Hist, litter.
Oct. n°9 4 9
CATALOGUS.
DER
w f «
VAN HET
VAN
«ESCHIED-, OUDHEID- £11 TAAIiftLUMDJE.
TE LEEUWARDEN, BIJ
Ct. t. n. s u e i n g a k. 1862.
GFDRUKT BIJ H. BRANDENBDRGH EN ZOON , TE WORK DM.
Het Bestuur van het Friesck Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde biedt hierbij aan de. leden en het publiek den nieuwen Catalogus aan van de Bibliotheek des Genootschaps. De belangrijke aanwas der Bibliotheek sedert 1848, toen de eerste Catalogus in het licht kwam, maakte eenen nieuwen Catalogus noodzakelijk. Met de bewerking heeft zich de ondergeteekende hoofdzakelijk belast. Een enkel woord vooraf is zijns inziens niet ondienstig voor de. juiste heoordeeling der Bibliotheek en van dezen Catalogus Wat in de eerste plaats de Bibliotheek zelve betreft, dient men in het oog te houden, dat het eene speciale Bibliotheek is. Het doel des Genootschaps bij het verzamelen was, om, zoo mogelijk, alles bijeen te brengen, wat, hetzij onmiddelijk, hetzij middelijk, betrekking heeft tot de geschiedenis, oudheid-, taal- en letterkunde van Friesland, de loetenschappen, welker beoefening hoofdzakelijk dtn werkkring des Genootschaps uitmaakt. Van daar, dat men in
VI
deze Bibliotheek vele werken zal aantreffen, welke op zich zelve beschouwd geene hooge wetenschappelijke waarde bezitten, doch hier niet mogten gemist worden. De reden, dat hier aan den anderen kant ook enkele geschriften worden gevonden, welke minder in eene bibliotheek als deze schijnen te passen, ligt vooral in de omstandigheid, dat de schrijvers of leden zijn van het Genootschap, of daarmede in ietrekking staan, en zij dientengevolge een exemplaar hunner geschriften aan het Genootschap ten geschenke hebben gegeven. De onderscheidene tijdschriften van binnen-en buitenlandse he genootschappen, waaronder hoogst belangrijke worden gevonden, zijn grootendeels door ruiling tegen de werken des Genootschaps verkregen. Met de meeste dier vereenigingen staat het Genootschap in wetenschappelijke betrekking (1).
En viat nu den Catalogus aangaat, heeft de ondergetee-kende gemeend aan de behoeften der wetenschap het meest te voldoen door eene systematische rangschikking. Daaraan waren evenwel groote bezwaren verbonden, vooral daaruit ontstaande, dat sommige geschriften met evenveel regt tot deze als tot gene rubriek konden worden gebragt, en gaarne erkent de ondergeteekende dan ook, dat er voorzeker aanmerkingen op zijnen arbeid kunnen worden gemaakt. Zoo zou men, om slechts een voorbeeld te noemen, kunnen beweren, dat werken als Acker-Stratinghs Aloude staut, Hofdijk, Ons voorgeslacht, en dergelijke iverken beter hunne plaats hadden gevonden onder de rubriek Oudheidkunde dan onder Geschiedenis; maar hij vertrouwt ook, dat juisr, de overweging dier bezwaren de deskundigen tot eene billijke beoordeeling zal leiden.
(1) De Genootschappen, waarvan de werken in deze Bibliotheek niet comjdeet i^ugtcn zijn , worden vriendelijk ultgcnoodigd tot aanvulling van hei ontbrekende) terwijl het Friesch Genootschap gaarne, bereid is ook van zijnen kant het ontbrekende aan te vullen.
Bij de rangschikking heeft hij zich in de eerste plaats het doel van het Genootschap en van deze Bibliotheek voor oog en gesteld, en daarom als hoofdafdeelingen aangenomen: Geschiedenis, Oudheid, Taal- en Letterkunde. Wat daaronder niet kon worden gerangschikt, is onder de af deelingen : Natuurkundige Wetenschappen, Staat- en Zedekun-dige Wetenschappen en Kunsten en Wetenschappen, gehragt. Voor de Regtsgeleerdheid en Godgeleerdheid meende de ondergeteekende geene afzonderlijke hoofdafdeelingen te moeten aannemen, omdat de regtsgeleerde geschriften deels tot de regtsgeschiedenis hehooren, en zij voor zooverre onder-de algemeene rubriek Geschiedenis eene geschikte plaats konden vinden, deels afkomstig zijn van Friezen, en alleen daarom in de Bibliotheek des Genootschaps worden aangetroffen; evenzoo is het met de Godgeleerdheid gelegen. Nu valt het wel niet te ontkennen, dat de regis- en godgeleerde geschriften van Friezen wettigt beter onder de af deeling Letterkunde dan onder de Geschiedenis hadden kunnen worden gerangschikt, maar dan zouden wederom Regtsgeschiedenis en Kerkgeschiedenis geheel zijn afgescheiden van Regtsgeleerdheid en Godgeleerdheid. In de onderscheidene afdeelingen heeft de ondergeteekende verder steeds ten doel gehad, om het algemeene voorop te doen gaan, en van daar tot het bijzondere af te dalen, terwijl hij voorts in iedere onderafdeeling eene chronologische orde heeft gevolgd. De titels zijn overigens zooveel mogelijk volledig opgegeven; alleen zijn tot vereenvoudiging, bij overdrukken, de namen der tijdschriften weggelaten, terwijl alleen het van het octaafformaat afwijkende is uitgedrukt.
Ten slotte vervult de ondergeteekende eenen aangename» pligt, door bij dezen openlijk zijnen dank te betuigen aan zijne Medebestuurders de Heer en Mr- J. Dirks en W. Eek-hof, die hein bij de correctie, en de lheren D - S. K. Thoden van Velsen en Dr- E. Verwijs, die hem bij de
VIII
rangschikking van het (jodlt;jeleerde en taalkundige gedeelte de behxdpzame hand hehhen geboden.
Dat deze Catalogus- moge strekken om de Bibliotheek meer aan haar doel, een veelvuldig gebruik, te doen beantwoorden, is de wensch van den ondergeteekende.
Secretaris van het van Geschied-, kunde. |
TELT ING, Friesch Genootschap Oudheid- en Taal- |
|'vfe
IX
INHOUDSOPGAVE.
vv!*--
Oudste geschiedenis van Noord
en Midden-Europa Gothen en Kimbren Kelten. Cauchen Rijnlanden . . .
Middeleeuwen . .
Hunnen. Angelsaksen. Togten der Noormannen. Ontdekking van
Amerika........
Latere middeleeu wsche geschiedenis Geschiedenis der verschillende staten
1. Skandinavische rijken. Noorwegen. Zweden. Denemarken. IJsland .
2. Duitschland.......
3. Frankrijk........
Greschiedenis . . . Geschiedkunde . .
Werken van Genootschappen.
schriften .... Algemeene geschiedenis
c.
Bladz. 1—2fi3 1
1
4—9
5—6
5
6 6
7—9
a,
b.
2.
7
9
9—128
9 10 14
d.
Bladz.
6. Algemeene geschiedenis der Ne
Bronnen en Bouwstoffen, Charters, Verzamelingen van onuitgegevene Stukken, Brieven, Gedenkschriften , Pamfletten, Brochures en Gelegenheidsschriften .... 15—58 Algemeene verzamelingen van charters en onuitgegevene stukken . 15 Bronnen voor bijzondere tijdvakken 19 Tijdschriften en mengelwerken . 58—60 Algemeene geschiedenis en staats-regt der Nederlanden .... 60—73
Grafelijke regering in Holland. Utrechtsche Bisschoppen. Vlaanderen en Brahand.....61
Regering van Karei V . . . . 65 Ontstaan en vestiging der Neder-
Sedert den Munsterschen vrede . 71 Bijzondere onderwerpen .... 73—81 Buitenlandsche staatkunde en geschiedenis tot die der Nederlanden in betrekking staande . . 75 Geschiedenis van bijzondere gewesten en steden.....79
7. Geschiedenis van Friesland . . 81—128 Bronnen en bouwstoffen . . . 81—105 Algemeene verzamelingen van
Charters enz........81
Bronnen voor bijzondere tijdvakken 83 Tijdschriften en mengelwerken . 105—106 Algemeene Geschiedenis van Friesland .........106—113
XI
Bladz.
Geschiedenis van enkele steden,
grietenijen en dorpen .... 113—123 Geschiedenis van Oost- en Noord-
friesland ................123_128
Hulpwetenschappen......128_147
1. Geologie. Aardrijkskunde. Land-,
Volks- en Plaatsbeschrijving. . 128—140
Land-, volks- en plaatsbeschrij
2. Munt- en penningkunde . . . 140—145
3. Geslacht- en wapenkunde . . . 145—147
Levensgeschiedenis. Lijkredenen en Lijkdichten. Bruiloftsgedichten. Gelegenheidsgedichten...... 147_179 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2. Regtsgeleerde geschriften van Friezen , of die in Friesland zijn uitgegeven, of tot Friezen betrekkelijk ...... . 203—212
Akademische oratiën.....207
Dissertatiën en theses .... 209
XII
Bladz.
i. Kerkelijke Geschiedenis. Kerkelijk
Eegt. Godgeleerde geschriften . 212—263
1. Kerkelijke geschiedenis .... 212—221 Tijdschriften. Algeineene werken.
Eerste eeuwen......212
Kerkgeschiedenis der Nederlanden
voor de hervorming . . . .213 Kerkgeschiedenis na de hervorming vooral in de Nederlanden 215 Kerkgeschiedenis na de hervorming in Friesland.....219
2. Kerkelijk regt.......221—228
3. Godgeleerde geschriften van Frie
zen .......... 228—263
Heilige Schrift. Uitlegkunde.
Leerstellige, twist- en stichtelijke
geschriften........
ÏI. Oudheidkunde......... 263—274
c. Kleeding, zeden en gebruiken . , 268—269
d. Monumentele oudheidkunde . . . 269_274
JII. Taal en Letterkunde....... 275_325
a. Taalkunde......... 275_282
1. |
Werken van Genootschappen . |
. 275 |
2. |
Algemeene taalkunde . . . |
. 275 |
3. |
Singalesisch, Akra-taal, Armenisch 275 | |
4. |
Slavisch ........ |
. 275 |
5. |
Noordsch....... | |
6. |
Engelsch........ |
. 276 |
7. |
Duitsch........ | |
8. |
Nederlandsch...... | |
9. |
Friesch |
XIII
Bladz.
h. Letterkunde......... 282—325
1. Letterkundige geschiedenis. . . 282—284
2. Werken van Genootschappen. Tijd
schriften. Mengelwerk . . , 284—28G
4. Mongoolsch-Tartaarsch .... 286
8. Duitsch . ........ 289—290
9. Nederlandsch . . . . . . 290—297 10. Friesch......... 297—325
Noord- en Oostfriesch .... 306 Letterkundige werken van Friezen
in het Nederlandsch .... 206—317 Letterkundige geschriften van Friezen in het Latijn.....317—325
Uitgaven van klassieken. Philo-
IV. Natuurkundige Wetenschappen .... 325—340 a. Natuurkunde........326
h. Stel-, wis- en rekenkunst .... 326—328
c. Bouw- en vestingbouwkunde . . , 328
d. Sterrekunde. Wereldbeschrijving.
Weerkunde. Zeevaartkunde. Tijdrekenkunde ........ 329—335
e. Plantenkunde........335
g. Geneeskunde........337
V. Staat- en Zedekundige Wetenschappen . 340—349
a. Staat- en volkshuishoudkunde . . 340
b. Landhuishoudkunde......341
d. Opvoeding en onderwijs.....345
J. G. de Crane, Oratio de perfecto historico. Fran. 1789. 4.
L. H. W. van Aylva Eengers, quot;Waarheids-zucht; eene hoofddeugd voor den geschiedschrijver.
R. Fruin, De onpartijdigheid van den geschiedschrijver. Amst. 1860.
H. Eiedel, Hoe moeten wij de historie bestuderen? Eene voorlezing. Gron. 1856.
J. E. van Eerde, Oratio de historiae, in primis universalis, a recentioribus excultae, amplitudine et praestantia. Gron. 1808. 4.
W. G. Brill, De juiste beschouwing der geschiedenis in hare vrijmakende kracht. Leid. 1860.
M. de Vries, Specimen litterarium inaugurale de his-toria Polybii pragmatica. Lugd. Bat. 1843.
H. A. Hamaker, Oratio de graecis latinisque histo-ricis medii aevi ex orientalium fontibus illustrandis. Leov. 1816. 4.
W. Wattenbach, Deutschlands Geschichtsquellen im Mittelalter bis zur Mitte des dreizehnten Jahrhunderts. Berl. 1858.
Werken van Genootschappen. Tijdschriften.
Correspondenzblatt des Gesammtvereins der deutschen Geschichts- und Alterthumsvereine. Jahrg. Hl, N'. 12, V, N®. 8, 12, VI, Nquot;. 1, 2, 3. 4.
1
GESCHIEDENIS. WERKEN V. GENOOTSCH.
Programm und Statut des historischen Vereins fur Nie-dersachsen. Zweite Aufl. Hannov. 1846, 1858.
6e, 7e, 9e bis 23® Nacliricht über den historischen Ver-ein für Niedersachsen. Hannov. 1843—60.
Vaterlandisches Archiv des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1835 bis 1844. Hannov. 1835—1846.
Archiv des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1845 bis 1849. Hannov. 1845—1851.
Zeitschrift des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1850 bis 1859. Hannov. 1855—1860.
Urkundenbuch des historischen Vereins für Niedersachsen, Heft 5 , 5. Hannov. 1859.
C. L. Grotefend, Die Entwickelung der Stadt Hannover bis zum Jahre 1369. Hannov. 1860.
Neue Mittheilungen ans dem Gebiete historiseh-antiqua-rischer Forschungen, herausgegeben von dem thüringisch-silchsischen Verein für Erforschung des vaterlandischen Alterthums, VII Bde. Halle 1834—1846.
Zeitschrift des Vereins für thüringische Geschichte und Alterthumskunde, Heft 2. Jena 1853.
Westphülische Provinzial-Blatter. Verhandlungen der westphalischen Gesellschaft für vaterlandische Cultur, IV Bde. Minden 1828—1847.
Zeitschrift für vaterlandische Geschichte und Alterthumskunde, herausgegeben von dem Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens, Bd. VII, VIII. Münst. 1856, 1857.
H. A. Erhard, Regesta historiae Westfaliae; accedit codex diplomaticus. Münst. 1847. 4.
Westfalisches Urkundenbuch, Fortsetzung von Erhards Regesta historiae Westfaliae, herausgegeben von dem Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens, Bd. Hl, Abth. 1, Heft 1. Münster 1859. 4.
J. H. D. Möhlmann, Archiv für friesisch-westfalische Geschichte und Alterthumskunde, Bd. I, Heft. 1. Leer 1841.
Mittheilungen des historischen Vereins zu Osnabrück, Bd. I—VI. Osnabr. 1848—1860.
2
GESCHIEDENIS. WERKEN V. GENOOTSCH,
Nordalbingische Studiën. JSeues Archiv der schles-wig-holstein-lauenourgischen Gesellschaft für vaterlandische Geschichte, V Bde. Kiel 1844—1850.
Urkundensammlung der schleswig-holstein-lauenburgi-sclien Gesellschaft für vaterlandische Geschichte, Bd. II, Abth. 2. Kiel 1848. 4.
Nachtrage zum ersten Bande der ürkundensammluncr u. s. w. Kiel 1848. 4.
Mittheilungen des historischen Vereins für Steiermark, Heft 5, 6, 8, 9. Gratz 1854—1859.
Berichte über die 9. u. 10. allgemeine Versammlung des historischen Vereins für Steiermark am 24 April 1858, und 16 April 1859.
Jahresbericht über den Zustand und das Wirken des historischen Vereins für Steiermark vom 1 Febr. 1854 bis 1 Marz 1855 und 10 u. 11 Jahresbericht.
Die steiermarkischen Schützen-Freiwilligen-Bataillone und ihre Leistungen in den Jahren 1848 und 1849, heraus-gegeben von dem Ausschusse des historischen Vereins für Steiermark. Gratz 1857.
Archiv für schweizerische Geschichte, herausgegeben auf Veranstaltung der allgemeinen geschichtforschenden Gesellschaft der Schweiz, Bd. IX—XIL Zürich 1853—1858.
Indicateur d'histoire et d'antiquités suisses, 1858, 1859, 1860 N°. 1.
Th. v. Mohr, Die Eegesten der Archive in der schwei-zerischen Eidgenossenschaft; auf Anordnung der schweize-rischen geschichts-forschenden Gesellschaft herausgegeben. Chur, I, 1 (2te Ausg., 1859), I, 2, 1849, I, 3, 1850, I, 4, 1850, II, 1—4, 1851—1854.
Forschungen zur deutschen Geschichte, herausgegeben von der historischen Commission bei der Königlich bayeri-schen Akademie der Wissenschaften, I, 1. Göttingen 1860.
G. H. M. Delprat, Verslag van het Archiv der Gesellschaft fur altere deutsche Geschichtkunde , zur Be-förderung der Gesammt-Ausgabe der Quellen-Schriftstel-ler deutscher Geschichte des Mittelalters.
3
OESCHIEDENI8. ALGEMEENE GESCHIEDENIS.
Académie royale de Belgique; Compte-rendu des séances de la commission royale d'histoire, ou recueil de ses bulletins, torn. XII, Nquot;. 1, 2, XIII, N0. 1, 2, 3, XVI, N0. 2, 3. Brux. 1846—1850.
Messager des sciences et des arts de la Belgique, ou nouvelles archives historiques, littéraires et scientifiques. Recueil publié par F. de Eeiffenberg, E. Jaequemyns etc. VI tom. Gand 1833—1838.
Messager des sciences historiques etc. de Belgique. An-nées 1839—1844. Messager des sciences historiques et archives des arts de Belgique. Années 1845—1850. Messager des sciences historiques, des arts et de la bibliographic de Belgique. Années 1852—1856. Eeceuils publiés par J. de Saint-Genois, C. P. Serrure etc.
J. Carion, Een chronycke van al tghene datter geschiet is vant beginsel des werelts totten iare 1543. Antwerp. 1543.
Chronicon Abbatis Vrspergensis, continens historiam rerum memorabilium, a Nino Assyriorum rege ad tempora Friderici II, Eomanorum imperatoris, et Germanicorum imperatorum res praeclare ac fortiter pro salute publica gestas. — Paraleipomena rerum memorabilium, a Fri-derico II usque ad Carolum V Augustum, hoc est, ab anno Domini 1230 usque ad annum 1537 ex probatiori-bus qui habentur scriptoribus in arctum coacta. 1540, s. 1. Fol.
LTiistoire universelle du sieur dAubigné, II parties. Maille 1616, 1618. Fol.
U. Emmius,Opus chronologicum novum. Gron. 1619. Fol.
H. Guthberletus, Chronologia, ed. 2da. Amst. 1656.
4
L. Holbergius, Synopsis historiae universalis, aucta, et ad nostra tempora continuata, et edita a N. Jonge. Editio nova, cui accessit Compendium geographicum ejusdem Holbergii, nee non Compendium historiae patriae, auct. T. de Baar. Leov. 1770.
GESCHIEDENIS. ALGEMEENE GESCHIEDENIS. 5
Kort en bondig werelds kronyk, van den beginne des werelds tot 1801.
Sh. Turner, The sacred history of the world, as displayed in the creation and subsequent events to the deluge. Lond. 1832.
G. G. Gervinus, Inleiding in de geschiedenis der negentiende eeuw. Vertaald door H. Riedel. Gron. 1853.
Oudste Grescliiedenis van IVoord- en iTlidden-
Crothen en Klmbren.
J. M. Schrant, Caj. Corn. Taciti Germania. Leid. 1855.
K. J. Clement, Die nordgermanische Welt oder unsere geschichtlichen Anfiinge. Eine Einleitung zur Universal-geschichte. Kopenh. 1840.
F. W. Fhr- von W. J., Abhandlung über die altere scandinavische Geschichte von den Cimbrern und den scan-dinavischen Gothen. Copenh. 1781.
J. Thunmanns, Untersuchungen über die alte Geschichte einiger nordischen Völker. Berl. 1772.
F. G. Bergmann, Les Scytes, les ancêtres des peuples germaniques et slaves. Halle 1858.
F. G. Bergmann, Les Gêtes ou la filiation généaloglque des Scythes aux Gêtes et des Gêtes aux Germains et aux Scandinaves. Paris 1859.
K. Köpke, Deutsche Forschungen. Die Anfange des Königthums bei den Gothen. Berl. 1859.
J. Magnus, Gothorum Sueonumque historia. Basil. 1558.
E. Olaus, Historia Suecorum Gothorumque a J. Loc-cenio iterum edita. Holm. 1654.
Jornandes, De Getarum sive Gothorum origine et rebus gestis, ex recognitione et cum notis B. Vulcanii. Lugd. Bat. 1597.
GESCHIEDENIS. OUDSTE GESCHIEDENIS.
Gothrici et Eolfi Westrogothiae regum historia, lingua antiqua gothica conscripta, quam a MS. vetustissimo edidit et versione notisque illustravit O. Verelius. Upsal. 1664,
H. Grotius, Historia Gotthorum, Vandalorum et Lan-gobardorum. Amstelod. 1655.
F. Schiern, Dissertatio historico-critica de originibus et migrationibus Cimbrorum. Hafniae 1842.
J. M. Schrant, De Kimbren en hunne lotgevallen. Leid. 1850.
S. Pelloutier, Histoire des Celtes et particulièrement des Gaulois et des Germains, II voll. La Haye 1750.
J. G. Radlof, Neue Untersuchungen des Keltenthumes, zur Aufhellung der Urgeschichte der Teutschen. Bonn 1822.
A. Holtzmann, Kelten und Germanen. Eine historische Untersuchung. Stuttgart 1855.
F. J. Mone, Celtische Forschungen zur Geschichte Mitteleuropas. Freib. .1857.
A. Carro, Voyage chez les Celtes ou de Paris au Mont Saint-Michel, par Carnac, suivi d'un notice sur les monuments celtiques des environs de Paris. Paris 1857.
J. Schildius, De Caucis, nobilissimo veteris Germaniae populo, libri II. Auric. 1742.
H. Voelkel, Dissertatio inauguralis historica de Chau-corum nomine sedibusque ac rebus gestis. Berol. 1852.
A. Dederich, Geschichte der Eömer und der Deut-schen am Niederrhein, insbesondere im Lande der Cha-maver oder Hamalande. Emmer. 1854.
M. F. Essellen, Das römische Kastell Aliso, der teu-toburger Wald und die Pontes Longi. Hannov. 1857.
J. Schneider, Neue Beitrage zur alten Geschichte und Geographic der Eheinlande, 1ste Folge. Düsseld. 1860.
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
Hunnen. Angelsaksen. Togten der boormannen. Ontdekking van Amerika.
Am. Thierry, Histoire d'Attila et de ses successeurs , II tom. Paris 1856.
Gr. F. Klemm, Attila nach der Geschichte, Sage und Legende. Leipzig 1827.
H. Riedel, Het roineinsche regt in de eerste helft der middeleeuwen. Fragment uit eene algeineene geschiedenis der middeleeuwen.
Wm. D. Saull, Notitia Britanniae; or an en quiry concerning the localities, habits, condition, and progressive civilization of the aborigines of Britain. Lond. 1845.
The Britons and the Saxons, or, a history of England, from the earliest times, to the nonnan invasion. 3e edit. Lond. 12.
Sh. Turner, The history of the Anglo-Saxons from the earliest period to the norman conquest. III volumes. Paris 1840.
E. Gibson, Chronicon saxonicum , seu annales rerum in Anglia gestarum, a Christo nato ad annum 1154 de-ducti. Oxonii 1692. 4.
J. G. Eccardus, De origine Germanorum eorumque vetustissimis coloniis, migrationibus ac rebus gestis, libri duo. Goetting. 1750. 4.
A. M. Strinnholm, Wikingszüge, Staatsverfassung und Sitten der alten Scandinavier. Aus dem schwedischen von C. F. Frisch, II Tide. Hamb. 1839—1841.
G. B. Depping, Die Heerfahrten der Normannen bis zu ihrer festen Niederlassung in Frankreich, II Thle. Hamb. 1829.
7
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
F. Schiern, Uebersicht der Auswanderungen der Normannen aus der Normandie nach Italien und der ersten Eroberungen derselben in Neapel und Sizilien. Aus dem danischen übersetzt von E. F. Mooijer. Mind. 1851. 4.
E. F. Mooijer, Ueber die angebliche Abstammung des normannischen Königsgeschlechts Siziliens von den Her-zögen der Normandie. Eine genealogische Untersuchung. Mind. 1850. 4.
J. J. A. quot;Worsaae, Die Danen und Nordmanner in England, Schottland und Irland. Deutsch you K. K. W. Meiszner. Leipz. 1852.
A. Thierry, Histoire de la conquête de 1'Angleterre par les Normands, IV tom. Brux. 1835.
J. H. van Bolhuis, De Noormannen in Nederland, II stukk. Utrecht 1834—35.
K. Wilhelmi, Island, Hvitramannaland, Gronland und Vinland oder der Norrmiinner Leben auf Island und Gronland und deren Fahrten nach Amerika schon über 500 Jahre vor Columbus. Heidelb. 1842.
Découverte de l'Amérique par les Normands. Entdeckung America's durch die Normannen.
C. C. Eafn, Narichten betreffende de ontdekking van Amerika in de tiende eeuw. Naar het deensch, door M. Hettema. Leeuw. 1838.
C. C. Kafn, Memoria sulla scoperta dell' America nel secoio decimo. Tradotta da J. Graberg da Hemsö. Pisa 1839.
C. C. Eafn, Nordboernes forbindelser med östen i det niende og naernest fölgende aarhundreder. Kjöbenh. 1854.
The Northmen in Iceland. Société royale des antiquai-res du Nord. Séance annuelle du 14 Mai 1859.
J. P. Cassell, Observatio historica de Frisonum navi-gatione fortuita in Americam. Magdeb. 1741.
J. P. Cassell, Dissertatio philologico-historica de naviga-tionibus fortuitis in Americam. Magdeb. 1742. 4.
8
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
Latere Mlddeleeuwsche Ccschiedenls.
A. G. B. Schayes, Sur l'état de Constantinople, depuis sa conquête par les croisés jusqu'a sa prise par Mahomet II, en 1453.
J. de Saint-Grenois, Sur les lettres inedites de Jacques de Vitry, évêque de Saint-Jean d'Acre, cardinal et légat du pape, écrites en 1216. 4.
F. H. von der Hagen, Des Landgrafen Ludwig's des Frommen Kreuzfahrt. Heldengedicht der Belagerung von Akkon am Ende des zwölften Jahrhunderts. Aus der ein-zigen Handschrift. Leipz. 1854.
W. J. d'Ablaing van Giessenburg, De duitsche orde, of beknopte geschiedenis, indeeling en statuten der broeders van het duitsche Huis van St. Marie van Jerusalem, 's Gravenh. 1857.
Geschiedenis der verscliillende Staten.
S kan din avis eh e Rijken. SToorwegen. Zweden.
Denemarken. IJsland.
A. Krantzius, Chronica regnorum aquilonarium Daniae, Suetiae et Norvagiae. Argent. 1546. Fol.
Idem opus. Francof. 1583. Fol.
A. Krantzius, Wandalia, de quot;Wandalorum vera origine, variis gentibus, crebris e patria migrationibus. Hanov. 1619. Fol.
Olaus Magnus, Historiën der mittnachtigen Lander. Basel 1567. Fol.
L. Paulinus Gothus, Historiae arctoae libri tres. Strengn. 1636. 4.
P. A. Munch, Symbolae ad historiam antiquiorem re-rum norvegicarum. Christian. 1850. 4.
Suecia sive de suecorum regis dominiis et opibus. Com-mentarius politicus. Lugd. Bat. 1631. 12.
J. Loccenius, Historiae suecanae a primo rege Sueciae usque ad Carolum XI regem Sueciae, deductae libri no-
9
10 GESCHIEDENIS. GESCH. DEB VERSCH. STATEN.
vem. Accedunt Antiquitatum sueo-gothicarum, libri tres. Francof. et Lips. 1676. 4.
M. H. Goldastus, Eerum suevicarum scriptores aliquot veteres, ed. 2. Ulm 1727. Fol.
Scripta historica Islandorum de rebus gestis veterum borealium, latine reddita et apparatu critico instructa curante Societate Regia antiquariorum septentrionalium, XII voll. Hafniae 1828—1846.
K. Maurer, Islandische Volkssagen der Gegenwart. Leipz. 1860.
Saxo Grammaticus, Historia danica. Francof. ad Meen. 1576. Fol.
Saxo Grammaticus, Historia danica, ex recognitione St. J. Stephanii. Sorae 1644. — Accedit S. J. Stephanius, Notae uberiores in historiam danicam Saxonis Grammatici. Sorae 1645. Fol.
Saxo Grammaticus, Historia danica. Eecensuit et com-mentariis illustravit P. E. Müller. Opus Mülleri morte interruptum absolvit J. M. Velschow, II voll. Havn. 1839—58. Fol.
J. I. Pontanus, Eerum danicarum historia. Accedit Chorographica regni Daniae descriptio. Amstelod. 1631. Fol.
J. Meursius, Historica danica pariter et belgica. Amst. 1638. Fol.
Aktstykker, for storste Delen hidtil utrykte, til Oplys-ning isser af Danmarks indre Forhold i aeldre Tid. Sam-lede og udgivne af Fyens Stifts literaire Selskab, II dln. Odense 1841—1845. 4.
G. W. Dittmer, Geschichte des Krieges der See- oder wendischen Stadte mit Diinemark und Norwegen, in Folge der cöllner Confederation vom Jahre 1367. Lüb. 1853. E. F. Mooijer, Zur Chronologie schleswigscher Bischöfe. E. F. Mooijer, Dietrich, Bischof von Wirland.
G. H. Pertz , Scriptores rerum germanicarum in usum scholarum. Hannov. 1839—46.
GESCHIEDENIS. GESCH. DER VER8CH. STATEN. 11
G. H. Pertz, Ueber eine rheinische Chronik des 13 Jahrhunderts. Berlin 1855. 4.
Gr. H. Pertz, J. Grrimm, K. Lachmann, L. Kanke, K. Ritter, Die Greschichtschreiber der deutschen Vorzeit. Berl. 1849—1858.
J. G. Eccardus, Corpus historicum medii aevi, a tempore Caroli magni usque ad finem saeculi XV, H voll. Lips. 1723. Fol.
M. Hertzius, Bibliotheca germanica. Erf. 1679. Fol.
C. Urtisius, Germaniae historici illustres ab Henrico IV usque ad annum 1400, II tom. Francof. ad Moen. 1670. Fol.
B. G. Struvius, Corpus bistoriae germanicae a prima gentis origine ad annum usque 1730, II tom. Dresdae 1755. 4.
P. Hacbenbergius, Germania media publicis disserta-tionibus proposita, editio tertia, G. Turckius recensuit, ac dissertationem de geograpbia Germaniae medii aevi adjecit. Halae Magdeb. 1709. 4.
Witicbindus Saxo, Eerum ab Henrico et Otbone I imp. gestarum libri tres, una cum aliis quibusdam raris et antebac non lectis diversorum autorum bistoriis, ab anno salutis 1400 usque ad praesentem aetatem. Basil. 1532. Fol.
J. Scbilterus, Scriptores rerum germanicarum a Carolo M. usque ad Fridericum III. Argent. 1702.
A. Sylvius, Historia rerum Friderici III. Subjuncti sunt alii ad germanicam bistoriam pertinentes scriptores. Arg. 1685. Fol.
M. H. Goldastus, Kerum alamannicarum scriptores aliquot vetusti. Francof. 1661. Fol.
M. H. Goldastus, Eerum alamannicarum scriptores aliquot vetusti, cura H. Cb. Senckenbergii. Francof. et Lips. 1730. Fol.
H. Pez, Scriptores rerum austriacarum veteres ac ge-nuini, H voll. Lips. 1721—1725. Fol.
J. B. Menckenius, Scriptores rerum germanicarum, prae-cipue saxonicarum, II voll. Lips. 1728. Fol.
12 GESCHIEDENIS. GESCH. DER VEESCH. STATEN.
N. Holtmannus, Historia sui temporis ab anno 1516 usque ad annum 1529. E MS. Bibl. götting. edidit Möhlmann. Stadae 1844.
K. F. A. Scheller, Die Kronika fan Sassen in Kimen, fan Wedekind went up Albregt fan Brunswyk 1279, Brunsw. 1826.
A. Krantzius, De saxonicae gentis vetusta origine, longinquis expeditionibus, et bellis domi gestis. Francof. a. Moen. 1580. Fol.
A. Krantzius, Ecclesiastica historia, sive Metropolis, de primis jhristianae religionis in Saxonia initiis, deque ejus episcopis. Francof. 1590. Fol.
D. Cliytraeus. Saxonia. Continuatio Vandaliae et Saxo-niae Cranzii. Wittenb. 1586.
D. Chytraeus, Prooemium Metropolis, seu successionis episcoporum in ecclesiis Saxoniae et Vandaliae. 1585. Fol.
D. Chytraeus, Saxonia ab anno 1500 usque ad annum 1600. Lips. 1611. Fol.
F. A. von Langenn, Herzog Albrecht der Beherzte, Stammvater des königlichen Hauses Sachsen. Leipz. 1838.
H. Hamelmann, Oldenburgisch Chronicon. Oldenb. 1599. Fol.
Monumenta paderbomensia, ex historia romana, fran-cica, saxonica eruta, et novis inscriptionibus, figuris, ta-bulis geographicis et notis illustrata. Amst. 1672. 4.
Chr. Browerus, Fuldensium antiquitatum libri quatuor. Antv. 1612. 4.
E. F. J. Dronke, Traditiones et antiquitates fuldenses. Fuld. 1844. 4.
P. Wigand, Die corveyschen Geschichtsquellen. Ein Nachtrag zur kritischen Prüfung des Chronicon corbeiense. Leipz. 1841.
C. JE. Scharling, Commentatio de Stedingis. Hafn. 1828.
J .G. Hoche, Historische TJntersuchung über die nie-derlandischen Koloniën in Niederdeutschland, besonders der Hollander und Flaminger, wie auch derselben Rechte und Gebrauche. Haile 1791.
GESCHIEDENIS. ÖESCH. DEB VEESCH. STATEN. 13
C. Grünliagen, Adalbert Erzbischof von Hamburg und die Idee eines nordischen Patriarchats. Leipz. 1854.
E. F. Mooijer, Onomastikon chronographikon bierarchiae germanicae. Verzeicbnisse der deutscben Biscböfe seit dem Jabre 800 nacb Cbristi Gebubrt, nebst einem An-bange, die Würdentrager einiger Abteien und Ritterorden entbaltend. Minden 1854.
E. F. Mooijer, Zur Feststellung der Reibenfolge der alteren Biscböfe der Hocbstifts Basel.
E. F. Mooijer, Die vormalige Grafschaft Scbaumburg in ihrer kircblicben Eintbeilung. Bücbeb. 1858.
E. F. Mooijer, Die Aebte des Klosters Grafscbaft. (Münst. 1858.)
E. F. Mooijer, Zwei Fragmente von Nekrologien. Würzb. 1856.
Bemerkungen zum Necrologium von quot;Weiszenau. (Karlsr. 1858.)
E. F. Mooijer, Okleveli adalékok magyarorszag régibb történetébez. Pestb 1859.
L. von Ledebur, Diplomatiscbe Gescbicbte der Stadt und Herrscbaft Vlotbo. Berl. 1829.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte der Stadte Umstadt und Babenbausen, ibrer ebemaligen Cent und Amtszugebö-rungen. Ascbaffenb. 1827.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte und Altertbümer des Rod-gau's. Darmst. 1833.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte des Patrimonialgericbts Londorf und der Freiberrn von Nordeck zur Rabenau. Darmst. 1846.
J. W. C. Steiner, Caroline, Landgrafin von Hessen-Darm-stadt. Darmst. 1841.
J. W. C. Steiner, Ludewig I, Groszberzog von Hessen und bei Rbein, nacb seinem Leben und quot;Wirken. Offenb. 1842.
C. Danckaertsz., Historie oft waeracbticb verbael van den gantscben toestant van oorlooge, soo die gbevoert is in Duytscblandt, door den grootmacbticbsten en onver-
if»
14 GESCHIEDENIS. GESCH. DER VER8CH. STATEN.
winnelicksten koningh, Gustavus Adolphus, coninck der Sweeden. Amst. 1642. Fol.
H. O. Feith, Lettres de Gustave Adolphe, roi de Suëde, adressées k son général Dodo von In- und Knip-hausen en 1630, 1631 et 1632. Gron. 1860.
E. quot;Wassenbergh, Duytsche Florus, begrypende de Duytsche oorlogen. Met den aenvangh van het 1517 jaer. üyt het latyn vertaelt, en tot in 't 1647 jaer toe uyt-gebreyt. Aemstelred. 1647.
J. I. Pontanus, Originum Francicarum libri sex. Har-derv. 1616. 4.
Faramond of historie van Frankryk. Uyt het fransch vertaeld door Catharina van Mellinga, II dln. Bolsw. 1669.
A. Thierry, Recits des temps mérovingiens, III tom. Brux. 1840.
Eginhartus, De vita et gestis Caroli Magni, cum com-mentario J. F. Besselii et notis J. Bollandi. Accedit M. H. Goldastus, Animadversiones ineditae cum variis dissertatio-nibus, curante J. H. Schminckio. Traj. ad Rhen. 1711. 4.
J. F. Schroder, Geschichte Karl's des Groszen. Leipz. 1850.
Ph. de Commines, Historiën, behelzende de daaden van Lodewik de XI en Karei de VIII, beroemde koningen van Vrankryk. Uit het fransch vertaalt. Leeuw. 1665.
G. Camden, Britannia sive florentissimorum regnorum Angliae, Scotiae, Hiberniae et insularum descriptio. Lor.d. 1590.
G. Bumet, Geschiedenis van Engeland, tweede druk, II dln. Leid. en Amst. 1735. 4.
J. Spelman, Vita Aelfredi Magni. Oxonii 1678. Fol.
Th. Wright, Essays on subjects connected with the
GESCHIEDENIS. GE8CH. DER VEKSCH. STATEN. 15
literature, popular superstitions and history of England in the middle ages, 11 voll. Lond. 1856.
G. Buchananus, Rerum scoticarum Mstoria. Edimb. 1643.
The documentary history of the state of New-York, arranged under direction of Chr. Morgan, IV voll. Albany 1849—1851.
J. Eomein Brodhead, Documents relative to the colonial history of the state of New-York; procured in Holland, England and France, X voll. Albany 1853 —1858.
O. Turner, Pioneer history of the Holland purchase of Western New-York. Buffalo 1848.
Alg^emeene Ctescliiedenis der Mederlanden.
Bronnen en Bouwstoffen, Charters, Verzamelingen van onuitgegevene Stukken, Brieven, Oedenk-schrlften. Pamfletten, Brochures en Crelegenheldsschrlften.
L. G. Visscher, Bronnen en bouwstoffen voor de beoefening der algemeene geschiedenis van het vaderland, dl. I. Utr. 1846.
Algemeene verzamelingen van charters en onuitgegevene stukken. A. Miraeus, Opera diplomatica et historica, ed. II, aucta notisque illustrata a J. Fr. Foppens, Hl tom. Lov. 1723—1734. Fol.
Kronijk van het historisch genootschap te Utrecht, jaarg. 2—16. Utr. 1846—1860; Register op de kronijk. Utr. 1857.
Codex diplomaticus neerlandicus; verzameling van oorkonden betrekkelijk de vaderlandsche geschiedenis; uitgegeven door het historisch genootschap te Utrecht, dl. I. Utr. 1848. 4. 2e serie, dl. I—V. Utr. 1851—1860,
16 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Berigten van het historisch genootschap te Utrecht, V dln. Utr. 1848—1859.
Naamlijst der boeken van het historisch genootschap te Utrecht. Utr. 1856.
Wet van het historisch genootschap te Utrecht. Utr.
1851.
A. M. C. van Asch van quot;Wijck, Een woord in het belang van het nederlandsch archiefwezen, uitgesproken op den 5 December 1846, in de vergadering van het Historisch Gezelschap gevestigd te Utrecht. Utr. 1846.
J. J. F. Noordziek, Archiefwezen, 1826—1852, met eene korte opgave van den inhoud van eenige boekerijen, 's Gravenh. 1853.
Overzigt van het nederlandsche rijks-archief, uitgegeven op last van Z. Exc. den minister van binnenland-sche zaken, stuk 1. 's Gravenh. 1854.
E. C. Bakhuizen van den Brink, L. Ph. C. van den Bergh en J. K. J. de Jonge, Het nederlandsche rijksarchief. Verzameling van onuitgegeven oorkonden en bescheiden voor de geschiedenis des vaderlands, dl. I. 's Gravenh. 1857.
Chronologisch register op het vervolg van het Groot-Charterboek van van Mieris, aanwezig op het Rijks-Archief te 's Hage. Uitgegeven door het Provinciaal utrechtsche Genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1859.
A. D. Schinkel, Over het Charterboek van van Mieris,
P. Scheltema, Het historisch-diplomatisch archief van Amsterdam. Amst. 1859.
J. Soutendam, Inventaris der charters en privilegiën, berustende op het archief der gemeente Delft (1246— 1599). Delft 1860.
G. H. M. Delprat, Over een charter van graaf Floris V, van den 14 Mei 1273.
A. A. J. Meylink, Over een charter van graaf Floris V, van den 14 Mei 1273; mededeeling van G. H. M. Del-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 17
prat nader toegelicht; en over charters van graaf Floris V van den jare 1281. 's Gravenh. 1860.
J. de Wal, De accijnsbrief van Haarlem, in 1274 door Floris V verleend of ontworpen. Leid. 1856.
J. J. Dodt van Flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht, VII dln. Utr. 1839—1848. 4.
Verzameling van kronijken betrekkelijk de stad en meijerij van 's Hertogenbosch. Uitgegeven door het Provinciaal Genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Brabant, 2 stukk. 's Hertogenb. 1846—1848.
C. E. Hermans, Verzameling van zeldzame oorkonden betrekkelijk het beleg van 's Hertogenbosch in den jare 1629, 2 stukk. 's Hertogenb. 1850, 60.
Charters en geschiedkundige bescheiden betrekkelijk het land van Ravestein, II dln.
P. Bondam, Charterboek der hertogen van Gelderland en graven van Zutphen, dl. I. Utr. 1788, 89, 93. Fol.
I. A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd; met afbeeldingen, V dln., en dl. VI, st. 1. Arnh. 1830—1851 en 1859. 4.
P. Nijhoff, Registers op het archief afkomstig van het voormalig hof des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen. Arnh. 1856.
R. W. Tadema, Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het stedelijk archief te Zutphen berustende, dl. I. Zutph. 1854.
J. van Doorninck, Tijdrekenkundig register op het oud
18 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
provinciaal archief van Overijssel, le, 2® en 3e ged. Zwol 1857, 1858, 1860.
E. K. Driessen, Monumenta groningana veteris aevi inedita, of verzameling van onuitgegevene oude charters en stukken betreffende de provincie Groningen, 4 stukk. Gron. 1822—1830.
H. O. Feith, Register van het archief van Groningen, VI dln. Gron. 1853—1858.
L. P. Gachard, Collection de documens inédits concer-nant 1'histoire de la Belgique, III torn. Brux. 1834, 1835.
L. P. Gachard, Rapport sur les archives générales du royaume. Brux. 1838.
L. P. Gachard, Eapport sur les documents concernant l'histoire de la Belgique, qui existent dans les dépots littéraires de Dijon et de Paris. 1843.
L. P. Gachard, Lettre a messieurs les questeurs de la chambre des représentans, sur les documens concernant les anciennes assemblées nationales de la Belgique, qui existent dans les dépots littéraires de la Haye, Brux. 1843.
Eapport sur la situation des archives générales du royaume et des archives de l'état a Gand, Mons et Tournay. Brux. 1846.
L. P. Gachard, Eapport sur différentes séries de documents concernant l'histoire de la Belgique, qui sont con-servées dans les archives de l'ancienne chambre des comtes de Flandre a Lille. Brux. 1841.
J. de St. Genois, Inventaire analytique des chartes des comtes de Flandres, III cahiers. Gand 1843—1846. 4.
O. Delepierre, Précis analytique des documents que renferme le dépot des archives de la Flandre-occidentale a Bruges , III voll. Brug. 1840—1842.
Deuxième série du même ouvrage, tom. I, par O. De-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 19
lepierre, torn. II—IX, par F. Priem (torn. VI—VIII, sous Ie titre: Documents extraits du dépot des archives de la Flandre-occidentale a Bruges, tom. IX: documents extraits du dépot des archives de l'état et de la province a Bruges), IX voll. Brug. 1843—1858.
C. Nys, Inventaire des chartes et documents apparte-nant aux archives de la ville d'Anvers, lre livr. Anv. 1858.
J. L. A. Diegerick, Analectes yprois, ou recueil de documents inédits concernant la ville d'Ypres. Brug. 1850. 4.
L. Ph. C. van den Bergh, Gedenkstukken tot opheldering der nederlandsche geschiedenis, opgezameld uit de archiven te Eijssel, III dln. Leyden 1842—1847.
Bronnen voor bijzondere tijdvakken.
J. L. A, Diegerick, Correspondance des magistrats d'Ypres députés a Gand et a Bruges pendant les troubles de Flandre sous Maximilien, due dAutriche, roi des Remains etc.. Ill part. Bruges 1853—1856.
J. L. A. Diegerick, Documents historiques concernant la ville de Tournai sous la domination anglaise et pendant le siège de 1518 , par Charles-quint. Toum. 1854.
J. L. A. Diegerick, Quelques lettres et autres documents inédits concernant 1'empereur Charles-quint, Brug. 1853.
N. C. Kist, Keizer Karei V; vier oorspronkelijke, nog onuitgegeven stukken van zijne hand.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Brief van Hendrik van Nassau aan Floris van Egmond, 1537.
L. Aubery, Gedenkschriften behorende tot de historie van Holland en d' andere vereenigde landschappen. Uit 't fransch in ,'t nederlands overgeset van li. Koukema. Amst. 1704.
20 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Polityke balladen, refereynen, liederen en spotgedichten, uit de XVI eeuw. Uitgegeven door de Maatschappij van vlaemsche bibliophilen. Gent. 1847,
K. P. Hoynck van Papendrecht, Analecta belgica, in sex partes divisa, VI voll. Hag. Com. 1743. 4.
A. Wauters, Mémoires de Viglius et d'Hopperus sur le commencement des troubles des Pays-Bas avec notices et annotations. 1858.
S. A. Gabbema, Viglii Zuichemii ab Aytta episto-lae politicae et historicae ad Joach. Hopperum. Leoard. 1661. 12.
P. F. X. de Kam, Francisci Sonnii ad Viglium Zui-chemum epistolae. Ex codice autographo bibliothecae re-giae bruxellensis. Brux. 1850.
J. H. Beucker Andreae, Eenige mededeelingen omtrent Joachim Hopperus, en de briefwisseling tusschen hem en Viglius ab Aytta. Work. 1848.
Response de mess. Jehan Scheyfve, chevalier, seigneur de St. Aechtenrode etc., chancellier de Brabant, sur deux lettres escriptes par le cardinal de Granuelle, 1'une au preuost Morillon et l'autre au feu conseillier Hopperus en Espaigne. Leyd. 1578. 4.
G. H. M. Delprat, Bijdrage tot de levensgeschiedenis van Elbertus Leoninus.
J. Marcus, Sententien en indagingen van den hertog van Alba, uitgesproken en geslagen in zijnen bloedraedt,
.....van den jare 1567 tot 1572. Mitsgaders een aen-
hangsel van authentike stukken. Amst. 1735.
De Bavay, Le procés du comte d'Egmont, avec pièces justificatives d'après les manuscrits originaux trouvés a Mons. Brux. 1854.
L. P. Gachard, Correspondance du due d'Albe sur l'in-vasion du comte Louis de Nassau en Frise, en 1568, et les batailles de Heyligerlée et de Gemmingen. Brux. et Leipz. 1850.
S. de Glozaga, Filips II in Spanje, redevoering inet aanteekeningen en bewijsstukken; en eene bevestigingsrede van D. Francisco Martinez de la Rosa. Uit het
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 21
spaansch vertaald door P. A. S. van Limburg Brouwer. Amst. 1853.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de don Louis de Requesens. Utr. 1859.
P. Bondam, Verzameling van onuitgegevene stukken, tot opheldering der vaderlandsche historie, V dln. Utr. 1779—1781.
P. Burmannus secundus, Analecta belgica, II voll. Lugd. Bat. 1772.
J. L. A. Diegerick, Quelques lettres sur Gérard de Groesbeck , 88me evêque de Liège. 1857.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Georges de Lalaing, comte de Rennebourg, .baron de Ville, gouverneur de Frise et d'Overijssel. 1576—1580.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Philippe, comte de Lalaing. 1576—1579.
J. L. A. Diegerick, Justification des nobles, notables et commune de Gand, au sujet de l'arrestation et de l'em-prisonnement du due d'Arschot et de quelques autres seigneurs, 1577. Anv. 1860.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites d'Emmanuel de Lalaing, chevalier de 1'ordre de la toison d'or, marquis de Renty, baron de Montigny, seigneur de Condé, grand bailli de Hainaut, amiral de Flandre etc. 1577—1579.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Maximilien de Hennin, comte de Boussu. Utr. 1857.
Ph. Kervijn de Volkaersbeke et J. L. A. Diegerick, Documents historiques inédits concernant les troubles des Pays-Bas, 1577—1584, VII livr. Gand 1847—1850.
M. L. van Deventer, Gedenkstukken van Johan van Oldenbarneveld en zijn tijd, dl. I, 1577—1589. 's Gra-venh. 1860.
Verhooren van Johan van Oldenbarnevelt. Uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht. 1850.
Ph. Kervijn de Volkaersbeke, Correspondance de Francis de la Noue, surnommé bras-de fer, accompagnée de notes historiques et précédée de la vie de ce grand ca-pitaine. Gand et Paris 1854.
22 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
A. Bergerot et J. L. A. Diegerick, Histoire du chateau et des seigneurs d'Esquelbecq. Brug. 1857.
J. Borsius , Onuitgegeven brief van de afgevaardigden der hervormde gemeenten in Vlaanderen tot de onderlinge zamenkomst te Gent, in 1579; houdende klagte aan de gedeputeerden der staten van Holland en Zeeland over Prins Willem I.
Copia van de unie van Utrecht, met de fac-similees der handteekeningen. Haarl. 1778. Fol.
Verhandelinghe van de unie, eeuwich verbont ende eendracht ... binnen die stadt Utrecht ghesloten ... den 29 Januarij 1579. Leeuw, bij P. H. van Campen. 4.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Pierre de Me-leun, prince d'Espinoi (1580 et 1581). Tournai 1853.
J. L. A. Diegerick, Documents historiques concernant le siège de Tournai de 1581 et Pierre de Meleun, prince d'Espinoi. Tournai 1856.
J. L. A. Diegerick, Analectes historiques concernant Ia ville de Dunkerque. Dunk. 1855.
J. L. A. Diegerick, Notice sur l'entrée solennelle du due d'Anjou dans la ville d'Anvers, le 19 Février 1582. Anvers 1854.
J. L. A. Diegerick, Notice sur les négociations qui ont eu lieu entre les états-généraux et le due d'Anjou, après la tentative de ce prince pour surprendre Anvers (1583, Janvier a Avril). Anv. 1856, 1859.
J. L. A. Diegerick, Notice sur les négociations qui ont eu lieu entre les états-généraux et le due d'Anjou (1583 —1584). Anv. 1860.
H. O. Feith, Brieven van en aan Adolf, graaf van Nieuvrenaar, over de krijgsverrigtingen in 1585.
M. Lydius, Oratie of grondige verclaringhe over den 124 psalm, vervatende de bysonderste verlossinghen die Godt dese Nederlanden heeft bewesen sedert den troubel tot desen teghenwoordighen tyt. Enchuys. (1588). 4.
M. Lydius, Celebratio de formidabili illa classe his-panica divinitus repressa, fracta dissipata dextra Excelsi. Franek. 1590. 4.
T
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 23
Trouhertighe vermaninghe aan het vereenichde Ne der-landt , om niet te luysteren na eenige ghestroyde ende versierde vreed-articulen , nu onlangs wtghegaen ende int ghesclirifte van hant tot hant wtgecopyeert enz. Dienende tot eene waerschomvinge van alle vrome christenen, ende beminders van de nederlantsche vryheyt. Beschreven door een lief-hebber derselve vryheyt, 1605. 4.
Het zelfde werkje in 8°.
Tot de staten, steden ende inghesetene der vereenichde •' Nederlanden: Teghens de ongheregeltheden van het
meestendeel der hopluyden ende bevel-hebberen : Mitsgaders eenen goeden raedt 't ghemeyne beste seer dienste-lick. — Door een liefhebber van 't vaderlandt. Nae de copie 1605. Leeuw. 1607. 4.
Het testament van de oorloghe..... Noch is hierby
gevoecht de copye van den brief gheschreven van syn Hoogheyt aen Graef Herman van den Berg .... Noch .... een warachtig ende genoechlick discours van D. D. Nicolaum Mulerium, van Brugge. A0. 1608. 4.
Verhael van de occasie ende oorsaeck waer door de Nederlanden gecomen zijn aen den vreedehandel. Z. j. e. pl. 4.
Querela pacis, dat is vreden-clacht aen die vereenichde Nederlanden, waerinne de vrede haer beclaecht datse onder den schyn van vrede ofte trevis, beyde uyt die kerckelycke ende burgelycke regeringhe wort verdreven ende verbannen. Tot navolginghe .... D. Erasmi Roterodami, aldus ghestelt, ende op den teghenwoor-dighen tyt ghepast, ter eeren Godes, ende waerschouwin-ghe des vaderlandts door Godeschalcum Aeltium. Leeuw. 1612. 4.
Spaenschen raedt, hoe men de vereenichde Nederlanden quot; alderbest wederom sal konnen brenghen onder het gebiedt van den coninck van Spaegnien Franek. 1617. 4.
Maechts antwoort tegen, op, en aan, de aenspraeck van een courtisaen, die haer als een valsch gedrocht, tong-erg te verleijen zocht. 4.
Discours Fr. Campanellae van het Nederlant te bren-
j
24 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
gen onder de macht des conincx van Spaegnien. Wt latijn in nederduits overgheset.... Hierby is herdruckt seeckeren brief geschreven van de heeren van Antwerpen aen de heeren van Gendt, nopende seeckere vrede-handelinge particulierlyck by die van Gendt voorgheno-
men met den malcontenten..... Wtgegeven ten beveele
der heeren staten van Frieslant. Franek. 1618. 4.
Copye eens briefs gheschreven uyt Schoonhoven den 8 Sept., inhoudende alle het ghene aldaer ghepasseert is, sedert dat den doorluchtigen prince van Oraengien met syn ghenade graef Ernst daer binnen ghecomen zyn. Noch is hier byghevoecht een Liedeken van de heerlycke victorie die de schepen ende galeyen van de ridders van Malta teghen een armade turcksche schepen ghehadt hebben enz. 1618. 4.
P. Winsemius, De statu unitarum provinciarum oratio. Leovard. 1618. 4.
Nootwendighe ende vrypostige vermaninghe van eenighe oprechte gereformeerde patriotten, aen alle vrome lieff-hebbers der vaderlandtsche vryheyt. 1621. 4.
Brief van Willem de zoete gezegd Houthain aan Jluy-gens. 1623.
J. Bogermann, Het christelyck overlyden van den doorluchtichsten ende hoochghebooren prince, Mauritius van Nassau, prince van Orangien enz. Leid. 1625.
Nederlandschen verre-kycker, om wt Holland te kon-nen sien in de cancellerye van Spaignien, ofte waerschou-winghe aen alle magistraten ende andere overheden van de vereenighde nederlandsche provinciën, ende alle liefhebbers van de gemeene welvaert. Voormaels door eer. liefhebber ende voornemelyck regierder des vaderlands ingestelt, ende nu aen 't licht gegeven. In 's Gravenh. 1627. 4.
P. Baardt, Wapen-rock, gesneden op 't italiaens, op syn duyts geborduyrt, gevoedert op 't spaens, op 't frans geboort, op 't engels genaeyt, ende eyndelyck op zyn neerlandts weder geternt. Leeuw. 1628. 4.
D. Spranckhuysen, Des jaers 1629 roepende stem-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 25
me tot de vereenigbde Nederlanden. — Waer by ge-voeght is een vermaninghe tot danckbaerheydt. Bolsw. 1653. 12.
E. Neuhusius, Triumphalia leowardiana, in victoriis belgicis de antichristo antiochizante. Cum corollario de negotio hispanicae pacis, ad belgicos ordines. Gron. Fris. 1629. 4.
Dissertatie de induciis belgicis. Leovard. 1629. 4.
Discours over den nederlandtschen vrede-handel, ghe-stelt door een liefhebber des vaderlandts. Leeuw. 1629. 4.
H. Vollenhoven, Broeders gevangenisse. Dagboek van Willem de Groot, betreffende het verblijf van zijnen broeder Hugo op Loevenstein. 's Grav. 1842.
Ontwerp raeckende het op-rechten van een earner van asseurantie, oft versekeringe van de zeevaert, ende tot bescherminge van de navogatie, ende tot onder-druckinghe van onse alghemeyne vyanden. Leeuw. 1629. 4.
Spaensche vosse-vel, ofte copye van een missive, die gehouden moet werden seer avontuyrlyck in de handen van een oprecht patriot ende lief-hebber van 't landt ghe-komen, ende gheschreven te zijn door een aensienlyck raets-persoon in 't hof van Brussel, aen eene treffelycke doch geestelycke personagie, hem onthoudende alhier in 't landt. Leeuw. 1631. 4.
J. L. A. Diegerick, P. D. Craes , auteur d'un poème sur la mort de l'archiduchesse Isabelle-Claire-Eugénie. Lettre a M. l'abbé Carton. Brug. 1853.
A. Eilshemius, Nassausche eeren-krans, 't samen ghe-vlochten uyt vier heerlycke victorien, ende het reformeerde Nederlandt van Godt op 't hooft gheset, binnen de tydt van twee jaren. Leeuw. 1633. 4.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Memoire des propositions faictes par Jean de la Haye, caualier flament walen, a son excellence le marquis d'Ayton, gbuuemeur pour sa maiesté en tous les Pays Bas et autres prouinces adjacentes, au mendement dequel ledict de la Haye se seroit acheminé en la ville de Bruxelle, des le commencement du moys de Feburier 1634 dernier. Utr.
26 GESCHIBDBNÏS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
C. Barlaeus, Medicea hospes, sive descriptio publicae gratulationis, qua serenissimam, augustissimamque reginam, Mariam de Medicis, excepit senatus populusque amstelo-damensis. Amstelod. 1638. Fol.
C. Fonteyne, Duyn-kerckens sterfF-tydt, ofte trou-lier-tiglie beweeghredenen aen de ghe-vnieerde nederlandtsche provinciën hoe noodich ende profytelyck het zy voor haren staet, dat men de stadt Duyn-Kercken de Spag-niaerden ontweldighe. Leeuw. 1645. 4.
Collyrium ofte costelycke ooghen-salve, ghecomposeert door Mr- Jan Brilleman, chimicus van oprechte kruyden ende gommen, seer nut, ende hoogh-noodigh, in deze mistighe tyden, voor alle hollantsche patriotten, die met ziltighe, steek-siende ende duystere oogen ghequelt zyn, tot verklaringe van haer ghesichte, om wel ende verder in zee te konnen sien, hoe, ende wat daer al omghegaen is. Leeuw. 1647. 4.
List ende naemen van de rechters over den koningh van Engelandt. Leeuw. 1649. 4.
Haagsch winkel-praatje oft gesprek voorgevallen in den Hage, tusschen vier personen, een hollander, een zeeuw, een vries ende een greuninger nopende de amnestie, dank en vierdag. Leeuw. 1651. 4.
S. de Burmania, Mare belli anglicani injustissime Belgis illati Heléna. 1652. 4.
S. van Burmania, De zee is de Helena. Uit het latyn door A. V. 's Gravenh. 1652.
J. Dirks, Brief van den manhaftighe capiteyn Hendric Camp aen de hoog mogende heeren staten generael. Geschreven den 19 Dec. 1652. Noopende de kloecke zee-slach ghedaen door hem ende capiteyn Jan Gedionsen' van Amsterdam, met twee engelse fregatten van 52 ende 54 stucken geschut. Leeuw. 1857.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 27
Jus feciale armatae Daniae nebenst Kurtzem Entwurff, vieler hochherheblichen Bewegnüssen dadurch die zu Dennemarck, Norwegen, der Wenden und Gotlien etc. königliche Maytt. hochggenötigt worden, König Carll Gustaffen und der Cron Schweden ... auffzuheben. Ko-penhaggen 1657. 4.
Manifest ausz was erheblichen Uhrsachen die zu Dennemarck etc. sich, ihre Eeiche ... wieder König Carll Gustaffen zu Schweden zu scliützen ... genöhtiget worden. Aus dem diinischen. Kopenh. 1657. 4.
Relation aus Copenhagen, den 3 November anno 1658.
Tapfferer und blutiger sehe streit, im Sunde. 5 Novb. 1658. 4.
Antwort und Bericht worin die recht gründliche Be-
29 Octb. . „ ,
schaffenheit des seetreffens 0 „-im Sunde ...referiert
8 JNov.
wird. Gedruckt im Jahre 1659. 4.
Des Admirael Opdams Brief geschrieben den 9 No-vemb. 1658 etc. 4.
Relation was am 14/24 Novembris auff Fuhnen ist vorgegangen etc. 1659. 4.
Bericht wann und an welchen Ort der gewünschete Friede zu Copenhagen geschlossen ist. 28 May 1660. 4.
De Haan Hettema, Togt naar het eiland Funen, nederlaag der zweden bij Nijborg, 1659. Utr. 1851.
Dagverhael van den oproer te Antwerpen, in 1659. Gent 1839.
1. de Schepper, Oratio in felicem restaurationem Caroli secundi magnae Britanniae, Franciae et Hibemiae regis. Leov. 1662. 4.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Mislukte aanslag van 's lands vloot op eenige engelsche Virginie-vaarders in de haven van Foy kort na den zeeslag bij Chattam, 1667.
Optocht der Batavieren voor de vryheit des vaderlants, zynde een ontwerp om uyt Hollant alleen, ten langhsten in 14 dagen, buyten kosten van den gemeenen staet^
28 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDEELANDEN.
100,000 weerbare mannen in 't veldt te brengen, om 's landts vyanden te verdryven uyt alle plaetzen van hun ingenomen. Leeuw, by H. Rintjes, 1673. 4.
Voorstellingh hoe men de 100,000 batavieren sal ge-bruycken, om in korten tydt van den vyandt verlost te zyn enz. Leeuw, by quot;Wed, L. Coumans, 1673. (Tegen-schrift tegen het vorige boekje.) 4.
L. van den Bos het mom-aansicht afgetrokken over zyne beschuldigingen rakende de gebroeders de Witten, ofte een beantwoording op deszelfs verdere verhandeling deser stoffe in zijnen franschen Mercurius. 1674. 4.
Het swart tooneel-gordijn, opgeschoven over de heeren gebroeders C. en J. de Witt. 1676. 4.
Aen de gehoonde schim van Joan de Witt. Lat. en holl.
Op de geschonden overblijfzelen van Jan de Wit. Naar 't latijn van Ps- Bs- Lat. en holl.
Op het lasterschrift genaamt aan de geschonden gedachtenissen van Joan de Witt. Beneffens twee schimpdichten op hetzelve. 1757.
Colloquium de scriptis et scriptoribus memoriam Jani Wittii .... refricantibus. Lugd. Bat. 1757.
Samenspraak over de schriften en schrijvers door welken de gedachtenisse van den heer Joan de Witt .... vernieuwd word. Vertaald uit het latijn. Leid. 1757.
Sententie van het publyk, in het thans zweevende verschil, over het karakter van den heere Johan de Witt. Dordr. 1757.
Aan Philalethes Batavus, verdediger der gedachtenis van De Witten; waar agter gevoegd is eene tegenstelling van het haagsche puntdicht over de amsterdamsche zamen-spraak, naar de trant van den latijnschen dichter Orbi-lius. Vrijstad 1757. Latijn en holl.
C. C. Boëtius, De schim van Joan van Oldenbarne-veld, aan Philalethes Batavus, verdediger der rampzalige gedagtenisse van Joan de Witt. Leeuw., z. j.
Oldenbamevelds eer verdedigd, tegen den advocaet der vaderlandsche kerk. Amst. 1773.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 29
J. Perizonius, Laudatio funebris Mariae II, Angliae, Franciae, Scotiae, Hiberniaeque reginae augustissimae. Lugd. Bat. 1695. Fol.
Placaet ende ordonnantie, waerna, ten behoeve van de gemeene saecke, van wegen de staten generael der ver-eenigbde Nederlanden binnen de steden, forten en landen van Brabant, Over-Maze, de landen van Vroonbove, Vlaenderen ende de lande van Cuyck, ressort van desen staet, sal gecollecteert werden het middel van 't kleyn zegel, van alle acten, schriftuyren, bewys-stucken, en alle andere instrumenten daer in vermeit, 's Grav. 1695. 4.
Lysten van de rechten van inkomen en uytgaen op de koopmanschappen, manufacturen en waren, van den 21 December 1680 en 27 November 1682, 19 Augustus 1683, 11 December 1684 en 15 November 1697. Na de copie van Brussel in 's Grav. 1706. 4.
Verbaal wegens het openen van het testament van Willem m. Naar het origineel H. S. berustende in de verzameling van A. D. Schinkel. Utr. 1851.
(L. Coster) Nederland in rouw over het afsterven van Willem de darde, koning van Groot Brittanje. Amst. (1702).
(F. Halma) Zegengroet aan zijne doorluchtigste hoog-heit Johan Willem Friso, ftirst tot Nassau enz., by 't overzenden van 't leven van Wilhem den III, het tweede deel, door L. Rotgans in heldendicht beschreven. Amst. 1701.
(F. Halma) Krijgstrompet gestooken op de verklaringe des oor logs, van den staat der vereenigde Nederlanden, en zijne bondgenooten, tegens de koningen van Frankrijk en Spanje. Amst. 1702. 4.
(P. de Ghemmenich) Gloria ac felicitas anni 1702, sive plausus publicus super felici rerum successu, quo Deo beare placuit rempublicam belgarmn cum ejusdem sociis ac foederatis contra Gallos et Hispanos. Leov. 1702. 4.
(J. Sande) Nederlands zegepraal en voorspoed van wa-
30 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
penen tegens de Fransen en Spanjaarden in den jaare 1702 gezongen. 1702. 4.
C. Schellinger, Carmen encomiasticum in expeditionem exercituum reipublicae belgicae et Magnae Britanniae re-ginae anni 1703 et propempticum in classem dictae re-ginae et reipublicae destinatam augustissimi principis Ca-roli III, Hispaniarum et Indiarum regis et Batavis in Lusitaniam per oceanum itineri. Leov. 1704. 4.
G. Coetier, Oratio de rebus patriae. Franeq. 1704.
CK Coetier, Area victoriarum sive conspectus anni 1706 oratione. Franeq. 1706.
J. Sande, Zegezang, ter noit gehoorde overwinninge der -wapenen van den staat der vereenigde Nederlanden en haare hooge bondgenooten, tegens de Fransen en Spanjaarden bij Judoigne in Brabandt, op pinksterdag 1706. Leeuw. 1706. 4.
F. Witsen, Victoriarum bujus anni poëtica commen-datio. Amstel. 1706. 4.
G. G. Vreede, Correspondance diplomatique et militaire du due de Marlborough, du grand-pensionnaire Heinsius et du trésorier-général des provinces-umes, Jacques Hop (1706, 1707); publiée d'après les manuscrits originaux. Amst. 1850.
U. A. Evertsz et G. H. M. Delprat, S. van Goslinga, Mémoires relatifs k la guerre de succession de 1706— 1709 et 1711, publiées au nom de la Société d'histoire, d'archeologie et de linguistique de Frise. Leeuw. 1857.
(K. Boon van Engelandt) Op de oorlogstoerusting der bondtgenoten in den jare 1707. 4.
C. Schellinger, Epinicium in gloriosas expeditiones exercituum atque classium Magnae Britanniae reginae, et reipubhcae belgicae atque confoederatorum principum anno 1707 et 1708. Leov. 1709. 4.
Burmania, De insulis captis, 1708 (zonder titel).
(J. A. Roëll) Ode in difficillimam et gloriosissimam, multiplicique victoria insignem hujus anni expeditionem. Traj. ad. Rhen. 1708. 4.
J. Perizonius, Aether Britannis et Batavis militans.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN. 31
seu propicium Dei Numen manifesta prorsus ratione illis praesens in rebus gestis et victoriis ao. 1708 in Belgica partis. Lugd. Bat. 1709. 4.
(P. Vogelsang) Christelyk zegepraal van de zeeghafite wapenen der vereenigde hooge mogentheden in Europa in heerlyke veroveringen en overwinningen dese voorleden somer des jaars 1709. Leeuw. 1709. 4.
C. Scliellinger, Epinicium in gloriosam expeditionem exercituum Magnae Britanniae reginae et reipublicae bel-gicae, atque confoederatorum principum, anno 1709. Leov.
1710. 4.
(Gr. Menthen) Laetitia publica sive carmen triumphale in gloriosissimam juxta et felicissimam britannorum, bel-garum et sociorum militiam, jam inde ab illo tempore, quo Galli Neomago abscedere coacti sunt, usque ad ab-solutam anni 1709 expeditionem. Hag. Com. 1710. 4.
C. Scbellinger, Epinicium in gloriosam expeditionem exercituum Magnae Britanniae reginae et reipublicae ba-tavae atque confoederatorum principum anno 1710. Leov.
1711.
(J. Lamigue) Stances sur la mort imprevue et deplorable de son altesse serenissime, monseigneur le prince d'Orange et de Nassau etc., le 14 Juillet 1711. 4.
(W. de Geest) De friesche maagd, gekleet in de allerdiepste rouw, volgt dus klagende het lijk van zijne doorluchtige boogbeit, Joban Willem Friso, prins van Oran-gien en Nassauw enz. Leeuw. 1712. 4.
G. Perizonius, Godts boogbeit en 's menscben nietig-beit, vertoont in een lijkrede over Jesaias XL, 22—24, toegepast op de droevige en onverwagte doot van den doorlugtigen prince van Oranje en Nassau, Joban Willem Friso. Leeuw. 1712. 4.
(C. G. Braam) Op den vreede van Utregbt. Harl. 1713. 4.
F. Halma, Godts wraakzwaardt over Nederlandt, ver-
32 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
toont in de zwaare sterfte onder 't rundtvee. Leeuw. 1714. 4.
Placcaet, resolutie, generale ordonnantie, mitsgaders ordre van verpachtinge, ende procederen. Item particuliere ordonnantiën ende instruction op 't collecteren en innen van de generale middelen van stadt Groningen ende Ommelanden. Gron. 1717. 4.
Resolutie en placaat op den ophef van de convoyen en licenten, mitsgaders de lyste van de inkomende en uyt-gaande regten. 's Grav. 1725. 4.
Verbael gehouden door de heeren H. v. Beverninck, W. Nieupoort, J. v. d. Perre en A. P. Jongestal, als gedeputeerden en extraordinaris ambassadeurs van de heeren staten generael der vereenighde Nederlanden, aen de republyck van Engelandt. 's Gravenh. 1725. 4.
J. D. Gruys, Zeetriumph uitgegalmt ter inhuldiging van W. K. H. Friso in Groningen, 15 Sept. 1729. Gron. 1729. 4.
Het tractaat van vergelijk en verdeeling over de goederen van de nalatenschap van Orange, geslooten tus-schen zijne majesteit den koning van Pruyssen, en zijn doorluchtige hoogheid den prins van Oranje en Nassau. Leeuw. 1732. 4.
H. G. Bornman, In nuptias Guilielmi IV Arausionen-sinm principis et Annae Magnae Britanniae principis hereditariae. Leov. 1734. 4.
(A. Lycklama a Nyeholt) De zegepraalende vryheid en godsvrucht over het echtverbond van den alderdoorluch-tigsten prins en vorst quot;Wilhem Karei Henrik Friso, prins van Oranje en Nassau, met haare koninglyke hoogheid Anna, kroonprincesse van Groot Brittanje. Daar achter: (J. Tiboel) Huwelijks-vreugde op het echtverbond enz. (Leeuw. 1734.) 4.
Spiegel der waarheid, waarin, door de zamenspraak tusschen een arminiaan, en een patriot, vertoont en be-weezen word de geledene schade van onze republyk in de voorgaande oorlogen, waarin ons land door eenige heerschzugtige regenten eener voornaame koopstad was ingewikkelt. Harderw. 1739.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 33
Verhandeling van de vryheit in den burgerstaet. Leid. en Middelb. 1737.
Vrijmoedige bedenkingen over de vrijheid. Strekkende tot een vervolg van de Vrijheid in den burgerstaat. Amst. 1738.
Schuite-praatje ofte samenspraak tusschen drie heeren, met de schuit reisende van Amsterdam na den Haag, welke aan malkander haar geboorteplaats, sentimenten en liefhebberij ontdekken, en vrindelijk te samen discoureren over saken van deese tyt.
Schuite-praatje ofte samenspraak tusschen vier heeren, met de schuit reisende van Leeuwarden na Groeningen, over menschen, saaken en boeken van deese tyt.
Jagt-praatje ofte discours tusschen een groeninger, een dockumer en twee zeeuwze heeren, .... over de verhandeling van de vrijheid in den burgerstaat. Leeuw. 1737.
Jagt-praatje ofte samenspraak tusschen een leyenaar, een groeninger en een franeker, waarin verhandelt worden verscheiden stoffen rakende de oude en hedendaagse gesteltheit van de nederlandse republyk, 2® st. Leeuw. 1738.
Jagt-praatje ofte discours gehouden tusschen een groeninger , amsterdammer en harlinger, over de hedendaagse leevensbeschrijvingen der princen van Orangen, hollandsche keurdichten, de vryheit in den burgerstaat enz., 3e st. Leeuw. 1738.
Aanhangsel van de vrymoedige bedenkingen over de vryheid. Strekkende tot een vervolg van de Vryheid in den burgerstaat. Dienende tot antwoord van het Jagt-praatje of discours, gehouden tusschen een groeninger, amsterdammer en harlinger. — Alsmeede een beantwoor-diging van de verhandeling van landeryen, en byzonder in de provinciën van Holland en West-Vriesland, als meede in Zeeland. Amst. 1739.
P. Bakker, Nederlands water-nood van den jaare 1740 en 1741. Amst. 1741. 4.
Alle de brieven en extracten rakende de promotie van Z.H. den prince van Orange en Nassau tot luitenant-generaal.
3
34 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
H. van der Deyster, Naamregister der heeren militaire officieren enz., alsmede gouverneurs, commandanten enz., in dienst en onder 't gebied van haar hoog mogende veranderd. Leyden 1743.
(J. Oudaen) Hercules, of de geklopte patriotten. 1747.
O. Z. van Haren, Aanspraak gedaan als president van den raad van staate der vereenigde Nederlanden, en corps ter vergaadering van haar hoog mogenden verscheenen, op den 29 December 1746, tot overbrenging van de generale petitie en staat van oorlog voor het jaar 1747.
Openhertige t' zamenspraak tusschen Kees en Jaap, en een oud grootje van Scheveningen, in den jare 1747.
J. Bent, Verhandeling van het recht, dat de pachters der verpachte en in hunnen loop afgeschafte gemeens lands middelen van Augustus en October 1747, mitsgaders April 1748, hebben vergoeding te vraagen. Met een aanhangsel of vervolg, waarin het regt der geenen, welke de plondering, ter zaake van de gemeene lands middelen hebben ondergaan; alsmeede dat van de pachters der karosse-gelden 1746, om herstelling en vergoeding te vraagen, werd aangewezen. Hoorn. 4.
J. W. C. Ie Jeune, Uittreksels uit brieven, geschreven gedurende, en betrekking hebbende tot het beleg der stad Bergen-Op-Zoom, in het jaar 1747.
De pace reipublicae servanda paraenesis ad belgas. Traj. ad Eh.
(B. Taats) Ter verkiezing van Willem Carel Henrik Friso tot stadhouder capitein generaal en admiraal der provincie van Zeeland, 25 April 1747. 4.
(P. Lollema) Toejuiching aan Wilhem Carel Henrik Friso, verheven tot stadhouder capitein generaal en admiraal der vereenigde Nederlanden, 15 Mei 1747. 4.
(C. F. van Sytzama) Ter verheffing van Willem Carel Hendrik Friso tot stadhouder capitein generaal en admiraal der zeven vereenigde provintien. Gron. 1747. 4.
(F. A. Tegneus) Zegenzang ter verkiezinge van Willem Carel Hendrik Friso, verheven tot stadhouder capitein
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 35
generaal en admiraal der vereenigde Nederlanden, 15 Mei 1747. 4.
(C. F. van Sytzama) Veldzang op de geboorte van Anna, princes van Orange. Gron. 1746. 4.
(C. F. van Sytzama) Lier-zang ter geboorte van Willem de Vde, prince van Orange en Nassau. Gron.
1748. 4.
L. C. Valekenaer, Oratio de prisca et nupera rerum belgicarum vicissitudine in annum liberi Belgarum imperii centesimum, Guilhelmo V natalem, et insignem pace fir-mata. Franeq. 1749. Fol.
L. C. Valekenaer, Over de oude en onlangs bespeurde wisselvalligheid der nederlandscbe zaaken, ter gelegenheid van het honderdste jaar onser gestaafde vrijheid, 't geboortejaar van den Vden Willem, en aanmerkelijk door liet vredeverbond, vertaald door E. W. Hist. Leeuw.
Ordre en reglement op de wagten en andere saeken in de respetive guarnisoensplaatsen. 's Gravenh. 1749. 4.
Gedresseerde ordre op de handeling van de snaphaan, 's Gravenh. 1749. 4.
Ordre en reglement, waar na sig de troupes soo te voet als te paard van 's lands militie marcheerende of logeerende over den bodem van den staat, preciselijk sullen hebben te reguleeren. 's Gravenh. 1750. 4.
Het juiste merkteeken van een oprecht beminnaar zijns vaderlands, zoowel overheid als onderdaan, .... of, spiegel voor alle ware- en schijnpatriotten, in dezen tijt opgehangen door * * * * Kotterd. 1750.
Eerste brief van een hollands koopman over de gegrondheid van 't crediet van Frankrijk en Engeland enz.
(C. F. van Sytzama) Visscherszang ter 7de verjaring van Carolina, princes van Orange, 28 Febr. 1750. 4.
(L. W. van Merken) Troostzang aen H. K. hoogheid over den dood van den erfstadhouder, 22 Octb. 1751. Amst. 4.
36 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
S. de la Douespe, La republique pleurant son chef ou fragment de sermon coinposée k l'occasion de la mort du prince d'Orange. La Haye 1751.
P. L. S. Muller, De traanen eenes volks over het verlies van een eminent opperhoofd, voorgestelt in een leerreden over Deut. XXXIV: 8, ter gelegentheit van 't verlies van wijlen Z. H. D. den heere prince van Oran-jen en Nassau. Leeuw. 1751. 4.
(A. M. de Jong) Lijktraenen gestort op de onverwagte en zeer smertelijke dood van Z. Igt;. H. quot;Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orange en Nassau, 22 Oct. 1751. Leeuw. 1751. 4.
(A. Hemrica) Treurzang op het smertelijk overlijden van onzen geliefden erf-stadhouder Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orange en Nassau. 4.
F. Oudendorp, Laudatio funehris Guilielmi Caroli Hen-rici Frisonis, die 7 Febr. 1752. Lugd. Bat. 1752. Fol.
P. Wesseling, Oratio in obitum serenissimi Arausionen-sium principis Wilhelmi Caroli Henrici Frisonis, totius foederatae Belgicae praefecti terraque et mari imperatoris. Traj. ad Eh. 1752. Fol.
L. Offerhaus, Laudatio funebris Wilhelmi Caroli Henrici Frisonis, Arausiae et Nassaviae principis foederati Belgii gubernatoris hereditarii. Gron. 1752. Fol.
C. E. Trotz, Oratio de immortalitate legum instaura-toris Wilhelmi IV, principis Auriaci. Fran. 1752. 4.
J. Schrader, Epicedion celsissimo ac serenissimo Arau-sionis et Nassaviae principi Guilielmo Carolo Henrico Frisoni, foederatae Belgicae gubernatori hereditario, et summo terra marique imperator! dictum. Franeq. 1752. Fol.
E. W. Higt, J. Schraders lijkklagt over den doorluch-tichsten en magtigsten prince Willem Karei Hendrik Friso, prince van Oranje en Nassau, uit latijnsche in nederduitsche dichtmaat overgebragt. Leeuw. 1752. 4.
(O. Z. van Haren) Lijkreeden over Willem de IV, prince van Orange en Nassau. Leeuw. 1766.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 37
(R. van Noord) Poematium in honorem serenissimi ac celsissimi principis Gmlielmi, cum septimum aetatis annum ingrederetur. Franeq. 1754. 4.
Tafel van 't geene elk ende een yegelyk van de seven vereenigde provinciën in een voor-gegeven somme moet contribueren. Leeuw. 1754. Fol.
(L. D.) Aerdige dog te gelyk zeer schrandere vraag van een hollandschen boer aan ziinen landheer, 's Gravenh. 1758.
Ebauche du caractere de S. A. R. madame la prin-cesse royale d'Angleterre, princesse d'Orange et de Nassau , douairière de Guillaume IV et gouvernante des sept provinces unies. 4.
F. Oudendorp, Laudatio fiinebris principis Annae, die 26 Febr. 1759. Lugd. Bat. Fol.
P. Wesseling, Oratio in obitum regiae Britanniarum principis Annae, serenissimi Wilhelmi Caroli Henrici Fri-sonis Arausionensis et Nassaviae principis viduae, tutorio celsissimi filii Wilhelmi V nomine Belgicae gubernatricis. Traj. ad Rhen. 1759. Fol.
D. van de Wijnperse, Serenissima et regia princeps Anna, celsissimi principis Wilhelmi IV vidua, Belgii foe-derati tutorio nomine gubernatrix, post gloriosam et vitam et mortem laudata. Gron. 1759. Fol.
J. Schrader, Epicedion regiae Britanniarum principi Annae, quae tutorio serenissimi et celsissimi filii Gui-lielmi V nomine foederatum Belgium gubernavit dictum. Franeq. 1759. Fol.
Bemoediging aan den vrijen Nederlander over het afsterven van princesse Anna, doar. van Z. D. H. prins Willem IV, voorgevallen den 12 Januarij 1759.
(J. Schrader) Natalicium carmen filio serenissimi et celsissimi Caroli Christiani, principis Nassavio-Weilburgici ac serenissimae et celsissimae Carolinae, Arausionis et Nassaviae principis. (1760.)
Reedenrijkers zanglied toegezongen aan den heere Venereus Nero Ahenobarbus door Dikajophilus Misotyrannus.
38 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Het wissel- en wondertoneel van den jaare 1763 of verzameling der geschriften, welke over de veelvuldige bankroeten zijn in 't licht gekomen.
J. Schrader, Epicedion Mariae Ludovicae Hassocassel-lanae principi et Arausionensi viduae dictum. Franeq.
J. H. Schrader, Lijkrede over Openb. XIV, vs. 13, ter gelegentheit van het smertelijk afsterven van Maria Louise landgravin van Hessen-Cassel, vorstin douairiere van Oranje en Nassau. Leeuw. 1765.
J. Schrader, Pannesvricum carmen Gulielmo V. Fran.
1766. Fol.
A. Weis, Akademische redenvoering tot zijne door-luchtigste hoogheid Willem den vijfden, prinse van Oranje en Nassau enz., uit naam en last van den academischen senaat in de gehoorzaale van 's lands hooge schole uitgesproken. 1766. 4.
J. Ratelband, Salomons droom verklaart bij gelegent-heid, als Z. D. H. Willem V, prinsse van Oranje en Sassauw, meerderjaarig geworden sijnde, op 8 Maart 1766 'jlegtiglijk aanvaarde het ervstadhouder-capitein- en admiraal-schap over de Nederlanden. Franek. 1766. 4.
(P. Burman en H. de Bosch) Celsissimo Arausionensi et Nassavio principi Gulielmo V, foederatorum Belgarum ethnarchae inaugurate d. 8 Mart. 1766. Aan zijne door-luchtige hoogheid Willem V, prins van Oranje en Nas-san, tot erfstadhouder der vereenigde Nederlanden ingehuldigd 8 Maart 1766. Amst. 1766. 4.
D. J. Slotsboo, Vreugdegalm der zegen vierende vrijheid toegewijd aan Willem V, prince van Oranje en Nassauw, ter gelegentheid dat Z. D. H. de regeeringe zelf aanvaarde. Leeuw. 1766. 4.
De wakende en droomende denker en onderzoeker over den oorsprong en de klagten wegens den tegenwoordigen slegten tijd. Amst. 1771.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN. 39
Eeuwzang op het verlaten beleg van Groningen op den 28 van Oogstmaand 1672. Gron. 1772.
Het nut der stadhouderlijke regering aangetoond bij gelegenheid der geboorte van Willem Fredrick. Alkm. enz. 1772.
P. Dortsma, De rhytmus monachicus of monnikendeun der broederschap van vrijheid en tolerantie naauwkeurig onderzocht. Vooraf gaat een getrouwe waarschouwing aan alle welmeenende vaderlanders tegen seeker nieuw boek, onder den misleidenden titel: Het nut der stadhouderlijke regeering, aangetoont bij geleegenheit der geboorte van Willem Frederik. 's Gravenh. 1773.
P. Hommo, Het zoogenaamde nut der stadhouderlijke regering, aangetoond bij gelegenheid der geboorte van Willem Frederik. Amst. 1773.
Naukeurige beschrijving van den vreesselijken storm en ongemeene hooge watervloed van den 14 en 15 November 1775. Franek. 1775.
Het boek anonymi, genaamt Deutero-Jubüon.
Missive van een amsterdamsch koopman, aan zijn vriend in Gelderland, over de behandelingen der engelschen, de memorien der engelsche en fransche ministers, en verdere zaaken hiertoe betrekkelijk. (Amst. 29 Dec. 1778.)
H. van Alphen, Nederlandsche gezangen. Amst. 1779.
Engelsche syllogismen, of korte verzameling van alle de bewijzen der beste en vaderlands-gezindste schrijveren, over den tegenwoordigen toestand van zaken tusschen Engeland en Holland. Arnh. 1779.
Lettre d'un marchand d'Arnsterdam, a un depute aux etats-généraux des provinces-unies des Pays-Bas.
Mémoire sur les intéréts essentiels de la republique. Precédé d'une lettre d'un gentilhomme de Gueldre, sur un livre intitule observations d'un citoyeil d'Arnsterdam sur le mémoire présenté aux etats-généraux, par monsieur le chevalier Yorke. 1779.
Brief van een goed patriot over de memorie door den
40 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
heere ambassadeur van Groot-Britannien aan H. H. M. de HH. staaten-generaal gepresenteerd den 9 April 1779.
L'avocat pour et contre, ou resumé historique et phi-losopliique de tout ce qu'on a écrit sur la liberté da commerce des munitions navales, suivi du jugement des plai-deurs. Brux. 1779.
G. Titsingb, Bedenkingen over de schaarschheid van zeevarend volk in het gemeen, en het verval onzer nationale zeevaart in 't bijzonder. Amst. 1780.
Het politiek systema van de regeering van Amsterdam in een waar daglicht voorgesteld, en haar gedrag tegens de beschuldiging van den ridder Yorke, bescheidenlijk verdeedigd in een brief aan een heer van de regeering in Zeeland. (1780.)
Aanmerkingen op de zeldzaame memorie van den ridder Yorke, ambassadeur des konings van Groot Brit-tannien den 10 Nov. 1780 aan H. H. M. overgegeven. 1780. Fol.
Redevoering van eenen engelschman ter verdediging zijner natie, in welke betoogd wordt, dat niet alleen de tegenwoordige handelingen der engelsche regeeringe het welzijn van haare onderdaanen maar ook tegelijk het wezenlijk geluk der Nederlanderen en andere volkeren behartigen. 1780.
Zaaken van staat en oorlog, betreffende de vereenigde Nederlanden, zedert het begin van het jaar 1780, XXV dln. Amst. 1788—92.
Het engelsch nieuw-jaars compliment, of samenspraak tusschen een zee-officier, geweeze koopman, noordholland-sche boer en een duitscher, over de rencontre voorgevallen op den laatsten December en eersten January, tusschen het engelsch esquader onder de commodore Fielding en het hollands esquader onder den schout bij nacht graaf van Byland. Amst. 1780.
Gesprek, tusschen een vaderland-minnend burger, en een patriottisch regent, over de tegenwoordige tijds-om-standigheden.
J. A. Nodell, Libertas batava. Elegia. Camp. 1780. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEBLANDEN. 41
Consideratien, in hoe verre het verbieden van naaia-looze geschriften dienstig is, en welke daar onder moeten hegreepen worden. 1781.
Gepaste aanspraak van eene talrijke en aanzienelijke societeit van welmeenende en onpartijdige lieden aan hun vaderland, ingerigt naar de konstig aaneengeschakelde, en sierlijk uitgewerkte aanspraak door de regeering van Amsterdam aan zijne doorlugtige hoogheid gedaan 8 Junij 1781.
Harmodius Friso, Aanspraak aan Willem V, erfstadhouder etc., 3e druk. A6. 1581.
De hritsche psalmen, gezongen in Engeland, eenige daagen voor het bloedig zee-gevegt, tusschen de hollan-ders en engelschen, op 5 Augustus 1781, en nu tot gemak des zangers, de muzijk nooten, op eenen sleutel gesteld. 12.
De mode. Amst. 1781.
(V. d. Kemp) Aan het volk van Nederland. Ostende 1781.
De met bangenetten en scherpe patroone gewaapende burgerwagt of gesprek tussen een burger en boer over den 8 Maart, de verjaardag van zijn D, hoogheit.
A. Contraduc, De mof meesterknegt of de vader met zijn zeeven dochters, tooneelspel in vijf bedrijven. Batav. 1781.
Brief van een heer uit Leeuwarden aan Z. H. den hertog van Brunswijk Wolfenbuttel. 1781. Fol.
Twede, en veel sterker briev, dan de eerste, van een ander heer uit Leeuwarden aan Z. H. den hertog van Brunswijk quot;Wolffenbuttel. 1781. Fol.
Batavus Sincerus, Oud nieuws, of lijkzangen op Willem II en Willem III, met ophelderende aanteekeningen. Ten dienste van alle vrijheidlievende vaderlanders, naar de origineele handschriften van dien tijd in 't licht ge-geeven, met een opdragt aan Willem V. 1782.
Twee brieven aan P. Camper, volmagt ten landsdage enz. Amst. 1782.
42 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
Brief over de waere oorzaak van 's lands ongeval, gevonden tussclien Utrecht en Amersfoordt. 1782.
Nederland aan deszelfs zeehelden. Amst. 1782.
Lanterne magique of toverlantaern, vertoonende zeer duidelijk de wonderlijke zaaken die in deezen wonderlijken tijd voorvallen. Zevende vertoning. 1782.
Dappere heldendaad van den grooten heer Jansen, lieut. ter zee, en aanlegger van het plaizier-reisje van Kaatje Mulder enz. naar 's Hage. Middelb.
Aanmerkelijke droom van zeeven steene beelden, vertoont op een delfsche kermis.
De stemme des volks of hartroerende smeekbeede van alle welmeenende vaderlanders aan alle de leeden der hooge regeering des lands, en Neêrlands erf-stadhouder.
Wie illumineerd met mij ter eere van den baron van der Capellen, heere tot den Pol? opgedraagen aan alle vaderlanders, in spijt der engelsche en hertogs-gezinden, Ie- st. Kampen.
De betoverde schoolmatres of rotterdamsche tover-his-torie. Eene echte en alzints waare gebeurtenis, in deze dagen te Botterdam voorgevallen.
Patriottische cathechismus, ofte onderwijzinge in de suyvere waare patriottische gevoelens der Nederlanderen. quot;s Hage.
De vuile gewinzoekers ten toongesteld, hunnen bedrie-gelijken handel gemeld; 't caracter der paskwilschrijvers beschreeven, om aan de waereld van zulk volk een afschrik te geeven. Blijspel. Febr. 1782.
De tot rekenschap gevorderde comptoir knegt. Toneelspel. Schied. 1782.
Lettre a l'auteur de la feuille hebdomadaire intitule le politique hollandois par un vrai hollandois.
Copie missive van een heer van Botterdam aan zijnen vriend te Amsterdam over de goedvinding van de pluraliteit der heeren vroedschappen in de eerstgemelde stad. om geene recommandatien van Z. H. meer te respecteeren en over het niet vertrekken der oorlogschepen na Brest, 1782,
GESCHIEDENIS. ■GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 43
Apologie voor den vaderland-lievende pensionaris der stad Amsterdam, Mr- Engelbert Francois van Berckel. Vervat in eene missive van een heer uit Delft aan zijn vriend te Amsterdam. Rott. enz.
Concept-request aan H. H. Mog. de heeren staaten generaal der vereenigde Nederlanden, voor burgers, in-en opgezeetenen van dezelve landen, ter verwijdering van den hertog Louis van Brunswijk Wolvenbuttel. Kotterd. enz. (1782).
Request van burgeren en ingezeetenen der stad Amsterdam omme de reëele verwijderinge des heere hertog van Brunswijk Wolffenbuttel enz. 1782. Fol.
J. Slicher, Beëdigde verklaring, met betrekking tot het fameuse dank-adres aan Willem de V, stadhouder enz. in December 1782. In Holl. 1784.
Aan-spraak van den hertog Louis van Brunswijk Wolffenbuttel aan Z. D. H. Willem de V. — Bij gelegenheid van het neemen van zijn afscheid en vertrek na zijn gouvernement 's Hertogenbosch, 's Hage enz.
Justificatie van Willem de V, erfstadhouder enz. 1783.
Zamenspraken gehouden in het rijk der dooden tus-schen Willem Carel Hendrik Friso, Mr- Jan Hop en M1'-Pieter Burman.
't Oranjehof.
Naamlijst der uitmuntende patrioten, beschermeren van land en stad, de manhafte leden welke hebben ingeteekent in het onlangs opgerichte vrij-corps te Rotterdam. 1783.
De heklencorpsen van Dordrecht, Rotterdam en Schiedam vertoond in dien staat waarin dezelve zich thans bevinden. 1783.
Een historie van belang, voorgevallen op de exercitieplaats te Dordrecht, met zeeker burger en stads-dril-meester, bij het verrichten der publique exercitie. 1783.
