer aan
de uteruswand bevestigd. Deze vertoonde geen karakte-
ristieke veranderingen; necrotiseerende ontstekingen wer-
den soms gezien.
HOOFDSTUK V.
VERLOOP DER ENZOÖTIE.
Als de infectie in een stierenhouderij haar intrede doet,
hetzij door een nog niet lang geïnfecteerde, nieuwgekochte
stier, hetzij door een infectie van de aanwezige stier door
een trichomonadendragende koe, dan ziet men meestal
eerst veelvuldige herdekkingen na drie weken of iets langer.
(Gilze, Netterden). Geleidelijk komen er dan meer runde-
ren, welke voor drachtig gehouden worden en later abor-
teeren, vooral gedurende de eerste helft der graviditeit. In
deze periode en daarna meer treedt ook veelvuldig schijn-
dracht op, waarbij de dieren soms bijna z.g. de tijd uitdragen
en dan fluor albus gaan vertoonen. Ook met dezelfde stier
wordt daarna vaak de toestand weer gunstiger. Er zijn nog
wel te veel herdekkingen, doch in verband met de voor-
dien opgedane ondervindingen is men reeds tevreden, dat
de toestand zoo veel gunstiger is. (Berkel-Enschot, Baarle-
Nassau). Ook in de literatuur wordt opgemerkt, dat pyo-
metrae vooral worden gezien in streken, waar tricho-
moniasis foeti reeds langer voorkomt.
Indien runderen vóór de infectie der stier reeds drachtig
waren, valt het steeds op, dat deze in de daarop volgende
dekperiode de moeilijkheden geven, welke de andere run-
deren het vorige jaar gaven. En deze laatste dieren worden
niet zelden dan direct drachtig. Trouwens ook de runde-
ren, die een complete abortus hebben gehad, nemen niet
zelden bij de eerstvolgende dekking bij dezelfde stier op
en dragen\' dan ook vaak de tijd uit.
Zoo is het vanzelfsprekend, dat bedrijven, die vroeger in
het jaar de dieren laten dekken, soms de dieren reeds drach-
tig hebben, voordat de stier geïnfecteerd werd en de infectie
overbracht. Zulke bedrijven ondervinden dan echter bijna
altijd de bezwaren gedurende de volgende dekperiode. Er
zijn echter ook bedrijven, die in het geheel geen moeilijk-
heden ondervinden. Het is dan wel eens de vraag of deze
reeds voordien met de infectie hadden kennis gemaakt, doch
het feit, dat ook wel vaarzen van dergelijke bedrijven nier
gevoelig blijken, blijft dan nog onverklaarbaar.
Dat evenwel de trichomonaden niet gauw verdwijnen,
kon ik met zekerheid waarnemen in de eerste fokvereeni-
ging in de gemeente Lichtenvoorde, waar de infectie in
1933 haar hoogtepunt heeft gehad. In 1936 nam ik nog
mfecties met Trichomonas foetus van dezelfde stier waar
en er waren nog belangrijke klachten in verband met sterili-
teit onder het rundvee. Ook van andere stieren kon ik iets
dergelijks constateeren, doch over een korter tijdsverloop.
In een fokvereeniging (S. i) werd zeer duidelijk waar-
genomen, hoe runderen van een trichomonaden drager in de
beginperiode drachtig geworden waren, doch het daarop
volgende jaar de typische verschijnselen vertoonden. Dieren,
welke in het begin reeds deze symptomen hadden vertoond
en met moeite drachtig geworden waren, werden echter
daarna na dekking door dezelfde trichomonadendrager
direct gravide.
In het algerneen krijgt men wel de in-
druk, dat er zich een zekere immuniteit
ontwikkelt, waardoor runderen, welke
eens een intensieve infectie van de para-
siet hebben ondergaan, een mindere ge-
voeligheid vertoonen. Jonge runderen, nieuw
gekochte runderen en dieren, welke aan de infectie ont-
snapten of niet de voldoende ongevoeligheid verkregen
door een vorige infectie, zullen dan bij een oudere
enzoötie toch nog steriliteitsverschijnselen vertoonen door
de infectie met de protozoe. In de fokvereeniging L. kon ik
inderdaad een infectie vaststellen bij een koe, welke reeds
jaren door de trichomonadenverspreidende stier was ge-
dekt; ze vertoonde in 1936 een myxometra.nbsp;^
Een opmerkelijk feit is, dat runderen, die na dekking
door een trichomonadendrager alléén herhaaldelijk terug-
stierden en ten slotte normaal uitdroegen, niet de immuni-
teit verkrijgen, welke aanwezig blijkt bij dieren, die een
abortus of een pyometra hebben vertoond.
In verband met deze ervaring is de mededeeling van
Riedmüller van belang, volgens welke bij alléén vagi-
naal geïnfecteerde dieren de komplementbinding negatief
was, in tegenstelling met aan pyometra lijdende dieren en
die, welke geaborteerd hadden.
HOOFDSTUK VI.
Door de anamnese betreffende de moeilijkheden, die
zieh in een bepaalde stierenhouderij blijken voor te doen,
kan men soms met een vrijwel absolute zekerheid de diag-
nose stellen. Dat zulks het geval is, komt duidelijk in de
literatuur naar voren, daar de beschrijving van R e i-
s i n g e r, die de parasiet nog niet kende, voor de latere
onderzoekers voldoende was om zonder meer aan te ne-
men, dat deze onderzoeker in 1928 met een infectie van
Trichomonas foetus te maken had. A b e 1 e i n gaf hier de
toon aan. Hoewel tevens bij deze beschrijving verschijnselen
waren meegedeeld, welke door de deskundige bij inwen-
dig onderzoek waren vastgesteld, was de kern toch de in de
anamnese aangegeven frequentie van vroeggeboorten en
pyometrae. Bij de zeer opvallende mededeeling der vee-
houders, dat de dieren eerst drachtig schijnen te zijn, maar
na soms vele maanden meer of minder plotseling beginnen
fluor albus te vertoonen, is het zeer zeker vrijwel als vast-
staand te beschouwen, dat genoemde parasiet in het spel is.
Ook de mededeeling aangaande vroeggeboorten, is zeer be-
langrijk, doch vooral, als deze slechts sporadisch wordt
waargenomen, dient men met andere mogelijkheden reke-
ning te houden. Treedt deze vroeggeboorte zoo nu en dan
op naast veel meer voorkomende gevallen van abortus na
6 tot 7 maanden drachtig zijn, dan zal men eerder aan
een infectie met de bac. Bang moeten denken. Andersom
is echter ook wel het geval, n.1. dat de abortus zoo nu en
dan na het verstrijken der eerste helft der drachtigheid
plaats heeft, maar veel vaker vroeger. Bij deze anamnese
is een infectie met Trichomonas foetus zeer waarschijnlijk.
Verder kan men een niet onbelangrijke aanwijzing zien
in de mededeeling, dat de dieren op eigenaardige tijden te-
rugstieren, doch indien dit na korte tijd plaats vindt, dient
men te bedenken, dat andere infecties, welke we wellicht
nog niet alle kennen, een rol zouden kunnen spelen. Vooral
de mededeeling, dat de dieren terugstieren na b.v. 8 dagen,
kan men met een infectie met Trichomonas foetus minder
goed verklaren. Een opvallend feit is wel, dat in deze ge-
vallen vooral het aantoonen van de protozoe meestal niet
mogelijk bleek.
Bij het veelvuldig optreden van vroeggeboorten en pyo-
metrae was het microscopisch onderzoek naar trichomo-
naden daarentegen bijna steeds positief. Men moet natuur-
lijk steeds bedenken, dat misschien andere oorzaken een
vroegtijdiger terugstieren ten gevolge kunnen hebben, en
zoo de meest typische verschijnselen van de trichomonas-
infectie verdringen, waardoor ze ons op een dwaalspoor
kunnen brengen. Ook in het eerste z.g. acute stadium zal
men met het mogelijk uitblijven van de meest typische ver-
schijnselen der infectie rekening moeten houden.
Verder kunnen nog andere aanwijzingen in de anamnese
voor ons van beteekenis zijn. De onrustverschijnselen voor-
al bij vaarzen, die spoedig na de coitus optreden, behooren
hierbij te worden genoemd. Het persen wordt dan het meest
waargenornen; andere symptomen worden vaak over het
hoofd gezien. Het afvloeien van een lichtroode vloeistof
eenige dagen na de coitus en fluor eenige tijd na de dek-
king wordt ook niet zelden over het hoofd gezien en men
bedenke de mogelijkheid, dat deze verschijnselen door meer-
dere oorzaken worden te voorschijn geroepen
De meest typische verschijnselen, zoowel het late optre-
den van fluor albus, als vroeggeboorten, worden ook wel
door de eigenaren niet opgemerkt, doch dan zal hij mee-
deelen, dat de dieren zeer laat terugstieren en hij soms ver-
geefsch wacht op de symptomen van kennelijke drach-
tigheid.
De definitieve diagnose moet aan het dier zelf worden
gesteld en dan door de parasiet microscopisch vast te stel-
len. Bij het stellen van de diagnose in verband met doode
trichomonaden moet men zeer voorzichtig zijn en alleen een
zeer nauwkeurige beoordeeling met een voldoende ervaring
kan een dergelijke diagnose rechtvaardigen.nbsp;^
A. DE DIAGNOSE BIJ DE STIER.
Indien bij een rund, welke door een bepaalde stier is ge-
dekt en voordien, sinds eventueel normale partus, of nadien
niet hij een andere stier werd toegelaten, microscopisch Tri-
chomonas foetus werd vastgesteld, is de stier met genoemde
parasiet geïnfecteerd. Deze uitspraak, welke door meerdere
onderzoekers als vaststaand wordt beschouwd, werd in
1936 nog weer zonder voorbehoud van Küst vernomen.
In ons land bleek deze stelling ook telkens weer juist. In-
dien de latere waarnemingen van Küst, volgens welke bij
ongedekte runderen in enkele gevallen trichomonaden in
bloed en genitaliën konden worden vastgesteld, van betee-
kenis blijken te zijn, zal nog een stier, welke een dergelijk
rund dekte, wellicht daarbij geïnfecteerd worden en is de
reeds jarenlange hierboven genoemde ervaring, die meer-
dere onderzoekers hebben opgedaan, nog verklaarbaar.
Eveneens zal de anamnese voor de diagnose een aanwij-
zing kunnen zijn. Voor zoover deze de sder zelf betreft,
moet ze minder belangrijk worden geacht, dan de reeds
boven genoemde algemeene anamnese bij de door de stier
gedekte runderen.
Het trage dekken, reacties van de praeputiaalmucosa en
daarbij genoemde verschijnselen zullen ons eenige aanwij-
zingen kunnen geven, doch de diagnose zal alleen door mi-
croscopisch aantoonen van de parasiet absoluut vast staan.
Misschien is het raspachtig aanvoelen en enkele andere ver-
schijnselen aan de penis wel vrij typisch, doch Abelein,
die een groote ervaring mag worden toegeschreven, kende
geen typische verschijnselen bij de sder. De mogelijkheid
schijnt dus wel degelijk aanwezig, dat vele waargenomen
afwijkingen aan de genitaliën van de stier, waarbij deze
met Trichomonas foetus geïnfecteerd bleek te zijn, ook wel
door andere microörganismen worden veroorzaakt en bij
trichomoniasis aan secundaire infecties moeten worden toe-
geschreven. K u b e s c h bleek deze meening wel toegedaan,
daar hij pustulae aan de penis waarnam zonder trichomo-
niasis.
Het meeste belang bij de diagnose der infectie van de stier
7
-ocr page 117-moet dus worden toegekend, aan de algemeene anamnese
en het microscopisch onderzoek van de gedekte runderen
en de stier.
