-ocr page 1-
-ocr page 2-

mm

-ocr page 3-
-ocr page 4-

I

\'m \'♦

T- A,

i

f:

Ég [ m

BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT

2911 888 6

-ocr page 5-

THEORIE

POLITIE,

CRETARISSEN, ICHTERS ENZ.

A. P. ZAALBERG,

-ocr page 6-
-ocr page 7-

VOORWOORD\'

Onder de vele werkzaamheden van algemeen Rijksbelang, den Burgemeester opgelegd, bekleedt de uitvoering der Wet can 20 Juli 1870, Staatsblad No. 131, tot regeling van het oeeartsenijkundig Staatstoezicht, in vele gemeenten eene niet geringe plaats, want, waar die wet moet icorden toegepast, is de Burgemeester eenerzijds de man, die over vaak aanzienlijke sommen uit de schatkist beschikt, terwijl aan den anderen kant de bereiking van het beoogde doel schier uitsluitend van zijne nauwgezetheid bij de aanwending daarvan afhangt.

Eene der eerste vereischten is voorzeker om in voorkomende gevallen snel en vaardig te kunnen handelen, en daartoe is, bij de menigvuldige Itegeo\'ini/svoorschriften, die elkander wijzigen of intrekken, eene langduriger dagelijksche ervaring noodig, dan den meesten mijner ambtgenooten ten dienste staat, terwijl eene bloot theoretische kennisneming dier voorschriften de vaardigste handen in de praktijk nog zeer onhandig zal laten.

Sedert de invoering der onderwerpelijke wet onafgebroken geroepen om tot hare uitvoering krachtdadig mede te werken, ben ik ruimschoots in de gelegenheid geweest om de waarheid van dc beide vooropgestelde daadzaken te beseffen, en door die langdurige-ervaring mogelijk beter dan menig ander ambtgenoot in staat gesteld tot het leveren van eene praktische handleiding, die tot gids zal kunnen strekken in het doolhof ran voorschriften, die het stuk van Vétérinaire Politic

-ocr page 8-

hehecrschen; in welke opvatting ik gesterkt word door de Menigvuldige verzoeken om inlichtingen, voortdurend van elders hij mij inkomende.

Moge deze onderstelling aan de eene zijde mij waarborgen voor den schijn van vermetelheid, aan den anderen kant mi ik niet ontveinzen, dat het onderwerp op den langen duur ecnige voorliefde bij mij heeft gewekt, en terwijl ik overtuigd hen geworden van de deugdzaamheid der Wet en de daarop gegronde maatregelen, tot hehoeding van onzen rijken veestapel, heeft de gedachte, van iets te kunnen toebrengen tot hare goede ■werking, genoeg aantrekkelijkheid voor mij, om allen schroom, aan het plan tot het vervaardigen van eenig openhaar geschrift onafscheidelijk verbonden, te overwinnen.

Herhaaldelijk is mij gebleken, dat op dit oogenblik nog gccne in allen deele doeltreffende handleiding bestaat, en in die leemte, zij het ook maar cenigermate te voorzien, is het ernstig maar bescheiden doel, bij het nastreven waarvan ik van harte hoop op eene welwillende en verschoonende beoordeeling van mijnen daartoe strekkenden arbeid.

Terwijl ik den vorm van vragen en antwoorden het doelmatigst heb geacht, zullen de bestaande voorschriften, voor-zoover die niet in het Staatsblad voorkomen, in den tekst worden vermeld, teneinde het werkje ook voor andere gewesten dan Zuid-Holland van waarde te doen zijn.

Wanneer blijken mocht, dat de doelmatigheid der handleiding algemeen genoeg wordt erkend, zal ik gaarne voortij aan met het leveren van aanvullende afleveringen, waarin de veranderde voorschriften naar tijdorde worden aangegeven.

Alphen , De Schrijvei:.

Februari 1878.

-ocr page 9-

TeEartHiikmiÜ] Staatsteigt en Je Teearlsraü-Wf Politie.

WKT van den 20sllt;quot;quot; Julij 1870 (Staatsblad nquot;. 131), f.ot regeliny van het veeartsenijkundiy Staatstoeziyt en de veeartsenij kundige politie.

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods Kosisg der Nederlanden, Prins van Okanje-Nassaxj, Groot-Hertog van Luxemburg,

exz., exz.j enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lozen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is het veeartsenijknndig Staatstoezigt en de veeartsenij kundige politie bij de wet te regelen;

ém

-ocr page 10-

(i

Zoo is liet, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen \'overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Van hef veeartscnijkunclis Staafstnezigt.

Artikel 1.

Het veeartsenijkundig Staatstoezigt omvat:

ff. het onderzoek naar den algemeenen gezondheidstoestand van den veestapel en, waar noodig, de aanwijzing en bevordering van middelen ter verbetering;

h. de handhaving van de wetten en verordeningen in het belang van den algemeenen gezondheidstoestand van den veestapel vastgesteld.

Art. 2.

Het is onder Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken opgedragen aan districtsveeartsen. Zij worden door Ons benoemd uit personen, die de akte van bevoegdheid als veearts van Rijkswege ontvangen hebben., Zij kunnen door Ons worden geschorst en ontslagen.

Hunne standplaatsen, alsmede de kringen, waarbinnen zij werkzaam zijn, worden hun door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen.

Voor iederen districtsveearts worden door Ons één of meer plaatsvervangers benoemd, die, bij volstrekte verhindering van dien ambtenaar, zijne betrekking waarnemen.

-ocr page 11-

7

Art. 3.

Bij clc aanvaarding hunner betrekking leggen de (listrictsveeartsen en de plaatsvervangende districtsveeartsen don volgenden eed (belofte) af ia handen van Onzen Commissaris in de provincie:

„Ik zweer (beloof), dat ik de verpligtingen, verbonden aan de betrekking van distritsveearts (plaatsvervangend districtsveearts), getrouw vervullen zal.

,;Zoo waarlijk helpe mij God Al mag tig (dat beloof ik).quot;

Art. 4.

Bij schorsing van districtsveeartsen bepaalt het besluit of dit geschiedt met behoud, dan wel met geheel of gedeeltelijk verlies der bezoldiging gedurende den tijd der schorsing. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken bepaalt op welke wjjze, gedurende den tijd der schorsing, in de dienst zal worden voorzien.

Art. 5.

De distritsveeartsen zijn bevoegd binnen den kring, waarin zij werkzaam zijn, onder vertoon des gevorderd van hunne akte van aanstelling, bij het aanwezig zijn van eene besmettelijke veeziekte of wanneer die vermoed wordt, de bjj deze wet aan hun toezigt onderworpen erven, weiden, stallen en andere verblijfplaatsen van vee, slagthuizen, winkels of bergplaatsen van vleesch en spek, alsmede diergaarden, tentoonstellingen van vee, vilderijen, pensenjen en dergelijke werkplaatsen, zelfs

-ocr page 12-

8

ondanks den wil dei\' bewoners of gebruikers, tusscben zonsop- en ondergang binnen te treden. Zij moeten daarbij voorzien zijn van een\' schriftclijken last van den burgemeester of den kantonregter en dien des gevorderd vertoonen.

Art. G.

Do districtsveeartsen zijn bevoegd van overtredingen der wetten en verordeningen in het belang van den veestapel proces-verbaal op te maken, op den eed bij do aanvaarding hunner bediening afgelegd.

Zij zenden de processen-verbaal aan het openbaar ministerie.

Art. 7.

l)e districtsveeartsen genieten eene vaste bezoldiging uit \'s lands kas, benevens vergoeding voor bureau-, reis- en verblijfkosten.

Zij oefenen de veeartsenijkunst niet uit en bekleeden zonder Onze toestemming geene andere bediening.

De plaatsvervangende districtsveeartsen zijn bevoegd de veeartsenijkunst uit te oefenen. Zij ontvangen geene bezoldiging, maar vergoeding voor reis- en verblijfkosten.

Art. 8.

Jaarlijks geven de districtsveeartsen vóór den Isten April aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken een verslag van de werkzaamheden van het veeartse-nijkundig Staatstoezigt over het afgeloopen jaar in

-ocr page 13-

!)

hunnen kring. Zij zenden van dit verslag een afschrift aan Gedeputeerde Staten der provincie of der provincie, waarin zij gestationeerd zijn.

Art. 9.

De districtsveeartsen houden binnen den kring, waarvoor zij zijn aangesteld, een naauwkeurig toezigt op den gezondheidstoestand van den veestapel en op de handhaving der wetten en verordeningen, in het belang van den veestapel vastgesteld, en viseeren kosteloos de diplo-inata en de bewijzen van bevoegdheid der veeartsen.

Zij bezoeken zooveel mogelijk do markten, waar handel in vee wordt gedreven, alsmede de plaatsen waar openbare verkoopingen van vee worden gehouden en gelasten de inbeslagneming en afzondering van aldaar aanwezig, aan cene besmettelijke ziekte lijdend vee.

Art, 10.

Bij het ontstaan eener de gezondheid van den veestapel bedreigende of buitengewone sterfte veroorzakende, of eener voor don mensch schadelijke ziektï onder het vee, of wanneer er vrees bestaat, dat zoodanige ziekte van buiten \'s lands zal worden overgebragt, geven zij daarvan onmiddellijk berigt aan Onzen Minister van Binnenl Zaken, aan den Commissaris of de Commissarissen des Konings van de provincie of de provinciën waarin zij gestationeerd zijn en aan de districtsveeartsen in do aangrenzende kringen. Zjj maken zich, wanneer zich

-ocr page 14-

10

zulk ecae ziekte in hunnen kring vertoont, persoonlijk bekend met den aard daarvan en stellen den burgemeester der betrokken gemeente de maatregelen voor, die dadelijk tot stuiting der ziekte te nemen zijn.

Van het voorkomen van voor menschen gevaarlijke veeziekten geven zij ook berigt aan den geneeskundigen inspecteur in den kring, waarin zij gevestigd zijn, en treden met hem in overleg over do voor te stellen maatregelen.

Art. 11.

Bij het uitbreken van besmettelijke veeziekten kunnen door Ons tijdelijk buitengewone districtsveeartsen worden aangesteld.

Zij genieten bezoldiging en vergoeding voor bureau-, reis- en verblijfkosten uit \'s lands kas, door Ons te bepalen, en hebben, zoolang zij in dienst zijn, dezelfde bevoegdheden en verpligtingen als de gewone districtsveeartsen. Zij mogen echter de veeartsenijkunst blijven uitoefenen.

Art. 12.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken geeft Ons jaarlijks een verslag van de bevindingen en handelingen van het veeartsenijkundig Staatstoezigt. Dit verslag wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal medegedeeld en door den druk openbaar gemaakt.

-ocr page 15-

11

§ 2. Depiiiiiigen omtrent de veeartscnijkundige politie.

Art. 13.

Wanneer zich bij eenig stuk vee verschijnselen van eene besmettelijke ziekte openbaren, is de houder of hoeder verpligt, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den burgemeester der gemeente, waar het vee zich bevindt.

Art. 14.

Een stuk vee, dat verschijnselen eener besmettelijke ziekte vertoont, moet onmiddellijk door den eigenaar, houder of hoeder van het overige vee worden verwijderd en zoolang afgezonderd gehouden worden, totdat daaromtrent door den burgemeester, in overleg met den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een distrietsveearts-plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen met eenen geëxamineerden veearts, overeenkomstig de bepalingen dezer wet zal beslist zijn. Art. 15.

Wanneer, bij het bestaan, binnen of buiten \'s lands, eener besmettelijke veeziekte, de zorg voor het behoud van den veestapel en voor de gezondheid der ingezetenen het vereischt, kunnen door Ons in- en doorvoer van buiten \'s lands, en vervoer binnen \'s lands van levend en dood vee, vleesch, huiden, haar, wol, mest en verderen afval, veevoeder, gereedschappen en voorwerpen, die bij de behandeling van vee gebruikt worden, en het houden van markten, verkoopingen, tentoonstellingen en andere

-ocr page 16-

12

vereuuigijigeu van vee verboden, en verbods- en andere bepalingen vastgesteld worden omtrent aangifte, verkoop, behandeling en visitatie van alle in dit artikel genoemde voorwerpen, alsmede op de middelen, waarmede zij vervoerd worden, een en ander onverminderd de door provinciale en gemeentebesturen vast te stellen reglementen en verordeningen, voor zooverre zij met Onze voorschriften niet in strijd zijn.

Art. 1G.

Bij aangifte oener besmettelijke veeziekte door den eigenaar, houder of hoeder, of wanneer een stuk vee vermoed wordt door eene besmettelijke ziekte te zijn aangetast, doet de burgemeester onverwijld door den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een districtsveearts-plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen door een geëxamineerden veearts het zieke vee, of dat vermoed wordt ziek te zijn, onderzoeken. Deze geeft daarvan aan den burgemeester schriftelijk verslag, en, zoo het geval hem blijkt van een besmette! ij ken aard te zijn, brengt hij daarbij advies uit omtrent de te nemen maatregelen tot beteugeling der ziekte, aan welk advies de burgemeester verpligt is, overeenkomstig de bepalingen dezer wet, onverwijld gevolg te geven, behoudens zijn beroep op Onzen Minister van Binnenl. Zaken.

In gevallen van twijfelachtigen aard wordt aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken terstond kennis gegeven. Deze beveelt een onderzoek en schrijft alle die

-ocr page 17-

bij de wet toegelaten maatregelen voor, welke door hem noodzakelijk worden geacht.

Art. 17.

Op last vau den burgemeester wordt, zoo mogelijk na overleg met den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een districtsveeai ts plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen met een geëxatnineerden veearts, de hoeve, het erf, de stal of weide, waar zich door eene besmettelijke ziekte aangetast of daarvan verdacht vee bevindt of bevonden heeft, door of in tegenwoordigheid van een politiedienaar duidelijk kenbaar gemaakt; de kenteekenen, daartoe gebezigd, blijven daar geplaatst gedurende een tijd, door den burgemeester, na overleg met den districts veearts, te bepalen, doch niet langer dan honderd dagen na het einde van het laatste geval.

Art. 18.

Ue stof, vorm en grootte van deze kenteekenen worden door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vastgesteld en door middel der Staatscourant ter openbare kennis gebragt.

Art. 19.

De burgemeester is verpligt om, op advies van den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een districtsveearts-plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen van een geëxamineerden veearts, vee door eene bo-

-ocr page 18-

14

smettelijke ziekte aangetast of daarvan verdacht, of nadat liet hersteld is, van een merkteeken te doen voorzien.

Art. 20.

De werktuigen tot het merken van vee en de ken-teekenen, bedoeld in art. 17, zijn voor Rijksrekening in iedere gemeente aanwezig.

Art. 21.

Vervoer van vee, door eene besmettelijke ziekte aangetast of daarvan verdacht, is verboden.

Wanneer echter dit vervoer noodzakelijk is, kan de burgemeester, den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een districtsveearts-plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen den geëxamineerden veearts gehoord, het vervoer doen plaats hebben onder de door dezen aan te wijzen voorzorgsmaatregelen.

Art. 22. *

Het vee wordt verdacht gehouden, wanneer de districtsveeartsen daaraan kenteekenen meenente bespeuren van eene besmettelijke ziekte, Avanneer het door smetstof bezoedeld kan zijn, zich met aan eene besmettelijke ziekte lijdend vee in dezelfde verblijfplaats bevindt of sedert een termijn, voor elke ziekte in den algemeenen maatregel van inwendig bestuur volgens artikel 34 te bepalen, bevonden heeft, of daarmede in onmiddellijke aanraking is geweest.

Pe beide laatste bepalingen gelden echter alleen voor

-ocr page 19-

vee, dat voor dezelfde ziekte vatbaar is, a\\ aaraan het vee lijdt, waarmede het in dezelfde verblijfplaats is of geweest is, of waarmede het in onmiddellijke aanraking is gekomen.

Art. 23.

Onverminderd de bepalingen der wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad No. 125) voor alle andere gevallen van onteigening dan die van besmetting bij veeziekten, wordt, wanneer afmaking van vee noodig is, het besluit daartoe genomen door den burgemeester. Het vermeldt den eigenaar van het vee of houdt de verklaring in, dat de eigenaar den burgemeester onbekend is, en omschrijft het vee.; het beveelt de onmiddellijke inbeslagneming daarvan en moet berusten op het verslag van den districts veearts, in art. 16 bedoeld.

Art. 24.

Ue afmaking geschiedt niet dan na voorafgaande onteigening.

Alvorens tot onteigening tor afmaking over te gaan, benoemt de burgemeester een deskundige om het vee te waardeeren, waarbij moet worden in acht genomen, dat voor verdacht vee de volle waarde, voor vee, door eene besmettelijke ziekte aangetast, de helft der waarde, die het in gezonden toestand zou hebben, wordt berekend.

De toestand van ziek of verdacht vee wordt, wat de vergoeding betreft, beoordeeld naar het oogenblik, dat het vee in het bezit van den burgemeester overgaat.

l

-ocr page 20-

1(5

Wanneer de burgemeester of de eigenaar of beiden geen genoegen nemen met dc waardeering (van welke omstandigheid de burgemeester in zijn straks te noemen proces-verbaal melding maakt), benoemt de kantonregter terstond bij eenvoudige beschikking, op een verzoek van den burgemeester, twee deskundigen, die met den eersten deskundige besiissen bij meerderheid.

De, hetzij volgens, het tweede of volgens het vierde lid van dit artikel, getaxeerde prijs Avordt den eigenaar aangeboden en, bij weigering of ontstentenis van den eigenaar, in handen van den gemeente-ontvanger gedeponeerd. Voor het doen der in dit artikel vermelde aanbieding, zijn de vormen, voorgeschreven bij het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Regts-vordering, niet toepasselijk; de aanbieding wordt, even als de andere in het artikel genoemde handelingen des burgemeesters of die, waarbij deze tegenwoordig is, geconstateerd bij proces-verbaal van den burgemeester op zijn ambtseed opgemaakt.

Zoowel de burgemeester als dc eigenaar kan vorderen, dat de deskundige of ieder der deskundigen, alvorens te waardeeren, den eed of de belofte aflegge van naar zijn beste weten de waardeering te zullen doen. Deze eed of belofte wordt in handen van den burgemeester afgelegd.

Bij afwezigheid van den eigenaar, wordt hij, ten opzigte der bepalingen van dit artikel, vervangen door zijnen gemagtigde tor plaatse waar het vee zich bevindt, üf

-ocr page 21-

17

zoo deze ontbreekt door dea boudev of hoeder van liet vee. De koopprijs wordt evenwel ten behoeve van afwezige eigenaars altijd gedeponeerd bij den gemeenteontvanger.

Art. 25.

Wanneer tot afmaking moet worden overgegaan, of ziektegevallen zijn voorgekomen, die daartoe aanleiding hadden kunnen geven , is de burgemeester verpligt te onteigenen en te vernietigen de voorwerpen, door den districtsveearts of, bij afwezigheid van dezen en van een districtsveearts-plaatsvervanger, in spoedeischende gevallen door eenen geëxamincerden veearts aan te wijzen. Deze onteigening geschiedt op de wijze in art. 24 vermeld, Het besluit daartoe wordt genomen op gelijke wijze als dat in art. 23 bedoeld, en daarbij kan de inbeslagneming der voorwerpen bevolen worden.

Art. 26.

De eigenaar van volgens deze wet afgemaakt vee, of van onteigende voorwerpen in art 25 genoemd, die den aangeboden prijs niet heeft aangenomen, kan dien nog gedurende zes maanden bij den gemeente-ontvanger in ontvang nemen.

Na verloop van dezen termijn wordt do som in de kas der geregtelijke en vrijwillige consignation gestort. Het bewijs van uitbetaling aan den regthebbende of van storting in de consignatiekas wordt door den gemeenteontvanger aan de algemeene rekenkamer gezonden.

-ocr page 22-

18

Voor liet overbrengen der geldon naar de eonsignatie-kas zijn de vormen, voorgeschreven bij art. 1442 van het Burgerlijk Wetboek, niet toepasselijk.

De onteigende kan zich, gedurende vjjf jaren na de consignatie aan de consignatiekas aanmelden om alsnog de som te ontvangen. In dat geval worden hem de kosten van overbrenging in consignatie door het Rijk voorgeschoten, gekort.

Na verloop van deze vijf jaren is de vordering van den eigenaar verjaard en vervalt do som aan het lijk. De kosten blijven in dat geval ten laste van het Rijk.

Art. 27.

De aanspraak op vergoeding wegens de onteigeningen krachtens de artt. 24 en 25 vervalt, wanneer de bij art. 13 voorgeschreven aangifte of de bij art. 14 voorgeschreven afzondering is verzuimd, of wanneer de eigenaar binnen den verboden termijn vee heeft gebragt of doen brengen op stallen, hoeven of weiden, waar eeno besmettelijko ziekte hoeft geheerscht, of op eenige andere wijze zijn vee opzettelijk in verdachten toestand heeft gebragt of doen brengen.

In geval van bevinding van oen dezer misdrijven, wordt de vergoeding wel volgens artt. 24 en 25 bepaald, maar bij den gemeente-ontvanger gesequestroerd tot na afloop van die strafzaak.

In geval van vrijspraak of ontslag van regtsvervolging begint de termijn, vermeld in de eerste alinea van art. 26, van de uitspraak van het eindvonnis.

-ocr page 23-

lil

lu dat geval zendt de gemeente-ontvanger met de quitantie van den onteigende een ongezegeld afschrift van liet eindvonnis, waarbij de strafzaak in diens voordeel is uitgewezen, aan de algemeene rekenkamer. Art. 28.

De schadevergoeding wordt uit de gemeentekas voorgeschoten, waartoe aan den burgemeester, met de onteigening belast, op zijne aanvraag het vereischte bedrag door den gemeente-ontvanger tegen quitantie wordt ter hand gesteld. Het voorschrift der tweede zinsnede van art 114 der wet van 29 Junij 1851 (S. No. 85) geldt daarbij niet.

Zoo de burgemeester teu genoegen van Onzen Commissaris in de provincie aantoont, dat de kas der gemeente ontoereikend is voor de betaling of aanbieding, bedoeld in artt. 24 en 25, worden hem de daarvoor benoodigde gelden ter goede rekening uit \'s Rijks schatkist verstrekt.

Deze verstrekkingen zijn niet aan de voorafgaande verevening der algemeene rekenkamer onderworpen. Evenmin is de bepaling van art. 51 der wet van 5 October 1841 (Staatsblad No. 40) daarop van toepassing.

De burgemeester is niet gehouden deswege borgtogt te stellen, doch verpligt van de ter goede rekening ontvangen gelden binnen twee maanden na de dagteekening van het stuk, waarop hem die zijn uitbetaald, rekening te doen aan de algemeene rekenkamer, overeenkomstig de bepalingen der in de vorige zinsnede aangehaalde wet.

Van iedere verstrekking wordt door Onzen Minister

-ocr page 24-

20

van Biimeiilandsclio Zaken aan gemeld eollogio mcdo-deeling gedaan.

Dit artikel is ook toepasselijk op alle onkosten, waartoe de onteigening aanleiding geeft, zoomede op de kosten van aanschaffing van kalk, brandstof of andere zelfstandigheden, die bij het begraven, verbranden of onbruikbaar maken van afgemaakt of gestorven vee worden aangewend, alsmede op de kosten tot zuivering en ontsmetting van stallen en andere gebouwen.

Art. 29.

Wanneer dit door den districts veearts noodig wordt geoordeeld, worden besmette hoeven of weiden, zoo noodig met inbegrip der naast aangelegen landerijen of erven, op last van den burgemeester, die daartoe de hulp van de militaire magt kan inroepen, afgesloten.

Vervoer uit of naar het in dien afgesloten kring besloten terrein van de voorwerpen, bij den algemeenen maatregel van inwendig bestuur, bedoeld in art. 34; aangewezen, is verboden.

Uitzonderingen op dit verbod kunnen in zeer bijzondere gevallen door Onzen Commissaris in de provincie worden verleend.

De kleed eten der personen, die het bovengemelde terrein verlaten, worden vooraf ontsmet.

Art. 30.

Bij het heerschen van besmettelijke veeziekten, kan, in de gevallen aan te wijzen bij den algemeenen maat-

-ocr page 25-

21

regel van inwendig bestuur, bedoeld in art. 34, bet vastleggen of vasthouden van honden worden geboden in de gemeente of een gedeelte der gemeente waar de ziekte voorkomt, en des noodig in naburige gemeenten.

De burgemeester brengt op advies van don districtsveearts het ingaan van het gebod tei\' openbare kennis, en kondigt evenzeer do opheffing van dit gebod aan, 30 dagen nadat het laatste geval van ziekte zich heeft voorgedaan.

Losloopende honden in die gemeenten of gedeelten van gemeenten kunnen door de ambtenaren van politic worden gedood.

Van de verpligting om honden vast te leggen of vast te houden kan Onze Commissaris in do provincie, den burgemeester en den districtsveearts gehoord, in gemeenten of gedeelten van gemeenten ontheffing verleenen.

Art. 31.

Omtrent de verpligting tot en de plaats en wijze van begraven, verbranden of op andere wijze vernietigen van het volgens deze wet afgemaakte of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee, en van andere voorwerpen en de ontsmetting der stallen en andere gebouwen en onschadelijkmaking van mestvaalten, worden de voorschriften gevolgd, door Ons gegeven of te geven.

De ontsmetting heeft plaats ten koste van het Rijk op aanwijzing en onder toezigt van den districtsveearts.

De ontsmetting behoort afgeloopen te zijn binnen 14 dagen nadat het laatste ziektegeval is geconstateerd.

O

-ocr page 26-

Deze termijn kan door Onzen Minister van Binneul. Zaken, waar dit noodig- blijkt, worden verlengd.

quot;Wanneer de begraving of de verbranding door eenige omstandigheid onmogelijk is op liet erf of het land, waar het stuk vee gestorven of afgemaakt is, en geen erf in de gemeente voor den burgemeester beschikbaar is, doet deze de begraving plaats hebben ter naaster lage en vergoedt de daardoor eventueel veroorzaakte schade aan den eigenaar van den grond.

Wanneer het vee in een stal of eene schuur is gestorven of afgemaakt en geen gemeentegrond beschikbaar is, wijst de burgemeester een terrein aan voor de begraving of verbranding op minstens 50 meters van stallen, woningen of drinkwaterputten gelegen en vergoedt de daarvoor eventueel veroorzaakte schade aan den eigenaar van den grond.

Bij verschil over het bedrag der schade, in de beide vorige zinsneden bedoeld, wordt deze door den kanton-regter begroot bij beschikking op verzoek van de meest gereede partij, zonder hooger beroep.

Art. 32.

In gebouwen of op weiden, erven of hoeven, warr vee staat of gestaan heeft, hetwelk aan eene besmettelijke ziekte lijdt of geleden heeft, mag geen vee gebragt worden gedurende een termijn, voor elke ziekte te bepalen in een algemeenen maatregel van inwendig bestuur in art. 34 bedoeld.

-ocr page 27-

23 Art. 33.

De burgemeester, al of niet vergezeld van het. door hem noodig gekeurde personeel, is bevoegd do weiden, stallen en woningen der eigenaars, houders of hoeders van vee, zelfs zonder hunne toestemming, tusschen zons-op- en ondergang binnen te treden, ter uitvoering van de bepalingen dezer wet of van de krachtens deze wet uitgevaardigde besluiten.

Art. 34.

Door Ons wordt bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur eene commissie van deskundigen gehoord, aangewezen welke ziekten van het vee voor besmettelijk worden gehouden, waarbij tevens wordt vastgesteld, welke der in deze wet genoemde maatregelen bij het heerschen of bij het dreigen van elke dier ziekten moeten toegepast worden.

ï; 3. Strnrbcpalingen.

Art, 35.

Onverminderd de toepassing van bij de gewone strafwet bedreigde straffen, zoo daartoe termen zijn, wordt weigering of feitelijke verhindering om do ambtenaren, belast met of bevoegd tot hot opsporen van overtredingen of het doen van visitatie in hoeven, erven, weiden, stallen, slagthuizen, winkels of bergplaatsen van vleesch toe te laten, belemmering of verhindering van de ten uitvoerlegging van deze wet of van Onze,

-ocr page 28-

■M

krachtens artt 15, 31 en 34 te geven voorschriften, het geheel of gedeeltelijk opgraven van begraven vee, vleesch, beenderen of overblijfselen daarvan, het wegnemen, verplaatsen of onkenbaar maken der keistee-kenen in art. 17 bedoeld, het onkenbaar maken der merkteekenen in art. 19 bedoeld, het vervoer van een of meer der in art. 29 bedoelde voorwerpen, in strijd met dat artikel, of met den algemeenen maatregel van inwendig bestuur in art. 34 bedoeld, naar of uit het in een afgesloten kring gelegen terrein; het opzettelijk in verdachten toestand brengen of doen brengen van vee; het zonder voorafgaande ontsmetting van kleederen verlaten van dat terrein, overtreding der artt. 14, 21 en 32 dezer wet en van hetgeen door Ons krachtens de artt. 15, 31 en 34 wordt vastgesteld, gestraft met gevangenisstraf van ééne maand tot één jaar en met geldboete van ƒ25 tot f 500. te zamen of afzonderlijk.

Roeiende voorwerpen, waarin of waarmede de overtreding heeft plaats gehad, worden aanstonds of zoodra mogelijk in beslag genomen en door den regter bij veroordeeling verbeurd verklaard, en, voor zooveel in het belang der gezondheid of ter wering van besmetting noodig, wordt de vernietiging of het onschadelijk maken daarvan bevolen. Vernietiging of onschadelijkmaking wordt gelijkerwijze bevolen bij vrijspraak of ontslag van regtsvervolging, wanneer het algemeen belang dit raadzaam maakt, tegen schadeloosstelling bij het vonnis door den regter te bepalen.