Het polietiecque goudschaaltje, waarop de memorie der heeren burgemeesters en raaden der stad Amsterdam, en de missive van den veldmaarschalk hertog Louis van Brunswijk tegens elkander staatkundig en onpartijdig ge-woogen worden. Amst.
44 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN.
Parodie op de vaderlandsche feestzangen door Pieter Yrede, voor eene maaltijd ter aankweking van vrijheid-liefde. Gehouden bij de garnaalwijvenmarkt in het Doelistehuis, den 26 April 1783. Amst. enz.
De advocaat en boezemvriend van Js. Ie Francq van Berkhey, verdedigende de zeetriumph der bataafsche vrijheid en de eere van Willem de vijfde. In Holland
P. Vreede, Lierzang, ter eere van Hendrik Hoofd Danielsz., burgemeester van Amsterdam. Leyd. 1783.
Beredeneerde catalogus eener verzameling van schilderijen der eerste meesters van Nederland, 's Hage.
Alle oogen wagten op Uw o heeren H. M. heeren staaten generaal. Amst.
Treur-bazuin, uitgalmende den rampzaaligen toestand, waarin de republiek, door den willekeurigen vreedebreuk van den roomschen keizer Joseph den tweeden, zig ge-bragt ziet enz. 1784.
Brief van een waare patriot van Amsterdam aan zijn vriend te Utrecht, aangaande de zooveel gerugt makende missive van de koning van Pruyssen. Amst. 1784.
Samenspraak tusschen Corn, van Oeveren en Catrina Mulder, bijgenaamd Kaat Mossel. 1784.
Viertal dichtstukken, bij gelegenheid van de overgifte der vaendelen aen, en het eerste uittrekken van het genootschap van wapenhandel, onder de spreuck: voor vrijheid en vaderland binnen Leyden. Leyd. 1784.
(F. van Aken) Op de afvuuring van het leydsche genootschap van wapenhandel, ter spreuke voerende: Voor vrijheid en vaderland, gedaan den 30 van Herfstmaande
1784.
(F. van Aken) Aan de muitzucht na het oproer in Leyden, den 9 Junij 1784 en volgende dagen voorgevallen. Leyden enz.
(J. A. Eepelaer) Aan mijn vaderland, ter gelegenheid van den vrede met Engeland, getekend op den 20 van Bloeimaand 1784.
Kapport van gecommitteerdens van hun Ed. G. M.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 45
staaten van Holland en Westvriesland, nopens den staat van 's lands frontieren, magazijnen en arzenaalen. In Holland 1784.
De jonge savojaard met zijn nieuwe toverlantaarn pas uit zijn land gekomen, met zich gebracht hebbende vertooningen van den besten smaak voor prinsen en hertogen — edelen en burgers.
Levens-beschrijving van prins Ernst Louis van Bronswijk W olffenbuttel.
Kort voorstel van het geene omtrent den overgang van Lodewijk hertog van Brunswijk in den dienst van de republicq der vereenigde Nederlanden, en deszelfs conservatie in den gemelden dienst is voorgevallen. Fol.
Het gedrag van jonkheer A. P. van der Capellen, aan het publicq door hem zelve opengelegt. 's Gravenh. 1784. #
Zamenspraak in het rijk der dooden, tusschen Willem Heemskerk en Joh. Derk baron van der Capellen tot de Poll, met Joh. van Oldenbarnevelt, Jan en Cornelis de Witt en Petrus Burmannus. Arnh. enz.
De klagende maegt van Holland, verzeld van keerdicht, waer in de lasteringen van dezelve tegen de hooge overigheid op een bondige wijze wederlegd worden.
De donderslag der schuldigen, weegens de onheilen der landen. In Holland.
De aristokratie óntmomd en heilzame raadgevingen aan de ingezetenen der zeven vereenigde Nederlanden, die onselukkielijk aan de antipatriotische partij zijn verknocht. In Holland 1785.
Klagten van' eenen grijzen hollander wegens den te-genwoordigen toestand van het vaderland. Leid. enz.
Beantwoording van eenige weinige vraagen door een oud regent, aan zijne landsgenooten voorgesteld. Arnh. enz,
Nieuw-jaarsdag. Hekel-dicht. Amst.
Ontwerp om de republiek door eene heilzaame ver-eeniging der belangen van regent en burger, van binnen gelukkig, en van buiten gedugt te maaken. Leid. 1785.
R. J. Schimmelpenninck, Verhandeling over eene wel
46 amp;ESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
ingerigte volksregeering. Uit het latijn vertaald door A. B. Swart. Leid. 1785.
Iets aangaande hetgeen onlangs te Amsterdam tusschen de regeering en burgers voorgevallen is.
Amsterdamsche brieven, geschreeven aan den wel eerw. en zeer geleerden heer F. A. van der Kemp. Amst.
1785.
Noodige ophelderingen op de missive van Mr- H. Cal-koen aan den wel eerw. zeer gel. heere F. A. v. d. Kemp.
Verzameling van staats-stukken in de zaak van het commando over het guarnisoen van den Haag.
Consideration op de memorie van zijne hoogheid, rakende het commando van het guarnisoen van den Haag,
1786.
Verzameling van staatsstukken, rakende de oproeren van den 4 September 1785 en 21 Maart 1786 in 's Hage enz., 2 st. Amst. 1786.
De Mercurius der elizeesche velden, of staats-berig-ten uit het rijk der dooden, om te dienen tot opheldering der vaderlandsche hedendaagsche historie in deze laatste tijden. Amst. 1786. 12.
S. Stijl, Astrea, friesche lierzang, bij gelegenheid van het gebeurde te Utrecht, den tweeden van Oogstmaand 1786. Harl. en Utr. 1786. •
Historisch verhaal van het gepasseerde te Leyden, met de propositie van geheimhouding enz. Leyd. 1786.
Eerkrans voor den steller van het rapport omtrent de leydsche propositie van geheimhouding, den heer Mr- Jan Luzac.
Weerklank op den aanspraak van de heeren gedeputeerden der stad Amsterdam aan Z. H., of aanspraak van gecommitteerden van het sleepersgilde van genoemde stad aan den heer president burgemeester.
Missive van het hof rakende hun Ed. Gr. Mog. resolutie van 28 Junii en publicatie van 23 February 1786. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 47
Missive van het hof met hunne aanmerkingen op het advies van gecommitteerde raden op de missives van den hoogen raad en het hof, concerneerende H. Ed. Gr. Mog. resolutien van 18 en 24 Maart, en de pubKcatie van 24 Maart 1786. Fol.
Missive van een oud regent, over de waare oorzaaken van den rampspoedigen en gevaarlijken staat van de re-publiecq. (1786.)
Missive van een oud predikant over de waare oorzaaken van den rampspoedigen en gevaarlijken staat van de republiek. Tot eene bijlage bij de missive van een oud regent.
Politieke bedenkingen en onderrigtingen van een oud en geweezen officier der burgerije van Amsterdam, aan zijn neef, onlangs ook officier geworden. Voorgesteld in twee brieven. Amst. 1786.
Vervolg der politieke bedenkingen en onderrigtingen enz. Derde en vierde brief. Amst. 1787.
Tweede vervolg der politieke bedenkingen en onderrigtingen enz. Vijfde en zesde brief. Amst. 1787.
Propositie van de hoog wel geb. gestrenge heeren baron van Palland tot Zuithem, baron de Vos van Steen-wijk tot den Hogenhof, baron van Haersolte tot den Doorn, baron de Vos van Steenwijk tot Nijerwal, baron Sloet tot Marksveld, gedaan ter staatsvergadering van de provincie Overijssel, 8 September 1786.
Heldenzang op de defensie van Hattem enz. In drie zangen. 1787.
De weezen aan Grod en aan de burgerij der stad Ley-den, bij den aanvang des jaars 1787.
S. Stijl, Aan den heer Hendrik Hooft Danielsz., wegens den 26 February 1787.
De gevonden brieventas met patriottische stukken, kunnende als een elfde vervolg, op de nederduitsche en la-tijnsche keurdigten, aangemerkt worden, verloren door G. M. Harl.
Pluto, mof en vluchteling. Tooneelspel.
Janus, 1747—1787. 4.
48 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
De oranjeboomen door Frank de Vrij. In Holland.
De orangeboomen contra, door Vrij de Frank, aan Frank de Vrij. Amst.
Missive van de staaten van Gelderland, aan de staaten van Holland, in dato 16 Augustus 1787. Nij meg. 1787.
A leurs altesses serenissime et royale k l'occasion de leur heureux retour, par les enfans de la maison de cha-rité wallonne de la Haye (1787).
Den 18 September 1787.
Capellen (1787).
G. Paape, Grondwettige herstelling van het geluk der nederlandsche maatschappij, volgens de wijsgeer te en mensch-kunde. Eotterd. 1787.
C. W. Decker, Proeve eener verhandeling over de natuur en uitnemendheid der herstelde regeeringswijze van de nederlandsche republiek. Amst. 1787.
Beknopt vertoog ter aanprijzinge van eene uitgebreidere amnestie, als heilzaam voor het gemeenebest, en overeenkomstig met de waare belangen van den souverein, door een vredelievenden vries.
Bedenkingen van een waar beminnaar van zijn vaderland, over 't afvorderen van schavergoeding en andere personeele vervolgingen weegens voormalige niet vader-landsche gedragingen en denkwijs. Amst.
Smeekschrift aan Neêrlands Debora. Bruss. 1788.
De uitgeweeke en mishandelde patriot tot moed en bedaardheid aangespoord, en het gewis verderf van het trotsche Oranje, en van de heerschzugtige aristocraten voorspeld. St. Omer 1788.
De lotgevallen der nederlandsche burgers, welke door de troupen van zijne pruissische majesteit, in de maand September van het jaar 1787, zijn krijgsgevangen gemaakt. Bruss. 1788.
De ronde taal van het hollandsche hart, aan het oor van het fransche ministerie, of twee brieven, de eene van
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 49
den fransclien minister Lambert, en de andere van den heer van Hoey, gedeputeerde der hollandsche vlugtelingen, betreffende de omstandigheden der laatstgemelden, en de handelwijzen die het ministerie omtrent dezelven houdt. St. Omer 1789.
C. L. van Beyma, Eemarques sur la requète du sieur Valckenaer, refugié hollandais. 1789.
Rapport van den geweezene commandant van Gorin-chem Ales. Ph. van der Capellen. Parijs 1789.
De hollandsche vaderlander, een waare geschiedenis van het laatst der agttiende eeuw. 1790.
Verhaal van het voorgevallene ten opzichte der uitge-weeken Nederlanders, die zich, zedert de omwenteling in de republiek der vereenigde provinciën, te St. Omer, Bethune en Gravelines in Frankrijk bevonden hebben.
1790.
Antwoord aan den heere C. L. van Beyma, op des-zelfs in November 1789 uitgegeeven stukje, getyteld: Re-marques etc. In Holland 1790.
Andwoord aen den heer Joh. Valckenaer, op deszeivs eersten brief. St. Omer 1790.
W. ten Houten, De middag der fransche vrijheid of de vreez voor de parijsche lantaarn. Blijspel. Duink.
1791.
Joujou de Normandie. Kopij van het oorsprongelijke, gecollecteerd in de nieuwe kerk 9 Maart 1791.
Aanmerkingen op den brief van uitschrijvinge van eenen dank-, vast- en bedendag over de republiek der vereenigde Nederlanden, tegens Woensdag den 30 Maart 1791. Doornick 1791.
Discours prononcé le 15 Mai 1791, par quelques pa-triotes hollandois a la société des amis de la constitution séante a Paris.
Onderzoek of de republiek den oorlog moet verklaren aen Vrankrijk of niet; voorgedragen in een tweeden brief van mylord G**m, aen een voornaem heer uit de pro-vintie van Utrecht. Uit het fransch vertaeld. Lond.
50 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
Bericht aan de Batavieren. Door Condorcet, lid van de nationale conventie in Frankrijk. Duink. 1792.
Rapport en ontwerp van decreet, voorgesteld aan de nationaale vergadering door den heer Eamel, lid van het comité van liquidatie, betreklijk de hollandsche vlugtlin-gen, zie in Vrankrijk bevindende. Uit het fransch. Duink. 1792.
(C. L. van Beyma) Het caracter van den heer J. Valc-kenaer. Uit zijne eigene daaden en woorden opgemaakt. St. Omer 1792.
Verzameling van eenige brieven gewisseld zederd April 1791 tusschen den heer d'Osmond, ge weezen minister ple-nipotentiaris van Vrankrijk bij den staat der vereenigde Nederlanden, en Coert Lambertus van Beyma, voorheen gecommitteerde staat van Vriesland. Uit het fransch enz. St. Omer 1792.
T. Vaderlander, Brief aan Jacob Elias, hoofd-officier te Amsterdam, wegens het verbieden en doen ophaalen van den brief aan het fransche volk, van T. Paine. In Holland 1792.
L. P. van de Spiegel, Brieven en negotiation, geduu-rende den jongsten oorlog van dezen staat met de fransche republiek. quot;Waarbij gevoegd zijn veele authentique stukken, strekkende tot beter verstand van dezelve brieven, III dlrw Amst. 1803.
(J. A. Repelaer) Het vaderland in 't begin des jaars 1793.
Blauw en van Irhoven van Dam, Geschiedkundig verhaal van het gedrag der nederlandsche gemeenebest-ge-zinden geduurende den tegenwoordigen oorlog, 3de dr. Leyd. enz.
Breda verovert en herovert in 1793. Met bijlagen. Breda.
Omstandig verhaal der merkwaardigste bijzonderheden, die bij de inneeming en weder-ontruiming der stad Breda, door de Franschen, hebben plaats gehad. Alkmaar enz., 1793.
J. Scharp, Lierzang aan mijne landgenooten in den oorlog van het jaar 1793. Tweede druk. Rotterd.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 51
F. J. Winter Tromp, Lierzang bij het afsterven van J. A, Zoutman, den onsterfelijken overwinnaar op de Doggersbank. Dordr. 1793.
Zestal vaderlandsche klink-dichten. Amst. enz.
Missive aan den generaal Dumouriez en twee dichtstukjes. (1793.)
Eerzuil voor den dapperen hopman J. M. van Kropff. Amst. 1793.
Eer-lauwrieren voor de dappere helden, de heer capi-tein J. S. Haringman en de heer luitenant W. O. Bloys van Treslong enz. Amst.
Wijsgeerige staat- en historiekundige brieven, tusschen een gevoelig Nederlander en 't beminnelijkste batavische meisjen. Amst. 1793.
Adres van Anacharsis Cloots aan de bataafsche sansculottes. 13 November 1793.
Adres van Robespierre. 3 December 1793.
J. Scharp, Lierzang bij geleegenheid van de 46 verjaaring van Z. D. H. Willem den vijfden, op den 8 Maart 1794. Rotterd.
W. Goede, Leerrede over de redelijke, christelijke, republiekeinsche vaderlandsliefde, naar aanleiding van 2 Petri I, vs. 7b, gehouden op den avond van den alge-meenen dank-, vast- en bededag, 26 Maart 1794. Amst. 1794.
H. W. van der Ploeg, Een woord op zijn tijd, of hoe zal een christen zich gedraagen in deeze bedenkelijke omstandigheden? Voorgesteld in eene leerrede over Ephes. V, vs. 15, 16, den 17 Aug. 1794. Crefeld.
J. G. C. de la Saussaye, De voordeden van den oorlog en de gevaaren van de vreeden, in het tegenswoordige tijdsgewrigt. Leerreeden op 26 Maart 1794. Amst. 1794.
Publicatie van 25 Aug. 1794, van 't geheim committé van revolutie in Nederland. Plano.
Aan de Bataven (Oproeping 1794). Fol.
Adres aan de vroedschap van Amsterdam door burgers
52 UESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
dier stad, over den komst van den prins van Oranje en den hertog van York aldaar, en de vrees voor engelsch garnisoen.
Adres en aanbod der amsterdamsche burgerije aan prins Willem III en aan heeren burgemeesteren van Amstel-dam, van eene groote burgerwapening tegen de fran-schen in 't jaar 1673, — ter navolging voorgesteld. Amst. 1794.
Iets aangaande hetgeen onlangs te Amsterdam tusschen de regeering en burgers voorgevallen is.
Beoordeeling van het werkje van H. v. Alphen, ge-tytelt: de waare volksverligting. 1794.
Y. van Hamelsveld, Die kaatst moet den bal verwachten, of gesprek tusschen I. en K., over de recensie van de lijkreden door P. van Hemert gehouden op A. A. van der Meersch, voorkomende in de vaderlandsche Bibliotheek, dl. IV, No. 12, bl. 547.
Op de afbeelding van den burger-generaal Charles Francis Dumourier.
De representanten van het fransche volk, bij het noord-lijk leger, aan de ingezetenen van Nederland, en in het bijzonder aan de burgers van Amsterdam, 12 Oct. 1794. Plano.
Les representans du peuple francjais envoyés prés les armées du Nord et de Sambre et Meuse aux Bataves, 20 Oct. 1794.
Daendels, generaal major bij de fransche armee, aan zijne geldersche en overijsselsche landgenooten. 21 Oct. 1794. Plano.
Proclamation des representants du peuple, pres les armées du Nord et de Sambre et Meuse aux Bataves. 31 Octob. 1794. Holl. en fransch.
Kabbie Kabiel Lynzo, Het boek der chronieken der Nederlanders, beschreeven in de oostersche stijl. Amst. 1795.
Naauwkeurig verslag van de zo onverwachte, als roem-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 53
rijke, en tegelijk eerste zeetogt van Neerlands dapperen admiraal generaal Willem V, benevens deszelfs luisterrijke aankomst te London.
Vreuede lied bij den zeegen der vrijheid op den 18 en 19 Jan. 1795. Fol.
Lofdicht aan Gode, ter gelegenheid van de zegepraal der Franschen en het invoeren van de leere van vrijheid en gelijkheid, door het vclk in Nederland. Leeuw. 1795.
Rechten van den mensch en burger geërkend en verklaard door de provisioneele representanten van het volk van Holland bij publicatie van 31 Januarij 1795. 12.
De rechten van den mensch en burger door de representanten van Holland vertoond, en de pligten van den mensch en burger door een oprechten patriot er tegen over geplaatst, met aanteekeningen bij de verklaaring der representanten van Holland, van 31 Jan. d. j., en een bijvoegsel wegens de aanstaande nadere bepaling der rechten van den mensch en burger. Amst. 1795.
Constitutioneele acte voorafgegaan door de verklaring der regten van den mensch en burger. In het vlaamsch vertaald door de Volkssociëteit te Duinkerken. Leeuw. 1795.
Iets voor de bataafsche patriotten.
Het committé central revolutionair der landprovinciën aan derzelver ingezetenen. Leeuw. 1795. Plano.
Gedachten over de vraage: of de representanten des volks hunne vergaderingen behooren te houden met opene deuren ? Leeuw.
Welmeenende raad of aanspraak aan het volk van Nederland. Amst. 1795.
Verhandeling over de oorzaaken van het verval, en opgaave van middelen ter verbeetering van onzen alge-meenen welvaart. Amst. 1795.
H. W. Lozeman, Garther of het verwarde huishouden. Toneelspel.
Echte opgaave van den staat der goederen en inkomsten van den ge weezen stadhouder Willem V. Leeuw. 1795.
54 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
Lijst der jaarlijksche inkomsten van den stadhouder en zijn huis, met betrekking tot Nederland. Leeuw. 1795.
Extract uit het register der resolutien van de H. M. heeren staaten generaal, 29 Mey 1795. Fol.
J. Heringa, Godsdienstige redenvoering ter gelegenheid van de geslotene en geratificeerde alliantie tusschen de fransche en nederlandsche republieken, 's Hage 1795.
Extra-courant van Saturdag 4 Julij 1795.
J. H. van Swinden, Advis over de nationaale conventie ter vergadering van de provisioneele representanten van het volk van Holland, op den 22/24 Julij 1795. Amst.
Gesprek van Minerva met den burger Eleutheriophilus Weetgraag gehouden binnen Amsterdam, 13/14 Aug. 1795. Amst. enz.
Het uitmuntend adres van het committé centraal generaal, resideerende in 's Hage, met eenige nuttige aanmerkingen opgehelderd. Leeuw. 1795.
G. Paape, De wederkeerende patriot aan de burgers van 's Hertogenbosch. 1795. 4.
J. Valckenaer, Redevoering over de plichten van een bataavsch burger, vooral bij eene staats-omwenteling. Uit het latijn vertaald door G. C. C. Vatebender. Gouda.
Extract uyt het register der resolutien van de H. M. heeren staaten generaal der vereenigde Nederlanden, 14 Oct. 1795. Fol,
Het plan conciliatoir nopens het daarstellen eener nationaale conventie door de respective gecommitteerden ter vergaderinge van H. H. M. heeren staten generaal der vereenigde Nederlanden geexhibeerd, 14 Oct. 1795. Gron.
De historie der politieke eeden, verklaringen en beloften, voor den jaare 1795, en de zes eerste maanden van 1796. Eene waare nederlandsche geschiedenis. Middelb.
N. N. de Vries, Onderzoek of en in hoe ver de representative souverainiteit van eene republiek moet in-gerigt zijn naar derzei ver volkrijkheid. Harl. 1796.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 55
S. H. Vernede, Iets over het succinct rapport of be-rigt der commissie tot onderzoek naar de finantieele en politicque gedraagingen der regenten, amptenaaren en ministers van liet voorig bestuur. Amst. 179G.
Publicatie van 21 January 1796.
J. A. Hemminga, Verhaal van het gebeurde in eenige agtereenvolgende grondvergaderingen, te Gouda; voor-uaamlijk betrekking hebbende op het decreet van het provintiaal bestuur van Holland, van 9 Maart 1796 enz. Rott. (1796).
Dibbetz, Adres aan de nationale vergadering, 29 Maart 1796. 4.
Publicatie te Amsterdam, 29 Mei 1796. Plano.
J. L. Huber, Aan het volk van Nederland. Amst. enz. 1796.
Reglement voor de bataafsche gewapende burgermacht, gearresteert bij de nationaale vergadering representerende het volk van Nederland, den 13 Sept. 1796. Leeuw. 1796.
Batavus aan zijne landgenoten, ter gelegenheid dat eene nieuwe constitutie, voor het volk van Nederland, werd vervaardigt. Amst. 1796.
Plan van constitutie voor het volk van Nederland. Haag 1796.
Lettre du citoyen Dibbetz au citoyen Moreau, général francais (fr. et holl.). (31 Decb. 1796.)
Provisioneele aanmerkingen op het rapport der commissie tot onderzoek van het committé van administratie der fransche troupen in deeze republiek. Hage 1797.
Rapport, behelzende een nieuw ontwerp der verklaaring van rechten en pligten van den mensch en burger. In den Haag 1797.
Ontwerp van staatsregeling voor het bataafsche volk.
Ontwerp van constitutie voor het bataafsche volk, dooide nationale vergadering ter goed- of afkeuring aan hetzelve volk voorgedragen. In den Haag 1797.
Welmeenende raad aan mijne landgenooten van beide partijen, om door vereenigde pogingen een einde aan de
56 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
revolutie te maken. Gevolgt van een korte aanspraak aan Mr- Philippus Verbruggen. In Holland 1797.
Dagverhaal der handelingen van de tweede nationaale vergadering representeerende het volk van Nederland. Zitting van 17 October 1797. 4.
Translaat uit de fransche republicain. (1797.)
Betoog dat eene onverdeelde regeeringsvorm in een gemeenebest uit haren eigen aart, onbestendig en voor de vrijheid van den staat gevaarlijk zijn moet.
Publicatie van het uitvoerend bewind der bataafsche republiek, wegens de heffing van de bezittingen en inkomsten, 30 Novb. 1798. 's Hage 1798.
Nederland op het einde van de 18de eeuw, aan prins Willem den eersten, verdediger der batavische vrijheid. In Holland.
J. van Esen, Memorie aan het vertegenwoordigend lichaam des bataafschen volks, den 6 Jan. 1800 ingezonden. Hage 1800.
S. Stijl, Vredezang bij den aanvang van de negentiende eeuw. Harl. 1801. 4.
Proclamatie van het uitvoerend bewind der bataafsche republiek, een nieuw ontwerp van staatsregeling aan den volke aanbiedende, 14 Septemb. 1801, met het ontwerp, 's Hage 1801.
Een hollandsch burger aan het britsche gouvernement, bij gelegenheid van de overwinning, behaald door den dapperen nederlandschen admiraal Yerhuell, den 17 en 18 van Hooimaand 1805.
Brieven over de tegenwoordig in omloop zijnde geruchten, omtrend eene nadere vereeniging van de bataafsche republiek met Frankrijk. Amst. 1806.
Kort en voorloopig berigt wegens de verschrikkelijke verwoesting der stad Leyden, door het springen van een schuit met buskruit geladen, liggende in de gragt van het Rapenburg, op Maandag den 12 Jan. 1807. llott.
R. H. Arntzenius, Dichterlijk tafereel der stad Leyden,
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 57
in den avond en nacht van den 12 van Louwmaand 1807. In den Haag 1807.
(F. B.) Klaag-zang bij het ongeval 't welk de stad Leyden getroffen heeft, op Maandag den 12 Jan. 1807. Utrecht (1807).
Klaagzang op het treurig ongeval de stad Leyden overkomen, 12 Jan. 1807. Utrecht.
(N. C. Brinkman, quot;Wed. C. van Streek) Treurzang bij 't ongeluk, dat de stad Leyden getroffen heeft, op Maandag 12 Jan. 1807. Amst. 1807.
Aan den geest van Barthold Schwartz, uitvinder van het buskruid, bij gelegenheid van het verschrikkelijk lot, de stad Leyden getroffen, op den 12 Jan. 1807, door 't springen van een schip met buskruid geladen. Amst. 1807.
(E. S.) Leidens ramp geene Gods-straf. Lierzang. Amst. 1807.
Zijn alle de christen-geestelijken huichelaars? of uitnodiging tot een mondgesprek aan den maaker van den lierzang, getiteld: Leidens ramp geene Gods-straf. Amst.
J. van Leeuwen, Op de verlossing van Nederland en de terugkomst van eenige vriesche jongelingen, geroepen tot de eerewacht des franschen keizers. Leeuw. 1813.
A. A. van Boelens, Aan mijn vaderland. Leeuw. 1814.
J. Scheltema, Vergelijking van de afschudding van het spaansche juk, in 1572, met die van het fransche, in 1813. Amst. 1813.
Briefen van A. aan Z. Leyd. 1813.
H. Bosscha, Belgica libera, ad principem Gulielmum Auriacum, carmen festum. Amstel. 1814. 4.
J. Suasso de Lima, Uitboezeming bij het plegtig intreden van Z. K. H. Willem Frederik George Lodewijk en H. K. H. Anna Paulowna. 's Grav. 1816.
E. A. Borger, Op de bevalling der prinses van Oranje. Leiden 1817.
G. H. van Senden, Empfindungen bei der Vermahlung
58 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
des Prinzen der Niederlande Friedrich Wilhelm Carl, mit der Prinzessin von Preussen, Louise Augusta Wil-helmina Amalie. 1825. 4.
D. Fockema, Iets betrekkelijk de afscheiding van het zuiden en noorden van de Nederlanden. Leeuw. 1830.
D. Fockema, Herinneringen bij opkomende gedachten naar aanleiding van de tegenwoordige omstandigheden. Leeuw. 1831.
(S. Speyert van der Eyk) Regi et patriae, 16 Aug.
1831.
Gedenkboek der vrijwillige flankeur-compagnie groninger en franeker studenten, bevattende benevens de voornaamste bijzonderheden der geschiedenis van dezelve, de stukken betrekkelijk hun oprigting, uittogt en terugtogt. Gron.
1832.
B. H. Lulofs, Aan de dappere studenten van Groningen en Franeker. Gron. 1831.
F. C. de Greuve, Juichtoon en zegezang bij den pleg-tigen intogt van de vrijwillige flankeur-compagnie der studenten van Groningen en Franeker. Gron. 1831.
Feestliederen bij de terugkomst van de vrijwillige flan-keur-kompagnie der groninger en franeker studenten, gedrukt in eenen daartoe opzettelijk vervaardigden tempel op de groote markt te Groningen. 30 Sept. 1831.
L. D. Poitevin, Hommage aux étudians flanqueurs volontaires de Groningue et de Franeker. Groningue 1831.
Album der heeren officieren, onderofficieren en manschappen uitmakende de compagnie vrijwillige flankeurs der groninger hoogeschool en van het franeker athenaeum. Georganiseerd binnen Groningen den 8 Nov. 1830. Fol.
Groninger courant. Vrijdag 26 Nov. 1830.
Tijdschriften en Mengelwerken.
L. G. Visscher, Historisch tijdschrift, II jaarg., 1841) 1842. Utr. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDEKIS DEE NEDERLANDEN. 59
Nieuwsblad voor bibliographie, kunsten en wetenschappen. Eene bijlage tot het historisch tijdschrift. 4.
1. A. Nijhoff, Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, Xdln. Arnh. 1837—1856. Nieuwe reeks, dl. I, II, st. 1—3. 1859—1861.
Overijsselsche almanak voor oudheid en letteren, van 1836—1846, IX dln. Deventer 1835—1845.
Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden, merkwaardige bijzonderheden en statistiek van Utrecht, 1ste serie, IX dln. Utrecht 1835—1843.
Utrecht voorheen en thans, tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht, 2de serie, 1ste jaargang. 1844.
P. J. Vermeulen, Tijdschrift voor oudheden, statistiek, zeden en gewoonten, regt, genealogie en andere deelen der geschiedenis van het bisdom, de provincie en de stad Utrecht, dl. I. Utr. 1847.
Archief, vroegere en latere mededeelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uitgegeven door het zeeuwsch genootschap der wetenschappen, IV st. Middelb. 1856 —1859.
H. Q.» Janssen en J. H. van Dale, Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen, V dln. Middelb. 1856—1860.
Cadsandria, jaarboekje voor 1854. Zeeuwsch-Vlaamsch jaarboekje voor 1855—1857, verzameld door J. H. van Dale» Zeeuwsch jaarboekje voor 1858 en 1859, nieuwe serie, verzameld door J. H. van Dale en H. M. C. van Oosterzee. Schoondijke 1853—1859.
C. K. Hermans, Geschiedkundig mengelwerk over de provincie Noord-Braband, II dln. 's Hertogenb. 1840, 1841.
C. R. Hermans, Bijdragen tot de geschiedenis, oudheden, letteren, statistiek en beeldende kunsten der provincie Noord-Braband, II dln. 's Hertogenb. 1845.
P. Scheltema, Oud en nieuw, uit de vaderlandsche geschiedenis en letterkunde. Amst. 1844.
E. C. Bakhuizen van den Brink, Studiën en schetsen
60 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
over vaderlandsche geschiedenis en letteren, uit vroegere opstellen bijeenverzameld en herzien, I, 1. Amst. 1860.
AlKemeene Gteschiedenis en Staatsregt dep Mederlanden.
Oudste Geschiedenis.
G. Acker Stratingh, Aloude staat en geschiedenis des vaderlands, II dln., 3 st. Gron. 1847—1852.
W. J. Hofdijk, Ons voorgeslacht in zijn dagelijksch leven geschilderd, II dln. Haarl. 1859, 1860.
A. G. B. Schayes, Les Pays-Bas avant et durant la domination romaine, II voll. Brux. 1837, 1838.
A. G. B. Schayes, Eemarques sur la dissertation de M. Roulez, intitulée: de l'origine, de la langue et de la civilisation des peuples qui habitaient la Belgique actuelle a l'arrivée de César.
P. Scriverius, Batavia illustrata seu de Batavorum insula, Hollandia, Zelandia, Frisia, territorio Trajectensi et Gelria, scriptores varii notae melioris, nunc primum collecti, simulque editi. Lugd. Bat. 1609. 4.
S. van Leeuwen, Batavia illustrata, ofte verhandelinge van den oorspronk, voortgank, zeden, eere, staat en godtsdienst van oud Batavien, mitsgaders van den adel en regeringe van Hollandt. 's Gravenh. 1685. Fol.
H. Junius, Batavia, in qua praeter gentis et insulae antiquitatem, originem, decora, mores, aliaque ad eam bistoriam pertinentia, declaratur quae fuerit vetus Batavia, quae Plinio, Tacito, et Ptolemaeo cognita: quae item genuina inclytae Francorum nationis fuerit sedes. Lugd. Bat. 1687. 4.
Antiquitates belgicae of nederlandsche oudtheden. Zijnde d'eerste opkomst van Holland, Zeeland, 't sticht Utrecht, Overijzel, Vriesland, Braband, Vlaanderen enz. Amst. 1700.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 61
G. Bruining, Commentarius in variorum historicorum tradita de rebus belgicis, batavicis, frisicis, sicambricis , aliis nonnullis. Lugd. Bat. 1818.
Ph. Blommaert, Aloude geschiedenis der Belgen of Ne-derduitschers. Gent 1849.
D. de Lange, Korte verhandeling en verklaaring van de gemeenebests bestiering, en leevenswijs der oude Batavieren, van het ampt en de bediening der graaven enz. 's Gravenh. 1730.
P. van der Schelling, De aloude vrijheid, staatsregee-ring en wetten der Batavieren; vergeleeken met die van laater tijden. Rotterd. 1746.
J. Binkhorst, Oratio de frugalitate veterum hujus regionis incolarum. Horn. 1751. 4.
E. Wassenbergh, Verhandeling over dê nietigheid der beschuldiging tegen de oude Bataviers, afgeleid uit zekere plaatz van den puntdigter Martialis. Pran. 1779.
Ph. Blommaert, Julius Caesar in Belgie.
C. E. Hermans, Betoog dat er uit de Commentarii de bello gallico van Julius Caesar volstrekt geen bewijs kan worden getrokken, alsof die veldheer of zijne krijgsoversten in Noord-Nederland oorlog zouden hebben gevoerd, 's Hertogenb. 1839.
Grafelijke regering in Holland. Utrecht-sche Bisschoppen. Vlaanderen en B r a b a n d.
A. Matthaeus, Veteris aevi analecta, seu vetera monu-menta hactenus nondum visa, ed. 2, V voll. Hag. Com. 1738. 4.
M. Stoke, Rijmkronijk, met historie-, oudheid- en taalkundige aanmerkingen, door Balth. Huydecoper, Hl dln. Leyd. 1772. 4.
Die alder excellenste cronyke van Brabant, Hollant, Seelant, Vlaenderen int generael enz. (Antw. 1512.) Pol.
P. C. Boekenberg, Catalogus, genealogia et brevis
62 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
historia regulorum Hollandiae, Zelandiae et Frisiae. Lugd. Bat. 1584.
P. C. Boekenberg, Historiae Batavorum hactenus editae, cum catalogo omnium de rebus Bataviae voluminum eden-dorum. Lugd. Bat. 1592.
M. Vosmerus, Principes Hollandiae et Zelandiae domini Frisiae. Antv. 1578. Fol.
M. Vossius, Annalium Hollandiae Zelandiaeque libri quinque. Amst. 1635. 4.
J. Veldenaer, Chronyck van Hollandt, Zeelandt ende West-Vrieslandt. Uitgegeven door M. Z. van Boxhorn. Leyd. 1650. 4.
W. van Gouthoeven, D'oude chronycke ende historiën van Holland (met West-Friesland), van Zeeland ende van Utrecht. Dordr. 1620. Fol.
Het zelfde werk. 's Gravenh. 1636. Pol.
A. Matthaeus, Chronicon egmundanum seu annales re-galium abbatum egmundensium auctore Fr. Joh. de Ley-dis. Accedunt praeter Theod. a Leydis breviculos Leonis monachi egmundensis breviculi majores historiam comitum continentes, qui Egmundae sepulti. Hag. Com. 1692.
P. C. Boekenberg, Egmondanorum, potentissimae Hollandiae gentis historia et genealogia. Lugd. Bat. 1589.
Cronyek ende historie van het edele ende maehtighe geslachte van den huyse van Egmondt, gelegen in Noort-Hollandt, vierde druck. Alcm. 1646.
P. C. Boekenberg, Prisci Bataviae et Frisiae reges. Item Lugduni Batavorum, et quot;Wassenarae heroum, vetus-tissimarum Hollandiae gentium historia et genealogia. Lugd. Bat. 1589.
P. C. Boekenberg, Historia et genealogia brevis Bre-derodiorum, illustrissimae gentis Hollandiae. Lugd. Bat. 1587.
J. van den Toorn, Geslachtboom van alle de mannelijke nakomelingen uit het oud adelijk stamhuis der hee-ren van Brederode. Amst. 1790.
G. van Loon, Historisch bewijs, dat het graafschap van Holland, sedert het begin der leenen tot den afge-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 63
zwooren Philips den II toe, altijd een leen des duytschen rijks geweest is, enz. Leid. 1748.
Echte bewijsstukken en getuygenissen der schryveren, ter bevestiginge der geweeze leenroerigheid van het hol-landsche graafschap aan het duytsche rijk.
A. Kluit, Historia critica comitatus Hollandiae et Zee-landiae, II torn., 3 voll. Mediob. 1777—1782. 4.
De twaalfde en dertiende eeuw, tafereelen uit de tijden onzer voorouders. Door den schrijver van achttien eeuwen. Amst. 1846.
J. Meerman, Geschiedenis van graaf Willem van Holland, roomsch koning, IV dln. Met een aanhang achter het vierde deel. 's Gravenh. 1783—1797.
Koningskrooning van Hollands grave Willem den tweede, uitgegeven door A. D. S., met inleiding en aanteekenin-gen van J. A. A. Th. Amst. 1859.
S. de Wind. Verhandeling over de vraag: Kan Jacoba van Beijeren uit de hollandsche gravenrei uitgemonsterd en Jan van Beijeren in hare plaats gesteld worden? (1844).
H. W. Tydeman, Verhandeling over de hoeksche en kabeljaauwsche partijschappen. Leid. 1815.
B. Furmerius, Chronicon Joh. de Beka, canonici ul-trajectini, continens res gestas episcoporum sedis ultrajec-tinae et comitum Hollandiae a Christo nato usque ad annum 1345. Franeq. 1611. 4.
B. Furmerius, Historia veterum episcoporum ultrajec-tinae sedis, et comitum Hollandiae, explicata chronico Joh. de Beca, canonici ultrajectini ab anno nativitatis Christi usque ad annum 1345. Et historia Guil. He-dae, praepositi arnhemensis auctoris nunquam editi, com-pleta appendice usque ad annum Christi 1574. Franeq. 1612. 4.
A. Buchelius, Jo. de Beka et Wilh. Heda de epis-copis ultrajectinis recogniti et notis historicis illustrati. Accendunt L. Hortensii secessionum ultrajectinarum libri.
64 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
et S. Petri appendix ad historiam ultrajectinam. Ultraj. 1643. JFol.
A. Matthaeus, De rebus ultrajectinis et inprimis de bello cum. Covordensibus, Tarantiis, seu Drentinis olim gesto auctoris incerti narratio historica. Hag. Com. 1740. 4.
P. C. Boekenberg, Catalogus et brevis bistoria pon-tificum ultrajectensium; item Catalogus et brevis bistoria antistitum egmundanorum. Lugd. Bat. 1586.
P. Divaeus, De Galliae belgicae antiquitatibus liber I. Accessit buic editioni, H. Nuenari de eadem Gallia bel-gica commentariolus. Antw. 1584.
Kronijk van Vlaenderen van 580 tot 1467, II dln. Gent 1839, 1840.
P. Lanssens, Alouden staet van Vlaenderen, voor- en gedurende het leenroerig bestier, gevolgd van eene beknopte etymologische en geschiedkundige beschrijving der steden, en van een groot deel der parochiën, gelegen in het oud graefschap van dien naem. Brugge 1841.
Het beleg van Gent ten jare 965, naer een HS. van Gilles de Voocht (XVI eeuw). Gent 1845.
A. B. G. Schayes, Dagboek der gentsche collatie, bevattende een nauwkeurig verhael van de gebeurtenissen te Gent, en elders in Vlaenderen, voorgevallen, van de jaren 1446 tot 1515. Gevolgd door de kronijk van Vlaenderen, door twee naemlooze schrijvers der XVe eeuw, dl. I. Gent en Eott. 1841,
J. Gaillard, De ambachten en neringen van Brugge, of beschrijving hunner opkomst, bloei, werkzaamheden, gebruiken en voorregten. Brugge 1854.
F. de Vigne, Moeurs et usages des corporations de métiers de la Belgique et du nord de la France, pour faire suite aux recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et des corporations de métiers etc» Gand 1857.
GKSCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 65
C. A. Eethaan Macaré, Oude kronijk van Brabant, naar een onuitlt;res:even handschrift. Utr. 1855.
O O
J. F. quot;VYillems, Rijmkronijk van Jan van Heelu, betreffende den slag van Weeringen, van het jaer 1288. Bruss. 1836. 4.
H. van Wijn, Letter- en geschiedkundige aanteekenin-gen op de rijmkronijk van Jan van Heelu, uitgegeven door W. J. A. Jonckbloet en A. W. Kroon, 's Gravenh. 1840. 4.
P. Heuterus, Rerum burgundicarnm libri sex. Antv. 1584. Fol.
P. Heuterus, Opera historica omnia burgundica, aus-triaca, belgica, de rebus a principibus burgundis atque austriacis, qui Belgis imperarunt, pace belloque gestis. Accessere de veterum ac sui saeculi Belgis libri duo aliaque. Lovan. 1651. Fol.
Regering van Karei V.
L. ab Avila et Zunniga, Commentariorum de bello ger-manico, a Carolo V, caesare maximo gesto, libri duo, a Gulielmo Malineo, brugensi, latine redditi. Antv. 1550.
L. Guicciardini, Commentariorum de rebus memorabi-libus, quae in Europa, maxime vero in Belgio, ab un-detricesimo usque in annum 1560 evenerint libri tres. P. P. Kerckhovio, Actiophanensi, interprete. Antv. 1566.
F. Guicciardini, Historiarum sui temporis libri viginti. Caelio Secundo Curione interprete, II tom. Basil. 1567.
Th. Juste, Les Pays-Bas sous Charles-quint. Vie de Marie de Hongrie, tirée des papiers d'état. Brux. et Paris 1855.
J. D. W. Pape, De levensgeschiedenis van Maarten van Rossem, voornamelijk met betrekking tot de tegenwoordige provincie Noord-Braband. 's Hertogenb. 1847.
5
66 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDERLANDEN.
I. A. Nijhoff, Maarten van Eossem geschetst. (1861.)
J. Dirks, Severinus Feyta, of Leuven in 1542 door Maarten van Kossem berend. Work. 1856.
J. de Saint-Genois et G. A. Yssel de Schepper, Missions diplomatiques de Corneille Duplicius de Schepper, dit Scepperus, de 1523—1555. Brus. 1856. 4.
Ontstaan en vestiging der Nederland-sche Republiek.
V(an) H(ove), Historie der gravelike regering in Holland. Waerbij is gevoegd de oorsprong der nederlandse troublen, weleer beschreven door Viglins Zuichemus ab Ayta, en nu eerst in 't ligt gebraght door V. H.
Het zelfde werkje. Andere druk.
De stadthouderlycke regeeringe in Hollant ende West-Vrieslant. Dat is een kort en bondigh verhael van de gedenckwaerdighste daden ende wercken der hollantsche stadthouders, aenvangh nemende met het stadthouderschap van Willem I, ende eyndigende met de doodt van Willem II. Amst. 1662.
Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-welvaren. Aangewezen door V(an) D(en) H(ove) Amst. 1662.
P. C. Hooft, Neederlandsche histoorien, sedert de oover-draght der heerschappye van kaizar Karei den vijfden op kooning Philips zijnen zoon. Amst. 1642. Fol.
F. Strada, De bello belgico decas secunda, ab initio praefecturae Alex. Farnesii usque ad annum 1590. Eomae 1648.
P. Bor, Oorsprongh, begin ende vervolgh der neder-lantsche oorloghen, in 18 boecken, waerachtelyck en on-partydelyck beschreven , VI dln. 1621. Fol.
E. van Reyd, Oorspronck ende voortganck van de ne-derlantsche oorloghen. Ofte waerachtighe historie van de voornaemste geschiedenissen in de Nederlanden ende elders voorgevallen zedert den jare 1566 tot het jaer 1601, verdeylt in achthien boecken, tweede editie. Arnh. 1633. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 67
E. van Reyd, Historie der nederlantscher oorlogen, begin ende voortganck tot den jaere 1601, daer bij ge-voegt de nederlandsche geschiedenissen dienende voor continuatie tot de doodt van graef Henrick Casimier van Nassau, door J. van Sande. Leeuw. 1650. Fol.
E. Eeidanus, Belgarum aliarumque gentium annales, D. Vossio interprete. Lugd. Bat. 1633. Fol.
H. Grotius, Annales et historiae de rebus belgicis. Amst. 1658.
H. de Groot, Nederlandtsche jaerboeken en historiën, sedert het jaer 1555 tot 1609; met de belegering der stadt Grol en den aenkleven des jaers 1627; als ook het tractaet van de batavische nu hollandtsche republyk en de vrije zeevaert; met aenteeckeningen. Vertaelt door J. Goris. Amst. 1681. Fol.
E. Eremundus Frisius (J. Ghysius), Origo et historia belgicorum tumultuum, immanissimaeque crudelitatis per Cliviam et Westphaliam patratae. Accedit Historia tra-gica de furoribus gallicis. Lugd. Bat. 1619.
E. van Meteren, Historie van de oorlogen en geschiedenissen der Nederlanderen en derzelver naburen, van den jare 1315 tot 1611, X dln. Gorinch. en Breda 1748 — 1763.
J. van de Sande, De waeckende leeuw der Nederlanden. Historie, vertonende 't begin ende voortgangh der nederlandsche oorlogen, ende beroerten tot den vrede 1648. Amst. 1663. 12.
Kort kronykje, behelsende alle de voornaemste geschiedenissen die er in de tijd van 120 jaren van anno 1550 tot 1670 in de Nederlanden, als elders zijn voorgevallen. Amst. 1670. 12.
J. Ie Clerc, Geschiedenissen der vereenigde Nederlanden, sedert den aanvang van die republyk tot op den vrede van Utrecht in 't jaar 1713, en het tractaat van barrière in 't jaar 1715 gesloten, III dln. Amst. 1730. Fol.
(Turpin en Stijl) De opkomst en bloei van de republiek der vereenigde Nederlanden; voorafgegaan door eene verhandeling over de opkomst en den ondergang
68 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
van oude en hedendaagsche republieken. Amst. en Harl. 1774.
S. Stijl, De opkomst en bloei der vereenigde Nederlanden, 2de druk. Amst. en Harl. 1773.
Het zelfde werk, 3de dr. Bruss. en Dordr. 1824.
Ad. Borgnet, De Nederlanden onder koning Filips II. Naar het fransch. Amst. 1852.
Th. Juste, Histoire de la revolution des Pays-Bas, sous Philippe II, II tom. Brux. et Paris 1855.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn beginselen, aard en strekking geschetst (1564—1567). Haarl. 1856.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn eerste wording en ontwikkeling (1567—1572). Haarl. 1858.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje in zijn eerste ontwikkeling en voortgang (1572—1575). Haarl. 1858.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn verderen voortgang (1575—1577). Haarl. 1860.
J. L. Motley, De opkomst van de nederlandsche republiek , met inleiding en aanteekeningen van R. C. Bakhuizen van den Brink, III dln. 's Grravenh. 1857— 1860.
J. L. Motley, History of the united Netherlands: from the death of William the silent to the Synod of Dort, II voll. Hague 1860.
P. Winsemius, Verhael van het recht des conincks van Hispanien op de Nederlanden. Uit het latijn. Fran. 1621. 4.
A. Kluit, Inwijingsrede over 't recht 't welk de Nederlanders gehad hebben, om hunnen wettigen vorst en heer, Philips, koning van Spanje, af te zweren. Leid. 1779.
(De Beaufort) Het leven van Willem I, prins van Oranje, graef van Nassau, stadhouder en capitein-gene-raal van Holland, Zeeland, Utrecht en Vriesland, 2de dr., HI dln. Leid. 1732.
J. Meursius, Gulielmus Auriacus, sive de rebus toto
GESCHIEDENIS, GESCHIEDENIS DER NEPEELANDEN. 69
Belgio tam ab eo, quam ejus tempore gestis, ad exces-sum Lud. Requesensii. Amst. 1638. Fol.
C. H. B. Boot, Encomium Gulielmi I, principis Arau-siae e gente Nassavia. J. H. Burlage, quot;Willem de zwijger (naar aanleiding van het latijn). 's Gravenli. 1848.
E. C. Bakhuizen van den Brink, Het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen, historisch-kri-tisch onderzocht. Amst. 1853.
W. Broes, Filip van Marnix, heer van St. Aldegonde, bijzonder aan de hand van Willem I: Ter inleiding, Margareta van Parma en Katharina de Medicis, Willem I en Hendrik IV, II dln., 3 stukk. Amst. 1838— 1840.
Raoux, Essai d'un éloge historique de Viglius de Zui-chem d'Aytta. Brux. 1787.
R. van Ommeren, Redevoering over Viglius Ayta van Zwichem.
M. L. van Deventer, Het jaar 1566. Eene historische proeve uit den nederlandschen vrijheidsoorlog. Met een voorwoord van R. C. Bakhuizen van den Brink, 's Gravenli. 1856.
M. d' Yvoy van Mijdrecht, Verbond en smeekschriften der nederlandsche edelen. Vermeerderd met eenige aanteekeningen en verrijkt met bijna alle de facsimiles door G. I. Beeldsnijder.
G. Groen van Prinsterer, Antwoord aan M. C. van Hall. (Over a. Hendrick, graaf van Brederode; b. Uitgave van brieven; c. Historische kritiek.) Leiden 1844.
J. W. te Water, Historie van het verbond en do smeekschriften der nederlandsche edelen, ter verkrijginge van vrijheid in den godsdienst en burgerstaat, in de jaaren 1566 en 1567. Uit veele oorspronglijke gedenkstukken saamgesteld, IV stukk. Middelb. 1775—1796.
J. P. van Capelle, Filips Willem, prins van Oranje. Haarl. 1828.
J. Meursius, Ferdinandus Albanus, sive de rebus ejus in Belgio per sexennium gestis. Additur de induciis liber singularis. Amst. 1638. Fol.
70 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
A. P. van Groningen, Geschiedenis der watergeuzen. Leyd. 1840.
K. Nys, Verhael van den aenslag gedaen door Johan Jauregui op het leven van prins quot;Willem van Oranje, 2de uitgave. Antw. 1854.
Stedelijk gymnasium te Leyden, 1856—57, 1857—58, 11 dln. 4. (Daar achter: K. Fruin, Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog.)
H. L. Wichers, Verklaring van het tractaat van de reductie der stad Groningen aan de unie van Utrecht, II stukk. Gron. 1794—1796.
P. Fleming, Oostende, vermaerde, gheweldighe, lanck-duyrighe ende hloedighe helegheringhe ende stoute aen-vallen: mitsgaders de manlycke, cloecke ende dappere teghenweer ende defensie bij den belegerden, in de jaren 1601, 1602, 1603 ende 1604. 's Gravenh. 1621. 4.
Ch. Potvin, Albert et Isabelle, fragments sur leur règne, part. 1. Paris et Brux. 1861.
(A. van Halmael Jr-) Emilia van Nassau, een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands. 1830. 4.
P. Winsemius, Vita, res gestae et mors illustrissimi principis Mauritii, principis Auraicae, comitis Nassaviae etc. Fran. 1625. 4.
(De Beaufort) Het leven van Frederik Henrik, prins van Oranje, graaf van Nassau , stadhouder en kapitein-generaal van Gelderland, Holland, Zeeland, quot;West-Vriesland, Utrecht en Overijssel, H dln. 's Gravenh. 1737.
H. Hugo, Obsidio Bredana armquot;'. Philippi HII, auspi-ciis Isabellae, ductu Ambr. Spinolae perfecta. Editio se-cunda. Antv. 1629. Fol.
D. Heinsius, Rerum ad Sylvam-ducis atque alibi in Belgio aut a Belgis anno 1629 gestarum historia. Lugd. Bat. 1631. Fol.
M. Z. Boxhornius, Historia obsidionis Bredae et rerum anno 1637 gestarum. Lugd. Bat. 1640. Fol.
V. Gaillard, De 1'influence exercée par la Belgique sur les provinces-unies, sous le rapport politique et intellec-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 71
tuel, depuis rabdication de Charles quint jusqu'a ]a paix de Munster (1555—1648). Brux. 1855.
Sedert den Munsterschen vrede.
De Wicquefort, L'Mstoire des provinces unies des Pais Bas, depuis le parfait etablissement de eet etat, par la paix de Munster, torn. I. La Haye 1719. Fol.
F. J. K. van Hoogstraten, De chambre mi-partie van het munstersche vredestraetaat. Eene bijdrage tot de geschiedenis der nederlandsche diplomatie. Utr. 1860.
L. van Aitzema, Verhael van de nederlandsche vree-dehandeling. Op nieuws gecorrigeert en met eenige stucken vermeerdert, II din., 1 bd. Amst. 1653. 4.
L. van Aitzema, Historie of verhael van saken van staet en oorlogh, in, ende ontrent de vereenigde Nederlanden, beginnende met 't uytgaen van den treves, en eyndigende met den jaere 1669, XIV dln. 's Gravenh. 1657—1671. 4.
L(ieuwe) V(an) A(itzema), Herstelde leeuw of discours over 't gepasseerde in de vereenighde Nederlanden in 't jaer 1650 ende 1651. 's Gravenh. 1652. 4.
Het zelfde werk. Amst. 1654. 4.
(W. J. C. van Hasselt) De loevesteinsche gevangenschap. (1650.)
(De Beaufort) Het leven van Willem den H, prins van Oranje, graaf van Nassau, stadhouder en kapitein-generaal van Gelderland, Holland, Zeeland, West-Fries-land. Utrecht, Overijssel en Stad en Landen, II dln. 's Gravenh. 1738.
quot;W. J. Knoop, La republique des provinces-unies en 1672 et 1673. Étude militaire. Traduction fra^aise par P. G. Booms. Bois-le Due 1854.
W. Temple, Aanmerkingen over den staat der vereenigde nederlandtsche provinciën. Amst. 1693. 12.
N. Ypeij, Commentarius de rebus gestis Mennonis Coe-horni. Franeq. 1771.
72 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEKLANDEN.
N. Ypeij, Gedenkschrift der uitgevoerde daaden van den grooten Menno baron van Coelioorn. Uit het latijn. Fran. 1772,
J. G. W. Merkes, Memorie, behelzende eenige der belangrijkste krijgsgebenrtenissen, gedurende het leven van Menno baron van Coehoorn. 's Gravenh. 1825.
J. quot;W. van Sypesteyn, Het leven van Menno baron van Coehoorn, beschreven door zijnen zoon Gosewin Theodoor baron van Coehoorn, uitgegeven en met aan-teekeningen vermeerderd in naam van het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1860.
J. van Leeuwen, Herinnering aan Sicco van Goslinga. Workum 1844.
A. F. E. Jacobi, Verward Nederland, of geschiedenissen der vereenigde Nederlanden, van den jaare 1780— 1787, met de daarop gevolgde omwending van zaaken in de republiek. Naar het Hoogduitsch, II dln. Amst. 1792.
C. L. Vitringa, Gedenkschrift, IH stukk. Arnh. 1857 —1860.
S. van Slingelandt, Staatkundige geschriften, IV dln. Amst. 1784, 85.
J. Wagenaar, Historische verhandeling over de natuur, uitneemendheid en paaien der waardigheid van stadhouder in de vereenigde provinciën. Amst. 1787.
K. Metelerkamp, De regeringsvorm der vereenigde Nederlanden, 1° dl. 's Gravenh. 1814.
H. W. Tydeman, Drie voorlezingen over de voormalige staatspartijen in de nederlandsche republiek. Met aanteekeningen en bijlagen. Leid. 1849.
J. quot;W. van Sypesteyn, Het leven en karakter van J. B. graaf du Monceau, oud-maarschalk van Holland, 's Her-togenb. 1852.
J. TV. van Sypesteyn, Geschiedenis van het regiment hollandsche hussaren. 's Gravenh. en Amst. 1849.
J. W. van Sypesteyn, Geschiedenis van het regiment rijdende artillerie. Zalt-Bommel 1852.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 73
Sirtema de Grovestins, Le baron Robert Fagel. La Haye 1857.
Het leven van Willem George Fredrik, prince van Orange. Kotterd. 1802.
W. J. Knoop, Beschouwingen over Siborne's geschiedenis van den oorlog van 1815 in Frankrijk en de Nederlanden, en wederlegging van de, in dat werk voorkomende, beschuldigingen tegen het nederlandsche leger, 2de druk. Breda 1847.
W. J. Knoop, Quatre-bras en Waterloo. Krijgskundige beschouwingen, 's Hertogenb. 1855.
J. Bosscha, Het leven van Willem den tweede, koning der Nederlanden. Amst. 1852.
(H. W. Tydeman) Fragmenta sermonis a decedente rectore magnifico academiae Lugd. Bat. habiti d. IX Feb. a. 1846.
W. B. Bergsma, De acht tafereelen van den gecostu-meerden optogt, den 25 Junij 1851 door het utrechtsche studenten-corps te houden, in hun historisch verband beschouwd. Utrecht 1851.
H. J. Koenen, De nederlandsche boerenstand historisch beschreven. Haarl. 1858.
H. J. Koenen, Geschiedenis der joden in Nederland. Utr. 1843.
J. Dirks, Geschiedkundige onderzoekingen aangaande het verblijf der heidens of egyptiërs in de noordelijke Nederlanden. Utr. 1850.
J. Dirks, Nieuwe bouwstoffen voor de geschiedenis van het verblijf der heidens of egyptiërs in Nederland. 1855.
E. van Bevere, Les Pays-Bas et la maison d'Orange-Nassau. Brux. 1860.
74 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDERLANDEN.
J. C. de Jonge, Geschiedenis van het nederlandsche zeewezen, 2de dr.. Ill din., dl. IV, st. 1. Haarl. 1858 —1861.
J. C. W. Ie Jeune, Het brie ven-postwezen in de republiek der vereenigde Nederlanden. Utr. 1851.
E. Gr. Lagemans, Eecueil des traités et conventions conclus par le royaume des Pays-Bas avec les puissances étrangères depuis 1813 jusqu'è, nos jours, IV torn. La Haye 1858, 1859.
Tractaat tusschen de staaten generaal der vereenigde Nederlanden en de regeeringe van Algiers. Geslooten in het jaar 1726. 's Gravenh. 1726. 4.
Tractaat tusschen de staten generaal der vereenigde Nederlanden en de regeeringe van Tripoli. Geslooten in het jaar 1728. 's Gravenh. 1729. 4.
J. C. de Jonge, Nederland en Venetie. 's Gravenh. 1852.
D. M. M. d'Hangest baron Yvoy van Mijdrecht, Frank-rijks invloed op de buitenlandsche aangelegenheden der voormalige nederlandsche republiek. Arnh. 1858.
J. Bosscha, De duitschers en de Nederlanden voor den munsterschen vrede, 's Gravenh. 1847.
J. Scheltema, Peter de groote, keizer van Eusland, in Holland en te Zaandam, in 1697 en 1717, II dln. Amst. 1814.
(W. Eekhoff) Friezen in Rusland vóór en onder keizer Peter de groote. 12.
Dagverhaal van Jan van Riebeek, eerste gouverneur aan de Kaap de goede Hoop, 1651. Utr. 1848.
Journael van 't begin, voortgang en eynde des oor-loghs tusschen den koning van Macassar en de O. I. compagnie in 1666—69, onder het beleydt van Com. Speelman. Leeuw. 4.
Missive van gecommitteerde bewindhebbende van de
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 75
west-indische compagnie, ter vergadering van thienen, te Middelburg. October 1786. Fol.
Missive van bewindhebberen der oostindische compagnie, tot antwoord op H. H. M. resolutie van 20 Julij 11., om op te geeven de middelen om te stuyten de onderneming van Spanje om op de Philippijnsche eilanden te handelen. October 1786. Fol.
Buitenlandsche staatkunde en geschiedenis tot die der Nederlanden in betrekking staande.
Tijs en Gijs of eerste saamen-spraak tussen deselve over een bijzonder courant-nieuws, in rijm en onrijm t' saamengestelt door A. S. 's Hertogenb. 1742.
Een brief van Jan aan Trijn, geschreven uit de winter-kwartiering van Bergen in Henegouwen. Voor 't meerderdeel sprekende van den pretendent van Engeland. Gerijmt door Adriaan Sam. 's Hertogenb. 1744.
Samenspraak tussen een hollandse en een franse matroos, in de bataille op zee bij de engelse, 's Hert. 1744.
Brief van den jongen pretendent Karei Stuart, 's Hert. 1744.
Lof-dight op het al te langdurig leven en het al te ontijdig sterven van sijne heilige eminentie de Fleury. Keul. 1743.
Op het afbeeldsel van een zeeker kardinaal, met het einde van zijn dood-verhaal. 1743.
Aenspraak door den marquis de Fenelon, ambassadeur van den koning van quot;Vrankrijk, bij de heeren staten generaal, en oorlogsdeclaratiën van Vrankrijk tegens Hon-garijen van 26 April, en tegens Engeland van 15 Maart 1744.
Copie van een authentique onderschepte opmerkelijke brief, geschreven door vader Patrik Graham, almoezenier en bigtvader van den zoon des pretendents in Schotland,
76 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
aan vader Benedictus Yorke, titulair bisschop van St. Davids, te Bath. Uit het engelsch. 's Hert. 1745.
Vervolg van het boeren praatje, of tweede t' saemen-komst van Leen, Kees en Neel, praetende over den tegenwoordigen toestand van zaeken, het toedammen der killen, en de nieuwe belasting, 2de druk.
De geschillen der engelschen met hunne volkplantingen in America van de eene en andere zijde voorgedragen in twee redevoeringen, en de beoordeelingen daarvan. Uit het engelsch vertaald. Leyd. 1776.
H. Goodricke's aenmerkingen op Dr- Price's leer en grondbeginselen van burgerlijke vrijhsit en regeering, voorgesaen door een brief aen eenen vriend over de
O O
vermeende voorrechten der americaensche volkplantingen beschouwd met opzigt tot recht en billijkheit. Leid. 1777.
Der Friesen vreugde over het vrij verklaaren van Amerika, den studenten van Franeker toegezongen, toen zij deezen heuglijken stap der republiek plegtig vierden door het afsteeken van een vuurwerk. 4.
Frieslands vreugde, ter gelegenheid dat een vuurwerk op 17 Junij 1782 in Franeker, ter eeren van de vrije verklaaringe der staten van Amerika is afgestoken. 4.
Le politique errant. Lond. 1785.
J. C. Lavater, De zwitzersche patriot, of de landdrost Felix Grebel, gelukkig overwonnen. In 't neder-duitsch vertaald door Hendrik Bergh, 2 de druk. Amst. 1786.
Memorien (1788).
Dufriche Valazé, Rapport aan de nationaale conventie gedaan, uit naam van de buitengewoone commissie van vier en twintigen, in de zitting van den 6 November 1792, over de misdaaden van den geweezen koning enz., 2de dr. Amst. 1792.
J. P. Eabaud, Beknopte geschiedenis der fransche staatsomwenteling. Uit het fransch. Paris en Leyd. 1792.
J. P. Rabaud, Staatkundige aanmerkingen over de tegenwoordige omstandigheden. Paris en Leyd. 1792.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 77
Levensbeschrijvingen van de voornaamste helden der fransche revolutie.
G. Paape, Karei Willem Ferdinand hertog van Bruns-■wijk Lunenburg, of de zegevierende pruisschen en oostenrijkers in Vrankrijk. Duink. 1792.
't Hoen, burger van Frankrijk, Victorielied voor Fre-derik quot;Willem koning van Pruissen, en Ferdinand hertog van Brunswijk. In Holland 1792.
Verzameling van alle de stukken, gevonden in het cabinet van den koning der franschen, bij den heer de la Porte enz., zederd den 10 Augustus 1792, welke, ingevolge het decreet van de nationale vergadering, door daartoe benoemde commissarissen zijn geinventariseerd, en aan de departementen en armeen verzouden. Uit het fransch vertaald, 1ste st. Haarl. 1792.
quot;Weinig bekende gedenkschriften wegens bet voorgevallene te Parijs, op den 2 en 3 September 1792. Uit het fransch vertaald, 's Gravenb. 1793.
Twee merkwaardige gesprekken, een gehouden den 8 October 1792, tusschen de pruissische veldheeren hertog van Brunswijk en Kalkreuth aan de eene, en de fransche generaals Labaroliere en Galbaud aan de andere zijde, en het ander, gehouden den 11 October 1792, tusschen de generaals Dillon en Galbaud, met den generaal Kalkreuth.
Briefwisseling van den generaal Miranda met den generaal Dumourier en de ministers van oorlog Pache en Beurnonville, zedert Januarij 1793 enz. 's Hage.
E. Maulde Hosdan, Discours prononcé a la convention nationale le Samedi 16 Mars, l'an second de la repu-blique framboise. Paris 1793.
J. F. Zöllner, Dank-rede over de wederinneeming der stad Mentz, door de troupen van zijne majesteit den koning van Pruissen, op den 22 Julij 1793. Uit het hoog-duitsch. Amst. 1793.
Algemeene en volledige naamlijst van de leden der nationaale conventie met hunne stemming, betreffende den
78 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
dood van Lodewijk den XVI, koning van Frankrijk. Haarl. 1793.
Lodewijk de XVI aan het fransche volk, gezongen te Parijs, in het fransch en Nederduitsch. 's Hage 1793.
Chansons patriotiques. Paris. 12.
Europa bevredigd, in Lentemaand des jaars 1802. Lierzang. Amst. 1802.
S. Stijl, Vreugdezang hij het vieren van den algemeenen vrede. Feestgalm op den algemeenen vreugdedag, gevierd binnen Harlingen, den 2 Junij 1802. 4.
Echte berigten, officieele stukken en bulletins, bevattende de correspondentie, manifesten, proclamatiën en aanspraken, betrekkelijk de veldtogten der geallieerde mogendheden tegen de franschen in Spanje en Duitschland, VI Nos. Naar het engelsch. Amst. 1813.
Geschiedkundig tafereel van den aftogt der franschen uit Rusland. Vertaald naar het origineel te Petersburg uitgegeven in 1812. Amst. 1813.
J. H. van der Palm, De vrede van Europa. Leyd.
Gr. T. Suringar, Deo optimo maxime liberatori Europae. Ling. 1814. 4.
Aristogiton Frisius, Carmina quinque dicata honori ac meritis Napoleontis magni. Gron. 1814.
F. A. de Chateaubriand, Over Buonaparte, de Bourbons, en de noodzakelijkheid van zich, voor het welzijn van Frankrijk en van Europa, onder onze wettige vorsten te vereenigen. Uit het fransch vertaald. Amst. en 's Gravenh. 1814.
De Chateaubriand, Rapport sur l'état de la France fait au roi dans son conseil. Suivi du manifeste du roi de France, adressé k la nation fran9aise. La Haye
1815.
De fransche omwenteling naar den heer Mazas. Vrijelijk vertaald uit the Quarterly Review. Alkm. 1833.
S. Berard, Herinneringen uit de geschiedenis der omwenteling van 1830 en tegenwoordige staat van Frankrijk. Uit het engelsch. Alkm. 1834.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 79
Overdenkingen over de tegenwoordige buiten- en bin-nenlandsche staatkunde van Groot-Brittannie en het ministerie van lord Grey. Alkm. 1833.
Geschiedenis van bijzondere gewesten en steden.
Amstelredams eer ende opcomen door de denckwaer-dighe mirakelen aldaer gheschied aen ende door het TT. sacrament des.altaers, anno 1345. Antw. 1639.
P. Scheltema, Aemstel's oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam, III dln. Amst. 1855—59.
H. Zoeteboom, De Zaanlants Arkadia. In vijf boeken te zamen gebracht. Amst. 1658. 12.
H. Soeteboom, Oudheden van Zaanland, Stavoren, Vronen en Waterland, 11 dln. Amst. 1702.
J. Honig, Jzn. Jr-. Romantische tafereelen uit vroegeren tijd, aan de geschiedenis der Zaanlanden ontleend, II dln. Zaandijk 1842.
J. Honig Jzn. Jr-gt; Geschiedenis der Zaanlanden, II dln. Zaandijk 1849.
J. Honig Jzn. JT-gt; Beschrijving van het bezoek van Z. M. koning Willem IH te Zaandam, op 17 Augustus 1855, met eene losse plaat. Zaand. 1855.
S. Eikelenberg, Gedaante en gesteldheid van Westvriesland voor den jare 1300 en teffens den ondergang van het dorp Vroone. Alkm. 1714. 4.
S. Eikelenberg, Alkmaar en zijne geschiedenissen. Alkm. 1739. 4.
Het zelfde werk. Eotterd. 1747. 4.
C. van der Woude, Kronijck van Alckmaar, 2de dr. Amst. en Alkm. 1743. 4.
D. Velius, Chroniick van Hoorn, 3de dr. Waar achter: T. Velius, Westfrisia. Horn. 1648. 4.
E. van den Hoof, Historie der vermaerde zee- en koopstadt Enkhuisen. Enkh. 1666. 4.
G. Brandt, Historie der vermaerde zee- en koopstadt
80 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Enkhuisen, 2de dr., met een vervolg door S. Centen. Hoorn 1747. 4.
D. Burger van Schoorel, Chronijk van de stad Me-denblik. Hoorn 1747. 4.
D. Burger van Schoorel, Chronijk van de gantsche oude heerlijkheid van het dorp Schagen. Hoorn 1767. 4.
A. v. Slichtenhorst, Veertien hoeken van de seldersse geschiedenissen, van 't begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des konincx van Spanien. Arnh. 1654. Fol.
(L. Ph. C. v. d. Bergh) Iets over oud Nijmegen, vóór de verpanding aan Gelderland, henevens eene chronologische lijst der burggraven en richters. Nijmog. 1840.
R. W. Tadama, Geschiedenis der stad Zutphen, van de vroegste tijden tot 1795. Arnh. en Zutph. 1856.
H. Q. Janssen, St. Anna ter Muiden, beschouwd als plaats, sedert het ontstaan der stad Mude in 1241, en als christelijke gemeente, van den aanvang der 16de eeuw tot op onze dagen, eene geschiedkundige proeve. Mid-delb. 1850.
H. Q. Janssen, Een blik op St. Anna ter Muiden in 1330. (1853.) 12.
H. Q. Janssen, Nalezingen aangaande St. Anna ter Muiden, III st. (1855—1857.) 12.
H. Q. Janssen, Monnikereede. (1854.) 12.
S. F. Klijnsma, Geschiedkundige herinneringen aangaande de voormalige vestingen Steenwijk, Kuinre en Blokzijl. Meppel 1853.
J. S. Magnin, Geschiedkundig overzigt van de besturen, die vóór de herstelling van Nederland in 1814
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 81
elkander in Drenthe zijn opgevolgd, II stukk. Gron. 1838—1842.
Kronyk van Groningen ende Ommelanden. Gron. 1743.
S. H. van Idsinga, Het staats-reclit der vereenigde Nederlanden, vertoond volgens de geschiedenissen der stad Groningen onder de bisschoppen van Utrecht en volgende princen, van 't midden der 11de tot het einde der 16de eeuw. Leeuw. 1765. Fol.
N. Westendorp, Jaarboek van en voor de provincie Groningen, II stukk. Gron. 1829—1832.
A. Smith, Geschiedenis der provincie Groningen, van het begin onzer tijdrekening af, tot aan den jare 1848. Gron. 1849.
L. van Bolhuis, Tweetal van plegtige redevoeringen, ter inwijding van een nieuw kerkgebouw te Oostwold, en te Appingadam ten besluite van de hooge kerk-ver-gadering van Stad en Lande. Gron. 1778.
N. Westendorp, Eerste leerrede gehouden in de nieuwe kerk te Sebaldeburen, benevens eene oudheidkundige verhandeling. Gron. 1809.
P. Lansens, Geschiedenis van Thourout en Wynen-daele, gestaefd door een aental tot dus verre onuitgege-gevene charters. Brugge 1845.
W. J. C. van Hasselt, Vianden de oudste bezitting der graven van Nassau, in het groot-hertogdom Luxemburg. Amst. 1850.
Algemeene verzamelingen van Charters enz.
J. van Leeuwen, Algemeen overzigt van den staat,
82 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER EEIESLAND..
inhoud en organisatie van het provinciaal archief van Friesland, beginnende in de dertiende eeuw en eindigende in den jare 1813. (1850.)
G. F. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Register van verbonden, zoenen, accoorden, privilegiën, handvesten, ordonnantiën, edicten, placaten enz., zullende dienen tot de uitgave van een Groot Placaat en Charterboek van Friesland. Leeuw. 1765.
G. F. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland, V deelen. Leeuw. 1768—1793. Fol.
J. van Leeuwen, Alphabetisch register of algemeen repertorium op het Groot Plakkaat- en Charterboek van Friesland. Work. 1857.
L. Ph. C. van den Bergh, Lijst van oorkonden, die in het Charterboek van Friesland ontbreken, Work. 1860.
W. Eekhoff, Geschiedenis van de zamenstelling en uitgave van het Groot Plakkaat- en Charterboek van Friesland, benevens levensschetsen van de bewerkers. (1856.)
Beneficiaal-boeken van Friesland, opgemaakt ter voldoening aan het bevel, gegeven door de vrouwe gouvernante Maria van Hongarijen, te Brussel, den 25 Augustus 1542; uitgevaardigd in name van keizer Karei V, door het hof van Friesland, te Leeuwarden, den 3 November 1542; vernieuwd door de landvoogdesse te Brussel, den 28 Mei 1543, en door het hof herhaald en aangedrongen, te Leeuwarden, den 1 November 1543. Leeuw. 1850. Fol.
J. H. Beucker Andreae, Beneficiaal-boeken van Friesland. 1850.
M. de Haan Hettema, Beneficiaal-boeken van Friesland. 1850.
M. de Haan Hettema, Opene brief aan den heer J. van Leeuwen, bij gelegenheid van de uitgave van zijn stukje, getiteld: „ De uitgave der Beneficiaal-boeken van „ Friesland verdedigd tegen de zoogenaamde kritiek van „ Jlir- Mr' M. de Haan Hettema.quot; Leeuw. 1851.
G. J. Voorda, Register van de archieven, stukken en
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 83
documenten, liggende in de stads archive-kas te Leeuwarden. Leeuw. 1803.
Analecta, of enige oude ongedrukte schriften van diversen inhoud tot Friesland alleen specterende. Leeuw. 1750. 4.
J. Dirks, Losse stukken, betrekkelijk Friesland, uit de nalatenschap van wijlen J. van Leeuwen. Work. 1856, 1859.
(J. A. de Chalmot), Register der resolutiën en placaa-ten van de staaten van Friesland. Beginnende met het jaar 1570 en eindigende met 1780, II dln. Campen 1784, 1785. 4.
Eecueil van verscheidene resolutiën, placcaten en reglementen. Zedert eenige jaren bij de staten van Fries-landt genomen. Leeuw. 1733. 4.
Verzameling van placaten, reglementen en andere stukken door de staaten van Vriesland, zedert den 1 Junij 1748 tot den 7 February 1795, geëmaneerd en uitgegeven, VI dln. Leeuw. 4.
Verzaameling van placaaten, proclamatiën, notificatiën enz. Door het committé revolutionair, de provisioneele en volgende representanten, de wetgevende magt enz., van den 7 February 1795 tot den 26 Junij 1800, IV dln. Franek. en Leeuw. 1796—1800. 4.
Verzameling van placaaten, proclamatiën, notificatiën enz. Door het committé revolutionnair, de provisioneele en volgende representanten, de wetgevende magt, het wetgevend ligchaam, staatsbewind, departementaal bestuur enz., enz., van den 7 February 1795 tot den 18 October 1810, XIII dln., dl. XIV, st. 1. Leeuw. 1796 —1810. 4.
Verslagen van den gouverneur en staatsraad gouverneur aan de heeren staten der provincie Friesland, van 1826—1829, 1831 tot en met 1847 , 21 stukk. Fol., waarvan een in oct., zijnde dat van het jaar 1842.
Bronnen voor b ij zonde re tijdvakken.
Enquete in Friesland, in January 1564, gehouden over
84 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FEIESLAND.
liet placaat van koning Philips II, van 31 October 1563, op de scheepstoerusting, de zeeregten en assuranties. Medegedeeld volgens een HS. door J. Dirks.
De luctuosa Frisiae occiduae orientalisque et totius pene Belgii inundatione, anno 1570 calend. Novernb. carmen ex-hortatorium ad Frisios, Batavos ac reliquos Belgas, ut quisque serio se ad poenitentiam comparet, atque iram Dei minitantis graviora avertat. 1571. 4.
Uutschrijuen ende getrouwe vermaninge van eenen vermogenden diristelijcken potentaet, aen de staten ende ghemeyne inghesetenen der beyder Frieslanden, tusschen de Suyder See ende de Eemse glielegen. Uut het hooch-duytsch exemplaer in nederlantsch ouergheset. 1576. 4.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Gilles de Ber-laimont, baron de Hierges, gouverneur et capitaine géneral de Ia Hollande, d'ütrecht etc. suivies de quelques documents concernant 1'emprisonnement et la mise en liberie de Gaspard de Robles, baron de Billy, gouverneur de la Frise etc. Utr. 1859.
Melchior ab Amsweer, Querela Frisiae minoris, ad illustrissimum Uraniae principem, et caeteros confoedera-tos Belgiae status, in qua miseria ipsius quam hoe pos-tremo religionis bello perpessa sit, et etiamnum patitur, cum narratione praecipuarum in ea rerum gestarum, paucissimis comprehenditur. (Dav. 1581.) 4.
Onuitgegeven brief van Aggeus Albada, 26 Mei 1581. Uit het latijn vertaald. (Door J. G. Ottema, 1848.)
F. Stellingwerff, Politycq discours nopende den staet van Frieslandt. Franek. 1617. 4.
J. Starter, Lyk-klaght over den hoogh-welgeboren, in alle deughden wtmuntenden heere quot;Wilhelm Ludwich, grave tot Nassau, Catzenelleboghen, Yianden, Dietz enz., enz. Franek. 1620. 4.
A. Westermann, Threni nassoviani, dat is clach-reden over den doodt des hooch-welgheboren ende wytberoemden Wilhelm Ludwich, grave tot Nassau, enz., enz. Leeuw. 1620. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 85
Doleancen by de ingesetenen van Vrieslant ingebracht, over de abusen in den staet van regieringhe ingheslopen, met de reformatie, resolutie, ende approbatie van dien by de E. E. Mog. heeren staten derselver provincie daer op genomen. Harl. 1627. 4.
Resolutie van den raad van state betrekkelijk de magistraatsbestelling in Friesland, 25 Maart 1637; daar achter: Octrooi voor de stad Harlingen; Missive van burgemeesteren, recht en raaden, mitsgaders de gesworen gemeente en vroedschap der stad Harlingen aan prins Hendrik, grave van Nassau enz., 18 Julij 1637. Formulieren van eed te doen bij de vroedschap, burgemeesters en raadsluiden; Resolutie van den raad van state over de preseance, 15 February 1638. Extract uit het resolutieboek der stad Harlingen. 1685. 4.
Informatiën by de staten van Hollant en West-Vrieslant ghenomen, weghens het nemen van verscheyden ghe-schencken, giften en gaeven tot de hoochste oneer en disrespect, schade en nadeel van 't landt, die by de HH. Albert Loo en A. Andla zijn gepleegt, als gecommitteerde in den rade van state, 's Hage 1652. 4.
Besoignes van de reformatoire poincten by de gecommitteerden uyt de respective ende gesamentlijcke steden in Frieslandt, aen d'eedele mogende heeren staten derselver provintie overgelevert. Mitsgaders remarcques, remon-strantiën van deselve respective steden, ende consideratiën van de heeren gecommitteerden, uyt de hooghgemelte heeren staten, ende resolutie van den 27 September 1672, by deselve heeren staten daer opgenomen. Alsmede de resolution van d'Ed. Mog. heeren staten, den 1 Martii ende den 16 May 1662, tegens het ampt verkoopen ge-statueert. Leeuw. 4.
A. Gerhardi, Droeve rouw-klacht, ende lijck-bestedinghs eergedicht aen het onzielde lichaem van Wilhelm Frede-rich, vorst tot Nassouw. (1664.) Plano.
Almanach der griets-luyden van de Seven-Wolden in
86 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Frieslandt, mitsgaders derselver resolutien ende contracten, streckende tot exclusie van alle andere goede inge-setenen in 't voorschreven goe. (1665.)
Deductie van de redenen en motieven, die de oude en -wettelijcke heeren volmachten ende gedeputeerde staten van Frieslandt bewogen ende genootsaeckt hebben hunne provisionele vergaderingen te houden binnen Sneeck. Harl. (1673.) 4.
quot;Wederlegginge van de deductie der heeren, vergadert tot Sneeck ende haer qualificerende ende en wettelijcke volmachten ende gedeputeerde staten van Frieslandt, uyt-gegeeven op ordre en resolutie der ed. mog. heeren gedeputeerde staten van Frieslandt, en vergadert binnen Leeuwarden. Leeuw. 1673. 4.
Eeceuil ofte verhael van verscheyde reglementen, in-structiën, remonstrantiën, doleantiën ende consideratiën reformatoir etc. Dienende tot justificatie van de klachten, by de welmeenende edelen, eygen-erfden ende andere ingezetenen in de provincie van Vrieslandt, aen haer Ho. Mog. gedaen. 's Grav. 1678. 4.
Propositie en versoeck aen hare hoogheyt mevrouw de princesse douagiere de Nassau. By de edelen ende eygenerfden in Vrieslandt. Gedaen den 7 Febr. 1678. 's Grav. 1678.
Naedere remonstrantie van edelen, eygenerfden ende andere welmeenende ingezetenen in de provincie van Vrieslandt. Overgegeven aen haer hoogh mog. de heeren staten generael der vereenichde Nederlanden; mitsgaders de resolutie van hoogb-gemelte haer hoogh mog. op de voo-ren-staende remonstrantie genomen, 's Gravenh. 1678. 4.
(Van Gangelt) La pompeuse et solemnelle entrée de leurs altesses sérénissime, monseigneur Henry-Casimir , prince de Nassau etc., et de madame Amelie, princesse de Nassau, nee princesse d'Anhalt, dans la ville de Leu-10
warde,_ Aout 1684. Leuw. 1684. 4.
29
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 87
Nader en breder beschrievinge der princelijke inhaa-linge van Hendrik Casimir, vorst tot Nassau enz., en Amelia, princesse van Nassau, gebooren vorstinne van Anhalt enz., als wanneer de selve doorluchtigste perzoo-nen met groote pompe staats-wijse wierden ingehaalt binnen de hooft-stadt der Friesen. Leeuw. 1684. 4.
E. Baders, Frisia plorans praecipitem et intempesti-vum occasum exorti sibi non ita pridem novi sideris, sive praematurum et tristissimum excessum Wilhelmi Georgii Frisonis, Nassoviae principis, filioli primogeniti et unici Henrici Casimiri. Leov. 1686. 4.
Extract-resolutie 1 Junij 1689. Fol. (Goedschatting.)
Gr. Coetier, Oratio funebris in obitum luctuosissimum Henrici Casimiri, nassavii principis. Franeq. 1697. Fol.
(P. Vogelsang.) Threni lugubres super immature et luctuosissimo excessu serenissimi celsissimique principis Henrici Casimiri, principis Nassaviae etc. Leov. 1697. 4.
C. Schellinger, Manes nassavii, sive querela funebris in obitum Henrici Casimiri, Nassaviae principis etc. Leov. 1697. 4.
(O. B. Etma) Epicedium in sepulturam Henrici Casimiri, Nassaviae principis, nobilissimae Frisiorum curiae dedicatum. Leov. 1697. 4.
(S. Wiersma) Treur, en rouklaghte oover het droe-wigb en ontijdigh afsterven van Henrik Casimir, furst thoe Nassou enz. Leeuw. 1697. 4.
H. Ludolfi, Menalkas. Herderklagt over bet versterv van den doorlucbtigsten Henrik Casimir, prins van Nas-sanw enz. Leeuw. 1697. 4.
J. Beuker, Elegia funebris in obitum illustrissimi Henrici Casimiri, Nassaviae principis etc. Leov. 1697. Fol.
Condoleance of rouw-statigb beklagh, aan baar boog-beit, de deurlugtige princesse Aemilia, gebooren vorstinne van Anbalt, douariere van Nassau, opgeoffert, over bet schielijk afsterven van haar hooghwaerde gemaal, sijn hooge-vorstelijke deurlugtigheid Henrik Casimir, prins van Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(A. Segius) In tristem et inopinatum obitum serenis-
88 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND*
simi ac celsissimi principis Henrici Casimiri, principis Nas-saviae etc. Leow. 1697. Fol.
Eouwklagt voor de door] uchtigste furstin ende vrouw Amelie, geboorene furstin tot Anlialt, ter eeuwige ge-dachtenisse van haren zeeghaften gemaal, furst Henrik Casimir, vurst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(F. Elgersma) Lessus elegiacus ad celsissimam ducem, viduam Aemiliam anhaltinam, super acerbissima et tris-tissima morte serenissimi ac fortissimi principis, mariti, Henrici Casimiri nassovii. Leow. 1697. Fol.
Th. Antonides, Treurrym klaagelijk uitgeboesemt over den voor kerk- en land- droevige dood van den aller-doorlugtigsten en dappersten vorst Henrik Casimir, Vorst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(J. Winia) Eou'w-klagt uitgestort op het onverwagt en droevig overlyden van den manhavtigen, doorlugtigen, en hooggebooren vorst Henrik Casimir, vorst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(J. Brandt) Ter onsterffelyke gedachtenis van den door-luchtigen vorst Henrik Kasimir, erfstadthouder van Vries-lant enz. Leeuw. 1697. Fol.
(W. W. van Eanouw) Lykklagten over de dood van den doorluchtigen en hoog-gebooren prinse Henrik Ca-simier, furst tot Nassauw enz. Leeuw. 1697. Leeuw. 1697. Fol.
(E. Eoukema) Ter gedagtenisse wegens het droevig afsterven van den doorluchtigsten hoochgebooren prins Henrik Casimir, furst tot Nassauw enz. Leeuw. 1697. Fol.
H. A. Steenbergen, Treur-predicatie, uit Genes. 37: 35, gepast op het leven, dood en begravenisse van Albertina Agnes, princesse van oranje enz. Leeuw. 1697. Fol.
E. Baders, Frisia triumphans super desideratissima pace ah illustribus, nobilissimis et potentibus Frisiae inter Flevum et Lavicam ordinibus Leovardiae promulgata, ignibusque triumphalibus celebrata. VI kal. Nov. 1697. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 89
Extracten uit het resolutieboek der E. M. heeren staten van Vriesland. 11 Maart 1695 en 10 Maart 1701 (over de oortjes-gelden). Fol.
(W. de Geest) Welkomst-groet aan den doorluchtigsten heere Johan quot;Willem Friso, prince van Orange en Nas-sauw enz., wanneer zijne doorluchtigheid hoogstatelyk als stedehouder wierde ingehaald van zyn juichende gemeente binnen Leeuwarden. Leeuw. 1707. 4.
C. Schellinger, Ode alcaïca in nuptias Johannis Gu-lielmi Frisonis et Mariae Louisae. Leov. 1708. 4.
J. Sterringa, Jubilum smalligeranum Johanni Guili-helmo Frisoni principi auriaco-nassovio etc, euro. Mariam Louisam, principem hassiaco-cassulanam non ita multo ante sibi matrimonio junctam primum in Frisiam solenniter ac magnifice introduceret. Leov. 1710. 4.
(S. Gerroltsma) Vreugde-palm, ter eere van haare door-luchtigste hoogheden Johan Willem Friso, prins van Oranjen en Nassauw, en Maria Louisa, gebooren prinses van Hessen Kassei, na gedane veldtogt zeegepraalende wedergekeert, ende te samen als egtgenooten met blijdschap plegtig binnen Leeuwarden ingehaalt. Leeuw. 1710. 4.
(G. I. ab Eelcoma), Corona de lauru et myrto aulae postibus affixa, cum Johannes Guilielmus Friso, princeps Arausionensium et Nassaviae etc., et Maria Louisa, princeps Cattorum foedere nuptiali rite juncti Leovardiam solenniter ingrederentur. Leov. 4.
(J. Sande) Blyde intrede van Johan Willem Friso, prince van Oranje en Nassau, met princesse Maria Louisa, landgravinne van Hessen enz. 1709. 4.
Plakkaten der staten van Vriesland over de impositien en excijsen van de jaren 1703, 1705, 1706, 1713, 1721 en 1732. 4.
Polityk register der generaliteits, provinciale, en voor yder lid particuliere officien en ambten van de provincie van Vrieslandt, voor den jaare 1715,
Publicatie rakende het afschaffen van alle loteryen in deze provintie, en interpretatien van art. 13 van 't ge-
90 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PEIESLAND.
maal, beneffens van het nieuw artikel achter art. 12 van de lakenen. 17 Aug. 1725. Plano.
Publicatie nopens de inlossinge van de opschotten, in 1711 door de respective grietenyen en steden aan den lande gedaan. 23 Maart 1726. Plano.
(B. Idema) quot;Welkom groet aan Z. D. Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orangen en Nassauw, door de burgeren van Oost-Keimpema Espel in Leeuwarden, als Z. H. in zyn doorlugtigheids geboorte stad van de burgerschap wierde ingehaalt. Leeuw. 1729. 4.
B, Idema, Nagalm gevolgt op de welkom groet van den 28 van Slagtmaand 1729, aan Z. H. quot;Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orangien en Nassauw. Leeuw. 1729. 4.
Vertooninge van onheilen door de zonde veroorzaakt, toegepast op de tegenwoordige, van Gods handt regt-veerdig toegezondene worm-plaag. Leeuw. 1732. 4.
Eecueil van de besoignes der heeren commissarien, uyt het collegie der Ed. Mog. heeren gedeputeerde staten van Frieslandt, rapporten, resolutiën en opgevolgde bestedingen, gedane rekeningen, samt wydere documenten, bewysen en oude stukken, rakende de slattingen van de trekvaarten van Leeuwarden naa Sneek, en van Leeuwarden naa Harlingen, 1731, 1732. Leeuw. 1734. Fol.
Placaat rakende het beswaren van alle permanente amp-ten, met een taux aan den lande te betalen, mitsgaders de veertigste penning van de collaterale successie. Leeuw. 1733.
Publicatie rakende de vrye en onbelemmerde uit- en invaart der havenen van de stadt Hprlingen. Leeuw. 3 Junij 1737. Plano.
Verkopinge van eenige stemdragende zathen lands en losse landen, door insolventheit van vorige eygenaars aan de provintie vervallen, gelegen in de grietenye Hemelumer-Oldephart en Noortwolde. Leeuw. 1737. 4.
Publicatie om 300000 caroli guldens aan geldt te emploieren, tot inkoop van landschaps obligatiën of tho-ner dezes. Leeuw. 18 Maart 1739. Plano.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 91
Deductie van het hof van Friesland, over de sake van het pardon in gemeene delicten en besonder den doodslag. Leeuw. 1739. Fol.
Berigt van syn hoogheit den prince van Orangen en Nassauw, erfstadhouder en capitain generaal van Fries-landt, overgegeeven 8 Maart 1740 aan de Ed. Mog. Hee-ren volmagten van landen en steeden. Leeuw. 1740. Fol.
Notificatie der staten van Frieslandt van 30 „November 1741. Plano. (Verbod van loterijen).
Versameling van brieven, extracten en resolutiën, raa-kende het verkiesen van de zes generaals, en 't aanstellen van zyn hoogheid als lieutenant generaal, met de protestation daar tegen. 1741. Fol.
Alle de brieven en extracten, rakende de promotie van zijn hoogheid den heere prince van Orange enz. tot luitenant generaal. (1742.)
Messive van de heere prinse van Orange. (Loo 18 September 1742.)
Copie van een missive van de heere staaten van Vriesland over de promotie der generaals. (Leeuw. 1742.)
S. H. van Idsinga, Kort vertoog over de friesche ha-venpagten enz. Harl. 1744. 4.
Aanschrijving der staten van Frieslandt 13 Maart 1744. Fol. (Betrekkelijk de havenpagten.)
Notificatie waar by het versoek tot afschaffinge der havenpachten wordt afgeweezen. 5 Maart 1745. Plano.
Middelen ter herstellinge en aanwas der koophandel in de provintie van Frieslandt, aangeweezen door een liefhebber des vaderlandts. Fran. 1744. 4.
S. Brouwer, Korte gedagten, handelende over de opbouw van de lofiijke scheepsvaart en vrije negotie in de provintie van Friesland, in plaatse van de vrije-handel weerende haven pagten. Harl. 1744. 4.
Placcaat tot contributie van den vijftigsten penning van het suyver beloop der goederen en besittingen, ampten, bedieningen en beneficiën. Leeuw. 1747. 4.
Extract uit het resolutieboek der E. M. heeren staaten van Frieslandt, van 29 December 1747. Fol. (Autori-
92 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
satie op de aannemers voor de fouragie voor de groot-brittannische en staatsche troupes, om schepen tot vervoer van hooi in de provintie te mogen inhuren.)
Aanschrijving van gedeputeerde staten van Frieslandt. 30 April 1748. Fol. (Over betaling van schippers in lands dienst.)
Eesolutiën, brieven en stukken, betrekkelijk het erfstadhouder-kapitein- en admiraalschap generaal van Vriesland enz., enz., in den jaare 1748. Fol.
Rapport der heeren gecommitteerden tot de revisie der cohieren van stemmen, benevens de missive van Z. D. H. van 10 Dec. 1749. Leeuw. 1749. 4.
Extract uit het resolutie boek der E. M. heeren staa-ten van Vriesland, 10 April 1749. Fol. (Over de vijf specien.)
Formulier van afrekening der vijf speciën. Fol.
Extract uit het resolutieboek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 12 December 1749. (Over kosten van executeurs sommatiën en executiën.) Fol.
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 24 April 1750. (Aanstelling en trac-tementen van collecteurs.) Fol.
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 29 April 1750. (Over de betaling der peilimpositiën.) Fol.
Aanschrijving der gecommitteerde staten van Vriesland tot de financiën. 9 May 1750. (Over de peil van het inlandsch gedisteleerd.)
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 14 May 1750. (Salariën op de peil.) Fol.
Extract uit het resolutie boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 15 May 1750. (Opbouw van nieuwe opzigters woonhuisjes.)
Aanschrijving der gecommitteerde staten van Vriesland tot de financiën. 16 May 1750. (Over de peil van de olij en het meel.) Fol.
Placaat bij de E. M. heeren staaten van Frieslandt in-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 93
gestelt op het stuk der impositiën en excysen by collecte in te vorderen. Leeuw. 1750. Fol.
