EN
TOOK DÉ
VERTAALD
door -wijleii den HoogEerw. Heer
Hoomsch Katholiek Pastoor te Haarlem,
OP NIEUW NAGEZIEN EN VERBETERD
door ■wijlen den HoogEer-w. Heer
■ y ,. ■! v.'
Hoomsch Katholiek Pastoor en Defan ïequot; Amsterdam.
B. LENFRINO, AMSTERDAM. Ij ROTTERDAM.
Haarlemmerstr. 119, | Hoogstraat 384,
over de R. K, Kerk, | naast de R, K. Kerk, 1882.
ym4lt;'
pOEDKEURING.
REÏMPRIMI POTEST.
Harlenii, J- A. Vak dbn Akkbk.
die 19 Junii 1882. Libr. Cent.
Dit hoekje is een kleine uitgave van de „ EPISTE-L EN en EVANGELIËNquot;, volgens de vertaling van wijlen den Hoog Eer w. Heer J. Stafford, later nagezien en verbeterd door wijlen den HoogEerw. Heer B. Hofman, en onlangs op nieuw door mij uitgegeven. Het bevat de Epistelen en Evangeliën van de Zondagen en voornamere feesten, en is bestemd voor School en Catechismus. Als zoodanig verdient het zeker de voorkeur hoven andere uitgaveti, die — bedriegen wij ons niet, — allen of minder volledig zijn, of de sporen dragen van bewerkt te 'ijn door een meer Vlaamsche dan Hollandsche hand; terwijl hij deze uitgave, door Hollandscl s priesters bezorgd, nu ook de nieuwe spelling gevolgd is. Ik vlei mij dan ook, hiermede voorzien te hebben in eene behoefte, die hij het School- en Catechetisch -Onderwijs zich reeds lang deed gevoelen.
DOOR
I. ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Epistel nit den brief van den H. apostel Fanlns aan de Romeinen; XIIIj 11—14.
Broeders! wij weten, dat het uur nu daar is, om uit den slaap te ontwaken. Want nu is onze zaligheid nader, dan toen wij het geloof eerst aannamen. De nacht is voorbij en de dag nadert. Laten wij dan de werken der duisternissen afleggen en de wapenen des lichts aandoen. Laten wij, ais bij dag, eerbaar wandelen: n;et in brassen en in dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en afgucst : maar doet aa» den Heer Jesus Christus.
Erangelie yolgens den M. Lncas; XXI, 25—33.
In dien tijde zeide Jesus aan zijne leerlingen: In zon en maan en sterren zullen teekeceu zijD, en op de aarde angst onder de volken uit verbaasdheid van het geruisch der zee en der baren; de menschen zullen bezwijken van vrees en ) verwachting van hetgeen der geheele wereld zal overkomen ; f want de krachten der hemelen zulleu beroerd worden. En f dan zullen zij den Zoon des menschen in eene wolk zien I komen met groote macht en heerlijkheid. Als dan deze ^ dingen beginnen te geschieden, zoo ziet omhoog ea heft
OEDKEURING.
REÏMPRIMI POTEST.
Harlem, J- A. Van dkn Akkek.
19 Juuii 1882. Lür. Cm*.
Bit hoekje is een kleine uitgave van de „ EPISTE• L EN en EVANGELIËNquot;, volgens de vertaling van wijlen den HoogEenv. lieer J. Stafford, later nagezien en verbeterd door wijlen den IIoogEerw. Heer B. Hofman, en onlangs op nieuw door mij uitgegeven. Het bevat de Epistelen en Evangeliën van de Zondagen en voornamere feesten, en is bestemd voor School en Catechismus. Als zoodanig vtrdient het zeker de voorkeur boven andere uitgaven, die — bedriegen wij ons niet, — allen of minder volledig zijn, of de sporen dragen van betoerkt te ijn door een meer Vlaamsche dan Hollandsehe hand; terwjl bij deze uitgave, door Hollandsehe priesters bezorgd, nu ook de nieuwe spelling gevolgd is. Ik vlei mij dan ook, hiermede voorzien te hebben in eene behoefte, die hij het School- en Catechetisch -Onderwijs zich reeds lang deed gevoelen.
DOOR
I. ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Epistel nit ilen brief yan den II. apostel Panlus aan de Romeinen; XIII, 11—14.
Broeders! wij weten, dat bet uur nu daar is, om uit den slaap te ontwaken. Want uu is ouze zaligheid nader, dan toen wij het geloof eerst aannamen. De nacht is voorbij en de dag nadert. Laten wij dan de werken der duisternissen afleggen en de wapenen des lichts aandoen. Laten wij, aJs bij dag, eerbaar wandelen : n:et in brassen en in dronkensehappen, niet in slaapkamers en ontuehtigbe-den, niet iu twist en afgucst : maar doet aan den Heer Jesus Christus.
Erangelie rolgens den V. Lucas; XXI, 35—33.
In dien tijde zeide Jesus aan zijne leerlingen : In zon en maan en sperren zullen teekeneu zijn, en op de aarde angst onder de volken uit verbaasdheid van het geruisch der zee ea der baren; de menschen zullen bezwijken van vrees en verwachting van hetgeen der geheele wereld zal overkomen ; want de krachten der hemelen zullen beroerd worden. En dan zullen zij den Zoon des menschen in eene wolk zien komen mc-t groote macht en heerlijkheid. Als dan deza dingen beginnen te geschieden, zoo ziet omhoog en heft
1*
6 II. ZONDAG VAK DEN ADVENT.
uwe hoofden op; omdat uwe verlossing nabij is. En Hij zeide hnn eene gelijkenis : Beschouwt den vijgenboom en alle hoornen; als zij nu uitsehieten, dan weet gij dat de zomer nabij is. Zoo ook, als gij deze dingen ziet geschieden, weet dan, dat het Eijk Gods nabij is. Voorwaar ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan, eer al deze dingen geschieden Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan.
V
i
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Romeinen; XY, 4—13.
Broeders! al wat er geschreven is, is ter onzer onderrichting geschreven; opdat wij door het geduld en de vertroosting der Schriften, de hoop zouden behouden. De God van geduld en vertroosting geve u, dat gij onder elkander eensgezind zijt volgens Jesus Christus ; opdat gij eendrachtig uit éénen mond, den God, en Vader vao onzen Heer Jesus Christus verheerlijkt. Neetct dan elkander op, gelijk Christus u opgenomen heeft, ter verheerlijking Gods. Wat ik zeg, dat Christus Jesus de bedienaar dor besnijdenis is geweest wegens de waarheid Gods, om de beloften der Vaderen te bevestigen ; maar, dat de Heidenen God om zijne barmhartigheid moeten verheerlijken, gelijk er geschreven staat: daarom o Heer 1 zal ik U onder de Heidenen loven, en u.ven naam lof zingen. En wederom zegt hij: verblijdt u, gij Heidenen, met zijn Volk. En elders: looft den Heer, alle Heidenen, en verheerlijkt hem alle volken. En ook zegt Isaias •• er zal een wortel van Jesse zijn, en die daaruit op zal staan om over de Heidenen te heerschen, op Hem zullen de Heidenen hopen. De God van hoop vervnlle u dan in het gelooven met alle vreugde en vrede: opdat gij moogt overvloedig zijn in de hoop door de werking des heiligen Geestes.
-T?«-
III. ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Evangelie volgens dea H. Mattheüs; XI, 2—10.
In dien tijde, als Joannes ia de gevangenis de werken van Christus hoorde zond hij twee zijner leerlingen, en liet Hem vragen : zijt Gij het, die komen moet, of hebben wij eenen anderen te wachten ? En Jesus antwoordde, en zeide hun : gaat en boodschapt aan Joannes, hetgeen gij gehoord en gezien hebt. De blinden zien, de kreupelen wandelen, de melaatschen worden gezuiverd, de dooven hooren, de dooden verrijzen, den armen wordt het Evangelie verkondigd: en zalig is hy, die zich in mij niet ergert. Als zij dan weggingen, begon Jesus tot het volk van Joannes te zeggen : wat zijt gij in de woestijn gaan zien? Een riet dat door den wind geslingerd wordt? Maar wat zijt gij gaan zien? Een mensch in zachte kleedcren ? Ziet, die zachte kleederen dragen, zijn in de huizen der koningen. Maar wat zijt gij gaan zien? Eenen Profeet? Ja, ik zeg u, en hij is meer dan een Profeet. Want hij is degene, van wien geschreven is: Zie, ik zend mijnen Engel voor uw aanschijn, die uwen weg voor u bereiden zal.
III. ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Epistel uit den brief van den H. apostel Fanlos aan de PMlippensen; IV, 4—7.
Broeders! verblijdt u altijd in den Heer; wederom zeg ik verblijdt u. Uwe zedigheid zij allen menscben bekend; want de Heer is nabij. Weest geenszins bekommerd, maar in al uw gebed en smeeking draagt uws begeerte met dankzegging op aan God. En de vrede Gods, die alle begrip te boven gaat, beware uwe harten en gedachten ia Christus Jesus, onzen Heer.
IV. ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Evangelie volgens den H Joannes; I, 19—28.
In dien tijde zonden de Joden van Jerusalem Priesteren en Levieten tot Joannes, om hem te vragen: wie zijt gij ? En hij bekende, en loochende niet; en hij beleed : Ik ben de Christus niet. En zij vraagden hem: wie dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: die ben ik niet, Zijt gij de Profeet? En hij antwoordde : Neen. Zij zeiden hem dan : wie zijt eij, opdat wij antwoord geven dengenen, die ons gezonden hebben ? Wat Z(-gt gij van uzelven ? Hij zeide: ik ben de stem van die in de woestijn roept: maakt recht den weg des Heeren, gelijk de Profeet Isaias gezegd heeft. En de afgezondenen waren nit de Parizeen. En zij vraagden, en zeiden hem: wat doopt gij dan indien gij nooh zijt de Christus, noch Elias, noch de Profeet? Joannes antwoordde hun en zeide: ik doop in water; maar midden onder u heeft Hij gestaan, dien gij niet kent. Hij is het, die na mij komen zal, die voor mij geweest is, wiens schoenriem ik niet waardig ben te ontbinden. Deze dingen zijn te BetJianië geschied over de Jordaan, daar Joannes doopte.
J.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Paulas aan de Corinthiërs; IV, 1—5.
Broeders, men beschonwe ons als dienaren van Christus, en nitdeelers van Gods geheimen. Nu, in uitdeslers wordt vereischt, dat men getrouw bevonden worde. Dan voor mij, ik acht het zeer weinig, dat ik door u geoordeeld worde, of door eenig roenschelijk vonnis, ook oordeel ik mij jelven niet. Ik ben my wel niets bewust; maar ik ben daarom niet gerechtvaardigd, dan de Heer zal mij oordeeleu. Oordeelt dan niet voor den t^jd, voor dat de. Heer komt, die de duistere verborgenheden zal aan het licht brengen, tn de raadslagen der harten openbaren; en dan zal een ieder zijnen lof van God ontvangen.
8
KERSTDAG IN DE EERSTE MISSE. 9
Eyaugelie volgens deu II. Lucas; III, 1—6.
Tu het vijftiende jaar der regeering van den keizer Tiberius, toen Poatius Pilatus Stedehouder was van Judea, Herodes, Viervorst van Galilea, zijn broeder Pliilippus, Viervorst vau Ilurei en bet landschap Trachonilis, en Lysanias, Viervorst van Abilene; onder de Hoogepriesters Annas en Caïphas kwam het woord des Heeren tot Joannes, den zoon van Zaeharias, in de woestijn. En hij ging in al het land om-treut de Jordaan, den doop dar boetvaardigheid prediken ter vergeving der zonden, gelijk geschreven is in het boek der woorden van Isaias den Profeet; Bene stem van die iu de woestijn roept: Bereidt den weg des Heeren, maakt zijne paden recht! Alle dal zal gevuld en alle berg en heuvel geslecht worden, en de kromme wegen zullen recht en de oneffene wegen effen wordeu, en alle vleesch zal de zaligheid Gods zien.
Epistel uit deu brief van deu H. apostel Paulns aan Titus; II, 11—15.
Welbeminde! De genade van God, onzen Zaligmaker, is allen menscheu verschenen; zij leort ons de goddeloosheid en wereldsche begeerten verzaken, en matig en rechtvaardig eu godvruchtig in deze wereld leven, in de verwachting der gehoopte zaligheld en der heerlijke komste van onzen groa-ten God en Zaligmaker Jesus Christus, die zich zelven voor ons heeft gegeven, om ons van alle ongerechtigheden te verlossen, en om ons voor zich te zuiveren tot eeu aangenaam en een tot goede werken ijverig volk. Verkondig dit ea vermaan, iu Christus Jesus, onzen Heer.
T
... V
KEESTDiG IN DE TWEEDE MISSE.
Evangelie volgens den H. Lncas; IT, 1—14.
In dien tijde ging van den Keizer Augustus een gebod uit, om de geheele wereld op te schrijven. Deze eerste opscbrijving is geschied, toen Cyriuus Stedehouder van Syrië was. En zij gingen allen om zich aan te geven, ieder in «ijne eigene stad. Joseph trok dan ook van Galileo, uit de stad Nazareth naar Judea, in de stad van David, die Bethlehem genoemd wordt, omdat hij van het huis en geslacht van David nas, om zich aan te geven met Maria, zijne vrouw, die zwanger ging. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld wierden dat zij zoude baren. En zij baarde haren eerstgeboren zoon en wond hem in doeken en legde hem in eene krib, wijl voor hen geene plaats in de herberg was. En in diezelfde lat dstreek ■waren herders, die waakten en de nachtwacht hielden over hunne kudde. Eu zie, een Engel des Heeren stond bij hen, en de luister des Heeren omscheen hen, en zij werden met cene groote vrees bevangen. En de Engel zeide hun: Vreest niet, want ziet, ik breng u eene blijde tijding, die tot groote vreugde zal y.ijn voor al het volk ; want heden is u de Zaligmaker, die Christus de Heer is, in de stad van David geboren. En dit zij u het teeken: gij zult een kind in doeken gewonden in de krib vinden liggen. En terstond kwam bij dea Engel eene mer.igte van het hemelsche heir, die God loofden en zeiden : Eer zij God in den hoogste, en op aarde, vrede den menschen van goeden wil 1
KERSTDAG, IN DE TWEEDE MISSE.
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan Titas; III, 4—7.
Welbeminde! De goedheid en menschenliefde van God onzen Zaligmaker is verschenen; Hij heeft ons, niet om de rechtvaardige werken die wij gedaan hadden, maar volgens 2yne barmhartigheid zalig gemaakt door het bad der weder-
10
KEKSTDAG IN DE DERDE MISSE.
geboorte en der vf.rnieuwing des Heiligen Geestes, dien hij overvloedig over ons heeft uitgestort door Jesus Christus onzen Zaligmaker, opdat wij, door zijne genade gerechtvaardigd, erfgenamen des gehoopten eeuwigen levens mogen worden in Christus Jesus onzen Heer.
Evangelie volgens den H. Lucas; II, 15—20.
Ia dien tijde zeiden de herders tot elkander: Laten wij gaan naar 'Bethlehem, en het woord zien, dat daar gebeurd is, hetwelk de Heer ons heeft bekend gemaakt. En zij gingen spoedig en vonden Maria en Joseph, en het kind liggende in de krib. Dit dan ziende, erkenden zij het woord, hetwelk hun wegens dit kind gezegd was. En alkn die het hoorden, waren teveus verwonderd over hetgeen hun door de herders gezegd werd. Maar Maria bewaarde al deze woorden en overwoog die in haar hart. En de herders keerden terug, en verheerlijkten en loofden God over alles, dat zij gehoord en gezien hadden, zooals het hun gezegd was.
KERSTDAG. IN DE DERDE MISSE.
Epistel uit den brief van den II. apostel Paulus aan de Hebreën; I, 1—13.
Menigmaal en op vele wijzen heeft God weleer door de Profeten tot de Vaders gesproken ; ten laatste, in deze dagen beeft Hij tot ons gesproken door zijnen Zoon, dien Hy tot erfgenaam van alles heeft gesteld, door wien Hij ook de wereld heeft geschapen. Die de glans zijner heerlijkheid en het beeld zijner zelfstandigheid is, en alles door het woord zijner macht ondersteunt; die, nadat Hij de zuivering der zonden heeft bewerkt, aan de rechterhand der heerlijkheid in den allerhoogste is gezeten; dio zoo verre boven de Engelen verheven is, a!s Hij uitmuntender naam
11
KERSTDAG IN DE DEKDE MISSE.
boren hen heeft verkregen. Want tot welken Engel heeft By immer gezegd: Gij zijt mijn Zoon, ik heb U heden geteeld? en wederom: ik zal Hem een Vader en Ilij zal Dj ij een Zoon zijn? En wederom, als Hij den eerstgeborene in de wereld invoert, zegt Hij: En dat alle Engelen Gods Hem aanbidden. Eu van de Engelen zegt Hij : Die zijne Engelen als winden maakt en zijne dienaren ais vuurvlammen. Maar tot den Zoon zegt Hij : Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid, uw rijksstaf is een staf van gerechtigheid. Gy hebt de reclitvaardigbeid bemind, en de ongerechtigheid gehaat; daarom hecfc God, uw God, U gezalfd met vreugde-olie boven uwe medegenooten. En: Gij, Heer, hebt in het begin de aarde gegrondvest, en de hemelsn zyn de werken uwer handen. Zij zullen vergaan, maar Gij zult blijven; en zij zullen allen als een kleed verouderen, en Gij zult ze als een gewaad veranderen, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt dezelfde en uwe jaren zullen ni.:nmer afnemen.
Evangelie volgens den II. Joannes j I, 1—14.
In het begin was hel, Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God; dit was in het begin bij God. Alles is door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is niets gemaakt van hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en hst leven was het licht der mensehen, en hjt licht scheen in de duisternissen, maar de duisternissen hebben het niet begrepen. Van God werd een mensch gezonden, wiens naam was Joannes. Dez; kwam als getuige, om getuigenis van het lichc te geven, opdat allen door hem zouden gelooven. Hij was het licht niet, maar om getuigenis van het licht te geven. Het was het ware licht, hetwelk allen mensch verlicht, die in deze wereld komt. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet erkend. Hy kwam in zijn eigen, en da zijnen namen Hem niet aan Maar aan allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij de macht gegeven om kinderea
12
FEESTDAG VAN DSN H. STEPHANOS.
Gods te worden, aan degenen die in zijnen naam gelooven, die niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, uoch uit den wil eens mans, maar uit God geboren zijn. En het Woord is vleesch g ticorden en heeft onder ons ge woond, en wij hebben zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid als van den eeniggeborenen des Vaders, vol van ger.ade en waarheid.
FEESTDAG VAN DEN H. STEPHANUS.
Epistel uit de Haudelingen dor apostelen;
la die dagen Stephauus, vol van geuade en sterkte, deed groote wonderen en teckenen onder het volk. Maar eenigen van de vergadering, die genoemd wordt der Vrijlingen, en van de Cyreners en Alexandriërs, en van die van Cilicié' en Azië waren, stonden op en redetwistten met Stephanus, en zij konden der wijsheid en den Geest, die sprak, niet weder-
Sid.in..... Als zij dit hoorden, werden hunne harten verscheurd,
en zij knarsten met de tanden tegen hem. Maar hij, vol zijnde van den Heiligen Geest, wendde zijue oogen naar den hemel, en zag de heerlijkheid Gods, en Jcsus staande aan de rechterhand Gods. En hij z.'ide: Zie, ik zie de hemelen open, en den Zoon des menschea staan aan da rechterhand Gods. Maar zij schreeuwden met luider slem, stoj ten hunne ooren en vielen eenparig op hem aan. En hem buitea de stad drijvende, sleenigden zij hem, en de getuigen leiden hunne kleederen aan de voeten van eenen jongeling, met name Saulns. En zij steenigdeo Stephanus, die bad en zeide: Heer Jesus, ontvang mijnen geest. En nederknielende riep hij met luider stem; Heer, reken hun deze zoade niet. Eu als hij dit gezegd had, is hij in den Heer ontslapen.
18
FEESTDAG VAN DEN H. JOANNES.
Eraugelie Tolgens den fl. Mattheiis; XXIII, 34—39.
In dien tijde zeide Jesus aan de Schriftgeleerden eu Pbariseën ; Z'et, ik zend Profeten en Wijzen en Leeraars tot u, en scmmigen van hen zult gij dooden en kruisigen, en sonimigen zult gij in uwe synagoge geeselen en vervolgen van de eene stad tot de andere, zoodat op u kome al het rechtvaardig bloed dat op aarde vergoten is, van het bloed van Abel, den rechtvaardigen «f, tot het bloed van Zacharias, den zoon van Baracbias, dien gij tusschen den tempel en het altaar gedood hebt. Voorwaar, ik zeg u : Dit allts zal dit geslacht overkomen. Jerusalem, Jerwsalem! die de Profeten doodt, en steenigt degenen, die tot u gezonden zijn ; hoe dikwijls heb ik uwe kinderen willen vergaderen, gelijk eene hen hare kuikens onder hare vleugelen vergaden; ? en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis zal u onbewoond gelaten worden. Want ik zeg u : gij zult mij voortaan niet meer zien, totdat gij zegt : gezegend hij, die komt in den uaam des Heeren.
FEESTDAG VAN DEN H. EVANGELIST JOANNES. Epistel uit het boek Ecclesiasticus ; XV, 1—6.
Die God vreest zal het goede doen, en dip de rechtvaardigheid behoudt, zal de wijsheid vinden, en zij zal htm tegemoet komen als eene verheerlijkte moeder. Zij zal hem spijzen met het brood des levens en des verstauds, en zij zal hem drenken met het water der heilzame wijsheid; zij zal in hem gevestigd worden, en hij zal niet wankelen ; zij zal hem vasthouden, en hij zal niet beschaamd worden ; zij zal hem bij zijne naasten verheffen, en zij zal zijnen mond in het midden der vergadering openen; zij zal hem vervullen met den geest der wijsheid en des verstands, en zij zal hem kleeden met het kleed der heerlijkheid; zij zal eenen schat van vreugde en blijdschap over hem uitstorten, en hem een eeuwigen uaam tot een erfdeel geven de Heer, onze God.
14
FEESTDAG DEE ONXOOZELE KINDEREN. 1Ë»
Evangelie volgens den H. Joannes; XXI, 19—2é.
In dien tijde zeide Jesus tot Petrus : Volg mij. Petrus keerde zich om en zag den leerling volgen, dien Jesus beminde, en die in het avondmaal op deszelfs borst had gerust en gezegd: Heer, wie is hij, die u verraden zal! Petrus hem ziende, zeide tot Jesus: Heer, hoe zal het met dezen gaan ? Jesus zeide hem : Indien ik wil dat hij blijve totdat ik kome; wat gaat het u aan? volg gij mij. De spraak ging dan onder de broeders, dat die leerling niet zoude sterven. Dan Jesus had hem niet gezegd; Hij zal niet sterven, maar, indien ik wil dat hij blijve totdat ik kcrae, wat gaat het u aan? Hij is dezelfde leerling, die getuigenis van deze dingen geeft en ze geschreven heeft, en wij weten dat zijce getuigenis waar is.
FEESTDAG DEK ONNOOZELE KINDEREN.
Epistel uit het boek der Openbaring van den H. apostel Joannes; XIV, 1—5.
In die dagen zag ik het Lam op den berg Sion staan, en bij hetzelve honderd vier en veertig duizend, die zijnen naam en den naam zijns Vaders geschreven op hunne voorhoofden hadden. En ik hoorde eene stem uit den hemel, als het gedruis van vele wateren en als het geluid van eenen zwaren donder; en ik hoorde eene stem, als van harpspelers die op hunne harpen speelden. En zij zongen als een nieuw lied voor lt;!en troon ea voor de vier dieren en de ouder» lingen, en niemand kon dat lied zingen, dan die honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren. Deze zijn met geene vroutven besmet, want zij zijn maagden. Zij volgen het Lam overal waar het gaat. Zij zijn uit de menschen gekocht tot eerstelingen voor God en voor het Lam, en in hunnen mond is geene logen gevonden, want zij zijn zonder vlek voor den troon van God.
zondag onder het octaa.f tan kerstmis,
Evaugelie volgens deu H. Mattheus; II, 13—18.
Iu dien tijde versoheen een Engel des Heeren aan Joseph in den slaap en zeide: Sta op en neem het kiud en deszelfs Moeder en vlucht naar Eyypte, en blijf daar, totdat ik het u zal zeggen. Want Herodes zal het kind zoeken om het te dooden. Hij dan opstaande, nam in deu uacht het kind en deszelfs Moeder, en trok naar Egypte, en bleef daar tot deu dood vau Herodes, op lat volbracht zoude worden het-geen de Heer gezegd had dour den Profeet, die zeide: Ik heb mijnen Zoon uit Egypte geroepen. Herodes nu ziende, dat hij door de Wijzen bedrogen was, werd zeer vergramd, en hij zond er af om in Bethlehem en iu den geheeleu omstreek te dooden alle kinderen vau twee jaren en daar beueden, volgens den tijd, dien hij van de Wijzen nagevorscht had. Toen werd volbracht hot gezegde van deu Profeet Jeremias, aie zeide: In Rama is eene stem gehoord, veel genreen en gehuil; Kachel beweende hare kinderen, en wilde uiet getroost worden, omdat zij er uiet meer waren.
ZONDAG ONDER HET OCTAAF VAN KERSTMIS.
Epistel uit den brief van deu H. apostel Paulns aan de Galaten; IV, 1—7.
Broeders! zoolang de erfgenaam minderjarig is, zoo verschilt hij niets van eeneu knecht, schoon hij de eigenaar van alles is; maar hij staat onder voogden en verzorgers, tot deu tijd, die door den Vader bepaald is. Zjo ook, toea wy nog kinderen waren, waren wij aan de grondbeginselen dar wereld ouderworpen; maar toen de tijd vervuld was, zond God zijuen Zoon, die geboren werd uit eene vrouw, en aau de wet onderworpen was, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, zoude verlosseu, opdat wij tot kiuderen Gods zouden aangenomen worden. Dewijl gij dan kiudcren zyt, zoo heeft God in uwe harten gezoudea den.
15
HET FEEST DER BESNIJDENIS BES HEEREN.
Geest zijns Zoons, die roept: Abba, Yader. Dus is mcD geen knecht meer, maar een zoon. Is men dan een zoon, zoo is men ook erfgenaam door God.
Evangelie volgens tien II. Lucas; II, 33—40.
In dien tijde waren Joseph sn Maria, de moeder var, Jesus, verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. En Simeon zegende hen en zeide tol Maria, zijne moeder: Zie, Hij is gesteld tot een val en tot opstanding van velen in Iiraèl, en tot een teeken, hetwelk zal tegengesproken worden : (ook zal een zwaard door nwe ziel gaan) opdat de gedachten van vele harten ontdekt worden. Ook was daar eene Profetes. Anna, eene dochier van Phanuel, uit den stam van Aser; zij was verre op hare dagen gekomen, nadat zij zeven jaren van haren maagdelijken staat af, met haren man geleefd had. En zij was nu eene weduwe van vier en taehtis; jaren; zij ging niet uit den tempel en diende God nacht en dag met vasten en bidden. En zij kwam terzelfder ure daarbij, loofde den Heer en sprak van Hem tot allen, die de verlossing van Israël verwachtten. En als zij alles caar de wet des Heeren volbracht hadden, keerden zij terug naar Galilea in hunne stad Nazareth. Eu het kind groeide op en werd versterkt, vervuld met wijsheid, en de genade Gods was in Hetn.
HET FEEST DEE BESNIJDENIS DES HEEEEN. Epistel, als in de eerste Mis op Kersdag, zie hladz. 9.
Evangelie volgens den H. Lucas; II, 21.
In dien tijde, nadat de acht dagen vervuld waren, dat hit Kind zoude besneden worden, is zijn naam Jesus genoemd, welke vau den Engel genoemd was, eer zijne moeder Hem nrg had ontvangen.
17
DRIE KONINGEN DAG.
DRIE KONINGEN AVOND,
Epistel uit den brief van den H. apostel Panlus aan de Galaten; IV, 1—7. Zie Uadz. 16.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; II, 19—23.
In dien tijde, als Herodes gestorven was, zie, een Engel des Heeren verscheen in 'Egypte aan Joseph in den slaap en zeide: Sta cp eu neem het Kind en deszelfs moeder, en ga tiaar het land van Inaël, want, die het Kind naa;r het leven stondeu. zijn gestorven Hij stond dan op, nam het Kind en deszelfs moeder, en kwam in liet land van hraèl. Maar hooreude dat Arehclaüs in de plaats van zijnen vader Herodes in Judea regeerde, vreesde hij derwaarts te gaan, en in den slaap vermaand zijnde, ging hij naar het land van Galile.a. En daar komende, woonde hij in de stad, genaamd Nazareth, zoodat volbracht werd, hetgeen door de Profeten voorzegd was; dat hij een Nazareër genoemd aonJe worden.
DRIE KONINGEN DAG, OF OPENBARING DES HEEREN AAN DE WIJZEN.
Epistel uit den profeet Isaias; LX, 1—6.
Sta op en wordt verlicht, Jerusalem, want uw licht is gekomen en de heerlijkheid des Heeren is over u opgegaan. Want zie, duisternissen zullen het aardrijk en donkerheid zal de volken bedekken; maar over u zal de Heer verschijnen, en zyne heerlijkheid zal in u gezien worden. En do Heidenen zullen in. uw licht wandelen, en de Koningen in den glans, die over u zal opgaan. Wend uwe oogen rondom en zie, allen die daar vergaderd zijn, komen tot u; uwe zonen zullen vaa verre komen en uwe doohteren aan uwe zijdij opstaan. Dan zult gij zien en overvloed hebbeni uw
18
DRIE KONINGEN DAG.
hart zal verwonderd zijn en opgeruimd worden, als de menigte van de zee zich tot u zul keeren en de mactit der Heidenen tot u komen. Gij zult overstroomd worden door kameelen, door dromedarissen vau Madian en Epha; zij allen zullen van Saba komen, goud en wierook aanbrengen, eu den lof des Heeren verkondigen.
Evangelie volgens den H. Mattlieüs; II, 1—12.
Als Jesus geboren was te Bethlehem in Juda, in de dagen van Herodes den koning, zie, toen kwamen Wijzen uit liet Oosten te Jtrusalem en zeiden: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? want «ij hebben Zijne ster in het Oosten gezien, en wij zijn gekomen om Hem te aanbidden. Als Herodes de Koning dit hoorde, werd hij ontsteld eu geheel Jtrusalem met hem. En hij vergaderde al de Overpriesters en Schrift geleerd en des volks, en onderzocht van hen, waar de Christus moest geboren worden. En zij zeiden hem; te Bethlehem in Juda. Want zoo is er door den Profeet geschreven: En gij Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de hoofdsteden van Juda; want uit u zal de Vorst voortkomen, die mijn volk Israël regeeren zal. Toen riep Herodes de Wijzen heimelijk bij zich, en onderzocht nauwkeurig van hen den tijd, wanneer de ster hun verschenen was; eo hij zond hen Eaar en zeide; Gaat en onderzoekt nauwkeurig naar het Kind, en als gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik het ook kome aanbidden. Als zij den Koning gehoord hadde, gingen zij heen. En zie, de ster, die zy in het Oosten gezien hadden, ging voor hen, totdat zij komende boven de plaats, daar het Kind was, staan bleef. Als zij nu de ster zagen, waren zij met eene zeer groote blijdschap verheugd. En in het huis tredende, vonden zij hel Kind met Maria, Zijne moeder; en zij vielen neder en aanbaden het. En zij openden hunne schatten, en droegen Hem de geschenken op: Goud, Wierook en Myrrhe. En
19
I. ZONDAG NA DRIE KONINGEN.
in den slaap vermaand zijnde, om niet weder naar Herodes te gaan, keerden zij langs eenen anderen weg naar hun land terug.
I. ZONDAG NA DKIE KONINGEN.
Epistel nit den brief Tau den H. apostel Paulus aan de Eomeinenj XII, 1—5.