Uit het praeputium druppelt, vooral bi] catarrhale aan-
doeningen, troebel vocht. Dit leent zich uitstekend voor mi-
croscopisch onderzoek naar trichomonaden. Men kan een
druppel direct op een voorwerpglaasje opvangen en als na-
tiefpraeparaat, na op de druppel een dekglaasje gelegd te
hebben, microscopisch onderzoeken. Helder vocht is veelal
geen praeputiaalvocht, doch prostaatvocht, waarin soms tri-
chomonaden te vinden zijn. Ik kon ze echter daarin alleen
vinden, als in het praeputium de parasiet veelvuldig kon
worden aangetoond. Als er veel vocht uit het praeputium
komt en het opvangen gemakkelijk is, treft men niet zel-
den bij een enkel praeparaat reeds meerdere trichomonaden
aan. Deze omstandigheid is meer waargenomen en Abe-
lein bracht ze in verband met de voor de parasiet gunsti-
ge catarrhale afwijkingen.
Soms is echter vrijwel geen praeputiaalvocht te krijgen
en in het met eenige moeite verkregen vocht is dan vaak
geen trichomonade aan te toonen. Bij deze z.g. chronische
lijders werd door Küst, Kubesch e.a. een onderzoek
ingesteld bij het liggende dier in sacraalanaesthesie. De uit
het praeputium getrokken penis kon dan worden onderzocht
en er werden praeparaten gemaakt van afgekrabd mate-
riaal van penis en praeputium. Practischer is het de stier te
laten dekken en bij algeheele erectie met een voorwerp-
glaasje snel langs een zoo groot mogelijke oppervlakte ma-
teriaal van praeputiaal- en penismucosa af te krabben. Zoo-
als reeds eerder is gemeld konden verschillende onderzoe-
kers in afkrabsel toch trichomonaden in het praeputium
aantoonen en mij gelukte zulks ook. F e i l i n g liet de stier
kunstmatig dekken en kon bij chronische lijders in
een vijftal gevallen trichomonaden in het ejaculaat aan-
treffen.
In het afkrabsel zijn de parasieten niet zoo beweeglijk,
daar het milieu minder vloeibaar is en vooral dan is het me
opgevallen, dat de trichomonaden kleiner zijn, dan meestal
bij het vrouwelijk rund.
B. DE DIAGNOSE BIJ HET VROUWELIJK RUND.
Hierbij is de algemeene anamnese aangaande de steriliteit
bij door een bepaalde stier gedekte runderen van minder
waarde. Immers bestaat de mogelijkheid, dat de stier het
in ondepoek zijnde rund niet heeft geïnfecteerd, ook indien
hij overigens veelvuldig de parasiet overbrengt. De diagnose
moet bij het rund zelf gesteld worden.
In het vestibulum kunnen afwijkingen voorkomen, welke
het vermoeden kunnen doen ontstaan, dat er een infectie
met Trichomonas foetus aanwezig is. De vlekkerige, vuil-
roode, soms oranjeroode verkleuring met een vaak gezwol-
len clitoris zijn de verschijnselen in het vestibulum, welke
het meest deze infectie doen vermoeden. De pustulae, welke
zoo vaak in het vestibulum worden aangetroffen, zijn geen
aanwijzing. Vele dieren worden aangetroffen met dergelijke
pustulae, terwijl er geen sprake is van sterihteitsverschijn-
selen. A b e 1 e i n bestreed het eerst de door R e i s i n g e r
gepubhceerde meening, dat de vestibulitis vesiculosa door
een virus veroorzaakt zou worden, dat tevens verantwoor-
delijk moest worden gesteld voor de verschijnselen van de
later bekende trichomoniasis foeti. A b e 1 e i n zag de
laatste infectie zonder de vestibulitis vesiculosa zeer veel-
vuldig. Witte probeerde later (1933) met het virus die-
ren te doen reageeren. Hoewel hij steeds de z.g. blaasjes
kon opwekken, bleven de verschijnselen, welke Trichomo-
nas foetus veroorzaakt, achterwege; hij zag er zelfs geen
steriliteit door optreden. Witte wees er tevens op, dat
er geen sprake is van vesiculae, maar van pustulae, hetgeen
hij door histologische onderzoekingen vaststelde.
In de vagina (het deel van de geboorteweg tusschen hy-
men en cervix) kan men afwijkingen aantreffen, die de
infectie met de parasiet zeer waarschijnlijk maken. Het
raspachtig aanvoelen van de vaginawand bij de cervix, op
.de vaginabodem en ook niet zelden bij het hymen of althans
bij de plaats, waar dit vlies kon worden aangetroffen, werd
door A b e 1 e i n bij zijn eerste publicaties reeds als een be-
langrijk diagnosticum aangegeven en nadien is dit de alge-
meene meening van de onderzoekers. Inderdaad bleek ook
mij, dat deze waarneming bijna steeds gepaard gaat met
een positief verloopend onderzoek naar de protozoe. Naar
mate de pustulae, welke het raspachtig aanvoelen veroor-
zaken, ouder worden, zijn de trichomonaden meestal minder
in aantal en niet zelden niet meer te vinden.
Verder is de gezwollen uitgang van de cervix, welke
vaak iets open staat, een veelvuldig waargenomen verschijn-
sel, doch het is niet als een definitief diagnosticum te be-
schouwen.
Het rectaal onderzoek kan ons, in plaats van drachtig-
heid, een pyometra verraden, doch trichomoniasis moet dan
nog in de vagina: vastgesteld worden en wel alleen absoluut
zeker door onderzoek van het aanwezige vaginaalsecretum.
Ook kan men meestal vrij gemakkelijk uit de cervix eenig
materiaal verkrijgen en desnoods is het mogelijk uterus-
inhoud, ook bij vrijwel gesloten cervix, met een groote re-
cordspuit door een wijde katheter en een gummislang op
te zuigen. Bij runderen, die sinds de dekking nog niet weer
bronst vertoonden, kon ik de parasiet vaak veel gemakke-
lijker aantoonen, dan tijdens of na de tochtigheid. Was het
dier één maal gedekt, dan vond ik ze niet eerder dan vijf
dagen nadien. Hoe dunner de verkregen vloeistof is, hoe
gemakkelijker de trichomonaden te vinden zijn door hun
grootere bewegelijkheid. Meestal zijn ze in dunne secreta
ook talrijker. Hoewel het niet noodig is, kan men het slijm
verdunnen met physiologische NaCl, doch ook in taaie
vloeistof is de parasiet goed te vinden door de opvallende
beweging van de unduleerende membraan.
Trichomonadenhoudend materiaal, dat uit vagina of
cervix verkregen wordt, hangt natuurlijk, wat haar geaard-
heid betreft, van het aanwezige proces af. Opvallend
witte, taaie pus vond ik steeds het minst op de infectie
wijzen. Het slijm kan er echter als bijna helder secretum uit-
zien en toch troebel zijn; hierin vinden we niet zelden vele
parasieten. Zoo ook bij een glazig uitziend secretum. In
helder secretum kunnen purulente strepen gezien worden
en het materiaal kan ook zuiver purulent zijn. Niet zelden
is de kleur dan bruingeel of grijswit. Bij pyometra is de pus
met een aanzien van zure, geschifte melk een zeer positief
verschijnsel voor de infectie met de protozoe; de trichomo-
naden zijn hierin veelal zeer gemakkelijk aan te toonen.
Eiersoepachtig secretum is ook zeer verdacht.
Uit het materiaal moet men niet zoo zeer de pusdeeltjes
onderzoeken. Het gebeurt vaak, dat juist hierin de parasiet
niet wordt gevonden, doch wel in de meer heldere deelen
van het verkregen materiaal. Ook moet men in het prae-
paraat vooral langs de rand van de velden met leucocyten
naar de protozoe zoeken. Men doet goed het materiaal zoo
spoedig mogelijk na het opvangen te onderzoeken. De door
een lamp ontwikkelde warmte verhoogt de beweeglijkheid
der parasiet en maakt deze zoo gemakkelijker vindbaar.
Er is wel eens aangegeven bij negatief resultaat het ma-
teriaal na verdunnen met physiol. NaCl. 24 uur in een
broedstoof te zetten. Zoo zouden dan nog wel eens tricho-
monaden aantoonbaar zijn. Het bezwaar is meestal dat ook
de bacteriën zich zeer sterk vermeerderen. Daarvoor is een
onderzoek reeds na eenige uren aan te raden.
Van de serologische reacties bleek door onderzoekingen
van Witte en Riedmüller, dat alleen de comple-
mentbinding waarde heeft voor de diagnose. Deze reactie
verliep positief voor dieren, welke door de parasiet hadden
geaborteerd en hadden geleden aan pyometra; na i—3
maanden werd ze echter reeds negatief. Bij dieren, welke
alleen vaginaal geïnfecteerd waren, werd geen positieve re-
actie verkregen. Andere onderzoekers hadden minder re-
sultaat met de complementbindingsmethode.
Door het aanleggen van culturen is het ook mogelijk
anders niet aantoonbare trichomonaden in materiaal vast
te stellen. Men ondervindt hierbij blijkbaar groote moeilijk-
heden door de bacteriën, welke veelal in het materiaal te
vinden zijn. Dan moet men gebruik maken van bepaalde
voedingsbodems, die de bacteriegroei voldoende remmen
om de vermeerdering der parasieten mogelijk te maken.
HOOFDSTUK VIL
DE THERAPIE.
De therapie moet er op bedacht zijn, dat de parasiet zich
op de shjmvliezen ophoudt en daar aanwezig is veelal be-
dekt met slijm. Zoodoende moet van een aan te wenden
therapeuticum gevraagd worden, dat het de parasiet niet
alleen zoo snel mogelijk doodt, doch tevens, dat het deze
door een snelwerkend slijmoplossend vermogen gemakke-
lijk bereikt.
M u s s i 11 heeft in 1937 bekend gemaakt, welke chemi-
caliën hem snel doodelijk waren gebleken voor Trichomo-
nas foetus en welke door hun snel slijmoplossend vermogen^
als het meest geschikt moesten worden beschouwd om ge-
bruikt te worden als therapeuticum in de genitaHën van
het rund.
Als snel doodend gaf hij aan: nitras argenticus 0,01 %,
sulfas zincicus 1,0 %, chloretum zincicus 1,0 7ogt; perboras
natricus 0,2 %, chloraminum en desaminum 0.05 %, sol.
LugoH (1-2-100) 20,0 %, zimtaldehydum 0,05 %, sagro-
tan 0,5 7o» ichtyol 4 chinosol 0,05nbsp;saponinum
1,0 trypoflavinum 0,1 %, carbonas natricus 1,0
bicarbonas natricus 5,0 alcohol 10,0
Deze middelen waren beoordeeld door ze aan te wenden
in trichomonadenrijke voedingsbodems volgens D i e r n-
h O f e r, welke ook eiwitten bevatten en zoodoende met
trichomonadenhoudend materiaal uit de genitaHën van het
rund zijn te vergelijken. FormaHnum, dat in waterige voe-
dingsbodems de trichomonaden snel doodt, bleek zoo niet
geschikt, daar het door eiwit wordt gebonden.
Van de bovengenoemde therapeutica, welke snel de tri-
chomonaden dooden, zijn slechts enkele aangewezen voor
het gebruik in de genitaHën van het rund door hun slijm-
oplossend vermogen en wel; chloraminum, desaminum,
perboras natricus en ook carbonas natricus.
Daar de trichomonade gevoelig bleek voor hoogere tem-
peraturen raadde M u s s i 11 aan de vloeistoffen te gebrui-
ken bij een temperatuur van 45 tot 50 graden C.
Op de trichomonadendoodende werking van chinosol
had D a u s t reeds gewezen en o.a. A b e 1 e i n had sol.
Lugoli en sulfas zincicus reeds voor de behandeling aange-
geven.
Te vermelden valt nog, dat entozon en coerulenum
methyleni slechts langzaam de trichomonaden doodden bij
de proeven van\' M u s s i 11 en dat devegan, dat in de hu-
mane geneeskunde tegen Trichomonas vaginalis sterk
wordt aanbevolen, onwerkzaam bleek.
Door verschillende onderzoekers werden vele genees-
middelen aangewend bij runderen, die door Trichomonas
foetus waren geïnfecteerd. Door mij werden ook vele die-
ren behandeld; in de practijk is echter de controle vaak be-
zwaarlijk en men dient te bedenken, dat het niet vinden van
trichomonaden na een behandeling geen zekerheid geeft,
dat de parasiet verdwenen is. Daarenboven komt het her-
haaldelijk voor, dat deze zonder behandeling verdwijnt,
zoodat de beoordeeling van een therapeuticum niet eenvou-
dig is.
