-ocr page 1-

c\'\'Hit

-......■ ^ ^

-ocr page 2-

CATECHISMUS,^

OK

0 N D E K W IJ ZIN G

IN DE CHRISTELTJKK LEER. DIE IN DE NE-DERLANDSCHE HERVORMDE KERKEN EN SCHOLEN GELEERD quot;WORDT.

üe eerste Zonrlni].

1. Vrnag. quot;Welke is n jje troost, beide in U.»— — in Bterven ?

Antwoord. Dat ik met 1\'lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijns, maar mijns petrouwen Zaligmakers, Jezus Christus, elpen ben : die, met zijn dierbaar bloed, voor al mijne zon den volkomenlijk betaald, ei. mij uit alle peweld des duivels verlost heeft; en alzoo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelschen Vaders, peen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijne zalipheid dienen moet.. Waarom hij mij ook door zij-j nen Heiligen Geest van heti eeuwige leven verzekert, en om voortaan voor hem te leven, mij van harte gewillig en bereid maakt.

2. Vr. Hoe vele stukken zijn u noodig te weten, opdat gij in dezeii troost zalig leven en sterven moogt ?

Anttv. \'Drie stukken; ten eerste, hoe groot mijne zonde en ellende zij; ten andere, hoe ik van al mijne zonde en ellende verlost worde •. ten derde, hoe ik Gode voor zulk eene verlossing zal dankbaar zijn.

HET EERSTE DEEL. ■SKU pes mf.nsc1ikn ei.i.endk

De 2. Zondag,

3. Vr. Waar uit kent gij uwe ellende ?

Antw. Uit de wet Gods.

4. Vr. Wat eischt de wet Gods van ons?

i Antf. Dat leert ons Christus in eene hoofdsom: Matth. XXII quot;37, 38, 39, 40. Gij xult hef heihen den lieer, vxven God, met neheel uw hnrt, en met geheel Vice ziel, en met neheel kip verstand. Dit f^ \'te en het nroote gehod. En het t\\rrede,

dit gelijk, (•«] : ggt;3 *««

_____ nnntte liefhebben als n

zeiven. Aan deze twee geboden hangt de gantche wet en de Profeten.

5. Vr. Kunt gij dit alles volkomenlijk houden ?

Antw. Neen ik ; want ik ben .an nature geneigd God en mijnen naaste le haten.

De 3. Zondag.

Ct. Vr. Heeft dan God den mensch alzoo boos en verkeerd geschapen ?

Antw. Neen hij; maar God heeft den mensch goed en naar zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware geregtigheid en heiligheid, opdatquot; hij God, zijnen Schepper, regt kennen. Hem van narte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven D te prijzen.

7. Vr. Van waar komt dan zulk een verdorven aard des

menschen?

Antw. Uit den val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders , Adam en Eva, in het Paradijs, waar onze natuur alzoo verdorven is geworden, dat wy allen in zonden ontvangen en geboren worden.

8. Vr. Maar zijn wij alzoo verdorven, dat wij ganschelyk onbekwaam zijn tot eenig goed, en geneigd tot alle kwaad ?

Antw. Ja wij, tenzij wy door A den

-ocr page 3-

ondag 3. 4, 5, 6, 7.

maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder.

li. Fr. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, hetwelk voor ons betaalt ?

Antw. Neen : want, ten eerste, wil God aun geen ander schepsel de schuld straffen, welke de mensch gemaakt heeft; ten andere, kan ook geen bloot schepsel den last van Gods eeuwigen toorn tegen de zonde dragen, en andere schepselen daarvan verlossen.

15. Fr. Wat moeten wij dan voor eener. Middelaar en Verlosser zoeken ?

Antw. Zulk eenen, die een waarachtig en regtvaardig mensch ia, en nogtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, die ook waarachtig God is.

L\'e 6. Zondag,

16. Fr. Waarom moet hij een waarachtig en regtvaardig mensch zijn ?

Antw. Omdat de regtvaardig-heid van God vorderde, dat de menscheliue natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde, ;n dat een mensch, zelf een zondaar zijnde, niet kon voor anderen betalen.

17. Fr. Waarom moet hij za-men ook n aarachtig God zgn ?

Antw. Opdat hij, uit kracht zijner Godheid, den last des toorns Gods aan zyne mensch-heid dragen, en ons do gereg-tigheid en het leven verwerven en wedergeven mogt.

18. Fr. Maar wie is die Middelaar, die zamen waarachtig God en waarachtig regtvaardig mensch is?

Antw. Onze Heer Jezus Christus, die ons van God tot wijsheid, regtvaardigheid, heiligmaking en tot eene volkomene verlossing geschonken is.

10. Fr. Waaruit weet gij dat?

Antw. Uit het heilig Evangelie, hetwelk God zelf eerst in het Paradijs geopenbaard, en daarna door de heilige Patriarchen en Profeten heeft laten verkondigen, en door de offeranden en andere plegtigheden der vet laten vóórbeelden, en ten liatste door zijnen eenigge-boreu\' Zoon vervuld.

De 7. Zondag. 20. \'Sr. Worden dan alle men-■chea

•2 CATECHISMUS. 2

den Geest Gods wedergeboren worden.

De 4\'. Zondng.

9. Fr. Doet dan God den niensch seen onreet, dat Hij in zijne wet van hem eischt, wat hij niet doen kan?

Antw. Neen hij: want God heeft den niensch alzoo geschapen, dat hij dat kon doen, maar de mensen heeft zich zeiven en al zijne nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van die gaven beroofd!

10. Fr. Wil God zulk eene ongehoorzaamheid en afval onbestraft laten ?

Auttp. Neen Hij geenszins; maar Hij vertoornd zich schrikkelijk, beide over de aangebo-rene en werkelijke zonden, en wil die, floor een regtvaardig oordeel, tijdelijk en eeuwiglijk straffen, gelijk Hij gesproken heeft; Vervloekt xij een iegelijk, die nift hlijft in nl trol er ye-tchreven ii in het boek der iret, dnt hij dat doe !

11. Fr. Is dan God ook niet barmhartig ?

Antw. God is wel barmhartig, maar Hij is ook regtvaardig : daarom eischt zijne gereg-tigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf, aan ligchaaui en ziel gestraft worde.

HET TWEEDE DEEL.

vax uks menschen ver-i.ossing.

De 5, Zondag,

12. Fr. Aangeïien wij dan, naar het regtvaardig oordeel Gods, tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben; is er eenig middel, waardoor wij deze straf ontgaan mogen, en weder tot genade komen?

Antic God wil, dat aan.zijne geregtigheid genoeg geschiede; daarom moeten wij aan dezelve, of door ons zeiven, of door eenen anderen, volkomenlijk betalen.

13. Fr. Maar kunnen wij door ons zeiven betalen ?

Antw. In geenerlei wijze :

-ocr page 4-

CATECHISMUS. Z schen weder door Christus za-lip, gelyk iy door Adam zgn verdoemd geworden ?

Anlw. Neen zij, maar alleen degenen, die hem door een op-regt geloof worden ingelüfd, en al zgne weldaden aannemen.

21. Vr, Wat is een opregt geloof?

Anltc. Een opregt geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houde, wat ons God in zijn woord geopenbaard heeft; maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk del Heilige Geest, door het Evangelie, in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij, vergeving der zonden, eeuwige geregtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdiensten van Christus.

22. Vr. Wat is dan eenen Christen noodig te gclooven ?

Anlw. Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in dene hoofdsom leeren.

23. Vr. Hoe luiden die Artikelen 7

Anttv. Ik grlnnf in God, dm Vader, den Almagtige, Schepper de» hemels fn der aarde ;

En tn Jezut Chris/ut, zijnen eeniggehoren\' Zoon, onzen Heer ; die ontvangen i( van den Heiligen Geest, gehoren uit de maagd Maria ; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, if gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ten derden dage veder opgestaan van de dooden, opgex-aren ten hemel, xittende[ter regterhand Gods, des almagtigen Vaders ; van teaar hij komen zal om te oordeelen de levenden en de dooden.

Ik geloof tn den Heiligen Gerst. Ik geloof eene heilige, algemeene. Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, vederopstanding des vleesches, en een eeuwig leven.

De 8. Zondag.

2t. Vr. Hoe worden deze Artikelen verdeeld ?

Antw. In drie deelen : het eerste is van God den Vader, en onze schepping; het andere, van God den Zoon, en onze varlosaing ; het derde, van God

}ndao 7, 8, 9, 10. 3

den Heiligen Geest, en onze heiligmaking.

25. Vr. Aangezien er maar één eenig Goddelijk wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest ?

Antw. Omdat God zich al-zoo in zijn woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene personen, de eeni-ge, waarachtige en eeuwige God zijn.

VAN GOD DEN VADKR.

De 9. Zondag.

26. Vr. Wat gelooft gij met deze woorden- Ik geloof in God, den Vader, den Almagtige, Schepper des hemels en der aarde?

Antw. Dat de eeuwige Vader van onzen Heer, Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook dezelve nog door zijnen eeuwigen raad en voorzienigheid onderhoudt en regeert, om zijns Zoons Christus wil, mijn God en mijn Vader is; op wien ik alzoo vertrouw, dat ik niet twijfele, of Hij zal mij met alle nooddruft des ligchaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, hetwelk Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ton beste keeren; omdat Hij zulks doen kan als een almagtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.

De 10. Zondag.

27. Vr. Wat verstaat gij door de Voorzienigheid Gods?

Antw. De almagtige en alomtegenwoordige kracht van God, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, als met zijne hand nog onderhoudt, en alzoo regeert, dat loof en gras, regen en droo-rte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gewondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijae vaderlijke hand ons toekomen.

28. Vr. Waartoe dient ons, dat wy weten, dat God alles geschapen heeft, en nog door zgne Voorzienigheid onderhoudt ?

Antw. Dat wy in allen tegen» spoed geduldig, in voorspoed A % dank-


-ocr page 5-

iG 10, 11, 12, 13, 14, 15.

Antxe. Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christu*. en alzoo aan zyne zalving deelachtig ben; opdat ik zijnen naam bekenne, en ing zeiven tot een levend dankofifer hem offere, en met een vrij en goed geweten, in dit leven, tepen de zonde en den duivel strijde, en hier namaals in eeuwigheid met hem over alle schepselen regere.

De 13. Zondag. 33. Vr. Waarom is hij Godi een\'igqehoren Zoon penoemd, zoo \'wij toi-h.ook Gods kinderen zijn? .

Antxv. Daarom, dat Christus alleen de eeuwipe natuurlijke Zoon van God is ; maar wij zijn om zijnen wü, uit genade, tot kinderen Gods aangenomen. 3t. ïr. Wr.arom noemt gij hem onzen Heer ?

Antxv. Omdat hij ons, met ligchaam rn ziel, van al onze zonden, niat met goud of met zilver, maar met zijn dierbaar bloed, gekocht, en van alle geweld des duivels verlost, en ons alzoo rich tot een eigendom gemaa\'it heeft

De 14. Zondag.

35. Fr. Wat is dat gezegd rfie ontvangen it van den Heili\' gen Geest, grhoren xnt de maagd Mart n ?

Antxi\'. Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, de ware menschelijke natuur, uit het vleesch en bloed van de maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft; opdat hij ook het ware zaad van David zij, aan zijne broeders in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36. Vr. Wat nuttigheid overkomt u door de heilige ontvanging en ffeboorte van Christus

Antxv. Dat hij onze Middelaar is, en met zijne onschuld en volkomene heiligheid, mijne zonden, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aan gezift bedekt.

De 15. Zondag.

37. Vr. Wat verstaat gij by het woordje, geleden ?

Antxi. Dat hij aan ligchaam en ziel, den ganschen tyd zijns levens- op de aarde, maar m-

4 CATECHISMUS Zonn dankbaar zijn mopen, en in al-lc.«t wat ons noff toekomen kan, een poed toevoorzifft hebben op onzen petrouwen God en Vader, dat ons peen schepsel van zijne liefde scheiden zal, aanpezien alle srhepselen alzoo in zijne hand zijn, dat zij, tepen zijnen wil, zich noch roeren noch bewepen kunnen.

V*?f GOH DES ZOON.

De 11. Zondng.

29. Vr. quot;Waarom wordt de Zoon van God Jexxtt, dat is Zaligmaker, penoemd ?

Aritw. Omdat hij ons zalip maakt, en van onze zonden verlost; daar benevens, dat bij niemand anders eenipe zaligheid te zoeken of te vinden is.

30. Vr. Gelooven dan die ook aan den eenipen Zalipmaker Jezus, die hunne zaligheid cn welvaart bg de heilipen, bij zich zeiven, of erpens elders zoeken ?

Antxr. Neen zij, maar zij verloochenen met de daad den eenipen Heiland en Zalipmaker Jezus, ofschoon zij hem met den mond roemen ; want van twee één, of Jezus moet peen volkomen Zalipmaker zijn, of die dezen Zalipmaker\' met een waar peloof aannemen, moeten alles in hem hebben, wat tot hunne zaligheid noo-dip is.

De 12. Zondag.