Broedrs ! ik bid u, om de barmhartigamp;eid Gods, dat gij nwe lichamen opdraagt tot een levend, heilig en Gode be-hagelijk offer, hetwelk uwe redelijke godsdierst is. En gedraag n niet naar deze wereld; maar verandert u door eene vernieuwing van uwen geest opdat gij moogt beproeven, welke de goede en aangenanne en volnaakle wil Gods zij. Want door de genade, die mij gegeven is, zeg ik aan ieder onder u, dat niemand wijzer zij, dan het behoort; maar dat hij wijs zij met zedigheid en naar de maat des geloofs, die God een ieder bedeeld heeft. Want gelijk wij in ien iicbaam vele leden hebben, doch alle leden hetzelfde werk niet verrichten; zoo zijn wij velen een lichaam in Christus, en zijn wij medeleden van elkander in Christus Jesus onzen Heer.
Eyangclie volgens den H. Lncas; II, 42—52.
Toen Jesus twaalf jaren oud was, gingen Zijne ouders volgens de gewoonte van het feest naar Jerusalem; en de dagen vervuld zijnde, keerden zij terug; en het kind Jesus bleef te Jerusalem, en zij ontdekten het niet. Maar meenende dat Hij bij het gezelschap was, deden zij eenen dag reizens, en zij zochten Hem onder de bloedverwanten en bekenden. En toen zij Hem niet vonden, keerden zij terug naamp;iJejn-salem, en zochten Hem. En het geschiedde, dat zij na drie dagen Hem in den tempel vonden zitten in het midden der leeraren, hen hooiende, en bun vragende. Nu allen, die
20
n. ZONDAG NA DRIE KONINGEN,
Hem hoorden, waren verbaasd over Zijne wijsheid en antwoorden. En, als zij Hem zagen, waren zij verwonderd. En Zijne moeder zeide Hem: Zoon! waarom hebt Gij met ons zoo gedaan? zie üw vader en ik zochten U met droefheid. En Ilij zeide hun; Waarom zocht gij Mij? Wist gij niet, dat Ik met de zaken van Mijnen Vader moet bezig zijn ? En zij verstonden het woord niet, hetwelk Hij tot hen sprak. En Hij vertrok met hen, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. En Zijne moeder bewaarde al deze woorden in haar hart. En Jesus nam toe in wijsheid, ouderdom, en aangenaamheid bij God en de menschen.
11. ZONDAG NA DRIE KONINGEN.
Epistel uit den brief yan den H. apostel Paalas aan de Romeinen; XII, 6—16.
Broeders! volgens de genade, die ons gegeven is hebben wij onderscheidene gaven, of van profeteeren volgens den regel des geloofs, of van bedienen in het bedienen; of van leeren in het leeren; of van vermanen in het vermanen ; die uitdeelt in oprechtheid; die overheid is in naarstigheid ; die barmhartigheid bewijst in vrolijkheid. De liefde zij ongeveinsd. Haat het kwaad, en hecht u aan het goede; bemint elkander met eene broederlijke liefde; voorkomt elkander met eerbied; weest niet traag in uwe plichten; zij t ijverig van geest; dient den Heere; verheugt u in de hoop; zijt lijdzaam in de verdrukking; volhardt in het gebed; deelt mede aan de heiligen, die behoeftig zijn; oefent de gastvrijheid ; zegent degenen die u vervolgen; zegent, en vloekt ze niet. Verheugt u met de blijden, weent met die weenen; zijt eensgezind met elkander; hebt geen hoog gevoelen, maar voegt u naar de nederigen.
21
2*
UI. ZONDAG NA DRIE KONINGEN.
Evangelie volgens den H. Joannes; II, 1—11.
In dien tijde werd er te Cana ia Galilea eene bruiloft gehouden, en de moeder van Jesus was daar. Jesus werd nu ook met Zijne leerlingen ter bruiloft genoodigd. Toen er dan wijn ontbrak, zeide de moeder van Jesus tot Hem : Zij hebben geen wijn. Jesus zeido haar : Vrouw, wat hebt gij mei Mij te deen? Mijn uur is nog niet gekomen. Zijne moeder zeide tot de dienaren : Doet, hetgene Hij u zeggen zal. Daar waren nu zes steenen kruiken, ingevolge de reiniging der Joden, geplaatst, houdende elk twee of drie maten. Jesus zeide hun: Vult de kruiken met water Zij vulden ze dan tot boven toe. Jesus zeide hun : Sehept nu en brengt het den hofmeester. Zij brachten het Zoodra nu de hofmeester het water proefde, hetwelk wijn was geworden, en niet wist van waar het kwam, schoon de dienaren, die het water geput hadden, het wel wisten, riep hij den bruidegom en zeide hem: Ieder steld eerst den goeden wiju voor, en ah zij genoeg hebban gedronken, dm dengeaen, die minder is; maar gy hebt den goeden wijn totnutoe bewaard. Dit begin van Zijne wonderen maakte Jesus te Cana in Galilea, openbaarde er Zijne heerlijkheid en Zijne leerlicgen geloofden in Hem.
III. ZONDAG NA DRIE KONINGEN.
Epistel nit den brief van den H. apostel Paulas aan de llomeinen; XII, 16—20.
Broeders 1 weest niét laatdunkend bij u zelven, ve'geldt niemand kwaad met kwaad, betracht het goede, niat alleeu voor God, maar ook voor alle mensehen. Indien het mogelijk zij, houdt, zooveel in u is, vrede met alle mensehen. Geliefden 1 wreekt u zelven uiet, maar geeft de gramschap toe. Want daar staat geschreven: My komt de wraak toe. Ik zal het vergelden, zegt de Heer. Nu dan, als uw vijand honger heeft, spijs hem; als hij dorst heeft, geef hem te
22
III. ZONDAG NA DRIE KONINGEN. 23
drinken; want zoodoende zult g\j vurige kolen op zijn hoofd vergaderen. Laat u niet overwinnen door het kwaad, maar overwint het kwaad door het goede.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; Till, I—13.
In dien tg de, als Jesus van den berg afkwam, volgde Hem eene menigte van volk. En zie, een melaatsohe kwam Hem aanbidden, en zeide: Heer, indien gij wilt, gy kunt mij zuiveren. En Jesus stak de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil, wordt gezuiverd. En terstond werd' zijne melaatsehheid gezuiverd. En Jesus zeide hem : Zie toe, dat gij het niemand zegt; maar ga, vertoon u aan den Priester, en draag de gift op, die Moyses geboden heeft, tot eene getuigenis voor hen- Als Hij nu binnen Capharmum kwam, naderde Hem een hoofdman, hem biddende en zeggende ; Heer, myn knecht ligt te huis lam, en lijdt zware pijnen. En Jesus zeide tot hem: Ik zal komen ea hem genezen. Maar de hoofdman antwoordde en zeide: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder myn dak komt; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal gezond worden. Want ik ben ook een menscli, die onder de macht vaa een ander staande, soldaten onder my heb; ea ik zeg tot den eenen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen ; Kom, en hij komt; en tot mijnen knecht: Doe dit, en hy doet het. Jesus dit boorende, was verwonderd, en zeide aan degenen, die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u, Ik heb zoo een groot geloof in Israël niet gevonden. Ook zeg Ik u, dat er velen uit het Oosten en uit het Westen komen, en met Abraham, Isaac en Jacob in het rijk der hemelen zullen aanzitten; maar, dat de kinderen des rijks in de uiterste duisternissen zullen geworpen worden, daar geween en geknars der tanden zijn zal. En Jesus zeide tot den hoofdman: Ga, en u geschiedde, gelijk gij geloofd hebt. En de knecht is op hetzelfde uur gezond geworden.
V. ZONDAG NA DKIE KONINGEN.
IV. ZONDAG NA DEIE KONINGEN.
Epistel «it den brief Tan den H. apostel Paulus aan de Bomeinen; XIII, 8—10.
Broeders, weest niemand iets schuldig, dan elkander te beminnen; want die zijnen naaste bemint, heeft de wet volbracht. Want, gij zult geen overspel bedrijven; gij zult niet doodslaan ; gij zult niet stelen; gij zult geene valsche getuigenis geven; gij zult niet begeeren, en wat verder geboden wordt, is begrepen in dit woord: Gij zult uwen naaste beminnen gelijk u zeiven. De liefde des naasten doet geen kwaad. De liefde is dan de vervulling der wet.
Erangelie Tolgens den H. Mattheüs; TUI, 23—27.
In dien tijde, als Jesus in het schip gestegen was, zijn Zijne leerlingen Hem gevolgd, en zie, op zee ontstond een zware storm, zoo dat het schip door de golven overdekt quot;wierd ; en Hij sliep. Zijne leerlingen kwamen dan tot Hem, wekten Hem op, en zeiden: Heer, behoed ons, wij vergaan. En Jesus zeide hun: Wat vreest gij, kleingeloovigen ? Hy stond toen op, gebood de winden en de zee, en het werd zeer stil. De menschen waren dan verwonderd, en zeiden : Wie is deze, wijl de winden en de zee Hem gehocrzameu ?
V. ZONDAG NA DKIE KONINGEN.
Epistel uit den brief van den H. apostel Panlus aan de Colossensen; III, 12—17.
B roeders, als uitverkorenen Gods, als heiligen en welbemind en, neemt aan eene inborst van barmhartigheid, goed-
24
Y. ZONDAG KA DRIE KONINGEN. 25
I te wet
uit !
;he teen en it. .
Evangelie yolgens den H. Mattheüs; XIII, 34—30.
) In. dien tijde, stelde Jesus de scharen deze gelijkenis voor : Het rijk dar hemelen is geiijk een mensch, die goed
II zaad op zijnen akker zaaide. Maar, terwijl de msnschen n j sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid tussohen de ' tarwe, en ging been. Als nu de halmen opgeschoten, en da ' vrucht voortkwam, toen openbaarde zich het onkruid. En
de dienaren van den huisvader kwamen Hem zeggen : Heer, j hebt Gij geen goed zaad op Uwen akker gezaaid? Van
waar komt dan Let onkruid? En Hij zeide hun: Een | vijand heeft het gedaan. De dienaren zeiden Hem dan :
Wilt Gij, dat wij het gaan bijeen plukken? En Hij zeide: Neen, opdat gij het onkruid uitplukkende, daarmede b\j toeval niet te gelijk de tarwe uittrekt. Laat het bijde opwassen tot den oogst, en ten tijde van den oogst zal Ik den maaiers zeggen: Plukt eerst het onkruid bijeen, en. bindt het in bondels, om te verbranden ; maar verzamelt de | tarwe in Mijne schuur.
aardigheid, nederigheid, zachtmoedigheid, langmoediglieid. Verdraag elkander, en vergeeft de een den ander, indien iemand eenige klachten tegen een ander hebbe, gelijk de Heer u vergeven heeft, doet gij ook zoo. Maar boven dit alles behoudt de liefde, die de band der volmaaktheid is. En de vrede van Christus, tot welke gij, als in een lichaam, geroepen zijt, zegeprale in uwe harten; en weest dankbaar. Het woord van Christus wone overvloedig in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingt voor God in uwe harten met behagen. Alles wat gij doet in woorden of in werken, doet het in den naam van den Heer Jesus Christus; dankt God en den Vader door Jesus Christus, onzen Heer.
VI. ZONDAG NA DRIE KONINGEN.
VI. ZONDAG NA DEIE KONINGEN.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Paul us aan de Thessalonicensen; I, 2—10.
Broeders, wij danken God altijd voor u allen, en zyn uwer gedachtig in onze gebeden. Uw werkzaam geloof, arbeidzame liefde en geduldige hoop op onzen Heer Jesus Christus, gedenken wij onophoudelijk voor onzen God en Vader. Wij weten beminde broeders, dat gij van God ver-koreD zijt. Want ons Evangelie is bij u niet alleen geweest in woorden, maar ook in uitwerking, en in den heiligen Geest, en in eene groote volkomenheid, gelijk gij weet, hoe wij om uwentwille onder u geweest zijn. En gij zijt onze navolgers geworden, en gij hebt het woord des Heeren in Tele verdrukking met de vreugde des Heiligen Geestes aangenomen, zoodat gij een voorbeeld geworden zijt voor alle geloovigen in Macedonië en in Ac ha ja. Want door u werd ket woord des Heeren vermaard, niet alleen in Macedonië en Achaja, maar uw geloof in God is ook in alle plaatsen bekend geworden, zoodat het onnoodig is daarvan te spreken. Want zij zeiven verhalen van ons, hoe wy bij u zijn ingekomen, en hoe gij van de afgoden tot God bekeerd zijt, om den levenden en waren God te dienen, en om van den hemel te verwachten Zijnen Zoon Jesus dien Hij van den dood verwekt heeft, die ons verlost heeft van de toekomende gramschap.
Erangelie TOlgens den H. Mattheüs; XIII, 31—35.
In dien tyde sprak Jesus tot het volk deze gelijkenis : Het ryk der hemelen is gelijk een mosterdzaad, hetwelk een mensch nam, en op zynen akker zaaide, dat wel het kleinste van alle zaden is; doch, als het opgewassen is, is ket grooter dan eenig moeskruid, en wordt een boom, zoo-dat de vogelen des hemels zich in zyne takken komen neder-xetten. Hij sprak tot hen eene andere gelijkenis: Het rijk
3ft
OP DEN ZONDAG SEPTÜAQESIMA.
der hemelen is gelijk een zuurdeeg, hetwelk eene vrouw nam, en in drie naaten meel vermengde, totdat het geheel gezuurd was. Dit alles zeide Jesus tot het volk in gelijkenissen, en «onder gelijkenissen sprak Hij niet tot hen. Alzoo werd volbracht het woord van den profeet, die zeide: Ik zal mijnen mond in gelijkenissen opene^ ik zal dingen voortbrengen, die van de grondlegging der wereld af verborgen waren.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Paulas aan de Korinthiërs; IX, 24—27; X, 1—5.
Broeders, weet gij niet, dat die in de loopbaan loopen, wel allen loopen, maar één alleen den prijs behaalt? Loopt dan zoo, dat gij den prijs moogt behalen. Nu ieder kampvechter onthoudt zich van alles, en dit slechts om eene veiderfelijke kroon te bekomen, maar wij om eene onverderfelijke. Ik loop dan zoo, niet als in het onzekere; ik strijd zoo, niet alsof ik in de lucht sla ; maar ik tuchtig en bedwing mijn lichaam, opdat ik, daar ik anderen predik, zelf niet verworpen wnrde. Want, broeders, ik wil, dat gij zult weten, dat onze vaderen wel allen onder de wolk geweest, en allen door de zee gegaan, en allen in de wolk en in de zee door Moyses gedoopt zijn, en dat zij allen dezelfde geestelijke spijs gegeten, en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben, zij toch dronken van de geestelijke steenrots, die hen volgde ; en die steenrots was Christus. Maar God had in de ineesten van hen geen behagen.
ETangelie rolgens den H. Mattheus; XX, 1—16.
In dien tyde zeide Jesus aan Zijne leerlingen deze gelijkenis: Het rijk der hemelen is gelijk een huisvader, die in den vroegen morgen uitging, om arbeiders in zijnen
27
OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.
wijngaard te huren. En met de arbeiders overeenkomende voor één tienling daags, zond hij ze in zijnen wijngaard. En uitgaande omtrent de derde uur, zag hij anderen op de markt ledig staan, en zeide hun : Gaat gij ook in mijnen wijngaard, en dat billijk is zal ik u geven. En zij gingen daarhenen. Wederom ging hij uit omtrent de zesde en negende uur, en hij deed desgelijks. En omtrent de elfde uur uitgaande vond hij anderen staan, en zeide hun: Wat staat gij hier den geheelen dag ledig ?Zg zeiden hem : Omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide hun : Gaat gij ook in mijnen wijngaard. Ala het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards aan zijnen rentmeester: B,oep de arbeiders, en betaal hun het loon, begin van de laatsten tot de eersten. Als dan zij kwamen, die omtrent de elfde uur gekomen waren, kregen zij ieder één tienling. Maar toen de eersten kwamen, meenden zij, dat zij meer zouden ontvangen; maar zij kregen ook ieder één tienling. En, toen zij dien ontvingen, morden zij tegen den huisvader, en zeiden : Deze laatsten hebben maar een uur gearbeid, en gij hebt hec gelijk gesteld met ons, die den last van den dag en der hitte gedragen hebben. Maar hij amwoordde, en zeide tot een van ben: Vriend, ik doe u geen ongelijk; zijt gij niet voor een tienling met mij overeengekomen ? Neem, hetgeen u toekomt, en ga ; ik wil ook dezen laatste geven gelijk u. Of, is het mij niet geoorloofd te doen, wat ik wil ? Is uw oog boos, omdat ik goed ben ? Zoo zullen de laatsten de eersten, en de eersten de laatsten zijn; want velen zijn er geroepen, maar weinigen uitverkoren.
OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.
Epistel uit den tweeden brief van den H. apostel Fanlns aan de Corinthiërs; XI, 19—33; XII, 1—9.
Broeders, gij verdraagt gaarne de onwijzen, wijl gij zeiven wijs zyt, want gy verdraagt het, als iemand u overheerscht, als iemand u verslindt, als iemand u berooft, als iemand zich verheft, als
28
OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.
29
iemand u in het aangezicht slaat. Ik zeg het tot oneer, als of wij hierin zwak geweest waren. Doch, (ik zeg het onwijsselijk :) waarop iemand zich durft te beroemen, durf ik ook. Zijn zij Hebreën, ik ook; zijn rij Israëlieten, ik ook; zijn zij afstammelingen van Abraham, ik ook; zijn zij dienaren van Christus, (ik zeg het min wysselijk) ik meer dan zij : meer in arbeid, veel meer in gevangenissen, in slagen boven mate, dikwijls in doodsgevaar. Yyfmaal heb ik van de Joden veertig slagen, min één, ontvangen. Driemaal ben ik met roeden gegeeseld, eens ben ik gesteenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, één dag en één nacht, ben ik in de diepte der zee geweest, menigmaal op reis in gevaar van waterstroomen, in gevaar van roovers, in gevaar onder mijn eigen volk, in gevaar onder da heidenen, iu gevaar in de stad, in gevaar op het land, in gevaar op zee, in gevaar van valsche broederen. In arbeid en kommer, in veel waken, in honger en dorst, in veel vasten, in'koude en naaktheid. Behalve deze dingen die uitwendig zijn, drukt mij dagelijks de zorg voor alle kerken. Wie wordt er zwak, zonder dat ik zwak worde? Wie ergert zich zonder dat het mij kwelt? Indien men roemen moet, dan wil ik op mijne zwakheden roemen. God en de Vader van onzen Heer Jesus Christus, die in eeuwigheid gezegend is, weet, dat ik niet lieg. Te Damascus bezette de Stedehouder van Koning Aretas da stad der Damasceners, om mij te vangen; doch ik werd door een venster, in een mand, langs den muur nederge-laten, en aldus ontkwam ik zijne handan. Indien men tosh roemen moet, het is wel niet dienstig, dan wil ik op de gezichten en openbaringen des Heeren komen. Ik ken een mensch in Christus, die voor veertien jaren (of in het lichaam, ik weet het niet of buiten het lichaam, ik weet het niet. God weet bet) opgenomen werd tot den derden hemel. En ik weet, dat deze mensch (hetzij dan in het lichaam, of buiten het lichaam, ik weet het niet. God weet het) opgenomen werd tot in het Paradijs, en geheime woorden hoorde die het eenen mensch niet geoorloofd is ta spreken. Op zulk eenen wil ik roemen, maar voor my
OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.
wil iV niet roemen, dan in mijne zwakheden. Doch indien ik wilde roemen, ik zoude daarom niet dwaas zijn; wantik zoude de waarheid zegen; dooh ik laat het, opdat niemand mij hooger achte, dan hij in mij ziet, of van mij hoort. En opdat de uitnemendheid der openbaringen mij niet zoude verheffen; zoo is mij gegeven een prikkel in het vlecsch, een engel des satans, om mij te kwellen. Derhalve heb ik driemaal den Heer gebeden, om daarvan bevrijd te worden. Maar Hij zeide mij: Mijne genade is u genoeg; want myne kracht wordt ia zwakheid volkomen. Ik wil derhalve gaarne in mijne zwakheden roemen, opdat de kracht van Christus in mij verblijve.
Evangelie volgens den H. Lncas; VIII, 4—15.
In dien tijde, als eene groote menigte bijeen kwam, en uit de steden tot Jesus ijlde, zeide Hij in gelijkenis : Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien, en terwijl hij zaaide, viel een deel bij den weg, en het werd vertreden, en de vogelen des hemels aten het op. En een ander deel viel op de steenrots, en toeu het uitschoot, verdorde het, om dat het geen vochtigheid had. Ook viel een deel tusschen de doornen, en de doornen tegelijk opgroeiende, verstikten het. Weder viel een deel op goede aarde, en opwassende, bracht het honderdvoudige vruchten vcort. Uit zeggende, riep Hij : Die ooren heeft om te hooren, die hcore. Eu Zyne leerlingen vroegen Hem, wat dit voor eene gelijkeuia ware. Hij zeide hun: U is het gegeven de verborgenheid van het tijk Gods te kennen, maar aan anderen in gelijkenissen; opdat zij ziende, niet zien, en hoorende, riet verstaan. Dit is dan de gelijkenis: Het zaad is het woord Gods. Daar het bg den weg valt, zijn degenen, die het hooren; daarna komt de duivel en neemt het weg van hun hart, opdat zij niet door te gelooven zouden zalig worden. Daar het op den steenrots valt, zijn zij, die, als zij het woord hooren, het met vreugde aannemen; maar zij
80
or DEN ZONDAG QTJINQUAGESIMA. gl
hebben geenen wortel; want zij gelooven voor een tijd, en ten tijde der beproeving vallen zij af. Maar daar het tus-sehen de doornen valt, zijn degenen, die, nadat zy het woord gehoord hebben, en door de bekommernissen en rijkdommen en wellusten des levens heengaande verstikt worden, en geene vrucht voortbrengen. Maar hetgeen op goede aarde valt, zijn degenen, die het woord met een goed eu oprecht hart hooren, het bewaren, en vrucht voortbrengen in lijdzaamheid.
OP DEN ZONDAG QUINQUAGESIMA.
Epistel uit den eersten brief Tan den H. apostel Panlus aan de Korinthiërs; XIII, 1—13.
Broeders! al sprak ik de talen der menschen en der Engelen, zoo ik geene liefde heb, dan ben ik gelyk een luidend metaal en een klinkende schel. En al had ik de gaaf der voorzegging, al kende ik alle geheimen en alle wetenschap, en al had ik al het geloof, zocdat ik bergen konde verzetten, maar zoo ik geene liefde heb, dan ben ik niets. En al deelde ik al mijne goederen uit tot spijs der armen, en al gaf ik mijn lichaam over om te branden, indien ik geene liefde heb, het baat mij niets. De liefde is lankmoedig, zij is goedaardig; de liefde is niet afgunstig, zij handelt niet lichtvaardig, zij is niet opgeblazen, zij is niet eerzuchtig, zy zoekt haar eigen belang niet, zij wordt niet toornig, zij denkt geen kwaad, zy verheugt zich niet over de ongerechtigheid, maar z\j veiblijdt zich over de waarheid; zij verdraagt alles, zy gelooft alles, zij hoopt alles, zij lijdt alles. De liefde vervalt nimmer, maar, hetzij voorzeggingen, zy zullen te niet gaan, hetzij talen, zij zullen ophouden, hetzij wetenschap, zij zal vernietigd worden. Want wij weten maar ten deele, en wy voorzeggen maar ten deele. Maar als hetgeen volmaakt is, zal gekomen zijn, dan zal
OP DEN ZONDAG QUINQUAGESIMA.
hetgeen ten deele is, vernietigd worden. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, gevoelde ik ala een kind, dacht ik als een kind. Maar, nu ik een man geworden ben, iieb ik al het kindsche afgelegd. Wij zien nu door eenen spiegel in een raadsel ; maar dan zullen wij van aanschijn tot aanschijn zien. Nu ken ik ten deele, maar dan zal ik kennen, gelijk ik gekend word. Nu blijven deze drie, geloof, hoop en liefde. Maar de liefde is de voornaamste van deze.
Evangelie rolgens deu H. Lucas; XVIII, 31—43.
In dien tijde nam Jesus de twaalf tot zich, en zeide hun: Ziet, wij gaan naar Jerusalem, en alles zal volbracht worden, wat door de Profeten van den Zoon des menschen geschreven is. Want Hij zal aan de Heidenen geleverd, bespot, gegeeseld en bespogen worden; en nadat zij Hem zullen gegeeseld hebben, zullen zy Hem dooden, en ten derden dage zal Hij verrijzen. En zij verstonden hier niets van, en dit woord was voor hen verborgen, en zij begrepen niet hetgeen er gezegd werd. En hel gebeurde, toen Hij Jericho naderde, dat een blinde bij den weg zat te bedelen. En als hij de menigte hoorde voorbijgaan, vroeg hij, wat er te doen was. Zij zeiden hem dan, dat Jesus van Nazareth voorbij ging. En hy liep, en zeide: Jesus, Davids Zoon, ontferm U mijner! En die vooruit gingen, bestraften hem, opdat hy zoude zwijgen. Maar hij riep veel meer: Davids Zoon, ontferm U mijner 1 Jesus stond dan stil en gebood, dat msn hem zoude bij Hem brengen. En als hij naderde, vroeg Hy hem, en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe ? Hij antwoordde : Heer, dat ik zien mag. En Jesus zeide hem: Word ziende, uw geloof heeft u genezen. En terstond zag hij, en volgde Hem, en verheerlijkte God. En al het volk, dit ziende, loofde God.
82
OP AS0HD1G.
OP ASCHDAG.
Epistel uit den profeet Joël; II, 12—19.
Dit zegt de Heer: Bekeert u tot Mij, uit geheel uw hart, met vasten, met weenea en met klagen. En scheurt uwe harten, en niet uwe kleederen, en bekeert u tot den Heer uwen God, want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en rijk in goedertierendheid, en mild in het vergefen der boosheid. Wie weet of Hij niet zal veranderen, en vergeven, en eenen zegen achter zich laten, een spijs- en drank-offer voor den Heer uwen God ? Blaast de bazuin in Sion, stelt eenen vastendag in, roept de menigte te zamen, vergadert het volk, heiligt de gemeente, verzamelt de ouden, brengt de kleine kinderen en zuigelingen bijeen: dat de bruidegom uit zijne slaapkamer, en de bruid uit hare bruiloftszaal ga. Dat de priesters, de dienaren des Heeren weenen tasschen het voorhof en het altaar eu zeggen: Spaar Heer! spaar Uw volk, en geef Uw erfdeel niet te schande, zoodat de volken over hetzelve heerschen. Waarom zoude men onder de volken zeggen: Waar is hun God? De Heer heeft voor zijn land geijverd, en is zijn volk genadig geweest. En de Heer heeft geantwoord en tot zijn volk gezegd : Zie, Ik zal u tarwe en wijn en olie zenden, en gij zult er van verzadigd worden, en Ik zal u niet meer tot spot stellen voor de heidenen, zegt de almogende Heer.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; TI, 16—21.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Wanneer gij vast, ïyt niet droevig, gelyk de schynheiligen. Want zij mismaken hunne aangezichten, opdat het den mensehen zoude blijken dat zy vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat z\j hun loon zal ontvangen hebben. Maar gij daarentegen, als gij vast, zalf uw hoofd en wasch uw aangezicht, opdat het niet den menschen blijke, dat gij vast, maar uwen Vader, die in het verborgen is; en uw Vader, die in het verborgen
34 OP DEN BEESTEN ZONDAG IN DE VASTEN,
ziet, zal het u vergelden. Wilt u geene schatten vergaderen op de aarde, daar de roest en de mot ze verteren, en daar de dieven ze opgraven en stelen. Maar vergadert n schatten in den hemel, daar noch de roest noch de mot ze verteren, en daar de dieven ze niet opgraven noch stelen. Want waar uw schat, is, daar is ook uw hart.
OP DEN EEBSTEN ZONDAG IN DE VASTEN.
Epistel nit den tweeden brief van den H. apostel Paulus aan de Eorinthiërs; TI, 1—10.
Broeders ! wij vermanen u, dat gij de genade Gods niet te vergeefs ontvangt. Want Hg zegt: In den aangenamen tijd heb Ik u verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de aangename tijd; ziet, nu is het de dag der zaligheid. Wij geven niemand eenigen aanstoot, opdat onze bediening niet veracht woorde; maar in alles gedragen wij ons als dienaren Gods, in veel geduld, in verdrukkingen, in behoeften, in benauwdheden, in slagen, in gevangenissen, in oproeren, in arbeid, in waken, in vasten, in zuiverheid, in wetenschap, in lankmoedigheid, in goeder-Sierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde, in het woord der waarheid, in de kracht Gods, door de wapenen der rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde, door eer en oneer, door eenen kwaden en eenen goeden naam, als verleiders en rechtzinnigen, als onbekenden en bekenden, als stervenden, en ziet, wij leven als gepijnigd, en niet gedood; als bedroefd, doch altoos verblüd; als armen, maar die velen rijk maken; als die niets hebben en alles bezitten.
» Evar | |
1 ln | |
1 gelei | |
1 veert | |
: delijl | |
i |
ladif |
i' |
wore |
sclir | |
1 |
alle |
; |
Hen |
de | |
: ïijt | |
Dat | |
U | |
ste( | |
scb | |
dui | |
ber | |
dei | |
ine | |
he | |
H( | |
ve | |
di |
*
OP DEN TWEEDEN ZONDA.G IN DE VASTEN.
Erangelie volgens den H. Mattheüs; IV, 1—11.
In dien tijde, werd Jesus door den Geest naar de woestijn geleid, om van den duivel bekoord te worden. En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, kreeg Hij eindelijk honger. En de bekoorder bij Hem komende, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze steeneu brood worden. Maar Hij antwoordde, en zeide: Er staat geschreven : De mensch leeft niet bij brood aDeeu, maar bij alle woord, dat uit den mond Gods voortkomt. Toen nam Hem de duivel op naar de heilige stad, en stolde Hem op de tinne des tempels, en zeide Hem: Indien gij Gods Zoon zijt, werp U van boven neder. Want er staat geschreven ; Dat Hy zijnen Engelen wegens U bevolen heeft, en zij zullen U op de handen dragen, opdat Gij uwen voet aan geenen steen zoudt stooten. Jesus zeide hem : Er staat ook geschreven : Gij zult den Heer uwen God niet tergen. De duivel voerde Hem wederom op naar eenen zeer hoogen berg, en toonde Hem al de koniukrijken der wereld, en derzelver heerlijkheid, en zeide Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij nedervalt en mij aanbidt. Toen zeide Jesus tot hem : Wijk Satan ; want er staat geschreven : Gij zult den Heer uwen God aanbidden, en Hem alleeu dienen. Toen verliet Hem de duivel, en ziet de Engelen kwamen, en dienden Hem.
OP DEN TWEEDEN ZONDAG IN DE VASTEN.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Paulns aan de Thessalonicensen; IV, 1—7.
Broeders, wij bidden en smeeken u door den Heer Jesus, dat, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen om Gode te behagen, gij ook alzoo wandelt, opdat gij meer moogt toenemen. Want gij weet, welke bevelen ik n door den Heer Jesus gegeven heb. Want dit is de
35
36 OP DEN TWEEDEN ZONDAG TN DE VASTEN.
wil Gods, uwe heiligmaking, dat gij u onthoudt van hoererij; dat etn ieder van u wets z^jn vat in heiligheid en eere te bezitten ; niet in drift van begeerlijkheid, gelijk de heidenen, die God niet kennen; en dat niemand in eenigen handel zynen broeder verdrukke of bedriege ; want de Heer is een wreker van dit alles, gelijk wij u voorzegd en betuigd hebben. Want God heeft ons niet tot onzuiverheid, maar tot heiligheid geroepen, door Christus Jesus onzen Heer.
EvangeHe volgens den H. Mattheüs; XVII, I—9.