Notificatie behelsende de veranderingen in de ordonnantiën op de impositiën. Leeuw. 1751.
Troost-rym, geparst en uitgeborsten uit een naar ge-moeds gestalte van een old fries borger patriot, over het gemis van zynen, onser, en onser aller souverainen vreede vader en eeuwig levenden blinkenden morgenster. Leeuw. 1751. Plano.
Afbeelding van de zaal en 't praalbed waar op het lyk van Z. D. H. Willem Karei Hendrik Friso — geduu-rende verschelde dagen, in de maanden November en December des jaars 1751, ten toon is gesteld geweest. Naauwkeuriglyk nageteekend door den heere de Swart, — en in het kooper gebragt door Jan Punt. Amst. 1752. Fol.
Conditiën en artikelen naar en op welke de heeren staaten van Vrieslandt gedenken te besteden de herbou-winge van het afgebrande 's landschaps tucht- en werkhuis binnen Leeuwarden. Leeuw. 1755. 4.
Formulier van de afreekeninge der arme oortjes-gelden. 24 Februarij 1764. Fol.
Kort en zaekelyk rapport van de commissie tot de floreenen. 1764. Fol.
Resolutie by de heeren staeten van Vriesland genomen op het rapport der gecommitteerden tot onderzoek van den toestand der floreenen. In dato den 13 Maert 1764. Fol.
Groot en gedetailleert rapport van de heeren Knyff, Aylva, Wassenaer, Kengers, Lycklama, Sminia, Pletten-berg en Sloterdyk, benevens 's lands secretaris Sminia. Behelzende eene aenwyzinge zoo der zwaere als der ligte floreenen, en welke geheel ten laste van den lande zyn enz.; mitsgaders uytreekeninge, wat yder dorp, grietenye en stadt aan de provincie verantwoorden moet. Aan de
94 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN JPEIESLAND.
staeten van Vriesland gedaen en ingelevert op huyden den 6 Maert 1764. (Leeuw. 1764.) Fol.
Ordre en reglement der lykstatie van H. D. H. me-vrouwe de princesse douairiere van Orange en Nassau, geformeert by de E. M. heeren commissarien van 't col-legie der E. M. heeren gedeputeerde staten van Vriesland, met en benevens commissarien van 't boog vorstelijk buys. Leeuw. 1765. Fol.
Het. verheugd Leeuwarden over bet gelukkig huwelijk van Z. D. H. Willem V, prince van Oranje en Nasaauw enz., met H. K. H. Frederica Sophia Wübelmina, princesse van Pruissen, den 9 November 1767. Leeuw. 1767. 4.
Resolutiën, brieven en stukken concerneerende: 1. Het erfstadhouder-capitein- en admiraalschap generaal van Vriesland enz. 2. De finale afdoeninge van het ontstaane verschil over de jurisdictie, tusschen den hove en den academischen senaat in Vriesland. 3. De finale afdoeninge van bet gereezen different, tusschen den hove en den magistraat van Leeuwarden, over zeekere gedaane evocatie van een proces in cas van injurie, by den procureur fiscaal van de stad gemoveert, tegens den persoon van Pytter Algra. 4. De finale afdoeninge der klagten van de magistraaten der steeden Harlingen en Sneek, over de dispositiven der heeren gedeputeerde staaten van Vriesland, wegens het leggen van hout in de stads grag-ten, en bet aanstellen van een ontfanger der eigenerfde staatsfioreen. 's Gravenb. 1767. 4.
Antwoort van een Fries aan een Zeeuw over de finan-tien dier beider provintiën. Amst. 1770. 4.
Bericht van een Hollander aan een Zeeuw, over bet antwoord aan zijn wel ed. door een Fries gezonden, raa-kende de finantiën van die beide provinciën, waar achter gevoegd is geextrabeerde staat der reële, personeele en consumptive impositiën en excysen van Friesland. Amst. 1770. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PBIESLAND. 95
(P. Nota) Paraphrasis et imitatio odae Horatianae ex libro IV carm. od. V, in auspicatissimum et exoptatis-simum Arausionis et Nassaviae principis Gulielmi V foe-deratarum Belgii civitatium gubernatoris hereditarii in Frisiam adventum. Franeq. 1773. 4.
(E. Wassenbergh) Friesland aan Z. D. H. den heere prince erfstadhouder Willem V, bij hoogst-desselfs aankomst en inhuldiging. (Franek. 1773.) 4.
(Gr. Th. de Cock) Trouw hart. Herderszang ter blyde koomste van den doorluchtigen vorst en heere Willem V, prins van Oranje en Nassau enz. in Vriesland, Leeuw. 1773. 4.
(E. H. Tenckink) Celsissimo et serenissimo Arausionis et Nassaviae principi Gulielmo V, totius foederati Belgii gubematori hereditario, Leovardiam ingresso ut summis honoribus inauguraretur sollemniter. Leov. 1773. 4.
(A. Jeltema) Nauwkeurige afbeelding, breedvoerige beschrijving, en duidelijke verklaaring der zeven vrije kunsten, verzeld van kennisse en naarstigheid, geleid door de eere en gevolgd door de onsterfelijkheid, zodanig als dezelve zich, in oud, batavisch gewaad, ieder met zijne beeldspraakelijke sieraadjen, bij de burgerij der stad Leeuwarden hebben vertoond, toen zijne doorluchtigste hoogheid den heere Willem V aldaar, als erf-stadhouder der provintie Friesland, plegtig wierd ingehuldigt. Leeuw. 1773. 4.
Verhandeling over het krygs-gerechte der friesche en nassausche regimenten, recht houdende binnen Leeuwarden, geschreven by wege van antwoord door een friesch heer aan een van zyne vrienden in Holland. (1774.) 4.
De oude Vries. Amst. en Harl. 1779. (Oorlog met Engeland.)
Request der kooplieden, boekhouders en reeders in Vriesland, aan de H, M. heeren staaten generaal. HarL en Amst. 1779. Fol. (Kaperij van Engeland.)
96 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Derde request van de kooplieden, boekhouders en ree-ders in Vriesland aan de E. M. Heeren staten van dezelve provintie. 1779. Fol. (Id.)
Aanschrijving der staten generaal aan de staten van Vriesland. 24 January 1779. Fol. (Id.)
Extract uit de resolutie van de E. M. heeren staaten van Vriesland, over het verleenen van onbepaald convooy. 1779. Fol.
Brief van een opregten Fries aan den heer v. d. H(aer).
D. B. van der Haer, heer van Campers Nieuwland, Antwoord op den brief van een opregten Fries aan den heer v. d. (Haer). Leeuw. 1779.
Critiques sur la lettre d'un bon frison a Mr- v. d. H(aer). La Haye 1779.
Extract resolutie der heeren staaten van Friesland, 13 Januarij 1781. Fol. (Over oorlogstoebereidselen.)
Wonderlyke droom van een Amsterdammer, geparenteerd aan een friesche familie en hebbende een neef woo-nen te Alkmaar, gedroomd op St. Nicolaas nacht. 1781.
Naam-wijser der ed. mog. heeren staten van Friesland enz. Benevens de ed. achtb. magistraat en vroedschap binnen Leeuwarden enz. Leeuw. 1778, 1779, 1781.
Missive van een frye Fries, aan een welmeende Hollander, benevens copie van 't request van de burger so-cieteit te Leeuwaarden, waarin vryheid verzogt word tot het laaten vervaardigen van eene zilvere medaille, ter gedagtenis van het voorgevallene op de twee laatste landdagen in Friesland. Leeuw. enz. (1782.)
ürbanus Friso, Vertoog over de friesche stadsregee-ringen of zogenaamde premiers. Amst. 1782.
Propositie van het quartier van Oostergoo, nopens de burger-land-militie, en plan ter oprigtinge van dezelve. 1782. Fol.
Extract uit het resolutieboek der stad Slooten. 14 December 1782. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 97
Brief van de vryste aller Friesen, over de propositie van Oostergoo betrekkelijk de schuttery. (24 Maart 1782.) Fol.
Advies van het hoff provintiaal van Friesland, aangaande de wettigheid van den hoogen krjgsraad, zo in 't algemeen, als byzonder met betrekking tot den vaandrig de Witte, beschuldigd van hoog verraad. 6 Januarij 1783. Amst. enz. Fol.
De vraag: Wat is een premier, dat nu zoo veel ge-rugt maakt, in de provintie van Friesland? In een briev beantwoord door Batavus enz. Amst. enz. (1783.)
Sexti Sjaardema Cnltor, De friesche volk-stem, met ophelderende aenteekeningen verrykt. Betreffende het onderscheiden gedrag der vrije Friezen, Fran.
Adres aan de staten van Friesland met de resolutie daarop. 24 September 1783. (Over den wapenhandel enz.) Fol.
Verzameling van stukken betrekkelyk de gehoudene besogne over de militaire jurisdictie in de provintie van Vriesland. Leeuw. (1784).
Missive van Z. D. H. den heere prince erfstadhouder aan H. H. M., van den 17 Januarij 1785, benevens het antwoord van H. Ed. M. de staaten van Vriesland, van den 28 February deszelven jaars. Waarby gevoegd zyn eenige bylaagen. Leeuw. 1785.
Nieuw en verkort exercitie-boekje voor de gewapende landlieden en andere eerstbeginnende. Leeuw. 1785.
Reglement der fraterniteit voor de schutteryen, en gelegaliseerde vrycorps of exercitie-genoodschappen in Friesland. Leeuw. 1785.
Protest van C. L. van Beyma, volmagt van West-dongeradeel, gedaan aantekenen tegen de conclusie by dit quartier genomen op het 59ste poinct van den extra-ordinaris landsdag van 2 October 1785. 4.
Brief van een friesch staatslid, den heere C. L. van
7
98 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Beyma, volmagt van Westdongeradeel, aan den heere prince erf-stadhouder. 1785. 4.
Tweede brief van den heer C. L. van Beyma aan den heere prince stadhouder. 4.
Advys en protest van de volmagten der stad Harlin-gen, op en tegens de concept missive, geëxhibeerd door het quartier van Oostergo op het 13 provinciaale poinct van den ordinaris landsdag van 1786. 4.
Stemlyst der friesche heeren staaten, die voor en tegen de twee burger-tieranny publicatien van 25 September 1786 gestemd hebben, ter beteugeling der exercitie-genootschappen, en de vryheid der drukpers. Plano.
Onderschept plan der zogenaamde nieuwmodische patriotten. Uit het fransch vertaald, onder de zinspreuk: Raakt Friesland in ons magt, dan zal de rest wel vlotten. Plano.
K. K. de Vries, De onderdrukte vryheid der Friesen. Tooneelspel in drie bedryven. 1786.
Vergelyking van de voornaamste imposten, welke ten behoeve van het gemeene land geheven worden, in Holland, het sticht van Utrecht en de provincie Vriesland. Leeuw. 1786. Fol.
Staatsstukken behelzende eene uitgebreide deductie met twee aanmerkelijke byvoegzels, over den waaren toestand der finantien van Vriesland. Leeuw. 1786. Fol.
Eapport wegens de aeq ui val enten van de stad Dockum. 1786. Fol.
De friessche patriot. 17 Januarij 1787.
J. Munniks, Vrieslands welvaard of bescheiden betoog over het staats-bestier aldaar. Leeuw. 1787.
Lyst der gevangenen, welke om vermoede misdaden tegen den staat op het blokhuis te Leeuwarden zyn gezet, en, na van de amnestie uitgesloten te zyn, aldaar proces tegen den procureur generaal hebben gevoerd, benevens derzelver beschuldigingen en de daarop gevolgde sententien, na de orde des tyds. 1787—1789.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 99
(D. Tieboel) Friesland's floreen-schatting uitgerekend. Waar agter breed uitgewerkte tafelen van de reëele goed-scliattingen van de waarde der vastigheden, Amst. 1789.
Recueil van de besoignes der heeren commissarien uit het collegie der E. M. gedeputeerde staaten van Fries-landt , rapporten, missiven, resolutiën enz., raakende de slatting van de trekvaart van Leeuwarden naa Sneek, 1787. Leeuw. 1789.
Apologie of verantwoording van C. L. van Beyma, gevolmagte ten landsdage bij de provincie Vriesland enz. Bij welke apologie zig hebben gevoegd J. Eoorda, H. Z. Attema, P. Breugeman, A. J. C. de Bere, als ook de secretaris Altena: verzonden van Brussel aan den hove provintiaal van Vriesland, den 30 December 1787. Met bijlagen. St. Omer 1790.
(S. Gratama) De gelukkige toestand van Friesland, afgescheiden van de tegenwoordige verdeeldheden betoogd enz. Harl. 1795.
E. Alta, Raadgeevingen aan alle ingezetenen van Friesland. Leeuw, en Sneek (1795).
K. Kamminga, Geene heeren meer! zalige egalité! me-degebragt uit het paradys der vrye Franschen! in den jaare 1787, tot een welkomst geschonken aan alle Nederlanders, die hunne waarde kennen. Benevens een lyst der gevlugte Nederlanders, zo als die betaald zyn geworden door C. L. van Beyma. Amst. 1795.
Aanspraak door den burger Th. Joha, ter gelegenheid, dat de burgers Vrijdag den 6 Februarij 1795 voor de eerste maal wederom gebruik maakten van de fraterniteit te Leeuwarden. Plano.
Aanspraak van den burger E. Drabbe, bij gelegenheid dat de gewezen fraterniteit te Franeker, 9 Februarij 1795 ter vergadering geopend wierd. Plano.
Aanspraak der burger dochteren van Friesland, aan een gezelschap vaderlandsche medeburgers, na eene af-
100 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
wezigheid van meer dan zeven jaaren, hersteld in hunne eer en goederen, terugkerende tot hunne vrienden en have, 10 Fehruarij 1795. Leeuw. 1795. Plano.
Aanspraak uitgesproken door den burger H. Borgrink, als preses van het committé revolutionair provinciaal, ter gelegenheid, dat de provisioneele volksvertegenswoordi-gers van Friesland, in de kamer van Oostergoo verwelkomd wierden, 19 February 1795. Fol.
Afscheid van den burger Huber, 21 February 1795, toen dezelve door de tegenwoordige volksvertegenwoordigers van Friesland, als afgevaardigde naa de gezament-lyke volksvertegenwoordigers in 's Hage, was benoemd, gedaan op de fraterniteit te Leeuwarden. Leeuw. 1795.
Aanspraak door den burger E. Eoorda, in het logement de gouden leeuw, 24 Fehruarij 1795. Harl. 1795. Fol.
Proclamatie van het committé central révolutionair der landprovinciën. Leeuw. (Februarij) 1795. Plano.
Lied om door eene reij gewapende burgers, en jonge burgeressen gezongen te worden bij de plechtige intocht der franschen in Friesland (4 Maart 1795). Leeuw. 1795.
Salutation adressée par les jeunes citoyennes frisonnes, aux troupes fran^oises a l'occasion de leur entree dans la ville de Leeuwarde, 4 Mars 1795, prononcée de la part de tons par Anna Jacoba Bakker. Fransch-neder-duitsch. Leew. 1795. Plano.
Brief van een friesch burger aan de volks-societeit te Leeuwarden. (7 Maart 1795.)
Aanmerkingen op zekeren brief van eenen onbekenden vriesch burger aan de societeit te Leeuwarden.
Extra Leeuwarder courant. 4 Julij 1795.
Aan de vergaderde burgersocieteiten te Leeuwarden.
Dagverhaal der handelingen van de representanten des vrijen volks van Vriesland, No. 1—28. 16 Julij — 28 October 1795.
De friesche vaderlander, No. 1—16 , 1795—96.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 101
Request aan de constitueerende vergadering, representee-rende het bataaf'sche volk. (September 1795, betrekkelijk de schadevergoeding.) Fol.
Dibbetz, Aanspraak aan de burger-societeit: Tot handhaving der regten van den mensch, den 15 September 1795 te Leeuwarden gehouden. Fol.
Het plan conciliatoir nopens het daarstellen eener natio-naale conventie door de respective gecommitteerden ter vergaderinge van de staten generaal geëxhibeerd, 14 October 1795. Gron. (1795).
Stukken raakende eene nationale vergadering aan het volk van Vriesland, ter beoordeeling aangeboden door deszelfs representanten. Leeuw. 1795.
Verzameling van stukken betreffende het bijeenroepen van eene nationaale conventie. Op uitdrukkelijke last der repraesentanten van het volk van Friesland in het licht gegeeven. Leeuw. 1795.
Het hoofdzaakelyke van de handelingen der geweezene friesche volks-representanten, nu voortvlugtigen in 't algemeen. Van de zamenkomst der vergadering met 't begin van Juny 1795, tot de omwenteling, voorgevallen met 't laatste van January 1796, en vervolgens van hun retour, onder geleide van militairen, op den 11 February 1796, tot hunne vlugt, op den 19, 20 en 21 dito. Opgemaakt uit de origineele staatstukken enz. Leeuw. 1796.
Stukken betrekkelyk de gebeurtenissen, welke onlangs in Friesland zijn voorgevallen.
Gedicht bij het vernietigen van het schrikbewind in Friesland, 11 February 1796. Leeuw. 1796.
Adres van eenige burgers der stad Hindeloopen, aan de nationale vergadering representerende het volk van Nederland. 29 February 1796.
(De uitgeweekene repraesentanten aan 't volk van Friesland) Aan het volk van Friesland. 3 Maart 1796. Fol.
Vlugtige aanmerkingen over het adres aan 't volk van
102 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Friesland, alsmede over de stukken door enige uitgewekene friesche repraesentanten te Groningen uitgegeven. (1796.)
Een woord over het stuk van G. Paape, de eer der Friezen verdedigd (Goudasche courant, 8, 10, 15 Maart, Friesclie couranten, 4, 7, 9 Maart). (1796.)
(Dibbetz) Aan de representanten van het volk van Friesland, 's Hage 16 Maart 1796. Fol.
Huber, Aan het volk van Friesland (23 Maart 1796). Fol.
Aan de burgers deel hebbende aan een protest en declaratoir vertekend te Leeuwarden 5 April 1796 en gezonden aan de burgers, repraesenteerende 't volk van Nederland. Fol.
Deductie van liet hof van Friesland overgegeven aan de repraesentanten van het volk van Friesland den 19 April 1796. Leeuw. 1796. 4.
E. D., Adres aan de ingezetenen van Friesland. (Met concept-adres aan de nationale vergadering.) Leeuw. Mei 1796. Fol.
Brief van P. Brouwer Pz., aan de gecommitteerden der gewapende corpsen en burger societeiten in Friesland. (Blija, 6 Junij 1796.) Fol.
Adres van meest alle de uitgewekene friesche repraesentanten aan de nationaale vergadering van Nederland be-trekkelyk de friesche proclamatie van 31 Mei 1796. Gron. 21 Junij 1796. Fol.
Aan het friesche volk (Na 30 December 1795, over de oproeping ter grondvergadering.) Plano.
Aan het volk van Friesland (Oproeping tegen de ultra-revolutionnairen. 1796.)
Aan de repraesentanten des volks van Friesland (Na 5 Mei 1796). Fol.
Aan het friesche volk. (1796.)
De friessche verklaaring of staatkundige geloofs-belijde-nis op eene bescheidene wijze beoordeeld. Amst. enz. 1796.
Gronden op welke eenige repraesentanten van het frie-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 103
sche volk de alom bekende verklaring weigeren te onderteekenen. Leeuw. 1796.
Aanmerkingen op het manifest der friesche representanten aan de bataafsche natie. Amst.
Dibbetz, Aanmerkingen op het bericht hetwelk het provinciaal bestuur van Friesland, 16 Augustus 1796 aan de nationaale vergadering heeft ingezonden, raakende twee requesten van Dibbetz. In Friesl. 1796 (1 September).
H. Oosterbaan, Aanmerkingen op het concept-reglement ter daarstelling van een provintiaal bestuur voor het volk van Friesland. Met aanhangsel. Harl. 1796.
O
Aan de burgers uitmaakende het provinciaal bestuur van Vriesland. (Leeuw. 3 Julij 1796, van de gecommitteerden der verbroederde volks-societeiten.) Fol.
Rapport der commissie tot onderzoek der vriesche zaa-ken. (1796.) Fol.
Aan de friesche natie. Plano.
Request van ingezetenen van Friesland aan de nationaale vergadering, repraesenteerende het volk van Nederland. (Tot behoud van het hof.) Fol.
Brief van E. M. van Beyma aan zijnen broeder C. L. van Beyma, bevattende eenige aanmerkingen over zijne, volgens het dagverhaal, gedrukt bij van Schelle en Coinp., 3de dl., No. 209, gegeven elucidatie. Friesland betreffende. Gron. 1796.
J. A. Backer, Lierzang bij gelegenheid dat de burger Court Lambertus van Beyma in Friesland door onderscheiden land-districten verkoozen is tot volksverteegen-woordiger bij de nationale vergadering, haare zitting zullende houden in den Haag. Franek. 1796.
Geweldige en onrechtvaardige overheerschinge, van den grootmagtigen griffier Hanso Godefried Gongryp en anderen te Harlingen, aangedaan aan den opper-chirurgijn C. L. von Aussen.
Beschrijving der oproerige beweegingen in Friesland, of aaneengeschakeld verhaal der gebeurenissen, begonnen in het dorp Collum, .opgemaakt uit origineele stukken en rapporten daarvan ingekomen. — Marsch-route van den
104 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
lieutenant colonel Beekkerk, zoodaanig als aan het provinciaal bestuur is overgegeeven. — Naamlyst der gearresteerde personen, zedert den 5 February 1. 1., enz. (1797.)
Eequesten van den burger P. Heerbeis, gevangen op het gedemolieerde blokhuis te Leeuwarden aan den hove van Vriesland, ingeleverd den 14 December 1796 en 17 Januarij 1797. Ter zaake van het recuseeren der burgers raaden A. Staal en A. K. Fink, als onbevoegd om over de zaak en procedures van den burger P. Heerbeis te regt te zitten. (Leeuw. 1797.) Derde request als voren, 31 Januarij 1797.
Remonstrantie voor Pieter Heerbeis met de daarop gevolgde sententie bij den hove van Friesland geveld. 1797.
P. Heerbeis, De provisioneele procureur generaal van Vriesland Nicolaas Scheltema, in officio voorloopig ontdekt, in en omtrent de crimineele procedures van de burgers Jacobus Fruytier en Pieter Heerbeis, beide gevangen op het gedemolieerde blokhuis te Leeuwarden. (1797.)
Aanspraak door eene commissie uit het provinciaal bestuur van Holland, den 12 April 1797, in de nationale vergadering gedaan, over het decreet van die vergadering d. d. 11 Maart 1. L, en missive van het provinciaal bestuur van Friesland, over het zelfde onderwerp. Leeuw. 1797. Fol.
Deductie, aan het provincaal bestuur van Friesland overgegeven, uit naam en van wegens de ondergeteekende personen, begrepen in het decreet, door gemeld provinciaal bestuur genomen, 21 April 1797, betrekkelijk de schadevergoeding van eenige gewezen staatsleden, raden 's hofs enz. Fol.
Rapport aan het provinciaal bestuur van Friesland, op de deductie van eenige geweezen staats-leden, betrekkelijk de schaadevergoeding. Leeuw. 1797. Fol.
J. L. Huber, Brief aan zyne friesche landgenooten over de aanneeming of afkeuring van het aan 't volk van Nederland aangeboden ontwerp van constitutie. Den Haag 1 Julij 1797.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND, 105
H. van Gastrop, Eenvoudig verhaal der gebeurenissen in de avondzitting der nationale vergadering van Dings-dag 29 Augustus 1797, betrekkelijk het discours van C. L. van Beyma.
De gesmoorde volkstem, of een uit egte bewysstukken opgemaakt verhaal van het schreeuwend onregt zoo aan het geregtte als aan de meerderheid der stemgeregtigde burgers van Kauwerderhem oopenlijk aangedaan. Gron. 1797.
G. Alberts, Klaag-reede met copia verklaaringe, memorie en request strekkende ter verdediging weegens de haattelijkheden en vervolgingen welke van tyd tot tyd ontwaar wordende om langer onbeproeft te laaten, en voor de oogen van alle weidenkenden, zyn geheele gedrag en handelwyze te wederleggen en te verantwoorden. Tweede druk. (Oosterbierum den 14 April 1798.)
Request aan het staatsbewind weegens het gesurcheerde stemregt in Friesland by publicatie der volksrepresentanten van 11 Mey 1795, omme herziening. 10 April 1802. Fol.
Reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Vriesland. 1825. Fol.
J, van Leeuwen, Koning Willem II in Friesland, 1841. Leeuw. 1842.
J. van Leeuwen, Vaarwel aan den geëerbiedigden koning en H. D. verhevene gemalinne. 1841. 4.
(W. Eekhoff) De grietmannen in Friesland. Bijdrage tot de kennis en waardering van het plattelands-bestuur der grietenijen in die provincie. Leeuw. 1848.
J. H. Beucker Andreae, De grietmannen in Friesland, geplaatst in de Amsterdamsche Courant. Leeuw. November 1848.
Tijclscliriften en Mengelwerken.
De vrije Fries, Mengelingen uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening der friesche
106 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FEIESLAND.
geschied-, oudheid- en taalkunde, VI dln. Leeuw. 1839 —1853. Nieuwe reeks dl. I—III. Leeuw. 1856—1861 (sedert dl. IV, Mengelingen, uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde).
J. de Wal, Beoordeeling van De vrije Fries, mengelingen van het friesch genootschap voor geschied-, oud-heid- en taalkunde, dl. IV, st. 3, 4, tot dl. VIII, st. 1, 2.
Archief voor vaderlandsche en inzonderheid vriesche geschiedenis, oudheid- en taalkunde, bijeenverzameld door H. W. O. A. Visser en H. Amersfoordt, III stukk. Leeuw. 1824—1828.
Friesche volksalmanak, 1836—1852. Leeuw, en Sneek.
Nieuwe friesche volksalmanak, 1855—1861. Franek. en Leeuw.
Verzameling van stukken betreffende de friesche geschiedenis, taal- en letterkunde, III dln. Franek. (dl. III, onder den titel: Bijdragen tot de friesche geschiedenis, taal- en letterkunde.)
D. Fockema, Proeven van taal- en geschiedkunde. Met eene bijdrage over den frieschen kronijk van Ocke van Scharl en anderen. Leeuw. 1836.
De Haan Hettema, Bijdrage tot de geschiedenis van Friesland, st. 1. Leeuw. 1852.
Algemeene Geschiedenis van Friesland.
S. Petrus, De scriptoribus Frisiae decades XVI et semis. Franeq. 1593. 12.
C. Kempius, De origine, situ, qualitate et quantitate Frisiae et rebus a frisiis olim praeclare gestis, libri tres. Colon. Agrippinae 1588.
S. Petrus, De frisiorum antiquitate et origine, libri tres. Editio prima, deest titulus.
Idem. opus. Franeq. 1698. 12.
S. Petrus, Apologia pro antiquitate et origine Frisio-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 107
rum cum B. G. Furmerii peroratione contra übbonem Emmium. Franeq. 1603. 4.
U. Emmius, De origine atque antiquitatibus Frisiorum, contra Suffr. Petri et Bern. Furmerium. Gron. 1603.
Thet freske riim, met aanteekeningen Tan E. Epkema, voorafgegaan door eene levensschets van laatstgenoemden, door J. van Leeuwen. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening van friesche geschied-, oudheid- en taalkunde. Work. 1835. 4.
Friesk kronijkje. Oet ien aod haonskrift fen 't 15e jier-hoendert. Kronijkje fen Holloan. Oet ien haonskrift fen 't 15° jierhoendert. (Medegedeeld door M. de Haan Hettema.)
N. Westendorp, Over den voorgenomen doop van den frieschen koning Radbod door Vulfram. (Losdorp
1836.) 4.
(De Haan Hettema) Hoe dae fresen toe fridom koemen.
M. de Haan Hettema, Verhandeling over de friesche .vrijheid.
J. Dirks, De togten der friezen, onder Karei den groeten, tegen de wilten en avaren, in de jaren 789 en 791. Workum 1847.
B. Furmerius, Annalium phrisicorum libri tres: quorum primus de principibus, alter de ducibus, tertius de regibus tractat. Franeq. 1609. Annalium phrisicorum trias altera, continens eorum lib. IV—VI. Leovard. 1612. Annalium phrisicorum trias tertia continens lib. VII—IX. Leovard. 1617. 4.
Gesta Fresonum, uit de apographa Juniana, met aanteekeningen , voorafgegaan door eene voorlezing over Franciscus Junius, door J. W. de Crane. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening der friesche geschied-, oudheid- en taalkunde. Work.
1837. 4.
J. Dirks, De friezen voor Aken, in 1248. Work. 1847.
Worperi Tyaerda ex Eenismageest, prioris in Thabor, chronicorum Frisiae libri tres. Edidit societas frisiaca,
108 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
historiae, antiquitatis Hterarumque studiosa. Leovard. 1847.
Worp Tyaerda van Kinsumageest, vierde boek der kro-nijken van Friesland, bevattende de geschiedenis van de XV eeuw. Uitgegeven door het ftiesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1850.
(H. B. van Sminia) Eienck Bockema, hoveling te Sneek en te Oosterend.
tl. A, Evertsz, H. S. Sinnama, als onderhandelaar in de friesche en groninger geschillen en in zijne betrekking tot de gouden bul.
(J. van Leeuwen) Verslag van een handschrift getiteld: De saksische regering in Friesland, nagelaten door den heer F. D. Fontein. Workum 1854.
H. B. van Sminia, Juw Hettes Dekema, de laatste potestaat in Friesland. Work.
(A.) v(an) H(almael) Alyd Jarla, een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands. (1832.)
(J. G. Ottema) Het leven en bedrijf van groote Pier.
(De Haan Hettema) Groote Pier. (Leeuw. 1856.)
D. Fockema, Schetzen van de friesche geschiedenis in het algemeen en wegens het strafregt in het bijzonder, III dln., 4 stukk. Leeuw. 1840—1846.
Proeliarius of strijdboek, bevattende de jongste oorlogen in Friesland, in het jaar 1518, beschreven door broeder Paulus Rodolphi van Rixtel, vroeger geheeten Johannes Gruyter. Op last van het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde uit het latijn vertaald en uitgegeven door J. G. Ottema. Leeuw. 1855.
Jancko Douwama's geschriften. Uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1849. 4.
C. Stroobant, Derniers avis de Jancke Douwema a sa femme et k ses enfants. Anv. 1853.
K. van Martena, Annael ofte landboek van Vriesland. Leeuw. Fol.
(A. van Halmael) Aedo Aedes Jonghama, friesch edelman. (Overleden te Rauwerd 1536.)
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PKIESLAND. 109
M. Brouerius van Nidek, Analecta medii aevi, ofte oude ende nooit voorheen gedrukte nederlandsclie geschiedenisboeken, eerste deel, waarin gevonden worden: Sicke Be-ninga, Chronickel der vriescher landen en der stadt Groningen; Sybe Jarichs, Corte chronyck, tracteerende van de hercomste der vreesen, ende oer vryheyt; eens onbekenden schrijvers, Cleyne cronica van de groninger Omlanden; Tjalling Aykema, Cronyxke van de Ommelanden. Amst. en Middelb. 1725.
V. H., Verslag van een handschrift van S. k quot;Wigara. 8 November 1831.
U. Emmius, Eerum frisicarum historiae libri decem. Fran. 1596. (Ed. 1.) Eerum frisicarum historiae decas prima. Arnh. 1605. (Ed. 2.) Decas altera. Franek. 1598. Decas tertia. Lugd. Bat. 1599. Decas quarta. Gron. 1604. Decas quinta. Gron. 1607.
TJ. Emmius, Eerum frisicarum historia, distincta in decades sex. Accedunt praeterea de Frisia, et republica Frisiorum, inter Flevum et Visurgim flumina, libri aliquot ab eodem auctore conscripti. Lugd. Bat. 1616. Fol.
Chroniicke, ende warachtige beschryvinghe van Vries-lant: Beginnende nae des werelts scheppinghe drie duy-sent ende tseventich jaer: ende deurende voorts tot na de gheboorte Christi, duysent vyf hondert vyf en tsestich. Eerst door Ockam Scharlensem seer vlytelick by een gheteeckent. Ende ander-mael door Joannem Vlitarp weder vernieut ende verbetert. Als nu oock van ghelycken ten derde-mael door Andream Cornelium Stavriensem seer neerstelick ende ghetrouwelick gheschiet is. Leeuw. 1597. Fol.
S. A. G(abbema), Historie van Friesland .... van 1190 tot 1573. Alsmede een net verhaal van de naam, oorsprong en eerste opkomst der stad Leeuwaarden. Overgezien, in 't ligt gebragt, en met een voorreeden en noodige bladwijzers verrijkt door Gutberleth. Gouda 1703. 4.
P. Winsemius, Historiarum ab excessu Caroli V, cae-
110 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PEIESLAND.
saris, sive rerum sub Pliilippo II, per Frisiam gestarum, lib. Ill et IV. Franeq. 1733. 4.
P. Winsemius, Historiarum ab excessu Caroli V, cae-saris, sive rerum sub Pliilippo II, per Frisiam gestarum, ab anno 1555, usque ad aunum 1581 assertae libertatis, libri septem. Leov. 1646.
J. Carolus, De rebus Casparis a Robles, Billaei in Frisia gestis commentariorum libri quatuor. Leov. 1731. 4.
Idem opus. Leov. 1750. 4.
De schim van Kasper de Robles, verbeteraar der vijfdeelens dijken. Fran. 1778.
W. Eekboff, Voorlezing over het leven en de verdiensten van Caspar van Robles, stadhouder des konings van Spanje in Friesland, en de lotgevallen van de in 1576 voor hem opgerigte gedenkzuil of steenen man.
C. Schotanus, De geschiedenissen kerckelyck ende we-reldtlyck van Friesland oost ende west; beginnende van d' eerste geheuchenis ende voltrocken tot op het jaar na Christi geboorte 1583. Daar achter: Tablinum, dat is: brieven ende documenten, dienende tot de friesche historie. Franek. 1658. Fol.
Enige gedenckvveerdige geschiedenissen tot narichtinge der nakomelingen, sommarischer wijze beschreven deur Jr. Fredrich van Vervov. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap, ter beoefening der friesche geschied-, oudheid-, en taalkunde. Leeuw. 1841. -
M, Hamconius, Frisia, seu de viris, rebusque Frisiae illustribus libri duo. Adjecti sunt pontifices Frisiorum ethnici, episcopi Ultrajectini, comités Hollandiae etc. Monast. 1609. 4.
Idem opus. Franek. 1620. 4. (Met het roode wapen.)
Idem opus. Franek. 1620. (Met het zwarte wapen.)
Idem opus. Amst. 1623. 4.
Verthoninge der coninghen, bisschoppen, princen, potestaten, heeren ende graven van Vrieslant, met de ge-denckweerdichste saecken van haer, soo buiten als binnen slants gedaen van aenbegin tot den jaere 1617, door Martinum Hamconium, op nieuw uitgegeven onder toe-zigt van M. de Haan Hettema. Work. 1844.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 111
J. Dirks, Iets over de verschillende uitgaven der Frisia, van Martinus Hamconius. quot;Work. 1844.
TJ. Emmius, Guilhelmus Ludovicus, comes Nassovius. Gron. 1621. 4.
J. A. C. van Heusde, Diatribe in Guilielmi Ludovici Nassavii vitam, ingenium, merita. Traj. ad Rh. 1835.
P. Winsemius, Chronique ofte historische geschiede-nisse van Vrieslant, beginnende van den jaere nae des werelts scheppinghe 3635, ende loopende tot den jaere nae de gheboorte Christi 1622. Franek. 1622. Fol.
It aade friesche terp, vertoonende de fryje friezen, in haar oorsprong, opkomst en voortgang enz. In 't gemeen bijeen gehoopt door de liefhebbers der vryheit. Leeuwerden 1677.
It aade friesche terp, of kronyk der geschiedenissen van de vrye friezen, .... beginnende met den jaare 313 voor de geboorte van Christus tot den jaare 1677. Tweede druk. Haarl. 1743, en 's Gravenh. 1746, met anderen titel.
It aade friesche terp, of kronyk der geschiedenissen van de vrye friezen: met bijvoegsels en aanteekeningen van J. van Leeuwen. Leeuw. 1834.
F. Sjoerds, Historische jaarboeken van oud en nieuw Friesland, van de vroegste geheugenissen tot op den te-genwoordigen tyd, V dln. Leeuw. 1768 — 1771.
(J. Dotingh) Het verward Frieslandt, of omstandig beright, vervattende in sigh de beroerten, oneenigheden en verwarringen, ontstaan onder de ingeseetenen van voorsz. provincie. Alsmede 't geene by de gecommitteerden op de Doele vergadert is voorgevallen, zedert den 5 Juny 1748. Leeuw. 1749.
F. Dijkstra, De geschiedenis van Vriesland, van den vroegsten tot den tegenwoordigen tijd, tot een leesboek op de scholen bewerkt en met eene kaart voorzien. Dokk. 1842.
H. W. Steenstra, Algemeene geschiedenis van Friesland. Een volksleesboek, II dln. Minnertsga 1845.
B. van Bruggen, Friesland en het friesche volk in
112 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
hunne ontwikkeling geschetst. Een leesboek voor het volk en de scholen. Franek. 1851.
W. Eekhoff, Beknopte geschiedenis van Friesland, in hoofdtrekken. Leeuw. 1851.
(E. de Haan en E., Zetstra) Beknopte geschiedenis van Friesland, bewerkt tot een leesboek voor de hoogste klasse der lagere scholen. Leeuw. 1852.
(H. van Heussen) Oudheden en gestichten van Vriesland, tusschen 't Vlie en de Lawers. Uyt het latijn vertaald en met aanteekeningen opgehelderd door H. v(an) K(ijn), II dln. Leid. 1723.
J. Munniks, Historie der staats-bestiering in Vriesland, van den jaare 1500 tot op den tegenwoordigen tijd, dl. L Leeuw. 1787.
J. van den Bosch, De heeren stadhouderen van Vriesland beschreven. Alsmede enkelde geslachtlinie der graven en princen van Nassau. Mitsgaders naukeurige korte beschryvinge van de vorstelyke grafkelder binnen Leeuwarden. Leeuw. 1770. Fol.
H. B. van Sminia, Nieuwe naamlijst van grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, met eenige geschiedkundige aanteekeningen. Leeuw. 1837.
H. B. van Sminia, Naamlijst van grietmannen, die van 1816 tot 1851 hoofden van de gemeenten ten platten lande in Friesland zijn geweest. Een vervolg op de nieuwe naamlijst van grietmannen. Leeuw. 1851.
S. A. Gabhema, Nederlandse watervloeden. — Nu in 't ligt gebragt en met breede aanteekeningen voorsien door T. Gutberleth. Gouda 1703.
Nauwkeurige berigten der ongelukken door den storm en watervloeden in November 1776, zoo in de provincie Friesland als elders veroorzaakt. Franek. 1776.
J, van Leeuwen, Geschiedkundig tafereel van den watervloed en de overstroomingen in de provincie Vriesland; voorgevallen in Sprokkelmaand 1825, met eene be-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 113
schrijving van derzelver gevolgen voor dit gewest. Leeuw. 1826.
Beknopt verslag van Vrieslands watersnood in February 1825; benevens een aanhangsel. Sneek 1825.
Rapport der particuliere commissie te Leeuwarden voor de noodlijdenden in Vriesland door den watervloed van Februarij 1825. 4.
Algemeen verslag en verantwoording van de provinciale commissie van onderstand voor de noodlijdenden, door de geheerscht hebbende ziekte in Vriesland, in de jaren 1826 en 1827. 4.
Geschiedenis Tan enkele Steden, Grietenijen en Dorpen.
Inhnldingh van de nieuwe amelandtsche heeren, anno 1637. 4. Bis en ter met verschillende titels.
't Leydtsche wagen-praetie, over den handel van de nieuw-genoemde amelandsche heeren. 1637. 4.
Eenige vraegh-stucken, over de saken der presumtive jonckeren ende oostenrijcksche vassal-heeren van Ame-landt. 1637. 4.
Apologie, ofte aen-wijsinghe, van de rechtveerdige titule ende possessie geschapen de familie van Camminga, nopende de heerlijckheyt van Amelant. 's Gravenh. 1638. 4.
Amelandiae status genuinus. Anno 1666. 4.
De amelandsche vasten. Amst. enz. (1768.)
H. W. Steenstra, Oudheidkundige aanteekeningen van de dorpen en kloosters der grietenij Barradeel. Franek. 1836.
P. Nota, Tweetal van kerkelyke leerredenen gedaan, de eene ter inwijinge van de nieuw gebouwde kerk te Berlikum en de andere ter inwijinge van het nieuwe orgel in gemelde kerk opgerigt. Benevens een aanhang-zel, betreffende de oudheden en voornaamste gebeurtenissen van den dorpe Berlikum. Franek. 1781.
8
114 aESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Het voor en tegen betrekkelijk de ondergaane verandering der grietenie het Bildt, nopens het stemmen van een' edelman ten landsdage. Benevens eenige aanmerkingen op den brief van Batavus. Leeuw. (1784).
Zamenspraak tusschen een Bildboer en een Harlinger over de zaken van de grieteny van het Bildt.
Bilkers aven-praatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw. 1784.
Bildboersche samenspraak tusschen Klaas en Krelis, over het avondpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw.
Brief aan A. Jeltema, vervattende eenige aanmerkingen op het Bilkers avenpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw. 1784.
Vrijmoedige aanmerkingen aan den schrijver van het Bilkers avenpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw.
Lotgevallen de grietenie 't Bildt, zo van voorige dagen in 't gemeen, als nu zedert eenigen tijd in 't bijzonder, getroffen. Vervat in eenen brief van Jacob Waarmond aan zijnen vriend Pieter Leesgraag. Leeuw. 1784.
Advvsen rakende het heerlyk Iheen, genaamd de Nye Fenne. (1767.) Fol.
J. Dirks, Twee vergeten merkwaardige voorvallen te Bolsward in 1618 en 1681.
Eenige brieven betrekkelijk het voorgevallene in Bols-wards regeering in de iaaren 1782, 1783 en begin van 1784. Franek. 1785.
J. Dirks, Willem Karei Hendrik Friso, prins van Oranje en Nassau, en zijne gemalin Anna, kroonprinses van Groot-Brittanje, te Dockum in 1836. (1859.)
P. Schellingwou, Heil en broederschap aan mijne landen stadgenooten. Bij de heuchelijke oprichting der vrijheidsboom te Dockum, den 12 van sprokkelmaand 1795.
GESCHIEDENIS. SESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 115
J. G. van Blom, De opkomst van het vlek Dragten in de provincie Friesland. Leeuw. 1840.
D. P. Z., Korte historie en beschrijving van Franeker, beginnende met den jaare 1192 en eindigende in het jaar 1785. Franek. 1785.
D. P. Z., Gebeurtenissen van Franeker zedert den 14 Meij tot den 5 December 1787. Franek. 1787. 4.
J. Scheltema, Nauwkeurig bericht van het volks feest te Franeker, op den 5 Maart 1795. Bij gelegenheid van het verbreeken der ketenen en het herstellen van de poorten aldaar enz. Fran. 1795.
A. Telting, De waalsche bezetting te Franeker. 1572 —1577.
A. Telting, De Sint Maartenskerk te Franeker, oorkonden en berigten uit het oudste kerkenboek te Franeker, medegedeeld met aanteekeningen. Workum 1854.
A. Telting, Botnia-huis te Franeker.
A. Telting, Het kruisbroeders klooster te Franeker. Work. 1861.
E. L. Vriemoet, Athenarum frisiacarum libri duo, quorum alter, praeter historiam academiae, quae est Fra-nequerae , elogia ephororum, alter professorum cum serie secretariorum, bibliothecariorum, nee non inspectorum oeconomiae publicae a natalibus ejus ad praesens aevum usque complectitur. Leov. 1758. 4.
M. Lydius, Commonefactio ad illustrem ac generosum Frisiae occidentalis gubernatorem Wilhelmum Ludovicum nassovium eiusdemque provinciae amplissimos ordines de academia Franekerae instituta, necessaria et ad gentis frisicae honorem constanter tuendum pertinens. Franek. 1589. 4.
H. A. Nerdenus, Initia academiae franequerensis, ejus-dem templi et gubernationis. Franek. 1613. 4.
#
116 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
A. Telting, Aanrakingen van den magistraat van Fra-neker met de academie en hare leden, 1636—1647. Medegedeeld uit het resolutieboek van burgemeesteren, raden en gezworen gemeente der stad Franeker.
N. Blancardus, Panegyricus, pro jubileo seu festo se-culari, jussu procerum, in templo academico, dictus 1685 die Septembris 24. Franeq. Fol.
C. van Eek, Vindiciae juris academici. Franeq. 1688.
G. Coetier, Oratio in adventu serenissimi principis Joannis Gulielmi Frisonis nassavii, cum studiorum causa Leovardia Franequeram migrasset. Franeq. 1700. Fol.
P. Wesseling, Oratio ad celsissimum et serenissimum principem Guilielmum Carolum Henricum Frisonem, arausi-conensem et nassavium principem ... cum studiorum caussa Leovardia Franequeram migrasset. Fran. 1706. Fol.
(J. Schrader) Academia Frisiorum instaurata, vocatis, ad theologiam, jurisprudentiam, et graecas literas docen-das, viris egregiis Petro Conradi, Christiano Henrico Trotz, Ludovico Casparo Yalckenaer. Franeq. 1741. 4.
Franeker in vreugd over de blyde inhulding der hoog geleerde en wydberoemde heeren P. Conradi, C. H. Trotz en L. C. Valckenaer, met de gewoone plegtigheden de bediening van hoogleeraar aanvaardende. Franek. 1741. 4.
E. L. Vriemoet, Oratio de academiae frisiacae supe-riore praecipue anno, fortunis, suoque officio, veram li-bertatem theologicam, contra protervam licentiam tuendi Gron. 1744. 4.
Vota nuncupata pro viro celeberrimo Hermanno Ve-nema, theologiae professore ordinario, quum tertium rector academiae publice renuntiaretur. Franeq. 1745. 4.
Carmina gratulatoria ad viros clarissimos Fredericum Winter et Samuelem Koenig, cum ille medicinae et che-miae, hic philosophiae professor ordinarius inauguraretur. Franeq. 1746. 4.
Vota nuncupata pro viro clarissimo Dominico Balck, juris in illustri Frisiorum academia professore ordinario, qunm quintum rector academiae publice renunciaretnr. Franeq. 1746. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 117
Statuta et leges fundamentales academiae Frisiorum, quae est Franequerae. Leovard. 1748. Fol.
Carmina gratulatoria ad virum celeberrimum Ludovicum Casparum Valckenaer, linguae graecae in illustri Frisiorum academia professorem, cum secundum rector academiae publice renunciaretur. Franeq. 1749. 4.
Offers voor Minerva, ter gelegentheid van het geluk hetwelk haare oefenschool te Franeker gebeurde op 1 Mei 1749. Fran. 1749. 4.
(C. Blom) Veldbloemen met een prikneusje daaronder, aan Momus gestroyd in en buyten de academiekerk te Franequer, ter eeren van vijf beroemde professoren. Leeuw. 1749. 4.
(C. Blom) Berigt aan de lezers van myne onnosele veklbloemtjes. (Leeuw. 1749.) 4.
Vota nuncupata pro viro celeberrimo Petro Conradi, theologiae professore ordinario, quum primum rector academiae publice renuntiaretur. Franeq. 1750. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Hermanni Canne-gieter, juris naturae, gentium, publici et privati in academia franequerana antecessoris ordinarii, cum rector academiae salutaretur. Franeq. 1756. 4.
Carmina in honorem clarissimi viri Gulielmi Ouwens, medicinae nee non chemiae botanicesque professoris ordinarii cum secundum rector salutaretur. Franeq. 1757. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Aegidii Gillissen theologiae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, cum rector academiae publice salutaretur. Franeq. 1760. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Bavii Voorda, juris in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, cum rector academiae publice salutaretur. Franeq. 1761. 4.
Poëmata in honorem viri celeberrimi Jacobi Garcin, linguae gallicae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, quum sollenni more rector magnificus renunciaretur. Franek. 1764. 4.
Vota nuncupata pro viro clarissimo Petro Conradi, theologiae in alma Frisiorum academia professore ordinario,
118 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FKIESLAND.
quum altera vice rector academiae magnificus renuncia-retur. Franeq. 1765. 4.
Carmina dicata honori Hermauni Cannegieteri, juris naturae, gentium, publici, nee non juris publici foederati Belgii et juris hodierni professoris ordinarii in illustri Fri-siorum academia, cum rector magnificus inauguraretur. Franeq. 1766. 4.
Carmina votiva pro viris clarissimis J. H. Verschuir, linguarum orientalium, G. Koen, linguae graecae et J. H. v. Swinden, philosophiae ordinarias professiones sollemniter auspicantibus. Franeq. 1767. 4.
Carmina dicata honori et meritis viri clarissimi Gisberti Koen, cum ordinariam linguae graecae professionem, sol-lemni habita oratione, auspicaretur. Franeq. 1767. 4.
Carmina votiva pro viro clarissimo Johanne Henrico Verschuir, linguarum orientalium ordinariam professionem solemniter auspicante. Franeq. 1767. 4.
Vaarsen ter inwyinge van den hooggeleerden heer Joh. Henricus van Swinden, als hoogleeraar in de wysbegeerte op Frieslands hooge schoole. Franek. 1767. 4.
Carmina dicata honori Samuelis Henrici Manger, cum professionem theologiae in alma franequerana solenni oratione auspicaretur. Franeq. 1767. 4.
Pieriae frondes honoribus et meritis Joann. Ratelband consecratae, cum publicam theologiae professionem in almo Frisiocum lyceo auspicaretur. Fran. 1767. 4.
Poëmata dicata honori et meritis Feyonis Udonis Winteri, medicinae et chemiae professoris, cum rector academiae Frisiorum magnificus crearetur. Franeq. 1767. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi et eruditissimi viri Joannis Schraderi, historiarum in academia Frisiorum professoris, quum secundum rector magnificus crearetur. Franeq. 1768. 4.
Poematia in honorem viri celebberrimi Mc. Ypey, quum sollenni more tertia vice rector magnificus renunciaretur. Franeq. 1769.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Samuelis Hen-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
rici Manger, theologiae professoris, quum academiae Fri-siorum rector magnincus crearetur. Franeq. 1770. 4.
Carmiua honori et meritis viri celeberrimi Eliae Wigeri juris in alma Frisioram academia professoris ordinarii, di-cata, quum sollemniter rector magnificus renuuciaretur. Franeq. 1771. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Christ. Everh. de Lille, medicinae, anatomiae ac chirurgiae professoris ordinarii in illustri Frisiorum academia dicata, cum iterum rector magnificus crearetur. Franeq. 1772. 4.
Remarques op den brief van een heer te Leeuwarden) over het plan van menage en opstel van reforme van Frieslands hoogeschool, door een heer te Leiden. Amst. 1772. 4.
Poëmata in honorem viri celeberrimi Jacohi Garcin, linguae gallicae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, quum sollenni more rector magnificus secunda vice renunciaretur. Franeq. 1773. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Johann. Henr. Verschuir, theologiae et linguarum orientalium professoris ordinarii, quum academiae Frisiorum rector magnificus crearetur. Franeq. 1774. 4.
Carmina dicata honori Gradsonis Coopmans, quum che-miae et materiei medicae professor ordinarius in illustri Frisiorum academia inauguraretur. Franeq. 1774. 4.
Carmen dicatum honori clarissimi Petri Conradi, theol. professoris ordinarii, duni tertia vice rector academiae fri-siacae magnificus renunciaretur.
Noodig antwoord van Ev. Wassenbergh, aan den wel edelen hoog geleerden heere J. H. van Swinden, zijnen zeer geëerden amptgenoot, op den briev aan hem gerigt en uitgegegeeven. Franek. 1778.
Verhaal van het tweede eeuwfeest van Vrieslands hoogu school te Franeker. 22 September 1785.
S. H. Manger, Oratio panegyrica in auspicium seculi tertii academiae Frisiae. Franeq. 1785. 4.
Carmina in natalem academiae frisiacae ducentesimum. Franeq. 1785. 4.
119
120 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Y. F. Tigchelaar, Plan tot herstel der academie te Franeker door het provintiaal bestuur van Friesland. Gedecreteerd op den 9 Junij 1797 en op deszelfs orde gedrukt; benevens een betoog over de nuttigheid der nieuwe inrichting deezer academie. Leeuw. 1798. Fol.
Eerste receuil van stukken raakende de beschuldigingen door de heeren curatoren ter staatsvergadering van Friesland ingebragt tegen vier professoren der friesche hooge school. Harl. 1787. Fol.
E, Wassenbergh, Oratio de varia academiae franeque-ranae nuper fortuna. Leov. 1803. 4.
A. G. Camper, Redevoering, als voorzittend curator van Vrieslands athenaeum te Franeker, op den 28 December 1815, bij de plegtige inhuldiging uitgesproken. Harl. 1816.
De zelfde redevoering. Gron. 1818. 4.
A. Telting, Vrijmoedige stemmen tot behoud van 's rijks athenaeum te Franeker. Leeuw. 1842.
Aurea libertas ofte gulden vryheid der stadt Harlin-ghen, met den voet ende reglement derselver raedsbestel-linge, ten overstaen van de ed. heren Abraham van Koorda, Dominicus ab Hottinga — samt SufFridus Rispens als gecommitteerde der Ed. M. gedeputeerde staten van Friesland beraemd, met overroepinge der ingesetenen van de voorsz. stede Harlingen, den 6 September 1635. Harl. 1635. 4.
Ordonnantie of reglement voor de burger-schuttery te Harlingen. Harl. 1785.
M. A. Jentink, Tweetal leerredenen bij gelegenheid der gedenkdagen van de kerkhervorming en van de stichting der westerkerk te Harlingen, uitgesproken op 6 en 13 November 1853. Harl. 1853.
H. Rhala, Propositie gedaan by ende aan den ghenen, die voor magistraat der steede Leeuwarden met ghewalt
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 121
willen worden erkent nopende de verschillen ende quaes-tien tusschen de ghemeene burgerschap ghevallen. (1610.) 4.
Reglementen voor de burgerwacht der stad Leeuwarden. Leeuw. 1764.
Onderzoek op de rechten van de bevelhebbers en cor-poraals binnen Leeuwarden. Door een commissie uit magistraat en vroedschap dier stad gedaan. Leeuw. 1784.
Vertoog over de gesustineerde rechten der corporaals binnen Leeuwarden, betreffende het aanstellen hunner col-legas, en het stemmen van hopluiden en vaandrichs. Ge-munieerd met oude en authentiecque stukken. Leeuw. 1784.
Request aan den magistraat en de vroedschap der stad Leeuwarden. (Betrekkelijk de schutterij. Leeuw. 1784.) Fol.
Brieven van een vriend aan een vriend, nopens het voorgevallene op den avond van Woensdag 26 January 1785. (Over een gerugt van brand in de groote kerk.) Fol.
Rapport van de gecommitteerden der breede gemeente van Leeuwarden, aan hunne committenten, de burgers der respectieve tien espels, van hunne verrichtingen, betrekkelijk het regeerings reglement voor dezelve stad. (1786.) 4.
Reglement op de regeeringe der stad Leeuwarden en de resolutien daartoe betrekkelijk bij de ed. mog. heeren staaten van Vriesland gearresteerd den 19 Maart 1786. Leeuw. 1786.
Reglement voor den onderwachtmeester, de corporaals, gezworen wakers, ratelaars en noodhulpen der stad Leeuwarden. 1801.
Reglement voor de provisioneele gewapende burger-magt der stad Leeuwarden, ingeval van brand, van den 1 April 1805. Leeuw.
De Haan Hettema, Onder den lindeboom. De Brol. Te Leeuwarden. Eene bijdrage tot de geschiedenis van die stad. Leeuw. 1852.
(M. de Haan Hettema) Het vijftigjarig bestaan van het Roomsch catholijk weeshuis te Leeuwarden. Plechtig gevierd op den 30 Mei 1836. Leeuw, 1836.
122 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
(W. Eekhoff) Geschiedenis van het Sint Anthonij gasthuis te Leeuwarden, met de daarbij behoorende stukken. Leeuw. 1854.
Rapport betreffende het Sint Anthonij-gasthuis te Leeuwarden, dd. 19 Februarij 1852. Leeuw. 1852.
Memorie van antwoord van de voogden en voogdessen van het St. Anthonij-gasthuis te Leeuwarden, op het rapport betreffende dat gesticht, dd. 19 Februarij 1852, en het daarop gevolgde besluit van den gemeente-raad van den 13 Mei daaraanvolgende, en nader rapport aangaande deze memorie uitgebragt in de vergadering van den gemeente-raad aldaar, den 10 Februarij 1853. Leeuw. 1853.
Memorie van antwoord van den heer burgemeester dei-gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, gedaagde, contra de voogden van het St. Anthonij gasthuis te Leeuwarden, eischers.
Verzameling van stukken, ten grond gelegd der verwering, bij memorie van antwoord van den heer burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende contra de voogden van het Sint Anthonij-gasthuis te Leeuwarden.
Memorie van dupliek van den heer burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, tegen de voogden van het St. Anthonij gasthuis te Leeuwarden. Leeuw.
Nadere verzameling van stukken behoorende bij de memorie van dupliek. Leeuw. 1857.
Derde verzameling van stukken behoorende bij de memorie van dupliek. Leeuw. 1857.
Conclusie van den officier bij de arrondissements regt-bank te Leeuwarden en vonnis van gemelde regtbank, den 14 September 1858, in zake de voogden van het St. Anthonij-Gasthuis te Leeuwarden, eischers, tegen den burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, gedaagde. Leeuw. 1858.
Conclusie van den procureur generaal bij het provinciaal geregtshof van Friesland, van 7 September 1859,
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 123
en arrest van genoemd provinciaal geregtshof van 1 February 1860. Leeuw. 1860.
Verslagen van den toestand der gemeente Leeuwarden, opgemaakt door burgemeester en wethouders voor 1852 —1860.
E. Napjus, Historisch, chronjk of beschryvinge van oud en nieuw Sneek. Sneek 1772.
Het zelfde werk, tweede druk, onder den titel: Geschiedkundige kronijk en beschrijving van de stad Sneek. Sneek 1826.
(De Haan Hettema) Het graafschap Stavoren en dat van quot;Westergoo en Oostergoo. (14 Maart 1850.)
H. J. Soet, Op en nedergank van de oude konink-lycke en loffelycke anzee-stadt Stavoren, outs tydts hooft en moeder stadt der Friesen. Nevens de voornaamste geschiedenissen van Vrieslandt van 't jaar voor Christus geboorte 313 tot na 1575. (Haerl. 1647.) 12.
Echt, oprecht en onpartydig verhaal van het gebeurde in de onlustige omstandigheden te Workum in Friesland. (Work. 1787;)
(S. Stijl) Kerkgezangen ter inwydinge van het nieuw orgel in de nieuwe kerk te Zweins, op den 22 Junij 1785. 4.
Geschiedenis van Oost- en IVoordfrlesland.
Frisia. Eine Zeitschrift zur Belehrung und Unterhal-tung, III Jahrg. Emd. 1843, 1844. 4.
H. G. Ehrentraut, Friesisches Archiv. Eine Zeitschrift
124 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
für friesisclie Geschichte und Sprache, II Bde. Oldenb. 1849, 1854. (Bd. II onder den titel: Beitrage zur Geschichte der Friesen und ihrer Sprache, auch der Grafschaften Oldenburg und Delmenhorst.)
J. F. Eavinga, Neye oostfriesische Chronica der besondersten undt wahrhafftigsten Geschichten, de voor undt nah in Oostfriesslandt unde in de angrensende Landen van dem Jahre 1106 beth thom Jahre 1661 sich hebben thogedragen. Embd. 1661. 12.
E. Beninga, Volledige chronyk van Oostfrieslant. Be-helsende niet alleenlik de historie van Oostfriesland, maer ook van alle nabuirige volkeren ten oosten en ten westen, besonder de aldevseldsaemste geschiedenissen van het oude en hedendaegsse Friesland, zoo ten tyde des heidendoms als zedert het is gekristent geworden. Uytgegeven door E. F. Harkenroth. Eraden 1723. 4.
Ostfriesische Historie und Landesverfassung, II Thle. Aurich 1720. Fol.
T. D. Wiarda, Ostfriesische Geschichte, zweite Auflage, X Bde. Aurich und Leer 1797—1817.
O. Klopp, Geschichte Ostfrieslands bis 1570. Hannov. 1854.
O. Klopp, Geschichte Ostfrieslands von 1574—1751. Hannov. 1856.
J. I. Harkenroht, Oostfriesche oorsprongkelykheden, van alle steden, vlekken, dorpen, rivieren enz., in ende buiten Oostfriesland en Harrellingeland, 2de druk, II dln. Gron. 1731.
J. I. Harkenroht, Kerkrede over Oostfrieslands kersvloed den 25 December 1717. Nevens een kort ontwerp van deezen laatsten kersvloed 1717, in Oostfriesland, Harlingerland en Jeverland, alsmeede van den. laatsten zogenoemden nieuwjaarsvloed den 31 December 1720. Emd. 1721.
H. Loesing, Geschichte der Stadt Emden bis zum Ver-trage von Delfsyhl 1595. Emd. 1843.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 135
Allerunterthanigste gründliche Ablehnung der nnge-gründeten postulatorum, und accorden-massige Anweisung loco paritionis ad ordinationes caesareas vom 18 Augustus 1721, cum petito humillimo pro earundem cassatione et e contra clementissime impertienda convenient! medela, contraventiones pactorum publicorum sistente, in Sachen Sr. hochfïïrstel. Durchl. zu Ostfriesland contra die ost-friesische Landstande. (1722.) Fol.
Allerunterthanigste Danckerstattung und fernere Bitt-schrifft ad resolutionem caesaream vom 11 Junii 1723 pro ejusdem, quoad clausulas gravatoriales, sin opus, praevia brevimanu, restitutione in integrum, cassatione, en impertienda declaratione, ut intus, in Sachen Sr. hoch-fürstel. Durchl. zu Ostfriesland contra die ostfriesische Landstande. (1723.) Fol.
Allerunterthanigste abermahlige Bittschrifft, qua exhi-bentur jura collectandi statibus provincialibus Frisiae orien-talis privative, et absolute competentia ab adversantium principis ministrorum fallaciis, strophis falsisque suppo-sitis, quibus publico non minus, quam ipsi consilio im-periali excelsissimo aulico hactenus obreptum vindicata, in Sachen Sr. hochfürstl. Durchl. zu Ostfriesland contra die ostfriesische Landstande. (1724.) Fol.
Onderscheid tusschen de nieuwe keyserlyke decreten en oostvriesche accorden off accordmaetige justificatie der oostvriesche stenden in puncto submissionis ad decreta caesarea de anno 1721 usque 1724, cum clausula: salvis pactis publicis. Fol.
Het levende staatische recht van guarantie over de oostfriesische accorden of eenvoudige, edog waaragtige, en uyt het oostfriesche accordboek en soogenoemde, op speciaal hoogfurst. bevel, 1720 aen den dag gekoo-mene oostfriesche historie en landesvervattinge, en alsoo ex principiis ministerii principis selfs genoomene deductie. Fol.
Gründliche Anweisung von dem ostfriesischen Recht der Landtagen, und insonderheit denen Eechten, Gerech-tigkeiten und Herrlichkeiten, welche denen ostfriesischen
126 ÖE8CHIKDBNI8. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Standen, vor anderen Standen, in den teutschen Landem, dabey zukommen. Emden 1725. Fol.
Die, aan de hooge gesubdelegeerde commissie, door zyn hoogwelgeboorne den heer van Appell, hooftling tot Midlum, en adelyke administrator ingeschikte grondelyke verantwoording, aangaande die hem wegen administreering der gemeene landesmiddelen, en andersints, aangewre-vene, deels belachelyke, deels valsche en onbeschaamde beschuldigingen. (1726.) Fol.
Derer ans Eitterschafft, Stadten und dritten Stande, zum ostfriesischen landschafftlichen collegio, verordneten administratorum. Special-anzeige dass die Eitterschafft, die Stadte Emden, und Norden, wie auch der dritte Stand bey Sr. hochfürstl. Durchl. und Ausschreibung des all-gemeinen freyen prorogirten Landtages, und Verwilligung der gütlichen Tractaten , unterthanigst angesuchet, beedes aber wieder den klahren Buchstaben der Accorden und die selbstredende Billigkeit versaget, und verwegert worden. Emd. 1726. Fol.
Burgermeistern und Eaht und der qualificirten Burger-schafft der Stadt Norden gründliche Anweisung dass von Sr. hochfürstl. Durchl. zu Ostfriesland, durch Betrieb dero Ministerii, und in specie des dasigen Amtsverwalters Kettlers, in der Stadt Norden zweene Bürgermeistere und zweene Eahtsverwandten, aus unerheblichen nie erwiesenen Ursachen, von denen ex pacto et conventione perpetuir-lichen Magistratsbedienungen gantzlich ungehöret und unerlangten unpartheyschen Eechtens, respective entsetzet und suspendiret, die Bürgermeistere auch mit ausserster und gewaltsahmer Einbrechung, der unpartheyschen Jus-titzadministration, bey dem, zu Unterhaltung gutes Friedens und Eegiments von kayserl. Maytt. angeordnetem ostfriesischen Hoffgerichte, davon ein Zeitlang abgehalten, die-selbe aber nebst den Eahtsverwandten, von der Stadt mit höchstem Fuge, in conformitat der hoffgerichtlichen Verordenungen, in ihre Bedienungen, wiederum restituireï worden. Nord. 1726. Fol.
Summarische Anweisung dass von Sr. hochfürstl.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDBNIS VAN FRIESLAND, 127
Durchl. zu Ostfriesland, in conformitat der in dem Au-richer Vergleich vor. 1699 beschehenen solennen Ver-pflichtung, gestalten über die dabevor movirte, nnd sonsten etwa vorhandene gravamina, keine Processus wieder die Landstande zu erheben, den beym höchstpreislichen Reichs-Hoff'raht vorschwebenden Process, in Jahr 1720 nicht anspinnen können, und die auff die fürstl. Klagten, un-term 18 Aug. 1721 pnblicirte kayserl. Decreta, wie auch das Decretum ulterius vom 18 Aug. 1722 der Landstanden gantzlich ungehöret und unvernommen, erlassen, sodann die Landstande, mit ihrem, wieder die, auff ihre eingebrachte exceptiones sub et obreptionis, unterm 11 Jun. 1723 ergangene kayserl. Eesolutiones, eingefulireten Eestitutionsgesuche in integrum , und allenfals gebelitener Revision zu hören, und die kayserl. Decreta, als welche wieder die klahre Landesverfassung ersclilichen, nicht rechtskrafftig werden, und folglich darüber, insonderheit vor Erörterung derer in den Reichssatzungen denen be-schwerten Partheyen zu gute verordneten rechtlichen Mit-telen, keine Executiones verhanget werden können, sondern allenfals mit Vorbehalt beyderseitigen Partheyen Rechten, zu Hebung aller Differentien, nach Anleitung der Reichs-constitutionen, der gütlichen Abhandelung statt zu geben. Emden 1727. Fol.
Gründliche Anweisung von der ostfriesischen landes-herrlichen, nach den kayserlichen ostfriesischen Decreten, Resolutionen, Compactaten, statischen Apostillen, Decisien und Abschieden, insgemein Accorden genant, ab Grund-festen der ostfriesischen Regierung, ohne Anziehung der Reichssatzungen, und ohne Beruffung auff dieselbe, ein-geschranckten Oberbohtmassigkeit und Hoheit, und dem Gebrauch der ostfriesischen Accorden, und denen daraus fliessenden, denen ostfriesischen Standen zustehenden Privilegiën, Freyheiten, Gerechtigkeiten, Rechten und Herr-lichkeiten überhaupt. Fol.
Erlauterung der gründlichen Anweisung von der ostfriesischen landesherrlichen, in der ostfrieslandischen Ver-fassung, eintzig und allein, eingeschranckten Hoheit und
128 GESCHIEDENIS. HDljPWETEN SCHAPPEN.
Oberbohtmassigkeit, und denen bey den ostfrieslandischen Differentien, und dem Gebrauch der ostfriesischen Ac-corden, zu beobachtenden Hauptregulen. Fol.
H. Grestius, Keitnchronik von Harlingerland, nebst A. Ton Werdum's Genealogie der Hauptlinge von Gödens, und S. E. Jberings Beschreibung der Herrliebkeit Gödens, herausgegeben von Möhlmann. Stade n. Harb. 1845.
M. Antonius Heimreich, Ditmarsische Chronick, darinn nebenst der Landesbeschreibung die Gescbichte, so sich vor erlangeter, bey gehabter und nach verlohrener Freyheit des dithmarscher Landes begeben. Scblesw. 1683. 12.
M. Antonius Heimreich, Nord-fresische Chronick darin von denen dem schleszwigischen Hertzogthum incorporir-ten fresischen Landschafften wird berichtet. Schleszw. 1666. 12.
M. Antonius Heimreich, Ernewrete nordfresische Chronick. Schleszw. 1668. 4.
C. P. Hansen, Chronik der friesischen Uthlande. Alton. 1856.
(M. de Haan Hettema) Extract uit eene kronijk van Helgoland, toebehoorende aan J. C. Bolzendahl, aldaar.
(J. G. Ottema) Jens Lüng. (Eene noordfriesche sage naar Hansen gevolgd.)
Geologie. Aardrijkskunde. Land-, Volks- en Plaat sbeschryving.
Geologie.
W. C. H. Staring, De bodem van Nederland. De zamenstelling en het ontstaan der gronden in Nederland, ten behoeve van het algemeen beschreven, II dln. Haarl. 1856, 1860.
W. C. H. Staring, Voormaals en thans. Opstellen over Neêrlands grondsgesteldheid, afl. 1. Haarl. 1858.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
De geologie van Nederland. Handleiding voor de be-zigtigers der verzameling, welke op het Paviljoen te Haarlem bijeengebragt is, door de commissie belast met het vervaardigen eener geologische kaart en beschrijving van Nederland. Uitgaaf van 1853. Haarl. 4.
Verhandelingen uitgegeven door de commissie belast met het vervaardigen eener geologische beschrijving en kaart van Nederland, II dln. Haarl. 1853, 1854. Gr. 4.
Aard r ij k s k u n d e.
Mittheilungen der kaiserlich-königlichen geographischeu Gesellschaft, Jahrg. I, II, III, Heft 1, 2. TVien 1857—59.
F. Voigt, Leiddraad bij het onderwijs in de aardrijkskunde tot zelfoefening voor kweekelingen en aankomende onderwijzers en tot onderrigt op de lagere scholen. Naar de achtste uitgaaf van het hoogduitsch vertaald door S. Talsma, 1ste st. Gron. 1848.
A. J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, XIII dln. Gorinch. 1839—1851.
G. Mees, Historische atlas van Noord-Nederland, van de XVI eeuw tot op heden, XI afl. Kotterd. 1851— 1860. Fol.
Carte chorographique du royaume des Pays-Bas. Dres-sé, dirigé et public par J. B. de Bouge. Brux. 1823. Fol.
(W. Eekhoff) Historische beschouwing van de topogra-phische en militaire kaart van het koningrijk der Nederlanden. (1855.)
A. G. B. Schay es. Ethnographic du royaume de Bel-gique, mémoire présenté par M. Imbert des Mottelettes.
A. G. B. Schayes, Ethnographic de la Belgique. Ke-plique a la lettre de M. Imbert des Mottelettes.
C. R. Hermans, De woonplaatsen der Menapiers, Ebu-ronen, Atuatiken en Ambivariten aangewezen en Atuatica
129
130 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
met Atvaca, Aduaca Tungrorum, Atuacutum, Tungri en Aken synoniem verklaard, 's Hertogenb. 1860.
H. F. Hollmann, Rustringen, die ursprüngliche Heimath des ersten russischen Grossfürsten Kuriks und seiner Brü-der. Brem. 1816.
H. Middendorf, Die Wohnsitze der Brukterer. Coesf. 1837.
L. von Ledebur, Blicke auf die Literatur des letzten Jahrzehents zur Kenntniss Germaniens zwischen Ehein und Weser, mit besonderer Eücksicht auf das Land und Volk der Bructerer. Berl. 1837.
G. Lauts, Over de nasporingen van L. von Ledebur, betreffende den vroegeren toestand in Nederland. Arnb. 1844.
(L. Pb. C. v. d. B.) Middel-nederlandscbe geographic. (1850.)
L. Pb. C. van den Bergb, Handboek der middel-nederlandscbe geograpbie, naar de bronnen bewerkt. Met eene kaart van Nederland in bet frankiscbe tijdvak. Leid. 1852.
M. Alting, Descriptio, secundum antiques, agri batavi et frisii, una cum conterminis, sive notitia Germaniae inferioris cis et ultra Rbenum, qua bodie est in dicione VII Foederatorum, repraesentata tabulis geograpbicis V. Amst. 1697. Fol.
M. Alting, Descriptio Frisiae inter Scaldis portum veterum et Amisiam, seu inter Sine et Emese, secundum medii aevi scriptores, quae est pars altera notitiae Germaniae inferioris, representata tabulis geograpbicis IX. Amst. 1701. Fol.
B. Schotanus a Sterringa, Uitbeelding der beerlijkbeit Friesland; zoo in 't algemeen, als in baare XXX bijzondere grietenijen. Nu nieuwelijks met bijgevoegde aangren-zingen en veel vermeerderingen. 1718. Fol.
GESCHIEDKNI3. HULPWETENSCHAPPEN. 131
Nieuwe atlas van de provincie Friesland, bevattende kaarten van de dertig grietenijen of gemeenten met de daarin gelegene elf steden en haar grondgebied, alsmede van de eilanden Ameland en Schiermonnikoog. Leeuw. 1849—1859. Fol. (Op last van de provinciale staten.)
J. T. Bodel Nyenhuis en W. Eekhoff, De algemeene kaarten van de provincie Friesland, verzameld, beoordeeld en geschiedkundig beschreven. Leiü. en Leemv. 1846.
(W. Eekhoff) Beoordeeling der schoolkaart van de provincie (F)Vriesland(,) vervaardigd door H. Pijttersen en bekroond door de vriesche onderwijzers(-)vereeniging(.) Te Groningen. (1849.)
J. van Doorninck, Commentatio de Frisiae terminis. Quae praemium reportatvit die 9 Octobris a. 1834. Gron. 1835. 4.
L. von Ledebur, Die fünf münsterschen Gaue und die sieben Seelande Friesland's. Berl. 1836.
M. de Haan Hettema, Wat zijn de zeven Zeelanden van Friesland? Work. 1846.
Friesland, en deszelfs gantsche geleegentheid vertoont in een geographisch woordenboek, van alle grietenyen, steden, eylanden, dorpen enz. Leeuw. 1736.
Friesland, of geographisch woordenboek van alle grietenijen enz. Leeuw. 1746.
Geographisch woordenboek, behelsende een uytvoerige beschryving van de friesche dorpen, buurten, edele en eygenerfde staten onder deselve resorterende, nevens der-zelver successive bewoonders, midsgaders van beroemde mannen aldaar geboren, en wat dies meer mag zyn. Leeuw. 1749.
A. F. Busching, Nieuwe geographic of aardrijksbeschrijving, 4de dl., ode st., behelzende de algemeene beschryving der provinciën Zeeland, Utrecht en Friesland. Amst. en Utr. 1775.
Algemeen aardrijks- en geschiedkundig woordenboek van de provincie Friesland. Sneek (1833).
W. Eekhoff, Beknopte aardrijkskundige beschrijving van de provincie Vriesland; bevattende een overzigt van den
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
algemeenen en bijzonderen toestand van dat gewest. Leeuw. 1840,
W. Eekhoff, Friesland, Handboekje voor reizenden door de steden en voornaamste oorden van de provincie Friesland, met eene kaart. Leeuw. 1840.
H. O. Feith en G. Acker Stratingh, Aardrijks- en geschiedkundige schets van den toestand der provincie Groningen.
F. Borgesius, Die Fehnkolonien in Groningen. Aus dem hollandischen von E. H. Groenewold.
J. C. Freese, Kurze Erlauterung über die neue geo-graphische Special-Karte von dem Fürstenthum Ostfries-land und dem Harrlingerlande. Aurich 1806. 4.
J. T. Bodel Nyenhuis, Beredeneerde lijst van de kaarten der provincie Utrecht in het algemeen. 1839.
F. N. M. Eijck tot Zuylichem, Opmerkingen over de aloude ligging van Utrecht, tusschen de armen van de rivieren den Eijn en de Vecht.
L. Ph. C. van den Bergh, De nederlandsche wateren vóór de twaalfde eeuw. Arnh. 1850.
M. de Haan Hettema, Het meer Flevum en het eiland Flevo, of: Blikken in de oudere geschiedenis van Friesland, met betrekking tot haren vroegeren en tegenwoor-digen waterstaat. Leeuw. 1854.
J. G. Ottema, Het meer Flevo en de Middelzee, of blikken op de wartaal van M. de Haan Hettema, in zijn geschrift; „ Over de oudere geschiedenis van Friesland, „ met betrekking tot haren vroegeren en tegenwoordigen „ waterstaat.quot; Leeuw. 1854.
De indijking en droogmaking van de Zuiderzee en het
132
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
IJ, inet kanalen van af' den IJssel bij Arnhem, langs Amsterdam tot in de Noordzee; voorgesteld en aangeprezen als een krachtig middel tot verheffing van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland. Amst. 1848.
B. P. Gr. van Diggelen, De Zuiderzee, de friesche Wadden en de Lauwerzee, hare bedijking en droogmaking, 2 stukk. Zwolle 1849.
W. van Peijma, Verslag over de aansluiting van Ameland aan den vrieschen wal, en de opslijking van het Wad. Leeuw. 1850.
S. J. Keuchenius, Beschrijving behoorende bij de hy-drographische kaart der zeegaten van Vlieland, Terschelling en Ameland, met de vaarwaters naar Harlingen en de Zuider-Zee opgaande tot aan de Middelgronden. 1831. Herzien op last van het departement van marine, door A. van Rbijn. 1852. 's Gravenhage 1853. Met de kaart in plano.
S. J. Keuchenius, Beschrijving behoorende bij de hy-drographische kaart van het friesche zeegat, met een gedeelte der friesche en groninger Wadden. 1831. Herzien in 1850 op last van het departement van marine, door A. van Ehijn. 's Gravenh. 1851. Met de kaart in plano.
P. Brouwer, Pz. en W. Eekhoff, Nasporingen betrekkelijk de geschiedenis der voormalige Middelzee in Friesland. Met eene voorrede en kaart, uitgegeven door W. van Peyma. Leeuw. 1834.
G. A. Stratingh en G. A. Venema, De Dollard, of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems. Gron. 1855.
Ostfriesische Zeitung, Jahrg. 50, No. 5, 6 u. 7. 1861.
J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei van de Beem-ster; voorafgegaan door eene beschouwing van den vroe-geren toestand van Noord-Holland. Purmer. 1857.
J. A. Leech-Water, Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot een remonstrantie, verklaringh ende voorbereydinge om de haarlemmer- ende de leytse-meer te bedijcken; als oock van de diepten, gronden en nuttigheydt dersel-ver, midsgaders van meest alle de meeren die in Noort-
133
GESCHIEDENIS. HULP WETENSCH APPEK.
Hollant tegen den Huygendijck en Saerdam bedijckt, en tot landt gemaeckt zijn, zedert het jaer 1608, geduerende tot het jaer 1641. 7de dr. Saerd. 1669. 4.
C. A. Coleveldt, Bedenckingen over het droogh maken van de haerlemmer ende leydse meer, tegen 't Haar-lemmer-Meer-Boek van Jan Adriaansen Leegh-Water, 3de dr. Leyd. 1727. 4.
C. Velsen, Aanmerkingen over de tegenwoordige staat, van de haerlemmer meer, waar in wert aangetoont, hoe noodzaakelyk die moet werden droog gemaakt, en op wat wyze dit kan geschieden, 2de dr. Leyd. 1727.
C. Zumbag de Koesfeit, Korte schets verhandelende het droogmaken van de groote meer of geneesmiddel tegen Hollands ondergang door 't water, 2de dr. Leyd. 1743.
Eenige korte stellingen en aanmerkingen, mogelyk eenige oplettendheid verdienende van C. Zumbag. Zonder titel.
C. L. en P. H. item A. B., Ondersoeck van de were-king en bedryf van de water-schep-raden, mitsgaders calculatie van de last of swaerte die de selve hebben te tillen of te bewegen. Amst. 1664.
K. Bressy, T. Westhovius ende D. Held, Philosophice ende mathematice water-speculatien, t'samen gestelt ende bevordert, omme de roovaert ende de haven van Seven-bergen. Hier zijn ook bijgevoegd remedien ende voorslagen tot verbeteringe van de Maes: mitsgaders van den Neder-Rhijn ende den Ysel. Dordr. 1695. 4.
W. van Peyma, Verhandeling over de beste wijze van aanleggen van zeedijken, en de hervorming derzelve, bijzonder met betrekking tot die der provincie Vriesland. Franek. 1827.
Gemeenschappelijk rapport en voorstel der zamengestelde commissie uit de staten der provinciën Friesland en Groningen, in zake de gedeeltelijke inpoldering der Lauwerzee. (Gron.) 1854.
Land- Volks- en Plaatsbeschrijving.
A. P. de la Croix, Algemeene weereldbeschryving. Uit
134
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
het fransch in de hoogduitsche tael overgebraght door Hieronyraus Dicelius. Nu vertaeld nae den tweeden druk, door S. de Vries, III din. Amst. 1705. i.
Brieven van een heer uyt Noord-Schotland aan zynen vriend te Londen, behelzende een bericht omtrent de hooglanden, de costuymen en levenswyze der bergschotten enz. Uit het engelsch, door J. J. D., II dln. Haarl. 1758.
L. Gruiciardini, Beschryvinghe van alle de Nederlanden. Oversien ende vermeerdert meer dan de helft by denselven autheur. Overgheset in de nederduytsche spraecke, door Cornelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden historiën ende aenmerckinghen vermeerdert ende verciert door Petrum Montanum. Amst. 1612. Fel.
J. F. Ie Petit, Nederlantsche republycke. Bestaende in de staten so generale, als particuliere van 't hertoch-dom Gelder, graefschap van Hollant, West-Vrieslandt, ende van Zeelandt, provinciën van Utrecht, Yrieslant, Overyssel ende van Groeninghen; in 't breede beschreven met alle hare steden, forteressen, vestingen, merckelickste plaetsen. Arnh. 1615. Lang 4.
Respublica Hollandiae et Urbes. Lugd. Bat. 1630. 12.
Insunt: 1. Hugonis Grotii de.antiquitate reipublicae batavicae liber singularis.
2. Pauli Merulae de statu reipublica batavicae diatriba.
3. Decretum ordinum Hollandiae et Westfrisiae de an-tiquo jure reipublicae batavicae. Ex vernaculo latine redditum.
4. Lud. Guiciardini, Hollandiae Selandiaeque descriptie. Inserta sunt Casparis Barlaei urbium praecipuarum encomia.
5. Hollandiae Selandiaeque principes desumpti ex Batavia illustrata P. Scriverii.
(J. de Laet) Belgii confoederati respublica: seu Gelriae,
135
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
Hollandiae, Zelandiae, Trajecti, Frisiae, Transisalaniae, Groningae clironographica, politicaque descriptio. Lugd. Bat. 1630. 12.
M. Z. Boxhorn, Tonneel ofte besclnyvinghe des landts ende steden van Hollandt ende TVest-Vrieslandt. Leyd. 1634. Langw. 4.
M. Schookius, Belgium federatum sive distincta descriptio reipublicae federati Belgii. Amst. 1654. 12.
Idem opus. Amst. 1665. 12.
L. Guiciardini, Belgicae sive inferioris Germaniae descriptio. Editio postrema, additamentis novis et statu politico regionum et urbium aucta. Amstel. 1660. 12.
P. C. a. Zesen, Leo belgicus, hoc est, succincta ac dilucida narratio exordii, progressus, ac denique ad sum-mam perfectionem redacti stabiliminis et interioris formae ac status reipublicae foederatarum Belgii regionum. Amst. 1660. 12.
Adr. Houtuyn, Reipublicae batavae liber primus. Hag. Com. 1689. 12.
Les délices des Pays-Bas ou description géographique et historique des XVII provinces belgiques, 7e ed., V tom. Paris 1786.
Dictionnaire historique pour servir de supplement aux délices des Pays-Bas , II tom. Paris 1786.
J. Grabner, Brieven over de vereenigde Nederlanden. Uit bet hoogduitscli. Haarl. 1792.
Lijst eener prentverzameling der vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskunde der Nederlanden, verzameld door H. Palier, 's Hertogenb. 1851.
186
E. M. Arndt, Holland en de Hollanders. (Vertaald door H. Riedel.) Leeuw. 1847.
J. de Eiemer, Beschryving van 's Gravenhage, II dln., 's Gravenh. 1730—1739. Fol.
N. van der Monde, Geschied- en oudheidkundige be-
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
schrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht, III dln. Utrecht 1844—1846.
Verhandeling over het graafschap Goor en beschrijving van de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen. Twee onuit-gegevene hoofdstukken van den tegenwoordigen staat van Overijssel, door wijlen G. Dumbar. Uitgegeven van wege de vereeniging tot beoefening van overijsselsch regt en geschiedenis. Devent. 1859.
C. Schotanus, Beschryvinge ende chronijck van de heerlickheydt van Frieslandt tusschen 't Flie end de Lau-wers. Franek. en Leeuw. 1655, 4.
J. H. Knoop , Tegenwoordige staat of historische be-schrijvinge van Friesland. Leeuw. 1760.
F. Sjoerds, Algemene beschryvinge van oud en nieuw Friesland, II dln., 4 st. Leeuw. 1765—1768.
Tegenwoordige staat der vereenigde Nederlanden, dl. XIII—XVI. Vervattende de beschryving van Friesland, IV dln. Amst., Leyd., Dordr. en Harl. 1785—1789.
M. de Haan Hettema, Oud en nieuw Friesland of aardrijkskundige beschrijving van die provincie. Leeuw. 1840.
137
(J, D.) B. G. jSTiebuhr, Brieven over Friesland, in het jaar 1808 geschreven.
M. de Haan Hettema, Het eiland Ameland.
J. F. Schouwen, Korte beschryvinge van 't beroemde vlek Heerenveen. Amst. 1727.
W. Eekhoff, Merkwaardigheden omtrent de woningen, kleeding, zeden en gebruiken der Hindeloopers. Amst. 1848.
O-ESCHIEDBNIS. HULPWETENSCHAPPEN.
S. O. Roosjen, N. D. Kroese en W. Eekhoff, Merkwaardigheden van Hindeloopen; bevattende historische bijzonderheden omtrent de woningen, kleeding, gebruiken en taal der Hindeloopers, benevens taalproeven in rijm en onrijm. Leeuw. 1855.
W. Eekhoff', Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, II dln. Leeuw. 1846.
M. de Haan Hettema, Leeuwarden na en voor hare-^ wording als stad. En in hare betrekking tot de Leppa. Eene bijdrage tot de geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, van W. Eekhoff. Leeuw. 1848.
Wijkboek van Leeuwarden. Leeuw. 1843.
Iz. Eeynders en W. Eekhoff, Twaalf gezigten op de voornaamste gebouwen en beplantingen der stad Leeuwarden in den tegenwoordigen tijd. Naar de natuur ge-teekend, en met eene korte beschrijving voorzien. Leeuw. 1850. Lang 4.
138
Is. Warnsinck, Het gebouw van de oude kanselarij te Leeuwarden, met eene plaat. (1850.) Gr. 4.
A. Westerman, Groote christelyke zee-vaert, in XXVI predicatien. In maniere van een zee-postille. Verrykt met verschelde gebeden, christelyke liedekens ende drie registers. Met de beschryving van Stavoren. Amst. 1727.
Het zelfde werk. Amst. 1729.
B. B. Haagsma, Frysia, of schets der friesche volkplanting in Noord-Amerika, benevens raadgevingen en wenken voor landverhuizers, zijnde een vervolg op het werkje getiteld: O. Bonnema en zijne togtgenooten. Bolsw. (1855.)
C. Alberts, Ortsbeschreibung von Ostfriesland und Je ver. Emden 1828.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
C. E. Volger, Beschreibung des ehemaligen Amtes Pewsum in ecclesiasticis et politicis, aufgesetzet in Anno 1735, und im Jahre 1774 von Beamten und Rentmeister revidiret. Stade 1852.
F. von der Decken, Philosophisch-historiscli-geographi-sche Untersuchungen über die Insel Helgoland oder Heiligeland und ihre Bewohner. Hannov, 1826.
M. de Haan Hettema, Helgoland en zijne bewoners.
Dait oajlaon Wangeroog.
G. Weigeit, Die nordfriesischen Insein vormals und jetzt. Hamb. 1858.
Die ostfriesiscbe Insel Borkum. Hannov. 1860.
Cbr. Jobansen, Die Seemannswittwe auf der Dünen-insel. Ein Bild nordfriesiscben Landes und Lebens. Kiel 1860.
K e i z e n.
J. St.-Genois , Notice historique et bibliograpbique sur le voyage de Guillaume de Ruysbroek ou de Rubruquis.
P. A. Leupe, Reize van Maarten Gerritsz Vries in 1643 naar Japan. Met kaart en fac-simile's en geogra-pbiscbe en ethnograpbiscbe aanteekeningen van P. F. von Siebold. Uitgegeven van wege bet koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde van nederlandscb Indie. Amst. 1858.
K. Hoekstra, Dagverhaal van het verongelukken van het galjootschip Harlingen in Straat-Davids. Harl. 1828.
J. H. Beucker Andreae, Een bezoek te Pompeji. (Reisfragment.)
J. H. Beucker Andreae, Herinneringen aan Sicilië.
(J. Dirks) Eene reis van Leeuwarden naar London en terug in het jaar 1661.
Een reisje van Leeuwarden naar Wezel, Kleef enz. en terug, in 1770, door vier Leeuwarders gedaan; bij uittreksel, met eenige aanteekeningen, uit het HS. Dagverhaal daarvan van Robertus Distelbloem, medegedeeld door J. Dirks.
139
140 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
(A. D. Schinkel) Albert Durer's dagverhaal zijner ne-derlandsche reize in de jaren 1520 en 1521; met belangrijke aanteekeningen opgehelderd, 's Gravenh. 1840.
A. Ortelius et J. Vivianus, Itinerarium per nonnullas Galliae et Belgicae partes. Antv. 1584.
G. Hegenitius, Itinerarium frisio-hollandicum, et Abr. Ortelii itinerarium gallo-brabanticum. Lugd. Bat. 1630. 12.
Aanteekeningen van Z. C. von Ufïenbach, gedurende zijn verblijf in Friesland in 1710. Medegedeeld door J. Dirks.
Z. C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen durch Nie-dersachsen, Holland und Engelland, III Thle. Ulm und Memningen, 1753, 1754.
J. J. Volkmann, Keueste Reisen durch die vereinigten Niederlande, vorzüglich in Absicht auf die Kunstsamm-lungen, Naturgeschichte, Oekonomie und Manufacturen. Leipz. 1783.
K. J. Clement, Seise durch Friesland, Holland und Deutschland im Sommer 1845. Kiel 1847.
M. Hettema en R. R. Posthumus. Onze reis naar Sagelterland, benevens deszelfs geschiedenis, eene beschrijving van den aard, de zeden, de gewoonten enz. van deszelfs bewoners, en eene korte schets en woordenlijst van hunne taal. Met eene kaart en platen. Franek. 1836.
Zeitschrift für Münz-, Siegel- und Wappenkunde, her-ausgegeben von B. Koehne, VI Thln. Vervolg, onder den titel van Mémoires de la société d'archéologie et de numismatique de St. Petersbourg. Publiées sous les auspices de la société par B. de Koehne, VI vol!. St. Pe-tersb., Berl. etc., 1841—1852.
Köhne, Zeitschrift u. s. w. Neue Folge, Heft I, II. Berl. 1859, 60.
(B. Köhne) Programm der numismatischen Gesellschaft in Berlin zur Feier des Eckhel-Festes am 13ten Januar 1845. Berl. 4.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN. 141
Erster Jahresbericht der numismatisclien Gesellschaft zu Berlin. Berl. 1845.
Mittheilungen der numismatischen Gesellschaft in Berlin, Erstes Heft. Berl. 1846.
Von Donop, Das magusanische Europa, oder Phönizier in den Innen-Landen des europaischen Westens bis zur Weser und Werra. Historisch numismatischer Versuch veranlasst dnrch eine neu gefundene Goldmünze. Meining. 1819.
Addison, Verhandeling over de aeloude gedenkpenningen, door de latynsche dichters opgeheldert. Vertaalt uit het engelsch door M. Ruusscher. Leyd. 1727.
J. Friedlaender, Die Münzen der Ostgothen. Berl. 1844.
B. Köhne, Die auf die Geschichte der Deutschen und Sarmaten bezüglichen römischen Münzen. Berl. 1844.
B. de Köhne, Description du musee de feu le prince Basile Kotschoubey, II voll. St. Petersb. 1857. Gr. 4.
J. H. Muller, Deutsche Münzgeschichte, Th. I. Leipz. 1860.
J. F. L. Th. Merzdorf, Oldenburgs Münzen und Me-daillen auf Grund der Münzsammlung Sr. königl. Hoheit der Grossherzogs von Oldenburg historisch kritisch be-schrieben. Oldenb. 1860.
Vaillant, Selectiora numismata in aere maximi moduli e museo Fr. de Camps. Concisis interpretationibus illus-trata. Paris. 1695. 4.
F. W. A. Schlickeysen, Erklarung der Abkürzungen auf Münzen des Altherthums, des Mittelalters und der neueren Zeit, sowie auf Denkmünzen und raünzartigen Zeichen. Berl. 1855.
G. van Loon, Inleiding tot de heedendaagsche penningkunde ofte verhandeling van den oorsprong van 't geld, opkomst en onderscheid der gedenkpenningen; den aard, en rekenwyze der legpenningen enz. Amst. 1717.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
Manuael ofte handtboeck inhoudende die weerde van den marck, once, engelsche ende aes van alle ghevalu-eerde ende ongheualueerde munte, dienende den wisselers deser vereenichde nederlantsche Prouintien voor instructie op d' ordonnantie van der munte, van den 4 Augustus 1586. Amst. 4.
Beeldenaer ofte figuerboeck dienende op die nieuwe ordonnantie van de munte, by zijne excellentie ghearresteert ende wtghegeuen den 4 Augustus 1586. Amst. 4.
Beeldenaer van omstreeks 1608. (Zonder titel.) 4.