De behandeling van de stier en van het vrouwelijk rund
zullen achereenvolgens beschreven worden.
A. DE THERAPIE BIJ DE STIER.
In de literatuur vinden we omtrent de resultaten van de
behandeling van met Trichomonas foetus geïnfecteerde
stieren weinig gunstige berichten. Vooral stieren, welke
reeds langer infecteeren, worden meestal als ongeneeslijk
beschouwd. Indien de gedachtengang van K ü s t juist is,
dan is zulks verklaarbaar. Als de parasiet zich n.1. in de
diepere geslachtswegen heeft gevestigd, zullen spoelingen
van het praeputium of toepassen van zalven e.d. weinig
resultaat kunnen hebben. De bewijzen voor de theorie van
K ü s t zijn echter onvoldoende en de omstandigheid, dat
bij chronische trichomonadendragers de parasieten veel
minder vrij in het praeputium te vinden zijn, doch blijk-
baar dichter op de mucosa verblijf houden, min of meer
door sHjm beschut, is een veel meer verklaarbare reden
voor de moeilijke genezing.
A b e 1 e i n raadde aan niet waardevolle trichomonaden-
-ocr page 123-dragers te laten slachten. Hij achtte de kans op genezing
voor dergelijke stieren te klein. Wel maakte hij melding
van gunstige resultaten door de stieren in sacraalanaesthesie
te behandelen met 50-100 cc trypoflavinum i7o en penis en
praeputiaalmucosa in te wrijven met 0,5% ungt. trypoflav.
Rust baatte niet; een stier, welke een half jaar niet dekte,
bleek nog trichomonadendrager te zijn.
Schaaf had resultaat met entozonstaven en entozon-
granulaat (i op 1250—1500 cc). De vloeistof werd in het
praeputium gepompt en het praeputium werd daarna ge-
masseerd. Dit resultaat zou niet verwacht worden in ver-
band met de pubhcatie van M u s s i 11.
De overige publicaties zijn meestal negatief. M ö 11 e r
had soms resultaat met verschillende middelen; 0,05 %
sol. pyoct. noemde hij daarbij.
Door mij werd echter ervaren, dat stieren, waarvan
steeds penis en praeputiaalmucosa intensief blauw gekleurd
waren door een rijkelijk gebruik van ungt. pyoct. 2%, welke
voor de dekking in het vestibulum der te dekken runderen
werd gebracht, geregeld de trichomonasinfectie overbrach-
ten. Een stier, voor welke van de eerste dekking af deze
voorzorg was genomen, leverde mij praeputiaalvocht, dat
een grijsblauwe kleur had van de pyoctanninum. Een uur
later zag ik in dit vocht nog een zeer vitale trichomonade.
Ondanks overvloedig gebruik van ungt. pyoctanninum
bleef deze stier een overbrenger van trichomonaden.
Verder had M ö 11 e r soms resultaat door spoeHngen
met phys. NaCl gevolgd door i%o oplossing van oxychi-
nol. H e i t g r e s z volgde dezelfde methode met chinosol
en had géén resultaat.
Voor zoover mijn hulp ingeroepen werd bij trichomo-
nadenverspreidende stieren werd meestal niet tot behan-
deling overgegaan. Immers op grond van de literatuur
moet de prognose ongunstig gesteld worden. Daarbij zou
een behandeling dan zeer intensief moeten zijn, waartegen
door vele stierenhouders wordt opgezien. Eén waarde-
volle stier echter kon ik behandelen (vóór de publicatie
van M u s s i 11).
Voor deze behandeling werd door mij aangewend chi-
nosol 0,1 %, daar dit therapeuticum als het best trichomo-
nadendoodend werd aangegeven. Aangezien echter dit mid-
del geen slijmvervloeiende werking kan worden toegeschre-
ven, werd het praeputium eerst intensief behandeld met een
oplossing van carbonas natricus (3%). Dit werd weer weg-
gespoeld, daar anders chinosol onwerkzaam zou zijn. Zoo
werd achtereenvolgens in het praeputium gebracht i L.
sol. carb. natr. 3%, ruim een Liter water en de chinosol-
solutie. De vloeistoffen waren iets warmer dan lichaams-
temperatuur.
Voor het inbrengen der vloeistoffen werd gebruik ge-
maakt van een clyso, die de vloeistof m een katheter
bracht, welke in het praeputium was geschoven. De kathe-
ter was 0,75 c.M. dik en 46 c.M. lang en kan bij alle stieren
bijna geheel in het praeputium worden gebracht. Dan werd
de uitgang van het praeputium op de katheter dicht ge-
knepen, zoodat de vloeistof onder spanning in het praepu-
tium kon worden gepompt. Zoodra spanning aanwezig was,
werd het praeputium gemasseerd om de vloeistof in inten-
sieve aanraking met de mucosa te brengen. Bij genoemde
stier werd deze behandeling twee weken één maal daags
toegepast en daarna vier weken twee maal daags. Gedu-
rende deze tijd dekte de stier niet.
Na de behandeling werd het praeputium van de stier
vóór en na de dekking met de bovengenoemde sodaoplos-
sing behandeld. Alle runderen werden toegelaten, ook als
ze terugstierden na dekking door een andere stier.
Later bleek, dat de stier gedurende drie maanden na de
behandeling geen trichomonaden had overgebracht. Vóór de
behandeling had hij bijna alle door hem gedekte runderen
blijkbaar geïnfecteerd met Trichomonas foetus; ze bleken ten
minste bijna allen na meer of minder lange tijd niet drachtig
en bij meerdere kon ik de parasiet vaststellen. Gedurende
de eerste drie maanden na de behandeling werden zelfs alle
vaarzen drachtig en droegen de tijd uit. De dieren, die ech-
ter nadien gedekt werden, stierden op bovennormale tijd
terug en leden ook niet zelden aan pyometra; bij meerdere
kon ik de trichomonaden weer aantoonen. Men mag aan-
nemen, dat de stier opnieuw was geïnfecteerd.
De publicaties van M u s s i 11 maken het nu mogelijk een
veel eenvoudiger behandeling in te stellen, welke aan de
io6
eischen voldoet, die bij de behandeling van bovengenoemde
stier gesteld werden. Enkele stieren zijn in behandeling,
doch een oordeel kan nog niet gevormd worden.
B. DE THERAPIE VAN HET VROUWELIJK RUND.
Koeien of pinken, welke moeten worden behandeld, om-
dat ze met Trichomonas foetus zijn geïnfecteerd of daar-
van verdacht worden, herbergen wellicht de protozoën in
de uterus. Dit verklaart het feit, dat zeer intensieve be-
handelingen van de vagina vaak geen resultaat hebben.
Een koe, welke in het vaginaalsecretum trichomonaden
bevatte, werd op de dag van de tochtigheid en de beide er op
volgende dagen intravaginaal behandeld met sol. bacilloH
3,50/0 (i Liter). Daarna waren geen trichomonaden in de
vagina te vinden, en was iedere afwijking van vagina met
vestibulum verdwenen. Eenige dagen voor de tochtigheid
waren er echter weer vele trichomonaden in de vagina aan-
wezig en er traden pustulae op, welke de vagina deden
aanvoelen als een rasp.
Een dergelijke behandeHng kan natuurlijk succes hebben,
indien het betreft runderen, waarbij de uterus niet werd ge-
ïnfecteerd of spontaan trichomonadenvrij werd. Hierom-
trent is echter vooral bij niet tochtige dieren moeilijk ze-
kerheid te verkrijgen; men zal zoodoende, ook indien de
uterus normaal aanvoelt, bij de vaginale behandeling een
uterusbehandeling moeten toepassen. Deze zal bij duide-
lijke endometritiden en pyometrae niet zelden moeten wor-
den herhaald.
Ten einde het aan te wenden therapeuticum in de uterus
te appliceeren, wordt de cervix met de tang van Albrechtsen
gefixeerd. Door de cervix wordt dan een dunne, korte
katheter (melkkatheter) of de langere katheter volgens
vanderKaay in de richting van de uterus geschoven,
hetgeen met weinig weerstand dient te geschieden. Ten
einde perforatie te voorkomen wordt wel aangegeven rec-
taal de katheter in de cervix te volgen, hetgeen echter niet
noodig is. Een speculum werd door mij niet gebruikt en
de cervix trok ik niet tot in het vestibulum. Ook bij pinken
kon ik steeds met de hand in de vagina komen door gelei-
delijk het vestibulum te verwijden. Voor iemand met
grootere handen kan een sterk speculum worden gebruikt,
waarna door belichting van de cervix deze met de tang van
Albrechtsen kan worden gefixeerd en eventueel naar ach-
teren getrokken. Ook is voor pinken wel aangegeven de
cervix rectaal te fixeeren en een lange katheter door de
vagina in de cervix te schuiven; men hoeft dan ook niet
met de hand door het vestibulum,.
Heeft men door middel van een slang en een trechter of
beter een spuit de vloeistof langs de katheter in de uterus
gebracht, dan is het raadzaam ook de vagina en het ves-
tibulum intensief met het therapeuticum in aanraking te
brengen. Daartoe moet het aanwezige slijm e.d. zoo goed
mogelijk verwijderd worden. Ten slotte masseere men de
met het therapeuticum gevulde uterus door rectaal te ex-
ploreeren.
Na deze behandeling kan men de eigenaar nog gedurende
eenige dagen de vagina laten irrigeeren. De mogelijkheid
bestaat, dat in de blinde gang van de clitoris trichomonaden
beschutting vonden tegen het therapeuticum. In dit verband
is ook wel op de vesica urinaria gewezen.
Aangaande de middelen, die intra-uterien bij het vrouwe-
lijk rund met gunstige resultaten gebruikt kunnen worden,
gaf A b e 1 e i n aan, dat vele middelen schijnen te helpen.
Hij noemde: sol. Lugoli (i—3—100), chinosol (i op 1000),
valvanol 5%, entozon 1%. Voor de intra-uterine behande-
ling zijn het steeds weer de eerste twee therapeutica, die
door verschillende onderzoekers worden aangegeven als de
meest doeltreffende (Schaaf, Heitgresz, Be-
nesch, Staub, Kubesch, Schumann, Kiist).
Voor de behandeling van de vagina worden aangegeven:
sulfas zincicus, alumen, acidum boricum. Deze middelen
zijn in poedervorm of als oplossing te gebruiken (Schaaf,
Staub). Ook de therapeutica, die door M u s s i 11 wer-
den aangegeven, zullen bij het vrouwelijk rund aan te be-
velen zijn.
Het is raadzaam steeds de vloeistoffen vrij warm te ge-
bruiken (45° C).
1. DE BEHANDELING VAN, NIET AAN PYOMETRA LIJ-
DENDE, MET TRICHOMONAS FOETUS GEÏNFECTEERDE
VROUWELIJKE RUNDEREN.
Vele door een trichomonadenverspreidende stier gedekte
runderen werden door mij behandeld, waarvan ongeveer
8 a terugstieren de dieren nauwkeurig werden gecontroleerd,
teneinde de werking van eenige therapeutica te kunnen be-
oordeelen. Van deze runderen hadden 40 dieren trichomo-
naden in het vaginaalsecretum vóór de behandeling. Bij elke
opvolgende bronst werd het cervicaal-vaginaalsecretum en
het genitaalapparaat geïnspecteerd, waarna het dier weer
werd behandeld of herdekt door een trichomonadenvrije
stier (enkele koeien uitgezonderd). Niet zelden kwam het
voor, dat de eigenaar inmiddels meer voordeel zag in ver-
koop van het behandelde dier.
Zoo werden gebruikt:
a.nbsp;solutio Lugoli (1—2—100) 150—250 cc intra-uterien
en eventueel 100 cc intravaginaal. Dit laatste geschiedde,
indien niet genoeg terugvloeide om de vaginawand goed
te behandelen. Vele hiermede behandelde runderen ver-
toondp bij de volgende tochtigheid geen trichomonaden
meer in het genitaalsecretum, doch vaak waren de afwij-
kingen nog aanleiding voor een herhaalde behandeling. En
ook later waren niet zelden behandelingen noodzakelijk.