In dien tijde nam Jesus met zich Petrus en Jacobus en deszelfs broeder Joannes, en leidde hen afzonderlijk op eenen hoogen berg; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. En zijn aangezicht blonk als de zon, en zijne kleederen werden wit als sneeuw. En zie, hun verschenen Moyses en Elias, met Hem sprekende. Petrus nu nam het woord op, en zeide tot Jesus : Heer, het is ons goed hier te zijn ; indien Gij wilt, laten wij hier drie tenten maken, eene voor U, eene voor Moyses, en eene voor Elias. Terwijl hij nog sprak, zie, zoo overschaduwde hen eene heldere wolk. En zie, eene stem kwam uit de wolk, die zeide : Deze is mijn welbeminde Zoon, in wieu ik mijn welbehagen heb ; hoort Hem. En de leerlingen dit hoorende, vielen op hunne aangezichten, en waren zeer bevreesd. En Jesus naderde, en raakte hen aan, en zeide hun : Staat op, en vreest niet. Als jzij nu hunne oogen ophieven, zagen zij niemand, dan Jesus alleen. En als zij den berg afgingen, gebood Jesus hun, en zeide : Spreekt niemand van dit gezicht, voor dat de Zoon des mensohen van den dood vergt; rezen is.
OP DEN BERDEN ZONDAG IN DE VASTEN.
OP DEN DERDEN ZONDAG IN DE VASTEN.
Epistel uit den brief ran den H. apostel Paulus aan de Ep!:esiërs; V, 1—9.
Broeders, zijt navolgers vnn God, a!s ■welbemiDde kinderen, en wandelt in de liefde, zoo als Cbristus ons heeft bemind, en zich zeiven voor ons aan God heeft opgedragen tot een zoen- en slachtoffer van eenen aangenamen geur. Hoererij dan, en alle onxuiverheid, of gierigheid worden onder u zelfs niet genoemd, gelijk het heiligen voegd; noch oneerbaarheid, noch ijdele, woorden, noch scherts, die niet betaamt; maar wilt liever dankzeggen. Want weet dit, en neemt het ter harte, dat noch hoereerder, noch ontuchtige, noch gierigaard, hetwelk afgoderij is, eenig deel hebbe aan het rijk van Christus en van God. Niemand misleide u door ijdele woorden; want door deze komt de gramschap Gods over de kindereu des ongeloofs. Wordt dus geene deelgenooten met hen. Want voorheen waart gij duisternis, en nu zijt gij licht in den Heer. Wandelt dan als kinderen des lichts; want de vrncht des lichts is alle goedheid rechtvaardigheid en waarheid.
Eyangelie rolgens den H. Lucas; XI, 14—28.
In dien tijde, dreef Jesus een duivel uit, die stom was. En als Hij den duivel had uitgedreven, sprak de stomme, en de schare waren verwonderd. Maar eenigen van hen zeiden; Hij drijft den duivel uit door Beëlzebub, den vorst der duivelen. En anderen om Hem te beproeven, begeerden van Hem een teeken uit den hemel. Maar Hij, hunue gedachten ziende, zeide hun: Alle rijk, dat in zichzelf verdeeld is, zal verwoest worden, en het eene huis zal op het andere vallen. Indien dan ook de satan togen
8*
37
OP DEN VIERDEN ZONDAG IN DE VASTEN.
zich zclven verdeeld is hoe zal zijn rijk blijven staan ? wijl gij zegt, dat Ik door Beëlzebub de duivelen uitdrijf. Als Ik nu door Beëlzebub de duivelen uitdrijf, door wien drijven uwe kinderen ze uit? Daarom zullen die, uwe rechters zijn. Maar indien Ik door de vinger Gods de duivelen uitdrijf, dan is waarlijk het rijk Gods tot u gekomen. Als een welgewapende zijn hof bewaard, dan is alles, wat hij bezit, in vrede. Maar indien iemand sterker dan hij hem overvalt en overwint, dan neemt hij al de wapenen waarop hij vertrouwde, weg, en deelt den buit uit. Die niet met Mij is, is tegen È-ij; en die niel met Mij vergadert, die verstrooit! Wanneer de onzuivere geest van den mensch is uitgegaan, doorwandelt hij waterlooze plaatsen, eu zoekt rust, en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkaeren tot mijn huis waar ik ben uitgegaan. En daar komende, vindt hij het geveegd en versierd. Dan gaat bij, en neemt met zich zeven andere geesten, boozer dan hij, en bianen gaande wonen zij daar. En bet laatste van dien mensch wordt erger dan het eerste. Nu gebeurde het, terwijl Hij dit zeide, dat eene vrouw uit de menigte hare stem verhief, en zeide : Zalig is de schoot, die U gedragen heeft, en de borsten die Gij gezogen hebt. Waarop Hij zeide: Ja, maar zalig zijn zij, die het woord Gods hooren en het onderhouden.
OP DEN VIERDEN ZONDAG IN DE VASTEN.
Epistel uit den brief yan den H. apostel Paulus aan de Galaten; IV, 22—31.
Broeders, daar staat geschreven dat Abraham twee zouen heeft gehad; eenen bij de slavin, en eenen bij de vrije vrouw. Doch die bij de slavin was naar het vleeseh geboren; maar die bij de vrije vrouw, volgens de belofte; dit gezegde heeft eene zinnebeeldige beteekenis. Trouwens deze zijn de twee
38
op den vieeden zondag in de vasten.
Verbonden, het eene namelijk op den berg Sina, ter slavernij barende, en dit is Agar; want Sina is een berg in Arahië, die overeenkomt met Jerusalem, dat hier beneden is, en met zijne kinderen in slavernij is. Maar het Jerusalem dat boven is, is de vrije vrouw, en is onze moeder. Want er staat geschreven : Verblijd u, gij onvruchtbare, die niet baart, juich en roep gij, die geene weeën voelt; want de verlatene vrouw heeft vele kinderen, ja meer dan zij die den man heeft. Wij nu, broeders, zijo kinderen der belofte gelijk Isaac. Maar gelijk als hij, die naar het vleesch geboren was, hem vervolgde, die naar den geest geboren was, alzoo is het ook nu. Maar wal zegt de schriftuur? Jaag de slavin met haren zoon weg; want de zoon der slavin, zal geen erfgenaam zijn met den zoon der vrije vrouw. Dus broeders, zijn wij geene zonen der slavin, maar der vrije vrouw ; door die vrijheid, door welke Christus ons verlost heeft.
Evangelie volgens den H. Joannes; IV, 1—15.
In dien tijde ging Jesus over de zee van Galilea, dat is, die van Tiberias; en Hem volgde eene groote menigte, omdat zij de wonderen zagen, die Hij aan de zieken deed. Jesus ging dan op eenen berg; en zat daar met zijne leerlingen. Pascben nu, het feest der Joden was nabij. Jesus dan de oogen opheffende, en ziende dat er eene zeer groote menigte tot Hem kwam, zeide tot Phüippus : Van waar zullen wij brood koopen, opdat dezen eten ? Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist wel, wat Hij doen zoude. Phüippus antwoordde Hem : Voor twee honderd tienlingen aan brood is hun niet genoeg, opdat ieder een weinig krijge. Een van zijne leerlingen, Andreas de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem : Hier is een jongen, die vijf gerstebrooden, en twee vissehen heeft; maar wat beteekent dit onder zoo velen? Jesus zeide derhalve: Laat de menschen neder zitten. En daar was veel gras op deze plaats. Zij zetteden zich nu neder ten getale van omtrent
39
PASSIEZONDAG.
vijf duizend mannen. Jesus nam dan de broeden ; en als Hij gedankt had, deelde Hij ze uit aan die daar zaten; ■desgelijks ook van de visschen, zoo veel als zij wilden. En toen zij verzadigd waren, zeide Hij aan. Zijne leerlingen : quot;Verzaicelt de brokken, die overgebleven zijn, opdat zij niet verloren gaan. Zij verzamelden ze dan bijeen, en vulden twaalf manden met brokken, die van de vijf gerstebrooden overgebleven waren dergenen, die gegeten hadden. Die mensehen nu, als zij het wonder gezien hadden, dat Jesus verricht had, zeiden : Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen moet. Als Jesus nu vernam, dat zij komen zouden, om Hem te halen, en koning maken, week Hij weder alleen naar den berg.
Epistel nit den brief van den H. apostel Panlus aan de Hebreën; IX, 11—15.
Broeders ! Christus gekomen zijnde als Hoogepriester der toekomende goederen, is door een grooter en volmaakter tabernakel, niet met banden gemaakt, dat is : niet van deze schepping, noch dcor het bloed van bokken of kalveren, maar door zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het Heiligdom, en heeft eene eeuwige verlossing bewerkt, Want indien het bloed van bokken en stieren, en het besproeien met de asoh van een vaarskalf de onreinen heiligt ter zuivering des vleesches, hoeveel te meer zal het bload van Christus, die door den Heiligen Geest zich zeiven onbevlekt aan God heeft opgedragen, ons geweten reinigen van doode werken, om den levenden God te dienen ? En daarom is Hij de middelaar van het nieuwe Verbond; opdat door de tnsschenkomst van zijnen dood, ter verzoening der overtradingen, die onder het eerste Verbond begaan warea, zij die geroepen zijn, de belofte der eeuwige erfenis ontvangen, in Christus Jesus onzen Heer.
40
PASSIEZONDAG.
Evangelie rolgens den H. Joannes; VIII, 16—59.
In dien tijde zeide Jesus tot de scharn der Joden: Wie vaa u zal Mij van zonde overtuigen? lu dien lie u de waarheid zeg, 'waarom gelooft gij Mij niet? Die uit God is, hoort Gods woorden. Daarom hoort gij ze niet, omdat gij uit God niet zijt. Toen antwoordden de Joden, en zeiden Hem: Zeggen wij niet te reelit dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel in hebt? Jesus antwoordde: Ik heb den duivel niel in; maar Ik eer Mijnen Vader, cn gij onteert Mij. Ik echter zoek Mijne eer niet; daar is er een, die ze zal zoeken, en recht doen. Voorwaar, voorwaar Ik zeg n, indien iemand Mijn woord onderhoudt, hij zal in eeuwigheid den dood niet zien. Daarop zeiden da Joden; Nu weten wij dat Gij den duivel in hebt. Abraham is gestorven, en ook de profeten, en Gij zegt, zoo iemand Mijn woord onderhoudt, hij zal in eeuwigheid den dood niet smaken. Zijt Gij grooter dan onze vader Abraham, die gestorveu is? Ook zijn de profeten gestorven. Wien maakt Gij U zelven ? Jesus antwoordde: Indien Ik Mij zeiven verheerlijk, is Mijne eer niets; die IViij verheerlijkt, is Mijn Vader, van wien gij zegt, dat Hij uw God is, en gij kent Hem niet; maar Ik ken Hem. En zoo Ik zeide dat Ik Hem niet kende ware Ik een leugenaar gelijk gij. Maar Ik kou Hem en onderhoud Zijn woord. Abraham, uwen vader, heeft verlangd Mijnen dag te zien, hij heeft dien gezien en is verheugd geweest. Do Joden zeideu Hem dan: Gij zijt nog geen vijftig jaren oud, en hebt Gij Abraham gezien ? Jesus zeide hun: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, eer Abraham er was, ben Ik. Toen namen zij steenen op, om. op Hem te werpen; maar Jesus verbergde ziek, en ging uit den tempel.
41
PALMZONDAG.
PALMZONDAG.
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Philippensen; II, 5—11.
Broeders! hebt hetzelfde gevoelen onder xi, dat ook Christus Jesus had; die, alzoo Hij in de gedaante van God was, het geenen roof achtte aan God gelijk te zijn; doch Hy heeft zich zeiven vernietigd, en de gedaante van eenen dienstknecht aangenomen, Hij is den menschen gelijk geworden, en in houding als een mensch bevonden. Hij heeft zich zeiven vernederd, en is gthoorzaam geworden tot den dood, ja tot den dood des kruises. Daarom heeft God Hem verheven en Hem cenen naam gegeven, die boven alle namen is; opdat in den naam van Jesus zich buigen alle knieën, van die in den hemel, op de aarde, en onder de aarde zijn; en opdat alle tong belijde, dat de Heer Jesus Christus is in de heerlijkheid van God den Vader.
Het lijden van onzen Heer Jesus Christus volgens den H. Mattheüs; XXTI en XXVII.
Tn dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Gij weet dat het over twee dngen Paschen is, en dat de Zoon des menschen geleverd zal worden, om gekruist te worden. Toen vergaderden de overpriesters en de ouderlingen des volks, in de voorzaal van den hoogepriester, die Chaiphas genoemd werd; en zij hielden raad, om Jesus met list te vangen en te dooden. Doch zij zeiden: Niet op den feestdag, opdat er geen oproer onder het, volk ontsta. Als nu Jesus te Bethanië in het huis van Simon, den melaat-schen was, kwam er eene vrouw bij Hem, die eene albasten flesch met kostbaren balsem had, en stortte dien op
42
PALMZONDAG.
43
Zijn hoofd uit, terwijl Hij aan tafel zat. De leerlingen dit nu ziende, namen het kwalijk, en zeiden : Waartoe deze verkwisting ? Deze balsem konde immers duur verkocht en den armen gegeven worden. Maar Jesus dit vernemende, zeide hun: Wat valt gij deze vrouw lastig ? Zij heeft immers een goed werk aan Mij gedaan. Want armen hebt gij altijd bij u; maar Mij hebt gij niet altijd. Want zij heeft, met deze balsem over Mijn lichaam uit te storten, dit gedaan om Mij te begraven. Voorwaar Ik zeg u, overal in de geheele wereld, waar dit Evangelie verkondigd zal zijn, zal ook, hetgeen deze gedaan heeft, ter barer gedachtenis vermeld worden. Toen ging een van de twaalf, genaamd Judas de Iscarioter, tot de overpriesters, en zeide hun : Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u leveren ? En zij stelden hem voor dertig zilverlingen. Eu van dien tijd af zocht hij gelegenheid om Hem te leveren. Op deu eersten dag nu der ongezuurde brooden, kwamen de leerlingen bij Jesus, en zeiden : Waar wilt Gij dat wij U het paaschmaal bereiden 1 En Jesus zeide : Gaat naar de stad tot zeker iemand, en zegt hem, de Meester zegt. Mijn tijd is nabij, bij u houd ik bet paaschmaal met Mijne leerlingen. En de leerlingen deden gelijk Jesus hun geboden bad, en zij bereidden het paaschmaal. Als het nu avond geworden was, plaatste Hij zich met Zijne twaalf leerlingen aan tafel. En onder het eten, zeide Hij : Voorwaar, Ik zeg u, een van u zal Mij verraden. En zij werden zeer bedroefd, en ieder begon te zeggen ; Ben ik het, Heer ? Maar Hy antwoordde en zeide ; Die de band met, Mij in den schotel doopt, die zal Mij verraden. De Zoon des menschen gaat wel heen, gelijk er van Hem geschreven staat; maar wee dien mecsch, door wien de Zoon des menschen zal verraden worden ; het ware dien mensch beter, dat hij niet geboren ware. Maar Judas, de verrader antwoordde en zeide: Ben ik bet. Meester? Hij zeide bem : Gij hebt het gezegd. Terwijl zij nu aten, nam Jesus het brood, en zegende, brak het, en gaf bet aan Zijne leerlingen, en zeide: Neemt en eet, dit is Mijn lichaam. En de kelk nemende.
PALMZONDAG.
44
dankte Hij, en gaf hun dien, en zeide: drinkt allen hieruit; want dit is Mijn bloed van het nieuw verbond, dat voor velen vergoten zal worden tot vergiffenis der zouden. Doch Ik zeg u, dat Ik voortaan van dit gewas des wijngaards niet meer drinken zal, tot dien dag, dat Ik het met u in het rijk Mijns Vaders nieuw zal drinken. En na het eindigen van den lofzang, gingen zij naar den Olyfberg. Toen zeide Jesus hun : Gij allen zult dezen nacht aan Mij verergerd worden. Want er staat geschreven ; Ik zal den herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch als Ik zal verrezen zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Toen antwoordde Petrus, en zeide Hem: Al werden zij allen aan U verergerd, ik zal nimmer aan L' verergerd worden. Jesus zeide hem : Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen nacht, eer de haan zal kraaien, mij driemaal zult verloochenen. Petrus zeide Hom ; Al moest ik ook met U sterven, ik zal U niet verloochenen. Eu zoo spraken al de leerlingen. Toen kwam Jesus met hen in eene hoeve, genoemd Gelhsemani, en zeide aan Zijne leerlingen : Zit hier neder, terwijl Ik derwaarts ga, cn bidde. En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus met zieh, en begon bedroefd, en zeer bedrukt te worden. Toen zeide Hij tot hen : Mijne ziel is tot den dood bedroefd ; wacht hier, cn waakt met Mij. En een weinig voortgaande, viel Hij op zijn aangezicht neder, bad, en zeide : Mijn Vader indien het mogelijk is, laat deze kelk van Mij gaan, Doch niet gelijk Ik wil, maar zooals Gij wilt. En Hij kwam bij Zijne leerlingen, en vond hen slapende, en zeide tot Petrus; Hebt gij dan niet één uur met Mij kunnen waken? Waakt en bidt, opdat gij iu geene bekoring valt. De geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak. Hij ging dan ten tweede male henen, en bad, en zeide : Mijn vader, indien deze kelk niet kan voorbij gaau tenzij Ik hem driake. Uw wil geschiedde. En Hij kwam terug en vond hen slapende, want hunne oogen waren bezwaard. En hen daar latende ging Hij weder henen, en bad ten derde male, en sprak dezelfde woorden. Toen kwam Hij bij Zijne leerlingen, en
PALMZONDAG.
45
zeide hun: Slaapt nu, en rust: ziet, het uur is daar, en de Zoon des menschen zal in de handen der zondaren geleverd worden. Staat op laat ons gaan : ziet daar komt bij aan, die Mij verraden zal. Terwijl Hij nog sprak, zie. Judas, een der twaalf, kwam, en met hem eene groote menigte met zwaarden en stokken, gezonden van de over-priesters eu ouderlingen des volks. De verrader nu had bun een teeken gegeven, en gezegd: Dien ik kussen ?al, die is het, houdt Hem vast. En terstond ging hij tot Jesus, en zeide: Vees gegroet Meester. En hij kuste Hem. En Jesus zeide hem: Vriend, waartoe zijt gij gekomen? Nu traden zij toe, en sloegen de handen aaa Jesus, en hielden Hem vast. En zie, een dergenen, die met Jesus waren, stak zijne band uit, trok bet zwaard, en toeslaande, hieuw bij den knecht van den hoogepriester het oor af. Toen zeide Jesus hem; Steek uw zwaard weder op zijne plaats : want allen, die het zwaard opnemen, zul-leu door het zwaard omkomen. Of denk gij dat Ik Mijnen Vader niet kan bidden, en dat Hij Mij terstond meer dan twaalf scharen Engelen zal zenden ? Hoe zouden dan de schriften vervuld worden, volgens welke bet aldus moet geschieden? Op dien stond zeide Jesus tot het volk; Gij zijt met zwaarden cn stokken, als tegen eeuen moordenaar, uitgegaan om Mij te vangen ; dagelijks zat Ik bij u leereade in den tempel, eu gij hebt Mij niet gehouden. Doch dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten zouden vervuld worden. Toen verlieten hem al de leerlingen, en vluchtten weg. Maar zij Jesus vasthoudende, brachten Hem naar Caipuas, den hoogepriester, alwaar de sciiriftgeleerden en ouderlingen te zamen waren. Petrus nn volgde Hem van verre, tot in het voorhof des hoogespries-ters. En binnentredende ging hij bij de dienaren zitten, om het einde te zien. De overpriesters nu, en de geheele raad zochten valsche getuigenis tegen Jesus, om Hem ter dood te brengen; en zij vonden niets, schoon er veie valsche getuigen opkwamen. Doch eindelijk kwamen twee valsche getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd, Ik kau
PALMZONDAG.
46
de tempel Gods afbreken, en die na drie dagen weder opbouwen. En de hoogepriester opstaande, zeide tot Hem : Antwoordt Gij niets op hetgene deze tegen U getuigen ? Maar Jesus zweeg. En de hoogepriester zeide tot Hem : Ik bezweer ü bij den levenden God, dat gij ons zegt, of Gij de Christus, de Zoon Gods zijt. Jesus zeide hem: Gij hebt het gezegd; doch Ik zeg u, gij zult hierna den Zoon des mensehen zien zitten aan de rechterhand der kracht Gods, konaende op de wolken des hemels. Toen scheurde de hoogepriester zijne kleederen, en zeide: Hij heeft God gelasterd waartoe hebben wij nog getuigen noodig ? Ziet gy hebt nu de Godslastering gehoord ; wat dunkt u ? En zij zeiden en antwoordden : Hij is den dood schuldig. Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten en anderen gaven Hem kaakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is hij, die U geslagen heeft ? Petrus zat nu buiten in het voorhof, en eene dienstmaagd kwam bij Hem, en zeide: Ook gij waart bij Jesus den Gali-leër. Maar hij loochende het in bijzijn van allen, en zeide : Ik weet niet, wat ge zegt. Doch toeu hij de deur uitging, zag hem eene andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die daar waren : Ook deze was bij Jesus den Nazereër. En ten tweede male ontkende hij het met eede: Ik ken den mensch niet. En kort daarna kwamen degenen, die daar stonden, en zeiden tot Petrus : Waarlijk gij zijt ook van hen, want ook uwe sprank maakt u bekend. Toen begon hij te vloeken en te zweren, dat hij den mensch niet kende. En terstond kraaide de haan. En Petrus herinnerde zich het woord, hetwelk Jesus gespreken had ; Eer de haan zal kraaien, zult gij Mij driemaal verloochenen. En buiten gaande weende hij bitterlijk. Als nu de morgenstond gekomen was, hielden alle overpriesters en ouderlingen des volks, raad tegen Jesus, om Hem tei dood te brengen. En zij leidden Hem gebonden weg, en leverden Hem over aan Pontius Pilatus den landvoogd. Judas die Hem verraden had, nu ziende, dat Hij veroordeeld was bracht door berouw gedreven, de dertig zilverlingen aan de overpries-
PALMZONDAG.
4T
ters en ouderlingen terupr, en zeide : Ik heb gezondigd, ik lieb rechtvaardig bloed yerraden. Maar zij zeiden : wal raakt ons dat ? Gij moogt toeden. En hij wierp de zilverlingen in den tempel, en vertrok, en henen gaande, heeft hij zich met eenen strop verhangen. De overpriesters nu namen de zilverlingen en zeiden : Het betaamt niet die in de offerkist te werpen ; want het is bloedgeld. En na gehouden raad kochten zij daarvoor den akker van eenen pottebakker, tot eece begraafplaats voor vreemdelingen. Hierom werd die akker op heden nog genoemd Haceldama, dat is, bloedtikker. Toen werd vervulfl, het gezegde van den profeet Jeremias, die zeide : En zij namen de dertig zilverlingen, den prijs van Hem, die op prijs gesteld was, dien zij van de kinderen van Israël gekocht hadden, en zij gaven die voor den pottebakkersakker, geüjk de Heer mij bevolen heeft. Jesus nu stond voor den landvoogd; en de landvoogd ondervroeg Hem, en zeide : Zijt Gij de koning der Joden ? Jesus zeide hem : Gij zegt het. En toen Hy van de overpriesters en ouderlingen beschuldigd werd, antwoorde Hij niets. Pilatus zeide Hem dan : Hoort Gij niet hoe vele getuigenissen zij tegen U inbrengen ? En op geen enkel woord antwoordde Hij hem. zoo dat de landvoogd zich zeer verwonderde. I)e landvoogd nu, was gewoon op het feest, aan het volk vrij te geven eenen gevangene, dien zij begeerden. Hij had toen eenen beruchten gevangene, met name Barabbas. Terwijl zij nu vergaderd waren, zeide Pilatus hun; Wien wilt ge dat ik u vrij geve, Barabbas of Jesus, die Christus genoemd wordt ? Want hij wist dat zij Hem uit nijd geleverd hadden. En terwijl hij op den rechterstoel zat, liet zyne vrouw hem zeggen: Bemoei u toch niet met dien rechtvaardige; want ik heb heden in den droom veel cm hem geleden. Doch de overpriesters en de ouderlingen overreedden het volk, dat zij Barabbas zouden eischen, en Jesus ter dood brengen. De landvoogd nu antwoordde, en zeide hun : Wien van beiden wilt gij, dat u worde vrij gegeven ? En zij zeiden : Barabbas. Pilatus zeide hun : Wat zal it dan
PALMZONDAG.
48
doen met Jesus, dio Christus genoemd wordt ? Zij zeiden alle : Dat Hij gekruist worde. Da landvoogd zeide hun ; Wat kwaad heeft Hij dan gedaan? Maar zij schreeuwden te meer, en zeiden : Dat Hij gekruist worde. Als Pilatus iiu zag, dat hij niets vorderde, maar dat het oproer verergerde, nam hij water, wiesch zijne handen voor het volk, en zeide ; Ik ben onschuldig aan het bloed van dew rechtvaardige, gij moogt toezien. En al Let volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome op ons en onze kinderen. Toen gaf hij hun Barabbas vrij ; maar Jesus liet hij geese-len, en gaf Hem aan hen over om gekruist te warden. Toon namen de krijssknechten des laudvoogds Jesus in bet rechthuis, en vergaderden de gcheele bende rondom Hem. Eu Hem ontklcedende, hingen zij Hem een purperen mantel om, en zij vlochten eeue kroon van doornenj en zettcnden die op Zijn hoofd, en gaven Ham een riet in ■Zijue rechterhand. Eu voor Hem nederknielende, beschimpten zij Hem, zeggende : Wees gegroet, koning der Jolen ! En Hem bespuwende, namen zij het riet, en sloegen Hem op het hoofd. En nadat zij Hem beschimpt hadden, trokken zij Hem de mantel af, en deden Hem Zijne kleedaren aan, en brachten Hem weg om gekruist te worden. Als zij nu uitgingen, vonden zij eenen man van Cyrene met name Simon, dien dwongen zij om Zijn kruis te dragen. En zij kwamen aan de plaats, genaamd Golyotha, dat is, de ph;ats der doodshoofden En zij gaven Hem wijn, met gal gemengd, te drinken. En toen zij Hem gekruist hadden, deelden zij Zijne kleederen bij loting, zoodat vervuld werd, hetgene gezegd was door den profeet, die zeide: Zij hebben mijne kleedereu onder elkander verdeeld, en over mijn kleed het lot geworpen. En nederzittende bewaarden zij Hem, En zij stelden Zijne beschuldiging in schrift boven Zijn hoofd : Deze is Jesus, de koning der Joden. Te gelijk werden met Hem gekruist, twee moordenaars, de eene aan Zijue rechter- en de andere aau Zijne linkerzijde. Zij nu, die voorbij gingen, lasterden Hem, schuddeden hunne hoofden, en zeiden : Welnu, Gy, die den tempel Gods af-
PALMZONDAG,
49
breekt, en in drie dagen weder opbouwt, verlos U zelren ; indien Gij Gods Zoon zijt, zoo kom af van het kruis. Desgelijks beschimpten Hem ook de overpriesters met de schriftgeleerden en ouderlingen, en zeiden : Anderen heeft Hij verlost, zich zeiven kan niet verlossen; indien Hy de koning van Israël is, dan kome Hij nu van het kruis af, en wij gelooven aan Hem; Hij heeft cp God betrouwd, dat die, zoo Hij wil. Hem nu verlosse; want Hij heeft gezegd, Ik ben Gods Zoon. Dit verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruist waren. Van het zesde nu tot het negende uur kwam er duisternis over de ge-heele aarde; en omtrent het negende uur riep Jesus met luider stemme, en zeide : Eli, tli, iamma sabacthani? 1'at is : Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten ? Eenigen dan die daar stonden, en het hoorden, zeiden : Hij roept Elias. En terstond liep een van hen, nam eene spons, vulde die met edik, en zette die op een riet, en gaf Hem te drinken. Doch de anderen zeiden: Wacht, laat ons zien r of Elias kome, om Hem te verlossen. Jesus nu riep wederom met luider stemme, ea gaf den geest. En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in twee stukken, van boven tot beneden, en de aarde beefde, en de steenrotsen barstten, en de graven gingen open, en vele lichamea der heiligen, die ontslapen waren, stonden op. En na zijne verrijzenis uit de graven gaande, zijn zij in de heilige stad gekomen, en aan velen verschenen. De hoofdman nu en die met hem Jesus bewaarden, ziende de aardbeving, en hetgeen er geschiedde, werden zeer bevreesd, en zeiden : Waarlijk deze was Gods Zoon. Daar waren ook in de verte vele vrouwen, die Jesus van Galilea gevolgd waren, en hem dienden ; onder deze waren, Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jacobus en Joseph, en de moeder der zonen van Zebedeus. Als het nu avond geworden was, kwam zeker rijk man van Arimathea, met name Joseph, die ook een leerling van Jesus was. Deze begaf zich naar Pilatus, en verzocht het lichaam van Jesus. Toen gebood Pilatus het lichaam te geven. En Joseph nam het lichaam.
PAA.SCHZONDAG.
-ivond het in een zuiver linnen kleed, en leide het in zijn nieuw graf, hetwelk hij in eene steenrots had uitgehouwen. En hij wentelde eenen grooten steen tegen den ingang van het graf, en ging henen, Maria Magdalena, en de andere Maria waren daar ook, eu zaten tegenover het graf. Op den volgenden dag nu, die na de voorbereiding komt, kwamen de overpriestera en phariseën bij Pilatus, en zeiden: Heer, wij herinneren ons, dat die verleider, toen Hij nog leefde, gezegd heeft. Ik zal na drie dagen verrijzen. Gebied dus, dat het graf tot den derden dag bewaakt worde, opdat wellicht Zijne leerlingen niet komeu, en Hem stelen, en aan het volk zeggen ; Hij is van de dooden verrezen ; «n de laatste dwaling zal erger zijn dan de eerste. Pilatus zeide hun ; Gij hebt eene wacht, gaat henen, bewaakt het, gelijk gij het goedvindt. Zij gingen dan het graf met wachters bezetten, en den steen verzegelen.
VEEEIJZENIS DES HEEREN OF PAASCHZONDAG.
Epistel uit den eersten brief yan den H. apostel Faulus aan de Korinthiërs; V, 7—8.
Broeders, zuivert u van het oude zuurdeeg, opdat gij een nieuw beslag moogt zijn, gelijk gij nu ongezuurd zijt. Want ons Paasehlam, Christus is geslacht. Laten wij dan feest houden ; niet met het oude zuurdeeg, noch met het zuurdeeg van boosheid en ondeugd; maar met ongezuurde brooden van oprechtheid en waarheid.
Evangelie volgens den H. Marcus; XVI, 1—7.
In dien tijde, kochten Maria Magdalena en Maria de moeder van Jacobus, en Salome specerijen om Jesus te komen zalven. En zeer vroeg, op den eersten dag der week,
ÓO
PAASCHMAANDAG.
de zon reeds opgegaau zijnde kwamen zij aan het graf. Zij zeiden dan tot elkandsr; Wie zal ons den steen van den ingang des grafs afwentelen ? Want hij was zeer groot. Eu opziende, zagen zij, dat de steen afgewenteld was; bn ia het graf tredende zagen zij aan de rechterzijde zitten eenen jongeling, omhangen met een wit kleed; en zij werden verbaasd. Hij zeide tot haar: Verschrikt niet; gij zoskt Jesus van Nazareth, die gekruist is: Hij is verrezen. Hij is hier niet, ziet de plaats, daar zij Hem gelegd hebben. Maar gaat, zegt aan Zijne leerlingen, en aan Petrus, dat Hij u reeds vooruit gaat naar Galilea. Daar zult gij Hem zieo. gelijk Hij u gezegd heeft.
Epistel uit de Handelingen der apostelen. X; 37—43.
In dien dagen, stond Petrus in het midden des volks, en zeide : Mannen broeders! gij weet, hetgeen et na den doop, dien Joaunes predikte, in Galilea begonnen, en geheel Judea dcior geschied is ; hoe God Jesus van Nazareth heeft gezalfd met den Heiligen Geest en met kracht; en Hij al het land al weldoende doorging, en allen genas, die van den duivel bezeten waren, wijl God met Hem was. yt» en wij zijn getuigen van al, wat Hij in het land der Joden aD en te Jerusalem gedaan heeft, dien zij aan het kruishout 'fit gehangen en gedood hebben. Dien heeft God te derden ir- dage opgewekt, en Hem laten verschijnen, niet aan al het volk, maat aan de getuigen, die God voorbeschikt had, namelijk aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben, uadat Hij van den dood verrezen was. En Hij heeft ons bevolen aan het volk te prediken, en te getuigen, dat Hij door God tot rechter van levenden en dooden gesteld e is. Van Hem getuigen alle profeten, dat allen, die in Hem.
e gelooven, door Zijnen naam vergeving der zonden bekomen.