Placcaet ende ordonnantie van de doorluchtighe, hooch-moghende heeren, de staten generael der vereenichde Nederlanden, op den cours van den ghelde, zoo goude als silvere specien, waer nae alle ende yegelijcke ingese-tenen der voorsz. landen sich voorts-aen sullen hebben te reguleren, op de boeten ende amenden in den principalen placcate verhaelt. 's Gravenh. 1610. 4.
Ordonnantie ende Placcaet van de ertz hertoghen onse souueraine princen, opt stuck van de munte, inhoudende de specien, prijs ende ghewichte van de goude, silvere ende copere munten, die voortaen alleenlyck sullen mo-ghen ganck ende loop hebben in de landen van hunne onderdanicheydt. Antw. 1618. 4.
G. van Loon, Beschryving der nederlandsche histori-penningen, IV dln. 's Gravenh. 1723—1731. Fol.
Beschrijving van nederlandsche historiepenningen, ten vervolge op het werk van G. van Loon, 5 stukk. Amst. 1821—1848. Fol.
M. T. C. F. N. Comte Nahuys, Histoire numismatique du royaume de Hollande, sous le règne de S. M. Louis-Napoléon, roi de Hollande. Avec documens et planches. Amst. 1858. 4.
Beoordeeling van dit werk door J. F, G. Meijer in den Konst- en Letterbode van 1859, N0. 30.
G. van Orden, Handleiding voor verzamelaars van nederlandsche historiepenningen, II dln. Leyd. 1825—1830.
(A. P. H. Kuipers) Handboek voor verzamelaars van nederlandsche historiepenningen. Leeuw. 1837.
142
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN. 143
Gr. van Orden, Bijdragen tot de penningkunde (numismatiek) van het koningrijk der Nederlanden. Zaand. 1830.
J. F. G. Meijer, Notice sur plusieurs monnaies inédites des Pays-Bas.
J. F. G. Meijer, Aanwinsten van het koninklijk penningkabinet van 7 October 1853 tot 31 December 1857.
(P. O. van der Chijs) Incrementa musei nummarii aca-demiae lugduno-batavae. 1842—1845. 4.
Lijst I, II, van nederlandsche penningen, 1767—1806 en vragen betreffende het vervolg op van Loon, Nederlandsche historiepenningen, 3 st.
A. J. B. de Roye van Wichen, Eenige middeleeuwsche munten, noodmunten en zeldzame penningen, beschreven en afgebeeld. Nijmeg. 1847.
J. F. G. Meijer, Middeleeuwsche munten,
P. O. van der Chijs, De munten der voormalige hertogdommen Braband en Limburg, der voormalige graven en hertogen van Gelderland, der steden en heeren van Gelderland, der voormalige heeren en steden van Overijssel, de munten van Friesland, Groningen en Drenthe, van de vroegste tijden tot aan de pacificatie van Gent, V dln. Haarl. 1851—1855. 4.
Beoordeeling door J. F. G. Meijer in den Konsfc- en Letterbode van 1852, Nquot;. 51—53, 1853, Nquot;. 32, 33, 34, 36, 1855, N». 3, 1856, N0. 32, 33, 1859, N0. 6, 8, 10, 14, 46, 47, 49, 50.
Beoordeeling door J. Dirks, in Bijdragen voor vader-landsche geschied- en oudheidkunde, dl. VIII en IX.
J. Dirks, Beschouwingen naar aanleiding van P. O. van der Chijs, de munten van Friesland, Groningen en Drenthe, van de vroegste tijden tot aan de pacificatie van Gend.
F. van Mieris, Beschryving der bisschoplyke munten en zegelen van Utrecht in 't byzonder. Midsgaders van den oorsprong, de waarde en benaaming van 't geld, het verschil der muntstoften en weegingen, de waarde der metaalen, 't recht van geldmunten en het eerste geldge-bruyk in 't algemeen. Leyden 1726.
144 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
J. F. G. Meijer, Berigt over quot;Wolf Stürmer's Munt-boek en de daarin voorkomende 's heerenbergsche en batenburgsche munten. (1843.)
(C. P. Serrure) Monnaie ou médaille de la ville de Deventer, Double Noble a la Rose au nom du seigneur d'Arckel.
(O. Keer) Over een muntje van Deventer. (1267— 1270?)
H. O. Feith, Het muntregt der Ommelanden. Bijdrage tot de geschiedenis der vaderlandsche munten. Gron.
1857.
(J. van Leeuwen) Gevonden munten in Friesland. (1841.)
J, Dirks, Monnaies anciennes trouvées en Frise. Brux.
1858, 1859.
(J. Dirks) Aanwinsten der penningverzameling van het friesch Genootschap. 1849—1860.
J. Dirks, Bijdragen tot de munt- en penningkunde van Friesland, 3 stukk. Workum 1843—1848.
J. Dirks, Nieuwe bijdragen tot de penningkunde van Friesland. Work. 1858.
J. Dirks, Deux cents méreaux des corporations de métiers des Pays-Bas. Brux. 1859.
(Meijer) Muntvond te Maastricht.
(H. Palier) Lijst van enkele en dubbele stadhuispenningen van 's Hertogenbosch, 2de dr. 's Hertogenb. 1851.
R. Chalon, Tiers de sol mérovingiens. Brux. 1858.
R. Chalon, Nouvelle classification des monnaies de Jeanne, duchesse de Brabant. Brux. 1858.
R. Chalon, Un jeton de Nic. de Chatelet, seigneur de Vauvillars.
R. Chalon, Une monnaie de Blankenberg.
R. Chalon, Quelques jetons inédits. Brux. 1859.
R. Chalon, Les seigneurs de Schöneck. Brux. 1859.
R. Chalon, Jetons du comté de Saint-Pol. Brux. 1859.
R. Chalon, Un gros tournois de Jean de Cunre.
R. Chalon, Recherches sur les monnaies des comtes de Namur. Brux. 1860. 4.
R. Chalon, Monnaies rares ou inédites. Brux. 1860.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
(O. Keer) Munten met de wapens op de rijksstaven.
(J. F. Gr. Meijer) De munten der Engelschen voor den oost-indischen archipel, beschreven door H. C. Millies. Amst. 1852.
(Dezelfde) De munten van Hendrik van Brederode.
(Dezelfde) Een gedenkpenning op Alberic, graaf van Lodron, ontdekt.
J. W. v(an) S(ypesteyn) Eere penning in 1581 uitgereikt aan de verdedigers van de Nyezijl of Nieuwen Bomsterzijl. (1854.)
(P. C. G. Guyot) De begrafenispenningen van de twee leidsche professoren Jacobus ïriglandus, den ouden, en Johannes Fredericus Gronovius. Nijmegen 1847.
C. P. Serrure, Notice sur le cabinet monétaire de S. A, !e prince de Ligne, d'Amblise et d'Epignoy. Gand 1847.
(J. F. G. Meijer) De muntverzameling van baron Een-gers. Het penningkabinet van van Orden.
(Dezelfde) Becker's muntkabinet,
(Dezelfde) Verkooping der penning- en muntverzameling van wijlen den heer S. H. van der Noordaa.
(Dezelfde) De penning- en muntverzameling van Mr- A-Deketh.
(Dezelfde) Het penning- en muntkabinet van wijlen den heer J. van Dam Dwzn.
(Dezelfde) Het muntkabinet van wijlen den heer Otto Keer,
(Dezelfde) Pieter Veerkade.
(Dezelfde) Louis Alexander van Weleveld.
Siegel des Mittelalters aus den Archiven der Stadt Lübeck. Herausgegeben von dem Vereine für lübeckische Geschichte und Alterthumskunde, IV Hefte. Lübeck 1856—60. 4.
J. H. Knoop, Vermakelyk wapenkundig, geographisch en historisch spel, betreffende de voornaamste heerschende staten in Europa. Leeuw. 1759.
145
10
14(5 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
L. Ph. C. van den Bergh, Eenige opmerkingen over de nederlandsche geslacht- en wapenkunde. Arnh. 1844.
L. Ph. C. van den Bergh, Grondtrekken der nederlandsche wapenkunde. Leid. 1847.
Het zelfde werk, 2de dr. Amst. 1861.
A. Ferwerda, Adelyk en aanzienelyk wapen-boek van de zeven provinciën; waarby gevoegt zyn een groot aantal genealogien van voornaame adelyke en aanzienelyke familien, II dln. in 4 stukk. en 3 band. Leeuw. 1760 —1781. Fol.
L. van Weleveld, Prospectus van het algemeen wapenboek van den nederlandschen adel. 1836.
M. de Haan Hettema en A. van Halmael J1quot;-, Stamboek van den frieschen vroegeren en lateren adel, II dln. Leeuw. 1846. Fol.
M. de Haan Hettema, Vermoedelijke oorsprong van den zoogenaamden halven adelaar in de wapens der Friezen. (Leeuw. 1843.)
M. C(ampbell), Alba amicorum. (1857.)
H. B. van Sminia, Overzigt van twee alba amicorum uit de XVIIde eeuw. (Work. 1856.)
H. Baerdt van Sminia, Vervolg van het overzigt van de alba amicorum uit de XVIde en XVIIde eeuwen, 2 stukk. Work. 1857, 1858.
S. Petrus, Genealogia sive recensio nobilissimae fami-liae Hermanae. Franek. 1624. 4.
Wohlbeglaubte Ausführung so wohl graff- als auch freyherrlichen schwarzenbergischen Stammregisters, in sich verfassend eine festgegründete Bewahrung der Freyherren zu Schwarzenberg und Hohenlandsberg, der Zeit sich in Westfriessland auffhaltende rechtmiissigen Stammesagnation mit denen in Francken, u. s. w. 1659. Fol.
J. G. de Crane, Oratio de Vossiorum Juniorumque familia, seculo praesertim XVII insigni eruditionis laude clara, optime de Uteris, apud posteros etiam, merita. Gron. 1821. 4.
J. W. de Crane, Bijzonderheden, do familie Hemster-huis betreffende. Leid. 1827.
GESCHIKDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
J. H. Halbertsma, Het geslacht der van Harens. Fragmenten. Devent. 1829.
J. T. Bodel Njenhuis, Beoordeeling daarvan.
J. H. Beucker Andreae, Het geslacht der Schotanussen, 2 st. (Leeuw. 1849.)
J. van Leeuwen , Het geslacht Arnokli. 1851.
J. S. Magnin, Onderzoek naar den adel van het geslacht De Vos van Steenwijk, in de drie laatste jaren der XlVde eeuw. Gron. 1844.
A. de Reume, Généalogie de la noble familie Elsevier. Brux. 1850.
N. J. van der Heyden, Notice sur la tres ancienne noble maison de Kerckhove, dite van der Varent. Anv. 1856.
E. F. Mooijer, Zur Genealogie der Grafen von Spie-gelberg. Hannov. 1856.
Lievensgeschledenls. Lijkredenen enLijkgedlchten.
Bruiloftsgedichten. Crelegenheidsgedlchten.
Levensgeschiedenis. L ij k r e d e n e n.
L ij k d i c h t e n.
V. Andreas, Bibliotheca belgica: de Belgis vita scrip-tisque claris, praemissa topographica Belgii totius seu Germaniae inferioris descriptione. Lov. 1643. 4.
T. Smith, Vitae quorundam eruditissimorum et illus-trium virorum. Lond. 1707. 4.
Frisia nobilis, of lyk- en graf- sampt mengeldichten enz. op diverse friesche edelen. Leeuw. 1755.
J. Kok, Vaderlandsch geschied-, aardrijks-, geslachten staatkundig woordenboek, XXXV dln. Amst. 1780 —1796. Byvoegzels op het Vaderlandsch woordenboek, III dln. Amst. 1797—1799.
A. J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland
147
148 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
hebben vermaard gemaakt. Onder medewerking van eenige vaderlandsclie geleerden, IX dln. Haarl. 1852—1861.
(P. Burggraaff) Levensschetsen van vaderlandsche mannen en vrouwen, uit de zuidelijke provinciën. Een schoolboek. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen, 1ste en 3de st. Leid. enz. 1828, 1834.
(Meuter) Levensschetsen van personen, die, in onderscheidene landen en tijden, in verschillende kunsten en wetenschappen hebben uitgemunt. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen. Lcyd. enz. 1838.
(Brandt Maas) Levensschetsen van merkwaardige, meest vriesche mannen en vrouwen. Uitgegeven door het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen, 2 stukk. Leeuw. 1830, 1837.
J. W. de Crane, Letter- en geschiedkundige verzameling van eenige biographische bijdragen en berigten. Leeuw. 1841.
G. de Wal, Oratio de claris Frisiae jureconsultis; dicta Franequerae d. VII Octobris 1818. Accedunt annotatïo-nes de vita, fatis ac scriptis jureconsultorum. Leovard. 1825.
R. Roukema, Naamboek der beroemde genees- en heelmeesters van alle eeuwen. Amst. 1706.
C. Ekama, Oratio de Frisia ingeniorum mathematico-rum inprimis fertili. Leovard. 1809. 4.
- J. de Wal, Simon van Utrecht, burgemeester der stad Hamburg. Utr. 1846.
J. de Saint-Genois, Recherches sur le veritable nom, le lieu de naissance, la familie et les armoiries, la sepulture et les écrits de Cornille de Schepper, dit Scep-perus. Gand 1856.
J. Dirks en S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma, Ayttiana. Work. 1844.
K. J. R. van Harderwijk, Levensschets van Mr' Willem
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 149
van Nieupoort. Benevens bijzonderheden zijn geslacht betreffende. Schied. 1849.
K. J. R. van Harderwijk, Iets over Justinus Colyer en diens zoon Jacobus, ambassadeurs aan het turksche hof van wege den staat der vereenigde Nederlander:. Arnh. 1849.
K. J. li. van Harderwijk, Levensschets van Mr- Cor-nelis Haga. Schied. 1848.
K. J. R. van Harderwijk, Nog iets over Mr- Cornelis Haga. Schied. 1850.
J. G. de Crane, Oratio de Joanne Mauritio Nassaviae principe, cognomine americano. Franeq. 1806. 4.
J. T. Bodel Nijenhuis, Verspreide bijzonderheden over Mr- Nicolaes Cornz. Witzen, burgemeester van Amsterdam.
C. F. Wurm, Studiën in den Archiven von Braunschweig, Bremen, Haag und Wolfenbüttel über die Lebens-schicksale des Foppius von Aitzema, ersteu niederlandi-schen Residenten bei den Hansestadten, und über den Nachlass des Leo von Aitzema, ersten hansischen Residenten im Haag. Hamb. 1854. (Osterprogramm.) 4.
C. F. Wurm, 1. Der europaische Hintergrund der Snitger-Jastramschen Wirren in Hamburg 1686. II. ür-
O O
kundliche Mittheilungen über die Schuld und die letzten Schiksale des Foppius von Aitzema. Nachtrag zum Osterprogramm 1854. Hamb. 1855. 4.
Z. Huber, Oratio in obitum illustrissimi et excellentis-simi viri Guilielmi ab Haren , perillustriuin atque poten-tium Frisiae ordinum deputati novemviri, inclutae Frisiorum academiae curatoris, Biltae olim praefecti etc. Franeq. 1708. Fol.
J. van Leeuwen, Herinnering aan Ulbe Aylva van Burmania, raadsheer in het hof van Friesland, grietman van Leeuwarderadeel, gecommitteerde ter generaliteit, ambassadeur naar Zweden. Work. 1848.
Levensschets van Sicco van Goslinga. 1664—1731.
P. F. Vegilin van Claerbergen, Elegia in funere magni et generosi viri Sicconis a Goslinga, agri franequerani praetoris etc. Leov. 1731. 4.
GESCHIE DENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(R. Roukema) Gedagtenisze voor Z. E. de heer Sicco van Goslinga, grietman over Franequeradeel enz. overleden 20 September 1731. Leeuw. 1731. 4.
P. Wesseling, Oratio funebris in memoriam magni et generosi viri Sicconis a Goslinga, agri franequerani prae-toris, Frisiorum academiae curandae IV viri, rebus militiae domique gestis illustrissimi. Franeq. 1732. Fol.
S. Nauta, Lykrede over 't afsterven van den hoog welgeboorenen heere, jonkheere O. Z. baron van Haren, grietman in Stellingwerf Westeinde enz. Zwolle 1779.
Deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zui-veringe van de lasterlyke geruchten en imputatien tegen hem verspreid en ingebragt. Fol.
Onpartydige en niet te min vrymoedige gedachten over de deductie van den heer Jr- O. Z. van Haren, grietman van Stellingwerf Westeinde, door denzeive in 't ligt gekomen ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke geruchten en imputatien tegen hem verspreid en ingebragt. 1761. Fol.
Beredeneerde zwarigheden, voorkomende in eenige dee-len der deductie van Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, in de zo zeer berugte zaak tusschen hem en zyne familie en eenige andere persoenen, voorgedraagen aan hem zeiven door R. Willem-sen. Amst. 1761. Fol.
Aanmerkingen op den voorloper van de contra-deductie der tegenparty van Jr- Onno Zwier van Haren, uitgegeven door R. Willemsen, opgestelt door een vrye Vries, 2de dr. Leeuw. 1761. Fol.
Tweede deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Steliingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke gerugten en imputatien, tegen hem verspreid en ingebragt. Leeuw. 1761. Fol.
Verdediging van de heeren Johan Alexander van San-dick en Mr- , Wilhem van Hogendorp, tegens de verregaande beschuldigingen, hen en hunne huisvrouwen, benevens anderen, ten laste gelegt, by zekere volumineuse
150
GESCHIEDENIS. liEVENSGESCHlEDENIS.
deductie door J1quot;- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, onder desselfs liandtekeninge uit-gegeeven en alomme gespargeert. 's Gravenh. 1761. Fol.
Verdediging van Eggerig van Tiddinga, generael majoor ten dienste deezer landen, tegens de verregaende beschuldigingen, liem ten laste gelegt by de deductie door Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde , onder deszelfs handteekeninge nitgegeeven. 's Gravenh. 1761. Fol.
Verdediging van M1quot;- Wilhem van Hogendorp , aan het oordeel zyner medeburgeren voorgestelt, en geschreven tot wederlegginge van eenige verregaende beschuldigingen, in do tweede deductie van Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf West-einde, hem ten laste gelegt. 1762. Fol.
Deductie voor vrouwe S. A. van Haren, geborene van Huls, ter haarer noodzakelyke zuivering, van de laster-lyke gerugten en imputation, tegen haar gedrukt en verspreid. Leeuw. 1762. Fol.
Verdediging van Aegidius van der Dussen, collonel commandant van het regiment carabiniers ten dienste deezer landen, tegens de verregaande beschuldigingen, hem ten laste gelegt, door den heer Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeynde, by de respective deduction, zoo onder deszelfs handteekeninge, als onder die van zyne huisvrouwe, uitgegeeven. 's Gravenh. 1762. Fol.
Derde deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke gerugten en imputation, tegen hem verspreid en ingebragt. Leeuw. 1762. Fol.
Memorie van Mr* Johannes Brouwer, advocaat voor de respective hoven van justitie in Holland, zynde de vrugt der leedige uuren, door hem besteed, tot wederlegging van de zeer lasterlyke imputation, tegens hem ingebragt by zekere fameuse deduction, waarvan er twee door J1'- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeynde, en de derde ten name van vrouwe S. A. van Haren, geboren van Huls, onder derzelver respective handteeke-
151
152 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
ningen, zyn uytgegeven, en alomme verspreid, 's Gravenh. 1762. Fol.
Historiesch verhaal van het geene voorgevallen is tus-schen den heere Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter eener zyde, en zyn hoog Ed's, dogters, derzelver mannen en famielie, ter andere zyde, zedig en naar vereisch van zaaken onderzogt, getoetst en met gepaste aanmerkinge verreykt, door een vrye penne. Fol.
(H. Hes) Phalaecus feralis in obitum nobilissimi, arn-plissimi, consultissimique domini Danielis de Blocq a Schel-tinga, illustris athenaei Frisiae curatoris, territorii, quod dicitur Schoterland, expraefecti etc. Leov. 1703. 4.
(W. de Geest) Lyktraanen over den heer Tjaard baron van Aylva, heere van Oldeland, Waardenburg, Hier en Nerynen. Leeuw. 1705. Plano.
(A. S.) In luctuosissimum obitum viri illustris Theo-tardi, baronis ab Aylva, Weerdenburgii, Hieri, Neer-yne, et Oldeland, praetoris territorii, quod vocatur Wonsera-deel. 1705. 4. Lat. en nederd.
(J. van Sande) Lykzang ter rouwstaatelyke uitvaart van den heere Tiaard, baron van Aylva, heere van Oldeland, Waardenburg, Hier en Neerynen. Leeuw. 1705. 4.
Eouwklagt over de doot van den heer Theod. Stan-sius, gedesigneerde mede gedeputeerde staet van Friesland, en burgermeester tot Harlingen. Harl. 1705. 4.
Lyktranen met alle schuldige eerbied toegeschikt aan de hoog welgeboren heer Jr- Duco Gerrold Juckema van Burmanja, grietman en dykgraaf over Wymbritseradeel enz., worden met veel deelnemende rouwe gestort op het salig en christelyk afsterven van den hoog welgeboren heer Sjuk Gerrold Juckema van Burmanja, old grietman en dykgraaf over Wymbritseradeel enz. S'ieek 1720. 4.
(H. A. van der Sloot) Eouw-klaage over het smertelyk doch zalig afsterven van den wel-eedelen gestrengen heer
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 153
Everhardus Wielinga, gedeputeerde staat van Prieslandt enz. Leevw. 1733. 4.
(R. Roukema) Ter gedagtenisze van den wel-edelen gestrengen heer Everardus van quot;Wielinga, eerst ontvanger generaal der lyfrenten, vervolgens raad ter admiraliteit, laatst mede gedeputeerde staat van Fryslandt. Leeuw. 1734. 4.
Lykzangen ter gedagtenisse van den here Scato Groc-kinga, in leven burgemeester der stadt Groningen, curator van 's lands hogeschole enz. Gron. 1759. 4.
P. Nota, Lykreden over psalm 103, vs. 15 en 16, op 't schielyk. en smertelyk afsterven van den heer Tinco Lycklama a Nyeholt, in leven grietman over Utingeradeel en monster commissaris dezer provincie. Leeuw. 1762. 4.
Rouwklagte, over het ontydig en ongelukkig overlyden van Jr- E. P. B. Vegelin van Claarbergen, op den 29 Augustus 1789.
C. H. van Herwerden Hz., Leerrede over Marcus V, 39 b, ter nagedachtenis van wijlen J!ir* Rijnhard van Eij-singa. Leeuw. 1832. 4.
C. H. van Herwerden Hzn., Leerrede over I Sam. XXV: 1, ter gedachtenis van wijlen Mr- Ambrosius Ayzo van Boelens, in leven lid van de tweede kamer der sta-ten-generaal, grietman van Opsterland enz., overleden te Oldeterp den 30 November 1834. Leeuw. 1834.
A. Vinnius, Oratio recitata in exequiis ampl. et clar. viri D. Bernardi Schotani, in academia Lugd. Bat. juris-prudentiae professoris. Lugd. Bat. 1652. 4.
W. Gutberleth, Oratio in excessum dignitate et juris prudentia vere nobilis viri Theodori Scheltinga, supremae Frisiorum curiae senatoris. Leov. 1672. 4.
Carmina funebria ad clar. consult. Wernerum Gutberleth, supremae Frisiorum curiae advocatum, et poetam ingeniosissimum, lugentem peracerbam et immaturam mortem lectissimae suae conjugis Annae Sprong. Leov. 1678. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Z. Huber, Oratio habita in exequiis Sebastiani Schel-kens, j. u. d. et in illustri Frisiorum academia anteces-soris ordinarii. Franeq. 1700. Fol.
(L. Posthumus) De ydelheit van alle dingen, sich ver-toonende in het afsterven van de eedele moogende heere Francis van Burum, in syn tyt raad ordinaris in den hoove van Frieslant. Leeuw. 1710. 4.
(J. Sande) Lyk-gedicht op het beklagelyk af-sterven van den wel-edelen, hoog-geleerden, seer voorsienigen heere Henricus van Popta, der beider regten doktor en oudste advocaat voor den hove van Frieslandt. Leeuw. 1712. 4.
Epicediuni in funere immaturo clar. viri Georgii d'Ar-naud, in alma Frisiorum academia juris antecessoris ordinarii. Franeq. 1740. 4.
Lijkdicbten voor den heere Sjoerd Lievesz. de Bruin, jur. studiosus. Harl. 1740. 4.
Epicedia in doet. ac orn. juvenem Job. Corn. Balck, j. u. studiosum, clar. Dominici Balck filium, immatura morte sublatum. Fran. 1747. 4.
C. H. Trotz, Oratio funebris in memoriam viri clar. et celeb. Dominici Balck, juris utr. in illustri Frisiorum academia professoris ordinarii. Franeq. 1750. Fol.
Carmina lugubria in obitum viri clar. Dominici Balck, juris antecessoris celeberrimi in academia franekerana. Franeq. 1750. 4.
(J. de Rhoer) Elegia in funere acerbo nobilissimi et praestantissimi juvenis Hieronymi de Blau, hum. lit. stud, ad patrem amplissimum et moestissimum Quirinum de Blau, in suprema Frisiorum curia senatorem. (Gron. 1772.) 4.
(K. Schutte) Ter uitvaart van den booged. gestr. heere M1'- Dominions Hamerster, oud-eersten en voorzittenden raad in den hove van Friesland. Leeuw. 1774. 4.
(J. A. Backer, J. G. Volckhardt, J. Jordens) Ter gedachtenis van den wel edelen zeer geleerden heer Mr-Sicco van der Woude, advocaat voor den hove provinciaal van Friesland. 1779. 4.
154
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 155
U. A. Evertsz, Gerlach Scheltinga, voorstander van de beoefening van het oud hollandscli regt.
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Petrus Wierdsma, en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. Work. 1856.
J. W. de Crane, Levensschets van Mr- Daniel Her-mannus Beucker Andreae. (1828.)
M. S. Gratama, Schets van het wetenschappelijk leven en de geleerde verdiensten van wijlen Mr- Gabinus de Wal. Gron. 1834.
Tjalling Petrus Tresling, overleden te Groningen den 13 Julij 1844. Een woord tot aandenken.
(A. Telting) Levensherigt van Mr- Daam Fockema. (1855.)
J. de Wal, Levensschets van Mr- Sibrand Gratama. Leid. 1858.
J. Dirks, Levensherigt van Mr- Ulbe Arend Evertsz.
H. J. Koenen, Levensbericht van Mr- C. J. van Assen, rustend lid der koninklijke academie van wetenschappen. (1859.)
J. Borsius, Antonius Walaeus in zijn leven en zijne verdiensten geschetst.
H. W. Tijdeman, Caspar Sibelius, in leven predikant te Deventer; volgens zijne onuitgegeven eigen-levensbeschrijving.
F. A. Snellaert, Arnoud van Geluwe, bijgenaemd de vlaemsche boer. Koussel. 1855.
G. Voetius, Oratio funebris in obitum Meinardi Scho-tani, theol. in inclyta academia ultrajectina professoris. Ultraj. 1644. 4.
N. Arnoldus, Memoria C. Schotani, theol. professoris celeberrimi oratione funebri ex mandato senatus celebrata. Franek. 1671. Fol.
(H. Hes) Threnus alcaicus in obitum reverendi viri Henrici Domna, in Christi ecclesia leoverdiensi verae et
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
orthodoxae religionis, divinaeque veritatis concionatoris et propugnatoris strenui. Leovard. 1672. 4.
J. Marckius, Oratio funebris in obitum Nicolai Ar-noldi, theolog. professoris in Frisiorum academia frane-kerana clarissimi. Franeq. 1680. Fol.
J. M. Schwager, Beytrag zur Geschichte der Intole-ranz, oder Leben, Meynungen und Schicksale Balthasar Bekkers. Mit einer Vorrede von J. S. Semler. Leipz. 1780.
J. P. Arend, Verhandeling over Balthasar Bekker. (1829.)
W. Eekhoff, Balthasar Bekker als mensch beschouwd.
(S. de Bucquoy) Aenspraeck tot de hervormde gemeente der steede Leeuwarden op het afsterven van den leeraer Joh. ab Holst. Leeuw. 1691. Plano.
A. Schultingius, Oratio funebris in obitum celeb. viri Johannis van der Waeyen, theologiae in inclyta Frisiorum academia professoris ordinarii. Franeq. 1702. Fol.
Lessus funebris in pios manes viri clar. Joannis van der quot;Waeyen, theol. doctoris et professoris celeberrimi. Franeq. 1701.
J. Clericus, Oratio funebris in obitum reverendi et clar. viri Phil, a Limborch, theol. apud remonstrantes professoris. Amstel. 1712. 4.
A. Schultens, Laudatio funebris in memoriam Campegii Vitringa, theologiae ac historiae ecclesiasticae professoris. Franeq. 1722. Fol.
T. Hemsterhuis, Oratio funebris in memoriam Campegii Vitringa, theologiae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1723. Fol.
Carmina lugubria ab ornatissimis academiae civibus pie edita in funere Campegii Vitringa, dum vivebat theol. professoris. Franeq. 1723. 4.
H. Venema, Oratio funebris in memoriam Ruardi An-dala, theologiae in illustri Frisiorum academia professoris. Fran. 1727. Fol.
Gedigt op het sterfgeval van den doorgeleerden heer D°. Lollius Posthumus, in leven, godtvrugtig en getrouw
156
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 157
leeraar in de hervormde kerk der steede Leeuwarden. Leeuw. 1730. 4.
Levensschets van Joannes ^ Mark, professor der godgeleerdheid te Franeker, Groningen en Leiden. Daar achter: Een gedicht ter uitvaart van Johannes k, Marck, door L. V, Broek.
E. L. Vriemoet, Oratio funebris, de vita et meritis Alberti Wilhelmi Melchioris, theol. et historiae sacrae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1738. Fol.
J. de Wal, Levensschets van Johannes Alberti.
Eouwklagt over het droevig afsterven van den wel eerwaarden, hooggeleerden, godzaligen heer J. A. van Beem, leeraar in de gemeente van Leeuwarden, 6 December 1742. Leeuw. 1742.
Lykdichten ter gelegenheid van het beklachelyk sterv-geval van den heer Petrus Laan, hoogleeraar in de godgeleerdheid aan 's lands hoge schole te Franeker. Franek. 1743. 4.
Lijkgedachtenis van den eerwaerdigen en geleerden heere Rochus Voegen, leeraer in de gemeente der remonstranten te Amesfoort, overleeden te Harlingen. 1753. 4.
Eouwklagten ter gedachtenisse van den wel eerwaarden, godzaligen en zeer geleerden heer Herm. Wesselius, in leven, seer geagt, en getrouw dienaar van Jezus Christus te Leeuwarden. Leeuw. 1755.
Lykzangen op het vroegtydig afsterven van den hoog eerwaerden en zeer geleerden heere Hermannus Wesselius, bedienaar des godlyken woords te Leiden. Leid. 1758. 4.
Lykklagten ter gedachtenisse van Alb. Alberthoma, in leven bedienaar des H. Euangeliums in de gemeente van Groningen, 11 Mei 1758. Gron. 1758.
G. Schortinghuis, Elisa's rouw bedryf, wanneer de Heere zynen heere Elias van zyn hooft wegh nam, verklaart en toegepast, ter naagedagtenisse van den wel eerwaarden zeer geleerden heere Jesaias Hillenius , in leven zeer ge-agt en getrouw leeraar, en herder van Jesus kudde, in de Dragten. Leeuw. 1759. 4.
158 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(1. van Nuyssenburg) Lykklacht ter uitvaarte van den hoog geleerden heere Joannes van Schell, leeraar en hoogleeraar der godgeleerdheid op hollandsch hooge schoole. Leid. 1762. 4.
P. Hofstedeus, Lykreden ter gelegenheid van het aff-sterven van Johannes Barexith, rustend leeraar in de hervormde gemeente te Dordrecht enz. Rotterd. 1782.
Nagedachtenis gesticht ter gelegenheid van het zalig afsterven van Henricus Abelus Nieuwold, in leeven zeer getrouw, en hoog geacht euangeliedienaar te Leeuwarden. Leeuw. 1783. 4.
J. H. Verschuir, Elogium Hermanni Venemae, dum viveret theologiae et historiae ecclesiasticae professoris ordinarii, dein honorarii etc. Fran. 1788.
J. Bakker, Lofrede op Herman Venema. Amst. 1801.
P. Merkman, Venema. Leid. 1742. 4.
Op de dood van den eerwaerden en geleerden heere Pieter Fontein. 1788. 4.
J. W. de Crane, Hulde aan de nagedachtenis van Pieter Stinstra.
(S. Stijl) Lykzang op den wel eerwaarden zeer geleerden heer Joannes Stinstra, leeraar by de doopsgezinden te Harlingen. Harl. 1790. 4.
F. Hoekstra, Lijkrede op Heere Oosterbaan, hoogleeraar bij het kweekschool der doopsgezinde gemeente te Amsterdam, en laatst gewoon leeraar bij de doopsgezinde gemeente te Harlingen. Amst. 1807.
(J. Brouwer) Ter uitvaart van den eerwaardigen en zeer geleerden heere A. Brink, leeraar der hervormden te Leeuwarden. (1810.)
G. de Wal, Dichtregelen bij den dood van Albertus Brink. Leeuw. 1810.
R. Koopmans, Hulde aan Gerrit Hesselink, hoogleeraar in de godgeleerdheid en wysbegeerte bij de doopsgezinden te Amsterdam. Amst. 1812.
T. Radsma, Leerrede ter nagedachtenis van Johannes Henricus Nieuwold, laatst predikant bij de hervormde gemeente te Warga, Warstiens en Wartena enz. Leeuw. 1812.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 159
Plegtige toewijding van het monument, gestigt in de groote kerk te Leeuwarden, aan J. H. Nieuwold, in ieven predikant en schoolopziener te Warrega. Amst. 1822.
J. A. Lotze, Egberti Joannis Grevii laudatio. Lugd. Bat. 1815.
P. H. Peerlkamp, Oratio de vita Eliae Annei f. Bor-geri, habita in tertia classe instituti Belgarum regii, a. d. 26 Martii a. 1821.
J. H. van der Palm en H. Tollens Cz., De nagedachtenis van E. A. Borger, plegtig gevierd op den 20 December 1820, in naam der leydsche afdeeling van de hollandache maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. Leyd. 1821.
J. Tichler, Iets over Borgers kanselwelsprekendheid. Amst. 1835.
(W. Eekhoff) Bijzonderheden omtrent de jengd en de eerste verstandelijke ontwikkeling van Elias Annes Borger. Leeuw. 1842.
(H. W. T.) Iets ter aanvulling van het levensberigt van E. A. Borger, en nog iets naders omtrent E. A. Borger. (1850.) 12.
J. Kuiper, Lijkrede op üilke Keitzes Dijkstra. Leeuw. 1823.
J. W. de Crane, Korte levensschets van den hoogleeraar J. Amersfoordt.
S. Muller en J. de Vries, Hulde aan Einse Koopmans. Amst. 1827.
R. Posthumus, Leerrede ter gedachtenis van P. Brouwer Pz., in leven emeritus predikant der hervormde gemeente te Blija en Hogebeintum. Leeuw. 1831.
N. Beets, Leven en karakter van Johannes Henricus van der Palm. Aangekondigd en beoordeeld door Mr- Jer. de Vries.
A. van Steenderen, Iets ter nagedachtenis van Ereerk Hoekstra, in leven leeraar der doopsgezinden in de gemeenten Holwerd, Zaandam en Harlingen. Fran. 1839.
Jodocus Heringa, Eliza's zoon. Een biographische schets (19 Jan. 1840). Utr. 1840.
160 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
H. Bouman, Jodocus Heringa Eliza'szoon als voorstander van het vaderland en deszelfs heilzame instellingen, gelijk mede in eenige andere betrekkingen, geschetst. Utr. 1840.
Gedachten bij de plegtige ter aarde bestelling van het lijk van Hermannus Manger, in leven oudste predikant der nederduitsche hervormde gemeente te Haarlem. Haarl. 1844.
S. Muller, Iets ter nagedachtenis van ~Wopko Cnoop Koopmans. (1849.)
P. Scheltema, Diatribe in Hadriani Junii vitam, in-genium, familiam, merita literaria. Amst. 1836.
G. D. J. Schotel, Anna Maria van Schurman. Met portret en facsimile, 's Hertogenb. 1853,
P. H. Tijdeman, Proeve eener lofrede op Fr. Hem-sterhuis. Leid. 1834.
A. Schulting, Oratio funebris in obitum eruditissimi ac celeberrimi viri Jacobi Perizonii, historiarum, eloquentiae et graecae linguae professoris. Lugd. Bat. 1715.
A. Schultens, Oratio funebris in obitum celeb. et dar. viri Lamberti Bos, graecae linguae in academia frane-querana professoris ordinarii. Praneq. 1718. Fol.
J. GK Hermann, Leben Herrn Zacharias Conrad von Uffenbach, weyland hochverdiensten Schöffens und Eaths-herru der Reichsstadt Frankfurt am Mayn. Uhn 1753.
JE. Gillissen, Oratio funebris in obitum viri clarissimi Emonis Lucii Vriemoet, in illustri Frisiorum academia orientalium linguarum et antiquitatum hebraearum professoris. Franeq. 1760. Fol.
J. Scheltema, Levensschets van Gijsbertus Koen, hoogleeraar in de grieksche letterkunde te Franeker.
Musae franequeranae lugentes virum optimum et desi-deratissimum Gysbertum Koenium, linguae graecae pro-fessorem ordinarium. Franeq. 1767. 4.
W. Eekhoff, quot;Wie en wat was de rector Johannes Hilarides ?
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
E. Wassenbergh, Laudatio funebris Joannis Schraderi. Fran. 1784.
D. Ruhnkenius, Elogium Tiberii Hemsterhusii, editio secunda castigatior, cui duae Eicli. Bentleji epistolae ad Hemsterliusium accedunt. Lugd. Bat. 1789.
(H. Wagnerus) In mortem Lud. Casp. Valckenarii. 4.
J. A. Backer, Aan den weledelen lieere Simon Cor-nelis van Appeltere, bij liet ad interim aanvaarden van het rectoraat der latijnsche schooien te Gorinchem, na het affsterven van zijnen broeder, M1'- C. Boonzayer. 1792.
H. J. Koenen, Hieronymus van Alphen, als christen, letterkundige en staatsman. Amst. 1844.
B. H. Lulofs, Bij het overlijden van den heer H. A. Hamaker.
R. van Ommeren, Elogium Egberti de Vry Temminck, in urbe amstelacdamensi viri consularis et gymnasii pu-blici curatoris. Amst. 1785. 4.
J. Gr. de Crane, Narratio de vita et scriptis Ev. Wassenbergh, deque rebus, quae athenaeo, quod Franequerae est, publico nuper evenerunt. Eran. 1828.
Dezelfde oratie. Gron. 1829. 4.
(U. A. Evertsz) Levensschets van wijlen Mr- P. J. Eomar, secretaris der stad Eraneker enz.
Levens- en karakterschetsen van Petrus Alma en Cornells Willem Westerbaen; getrokken uit het algemeen verslag der maatschappij tot nut van 't algemeen, van den jare 1832.
J. de Vries, Gedachtenis-rede over den heer Jacob Mendes de Leon. (1843.)
U. A. Evertsz, Woord ter herinnering aan H. Amers-foordt. Work. 1843.
Gedenkzuil aen J. E. Willems toegewyd. Gent 1848.
H. J. Koenen, Lijkrede op D. J. van Lennep. Amst, 1853.
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Jacob van Leeuwen en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. (Work. 1858.)
161
11
162 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(W. Eekhoff) Levensberigt van JIir- Mr' Hobbe Baert van Sminia. (Leeuw. 1859.)
Carmina lugubria a praestantissimls academiae civibus in funere Job. Cunr. Rungii, historiarum et eloquentiae professoris. Franeq. 1723. 4.
W. J. van Harn, Iets over Everardus Reidanns, nas-sawsche raet. Gorincb. 1852.
W. EekhofF, Voorlezing over het leven en de verdiensten van Foeke Sjoerds, bistoriescbrijver van Friesland. (Work. 1858.)
E. quot;Wassenbergb, Eedevoering ter gedacbtenisse van Nicolaus Tbolen. Franek. 1820.
P. Scbeltema, Het leven en de letterkundige verrig-tingen van den geschiedschrijver Mr- Jacobus Scheltema. Amst. 1849.
A. Telling, Het leven van Jan Willem de Crane. Work. 1855.
R. W. Tadama. (Levensberigt.)
(P. O. van der Chijs) Levensberigt van S. H. van der Noordaa. (Leid. 1851.)
(P. O. van der Chijs) Levensberigt van Gerrit van Orden. (Leiden 1854.)
H. J. Koenen, Voorlezing over den engelschen dichter Robert Montgomery. Amst. 1853.
R. Koopmans, Redevoering over Dirk Rafelsz. Kamphuizen. (1803.)
(A. D. Schinkel) Bijdrage tot de kennis van het karakter van Constantijn Huygens, ontleend uit aanteeke-ningen wegens het beheer zijner goederen, 's Gravenh. 1842.
A. D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Constantijn Huygens en zijne familie, alsmede eenige door hem vervaardigde doch onuitgegeven dichtstukjes. 1851.
A. D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantijn Huygens en zijne familie , 2de st. 1856.
(W. J. C. van Hasselt) Dr- Eeinier de Lover. (Amst.
1859.)
(W. J. C. van Hasselt) Alletta Beek. Eene gelder-sche dichteresse uit de XVII en XVIII eeuw. (Amst. 1847.)
W. Bisschop, Justus van Effen geschetst in zijn leven en werken. Bijdrage tot de geschiedenis der letterkunde in de 18de eeuw. Uitgegeven door het provinciaal ut-rechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1859.
J. Scheltema, Levensschets van Simon Stijl, gevolgd van twee lijkzangen. Amst. 1804.
J. G. Ottema, Gelegenheidsrede bij de oprigting van het monument voor S. Stijl, te Harlingen. Leeuw. 1860.
H. J. Koenen, Levensberigt van Mr- Is. da Costa. (Amst.
(quot;Wquot;. Eekhoff) Levensberigt van Mr- Arent van Hal-mael Jr- (Leeuw. 1850.)
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Mr- Arent van Halmael Jr- en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. Work. 1853.
G. B. Keddingius, Specimen philologiae patriae acade-micum quo narratio exhibetur de vita, moribus et carmi-nibus clar. poetae frisii Giseberti Jacobi f. et ejusdem carmina cum poetis antiquis, graecis ac romanis, quos imitando expressit, conferuntur, praeside Ev. Wassenbergh. Franeq. 1793. 4.
K. Koopmans, Eedenvoering over Gijsbert Jacobs, friesch dichter.
J. H. Halbertsma, Hulde aan Gysbert Japiks bewezen, in de Sint Martinikerk te Bolsward, op den 7 Julij 1823. Met de daarbij behoorende stukken, ten voordeele der commissie van weldadigheid, uitgegeven door de commissie met de oprigting van een gedenkstuk voor Gysbert Japiks
163
1G4 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
belast geweest, 1ste st. Bolsw. 1824, 2de st. Leeuw. 1827.
In sankje, dat de Friesen ophelje sille, as it mormeren kopstik fen har riimer Giisbert Japiks iin de Sint Mer-tens tjerke to Boalsert ontditsen wirt. Dimter 1823.
Aan de Vriesen bij de ontbloting van het borstbeeld des dichters Gijsbert Jacobs, in de St. Martinikerk te Bolsward.
A. Telting, Eenige levensbijzonderheden van de dichters Simon en Jan Althuysen.
B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis, Iets over den vrie-schen dichter J. C. P. Salverda.
(W. Eekhoff) Levensbeschouwing van Dr- Eeltje Hal-bertsma.
(T. G. v. d. Meulen) By de dead fen Eeltsje Hal-bertsma, doctor to Grou en frieun fen alle Friesen.
J. J. Kiestra, Bijdragen tot de levensgeschiedenis en verdiensten van Hendrik van Deventer, 2 stukk.
H. A. Roell, Oratio funebris de vita et morte Philippi Matthaei, honorarii medicinae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1701. Fol.
A. Nauta, Elegia in obitum viri clar. Johannis Hem-sterhuis, medicinae in alma Frisiorum academia professoris. Franeq. 1706. Plano.
A. W. Melchior, Oratio funebris in obitum Petri La-tane, medicinae et botanices in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1726. Fol.
H. Venema, Oratio funebris in memoriam viri clar. et celeb. Wyeri Gulielmi Muys, medicinae, botanices, chemiae et matheseos professoris in illustri Frisiorum academia ordinarii. Franeq. 1744. Fol.
Carraina lugubria ab ornatissimis academiae civibus edita in memoriam Wyeri Gulielmi Muys, duin vivebat, medicinae et botanices, chemiae ac mathesos professoris. Franeq. 1744. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSftESCHIEDBNIS.
(A. G. Camper) Levensschets van Petrus Camper. Leeuw. 1791.
J. Mulder, Oratio de meritis Petri Camperi in anato-miam comparatam. Gron. 1808. 4.
J. Mulder, Laudatio tunebris Georgii Cooprnans. Leov. 1800, 4.
J. Mulder, Lijkreden op Georgius Cooprnans. Uit het latijn vertaald. Franek. 1801.
J. Munniks, Levensschets van Wynoldus Munniks, Gron. 1812.
J. G. S. van Breda, Levensschets van Adriaan Gilles Camper. Gent 1825.
(C. Star Numan) Schets van het leven en karakter van Alexander Numan. (Gron. 1853.)
P. J. van Meerbeeck, Recherches historiques et critiques sur la vie et les ouvrages de Eembert Dodoens (Dodonseus). Malin. 1841.
C. Ekama, Verhandeling over Gemma Frisius, den eersten grondlegger tot het bepalen van de lengte op zee. 4.
J. T. Bodel Nyenhuis, Over de nederlandsche landmeters en kaartgraveurs, Floris Balthasar en zijne drie zonen; onbekend aan de levensbeschrijvers. Amst. 1845.
Joost Jansz. Beeldsnijder. Medegedeeld door den heer Beeldsnijder van Voshol te Utrecht.
G. Coetier, Laudatio funebris in memoriam Bemardi Fullenii, cum viveret, matheseos professoris ordinarii. Fra-neq. 1708. Fol.
U. Emmius, Mensonis Altingii vita descripta. Accedunt Henr. Altingii, historia de ecclesiis palatinis ex autogra-pho emendata et aucta, nee non Adami Mensonis Isinck, brevis historia de reformatione in urbe Groninsa et Om-
O
landia. Item Ubbonis Emmii vita per N. Muleriuni, cura A. M. Isinck. Gron. 1728. 4.
N. Ypeij, Oratio funebris obitum Gulielmi Lorei, ma-
165
166 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
theseos professoris in illustri Frisiorum academia extraordinarii. Franeq. 1744. Fol.
J. W. de Crane, Willem Loré, zijn leven geschetst en zijne voornaamste dijk- en water-werken geschiedkundig beschreven door W. Eekhoff. Fran. 1835.
W. Eekhoff, Levensschets van Folkert Nicolaas van Loon, friesch scheepsbouw- en werktuigkundige. (1841.)
Twee lijkdichten en een grafschrift op Wytze Foppes Dongjuma. Leeuw. 1778. Waar achter; Grafschrift op den zelfden. Leeuw. 1778.
Leeuwarder saturdagse courant van den 21 Februarij 1778. Waarin het overlijden van Wytze F. Dongjuma. 4.
(J. Scheltema) Eise Eisinga, de uitvinder en vervaardiger van het beroemde planetarium te Franeker.
J. van Leeuwen, Hulde aan Eise Eisinga. Work. 1847.
W. Eekhoff, Het leven van Eise Eisinga, en beknopte geschiedenis van het planetarium door hem van 1774 tot 1780 vervaardigd. Schoonhoven 1851.
J. H. van Swinden, Beschrijving van een kunststuk, verbeeldende een volledig bewegelijk hemels-gestel, uitgedacht en vervaardigd door Eise Eisinga, tweede druk. Franek. 1824.
(J. Scheltema) Levensschets van Jan van der Bildt.
N. Mulder, Oratio de meritis Davidis Meese, cum bo-tanicis, tum aliis. Gron. 1823. 4.
J. W. de Crane, Korte levensschets van den hoogleeraar J. Pierson Tholen. (1825.)
W. van Peyma, Levensberigten van Arjen Roelofs Roelofs. Fran. 1829.
J. J. Bruinsma, Over de kruidkundige verdiensten van wijlen Mr- D. H. Beucker Andreae.
(G. H. M. D.) Levensberigt van Dr- Seerp Brouwer.
Ph. Blommaert, Levensschets van Lucas d'Heere, kunstschilder te Gent (XVIde eeuw). Gent 1853.
GESCHIEDKNIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Héris, Notice raisonnée sur la vie et les ouvrages de Mindert Hobbema. Paris 1854.
P. Schelttema, Van der Helst. Brux. 1857. P. Scheltema, Rembrand, discours sur sa vie et son génie. Brux. 1859.
(P. Scheltema) Govert Flinck.
J. de Wal, De deensche veldoverste Hendrik Ruse, een geboren Drenthenaar.
't Gerughts truyr bazuyn gesteecken op het godt-zaaligh ziel vertrecken van den heer Menno Howarda van Meck-hama, heer op Snelgersma, out commandeur over het friesche regiment voetvolck tot Delf-zijl. Gron. 1663. Fol.
S. F. Klijnsma, Levensberigt van Michael Witsenborg, in leven generaal majoor der genie enz. Bred. 1853.
(W. Eekboff) Maerten Gerritsz. Vries , van Harlingen, commandeur in dienst der oost-indische compagnie. 1622 —1647.
W. Eekboff, Het leven en de lotgevallen van Jacobus Martinus Baljée. Leeuw. 1835.
J. van Leeuwen, Verhaal van den giftmoord door Pieter Sakes Weynma aan zijne vrouw gepleegd en van zijne teregtstelling. Leeuw. 1837.
Triplex chrono-acrosticon in obitum nobilissimae dominae Christinae Genoveve Jacobi van der Goes, in vita con-jugis nobilissimi domini Tiberii Siconis ab Yminga. 4.
Lykgedichten op het afsterven van jufvrouwe Anna Glover, hnisvrouwe van den heere Francis Greenwood. 4.
Friens in rou over het droevig doch zalig afsterven van de hoog welgebore freulyn Frouk Juliana Geertruid baronnesse van Sytzama. Leeuw. 1721. 4.
(B. Idema) Lykzang op het betreurlyk afsterven van de hoog welgeborene vrouwe Tjallinga Aedonia van Eisinga, echtgenoot van den hoog edelen gestrengen heer
167
GKSCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Idzert van Smlnia, grietman over Hennaarderadeel enz., 27 Julij 1733. Leeuw. 1733.
(R. Roukema) Lykgedicht als voren. Leeuw. 1733. 4.
(H. de Valk) Rouwgalm als voren. Leeuw. 1733. 4.
Na-gedachtenissen uitgeboezemd op het ontydig doch godzalig afsterven van de door kristelyke deuchden uitmuntende juffrouw Henrica Abbring, op den 24 van Louwmaand 1733 weggerukt van haaren echgenoot den geleerden en eerwaarden heere, Emmericus Hofstede. Franek. 1733. 4.
(J. J. Dodt v. Fl.) Clementia Winters, tweede vrouw van prof. M. Schotanus.
Lykzangen, toegewydt aen den eerwaerden heere Pieter Fontein, leeraer der doopsgezinden te Amsteldam, ter gedachtenisse zyner echtgenoote juffrouwe Jozina Stol. 1746. 4.
Lykdigten ter gedachtenisse van mevrouwe Anna La-tané, zeer dierbaare egtgenoote van den wel edelen hoog geleerden heere Dominicus Balck. Franek. 1750. 4.
Ter uitvaart van de hoog welgeboren vrouw mevrouw Helena Maria van Burmania, geb. van Goslinga, 21 November 1751. Leeuw. 1751. 4.
Ter uitvaart van de welgeborene vrouwe Elisabeth de Hertoghe, weduwe van den hooged. gestr. heer M1'- Hermanns Huber, in leven gedeputeerde staat van Friesland. Leeuw. 1751. 4.
Lykzangen op het smertelyk doch salig afsterven van de hoog welgeboorne vrouwe Jayke van Wyckel, douariere van Kuffeler, te Leeuwarden. 15 February 1755. 4.
Lykdigten op het onverwagt doch zalig overlyden van de weled. geb. vrouwe Maria Agnes Huber, huisvrouwe van den hooged. gestr. heer Dominicus Hamerster. Leeuw. 1756. 4.
De klaagende Anne Jeltema over de wederwaardigheid zijnes leevens in het gemeen, en over het afsterven van zijnen besten buurman in het bijzonder. Leeuw. 1781. Plano.
Lijkzangen op het overlijden van mejuffrouw Hiske
168
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Heringa, in leeven echtgenoote van den wel eerwaardigen heere Klaas Tigler. Leeuw. 1784. 4.
Bruiloftsgedichten.
(H. J. Arntzenius) Augustino Lycklamae a Nyeholt et Susannae thoe Schwartzenberg et Hohenlansberg, spon-sis inlustribus. 4.
(H. J. Arntzenius) Viro venerabili Eoberto Alberthoma Chevallier sponso. 4.
Silvia, Herderszang op het huwelyk van den heere Kornelis van Arckel, leeraar der remonstrantsche gemeente binnen Rotterdam, en mejufvrouwe Katharina Schel-tinga. 4.
Faces nuptiales accensae nobilissimo juveni Wilhelmo Crucio et lectissimae virgini Alidae Gronoviae sponso sponsaeque. (1706.) 4,
Ter bruilofte van de heer Abraham de Haan, en me-juffer Anna Preyger. Amst. 1706. 4.
Huwelyx-gesang met de uyterste eerbied opgedragen aan den hoog welgeboren heer Jr- Sink Gerrold Juckema van Burmanja, mede gedeputeerde staat van Friesland, oldt grietman van quot;Wymbritseradeel enz., ende met het diepste ontsag ter bruylofte van syn hoog welgeboren zoon, den heer Jr- Duco Gerrold Martna van Burmanja, mede gecommiteerde staat deser landschappe enz., bruy-degom, ende de hoogwelgeboren juffer Feddina Sophia van Goslinga, bruyd, op haar hoog welgeb. trouwdag tot Ysbrechtum, 8 November 1716 plegtig gewyd. Sneek 1716. 4.
(P. Vlaming) Ter bruilofte van den hoog welgeboren heere Duco Gerrolt Martena van Burmania, grietman en dykgrave van Wymbritzeradeel enz., en de hoogwelgeboren juffer Feddina Sophia van Goslinga, 8 November 1716. 4.
(F. Halma) Op d'echtstrengeling van het zelfde paar. Leeuw. 1716. 4,
Nuptiis nobilissimi et ornatissimi juvenis viri Francisci
169
170 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
de Vicq, urbis Hornanae judicis, sponsi, et nobilissimae lectissimaeque virginis Mariae Jacobae van Bredehoff, sponsae, celebratis Hornae 26 Junü 1729. Horn. 4.
Bruilofts-gedichten voor den heere Jan Koorda, ont-fanger en collecteur generaal der grietenye Barradeel en de juffvrouwe Anna Vermeersch, in den huwelyken staat bevestigd binnen Harlingen 19 February 1730. Harl.
1730. 4.
Minnesang ter eeren van den wel ed. gestr. heere Epeus Wielinga, raadt ordinaris in den hove van Fries-landt en de welgeboren juffer Magdalena van Scheltin-ga, in den echt vereenigt 30 December 1731. Leeuw.
1731. 4.
Wintervreuchde door verscheidene dichteren geuit op den huwelyksdag van den heere Paulus Ennema en de deuchd- en zedenryke jonkvrouwe Johanna Hempenius. Franek. 1732. 4.
Ter bruylofte van den hoog welgeboornen heere Hobbe van Burmania, grietman over Leeuwarderadeel enz., en de hoog welgeboorene vreule Helena Amerentiana Lucia van Unia, 3 February 1732. Leeuw. 1732. 4.
Houwlyks zegenwensch aan den eerbaren en deugdlie-venden jongman Eiso Andeles en de eer- en deugdryke jonkvrouw Geertje Jongsma. Leeuw. 1738. 4.
Zeegen-wenschen aan den eerwaarden godzaligen en geleerden heere Daniel Siaffers Bacot, en de deugdryke jonkvrouwe Anna Aurelia van der Uyl, egtelyk vereenigt 30 Mei 1739. Sneek 1739. 4.
Aan den heer Mr- Wybrand van Itsma, mederaad in de vroedschap der stede Dockum enz., als zijn ed. in egt trad met vrouw Maria Boef, 18 Mei 1739. 4.
Epithalamium in nuptias Petri Burmanni, literarum hu-maniorum in alma Frisiorum academia professoris et Mariae Elisabethae van der Streng, virginis lectissimae. Franeq. 1740. 4.
Op het huwlyk van den heere Ernestus Everhard Schrader en jongkvrouwe Wilhelmina van der Valk te Amsterdam. Amst. 1742. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 171
Huwelykszangen ter bruilofte van den heere Hendrik Das en jongkvrouwe Sara Bernardina Luykink, te Amsterdam, 7 Augustus 1742. 4.
Bruiloftzang voor den heere Barend Luikink en jongkvrouwe Anna Hodshon, Amsterdam 26 Maart 1743. 4.
Huwlyxzangen voor den wel ed. heere Joannes Petrus Driessen en de wel ed. juffer Anna Christina Alberthoma. Gron. 1744. 4.
Huwelijks zangen, ter bruilofte van den heere Jacob Waarts en jongkvrouw Anna Maria Hulsebusch, in den echt vereenigt binnen Amsterdam, den 20 van Wintermaand 1746. 4.
Menalkas harderszang ter bruilofte van den hoog wel-gebooren heere Epo Sjuk van Burmania, regeerenden burgermeester der stad Dokkum en gedeputeerden staat van Friesland enz., en de wel edele gebooren juffer Ko-melia Maria van Haarsma. Leeuw. 1746. 4.
Vreugde galmen opgezongen ter bruilofte van den here Johannes Everardus Sekema en de juffer Maria Magda-lena van Bloemendael. Gron. 1747. 4.
Huwelijkszangen voor den weled. gestr. heere Mr- Her-mannus Ulricus Hamerster, ordinaris gecommitteerde ter vergadering van H. H. M. en de welgeboore jongkvrouwe Maria van der Burch. Delft 1748. 4.
Echtzangen op het huwelijk van Nikolaas Ypeij, hoogleeraar in de wiskonst aan Frieslands hoogeschool en jonkvrouwe Elisabeth Helena Smit. Franek. 7 Julij 1748. 4.
Bruiloftzangen voor den eerw. en gel. heere Pieter Fontein, leeraer der doopsgezinden te Amsteldam, en jongkvrouwe Sara Alida Vermande, in den echt vereenigt den 8 van quot;Wijnmaend 1748. 4.
K. Bloks, Zilveren bruiloftzang, 23 April 1749. 4.
Bruiloftszangen gezongen ter eere van den zeer geleerden heere Jacob Braam, en jonkvrouwe Aukjen Fontein. Franek. 24 Augustus 1749. 4.
Ter bruilofte van den hoog-welgeboren heere Hessel Vegilin van Claerbergen, grietman over Haskerland en
172 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
de hoog-welgeboren jongkvrouwe Catharina Maria van Eysinga. Leeuw. 1749. 4.
Huwlijkszangen voor den heere Ernst Willem Higt, rector der latijnsche schoole te Alkmaar en mejuffer Dorothea Lemke, 9 November 1749. 4.
Huwlykszangen voor den lieere Jan de Kruyff en de jongkvrouwe Anna Wibranda Tiboel te Franeker. 18 October 1750. 4.
Huwlyks-gedigten ter eere van den heer Mr- Quiryn de Blau, pensionaris der steede Leeuwarden, en mejuffer Bouwina Johanna van Bulderen. Gron. 1750. 4.
Huwelyks zegen-wenschen ter bruilofte van den wel-eerw. godzaligen en geleerden heere Wynandus Winterswijk, dienaar des G. W. in de hervormde gemeente te Leeuwarden en de weled. jonkvrouwe Barbara Sophia Knock. Leeuw. 1750. 4.
Zegewenschen op het huiwelijk van den hoog welgeboren heer Jsaac Reynd, baron van Eaatsvelt enz. en de hoog welgeb. freulyn Clara Feyoena, baronnesse van Sytzama. Gron. 1750. 4.
Huwelijkszangen voor den wel eerwaarden here Rutger Schutte, predikant in de hervormde gemeente van Amsterdam, en de welgeborene juffer Elisabeth Suffrida Hamerster. Leeuw. 1751. 4.
Huwelijkszangen ter bruilofte van den wel eerwaarden en geleerden heer Cornells Blom, veel geacht predikant te Leeuwarden en de wel edele gebore jongkvrouwe Agatha Constantia van Kuffeler. Leeuw. 1751. 4.
_ Ter zilvere bruilofte van den wel ed. gestr. heere Tinco Lycklama a Nyeholt, raad ordinaris in den hove van Frieslandt en de wel ed. mevrouwe Martha Kinnema van Scheltinga te Leeuwarden, 21 April 1751. 4.
Huwelijkszangen ter bruilofte van den heere Johannes Jongman en jongvrouwe Helena Hackman, in den echt vereenigd binnen Amsteldam, den 25 van Bloeimaand 1751. 4.
Bruilofts-gedichten ter eere van den wel ed. gestr. heere Jan Alting, schoute van Meppelt, Kolder en Nieuw-
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 173
veen en mejuffer Swana Francina Alting. 18 Augustus
1751. Gron. 4.
Huwelyks-zangen ter bruilofte van den heere Aegidius Gillissen, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker en juffvrouwe Cornelia Petronella Willekens, Middelburg 3 Mei 1751. 4.
E. W. Higt, Dichterlyk togtje naar Friesland tot de bruiloft van den heer Jan Althuysen, leeraar op Hiaure en jongvrouwe Titia Krab, 25 Wiederaaand 1752. Leeuw.
1752. 4.
Ter zilvere bruyloft van den heer Jan Klemrink, raad in de vroedschap en oud schepen der stadt Leeuwaarden en vrouwe Agatha Gesina quot;Wesselius, 6 Julij 1752. 4.
Letterloof gestroid op de zilvere bruiloft van den heere J. Klemrink en mejuffvrouw A. G. Wesselius. Leeuw. 1752. 4.
Dichtloveren gestrooit ter zilvere bruilofte van den heere J. Klemrink en jufvrouwe A. G. quot;Wesselius. Leeuw. 1752. 4.
Ter bruilofte van den wel ed. gestr. heere Hector Livius van Haersma, lieutenant houdvester wegens de heer-lykheit Friesland enz., en de welgeboren juffer Amelia Wiskjen Lycklama a Nyeholt, Leeuwarden 17 September 1752. 4.
Huwelykszangen voor den heere Jacob van Eems, der medicynen doctor, en de jongvrouwe Johanna Voegen te Leiden, 13 Mei 1753. 4.
Huwelyx zegenwensch aan den heere Jouke Andeles en mejuffer Rebecca Balk. 1754. 4.
Ter bruilofte van den heere Georgius Coopmans, doctor in de geneeskunde, en mejuffrouwe Aukjen Fontein. Franek. 1755. 4.
Epithalamia latina et belgica, huwelykszangen voor den heer Everwyn Drabbe, bibliothekaris der friesche hooge-schoole, en jongkvrouwe Joanna Cornelia Vriemoet, 21 Maart 1756. Fran. 1756. 4.
Huwelykszangen ter bruilofte van den wel eerwaarden en zeer geleerden heere Ludovicus Hamerster, leeraar te
174 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Zutphen, en jongkvrouwe Adriana Agneta Hoogenbergh, te Amsterdam, 20 April 1756. 4.
Ter bruylofte van den hoog welgebore heer Jan Cas-paras Hirzel, heer van quot;Wolflinge en de hoog wel gebore freule Feddina Isabella Susanna, baronnesse thoe Schwart-zenberg en Hohenlansberg, 15 Augustus 1757. Leeuw
1757. 4.
Echtzangen op het huwelyk van den heer Jan Zeper en juffrouw Nieske Tichelaar. Leeuw. 1758. 4.
Bruiloftsgedichten voor den heere Sybrandt Talma en de juffrouwe Elsje Schaaf. Harl. 1758. 4.
Bruiloftdichten op 't huwelyk van den hoog welgeboren heer George Frederik, baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en de hoog geborene jongvrouwe Sophia Elisabet, gravinne van Aumale, te Leeuwarden 19 Maart
1758. 4.
Gedigten ter bruilofte van den heere Simon Stinstra, doctor in de geneeskunde, en de juffrouwe Anna Braam' Harl. 1759. 4.
Ter bruilofte van den wel ed. heere Georgius Hiddema, pensionaris der stad Leeuwaerden en de wel ed. juffer Elisab. Maria Smit, 24 Augustus 1760. Franek. 1760. 4.
Epithalamia in nuptias viri nobilissimi Petri Wielinga, curiae Frisiorum supremae advocati et auctionum publi-carum moderatoris nee non lectissimae virginis Barbarae Sophiae Arnoldi. Leovard. 1760. 4.
Gezangen ter bruilofte van den heer Melle Toussaint, j. u. d., en mejuffer Atje Haitsma, 31 Maart 1765. Harl. 1765. 4.
Nuptiis praestantissimi viri juvenis Horatii Martini Vi-tringae et lectissimae virginis Johannae Wilhelminae Win-teriae. 1765. 4.
Huwelyksspel ter bruilofte van de weledele gestrenge heer Horatius Martinus Vitringa en de welgeboore jonk-vrouwe Johanna Wilhelmina Winter. 1765. 4.
Vriendengroet aan den heere Hendrik Sender en mejuffer Johanna Elisabeth Coulon, ter gelegentheid van derzelver echtsvereeniging. 1765. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 175
Op het huwelyk van den wel ed. heere Aemilius Cou-lon, der medicynen doctor met de wel ed. juffer Johanna Vitringa. 4 Mei 1766 te Leeuwarden. 4.
Carmina dicata nuptiis viri clar. Hermanni Cannegieter, juris in inlustri Frisiorum academia professoris ordinarii et matronae lectissimae Amarantiae Susannae Gongryp. Franeq. 1768. 4.
Huwelykszangen aan den deugdbeminnende bruydegom Willem de Vrij en de deugdlievende bruyd Catharina Poelstra, te Gouda vereend 18 September 1768. 4.
Huwelykszangen ter bruilofte van den wel geboren heere Mr- Joannes de Wit Haganaeus en de welgebore jongkvrouwe Anna Adriana Aletta Parvé. 9 Mei 1769. 4.
Echtzangen ter gelegenheit van het huwelyk van den wel edelen hoog geleerden heere Everwinus Wassenbergh, hoogleeraar in de grieksche taalkunde op het hooge school te Franecker, en de wel edele juffer Maria Ratelband. Franek. 1772. 4.
Bruiloftsgedigten voor den heer Volkert van der Plaats en de juffer Anna Toussaint. Harl. 1772. 4.
Huwelijkszangen voor den heer Theodoor van Kooten en jongvrouwe Gesina Juliana van Ongeren. Campen 1778. 4.
(J. H. Keiser en C. F. Kuypers) Ter gouden bruilofte van den hoog edelen gestrengen heer Mr- Gerard Jacob Keizer en de weledele geborene vrouwe Anna Margaretha Brunsveld. Leeuw. 1778. Lat. en holl. 4.
H. Oosterbaan, Danklied aan God, bij de vijf-en-twin-tigste verjaardag van mijnen trouwdag. Amst. 1785.
Ge1egenheidsredevoeringen en Gedichten.
A. de Rooy, Oratio semi-saecularis. Harderov. 1723. 4.
S. Brouwer, Oratio de iis, quae anno proxime elapso academiae nostrae acciderunt. Gron. 1828. 4.
176 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
'Ptvarof 'Tfivpof, qpoivixtpaia, tu Xafcctpix
'T/St/pu iv Qfavayfia, h rlt;jgt; 'iru Xpiff. ot, 4/' f.
Votum Vulcano ad virum clar. et doet. H. Venema. Lat. en holl. (1764.)
Elegia Adriani van Soyen quum botauices professio-nem poneret. Lugd. Bat. 1754. 4.
Adriani van Koyen otium carmine elegiaco celebratum. Lugd. Bat. 1776. 4.
Fons caballinus seu florumsparsio congratulationum ho-noribus meritisque collata praestantiss. nobilissim. juvenum Petri Muntinghe et Theodori Beckeringh, quum uterque sine praeside ille de scopelismo arabico, bic de lege rbodia de jactu dissertationes publice defenderant, a viro clar. Jac. Eek juris publici ac privati professore more majorum in juris utriusque doctorum numerum cooptaren-tur. Gron. 1738. 4.
Eerezangen op de plechtige inwydinge der wel edele beeren Fredrik Jan van quot;Westrenen, Joan Henrik Voorda en Cornells Antoni van Wachendorff, tot meesters in beide de rechten, naar de wyze der ouden. Binnen Utrecht op den 7 van Wynmaand 1756. 4.
De zanggodinnen a la grecque gecoiffeerd ter blyder gelegenheyd als de weled. heer Joan van Nuys der beyder regten doctor verklaard wierd, 3de dr. Franek. (1767.)
Gedichten van A. Folckers, P. A. Meurs, H. Uden, H. Nauta, J. Buning, J, Hulsebus, D. J. Nauta, G. T. de Cock, J. Kraag enz., op de promotie van E. T. Nauta tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. G. Luyken, W. de Lille, E. Was-senbergh, J. van Beucker enz., op de promotie van A. H. Metelerkamp tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van E. Wassenbergh, A. J. Conradi, B. Gerem en J. Euurds, op de promotie van E. Keyert tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van P. van Dorp, H. Peisel enz., op de promotie van C. Wassenaar tot doctor in de regten. 4.
«ESCHIEDEN1S. LEVENSGESCHIEDENIS. 177
Gedichten van J. Pauwen, Th. van Kooten, H, Engelen en J. G. Vorstman, op de promotie van H. J. Eoo-sen tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. Engelsma Mebius ,A. M. de Eouvilie,
B. Hengevelt, P. van Dorp, A. V. Groenou en H Pauwen, op de promotie van J. Pauwen tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van L. E. v. S., T. Joha, J. van Battum Rotterdam en J. J. Juneman, op de promotie van J. K. Suringar tot doctor in de regten. 1768. 4.
Gedichten van P. G. van Leemputten, Th. van Kooten en P. Dreux, op de promotie van A. J. Conradi tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van A. J. Conradi, Touss. Woordhouder, EL van der Haer, G. Coopmans en M. Smytegelt, op de promotie van A. Telting tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van R. Faber, A. M. de Rouville, J. Pauwen, J. R. Suringar, H. Pauwen enz., op de promotie van P. A. Schik tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van H. van der Haer, E. H. Tenckinck,
C. L. van Beyma, B. J. Scrinerius, P. Seis, H. Lemke, J. van Battum Rotterdam, op de promotie van D. van der Haer tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. W. Keiser, E. Scheidius en J. Bolt, op de promotie van L. Venhuizen tot doctor in de regten. 1762. 4. (Gron.)
Gedichten van P. Nota en J. Schrader, op de promotie van A. M. Storm tot doctor in de regten. 4.
E. Baders, Carmen congratulatorium ad Guiljelmum ab Haren, agri biltani praetorem .... jam ex conventu neo-magensi, pacto inter europaeos principes pacis foedere, .. foederati Belgii ordinum generalium legatum plenipoten-tiarium reducem. Leov. 1678. 4.
H. B(rink), Honori et famae nobilissimi, amplissimi, doctissimi viri Hesseli Vegilin a Claarbergen, quum ad praetoriani dignitatem territorii Utingeradeel, et mox ad
178 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
consessum ampliss. ordinum Frisiae deputatonim promo-veretur. Leovard. 1683. 4.
J. Schotanus a Sterringa, Carmen votivum in auspica^ tissimos honores nobilissimi, amplissimi, gravissimique viri Hesseli Vegilin de Claarbergen , ad toparchiae utingeranae praeturam et consessum illust. ordinum Frisiae novem-virorum delecti. Leovard. 1683. 4.
(H. S. V. S.) Inhulding van de wel edel gebooren, moogenden en hoog geleerden heere Hessel Vegelin van Claarbergen, als hij tot grijtman van TJtingeradeel en meede-lid van de gelastigde der staaten van Friesland was verkooren. Leeuw. 1683. 4.
(G. Scaevola) Noblli Zeinoni Joachimo Welefeldio Bur-manio, praetori rauwerderahemio sacrum 10 Nov. 1701. Leovard. 1701. 4.
(P. S.) Ter gelegenheid dat de hoog wel gebooren heer Jr- Sicco Douwe baron van Aylva, tot groote blijdschap van West-Dongeradeels ingezetenen waardiglijk tot grietman van denzelven deele wierd verkooren. Leeuw. 1780. plano.
West-Dongeradeels dankofferhande ter gelegenheid dat de hoog edele wel gebooren heere Jr- Sicco Douwe van Aylva, tot grietman over gezegde grietenie verkoren was, uitgeboezemd. Leeuw. 1780. Plano.
Geluk-wensch aan de eigen-erfde ingezetenen der grie-tenye Franequeradeel toen de hoog edel geboren heer en Mr- J. J. Bergsma, in den jaare 1785, tot hunnen grietman wierd verkooren. Fol.
(L. Trip) Lierzang opgezongen ter gelegentheit der bevestiginge van den wel eerwaarden, geleerden en godzaligen heere Albert Alberthoma ten leeraar in de gemeente van J. K. te Groningen, 6 October 1737. 4.
(L. Trip) De lierzang enz. tegens onnutte verduisteringen en verdraaiingen verdadigt door den autheur. Gron. 1738. 4.
(Aleg. Alberthoma geb. Ilberi) Hertelyke wenschingen
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
en dankbetuigingen aan de dierbare gemeinte der stad Leeuwarden, ter gelegentheid van de verplaatzinge van Alb. Alberthoma van daar naar Groningen. Leeuw. 1737. 4.
li. Alberthoma, Groningens derde jubeljaar sedert de reductie. Gron. 1744. 4.
Ter inwijding van den wel eerwaarden en zeer geleerden heer Theodorus Brunsveld de Blau, tot predikant der hervormde gemeente te Groningen. Gron. 1758. 4.
Gedigt op het vertrek van den wydtberoemden en geleerden heer Petrus Noordbeek, als zyne eerwaerde van Groningen tot Amsterdam beroepen. 4.
Viro plurimum reverendo et doctissimo Roberto Alber-thomae Eeldae primum nunc Groningae patria in urbe per annos quinquaginta verbi divini ministro. 1765. 4.
Afscheidsgroet aan den wel eerwaarden zeer geleerden heere Wilhelm Gottlieb Jutting, leeraar in de gemeente, toegedaan de onveranderde augsburgsche geloofsbelijde-nisse te Leeuwarden, als zijnde beroepen in de gemeente derzei ver belijdenisse te Paramaribo. Leeuw. 1773. Plano.
Welkomstgroet aan den wel eerwaarden en zeer geleerden heere Augustus Sterk, wanneer zijn wel eerwaarde als leeraar in de gemeente, toegedaan de onveranderde augsburgsche geloofsbelijdenisse binnen Leeuwarden, plechtig stond ingezegend te worden, 10 October 1773. Plano.
Gedichten op de geboorte van Georg Wolfgang Ka-rel Duco baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. 1766. 4.
Dankoffer van Foeke Sjoerds toegewyd aan zyne hoog welgeborene, wel edele, hoog- en wel eerwaerde zeer geleerde hooggeachte en toegenegene heeren vrienden, weldoeners en kunstgenoten. (Nijkerk 23 Junij 1768.) 4.
Gedichten op de 60ste verjaring van mejufvrouw H. A. Smeding, geb. Siderius.
179
180 GESCHIEDENIS. HANDELSGESCHIEDENIS.
J. Falke, Die Greschichte des deutschen Handels, 11 Thle. Leipz. 1859 , 1860.
P. H. Mallet, De la ligue hanséatique, de son origine, ses progrës, sa puissance et sa constitution politique jus-qu'k son declin au seizième siècle. Genev. 1805.
J. Gr. L. Kosegarten, De Gryphisvaldia hansae teuto-nicorum socia. Grryphisv. 1833. 4.
H. M. A. J. van Ascli van quot;Wyck, Geschiedkundige beschouwing van het oude handelsverkeer der stad Utrecht, van de vroegste tijden af tot aan de veertiende eeuw. Utr. 1839.
J. Dirks, Geschiedkundig onderzoek van den koophandel der Friezen van de vroegste tijden tot aan den dood van Karei den grooten. Uitgegeven door het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1846.
Aankondiging van Mr- J. Dirks, Geschiedkundig over-zigt van den koophandel der Friezen. Leeuw. Cour. N0. 13, 1848.
Octroy van de ed. mog. staaten van Friesland, geinte-rineert voor 't hof provinciaal deezer landschappe, en verleent aan die van het groot schippers gilde, tot Leeuwarden 1728. Leeuw. 1797. 4.
H. Grotius, Mare liberum sive de jure quod Batavis competit ad indicana commercia dissertatie. Uit. ed. Lugd. Bat. 1618.
Ph. Blommaert, De oostendsche handelmaetschappy (1722—1731). Brugge 1839.
H. J. Koenen, Adriaan Pauw. Eene bijdrage tot de kerk- en handelsgeschiedenis der zestiende eeuw. Amst. 1842.
H. J. Koenen, Cornelis Eeiniersz. Pauw. Eene bijdrage tot de staats- en handelsgeschiedenis van de republiek der vereenigde Nederlanden. Arnh.
B. Bosma, Ontwerp van een koopmans academie of oeffenschool des koophandels. (Amst. 1767.) 4.
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
Kegisg-escliiecleuis. Kegtsgeleerdc geseliril* ten van Fiaiczengt;
N o o r d s c li R e g t.
J. O. Stiernhöök, De jure Sveonuiu et Gothorum ve-tusto, libri duo. Holm. 1682. 4.
P. F. Arpi, Themis cimbricu, sive de Cimbrorum et vicinarum gentium antiquissimis iiistitutis commeutarius. Hamb. 1737. 4.
P. K. Ancher, Farrago leguin antiquarum Daniae mu-uicipalium, una cum commentario Pauli Cypraei iu leges slesvicenses. Hafn. 1776. 4.
T. Eothe, Nordens Statsverfassung vor der Lehnszeit, mit Odels Kecht und Volksfreyheit in der Lehnszeit, und dann adliche Gerichtsbarkeit, Frohndienste, Leibeigeuschaft samt Aristokratie. Aus dem danischen übersetzet von C. H. Reichel, II Thle. Koppenh. u. Leipz. 1784, 1789.
Th. G. Repp, Geschichtliche Abhandlung über das Geschworenengericht, die Abscliwörung der Schuld oder Eideshilfe, und andere coordinirte gerichtliche Einrichtun--gen, die früher in Scandinavien und auf Island gebrauch-lich waren. Aus dem englischen übersetzt von F. J. Buss. Freib. 1835.
Angelsaksisch Regt.
D. Wilkins, Leges anglo-saxonicae ecclesiasticae et civi-les etc. Lond. 1721. Fol.
Venerabilis Bedae historia ecclesiastica, cui accessere leges anglo-saxonicae. Cantabr. 1644. Fol.
R. Schmid, Die Gesetze der Angelsachsen. In der Ursprache mit Uebersetzung, Erlauterungen und einem antiquarisclien Glossar. Leipz. 1858.
G. Phillips, Versuch einer Darstellung der Geschichte des angelsiichsischen Rechts. Götting. 1825.
181
182 GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
H. Marquardsen, Ueber Haft und Bürgschaft bei den Angelsachsen. Vorstudie zu einer Greschichte des Habeas Corpus Rechts. Erlang. 1852.
F. Walter, Das alte Wales. Ein Beitrag zur Völker-, Rechts- und Kirchengeschichte. Bonn 1859.
G e r m a a n s c h R e g t.
A. von Daniels, Handbuch der deutschen Reichs- und Staatenrecbtsgeschichte, Th. I u. II. Tüb. 1859, 1860.
J. F. Schulte, Lehrbuch der deutschen Reichs- und Rechtsgeschichte. Stuttg. 1860.
H. Zoepfl, Alterlhümer des deutschen Reichs und Rechts. Studiën, Kritiken und Urkunden zur Erlauterung der deutschen Rechtsgeschichte und des praktischen Rechts, Bd. I u. II. Leipz. u. Heidelb. 1860.
J. S. Seibertz, Landes- und Rechtsgeschichte des Her-zogthums Westfalen, Th. I. Arnsb. 1860.
E. T. Ganpp, Germanistische Abhandlungen. Mannh. 1853.
E. Ossenbrüggen, Deutsche Rechtsalterthümer aus der Schweiz, Heft III. Zürich 1859.
J. C. Majer, Germaniens Urverfassung. Mit einer Vorrede über den akademischen Vortrag der teutschen Reichsgeschichte. Hamb. 1798.
C. R. Sachsse, Historische Grundlagen des deutschen Staats- und Rechts-Lebens. Vorstudien zur deutschen Staats- und Rechts-Geschichte. Heidelb. 1844.
G. Waitz, Deutsche Verfassungsgeschichte, III Bde. Kiel 1844—1860.
G. Waitz, Das alte Recht der salischen Franken. Eine Beilage zur deutschen Verfassungsgeschichte. Kiel 1846.
C. R. Sachsse, Juris publici veterum Germanorum specimen. Inest observatie de territoriis civitatum eorumque partibus, ex regimine, quod vocatur Gauverfassung. Heidelb. 1834.
GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS. 183
K. D. Hüllmann, Stadtewesen der Mittelalters, IV Thle. Bonn. 1826—29.
E. T. Gaupp, Deutsche Stadtrechte des Mittelalters, mit reclitsgeschichtlichen Erlauterungen, II Bde. Bresl. 1851, 1852.
F. Dalin, Die Könige der Germanen nach den Quel-len dargestellt, Abth. I. Münch. 1861.
Ch. Tliierbacli, Ueber den germanischen Erbadel. Bei-trag zur Geschichte des Ursprungs der Stande in Deutsch-land. Gotha 1836.
W. E. Wilda, Das Strafrecht der Germanen. Halle 1842.
E. Osenbrüggen, Der Hausfrieden. Ein Beitrag zur deutschen Eechtsgeschichte. Erlang. 1857.
F. Stein, Untersuchungen über die Entwickelung und Fortbildung des deutschen Sachenrechtes von der alteren Zeit bis zur Gegenwart, Abth. I. Erlang. 1857.
V. Platner, Die Bürgschaft. Eine germanistische Ab-handlung. Leipz. 1857.
K. Sachsse, Beitrag zu den deutschen Rechtssprich-wörtern.
K. A. Rogge, Ueber das Gerichtswesen der Germanen. Halle 1820.
J. W. C. Steiner, Ueber das altteutsche und insbe-sondere altbaierische Gerichtswesen, in Bezug auf Oef-fentlichkeit und Mündlichkeit des Verfahrens in bürger-lichen und peinlichen Rechtsvorfallenkeiten. Aschaffenb. 1824.
G. L. Maurer, Geschichte des altgermanischen und namentlich altbairischen öffentlich-mündlichen Gerichtsver-fahrens, dessen Vortheile, Nachtheile und Untergang in Deutschland überhaupt und in Baiern insbesondere. Heidelb. 1824. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
F. W. Unger, Die altdeutsche Gerichtsverfassung. Götting. 1842.
H. Siegel, Gescliichte des deutschen Gerichtsverfah-rens, Bd. I. Giessen 1857.
J. Dirks, Dissertatio historico juridica inauguralis de judiciis vemicis. Amst. 1835.
Möhlmann, Erlüuterungeii zur Geschiclite der westfa-lischen Femgerichte. Munster 1857.
C. K. Saclisse, Das Beweis-Verfahren nach deutschen), ruit Berücksiclitigung verwandter Rechte des Mittelalters. Erlang. 1855.
F. Daim, Studiën zur Geschiclite der germanischen Gottes-Urtheile. Müuch. 1857.
Möhlmann, Landgericlits-Protocoll des bremischen Erz-bischofs Balduin, zur nühern Kunde des Rechts im Mit-telalter. Stade 1843.
W. Schaeffher, Das römische Recht in Deutschland wiihrend des zwölften und dreizehnten Jahrhunderts. Erlang. 1859.
G. Homeyer, Die deutschen Rechtsbücher des Mittelalters und ihre Handschriften. Berl. 1856.
C. W. Giirtner, Eykens von Repgow Sachsenspiegel oder das sachsische Land-Recht in dreyen Büchern. Nebst zweyen noch nie gedruckten Texten der alten ober-siich-sischen Sprache dieses Rechts, auch dessen lateinischer Version und einer neuen Uebersetzung. Ingleichen denen in verschiedenen Manuscripten und Editionen bemerckten lectionibus variantibus und Auslegung der unverstandlichen Worte. Ferner die vollstandige teutsche Glosse des Landrechts ebenfalls aus MSS. restituiret. Leipz. 1732. Fol.
C. V. Grupen, Teutsche Alterthümer, zur Erleuterung des silchsisclien auch schwabischen Land- und Lehnrechts, wobey der Gebrauch der dressdenschen, wolfenbüttelschen und oldenburgschen, zum Druck kommenden Codicum picturatorum durch einigo Abbildungen, die das sachsische Land- und Lehn-Recht erleutern, unter Augen ge-
184
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS. 185
stellet worden. Mit Figuren. Hannover und Lüneburg 1746. 4.
Hollandischer Sachsenspiegel, nach der raren goudai-schen Ausgabe von 1479, mit C. V. Grupen und Meer-mann's gelehrten Nachrichten von denen hollandischen Editionen des Sachsenspiegels und deren Verfasser. Franckf. u. Leipz. 1763. 4.
O. Goeschen, Das saechsische Landrecht nach der quedlinburger Pergamenthandschrift. Halle 1853.
C. G. Homeyer, Der liichtsteig Landrechts nebst Cau-tela und Premis. Berl. 1857.
A. von Daniels, Land- und Lehenrechtbuch. Saech-sisches Land- und Lehenrecht. Schwabenspiegel und Sachsenspiegel, 5 Lief. Berl. 1858—1860. 4.
Sechsisch Weychbild und Lehenrecht, itzt auffs naw, nach den wahrhafften alden exemplarn und texten mit vleis corrigirt, ubersehen und restituirt, sampt eim nawen Register oder Remissorio gantz verstendtlich uber diese zwey Bücher, und den Sachsenspiegel gemaclit, darzu bey dem Weychbild und Lehenrecht vill nützlicher ad-diciones und concordancien, Auch etliche Ortell, darinnen mancherley felle, so in teglichem gebrauck gehalden werden, begriffen, zunutz allen denen, so sich Sechsischs rechtens gebrauchen mussen. Anno dni 1537. Fol.
A. von Daniels, Dat buk wichbilde recht. Das sach-sische Weiclibildrecht nach einer Handschrift der königl. Bibliothek zu Berlin von 1369. Berl. 1853.
A. von Daniels und F. von Gruben, Das saechsische Weichbildrecht. Jus municipale saxonicum, 2 Lief. Berl. 1857, 58. 4.
G. Homeyer, Die Genealogie der Handschriften des Sachsenspiegels. Berl. 1859. 4.
A. a Daniels, De saxonici speculi origine ex juris communis libro suevico speculo perperam nominari solito. Berol. 1852.
R. Sachsse, Recensie van A. a Daniels, De saxonici speculi origine ex juris communis libro suevico speculo perperam nominari solito.
186 GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
G. Homeyer, Die Stellung des Sachsenspiegels zurn Schwabenspiegel. Berl. 1853.
J. Ficker, üeber einen Spiegel deutscher Leute und dessen Stellung zum Sachsen- und Scliwabenspiegel. Ein Beit rag zur Geschichte der deutschen Rechtsquellen. Wien 1857.
J. Ficker, Ueber die Entstehungszeit des Sachsenspiegels und die Ableitung des Scbwabenspiegels aus dem Deutschen- Spiegel. Ein Beitrag zur Geschichte der deutschen Rechtsquellen. Innsbr. 1859.
A. Hanel, Das Beweissystem des Sachsenspiegels. In Beschrankung auf den bürgerlichen Prozess. 1858.
L. Eückert, TJntersuchungen über das Sachenrecht der Eechtsbücher, zunachst des Sachsenspiegels. Leipz. 1860.
W. Wackernagel, Das Landrecht des Scbwabenspiegels in der altesten Gestalt mit den Abweichungen der gemeinen Texte und den Zusatzen derselben. Zür. u. Frauenfeld 1840. KL fol.
T. D. Wiarda, Geschichte und Auslegung des salischen Gesetzes und der malbergischen Glossen. Brem. und Aurich (1808).
E. A. Feuerbach, Die lex salica und ihre verschie-denen Eecensionen. Ein historisch-kritischer Versuch auf dem Geblete des germanischen Eechts. Erlang. 1831. 4.
Lex salica. ex variis quae supersunt recensionibus cum lege Eipuariorum synoptice edidit glossas veteres vari-asque lectiones adjecit E. A. Th. Laspeyres. Hal. Sax. 1833. 4.
E. T. Gaupp, Das alte Gesetz der Thüringer, oder die Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum in ibrer Verwandschaft mit der Lex salica und Lex ri-puaria dargestellt und mit erklarenden Anmerkungen her-ausgegeben. Bresl. ] 834.
TL Müller, Der lex salica und der lex Angliorum et Werinorum Alter und Heimat. Würzb. 1840.
GESCHIEDENIS. BEGTSGESCHIEDENIS. 187
Nederduitsch Regt.
J. de Rhoer, Oratio de fructu, qui ex antiquitatis patriae studio in omne doctrinarum genus redit. Gron. 1770. 4.
Verhandelingen ter nasporinge van de wetten en gesteldheid onzes vaderlands, waarby gevoegd zyn eenige analecta tot dezelve betrekkelyk, door een Genootschap te Groningen pro excolendo jure patrio, dl. I en II. Gron. 1773, 78.
M. J. Noordewier, Nederduitsche regtsoudheden. Utr. 1853.
J. de Wal, Over den invloed van het heidendom op het germaansche regt, vooral met betrekking tot ons vaderland.
G. A. de Meester, Karei V en zijne plakkaten. B. Voorda, De crimineele ordonnantiën van koning Philips van Spanje, laatsten graaf van Holland, ten dienste van zijne Nederlanden uitgegeeven, verzeld van eene verhandeling over het verstand van de ordonnantie, op den stijl van procedeeren in crimineele zaaken, mitsgaders van aanteekeningen. Leid. 1792. 4.
T. van Glins, Aenmerckingen ende bedenckingen over de zee-rechten, uyt het placcaet van koninck Philips uyt-gegeven den lesten Octobris 1563. Amst. 1665. 4.
Zee-rechten, dat is dat hoochste ende oudtste got-landtsche waterrecht, dat de gemeene cooplieden ende schippers geordineert ende gemaeckt hebben tot Wisbuy. Harl. 1646. 4.
't Boeck der zee-rechten, inhoudende dat hoochste ende oudtste godtlantsche water-recht, dat de gemeene cooplieden ende schippers geordineert ende gemaeckt hebben tot Wisbuy. De zee-rechten gemaeckt by keyser Carel, alsmede die ghemaeckt zyn ten tyde van coninck Philippus de derde, mede inhoudende sekere ordonnantie op 't stuck van de asseurantien, bodemerye, ende toerustinge van
188 GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
schepeu. Mitsgaders de schipsrechten gemaeckt by de oude Hanse-steden. Noch syn hierby gevoecht de willekeuren ende costuymen van de binnenlants-vaerders van Amsterdam, Antwerpen, Middelburg, Eotterdam, Dordrecht , Haerlem, Utrecht ende Leyden, item van de buy-tenlantsvaerders van Rouan, Lonnen ende Hamburgh. Harl. 1646. 4.
E. W. van Wydenbrugh, Dissertatio juris publici foe-derati Belgii inauguralis de jure admiralitatium. Franeq. 1752. 4.
C. H. Trotz, Jus agrarium foederati Belgii, III voll. Franeq. 1751—1753. 4.
J. Munniks, Handleiding tot de hedendaagsche rechtsgeleerdheid der vereenigde Nederlanden, naar den order van het romeinsche recht. Amst. 1776.
Gewoonten, vryheden en privilegiën der stad Sint-ïruyen. Gent.
Costumen der stede ende lande van Dendermonde. By syne maj. gedecreteert den 5 April 1629. Ten vervolge van hooch-bailliu, burgemeester ende schepenen derselver stede. Leyd. 1646. 4.
Costumen van den prin9elycken leen-hove ende huyse van Dendermonde. By syne maj. gedecreteert den 9 May 1638. Ten versoucke van mannen van leene van denselven leen-hove. Leyd. 1646. 4.
J. Maestertius, Beschryvinge van de stadt ende lande van Dendermonde, midtsgaders de costumen, statuten ende usantien, soowel van de stadt ende landt als van het princelyck leen-hof aldaer zynde. Leyd. 1646. 4.
A. Pinchart, Histoire du conseil souverain de Hainaut. Brux. 1857.
D'instructie van den houe van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt, gheordonneert by dye K. M. int jaer vyfthien hondert een en clertich. Antw. 4.
GESCHIEDENIS. EEGTSOESCHIEDENIS. 189
K- van Alkemade, Behandeling van 't kamp-regt, d'aal-oude en opperste regts-vorderinge voor den hove van Holland onder de eerste graaven, derde druk. Mitsgaders de oorsprong, voortgang en 't einde van 't kampen en duelleeren door P. van der Schelling. Eott. 1740.
Keuren ende ordonnantiën der stede Enchuysen. Ench. 1655. 4.
(W. J. C. van Hasselt) Geschriften over de geregtig-den tot het gebruikregt der heiden en weiden in het Gooi.
Gereformeerde land-rechten ende gewoonten van het ryck van Nymegen, van de ampten van tusschen Maes ende Wael, Over- ende Neder-Betuwen, mitsgaders van de heerlykheden ende gerighten daer onder resorterende, met eenige nadere resolutien. Nymeg. 1765, 4.
Gereformeerde en geamplieerde stadt-reght van Zut-phen. Zutph. 1742.
Reglement op de wesecamer binnen de stadt Zutphen etc. Zutph. 1742. Benevens twee publicatien over het zelfde onderwerp van den 14 Februarij 1756 en 10 February 1759.
Ordre en reglement over desolate en insolvente boedels binnen de stadt en schependom van Zutphen etc. Zutph. 1742. 4.
Land-regt van Thielre- en Bommelre-weerden, mitsgaders Herwaarden, voorts de heerlykheden en gerigten daar onder resorterende, als ook 't ampt van Beest en Kenoy. Arnh. 1721. 4.
Stat-regt van Zaltbommel. Arnh. 1722. 4.
B. J. L. de Geer van Jutfaas, De Saksers voor en onder Karei den Groote. Inleiding tot eene regtsgeschie-denis van het door hen bewoonde gedeelte onzes vaderlands. Utr. 1861,
Verzameling van stukken, die betrekking hebben tot
190 GFSCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
overijsselsch regt en geschiedenis. Tweede afdeeling. Verslagen en mededeelingen, st. 1. Uitgegeven door de ver-eeniging tot beoefening van overijsselsch regt en geschiedenis. Devent. 1860.
