EEN1GE PRAKTISCHE DENKBEELDEN
oveh
HEDENDAAGSCHE LANDBOUWTOESTANDEN
DOOR
J. R1NKES BORGER.
U B U.
lee» vvakui n . w kekitoft amp; zoon
499
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
EEN1GE PRAKTISCHE DENKBEELDEN
HEDENDAAGSCHE LANDBOUWTOESTANDEN
J. RINKES BORGER.
Lekuvvakden , W. EEKHOFF amp; ZOON. 1878.
De teekeuen des tijds leiden tegenwoordig als van zelf tot eene verhoogde belangstelling in de landbouwnijverheid. Hoort men de dagelijksche gesprekken, vooral op het platte land, dan kan men dikwijls opmerken, dat er gesproken wordt over den onhoudbaren toestand, de kritieke periode, waarin de landbouw verkeert, üeze gesprekken bepalen zich niet uitsluitend tot hen, die het landbouwbedrijf uitoefenen. Immers Nederland is door zijne natuurlijke hulpbronnen als bestemd tot een landbouwstaat en een gevolg daarvan is, dat meest alle takken van ons volksbestaan aan den landbouw verwant zijn, en dat zijne bloei of kwijning eene» l^nitgrijken invloed heeft op het algemeen maatschappelijk -réeTpjii, ■ i ,
Met het oog op deze waliT^d, jiejj-ik'den moed een beroep te doen op eene meer algem^arftl^ljbïtJngstélling, als ik de aandacht vraag voor eenige 'de^feheeJckh- -over eene belangrijke wijziging, en naar ik meen, verbetering onzer Zuivelbereiding een onderdeel der landbouwnijverheid, dat in geheel Nederland wordt uitgeoefend, ja in vele streken den landbouw beheerscht.
De aanleiding, tot dit schrijven vond ik in het feit, dat er in den laatsten tijd van verschillende zijden herhaaldelijk op gewezen is, dat de producten der Nederlandsche Zuivelbereiding , onze boter en kaas, zich niet meer kunnen beroemen op den goeden naam, dien zij eene lange reeks van jaren bezaten. Wat is de oorzaak van dit verschijnsel, eu welke zijn de middelen om de nadeelige gevolgen daarvan op te heffen? Die vraag komt bij velen op, die den bloei onzer zuivelbereiding ter harte gaat.
In de volgende bladzijden heb ik getracht een antwoord op die vraag te geven. Gaarne zal ik erkennen, dat dit antwoord beter gemeend dan geslaagd kan genoemd worden; maar tevens hoop ik, nu ik mij door warme belangstelling in de genoemde
4
nijverheidstak heb laten verleiden, om mijne denkbeelden publiek te maken, dat dit schrijven iets moge bijdragen tot opwekking van de belangstelling en tot nadenken, en zoo, al is het ook indirect, tot de verbetering onzer zuivelbereiding. Vooraf eenige beknopte schetsen over algemeene toestanden.
Het belangrijkste teeken des tijds op landbouwgebied is zeker: het kolossale stijgen der koop- eu huurprijzen van don grond. Dit verschijnsel heeft eenen zoo belangrijken invloed, wordt zoo verschillend verklaard, dat het wel de moeite waard is er een oogenblik bij stil te staan.
Als eerste oorzaak van deze waardevermeerdering, eene oorzaak, die door en door gezond is en eenen gunstigen invloed heeft op het bedrijf, mag genoemd worden: de verhooging van de waarde der landbouwproducten. De verbeterde middelen van vervoer, — vooral die, welke door de uitvinding van den stoom in het leven zijn geroepen, hebben het mogelijk gemaakt de producten van den landbouw zonder veel kosten en in korten tijd te brengen overal, waar behoefte bestaat, onverschillig, of ze gekweekt worden op verren afstand of in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdplaatsen der consumtie. Veel invloed heeft dit gehad op die producten, die, doordien ze aan bederf onderhevig zijn een langdurig vervoer niet kunnen doorstaan, en die vroeger, wanneer ze niet gebruikt konden worden in de nabijheid van de plaats, waar ze vervaardigd worden, weinig waarde hadden, thans door spoorwegen enz. naar de groote steden gebracht, gretigen aftrek vinden. De vraag naar deze producten vermeerdert door het snelle toenemen van de bevolking der groote steden, die zich door meerdere welvaart, door de onmiskenbare vooruitgang op intellectueel en ook op materieel gebied, meer uitgaven veroorlooft, zich beter kleedt en voedt. De meerdere vraag naaide producten deed de wasrde daarvan aanmerkelijk stijgen, en de meerdere waarde van den grond vloeide als van zelf daaruit voort.
Eene tweede oorzaak van de stijging der prijzen van den grond is: een tijdelijk overvloedig aanbod van kapitaal. Er wordt in de geheele beschaafde wereld geklaagd over eene zekere malaise in handel en industrie Deze toestand veroorzaakt eenen bijzonderen voorraad van ongebruikt kapitaal. Nog slechts weinige jaren geleden was het een' als 't ware algemeen aangenomen regel, om, verleid door de hooge renten, die door spoorwegonderneming of Staatsregeering werden beloofd , zooveel mogelijk het geld , dat voor direct gebruik niet noodig was, te beleggen in de eifecten dier corporatiën. De gevolgen dier handelwijze zijn bekend. Het krachtig dalen van de schuldbrieven van sommige staten als bijv. Spanje, Turkije enz., het geheele waardeverlies van anderen zooals die der geconfedereerde staten van Noord-Atnerika, benevens de ontdekking van de schandelijke zwendelarijen van sommige spoorweg-besturen zijn eene waarschuwing geweest tegen die eifecten-manie, die zeer smartelijke wonden heeft nagelaten, en zoo goed is gevoeld, dat het wel schijnt, alsof de stroom van het ongebruikte kapitaal zich van de eft'ecten heeft afgewend en zich geheel richt naar het bezit van vaste goederen, vooral van land, welk bezit meer zekerheid geeft voor kapitaal en rente, al is de laatste dan ook minder hoog. Nu ligt het voor de hand, dat iemand, die eene boerderij wil koopen, met het doel, om door de exploitatie daarvan een middel van bestaan te vinden, niet kan concnrreercn tegen dat groote aanbod van kapitaal voor geldbelegging , en hierdoor wordt het koopen van boerderijen door jonge landbouwers, het eigen grondbezit, meer zeldzaam , het huren meer regel. Deze oorzaak van de waardevermeerdering van den grond is dus minder onschuldig als die, welke wij hier boven noemden en heeft vooral veel invloed als wij haar in verhand brengen met een verschijnsel, dat ik meen te mogen aanwijzen als derde oorzaak van de verhooging dei-waarde van den grond. n. 1.: de overdreven vraag naar boerderijen in verhouding tot het aanbod.
Op welke wijze deze wanverhouding is ontstaan, óf door de welvaart der landbouwers, ids een verleidelijken prikkel voor jongelieden uit andere standen, om zich aan dit vak te wijden, óf door de vaste gewoonte, om allo kinderen, hoeveel ook in getal, voor hetzelfde vak op te leiden , ó f door iets anders, het feit bestaat, bij iedere verkooping of verpachting van boerderijen kan het opgemerkt worden , terwijl het ook voldoende
bewezen wordt door het belangrijk aantal jonge landbouwers, die, uit gebrek aan een bedrijf, op een dorp stil gaan leven, hunne kennis, tijd en werkkracht aan den landbouw onttrekken, terwijl hun kapitaal voor de nijverheid een dood kapitaal is. Deze overdreven vraag in verhouding tot het aanbod heeft eenigen directen invloed op het stijgen der koopprijs van den grond, echter niet veel, omdat, gelijk hierboven is gezegd, de landbouw niet kan concurreeren tegen den kapitalist; maar i n-direct hoeft dit verschijnsel veel invloed, omdat het de groote oorzaak is van de verliooging der pachtsommen. Tot recht verstand is het noodig ons pachtstelsel wat nader te bezien.
Het is nog niet lang geleden, dat in een groot gedeelte van Nederland de huur of pachtsom der boerderijen niet werd bepaald door de wet van vraag en aanbod, maar door de genade van den landheer. Dit overblijfsel van den bloeitijd van den geboorteadel, van dien tijd, toen de boer meer de halve lijfeigene van den eigenaar, dan wel de zelfstandige pachter was, maakte dat hij zijn bestaan vond niet in eene nauwgezette en vlijtige bebouwing van den grond, maar in de bescherming van den landheer.
Onze tijd heeft met dat stelsel gebroken, en de adel van de laatste helft der negentiende eeuw, de geldadel, heeft den alge-meenen regel, dat do waarde van alles, wat voor waardebepaling vatbaar is, wordt aangewezen door vraag en aanbod, ook in toepassing gebracht bij het verpachten van boerderijen, en daardoor aan de overdrevene vraag naar een bedrijf, de gelegenheid gegeven , om de pachtsommen tot eene ongekende hoogte te brengen
Deze wijziging, een natuurlijk gevolg van de maatschappelijke toestanden onzer eeuw , kan niet anders dan gunstig beoordeeld worden, omdat ze de verhouding van eigenaars en pachters plaatst op de eenige gezonde basis. Toch kan het niet anders, of ze heeft ook, ten minste tijdelijk, eene sterke schaduwzijde, voortvloeiende uit de eigenaardigheden van het landbouwbedrijf en als van zelf verbonden aan een tijdperk van overgang.
Om een voorbeeld te noemen. Aan het verhuren van land is verbonden het eigenaardige, dat de eigenaar niet alleen aan den pachter afstaat de vruchten van zijnen grond, maar hem tevens voor eenen zekeren tijd de bebouwing, de geheele behandeling van zijne 'bezitting toevertrouwt. Nu is het zeer
7
wensclielijk, dat de pachter eenen prikkel heeft, om die behandeling zoo goed mogelijk te doen zijn. Onder het oude stelsel bestond die prikkel in de wetenschap, dat hij levenslang de gebruiker van het gepachte zou blijven en dus ook zelf de vruchten van zijnen arbeid zou plukken; want al pachtte hij ook slechts voor vijf, zes of zeven jaren , hij wist, dat, zoo hij zijne zaak maar niet geheel en al verwaarloosde, noch zich de bijzondere ongenade van den landheer op den hals haalde, hij zonder eenige zwarigheid na verloop van zijnen huurtijd weer kon inhuren.
Het nieuwe stelsel beeft den pachttijd van vijf, zes of zeven jaren van het oude stelsel overgenomen, maar geeft den pachter niet de verzekering, dat hij na verloop van dien tijd weer zal kunnen pachten. Integendeel, daar ook dan weer de wet van vraag en aanbod de pachtsom zal bepalen , is er zeer veel kans, dat hij zijne plaats voor een ander zal moeten inruimen , omdat de vraag naar boerderijen zoo groot is. Hierdoor vervalt de prikkel, die bij het oude stelsel hem tot werken bracht. Uit vrees , dat zijn opvolger de vrucht van zijnen arbeid zal plukken , vermijdt hij allen arbeid, die slechts na verloop van tijd opbrengst geeft, en nu hij daarenboven door onvoldoende oogsten , in verhouding tot de pachtsom, steeds tot zuinigheid wordt opgewekt, is hij slechts bedacht op oogenblikkelijk voordeel , en zijn landbouwbedrijf ontaardt in een plundersysteem , zeer nadeelig voor eigenaar en pachter beiden.
Uit dit ééne voorbeeld kan gemakkelijk de conclusie getrokken worden, dat het ideaal van den landbouw altijd dit zal zijn, dat de gebruiker van den grond ook de eigenaar is ; maar wanneer zulks even als thans door de tijdsomstandigheden verhinderd wordt, dan is het toch hoogst noodig , dat het pachtstelsel zoo gewijzigd wordt, dat het gebaseerd is op het gemeenschappelijk belang van eigenaar en pachter , hetzij door het uitbreiden van het Groninger beklemrecht, veranderd naaide behoeften van onzen tijd, hetzij op andere wijze. Waar de belangen van eigenaar en pachter tegenover elkander staan, zal in onzen tijd hoogst waarschijnlijk het bedrijfskapitaal van den laatsten spoedig verplaatst worden naar de kas van den eersten; maar deze zal aan den anderen kant meer verliezen door den achteruiigang van zijne bezitting. Bij eene consequente toepassing van de wet van vraag en aanbod, moet de landbouwstand, die volgens het tegenwoordige stelsel hunne
8
boerderijen pachten noodzakelijk achteruitgaan , niet alleen finan-tiëel, maar ook in gehalte; want de bekwaamsten, zij die kennis en moed bezitten , zullen een vak vaarwel zeggen , dat-zoo slecht loont en dat gevaar loopt te worden: werken zonder belooning, voor een' kapitalist — en zullen trachten een ander veld voor hunne werkzaamheid te vinden. En toch juist aan die mannen, die energie bezitten, en van wien men verwachten mag dat \ ze het initiatief durven nemen, heeft de landbouw van onzen tjjd groote behoefte.