-ocr page 29-

Art. 3G.

Wanneer de in beslag genomen voorwerpen uit hoofde van gevaar van besmetting niet tor bewaring geschikt zijn, worden deze, na te zijn gewaardeerd op de wijze in art. 24 dezer wet vermeld, op last van den ambtenaar, die de voorwerpen in beslag heeft genomen, dadelijk vernietigd of onschadelijk gemaakt.

Do geldsom, vertegenwoordigende de waarde van hetgeen vernietigd is, wordt aan den gemeente-ontvanger in bewaring gegeven. Zij wordt, in geval van vrijspraak of ontslag van regtsvervolging, aan den eigenaar van de vernietigde voorwerpen uitgekeerd.

Art. 37.

Levend vee wordt, wanneer er geen gevaar van besmetting bestaat, na te zijn gewaardeerd op de wijze in art. 24 dezer wot vermeld, vrijgegeven, wanneer daarvoor binnen 8 dagen na de inbeslagneming het bedrag der waarde, benevens liotgccn voor het onderhoud van hot vee besteed is, bij den gemeente-ontvanger gestort wordt.

Xa dien tijd wordt het, op magtiging van den kan-tonregter, te stellen op hot proces-verbaal en vrij van zegel en registratie, zoodra mogelijk in het openbaar verkocht.

Tn beslag genomen voor bederf vatbaar goed wordt, wanneer er geen gevaar van besmetting bestaat, even-lt;;lt;;ns op mngfiging van don kantonregtcr, to stellen op

-ocr page 30-

hot proces-verbaal en vrij van zegel en registratie, zoodni mogelijk in hot openbaar verkocht, ten ware het bedrag, gewaardeerd op do wijze in art. 24 dezer wet vermeld, onmiddellijk bij den gemeente-ontvanger mogt worden gestort.

In de gevallen, bedoeld in het 2de en 3de lid van dit artikel, wordt de opbrengst van den verkoop aan den gemeente-ontvanger in bewaring gegeven. Uit die opbrengst worden de kosten van onderhoud van het vee sedert den dag der inbeslagneming tot aan den verkoop gekweten.

Het zuiver overschot dor opbrengst wordt in geval van veroordeeling in \'s Rijks schatkist gestort, in geval van vrijspraak ot\' ontslag van regts ver volging aan den eigenaar van het vee of ander goed, dat in beslag genomen was, uitgekeerd.

Art. 38.

Is, in de gevallen bij do twee vorige artikelen bedoeld, de eigenaar niet in het Rijk te vinden, en wordt het te zijner beschikking liggende door hem niet binnen zes maanden na het eindvonnis gereclameerd, dan zijn de vier laatste alinea\'s van art. 2G en de laatste van art. 27 van toepassing.

Art. 39.

Overtreding van art. 18 wordt gestraft niet geldboete van f 25 tot f 75.

-ocr page 31-

27

Het laten losloopen van honden ia de gemeenten of gedeelten van gemeenten en binnen den tijd, bedoeld bij art. 80, wordt gestraft met eene geldboete van ƒ 10 tot f 25.

De artt. 142 en 143 van liet Strafwetboek (het laatste in verband met art. 5 der wet van 29 Junij 1854), (Staatsblad nquot;. 102) zijn toepasselijk op het namaken of het bedriegelijk gebruik maken van do in deze wet vermelde ken- of merkteekenen.

Art. 40.

Zoo, in geval van overtreding van eenig voorschrift, hetwelk krachtens deze wet tijdelijk is gegeven, dat voorschrift opgehouden heeft te gelden op het oogenbiik dat de zaak voor den regter, hetzij in eersten aanleg, hetzij in hooger beroep of cassatie, wordt behandeld, is art. 52 der wet op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving niet van toepassing.

De strafbepaling, zoo als zij geldt op het oogenbiik dat het misdrijf gepleegd wordt, blijft daarop toepasselijk.

Art. 41.

Art. 463 van het Strafwetboek en art. 20 der wet van 29 Junij 1854 (Staatsblad no. 102) zijn op de misdrijven, voorzien bij de artt. 35 cn 39 van toepassing.

-ocr page 32-

28

§ 4. üSlotbepalhigen.

Art. 42.

In deze wet wordt verstaan;

• 1quot;. door vee: de eenhoevige en de lierkaauwende dieren en de varkens;

2quot;. door vleesch: alle zachte bestanddeelen van bovengemelde dieren afkomstig, onverschillig of zij al dan niet en hoe zij zijn bewerkt of vermengd, mitsdien ook gezouten, gerookt en hoofdvleesch, spek, hammen, worst enz.

De bepalingen van deze wet kunnen door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur ook van toepassing worden verklaard op andere in deze wet niet genoemde dieren, wanneer de zorg voor den veestapel dit vereischt,

Schorsing van veemarkten, sluiting van diergaarden en soortgelijke inrigtingen, kan door Ons in zoodanig geval worden bevolen. Hot daartoe strekkend besluit bepaalt den tijd, gedurende welken de inrigting besloten blijft. Zoo noodig kan die termijn door Ons worden verlengd.

Art. 43.

De stukken, krachtens deze wet opgemaakt en waaromtrent geene afzonderlijke bepaling in deze wet voorkomt, zijn vrij van zegel- en registratieregt en uitvoerbaar ook vóór dat zij zijn geregistreerd.

-ocr page 33-

29

Deze vrijstelling van zegel- en registratieregt geldt echter niet ton aanzien der akte van aanstelling, in art. 5 dezer wet bedoeld.

Art. 44.

Met bet in werking treden dezer wet zijn vervallen do wet van 19 April 1867 (Stbl. .No. 30), de wet van 19 December 18G7 (Stbl. No 126), de artt. 459, 460 en 461 van hot Strafwetboek, de artt. 19 van den In titel 4e sectie en de artt. 13 en 23 van den 2n titel der wet van 6 October 1791; artt 39 en 40 van het Keizerlijk decreet van 18 Juni 1811 voor zooveel bet onderwerp betreft, bij deze wet geregeld en artt. 5 en 6 der wet van 9 Junij 1842 (Stbl. No. 21.)

Art. 45.

Voor zoover de toepassing dezer wet dit vordert, worden door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur bijzondere bepalingen vastgesteld met betrekking tot den accijns op het geslagt.

Art. 46.

Deze wet treedt in werking op 1 Januarij 1871.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministrieele departementen, autoriteiten, collegiën en ambtenaren, wien zulks aan-

-ocr page 34-

30

gaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te \'s Gravenhage, 20 Julij 1870.

((jet.) WILLEM.

De Minister van Binnenl. Zalen, (get.) Pock.

Uitgegeven den oden Augustus 1870.

Dc Minister van Justitie, ((jet.) v. Lila ak.

-ocr page 35-

BESLUIT van 30 October 1872 (Staatsblad No. 105), nader lepalende tcdice ziekten van het vee voor besmettelijk rvorden gehouden en welke der in de icet van 20 Jvlij 1S70 (Staatsblad Xo. 131) fjeiioemde maatregelen bij het heerschen of hij het dreigen van elke dier ziekten moeten toegepast icorden, en zulks met intrekking der Koninklijke besluiten van 4 December 1870 (Staatsblad Xo, 190) , 26 Januarij 1871 (Staatsblad No. 2) en 19 April 1871 (Staatsblad jN\'o. 36.)

Wij WILLEM UI, bij i.»b qkatie Gods, Koxmu der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz , enz., enz.

Overwegende, dat herziening van Onze besluiten van 4 December 1870 (Staatsblad No. 190), 26 Januarij 1871 (Staatsblad No. 2) en 1!\' April 1871 (Staatsblad No. 36) noodzakelijk is gebleken ;

Op de voordragt van Onzen Minister van Binnen-iandsche Zaken, van 15 October 1872, lit. A. 9eAfd.;

De commissie van deskundigen, benoemd bij Ons besluit van 8 October 1872, No. 16, geboord;

-ocr page 36-

Don Kaacl van State gehoord (advies van 25 October 1872, No. 9);

Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister, van 27 October 1872, No. 1, 9e Afd ;

Hebben besloten en besluiten;

Art. 1.

Voor besmettelijke ziekten van liet vee worden gehouden :

le. de veepest (veetyphus) bij herkaauwende dieren;

2e. de longziekte bij\' runderen;

3e. het kwaadaardig klaauwzeer bij schapen;

4o. de kwade droes en huidworm bij eenhoevige dieren;

óe. de dierenschurft bij paarden en bij schapen;

6e. do pokkon bij schapen;

7e. liet miltvuur bij alle vee;

Se de hondsdolheid bij alle vee.

Art. 2.

Bij elke der in art. 1 genoomdc ziekten zijn do bepalingen der artt. la en 14 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad No 131) van toepassing.

Afzondering van vee, hetwelk vermoed wordt door eene besmettelijke ziekte te zijn aangetast, kan volgens art. 16 der aangehaalde wet door don burgemeester, in overleg met den districtsveearts, zijn\' plaatsvervanger of, bij afwezigheid van beiden, in spoedeischende gevallen mot een\' gecxamineerden veearts, worden bevolen.

-ocr page 37-

33

Art. 3.

Behalve de in artt 13 en 14 voorgeschreven aangifte en afzondering moeten de volgende maatregelen worden toegepast:

§ 1- BU dc veepest (vcelyplms).

Het door veepest aangetaste vee en het daarvan verdachte moet worden afgemaakt en daarna verbrand of begraven.

De stal of het gebouw, waarin zich door veepest aangetast of daarvan verdacht vee heeft bevonden, moet worden ontsmet.

De op het erf of de hoeve aanwezige mestvaalt moet worden onschadelijk gemaakt.

liet vastleggen of vasthouden van honden kan worden geboden, met inachtneming van het bepaalde bij art. 30 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad im. 131).

§ 2. Iti.j (if longziekte.

Runderen, door dc longziekte aangetast, moeten worden afgemaakt.

De borst- en buiksingewanden van het afgemaakte dier moeten worden verbrand of begraven. Dc huiden der afgemaakte runderen worden ontsmet.

De plaats in den stal of het gebouw, waar een afgemaakt of gestorven dier gestaan heeft, moet worden ontsmet.

-ocr page 38-

i)4

liet vasiloggen of vasthouden van honden kan wovdon geboden, met inachtneming van het bepaalde bij art. 30 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad lij. 131).

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken kan afmaking van Regeringswege voor bepaalde streken en bepaalden tij 1 doen staken en afmaking van verdachte runderen bevelen

Eigenaars van longziek vee zijn bevoegd dit te slagten, na aangifte bij den burgemeester en onder toezigt der politie, onverminderd hunne verpligting tot naleving der overige bepalingen van de aangehaalde wot on van dit besluit.

§ 3. Bij het kwaadaardig klaauwzeer liij scliaprn.

Het door kwaadaardig klaauwzeer aangetaste schaap moet van de overigen afgezonderd worden gehouden.

^ 4. Bij dcu kwaden droes ca liniJworin.

Wanneer de distrits-veearts het noodig oordeelt, moet het aangetaste dier worden afgemaakt en daarna verbrand of begraven.

De plaats in den stal of het gebouw, waar een afgemaakt dier gestaan heeft, moet worden ontsmet.

§ ü. Bij de Sellurft.

De door schurft aangetaste paarden of schapen moeten van de overigen afgezonderd worden gehouden.

-ocr page 39-

§ G. Bij de Subanpspokkcii.

In bijzondere gevallen, waar dit door den districtsveearts noodig wordt geoordeeld, kunnen door pokken aangetaste schapen worden afgemaakt.

Het afgemaakte dier moet worden verbrand of begraven.

Waar afmaking niet plaats vindt, moet het aangetaste schaap van de overigen worden afgezonderd gehouden.

De stal of het gebouw, waarin eenig aan pokken lijdend schaap gestaan heeft, moet na afloop van het laatste geval worden ontsmet.

§ 7. Bij liet Miltvimr.

Het aan miltvuur lijdende dier moet van het overige vee afgezonderd worden gehouden.

Na don dood of na het herstel van het aangetaste dier moet de plaats in den stal of het gebouw, waar het gestaan heeft, worden ontsmet.

§ 8- Bij dc lioiidsdoiheid.

Het door hondsdolheid aangetaste vee moot worden afgemaakt en daarna verbrand of begraven.

De plaats in den stal of het gebouw, waar een afmaakt of gestorven dier gestaan heeft, moet worden ontsmet.

Het vastleggen of vasthouden van honden kan worden

-ocr page 40-

36

geboden, met inachtneming van het bepaalde bij art. 30 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nH. 131).

Art. 4.

Vee, aan eene besmettelijke ziekte gestorven, moet door de zorg en ten koste van den eigenaar worden verbrand of begraven.

De daarvoor benoodigde koolteer, petroleum of onge-bluschte kalk worden hem door den burgemeester op Rijkskosten verstrekt.

Art. 5.

Vee, dat volgens art. 22 van de wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nquot;. 131) als verdacht wordt beschouwd, blijft in dien toestand:

bij longziekte, 3 maanden;

bij kwaadaardig klaauwzeer bij schapen, 15 dagen;

bij kwaden droes en huidworm, 30 dagen;

bij schurft van paarden, 1 •\') dagen, en bij schurft van schapen, 1 dag;

bij schaapspokken, 15 dagen;

bij miltvuur, 8 dagen;

bij hondsdolheid van schapen, geiten en varkens, 2 maanden;

bij hondsdolheid van rundvee en eenhoevige dieren, 6 maanden;

alles te rekenen van hot eindigen van het laatste geval door herstel of door dood of afmaking.

-ocr page 41-

liet oogenblik, waarop dc bij dit artikel bedoelde termijn voor het geval van herstel begint te loopen. wordt door den districtsveearts vastgesteld bij schriftelijke gedagteekende verklaring, die aan den belanghebbende kosteloos wordt uitgereikt.

Zoo verdacht vee van een rnerkteeken is voorzien, wordt dit, wanneer het vee opgehouden heeft verdacht te zijn, onkenbaar gemaakt.

Voor vee verdacht van longziekte, kan de termijn van 3 maanden door den Commissaris des Konings in de provincie met eene maand worden verminderd, indien de districtsveearts of zijn plaatsvervanger schriftelijk verklaart, dat het binnen 8 dagen, nadat het in verdachten toestand is geraakt, door een geëxamineerden veearts met goed gevolg is ingeënt.

Art. 6.

Dc termijnen, bedoeld bij art. 22 der wet van 20 Jul ij 1870 (Staatsblad nquot;. 131), wordt gesteld:

voor veepest (veetyphus) op 15 dagen;

voor longziekte op 8 dagen;

voor kwaadaardig klaauwzeer bij schapen op 8 dagen; voor kwaden droes en huid worm op 15 dagen;

voor schurft bij paarden op 15 dagen en bij schapen op 1 dag;

voor schaapspokken op 10 dagen.

Art. 7.

Bij afsluiting van besmette hoeven of weiden, inge-

-ocr page 42-

38

volgc liet Istc lid van art. 29 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nn. 131), is verboden;

a. bij veepest (veetyphus), invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van herkaauwende dieren, honden, katten en pluimgedierte en uitvoer uit den afgesloten kring van eenhoevige dieren en varkens, en van versch vleesch, onbereide huiden, haar, vederen, horens, beenderen, klaauwen. wol, on gesmolten vet, mest en allen anderen afval en van hooi, stroo en ander veevoeder, touw, kocdekken, en stalgoreedschap;

h. bij longziekte, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van runderen en uitvoer uit den afgesloten kring van schapen, van onbereide huiden, mest, hooi, stroo en ander veevoeder;

c. bij kwaadaardig klaauwzeer bij schapen, invoer in en uitvoer uit don afgesloten kring van herkaauwende dieren;

d. bij kwaden droes en huidworm, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van eenhoevige dieren,

e. bij schurft van paarden, invoer in en uitvoer uit deu afgesloten kring van paarden, en bij schurft van schapen, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring-van schapen;

f. bij schaapspokken, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van schapen;

(j. bij miltvuur, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van vee;

h. bij hondsdolheid, uitvoer uit den afgesloten kring van vee, honden en katten.

-ocr page 43-

39

Art. 8.

Dc termijnen, bij art. 32 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad n\'. 131) bedoeld, worden gesteld:

bij veepest (veetyphus), op 30 dagen voor allo vee; bij longziekte, op 60 dagen voor runderen, doch ■wanneer de stal of weide, waarin zich geen runderen bevinden, is ontsmet, op 21 dagen;

bij kwaadaardig klaauwzeer bij schapen, op 15 dagen voor schapen;

bij kwaden droes en huid worm, op 15 dagen voor eenhoevige dieren;

bij schurft, op 15 dagen voor paarden, op 30 dagen voor schapen;

bij schaapspokken, op 15 dagen voor schapen; bij miltvuur, op 10 dagen voor alle vee;

bij dolheid, op 8 dagen voor alle vee;

alles te rekenen van den dag, waarop het laatste geval door horstel, door dood of afmaking is geëindigd.

Het oogenblilc, waarop dc bij dit artikel bedoelde termijn voor het geval van herstel begint te loopen, wordt door den districtsveearts vastgesteld bij schriftelijke gedagteekende verklaring, die aan den belanghebbende kosteloos wordt uitgereikt.

Art. 9.

Onze besluiten van 4 December 1870 (Staatsblad no. 190), 20 Januarrj 1871 (Staatsblad n0. 2) en 19 April 1871 (Staatsblad n0. 36) worden ingetrokken.

-ocr page 44-

40

Art. 10.

Oas tegenwoordig besluit treedt in werking op den vijfden dag na de afkondiging in list Staatsblad en in de Staatscourant.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en geljjktijdig in de Staatscourant zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

\'s-Gravenliage, den 30sten October 1872.

WILLEM.

De Minister van Binnenl, Zaken,

Geertsema.

Uitgegeven den Ssten November 1872. De Minister van Justitie, de Vribs.

-ocr page 45-

41

KONINKLIJK BESLUIT van den iden December 1S70 (Staatsblad nquot;. 191), houdende voorschriften hetreffende het heyracen, verbranden of op andere wijze vernietigen van het volgens de wet van 20 Jnlij 1870 (Staatsblad nquot;. 131) afgemaald of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee en van andere voorwerpen, en de ontsmetting .van stallen en andere gehouwen en het onschadelijk maken van mestvaalten.

Wij WILLEM 111, üjj de gkaïxe üods, Koning dek Nederlanden, Prins vas Ouanje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Binncn-landscho Zaken, van 31 October 1870, nquot;. 251, 9de afdeeling •

Gelet op art. 31 der wet van 20 Jnlij 1870 (Staatsblad iiquot;. 131);

Den Raad van State gehoord (advies van 22 November 1870, nquot;. 11);

Gezien liet nader rapport van Onzen voornoemden Minister, van 1 December 1870, iit. 13, 9de afdeeling;

Hebben besloten en besluiten:

-ocr page 46-

42

Art. 1.

Omtrent het begraven, verbranden of op andere wijze vernietigen van het volgens de wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nquot;. 131) afgemaakte of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee en van andere voorwerpen, en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen en bet onschadelijk maken van mestvaalten, gelden de voorschriften, die, bij dit besluit gevoegd, geacht worden daarmede één geheel uit te maken.

Art. 2.

Dit besluit treedt in werking 1° Januarij 1871.

Onze Minister van Biunenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsbhid zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

Het Loo, den 4den December 1870.

(get.) WILLEM.

De Minister van Binnent. Zaken, (get.) Fock.

Uitgegeven den llden December 1870.

De Minister van Justitie, (gel.) v. Li laak.

-ocr page 47-

43

VOORSCHRIFTEN betreffende het hegraven, ver-hrandcn of op andere wijze vernietigen van het volgens de wet van 20 July 1870 (Staatsblad nquot; 131) afgemaalde of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee en van andere voorwerpen, en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen en het onschadelijk maken van mestvaalten.

Het onscbadolijk maken van vee, dat aan eene besmettelijke ziekte lijdende, is gestorven, en van mestvaalten eu andere voorworpen en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen, benevens de voorwerpen, die zich daarin bevinden, geschiedt op drieërlei wijze, namelijk:

1°. door het besmette voorwerp te vernietigen;

2quot;. door het van smetstof te zuiveren;

3quot;. door de smetstof te vernietigen of onschadelijk te maken.

§ 1. liet verntatigvn van besmette voorwerpen door verbranding ol\' begraving.

Verbrand moet worden besmet hooi, stroo, riet, drooge mest. gebrekkige houten bevloeringen, oud latwerk.

-ocr page 48-

42

Art. 1.

Omtrent het begraven, verbranden of op andere wijze vernietigen van het volgons de wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nquot;. 131) afgemaakte of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee en van andere voorwerpen, en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen en liet onschadelijk maken van mestvaalten, gelden de voorschriften, die, bij dit besluit gevoegd, geacht worden daarmede één geheel uit te maken.

Art. 2.

Dit besluit treedt in werking 1° January 1871.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in hot Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van Htate.

Het Loo, den 4den December 1870.

(cjet.) WILLEM.

De Minister van Binnenl. Zaken (get.) Fock.

Uitgegeven den llden December 1870.

De Minister van Justitie, (get.) v. Lilaak.

-ocr page 49-

43

I \'OORSCHRIFTEN betreffende het bey raven, verbranden of op andere wijze vernietigen van het volgens de icet van 20 Julij 1870 (Staatsblad n0 131) afgemaalde of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee en van andere voorwerpen, en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen en het onschadelijk maken van mestvaalten.

Het onscliadelijk maken van vee, dat aan eenc bc-smettelijke ziekte lijdende, is gestorven, en van mestvaalten en andere voorwerpon en de ontsmetting van stallen en andere gebouwen, benevens de voorwerpen, dio zich daarin bevinden, geschiedt op drieërlei wijze, namelijk:

1°, door het besmette voorwerp te vernietigen;

2quot;. door het van smetstof te zuiveren;

3quot;. door de smetstof te vernietigen of onschadelijk te maken.

§ 1. IJet vernietigen van btsmeftc voorwerpen door verbranding ot\' begraving.

Verbrand moet worden besmet hooi, stroo, riet, drooge mest. gebrekuigo houten bevloeringen, oud latwerk.

-ocr page 50-

44

sterk besiiiOlte kleederen en verdere voorwerpen, die niet voor ontsmetting geschikt zijn.

Kan door het digt bebouwd zijn der buurt, sterke wind of dergelijke oorzaken van gevaar voor de openbare veiligheid de verbranding niet plaats hebben, dan worden de bedoelde voorwerpen begraven.

Het verbranden van afgemaakt of aan eene besmettelijke ziekte gestorven vee, geschiedt vooral na besmetting door veepest of schaapspokken, of wanneer de gesteldheid van den bodem liet begraven niet toelaat.

Nadat het vee, hooi, stroo, mest en verder te verbranden voorwerpen zijn zamengebragt en de bovenlaag van den weg, waarlangs dit alles is vervoerd, is afgestoken en niet die voorwerpen ouder in een kuil geworpen, wordt die kuil met de noodige hoeveelheid koolteer en petroleum begoten en genoemde zaken daarna in brand gestoken.

Het overschot wordt zoo mogelijk één meter diep begraven.

Jijj begraving zonder verbranding wordt de buikholte van liet vee opengesneden, de huiden door kruissneden onbruikbaar gemaakt en vervolgens in den kuil met koolteer, petroleum of minstens één decimeter dikke laag ongebluschte kalk overgoten of bestrooid en daarna met te begraven mest, hooi en stroo en eindelijk met één meter hooge laag aarde, overdekt.

Wanneer zulks door den burgemeester in overleg met den disirictsveearts noodig wordt geacht, moet de be-

-ocr page 51-

45

graaf\'plaats onmiddellijk na de begraving deor eene stevige omheining, die voor vee ondoordringbaar is, afgesloten en gedurende een jaar afgesloten gehouden worden.

Het binnentreden van de omheinde begraafplaats of het ontsluiten der omheining is binnen dat tijdperk verboden, behalve met verlof of op last van den burgemeester.

2. ilft oiischadcSijk maken lier smctstol\' door zuivering\' der besmette voorwerpen.

Het zuiveren van besmette voorwerpen heeft plaats door deze eerst af te krabben, zoo als bijv. kan geschieden met wanden, stijlen, voederbakken, ruiven, en ze daarna met kokend heet water af te schrobben, hetgeen ook mot besmette vloeren en kleederen kan geschieden. Deze zuivering wordt gevolgd door de ontsmetting volgens § 3,

§ o. Het vernietigen «Ier smetstof.

Het vernietigen der smetstof heeft plaats door do besmette voorwerpen bloot te stellen aan een luchtstroom of aan een hoogen warmtegraad of door aanwending van zoogenaamde desinfectie-middelen.

De districtsveearts beslist, welke dier middelen moeten worden toegepast.

De meest gebruikelijke desinfectie-middelen zijn: het chloor als chloorgas of chloorkalk, het zwavelifjzuur cn het carholzuur.

-ocr page 52-

4(i

Uc chloorkalk wordt vooral gebezigd om, met of zonder witkalk, na do chloorberooking, wanden en muren te bestrijken, of\' ook om in met vee bezette stallen eene zachte chloorontwikkeling te doen plaats hebben. Tot dat einde wordt chloorkalk daarin op verschillende punten in aarden schotels geplaatst.

Zwaveliyzurc. dampen zijn aangewezen ter ontsmetting van huiden, wol en dergelijke voorwerpen en in het algemeen waar andere middelen het te ontsmetten voorwerp zouden benadeelen.

Het carholzuuv wordt niet alleen voor de ontsmetting van levend vee, maar ook van andere voorwerpen gebezigd in naar omstandigheden meer of minder sterke oplossing.

De ontsmetting van personen heeft plaats door zorgvuldige wassching van handen en aangezigt met zeepwater en bepaalt zich verder in den regel tot de boven-kleederen, waarbij het schoeisel bijzondere zorg vereischt Zijn ook de onderkleederen besmet, zoo als bij slagters ligt het geval kan zijn, dan worden die kleedingstnkkcn mede in de ontsmetting begrepen.

Kleederen, met bloed of slijm verontreinigd, worden met kokend heet zeepwater gewasschen of, zoo zij daarvoor niet geschikt zijn, of zeer weinig waarde hebben, verbrand. Wanneer het zeker is dat de klee-deren niet in onmiddellijke aanraking met smetstof zijn geweest, dan worden zij enkel aan eene chloorberooking blootgesteld.

-ocr page 53-

47

Het schoeisel wordt naauAvkeurig afgewassclien met cai\'bolzuurhoudend water.

Stallen eu andere (jehoutcen worden eerst untied igd van de daarin aanwezige niest.

Deze wordt vervoerd onder de noodige voorzorgen, zoodat b. v. mest van aan veepest lijdende dieren niet met rundvee wordt vervoerd en zooveel mogelijk in de nabijheid van het gebouw of liet vervoermiddel begraven of ontsmet.

Alle do in bovengemelde gebouwen voorhanden voorwerpen, die ongeschikt zijn voor ontsmetting, als gebrekkige bevloering, latwerk, enz, worden, na volgens art. 25 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad n0. 131) onteigend te zijn, uitgebroken om te worden verbrand of begraven. Vervolgens worden wanden en vloer naauwkeurig afgekrabd en afgeschrobd met kokend heet water en daarna nagespoeld met carbolzuurhoudend water, en zoodra dit is afgevloeid, wordt alles aan eene krachtige chloorberooking blootgesteld.

De ruimten, waarin de chloordampen ontwikkeld worden, blijven minstens zes uren gesloten, waarna zij aan de vrije toestrooming der lucht worden blootg jsteld.

De onschadelijkmaking van mestvaalten geschiedt;

1°. door ontsmetting. Zij worden met eene ruime hoeveelheid carbolzuurhoudend water overgoten of, waar zulks de voorkeur verdient, met chloorkalk bestrooid.

-ocr page 54-

48

2o. door de mest naar bouwland te brougen en onlüidde!lijk ouder te ploegen.

Behoort bij Koninklijk besluit van 4 December 1S70, nquot;. 20 (Staatsblad nquot;. 191.)

Mij bekend, De Minister van Binnenl. Zaken, (Get.) Fock.

-ocr page 55-

49

BESLUIT van ii OctoLer 1878, (Stbl. n0. 135) hna-dende bepalingen betreffende visitatie, aangifte en vervoer van rnndvee en het schorsen van markten en openbare verkoopingen van rundvee een en ander tot beteugeling der longziekte onder het rundvee.

Wu WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins yan Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz., enz., enz.

Overwegende, dat hot tot beteugeling der longziekte onder het rundvee noodzakelijk is bepalingen vast te stellen, betreffende visitatie, aangifte en vervoer van rundvee en het schorsen van markten en openbare verkoopingen van rundvee;

Gezien art. 15 der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad nn. 131);

Op do voordragt van Onzen Minister van Binnenl. Zaken, van 13 September 1873, No. 127, 9o Afd.;

Den Raad van State gehoord (advies van 23 September 1873, No. 14);

Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister, van 30 September 1873, litt. E. 9o Afd ;

nebben besloten en besluiten;

Art. 1.

Het is verboden rundvee te vervoeren uit of naar do gemeenten of gedeelten van gemeenten, door Onzen

-ocr page 56-

50

Minister van Biimeulandsche Zaken aangewezen. Dezo aanwijzing wordt door plaatsing in de Staatscourant ter algemeene kennis gebragt.

In bijzondere gevallen kan de burgemeester vergunning verloenen tot dat vervoer, na daarover den districtsveearts te hebben gehoord en onder de door dezen noodzakelijk geachte voorwaarden.

Art. 2.

Het houden van markten en openbare verkoopingen van rundvee, voor zoover door gemeente-verordeningen vrijgelaten, is verboden in gemeenten, waarvan de aanwijzing door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken door plaatsing in de Staatscourant ter algemeene kennis zal worden gebragt. Openbare verkoop!ng van rundvee van denzelfden eigenaar of behoorende tot de nalatenschap van een overledene blijft steeds geoorloofd.