Landtrechten van Overyssel. Devent. 1630.
Eeformatie der lantrechten, gebrvycken vnd gewoont-heyden der graefschap Zvtphen. Arnh. 1604. 4.
Landrechten van Overyssel met de nadere reglementen, resolution en ampliatien, mitsgaders de hofrechten. Devent. 1724. 4.
Onuitgegeven landregt van Drenthe van 17 February 1614. Medegedeeld en toegelicht door B. J. Lintelo de Geer.
S. G., Het regt van beklemming in Drenthe. (1851.) S. G., Het drentsche één-kindschaps-, één-zuster- en één-broeder schaps-contract. (1850.)
(J. Dirks) Recensie van: Selwerder landregt van Karei van Gelre, van Louwmaand 1529, met aanteekeningen en een geschiedkundig overzigt van Selwerd en diens regten, door Mr- H. O. Feith. Landrecht des Olden-amptes ende des vijfften deels van Keijderlant van 1327 (veeltijds 1427), met aanteekeningen door Mr- J. S. G. Koning. Benevens een geschiedkundig berigt nopens gemelde landregten, door M1'- H. O. Feith. Gron. 1846.
H. O. Feith, Het oldermansboek of verzameling van stukken, behoorende tot het gild-, water- en stapelregt van de stad Groningen, van 1434 tot 1770. Gron. 1850.
H. O. Feith, Dissertatie historico juridica inauguralis de gildis Groninganis. Gron. 1838.
H. O. Feith, Het regt der stad Groningen op het klooster Ter Apel, uit de geschiedenis aangetoond. Gron. 1851.
H. O. Feith, Groningen veroordeeld door het veemge-rigt te Wunnenberg in 1456.
GESCHIEDENIS. EEGT8GE8CHIEDENIS. 191
H. O. Feith, Bijdrage tot de geschiedenis der heksenprocessen in de provincie Groningen.
Friesch Regt.
Die alten Rechte der Friesen. Nord. 1833. 12.
S. Siccama, Lex Frisionum sive antiquae Frisiorum leges, a reliquis veterum Germanorum legibus separatim editae et notis illustratae. Franek. 1617. 4.
Lex Frisionum, sive antiquae Frisiorum leges, a reliquis veterum Germanorum legibus separatim editae et notis illustratae a Sibrando Siccama. Accedunt: Statuta opstalbomica, anno MCCCXXIII, rogata, Recensuit, cu-ratius et ordinatius edidit C. G. Gaertner. Lips. 1730. 4.
J. de quot;Wal, Lex Frisionum. Lex Angliorum et We-rinorum. Amst. et Lugd. Bat. 1850.
L. Ph. C. van den Bergh, Onderzoek naar den oorsprong der lex Frisionum.
Het (hoogst zeldzame) Corpus der westerlauwersche oude friesche wetten of it riuchtboek fen aire frya Freezena.
(P. Wierdsma) Oude friesche wetten, met eene neder-duitsche vertaaling en ophelderende aanteekeningen voorzien, II st., 1 band. Camp. en Leeuw. (1782). 4.
K. von Richthofen, Friesische Rechtsquellen. Berl. 1840. 4.
K. von Richthofen, Altfriesisches Wörterbuch. Gött. 1840. 4.
Oude friesche wetten, bijeenverzameld en op nieuw nagezien door M. de Haan Hettema. Uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde, H dln., 3 stukk. Leeuw. 1846—1851.
Het keizer Rudolphus boek, uit Schotanus, Beschryving van Vrieslandt. 1664. (Fol. 93—124.)
Uitrekeninge der geldspecien in Oostergoo en Wester-goo, en begrotinge der boeten op de misdaden gesteld.
192 GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
in Ferwerderadeel, Dongeradeelen, de Hemmen, Wonse-radeel enz., in den jare 1276. Uit het Charterboek, I, fol. 97—120. Lang Fol, opgeplakt.
U. A. Evertsz, Verslag omtrent drie handschriften, aangekocht uit de boekverzameling van wijlen den hoogleeraar van Eerde, en thans bij het provinciaal friesch genootschap berustende. AVork. 1842.
(M. von Wicht) Das ostfriesische Landrecht, nebst dem Deich und Syhlrechte mit verschiedenen der altesten HSS. zusammengehalten und von vielen Schreibfehlern gesaubert, durch eine nebengefügte wörtliche Uebersetzung, am Kande gesetzte Summarien und historisch-critische Anmerckun-gen und Erklilrungen der veralteten quot;Wörter und Eedens-arten erlautert. Mit einem Vorberichte von dem Ur-sprunge und der Verfassung dieser Rechte. Aurich (1786). 4.
T. D. Wiarda, Willküren der Brockmanner, eines ireyen friesischen Volkes. Berl. 1820.
(T. D. quot;Wiarda) Von den Richtern Brokmerlandes aus dem mittlern Zeitalter. Aurich 1782.
M. Hettema, Het emsiger landregt van het jaar 1312. Naar een oorspronkelijk oud-friesch perkamenten handschrift uitgegeven, en met eene nederduitsche vertaling en ophelderende aanteekeningen voorzien. Leeuw. 1830.
(T. D. Wiarda) Von den Landtagen der Friesen in den mittlern Zeiten bey Upstalsboom. Brem. 1777.
M. de Haan Hettema, De Upstalboom bij Aurich, niet de algemeene landdagplaats van alle Friezen.
M. de Haan Hettema, De godsoordeelen in Friesland. Work. 1846.
B. J. L. de Geer, De leer van het bewijs, volgens het oude friesche regt. (1858.)
J. L. Huber, Specimen historico juridicum de femina-rnm conditione secundum vetus jus frisiacum. Traj. ad. Rhen.
J. H. Beucker Andreae, Specimen historico juridicum inaugurale de origine juris municipalis frisici. Traj. ad Rhen. 1840.
GESCHIEDENIS. ItEGTSCtESCHIEDENIS.
M. Hettema, Jurisprudentia frisica of friesche regt-kennis. Een handschrift uit de vijftiende eeuw, III stukk. Leeuw. 1834, 1835.
A. Wunderlich, Jo. Andreae summula de processu ju-dicii. ex codice basileensi. Basil. 1840.
(U. A. Evertsz) Jo. Andreae in zijne betrekking tot de friesche regtshronnen. (1857.)
Dit syn die statuten ende lantrechten van den landen van Westvrieslant also si bi die sassensche tyden inghe-stelt waren. Ende dat daer nu nyeuwelyck bi gheordi-neert is, ende is derdewerf wel ghecorrigeert, ende met alle die steden ende grieteman in quot;Weest Vrieslaudt dye ghedeelt worden in drien Oestergoe, Weestergoe, ende die Seuen Wol den, met alle die dorpen ende cloesteren buy-ten of binnen elcke stat ende grietenye geleghen is. Item men sal dese boecken te cope vinden, bi my Jan Seuers soon Croepel woonende tot Aensterdam, op dye oude brugghe. 12.
Dit zijn die statuten ende landt rechten van den landen van West Vrieslandt also sy by die sassensche tyden in ghestelt waren, ende dat daer nv nieuwelic by geordineert is, ende is die derdewerf wel gecorriegert ende met alle de steden ende grietman in West Vrieslant die ghedeelt worden in drien, Oestergoe, Weestergoe, ende die Seuen Wolden met alle die dorpen ende cloos-teren buyten off binnen elcke stadt ende grietenie ghele-gen is. Men sal dit boecxken te cope vinden toe Leeuwerden in die Sacrament strate by my Isebrant ter Stege, boecprenter.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevelen van de heeren staten des selven landts. Nieuwelycx byeen vergadert, gheaugmenteert, verbetert ende in drucke uytghegheven. Franek. 1602. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele van de heeren staten des selven landts, byeen
193
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEUENIS.
vergadert, gheaugmenteert ende verbetert. Ende voor de tweede mael in druck uytgliegeven. Tot Leeuw. 1608.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Voor de eerste mael, met eenige nieuwe ende noyt voor desen gedruckte resolution in druck uyt-gegeven. Franek. 1628. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Ende op nieuws, met veele nieuwe resolution, ordonnantiën, octroyen, placcaten, reglementen, so by de staten van 't landt gearresteert ende gedecre-teert syn, insonder mede op 't poinct van 't verkiesen van volmachten, pastoren, grietsluyden amp;c., ende met alle de resolutien op doliantie genomen, vergroot. Leeuw. 1659. Daar achter: 't Nieuw Appendix, voor de eerste mael vertoonende: Alle resolutien, ordonnantiën, placcaten, octroyen ende de nieuwe reglementen op 't verkiesen van volmachten, predikanten, griets-luyden amp;c. Leeuw. 1659. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Synde dese druk vermeerdert met een nieuw aanhangsel. En twee registers noit te voren gedrukt, en te samen gesteld door J. S. E. Gr. Leeuw. 1683. 4.
Statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van rechte van Frieslandt, volgens resolutie van de ed. mog. heeren staten des selven landts, van den 11 April 1716, op nieuws herzien, verandert en verbetert, en door haar ed. mog. in dier voegen geapprobeert. Leeuw. 1723., 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Ameland by den ed. gestr. ende wel-gheboren heere Sicko van Cam-minga, vry ende erfF-heer des selven landts nieuwlycks ghemaeckt, by een vergadert, gheaugmenteert, verbetert ende in druck uytghegeven, met advys ende ten over-staen van de volmachten ende pensionaris van 't landt. 1658. 4.
(J. Scheltema) Dy tesck-laow to Achelim, ney greata Watses rioecht; dat is: De wet op het dorschen van het raap- of kool-zaad te Achlum, naar de bepalingen van
194
GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
groote Watze, in den jare 1569, gegeten aan Juw ter Wisga.
D. Hamerster, Naukeurige en duidelyke verklaring over de statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van reclite in Frieslandt, volgens staats resolutie van 12 Maart 1722 gedrukt, III dln. Leeuw. 1741—1745. Fran. 1783 , dl. III uitgegeven door U. J. Huber.
S. Binckes, Verklaaringe van de statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van rechte in Friesland, anders genaamd 's lands ordonnantie, IV dln. Leeuw. 1785, 86.
B. Adema, Dissertatie juridica inauguralis ad lib. I, tit. 2, art. 2, statutorum Frisiae. Gron. 1788. 4.
C. J. Speelman, Dissertatio juridica inauguralis continens commentationem ad Frisiae statutorum titulum XVII libri primi de successione ab intestato. Lugd. Bat. 1842.
U. Huber, Beginselen der rechtkunde gebruikelijk in Frieslandt. Leeuw. 1684.
U. Huber, Beginzelen der regtkunde in Friesland en elders gebruikelyk. Met aanteekeningen opgeheldert door S. Binckes, II dln. Leeuw. 1774, 1775.
J. M. van Beyma, Dissertatio juridica inauguralis continens historiam curiae frisiacae ab ejus ortu usque ad se-culi XVI exitum. Lugd. Bat. 1835.
J. van den Sande, Vyff boepken der gewysder saecken voor den hove van Vriesland. Leeuw. (1638). 4.
Gr. Nauta, De decisien van het hoff van Frieslandt. Vermeerdert, ende met een register verrykt door A. Kann. Leeuw. 1779. 4.
J. Beucker, Rerum in suprema Frisiorum curia judi-catarum fasciculus, contulit ad autographum, emendavit, notisque necessariis et praefatione belgica instruxit B. Voorda. Leovard. 1782. 4.
(E. M. van Burmania) Naamrol der edele mogende
195
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
heeren raden 's hoffs van Friesland, sedert de aanstelling van 't zelve in den jare 1499, tot heden; met eenige commissiën, instructiën en resolutiën daartoe relatyf, nooit te voren gedrukt. Waar achter gevoegt zyn verscheide gedichten van friesche edelen. Leeuw. 1742. 4.
P. U. Rengers, Dissertatio juris publici frisici inau-guralis de innovationibus a Saxoniae ducibus in Frisia factis. Lugd. Bat. 1776. 4.
W. F. S. a Burmania, Tractatus juris publici federati Belgii de jure comitiorum frisicorum. Franeq. 1751.
S. G. H. A. van Beijma thoe Kingma, Disputatie historica juris publici, continens historiam ordinum Frisiae a Carolo V, usque ad ejuratum Philippum 11, 1515— 1581. Lugd. Bat. 1835.
P. Wierdsma Schik, Akademisch proefschrift over de staatsregtelijke geschiedenis der staten van Friesland, van 1581—1795. Leeuw. 1857.
S. H. van Idsinga, Zedig en vrijmoedig onderzoek, of de Volmagten ten lants-dage in Frieslandt, volgens de fundamentele wetten van die provincie, en de procuratiën, welke, jaarlijks, aan de volmagten gegeven worden, tot het exerceren van criminele jurisdictie geregtigt en be-voegt, en de tegens hen genomene decreten, met de regels van justitie overeen te brengen zijn? Gron. en Anist. 1777. Fol.
C. L. a Bey ma, Tractatus de grietmannis. Franeq. 1780.
J. H. F. K. van Swinderen, Academisch proefschrift over den oorsprong en de geschiedenis van de belasting op de floreenen in Friesland. Leeuw. 1861.
P. Wierdsma, Verhandeling over het stemrecht in Friesland. Leeuw. 1792.
196
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENI8.
M. de Haan Hetteina, Het stemregt in Nederland. Een woord aan mijne landgenooten en bijzonderlijk aan de Friezen. Doek. 1840.
E. de Wendt van Sytzama, Dissertatio historica juris publici de jure suft'ragandi in Frisia. Traj. ad Rhen. 1841.
Cohieren der stemmen in de provintie van Friéslandt, van de jaaren 1640 en 1728. Oostergoo, Westergoo en Zeven-Wolden, III dln. Leeuw. 1730. 4.
Supplicatie en respective deductie voor de heeren M. van Bouricius, T. E. J. Heringa van Eysinga en C. van Scheltinga. Leeuw. 1743. Fol.
Deductie of kort vertoog voor de heeren F. J. van Hiemstra en H. van Glinstra voor hun zelfs, ende wegens de heere H. W. van Altena, contra de heeren H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Smi-nia, over de quaestie der meerderheit van stemmen tot het vacante grietmans ampt en landdag van en uyt de grietenye van Tietjerksteradeel. Fol.
Nadere deductie en respective contradeductie voor de heeren H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Sminia, tegeiis de heeren F. J. van Hiemstra en H. van Glinstra voor hem selvs, en sig valselyk quali-ficeerende wegens de heere H. W. van Altena. Fol.
Apologie of eersverdediging van de heere grietman Jr- W. H. van Hiemstra tegens de lasterlyke deductie, aan 't collegie der ed. mog. heeren gedeputeerde staten van de landen van Friesland. Leeuw. 1752. Fol.
Antwoord ofte wederlegginge van de apologie of zogenaamde eersverdediging van de heere grietman Jr-W. H. van Hiemstra, tegens de deductie door ons H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Sminia, onlangs aan de ed. mog. heeren gedeputeerde staten van de landen ingedient, welke de heer Hiemstra (dog valschelyk) een lasterlyke deductie gelieft te noemen. Fol.
Summier vertoog der gehoudene besoignes in de respective kerken, met de questien derselver over de stem-
197
GESCHIEDENIS. RBGÏSGESCHIEDENIS.
ming tot de nominatie van het driegetal voor het vacante grietmansampt van Tietjerksteracleel. Fol.
Recueil. Fol. (Stemming in Oostdongeradeel.)
quot;Wederlegginge van 't recueil by de heere H. H. van Haarsma, grietman van Oostdongeradeel ad omnes popu-los uitgegeven. Fol.
Deductie voor de heeren Jr- ï. D. van Sixma, J. M. van Beyma en J1'- U. J. van Sixma, praetendenten tot het vacante grietmans ampt van Franequeradeel. 2de dr. Leeuw. 1758. Fol.
Deductie overgegeven by de heeren J1'- C. G. grave van Wassenaar Twickel, P. B. van Wydenbrugh en B. van Greven, op ende tegens de heeren Jr- T. D. van Sixma, J. M. van Beyma en J1'- U. J. van Sixma, aan de ed. mog. heeren leeden van de staten van Friesland, door H. K. H. de princesse douairière van Orange en Nassau benoemd, tot 't decideren der verschillen, ontstaan over de pluraliteyt der stemmen tot de nominatie van 't vacerende grietmans ampt over de grietenye van Franequeradeel. Leeuw. 1758. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staten van Friesland voor vrouwe R. M. Lycklama a Nyeholt, weduwe wyl. de heere M. van Bouricius, in leven grietman over Aeng-wirden, voor haar zelfs, en als moeder en wettige vcor-standerse over haar dogter D. C. van Bouricius, tusschen de praetendenten van 't volmagtschap ten landsdage van de grietenye iEngwirden, voor den jaare 1761. Fol.
Deductie overgegeven by de heeren Jr- U. van Bur-mania, Jr- J. H. Unia van Burmania en Jr- F. H. van Burmania tegens de heeren Jr- E. H. van Burmania, E. Idema en W. Bergsma, aan de Ed. mog. heeren leden van de staten van Vriesland, benoemd tot het decideeren der verschillen, ontstaan over de pluraliteit van stemmen tot de nominatie van 't vacante grietmans-ampt over Oostdongeradeel. 1762. Fol.
Deductie voor de heeren Jr- E. H. van Burmania, E. Idema en W. Bergsma tegens de Jls- U., J. en F. van Burmania, aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland,
198
UEGTSGKSCHIEDENIS.
199
GKSCHIEDKNIS.
en iiisonclerlieit aan die lieeren, dewelke uit haar ed. mog. verkoren sullen worden, om te decideren wie de pluraliteit hebben, en uit dien hoofde op de nominatie tot grietman over Oostdongeradeel syn moeten. Fol.
Deductie voor J1quot;- E. van Burmania en H. L. van Heemstra, mitsgaders de heeren D. en A. Hamerster contra J1'- J. F. en J. H. U. van Burmania, mitsgaders de heeren P. J. Poutsma en J. van der Swaag. 1764. Fol.
Deductie voor D1'- P. J. Poutsma, secretarius van de grietenie Dantumadeel, voor hem eu wegens de verdere ingesetenen van deselve grietenie, die in nominatie ge-bragt eu gestemt hebben tot vierden by sitter J1'- M. P. D. van Sytzama, J. Symens en T. Keimpes, en tot ontvanger general Dr- P. J. Poutsma, op ende tegens de heeren W., P. A. en J. C. Bergsma, in nominatie gebragt wegens 't vacante bysittersampt. Fol.
Deductie van Jr- E. H. van Burmania contra Jr- ï. ^E. II. Roorda van Sixma aen do ed. mog. heeren staeten van Friesland. Pol.
Nadere deductie van J1'- E. H. van Burmania contra Jr- T. .ZE. H. Roorda van Sixma, aen den hove van Friesland ingegeven den 28 September 1764. Fol.
Deductie van Jr- ï. -ZE. H. Roorda van Sixma contra J1- E. H. van Burmania, aan H. ed. mog. de staten van Vriesland ingegeeven February 1765. Leeuw. 1765. Fol.
Deductie overgegeven by den heere Jr- H. D. E. van Aylva aan de ed. mog. heeren leden van de staten van Vriesland door Z. D. H, den heere prince erfstadhouder benoemt tot het decideren der verschillen, ontstaan over het maken van een nominatie van drie gequalificeerde perzonen, uit welke het vacante grietmans ainpt van West-dono-eradeel zal moeten werden vervult. 1768. Fol.
O
Deductie en request voor Jr- H. D. E. van Aylva, oud grietman over Westdongeradeel, overgegeven aan hunne edele mogende de heeren staten van Friesland. 1769. Fol.
Deductie voor de heeren J!'- E. M. van Burmania, Jr- H. D. E. van Aylva en J1- S. D. van Aylva tegens
GKSCHIEDENIS. KDGÏSGESCHIEDENIS.
de heeren J1'- C. Bigot, Jr- F. W. van Genth baron thoe Schwartzenberg en Hollenlansberg en J. van Idsinga, by de stemgeregtigde ingesetenen van Westdongeradeel op 22 February 1769 gestemt, en in twee differente nomi-natien gebragt ter vervullinge van het vacante grietmans ampt over gemelden deele. Fol.
Historisch verhaal van het voorgevallene omtrent de grieteny van Franekeradeel in October 1785, benevens eenige aanmerkingen van een friesch rechtsgeleerde op de deductie van C. L. van Beyma, E. M. van Beyma en J. L. Huber. Franek. 1786. Fol.
Deductie aan de ed. inog. heeren, door zyne doorl. hoogheid genomineerd, om de verschillen over het vacante grietmans ampt van Westdongeradeel, te decideeren, over-gegeeven, uit naam en van wegens Mr- J. C. Bergsma, Jr- P. E. van Harinxma thoe Slooten en Jr- A. van Ha-rinxma thoe Slooten, op ende teegen J. P. van Hylkama, E. M. van Beyma en Jr- E. van Burmania. Fol.
Deductie overgegeeven by de freulle E. A. van Aylva, tegens de heeren J. C. Bergsma, Jr- P. E. van Harinxma thoe Slooten en Jr- A. van Harinxma thoe Slooten, aan de ed. mog. heeren leden van de staaten van Vriesland, benoemd tot het decideeren der verschillen, ontstaan over de validiteit van stemmen tot de nominatie van het vacante srietmans ampt over West-Dongeradeel. Leeuw. 1788. Fol.
Deductie overgegeeven by de heeren Jr- A. T. R. T. van Sixma, Jr- B. D. van Sixma en J. van Knyff, tegens de heeren I. J. de Schepper, J. van Idsinga en .Jr- I. JE. van Humalda (als voren Ferwerderadeel). Leeuw. 1788. Fol.
Verschillen betrekkelijk eene predikantsberoeping te Grouw, tusschen Dr- Siderius en de notaris Wierdsma en de notaris van der Ley. Leeuw. 1753. Fol.
Deductie voor de here Coninck contra mevr. Aylva c. s.
Deductie voor Jr- G. S. van Heemstra, old gecommitteerde staat ten landsdage, woonende te Leeuwarden, contra mevrouw A. van Haersma, douairiere de Kamstra.
200
GESCHIEDENIS. EEGT8GESCHIEDENIS.
woonende te Menaldum, aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven, om in cas de appel te de-cideeren de stem op No. 6 onder den dorpe Oostrum, over het beroepen van een predikant in de gemeente aldaar. Leeuw. 1777. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven, uit den naam ende van wegen vrouwe A. van Haersma, douairiere van Camstra, woonende binnen Leeuwarden, op ende tegen Jr- G. S. van Heemstra, meede aldaar. 1777. Fol.
Deductie voor H. Sannes, W. W. Hoekstra, H. M. Scrinerius, W. G. Bootsma, J. G. Bootsma, R. Pieters, I. Paulus en L. Hendriks, contra J. W. Keikes, zig cjua-lificeerende als last hebbende van magistraat en kerkenraad c. s., overgegeeven aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland. Leeuw. 1787. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven uit den naam en van wegens J, W. Keikes, diacon te Ylst, als schriftelijke last en procuratie hebbende van den magistraat, kerkenraad en stemhebbende ledemaaten van gemelde stad, op ende tegens H. Sannes, W. W. Hoekstra, H. M. Scrinerius, W. G. Bootsma, J. G. Bootsma, R. Pieters, 1. Paulus en L. Hendriks. 1787. Fol.
J. Minnema Buma, Bijdrage tot de geschiedenis van het dijkregt in Friesland, inzonderheid met betrekking tot de contributie der vijf deelen. Leijd. 1853.
Bewijs dat de stad Harlingen off de landen waar op de stad gebouwd is, dijkpligtig zijn in de buitendijks contributie der vijff deels zeedijken, en aldaar ook hunne quota tot dijks onderhoud contribueeren. Vervolgens dat de zogenoemde harlinger zeewerken van ouds hebben behoord tot laste van de provincie van Friesland, en dat dezelve stad niet is verpligt tot onderhoud van die werken. Fol.
Rescriptie aan de ed. mog. heeren staaten van Vries-
201
GESCHIEDENIS. REGTSGESCIIIEDENIS.
land, op een request van de heeren F. en M. van Heioma, door Jr- O. Z. van Haren, Jr- J. P. Andreae van Canter en E. Wigeri. Leeuw. 1779. Fol.
Tegen-bericht op de rescriptie van Jr- O. Z. van Haren, Jr- J. P. A. van Canter en E. Wigeri, door T. en M. van Heioma. Leeuw. 1780. Fol.
S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma, Bijdrage tot de beschouwing van onderhoudpligtigheid betrekkelijk uitdieping en slatting van openbare vaarwaters in Friesland, inzonderheid met betrekking tot de leeuwarder-harlinger trekvaart. Leeuw. 1859.
I. ïelting. Pleitrede in hooger beroep gehouden voor het geregtshof in Friesland, den 11 en 18 April 1860, over de aardberging bij vaartslatting. 's Gravenh. 1860.
Proceduren geventileert voor den hove van Friesland tnsschen A. Schotanus c. s., op ende teegens P. Latané, over de nalatenschap van vrouw A. Latané, in leven huisvrouw van wylen de heer D. Balck, oudste professor in de regten op 's lands universiteit te Franequer. Leeuw. 1754. Fol.
Aenmerkingen dienende tot wederlegginge van de soo-genaemde voorreden van de impetranten aen den onzydigen leezer, gestelt voor seker libel, geintituleert proceduren seventileert voor den hove van Friesland tusschen A. Schotanus op ende teegens P. Latané. Fol.
Deductie in cas van groot revys, voor W. Bergsma, mede gedeputeerde staat van Friesland, woonagtig te Doc-kum, contra vrouwe A. van Haarsma, wed. wylen Jr- T. W. van Camstra, in leven grietman over Ydaarderadeel, woonagtig te Leeuwarden. 1762. Fol.
Deductie in cas van groot revys voor E. Wielinga, raad ord. in den hove van Friesland, contra D, A. Huidekoper cum marito J. S. Winia gesterkt, overgegeeven aan de ed. mog. heeren reviseurs. 1771. Fol.
Deductie uit de naam en van wegens lt;Jr- E. van Bur-mania, van Bakkeveen, wegens hem zelve en als man
202
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
en voogd over zyn huisvrouw M. A. Pieterson, op ende tegens C. van Son, koopman, woonagtig binnen Amsterdam. 1778. Fol.
Verdeediging van Thomas Joha teegen de beschuldigingen van Sicco Douwe van Aylva, raakende het testament, codicil en nalaatenschap van deszeivs zuster Elisabeth Anna van Aylva, 2de dr. Leeuw. 1798.
Memorie ter wederlegging der gronden en redeneeringen, vervat in de missive van den raad van binnenland-sche zaaken der bataafsche republiek, 10 Junij 1803, geschreeven aan het staatsbewind, en betreffende de zaak der heerlykheden. Fol.
Regtsgeleerde Creschrlften van Friezen, of die In Friesland zijn uitgegeven, of tot Friezen betrekkelijk.
Institutiones juris civilis in graecam linguam per Theo-philum anticensorem traductae ac fusissime planissimeque explicatae, cura et studio Viglii Zuichemi primum in lucem editae, nunc denuo a Rutgero Rescio recognitae, adjectis etiam aliquot Petri Nannii annotatiunculis. Exi-miam autem horum vtilitatem Viglii praefatio ad Opt. Mas. Imp. Carolum abunde declarat. Lov. etc. 1536.
Viglius Zuichemus, Commentaria in decern titulos insti-tutionum juris civilis. Quibus omnia pene testamentorum jura eleganter ac dilucide explicantur. Adsunt etiam praelectiones in titulum pandectarum, de rebus creditis, et ad titulum codicis justinianaei, de edicto divi Hadriani tollendo. Lugd. 1592.
Idem opus. Leovard. 1643.
J. Hopperus, neifloivoiv libri quinque, quibus omnes, qui de obligationibus extant tituli in institutionibus juris civilis, eleganter et dilucide explicantur. Colon. 1563. 12.
J. Hopperus, Seduardus sive de vera jurisprudentia ad regem libri XII. Nempe: Nomothesias, sive de juris et legum condendarum scientia, libri quatuor; Rerum divi-narum et humanarum, sive de jure civili publico, libri
203
204 GESCHIEDENIS. KEGTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
quatuor; Ad pandectas, sive de jure civili private, libri quatuor. Antv. 1590. Fel.
Idem opus. Editio nova cura H. Conringii. Brunsv. 1656. 4.
P. Busius, De officio judicis liber singularis, quo ju-dicum munus et potestas in cognitione definitioneque cau-sarum perspicue traditur. Franek. 1603.
J. J. a Leiningen, Collegium institutionum imperialium sive quaestiones miscellae, eaeque controversae et difficiles in academia Frisiorum quae Franagrii est partim publice, partim privatim disputatae. Franek. 1605. 4.
T. Faber, Annotationum liber unus, quo varia juris civilis loca explicantur et conciliantur. Franec. 1608. 4.
T. Faber, Disputationes anniversariae ad quatuor libros institutionum propositae in academia franequerana. Editio 3a , cui accessit diatyposis annotationum selectarum ad varia juris civilis loca explicanda vel illustranda. Lugd. Bat. 1615. 4.
T. Herbaius, Rerum quotidianarum liber singularis. Leovard. 1614. 12.
P. Bellojus, Variorum juris civilis libri quatuor. Nunc primum in Germania ex bibliotheca Dominici Arumaei editi. Jenae 1619. 4.
A. Popma, De ordine, et usu judiciorum, libri tres. Nunc primum editi. Leov. 1617. 4.
M. a Lyclama in Nyeholt, Benedictorum libri quatuor, adversus maledicta et errores cum pragmaticorum, tum aliorum variorum, circa actiones ex delicto mere poenales, mixtas, mere rei persecutorias etc. Lugd. Bat. 1617.
M. Lycklama a Nyeholdt, Membranarum libri septem. Leov. 1644. 4.
M. Lyclama a Nyeholt, De ineunda rei aestimatione liber, commentarius ad 1. 22 D. de reb. cred. Leovard. 1644. 12.
H. Bouricius, Dissertationes academicae, accessit lecti-onum juris liber, quo varia juris civilis loca, praecique in institutionibus Justiniani, explicantur et illustrantur. Franek. 1622. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGELEEKDE GESCHRIFTEN. 205
J. Bouricius, Advocatus. Leovard. 1643. 12.
Idem liber. Leovard. 1650. 12.
J. k Someren, Tractatus de jure novercarura. Traj. ad Rhen. 1658. 12.
H. Rhala, Disputationes ad selectiora institutionum im-perialium loca dubia maxime et in foro usitata. Accessit index controversiarum, ut et oratio de calumnia ac dela-tionibus. Franek. 1632, 4.
H. amp; Schingen, Procurator, ende der rechten begin, in nederlandtsche tale door t' samensprekinghe van drie personen. Leeuw. 1635. 12.
B. Schotanus, Examen juridicum, quo fundamenta ju-risprudentiae secundum seriem digestorum, subjectis suis locis titulis codicis, explicantur. Amst. 1639. 12.
Idem opus. Amst 1646. 12.
Idem opus. Lugd. Bat. 1657. 12.
Register van alle titulen of opschriften der instituten, pandecten en codex , volgens het examen juridicum van B. Schotanus. Leid. 1740.
J. a Beyma, Commentaria in varios titulos juris. Item tractatus singularis de mora, de usura, de eo quod interest, de poenali stipulatione et de dividuis et individuis. Leovard. 1645. 4.
A. Matthaeus, Notae et animadversiones in libros IV institutionum juris imperatoris Justiniani. Praefixa est epistola Ae. Mommerii, quondam in academia marpurgensi juris antecessoris, de ratione legendi discendique jura. Subjuncta synopsis institutionum juris, qua illae adhuc hodie sunt in usu. Franek. 1647. 12.
J. J. Wissenbach, Exercitationes ad L pandectarum libros, II torn., 1 vol. Franeq. 1653—1658. 4.
J. J. Wissenbach, In libros IV priores codicis Justiniani repetitae praelectionis commentationes cathedrariae. Franek. 1660. 4.
J. J. quot;Wissenbach, In libros V, VI et VII, codicis Justiniani repetitae praelectionis commentationes cathedrariae. Ibid. 1664.
J. J. Wissenbach, In liber VII codicis Justiniani re-
206 GESCHIEDENIS. REGTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
peti tae praelectionis commentationes cathedrariae. Ibid. 1665.
T. a Glins, Tractatus singularis de mora. Amst. 1649. 12.
L. Banck, Taxa cancellariae romanae, in lucem emissa et notis illustrata. Accedunt index latino-barbarus, cum indice titulorum, rerum et verborum. Franek. 1651.
C. E. ab Oosterga, Censura belgica, seu novae notae et animadversiones, quibus omnes et singulae leges, quae continentur in prioribus XXV libr. pand. confirmantur, illustrantur, refutantur. Ultraj. 1660. 4.
C. R. ab Oosterga, Censura belgica, seu novae notae et animadversiones, quibus omnes et singulae leges, quae continentur in XII lib. cod. confirmantur, illustrantur, refutantur. Traj. ad Rhen. 1666. 4.
U. Huber, Digressiones justinianeae in partes duas dis-tinctae. Insertus est de jure in re et ad rem, quod dicitur, tractatus, et adjecta de ratione discendi atque docendi juris diatribe, per modum dialogi. Franeq. 1688. 4.
Kepetitio juris ex positionibus Ulrici Huberi ad insti-tutiones et titulos singulares pandectarum. Fran. 1683.
Idem opus. Franeq. 1698. 12.
H. H. Tels, Dissertatie Hstorico-literaria inauguralis de jure publico usque ad Ulricum Huberum. Lugd. Bat. 1838.
H. H. Tels, Dissertatie pbilosopbico-juridica inauguralis de meritis Ulrici Huberi in jus publicum universale. Lugd. Bat. 1838.
S. T. Siccama, De judicio centumvirali, libri duo. Franek. 1596.
Idem opus. Hal. Magdeb. 1725. 4.
Idem opus. Iterum recensuit, animadversionibus et opusculis, argumentum illustrantibus auxit C. F. Zeper-nick. Hal. 1776,
H. Cannegieter, Commentarius ad fragmenta veteris juris prudentiae, quae extant in collatione legum mosaicarum et romanarum, in quo plurima juris civilis aliorumque auctorum loca explicantur et emendantur. Franeq. 1765. 4.
GESCHIEDENIS. REÖÏSGELEERDE GESCHRIFTEN. 207
(J. de Wal) Aanteekeningen en bedenkingen op het ontwerp van een wetboek van strafregt voor het koningrijk der Nederlanden, eerste boek. Assen 1839.
J. de Wal, Bijdrage over den regtsgeleerde Udalricus Zasius, naar aanleiding van zijn werk getiteld: De par-vulis Judaeornm baptizandis.
I. Telting, Bijdragen tot de leer van het vadimoninm.
I. Telting, Over vertegenwoordiging in het romeinsch civiel-proces.
I. Telting, Aankondiging van: Der sacrale Schutz im römischen Eechtsverkehr. Beitriige zur Geschichte der Entwickelung des Sechts bei den Kömern, von Dr- H. A. A. Danz, zu Jena. Jena 1857.
I. Telting, Aankondiging van: Dr- C. G. F. Daniel. Der Legisactionen- und der Formularprocess der alten Eömer, aus eigenen Quellenforschungen für Archaologen, Historiker und Juristen, so wie sonstige Freunde der antiken Litteratur dargestellt. Schwer. 1858.
I. Telting, Aankondiging van: Theophili paraphrasis Justiniani institutionum; secundum versionem latinain G. O. Keitzii. Accedunt Justiniani institutiones cum varia-rum lectionum delectu ex recensione E. Schraderi. Amst. 1860; en van: D. G. van der Keessel, Theses selectae juris hollandici et zelandici, ad supplendam H. Grotii in-troductionem ad jurisprudentiam hollandicam. Amst. 1860.
E. Jongsma, De bevoegdheid der gemeentebesturen met betrekking tot het ontslag van onderwijzers volgens de wet van 13 Augustus 1857.
U. A. Evertsz, Drenkelingen.
J. de Bosch Kemper, Inleiding tot de wetenschap der zamenleving. Amst. 1860, 1861.
Okademische Oratie n.
S. Petrus, Oratio de praestantia legum romanarum. Antv. 1574.
A. Schulting, Oratio de militia advocatorum. Harderov. 1694. 4.
208 GESCHIEDENIS. REUTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
Gr. Noodt, Dissertatio de jure summi imperii et lege regia. Lugd. Bat. 1705. 4.
J. Voet, Oratio, qua monstratur Veritas asserti a D. Pio raros esse, qui philosophantur. Lugd. Bat. 1710. 4.
J. Gr. Heineccius, Oratio inauguralis de jurisprudentia veterum Romanorum formularia, ritibusque, quibus ne-gotia civilia explicabant, sollemnibus. Franeq. 1724. Pol.
A. Wieling, Oratio inauguralis de natura, una omnis juris ac virtutis norma. Franeq. 1728. Fol.
C. H. Trotz, Oratio inauguralis de libertate sentiendi, dicendique, jurisconsultis propria. Franeq. 1741. Fol.
H. Cannegieter, Oratio inauguralis de multiplici et varia veterum juris consultorum doctrina. Franeq. 1751. Fol.
B. Voorda, Oratio de arte legislatoria ex tabulis Ko-manorum decemviralibus comparanda. Franeq. 1763. 4.
B. Voorda, Oratio inauguralis, qua docetur plus esse praesidii civitatibus in bonis Ictis, quam in ipsis legibus. Lugd. Bat. 1765. 4.
N. Ypeij, Oratio de ordinariorum tributorum natura, optimoque ea exigendi modo. Franeq. 1765. 4.
F. W. Pestel, Oratio de studio boni communis lege civitatum prima. Lugd. Bat. 1766. 4.
J. Cannegieter, Oratio inauguralis de romanorum juris-consultorum excellentia et sanctitate. Gron. 1770. 4.
E. Wigeri, Oratio de studio juris practico, non sine insigni fructu in academiis colendo. Franeq. 1772. 4.
B. Voorda, Oratio de sapientia regis quondam Hebrae-orum sapientissimi juridica. Lugd. Bat. 1782. 4.
J. H. Voorda, Sermo academicus de Longobardorum legibus in regno neapolitano juri justinianeo non praela-tis, sed postpositis. Leov. 1797. 4.
S. Gratama, Oratio de sera nee multum provecta Qui-ritium humanitate, tum in aliis, tum maxime quoque in legum monumentis perspicua. Harderov. 1798. 4.
S. Gratama, Oratio, qua docetur: cum homines, tum populos, ad justitiam esse natos. Gron. 1801. 4.
S. Gratama, Oratio, qua inquiritur in caussas malorum,
GESCHIEDENIS. EE6TSGELEERDE GESCHRIFTEN. 209
quae jurisprudentia naturalis ejusque doctores fuerunt per-pessi. Gron. et Amstelod. 1806. 4.
S. Gratama, Oratio de Hermodoro ephesio vero XII tabularum auctore. Gron. 1817. 4.
G. de Wal, Oratio, qua inquiritur: an turbatae reipu-blicae et oppressae libertatis, quae viximus , tempora, juri et justitiae profuerint. Leov. 1816. 4.
G. de Wal, Oratio de historia juris criminalis, erro-rum humani ingenii teste, prudentiae civilis magistra. Gron. 1822. 4.
Dissertatiën en Theses.
H. ab Inthiema, Disquisitio juridica circa gentilitias familiarum domos, earumque appendentes praerogativas masculas, et defunctorum extremas super iisdem volun-tates, malaeque fidei possessorum machinationes, ex causa Georg. a Lyauckema contra nobil. Camsteranos. Leov. 1619. Daar achter: A. Eassius, Tractatus politico-juri-dicus de nobilitate et mercatura. Witteberg. 1624. 4.
H. k Grovestins, Disputatio juridica de actionibus in personam, ut et de mixtis. Franek. 1629. 4.
J. a Glinstra, Selectarum quaestionum ad jus civile jus-tinianeum quinquaginta libris pandectarum comprehensum disputationes septem. Franek. 1634. 12.
J. Wielinga, Disputatio juridico-philologica, qua as-seritur Judaeos tempore Christi servatoris non babuisse merum imperium. Franeq. 1696. 4.
J. van Idsinga, Theses selectae quas sub praesidio viri clarissimi H. Cannegieter defendet 9 Martii 1757. Fol.
J. A. Nering Bogel, Theses selectae quas sub praesidio viri clarissimi H. Cannegieter defendet 26 Aprilis 1760. Fol.
C. C. Bertling, Specimen juridicum inaugurale de pacto antichrestico. Lugd. Bat. 1766. 4.
J. Terpstra, Specimen philosophico-juridicum de philo-sophia veterum Ictorum. Franeq. 1767.
D. S. Mebius, Dissertatio juridica inauguralis exhibens
210 GESCHIEDENIS. REGTSGELEEKDE GESCHRIFTEN.
nonnulla, ad materiam de legatis pertinentia. Franeq. 1769. 4.
H. van der Haer, Theses selectae. Franeq. 1771. 4. P. Brantsma, Specimen observationum. Franeq. 1772. 4. P. Brantsma, Specimen juridicum inaugurale de jure summorum inperantium, et civium singulorum, per solam usus intermissionem non pereunte. Lugd. Bat. 1775. 4.
S. van der Woude, Dissertatie juridica inauguralis de voluntate in criminalibus. Franeq. 1775. 4.
H. van Sminia, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
1785. 4.
E. P. van der Swaagh, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4.
W. A. P. van Sloterdyck, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4.
J. Edema, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4. J. a Grovestins, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
J. Pierson Tholen, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1786. 4.
J. Scheltema, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
J. L. Suiderbaan, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
N. Beekkerk, Dissertatie philologico-juridica inaugurahs ad quaedam difficiliora loca Theophili. Gron. 1790. 4.
P. de Gavere, Dissertatie juridica inauguralis ad no-vell. 107. Gron. 1790. 4.
Disputatio juridica inauguralis de jure retractus (ontbreekt titel). 4.
0. N. Tholen, Specimen juridicum inaugurale exhibens observationes quasdam juridici argumenti. Lugd. Bat. 1790. 4.
E. E. Wielinga van Scheltinga, Specimen juridicum inaugurale ad 1. 34 D. de negot. gest. Franeq. 1794. 4.
1. D. Steenstra Toussaint, Dissertatie juridica inauguralis de jure, quod locatorem inter et conductorem praedii, causa damni casualis, intercedit. Leov. 1801. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGELEERDE GESCHRIFTEN. 211
A. Stinstra, Theses juridicae inaugurales. Leov. 1805.
J. J. quot;Wiersma, Theses juridicae inaugurales. Wore.
L. J. Huber, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1807.
P. F. Martin, Specimen juridicum inaugurale, in quo ad examen revocatur quaestio: an Nov. 115, c. 3 et 4, admittat interpretationem extensivam. Gron. 1808.
G. de Wal, Disputatio philosophico-juridica de conjunc-tione populorum. ad pacem perpetuam. Gron. 1808.
I. Eekma, Dissertatio juridica inauguralis de injuriis, praecipue de illarum poenis. Gron. 1809.
C. J. van Assen, Quaestiones juridicae inaugurales. Franeq. 1810.
S. J. van Overveldt, Specimen juridicum inaugurale, positiones sistens ad fundamenta in primis loei de pactis. Gron. 1810.
T. Fontein, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1811.
E. Ypeij, Theses soumises a la discussion publique pour obtenir le grade de docteur en droit. Gron. 1813. 4.
M. Hettema, Disputatio juridica inauguralis ad locum codicis civilis de usufructu legali parentum in bonis liberorum. Gron. 1817.
U. A. Evertsz, Disputatio litteraria juridica de Homeri auctoritate apud jureconsultos romanos. Leovard. 1819.
U. A. Evertsz, Disputatio juridica inauguralis de morte civili. Gron. 1822.
B. T. van Heemstra, Specimen philosopho-juridicum inaugurale continens comparationem jurisprudentiae et doc-trinae de moribus. Gron. 1835.
F. Hulshoff, Specimen historico-juridicum inaugurale de appellandi facultate in causis criminalibus admittenda. Amst. 1846.
S. J. van Geuns, Specimen historico-juridicum inaugurale de peregrinis receptis et civitate donatis in patria nostra usque ad annum MDCCXCV. Schoonhov. 1853.
I. Telting, Disputatio juridica inauguralis de crimine ambitus et de sodaliciis apud Romanos. Gron. 1854.
212 GESCHIEDENIS. BE6TSGELEERDE GESCHRIFTEN.
S. J. Hingst, Commentatio de bonorum possessione. Praemio aureo ornata. Amst. 1858.
I. Telling, Aankondiging van: Commentatio de bonorum possessione. Praemio aureo ornata. Scripsit S. J* Hingst. Amst. 1858.
I. Telting, Aankondiging van: J. Lobman Janssonius, Dissertatie juridica inauguralis de origine bonorum pos-sessionis , ejusque vi in adjuvando supplendo jure Roma-norum hereditario. Gron. 1859.
S. J. Hingst, Specimen historico-juridicum continens bistoriam scholae juris civilis bistoricae quae nostro saeculo in Germania viguit. Amst. 1859.
Kerkelijke g-eseliiedeuis. Kerkelijk regt.
Tijdschriften. Algemeene werken.
Eerste eeuwen.
N. C. Kist en H. J. Roijaards, Arcbief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, XX din. Leid. 1829—1849.
N. C. Kist en H. J. Koyaards. Nieuw archief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, I dl. Schied. 1852.
N. C. Kist en W. Moll, Kerkhistorisch archief, II dln en III, st. 1. Amst. 1857—1861.
F. Sjoerds, Kort vertoog van den staat en de geschiedenissen der kerke, van de scheppinge tot op Christus, IH dln. Leeuw. 1761—65. 4.
F. Sjoerds, Kort vertoog van den staat en de geschiedenissen der kerke des nieuwen testaments van Christus geboorte tot op den tegenwoordigen tyd. Leeuw. 1771. 4.
De historie der martelaren, die om het getuygenisse der euangelischer waerheyt baer bloet gestort hebben,
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 213
van de tijden Christi onses salighmakers af tot den jare sesthien hondert vijf-en-vijftigh toe. Amst. 1671. Fol.
Ditas patrum. Ende is ghenoemt dat vader boeck Inhoudende die Historiën ende legenden der heiligher vaderen die haer leuen in strenger penitencie ouerghebracht hebben Ende met veel schone exempelen Ende miraculen Dat welc is seer oerbaerlic ghelesen voer alle kersten menschen gheestelic ende waerlic Ouergeset in gueder ver-standelre duytscher sprake ende is anderwerf gecorrireert. (Gheprent tot Leyden in Hollant Bi mi Jan Seuersen, Int iaer ons heren MCCCCC ende XI Den achsten dach in Januario. Fol.
Boetius Epo, Antiquitatum ecclesiasticarum syntagmata V. Duaci 1578.
J. Borsius, Dissertatio theologica inauguralis de pri-morum hominum christianorum vita privata. Lugd. Bat. 1825.
P. Wesseling, Oratio inauguralis de origine pontificiae dominationis. Franeq. 1724. Fol.
K erkgeschiedenis der Nederlanden vóór de Hervorming.
H. V. H., Kerkelijke historie en outheden der zeven vereenigde provinciën, — in 't nederduits overgeset en met aantekeningen opgeheldert door H. V. R., VI dln. Leid. 1726. Fol.
H. H. F. v. H, Historia episcopatuum foederatii Belgii, utpote metropolitani ultrajectini nee non suffraganeorum, harlemensis, daventriensis, leovardiensis , groningensis et middelburgensis — ex ecclesiarum monumentis, monaste-riorum codicibus, bibliothecarum archivis, authenticis an-notatis, patriisque scriptoribus eruta ac publici juris facta. II din. Antv. 1733. Fol.
W. Bosschaerts, Diatribai de primis veteris Frisiae apostolis, sive dissertationes, quibus eorum anni, actus, res, personae, loca, tempora in eorundem actis occurentia,
214 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
discutiuntur, illustrantur, erroresque ab aliena manu illapsi refelluntur. Mechlin. 1650. 4.
Batavia sacra, sive res gestae apostolicorum virorum, qui fidem Bataviae primi intulerunt, in duas partes di-visa, — industria et studio T. S. F. H. L. H. S. T. L. P. V. T. Brux. 1714. Fol.
(E. A. Hellin) Histoire chronologique des evêques et du cliapitre exemt de 1'eglise cathédrale de S. Bavon a Gand; suivie d'un recueil des epitaphes modernes et anciennes de cette église. Gand 1772. Supplement. Gand 1777.
S. A. Gabbema, Leevensbescbrijvingen van St. Willi-brord, St. Bonifaas, St. Aalberijk, eerste verkondigers des cbristengeloofs in Nederduitsland. Gouda 1703.
P. W. Bebrends, Leben des heiligen Ludgerus, Apostels der Sachsen, und Geschichte des ehemaligen kaiser-lichen freien Reichsklosters St. Ludgeri zu Helmstedt, aus archivalischen Quellen bearbeitet. 1843.
U. P. Goudschaal, Gods leidingen met Ludger, den apostel der friesche Ommelanden van Groningen. Gron.
1856.
G. Paris, Disquisitio de Ludgero, Frisiorum Saxonum-que apostolo, cui accedit commemoratio Ludgeri de S. Bonifacio atque Gregorio. Amst. 1859.
J. G. R. Acquoy, Gerardi Magni epistolae XIV. Amst.
1857.
G. H. M. Delprat, Verhandeling over de broederschap van G. Groote, en over den invloed der fraterhuizen op den wetenschappelijken en godsdienstigen toestand voornamelijk van de Nederlanden, na de XIV eeuw. Uitgegeven door het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1830.
Verhael der reformatie van de abdy van Maegdendale, voorheen een vrouwenklooster binnen de stad Auderaerde. 1468. Naer een eventydig handschrift. Gent.
quot;W. Moll, Johannes Brugman en het godsdienstig leven onzer vaderen in de vijftiende eeuw, grootendeels volgens handschriften geschetst, II dln. Amst. 1854.
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 215
H. Brewer, Thomae a Kempis ord. canon, regular. S. Augustini, congregationis windesheimensis biographia, in qua ipsius natales, vita, mors, elevatio, epithaphium, scrip-torum catalogus; elogia, controversia super libris IV de imitatione Christi; advocatorum causae encomia, vindiciae; variae dictorum libellorum versiones et editiones. Col. 1681.
Kerkgeschiedenis na de hervorming, vooral in de Nederlanden.
A. -Ypeij en I. J. Dermout, Geschiedenis der neder-landsche hervormde kerk, IV dln. Breda 1819—1827.
J. Teissedre l'Ange et H. J. Koenen, Deux mémoires sur 1'origine et l'influence des églises wallonnes; leur utilité actuelle et les moyens de les maintenir. Amst. 1843.
H. C. Rogge, Caspar Janszoon Coolhaes, de voorloo-per van Arminius en der remonstranten, II dln. Amst. 1856—1858.
H. C. Kogge, Joh. Uytenbogaert te Genève. 1858.
H. C. Eogge, Twee brieven van remonstrantsche bannelingen.
H. C. Rogge, Een brief van Rombout Hogerbeets uit zijne gevangenis op Loevestein.
H. C. Rogge, Het prediken op beroep.
J. Borsius, Onuitgegevene akten der vergadering van eenige gereformeerde predikanten, uit de onderscheidene gewesten der Vereenigde Nederlanden, in 1616 te Amsterdam zamengekomen. Met toelichtende aanmerkingen medegedeeld.
(H. W. C. A. Visser) Prospectus eener uitgave bij inteekening, van een facsimile der handteekeningen en inscriptiën van de afgevaardigden tot de nationale synode te Dordrecht gehouden. 1823. 4.
Gamma der Vinen, Bloemlezing. Geschiedkundige minder algemeen bekende bijzonderheden, betrekkelijk de nationale synode te Dordrecht, gehouden in de jaren 1618
216 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
en 1619. Eene ontspannende lectuur voor den tegen-woordigen tijd. Verzameld en bewerkt tot verstand van haren aard en haar gezag. Gron. 1835.
J. T. Bodel Nyenhuis, Merkwaardig stilk betreffende de nederduitsche hervormde gemeente te Keulen in 1619, en bijzonderheden over den daarin betrokkenen predikant Nicolaus de la Planque.
J. Borsius, Joh. Snoupsius, predikant op de vloot van de Euyter in 1661 en 1662. Eene bijdrage tot de kennis van den zedelijken en godsdienstigen toestand van de bemanning dier vloot, alsmede van de wijze, waarop in de geestelijke behoefte van het scheepsvolk voorzien werd.
Het boeck Lamberti Hortensii van Montfoort, van den oproer der wederdooperen. Eerst int latijn beschreven, en ghedruckt tot Basel, met privilegien van de keyser-lijcke majesteyt, ende nu in nederlandts overgheset. Ench. 1624. Fol.
W. Eekhoff, Levensschets van Menno Simons. 1838.
H. Schyn, Geschiedenis dier christenen, welke in de Vereenigde Nederlanden onder de protestanten mennoniten genaamd worden. — Tweede druk op nieuws uit het latyn vertaald, en vermeerderd met eenige aantekeningen, en een voorbericht, door G. Maatschoen, III dln. Amst. 1743—1745.
J. F. Rues, Tegenwoordige staet der doopsgezinden of mennoniten in de vereenigde Nederlanden; waeragter komt een berigt van de rynsburgers of collegianten. Amst. 1745.
Histoire du socinianisme, divisée en deux parties. Ou Ton voit son origine et les progrés que les sociniens ont faits dans differens royaumes de la chrétienté. Paris 1723. 4.
Getrouw verhaal van de opkomst, lotgevallen en tegen-woordigen toestand der zogenaamde methodisten in Engeland. quot;Waar achter gevoegt is een kort verhaal van eenige ongewone godsdienstige beroeringen onder de in-woonders van verscheide dorpen in de Alblasserwaard. Work. 1752.
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 217
Oprecht verhaal van het leven, gedrag en gevoelen van Joh. de Labadie. Uit het fransch vertaalt. Continuatie van de Eucleria: van Anna Maria van Schuurman. Amst. 1754.
H. van Berkum, De Labadie en de labadisten. Eene bladzijde uit de geschiedenis der nederlandsche hervormde kerk, Il dln. Sneek 1851.
H. van Berkum, Antoinette Bourignon, een beeld uit de kerkelijke geschiedenis der XYII eeuw. Sneek 1853.
W. te Water, Historie der hervormde kerke te Gent, van haeren aenvang tot derzelver einde, mitsgaders een kort verhael der doorluchtige schoole te Gent, zedert 1578—1584. Hier zyn bygevoegt de levens-beschryvingen der naemruchtigste predikanten te Gent, als: Nic. v. d. Schuere, Petr. Dathenus, Herm. Modet, Th. v. Til, en des Gentschen ouderling Pt. de Kyke. Utr. 1756.
H. Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge, II dln. Kotterd. 1856.
De jezuiten en minnebroeders uit Maastricht verbannen, 1638.
E. Meiners, Oostvrieschlandts kerkelyke geschiedenisse of een historisch en oordeelkundig verhaal van het gene nopens het kerkelyke in Oostvrieschlandt, en byzonder te Emden, is voorgevallen , zedert den tydt der hervor-minge, of de jaren 1519 en 1520, tot op den huidigen dag, II dln. Gron. 1738, 1739.
J. F. Bertram, Parerga ostfrisica, quibus continentur dissertationes de rerum in ecclesia et republica Frisiae orientalis gestarum scriptoribus. Accedit satura observa-tionum ad historiam F. O. et ecclesiasticam et litterariam spectantium. Bremae 1735.
J. F. Bertrams, Ost-friesische Reformations- und Kir-chen-Geschichte. Samt einer historisch-theologischen Un-
218 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
tersuchung der in der ost-friesischen Kirche An. 1535 eingeführten Kirchen-Ordnung. Aurich 1738. 4.
P. Scheltema, De aanvang van de openbare prediking der hervormden te Amsterdam in 1566 en 1567, volgens de resolutiën der amsterdamsche vroedschap.
H. Croese, Kerkelyk register der predikanten, die, zedert de kerkhervorming, de gereformeerden nederduit-sche gemeente te Amsterdam tot aan den jaare 1759 bedient hebben. Na den doot van den aucteur vervolgt tot 1792. Amst.
Vervolg op het kerkelijk register der predikanten, die, sedert de hervorming, de gereformeerde nederduitsche gemeente tc Amsterdam bedient hebben, tot het jaar 1792, en nu verder voortgezet tot op het derde eeuwfeest der hervorming. Amst. 1818.
H. C. Kogge, Brief van den hoogleeraar aan het seminarium der remonstrantsche broederschap, Philippus van Limborch, aan Johannes Snecanus, predikant bij de remonstrantsche gemeente te Gouda, over het oproer te Amsterdam, in den aanvang des jaars 1696.
K. J. R. van Harderwijk, Naamlijst en levensbijzonderheden der predikanten, die sedert de kerkhervorming in de nederduitsche hervormde en waalsche gemeente te Rotterdam tot op dezen tijd in dienst geweest zijn. Eott. 1850.
Verhaal van en over het toewijzen der tweede hervormde kerk te Gouda aan de roomsch-katholijken. Amst. 1818.
H. H. Brucherus, Geschiedenis van de opkomst en
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 219
de vestiging der kerkhervorming in de provincie Groningen. Gron. 1821.
C. Adami, Naamlyste der predikanten in de provincie van stadt Groningen en Ommelanden t' sedert de reductie. Met ingevoegde aantekeningen over de aloude toestant van zommige plaatzen en een voorberigt, behelsende de kerkelyke geschiedenissen voor en na de reformatie in dezelve provincie voorgevallen. Opgestelt tot aan 't jaar 1721. Nu met een byvoegzel vermeerdert tot het jaar 1745. Gron. 1745.
H. van Berkum, Kerkelijke geschiedenis van Nieuw-Beerta. Sneek 1856.
H. van Berkum, Schortinghuis en de vijf nieten, eene bladzijde uit de geschiedenis van 't kerkelijk leven in 't Oldambt, 1730—1750. TJtr. 1859.
J. S. Magnin, Overzigt der kerkelijke geschiedenis van Drenthe. Gron. 1855.
J. S. Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe geschiedkundig beschouwd. Gron. 1835.
T. A. Romein, De hervormde predikanten van Drenthe sedert de hervorming tot in 1861. Gron. 1861.
C. van Schaick, Feestrede ter herinnering aan het twee honderd vijftig jarig bestaan der hervormde gemeente te Dwingeloo. Mepp. 1851.
Kerkgeschiedenis na de hervorming in Friesland.
E. J. Diest Lorgion, Geschiedenis van de kerkhervorming in Friesland. Leeuw. 1842.
E. J. Diest Lorgion, Geschiedkundig gedenkboek voor de hervormden in Friesland. Leeuw, en Gron. 1848.
E. J. Diest Lorgion, De nederduitsche hervormde kerk in Friesland, sedert hare vestiging tot het jaar 1795. Eene bijdrage tot de kerkelijke geschiedenis van Nederland. Gron. 1848.
220 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
S. Blaupot ten Cate, Geschiedenis der doopsgezinden in Friesland. Leeuw. 1839.
Missive van de societeit der doopsgezinde gemeenten in Friesland en Groningen, geschreven aan de doopsgezinde christenen, welke zich uit Dantzig hebben nedergezet in de staaten van haare majesteit Catharina de groote, keizerin aller Eussen. Leeuw. 1788.
H. Amersfoordt en U. A. Evertsz, Verhaal van de verrigtingen der jezuieten in Friesland door pater Wil-lebrordus van der Heyden, lid van de orde der jezuieten. Uit het latijn vertaald en met aanteekeningen voorzien. Leeuw. 1842.
M. Laurman, Naamlyst der predikanten, dewelke zedert den tydt der reformatie tot in den jare 1751 den h. dienst des euangeliums zo binnen de stad Leeuwarden als ten platten lande in de dorpen, onder het resort van de classis van Leeuwarden, hebben waargenomen. Leeuw. 1751.
Berigt wegens het genootschap ter bevordering van het godsdienstig onderwijs in de hervormde gemeente te Leeuwarden, onder de zinspreuk: Tandem fit surculus arbor. Leeuw. 1810.
H. Schutte, Geschiedenis der luthersche gemeente te Leeuwarden, en de lutherschen in Friesland, gedurende de XVI eeuw, door J. C. Schultz Jacobi.
W. Columba, Naamlyst der predikanten, die onder 't ressort van de classis van Dokkum, zedert de reformatie, gedient hebben. Met aanmerkingen vermeerdert en uitgegeven door A. G. Dreas. Leeuw. 1766.
A. Greydanus, Naamlyst der predikanten, die zedert de herforming gedient hebben in de classis van Franeker. Met eene voorreede, meldende de heeren commissariën, welke uit het collegie der heeren gedeputeerde staten van Friesland tot de provinciale synoden van tyd tot tyd zyn afgevaardigt, en aanmerkingen over de naamlyslen van andere dassen. Leeuw. 1761.
GESCHIEDENIS. KEBKELIJKE GESCHIEDENIS. 221
N. Schotsman, Orde der feest- en lydens-stoffen, welke jaarlyks gepredikt worden voor de hervormde gemeente te Sneek, waar agter gevoegd is een naamlyst der leer-aaren, die zedert de hervorming, tot op deezen tyd, den heiligen dienst te Sneek hebben waargenomen. Sneek 1801.
(M. de Haan Hettema) Het concordaat. Een woord aan mijne mede-catholijken, ter geruststelling der protestanten in Nederland. Doek. 1841.
H. Schutte, Welke houding hebben de protestanten in Nederland aan te nemen bij de wederinvoering der roomsche hiërarchie? eene vraag des tijds. Leeuw. 1853.
G. Noodt, Dissertatio de religione ab imperio jure gentium libera. Lugd. Bat. 1706. 4.
D. van Amsweer, De praeposituris reformatis. Waer-hafte ende grondtlijcke bericht en de verclaringhe van wedtlijcke vocatie, tot bedieninghe der probstije tho Us-quert in den Omlanden ghelegen, ende wat verhinderingh daer op ghevallen. 1611. 4.
Christelijcke unde truhartighe vermaenschriften, an de ghemene collatoren unde prediger, in de provintie van stadt unde Omlanden van Groningen. Handelende van den jure patronatus, vnde reformatioen der kereken in dersulven provintie. Franek. 1597. 4.
Christlicke und schrifinetige kereken ordenung, om alle desorder voor to comen, und eenicheyt, rust und vrede inde gereformeerde kereke, in der stadt und Omlanden van Groeningen toe mogen onderholden. Franek. 1595. 4.
Nootwendich vertooch, daer in naectelijck wt Godts woordt, ende de gheloofwaerdige historiën der kereken aen-ghewesen wort, hoe Godts ghemeynte, niet alleen in ouden maer ooc in den nieuwen testamente gheduerende den tijdt van 700 jaren, tot dat den roomschen paus de schriftmatighe regieringhe der kereken verwoestet heeft; in hare regieringhe van de politike regieringhe onder-
222 GESCHIEDENIS. KEEKELIJK REGT.
scheyden is gheweest. Door Euardum Acronium, dienaer des G. W. binnen Schiedam. Delft 1610. 4.
Predicatie, door Johannem Wtenbogart bearbeydet, in welcke by de voor-naemste gronden syns laetsten boecx, bandelende van de macbt der politiker overbeydt in kerc-kelijcke zaken, openbaerlijck met syn verklaringhe betoont, gbeensins syn gbevoelen te bevestigben. Door Euardum Acronium — in den druck verveerdicbt. Scbied. 1610. 4.
Het zelfde werkje, 2de dr. Amst. 1615. 4.
Grondtlick bericbt van de beroepinge der predican-ten: op wat wijse, ende door wien deselve gbescbieden moet. Mitsgaders wat van den jure patronatus, ofte t' gbeven der kerckelieke goederen ende ampten, te houden zy. Door Johannem Acronium, dienaer des Gr. quot;W. binnen de stadt Groeninghen. Ende nu ghetrouwelick overghe-set door Joh. Panneel, D. des H. Ev. binnen Baerlandt. Middelb. 1615. 4.
H. C. Eogge, Joh. üytenbogaert, in zijn gevoelen aangaande de magt der overheden in kerkelijke zaken, tegenover zijne bestrijders.
W. W. Buma, Des bisschops eerste geregt, of Alepb van Alewa en Anna van Deeckema.
G. Nauta, Het compendium der kerkelyke wetten, geëxtraheert uit 's lands en synodale resolutiën. Amst. 1757. 4.
Compendium der kerkelijke wetten van Vriesland. Tweede druk, geheel verbeterd, tot den jaare 1771 aangevuld en met een volledig register voorzien, alsmede de kerkenordeningen der gereformeerde nederlandsche kerken, in de nationaale synoden gemaakt, benevens die door de provinciën van Gelderland, Holland, Zeeland en Utrecht aangenoomen en in bijzondere vergaderingen bepaalt, enz. Leeuw. 1771.
Billetten van verkoping der vastigheden van de pas-toriën die volgens staats-resolutie van den 4 Junij 1761 bevonden zyn, suppletie van noden te hebben. Leeuw. (1762, 1763). 4.
GESCHIEDENIS. KERKELIJK BEGT. 223
Resolutiën van gedeputeerde staten betrekkelijk de doopsgezinden van 10 October en 7 November 1722, Plano.
Proceduren tusschen de oude leden des kerkenraads en verdere ledematen van de luthersche gemeente binnen Leeuwarden en Johan Georg Muller, eenigen tijd gefun-geert hebbende als praedicant bij dezelve gemeente. Leeuw. 1757. Fol.
Kerkelyk reglement of instructie door D0- Korn. Geis-weit, op synodale last opgestelt voor den leger-predikan-ten. Schiedam 1762. 4.
Het gezag van den souverain of alle overheden ende machten verdedigt tegens de gevaarlijke kettery, die onlangs het hoofd heeft opgestooken in de deductie onder den naam van de gecommitteerden van den kerkenraad te Leeuwarden uitgegeeven, met singuliere aanmerkingen over het gedrag en alle de geschriften van Ds- C. Blom. 4.
Brief van een liefhebber der waarheid aan een zyner vrienden, waarin voornamelyk ondersogt worden drie stellingen, voorkomende in de deductie uitgegeeven op den naam van de gecommitteerden van de E. grooten kerkenraad te Leeuwarden (1763). 4.
Deductie ter nodige verdediging van het gedrag van den grooten kerkenraad van de gereformeerde gemeente binnen Leeuwarden, in en omtrent het beroepingswerk van een zeste predikant in plaats van den naar Utrecht vertrokkenen wel eerwaarden heer Paulus Rutgers, en wel in 't byzonder van de aanspraak, uit name des kerkenraads door den wel eerwaarden heer Cornelius Blom, aan haar achtbaarheden, de magistraat van Leeuwarden gedaan. Leeuw. 1763. Fol.
Drie originele stukken door de agtbare magistraat der stad Leeuwarden, ingegeven aan het E. M. collegie der heeren gedeputeerde staten, alsmede aan H. E. M. de heeren raaden van het hoff van justitie. Leeuw. 1763. Fol.
Deductie voor Gerrit Tresling, burger-vaandrig der stad Leeuwarden, rakende de ordres van de E. achtbare magistraat derzelver stad, over het drukken, verkopen
224 GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
en ophalen van de aanspraak, door Ds- Cornelius Blom, uit naam van den groten kerkenraad aan H. E. achtbaren gedaan. Fol.
Beredeneerde vraag of een predikant vryheid heeft buiten zyne gemeente te gaan prediken? door N. N. Utr. 1767.
Grieven van appel en nulliteiten voor Ds- C. Haselhoff, appellant op en tegens D1'- R. Sandberg, geappelleerde. Gron. 1771.
Brief van een heer in de provintie van Holland aan een heer in de provintie van Friesland, betreffende de verdeeldheden tusschen de roomsch katholijken ingezetenen te Leeuwarden, bijzonder met betrekkinge tot het request, door eenigen derzelven, aan de E. M. heeren staaten van Friesland gepresenteerd. Leeuw. enz.
Extract uit de resolutiën van de HH. van de vroedschap der stad Schoonhoven, van dato 24 Augustus 1774, noopens de differenten tusschen de predikanten en kerkenraad aldaar, zoo over de leerwijze der sacramenten, als andersins.
Beoordeeling van de eerwaarde classis van Leeuwarden over de by haer ingeleeverde remonstrantie van Mr- J. Groenia, en van de daer tegen ingebragte aenmerkingen van D0- S. W. C. Engelberts, gesterkt met die van D0- P. Bruining, met een voorberigt van voornoemde predikanten enz. Leeuw. 1778.
Deductie ter verdeediging van de wettige rechten der respective kerkenraaden in de gereformeerde gemeenten deezer provincie in het algemeen, en in het bijzonder die der gereformeerde gemeente binnen Sneek. 1793. Fol.
Publicatie van de representanten van het volk van Friesland, omtrent de vervullinge van de vacatures van praedikanten, kerk- en armevoogden, schoolmeesters enz. Leeuw. 1795.
S. Gratama, Onderzoek naar de geestelyke goederen in Friesland. Harl. 1796.
H. Oosterbaan, Ontwerp van eenige schikkingen raa-
GESCHIEDENIS. KERKELIJK EEGT.
kende den openbaaren godsdienst, en andere stukken daartoe behoorende. Harl. 1796.
(G. J. Voorda) Noodig bericht aangaande de geestelijke goederen der stad Leeuwarden, ter verdediging van de eere der voorouders, zo met betrekking tot de stad als tot de gereformeerde kerk. Leeuw. 1796.
G. J. Voorda, Consideratiën over geestelijke goederen, kerkegoed, schoolmeesters en andere beneficiën en leenen, opzichtelijk op de nationaal-verklaaring, midsga-ders over de kerkgebouwen te Leeuwarden, alles betrekkelijk tot de staats-regeling addit. articul 4 en 6. Leeuw. 1798.
G. J. Voorda, Vervolg van de consideratiën over geestelijke goederen, kerke-goed enz., betrekkelijk tot de nati-onaal-verklaaring, gevolgd van een inventaris der kerke-goederen van de drie parochie-kerken te Leeuwarden. Leeuw. 1798.
E. V. V. G., Proeve van betoog, dat het den gereformeerden mogelijk en raadzaam zij, om hunne leeraars zelf te salarieeren, en in de verdere kosten hunner open-baare godsdienst-oefeningen te voorzien. Leyden 1796.
Request van de gecommitteerden der doopsgezinde gemeente te Leeuwarden ingeleverd by de nationale vergadering. Leeuw. (1797.)
J. C. Metzlar, Plan van schikking by den raad der gemeente van de stad Harlingen geformeerd, waarop het vergelyk over de kerkgebouwen der voormaals heerschende kerk, binnen die stad', tusschen de onderscheiden kerkgenootschappen aldaar, naar billykheid zal kunnen worden aangegaan. Harl. 1798.
Adres van den kerkenraad der doopsgezinde gemeente bij het lam en den toren, aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend ligchaam des bataafschen volks, 28 April 1799.
Adres van de classicale vergadering te Dockum aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend ligchaam des bataafschen volks, over het armenonderhoud en armenbestuur. Fol.
225
15
GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
Aanspraak der zeven K. C. Pastoors van Haarlem, door welke zij, als de eenigste opzieners over, en bestierers van de belangens hunner respective gemeentens, aan dezelve op den 3 Maart 1799, kennis gegeven hebben van hun gehouden gedrag ter afdoeninge van de zaak der voormaals publieke kerken. Haarl. 1799.
Handelingen van de gereformeerde commissie te Sneek, belangende de groote kerk aldaar, met de nodige bylaagen. Sneek (1799).
Een woord op zijn tijd, ter opwekking aan het gereformeerde volk in Nederland. Sneek 1800.
Stukken betreffende de vergadering der gecommitteerden uit de meeste nederduitsche hervormde gemeenten tot de synoden van Zuid- en Noord-Holland behoorende, tot instandhouding en bevordering van den openbaaren hervormden godsdienst, IV stukk. 's Gravenh. 1800.
A. V. D. T., Beoordeeling van de requesten der gereformeerden, ter behouding van hunne kerkgebouwen en inkomsten en van de requesten daartegen ingeleverd; en iets betreklyk op de proeve over den waar en aart der geestlyke goederen. Amst.
Addres der gecommitteerden van de nederduitsche hervormde gemeenten onder het synodale ressort van Utrecht behoorende, aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend lighaam der bataafsche republiek, ter reclame van de fondsen en eigendommen der hervormde gemeenten aldaar. Utr. 1800.
T. H., Memorie behelzende de gronden, die het kerkgenootschap der hervormden meent te hebben, om te vorderen, dat zij in de bezitting gelaten worde van alles, wat tot instandhouding van haare godsdienstige samenkomst noodig is, en waarvan zij de geruste possessie tot hiertoe ongestoord genooten heeft; dienende tot adstructie van de onderscheidene requesten. Amst. 1800.
Request voor de gemagtigden van genoegzaam alle de gemeentens der herformde christenen in het voormalig gewest Friesland. Franek. 1800.
Nader adres door de gemagtigden van genoegzaam alle
226
GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
de gemeentens der herformde christenen in Friesland aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend lighaam des bataafschen volks ingeleverd, waarin tot nadere adstructie van derzelver request in den voorleeden jaare ingedient, veele belangrijke bijzonderheden omtrent den oorsprong van, en het recht der herformden op de zoogenaamde geestelijke, of liever pastorije goederen en fondsen gevonden worden. Franek. 1801.
Christianus Patriophilus, Korte en noodige errinnering aan de doopsgezinde christenen, die zwarigheid maken in het eedzweeren, betreffende het formulier van eed of verklaring, voorgeschreven bij de publicatie van het staatsbewind van 8 Augustus 1803, nopens het don gratuit van twee ten honderd, op de bezittingen. Haarl. 1803.
Verzameling van alle de stukken betrekkelijk de handelingen van de gecommitteerden der gereformeerde ne-derduitsche gemeente binnen Leeuwarden, met het reglement op het huishoudelijk bestuur van het kerkgenootnootschap amp;c., bij de gemeente gearresteerd den 11 Julij 1799. Leeuw. 1810.
A. Ypeij, Geschiedenis van het patronaatregt, anders genoemd kollatieregt, in verband met het christelijk kerkbestuur, sinds de vroegste tijden tot op den tegenwoor-digen tijd. Breda 1829.
W. W. Buma, Het regt der hervormde floreenpligtigen ten platten lande in Friesland, op de verkiezing van predikanten en op het beheer van de kerkegoederen toegelicht en verdedigd. Leeuw. 1849.
W. W. Buma, De onbevoegdheid van de algemeene synode der nederlandsche hervormde kerk tot het regelen van het beheer der plaatselijke kerkegoederen. Leeuw. 1851.
K. Posthumus, Kerk en school in haar verband met de natuur, bestemming en regten der oude costerie- of schoolgoederen in Friesland in het gemeen, en in West-Dongeradeel in het bijzonder. Leeuw. 1856.
K. Posthumus, De natuur en bestemming der kerkelijke, vooral pastorie-goederen in verband met het ge-
227
228 GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
beurde te Marrum en Nijkerk, benevens den oorsprong enz. der suppletie-tractementen in Friesland, in het licht gesteld, met bijlagen. Leeuw. 1855.
Geschied- en regtskundige nota over de voormalige pastorie-goederen van de dorpen Ysbrechtnm, Tjalhuizum en Tirns, in de grietenij Wijmbritseradeel. Leeuw. 1856.
B. B. van der Veen, De floreenpligtigen en de gereformeerde gemeenten ten platten lande in Friesland in we-derzijdsche betrekking. Sneek 1856.
W. Eekhoff, Beknopte geschiedenis van het voormalige St. Anna-Leen in de kerk van Oldehove te Leeuwarden. Eene bijdrage tot de geschiedenis van de geestelijke goederen in Friesland. Leeuw. 1860.
Godgeleerde Geschriften van Friezen.
Heilige Schrift. Uitlegkunde. Schriftverklaring.
Den bibel, inhoudende dat oude ende nieuwe testament. Tot Haerlinghen. By my Peter van Putte. Int jaer ons Heeren MDLXXXII. 4.
Novvm testamentvm, latinogermanvm ea fide et dili-gentia versum, et sic vnum alteri coaptatum, vt verbum verbo et sententia sententiae respondeat. Secundum trans-lationem Hieronymi. Antverp. 1539. 4.
Le novveav testament, c'est h. dire la nouuelle alliance de nostre seigneur Jesus Christ. Keueu et corrigé de nouueau sur le grec, par 1'aduis des ministres de Geneue. Gen. 1563.
Les pseavmes mis en rime francoise, par Clement Marot et Theodore de Beze. 1563.
J. Terentius, Textus Yobi juxta editionem
londinensem. Franek. 1662. 4.
Jo. Drusius, sive Ecclesiasticus, graece ad
exemplar romanum, et latine cum castigationibus sive notis ejusdem. Franek. 1596. 4.
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
J. Drusius, Alphabetum ebraicum vetus, interpretati-ones connexionesque nominum alphabet! ex Hieronymo et Eusebio. Franek. 1609. 4.
J. Drusius, Ad voces ebraicas novi testamenti com-mentarius duplex, prior ordine alphabetico conscriptus est, alter antehac editus fuit Antverpiae apud Plantinum. Item ejusdem annotationum in N. testamentum pars altera. Nee non vitae operumque J. Drusii editorum et non-dum editorum delineatio, per A. Curiandrum. Franek. 1616. 4.
J. Drusius, Annotationum in totum Jesu Christi testamentum, sive praeteritorum libri decem. Amstel. 1632. 4.
C. Schotanus, Diatribe de authoritate versionis graecae, quae dicitur LXX interpretum, cui praemissa defensio pro veritate et calculo hebraei hodierni codicis. Franek. 1662. 4.
G. Pasor, Manuale novi testamenti, auctum vocibus quae occurrunt in versionibus antiquis graecis veteris testamenti, auctore C. Schotano. Amst. 1664. 12.
J. Sterringa, Animadversiones pliilologico-sacrae in pen-tateuchum. Leov. 1695. 4.
S. Amama, Censura vulgatae atque a Tridentinis cano-nizatae versionis, quinque librorum Mosis. Franek. 1620. 4.
S. Amama, Bybelsche conferentie, in welcke de neder-lantsche oversettinghe des bybels, die eertijts uyt de duytsche Lutheri int nederlandtsch ghestelt, ende tot noch toe in de nederlandtsche kereken ghebruyekt is, van ca-pittel tot capittel aen de hebreusche waerheyt beproeft, ende met de beste oversettinghen vergheleken wort. Amst. 1623. 4.
W. D. Lindanus, Psalterium Davidicum vetus a sex-centis amplius scribarum mendis castigatum, argumentis Christum Jesum loquentibus, nova subinde ex grasco ver-sione, oratorio artificio, scholiisque geminis ornatum, et paraphrasi passim intexta illustratum. Antv. 1568.
J. Hopperus, Paraphrasis in psalmos Davidicos, additis brevibus argumentis et explanationibus in quinque libros congesta. Antverp. 1590.
229
230 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
B. Beyema, Corte ende klare vytlegginghe over het hooghe-liedt Salomonis. 's Gravenh. 1619.
M. Jorna, Paradoxa christiana of christelijke wonderspreuken, dat is een bondige en schriftmatige uytbreyding over de salig-sprekingen welke Matth. 5 cap. verhaalt werden. Amst. 1696.
F. Halma, Kanaan en d'omleggende landen, vertoont in een woordenboek uit de H. schrift en Josephus. Leeuw. 1717. 4.
Leerstellige, Twist- en Stichtelijke Geschriften.
Tractatus magistri Alberti magni. doctoris eximii. epis-copi ratisponensis. de veris et perfectis virtutibus, alias paradisus anime nuncupatus. Daar achter: Epistola rabbi Samuelis israhelite missa ad rabbi Ysaac magistrum synagoge in Subiulmeta, civitate regis Morochorum etc. Daar achter: Tractatulns beati Thome de inuentione medii.
Conincx summe, ende leert hoemen die sonden biechten sal. (Vóór het jaar 1500.)
Klooster-Sermoen, alsmede een verhaal wegens den oorsprong van den dobbelsteen, volgens een handschrift van de XVde eeuw, berustende in de verzameling van A. D. Schinkel.
Wonderboeck, waer in dat van der werldt aen versloten gheopenbaert is. opt nieuw ghecorrigeert unde vermeerdert by den autheur selue: Int jaer 1551. Fol.
G. Snecanus, Methodica descriptie et fundamentum trium locorum communium sacrae scripturae, de gratuito Dei foedere, sacramentalibus signis et baptismo, ad analo-giam fidei, absque ulla amarulentia, et odiosis in adversaries conviciis, solide et perspicue contractum. Accessit huic operi praefatio ad ampl. Frisiae ordines, una cum quibusdam aliis ejusdem autoris. Lugd. Bat. 1584. 12.
G. Snecanus, Ordentlijcke beschryvinge ende fondament van dry gemeyne plaetsen der H. schrift: van 't ghenade-
G ESCHIE L'KNI S. G ODGKLEEBDH Klü.
vei'bondt Godts, van de sacramentlijcke teeckenen, ende van den doope, item van christelycke vermaninglie, kerc-ken-tuclit ofte discipline, ende een verclaringhe van de ouerheyt, door S. Vomelius in duytscher sprake ouer-olieset. Franek. 1588. 12.
O
H. Zanchius, Een tractaet ofte verhandelinghe van het houwelijck Adams ende Eva, ende volghens van den hou-welijcken staet in 't gliemeen, — in nederlantsche sprake overgheset door S. Vomelius. Franek. 1594. 12.
S. Lubbertus, De papa romano libri decern, scholastice et theologice collati cum disputationibus Eob. Bellarmini. Franeq. 1594.
Protocol, dat is de gantsche handelinge des ghesprecx ghehouden tot Leeuwarden in Vrieslandt, tusschen Euar-dum Acronium ende Peeter van Ceulen. Franek. 1597. 4.
Confessie oft bekentenisse voor den houe van Vrieslandt, ghedaen by Jan Jacobzoon, woonende tot Harlin-ghen, hem noemende een dienaer te wesen onder die van sijne ghesintheyt, die alleen in desen lande mach doopen ende het broodt breken, op sekere artijckelen, die gheseght worden by den seluen Jan Jacobszoon sijne ghemeente voor te houden, ende gheleert te worden. Midtsgaders de sententie van denseluen houe die daerop ghevolcht is, wtghesproken den 3 April, Aquot;. 1600 O. St. Delff. Nae de copye, ghedruckt ... tot Leeuwerden.
Confessio fidei Anglorvm quorvndam in Belgia exvlan-tium: vna cum praefatione ad lectorem: quam ab omnibus legi et animadverti cupimus. 1598.
Provisionele ontdeckinge eeniger misslaghen, de welcke Adolphus Venator onder den naem der burgh-meesteren, vroetschappen ende kerckenraedt van Alcmaer, tegen het (soo hy 't onwarachtelijck by naemt) lasterboeck Cornelij Hillenij ende sijner toestanders, in sijn boeck, ghenaemt nootwendich historisch verhael, heeft begaen ende voortgebracht. Ghestelt ende uytgegeven van wegen de be-swaerde ende voor de suyvere ghereformeerde leere der waerheyt ijverende ghemeynte J. C. van Alcmaer (met name door Corn. Hillenius). Franek. 1611. 4.
'231
232 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
Bedenckingen, over de beroepinghe D. D. Vorstii, tot de professie der H. theologie in de vniversiteyt tot Leyden, by eenighe dienaren des godlicken woorts opt begeeren, ende uyt last van de E. mog. staten van Hollandt, ende West Frieslandt, voorghestelt, ende hare E. M. overghelevert op den 29 Aprilis 1611. 1611. 4.
C. Vorstius, Wtlegginghe over sommighe schriftuer-plaetsen vergheleken met de verklaringhe der socinianen. Mitsgaders de kettersche practijcken Pauli Samosateni énde Arii. Wt de kerckelijcke historiën. Uit het latijn. Ge-druct in Vrieslant, a. 1611. 4.
S. Lubbertus, Brief aen de staten generael der ver-eenichde nederlantsche provintiën, aengaende de beroepinghe D. Conradi Vorstii. Uit 't latijn. Middelb. 1611. 4.
C. Vorstius, Verantwoordinghe ghestelt teghen de waer-schomvinghe onlangs van de E. E. heeren ghecommitteerde raeden van Vrieslant uytgegeven, ende aen de E. E. heeren curateuren der universiteyt, ende burgheraeesteren der stadt Leyden schriftelick over-ghesonden. Tot Delf 1611. 4.
K. Donteclock, Bedenckinghe op de verantwoordinge D. Vorstii. Tot Delf 1611. 4.
S. Lubbertus, Declaratie responsionis D. Conradi Vorstii. Franek. 1611. 12.
C, Vorstius, Christlijeke ende nootwendighe verantwoordinge, tegen allerley on-ervindelijcke naereden ende aen-terginghen, daermede hy onlangs van eenighe te seer haestighe luyden, ende insonderheyt van den predicanten tot Leeuwaerden in Vrieslant (in hare ontydige waer-schomvinghe) van weghen de leere, ten hoochsten is aen-ghegrepen ende beswaert, — naer het hoochduytsche exempl. Steinfort 1611. 4.
Naeder-waerschouwinghe, over seeckere verantwoordingen D. D. Vorstii, onlancx tot syner verschooninge uyt-ghegeven. Leeuw. 1611. 4.
C. Vorstius, Voorloper van een volcomene antwoort, dewelcke t' sijner tijt met Gods hulpe volghen sal. Teghen
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
de verclaringhe D. Sibrandi Lubberti, mitsgaders de naarder waerschouwinge der predicanten tot Leemvaerden enz. Leyden 1611. 4.
Brand-clock (Ghegoten ten deele van de stoffe gbecomen wt de earner der E. H. M. staten soo der geun. provin-tiën in 't ghemeyn, als int particulier van Hollandt) noodich gbetrocken in dese bedroefde vruchtbare tijden der ghevaer-lijcke, van ouds begravene nieuwicheden enz. 1611. 4.
Korte antwoorde op een lasterlick schrift, onlanghs uyt-ghegheven, sonder naeme des autheurs, ghenaemt De brandklocke. Ghestelt by forme van aenteeckeninghen. 1611. 4.
Misprysinghe aller niewicheden, die teghens de ovde leere ende ordre der kercken, onordentlijck hier te lande, nu ter tijdt, van sommighe worden in-gbevoert. Dat is, Verantwoordingbe Sebastianus Damman, tegbens die gbene welke hem 't onrecht bedencken ende beschuldighen, als oft by met die eens waer, welcke de huydendaechsche moeyten in Hollandt aenrechten, Nae de copye, ghedr. tot Zutphen — Ende nu tot Amst. 1611. 4.
Eecapitvlatie van seecker sermoen ghedaen den 16 Oc-tobris des jaers 1611 binnen Lieyden, door D. Festum Hommium Fris. 1611. 4.
Leere der waerheyt, van eenighe leerstveken die door de drijvers der nieuwicheden berispt ende ghelastert worden. Beschreven door Idzardum Nicolai f. franekerensem. Fran. 1611. 4.
Acte der gecommitteerde HH. raden van staten nopende het beroep D. Vorstij, nadat hy by hare ed. op eenige gravamina teghen hem geproduceert mondelijck gehoort was. Ghedaen in den Haghe den 19 Oct. 1610. — Missive der ghecommitteerde HH. raden van staten aen den welgeb. grave van Steynfurt. Aid. eod. dato. — Extract vyt de resolutiën van de heeren ridderschap, edelen ende steden van Hollandt ende West-Frieslandt ghenomen in haer ed. vergaderinghe ghehouden inden Haghe van den 28 Febr. ende naer voorgaende reces gecontinueert tot den 21 Meye 1611. — Volghen verscheyden attes-
233
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
tatiën D. Vorstio op sijn vertreck van Steynfurt nae Leyden medeghedeylt enz. 4.
Antwoordt den voorlooper D. Vorstii ghegheven van de kerckendienaers tot Leeuwarden. Leeuw. 1612. 4.
C. Vorstius, Bekentenisse over sommighe voornaemste hooft-pointen der christelijcker religie. Ten deele uyt zijne eyghene handtschriften. Ten deele uyt zijne private disputatiën. Ten deele uyt zijne gedicteerde lessen, ge-trouwelijc uytghetogen. Hier zijn by ghevoecht twee brieven, eene D. D. Parei aen D. D. Vorstium, de andere der theologanten van Basel, aen de pastoeren des graef-scbaps van Benthem, over de saecke D. D. Vorstii. Franek. 1612. 4.
Cleynen wech-wyser, ghestelt tot onderrichtinghe dei-een-voudighen , om de harten — claerlijck aen te wijsen, wat wegh sy moeten in-gaen, om van deselve en de ghe-nen die d'een of d'ander parthy zijn toeghedaen, recht te oordeelen. — Wtghegheven door Geer-aard van Vri-bvrch. 1612. 4.
C. Vorstius, Volcomender antwoort op eenighe twistschriften , onlangs by verscheyden broederen teghens hem uytgegheven, voornemelick op de verklaringe D. Sibrandi Lubberti, mitsgaders de naerder waerschouwinge der pre-dicanten tot Leeuwaerden etc. Leyd. 1612. 4.
C. Vorstius, Catalogus errorum, sive hallucinationum, D. Sibrandi Lvbberti; ex libello ipsius, cui titulum fecit: Declaratio responsionis etc. fideliter excerptus, cum brevi refutatione. Lugd. Bat. 1612. 4.
Verclaringhe der kercken-dienaers tot Leeuwarden over D. Vorstii volcomener antwoordt op de naerder-waer-schuwinghe. Leeuw. 1612. 4.
Schriftelicke conferentie, ghehovden tot Delff, den 26 ende 27 Februarij 1613 tusschen ses kercken-dienaren. Om te beramen eenighe bequaeme middelen, waer door de swaricheden, voor eenige jaren in de kercken hier te lande ontstaen, op het aldergevoechelickste af-gedaen, ende voort-aen goede vrede ende eenicheyt onderhouden soude connen werden. Delf 1613. 4.
234
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 235
Ordinum Hollandiae ac Westfrisiae pietas ab impro-bissimis multorum calumnijs, praesertim vero a nupera Sibrandi Lubberti epistola, quam ad reverend, archiep. cantuariensem scripsit, vindicata: per Hugonem Grotium eor. ord. fisci advocatum. Lugd. Bat. 1613. 4.
Der heeren staten van Hollandt ende quot;West-Vrieslandt godts-diensticheyt. Tegen veler scbandelicke calomnien, ende bysonder tegen den brief onlangs by Sibrandum Lubberti geschreven aen den eerw. aertsbiss. van Cantel-bercb. Verdedicbt door Hugo de Groot, barer ed. mo. advocaet fiscael. Overgbeset wt de latijnscbe spraecke. 's Gravenh. 1613. 4.
Brief D. Sibrandi Lubberti, prof. tot Franiker: gbe-scbreven aen den eerw. aertsbisschop van Cantelbercb, primat van Engbelandt etc. gbestelt voor seecker syn boeck tegen D. Conradum Vorstium. Met seeckere extracten uyt andere Sibrandi boecken ghetogen: daer acbter-aen gbestelt, ende aenwijsinge van de plaetsen, daer op de boochgel. beer, Hugo de Groot .... in sijn boeck ghenaemt: Der heeren staten etc. godtsdiensticheyt ghe-antwoort heeft. Wt het latyn ... overgheset. Delf 1613. 4.
Antwoort van Sibrandus Lvbbertvs op de gods-diens-ticheyt van Hugo de Groot. Overgheset uyt het latijns exemplaer. Franic. 1614. 4.
Goede trouwe Sibrandi Lvbberti aenghewesen uyt t' boeck by hem ghenoemt Antwoort op de godsdiensticheyt Hugonis Grotii. Leyd. 1614. 4.
Een seer heerlijck ende bysonder schriftmatich tractaet, ende verhandelinghe van de praedestinatie ofte voorver-ordeninge Godts. Eerst beschreven in den lat. tale van
Hieronymo Zanchio ..... Ende nu nieuwelijcks in onsen
nederl. sprake overgesettet door Sibrandum Vomelium, ghewesene dienaer der ghem. te Oosterbierum. Fran.
1614. 4.
J. Drvsius, Epistola ad fratres Belgas, in qua calum-nia diluitur recens sparsa de Logo creato. Leovard.
1615. 4.
Brief van Janvs Drvsivs, prof. van de hebr. tale in
236 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
de hooghe schoole tot Franeker, aen de nederlandtsche broeders. Waer in wederleyt wordt de valsche laste-ringhe van 't gheschapen Woordt, onlanx tegen den autheur gestroyt by Sibrandvs Lvbbertvs, prof. in de godheyt al-daer. Wt den latyne ghetrouwelijck verduytscht. 1615. 4.
Censure ofte oordeel der doorl. H. staten van Vries-landt over den brief van Johannes Drnsins geschreven aen de nederlandtsche broeders. Vyt-ghegheven door bevel van de voorgemelte heeren staten met den voornoemden brieff van D. Drusius. Wt den latyne vertaelt. 1616. 4.
J. Bogermannns, Praxis verae poenitentiae, sive medi-tationes in historiam lapsus Davidis. Herb. Nass. 1616.
Monster van de leere der amsterdamsche predicanten over de voornaemste poincten die huydendaechs ghedis-puteert werden tusschen de oude rechtgesinde die men remonstranten ende de nieuw-ghesinde, die men contraremonstranten noemt. Vervaet in 179 articulen. Ende ghetrocken wt hare, ende bysonder wt Jacobi Triglandij schriften teghen den eerw. Joan. Wtenbogaert. Waer by noch sijn gevoecht eenige andere nieuwicheden Festi Hom-mii ende Joannis Polyandri mede ghetrocken uyt hare schriften. Ten dienste van Maerten Jz. Brandt, toeck-vercoper tot Amsterdam, om by hem behandicht te werden aen den Autheur van de mancke ende twistrockenende staet der voornaemste quaestiën etc. Leyd. 1616. 4.
Verantwoordinge tegens de hevige predicatie Festi Hom-mii, gedaen in de Ste Pieters kereke tot Leyden den 16 October deses jaers 1616. Daerinne claerlijck bewe-sen wordt, hoe deselve Festus hem gheenssins en heeft gesuyvert, noch verontschuldicht, van de seltsame dolingen, hem aengewesen in 't Munster van de leere der amsterdamsche predicanten ..... Goude 1616. 4.
Copye van sekeren brief daer inne beantwoort wort de losse ende on-tijdige na-reden die Festus Hommius tot verantwoordinghe (van 't ghene hem inde Naemschermin-ghe jeghens zijne hevighe predicatie van den 16 October ten laste was gheleyt) terstont na de predicatie op den
GESCHIEDENIS. GODGELEEBDHEID. 237
6 November heeft ghedaen in de hoochlandsche kercke. Met een seecker discours over de selve na-reden; daer uyt men can sien wat men van de selve, ende van Festi handelinghe heeft te oordeelen. Gedr. in de Mater Salem (Amst. 1616.) 4.