Het is verre van mij het stelsel in bescherming to willen nemen, dat de boer doet leven door de bescherming ol' de genade van den landheer , vaak ten koste van zijne burgerlijke en staatkundige vrijheid , neen, ook hier evenals op elk gebied der stoifelijke belangen onzer maatschappij moeten vraag eu aanbod de markt regelen, het is bespottelijk do eigenaren die volgens dien regel hunne bezittingen verhuren daarover zoo hard te vallen als wel eens geschiedt , de naam Vilders (vergeef mij dat woord) die men in Friesland voor hen heeft uitgedacht is, onzin ; maar het kan evenmin volle goedkeuring wegdragen, dat er ten volle geprofiteerd wordt van den toestand van het oogenblik, daardoor wordt de vooruitgang van den landbouw belemmerd , en de welvaart van jonge oppassende menschen koelbloedig geruineerd. Er zijn landhee-ren, en zij verdienen volle achting, die hunnen tijd begrijpen,
en daarom niet meer van don pachter vragen de afhankelijke hulde van vroeger, maar toch verstandig en humaan genoeg zijn,
om niet eensklaps te breken met de goede zijde van het stelsel van protectionisme. Zoolang, even als thans, de vraag naar boerderijen het aanbod zoozeer overtreft, is deze handelwijze en voor de landbouwers en voor den landbouw de eenige wijze, 1
om voor kwijning bevvaard te worden , tot zoolang de overtuiging algemeen is, dat de strikte toepassing van de wet van vraag en aanbod bij de verpachting van boerderijen onmogelijk en onhoudbaar is, als het pachtstelsel niet vooraf belangrijk wordt gewijzigd.
Als ik het voorgaande resumeer, meen ik genoeg gezegd te hebben, om aan te toonen , dat de krachtige vermeerdering dei-waarde van den grond hoofdzakelijk veroorzaakt wordt: *
1°. Door de verhooging van de prijzen der landbouwproducten.
2°. Door het tijdelijk overvloedig aanbod van kapitaal.
!)
3Ü. Door de overgroote vraag naar boerderijen in verhouding tot het aanbod en wel meer indirect , omdat door die vraag de huurprijzen steeds stijgen , den eigenaren daardoor meer rente verzekerd wordt , en zij dus gron-ter kapitaal als koopsom kunnen besteden.
Een tweede toeken des tijds dat voor den landbouw van belang is, is de in onzen tijd steeds stijgende vermeerdering van uitgaven door de hoog ere eischen van het leven, en de verhooging der werkloon en.
De algemeene stroom van de ontwikkelings- en beschavingsperiode waarin wij leven, heeft ook den landbouwstand meegevoerd. Het hoog geprezen aartsvaderlijk karakter, de vaak bezongen landelijke eenvoud, zij zijn in verval. Wij merken zulks het duidelijkst aan de meerdere weelde in kleeding, rijtuigen, meubelen enz., zaken, die zeker met degelijke ontwikkeling en werkelijke beschaving niet veel te maken hebben, maar toch onafscheidelijk verbonden schijnen te zijn aan de beschaving der negentiende eeuw. In elk geval: men kan den landbouwstand geen verwijt maken van eene fout, waaraan alle standen in onze maatschappij mank gaan. En buitendien, niemand zal het den boer kwalijk nemen, dat hij tracht zich te ontdoen van het kenmerk van lompheid en domheid hem zoo vaak toegedicht, dat hij gaarne kennis genoeg bezit, om met ontwikkelde menschen om te kunnen gaan; want daardoor zal zijn levensgenot verhoogd worden, en tevens zal zijne meerdere ontwikkeling medewerken, om hem beter inzicht te doen krijgen in vele zaken, die den landbouw betreffen, om hera te helpen onttrekken aan het geestdoodend sleurwerk. Nn staat het vast, dat niet alleen het opdoen van meerder kennis geldelijke offers vraagt, vooral ook, omdat die kennis veelal niet in het dorp zelve te verkrijgen is, maar ook dit is zeker, ontwikkeling brengt als van zelf mee: zucht naar meer waar levensgenot, afschaffing van ruwheid, veredeling van den smaak, verheffing van het schoonheidsgevoel, en dat alles doet behoeften ontstaan, welker bevrediging geld kost. Dus ook, afgescheiden van de kosten door de weelde veroorzaakt, heeft de landbouwer, die de invloed van den tijdgeest gevoelt, meer uitgaven dan zijne voorzaten ooit gehad hebben.
10
Als oorzaak van de vermeerdering van uitgaven noemde ik tevens de verliooging der werkloonen.
't Is waar, onze plilegmatieke boerenwerklieden staan niet vooraan in de rij van hen, die het maatschappelijk vraagstuk tusschen werkgevers en werklieden Lebben opgeworpen. De sociale kwestie, die op verschillende wijzen propaganda maakt en in werkstakingen en de commune zich het ruwst openbaart, is bij de meesten hunner niet eens bij name bekend, terwijl slechts zeer enkelen het bestaan dier kwestie gevoelen. Echter ondsnks dat, is het een feit, dat de wet van vraag en aanbod voldoende is geweest, om de loonen langzamerhand te doen stijgen, en het is te verwachten, dat het zooevengenoemde vraagstuk niet zal worden opgelost, zonder ook den- werkman uit den landbouwstand betere bevrediging van levensbehoeften en meer levensgenot te verzekeren, waartoe een nog al aanzienlijke verhooging van loonen noodig is.
Uit het vorenstaande meen ik de volgende stelling te mogen afleiden.
Vermindering van inkomsten door de steeds stijgende koop- en huurprijzen van het land, vermeerdering van uitgaven door de h o o g e r e eischen van het leven. Ziedaar den ernstige n toestand van den hedendaagschen landbouwstand.
Het is te verwachten, dat de waarheid dezer stelling door velen betwijfeld zal worden, maar eveneens volmondig erkend door velen, die die waarheid bitter ondervonden hebben. Eune aanmerking, die tegen deze stelling geopperd wordt, mag niet voorbijgegaan worden en wel deze; 'tis het oude lied, reeds bijkans een menschenleven lang is er geroepen en geklaagd: het land wordt te duur, 't is thans op de hoogte en nog immer stijgt de waarde en het gaat er goed om.
't Ts waar, dat deze aanmerking nog al dikwijls gehoord wordt, maar 'tis ook waar dat ze zeer ondoordacht, zeer oppervlakkig is. Wat toch is de zaak? Wij hebben straks opgemerkt, dat de waardevermeerdering van den grond gedeeltelijk veroorzaakt werd door de prijs verhooging der landbouwproducten ; de tegenwoordige welvaart der landbouwers is dan ook daaraan te danken. Welnu, bestond er nu zekerheid dat de landbouwproducten in waarde bleven stijgen, dan was er alle reden, om de bovengenoemde aanmerking te maken, maar naar mijn inzien bestaat die zekerheid niet alleen niet, maar wijzen de verschijn-
11
selen vau onzen tijcl veeleer op liet tegenovergestelde. Immers de machtige hefboom, die voornamelijk oorzaak was, om ome landbouwproducten in waarde te doen stijgen, was: de verbeterde communicatiemiddelea door toepassing van den sloom. Die middelen van vervoer zijn echter langzamerhand ook gekomen onder het bereik van die landen , die vroeger hunne producten of slechts zeer moeielijk of in 't geheel niet aan de wereldmarkt konden presenteer en.
Zoo bijv. Amerika. In het verre westen der Vereenigde Staten wordt, door eene betrekkelijk zeer geringe bevolking, eene zeer groote oppervlakte gronds met granen bebouwd. De landbouwwerktuigen in de laatste jaren uitgevonden, en door de energieke Amerikanen met bewonderenswaardige vlugheid toegepast, maken den extensieven landbouw mogelijk. ïallooze spoorwegen en stoombooten vervoeren de producten daarheen, waar behoefte bestaat, en de groote oppervlakte grond die nog onbebouwd is , biedt de gelegenheid aan, dien landbouw uit te breiden , zoodra de vraag naar producten vermeerdert, en dit zal krachtig medewerken, om de verhooging van de prijzen der granen te verhinderen. Maar niet alleen op de prijzen der granen heeft Amerika invloed. De groote veekuddeu, die Staten als Texas enz. bezitten, en die vroeger niet gerekend werden waar sprake was van vleeschconsumptie, hebben thans reeds eene gewichtige stem bij de bepaling der vleeschprjjzen, nu het middel gevonden is het vleesch uit Amerika in de verschillende vormen van levende runderen, en als versch gezouten vleesch en geconserveerd vleesch naar Europa te verzenden. Het is te verwachten, dat de middelen om dat vleesch zonder bederf te vervoeren, hoe langer hoe beter zullen worden, en slaagt men er in ze zoo te perfectioneeren, dat ook de runderen van Zuid-Amerika onder het bereik der Europeesche consumptie komen, dan is er eene als 't ware onuitputtelijke bron van vleesch, die, al wordt ook de rechtmatige wensch vervuld, dat allen die door vlijt en arbeid goed voedsel waard zijn een stuk vleesch kunnen bekomen, toch verhinderen zal! dat de prijs van het vleesch hooger wordt. Zoo doet ook Amerika zich reeds gevoelen door uitvoer van boter en kaas, en het kan niet missen , of de Amerikaansche landbouwproducten zullen meer en meer lastige concurrenten worden voor de onze, naarmate de middelen van vervoer verbeteren , want de productiekosten zijn door de lagere prijzen van den grond kleiner.
12
Even als Amerika, profiteert ook de lanrtbouw van andere landen van de Detere communicatiemiddelen. De Russische boer wordt langzamerhand verlost van de hoogst moeielijke taak, zijne granen naar de havensteden te brengen , hij kan zich beter op zijnen landbouw toeleggen, meer produceeren. De Denen hebben door de stoombooten gelegenheid gekregen hunne zuivel-produkten af te zotten, en dit was een der voornaamste prikkels, die hen er toe bracht de zuivelbereiding te verbeteren, meer en betere waar te produceeren. Zoo zou ik knnnen voortgaan, maar genoeg om aan te toonen, dat de verbeterde middelen van vervoer langzamerhand op landbouwgebied eeno geheele omwenteling hebben teweeggebracht, dat ze door de gelegenheid te1 openen, om do producten af te zenden, overal den prikkel hebben gebracht, om meer te produceeren. Daardoor wordt de vraag naar landbouwproducten getemperd en bij eene eventueele meerdere vraag zijn de middelen aanwezig, om spoedig die vraag door een voldoend aanbod te bevredigen. Uit een en ander valt gemakkelijk te conclndeeren, dat eene standvastige rijzing van de waarde der landbouwproducten in de naaste toekomst niet te verwachten is.
Ondanks dus het oppervlakkige oordeel, dat de toestand van de landbouwers bevredigend is, omdat er al lang geklaagd is, dat het land te duur werd en het er toch goed om ging, uog al gaarne bijval vindt, meen ik op grond van het zooeven betoogde mijne stelling te moge volhouden, dat de positie van onzen landbouw hoogst ernstig is en dat- er veel waarheid in ligt als er gesproken wordt over eenen onhoudbaren toestand of een kritieke periode.
Kritieke toestanden nu zijn ten allen tijde zeer geschikt geweest , om nieuwe denkbeelden in toepassing te brengen, om bestaande vormen te wijzigen. Do drang der omstandigheden is vaak noodig, om te breken met het verouderde en onpraktisch gewordene, om hen, die slapen op het kussen van vooroordeel en gewoonte, wakker te maken. Kritieke tijden, zij zijn op elk gebied der wereldgeschiedenis zwanger geweest van hervormingen, wijzigingen en van nieuw frisch leven. En in waarheid, er is leven op het gebied van den landbouw, er is in de laatste jaren een onmiskenbaar streven naar vooruitgang. Denken wij eer s aan het draineeren, aan verbeterde bemesting, aan het delven van klei en het vervoer van terpaarde naar lichtere gronden , aan schoonhouden en wieden, aan het verwisselen van zaaigra-
neu en het verbouwen van te voren ongekende producten, aan de massa verbeterde en nieuwe werktuigen, die er zijn ingevoerd en, last not least, aan de toenemende vraag naar wetenschappelijke kennis van den landbouw , eene vraag, die voorzeker meegewerkt heeft, om de Rijks-landbouwschool te Wageningen te doen oprichten en die eens zoo krachtig en doordringend moge worden, dat de middelen worden beraamd, om ook de noor1'akelijkste wetenschap te brengen onder het bereik van den eenvoudigen praktischen boer, die geen tijd en geld genoeg heeft, om de stralen van het licht, dat van Wageningen uitgaat op te vangen. Ja, er is leven op het gebied van den landbouw, wij mogen roemen op eenen krachtigen vooruitgang en dit geeft grond tot het vertrouwen op de toekomst, dié onzen landbouw voorzeker met nog vele doelmatige verbeteringen zal verrijken, wanneer slechts het opgewekte leven en streven van het heden werkzaam blijft, en hoe langer hoe algemeener do overtuiging doordringt, dat de altoos dankbare moederaarde de getrouwste vriendin is, omdat ze steeds de haar geschonken gaven met woeker teruggeeft, als slechts die gaven getoetst worden aan het gezond verstand en aan de wetenschap.
