. - ■ «s .
• ' quot;'M
t-'-'s
IJSBERT JCAREL jSARON VAN ^foGENDORP
-------------------
—
SCHETSKAART VAN EEN GEDEELTE VAN VOOR-INDIE
VAN DEN KONTROLEUR
IN
DOOR
oud-kontrolelr bij het binxenlaxdsch bestuür
DELFT, W. BEETS. 1881,
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
GEDRUKT BIJ H. A. M. ROELANTS, TE SCHIEDAM,
De aanleiding tot de zending door de nederlandsch-indische regeering van den kontroleur bij het. binnenlandsch bestuur G. K. baron van Hogendorp naar Britsch-Indië ter bestudeering van het in het gouvernement van Bombay werkende stelsel van grondbelasting is bekend.
In het jaar 1872 had de indische regeering het van haar plicht geacht om een belangrijk onderwerp, de heffing der grondbelasting op Java, zooals men dat noemt, te ^regelenquot;. Het regeerings-reglement had reeds in 1854 verlangd, dat de grondslagen voor den aanslag der landrente bij algemeene verordening zouden worden vastgesteld en de regeling bij de koloniale ordonnantie van staatsblad 1872 Uq. 06 geschiedde dus waarlijk niet te voorbarig. Ook was het niet onverdienstelijk dat men, afgescheiden van de even-genoemde aansporing tot handelen, trachtte orde te brengen in de wijze van het hellen eener belasting, die tot een bedrag van ongeveer 13 millioen gulden per jaar de spaarpenningen van een zeer arme bevolking overbracht in 's lands kas.
Is het volk arm, dan dient de belasting matig te zijn, maar, nieuwe moeielijkheid! in verhouding tot de armelijke en onbeholpene wijze waarop de individu's hun geld verdienen, moet het bedrag der belasting eveneens hoogst voorzichtig
l
2
worden vastgesteld. En waar, gelijk op Java, verschillend naar plaats en tijd, zich de gevallen voordoen dat een ge-heele bevolking, als de Zeeuwsche leeuw in 't water, maar even boven 't niveau van de uiterste nooddruft rondplast en soms, och arme, onderduikelt en van honger sterft, daar dient de belasting elasticiteit te hebben. Men moet op fouten, in onkunde begaan, spoedig kunnen terugkomen.
Aan die hoofdvoorwaarden voldeed de tot nu toe gebruikelijke wijs van landrentehelfing. Op zich zelf beschouwd, buiten 't verband met andere belastingen, was het bedrag der heffing gering. Het was in 1871, precies nog als in 1818, gemiddeld /quot;1.07 per inwoner. Elasticiteit bezat de belasting, omdat de plaatselijke ambtenaren verplicht waren elk jaar het bedrag voor iedere gemeente te bepalen in overeenkomst met de hoofden der desa en daarbij rekening te houden, zoowel met den stand van den oogst voor dat jaar, als met het bedrag dat vroeger was opgebracht geworden — ja zelfs met »de omstandighedenquot; van iedere gemeente.
Ten einde niet geheel in 't duister te tasten, hadden sedert 1819, het jaar waarvan dit voorschrift dateert, de ambtenaren, die genoemde overeenkomst met de gemeente hadden te sluiten, werkwijzen in gebruik gebracht om zelfstandig het belastingcijfer voor iedere desa te bepalen. Kennis van de grootte en de soort van elk stuk land was daarvoor een vereischte, maar daar men in 1872 nog onbekend was met de grootte van het grondstuk dat ieder individu in gebruik had, — slechts in enkele residentien was sedert den laatsten tijd de totaal inhoud van den bouwgrond der gemeente bekend, — en men niets wist van de hoedanigheid van den grond van ieder stuk, hadden deze verschillende methoden zeer weinig waarde en geen onderling verband.
Trouwens, (iet kwam er ook zoo nauw niet op aan, omdat
3
men niet doordrong tot het individu, maar de geheele gemeente aansloeg en hare leden, vertegenwoordigd door liet dorpshoofd, voor de richtige opbrengst solidair verantwoordelijk stelde. Deze, wanneer hij aan 't ideaal beantwoordde, bezat de noodige plaatselijke kennis en genoeg doorzicht en eerlijkheid om het totaal aanslag-cijfer naar billijkheid onder zijne geadministreerden te verdeelen.
Bovendien, — en hierop dient gelet, — de landrente was niet de eenige belasting, die men den boeren op Java oplegde; men vorderde ook sedert onheuglijke tijden heerendiensten; men had verder, vooral sedert 1830, het eenvoudig middel in werking gebracht om de arbeidskracht der javasche landbouwers om te zetten in produkten, die tegen eene nominale vergoeding het eigendom werden van de regeering. Wat de javasche boer dientengevolge als w instderving miste, — in bedrag plaatselijk zeer verschillend, — overtrof verreweg het bedrag der landrente en zoo was, hoogst gebrekkig, verband ontstaan tusschen de landrente en de andere belastingen die den javaschen boer treffen. Feitelijk was de landrente een aanvulling geworden van de voornaamste belasting, de heeren- en kultuurdienst, die niet overal in dezelfde verhouding, de laatste soms in 't geheel niet, kon geheven worden.
Reeds lang nu zweefde bij velen het denkbeeld voor den geest, dat ééne vaste onveranderlijke grondbelasting die landrente, heeren- en kuituurdiensten zou kunnen vervangen, met behoud van lichte plaatselijke heerendiensten, nauw beperkt tot de plaats die uit hunne aanwending zou voordeel trekken. Ten volle zou men het zwaar bedrag dezer gezamenlijke lasten niet in de grondbelasting kunnen terugvinden — dan wierd zij zeker te zwaar, — maar de Indische staatsbegroo-tingen sloten nog altijd rnet een overschot, dat door het rijke
4
Holland ten nadeele van het arme Java werd opgebruikt en die oneerlijlfheid rnocht toch wel eindelijk ophouden. De geheele indische staatsmachine werkte ook te duur, was niet in verhouding tot het hoogst geringe volksinkomen; sommige klassen der maatschappij en enkele gedeelten van Nederlandsch-indië konden, bij herziening van 't belastingstelsel, blijkbaar meer opbrengen. Hoe het zij, kwam er geen verbetering in de tot nog toe gevolgde methode om nagenoeg uitsluitend van den javaschen landbouwer, zonder berekening van de gevolgen, hooge heffingen te vorderen, men kon er zeker van zijn dat het volk zou blijven wat het was, arm, levende van den hand in den tand.
Rechtmatige verbazing wekte het nu, toen de regeering, als 't ware plotseling, met eene quasi-regeling te voorschijn kwam, waarbij zoo goed als niet op den feitelijken toestand was gelef.
In behaagliiken cadans rolden de goed afgeronde volzinnen van hare voorschriften daarheen, maar die bepalingen hingen in de lucht en misten aansluiting aan de werkelijkheid. Van een gedeelte meende later een bevoegd beoordeelaar, professor N. G. Pierson, moest men zich zelfs afvragen of het bijgeval niet door den een' of anderen onpraktischen kamergeleerde was samengesteld. Als bestonden er geen plaatselijk zeer verschillende heeren- en kuituurdiensten, waren alle gemeenten over ééne kam geschoren. Zich baseerende op een traditie bad men den belastingvoet te hoog gesteld. Onderzoek naar eenigszins juiste gegevens werd niet noodig geacht en wat men te dien opzichte van vroeger tijden bezat beteekende niets. Eene poging om in de waarlijk gebrekkige werkwijze van vroeger verbetering te brengen werd niet gewaagd.
Do tallooze fiktien, die tot nog toe bij den aanslag bestaan
hadden, werden bestendigd. Het was geweest en was gebleven eene kakographie in cijfers.
Voor 't grootste gedeelte is dan ook de landrente-verordening buiten toepassing gebleven en zelfs heeft, — voornamelijk in de koloniale verslagen van 1873, '74 en '75, — de regeering met groote openhartigheid de zware fouten der landrente-ordonnantie erkend. De overtuiging dat het haar aan kennis en voorlichting ontbrak was algemeen; men snakte naar juiste gegevens, maar men diende dan toch deze volgens een vast plan te verzamelen, en ook over de vaststelling van dit plan kruisten zich vele meeningen.
Kennis van europeesche toestanden kon niet helpen: zoo ooit, dan was dit juist nu gebleken. Begrijpelijk is het, dat men den blik wendde naar Engelsch-in lie, waar eene europeesche administratie, die zooveel overeenkomst heeft met de onze, ook grondbelasting hief en, meende men, in een bepaalde streek, het gouvernement van Bombay, zelfs met bevredigende uitkomsten.
Bij het groot verschil in toestanden kon de aangelegenheid niet voldoende worden bestudeerd uit de uitgebreide litteratuur die daaromtrent in 't licht was verschenen, — gesteld men kon le over dat alles, kompleet, beschikken. Het was dus inderdaad geene uiting van weelderigheid, — al was het een gansch ongewone zaak, — toen de indische regeering, tengevolge van een aanschrijving van den minister van koloniën, aan den heer van Hogendorp het bovengenoemd onderzoek opdroeg. De missie zou het begin zijn van een reeks onderzoekingen, die de regeering in staat zouden stellen 1 Januari 1878, het tijdstip waarop de in werking zijnde landrente-regeling zou alloopen, geheel beslagen ten ijs te komen.
6
Er zou, meende men, kunnen worden onderzocht op welke wijs de britsch-indische regeering de maatregelen, waarbij zij het Bombay-stelsel invoerde, had voorbereid, — welke lokale onderzoekingen, opmetingen, enz. er hadden plaats gevonden en welk stelsel van belasting daar vroeger werkte, — welke motieven de regeering bewogen hadden dat stelsel toe te passen, terwijl er gelegenheid zou zijn ter vergelijking met het in Bengalen, Madras en de N.W. provn. in werking zijnde stelsels, — hoe het was ingevoerd, — of er een tijdperk van overgang was geweest, — hoeveel tijd er met do invoering in het geheele presidentschap was voorbijgegaan, — eindelijk hoe het geheele stelsel werkte en welke gebreken er aan kleefden.
Voorzeker een veelomvattende taak die hiermede op de schouders van onzen kontroleur werd gelegd, een werk zóó omvangrijk dat we, eenmaal kennis dragende van het mislukken der zending, mogen vragen of de heer van Hogen-dorp daarvoor was berekend.