51
I
52 PAASCHMAANDAG.
Evangelie volgens den H. Lucas ; XXIV, 13—35.
In dien tyde, op dien zelfden dng gingen twee leerling-gen van Jesus naar een dorp, met name Emmaus, dat zestig stadiën van Jerusalem lag. En zij spraken tot elkander van al hetgeen daar geschied was. En het geschiede, Ier-wijl zij te zamen spraken en onderhandelden, dat Jesus zelf daar kwam, en met hen ging; maar hunne oogen werden gehouden, opdat zij Hem niet zouden herkennen. En Hij zeide tot hen : Welke zijn de reden die gij al wandelende met elkander verhandelt en zijt zoo bedrukt ? En de eene, genaamd Cleophas, antwoorde, en zeide; Zijt Gij alleen een vreemdeling in Jerusalem, en weet Gij niet, wat daar in deze dagen geschied is? Eq Hij zeide hun : Wat dan? En zij zeiden: Van Jesus van Nazareth, zijnde een profeet, machtig in werken en in woorden voor God en voor ai het volk; en hoe onze overpriesters en oversten Hem hebben overgeleverd om ter docd te veroor-deelen, en gekruist. Dan wij hoopten, dat Hij Israël zoude verlossen ; en met dit alles is htt heden reeds de derde dag, dat deze dingen geschied zijn. Maar ook hebben eenige van onze vrouwen ons ontsteld; zij waren voor den dag aan het graf geweest, en Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij, en zeiden dat zij ook een verschijning van Engelen gezien hebben, die zeiden, dat Hij leefde. Eeui-gen van ons zija dan naar het graf gegaan, en hebben het zóó bevonden als de vrouwen gezegd hadden; maar Hem hebben zij niet gevonden. Toen zeide Hij hun : O gij dwazen en tragen van hart, om te gelooven aan alles, wat de profeten gezegd hebben ! moest de Christus dit niet lijden, en aldus in Zijne heerlijkheid ingaan ? En Hij begon van Moyses en al de profeten, en verklaarde him, hetgeen van hun in alle schriften geschreven stond. Zij naderden dan het dorp, daar zij henen gingen, en Hij gedroeg zich, als wilde Hij verder gaan. En zij dwongen Hem en zeiden : Blijf bij ons, want bet wordt avond, en de dag is reeds aan het afgaan. En Hij ging met hen binneu.
PAASCH-DINSDAG.
En het geschiedde, toen Hij met hen aan tafel lag, dat Hij het brood nam, het zegende, brak, en het hun gaf. Toen werden hunne oogea geopend, en zij kenden Hem, En Hij verdween uit hunne oogen. Zij zeiden dan tot elkander : Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij op den weg sprak, en ons de geschriften opende? En op hetzelfde uur stonden zij op, en keerden terug naar Jeruzalem, en zij vonden vergaderd de elf, en degenen, die bij hen waren, die zeiden: Dat de Heer waarlijk verrezen, en aan Simon verschenen was. Ook verhaalden zij, hetgeen op den weg geschied was, en hoe zij Hem in het breken des broods gekend hadden.
OP PAASCH-DINSDAG,
Epistel uit de Handelingen der apostelen; XIII, 16, 26—33.
In die dagen, stond Paulus op, en wenkte met de band om stilte en zeide : Mannen broeders, kinderen van het geslacht van Abraham, en die onder u God vreezen, aan u is het woord des heils gezonden. Want de inwoners van Jerusalem, en hunne oversten, kenden noch Jesus, noch de woorden der profeten, die alle sabbatdagen gelezen worden, en echter hebben zij die door hun vonnis vervuld. Zij vonden geene doodschuld in Hem, en zij hebben van Pilatus verzocht, dat Hij ter dood gebracht wierde. En als zij alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven stond hebben zij Hem van het kruis afgenomen, en in een graf gelegd, Maar God heeft Hem den derden dag van de dooden opgewekt. Hij is vele dagen lang gezien geweest van degenen, die met Hem uit Galïlia naar Jerusalem waren opgetrokken ; de/en zijn tot nn toe zijne getuigen bij het volk. En wij verkondigen u die belofte, die aan onze vaderen gedaan is. Wijl God dezelve aan ons, hunne kinderen, volbracht heelt, met Jesus Christus onzen Heer, vau den dood op te wekken,
63
or DEN EEUSTEN ZONDAS KA PASCHEN.
Evangelie volgens den 11. Lucasj XXIV, 36—47.
In dien tijde, stond Jesus in het midden Zijner leerlingen, en zeiden hun : Vrede aij u ; Ik ben Let, vreest, niet. Doch zij verbaasd en bevreesd zijnde, meenden, dat zij eenen geest zagen. En Hij zeide hun: Wat zijt, gij ontsteld r m waarom rijzen die gedachten op in uwe harten? beziet Mijne handen, en Mijne voeten, want Ik ben het zelf j j voelt, en ziet; wai.t een geest heeft vleeseh noch beenen, gelijk gij Mij ziet Lebben. En toen Hij dit ge/.e^d had, ^ toonde Hij hun Zijne handen en voeten. En als zij nog niet geloofden, en van vreugde verwonderd waren, zeide Hij: llibl gij iels te eten? En zij boden Hem een stuk vnn een gebraden viscli, en wat honigraat. En als Hij in hun bijzijn gegeten had, nam Hij de oïeiblijfseleu, en gaf ze hun; en zeide lot hen : Toen Ik nog bij u was, heb ]k deze woorden tot u gesproken, dat alles vervuld moest worden, wat iu de wet van Moyses, en in de profeten, en in de psalmen van Mij geschreven slaat. Toen opimde Hij hun den zin, zoo dat zij de schriften verstonden. En Hij zeide hun : Alzoo slaat er geschreven, eu nlzoo moest de Christus lijden, en ten derden dage vm de dooden verrijzen, en de boetvaardigheid en de vergeving dor zonden onder alio volken in Zijnen naam verkondigd worden.
OP BEN EERSTEN ZONDAG NA PASCHEN,
Epistel uit den eersten brief tan den H. apostel Joannes; V, 4-—10.
Welbeminden, al wat uit God geboren is, overwint de wereld, en de overwinning, die de wereld overwint, is ons geloof. Wie toch overwint de wereld, dan degene, die gelooft, dat Jesus de Zoon van God is? Hij, Jesus Christus is degene, die door water en bloed gekomen is, niet door water alleen, maar door water en bloed. Eu het is de
54
OP DEN EERSTEN ZONDAG NA PASCHEN. 55
Geest, die getuigt, dat Christus de waariieid is. Want drie zijn er, die in den hemel getuigenis geven, de Vader, het Woord, en de heilige Geest, en deze drie zijn één. Ea drie zijn er, die op aarde getuigenis geven, de Geest, het water; en bet bloed, en deze drie zijn één. Indien wij de getuigenis der menselien aannemen, Gods getuigenis is meerder. Want dat is Gods getuigenis, dat meerder is, dat Hij van zijnen Zoon getuigd heeft. Die in den Zoon Gods gelooft, heeft Gods getuigenis in zich.
Evangelie volgens den H. Joannes; XX, 19—31.
In dien tij le, als het avond was op dien dag, zijnde de eerste dag der week, en de deuren, waar de leerlingen bijeen waren, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jesus, en stond in het midden, en zeide hun : Vrede zij u. En als Hij dit gezegd had, toonde Hij hun Zijne handen en zijde. i)e leerlingen waren dan verheugd, dat zij den Heer zagen. Hij zsidc iiun dan wederom : Vrede zij u. Gelijk ' de Vader Mij gezonden heeft, alzoo zend Ik u. En dit gezagd hebbende, blies Hij over hen, ea zeide hun; Ontvangt den heiligen Geest, am wie gij de zonden zult ver-geven, dieu worden zij vergeven, en aan wie gij de zonden, zult houden, dien zijn zij gehouden. Maar Thomas, eeo van de twaalf, die genoemd wordt Didymus, was bij hen niet, toen Jesus kwam. De andere leerlingen zeiden hem dan : Wij hebben den Heer gezien. Maar hij zeide hun : Tenzij ik in Zijne banden de gaten der nagelen zie, en mijnen vinger in de plaats der nagelen steke, en mijne hand io Zijne zijde legge, ik zal het niet gelooven. En acht dagen daarna waren de leerlingen wederom binnen, en Thomas met hen. Jesus kwam met geslotene deuren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij u. Daarna zeide Hij lot Thomas: Steek uwen vinger hierin, en bezie Mijne handen, en neem uwe hand, en steek die in Mijne zijde, en wees niet ongeloovig, maar geloovig. Thomas antwoordde»
jg op ben tweeden zondag na paschen.
en zeide Hem : Mijn Heer en mijn God ! Jeans zeide hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas! hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet gezien, en geloofd hebben. Jesus heeft noe vele andere teekenen in het bijzijn Zijner leerlingen gedaan, die in dit boek niot geschreven zijn; maar deze lijn gtschreven, opdat gij zondt gelooven, dat Jesus Christus, de Zoon van God is, en opdat gij geloovende. m Zijnen naam het leven zoudt hebben.
OP BEN TWEEDEN ZONDAG NA PASCHEN.
Epistel uit den eersten brief Tan den H. apostel Petrns; II, 21—25.
Welbeminden, Christus heeft voor ons geloden, u een 1 Toorbeeld nalatende, om Zijne voetstappen te volgen. Hij heeft geene zonden gedaan, cn in Zijnen mond 13 geen be-dic gevonden. Die, als Hij kwalijk bejegend werd, met kwalijk bejegende; als Hij leed, niet bedreigde, maar Zich overgaf aan dengene, die Hem onrechtvaardig oordeelde; die onze zonden zelve aan het kruishout in Zijn hthaacn heeft gedragen, opdat wij de zonden afstervende, voor de rechtvaardigheid zouden leven, door wiens striemen gij genezen zijt. Want gij waart als dwalende schapen; maar nu zijt gij bekeerd tot den herder en opziener uwer zielen.
Eyangelie yolgens den H. Joannes; X, 11—16.
In dien tijde zeide Jesus aan de phariseën: Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijne schapen. Maar een huurling, en die geen htrder is, wien de schapen niet eigen zijn, ziet den wolf komen, en verlaat de schapen, en vlucht, en de wolf rooft en verstrooit de schapen. Dan de huurling vlucht, omdat hij een huurling is, en hem de schapen niet toebehooren. Ik ben de
i
OP DEN DEHDEN ZONDAG NA. PASCHEN.
goede herder en Ik ken Mijue schapen, en de Mijnen kennen Mij. Gelijk de Vader Mij kent. en Ik den Vader ken ; en Ik geef Mijn leven voor Mijne schapen. Ea Ik heb nog andere schipen, die van dezen schaapstal niet zijn; deze moet Ik ook hier bijbrengen, en zij zullen Mijne stem hooren, ea het zal één schaapstal ea eea herder worden.
OP DEN DERDEN ZONDAG NA PASCHEN.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Petrus; II, 11—19.
Welbeminden, ik bid u, als aankomelingen en als vreemden, dat gij u onthoudt van de vleeschelijke begeerten, die tegen de ziel strijden; uwe verkeering onder de heidenea zij deugdzaam, opdat zij, die u als kwaaddoeners lasteren, uwe goede werken ziende. God in den dag der bezoeking verheerlijken. Weest dan, om God, aan alle menschelijke overheid onderdanig; het zij dan koning, als oppersts; het zij den bevelhebbers, als die van hem gezonden zijn tot straf der kwaaddoeners, maar tot lof vau die het goede doen. Want dit is de wil Gods, dat gij met wel te doen, den onwetenden en onverstandigen menschen den mond stopt. Als vrije menschen, gebruikt toch de vrijheid niet tot een deksel der ondeugd, maur als dienstknechten Gods. Eert allen, bemint de broederschap, vreest God, eert dea koning. Gij dienstknechten, weest met allen eerbied onderdanig uwen heeren, niet alleen dia goed en schikkelijk, maar ook die ongeschikt zijn. Want dit is Gode aanga-naam. in Christus Jesus onzen Heer.
57
58 OP BEN V1EBDEN ZONDAG NA PASCHEN.
Evangelie Yolgens den II. Joannes; XYI, 16—22.
In dien tijde zeide Jesus san Zijne leerlingen: Nog een weiniquot; tiids, en gij zult Mij met zien en wederom een weinig tijds, en gij zult Mij zien; want Ik ga tot den Vader. Eenigen Zijner leerlingen zeiden dan tot elkander: Wat is hetgeen Hij ons zegt; een weinig tijds, en gij zu t Mij niet zien, en wederom een weinig tijds, en gij zul Mij zien; want Ik ga tot den Vader? Zij zeiden dan: Wat is dit weinig lijds, daar Hij van spreekt? w.y «etcn ^t' wat Hij zegt. Jesus dhn merkeuae, oat zij Hem Wilden ondervragen, zeide hun: Hierover onderzoekt gij onder elkander, omdat Ik gezegd heb: Een weinig tijds, en gij zuU Mij niet zien, en wederom een weimg tijds. en gij zult Mij zien. Voornaar, voorwaar. Ik zeg u: Gij zult schreien en weenen, maar de wereld zal zieh verblijden, gij eehkr zult bedroefd zijn, maar uwe droefheid zal in vre'lfle Jquot;' anderen Als eene vrouw baart, is zy bearceW orndat haar uur gekomen is; maar, als zij het kind gebaald heeft, denkt zij niet meer aan de emart, om de vreugü, dat er een menseh in de wereld is geboren. Zoo hebt gij nu ook wel droefheid, maar' Ik zal u wederzien, en uw hart zal verblijd zijn, en niemand zal u uwe vreugde ontnemen.
OP DEN VIERDEN ZONDAG NA PASCHEN.
Epistel uit den brief Tan den H. apostel Jacobus; I, 17-21.
Welbeminden, alle goede gift, en alle volmaakte gaaf is van boven, en daalt neder van den Vader van alle licht, bij wien geene verandering, noch schaduw van verwiS3ehn0 plaats heeft. Hij heeft ons uit goedheid door de leer der waarheid gebaard, opdat wij de eerstelingen Zynerschepse-len zouden wezen. Gij weet het, mijne welbeminde broe ders ! Alle menseh zij dan vlytig om te hoeren, maar tra D
OP DEN VIJFBEN ZONDAG NA PASCHEN.
cm te spreken, en traag tot 2;ramscbap. Want de grnmseh.'ip des mans werkt Gods rechtvaardigheid niet Daarom werpt af alle onzuiverheid, en ovtrduad van boosheid, en neemt aan met zachtmoedigheid het ingeplante woord, hetwelk uwe zielen kan zalig maken.
Eyangeüe volgens den H. Joannes; XVI, 5—Ü.
In dien tijflc zcide Jesus aan Zijne leerlingen: Ik ga tot Hem, die Mij gezonden heeft, ea niemand van u vraagt Mij: Waar ga;;t Gij heen? Maar de droefheid heeft uw hart vervuld, omdat Ik u deze dingen gezegd heb. Doch Ik zeg u de waarheid, het is u dienstig, dat Ik ga; want, zoo Ik niet ga, dan z:il de Vertrooster tot u niet komen ; maar als Ik wegga, dan zal Ik Hem u zenden. En als Hij quot;ekoraen zal zijn, dan zal Hij de wereld overtuigen van zonde, vau rechtvaardigheid en van oordeel. En wel van zonde, omdat zij in Mij niet geloofd hebben; van rechtvaardigheid, omdat Ik tot, den Vader go, en gij Mij niet meer zien zult; en van oordeel, omd.it de vorst dezer wereld reeds geoordeeld is. Ik heb u nog veel te zegg; n, maar gij kunt bet nu niet dragen. Maar als Hij, da geest der waarhi id, zal gekonaeu zijn, dte zal u alle waarheid keren. Want Hij zal uit zieh zeiven niet spreken; maar Hij zal alles spreken, wat Hij gehoord heeft, en Hij zal u de toekomende dingen veikondigeu. Hij zal Mij verheerlijken ; want Hij zal van het mijne ontvangen en ti veikoi.digen.
OP DEN VIJPDEN ZONDAG Ni PASCHEN.
Epistel nit den brief ran den H. apostel Jacobus; I, 22—27.
Welbeminden, weest volfcrengers des woords, en niet sleehts aanhoorders, die u zeiven misleidt. Want indien
69
60 OP DEN VIJFDEN ZONDAS NA PASCHEN.
iemand het woord hoDrt, en niet volbrengt, die wordt vergeleken bij eencn man, die zijn natuurlijk wezen in eenen spiegel beziet. Want hij beschouwt zioh, eu gaat henen; en hij is terstond vergeten, hoe hij was. Maar die de volkomene wet der vrijheid beschouwt, en daarin volhardt, zijnde geen vergeetachtige aanhoorder, maar een volbrenger des werks, die zal m zijn werk zalig zija. Doch, indien iemand meent, dat hij godsdienstig is, en hij zijne tong niet beteugelt, maar zijn hart misleidt, dan is zijuo godsdienst ijdel De zuivere e,n onbevlekte godsdienst bij God en den Vader is deze, weezen eu weduwen in hunnen druk te bezoeken, en zioh onbesmet te bewaren van deze wereld.
Evangelie volgens den H. Joannes; XVI, 23—30.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen; Voorwaar, voorwaar, Ik zeg n: Ai wat gij den Vader in Mijnen naam zult verzoeken, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt gij niets in Mijnen naam verzocht; vraagt, en gij zult verkrijgen, opdat uwe vreugde volkomen zij. Deze dingen heb Ik in gelijkenissen tot u gesproken. Het uur komt, dat Ik u niet meer ia gelijkenissen zal spreken, maar openlijk van den Vader u verkondigen. Ia dien dag zult gij in Mijnen naam verzoeken ; en Ik zeg u niet, dat Ik den Va-dei voor u bidden zal; want de Vader zelf bemint u, omdat gij Mij bemint, en gelooft hebt, dat Ik van God. ben uitgegaan. Ik ben van den Vader uitgegaan, en in de wereld gekomen; Ik verlaat wederom de wereld, ea ga tot den Vader. Zijne leerlingen zeiden Hem: Zie, nu spreekt Gij openlijk, en spreekt geene gelijkenis. Nu weten wij, dat Gij alles weet, en dat Gij niet noodig hebt, dat u iemand ondervrage; hierom gelooveu wij, dat Gy van God zijt uitgegaan.
OP DES HEEEEN HEMELVAART.
OP DEN FEESTDAG VAN DE HEMELVAART DES HEEREN.
Epistel nit do Handelingea der apostelen; 1,1—11.
Eerst heb ik, o Theophilus ! gesproken, van al hetgeen Jesus van het begin at heeft gedaan en geleerd, tot den dag, dat Hij, na de Apostelen, die Hij verkoren had, onderrichtende door den heiligen Geest, opgenomen is. Hij heeft na Zijn lijden zich levendig, met vele bewijzen aan hen vertoond; Hij verscheen hun gedurende veertig dagen en sprak van het rijk Gods. Eu met hen etende, gebood Hij hun, dat zij van Jerusalem niet vertrekken, maar de belofte des Vaders zouden afwachten, die gij, zeide Hij, uit Mijnen mond gehoord hebt. Want Joannes doopte wel met water, maar gij zult met den heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. Die daar te zauien waren, vroegen Hem dan, en zeiden ; Heer, zult Gij nog in de^en tijd het rijk van Israël herstellen? Maar Hij zeide hun: TJ komt het niet toe te weten de tijden en stonden, die de Vader zich zeiven voorbehou len heeft; maar gij zult ontvangen de kracht van den heiligen Goest, die op u zal nederkomen, en gij zult Mij getuigen zijn ia Jerusalem, en iu geheel Judea en Samaria, en tot aan de grenzen der aarde. Eu toen ilij dit gezegd had, werd Hij opgenotnea in hun bijzijn, en eene wolk nam Hem weg uit hunne oogen. En terwijl zy Hem ten hemel gaande naoogden, ziet, zoo kwamen bij hen twee mannen staan met witte kleederen, die ook zeiden : Galileesche mannen! wat staat gij hemelwaarts te zien ? Deze Je^us, die vau u ten hemel opgenomen is, zil zoo wederkomen, als gij Hem hebt zien ten hemel varen.
Erangelie volgens den H. Marcus; XVI, 14—20.
In dien tijde, verscheen Jesus aan de elf leerlingen, ter-
61
OP DEN ZESDEN ZONDAG NA PASCI1EN.
wijl zij aan tafel zaten. En Hij verweet hun hunne on^e-loovigheid en hardheid dos harten, omdat zij dengenen, die ilem verrezen gezien hadden, niet geloofden. Eu Hij ;eide hun; Gaat door de gebeele wereld, verkondigt het Evangelie aan alle schepselen. Die gelooven zal, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die r.iet zal gelooven, zal vercordeeld wordin. Deze teckenen nn zullen degenen volgen, die gelooven zullen ; zij zullen in Mijnen Daim de duivelen uitdrijven; zij zullen vreemde ti.len spreken ; zij zullen slangen wegnemen, en zoo zij iets doodelijks mochten drinken, het zal hen niet hinderen ; zij zullen den eken de handen opleggen, en din zullen gezoiid worden. En de Heer Jesus, nadat Hij met hen gesproken heelt, is ten Hemel opgenomen, en zit nan de rechterhand Gods. En zij gingen benen, en predikten overal; de Heer werkte mede, en bevestigde het woord dour de teekenen, die tr op volgden.
OP DEN ZESDEN ZONDAG NA PASCHEN.
Epistel uit den eersten brief ran den H. apostel Petrus; IV, 7—11.
Welbeminden, wetst voorzichtig, en waakzaam door gebeden. Maar vooral zij uwe onderlinge liefde los elkanuer aarihoudend; want de liefde bedekt vele zonden. Zijt gastvrij jegens elkander, zonder ontevredenheid. Een ieder bediene de genade, gelijk bij die ontvangen heeft, mst betrekking tot elkander, als goede uitdcelers van Gods velerhande genade. Indien iemand spreekt, bij spreke1, als woorden Gods; indien iemand dient, bij doe dit, als uit eene kracht, die God verleent; cpdat Gcd in alles verheerlijkt worde door Jesus Christus onzen Heer.
62
OP HET HOOGFEEST VAX PINKSTER,
Evangelie volgens den H. Joannes 5 XV, 26—27 XVI, 1—4.
In dien tijde zeide Jcsus ann Zijne leerlingen : Als de Vertrooster zal gekomen zijn, dien Ik u van den Vader zal zenden, die de Geest der waarheid is, cn van rten Vader voonkomt, die zal getuigenis van Mij geven; en gij zult getuigeris geven, omdat gij van liet begin af bij Mij geweest zijt. Dit heb Ik igt; gezegd, npdat gij u niet zoiule'c ergeren. Zij zullen n buiten de synagogen stooten; ja, het uur komt, dat al, die u om bet leven breogt, zal mee-nen Gcde dienst te doen. En dit zullen zij u aandoen, otcdat zij noch den Vader, noch Mij kennen. Doeli Ik heb u dit gezegd, opdat als het uur zul gekomen zijn, gij gedenken zult, dat Ik het n gezegd heb.
OP HET HOOGFEEST VAN PINKSTER. Epistel uit de Handelingen der apostelen; ïl, 1—li
Toen de pinksterdagen vervuld werden, waren alle damp; leerlingen te zamen in dezelfde plaats; en schielijk kwam er een geluid uit den hemel, als vau eenen opkomenden geweldigen wind, dio het geheele huis vervulde, daar zij zaten. Eu hun vertcherieu verdeelds tongen gelijk vuur, welk boven ieder vau hen kwam zitten; cn zij werden allen vervuld met den heiligen Geest, en begonnen verseliei-dene talen te spreken, zoo als de heilige Geest hun die gaf te spreken. Daar woonden te Jerusalem Joden, godsdienstige mantien, van alle natiën, die onder den hemel zijn. Toen dit gerucht zich verspreidde, kwam er eene menigte . te zamen, en was verslagen, omdat een ieder hen in zijne taal hoorde spreken. Zij allen nu waren verbaasd, verwonderden zich, en zeiden : Ziet, zijn zij allen, die daar spreken, geene Galileërs? En, hoe hooren wij dan ieder onze taal, waar wij in geboren ziju ?v Parthen, Meden, Ela-
OP HET HOOGFEEST VAN PINKSTER.
miten, en inwoners van Metopotamië, Judea en Cappadocié, JPontui en Azië, fhrygiè' en Pamphylië, Egypte en de landen van Lilijë, ointrent Cyrene, ook aankomeliugen van Rome, Joden en bekeerlingen, Cj eters ea Arabiërs, wij hebben hen in onze talen Gods groote daden hooren spreken.
ErAHgelie volgens den H. Joannes; XIV, 23—31.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Z )0 iemand Mij bemint, die zal Mijn woord onderbonden, en Mijn Vader zal hem bcminnou, en wij zullen bij Hem komen, en ons verblijf bij Hem nemen. Die Mij niet bemint, onderhoudt Mijne woorden niet. Ea het woord, dat gij gehoord hebt, is het mijno niet, maar des Vaders, die Mij gezonden heeft, Dit heb Ik u gezegd, toen Ik bij u was. Maar de Vertrooster, de heilige Geest, dien de Vader ia Mijnen naam zal zsnden, die zal n alles leereu, en u alles herinneren, hetgeen Ik u gezegd heb. Ik laat u den vrele. Ik geet u mijnen vrede; Ik geef u dien, niet gelijk de wereld hem geeft. Uw hart zij niet ontsteld, noch bevreesd. Gij hebt gehoord, dat Ik u gezegd heb: Ik ga, en Ik kom tol u. Indien gij Mij bemindet, gij zoudet u gewis verblijden, omdat Ik tot den Vader ga, wijl de Vader grooter is, dan Ik. En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt: opdat, als het zal geschieden, gij zoudet geloo-ven. Ik zal niet veel meer met u spreken. Want de vorst dezer wereld komt, maar hij heeft niets in Mij. Maar opdat de wereld wete, dat Ik den Vader bemin, en zoo doe, gelijk de Vader Mij geboden heeft.
64
OP DEN TWEEDEN PINKSTEKDAQ.
OP DEN TWEEDEN PINKSTERDAG.
Epistel uit de Handelingen der apostelen; X, 34, 42—48.
In die dagen opende Petrus zijnen mond, en zeide : Mannen broeders, de Heer het ft ons gebeden het volk aan te kondigen, en te getnigen, dat Hij bet is, die door Gcd tot reebtcr over levenden en dooden gesteld is. Alle profeten geven van Hem getuigenis, dat allen, die in Hem gelooven, door Zijnen naam vergeving der zonden verkrijgen. Terwijl Petrus dtzc woorden sprak, kwam de heilige Geest op allen, die het woord hooiden. En de geloovigen uit de Jcden, die met Petrus gekomen waren, werden verbaasd, omdat de genade des heiligen Geestes ook over de heidenen werd uitgesioit. Want zij hoorden hen vreemde talen spreken, en God verheerlijken. Toen antwoordde Petrus : Kan wel iemand water weigeren, opdat deien, die den heiligen Geest ontvangen hebben even als wy, niet zouden gedoopt worden? En hij gebood beu in den naam van den Heer Jesus Christus te doopen.
Evangelie volgens den H. Joannes; IIIgt; 16—21»
In dien tijde zeide Jesus tot Nicodetrus : Zoo heeft God de wereld bemiud, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gaf, opdat al, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijnen Zoon in de wereld niet gezonden, om de wereid te oordeelen, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. Die in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld; maar die niet gelooft, iamp; reeds geoordeeld, omdat hij met gelooft in den naaro van den eeniggeboren Zoon Goos. Dit is dan het oordeel, dat het licht in de wereld geKomen is, nuiar dat de menseheu de duisternis meer dan het licht bemind hebben, wijl bucne Werken boos waren. Want al^ die kwalijk doet, haat het
OP DINSDAG NA PINKSTER.
iiclit, en lgt;ij komt niet bij het licht, opdat ïijne werken niet bestraft worden; maar, die de waarheid doet, komt üij het licht, opdat zijne werken kenbaar worden, dat zij ja God gedaan zijn.
OP DINSDAG NA TINKSTER.
Epistel uit de Ilandelingeu der apostelen; mr, 14—17.
In die dagen, als de Apostelen, die te Jémmlem waren, hoorden, dal Samaria het woord Gods iiad aangenDmen, aouden zij Petrus en Joannes tot hen; Zij daar komende, baden voor hen, opdat zij deu heiligen Geest zouden ontvangen ; want die was noir over geenen van hen gekemen, maar zij waren alleen gedoopt in den naam van den Heer Jesus. Toen leiden zij de handen op hen, eu zij ontvingen den heiligen Geest.
Evangelie Yolgeas dea H. Joannes; X, 1—10.
In dien tijde zeide Jesus aan de phariseöa: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg n, die door de deur niet ingaat in den stal der schapen, maar laags elders inklimt, is een dief en moordenaar. Maar, die door de deur ingaat, is de herder der schapen. Hem doet de deurwachter open, en de schapen hooren zijne stem, en hij roept z'jne eigene schapen bij den naam, en leidt ze uit. En als hij zijue schapen uitgelaten heeft, gaat hij hen vooruit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijne stem kennen. Maar eenen vreemde volgen zij niet, maar zij vluchten voor hem, omdat zij de stem der vreemden niet kennen Jesus zeide hun deze gelijkenis; maar zij begrepen niet, wat Hij tot hen sprak. Jesus zeide hun dan wederom : Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u. Ik ben de deur der schapen. Allen, die tot nu toe ge-
6 6
OP DEN FEESTDAG DER ALLERHEILIGSTE DRIEEENUEID. 67
komen zijn, zijn dieven en moordenaars, en de scliapen hebben naar hen niet geluisterd. Ik ben de deur. ludien iemand door Mij ingaat, die zal behouden zijn, en hij zal in en uitgaan, en weide vinden. De dief komt niet, dan om te stelen, te dooden en te verderven Ik bon gekomen, opdat zij bet leven hebben, cn overvloedig hebben.
OP TEN FEESTDAG ÜEB ALLERHEILIGSTE DKIEËENHEID.
Ej'istel uit don brief van dosi ÏI. apostel Paulas aan de Romeinen; XI, S3—36.
O diepte der rijkdommen, der wijsheid en der wetenschap Gods, hoe oudoorgrondelijk zijn Zijne oordeelen, cn hoe onnaspoorlijk Zijue wegen? Want wie heeft den zin des Heeren begrepen, of 'vie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft hem eerst iets gegeven, opdat het hem worde wedergegeven? Want uit Hem, en door Hem, eu in Hem zijn alle dingen. Hem zij oer en heeilijkheid in eeuwigheid, Amen.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; XXVIII, 18—20.
In. dien tijde zeide Jesus lot Zijne leerlingen: Mij is alle macht gegeven in den hemel en op aarde. Gaat dan, leert alle volken, en doopt hen in den naam des Vaders, en des Zoons, en des heiligen Geestes. Leert hen onderhouden al, wat Ik u bevolen heb. En ziet. Ik ben met u alle dagen tot de voleinding der wereld.
OP DEN EEKSTEN ZONDAG NA PINKSTEH.
68
1
OP DEN EERSTEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel nit den eersten brief ran den H. apostel Joannes; IV, 8—21.