Nu is het echter opmerkelijk dat, ondanks al dat leven, dat streven naar vooruitgang bij den eigenlijken landbouw, de zuivelbereiding, de vervaardiging van boter en kaas, die sedert den vroegsten tijd bij den landbouw werd uitgeoefend niet in dien vooruitgang deelt; want behoudens enkele kleine wijzigingen , staat ze op dezelfde hoogte als waarop ze sedert men-schengeheugenis stond. Wat is hiervan de oorzaak? Naar mijn inzien hoofdzakelijk deze. — De Nederlandsche zuivelbereiding heeft zich langen tijd er op kunnen beroemen, dat zij stond op den hoogsten trap, die bekend was, dat zij een voorbeeld was voor andere landen. De wetenschap daarvan is doorgedrongen overal waar zuivelbereiding een belangrijk deel van den landbouw uitmaakt. De Friezen, weten het, en zij zijn er trotsch op, dat hunne boter aan de Londensche markt de fijnste, de meest gezochte, de duurst betaalde was; de Noordhollanders achten hunne Edammer kaas onovertrefbaar, omdat zij weten, dat het een handelsartikel is, dat in do gansche beschaafde wereld gekend, gevraagd en gebruikt wordt, maar deze wetenschap leidt allicht tot eene zekere zelfgenoegzaamheid en eigenwaan, die blind doen zijn voor de nog bestaande gebreken, die doen vergeten, dat men altijd moet vooruitgaan, dat er in den
14
wedstrijd der volken, zoowel op het gebied van industrie als op dat van kennis en kunst geen stilstand mag plaats hebben; want zoo ergens, dan is daar stilstand achteruitgang.
Is mijne meening juist, dan is onze tjd zeer geschikt, om dien zoeten waan weg te nemen , den nationalen trots te breken. Laat mij eenige feiten noemen.
«. Op de laatste wereldtentoonstelling te Philadelphia bleek , dat niet Nederland de beste boter had geexposeerd , integendeel : de prijs werd glansrijk behaald door de inzendingen uit Denemarken, en wegens de voortreffelijke hoedanigheid en wegens de duurzaamheid, daar alleen deze boter de groote reis zonder eenig nadeel had kunnen doorstaan.
h. Op de tentoonstelling van zuivelbereiding in het voorjaar van 1877 te Hamburg gehouden, kon slechts ééne Nederland-sche inzending van boter het oordeel »feinquot; behalen. Over 't algemeen maakte ze daar tegenover de Deensche en Noord-Duitsche boter eene slechte figuur.
c.t Het is eene bekende zaak, dat er in Friesland veel minder boter 1ste kwaliteit wordt gemaakt dan vroeger en de handelaren verklaren, dat dit verschijnsel niet zoozeer te wijten is aan de vermindering van de Friesche boter, dan wel aan de hoo-gere eischen der consumenten, welke eischen verhoogd zijn door het aanbod van beste soorten boter uit andere landen.
Deze feiten, die ik zou kunnen vermeerderen, zullen wel voldoende zijn om aan te toonen, dat de Nederlandsche Zuivelbereiding niet meer het uitsluitend voorbeeld voor andere landen is, maar dat ze is ingehaald ja voorbij gestreefd. Nog op een feit moet ik wijzen, dat niet de beste soort boter betreft , ik bedoel: de krachtige daling van de prijzen der mindere soorten boter, die in het jaar 1877 overal in ons land is waargenomen, en door zoovelen gevoeld is, dat het wel overbodig zal zijn iets tot bewijs van dat feit bij te brengen. Van meer belang is het de oorzaak daarvan te zoeken. Die oorzaak zal wel in de eerste plaats zijn ; het grootere aau-bod van boter 1 ste soort uit andere landen , doet de vraag naar onze boter 2de soort verminderen. Maar er is nog iets dat in dit opzicht veel nadeel doet en wel de tallooze knoeierijen die er met de 2de en 3de soort boter plaats vinden zooals bijv. het presenteeren en verkoopen van de zoogenaamde kunstboter voor goede boter, het vermengen met zeer veel zout om het gewicht te verzwaren , het in de boter werken van
15
beet water, hot strooien van een dikke bedekking van zout op den bodem van het vat, het gebruiken van vaatwerk vee] zwaarder dan de aangenomen tarra toelaat , het .... maar het lust mij niet mij verder bezig te houden naar het zoeken van de kronkelpaden , die het bedrog heeft uitgevonden, üie knoeierijen zullen de straf niet ontgaan en wel het eerst hierdoor , dat de consumenten die al vaak ondervonden, dat ze opzettelijk werden bedrogen , langzamerhand er toe zullen overgaan de beste soorten boter te koopen die, mogen ze in naam duurder zijn, werkelijk goedkooper zijn, omdat men tegen bedrog gevrijwaard is, en deze vraag naar de beste soorten wordt in de hand gewerkt en bevredigd door het meerdere aanbod uit verschillende landen. Gaarne stem ik toe, dat het genoemde bedrog niet algemeen , meer uitzondering dan regel is, maar één rotte appel in de mande, maakt ook de gave fruit te schande; zij, die zich niet met bedrog ophouden zullen het met de anderen moeten ontgelden, zij zijn niet in staat hunne waar een kenmerk te geven dat ze duidelijk van anderen onderscheidt. In hetzelfde vaatwerk wordt ze gewoonlijk onder denzelfden naam ter markt gebracht eu zoo treft de slechte naam, die door enkelen volkomen verdiend wordt, de geheele partij. Verklaart het bovenstaande de mindere vraag en de lagere prijzen der 2iilt;! eu Sde soorten boter, het genoemde bedrog heeft nog een ander nadeelig gevolg , n. 1. dat het ook medewerkt om het krediet van de beste soorten onzer boter te verminderen, omdat er zooveel naar gestreefd wordt om de -de soort boter, die slecht bereid is, of door de ellendige gewoonte om met boter te speculeeren slecht en oud geworden is, onder denzelfden naam als de beste soorten ter verkoop aan te bieden en zoo werken de mindere soorten en het bedrog mede, om het geheele product in discrediet te brengen. Terwijl dus aan de eene zijde uit de straks genoemde feiten blijkt, dat de Ne-derlandsche boterbereiding reeds is ingehaald en voorbijgestreefd en aan den anderen kant het vertrouwen van de consumenten op de Nederlandsche boter minder wordt, clan meen ik, zonder de beschuldiging van pessimistisch te zijn, te vreezen, recht te hebben om te beweren dat, bij den krachtigen ijver, die er in het Buitenland ontwikkeld wordt, onze zuivelbereiding bedreigd wordt met het groote gevaar, overvleugeld en achteruitgezet te worden. Bij den omvang, die de zuivelbereiding in ons land heeft zou dit zyn een groot verlies voor
16
do Nationale welvaart, dat in de eerste plaats li u n zou treffen, die zicli uitsluitend met de zuivelbereiding bezig houden, in de tweede plaats ook zon treffen die landbouwers, die de zuivelbereiding slechts als bijzaak besclnuwen, maar in onzen tijd toch moeten erkennen, dat er in het woordenboek der rationele nijverheid geen sprake mag zijn van bijzaken, en in de derde plaats ook hen zon treffen , die in de welvaart der landbouwers hun bestaan vinden.
Dat verlies waarmede onze Nationale welvaart bedreigd wordt, moet geweerd worden , daarnaar te streven is plicht. en daartoe moet er gedacht, onderzocht en gehandeld worden. Maar hoe? Naar mijn inzien door zich in de eerste plaats op de hoogte te stellen van alles wat door de concurrenten in het werk wordt gesteld , dus te leeren en te onderzoeken, wat er in andere landen op het gebied der zuivelbereiding gedaan wordt, niet om dat slaafs na te volgen en zich daarbij neer te leggen, maar om het over te nemen voor zoover het gezond verstand en de eigenaardige landbouwtoestanden zulks aanraden en toestaan, en verder zich er op toe te leggen, om dat, wat anderen ter verbetering der zuivelbereiding gedaan hebben, voort te zetten en steeds meer te volmaken
Onze aandacht wordt dan zeker het meest aangetrokken door een gedeelte van Noord-Europa d. i. Sleesvvijk-Holstein, Denemarken en Zweden, want ofschoon ook Engeland, Frankrijk en Amerika niet stil zitten op dit gebied, zoo zullen wij toch liet beste kunnen leeren in de eerstgenoemde landen , omdat de landhuishoudkundige toestanden aldaar het minst van de onze verschillen en omdat juist van daar in de laatste jaren uitgaat eene krachtige beweging, een ernstig streven tot verheffing (ïer zuivelbereiding. Dat streven openbaart zich onder allerlei vormen, om een paar voorbeelden te noemen; a. de gezonde wijze, waarop de tentoonstellingen van zuivelbereiding zijn ingericht maken ze tot ware leerscholen voor de praktijk, waardoor ze dan ook een scherp contrast vormen met onze land-bouwfeesten, waaraan wij ook den naam van tentoonstellingen durven geven ; h. de werkzaamheid van de Koninklijke Deensche Maatschappij van landbouw, die jaarlijks aanzienlijke sommen besteedt om: ten eersten volkomen op de hoogte te blijven met den vooruitgang van landbouw, veeteelt en zuivelbereiding en om ten tweeden er naar te streven helderder begrippen en betere wijze van handelen aan de praktische landbou-
17
wers mede te dealen en aan te bevelen. Het eerste doel tracht zij te bereiken, door het doen bewerken of het koopen en verspreiden van landbouwkundige geschriften, door op hare koste den vooruitgang der zuivelbereiding te doen onderzoeken , door het finantiëel ondersteunen van reizen enz. enz. Naar het tweede doel streeft zij , behalve door geschriften, voordrachten, uitloven van premiën enz. , vooral door jonge landbouwers behulpzaam te zijn, om hun vak veelzijdig te leeren kennen. Zij plaatst n. 1. de leerlingen die zich daartoe aanbieden, gedurende drie jaren op groote boerderijen, die bekend staan als dezulken , waar de landbouw op de uitnemendste wijze wordt gedreven, en waar zij, door praktisch werken en door lectuur, voor zoover noodig , op kosten der Maatschappij, worden gevormd tot degelijke, ervarene en denkende boeren. Het zou mij te ver voeren over deze eigenaardige handelwijze verder uit te weiden; voor ons doel is het genoeg er attent op te maken, dat de Koninklijke Deensclie Maatschappij van Landbouw door deze en door hare andere bemoeiingen toont bezield te zijn met eenen praktischen zin. toont , dat ook zij hare krachten inspant, om mede te werken tot verheffing van landbouw en . . . Zuivelbereiding en dat zij wel eens een beschamend voorbeeld is voor die Maatschappijen van landbouw, wier grootste werkzaamheid zich openbaart in het houden van vergaderingen waar:
Men dronk een glas,
En wierp een plas.
En liet de zaak zooals ze was.
Er zijn meer voorbeelden bij te brengen, waaruit het streven naar verheffing van de zuivelbereiding in genoemde landen blijkt, zoowel op wetenschappelijk als praktisch terrein, in het streven naar kennis als naar het bekomen van betere hulpmiddelen, maar de hoofdzaak, waarom zich alles beweegt, wat de basis vormt van iedere poging, om de zuivelbereiding te verbeteren, en de basis vormen moet van elke boter- en kaasbereiding is dit: men heeft geleerd en in toepassing gebracht de stelling, dat de zuivelbereiding moet worden uitgeoefend: stelselmatig dat is, volgens vaste wetten en regels, die door wetenschap en ervaring worden aangewezen, en men heeft de toepassing van die stelling mogelijk gemaakt door, ten minste daar, waar even als in Nederland de boerderijen geen landgoederen zijn, de zuivelbereiding te ver-
2
18
plaatsen van de enkele boerderijen naar daarvoor ingerichte fabrieken.
Dat de Nederlandsche zuivelproducten op den duur sleclits dan tegen de concurrentie van liet buitenland bestand zullen zijn, als ook onze zuivelbereiding hervormd wordt in dien zin dat ze stelselmatig wordt gedreven, en dat zulks bij de bestaande toestanden liet best kan geschieden door het oprichten voor boter en kaasfabrieken: ziedaar wat ik mij ten doel heb gesteld nader aan te toonen. Vooraf wil ik trachten een duidelijk begrip te geven van wat ik versta onder boter en kaasfabrieken. Ik neem daartoe een paar voorbeelden.
In een groot gedeelte van Zwitserland en het Fransche Jura-gebergte, waar het landbezit zeer versnipperd is, en ieder boer slechts drie a vier koeien houdt, heeft men het volgende stelsel in toepassing gebracht. Eenige van die boertjes huren te zamen een man, gewoonlijk uit het district Gruyère, om zorg te dragen voor hun vee en van de melk kaas te maken. De hoeveelheid melk wordt dagelijks voor ieder boer afzonderlijk genoteerd en bij het einde van het jaar krijgt ieder zooveel kaas als hem volgens de geleverde melk toekomt. Door deze wijze van handelen krijgt de boer, in plaats van de onoogelijke kleine voor de markt ongeschikte kaasjes, die hij van zijn klein getal koeien bekomen kan, hetzelfde gewicht aan op de markt gezochte kaas (die naar men weet zeer zwaar zijn) van uitnemende hoedanigheid, omdat zij vervaardigd wordt door lieden, die niets anders doen, terwijl tevens nog de boer ontheven is van het werk aan de kaasmakerij verbonden en geene gereedschappen daarvoor behoeft aan te schaffen noch te onderhouden. 1)
Een tweede voorbeeld. In Frankrijk is het gebruik van melk als volksdrank veel grooter dan in eenig ander land. De veehouders, vooral in Normandie leveren daar hunne melk het ge-heele jaar door per liter aan vereenigingen, die ze per spoor naar de groote steden verzenden. In den winter, als de vraag naar melk voor het genoemde doel vermindert, wordt ze door die vereenigingen in daarvoor ingerichte gebouwen tot boter verwerkt. Van daar, dat er in den zomer slechts weinig boter uit Frankrijk aan de markt te Londen gepresenteerd wordt, maar er in den winter eene belangrijke hoeveelheid boter wordt
Ontleend aan Joh. Stuart Mills Staathuishoudkunde door Mr. Jacques Oppenheim Deel I blz. 214.