Ik aarzel niet de vraag toestemmend te beantwoorden. Van Hogendorp had zich doen kennen als een bekwaam en degelijk m;in. Als chef van een kadastraal-statistiek bureau had hij toezicht uitgeoefend op grondmetingen en waren hem, zij het dan globale, onderzoekingen opgedragen, geheel in den geest van die hij in Britsch-indie zou te verrichten hebben. Kennis van het inlandsch volkskarakter, op Java verkregen, zou hem eigenaardigheden in gewoonten, zeden, denkwijzen kunnen verklaren, bij de bevolking van Bombay waar te nemen. Wat hij, haast zonder er zich rekenschap van te geven, wist van de gangen der nederlandsch-indische administratie zou hem gemakkelijk leiden door de doolhoven der ambtenaarswereld in Britsch-indie. Nog in een belangrijk opzicht had van Hogendorp veel vóór boven de meesten
7
zijner ambtgenooten. Zijne opvoeding en geboorte zonden hem onder stugge Engelscben den toegang ontsluiten tot menigen intiemen kring, die voor een ander, al was nij dan van aanbevelingen voorzien, zou gesloten blijven.
Jammer, dubbel jammer, dat van Hogendorp zijne taak niet heeft mogen volbrengen. Steeds met de gedachte aan zijne werkzaamheden beziggehouden en zichzelf vergetende, vergde hij te veel van zijne krachten, die na bijna tien jaar verblijf onder de tropen dringend behoefte hadden aan rust en ontspanning. De zware vermoeienissen, gedurende de reis doorstaan, knakten zijn gestel. Ziek naar lichaam en geest kwam van Hogendorp te Batavia aan. Waarschijnlijk heeft de begeerte om de resultaten van zijn onderzoek te doen zien hem nog langer op Java doen verblijven dan in gewone omstandigheden het geval zou zijn geweest. Met verlof naar Nederland in de ouderlijke woning teruggekeerd, niet meer dan de schim Vc:n hetgeen hij vroeger was geweest, stond ook daar nog de gedachte aan zijn onvoltooiden arbeid hem onophoudelijk voor den geest. Zijn genezing werd er door verhinderd. Van Hogendorp is gestorven, als weinig anderen, in zijne worsteling om een hoog opgevat ideaal te verwezenlijken, daaraan lichaam en vorm te geven.
In het midden van het vorig jaar dankte ik aan de tusschenkomst van den heer Mr. H. D. Levyssohn Norman de vereerende kennismaking met de baronnes van Hogendorp, waarvan het gevolg was dat de door v. H. nagelaten stukken te mijner beschikking werden gesteld. Eerst in Mei van dit jaar had ik het geluk in 't bezit te geraken van de boekwerken, door hem gedurende zijne reis in verband tot zijne zending bijeengebracht. Bovendien door ander
8
werk beziggehouden, duurde het geruimen tijd eer ik mijne aandacht kon wijden aan het geheel. Vóór alles scheen liet mij noodig, dat de reisroute door v. H. gevolgd zoo nauwkeurig mogelijk door mij werd nagegaan. Korte aanteeke-ningen in dagboeken, hoe onvolledig ook, zouden mij wellicht aanwijzingen geven omtrent verscheidene rapporten, die door hem zelf herhaaldelijk gewijzigd, maar zonder uitzondering allen onvoltooid waren gelaten. De eerlijkheid tegenover t. H's, nagedachtenis vorderde ook dat ik zou beproeven mij in zijn gedachtenkring te verplaatsen. Kon ik op die wijze voor ieder dier onvoltooide stukken de opgaaf vinden der bronnen door v. li. gebruikt, dan was van zelf aangewezen het gedeelte dat over zijn eigen ervaringen handelde en in mijn oog het meeste waarde had. Ik ben hierin niet geslaafd en heb dan ook het plan moeten opgeven om een der onvoltooid gebleven rapporten te vervolgen en af te maken. Geheel zellstandig zal dit werk moeten worden opgevat en dan kunnen de vele staten, kaarten, brieven en rapporten van engelsch-indische ambtenaren etc., door v, H. bijeengebracht, belangrijke gegevens verstrekken tot toelichting van hetgeen door Engelschen reeds is gepubliceerd omtrent het belangrijk onderwerp, de werking der grondbelasting in Bombay.
Toch spijt het mij niet enkele dagen te hebben verloren^ al zoekende naar het verband tusschen v. U's aanteekeningen met de overige stukken, ik kreeg zóu in handen, behalve de fragmenten van dagboeken, enkele voorloopige rapporten aan de nederlandsch-indische regeering ingediend en de afschriften van een drietal partikuliere brieven, gericht aan de heeren Mr. W. K. baron van Dedem, Mr. W. B. Bergsma en jonkheer J. G. O. S. von Schmidt auf Altenstadt. Met mijn voornemen bekend deze tot een geheel te vereenigen, had
9
Mevrouw de baronnes van Hogendorp de goedheid mij de brieven toe te vertrouwen door haar zoon aan HURdGeb. gericht. Vooral deze partikuliere brieven, waaronder speciaal een aan v. FL's vriend van Dedem, schenen mij bekendheid in ruimer kring te verdienen. De lezing kan den indruk geven dat v. II goed wist te zien. Ze zal het wellicht menigeen met mij doen betreuren, dat omtrent de hoofdzaak, de grondbelasting, zich zoo weinig onder zijn eigen papieren bevindt.
Als beginpunt der 'missie is te beschouwen een brief ') waarin, onder meer, v. II. zijne denkbeelden ontwikkelt omtrent de richting van het, in te stellen onderzoek.
Clicribon, 31 Oktober 1873.
))Als kader voor het onderzoek zou de onderstaande indeeling kunnen aangenomen worden.
I. De bepalingen op het stuk der landrente en de wijs van uitvoering dezer in alle onderdeelen.
a, liet samenstel van aangehouden staten, aanteekeningen, kaarten, enz., en de wijs van bewerking.
b, Alle handelingen op terrein en kantoor en de soort van personen die ze verrichten.
II. De gevolgen die het bestaande stelsel heeft, zoowel onder de omstandigheid dat van buitenaf veel kapitaal in den landbouw wordt aangebracht als onder de omstandigheid dat daarin weinig of geen vreemd kapitaal wordt gestoken,
4°. op de klimming van het totaal-belastingcijfer;
2°. op het blijvend verhoogen van de waarde van reeds
') Missive aan den Dir. v 15.li. i.aar aauleiding van diens vragen bij missive dd. -21 okt. 1873, no 13 774
10
ontgonnen grond door het aanbrengen van verbeteringen ;
3°. op het in ontginning komen van nog woest land;
4°. op de verhouding waarin het belasüngcijfer komt tot de waarde, tot het netto:provenu en tot de bruto-opbrengst van den grond;
5°. op den overgang en de verdeeling van het grondbezit en op het geraken van het grondbezit in handen van een speciale klasse van personen en de invloed die een en ander heeft op de maatschappij-
III. Het ooi deel van de ambtenaren, grondbezitters, huurders en anderen over de bepalingen en de wijs van hare uitvoering.
»Van dit alles kan echter geen juiste kennis verkregen worden zonder goed inzicht in den algemeenen toestand en meer bijzonder in dien van het grondbezit en van het geheele zamenstel van belastingen, — waaronder dan meer voornamelijk van de lasten, die, behalve door de landrente, hetzij op het grondbezit, hetzij op «ien landbouwer, hetzij op de landbouw-produkten nog gelegd zijn.
«Ten einde daarbij meer zekerheid te hebben, dat de opmerkingen gemaakt omtrent het in Bombay werkende landrente-stelsel wel werkelijk alleen dat stelsel mogen gelden, kan het nuttig wezen om den toestand in Bombay te vergelijken met dien van andere streken, waar, onder overigens dezelfde ot nabijkomende omstandigheden, een ander landrente-stelsel werkt.
))De zending kan wel niet anders ten doel hebben dan om van de te verkrijgen gegevens gebruik te kunnen maken voor het samenstellen van eene landrente-regeling op Java.
«Bij alle punten van onderzoek echter een volledige vergelijking te leveren met het op Java bestaande stelsel zou mij
11
niet mogelijk zijn Neemt men alleen de wijs van aanslaan en omslaan der landrente op Java en blijft men niet hangen bij de grove liktiën van de leggers en desa-boeken, dan ziet men, dat voor den aanslag op verschillende plaatsen verschillende uitgangspunten worden genomen en dat verandering van bestuurspersonen weer dikwijls verandering in de leidende gedachte en in de wijs van uitvoering bracht. Geldt dit voor den aanslag, de omslag, ten minste in dit gewest, geschiedt, zelfs in 't geval van naast elkaar liggende desa's, bij de eene naar de bruto-produktie van het loopende jaar, bij de andere naar de waarde van den grond, bij een derde alleen naar de uitgestrektheid.
«Omtrent den toestand van het grondbezit bestaat geen mindere verscheidenheid: individueel, gemengd en kommu-naal bezit; kommunaal zonder verwisseling en met verwisseling van aandeelen; met gelijk groote en met ongelijk groote aandeelen; met aandeelen waarbij in elk verschillende soort gronden voorkomen en aandeelen die elk uit een aaneengesloten gelijk stuk bestaan; eindelijk met een vast getal aandeelen en met een onbeperkt aantal aandeelen, enz., enz.
»Wat mij betreft, ik beken noch al die toestanden volledig te kennen noch hunne gevolgen en zou dus ook niet van alles wat in Bombay gevonden wordt de juiste vergelijking met Java kunnen leveren.
»Opdat de zending aan het doel beantwoorde, dient echter slechts in zoover op Java het oog gehouden te worden, dat de toedracht der zaken te Bombay volledig worde voorgesteld en verklaard, zoodat, bij latere vergelijking met de plaatselijk zoo verschillende middelen en toestanden op Java, al wat overeenkomt en ook hetgeen afwijkt telkens kan worden uitgewezen.
»Om de voorstelling en de verklaring van den toedracht
12
der zaak goed te kunnen geven, dient het houden van het onderzoek dan ook vooral niet alleen te bestaan in navragen, maar in het mede maken, en eindelijk het zelf verrichten, van alle handelingen, die bij het beheer der landrente voorkomen.
«Deze beschouwing is zeker zeer algemeen en zou toepasselijk zijn op een onderzoek in welke streek ook. Ten einde eene meer speciale beschouwing te kunnen geven, zoude ik echter eerst bekend moeten zijn met hetgeen omtrent Bombay en het landrente-stelsel aldaar is gepubliceerd en dat ben ik nog niet.quot;.............