Der jesuiten negotiatie ofte coop-handel, in de Veree-nichde Nederlanden tot ghemeenen beste. In druck uyt-ghegeven door last van de E. M. heeren ghedeput. staten van Vrieslandt. Ghedr. na de copye van Leeuwarden. A0. 1616. 4.
Nieuwe tijdinghe, hoe de arminianen teghen de reformeerde leeraers der christelijcker kercke hebben eenighe schimp ende spot ghemaect op eenen kerfstock enz. Franek. 1618. 4.
Monster van de nederlantsche verschillen ofte belyde-nisse der ghereformeerde kercken in Nederlant. Al waer onder elcken artijckel bygevoecht zijn de verschillende artyckelen inde welcke hedensdaechs sommighe leeraers der nederl. kercken, van de aengenomene leere schijnen te wijeken. Tot gherief vande aenstaende nationale synode .... uytghegheven van Festus Hommivs, bedienaer des H. evangelij tot Leyden. Alwaer tot denselvigen eynde bygedaen is d' overeenstemmighe der nederl. synode. Alles ... overgheset door Johannes a Lodensteyn, dienaer des Gr. quot;W. tot Soeterwoude. Leyd. 1618. 4.
Optima fides Festi Hommii, cuius specimen in citatione insignium locorum ex Thesibus privatis M. Simonis Epis-copij SS. theol. profess, demonstratur ex libro quem in-scripsit Specimen controversiarum belgicarum. Lugd. Bat. 1618. 4.
Eemonstrantie van Joannes Wtenbogaert ghepresenteert
in Nov. deses jaers 1618, Aen de____staten generael....
Nopende het presenteren van sijne verantwoordinge tegens seeckere beschuldingen Festi Hommij, aen den synodum nationalem, mitsgaders ronde verclaringhe over verschey-den geruchten t' onrecht hem nagestroyt. Leyd. 1618. 4.
Een kleene heldere ende klaere spieghel der theologie, waer inne op het alderlevendichste verthoont ende ghe-
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
sien wordt, hoe dat der contra-remonstranten leere niet uyt der joden, turcken, saracijnen, ende jesuwijten, etc. slijck-borne, maer uyt de springhende fonteyne des godtl. woorts gheschept ende gheput sy, teghen het schandelijck calumnieren van Joannes Wtenbogaert, Taurinus, ende andere remonstranten .... In 't licht uytghegheven door Dominicum Vinsemium, dienaer des H. euangeliums tot Schardam .... Amst. 1618. 4.
Nieuwe tijdinghe ghemaeckt ter eere Godts heylighe naem, ende die ghereformeerde steden, diet met sijnder princelijcke excellentie hebben ghehouden, ende van 't wt-voeren der arminiaensche predicanten, elck zijn spreucke op goede dicht ghestelt: seer ghenoeghelijck om te hoo-ren ofte lesen. Ghemaeckt door een goede patriot ende lief-hebber des vader-landts. Franek. 1620. 4.
Christelyck ende zedich vertoogh met een seer ernstige ende ootmoedige bede aen den provincialen synodum van Frieslandt, den 30 Mey, anno 1621 ghehouden binnen Sneeck, gedaen van een deel ledematen der ghereformeerde kercke te Doccum. 1621. 4.
Boëtius k Bolswert, Duyfkens en Willemynkens pel-grimagie tot haaren beminden binnen Jerusalem. Haar lieder tegenspoed, belet en einde. (1625.) 12.
Mysterien des nievwen harminiaenschen vrede vaens. Allen regenten des vaderlandts tot ernstighe opmerckinghe voorghesteldt. Door een liefhebber des vaderlandts. Haerl. 1627. 4.
F. Socinus, van Siena, Brieven aan zijn vrienden geschreven. In welken van meest alle hooftstukken der christelijke religie word gehandelt, en voor een van zijn voornaamste werken worden geacht. Na het jaar 1666. 4,
F. Socinus, Theologische lessen. Uyt het latijn ver-taelt, tweede dr. 1627. 4.
Theophilus Eleutherius, Verklaring over het 5oste kapittel van de profeet Esaias. 1627. 4.
F. Socinus, Van de geloofwaerdigheyt der H. schriftuur, tweede dr., met K. Vorstius, Verantwoordelijke voorreden, alsmede met een wijdloopig register verrijkt.
238
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 239
Mitsgaders F. Socinus, Schriftuurlyke lessen. Beyde door D. R. Kamphuyzen uyt het latijn vertaelt, en met geleerde aanteekeningen verciert. 1666. 4.
Copie van de missive van Dominicvs Vinsemivs, als predicant van het tucht-huys tot Amsterdam, aen syne •ghenaede Ernestvs Casimir, grave van Naszou enz., inhoudende de gelegentheyt ende beroerten van Amsterdam. 1630. 4.
Antwoordt ende wederlegginghe eenes briefs van D. Vinsemivs ghesonden aen Ernestvs-Casimir, grave van Nassau enz. 1630. 4.
Gespreek, dienende tot waerachtige ende deftige afleg-ginge van verscheyden leelicke blamatien ende versierde loghenen, bevonden in de onwaerachtighe verthooningh van 't ghepasseerde t' Amsterdam inde jaren 1627—1629, door eens versierden Vrbaens J. V. D., bykans JVDsche onghestuymicheydt uytghebraeckt. Amst. 1630. 4.
Copye van een voortreffelijcken brieff gesonden wt den name van de predicanten ende professoren van de gemeenten , academiën ende hogescholen van Zurich, Berne, Basel, ende Schafhuisen, mitsgaders ook der stad Geneve, aan de professoren in de academie tot Leiden, ende door haar aan alle professoren ende leraren der gemeenten van Nederland, handelende van d' over-groote vriheit ende stouticheit der arminiaansche factie. Leeuw. 1630. 4.
Dieryck Volckertsz. Coornherts Wercken, II dln. Amst. 1630. Fol.
Rippertus Sixtus, Geestehjcke tryumphe der kinderen Godts. 1632. 4. (Zonder titel.)
J. Downaam, Oorkussen der wereldsche menschen ende rustpeuluwe der kinderen Godes, dat is, een tractaet van de vleeschelijcke ende geestelijcke sorgeloosheyd. Vertaelt door T. Tegnejus. Leeuw. 1634.
Rippertus Sixtus, Troost-ryeke fonteyne der zalicheyt, ofte grondige verclaringe van den eenigen waren troost der geloovigen, beyde in leven ende sterven. Leeuw. 1644. 4.
Doolhof van Socia. Leeuw. 1643—1646. 12.
240 OESCHIEDENIS. GODGELEEKDHEID.
H. Montanus, Nietigheydt van den kinder-doop, tweede dr. Haerl. 1648.
T. Gr. a Brakel, Het geestelijke leven, ende de stand eens gelovigen mensches hier op aarden, uit Gods heilig woord vergadert en by een ghestelt. Utr. (1648.)
Focco Johannes, Proef-prsedicatien ofte voorbereydinge tot het H. avontmael des Heeren. Voorgestelt in XXX prsedicatien. Bolsw. 1648. 4.
H. Thombergius, De cleyne sandt-berch van parabolen ende gelijckenissen. Franek. 1549. 12.
T. Thaylor, Christi striidt ende overwinninge, ofte de leeuwe nyt den stamme Jndah, verwinnende den bries-schenden leenwe in syne drie helsche en vierighe tenta-tien. Overgeset in de nederlantsche spraecke door Petrvs Theodori. Bolsw. 1650. 4.
Noodtsaeckelijcke waerheydt, dat is, corte summa van de leere der zalicheydt: daer in voorgestelt en bewesen wordt, het rechtsinnich ghevoelen der gereformeerde kercke, noopende de meest-bekende poincten des gheschils, tus-schen haer, ende die haer remonstranten noemen. Spe-cialijck inghesteldt tot onderrechtinghe van de eenvoudighe binnen de stadt Dockum enz. Leeuw. 1650.
P. Koëller, Pietas regia, dat is de coninclijcke godtsa-ligheyt, ontleent uyt het exempel ende gebedt des coninghs Davids, uyt Ps. 51, vs. 12. Leeuw. 1651.
Hemelsche troost-borne teghen de banghste aenvech-tinghe, om de overblijffselen der zonde, met een scherpe spoore tot een godtzalich leven, in drie meditatiën ghe-opent, in dicht door Sibylle van Griethuysen, ende in prose door Sibr. Francisci, Eydelshemius. Leeuw. 1651. 4.
J. H. Alstedius, 't Rackouws catechismus met sijn onder-soeck, vertaelt door J. Greyde. Item F. Socini, Hooft-summe der christelijcke religie, met de wederleg-ginghe van dien door C. Schotanus. Franek. 1652.
N. Arnoldus, Eeligio sociniana seu cathechesis raco-viana maior publicis disputationibus refutata. Franeq. 1654. 4.
GESCHIEDENIS. GOUGELEERDIIEID.
P. Mensonis, Tliieu sin- en spreuk-rijke predicatiën. Leeuw. 1658. 12.
P. Mensonis, Christelijke en stichtelijke meditatiën over eenige texten der H. schrifture. Leeuw. 1660. 12.
O
TJytgelesene engelsche boet-prcdikatien over sonderlinge texten op hun ingestelde maendelikse vasten, deur ver-scheydene treffelike godgeleerden voor het parlament van Engelland gedaen, II dln. Bolsv^. 1660, 1663. 4.
Iluyter op het faelpaerd, ofte doen en bedrijf van den koning der verschrickingen, in dertig uytgeleesene lijck-predikatiën, deur verscheydene vermaerde godgeleerden op sonderlinge tijden en plaetsen in engelse tael voorge-stelt. Bolsw. 1662. 4.
H. van Harinxma tot Haegh, Christelijck hand-boecx-ken bestaende in seven meditatiën ende gebeden, seer dienstich voor alle soorten van menschen, die de geeste-
lijcke wijsheyt beminnen--Met by-vouginge van een
brieff, geschreven door een rooms edelman, die de fondamenten der gereformeerde religie, kortelijk verhaelende,
de pauselijcke om verre stoot--Noch eennige brieven
van de heeren Balzac en P. du Moul, dese materie rakende — —. Oock een brieff aen den hartogh van Venetién, over het trouwen van de zee. Doek. (1663). 12.
J. Jansonius, Apostolische toet-steen, ontdeckende de valsche munte van de verdwaelde praeadamiten, soeckende het goddelijck aloï ende luyster des woordts te verbasteren , de waerheyt van de heylige schriftuire in twijff'el te trecken, ende de heerlijke schriften Mosis, ontrent de scheppinge van den eersten inensch, leugenachtigh te maecken, tweede dr. Leeuw. 1664. 12.
J. Wollebius, Kort begryp van de christelicke godts-geleertheydt. Vertaalt, en dese derde druck naerder over-sien door W. L., rechts-geleerde. Amst. 1664. 12.
Gellius Boëtius, De prophetische duyve, met een olijf-taxken, dat is: Troostelijcke en leersame bedenckingen over het tweede capittel des propheten Jone. Leeuw. 1665. 4.
Sixt. Brunsvelt, De spiegel der zonde, voorgehouden aan de tegenwoordige wereldt, en bezonder aan het zon-
241
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
dige Nederlandt. Ofte een klaare en naakte vertooninge van 't gruwelijke quaadt der zonde, in haare oorzaaken en droevige vruchten. Leeuw. 1665.
S. Brunsvelt, De leevendige christen in de doode we-reldt. Ofte een breede verklaringe van het geestelijk leeven der waarlijk wedergeboorene. Leeuw. 1666.
W. Schotanus Einckema, Kleyn-kudde-troost, ofte meditatiën over de troostlijke leer onses saligmakers Jesu Christi. Bolsw. 1668. 12.
E. Bomaeus, De getrouwe harder, ofte een voorstel van alle de princepaelste plichten die een dienaer Jesu Christi waerneemen moet, soo neffens hem selfs, als des Heeren dierbaere gemeynte. Voorgestelt over de woorden Pauli Act. XX, vs. 28. Leeuw. 1669. 4.
T. a Brakel, De trappen des geestelijken levens. Na zijn dood in 't licht gebracht door W. a Brakel, 5de dr. ütr. (1670.)
F. Elgersma, De herder Israels, dat is; een verklaringe over de vier eerste verssen van den 23 psalm. Leeuw. 1670. 4.
B. Bekker, De vaste spyse der volmaakten, bestaande in eenige grondige en schriftmatige verklaringe van de leere die begröepen is in den heidelbergschen catechismus. Franek. 1670.
B. Bekker, Noodig antwoordt op seker geschrifte onder den naame van advis der theologische faculteit tot Fra-neker over syn boek genaamdt vaste spyse der volmaakten- Leeuw. 1671.
C. Schotanus, Van de gronden der mennistery, ofte waerschouwinghe over 't bloed-tooneel der doopsgesinde van Thieleman Jansz. van Bracht. Leeuw. 1671. 12.
Verklaringe van de suy verheit des geloofs en leere van J. de Labadie, P. Yvon, P. du Lignon, herders, H. Schluter, P. Schluter, predikers, als oock mede van veele andere geloovigen, die God met malkanderen vereenigt heeft, om waare kerken te maken, gereformeert soo wel in leere, als in leven, bestier ende leydinge. Uyt het frans vertaalt. Herf. 1671.
242
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 243
D. Kenemau, Breuke der dochter Zions, ter occasie van de jongste tweespalt der hooger regeeringe in Friesland. Harl. 1673. 12.
Theod. Couperus, Een kort verhael van een gedane reys tot een christelijcke besoeckinge ende een minnelijke aensprake van drie leden Christi aen de nasaten, en vierige navolgers van D. Jean Labadie ende de onmin-nelijke en onbinnelijke ontmoetinge van deselve, aen de besoekers van haer vertoont, op den 26 July 1675 met een heylige en ernstige begeerte om van de oorsaeke van sulken liefdeloose bejegeninge door letteren nader onderrecht te werden. Leeuw. 1675. 4.
Korte onderrichtinge rakende den staat en de maniere van leven der persoenen die God quot;t'samen vergadert, en tot sijnen dienst vereenigt heeft, door de bedieninge sijnes getrouwen dienstknechts Joannes de Labadie en sijner broeders en mede-arbeiders P. Yvon en P. Dulignon. Hier word by gevoegt een brief aan Theod. Couperus tot antwoord op een geschrift door hem uitgegeven. Uit het frans vertaalt. Amst. 1675. 4.
Theod. Couperus, Een nootwendige verdediginge en bewaringe van de vorige letteren aen de discipulen van D. Jean de Labadie overgesonden, ende daer by de brief van P. Yvon haer predicant overgestiert, hier van woort tot woort in ordre onderscheyden en beantwoort. Leeuw. 1675. 4.
Waarschouwinge aan de friesche kerken tegen de doordringende schadelijke nieuwigheden in de religie. Trou-hertiglijk gedaan van de classis van de Sevenwouden. Leeuw. (1681). 12.
Waarschouwinge aan de friessche kerken, tegen den uytspoorigen yver van de classis van Sevenwolden, om den vervallen tooren van 'Babel weeder op te richten, door IV articulen de propaganda fide, onder de naam van vreedensarticulen voorgedragen, aan de E. synodus van Friesland, welkers paapsgelijke gronden naaktelijk vertoont werden. Leid., Amst., Gron., Leeuw. 1682.
Galenus Abrahamsz., Kort begryp van de anleyding,
244 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
tot de kennis van de christelyke godsdienst. Amst. 1682.
T. Paludanns, Academi-dansschool in weerwil van henr voorspraek gestoort, of beyde blauwe boekjes tot inhnl-dinge van de facnlteyt der dansknnde tot Franeker, uyt-gegeeven by den Heer Ulricus Huber, wederlegt. Leeuw.
1683. 12.
Korte bedenkingen op de gevoelens van eenige beroemde gereformeerde theologanten enz., nopens de dans-oefeninge. (Leeuw. 1683.) 12.
Tegen bericht op het bescheydt van de heer Ulricus Huber, tot bescherminge van zijn dans-meester van Franeker geheekelt ende geholpen. Leeuw. 1683. 12.
Rituale romanum óontractum et abbreviatum in usum sacerdotum, qui ad remota et periculosa loca subinde coguntur excurrere. Accedunt: Nomina propria Hollan-dorum accommodata nominibus sanctorum, qui in ecclesia celebrantur. Antw. 1684. Nomina propria frisica sanctorum nominibus applicata. Antwerp. 1684. 12.
P. Yvon, pasteur de l'eglise reformée retirée du monde et recoeuillie h Wiwert, Idee de Ia vraye religion. Amst.
1684. 12.
P. Yvon, Explication de la parabole de l'yvraye. Amst. 1683. 12.
J. de Labadie, Kort-begryp van 't rechte en ware christendom, tweede druck. Op nieuws uyt'et frans ver-taelt enz. Amst. 1685.
U. Huber, De concursu rationis et sacrae scripturae, liber ad J. van der Waeijen et H. A. Eoël, theol. professores. Praefixa est epistola, de occasione scripti, et subjectae quaedam theses examinatae. Franeq. 1687.
H. Witsius, Dissertatie epistolica ad U. Huberum, in qua de scripturae sacrae auctoritate divina ex sola ratione adstruenda, de operationibus spiritus sancti in electis, me-diatis an immediatis, de conscientia nunquam, aut ali-quando errante, placide disputatur; addita est oratio de praestantia veritatis euangelicae. Traj. ad Ehen. 1687.
H. van Halen, Judicium de positionibus quibusdam
GESCHIEDENIS. GODGEEEKKDHEIU.
franequeranis, in classe ultrajectina nupere ventilatis. Ad-ditu dissertatione de providentia divina reali et morali. ïraj. ad Rhen. 1688.
Foecke Floris, Beschermingh der waerheyt Godts; of schriftuyrlijcke verantwoording. Stuks-wijse of to;i deele gedaen op het boeck van Franciscus Elgersma, prod, tot Grrouw: geintijtuleert de rechtsinnige leere van liet sacrament des heyligen doops. Voorgestelt in acht deelen. Met noch een tweede tractatie over het symbolum, ende den inwendigen doop. Leeuw. 1687.
Klaar vertoog, dienende tot wederlegginge van do ongefondeerde beschuldingen, door Fr. Elgersma gedaan tot last van Foeke Floris, en andere christenen, die hy socinianen noemd. 1689.
Balth. Bekker, Bericht van den kinderdoop, briefswyse gesteld. Leeuw. 1690.
B. Bekker, Do betoverde weereld, zijnde een grondig ondersoek van 't gemeen gevoelen aangaande de geesten , derselver aart en vermogen, bewind en bedrijf: als ook 't gene de menschen door derselver kraght en gemein-schap doen. In twee boeken. Leeuw. 1691.
B. Bekker, De betoverde weereld, in vier boeken . Amst. 1691—1693. 4.
B, Bekker, De betoverde weereld, II dln. Devent. 1739. 4.
Verscheyde gedichten, so voor, als tegen het boek, ge-naamt: De betoverde weereld. Gedrukt voor de liefhebbers. 1691. 4.
De betoverde Bekker, ofte een overtuygent bewijs dat het boek van den heer Bekker, genaemt de betoverde weerelt, doorsaeyt is met de onredelijkste redenering, notoirste onwaarheeden en andere schadelijcke gevolgen'; waardoor de waare reeden verlogent, de waarheyt vervalst, en de deught ontsenuwt wert. 's Grav. 1691.
De gebannen duyvel weder ingeroepen, ofte het vonnis van doctor Bekker over den duyvel gevelt, in revisie gebraght. (1691.) 4.
Missive aon Balthazar Bekker, in 't korte ontdekkende
245
246 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
de gronden van sijn mis-grepen, begaen in sijn drie trac-taten de Betooverde weereld, over den prophete Daniel, en van de cometen. 's Gravenh. 1692. 4.
B. Bekker, Articulen tot satisfactie aan de eerw. classis van Amsterdam. Overgeleverd den 22 Januarij 1692. Wegens syn uytgegeven boek, genaamd de betoverde wereld. Leeuw. 1692.
Het zelfde werk. Amst. 4.
H. Brinck, Ongenoegsnme satisfactie, gedaan door den auteur van het boek, de betoverde wereld genaamt, in seekere artikelen, uitgegeven na den 22 Januarii laatstleden enz. Utr. 1692. 4.
Tweede missive aen Balthasar Bekker over sijn Betooverde weereld, Daniel en den 2den druk van de cometen enz. 's Gravenh. 1692. 4.
B. Bekker, Nodige bedenkingen op de niewe beweegingen, onlangs verwekt door den circulairen brief en andere middelen, tegen den auteur van 't boek de betoverde weereld. Amst. (1692). 4,
Kort en waarachtig verhaal van 't gebeurde tsedert den 31 Mey 1691 tot den 21 Augustus 1692. In den kerkenraad en classis van Amsterdam, en de synode van Noord-Holland. In de sake van Balthasar Bekker, over sijn boek genaamd de betoverde weereld. Amst. 1692. 4.
Viervoudige beantwoordinge van beswaarnissen, voorgesteld aan Balthasar Bekker, over sijn boek, genaamd de betoverde weereld. Amst. 1692. 4.
Den triumpheerenden duyvel spookende omtrent den berg van Parnassus en beginnende, na sijn gedaane tri-umph-spokery, te maaien over seekere hem nog in de weg zijnde swarigheden; gelijk meede over seekere nu in 't ligt gekomene medailje, of penning, verbeeldende de duyvelisten en derselver doen. (Middelb. 1692.) 4.
B. Bekker, Kort beright aangaande alle de schriften, welke over sijn boek de Betoverde weereld enen tijd lang heen en weder verwisseld zijn. Franek. 1692. 4.
E. van der Hooght, Korte aanmerkingen over de laatste schriften van Balthasar Bekker. In de welke ordentelijk
GESCHUEDEN1S. GODGELEEBDHEID.
wederlegt worden sijne viervoudige beantwoording, van vooren tot achteren, docli sijne andere schriften alleen maar in het noodigste. Met een klaare vertooning van Bekkers ontrouw, of veelvoudige en schreeuwende falsi-teiten. Amst. 1693. 4.
Acten ofte handelingen van de noordhollandsche syno-dus, gehouden binnen Edam en Alcmaar, 1691 en 1692. Kakende Dr- B. Bekker, en sijn boek de betoverde wereld, met alle documenten daartoe behoorende; met een voorreden, strekkende tot wederlegging van Dr- Bekkers remonstrantie en verdere exceptien tegen de competentie van de synodus. Ench. 1692. 4.
B. Bekker, Ondersoek en antwoord op 't request door de gedeputeerden der noordhollandsche synode tot Edam, in den herfst des jaars 1691 ingegeven aan de heeren van Holland en Westfriesland tegen sijn boek de betoverde weereld. Amst. 1693. 4.
B. Bekker, Brief aan den doorlugtigen hooghgeboo-fenen prinsse Hendrik Kasimyr, mitsgaders aan d' edele mogende heeren, de gedeputeerde staten van Friesland. Over de opdraght voor het boek van J. van der Waeyen, tegens hem uitgegeven. Amst. 1693. 4.
B. Bekker, Brief aan Joost de Smeth, Willem Weyer en Nikolaas van der Hagen, tot antwoord op den brief van den professor van der Waeyen aan deselven, gesteld voor sijn boeck genaamd de betoverde weereld van B. B. ondersocht en wederleid. Amst. 1693. 4.
B. Bekker, Ondersoek van de betekeninge der kometen, by gelegentheid van de genen die in de jaren 1680, 1681 en 1682 geschenen hebben. Desen tweden druk met noch een hoofdstuk, dienende tot eene narede, vermeerderd. Hier achter is bygevoegd een beright en na-beright aangaande de oost en westvindinge, voorgegeven van Liuwe Willems Graaf, door denselfden auteur. Leuw. 1692.
Het zelfde werk. Amst. 4.
J. van der Waeyen, De Betooverde weereld van Bal-thasar Bekker ondersogt en weederlegt. Franek. 1693. 4.
247
248 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
De herstelde duyvel, ofte waerachtige historie van het bedrijf van den boosen geest tot Nieukerken, een dorp in 't graafschap Meurs, waer van getuygen zyn eenige hondert menschen ende verscheidene magistraets persoenen ende praedicanten als nog in 't leven wesende. Om te dienen tot oovertuyginge van den heere B. Becker ende wederlegginge van desselfs vreemde stellingen in zyne betooverde werelt, als of het maer alleene tolletjes waeren dat er spoocken zyn, ende tydelyx geesten aen de menschen verschynen. Gedrukt onder de degel.
1695. 4.
B. Bekkers en insonderheyd sijner voedsterlingen onkunde , onbescheidentheyd en dwaalingen kort en klaar ontdekt door een discipel van J. van der Waeyen en voedsterling van de academie van Friesland. Franek.
1696. 4.
B. Bekker, üitlegginge van den propheet Daniël. Amst. 1698. 4.
J. H. Bekker, Sterfbedde van den eerwaarden, godsali-gen en seer geleerden D0- Balth. Bekker, in syn leeven s. t. d. en predikant tot Amsterdam. Ofte een oprecht bericht hoe hy sich gedurende sijne siekte gedragen heeft; voornamentlijk voorgestelt uit sijne redenen tegens verscheidene gebruikt: en sulks na een voorafgaande kort ontwerp van sijn leeven, volgens sijn eigen handschrift. Amst. (1698). 4.
Het sterfbed van D0- B. Bekker verdeedigt, tegen de liefdeloose misduydingen van den autheur der soogenaamde noodige aanmerkingen enz., vervat in twee brieven ge-schreeven aan N. N., in welke ook begrepen is een verklaaring over Matth. 12; 22—26, alwaar van het ryke des satans, en de sonde tegen den H. geest gesprooken word. Amst. 1699. 4.
H. Keynskens, Een verklaringe over het ongenoegen der soogenaemde doopsgesinde christenen in Molqueern. Work. 1695.
Brief van Joh. van der Waeyen, ter wederlegginge van seekere brief geschreeven bij D. Pontiaen van Hat-
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 249
tem, met een voorreede daer in eenige gedagten noopens de so genaamde Hebreen. Franek. 1696. 4.
Jan Klaasz. van Grouw, De leer der doopsgezinden, verdedigd tegen de vremde misduidingen van Douwe Feddriks, in zyn boekje, genoemd: Der mennonisten leer, met een aanhangsel van brieven over dezelve stof, gewisseld tusschen Jan Klaasz. van Grouw, en Engel Arendsz. van Dooregeest. Amst. 1702.
J. Placaeus, Opera omnia in unum corpus nunc pri-mum collecta, in quo gallice ab auctore scripta latinitate donata comparent, II torn. Franek. 1702, 1703. (Met dedicatie van het 1ste dl. aan Hobbe Baard van Sminia, van het 2de dl. aan Johannes Beuker.)
J. Adolphsz,, De waare oorspronk, voort- en onder-gank des satans, dienende voor een inleiding tot de by-belsche godgeleerdheid en het waare christendom. Work. 1703.
H. van Deventer, De laatste monarchie, ofte het aanstaande heerlijk en langdurig koningrijke van vorst Messias en zijne heyligen op aarde, 's Gravenh. 1708.
Copia van de brief van de HH. staaten geschreeven aan het canton Bern tot voorspraak van de verdrukte doopsgezinde, 15 Maart 1710. Fol.
Alipius Palaeopistus, De gewaande verwoesting van het ryk der toveraars en toveressen, door de verdigte kragt van een vreemde medaille. Vertoond in vier zamenspra-ken tusschen Prudentius en Simplicius. Leeuw. 1711.
R. Andala, Syntagma theologico-physico-metaphysicum. Franeq. 1711. 4.
R. Meijer, De heidelbergsche catechismus, of onder-wijzinge in de christelijke leere, tot algemeene nut voor 't christendom in rijm gestelt. Ende nuw, weeder als uit de aarde gedolven, van voornaame fouten gezuivert ende naa netter spellinge geschikt door A. Burna. Leeuw. 1716.
Den schepper en zyn bestier te kennen in zyne schepselen, volgens het licht der reden en wiskonst, tot opbouw van eerbiedigen godsdienst, en vernietiging van alle
250 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
grondslag van atheistery, als mede tot een regtzinnig ge-bruyk van de philosophic. Amst. 1716.
D. Goltzius, Alder-laatste dingen nu in 't licht gebracht. Bestaande: 1. In een dankbare erkentenisse aan Gods goedertierentheit over de vervullinge van sijn vyf-tichjarige predikdienst. 2. In eenige uytgelesene texten des O. T., by manier van predikatiën verhandelt. 3. In een laatste afscheid predikatie tot Hindelopen. Work. 1720.
H. Sibersma, Een lamp en ligt voor 't oude en nieuwe Israel, of verklaring over de uiterlyke dingen der wet, — wyders over de groote versoendag en het feest der loofhutten. En hoe alle dese dingen, als tekens, Israel wesen op de offerhande van de Messias. Amst. 1723.
H. Sibersma, De graveersels of merktekens van de Messias, die hy hebben sonw, volgens Mozes en de profeten, en dat die merktekens in de Heere Jesus vervult zyn, en hy dierhalven is de beloofde Messias. Amst. 1724.
L. T. K. H., Drie gewigtige bedenkingen des gemoeds, benevens den weg tot heil, als mede eenige zededichten door H. T. K. Jr- Amst. 1728.
Verhandeling van het leven en 't sterven, wei-eer ïn 't fransch beschreven door Philips van Mornay, heere van Plessis-Marly, en nu in 't nederduitsch vertaelt, waer achter bygevoegt is Pletho van de vier hoofddeugden. Amst. 1728.
Vier wonder-spreuken, nader uytgebreyd van een christen in zijn zwakke lichaams staat, om zig tot een zalige dood te bereyden, tot troost van zijn ziele en tot ver-heerlijkinge van Gods naam. Sneek 1731. 4.
H. Venema, Korte verdediging van syne eere en leere, alsmede eene duidelyke verklaringe van de schoolgeschil-len over het verbondt der werken, de middelyke of on-middelyke toereekeninge van Adams sonde, de dadelyke en lydelyke gehoorsaamheit van Jesus Christus, het algemeen besluit der praedestinatie met het bysonder gepaart. Leeuw, en Harl. 1735.
Herderlyke en vaderlyke brief houdende aan de bloey-
GESCHIEDENIS. GODGELEEEDHEID. 251
ende hervormde gemeente binnen deze stad vergadert, tot ontdekkinge van, en waarschouwinge tegen de gevaarlyke dwalingen van die lieden, de welke onder den naam van hernhuthers bekend zyn, geschreven van de predikanten en ouderlingen des kerkenraads van Amsteldam. Amst. 1738. 4.
Antwoord op de zeven redenen vervat in het protest van F. de Bruin tegen den pastoraalen brief van den kerkenraad te Amsteldam (1733). 4.
J. du Vignon, Leere en leydinge der labadisten ontdekt en wederlegt in een antwoord op Yvons examen over onze trouwhertige waarschouwinge door W. a Bra-kel. Kotterd. 1738.
J. W. Wigersma, Het seekerste middel ter verkryginge van een oprechte ziels-begeerte ofte het godtvruchtig gedrag van Hanna de moeder Samuels, vertoont in een leerreeden over 1 Sam. I, 11. Leeuw. 1740.
(W. Falck) Eene korte zelfs ziels-gedachten, of een alleenspraak der ziele, over de woorden van onzen Hey-land en Zaligmaker Jesus, Matth. XI, vs. 28, 29 enz.
Kort ontwerp van de lere der waarheid, die na de de godzaligheid is. Opgestelt door eenige bedienaars des heyligen euangeliums, ten dienste van haare toebetrouwde gemeentens, zesde dr. Amst. 1740.
Deductie voor het regt van de vrijheid van geloove, godsdienst en conscientie, gevoegd by een request op den naam van de doopsgezinde gemeenten in Friesland ingeleverd aan de ed. mog. heeren staaten der gemelde provincie. 1740. Fol.
Het Gods kerk en hooge overigheit lasterend schimp-gedigt der sociniaans gesinde in Frieslants hooge kerkvergadering in den jare 1740 gestrooit beantwoordt door een liefhebber der waarheit. Rotterd. 1741. 4.
Examen of eenige vragen voorgesteld aan den schrijver van de noodwendige voorzorg of de zoogenaamde beant-woordinge van de deductie der doopsgezinden. Harl. 1741. 4.
Nader verklaring wegens het oogmerk en den inhoudt
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
der nodige voorzorg tot beantwoording van enige vragen die men daar omtrent heeft voorgestelt. Leeuw. 1741. 4.
Extract uit het resolutie boek der gedeputeerde staten van Friesland en derzelver aanschryving aan de professoren van de theologische faculteit, tot Leyden, Utrecht, Franeker, Groningen, Harderwyk, mitsgaders aan de respective dassen van Friesland. En daar op gevolgde stukken en advysen van de gemelde faculteiten en dassen, rakende het bekende en alom verspreide boek van J. Stinstra, over de natuur en gesteltheid van Christus koningryk enz. Leeuw. 1742. 4.
Aan den hoog eerw. hoog gel. heere H. Venema, hoog-leeraer in de heilige godgeleerdheid enz., over deszelfs christelyk advys aan de heeren gedeputeerde staeten van Vriesland, op derzelver hoog verzoek ingegeeven nopens zeker boekje van Joh. Stinstra. (1742). 4.
Joannes Stinstra, Eemonstrantie aan de heeren staaten van Friesland ingeleeverd op 27 Februarij 1742. Amst. 1742. 4.
P. Hofstede Johz., De waarheid in Friesland tegens de aanslagen der kettery verdedigt en in haar oudeu luister hersteld door het christelyk gedrag van de E. M. heeren gedeputeerden, in alle deelen goedgekeurd en be-kragtigt van H. E. M. heeren staaten deezes lands. In digtmaat uitgebreid. Leeuw. 1742. 4.
Vriendelyke brief aan de doopsgezinde kerkenraad van Harlingen, tot wederlegging hunner requesten en memorie, onlangs aan 't collegie der E. M. heeren gedeputeerde staaten van Friesland gepresenteert tot herstel van Ds- Joh. Stinstra in zyn predikdienst. Geschreven door een doopsgezinde broeder, eerste brief. Leeuw.
1748.
Zamenspraak tusschen drie vrienden over het beroemde hoek van I. Fennema, genaamt de verborgentheit des kruises voorgetoont in Job. Leeuw. 1749. 4.
I. Fennema, Een brief behelsende een andwoord op 't laster- en scend-scrift van een naamloos scryver. Leeuw.
1749. 4.
252
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 253
J. Beets, Brief tot vermaaning en waarschouwing, aan eenige broederen en zusteren, zo in de provintie van Vriesland als elders, by gelegenheid van de bekende aanmerkingen betreffende de hernhutsche gemeente, tweede dr. Hoorn 1749.
Th. Scheltinga, Afscheid genomen van de gemeente van Arnhem, met eene leer-reden over Ephes. VI: 23. Harderw. 1750. 4.
J. Stinstra, Waarschuwinge tegen de geestdrijverij vervat in een brief aan de doopsgezinden in Friesland- Harl.
1750.
Zedige aanmerkingen over het zedeloos verdedigen van de brief van Joan. Stinstra, genaamt Waarschouwinge tegen de geestdryvery. Eedeloos beredeneert door J. B. Dorree, tegens de trouwhertige waarschouwing door J. Bosch. Leeuw. 1751.
J. P. Dorree, De geest van Jac. Bosch, volgens zyn trouhertige waarschouwing beproeft. En de reden van Joh. Stinstra, na zyn ed. vermaninge beredeneert. Leeuw.
1751.
J. P. Dorree, Vervolg van de geest van Jac. Bosch enz. waarin de uitmuntende J. v. Lodensteyn tegen de solifidistery verdedigt word. Leeuw. 1751.
Lofreede op den trouwhartigen, waarschuwenden, vree-delievenden, alomberugten en geenzints verdagten heere Jac. Bosch, ter geleegenheid van zyn verstandig, door-wrogt, en met doorslaande blyken van een exacte belee-zenheid voorzien werkje, genaamt Trouwhartige waarschouwinge tegen het doodelyk banket, opgedischt op een doopsgezinde schotel, door Joh. Stinstra, berugt, verdagt en zoogenaamd leeraar der doopsgezinden te Harlingen, gehouden in 't genootschap der petits scavans, door Blankenburg junior.
Jacobus Bosch, schryver en weever te Leeuwarden, ontmaskerd. Hekeldigten.
J. Stinstra, Lettre pastorale contre le fanatisme, adressée aux mennonites de Frise. Traduite du Hollandois. a Leide
1752.
254 GESCHIEDENIS. GODGELEEBDHEFD.
Brief van een vader aan zyn zoon over twee brieven van een zoon aan zyn vader, wegens het berugte werk te Nieuwkerk, tweede druk. Amst. 1750. 4.
Nodige verantwoording weegens den brief van een vader aan syn soon, geschreven over de twee brieven van een soon aan syn vader, betrekkelyk tot het berugte werk te Nieuw-Kerk. Toegepast op een bekentmaking door D0- Kuipers, gedaan in de boeksaal van Juny 1750. 's Gravenh. 1750. 4.
Briev van G. Kuypers, predikant te Nieuwkerk op de Veluwe, aan de leeraaren onzer kerk. Leiden 1751. 4.
Theophilus Frisius, Schriftuurlyk onderzoek over het werk der bekeering zo in Gelderlandt als elders, in onze dagen. Leeuw. 1751. 4.
Versameling van de resolutiën van de heeren staten van Overyssel, genomen wegens de zaake van D0- Anto-nius van der Os, bedienaar des goddelyken woordts te Zwolle, mitsgaders eenige andere publieke stucken daar toe specterende. Dordr. enz.
N, Holtius, Saakelyke verdediging van waarheyd en geregtigheyd tegens de consideratiën van een ongenoemd schryver op een brief van N. Holtius aan den heer professor B. de Moor, over het soo genaamd advys der hollandse theolgische faculteyt, betreffende de saaken van Do. Ant. van der Os. Leyd. 1752. 4.
Nauwkeurig onderzoek over de woorden of periode van Jac. Doitsma, predikant te Zwolle, door syn eerw. in een briev, geschreven aan de heer professor J. van den Ho-nert, ter nedergestelt. (1752.)
J. a Marck, Compendium theologiae christianae didac-aco-elencticum, ed. tertia. Accedunt positionum theo-logicarum centuriae decem. Amst. et Traj. ad Rhen. 1752. 4-
Grondige en bondige wederlegginge der zogenaamde dassicale decisie gestreken binnen Leeuwarden 19 September 1753, door de classicaale gecommitteerden van de luthersche gemeentens van Amsterdam, Groningen, Deventer en Zwolle, over de gewaande grieven tegens de leere van D0- P. L. St. Muller. Leeuw. 1753. Fol.
GK8CHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 255
Aanbiedinge en uitnodiginge van Do. P. L. St. Muller, aan die gene, dewelke iets tegens zyne leere hebben, gedaan in een na-rede op de predikaatsie van 2 December 1753, over Hebr. XL, 1. Wanneer zyn. E. handelde over het wezen van het ware zaligmakende gelove. Fol.
De wereld tot een onpartydig oordeel geroepen over de brieven, papieren, pointen van beschuldigingen, vraa-gen, antwoorden, protesten en defensien, gevallen by het eerwaarde consistorium der luthersche gemeente te Amsterdam .... over de leere en voorgevalle procedure van Ph. L. Statins Muller, predikant der luthersche gemeente te Leeuwarden. (1753.) Fol.
Missive der lutersche kerkenraad van Leeuwarden aan de eerwaarde kerkenraaden der luthersche gemeentens in Nederland, behelzende een zakelyk verhaal nopens het geene by hun is voorgevallen, ten opzigte van de kettery ende onregtzinnigheit, waar mede men zegt, dat hun eerw. leeraar, de heer Ph. L. Statins Muller, besmet zoude zyn. (1753.) Bol.
Tweede missive der luthersche kerkenraad van Leeuwaarden aan de eerwaarde kerken-raaden der luthersche gemeentens in Nederland, behelzende een verder zakelyk verhaal, van het gene by hun zedert den 4 April 1753 is voorgevallen ten opzigte van de kettery en onregtsin-nigheit, waar mede men zegt, dat hun eerwaarde leeraar de heer Philippus Ludovicus Statius Muller besmet zoude zyn. Leeuw. 1753.
J. P. de Schiffart, Het algemeen en bysonder besluit en desselfs uitvoering in desselfs natuur en aart, alsmede in desselfs onderscheid van de leere der gereformeerde kerke, onpartydig voorgestelt en wederlegt. Leeuw. 1754.
Taylor ontdekt, of sociniaanse stellingen ontdekt in 't boek van Taylor, predikant te Norwich. Handelende van de leere der verzoening. Leeuw. 1754
De continueerende geschillen onder de protestanten in Zwitzerland. Uit het hoogd. vertaalt door J. P. D. Harl. 1757.
G. T. de Cock, De kristelijke liefde in haaren waaren
256 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
aart, voorwerpen en eigenschappen voorgesteld, en aangedrongen, in eene redenvoeringe over Joh. XV, vs. 17. Leeuw. 1765.
L. Meyer, Zeedige aanmerkingen over de kristelyke liefde zo als dezelve in eene leerreden over Joh. XV, 17 in Vrieslands hoofdkerk is voorgesteld en vervolgens in druk gegeven van den weleerw. heer G. T. de Cock. Leeuw. 1766.
Historisch verhaal van het voorgevallene in de herugte zaak van D0- Gr. T. de Cock, predikant te Beetgum, onder de classis van Leeuwaarden, verdagt en aangeklaagd over onrechtzinnigheid in de leer, voorzien met alle daartoe behoorende stukken. Gron. enz. (1766).
Briev van een liefhebber der waarheit en geregtigheid, aan een zyner vrienden. Aangaande de zoo veel gerugt verwekt hebbende predicatie door D3- G. T. de Cock op den 3 Februarij 1765 uitgesprooken enz. Zwolle enz.
Appoinctement op het request door de E. classis van Leeuwaarden aan den prinse erfstadhouder, in de zaak van D3- de Cock gepresenteert; en de daarop gevolgde resolutie dier classis. Mitsgaders de missive van dankzegging door dezelve deswegens gezonden aan zyne hoog-heit. 's Gravenh. 1766.
Handelingen van de gecommitteerden in de saake van D0- G. T. de Cock, predikant te Beetgum, op order en last van de eerw. classis van Leeuwarden, tot dienst van derzei ver respective leden gedrukt. Leeuw. 1766.
Aan den berugten heer Jlliberius Chaucus, den orateur cum sociis. 4.
Bulla in coena domini van Paus Leo den X. Uit het latyn in het hoogduitsch vertaalt door Dr- Martinus Lu-therus. Met deszelfs aanmerkingen op deze bulle . opgedragen ten nieuwen jaare, aan den allerheiligsten stoel te Romen, anno 1522. Nu, uit het hoogduitsch vertaalt. Amst. 1769.
Vrindelyke brief aan de doopsgezinde kerkenraad te Makkum. (1771.) (Betrekkelijk het stemmen van twee opzieners enz.)
GESCHIEDENIS. GODGELEEEDHEID.
A. van de Cop, Leerredenen over 1 Cor. XVI, 23, 24, en Hand. XVI, 9, 10, ter afscheid van Campen en ter intreede te Leeuwarden. Met eene opdragt en voorbericht door A. Mandt. Amst. 1780. 4.
Alle de werken van Johannes Mecima, in leven chi-mist en drogist en medelid van 't genootschap te Bazel, ter bevordering van de reine leere, te Harlingen, in Nederland.
Samenspraken der doden. Naar het grieksch van Lu-cianus. In het nederduitsch overgezet en met aanmerkingen uitgegeven, door B. V. F. Utr. 1791.
Korte verhandeling of gedachte over het herinneringsvermogen, in betrekking tot des menschen toestand na den dood; ter gelegenheid van het onderzoek van den heer prof. Villaume, over de vraag: Zullen wij ons in het toekomstige leven het tegenwoordige herinneren? Uit het hoogduitsch. Bergen op Zoom 1793.
H. Lemke, Verhandeling over de waarzeggeryen, dui-velsbezweeringen, toveryen en spokeryen. Harl. 1801.
B. van Weemen, Iets tot stichting. Leeuw. 1802.
J. Vitringa Coulon, Eedevoering over het verhevene, maar ook tevens het nog zeer onvolkomene van de men-schelijke kennis, zelfs bij den grootsten wijsgeer en natuuronderzoeker; en over eenige godsdienstige gedachten, die, door de overweging hiervan, gestadig bij hem kunnen en behooren op te komen. Leeuw. 1833.
J. J. Ie Eoy en U. A. Evertsz, Verhandelingen ter beantwoording der vraag: daar er heden hevig getwist wordt over den grond van het oppergezag en de pligten van overheden en onderdanen, wordt gevraagd, welke waarheden en voorschriften nopens deze beiden door Christus en zijne apostelen zijn gesteld, en hoe daaruit de hedendaagsche verschillen moeten beslist worden. Uitgegeven en de eerste bekroond door het Stolpiaansch Legaat. Leid. 1834. 4.
Gr. Groen van Prinsterer, Ongeloof en revolutie. Eene reeks van historische voorlezingen. Leid. 1847.
H. J, Koenen, Redevoering uitgesproken in de open-
17
257
256 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
aart, voorwerpen en eigenschappen voorgesteld, en aangedrongen, in eene redenvoeringe over Joh. XV, vs. 17. Leeuw. 1765.
L. Meyer, Zeedige aanmerkingen over de kristelyke liefde zo als dezelve in eene leerreden over Joh. XV, 17 in Vrieslands hoofdkerk is voorgesteld en vervolgens in druk gegeven van den weleerw. heer G. T. de Cock. Leeuw. 1766.
Historisch verhaal van het voorgevallene in de berugte zaak van D0- Gr. T. de Cock, predikant te Beetgum, onder de classis van Leeuwaarden, verdagt en aangeklaagd over onrechtzinnigheid in de leer, voorzien met alle daartoe behoorende stukken. Gron. enz. (1766).
Briev van een liefhebber der waarheit en geregtigheid, aan een zyner vrienden. Aangaande de zoo veel gerugt verwekt hebbende predicatie door Ds- G. T. de Cock op den 3 February 1765 uitgesprooken enz. Zwolle enz.
Appoinctement op het request door de E. classis van Leeuwaarden aan den prinse erfstadhouder, in de zaak van Ds- de Cock gepresenteert; en de daarop gevolgde resolutie dier classis. Mitsgaders de missive van dankzegging door dezelve deswegens gezonden aan zyne hoog-heit. 's Gravenh. 1766.
Handelingen van de gecommitteerden in de saake van D0- G. T. de Cock, predikant te Beetgum, op order en last van de eerw. classis van Leeuwarden, tot dienst van derzelver respective leden gedrukt. Leeuw. 1766.
Aan den berugten heer Jlliberius Chaucus, den orateur cum sociis. 4.
Bulla in coena domini van Paus Leo den X. Uit het latyn in het hoogduitsch vertaalt door Dr- Martinus Lu-therus. Met deszelfs aanmerkingen op deze bulle, opgedragen ten nieuwen jaare, aan den allerheiligsten stoel te Romen, anno 1522. Nu, uit het hoogduitsch vertaalt. Amst. 1769.
Vrindelyke brief aan de doopsgezinde kerkenraad te Makkum. (1771.) (Betrekkelijk het stemmen van twee opzieners enz.)
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
A. van de Cop, Leerredenen over 1 Cor. XVI, 23, 24, en Hand. XVI, 9, 10, ter afscheid van Campen en ter intreede te Leeuwarden. Met eene opdragt en voorbericht door A. Mandt. Amst. 1780. 4.
Alle de werken van Johannes Mecima, in leven chi-mist en drogist en medelid van 't genootschap te Bazel, ter bevordering van de reine leere, te Harlingen, in Nederland.
Samenspraken der doden. Naar het grieksch van Lu-cianus. In het nederduitsch overgezet en met aanmerkingen uitgegeven, door B. V. F. TJtr. 1791.
Korte verhandeling of gedachte over het herinneringsvermogen, in betrekking tot des menschen toestand na den dood; ter gelegenheid van het onderzoek van den heer prof. Villaume, over de vraag: Zullen wij ons in het toekomstige leven het tegenwoordige herinneren? Uit het hoogduitsch. Bergen op Zoom 1793.
H. Lemke, Verhandeling over de waarzeggeryen, dui-velsbezweeringen, toveryen en spokeryen. Harl. 1801.
B. van Weemen, Iets tot stichting. Leeuw. 1802.
J. Vitringa Coulon, Eedevoering over het verhevene, maar ook tevens het nog zeer onvolkomene van de men-schelijke kennis, zelfs bij den grootsten wijsgeer en natuuronderzoeker; en over eenige godsdienstige gedachten, die, door de overweging hiervan, gestadig bij hem kunnen en behooren op te komen. Leeuw. 1833.
J. J. Ie Roy en U. A. Evertsz, Verhandelingen ter beantwoording der vraag: daar er heden hevig getwist wordt over den grond van het oppergezag en de pligten van overheden en onderdanen, wordt gevraagd, welke waarheden en voorschriften nopens deze beiden door Christus en zijne apostelen zijn gesteld, en hoe daaruit de hedendaagsche verschillen moeten beslist worden. Uitgegeven en de eerste bekroond door het Stolpiaansch Legaat. Leid. 1834. 4.
Gr. Groen van Prinsterer, Ongeloof en revolutie. Eene reeks van historische voorlezingen. Leid. 1847.
H. J, Koenen, Redevoering uitgesproken in de open-
17
257
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
bare bijeenkomst gehouden in de remonstrantsclie kerk te Rotterdam, den 26 Mei 1852.
H. Q. Janssen, Afscheidsrede te Vrouwepolder en intreerede te Sint Anna Ter Muiden, gehouden 25 Maart en 1 April 1855. Middelb.
Akademische Oratie n.
H. Witzius, Oratio inauguralis exhibens speciem veri ac sinceri theologi. Franeq. 1675. Fol.
H. Pontanus, Oratio inauguralis de columna nubis et ignis. Traject, ad Ehen. 1700. 4.
J. van der Waeyen, Oratio inauguralis de impotentia hominis animalis ad capienda ea quae sunt spiritus Dei. Franeq. 1707. Fol.
N. Grürtlerus, Oratio inauguralis de vili contemtoque statu Jesu Christi, post ipsius introitum in gloriam. Franeq. 1707. Fol.
R. Andala, Oratio inauguralis de sapientiae initio re-verentia Jehovae. Franeq. 1713. FoL
J. C. Rungius, Oratio inauguralis de politicis gentilium et maxime Romanorum sacris. Franeq. 1722. Fol.
H. Venema, Oratio inauguralis de zelo veritatis et pietatis genuino et charitatis pleno. Franeq. 1724. Fol.
A. W. Melchioris, Oratio inauguralis de necessario veritatis et pietatis conjugio. Franeq. 1724. Fol.
P. Laan, Oratio inauguralis de prudentia theologo ob-servanda. Franeq. 1739. Fol.
P. Conradi, Oratio inauguralis de necessariis theologi polemici virtutibus. Franeq. 1741. Fol.
JE. Gillissen, Oratio inauguralis de praesentibus fundi theologici calamitatibus. Franeq. 1749. Fol.
W. G. Muys, Opuscula posthuma, seu sermones academici de selectis materiis, et dissertatio de distinctione mentis et corporis, cum H. Venema, oratione funebri in ejus memoriam. Leov. et Franeq. 1749. 4.
P. Conradi, Sermo academicus de necessario sed probe
258
GESCHIEDENIS. GODGELEEUU^EID.
administrando rationis usu in religionis revelatae negotio. Franeq. 1752. 4.
JE. Gillissen, Oratio de deistis praestantiam religionis christianae declarantibus. Franeq. 1762. 4.
S. H. Manger, Oratio inauguralis de incremento philo-logiae sacrae ab idonea Arabiae atque Palaestinae explorations speranda. Franeq. 1762. Fol.
-ZE. Gillissen, Oratio de veterum haereticorum injusta defensione. Lugd. Bat. 1765. 4.
E. Hollebeek, Oratio de divinae revelationis in Belgio contemtu, atque caussis ejus praecipuis, Lugd. Bat. 1765. 4.
J. H. Verschuir, Oratio inauguralis de interpretatione S. S. veteris testamenti grammatica, lioc nostro seculo ad magnum perfectionis gradum perducta porroque ad majorem perducenda. Franeq. 1767. Fol.
S. H. Manger, Oratio inauguralis de fatis christianae religionis apud Arabas. Franeq. 1767. Fol.
C. Jongsma, Jo. Eatelband, Inwijings redevoering over de christelijke godvrucht, den godgeleerden volstrekt nood-, zakelijk. In het nederduitsch vertaald. Leeuw. 1767. 4.
P. Conradi, Sermo academicus de stupendo euangelii, ab apostolis per orbem praedicati, successu, christianae religionis veritatem extra omnem dubitationis aleam col-locante. Franeq. 1767. 4.
G. Lemke, Akademische redevoering van den hoogeerwaarden en hoog-geleerden heere Petrus Conradi, hoogleeraar in de heilige godgeleerdheid aan Frieslands hooge-school, over den verbaazenden voortgang van het door de apostels in de wereld gepredikt euangelij, als een ontwijffelbaar bewijs voor de waarheid van den christelij-ken godsdienst, in 't neêrduitsch vertaald. Amst. 1767. 4.
S. H. Manger, Redevoering over de onderscheidene middelen in de christelijke kerk aangewend, tot wegneming van godsdienst-geschillen. Medegedeeld door G. H. M. Delprat.
J. Ratelband, Sermo academicus de librorum apocry-phorum, ut vocant, lectione et excussione omnibus chris-tianis utili et necessaria. Franeq. 1781. 4.
259
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
bare bijeenkomst geHouden in de remonstrantsche kerk te Rotterdam, den 26 Mei 1852.
H. Q. Janssen, Afscheidsrede te Vrouwepolder en in-treêrede te Sint Anna Ter Muiden, gehouden 25 Maart en 1 April 1855. Middelb.
Akademische Oratie n.
H. Witzius, Oratio inauguralis exhibens speciem veri ac sinceri theologi. Franeq. 1675. Fol.
H. Pontanus, Oratio inauguralis de columna nubis et ignis. Traject, ad Ehen. 1700. 4.
J. van der Waeyen, Oratio inauguralis de impotentia hominis animalis ad capienda ea quae sunt spiritus Dei. Franeq. 1707. Fol.
N. Gürtlerus, Oratio inauguralis de vili contemtoque statu Jesu Christi, post ipsius introitum in gloriam. Franeq. 1707. Fol.
R. Andala, Oratio inauguralis de sapientiae initio re-verentia Jehovae. Franeq. 1713. FoL
J. C. Rungius, Oratio inauguralis de politicis gentilium et maxime Romanorum sacris. Franeq. 1722. Fol.
H. Venema, Oratio inauguralis de zelo veritatis et pietatis genuino et charitatis pleuo. Franeq. 1724. Fol.
A. W. Melchioris, Oratio inauguralis de necessario veritatis et pietatis conjugio. Franeq. 1724. Fol.
P. Laan, Oratio inauguralis de prudentia theologo ob-servanda. Franeq. 1739. Fol.
P. Conradi, Oratio inauguralis de necessariis theologi polemici virtutibus. Franeq. 1741. Fol.
2Ei. Gillissen, Oratio inauguralis de praesentibus fundi theologici calamitatibus. Franeq. 1749. Fol.
W. G. Muys, Opuscula posthuma, seu sermones academici de selectis materiis, et dissertatie de distinctione mentis et corporis, cum H. Venema, oratione funebri in ejus memoriam. Leov. et Franeq. 1749. 4.
P. Conradi, Sermo academicus de necessario sed probe
258
GESCHIEDENIS. GOUGELEEKLViEID.
administrando rationis usu in religionis revelatae negotio. Franeq. 1752. 4.
JE. Gillissen, Oratio do deistis praestantiam religionis christianae declarantibus. Franeq. 1762. 4.
S. H. Manger, Oratio inauguralis de incremento philo-logiae sacrae ab idonea Arabiae atque Palaestinae ex-ploratione speranda. Franeq. 1762. Fol.
JE. Gillissen, Oratio de veterum haereticorum injusta defensione. Lugd. Bat. 1765. 4.
E. Hollebeek, Oratio de divinae revelationis in Belgio contemtu, atque eaussis ejus praecipuis. Lugd. Bat. 1765. 4.
J. H. Verschuir, Oratio inauguralis de interpretatione S. S. veteris testamenti grammatica, hoe nostro seculo ad magnum perfectionis gradum perducta porroque ad majorem perducenda. Franeq. 1767. Fol.
S. H. Manger, Oratio inauguralis de fatis christianae religionis apud Arabas. Franeq. 1767. Fol.
C. Jongsma, Jo. Eatelband, Inwijings redevoering over de christelijke godvrucht, den godgeleerden volstrekt nood-, zakelijk. In het nederduitsch vertaald. Leeuw. 1767. 4.
P. Conradi, Sermo academicus de stupendo euangelii, ab apostolis per orbem praedicati, successu, christianae religionis veritatem extra omnem dubitationis aleam col-locante. Franeq. 1767. 4.
G. Lemke, Akademische redevoering van den hoogeerwaarden en hoog-geleerden heere Petrus Conradi, hoog-leeraar in de heilige godgeleerdheid aan Frieslands hooge-school, over den verbaazenden voortgang van het door de apostels in de wereld gepredikt euangelij, als een ontwijffelbaar bewijs voor de waarheid van den christelij-ken godsdienst, in 't neêrduitsch vertaald. Amst. 1767. 4.
S. H. Manger, Kedevoering over de onderscheidene middelen in de christelijke kerk aangewend, tot wegneming van godsdienst-geschillen. Medegedeeld door G. H. M. Delprat.
J. Eatelband, Sermo academicus de librorum apocry-phorum, ut vocant, lectione et excussione omnibus chris-tianis utili et necessaria. Franeq. 1781. 4.
259
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
J. van Voorst, Oratio de temporum nostrorum ad pro-movendam religionis causam opportunitate. Franeq. 1788. 4.
L. Meyer, Oratio de avertendo, quod religionum di-versitas efficere possit, damno. Franeq. 1788. 4.
J. H. Verschuir, Sermo academicus de republica judaica temporis maccabaici, a Syro-Macedonum tyran-nide liberata, comparata cum nostra Belgii republica, Philippi II jugo excusso, in libertatem vindicata. Franeq. 1789. 4.
J. H. Segenbogen, Oratio de extremis in quae inter-pretes sacri codicis passim prolapsi sunt sedulo cavendis. Leov. 1799. 4.
E. Tinga, Oratio de commodis verae virtutis hac in vita. Leovard. 1799. 4.
J. H. Regenbogen, Oratio de theologo perfecto. Leovard. 1804. 4.
J. A. Lotze, Oratio, pro commendanda ratione, quam secuti sunt veteris ecclesiae graecae doctores, in juvenum animis ad disciplinam sacram praeparandis et formandis. Leovard. 1805. 4.
W. A. van Hengel, Oratio de elementis disciplinae theologicae bene ac diligenter pertractandis. Leovard. 1816. 4.
W. A. van Hengel, Oratio de religionis cbristianae disciplina verae ac nativae eloquentiae uberrima nutrice. Amstel. 1818. 4.
W. A. van Hengel, Oratio de singular! religionis cbristianae vi atque efficacitate ad piam et honestam pue-rorum educationem. Gron. 1818. 4.
J. Amersfoordt, Oratio de religionis cbristianae popu-laritate. Leov. et Franeq. 1818. 4.
P. J. Vetb, Oratio de religionis islamiticae ejusque bistoriae studio a tbeologis cbristianis minime neglegendo. Amstel. 1843. 4.
Dissertatiën.
Miscellanea groningana in miscellaneorum duisburgen-
260
GESCHIKDENIS. GODGELEERDHEID.
sium continuationem publicata, IV torn. Amst etc. 1736 —1743.
C. Brinck, Determinationes ethicae de philosophia mo-rali. Traj. ad Rhen. 1697. 4.
C. Brinck, Disputatio theologica de Messia exciso post 62 hebdomadas ad Daniel. IX, 26. Traj. ad Rhen. 1700. 4,
J. Wesselius, Dissertatie theologica inauguralis de be-neficiis Messiae intra 70 hebdomadas, ad Daniel. IX, 24. Lugd. Bat. 1699. 4.
D. Franzius, Dissertatie philosophica de animo incor-poreo. Traject, ad Rhen. 1699. 4.
J. Gilles, Dissertatio theologica de occasione et scopo prologi evangelii S. Joannis. Franeq. 1702. 4.
Th. van Thuynen, Disputatio theologica inauguralis de foedere sinaïtico. Franeq. 1703. 4.
H. Boeder, Dissertationes philosophicae de essentia mentis humanae. Franeq. 1704. 4.
Th. de Vries, Disputatio philosophica, in qua osten-ditur existentiam Dei non tantum a posteriore, sive per effectus, sed et a priore, sive per ipsam ejus naturam, validissime demonstrari. Franeq. 1705. 4.
H. F. de Boer, Disputatio de apparitionibus Jesu Christi ex mortuis suscitati. Franeq. 1708. 4.
R. Bourboom, Disputatio de Jesu Christi gloria apud Patrem in coelo. Franeq. 1708. 4. *
G. G. Hoeckenius, Disputatio theologica de scriptura sacra. Franeq. 1709. 4.
C. Vitringa, Dissertatio philosophica prima, in qua vera substantiae notio vindicatur, simulque confutatur vis activa, a G. G. L. cuilibet substantiae, tam corporeae, quam spirituali, in specimine dynamico attributa. Franeq. 1711. 4.
C. Vitringa, Disputatio theologica inauguralis de facie et posterioribus Dei ad locum Exod. XXXIII, 18—23. Franeq. 1715. 4.
R. Andala, Paraphrasis in priucipia pliilosophiae Renati Descartes, cui subjunctae sunt variationum aeris atmos-phaerici ephemerides. Franeq. 1711. 4.
261
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
R. Andala, Dissertationum philosophicarum heptas. Franeq. 1711. 4.
K. Andala, Dissertationum philosophicarum pentas, cui adjecta est continuatie ephemeridum aeris atmospherici variationum. Franeq. 1712. 4.
G. Muilman, Dissertatie theologica inauguralis de libro vitae. Franeq. 1720. 4.
D. Radbodus, Dissertatie philologico-theologica de tri-plici coronae judaicae contortae eversione, ejusque loco coronae Messiae erectione. ad locum Ezech. XXI, 27. Franeq. 1737. 4.
M. Vitringa, Dissertatie philologicb-theologica de festo pentecostes ejusque mysterio. Franeq. 1740. 4.
A. Knock, Dissertatie theologica de lapidibus agri foedere iungendis ad Job. V, 23 a. Franeq. 1741. 4.
S. Banyai, Dissertatie prima ad vaticinia Danielis de capite aureo statuae, et prima bestia cap. II, 32, VII, 4. Franeq. 1742. 4.
J. Surik, Dissertatio secunda ad vaticinia Danielis de peetere et brachiis argenteis statuae et secunda bestia cap. II, 34, VII, 5. Franeq. 1742. 4.
P. T. Couperus, Dissertatio quarta ad vaticinia Danielis de priore parte regni quarti, expicta per crura ferrea in statua et quartam bestiam ac hircum unicornem, cap. II, 33, VII, 7, VIII, 5—8. Franeq. 1743. 4.
S. Szathmari, Dissertatio quinta ad vaticinia Danielis de posteriore parte regni quarti, expicta per pedes eorumque digitos in statua et quartae bestiae decern cor-nua, unumque parvum ac hirci quatuor cornua, unum-que ex parvo natum cap. II, 33, VII, 7, 8, VIII, 8, 9. Franeq. 1744. 4.
Gr. Lemke, Dissertatio sexta ad vaticinia Danielis . de cornu parvo et uno ex eo nato, ejusque gestis cap. VII, 25 et Vin, 10—14, 23—26. Franeq. 1744. 4.
D. Szathmari, Dissertatio ostendens ex Herodoto Pha-raones, quibus regibus Israelitae Aegyptum incoluerunt. Franeq. 1758. 4.
T. Fennema, Dissertatio philologica de quatuor corni-
•262
GKSCHIEDENIS, GODGELEERDHEID.
bus, et quatuor üs oppositis fabris prophetae Zachariae in viso propositis cap. II, vs. 1—5. Franeq. 1766. 4.
E. H. Tenckinck, Dissertatio critica qua lectio hebraei codicis in loco celebri Dent. XXVII, 4, defenditur, et ea samaritani tamquam spuria rejicitur. Franeq. 1767. 4.
E. H, Tenckinck, Dissertatio theologica, exhibens com-mentarii in Hoseam partem primam. Franeq. 1769. 4.
J. Engelsma Mebius, Dissertatio philologico-exegetica continens observationes miscellaneas de vero, et genuino sensu quorundam selectorum locorum sacri codicis. Franeq.
1768. 4.
P. Hoekema, Dissertatio philologica de illustri Dei ap-paritione prophetae Eliae in monte Chorebo facta, quae memoriae prodita legitur 1 Keg. XIX, 11, 12. Franeq.
1769. 4.
L. Suringar, Dissertatio critico-exegetica exhibens specimen observationum ad loca quaedam Matthaei. Franeq. 1790. 4.
E. A. Borger, Disputatie de mysticismo. Hag. Com. 1820.
Werken van Ctenootschappen. Tijdschriften, mengelwerken.
L. Giesebrecht, Ueber die königliche Gesellschafft für nordische Alterthumskunde zu Kopenhagen. Stettin 1828.
(M. de Haan Hettema) Het koninklijk genootschap van noordsche oudheidkunde te Kopenhagen. (1832.)
Samthyktir hins konungliga norraena fornfraeda fèlalgs. Vedtsegter for det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab. Andet oplag. Kjöbenh. 1829.
Société royale des antiquaires du Nord. Extrait du reglement de la société.
Die königliche Gesellschaft für nordische Alterthumskunde. Auszug aus der Statuten der Gesellschaft.
Det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab. Aarsberet-ning. 1834, 35.
263
264 OUDHEIDKUNDE. WERKEN V. GENOOTSCH.
Société royale des antiquaires du Nord. Eapport des séances annuelles de 1834—1839, 1848—1851.
Die königliche Gesellschaft für nordische Alterthums-kunde. Jahresversammlungen von 1833—1842 , 1848— 1852.
Cabinettet for americansbe Oldsager.
Société royale des antiquaires du Nord. Le premier Juil-let 1857, Ie premier Janvier 1858.
Historiscli-antiquarische Mittheilungen, herausgegebenvon der königliclien Gesellschaft für Alterthumskunde. Kopenh.
1835.
Leitfaden zur nordischen Alterthumskunde, herausge-geben von der königlichen Gesellschaft für nordische Alterthumskunde. Kopenh. 1837.
Nordisk Tidskrift for Oldkyndighed, udgivet af det kongelige nordiske Oldskrift-Selscab. Kiöbenh. 1832—
1836.
Annaler for nordisk Oldkyndighed og Historie, udgivne af det kongelige nordisk Oldskrift-Selskab, 1837—55. Kjöbenh.
Mémoires de la société royale des antiquaires du Nord. Copenh. 1838—1852.
Antiquarisk Tidskrift, udgivet af det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab, 1849—55. Kjöbenh. 1852—1857.
Das germanische National-Museum und seine Sammlun-gen. Nürnb. 1860.
Das germanische Nationalmuseum zu Nürnberg. 4.
4ter, 5ter, 6ter Jahresbericht des germanischen Natio-nalmuseums zu Nürnberg. Leipz. u. Nürnb. 1858— 1860. 4.
Beilage zum Anzeiger für Kunde der deutschen Vor-zeit, 1856, No. 1—7, 1858, No. 2, 11. 4.
Statuten des Vereins für meklenburgische Geschichte und Altherthumskunde. Schwerin 1852.
G. C. F. Lisch, Erster Bericht über die dem gross herzoglich-meklenburgischen Antiquarium zu Schwerin in dem Zeitraume von 1834—44 gewordenen Vermehrungen. Schwer. 1844.
OUDHEIDKUNDE. WEBKEN V. GENOOTSCH. 265
Jahrbücher und Jahresbericht des Vereins für meklen-burgische Geschichte und Alterthumskunde, Jahrg. 3—25, XXIII Thle. Schwer. 1838—60.
Register, 1, 2, 3. Schwer. 1844, 1848, 1856.
Jahrbücher des Vereins von Alterthumsfreunden im Rheinlande, Th. XXVI—XXX. Bonnl858—1860.
Bulletin de la société des antiquaires de Picardie. Année 1859, No. 1. Amiens 1859.
F. Pfeiffer, Germania. Vierteljahrsschrift für deutsche Alterthumskunde, Jahrg. I—V, VI, Heft 1, 2. Stutg. u. Wien 1856—61.
Verslag van de commissie der koninklijke akademie van wetenschappen, tot het opsporen, het behoud en het bekendmaken van de overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroegere tijden. Amst. 1861.
J. W. Wolf, quot;Wodana. Museum voor nederduitsche oudheidskunde. Gent 1843.
N. Westendorp , Verhandelingen over onderwerpen uit het gebied der oudheidkunde en godenleer. Delft 1826.
L. J. F. Janssen, Oudheidkundige mededeelingen, IV stukk. Leid. 1842—1846.
L. J. F. Janssen, Oudheidkundige verhandelingen en mededeelingen, III stukk. Arnh. 1853—59.
J. de Wal, Oudheidkundige kleinigheden. (1844.)
(J. de Wal) Oudheidkundige mededeelingen naar aanleiding van Westerhoffs kwelderkwestie nader toegelicht. (Leyd. 1844.)
T. Gutberleth, De Saliis, Martis sacerdotibus apud Romanos, liber singularis. Fran. 1704.
T. Gutberleth, Dissertatie philologica de mysteriis deo-rum Cabirorum. Editio altera. Franeq. 1703.
T. Gutberleth, Animadversiones philologicae in antiquam inscriptionem graecam Smyrnae repertam. Editio secunda. Franeq. 1704.
OUDHEIDKUNDE. GODENLEEE.
T. Gutberleth, Coniectanea in monumentum Heriae Thisbes Monodiariae et Titi Claudii Glaphyri Choranlae. Franeq. 1704.
M. Frentzel, Dissertationes historicae de idolis Slavo-rum. Wittenb. 1691, 1692. 4.
E. Knabl, Der angebliche Götter-Dualismus an den Votivsteinen zu Videm nnd Aquilaja gegen den neuesten Behauptnngs-Versuch wiederholt in Abrede gestellt. Gratz 1855.
E. Schedius, De diis germanis, sive veteri Germano-rum, Britannorum, Vandalornm religione syngrammata quatuor. Amst. 1648.
T. Arnkiel, Cimbriscbe Heyden-Keligion: was unsere Vorfabren cimbrischer Nation, die Sacbsen, Guten, Wenden und Fresen, und die von denselben berstammende mitternacbtige Völcker für Götter, Opffer, Götzendienst u. s. w. gebabt, IV Tble. Hamb. 1702. 4.
J. Ammon und W. Baumlein, Teutscbe Alterthümer der Mythologie und Spracbe oder mytbologisch-etymolo-giscber Commentar zu Tacitus Schrift, de situ moribus et populis Germaniae. Tüb. 1817.
F. J. Mone, Gescbicbte des Heidentbums im nörd-licben Europa, II Tble. Leipz. und Darmst. 1822, 1823.
G. Th. Eegis, Alkuna. Nordische und nord-slawische Mythologie. Leipz. 1831.
G. Th. Legis, Handbuch der altdeutschen und nor-dischen Götterlehre. Zweite Aufl. Leipz. 1833.
J. Grimm, Deutsche Mythologie. Götting. 1835.
J. Grimm, Deutsche Mythologie. Zweite Ausg., II Bde. Gött. 1844.
K. Simrock, Handbuch der deutschen Mythologie mit Einschluss der nordischen. Bonn 1855.
E. Mülbause, Die Urreligion des deutschen Volkes in hessischen Sitten, Sagen, Eedensarten, Sprücbwörtern und Namen. Cassel 1860.
A. Schoppe, Die Helden und Götter des Nordens, oder: Das Buch der Sagen. Berl 1832.
H. Liming, Die Edcla, eine Sammlung altnordischer
266
OUDHEIDKUNDE. GODENLEER.
Götter- und Heldenlieder. ürschrift mit erklarenden An-merkungen, Glossar und Einleitung, altnordischer Mythologie und Grammatik. Züricli 1859.
C. Dirckinck-Holmfeld, Ueber den geistigen Gehalt der alten Eeligionen und Mythen. Als Einleitung zur Erklarung der nordischen Mythen, II Hefte. Copenh. 1828, 1829.
P. D. Grater, Versuch einer Einleitung in die nor-dische Alterthumskunde, vorztiglich fürj Dichter und Künstler, II Bde. Dresd. 1829—1831.
F. H. von der Hagen, Irmin, seine Saule, seine Strasse und sein Wagen. Einladung zu Vorlesungen über alt-deutsche und altnordische Götterlehre. Breslau 1817.
J. P. Anchersen, Yallis Herthae deae et origines Daniae ex graecis et latinis autoribus descriptae et illustratae. Hafniae 1747. 4.
Th. Bartholinus, Antiquitatum danicarum de caussis con-temptae a Danis adhuc gentilibus mortis libri tres. Hafn. 1689. 4.
J.. de Wal, Mythologiae septentrionalis monumenta epi-graphica latina. Traj. ad. Ehen. 1847.
P. Magnusen, Den forste November og den forste August. To historisk-kalendariske Undersögelser, med et Tillseg om Höjtidsbauner, Offerbaai, Nödild og Ilddyrkelse. Kjöbenh. 1829.
M. de Haan Hettema, De eerste November. Een geschied- en tijdrekenkundig onderzoek uit de noordsche godenleer, door Pinn Magnusen. Uit het deensch vertaald. Leeuw. 1835.
E. W. Heine, Ueber den Germanismus. Hannov. 1850.
L. Ph. C. van den Bergh, Proeve van een kritisch woordenboek der nederiandsche mythologie. Utr. 1846.
J. ab Utrecht Dresselhuis, De godsdienstleer der aloude Zeelanders, uit oude gedenkstukken, volksoverleveringen en berigten opgemaakt. Bekroonde prijsverhandeling. Mid-delb. 1845.
C. Leemans, Beoordeeling van dit werk.
C. A. Rethaan Macaré, Eene heidensche offerplaats op Walcheren.
267
OUDHEIDKUNDE. GODENLEEK.
J. de Wal, De moedergodinnen. Eene oudheidkundig-mythologische verhandeling. Leyd. 1846.
A. Niermeyer, Verhandeling over het booze wezen in het bijgeloof onzer natie. Rotterd. 1840.
R. Westerhoff, Verhandeling over de kol- of hekse-kringen, ook wel tooverkringen genaamd. Gron. 1859.
J. C. Schlüter, C. Cornelius Tacitus über Germanien, lateinisch und teutsch. Dortmund 1798.
J. Grimm, Taciti Germania. Getting. 1835.
K. Weinhold, Altnordisches Leben. Berl. 1856.
M. de Haan Hettema, Maatschappelijke toestand, regts-en verdedigingswezen van het vroegere Friesland. Work. 1845.
G. S. Treverus, Anastasis veteris Germani Germa-naeque feminae cum integro vestitu comparentis, quorum effigies rarissima in urna prope Bostampium cum aliis reliquiis hie exhibitis inventa nunc ex antiquitatum ger-manicarum penu uberius explicatur. Helmst. 1729. 4.
J. von Hefner, Trachten des christlichen Mittelal-ters, nach gleichzeitigen Kunstdenkmalen herausgegeben. Mannh. 4.
J. Scheible, Das Schaltjahr; welches ist der teutsch Kalender ruit den Figuren, und bat 366 Tag. 1—29 Jan., V Bde. Stuttg. 1846, 1847.
J. Scheible, Die gute alte Zeit geschildert in histori-schen Beitragen zur nahern Kenntniss der Sitten, Ge-brauche und Denkart, vornemlich des Mittelstandes in den letzten fünf Jahrhunderten, nach grossentheils alten und seltenen Druckschriften, Manuscripten u. s. w. Stuttg. 1847.
J. Strutt, The sports and pastimes of the people of England, including the rural and domestic recreations, may games, mummeries, shows, processions, pageants and pompous spectacles. A new edition by W. Hone. Lond. 1850.
268
OUDHEIDKUNDE. ZEDEN EN GEBRUIKEN. 269
K. van Alkemade en P. van der Schelling, Nederlands displegtigheden, vertoonende de plegtige gebruiken aan den dis, in het houden van maaltyden en het drinken der gezondheden, onder de oude Batavieren en vorsten, graaven, edelen en andere ingezetenen der Nederlanden weleer gebruikelyk, III dln. Kotterd. 1732—35.
P. Lansens, De klokputten. Bydrage tot de kennis der aloude zedekundige geschiedenis. Antw. 1858.
K. quot;Westerhoff, Oudheidkundige verhandeling en aan-teekeningen betrekkelijk de kleine rookpijpjes, waaruit, naar 't volk hier en daar gelooft, de reuzen, alfen, feeën en aardmannetjes oudtijds gerookt zouden hebben. Gron. 1860.
P. Lansens, De l'influence de la religion sur l'emploi des mains. Anv. 1859.
C. Leemans, Over verwstoffen der ouden en het verwen der oogleden en wenkbraauwen. 1847.
~W. Pidgeon, Traditions of De-Coo-dah, and antiquarian researches comprising extensive explorations, surveys and excavations of the wonderful earthen remains of the mound-builders in America; the traditions of the last prophet of the Elk nation relative to their origin and use: and the evidences of an ancient population more numerous than the present aborigines. Lond. 1853.
(C. Leemans) Javaansche oudheden. H. N. Sieburgh en zijne oudheidkundige onderzoekingen in de binnenlanden van Java. (Leyd. 1846.)
L. J. F. Janssen, Over de ontdekkingen van Niniveh. Eene archaeologische voorlezing. Utr. 1850.
L. J. F. Janssen, Musei lugduno-batavi inscriptiones etruscae. Lugd. Bat. 1840. 4.
270 OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
L. J. F. Janssen, Additamentum inscriptionum etrus-carum musei lugduno-batavi. 4.
Chr. Saxius, Nuncius ad societatis harlemo-batavae col-legas de ara romana in meditullio urbis Rbeno-Trajectinae haud pridem efFossa (1780).
Vertaaling en korte uitlegging van de opschriften op altaaren en gedenk-steenen der Eomeinen, binnen en omtrent Nijmegen uitgegraven, en op bet raadhuis aldaar geplaatst. Nijmeg. 1797.
J. de quot;Wal, Notice sur un autel élevé par un amiénois en Suisse. Amiens 1845.
L. J. F. Janssen, Over een romeinschen steen, in het jaar 1839 te Werkhoven opgegraven. Utr. 1843.
L. J. F. Janssen, Een romeinsche tegel voorzien van latijnsch cursiefschrift, gevonden in de nabijheid van Nijmegen. 's Gravenh. 1844.
C. L. G-rotefend, Epigraphisches. 1. Ein Stempel eines römischen Augenarztes. II. Norica. Hannover 1857. III. Drei und siebzig Stempel römischer Augenarzte. Götting. 1858. .
(C. Leemans) Roman monuments found near Cirencester. (1837.)
L. J. F. Janssen, De romeinsche beelden en gedenk-steenen van Zeeland, uitgegeven van wege het zeeuwsch genootschap der -wetenschappen. Middelb. 1845.
C. Leemans, Beoordeeling van dit werk.
(E. Westerhoff) Beschrijving der twee romeinsche beeldjes, in den zomer van 1859 te Stedum uit eene wierde opgedolven.
Braun, Achilles auf Skyros, oder die antike Bronzen-Statue von Lüttingen. Bonn 1858.
Die Extemsteine, Fest-Programm zu Winckelmann's Geburtstage am 9 December 1858. Herausgegeben vom Verstande des Vereins von Alterthumsfreunden in den Kheinlanden. Bonn 1858. 4.
Das Portal zu Eemagen. Programm zu F G. Welc-
OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK. 271
ker's fünfzigjahrigem Jubelfeste am 16 October 1859. Herausgegeben vom Verstande des Vereins von Alter-thumsfreunden in den Eheinlanden. Bonn 1859. 4.
O. Jahn, Die lauersforter phalerae erlautert. Fest-Programm zu Winckelmanns Geburtstage am 9 December 1860. Heransgegeben vom Vorstande des Vereins von Alterthumsfreunden in den Rbeinlanden. Bonn 1860. 4.
J. W. C. Steiner, Geschichte und Topographie des • Maingebietes und Spessarts unter den Eömern, zngleicb quot;Wegweiser für Reisende, und Beitrag zum Studium rö-miscber Rechts- und Militaraltertbümer. Darmst. 1834.
A. G. B. Schayes, Rapport sur le mémoire arebéolo-gique sur les anciennes cbaussées romaines de la Belgique, par M. van der Rit.
A. G. B. Schayes, Rapport sur le mémoire de M. Bock, intitulé: l'Eglise des apótres et les tombeaux des empereurs k Constantinople.
J. C. G. Boot, Notice sur les manuscrits trouvés a Herculanum. Amst. 1841.
C. a Raaf et A. J. Krook, Specimina antiquitatum bo-realium. Lundae 1816. 4.
U. von Troil, Dissertatie de runarum in Svevia anti-quitate. Upsal. 1769. 4.
C. C. Rafh, Antiquités de l'orient, monuments runo-graphiques interprétés, publiés par la société royale des antiquaires du Nord. Copenh. 1856.
Vestiges d'Asserbo et de Söborg découverts par S. M. Frédéric VII, roi de Danemark. Mémoire publié par la société royale des antiquaires du Nord. Copenh. 1855.
En vandring gjennem Jaegerspriis's have og lond. üd-given af det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab. Kjöbenh. 1858.
J. J. A. Worsaae, Zur alterthumskunde des Nordens. Leipz. 1847. 4.
272 OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
The sculptured stones of Scotland. Aberd. 1856. 4.
J. D(irks), Jona of Icolmkill. (1861.)
S. C. Wagener, Handbuch der vorzüglichsten in Deutsch-land entdeckten Alterthümer aus heidnischer Zeit. II Bde. Weim. 1842.
L. Lindenschmidt, Die Altherthümer unserer heidni-schen Vorzeit. Nach den in öffentliclien und Privatsamm-lungen befindlichen Originalien zusammengestellt, und herausgegeben von dem römisch-germanisclien Centralmu-seum in Mainz. Mainz 1858—1861. 4.
G. O. Carl von Estorff, Heidnische Alterthümer der Gegend von üelzen im ehemaligen Bardengaue (König-reich Hannover). Mit einem Atlasse und einer Karte. Hannov. 1846. Lang 4.
E. Pratobevera, Die keltischen und römischen Antiken in Steiermark. Gratz (1856).
Instruction far Aufgrabungen vorchristlicher Grab denkmaler im Meklenburg. Schwerin 1837.
G. C. F. Lisch, Andeutungen über die alt-germaniamp;chen und slavischen Grab-Alterthümer Meklenburgs. 1837.
Dorow, Opferstatte und Grabhügel der Germanen und Romer am Ehein, II Hefte. Wiesb. 1819, 1821. 4.
G. W. A. Oldenburg und J. P. E. Greverus, Wildes-hausen in alterthümlicher Hinsicht, zweite vermehrte Aus-gabe. Oldenb. 1837.
L. J. F. Janssen, Redevoering over den vooruitgang in de beoefening der monumentele vaderlandsche oudheidkunde, gedurende de laatste vijf en twintig jaren. (Amst. 1850.)
M. de Haan Hettema, Opgraving en bewaring van oudheden. Uit het Deensch. Leeuw. 1846.
O. G. Heldring, Wandelingen ter opsporing van ba-taafsche en romeinsche oudheden, legenden enz., II stukk. Amst. 1838, 1839.
D. Buddingh, Wandelingen door de Betuwe, ter op-
OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
sporing van germaansche, bataafsche en romeinsche oudheden. Tiel 1861.
C. J. C. Eeuvens, C. Leemans en L. J. F. Janssen, Lijst behoorende bij de kaart van de in Nederland, Belgis en een gedeelte der aangrenzende landen gevonden romeinscbe, germaansche of gallische oudheden, benevens de romeinsche en andere oude wegen enz. Leyd. 1845.
L. J. F. Janssen, Hilversumsche oudheden. Eene bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis der vroegste euro-pesche volken. Arnh. 1856. 4.
L. J. F. Janssen, Drentsche oudheden. Utr. 1848.
J. Alstorphius, Epistola ad virum nobilissimum Joh. Nising, super monumento rarissimo in agro ipsius dieve-rensi nuper reperto. Gron. 1722. 4.
P. S. van der Scheer, De Valther-brug, hare germaansche oorsprong, en het waarschijnlijke doel, waartoe zij gelegd kan zijn. Winschot. 1855.
H. Cannegieter, Dissertatie de Brittenburgo, matribus brittis, britannica herba, Brittia Procopio memorata, Brit-tannorumque antlquissimis per Galliam et Germaniam se-dibus, Huic accedunt ejusdem Notae atque observati-ones ad Abrah. Muntingii Dissertationem historico-medicam de vera antiquorum herba britannica ad Gerardum van Loon. Hag. Com. 1734. 4.
Ph. Blommaert, Nederlandsche begravingswyze en grafsteden. Gent 1857.
L. J. F. Janssen, Nog iets over het hunebed te Eijs in Gaasterland. Work. 1852.
C. Leemans, Grafsteen van eenen frieschen ruiter gevonden in Engeland. Work. 1843.
L. J. F. Janssen, Over den St. Maartens-steen te Bolsward. Work. 1849.
F. N. M. Eyck van Zuylichem, Kort overzigt over de oude versterkingen en kasteelen in ons land, tot op de 16de eeuw. 1855.
F. N. M. Eyck van Zuylichem , Het kasteel Doornenburg in de Overbetuwe. 1860.
273
18
272 OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
The sculptured stones of Scotland. Aberd. 1856. 4.
J. D(irks), Jona of Icolmkill. (1861.)
S. C. Wagener, Handbuch der vorziiglichsten in Deutsch-land entdeckten Altertbümer aus heidnischer Zeit. II Bde. Weim. 1842.
L. Lindenschmidt, Die Altherthümer unserer heidni-schen Vorzeit. Nach den in öffentlichen und Privatsamm-lungen befindlichen Originalien zusammengestellt, und herausgegeben von dem römisch-germanisclien Centralmu-seum in Mainz. Mainz 1858—1861. 4.
G. O. Carl von Estorff, Heidnische Altertbümer der Gegend von Uelzen im ebemaligen Bardengaue (Konig-reicb Hannover). Mit einem Atlasse und einer Karte. Hannov. 1846. Lang 4.
E. Pratobevera, Die keltiscben und römischen Antiken in Steiermark. Gratz (1856).
Instruction for Aufgrabungen vorcbristlicber Grabdenk-maler im Meklenburg. Scbwerin 1837.
G. C. F. Lisch, Andeutungen über die alt-germaniscben und slaviscben Grab-Altertbiimer Meklenburgs. 1837.
Dorow, Opferstatte und Grabbügel der Germanen und Homer am Khein, II Hefte. Wiesb. 1819, 1821. 4.
G. W. A. Oldenburg und J. P. E. Greverus, Wiides-bausen in altertbümlicher Hinsicht, zweite vermebrte Aus-gabe. Oldenb. 1837.
L. J. F. Janssen, Eedevoering over den vooruitgang in de beoefening der monumentele vaderlandsche oudheidkunde, gedurende de laatste vijf en twintig jaren. (Amst. 1850.)
M. de Haan Hettema, Opgraving en bewaring van oudheden. Uit het Deensch. Leeuw. 1846.
O. G. Heldring, Wandelingen ter opsporing van ba-taafsche en romeinsche oudheden, legenden enz., II stukk. Amst. 1838, 1839.
D. Buddingh, Wandelingen door de Betuwe, ter op-
OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
sporing van germaansche, bataafsche en romeinsche oudheden. Tiel 1861.
C. J. C. Reuvens, C. Leemans en L. J. F. Janssen, Lijst beboerende bij de kaart van de in Nederland, Bel-gie en een gedeelte der aangrenzende landen gevonden romeinscbe, germaanscbe of galliscbe oudheden, benevens de romeinsche en andere oude wegen enz. Leyd. 1845.
L. J. F. Janssen, Hilversumsche oudheden. Eene bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis der vroegste euro-pesche volken. Arnh. 1856. 4.
L. J. F. Janssen, Drentsche oudheden. Utr. 1848.
J. Alstorphius, Epistola ad virum nobilissimum Joh. Nising, super monumento rarissimo in agro ipsius dieve-rensi nuper reperto. Gron. 1722. 4.
P. S. van der Scheer, De Valther-brug, hare germaansche oorsprong, en het waarschijnlijke doel, waartoe zij gelegd kan zijn. Winschot. 1855.
H. Cannegieter, Dissertatio de Brittenburgo, matribus brittis, britannica herba, Brittia Procopio memorata, Brit-tannorumque antiquissimis per Galliarn et Germaniam se-dibus. Huic accedunt ejusdem Notae atque observati-ones ad Abrah. Muntingii Dissertationem historico-medicam de vera antiquorum herba britannica ad Gerardum van Loon. Hag. Com. 1734. 4.
Ph. Blommaert, Nederlandsche begravingswyze en grafsteden. Gent 1857.
L. J. F. Janssen, Nog iets over het hunebed te Kijs in Gaasterland. Work. 1852.
C. Leemans, Grafsteen van eenen frieschen ruiter gevonden in Engeland. Work. 1843.
L. J. F. Janssen, Over den St. Maartens-steen te Bolsward. Work. 1849.
F. N. M. Eyck van Zuylichem, Kort overzigt over de oude versterkingen en kasteelen in ons land, tot op de 16de eeuw. 1855.
F. N. M. Eyck van Zuylichem , Het kasteel Doornenburg in de Overbetuwe. 1860.
273
18
274 OUDHEIDKUNDE. MONUMENT. OUDHEIDK.
(A. G. B. Schayes) Ancien hotel de Eavestein, k Bruxelles. — L'abbaye de Villers.
Le Grand de Eeulandt, Notice sur les ruines de l'an-cien phare de Nieuport. Anv. 1856.
Le Grand, Memoire sur l'ancienne ville de Ghistelles. Anv. 1857.
Le Grand de Reulandt, Tours des églises de Thourout et de Lichtervelde; fonts baptismaux de cette dernière commune. Gand 1857.
Die alte Kirche zu Marienhafe in Ost-friesland. Ab-handlung, herausgegeben von der Gesellschaft fiir bildende Kunst und vaterlandische Alterthümer in Emden. Emd. 1845. 4.
F. N. Eyck tot Zuylichem, Kort overzigt van den bouwtrant der middeleeuwsche kerken in Nederland.
F. Eyck tot Zuylichem, De voormalige St. Mariekerk te Utrecht.
F. N. Eyck tot Zuilichem, Kort berigt omtrent de oude doopvonten in ons land.
F. N. M. Eyck van Zuylichem, Les églises romanes du royaume des Pays-Bas, Utr. 1858. Fol.
A. Oltmans, Description de la chapelle carlovingienne et de la chapelle romane, restes du chateau de Nimè-gue. Amst. 1847. Fol.
(M. de Haan Hettema) Berigt omtrent eene muurschildering in de Sint Maartens kerk te Bolsward. (1846.)
De gewelf-schilderingen der kerk te Naarden, uit den aanvang der XVIde eeuw. Uit te geven namens de holl. maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. Prospectus. 4.
L. J. F. Janssen, De ontdekte muurbeschilderingen te Haarlem en Arnhem. Haarl. 1860.
A. G. B. Schayes, Documents inédits et nouvellement découverts sur Thierri Stuerbout, dit Thierri de Earlem, célèhre peintre du XVe siècle, et sur sa familie.
L. J. F. Janssen, Over Winckelmann's vorming tot oudheidkundige. Eene voorlezing. Utr. 1847.
TAAL- EN LETTERKUNDE. TAALKUNDE,
Werken van Genootschappen.
Proceedings of the philological society for 1842—1853, VI voll. Lond. 1854.
Transactions of the philological society, 1854—1856, III voll. Lond.
Algemeene Taalkunde.
J. Grimm, Über den Ursprung der Sprache, 4te Anfl. Berl. 1858.
J. C. W. Ie Jeune , Geschied- en letterkundige nasporingen omtrent de afkomst en verspreiding der talen van de onderscheidene volkeren, met eene inleiding tot de algemeene taalkunde. Bearbeid voor ongeleerden, II stukk. Delft 1826, 1827.
H. Junius, Nomenclator omnium rerum propria nomina, septem diversis linguis explicata indicans. Francof. 1820.
Slngaleslsch, Akra-Taal, Armenlsch.
R. Rask, Singalesisk Skriftlaare. Kolomho 1821.
R. Rask, Vejledning til Akra-Sproget pa Kysten Ginea, med et Tillseg om Akvamhuisk. Kjöhenh. 1828.
E. Rask, Commentatio de pleno systemate decem sihi-lantium in linguis montanis item de methodo ibericam et armenicam linguam literis europseis exprimendi. Hafn. 1832. 4.
C. C. H. Burmeister, Ueber die Sprache der früher in Meklenburg wohnenden Obodriten-Wenden. Rostock 1840.
275
276 TAAL- EN LETTERKUNDE. NOORD8CH.
K. K. Eask, Samlede tildels forhen utrykte Afhand-linger. Udgivne efter Forfatterens Död af H. K. Eask. Kjöbenh. 1836.
L. Möller, Nouveau dictlonnaire fran9ois-suedois et suedois-fran9ois. Stockh. et Upsal. 1755. 4.
C. Molbech, Dansk Dialect-Lexikon. Kjöbenh. 1841.
J. Bosworth, The elements of anglo-saxon grammar, with copious notes, illustrating the structure of the saxon and the formation of the english language, and a grammatical praxis with a literal english version, to which are prefixed remarks on the history and use of the anglo-saxon etc. Lond. 1823. Fol.
W. Baxter, Glossarium antiquitatum britannicarum sive syllabus etymologicus antiquitatum veteris Britanniae atque Iberniae temporibus Eomanorum. Accedunt E. Luidii, De fluviorum, montium, urbium in Britannia nominibus adversaria posthuma, edit. sec. Lond. 1733.
Th. Wright, Dictionary of obsolete and provincial english. Lond. 1857.
A glossary of yorkshire words and phrases collected in Whitby and the neighbourhood. With examples of their colloquial use, and allusions to local customs and traditions. Lond. 1855.
J. Jamieson, An etymological dictionary of the Scottish language. Edinb. 1818.
J. A. Schmeller's sogenanntes cimbrisches Wörterbuch, das ist deutsches Idioticon der VII und XIH Comuni in den venetianischen Alpen. Herausgegeben von J. Berg-mann. Wien 1855.