Welbeminden, God is liefde. De liefde vsn God tot ons is hierin gebleken, dat Hij Zijnen eeuiggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij door Hem zouden le?en Hitrin bestaat de liefde; niet als of wij God te voren bc' mind hadden, maar omdat Hij ons eerst bemind lieeft, en Zyuen Zoon gezonden heeft tot Terzoening voer onze zonden. Welbeminden, als God ons aldus heeft bemind, dan moeten wij elkander ook beminnen. Niemand heeft God ooit gezien. Indien wij elkander beminnen, dan blijft God in ons, en Zijne liefde is in ons volkomen. Hieraan weten wy, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijnen Geest heeft medegedeeld. En wij hebben gezien, en wij getuigen, dat de Vader Zijnen Zoon gezonden heeft, tot Za'igmaker der wereld. Al wie belijdt, dat Jesus de Zoon Gods is, in Hem blijft God, en Hij in God. En wij hebben erkend eu geloofd de liefde van God tot ons. God is liefde, en die in de Lefde blijft, blyft in God, en God in hem. Hierin is de liefde Gods in ons volkomen, opdat wij vertrouwen tegen den dag des oordeels; omdat, gelijk Hij is, wij even in deze wereld zijn. In de liefde is geece vrees; maar de volmaakte liefde verdrijft de vrtes, omdat de vrees op straiïen ziet. Nu, die vreest, is niet volmaakt in de liefde. Laten wij dan God beminnen, opdat Hij ons eerst bemind heeft. Indien iemand zegi: Ik bemin God, en echter zijnen broeder haat, die is een leugenaur; want die zijntn broeder, dien hy ziet, niet bemint, boe kan bij God beminnen, dien hij niet ziet? Wy hebben ook dit gebod van God. dat die God bemint, zyneu broeder ook beminne.
FEESTDAG VAN HET ALLERHEILIGSTE SACEAMENT. 69
Erangelie Tolgens den H. Lucas; VI, 36—42.
In dien tijde zeide Jesus tot Zijne leerlingen : Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; veroordeelt niet, en gij zult niet veroordeeld worden; vergeeft, en u zal vergeven worden; geeft, en u zal gegeven worden. Men zal eene goede, opgehoopte, geschudde en overloopende maat in uwen schoot uitstorten; want met die maat, daar gij mede meten zult, zal men u wederom meten. Hij zeide hun dan eene gelijkenis: Kan wel de eene blinde den anderen leiden? Vallen zij niet beiden in cenen kuil ? De leerling is niet boven zijnen meester; maar een ieder is volmaakt, nis hij is gelijk zijn meester. Maar, wat ziet gij den splinter in het ocg uws broeders, en bemerkt den balk niet, die in nw eigen nog is? Of hoe kimt gij tot uwen broeder zeggen : Broeder, laat mij den splinter uit uw oog nemen, daar gij den balk in uw eigen oog niet ziet? Schijnheilige, licht eerst den balk uit uw eigen oog, en dan moogt gij zien, om den splinter uit het oog van uwen broeder te lichten.
OP DEN FEESTDAG VAN HET ALLERHEILIGST SACRAMENT.
Epistel uit den eersten brief van den H, apostel Paulus aan de Uoriuthiers; XI, 23—29.
Broeders, ik heb van den Heer ontvargen, hetgene ik u overgeleverd heb, dat de Heer Jesus in den nacht, toen Hij veirwden werd, het brood nam, en gedankt hebbende, het brak, en zeitie: Neemt en eet; dit is Mijn lichaam, dat voor u geleverd wordt, doet dit ter Mijner gedachtenis. Desgelijks, na het avondmaal, nam Hij den kelk, en zeide: Deze kelk is het nieuw verbond in Mijn bloed; doet dit, zoo dikwijls gij hem drinken zult, ter Mijner gedachtenis.
OP DES TWEEDEN ZONDA.G NA PINKSTER.
Want zoo dikwijls gij dit brood zult eten, en den kelk zult drinken, zult gij den dood des Heeren verkondigen, tot dat hij kome. Deihalve, al wie onwaardig dit brood zal eten, of den kelk des Heeren drinken, zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. De mensoh beproevs dan zich zeiven, en ete alzoo van dit brood, en driake van dezen kelk. Want die onwaardig daarvan eet en drinkt, eet en drinkt zich het oordeel, wijl hij niet onderscheidt het lichaam des Heereu.
Evangelie volgens den H. Joannes; VI, 56—69.
In dien tijde zeide Jesus tot de scharen der Joden : Mijn vlecsch is waarlijk spijs, en Mijn bloed is waarlijk drank. Die Mijn vleesch eet, en Mijn bloed drinkt, blijfi in Mij, en Ik iu hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door den Vader, zoo zal ook, die Mij eet, door Mij leven. Dit is het brood, dat van den hemel is gedaald, Niet gelyk het manna, welk uwe vaders gegeten hebben, en gestorven zijn. Die dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.
OP DEN TWEEDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Joannes; III, 13—18.
Welbeminden, verwondert u niet, als de wereld u haat. W5 weten, dat wij van den dood tot het leven overgebracht zijn, omdat wij de broeders beminnen. Die niet bemint, blijft in den dood. Al, wio zijnen broeder haat, is een ' doodslager. En gij weet, dat geen doodslager het eeuwig leven in zich behoude. De liefde Gods kennen wij hieraan, dat Hij Zijn leven voor ons gegeven heeft; wy moeten , dan ook ons leven voor onze broeders geven. Die het goed ,
70
OP DEN TWEEDEN ZONDAG NA PINKSTER.
van deze wereld heeft, en zijnen broeder ziet gebrek lijden, en zijn hart voor hem sluit, hoe blijft de liefde Goda in hem? Mijue kladeren, laten wij beminnen, niet met woorden, noch met de tong, maar met de daad en met waarheid.
Evangelie volgens don H. Lucas; XIV, 16—24.
In dien tijde zeide Jesus aan de pharlseën deze Gelijkenis : Een zeker man richtte een groot avondmaal aan, en hij noodde vele gfisten. Jln op het uur van het avondmaal, zond hij zijnen knecht, om den genooden te zeggen, dat zij zouden komen, wijl nu alles bereid was. En allen begonnen zij te gelijk 2.ich te verschoonen. De eerste zeide hem : Ik heb een landgoed gekocht, en ik moet noodig uitgaan, en het bezien; ik bid u, verschoon mij. En de tweede zeide: Ik heb vijf paar ossen gekocht, en ik ga ze beproeven; ik bid u, verschoon mij. En de ander zeide : Ik heb eene vrouw getrouwd, en daarom kan ik niet komen. En de knecht keerde terug en boodschapte dit zijnen heer. De vader des huisgezins werd toen vergramd, en zeide aan zijnen knecht: Ga spoedig naar de straten en wijken der stad, en breng de armen en gebrekkigen, en blinden, en kreupelen hier binnen. En de knecht zeide: Heer, het is gedaan, gelijk gij bevolen hebt, en daar is nog plaats. En de heer zeide tot den knecht: Ga naar de wegen en paden,, en dwing ze binnen te komen, opdat mijn huis vol worde; want ik zeg u, dat niemand van die mannen, die genood, zijn, mija avondu aal zal smaken.
71
k zult i, tot id zal ? zij a roevs riake rinkt, It het
-59.
Mijn I rank. ? Mij, ? leeft, door aald. i n, en ven. ;
stel
iaat. acht lint, een 1 iwig lier-sten oed |
72
OP DEN DEEDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Petrus; Y, 6—11.
Welbeminden, vernedert u onder de machtige hand van Gcd, opdat Hij u ten tijde der bezoeking verheffe. Werpt al uwe bekommering op hem; want Hij is voor u bezorgd. Weest matig, en waakt; omdat uw vijand, de duivel, als een briescheude leeuw rondgaat, en zoekt, wien hij zal verslinden; wederstaat hem met sterkte door het geloof; wetende dat hetzelfde lijden quot;uwe broeders, die in de wereld zijn, overkomt. Maar de God van alle genade, die ons door Christus Jesus tot Zijne eeuwige heerlijkheid heeft geroepen, zal u na weinig lijden, zelf volmaken, versterken en bevestigen. Hem zij eer en heerschajpij iu alle eeuwen. Amen.
Evangelie volgens den H. Lucas; XV, 1—10.
In dien tijde kwamen er tollenaars en zondaars tot Josus cm Hem te hoortn. En de schrifigelecrden en phariseën morden, en zeiden : Hij outvangt de zondaars, en eet met hen. En Hij zeide hun deze gelijkenis: Wat mensch is er onder u, die honderd schapen heeff, en, als hij er een van verliest, de negen en negentig niet in de woestijn laat, en gaat naar hefgene verloren is, tot dat hij het vinde? En als hij het gevonden heeft, neemt hij het met vreugde op zijne schouders, en tehuis komende, roept bij zijne vrienden en geburen bijeen, en zegt: Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap, dat verloren was, weder gevonden. Ik zeg u, dat even zoo in den hemel meerder vreugde zal zijn over een zondaar, die boetvaardigheid doet, dan over negen en negentig rechtvaardigen, die geene boetvaardigheid noodig hebben. Of welk eene vrouw, die tien drachmen heeft, eu er een van verliest, zal geen licht ontsteken, het huis vegen.
OP DEN VIERDEN ZONDAG NA PINKSTER.
nauwkeurig zoeken, tot zij die wedervinde? En als zij die gevonden heeft, roept zij hare vriendinnen en gebaren bijeen, en zegt: Verheugt u met mij, want ik heb mijne drachme, dia ik verloren had, gevonden. Aldus zeg Ik n, zal er bij de Engelen Gods vreugde zijn over eenen zondaar die boetvaardigheid pleegt.
. van Verpt orgd.
I, als j zai loof;
ereld i ons
rkea Broeders, ik meen, dat men het lijden van dezen tijd uiet kan vergelijken bij de toekomende heerlijkheid, die in ons geopenbaard zal worden. Want het schepsel verwacht met vurig verlangen naar de openbaring der kinderen Gods. Want het schepsel is aan de ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om hem, die het er aan onderworpen heeft, iu hope: daar het schepsel zelf eens uit de slavernij des bederfs zal verlost worden, tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat alle schepselen zuchten, en tot na toe als in barensnood ziju. En s er zij niet alleen, maar ook wij zelven, die de eerstelingen van des geestes hebben ; ook wij zuchten in ons zelven, en ver-, en wachten de opneming der kinderen Gods, de verlossing En vau ons lichaam in Christus Jesus, onzen Heer-op den
Z1JQ In dien tijde, als bet volk op Jesus aandrong, om Gods
oea | woord te hooien, stond Hij bij het meer van Genesaretk.
En Hij zag twee schepen, aan den oever van het meer eu [ liggen, daar de visschers waren afgegaan om de netten te ien' * wasschen. Hij klom nu in een schip, hetwelk Simon tofr
73
)8tel
OP DEN VIEEDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel nit den brief ran den H. apostel Paulns aan de Romeinen; YIII, 18—23.
O.
OSIIS [
seën met
Evangelie volgens den H. Lucas; V, 1—11.
1
74 OP DEN VIJFDEN ZONDAG NA PINKSTEK,
behoorde, en Hij verzocht hem, een weinig van land af te stelten. En nederzittende, leerde Hij hel volk uit het schTp. Toen Hij nu ophield met spreken, zeide Flij tot Simon; Steek in zee, en werp uwe netten uit om te vangen. En Simon antwoordde, en zeide Hem: Meester, wij Lebben den geheelen nacht gearbeid, en niets gevangen; maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. En als zij dit gedaan hadden, vingen zij eene talrijke menigte van visschen, zoodat hun net scheurde. Zij wenkten dan hunne medgezellen, die in het ander schip waren, dat zij zouden komen om hen te helpen. En zij kwamen, en vulden beide schepen, zccdat zij bijna zonken. Simon Petrus dit ziende, viel Jesus le voet, en zeide: Heer, ga van mij, want ik ben een zondig mensch. Want hij, en allen, die bij Hem waren, werden verbaasd over de vischvangst, die zij gedaan hadden, zooals ook Jacobus en Joannes, de zonen van Zebedeus, die de medegezellen van Simon waren. En Jesns zeide tot Simon: Vreest niet; voortaan zult gij menschen vangen. En zij haalden de schepen aan land, verlieten alles, en wolgden Hem.
OP DEN VIJFDE ZONDAG NA PINKSTER,
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Petrus; III, 8—15.
Welbeminden, wcest allen eensgezind in het gebed, me' delijdend, broederlievend, barmhartig, vriendelijk, nederig; vergeldt geen iwaad met kwar.d, noch schelden met scheiden, maar zegent integendeel; want hiertoe zijt gij geroepen, cpdat gij de zegening moogt beërven. Want die het leven beminnen, en goede dagen zien wil, die bedwinge zijne tong van het kwaad, en zijne lippen, om niet listig te spreken. Hij wijke van het kwaad, en doe het goede; hij zoeke den vrede, en streve dien na. Want de oogen des
75
Heeren zien cp de rechtvaardigen, en zijne oorea luisteren nuar hunne geleden ; maar het gezicht des Heerea is tegen de kwaaddoener). En wie zul u hinderen, zoo pij het goede beijvert? Doch, zoo gij om de rechtvaardigheid iijdt, dan zijt gij gelukzajg. Vreest dau hunne verschrikking niet, en wordt niet ousteld, maar heiligt den Heer Christus iu uwe harten.
Efangelie Tofgons den H. Mattheüs; V, 20—24.
In dien tijde eide Jesus tot Zijne leerlingen: Indien uwe rechtvaardighdd niet overvloediger is, dan die der schriftgeleerden en phariseën, zoo zult gij in het rijk der hemelen niet komo. Gij hebt gehoord, dat aau de oudeu gezegd is : Gij zuil niet doodslaan, en al wie doodslaat, zal strafbaar zijn voor het gereobt. Maar Ik zeg u, dat, al wie op zijnen breder vergramd wordt, strafbaar voor het gerecht zal zijn. in die tot zijnen broeder zegt: Ram, zal strafbaar zijn voorden raad. En die zegt: Gij dwaas, zal schuldig zijn aan iet helsche vuur. Als gij dan uw offer aan het altaar opLaagt, en daar indachtig wordt, dat uw broeder iets legen i heeft, laat dan uw offer daar voor het altaar, en ga u eeit met uwen broeder verzoenen, en dan zult gij uw cffer kmen opdragen.
OP DEN ZEDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den srief ran den U. apostel Panlus aan deRomeiucn; YI, 3—11.
Broeders, wij alln, die in Jesus Christus gedoopt zijn, I zijn in Zijnen dood :edoopt. Wij zijn dan door den doop | met Hem begraven i den dood, opdat, gelijk Christus door | de heerlijkheid des Vaders van den dood yerrezeii is, wy
76 OP BEN ZESDEN ZONDAG NA PINKSTE1.
ook aldus in een nieuw leven zouden wanlelen. Want indien wij met Hem, als esne ingeëate plant worden, door de gelijkwording aan Zijnen dood, zoo moettu wij het ook aan Zijne verrijzenis zijn. Dit weten wij, dat onze oude menseh met Hem gekruist is, opdat het liciaam der zonde te niet gedaan worde, en wij der zonde nét meer dienen. Want die gestorven is, is van de zonde gerechtvaardigd. Zoo wij nu met Christus gestorven zijn, dan gelooven wij, dat wij ook met Christus zullen leven ; ooc weten wij, dat Christus van den dood verrezen zijnde, thans niet meer sterft, en de dood over Hem niet meer zalheersciiea. Want Hij gestorven zijnde voor de zonde, is eers gestorven; maar nu dat Hij leeft, leeft Hij voor God. Zoo ook gij, acht u zeiven gestorven voor de zonde, maar 'erende voor God in Christus Jesus, onzen Heer.
Erangelie rolgeus den H. Marcus; Till, 1—9.
In dien tijde, wanneer er eene groote menigte bij Jesus was, en zij niet te eten hadden, riep Fiij Zijne leerlingen te zamen, en zeide hun : Ik heb mededoogen met het volk ; want ziet, zij zijn reeds drie dagen bij Mij, en zij hebbea niet te eten; en zdo Ik hen ongespijsd uaar huis laat gaan, dan zullen zij op den weg bezwijken, want eenigen van hen zijn van verre gekomen. En Zijne leerlingen antwoordden Hem: Van waar zal iemand hen hier in de woestijn met brood kunnen verzaden? En Hij vroeg hen: Hoe vele brooden hebt gij? Zij zeiden; Zeven. En Hij gebood het volk op de aarde neder te zitten. Eu Hij nam da zeven brooden, dankte, brak, gaf ze aan Zijne leerlingen, om voor te zetten; en zij zetten ze aan het volk voor. Zij hadden ook weinige viscbjes, die Hij ook zegende, en gebood voor te zetten. En zij aten, en werden verzadigd, zij namen zeven manden op met brokkelingen, die overschoten. Eu die gegeten hadden, waren omtrent vier duizend, en Hij liet ze gaan.
OP DEN ZEVENDEN ZONDAG NA, PINKSTER. 77
OP DEN ZEVENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den brief ran den H. apostel Fanlus aan de Romeinen; VI, 19—23.
Broeders, ik spreek menschelijker wijze om de zwakheid van uw vleesch; want, gelijk gij uwe leden hebt oyergege-ven, om te dienen der onzuiverheid, en der ongerechtigheid ter ongerechtigheid, zoo geeft nu uwe leden over, om der rechtvaiirdigheid te dienen ter heiligmaking. Want toen gij slaven der zonde waart, waart gij vrij van de rechtvaardigheid. Maar, wat vrucht hadt gij toen in die dingen, waarover gij u nu schaamt ? Want het einde daarvan is de dood Maar nu gij vrij van de zonde, eu dienaren Gods zijt geworden, hebt gij uwe vrucht in de heiligmaking, en uw einde is het eeuwig leven. Want de vergelding der zonde is do dood; maar de genade Gods ia het eeuwig leven in Christus Jesus, onzen Heer.
Eyangolie volgens den II. Mattheüs; VII, 15—21.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen : Wacht n voor de valsche profeten, die m schaapskleederen tot u komeu, maar inwendig grijpende wolven zijn. Aan hunne vruchten zult gij ze kennen. Plukt men wel druiven van de doornen, of vijgen van de distelen ? Alzoo brengt ieder goede boom goede vruchten voort. Een goede boom kan gtene kwade vruchten, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen. Ieder boom, die gcene goede vruchten voortbrengt, zal uitgehakt, en in het vuur geworpen worden. Zoo dan, aan huune vruchten zult gij ze kennen. Niet ieder, die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal in het rijk der hemelen ingaan; maar, die den wil Mijns Vaders doet, die in den hemel is, die zal ingaan in het rijk der hemelen.
OP DEN ACHTSTEN ZONDAG NA PINKSTER.
OP DEN ACHTSTEN ZONDAG NA PINKSTER,
Epistel uit den brief ran den H. apostel Paulus aan de Romeinen; YI1I, 12—17.
Broeders, wij zijn scbuldig, niet aan het vlecsch, om naar het vleesch te leven. Want, indien gij naar het vleeseh leeft, zoo zult eij sterven; maar, indien gij de werken des vleesches door den geest doodt, zult gij leven. Want allen, die door den Geest Gods bestuurd worden, die zijn kinderen Gods. Want gij hebt niet ontvangen den geest der slavernij andermaal tot vrees; maar gij hebt den geest der aanneming tot kinderen ontvangen, door wiea wij roepen : Ahha (Vader) 1 Want de Geest zelf geeft getuigenis aan onzen geest, dat wij kinderen Gods z:jn. Doch, zoo wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, namelijk, erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus.
Eïangelie yolgeiis den H. Lucas; XYI, 1—9.
In dien tijde zeide Jesus deze gelijkenis aan Zijne leerlingen : Zeker rijk man had eencn rentmeester, die bij hera werd beschuldigd, dat hij zijn goed verkwist had. Hij riep Ijem dan, en zeide htm: Wat hoor ik v;in u ? Doe rekening vim uw rentmeesteischnp ; want gij kunt nn mijn rentmeester niet langer blijven. l)e rciitmetster zeide dan bij zich zeiven : Wat zal ik deen, wijl mijn heer mij het rcntmees'erschap afneemt? Spitten kan ik riet, te btdelen schaam ik mij. Ik weet, wat ik deen zal, opdat zij mij in hunue huizi n zullen opnemen, als ik van het rentmeesterschap zal afgezet zijn. En hij riep de schuldenaars van zijnen heer, een voor een bij zich, en zeide tot, den eerste: Hoeveel zijt gij mijnen heer scbuldig? En deze zeide; Honderd vaten olie. Eu hij zeide hem : Neem uw handschrift, en zit spoedig neer, en schrijf vijftig. Daarna zeide hij tot eenen ander: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Hcndeid mudden tarwe.
78
op den negenden zondag na pinkster. 7s
Hij zeide hem: Neem uwen brief, en schrijf tachtig. Er de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtig gehandeld had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger in hun geslacht, dan de kinderen des lichts. En ik zeg u; Maakt u vrienden van de ongereehtige rijkdommen, opdat, als gij zult te kort schieten, zij u ia de eeuwige woningen ontvaugen.
OP BEN NEGENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Faulns aan de Koiinthiërs; X, 6—13.
Broeders, laten wij geene begeeite tot het kwaad hebben, gelijk zij gehad hebben. Wordt ook geene afgodendienaars, gelijk eenigen van heu, zooais er geschreven staat: Het volk zat om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen. Laten wij ook niet iioereeren, gelijk eenigen van hen gehoereerd hebben, en waarom er op eenen dnj drie en twintig duizend gesneiueld zijn. Laten wij den Gezalfde niet tergen, gelijk eenigen van hen getergd hebben, en door de slangen omgekomen zijn. Wilt ook niet morrea, gelijk eeuigen van hen gemord hebben, en door den verderfengel geslagen zijn. Uit alles is hun geschied tot afbeelding, tn is geschreven tot ouderriehting van ons, die de laatste lijden beleven. Zoo dan, die meent, dat hij staat, zie toe, dat hij niet valle. Geeue beproeving, dan die men-schelijk is, kome over u. Want God is getrouw, tlij zal niet toelaten, dat gij boven uw vermogen zoudet beproefd worden; mnar Hij zal bij de beproeving ook uitkomst geven, opdat gij die kunt verdragen.
80 OP DEN TIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Erangelie rolgens den H. lucas; XIX, 41—47.
In dien tijde, als Jesus Jerusalem naderde, en de stad zag, weende Hij over haar, en zeide: Ach, dat gij nog op dezen uwen dag erkendet, hctgene u lot vrede strekt; maar, bet is nu voor uwe oogen verborgen. Want er zullen dagen over u kome, dat uwe vijanden u met eenen wal omringen, u belegeren, en van alle kanten zullen benauwen, en dat zij n, en uwe kinderen in u, ten gronde verdelgen, en in u den eenen steen op den anderen niet zullen laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. En in den tempel komende, begon Hij dengenen, die daar verkochten en kochten, er uit te drijven, en zeide hun : Daar staat geschreven : Mijn huis is een huis des gebedsj maar gij hebt er eeu roofnest van gemaakt. En Hij leerde dagelijks in den tempel.
OP DEN TIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den eersten brief ran den H. apostel Faulus aan de Korinthiërs; XII, 2—11.
Broeders, gij weet, dat gij, toen gij heidenen waart, tot de stomme afgoden gingt, zoo als men u leidde. Hierom maak ik u bekend, dat niemand, die in den geest Gods spreekt, Jesus loochent. En niemand kan Jtsus Heer noemen, dan door den heiligen Geest. Ojderscheidan nu zijn de gaven, maar bet is dezelfde Geest. Eu oudersjheiden zijn de bedieningen, maar het is dezelfde Heer. Onderscheiden zijn de werkingen, maar het is dezelfde God, die allts in allen werkt. Doch de openbariug des Geesies wordt aan een ieder tot voordeel gegeven. Den eenen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, eenec andeien het woord der kennis door denzelfden Geest; eenea anderen het geloof door denzelfden Geest; eenen anderen de gaaf van genezing door dien eenen Geest; eenen anderen het
OP DEN ELFDEN ZONDAG NA PINKSTER. 81
werken van wonderen, eenen anderen de profetie, eenca anderen de onderscheiding der geesten, eenen anderen het spreken van verschillends talen, eenen anderen de verklaring der talen. Dit alles nu werkt een en dezelfde Geest, aac een' iegelijk in het bijzonder uitdeelende, gelijk hij wil.
Evangelie volgens den H. Lucas; XTI1I 9—14^
In dien tijde zeide Jesns deze gelijkenis tot eenigen, die, als rechtvaardigen op zich zeiven betrouwden, en de anderen versmaadden: Twee menschen gingen naar den tempel om te bidden; de eene was een phariseër, en de andere ecu tollenaar: De phariseër stond, en bad aldus bij zich zeiven: O Gcd, ik dank U, dat ik niet ben gelijk andere menschen, roovers, onrechtvaardigen, overspelers, zoo ais ook deze tollenaar. Ik vast tweemaal in de weck; ik geef de tienden van al, wat ik bezit. Maar de tollenaar stond van verre, en wilde zelfs zijne oogen niet ten hemel heffen, maar hij sloeg op zijne borst, en zeide: God, wees mij zondnar genadig. Ik zeg u : Deze is gerechtvaardigd naar zijn huis gegaan, meer dan de andere. Want, al wie zich verheit, zal vernederd, en die zich vernedert, zal verheven worden.
OP DEN ELFDEN ZONDAG NA PINK STEK,
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Fanlus aan de Itorinthiërs j XV, 1—10.
Broeders, ik heiinner u het Evangelie, hetwelk ik u verkondigd heb, en gij ook hebt aangenomen, waarin gij ook staat, en waardoor gij ook zalig wordt, indien gij het houdt, gelijk ik het u verkondigd heb; anders hebt gij te vergeefs het geloof aangencmen. Want ik heb u vooreerst overgeleverd, hetgene ik ook ontvangen heb, dat Christus, volgens
OP DEN ELFDEN ZONDAG NA PINKSTER.
de schrift, voor onze zonden gestorven is; en dat hij begraven, en ten derden dage verrezen is volgens de schrift; «n dat Hij gezien is van Cephas, en daarna van de elf. Vervolgens is Hij van meer dan vijfhonderd broeders te samen gezien, van welken velen nog leven en eenigen reeds ontslapen zijn. Daarna is Hij van Jacobus gezien, vervolgens van alle de Apostelen, ea ten laatste van allen is Hij ook gezien van mij, die als een misboorling ben. Want ik ben de minste der Apostelen, en niet waardig een Apostel genoemd te worden, omdat ik de Kerk Gods vervolgd heb ; maar door de genade Gods ben ik, hetgene ik ben, en Zijne genade is in mij niet ijdel geweest.
Erangelie volgens den H. Marcus; VII, 31—37.
In dien tijde vertrok Jesus van de grenzen van Tyrus, •en kwam door Sidon, midden door het land der tien steden, aan de zee van Galilea. En zij brachten bij hem iemand, die doof en stom was, en zij verzochten Hem, dat Hij hem de hand wilde opleggen. JEn Hij nam hem ter zijde van het volk, stak Zijne vingers in deszelfs ooren, en op den •grond spuwende, raakte Hij daarmede deszelfs tong aan, en naai den hemel ziende, verzuchtte Hij, en zeide tot hem: Ephpketa, dat is, wordt geopend. En terstond werden zijne ooren geopend, en de band zijner tong werd ontbonden, en bij sprak wel. Toen gebood Jesus hun, om het niemand Ie zeggen. . Maar hoe meer Hij het hun verbood, des te meer zij het verkondigden en des te meer zij zich verwonderden, en zeiden : Hij heeft alles wel gedaan ■. de dooven ?aeeft Hij doen hooren, en de stommen doen spreken.
32
OP DEN TWAALFDEN ZONDAG NA PINKSTER.
OP DEN TWAALFDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den tweeden brief van den H. apostel Faulus aan de Korinthiërs; III, 4—9.
Broeders, wij hebben door Christus zoodanig vertrouwen bij God, niet, dat wij van ons zeiven bekwaam zijn, om iets te denken, als uit ons zeiven; maar onze bekwaamheid is van God, die ons ook tot bekwame dienaars van bek nieuw verbond beeft gemaakt, niet van de letter, maar van den geest; want de letter doodt, en de geest maakt levend. Indien nu de bediening des doods, die met de letteren in steenen gedrukt is, met heerlijkheid verzeld ging, zoo dat de kinderen van Israël het aangezicht van Moyses niet konden aanschouwen om den glans van zijn aansezicht, die echter voorbij ging, hoeveel te meer zal de bediening des geestes in heerlijkheid zijn? Want, indien de bediening der veroordeeling met heerlijkheid is, veel meer zal de bediening der reciitvaardiging in heerlijkheid overvloeien.
Evangelie volgens den H. Lacas; X, 33—37.
In dien tijde zeide Jesns tot Zijne leerlingen: Zalig zijn de oogen, die zien, hetgene gij ziet; waut Ik zeg u, dat vele profeten en koningen gewensoht hebben te zien, hetgene gij ziet, en zij hebben het niet gezien ; en te hooren, hetgene gij hoort, en zij hebben het niet gehoord. En ziet, een wetgeleerde stond op, en zeide om Hem te beproeven : Meester, wat moet ik doen, om het eenwig leven te bezitten ? En Hij zeide tot hem ; Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leost gij daar? Hij antwoordde en zeide: Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, en uit al uw verstand; en uwen naaste gelijk u zeiven. En Hy zeide hem: Gy hebt wel geantwoord; doe dit, en gij zult leven.
8»
OP DEN DEKTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER,
Maar, om zich te rechtvaardigen, zeide hij tot Jesus : Wie is toch mijn naaste? En Jesus nam het woord, en «eide : Zeker mensch ging van Jerusalem naar Jericho, en viel in de handen van moordensars, die, na hem uitgeschud, en, wonden toegebracht te hebbtu, henen gingen, en hem half dood lieten liggen. Het gebeurde nu. dat een priester langs dien weg kwam, en hem gezien hebbende, voorliij ging. Ook knam er een leviet omtrent die plaats, hij zag hem, en ging voorbij. Maar een Samaritaan, die eene reis deed, kwam omtrent hem, zag hem, en werd door barmhartigheid bewogen. En hij ging tot hem, verbond zijne wonden, goot er olie en wijn in, en hem op zijn jukbeest leggende, bracht hij hem in eene herberg, en droeg zorg voor hem. Des anderen daags nu nam hij twee tienlingen, die hij den waard gaf, en zëide: Draag zorg voor hem, en alles, wat gij meer moogt uitgegeven hebben, zal ik, bij mijne terugkomst, u wedergeven. V\ ie van doze drie dunkt b, dat de naaste geweest is van hem, die ouder de moordenaars gevallen was? En hij zeide: Die barmhartigheid bewezen heeft. En Jesus zeide hem: Ga hentn, en doe ook zoo.
OP DEN DERTIENDEN ZONDAG NA. PINKSTER.
Epistel uit den brief Tan den H. apostel Paulus aan de Galaten; III, 16—22.
Broeders, de beloften zijn aan Abraham en zijnen nazaat gedaan. Daar staat niet: En zijnen nazaten, als aan velen ; maar aan eenen; En uwen nazaat, die Christus is. Dit zeg ik dan : De wet, die vierhonderd en dertig jaren daarna gegeven is, doet het verbond, hetwelk door God bekrachtigd is, gcensiins te niet, om de belofte te verijdelen. Want, indien de erfenis uit de wet komt, dan komt zij nu niet uit de belofte. Doch God heeft die aan Abraham door de belofte geschonken. Waartoe is dan de wet!1 Zij is om de
64
OP DEN VEERTIENDEN ZONDAG NA PINKSTEE. 85
overtreding ingesteld, en is door Engelen besteld in de hand van eenen middelaar, tot dat die nazaat komt, aan wien de belofte gedaan is. Nu een middelaar is niet van eenen alleen ; maar God is een. Is dan de wet tegen Gods beloften ? Dit zij verre. Want, indien er eeue wet was gegeven, die levend konde maken, dan zoude de rechtvaardigheid waarlijk uit de wet zijn. Maar de schriftuur heeft alles onder de zonde besloten, opdat dc belofte door het geloof aan Jesus Christus den geloovigen zoude gegeven worden.
Erangelie TolgeDS den H. Lucas; XTII, 11—19.