Art. 3.

In de in art. 1 bedoelde gemeenten of gedeelten van gemeenten wordt door opzigters al het rundvee opgeschreven.

Deze opzichters worden benoemd en ontslagen door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken

Bij do aanvaarding hunnet bediening leggen de opzigters in handen van den burgemeester der gemeente, die hun als standplaats is aangewezen, den volgenden eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) dat ik de verpligtingen, verbonden aan de betrekking van opzigter van het rundvee, naar behooren vervullen zal.

-ocr page 57-

51

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!quot; Dit beloof ikquot;.)

Art. 4.

Op de van het rundvee van eiken eigenaar afzonderlijk door de opzigters in duplo op te maken lijsten wordt dat vee genummerd en beschreven. De lijsten worden door de eigenaars of, bij ontstentenis van dezen, door de houders of hoeders van het vee voor gezien geteekend; éo;n exemplaar wordt aan den burgemeester toegezonden.

Art. 5.

Van elke verandering in het op de lijst aangotee-kende getal van het rundvee door geboorte, overlijden, slagting of verplaatsing binnen de gemeente of het deel daarvan, volgens art. 1 aangewezen, geeft do eigenaar, houder of hoeder binnen 24 uren kennis aan don burgemeester, die daarvan aanteekening houdt op het bij hem berustend exemplaar der lijst.

Art. G.

Onmiddellijk en uiterlijk binnen twaalf uren na liet overlijden of na de slagting van een stuk rundvee geeft de eigenaar, houder of hoeder daarvan kennis aan den opzigter, die het gestorven of geslagte dier binnen 24 uren na de aangifte moet visiteren.

Zoolang deze visitatie niet heeft plaats gehad, is het verboden de longen los te maken of eenig deel van het stuk vee te vervoeren.

Art. 7,

De opzigters zijn gehouden al het rundvee, vermeld

-ocr page 58-

up do dooi\' lion opgemaakte lijston, ton minste eenmaal \'s weeks te visiteren en met de lijsten te vergelijken. Veranderingen in art. 5 vermeld, worden onverwijld op de lijsten aangeteekend on door de eigenaars, houders of hoeders voor gezien geteekend. Yermoedon de op-zigters bjj deze visitatie of bij die in art 0 vermeld, dat een stuk rundvee aan longziekte lijdt of geleden heeft, of ontdokken zij ongewettigde verandering in getalsterkte, zoo geven zij in het eerste geval daarvan onverwijld kennis aan den burgemeester, die handelt als in de wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad n0. 131) is voorgeschreven, en in het laatste geval maken zij op hunnen ambtseed procesverbaal op van de overtreding.

Art. 8.

Ons tegenwoordig besluit treedt in werking op den üden dag na de afkondiging in het Slaatsbl. en in de Staalsccur.

Onze Minister van Binnonl. Zaken is belast mot do uitvoering van dit besluit, dat in hot Staatsblad en gelijktijdig in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

\'s-Gravenhage, den 3den October 187o.

WILLEM.

De Minister van Binnenl. Zalcen,

Geertsema.

Uitgegeven den llden October 1873.

Dr Minister van Justitie, de Vries.

-ocr page 59-

HOOFDSTUK 11.

1 Bij welke wetten is de veeartsenijkunst geregeld?

De uitoefening van de veeartsemjkunst is geregeld bij de wet van 8 Juli 1874, Staatsblad No. 98. Het onderwijs in de veeartsenijkunde en do voorwaarden tot verkrijging van het diploma van veearts zijn geregeld bij do wet van dezelfde dagteekening. Staatsblad No. 99. Een reglement voor \'s Ilijks veeartsenijschool is vastgesteld bij Koninklijk besluit van 2 September 1874, Staatsblad No. 125.

Wat omvat het veeartsen ijk un d ig staatstoezicht?

Het onderzoek tiaar den gezondheidstoestand van den veestapel, de aanwijzing en bevordering van middelen tot verbetering en het handhaven van de betrekkeljjke wetten en verordeningen, (art. 1 der wet van 20 Juli 1870. Staatsblad No. 131.)

2 Aan n\'ie is dat toezicht allereerst opgedragen?

Aan de districtsveeartsen of hunne plaatsvervangers, (art- 2 der wet.)

3 Zijn de districtsveeartsen hevoegd de woningen enz, te allen tijd, ook ondanks de bewoners of bruikers binnen te treden?

-ocr page 60-

54

Neen, die bevoegdheid bestaat alleen tusschen zons-onder- en opgang, mits voorzien van een scliriftehjken last van den liurgemeester of den Kantonrechter. (Modellen 1 en 2). Ook moeten de districtsveeartsen daarbij, desgevorderd, hunne akte van aanstelling kunnen vertoonen. (art. 5 der wet).

4 Welk is verder de bevoegdheid van de dist rits veeartsen?

Zij houden binnen den kring, waarvoor zij zijn aangesteld. een nauwkeurig toezicht op den gezondheidstoestand van don veestapel en op de handhaving der bestaande ter zake dienende wetten en verordeningen. Ook bezoeken zij, zooveel mogelijk alle plaatsen, waar in het openbaar vee wordt verkocht en gelasten aldaar de inbeslagneming en afzondering van het vee, dat aan eene besmettelijke ziekte lijdt. (Art. 9 der wet.)

5 Welke verplichtingen rusten op de dis! rids veeartsen tegenover den Burgemeester hij het ontstaan van eene hesmeitelijke veeziekte in de gemeente?

Zij stellen den Burgemeester de maatregelen voor, die dadelijk tot stuiting der ziekte te nemen zijn. (Art. 10 der wet).

0 Wat eischt in dat geval de wet van den houder van het vee?

Onmiddellijke aangifte aan den Burgemeester en ge-heele afzondering van het zieke vee, totdat de Burgemeester, in overleg met den districtsveearts, de te nemen maatregelen zal hebben vastgesteld. (Artt. 13 en 14 der wet).

-ocr page 61-

00

Verwijdeiing on afzondering zijn ook verplichtend, wanneer het vee zich bevindt op eene, krachtens art. 29 afgesloten hoeve of weide. Arrest H. R., d. d. 26 Mei 1873 W. burg. adm. No 125G.

7 Wie vervangt, hij afwezigheid, den districtsveearts?

De districtsveearts-plaatsvervanger en in spoedei-schende gevallen, een geëxamineerde veearts. Blijkens missive van den Minister van Binnenlandsehe Zaken, d. d. 14 Decembor 1870, Ode afdeeling; Medische Politic, So. 171 , kan de Burgemeester eenen geëxaminieerden veearts, buiten het veeartsenij-kundig staatstoezicht staande, niet raadplegen dan na de zekerheid te hebben bekomen, dat zoowel de districtsveearts als zijne plaatsvervangers verhinderd zijn over te komen en bovendien moet het geval, waarover raad gevraagd wordt, spoed eischen. Wie onder geëxamineerde veeartsen te verstaan zijn wordt nader toegelicht in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland, Sb. 101 van 1874, waaruit blijkt, dat daaronder niet mogen verstaan worden de personen aan wie krachtens de artt. 15 en 16 der wet van 8 Juli 1874, Stbl. No. 98, een bewijs van toelating tot uitoefening der veeartse-nijkunst wordt uitgereikt en derhalve de in de veewet vermelde werkzaamheden niet aan hen mogen worden opgedragen. In het Prov. Blad van Z. H. No. 51 van 1875 wordt de beteekenis van de uitdrukking „geëxamineerde veeartsenquot; in den zin der wet van 20 Juli 1870 Stbl. 131, nog nader verduidelijkt, in dier voege.

-ocr page 62-

56

dat daaronder moeten worden verstaan zij, die een volledig examen als veearts hebben afgelegd en ten bewijze daarvan in het bezit zijn van het diploma, bedoeld in art. 14 der wet van 8 Juli 1874, Stbl. No. 98, of in art. 15 der wet van gelijke dagteekening, Stbl. No. 99, alsmede zij, die op grond van art. 2 der wet van 8 Juli 1874, Stbl. No. 98, tot de uitoefening der vee-artsenijkunst hier te lande zijn toegelaten.

8 Wat wordt onder de Renaming „veë\' verstaan?

De eenhoevige en de herkauwende dieren, benevens de varkens. (Art. 42 der wet).

9 Wat ivordt gerangschikt onder „vleeschquot;?

Alle zachte bestanddeelcn van de bovengemelde dieren, zoowel gezouten als gerookt, hoofdvleesch, spek, hammen, worst, enz. (Art. 42 der wet)

10 Welke ziekten onder het vee worden voor besmettelijk

gehouden?

De besmettelijke ziekten van het vee worden aangeduid in art. 1 van het Koninklijk Besluit van 30 October 1872, Stbl. No. 105. Bij elke der in dit artikel genoemde ziekten zijn de bepalingen der artt. 13 en 14 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. 131, van toepassing. (Art 2 K. B. voormeld).

11 Kan de Burgemeester afzondering van verdacht

vee hevelen?

Afzondering van vee, hetwelk vermoed wordt door eene besmettelijke ziekte te zijn aangetast, kan volgens art. 16 der wet door den Burgemeester, in overleg

-ocr page 63-

0(

met den districtsveearts enz, worden bevolen. (Art. 2 K. B. voormeld.)

12 llrat doet de Burgemeester na de aangifte van

ziek vee, dat besmettelijk wordt yeacht?

Hij laat onmiddellijk zoodanig vee onderzoeken door den distrits veearts of\' diens plaatsvervanger. (Art. 16 der wet). Zie ook Modellen No. 3 en 6.

13 Wat staat in dat geval den districtsveearts te doen? Deze geeft aan den Burgemeester schriftelijk verslag

van zijne bevinding, conform het hierbij behoorend model 7, en stelt, zoo de ziekte besmettelijk is, de maatregelen tot beteugeling daarvan voor. (Art. 1(5 dor wet).

14 Welke is de verhouding van den Burgemeester

tegenover dat verslag?

Hij is verplicht daaraan onverwijld gevolg te geven, behoudens zijn beroep op den Minister van Binnenl. Zaken. (Art, 16 der wet).

15 Wat moet geschieden in gevallen van twijfelachtigen

aard ?

Onverwijlde kennisgeving aan den Minister van Bin-nenlandsche Zaken door den districtsveearts of den Burgemeester. (Art. 10 der wet).

Blijkens pnnt 3 in Provinciaal blad van Z. H. No. Ill van 18T0, zijn gevallen van twijfelachtigen aard die, waarin bij den districtsveearts twijfel bestaat omtrent don aard der ziekte of omtrent de aan te wenden maatregelen.

-ocr page 64-

58

16 IVat is de eerste taak van den Burgemeester hij

het heliend worden van eene besmettelijke of als zoodanig verdachte ziekte?

Hij doet, zoo mogelijk na overleg niet den districts-veearts of diens plaatsvervanger, de hoeve, liet erf, den stal of de weide, waar zich door cene besmettelijke ziekte aangetast of daarvan verdacht vee bevindt of bevonden heeft, door of in tegenwoordigheid van een politiedienaar duidelijk kenbaar maken. (Art. 17 der wet.)

17 Tf \'aarin bestaan die kenteekenen ?

In houten borden, die den vorm hebben van een rechthoek, waarvan de lange zijde eene lengte heeft van acht decimeters; de korte van vier decimeters. Op de gladgeschaafde zijde worden met zwarte verf de woorden „Besmettelijke veeziektequot; geplaatst. De letters moeten eene lengte hebben van een decimeter en eene dikte van drie centimeters. Wanneer de districts-veearts het noodig oordeelt, wordt de naam der ziekte mede op het bord geplaatst.

De bedoelde borden moeten op zoodanige plaatsen als door don Burgemeester, na overleg met den districts-veearts, zullen worden aangewezen, ter hoogte van minstens twee en een halven meter boven den beganen grond, met spijkers worden vastgehecht, zoo mogelijk aan daartoe geschikte voorwerpen, of, zoo de gelegenheid daartoe ontbreekt, aan houten palen, die te dien einde in den grond worden geplaatst.

(Besluit van den Min. van Binnenl Zaken, d. d. 24

-ocr page 65-

n!)

December 1870, (Nederl. Staatscourant No. 304.) Zie ook Prov. Blad van Z-H., No. 116 van 1870.)

Blijkens missive van den Minister van Binnenl. Zaken, d. d. 3G December 1872, No. 174, kunnen de kosten dier kenteekenen bestreden worden uit de gelden ter goede rekening te verstrekkken. Deze missive luidt aldus:

„Tot dus verre was op de Begrooting van mijn Departement een bijzonder artikel gebracht, ter bestrijding der uitgaven voor de aanschaffing van kenteekenen, borden van waarschuwing en werktuigen, bedoeld in in artfc. 17 en 20 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. 131, hetgeen medebracht, dat wegens die kosten steeds afzonderlijke declaration waren in te dienen. Dit leidde zonder eenig nut, tot vermeerdering van stukken en noodeloozen omslag.

Om daaraan te gemoet te komen is dat artikel op de begrooting voor 1873 niet meer gebracht, maar zullen gemelde kosten, aan te vangen met die tot het dienstjaar 1873 betrekkelijk, voortaan gekweten worden uit den algemeenen post, art. 61 van 1873. „Kosten, subsidiëu en schadeloosstelling en tot afwering van het veestapel gevaar, waarmede besmettelijke veeziekten den bedreigen.quot;

Dientengevolge behoeft wegens do kosten van aanschaffing in 1873, der gemelde voorwerpen niet meer afzonderlijk te worden gedeclareerd, maar behooren die kosten te worden begrepen in de declaration, wegens onteigening- en desinfectiekosten :

-ocr page 66-

60

Kosten van borden en werktuigen kunnen voor zooveel het dienstjaar 1873 en later er bijbetrokken is, bestreden worden uit de gelden ter goede rekening te verstrekken.quot;

Gelief enz.:

18 Hoelang blijven deze kenteekenen staan\'?

Zoolang de Burgemeester, na overleg met den disiricts-veearts, bepaalt, doch niet langer dan honderd dagen naliet eindigen van het laatste geval. (Art. 17 der wet)

19 Waartoe is de Burgemeester verder verplicht?

Hij doet, op advies van den districtsveearts enz., het besmette vee van een merkteeken voorzien. (Art. 19 der wet.)

Dit merkteeken bestaat in een gelijkzijdigen driehoek of Delta, met eene schaar uit te knippen op eene dei-beide schoften van het dier, waarbij echter valt op te merken, dat vooral in den tijd van haargroei, het uitknippen nu en dan moet worden herhaald.

Voor het merken kunnen geene kosten worden in rekening gebracht, terwijl, waar eene gewone schaar noodig is, naar het oordeel van den Minister van Binnenl. Zaken (Mem. van Beantw., bi. 16 27,) geen gemeentebestuur weigeren zal dat werktuig beschikbaar te stellen.

20 Welke bijzondere maatregelen zijn verder voorae-

schreven hij de onderscheidene besmettelijke veeziekten ?

Deze bijzondere maatregelen worden omschreven in

-ocr page 67-

(51

artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 30 October 1872, Stbl. No. 105, gewijzigd bij het Besluit van 17 Juli 1875, Stbl. No. 136.

21 y \'alt hierbij no;/ iets bijzonders op te merken ?

Dat, wanneer eigenaars van longziek vee gebruik maken van de hen, bij § 2, laatste zinsnede, van het sub. 20 genoemde artikel, toegekende bevoegdheid, do longen niet mogen worden los gemaakt, alsvorens het dier door den districtsveearts of\' diens plaatsvervanger is onderzocht en bij bevinding van eeno besmettelijke ziekte de borst en buiksingewanden, zonder voorafgaande onteigening in eigendom overgaan aan het Kijk. (Zie ook vr, 85.)

22 Wat geschiedt met vee, dat aan eene besmettelijke

ziekte is gestorven ?

Artikel 4 van het aangehaalde Koninklijk Besluit bevoelt, dat dit door do zorg en ten koste van den eigenaar moet worden verbrand of begraven.

De daarvoor benoodigde koolteer, petroleum of onge-bluschte kalk worden hem door den Burgemeester op \'s Rijks kosten verstrekt,

23 Hoe lan!J wordt vee, dat besmet is verklaard, voor

verdacht gehouden ?

Deze termijnen worden geregeld bij art. 5 van het aangehaalde Koninklijk Besluit^ met dien verstande evenwel, dat blijkens- de laatste zinsnede van gemeld artikel de Commissaris des Konings in de provincie den termijn voor longziekte met eene maand kan vcigt;

-ocr page 68-

korten, indien de districts veearts of zijn plaatsvervanger schriftelijk verklaart, dat het vee binnen acht dagen, nadat het in verdachten toestand is geraakt, door eenen geëxamineerden veearts met goed gevolg is ingeënt.

24 Gedurende hoeveel tijd ivordt ree, dat zich met aan

eene hesmeftelijke ziekte lijdend vee in dezelfde verhlijfplaats bevonden heeft, noy als hesmet aan-(j enter ld ?

Do duur van deze termijnen wordt vastgesteld bij art. C van het aangehaald Koninklijk Besluit.

25 Blijft het merkteeken van verdacht vee na het

herstel bestaan ?

Neen art. 5 van het aangehaald K. 13. bepaalt, dat dit teeken, wanneer het vee opgehouden heeft verdacht te zjjn, onkenbaar moet worden gemaakt.

26 Wat wordt bepaalt ten aanzien van het vervoer

van vee, dat door eene besmettelijke ziekte aangetast of daarvan verdacht is?

Art. 21 der wet verbiedt dit. De Burgemeester, den districtsveearts gehoord, kan uitzondering van dit verbod toestaan, onder de door hein aan te wijzen voorzorgsmaatregelen.

Bij Prov. Blad van Z.-H., No. 82 van 1872 wordt de Burgemeester uitgenoodigd om geetie dispensation tot vervoer van verdacht vee uit de weide naar der. stal te vcrleenen dan onder voorwaarde, dat hem eene verklaring worde overgelegd van eenen geëxamineerden

-ocr page 69-

«3

veearts, inhoudende dat do geheele koppel vau den eigenaar van het verdachte vee, zoowol het verdachte als het niet verdachte is ingeënt; terwijl bij Provinciaal Blad van Zuid-Holland No. 63 van 1874 wordt opgemerkt, dat de aan de Burgemeesters verleende bevoegdheid, niet vorder gaat dan hunne gemeente. Schjjnt vervoer van verdacht vee naar eene andere gemeente raadzaam, dan mag vergunning daartoe alleen worden gegeven na verkregen toestemming van de Burgemeesters der gemeenten, waardoor en waarheen het vervoer gewenscht wordt.

Vervoer van besmet of verdacht vee naar eene andere gemeente zal intusschen, naar luid van dat Blad, zooveel mogelijk moeten worden vermeden.

27 Wanneer ivordt vee als verdacht beschouwd?

Zoodra de districtsveearts daaraan konteekenen meent

te bespeuren van eene besmettelijke ziekte, wanneer het zich met besmet veo in dezelfde verblijfplaats bevindt of daarin sedert do termijnen sub vraag 24 vermeld, bevonden hooft. De beide laatste bepalingen gelden echter alleen voor vee, dat vatbaarheid heeft om door de ziekte, waarmede het in aanraking kwam, te worden besmet. (Art. 22 der wet.)

28 Op hoedanige wijze handelt de Burgemeester wanneer

vee moet worden afgemaakt?

Onverminderd de bepalingen van de wet van 28 Augustus 1851, Staatsblad No. 125, voor alle andere gevallen van onteigening dan die van besmetting bij

-ocr page 70-

(gt;4

veeziekten, wordt wanneer afraaking van vee noodigis, het besluit tot onteigening door hem genomen in den hierachter bij model No. 8 aangegeven vorm. (Art. 23

der wet.)

29 Wat moet aan de afmaking steeds voorafyaan Y Onteigening. (Art. 24 der wet in verband met art.

147 Gr. W.)

30 Welke formaliteiten moeten hij de onteigening wor

den in acht genomen?

De Burgemeester benoemt eenen deskundige om het vee te waardeeren, waartoe echter ingevolge het Prov. Blad van Z H. No. 80 van 187(J nimmer veehouders mogen gebezigd worden. Het bezigen, zoo mogelijk, van den aanwezigen opzichter over het zieke vee, schijnt met de bedoeling van cvengemcld Blad meest overeenkomstig, terwijl een waardeerloon van f 1,50 per rund als billijk kun worden beschouwd en bij de Al-gemeene Eekenkamer gecne bedenkingen ontmoet. De regelen voor de waardeering worden omscliroven bij art. 24 der wet. (Zie model 2 )

31 Wat geschiedt indien de Burgemeester of\' de eigenaar

of heiden geen genoegen nemen met de iraardeering? Be Burgemeester maakt in zijn proces-verbaal van aanbieding der afkoopsom melding van deze omstandigheid en noodigt terstond den Kantonrechter uit tot de benoeming van twee deskundigen, die met den eersten deskundige bij meerderheid van stemmen do waarde bepalen. (Art. 24 al. 4 der wet.)

-ocr page 71-

1)5

De bepaling, voorkomeude aau het slot van art. 24 al 4 dei- wet, omtrent liet beslissen bij meerderheid over de waarde, baart in de praktijk niet zelden twijfel. De meest rationeele weg schijnt, dat de drie deskundigen geheel zelfstandig taxeeren en hunne taxatie afzonderlijk opgeven aan den Burgemeester, welke alsdan eerst den laagsten prijs en zoo vervolgens in stemming brengt, totdat eene meerderheid verkregen is. De volgende brief kan tot leiddraad dienen:

Ik heb de eer UEdA,. beleefd te verzoeken om de benoeming in voege als in art. 24 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. l8l, is voorgeschreven, van twee deskundigen tot de waardeering van een stuk vee van den veehouder N. N. alhier, die met de primitieve waardeering geen genoegen heeft genomen.

Tevens voeg ik hierbij do eenvoudige mededeeling, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken het bezigen van veehouders voor het bovenomschreven doeleinde, bij Prov. Blad van Z. 11. No. 80 van 1876, ernstig heeft ontraden.

De Burgemeester van.........

Aan

den Heer Kantonrechter te......

De Kantonrechter stelt zijne beschikking aan den voet van dezen brief aldus:

Do Kantonrechter van.......

Gezien het bovenstaand verzoek;

-ocr page 72-

tiü

Gelet op art 2-1 al. 4 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. Ko. 131;

Benoemt als deskundigen de Heeren: (volgen de namen der deskundigen cu de onderteekening van den Kantonrechter.)

Het vorenstaande document, dat vrij is van zegelen registratierecht, wordt alsdan, na registratie, in orginali gehecht aan het procesverbaal van waardeering (model 10), dat door al de deskundigen moet worden onderteekend. Bij deze wijze van handelen schijnt de taxatie door den Kantonrechter van de declaration, zijner deskundigen wegens waardeerloon, bij de Alge-meene Rekenkamer niet noodig te worden geoordeeld.

32 Hoe handelt de Burgemeester met den op eenigerlei

wijze ge taxeer den prijs?

Deze wordt den eigenaar van het vee aangeboden bij procesverbaal, (Model 11) of bij weigering gedeponeerd in de kas van den Gemeenteontvanger. (Art. 24 al. 5 der wet.)

33 Hoe wordt gehandeld met de voorwerpen, die in

aanraking geweest zijn met onteigend ree of hij ree, dat lijdende is geweest aan eene ziekte, die tot afmaking aanleiding had kunnen geven?

Zoodanige voorwerpen worden, op aanwijzing van den districtsveearts of zijnen plaatsbekleeder, onteigend. (Art. 25 der v\\et,) Zie Modellen 14—18.

Hierbij dient echter vermelding, dat do Algemeene Rekenkamer bij longziekte tegen do verevening der

-ocr page 73-

(57

kosten van onteigening van besmette voorwerpen meesttijds bezwaar maakt en het uit dien hoofde aanbeveling verdient het te onteigenen rund met dek, touw en mest, waarop het staat, als één geheel te beschouwen en als zoodanig te doen waardeeren. De overige voorwerpen als staken, klaven enz. kunnen zonder gevaar worden ontsmet gelijk voorgeschreven sub. § 2 van het K. B. van 4 December 1870, Stbl. No. 191. Zie ook Prov. Blad van Z. H. No. 51 van 1873. vermeld onder 92 hierna.

34 Welke, hepalimjen yelden hij de onteiyeniny van

besmette voorwerpen ?

Die van de artikelen 23 en 24 der wet. In beslagneming dier voorwerpen kan bevolen worden krachtens art. 25 der wet.

35 Welk is het recht can den eigenaar teyenover de

aanrjehoden maar door hem yeweiyerde afkoopsom?

Hij kan die nog gedurende 6 maanden bij den Gemeenteontvanger in ontvang nemen. Na verloop van dien termijn wordt het geld gestort in de consignatiekas, waaruit het nog 5 jaren te zijner beschikking bljjft. (Art. 26 der wet.)

36 Op hoedaniye wijze wordt de nithetaling of storting

in de consignatiekas door den Gemeenteontvanger

verantwoord?

Hij zendt het bewijs daarvan aan de Algemeene Rekenkamer. De vormen van art. 1442 B. W. zijn te dezen niet toepasselijk. (Art 20 der wet).

-ocr page 74-

us

De Rijk ambtenaar bij wien de gelden moeten worden geconsigneerd, is de ontvanger der registratie van do gerechtelijke akten in de hoofdplaats van het arrondissement. (Art. 4 K. B. van 1 December 1843, No. 45).

Bij missive van den Minister van Binnenl. Zaken, aan Heeren Commissarissen des Konings d. d. 9 October 1. 1. No. 15, Afd. lï, wordt medegedeeld, dat blijkens eene door Zijne Excellentie van de Algemeene Rekenkamer ontvangen mededeeling, zich onlangs het geval heeft voorgedaan, dat een gemeente-ontvanger, eenigen tijd nadat hij uit die betrekking was ontslagen, verantwoording deed van een aanzienlijk bedrag, vroeger bij hem gesequestreerd, overeenkomstig het voorschrift van art. 27 dei\' wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131. Die gemeente-ambtenaar had dus bij zjjne aftreding als zoodanig, de bedoelde gelden onder zich gehouden.

Met de Algemeene Rekenkamer is de Minister voornoemd van oordeel, dat die handelwijze in strijd is met de aangehaalde wet. Overal toch, waar die wet spreekt van voorloopige in bewaringgeving van de waarde of opbrengst van het onteigende of in beslag genomone, wordt als bewaarder aangewezen de gemeente-ontvanger (artt. 24, 26. 27, 3G en 37) en zij draagt ook de verantwoording van de gesequestreerde gelden aan den gemeente-ontvanger op.

Daaruit volgt, dat die gelden gedurende den geheelen tijd der sequestratie onder dien ambtenaar moeten blijven berusten.

-ocr page 75-

09

Wij liobbcn derhalve de eer U te verzoeken, zorg te dragen, dat bij aftreding of\' overlijden van den gemeente-ontvanger de meergenoemde gelden aanstonds ouder bewaring van zijn opvolger worden gebracht.

37 1» welke gevallen vervalt de aanspraak op scluule-vergoeding voor onteigend vee?

Deze vervalt: lc bij verzuim van aangifte in art. 13, of der afzondering in art. 14 der wet voorgeschreven; 2^ bij het brengen van vee op oene verdachte plaats binnen den verboden termijn of wanneer men zijn vee opzettelijk in verdachten toestand heeft gebracht of doen brengen. (Art. 21 der wet.) Zie Model 12bis.

Bij Prov. Blad van Z. IL, No. 50 van 1876 werd namens den Min. van Binn. Zaken er op gewezen, dat gemold artikel mede brengt, dat bij overtredingen in de eerste alinea vermeld, geene schadeloosstelling wordt verleend voor het afgemaakte vee, waaromtrent de overtreding heeft plaats gehad. Evenmin kan zij worden gegeven voor afgemaakt vee uit don koppel, dat tengevolge van liet eerste ziektegeval in verdachten toestand is geraakt. Zoodanige overtreding doet, ook in al de gevolgen, die daaruit voortvloeien, aanspraak op vergoeding verloren gaan.

De tweede alinea van het aangehaald artikel wordt door de Burgemeesters niet altijd nageleefd. In plaats van het vastgesteld bedrag der schadevergoeding bij den gemeente-ontvanger te sequestreeren, bepalen zij zich er verkeerdelijk toe, dat bedrag niet uit te betalen.

-ocr page 76-

To

Alleen door sequestratie kan steeds behoorlijk blijken van iedere overtreding, die de aanspraak op vergoeding heeft doen verloren gaan.

Uit den inhoud van deze Ministerieele Circulaire, welke is van den 15 Juli 1S7G, No. 69, volgt, dat, naar het gevoelen van den Minister, bij gebleken overtreding met hot eerste rund, de vergoeding zoowel voor dit als voor al de andere runderen, die daardoor verdacht werden, verloren gaat. De waardeering heeft dan plaats op de gewone wijze, doch het bedrag wordt tot na den afloop der strafzaak gesequestreerd bij den gemeente-ontvanger.

Nog wordt hier vermeld, dat daar het verloren gaan der vergoeding bij veroordeeling uit de wet volgt en dus niet bij het vonnis behoeft te worden uitgesproken, het Koninklijk recht van gratie, krachtens de artt. 66 en 67 der grondwet, ook niet op die vergoeding van toepassing kan geacht worden.

Natuurlijk zal in voorkomende gevallen de Hechter te beslissen hebben over de strekking van art. 27 dei-wet, maar zal het geraden zijn om, in afwachting van het eindvonnis, de vergoedingen te sequestreeren bij den gemeente-ontvanger.