Ook kwam het bij meerdere dieren voor, dat zelfs gedu-
rende meer dan één der opvolgende bronstperioden tricho-
monaden werden aangetoond. (Ook Küst meldde een
geval, waarbij na drie maal behandelen volgens Albrecht-
sen nog trichomonaden werden gevonden). De dieren,
welke na een of meer behandelingen konden worden ge-
dekt, werden meermalen toch niet drachtig.
Deze bevindingen verklaren het feit, dat de eenmalige
toepassing van de methode volgens A 1 b r e c h t s e \'n,
welke vroeger uitstekende resultaten gaf, bij de zich snel
verspreidende trichomonasinfecties zoo veelvuldig in de
steek Iaat.
b.nbsp;solutio hacilloli, 400 cc 2,5 \'Vo intra-uterien en gedeel-
telijk intravaginaal; de beide volgende dagen werd i Liter
4^0 oplossing intravaginaal toegepast. Ook met deze
methode zag ik naast goede resultaten negatieve. De vloei-
stof mengde zich beter met het in de genitaliën aanwezige
slijm. Desniettemin kon bij verschillende dieren gedurende
de tochtigheid, drie weken na de behandeling weer de
levende parasiet worden aangetoond.
c.nbsp;solutio formaldehydi, waaraan was toegevoegd sapo
viridis, spiritus, ol. tereb. en aqua (250:250:100:20:400).
De bedoeling was een slijmvervloeiende werking te ver-
krijgen naast een parasietdoodende werking. Hiervan werd
300—500 cc 5—8% gedeeltelijk in de uterus en overigens
in de vagina aangewend.
Deze methode gaf geen betere resultaten dan de beide
vorige. Ook nadat de sapo viridus gedeeltelijk was ver-
vangen door carbonas natricus werden gevallen aange-
troffen, waarbij drie weken na de behandeling trichomo-
naden nog in vitale toestand aanwezig waren.
d.nbsp;solutio chinosoli. Hiervan werd 400 cc 0,1 quot;/o gedeel-
telijk intra-uterien toegepast en anderdeels intravaginaal.
De twee volgende dagen werd de vagina nog weer behan-
deld met een 0,1% oplossing. Dit therapeuticum werd aan-
gewend om zijn specifieke werking op trichomonaden.
Slechts weinig dierenwerden behandeld, want reeds spoedig
bleek, dat deze methode geen betere resultaten zou hebben
dan de reeds genoemde. Het middel is daarenboven duur.
De behandelde ruim 80 vrouwelijke runderen, welke ge-
controleerd konden worden, hebben geleerd, dat bij geen
der aangewende therapeutica een éénmalige behandeling
met zekerheid tot het doel voert. Veelal blijven nog
te sterke afwijkingen aan de genitaalmucosa aanwezig en
niet zelden werd bij alle hiervoor genoemde methoden de
protozoe na de behandeling weer levend aangetroffen. Zoo-
doende neemt de behandeling, die tot een algeheele gene-
zing leidt, vaak een zoodanige periode in beslag, dat men
niet mag nalaten een deel van het resultaat aan de ver-
loopen tijd toe te schrijven, gedurende welke niet zelden
ook spontaan genezingen optreden.
Te vermelden valt nog een therapie na de dekking,
welke door mij werd toegepast op grond van opgedane
ervaringen.
Het komt zoo nu en dan voor, dat dieren volgens
Albrechtsen worden behandeld en naderhand toch
drachtig blijken. Bij een veehouder behandelde ik zes pin-
ken volgens Albrechtsen. Deze waren alle door een
stier gedekt, die zeer sterk trichomonadenverspreider bleek
te zijn en de parasieten ook in groot aantal in het praepu-
tiaalvocht bleek te bevatten. Twee van deze pinken waren
sinds de laatste dekking, die voor 14 dagen plaats had, noc-
met weer tochtig geweest; de anderen waren bij de laatste
bronst met weer gedekt. De twee eerst genoemden bleven
dragend en de anderen werden veel later pas drachtig.
Dit was voor mij aanleiding deze methode bij een tiental
runderen toe te passen. De in de uterusholte aanwezige
trichomonaden zouden zoo worden gedood en het vrucht^
bleef blijkbaar intact. De resultaten waren echter negatiefquot;
Onder de invloed van het feit, dat bepaalde stallen meer
moeilijkheden door de trichomonasinfecties ondervonden
dan andere, heb ik nagegaan of een behandeHng met
E-vitamine hierop eenige invloed uitoefende. Daartoe wer-
den vijf nog niet gedekte runderen van veehouders, die wel
moeilijkheden hadden, op de dag van de dekking en on-
geveer 8 dagen later intramusculair met 25 cc tarwekiemolie
ingespoten. De dieren werden gedekt door stieren, waar-
van ik wist, dat zij trichomonaden overbrachten. De run-
deren waren van drie veehouders, waarbij de dieren terug-
stierden, meestal korte tijd na de dekking. Ik was vooral
benieuwd of de tochtigheid misschien langer zou uitblijven.
Drie der dieren waren na drie weken weer tochtig, de an-
dere twee eenige dagen later. Bij drie werden trichomona-
den eenige dagen voor de weer optredende tochtigheid
aangetoond.
Hkr zij vermeld, dat S t a b 1 e f o r t h in Engeland
Trichomonas foetus aantrof, nadat vroegbortus optrad
ondanks injecties met E-vitamine.
2. DE BEHANDELING DER MET TRICHOMONASINFECTIE
GEPAARD GAANDE PYOMETRAE.
Vele gevallen van pyometra, welke worden bemerkt,
wanneer plotseling een sterke fluor optreedt, genezen spon-
taan. Niet zelden vindt dit zelfs in korte tijd plaats. Ook
hebben vele uteri zich al hoofdzakelijk van haar inhoud
ontdaan, voordat de aanwezigheid van een pyometra wordt
vastgesteld.
De therapie beoogt in de eerste plaats de uterus te ledi-
gen. Dit kan geschieden door een wijde katheter met een
slang (hevelen). Daar dit tijdroovend is, kan de slang of
katheter aan de cervix worden bevestigd, hetgeen door mij
echter nooit werd toegepast. Indien de inhoud nogal mu-
ceus, dus minder dun is, vloeit ze slecht af en als ze dun is
(als melk) heeft men goede resultaten met 300—600 cc
solutio Lugoli zonder de vloeistof te laten afvloeien. Na de
injectie gaan de veelal dor behaarde dieren vaak gauw
weer glanzen en er vloeit nadien veel pus af; de dieren
komen beter in conditie. Meestal is het raadzaam de be-
handeling te herhalen.
A b e 1 e i n drukte de corpora lutei uit en verkreeg zoo
trompte genezing. Hij vermeldt daarbij, dat 2—3% dood-
Dloedt. Het behoeft geen verklaring, dat een dergelijke
therapie niet de juiste is. Vele onderzoekers melden ook,
dat de enucleatie hun niet steeds lukte en G o u 1 d zegt, dat
het onmogelijk is. Inderdaad is deze methode bij weinig
dieren goed mogelijk. Bij groote uteri is het ovarium moei-
lijk bereikbaar en bijna niet te fixeeren. Bij kleinere uteri
moet men vaak zoodanige kracht uitoefenen, dat men de
behandeling als gevaarlijk moet beschouwen. Eenige keeren
staakte ik de manupulatie, terwijl ik bemerkte, dat het cor-
pus van het ovarium begon af te scheuren. Daarenboven
paste ik steeds tevens de methode van Albrechtsen toe
en ik heb niet kunnen vaststellen of de genezing door de
enucleatie belangrijk werd versneld; dit is echter denkbaar.
Voor de uteruscontracties worden ook nog therapeutica
aangegeven. Gould bevond praeparaten van de hypo-
physis niet werkzaam bij pyometrae. Lentin, dat door
meerdere onderzoekers wordt aangegeven, paste ik bij vijf
runderen toe, doch de resultaten waren van geen beteekenis.
De dieren werden daarbij op geen andere wijze behandeld;
anders is niet na te gaan, welke therapie succes heeft. Per
os werd aangegeven ol. tereb. en bals. copaivum.
Voor de intra-uterine toepassing zijn dezelfde therapeu-
-ocr page 131-tica aangegeven, als reeds eerder gemeld bij trichomonas-
mtecties bij het vrouwelijk rund; met of zonder vooraf-
gaand afhevelen der vloeistof of uitspoelen der uterus door
middel van physiolog. NaCl. Gou ld meldde gunstige
resultaten door wekelijksche, heete spoehngen met ac.
lactic. 57o-
De verschillende onderzoekers zijn wel vrij algemeen van
meenmg, dat de pyometrae vaak oorzaak zijn, dat de die-
ren voor de fokkerij verloren zijn. Mijn bevindingen zijn
ook van dien aard, dat het raadzaam moet worden geacht
de behandeling toe te passen niet met het vooruitzicht het
rund spoedig weer drachtig te krijgen. Dit gelukt bij een
deel der behandelde dieren niet en dan meestal pas na
een tot drie maanden of nog langere tijd. In veel gevallen
acht de veehouder het voordeeliger de dieren voor de
slachtbank te bestemmen.
HOOFDSTUK VIII.
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN TRICHO-
MONAS FOETUS.
Bij een oppervlakkige kennismaking met de enzootic,
welke door de protozoe wordt veroorzaakt, is het reeds
duidelijk, dat deze een enorme schade aan de rundveehou-
ders toebrengt en daarmee de fokkerij groote tegenslagen
doet ondervinden.
Verschillende berichten uit het buitenland geven aan,
dat door deze infectie 40^/0—70% der aanwezige runde-
ren moest worden verkocht, daar ze niet meer drachtig
te krijgen waren of uit economische overwegingen beter
voor de slachtbank konden worden bestemd.
Küst deelde mee, dat sommige streken zoo sterk waren
besmet, dat er vrijwel geen levende kalveren meer geboren
werden.
Abelein achtte in verband met de infectie met Tri-
chomonas foetus de wet tot verplichte sderenkeuring meer
schadelijk dan nutdg, tenzij men daarbij een garantie
eischte, dat de stier niet infecteerde.
Een bewijs, dat in Neder-Oostenrijk de schade zeer groot
was, mag men zien in het feit, dat de regeering in 1928 mee-
werkte aan een uitgebreid onderzoek door R e i s i n g e r,
aangezien men de oorzaak toen nog niet kende van de zeer
typische verschijnselen, welke zich bij de optredende steri-
liteit onder het rundvee voordeden en waarvan later Tri-
chomonas foetus de oorzaak bleek.
Zürn maakte een berekening van de schade door de
parasiet veroorzaakt in 10 gemeenten onder Wetzlar,
welke waren geïnfecteerd. Hij ging hierbij uit van het feit,
dat van de 2000 runderen over deze iq gemeenten, welke
natuurlijk in verschillend sterke mate geïnfecteerd waren,
400 dieren gust bleven. Zoo gaf hij een schade aan van 400
kalveren, melk van 100 vaarzen, minder melk van 300
koeien en fokwaarde van soms moeilijk verkregen fokpro-
ducten. Ook bij de 1600 zijn er, die te laat drachtig worden
en daardoor minder opbrengen; daartegenover staat, dat
steriliteit ook voorkomt zonder Trichomonas foetus. De to-
tale schade, welke op deze veestapel van 2000 runderen
was geleden, raamde hij op RM 100.000.—.
De veehouders uit de betreffende gemeenten berekenden,
dat deze schatting te laag was. Indien men bedenkt, dat
deze berekening was gebaseerd op een gust blijven van
20 o/q der gedekte runderen en dat verschillende onderzoe-
kers in de literatuur gewagen van een veel hooger percen-
tage, dan wordt het duidelijk, dat de schade, door de pro-
tozoe veroorzaakt, buitengewone afmetingen aan kan
nemen.
Ook in ons land waargenomen trichomonasinfecties
bleken groote verliezen aan de veehouders toe te brengen.