19
aangevoerd, die, omdat ze stelselmatig bewerkt is, uitmunt door gelijke kleur, overeenstemming van smaak en geur enz. en aan de Loudensche markt naast de Deensche en Kielsche boter de eereplaats inneemt boven de aanvoer uit Nederland. 1)
Merken wij op, dat in deze voorbeelden twee verschillende wijzen van samenwerking voorkomen, die beide voor toepassing vatbaar zijn. Zijn de veehouderijen groot genoeg, om de zaak op uitgebreide schaal te drijven, dan zal het verkoopen der melk aan particulieren of aan maatschappijen (wat in Denemarken veelal plaats vindt) de voorkeur verdienen. In streken, waar slechts weinig rundvee wordt gehouden, zou wellicht de eenvoudige samenwerking op Zwitsersche wijze te verkiezen zijn en reeds veel kunnen doen, om de zuivelbereiding te verheffen; want, en dit kunnen de genoemde voorbeelden ons eveneens leeren, bij eene oppervlakkige beschouwing van deze beide wijzen van samenwerking springt duidelijk in het oog, dat er betere producten verkregen worden, dat er voordeel mede behaald wordt. Zal echter het stelsel van samenwerking met overtuiging en warmte worden aanbevolen, dan is eene oppervlakkige beschouwing niet voldoende, dan moet het grondig onderzocht worden, dan moet ook de schaduwzijde, zoowel als de lichtzijde de revue passeeren, om daarna te oordeelen of het stelsel voor toepassing vatbaar is.
III.
In de eerste plaats bepalen wij ons tot die streken, waar de zuivelbereiding slechts op kleine schaal gedreven wordt, waar ze eene bijzaak is. Over 't algemeen wordt in ons land in die streken boter gemaakt. Letten wij eens op den prijs, die die boter aan de verschillende markten opbrengt, dan is het
Ontleend aan H. F. Pasma, bekroond antwoord op eene prijsvraag, uitgesclireven door de eerste Afdeeling van de Friesche Maatschappij van Landbouw, over de oorzaken van de viezigheid der boter.
20
in het oogloopend, hoeveel lager die prijs is , als die der boter die in de rechte melkstreken van Holland , Friesland enz wordt gemaakt. Was dit verschil in het jaar 1877 biizonder groot, daar het toen vaak 50 ets. en meer per kilogram bedroeg, ook in andere jaren, die minder ongunstig zijn, is het altijd belangrijk. Van waar dit verschil in de waarde van een product, dat om vervaardigd te worden dezelfde grondstof in dezelfde hoeveelheid vereischt? Meestal wordt die schuld gegeven aan het voedsel, dat de producent der melk, de melkkoe, wordt toegediend. Men kan deze oorzaak niet geheel en al wegcijferen, maar ik meen toch, dat als enkele voedergewassen bijv. knollen , rapen, het loof daarvan en enkele soorten stroo als boo-nenstroo uitgezonderd worden, dat dan het voedsel niet veel gewicht meer in de schaal legt ('k noem hier met opzet niet het krachtvoedsel zooals slechte lijn- en raapkoeken , daarvoor kan ieder zich wachten) en in elk geval kan het voedsel de schuld niet hebben van de onaangename smaak en geur, die men soms op • merkt bij sterke, zoute, oudsche boter, noch van de tegenstaande vuile en vieze kleur, die ze soms heeft en die wel geschikt zijn, om een tegenzin op te wekken in een product, dat goed bereid, met recht het fijnste en lekkerste vet der aarde genoemd kan worden. De groote gebreken der boter, ze worden niet veroorzaakt door het voedsel der koeien, maar door onkunde, gebrekkig toezicht en gemis aan doelmatige hulpmiddelen bij de bereiding.
Landbouw is in alle opzichten en dus ook ten opzichte van de zuivelbereiding wetenschap, zegt een geacht schrijver, en dat zeggen zeker allen hem na , die bekend zijn met al de eischeu van warmte, zindelijkheid enz,, en de vele invloeden die daarop inwerken, met alles wat betrekking heeft op de zoo fijngevoelige producten der zuivelbereiding. Maar , is het niet bijkans onmogelijk die wetenschap eigen te maken aan die groote schare van botermaaksters in kleine boerderijen ? De prikkel om te leeren is zwak, omdat de zaak niet groot is, maar vooral is de vaste gewoonte om te doen zooals moeder en grootmoeder deden, de ingewortelde slendergeest, het groote bezwaar om meer kennis op te doen. Men heeft zich rustig neêrgelegd bij de, als axioma aangenomen stelling »de boter kan in onze streken niet beter gemaakt wordenquot; en doet geene enkele ernstige poging, om zich daarboven te verheffen. Vaak staat bij koud wêer de melk zoolang tot verzuren, dat de boter al
21
sterk is , eer ze in de karn komt: dat is onkunde; bij warm weër is het verzurings-proces onder eene veel te hooge temperatuur te spoedig afgeloopen en komt er vaak slechts een klein gedeelte boter te voorschijn als eene soort brij, die nooit vast en stevig wordt: dat is onkunde, en zoo zou ik kunnen voortgaan vertellen van gevallen, dat de boter zich in 't geheel niet wou afscheiden, zoodat ('t is nog niet zoo erg lang geleden) zelfs aan heksen gedacht werd en de hulp van den duivelbanner werd ingeroepen, en zulks, zonder dat er bewijs noodig is, ook toeschrijven aan onkunde, maar deze grove trekken bewijzen reeds genoeg, dat er gebrek aan kennis bestaat.— Er is ook gebrek aan toezicht. Melk en boter vragen een aanhoudend letten op wéér en wind, op koude en warmte, een nauwgezet toezicht op reinheid en frischheid, en dat onophoudelijk toezicht is voorwaar niet te verwachten van botermaak-sters in kleine melkerijen, die gewoonlijk anders ook werkzaamheden genoeg hebben, om niet meer tijd dan hoog noodig is te wijden aan een onderdeel van hare taak, dat door de geringe omvang het meerdere vverk niet zou loonen.
Eindelijk: het faalt aan de noodige hulpmiddelen. De meiken-kamer , die bij de boterbereiding eene hoofdrol speelt, is soms een gat met weinig licht en lucht, dat op den naam van bewaarplaats van melk niet de minste aanspraak heeft, gebouwd in een hoek van het huis , waar het — 't best uitkwam, zonder te letten op de eerste eischen eener gezonde zuivelbereiding, bergplaats vaak nog van allerlei zaken, die op de melk eenen nadeeligen invloed hebben. Dan mankeert het vaak aan goed helder frisch water, aan doelmatige karntoestellen, die geregeld in beweging worden gebracht enz. en dit gebrek aan kennis, aan toezicht en aan hulpmiddelen is voldoende, om de waarde der boter van kleine boerderijen tot een minimum te brengen.
Het behoeft zeker geen bewijs , dat hij, die dien toestand wil verbeteren, die eene poging wil doen, om de boterproduc-tie op hooger standpunt te plaatsen, een ondankbaar werk onderneemt, als hij eischt, dat allen meerdere kennis zullen opdoen , leert dat ieder den noodigen tijd beschikbaar moet stellen tot nauwgezet toezicht en er op werkt, dat overal de noodige hulpmiddelen worden ingericht en aangeschaft, die door wetenschap en ervaring als de beste zijn aangewezen, terwijl er, als ware zulks mogelijk, nog altijd een groot bezwaar zou blijven bestaan n. 1.: dat bij kleine melkerijen de hoeveelheid melk
22
te klein is, om vroeg genoeg te kamen , de hoeveelheid boter te klein is, om friseh genoeg af te leveren. Naar mijne meening is het veel praktischer het stelsel van samenwerking aan te hevelen.
Veronderstellen wij eens, dat 20 a 25 landbouwers, die een klein getal koeien melken, zich vereenigen, om te trachten hunne zuivelbereiding, meer productief te maken. Zij zullen dan noodig hebben een gebouw, dat zeer eenvoudig kan zijn, omdat het niets behoeft te bevatten dan eene doelmatige melkkamer en een karnvertrek en misschien een woonvertrek voor hen, die met de zuivelbereiding belast worden. De kosten van dit gebouw, benevens die benoodigd tot liet aanschaffen van goed materieel voor het bewaren van melk, het karnen en het bereiden dei-boter , vormen liet kapitaal van oprichting, dat betrekkelijk gering wordt over zooveel hoofden verdeeld. Dan moeten er gehuurd en beloond worden een man en eene vrouw, aan wien is opgedragen het meten en opschrijven der melk en verder de geheele behandeling , om van die melk boter of wat ook kan , kaas, of beiden te maken. Een eerste vereischte is natuurlijk , dat deze personen doorkneed moeten zijn in de kennis van hun vak en daarom ook goed beloond moeten worden, maar deze belooning is dan ook de eenigste uitgave. Wordt op deze manier de zuivelbereiding gedreven, dan kan het niet anders of de producten zullen oneindig veel beter worden, dan wanneer ze op iedere boerderij afzonderlijk worden vervaardigd. Het grootste bezwaar, dat zich hier voordoet is, het telkens wegbrengen van de melk; daar tegenover staat echter de belangrijke werk-besparing, die ieder in zijn bedrijf ondervindt, terwijl tevens de mogelijkheid bestaat, dat de ligging der verschillende boerderijen toestaat, dat de man, die met de gedeeltelijke zuivelbereiding belast is, ook belast kan worden met geheel of gedeeltelijk de melk op te halen. Het kan zijn, dat er zich bij de toepassing van dit denkbeeld meer zwarigheden opdoen, maar ik meen, dat ze niet zoo groot kunnen zijn, dat ze afbreuk doen aan de stelling, dat het stelsel van samenwerking de kleine veehouders in staat stelt evenveel, ten minste bijkans evenveel, uit hun n' e melk te maken als de grooten.
Werd dit eenvoudige stelsel van samenwerking in Nederland toegepast, overal waar de veehouderij op kleine schaal gedreven wordt, dan zon er eene veel betere kwaliteit boter verkre-
23
gen worden, die daarom en ook, omdat er eene nog al aanzienlijke hoeveelheid van dezelfde fabriek afgeleverd werd, spoedig een goeden naam zon krijgen, en eene zooveel hoogere marktwaarde, dat de kosten van oprichting en exploitatie niet alleen gemakkelijk gedekt werden, maar ook de zuivere opbrengst aanmerkelijk hooger werd. Ik waag het niet hier tot eene becijfering over te gaan; ook ontbreken mij de vaste gegevens daartoe, maar naar mijne vaste overtuiging, zou deze wijze van handelen krachtig medewerken, om de opbrengst der veehouderij te vermeerderen, wat van zeer groot belang zou zijn in die streken, waar het vee zoo vaak beschouwd wordt als een lastpost, die alleen om de mest wordt geduld. Tiet zou ook medewerken om onze boter te steunen tegen de concurrentie van hel Buitenland, vooral door een einde te maken aan de knoeierijen, die zooveel schade doen aan den goeden naam der Nederlandsche boter.
Meen ik het stelsel van samenwerking met volle gerustheid te kunnen aanbevelen bij veehouderijen op kleine schaal, niet minder vast is mijne overtuiging, dat de toepassing ook uitmuntende resultaten zal hebben daar, waar veehouderij en zuivelbereiding den landbouw beheerschen,
't Is waar ; er worden daar beoefenaars der zuivelbereiding gevonden, die erkenning en achting verdienen, aan haar komt de eer toe, dat de boter en kaas uit Friesland, Holland enz. nog een' goeden naam hebben; toch is de zuivelbereiding ook bij de grootere melkeiijen niet, wat ze wezen moet. Wel is de kennis uitgebreider, het toezicht beter, en zijn meer doelmatige hulpmiddelen aanwezig, maar er ontbreekt: het stelselmatig handelen volgens vaste wetten en regels. Daartoe is de kennis niet voldoende en het toezicht en de hulpmiddelen evenmin.
Ervaring is de moeder der wetenschap, en op het gebied der zuivelbereiding meen ik meer respect te mogen hebben voor de jarenlange ervaring eener Priesche of Hollandsche boerin , dan voor de wetenschap van een' ka mergeleerde , die nooit met eene fersche kluit boter, noch met kaaswrongel in aanraking is geweest, maar dit neemt niet weg, dat de wetenschap de ervaring kan steunen en leiden, ja bij eene stelselmatige zuivelbereiding zulks moet. Om een voorbeeld te noemen.