Hierbij mag niet onvermeld blijven, dat bij de vaststelling van de wet, blijkens de Memorie van toelichting bl. 127 de vraag is gedaan of de bepaling, dat de eigenaar geen aanspraak heeft op vergoeding, op geheel den koppel slaat, dan wel op die stuks vee waaromtrent

-ocr page 77-

71

de overtreding eigenlijk heeft plaats geliail. Dit zal van de omstandigheden afhangen. Is het besmette stuk vee wel afgezonderd geworden, maar is alleen de aangifte verzuimd, dan is de eigenaar alleen in overtreding ten opzichte van het besmette vee. Heeft hij daarentegen ook de afzondering nagelaten, dan is de eigenaar ook daaromtrent in overtreding. (Zie voorts vraag 113).

Onder het afdrukken werd van Zijne Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken nog ontvangen de volgende ter zake dienende missive;

\'s Gravenhaye, 25 Februari 1878.

\\o. lï.

AFD. MED. POLITIE,

betreffende Sequesti■atie ran onteirjeningsgehlen.

De Algemeene Rekenkamer hoeft mij mededeeling gedaan van TJw schrijven van 5 dezer, No. 105, waarin de vraag wordt gedaan of de schadeloosstelling voorde 1G verdachte runderen van den veehouder N. N. die wegens verzuimde aangifte van 3 longzieke runderen wordt vervolgd, evenals de schadeloosstelling voor laatstgemelde runderen, bij den gemeente-ontvanger moet worden gesequestreerd.

-ocr page 78-

72

IJe Kamer is van meening, dat het niet tot hare taak behoort om den rekenplichtige over dit onderwerp voorsciuiften te geven en verzoekt mij de behandeling dezer zaak over te nemen.

Aangezien N. N. blijkens het door IJ overgelegd proces-verbaal, wel do aangifte maar niet de afzondering van bedoelde 3 runderen heeft verzuimd, is er, naar mijne overtuiging, geen grond om do som, als schadeloosstelling voor de 16 als verdacht onteigende runderen bepaald, bij den gemeente-ontvanger te seques-treeren, maar kan die aan dien veehouder worden uitbetaald.

38 Uw K\'ordcn na vrijspraak de termijnen rooj\' de ver-

jarimj, hij art. 2G der wet rjesteld, yeregeld ?

Deze beginnen in dat geval te loopen van de uitspraak van het eindvonnis. (Art. 17 dor wet.)

39 Hoe regelt de gemeente-ontvanger in dat geval de

verantwoording ?

Hij zendt met de quitantie van den onteigende een ongezegeld afschrift van het eindvonnis aan de Alge-meene Rekenkamer. De kosten van dat afschrift kunnen door hem van do gesequestreerde gelden woidea afgetrokken tegen overlegging van quitantie door den Griffier. (Vergelijk vraag G3.)

40 Hoe bekomt de Burgemeester het geld voor de schade

vergoeding bennodigd ?

-ocr page 79-

Van den gemeente-ontvanger, die het vereisclite bedrag op eenvoudige quitantie van den Burgemeester voorschiet.

Bij ontoereikendheid van de gemeente-kas, geschiedt de verstrekking uit \'s Rijks schatkist; altijd ten genoegen van den Commissaris des Konings in de Prov. (Art. 28 der wet.) Zie Model 19.

Zeer te recht heeft de llegeering de moeilijkheid ingezien van het uitputten der gemeentekas voor den EijksdienRt en is bij eenigszins beduidende behoeften aan geld het aanvragen van assignation ter goede rekening aan den Commissaris des Konings regel geworden. Hierbij komt nog, dat de verantwoording van het op die wijze verkregen geld met veel minder omslag gepaard gaat, dan wanneer men het benoodigde als voorschot uit de gemeentekas erlangt. Bij eene nauwgezette opvolging van de gegeven voorschriften kan gezegd worden, dat do Algemeene Rekenkamer de reeds zoo omvangrijke taak der Burgemeesters op het stuk van veeziekte niet onnoodig bemoeilijkt of verzwaart.

41 Waartoe is dr. Buryemeester met betrclclïiny tot dit geld cerplicht?

Hij is niet gehouden tot het stellen van borgtocht deswegens, maar zal binnen twee maanden na de dag-teekening der quitantie, waarop do gelden in voorschot zijn verstrekt, rekening doen aan de Algemeene Rekenkamer, overeenkomstig de bepalingen der wet van 5 October 1841, Stbl. ]STo. 40. (Art. 27 dor wet.) Zie Modellen 20 — 22.

-ocr page 80-

74

42 Wat kan, lehalre het vee en de onteigende voorwer

pen, uit de bedoelde gelden al meer betaald icorden?

Alle onkosten, waartoe de onteigening aanleiding geeft, zoomede de kosten van aanschaffing van kalk, brandstof of andere zelfstandigheden, die hij het begraven, verbranden of onbruikbaar maken van afgemaakt vee worden aangewend; alsmede de kosten der desinfectie, enz. (Art. 28 der wet).

In die kosten zijn begrepen: a, het waardeerloon; b, bij verren afstand rijtuighuur ten behoeve van den Burgemeester en den taxateur; c, afmaakloon en het politietoezicht daarop; c/, schrijfloon voor de onteigeningsbescheiden, wanneer deze niet door den Burgemeester in persoon worden gereed gemaakt; e, kenteekenen enz.

Voor al deze onkosten worden de model-declaratiën als bijlagen achter dit werkje afgedrukt.

Kosten voortvloeiende uit den verkoop der overblijfselen van onteigend vee, kunnen nimmer uit de gelden ter goede rekening voldaan worden, maar komen steeds ten laste van de rekening on verantwoording wegens opbrengst dier overblijfselen.

43 Wanneer komt afsluiting can het besmet terrein in

aanmerking ?

De Burgemeester beveelt afsluiting van hoeven en weiden, zoo noodig, met inbegrip van de naast aangelegen landen of erven, zoodra dit door den districtsveearts noodig wordt geoordeeld. De Burgemeester kan daarbij de hulp van de militaire macht inroepen. (Art. 29 der wet.)

-ocr page 81-

75

44 Welke bepalingen bestaan op dm in- en uitvoer, ten

aanzien van afyesloten terreinen?

Art. 7 van het K. B. van 30 October 1872, Stbl. No. 105, houdt de daaromtrent bestaande bepalingen in. Zie ook het K. B. van 3 October 1873, Stbl. No. 135.

45 Wie staat uitzonderingen op het verbod van in- en

uitvoer toe?

De Comm. des Konings ingevolge art. 29, al. 3 der wet en ook de Burgemeester, zie Model 40, in verband met art. 1, alinea 2 van het sub. 44 vermelde K. B.

46 Wat wordt bevolen ten opzichte van de Meederen der

personen, die den besmetten kring verlaten?

Art. 29 alinea 4 der wet beveelt, dat die voor het verlaten van het besmette terrein moeten worden ontsmet.

47 Iquot; ivelkf gevallen komt het vastleggen van honden in

aanmerking ?

Art. 3 van het K. B. van 30 October 1873, St bl. No. 105, zooals dat is gewijzigd bij K. B. van 17 Juli 1875, Stbl. No. 136, regelt die verschillende gevallen, krachtens art. 30 der wet. De toepassing van dezen maatregel kan vooral bij longziekte als van veel belang worden geacht. De formaliteiten van voormeld art. 30 moeten daarbij nauwkeurig in acht worden genomen.

48 Wie verleent ontheffing van het verbod om honden te

laten losloopen ?

Volgens art. 30, al. 4 der wet is daartoe alleen bevoegd de Commissaris des Konings, don Burgemeester en den districtsveearts gehoord.

-ocr page 82-

7(i

49 Welke voorschriften yelden ten aanzien van het he-

(jraven, verbranden of rernieticjen van vee?

Dc voorschriften hieromtrent zijn gegeven bij het K. ij. van 4 December 1870, Stbl. Nü. 191 (Modellen 13 en 18.)

50 Wie voorziet in de konten van ontsmettin;/?

Hot Rijk. Zie art. 31, al. 2 der wet.

51 Is er een termijn voor de ontsmetting bepaald r\'

De ontsmetting behoort af\'geloopen to zijn binnen 14 dagen na het laatste ziektegeval. Alleen de Minister van Binnenl. Zaken is bevoegd dien termijn te verlongen. (Art. 31 der wet.)

52 Wat Lejxuilt de wet omtrent deze ontsmettincj?

Dat die zal plaats hebben ten koste van hot Rijk, op aanwijzing en onder toezicht van den districtsveearts. (Art. 31 der wet.)

Hierbij wordt opgemerkt, dat dit voorschrift niet altijd wordt nageleefd, wijl de ontsmetting, vooral daar waar geene vecopzichters aanwezig zijn, meesttijds geheel aan de zorg van den Burgemeester wordt overgelaten. Ofschoon het voor den districtsveearts vaak zeer moeilijk is om bij die ontsmetting tegenwoordig te zijn. verdient toch dit punt uit den aard der zaak bijzondere aandacht.

Bij eene welwillende samenwerking van den Burgemeester en den districtsveearts zal gene in voorkomende gevallen, ook dan wanneer deze heeft verzuimd om in de afgegevene ziekte verklaring tot de ontsmetting te adviseeren, zonder veel moeite tot de uitvoering dezer

-ocr page 83-

77

allernoodzakelijkste werkzaamheden in het belang der zaak kunnen medewerken, doch met het oog op het voorschrift der wet is hij daarvoor niet aansprakelijk en de mogelijkheid bestaat dus, dat op die wijze de ontsmetting hier en daar worde verzuimd of veronachtzaamd. Mij is het steeds wenschelijk voorgekomen, dat de Burgemeester ten dezen opzichte zich meer zal laten leiden door de bedoeling dan door de bewoording der wet, wil hij geen gevaar doen ontstaan, dat do aangewende kosten nutteloos zijn verspild door het niet behoorlijk vernietigen der aanwezige smetstof, waarvan de kosten toch in ieder geval door het Rijk worden vergoed, zonder dat het mij ooit is gebleken, dat de Algemeene Rekenkamer, door het gemis van eene be-hepaalde aanwijzing van den districtsveearts, daartegen bezwaren oppert.

53 1 geschiedt als op het erf of land, waar het .be

smette vee gestorven of afgemaakt is, de gelegenheid tot verbranden of heg raven ontbreekt?

De Burgemeester doet alsdan de begraving plaats hebben ter naaster lage en vergoedt de daardoor veroorzaakte schade aan den eigenaar van den grond. (Art. 31, al. 4 der wet.)

54 IVat als het vee in een stal of schuur gestorven of

afgemaald en geen gemeente- of anderen grond beschikbaar is voor de verbranding of begraving?

Alsdan wijst de Burgemeester een terrein daarvoor aan op minstens 50 meters van stallen, woningen of

-ocr page 84-

78

drinkwaterputten gelegen en vergoedt de daardoor veroorzaakte schade aan den eigenaar van den grond. (Art. 31, alinea 5 der wet.)

55 Hoe wordt die schadevergoeding geregeld hij verschil?

Zij wordt alsdan door den Kantonrechter begroot bij

beschikking van de meest gereede partij, zonder hooger beroep. (Art. 32, alinea 6 der wet.)

56 Gedurende hoe langen tijd mag geen vee gebracht wor

den in gehouwen of op weiden, erven, hoeven, enz., waar vee, dat hesmet teas,, gestaan heeft?

Deze termijnen worden geregeld bij art. 8, K. B. van 30 October 1872, Stbl. No. 105, waarin tevens de tijd en de wijze van aanvang wordt aangegegeven. Zie ook vr. 92 his.

57 ^ s de Burgemeester hevoegd de woningen der ingezete

nen, huns ondanks, binnen te treden, tot toepassing der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131?

Artikel 33 geeft daartoe de bevoegdheid.

De Burgemeester heeft echter geenszins het recht, te allen tijde elke woning binnen te treden, onder voorwendsel, dat hij dit ten behoeve der veeartsenijkundige politie doet. De wet zegt duidelijk, dat het enkel is ter uitvoering van bepalingen der wet, die alleen slaat op besmettelijke veeziekte; andere ziekten toch zijn er niet onder begrepen. (Min. v. Bin. Zaken handelingenbl. 1845.)

58 Welke straffen worden tegen de overtredingen der voor

melde icet bedreigd?

Deze worden opgenoemd in de artt. 35 amp; 39 dier wet.

-ocr page 85-

7!l

59 at moet gedaan worden met roerende voorwerpen icaarin of loaarmedede overtreding heeft plaats gehad?

Deze worden aanstonds of zoodra mogelijk in beslag genomen en door den rechter bij veroordeeling verbeurd verklaard. Yernietiging of onschadelijkmaking wordt, zoo noodig, bevolen; dat laatste wordt mede toegepast bij vrijspraak. (Art. 35 der wet.)

60 Wot, indien de bedoelde voornerpen niet voor beivciring

geschikt zijn?

Na gewaardeerd te zijn, worden die voorwerpen, op last van den ambtenaar, die ze in beslag genomen heeft, dadelijk vernietigd of onschadelijk gemaakt. De gemeenteontvanger bewaart de geldsom, vertegenwoordigende de waarde en keert die, na vrijspraak, aan den eigenaar uit. (Art. 36 der wet.)

01 Wat geschiedt met levend vee, dat in beslag genomen is?

Het wordt aanstonds op de gewone wijze gewaardeerd en deze waardeering bij proces-verbaal geconstateerd. De eigenaar kan het vee aan zich behouden, wanneer daarvoor binnen acht dagen na de in beslagneming he.t bedrag der waarde, benevens hetgeen voor onderhoud van het vee besteed is, bjj den gemeenteontvanger gestort wordt. Na dien tijd wordt het, op machtiging van den Kantonrechter, te stellen op het procesverbaal en vrij van zegel en registratie, zoodra mogelijk in het openbaar verkocht. (Art. 37 der wet.)

02 Wat, met voor bederf vatbaar goed?

Wanneer er geen gevaar voor besmetting bestaat

-ocr page 86-

so

wordt dat eveneens op machtiging van den Kanton-rechtor, te stellen op het proces-verbaal en vrij van zegel en registratie, zoodra mogelijk in liet openbaar verkocht, ten ware het bedrag, gewaardeerd op de wijze in art. 24 der wet bepaald, onmiddellijk bij den gemeente-ontvanger mocht worden gestort.

33 Hoe wordt gehandeld met de opbrengst ran den eerkoop ?

\'De gemeente-ontvanger neemt die in bewaring, terwijl daaruit worden gekweten de kosten van onderhoud van het vee, sedert den dag der inbeslagneming tot aan den verkoop. Het zuiver overschot der opbrengst wordt, bij veroordeeling, gestort in \'s Rijks schatkist, op de wijze voorgeschreven bij Circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken, d. d. 13 November 1866, jNo. 243, 1ste Afd.; Prov. Blad van Z. H. No. 146 van 1866 (vergelijk vraag 77); in geval van vrijspraak enz. wordt het teruggegeven aan den eigenaar. (Art. 37 der wet.)

04 Wat -valt nog op te iverken hij de verkoopingen be

doeld in art. 37 der wet?

Dat de Burgemeesters krachtens K. B. d. d. 11.Juli 1874, Stbl. No. 109, tot het houden dier verkoopingen zijn bevoegd verklaard.

05 Is er r rij stel ling ran briefport verleend in zake den

vétérinairen dienst ?

Ja, ■— men vindt die vrijstellingen in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland, No. 12 van 1871.

-ocr page 87-

Hl

ais verleend bij Koninklijk Besluit van 27 December 1870, No. 25.

00 Wat bepaalt de wet eau 20 Juli 1^70, Stbl. No. l.\'il, ten aanzien van zegel en registratierecht der stukken krachtens die wet opgemaakt?

Dat die zjjn vrij van zegel en registratierecht en uitvoerbaar, vóórdat ze zijn geregistreerd.

Van deze vrijstellingen zijn uitgezonderd do akten van aanstelling in art. 5 dor wet bedoeld.

Ook zijn van zegelrecht uiet vrijgesteld: do rekeningen of quitantiën van leveranciers of personen, wegens veeartsenijkundige hulp of visitatiën, taxeer-, schat-en keurloon, belooning voor hot afmaken, slachten en begraven of vernietigen van vee of andere zaken, leverantie van kalk, karbolzuur, zout en vaatwerk en belooning voor het inzouten van vleesch of huiden enz., alles voor zooveel de vorderingen der belanghebbenden het bedrag van f iO,— te boven gaan. (Missive van den Minister van Bin. Zaken, d. d. 29 December 1870, Lett. A, Isto Afd., in verband met die van 20 Januari 1866, Lett. G, 1ste Afd.)

07 Welke bepalingen gelden ten aanzien ran den schriftelijken last can den Burgemeester of den Kantonrechter aan den districtsveearts, ingevolge art. 5 der wet?

Sub 1!\' in het Prov. Blad van Z. H. Xo. Ill, van 1870 wordt daaromtrent gezegd als volgt; „In art. 5 „der wet van 20 Juli 1870. Stbl. No 131, is bepaald, „dat do districts veeartsen dc in dat artikel genoemde

-ocr page 88-

82

„plaatsen c;i gebouwen niet mogen binnentreden zonder „voorzien te zijn van een schriftelijken last van den „Burgemeester of den Kantonrechter. Deze last zal, „zoo noodig. met spoed moeten verstrekt worden, en „wel op zoodanige wijze, dat de bedoeling des wetgevers, die aan dit onderzoek niet alleen een repressief, „maar ook kennelijk een preventief karakter heeft „willen geven, niet worde miskend.quot; (Zie Modellen 1 en 2.)

08 Welke voorschriften bestaan ten aanzien van de vernietiging van in beslag genomen voorwerpen, die niet voor bewaring geschild zijn of gevaar opleveren voor besmetting ?

In Prov. blad van Z. H. No. 115 van 1870, in verband met No. 18 van 1868, wordt daaromtrent gezegd, dat de ambtenaar, die de voorwerpen in beslag heeft genomen, verplicht is om bij uitvoering van het bedoelde voorschrift, in overleg te handelen met den Burgemeester, bij wien de tot vernietiging ofonschade-hjkmaking bestemde voorwerpen^ ten behoeve van de waardeering volgens art. 24 der wet, moeten worden opgebracht. Al de overige ter zake dienende voorschriften kan men vinden in de circulaire van den Min. van Binn. Zaken, dd. 23 December 1870, 9de Afd. Medische Politie, No. 192. (Prov. blad van Z. H. No. 115 1870.)

69 Waartoe is de Burgemeester verplicht ten aanzien van de in beslag genomene en bij hem opgebrachte coor-werpen, wier vernietiging bevolen is?

-ocr page 89-

Hij zorgt allereerst dat het aaugehaalde g-elicol afgezonderd blijvc en, zoo noodig, onder bewaking worde gesteld. Voorts wint de Burgemeester onverwijld het gevoelen in van den districtsveearts over de vraag of er gevaar voor besmetting bestaat en of het vee moet worden afgemaakt. Zoo ja, dan moeten ook in die gevallen de voorschriften van het Kon. besluit van 4 December 1870, Stbl. No. 191, gevolgd worden en wjjst de districtsvcearts bij zijn antwoord bepaaldelijk aan, welke dier voorschriften op hot vee en de verdere voorwerpen moeten worden toegepast. (Prov. blad, als voren.)

70 Wie (jeeft den last iot vernietiginy of onschadelijk-

makiny der hedoelde voorwerpen, in gr-val die door den districtsveearts noodig wordt geacht?

De ambtenaren, die de voorwerpen in beslag hebben genomen. (Prov. blad als voren.)

71 Wie zorqt voor de uitvoering van dien last en voor

alles wat verder door den districtsveearts mocht worden noodij geacht?

De Burgemeester, met inachtneming, in do daartoe leidende gevallen, van art. 24 dor wet.

De last der ambtenaren en do uitvoering daaraan gegeven, worden in het proces-verbaal van den Burgemeester vermeld. (Prov. blad als boven.)

72 Hoe irordt met betrekking tot de meergenoemde voor

werpen gehandeld, wanneer de districtsveearts de vernietiging on noodig acht?

-ocr page 90-

84

In dat ^oval wordt gehandeld overeenkomstig liet bepaalde in art. 37 der wet.

73 Hoe, wanneer kennelijk yevaar voor hesinettincj bestaat,

en de gelegenheid om het aangehaalde voorloopig geheel afgezonderd te houden, ontbreekt?

In dat go val zjjn de Burgemeester en de ambtenaren verplicht om te zorgen voor de dadelijke vernietiging of onschadelijkmaking.

74 Wat bepaalt het meergemelde Pror. blad ten aanzien

van de kosten, die gemaakt zijn voor het afzonderen en het onderhoud (op stallen, bewaken, cm.) en van het vernietigen of onschadelijk maken van het ree of de voorwerpen, waarmede is overtreden ?

Dat die onkosten zijn „kosten van Institiequot;, over wier voldoening de Burgemeester zich zal moeten verstaan met den Officier van Justitie, behoudens evenwel het bepaalde omtrent fle kosten van onderhoud in de gevallen, bedoeld bij het 2e en 3e lid van art. 37 der wet.

75 Hoe worden de vervoermiddelen, die op last van den

Burgemeester kunnen gebezigd worden, vergoed ?

De Burgemeester zendt de declaratiën der belang-hobbeiulon aan den Officier van Justitie in liet Arrondissement. Art. 80 der wet van 18 April 1874, (Stbl. So. 66.) Het model der declaratie is voorgeschreven bij circulaire van den Min. van Justitie, van den 15 Sept. 1875, No. 103, 5de Afd., houdende toezending van modellen, behoorende bij de tarieven in strafzaken, en wel de modellen No. 44 amp; 45, hierachter vermeld.

-ocr page 91-

85

76 Welke stukken worden vereischt tot justificatie van gemaakte onteigeningskosten enz., te doen uit de ter goede rekening ontvangen gelden?

Eeno aanvrage om décharge in triplo, mot verzamel-staat der gedane uitgaven in simple. Voor deze beide wordt het benoadigde materieel door den Commissaris des Konings met de assignatie toegezonden.

Voorts een dossier, inhoudende:

Verklaring van den districtsveearts. (Model 7.)

Onteigeningsbesluit van den Burgemeester. (Model 8.)

Proces-verbaal van waardeering. (Modellen 9 en 10.)

Proces-verbaal van aanbieding der onteigeningssom. (Model 11.)

Quitantie van den onteigende. (Modellen 12 en 12^quot;)

Verklaring van den veldwachter wegens begravingen ontsmetting. (Model 13.)

Nota wegens waardeerloon (Model 23.)

rijtuighuur ( „ 24.)

„ „ afmaakloon ( „ 25.) „ „ toezicht enz. ( „ 2G.) „ ,. desinfectiekosten ( „ 27.) „ „ schrijfloon ( „ 2S.)

Quitantie van storting bij don Betaalmeester voor het saldo der verstrekte gelden.

De inzending geschiedt aan de Algemeene Rekenkamer, binnen twee maanden na de dagteekening dei-assignatie.

liet verdient aanbeveling om steeds iedere onteige-

-ocr page 92-

St;

ning afzonderlijk af tc doen, al is iiet, dat men voornemens is meerdere onteigeningen bij eene en dezelfde aanvrage om décharge te verantwoorden, togen welke laatste handeling geenerlei bezwaar bestaat, 77 Waf wordt voorgeschreven omtrent den verhoop der overblijfselen van longzieh vee?

De verkoop geschiedt naar plaatselijk gebruik, in het openbaar, door den Burgemeester, die de bevoegdheid daartoe ontleent uit het Kon. Besluit van 11 Juli 1871, Stbl. No, 75. Voorafgaande bekendmaking is geen vereischte. Van den verkoop wordt een gezegeld proces-verbaal, door den verkooper cn den kooper te onderteekenon, opgemaakt. (Model 30.) De termijn voor registratie van dit proces-verbaal is, blijkens resolutie van den Minister van Pinantiën, d d. 23 Februari 1870, No. 31, vier dagen, op verbeurte eener boete van f 12,50. Ingevolge punt 1 der circulaire van den Minister van Binnenl. Zaken, d d. 29 April 1872, 1ste Afd., Algemeene Zaken en Comptabiliteit, No 183, moeten de akten van verkoop van vleesch en huiden, afkomstig van onteigend vee, in orginali worden overgelegd, notariëele conditiën uitgezonderd.

Afschriften van die stukken nietF vereischt wordende, zijn de kosten daarvan overbodige uitgaven, die de Algemeene Rekenkamer niet verevent.

Ten aanzien van de processen-verbaal wegens ver-koopaigcn door Deurwaarders heeft de Minister van Binnenl. Zaken, bij circulaire van 19 Augustus 1872,

-ocr page 93-

No. 178, 1ste Afd. gezegd, dat de Algemeeue Heken-kamer voortaan genoegen zal nemen met afschriften van die processen-verbaal en de origineelen alsdan door de Deurwaarders worden bewaard.

Yoorts wordt bij circulaire van meergenoemden Minister, d. d. 4 Juli 1872, 1ste Afd., Algemeene Zaken en Comptabiliteit, No. 163, voorgeschreven, dat wegens de opbrengst van verkocht vleesch en huiden en de uitgaven tot den verkoop betrekkelijk, door de Burgemeesters rechtstreeks aan de Algemeene Rekenkamer is af te leggen eene afzonderlijke rekening en verantwoording, ingericht volgens de bestaande voorschriften. Een model der rekening vindt men mede achter dit werkje. (Model 32.)

78 Welke zijn de uitgaven in de evenymoemde reken inu te verantwoorden?

De zegel- en registratiekosten van het proces-verbaal, benevens de betaalde accijns; voorts afhakloon, transportkosten, keurloon (zoo noodig), diensten bij de ver-kooping bewezen, veilingskosten aan den Deurwaarder, kosten van omroepen, adveiteeren, enz., lokaalhuur, desinfecteeren van de huiden en quitantie wegens storting bij den betaalmeester.

Bedragen deze kosten ƒ 3,— of minder, dan kunnen zij bij affirmatie gesteld worden; bij hooger bedragen behooren quitantiön van de belanghebbenden, zoo noodig op klein zegel gesteld, te worden overgelegd. (Modellen 33-39.)

-ocr page 94-

88

In ontvangst worden verantwoord de opbrengst van het vleesch en de huiden afzonderlijk, benevens de geheven rantsoenpenningen, een en ander duor het procesverbaal te staven ?

79 Moet de verkoop altijd door een wederheerig proces-verhaal worden gestaafd?

üSeen—-bij circulaire van 30 Juli 1872, Iste Afd. Algem. Zaken en Comptabiliteit No. 104, heeft do Min. van Binn. Zaken gezegd;

„Volgens do bestaande voorschriften behooren tot staving van openbare verkoopingen van vleesch en huiden afkomstig van onteigend veo, steeds gezegelde cn geregistreerde processen-verbaal te worden overgelegd en geschieden die verkoopen uit de hand, wederzijds onderteekende overeenkomsten, insgelijks gezegeld en geregistreerd. Er doen zich echter, bij onderhandsche verkoopen gevallen voor, waarin zoodanige overeenkomsten niet kunnen worden opgemaakt.

Over dit punt met de Algemeone Rekenkamer in briefwisseling getreden, is mij gebleken dat zij hoezeer het opmaken der overeenkomsten tot meerderen waarborg voor \'s ]{ijks schatkist natuurlijk te verkiezen is, in de bedoelde gevallen genoegen zal nemen met eene ongezegelde en ongeregistreerde verklaring van den volgenden inhoud:

Do Burgemeester der gemeente......

verklaart op don eed bij de aanvaarding zijner bediening afgelegd, dat het vleesch en de huid der koe, op

-ocr page 95-

S\'.I

heden onteigend van......alhier, door hem uit

de hand zijn verkocht voor eene som van (in schrijfletters uit te drukken.) Zie vooral het slot van dit antwoord,

ïe......., den.......lïi . .

Handteekeninf/.

Hebben onteigening en verkoop niet op denzelfden dag plaats, dan worde in de verklaring het woord „hedenquot; door do aanwijzing van den dag der onteigening vervangen; heeft de Burgemeester geen eed maar eene belofte afgelegd, de woorden „op den eedquot; zijn te vervangen door „op de beloftequot;, en eindelijk heeft een Wethouder verkocht, waarnemend Burgemeester, die als zóódanig- geen eed of belofte heeft gedaan, in stede van de woorden „op den eedquot; in meergemelde verklaring voorkomende, zou te stellen zijn: onder aanbod van eede, of eener plechtige verklaring.

Voorts wordt bij brief van den 5den Augustus 1875, No. 6, 1ste Afd., door gemelden Minister opgemerkt, dat alleen in de gevallen, waarin geene overeenkomsten kunnen worden opgemaakt, met bedoelde verklaringen kan worden genoegen genomen en dat openbare verkoop moet plaats hebben in alle de gevallen, waarin niet blijkbaar van onderhandschen verkoop betere uitkomsten zijn te verwachten of de hoeveelheden voor openbaren verkoop te gering zijn.

Voorts worden de Burgemeesters, naar aanleiding

-ocr page 96-

90

van een schrijven van de Algemeene Rekenkamer, op grond van meergemeldeu Minister\'s missive van don 12don December 1876, \'No. 12, Afd 1, aangeschreven om voortaan bij het opmaken van eenzijdige verklaringen wegens opbrengst van onderhandsche verkoo-pingen van vleesch en huidon afkomstig van onteigend vee, bedoeld bij de in den aanhef van het antwoord op vraag 79 vermelde circulaire, daarin te vermelden de namen en woonplaatsen der koopers, en voorts nog herinnerd aan het acceptioneel karakter van zoodanige verklaringen.