31. Vr. Waarom is hij Chrit-tui, dat is, een Getal/de, penoemd ?

Antxr. Omdat hij van God, den Vader, verordend, en met den Heilipen Geest is pezalfd, tot onzen hoopsten Profeet en Leeraar, die ons den verbor-pen\' raad en wil van God aan-paande onze verlossinp volko-menlijk peopenbaard heeft; en tot onzen eenipen Hoopepries-ter, die ons met de eenipe offerande zijns ligchaams verlost heeft, en ons met zijne voorbidding steeds voortreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning, die ons met zijn woord en Geest regeert, en ons bij de verworvene verlossing beschut en behoedt.

32. Vr. Maar waarom wordt gO een Chritten penoemd ?

-ocr page 6-

CATECHISMUS. Zondao 15, 16, 17, 18.

zonderheid aan het einde zün8 levens, den toorn Gods tegen de zonde van het gansche inen-■chelijke geslacht gedragen heeft; opdat hij met zijn lijden, als met het eenige zoenoffer, ons ligchaam en ziel van de eeuwige verdoemenis verlossen, en ons Gods genade, geregtig-heid en het eeuwige leven verwerven zou.

38. Fr. Waarom heeft hij onder den Reijter Pontiu$ Pilalu$ geleden ?

Anlic. Opdat hij, onschuldig, onder den wereldlijken Regter veroordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel van God, dat over ons gaan zou, bevrijden zou.

39. Fr. Heeft het iets meer

dood gestorven ware?

Antxe. Ja het; want daardoor ben ik zeker, dat hij de vervloeking, die op mij lag, op zich geladen heeft, omdat de dood des kruises van God vervloekt was.

De 16. Zonday.

40. Fr. Waarom heeft Christus zich tot in den dood moeten vernederen ?

Anttc. Daarom, dat van wege de geregtigheiil eo waarheid Gods, niet anders voor onze zonden kon betaald worden\', dan door den dood van Gods Zoon.

41. Fr. Waarom is hy begraven geworden ?

Antw. Om daarmede te betuigen, dat hij waarlijk gestorven

42. Fr. Zoo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het, dat wij ook moeten sterven ?

Antw. Onze dood is geene betaling voor onze zonden, maar alleen eene afsterving der zonden, en een doorgang tot het eeuwige leven.

43. Fr. Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande pn dood van Christus aan het kruis ?

Antw. Dat door zync kracht onze oude mensch met hem gekruisigd, gedood en begraven wordt; opdat de booze lusten van het vleesch in ons niet meer regeren, maar dat wij on» zeiven hem tot eene offerande der dankbaarheid opofferen.

44. Fr. Waarom volgt er, ne-dergedaald ter helle 7

Antw, Opdat ik;in mijne hoogste aanvechtingen verzekerd zij, en mjj ganschelijk vertrooste, dat mijn Heer Christus, door zijne onuitsprekelijke be-naauwdheid, smarten, verschrikkingen en helsche kwalen, in welke hij, in zijn gan-sche lijden, maar inzonderheid het kruis, gezonken was, van de helsche benaauwd-heid en pijn verlost heeft.

Ve 17. Zondaij.

45. Fr. Wat nut ons de op-itnnding van Christus?

Antw. Ten eerste, heeft hy door zijne opstanding den dood overwonnen, opdat hij ons de geregtigheid, die hij door zii-nen dood ons verworven had, kon deelachtig maken ; ten andere, worden wij ook door zijne kracht opgewekt, tot een nieuw leven ; ten derde, is de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding.

De 18. Zondag.

46. Fr. Wat verstaat gij daarmede, opgevaren ten hemel ?

Antw. Dat Christus voor de oogen zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat hij ons ten goede damp;ar-is, tot dat hij wederkomt, om te oordeelen de levenden en de dooden.

47. Fr. Is dan Christus niet by ons tot aan het einde der wereld, gelijk hij ons beloofd heeft ?

Antw. Christus is waarachtig mensch en waarachtig God; naar zijne menschelijke natuur is hij niet meer op aarde, maar naar zyne godheid, majesteit, genade en geest wijkt hy nimmermeer van ons.

48. Fr. Maar zoo de mensch-heid niet overal is, waar de trodheid is, worden dan die twee naturen ii Christus niet van elkander ge scheiden ?

Antw. Ganschelijk niet: want mitsdien de godheid onbegry-pelijk en overal tegenwoordig is, zoo moet volgen, dat ly wel buiten htre aangenomene mensehheid is, en nogtans ook in dezelve if, en persoonlyk met haar vereenied blyft.

A 3 49. Fr.


-ocr page 7-

DAS 18, 1», 20, 21, 22.

aan mij gegeven is, opdat hij mij, door een opregt geloof, aan Christus en al zijne weldaden deelachtig make, mij troo»-te, en bij mij eeuwig blyve.

De 21. Zondag. 51. Vr. Wat gelooft gij van de heilige, algemeene, Chriile-lijtce Kerk 7 Antw. Dat de Zoon van God, uit het gansche menschelijkc geslacht, zich eene gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, docr zijnen Geest cn woord, in eenigheid des waren geloofs, van het begin der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt ; cn dat ik daarvan een levend lidmaat beu, cn eeuwig zal blijven.

55. Vr. Wat verstaat gij door de getneemchap der Heiligen 7 Antw. Eerstelijk, dat alle eu elk geloovige, als lidmaten, aan den Heer Christus en aan al zijne schatten en gaven gemeenscha;» hebben ; ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijne gaven, ten nutte en tot zaligheid der andere lidmaten, gewi lig en met vreugde aan te le?:ren.

50. Vr. Wat gelooft gij van de vergeving d\'r zonden ?

Anlw. Dat God, om het ge-noegdoen ••an Christus, aan al mijne zonden, ook mijnen zondigen aard, waarmode ik al mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gereg-tigheid van Christus schenken, opdat ik nimmermeer in het ge-rigt van God kome.

De 22. Zondag. 57. Vr. Wat troost geeft u de opilnnding dei vlreichei ?

Anlw. Dat niet alleen mijne ziel, na dit leven van stonden aan, tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden ; maar dat ook dit mijn vleesch, door de kracht van Christus opgewekt lijnde, weder iret mijne ziel veieenigd, en aan het heerlijk li;;chuam van Christus ge-lijkvor.nig zal worden 68. IV. Wat troost schept gij uit het Artikel van hel eeuwige leven

Antw. Dat, nademaal ik uu het beginsel der eeuwige vreugde hi inyn hart gevoele, ik na dit

« CATECHISMUS. ZON

49. Vr. Wat nut ons de he-mrlvaurt van Christus ?

Anltp. Ten eerste, dat hij in den hemel voor het aangezipft zijns Vaders onze Voorspreker is; ten andere, dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben, dat hij, als het Hoofd, ons, zijne lidmaten, ook tot zich zal nemen ; ten derde, dat hij ons zijnen Geest tot een tejrenpand zendt, door wiens kracht wü zoeken wat daar boven is, waar Christus is, zittende ter re^terhand (ïods, en niet wat op de aarde is.

J)f 19. Zondmj.

50. Vr. Waarom werd daarbij ffezet, zittende ter regterhnnd God» 7

Anttc. Dat Christus daarom ten hemel pevaren is, opdat hij zich zeiven daar bewijze als liet Hoofd zijner Christelijke Kerk, door hetwelk de Vader alle dingen rejreert.

51. Fr. Wat nuttigheid brenpt ons nu deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?

Anlw. Eerstelijk, dat hij door zijnen Heiligen Geest, in ons, zijne lidmaten, de hemelsehe tjaven uitgiet; daarna, dat Inj ons met zijne inafft tegen alle vijanden beschut en bewaart.

52. Vr. Wat troost u de vse-derkom$t van Chriitus, om te nortfeelen de levenden en de doo-den7

Anlw. Dat ik in alle droefenis en vervolging, met een opge-rigt hoofd, even denzelfden, die zich te voren om mijnen wil voor Gods gerigt gesteld, en al den vloek van mij weggenomen heeft, tot eenen llegter uit den hemel verwachte; die al zijne cn mijne vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar imj, met alle uitverkorenen, tot zich in de hemelsehe blijdschap en heerlijkheid nemen zal.

VAN OOI) DEN IIELIGKN GEKST.

Üe 20. Zondag.

53. Vr. Wat gelooft gij vnn den Ileiljnen Geetl ?

Anttc, Eerstelijk, dat hij za-men met den Vader eu den Zoon waarachtig en eeuwig r.od is ; tea andere, dat hij ook

-ocr page 8-

CATECHISMUS. Zc dit leven volkomene laligheid bezitten zal, welke ^ecn 007 pezien, cn peen oor pehoord heeft, en in freens mcnsrhcn hart pekomcn is, en dat, om God daarin eeuwig te prijzen.

van dk regtvaardicino.

De 23. Zondaij, Vr. Maar wat baat het u nu, dat frij dit alles trelooft 7

Anhr. Dat ik in Christus voor God restvaardiff ben, en een erfgenaam van het eeuwige leven.

60. Fr. Hoe zijt gij regtvaar-dig voor God ?

Antw. Alleen door een oprekt geloof in Jezus Christus: al-zoo, dat, al is het, dat mij myn geweten beklaagt, dat ik tegen al de jreboden Gods zwaarlijk gezondigd, en van dezelve geen gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, noptans God, zonder cenipe mijner verdienste, uit loutere genade, mijtde volkomene Benoefrdoening, ge-resrtiprheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, even als had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja als ha»! ik ook al de «rehoorzaamheid vol-bragt, welke Christus voor mij volbragt heeft, zoo verre ik zulk eene weldaad met ccn ge-loovig hart aanneem.

61. Vr. Waarom zegt gij, dat gij alleen door het ijeloof regt-vaardig zijt ?

Antw. Niet, dat ik van wege de waardigheid van mijn geloof Gode aangenaam ben, maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerestigheid en heiligheid van Christus mijne ge-regtigheid voor God is, en dat ik dezelve niet anders, dan alleen door het geloof, aannemen en mij toeëigunen kan.

De 24. Zondag.

62. Vr. Maar waarom kunnen onze goede werden niet de ge-regtigheid voor God, of een stuk van dezelve zijn ?

Antw. Daarom, dat de gereg-tigheid, die voor Gods gerigt bestaan kan, gansch volkomen en aan de wet van God in alle stukken gelijkmatig zyn moet; en dat ook onze beate werken in dit leven alle onvolkomen

nuao 22, 23, 21, 23. 7

cn met zonden bevlekt zijn.

63. Vr. Höe, verdienen onze goede werken niet, welke God nogtans in dit en in het toekomende leven wil belooncn ?

Anitr. Deze belooning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade.

6t. Vr. Maar maakt deze leer geen zorgelooze en goddcloozc menschen 7

Anti-. Neen zij: want het is onmogelijk, dat, zoo wie Christus door een waarac htig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.

van df. sacuam enten De 23. Zondag.

63. Vr. Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al zijne weldaden deelachtig maakt, van waar komt zulk een geloof?

Antw. Van den Heiligen Geest, die het geloof in onze harten werkt, door de verkondiging van het heilig Evangelie, eu hetzelve sterkt door het gebruik der Sacramenten.

66. Vr. Wat zijn de Sacramenten?

Antw. De Sacramenten zijn heilige, zigtbare waarteekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons, door het gebruik derzelve, de beloften van het Evangelie des te beter te verstaan geven en verzegelen zou; namelijk, dat Hij ons, van wege het eenig slagtoffer van Christus, aan het kruis volbragt, vergeving der zonden cn het eeuwige leven uit genade schenkt.

67. Fr. Zijn dan beide het Woorden de Sacramenten daarhenen gerigt, of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offeranden van Jezus Christus aan het kruis, als op den eeni-gen grond onzer zaligheid, wij-

Antw. Ja zij toch t want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie, en verzekert ons door de Sacramenten, dat onze volkomene zaligheid in de eenige ofTernn.le van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is.

68. Vr. Hoeveel Sacramenten heeft Christus in het Nieuwe

A 4 Ver-


-ocr page 9-

3 CATECHISMUS. Z«

Verbond of Testament ingezet7 Antw. Twee, namelijk den heiligen Doop ea het heilig Avondmaal.

VAX DKN 1IEII.IGKN DOOH.

De 26. Zondag.

69. 1\'r. Hoe wordt pij in den heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de eenige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt ?

Antw. Alzoo, dat Christus dit uitwendig waterbad inpezet, en daarbij toegezegd heeft, dat ik zoo zaker met zijn bloed cn Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijne zonden, pnwassrhen ben, als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des vlee-sches pleegt weg te nemen, ge-wassrhen ben.

70. Kr. Wat is het, met het Uned en den Geest run Christus

Antw Het isquot; vergeving der zonden van God uit genade te hebben, om het bloed van Christus, hetwelk hij in zijne offeranden aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarua ook door den Heilipen Geest vernieuwd cn tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven, en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen.

71. Fr. Waar heeft ons Christus toegezegd, dat hij ons zoo zeker met zijn bloed en Geest wasschen wil, als wij met het doopwater gewassc hen worden ?

Antw. In de inzetting des Doops, welke aldus luidt; Gaat henen, onderwijst alle volken, dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. En : Die geloofd zal he\'ihen, en gedoopt tnl zijn, xnl zalig worden; maar die niet xnl geloofd hebben, zal verdoemd worden.

Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift den Doop het had der wedergeboorte en de afwassching der tonden noemt.

De 27. Zondag.

72. Fr. Is dan het uiterlijk waterbad der afwassing der •onden zelve?

gt;NDAO 25, 26, 27, 28.

Antw. Neen het; want alleen het bloed van Jezus Christus, en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden. 73. Fr. Waarom noemt dan de lieilipe Geest den Doop, het had der wedergeboorte en de afwassching der zonden \'

Antw. God spreekt alzoo niet zonder proote oorzaak, namelijk : niet alleen om ons daarmede te leeren, dat gelijk de onzuiverheid des ligchaams door hot water, alzoo ook onze zonde door het bloed cn den Geest van Jezus Christus weggenou en worden; maar veel meer, opdat Hij ons door dit poddclijk pand en waarteeken wil verzekeren,quot; dat wij zoo waarachtig van onze zonden geestelijk gewasschen zijn, als wij uitwendig met water gewasschen worden.

71. Fr. Zal men ook de jonge kinderen doopen ?

Antw. Ja; want mitsdien zij zoowel als de volwassenen in het verbond van God en in zijne gemeente beprepen zijn,\'en dat hun door Christus bloed de verlossing van de zonden, en de Heilige Gccsl, die het geloof werkt, niet minder dan aan de volwassenen toegezegd wordt, zoo moeten zy ook, door den Doop, als door het teeken des Verbonds, in de Christelijke Kerk ingelijfd, en van de kinderen der ongeloovi-pen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor welke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.

VAX HET IIRII.IO AVONO-MAAla VAX OX7.KX HEER JEZUS CHRISTUS.

De 23. Zondag.

73. Fr. Hoe wordt gg in het heilig Ave ndmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de cenige offerande van Christiis, aan het kruis volbragt, cn aan al zijn goed gei leenschap hebt ?

Antw. Alzoo, dat Christus aan mij in alle geloovigen, tot zijne gedachtenis, van dit gebroken brood te eten, en van dezen drinkbeker te! drinken bevolen heeft, cn daarby ook belooft: eerstelijk, dat zijn


-ocr page 10-

CATECHISMUS. Zondag 28, 29.

lipfchaam zoo zeker voor mij aan het kruis geofferd en gebroken, en zijn bloed voor mij vergoten i», als ik met oogen zie, dat het brood des Ileeren voor mij Rebroken, en de drinkbeker mij medegedeeld wordt; en ten andere, dat hij zelf mijne ziel, met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed, zoo zeker tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en den drinkbeker des Heeren (als zekere waartee-kenen van het ligchaam en bloed van Christus) uit des dienaars hand ontvang en inon-delijk geniet.

76. Vr. Wat is dat te zeggen. het grkruiiiyde liprhnnm vnn Chriilu$ te eten rn zijn vergoten bloed te drinken r

Antv. Het is niet alleen, met een geloovig hart, het gamchc lijden en sterven van Christus aan te nemen, en daardoor vergeving der zonden en het eeuwig leven te verkrijgen, maar ook daar benevens door den Heiligen Geest, die zamen in Christus en in ons woont, al-zoo met zijn heilig ligchaam hoe langer hoe meer vereenigd te worden, dat wij, al is het dat Christus in den hemel is rn wij op aarde zijn, nogtans vleesch van zijn vleesch en been van zijne beenen zijn, en dat wij door éénen Gees: Cals ledea van dén ligchaam door ééne ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden.

77. Vr. Waar heeft Christus beloofd, dnt hij de geloovigen alzoo zeker met zijn ligchaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken ?

Antxo. In de inzetting des Avondmaals, welke aldus luidt: (1 Kor. XI: 23-26) Ou-xe Heer Jezut nam, in den n-jcht, in Melken hij verraden werd, hrt brood; en alt hij gedankt had, brak hij het, en zei-de ; neemt, eet ! dat ii mijn ligchaam, hetn-elk voor u gebroken wordt; doet dat tol mijne ije-dachtenii. Desgelijks (nam) hij ook den drinkbeker nn het eten des Avondmaals, en zeide : deze drinkbeker het Nieuwe Testament in mijn bloed; doel dat, zoo dikteijls als gij [dien] zvlt drinken, lol mijne gedachtenis.

tVnut zoo diklfijls oh gij dit brood xvl! etrn, en dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Ileeren, tot dnt hij komt.

Deze toezegging wordt ook herhaald door den heiligen Apostel Paulus, waar hij spreekt: 1 Kor. X : 16, 17. V\' drinkbeker der dankzegging, welken wij [dankzeggende] ze-

l va \'

h\'tui

breken, il dat niet eene gemeenschap aan het ligchaam ran Christus ? Want éen brood (ia liet), [zoo] zijn wij velen één ligchaam, dewijl wij allen aan ■en brood deelachtig zijn.

De 29. Zondag.

78. Vr. Wordt dan uit brood ;n w\'jn het wezenlijke ligchaam :n bloed van Christus?

Antw. Neen ; maar fel ijkerwijs

jiet water in den Doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwas-•hing der zonden zelve is, narvan het alleen een Goddelijk waarteeken en verzekering is) alzoo wordt ook het brood in het Avondmaal niet het ligchaam \\aix Christus zel-hoewel het, naar den aard de eigenschap der Sacramenten, het ligchaam van Christus Jezus genoemd wordt.

79. Vr. Waarom noemt dan Christus het brood «ijn ligchaam, en den drinkbeker zijn bloed, of het Nieuwe Verbond door zijn bloed, en Paulus de gemeenschap aan het ligchaam en bloed van Christus ?

Antw. Christus spreekt alzoo niet zonder groote oorzaak , namelijk: niet alleen om ons daarmede te leeren, dat, gelijk brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzoo ook zyn gekruisigde ligchaam en vergoten bloed de waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden ; maar veel meer, om ons door deze zigtbare teekenen en panden te verzekeren, (lat wij zoo waaiachtig aan zijn waar ligchaam en bloed, door de werking des Heiligen Gees-tes, deelachtig worden, als wij deze heilige wr.arteekenen met den ligchamelijken mond tot zijne gedachtenis ontvangen;

A 5 en


-ocr page 11-

10 CATECHISMUS,

en dat al zijn lijden en gehoorzaamheid zoo zeker ons eigen zijn, als hadden wij zeiven in eiffen persoon alle» preleden, en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.

De 30. Znndari.

80. Fr. Wolk onderscheid is er tusschen het Nachtmaal des Heeren en de Paapsche Mis ?

Anlw. liet Nachtmaal des Heeren betuigt ons, dat wij volkomene vergeving van alle zonden hebben, door de eenige offerande van Jezus Christus, welke hij zelf éénmaal aan het kruis volbragt heeft, en dat wij door den Heiligen Geest Christus worden ingelijfd, die, naar zijne menachtflijke natuur, niet op de aarde, maar in deu hemel is, ter regtorhand Gods, Kijns Vader.\'!, en da.-\'ir van ons wil aangebeden zyn. Maar de Mis leert, dat de levenden en de dooden niet door het lijden van Christus vergeving der zonden hebben, tenzij Christus nog dagelijks voor dezelven van de Mispriesters geofferd worde; en dat Christus ligchamelük onder do gestalte van het brood en den wijn is, en daarom ook daarin moet aangebeden worden. En alzoo is de Mis inl len grond anders niet, dan ecne verloochening van de eenige offerande en het lijden van Jezus Christus, en eene vervloekte afgoderij.

81. Fr. Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld ?

Anlw. Voor degenen, die zich zeiven van wegen hunne zonden mishagen, en nogtans vertrouwen, dat dezelve hun om Christus wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt zij ; en die ook begeeren hoe langer hoe meer hun geloof te sterken, en hun leven te beteren. Maar de geveinsden, en die zich niet met een waar hart tot God bekeeren, eten en drinken zich zeiven het oordeel.

83. Fr. Zal men ook tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hunne bekentenis en leven als -ongeloovigc en god-delooze menschen aanstellen ? Antw. Neen ; want alzoo wordt het verbond van God ontheiligd, en zijn toorn over de gan-

Zondao 29, 30, 31.

sche gemeente verwekt; daarom is de Christelijke Kerk schuldig, naar de ordening van Christus en zijne Apostelen, zulken (tot dat zij betering huns levens bewijzen) door de sleutelen des Hemelrüks uit te sluiten.

De 31. Zondag, 83. Vr. Wat zijn de sleutelen des Hemelrüks ?

Anlw. De verkondiging, van het heilig Evangelie en de Christelijke ban, of uitsluiting uit de Christelijke gemeente, door welke twee stukken het Hemelrijk den geloovigen opengedaan, en den ongeloovigen toegesloten wordt.

St. Fr. Hoe wordt het Hemelrijk door de prediking van het heilig Evangelie ontsloten en toegesloten ?

Anlw. Alzoo, als achtervolgens het bevel van Christus, aan allen en aan oen\' iegelijk geloovige verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun (zoo dikwijls zij de beloften van het Evangelie met een waar geloof aannemen) waarachtig al hunne zonden van God, om de verdiensten van Christus, vergeven zijn : daarentegen aan alle ongeloc vigen, en die zich niet van harte bekeeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gcds, en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zoo lang zij zich niet bekeeren; volgens welke getuigenis van het Evangelie, God, beide in dit en in het toekomende leven, oordeelen wil. 85. Fr. Hoe wordt het Hemelrijk toesesloten en ontsloten door den Christelijken ban ? Anlw. Alzoo, als achtervolgens het bevc. van Christus, degenen, die onder den Chris-telyken naam, onchristeiyke leer of leven voeren, nadat zij menigmaal broederlijk vermaand iijr.de, van hunne dwalingen en schandelijk leven niet afstaan w\'llen, aan de gemeente, of degenen, die van de gemeente daartoe verordend lijn, aangebragt worden; en zoo zy naar de •\'ermaning niet vragen, van henlieden, door het verbieden der Sacramenten , uit de Christelijke gemeente, en van God zeiven uit het rijk van Christus gesloten worden, en


-ocr page 12-

CATECHISMUS. Zc wederom als lidmaten van Christus en van zij ut- gemeente aanprenomen, wanneer zy waarachtige betering beloven en bewijzen.

HET DERDE DEEL.

VAN DE DANKBA ARIIEIU.

De 32. Zondag.

80. Fr. Aan{rcz:en wij uit onze ellende, zonder eenige onzer verdiensten, alleen uit genade , door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen ?

Anlie. Daarom, dat Christus, nadat hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijnen Heiligen Geest tot zyn evenbeeld vernieuwt, opdat wij niet ons gan-sche leven Gode dankbaarheid voor weldaden bewijzen,

en Hij door ons geprezen worde : daarna ook, dat elk by zich zeiven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zü. en dat door onzen godzaligen wandel onze naaste ook voor Christus gewonnen worde.

87. Vr. Kunnen dan zij niet zalig worden, die in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet be-keeren ?

.■Ititw. In geenerlei wijze: want de heilige Schrift zegt, dat geen onkuische, afgodendienaar}, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch roover, noch dergelijke, het rijk van God beërven zal.

De 33. Zondag.

88. Vr. In hoe veel stukken bestaat de waarachtige bekeering des menschen ?

Anlte. In twee stukken : in de afsterving van den ouden, en ir. de opstanding van den nieuwen mensch.

89. Fr. Wat is de afsterving van den ouden mensch ?

Antir. Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden.

90. Fr. Wat is de opstanding van den nieuwen mensch ?

Antw. Het is\' eene hartelijke vreugd in God door Christus, cn ccn lust ,cn liefde om naar gt;NDAO 31, 33, 33, 34. 11

den wil van God in alle goede werken te leven.

91. Fr. Maar wat siyn goede werken ?

Anttv. Alleen die uit een waar geloof, naar de wet van God, Hem ter eere geschieden, en niet, die op ons goeddunken of menschen inzettingen gegrond zijn.

VAN Igt;K WET.

De 34. Zondag.

92. Fr. Hoe luidt de wet des Heeren ?

Antw. God sprak alle deze woorden :

J?xolt;I. XX : 2—17.

Drut. V : 6—21.

Jk ben de HEER, uw God, die « uit Eyypteland, uit het diemthuis, uitgeleid heb. Het eerste Gebod. Gij zult geen andere Goden voor wijn aangexigt hebben. Het tweede Gebod. Gij xult u geen gemeden beeld noch eenige gcijken\'it maken, [van hetgeen] boren in den hemel i», noch (van hetgeen] onder op de aarde it, noch [van hetgeen] in de tenteren onder de aarde i». Gij xult u voor die n\'nt buigen, noch hen dienen: want Ik, de II EEU, uw God, ben een ijverig God, die de mit-daad der raderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde [lid] dergenen, die Mij halen; en doe bnrmhartig-heid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en mijne geboden onderhouden.