Eene goede botennaakster weet, dat de warmte eenen zeer groeten invloed heeft bij de bereiding van boter. In de warme
zomerdagen legt zij er zich dan ook met kracht op toe, om de warmte zooveel mogelijk buiten hare melkenkamer te weren en in de wintermaanden gebruikt zij allerlei kunstmiddelen, om de melk te verwarmen; maar zij doet zulks niet stelselmatig. Bij de meesten ontbreekt de thermometer, en wordt deze vervangen door een onvertrouwbaar gevoel van een lichaam of eene hand, die door verschillende omstandigheden verkoeld of verhit zijn. Waar de thermometer aanwezig is ontbreekt meestal de grondige kennis om hem te gebruiken. Zoo leert de ervaring, dat bij het karnen van room, volgens de in ons land gebruikelijke wijze van handelen, de melk die afgeroomd zal worden, zoolang zoet moet blijven tot ze volkomen nitgeroomd is, begint zich de melksuiker in melkzuur om te zetten, voordat de room er uit is, dan scheidt ze zich niet voldoende meer af, terwijl tevens de afgeroomde melk niet meer kan gebruikt worden voor het maken van kaas; wordt daarentegen door extra koud weer het opschieten van den room verhinderd , dan moet de melk vaak te lang staan om den room geheel af te scheiden, hetwelk nadeelig werkt op de frischheid der boter. Nu is het wenschelijk en eene stelselmatige behandeling e i s c h t dit. dat de melk altijd juist die temperatuur heeft, die het gunstigst werkt öp de afscheiding van den room en tevens het ver-zuringsproces lang genoeg tegenhoudt. Daartoe is noodig de vaste wetenschap, welke warmtegraad er in de melkenkamer moet heerschen en tot welken graad de melk verkoeld of verwarmd moet worden. Is die wetenschap aanwezig, dan is een nauwgezet waarnemen van den thermometer het onfeilbaar middel, om nimmer in de behandeling der melk mis te tasten.
Evenzeer is de thermometer een onfeilbaar hulpmiddel bij hut karnen, als eerst de vaste wetenschap aanwezig is, niet alleen op welken graad er gekarnd moet worden, maar tevens welken invloed de temperatuur van het karnvertrek, de beweging van de karu enz. op de warmte van den room of de melk hebben.
Is de kennis van den invloed, die de warmte in verschillende omstandigheden op de melk, room en boter heeft een der eerste vereischten voor eene rationele boterbereiding, ze is in lange niet de eenige wetenschap; men moet weten, vast weten, wanneer de boter van de karn moet worden genomen welke wijze gevolgd moet worden, om de karnemelk te verwijderen, wat het juiste zoutgehalte moet zijn enz. enz., in 't kort
25
alles kennen, wat eenigen invloed heeft op al datgene, wat aan de boterbereiding verbonden is, maar niet alleen weten, dat het een of ander invloed heeft, of dat men zoo of zoo moet handelen, maar ook weten het waarom van dat alles. Die wetenschap in haren geheelen omvang is noodig voor eene stelselmatige zuivelbereiding, echter niet om te blijven staan op het standpunt dat bekend is, er moet tevens een voortdurend streven bestaan om de kennis, die men bezit te verrijken met de vorderingen, dio elders gemaakt worden en met de resultaten van eigen studie. Lectuur, onderzoek en proeven moeten steeds aangewend worden, om wetenschappelijk en praktisch vooruit te gaan. Die wetenschap is niet het algemeen eigendom van de Nederlandsche botermaaksters, en de algerueene ontwikkeling, die noodig is, om zich die wetenschap eigen te maken ligt niet onder ieders bereik.
En het toezicht dan, is dat ook al niet goed? Zoo vraagt wellicht deze of gene boerin, die geduld genoeg heeft mijn geschrijf tot dusver te lezen en het mij zeker niet spoedig vergeeft, dat ik hare kennis niet voldoende acht. Bij die vraag naar het toezicht is 't alsof ze mij meelokt naar haar heiligdom , hare melkenkamer, waar alles tot in de kleinste bijzonderheid blinkt van reinheid en netheid, waar letterlijk in dat opzicht niets aan te merken valt. Ja ik ken die traditioneele zindelijkheid, die onze Priesche en Hollandsche boerinnen kenmerkt, en wat meer zegt, ik waardeer ze ten volle, een beetje overdrijving zal hier niet schaden, en ik erken gaarne, dat er in dat opzicht geen smetje kleeft op onze beste zuivelproducten. Ja ik wil bij mijne hulde zelfs die enkelen vergeten (helaas ik weet dat ze er zijn) wier toezicht ook in dat opzicht te wenschen overlaat. Maar er is meer noodig dan zindelijkheid; het toezicht kan niet voldoende zijn, zoolang de vaste wetenschap hoe het toezicht moet zijn ontbreekt, de nadeelige invloeden kunnen niet bestreden worden als men zo niet kent, noch de wijze, waarop ze stelselmatig bestreden moeten worden, En daarenboven, de zorg en het werk van de meeste botermaaksters bepalen zich niet tot dat vak, vaak moeten ze zich uitstrekken tot de veelvuldige plichten van vrouw, huishoudster en moeder, en dan is een onafgebroken en nauwgezet toezicht zooals eene rationeele zuivelbereiding dat vraagt onmogelijk.
Meer echter dan aan hot toezicht hapert het aan de hulpmiddelen. Vooreerst heb ik het oog op de melkenkamers, die
26
al zeer veel schade hebben veroorzaakt. Immers wat baat het, als men de kennis al heeft, weet hoe een melkenkamer moet zijn, om te wezen frisch, ruim en luchtig enz., en ze is het niet. Er is in de laatste jaren veel verbeterd in dat opzicht. Bij vele nieuwe gebouwen is rekening gehouden met de eischen der ervaring, maar! nog niet met die der wetenschap, ze worden niet stelselmatig ingericht, omdat ze zoo eu niet anders moeten zijn en ik twijfel er aan of er soms ook nog offers gebracht worden aan het uiterlijk van het gebouw en den smaak van den bouwmeester. Maar ook, al waren de nieuwen allen volmaakt, de niet nieuwen vormen de meerderheid en die zijn niet goed, en het veranderen, hoe noodig ook, stuit vaak op onoverkomelijke bezwaren. De korte himrtijd toch staat het niet toe, dat de boer zelf eene aanzienlijke verbouwing betaalt', eu menig eigenaar lust hot niet zulks te doen , omdat hij zonder dat, pachters en pacht genoeg kan krijgen, maar hex is hard voor eene vlijtige boerin, als haar streven en werken, om beste producten te vervaardigen, verijdeld wordt door eene slechte melkenkamer.
Is eene volgens de eischen der wetenschap ingerichte melkenkamer , volstrekt noodzakelijk voor eene stelselmatige boterbe-reiding, niet minder is daartoe noodig overvloed van helder, frisch water dat geen enkel schadelijk bestanddeel bevat: bij het reinigen der gereedschappen, bij het verkoelen der melk, bij de karn, bij de boter enz. is zulks onmisbaar. Dat water is niet altijd aanwezig en waar het is, in den zomer vaak niet koud genoeg, om melk en karn op die temperatuur te brengen die door de nauwgezette waarneming van den thermometer wordt aangewezen. Dan is het bezit van eenen goed voorzieneu ijskelder hoogst noodig, maar wanneer reeds het inrichten der melkenkamers op finantiëele bezwaren stuit, dan zal zulks ook het geval zijn bij het tot stand brengen van inrichtingen voor voldoend water, wat in sommige gevallen zeer moeielijk en dus kostbaar is, en vooral bij het bouwen van ijskelders voer ééne enkele boerderij.
Daar is meer noodig dan melkenkamer en water, de melkvaten, karn, mouden en hoe al die gereedschappen meer heeten, moeten bij eene stelselmatige behandeling zijn gemaakt zooals het resultaat der wetenschap luidt. Hoogst moeielijk is zulks voor den boer, die zijne gereedschappen wellicht reeds van ziine Oiiders heeft geërfd of voor ettelijke jaren aangeschaft, het
27
kost hem te veel, om ze te verwisselen. Dan moet er zijn oene beweegkracht voor de karn, die of altijd zeer regelmatig is, of waarvan de snelheid van beweging kan gewijzigd worden naaiden zin van hem of liaar die het toezicht heeft, en dan is een oud paard, dat gaarne staan blijft of een jong paard, dat liever draaft, lang zulk eene goede beweegkracht niet als stoom. Maar, genoeg om aan te toonen, dat voor eene stelselmatige boterbe-reiding de hulpmiddelen niet voldoende zijn, en zijn ze niet voldoende bij de gewone wijze van handelen, ze zijn zulks nog minder, wanneer meu wil trachten de bestaande behandeling te hervormen en te verbeteren. Laat mij trachten nogmaals door een voorbeeld zulks duidelijk te maken.
In de laatste jaren wordt er in Denemarken enz. met veel lof gesproken over het afroomstelsel van den heer Swartz. Deze heer Swartz , eigenaar van het landgoed Hofgarden bij Madstena in Zweden, heeft nl. het stelsel in toepassing gebracht om de melk, dadelijk nadat ze gemolken is, door middel van ijs of zeer koud water tot eene zeer lage temperatuur te brengen , ze na eenige uren af te roomen en dan zoet te kamen. Deze methode vindt veel bijval, vooral wegens de betere kwaliteit der boter. Denken wij ons na eens eene boerin, die de kennis bezit, welke de stelselmatige zuivelbereiding eisoht, en den tijd beschikbaar heeft voor het meest nauwgezette toezicht. Zij kent door lezen en onderzoek het genoemde stelsel en wil het gaarne in toepassing brengen, maar stuit alweer op de finan-tieüle bezwaren, verbonden aan het verkrijgen van ijs en het aanschaffen van werktuigen. Het drijven der boterbereiding op de enkele boerderijen, geholpen door de korte pachttermijnen, is dan ook eene groote belemmering voor den vooruitgang en de ontwikkeling van deze nijverheidstak.
Nog blijft er bij de mogelijkheid dat kennis, toezicht en hulpmiddelen hier of daar voldoende zijn, een bezwaar en wel: dat er voor iedere boerderij een tijd komt, dat de hoeveelheid melk te klein is; om eene voldoende hoeveelheid boter frisch te kunnen afleveren, en nog dit, de opbrengst van ééne boerderij is te klein, om eene partij te vormen, die door uitmuntende en gelijke geur, smaak en kleur zich onderscheidt en groot genoeg is, om opgemerkt en naar verdienste betaald te worden. Die bezwaren kunnen niet bestreden worden, dan door het stelsel van ▼ ereeniging.
Zijn onkunde, gebrekkig toezicht en gemis aan hulpmiddelen.
28
groote bezwaren tegen de verheffing der boterbereiding ook daar, waar zuivelbereiding en veehouderij den landbouw beheer-schen: die bezwaren kunnen grootendeels opgeheven worden door samenwerking. Ook hier zou de eenvoudige samenwerking op Zwitsersche wijze, zooals straks voor boerderijen met weinig melkkoeien is aangeprezen, reeds veel nut kunnen doen. Toch komt het mij voor, dat het beter is, de zaak op eenigszins grooter schaal te ontwerpen.
Veronderstellen wij eens, dat de melk van 500 a 700 melk-koeijen wordt verkocht aan eene fabriek, hetzij deze het eigendom is en gedreven wordt voor rekening van een partikulier, of van eene vennootschap. Denken wij ons aan het hoofd van zulk eene fabriek, een directeur, die theoretisch en praktisch met het geheele gebied der zuivelbereiding bekend is, die, omdat hij zich geheel aan zijne taak kan wijden, uitmuntend in staat is, om op de hoogte te blijven van alles wat er op dit gebied wordt uitgedacht, zich ieder licht, dat ontstoken wordt, eigen kan maken. Heeft zulk een directeur een personeel, dat met zorg gekozen is en dat, omdat het niets anders doet, specialiteit kan zijn in praktische vaardigheid , dan bestaan voldoende waarborgen , dat vereischte kennis aanwezig is.
Omdat die kennis aanwezig is, bestaat ook de wetenschap hoe het toezicht moet zijn, en daar noch directeur, noch personeel iets anders doet, daar niets hen aftrekt, kan het toezicht volkomen zijn.
Daar men bij het inrichten eener fabriek streng de lessen van wetenschap en ervaring toepast, zijn ook de hulpmiddelen zoo volkomen mogelijk. De melkenkamer, het karnvertrek worden niet gemaakt waar het „best uitkomtquot; , maar daar, waar ze moeten zijn en zooals ze moeten zijn; een ijskelder wordt niet gemist; stoom kan gebruikt worden als beweegkracht en verwarmer; in 't kort, wat voor ieder veehouder afzonderlijk, om aan te schaffen een groot finantiëel bezwaar is, is gemakkelijk , als ééne inrichting of één werktuig voor een 20 a 30 tal boeren voldoende is; daardoor kunnen alle hulpmiddelen worden ingericht volgens de bestaande eischen der wetenschap en kunnen die gewijzigd worden zoo de kennis vooruitgaat.