80 Welke voorschriften yehlen laatstelijk ten aanzien van het zegelrecht der verkoopakten?

Door den Minister van Binnenlandsche Zaken wordt bij missive van den 12den Maart 1872, No.\' 116, o. a. medegedeeld, dat verkoop van vleesch geene handeling is, die krachtens de wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, geschiedt. Daarom zijn de processen-verbaal of overeenkomsten wegens die verkoopingen niet begrepen in de vrijstelling van zegel- en registratierecht bij art. 43 dier wet toegekend en moeten zij op gezegeld papier opgemaakt en geregistreerd worden.

liet is wensehelijk bij die verkoopingen, zooveel mogelijk, te bedingen, dat zegel,- registratie en andere bijkomende onkosten ten laste van don kooper komen, want zegelkosten laat de Algemeene Rekenkamer, op grond van art. 28 der zegelwet van 3 October 1843, Stbl. No. 47, in geen geval ten laste van het Rijk toe;

-ocr page 97-

91

registratie en andere bijkomende onkosten slechts dan, indien, naar aanleiding van art. 1502 van het B. W. is bedongen, dat die ten laste van verkoopers zijn.

Op de naleving van deze voorschriften wordt door den Minister nog nader aangedrongen bij missive van 6 Augustus 1875, No. 6, met aanbeveling, dat tot goedmaking van zegel-, registratie, accijns en andere bijkomende onkosten, opcenten of rantsoenpenningen zullen geheven worden, daar de kosten van zegel in geen geval door het Rijk worden vergoed en die van registratie en andere bijkomende onkosten, alleen dan, wanneer, gelijk boven gezegd, is bedongen, dat die ten laste van verkoopers zijn.

81 Tot welk bedrag moeten de rantsoenpenningen voor

het boven aangewezen doeleinde geheven woeden?

In den regel zal het heffen van vijftien opcenten \\an de bedongen koopsom toereikend zijn.

82 Bestaan ook nadere voorschriften omtrent de verant

woording dier rantsoenpenn ingen ?

Bij missive van den Commissaris des Konings in Zuid-Holland van 10 Juli 1873, A, No. 1128, 3de Afd. wordt namens den Min van Binn. Zaken bevolen, dat bij het doen van rekening en verantwoording v.m de opbrengst van het vleesch enz. aan de Algemeene Rekenkamer, die rantsoenpenningen in ontvangst zijn te verantwoorden , terwijl daartegenover alsdan in uitgaaf kunnen worden gebracht de zegel- en registratie- en alle verdere tot den vorkoop betrekkelijke kosten.

-ocr page 98-

92

Echo nadere missive van voormelden Commissaris des Konings, d, d. 7 Mei 1877, A, No. 771, 2de Afd. luidt aldus:

Door de Algemeene Rekenkamer is de aandacht van den Heer Minister van Binnenl. Zaken gevestigd op verkoopingen van vleoscli en huiden, afkomstig van onteigend vee. die op last van Burgemeesters in eenige gemeenten door Notarissen of Deurwaarders plaats hebben, waardoor de daarmede gepaard gaande onkosten zeer hoog worden opgevoerd. In sommige dier gemeenten schijnt zelfs de gewoonte te bestaan om in de rekening slechts de opbrengst en niet de geheven opcenten te verantwoorden; de op die verkooping vallende kosten worden dan uit de opcenten gekweten én het daarvan soms nog aanzienlijk overblijvende bedrag wordt als salaris door den Notaris of Deurwaarder genoten. Het houden van verkoopingen op die wijze is niet alleen zeer ten nadeele van \'s Rijks schatkist, maar bovendien in strijd met de voorschriften, laatstelijk o. a. gegeven bij de circulaire van Zijner Excellentie\'s Departement d. d. (i Juli 1873, No. 1 en welke U werden medegedeeld bij de mijne d. a. v. A, No. 1128 (3de Afd.)

Naar aanleiding daarvan ben ik door den Heer Minister voornoemd, bij schrijven van 1 dezer, No. 10, Afd. 1, (Algemeene Zaken en Comptabiliteit) verzocht U op te merken, dat gij tot her houden van die verkoopingen bij K. B. van 11 Juli 1871, Stbl. No 75, zijt bevoegd verklaard, dat, zoo de hulp van een No-

-ocr page 99-

taris of Deurwaarder daarbij volstrekt noodzakeljjk is, omtrent het daarvoor toe te kennen salaris naar billijkheid vooraf mondeling is overeen te komen, terwijl in allen gevalle do geheven opcenten door TJ in Uwe rekening moeten worden verantwoord.

83 Zijn ook reyelen aan te geven voor de bedoelde ver-koopbujen ?

Het personeel, dat zich in den regel als koopers opdoet, maakt het voor den Burgemeester minder geraden, zich als verkooper daaronder te stellen, doch bij den verkoop der-overblijfselen van een enkel rund, zal bij dien, mits, zij het ook op eenigen afstand aanwezig, zonder schade voor zijn prestige, door twee veldwachters kunnen doen verrichten, die hem alsdan als getuigen dienen en als zoodanig elk f 1.— belooning erlangen, waartegen door de Algemeene Rekenkamer, blijkens de achter voorkomende bijlage 88 geen bezwaar gemaakt wordt. Bij verkoop der overblijfselen van meerdere runderen worde die door eeneu Deurwaarder verricht, waarvoor door schrijver een salaris van /\'0.75 per rund wordt betaald Bij laatstbedoelde verkoopingen is de tus-schenkomst van eenen Deurwaarder in s\' Rijks belang te achten, vooral wanneer men een vertrouwd persoon de te verkoopen goederen tot eenen billijken prijs doet opbieden, om daardoor bedriegelijke machination, gemeenlijk „geilikquot; geheeten, te verijdelen. Ook dit biedloon kan veilig in de onkosten-rekening in uitgaaf worden gebEacht.

-ocr page 100-

84: Op ifellc rcijze behoort de accijns te worden voldaan ?

Dit onderwerp werd geregeld bij twee circulaires van den Min. van J3inn Zaken aan lleeren Cummissarissen des Konings, als cene van 3 Maart 1871, No. 204, 9de Afd. Medische Politie, inhoudende, „dat de Burgemeesters in Provinciën, waar de longziekte onder het rundvee voorkomt, moeten worden opmerkzaam gemaakt, dat bij verkoop van gedeelten van onteigend vee, daarvan do accijns op het geslacht verschuldigd is. De accijns is te berekenen tegen tien percent der onzuivere opbrengst van den verkoop en daarenboven de gemeente-opcenten, waar die geheven worden. Het verschuldigd bedrag moet binnen drie dagen na don verkoop met eene gewaarmerkte nota tegen quitantie worden gestort bjj den betrokken Ontvanger der accijnsen.quot;

De andere circulaire is van 26 Februari 1872, No. 2.-51, 9de Afd, Medische Politie, en luidt als vo\'gt: „Door een der Burgemeesters is inlichting gevraagd omtrent het verstrekken van documenten tot dekking van versch vleesch, afkomstig van vee, dat wegens longziekte onteigend is, en waarvan dus, volgens mjjne missive van 3 Maart 1871, No. 204, de accijns eerst binunen drie dagen na den verkoop van het vleesch behoeft betaald tc worden.

Ter vermijding van bezwaren, die zich hier en daar hebben voorgedaan, heb ik de eer U te verzoeken, den Heeren Burgemeesters in Uw Gewest te dier zake het volgende mede te deelen:

-ocr page 101-

flu

De Rijks-Ontvangers kunnen vóór de betaling\' van den accijns de noodige geleibiljetten voor het vleesch afgeven, op schriftelijke aanvraag van den Burgemeester of van dengene, die hem bij de verkooping vervangt.

Wanneer echter de plaats der verkooping te ver van het kantoor des Ontvangers verwijderd is, oin bij dezen de geleibiljetten spoedig genoeg te kunnen lichten, dan kan die ambtenaar, op aanvraag van den Burgemeester, of diens plaatsvervanger, aan een commies van den naastbijgelegen post opdragen om op die plaats zelve de geleibiljetten, namens hem Ontvanger, af te geven. Ontbreekt in bijzondere gevallen de gelegenheid om den Ontvanger hiervoor tijdig te waarschuwen, dan kan des noods het vleesch verzonden worden met een schriftelijk bewijs van den Burgemeester of diens plaatsvervanger, vermeldende de hoeveelheid, de afkomst van onteigend vee, de bestemmingsplaats, den ontbieder, den vervoerder en den tijd binnen welken het vervoer moet worden volbracht.

In dit geval moot steeds zoo spoedig doenlijk van de afgegeven bewijzen aan don betrokken Ontvanger worden kennis gegeven.

Aan de Burgemeesters zou tegelijkertijd aan mijne missive van 3 Maart 1871, No. 204, herinnerd kunnen worden, met opmerking dat, volgens de wettelijke bepalingen omtrent den accijns op het geslacht, het vleesch van onteigend vee, zoowel bij het vervoer als in de panden, door geleibiljet moet gedekt zijn.

-ocr page 102-

\'JO

85 Wut vdf linfJ 0P te nierken, wanneer de eigenaar van

een long ziek rund gebruik maakt van zijne bevoegdheid om dat ten eigen bate te slachten?

Gelijk reeds bij vraag 21 is gezegd, wordt de bevoegdheid daartoe verleend bij K. B. van 20 October 1872, Stbl. No. 805, art. 3, § 2, alinea 5, terwjjl daaromtrent bij circulaire van den Commissaris des Konings in Zuid-Holland, Prov. Blad No. 4 van 1875, tot toelichting wordt gezegd dat, daar de bepalingen der wet op advies van den districtsveearts of\' diens plaatsvervanger worden toegepast, waaronder vooral moeten genoemd worden het merken van verdacht vee en de krachtens het aangehaalde besluit door den Min. van Binn. Zaken gegeven voorschriften omtrent inenting en afmaking van dat vee, lijdt het geen twijfel of de slachting mag niet plaats hebben dan na onderzoek van het zieke vee door den districtsveearts, of. bij diens verhindering, door zijn plaatsvervanger. (Zie ook vr. 21.)

86 Hoe lang duurt de termijn van besmet verklaring

van ueiden, hoeven, enz. na besmettelijke veeziekte?

De duur dier termijnen wordt geregeld bij K. H. van 30 October 1872, Stbl. No. 105, art. 5, waarbij opmerking verdient, dat voor vee verdacht van longziekte de termijn van 3 maanden door den Commissaris des Konings in de provincie met eene maand kan worden verminderd, indien de districtsveearts of zijn plaats vei vanger schriftelijk verklaart, dat het binnen acht dagen, nadat het in verdachten toestand is geraakt.

-ocr page 103-

door eeneu geöxaiuineemen veearts met goed gevolg is ingeënt.

87 Wat behoort- ten aanzien van deze in\'ènt\'nuj bijzonder

te worden in acht gegt;iotnen?

Dat uit de deswege over te leggen aanvrage aan den Commissaris des Konings duidelijk blijke, dat de inenting geschiede binnen den gestelden termijn van aebt dagen en met goed gevolg, bij gebreke van welke beide vereischten de gewenschte verkorting van do termijn wordt geweigerd.

88 Wanneer en op tcelhe wijze moeten de week- en maand

staten nopens de Jong ziekte worden ingezonden?

De voorschriften omtrent die Staten zijn zeer menigvuldig en zullen achtereenvolgens worden vermeld.

Het model van de weekstaat, dat met eene kleine wijziging ook voor den maandstaat dienen kan, is voorgeschreven bij het Prov. Blad van Zuid-Holland, No 87 van 1872, en volgt hierachter. (Model No. 42.)

Het résumé der voorschriften is:

dat, geene runderen in den weekstaat worden vermeld, dan nadat de longziekte door den veearts zal zijn geconstateerd ;

dat indien door liet deskundig onderzoek is geconstateerd, dat het aangegeven vee werkelijk aan longziekte lijdt, en mitsdien tot onteigening en afmaking wordt geadviseerd, zonder dat in de week, waaiin de aangifte geschiedde, tot de afmaking zelve kan worden overgegaan, die gevallen evenwel dienen te worden vermeld

-ocr page 104-

98

op den staat over de week waarin de aangifte plaats vond, met de noodige toelichting in de kolom; „Aanmerkingenquot;;

dat de toegekende schadeloosstelling voor ieder rund afzonderlijk moet worden opgegeven;

dat de weekstaat moet worden verzonden in dier voege, dat hij vóór Maandag avond het Provinciaal Bureau kan kobben bereikt, terwij! de inzending van den maandstaat behoort te geschieden vóór den ödeii van iedere maand, een en ander voor zooverre zich gedurende de jongste week ot\' maand longziekte onder liet rundvee in de gemeente heeft voorgedaan; dat maandelijks bjj den Commissaris des Konings wordt ingewacht eene opgave van den datum, waarop zich in een veekoppel een Eerste geval van longziekte heeft voorgedaan, en van den datum waarop liet dientengevolge in verdachten toestand geraakte vee ingeënt is. Indien er tusschen beide data meer dan eene week tussclienrnimte is, zal de reden daarvan moeten worden opgegeven.

Deze opga ven kunnen op den gewonen maandstaat geschieden.

Negatieve Gtaten worden niet verlangd;

dat het totaal der kolommen 6 of 7 gelijk moet zijn aan dat van kolom 3. en waar dit niet het geval is, tengevolge van vroeger bewerkstelligde inenting van het vee, \'t zij doordien de inenting nog niet kon worden toegepast, of wel daartoe andere omstandigheden

-ocr page 105-

»!»

aanleiding gaven, zoo volledig mogelijk toelichting van dat verschil in de kolom „Aanmerkingenquot; wordt vereischt. Zie voorts bijlage 42.

89 Welke statistieke opgaven zijn noy meer morcjeschreoen?

Ingevolge het Prov. Blad van Z. H. No. 13 van

1877, moet binnen 24 uren na elke afmaking van longziek of van longziekte verdacht rundvee rechtstreeks aan den Heer Minister van Bin. Zaken eene opgave worden gezonden, ingericht als Model 53.

Bovendien wordt na het einde van iedere maand, en uiterlijk op den derden dag der volgende maand, eene globale opgave bij den Heer Commissaris des Konings ingewacht van do opbrengst van den verkoop van huiden en vleesch, naar het model No. 41

90 w elke hepalingen zijn nog geldende ten aanzien ran

de inenting van het rundvee ?

Het K. B. van 3 Febr, I.S77, Stbl. No. 17, beveelt de inenting van al het rundvee, hetwelk, door het ontstaan van longziekte in den koppel, in verdachten toestand is geraakt.

Het bevel daartoe wordt door den Burgemeester, na ingewonnen advies van den districtsveearts, aan don eigenaar, houder of hoeder gegeven.

Van Rijkswege wordt voor die inenting vijftiquot;\' centen per rund uitbetaald.

Bij gebrek aan entstof kan de Burgemeester eenig uitstel verleenen.

Voldoet de eigenaar, houder of hoeder niet aan dit

-ocr page 106-

100

bevel, diUi geschiedt de inënting door de zorg van den Burgemeester.

O

Bij Prov. blad van Z H., No 38 van 1S7T is nader bepaald, dat de Burgemeester liet bedoeld bevel schriftelijk behoort te geven en dat stuk, bij het in rekening brengen dor daarvoor verschuldigde kosten, in originale aan het Departement van Binnenlandsche Zaken is over te leggen.

Het in rekening brengen dier kosten geschiedt bij gewone verschot-declaratie, in triplo, aan den Heer Commissaris dos Konings, volgens het achter dit werkje gedrukt model. Uit de ter goede rekening verstrekte gelden zullen meergemelde kosten niet mogen gekweten worden. (Miss. van den Min. van Binn. Zaken, d. d. 1 Oct. 1874, Afd. 1, Algem. Zaken amp; Comptabiliteit, Ko. Ui.)

Uit den aard der zaak vervalt do verplichting tot inënting, wanneer de Minister van Binn. Zakcu, met toepassing van art. 3, § 2 van K. B. van 30 October 1872, Stbl. No. 105, afmaking van verdachte runderen beveelt.

Nog verdient vermeld te worden de inhoud van de circulaiie van den Min. van Binn. Zaken, d. d. 28 October 1874, 2de Afd. Medische Politie, No, Gl, luidende als volgt;

liet is mij gebleken, dat sommige Burgemeesters ter uitvoering van art. 1 van het K. B. van 17 April 1874, Stbl. No. 59, een plaatsvervangenden districtsveearts uitnoodigen, de inënting van verdacht rundvee

-ocr page 107-

101

te komeu verrichteu, uaar bot schijnt met de goede bedoeling, om de inenting te bespoedigen.

Toch heeft deze handelwijs meer dan één nadeeiig gevolg. De eigenaar van het verdachte vee wacht do komst van den veearts atquot; ea laat alles op dezen en den Burgemeester aankomen. Do plaatsvervangende districtsveearts, door den Burgemeester ontboden, meent daaraan het recht te ontleenen, om reis- eu verblijfkosten in rekening te brengen, en eindelijk trekt do Burgemeester door een plaatsvervangenden districtsveearts te ontbieden, partij voor dezen tegon de overige geëxamineerde veeartsen, die evenzeer tot het verrichten der inenting bevoegd zijn.

Tegenwerking der veehouders, ontevredenheid der geëxamineerde veeartsen, die worden voorbijgegaan en hoogc declaration van de plaatsvervangers zijn er de gevolgen van.

Ik verzoek U derhalve de Burgemeesters hierop te wijzen en hen aan te schrijven voortaan bij het ontstaan van longziekte, tengevolge waarvan ander vee in verdachten toestand geraakt, don eigenaar van dat vee to herinuoron aan zijne verplichting tot inenting, krachtens het aangehaald besluit, door oen door hem zeiven te ontbieden geëxaminoerden veearts en, indien do eigenaar daaraan niet met den vereischten spoed voldoet (behalve in het geval voorzien in de laatste alinea van art. 1 van het aangehaald besluit,) deswege proces-verbaal op te maken en aan het Openbaar Ministerie te zenden.

-ocr page 108-

102

Het Rijk vergoede niet meer dan vijftig centen per ingeënt rund, welk bedrag in verband met het slot der circulaire van 21 April jl, Ko. 200, door den Burgc-meoster aan den veearts, die de inenting heeft verricht, tegen quitantie is uit te betalen, doch niet dan na overlegging eener schriftelijke verklaring van den districtsveearts, dat de inenting naar zijn oordeel behoorlijk is verricht en aan het doel hoeft beantwoord. De veearts, die deze belooning onvoldoende acht wegens den verren afstand, kan aan den eigenaar de voorwaarde stellen, dat hij voor zijn vervoer zorge.

Bovendien acht ik het niet ondienstig bij deze gelegenheid de Burgemeesters te herinneren aan de laatste zinsnede van art 2 der wet van 20 Juli 1870, Sfbl. No. 131, waaruit blijkt, dat de plaatsvervangers alleen bij volstrekte verhindering van den districts veearts diens betrekking waarnemen.

91 Wat moet u-orden in acht genomen hij de afmaking ran door longziekte aangetast of hiervan verdacht vee?

Men bezige, zoo mogelijk, steeds het zelfde personeel om te slachten en beëedige dat. Bij afmaking van een of twee runderen geve men f 2 — voor het afmaken en ƒ1.— voor het afhakken per rund, met /\'0.7;\') voor het begraven der borst- en buiksingewanden, het desin-fecteeren van den stal enz.; bij meerdere runderen te gelijk is f2.— per rund, zonder meer, alleszins voldoende.

-ocr page 109-

103

Voorts doc mou do volgondo maatregelen in aclit nemen:

Bij longziok of\' van die ziekte verdacht rundvee worde niemand toegelaten dan zij, die met de verzorging van dal vee beiast zijn, of die bij liet onderzoek, de onteigening of afmaking diensten te verrichten hebben. De kleederen dier personen moeten, alvorens zij het erf verlaten, worden ontsmet volgens de voorschriften, vastgesteld bij K. B. van 4 Pecember 1870, (Stbl. No, 191,) § 3, hl. 5.

Do waardeering van hot vee, dat onteigend moet worden en do afmaking moeten niet aan eigenaars, houders of hoeders van vee opgedragen worden. Tegen te hoogo waardeering worde gewaakt; bij twijfel daaromtrent make de Burgemeester gebruik van het recht hem bjj de vierde alinea van art. 24 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, gegeven. Zoodra mogelijk na de onteigening worde het vee afgemaakt, longziek vee ter plaatse, waar het afgezonderd staat, verdacht vee in den stal of op het erf, waar het zich bevindt, en van de huid ontdaan. De borst- en buiksingewanden (ook die van het verdachte vee) worden verbrand of begraven; do huid worde gedurende 24 uren in eene oplossing van carbolzuur gelegd. De plaats, waar de afmaking heeft plaats gehad, worde gereinigd. Eerst daarna worde de toegang tot de plaats, waar de overblijfselen van het vee zich bevinden, vrijgelaten en het vleesch en de huiden verkocht.

-ocr page 110-

U)4

Indien de eigenaar, houder of hoeder mocht weigeren de afmaking, slachting, alsmede den verkoop van het vleesch en do huiden op zijn erf toe te laten, worde hom aangezegd, dat deze weigering aanleiding zal geven tot de toepassing gedurende drie maanden der bepalingen van het K. B. van 3 October 1873, Stbl. No. 135.

Zoodra mogelijk na de verkooping van het vleesch worden de stallen of andere gebouwen, waar rundvee gestaan heeft, en do besmette voorwerpen ontsmet, volgens de voorschriften in het eerst aangehaald K. B. vermeld.

Indien de afmaking bezwaarlijk kan geschieden ter plaatse, waar I et longzieke vee afgezonderd staat of in den stal of op hot erf, waar het verdachte vee zich bevindt, of indien dit door den districtsveearts niet raadzaam wordt geacht, behoort de afmaking te geschieden ter plaatse door den districtsveearts het meest geschikt geoordeeld. Het voorschrift, dat de huiden gedurende 24 uren in eene oplossing van carbolzuur gelegd moeten worden, is, indien dit niet uitvoerbaar kan geacht worden, te vervangen door do bepaling, dat de huiden met eene oplossing van carbolzuur ontsmet moeten worden op de wijze door don districts veearts te bepalen. (*)

(quot;) Voor de ontsmetting van huiden neme men een gewoon petroleumvat, met water gevuld, terwijl % kan carbolzuur per huid voldoeude is te achten voor desinfectie. Het petroleumvat worde het liijk in rekening gebracht en met het caibolzuur geleden uit de opbrengst van den verkoop.

-ocr page 111-

] (Jö

Bij Prov. Blad van Z. H, No. 14 van 1877, wordt voorts namens den Min. van Binn Zaken gezegd: Het is gebleken, dat aan lastgevingen van den Heer Minister voormeld, tot afmaking van wegens longziekte verdacht vee, niet zelden zeer Iaat gevolg wordt gegeven. Indien die afmaking niet mot den ineesten spoed geschiedt, verliest deze kostbare maatregel veel van zijne waarde.

Naar aanleidins; hiervan verzoek ik U namens den Heer Minister, na ontvangst van lastgevingen ter voorz. zake, geen oogenblik te laten verloren gaan.

Voorts wordt door meergemelden Minister bij circulaire van 5 Januari 1878, No. 37, Mod Politic, gezegd, het navolgende : Uit de verhoeren voor de Commissie van enquête omtrent de besmettelijke longziekte onder het rundvee is gebleken, dat bij de afmaking van rundvee, door longziekte aangetast of daarvan verdacht, niet altijd de noodige voorzorgen worden genomen tot voorkoming van verbreiding der besmetting. Ik verzoek U derhalve den Burgemeesters in Uwe Provincie voor te schrijven, om, ingeval in hunne Gemeente rundvee na onteigening wordt afgemaakt, daarbij het volgende in acht te nemen:

1quot;. De afmaking geschiede steeds onder voldoend en streng politietoezicht.

Geene andere personen mogen daarbij tegenwoordig zijn dan die er niet bij gemist kunnen worden.

2quot;. De personen, die bij de afmaking tegenwoordig zijn geweest, moeten, eer zjj het terrein verlaten, ont-

-ocr page 112-

101)

smet worden volgens de regelen, voorgeschreven bij K. 13. van 4 December 1870, Stbl. JNo. 191.

3°. Voorts moet de plaats, waar de afmaking geschied is en moeten de gereedschappen, die bij de afmaking gebezigd zijn, de gebouwen, waar het vee gestaan heeft en de voorwerpen, die er mede in aanraking zijn geweest, de laatste voor zoover vernietiging, na onteigening, niet de voorkeur verdient, volgens voormelde regelen zorgvuldig worden gezuiverd en ontsmet.

4quot;. De borst- en buiksingewanden moeten ten spoedigste worden verbrand of begraven, mede volgens voormelde regelen. Zie model 12. Alleen aan den districtsveearts of zijn plaatsvervanger worde vergund entstof uit de longen, zoo deze daarvoor geschikt zijn, te verzamelen.

5°. De huiden moeten onmiddellijk volgens meergemelde regelen worden ontsmet.

6°. Het vleesch en de huiden der afgemaakte runderen moeten niet verkocht worden dan minstens 12 uren na de afmaking.

7quot;. De verkooping van het vleesch en de huiden der afgemaakte runderen geschiede, zoo dit eenigszins mogelijk is, op eene andere plaats dan die, waar de afmaking heeft plaats gehad. Is dit niet wel mogelijk of zijn er gegronde bezwaren tegen, dan geschiede de verkoop niet, dan nadat de ontsmetting, sub 3quot;. bedoeld, en de verbranding en begraving van borst- en buiksingewanden is afgeloopen.

-ocr page 113-

107

8°. Bij de afmaking van wegens longziekte verdacht vee worde aanteekening gehouden van het aantal van deze runderen, waarvan de longen reeds de kenteekenen vertoonen van besmettelijke longziekte.

De Burgemeester make hiervan melding in de opgaven, die ik binnen 24 uren na de afmaking rechtstreeks van hem te gemoet zie omtrent den datum der afmaking, het getal der afgemaakte longzieke of verdachte runderen en het bedrag der voor iedere categorie afzonderlijk uitbetaalde schadeloosstelling.

Ten slotte worde hier nog aan toegevoegd, dat het verkoopen van de huiden direct aan huidenzouters en het aanschaffen van opzettelijk daartoe vervaardigde linnen bovenkleèderou voor de afmakers, in het belang der zaak aanbeveling verdient.

92 Hoe behoort de ontsmetting van stallen, na afmaking van vee enz., te geschieden?

In het Prov. Blad van Z H., No. 51 van 1873, wordt daaromtrent de navolgende aanwjjziging gegeven:

Nadat de stallen, zoowel de bodem als de muren, beschotten, bintwerk en palen, met kokend water, waarin soda is opgelost, gereinigd zijn, worde de zachte bodem onder do standplaats der runderen 1—1 Ya steek uitgegraven en de uitgegraven grond, met carbolzuur vermengd, begraven.

De ondergrond worde daarop belegd met 1 a 2 centimeter chloorkalk en overdekt met nieuwen grond of zand. De muren worden, nadat zjj winddroog zijn

-ocr page 114-

108

geworden, gewit met gewone witkalk, vennengd met chloorkalk. Het houtwerk (behalve do zolders) worde nageschrobd met water, waarin carbolzuur is opgelost. De houten grampels en klaven, benevens het bruikbare touwwerk, worde gedurende % uur, in het fournuis uitgekookt en in de open lucht gedroogd. Het ijzerwerk worde in het vuur uitgegloeid.

Eindelijk worden de goot, de groep en de gelieele boes besprengd met water, in ruime hoeveelheid met carbolzuur vermengd.

92l)is. Heeft de ontsmetting invloed op den duur der termijnen in art. 30 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, bedoeld?

In art. 8 van het Koninklijk besluit van 30 October 1872, Stbl. No. 105. wordt die termijn bij longziekte gesteld op 00 dagen voor runderen, doch wanneer de stal of weide, waarin zich geen runderen bevinden, is ontsmet, op 21 dagen.

Als men nagaat, dat de ontsmetting van weiden uit den aard der zaak altijd eene fictie zijn moet, behoorde de verkorting van den termijn voor invoer, na ontsmetting, uitsluitend voor stallen te gelden.

93 Hoe geschiedt de afzondering van verdacht vee?

1\'rov. Blad No. 109 van 1874 van Z. H. zegt daaromtrent het navolgende:

Naar gebleken is, werd in het vorig jaar meermalen van longziekte verdacht rundvee gedurende den winter in denzelfden stal geplaatst met niet verdacht vee.

-ocr page 115-

lO\'J

Dit is in strijd met art. 35 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, waarbij liet opzettelijk in verdacliten toestand brengen of doen brengen van vee met straf wordt bedreigd.

Op verlangen van don Heer Min. van Binn. Zaken, heb ik (Commissaris des Konings) de eer U zooveel noodig aan die wetsbepaling te herinneren on U aan te schi\'ijveti, voor strenge afzondering van wegens longziekte verdacht rundvee, ook in den winter te willen waken.

Dezelfde Connnissavis des Konings schreef den 23 November 1874, A. No. 3715, 2de Afd, a\'s volgt:

Volgens Prov. Dlad No. 82 van 1872, (zie ook JN\'o. 108 van 1873,) werd toegelaten, dat verdacht vee met onverdacht vee van denzelfden eigenaar te zamen werd opgestald, na bekomen vergunning van don Burgemeester, mits al dat vee wierd ingeënt. Daarentegen won|t bij Prov. Blad No. 109 van dit jaar de aandacht gevestigd, dat dit in strijd is met art. 35 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. Nu. 131, waarbij liet opzettelijk in verdachten toestand brengen of doen brengen van vee met straf wordt bedreigd.

Werkelijk is dus eerstgenoemde circulaire door laatst bedoelde als vervallen te beschouwen.

Intusschen zal er naar de zienswijze van don Heer Min. van Binn. Zaken wel meestal grond zijn om al het vee van één eigenaar, die onder een zijner beslagen longziekte heeft gehad, voor verdacht te houden, vooral

-ocr page 116-

11(1

wanneer dezelfde personen beide beslagen verplegen.