In dien tijde ging Jesus naar Jerusalem, en trok midden door Samarié' en Galileo. En als Hij in een zeker dorp kwam, ontmoetten Hem tien melaatsche mannen, die van verre stonden. En zij verhieven hunne stem, en zeiden-: Jesus, Meester, ontferm U onzer 1 Hij hen ziende, zeide: Gaat, vertoont u den priesters. En het geschiedde, terwijl zij gingen, dat zij gezuiverd werden. Een van hen dan ziende, dat bij gezuiverd was, keerde terug, en verheerlijkte God met luide stem, en viel op zijn aangezicht voor des-zelfs voeten, en bedankte Hem; en deze was een Samaritaan. En Jesus anLwoordde, en zeide; Zya er geen tien gezuiverd? Waar zijn dan de negen ? Daar is niemand gevonden, die terugkeerde, en God verheerlijkte dan deze vreemdeling. Eu Hij zeide hem: Sta op, ga; want uw geloof heeft u gezond gemaakt.
OP DEN VEEETIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel nit den brief Tan den H. apostel Paulns aan de Galaten; T, 16—24:.
Broeders, wandelt naar den geest, en gij zult de begeerte des vleesches niet volbrengen. Want het vleesch begeert tegen den geest, en de geest tegen het vleesch; want zy
6*
86 op den veektiekden zondag na pinkste®.
strijden tegen elkander, zoodat gij niet doet, wat pij wel wildet. Doch, indien gij door den geest geleid wordt, zijt gij niet onder de wet. Nu de werken des vleesches zyu bekend; zij zijn hoererij, onzuiverheid, oneerbaarheid, ontucht, afgoderij, tooverij, vijandschap, twist, afgunst, gramschap, gekijf, verdeeldheden, ketterijen, nijd, doodslagen, dronkenschappen, brassen en dergelijken, waarvan ik u voorzeg, gelijk ik u reeds voorzegd heb, dat die zulke dingen doen, het rijk Gods niet zullen beërven. Maar da vrucht des geestes is liefde, blijdschap, vrede, verduldigbeid, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, getrouwheid, zedigheid, eerbaarheid, reinheid. Tegen zulken is de wet niet. Die Christus dan toebehooren, kruisigen hun vleesch met de ongeregeldheden en begeerten.
Evaugelie Tolgecs den H. Mattheüs; VI, 24—33.
In dien tijde zeide Jesus tot Zijne leerlingen: Niemand kan twee heeren dienen ; want hij zal of den een en hateu, en den anderen beminnen, of hij zal den eenen verdiagen, en den anderen versmaden. Gij kunt God en den Mammon niet dienen. Daarom zeg ik u : Weest niet bekommerd voor uw leven, want gij zult eten, noch voor uw lichaam, waarmede gij u zult kleeden. Is het leven niet meer, dan het voedsel, en het lichaam niet meer, dan de kleeding? Beschouwt de vogelen des hemels, wijl zij noch zaaien, noch maaien, noch in schuren verzamelen, en uw hemelsche Vader voedt ze. Zijt gij niet veel waardiger, dan zij ? Maar wie van u kan met zijne zorg zijne lengte eene el vergiooten ? En, wat zijt gij voor kleeding bezorgd? Beschouwt de leliën des velds, hoe zij groeien; zij arbeiden, of spinnen niet En Ik zeg u, dat Salomou zelf in al zyne heerlijkheid niet gekleed is geweest, gelijk een van die. Indien dan God het veldgewas, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, zoo bekleedt, hoeveel te meer dan u, gy kleingeloovigen ? Weest dan niet bekommerd, zeggende: Wat zullen wy eten, of wat zullen wij drinken, of waar-
OP DEN VIJFTIENDEN ZONDAG N4 PINKSTEK. 87
mede zullen wij ons kleeden? Want de heidenen ssyu voor dit alles bezorgd. Maar uw Vader weet, dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan eerst het rijk Gods, en Zijne gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
OP DEN VIJFTIENDEN ZONDAG NA PINKSTEK.
Epistel nit den brief van den H. apostel Paalns aan de Galaten; V, 25, 26—VI, 1—10.
Broeders, indien wij door den geest leven, laten wij dan. ook door den geest wandelen. Laten wij niet begeerig worden naar ijdele eer, elkander tergende, elkander benaderde. Broeders, zoo iemand door eene misdaad overvallen wordt, onderricht hem, gij, die geestelijk zijt, met eenen geest van zachtmoedigheid; geelt acht op u zelven^ opdat ook gij niet bckourd wordt. Draagt elkanders lasten, eu alzoo zult gy de wet van Christus volbrengen. Want, indicB iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zich zeiven. Doch een ieder beproeve zijn eigen werk, en aldus zal hij in zich zeiven alleen roem hebben, ea niet in een ander. Want. een ieder zal zijnen eigenen last dragen. Hij, die in het woord onderwezen wordt, daele /an alle goederen mede dengenen, die Lem onderwijsL Bedriegt u niet; God laat zich niet bespotten. Want faet-gene de mensch zal gezaaid hebben, zal hij ook maaien. Want die in zijn vleesch zaait, zal van zijn vleesch het verderf maaien; maar, die in den geest zaait, zal van den geest het eeuwig leven maaien. Laten wij dan in het goed doen niet bezwijken; want, indien wij niet bezwijken, dan znllen wij te Zijner tijde maaien. Dat wy dan, terwyl wy tijd hebben, goed doen aan allen, maar bijzonder aan de huisgenooten des geloofs.
Evangelie volgens den H. Lucas, VII; 11—16.
In dien tijde ging Jesus naar eene stad, genaamd Nam;
S8 OP DEN ZESTIENDEN ZONDAS NA PINKSTER.
■en Zijne leerlingen, en eene talrijke menigte gingen met Hem. Als Hij du de poorten der stad naderde, zie er werd een doode uitgedragen, een eenige zoon zijner moeder, en deze was wednwe, en daar was veel volk van de stad met haar. Als de Heer haar zag, werd Hij met mededoogen over haar bewogen, en zeide tot haar : Ween niet. Ea Hij naderde, en raakte de baat asm. (De drasers nu stonden stil.J En Hij zeide: Jongeling ! Ik zeg u, sta op. En de doode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijne moeder. En de vrees beving hen allen; en zij verheerlijkten God, zeggende : Er is een groot Profeet onder ons opgestaan, en God heeft zijn volk bezocht.
OP DEN ZESTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER. Epistel uit den brief van den H. apostel Faulus aan de Kphesiërs; III, 13—21.
Broeders, ik bid u, dat gij om mijne kwellingen voor u, niet bezwijkt; het strekt u immers tot roem. Hierom buig ik mijne knieën voor den Vader van onzen Heer Jesus Christus, die ook de Vader is van al, wat in den hemel en op de aarde genoemd wordt, 'opdat Hij n, volgens de schatten Zijner heerlijkheid, geve, dat gij door Zijnen Geest met kracht naar den inwendigen mensch versterkt wordet; dat Christus door het geloof in uwe harten wone ; dat gy in de liefde geworteld en gegrondvest, met alle de heiligen moogt bevatten, welke de breedte, lengte, hoogte en diepte zij, en kennen de liefde van Christus, die alle wetenschap te boven gaat, opdat gij met alle volkomenheid Gods vervuld wordet. Hem dan, die door de kracht, die in ons werkt, alles overvloediger kan doen, dan wij verzoeken of begrijpen. Hem zig eer in de Kerk, en door Christus Jesus, in alle geslachten, van alle eeuwen. Amen.
Eyangelie yolgens den H. Lncas; XIV, l—11.
In dien tijde, als Jesus op eenen sabbatdag in het huis van eenen der voornaamste pbariseën kwam, om het maal
OP DEN ZEVENTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER. 8Ï
te houden, gaven zij acht op Hem. Eu zie, een waterzuchtig inensch was daar voor Hem, en Jesua sprak de schriftgeleerden en phariseën aan, en zeide: Is het geoorloofd op den sabbatdag iemand te genezen? Doch zij zwegen. Hij nam hem dan bij de hand, genas hem, en liet hem gaan. En toen sprak Hij tot hen, en zeide: Wie is er onder u, die, als zijn ezel of os in een put viel, hem niet terstond op den sabbatdag daar zoude uittrekken ? En zij konden Hem hierop niet antwoorden. Ook sprak Hij tot de genooden eene gelijkenis, daar Hij opmerkte, hoe zij de eerste plaatsen uitzochten, en Hij zeide tot hen : Als gij ter bruiloft genoodigd zijt, ga dan niet op de eerste plaats zitten, of er misscuijn niet iemand aanzienlijker dan gij verzocht ware, en degene, die u en hem verzocht heeft, inkomende, dan tot u zoude zeggen : Maak plaats voor dezen; eu dan zoudt gij met schaamte de laagste plaats moeten nemen. Maar, als gij gcnoodigd zijt, ga op de laagste plaats zitten, opdat, als hij, die u genoodigd heeft, komt, hij u zegge; Vriend, ga hooger op. Dit zul u eene eer zijn voor degenen, die mede aan tafel zitten. Waut al, die zich verheft, zal vernederd, en die zich vernedert, zal verheven worden.
OP DEN ZEVENTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den brief van deu H. apostel Paulas aau de Ephesiërs; IY, 1—6.
Broeders, ik, die in den Heere gevangen ben, bid u, dat gij waardig bewandelt den staat, waartoe gij geroepen zijt; verdraagt elkander in liefde, met alle nederigheid, zaehttfioedigheid en lankmoedigheid. Bevlijtigt u de eenheid des geestes door den band van vrede te bewaren, Gij zijt een lichaam en een geest, gelijk gij ook tot eene hoop van utven roep geroepen zijt. Daar is een Heer, eea ge-
SO OP DEN ACHTTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
loof, een doop, een God en Vader van allen, die boven allen, door allen, en in ons allen is, die gezegend is in alle eeuwigheid. Amen.
ETangelie volgens den H. Mattheüs; XXII, 35—46.
In dien tijde kwamen de phariseen bij Jesus, en een van hen, zijnde een leeraar der wet, ondervroeg Hem, om Hem te toetsen : Meester, welk is het grootste gebod in. de wet ? Jesus zeide hem : Gij zult den Heer uwen God beminnen, trit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, en uit geheel uw ■verstand. Dit is het grootste en het eersie gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is : Gij zult uwen naaste be» minnen gelyk u zeiven. Van deze twee geboden hangt de geheele wet en de profeten. Daar nu de phariseen bijeen waren, ondervroeg Jesus hen, en zeide: Wat dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij antwoordden Hem: De Zoon van David. Hij zeide hun : Hoe noemt David Hem in den geest dan Heer, zeggende : De Heer heeft tot mijnen lieer gezegd : Zit aan Mijne rechterhand, totdat It Uwe vyanden stelle tot eeue voetbank üiver voeten. Indien David Hem dan Heer noemt, hoe is Hij zijn Zoon ? En niemand kon Hem een woord antwoorden, noch heeft iemand liem van dien dag af meer durven ondervragen.
OP DEN ACHTTIENDEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel nit den eersten brief Tan den H. apostel Fanlus aan de Korlnthiërs; I, 4—8.
Broeders, ik dank mijnen God altijd uwentwege, voor de genade Gods, die u in Jesus Christus gegeven is, daar gij in Hem rijk zijt geworden in alles, in allen woord, en in alle kennis, zoodat de getuigenis van Christus in u bevestigd wordt, zoodat u, die de openbaring van onzen Heer Jesos Christus verwacht, geene genade ontbreke; Hij zal u
•f dsn negentienden zondag na pinkster.
ook ten einde toe toot zonde bewaren, tot dea dag der komste Tan onzen Heer Jesus Christus.
Evangelie volgeus den H. Mattheiis; IX, 1—8.
In dien tyde klom Jesus in het schip, en voer over, en kwam in Zijne stad. En ziet, zij brachten Hem eenen beroerde, die op een bed lag. En Jesus hun geloof ziende, zeide tot den beroerde: Betrouw zoon, uwe zonden worden u vergeven. En ziet, eenige schriftgeleerden zeiden bij zich zeiven : Hij lastert. En Jesus hunne gedachten ziende, zeide ; Waarom denkt gij kwaad in uwe harten ? Wat is lichter, te zeggen : Uwe zonden worden u vergeven, of te zeggen : Sta op, en wandel? Opdat gij echter zoudt weten, dat de Zoon des menschen op aarde macht heeft om de zonden te vei geven; zoo zeide Hij tot den beroerde: Sta op, neem uw bed op, en ga naar uw huis. En hij stond op, en gitg naar zijn huis. Het volk nu dit ziende, werd verbaasd, en verheerlijkte God, die zoodanige macht aan de menschen gegeven heeft.
OP DEN NEGENTIENDEN ZONDAG NA PINKSTEK. Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Ephesiërs; IV, 23—28.
Broeders, vernieuwt u in den geest van uw gemoed, en doet aan den nieuwen mensch, die naar God in rechtvaardigheid, en in ware heiligheid gesehapeti is. Daarom legt af de leugentaal ; een ieder spreke de waarheid met zijnen naaste; want wij zijn leden met elkander; wordt gram, maar zondigt niet j de zon ga niet ouder over uwe gramschap. Geeft den duivel geene plaats; dio gestolen heeft, stele niet meer ; maar hij arbeide liever, en werke iets goeds met zijne handen, opdat hij iets hebbe, om mede te deelen dengene, die in nood is.
91
OP DEN TWINTIGSTEN ZONDAG Ni. PINKSTER.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; XXII, 1—H.
In dien tijde sprak Jesus tot de overpriestcrs en phari-seën in gelijkenissen, en zeide: Het rijk der hemelen is gelijk eenen koning, die voor zijnen zoon eene bruiloft had aangericht. En hij zond zijoe knechten, om do genooden ter bruiloft te roepen, en zij wilden niet komen. Hij zond wederom andere knechten, en zeide: Zegt den genooden : Ziet, ik heb mijn maal bereid, mijne ossen en gemeste beesten zijn geslacht, en alles is gereed; komt ter bruiloft. Maar zij achtten het niet, en gingen henen, de een naar zijn landgoed, en de ander naar zijnen koophandel; en de overige namen zijne knechten, en hen smadelijk behandelende, doodden zij dezelve, Toen de koning dit hoorde, werd hij vergramd, zond zijne legers, vernielde die moordenaars, en stak hunce stad in brand. Toen zeide hij (ot zijne knechten; De bruiloft is wel bereid, maar de genood :n waren die niet waardig. Gaat dan tot de uiteinden der wegen, en noodigt allen, die gij vindt, ter bruiloft. En zijne knechten gingen naar de wegen, verzamelden allen, die zij vonden, goeden en kwaden, eu de bruiloft werd vol gasten. Maar de koning kwam binnen om de gasten te zien, en zag daar eenen mcnsch, die geen bruiloftskleed aan had. En hij zeide hem : Vriend ! hoe zijt gij hier binnen gekomen zonder bruiloftskleed ? En hij versiomde. Toen zeide de koning aan de dienaren: Bindt hem handen en voeten, en werpt hem in de uiterste duisternis, daar ga-ween en geknars der tanden zal zijn ; want velen zijn geroepen, maar weinig uitverkoren.
OP DEN TWINTIGSTEN ZONDAG NA. PINKSTER.
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus ,»an de Ephesiërs; V, 15—21.
Broeders, ziet toe, dat gij voorzichtig wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen; koopt den tijd af, want de dagen
92
/
OP DEN EEN EN TWINTIGSTEN ZONDAG NA FINE8TEK. 93
.
iiju boos; weest derhalre niet onverstandig, maar bevroedt, wat de wil Gods zij. En drinkt u niet dronken aan wij'a, waarin wulpschheid is; maar wordt vervuld met den heiligen Geest. Onderhoudt elkander met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen; zingt, en looft deu Heer in uwe harten ; daiikt God den Vader altijd voor alles, in den naam van ouzen Heer Jesus Christus, zijnde elkander ondergeschikt iu de vrees van Christus.
Evangelie volgens den H. Joannes; IV, 46—53.
In dien tijde was er een koninklijk hoveling, wiens zoon. te Caphnrnaum ziek lag. Hij hoorende, dat Jesus uit t/aatea raar Galilea nas gekomen, ging naar Hem, en verzocht Hem, dat Hij wilde komen, en zijnen zoon genezen, wijl hij begon te sterven. Jesus, zeide hem dan : Tanzij gij kekenen en wonderen ziet, zoo gelooft gij niet. De hoveling zeide Htm ; Heer, kom toch, eer mijn zoon sterft. Jesus zeiden hem: Ga henen, uw zoon leefi. De man geloofde het woord, hetwelk Jesus hem zeide, en ging henen. Als hij nu henen ging, kwamen zijne knechten hem te ge» moet, boodschapten hem, en zeiden, dat zijn zoon leefde. Hij vroeg hen dan naar het uur, waarin hij beter geworden was. En zij antwoorJueu hem : Gisteren te zeven uren heeft de koorts hem verlaten. De vader erkende nu, dat dit hetzelfde uur was, waarin Jesus hem zeide : Uw zoon leeft. En hij geloofde en zijn gel eel huisgezin.
OP DEls' EEN EN TWINTIGSTEN ZONDAG NA PINKSTER
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulas aan de Ephesiërs; VI, 10—17.
t als Broeders, wordt versterkt in den Heer, en in de kracht agea Zijuer sterkte. Doet aan de wapenrusting Gods, opdat gij
OP DEN EEN EN TWINTIGSTE N ZONDAG NA PINKSTEB.
inoogt bestand zijn tegen de listen des duivels; want onze strijd is niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden en machten, tegen de gezagvoeders dezer duistere wereld, tegen de booze geesten in de lucht. Neemt daarom aan de wapenrusting Gods, opdat gij in den kwaden dag moogt wederbtaan, en in alles volkomen staande blijven. Staat dan vast, omgordende uwe lenden met waarheid, gekleed met het harnas der rechtvaardigheid, en uwe voeten geschoeid en voorbereid tot het Evangelie des vredes. Neemt boven alles het schild des geloofs, waarop gij alle vurige pijlen van den booze kunt nitdooven; neemt aan den helm des b.eils, en het zwaard des geestes, hetwelk hst woord Gods is.
Evangelie volgens den H. Mattheüsj XYIII, 23—35.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen deze gelijkenis : Het rijk der hemelen is gelijk eeneu koning, die rekening met zijne dienaren wilde houden. En als hij de rekening begon te houden, werd er een voor hem gebracht, die hem tien duizend ponden schuldig was. Maar, dewijl bij niets had om te betalen, gebood zijn heer, dat men hem, en zijne vrouw en kinderen, en al wat hij had, zoude verkoopen en betalen. Maar die knecht viel neder, bad hem, en zeide : Heb geduld niet my, en ik zal u alles betalen. En de heer kreeg mededoogon met dien knecht, liet hem gaan, en schold hem de schuld kwijt. Maar die knecht uitgaande, vond een van zijne medeknacliten, die hem honderd tienlingen schuldig was; hij greep hem aan, wrong hem de keel, en zeide: Betaal, hetgeen gij schuldig aijt. Eu zijne medeknecht viel neder, bad hem, en zeide: Heb geduld met my, en ik zal u alles betalen. Doch hij wilde niet, maar hij ging henen, en wierp hem ia de gevangenis, tot dat hij de schuld betaalde. En zijne mede. knechten ziende, hetgeen er geschiedde, werden zeer bedroefd. JDn zy kwamen, en verhaalden hunnen heer al, Wat er ge'
«4
OP DEN TWEE EN TWINTIGSTEN ZONDAG NA PINKSTER. 95
schied was. Toen riep zijn heer hem, en zeide hem : Booze knecht, ik heb u de geheele schuld kwijt gescholdenj omdat gij mij gebeden hebt; moest gij dan ook geen medelijden met uwen medeknecht hebben, gelijk ik medelijden met u. gehad heb ? En zijn heer vergramd zijnde, gaf hem over aan de beulen, tot dat hij de geheele schuld zoude betalen. Zoo zal Mijn hemelsche Vader ook met u doen, zoo gij» een ieder zijnen broeder, niet van harte vergeeft.
OP DEN TWEE EN TWINTIGSTEN ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den brief ran den H. apostel Panlus. aan de Thilippensen; I, 6—11.
Broeders, wij betrouwen op den Heer Jesus, dat Hij, diamp; het goede werk in u heeft begonnen, bet ook zal voltrekken, tot op den dag van Jesus Christus. Gelijk het voor mij billijk is, dat ik dit gevoelen voor a allen heb, omdat ik u in mijn hart draag, en gij allen in mijne boeien, in de verdediging, en de bevestiging van het Evangelie, deelga-nooten mijner vreugde zijt. Want God is mijn getuige, hoe mijne zucht tot u allen is met de innerlijke liefde van Jesus Christus. En dit bid ik, dat uwe liefde meer ea meer toeneme in wetenschap, en in alle kennis, opdat gij het beste goeilkeurt, opdat gij oprecht en zonder aanstoot zijt tot den dag van Christus, vervuld zijnde met de vrucht der rechtvaardigheid door Jesus Christus, tot eer en lof van God.
Evangelie volgens den 11. Mattheüs; XXII, 15—21
In dien tijde gingen de phariseën henen, en hielden raad, hoe zij Jesus in Zijne woorden zouden vangen. En z\j zonden hunne leerlingen met do Herodianen tot Hem, en zeiden :
96 OP DEN DRIE EN TWINTIGSTEN ZONDAG NA PINKSTEB.
Meester, wij weten, dat Gij oprecht zijt, en den weg Gods naar waarheid leert, en dat Gij niemand ontziet; wijl Gij geen acht geeft op het aauzien der menscheu. Zejr ons dan, wat dunkt U : Is het geoorloofd, den keizer cijns te betalen, of niet ? Dan, Jesns hunne boosheid kennende, ztide ; Wat toets gij Mij, geveinsden ? Tcont Mij den cijuapenning. Ea zij vertoonden Hem eenen tienling. En Jesus zeide hun: Wiens beeld en opschrift is dit ? Zij zeideu Hem : Des keizers. Toen zeide Hij hun ; Geeft dan den keizer, dat den keizer toekomt, en aau God, dat God toekomt.
OP DEN DBIE EN TWINTIGSTEN ZOxXDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den brief van deu H. apostel Paulus aan do Philippensen; III, 17—21 en IY, 1—3.
Broeders, zijt mijne navolgers, en let op degenen, die zoo wandelen, gelijk gij ons tot eeu voorbeeld hebt. Want velen, van welken ik u dikwijls gezegd heb, (en nu al weenende zeg) ivandelen, als vijanden van het kruis van Christus; hun einde is het verderf, liuu buik is hun God, en hun roem is in hunne schande ; zij hebben alleen smaak ia aardsche dingen. Maar onze wandel is in den hemel, van waar wij ook den Zaligmaker, onzen Heer Jesus Christus venvachien. die ons vernederd licli?am zal hervormen, ea gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam, nair de kracht, waarmede Hij aan zich alles kan onderwerpen. Dus, rriijne welbeminde en teedergeliefde broeders, n ijue vreugd en mijne kroon; staat aldus vast in den Heer, welbeminden! Ik bid Evodia, en ik smeek Synlyche, dat zij eensgezind zijn in den Heer. Ik bid u ook, mijn oprechte medehelper, help haar, die met mij, met Clemens, en m^jne andere medehelpers in het Evangelie gearbeid kebbeu. Hunne namen staan in het boek des levens.
OP DEN LAATSTEN ZONDAG NA PINKSTER. 97'
Evangelie rolgens den H. Mattheüs; IX, 18—26.
In dien tijde, terwijl Jesns tot het volk sprak, zie, daar kwam een overste, die Him aanbad, en zeide: Heer, mijne doebter is nu overleden ; maar kom, leg üwe hand op haar, en zij zal leven. En Jesus stond op, en volgde hem met Zijne leerlingen. En zie, eene vrouw, die twaalf jaren lang eene bloedvloeijing geleden had, kwam van achteren, raakte den boord van Zijn kleed aan. \vant zij zeide bij zich zelve : Indien ik slechts Zijn kleed mag aanraken, dan zal ik genezen zijn. Jesus nu keerde zich om, zag haar, en zeide : Betrouw, dochter, uw geloof heeft u genezen. En van dat uur af was de vrouw gezond. Toen Jesus in het huis van den overste kwam, en ds treurpijpers en de woelende menigte zag, zeide Hij: Gaat van hier ; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij lachten Hem uit. Als de menigte uitgedreven was, trad Hij binnen, en Hij vatte hare hand. En het dochtertje stond op. En dit gerucht verspreidde zich door de geheele landstreek.
OP DEN LAATSTEN ZONDAG NA PINKSTER 1).
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulns aan de Kolossensen; I, 9—1-1:.
Broeders, wij houden niet op, om voor u te bidden en te stneeken, dat gij vervuld moogt worden met de kennis van den wil Gods in alle wijsheid cn geestelijk begrip, opdat gij waardig wandelt, en God in alles behaagt; dat gij vruchten voortbrengt in a'le goede werken, en toeneemt in de kennis Gods ; dat gij in alle kracht versterkt^wordet door
1) Indien er meer, dan vier en twintig zondagen na Pinkster zijn, worden de overgeblevene of tiet gelezene Evangeliën vaa de zondagen na Drie-koningen hier ingelascht, zoo nochtans, dat deze Epistel en Evangelie altoos op den laalsten Zondag na Pinkster komen.
'98 op den laatsïen zonda.g na pinkster.
de macht Zijner heerlijklieid, om in alles lijdzaam, en lang-moedig met vreugde. God den Vader te danken, die ons waardig gemaakt heeft, om aandeel te hebben in de erfeuis der heiligen in het licht; die ons uit de macht der duisternissen gerukt, en tot het rijk van Zijnen welbeminden Zoon overgevoerd heeft, in wien wij door Zyn bloed de verlossing, de vergeving der zouden hebben.
Evangelie volgens den H.MattheüsjXXI V, 15—35.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen : Wanneer gij in de heilige plaats zult zien staan den gruwel der verwoesling, die door den profeet Daniël vonrïegd is, die het leest, zie het te verstaan. Die dan in judea zijn, vluchten naar de bergen, en die op het dak is, kome niet »f, om iets uit zijn huis te halen ; zelfs die op het land is, keere niet terug, om zijn kleed te halen. Maar wee haar, die in die dagen zwanger zijn, en zuigen. Bidt ook, dat uwe vlucht niet in den winter noch op den sabbatdag voorvalle. Want de verdrukking zal alsdan zoo groot zijn, bIs er van het begin der wereld tot nu toe geene geweest is, noch zijn zal. En zoo die dagen niet ingekort wierden, geen vleesch bleef er behouden ; maar die dagen zullen om de uitverkorenen ingekort worden. Als iemand u dan zal zeggen : Zie, hier is de Christus, of daar is Hij, gelooft het niet ; want daar zullen valsche Christussen en valsche profeten opstaan, en zij zullen groote teekenen en wonderen doen, zoodat ook de uitverkorenen, indien het mogelijk ware, in doling zouden gebracht worden. Ziet, Ik heb het n voorzegd. Als men u dan zal zeggen : Ziet, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; ziet, Hij is daar binnen, gelooft het niet. Want, gelijk de bliksem uit het oosten komt, en tot in het westen schijnt, zoo zal ook de komst van den Zoon des menschen zijn. Waar een lichaam is, daar zullen de arenden vergaderen. Terstond nu na de verdrukking van die dagen, zal de zon verduisterd worden, en demean
OP DEN LAATSTBN ZONDAG NA PINKSTER.
99
jal baar licht niet geven, de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen beroerd worden; dan zal het teeken van den Zoon des menschen in den hemel verschijnenj dan zullen alle geslachten der aarde weenen, en zij zullen den Zoon deamp; menschen zieu komen op de wolken des hemels met groote macht en heerlijkheid. H\j zal Zijne Engelen zenden met eene bazuin en groot geluid, en die zullen Zijne uitverkorenen bijeen vergaderen van de vier winden, van het bovenste tot het onderste der hemelen. Leert dan van den vijgenboom deze gelijkenis: Als de takken nu teeder zijn, en de bladen uitloopen, dan weet gij, dat de zomer nabij is, zoo ook, als gy al deza dingen ziet, weet dan, dat het nabij, eu voor de deur is. Voorwaar Ik zeg u : Dit geslacht zal niet voorbijgaan, eer al deze dingen geachieden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan ; maar Mijne woorden zullen niet voorbijgaan.
OP DE VIGILIËN
EN
DE HEILIGE DAGEN DOOE HET JAAR.
80 November,
OP DEN FEESTDAG VAN DEN H, APOSTEL ANDKEAS.
Epistel nit den brief Ta,u den H. apostel Paulus aan de Romeinen; X, 10—18.
Broeders, met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid ; maar met den mond doet meu belijdenis ter zaligheid. Want de schrift zegt: A! wie in Hem geiooft, zal niet beschaamd worden. Want tusschen Joden en Grieken is geen onderscheid; allen hebben immers denzelfden Heer, die mildadig is over allen, die Hem aanroepen. Want al, wie deu naam des Heeren zal aaproepen, zal zalig zijn. Maar hoe zullen zij Hem aanroepen, in wien zij niet gelooven ? Of, hoe zullen zij in Hem gelooven, van wien zij niet gehoord hebben ? En hoe znllen zij hooren, ala het niet verkondigd wordt ? Eu hoe zullen zij verkondigen, als zij niet gezonden worden ? Zooals geschreven staat: Hoe schoon zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, die goede dingen verkondigen! Maar niet allen gehoorzamen het Evangel e; want Isaias zegt : Heer, wie heeft onze verkondiging geloofd? Het geloof komt dus door het gehoor, en het gehoor door het woord van Christus. Ik zeg dan, hebben zij niet gehoord? Ja voorzeker, hun geluid is over de geheele aarde uitgegaan, en hunne woorden tot de uiteinden der aarde.
OP DEN FEESTDAG TAN DEN H. NICOIAUS.
Erangelie Tolgens den H. Mattheüs; IV, 18—22.
In dien tijde wandelde Jesus langs de zee van Galilea, en zag twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, deszelfs broeder, het net in zee werpen; fwant zij waren visschers). En Hy zeide hun: Volg Mij, en Ik zal u visschers van menschen maktn. Zij verlieten dan terstond de netten, en volgden Hem. En van daar voortgaande, zag Hij twee andere broeders. Jacobus, den zoon van Zebedeus, en Joannes, deszelfs broeder, in het schip met hunnen vader Zebedeus, hunne netten verstellende. Hij riep ze, en zij verlieten terstond de netten en hunnen vader, en volgden hem.
6 December.
OP HET PEEST VAN DEN H. NICOLAU3, BISSCHOP EN BELIJDER.
Epistel nit den brief ran den H. apostel Panlus aan de Hebreen; XIII, 7—17.
Broeders! gedenkt awer leidsmannen, die u het woord Gods verkondigd hebben; geeft acht op den uitgang huns levens, en volgt hun geloof. Jesus Christus is dezelfde, gisteren, teden, en in eeuwigheid. Laat u door geene verschillende en vreemde leeringen vervoeren; want het beste is het hart met genade te versterken, en niet met spijzen, welke hun, die zich daarmede ophielden, geen nut hebben aangebracht. Wij hebben een Altaar, waarvan zij, die het tabernaktl bedienen, niet mogen eten. Want de lichamen der dieren, wier bloed door den Hcogepriester voor de zonde in het heiligdom wordt gebracht; worden buiten het leger verbrand. Daarom heeft ook Jesus, om het volk door Zijn bleed te heiligen, buiten de poert geleden. Laten wij dan tot Hem buiten het leger uitgaan, en Zijne versmaadbeid dragen: trouwens wij hebten hier geene blijvende stad, maar zoeken de bekomende. Laten wij dan door Hem eene otferande van lof, aan God opdragen, dat is, de vrucht der lippen,
101
7
108 OP DEN FEESTDAG VAN MABIA'S ONBEVL. ONTVANGENIS.
die Zijnen naam belijden. Vergeet ook de weldadigheid en mede- ^ deelzaamheid niet; want door zoodanige offeranden behaagtmen ^ God. Gehoorzaamt nwen leidsmannen en zijt hun onderdanig;
want zij waken, als zullende rekenschap van uwe zielen geven.
Evangelie volgens den H. Mattheüs; XXV, 14—23.