In zulk eene fabriek zijn dus in het groot, zoowel als in 't klein de factoren aanwezig, voor eene stelselmatige bereiding, volgens vaste wetten en, regels, en tevens stelt de omvang dei-zaak in staat, om ten allen tijde eene partij boter te vervaar_
29
digen, uitmuntend van kwaliteit en gelijk in geur, smaak, kleur enz. en groot genoeg, om de aandacht te trekken, naam te maken en goed betaald te worden.
IV.
Behalve boter, bevat de melk kaas, en het bereiden dier kaas is mede een belangrijk deel der zuivelbereiding. Veel van hetgeen over boterbereiding geschreven is , is (het ligt in de aard der zaak) ook van toepassing op die van kaas. Echter is het mij aangenaam te mogen constateeren , dat er bij dit product nog niet die sterke concurrentie , niet die vrees voor achteruitzetting bestaat als bij boter. Haalden wij boven het feit aan, dat de Nederlandsche boter op de jongste tentoonstelling voor zuivelbereiding te Hamburg een slechte figuur maakte, als een bewijs , dat onze boterproductie niet zoo hoog stond als in andere landen, zoo is het ook plicht te melden, dat op die tentoonstelling de Nederlandsche kaas met het beste succes geëxposeerd werd.
Toch zou het niet goed zijn , zich met dat succes tevreden te stellen; want ook bij dit product zal de concurrentie niet uitblijven, ja bestaat ze reeds. Amerika, het land van groote initiativen heeft, lang voor de Nederlanders er aan dachten , de fabriekmatige zuivelbereiding op zeer groote schaal ingevoerd en daar worden massa's kaas gefabriceerd, die reeds invloed hebben en nog meer invloed zullen krijgen op de wereld-markt. Ook andere landen zullen bij de verheffing hunner zuivelbereiding voorzeker zich op het fabriceeren van meer en betere kaas toeleggen , en ook onze kaas zal op het gebied der concurrentie niet kunnen meêdoen , zoo ze niet wordt vervaardigd, stelselmatig volgens vaste wetten en regels. Dan eerst bestaat de mogelijkheid , om ten allen tijde , overal en onder alle omstandigheden een product van puike kwaliteit te vervaardigen, en zoover is de fabrikatie van kaas nog in lange niet.
30
Vestigen wij in de eerste plaats een oogenblik onze aandacht op de fijne kaassoorten, die onder den naam van Edammer en Stolksche of Goudsche kaas bekend zijn en in de beide Hollanden en een gedeelte van Utrecht gemaakt worden. Er zijn onder die kazen of kaasjes, die onverbeterlijk zijn; maar zij zijn er ook ellendig slecht! Het verschil in marktwaarde, dat soms ƒ8.— a f 10.— per 50 kilogram bedraagt, is al zeer aanzienlijk en belangrijk genoeg, om iedere poging, die aangewend wordt, om te maken, dat alle kaas de marktwaarde der beste soorten krijgt, recht van bestaan te geven. Maar bet verschil in feitelijke waarde is nog veel grooter, omdat het hier een artikel geldt, dat alleen voor den smaak wordt gebruikt, en daarom, zoodra het eenig gebrek heeft voor het grootste gedeelte de waarde verliest.
Het volksgeloof zoekt de oorzaken van de slechtere hoedanigheid der kaas in den landaard , in gebreken onder het rundvee of in planten, die verkeerden invloed hebben. Wij menschen zoeken nu eenmaal de schuld van het een of ander liever buiten ons dan in ons, ofschoon ze hier vaak te vinden is. Maar al had ook het volksgeloof volkomen gelijk, zoo verontschuldigt zulks toch niet, want dan moeten de verkeerde planten en eigenschappen der koeien wetenschappelijk gekend en uitgeroeid of bestreden worden. Naar mijn inzien scliuilt do feut ook hier in gebrek aan kennis, aan toezicht en aan doelmatige hulpmiddelen
Ik zou vreezen in herhaling te vervallen, als ik zulks nogmaals even uitvoerig ging uiteenzetten als bij het bespreken der boter-bereiding , de toestanden waarin zij verkeeren, die in ons land ó f speciaal boter ó f kaas vervaardigen, stemmen zoo goed overeen, dat datgene wat van de eene gezegd is, bij eenig nadenken gemakkelijk op de andere kan worden toegepast: ik bepaal mij daarom tot een enkel voorbeeld.
Er komen soms in den zomertijd enkele van die snik heete dagen, waarop mensch en dier bijkans niet weten, waar deh voor de warmte te bergen. Hij, die dan door het veld gaat zal opmerken, dat het rundvee door warmte en tallooze insecten geplaagd, in wilden ren door de weide vliegt en daardoor natuurlijk in eenen buitengewoon verhitten toestand komt. Vele kaasmaaksters weten, dat als de melk, die op den avond van zulke dagen gemolken wordt voor kaasmaken gebruikt wordt , er groot gevaar bestaat, dat ze minder van hoedanigheid zal
31
zijn en meer vatbaar is voor gebreken als de kaas, die gemaakt wordt van melk bij normale warmte gemolken. Zij weten zulks, maar zij weten niet waarom en hoe zulks plaats vindt, ook niet of eene sterke verkoeling der melk of eene andere maatregel het kwaad kan voorkomen, en toch is die wetenschap noodig, evenals de kennis der warmte en haren invloed, die van den thermometer, van het zoutgehalte, dat de pekel moet hebben enz., die kennis is noodig, zal er altijd een uitstekend product vervaardigd worden. Door onvoldoende kennis is ook hier onvoldoend toezicht en dat er gebrekkige hulpmiddelen zijn , ligt ook hier voornamelijk aan de inrichting der gebouwen en aan het gemis van een stelselmatige inrichting van gebouwen en andere hulpmiddelen. Zoo is bij v. b. van grooten invloed op de kaas, het vertrek waar ze gedroogd en bewaard wordt. Dat dit erkend wordt moge hieruit blijken , dat sommige boerinnen niet aarzelen hare mooiste kamer, de in het Noorden van ons land traditioneel, als het heilige der heiligen opgedirkte pronkkamer, voor kaaskamer in te richten. Toch baat deze opoffering niet genoeg, omdat ook die kamer evenmin als andere bewaarplaatsen, is ingericht volgens de vaste eischen der wetenschap.
Zoo is ook het stremsel een hulpmiddel, dat zeer veel invloed heeft op de kaas. Door er te veel in te doen , of door het gebruik van lebben of kalvermagen die slecht zijn, is reeds zeer veel kaas bedorven , ja ik geloof dat het gisten of rijzen der kaas, daaraan hoofdzakelijk te danken is. Hoogst noodig is dus ook het bereiden van dat stremsel te doen plaats hebben volgens vaste voorschriften, opdat het altijd even goed en even sterk is. 1)
Behalve de kaas, die onder den naam van Edammer of Goud-sche uit de niet afgeroomde melk gemaakt wordt, wordt er in ons land nog eene belangrijke hoeveelheid kaas gemaakt uit melk, waarvan de room eerst is afgenomen en tot boter verwerkt. Deze industrie wordt behalve in de omstreken van Lei-
Gelukkig voor de kaas-industrie, is liet aan den heer Chr. Hansen te Koppenhagen gelukt een middel te vinden, dat die vieze lebben overbodig maakt. Het ook in Nederland in den handel gebrachte Hansens kaas-leb- ex-traxt is een kraehtige steun voor de stelselmatige kaasbereiding, daar dit de gelegenheid geeft, eene vaste hoeveelheid te gebruiken. De kaasmakers, die zich nog door vooroordeel laten leiden dit middel te negeeren, plegen eene groote zonde tegen hun bedrijf.
32
den en Delft en eene enkele plaats meer, vooral aangetroffen in Friesland. Dat ik aan deze kaas nog een enkel afzonderlijk woord gun is hoofdzakelijk, om er attent op te maken, hoe bijzonder veel het gehalte van deze kaas kon verbeterd worden door eene stelselmatige bereiding; want is het verschil in prijs dat ƒ2.— a ƒ3.— per 50 kilogram bedraagt nog al aanzienlijk in aanmerking genomen den marktprijs, het verschil iu werkelijke waarde is oneindig veel grooter. Tusschende besten, die aantrekken door eenen geurigen, kruiderigen smaak en eene aangename blanke kleur , eu de slechten, die droog, dor en zuur , soms oneetbaar zijn , is volstrekt geene andere overeenstemming dan de vorm en do naam. Daarbij komt nog , dat men er vaak iu slaagt, om aan de mindere kwaliteit, door allerlei kunstmiddelen, door knoeien en broeien, een uiterlijk te geven, dat het hoogst moeielijk is ze van de goeden te onderscheiden, en daar er hierdoor bij elke partij kaas, die verkocht wordt altijd kaf onder het koren wordt gevonden, is het bijkans onmogelijk eenig vertrouwen aan dit artikel te schenken. Dat de vervaardigers van die mindere kwaliteiten eene groote schade hebben moge blijken uit het feit, dat er jaarlijks ettelijke duizenden en tienduizenden ponden door zoogetiaamde kaaswagens uit Friesland in Groningen worden ingevoerd, die allen van inferieure kwaliteit zijn en altijd 3 a 4 ct. per Kg. minder opbrengen als de besten. Deze kaas behoort tot die catagorie, waaraan men ook de gebreken kan zien ; voegt men hierbij de schade, die veroorzaakt wordt door de kaas , waarvan het slechte gehalte docr een schoon uiterlijk wordt verborgen , eene schade die veroorzaakt wordt hierdoor, dat de algemeene marktprijs hooger zou zijn als er meer vertrouwen kon worden gesteld op de uiterlijke gedaante, als men altijd zeker was goede kaas te koopen , dan komt men tot eene zeer aanzienlijke som, die voor de zuivelbereiding verloren gaat.
Het behoeft nauwelijks vermeld te worden , dat ik ook het minder goede gehalte van deze kaas en de schade, die daardoor wordt veroorzaakt, toeschrijf aan gemis van voldoende kennis, toezicht en hulpmiddelen. Er ontbreekt kennis bij de bepa'ing der warmtegraad, van het juiste zoutgehalte, van het gewicht der pers, van de eischen eener goede bewaarplaats, enz. Er ontbreekt toezicht, daar de kaasmaker te veel werk heeft, en slechts een betrekkelijk korten tijd aan de kaas kan wijden, en er ontbreken hulpmiddelen, zoowel om de melk zuiver zoet
33
te houden en om ze evenredig te verwarmen, als om de kaas goed to bewaren; in 't kort, er ontbreekt voor de zoo noodige stelselmatige bereiding zeer veel.
Behalve dat er zeer veel ontbreekt aan de vereischten om, bij de tegenwoordige wijze van handelen, altijd beste kaas te maken, is er buitendien nog een bezwaar, dat de kaasmakerij op de enkele boerderijen aankleeft en dat is: de onmogelijkheid om voor den handel eene flinke partij kaas bijeen te brengen, die gelijk is van vorm, gewicht, kleur, enz. Daar ieder het gewicht zijner kaas doet afhangen van de hoeveelheid melk, en den vorm doet afhangen van zijn eigen smaak, heeft ook ieder zoowat zijn eigen soort kaas, althans wat vorm en gewicht betreft, eene omstandigheid, die altijd een' nadeeligen invloed moet hebben.
Ook ten opzichte van de vervaardiging van kaas, kan het overbrengen naar doelmatig ingerichte fabrieken de meeste dei-genoemde zwarigheden tegen eene goede bereiding opheifen, daar kunnen even als by de bereiding van boter, aanwezig zijn: voldoende kennis, aanhoudend toezicht en de meest doelmatige hulpmiddelen, in 't kort, al de factoren voor eene stelselmatige bereiding, en daar kan ook door de meerdere hoeveelheid eene groote partij kaas gemaakt worden die overeenkomt in kwaliteit en ook in vorm, gewicht en kleur.
V.
Is volgens het voorgaande het stelsel van vereeniging bij do bereiding van boter en kaas ten zeerste aan te bevelen, als het eenige radicale middel om de producten te verbeteren, ik wensch thans dat stelsel nader aan te bevelen. Zeer gemakkelijk zou ik zulks kunnen doen, wanneer het voldoende was, het oordeel te weten van hen, die met de fabriekmatige zuivelbereiding kennis hebben gemaakt. Zoo zegt o. a. de heer C. Boysen te Hildesheim, in de interessante beschrijving eener reis in Denemarken en Zweden: »de hoofdzaken, die Denemarken instaat hebben gesteld tot eene zoo krachtige verheffing
34
der zuivelbereiding, zijn geweest: de verbeterde middelen vai vervoer en liet Stelsel van Vereeniging,quot;
Een Engelscli oordeel overgenomen uit »The Chamber o Agriculture Journalquot; zegt: »de resultaten der kaasfabrieken die in de laatste jaren langzamerhand worden opgericht, over treffen de stoutste verwachtingen.quot;
De Jury van de tentoonstelling van landbouwproducten, di jaarlijks in het Palais de l'Industrie te Parijs wordt gehouden aarzelt niet bij de beoordeeling van boter en kaas, de overtui ging uit te spreken, dat bij de bereiding van deze producte: het Stelsel van Vereeniging de voorkeur vei dient.