In de eerste fokvereeniging, welke door mij nauwkeurig
werd gevolgd, bleek na één jaar 50 % der dieren, welke
als geïnfecteerd moesten worden beschouwd, te zijn ver-
kocht of te worden gevoerd voor de slachtbank. Dit be-
teekende voor de geheele fokvereeniging ongeveer 30 ®/o.
Hier was echter ingegrepen, voordat alle dieren door de
besmette stier gedekt waren. In een fokvereeniging, waar
geen maatregelen waren genomen, kon ik nagaan, dat 70 %
der gedekte runderen niet drachtig geworden was. Dit bleek
een jaar nadat de leden van de vereeniging door mij waren
gewaarschuwd; men meende toen, dat het zoo erg niet was,
daar de dieren niet zooveel terugstierden. Nadien hadden
bedrijven van 10 tot 15 gedekte runderen niet zelden slechts
één, twee of drie dieren, die op normale tijd kalfden.
Een veehouder had van 12 gedekte runderen ten einde raad
IO voor de slachtbank bestemd en van de twee anderen was
hij nog niet zeker of ze wel drachtig waren. Een ander had
er één van de elf drachtig. Bij een berekening over de 200
runderen, die in deze fokvereeniging gedekt waren, moet
men tot de conclusie komen, dat de schade zeker meer dan
F 10.000.— zal bedragen hebben. Dit is F 50.— per gedekt
rund als minimum. Als we in aanmerking nemen, dat in
meerdere stierenhouderijen de infectie minder intensief kan
zijn, kan men toch aannemen, dat gemiddeld elk rund, dat
door een trichomonadendrager gedekt wordt, een mindere
opbrengst voor het bedrijf beteekent van ongeveer F 20.—,
Het is vanzelfsprekend, dat een dergelijke raming niet
nauwkeurig kan zijn, doch het is van belang eenige indruk
te krijgen van de financiëele consequenties, welke de infectie
met Trichomonas foetus voor de betrokken veehouders zal
hebben en tevens, welke groote verliezen Nedej^land reeds
ondervindt en nog te wachten staat, vooral bij een verdere
uitbreiding der infectie over de nog weinig of niet besmette,
zeer veerijke provincies.
Indien de toch reeds belangrijke uit-
breiding in ons land voortgaat, zal, af-
gezien van de direct financiëele schade, de fokker ij
in ons 1 a n d, die met groote offers is vooruit gebracht,
een buitengewone terugslag ondervin-
den. Goede fokdieren geven geen nakomelingen meer en
moeren worden opgeruimd. Doch ook wordt de neiging
van de veehouders groot om zelf een — dan maar slech-
tere — stier te gaan houden, in plaats van met de fokver-
eeniging samen te werken de rundveefokkerij vooruit te
brengen. Er valt dan weinig in te brengen tegen hun bereke-
ning, dat het voordeeliger is het vee dragend te hebben van
een slechte stier, dan gust van een beste.
In Limburg werd de schade al wel duidelijk, daar in 1936
ten gevolge van de soms onrustbarende klachten een com-
missie werd ingesteld in verband met de optredende steri-
liteit onder het rundvee. Het was niet bekend, dat de klach-
ten te wijten waren aan infecties met Trichomonas foetus,
doch bij het hiervoor beschreven onderzoek naar de proto-
zoe in de provincie Limburg, mocht de conclusie getrokken
worden, dat dit zonder twijfel wel het geval is. In Gelder-
land werd ook reeds door de veehouders zelf gewezen op
de groote schade door het „besmettelijk verwerpenquot;. Door
aandringen vanuit de gemeenten Wisch en Winterswijk ver-
zocht het Bestuur van de G.O.M.v.L. de Provinciale Ver-
eeniging tot bestrijding van veeziekten het „besmettelijk
verwerpenquot; in haar werkplan te plaatsen. Hoewel de Bru-
cella Bang in Gelderland ook een rol van beteekenis speelt,
kan op grond van het hiervoor beschreven onderzoek in de
Achterhoek wel met zekerheid worden aangenomen, dat
het hier bedoelde besmettelijk verwerpen door de Tricho-
monas foetus wordt veroorzaakt. Men bedenke daarbij, dat
de parasiet slechts in een zeker percentage der gevallen
abortus veroorzaakt, doch ook onder andere verschijnselen
een belangrijke rol speelt bij de steriliteit onder het rundvee.
HOOFDSTUK IX.
DE BESTRIJDING.
Het staat vast, dat de infectie door de coitus wordt over-
gebracht. Hoewel een andere infectiemodus niet mag wor-
den uitgesloten, is alleen reeds het feit, dat hieromtrent nog
zoo weinig bewijsmateriaal kan worden aangevoerd, aan-
leiding bij de bestrijding van de gedachte uit te gaan, dat
we te maken hebben met een dekinfecde bij uitnemendheid.
Het is dus zaak de stier vrij te houden van een infectie
rnet Trichomonas foetus. Indien we een therapeuticum be-
zitten, dat in staat is de stier van deze infectie te genezen,
dan hebben we wellicht ook het middel in handen om de
stier van deze infectie vrij te houden. Hierdoor zouden de
vaak moeilijk door te voeren maatregelen, waaraan vele vee-
houders zich zoo graag onttrekken, achterwege kunnen blij-
ven. Immers zou dan zeer zeker de voorkeur moeten
worden gegeven aan een — zij het dan ook eenigszins on-
gemakkelijke — blijvende behandeling van de sder.
Van een dergelijk therapeuticum zou niet eens gevraagd
behoeven te worden, dat het in staat is de trichomonaden
bij een chronische smetstofdrager te dooden en het is vooral
na de publicaties van M u s s i 11 niet uitgesloten, dat in die
richting iets te bereiken is.
De bestrijding moet tot nu toe gepaard gaan met een
reeks voorschriften, die nauwkeurig dienen te worden op-
gevolgd.
Achtereenvolgens zullen de ongeorganiseerde bestrijding
en de georganiseerde bestrijding worden beschreven.
Ze beoogen tevens andere infectieuze steriliteitsoorzaken
te bestrijden.
A. DE ONGEORGANISEERDE BESTRIJDING.
In de eerste plaats zou hieronder vallen de stierenhouder,
die een dekstier ter beschikking heeft voor ieder, die zijn
runderen te zijner tijd door deze stier wil laten dekken.
Hier is echter nog geen goede bestrijding mogehjk, aange-
zien de aangevoerde vrouwelijke runderen veelal eerst
reeds door een andere stier zijn gedekt; indien de stieren-
houder deze weigert, hetgeen hij zeer ongaarne doet, zal de
betreffende veehouder in het vervolg deze omstandigheid
verzwijgen. Voor deze categorie bestaat groote behoefte
aan een middel om de overbrenging van trichomonaden bij
de coitus te voorkomen. De gebruikelijke ungt. pyoctannini
2 % blijft hier in gebreke, zooals bij de behandeling der
therapie reeds voldoende duidelijk mocht blijken.
Met meer kans op succes kan de bestrijding worden ter
hand genomen bij veehouders, die kunnen besluiten hun
stier, die anders voor ieder ter beschikking stond, alleen
voor het eigen vee te bestemmen of indien ze hun vee elders
lieten dekken, zelf een stier te koopen. Hier hebben we
een toestand in het klein, zooals bij de georganiseerde be-
strijding in het groot aanwezig is.
De betreffende veehouder zal dan moeten beginnen met
het aankoopen van een jonge stier, die nog niet gedekt heeft.
Met deze jonge stier kan dan het vee gedekt worden, dat
sinds normaal afkalven nog niet werd gedekt of — voor
zoover het pinken betreft — in het geheel nog niet gedekt
werd. De eerst toegelaten runderen moeten worden gecon-
troleerd, ten einde te weten of de stier werkelijk trichomo-
nadenvrij is. Deze controle dient te geschieden gedurende
de eerste drie weken na de coitus.
Intusschen kunnen de overige runderen, die teruggestierd
hebben na dekking door een trichohionadenverspreider,
worden behandeld en gedurende minstens 6—lo weken
niet bij de stier worden toegelaten. Indien bij controle geen
afwijkingen meer worden waargenomen bij de behandelde
runderen, kunnen ze bij de stier worden toegelaten, liefst
nadat de eerste categorie drachtig is. Anders moet het nog
raadzaam worden geacht de behandelde dieren kunstmatig
te bevruchten of bij een andere stier te laten dekken.
Elke afwijking, die bij de nieuwe stier of de door deze
gedekte runderen wordt waargenomen, moet direct aan de
behandelende dierenarts worden meegedeeld, daar een even-
tueele infectie zoo spoedig mogelijk moet worden onder-
kend. Men bedenke ook, dat andere infecties, behalve die
door Trichomonas foetus, moeiUjkheden zouden kunnen
doen ontstaan en men zal moeten trachten tevens deze te
voorkomen.
Volgens verschillende onderzoekers is het van belang,
dat de verdachte dieren van de z.g. zuivere dieren worden
gescheiden. Abelein meende, dat zulks niet noodig was.
De veehouders moeten denken aan de mogelijke overbren-
ging door de handen bij inspectie van het vestibulum en
ook moet men aan ossen denken, die de trichomonaden wel
degelijk kunnen overbrengen.
In verband met een mogelijke infectie met Trichomonas
foetus en andere infecties kan men — vooral bij de dekking
der behandelde dieren — het praeputium vóór en na de
coitus laten irrigeeren met b.v. een soda-creolineoplossing
(beide 1,5 %) op de wijze als onder het hoofdstuk der the-
rapie is beschreven.
Deze bestrijding gelukt bij een veehouder meestal. Eén
maal werd ik teleurgesteld, doordat door een misverstand,
zooals later bleek, een trichomonadendragend rund na één
behandeling zonder controle was toegelaten. Wel kwam het
voor, dat van z.g. zuivere (trichomonadenvrije) runderen
toch verschillende niet direct drachtig werden. De catar-
rhale afwijkingen, welke dan wel eens werden gezien, ble-
ken vaak ook aanwezig bij ongedekte dieren (ook fluor
albus), vooral pinken. Nimmer gingen deze gepaard met ver-
schijnselen in de vagina, welke typisch zijn voor Trichomo-
nas foetus. De parasiet kon ik ook niet aantoonen en na
een eenvoudige behandehng, die vaak tot de vagina (met
vestibulum) beperkt kon blijven, werden de dieren regel-
matig spoedig drachtig.
B. DE GEORGANISEERDE BESTRIJDING.
Deze bestrijding kan wordert ter hand genomen door een
fokvereeniging of een andere groep van veehouders, die de
verplichting op zich willen nemen bepaalde voorschriften
nauwkeurig op te volgen. Vrijwillige deelname is de meest
verkieslijke, doch in een fokvereeniging zijn vaak de mee-
ningen verdeeld en er zijn meestal veehouders, die om
eenige reden neiging hebben de lastige voorschriften te ont-
loopen. Ook kunnen er te goeder trouw vergissingen plaats
vinden, die voorkomen moeten worden.
Door verschillende onderzoekers, met name in Zuid- en
Midden-Duitschland, werd een georganiseerde bestrijding
met succes toegepast. (Abelein, Zürn, Heitgresz,
e.a). Abelein gaf twee systemen aan, welke feitelijk
reeds onder A. naar voren zijn gekomen. Het eene systeem
werkt met alleen trichomonadenvrije stieren, welke alleen
runderen toegevoerd krijgen, waarvan de genitaliën geen
enkele afwijking vertoonen, althans als trichomonadenvrij
mogen worden beschouwd. Naast dit z.g. groote sy-
steem Abelein staat het kleine systeem Abe-
lein, waarbij een of meer trichomonadenvrije stieren staan
naast stieren, welke worden gebruikt voor runderen, waar-
van de genitaliën niet zonder voorbehoud als gezond en
smetstofvrij kunnen worden beschouwd.