Geruime tijd verliep eer v. H. zich van zijn kontroleurs-werk had losgemaakt: het geschiedde eerst 1 Maart 1874. Het bestudeeren van de werken over het onderwerp handelende kostte uit den aard der zaak eenigen tijd. Gedurende de laatste helft van het jaar 1874 maakte hij verder, ten einde beter op de hoogte te komen van de werking dor landrente op Java zelf, een reis door de residentiën Bantam, Samarang, Kadoe, Madioen, Kediri, Pasoeroean, Pro-bolinggo en Besoeki, zoodat hij eerst den 17en Januari 1875 Batavia kon verlaten. Hij deed de reis vergezeld door een paar mantri's bij een kadastraal stat stiek bureau, die hem op zijn dringend verzoek waren toegevoegd geworden. Over Singapoera en Point de Gale bereikte hij den 296quot; Januari Naga-patnam, de slangenstad, in de vorige eeuw de hoofd/.etel van de vestigingen der N. O. 1. Kornpagnie op de kust van Koro-mandel. De spoorweg, die ongeveer in den vorm van een halven cirkel door het binnenland van Zuid-Dekan loopt, bracht hem langs Tanjore '), Trichonopoly en Salem naar
) ik heb voor dc plaatsnaineu steeds de enjrelsche spelling gevolgd, v. d. b.
i
13
Madras. Inlichtingen, toenmaals verkregen en wel van den collector van Tanjore, brachten al dadelijk verandering in het reisplan. Genoemde ambtenaar raadde ten sterkste aan kennis te nemen van de wijs van opnemen en regelen van den landrente-aanslag in Madras: ze was, meende hij, in vele opzichten beter dan die in Bombay werd gevolgd. Ook andere overwegingen, waarvan een enkele hier achter nog wordt genoemd, deden v. H. hiertoe besluiten.
Zijn aanbevelingsbrieven voor Bombay hadden geen waarde, omdat ze gesloten waren, tien dergelijke aan den nederland-schen konsul te Madras beteekende nog minder, omdat er geen konsul aanwezig was, ja zelfs in jaren geweest was. De acting chief-secretary van den gouverneur van Madras, de heer H. Garmichael, had echter de vriendelijkheid v. H. van de noodige aanbevelingsbrieven te voorzien aan de autoriteiten, waarmede deze in aanraking zou kunnen komen, en zoo vinden wij onzen kontroleur van den 8en tot den 12°quot; in het kamp te Madavaram en van 15 tot 17 Maart in dat van een nog kleiner dorp met, zooals dat meer gaat, een nog langer naam, Vilankaduppakam. Beide plaatsen liggen ten noorden van Madras, in het distrikt (taloeka) Sydapet. Omtrent het hoogst eigenaardig tentleven der engelsche ambtenaren en vele andere zaken die v. H. hier troffen volgen later uittreksels uit partikuliere brieven. Uit een brief aan den algemeenen sekretaris van N. I., een maand na het vertrek uit het gouvernement van Madras geschreven en hoofdzakelijk handelende over de ervaringen in het kamp opgedaan, is m. i. belangrijk het volgende.
Bombay, 22 April '75.
«De opname. — Kolonel Priestly, die in 1S53 de eerste
14
voorstellen omtrent de opname deed en sedert de zaak heeft tot- stand gebracht en geleid, gaf mij, opdat ik dadelijk eenige notie zou erlangen van de wijs van opnemen in Madras, ter lezing het Abstract of Reports of Revenue, London, 1872/73. Wat ik daarin las omtrent het volledige en wel ingerichte van de opnamen in Madras, terwijl die van Bombay te kort schoten om voor iets anders dan alleen landrente-oogmerken te dienen, ... deed mij besluiten van de opname in Madras nader kennis te nemen.
«Het Manual of the Madras Revenue Survey en het Appendix zijn bewijzen van de groote zorg waarmede de opname in Madras geleid wordt.
))Op het hoofdbureau bezag ik de wijs van verkleinen door middel van photographie en inbijten in zinkplaten. Deze inrichting was eerst kort aan 't werk.
))ilet naastbijgelegen sektie-bureau was dat van den deputy-superintendent W. Beaumont. Alleen op grooten afstand vandaar werd gemeten en kon ik bij dien heer slechts het kaarteeren en inhoudsberekenen zien. Evenwel deed de heer Beaumont toch ook op het terrein eenige opmetingen voor mij verrichten, die een heldere voorstelling van de zaak-gaven.quot; ..................
«Omtrent de landrente-regeling was mij medegedeeld, dat zij hier op een zuiverder stelsel dan dat in Bombay zou gebaseerd zijn. Met zoogenaamde bijomstandigheden werd, zeide men, geen rekening gehouden, maar overal werd hetzelfde bedrag, en wel de helft van de netto produktie, geheven.
«Verder was uien na lange ondervinding teruggekomen van het systeem om van eiken kavel afzonderlijk de klasse na te gaan. De klassitikatie geschiedde nu bloksgewijs, wat minder tijd zou vorderen erf beter resultaten geven.
15
Vooral het klassiüceeren achtte ik voor mij van veel belang.
«De direkteur van de landrente-regeling (revenue-settle-ment), tevens lid van don board of revenue, de heer P., was intusschen van zijn tournee teruggekomen. ZHEdG. deelde mij mede dat hij een residentie had afgewerkt, — niet meer kavelsgewijs maar blob gewijs klassificeerende, — dat hij verder zeer ingenomen was met de uitkomsten en dat hij, thans direkteur geworden, dat stelsel ook bij andere sektiën zoude invoeren. Het kon niet beter dan Of» het veld zelf begrijpelijk gemaakt worden: binnen kort zou hij op tournee gaan, juist om zelf te gaan klassiüceeren: hij zou mij dan gaarne meenemen en 't mij wijzen. Over eenige maanden zou hij bovendien naar Engeland terugkeeren en dan niet meer in de gelegenheid zijn het mij in persoon te laten zien.
«Van alle zijden was mij gezegd dat de heer P. de ziel was van de landrente-regeling en mocht ik deze gelegenheid dus niet laten voorbijgaan.
»Het «binnenkortquot; was niet zeer spoedig; andere werkzaamheden verhinderden meermalen het vertrek.
«Intusschen gaf de heer P. mij verscheidene rapporten van getroffen regelingen ter lezing.... Een zoo uitstekende handleiding als van de opname bestond er niet; alleen geeft het lieport on the Administration in part. II op bl. 15 in korte, niet geheel juiste, trekken een beschrijving van verschillende verrichtingen.
»üe vele redeneeringen, waarmêe in die rapporten de voorgestelde cijfers voor bruto-produktie, graanprijzen, kosten van bewerking, daaruit verkregen netto-produktie en daarop gebaseerde aanslag-tarieven waren omwonden, gaven al dadelijk aanleiding tot het vermoeden, dat veel vrij spel was gelaten aan de subjektieve meening der voorstellers.
«Gedurende gt; e tournee was de heer P. zoo aanhoudend
16
in eigen werkzaamheden verdiept, dat bijna geen gelegenheid bestond ZHEdG. vele vragen te doen. De majoor S., nu 15 jaar bij de landrente-regeling chef van een settlement-sektie en meegekomen om de bloksgewijze klassiflkatie te leeren, was wel tot eenige bespreking dier berekeningen, vooral nadat ik ook rapporten van hem gelezen had, te vinden. Toen ik eenige moedeloosheid voorwendde, mij houdende of ik al die becijferingen niet begreep, zeide hij: ))It is a mere concoction. — Komen wij tot een lager cijfer ))(nl. voor een of enkele distrikten, want zelden wordt meer «door het gouvernement tegelijk vastgesteld), dan kan het «gouvernement er niet in treden. Verlagen we sommige «stukken veel, dan moeten we anderen dus weer veel ver-«hoogen en doen we dat, dan, — het is mij voorgekomen, — «werpen de boeren hunne pachtbrieven op den grond en «willen niets meer van hun heele grondbezit weten; — dat «gaat ook niet. De cijfers moeten dus zoo gesteld worden «dat er niets veel van het oude afwijkt.quot;
«De brekeningen van de kosten van bewerking pluisde ik in sommige rapporten wat na, en toen heette het van den Majoor: «Ja, niet waar. P.? wij nemen altijd veel minder «dan de werkelijkheid er voor aangeelt: anders bleef er te «weinig voor het gouvernement over.quot; ')
«De bloksgewijze klassiflkatie was ook niet anders dan een walgelijk schipperen. Voor de residentie waarin ik het klassificeeren bijwoonde waren de aanslag-cijfers voor elke klasse van grond (de tarieven) reeds vastgesteld. Bracht men een blok in de een of andere klasse, dan wist men
1) In 't geval dat het bedrag der belasting wordt gesteld in een vaste, vooruit bepaalde, verhouding tot de netto-opbrengst, heeft het vinden van hoogc bear-beidings-kosten allicht tot gevolg een laag cijfer van netto-opbrengst en dus ook een laag belasting-cijfer. v. d. h
17
dus hoeveel het te betalen zou hebben. Nu werd bij elk blok gelet allereerst op de oude aanslag-cijfers. Van de daarin gelegen gronden werden die cijfers, zonder ze belangrijk te verhoogen of te verlagen, in die richting veranderd, dat de verhouding tot de naastbij gelegen blokken meer billijk werd en bij dat «billijkquot; lette men dan zoowel op de betere of slechtere bevloeiing als op de grondsoort. Op die wijs voor het blok gekomen tot een cijfer waarmee men vrede had, werd in het tarief nagezien welke klasse van aanslag met dat cijfer korrespondeerde en dan werd het blok in die klasse geplaatst.
«Üie klasse van aanslag moest eigenlijk het gevolg zijn geweest van het karakter van den grond, daarbij onderscheidende zwarte of roode klei, leem of zand en weder verdeelende in goede, middelmatige en slechte soort. Maar nu geschiedde het, wanneer het cijfer van slecht beter paste dan dat van middelmatig, dat middelmatig slecht werd geheeten en, wanneer het cijfer voor klei te hoog zou zijn geworden, dat van leem genomen werd en dus wat in werkelijkheid klei was als leem en wat werkelijk rood was als zwart werd opgeschreven.
«Dat alles nog met veel moeite, want eiken dag liepen we uren lang dwars door de velden.
))In zooverre was er eenige leering in hetgeen ik zag, nl. dat een doctrinair stelsel om een bepaald gedeelte van de zuivere opbrengst te nemen altijd moet wijken voor feiten die lang bestaan hebben. Lang in aanwezen zijnde toestanden hebben meer kracht dan alle mogelijke abstracte stelsels.
))Wat werkelijk uitstekend was bij de landrente-regeling is dat alle agrarische kwestiën daarbij op de plaats worden onderzocht en in orde gebraclit.
2.