Maar ik gevoel dat deze en dergelijke getuigenissen, ofschoo zeer belangrijk op zich zelf, niet voldoende zijn voor mijn doe want de gewichtige vraag, die deze kwestie beheerscht, word daardoor niet opgelost, de vraag n. 1. ; Kan de b er ei din van boter eu kaas in fabrieken, zooveelmeer voor deel afwerpen boven de gewone bereiding, da de boer er bij profiteert en tevens de kosten va oprichting en exploitati.e van dergelijke inrich tingen bestreden worden.
Bij het beantwoorden dier vraag, zal ik mij bepalen tot he aangeven van de voordeelen, die naar mijn inzien behaal worden. Hoe gaarne ook, zoo is het toch onmogelijk het be vestigend antwoord op deze vraag met cijfers te staven. De door mij bedoelde voordeelen zijn:
Ten Istcn. Gelijk ik er reeds meermalen op wees zullei onze boter en kaas door eene stelselmatige behandeling, doo het betere gehalte van de mindere soorten en door het ophou den van knoeierij en bedrog, de stijgende concurrentie van he buitenland op de wereldmarkt beter het hoofd kunnen bieden Ten 2den. De mindere soorten boter en kaas die in on; land in zoo groote hoeveelheid worden vervaardigd, niet alleei in de streken waar zuivelbereiding bijzaak is, — maar ooi nog veelvuldig voorkomen in die streken waar ze hoofdzaak is zullen bij de bereiding in fabrieken veel hooger waarde hebben ja ik geloof meestentijds naar den prijs Istquot; soort betaald wor den, en dat dit voordeel zeer groot is, zullen vooral zij kunnei bevestigen, die in 1877 2^ of soort boter gemaakt hebben Ten 3den. Het bewerken der melk in fabrieken geeft de ge legenheid om verschillende producten te vervaardigen
35
Dit voordeel vereischt eenige toelichting ; ik neem daartoe een kort uittreksel uit het straks reeds aangehaalde bij A. W. Ka-feman te Dantzig verschenen werkje getiteld: »Reiseshizzen uus Dane,mark, Schvjeden und Finland von E. Boysok , E. Pe-ïensen und Dr. W. Fleischman.quot; Ik ontleen daaraan het volgende :
■•gt; Te Havarthigaard bij Oeveröd (Denemarken) ligt in de «nabijheid van twee kleine, door bosch omzoomde meren, het »schoóne landgoed van den heer Nielsen, wiens echtgenoote „vrouw Hanna Nielsen , niet alleen in haar vaderland, maar »ook ver daarbuiten bekend is wegens haar ernstig streven tot «verheffing der zuivelbereiding. Deze algemeen geachte vrouw »heeft achtereenvolgens Noorwegen, Zweden, Holstein, Zwit-»seriand en Engeland bereisd, om de kennis van haar vak te «vermeerderen. In de onder haar toezicht staande inrichting »verwerkt zij de melk, die zij van haren man en van eenigo »naburige veehouders koopt. Zij maakt daarvan behalve bo-»ter, die de eer heeft aan de Koninklijke tafel te Koppenhagen «gebruikt te worden, tien kaassoorten en wel: Chester-, «Gouda-, Camenbert-, Edammer-, Roquefort-, Zwitsersche kaas, »Fromage de Brie, gewone dorre kaas en Mysost, allen van «puike kwaliteit, terwijl ze steeds gretig aftrek vinden.quot;
Dit is zeker eene ideale inrichting, maar ik weet geene enkele reden, die de Nederlandsche zuivelbereiding zou verhinderen dat ideaal na te streven, in elk geval is het altijd winstgevend als men de macht heeft de producten te kunnen wijzigen als het jaargetijde, de marktwaarde enz. zulks wenschelijk maken. Tot bewijs daarvan waag ik als proef eene berekening, die wel niet onfeilbaar, maar toch ook niet ver van de waarheid zal zijn. Zooals bekend is wordt in den zomer in Friesland van den room boter en van de afgeroomde melk kaas gemaakt In een groot gedeelte van Holland wordt uit de melk eerst kaas en uit de daarvan nog overblijvende wei nog wei-boter vervaardigd.
Nu bevat 100 liter melk in den zomer 3 kg. boter en 5 kg. kaas. Stellen wij den prijs der boter op ƒ 1,25 en dien der kaas op 22 ct. per kg., dan verkrijgen wij 3 x 1.25 = ƒ3.75
5 x 0.22 = - 1.10
ƒ4.85
36
100 liter melk bevat 9 '/s kg. zoetemelks kaas en s/4 a 1 kg. weiboter, dó prijs der kaas op 62 en die der weiboter op 80 ets. de kg. rekenende wordt het bedrag hiervan . . . X 62 — /5.89
% x 80 = - 0.60
ƒ6.49
Deze berekening geeft dus een voordeel van ƒ 1 64 per 100 liter melk ten voordeele van het maken van zoetemelks kaas. Hierbij stip ik nog aan:
a. dat de normale prijs dor boter in de maanden Mei, Juni en Juli, zelden het bedrag van ƒ1.25 de kilogram bereikt, vooral ook wanneer de prijs van het vaatwerk van de bruto marktprijs wordt afgetrokken.
b. dat de prijs der zoetemelkskaas niet hoog genomen is, en
c. dat de afval bij de laatste behandeling minstens evenveel waarde heeft als bij de eerste.
In andere tijden van het jaar, wanneer de markt-waarde dei-boter hooger is, of de weersgesteldheid gunstiger voor de bereiding daarvan, is vaak het maken van dat product verkieslijker en hieruit volgt van zelf, dat het bij het streven, om de zuivelbereiding zoo te drijven, dat zij de meest mogelijke baten afwerpt hoogst wenschelijk is en kennis en hulpmiddelen te bezitten, om altijd die producten te kunnen voortbrengen, die op een gegeven tijdstip het best rendeeren. Is dit, ook met het oog op de vorenstaande berekening, reeds waar bij de producten , die in ons land bekend zijn, het is of kan althans zijn van nog meer belang, als wij het produceeren van tot dusver onbekende producten ook mogelijk kunnen maken, evenals zulks door vrouw Nielsen wordt gedaan. Zoo is reeds in Zweden eene fabriek van gecondenseerde melk opgericht, en de voordeelen van dergelijke handelwijze, die nu zeer aanzienlijk zijn, komen geheel ten voordeele van de bereiding in fabrieken. Het wisselen van de soort der producten , de uitoefening van de zuivelbereiding in haren ganschen omvang is niet mogelijk aan de enkele boerderijen, dat is alleen mogelijk door samenwerking door vereeniging. Als ik nog ten 4'len aanvoer, dat bij de bereiding van boter en kaas , de kleinigheden, de laatste overblijfsels, vooral van kaas, beter tot hun recht komen in fabrieken, dan in de enkele boerderijen, dan meen ik de hoofdpun-
37
quot;ten te hebben aangegeven, waarna de finantiëele zijde der zaak beoordeeld moet worden. Zeer gaarne , zou ik in staat wen-scben te zijn, met cijfers mijne innige overtuiging te kunnen staven, maar ik herhaal, dat is thans nog bijkans onmogelijk. Gemakkelijk zou het bewijs zijn, als ik reden bad onbepaald vertrouwen te stellen in de boekhouding van vrouw Nielsen, die aanwijst, dat zij er in slaagt de melk, die zij koopt voor 5 a 6 ct. de liter zoo te verwerken, dat zij ruim 10 ets. voor de liter terugontvangt, dan was de becijfering spoedig gemaakt, maar dit succes is mij te stout om het liier te durven voorspiegelen; want ofschoon ik niet de minste vrijheid heb, de nauwkeurigheid van genoemde boekhouding in twijfel te trekken , toch is het niet zeker, of men overal onder zulke gunstige omstandigheden kan werken , als zulks met vrouw Nielsen het geval is. De becijfering laat ik dus over aan hen, die mij de eer bewijzen, mijne denkbeelden met belangstellingen nadenken te lezen, en spreek alleen de persoonlijke overtuiging uit, dat. hetzij eene vennootschap, hetzij een partikulier het oprigten en exploiteeren eeuer fabriek onderneemt, de finantiëele resultaten der zaak gunstig zullen zijn, terwijl de prijs, die voor de melk betaald wordt, zoo hoog genomen kan worden, dat ook de boer voordeel beeft.
Echter is er voor. den landbouwer nog een voordeel verbonden aan de wijziging, die ik verdedig, dat wel afzonderlijk vermeld mag worden, het is dat hij , behalve dat hij ontheven is van de moeite en kosten, verbonden aan het aanscliaften cn onderhouden van eene zekere hoeveelheid materieel, nog bovendien eene belangrijke werkbesparing heeft. In eene boter- en kaasfabriek kan dezelfde hoeveelheid melk, door veel minder arbeidskracht verwerkt worden, vooreerst, omdat de inrichting zóó kan zijn, dat veel arbeid vermeden wordt, maar tevens, omdat een werkman, die altijd hetzelfde werk doet, meer arbeid verricht dan iemand, die telkens wisselt. Deze stelling die berust op de algemeene staathuishoudkundige wet van werkbesparing , door verdeeling van den arbeid, behoeft hier zeker geen betoog. Meer waarde nog krijgt deze besparing van arbeid, wanneer wij ze van een ander standpunt beschouwen. Het is toch eene'geschiedkundige waarheid, dat de intensieve landbouw steeds is uitgebreid en verbeterd naarmate de landbouwer een gedeelte van zijn werk aan anderen kon overdoen. In zeer primitieven toestand moest de landbouwer grootendeels zelf alle
38
werkzaamheden verrichten die noodig waren, om zijne levensbehoeften te vervullen: hij zelf maalde het graan van zijn land en moest er in zijn eigen oven brood van bakken, hij zelf verschafte zich zijne kleeding, huisraad , wapenen, gereedschappen enz. hoeveel en hoe weinig zulks dan ook ware. Die toestand is langzamerhand veranderd; men zag in, dat het beter was bepaalde personen met de werkzaamheden en samenstelling van dergelijke zaken te belasten, en de landbouwer werd genoegzaam in zijnen arbeid verplicht, om zooveel meer voedsel te verbouwen als de genoemde personen voor hun levensonderhoud noodig hadden. Trapsgewijze heeft zich in den loop der eeuwen dat beginsel uitgebreid, zoodat in onzen tijd de landbouwer al zijne behoeften, zoowel voor zijn leven als voor zijn bedrijf, zijn zin voor weelde, zijne zucht naar genot , zijn smaak voor kunst enz. kan bevredigen, zonder dat hij zelf er direct iets voor doet, alleen de landbouwer is zoover vooruitgegaan , dat de landbouw, genoegzaam in staat is, het voedsel te verstrekken aan al die personen, die werkzaam moeten zijn om het genoemde verkrijgbaar te stellen Echter is onder die wijzingen de zuivelbereiding aan den landbouw verbonden gebleven en toch geloof ik , dat de boer evenmin moest zijn : fabrikant van boter en kaas, als molenaar of bakker. Hij is landbouwer en in dat opzicht is er nog veel, zeer veel te doen. Landverbetering, veeveredeling, beiden in den ruimsten zin des woords , geven hem ruimschoots gelegenheid, zijne kennis, zijnen tijd en zijne werkkracht onafgebroken nuttig te besteden, ja zouden er zeker van profiteeren, zoo hij aan de zuivelbereiding niet meer behoefde te deuken.
Toch is het niet de landbouwer, die in zijn werk het meest zou worden verlicht, door de verplaatsing van de kaas en bo -terbereiding naar fabrieken. Het voordeel van werkbesparing , wij voelen het, komt voornamenlijk ten bate der vrouw. Ik gevoel, dat ik mij hier begeef op een zeer glibberig terrein ; want ik stuit op eene zoo vast ingewortelde gewoonte dat er moed toe behoort, om ook thans mijn pleidooi voort te zetten, 'k Heb respect voor de eerste opwelling van wrevel, die zich openbaren zal bij velen zoodra er sprake van is , om de boerin te ontheffen van eene taak, die traditioneel als met haar vereenzelvigd is; maar ik heb geen respect voor een aanhoudenden tegenstand: die alleen voortspruit uit veroordeel, die niet aarzelt allerlei spookgestalten onder den naam van wou-
89
wolij ke emancipatie enz. op te roepen, om reeds te doen schrikken voor het denkbeeld zelf; ik heb geen respect voor hen die het bestaande in dit opzicht willen behouden, zonder te willen zien, dat er in verschillende opzichten reeds zooveel veranderd is, dat behouden soms onmogelijk wordt.
Een Engelsch schrijver over dit onderwerp zegt, dat de oprichting van zuivelfabrieken eene massa vrouwen verlost van knechte nwerk. Ik zal die stelling niet onvoorwaardelijk overnemen , maar meen toch dat er veel waars in ligt, en in elk geval is het mijne overtuiging, dat deze wijziging voor de boerinnen van onzen tijd eene weldaad is. Laat mij trachten zulks aan te toonen.