In die gevallen staat natuurlijk gezamenlijke op-stalling van al dat vee niets in den weg, mits de inenting van ieder stuk vee, krachtens art. 1 van het K. 13. van 17 April j. 1., Stbl. No. 59, plaats gehad hebbe.

Voorts wordt bij art. 2 van het besluit van o Februari 1817, No. 17, voorgeschreven, dat, indien van longziekte verdacht rundvee in de weide niet voldoende kan worden afgezonderd, ter beoordeeling van den districtsveearts, het, onder de op advies van dezen door den Burgemeester te bepalen voorzorgen, naar een stal of ander gebouw moet worden vervoerd en aldaar afgezonderd blijven tot na den afloop van den termijn, vermeld in art. 5 van liet K. B. van 30 October 1S72, Stbl. No. 105.

94 Wordt hij (jedwoiir/cii staUlntj van verdacht ree ook schadelooissteUiny voor voediny toetjekend ?

Bij Prov. Blad van Z. H. No. 86 van 1874 wordt daarvoor eene schadeloosstelling van 10 cents per stuk en per dag toegekend. Na afloop van elke maand wordt daaromtrent bij den Heer Commissaris des Konings eene opgave ingewacht, vet meldende de namen der veehouders, het getal hunner runderen en het aantal dagen van het gedwongen verblijf in den stal gedurende die maand, met bijvoeging van eene verklaring van den veeopzichter, dat dit vee door hem werkelijk bij zijne dageljjksche bezoeken steeds op den stal ge-

-ocr page 117-

Ill

vonden iy. (Prov. Blad van Z H., No. 41 van 1874.)

95 Bestaan er duurzaam fieldende voorschriften omtrent het brengen van vee van den stal naar de weide?

Gewoonlijk worden die voorschriften jaarlijks bij vernieuwing gegeven, doch als constante bepalingen kan niettemin worden aangemerkt, wat daaromtrent voorkomt in de circulaire van den Min. van Binn. Zaken, d. d. 17 Maart 1873, 9do Afd., No. 206, t w.: dat de Burgemeester tot dat vervoer vergunning moet verleenen op dc gewone wijze en voorts: dat al het verdachte vee, waarvan het merk niet duidelijk zichtbaar is, op nieuw gemerkt moet worden; dat do weide waarop hot gebracht wordt, moet voorzien zijn van het gewone kenteeken, waarop de woorden „verdacht veequot; vermeld staan; dat het vee niet zonder vergunning van den Burgemeester en alleen bij volstrekte noodzakelijkheid, naar eene andere weide mag gebracht worden, zoolang het in verdachten toestand verkeert; dat het door do zorg van den Burgemeester worde geteld en dagelijks geïnspecteerd, hetzij door eenen veldwachter of een ander daarvoor aan te stellen persoon, liefst door iemand, in staat te beoordeelen of het vee ziek of gezond is. Wordt het ziek bevonden dan geeft hij, die met do inspectie belast is, daarvan onverwijld bericht aan den Burgemeester, die verder handelt zooals in art. 1G dei-wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, is voorgeschreven. Waar de eigenaar iu het bezit is van verschillende stukken weiland, worde, zoo mogelijk in overleg met

-ocr page 118-

den districtsveuitrts, liet stuk gekozen, dat het meest afgezonderd gelogen is.

Nader wordt nog bij Prov. Blad van Z. II.. No. 41 van 1841, o. a. het navolgende medegedeeld:

Dientengevolge zal geene vergunning tot vervoer van verdacht vee naar de weide moge worden gegeven, dan onder voorwaarde, dat dit vee gebracht worde naar eene weide, omringd van gronden, waarop zich geen vee bevindt, aan te wijzen door den districtsveearts. Zooals is voorgeschreven, moet vooraf de geheele koppel door een\' geëxainineerden veearts zijn ingeënt.

Kan aan deze beide voorwaarden niet worden voldaan, het vee moot alsdan in den stal blijven.

Op de weide en op de onmiddellijk daaraan grenzende gronden wordt het K. Ji. van o October 1873, Stbl No 135, toegepast. Ook bij verweiding moet op dezelfde wijze voor volstrekte afzondering worden gezorgd.

Is deze niet mogelijk, dan moet het verdachte vee onder de noodige voorzorgen naar den stal worden teruggebracht. Geene transactie met het beginsel van volstrekte afzondering, zoolang het vee in verdachten toestand blijft, worde toegelaten.

De bepalingen omtrent gedwongen stalvoedering zijn reeds opgenomen, sub vraag No. 103.

90 Welke is de strel-k\'my can het K. B. can 3 Octohcr 1873, Stbl. No. 135?

Daarbij worden op grond van art. 15 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, bepalingen vastgesteld

-ocr page 119-

op het maken van afsluitingen voor in- en uitvoer van vee enz; en het houden van toezicht in die afsluitingen door opzettelijk daartoe te benoemen opzichters. (Ver-gjjk Model No. 40 en 47.)

Bij Prov. Blad van Z H. No. 41. van 1874 wordt medegedeeld, dat omtrent de omschrijving der gronden, waarop hot K. B. voormeld wordt toegepast, de districtsveeartsen aangeschreven zijn met de Burgemeesters in overleg te treden.

97 Onder welke instructie staan de, veeopzichters ?

Deze instructie luidt aldus:

De Minister van Binn. Zaken;

Gelet op art. 3 van het K. B. van 3 October 1873, Stbl. Xo. 135;

Heeft goedgevonden:

de volgende instructie voor dc krachtens dat besluit benoemde opzichters over hot rundvee vast te stellen :

Artikel 1.

De opzichters, benoemd krachtens het K. B. van 3 October 1873, Stbl No. 135, zijn ondergeschikt aan den districtsveearts, binnen wiens kring zij zijn aangesteld.

Art. 2.

Zij zijn verplicht aan den Burgemeester van de gemeente, waarin zij werkzaam zijn, en aan den districts-veearts alle gevraagde inlichtingen te geven, betreffende het rundvee, waarop zij toezicht houden.

-ocr page 120-

112

den districtsveearts, liet stuk gekozen, dat het meest afgezonderd gelegen is.

Nader wordt nog bij Prov. Blad van Z, II., ïso. 41 van 1841, o. a. liet navolgende medegedeeld:

Dientengevolge zal geene vergunning tot vervoer van verdacht vee naar de weide moge worden gegeven, dan onder voorwaarde, dat dit vee gebracht worde naar eene weide, omringd van gronden., waarop zich geen vee bevindt, aan te wijzen door den districtsveearts. Zooals is voorgeschreven, moet vooraf de geheele koppel door een\' geëxainineerden veearts zijn ingeënt.

Kan aan deze beide voorwaarden niet worden voldaan, het vee moet alsdan in den stal blijven.

Op de weide en op de onmiddellijk daaraan grenzende gronden wordt het K. 15. van o October 1873, Stbl No 135, toegepast. Ook bij verweiding moet op dezelfde wijze voor volstrekte afzondering worden gezorgd.

Is deze niet mogelijk, dan moet het verdachte vee onder de noodigc voorzorgen naar den stal worden teruggebracht. Geene transactie met het beginsel van volstrekte afzondering, zoolang het vee in verdachten toestand blijft, worde toegelaten.

De bepalingen omtrent gedwongen stalvoedering zijn reeds opgenomen, sub vraag No 103.

98 Welke is de strehhhuj can het K. B. mn 3 October 1873, Stbl No. 135?

Daarbij worden op grond van art. 15 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 181, bepalingen vastgesteld

-ocr page 121-

118

op het maken van afsluitingen voor in- en uitvoer van vee enz; en het houden van toezicht in die afsluitingen door opzettelijk daartoe te benoomen opzichters. (Ver-gijk Model No. 40 en 47.)

Bij Prov. Blad van Z H. No. 41. van 1874 wordt medegedeeld, dat omtrent de omschrijving der gronden, waarop het K. B. voormeld wordt toegepast, de districtsveeartsen aangeschreven zijn met de Burgemeesters in overleg te treden.

97 Onder welke instructie staan de, veeopzichters?

Deze instructie luidt aldus:

De Minister van Binn. Zaken;

Gelet op art. 3 van het K. B. van 3 October 1873, Stbl. JS\'o 135;

Heeft goedgevonden ;

de volgende instructie voor de krachtens dat besluit benoemde opzichters over het rundvee vast te stollen :

Artikel 1.

De opzichters, benoemd krachtens het K. B. van 3 October 1873, Stbl Xo. 135, zijn ondergeschikt aan den districtsveearts, binnen wiens kring zij zijn aangesteld.

Art. 2.

Zij zijn verplicht aan den Burgemeester van de gemeente, waarin zij werkzaam zijn, en aan den districtsveearts alle gevraagde inlichtingen te geven, betreffende het rundvee, waarop zij toezicht houden.

-ocr page 122-

114

Art. 3.

Behoudens hot bepaalde bij art 7 van het hierboven aangehaald besluit, vergelijken zij minstens eenmaal \'s weeks het exemplaar van de lijsten van het vee, dat bij hen berust, met het bij den Burgemeester berustende exemplaar di.n- lijsten en nemen in eerstgemeld exemplaar de wijzigingen over, ontstaan tengevolge van aangiften van geboorten of verplaatsing van vee in de gemeenten of het gedeelte daarvan, waar zij werkzaam zijn.

Art. 4.

Ter stipte uitvoering van art. G van het bovenaangehaalde besluit, dragen zij zorg, dat aangiften van overlijden of slachting van rundvee, waarvan hun aan hunne woning bericht wordt toegezonden. tijdig te hunner kennis komen.

Art. 5.

Van ontdekte overtredingen van de wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, en van do krachtens die wet vastgestelde Koninklijke besluiten, geven zij onverwijld schriftelijk kennis aan den Burgemeester en aan den districtsveearts.

\'s-Gravenhage, IS October 1873.

IC. (J. Geertsema.

Voorts wordt door den Commissaris des Konings in Z. H., bij circulaire van 7 Mei 1877, A. No 1474, 2de Afd.. namens den Min. van Binn, Zaken, den Bur-

-ocr page 123-

115

gemeestors in dat gewest aanbevolen op de gedragingen der veeopzichters, hunnen werkkring in do gemeente hebbende, hot oog te houden, zorg te dragen, dat volgens het bepaalde in art. 4 van het K. B van 3 October 187;}, Stbl. No. 135, de veeopzichters zoodra mogelijk een exemplaar der voeljjst zenden en geregeld aan art. 3 der voormelde instructie voldoen. Voorts wordt onverwijld kennisgeving bij Z Excell. ingewacht van elk plichtverzuim, dat door den Burgemeester van eenigen veeopzichter wordt ontdekt.

93 valt ten aanzien van de opzichters over het rundvee

verder nor/ op te merken ?

Dat behalve do bij het K. B. van 3 October 1873, Stbl. No 135, bedoelde, door den Min. van Binn. Zaken, den 31 December 1874, ook nog zijn benoemd opzichters over het gezonde vee, wier taak het is overal, waar dit raadzaam wordt geacht, zich nu en dan van den gezondheidstoestand van het niet als verdacht bekend staande vee te overtuigen.

99 Zijn ook nor) nadere voorschriften gegeven ten aanzien van verdacht vee, door den districtsveearts te onderzoeken?

Bij Prov. Blad van Z. IT. No. 70 van 1874 wordt aan de Burgemeesters in dat gewest door den Commissaris des Konings namens den Min. van Binn. Zaken opgedragen om, voor zooverre dit vroeger mocht zjjn nagelaten, in het vervolg steeds te zorgen, dat den districts veearts of zijn plaatsvervanger het vee worde aangewezen, waarvan het onderzoek verlangd wordt. Dit

-ocr page 124-

1 Hi

ia te meer wenschelijk in gevalleu, waarbij door Jeu eigenaar geen aangifte is gedaan, en wel ter voorkoming, dat deze mogelijk ander vee aanwijze; dan dat, waarvan het onderzoek verlangd wordt.

100 Welke voorschriften yelden nopens hef onderzoek van uit nood geslachte runderen P

Verschillende resolutiën zijn genomen tot regeling van dit onderwerp, waarvan de hoofdinhoud hieronder naar tijdorde wordt vermeld.

Missive van den Min. van Binn. Zaken d. d. 5 December 1860, 9de Afd , Med. Politie, No 197.

Door een der Coilegiën van Gedep. Staten is, naar aanleiding van eene bij hun ontvangen brief van de Provinciale Geneeskundige Commissie van hun gewest, mijne aandacht gevestigd op het. blijkens de ervaring, voor de gezondheid hoogst schadelijke van het gebruik van vleesch van rundvee aan de longziekte gestorven, of dientengevolge afgemaakt.

Kwaadaardige rotkoorsen waren, naar het oordeel der geneeskundigen, het gevolg van genoemd voedsel.

Tot zoo lang hierin door de wet niet voorzien is, moet do regeering het aan de besturen der gemeenten overlaten, o:a ook in dit opzicht te waken voor de gezondheid der inwoners. Als maatregel daartoe verdient zeker allo aanbeveling de politiebepaling, dat geen rund geslacht mag worden, tenzij door een deskundige het onschadelijke van dat vleesch als voedsel scliriftchjk verklaard is.

-ocr page 125-

117

Het zal mij aangenaam zijn, euz.

In verband hiermede verscheen het Prov. Blad No. 28 van 1861, luidende;

Ik heb de eor UEd. kennis te geven, dat Zijne Excellentie de Min. van Financiën, in overleg mot zijnen Ambtgenoot voor Binn. Zaken, op het door mij (Commissaris dos Konings) gedane voorstel de provinciale directeurs der directe belastingen enz. in de verschillende gewesten heeft aangeschreven, do vereischte orders uit te vaardigen, ten einde door de Ambtenaren der administratie, bij bevinding van ziek vee, aangegeven ter slachting, hiervan onmiddellijk aan hot hoofd van hot betrekkelijk plaatselijk bestuur worde kennis gegeven, met opgave van den naam des aangevers en van den stal of de plaats, waar het rund zich bevindt.

Deze maatregel genomen zijnde ten einde de bij bovengemelde circulaire bedoelde schadelijke gevolgen van het gebruik van het van ziek vee afkomstige vleesch zooveel mogelijk te voorkomen, verzoek ik UEd. bij het ontvangen van gemelde kennisgevingen de vereischte maatregelen te nemen, om het als verdacht of ziek bij UEd. aangegeven rundvee te doen onderzoeken en zoo noodig het in consumptie brengen van het daarvan afkomstige vleesch te beletten.

Dezelfde lieer Commissaris dos Konings schrijft in het Prov. Blad van Z. H. No. 121 van 1867, aan LI.tl. Burgemeesters in dat gewest: Blijkens missive van den

8

-ocr page 126-

118

Heer Minister van Binn. Zaken van Ü dezer, No. 2(34, 9de Afd., heeft Zijner Excellentie\'s Ambtgenoot van Financiën op nieuw do ontvangers van don accijns op het geslacht aangeschreven, otn bij het aannemen van aangiften wegens de slachting van ziek vee, daarvan ten spoedigste kennis te geven aan den betrokken Burgemeester, met opgaaf van den naam des aangevers en van de plaats, waar het vee zich bevindt.

Ik heb de eer IJ hiervan kennis te geven.

Daarna verscheen de onderstaande Resolutie van den Min. van Financiën, van den 13den Januari 1874, No. 76 houdende maatregelen tegen het in gebruik brengen van schadelijk vleesch. Deze luidt;

Volgens de resolutie van 12 Februari 18fgt;2, No 03. zijn de ambtenaren van den actieven dienst gehouden om bij bevinding van ziek vee, waarvan aangifte tot slachting is gedaan, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den Burgemeester, met opgaaf van den naam des aangevers en van den stal of de plaats, waar het vee zich bevindt.

Ten vervolge op genoemde resolutie is bij die van 29 Juni 1876, No. 61 bepaald, dat de ontvangers bij het aannemen van aangiften wegens slachting van ziek vee, daarvan ook ten spoedigste zullen kennis geven aan den Burgemeester, op gelijken voet als bij de resolutie van 1861 is voorgeschreven.

Deze voorschriften worden zooveel noodig in herin-nericg gebracht, terwijl wijders wordt bepaald, dat,

-ocr page 127-

110

wanneer de ontvanger uit het bewijs van veraceijnsing of door andere omstandigheden weet of vermoedt dat vleesch, waarvoor een geleibiljet wordt gelicht, afkomstig is van ziek vee. liij ook daarvan onverwijld op gelijke wijs moet kennis geven aan den Surgemeester van de plaats, waar het te verzenden vleesch zich bevindt. Is het twijfelachtig of deze laatste kennisgeving bij dien Burgemeester vroeg genoeg zal worden ontvangen, om het vleesch vóór den in het geleibiljet vermelden tijd van verzending te kunnen doen onderzoeken, dan zendt de ontvanger bovendien eenc kennisgeving aan den Burgemeester der gemeente, waarheen het vleesch bestemd is, met opgaaf der wijze van vervoer en van den persoon, die inliet dokument als ontbieder is genoemd. Behoort de gemeente van bestemming niet onder het kantoor van denzelfden ontvanger, dan wordt voor deze kennisgeving alleen dan vrijdom van briefport verleend, wanneer behalve de nakoming der gewone voorwaarden van kruisband en contraseign op het adres vermeld is, verzending van vleesch.quot;

In spoedeischende gevallen kan de kennisgeving aan den Burgemeester der bestemmingsplaats per telegraaf geschieden. Do kosten hiervan worden na aHoop van elk jaar door den ontvanger bij eene gewone verschot-declaratie in duplo rechtstreeks in rekening gebracht aan het Ministetie van Binn. Zaken.

Eindelijk vinde hier nog vermelding de circulaire van den Commissaris des Konings in Z. H.. d. d. 21

-ocr page 128-

120

Augustus 1875. A. No. 2798, 2de At\'d., (Prov. Jilad No. 55.) Over het onderzoek van uit nood geslachte runderen. Zij luidt:

Namens den lieer Min. van Binn. Zaken heb ik de eer U te verzoeken, om, wanneer door U van de rijksambtenaren der belastingen (*) bericht is ontvangen van een geval van slachting uit nood van een stuk rundvee, dat vee onverwijld te doen onderzoeken door een geëxamineerden veearts of, indien bet geval zich voordoet in een streek, waar veeopzichters zijn aangesteld, door den meest nabij zijnde veeopzichter.

Blijkt bij dit onderzoek dut het stuk vee aan cene besmettelijke ziekte geleden heeft, dan worde dooi\' U tegen den eigenaar proces-verbaal opgemaakt wegens verzuimde aangifte, en van het voorgevallene onverwijld kennis gegeven aan den districtsvcearts.

Men ziet uit al deze aanschrijvingen , dat het onderwerp steeds de aandacht dor Regeciing in hooge mate getrokken heeft en eene nauwgezette opvolging van de gegeven voorschriften dus zeer is aan te bevelen.

101 Wat zijn de wettelijke hepaliiujen ten aanzien can veemarkten ?

Art. 2 van liet Kon. Besl. van 3 October 1873, Stbl. No 135, houdt in, dat het houden van markten en openbare verkoopingen van rundvee, voor zoover

(\') Dc Rijksambtenaren zijn tot bet doen dier aangiften gehonden krachtens resolntiën van Hen Min. vun Financiën, d. d. 12 Februari 1801, No. ü:i en \'29 Juni i8ü7, No. 0!.

-ocr page 129-

door gemeente-verordeningen vrijgelaten, is verboden in gemeenten, waarvan de aanwijzing door onzen Minister van Binn. Zaken, door plaatsing in de Staatscourant, ter algemoene kennis zal worden gebracht. Openbare verkooping van rundvee van denzelfden eigenaar of bohoorende tot de nalatenschap van een overledene blijft geoorloofd.

Bij het Prov. Blad van Z. H., No. 74 van 1877, worden de Burgemeesters in dat gewest uitgenoodigd in den loop der maand Januari van ieder jaar opgave te doen aan den districtsveeaits, binnen wiens kring Uwe gemeente gelegen is, of markten voor vee (waaronder ook patirden) zullen plaats hebben, c. q. met vermelding van de dagteekening, waarop ze zullen gehouden worden.

102 Welke maatstaf moet worden yevolyd hij het berekenen van schrijfloonen voor de onteigenini/sstukken?

Hiertoe is betrekkelijk de missive van den Minister van Binn. Zaken, d. d. 14 Juli 1873, 9de Afd. Med. Politie, No. 209, aanHeeren Commissarissen desKonings; luidende:

Door de algemeene Rekenkamer wordt bedenking gemaakt tegen het hooge bedrag wegens schrijfloonen, dat door sommige Burgemeesters in rekening wordt gebracht bij de onteigening van vee wegens besmettelijke veeziekten.

De Kamer meent dat eene belooning van f\' 2.— voor het schnivon vnn do voor iedere onteigening ver-

-ocr page 130-

eischte stukken ruim voldoende is, terwijl sommige Burgemeesters f 2.— en soms meer voor ieder rund berekenen, ook al waren twee of meer runderen in eene onteigening begrepen en dus niet meer stukken beschreven, dan voor de onteigening van één rund noodig was.

Evenals de algemeene Kekenkamer komt mij die berekening voor buiten verhouding te zijn tot het verrichte werk. Ik heb daarom de eer U te verzoeken de Burgemeesters in Uw gewest aan te schrijven, bij de berekening van belooningen wegens schrijfwerk bij onteigening van vee of besmette voorwerpen, do noodige zuinigheid in acht te nemen en de belooning te berekenen per onteigening en niet per stuk of per onteigend voorwerp.

103 Is het opgraven der heenderen van na onteigening begraven vee verboden?

Ja, bij missive van 31 Januari 1873, A. No. 256, 2de Afd, schreef de Commissaris des Konings in do provincie Z. H , aan dc Burgemeesters in dat gewest:

Bij mij is bericht ingekomen, dat er hier en daar opgraving plaats heeft van beenderen, afkomstig van runderen, in der tjjd aan veetyfus gestorven of ten gevolge daarvan afgemaakt. Ik heb de eer U dringend aan te bevelen um tegen het opgraven van beenderen ten strengste te doen waken en U te wijzen op art. 35 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, waarbij het opgraven van begraven vee, beenderen enz. straf-

-ocr page 131-

123

baar is gesteld met gevangenisstraf en met geldboete te zamen of afzonderljjk.

Bjj het verbod van opgraven van begraven vee enz. wordt geene beperking gemaakt tot begraven vee, dat aan eene besmettelijke ziekte gestorven of, als daarvan verdacht, afgemaakt is; het verbod is in algemeenen zin op te vatten. Arrest H. R., 25 Nov. 1872. Ook is bij Arrest II. R., d. d. 14 Januari 1868 beslist, dat een ter zake van besmettelijke ziekte door den Staat onteigend en begraven stuk vee niet kan beschouwd worden als eene res derelicta; zoodat opgraving en wegneming er van het misdrijf van diefstal daarstellen. In gelijken zin luidt een Arrest van 15 October lb67.

104 Indien na verplichte inenting een stuk vee komt te sterven ten y^volye van die knmthewerkinc/, wordt alsdan de daardoor geleden schade vergoed?

Ofschoon de Regeering, daaromtrent door geene bepaalde belofte gebonden is, werd in den laatsten tijd vrij regelmatig de volle waarde van zoodanig stuk vee door het Rijk, bij wijze van subsidie, vergoed op eenvoudig ongezegeld verzoekschrift van den eigenaar, onder bijvoeging van een declaratoir van den veearts, die de inënting verrichtte, dat liet dier dien ten gevolge gestorven is, na behoorlijk te zijn verpleegd.

De Burgemeester zendt dit verzoekschrift, vergezeld van zijn advies, aan den Commissaris des Konings, en legt daarbij over een gewoon proces-verbaal van waar-deerinsr.

O

-ocr page 132-

124

Met het oog op laatstgenoemd stuk verdient het aanbeveling de in te enten runderen vooraf te doen waardeeren.

De begraving van zoodanig dood vee geschiedt in voege als is voorgeschreven bij art. 4 van het K. B van 30 October 1872, Stbl. No 106, terwijl de kosfen van waardeering mede komen ten laste van den eigenaar. Het worde echter den veehouders steeds voorgehouden, dat de bedoelde schadevergoeding plaats heeft bij wijze van subsidie of gunstbetoon, en zulks op gronden van billijkheid, maar de Regeering daartoe geenszins verplicht is.

105 Zyu ook voorschriften of raadgevingen hekend met betrekking tot het aankoopeli van vee?

Bij circulaire van 16 Januari 1874, No. 204, 9de Afd. Med. Politie, deelt de Minister van Binn. Zaken aan lleeren Commissarissen des Konings mede, eenige beschouwingen en raadgevingen in zake het bestrijden der longziekte, voornamelijk betrekking hebbende op het aankoopen van vee uit Friesland afkomstig.

Deze circulaire is aan de Burgemeesters in Z. II. medegedeeld bij het Prov. Blad, No 13.

108 Wal slaat den Burgemeester te doen, wanneer de ziekteverklaring van den districtsveearts hij de afmaking wordt weersproken ?

Het gebeurt somwijlen, vooral bij de besmettelijke longziekte, die in zeer uiteenloopende verschijnselen zich pleegt te openbaren, dat de districts veearts, wien het onderzoek van het als ziek aangegeven rund was

-ocr page 133-

125

opgedrngen, zich bij het maken zijner diagnose blijk baar vergist heeft en de voormalige eigenaar van het rund alsdan in verzet komt tegen de plaats gehad hebbende onteigening, enz. Deze moeilijkheden kunnen gemakkelijk voorkomen worden door gestrenge opvolging van hot voorschrift, dat niemand, wiens tegenwoordigheid niet volstrekt noodig is, worde toegelaten, en voorts de personen, met de afmaking belast, de verplichting van geheimhouding zij opgelegd. Treedt in weerwil van deze voorzorgen de kennis van het feit naar buiten, dan houde de Burgemeester zich stipt aan do bewoording van art. 1G der wet, waarbij hem de verplichting wordt opgelegd aan het uitgebracht advies van den districtsveearts of diens plaatsvervanger onverwijld gevolg te geven, behoudens zijn beroep op den Min. van Binn. Zaken.

Daar het recht van beroep uitsluitend don Burgemeester is toegekend cn op het oogenbük van de gebleken vergissing de Staat wettig eigenaar is van het afgemaakte rund, kan ook niemand bevoegd worden geacht om alsnog op het onteigende goed rechten te doen gelden.

De beslissing omtrent de gevolgen van de plaats gehad hebbende afmaking, zooals afsluiting enz. blijft in die gevallen geheel aan den Min. van Binn. Zaken.

103bis. Welke zijn de eerste voor ieder waarneembare verschijnselen van de besmettelijke longziekte bij het rundvee?

-ocr page 134-

12(5

De uiterlijke kenteekenen van de besmettelijke longziekte zijn bij afwisseling als volgt: afnemende melkafscheiding; — koude horens en hangende ooren; — trekkingen met de neusflanken; — eene droge neus; — knarsen op de kiezen; — steunen en hoesten; — eene met den kop uitgestrekte houding: — ruimstaan op de voorpooten, ook wel genaamd „hazeb Uitig;quot; — een slag in het Ijjf, gepaard meteen tikslag; — opgekrompen- of doodelijke klink; — onnatuurlijke koude van het onderste gedeelte van den staart aan de pluim; — staan op do achterpooten met één poot over koot of in eene gebogene houding.

In een vergevorderd tijdperk der ziekte onderscheidt zich het longzieke rund door het ongewoon glanzen der oogeu, het uitspuwen van slijm en het niet meer deelnemen aan het algemeene grazen of voederen van den koppel. Op den stal staat het gewoonlijk achteruit; in de weide afgescheiden van den koppel aan een slootkant of op een hoek hangende over een sloot. Ook meent men te hebben opgemerkt, dat het onder\'t grazen aannemen eener luisterende houding en beweeglijkheid met de staart, zonder dat er vliegen plagen, tot de eerste kenteekenen behooren.

Wanneer eenige van deze verschijnselen zich openbaren, zoo bestaat er grond voor de opvolging van de Artt. 13 en 14 der wet of voor het vermoeden in art. 16 der wet genoemd, dat tot ambtshalve onderzoek leiden moet.

-ocr page 135-

127

107 Zijn uit het oogpunt van qezondheids-politie ook maatregelen te vemen ten aanzien van het in conmmtie brengen der overblijfselen van long zieke runderen? Daar de beoordeeling van de bruikbaarheid van vleosch, voor mensehelijk gebruik bestemd, ook blijkens de Ministeriëele circulaire van 5 December i860, onder vraag 100 vermeld, aan de besturen der gemeenten behoort, verdient het ongetwijfeld aanbeveling het toezicht daarop te regelen bij plaatselijke verordening, met de handhaving waarvan in de eerste plaats de opzichters over het rundvee kunnen worden belast, tegen betaling van een zeker keurloon, wanneer de noodzakelijkheid tot keuring zich voordoet.

Ook heeft de Min. van Binn. Zaken bij circulaire van 11 September 1868, No. 252 de Commissarissen des Konings uitgenoodigd bij de Gemeentebesturen aan te dringen op de toepassing van art. 18 arreté van 4 Brumaire an IX, waarbij de politie gemachtigd wordt: „de faire saisir ou détruire les comestibles gates, corrompus ou nuisiblosquot;.

Do navolgende verordening kan in gemeenten, waar het onderwerp nog ongeregeld is, tot leiddraad strekken:

VERORDF.MXG rcgck-nde hel toezicht op het Vleesch en Spek voor menNrhelijk gebruik bestemd, binnen de Gemeente........

Art. 1.

Het is verboden vleesch of spek, dat voor mensehelijk

-ocr page 136-

128

gebruik schadelijk is te achten, in of buiten eene woning of bcrgijlaats ten verkoop uit te stallen, aanwezig te hebben of aan te bieden.