Het derde Gebod. Gij xult den naam des HEEREN, tiU\'S God,, n et ijdelijk gebruiken: trant Je HEER xrl niot omchuldiq houden, die zijnen naam ijjrl jk gebruikt. Het vierde Gebod. Gedenkt aan den Sabbatdag, dat gij dien heiligt; xe$ dagen zult \'gij arbeiden rn al uto werk doen ; maar de zettende dag u de Sabbat de, HEEREN, «l«» Godi, [dan] zult gij geen werk doen, gij, noch tiw zoun, noch uwe dóchter, [ncch] «te dienit-knccht, noch uwe dienitmaagd, noch uw vee, noch vw vreemdeling, die in tiwepoorten i, : trant in \'za dagen heeft de HEER den heiurl en de aarde gemaakt, de xce, en ulle, trat daarin ««, en


-ocr page 13-

12 CATECHISMUS. Zt

Hij ruMtle ten levenden dage ; daarom zegende de HEER den Sabbatdag, en heiligde den-Meiven.

Het vijfde Gebod.

Eert uwen vader en utce moeder, opdat vice dagen verlengd worden iu het land, dat u de HEER, uw God. geeft.

Het zeade Gebod.

G\'j zult niet doodllnan.

Het zevende Gebod.

Gij zult niet echtbreken.

Het achtste Gebod.

Gij zult nirt itelen.

Het negende Gebod.

Gij zult gern valsehe getuigenii tpreken legen uwen naaste.

Het tiende Gebod.

Gij zult niet begreren uwi naasten huil; gij zult niet begeeren uvs naasten vrouw, noch rijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat van uwen naaste ii.

0.1. Vr. Hoe worden deze tien geboden verdeeld ?

Antw. In twee tafelen ; waarvan de eerste Inert, boe wij ons jegens God zullen bonden ; de andere, wat wij aan onzen naaste schuldig zijn.

9J. Vr. Wat gebiedt God in het eerste gebod ?

Antw. Dat ik, zoo lief als mij mijner ziele zaligheid is, alle afgoderij, tooverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof, aanroeping van heiligen of van andere schepselen, mijde en vliede; en den eenigen waren God regt leero kennen. Hem alleen vertrouwe, in alle ootmoedigheid en lijdzaamheid mij aan Hem alleen onderwerpe, van Hem alleen alles goeds verwachte. Hem van ganscher harte lieihebbe, vreeze en eere: alzoo dat ik eer van alle schepselen afga en die varen laat, dan dat ik in het allerminste tegen zijnen wil doe.

9.». Vr. Wat is afgoderij ?

Antw. Afgoderij is, in c^S plaats van den eenigen waren God, die zich in zijn woord geopenbaard heeft, of benevens denzelven iels anders te versieren of te hebben, waarop de mensch zijn vertrouwen zet.

De 33. Zondag.

06. Vr. Wat eischt God in het tweede gebod?

Antw. Dat w\\j God op geener-

MUAO 34, 35, 36, 37.

lei wyze afbeelden, noch op eene andere wijze vereeren, dan Hij in zijn woord bevolen heeft.

97. Vr. Mag men dan gan-schelijk geene beelden maken 1

Antw. God kan noch mag op eenigerlei wijze afgebeeld worden ; maar al is het, dat de schepselen kunnen afgebeeld worden, zoo verbiedt toch God hunne beeldtenis te maken en te hebben, om die te vereeren, of Gode daardoor te dienen.

98. Vr. Maar zou men de beelden in de Kerken als boeken der leeken niet mogen lijden ?

Antw. Neen: want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijne Ctristenen, niet door stomme beelden, maar door de levende verkondiging zijns woords, wil onderwezen hebben.

lie 36. Zondag.

99. Vr. Wat wil het derde gebod ?

Antw. Dat wij niet alleen met vloeken o:\' met eenen valschen eed, maar ook met onnoodig zweren, d3n naam van God niet lasteren noch misbruiken ; noch ons, met ons stilzwijgen en toezien aan zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken ; en in één woord, dat wij den heilig !n naam van God niet anders dan met vreeze en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons regt bekend, aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen worde.

100. Vr. Is het dan zoo groo-te zonde Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over hen vertoont, die, zoo veel als hun mogelijk is, het vloeken en zworen niet helpen weren en verbieden ?

Antw. Ja gewisselijk ; want er is geen grooter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering zijns naams, waarom hij Jok dezelve met den dood te straffen bevolen heeft.

De 37. Zondag.

101. Vr. Mag men ook pod-zaliglijk bij den naam van God eenen eed zweren ?

Antw. Ja, als het de Overheid van hare onderdanen, of anderzins ook de nood vordert, om trouw en waarheid daardoor


-ocr page 14-

CATECHISMUS. ZOND door te bevestigen, en dat tot Gods eer en des naasten zaligheid ; want zulk eedzweren is in Gods woord gegrond, en daarom ook van de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament Tegt gebruikt geweest.

102. Fr. Mag men ook bü de heiligen of bij eenige andere schepselen eenen eed zweren ?

Antw. Neen: want een\' reg-jen eed zweren is God aanroe-

Een, dat Hg, als die alleenen, dat Hg, als die alleen

et hart kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffen, indien ik valschelijk zweer, welke eer aan geene schepselen toebehoort.

De 38. Zondag.

103. Fr. Wat gebiedt God in het vierde gebod ?

Antw. Eerstelijk, dat de Kerkdienst of het Predikambt, en de Scholen onderhouden worden ; en dat ik, inzonderheid op den Sabbat, dat is, op den Rustdag, tot de gemeente van God naarstiglyk kome, om Gods woord te hooren, de Sacramenten te gebruiken. God, den Heer, openlijk aan te roepen, en deu armen Christelijke handreiking te doen ; ten andere, dat ik al de dagen mijns levens van mijne booze werken viere, den Heer door zijnen Geest in mij werken late, en alzoo den eeuwigen Sabbat in dit ^ven aanvange.

De 39. Zondag.

104. Fr. Wat wil God in het vijfde gebod ?

Antw. Dat ik mgnen vader en mijne moeder, en allen, die over mij gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijze, en uiij aan hunne goede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpe, en ook met hunne zwakheid en gebreken geduld hebbe, aangezien het Gode belieft ons door hunne hand te regeren.

De 40. Zondag.

105. Fr. Wat eischt God in het zesde gebod?

Antw. Dat ik mijnen naaste, noch met gedachten, noch met woorden, of eenig gelaat, veel minder met de daad, door mij zeiven, of door anderen ontëere, hate, kwetse of doo-de ; maar dat ik alle wraakgie-

AO 37. 38, 39, 40, 41, 42. 13 righeid aflefrge, ook mij zeiven niet kwetse, of moedwillig in eenig gevaar begeve : waarom ook de Overheid het zwaard draagt, oin den doodslag te weren.

106. Fr. Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken ?

Antw. God, verbiedende den doodslag, leert ons, dat Hij den wortel des doodslagi, als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid haat, en zulks alles voor eenen doodslag houdt.

107. Fr. Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, gelijk gezegd is, niet dooden ?

Antw. Neen ; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als ons zeiven , en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen , zijne schade, zoo veel ons mogelijk is, af-keeren, en ook aau onze vy-anden goed doen.

De 41. Zondag.

108. Fr. Wat leert ons het zevende gebod ?

Antw. Dat alle onkuischheid van God vervloekt is; en dat wij daarom, derzelver van harte vijand zijnde, kuisch en tuchtelijk leven inoeten, het-zij in iden heiligen huwelijken staat, of buiten denzelven.

109. Fr. Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken, en dergelijke schanden ?

Antw. Dewijl ons ligchaam en onze ziel tempelen des Heiligen Geestcs zijn, zoo wil Hn, dat wij die beide zuiver en heilig bewaren: daarom verbiedt Hij alle onkuische daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mensch daartoe trekken kan.

De 42. Zondag.

110. Fr. Wat verbiedt God in het achtste gebou ?

Antw. God verbiedt niet alleen het stelen en rooven, het-werk de Overheid straft; maar Hij noemt ook dieverij, alle booze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed aan ons denken te brengen, hetzij met geweld of schijn ▼an regt, als met onregt gewipt, elle, mate, ware, munt, A 7 woe-


-ocr page 15-

U CATECHISMUS. Zt

woeker, of door ecnig middel vaa God verboden : waarbij ook alle gierigheid, alle misbruik en verkwistint* zijner gaven.

111. Vr. Maar wat gebiedt God in dit gebod ?

Anlxe. Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, be-vordere, met hem alzoo han-dele, als ik wilde, dat men met mij handele; daarbij ook, dat ik getrouw arbeide, opdat ik den nooddruftigen helpen mag.

De 43. Zondag.

112. Vr, Wat wil het negende gebod ?

Aiitw. Dat ik tegen niemand valsche getuigenis geve,, nie-mands woorden verkeere, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand ligtelyk en onverhoord oordeele, of helpe verdoemen ; maar allerlei liegen en bedriegen, als eigene werken des duivels, vermijde, tenzij ik den zwaren toorn van God op mij Iaden wil: insgelijks, dat ik in het gerigt en alle andere handelingen, de waarheid liefhebbe, opregte-lijk spreke en bekenae; ook mijns naasten eer en goed gerucht, naar mnn vermogen, voorsta en bevordere.

i)e Zondag.

113. Vr. Wat eischt van ons het tiende gebod ?

.\'Intw. Dat ook dc minste lust of gedachte tegen eenig gebod van God in ons hart nimmermeer komu; maar dat wii, te allen tijde, van ganscher harte, aller zonden vijand zijn, en lust tot alle geregtigheid hebben.

114. Fr. Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomcnlijk houden ?

Antw. Neen zij : want ook de allerheiligaten, zoo lang zü in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid , doch alzoo, dat zij met een ernstig voornemen, niet alleen naar xommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven.

115. Fr. Waarom laat God ons dan zoo scherpelijk de tien geboden prediken, indien toch niemand dezelve in dit leven kouden kan?

iNluo 42, 43, 44, 45.

Antw. Eerstelijk, opdat wQ ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer lee-ren kennen, en des te begeeri-ger zijn om de vergeving der zonden en de geregtigheid in Christus te zoeken; daarna, dat wij zonder onderlaten ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wü langs zoo meer naar het evenbeeld van God vernieuwd worden, tot dat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.

VAÏf IIET QEBEU.

De 45. Zondag,

116. Vr. Waarom is het gebed voor dc Christenen noodig ?

Antie. Daarom, dat hetzelve het voornaamste stuk der dank-baarheikl is, welke God van ons voriert; en dat God zijne genade cn den Heiligen Geest alleen aan hen geven wil, die Hem, met hartelijke zuchten, zonder ophouden, daarom bidden, en (\'.aarvoor danken.

117. Vr. Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode aangenaam is, tn van Hem verhoord wordt ?

Antte. Eerstelijk, dat wij alleen den eenigen waren God, die zich in zijn woord geopenbaard heeft, om al hetgeen Hg ons geboden heeft te bidden, van harte aanroepen; ten andere, dat wij onzen nood en onze ellende regt en grondig kennen, opdat wij ons voor het aangezigt van zyne Majesteit verootmoedigen: ten derde, dat wij dezen vasten grond hebben, dat Hij ons gebed, niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn, om des Heeren Christus wil, zekerlijk wil verhoo-ren, gelijk Hij ons in zyu wootd beloofd heeft.

118. F». Wat heeft God ons bevolen van Hem te bidden ?

Aiitic. Alle geestelijke en lig-chameli ke nooddruft, welke de lieer Christus begrepen heeft ii het gebed, dat hij zeif ons ge\'eerd heeft.

119. 1 r. Hoe luidt dat gebed?

Antw. Ome Vader, die in de

hemele.i (zyt),!

Uw nnam worde geheiligd ;

Uv Honingrijk home ;

Uw


-ocr page 16-

CATECHISMUS. Zondag

Uw wil rjeichiede op narde, ije-lijk in den hemel ;

Geef ont heden ons dageiijkêch

En verqerf ons onre schulden, {lelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren;

En leid ons niet in verzoeking, tnnar verlos ons van den hooxe !

IVant tilquot; igt; het Koningrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in de eeuwigheid. Amen !

De (6. Zondag,

120. Fr. Waarom heeft Christus ons geboden God alzoo aan te sproken : Onre Vader ?

Antw. Opdat hij van stonden aan, in het bepin van ons {?e-bed, in ons de kinderlijke vree-ze en toevoorzifft tot God verwekken zou, hetwelk de grond onzes pebeds is; nameliik, dat God onze Vader door Christus (jewordon is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal, het-peen wij van Hem met een regt geloof bidden, dan onze vaders ons aardsche dingen ontzeggen.

121. Vr. Waarom wordt hier toegedaan: die in de hemelen

(zütl T

Antir. Opdat wij van de he-melsche Majesteit Gods niet aardschelijk gedenken, en van zijne nlmagt alle nooddruft des ligchaams en der ziel verwachten zouden.

De 47. Zondag,

122. Vr. Welk is de eerste bede ?

Antw, Uw naam worde geheiligd ; dat is, geef ons, eerste-lijk, dat wij U regt kennen, en U in al uwe werken, in welke uwe almagt, wijsheid, goedheid, geregtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarl^k schijnen, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook, dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken alzoo schikken en rigten, dat uw naam om onzen wil uiet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.

De 48. Zondag.