18
«De territoriale grenzen worden ter gelegenheid der afbakingen verbeterd en vastgesteld. De belasting op de palmyra-palmen (geheel te vergelijken met die op de arèng-palmen op Java) wordt zoover mogelijk in vaste landrente gekon-verteerd. Er wordt vastgesteld en geregistreerd welke waterwerken de desa zal te onderhouden hebbcx.. tYaar sommige personen of klassen meenen rechten op den grond te hebben boven anderen, worden die rechten onderzocht, geregeld en geregistreerd. Waar nog kommunaal bezeten gronden bestaan en de gerechtigden verlangen tot konversie in individueel bezit over te gaan, wordt daarbij de behulpzame hand geboden. Waar er behoefte is aan meer toegangswegen of aan gemeenschappelijke dorschplaatsen of aan begraafplaatsen, enz., worden de daarvoor noodige onderlinge schikkingen bevorderd. Tevens worden de kavels aangewezen die voor gemeene weide of voor woonplaatsen zullen gereserveerd en als zoodanig onbelast blijven.
»Dit alles wordt in een «Descriptive Memoirquot; voor elke desa opgemaakt, beschreven en opgeteekend.
»De landrente-regeling is dus niet alleen een aanslag, assessment, maar een ware regeling, settlement, van alle agrarische kwestiën en belangen, niet met behulp van alge-meene, wellicht niet uitgevoerde bepalingen, maar door ze op de plaats zelf te beslechten, te regelen en door aanteeke-ning van die regeling te houden, met aanwijzing van plaatsen en personen.quot;................
Na een verblijf van elf dagen keerde v. H. uit het kamp terug naar Madras.
Gaarne had hij nog de opname, die zoo uitstekend is
19
ingericht en waarvan hij het nut bij de landrente-regeling zoozeer had ondervonden, op het terrein in werking gezien, maar geen sektie werkte dicht bij Madras, alle chefs van opname-sektiën waren op tournee en het zou dagen hebben geduurd eer men hern had kunnen opgeven waar ze zich bevonden. Wilde hij er eene opzoeken, dan moest hij zich een ossenwagen, een tent en het daarbij onontbeerlijk meubilair aanschaffen en dat alleen zou zooveel tijd gevorderd hebben dat onderwijl de paasch-vakantie, gedurende welke een week alle werkzaamheden worden gestaakt, zou zijn ingetreden. Hij besloot daarom de reis naar Bombay te vervolgen. Vooraf bezocht hij nog het kantoor der sektie Beaumont en ontving hij een volledige kollektie van alle stukken die bij de meting, kaarteering en inhoudsberekening van eene gemeente worden gebruikt, — alle opgemaakt en ingevuld zooals bij de werkelijke opname had plaats gevonden.
Het is hier de plaats een brief mede te deelen die een m. i. aangenaam te lezen overzicht geeft van de indrukken op het totnogtoe afgelegd trajekt ontvangen. De brief is waarschijnlijk geschreven te Poonah, einde Maart of begin April. Men vindt i» behagelijke wanorde zoo wat van alles daarin behandeld. Ik heb geen vrijheid gevonden veel daaruit weg te laten.
»A1 zijn hier veel spoorwegen: 't reizen gaat toch niet even gemakkelijk als in Europa.
«Reisboeken, kaarten, enz. zijn bijna niet te krijgen. In Singapoera, Gale, Nagapatnam, Trichinopoly, nergens een gids te vinden. In Madras kreeg ik eindelijk een Murray van 1859.....Reisboeken achter te laten om ter plaatse
20
de nieuwste te krijgen is dus zeer onverstandig. Gooi geen oude schoenen, enz.
))Het is dikwijls een wanhopend werk om van personen bijzonderheden, historische, metereologische, geologische of wat dan ook te weten te komen. Wat niet tot hun bezigheid
behoort, daar bemoeien zij zich niet meê----En die grens
van hun bezigheden is zeer eng getrokken. De agenten van de Br. I. St. Nav. Comp. in Singapoera konden me niet meêdeelen hoe de booten hunner maatschappij tusschen Gale, Madras en tusschenliggende plaatsen voeren. De kapitein en 't geheele personeel van de boot die geregeld op Naga-patnam en Madras vaart wisten alleen dat er tusschen die twee plaatsen een spoorweglijn bestaat, maar welke treinen er loopt-n, hoeveel tijd zij voor 't trajekt noodig hebben, — daar wisten ze niets van. In geheel Madras en op geen van al de Madrassche stations op de lijn Madras-Bombay was te koop of zelfs maar voorhanden en le zien te krijgen één spoorwegbriefje (time-table) van het Bom bay-gedeelte dier-zelfde lijn..................
«Doordien ik mijn Javaantjes bij me had, ondervond ik al dadelijk den vervelenden last van de voo^ oordeelen der verschillende sekten. Betastten zij even een koekje op het stalletje van een Bramaan, dan schreeuwde de kerel of hij vermoord werd.
In 't begin kostte het me werkelijk veel moeite te zorgen dat ze voldoende te eten zouden krijgen. Gastvrij kan ik de inlanders tot nog toe niet noemen . . . Toen ik met den heer P. in 't kamp was, had ik de Javaantjes per kar laten komen. Eerst had men hen in een verkeerde desa gebracht, maar tegen tien uur des morgens kwamen ze terecht. Ik gelastte mijn' Madrasschen jongen, een Christen, te zorgen dat zij
21
eten kregen. Een paar maal informeerde ik er naar of zij het ontvangen hadden: altijd werd het nog klaar gemaakt, 't zou dadelijk komen. Eerst tegen zeven uur 's avonds kwam wat, nadat ik er P. zelf over gesproken had. Toch waren een paar van P's peons (oppasser) ook Mohammedanen. Mijn Javaantjes aangapen, dat was alles wat zij gedaan hadden De Madrassers zijn onbehouwen lui. Zij molesteerden zelfs mijn mantri's en trokken hen bij de kleeren. Smerig zijn ze boven beschrijving. Kan men op Java geen rivier, etc. pas-seeren of men ziet er ten minste een paar menschen in baden, hier is dat een zeldzaamheid. De mindere klassen baden zich dan ook slechts weinig. Het ergste is dat men de mensche-lijke excrementen verspreid over de paden in de dorpen vindt.
«Liefelijk als op Java de desa's in het groen gedoken zijn vindt men ze hier niet. Meest sluiten de huizen, niet van bamboe maar van modder opgetrokken, bij elkander aan en maakt dat ook dat alles meer openkomt en die luchtjes niet door den rijken plantengroei worden geabsorbeerd.
flMaakt die smeerigheid den Europeaan al afkeerig van zelfs een desa door te wandelen, er in te logeeren zou bovendien niet gaan, omdat elke respektabele Hindoe door onze nabijheid verontreinigd wordt. Zelfs onder de inboorlingen is het van overouden datum gewoonte geweest om bij reizen eigen kwartier te maken, hetzij onder een boom, hetzij in een tent, en zoo konden de Europeanen hier dus niet anders dan die gewoonte volgen.
«Mleen langs grootere wegen zijn «traveller's bungalowsquot; (pasanggrahans).
«Vandaar het reizen door de ambtenaren met tenten. «Men dient dan alles bij zich te hebben: stoelen, tafels, bedden, waschgerij, servies, lampen, enz., enz.: kortom men moet een geheel huishouden en een gemeubileerd huis
22
meesleepen. Dat ^eeft een bijzonder karakter. Men kan overal het;n; op 'taanwezen van een redelijk gebouw voor slaapplaats behoeft men niet te letten; een boom en water in de buurt is 't eenige wat de een of de andere plaats voor 't kampeeren preferent maakt.
«Maar zulk een huishouden is niet in een oogwenk te verplaatsen. Vloog men met postpaarden vooruit, het tentgerij zou ons nooit meer kunnen inhalen en zoo is hier de ossenwagen of het rijpaard het vervoermiddel voor tournees gebleven.
«Over de inlanders kan ik nog bijna niet oordeelen. Het Engelsch-spreken is lang zoo algemeen niet als ik gedacht had. De meeste huisjongens spreken het een weinig; staljongens echter niet. Geen van P's of Majoor S's oppassers verstond het.
«Van de ongeveer twaalf inlandsche ambtenaren in het kamp waren er twee die het redelijk spraken. Een van 200 rupees in de maand sprak geen woord Engelsch. Geen van de dorpshoofden verstond het in 't minst en nog een inlandse h inspekteur der revenue op 30 rupees, dien ik ontmoette, evenmin.
«De europeesche samenleving heb ik eenigszins leeren kennen en waarlijk, wij hebben geen reden om de inlanders van vooroordeelen te beschuldigen.
«Bombay's traveller's guidequot; schrijft:
«Most of the directions given to Indian travellers about dress have now become obsolete. Europeans in Bombay dress as tbey do at home, with the exception that the cloth is a little thinner, and a man who went out to dinner in a white jacket here, in stead of the dress coat of the period, would be set down as a savage.quot; Meer dan waar is die
23
triumfkreet omtrent de vorderingen van onze beschaving (?) Op de avondwandeling, ja zelfs zoowel 's morgens als 's avonds bij de races (die ik te Madras bijwoonde) was ieder geheel in de wol '). Ik werd aangekeken, omdat ik een witten pantalon aan had. In de wol gaat men verder visites maken aan de dames tusschen 11 en 12 uur. De heeren kan men bezoeken op bun bureau. Noch vóór, noch na den eten worden visites gemaakt en zoo ziet men de twee nooit zamen, tenzij men ten eten gevraagd wordt.
«Tegen zes uur 's morgens wordt een kop koffie of thee gebruikt met een sneê geroosterd brood, dan beweging nemen, daarna een bad, een breakfast om tien uur, met warme vleeschspijzen. Een oogenblik blazen en dan begint men aan 't werk, dus van ongeveer 11 tot 5, 6 i 6llt uur door. Tusschen-in wordt tegen twee of drie uur een boterham of koud vleesch met salade of zoo iets gebruikt.
«Na het werk, meest dadelijk van 't bureau naar de wandelplaats, waarvan men tegen 7 a 7'/» uur t'huiskomt, om tegen 8 aan tafel te gaan. Onder 't napraten wordt het Q'/n en dan naar bed.
))De beste krachten worden zoo verspild in een onbegonnen strijd tegen de hitte der zon.
»In 't kamp was het juist hetzelfde leventje. Zelfs in 't intiemste leven is men aan het veranderen. Nergens had ik nog een bantal goeling gezien en toen ik aan een heer vroeg: «Gebruikt gij die niet?quot; — «Vroeger werd het gedaan, tegenwoordig niet meerquot; (!!).
') De natuur wreekt zich ook soms recht grappig. Van Hogendorp nog in 'thotel te Madras gelogeerd, is, volgens een aanteekening in zijn dagboek, aan het dammen met den heer U., een duitseh professor.
„You don't object that J make myself easy.quot;
„üh, no.quot; —
Eu professor trekt zijn pantalon uit eu blijft met naakte beeuen zitten, v. d. B.