Met de georganiseerde bestrijding vinden we in de litera-
tuur verschillende gegevens, die aangeven, dat hiermee de
rundveestapel trichomonadenvrij kan worden gemaakt. In
deze methode is echter steeds rekening gehouden met een
weder optreden der infectie en men past daarom elke drie
maanden controle toe van alle aangesloten runderen. Ook
wordt aangeraden de stier na de dekking zekerheidshalve
te irrigeeren. De mogelijkheid wordt dus wel onder de oogen
gezien, dat door fouten van de veehouders of op andere,
onverklaarbare wijze de stier toch geïnfecteerd zou kunnen
worden. Men bedenke daarbij steeds, dat we de trichomona-
den bestrijden om de steriliteit onder het rundvee te doen
ophouden en we ons niet op het standpunt kunnen stellen,
dat de trichomonasinfectie de eenige is, welke door de coitus
wordt overgebracht. Het irrigeeren van de stier is ook daar-
om aan te bevelen.
De beide bovengenoemde bestrijdingsmethoden zullen
achtereenvolgens beschreven worden.
1. HET GROOTE SYSTEEM ABELEIN.
Door mij werd dit systeem in de eerste fokvereeniging,
waarin ik trichomonaden onderkende, toegepast. Hierbij
waren ongeveer 120 runderen van een 15-tal veehouders
aangesloten. Van deze 120 runderen stierden 70 runderen
terug na dekking door de sterk met Trichomonas foetus ge-
infecteerde stier; van de overige dieren waren bijna allen
nog niet gedekt of reeds langer gravide.
De oude stier werd verkocht en een nieuwe stier werd
aangeschaft. Eerst was de keus gevallen op een oude stier,
welke wegens inteelt werd aangeboden; een onderzoek was
hier natuurlijk absoluut noodzakelijk en het bleek na onder-
zoek der dekregisters en 15 gedekte runderen, dat de stier
als trichomonadenverspreider moest worden beschouwd.
Een door hem gedekt rund was sterk met de protozoe ge-
ïnfecteerd. Nadien werd een jonge stier gekocht, welke ook
later vrij bleek van Trichomonas foetus.
Vastgesteld werd, welke runderen als versch gekalfd en
nadien niet gedekt, bij deze nieuwe stier konden worden
toegelaten. Zoo ook de ongedekte pinken.
Daar vrijwel alle dieren waren geregistreerd, werden ze
niet gemerkt, hetgeen overigens wel moet worden aanbevo-
len. Men bedenke echter, dat eenig vertrouwen noodig
blijkt, zoolang er vele andere stieren ter dekking staan,
waarvoor geen maatregelen getroffen worden. Om deze
reden is een onderzoek van de runderen ook niet voldoen-
de; indien na het onderzoek en het afgeven van een advies
voor de dekking bij de trichomonadenvrije stier het rund
door een andere stier gedekt wordt en daarvan terugstiert,
kan men toch met een geïnfecteerde koe de nieuwe stier in-
fecteeren.
De stierenhouder kreeg opdracht de dieren door inspectie
van het vestibulum te controleeren en bij de geringste afwij-
king te weigeren. Een dergelijke controle is niet afdoende,
maar werkt toch praeventief. Daarenboven werd het prae-
putium van de stier eerst dagelijksch met een 2 % oplossing
van carbonas natricus geïrrigeerd op de wijze, als onder het
hoofdstuk therapie is beschreven.
Inmiddels hadden de reeds gedekte runderen een periode,
gedurende welke ze niet meer bij een stier waren toegelaten,
hoewel ze reeds meerendeels weer tochtig waren geweest.
Deze terugstierende runderen werden tijdens de bronst on-
derzocht en behandeld. De meesten vertoonden afwijkingen
en ruim 50 quot;/o was trich. pos. Zoodra de dieren geen afwij-
kingen in de genitaliën meer vertoonden, werden ze bij
de nieuwe stier toegelaten. Het vaginaal-cervicaal secretum
werd steeds microscopisch onderzocht; als eisch werd ge-
steld, dat hierin geen leucocyten te vinden waren. De dieren,
die ik niet geheel vertrouwde en welke de veehouder gaarne
bij de stier zou toegelaten zien, werden kunstmatig be-
vrucht.
Van elk rund, dat door mij gecontroleerd of behandeld
werd, noteerde ik de behandeling, die werd toegepast en
de resultaten van het onderzoek. Dekkaarten werden niet
voorgeschreven.
Na de dekking van genezen trichomonadendragers werd
de stier geïrrigeerd met sol. carbon, natr. — water — sol.
chinosoli (zie hoofdstuk therapie).
Bijna alle dieren moesten meermalen tijdens de bronst be-
handeld worden en het bleek naderhand, dat de helft der
runderen drachtig was geworden en normaal had uitge-
dragen.
Ook de z.g. gezonde categorie, welke zonder meer door
de nieuwe stier gedekt was, werd gecontroleerd en eventueel
behandeld, als ze terugstierden. Dit waren er echter maar
weinig en ze vertoonden nimmer verschijnselen, die voor
trichomonaden typisch zijn en de parasiet werd ook niet
bij hen aangetroffen.
Teneinde deze maatregelen te kunnen uitvoeren, werden
alle in aanmerking komende runderen op de dag van toch-
tigheid bij de stierenhouder gebracht, waar ze door mij
werden onderzocht en behandeld. Daar er telkens nog die-
ren, die eerst drachtig schenen van de oude stier, weer
tochtig werden of verdachte verschijnselen gingen vertoo-
nen (fluor), moest ik gedurende meer dan drie maanden
dagelijksch naar deze stierenhouder en nadien zoo nu en
dan.
Men kan ook elke stal ineens onderzoeken, maar dan
onderzoekt men de dieren niet gedurende de bronst en dit
moet van veel belang worden geacht.
Hoewel ik zoo nu en dan een terugstierend rund in deze
fokvereeniging nog onderzocht, kon ik geen trichomonaden
meer vinden en negen maanden na de aanvang der bestrij-
ding bleek het aantal herdekkingen gedurende het nieuwe
dekseizoen 15 % te bedragen en naderhand deelde de stie-
renhouder mi] ook weer mede, dat de steriliteit onder het
vee van de fokvereeniging van geen beteekenis meer was.
. Vóór en na de dekking werd de stier nog steeds met 2
sol. carb. natr. geïrrigeerd, waaraan deze stierenhouder
zich zeer nauwgezet hield.
Het behoeft geen nadere toelichting, dat het groote be-
stri]dingssysteem, ook iets eenvoudiger opgevat, op groote
schaal vri]wel onmogelijk is uit te voeren. Als algemeen be-
stri] dingssysteem voor een buurtschap of gemeente komt het
niet in aanmerking.
2. HET KLEINE SYSTEEM ABELEIN.
Dit systeem kan ook op grootere schaal wel practisch
worden toegepast. Door het behouden of aanstellen van
een stier voor de verdachte runderen is het mogelijk de
stierenhouderij eenigszins vrijer te laten en het ingrijpen van
de dierenarts is minder vaak noodzakelijk. Wel dienen
maatregelen genomen te worden, welke zoo goed mogelijk
voorkomen, dat de stier, welke als trichomonadenvrije
wordt aangewezen, verkeerde runderen ter dekking krijgt.
De eerste fokvereeniging, welke een dergelijke bestrij-
ding op mijn advies toepaste, had bijna 50 leden met onge-
veer 350 runderen. Er werden twee nieuwe stieren ge-
kocht, welke bij twee stierenhouders waren gestald en door
controledekkingen trichomonadenvrij waren gebleken. Op
alle stallen stelde ik een onderzoek in en zoo kwam vast
te staan, welke runderen voor de eventueel niet besmette
stier konden worden aangewezen; dit waren de normaal
afgekalfde, nog niet weer gedekte runderen en de onge-
dekte pinken. Aangezien beide stieren niet besmet waren,
kregen ze beide deze groep toegewezen. Alle dieren, welke
teruggestierd of verworpen hadden, werden na behandeling
en controle bij één der stieren toegelaten, zoodat de andere
stier als de vrije aangewezen bleef. Daar het aantal vol-
komen gezond geachte dieren voor één stier te groot was,
werd toegestaan, dat deze ook bij de stier, bestemd voor
de behandelde dieren, werden gedekt. Een rund mocht
echter nimmer hij een andere stier herdekt worden.
Op grond van het door mij ingestelde onderzoek op de
stallen werden alle runderen genoteerd met data van af-
kalven, verwerpen of dekkingen. Dekkaarten werden niet
ingevoerd.
Elk rund, dat herdekt moest worden, werd door mij ge-
controleerd en eventueel behandeld. Eerst na advies mijner-
zijdsch kon de herdekking plaats vinden. Ook werd de
tweede categorie van verdachte dieren eerst na mijn ad-
vies gedekt. Zoo paste ik eigenlijk het groote systeem
Abele i n toe, maar de behandeling en controle hadden
niet steeds tijdens de bronst plaats en voor de stier der
tweede categorie liet ik veelal spoediger herdekking toe, dan
voor het genoemde groote systeem raadzaam zou zijn ge-
weest.
Voor beide stieren werd voorgeschreven, dat het vesti-
bulum van de te dekken koe eerst met ungt. pyoct. 2 %
moest worden behandeld.
De stier voor de behandelde dieren vertoonde vrij spoe-
dig na dekking van eenige behandelde dieren een roodheid
aan de omslag van penismucosa naar praeputaalmucosa en
werd trager in het dekken. Het aantoonen van de protozoe
bij de stier en de enkele daarvoor in aanmerking komende
runderen mislukte, doch er werd direct overgegaan tot
praeputiaalspoehngen met de bij de therapie genoemde mid-
delen. Dit werd eenige weken volgehouden en zoo nu en
dan later herhaald.
De stier, welke alleen niet verdachte dieren te dekken
kreeg, bleek plotseling weinig te bevruchten. De terugstie-
rende runderen vertoonden geen afwijkingen in de genita-
liën en trichomonaden konden niet worden aangetoond.
Het bleek echter, dat men de stier sterk was gaan voeden
en tevens op het eiwitrijke Meigras had gezet (in verband
met een keuring). Na wijziging van het diëet werd de be-
vruchting weer normaal en de dieren, die teruggestierd
hadden, werden zonder behandeling drachtig.
Een rund, door laatstgenoemde stier gedekt, was 6 weken
na de dekking weer tochtig. De eigenaar had de dag voor-
dien fluor gezien. In de vagina trof ik flauwe pustulae aan,
die spaarzaam over de mucosa verdeeld waren en welke we
niet zelden bij infecties met Trichomonas foetus zien. Het
cervicaal-vaginaal secretum bevatte echter geen trichomo-
naden en van een infectie van de sder bleek niets bij con-
trole van het dier zelf en van meerdere door hem gedekte
runderen voordien en nadien.
Wel bij runderen, die door de stier, bestemd voor de
verdachte runderen waren gedekt, zag ik soms verdachte
verschijnselen. Dit waren er slechts enkele. Het irrigeeren
van de stier zal een veelvuldig infecteeren wel hebben ge-
remd en een mogelijke infectie met Trichomonas foetus kon
vermoedelijk door deze maatregel niet worden aangetoond.
Het resultaat der bestrijding was goed. Op een bijeen-
komst der leden na een jaar bleek, dat de laatste jaren het
aantal gevallen van steriliteit veel hooger was geweest, dan
gedurende het jaar der bestrijding. Na 1^/2 jaar was het
aantal herdekkingen 10%. Meerdere nieuwe leden traden
tot de vereeniging toe, zoodat het aantal runderen met on-
geveer 20V0 toenam. Op enkele stallen echter werden de
dieren slecht drachtig. Bij een paar veehouders, waar de
dieren voor een deel niet drachdg werden, zonder catar-
rhale verschijnselen in de genitaliën, werd met succes
E-vitamine toegepast. Een veehouder, bij welke deze the-
rapie ook aangewezen zou zijn geweest, zag tegen de kos-
teri) op en kreeg de dieren pas veel later drachdg.
Vooral op drie stallen waren de moeilijkheden groot en
er werden catarrhale verschijnselen in de genitaliën waar-
genomen; deze zag men na dekking door beide stieren, doch
ook vóór de dekking en trichomonaden konden niet worden
aangetoond. De verschijnselen, welke voor deze infectie
typisch zijn, bleven achterwege en niet zelden waren zij
ver binnen 3 weken weer tochtig. Door behandeling vol-
gens Albrechtsen e.d. werden meerdere dieren ten
slotte drachtig, doch ook waren er verschillende dieren op
die stallen, die niet drachdg werden. Bij eenige van deze
dieren bleek het Yatrenvaccin volgens Oppermann, dat in
de bestrijding der steriliteit onder het rundvee wel meer
met gunstig resultaat wordt toegepast, aangewezen voor de
behandeling.