123. Vr, Welk isquot; de tweede bede ?

Antw. Uw Koningrijk kome ; dat is, regeer ons alzoo door 43, 46, 47, 48, 49, 50, 51. 15 uw woord en uwen Geest, dat wij ons langs zoo meer aan U onderwerpen ; bewaar en vermeerder uwe Kerk, verstoor de werken des duivels, en alle geweld, hetwelk zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen uw heilig woord bedacht woiden, tot dat de volkomenheid uws Rijks toekonie, waar ia Gij alles zult zijn iu allen.

De 49. Zondag. ^121. ^ Vr. Welk in de derde

Antw. Uw teil geschiede op narde, gelijk in den hemel ; dat is, geef, dat wy en alle menschen onze eigenen wil verzaken, en uwen wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken gehoorzaam zijn; opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroep zoo gewillig en getrouw moge bedienen _ en uitvoeren, als de Engelen in den hemel doen.

De 50. Zondag.

125. Vr. Welk is de vierde bede ?

Antw. Geef ons heden ons dn-gelijksch brood ; dat is, wil ons met alle nooddruft des ligchaams verzorgen, opdat wij daardoor bekennen, dat Gij de eenige oorsprong van alle goed zijt, en dat noch onze zorg, noch arbeid, noch uwe gaven, zonder uwen zegen, ons gedijen; en dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken, en op U tlleen stellen.

De 51. Zondag.

126. Vr. Welk is de vijfds bede ?

Antw. En vergeef on» ome schulden, gelijk gt;ok wij vergeven aan onxe schuldenaren ; dat is, wil aamp;n ons, arme zondaren, al ouze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om het bloed van Christus niet toerekenen, alzoo wij ook de getuigenis uwer genade in ons bevinden, dat ons gansche voornemen is, aan onze naasten van harte te vergeven.


-ocr page 17-

iG CATECHISMl

De 52. Zondag.

127. Vr. Welk is de zesde hcde T

Anlw. En Iriil om nirt in vrr-xorking, mnnr verlos on$ van den hooze ; dat is, dewijl wij van ons zeiven zoo zwak zijn, dat wij niet een oofrenblik kunnen beslaan, en daartoe onze doodvijanden, de duivel, de wereld en ons eisen vlensrh niet ophouden ons aan te vechten : wil ons toch behoeden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen peestelijken strijd niet onderlifisjen, maar altijd sterken wederstand doen, tot dat wij eindelijk te eenemaal de overhand behouden.

fS. Zondag 5*.

128. Vr. Hoe besluit gij uw gebed ?

Antw. U\'mil \'.uvi het Koningrijk, en ile kraclU, en de heerlijkheid, in de eeuwigheid; dat

is, zulks alle» bidden wij van U, daarom dat Gij, als onze Konin? en aller dingen maRtif», den wil en het vermogen hebt, om ons alles goeds te geven, en dat alles, opdat daardoor niet wij, maar uw heilige naam eeuwig geprezen worde. 129 Vr. Wat beduidt het woord A nu n 7 Antw. A in en is te zeggen ; het zal waar en zeker zijn, want mijn gebed veel zekerder van God verhoord is, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik luiks van Hem begeer.


CHRIS-

-ocr page 18-

CHRISTELIJKE GEBEDEN,

DCE IN DE VERGADERING DER fJELOOVIGEN EN ELDERS GEBRUIKT WORDEN.

Gehnl de» Zontlnyi vóór de Predikatie.

O couwifje God, en allerffc-nadigste Vader ! wij verootmoedigen ons uit proud des harten voor uwe hooge majesteit, tegen welke wij zoo menigmaal en gruwelijk gezondigd hebben, en bekennen, zoo Gij met ons wilt in het regt gaan, dat wij niet anders dan den eeuwisren dood verdiend hebben. Want boven dien dat wij allen door de erfzonde voor U onrein en kinderen des toorns zijn, ontvangen uit zondig zand, en in on-geregtigheid geboren, waardoor allerhande booze lusten, tegen U en onze naasten strijdende, in ons wonen; zoo hebben vij «net de daad uwe geboden nog menigmaal en zonder einde overtreden, nalatende wat Gij ons geboden hadt, en doende wat ons klaarlijk verboden was. Wij hebben als schapen gedwaald, en hebben grootelijks tegen U gezondigd, hetwelk wij bekennen, en het is ons van harte leed ; ja wij belijden ter onze kleinigheid, en ten prijze uwer ontferming te onswaarts, dat onze zonden het getal van de haren onzes hoofds te boven gaan, en dat wij tien duizend pond schuldig zijn, waartegen wij niet hebben om te betalen. Waarom wij ook niet waardip zijn uwe kinderen genoemd te wezen, noch onze oogen op te slaan ten hemel, om onze gebeden voor U uit te spreken. Nogtans, o Heere God, en barmhartige Vader ! wetende, dat Gij den dood des zondaars niet begeert, maar dat hij zich bekeere en leve, en dat uwe barmhartigheid oneindig is, die Gij bewnst aan degenen, die zich totÜ bekeeron, roepen wij U van harte aan, in vertrouwen op onzen Middelaar Jezus Christus, die het Lam Gods is, dat de zonden der wereld is wegnemende, en bidden U, dat Gij wilt medelijden hebben met onze zwakheid, ons om Christus wil al onze zonden vergevende. Wasch ons in de zuivere fontein zijns bloeds, opdat wij rein en sneeuwwit worden. Dek onze naaktheid met zijne onnoo-zelheid en geregtijheid, om de eer uws naams. Reinig ons verstand van nlle blindheid, en onze harten van nllen moedwil en hardnekkigheid. Open thans den mond uws Dienaars, en vervul dien met uwe wijsheid en kennis, opdat hij uw woord rein en vrijmoedig verkondige. Bereid ook ons aller harte, opdat wij hetzelve hooren, verstaan en bewaren mogen. Schrijf uwe wetten naar uwe beloften) in de tafelen onzer harten, en geef ons lust en kracht daarin te wandelen, tot prijs en eer uws naams, en tot stichting uwer gemeente. Dit alles, o genadige Vader! bidden en begeeren wij in den naam van Jezus Christus, die ons alzoo heeft leeren bidden ; Onze Vader, enz.

EKN CSKBRD VOOR At.l.KX NOOII DRR CIIKISTKNHKII) , dn Zondag» na de J\'redikalie.

Almagtige, barmhartige God ! wij bekennen bij f-ns zeiven, en belijden voor T.\', gelijk de waarheid is, dat wij niet waardig zijn onze oogen op te slaan ten Semel, en ons gebed voor U te brengen, indien Gij aanzien wilt onze verdiensten en waardigheid ; want onze gewetens beschuldigen ons, en onze zonden geven getuigenissen tegen ous. Wij weten ook, dat


-ocr page 19-

18 CHRISTELIJK

Gij een rc^tvaardifr Rector zijt, strnlfende lt;ie zonden dargenen, die uwe peboden overtreden. Maar, o Heer! naardien Gij ons be%-olen hebt, ü in allen nood aan te roepen, en uit uwe onuitf prekclijke barmhartigheid beloofd hebt onze «rebeden te verhnoren, niet van wejre onze verdiensten, die peene zijn, maar om de verdiensten van onzen Heer Jezus Christus, dien Gij ons toteen\'Middelaar en voorspreker voorgesteld hebt; zoo verzaken wij alle andere hulp, en hebben onze toevlugt alleen tot uwe barmhartigheid.

Eerstelijk, o Heer! benevens de ontelbare weldaden, die Gij in het gemeen aan alle men-schen op aarde bewijst, hebt Gij ons inzonderheid zoo vele genade gedaan, dat het ons onmogelijk is, die te bedenker, of uit te sproken ; namelijk, dat Gij ons verlost hebt uit de jammerlijke dlenal «les duivels eu alle afgoderij, \' waarin wij gevangen lagen, en hebt ons gevoerd tot het licht uwer waarheid, cn tot de kennis van uw heilig Euangelium. Daartegen hebben wy door onze ondankbaarheid deze uwe weldaden vergeten, wij zijn van U afgeweken, en hebben onze eigene begeerlijkheden gevolgd, U niet eerende, gelijk wij schuldig waren. Daarom hebben wij gruwelijk gezondigd, o Heer! cn U grootelijks vertoornd, dat wjj, zoo Gy gt;nct ons wildet handelen, naar dat wij verdiend hebben, niet anders zouden hebben te verwachten, dan den eeuwigen dood eu de verdoemenis. Ja wij merken ook, o Heer! bij die kastijdingen, die Gij ons dagelijks zijt toe-schikkcnde, dat Gij U te regt over ons vertoornt. Want aangezien dat Gij reglvaardig zijt, zoo straft Gij niemand zonder oorzaak ; en wij zien ook nog uwe hand verheven, om ons nog meer te straffen. Maar al ware het, dat Gij ons nog veel harder straftet, dan Gij tot nog toe gedaan hebt, ja al vielen al de plagen over ons, waarmede Gij de zonden van uw volk Israël bezocht hebt, zoo zouden wij nogtans moeten bekennen, dat Gij ons geen onregt doen toudt.

E GEBEDEN.

Maar, o Heer! Gij tüt onze God, en wn zijn maar aarde en stof; Gij zijt onze Schepper, en wij zyn net werk uwer handen; Gij zyt onze Herder, en wij zijn uwe schapen ; Gij zijt onze Verlosser, en wij zijn het, die Gij verlost hebt; Gij zijt onze Vader, en wij zijn uwe kinderen en erfcenamen. Daarom, straf ons toch niet in uwen toorn, maar kastijd ons genadiglijk. En onderhoud veel meer het werk, dat Gij in ons door uwe barmhartigheid begonnen hebt, opdat de gansche wereld wefe en bekenne, dat Gij onze God en Zaligmaker zijt. Uw volk Israël heeft U zoo menigmaal vertoornd, cn Gij hebt hen te regt gjstraft, maar zoo dikwijls zij ziel, wederom tot U bekeerden, hebt Gij hen altijd in genade aangenomen. En hoe zwaar ook hunne zonden en misdaden waren, zoo hebt Gij nogtanü die plagen, welke hun toebereid waren, afgewend van wege hit verbond, hetwelk Gij gemaakt hebt met uwe dienaren, Abraham, Izak en Jakob, eu hebt alzoo het gebed uws volks ncoit van U verstooten. Nu hebbt-n wij door uwe genade even dat zelfde verbond, hetwelk Gij in de hand van Jezus Christus .onzen Middelaar tus-schen U en alle geloovigen hebt opgerigt; ja het is nu zoo veel heerlijker en krachtiger, nadat Christus, met zijn heilig Igden en sterven, cn zijnen ingang in zijne heerlijkheid, het-zelvebevestigd en vervuld heeft. Daarom, o Heer! verzakende ons zeiven, cn alle menschelij-ke hulp, hebben wij onze toe-vlugt alleen tot het zalige gena-deverbond, door hetwelk onze Heer Jctus Christus (tot eene volkomene offerande zijn lig-chaam éénmaal aan het kruis voor onn oversrevende) ons met U in eeuwigheid verzoend heeft. Daarom, o Heer ! zie aan het aanschiin uws Gezalfden, en niet onze zonden, opdat uw toorn door zijn voorbidden gestild worde, cn dat uw aanschijn over ons lichte tot onze vreugi.e en zaligheid.

Wil ons ook voortaan in uw heilig geleide en uwe bescherming aannemen, en ons regeren met uwen Heiligen Geest, die dagelijks meer en meer ons vlceach


-ocr page 20-

vlec.ich met al zijne wellusten doodende, ons vernieuwe tot een beter leven, en inons voort-brenge waarachtige vruchten des geloofs, waardoor uw naam in eeuwigheid geloofd en geprezen worde, en wy met vurige begeerte alle vergankelijke dingen verachtende, alleen aan de hemelsche mogen gedenken.

En overmits het U behaagt, dat men bidde voor alle men-schen, wij bidden U, dat Gö uwen zegen strekken wilt over de leer van v.w heilig Euange-Hum, opdat het overal verkondigd en aangenomen worde, opdat de gansche wereld vervuld worde inet uwe zaligmakende kennis, opdat de onwetende bekeerd, de zwakke gesterkt worde, en een iegelijk uwen heiligen naam, niet alleen met woorden, maar ook met de daad grootmake en heilige.

Wil tot dat einde getrouwe Dienaars in uwen noi^st len-den, en die zelf ulzoo begaven, dat zij hunne dienst getrouw mogen bedienen. Daarentegen wil uitroeijen alle valsche leeraars, grijpende wolven en huurlingen, die hunne eigene eer en nuttigheid zoeken, en niet de eer uws heiligen naams alleen, noch der armen men-schen welvaart en zaligheid.

Wil ook al uwe Christelijke gemeenten, die Gij overal geroepen hebt, genadiglijk bewaren en regeren, in eenigheid des waaraehtigen geloofs en godzaligheid des levens, opdat uw llijk dagelijks toeneme, en des satans rgk te niet ga, tot dat uw JVijk volkomen worde, als Gij alles in allen zijn zult.