J. Zacher, Das gothische Alphabet Vulfilas und das
TAALKUNDE. DÜ1TSCH.
Runenalphabet. Eine sprachwissenschaftliche Untersuch-nung. Leipz. 1855.
L. de Baecker, Analogie de la langue des Gotlis et des Franks avec le Sanskrit. Gand 1858.
(L. ten Kate) Gemeenschap tussen de gottische spraeke en de nederduytsche vertoont by eenen brief nopende deze stoÉPe, by eene lyste der gottische woorden, ge-lyklnydig met de onze, getrokken uyt het gothicum evan-gelium, by de yoorbeelden der gottische declinatien en conjugatien. Amst. 1710. 4.
J. G. Eccardus, Historia studii etymologici linguae ger-manicae hactenus impensi. Accedunt et quaedam de lingua Venedorum in Germania habitantium, tandemque proprium de lexico linguae germanicae etymologico com-ponendo consilium aperitur. Hanov. 1711.
J. G. Wachter, Glossarium germanicum continens ori-gines et antiquitates linguae germanicae hodiernae. Lips. 1727.
W. Wackernagel, Vocabularius optimus. Zur Begrüs-sung der in Basel versammelten Philologen und Schul-manner im Auftrage der Universitat herausgegeben. 1847. 4.
Th. Heinsius, Volkthümliches quot;Wörterbuch der deut-schen Sprache mit Bezeichnung der Aussprache und Be-tonung für die Geschafts- und Lesewelt, IV Bde. Hann. 1818—22.
J. und W. Grimm, Deutsches Wörterbuch, Bd. I, II, III, Lief. 1—6. Leipz. 1854—61.
A. F. C. Vilmar, Anfangsgründe der deutschen Gram-matik, zunachst für die obersten Klassen der Gymnasien. Lautlehre und Flexionslehre nebst gothischen und alt-hochdeutschen Sprachproben, zweite Aufl. Marb. und Leipz. 1841.
B. Rechstein, Die Aussprache des Mittelhochdeutschen. Halle 1858.
E. Krüger, Uebersicht der heutigen plattdeutschen Sprache (besonders in Emden). Emd. 1843.
K. Groth, Briefe über Hochdeutsch und Plattdeutsch. Kiel 1858.
277
TAALKUNDE. DUITSCH.
T. D. Wiarda, Ueber deutsche Vornamen und Geschlechts-namen. Berl. und Stett. 1800.
H. F. Otto Abel, Die deutschen Personen-Namen. Berl. 1853.
P. Cassel, Thüringische Ortsnamen, 2te Abh. Erf. 1858.
Mittheilungen der antiquarischen Gesellschaft in Zürich, Bd. VI, Heft 3. H. Meijer, Die Ortsnamen des Kantons Zürich aus den ürkunden gesammelt und erlautert. Zür. 1848. 4.
A. Ypeij, Beknopte geschiedenis der nederlandsche tale. Utr. 1812.
G. van der Schueren, Teuthonista, of duytschlender, uitgegeven door wylen C. Boonzajer, verrykt met eene voorrede van J. A. Clignet. Leyd. 1804. 4.
L. Meijer, Woordenschat, in drie deelen gescheiden, van welke het I bastaardwoorden, II konstwoorden, III, verouderde woorden beghrijpt, vijfde dr. Amst. 1669. 12.
D. van Hoogstraten, Lijst der gebruikelijkste zelfstandige naamwoorden, beteekend door hunne geslachten, zesde dr. Aangevuld uit de bijvoegselen van G. Outhof. Aanmerkelijk vermeerderd en opgehelderd door A. Kluit. Amst. 1783.
M. de Vries, Ontwerp van een nederlandsch woordenboek. Verslag der commissie, in de vergadering van het derde nederlandsch letterkundig congres, te Brussel, 31 Augustus 1851, voorgedragen. Gron. 1852.
M. de Vries, Verslagen der redactie van het nederlandsch woordenboek, omtrent den staat barer werkzaamheden van 1 Januarij 1852 tot 1 Julij 1860. Haarl. 1854, 56, 60.
A. de Jager en L. A. te Winkel, De taalgids. Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der nederlandsche taal, dl. I—III. Utr. 1859—1861.
278
TAALKUNDE. NEDERLANPSCH
M. de Vries, De nederlandsche taalkunde in haren aard en hare strekking. Redevoering ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de hoogeschool te Leiden, 29 October 1853. Haarl. 1853.
P. B., Aenmerkingen over de verwaerloozing der ne-derduitsche taal. Gend 1832.
J. C. W. Ie Jeune, Antwoord op de vraag; Welke regelen behoort men in acht te nemen in het verrijken onzer moedertaal, door het weder invoeren van verouderde en het smeden van nieuwe woorden, of het aannemen van dezelve uit vreemde of verwante talen?
H. J. Koenen, Verhandeling over de bestanddeelen van het nederduitsch alphabet, en meer bepaald over de daartoe behoorende letters c, q, x, y. Voorgelezen in de vergadering der tweede klasse van het koninklijk-nederlandsche instituut, 22 February 1849.
H. Riedel, Over orthographie en orthoëpie, naar aanleiding van de nederlandsche spelling onder beknopte regels gebragt door Dr- L. A. te Winkel.
M. J. Noordewier, Overzigt van de aanhechting van toonlooze woorden bij onze ouden.
R. Posthumus, Eenige aanmerkingen over de dubbelde en enkelde klinkerspelling in de nederlandsche taal, in eenen brief aan zijnen vriend, Jr- M. de Haan Hettema medegedeeld. Doek. 1829. 12.
M. de Haan Hettema, Antwoord aan zijnen vriend R. Posthumus, over zijne aanmerkingen betrekkelijk de dubbelde en enkelde klinkerspelling in de nederlandsche taal. Doek. 1830. 12.
C. J. van Assen, Iets over alliteratie. Voorlezing in de maatschappij van nederlandsche letterkunde.
L. A. te Winkel, Over het werkwoord lijken en zijne voornaamste afstammelingen. Eene proeve van etymologie. (Eerste ged.) 4.
(J. v. H.) Titulatuur in het ligchaam van ambtsbrieven. (1851.)
S. Talsma, Praktische taaloefeningen ten gebruike van de lagere scholen. Gron. 1848. 12.
279
TAALKUNDE. NEDERLANDSCH.
L. Ph. C. van den Bergh, Over den oorsprong en de beteekenis der plaatsnamen in Gelderland.
J. Pan, Drentsche woorden en spreekwijzen.
M. T. Laurman, Proeve van kleine taalkundige bijdragen tot beter kennis van den tongval in de provincie Groningen. Gron. 1822.
J. de Saint-Genois, Het vlaemsch in het noorden van Frankryk. Gent 1858.
H. Q. Janssen, Verschil in taaleigen tusschen Zeeuwsch-Vlaanderen (4de distr.) en West-Vlaanderen, nevens overeenkomst van het zuid-bevelandsche met het west-vlaam-sche. 12.
P. Lansens, Kort taelkundig onderzoek naer de bevol-kers van West- en Oostvlaenderen. Dixm. 1850.
(J. F. Willems) Historisch onderzoek naer den oorsprong en den waren naem der openbare plaetsen en andere oudheden van de stad Antwerpen. Antw. 1828.
F. A. Snellaert, Bydragen tot de kennis van den tongval en het taeleigen van Kortryk. Gent 1844.
J. H. Hoeufft, Proeve van bredaasch taai-eigen, of lijst van eenige in de stad en den lande van Breda gebruikelijke en in sommige oorden van ons vaderland min gewone woorden en spreekwijzen. Bred. 1836.
J. H. Hoeufft, Aanhangsel op de proeve van bredaasch taai-eigen, bevattende ophelderingen van eenige in onbruik zijnde woorden en spreekwijzen, in oude bredasche stukken voorkomende. Bred. 1838.
(T. D. Wiarda) Geschichte der ausgestorbenen alten friesischen oder sachsischen Sprache. Aur. und Brem. 1784.
T. D. Wiarda, Altfriesisches Wörterbuch. Aur. 1786.
M. Hettema, Proeve van een friesch en nederlandsch woordenboek. Leeuw. 1832.
C. H. Stürenburg, Ostfriesisches Wörterbuch. Aur. 1857.
280
TAALKUNDE. PKIESCH.
N. Outzen, Glossarium der friesischen Sprache, beson-ders in nord-friesischer Mundart, zur Vergleichung mit den verwandten germanischen imd nordischen, auch mit zweckmassigem Hinfclick auf die danische Sprache. Her-ausgegeben von L. Engelstoft und C. Molbech. Kopenh. 1837. 4.
B. Bendsen, Die nordfriesiscbe Sprache nach der mo-ringer Mundart zur Vergleichung mit den verwandten Sprachen und Mundarten. Herausgegeben von Dr- M. de Vries. Leid. 1860.
(J. H. Halbertsma) Programma voor eene inteekening op dit werk. (Devent. 1854.)
C. Johansen, Die nordfriesiscbe Sprache nach der föh-ringer und amrumer Mundart. quot;Wörter, Sprichwörter und Redensarten nebst sprachlichen und sachlichen Er-lauterungen und Sprachproben. Kiel 1862.
R. Rask, Friesche spraakleer. Met enige veranderingen uit het deensch vertaald door M. Hettema. Leeuw. 1832.
M. Hettema, Beknopte handleiding, om de oude friesche taal, voor zoo verre zij in handschriften en in druk nog bestaat, gemakkelijk te lezen en te verstaan enz. Leeuw. 1830.
H. S. Sytstra, Inleiding tot de friesche spraakkunst. Uitgegeven door het gezelschap voor friesche taal- en letterkunde. Leeuw. 1854.
H. S. Sytstra, Klank- en schriftleer der friesche taal, of eerste afdeeling der friesche spraakkunst. Uitgegeven door het gezelschap voor friesche taal- en letterkunde. Leeuw. 1856.
H. Zijlstra, Hwet habbe da fryske scriüers yn acht to nimen end hwet ken ma for-ol ynnath deistich libben dwaen om us tael to biforderjen? Foarlesing oppa for-gearinge fon da selskip foar fryske tael end skriftenken-nisse. Leauw. 1846.
A. ten Broecke Hoekstra, Nuttigheid van de taalkennis der middeleeuwen, alsmede van die der oude Vriesen.
M. de Haan Hettema, Hints on the thesis „ the old-
281
TAALKUNDE. PKIESCH.
„ friesic above all others the fons et origo of the old-„ english.quot;
E. Wassenbergh, Taalkundige bijdragen tot den frie-schen tongval, 11 st. Fran. 1802, 1806.
(E. Wassenbergh) Verhandeling over de eigennaamen der Friesen. Met ses bylagen, daartoe betrekkelyk. En eene toelage van friesche spreekwoorden. Fran. 1774.
J. H. Hoeufft, Taalkundige aanmerkingen op eenige oud-friesche spreekwoorden. Tweede uitgaaf. Vermeerderd met een beredeneerd register. Bred. 1815.
Fobbe Korst (Jan van Vliet), Bredasche almanak van 1664, met de bredaesche chroniick en der oude vrije Friezen spreeck-woorden. 4. (Titel ontbreekt.)
Prospectus. A. Ypeij, Woordenboek van friesche idiotismen of woorden en spreekwijzen, welke in de friesche steden gebruikelijk zijn. (Leeuw. 1831.)
Jo. Jac. Frisius, Bibliotheca philosophorum classicorum authorum chronologica in qua veterum philosophorum origo, successio, aetas et doctrina, ab origine mundi usque ad nostram aetatem proponitur. Quibus accessit patrum ecclesiae Christi doctorum a temporibus aposto-lorum usque ad tempora scholasticorum ad an. usq. do. 1140, secundum eandem temporis seriem enumeratio. Tiguri 1592. 4.
Th. Smith, Vitae quorundam eruditissimorum et illus-trium virorum. Lond. 1707. 4.
Memoires pour servir a 1'histoire littéraire des dis-sept provinces des Pays-Bas, de la principauté de Liege, et de quelques contrées voisines, XVIII voll. Louv. 1763—70.
F. Neve, Relations de Suffridus Petri, et d'autres savants du XVI siècle avec 1'université de Louvain. Louv. 1848. 12.
282
LETTERKUNDE. LETTERK. GESCHIED. 283
S. A. Gabbema, Epistolarum ab illustribus et claris viris scriptarum centuriae tres. Harl. Fris. 1663.
Ant. Matthaeus, Andr. Alciati jurisconsulti mediola-nensis tractatus contra vitam monasticam. Cui accedit sylloge epistolarum, nee non vetera aliquot testamenta sec. 13 et initio sequentis scripta. Hag. Com. 1740. 4.
J. C. W. Ie Jeune, Bouwstoffen voor de nederlandsche letterkunde en hare geschiedenis, III st. 's Grav. en Amst. 1829—1835.
F. A. Snellaert, Kort begrip eener geschiedenis der nederduitsche letterkunde. Antw. 1849.
F. A. Snellaert, Schets eener geschiedenis der nederlandsche letterkunde, tweede uitg. Gent 1850.
F. A. Snellaert, Verhandeling over de nederlandsche dichtkunst in Belgie, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella. Bruss. 1838.
(J. Bowring) Language and literature of Holland.
B. H. Lulofs, Verhandeling over den tijd van den eerst regten aanvang en vroegsten bloei onzer oude bepaaldelijk gezegde nederlandsche letterkunde, en wel inzonderheid over het ongegronde van het gevoelen dier genen, welke op stout beslissenden toon dien bloei voor een deel reeds in de twaalfde eeuw stellen. Gron. 1847.
W. J. A. Jonckbloet, Geschiedenis der midden-neder-landsche dichtkunst, III dln., 4 stukk. Amst. 1851— 1855.
W. J. A. Jonckbloet, Over midden-nederlandschen epischen versbouw. Amst. 1849.
J. P. van Cappelle, Redevoering over de verdiensten der amsterdammers, ten aanzien van den opbouw en de volmaking der nederduitsche taal- en letterkunde. Amst. 1816. 4.
Ph. Blommaert, Beknopte geschiedenis der kamers van rhetorica te Gent. Gent 1838.
Ph. Blommaert, Geschiedenis der rhetorykkamer: De Fonteine, te Gent, gesticht den 9 December 1448. Gent 1847.
284 LETTEBKÜNDE. LETTEBK. GESCHIED.
(J. Diegerick) Neuve-église. Notes sur sa draperie et ses chambres de rhétorique. Brug. 1855.
S. Werenfels, Eedevoering over de tooneelspelen. Uit het latijn door E. W. Higt; waar achter volgt Lof der tooneelpoëzij door den zelfden. Leeuw. 1746, 4.
G. van Hasselt, Over de eerste vaderlandsche klugt-spelen. Utr. 1780.
J. ten Brink, Gerbrand Adriaens Brederoo. Historiesch-aesthetische studie van het nederlandsch blijspel der 17de eeuw. Utr. 1859.
(J. Diegerick) Salomon Faber, poète yprois. Lettre a M. l'abbé Carton. Brug. 1852.
(E. J. H. Tjaden) Das gelehrte Ostfriesland, III Bde. Aur. 1785—1790.
H. W. Rotennund, Das gelehrte Hannover oder Lexi-kon von Schriftstellern und Schriftstellerinnen, gelehrten Geschaftsmannern und Künstlern, die seit der Reformation in und ausserbalb den samtlichen zum jetzigen König-reich Hannover gehörigen Provinzen gelebt haben und noch leben, II Bde. Brem. 1823.
Werken Tan Qenootschappen. Tijdschriften.
Nieuwe reeks van werken van de maatschappij der nederlandsche letterkunde te Leiden, dl. II—X. Leid. 1846—1857.
Handelingen der jaarlijkscbe algemeene vergadering van de maatschappij der nederlandsche letterkunde te Leiden. 1857—61.
J. de Wal, Aanspraak ter opening der jaarlijkscbe algemeene vergadering van de maatschappij van nederlandsche letterkunde te Leiden, op den 19 Junij 1851.
Maatschappij der vlaemsche bibliophilen. Wetten. Gent 1839.
Gewijzigde wetten. Gent 1845.
Le bibliophile beige, tom. I—III. Brux. 1845, 1846.
Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Les bibliophiles flamands. Leur histoire et leurs travaux. Gand. 1853.
LETTERKUNDE. WEEKEN V. GENOOTSCH. 285
F. A. Snellaert, Note sar la publication des écrivains flamands du moyen-age.
Vlaemsclie beweging. Verklaring van grondbeginselen door de verdedigers der nederduitscbe volksregten aen bunne landgenooten gegeven. Gent 1847.
Hoffmann van Fallersleben, De vlaamscbe beweging. Met een voorwoord van A. de Jager. Rott. 1856.
F. A. Snellaert, Redevoering over de noodzakelijkheid om met de lotgevallen van 's lands tael en letterkunde bekend te zijn, gehouden bij het openen van den leergang over de geschiedenis der nederlandsche tael- en letterkunde in het vlaemsch gezelschap te Gent, den 7 Februarij 1849.
F. A. Snellaert, Taelcongres en vlaemsch feest, gehouden te Gent den 23 en 24 October 1841. Gent 1842.
Handelingen van het nederlandsch congres, gehouden te Gent den 26, 27, 28 en 29 Augustus 1849. Gent 1850.
Handelingen van het nederlandsch congres te Gent. Inleidingsredevoering uitgesproken door F. A. Snellaert, in de zitting van 26 Augustus 1849.
Programma's tot regeling van het 2de, 3de en 4de nederlandsch letterkundig kongres, te Amsterdam, Brussel en Utrecht.
J. A. Alberdingk Thijm, Een hollandsch woord aan zijn landgenooten. Amst. 1851.
Reminiscenzen der Versammlung deutscher Philologen von einem Nicht-Philologen. Hamb. 1855.
Verhandlungen der gelehrten esthnischen Gesellschafft zn Dorpat, Bd. I, Heft 1—4, Bd. II, Heft 1—3, Bd. IV, Heft 1, 3, 4, Bd. V, Heft 1—3. Dorp. 1840—1861.
J. W. Wolf, De broederhand. Tydschrift voor neder-en hoogduitsche letterkunde, wetenschap, kunst en openbaar leven. Bruss. 1845.
L. van Hoogeveen-Sterck, De vlaemsche rederyker,
286 LETTERKUNDE. TIJDSCHR. MENGELW.
tydschrift ter bevordering van tael-, dicht- en letterkunde. Antw. en Amst. 1845.
C. P. Serntre, Vaderlandsch museum voor nederduit-sche letterkunde, oudheid en geschiedenis, III dln. Gent 1855—1860.
De letter-, historie- en boek-beschouwer, geevende maandelyks een naauwkeurig bericht zoo van de opkomst, voortgang en gesteldheid, der akademien, gymnasien en maatschappyen der beschaafde letteren, konsten en wetenschappen, als van de merkwaardige voorvallen en veranderingen in het ryk der geleerden, waarby komen le-vensbeschryvingen van beroemde mannen en de vrye en onzydige beoordeeling der beste schriften in Europa uitkomende, IV dln. Amst. 1763, 1764.
S. Tyssot de Patot, Lettres choisies, II voll. La Haye 1727. 12.
R. Koopmans, Eedevoeringen en verhandelingen, II dln. Amst. 1819, 20.
H. W. Tydeman, Letter- en geschiedkundige mengelingen. Zaltb. 1836.
S. J. Mulder, Verspreide lettervruchten. Leyd. 1844.
G. D. J. Schotel Jquot; Tilburgsche avondstonden. Amst. 1850.
A. D. Schinkel, Geschied- en letterkundige bijdragen, 's Grav. 1850.
N. Beets, Verpoozingen op letterkundig gebied. Haarl. 1856.
M. Belius, De vetere litteratura hunno-scythica exerci-tatio. Lips. 1718. 4.
J. Bowring, Poetry of the magyars, preceded by a sketch of the language and literature of Hungary and Transylvania. Lond. 1830.
LETTERKUNDE. MONGOOLSCH-TABTAARSCH 287
R. Rask, Rsssonneret lappisk Sproglaere efter den Sprog-art, som bruges af Fjaldlapperne i Porsanger-Fjorden i Finmarken. Kjöbenh. 1832.
F. G. Eichoff, Tableau de la littérature du Nord au moyen-age en Allemagne et en Angleterre, en Scandinavië et en Slavonie. Paris 1857.
M. de Haan Hettema, Overzicht over de rune-literatuur. Work. 1843.
Om Literaturens Tilvaaxt under de tre danske Konger Frederik V, Christian VII og Frederik VI. Kjöbenh. 1828.
Jomsvikinga Saga og Knytlinga tilligemed Sagabrud-stykker og Fortallinger vedkommende Danmark, udgivne af det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab, oversatte af C. C. Rafn. Kjöbenh. 1829.
Saga Jatvardar Komings Hins Helga, udgiven efter islandske Oldböger af det kongelige nordiske Oldskrift-Selskab. Kjöbenh. 1852.
C. L. Schüller tot Peursum, Het utrechtsche handschrift der Snorra-Edda. (1846.)
C. W. M. Grein, Bibliothek der angelsachsischen Poesie in kritisch bearbeiteten Texten und mit vollstandigem Glossar, III Bde. Gött. 1857, 58, 61.
B. Thorpe, Analecta anglo-saxonica. A selection in prose and verse, from the anglo-saxon authors of various ages; with a glossary. Lond. 1834.
H. Leo, Altsachsische und angelsachsische Sprachpro-ben. Herausgegeben und mit einem erklarenden Verzeich-niss der angelsachsischen quot;Wörter versehen. Halle 1838.
M. Rieger, Alt- und angelsachsisches Lesebuch nebst altfriesischen Stücken, mit einem Worterbuche. Giess. 1861.
LETTERKUNDE. ANGELSAKSISCH.
F. Junius, Quatuor euangeliorum versiones perantiquae duae, gothica scilicet et anglo-saxonica. Accessit glossarium gothicum cui praemittitur alphabetum gothicum, ru-nicum etc., II voll. Amstelacd. 1684. 4.
K. W. Bouterwek, Die vier Evangelien in alt-nord-humbrischer Sprache. Aus der jetzt zum erstenmale voll-standig gedruckten Interlinearglosse in St. Cudborts Evan-gelienbuche hergestellt, mit einer ausfübrlicben Einleitung, einem reichbaltigen Glossare, so wie einigen Beilagen verseben. Gütersl. 1857.
B. Tborpe, Caedmons metrical paraphrase of parts of the boly scriptures in anglo-saxon witb an englisb translation, notes and verbal index. Lond. 1842.
C. Gr. Bouterwek, De Cedmone poëta anglo-saxonum vetustissimo brevis dissertatio. Elberf. 1845.
K. W. Bouterwek, Caedmon's des Angelsacbsen bibli-scbe Dicbtungen, II Tble. Elberf. 1849, 61.
L. Ettmüller, Scópes vidsidb. Sangers Weitfabrt. Ad-belstans Sieg bei Brunenburg. Angelsacbsiscb u. deutscb. Zurich 1839.
J. M. Kemble, The anglo-saxon poems of Beowulf the travellers song and the battle of Finnesburh. Lond. 1835.
H. Leo, Bëówulf, dasz alteste deutsche, in angelsach-sischer Mundart erhaltene Heldengedicht, nach seinem Inhalte, und nach seinen historischen und mytbologischen Beziehungen betrachtet. Ein Beitrag zur Gescbichte alter deutscher Geisteszustande. Halle 1839.
L. Ettmüller, Beowulf, Heldengedicht des achten Jahr-hunderts, zum ersten Male aus dem angelsachsischen in das neuhochdeutsche stabreimend übersetzt und mit Einleitung und Anmerkungen verseben. Zurich 1840.
K. Simrock, Beowulf, das alteste deutsche Epos übersetzt und erlautert. Stuttg. u. Augsb. 1859.
(J. Barrois) Elements carlovingiens linguistiques et lit-téraires. Paris 1846. 4.
288
LKTTEKKONDE. OUD-FRANSCH.
J. H. Hoeuffit, Verzameling van fransche woorden uit de noordsche talen afkomstig of door sommigen afgeleid. Bred. 1840.
C. P. Serrure et A. Voisin, Le livre de Baudoyn, conté de Flandre; suivi de fragments du roman de Tra-signyes. Brux. 1836.
P. Blommaert, Fragment d'un roman de chevalerie du cycle carlovingien, transcrit d'après un parclietr.in du 13e siècle. Lille 1860.
A. Raszmann, Die deutsche Heldensage und ihre Heimat, II Bde. Hannov. 1857, 58.
J. A. Schmeller, Heliand. Poema saxonicum seculi noni. Accurate expressum ad exemplar monacense in-sertis e cottoniano londinensi supplementis nee non adjecta lectionum varietate. Monach. 1830. 4.
Glossarium saxonicum e poemate Heliand inscripto et minoribus quibusdam priscae linguae monumentis collec-tum cum vocabulario latino-saxonico et synopsi grammatica. Monach. 1840. 4.
F. H. von der Hagen, Der Nibelungen Lied zum ers-temnal in der altesten Gestalt aus der St. Galler Urschrift mit Vergleichung aller übrigen Handschriften, herausge-geben. Dritte mit Einleitung und Wörterbuch vermehrte Auflage. Bresl. 1820.
A. Holtzmann, Das Nibelungenlied in der altesten Ge-stalt mit den Veranderungen des gemeinen Textes, her-ausgegeben und mit einem Wörterbuch versehen. Stuttg. 1857.
H. Nabert, Der Nibelunge Liet vollstandigste Ausgabe nach dem durch Dr- Holtzmann als wirklich altesten nach-gewiesenen Texte des Frhrn. v. Lassberg unter Berück-sichtigung der übrigen bis jetzt bekannten Lesarten, na-mentlich der Wallersteiner Handschrift zum Gebrauche für Schulen veranstaltet und mit Wörterbuche versehen. Hannov. 1855.
W. von Pioennis, Kudrun, Uebersetzung und Urtext,
19
289
LETTERKUNDE. DÜITSCH.
mit erklarenden Abhandlungen. Mit einer systematischen Darstellung der mittelhochdeutschen epischen Verskunst von M. Kieger. Leipz. 1853.
B. Hölscher, Niederdeutsche geistliche Lieder und Sprüche aus dem Münsterlande. .Nach Handschriften aus dem XV und XVI Jahrhundert. Mit Anmerkungen, Wörterbucli und einer Musikbeilage. Berl. 1854.
H. F. Massmann, Die deutschen Abschwörungs-, Glau-bens-, Beicht- und Betformeln vom achten bis zum zwölf-ten Jahrhundert. Quedlinb. u. Leipz. 1839.
L. Woort, Plattdeutsche Dichtungen. Brem. 1861.
K. Groth, Plattdeutsche Gedichte von Ferdinand Weber. Kiel 1861.
S. Dethleffs, Gedichte in hochdeutscher und plattdeut-scher Mundart, II Thle. Hamb. 1861.
A. W. Nige Blomen ut Annmariek Schuiten ehren Goren. Greifsw. u. Leips. 1861.
F. J. Mone, übersicht der niederlandischen Volks-Li-teratur alterer Zeit. Tübing. 1838.
J. W. Wolf, Niederlandische Sagen. Gesammelt und mit Anmerkungen begleitet herausgegeben. Leipz. 1843.
J. Bowring and H. van Dyk, Batavian anthology; or specimens of the dutch poets; with remarks on the poetical literature and language of the Netherlands, to the end of the seventeenth century. Lond. 1824.
(S. Gille Heringa) Bijdrage tot de lijst der nederland-sche dichters. (1848.)
F. H. von der Hagen, Niederdeutsche Psalmen aus der karolinger Zeit. Zum erstenmal herausgegeben. Bresl, 1816. 4.
S. de Wind, Vier fragmenten eener nederiandsche bewerking van den ridderroman Huon de Bordeaux. (Mid-delb. 9 Julij 1847.)
E. Verwijs, Bloemlezing uit middelnederlandsche dichters, III dln. Zutph. 1858—1861.
290
LETTERKUNDE. NEDEELANDSCH.
M. F. A. G. Campbell, Reynardus Vulpes. Poëma * ante annum 1280 a quodam Balduino e lingua teutonica translatum. Hag. Com. 1859.
F. A. Snellaert, Alexanders geesten van Jacob van Maerlant, met inleiding, varianten van HSS., aanteeke-ningen en glossarium, dl. I. Bruss. 1860.
J. van Maerlant, Spiegel hietoriael, of Eijmkronijk, dl. IV. Uitgegeven door de tweede klasse van het ko-ninklijk-nederlandsche instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten. Amst. 1849.
J. H. Halbertsma, Aanteekeningen op het vierde deel van den Spiegel historiael van Jacop van Maerlant. Uitgegeven door de tweede klasse van het koninklijk-neder-landsche instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten. De vent. 1851.
J. van Maerlant's Spiegel historiael. Uitgegeven door de maatschappij van nederlandsche letterkunde te Leiden, dl. I, III en II, st. 1. Leid. 1857—1862. 4.
E. Verwijs, Jacob van Maerlant's quot;Wapene Martijn, met de vervolgen. Kritisch uitgegeven en toegelicht. Academisch proefschrift. De vent. 1857.
L. Ph. C. van den Bergh, Geestelijke gedichten van Jacob van Maerlant en anderen, uit de 13de en 14de eeuw. Medegedeeld en met eene inleiding en doorloopende aanteekeningen voorzien. Dordr. 1840.
Ph. Blommaert, Oudvlaemsche gedichten der Xllde, XlIIde en XlVde eeuwen, UI dln. Gent 1838—1851.
Leven van Sinte Amand, patroon der Nederlanden. Dichtstuk der XlVde eeuw, II dln. Gent 1842—1843.
Ph. B., Theophilus, Gedicht der XlVde eeuw; gevolgd door drie andere gedichten van het zelfde tydvak. Gent 1836.
Ph. Blommaert, Theophilus, Gedicht der XlVde eeuw, gevolgd door negen andere gedichten uit de middeleeuwen. Gent 1858.
Der vrouwen heimelykheid. Dichtstuk der XlVde eeuw. Gent.
P. Leendertz Wz, Van den sacramente van Amst er-
291
LETTERKUNDE. NEDERLANDSCH.
dam. Gedicht van Willem van Hillegaersberch; met ophelderende aanteekeningen uitgegeven. Sneek 1845.
E. Verwijs, Dit syn X goede boerden, 's Gravenh. 1860.
J. C. W. Ie Jeune, Letterkundig overzigt en proeven van de nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw. 's Gravenh. 1828.
J. F. Willems, Oude vlaemsche liederen, IV afl. Gent 1846, 1847.
Oude en nieuwe liedjes, bijeenverzameld door F. A. Snellaert. Gent 1852.
Het beclach van joncheer Jan van Hembyse, dichtstuk der XVIde eeuw. Gent 1839.
A. D. Schinkel, A. Roemers Visscher, Honderd christelijke zinnebeelden naar Georgette de Montenay. Uitgegeven naar het oorspronkelijke handschrift. 1854. 4.
B. H. Lulofs, Berigt van inteekening op eene uitgaaf van eenige kleinere gedichten van Vondel, met eene breedvoerige omschrijving in proza en met ophelderende aanteekeningen. Gron. Maart 1838.
B. H. Lulofs, Drie proeven van opheldering over den grootsten der oud-nederlandsche dichters J. van den Vondel. Gron. 1830.
D. R. Kamphuyzen, Stichtelyke rymen om te lezen of te zingen. Onderscheyden in IV dln. Twintigste druk. Amst. 1685.
D. Camphuyzen, Uitbreyding over de psalmen des propheten Davids. Na de fransche dichtmate van C. Marot en T. de Beze. Amst. 1685.
J. van Nyenborgh, Het wondertoneel, ofte lusthof der historypaerlen, van wonderbare behoudenissen, midtsga-ders van de vreemdigheden der gewassen ende gedierten op aerden, ende wateren, blixem, bergen, mineralen, menschen, machtige steden, gebouwen, rijckdommen, be-graefenissen, op- en ondergang der werelts staten, als oock van 't paradijs, verschijningen, eenige consten en singedichten enz. Fol.
V. Rijckelsma, quot;Wilde eenden-iacht ofte beschrijvinge van de hollandsche vogelkoyen. 's Gravenh. 1622. 4.
292
LETTERKUNDE. NEDEKLANDSCII.
J. van Beverwiick, Van de wtnementheyt des vrouwe-licken geslachts. Vereert met historyen, en de kopere platen; als oock latijnsche ende nederlantsche verssen van Corn. Boy. Tweeden druck. Dordr. 1643.
Wat klugtigs van Abram Kom Gaanewe. Gedigt door Henrik Takama, Amsterdammer. Nooydt nog gespeeldt. Amst. 1664. 4.
C. Huygens, Batava Tempe, 't voorhout van 's Gra-venhage. Met eene omschrijving in ongebonden stijl en met ophelderende aanteekeningen, door de leden van het genootschap Constanter, te Leeuwarden. Leeuw. 1824. 4.
J. de Vries, H. de Groot's Bewijs van de ware godsdienst met zijne overige nederduitsche gedichten. Amst. 1844.
H. J. Koenen en A. de Jager, Nalezing op het uitlegkundig woordenboek des instituuts op de werken van P. C. Hooft, II stukk.
T. Brongersma, De bron-s waan of mengeldigten, bestaande in lof-gedigten, geestelijke stoffen, gesangen, afbeeldingen, verjaar-gedichten, lijk-klachten, bruylofts-sangen, vertalingen, byvallen, omgeefsels en raatselen. Gron. 1686.
J. Bara, Godvruchtige verklikker, vertoonende de losse en dwalende wegen der menschen, met de waare paden, om alle dartelheyd te mijden; met andere nijp-dichten, kusjes en minne-vaarzen. Amst. 1656.
J. Bara, Galteno en Alimene, of verdoemde ontrouw. Amst. 1656.
J. D., Veeneryk, en veeman, twistende, wie voor de schoonste te houden zy, eene bruine of eene blonde. Herderskout. Leid. 1713.
J. D., Kaad aan Amaril, zich in het huwelijk willende begeven. Leid. 1713.
De ongestaadigheyd der menschen. Hekeldicht. Leid. 1714.
P. Verhoek, Poëzy. Nevens zyn treurspel van Karei den Stouten , hertogh van Bourgondië. Amst. 1726. 4.
294 LETTERKUNDE. NBDERLAND8CH.
J. de Regt, Slegten-tyd, mengeldichten, gezangen en nachtwachts, kluchtspel, derde dr. Amst. 1733.
De dood van Pallas. Treurspel. Kotterd. 1762.
W. van der Pot, Endeldijk, hofdicht en andere gedichten. Leyd. 1768. 4.
Lof der tooneeldichtkunde, verval in 't nederduitsch tooneel, deszelfs oorzaeken, en middelen ter herstelling. Leyd. 1771.
J. Ie Francq van Berkhey, Zinspelende gedigjes, op de geestige printjes geetst door Pieter de Mare, na de teekeningen van mej. Christina Chalon, berustende in de verzameling van H. A. Dibbets. Leyd. 1779.
A. van Overstraten, Eerkrans voor Bergen op den Zoom. Amst. 1788. 4.
H. 's Gravesanden, Aan de eroote Anna Corver. Leid. 1798.
I. da Costa, Bilderdijks Epos, of de vijf bestaande zangen van den ondergang der eerste wareld, uitgegeven met eene inleiding, varianten, aanteekeningen en verhandelingen. Leeuw. 1845.
J. Pan, Aanwijzing der oude en nieuwere dichters, door W. Bilderdijk en vrouwe K. W. Bilderdijk, over-gebragt en nagevolgd, met aanteekeningen en eene voorlezing over de voortreffelijkheid van Bilderdijk in het navolgen en overbrengen der oude dichters, bijzonder van Horatius. Amst. 1839.
(J Pan) Nalezing op de aanwijzing der oude en nieuwere dichters, door W. Bilderdijk en vrouwe K. W. Bilderdijk, overgebragt of nagevolgd. (Assen) 1855.
B. Klinkert, Lijst der werken, geschreven door of met bijlagen voorzien van wijlen W. Bilderdijk en vrcuwe K. W. Bilderdijk, geb. Schweickhardt. Alphabetisch gerangschikt en met 3 bijlagen voorzien. Rott. 1852. Fol.
J. de Wal, Iets over Bilderdijk, als beoefenaar, navolger en vereerder der ouden. (1840.)
Proeve van dichterlijke mengelingen. Zaand. 1822.
B. H. Lulofs, Antwoord op de vraag : In hoe ver is
LETTERKUNDE. NEDEKLANDSCH.
een eerlijk en edelmoedig beoordeelaar of elk ander schrijver verpligt, om zijnen naam openbaar te maken.
B. H. Lulofs, Viertal xenien.
B. H. Lulofs, Aan den wel ed. heer Joh. van der Hey, uitgever van den Recensent ook der recensenten.
B. H. Lulofs, Dichtstukjes van J. Penon.
B. H. Lulofs, Muzelmansch woest vreugdegehuil in het kamp van Kalisch.
B. H. L., Een dramatisch huisselijk tooneel.
Knopjes en bloemen. Liederen en andere kleine gedichten, in den hoog- en nederduitschen tongval, ter ver-gelyking beider nevens elkander gesteld. Nevens eenige bemerkingen over verscheidenheden derzelve. Gent en Bruss. 1842. 12.
L. van Hoogeveen-Sterck, Christus. Christen-kerstoo-nen. Antw. 1843.
L. van Hoogeveen-Sterck, Des dichters hulde aen den beeldhouwer Jozeph Geefs, vervaerdiger van het borsten standbeeld van Z. M. Willem II, koning der Nederlanden. Antw. 1844.
L. van Hoogeveen-Sterck, De slag bij Nieuwpoort. Dichterlyk krygstafereel. Antw. 1844.
L. van Hoogeveen-Sterck, Christus. Christen-paesch-toonen. Antw. 1845.
Ph. Blommaert, Liederik de Buck, in drie zangen. Gent 1834.
Ph. Blommaert, Hilda. Den wel edelen heere Pru-dentius van Duyse toegewyd. Getrokken uit het vierde deel van het tydschrift de Vlaemsche rederijker. Antw. 1846.
Ph. Blommaert, Gedichten. Gent 1853.
W. J. Berlijn, Een viertal uitheemsche bloempjes op vaderlandschen bodem overgebragt. Leeuw. 1845. Tweede viertal. Amst. 1846.
P. W. Provo Kluit, Bij het graf van mijne vrienden. (Gedicht.)
Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Le songe d'un antiquaire, nouvelle fantastique. Gand 1853.
295
LETTERKUNDE. NBDERLANDSCH.
M. D. Teenstra, De kinderwereld. Ernst en luim. Ontleend uit de spelen van kleine en groote kinderen. Gron. 1853.
P. Lanssens, Schat van zede- en leerspreuken. Brugge 1854.
P. Lanssens, Lotgevallen van twee kunstenaren. Naer Mme. de Genlis. Brugge (1857). 4.
J. P. Amersfoordt, Willem Bardes, tooneelspel in vijf bedrijven. Amst. 1858.
De klok te Haulerwijk door een belgischen dichter (Prudens van Duyse) en De dorpsklok door P. C. J. Meys. Twee dichtstukjes, uitgegeven als bijdrage voor den aankoop eener torenklok, op het kerkgebouw dei-hervormde gemeente te Haulerwijk. Tweede dr. Mepp.
1859.
A. Bogaers, De togt van Heemskerk naar Gibraltar.
J. J. Bange, Het vaarwel aan de oorijzers. Derde dr. Winschot. 1856.
Wederwoord. Dichtregelen, vervaardigd door M. te Groningen, naar aanleiding van het vaarwel aan de oorijzers door J. J. Bange. Gron. 1856.
J. J. Bange, Hernieuwde oorlogsverklaring aan de oorijzers, naar aanleiding van het wederwoord van M., in zes zangen. Winschot.
J. J. Bange, Bombardement uit het oorijzerbastion, op de hernieuwde oorlogsverklaring. Gron. 1856.
J. J. Bange, De laatste uitval uit de bomvrije citadel, gerigt tegen het oorijzerbastion, gevolgd door militair-muzijk. Winschot.
De boeren zeun van Bellingwolde; hou hij eerst boer was, naderhand seldaat, en aind'lik kwam tot'n landloo-pers staat, vol van andounlikke en grappige dingen, zoo as m' hier kan lezen of zingen. Grönn.
Het geld. Een gesprek in de grönninger taal, tusschen Hindrik en Pij ter, dij malkaar ontmuiten tusschen de horense diek en Eèlderwolde.
296
LBTTEBKUNDE. FRIESCHE LETTERKUNDE. 297
(J. Bowring) Language and literature of Friesland.
J. Bowring, Brieven, geschreven op eene reize door Holland, Friesland en Groningen; voorafgegaan door Iets over de friesche letterkunde, en gevolgd door Iets over de hollandsche taal- en letterkunde, door den zelfden. Uit het engelsch (door A. Telting). Leeuw. 1830.
B. H. Lulofs, Eenige toelichtingen en bedenkingen op J. Bowring's uit het engelsch in onze moederspraak vertaalde aanmerkingen over sommige onzer oudere en nieuwere nederlandsche dichters, redenaren en andere schrijvers. Gron. 1829.
Essai d'une bibliographie de la litterature frisonne. Catalogue des livres en langue frisonne et de ceux qui traitent de cette langue et de sa litterature, en vente aux prix marqués chez M. Nijhoff et G. T. N. Suringar. 1859.
De honig-bije. Leeuw., dl. I, tweede dr., 1778., dl. II —VI, eerste dr., 1765—1771, II band.
De honig-bije in prosa, IV dln. Leeuw. 1773.
Nieuwe honig-bije, zijnde een uitmuntende verzameling van schoone versen, IV dln. Leeuw. 1784.
Friesch jierboeckje foar 1829, 1830, 1831, 1833, 1834, 1835. Trog it friesch genoatschip foar schijd-, adheyte-in tealkinde, VI dln. Lieauw.
Frysk almanak foar 1846 end 1847. Liow.
De bye-koer, frysk jierboekje, foar 1846, 1847, 1848, 1849, 1850, 1851, 1852, 1857 en 1862. Freantsj.
Iduna. Fryske rym end unrym. Opmakke end samle fon H. Zylstra, XIV st. Frentz. end Liow. 1845— 1858.
Swanneblummen. Jierboekje for 1850—1857, 1859. ütjown fon da selscip foar frysce tael in scriftenkinnisse. Liow. 1849—1859.
De frysce huesfrjeun, grienmank yn rym in onrym, opmakke in by'n oar samle fen W. Dykstra, XI dln. Freantsj 1851—1861.
letterkunde, fkiesche letterkunde.
Prosa en poézij voor Friezen door Friezen. Leeuw. (Uit verschilllende friesche volksalmanakken genomen.)
J. H. Halbertsma, Letterkundige naoogst, 11 stukk. Dev. 1840—1845.
J. Dirks, Sprokkels (N0. I—VI). Sneek. U. A. Evertsz, Frisiaca. Work. 1855.
J. G. van Blom, Proeve van het harmonische in de friesche dichtkunst. Leeuw. 1840.
J. Dirks, Iets over de beoefening der dichtkunst bij de oude Friezen. (1849.)
Gysbert Japix, Friesche rymlerye, yn trye delen for-schaet. d' Eerste binne Ijeafd in bortlycke mingeldeuntjes: 't Oarde sinte gemiene aef huwzmanne petear, in ore katerye: 't Efterste iz hymmelsch harp-luwd, dat is to sizzen, ytlycke fen Davids psalmen. Bóals. 1668. 4. (Eerste dr.)
G. Japix, Friesche rymlerye, in trye dielen forschaet. Dy oorde druwck, mei ien twaede diel forgreat. Leuw. 1681. 4.
Het zelfde werk met veranderden titel. Franek. 1684. 4.
A. ten Broecke Hoekstra, Proeve ter inteekening op eene uitgave van Gysbert Japix vriesöhe rijmlerij, in drie deelen. Naar den ouden echten druk van 1668, verbeterd en met taalkundige bijdragen voorzien. (1813.)
E. Epkema, Gysbert Japix, Friesche rijmlerye. De tredde druwck. Op nyz trognoaze in forbettere. Ljeauw. 1821. Daar achter: E. Epkema, Twaede deel Eef to-hsecke op Gysbert Japicx Friesche rymlerye. Aldereerst yn 't Ij each t brocht trog Symen Abes Gabbema. Op nyz trognoaze in forbettere. Ljeauw. 1821.
E. Epkema, Woordenboek op de gedichten en verdere geschriften van Gysbert Japicx, als een vervolg op de twee vorige deelen van dat werk. Leeuw. 1824. 4.
Korte oordeel-, letter- en geschiedkundige aanmerkingen op de friesche rymlerye van G. J. 4.
298
LETTERKUNDE. FR1ESCHE LETTERKUNDE. 299
W. Dykstra, Gysbert Japiks frysce rymlerye yn de spelling fen Dr- J. H. Halbertsma oerbrocht. Freantsj. 1853.
Eenige gedichten van Gijsbert Japiks, met korte aan-teekeningen van P. Leendertz Wz. Sneek 1853.
J. Althuysen, Priesche rymlery, yn twaa dielen by-staende, wier fen it eerste bystiet yn forjyeringsrymmen, brulloftsrymmen, forstserringsrymmen, in mingelrymmen, it oorde diel bystiet uwt dy 150 psalmen fin David mey dy oore lofzangen. Liouw. 1755. 4.
De burkerij of it boere bedrief, verdeeld yn fjouwer tieden fin it jier, as forjier, ziramer, herst en winter, verhandele as ien bliedspul, tusken de boer, zyn bur-man, boerinne, feint, faam, zoon, dogter en de teskers. By eltjoor brogt trog ien boere zoon. Dokk. 1774.
De tankbre boere zoon, tonneel-spul, yn ien bedryf, of fjouwer-en-trytig tonneelen; mseest oerzet ney (in) engels wurkje. Lieuw. 1778.
Het zelfde werkje. Snits 1823.
J. Rienks, En ves in het boerevrys op het reedryden van 64 fammen, allegerre uitlaesene hudrydsters, op twaa prysen, op de 20 en 21 January 1809, te Liouwert op de greft. Leeuw.
(Eelke Meinderts) It libben fen Aagtjen Ysbrants of dy frieske boerinne. By ien brogt trog ien fen Aagtjens bloed-freunen, en oon het Ijagt j oen trog ien fen har goedkunders, ta tjinst fen 't jinwurdige geslagt. Snits en Ljouw. 1808.
It libben fen Aagtje Ysbrants of dy frieske boerinne. Tredde forbetterde dr. Snits 1827.
It libben fen Aagtsje Ysbrants, of de frische boerinne. Pierde printinge trog W. Dykstra. Mei in wirdtje foaróf fen T. E. Dijkstra. Liou. 1861.
De boere schrieuwer oer it nys fin de dey of de boer en boerinne yn gesprek mey har borlui, oer ien en oore dingen fin disse tyd., eerste st.. Snits 1821.
Boere vriesk, yn rym en onrym, plisierig en stigtelyk om ta leissen; mei en lyst vin aode sprekwudden, wat di ynt stedske betudde. Snits 1821.
300 LETTERKUNDE. PKIESCHE LETTERKUNDE.
(J. H. en E. Halbertsma) De lapekoer fen Gabe Skroor. Dimt. 1822. 4.
(J. H. en E. Halbertsma) Het zelfde werk. Twade jefte. Dimt. (1829). Met het toevoegsel op de lapekoer van 1829 voor de goede vrienden van den uitgever.
(J. H. en E. Halbertsma) Het zelfde werk. Tredde jefte. Dimt. 1834. (Met de portretten van de schrijvers.)
(J. H. en E. Halbertsma) Het zelfde werk. Tredde jefte. (Zonder de portretten en op minder papier.)
(J. H. en E. Halbertsma) Der Lappenkorb von Gabe Schneider aus quot;Westfrisland, mit Zuthaten aus Nord-Frisland. Bearbeitet und herausgegeben von K. J. Clement. Leipz. (1846).
De lappekorf van Gabe Snijer, enz. Schetsen en tee-keningen van het friesche volks- en dorpsleven, door E. en J. H. Halbertsma. Uit het friesch, door J. J. A. Goeverneur. Devent. 1860.
Tjien sangstikjes uut de lapekoer mei in accompagne-mint fenn 'e guitare oaf de piano.
De boalseter merke fen Hoatse mei sün Wobbel.
E. Halbertsma, Twigen uwt ien aide stamme, mei oan-teikeningen fen J. H. Halbertsma. Dimt. 1840.
E. Halbertsma, Twijgen, uit een ouden stam opgeschoten. Met aanteekeningen van J. H. Halbertsma. Uit het friesch vertaald door J. J. A. Goeverneur. Devent. 1841.
E. en J. H. Halbertsma, Leed in wille in de Flot-gserzen. Dimt. 1854.
(J. H. Halbertsma) De sceerwinkel fen Joute-baes. Dimt. 1835.
J. H. Halbertsma, Oan Eölus oer it needwaer fen de 29ste Novimber 1836. Dimt. 1837.
(J. H. en E. Halbertsma) Eölus, grewa fen storm in onwaer, syn antwird oan Doctor J. H. Halbertsma. Dimt. 1837.
J. H. Halbertsma, Het evangelie van Mattheus vertaald in het land-friesch. Lond. 1858. 4.
LETTERKUNDE. PRIESCHE LETTERKUNDE. 301
E. Halbertsma, De treemter, mei kantteikeningen fen J. H. Halbertsma. Dimt. 1836.
E. Halbertsma, De noarcher ruen oan Gabe scroar. len brief screaun yn de moanne, foun in opbrocht troch syn omke doctor E. Halbertsma fen Grouwergea, mei kantteikeningen fen J. H. Halbertsma. Dimt. 1836.
E. Halbertsma, Minne Jorrits reis nei it kollumer oproer. Snits. 1851.
E. Halbertsma, De quickborn. Plat duetske rymkes, yn it friesk oerbrogt. Liouw. 1857.
E. Halbertsma, De jonkerboer of Krystyd in Sint Stef-fen yn aid Frieslan. Leste schrift, nei syn dead mei in oersicht fen syn libben uutjuwn trog ien fen syn frue-nen. Ljouw. 1858.
(T. Halbertsma) De roeker, N®. I—V. Ljeauw. 1832, 1833.
(T. H. Halbertsma) De wiersizzerij fen Maayke Jak-keles, oon de frieske fammen. Mei in wirdke foroaf oer Maayke dwaan in litten. Ljouw. 1836.
Het zelfde werk. In losse bladen.
(T. H. Halbertsma) De beaste freed yn Ijouter merke.
J. C. P. Salverda, IJtlijcke friesche rijmckes. Snits 1824.
J. C. P. Salverda, Hiljuwns uwren. Ljeauw. 1834.
R. Posthumus, Prieuwcke fen friesche rijmmelerije. Grinz 1824.
R. Posthumus, De keapman fen Venetien in Julius Cesar, twa toneelstikken fen Willem Shakspeare. Uut it ingels foarfrieske. Grinz. 1829.
R. Posthumus, In jouwerkoerke fol frysk griemank, ree makke in de Friesen oonbean. Grinz 1836.
(R. Posthumus) De paadwiser. III Nos- Doek. 1841.
R. Posthumus, As jiemme it lije meije, in blijspul, uut it ingels fen quot;William Shakspeare, forfryske in mei for-kleerjende noten forsjoen. Doek. 1842.
R. Posthumus, Farwol! taroppen oon myn broer in stalke, W. van Peima, bij syn fortjean, mei bern in berns-bern in ore goede kunde, nei Amerika Ljeauw. 1849.
302 LETTERKUNDE. FR1ESCHE LETTERKUNDE.
R. Posthumus, Sint Jans apokryf testamint; in joonpraatje tnsken twa boerljue, mei in wurd oon de laszers forop. Doek. 1857.
Sliucht in riucht, in rijmke makke trog Marten Durks. Grins 1825.
R. Windsma, Friesch blom-koerke, asf: Grijmanck fen ijtlijcke rijmekes, in liette oare katerye. Snits (1829).
R. Windsma, Friezne blomme kranze. Snits (1833).
R. quot;Windsma, Bledden uwt mijn schrieuwboeck. Snits 1847.
It jonge ljues boosk, plesier-spul ijn fijf bydrieuwen byscbreamvn, mei teste wijn in bytrokken luft, foarre Ijeafhabbers fen 't booskjen. Ljeauw. 1830.
J. R. (Jacob Roorda), Amme-Lied by e wielewale. Oppe wijs: „ Ich bin der doctor Eisenbart.quot; Mey en to-hseck foar de conrrier I. S. iF. Lieauw. 1830.
IJtlijcke forteltjes, fabels in za fort hinne, oonteekene trog Watze Harings. In neij zijn oafstjierren ijn it Ijieucbt joon, op forziek fin Watze's bloedfrieunnen, to nut en genoegen. Snits 1831.
(J. D. Ankringa) Rouwklei by it efstjerren fen Neerlans keningin. V. d. Hoops hollans forfrieske.
Foarjiers-blomkes, of ytlike minne-rymkes. Doek. 1840.
(W. de Jong Jz.) De domenys hifke, mar follen te ligt achte. St. Anna 1840.
B. W. Schultetus ^Enee, De domenys hifke, mar follen te ligt achte, in het hollandsch overgebracht en met eene voorrede vermeerderd. 1841.
Frieske sankjes. Ljouw. 1842.
H. Zylstra, It boask fen de kasteleins dochter. Blyspil yn trye utkomsten. Frentsj. 1843.
De stellene kersen. Toaneelspil foar jonge Ijeafhabbers fen 'e fryske tael. Ut it hollansk fen M. van Heyningen Bosch forfryske. Frents. 1847.
H. Zijlstra, Gelukkig Hansje. Friesch kinder-leesboekje voor school- en huiselijk gebruik. Met eene doorloopende aangave der uitspraak naast de friesche tekst, en voorzien van een klein woordenlijstje, ter verklaring der minst
letterkunde, friesche letterkunde. 303
bekende en moeijelijkste in het werkje voorkomende woorden. Franek.
H. G. van der Veen. Eymkes foar Friesen. Jonre 1844.
H. G. van der Veen, Clipsrymkes. Frentsj. 1846.
H. G. van der Veen, De wilde lantearne. En nuts-preekje. Doek. 1855.
H. G. van der Veen, De kaertlizzer. len story der der 19e ieu. Leauw. 1856.
H. G. van der Veen, Nije mearstimmige, greatliks oirsprunklike sangen. Doek, 1856. Langw. 4.
H. G. van der Veen, De oerwintering der Hollanders op Nova Sembla yn de jirren 1596 en 1597 fen H. Tollens Cz. forfryske. Ljouw. 1861.
K. J. Posthumus, Sokrates, in toneelstik fen J. Thomson, uut it frans forfryske. Ljeauw. 1848.
W. Dykstra, It heamiel by Gealeboer. Teltsjes yn rym in onrym. Frentsj. 1850.
W. Dykstra, Winterjounen by Gealeboer. Teltsjes yn rym en onrym. Frentsj. 1851.
Het zelfde werkje. Oarde forbettere en formeardere printinge. Leau. 1860.
W. Dykstra, Doaitse mei de noardsce balke. Frysce sankjes. Oarde formeardere printinge. Frentsj. 1850.
W. Dykstra, Blommekranske for da fryske berntsjes. Rym en onrym. Freantsj. 1851.
W. Dykstra, Learsum tiidfordrieu for de bern. In boekje mei moaye printsjes mei rimkes der by. Freantsj.
W. Dykstra, Hüsnocht for de bern. In boekje mei moaye printsjes en rimkes der by. Freantsj.
W. Dykstra, Gesprek van twee erbaijers over 't jene-verzupen. Opsteld in de Bildtaal. Franek. 1855.
(W. Dykstra) Haytskemoai's klachten yn de winter fen 1855. Yn rym brocht fen hjar omkesisser. Freantsj. 1855.
W. Dykstra, Friesen, wês tankber! In rimstikje. Ut-jown ta foardeel fen de ongelokkigen troch de wetterfloed in oare provincies. Freantsj. 1855.
304 LETTERKUNDE. FRIESCHE LETTERKUNDE.
W. Dykstra, De silveren rinkelbel. In wonderlike skied-nis ut de leste helte fen de achttsiende ieu. Fran. 1856.
W. Dijkstra, De zilveren rinkelbel. Een volksverhaal uit de laatste helft der 18de eeuw. Door den schrijver uit het friesch vertaald. Franek. 1857.
quot;W. Dykstra, De boeresionger. Ny frisk lietebóek for feinten en fammen. Freantsj. 1857.
W. Dykstra, Petear fen Haitskemoai's bern in de winter fen 1857. Mei tapaslike reden fen Haitskemoai. Freantsj. 1857.
W. Dykstra, Haitskemoai's klachten oer de nye moden, in rlm brocht en mei in libbenskiednis fen Haitskemoai in t' liocht jown. Freantsj. 1859.
(W. Dykstra) In diaken en to gast bij de boer, twa teikeningen üt it friske folkslibben, fen Eabele Troch-noasker. Doek.
W. Dykstra, De friske Thil Ulespegel, of de wonderlike libbensskiednis fen Hantsje Pik. Freantsj. 1860.
W. Dykstra, Mink mei 't orgel. Ny frisk lietebóek. Freantsj. 1860.
W. Dykstra, In utfenhuser by de bakker. Blyspil mei sang. Bolsw. 1860.
W. Dykstra, De ütdragers winkel, of de keap nimt de hier wei. Kluchtspil mei sang. Freantsj. 1830.
W. Dykstra, Simmernocht. In printeboekje for de bern, mei rimkes en sangkjes. Freantsj. 4.
W. Dykstra, De blide bemtsjes. In boekje mei moaye printsjes, en rimkes der by. Freantsj. 4.
W. Dykstra, In faem en in arbeidster by keapman Watse. Kluchtspil. Freantsj. 1861.
W. Dykstra, It oerlüde tinken fen Sitske by de pinken, in boere-tsienstfaem fen fiif-en-tritich jier; in rim brocht. Bolsw. 1861.
W. Dykstra, It fryen en trouen fen Jelbe Greidboer en Beitske Büterblom, in rim biskrieun. Bolsw. 1861.
W. Dykstra en T. G. van der Meulen, In doas fol aide snipsnaren. Freantsj. 1856.
W. Dykstra en T. G. van der Meulen, Friske winter-jounenocht. Rim en onrim. Bolsw. 1861.
LETTERKUNDE. FEIESCHE LETTERKUNDE.
(T. G. van der Meulen) Triiitsje Rommelpot, en nift fen Doaitse mei de noardsce balke. Birgum 1850.
T. G. van der Meulen, Min suchten en min sangen, in hanfol blommen ut de walden, de Friesen oanbean. Freantsj. 1859.
len winterjouns gearkomste by Jolle Boer troch Eman. Snits 1852.
Y. Feenstra, Fulksangen. Liow. 1852.
Krelis Eegtuut zyn rais na Ljuwt, by gelegenhaid dat zyn majestait keuning quot;Wullem de darde daer waer, in April 1852. Op zyn Bils beschrewen van 'en geboren Bilkert. Franek. 1852.
S. J. Hoekstra, Min earste reis nei Hollönd, Utrecht end Gelderlónd, end yete en pear rimstikjes. Liow.
1855.
A. Boonemmer, De swarte spegel. In rimstikje. Freantsj,
1856.
D. Hansma, Uwnk in lok. len teltsje uwt it folkslib-ben. Leauw. 1856.
D. Hansma, len bult as ien heal kynsen! eat uwt it libben fen ien breklik minsce. Doek. Blau-mandies-krante, I. Liow. 1856.
Rein en Beitske fen de Wielswal, mei hiar beide bern op de tentoonstelling to Birgum, de 9e Juny 1859. Birg.
Fen 1856 oan 1859, of in great trye jier, ho is 't moglik? grappich en net grappich, al nei dat men 't nimt, mar in alle gefal in bjuster moai storisk telje for min lansliu, opmakke fen in Fries (skrieuer fen „ Mal üt, „ mal thusquot;). Liow. 4.
Nei Amerika. In wonderlike reis fen Heabeltsje Nier-rebont. Liow.
Oan alle jonge liu, dy to Maye troue scille. Freantsj. (In den vorm van een brief.)
Lis mei de bollekoer en Tis mei de marse, twa wrald-kindige mensken. Liow. (1859). KI. 4.
De biddeltekken, rimkes bijienbrocht troch 't selscip riucht en sliucht to Ferwerd, Liow. 1859. 12.
305
306 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
In learen lape for de friske froulia in de miggetiid fen 1861. Freantsj. 1861.
Fen de Wilp nei Leauerd en fen Leauerd nei de Wilp. Blyspil mei sang. Freantsj. 1861.
H. de Jong en J. Sijtema, De ierdappelkoer, opfold mei aide en nye waldjes. Leauw. 1862.
W. Dykstra, De giergens bidraecht de wisheid. Blyspil. Bolsw. 1862.
Sanghfona. Plattdütsk-ostfreeske rimen, vertelsels un döentjes. Embd. 1828.
De Haan Hettema, Frieske, hilgelaonner en noard-frieske rymkes. Docc. 1841.
F. H. Müller, Döntjes un Vertellsels in brookmerlander Taal, de verbreedste ostfreeske Mundart. Berl. 1857.
C. P. Hansen, Frisische Sagen und Erzahlungen. Altona 1858.
C. Johansen, Arammnd an Dögganhaid bi-rköödar, oder Armuth und Tugend. Eine Erzahlung in nordfriesischer Sprache. Schlesw. 1855.
lietterkundig^e Werken van Friezen in het M ederlandscta.
J. Jacobszoon van Harlinghen, Eenighe gheestelycke liedekens, gemaeckt aen verscheyden persoenen. Amst. 1612. KI. 4.
P. W., Eenighe gheestelijcke liedekens, gemaeckt door verscheyden persoonen, tot vermaninge, troost, stichtinghe ende opbouwinghe etc. Nu eerst door den druck aen den dach ghebracht. Amst. 1612. KI. 4.
B. J. Wellens, 't Vermaeck der ieucht, waer in ghe-vonden worden veel schoone eerlycke, amoureuse ghesan-ghen, troudichten, sonnetten en andere vermaeckelycke ghedichten. Franek. 1612. Breed 4.
Paraenesis politica Houwardi. J. B. Houwarts poli-
LETTERKUNDE. WËEKEN VAN FRIEZEN. 307
tycke onderwysinglie tot dienste van alle menschen, om te gebruycken, maticheyt in voorspoet, en standvasticheyt in teghenspoet. Alles constich, uyt liefden jonstich, poete-lyck gewrocht en noyt voor desen, gesien gelesen, noch in drnck gebrocht. Leeuw. 1614. 4.
J. J. Starter, Friesche lust-hof, beplant met verschey-den stichtelycke minne-liedekens, gedichten ende boertighe kluchten. 1624. Breed 4.
Het zelfde, 4de dr. Amst. 1627. Breed 4.
J. J. Starter, Klucht van Jan Soetekauw. Mitsgaders de klucht van Melis Thijssz., een half-backen vryer. Utr. 1632. 4.
J. Starters, Daraide. Eerst vertoont op de leeuwarder Camer, och mocht het rijsen, den 21 Sept. 1618. Ende nu weder hervat op d'amsterdamsche Camer, den 13 Meert, anno 1633. Op den regel: seght niet dit wil ick dus o mensch, want Godt schickt alles naer sijn wensch, 3de dr. Amst. 1633.
H. van Harinxma, Seven wonderlycke ghesichten van dom. Fr. de Quevedo, Villegas. In welcke alle de gebreken deser eeuwe, onder alle staten van menschen, ver-maecklijck en oock stichtelijck werden bestraft, ende als in een schilderye naecktelijck vertoont. In 't nederlandts ghebracht. Leeuw. 1641. 12.
F. Heerman, Guldene annotatien, vertoonende de heer-lijckste deuchden, daden, leeringen, ende sententien, van de alderdoorluchste, ende vermaerste mannen der wee-relt, 6de dr. Leeuw. 1642. 4.
H. Geldorp, De psalmen in rijm en dicht gestelt om gezongen te worden op veertich der gewoonlikke wyzen. Amst. 1644. 12.
P. Baardt, Deugden-spoor, in de on-deughden des werelts affgebeeldt op den regel: Wat kennaer kan de werelt niet, die door der menschen herten siet? Leeuw. 1645.
F. van Voort, Stoische leeringen, getrocken uyt de schriften van L. Annaeo Seneca, waer in vele gebreecken gestraft en ghebetert worden: oock de maniere, om ge-
308 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
rustelijck te leven, claerlijck vertoont en aengewesen wordt. Noyt voor desen op dese maniere in druck ge-sien. Met noch een toe-mate uyt Epicteto, Cebete, Isocrate, Plutarcho. Alles seer stichtelijck, lustich, en vermakelijck om te lesen. Een yeder tot nut en profijt opgesocht, te samen gebracht en uyt het latijn vertaelt. Leeuw. 1649. 12.
C(laes) S(tapel), Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden zoorten van geestelijke gezangen strekkende tot gezondmaakinge, voedzel, versterkinge en verquikkinge des gemoeds. Gemaakt van verscheiden persoonen, waarvan eenige noit in druk geweest en de ooverigen uit veele gedrukte lied-boeken gezocht, by een vergaaderd en in ordre gesteld zijn. Harl. (1650). 12.
Klioos kraam, vol verscheiden gedichten, waarin door Apollo, en ziine geletterden, allerleye geheime en heilzame heerschregels voor koninkrijken, vorstendommen, en vrye staten; pligten voor amptenaars; en zedelessen voor onderzaten, nevens aanwiizing van veler gevaarlike feilen, zeer aardigliik werden verhandelt en voorgeschreven, II din., 1 bd. Leeuw. 1656, 1657.
Puick van lelyen en rosen, gehaelt uit de kostelijcke tuin 'van den doorluchtigen fransen heere de La Montagne en uit het heerlijck hof van den treffeliken engelze godgeleerde Arthur Warwick. Verciert met eenige uitgelesen bloemkes van Jos. Hallius. Uit het frans en engels in 't nederduyts vertaelt. Harl. 1661. 12.
F. Elgersma, Klachte over de geestelyke deugden vertoond in liefde, gelove en hope en vermaninge over de schuldige pligt der menschen begrepen in de wet der zeden, op rijm gesteld door W. Cox. Amst.
F. Ridderus, Noodige tyd-korter in oorlogh en vrede, voor officieren, matroosen en soldaten, uyt allerley historiën. Leeuw. 1672.
N. I. W(ieringa), Trajano Bokkalini, Kundschappen van Parnas. Eertiids in 't italiaans gemeen gemaakt en nu verduitst, 2de dl. Amst. 1673.
N. J. Wieringa, J. Barklai, Satyrikon of heekelschrift,
LETTERKUNDE. WEKKEN VAN FBIEZEN.
waar in onder den naam, gevallen, en d' afbeelding der gemoederen van der scliotzen Euphormio, de stand, handel en wandel, inborst, zeden en staatsbeleid van verschelde volkeren of landaard, en besondere persoenen van allerleye soorten, staaten, gevallen, ouderdommen, verstanden en geneigdheden ten toon werden gestelt, en onbe-schroomdelijk in alle hare gebreeken, op een geestige, scherpe en heylzame wyze, doorgestreeken. Uit het latijn in 't nederduytsch overgezet. Amst. 1683.
J. Dullaart, Aristippus of van het ampt der hooge staatbedienaars, van den heere van Balzac. Leeuw. 1677. 12.
K. P. Hoeckstra, De hoeck, en noordt-star der poësy. Den tweeden druk, vermeerdert, verbetert, en met lof-vaersen op d'authuer verciert. Amst. 1679.
J. A. van Buma, Bethlehemsche mengelzangen, noo-pende de geschiedenis ende nuttigheden van de geboorte onzes zaligmakers Jesu Christi. Eenige psalmen Davids op gewoonlijke maat en toon, ende eenige op oude bekende zangwijzen gestelt. Zwierdichtjens over allerley geestelijk stof. Staaltje van Salomons wysheit, of uitbrei-dinge over eenige zijner spreuken. Letterkeeren over eenige bibelsze personagienaamen. Mitsgaders eenige gees-telyke liederen. 1681.
V. Kingers, Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen, op neder-duitsche dicht, met bi-gevoegde sang-letteren. Fran. 1686.
J. Hilarides, Cornelius Nepos, Van het leeven der doorluchtige veld-ooversten, onder de aal-oude Grieken en andere. Nuu eerst in 't neerduits vertaald. Lieuw. 1686.
J, Hilarides, Phaedrus, Esoopische vertellingen. In neerduitsen dichte vertaald, 2de dr. Dokk. 1685. Daar achter: Uithangbord van Joh. Hilarides, Dokk. 1695.
H. Bintjes, De morgenstond in haer somersche ver-makelikheden vertoont, en, tot 's Alderhoogsten lof, door-gaens leersaem toegeeigent. Leeuw. 1690. 4.
309
310 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN;
J. Duikerius, Voorbeeldzels der oude wyzen, waar in op een zinrijke voet, en bevallige swier, de menschelijke hartstogten, en daaruit rijzende deugden en gebreeken, behandeld worden. Uit meest alle de oosterscbe taaien, grieksche en romeinsche vergaderd. Thans in zuiverder nederduits gebragt, en doorgaans wel de helft vermeerderd. Amst 1693.
T. Sonnema, Basuinklank, vervatende eenige uitgelesen psalmen Davids, lof- en feest-gesangen en geestelike liedekens. Amst. 1705. 12.
W. de Geest, Hondert taferelen, opgehangen in den tempel der waarheid. Leeuw. 1709. 4.
IJ. Jurjens, Den trotsen edelman of verstoorden minnaar. Treurspel. Toneelswijse te Arum vertoont. Workum (1709). 12.
J. Gr. van de Poll, Gedigten. Franek. 1716. 4.
F. Halma, Bybelsche mengelzangen, of dichtkundige uitbreiding van den algemeenen wereldtvloedt, den ondergang van Sodom enz., den profeeten Joël, Obadja, Nahun, Zephanja en Malachias; met zommige andere mengelingen. Leeuw. 1718. 4.
E. Hennebo, Verzamelde dichtwerken. Op nieuw nagezien, gezuiverd van veele fouten tegen taal- en dichtkunde, en met eene voorreden, waarin 's dichters leven, verrijkt, 's Hage enz. (1721.)
J. R. van der Malen, Zede-, mengel- en lyk-gedichten. Leew. 1728. 4.
W. van Ranouw, Alle nagelaatene gedichten. Bijeen verzaameld en met een herderskout over de gruwelen onzer dagen, vermeerderd door Alb. Lykiama a, Nyholt. Fran. 1731.
D. Willink, De lustplaats Groot Heerema bij Franeker, in vaarzen beschreeven. Nevens eenige mengel poëzij. Amst, 1734.
A. Ilberi, Verademingen eener vermoeide ziele in de woestyne dezer wereld, zoo als die geschept en ondervonden worden in de gevallen en afzonderings stonden. Leeuw. 1736.
LETTERKUNDE. WEKKEN VAN FRIEZEN.
W. van Haren, Gevallen van Friso , koning der Gan-gariden en Prasiaten. (In XII boeken.) Amst. 1741.
Het zelfde werk, in tien boeken. Amst. 1758. Gr. 4.
W. van Haren, Leonidas. Leeuw. 1742. 4.
Verzameling van gedichten, van, voor en tegen Willem van Haren. (Utr. 1742.) Fol.
W. van Haren, Twee Lierzangen, ('s Gravenh. 1747.)
De zelfde. Vier uitmuntende gedichten, benevens de Polybius, alsmede alle de lofdigten, die voor en tegens dezelve zijn uitgekomen. Harderw. 1742.
De zelfde, Drie uitmuntende gedigten om agter de gevallen van Friso te kunnen geplaatst worden. (Harderw.)
Het zelfde, 's Hertogenb. 1742.
De zelfde, Vierde uitmuntend gedigt om agter de gevallen van Friso te kunnen geplaatst worden. (Harderw, 1742).
Kallistratus. (Harderw.)
Op den naam en digt van den hoog edelen geboren heere Willem van Haren.
(J. D. de Fay) Op Neerlands dank vast en bedendag, den 14 Febr. 1742.
(L. V. A.) Lof-dicht aan den heere Jacob de Fay, notaris, agent en uitmuntend dichter in 's Gravenhage. ('s Grav. 1742.)
Medulla Horatiana vel carmen laudabile, -super nomi-nem maxime illustrem, et ad honorem perpetuam Dni W. v. Haren. Pro tempore poematizantis pro patria (1742),
Voor-, Tegen- en Inlooper; en Neetekam. Door Christ. Gladmakius. (Viaen. 1742.)
(L. V. A.) Lof der ezels of lauwer kroon, gevlochten om het hooft van Midas zoonen.
Aan de lasteraars. Het latynsch gedicht nagevolgt en uitgebreid. Alsmede de oproermaker van Parnas gede-tineert, of borstel voor de neetekam, welkers tanden toe-gestelt zyn door voorname beunhazen.
(R. Blok) Aen den hoog welgeboren heere Will, van Haren, grietman op het Bildt en wegens de provincie-van Vriesland gecominitteerden in het collegie van de
311
312 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
E. H. Mog. heeren staeten generael. ('s Hertogenb. 1742.)
Lof- en tegendigten mitsgaders wederleggingen derzelve uitgegeven op de uitmuntende gedigten van W. van Haren, ('s Hertogenb. 1742.)
(J. T. la Fargue) Charidas, Ode aan W. van Haren, 's Grravenh. 1744.
(K. R.) Eerekroon, voor den dichter van Leonidas. Gevolgt naer het fransch van den heere R. W. 's Grav. 1742.
W. van Haren, Verscheidene gedigten benevens eene overzetting van het LVHI cap. der Gezantschappen van Polybius. In 's Grav. 1742.
Dezelfde, Lof der vrede, 's Gravenh. 1742.
(Dezelfde) Aan de groot-brittannische natie, ('s Grav. 1742.)
Dezelfde, Gedicht op den moord gepleegd aan de Chineesen te Batavia, den IX oct. a». 1740. 's Grav. 1742.
Dezelfde, Aan de koninginne van Hongaryen. (Harl.
1742.)
(Dezelfde) Aan zyne groot-brittannische majesteit, ('s Grav.
1743.)
Dezelfde, Twee lierzangen, ('s Grav. 1747.) Berispdicht aan den heere W. van Haren, ('s Grav. 1742.) O. Z. van Haren, De Geusen. Proeve van een vaderlands gedicht. Zwolle 1776.
Dezelfde, Proeven voor Nederlands tonneel, tweede dr. Zwolle 1779.
Dezelfde, Proeve van eene nationale zeedelyke leerree-den van een oud man aan de jeugd van Nederland, over de woorden van Ezra, cap. Ill, v. 12. Ter geleegenheid van 't begin van de derden eeuw van de Unie van Utrecht. Zwolle 1779.
Dezelfde, Aan 't vaderland. Assen 1860.
W. en O. Z. van Haren, Dichterlijke werken, VI dln. Amst. 1824—1827. 12.
M. Pollius, Stigtelyke mengeldigten. Met een voor-
liETTEKKUNDE. WEBKEN VAN FRIEZEN.
reden van haren egtgenoot K. B. Reen, welke er ook tot een toegift heeft bygevoegt IV kerkelyke redenvoeringen over byzondere keurstoffen, in byzondere gelegent-heden aan verscheidene gemeenten voorgedragen. Leeuw. 1745.
C. F. van Sytzama, Bellingeweerder uitspanningen, behelzende eenige geestelyke en mengelstoffen in rym , benevens eene voorrede en aanhangsel betreffende het doorl. huis van Orange en Nassau. Gron. 1746.
B. Bornius Alvaarsma (B. A. van Boelens), De winter, in drie zangen. Leeuw. 1749. 4.
J. Buma, Israels verdrukking in Egypten na de dood van Jozef. Mozes syn geboorte, syn leven in Midian, syne roeping aan Horeb en syne gedane wonderen voor Farao. Israels optogt uit Egypten, doorgang der rode zee, ondergang van Farao met zyn heir, 't Danklied van Mozes. Leeuw. 1751. 4.
J. Buma, Reis door de elizeesche velden, waarin zeer vele zeldzame gevallen van de heeren van den degen, pen en tabbaart worden gemeld. Benevens de handelingen der medici, juristen, historici en genealogisten we-zentlyk worden ontdekt, benevens het testament van 't heidensch godendom, gerapporteerd door een Gascon, in de overvaart van Acheron, naar de elizeesche velden. Leeuw. 1753.
G. T. de Cock, Proeve van bijbeldichten, brieven en mengelzangen. Leeuw. 1765. 4.
W. Wibrandi, Menalippe, blyeind treurspel. Fran. 1768. 12.
(S. Stijl) Lierzang aan Melpomene. (Harl. 1769.)
(S. Stijl) Kerkgezangen, ter inwydinge van het orgel in de nieuw gebouwde kerk te Harlingen, op den 30 April 1776. 4.
S. Stijl, Nagelaten gedichten. Tooneelpoëzij en men-gelpoëzij, II dln. Leeuw, en Harl. 1835—1837.
J. Foppema, Aristophanis senatus consultum. Naar een oud onuitgegeeven MSS. uit het vaticaan, in het nederduyts overgebragt.
313
314 LETTERKUNDE. WEBKEN VAN FBIEZEN.
Treur-gordyn opgeschoven voor den doorl. en dapperen held Gratianns. Lierdicht. Gevolgt na het fransche van Voltaire. Leeuw. etc.
Lauwerkrans, gevlogten om het hoofd van den hoog-verlichten puikdichter Hans Paul Christoffel van Egten. Leeuw. 1773. Plano.
Dank-dicht op het uitgegeeven, welgespeld, en niet min zierlyk vers, gestigt door den voornamen poëet Hans Paul Cristoffel van Egten. — Tot dank- betuiging op het vers van Hans Paul Cristoffel van Egten. Leeuw. 1773. Plano.
J. A. Backer, Proeve van dichtlievende mengelingen, II din., 1 bd. Hoorn 1774—1781.
E. Meinerts, De vernederde en verhoogde Josef. In zes boeken, II din., 1 bd. Doek. 1778, 1779. 4.
(A. Jeltema) Het vermaak der slagterij, of geschiedkundig verhaal van de hedendaagsche handelwyze, by zommige friesche stedelingen gebruikelyk, aangaande het koopen en verzorgen van hun slagtvee, tot voorraad tegen den aannaderenden winter, de manier van hetzelve te slagten enz,, alles vervat in eenen boertigen brief, van den 19 November 1768, geschreven in eene platte leeu-warder taal, door een geboren inwooner dier stad en gezonden aan deszelfs schoonbroeder in de Zevenwouden, 4de dr. Leeuw. 1823.
(A. Jeltema) Vermaakelijke lessen in de nederduitsche spel- en taalkunde, dichtmaatig voorgesteld aan de jeugd. Leeuw. 1780. Plano.
Spiegel der zeden, ofte veertien algemeene en zeldzaame vertooningen. Leeuw. 1781. Plano.
Brief over het dichtstuk De eigenbaat, van den eerw. heere B. Bosch. Zijnde een onderzoek over deszelts waarde, en eenige staaltjes van zijn eerw. maniere van naarvol-ging. Leeuw. 1785.
P. Moens, Eerkrans voor Aardenburg. Amst. 1788. 4.
P. Moens, Dichtkundige en prosaische mengelwerken. Haerl. 1790.
LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN. 315
J. A. Backer, De jaloersche vrouw, tooneelspel in vyf bedryven. Haarl. 1791.
P. L. ledema, Guldenspiegel der friesche regten, ofte ene algemene kiene corpus juris, openleggende fele pu-blike criminele en cewile delicten. Leeuw. 1791. 4.
P. J. ledema, Toegewelijke toneelproewe. Ofte een uittrekkeliik algemeen sedesporend, en oordeelkundig A B C: sinnebeeldig op historische ordere beraamt, en met een foorberigt tot aanleidinge der nederduitsche maatstiil, ofte klankredekunde pralende is. Leeuw.
Zilveren uurslag, of stigtelyke bedenkingen op yder uur van den dag. Franek. KI. 4.
Zamenspraak tusschen twee getrouwden, zynde Urbanus en Isabella, hoe ze door onkuisheid van eikanderen gescheiden zyn, en hoe wonderbaarlyk zy weder vereenig-den. Tot opmerkinge van alle echtgenooten. Alsmede bruidsklagten over den dood van haaren bruidegom. Leeuw. KI. 4.
Twee broeders ziende het graf van haar moeder openen. Als mede eenige geestelyke liederen. Leeuw. KI. 4.
Nieuw jaars wensch van een liefhebber der waarheyt aan zyn goede vrienden tot Oostermeer. Sneek. KI. 4.
Schriftuurlyk raadzel boekje. Inhoudende veelle raadzelen, uit het oude en nieuwe testament; tot vermaak zamen gesteld, om bij de jonge lieden te werden gebruikt, -in plaatze van onstigtelyke raadzelen. Leeuw. KI. 4.
Grezangen die op het paaschfeest, invallende op Zondag den 8 April 1792 zullen gezongen worden. Leeuw.
E. W. Higt, Gedichten. Harderw. 1803.
J. C. Venema, Godsdienstige gedichten. Zwolle 1810.
J. van Haeften, Dichtluimen. Amst. 1826.
(J. van Haeften) Catziana op de ongelukkige reize van Beatus met zijnen vriend naar Leeuwarden. Heerenv. 1815.
Vrouwe K. H. B. wed. R., Nagelatene gedichten. Leeuw. 1818.
(P. Deketh) Kerk-gezangen, welke ter gelegenheid
316 LETTERKUNDE. WEBKEN VAN FRIEZEN.
van het paasch-feest gezongen zullen worden in de nieuwe kerk te Harlingen, den 23 van Lentemaand 1818. Harl. 1818.
P. Deketh, Tjerk Hiddes de Vries, luitenant-admiraal van Vriesland. In vier zangen. Harl. 1819. 4.
T. de Haan, Gedichten. Heerenv. 1825.
J. Sikkes, Het nieuwe ternaarder bloemendal, of vriesche lusthof, beplant met schoone bedenkingen, op verscheidene voorvallen. Item nog over verscheidene schriftuurplaatzen, zeer dienstig voor alle menschen. Ten derden, over drie geestelyke deugden, vertoont in liefde, geloof en hope, gerymt door J. G. M. Leeuw. 1825. 12.
P. A. Borger, Dichtkransje. Heerenv. 1826.
P. A. Borger, Mengeldichten. Heerenv. (1845).
P. Joling, Oz., Dichtbundel. Sneek.
H. van Berkum, Gedichten. Sneek 1837.
(J. van der Veen Az.) Uren van uitspanning in de schutterlijke dienst, of losse dichtstukjes. Heerenv. 1834.
T. C. K. Beilanus, Bijbelsche dichtstukjes. Sneek 1839.
(F. Herbig) De ontkoming van Hugo de Groot, en de erfenis of het onverwacht geluk. Twee tooneelstukjes. Leeuw.
M. de Haan Hettema, De lof van het landelijk leven, Horatius, epod. II. In het oud-friesch overgebragt, en A. van Halmael Jr-, De lof van het landleven. -Horat, epod. II. Naar het oud-friesch, van M. de Haan Hettema.
R. Posthumus, Apokryphen, uit het hoog-duitsch, van J. G. Seume. Naar de vierde uitgave, in het neder-landsch overgebragt en met aanmerkingen op Nederland toegepast. Doek. 1840.
R. Posthumus, Lofzang op God in de natuur, uit het engelsch, van A. A. Cooper, vertaald en met eene voor-en narede voorzien. Doek. 1841.
B. Posthumus, Gedachten van Blaise Pascal over den mensch. Vertaald uit zgne: „ Pensées sur la religionquot; etc., en met aanmerkingen voorzien. Benevens eene levensschets van dien beroemden geleerde.
LETTERKUNDE. WEKKEN VAN FRIEZEN. 317
(C. M. A. Simon van der Aa) Iets over de geschiedenis van het vrouwelijk geslacht bij de oude volken. (Uit de Vorlesungen über die alte Greschichte von Fr. von Kaumer medegedeeld.)
M. Martens, Nagelaten gedichten. Leeuw. 1854.
W. Dijkstra, De timmerknecht van Klaverterp. Een volksverhaal. Franek. 1858.
(J. H. J. van Wageningen) Het schaakspel. Dichtstuk van Marcus Hieronimus Vida, Naar het latijn. Utr. 1859. 4.
J. M. Pfeil, Gedichten van vrouwe Maria Petronella Elter, geboren Woesthoven. Met een woord vooraf van J. J. L. ten Kate. Utr. 1859.
J. D(irks), Hoe men op de kermis gefopt wordt.
Vriesche en hollandsche versjes van den schippersveint of Kees uit de woadkaont; benevens een verhaal van ons leven op het fransche oorlogschip in de jaren 1812 —1813, 2de dr. Sneek 1861.
Letterkundige Grescliriften van Friezen in liet liatijn.
H. Hugo, Pia desideria emblematis elegiis et affectibus S. S. patrum illustrata. Vulgavit Boëtius è, Bolswert. Antv. 1524.
K. Hallemius, Exilium virtutis ad nobilissimum et or-natissimum juvenem Feionem k Sickinga scriptum. Heydelb. 1566. 4.
J. Duzjb, Nova poëmata. Item Hadriani Junii, Car-minum lugdunensium sylua. In nova academia nostra lugdnnensi excusum. Anno 1575. 12.
De veteri Frisiorum disciplina militari restauranda et de verae nobiliitatis insignibus iroitj/Mtrio* ab Petrejo Tiaro Valdrichemo Frisio jam olim lusum nunc vero ex ejus adversariis collectum et in lucem editum studio et opera
318 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
Joan. Arcerii Theodori Frisü graecarum literarum publici in academia franekerana professoris. Franek. 1597. 12.
Benedictus Gellius Acronius Frisius, Poemation celebra-tvm in laudem Frisiae occidentalis nee non carmen lugubre de brvmali hac horrida proceUa exorta anno 1610. Franek. 1610. 12.
L. Aetsema, Poëmata juvenilia. Fran. 1617. 4.
P. Winsemius, Amores. Franek. 1631. 12.
R. Neuhusius, Tyrocinium eloquentiae illustris scholae alemarianae cum fasciculo poematum et epistolarum. Fran. 1642. 12.
R. Neuhusius, Poëmata juvenilia. Amst. 1644. 12.
R. Neuhusius, Florilegium philologicum, sive veterum et recentiorum eloquentiae promus-condus. In usum illus-trium scholarum West-Frisiae cum indice locorum com-munium. Amst. 1650. 12.
R. Neuhusius, Epistolarum familiarium centuriae tres, cum libello posthumo poematum et epistolarum Edonis Neuhusii patris. Amst. 1651. 12.
R. Neuhusius, Epistolarum familiarium centuriae IV et V, cum libello adoptivo epistolarum et manipulo poetico. Amst. 1662. 12.
R. Neuhusius, Comici enucleati, sive electa Plautina et Terentiana cum veterum ac recentiorum notis et indice thesium philologicarum. In usum gymnasii alemariani et juventutis batavae. Amst. 1846. 12.
R. Neuhusius, Suada alemariana, sive tyrocinium eloquentiae continens orationum centuriam habitas in gym-nasio publico. Amst. 1656. 12.
R. Neuhusius, Suadae alemarianae pars altera, continens orationes quinquaginta, habitas in auditorio publico gymnasii alemariani. Amst. 1660. 12.
R. Neuhusius, Auriacus sive suada alemariana novis-sima. In qua continentur septenii proximi bella gallico-belgica ad comparationem adolescentiae romanae sub for-tissimis illorum ducibus ad nostra pacis tempora. Cum fasciculo epigrammatum ad amicos. Amst. 1679. 12.
R. Neuhusius, Excercitatio eloquentiae sive suada alc-
LETTERKUNDE. WEBKEN VAN FRIEZEN. 319
mariana novissima. Continens orationes LXV, cum fas-ciculo poematum. Amst. 1671. 12.
E. Neuhusius, Apparatus eloquentiae sive electa clas-sicorum authorum in usum juventutis alcmarianae, Amst. 1663. 12.
E. Neuhusius, Gymnasium eloquentiae, sive studii oratorii institutie. Cui accesserunt libelli tres artis ora-toriae ejusdem cum ratione exercendae eloquentiae et logicae. Ex ed. R. Neuhusii. Amst. 1664. 12.
H. Neuhusius, Extemporanea poëmata. Leovard. 1656. 12.
P. Moll, Longi pastoralium de Daphnide et Chloe libri quatuor. Franek. 1660. 4.
T. Gutberleth, Poëmata pleraque posthuma. Leovard. 1667. 12.
J. A. a Buma, Uraniae cantus durus et mollis sive elegiae sacrae ad exitialem omnigenae inhumanitatis du-ritiem, ut et luxus ac socordiae mollitiem, contra vul-gares sirenum ad inferos ducentium odas, evitandam, ad-que sedes beatorum possidendos. Daventr. 1670.
J. A. a Buma, Christus patiens nostri causa, celebra-tus et cultus carmine elegiaco. Daventr. 1688.
E. Baders, Camaenae juveniles. Leovard. 1678. 12.
E. Bader, Poëmata varii argument!, heroica, lyrica, elegiaca. Leovard. 1702.
(J. Sande) Poema jocoserium in quatuor anni partes. Jok en ernst op de vier getijden des jaars. Leeuw. 1699 —1702. 4.
P. a Ghemmenich, Carmen jocoserium in quatuor anni partes digestum. Cum versione belgica Jo. Sande. Nee non ejusdem auctoris carmina miscellanea. Leovard. 1746. 4.
J. Wolbersius, Otia franekerana. Nonnulla carmina postea elucubrata inseruit auctor. Gron. 1725.
A. Relandus, Poëmata, quae hactenus reperiri potue-runt. Curante Abr. Perrenot. Traj. ad Rh. 1748.
J. Arntzenius, Poëmata et orationes tres. Curante Henr. Jo. Arntzenio. Leov. 1762.
H. Harius, Tristium libri nunc primum editi curante Henr, Cannegietero. Arnh. 1766. 4.
320 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
J. A. Nodell, Regina lusus poëticus. Elegiae XIII. Adcedunt ejusdem varii generis carmina juvenilia. Franeq. 1775.
J. A. Nodell, Ad reginam epistola. Franeq. 1776.
Epistola ad Joh. Ad. Nodell reginae nomine conscripta. Franeq. 1776.
J. Schrader, Carmina. Leovard. 1786.
H. Waardenburg, Carmina elegiaca. Franek. 1792.
R. Lanfers, Foetae militis elegia, quum, post miserri-mam quinque fere annorum servitutem, Groningam, urbem patriam, salvus reviseret. Groning. 1809.
J. H. Hoeufffc, Carminum epidosis. Bredae 1839.
Uitgaven van klassieken. Philologlsche Werken.
Hesiodi Ascraei poema inscriptum 'Efyu neci ypifoti gt; id est, opera amp; dies. Accedunt in idem breuia scholia a Jacobo Ceporino primum conscripta, nunc uero per Jo-annem Frisium tigurinum insigniter aucta; in quibus dic-tiones amp; sententiae quaedam obscuriores, atque obiter Graecorum carminum ratio declarantur. Item selecta aliquot Graecorum epigrammata, quibus propter utriusque linguae studiosos latinam translationem adiecimus. (Tiguri 1548.)
J. Lonicerus, Pindari poetae vetustissimi, lyricorum facile principis, olympia, pythia, nemea, isthmia, lati-nitate donata, adhibitis enarrationibus e graecis scholiis et doctissimis utriusque linguae auctoribus desumptis, qua-rum suffragio poeta, a paucis hactenus intellectus, nunc planior et illustrior redditur. Tiguri 1560.
G. Rataller, Tragoediae Sophoclis quotquot extant carmine latino redditae. Antv. 1570.
Sophoclis tragoediae VII. Ex adverso respondet latina interpretatie, in qua verbum verbo reddidit V. Winsemius. Carminum ratio ex Gul. Cantero diligenter observata; additis ejus in totum Sophoclem notis. Heidelb. 1597.
Sophoclis tragoediae septem una cum omnibus graecis scholiis, et latinae V. Winsemii ad verbum interpreta-
LETTERKUNDE. WEKKEN VAN FRIEZEN.
tione. Quibus accesserunt J. Camerarii, nee non H. Stephani annotationes. 1603. 4.
Aeschinis Socratici dialogi tres. De novo recensuit, vertit et animadversionibus suis auxit P. Horreus. Leov. 1718.
A. Popma, Fragmenta M. Terentii Varronis. Franek.
A. Popma, M. Porcii Catonis quae extant. Lugd. Bat.
1590.
A. Popma, Fragmenta historicorum veterum latinorum. Amst. 1620.
Eufi Festi Avieni, Descriptio orbis terrae, cum con-jecturis nonnullis cl. Schraderi nunc primum editis ac textui subjectis. Accedunt Nic. Heinsii, Casp. Barthii, Claud. Salmasii aliorumque adnotationes in Avienum, im-pensis et curis H. Friesemanni. Amstel. 1786.
A. Haitsma, Poëmation Ibn Doreidi, cum scholiis arab. excerptis Chaluwiae et Lacliumsei e codicibus ma-nuscriptis latine conversum, et observationibus miscellaneis illustratum. Accedunt observata de vocibus bebraeo-ara-bicis ac regulis syntaxeos arabicae, nee non rerum ex-plicatarum argumento, in suis indicibus posita. Franeq. 1773. 4.
Bern. Furmerius, De rerum usu et abusu. Antv. 1575. 4.
I. Adamaeus, Dialexis scbolastica in tres divisa classes Franek. 1593.
J. Fungerus, Symbolorum variorum, maxima tarnen ex parte etbicorum, quae cum principibus, tum aliis claris-simis viris inscripta sunt, additaque explicatione in ma-jorem amplitudinem diffusa, liber unus. Franek. 1598.
S. Siccama, Fastorum kalendarium libri duo, ex veterum monimentis, marmoribus, aliisque antiquitatum frag-mentis. Amst. 1600. 4.
Jo. Fungerus, Etymologicum latinum. Opus ex pro-batissimis pbilologis, philosopbis, bistoriograpbis, poetis,
321
322 LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
et aliis scriptoribus diversis in unum corpus collectum, antiquitatibus, et animadversionibus passim respersum, vocabulis insuper iis, quae transierunt ex Unguis sacris in jus latinitatis locupletatum. Francof. 1605.
Palaestra scholae publicae mechliniensis, sive exercita-tiones per selectos patrum oratorii studiosos habitae. Antv. 1639. 12.
O. H. Belida, Manuale grammaticum exhibens perfec-tam vocabulorum etymologicorum, regularum etiam, exem-ploruraque syntacticorum grammaticae Ph. Melanchtonis interpretationem belgicam, borumque solutionem succinc-tam et accuratam, in usum scbolarum frisicarum conscrip-tum. Harl. 1645.
Id. opus. Leov. 1655.
A. Popma, De differentiis verborum, libri quatuor, et de usu antiquae locutionis libri duo. Cum praefa-ticne Freder. Taubmanni ad Barthol. Musculum. Amst. 1654. 12.