Toen in bovengemelde vereeniging de trichomonas-
infectie door mij werd geconstateerd en de leden spoedig
besloten in te grijpen, werd tegelijkertijd de genoemde in-
fectie vastgesteld in de fokvereenigingen S 2 en S. De be-
sturen en leden werden hiermee in kennis gesteld, doch
men besloot niet tot bestrijding. Juist tegenover deze fok-
vereenigingen trad het resultaat der bovengenoemde be-
strijding zeer gunstig naar voren. De eerste vereeniging
S 2 welke 70 0/0 der dieren niet drachtig bleek te hebben
op het oogenblik, dat de boven genoemde vereeniging ver-
klaarde de laatste jaren nog niet zoo veel dieren drachtig
te hebben gehad, vroeg in het voorjaar van 1938 eveneens
om een systematische bestrijding en de tweede vereeniging
S, welke zich slecht voor een systeem leent, wilde in ver-
band met veelvuldige steriliteit terzelfdertijd doen, hetgeen
overigens mogelijk was. De vereeniging S 2 is begonnen
met de bestrijding volgens het kleine systeem A b e 1 e i n,
zooals nog in het kort zal worden weergegeven.
De vereeniging S zal bestrijden door irrigaties van het
praeputium, die zullen worden toegepast vóór en na de
coitus en indien geen dekkingen plaats vinden, twee maal
daags. Zoo hoop ik in meer vereenigingen, eventueel met
verschillende therapeutica, te probeeren tot een eenvoudi-
ger bestrijding te komen, die doeltreffend is. Met de be-
schreven katheter en clyso is het irrigeeren geen bezwaar
en wordt deze behandeling ook bij oude, lastige stieren ge-
makkelijk toegepast.
In de fokvereeniging S 2 werd eerst vastgesteld, welke
dieren na het kalven nog niet gedekt waren, welke kenne-
lijk drachtig waren en welke pinken ongedekt waren. Deze
groep A was bestemd voor een onbesmet te houden stier A
De rest (Groep B) kon gedekt worden bij een andere stier
B al of niet na behandeHng. Alle dieren werden gemerkt
en er werd een dekkaart ingevoerd.
Deze dekkaart vermeldt op de eene zijde: no. van het
rund, naam van de eigenaar, toegewezen stier en een kolom
voor datum der dekking, handteekening stierenhouder,
datum afkalven en aanteekeningen dierenarts. Aan de
andere zijde worden de voorschriften voor de leden aan-
getroffen. Deze zijn:
Men mag geen rund hij de ver eenigings slier en ter dek-
king aanbieden zonder hijhehoorende dekkaart.
Indien runderen witvuilen, persen na de dekking, op
abnormale tijd tochtig worden of de vrucht verwerpen,
mogen 2e niet ter dekking worden aangeboden zonder
toestemming van de dierenarts. (Deze direct kennis geven).
Overigens mag een dier, dat 20—22 dagen na de dek-
king terugstiert van een vereenigingsstier, één maal zonder
onderzoek herdekt worden.
Indien een rund werd gedekt door een stier, welke niet
behoort aan de vereeniging, dient men direct hij de stie-
renhouder de betreffende dekkaart in te leveren; in ieder
geval stelt men hem hiermee in kennis.
De stierenhouder kan ten allen tijde de dekking weige-
ren en verwijzen naar de dierenarts.
Runderen, die door de nieuwe stier mogen worden ge-
dekt, zette men naast elkaar en in geen geval naast ver-
moedelijk besmette dieren.
Men bedenke, dat besmetting zou kunnen worden ver-
oorzaakt door gummislangen en andere voorwerpen; zoo
ook door ossen en door controle der kling met besmette
handen.
Het bestuur zal voor overtreding een boetesysteem toe-
passen.
De voorschriften voor de stierenhouder volgen uit die
voor de leden. Hij irrigeere de stieren vóór en na de dek-
king, vooral de stier B.
Onder deze vereeniging zijn ongeveer 250 runderen van
30 eigenaren aangesloten.
In de vereeniging te Gorssel en twee vereenigingen in
mijn werkgebied (S i en B.) ruimde men de trichomonaden-
verspreidende stier op en paste het kleine systeem
Abelein met succes toe. In de vereeniging S werd de
verspreidende stier opgeruimd, doch de nieuwe stier her-
dekte de terugstierende runderen en verspreidde zelf bin-
nen 3 weken.
HOOFDSTUK X.
In de eerste plaats is het dringend noodzakelijk, dat be-
gonnen wordt met een intensieve voorlichting der veehou-
ders. Het is een eerste eisch, dat zij weten, welke belang-
rijke rol de dekmfecties kunnen spelen bij „besmettelijk ver-
werpenquot; en andere vormen van steriliteit onder het rund-
vee. Indien de veehouders zich hiervan voldoende bewust
zijn, zal bij hen de neiging ontstaan de aangewezen bestrij-
ding ter hand te nemen.
Ook op dit gebied dient de kwakzalverij te worden be-
streden. Het feit, dat therapeutica verkrijgbaar zijn bij niet-
dierenartsen, houdt een juiste bestrijding tegen en geeft een
infectie de gelegenheid groote schade te veroorzaken.
In de literatuur vindt men aanwijzingen omtrent wet-
telijke maatregelen. In Wiesbaden is de bestrijding der tri-
chomoniasis foeti reeds langer op deze wijze geregeld
(Steinhaus). Abelein adviseert zijn kleine systeem
langs die weg door te voeren.
In het voorjaar van 1938 is in Duitschland wettelijk
vastgesteld, dat de dierenarts gevallen van trichomoniasis
foeti moet aangeven bij de Inspectie der Veeartsenijkun-
dige Dienst.
Indien men door wettelijke bepalingen op dit gebied
regelend wil optreden, zal men dienen te overwegen een
wet samen te stellen tot bestrijding der
steriliteit bij paard, rund, varken en misschien an-
der vee.
Hierbij zal vooral moeten worden be-
oogdherdekkingentevoorkomen, welke
infecties overbrengen. In verband hiermee zal
moeten worden vastgelegd, dat een vrouwelijk dier slechts
met een mannelijk dier mag worden gepaard tot op nor-
male tijd de partus plaats heeft. Het spreekt vanzelf, dat
zulks consequenties voortbrengt en uitzonderingen zullen
moeten worden gemaakt, waardoor meerdere bepalingen
noodzakelijk zullen worden.
Indien men bedoelde wettelijke maatregelen in verband
met trichomoniasis foed overweegt, zal moeten vaststaan,
dat ze noodzakelijk zijn. Het beoogde doel is van een
enorme economische beteekenis; in zooverre is een derge-
lijk ingrijpen zeer zeker noodzakelijk. Het is echter de
vraag of langs een andere weg (hoofdstuk bestrijding) niet
beter het beoogde doel kan worden bereikt. Tenzij langs
therapeutische weg een goede oplossing wordt gevonden.
Igt het in de lijn der verwachdngen, dat wettelijke bepa-
lingen, althans als aanvullende maatregel, moeilijk zullen
kunnen worden gemist.
Ook zal men aan dergelijke wettelijke bepahngen de
eisch moeten stellen, dat ze doeltreffend, doorvoerbaar en
te controleeren zijn. Ten einde hieraan te vol-
doen zal het zwaartepunt van een der-
gelijke bestrijding moeten liggen in het
invoeren van dekkaarten.
SAMENVATTING.
Uit het onderzoek naar Trichomonas foetus Riedmüller
in Nederland blijkt, dat de parasiet in een belangrijk deel
van Noord-Brabant, in geheel Limburg en in Oost-Gelder-
land groote schade toebrengt aan de rundveefokkerij Ook
in West-Gelderland en het Zuidelijk gedeelte van Overijs-
sel zal de parasiet een rol spelen bij voorkomende steriliteit
onder het rundvee.
Het maakt de indruk, dat de infectie frontsgewijs zich
vanuit het Zuid-Oosten over ons land uitbreidt en in het
overige gedeelte van het land reeds hier en daar verspreide
infectiehaarden geeft.
De parasiet werd voor het eerst in Januari 1934 in Ne-
derland waargenomen. Uit verschillende gegevens blijkt,
dat ze vermoedelijk pas omstreeks 1930 de Nederlandsche
rundveestapel infecteerde.
Steeds weer werd de meening van vele buitenlandsche
onderzoekers bevestigd, volgens welke de infectie bij de
coitus plaats vindt. Bij vele vooral daarvoor in aanmer-
king komende dieren gelukte het mij nimmer trichomona-
den aan te toonen, welke niet tijdens de coitus zouden zijn
overgebracht.
De Pathogenese en de symptomen worden beheerscht
door de gevoeligheid van het dier cn de vitaliteit der tri-
chomonaden, alsmede door bevorderende factoren. De
catarrhen door andere infecties spelen hierbij waarschijnlijk
een rol en zullen niet zelden bepaalde symptomen der tri-
chomoniasis verdringen. Bij het verloopen der enzoötie
treden meer de chronische vormen op. Er ontwikkelt zich
blijkbaar een immuniteit. Een bijzonder geval van een chro-
nische infectie werd aangetroffen in de vorm van een ge-
aborteerde, gemummificeerde vrucht.
De parasiet bleek eenige malen ook bij chronisch geïn-
fecteerde stieren wel aan te toonen cn wel in materiaal, dat
werd afgekrabd van de mucosa bij de omslag van penis
naar praeputium. Bij het vrouwelijk rund werd de tricho-
monade veelal het gemakkelijkst aangetoond korte tijd vóór
de abortus of de wederoptredende bronst.
De behandeling van een chronisch geïnfecteerde stier met
chinosolspoelingen, voorafgegaan door spoelingen met
sodaoplossingen en water, had succes, doch de stier infec-
teerde zich later weer. Voor de irrigatie van het praepu-
tium worden nu therapeutica geprobeerd, welke M u s s i 11
aangaf, doch conclusies kunnen nog niet getrokken worden.
De irrigatie vindt door middel van een clyso en een katheter
plaats. Het onder spanning staand praeputium wordt\' daar-
bij gemasseerd.
Voor de therapie van het vrouwelijk rund bleek bij aan-
wending van verschillende therapeutica, dat er nog geen
methode boven die van Albrechtsen met sol. Lugoli
is te verkiezen. Meermalen is het echter noodzakelijk, voor-
al bij pyometrae, de behandeling te herhalen. Meerdere die-
ren blijken ongeneeslijk, althans ongeschikt voor de fokkerij;
daarnaast vinden spontane genezingen plaats. Het uitdruk-
ken van het corpus luteum bij pyometrae bleek niet altijd
mogelijk en moet voorzichtig worden verricht.
De economische beteekenis der infectie bleek zeer belang-
rijk. In de sterk geïnfecteerde streken wordt de infectie te-
recht als een der meest schadelijke rundveeziekten be-
schouwd.
De bestrijding is dringend noodzakelijk. Hiertoe is het
van groot belang, dat er bij de coitus spoeling of zalf kan
worden aangegeven, welke de overbrenging der trichomo-
naden uitsluit. Anders is een georganiseerde bestrijding voor
groepen veehouders (het kleine systeem Abelein) aangewe-
zen, tenzij een veehouder alleen voor zich een stier houdt.
Het moet van groot belang geacht worden, indien door
wettelijke maatregelen wordt voorkomen, dat een terug-
stierend rund naar een andere stier cn zelfs naar meerdere
stieren wordt geleid. Van een dergelijke praeventieve maat-
regel mag meer resultaat verwacht worden, dan van een
verplichte aangifte, zooals in Duitschland is voorgeschre-
ven sinds het voorjaar van 1938.
LITERATUUR.
ABELEIN. Beitrag zur Kenntnis des von Banginfektion unabhän-
gigen Frühabortus. Münch. Tierärzl. Wochenschr. 1929, 49.
ABELEIN. Die Trichomonadenseuche des Rindes und das Scheiden-
katarrhproblem. Münch. Tierärzl. Wochenschr, 1932, 22.