Inzonderheid bidden wij U voor de Overheden, die het U beliefd heeft over ons te stellen: voor de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal van dezeVeree-nigde Nederlanden, en voor den llaad van Staat, voor N. onzen getrouwen Gouverneur, voor mijne Heeren de Staten van dit Land, en do Heeren Gecommitteerde Raden, voor mijne Heeren van den Hove Provinciaal, en voor den achtbaren Magistraat, Schout, Burgemeeste-ren. Schepenen en Raad dezer stad. Verleen hen allen uwe genade en gaven, een iegelijk in lijn beroep en staat, waarin hij van U gesteld is, opdat zij het :E GEBEDEN. 19

volk, dat gij hun toevertrouwd hebt, wijs regeren, kloek beschermen, uwe dienst getrouw handhaven, en de justitie aan hunne onderdanen regt bedienen. Wil voorzitten met uwen Heiligen Geest in hunne zamen-komsten, opdat zij in alle zaken, niet anders dan hetireen goed en behoorlijk is, besluiten, en daarna hetzelve ook gelukkig uitvoeren mogen ; ten einde deze Lauden van hunne vijanden bewaard, de kwaaddoeners gestraft, en de vromen voorgestaan zijnde, uw naam daardoor geëerd, en het Rijk van den Koning der Koningen, Christus Jezus, bevorderd moge-worden, en wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid.

Venier bidden wij U voor onze medebroeders, die onder den Paus of Turk vervolging lijden. Wil hen met uwen Heiligen

daaruit venossen ; laat niet toequot; dat uwe Christenheid gansche-lijk verwoest, en de gedachtenis uws naams op aarde uitgeroeid worde, dat niet de vijanden uwer waarheid zich beroemen tot uwe oneer en lasterin?. Maar indien het uw goddelijke wil is,dat de gevangene Christenen met hunnen dood der waarheid getuigenis geven, en uwen naam prijzen, zoo geef hun troost in hun lijden, dat zij zulks van uwe Vaderlijke hand opnemen, en daarom, uwen wil volgende, volstandig blijven, hetzij in leven of in sterven, tot uwe eer, tot stichting uwer gemeente en tot hunne zaligheid.

Wij bidden U ook voor allen, die Gij kastijdt met armoede, gevangenis, krankheid des ligchaams of aanvechting des geestes. Troost hen allen, o Heer! naar dat Gij weet, dat hun nood is eischende. Geef, dat hunne kastijding hun diene tot kennis hunner zonden, en betering huns levens. Wil hun ook geven volstandig geduld, verzoet hun lijden, en verlos hen eindelijk, opdat zij zich over uwe goedheid verblijden, en uwen naam eeuwiglijk prijzen.

Eindelijk, o Heer! wil onsen de onzen, mitsgaders alles wat ons aangaat, in uwe bewaring nemen. Geef, dat wy in ons be-


-ocr page 21-

») CHRISTELIJK

beroep naar uwen wil mogen leven, en de paven, die wij van uwen zegen ontvangen, alzoo gebruiken, dat zij ons niet verhinderen, maar veel meer tot het eeuwige leven bevorderlijk ziin. Sterk ons ook in alle aanverhtinjren, opdat wij, in het \'ware geloof strijdende, overwinnen mogen, cn hier namaals met Christus het eeuwige leven bezitten.

Oui alle deze dingen bidden wg U, gelijkerwijs onze getrouwe Heer en Zaliffmaker Jezus Christus ons zelf geleerd heeft: Onze Vader, ent.

Daarna teordt de yemrent* rerlnten mei den gewonen

Ontvangt den tegen dei

De heer zegese u. en bf.-uoede u ! De heer doe zijn

4anok7.iut uvkr u l-lclllkn en zij u genadig ! De heer veriieffe zijn aanoezigt over u en geve u .vrede! : Amen.

Een gebed vóór de leer van den Catech\'nmui.

O hemelsche Vader ! uw woord i» volkomen en bekeert de zielen, eene waarachtige getuigenis, den ongeleerden wijsheid gevende, en der blinden oogen verlichtende, een krachtig middel ter zaligheid voor allen, die gelooven. Maar overmits wij van nature niet alleen blind, maar fonbekwaam zijn tot eenig goed ; eu dat Gij ook niemand helpen wilt, dan die ootmoedig en verslagen zijn van hart; bidden wij U, dat Gy ons verstand wilt verlichten met uwen Heiligen Geest, en ons geven een zachtmoedig hart, van hetwelk alleopgeblazenheid en vleeschelijke wijsheid geweerd is ; opdat wij, uw woord hoorende, hetzelve regt verstaan mogen, en ons leven daarnaar aanstellen. Wil ook genadiglijk bekeeren alien, die nogvan uwe waarheid afdwalen, opdat wij allen te zamen ü een-dragtiglijk dienen, in waarachtige heiligheid en geregtigheid al de dagen van ons leven. Dit bekeeren wij alleen om Christus

£ GEBEDEN.

wil, die ons in zgnen naam aldus heeft leeren bidden, en ook beloofd te verhooren ; Onze Vader, ent.

Een gebed na de leer van tien Catechismui,

O genadige, barmhartige God en Vader! wij danken U, dat Gij niet alleen ons in uw verbond genomen hebt, maar ook onze kleine kinderen, hetwelk Gij hun niet alleen verzegeld hebt ,door den heiligen Doop, maar ook dagelijks bewijst, als Gij uwen lof volmaakt uit hunnen mond, om alzoo de wiize wereld te beschamen. Wij bidden U, vermeerder in hen uwe genade, dat zij in Christus, uwen Zoon, altijd toenemen en wassea, tot dat zij hunnen volkomen mannelijken ouderdom in alle wijsheid en geregtigheid erlan^ea. Geef ons ook genade, dat wy hen in uwe kennis en vneze, gelijk Gij ons bevolen hebt, onderwijzen, opdat door hunne godzaligheid het rijk des satans verstoord worde, eu het Rijk van Jezus Christus in deze en andere gemeenten versterkt worde, tot eer van uwen heiligen naam, en tot hunne eeuwige zalijrheid, door Jezus Christus. Amen.

Een kort gebed vóór de predikatie iit de week.

Hemelsche Vader, eeuwige en barmhartige God! wij bekennen en belijden voor uwe Goddelijke Majesteit, dat wij arme ellendige zondaren zijn, ontvangen en geboren in alle boosheid en verderf, geneigd tot alle kwaad en onnut tot eenig goed; en dat wij met ons zondig leven, zonder ophouden uwe aeilige geboden overtreden, waardoor wij uwen toorn teger ons verwekken, en naar uw ragt vaardig oordeel, op ons laden de eeuwige verdoemenis. Maar, o Heer! wij hebben berouw en leedwezen, dat wy U vertoornd hebben, wij beschuldigen ons zeiven, en beklagen onzi misdaden, begeerende, dat Gy genadiglijk onze ellendigheid wilt aanzien. Wil U over om ontfermen, o aller-goe-

-ocr page 22-

Croedertierenste God en Vader, en ons verpeven al onze zonden, om het heilig lijden van uwen lieven Zoon Jezus Christus. Wil ons ook verleenen de pe-nade van uwen Heilipen Geest, die ons onze onpereptigheden van pinscher harte leere kennen, en ons zeiven rept misha-pen ; opdat de zonde in ons mope gedood worden, en wij in een nieuw leven opstaan, in hetwelk wij oprepte vruchten der heilipheid en pereptipheid voortbrenpen, die U door Jezus Christus mopen aanpenaam zijn. Wil ons ook uw heilip woord naar uwen Goddel ijken wil te verstaan peven, dat wij daaruit al ons vertrouwen op U alleen leeren stellen,en van alle\'schep-selen aftrekken. Dat ook onze oude mensch met al zijne be-peerten van dap tot dap meer en meer pekruisipd worde, en dat wij ons U opofferen tot een levend offer, ter eere van uwen heilipen naam, en tot stichtinp van onzen naaste, door onzen Heer Jezus Christus, die ons heeft eeleerd en bevolen alzoo te bidden : Onze Vndrr, ent

Efn kort qehrd nn dr Predikatie in de week.

Heer, almaptipe God! laat

zonden wil niet pelasterd worden ; want wij hebben op meni-perloi wijze tepen U pezondipd, mitsdien wij uw heilip woord niet pehoorzaam zijn, zoo als het betaamt; en met onwetendheid en murmureren uwen toorn dapelijks tepen ons verwekken ■ daarom straft Gii ons te rept. Maar, o Heer! zijt

fedachlip aan uwe proote barm-artipheid, en ontferm U over ons. Geef ons kennis en leedwezen over onze zonden, en be-terinp onzes levens. Sterk de Dienaars uwer Kerken, opdat zü petrouw en standvastip uw heilip woord «nopen verkondigen ; en de Overheid uws volks, opdat zij het wereldlijke zwaard met pereptipheid en bescheidenheid mopen voeren. Bewaar ons voor alle valschheid en ontrouw. Verstoor alle booze en listipe raadslapen, die tepen uw Woord en Kerk overdacht worden. O Heer! ont-trek ons niet uwen Geest en uwedachlip aan uwe proote barm-artipheid, en ontferm U over ons. Geef ons kennis en leedwezen over onze zonden, en be-terinp onzes levens. Sterk de Dienaars uwer Kerken, opdat zü petrouw en standvastip uw heilip woord «nopen verkondigen ; en de Overheid uws volks, opdat zij het wereldlijke zwaard met pereptipheid en bescheidenheid mopen voeren. Bewaar ons voor alle valschheid en ontrouw. Verstoor alle booze en listipe raadslapen, die tepen uw Woord en Kerk overdacht worden. O Heer! ont-trek ons niet uwen Geest en uw

;E GEBEDEN. 21

Woord, maar peet\' on» ver-meerderinp des peloofs, en in alle kruis en tepenspoed lijdzaamheid en volstandigheid. Kom uwer Kerk te hulp, verlos haar van allen overlast, bespotting en tirannij. Sterk ook alle zwakke en bedroefde harten, cn zend ons uwen vrede, door Jezus Christus, onzen Heer, die ons deze zekere belofte gegeven heeft Voorvaar, voortranr, ife xey «, al irnl gij, den Vader zult hidden in mijnen naam, [dat] xal Hij u geren; cn heeft ons alzoo bevolen te bidden . Onze Vader, enz.

Het Morgenyeued.

O barmhartige Vader! wij danken U, dat Gij dezen nachtzoo petrouw voor ons pewaakthebt, en bidden U, dat Gy ons wilt sterken met uwen Heilipen Geest, die ons voortaan pelei-de, dat wij dezen dap, mitsgaders al de dapen onzes levens, mopen besteden tot alle pereptipheid en heilipheid; en wat wij in handen nemen, dat onze oopen altijd zien, om uwe eer te verbreiden, alzoo dat wij al den voerspoed onzer voornemens van uwe milde hand alleen verwachten. En opdat wij zulk eene penade van U verkrijgen, wil ons, naar uwe belofte, ver-peven al onze zonden, om het heilip lijden en bloedvergieten van onzen Heer en Zaligmaker Jezus Christus: want zij zijn ons van harte leed. Verlicht ook onze harten, opdat wij, alle \'werken der duisternis afgelegd hebbende, als kinderen des lichts, in een nieuw leven mopen wandelen, in alle Godzaligheid. Geef ook uwen zepen tot de verkondiginp van uw Goddelijk woord. Verstoor alle werken des duivels. Sterk alle Kerkendienaars en Overheden uws volks. Troost alle vervolgde en benaauwde \'aarten, door Jezus Christus, uwen lieven Zoon, die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles;, wat wy in zijnen naam bidaen, zekerlijk peven zult, en daarom ons alzoo heeft leeren bidden Onze Vader, enz.

Het Avondgebed. O barmhartipe God, eeuwig licht.


-ocr page 23-

22 CHRISTELIJK

licht, schijnende in de duisternis, Gij, die verdrijft den nacht der zonden en alle blindheid des harten ! naardien Gij den nacht verordend hebt om te rusten, gelijk den daf» om te arbeiden ; bidden wy U, Reef, dat onze li^chamen in vrede en stilheid rusten, opdat zij daarna bekwaam zijn mojon te lijden den arbeid, dien zij dra-ren moeten. Matig onzen slaap, dat die niet onordelijk zij, opdat wij aan ligchaam en ziel onbevlekt «nopen blijven, ja dat onze slaap zelfs peschiede tot uwe eer. Verlicht de ooquot;jen van ons verstand, dat wij in den dood niet ontslapen ; maar altyd verwachten onze verlossing uit deze ellendigheid. Bescherm ons ook voor alle aanvechting des duivels, ons in uw heilig geleide nemende. En hoewel wii dezen dag niet doorirebratrt nebben,quot; zonder tegen U grootelijks gezondigd te hebben, bidden wij U, wil onze zonden bedekken met uwe barmhartigheid, gelijk Gij alle dingen op aarde met de duisternis des nachts bedekt, opdat wij daarom van uw aanschijn niet verstooten worden. Geef ook rust en troost aan alle kranken, bedroefde en a.mgevochtene harten, door onzen Heer Jezus Christus, die ons alzoo heeft leeren bidden -Onze Vader, enz.

Een yebed vóór hel eten.

Ps. CXLV t 15, 1G.