E. Neuhusius, Tbeatrum ingenii humani sive de cog-noscenda bominum indole et secretis animi moribus, libri duo, ed. nov. Amst. 1664. 12.
P. Ciacconius, de triclinio sive de modo convivandi apud priscos Romanos et de conviviorum apparatu. Ac-cedit Fulvii Ursini appendix et Hier. Mercurialis, De accubitus in cena antiquorum origine dissertatie. Amst. 1664. 12.
J. Lipsius, De cruce, libri tres ad sacram profa-namque bistoriam utiles. Una cum notis, ed. uit. Amst. 1670. 12.
A. van Burum, lt;bi\o\oyiott tjèJou-ctfiKti «fioucpin;. Fran. 1690. 4.
ü. Huber, Specimen epistolicum de calumnia centum et viginti errorum Jacobi Perizonii, historiarum et elo-quentiae professoris. Franeq. 1693.
G. Vossius, Latina syntaxis in usum scbolarum Frisiae, superiorum auctoritate adornata, passim quidem reservatis fere praeceptis et exemplis L. Litbocomi; sed plurimis repurgata ab erroribus, etiam superfluis omissis, additis
LETTERKUNDE. WEKKEN VAN FRIEZEN.
ïiecessariis, atque omnibus meliori ordine digestis. Leov. 1697.
M. Devarius, De particulis grascae linguae liber par-ticularis. Amst. 1700. 12.
L. Bos, Mysterii ellipsios graecae expositi specimen in quo pleraeque loquutiones Graecorum defectivae sup-plentur et ad integram structuram referuntur. Franek. 1702. 12.
I. Valckenaer, Formulae tullianae ex selectarum M. Tullii Ciceronis epistolarum, libro tertio, in quibus vis atque usus verborum ac formularum omnium explicatur, et ex ipso Tullio, aliisque ejus aevi auctoribus compro-batur: multa quoque loca Tullii, Terentii, Cornelii Ne-potis, Caesaris et aliorum illustrantur et emendantur, II tom. Leovard. 1716.
J. Hilarides, Mysterium docendi latinum, ducens ad imitationem serrnonis, vel cujusvis auctoris. Periculo sumpto in phrasiologia ex Corn. Nepote lectionibus scho-lasticis, mutatis mutandis. Quotidie examinanda. Novo item conatu ellipses passim supplentur. Leov. 1722.
P. Wesseling, Observationum variarum libri duo, in quibus multi veterum auctorum looi explicantur atque emendantur. Amst. 1727.
Idem opus. Traj. ad Rhen. 1740.
P. Wesseling, Probabilium liber singularis, in quo prae-ter alia insunt vindiciae verborum Joannis: et Deus erat verbum. Ultraj. 1731.
Idem opus. Franeq. 1731.
P. Wesseling, Diatribe de Judaeorum archontibus ad inscriptionem berenicensem et dissertatie de evangeliis jussu Imp. Anastasii non emendatis in victorem tunnu-nensem. Traj. ad Rhen. 1748.
P. Wesseling, Epistola ad virum celeb. H. Venemam de Aquilae in scriptis Philonis Jud. fragmentis et Plato-nis epistola XIII. Traj. ad Rhen. 1748.
F. Sanctius, Minerva, seu de causis linguae latinae commentarius, cui inserta sunt uncis inclusa quae addidit G. Scioppius, et subjectae suis paginis notae J. Perizoniu-
323
LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN.
Amstel. 1733. (Met dedicatie aan Sicco van Goslinga.)
S. Schaaf, Observata in antiquis scriptoribus. Franeq. 1764. 4.
Tib. Hemsterhusius, Orationes, quarum prima est de Paulo apostolo. L. C. Valckenari tres orationes. Quibus subjectum est schediasma, specimen exbibens adnotationum criticarum in loca quaedam librorum sacrorum novi foederis. Praefiguntur duae orationes Joannis Chrysostomi in laudem Panli apostoli, cum veteri versione latina Ani-ani, ex cod. MS. bic illic emendata. Lugd. Bat. 1784.
M. T. Laurman, Museum van kerkelijke geschiedenis en oude letterkunde; of kleine verhandelingen over de geschiedenis van de christelijke kerk, en uitlegkunde des bijbels, benevens bijdragen tot de oude grieksche, latijn-sche en vaderlandsche letterkunde. Gron. 1825.
S. Karsten, Cicero pro Roscio amerino. Antwoord op het rapport in de koninklijke academie van wetenschappen uitgebragt over de verhandeling betreffende deze pleitrede. Met een begeleidenden brief aan J. C. G. Boot. Utr. 1861.
L. Bos, Oratio inauguralis de eruditione Graecorum per colonias eorum propagata. Franeq. 1704. Fol.
M. Bax, Oratio de variis linguae latinae fatis. Dordr. 1704. 4.
J. Perizonius, Oratio de doctrinae studiis, nuper post depulsam barbariem diligentissime denuo cultis et deside-ratis, nunc vero rursus neglectis fere et contemptis. Lugd. Bat. 1708. 4.
P. Burmannus, Oratio pro comoedia. Traj. ad Rhen. 1711. 4.
A. Schultens, Oratio pro studiis humanitatis. Franeq. 1720. 4.
P. Burmannus, Oratio inauguralis pro criticis. Franeq. 1736. Fol.
324
LETTERKUNDE. WERKEN VAN FRIEZEN. 325
L. C. Valckcnaer, Oratio inauguralis de causis ne-glectae literarum graecarum culturae. Franeq. 1741. Fol.
J. D. a Lennep, Oratio inauguralis de linguarum ana-logia ex analogicis mentis actionibus probata. Gron. 1752. 4.
J. Garcin, Oratio inauguralis de utilitate linguae gal-licae. Fran. 1757. Fol.
G. Koen, Oratio de literis graecis et latinis velut mo-rum et humanitatis magistris non contemnendis. Harl. 1761. 4.
V. Slothouber, Oratio de perspicuitate sfili praecipua orationis virtute. Harl. 1763. 4.
P. Burmannus Secundus, Oratio de Maecenatibus doc-tis, validissimis Musarum praesidiis. Amstel. 1763. 4.
F. Burmannus Secundus, Elegia de eruditionis neglectu et luxu, reipublicae perniciosis. Amstel. 1765. 4.
IJ. Bottinga, Oratio de quibusdam litterarum humani-orum neglectus causis, velut reliquarum scientiarum decrement!. Harl. 1768. 4.
E. Wassenbergh, Oratio de laudabilibus quibusdam prisci aevi Graecorum maxime institutis hodie neglectis. Franek. 1771. Fol.
T. van Koeten, Oratio de literis humanioribus, optimo felicitatis publicae praesidio. Mediob. 1779. 4.
E. Wassenbergli, Oratio de bonarum hodie literarum et eruditionis in Belgio commodis et incommodis, eaque vel amplificandi, vel tollendi modis, Franeq. 1790. 4.
IV. MATUURHlUMDIG-E WETEM-SCHAPPElf.
Verslagen van den staat en de verrigtingen van het natuurkundig genootschap te Leeuwarden, van 1829— 1835, 1838—1846, 12 stukk.
S. Koenig, Oratio inauguralis, de optimis Wolfiana et Newtoniana, philosophandi methodis, earumque amico consensu. Franeq. 1749. Fol.
J. N. S. Allamand, Oratio inauguralis, de vero philo-sopho. Lugd. Bat. 1749. 4.
326 NVTUÜBK. WETENSCH. STEL-, WIS-, KEKENKUNST.
J. H. van Swinden, Oratio inauguralis, de causis erro-rum in rebus philosophicis. Franeq. 1767. Fol.
J. H. van Swinden, Oratio de philosophia Newtoniana. Franeq. 1779. 4.
(S. Gratama) Viro clar. J. H. van Swinden, quum sollemni quam nuper habuerat, oratione edita, et suae et Newtonii famae egregie consuluisset. 4.
S. Kuyper, Theses philosophicae. Franeq. 1771. 4.
Ant. Brugmannus, Oratio inauguralis de proferendis physices pomoeriis. Addita est lectio ejusdem inauguralis de incognitis Dei perfectionibus. Gron. 1767. 4.
Ant. Brugmannus, Tentamia philosophica de materia magnetica, ejusque actione in ferrum et raagnetem. Franeq. 1765. 4.
C. Brinck, Disputatio philosophica de zona torrida. Traj. ad Ehen. 1698. 4.
N. Balck, Disputatio philosophica de corporum fluidi-tate et duritie. Franeq. 1704. 4.
B. C. Meese, Experimenta physica de actione lucis, caloris et humiditatis in vegetabilia. Franeq. 1775. 4.
J. Mulder, Specimen physicum inaugurale sistens ge-neralia quaedam de calore, et modo, quo specifice corpo-ribus inest. Franeq. 1790. 4.
W. G. Muys, Oratio de usu matheseos in perficiendo judicio et ingenio. Franeq. 1711. Fol.
A. Brugmans, Oratio inauguralis de sensu communi, matheseos et philosophiae matre. Franeq. 1761. Fol.
E. L. Mellema, Arithmétique compose de plusieurs inventions et problemes nouveaux. Anvers 1582, 86. 4,
Gemma Frisius, Arithmeticae practicae methodus facilis. Viteberg. 1542.
Gemma Frisius, Arithmeticae practicae methodus facilis;
NATUÜBK. WETENSCH. STEL-, WIS-, REKENKUNST. 327
jam recens ab auctore pluribus locis aucta et recognita. In eandem Joannis Steinii et Jabobi Peletarii annotationes. Ejusdem de fractionibus astronomicis compendium et de cognoscendis per memoriam kalendis, idibus, nonis, festis mobilibus, locoque solis et lunae in zodiaco. Paris 1550.
Idem opus. Antv. 1581.
J. Sems, De arithmetische fundamenten. Waerin yder by sich selfs zonder eenich onderwijs, lichtelijcken zal connen leeren reeckenen, met cypheren, gelijck mede met crijt ofte legpenningen. Emd. 1623. 4.
J. Sems, Tabula Pythagorica ofte reeckentaefel mits-gaeders 't oebruick ende instructie van dien. Yerclaert
O O
met meer als hondert constige exempelen, ende verscheiden practicken, ende nutticheden, daer in begrepen, om alle reeckeningen int corte met groote behendicheit te solveren, zoowel met cypheren, als met cryt ofte legpenningen. Emd. 1623. 4.
A. Metius, Maet-constigh liniael, ofte proportionalen ry ende platten passer. Alsmede de sterckten-bouwinghe, ofte fortificatie. Onlanghs uyt liet latijn in onsen neder-landtschen sprake overgheset door Petrum Baardt. Fran.
1626. 4.
A. Metius, Arithmeticae libri duo, et geometriae lib. VI. Huic adjungitur trigonometriae planorum methodus suc-cincta. Altera vero, praeter alia, nova regulae propor-tionalis inventa proponit, et quaecunque loca adversus hostium insultus juxta hoe seculo praxin (quam fortifica-tionem vocant) munire solide docet. Lugd. Bat. 1626. 4.
A. Metius, Manuale arithmeticae et geometriae prac-ticae: in het welcke beneffens de stockrekeninge ofte rhabdologia Nepperi, kortelijck ende duydelijck 't gene den land-meters ende ingenieurs, nopende het landt-meten ende sterekten-bouwen nootwendich is, geleert wordt ende exemplaerlijck aengewesen. De tweede editie. Franek. 1646.
A. Metius, Fundamentale onderwysinghe, aengaen-de de fabrica, ende het veelvoudigh ghebruyck van het astrolabium, soo catholicum als particulier. Franek.
1627.
NATUURK. WBÏENSCH. BOUWKUNDE.
J. Vredeman, Perspectiva die weitberuhmte Kunst, gantz nütig allen liebhabern der Mathematiquen furge-stelt. Ubersehn und in vielen orten verbessert durch S. Marlois. Amst. 1639. Fol.
Sybrand Hansz. van Harlinghen, Arithmetica ofte re-keu-konst. Haerl. 1639.
H. Beyem van Aerssen, Eygenschappen der driehoec-ken met een half en anderhalf rechtenhoeck, waer onder verscheydene voorstellen sijn, die de rechthoeckige ende andere driehoecken betreffen. Met noch een tractaet, handelende van vierkantinghe en deelinghe van verscheydene figuyren door circkelboghen besloten. Leeuw. 1671. 4.
C. quot;Wolff, Nodige tafelen tot de trigonometria en uittrekking der wortelen, waarin de sinus en tangentes voor elke minut des quadrants nevens harer logarithmi en de logarithmi der gemeene getallen van 1 tot 10000 als ook de quadraat en cubik-tallen van 1 tot 10000 zyn begrepen, en eindelyk eenen algemeenen regel tot oplossing aller regtlynische en sphaerische triangelen. In 't neerduits gebracht door Nic. Epkema. Amst. 1742.
H. Haanstra, De vernieude cyfferinge van Mgt;- Willem Bartjens geheel uitgewerkt, waardoor men, zonder behulp van een meester, of ander onderwys, meest alle de grond-regulen van de rekenkonst, leeren kan. Hier is bygevoegd een toegift, waardoor men leeren kan op een veel korter, gemakkelyker, en ligter wyze de meeste sommen te maken, als nog by veele geschiedt. Leeuw. 1745. 4.
N. Ypeij, Grondbeginzelen der kegelsneeden, bevattende de eerste en voornaamste eigenschappen van de parabola, ellips en hyperbola. Ten dienste der leerlingen opgesteld. Amst, 1769.
M. Vitruvii, Viri suae professionis peritissimi de archi-tectura libri decern, ad Augustum Caesarem accuratissime conscripti nunc primum in Germania qua potuit diligentia
328
NATUUKK. WETENSCH. STERREKUNDE ENZ.
excusi atque hiuc inde schematibus non iniucundis exor-nati. Adjecimus etiam propter argumenti conformitatem Sexti Julii Frontini de aquaeductibus urbis Romae libel-lum. Item ex libro Nic. Cusani de staticis experimentis fragmentum. Argent. 1543. 4.
N. Goldman, La nouvelle fortification. Leide 1645. Fol.
M. Baron van Koehoorn, Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont; welke op driederleije manieren getoont word in 't fortificeren der binnengrote van de fransche royale seshoek, waar in de sterkte der heden-daagsche droge- aan de natte-grachten gevonden word: alsmede hoe men tegenwoordig aan een zee of rivier fortificeert, en op wat manier men daar behoorde te bouwen. Ieder methode geataqueert en vergeleken, so in haar wederzijds sterkten, als onkosten, met de fransche of hedendaagsche vestingbouw. Leeuw. 1702. Fol.
J. Krayenhoff, Bekroonde prijs-verhandeling omtrent de eerste versterkings-manier van den generaal M. Baron van Coehoorn. 's Gravenh. 1823.
N. Ypeij, Oratio inauguralis de munimentis. Franeq. 1749. Fol.
N. Ypeij, Sermo academicus de munimentorum utilitate ac praecipuis rationibus, quare pleraque opera obsessa brevi expugnantur; nee non de locis, in quibus condenda sunt, ut magnifica defensione diu propugnari possint. Franeq. 1784.
M. Siderius, La théorie de la fortification representee dans les trois méthodes de fortifier de mons. de Vauban. Avec nn examen exact sur leurs principales maximes, principes et manières de constructions. Leeuw. 1781.
Sterrekunde. Wereldbeschrljving. Weerkunde.
Zeevaartkunde. Tijdrekenkunde.
C. Ekama, Oratio de insignium, qui in scientia astro-nomica facti sunt, progressuum fundamentis, a summis in re mathematica et astromica viris, partim decimo sexto,
329
330 NATUUKK. WETENSCH. STEKREKUNDK ENZ.
maxime decimo septimo seculo, jam praecipue jactis. Lugd. Bat. 1823. 4.
Gemma Phrysius, De principiis astronomiae et cosmo-graphiae, deque usu globi cosmographici ab eodem editi. De orbis divisione et insulis, rebusque nuper inventis. Ejusdem de annuli astronomici usu. Antv. 1548.
Gemma Frisius, De radio astronomico et geometrico liber. In quo multa quae ad geographiam, opticam, ge-ometriam et astronomiam utilissima sunt, demonstrantur. Lutet. 1557.
F. Maurolycius, Cosmograpbia. In tres dialogos dis-tincta; in quibus de forma, situ, numeroque tam coelo-rum, quam elementorum, aliisque rebus ad astronomica rudimenta spectantibus satis disseritur. Paris 1558.
W. Eekhoff, Twee brieven van prof. Nic. Mulerius. Eene bijdrage tot de geschiedenis van de kometen en almanakken.
A. Metius, Institutiones astronomicae et geograpliicae. Fondamentale ende grondelijcke onderwysinghe van de sterrekonst, ende beschryvinghe der aerden, door het ghe-bruyck van de hemelsche ende aerdtsche globen. Item hoe men op alderleye vlacke superficien, de principale circulen des hemels beschryven, ende verscheyden sonne-wysers bereyden sal. Midtsgaders een korte ende klare onderrechtinghe van de noodelijcke konst der zeevaert. Amst. 1621.
A. Metius, Nieuwe geographische onderwysinge waer in ghehandelt werdt de beschryvinghe ende afmetinghe des aertsche globe, ende van zyn ghebruyck. Midtsgaders een grondelijcke onderwysinge van de principale puncten der zeevaert. Amst. 1621. 4.
Ph. Lansbergius, Bedenckingen op den daghelijckschen ende jaerlijckschen loop van den aerdt-cloot. Mitsgaders op de ware af-beeldinghe des sienelijcken hemels. Middelb. 1629. 4.
Ph. Lansbergius, Verklaeringhe van het gebruyck des astronomischen ende geometrischen quadrants. Middelb. 1633. 4.
NATUUBK. WETENSCH. STEKREKUNDE ENZ. 331
Ph. Lansbergius, Astrolabium, dat is verklaringe van de platte sphaere ofte globe van Ptolomaeus, anders astrolabium genaemt. Middelb. 1653. 4.
S. Franck, Werelt-spiegel ofte beschryvinge des gehelen aert-bodems, met sijn vier gedeelten, Europa, Asia, Africa, America; verbetert, vermeerdert, verrijckt, met verscheydene ghedenckweerdiglie annotatien, ende sommaire geographiscbe beschryvingen achter yeder deel des aerd-cloots in 't besonder, door Joh. Phocylides Hol-warda. Bolsw. 1649. 4.
J. Phocylides Holwarda, Friesche sterre-konst ofte een korte, doch volmaeckte astronomia met de nuttigheden van dien, II din., 1 bd. Harl. 1652.
E. Hooke, Animadversions on the first part of the machina coelestis of the honourable, learned and deservedly famous astronomer Joh. Hevelius. Lond. 1674. 4.
H. B. Welligen, Sendschreiben an alle der mathema-tischen und mechanischen Künste hocherfahrne Herren, Hrn. Erhalter, Beforderer, Practicanten und Liebhaber. (1677.) 4.
C. J. Vooght, Astrolabium catholicum, ofte een grondige onderwijsing aangaande d'oorspronk, 't maakzel en 't veelvuldigh gebruyck des algemeenen starre-thoneels. Amst. 1680. 4.
E. Th. Backer, Korte verklaringhe over 't hemels-pleyn. zijnde daer achter by-gevoeght de tafels der vaste sterre. Enchuys. 1684. 4.
A. Brugmans, Dissertatio philosophica inauguralis de phaenomeno, Franeq. 1749. 4.
Een kort uittrekzel uit de werken van Tjerk Jans de Boer, welke werken vervat zijn in drie byzondere deelen. Het eerste deel, genaemt de weegkonst, leert de weeg-konst op een korte dog klaare manier, uit zijn eigene grondoorsaak, wiskonstig te bewijzen. Het tweede deel, genaemt de natuur-wet der beweeginge van alle swaarte, door een bepaalde kragt, zoo ten opzigte van de tijd, als van de snelte, en spatie op een wiskonstige wijze te be-paelen, en dat zoo wel van de vloeibaare stoffen, als van
332 NATÜUBK. WETENSCH. STEEBEKUNDE ENZ.
de vaste ligchamen. Het derde deel, genaamt de wis-konstige zeylkonst, leert in veel voorvallen het zeilen der scheepen op een wiskonstige wijze te verregten, daar zy tot nog toe dit alles by gissinge gedaen hebben. Harl. 1749.
J. Gr. M., Historische en natuurkundige aanmerkingen over de zeldzame aard- en water-schuddinge, die in de Nederlanden, en in 't byzonder in Friesland, op den 1 November 1755, 's morgens omtrent 11 uuren voorgevallen is. Leeuw.
Naukeurig voorberigt van den schrikkelyken komeet, dewelke zig waarschynelyk binnen korten zal vertonen, met een onderzoek, of dezelve de aarde hevig schokken of in brand steken zal. Beneffens eene volkomens aan-wyzinge, hoe jemand, die anderzints niets van het gestel der weereld en den loop der cometen weet, in een ogenblik tyds het geheel gestel der weerelcP, mitsgaders de nature der cometen kan leeren kennen, en op een boog papier afteikenen, hoe de loop der cometen langs de aarde zal zyn. Leeuw. 1756.
P. Frisius, De motu diurno terrae dissertatio. Pisis 1756.
P. Frisius, De gravitate universali corporum, libri tres. Mediol. 1768. 4.
W. Foppes, Korte dog zakelyke aantekening wegens de vinding der zons paralaxis, grootheit der zonne en afstand van de aarde, hoe zulks alleenlyk op eene plaats van Vrieslands meridiaan gevonden is, door de observatie alhier gedaan den 6 Juny 1761, op de planeet Venus voor de zon : alles op een grote in koper gesneden plaat duidelyk aangetoont. Leeuw.
C. Ekama, Verhandeling over Gemma Frisius, den eersten grondlegger tot het bepalen van de lengte op zee. 4.
J. H. J. van der Ley, Het gulden zeeghel des grooten zeevaerts. Daerinne beschreven wordt de waerachtige grondt van de zeylstreken, en platte pas-caerten (voor desen noyt bekent) waer met als onder een secreten zeegel de
NATUURK. WETEN8CH. WEERKUNDE. 333
generale regale Tan 't gesicht des groote zeevaerts, be-vesticht en tot zijn vollencomen perfectie gebracht wordt, dienende tot een voorlooper van de voorschreven regule, daerinne mede ghesien worden de onbehoorlijcke proce-dueren die de wedersprekers teghen dezelve ende het ghemeene beste drie jaren lanck hebben ghepleecht. Leeuw. 1615. Breed 4.
D. J. Botnia van Burmania, Uittreksel, seste of laaste capittel van de uitlegginge en de verhandelinge van het weer. Leeuw. 1716. 4.
Summa thesium D. J. Botnia a Burmania, de methodo ratiocinandi de more caeli. (Leov. 1721.) 4.
Kort summier van de XL stellingen van D. J. Bothnia van Burmania: vertoonende uyt een gesonde hypothesis, onderstellinge, en klare beginsels, de ware manier om over het weer en de winden en maniere van den heemel te redeneren. 4.
Inleydinge tot de uytlegginge van de weeklijke ge-steltheden van de heemel, dat is, van het weer en winden, voor alle dagen in het besonder, haren aenvang van den 14 Martii 1725, wanneer Godt, tot inleydinge van onsen lente, sijn licht te gelijk recht uyt, langs de beyde eynden van de aerde gesonden heeft, en overal waer nagt kan zijn, dag en nacht even lang gemaekt heeft, met des sons weder-komst in onsen half-rond of hemi-sphaerium, en wanneer ons na eenen moeylijken winter, de aengename tijdt Cantic., c. 2, vers 11, 12, 13, uyt-neemend gemeldt, weder begint te voorschijn te koomen en gebooren voor ons te worden. Waer door opgevolgd worden de lessens en vermaningen van Elihu aan Job, c. 36, vers 24 en 25, en c. 37, vers 14, c. 27, vers 11. Leeuw. 1725. 4.
D. R. a Burmania, Oratio exegetica, analytica, synop-tica, ostendens breviter verum sensum et mentem sp. S. in dictis Elihu, Jobi c. 36, a vers 24, ad finem capitis et cap. 37 integro principiis et hypothesibus hactenus incog-
334 NATUURK. WETENSCH. TIJDREKENKUNDE.
nitis, et hinc quibus haec Elihu dicta, numquam intelligi posse vel potuisse pluribus ostenditur. Leov. 1725. 4.
Ondersoek van den sin of verstand van de donkere, diepsinnige, raedselachtige vrage Gods aen Job, by Job, c. 39, vs. 29, tot noch toe by de uytleggeren onver-staenbaer geweest, gelijk by het overweegen en onderzoeken van deselve, yegelijk licht zal moeten geblijken; op gronden en beginsels anders tot noch toe onbekent. Leeuw. 1733. 4.
C. Mulder, Over eenen zoogenaamden zwavelregen, in Mei 1826, in Vriesland gevallen. Amst. 1827.
J. J. Bruinsma, Kort overzigt van de weersgesteldheid gedurende het jaar 1845 en 46.
Korte inleydinge der feesten Israels, twelck rechte tijt-kaarten zijn, waer in ghy sien meucht hoe veel groot jaren die werelt ghestaan heeft, ende hoeveel groot jaren datse noch staan sal, ende in wat groot jaar datse vergaan sal. 1593. 4.
R. Cuningham, Tractaet des tijdts. Almanach, kalendier, journael ofte tijdt-boeck eeuwich gheduyrende, seer ghe-dienstich voor alle menschen, maer bysonder voor alle navigateurs ende piloten. Franek. 1605. 4.
D. Traudenius, Tyd-zifter, dat is, kort bericht of onderwijs van de onderscheiding en afdeelinge des tydts, met een rym-bundel. Amst. 1662. 4.
M. Wasmuth en L. W. Graaf, Een kort begryp van de algemeene herstelling des tyds die nu lichtelijk ondernomen, en ordentelijk, en bestendelijk voltrokken kan worden, door de tafelen toegeeygend aan de koninginne Christina van Sweden, soo haast het de oppermagten van christenrijk gevallen sal. 's Gravenh. 1689. 4.
L. W. Graaf, Eenvoudig en onvervalscht verhaal van 't voorgevallene in 's Gravenhage ter vergaaderinge van de Ho. Mog. heeren de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, over 't aanwijsen van 't vinden der lengte van oost en west, en de waare tydreekeninge. 1689. 4.
NATÜURK. WETENSCH. PLANTENKUNDE. 335
Tegen-bericht op Dni. B. Bekkers bericht. 4.
B. Fiallenius, Nodig bericht op seker laster-schrift, ge-intituleert Eenvoudig en onvervalscht verhaal omtrent het vinden der lengte van oost en west, uitgegeven onder de naam van Lieuwe Willems Graaff. Waar in als met krijt en hout-kool aangewesen word, dat dese L. W. in sijn proeff-stuk aan de heeren commissarien van haar Ho. Mog. overgegeven, in 't uitvinden van 't oost en west meer dan 700 duitse mylen verdwaalt is, en dat hi dese misslag soekende te helen en te verschonen door 't nieuw opgeven van drie ongebreklijke en voltoide exempelen, so hi se noemt, al wederom verbystert is, in 't eerste exempel meer dan 800, in het twede meer dan 900, en in 't darde meer dan 700 duitse mylen. Strekkende sulken botten misslag tot een onwedersprekelijk argument, dat sijn konst t' eenemaal ondeugend is, en hi in plaats van een oost en west vinder den sporelosen O. en W. soeker met regt genoemt mag worden. Franek. 1690. 4.
J. W. de Crane, Tweede historische verhandeling over den nieuwen stijl, en deszelfs invoering en gebruik in ons vaderland, bijzonder bij de Staten Generaal, en over de moeijelijkheden, uit de lange gehechtheid van sommige gewesten aan den ouden ontstaan. Work. 1835.
J. Ph. Kulik, Die Jahresformen der christlichen Zeit-rechnung, 3e Aufl. Prag. 1861. 4,
F. Piper, Die Kalendarien und Martyrologen der An-gelsachsen, sowie das Martyrologium und der Computus der Herrad von Landsperg. Nebst Annalen der Jahre 1859 u. 1860. Berl. 1862.
Cruydt-Boeck Eemberti Dodonaei, volgens sijne ketste verbeteringhe: met biivoeghsels achter elck capitel, uyt verscheyden cruydt-beschrijvers: item in 't laetste een beschrijvinghe van de indiaensche ghewassen, meest ghe-trocken uyt de schriften van Carolus Clusius. Nu wederom van nieuws oversien ende verbetert. Antw. 1644. Fol.
NATUURK. WETEN SCH. SCHEIKUNDE.
P. F. X. de Ram. Caroli Clusii Atrebatis ad Thomam Redigerum et Joannem Cratonem epistolae; accedunt Rem-berti Dodonaei, Abrahami Ortelii, Gerardi Mercatoris et Ariae Montani ad eundem Cratonem epistolae. Brux. 1847.
T. Lambergen, Oratio inauguralis exhibens encomia botanices ej usque in re medica utilitatem singularem. Gron. 1754. 4.
S. A. Gabbema, Friesche lust-gaarde ofte boom-, heester-, bloem- en kruyd-waarande, bestaande uyt der gewassen beschrijvinge, die in Hoog- en Neder-Duyds-land en de aangrenzende landschappen bekent zijn. Leeuw. 1686. 4.
M. van Phelsum, Historia physiologica ascaridum. Leov. 1762.
D. Meese, Plantarum rudimenta, sive illarum metho-dus, ducta ex differentia earum seminum, cotyledonum, aliarumque partium, quae brevi tempore post earum pro-pullationem, ac ulterius incrementum, in iis conspiciuntur. Leov. 1763. 4.
S. J. Brugmans, Orationes duae, prima aditialis, de accuratiori plantarum indigenarum notitia maxime com-mendanda, altera valedictoria, de natura soli frisici ex-ploranda. Lugd. Bat. 1787. 4.
C. A. Bergsma, Catalogus auctorum qui de Thea scrip-serunt. Traj. ad. Rhen. 1825.
J. J. Bruinsma, Flora frisica, of naamlijst en kenmerken der zigtbaar-bloeijende planten van de provincie Friesland; benevens eene schets van derzelver verspreiding, en aanwijzing van de geneeskrachtige, oeconomische en technische gewassen; voorafgegaan door eene korte beschrijving van de natuurlijke gesteldheid des frieschen bodems. Leeuw. 1840.
C. Mulder, Handleiding tot de scheikunde, eerste ged. Amst. 1824.
336
NATÜUKK. WETENSCH. SCHEIKUNDE.
S, F. Klijnsma, Het ijzer, zijne smelting en bewerking. Eene technologische schets. Amst. 1857.
M. C. Plazanet, Proeve over de uitzettende kracht van het buskruid in mijnovens bij den onderaardschen oorlog. Naar het fransch door S. F. Klijnsma. Bred. 1855.
S. F. Klijnsma, Handleiding tot de burgerlijke mineurkunst, of de mijnen en hare ontginning. Naar het fransch. Amst. 1856.
J. Hemsterhuis, Oratio inauguralis de medicinae necessitate, dignitate, causisque infrequentioris successus. Franeq. 1704. Fol.
F. Winter, Oratio de certitudine in medicina. Leov. 1740. Fol.
H. D. Gaub, Sermo academicus de regimine mentis quod medicorum est. Lugd. Bat. 1747. 4.
H. D. Gaub, Sermo academicus alter de regimine mentis quod medicorum est. Lugd. Bat. 1763. 4.
T. Lambergen, Oratio inauguralis de amico historiae naturalis cum medicina connubio. Franeq. 1751. Fol.
A. van Koyen, Elegia de corporis animique modera-mine. Lugd. Bat. 1759. 4.
C. E. de Lille, Oratio inauguralis de mirabili mutuo corporis animique commercio. Franeq. 1760. Fol.
C. E. de Lille, Sermo academicus de commendanda animi tranquillitate uno omnium firmissimo praestantissi-moque longae vitae praesidio. Franeq. 1763. 4.
G. van Doeveren, Sermo academicus de sanitatis Gro-ninganorum praesidiis, ex urbis naturali historia derivan-dis. Gron. 1770. 4.
Laurentius Phryesen, Spiegel der Artzny desgleichen vormals von keinen doctor in tütsch ussgangen ist nütz-lich und gut allen denen so der artzet radt begerent,
337
338 NATÜÜKK. WETENSCH. GENEESKUNDE.
auch den gestreiffelten leyen, welche sich underwinden mit artzney umb ze gen. In welchem du findest bericht aller hendel der artzney, gezogen uss den fürnemsten büchern der alten, mit schonen bewerten stücken und kürtzwygen reden. (Strassb. 1518.) Fol.
Spiegel der artzney, vor zeyten zu nutz und trost den Leyen gemacht, durch Laurentium Frissen, aber offt nun gefelschet, durch unfleiss der Büchtrrucker, yetzund durch denselbigen Laurentium, und Othonem Brunfelss, widerumb gebessert unnd in seinen ersten glantz gestellet. 1532. Fol.
Laurentius Phrisius, Epitome opusculi de curandis pus-culis ulceribus, et doloribus morbi gallici, mali frantzoss appellati. Basil. (1532.) 4.
C. H. Fuchs, Theodorici Ulsenii Phrisii Vaticinium in epidemicam scabiem, quae passim toto orbe grassatur, nebst einigen anderen Nachtragen zur Sammlung der altesten Schriftsteller über die Lustseuche in Deutschland. Gott. 1850.
S. Hemsterhuis, Messis aurea, exhibens anatomica no-vissima et utilissima experimenta. Huic editioni accesse-runt de vasis lymphaticis tabulae Kudbeckianae. Heidelb. 1659.
C. Battus, Het secreet-boeck vol heerlijke konsten; als van de hooftstoffen in elks gebruik, van de gebreken, siekten en qualen der menschen; van tamme en wilde dieren, van visschen en vogelen; van boomen, planten, bloemen, kruiden en saden; van metallen; van verwen en incten; van koken en confijten; van oliën en salven te bereiden; van disteleren en andere weetenschappen; met een aenhangsel verrijkt. Uyt een groot getal latijn-sche, italiaensche, francoische, hoog- en neder-duitsche autheuren vergadert. Leeuw. 1694. 12.
B Ydema, Brevissima sententia de febribus annis 1719 et 1720 grassantibus et de quibusdam remediis, quae pro periculosis habentur. Leov. 4.
T. Lambergen, Lectio inauguralis sistens ephetneridem persanati carcinomatis. Gron. 1754. 4.
NATÜURK. WETENSCH. GENEESKUNDE. 339
D. Some, De inenting der kinderpokjes onpartydig beschouwd. In 't byzonder met opzigt tot den godsdienst. Uitgegeven en met eene voorreden verrykt door Phil. Doddridge. Uit het engelsch vertaald. Gron. 1759.
Briev over het inenten der kinderziekte, aan eenen roomsch-priester. (Gron. 1770.)
T. Jellema, Brief aan de hooggeleerde heeren C. E. de Lille en F. U. Winter, professoren in de genees-, ontleed-, heel- en schei-kunde te Franeker. Waar by gevoegt zyn commentarii, door S. Foppingius. Molquer. 1761.
Vertoog over wonden, welke volstrekt, uyt hunnen aart, en toevallig doodelyk zyn. Fran. 1762.
A. Monroi, Tractatus tres, de nervis, eorumque distri-butione, de motu cordis, et ductu thoracico, latine red-diti a G. Coopmans, qui praeter commentarium perpetuum adjecit librum de cerebri et nervorum administratione anatomica. Ed. altera. Harling. 1763.
P. Camper, Gerechtelyke en ontleedkundige verhandeling over de tekenen van leven en dood in nieuw geborene kinderen. Leeuw. 1774.
G. Coopmans, Varis sive de variolis carmen. Varis, of de kinderpokken. Leid. 1787.
J. Vitringa Coulon, Statistiek en geneeskundig berigt wegens de geborenen en gestorvenen in de provincie Vriesland, in de jaren 1815 tot 1828 ingesloten. Met eenige aanmerkingen over de ziekte, welke vooral in 1826 aldaar geheerscht heeft. En aanhangsel betrekkelijk de bevondene bevolking 1°. Jan. 1830. Leeuw. 1831. gt;
P. de Portz, Dissertatie medica inauguralis de fermen-tatione et effervescentia in corpore humano. Lugd. Bat. 1698. 4.
C. F. Schweiker, Disputatie medica inauguralis de vesi-catoriis. Franeq. 1701. 4.
J. Busch, Disputatie medica inauguralis de catarrho. Franeq. 1705. 4.
340 NATUÜRK. WETEN8CH. GENEESKUNDE.
D. Gr. Manger, Specimen medicum inaugurale de scor-buto. Franeq. 1785. 4.
H. van Blanckendael, Theses medicae inaugurales. Franeq.
quot;W. Nauta, Theses medicae inaugurales. Fran. 1787. 4. P. J. Schelwald, Theses medicae inaugurales. Franeq.
J. Vitringa Coulon, Theses medicae inaugurales. Franeq.
D. Nieubuur, Dissertatie chirurgico-medica inauguralis de fractura patellae. Franeq. 1790. 4.
S. Koelman, Theses medicae inaugurales. Franeq. 1802. 4. T. Andreae, Dissertatie medica inauguralis, de animae sede. Leov. 1803.
P. Horrëus Feenstra, Theses medicae inaugurales, Franeq. 1810.
V. STAAT- Eliquot; ZEDEHVlimes: WETEN-SCHAPPEIV.
Staat- en VolkshuislBOudkunde.
Verhandeling over de koornwetten in Engeland. Vrijelijk vertaald uit the Quarterly review No. 101, Maart 1834. Alkm. 1834.
D. Fockema, Proeven betrekkelijk de staats-huishou-ding in Nederland. Leeuw. 1834.
R. van Breugel, Esquisse historique et élémentaire sur la contribution foncière et le cadastre. Brux. 1828.
A. van Tonderen, Beschouwing der kadastrale uitkomsten in Vriesland. Leeuw. 1842. 4.
Verslag van de werkzaamheden der rijkscommissie voor statistiek, 1859 en 1860. 's Gravenh. 1861.
J. van Leeuwen, Algemeene staat der geborenen, gehuwden, overledenen, der echtscheidingen en buiten echt geborenen in de provincie Vriesland, over de jaren 1813 —1832 enz.
J. van Leeuwen, Staat der veroordeelden door het hof
STAAT- KN ZEDEK. WETENSOH. STA AT- EN VOLKSIiUISIl. 341
van assises in de provincie Friesland, over de jaren 1813 tot en met 1822, en over 1823 tot en met 1832 teregt-gesteld enz.
Contract van inschryving in het leeuwarder weduwen fonds, opgeregt den 27 Juny 1757, en door de ed. agtb. magistraat van Leeuwarden geapprobeert by derzelver resolutie d. d. 8 July 1757. Fol.
Naamlyst der participanten in het leeuwarder weduwen fonds tot 1 Jan. 1766. Fol.
Bericht, uitgegeven door de hollandsche societeit van levensverzekeringen.
C. M. A. Simon van der Aa, De staat. Het beschermend stelsel en het communisme. Naar het fransch, van F. Bastiat. Leeuw. 1851.
De zelfde, Eigendom en wet. liegt en broederschap. Naar het fransch, van F. Bastiat. Leeuw. 1851.
De zelfde. Krediet om niet. Redetwist tusschen F. Bastiat en P. J. Proudhon. Naar het fransch. Leeuw. 1852.
De zelfde. De doctorale graad en het socialismus. Naar het fransch, van F. Bastiat. Leeuw. 1852.
De zelfde, Onvereenigbaarheid van betrekkingen. Gevolgd door twee voorlezingen: Over de beteugeling der vereenigingen van nijverheid, en Over de belasting op de dranken. Naar het fransch, van F. Bastiat. Leeuw. 1852.
De zelfde, Staathuishoudkundige harmonien, door F. Bastiat. Naar de tweede, met door den schrijver nagelaten handschriften vermeerderde uitgave. Uit het fransch. Leeuw. 1853.
J. J. H. Lütgens, Kurzgefasste Charakteristik der Bauernwirtschaften in den Herzogthümern Schleswig und Holstein nebst Grund- und Aufrissen einzelner Gebofte verschiedener Landestheile. Herausgegeben auf Kosten des Vorstandes der XI Versammlung deutscher Land-und Forstwirthe in Kiel. Hamb. 1847. Fol.
342 STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. LANDHUISHOUDK.
W. Hirschfeld und H. Carstens, Amtlicher Bericht über die XI Versammlnng deutscher Land- und Forst-wirthe zu Kiel, im September 1847. Herausgegeben von dem Verstande der Versammlung. Altona 1848. Fol.
L. de Baecker, Histoire de l'agriculture flamande en France depuis les temps les plus reculés jusqu'en 1789. Lille 1858.
C. Dumon, Lof van den landbouw en der planten-kweekery in Vlaenderen. Dichtstuk aen hetwelk den gouden eerpenning is toegekend in 1835. Gend.
J. H. Beucker Andreae, Rapport ingediend voor het vijfde landhuishoudkundig congres te Leiden, betreffende een onderzoek naar den zedelijken en materielen toestand der arbeidende bevolking ten platten lande, en van de middelen om dien zooveel mogelijk te verbeteren. Zwolle 1850.
Verslag van het verhandelde op het zevende neder-landsche landhuishoudkundig congres gehouden te Leeuwarden, in Junij 1852. Leeuw. 1852.
R. Westerhoff, Tweetal redevoeringen uitgesproken bij de opening en bij de sluiting van het XIV nederland-sche landhuishoudkundig congres te Winschoten. Gron. 1860.
C. R. Hermans, Beredeneerd overzigt der landbouwkundige schriften, betrekkelijk de provincie Noord-Bra-band. Uitgegeven door het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Braband. 's Hertogenb. 1845.
J. F. Boogaard, Beantwoording der vraag: welke verbeteringen zijn wenschelijk in het algemeen polderregt in Noordbrabant? 's Hertogenb, 1860.
H. Dijkema, Proeve van eene geschiedenis der landhuishouding en beschaving in de provincie Groningen, van de vroegste sporen der geschiedenis tot op onzen tijd, 1ste st. Gron. 1851.
J. Vitringa Coulon, De vriend des vrieschen landmans. Inhoudende: lc. De handelingen van het vriesche genootschap van proefondervindelijken landbouw en van
STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. LANDHUISHOTJDK. 343
deszeifs bestuurders, — de uitgebragte rapporten , zoo omtrent de voorstellen, als wegens de genomene proeven, — de voordragten aan de provinciale en andere autoriten, en de daarop ontvangene besluiten. 2°. Medegedeelde waarnemingen en berigten der gewone en corresponderende leden. 3°. Korte uittreksels uit landbouwkundige geschriften, welke nuttig ter kennisse der landlieden kunnen gebragt worden, 1ste en 2de st. Leeuw. 1835, 1836.
Verhandeling van landeryen en byzonder in de provincie van Holland en West-Vriesland, alsmede in Zeeland. Leeuw. 1739.
Kort vertoog aantoonende de onwaare en lasterlyke stellingen betreffende de heeren dykgrave en hoogeheem-raaden van Delfland, vervat in een fameus libel of blaauw-boekje .... genaamt verhandeling van landeryen en byzonder in de provincie van Holland en Westvriesland, als mede in Zeeland. Delft 1739.
J. Vegilin van Claerbergen, Vertoog over de veen-graveryen. Leeuw. 1766.
Remonstrantie aan de staten van Vriesland, over het regt van vergraving der laage veenen, in de grietenyen Aengwirden, Schoterland , Haskerland en Weststellingwerf door de geïnteresseerden van dien ingediend 15 Augustus 1766. Met eenige refutatien van het contrarie vertoogde door Jr- J. Vegelin van Claerbergen. Leeuw. 1766.
J. Gerlsma, Consideratien op de veengraverye in Friesland, en inzonderheit op het vertoog van den heer Vegilin, omtrent die materie. Leeuw. 1766.
H. Oneïdes, Middelweg in 't stuk der veengravery ter beoordeeling voorgesteld. Leeuw. 1766.
S. Rinsonides, Eenvoudige practicale aanmerkingen over de veengraverien. Leeuw. 1766.
Zeedige aanmerkingen over de veengraveryen in Friesland. Leeuw. 1766.
Marten Jans, De overheerlyke, en nuttige voordeelen der hoge, en de nadeelige gevolgen der lage veengrave-
344 STAAT- EN ZEDBK. WETEN8CH. LANDHUISHOUDK.
rien, beschout en aangewesen. In twee bysondere stukken. In rym voorgesteld. Sneek 1767.
E. Alta, Nodige raadgeevingen aan overheden en ingezetenen, dewelke in het bijzonder voor den boer in deeze akelige omstandigheden, waar in het vaderland zig door de ziekte van het rundvee thans bevind, van zeer veel nut kunnen zijn. Leeuw. 1769.
Voorstellen, betreffende het beramen van middelen tegen de longziekte onder het rundvee, in de provincie Vriesland, het vinden der daartoe noodige kosten enz., door Gedeputeerde Staten dier provincie gedaan aan de Staten van dezelve in de buitengewone vergadering gehouden den 1 Mei 1848. Fol.
C. M. A. Simon van der Aa, Iets over de veesterften in Friesland en de daartegen genomen maatregelen van af 1713 tot heden. Leeuw. 1849.
Mededeelingen omtrent gedane proeven van inenting der besmettelijke longziekte op runderen in de provincie Friesland, benevens geschiedkundige aanteekeningen nopens het ontstaan en de verspreiding dier ziekte in dat gewest, van 1842 tot 1852. Leeuw. 1853.
L. Neber, Antwoord op de prijsvraag voorgesteld door de nederlandsche huishoudelijke maatschappij, wegens het ware onderscheid tusschen de egyptische garst ook wel genaamd egyptische rogge, en de zoogenaamde zomergarst. Haarl. 1816.
D. Buijzen, Verhandeling over de rupsen-soorten en derzelver verdelging. Uitgegeven door het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Braband. 's Hertogenb. 1845.
A. en P. W. Alison, De staatszorg voor de armen verdedigd en aangeprezen. Uit het engelsch. Met eene voorrede van H. W. Tydeman. Leid. 1853.
H. W. Tydeman, J. Heemskerk Az. en J. W. Ty-
STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. ARMWEZEN. 345
deman, Denkbeelden omtrent eene wettelijke regeling van het armwezen in Nederland. Amst. 1850.
J. C. W. Ie Jeune , Geschiedkundige nasporingen omtrent den toestand der armen en de bedelarii. 's Gravenh. 1816.
(G. H. M. Delprat) Geven en wéldoen. Bijdrage tot de geschiedenis der armenverzorging onder de joden en hij de christenvolken.
J. Zeehuizen, Verhandeling over de daglooners en bedeelden ten platten lande, in het kwartier Salland, provincie Overijssel. Zwolle 1852.
E. Posthumus, De philanthropie beschouwd in haar wezen, werken en afdwalingen. Doek. 1858.
A. Telting, De maatschappij tot nut van 't algemeen als eene christelijke inrigting geschetst in eene redevoering, ter viering van het vijftigjarig bestaan dier maatschappij, en van het vijf en twintigjarig bestaan van der-zelver departement Franeker, op den 21 November 1834 te Franeker uitgesproken. Fran. 1834.
B. H. Lulofs, Beoordeeling van tweetal redevoeringen, ter gelegenheid der viering van het vijftigjarig bestaan der maatschappij tot nut van 't algemeen, en van het vijf en twintigjarig bestaan der afdeeling Arnhem, uitgesproken door Mr- J. M. de Kempenaer.
Zangen ter gelegenheid der plegtige viering van het vijf en twintigjarig bestaan van het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen. Leeuw. 1817.
Huishoudelijke wetten voor het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen, 27 September 1836. quot;Wijzigingen in de huishoudelijke wetten, 10 Mei 1845.
Wet voor bestuurders van het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen. Leeuw. 1838.
9
346 STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. OPVOED. EN ONDERW.
Catalogus der leesbibliotheek voor bejaarden. Leeuw. 1846.
Catalogus der leesbibliotheek voor jonge lieden en kinderen. Leeuw. 1849.
Zangen bij de feestviering van het vijftigjarig bestaan der maatschappij tot nut van 't algemeen, in het departement Sneek, den 17 November 1834.
Wetten van de maatschappij tot nut van 't algemeen in Oost-Indië. Batav. 1853.
Reglement voor de prijsvragen van de maatschappij tot nut van 't algemeen in Oost-Indië. Batav. 1857.
Reglement voor de spaarbank, opgerigt te Batavia door de maatschappij tot nut van 't algemeen in Oost-Indië.
J. F. G. Brumund, Het volksonderwijs onder de Javanen. Prijsantwoord, uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen. Batav. 1857.
Reglement en toelichting betreffende de maatschappij ter bevordering van wetenschap tot volksgeluk. Utrecht 1850.
W. H. Suringar, Het vijfentwintigjarig bestaan van het nederlandsche genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen plegtig herdacht in eene openbare bijeenkomst, gehouden op den 10 Mei 1849 in de kerk der remon-strantsch-gereformeerde gemeente te Amsterdam.
Aanspraak van den voorzitter tot opening der gewone algemeene vergadering van het genootschap: tot zedelijke verbetering der gevangenen. 10 Mei 1849.
(M. L. Griethuizen, geb. Carelius) Op de nederlandsche kweekschoole ten dienste der zeevaardy opgericht te Amsteldam. (1785.)
S. Stijl, Lofzang aan de vaderlandlievende maatschappij te Amsterdam ter bevorderinge der nederlandsche zeevaart. Amsterd. en Harl. 1785. 4.
H. J. Koenen, Redevoering tot inwijding der inrichting van onderwijs in koophandel en nijverheid te Amsterdam, gehouden den 9 October 1846. Amst. 1846.
J. de Wal, Oratio de muneris rectoris magnifici origine
STAAT- EN ZEDEK. WBTEN3CH. OPVOED. EN ONDERW. 347
ejusque creandi ratione diversis temporibus ac locis di-versa. Accedunt academiarum neerlandicarnm fasti rec-torales. Lugd. Bat. 1861.
Adres van de commissie ter waarneming van de belangen der leydsche academie burgers aan den akademi-schen senaat der hooge school van Lejden. (5 April 1818.)
Album van het genootschap onder de zinspreuk: Tandem fit surculus arbor, te Delft.
J. C. G. Boot, Gedachten over het staatsexamen, naar aanleiding van eenige geschriften over dat onderwerp. Leeuw. 1846.
(J. C. G. Boot) Wat bevatten het ontwerp van wet op het hooger onderwijs, het rapport en de memorie van toelichting, op last der regering in December 1849 uitgegeven, betrekkelijk de gymnasiën en latijnsche scholen? (1850.)
H. Riedel, het toekomend middelbaar onderwijs. Gron. 1860.
P. J. Veth, Dissertatie de institutis arabum erudiendae iuventuti et literis promovendis inservientibus. Amst. 1843.
A. L. Brugsma, Specimen inaugurale continens gym-nasiorum apud graecos descriptionem. Gron. 1855.
Om den Indbyrdes Underviisnings Fremgang i Dan-mark, 1, 2, 3 Hovedrapport. Kjöbenh. 1824—1826. 4.
Progrès de l'enseignement mutuel en Danemarck. Troi-sième rapport général. Copenh. 1826. 4.
P. H. Monster og J. Abrabamson, Om den indbyrdes Underviisnings Vsesen og Vaerd, III dln. Kjöbenh. 1821 —1828.
P. H. Monster og J. Abrahamson, Regnskab for Bogen om den indbyrdes Underviisnings Vaesen og Vaerd og for Overskuddets Anvendelse, 1819—1835. Kjöbenh. 1836.
F. Cramer, Geschichte der Erziehung und des Unter-richts in den Niederlanden wahrend des Mittelalters, mit
348 STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. OPVOED. EN ONDERW.
Zurückfuhmng auf die allgemeinen literarischen und pa-dagogischen Verhaltnisse jener Zeit. Strals. 1843.
Ramon de la Sagra, Reis door Nederland en Belgie, met toepassing op het lager onderwijs, de instellingen van liefdadigheid en de gevangenissen in die beide landen, II dln. Gron. 1839, 42.
Iets over de nadeelen der onkunde of ongeleerdheid en de voordeelen der geleerdheid. Door een waren men-schenvriend. Brugge (1844).
J. H. Beucker Andreae, De waarde der volks-bescha-ving. Franek. 1851.
J. Fungerus, De puerorum disciplina et recta educa-tione liber. Lugd. Bat. 1586.
W. van Haarst en H. M. Reidsma, Beantwoording dei-prijsvraag: Welke zijn de oorzaken van de werkeloosheid bij een gedeelte der kinderen in de meeste scholen? en welke zijn de middelen, om al de kinderen gelijktijdig afwisselend werkzaam te doen blijven gedurende den ge-heelen schooltijd? Amst. 1821.
H. M. Reidsma en W. van Haarst, Verhandeling over de gronden, waarop de leerwijze van Nieuwold steunt, de bedoelingen welke hij met dezelve had, en zijne leerwijze zelve, benevens de redevoering over het karakter en de vorming van een waarlijk wijs, goed en sterk volk, door H. W. C. A. Visser. Amst. 1822.
H. W. C. A. Visser, De vorming der jeugd, door openlijke en vergelijkende belooningen en straffen, met eer en schande, getoetst aan de grondbeginselen van men-schelijke vorming, en in vergelijking gebragt met eene meer redelijke wijze, gestaafd door meerjarige beoefening van vele onderwijzers. Amst. 1824.
H. W. C. A. Visser, Plegtige viering van het vrie-sche volksfeest aan het onderwijs en de opvoeding in Vriesland gewijd, gevierd te Leeuwarden op den 18 October 1821. Amst. 1822.
B. van der Weide, Beantwoording der prijsvraag: Welke zijn de middelen, waardoor een onderwijzer zich de achting en liefde der kinderen kan verwerven, en even
STAAT- EN ZEDEK. WETENSCH. OPVOED. EN ONDERW. 349
daardoor zich zelven en het onderwijs bij hen aangenaam kan maken? Amst. 1824.
S. Talsma, quot;Wijsgeerig onderzoek naar de beginselen, uit welke de regelen voor opvoeding en onderwijs dienen afgeleid te worden, tot eene proeve, om in het lager onderwijs zooveel mogelijk eenheid te brengen. Gron. 1847.
J. de Vries, Verslag, gegeven in de oude luthersche kerk te Amsterdam, bij het openbaar onderzoek en de prijs-uitdeeling, der stads armen-scholen, den 20 Maart 1832. Met inleiding en bijgevoegde aanspraken, ook die van den heer staatsraad, burgemeester Mr- F. van de Poll, bij het uitreiken van het bewijs en teeken der broederschap van de orde van den nederlandschen leeuw, aan Willem van der Well, gedurende 50 jaren leermeester van arme kinderen. Amst. 1835.
Schoolverordeningen voor Vriesland; verzameld en toegelicht door J. H. Behrns. Leeuw. 1847.
Jaarboekje betrekkelijk het schoolwezen in de provincie Vriesland, voor 1846 en 1847. Leeuw.
Jaarboekje voor onderwijzers, benevens eene statistiek betrekkelijk het schoolwezen in Friesland, voor 1850, eerste jaarg. Franek.
Jaarboekje voor onderwijzers, met eene statistiek van het schoolwezen in Nederland, en opgave der leden van het nederlandsch onderwijzers-genootschap voor 1851 en 1852. Fran.
M. Pruim, Toespraak gehouden ter opening der werkzaamheden op de twaalfde algemeene vergadering van het nederlandsch onderwijzers-genootschap te Leeuwarden, den 14 Augustus 1856 , in de westerkerk aldaar.
Th. van Swinderen, Het lager schoolwezen te Leeuwarden aan Groningen en aan de andere groote steden in Nederland ter navolging voorgesteld; met twee bijlagen: 1. Over de verdiensten van Mr- H. de Ranitz omtrent het onderwijs. 2. Eene vergelijking van de rekeningen der steden Groningen en Leeuwarden. Gron. 1847.
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
VI. ILUMSTEIH EM WETEWSCHAPPOIV.
Memoirs of the literary and philosophical society of Manchester, vol. IV, part 2, V. Manchest. 1796, 1798, 1802.
Memoirs of the literary and philosophical society of Manchester, second series, vol. Ill—XV. Manchest. 1819—1860.
Proceedings of the literary and philosophical society, 1860, 61, No. 1—14.
J. Dalton, Meteorological observations and essays. Manchest. 1834.
J. Dalton, A new system of chemical philosophy, part. I, 2e ed., vol. II, part. 1. Manch. and Lond. 1827, 1842.
A. C. G. Johert, Ideas, or, outlines of a new system of philosophy, II voll. Lond- 1848, 1849.
A. C. G. Johert, The philosophy of geology, 2e ed. Lond. 1847.
Jahrbücher der königl. Akademie gemeinnütziger Wissenschaften zu Erfurt. Neue Folge, Heft I, II. Erfurt 1860, 61.
Katholisches Magazin für Wissenschaft und Leben, Bd. III, Heft 5, Bd. IV, Heft 3. Münst. 1847, 48.
Katholische Zeitschrift, herausgegehen von einem Ver-ein von Geistlichen und Laien, Jahrg. I, Heft 2, 8. Münst. 1851.
Wurm, Festrede am 90sten Stiftungstage der bambur-gischen Gesellschaft zur Beförderung der Künste und nützlichen Gewerbe, 11 April 1855.
Kapport de la conunission directrice de la société royale pour l'eneouragement des beaux-arts a 1'assemblée générale des sociétaires. Gand 1860.
Annales du comité flamand de Prance, 1853—1859, IV torn. Dunkerq. 1854—1859.
Bulletin du comité flamand de Prance, tom. I, 1857 —1859, tom. H, N». 1—3, 10—12, III, N0. 8, 9. Dunkerq. 1860, 61.
350
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
Mémoires de la société de l'histoire et des beaux-arts de la Flandre maritime de France. Bergues 1858.
A. Pinchart, Archives des arts, sciences et lettres. Documents inédits, 1« serie, tom. I. Gand 1860.
Verslag nopens het congrès des delégués des sociétés savantes des départements, sous la direction de 1'institut des provinces, 2e session, gehouden te Parijs, in het palais du Luxembourg, van 20 Februarij tot 1 Maart 1851.
W. Vrolik, Revue des sociétés savantes de la Neer-lande.
Verslag van de vijfde openbare vergadering der eerste klasse van het koninklijk-nederlandsche instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten. 1825. 4.
Beschouwingen over den aard en den werkkring van het koninklijk-nederlandsche instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten. Amst. 1849.
Nieuwe reeks van verhandelingen der tweede klasse van het koninklijk-nederlandsche instituut van wetenschappen , letterkunde en schoone kunsten, 11 dln. Amst. 1850, 1851.
Register op de werken van het koninklijk nederlandsch instituut van wetenschappen, letteren en schoone kunsten, van zijne oprigting den 4 Mei 1808, tot de opheffing op den laatsten December 1851.
Koninklijk besluit tot vorming der akademie van wetenschappen. Organiek reglement der akademie. Memorie van toelichting, ingediend door de staatscommissie. Personele staat der akademie op 28 April 1855. Lijst der binnen- en buitenlandsche akademien, waarmede de akademie in verbinding is. Amst. 1855. 4.
Jaarboek van de koninklijke akademie van wetenschappen gevestigd te Amsterdam, 1857—1861.
Verslagen en mededeelingen der koninklijke akademie van wetenschappen, XIII dln. Amst. 1853—1862. Af-deeling letterkunde, VI dln. Amst. 1855—1862.
Verhandelingen der koninklijke akademie van weten-* schappen, IX dln. Amst. 1855—1861. 4.
351
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
Werken der hollandsche maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen, X dln. Amst. 1810—37.
Het vijftigjarig bestaan der hollandsche niaatschappy van fraaije kunsten en wetenschappen gevierd te Amsterdam, den 12 September 1850. Leid. 1851.
Handelingen van het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Braband, van 1837 1861. 's Hertogenh. 1837—1862.
Wet van het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen.
Naamlijst der leden van het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. 1859.
Verslagen van het verhandelde in de algemeene vergaderingen van het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. 1855—61.
Aanteekeningen van het verhandelde in de sectie-ver-o-aderingen van het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. 1855—59.
Verhandelingen van het hataviaasch genootschap van kunsten en wetenschappen, din. XIX, XXV en XXVI. Batav. 1843—1857. 8 en 4.
Tijdschrift voor indische taal-, land- en volkenkunde, uitgegeven door het hataviaasch genootschap van kunsten en wetenschappen, VI dln. Batav. 1853—1857.
Rapport van de commissie voor internationale ruiling van voorwerpen van wetenschap en kunst, over 1852, 1854, 1856—1859.
N. G. van Kampen, Magazijn voor wetenschappen, kunsten en letteren, X dln. Amst. 1822—30.
N. Gr. van Kampen en J. de Vries, Hollandsch magazijn van letteren, wetenschappen en kunsten, dï. I. Amst.
1831.
De boekzaal van Europe. Gesticht door P. Rabus, January—Juny 1699. Rott. 1699.
Algemeene konst- en letterbode, jaarg. 66, 67 en 68.
352
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
Nieuwe reeks, VIII jaarg. Haarl. en 's Gravenh. 1854 —1861.
De navorscher, XI jaarg., 1851—1861. Amst. Fol. Kunst- en letterblad, IV jaarg., 1840—1842. Gent, Fol.
Nederlandsch athenaeum. Algemeen nieuwsblad voor wetenschap, kunst en letteren, 1ste jaarg. 's Gravenh. 1853. Fol.
H. Collot d'Escury, Hollands roem in kunsten en wetenschappen, met aanteekeningen en bijdragen, VII dln. 's Gravenh. en Amst. 1825—1844.
Examinator, door de welke de waare grensscheidingen der wetenschappen en konsten, mitsgaders de vermogens des menschelyken geestes onderzocht en afgeperkt worden. De schyndeugd, waarschynlykheid, dwalingen zo wel zommiger geleerden, als des volks, als ook de kwade gewoontens en hedendaagze bedorvene zeeden uit haare grondoorzaaken ontdekt, en na 't leven afgeschildert worden, IV dln. Amst. 1719—1721.
H. Wiaerda. Naauwkeurige verhandelinge van de eerste uytvindingen en uytvinders, van veele der voornaamste, zo oude als nieuwe konsten en wetenschappen. Amst. 1733.
L'observateur hollandois, ou Ton traite de divers sujets qui ont rapport aux sciences, et particulierement a la morale, tom. I. Leuw. 1751.
J. de Vries , Verhandeling over het pligtelijke omtrent kunstwerken en hunne beoordeeling. Voorgelezen in de maatschappij Felix Meritis te Amsterdam, den 20 November 1850.
A. G. B. Schayes, Histoire de l'architecture en Bel-gique, II tom. Brux.
W. de Geest, Het kabinet der statuen, ons van d'aal-oudheid nagelaten, welkers makers, navolgers, geboorten, de plaatzen waar zy staan, vertoond worden, en met alle hare afbeeldingen door Jan Lamsveit verciert. Waarby gevoegt is een naauwkeurige leidtsman in Romen, met
353
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
een generale afbeelding, door Bisschop getekent. Amst. 1702.
Ph. B(loinmaert), Recherches sur l'ancienne école de peinture flamande, aux XVe en XVIe siècles. Traduit de l'allemand. Gand 1841.
Gr. Wigmana, Korte schets of denkbeeld om tot een groote volmaaktheid in de schilderkonst te geraken, waar by gevoegt is het leven, als ook het portret van den autheur, door hem zelf geteekent, en gesneden door den beroemden kunstenaar B. Picart. Amst. 1742.
J. de Vries, Redevoering bij het verslag en de prijs-uitdeeling in de maatschappij Felix Meritis, onder voorzitting van het departement teekenkunde, op den 27 Januarij 1841 gehouden.
J. de Vries, Iets over den invloed der kerkhervorming op de schilderkunst in ons vaderland, voorgedragen in eene zitting van de tweede klasse van het koninklijk nederlandsch instituut van wetenschappen, letteren en schoone kunsten, 5 October 1848.
J. J. W. Beintema, Vernünftige üntersuchung der Frage: ob galanten und andern Frauenzimmer nicht eben so wohl, als denen Mannes-Personen Toback zu rauchen erlaubt, und ihrer Gresundheit nützlich sey? Nebst einer Vorrede von der Vortrefflichkeit des Thees und Caffees. Franckf. u. Leipz. 1753.
Oud letterschrift met de verklaring. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen. 1818.
(A. D. Schinkel) Handleiding tot het corrigeren van drukproeven, benevens eene aanwijzing der meest gebruikelijke lettersoorten, met derzelver hollandsche benamingen. 's Grav. 1838.
J. Scheltema, Bericht und Beurtheilung des Werkes von Dr- C. A. Schaab, betitelt: Die Geschichte der Erfin-dung der Buchdruckerkunst, durch Johann Gensfleisch, genannt Gutenberg, zu Maintz. Amst. 1843.
Brief van A. de Vries aan A. D. Schinkel, over Guic-hard's notice sur le Speculum humanae salvationis, met drie bijlagen tot staving der naauwkeurigheid van het
354
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
verhaal van Junius wegens de uitvinding der boekdrukkunst en ter wederlegging der meening: dat Coster koster zou geweest zijn. 's Gravenh. 1841.
A. de Vries, Eclaircissemens sur l'histoire de l'inven-tion de rimprimerie; traduit du hollandais par J. J. F. Noordziek. La Haye 1843.
A. de Vries, Bewijsgronden der Duitschers voor hunne aanspraak op de uitvinding der boekdrukkunst, of beoordeeling van het werk van A. E. Urobreit: Die Erfindung der Buchdruckerkunst. 's Gravenh. 1844.
A. de Vries, Arguments des Allemands en faveur de leur pretention a l'invention de 1'imprimerie; traduit du hollandais par J. J. F. Noordziek. La Haye 1845.
(A. D. Schinkel) Tweetal bijdragen, betrekkelijk de boekdrukkunst, 's Gravenh. 1844.
Bewijzen voor de echtheid en gelijkenis der oude afbeeldingen van Coster. Ter wederlegging van het Iets van den heer van Westreenen. Haarl. 1847.
Lotgevallen van Costers woning. Haarl. 1851.
Hedendaagsche voorstelling van Coster en de uitvinding der boekdrukkunst in Frankrijk, 's Gravenh. 1853.
quot;W. Eekhoff, Nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van de boekdrukkunst in Nederland, bevattende een betoog, dat de eerste druk van de oude friesche wetten, bezorgd door heer Hidde Cammingha, omstreeks 1484 is gedrukt te Leeuwarden.
A. Ferwerda, Catalogue universelle avec les prix of de boek-negotie, benevens de kennisse en waarde derzel-ver gemakkelyk gemaakt, dl. I, 3 stukk. Leeuw.
Dezelfde, Catalogus universalis cum pretiis, of de boek-negotie, benevens de kennisse en waarde derzelver gemakkelijk gemaakt, dl. I, 4 stukk. Leeuw.
Dezelfde, Supplementum catalogi universalis librorum in folio cum pretiis. III dln.
Dezelfde, Algemeene naam-lyst van boeken met de
355
BiBLIOGRAPHIE. OATALOOI.
prijzen. Of de boek-negotie, benevens de kennisse en waarde derzelver gemakkelyk gemaakt, dl. 1, 3 stukk. Leeuw.
A. Ferwerda, Register van alle rare en zeldzaam voorkomende latynsche boeken in folio, met en zonder pry-zen, gedrukt in het jaar 1400, of in de XVde eeuw. Leeuw.
Catalogo delle opere piü o meno estese in otto diverse lingue publicate dal conté cavaliere Jacopo Graberg Da Hemsö. Firenze 1837. 12.
J. Ph. Thun, Verzeichnisz neuer Bücher mit Einschlusz der Landkarten und sonstiger im Buchhandel vorkom-mender Artikel. Zu finden bei Johannes Müller in Amsterdam, XVI stukk. Leipz. 1845—1848.
Verzeichniss von Büchern, welche bei J. Müller und Comp. in Amsterdam zu haben sind , lo, 2e u. 4e Abth. Amst. 1818.
Verzeichniss der Bücher, Landkarten etc. zu finden ïn der J. C. Hinrichsschen Buchhandlung in Leipzig, XIX st. 1835—1844.
Antiquarischer Katalog von F. A. Brockhaus in Leipzig. Leipz. 1857.
K. F. Köhler's Antiquarische Anzeige-Hefte April 1857.
F. Muller, Catalogus van de bibliotheek der vereeni-ging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Amst. 1855.
Ph. A. F. Walther, Systematisches Repertorium über die Schriften siimmtlicher historischer Gesellschaften Deutsch-lands. Darmst. 1845.
W. Koner, Repertorium über die vom Jahre 1800 bis zum Jahre 1850 in akademischen Abhandlungen, Gesell-schaftschriften und wissenschaftlichen Journalen auf dem Gebiete der Geschichte und ihrer Hülfswissenschaften er-schienenen Aufsatze, II Bde. Berl. 1852—1856.
Verzeichniss von Abhandlungen und selbstandigen Schriften aus dem Gebiete der Sprachforschung erschienen in F. Dümmlers Verlagsbuchhandlung in Berlin. Berl. 1856.
356
BIBLIOGRAPniE, CATALOGI.
A. Dürr's Skaudinavischer Lagerkatalog. Michaelis 1859. Leipz. Fol.
A. Pars, Index batavicus of naamrol van de batavise en hollandse schrijvers. Van Julius Cesar af tot dese tijden toe. Leid. 1701. 4.
Bibliotheek van pamfletten, traktaten, plakkaten en andere stukken over de nederlandsche geschiedenis, en van in Nederland gedrukte stukken over gebeurtenissen in en buiten Europa, voornamelijk in Engeland, Azie en Amerika. — Beschrijving der verzameling van Fr. Muller, III stukk. Amst. 1858—1861. 4.
Catalogus van nagenoeg alle werken en kleine stukken over Xeerlands waterstaat, rivieren, droogmakerijen, polders , dijken, sluizen enz., mitsgaders van bijzonder vele zoo gedrukte als geteekende rivier- en polderkaarten van Nederland. Met een uitvoerig systematisch register der onderwerpen. Verzameld door en verkrijgbaar bij F. Muller. Amst. 1855.
Derde catalogus van oude en nieuwe boeken. Nederlandsche en belgische geschiedenis, oudheden, munt- en penningkunde, geslacht- en wapenkunde, voorhanden bij M. Nijhoff. 's Gravenh. 1855.
Fondslijst van G. T. N. Suringar te Leeuwarden. 1 Januarij 1860.
Oude en nieuwe boeken te verkrijgen bij E. H. Tas-semeijer te Rotterdam. 1861, 62.
Alphabetisches Verzeichnisz der Bibliothek des histori-schen Vereins für Niedersachsen. Hannov. 1856.
Catalogus van de boeken der nationale bibliotheek. In den Haag 1800.
F. H. Mertens, Catalogue méthodique de la bibliothèque publique d'Anvers, suivi d'une table alphabétique des noms d'auteurs; et precede d'une notice historique de cette bibliothèque, II tom. Anv. 1843—1846. Second supplement. Anv. 1860.
357
BIBLIOGBAPHIE. CATALOGI.
Catalogus van de bibliotheek der stad Amsterdam. Amst. 1856—61.
Catalogus bibliothecae publicae harlemensis. Harl. 1848. Supplementum. Ibid. 1852.
Eerste jaarlijksch verslag door de hoofd-eommissie aan de leden van de vereeniging tot daarstelling van eene algemeene openbare bibliotheek en van een daaraan verbonden leeskabinet te Rotterdam, medegedeeld in de algemeene vergadering van 27 February 1860. Rotterd. 1860.
De openbare bibliotheek te Arnhem. (1856.)
Catalogus van de openbare bibliotheek te Arnhem. Arnh. 1858.
Catalogi duo bibliothecae, quae est in suprema Frisi-orum curia. Leovard. 1776. Fob
Novus catalogus bibliothecae publicae franequeranae. Partis primae sectio prior, libros theologicos comprehendens. Bibliothecam ordinavit, libros descripsit Jac. Amersfoordt. Opus, fratris obitu interruptum, continuavit Henr. Amersfoordt. Leovard. 1842. Fol.
J. van Leeuwen, Nieuwe catalogus der provinciale bibliotheek van Friesland. Tweede gedeelte. Regtsgeleerd-heid, kunsten en wetenschappen, fraaije letteren en geschiedenis. Leeuw. 1854.
Catalogus eener verzameling wel geconditioneerde en fraai gebondene meest regtsgeleerde en geneeskundige boeken, toebehoorende aan de stichting van A. F. Schur-man te Franeker. Franek. 1849.
Catalogus der boekerij van de koninklijke akademie van wetenschappen, gevestigd te Amsterdam, 1ste. afl., dl. I, st. 1, 2. Amst. 1855—1860.
Catalogus van de bibliotheek der maatschappij van ne-derlandsche letterkunde te Leiden, III dln. Leid. 1847 —1849. Bijvoegsel over de jaren 1848—1852. Leid. 1853. Bijvoegsel over de jaren 1853—1857. Leid. 1857.
Catalogus der bibliotheek van Teyler's stichting. Haarl. 1826.
Het zelfde werk. Haarl. 1837.
35b
BIBLIOGRAPHIE. CATALOGI.
Appendix tot den catalogus van de bibliotheek van Teyler's stichting. Haarl. 1848.
Catalogus der bibliotheek van het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Braband. 's Hertogenb. 1841.
Het zelfde werk. 's Hertogenb. 1853.
Catalogus van de provinciale bibliotheek van Zeeland. Middelb. 1860.
Catalogue de Ia bibliothèque wallonne, déposée a Leide. Leid. 1855. Supplement. 1855—60. Leid. 1860.
P. Scheltema, Catalogus van de bandschriften en boeken, behoorende tot de bibliotheek der remonstrantsch-gerefonneerde kerk te Amsterdam. Amst. 1849.
(H. C. R.) De verzameling vlugschriften van de boekerij der remonstrantsche gemeente te Amsterdam. (1858.)
(H. C. R.) De catalogus der vlugschriften van de boekerij der remonstrantsche kerk te Amsterdam. (1860.)
H. C. Rogge, Beschrijvende catalogus der pamflettenverzameling van de boekerij der remonstrantsche kerk te Amsterdam, st. I, afd. 1, 2. Amst. 1861.
Catalogus van de bibliotheek der vereenigde doopsgezinde gemeente te Amsterdam. Amst. 1854. Supplement. Amst. 1860.
Pars bibliothecae viri doet. Ulr. Huberi. Gron. 1806.
Bibliotheca Gemmenichiana sive catalogus nitidissimorum et exquisitissimorum in omni genere, lingua et facultate librorum, quos magno labore, sumptu et judicio collegit ac reliquit Zach. a Gemmenich toe Kingma Leovard. 1720.
Bibliotheca Aylvana sive catalogus librorum, quos reliquit Baro Tetardus ab Aylva. Franeq. 1758.
Catalogus librorum, quos sibi collegit vir. doet. Simon Stijl. Harl. 1804.
Catalogus eener groote en fraaije verzameling latijnsche, fransche, hoog- en nederduitsche boeken enz. Nagelaten door wijlen J. F. M. Herbell. Leeuw. 1819.
359
B1BLIOGRAPHIE. CATALOGI.
Catalogue des livres de la bibliothèque de Daniel Her-mannus Beucker Andreae. Leeuw. 1829.
Catalogus van eene fraaije verzameling van latijnsche, fransche, engelsche, neder- en hoogduitsche uitmuntend geconditioneerde boeken, voornamelijk betrekking hebbende tot de godgeleerdheid, geschiedenis , dicht- en taalkunde. Eene aanzienlijke en buitengewone collectie van handschriften enz., nagelaten door wijlen A. ten Broecke Hoekstra. Amst. 1829.
Catalogus der letterkundige nalatenschap van wijlen Jacobus Koning, II dln. Amst. 1833.
Bibliotheca Eerdiana, sive catalogus librorum, qui stu-diis inservierunt viri cl. J. R. van Eerde. Gron. 1836.
Catalogus bibliothecae, quae studiis inserviit viri cl. J. Gr. de Crane. Leovard. 1843.
Catalogus bibliothecae Henr. Amersfoordt. Snecae 1844.
O
Catalogus der bibliotheek van F. D. Fontein. Leeuw. 1847.
Catalogus der bibliotheek nagelaten door Mr- H. O. Feith. Gron. 1849.
Catalogue dune bibliothèque superbe de theologie ca-tholique, d'histoire, de litérature et d'une collection pré-cieuse de livres d'estampes. Délaissèe par feu le tres-révérend M. A. van Steenwijk. Amst. 1854.
Letterkundige nalatenschap van J. van Leeuwen. Catalogus van eene zeer belangrijke verzameling boeken, handschriften, teekeningen, platen, portretten enz. Leeuw. 1857.
Catalogus der bibliotheek van Mr- C. C. C. Warmolts. Leeuw. 1858.
Letterkundige nalatenschap van Petrus Wierdsma. Catalogus van eene kleine, doch hoogst belangrijke verzameling oud-friesche handschriften en merkwaardige oude drukken. Leeuw. 1858.
Catalogue de la bibliothèque d'histoire et d'arcbéologie de D. C. et J. J. van Voorst. Amst. 1859.
Catalogus van eenen uitmuntenden historischen atlas der Nederlanden, in 18 portefeuilles en van vele histo-
360
15IBUOGRAPHIE. CATALOGI.
rische platen en portretten en kunstcatalogussen. Verzameld door J. J. van Voorst. Amst. 1858.
Catalogus van belangrijke werken over regtsgeleerdheid, geschiedenis en letterkunde. Nagelaten door Mr- J. W. van Eomunde en Mr- D. S. Crommelin. Amst. 1860.
Catalogus der bibliotheek nagelaten door J. D. An-kringa. Leeuw. 1860.
Catalogus eener boekverzameling behelzende werken over godgeleerdheid, waar onder luthersche, doopsgezinde en remonstrantsche litteratuur, psalmberijmingen, geschiedenis en letterkunde, gedeeltelijk nagelaten door H. Schutte. Leeuw. 1861.
Catalogus der belangrijke boeken, der zeer faaaije prentwerken en bouwkundige werken en plaatwerken, nagelaten door J. J. Nieuwenhuizen en B. Klinkert. Voorts van vele werken over geschiedenis der wetenschappen en letteren, over bibliographic enz., nagelaten door J. C. Sar-torius. Amst. 1861.
Catalogus van boeken, plaatwerken enz., waarin de bibliotheken, nagelaten door P. K. Görlitz en H, Kloete Nortier. Rotterd. 1862.
Catalogi librorum manuscriptorum Angliae et Hiber-niae in unum collecti, cum indice alphabetico. Oxoniae 1697. Fol.
E. S. Cyprianus, Catalogus codicum manuscriptorum bibliothecae gothanae. Christ. Schlegelii, de codice quot;Wil-ligisano epistola ad Cyprianum. Clarorum virorum epis-tolae CXVII e bibl. gothanae autographis, cum praef. Ern. Sal. Cypriani. Lips. 1714. 4.
Beeldsnijder van Voshol en de Vrije Ness, Catalogus van eigenhandige brieven, geteekende stukken, portretten, wapens in het staatkundig Nederland voorkomende van Mr- Jac. Scheltema.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Catalogus van handschriften en eigenhandige brieven. 1850.
361
BIBLIOGRAPHIE. CATALOGI.
Handschriften en oude drukken (incunabulen), deel uitmakende van de kunst- en letter-verzamelingen van A. D. Schinkel. 1853. Vervolg 1857.
G. D. J. Schotel, Brief aan prof. G. W. Vreede, over eene beroemde verzameling van handschriften en oudheden, welke in December 1847 te Amsterdam zal verkocht worden, 's Hertogenb. 1847.
J. G. Holtrop, Catalogus librorum saeculo XV impres-sorum, quotquot in bibliotheca regia hagana asservantur. Hag.-Com. 1856.
Catalogus eener zeer aanzienlijke verzameling charters, verzegelingen, handschriften , boeken, zegels enz., waarbij zeer vele belangrijke stukken, vooral betreffende de provincie en de stad Groningen, land-, dijk- en zijlregten, kronijken enz., nagelaten door Mr- J. W. Keiser. Gron. 1861.
Catalogue raisonné de la précieuse collection de dessins et d'estampes au nombre de pres de 30,000 , formant le cabinet de M. Ch. van Hulthem. Gand. (1846.)
Catalogue d'une collection superbe de livres d'estampes. Délaissée par feu le trés révérend M. A. van Steenwijk. Amst. 1854.
Catalogus der schilderijen enz. van levende nederland-sche meesters, te Leeuwarden ten toon gesteld. 1855.
Catalogus. Tentoonstelling van voorwerpen van kunst en nijverheid uit vroegeren tijd, in het gebouw der maatschappij „ Arti et Amicitiaequot; te Amsterdam. 1 Februarij 1854. 4.
Catalogus der tentoonstelling van voor Nederland belangrijke oudheden en merkwaardigheden in de stad en provincie Utrecht voorhanden. Gehouden van wege het provinciaal utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1857. 4.
362
BIBLIOGKAPHIE. CATALOGI.
Catalogus van eene uitmuntende verzameling penningen betreffende de stad Amsterdam, als ook eene uitmuntende verzameling van nederlandsclie en andere gouden en zilveren munten en noodmunten, van de vroegste tot op den tegenwoordigen tijd. Alles alleen bijeengezameld en nagelaten door Willem Carel Esdré. Amst, 1842.
Catalogue de la grande collection de monnaies et médailles de Mr- Léopold Welzl de Wellenheim, II voll. Vienne 1844.
Catalogus eener belangrijke verzameling van meeren-deels nederlandsche historiepenningen en munten, draagbare penningen en decoratiën van onderscheidene rijken enz., nagelaten door W. C. baron Snouckaert van Schau-burg. 's Gravenh. 1847.
Description de la trés-intéressante collection de médailles, frappées depuis les temps les plus reculés jusqu'a nos jours, et recueillies par J. J. Becker, Bz. Amst.
Catalogue de la très-intéressante collection de médailles grecques, romaines , hollandaises, ainsi que des jetons, ayant rapport a 1'histoire universelle depuis les temps les plus reculés jusqu'a nos jours, oeuvres numismatiques, medailliers etc., Ie tont collectionné et délaissé par J. J. Becker Bz. Amst. 1854.
Catalogus van het zeer belangrijke en uitgebreide kabinet nederlandsche historie- en andere gedenkpenningen, alles bijeenverzameld en nagelaten door G. van Orden. Amst. 1854.
Catalogue d'une superbe collection de monnaies et de médailles du moyen age et des temps modernes de tous les pays de 1'Europe, ayant formé le cabinet de feu M. B.... Anv. 1854.
Notice des livres de numismatique ancienne et moderne, qui seront vendus a la suite des medailles et monnaies delaissées par feu mons. A. Deketh.
Catalogus der numismatische en heraldisch-genealogische bibliotheek nagelaten door O. Keer. Amst. 1858.
Catalogue d'une riche collection de medailles et jetons relatifs a l'histoire des dix-sept provinces des Pays-Bas,
363
BfBLIOGRAPHIE. CATALOGI.
monnaies du moyeu age et méreaux, formant le cabinet du greffier Goddons a Louvain. Brux. 1859.
Catalogue d'une collection de médailles romaiues, d'une belle série de monnaies du moyen age, ainsi que de médailles modernes. Gand 1859.
Catalogus der noord- en zuid-nederlandsche munten en der historie- en andere penningen van het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noordbrabant. 's Hertogenb. 1860.
Catalogus eener belangrijke verzameling gedenkpenningen , munten enz., waarbij inzonderheid vele betreffende de provincie en stad Groningen, en verschillende hoogst zeldzame uit de midden-eeuwen, antieken enz., alsmede van eenige boeken over de penning- en muntkunde, mee-rendeels bijeenverzameld door wijlen Mr- J, W. Keiser. Gron. 1860.
Haegse Mercurius, behelsende vermakelijke, satyrique, galante, stigtelijke, politique, academische, emblematique en andere reflexien, gemaakt op de voorvallen van desen tijd. 's Gravenh. 1698. 4.
De europise staatssecretaris, vervattende in een goede ordre en t' zamenhang al 't merkwaardige zo staats- als ander nieuws in Europa en elders van maand tot maand voorgevallen, verzelt van eenige bescheide en onpartydige polityke reflexien. Haerl. 1741.
Kederlandsch gedenkboek of europische Mercurius , berichtende de gesteltenissen der zaken van staat en oor-loch, in alle heerschappyen en landschappen van Europa, benevens d'aangrenzende gewesten 's Gravenh. 1750. 4.
De nieuwe Mercurius of friesche boode, belielzende buiten- en binnenlandsche nieuwstijdingen, — nieuwe uitvindingen, — begeevingen van ampten, — sterfgevallen, — bijzonderheden, — anecdoten: en eindelijk de nieuwste waarnemingen in den landbouw, handwerken enz. le dl., 2 stukk. Sneek 1789.
364
NIEUWS- EN DAGBLADEN.
Leeuwarder saturdagse, dingsdagsche en woensdagscbe couranten, van 29 Julij 1752 tot 30 Julij 1811, LVII dln. 4.
Leeuwarder Couranten, van 22 Julij 1814 tot 1861, XLVIII dln. Fol.
Friesche couranten, van 2 Maart 1796 tot 30 December 1811, XVI dln. Fol.
Dagblad van het departement Vriesland, van 2 Augustus 1811 tot 29 November 1811. 1 dl. Fol.
Dagblad van liet departement Vriesland. Blad van aankondigingen, bekendmakingen en onderscheidene berigten van Leeuwardén, van Maandag den 2 December 1811 tot Vrijdag den 31 December 1813, III dln. 4.
Blad van aankondigingen, bekendmakingen en onderscheiden berigten van Leeuwarden, tot aanhangsel op het dagblad van het departement Vriesland, van Vrijdag den 2 April tot Vrijdag den 19 November 1813, I dl.
Dagblad van het departement Vriesland, van Woensdag den 1 January 1812 tot Woensdag den 20 Julij 1814, V dln. 4.
Friesch weekblad van 1853—1859, VII dln. Fol.
Nieuwe delfsche chronijck almanach. 1671. Gouda, Corn. Dy voort. Daar achter: Oprecht sneecker almanach. 1672. Leeuw., Lamb. Coumans. Old-Ambte kuypers almanach. 1672. Gron. Gerrit Klaessen. Oprecht sneecker almanach. 1671. Leeuw., Lamb. Coumans. Oprecht ylster almanach. 1671. Leeuw., Lamb. Coumans. Oprecht leeuwarder almanach. 1671. Leeuw., Minne Andreus. Oprecht jouster almanach. 1671. Leeuw. Schelte Jochems. Ackrumer friesche-boere almanach. 1671. Leeuw., Lamb. Coumans 't Onvervalst-billants almanach. 1671. Leeuw., Minne Andreas. Oprecht dubbeld heeren-feenster almanach. 1671. Leeuw., Minne Andreus. Oprechte groeninger almanach. 1671. Groening., Gerrit Klaessen. Old-Ambter kuypers almanach. 1671. Groening., de zelfde.
365
ALMANAKKEN.
Oprecht billands almanach. 1671. Leeuw., Lamb. Cou-mans. 't Opriucht frysche-boere almanach. 1672. Leeuw., Minne Andreas, 't Oprecht onvervalst billants almanach. 1672. Leeuw., Minne Andrys. Oprecht ylster almanach. 1672. Leeuw., Lamb. Coumans.
Het leeuwarder tamboers almanach. 1694. Daarachter: Onvervalscht billants almanach. 1694. Nieuw dubbeld heeren-feenster almanach. 1694. Nieuw ylster almanach. 1694. Nieuw leeuwarder almanach. 1694. Harlinger zeemans almanach. 1694. Nieuw worckumer almanach. 1694. Nieuw drachtster almanach. 1694. Nieuw sneec-ker almanach. 1694. Allen Leeuw., bij Joh. de Ruyter. Oprechte groninger almanach. 1694. Old-Ambter kuypers almanach. 1694. Gr on., de wed. van G. K. Fossema. J. Haringhuysens nieropper almanach. 1694. Rotterd., Corn. Stichter. Oprechten utrechtsche almanach. 1694. Utrecht, Abrah. van Paddenburgh.
Comptoir almanach. 1694. Leeuw., Hans Koopmans. 4, Nieuw zuyriger almanach. 1711. Harl., Fred. Schotsman.
Leeuwarder comptoir almanach. 1726. Leeuw., Gerrit Koumans. 1751, 1753, 1755, 1757, 1759, 1761. Leeuw. Pieter Koumans.
Klein leeuwarder almanach 1764. Leeuw., Pieter Koumans.
Leeuwarder almanach. 1793. Leeuw., H. Post. 1795, 1797. Leeuw., M. A. van der Wal. 1801, 1804, 1811. Leeuw., Joh. Seydel.
Almanack. d'Erve Stichters comptoir almanach. 1773. Amst., door Dirk Jansz. van Dam.
Nieuw harlinger almanach. 1775. Leeuw., Joh. Seydel. Nieuw huizumer almanach. 1782. Leeuw., W. Rei-nalda.
Nieuwe friesche almanach. 1791. Sneek, H. L. v. Buma.
Oprechte friesche almanach. 1794. Leeuw., H. Post. Harlinger admiraliteits almanach. 1794. Harl., V. van der Plaats.
366
ALMANAKKEN.
Harlinger almanach. 1795. Leeuw., M. A. van der Wal.
Nauwkeurige friesche almanach. 1797. Leeuw., H. Post. Sneeker almanach. 1799. Leeuw., M. A. van der Wal.
Vriesch almanak. 1811, 1813, 1814, 1815. Leeuw., wed. C. L. v. Altena. 1816. Leeuw., D. v. d. Sluis. 1818. Leeuw., wed. C. L. v. Altena. 1820, 1826. Leeuw., M. v. d. Bosch. 1827. Gr. T. N. Suringar. 1828. Leeuw., L, Schierbeek.
Friesch comptoir almanach. 1720, 1730. Leeuw., Joh. Thijssens. 1740, 1749, 1750, 1756, 1759. Leeuw., Abr. Ferwerda. 1760. Leeuw., Abr. Ferwerda, Wig. Wigeri. 1761, 1762. Leeuw., Abr. Ferwerda en Ger. Tresling. 1763. Leeuw., Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling. 1764. Leeuw., Wig. Wigeri. 1765. Leeuw., Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling. 1770, 1771. Leeuw., Wig. Wigeri. 1775. Leeuw., Pieter Koumans. 1776. Leeuw., Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling. 1777. Leeuw., Joh. Seydel. 1778, 1779. Leeuw., Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling. 1779. Leeuw., Joh. Seydel. 1780. Leeuw., Wig. Wigeri en J. C. Tophuizen, Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling, Joh. Seydel. 1781. Leeuw., Abr. Ferwerda en Gerrit Tresling, Wig. Wigeri. 1782. Leeuw., Wig. Wigeri, Joh. Seydel. 1783, 1784. Leeuw., Joh. Seydel. 1786. Wig. Wigeri. 1787, 1788, 1789, 1790. Leeuw., Joh. Seydel. 1791. Leeuw., Joh. Seydel, Wig. Wigeri.
Friesch koopmans comptoir en schrijf-almanach ofprac-tizyns dagwyzer. 1765, 1766, 1768, 1773, 1774, 1775, 1776, 1777. Leeuw. Wig. Wigeri. 1778. Leeuw., Wig. Wigeri, Joh. Seydel. 1779. Leeuw., Wig. Wigeri. 1781. Leeuw., Joh. Seydel.
Practizyns dagwyzer mitsgaders comptoir-, historisch en chronologisch almanach. 1785. Leeuw., Wig. Wigeri.
Friesch comptoir en gedenk-almanach. 1784, 1785. Leeuw., Joh. Seydel.
Comptoir-, historisch en chronologisch almanach. 1785. 1787, 1788, 1789. Leeuw., Wig. Wigeri.
367
ALMANAKKEN.
Comptoir almanach. 1792, 1793, 1795, 1796. Leeuw., Joh. Seydel.
Koopmans comptoir almanach. 1792, 1793, 1794. Leeuw., Wig. Wigeri.
Bataafsche kantoor almanach, of tydwyzer. 1797, 1799, 1800, 1801, 1802, 1803, 1804, 1.806, 1807. Leeuw., Joh. Seydel.
Vriesch kantoor almanak of tijdwijzer. 1808, 1809, 1810, 1811. Leeuw., Joh. Seydel.
Departementaal kantoor almanak of tydwyzer. 1812, 1813. Leeuw., wed. C. L. Altena.
Vriesch koopmans, schrijf- en kantoor almanak of tydwyzer. 1816, 1817. Leeuw., D. v. d. Sluis.
Vriesch kantoor almanak of tydwyzer. 1814, 1815, 1816, 1817, 1818. Leeuw., wed. C. L. van Altena, 1819. Leeuw., wed. C. L. van Altena, M. van den Bosch.
Provinciaal almanak van Vriesland. 1820, 1821, 1822. Leeuw. C. L. van Altena, M. van den Bosch. 1823. Leeuw., M. van den Bosch, Gr. T. N. Suringar. 1824, 1825. Leeuw., G. T. N. Suringar. 1826. Leeuw., M. van den Bosch, G. T. N. Suringar. 1827. Leeuw., G. T. N. Suringar. 1828, 1829, 1830. Leeuw., M. van den Bosch, G. T. N. Suringar. 1831. Leeuw., G. T. N. Suringar. 1832. Leeuw., M. van den Bosch, G. T. N. Suringar. 1833—1857. Leeuw. G. T. N. Suringar.
Jaarboekje voor de catholijken in Friesland. 1834, 1835. Leeuw.
Noord-Brabandsche volks-almanak voor 1841. 's Her-togenb.
368
|
cn quiry leos: enquiry M. H. Goldastus, Eer. suev. script, behoort geplaatst te worden op biz. 11, onder M, H. Goldastus, Ber. alam. script. Accendunt lees: Accedunt. Geschiedenis der Friesland lees: Geschiedenis van Friesland. ende lees: oude. provincaal lees: provinciaal. Frisiocum lees: Frisiorum. Geschiedenis lees: Geschiedenis. reportatvit lees: reportavit. reipnblica lees: reipublieae. mathesos lees: matheseos. C. Ekama, Verhand, over Gemma Frisius, is bij vergissing tweemalen geplaatst, ook op blz. 332. fnnebris obitum lees: funebris in ohitum. peti tae lees: petitae. Okademische lees: Akademische. tc lees: te. Ysbrechtnm lees: Ysbrechtum. aus der statuten lees: aus den Statuten, taal- en letterkunde lees: taalkunde. Untcrsuchnung lees : Untersuchung. B. Bechstein lees: E. Bechstein. J. H. Hoeufft, Verzameling van fransche woorden enz.,, behoort verplaatst te worden op blz. 276, onder de noordsche taalkunde. Klioos kraam, vol verscheiden gedichten , waarin enz. De woorden: „ waarin door „ Apollo - - - voorgeschreven,quot; moeten hier vervallen, en behooren achter N. J. W(ieringa), Trajano Bokkalini, Kundschap-pen van Parnas. Tentamia lees, Tentamina. JSJC» |