Tn dien tijde zeide Jesus tot Zijne leerlingen deze gelijkenis: Zeker mensch, die buiten 's lands ging, riep zijne knechten, en stelde hun zijne goederen ter hand. En den eene gaf hij vijf talenten, den anderen twee, en eenen andere één,
ieder naar deszelfs vermogen, en vertrok terstond. Hij nu, die vijf talenlen had ontvangen, ging henen, handelde daarmede, en won er vijf andere bij. Desgelijks ook, die er twee had ontvangen, won er twee bij. Maar die er één bad ontvangen, ging henen, begroef het in de aarde, en verborg het geld van zijnen heer. Na veel tijds nu kwam de heer van deze knechten, en hield rekening met hen. En hij, die vijf talenten ontvangen had, naderde, en bood hem vijf andere talenten aan, zeggende: Heer, gij hebt mij vijf talenten gegeven, zie, ik heb vijf anderen overgewonnen.
Zijn heer zeide tot hem : Welaan, goede en getrouwe knecht!
omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, zal ik u over veel stellen ; treedt binnen in de vreugd uws heeren. Ook hij die twee talenten ontvangen had, is bij hem gekomen, en zeide: Heer, gij hebt mij twee talenten gegeven, zie, ik heb twee anderen overgewonnen. Zijn heet zeide hem : Welaan, goede en getrouwe knecht! Omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, zal ik u over veel stellen, treedt j^g binnen in de vreugd uws heeren.
8 Becembsr.
OP HET FEEST VAN MAEIA'S ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
Epistel uit het boek der Spreuken; TUI, 22—33.
De Heer bezat Mij in het begin Zijuer wegen, eer Eij nog van den beginne af iets maakte. Van eeuwigheid, eu vaü
OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. THOMAS. lÖS
^equot; de oude dagen af, eer de aarde geschapen was, ben Ik 1ien geschikt geweest. De afgronden waren nog niet, en Ik was lSgt; reeds ontvangen; de waterbronnen welden nog niet opj de el1- bergen stonden nog niet door hunne zwaarte; voor de heu-ivelen was Ik geboren. Hij had de aarde, en de rivieren, Jen de aspunten nog niet geschapen. Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik er bij; toen Hij de afgronden met eene vaste wet en kring omheinde; toen Hij de lucht omhoog vastzette, en de waterbronnen afwoog; toen Hij de zee met oevers omringde, en den wateren de wet voorschreef, om niet buiten hunne palen te gaan. Toen Hij de gronden der aarde vestigde, was Ik bij hem, en beschikte alles, en ;wee jjlk had er dagelijks Mijn vermaak in, en speelde voor Hem ten allen tijde: Ik speelde op d'jn aardbodem, en Mijn vermaak was bij de kinderen der menschen te zijn. Nu dan, kinderen! hoort Mij: Zalig zijn zij, die Mijne wegen in acht nemen. Hoort naar de onderwijzing, en weest verstandig, en verwerpt die niet. Zalig is de mensch, die Mij hoort, en dagelijks aau Mijne deur waakt, en die aan de stijlen Mijner deur acht geeft. Die Mij gevonden zal hebben, zal het leven vinden, en zaligheid in den Heer scheppen.
Evangelie volgens den II. Lucas; I, 26—28.
In dien tijde, werd de Engel Gabriel van God gezonden nsar eene stad van Galilea, met name Nazareth, tot eene 1®11^' Maagd, die ten huwelijk gegeven was aan eenen man, wiens ein;S [jnaam was Joseph, uit het huis van David, en de naam van reedt ^ maagd was Maria. En de Engel, die bij haar binnen kwam, zeide: Wees gegroet, gij vol van genade; de Heer is met u; Gezegend zijt gij onder de vrouwen.
-35.
ij nog
i vaB
21 Eecember.
OP HET FEEST VAN DEN H. THOMAS, APOSTEL. Epistel uit den brief van den H. apostel Panlus aan de Ephesiërs; I, 19—22.
Broeders, gij zijt nu geene vreemdelingen, noch uitlanderSj,
[S.
ijne ;ene Sen, die aar
een , en ivam En hem vijf nen. cht! over Ook men, zie,
104 OP BEN FEESTDAG YAN MARIA ZUIVERING.
«aar gij zijt medeburgers der heiligen en huisgenooten Gods, gebouwd op de grondlegging der Apostelen en Profeten, wnarvan Jesus Christus zelf de hoeksteen iSj op welken het geheele gebouw wordt opgetrokken, en oprijst tot eenen heiligen tempel in den Heer; waarop gij mede opgebouwd wordt tot eeue woonplaats Gods in den Geest.
Evangelie volgens den H. Joannes; XX, 24—29.
In dien tijde was Thomas, een van de twaalf, die Didy-mns genoemd wordt, niet bij hou, toen Jesus kwam. l)e andere leerlingen zeiden hem dau : Wij hebben den Heer gezien. Maar hij zeide hun : Teozij ik in Zijne handen de gaten der nagelen zie, en mijnea vinger in de plaats der nagelen steke, en mijne hand in Zijne zijde legge, ik zal het niet gelooven. En acht dagen daarna waren de leerlingen ■wederom binnen, en Thomas met hen. Jesus kwam met geslotene deuren, en stond in het midden, en zeide; Vrede eij n 1 Daarna zeide Hij tot Thomas: Steek uwen vinger hierin, en bezie Mijne handen, en neem uwe aand, en steek die in Mijne zijde, en wees niet ongeloovig, maar geloovig. Thomas antwoordde, en zeide Hem: Mijn Heer en mijn God ! Jesus zeide hem : Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, hebt gij geloofd ; zalig zijn zij, die niet gezien, en geloofd hebben.
2 Februari.
OP HET PEEST VAN MAKIA ZUIVERING. Epistel uit den profeet Malachias; III, 1—4.
Dit zegt de Heer God; Ziet, Ik zend Mijnen Engel, en hij zal den weg voor Mijn aanfcbijn bereiden. En terstond zal in Zijnen tempel komen de Heer, dien gij zoekt, en d( Engel des verbonds, dien gij verlangt. Ziet, Hij komtv zeg de Heer der heerscharen: wie zal den dag Zijner komsti kunnen denken, en wie zal blyven staan, om Hem te zien Want Hij zal zijn als een versmeltend vuur, en als eei
OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. MATHIAS. 105
vollerskruid; Hij zal het zilver zitten smelten en zuiveren, en Hij zal de kinderen van Levi zuiveren, en hen doorzijgen als goud, en als zilver; en zij zullen den Heere offeranden in recht vaardigheid opdragen! En de offerande van Juda en van Jerusalem zal den Heer behagen, gelijk ia. de oude dagen en gelijk in de vorige jaren, zegt de almogende lieer.
Evangelie volgens den II. lucas; II, 22—32.
In dien tijde, als de dagen der zuivering van Maria naar de wet van Moyses vervuld waren, brachten zij Jesus te Jerusalem, om Hem bij den Heer voor te stellen, zooals in de wet des Heeren geschreven is: Al eerstgeboren van het mannelijk geslacht zal den Heere geheiligd worden; en om het slachtoffer op te dragen, volgens hetgeen in de wet des Heeren gezegd wordt, een paar tortelduiven, of twee jonge duiven. En ziet, te Jerusalem was een man, genaamd Simeoa, en deze mensch was rechtvaardig en godvreezend, eu verwachtte de vertroosting van Israal, en de heiliga Geest was in hem. En hij had van don heiligen Geest eene openbaring ontvangen, dat hij den dood niet zoude zien, voor dat hij dea gezallde des Heeren aanschouwd had. En hij kwam door den geest in den tempel; en als da ouders het kind Jesus daarin brachten, om volgens de gewoonte der wet voor Hem te doen; nam hij hetzelve ia zijne armen, loofde God, en zeide: Heer, nu laat GyUwen dienaar volgens Uw woord in vrede gaan; want mijne oogen hebben gezien Uwen Zaligmaker, dien Gij voor het aanschijn van alle volken bereid hebt tot een licht ter verlichting der heidenen, en ter verheerlijking van Uw volk Israel.
24 of 35 Februari.
OP HET FEEST VAN DEN H. MATHIAS, APOSTEL.
Epistel uit de Handelingen der apostelen: I, 15—26.
In die dagen stond Petrus op in het midden der broeders^
106 OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. MATBIAS.
(daal waren omtrent honderd en twintig mensehen bijeen,) en hij zeide: Mannen breeders, de scbrift moet vervuld wordeiij die de heilige Geest door den mond van David voorspeld heeft nopens Judss, die de aanleider geweest is van degenen, die Jesus gevntigen hebben. Hij was onder ons getal, hij had deel in deze bediening. Bij heeft voor het loon der ongerechtigheid eenen akker bekomen, en zich verharigende, is hij midden door gebarsten, en al zijne ingewanden ziju uitgeloopen. En het werd aan alle bewoners van Jerusalem bekend, zoodat die akker in hunne taal geroemd werd Haceldama, dat is : bloedakker. Want in het Doek der psalmen staat geschreven: Hunne woning worde verlaten, en niemand wone daarin, en een ander krijge ziju herdersambt ! Uit die mannen dan, die met ons omgegaan hebben, gedurende ai den tijd, dat de Heer Jesus onder ens is in- en uitgegaan, van den docp van Joannes af tot den dag, toen Hij vsn ons werd opgenomen, moet er een met ons getuige Zijner verrijzenis worden. Zij ütelden er dan twee voor, Joseph, genaamd Barsabas; en bijgenoemd Justus, en Matbias. En zij baden, en zeiden: Gij, fleer! die aller harten kent, laat zien, wien Gij van deze twee verkoren hebt, om te aanvaarden de plaats van deze bediening en het Apostelambt, daar Judas van afgevallen is, om zijnen weg te gaan. En zij lieten ben loten, en het lot viel op Mathias, en bij werd den elf Apostelen bijgevoegd.
Eyangelie volgens den H. Mattheüs; XI, 25—30.
In dien tijde sprak Jesus, en zeide : Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen, en den kleinen hebt geopenbaard. Ja, Vader, omdat het U zoo heeft behaagd. Alle dingen zijn Mij van Mijnen Vader overgegeven; en niemand kent den Zoon, dan de Vader, nech iemand den Vader, dan de Zoon, en wien het de Zoon wil veropenbaren. Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt, en Ik zal m verkwikken. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij,
OP DEN FEESTDAG VAN MAEIA BOODSCHAP. 107
dat Ik zachtmoedig en nederig van harte ben, en gij zult rust voor uwe zielen vinden; want Mijn juk is zoet, en Miju last licht.
25 Maart.
OP HET FEEST VAN MAEU BOODSCHAP. Epistel uit den profeet Isaias; VII, 10—15.
In die dagen, sprak de fleer tot Achaz, en zeide: Eiseh u een teeken van den Heer uwen God, uit de diepte des afgronds, of van boven uit den hemel. Maar Achaz zeide: Ik zal niet eischen, en den Heer niet tergen. En hij zeide: Luister dan, o huis van David : Is het u niet genoeg, den mensehen lastig te zijn, dat gij ook mijnen God lastig valt? Daarom zal de Heer zelf u een teeken geven. Zie, eene maagd zal ontvangen, en eenen zoon baren, wiens naam Emmanuel genoemd zal worden. Boter en honig zal hij eten, totdat hij wete het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.
Evangelie volgens den H. Lucas; I, 26—38.
In dien tijde, werd de Engel Gabriël van God gezonden naar eene stad van Golilea, met name NazarelJi, tot eene maagd, die ten huwelijk gegeven was pan oenen man, wiens naam was Joseph, uit het huis van David, en de naam van die maagd was Maria. En de Engel, die bij haar binnen kwam, zeide: Wees gegroet, gij vol van genade; de Heer is met u; gezegend zijt gij onder de vrouwen. Als zij dit hoorde, werd zij ontsteld over zijne woorden, en overwoog, wat dit voor een groet mocht zijn. Doch de Engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria ! want gij hebt genade bij God gevonden. Zie, gij zult in uwen schoot ontvangen, en eenen Zoon baren, en Zijnen naam Jcsus noemen. Hij zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Heere God zal Hem den zetel van Zijnen vader David geven, en Hij zal over het huis van Jacob in eeuwigheid heersehen,
-30.
108 OP DEN FEESTDAG VAN DE HH. THILIPPUS EN JACOBUS.
en Zijn rijk zal geen einde hebben. Toen zeide Maria tot den Engel: Hoa zal dit geschieden, daar ik geenen man beken? En de Engel antwoordde, en zeide haar: De heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten u overgehad uwen ; en daarom zal ook het heilige, hetwelk uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden. Zie, Elisabeth, uwe nicht, heeft ook in hare hooge jaren eeuen zoon ontvangen, en zij, die men onvruchtbaar noemde, is reeds in hare zesde maand; want niets zal bij God on-mogelijs ziju. Toen zeide Maria; Zie de dienstmaagd des Hoeren, mij geschiede naar uw woord.
OP HET FEEST VAN DE HH. PHILIPPÜS EN JACOBUS, APOSTELEN.
Epistel uit liet boek der Wijslieid; V, 1—5.
De rechtvaardigen zullen met groote vrijmoedigheid staan tegenover degenen, die hen verdrukt, en van hunnen arbeid beroofd hebben. Zij dit ziende, zullen met eene schrikkelijke vreeze bevangen worden, ea verbaasd stasn over die schielijke cn onverwachte zaligheid; zij zullen berouw hebben, en met een beklemd gemoed bij zich zelven zeggen: Dezen zijn degenen, die wij weleer bespot, en tot een voorwerp van versmading gehouden hebben. Wij dwazen, oordeelden, dat hun leven dwaasheid, en hun einde zonder eer ware. Ziet, hoe zij onder de kinderen Gods zijn gerekend, en hun lot onder de Heiligen is.
Evangelie volgens den H. Joannes; XIV, 1—13.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Dw hart worde niet ontsteld. Gij geloof, in God ; gelooft dan ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Indien het zoo niet ware, zou Ik het u gezegd hebben; want Ik ga er voor u eene plaats bereiden. En als Ik zal
OP DEN FEESTDAG VAN KRUISVINDING. 109
weggegaan zijn, en u eene plaats bereid hebben, dan kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gy zijt, daar Ik ben. En waar Ik kenen ga, weet gy, ook weet gij den weg. Thomas zeide Hem : Heer, wij weten niet, waar Gij henen gaat, en hoe kunnen wij den weg weten? Jesns zeide hem : Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader, dan door Mij. Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook Mijnen Vader kennen; en van nu af zult gij Hem kennen, en hebt Hem gezien. Philippus zeide Hem: Heer, toon ons den Vader, en het is ons genoeg! Jesus zeide hem: Ik ben zoo langen tijd bij u, en kent gij Mg niet? Philippus, die Mij ziet, die ziet ook den Vader; hoe zegt gij dan: Toon ons den Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in den quot;Vader, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ii spreek, spreek Ik uit Mij zeiven niet; maar de Vader, die in Mij blijlt, doet de werken. Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader, en de Vader in Mij is ? Anders, gelooft het om de werken. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : Die in Mij gelooft, zal ook de werken doen, die Ik doe, en hij zal grootere doen, dan deze; want Ik ga tot den Vader. En al, wat gij den Vader in Mijnen naam zult verzoeken, dat zal Ik doen.
OP DEN FEESTDAG VAN KRUISVINDING.
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulas aan de l'liillppensen; II, 5—11.
Broeders, hebt hetzelfde gevosleu, dat ook Christus Jesus had, die, alzoo Hij in de gedaante van God was, het geenen roof achtte, aan God gelijk te zijn. Doeh Hij heeft zich zeiven vernietigd, eu de gedaante van eeuen dienstknecht aangenomen. Hij is den mensohen gelijk geworden, en ia houding als een menseh bevonden. Hij heeft zich zelvon vernederd, en is gehoorzaam geworden tot den dood, ja tot den dood des kruises. Daarom heeft God Hem verheven.
106 OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. MATÜIAS.
(daal waren omtrent honderd en twintig menschen bijeen,) «n hij «eide: Mannen breeders, de scbrift moet rerTuld worden, die de heilige Geest door den mond van David voorspeld heeft nopens Judas, die de aanleider geweest is van degenen, die Jesus gevangen hebben. Hij was onder ons getal, hij had deel in deze bediening. Bij heeft voor het loon der ongeiechtighe:d eenen akker bekomen, en zich verhangende, is hij midden door gebarsten, en al zijne ingfr wanden zijn nit^elcopen. En het werd aan alle bewoners van Jerusalem bekend, zoodat die akker in hunne taal ge' Eoemd werd Haceldama, dat is : bloedakker. Vtant in het Doek der psalmen siaat geschreven: Hunne woning worde verlaten, en niemand wone daarin, en een ander krijge zijn herdersambt 1 Uit die mannen dan, die met ons omgegaan hebben, gedurende al den tijd, dat de Trleer Ji sus onder ens is in- en uitgegaan, van den doop van Joannes af tot den dag, toen Hij vsn ons werd opgenomen, moet er een met ons getuige Zijner verrijzenis worden. Zij stelden er dan twee voor, Joseph, genaamd Barsabas; en bijgenoemd Justus en Matbias. En zij baden, en zeiden: Gij, Heer! die aller harten kent, laat zien, wien Gij van deze twee verkoren hebt, om te aanvaarden de plaats van deze bediening en het Apostelambt, daar Judas van afgevallen is, om zijnen weg te gaan. En zij lieten hen loten, en het lot viel op Mathias, en hy weid den elf Apostelen bijgevoegd.
EvaDgelie volgens den H. Mattheüs ; XI, 25—30
In dien tijde sprak Jesus, en zeide : Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen, en den kleinen hebt ge openbaard. Ja, Vader, omdat het U zoo heeft behaagd Alle dingen zijn Mij van Mijnen Vader overgegeven; ei niemand kent den Zoon, dan de Vader, ncch iemand den Vader, dan de Zoon, en wien het de Zoon wil veropenbaren Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt, en Ik m verkwikken. Neemt Mijn juk op n, en leert van Mij
OP DEN FEESTDAG VAK MAEIA BOODSCHAP. 107
dat Ik zachtmoedig en nederig van harte ben, en gij zult rust voor uwe zielen vinden; want Mijn juk is zoet, en Mijn last licht.
2 5 Maart.
OP HET FEEST VAN MARIA. BOODSCHAP. Epistel uit den profeet Isaias; VII, 10—15,
In die dagen, sprak de Eeer tot Achaz, en zeide; Eiseh u een teeken van den Heer uwen God, uit de diepte des afgronds, of van boven uit den hemel. Maar Achaz zeide: Ik zal niet eischen, en den Heer niet tergen. En hij zeide: Luister dan, o huis van David : Is het u niet geuocg, den menschen lastig te zijn, dat gij ook mijnen God lastigvalt? Daarom zal de Heer zelf u een teeken geven. Zie, eene maagd zal ontvangen, en cenen zoon baren, wiens naam Emmanuel genoemd zal worden. Poter en honig zal hij eten, totdat bij wete het kwade te verwerpen cn het goede te kiezen.
Evangelie volgens den 11. Incas; J, 26—38.
In dien tijde, werd de Engel Gabriel van God gezonden naar eene stad van G'/lilea, met name 'Nazareth, tot eene maagd, die ten huwelijk gegeven was ran oenen man, wiens naam was Joseph, uit het huis van David, en de naam van die maagd was Maria. En de Engel, die bij haar binnen kwam, zeide: Wees gegroet, gij vol van genade; dc Heer is met u; gezegend zijt gij onder de vrouwen. Als zij dit hoorde; werd zij ontsteld over zijne woorden, en overwoog, wat dit voor een gioet mocht zijn. Doch de Engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria ! want gij hebt genade bij God gevonden. Zie, gij zult in uwen schoot ontvangen, en eenen Zoon baren, en Zijnen naam Jesus noemen. Hij zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Heere God zal Hem den zetel van Zijnen vader David geven, en Hij zal over het huis van Jacob in eeuwigheid heersehen,
108 OP DEN FEESTDAG TAN DE HH. PHILIPPUS EN JAOOBU8.
en Zijn rijk zal geen einde hebben. Toen zeide Maria tot den Engel: Hos zal dit geschieden, daar ik geenen man beken? En-de Engel antiroordde, en zeide haar; De heilige Geest zal OTer u komen, en de kracht des Allerhoogsten u overschaduwen ; en daarom zal ook het heilige, hetwelk uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden. Zie, Elisabeth, uwe nicht, heeft ook in hare hooge jaren eeuen zoon ontvangen, en zij, die men onvruchtbaar noemde, is reeds in hare zesde maand; want niets zal bij God on-mogelijK zijn. Toen zeide Maria : Zie de dienstmaagd des Hoeren, mij geschiede naar uw woord.
OP HET FEEST VAN DE HH, PHILIPPUS EN JA.COBUS, APOSTELEN.
Epistel uit het boek der Wijsheid; V, 1—5.
De rechtvaardigen zullen met groote vrymoedigheid staan tegenover degenen, die hen verdrukt, en van hunnen arbeid beroofd hebben. Zij dit ziende, zullen met eene schrikkelijke vreeze bevangen worden, en verbaasd staan over die schielijke ou onverwachte zaligheid; zij zullen berouw hebben, en met een beklemd gemoed bij zich zelvea zeggen: Dezen zijn degenen, die wij weleer bespot, en tot eeu voorwerp van versmading gehouden hebben. Wij dwazen, oordeelden, dat hun leven dwaasheid, en hun einde zonder eer ware. Ziet, hoe zij onder de kinderen Gods zijn gerekend, en hun lot onder de Heiligen is.
Evangelie volgens den H. Joannes; XIT, 1—13.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Uw hart worde niet ontsteld. Gij geloof, in God ; gelooft dan ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Indien het zoo niet ware, zou Ik het u gezegd hebben; want Ik ga er voor u eene plaats bereiden. En ala Ik zal
OP DEN FEESTDAG VAN KRUISVINDING.
109
US.
weggegaan zijn, en u eene plaats bereid hebben, dan kom Ik weder, ea zal u tot Mij nemen, opdat gij zijt, daar Ik ben. En waar Ik henen ga, weel gij, ook weet gij den weg. Thomas zeide Hem : Heer, wij weten niet, waar Gjj henen gaat, en hoe kunnen wij den weg weten? Jesus zeide hem: Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader, dan door Mij. Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook Mijnen Vader kennen; en van nu af zult gij Hem kennen, en hebt Hem gezien. Philippus zeide üem: Heer, toon ons den Vader, en het is ons genoeg! Jesus zeide hem: Ik ben zoo langen tijd bij u, en kent gij Mij niet? Philippus, die Mij ziet, die ziet ook den Vader; hoe zegt gij dan: Toon ons den Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader, en de Vader in Mij is? i)e woorden, die Ik tot u spreek, spreek Ik uit Mij zeiven niet; maar de Vader, die in Mij blijlt, doet de werken. Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader, en de Vader in Mij is ? Anders, gelooft het om de werken. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : Die in Mij gelooft, zal ook de werken doen, die Ik doe, en hij zal grootere doen, dan deze; waut Ik ga tot den Vader. En al, wat gij den Vader in Mijnen naam zult verzoeken, dat zal Ik doen.
OP DEN FEESTDAG VAN KRUISVINDING.
Epistel uit den brief van den H. apostel Paulas aan de Philippeasen; II, 5—11.
Broeders, hebt hetzelfde gevoeleE, dat ook Christus Jesus had, die, alzoo Hij in de gedaante van God was, het geenen roof achtte, aan God gelijk te zijn. Doch Hij heeft zich zalven vernietigd, eu de gedaante van eeuen dienstknecht aangenomen. Hij is den menschen gelijk geworden, en in houding als een mensoh bevonden. Hij heeft zich zeiven vernederd, en is gehoorzaam geworden tot den dood, ja tot den dood des kruises. Daarom heeft God Hem verhevea.
OP DEN FEESTDAG VAN KRUIS VINDING.
en Hem eenen naam boven alle namen gegeven, opdat in den npnm van Jesus zieh buigen alle knien van die in den hemel, op de narde en endet de aarde zijn, en opdat alle tong be-lijde, dat de Heer Jesus is in de heerlijkheid van God den Vader,
ÏTangelie yolgeus tien H. Joannes; III, 1—15.
In dien tijde wns onder de phariseën een man, met name Nicodtmns, en overste der Joden. Hij kwam in den nacht bij Jesus, en zeide Hem : Meester, wij weten, dnt Gij een van God gezonden leermeester zijt; want niemand kan din teekfucn doen, die Gij doet, tenzij God met hem is. Jesus antwoordde, en zcide hem : Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u, tenzij iemand herboren worde, zoo kan bij het rijk Gods niet zien. Nicodemus zeide Hem : Hoe kan een mensch, die nu oud is, geboren worden ? Kan hij in het lichaam zijner moeder weder ingaan en herboren worden ? Jesus antwoordde; Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Tenzij iemand herboren worde uit water en den heiligen Geest, hij kan in het rijk Gods niet ingaan. Dat uit het vleescli geboren is, is vleesch, en dat uit den Geest geboren is, is geest. Verwondert u niet, dat Ik n gezegd heb : Gij moet herboren worden. De wind waait zoo hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, vnn waar hij komt, of waar hij henen gaat. Zoo is een iegelijk, die uit den geest geboren is. Nicodemus antwoordde, en zcide Hem; Hoe kan dit geschicden ? Jesus antwoordde, en zeide hem : Zijt gij een leermeester in Israel, en weet gij deze dingen niet ? Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u: Wij spreken, hetgeen wij weten, en getuigen, hetgeen wij gezien hebben, en gij neemt onze getuigenis niet aan Indien gij niet gelooft, als Ik u van aardsche dingen spreek, hoe zult gij gelooven, als Ik n van hemelsche dingen zai spreken? En niemand is opgeklommen ten hemel, dan die uit den hemel is nedergedaald, de Zoon des menschen, die in den hemel is. En gelijk Moyses de slang in de woestijn verbeven heeft, alzoo moet de Zoon des menschen verheven worden, opdat al, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwig leven hebbe.
110
OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. JOANNES DEN DOOPEE. 111
24 Juni,
OP HET FEEST VAN DEN H. JOANNES DEN DOOPEE, Epistel uit den profeet Isaias; XLIX, 1—3, 5—7.
Hoort, gij eilanden, en luistert, gij afgelegene volken ; de Heer heeft mij van mijne geboorte af geroepen; toen ik nog in mijn moeders lichaam was, heeft Hij op mijnen naam gedacht. En Hij heeft mijnen mond als een scherpsnijdend zwaard geschikt; Hij heeft mij onder de schaduvr Zijner hand beschermd, en mij gesteld gelijk eenen uitverkorenen pijl; Hij heeft mij in Zijnen pijlkoker verborgen, en tot mij gezegd: Israel! gij zijt Mijn dienaar, want Ik zal in u verheerlijkt worden. En nu zegt de Heer, die mij van mijne geboorte af tot eenen dienaar voor zich gevormd heeft: Zie, Ik heb u gegeven tot een licht der volken, opdat gij Mijn heil zijt tol het uiterste der aarde. Koningen zullen zien, en Vorsten zullen opstaan, en aanbidden om den Heer, en om den Beilige van israe/, die u verkoren heeft»
Eyangelie volgens den H. Lucas; I, 57—68.
De tijd werd vervuld, dat Elisabeth zoude baren, en zij baarde eenen zoon. En hare geburen en bloedverwanten hoorden, dat do Heer Zijne barmhartigheid over haar verheerlijkt had, en zij verheugden zich n et haar. En het geschiedde op den achtsten dag, dat zij kwamen het kir.d besnijden, en zij noemden het naar zijnen vader, Zacharias. Maar zijne moeder antwoordde, en zeide : Geenszins, maar hij zal Joannes genoemd worden. Eu zij zeiden haar: Niemand is onder uwe maagschap, die zoo genoemd wordt. Zij wenkten dan zijnen vader, hoe hij hem wilde genoemd hebben. En hij eischte een schrijfbordje, en schreef daarop: Joannes is zijn naam. En zij waren allen verwonderd. En terstond werd zijn mond en tong ontbonden, en hij sprak, en loofde den Heer. En eene vrees kwam over alle hunne geburen, en alle deze woorden werden verbreid door het
112 OP DEN FEESTDAG TAN DE HH. PETRUS EN PAULUS.
geheele gebergte vau Jadea. AUea, die het hoorden, namen het ter harte, en zeiden : Wat voor een, denkt gij, zal toch dit kind zijn? Want da hand das Heeren was met hem. En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den heiligen Geest, profeteerde, en zcide: Gezegend zij de Hser, God van Israel, omdat Hij zijn volk bezocht, en verlossing gegeven heeft. _____
29 Juni.
OP HET PEEST VAN DE HH. PETRUS EN P AU LUS,
APOSTELEN.
Epistel uit de Handelingen der apostelen; XII, 1—11.
In die dagen sloeg de koning Herodes de handen aan eeuigen van de kerk, om hen te kwellen. Eu hij liet Jacobus, den broeder van Joannes, met het zwaard dooden. En ziende, dat dit den Joden behaagde, ging hij voort, om ook Petrus gevangen te nemen. Het waren toen de dagen der ongezuurde brooden. Als hij hem dan gevangen had, wierp hij hem in eenen kerker, en gaf hem aan vier wachten, ieder van vier soldaten, te bewaren ; willende hem na paschen voor het volk brengen. En Petrus werd dan in den kerker bewaard ; maar door de kerk werd een aanhoudend gebed tot God voor hem gedaan. Als Herodes hem nu zoude voorbrengen, sliep Petrus in dien zelfden nacht tusschen twee soldaten, geboeid met twee ketenen, en wachters voor de deur bewaarden den kerker. En zie, daar kwam een Engel des Heeren, en een licht scheen in den kerker, en hij stiet Petrus in de zijde, wekte hem, en zeide: Sta spoedig op. En de ketenen vielen van zijne handen. De Engel zeide toen tot hem: Omgord u, en trek uwe schoenen aan. En hy deed het. En hij zeide hem: Sla uwen mantel om, en volg mij. En hij ging uit, en volgde hem, doch hij wist niet, dat, hetgeen door den Engel geschiedde, waar was; want hij meende, dal hy een verschijnsel zag^ En de eerste eu tweede wacht voorbij gaande, kwamsa zij aan da
OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. JACOBUS. 11 S
ijzeren poort, die naar de stad leid ; welke van zelf voor hen open ging. En uitgaarde, gingen zij eene straat voort, en tevstcnd scheidde de Engel van hem. Petrus, toen tot zich zeiven komende, zeide : Nn weet ik waarlijk, dat God Zijnen Engel gezonden, en mij uit de hand van Herodes en uit alle verwachting van het Joodsche volk gered heeft.
ETaugelie Tolgens den fl. Mattheüs; XTI, 13—ll*.
In dien lijde kwam Jesus omtrent Cesarea van Philippus, en vroeg Zijne leerlingen, en zeide: Wie, zeggen de men-schen, dat de Zoon des menschen is? En zij zeiden: Eenige zeggen, Joannes de dooper, en anderen EHas, en anderen Jeremias, of een der profeten. Jesus zeide hun'. Maar, wie zegt gij, dat Ik ben ? Simon Petrus antwoordde, en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God. En Jesus antwoordde, en zeide hem: Zalig zijt gij, Simon, Jonas zoon; want vleesoh en bloed heeft u dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader, die in den hemel is. En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik Mijne kerk bonwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. En Ik zal u de sleutelen van het rijk der hemelen geven. En ai wat gij op aarde zult binden, zal ook in den hemel gebonden zijn, en al, wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook in den hemel ontbonden zijn.
25 Juli.
OP HET FEEST VAN DEN H. JACOBUS, APOSTEL.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Faulus aan de Corinthiërs; IV, 9—15.
Broeders, mij dunkt, dat God ons. Apostelen, heeft ten toon gesteld, als de geringsten der menschen, als die ter dood verwezen zijn; want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld, voor de Engelen en voor de menschen. Wij zijn dwaas om Christus, maar gij zijt wijs in Christus j
OP BEN FEESTDAG VAN DEN H. LAUEENTIUS.
wij zijn zwak, maar gij zijt sterk; gij zijt achtbaar, maar wij verachtelijk. Tot deze ure toe lijden wij honger, en dorst, en wij zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vast verblijf, on wij worden afgemat door het werken met onze handen. Wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen het; wij worden gelasterd, en wij smeeken; wij zijn geworden als het uitvaagsel van deze wereld, een ieders voetveeg tot nu loe. Ik schrijf deze dingen niet, om u te beschamen; maar ik vermaan u, als mijne allerliefste kinderen. Want al hadt gij tien duizend leermeesters in Christus, zoo hebt gij toch niet vele Vaders; want ik heb u door het Evangelie in Christus Jesus geteeld.