De boerin is in de eerste plaats echtgenoote, vrouw, en de eischen van die roeping, hoewel altijd gewichtig, zijn vooral in onzen tijd hoog. Onze eeuw van algemeene ontwikkeling plaatst ook den landbouwer in eene andere positie , zijn onderwijs is beter, als lid der Maatschappij bemoeit hij zich met meer zaken dan direct op koeien en land betrekking hebben, maar ook daarvoor, voor zijn bedrijf, moet hij meer weten, lezen onderzoeken, in 't kort hij is meer veelzijdig ontwikkeld. Zal nu zijne vrouw in waarheid vrouw voor hem zijn, in staat om haren man aan zich en aan hare omgeving te boeien, in staat om hem de huiselijkheid waartoe de geïsoleerde woonplaats vaak dwingt, aangenaam te maken, en zal zij zich in de Maatschappij naast haren man op hare plaats gevoelen, dan mag zij in hare ontwikkeling niet beperkt worden tot den en-gen gezichtskring van haar vak en hare naaste omgeving mag zij niet geheel en al eene vreemdelinge zijn op het terrein waar de man zich beweegt, en de verandering, die er in den laat-sten tijd gekomen is in de opvoeding van de aanstaande vrouwen van landbouwers bewijst, dat de behoefte aan meerdere ontwikkeling en beschaving wordt gevoeld.
De vrouw is tevens huishoudster, en de belangrijke plichten daaraan verbonden zijn en worden belangrijk verzwaard door den geest des tijds, door het wijken van het aartsvaderlijk karakter en van den landelijken eenvoud, en de vrouw moet zich veel meer opofferingen getroosten dan vroeger zal haar departement blijven een toonbeeld van orde, netheid en reinheid.
Maar vooral de vrouw is moeder en bij de onmogelijkheid om de kinderen naar eene goede bewaarschool te zenden, in de jongste jaren de eenige opvoeder , en zal zij dat in waar-
40
heid ziju, dan is het waaraclitig niet voldoende de kinderen (wat ik gezien heb) met een touw aan eenen boom in den hof vast te binden , omdat ze daar voor verdrinken veilig zijn, maar dan is er noodig aanhoudend toezicht, onafgebroken zorg voor de ontwikkeling van de kiemen van het verstand in den rechten, geest, voor de leiding van het gemoedsleven op het rechte pad Door de maatschappelijke samenleving zal aan het geslacht dei-toekomst wederom hoogere eischen gesteld worden als aan het thans levende, zoowel voor het algemeen als voor het bijzonder leven, en het is vooral de ontwikkeling der eerste kinder-jaren, die veel invloed heeft op de beslissing der levensvraag, of men aan de gestelde eischen kan voldoen. Die taak rust op de moeder, de tijd en de kracht die zij daaraan wijdt, is wel besteed.
Zal de vrouw , die driedubbele taak van echtgenoote, liuis-houdster en moeder waardig vervullen, dan voorwaar is het in onzen tijd niet noodig, dat ze ook niet belast wordt met de fabrikatie van producten, die zooveel aanhoudende zorg en werk vereischen, als zulks met boter en kaas het geval is. Misschien, ik herhaal het, zullen er velen zijn, ook onder de boerinnen zelf, die het niet zullen toestemmen , dat het eene weldaad zou zijn, zoo de plichten van haar departement verminderd werden, door er de zuivelbereiding af te nemen, die altijd beschouwd is als onafscheidelijk verbonden aan de roeping der boerin. Het zal moeite kosten zich eigen te maken met een denkbeeld, dat ten doel heeft, die vaste gewoonte te wijzigen, maar is eenmaal dat vooroordeel overwonnen, dan, ik twijfel er niet aan, zal ook dit punt algemeen beschouwd worden als een zeer groot voordeel van de overbrenging der boter en kaasbereiding naar fabrieken.
Na het opsommen van de voordeelen verbonden aan de wijziging der Nederlandsche zuivelbereiding, die in deze bladzijden verdedigd wordt, is het plicht ook de schaduwzijde daarvan te bezien. Het lust mij echter niet te strijden tegen alles wat bekrompenheid, vooroordeel, nationale of provinciale hoogmoed enz. weten aan te voeren tegen alles wat nieuw is, en dan zie ik slechts twee bezwaren, die in ernst kunnen worden bijgebracht, en die zijn — het werk verbonden aan het vervoer der melk, en — de vrees voor de vervalsching der melk.
41
Het eerste bezwaar is oppervlakkig niet zoo groot, maar toch moet men niet vergeten, dat als men alle dagen en, ten minste des zomers, tweemaal per dag de melk over eene zekere afstand moet vervoeren, zulks op den duur vervelend wordt, ïooh geloof ik niet, dat dit bezwaar overwegend mag zijn, als men bedenkt, dat er in iedere boerderij oneindig veel werk meer bespaard wordt, dan het vervoer meebrengt; dat de melkvaten, die voor dat vervoer zijn uitgedacht, zóó zijn ingericht, dat er geene bijzondere zorg wordt vereischt, dat bij een eenigszins al-gemeene toepassing van dit stelsel de afstand nimmer groot is, en dat: twee of meer veehouders zich kunnen vereenigen , om beurtelings de gezamentlijke melk weg te brengen. — Van meer belang is de vrees voor vervalsching der melk, omdat er, tot dusver geen middel bestaat, om wetenschappelijk zeker, vervalsching te ontdekken Alleen een streng en nauwgezet gebruik van roommeters en melkwegers kan door gedurig herhalen er too leiden om bedrog te ontdekken, hetwelk overigens moet worden tegengegaan, door een gestreng contract.
Zonder het gewicht dezer bezwaren te ontkennen, zijn ze toch naar mijn inzien, op verre na niet groot genoeg , om iets van belang af te dingen op de voordeden van het stelsel, terwijl men ook met eenigen grond mag hopen , dat men er eens in zal slagen door de vereende kracht van wetenschap en ervaring, die bezwaren gedeeltelijk op te heffen. Ondanks die bezwaren blijf ik het stelsel van vereeniging met warmte aanbevelen.
Toch zie ik nog eene groote moeielijkheid, die zich zal openbaren bij de toepassing, en die is; het zal niet gemakkelijk zijn, de veehouders te overreden, en te overtuigen, dat het beter is zich te vereenigen, of de molk te verkoopen.
In de eerste plaats is het beginsel van vereeniging bij den landbouw in ons land niet erg in trek Wie bijv. in den winter eens het lagere gedeelte van Friesland doorreist, zal opmerken , althans in een' regenachtigen tijd , dat het meeste land onder water staat, niet alleen, dat hetwelk daartoe bestemd is maar ook dat door dijken tegen het winterwater beschermd heet te zijn en waar tallooze watermolentjes bijkans onophoudelijk bezig zijn om te trachten het water, dat door de dijkjes lekt, met het hemelwater te verwijderen. Wanneer men bekend is met het massa werk verbonden aan het ophoogen en dichtmaken van die dijkjes en aan het verzorgen van al die molens, bekend is met de onkosten, die het onderhoud van de laatsten vraagt, dan moet men
42
wel tot de conclusie komen, dat de belanghebbenden niet erg vóór vereeniging zijn , daar men anders wel zoo verstandig zou zijn gezamentlijk goede dijken te leggen en flinke molens op te rigten, waardoor veel onderhoudskosten gespaard bleven, een massa werk (en welk werk?) overbodig gemaakt, en tevens het land bevrijd werd van het overtollige water, dat zeker eene belangrijke schade veroorzaakt. Wat in Friesland geschiedt, kan in hetzelfde opzicht ook hier en daar elders worden opgemerkt. Dezelfde vrees voor vereeniging , ziet men op andere plaatsen bijv. in de werktuigen, die men aanschaft. Waar uitnemende, maar dan ook kostbare werktuigen voor één boer te duur zijn, zal men meestentijds zien, dat men zich eerder behelpt met het minder goede, dan dat men zich vereenigt. Ook tegen het verkoopen der melk zal men zich aankanten , en de moeielijkheid , om de veehouders van hun belang in deze te overtuigen spruit hieruit voort, dat er niet nauwkeurig boek gehouden wordt. Werd overal het getal liters melk benevens de daaruit gefabriceerde boter en kaas, met den prijs daarvan geregeld genoteerd, dan wist ieder hoeveel waarde de liter melk had. Maar nu zulks niet overal, ja ik durf zeggen , slechts zeer zelden geschiedt , zal het in het eerst hoogst moeielijk gaan, daaromtrent meer licht te verspreiden. Om deze bezwaren te bezweren, roepen wij den toestand van het oogenblik te hulp. De landbouw doorleeft eene kritieke periode; de prijzen van den grond, de eischeu van het leven, zijn zoo hoog, dat velen met onrust de toekomst te ge-moet zien. Maar die toestand heeft ééne lichtzijde , want ze is uiterst geschikt, om het nadenken op te wekken , ook van hen , die slapen op het kussen van vooroordeelen, gewoonte, om te breken met het verouderde en om nieuwe denkbeelden in toepassing te brengen. Beter dan lange redeneringen of dikke boekeu, is »de drang der omstandighedenquot; in staat om de belangstelling wakker te maken. Die prikkel is het ook, die de veehouders er toe brengt, om uit te zien naar de middelen, om hunne producten op waarde te houden , zoo mogelijk ze in waarde te doen stijgen, die prikkel is het , die de eigentlijke landbouwers, zij, die de zuivelbereiding beschouwen, als bijzaak en behandelen als stiefkind, deze waarheid leert, dat een goed gedreven landbouw geene bijzaken kent en dat alle onderdeelen van liet vak , dat men beoefent, ook nauwlettende zorg en zorgvuldige oppassing waard zijn.
43
Ts de toestand van den tegenwoordigen landbouw zeer geschikt, om nieuwe denkbeelden en uitzichten opmerkzaamheid te verzekeren, de algemeene verschijnselen van onzen tijd zijn tevens zeer gunstig voor het in 't leven roepen van de fabrieken van zuivelbereiding. Immers er is overvloed van kapitaal, dat plaatsing zoekt en onder dat ongebruikte kapitaal, wenschte ik het bedrag te vinden , dat uoodig is voor de oprichting dei-eerste fabrieken. Er zijn een aantal jonge landbouwers, die te vergeefs zoeken naar een bedrijf, ziedaar het aangewezen personeel , dat aan het hoofd dier inrichtingen moet staan. Zoo ooit, dan is onze tijd rijp voor de toepassing van het denkbeeld , dat ik behandelde: het geld is beschikbaar en de werkkracht eveneens , maar bovenal de overtuiging, dat er ten opzichte van de zuivelbereiding, iets gedaan moet worden ontwaakt, en al is het velen nog niet duidelijk, wat er te doen is , en de oorzaak van de vrees, die door allen gedeeld wordt, nog in nevelen gehuld — zij allen zullen ook leeren inzien, dat wij staan voor dit gevaar, dat de Nederlandsche boter en kaas zullen worden achteruitgezet en verdrongen door de betere producten van het buitenland. Men achte dit gevaar niet te licht. Het zou immers de eerste maal niet zijn, dat een tak van industrie achteruitging of verdween, omdat men niet zorgde op de hoogte van zijn, tijd te blijven. Wilt gij daarvan een voorbeeld, dat nog Jong is en dus onderzocht kan worden? Voor 20 a 25 jaren was een gedeelte van Friesland in het bezit van eene bloeiende industrie, n. 1. het vervaardigen van uurwerken, en thans is die industrie grootendeels vernietigd door de uurwerken uit het buitenland, die meer in de laatste smaak vallen. De bevolking, die dien tak van industrie uitoefende, heeft daaronder zeer geleden. En wat was de schuld ? Dit, dat men niet in praktijk wist te brengen, de spreuk »als het getij verloopt, moet men de bakens verzettenquot;. Hadden de Priesche uurwerkmakers gezorgd hun vak geheel te kennen , dan was de vervaardiging van meer smaakvolle uurwerken reeds door hen uitgeoefend, vóór dat de aanvoeren van elders de markt hadden ingenomen, dan zou hoogst waarschijnlijk die industrie , die thans kwijnt en misschien binnen kort geheel verdwijnt , nog bloeien en medewerken tot de welvaart van het gewest. De les ligt voor de hand, wel zal onze zuivelbereiding niet kunnen verdwijnen, maar, wanneer men hier hardnekkig voortgaat te blijven voortwerken op de oude wijze, en
44
liet buitenland voortgaat zijne industrie te ontwikkelen, niet alleen beter, maar ook m e e r d e r e producten te leveren 1) , dan worden onze producten niet meer gevraagd , achteruitgezet en minder goed betaald.
Dat gevaar bestaat, daarvoor de oogen te openen is plicht en dan, ja dan vertrouwen wij nog, dat er in tijds middelen zullen worden aangewend, om het gevaar af te wenden, om den alouden roem onzer zuivelprodukten te handhaven.
') Denemarken, dat van liet jaar 1865 tot 1872 jaarlijks gemiddeld ruim 4'/j miliioen k. g. boter uitvoerde, had dien uitvoer in 1874 reeds gebracht op ruim 20 miliioen k. g.
Rusland, dat vroeger eene aanzienlijke hoeveelheid boter invoerde, heeft in de laatste jaren eenige millioenen kilogr. uitgevoerd.