15. Aller ongen icnchten op U, en Gij geeft hun hunne te xijn^n tijd.

16. Gij dnel uwe hand open, en verzadigt al vat er leeft, [naar uwj welbehagen.

lieer, almagtige God, Gij, die alles geschapen hebt, en nog door uwe Goddelijke kracht onderhoudt, en het volk Israël in de woestijn gespijzigd hebt! wil uwen zegen strekken over ons, uwe arme dienaars, en ons heiligen deze gaven, die wij van uwe milde goedheid ontvangen, opdat wij ze matig en heilig naar uwen goeden wil mogen gebruiken, en daardoor bekennen, dat Gij onze Vader, en de Oorsprong van alle goed zijt. Geef ook, dat w^ altijd, en vóór alle dingen, zoeken het

E GEBEDEL.

geestelijke brood\' uws woordsi met hetwelk onze ziel gespijzigd worde ten eeuwigen leven, hetwelk Gij ons bereid hebt door het heilig bloed van uwen lieven Zoon, onzen Heer Jezus Christus. Amen. Onze Vader, enz.

Alzoo vermaant ons onze Heer Jezus Christus.

Luk. XXI ; M, 35.

34. Wacht u zeiven, dat uwe harten niet te eeniger tijd bezwaard worden met bratierij en dronkentchap, en zorgvuldigheden drtes levens, rn dat u dir dag niet onroorrien» (over)-kome.

35. Want gelijk een itrik znl hgt;j komen over al degenen, die op den gantchen aardbodem ge-

Em gebed na het eten.

Alzoo ipreokt de Heek in het vijfde Boek van Mozes, Peut. VIII : 10, 11.

10. Ais gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn, zou zult gij den /lEE/l, uwrn God, loven over dat goede land, hetwelk Hij u zal hebben gegeven.

11. Wacht u , dat gij den HEER, uwen God, niet vergert, dat gij niet zoudt houden zijne geboiien, en zijne regten, rn zijne inzettingen, die ik u heden gebiede.

Heer God, hemclsche Vader ! wij danken U voor al uwe weldaden, die wij zonder ophouden vanquot; uwe milde hand ontvangen, dat uw Goddelykc wil is, ons te onderhouden in dit tijdelijke leven, en ons te verzorgen met al onze nooddruft; maar inzonderheid, dat Gij ons herboren hebt tot de hoop op een beter leven, hetwelk Gy ons geopenbaard hebt door uw heilig Euangelium.

Wij bidden .U, barmhartige God en Vader l\'dat Gij niet toelaat, dat onze harten hier in deze aa-dsche en vergankelijke dingen zouden geworteld zijn ; maar dat wij altijd mogen opwaarts zien ten hemel, verwachtende onzen Zaligmaker Jezus Christus, tot dat hij op de wolken verschijnen zal tot onze verlossing. Amen. Onze Vader, enz.


-ocr page 24-

PORMULTER

POKMULIF. R,

om den Heiligen Dnnp tr bedienen ann d* kleine kinderen der geloovigen.

De hoofdsom van de leer des heiligen Doops is in deze drie stukken befrrepen ;

Eertlelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en peborrn, en daarom kinderen des toorns zijn, zoo dat wij in het rijk van God niet mogen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, waardoor ons de onreinheid onzer zielen wordt aangewezen , opdat wij vermaand worden, een mishagen aan ons zeiven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten ons zeiven te zoeken.

Ten tweede betuigt en verzegelt ons de heilige Doop de af-wassidiing der zonden door Jezus Christus. Daarom worden wij gedoopt in den nnam dei Vadert, en det Zoon», en dei Heiligen Geeilei. Want als wij gedoopt worden in den naam det Vadert, zoo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der gennde oprigt, ons tot zijne kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of te onzen beste keeren wil. En als wij in den nnam dei Zoom gedoopt worden, zoo verzegelt ons de Zoon, dat hij ons wascht in zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap zijns doods en zijner weileropstandinginlijvende, alzoo dat wij van al onze zonden bevrijd, en regtvaardiir voor God gerekend worden. Desgelijks als wij gedoopt worden in den naam dei Heiligen Geesten, zoc verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig Sacrament. dat hij bij ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassehing onzer zonden, en de dagelijksche vernieuwing onzes levens, tot dat wy eindelyk onder de gemeente «Ier uitverkorenen in het eeuwi-

N DEN H. DOOP. S3

ge leven onbevlekt zullen ge-steld worden.

Ten derde. Overmits in alle verbonden tweedeelen begrepen zyn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand en verpligt tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eenigen God, Vader, Zoon en Hei\'igen Geest, aanhangen, betrouwen en lief. hebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van gansrhen gemoede en met allo krachten, do wereld verlaten, onze oude natuur dooden, en in een nieuw godzalig leven wandelen. En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij nan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en onbetwijfelde getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben.

En hoewel onze jonge kinderen deze dingen niet verstaan, zoo mag men dezelve nogtans daarom van den Doop niet uitsluiten, aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzoo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden, gelyk God spreekt tot Abraham, don Vader van alle geloovigen, en over zulks mede tot ons en onze kinderen ; Gen. XVII 7, zeggende. Ik xal mijn verbond oprigten tunchen Mij en tvtichen ti, en tnsiclitn uv zand na u in hunne geslachten, tot een eeutcig verhond, om voor u te zijn tot eenen God,

Dit betuigt ook Petrus, Hand. II ; 39, met deze woorden ; ylan w komt de belofte toe, en aan uwe kinderen, en nan allen, die verre zijn, too velen al$ er de liter, onze God, toe roepen zal.

Daarom heeft hen God voormaals bevolen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der geregtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelsd , de handen opgelegd en gezegend heeft. Mark. X ; 10.

Dewijl dan nu de Doop inde plaats der besnijdenis gekomen is, zoo zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het Rijk van God en van zijn verbond doopen; ea de ouders zul-


-ocr page 25-

n den H. DOOP.

wege hier op ongeveinsd ant* woorden :

Eentelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen, of gü niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom, als lidmaten zijner gemeente, behooren gedoopt te wezen ?

Ten andere, of gij de Jeer, die in het Oude en Nieuwe Testament, en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, cn in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volko-mene leer der zaligheid te we-

Tèn derde, of gij niet belooft en ii voorneemt, deze kinderen, :ils zij tot hun verstand zullen gekomen zyn, een iegelijk de zgnen, waarvan hij vader (moeder) of getuige is, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, of te doen cn te helpen onderwijzen ?

Anlv . Ja wij.

D\'iamn in hfl doopen ipreekt de Liennar de$ goddelijken troordl aldui :

n. Ik doop u in den n*am des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.

Dankzegging.

Almagtige, barmhartige God en Vader ! wij danken en loven U, dat Gy ons en onze kinderen, door het bloed van uwen lieven Zoon Jezus Christus, al onze zonden vergeven, en ons door uwen Heiligen Geest tot lidmaten van uwen eeniggebo-ren\' Zoon, en alzoo tot uwe kinderen aangenomen hebt, en ons hetzelve met den heiligen Doop verzegelt cn bekrachtigt. Wij bidden U ook, door denzelven uwen lieven Zoon, dat Gij dez\': gedoopte kinderen met uwen Heiligen Geest altijd wilt regeren, opdat zij Chnstelyk en godzalig opgevoed worden, cn in den Heer Jezus Christus wasseu en toenemen, opdat zij uwe Vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die Gij hun en or • allen bewezen hebt. ino* gen

FORMULIER va zullen gehouden zijn hunne kinderen, in het opwasschen, hiervan breeder te onderwijzen.

Opdat wij dnn ook deze heilige ordening van God, tot zijne eer, tot onzen troost en totBlichtingdergemeen-te uitrigten mogen, zoo laat ons zijnen heiligen naam aldus aanroepen :

O almagtige, eeuwige God! (Gij. die naar uw streng oordeel de ongeloovige en onboetvaardige wereld met den zondvloed gestraft hebt, en den ge-loovigen Noach niet hun achten, naar uwe groote barmhartigheid behouden en bewaard; Gij, die den verstokten Farao, met al zijn volk, in het Roode meer verdronken hebt, en uw volk Israël droogsvoets daar door geleid, door hetwelk de Doop beduid wordt!; wij bidden U, bij uwe grondelooze barmhartigheid, dat Gij deze kinderen genadie wilt aanzien, en door uwen Heiligen Geest uwen Zoon Jezus Christus inlijven; opdat zij met hem \'in zijnen dood begraven worden, en met hem mogen opstaan in een nieuw leven; opdat zij hun kruis, hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen mogen, hem aanhangen met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde ; dat zy dit leven, (hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood,) om uwen wil, getroost verlaten, en ten laat-sten dage voor den regterstoel van Christus, uwen zoon, zonder verschrikken mogen verschijnen, door denzelven, onzen Heer, Jezus Christus, uwen Zoon, die met U en den Heiligen Geest, éfm eenig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

Vermaning nnn de Ouderi, en die mede ten doop komen.

Geliefden in den Heer Christus ! gij hebt gehoord, dat de Doop eene ordening van God is, om aan ons en aan onze kinderen zijn verbond te verzegelen ; daarom moeten wij den-telven tot dat einde, en niet uit gewoonte of bijgeloovigheid gebruiken. Opdat het dan openbaar worde, dat gij alzoo gezind zijt, zult gij van uwent-

-ocr page 26-

FORMULIER van HI gen bekennen, en in alle gereg-tigheid, onder onzen eenigen Leeraar, Koning en Hooge-priester, Christus Jezus, leven, en vromelgk tegen de zonden, den duivel en zijn gansche ryk strijden en overwinnen mogen, om U, en uwen Zoon Jezus Christus, mitsfjaders den Heiligen Geest, den eenigen en waarachtigcn God, eeuwig te loven en te pryzen. Amen.

FOR MUI.IER,

om hfl heilige ylvnndmnal te houden.

Geliefden in den Heer Jezus Christus ! hoort aan de woorden van de inzetting van het heilige Avondmaal van onzen Heer Jezus Christus, welke ons beschrijft de heilige Apostel Pau-lus, I Kor. XI : 23—29.

fVnnt ik heb van den Heer nnl-vangen, hetgeen tfe ook u overgegeven heb, dnt de lieer Je tui tn dm nacht, in welken hij verraden werd, het brood nam; en ah hij gedankt had, brak hij het en xeide: neemt, eet, dat is mijn ligchaam, hetwelk voor w gebroken wordt; doet dnt tot mijne gedachtenis ! Desgelijks Inam) hij ook den drinkbeker na het eten des Arondmaals, en xeide: deze drinkbeker het Kieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zoo dikwijls als gij [dien] zult drinken, tot mijne gedachtenis! Tf\'ant zoo dikwijls als {tij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zoo rerkon-digi den dood des He er en, lot dat hij komt! Zoo dan, uif on-vntrdig dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die *nl schuldig zijn aan het liqchanm en bloed des Heeren. Maar de mensch beproeve zich xelven, *n ete alzoo vnn het brood, en drinke van den drinkbeker: want die onwaardig eet en drinkt, die eet rn drinkt xich zeiven een oordeel, niet onderscheidende het ligchaam des Hee-

Ópdat wij nu tot onzen troost des Heeren Avondmaal mogen houden, is vóór alle dingen noodig : eerstelijk, dat wjj ons te voren regt beproeven ; ten andere, dat\' wij het tot dat einde rigten, waar toe het de Heer Christus verordend en ingezet ;T H. AVONDMAAL. 15 heeft, namelyk, tot zyne gedachtenis.

De waarachtige beproeving van ons selven bestaat in deze drie stukken :

Ten eerste, bedenke een iegelijk bij zich zeiven zijne zonden en vervloeking, opdat hg zich zelven mishage, en zich voor God verootmoedige; aangezien de toorn van God \'.egen de zonde zoo groot is, dat Hij die (eer Hij dezelve ongestraft liet bleven) aan zynen lieven Zoon Jezus Christus, met den bitteren en smadelgken dood des kruises gestraft heeft.

Ten andere, onderzoeke een iegelgk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zyne zonden, alleen om het lyden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn ; en de volkome nc geregtigheid van Christus hem als zyne eigene toegerekend en geschonken zij ; ja zoo volkomen, als of hy zelf in eigen persoon, voor al zijne zonden betaald en alle geregtigheid vol-bragt had.

Ten derde, onderzoeke een iegelijk zijn gewetea, ofh\\j ook gezind is, voortaan met zijn gansche leven, waarachtige dankbaarheid jegens God den Heer te bewyzen, en voor Gods aangezigt opregt te wandelen : insgelijks, of hij zonder eenige geveinsdheid, alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende, een naarstig voornemen heeft, om van mi voortaan in waarachtige liefde en eenigheid met zijnen naaste te leven.