24
»Wat mij in de ambtenaarswereld opviel is dat de posten voor de uncovenanted oiTicers door alle rassen kunnen vervuld worden. Zelden worden zij ingenomen door volbloed-Europeanen ; meestal zijn het Eurasiers, maar die bekleeden betrekkingen van distriktshoofd en zijn soms ))deputy-collectorquot;, dat is hoofd over eenige wedana's. enz.
»ïk beschouw ons aanhouden van zooveel mogelijk erfelijke regenten als eene instelling, die den inlander zeer met ons bestuur verzoent niet alleen, maar die ook de pretentiën van de door onderwijs half verniste inlanders binnen grenzen houdt.
«De omstandigheden hebben tot nog toe meêgebracht dat ik niet met zeer veel ambtenaren in aanraking ben geweest. Maar ik hoorde veel klagen over inmenging in alles door den «board of revenuequot; ....
«Dat zooveel ambtenaren zoo zwak zijn om meê te doen in het geknoei wat betreft de landrente-regeling is ook al geen bewijs van hun hoog standpunt.
«Onder de inlandsche ambtenaren moet de omkooperij en vooral het stelsel dat voor elke bemoeienis betaald moet worden zeer sterk zijn.
))Ge zult opgemerkt hebben dal inlanders hier zijn hotelhouders, huurders van pachten, loopende over tonnen gouds, chefs van kleinere handelshuizen, station-chefs bij den spoorweg, enz. De kaste waartoe deze liedon behooren schijnt energieker te wezen dan onze inlanders op Java over 't algemeen zijn.
«Zoover ik het land gezien heb, langs de spoorweglijn van Nagapatnarn tot Madi as, om Madras en van Madras tot
de Nizam-dominions was meest alles (op de delta van Tanjore en van de omstreken van Kuddapah na) een akelig schrale en uitgedroogde zandgrond. In slechts enkele rivieren was een weinig water, in de meeste, en daaronder zeer groote, totaal niets. De irrigatie geschiedt in het presidentschap van Madras dan ook voornamelijk uit bassins (wadoek), waarmee het land als bezaaid is. Ze zijn van zeer verschillende grootte; een is er van 30 paal in omtrek. Kolonel Priestly zeide me dat ook dit reservoir kunstmatig was.
»Het opslibben van die vijvers is de groote kwestie in Madras. De water-verdeeling geschiedt bij de groote waterwerken (er zijn ook kapitale dammen in rivieren) door gou-vernements-ambtenaren, bij kleinere door inlandsche distrikts-beambten en bij nog kleinere door de desabesturen. Het onderhoud dier werken geschiedt, wat de oelangrijke betreft door het gouvernement, bij de minder belangrijke door de bevolking, maar met geldelijke ondersteuning van het gouvernement '); de kleinere houdt de bevolking zelf geheel in orde. Dat is dus weinig anders dan op Java.
))Is eene verkaveling aangeslagen als vatbaar voor irrigatie en krijgt ze geen water, dan wordt er remissie van landrente gegeven.
»Om eiken vijver ziet gij nu telkens een meer of minder uitgestrekte plek gronds, waar een frisch groen gewas op staat. Die plekken komen uit als oasen in de schrale vlakte, die, tenzij aan de kust, door kale heuvels is ingesloten, opgebouwd van vasten rotssteen of samengesteld uit wild-dooreen-liggende rotsblokken. Op iemand die van Java komt maakt dat alles den indruk van de ergste désolatie. Er moeten echter streken zijn waar een laag zwarte aarde den bodem
') De irrigatie behoort onder het gouvernement en niet tot de bemoeienis van de „local funds.quot; v. H.
26
dekt, de zoogenaamde «black cotton-soil,quot; die ontzettend vruchtbaar is. Bij Kuddapah en vandaar noordwestwaarts op zag ik er voorbeelden van, tot eindelijk in 't Bombaysche die zacht glooiende (maar fel gloeiende) vruchtbare velden zich onafzienbaar voor mijne oogen uitbreidden.
«Behalve de vijvers of reservoirs zijn er in Madras nog veel putten, waaruit wordt geïrrigeerd. Uit deze laatste altijd, en veelal ook bij bevloeiing uit vijvers, moet het water opgehaald worden om op de velden te kunnen komen. — In Madras geschiedt het ophalen veel door menschen. Zij bezigen daartoe een wipplank of balk op een zeer hoog stellage. Op die wipplank loopen een of twee man op en neer en gebruiken zóó het gewicht van hun eigen lichaam om het water naar boven te krijgen. — Meermalen wordt het ophalen ook met ossen gedaan, vooral wanneer het niveau-verschil groot is. Bij de put is dan een helling gemaakt en trekken een (of twee) span ossen aan een lang touw, dat over een rol loopt, den lederen zak of den koperen bak met water naar boven, door die helling af te loopen. Maar nu moet de zak of bak weer naar beneden gelaten worden. Het span ossen wordt daartoe, achteruit loopende, de helling opgedreven. Het schijnt mij toe dat dit, tegen een helling op, achteruit loopen nog vermoeiender voor de dieren is dan het vooruit loopen, al trekken ze dan ook het water op. Zeker is het dat het achteruit-krabbelen veel meer tijd vordert.
»Het eenige landbouw-werktuig om den grond om te werken dat ik in Madras heb zien gebruiken — de superintendent van de governments-farms zeide me ook ook dat het hun eenige was — is een ploeg, waarbij die van Java nog heilig is. Het is niets anders dan een houten wig, aan
27
beide zijden volkomen gelijk, — geen idee van een strijk-bord, — met een kleine ijzeren punt in 't midden. De grond wordt daarmee dus een weinig opgewerkt en aan beide kanten op zij geschoven, maar volstrekt niet omgewerkt-
«Gij weet hoe het in Indië niet opgaat, dat de deugdzaamheid van den ploeg de maatstaf zou zijn van de deugdelijkheid van den lan .bouw. Een inlander, hier vooral, waar alles door de kasten verstijfd raakt, kon aan eenzelfde werktuig blijven vasthouden en door groote zorg voor de rest, — ook door bijzondere bedrevenheid, — toch het geheel op een goede hoogte brengen. — Immers met de weverij is het hier ook zoo. — Intusschen, de verspilling van arbeid is bij dat alles ontzaglijk.
))Met groot genoegen maakte ik kennis met den heer Robertson, super-intendent van de governments-farms, en zag ik de beide inrichtingen. Er is namelijk een boerderij voor proeven en een model-boerderij, die een voorbeeld moet worden ') van 't verkrijgen van groote winsten.
)gt;Pas koit is men met die farms begonnen. Robertson vertelde me, dat Madras hierin de andere presidentschappen vooruit is '). Hij zeide, dat een verbeterde ploeg en een eenvoudige, houten, door landbouwers zelf te maken, molen om water op te halen reeds eenigen ingang begonnen te vinden.
»A1 kan het gouvernement hier geen gedwongen rijst-kultuur h la Swaving invoeren, —doordien het verscheidene boerderijen heeft (bij de boedelkamers, courts of wards) kan het grooten invloed op den landbouw uitoefenen.
') Men lette op 't voorzichtige „moet wordenquot;. v. d. B.
-) Zie liet medegedeelde omtrent een andere dergelijke inrichting te Dharwar in 't Bombaysche op bladz. 51. v. d. B.
28
))Maar goed landbouw-onderwijs is vóór alles noodig, Op een nieuwe generatie moet gewerkt worden. Gaat een oude dokter, die altijd calomel voorgeschreven heeft, niet over tot quinine, — hij die toch een man is die heeft leeren denken en wetenschappelijk ontwikkeld is, — wat kan men dan van een niet ontwikkeld landbouwer verwachten ?
«Hoe het met het landbouwonderwijs staat kunt gij het best opmaken uit het volgend historisch overzicht, getrokken uit het besluit van het gouvernement van Bombay dd. 19 Maart jl. no. 446.
1. In 1873 vindt de »board of revenuequot; landbouwonderwijs niet noodig.
2. De board is van meening veranderd: zonder systematisch landbouw-onderwijs kan men geen geschikte superintendents voor de verder op te richten farms verkrijgen; landbouw-onderwijs is dus wel noodig en de middelen daartoe zijn voorhanden.
3. De board bevindt dat zij verkeerd gezien heeft; het is twijfelachtig of die middelen er wel zijn (§ 6).
4. De board verklaart het voornaamste middel voor onderwijs, den super-intendent der governments-farms, voor-loopig nog ongeschikt: hij moei eerst wat tournées gaan maken (§ 12).
5. Het gouvernement bepaalt dat, zonder er nog een bibliotheek, museum enz. enz. is opgericht, dadelijk een kursus in landbouw-onderwijs zal worden geopend (§ 13).
Het is bijzonder merkwaardig, die overeenkomst tusschen de toestanden op Java en in Britsch Indie!----
«Een groote begeerte heerscht er bij alle standen om grond te bezitten.
29
«Verkoop van grond, vooral van geërfde bezittingen, wordt minder lofwaardig geacht en de grond is dan ook zoo goed als buiten den handel ').
«Het landbezit is sterk verdeeld en een landbouw-bediijf zoo klein als maar mogelijk is. Het huisgezin is ei- meest de eenheid van ei. dat kan er nog dikwijls niet eens zijn onderhoud geheel in vinden 1).
»In de enkele gevallen van grooter landbezit komen toch geen aaneengesloten possessies voor, maar is de bezitting in kleine stukjes verspreid. Alsdan is toch ook nog geen groot landbouwbedrijf ontstaan, maar is het land in kleine brokjes aan verschillende personen uitgehuurd.
«Verhuringen voor geld vinden bijna uitsluitend plaats in het geval, dat de grondbezitter dadelijk geld noodig heeft. Zulke buitengewone omstandigheden en andere exceptiën buitengesloten, vinden de verhuringen altijd plaats tegen een gedeelte van het bruto-produkt, — en wel een groot gedeelte, — en voor niet langer dan één jaar,
))Is de grond in handen van personen die eenigszins men-schen van kapitaal zijn, hetzij doordat zij redelijk veel grond dan wel andere middelen bezitten, dan heeft de landbouw nog wel eens het voordeel dat de grond blijvend verbeterd wordt, bijv. door aanleg van bevloeiingswerken, maar daar
) Ongetrouwde individu's zijn zeldzaam, vooral onder de landbouwende bevolking, en zoo staat tegenover elk perceeltje een huisgezin als bezitter.
v. d. B.
30
staat tegenover dat, door de verhuring op de genoemde voorwaarden, het landbouwbedrijfin veel ongunstiger konditie is, dan wanneer de grond in handen is van een klein landbezitter, die zelf zijn stukje bebouwt.
»Wat heeft de staat nu gedaan om den landbouw in betere omstandigheden te brengen.