ABELEIN. Zur Behandlung der Sterilität beim Rind.\' Münch.
Tierärzl. Wochenschr. 1933, 19.
ABELEIN. Die Bekämpl\'ung der Trichomonadenseuche. Berl. Tier-
ärzl. Wochenschr. 1936, 50.
BENESCH. Über einen seltenen Fall von Trichomonadenabortus
beim Rind. Wiener Tierärzl. Monatschr. 19^6 2
BENESCH und WURST. Bericht über einen schweren Trichomo-
nadenbefall bei Rindern auf einem Gutshof in Nieder-Öster-
reich. Wiener Tierärzl. Monatschr. 1936, 16.
DE BLIECK cn BOS. Het voorkomen van Trichomonas foetus, de
oorzaak der trichomonadenabortus bij het rund, in Neder-
land. Tijdschr. v. Dicrgenecsk. 1936, 7.
DE BLIECK en BOS. Verder onderzoek over dc verspreiding van
de tnchomonadcnziekte bij het rund in Nederland. Tijdschr.
v. Diergeneesk. 1936, 17.
BOURDIÉ. Les Trichomonas: leur rôle dans l\'avortemcnt précoce,
ie pyomètre et Ia .stérilité de Ia vache. Recueil de Médicinc
Vétérinaire. 1936.
BRAUER. Untersuchungen über die Verbreitung und Bekämpfung
der fnchomonadcnerkrankung des Rindes. Dissertation Gies-
sen. 193J.
DAUST. Beitrag zur Klinik und Behandlung des Trichomonaden-
abortus des Rmdcs. Tierärzl. Rundschau. 1934, 28.
DIERNHOFER. Ein Nährboden zur Züchtung der Uterustricho-
monadcn des Rindes. Wiener Tierärzl. Monatschr 10x6 4
DRESCHER und HOPFENGÄRTNER. Der Trichomonadenabor-
tus des Rindes. Münch. Tierärzl. Wochcnschr. 1933, 10.
EICKMANN. Die Bekämpfung der Trichomonadeninfektion beim
Rmde m der Rheinprovinz. Deutsche Tierärzl. Wochcnschr.
1937. 7-
EULER. Besondere Beobachtungen in der Stcrilitätsbckämpfunc.
Deutsche Tierärzl. Wochcnschr. 1937, 7.
Disc.-iption of Outbrack of Trichomonas Disease of Cattle.
The Veterinary Record 1937, 9.
VAN DER KAAY. De evolutie in hct sterilitcitsvraacstuk. Inauc.
Rede. 1930.
VAN DER KAAY. Ontwikkeling der Veterinaire Obstctcrie cn gy-
naecologie m dc laatste 25 jaar. Tijdschr. v. Dicrcngeneesk.
1937. 20-
-ocr page 152-KESSEL and GAFFORD. Pathology of vaginatis due to trichomo-
nas. Archives of Pathology. 1935, 6. Referaat Tiidschr v
Diergeneesk.
KNOWLTON. Trichomonas vaginalis. The Veterinary Record
1937. 9-
KUBESCH. Spezifische Deckinfektion beim Rind. Wiener TierärzI
Monatschr. 1935, 17.
KÜST. Die Behandlung der erkankten Gebärmutter des Rindes
Deutsche Tierärzl. Wochenschr. 1932, 43.
KÜST Die Uebertragung den Geschlechtstrichomonaden des Rindes
Deutsche Tierärzl. Wochenschr. 1935, 43-
KÜST Die Thichomonadcnsterilität des Rindes und ihre Bekämp-
fung. Deutsche Tierärzl. Wochenschr. 1936, 9.
Trichomonadenseuche des Rindes. Berl.
Fierarzl. Wochenschr. 1936, 49.
HEITGRES2. Beitrag zur Verbreitung und Bekämpfung der Tri-
chomonadenseuche des Rindes. Dissertation Glessen. 193?
HEYMACH. Beitrag zum Vorkommen von Trichomonaden in
kranken und gesunden Uterus geschlachteter Rinder. Disser-
tation Glessen. 1935.
HOLSTEIN. Trichomoniasis beim Rind. Tierärzl. Rundschau
1934. 19-
MÜLLER. Beitrag zur Uebertragung und Weiterverbreitung der Tri-
chomonadcnseuchc und zur Behandlung geschlechtskranker
Bullen und Rinder. Dissertation Glessen. 1935.
MÖLLER. Beobachtungen über Trichomonadenseuche des Rindes
Tierärzl. Rundschau. 1936, 42.
MUSSILL. Untersuchungen über die Widerstandsfähigkeit der Rin-
der-Trichomonadcn gegen physikalische und chemische Ein-
flüsse. Wiener Tierärzl. Monatschr. 1937, 4.
NIEBUR. Untersuchungen über das Vorkommen von Trichomonas
vaginalis bovis bei wciblichcn Schlachtrindern am Schlacht-
hof Hannover. Dissertation Hannover. 1935.
PFENNINGER. Weitere Beobachtungen bei sporadischem Abortus
Münch. Tierärzl. Wochenschr. 1927, 15.
I ROGER. Durchführung des obligatorischen Sterilitätsbekämpfuncs-
verfahrcns. Deutsche Tierärzl. Wochenschr. 1937, 7.
REISINGER. Untersuchungen über ein in Österreich gehäuft auf-
tretendes, jedoch nicht durch den Bangschcn Bazillus verur-
sachtes Verwerfen des Rindes. Wiener Tierärzl. Monatschr
1928, 15.
REISINGER. Trichomonadensterilität. Wiener Tierärzl. Monat-
schr. 1935, 22.
RIEDMÜLLER. Ueber die Morphologie, Ucbertragungsversuche und
klinische Bedeutung der beim sporadischen Abortus des Rin-
des vorkommenden Trichomonaden. Zbl. f. Bact., Parasitenk.
und Infektionskrankheiten. Originale. 1928, 108.
RIEDMULLER. Zur Frage der ätiologischen Bedeutung der bei
Pyometra und sporadischem Abortus des Rindes gefundenen
Trichomonaden. Schweiz. Arch, für Tierheilkunde. 1932, 74.
RIEDMÜLLER. Experimenteller Abortus beim Rind, verursacht
durch vaginale Übertragung von Trichomonaden. Schweiz.
Arch. 1933, 75.
SACHWEH. Über die Trichomonadenseuche. Deutsche Tierärzl
Wochenschr. 1937, 7.
SCHAAF. Die Zuchtausfallschäden im Regierungsbezirk Wiesba-
den, ihre Ursache und ihre Bekämpfung, unter besonderer Be-
rücksichtigung der Trichomonadenseuche. Dissertation Gles-
sen. 1935.
SCHUMANN. Trichomonadenseuche als Ursache der Sterilität und
des Abortus der Rinder. Deutsche Tierärzl. Wochenschr
1935.nbsp;43-
SENNA. Über die Widerstandsfähigkeit der Trichomonas utero-va-
gmahs gegen physikalische und chemische Einflüsse. Clinica
Vetermana. 1936. Ref. Schweiz. Arch. f. Tierheilkunde
1936,nbsp;12.
SIEGEL. Beitrag zum Vorkommen der Trichomonadenseuche in
Sachsen. Tierärzl. Rundschau. 1936, 42.
STABLEFORTH. Trichomonas Disease of Cattle. Veterinary Re-
cord. 1937, 8.
STAUB. Trichomonas foetus und ihre Beziehungen zum seuchcn-
haften Frühabortus und zur Sterilität des Rindes. Dissertation
Zürich. 1936.
STEINHAUS. Die Geschlechtstrichomonaden des Rindes im Schrift-
tum. Disssertation Glessen 1937.
WAGNER und HEES. Der kulturelle Nachweis von Trichomonas
vagmalis und anderen Trichomonadenarten. Zbl. f. Bact., Par.
u. Inf. Origin. 1936.
WALSH NUTT and MURRAY. Trichomonas bovis infcction in
cattle. The Cornell Veterinarian. 1934, i-
WITTE. Bakteriënfreie Züchtung von Trichomonaden aus dem
Uterus des Rindes in einfachen Nährböden. Zbl. f. Bact. Par.
u. Inf. Orig. 1933, 128.
WITTE. Tierversuche zur Prüfung der Pathogenität der in den Ge-
nitaliën des Rindes vorkommenden Trichomonaden. Arch f.
Tierh. 1933, 66.
WITTE. Untersuchungen über den Bläschcnausschlag (Exanthema
pustulosum coitale) des Rindes. Zbl. Inf. Krhn. Haustiere.
i933gt; 44-
WITTE. Infektionsversuche an Rindern zur Klärung der patho-
genen Bedeutung der Trichomonaden für die Sterilität und
den Frühabortus des Rindes. Berlin. Tierärzl. Wochcnschr.
1934, 34-
WITTE. Serologische Untersuchungen zum Nachweis der Tricho-
-ocr page 154-monadeninfektion der Genitaliën des Rindes, Berlin. Tierärzl,
Wochenschr, 1934, 42.
WOHLFARTH, Beitrag zum Vorkommen der Trichomonaden im
Urogenitalapparate des Rindes. Dissertation Giessen, 1937,
ZÜRN. Die Bekämpfung des seuchenhaften Frühverkalbens (der
Trichotnonadenseuche). Deutsche Tierärzl. Wochenschr. 1936,
24.
; - unbsp;...... -
ir. \' •.-■n^
• «Jflr
ri?
m.
\' jC • \'\'
m
■ \'f\'
m
■■ r\'
Év\'
-ocr page 156- -ocr page 157-_ , . ■ ■ ■ ■
■tl--
- r ; -
•r .
- V
. -if,-■
\'i .
;
- nï.quot;\'
■■■quot;.•\'ii^Vs
i. r •..
i
I \' . ■
gt;
... j
mn
.j
^■i\' y.\'quot;;-
-ocr page 158-STELLINGEN.
I.
Trichomonas foetus Riedmüller speelt in een deel
rerrZ\'t\'f quot;quot;nbsp;b^i ^^ ^^-iliteit onder
het rundvee.
IL
Het verdient overweging in de veewet bepalingen op
te nemen tot bestrijdmg der steriliteit.nbsp;^
IIL
De onbekendheid met trichomoniasis foeti kan de prae-
ventieve entmg tegen de Bangsche bacil in dfscr^ediet
brengen.
IV.
Het drachtigheidsonderzoek bij het rund door rectale
exploratie dient vooral gedurende de eerste helft der gra-
vid,teit te worden aangevuld met een onderzoek van vl
ginawand en vaginaal-cervicaalsecretum.
V.
Het moet in het belang van de bestrijding der runder-
tubercu ose worden geacht, dat een positieve reactie bij
tuberculinatie binnen een zekere tijd na de levering, wette-
lijk als een koopvernietigend gebrek wordt beschouwd
VI.
De haemolyse, welke vooral bij jonge runderen optreedt
en gepaard gaat met haemoglobinurie en soms ook met ern-
stige longverschijnselen. moet worden toegeschreven aan
een sterke afkoeling, in het bijzonder door snel drinken van
koude vloeistof.
VIL
Bij het ontstaan van de habitueele luxatie van de patella
bij het rund moet vooral aan praedisponeerende, anatomi-
sche verhoudingen gedacht worden.
VUL
Dimenfermon is voor het opwekken der bronst bij het
rund te verkiezen boven prolan.
IX.
Het is niet zeker, dat E-avitaminose bij onze landbouw-
huisdieren oorzaak is van steriliteit.
X.
Bij rhachitis van het veulen op de lichtere grond is, naast
niet te rijke grasvoeding, het bijvoeren van tarwe aan te
bevelen.
XL
In ons land mag het Deensche landvarken wel worden
aanbevolen voor verbetering van het Duitsche landvarken,
doch nog niet voor teelt in eigen ras.
Voor de bestrijding van tuberculose bij mensch en dier is
het van groot belang, dat in bepaalde gevallen van tuber-
culose bij de mensch, door voorzieningen van overheidswege
een diergeneeskundig onderzoek wordt ingesteld.
Jf quot;X\'ti
quot; jiS
kVr^
m
-ocr page 161- -ocr page 162- -ocr page 163-mmm