Allen, die dan alzoo gezind zijn, wil God gewisselijk in genade aannemen, en voor waardige medegenooten van de tafel zijns zoons Jezus Christus houden. Daarentegen die deze getuigenis in hunne harten niet gevoelen, die eten en drinken zich zeiven een oordeel. Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en den Apostel Paulus, allen, die zich met deze navolgende ondeugden besmet weten, vermanen, van de tafel des Heeren zich te onthouden, en verkondigen hun, dat zü geen deel in het Rijk van Christus hebben : als daar zijn alle afgodendienaars ; allen, die verstorvene heiligen, Engelen of andere schepselen aanroe»


-ocr page 27-

26 FORMULIER van ni pen; allen, die den beelden eere aandoen ; alle toovenaars en waaneffpers, die vee of men-ichen, mitsgaders andere dingen zegenen, en die «an zulke zegeningen geloof geven ; alle verachters van God en rgn woord, en van de heilige Sacramenten ; alle Godslasteraars ;, allen, die tweedragt, sekten en muiterij in Kerken en wereldlijke regeringen begeeren aan te rigten; alle meineedigen; allen, die hunnen ouderen en Overheden ongehoorzaam rijn ; alle doodslagers, kevers en die in haat en nyd tegen hunnen naaste leven ; alle echtbrekers, hoereerders,dronkaards.dieven, woekeraars, roovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden ; deze allen, zoo lang zg in eulke ondeugden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijne geloovigen verordend heeft) onthouden, opdat hun gerigt en hunne verdoe-menisnietdeste zwaarder worde.

Maar dit wordt ons, zeer geliefde Broeders en Zusters in den Heer! niet voorgehouden, om de verslagene harten der geloovigen kleinmoedig te maken, als of niemand tot het Avondmaal des Heeren gaan mogt, dan die zonder eenige zonde ware. Want wg kómen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wy in ons zeiven volkomen en regt-vaardig zijn ; maar in tegendeel, aangezien wij ons leven buitenons zeiven in Jezus Christus zoeken, zoo bekennen wij daarmede, dat wg midden in den dood liggen. Daarom, al is het, dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk, dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulken ijver om God te dienen niet begeven, als wg schuldig zyn; maar dagelijks met de zwakheid van ong geloof, en de booze lusten van ons vleesch te strijden hebben : nogtans des niettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken leed zgn, en wij van harte begeeren tegen ons ongeloof te stryden, en naar alle geboden van God te leven, zoo zullen wg gewis en zeker zijn, dat geene zonde noch zwakheid, it H. AVONDMAAL.

die nog (tegen onzen wil) in ont overgebleven is, ons kan hinderen, dat God ons niet in genade zou aannemen, en alzoo deze hemelsche spijze en drank waardig en deelachtig zou maken.

Ten andere, laat ons nu ook overdenken, tcnartoe on* de lieer xijn Avondmaal heeft inqe-xet ; namelijk, dat wg zulks doen zouden tot zijne gedachte-ni«. Maar aldus zullen wg aan hem daar bij gedenken :

Eerstelijk, dat wij gansche-Igk in onze harten vertrouwen, dat onze Heer, Jezus Christus, (naar de beloften, die aan de voorvaderen in het Oude Testament. van het begin af geschied zijn) van den Vader in deze wereld gezonden is, ons vleesch en bloed aangenomen, den toorn van God (onder welken w:j eeuwig hadden moeten verzinken), van het begin zg-ner laensohwording tot het einde :!gus levens, op de aarde voor ons gedragen, en alle ge-hoorzaiimheid der Goddelgke wet, ea geregtigheid voor ons vervuld heeft, voornamelijk, toen hem de last van onze zonden, en van den toora van God het bloedige zweet in den hof uitgedrukt heeft; waar hij gebonden werd, opdat hij ons zou ontbinde n; daarna ontelbare smaadheden geleden heeft, opdat wg nimmer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wg voor het gerigt van God zouden vrijgesproken worden ; ja zijn gezegend ligchaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten, en heeft alzoo de vervloeking van ons op zich geladen, opdat hij ons met zijne zegeningen vervullen zou. En heeft zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met ligchaam en ziel, aan het hout des kruises, toen hij riep met luide stem : mijn God, mijn Ood ! waarom heht Gij mij veria\' ten 7 opdat wg tot God zouden genomer., en nimmer van Hem verlaten worden ; en heeft eindelijk. met zgnen dood en zgne bloedstorting, het Nieuwe en eeuwig\'! Testament, het Verbond der genade en der verzoening besloten, als hij zeide: het U volhragt I


-ocr page 28-

En opdat wg vaat zouden p:e-looven, dat wy tot dit Genade-verbond behooren, nam de Heer Jezus in zijn laatste Avondmaal het brood, dankte, brak het en paf het aan zjjne jongeren, en sprak : n«mlt;, trt, dat i( mijn ligchnnm, hetwelk voor u gegeven xcordt; doet dat tot mijne gedachleniê ! Desfre-lijks na het Avondmaal, nam hij den drinkbeker, zeide dank, en sprak; drinkt allen daar uit: dexe heker •• hel Aieuu-e Teita-vient in mijn bloed, hetwelk voor v en voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden ; doet dal, too dikwijlt alt gij daarvan drinkt, tol mijne gedachtenit dat is: zoo dikwijls pij van dit brood eet, en uit dezen beker drinkt, zult pij daardoor, als door eene gewisse gedachtenis cn pand, vermaand en verzekerd worden van deze mijne hartelijke liefde cn trouw jegens u, «lat ik voor u (daar gij anders den eeuwigen dood hadt moeten sterven) mijn ligchaam aan het hout des kruises in den dood geve, en mijn bloed vergiete, en uwe hongerige en dorstige zielen met dit mijn gekruiste ligehaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, zoo zeker, als een iegelyk üit brood voor zijne oogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt, en gij dezelve tot nigne gedachtenis met uwen wond eet en drinkt.

Uit deze inzetting des heiligen A vondmaals van onzen Heer Jezus Christus zien wij, dat hij ens geloof en vertrouwen op sijne volkomene offerande (die eenmaal aan het kruis geschied is) als op den eenigen grond van onze zaligheid wijst, daar hij onze hongerige en dorstige zielen tot eene waarachtige spijze en drank deaeeuwigenlavensge-worden is. Want door zijnen dood heeft hij de oorzaak van onzen eeuwigen honger en kommer, namelijk, de zonde, weggenomen, en ons den levendmakenden Geest verworven; opdat wij door dien Geest (die in Christus als in bet Hoofd, en in ons als igne lidmaten, woont) met hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en aan al zijne goederen, het eeuwige leven, de geregtigheid ca hcerlykbeid deelachtig worden. Daarbenevens, dat wg ook door dien Geest onder elkander, als lidmaten van één ligehaam, in waarachtige broe-derlijke liefde verbonden worden, gelijk de heilige Apostel spreekt; één hrood (is het, zooj tijn wij velen één ligehaam, dewijl wij allen aan één brood deelachtig tijn. Want gelyk uit vele graankorrels één meel gemalen, en één hrood gebakken wordt, en uit vele beziën, za-mengeperst zijnde, één wijn en drank vliet, en zich onder een vermengt; alzoo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zyn, door broederlijke liefde, om Christus, onzes lieven Zaligmakers wil, die ons te voren zoo uitnemend heeft lief gehad, allen te zamen één ligehaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar met de daad jegens elkander bewijzen.

Daartoe helpe ons de almag-tige God en Vader van onzen Heer Jezus Christus, door zy-nen Heiligen Geest! Amen.

Opdat wij dan dit al mogen verkrijgen, la.it ons voor God ons verootmoedigen, en Hem met waarachtig geloof om zijne genade aanroepen.

Barmhartige God en Vader! wij bidden U, dat Gg in dit Avondmaal, waarin wij oefenen de heerlijke gedachtenis van den bitteren dood van uwen lieven Zoon Jezus Christus, door uwen Heiligen Geest in onze harten wilt werken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan uwen Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven, opdat onze bezwaarde en versla-gene harten met zijn waarachtig ligehaam en bloed, ja met hem waarachtig God en mensch, dat eenig hemelsche brood, door de kracht des Heiligen Geestes gespijzigd en gelaafd worden ; en dat wij niet meer in ouze zonden, maar hij in ons, en wij in hem leven, en alzoo waarachtig aan het Nieuwe en aeuwige Testament en Verbcnd der genado deelachtig zijn mogen. Dat wij niet twyfelen, of Gu zult eeuwig onze genadige Vader «ijn, ons onze zonden nimmermeer toerekenende, en met alle dingen, naar ligehaam en ziel ver-zorgcnde.ald uwe lieve kinderen


-ocr page 29-

28 FORMULIER van hi en erfgenamen. Verleen ons ook uwe genade, dat wij getroost ona kruis op ons nemen, ons zeiven verloochenen, onzen Heiland bekennen, en in alle droefenis met een opgeheven hoofd onzen Heer Jezus Christus uit den hemel verwachten, waar hij onze sterfelijke ligcha-men aau zijn verklaard heerlijk ligchaam gelijk maken, en ons tot zich nemen zal in eeuwigheid. Amen.

Onre Vader, nu.

Wil ons ook door dit heilige Avondmaal sterken in het algemeen ongetwijfeld Christelijk geloof, waarvan wij bekentenis doen met mond en hart, sprekende :

Ik geloof in God, ent.

Opdat wij dan met het waarachtig hemelsche brood Christus gespijzigd mogen worden, zoo laat ons met onze harten niet aan het uiterlijke brood en den wijn blijven hangen: maar dezelve opwaarts in den hemel verheffen, waar Christus IJezus is, onze Voorspraak, ter regterhand zijns hemel-schen Vaders, waar heen ons ook de Artikelen van ons Christelijk geloof wijzen : niet twijfelende, of wij zullen zoo waarachtig door de werking des Heiligen Geestes met «ijn ligchaam en bloed aan onze zielen gespijzigd en gelaafd worden, als wij dat heilige brood en dien drank tot zijne gedachtenis ontvangen.

In het breken en uitdeelen det broods tal de Dit\'

naar spreken :

Het bkood, dat wij breKEN, IS DE OEMEENSCI1 AF AAN HET L1GCUAAM VAN ClIRISTUS. En alt hij den drinkbeker geeft :

De drinkbeker der dank-zeggino , waarmede wij dankzeggen, is de gemeenschap aan het bloed van

Christus.

Terwijl men communiceert, xal men stichtelijk xingen, of sommige Hoofdstukken lezen ter gedachtenis van hel sterven van Ghrittus dienende, ahJea,

T H. AVONDMAAL.

LUI, Joh. XIU—XVIII, of

dergelijke.

Na de voleindina der Communicatie, tal de Dienaar spreken :

Geliefden in den Heer! dewijl de Heer nu aan zijne tafel onze zielen gespijzigd heeft, zoo laat ons al te zamen zijnen naam met dankzegging prijzen, en een iegelijk spreke in zijn hart aldus-

1. Loof den HEER, mijne ziel.\' en ol vat binnen in mij is, zijnen heiligen naam.\'

2. Loof den HEER, mijne ziel.\' egt;. vergeet geene van zijne weldaden!

3. Vir al uwe ongeregtigheid vergeeft, die al «u-e krankheden

4. Die u leven verlost van het verderf die u kroont met goedry-tierenhtid en barmhartigheden.

8. Barmhartig en genadig i( de HEER, langmoedtn en groot van gotdertierenheid.

10. Hi} doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongeregtigheden.

11. Jfnnt zou hoog de hemel it hoven dt aarde, it zijne goedertierenhei i geweldig over degenen, die Hem vreezen.

12. Zoo ver het oosten is van het westen, zoo ver doet Hij onze overtredingen van ons.

13. Gelijk ïicfc {een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de HEER over degenen, die Hem vreezen.

Welke ook zijnen eigenenZooo niet gespamp;ard heeft, maar heeft hem voor ons allen overgegeven, en ons alles met hem geschonken. Daarom, bewijst God daannede zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren; zoo zullen wi) ook veel meer door hem behouden worden voor zynen toorn, naardien wij door zijn bloed geregtvaardigd zijn. Want zoo wij met God verzoend zijn door den dood zijns Zoons, toen wi; nog vijanden waren ; veel meer zullen wij zalig worden door zijn leven, naardien wij me\'. Hein verzoend zijn. Daaroir. zal mijn mond en hart des Heeren lof verkondigen van nu mb tot ia eeuwigheid. Amen,


-ocr page 30-

FORMULIER VAN HET H. AVONDMAAL.

Zoo iprrkr ren iegelijk met aandachtige harten :

O almagtige, barmhartige God en Vader ! wü danken U van gausolier harte, dat Gij, uit grondelooze barmhartigheid, jOns uwen ceniijpeboren\' Zoon tot een\' Middelaar en offer voor onze zonden, en tot eene spijze en drank des eeuwigen levens geschonken hebt; en dat Gij ons Reeft een waarachtig geloof, waardoor vij aan zulke uwer weldaden deelachtig worden. Gij hebt ons ook tot sterking daarvan, uwen lieven Zoon Jezus Christus zijn heilig Avondmaal laten instellen en verordenen. Wij bidden U, o getrouwe God en Vader! dat Gij, door de werking van uwen Heiligen Geest, \'de gedachtenis van onzen Heer Jezus Christus, en de verkondiging van zijnen dood, ons tot dagelijks toenemen in het regte geloof, en de zalige gemeenschap van Christus wil laten gedijen: door denzelven uwen lieven Zoon Jezus Christus, in wiens naam wij onze gebeden aldus baslui-tcu : Onxc Vader, rnt.


3/

-ocr page 31-
-ocr page 32-

8/O/}L . /

-ocr page 33-
-ocr page 34-