«Wegen aangelegd en bevloeiingswerken gemaakt, maar deze laatsten hebben niet altijd tot voordeel gestrekt. De voornaamste faktor van de waarde van den grond is op Java, en, men zeide mij, ook in Madras, de dichtheid van de bevolking in de streek, alleen in de nabijheid van grooten steden, waar veel gewerkt wordt en de dagloonen zeer hoog zijn, uitgezonderd. Hierop is, geloof ik, niet genoeg gelet bij 't aanleggen van bevloeiingswerken, maar heeft men te veel uitsluitend op de uitgestrektheid gezien die bevloeid zou kunnen worden. Hier in Britsch-Indië betalen vele waterwerken niet. In Losari (Cheribon) hebben een half dozijn residenten en evenveel ingenieurs en kontroleurs voor kostbare waterwerken geijverd. Pet heeft ze afgeraden, omdat de grond er te weinig waarde had. Waarom? e was niet zwaar bevolkt. Ge kent die karig bewoonde uitgestrektheden om Losari, grenzende aan Brebes. Dat er op Java, waar. nadat een waterwerk was aangelegd, het water ook moed gebruikt worden, meermalen nadeel aan den landbouw is toegebracht door zulke werken is zeker.
))Hoe heeft de staat nu verder tegenover den landbouw gehandeld ?
«Terwijl de inlandsche handel (van Java weet ik het zeker en hier kan ik nog maar niet anders zien) zeer licht is belast, is in landrente, — in Madras plus opcenten voor wegen etc., en op Java plus heeren- en kultuurdiens^en, — niet
31
alleen de grond maar ook hel landbouwbedrijf zwaar belast. De staat trekt dus veel geld uit den landbouw en besteedt dan een gedeelte van dat geld voor instellingen van onderwijs, die meer ten na- dan ten voordeele van den landbouw strekken.
«Die instellingen trekken toch voortdurend eenige en juist de meest intelligente zoons van de gegoedste landbouwers tot zich. De jongens vervreemden van het landleven, leeren er niet de verheven schoonheid van den landbouw kennen, maar zaken die bij hen den lust voor het bureau-leven en het voeren van de pen opwekken en hen een afkeer, ja minachting, voor het landleven doen krijgen.
«Kortom, de landbouw, zoowel het ruw-materiaal, de grond, als het bedrijf, zwaar belast en een gedeelte van dat geld nog zóó besteed dat het ten nadeele van den landbouw werkt, doordien de levende krachten er aan worden onttrokken. Dat er een klasse ontstaat die zich misplaatst gevoelt en niet te bevredigen is, dus de harmonie in de maatschappij breekt, nog daargelaten. Die ongelukkige toestand is het gevolg hiervan dat bij de eur.peesche regeerders kennis van landbouw zoozeer heeft ontbroken......
«Gelukkig zijn we (in Nederland en Engeland) op den goeden weg: we voelen ten minste dat er wat ontbreekt.....
quot;«Nog niemand anders, trouwens, dan Stokes, 2n sekretaris bij den revenue-board van Madras, heb ik ingenomen gezien met het opgeschroefde stelsel van onderwijs om ten koste van den staat, dat is van alle belastingbetalers, een te hoog en toch weer te laag onderwijs te geven aan allerhande slag van menschen. De gevolgen er van, zeggen allen, zijn een opwekking tot onredelijke politieke misnoegdheid en, tot groote schade der eenvoud igen, een steeds grooter toeloop naar de civil-courts. Mon fokt slechts prokureurs en
32
dagblailschrijvers, die, in de groote mededinging, wat zij
van geweten bezaten nog verliezen........
«In de residentien North-Kanara en Ratnaghiri vond de opname lusschenpersonen, middelmannen. Zij kwam tot de slotsom dat die personen geen onbeperkt recht van belasting-heffen had'Jen. Opgewekt door prokureurs, hebben verre de de meesten dier middelmannen de bilijk; regeling van de opname verworpen en hunne zaak voor dc civil-courts gebracht. In North-Kanara hangen die zaken nu tien, in Ratnaghiri zes jaar. Beslist de High-Court ten voordeele der middelmannen, dan zal het gouvernement te kiezen hebben tusschen het maken van een wet tegen de uitspraak van de High-Court of liet zendm van een leger naar die provinciën om de landbouwers te depossedeeren.*quot; ')
Madras is met Bombay verbonden door een spoorweg, die in nagenoeg nood-westelijke richting het hoogland van Dekan in zijn gansche lengte en breelt;lte doorsnijdt. Van Hogendorp, dezen weg volgende, vertrok van Madras den 266» Maart en kwam den G''1 April te Bombay (Bycolla) aan. Rustpunten op dat lang trajekt waren Gooty (26 Maart), Sholapoor (27 en 28 Maart) en Poonah (29 Maart — 5 April). Uit een der dagboeken neem ik het volgende over.
Sholapoor, 28 Maatt '75.
»Van morgen was de wind zoo verschroeiend warm dat
van 22 Juni 1875. — Het komt mij voor dat v. H. hier te zeer onder deu indruk is van hetgeen partijdigen, de belasting-ambtenaren, hem wel hebben willen mededeelen. — Dat een klasse der maatschappij, die men zieh voorstelt te „depossedeerenquot;, verhaal heeft bij den rechter en dat prokureurs deze op hare rechten indachtig maken zal toch wel niemand afkeuren. v. d. B.
33
waarlijk het schrijfpapier te zarnen trok. Sigaren, een dag uit de kist en den koker, bleken zoo droog dat ze tot snuif te wrijven waren.quot;
Poonab, 29 Maart '75.
»Op de meeste plaatsen tusschen Sholapoor en Poonah waren de landbouwers aan 't ploegen met een zw?ren ploeg, met vier tot /.es ossen of stieren bespannen. Het was de gewone vorm van ploeg, alleen in grootere afmetingen en het geleverde werk was dan ook in verhouding tot de verbruikte kracht allertreurigst.
«Behalve een ploeg zag ik in Poonah nog gebruiken een klein schepbord en een dwarsbalk. De laatste is ongeveer een javaansche eg maar zonder tanden. Schepbord en eg worden beiden, door zware ossen getrokken, over geploegden grond gesleept......quot;
Poonah, 31 Maart '75.
«Den avond van mijn aankomst en den volgenden morgen reed of wandelde ik door de stad. Ik verlustigde mij in dat heerlijke ras van Maratta's, waarvan ik nu velen, bij massa's, in hun gewone doen zag.
«De mannen zijn meest ietwat kort, maar breedgeschouderd en vierkant van gezicht, — zooals Jan Steen zijn mannen neemt. Hun breede tulband, meteen opgaande punt en in een gouden zoom met franje eindigende, kleedt schilderachtig. De vrouwen zijn ook vrij stevig gebouwd en hebben wonderschoone oogen en tanden; het zijn de liefst denkbare genrebeelden,
«De blankere en meer slanke Hindoo's, de Bramanen en de tallooze variatiën van Mooren, de Parsees en de Portu-geezen geven een groote verscheidenheid van rassen en kleederdrachten.
«Ik ontdekte een Madoerees van Soerabaja, een Maleijer
3
34
van Singapoera en een anderen van Pinanggt; De Madoerees had mijne, door de politie aangehouden, Javaant|es tot tolk en voorspraak gediend. Hij vertelde mij dat hij wegens manslag gedeporteerd, en, nu sedert een jaar vrij, hier mandenmaker geworden was. Hij verdiende weinig maar 't leven was zeer goedkoopquot;.....
Poonab, 5 April '75.
»Onder meer bezag ik het beslaan van ossen.
Het beest wordt op den grond gelegd. Zijn twee achter-beenen en het voorbeen van de zijde die niet op den grond is worden zaamgebonden. Het voorbeen van de zijde die op den grond is wordt door een lus gevouwen gehouden.
«Het opstaan wordt verder belet door een persoon die den staart, tusschen de achterbeenen doorgetrokken, vasthoudt en op het kruis drukt en een' tweeden die het hoofd tegen den grond houdt.
«Aan eiken achterpoot worden twee ijzers geslagen; aan elke voorpoot één, en wel aau den buitenkant van de hoel.
ȟe ijzers zijn dun; zij worden koud aangelegd en zijn gemakkelijk op een klein aambeeld te verbuigen.
«De hoef wordt door den smid met de hand vastgehouden; enkele oogenblikken legt hij de pooten op een houten vork ter hoogte van ongeveer een voet.quot;
In Bombay kon v. H. wèl van zijn aanbevelingsbrieven gebruik rnaken. Hij werd in audientie toegelaten bij den gouverneur van het gewest, werd uitgenoodigd op een diner bij Z. E. en daarna volgde de kennismaking met verschillende autoriteiten, te veel om op te noemen, eindigende met de
35
uitnoodigingen tot diners en dejeuners, niet belangrijk genoeg om er lang bij stil te staan. Uit het dagboek neem ik alleen over de luimige beschrijving van de audientie en het diner bij den gouverneur. Ook de mededeeling van den indruk die de stad Bombay op hem maakte komt me belangrijk genoeg voor om haar, nagenoeg onveranderd, uit het journaal over te nemen.
Bombay, 9 en 10 April '75.
«Tot de audientie werd ik toegelaten te lO'/j uur.
Aan 't paleis gekomen, vond ik in 't portaal niets dan in-landsch-sprekende bedienden. Ik moest er eenigen tijd ronddrentelen en ook mijn naam in een boek inschrijven. Eindelijk kwam de aide-de-camp, in zeer klein tenue; hij vroeg me hem te volgen en bracht me langs trappen naar het appartement van Z. E.
))Z. E. zat, gekleed in een bruin zomerjasje, aan de schrijftafel. Hij maakte op mij den indruk van een goed, oud engelsch heer. De brief van den gouverneur-generaal werd door hem ingezien en daarna begon Z. E. over landrente te spreken. Hij zeide me, dat een en ander hier zeer gecom-piiceerd was, vroeg naar de wijs van grondbezit op Java en vertelde van onze regeling op Ceilon, aan den hoogsten bieder verpachten van de landrente, wat hij eenvoudig noemde ea hem 't meest scheen te bevallen. Eerst wilde Z. E. mij een lettertje meegeven aan den chief-secretary; door wat praten liet ik hem den tijd om te veranderen; hij zou nu den brief van den gouverneur-generaal met een woordje aan den chief-secretary zenden en ik zou dan van dezen bericht krijgen.
»Z. E. vroeg mij ten eten tegen morgen,quot;
36
»Den 10en dineerde ik bij Z. E.
«In 't portaal zat de aide-de-eamp een glas wijn te drinken,
nog ongekleed.