Overtreding van dit verbod zal, voor zoover bij eenige wet of wettelijke verordening geene andere straffen daartegen zijn of zullen worden bedreigd, gestraft worden met eene geldboete van één tot v ij f gulden.

Art 2.

üurgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bij de vleesehhouwers, vleeschverkoopers, spekslagers of andere neringdoende personen in de woningen, winkels of bergplaatsen voorhanden vleesch of spek te doen keuren.

Met die keuring wordt belast een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige, aan wien bij deze tevens den last wordt verstrekt om, tot hot doen van onderzoek, de woningen, winkels of\' bergplaatsen der in dit artikel genoemde personen te allen tijde, huns ondanks, binnen te treden, met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 Augustus 1853, Stbl. No. 83.

Art. 3.

De keuring in het voorgaande artikel vermeld, kan ook worden toegepast op het vleesch en spek, dat door het Rijk of door particulieren op eenigerlei wijze in het openbaar in consuintie wordt gebracht.

Art. 4.

De Uechter zal. naar aanleiding van art. i 62 dor

-ocr page 137-

129

gemeentewet, tie vernietiging bevelen van hot vieesch of spek, dat voor niensoheljjk gebruik schadelijk gerekend of afgekeurd is.

Art. 5.

Weigering tot onderzoek of afgifte in de artikelen 2 en 3 bedoeld, zal gestraft worden met geldboete van vijf tot tien gulden, on vei minderd, ingeval van verzet, de zwaardere straffen bij het Code Pénal bedreigd.

Aldus vastgesteld, enz.

Het keurloon, b. v. ad f 1,— per rund, zal gevoegelijk uit de opbrengst van den verkoop kunnen worden gekweten; in geval van afkeuring komen die kosten ten laste der gemeente.

^08 Hoe moet ingeval ran, afkeuring van het vieesch de verantwoording geschieden hij de Ah/e.r.eene Rekenkamer ?

Natuurlijk moet alsdan de huid toch worden verkocht, terwijl bij de verantwoording van de opbrengst behoort te worden overgelegd eene ambtseedige verklaring, met bijvoeging van een exemplaar der betrekkelijke verordening, dat het vieesch voor de consumtie ongeschikt is bevonden.

109 Van welke ziekten moe\'en de veehouders aangifte doen ?

Bij ait 44 der wet van 20 Juli 1870. Stbl. No. 131, zijn de artt. 4r)9, 460 en 4G1 van het Wetboek van Strafrecht ingetrok ken.

Lie bedoeling hiervan is geweest in het vervolg aan-

-ocr page 138-

130

git\'te van veo, lijdende aan eeno gewone zicskte, niet meer verplichtend te stellen, ten einde de vrijheid van de landbouwers niet noodeloos te belemmeren.

110 Welke verandering brengt art. 44 der vet in hef

begraven van gestorven vee?

Artikel 1\') van liet Code Rural luidde: „Les bestiaux morts seront cnfouis dans la journée, a quatre pieds do profondeur, par le propriétaire, et dans son terrain -ou voitnrés a l\'endroit désigné par la municipalité, pour y être également cnfouis sous peine par le délLquant de payer une amende de la valour d\'une journcc do travail, et les frais de transport et d\'onfouissementquot;

Daar nu dit art bij art. 44 der wet van 20 Juli 1870 (Stbl. No. 131) is ingetrokken, wordt de begraving van gestorven vee alleen beheerschfc door artikel 4 van het K. B. van 30 October 1872 (Stbl. Ko. 105) waar alleen sprake is van vee „aan eene besmettelijke ziekte gestorven.quot;

Hieruit volgt, dat het in consumtie brengen van het vleesch van gestorven dieren, buiten de gevallen in artikel 4 voormeld bedoeld, uitmaakt eon onderwerp van gemeentelijke gezondhoidspolitie.

Het schiji.t niet noodzakelijk, het vleesch van gestorven vee onvoorwaardelijk buiten consumtie te houden, weshalve de keuring sub vraag 107 bedoeld, toereikend kan worden geacht om schadelijke gevolgen te voorkomen.

111 Hoe is de aansprakelijkheid geregeld hij overtredingen

-ocr page 139-

131

van de nrtt. 18 en 14 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 181.

Uit de geschiedenis van de vaststelling dier wet schijnt te moeten worden afgeleid, dat de eigenaar van wiens vee geene aangifte is gedaan, niet onder de strafbepaling vallen zal, daar deze gericht is tegen het niet doen der aangifte door dengene, die er krachtens art. 13 toe verplicht is, en hij, eigenaar, is er niet toe verplicht. Degeen, die het vee onder zijn onmiddellijk toezicht heeft, is de verantwoordelijke persoon Ziekteverschijnselen, zeide do Min. (in de Memorie van beantwoording, bl. 627) openbaren zich wanneer zjj merkbaar zijn; in dat geval behoort aangifte te geschieden.

Blijkens het verslag der Eerste Kamer, bl. 507, is in do Tweede Kamer beslist, dat voor de aangifte de eigenaar niet, voor de afzondering teel aansprakelijk zal zijn.

Niettemin moet de vraag of de eigenaar ook dan schadeloosstelling ontvangt, als de houder of hoeder geen aangifte der ziekteverschijnselen heeft gedaan, ontkennend beantwoord worden: Het geldt hier alleen het bekomen der vergoeding wanneer er verzuim hoeft plaats gehad, en dan komt deze bepaling niet onbillijker voor dan de bepaling van het burgerlijk recht, dat hij aansprakelijk is voor de daden dergenen, die onder hem staan. (Hand. bl. 1S32.)

112 Wat valt op te merken ten aanzien van de vrijstelling van zegel- en registratierecht, hij art. 43 der wet van 20 Juli la70, Stbl. No. 131 verkend?

-ocr page 140-

Dat met uitzondering van het proces-verbaal in de tweede zinsnede van art. 37 dier wet bedoeld alle stukken in art. 43 omschreven aan do formaliteit der registratie zijn onderworpen.

113 Ia hoeverre is de wet van 20 Juli 1870, Stbl. No.

131, ook toepasselijk op howlsclolheid?

Hondsdolheid, voorkomende bij honden of katten, wordt beheerscht door de wet van 5 Juli 1875, Stbl. No. 110; — op alle andere gevallen van hondsdolheid is de wet van 20 Juli 1870, Stbl. 131, toepasselijk; behoudens het bepaalde bij do wet van 2 Juui 187;\'), Stbl No. 94, ten aanzien van de tot het leger behoo-rende paarden.

114 Ia hoeverre kunnen de kosten, voort doelen de uit dc

toepassing der ivet van 5 Juni 1875, Stbl. No.

110, tot vaststelling van hondsdolheid, aan het

Rijh worden in rekening gebracht.

Alleen de kosten in art. 5 der aangehaalde wet genoemd. worden door het Rijk vergoed. De overige kosten, waaronder ook die van het onderzoek, moeten worden beschouwd als gewone politiekosten en komen mitsdien voor rekening der gemt ente.

115 In hoever: lt;; kunnen de bepalingen der wet van 5

Juni 1875, Stbl. No. 110, bij plaatselijke politieverordening worden aangevuld ?

Alle maatregelen tot beteugeling van kwade honden en tot voorkoming van gevaar door het ontstaan van hondsdolheid, kunnen bij plaatselijke strafverordening

-ocr page 141-

133

worden voorgescliroven, ïot toelichting wordt hierbij een model van zoodanige verordening ten beste gegeven.

Art. 1.

Onverminderd het bepaalde bij art. 475 No. 7 van liet Wetboek van Strafrecht, zijn de eigenaars of houders van honden, die gevaarlijk geacht worden, de voorbijgangers aanranden of verontrusten, aangespannen rij-of voertuigen aanblaffen, verplicht die op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wethouders vast te leggen of door het doen dragen van een muilband of korf onschadelijk te maken.

Bij verzuim van aan dit bevel te voldoen, zullen de honden door de politie in beslag genomen worden, en zal de Rechter, op grond van art. 162 der Gemeentewet, de bedoelde honden verbeurd verklaren en bevelen, dat die zullen gedood worden; alles behoudens de strafbepaling van art. 479 No\'2 van het Wetboek van Strafrecht, tegen de eigenaars of houders dier honden bedreigd.

Art. 2.

Behoudens de bij de jachtwet toegekende bevoegdheid en hetgeen in art. 30 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, omtrent het vastleggen of vasthouden van honden wordt gezegd, zal door Burgemeester en Wethouders het vastleggen of muilkorven van honden voor een door hen te bepalen tijd, bij publicatie bekend to maken, worden bevolen, zoodra zjj dit om de weersgesteldheid noodzakelijk achten.

!)

-ocr page 142-

1:54

Allo honden, die zicli, te rekenen van den dag der vermelde publicatie, buiten woningen of vaartuigen (geene openbare middelen van vervoer zijnde) in de gemeente bevinden en niet binnen een afgesloten erf aan een ketting of touw liggen, moeten voorzien zijn van een muilkorf, volgens liet door den Min. van Binn. Zaken, tot uitvoering van art. 3, alinea 2, der wet van 5 Juni 1875, Stbl. No. 110, vastgesteld model, bij gebreke waarvan zij door de ambtenaren van politie zullen worden gedood.

Art. 3.

De bepalingen der tweede alinea van art. 61 zijn te allen tijde van toepassing op alle honden, waarvan de eigenaars of bezitters geene ingezetenen dezer gemeente zijn of daarin minder dan drie maanden verblijf houden, tenzij deze honden voorzien zijn van een wettig ken-teeken, dat daarvoor in eenige gemeente over het loo-pende dienstjaar belasting is betaald. (N.B. Dit artikel vervalt voor plaatsen waar geen hondenbelasting wordt geheven.)

Art. 4.

Overtreding dezer verordening wordt gestraft, enz.

Aldus vastgesteld, enz.

116 Welke bepalingen bestaan ten aanzien van het inladen ■van vee, naar buitenslands bestemd?

Het is verboden in een schip, naar buitenslands bestemd, vee te laden of vee ter inlading aan te bieden,

-ocr page 143-

135

zonder voorafgaande visitatie van een veearts, van Re-geeringswege daartoe aangesteld. De visitatie geschiedt niet dan bij dag, tusschen zons op- en ondergang. (K. B. d. d. 28 Mei 1871, Stbl. No. 42.)

117 rtc ,L\'ef\' mn 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, ook toepasselijk op mond- en klauwzeer hij runderen?

Neen, in art. 1 van het K B. van 30 October 1872, Stbl. No. 105, gewijzigd bij het K. B. van 17 Juli 1875, Stbl. No. 136, is alleen sprake van het kwaadaardig klauwzeer bij schapen.

118 Door wie worden de overtredingen van de artikelen 13 en 14 der tvet geconstateerd?

Terwijl uit den aard der zaak al de ambtenaren, in art. 11 van het Wetboek van Strafvordering omschreven, bevoegd zijn tot het constatecren van alle overtredingen der wet van 20 Juli 1870, Stbl No. 131, zullen in den regel die van art. 13 door den Burgemeester en die van art. 14 door den Districts-vecarts behooren te worden geconstateerd Wordt toch bij het onderzoek een stuk vee, kennelijk lijdende aan eene besmettelijke ziekte, bevonden onder den koppel, dan is het de Districtsveearts, die het eerst de overtreding waarneemt; verzuim van aangifte wordt in dat geval het eerst door den Burgemeester ontdekt. (Zie model No. 38.)

119 Is de Burgemeester bevoegd tot het in rekening bren

gen van administratiekosten in zake de verantwoording van de opbrengst van verkochte overblijfselen?

Ofschoon de billijkheid wellicht, zou medebrengen.

-ocr page 144-

13(i

dat eeuige remuucratie deswege werd toegestaan, wordt het niet ondienstig geacht daaromtrent te vermelden, dat in het jaar 1875 door de Algemeone Rckeakamer op eene ter zake dienende rekening en verantwoording, welke met eene nota voor betaalde administratiekosten aan den gemeente-secretaris was bezwaard, onder royement van dien post werd opgemerkt als volgt:

„In aanmerking nemende dat boven en behalve het salaris van den deurwaarder ten wiens overstaan het onteigende vleescli is verkocht, door den Rendant in uitgaaf worden gebracht kosten van beheer en administratie in zake van deze verkoopingen,; — En overwegende , dat do Burgemeester in deze ambtshalve optreedt en er geene bepalingen bij de Algemeene Eekenkamer bekend zijn, die vergoeding voor beheer en administratie ter zake toekennen aan den Burgemeester of aan een ander, aan wien hij zijn beheer mocht hebben opgedragen ;

Heeft goedgevonden, enz.quot;

Hieromtrent nader met de Algemeene Rekenkamer in briefwisseling getreden, werd door dat college te kennen gegeven, dat do beslissing der vraag, of den Burgemeester voor zijne bemoeiingen ter zake van verkoopingen van vleescli van onteigend vee (oon; zelfs wanneer dezen door eenen deurwaarder hebben plaats gehad) belooning toekomt, niet tot den werkkring der Algemeene Rekenkamer behoort, doch alleen kan gegeven worden door den Min. van Binn. Zaken.

-ocr page 145-

Nadat over dit punt dc beslissing van den Min. was ingeroepen, heeft Deze geantwoord, dat ook naar het oordeel van Zijne Excellentie door de Burgemeesters geen kosten voor bemoeiingen of administratiekosten ter zake van verkoopingen van vleesch van onteigend vee in rekening gebracht kunnen worden, behalve uitschotten, indien zij zelve de openbare verkoopingen hebben verricht.

Uit dit een en ander volgt, dat zoo lang de bezoldiging der Burgemeesters, voor werkzaamheden in het algemeen Rijksbelang door hen verricht, niet nader bij de wet is geregeld, de gestelde vraag ontkennend moet beantwoord worden.

Moge het overzicht van do vele en vaak zeer moeilijke werkzaamheden in deze handleiding saamgevat, er toe kunnen bijdragen, dat do bedoelde regeling, welke op dit oogenblik eenigermate als aan de orde kan worden beschouwd, worde bespoedigd!

-ocr page 146-

138

MODEL 1.

Arf. 5 der ivet van den listen Juli 1870 {Sthl. no. 131.)

De Burgemeester der gemeente Gelast den voor den kring aangewezen districtsveearts, om de aan zijn toezicht onderworpen plaatsen, vermeld in art. 5 der wet van den 20sten Juli 1870 (Stbl.no. 131), voor vooverre die tot de gemeente beliooren, tusschen zons op

en ondergang binnen tc treden, ondanks den wil dei-bewoners of gebruikers.

Deze last geldt tot den

, den 137 .

De Burgemeester voornoemd,

MODEL 2.

De Burgemeester der gemeente Gezien art. 5 der wet van den 20en Juli, {Stbl. no. 131.) Gelast den voor den kring aangewezen districtsveearts, om op heden tusschen zons op- en ondergang («) van

van beroep , wonende binnen deze gemeente,

ondanks den wil van den bewoner (gebruiker) binnen te treden.

, den 187 .

De Burgemeester voornoemd, (a) de weide, den stal, enz.

-ocr page 147-

139

MODEL 3.

Art. i\'S der wet van den likten Juli \'1870, (Sthl. no. lol.)

REGISTER

VAX

AANGIFTEN VAN DOOR BESMETTELIJKE ZIEKTEN AANGETAST OF DAARVAN VERDACHT VEE,

BISSEN DK GKMEEXTE

(1) Aangifte van vee, lijdende aan eene gewone ziekte, is jiiet vei[ilicliteiid.

-ocr page 148-

140

Namen en Voornamen der

Houders of Hoeders.

£ £

a

bp O

Woonplaats.

Datum

der aangifte

van liet ziektegeval

Soort van het aangetaste of verdachte vee.


j

-ocr page 149-

141

Onderdom en omschrijving dei-uiterlijke kentee-kenen van het vee.

Vermoedelijke benaming der ziekte.

Afloop van het ziektegeval.

Aanmerkingen.


-ocr page 150-

142

MODEL 4.

Vrij van zegel en registratierecht, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 31.)

De Burgemeester der gemeente

Gezien art. 24 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. no. 131.)

Benoemt als deskundige om het vee, dat in deze gemeente ter afmaking moet worden onteigend, te waar-deeren , voeopzichter, wonende te ,

met last om bij die waardeering in acht te nemen, dat voor verdacht vee de volle waarde, voor vee door eene besmettelijke ziekte aangetast, de helft dor waarde, die het in gezonden toestand hebben zou, wordt berekend.

, den 187 .

De Burgemeester voornoemd,

MODEL 5.

Vrij van zegel en registratierecht, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

Proces-Verhaal van heëedigiruj van eenen deskundige.

Op heden den is voor mij Burgemeester der

gemeente verschenen , bij besluit van den

benoemd als deskundige om het vee, dat in deze gemeente ter afmaking moet worden onteigend te waar-deeren, welke ter voldoening aan art. 24 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, heeft afgelegd den eed (de belofte), van naar zijn besten weten die waardeering te zullen doen.

, den 187 .

De Burgemeester voornoemd,

-ocr page 151-

141!

MODEL 6.

No. 187

Veterinaire Politie.

Met het oog op art. 10 der wet van 20 Juli 1870, Stbl. No. 131, heb ik de eer TJwEd. uit te noodi-gen tot liet onverwijld onderzoeken van toebehoorende aan den veehouder en verdacht van aan longziekte lijdende te zijn Aan De Burgemeester voornoemd,

den Heer Districtsreeartis te

NB. Ontbieding per telegram verdient de voorkeur.

MODEL 7.

Vrij van de rechten van zegel en registratie, ingevolge art. 43 der wet van den 20sten Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

De ondergeteekende districtsveearts voor den kring verklaart, dat do navolgende runderen: lu. eene , oud jaren,

2quot;. eene , oud jaren,

3quot;. eene , oud jaren,

in eigendom toebehoorende aan , van beroep vee

houder, wonende te , aangetast door longziekte

\' 7 Zljll 0 0

en dat uit dien hoofde de onteigening en afmaking noodzakelijk zijn.

Verder is noodzakelijk verdachte runderen in te enten en te merken (knippen) en de besmette s—— door

11 7 weiden

middel van borden kenbaar te maken en behoorlijk te doen desinfecteeren.

-ocr page 152-

144

MODEL 8.

Vrij van de rechten van /egel en registratie, ingevolge art. 43 van den 20sten Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

De Burgemeester der gemeente Overwegende, dat het hem uit het verslag van den districtsveearts

gebleken is, dat door longziekte -■ aangetast:

1°. eene , oud jaren,

2°. eene , oud jaren,

3°. eene , oud jaren,

toebehoorende aan van beroep veehouder, wonende

te , ten aanzien can welk vee aan de hij artt. 13

en li der wet gegeven voorschriften omtrent aangifte en afzondering is voldaan.

Gelet op dé wet van den 20sten Juli 1870, (Stbl. No. 131;) (1)

Besluit het boven omschreven vee onmiddellijk te onteigenen en beveelt tevens de in beslagneming en afmaking.

Wordende verder benoemd om de waarde van dat vee te schatten de persoon van van beroep , wonende

, den 187 .

De Burgemeester voornoemd,

1

Bij afmaking van verdacht vee op bevel van den Minister hier te vermelden het betrekkelijk bevelschrilt.

-ocr page 153-

145

MODEL 9.

Vrij van de reclitcn van zogei on registratie, ingevolge art. 43 fier wet van den \'iOsten Juli 1870. (Stbl. No. 131).

De ondergeteekende als deskundige daarvoor door den Burgemeester der gemeente benoemd, verklaart op heden te

hebben gewaardeerd, overeenkomstig de bepalingen van art 24 der wet van don 20sten Juli 1870, (Stbl. No. 131), liet volgende vee door longziekte aangetast:

1quot;. oene , oud jaren f

2°, eenc , oud jaren „

3°. eeno . oud jaren „

welk vee toebehoort aan

veehouder alhier, en volgens besluit van den Burgemeester van heden is in beslag genomen om te worden afgemaakt.

, don 187 .

-ocr page 154-

140

MODEL 10.

Vrij van zegel- en registratierecht, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

Art. 24 der wet van den l10stev Juli 1870, (Stbl. no. 131. )

De ondorgeteekende als deskundige daarvoor door den Burgemeester der gemeente en de medeondcrgeteekenden

als deskundigen daarvoor door den Kantonrechter te benoemd, verklaren op lieden te hebben gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van art. 24 der wet van den 20jten Juli 1870, Stbl. No. 131, het navolgende vee: (nj

welk vee toebehoort aan

veehouder alhier en volgens besluit van den Burgemeester van den is in beslag genomen om te worden

afgemaakt.

, den 187 .

(a) door ventyphus aangetast;

van » verdacht;

door longziekte aangetast;

» kwaden droes ol\' huidworm aangetast:

» dolheid aangetast.

Bij de waardeering moet worden in acht genomen, dat voor verdacht vee de volle waarde voor vee door eene besmetteliike ziekte aangetast de helft der waarde, die het in gezonden toestand zon hebben, wordt berekend.

-ocr page 155-

147

MODEL 11.

Vrij van de recliten van zegel on registratie, ingevolge art. 43 der wet van 20 .luli 1870. (Stbl. No. 131.)

PROCES-VERBAAL.

Dc Burgemeester van biedt bij deze aan den

veehouder wonende te overeenkomstig art.

24 der wet van den 20sten Juli 1870, Stbl. No. 131, aan, voor rund zijnde:

1quot;. eeno , oud jaren, waardig geschat

op

2quot;. eene , oud jaren, waardig geschat

op

3°. oeno , oud jaren, waardig geschat

op

het lialve gedeelte der waarde ton bedrage van

met welke aanbieding de ondergeteekcnde verklaart genoegen te nemen, (of negatief.)

En is hiervan dit proces-verbaal, door mij Burgemeester op den ambtseed opgemaakt.

, don 187

De Veehoufler, De Bunjemeestev,

-ocr page 156-

148

MODEL 12.

Vrij van zegel en registratierecht, volgens art. 43 der wet van 20 Juli\'1870, (Stbl. No. 131.)

PROCES-VERBAAL.

De Burgemeester der gemeente heeft op

heden, ten gevolge van het door hem opgemaakt procesverbaal tegen veehouder, wonende te overeenkomstig art. 27 der wet van den 20ston Juli 1870, (Stbl. Nn. 131) bij den gemeente-ontvanger gedeponeerd voor stuks vee, zijnde: lo. waardig geschat op

der waarde ten bedrage van

En is hiervan dit proces-verbaal, door mij Burgemeester bij den ambtseed opgemaakt.

, den 187 .

De Biur/emeesfer,

-ocr page 157-

14!»

MODEL 12.

Vrij van dc rechten van registratie, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, [Stbl. No. 131.]

Tk, ondergeteekende,

van beroep veehouder, wonende

verklaar bij deze te hebben ontvangen van den Burgemeester der gemeente eene som van , in voldoening van de (*) waarde van rund op (f) dat bedrag geschat door den deskundige welk rund op heden, als aangetast door longziekte volgens verklaring van den districtsveearts — - in beslap.- eenomen en

Zij 11 ~ n

afgemaakt, volgens besluit van den Burgemeester van heden

Dienende deze des wegen tot kwitantie zonder reserve.

1S7

, den

(\') Volle ot\' halve waarde.

(j) Zoo noodig quot;het dubbel van.«

-ocr page 158-

1ÓO

MODEL 13.

Vl ij van de rechten van zegel en registratie, ingevolge art. der wet van 20 Juli 1870, [Stbl. No. 131.]

Ik, oudergeteekende, , veldwachter der gemeente , verklaar bjj deze, dat na afmaking van

1°. eene , oud jaren

2°. eene , oud jaren

3quot;. eene , oud jaren

de borst- en bniksingewanden van \'Ut quot;Llul_ diepte

0 die run tic ren 1

van één meter zijn begraven en met eene laag onge-blusclite kalk ter dikte van één decimeter overdekt. Gemeld ^1quot;1 behoorde aan van beroep

runacrcu A

veehouder, wonende te , quot;volgens verkla-

\' 7 waren 0

ring van den districtsveearts door longziekte

aangetast, en dientengevolge door den Burgemeester dezer gemeente bij besluit van lieden in beslag genomen om te worden afgemaakt.

, den 187 .

-ocr page 159-

151

MODEL 14.

Vrij van de rechten van zegel en registratie, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131,)

De Burgemeester der gemeente Overwegende, dat de navolgende voorwerpen 1quot;.

2quot;.

3o.

4°.

5°. ,

6°.

in onmiddellijke aanraking zijn geweest met aan longziekte lijdend vee van den veehouder alhier.

Grelet op do wet van 20 Juli 1870, (Stbl. Xo. 131.)

Gehoord de aanwijzing van den districtsveearts ,

bedoeld bij art. 25 der bovengenoemde wet.

Besluit tot onteigening en beveelt de inbeslagneming en tevens de vernietiging dezer voorwerpen;

Benoemt om tie waarde daarvan teschatten den persoon van , van beroep wonende

. den 187

De Burgemeester voornoemd,

-ocr page 160-

MODEL 15.

Vi ij van de rechten van zegel en registratie, ingevolge art. 415 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

De ondergeteekende als deskundige daarvoor door den Burgemeester der gemeente benoemd, verklaart op heden te

hebben geschat, overeenkomstig de bepalingen van art. 24 der wet van den 20ston Juli 1870, (Stbl. No. 131,) de navolgende mot door de longziekte besmet rundvee in onmiddellijke aanraking geweest zijnde voorwerpen, als:

waardig waardig waardig waardig waardig waardig

1quot;.

2quot;. 3quot;. 4U. 5°. 6quot;.

welke voorwerpen toebehoorende aan veehouder alhier, volgons besluit van den Burgemeester van heden zijn in beslag genomen om te worden vernietigd.

den

187

-ocr page 161-

MODEL 10.

Vrij van zegel- en registratierecht, ingevolge art, 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

PROCES-VERBAAL.

De Burgemeester van biedt bij deze den veehouder

overeenkomstig art. 24 der wet van deu 20stea Juli 1870, (Stbl. iS\'o. 131,) aan, voor de navolgende niet door de longziekte besmet rundvee in onmiddellijko aanraking geweest zijnde voorwerpen, als:

1quot;.

do geschatte waarde ten bedrage van

met welke aanbieding de ondergeteekende verklaart genoegen te nemen.

En is hiervan dit proces-verbaal dooi\' mij Burgemeester op den ambtseed opgemaakt.

wonende

187 .

De Jinn/riaccxfcr,

, den

Ui\' Vcelioudci\'.

-ocr page 162-

154

MODEL 17.

Vrij van zegel on registratierecht, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

Ik, ondergeteekende, van beroep

veehouder, wonende te verklaar bij deze

te hebben ontvangen van den Burgemeester dor Gemeente eene som van

in voldoening der door den deskundige geschatte waarde van do voorwerpen, welke op beden, als in onmiddellijke aanraking zijnde geweest met door longziekte aangetast vee, zijn in beslag genomen om te worden vernietigd, volgens besluit van den Burgemeester van lieden.

187

-ocr page 163-

155

MODEL 18.

Vrij van zegel en registratierecht, ingevolge art. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No, quot;131.)

Ik, ondergeteekcnde, gemeente

, veldwachter der verklaar bij deze, dat op den


187 , onder mijn toezicht volgens de bestaande voorschriften zijn verbrand de navolgende voorwerpen;

, van

toebehoorende aan

beroep veehouder, wonende te ,

welke voorwerpen in onmiddellijke aanraking waren geweest met door longziekte aangetaste runderen, en uithoofde daarvan door den Burgemeester dezer gemeente, volgens zijn besluit van heden, zijn in beslag genomen oin te .worden verbrand.

, den

187 .

-ocr page 164-

1;\')()

187

MODEL 19.

, den

No.

VEEZIEKTE.

Ik hob do oor Uwer Excellentio beleefd te verzoeken om eoiio assignatie groot f , ter goede

rekening, mot bet voor de verantwoording bonoodigde materieel, ton einde uit dat bedrag te kunnen voldoen de kosten van onteigening enz. van runderen ,

afkomstig van don veehouder

alhier, welke runderen, als lijdende aan de besmettelijke longziekte, na onteigening, zijn afgemaakt op lieden.

De Burf/enieester van

Aan

Zijne Excellentie den Heer COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie te

-ocr page 165-

187

MODEL 20.

, den

No.

ONDERWERP:

VEEZIEKTE.

GEÏAL DER BIJLAGEN: I dossier.

Ik heb de eer Uwe Kamer hierbij beleefdelijk aan te bieden, mijne aanvrage om décharge van heden, in triplo, met verzamelstaat en betrekkelijke bescheiden, wegens ter goede rekening ontvangen golden, tot het doen van uitgaven tot afwering van het gevaar, waarmede besmettelijke veeziekten den veestapel bedreigen.

Do Burgemeester van

Aan

de ALGEMEENE REKENKAMER

te

\'s GRAVENHAGE.

-ocr page 166-

158

MODEL 21.

AANVRAGE OM DECHARGE.

(l)

(2)

erkent ter goede rekening ontvangen Hoofdstuk Y. te hebben tot het doen van uitgaven tot

--- afwering van het gevaar, waarmede be-

Dienst 187 . smettelijko veeziekten den veestapel

---------- bedreigen,

Artikel de Assignatie No.......f

Dienst (3)

DÉPARTEMENT 1

van

Binn. Zaken.

Totaal bedrag der ontvangst . f Terwijl do door hem gedane uitgaven, gespecificeerd op bijgaande verzameling ingevolge de bijgevoegde bewijzen, bedragen . . f

In te vullen:

1. Naarn.

2. Kwaliteit.

3. Dienstjaar.

4. Onderteokening

Quitte.

Zoo dat is

187 .

De Algemeene Rekenkamer ontlast den rendant ten gevolge dor bovenstaande aanvrage en op grond dei-overgelegde bewijzen voor de som van

No. Diesst 187 Hoofdstuk V. Artikel.