Evangelie volgens den K. Mattlieüs; XX, 30—23.
In dien tijde kwam de moeder der kinderen van Zebedeus met bare zonen bij Jesus; zij bad Hem aan, en verzocht iets van Hem, Hij zeide haar : Wat begeert gij ? Zij zeide Hem : Zeg, dat deze mijne twee zonen in Uw rijk zitten, de een aan Uwe rechter-, en de andere aan Uwe linkerhand. Maar Jesus antwoordde, en zeide: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den kelk drinken, dien Ik drinken zal? Zij zeiden Hem: Wij kunnen. Hij zeide hun: Gij zult Mijnen kelk wel drinken; maar aan Mijne rechter-, of linkerhand te zitten, staat Mij niet toe te gsven aan u ; maar aan degenen, demvelken het van Mijnen Vader bereid is.
10 Augutius.
OP HET FEEST quot;VAN DEN FI. LAURENTIUS, DIAKEN EN MARTELAAR
Epistel uit den tweeden brief Tan den H. apostel Fauius aan de Corinthiërs; IX, 6—10.
Broeders, die spaarzaam zaait, zal ook spaarzaam maaien, en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien.
1U
OP DEN FEESTDAG VAX MARIA HEMELVAART. 115
een ieder, zoo als hij in zijn haït voorgenomen heeft, niet uit droefheid, of uit bedwang ; want God bemint den blij-moedigen gever. En God is machtig alle genade in u te doen overvloeien, opdat gij in alles altijd alles genoeg hebbende, tot ieder goed werk moogt overvloeien, gelijk er geschreven staat: Hij heeft uitgedeeld, hij heeft den armen gegeven, zijne rechtvaardigheid blijft in alle eeuwigheid. Eu Hij, die den zaaier zaad beschikt, zal ook brood om te eten geven Hij zal uw zaad vermenigvuldigen, en het gewas der vruchten van uwe rechtvaardigheid vermeerdeten.
Evangelie volgens den H, Joannes; XII, 24—26.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen : Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Ten zij het tarwegraan in de aarde valt en sterft, zoo blijft het alleen; maar indien het sterft, brengt het vele vruchten voort. Die zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en die zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven behouden. Indien iemand Mij dient, die volge Mij, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar wezen ; indien iemand Mij dient, dien zal Mijnen Vader vereeren _
15 Aurjuüm.
OP HET EEE3T VAN DE TEN HEMEL OPNEMING DER H. MAAGD MAEIA,
Epistel uit het boek Eccles»asticns; XXLV, 11—13 en 15-20.
Ik heb in alles rust gezocht, en ik zal in het erfdeel des Hoeren verblijven. Toen beval mij de Schepper van alle dingen, en sprak tot mij; die mij geschapen heeft, heeft in mijne tente gerust, en zeide mij: Woon in Jacob, en bezit uw erfdeel in Israel, en schiei uwe wortelen onder Mijne uitverkorenen. En aldus beu ik in Sion gevestig, en insgelijks heb ik in de geheiligde stad gerust, en mijne
116 OP DEN FEESTDAG TAN DEN H. BARTHOLOMEUS.
macht was in Jerusalem. En ik heb onder een Terheerlijkt Tolk wortelen geschoten, welk zijn aandeel heeft in het erfdeel van mijnen God, en mijn verblijf is in de volheid der heiligen. Ik ben hoog opgewassen, als een ceder op den Libanon, en als een cipres op den berg Sion; ik ben opgeschoten als een palmboom te Cades, en als een rozenstruik te Jericho; als eene schoone olijfboom op de velden, en als een plaauboom aan den waterkant ben ik bij de wegen opgeschoten. Ik heb eenen geur gegeven als kaneel en welriekende balsem ; Ik heb eenen zoeten geur gegeven, als uitgelezene mirre.
Evangelie volgens den H. Lucas; X, 38—42,
In dien tijde kwam Jesus in een zeker dorp, en eene vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis, en zij had eene zuster, met name Maria, die ook aan de voeten des Heeren zat, en Zijn woord aanhoorde. Maar Martha was veel bezig met dienen. En stil staarde, zeide zij : Heer, neemt Gij er geen acht cp, dat mijne zuster mij alleen laat dienen; Zeg haar dan, dat zij mij belpe En de Heer antwoordde en zeide haar : Martha, Martha, gij zijt bezorgd en bekommerd met vele zaken j doch een is er maar noodig. Maria heeft het beste deel verkoren, hetwelk haar niet zal ontnomen worden.
24 Augustus,
OP HET FEEST VAN DEN H. EAETHOLOMEÜS, APOSTEL.
Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Faulns aan de Corintlüërs; XIï, 27—31.
Broeders, gij zijt het lichaam van Christus, en leden met elkander. En God heeft in de kerk eenigen gesteld, eerst apostelen, ten tweede profeten, ten derde leeraars, daarna wonderwerkers, vervolgens die de gave van genezing hebben.
OP DEN FEESTDAG VAN MAEIA GEBOOBTE.
die behulpzaam zijn, bestuurders, die verschillende talen spreken, vertalers. Zijn zij dan allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leeraars? Zijn zij allen wonderwerkers ? Hebben zij allen de gave van genezing ? Spreken zij allen talen ? Zijn zij allen vertalers? üosh ijvert om de beste gaven.
Evangelie volgens den H. Lucas; TI, 12—19.
In dien tijde girg Jesus uil op den berg, om te bidden, en Hij overnachtte in het gebed tot God. En als het dag geworden was, riep Hij Zijne leerlingen, en koos er tw»alf uit, die Hij ook apostelen noemde, Simon, dien Hy den bijnaam van Petrus gaf, en Andreas, zijnen broeder. Jacobus en Joannes, Philippus en Bartholomeus, Mattheus en Thomas, Jacobus den zoon van Alpheus, en Simon, die de ijversar genoemd wTordt, Judas, den broeder van Jacobus, en Judas, den Iscarioter, die de verrader geweest is. En toen Hij met hen afkwam, stond Hij op eene vlakke plaats, met eene schaar van Zijne leerlingen, en eene talrijke menigte volks uit geheel Judea, en Jerusalem, en van den zeekant, en Ti/rus, en Sidon, die gekomen waren, om Hem te hooren, en van hunne kwalen genezen te worden. En die gekweld waren van ciiEuivere geesten, werden genezen. En de ge-heele menigte zocht Hem aan te raken, omdat er eene: kracht van Hem uitging, en allen gezond maakte.
8 September.
OP HET FEEST VAN MARIA GEBOORTE.
Evangelie, het Geslachtboek O. H. J. C,, rolgena den H. Mattheus; I, 1—16.
117
3
318 O? DEN FEESTDAG VAN DEN H, MATTHEU3.
21 September.
OP HET FEEST VAN DEN H. MATTHEUS, APOSTEL EN EVANGELIST.
Epistel uit den profeet Ezechiël; I, 10—lé.
De gelijkenis van het aangezicht der vier dieren was deze: Zij hadden het aangezicht van eenen mensch, en het aangezicht van eenen leeuw ter rechterzijde van hen vieren, het aangezicht van eenen os ter linkerzijde van hen vieren; en boven hen vieren het aangezicht van eenen arend. Hunne aangezichten en hunne vleugelen strekten zich uit naar omhoog; twee vleugels van ieder hunner raakten elkander, en twee bedekten hunne lichamen; een elk van hen ging voor zijn aangezicht uit; zij gingen, daar de geest hen henen dreef, en keerden zich niet om, als zij wandelden. En de gelykeuis der dieren was deze; Hunne gedaante was als brandende kolen cn als een licht van lampen. Ia het midden der dieren zag men een schitterend vuur zweven, waaruit de bliksem schoot. De dieren nu gingen, en keerden weder, als een flikkerend weerlicht.
ETSEgelie Tolgens den H. Mattheiis; IX, 9—13.
In dien tijde zag Jesus een mensch in het tolhuis zitten, met name Mattheus. En Hij zeide hem: Volg Mij, En hij stond op, en volgde Hem. Eu ziut, terwijl hij in het buis aan tafel zat, geschiedde het, dat vele tollenaars en zondaars kwamen, en met Jesus en Zijne leerlingen aan tafel zaten. Maar de phariseëu dit ziende, zeiden aan Zyne leerlingen: Waaroiu eet uw Meester met tollenaars en zondaars ? Dan Jesus dit hoorende, zeide : De gesonden hebben den geneesheer niet noodig, maar wel de zieken. Gaat dan benen, en leert, wat het te zeggen is; Ik wil barmhartig-J)eid, en geene offerande; want Ik ben niet gekomen, om jechtvaardigen, maar om zondaars te roepen.
OP DEN FEESTDA# VAN DEN H. AARTSENGEL MICHAEL. 119
39 September.
OP HET FEEST VAN DEN H. AAETSENGEL MICHAEL.
Epistel nit het bock der Openbaring van den H. apostel Joannes; I, 1—5.
In die dagen heeft God Zijnen Engel gezonden, en die dingen, welke spoedig gebeuren moeten, aan Zijnen dienaar Joannes bekend gemaakt, die getuigenis heeft gegeven vaa het Woord Gods, eu van al, wat hij van Jesus Christus gezien heeft. Zalig is hij, die de woorden dezer voorzeggiag-leest en hoort, en onderhoudt, hetgene er in geschreven staat; want de tijd is nabij. Joannes aan de zeven kerken, welke in Azië zijn : u zij genade eu vrede van Hem, die is, en die was eu die komen zal, en van de zeven geesten, ■welke voor Zijuen troon staan, en van Jésus Christus, den getrouwen getuige, den eerstgeborene uit de dooden, en den Vorst van do koningen der aarde, die ons bemind, en onk in Zijn bloed van onze zouden heeft afgewasschea.
Evaugelie volgens den H. Mattheüs; XVlIl, 1—10.
In dien tijde kwamen de leerlingen tot Jesus, en zeiden: Wie toch is de grootste in het rijk der hemelen ? Eu Jesus riep een klein kind, stelde het in het midden van hen, en zeide : Voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij u bekeert, en wordt als kleine kinderen, zult gij niet ingaan in het rijk der hemelen. Al wie zich dan zal veruederen, gelijk dit klein kind, die is de grootste in het rijk der hemelen. En die zoo een klein kind in Mijnen naam oatvaugt, ontvangt My. Maar die eenen van die kleinen, die in Mij gelooven, verergert, dien ware het beier, dat een molensteen aan zijnen hals gehangen, en hij in de diepte der zee geworpen wierd. Wee de wereld wegens de ergeinissen ! Het is wel noodig, dat er ergernissen komen; maar wee dien mensch, door wieu de ergernis komt. Indien nu uwe hand, of uw Toet u ergert, hak ze af, en werp ze van u; het is a beter,
8*
120 OP BEN ÏEESTDAG VAN BE HH. SIMOU EN JUBAS.
Tenninkt of kreupel tot het leven in te gaan, dan twee handen, of twee voeten te hebben, en in het eeuwig vuur geworpen te worden. En als uw oog u ergert, ruk het uit, en werp het van u; het is u beter, met een oog in het leven in to gaan, dan twee oogen te hebben, en in het helsche vuur geworpen te worden. Ziet toe, dat gij niemand van deze kleinen versmaadt; want Ik zeg u, dat hunne Engelen in den hemel altoos het aanschijn van Mijnen Vader aanschouwen, die in de hemelen is.
2 8 October.
OP HET FEEST YAN DE HH. SIMON EN JUDAS, APOSTELEN.
Epistel uit den brief van den H. apostel Pauïus aan de Ephesiërs; IV, 7—13.
Broeders, een ieder van ons is de genade gegeven, in?e-volge de mate der gift van Christus. Daarom zegt hij; Opklitrmende in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen gevoerd, den nienschen heeft Hij giften gesehouken. Maar dat Hij opgeklommen is, wat is dat? Dan, dat Hij ook eerst is nedergedaald in de onderste deelen der aarde. Die nedergedaald is, is dezelfde, als die opgeklommen is boven alle hemelen, opdat Hy alles zou vervullen. Hij zelf nu heeft sommigen tot apcstelen, sommigen tot profeten, anderen tot evangelisten, anderen tot herders en leeraars gesteld, ter volmaking der heiligen, tot het werk dei bediening, ter stichting van Christus lichaam, tot dat wij allen komen tot de eenheid des geloofs, en der kennis van Gods Zoon, tot den staat van eenen volkorcenen man, tot de maat van den volwassenen ouderdom van Christus.
Erangelie volgens den H. Joannes; XT, 17—25.
In dien tyde zeide Jesus tot Zijne leerlingen: Dit beveel Ik b, dat gij elkander bemint. Indien de wereld u haat,
OP DEN FEESTDAG VAN ALLE HEILIGEN.
weet, dat zij Mg eer, dan n, gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, de wereld zonde het hare beminnen : maar, omdat gij van de wereld niet zijt, en Ik n uit de wereld heb vertoren, daarom haat u de wereld. Gedeukt aan Mija woord, dat Ik u gezegd heb: De knecht h niet meerder dan zijn heer. Hebben zij Mij vervolgd, zij zullen u ook veivolgen; hebben zij Mijn woord oudeihouden, zij zullen bet uwe ook onderhouden. Alaar dit alles zullen zij u aondoen om Mijnen naam, omdat zij denger.c niet kennen, die Mij gezonden heeft. Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen niet gesproken had, zij zouden geene zonde hebben; maar nu hebben zij geene versehconing voor hunne zonde. Die Mij haat, heat ook Mijnen Yadcr. Indien Ik onder hen geene werken had gedaan, welke niemand anders heeft gedaan, zij zouden geene zonde hebben; maar nu hebben zij die gezien, en echter Mij en Mijnen Vader gehaat. Maar alzoo wordt vervuld het woord, dat ia hunne wet geschreven staat: Zij hebben mij zonder reden gehaat.
1 Kovemher.
OP IIEï FEEST VAN ALLE HEILIGEN.
Epistel uit het Tboek der Openbaring van den H. apostel Joannes; VII, —12.
In die dagen, zie, ik Joannes, zag eenen anderen engel nit het oosten opkomen, hij had het teeken van den levenden God, en riep met luide stem tot de vier engelen, die maebt hadden om de aarde en de zee te beschadigen, eu zeide : Wilt de aarde en de zee, en de boomen niet beschadigen, tot dat wij de dienaren van onzen God op hunne vooihoofden teekenen. En ik hoorde het getal der geteemenden. Honderd vierenveertig duizend waren er geteekend nit alle stammen der kinderen van Israël; nit den stam Ju da twaalf duizend geteekend, uit den stam Ruben twaalf duizend geteekend, nit den stam Gad twaalf duizend geteekend, uit den stam Aser twaalf duizend geteekend, uit
121
ereel haat,
OP DEN FEESTDAG VAN ALLE HEILIGEN.
den stam Kephtali twaalf duizend geteekend, uit den stam Manasse twaalf duizend geteekend, uit deu stam Simeon twaalf duizend geteekend, uit den stam Levi twaalfduizend geteekend, uit den stam Issachar twaalf duizend geteekend, uit den stam Zabulon twaalf duizend geteekend, uit den stam Joseph twaalf duizend geteekend, uit den stam Benjamin twaalf duizend geteekend. Daarna zag ik een.e groote schaar, welke niemand (ellen kou, uit alle geslachten, en stammen, eu volken en talen; zij stonden voor den troon, en voor het aanschijn van het lam, gekleed met witte lange kleederen, en met palmtakken in hunne handen, en zij riepen met luide stem, en zeideu: Heil zij onzen God, die op den troon zit, en het lam. En alle Engelen stonden rondom den troon, en om de ouderlingen en de vier diereu. En zij vielen voor den troon op hunne aangezichten, en aanbaden God, en zeiden : Amen. Zegen, eu luister, en wysheid en dank, eer, en kracht en sterkte zij onzen God in eeuwigheid der eeuwigheden. Amen.
Eyangelie TOlgens den H. Mattheüsj V, 6—12.
In dien tijde, Jesus de menigte ziende, klom op eenen berg, en toen Hij nederzat, kwamen Zijne leerlingen tot Hem. En Hij opende Zijnen mond, leerde hen, en zeide : Zalig zijn de armen van geest; want hun is het rijk der hemelen. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen de aarde bezitten. Zalig zijn zij, die weenen; want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de rechtvaardigheid; want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigon; want zij zullen barmhartigheid verwerven. Zalig zijn de zuiveren van harte; want zij zullen God zien. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Guds kinderen genoemd worden. Zalig zijn zij, die vervolgingen lijden om de rechtvaardigheid; want hun ia het ryk der hemelen. Zalig zijt gij, als men u zal schelden en vervolgen, en u belagende, alle kwaad tegen u zal spreken om mij Verheugt eu verblydt u, want uw loon is groot in den hemel.
122
OF AILEBZIELENDA.G. 123
2 Novfmbér. OP ALLERZIELENDAG.
Epistel nit den eersten bri«f van «len H. apostel Paulus aan do Korinthiers; XY, 51—57.
Broeders, ziet, ik ze» u een geheim: Wij zullen allen wel verrijzen, maar wij zullen niet allen veranderd worden. In een tijdstip, in een oogenblik, op bet laatste geluid der bazuin; want de bazuin zal blazen, en de dooden zullen onbederfelijk verrijzen, en wij zullen veranderd worden. Want dit bederfelijke moet de onbederfelijkheid, en dit sterfelijke de onsterfolijkbeid aannemen. Eu als dit sterfelijke de onsterfelijkheid zal aangenomen hebben, dan zal het woord geschieden, hetwelk, geschreven staat: De dood is verslonden en overwonnen. Waar is, o dood! uwe overwinning? Waar is, o dood! uw prikkel? De prikkel des doods is de zonde, en de kracht dev zonde is de wet. Doch Gode zy dank, die ons de overwinning gegeven heeft, door Jeans Christus, onzen Heer!
Evangelie volgens deu H. Joannes; Y, 25—29.
In dien tijde zeiile Jtsus tot de Joden: Voorwaar, voornaar Ik zeg u, het uur komt, cn is reeds daar, dat de dooden de stem van den Zoon Gods zullen hooren, en die ze gehoord hebben, zullen leven. Want gelijk de Vauer het leven in zieli zeiven heeft, zoo heeft Hij ook den Zooa gegeven, hi.t leven in zich zeiven te hebben; en Hij hoeft Hem ook de macht gegeven, om te oordeelen, omdat Hjj de Zoon des meuschen is. Verwondert u hier uiet over; want het uur komt, waarin allen, die in de graven zijo, de stem van den Zoon Gods zulleii hooren, en die goed gedaan ebben, zullen opstaan tot het leven, maar die kwaad gedaan ebben, zullen verrijzen ter veroordeeling.
7 'November.
OP HET FEEST VAN DEN H. WILLIBRORDUS, APOSTEL DER MEDERLANDEN.
Epistel en Evangelie, ah bladz. 101 en 102.
OP DEN FEESTDAG VA.N DES H MAltTINUS.
11 November.
OP HET FEEST YAN DEN H. MAETINUS, BISSCHOP EN BELIjnEK.
Epistel uit het boek Ecclesiastic us; XLIV en XLV.
Ziet den grooten priester, die in zijne daaren God behaagd heeft, en rechtvaardig bevonden, en ten tijde van gramschap ecne verzoening geworden is. Zijns gelijke is er niet gevonden, die de wet des Allerhoogsten heeft onderhouden. Daarom heeft de Heer hfm gezworen, en doen opgroeien onder Zijn volle. Hij heeft hem de zegenir.g van alle volken gegeven, en zijn verbond op zijn hoofd bevestigd Hij heeft hem in Zijne zegeningen erkend, en Zijne barmhartigheid voor hem bewaard, ook hpeft hij voor do oogen des Heercn gunst gevonden. Hij heeft hem verheerlijkt voor het aanschijn der koningen, en hem eene kroon van heerlijkheid gegeven. Hij heeft een eeuwig verbond met hem aangegaan, en hem het hoogepricsterseiiap veileend, en hein met luister verheerlijkt, om het priesterschap te bekleedïn, en Zijnen naam te loven, en hem een waardig reukoffer tot eeuen aangenamen geur op te dragen.
Evangelie volgens den H. Lucas; XI, 33—36.
In dien tijde zeide Jesus aan Zijne leerlingen : Niemand ontsteekt eene kaars, en zet die op eene verborgene plants, of onder eene korenn aat, maar op den kiindelaar, opdat zij, die inkomen, het licht zirn. Uw oog is het licht uws lictiasms. Indien uw oog zuiver is, zal uw geheel lichaam helder zijn ; maar indien het slecht is, ïid uw lichaam ook duister zijn. Zie dan tce, dat het licht, dat, in n is, geene duisternis zij. Indien dan uw geheel lichaam helder i». en geen duister gedeelte heeft, zal het geheel helder zijn, en u als een helschijnend licht verlichten.
124
Bij den Uitgever dezes zijn verkrijghaar de navolgende terkjes:
ieleider naar Gods Heiligen Tempel en naar de Congregatie, 798 bladzijde. Band No. 1, in
Calicot, rood op snee . .......
Dit Bandje is zeer geschikt voor Prijzen, iand No. 2, in Lederen Band, verguld op snee „ „ 3, „ Percaliue relief, „ „ „
en gouden stempel .... ,, » 4, „ Chagriné, verguld op snee. . „ „ 5, „ Ledereu Band, verguld op snee, en op den Band met fraaien
gouden stempel.....
„ „ 6, „ echt Lederen Band, verguld
op snee...... . .
„ „ 7, „ echt Lederen Band, verg. op snee.
met fraaien gouden stempel . DU Boekje wórdt bij getallen voor Prijsjes aan nog lag er en prijs gesteld.
Iet gelukkig Jaar of het Jaar geheiligd door de overwegingen der lessen en voorbeelden van de Heiligen, door deti Abt LASAÜSSE
n Linnen Band gebonden.....
Communieboekje voor Godvruchtige Zielen, in fraai Linnen Band, meï gouden stempel , VOGELS, 42 Kruiswegoefeningen, in lede
ren Band .......
--idem, verguld op snee . . .
L—-Handleiding tot het bidden van
„ 0,90
„ 1,75 2,25
„ 0,65 „ 0.90
„ 0,60
„ 0,90 „ 1,30
„ 0,05
„ 0,10 „ 0.15
\ het Eozenhoedje .... 1-----Geestelijke Associatie of Vereeni
ging van Godminn. Zielen op den H. Kruisweg Seknopte leiding op den H. Kruisweg, volgens den Zaligen Leonardus A Portu Mauritio . lem groote letters..........
124 OP DEN FEESTDAG TAN DEN H MABT1NUS.
11 November.
OP HET FEEST YAN DEN H. MAETINUS, BISSCHOP EN BELIJDEE,.
Epistel uit het boek Ecclesiastic us; XLIV en XLT.
Ziet den grooten priester, die in zijne dagen God behangd heeft, en rechtvaardig bevonden, en ten tijde van gramschap ecne verzoening geworden :s. Zijns gelijie is er niet gevonden, die de wet des Allerhoogsten heeft onderhouden. Daarom heeft de Heer hem gezworen, en doen opgroeien onder Zijn volk. Hij heeft hem de zegening vin alle volken gegeven, en zijn verhond op zijn hoofd bevestigd Hij heeft hem in Zijne zegeningen erkend, en Zijne barmhartigheid voor hem bewaard, ook heeft hij voor do oogen des Heercn gunst gevonden. Hij heeft iiem verheerlijkt vonr het aanschijn der koningen, en hem eene kroon van heerlijkheid gegeven. Hij heeft een eeuwig verbond met hem aangegaan, en hem het hoogepricstersehap verleend, en hem met luister verheerlijkt, om het priesterschap te bekleeden, en Zijnen naam te loven, en htm e«n waardig reukoffer tot eenen aangenamen genr op te dragen.
Erangelie Tolgens den H. Lucas; XI, 33—36.
In dien tyde zeide Jesus aan Zijne leerlingen: Niemand ontsteekt eene kaars, en zet die op eene verborgene plaats, of onder eene korenn aat, maar op den kfindelanr, opdat zij, die inkomen, het licht zien. Uw oog is het licht uws lichanms. Indien uw oog zuiver is, zal uw geheel lichaam helder zijn ; manr indien het slecht is, ?h1 uw lichaam ook duister zijn. Zie dan tce, dat het licht, dat in n is, geene duisternis zij. Indien dan uw geheel lichaam helder i», en geen duister gedeelte heeft, zal het geheel helder zijn, en » ais een helschijnend licht verlichten.
Bij den Uitgever dezes zijn verkrijgbaar de navolgende
trlcjes:
eleider naar Gods Heiligen Tempel en naar de Congregatie, 798 bladzijde. Band No. 1, in
Calicot, rood op snee........
Dit Bandje is zeer geschikt voor Prijzen. Band No. 2, in Lederen Band, verguld op snee
3, „ Percaline relief, „ „ „ en gouden stempel . . . .
4, „ Chagriné, verguld op snee. .
5, „ Ledereu Band, verguld op snee, en op den Band met fraaien gouden stempel.....
Band,
„ „ 6, „ echt Lederen
op snes...... , .
n » „ echt Lederen Band, verg. op snee, met fraaieu gouden stempel . Dit Boekje wórdt lij getallen voor Prijsjes aan nog Lag er en prijs gesteld.
Het gelukkig Jaar of het Jaar geheiligd door de overwegingen der lessen en voorbeelden van de Heiligen, door den Abt LASAÜSSE
In Linnen Band gebonden.....
Coiunvunieboekje voor Godvruchtige Zielen, in
fraai Linnen Band, met gouden stempel . E. VOGELS, 43 Kruiswegoefeningen, in lede
ren Band.......
idem, verguld op snee . . . Handleiding tot het bidden van het Eozenhoedje
I-Geestelijke Associatie of Vereen!
' ging van Godminn. Zielen op den H. Kruisweg Beknopte leiding op den H. Kruisweg, volgens
{den Zaligen Leonardus A Porta Mauritio .den Zaligen Leonardus A Porta Mauritio .
ƒ 0,75
„ 0,90
„ L40 „ 1,60
„ VS 1,75 „ 2,25
„ 0,65 „ 0,90
„ 0,60
„ 0,90 „ 1,30
0,05
„ 0,10 „ 0,15
...........
Kruis wekboek je, door J. J. PUTMAN, met liet Stabat Mater van Prof. P. \AN DER PLOEG z.g............ƒ 0,10
Overwegingen en Gebeden op den H. Kruisweg,
door een R. K. Priester.......
Idem idem grootere letter....... .
Kruisweg voor Kinderen v oor d e le H. Communie .............
Novene voor Kinderen die zich waardig tot hunne Eerste H. Communie wenschen voor te
bereiden.............
Zestal Novenen van Jesus en Maria met het Rozenhoedje en de Zeven Smarten en Zeven Vreugden van den H. Joseph; door E. VOGELS z.g , priester van de vergadering des
Allerheiligsten Verlossers.......
Oud en Nieuw Testament, met plaatjes; door
L)r. SCliUSTERS. Per deeltje ingebonden De Zaterdag, toegewijd aan Maria, voor al de Zaterdagen des Jaars, door den Eerw. Pater
T. CABRINI...........
Handleiding voor Misdienaren, met Bisschoppelijke goedkeuring..........
Gedachtenis aan den Grooten dag der Eerste
11. Communie...........
In fraai linnen Bandje met vergulden stempel De Heer is mijn deel of Brieven over de volharding na de Eerste H. Communie, door J.
G. LE SAGE TEN BROEK......
De maand Maart of gebeden ter eere der 11. Joseph.
In fraai linnen band.........
Godvruchtige Oefeningen ter eere vaa den H.
Joseph (Ite ad Jozeph)........
Gezangen voor Congregatiën, in gebruik bij de Aartsbroederschap der H. Familie .... Gezangen voor alle Hoogtijden des jaars. . ,
Idem | |
„ 0,10 |
(ka |
„ 0,15 |
Insch |
Maan | |
0,10 | |
Groot | |
O f—i • O a |
nan |
Klein | |
Catec | |
dee | |
Catec | |
0,lö |
Korte |
Kort | |
* 0,50 |
ter |
een | |
Oude | |
„ 1,— |
en |
het | |
„ 0,10 |
Geda |
Kleii | |
» 0,30 |
Zwarl |
» 0,50 |
M |
Bekn | |
Nove | |
„ 0.60 |
Nove |
.. 0,40 |
Offici |
0,65 |
Oc |
Broe | |
.. 0,05 |
va |
Ch | |
„ 0,20 |
Nieu |
.. 0,30 |
Gedi |
en |
Handleiding ten gebruike van de leden der Eere-■wacht van het H Hart van Jesus, verrijkt
met Aflaten door Z. H Pius IX z g. . . / 0,60 Idem idem, klein formaat als onder-afdeeling,
(kanoniek ingesteld).......... 0,20
Inschrijvings BiUetten der Eerewaclit , . . . „ 0,02
Maandbriefjes voor Eerw. Religieusen, le serie „ 0,15
„ „ Leeken, 2e „ ,. 0,15
„ „ Scholen, 3e „ „ 0,15 Groote Cadrau of Wijzerplaat, ter invulling der
namen Chromo Lithographie.......,2,50
Kleine ('adran, gekleurd......... 0,20
Catechismus met Uitleggingen, verdeeld in 5
deelen en 41 lessen...........0,25
Catechismus of Beknopt Onderwijs....... 0,10
Korte Onderwijzingen voor de eerste H. Comm. „ 0,10 iort verhaal van den Aflaat van O. L. Yrouw ter Engelen of Portiuncula, gevolgd door
eenige toepasselijke gebeden en gezangen . . „ 0,10 Onderrichtingen der verklaring der Cerennoniën en Gebeden vóór en na het ontvangen van
het 11, Saciament des Vormsels....... 0,10
Gedachtenisplaat H. Vormsel, in kleurendruk . „ 0,40
Kleinere soorten gekleurd..........0,10
Zwarte Vormplaten..........»0,071
Beknopt onderricht der vier Schapulieren . . „0,10
Novenen ter Eere der H. Eianciscus van Assisiën „ 0,10
Novenen van den H. Alphonsus de Liguori • » 0,20 Ofiicien van het Broederschap van het H. en
Onbevlekt Hart van Maria....... 0,20
Broederschap van den Zaligen dood ter vereering van 't lijden en sterven onzes Heeren Jesus
Christus, enz............ 0,10
Nieuw Maria lied, op de wijze van 't Pius lied * 0,05 Gedichtjes ter eere van de Allerheiligste Maagd
en Moeder Gods Maria. . ....... 0,10
Yerscbill. Gezangen vóór en na de Catechismus
Kersliederen............
Yerzameliug van Godvruchtige Gezangen . . Godvruchtige Oefeningen en Gezangen ter eere der Allerheiligste Maagd Maria, voor het
Broederschap van Kevelaar......
Toewijding van zijn huisgezin aan de H. Maagd,
bij 100 tal............
Noodzakelijke punten die men moet weten om
zalig te worden, per stuk.......
Korte en gemeenzame antwoorden op de meest gewone bedenkingen tegen de Godsdienst, door
Mgr. DE SEGUE .........
De maand der H. Familie of de maand December
geheiligd............
De echte geestelijke gesprekken van den II. Fran-ciscus de Sales, uit het Pransch door C. SÏOLK Diplomaplaat der H. Familie, fraai bewerkt met goud en kleurendruk, voor de leden van de Aartsbroederschap der H. Familie . . . . Communieplaat (zwart) met Hollandsche Text
en Bandschrift, zeer zinrijk......
Een groote zwarte Plaat, Martelaren van Gorcum, voorstellende hunne laatste oogenblikken en
portretten............
Godvruchtig gebruik van het Gewijd Brood, onder aanroeping van den H. Nicolaus v. Tolentijn Oorsprong en voordeelen van de Scapulier en der Passie, en der H H. H arten van Jesus en Maria Maand van Maria, voor Religieuzen . . . . De Godsvrucht en het inwendig leven, door
Mgr. DE SEGUE.........
De Geest van de H. Gertruda of de Liefde van het H. Hart van Jesus tot Zijne Schepselen . . Onze plichten jegens de armen, opgedragen aan de leden van den H. Yincentius van Paulo.