»You will find your way?quot; —
«Ik vond den weg en ook Z. E., raaar dezen slapende in zijn bruin zoinei'jasje op een canapé met een glas sherry naast zich. Door mijn schuifelen werd Z. E. wakker; hij bracht mij in het salon. Te gelijker tijd kwam de tweede gast, Mr. Robertson, collector van üharwar, nu acting-
commissioner in de Northern Divisions.
»Ik stelde mijzelf voor. Hij zeide zijn naam echter niet. Vraagt men er niet om, dan doen Engelschen dat nooit.
«Eindelijk kwam er een aide-de-camp binnen, toen een tweede, wat later de lijfarts, daarop Z. E., eindelijk een bisschop met zijn secretaris, Venus-reizigers'), — de laatste die binnenkwam was de private-secretary.
))Z. E. zeide lachende tot den heer Robertson; ))En deze mijnheer wil hier door dat kleine lieve boeltje van ons
revenue-systeem heenwerken!
»Aan tafel was het gezellig, na tafel ook. We rookten
een sigaar in het salon en bleven praten tot half twaalf.
De beide aides-de-camp vonden het zeker vervelend en
sliepen, lui op de canapé liggende.
Mr. Robertson bracht mij t'huis en vroeg me voor Maandag
ten eten.quot;
7 April '75.
))De indruk die Bombay maakt van een ontzettend bedrij-
') Dit slaat niet op den bisschop en zijn sekretaris, maar waarschijnlijk op de kommissie die namens het engelsch gouvernement uitgezonden was om den overgang der planeet Venus voorbij de zon (9 December 1874) waar te nemen. Deze heeft hare waarnemingen verricht te Noorke, nabij Bombay, en was nu waarschijnlijk op de terugreis.
37
vige en vooruitgaande handelstad wordt sterker hoe langer men hier is. De meestal niet zeer wijde straten zijn altijd vol, niet met flaneerende menschen, maar eik haast zich naar zijn doel. Alle mogelijke rassen en nationaliteiten wemelen door elkander.. In de elkaar kruisende rijtuigen ziet men niet voor 't meerendeel Europeanen, maar Parsees, ook veel Joden, Turken of iets dergelijks en Hindoe's, deze iaatsten het minst.
))In de inlandsche stad zijn bijna alle onderhuizen winkels of werkplaatsen. De inrichting is zooals o. a. ook te Kairo, namelijk zonder muur, geheel open, aan de straatzijde. Elke verdieping, — soms zijn er tot zes toe, en meest drie of vier, — springt een weinig vooruit. De (voormalige) Judengasse in Frankfort kan er een denkdeeld van geven, maar, wijl de straten hier wijder zijn en het snijwerk en de ornamentatie der huizen meer bont en hel gekleurd zijn, ziet het er, in plaats van grafkelderachtig, zeer vrolijk uit.
»Op alle punten van de stad hoort men telkens het gefluit der lokomotieven en tramwagens snellen elk oogenblik voorbij.......
«Rond de geheele stad steken overal ontzettend hooge schoorsteenen uit van katoenfabi ieken en verscheidene nieuwe ziet men in aanbouw, maar wat haast nog meer treft zijn de kolossale en prachtige publieke gebouwen die pas gezet of nog in aanbouw zijn.
»Het gouvernement maakt paleizen voor de sekretarie, voor gerechtshoven, voor raadsvergaderingen, enz., enz., opgetrokken tot hoog in de lucht met zuilengangen en torens, versierd met bogen en ornamenten van gehouwen steen van verschillende kleuren, waarin van binnen rijk met stukadoorwerk de architektonische lijnen zijn aangegeven en de vloeren met veelkleurige porceleinen tegels zijn belegd: kortom
38
monumentale gebouwen, alsof het de oude moorsche bouwkunst wil overschaduwen.
«Over 't algemeen vind ik de gebouwen toch wel wat zwaar en log.quot;
Het presidentschap van Bombay, de zeer breede kuststreek in het noord-westen vanlndië, wordt doorsneden door grootere of kleinere inlandsche staten, die hunne onafhankelijkheid gedeeltelijk behouden hebben. Dientengevolge is het eigenlijk engelsch gebied van zeer onregelmatigen vorm. Het heeft, een oppervlakte van 5717 □ geogr. mijl., terwijl Java niet grooter is dan 2445 □ geogr. mijl. Daarentegen had het in'1875 een bevolking van 16.2 millioen zielen, welk cijfer door dat van Java reeds in 1873 werd overtroffen.
Geheel afgescheiden van al het overige engelsch gebied en geografisch daartoe ook niet behoorende, ligt het gewe t Sindh, het stroomgebied van den beneden-Indus, waarin een zestal collectorates (— ± javasche residenties). Dan volgt zuidelijk opgaand, geïsoleerd, een gedeelte van Guzerat, de collectorates Ahmedabad en Kaira. Daarna, eveneens geïsoleerd, volgen de collectorates Broach en Surat. Nog verder zuidelijk ligt het hoofdgebied, begrensd door de Nizam-Dominionsi door 't presidentschap Madras en door Mysore, dat een zoo tamelijk afgerond gebied vormt, waarin echter nog coupures worden gemaakt door het portugeesch gebied van Diu en Goa en dat van verscheidene inlan Ische staatjes. Hierin liggen, van het noorden afgeteld, de collectorates Khandeish, Tanna, Nassik, Ahmednagar, Poonah, Kolaba, Satara, Shola-pore, Ratnaghiri, Kaladji, Belgaum, North-Kanaraen Dharwar.
Het heeft v. H., terwijl hij te Bombay verbleef en het hoofddoel zijner reis zou worden bereikt, niet aan inlich-
39
tingen ontbroken, toen het de vraag was welk gedeelte van het presidentschap het eerst zou worden bezocht.
Smlh, afgescheiden van zijn geïsoleerde ligging, werd afgeraden, omdat het gewest te weinig overeenkomst had met Java. Guzerat was op 't oogenblik te zeer verdroogd; men deed beter het latei' te zien. In Konkan, de kuststreek en wel de collector, tes Tanna en Rathnagiri, was uitsluitend rijstkultuur. De heer Robertson, collector van Dharwar, toenmaals waarneiiend commissioner van de Northern Divisions, gaf den doorslag door een onderzoek aan Ie raden in Dharwar. llij verstrekte aan v. H. een drietal introduktie-brieven en verzond bovendien nog een drietal andere.
Dharwaï ligt in den zuid-oostelijken hoek van het president-chap. Bet h eft een oppervlakte van 209.6 □ gcogr. mijl, is dus ongeveer zoo groot als de residenliën Batavia en Krawang te zaraen en houdt een bevolking van 988 duizend zielen, wat overeenkomt met die van de residentie Bata ia alleen.
V. B's bevindingen in Dharwar worden beschreven in de hier volgende brieven. ïer wille der volledigheid geef ik eene, zij het droge, echter nauwkeurige opgaaf van de gevolgde reisroute.
De reis geschiedde per boot tot Wingurla (22—24 April), vandaar naar Belgaum (28—30 April), voorts naar Dharwar (1—3 Mei). Daar is, na Voorbereiding, het vermoeiende kamp-leven hegonner, wanrvan de onderhoudende beschrijving wordt gegeven op bladzijde 43. — Do opnemings- of klassifikatie-sektien volgende, was v. H. 8 Mei te Savanoor, 9—22 Mei te Ingulgee. 23 Mei te Segaum, 24 Mei—1 Juni te Urtal, 2 Juni andermaal te Segaum, 3 en i Juni te Rowlojeekoop, 5 Juni te lloolgoor, 6 Juni te Tudus, 7—13 Juni andermaal te lloolgoor, 14 Juni an iermaai te Dharwar,
40
Hier verbleef hij tot den 20=» Juni, toen de survey-oommis-sioner van het zuidelijk gedeelte, de kolonel Anderson, wenschende v. II. »goed in te lichtenquot;, hem meetroonde naar het noordelijk gelegen Satara, de verzamelplaats van de zwervende ambtenaren in Ratnaghiri en de kuststreken van Bombay.
Hier in een huurhuis verblijf houdend , in dagelijkscben omgang verkeerende met de ambtenaren, die langzamerhand naar h«t sta'ion waren teruggekeerd, had hij gelegenheid verslagen en voorschriften te bestudeeren. Hij ging na hoe alle bescheiden van de meting en de klassifikatie gedurende den regentijd werden bewerkt en hoe de stukken werden opgemaakt ter berekening van den aanslag van eiken kavel.
Kolapoor, 22 Juni '75.
»Het was 22 April toen ik eindelijk Bombay verliet; de noodige algemeene aanwijzingen, introdukties en boeken had ik opgezameld.
«Per kustboot, — van dezelfde compagnie als onze Neder-landsch-Indische en ook 17 a 20 0,0 rendeerende, — ging ik naar Wingurla, vlak bij Goa.
»Een fransche non, die bij den eersten golfslag in haar hut verdwenen was, kwam nu weer boven. Aan wai gekomen, — 'twas 's morgens 8 uur, — vroeg ik of ik haar van dienst kon zijn. — Ze wilde een glas water. — Niet te krijgen hier. — «Wilt u sodawater?quot; — »0, gaarne.quot; — «Misschien met wat rooden wijn er in?quot; — «Danku.quot;—«Met wat brandy?quot; vroeg ik met een lach. — »Ja, zeer gaarne.quot; — Dit zal u doen zien hoe weinig water in dit land is en hoe we allen, zelfs fransche nonnen, met sodawater en brandy, — want zonder brandy is het ondrinkbaar, — moeten eindigen.
41
)gt;Te Wingurla zag ik voor het eerst den koevoet in den grond staan om de diepte van den bouwgrond te meten, maar dit was maar een kijkje: ik moest verder.
«Van Wingurk ging ik per ossenwagen naar Belgaum, 77 paal. Ik had die besteld en vond dus om ± elke 6 paal een span wissel-osseti, en zoo vorderde ik van 3 tot 5 paal per uur 't Is waar, het walt; niet in de vlakte: over de Western Ghauts ') had ik een klim van 3000 voet. In de vlakte doen die wagens 5 4 0 mijl per uur. waarbij de ossen dan aanhoudend draven.
't Zijn beesten die men in Pasoeroean »zeer goedquot; zou noemen en die daar, zooals het, ook hier het geval is, 100 roepies of f120 zouden kosten.
«De wagen is een lange doos met een huif er over en op twee wielen. De veeren zijn zoo stevig dat men overal over heen kan gaan. Op de plaatsen in het binnenland worden zulke wa.ens veel meer dan rijtuigen gebruikt. Een voorbeeld. Bij den generaal in Belgaum zag ik eens de gemeente in den vooravond in den tuin vereenigd en toen telde ik een 25 ossenwagens op wellicht een vijftal tilbury's en dogcarts.