\'s Gravenhagc,

187

Algemeene llekeni.\'amer, Ter ordonnantie van de Kamer,

De


-ocr page 167-

15! I

MODEL 22.

Behoort tot de aanvrage om décharge.

Diexst 187 .

VERZAMELING- van gedane uitgaven door

volgens de liieraaugeliechte kwitantie en verdere bescheiden.

Nummers j N AAM ONDERWERP

der van den der

bescheiden, belanffhebbende. nedaiie uitjravon. _ i___1°_\'

Aldus opgemaakt tot een bedrag

met verklaring, dat de vorengemelde uitgaven werkelijk in het belang van \'s llijks dienst hebben plaats gehad.

BEDRAG.

187

-ocr page 168-

l()ü

MODEL 23.

!\\1 O T A van veeopzichter to

aan den Burgemeester dier gemeente, in zake de besmettelijke longzivkfe.

187 . Maand

Voor waardeerloon van aan longziek lijdend rund .............f

VuVhiiui,

MODEL 24.

NOTA van stalhouder to

aan den Burgemeester dier gemeente, in zake de besmettelijke tongziektv.

187 , Maand

wegens:

njtuighuur voor den Burgemeester eu den taxateur, tot onteigening van vee bjj den veehouder . . /\'

onkosten . . „

Vuülaun,

-ocr page 169-

1 (11

MODEL 25.

NOTA van slachter te

aan den Burgemeester dier gemeente, in zake de besuietfclijkc longziekte.

187 . Maand

Voor het afmaken van onteigend longziek

rund ............f

Voor het begraven der borst- en buiksingewanden

van rund .........„

Voor het desinfecteeren van stal . . „

Totaal . . f

Voldaan,

MODEL 26.

NOTA van veldwachter te

aan den Burgemeester dier gemeente, in zake de be»gt;iiiet(elijko hmgziektc 187 . Maand

Voor Toezicht en Assistentie bij:

1°. Het afinaken van onteigend longziek

rund ...........f

\'I0. Het begraven der borst- en buiksingewanden

van rund ........„

3\'\'. Het desinfecteeren van stal . . . „

Totaal . . /\'

Voldaan,

-ocr page 170-

1(52

MODEL 27.

I\\) O T A van Burgemeester der gemeente

in zake do bcsmctfclijke longziekte bij

het rundvee.

187 . Maand

Wegens verschot aan:

de navolgende ingrediënten en gereedschappen benoodigd tot tlesinfectie van do stal van den veehouder

Chloorkalk......f

Ongebluschte kalk Carbolzuur . . .

Soda en Zeep Gereedschap . .

f

Voldaan,

MODEL 28.

i\\| O T A van te Burgemeester

dier gemeente, in zake de besnieUcü.jke longziekte. 187 . Maand

Wegens verschot:

Voor schrijfloon, betrekkelijk de onteigening enz. van wegens longziekte afgemaakt rund ............t

Voldaan,

-ocr page 171-

16B

MODEL 2 9.

Vi\'ij van tie rechton van zegel en registratie, ingevolge ai t. 43 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

DECLARATIE van

Burgemeester der Gemeente ten laste van het Rijk,wegens gedane voorschotten uit de gemeentekas uit krachte dei-wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

Dienstjaar 18

Betaald:

1°. Aan

te . de halve waarde

van stuks vee op

den in

beslag genomen, onteigend en afgemaakt blijkens kwitantie,

bijlage Xo.

Transport cere f

-ocr page 172-

1(14

Per transport f

|

Totaal f h

Aldus opgemaakt door mij. Burgemeester der Gemeente tot een bedrag van

verklarende do ondergeteekende deze declaratie te zijn deugdelijk en onvergolden, zoomede dat wegens de opbrengst der verkooping van het vleesch en de huid afkomstig van het onteigende vee, rekening en verantwoording zal worden afgelegd aan de Algeraeenc Eekenkamer.

. den 18

Gezien en na onderzoek deugdelijk verklaard ter somma van

door mij Commissaris des Konings in de Provincie

18

-ocr page 173-

] 05

MODEL 30. PROCES-VERBAAL

TAN

PUBLIEREN VERKOOP.

De Burgemeester van verklaart

op heden te hebben verkocht aan ,

koopman te . voor de som van

met opcenten daaren

boven, als rantsoenpenningea voor do kosten van accijns, zegel- en registratierechten, de overblijfselen van runderen, afkomstig van , bouwman

te , welke runderen ingevolge de wet

van 20 Juli 1870, (Staatsblad No. 131), wegens de besmettelijke longziekte waren onteigend en afgemaakt op gisteren.

, den 187 .

Df. Kooper, De Burgemeester voornoemd,

Geregistreerd te den

1800 en zeventig, deel , folio , resto

vak , 1 blad, renvooi.

Ontvangen voor recht . ... f Yoor 38 opcenten......„

Te zamen Gruld. Ct. f\'

De Ontvanger,

11

-ocr page 174-

166

MODEL 31.

. flen IS

No.

VEEZIEKTE.

Bijlage:

1 DOSSIER.

Ik heb de oer Uwe Kamer hierbij ter verevening beleefdelijk aan te bieden mijne rekening en verantwoording in triplo, met de daarbij behoorende bescheiden, wegens ontvangsten en uitgaven in zake den verkoop der overblijfselen van na onteigening afgemaakt longziek rundvee, gedurende de maand

De BurgemeeMer van

Aan

,le ALGEMEENE ItEKENKAMER

te

\'s GitA VENHAGE.

-ocr page 175-

1G7

MODEL 33, (1)

NOTA van te Burgemeester

dier Gemeente, in zake de bcsnicüeSijke longziekte.

187 . Maand

Wegens verschot van:

le. Accijns (volgens aangehecht) . ... f 20. Zegel- en registratiekosten (zie bijl. No. ) „

Totaal . . f

Voldaan,

MODEL 3 4.

NOTA van te aan den

Burgemeester dier Gemeente, in zake de beHincüelijke longziekte.

187 . Maand

Wegens verschot aan:

le. Transportkosten van het vleesch enz.

afkomstig van wegens longziekte

onteigend en geslacht rund . . . f

Totaal . . f

Voldaan,

1

Model 32 volgt op pag. quot;172.

-ocr page 176-

Ifi8

MODEL 35.

NOTA van Slacliter tc

aan den Burgemeester dier Gemeente, in zake de besmettelijke longziekte.

187 . Maand

Voor af bakloon van rund onteigend en afgemaakt als aan longziekte lijdende . . f

Voldaan,

MODEL 36.

|\\J O T A van Veldwachter te

aan den Burgemeester dier Gemeente, in zake de besmettelijke longziekte.

187 . Maand

Voor toezicht en assistentie van rund onteigend en afgemaakt als aan longziekte lijdende.............f

VohJaan,

-ocr page 177-

16!)

MODEL 37.

NOTA van Burgemeester der

Gemeente in zake de besmettelijke Veeziekte.

187 . Maand

Wegens verschot voor:

In, Het desinfecteeren van huid , afkomstig van wegens longziekte onteigend rund , Liter Garbolzuur per huid . . f 2e. Arbeidsloon..........

De ontsmetting heeft onder mijn toezicht naar behooren plaats gehad.

De Veldwachter,

Voldaan,

-ocr page 178-

168

MODEL 35.

NOTA van Slachter te

aan den Burgemeester dier Gemeente, in zake de besmettvlijkc loiigztvktc.

187 . Maand

Voor afhakloon van rund onteigend en afgemaakt als aan longziekte lijdende . . f

Voldaan,

MODEL 36.

NOTA van Veldwachter te

aan den Burgemeester dier Gemeente, in zake de bi-siiicUelijkc longziekte.

187 . Maand

Voor toezicht en assistentie van rund onteigend en afgemaakt als aan longziekte lijdende .............f

Voldaan,

-ocr page 179-

16!)

MODEL 37.

NOTA van Burgemeester der

Gemeente iu zake de besmettelijke Veeziekte.

187 . Maand

Wegens verschot voor;

In Het desinfecteeren van huid , afkomstig van wegens longziekte onteigend rund , Liter Carbolzuur per huid . . f\' 2°. Arbeidsloon..........

De ontsmetting heeft onijer mijn toezicht naar behooren plaats gehad.

De Veldwachter,

Voldaan,

-ocr page 180-

170

MODEL 38.

NOTA van Veldwachters, aan

deu Burgemeester der Gemeente , in

zake de besmettvlijkv longziekte. 187 . Maand

Yoor het publiceoren van den verkoop dei-overblijfselen van longziek rund , toebehoord hebbende aan het vorkoopen bij opbod on afslag ten overstaan van den Burgemeester, het innen der gelden,

en hot fungeeren bij dien verkoop als getuigen

elk ...........f

Voldaan,

MODEL 39.

NOTA van te aan den

Burgemeester dier Gemeente, in zake de besmettelijke

longziekte.

187 .

Verschot;

Voor lokaalhuur bij het verkoopen van vleesch enz , afkomstig van wegens longziekte onteigend

rund ............./\'

Voor het stellen van schragen, planken en;;. . „

Totaal . . f

Voldaan,

-ocr page 181-

171

MODEL 40.

Do ondergeteokendo van beroep wonende te

wenscht to vervoeren _ het gedeelte der gemeente

, door den Minister van Binnenlandsehe Zaken aangewezen in do Staats-Courant No. van 187

cn vraagt daartoe do \'vereiscbto vergunning.

De bestemming van liet gemelde vee om te worden

(Oiiderteekening.) , den 187 .

Zij deze gesteld in handen van den Opzichter over het rundvee te , ten einde hem omtrent den

gezondheidstoestand van liet bovenbedoelde vee to hooren.

De Burgemeester van

De Vee-Opzichter voornoemd verklaart, op den eed, bij de aanvaarding zijner bediening afgelegd, dat het bovenonischroven vee, voor zoover kan worden nagegaan, volkomen gezond is.

, den 187

De Burgemeester van

Gelet op art. 1 van het Koninklijk besluit van don iidon October 1873 (Stbl. No. 135) en het advies van den lieer Districts-Veoarts, om geene vergunningen tot vervoer af te geven zonder oeno behoorlijke gezondheids-verklaring;

Gezien do bovenstaande verklaring van den veeopzichter Verleent aan bovenvermeld vergunning om

bovenomschreven voo te vervoeren u\'t de gemeente,

naar ^

onder voorwaarde, dat

De Jiargemeester voornoemd,

-ocr page 182-

172

MODEL 32.

Dienst 18 Gemeente

REKENING Bui\'gemeestel blijfselen vi in de maan|

VE] dei\' on te Octo


Nom d

Bij Ia

Nommer

der Bijlagen.

1 Van verkochte overblijfselen Van rantsoenpenningen . .

AARD DER UITGAYEN.

Totaal f

bodi

187

Aldus opgemaakt en deugdelijk verklaard tot ecD vier en dertig centen.

Alphen, den

-ocr page 183-

na

Gr c ieste: vai laani

VERANTWOORDING van Abraham Pieter Zaalberg, der Gemeente Alp hen, wegens den verkoop der over-onteigend longziek — of van longziekte verdacht rundvee October des jaars 1877.

A. P. Zaalberg. J. Mulder. A. Vis.

A. P. Zaalberg. Vis amp; v. d. Voort.

B. ue Grauw.

P. M. v. d. Voort. A. P. Zaalberg. Idem.

Idem. Betaalmeester.

\\h 1c ld le 1/quot;

Ih li

Ik U

Aco., zegel en registr. /\' Af hakloon.

Toezicht en assistentie. Dosinfecteeren huiden. Verkoopkosten. Lokaalhuur.

Biedloon.

Waakloon. Publiceerkosten.

Verschot Schrijfloon. Quit, van storting.


Totaal f

een

bedrag van vier honderd tweeëntwintig gulden

De Burgemeester voormeld, A. P. ZAALBERG.

-ocr page 184-

174

MODEL 41.

OPGAVE van de opbrengst van den ver-Gemeentk koop van Huiden en Vleeseli, van Long-zieke- en wegens van Longziekte ver-— dachtc Runderen, over de maand

18

Aanmerkingen.

Aantal onteigende: Opbrengst van den ver-3 koop van:

T . , I Van Lnns-Long/.ieke - i

i ! verdachte imiden. Illet vleeseli. rundemi. i

! runneren.

iJr Bh (\'ff cm cestei

-ocr page 185-

175

«x» gt;

.2 *S

to .

O lt;D C

G O

c£) c O o

ö .2 §

O ^3 gt;

S~A ^

O ^

ë IS ^

CD C

Ph b£) —

- S 5

O ^ P-s

ö£) g

0 ^ T? o

2 s®

1

^ I

^ cc

G ^

Q O

Kquot;

O ÖD

O _

bX) ,5

G O

có c3

c3 r^S

O rG

O

a

N ?=

s

03

H

*!\\ H

co

00

d

O

CNJ

P)

A anmer kingen.

Schadeloosstelling toegestaan voor de

S lt;u • £

es CS Jjj JTc ^ F

C5

p ^ CJ £L tL-p ^

-2 gt; £

i Getal inneënte verdachte nrnderen.

Getal a\'gemaakte verdachte runderen.

Het deskundig onderzoek is verricht door

j Getal veehouders die aangifte hebben gedaan.

Getal runderen dienten-i gevolge in verdachten toestand geraakt.

Getal runderen als long-ziek aangegeven en dooi den veearts aan die ziekte lijdende bevonden.

1 GEM E E N T E.

-ocr page 186-

17«

r

O

lt;

rs

CJQ

c\'

TT

Q w

t?3 K

tzj

i-3

K

i 0 s. ^

-13 lt;

gt;

P3

2=1. Ö O

0 2

C-

CLIQ

22 N

lt;:

•-5

3

0 ^

O

lt; O O 3-

o agt;

■quot; S-ro

Os— CD s— CD O •-♦• = O »

agt; » cn\' — g-

Ctgt; « ^

o cw

Ö to

l

P ao lt;;-SL 2. P

Kgt;

N.

cd\' ?r

e^-

CD

0

lt;1

P 0

ü

2

0

trd

SJ 8»

t-lt;

0quot;

er?\'

0

3 P-i

CO

0

0

O ö

0

crq

N

ortcr-sa.Erc?\' s ^ • z:1 o —• c

tg §-.-= B-.= l-j

g SD aq o ^

h— c: 5 a* E. c o 3 Opg-O^^-iE.

2 g-T? 3 = ÏL5-CR • g g-tg s

O \'jq

c

c/5

-ocr page 187-

177

MODEL 4 4.

REQUISITOIR,

De Burgemeester der gemeente in aanmerking nemende, dat de door van wegens overtreding der wet van 20

Juli 1870 (Stbl No. 131), tot regeling van het veeart-senijkundig Staatstoezicht en do veeartseuijkundige politie in beslag genomen voorwerpen, bestaande in

niet door dien ambtenaar zeiven kunnen worden vervoerd;

Beveelt dientengevolge, overeenkomstig art. 9 van het Keizerlijk decreet van 18 Juni 1811, om gemelde voorwerpen op den te vervoeren met

van naar met last de ontvangst

op dit requisitoir te doen aanteekenen.

, den 187

})/\' Burgemeester voornoemd.

-ocr page 188-

17S

MODEL 45.

Burgerlijke beambten, belast met de overbrenging van gevangenen of van overtuig ingsst ukken.

DECLARATIE van (naam, voornaam, kwaliteit DiBJiSTJAA.R en woonptaats) wegens de overbrenging van .... gevangenen (of van overtuigingsstukken.)

De ondergetoekende verklaart deze declaratie

deugdelijk en onvergolden, tot een bedrag van (in schrijfletters.)

(rlagteekening 011 handteekening.)

-ocr page 189-

179

ProJHBtitia. MODEL 46.

PROCES-VERBAAL.

Do Burgemeester van constateert op zijnen

ambtseed, dat op den door deu districtsveearts

wonende te , en ambtshalve door

hem (relatant) ontboden tot het onderzoeken van het vee op den stal van , veehouder te ,

hom relatant is overhandigd eene verklaring, gedag-teekend op heden, inhoudende, dat drie runderen op gemelden stal lijdende zijn aan de besmettelijke longziekte, terwijl voorts bleek: uit de verklaring van voormelden districtsveearts, dat een der drie gemelde runderen vermoedelijk reeds meer dan acht dagen geleden door dio ziekte moest zijn aangetast; fgt;, uit die van den veeopzichter N. N., wonende te ,

dat toen deze op dag j. 1., ingevolge eeneme-

dedeeling van den veearts N. JT. te , dat

er onder het vee van longziekte was, voor

het eerst op den stal van dezen kwam, tot het instellen van een voorloopig onderzoek naar de waarheid van het hem medegedeelde, twee runderen, en wel beide in de meergemelde drie begrepen, afgezonderd van het overige vee stonden, terwijl daaronder eene hoeveelheid mest lag, zóó groot, dat die kennelijk van een ge-ruimen tijd was, zoodat geen twijfel overbleef of die

-ocr page 190-

ISO

beide ruudeien, altlians één daarvan, had reeds meerdere dagen op die plaats afgezonderd gestaan.

In weerwil van dit een en ander is door te , eigenaar, houder en hoeder van het

bedoelde vee bij mij, Burgemeester dier gemeente, tot op dit oogenbük geene kennisgeving gedaan, dat zich bij een of meerdere stukkon vee uit zjjnen koppel verschijnselen van eene besmettolijke ziekte openbaarden, zoodat zijn naam op het register van aangiften —■ (Model 3) niet voorkomt.

Gelijktijdig met de onmiddelljjk daarop gevolgde onteigening vau de bedoelde runderen, gewaardeerd op f 684.—, (volle waarde) met welke waardeering door den eigenaar genoegen wetd genomen, heb ik—Burgemeester — dezen medegedeeld, dat de hem toekomende schadevergoeding ad f 342, — niet zal worden uitbetaald maar op grond van art. 27 der wet van 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131), moet worden gesequestreerd bij den gemeente-ontvanger, tot dat de bevoegde rechter — (kantonrechter) omtrent zijne verzuimde aangifte zal hebben beslist; en is door alstoen volmondig

erkend, dat hij de aangifte niet had gedaan, zooals hij zegt, omdat hij zijne verplichting hiertoe onbewust was.

, den 187 .

Opgemaakt op den ambtseed;

De Burgemeester voornoemd,

-ocr page 191-

181

MODEL 47.

LUST VAN HET RUNDVEE,

toebehoorendo aan te , opgemaakt door den opzichter krachtens art. 3 van het Koninklijk besluit van 3 October 1873, (Stbl. No. 135.)

Volg-

Beschrijving van het vee.

Bijzonderheden.

numniers.

(Handteekening van den opzichter)

NB. Deze lijst moet door den eigenaar,

houder of hoeder van het vee voor gezien geteekend worden in de kolom «bijzonder-derheden» van het laatste iiuintner van het vee.

(Dagteekening)

-12

-ocr page 192-

182

AljlaleM Etgister.

(De cijfers wijzen de Hommers der vragen aan.)

Aangifte, van vee aan eene besmettelijke ziekte lijdend, 6, 111. Waartoe die lijden moet, 12. Van vee, door eene gewone ziekte aangetast, 109.

Aanspraak op schadevergoeding, wanneer deze vervalt, 37, 111,

Aansprakelijkheid voor overtredingen, 111.

Accijns voor verkochte overblijfselen, 84.

Administratiekosten. Berekening van — 119.

Afkeuring van vleesch, 107, 108.

Afkoopsom van besmette voorwerpen, 35, 36.

Afmaakloon, 91

Afmaking van vee; wie daartoe besluit, 28. Wat daaraan behoort vooraf te gaan, 29. Binnen 24 uren te berichten, 89, 92, Maatregelen daarbij iu acht te nemen, 91. Ten spoedigste uit te voeren, 91. Hoe te handelen, wanneer het rapport van den districtsveearts foutief blijkt, 106.

Afsluiting, van besmet terrein, wanneer te verrichten, 43, 96. Hoe te handhaven, 43.

Afzondering, van ziek vee, wie daartoe verplicht is, 111. Van verdacht vee, wie die beveelt, 11. Gestreng te handhaven, 93.

Ambtshalve onderzoek, 1066«s.

-ocr page 193-

183

Bederf voor--vatbare voorwerpen waarmede overtreden is, boe daarmede te handelen, 62.

Beenderen. Verbod togen het opgraven van besmette, 103.

Begraven, van gestorven vee, 110. Van vee aan eene besmettelijke ziekte gestorven, 49, 53, 54, 55. Van borst en buiksingewanden, 91, 3°.

Beslissen over do schadevergoeding bij meerderheid, 31.

Besmet vee, wanneer als zoodanig aan te merken, 24. Hoe lang het in dien toestand blijft, 23.

Besmettelijke veeziekten, 10

Besmetverklaring van weiden, hoeven enz, 86.

Binnentreden van woningen, door den Burgemeester, 57. Door den districtsveearts, 3, 67.

Briefport. Vrijstelling van — 65.

Burgemeester, Besluit tot afmaking, 28. Bevoegd tot het houden van vcrkoopingen, 64, 82. Hoe te handelen met in beslag genomene niet voor bewaring geschikte voorwerpen, 69.

Consignatiekas. Overstorting in de—36, 3\'J, 63. Termijnen voor verjaring, 38.

Declaratiën, wegens voorschot uit de gemeentekas, 41. Wegens gelden ter goede rekening, 76. Wegens opbrengst verkoop overblijfselen, 78. Wegens verantwoording van voor bederf vatbare in beslag genomene voorwerpen, 63. Wegens inenting, 87.

Districtsveeartsen, bevoegdheid, 4. Plaatsvervanging, 7, 90. Verplichtingen, 5, 13. Verslag, 14.

Droes of huidworm bij paarden, 113.

Entstof uit zieke longen, door wie te nemen, 91, 4quot;.

Geëxamineerde veeartsen, 7.

Gelden ter goedn rekening, 40. Verplichtingen van den

-ocr page 194-

184

Burgemeester, 41. Welke kosten daaruit te voldoen, 42. Welke stukken bij do verevening benoodigrl, 76.

Gemeentekas, 41

Gemeente-ontvanger, 32, 37, 39, 40, 60, 61, 62, 63.

Gestorven vee. Hoe daarmede te handelen, 22, 10.

Honden. Vastleggen van — In welke gevallen te bevelen, 47. Formaliteiten daarbij in acht te nemen, 47. Ontheffing van het verbod, door wien te ver-leenen, 48 Gevaarlijke honden, 115.

Hondsdolheid, 113, 114, 115.

Huiden. Ontsmetting van — 91.

In beslag genomen, niet voor bewaring geschikte voorwerpen, 68, 69, 70, 71 72, 73.

Inbeslagneming van levend vee, 61.

Inenting Verplichting tot — 90 Als middel ter verkrijging van dispensatie tot vervoer, 26. Verkorting van termijnen door — 23, 86, 87. Schadevergoeding bij verplichte — 87, 104.

Inlading van vee naar buitenslands, 116.

Invoer na longziekte, 92èjs.

Kantonrechter, 3, 31, 55. 61, 62

Kenteekenen voor besmette plaatsen, 16, 10. Waarin die bestaan, 17. Hoelang die blijven, 18, 25. Hoe die aan te schaffen, 18.

Kenmerken voor verdacht vee, 19.

Keuring van vleesch, 107, 110.

Klauwzeer, 117.

Kleêren Ontsmetting van — 4()

Kosten voor het afzonderen en onderhoud van voorwerpen en vee, waarmede overtreden is, 74.

Kringen. Afgesloten — 96. Maatregelen te nemen bij het verlaten van besmette — 46.

-ocr page 195-

185

Levend vee. Hoe hiermede bij overtreding te handelen, 60, 61.

Longziekte Eerste gevallen maandelijks opgeven, 89. Week- en maandstaten, fc8, 89. Eerste verschijnselen, 106è/s.

Lijnen van afsluiting 96.

Lijsten van verdacht vee, 96.

Maandberichten, 89.

Maandstaten, 8H, 89.

Maatregelen bij de verschillende besmettelijke ziekten

te nemen, 20, 91.

Merken van verdacht vee, 19, 25.

Noodslachting, 21, 100.

Onderzoek. Van uit nood geslachte runderen, 100.

Van verdacht vee, 99. Ambtshalve, 106iis. Onteigening, 29, 30, 34.

Onteigeningskosten, 42, 76.

Ontsmetting. 20, 33, 50, 51, 52, 92, 92è/s.

Opgaven. Statistieke — in zake de besmettelijke longziekte, 88, 89, 91.

Opgraven van vee en beenderen verboden, 58, 103. Opstallen van verdacht vee, 94, 95.

Opzichters over het rundvee, 97, 98,

Overblijfselen. Regelen voor den verkoop van — 77, 79, 83.

Overleg omtrent lijnen van afsluiting, 96. Overtredingen. Door wie te constateeren, 118.

Processen-Verbaal. Door wie op te maken, 118.

iiantsoenpenningen, 81, 82.

Registratie en Zegelrechten, 66, 77, 113.

-ocr page 196-

186

Eoerende voorwerpen Hoe daarmede te handelen na

overtreding, 59, 60.

Runderen uit nood geslacht, 100.

Schadevergoeding. Hoe daarmede te handelen, 32. Wanneer de aanspraak daarop vervalt, 37, 111. Hoe de Burgemeester die bekomt, 40. Verplichtingen daaromtrent van den Burgemeester, 41. Welke kosten daaronder te begrijpen, 42 Voor gebruikten grond, 55. Voor gedwongen stalling, 94. Voor schade door verplichte inenting, 104. Voor vernietigde voorwerpen, 60. Termijnen voor de verjarina:, 38. Schrijfloonen, 102.

Sequestratie van onteigeningsgelden, 37, 63.

Slachten, uit nood, 100. Ten eigen bate, 21, 85. Stallen. Ontsmetten van-- 92, 92è/s.

Stalling. Voldoening kosten van gedwongen — 93, 94. Statistieke opgaven, 88, 89, 91.

Strafbepalingen, 58.

Termijnen. Voor besmet vee, 23. Voor besmetting, na aanraking met ziek vee, 24. Voor verbod van invoer, 56, 926?s. Voor besmetverklaring van weiden, hoeven enz., 86, 926/s.

Terrein. Afsluiting van besmet — 43, 96.

Toezicht op den veestapel, 1, 2, 4, 97, 98. Twijfelachtige gevallen, 15.

Vastleggen van honden, 47, 48.

Vee. Wat daaronder te begrijpen, 8. Opgraven van —

103. In beslag genomen levend — 61.

Veeartsen. Geëxamineerde — 7.

Veeartsenij kundig staatstoezicht, la, 2.

Veeartsenij kunst, 1.

Veehouders. Verplichtingen van — 6.

Veeljjsten, 96.

-ocr page 197-

187

Yeemarkten. Toezicht op — 4 Jaarlijksch bericht omtrent — 101.

Veeopzichters. 97, 98.

Veestapel. Toezicht op den — la, 2, 4.

Veeziekten. Besmettelijke — 10.

Verantwoording. Van gelden ter goede rekening. 41, 42, 76. Van gesequestreerde gelden. 39 Van afgekeurd vleesch, 108. Van verkochte overblijfselen, 77, 78, 79, 82, 83, 89

Verbranden van vee enz , 49, 53. 54, 55.

Verdacht vee, 27. Afzondering van — 11, 93 Gedwongen opstailing van — 94. Verkorting van termijnen voor — 23.

Vergissing bij onderzoek van ziek vee, 106.

Vergoeding van schade, 32, 37, 38, 40, 41, 42, 55, 60, 94, 104, 111.

Verjaring, 38.

Verklaringen van onderhandschen verkoop, 79.

Verkoop, van overblijfselen, 77, 78, 79, 82, 83, 89. Van levend vee. 61. Van voor bederf vatbare voorwerpen, 62, 63, 64.

Verkoopakten, 77, 79, 80.

Verkoopingen van rundvee, 4, 101.

Verkoopkosten, 42, 82.

Verkorting termijnen van verdachtverklaring, 23.

Vernietiging van vee of voorwerpen, 49, 68 69, 70, 71, 72, 73.

Verslag. Districts veearts — 14, 106.

Vervoer, van verdacht vee, 26, 96. Van ziek of besmet vee, 26, 96.

Vervoermiddelen, 75.

Visitatie, van verdacht vee, 9G. Van vee bij inlading naar buitenslands, 116.

Vleesch Wat daaronder te verstaan, 9. Keuring van — 107, 110.

-ocr page 198-

188

Voorschot uit de Gemeentekas, 40.

Voorwerpen. Besmette — 3.i, 34, 35 b9, 60, 62. Vrijstelling. Van briefport, 65 Van zegelen registratierechten, 615, 113.

^Woningen. Binnentreden van -— 3.

Waardeeiing, 30, 31, 61, 91. \'

Weekstaten, 88.

Zegel- en registratierechten, 66, 80, 112. Ziekteverklaringen, 14, 106.

ER RAT A,

BI. 59 van onderen, achter schadeloosstelling te lezen: tot afwering van het gevaar waarmede besmettelijke veeziekten den veestapel bedreigen.

BI. 84, aanhef van vraag 74, staat; „kosten van Institie;quot; moet gelezen worden; „kosten van Justitie.quot;

BI. 92, 7de regel van onderen is tusschen „mijne en d. a, v.quot; weggelaten het getal 10.

BI. 93, staat foutief: bijlage 88; lees 38.

BI. 96, staat: Stbl. 805; moet zijn; 105,

BI. 97, staat; van de weekstaat; lees; den.

BI. 112, staat; vraag 103; lees; 94.

BI. 130, staat; het Code Rural; lees: den.

BI. 134, 2de regel staat; vermelde; lees; voormeld.

BI. 148, staat; bij den ambtseed; lees; op.

J//£

i

-ocr page 199-
-ocr page 200-

r

-ocr page 201-
-ocr page 202-