«Na mijn eerste elf uren was ik geradbraakt, maar bij het tweede trajekt van 8 uren begon ik er aan te wennen; 't is een goed i ransportmiddel voor 's nachts: men kan er in liggen en slapen.
') Dc Dekan is in overeonstemmiui; met ziju drielioeksvorm ingesloten, in het noorden, door een laag gebergte, de Vyndhya-keten, en verder door de Western en Eastern Ghauts De Western ühauts zijn over 't algemeen op geringen afstand van de zee en naderen die somtijds zoo dicht dat hnnne klippen door de golven worden bespoeld. In t noordelijke gedeelte komt de keten niet boven de 3000 voet, aan de kusten van Kanara en Malabar, bezuiden den 15en breedtegraad, bereikt deze keten zijn grootste hoogte met bergtoppen van 6000 voet. v. d. B.
42
«Bij den klim op df? Ghauts zag ik een roofbouw, waarvan Holle zijne aren te bergen zou voelen rijzen. Plekken kreu-pelbosch worden hier omgekapt en het hout, — soms ook, na 't verbrand te hebben, de asch van het hout, — naar de lager gelegen rijstvelden gebracht voo bemesting.
))Te Belgaum logeerde ik bij den judge, Mr. Schaw, een oud-gedietide. Hij was van het derde of vierde geslacht dat in Indië leefde, maar altijd waren de kinderen p hun vierde of vijfde jaar naar Engeland gezonden en eerst op achttienjarigen leeftijd naar Indië teruggekeerd. In Schaw vond ik in alles een goed Engelschman. Hij vertelde me een en ander van de britsch-indische Codes, ilij vindt ze zeer volledig» eenvoudig en makkelijk na te slaan. Ge weet, rechtsgeleerden van naam h bben niet lang gelede die Codes zamengesteld. Hij beval me zeer aan een exemplaar naar Java mee te nemen.
«Overdreven liberaal zijn de Engelschen niet en zoo hebben ze hier dan ook nog de rottingstraf. Meer nog: alle kwe tien van aanslag in de landrente zijn aan den gewonen civielen rechter onttrokken; de revenue-officers beslissen daarin in hoogste ressort. Schaw vond dat zeer noodig; onze gekke regeling dat de inlander omtrent de gouverne-ments-suikerkultuur tegen het gouvernement kan procedeeren zou hij dus zeer afkeuren ').
') H. doelt hier op § 7 van de Voorschriften etc. van lud. Staatsbl. ]871 no. 213. „Bijaldien de regthebbenden op don grond geen genoegen nemen met liet c'jfer der schadeloosstelling, die hun van wege de regeering ter zake der beschikking over hunnen grond ten dienste van den suikerrietaanplant geboden wordt, wordt de bepaling daarvan aan den rechter overgelaten.quot; Zoover ik weet, is door inlandsche grondbezitters geen gebruik gemaakt van deze bepaling, misschien omdat het met hunne denkwijs streed. Misschien ook omdat, toen het vroegere plantloon gesplitst is geworden in 1° een schadeloosstelling voor 't gebruik van den grond en 2quot; een loon voor den aanplant, men de schadeloosstelling voor den grond op een billijk cijfer heeft gebracht maar
43
»Omtrent het Bombay-stelsel maakte bij mij nog opmerkzaam, dat, wanneer in een zelfden kavel meer bezitters voorkomen, de rechten van de niet in de boeken vermelde bezitters werden verkort '). Hij waarschuwde mij day.rvoor.
«Na een dag rust ging ik naar Dharwar per «special mail cartquot;, — dat is e-^n zeer stevige dogcart door twee paardjes, — van 't zeltde slag als de middelmatige postpaarden op Java, — getrokken. Meest gnat het in galop en doet men 8 è 9 paal per uur, elke 6 prial verspannende. Op deze lijn betaalde ik f0.60 per paal; op meer bezochte lijnen is het iets goedkooper. Gaat men met de brievenpost (dezelfde paarden en dogcarts), dan is het nog goedkooper, maar dan kan men geen bedienden oi veel koffers meenemen en is men ook aan de vertrek-uren van de post gebonden.
»Te Dharwar da fmg das trauern an. Eene week had ik noodig om mij toe te rusten en dat nog zoowel met de hulp van den heer en mevrouw Waddington als van verscheidene partikulieren. Van Dharwar uit zou ik namelijk de heeren meters en klassers in 't veld gaan opzoeken en moest ik dus een ambulant huishouden bij elkander krijgen.
))Na zeven dagen rukte ik dan uit met twee tenten, een bedienden-tent, drie stoelen, vier kleine tafels, wasch-, beden kookgerij en proviand voor een maand, d. i. aardappelen,
tegelijk het loon voor den aanplant, waaromtrent alleen bepaald was dat de bevolking voor haren arbeid „behoorlijkquot; moest worden betaald, veel geringer heeft genomen. Natuurlijk, want werd ook dat op het juiste cijfer gebracht, dan kon er voot het gouvernement geen winst ziju bij de gouvernements-suikerkuituur, die dan toch eerst met den aanplant van 1890 mocht eindigen.
v. d. B.
') Zie N. ö. Pierson. Nog iets over de Landrente in Bombay, Tijdschr. v. N. I. 1873, bl. 311, over de „kunstmatige groep van velden.quot; v. d. B.
44
meel, boter, tien dozijn kruiken sodawater, enz., enz. Alles was geladen op vier ossenwagens.
»Mijn bedienden-stoet, die alleen uit 't hoog-noodige personeel bestond, telde: één butler a 16 roepies van fl.20 'smaands, één man die Engelscb verstond a 16 R., een kok i 14 R., één wasch'nan a 12 R., één bordenwasscher a 11 R., één waterdrager all R. en één oppasser ó, 10 R. Deze laatste vordert brandhout, rijst en verdere benoodigd-heden uit de desa op; ook ossenkarren, wanneer men zijn kamp verplaatst en desa-menschen, om de tenten op te slaan of af te breken. Dat is alles drie kwart gedwongen, één kwart adat en overal voor dezelfde prijzen. De heer Wad-dington gelastte den mamlutdar (= wedana) om nog een oppasser van hem mij meê te geven, om zoo door meer perskracht alle ongelegenheid te voorkomen. Mijne man-tri's hadden elk hun veroordeelden ') als tolken, te zamen dus elf man, of liever twaalf man met den paarden-jongen, die bij een pony hoorde, dien ik voor 25 R. had gehuui d.
«Twee dagen vóór mij zette de karavaan zich in beweging maar op 45 paal afstands zou ik den troep met een special mail-cart weer inhalen. Ik deed meer: ik reed hen voorbij. Ze hadden ongeluk gehad. Een der ossenkarren was met den heelen winkel bij 't doortrekken van een droog stroompje omvergevallen en een tweede kar was, uit eigen beweging, uit elkaar gevallen J). Ze hadden uit een desa in de buurt een andere er voor in de plaats moeten halen.
De mail-cart was mijn laatste luxe. Verder sukkelde ik op
') Waarschijnlijk wordt met een dezer bedoeld de Madoerees, waarvan op bladz. 33 gesproken is. In Bombay had v. H., behalve Maleische matrozen, ook nog andere bannelingen ontmoet. v- D-
-) Zoo gaat het met poendoetan! v- D-
45
mijn pony voort. In Oktober zal ik trachten een arabischen hengst machtig te worden.
In Ingulgee zoude ik kapitein Godfrey (deputy superintendent der revenue-survey) vinden met een »establishnientquot; van klassers. Toen ik den heuvel, waarop die desa ügt, opgereden was, zag ik in een tèrong-veld '), dicht bij een paar kolossale mango-boomen, karren, koffers, kisten, flesschei), ossen, stroo, menschen en tentzeilen door elkander liegen.— Dat zou mijn eerste kamp worden.
«Kapitein Godfrey's tenten waren er dichtbij. Behalve hemzelf, waren zijne vrouw, zijn kind en nog een dame, eene logee, vrouw van een der ofllcieren-opnemers, daarin gehuisvest.
))Zeven a acht maanden van het jaar trekken de ambtenaren met vrouw en kinderen aldus hunne afdeelingen door. De assistant-collectors (= de ad.-resn en kontroleurs van Java) mogen zelfs niet langer dan een bepaalden tijd, ik meen vijf dagen, op dezelfde plaats blijven.
))De overige maanden, van Juni tot Oktober of November, komen ze allen op de residentie-hoofdplaatsen bijeen !)____
De opname gebruikt die maanden om al het werk, de kaarteeringen, berekeningen, enz., enz., op het vel l vluchtig gemaakt, nauwkeurig na te gaan. Dat geeft orde en die schijnt er algemeen wel te bestaan ').
') Onder den naam tèrong begrijpt de Javaan verschillende soorten van solanum of nachtschaduw. v. d. B.
-) In North-Kanara, een boschrijke kust-residentie, met een regenachtig klimaat, als op Java, wonen de ambtenaren echter ook verspreid. v. H.
Een treffend eenvoudige inrichting, bij voorbeeld, verhindert de zoo verbijsterende opeenstapeling van archief-stukken. Alle officieele „beschciden worden reeds dadelijk gemerkt met de letter A of de letter B, de eene soort om bewaard te blijven, de andere om aan 't eind van het jaar verbrand te
46
»Nu naar 't kamp terug. Den eersten dag hielden we Zon*lag, maar verder ben ik dertig dagen lang eiken naorgen uit geweest. Vóór zonsopgang zaten we te paard, reden naar de te inspekteeren desa, klassificeerden er eenige velden en kwamen dan tusschen half tien en half twaalf terug. Dan een bad, een warm dejeuner tegen half twaalf of twaalf; een sigaar en tegen een a half twee zat kapitein Godfrey .weer in zijn «officequot;, waar hij met zijn schrijvers werkte tot zes uur, half zeven. — meest eindigende met lamplicht.
Kon ik met kapitein Godfrey niet uitgaan, — was bijv. mijn pony te vermoeid, — dan ging ik met een der inlandsche klassers mee, zooals mijn mantri's ook trouw deden en 's avonds gingen we nog dikwijls op ons eigen houtje er op uit.
Dat klassificeeren kan ik niet in enkele woorden u duidelijk maken. Alleen zeg ik, dat, door de verschillende aan-teekeningen die men omtrent elk stak maken moet, de goede en slechte hoedanigiieden zóó uitmuntend zijn geanalyseerd, dat zelfs mijn mantri's en ik na een viertal 'iagen bijna altijd tot hetzelfde verhoudingsgetal kwamen dat de klasser gevonden had, en, waar het verschil groot was, was t onze fout. Kapitein Godfrey ging met mij naar die velden en, zoniler van mij of zijn klasser te weten, berekende hij zijn getal, waarbij hij altijd dicht bij het cijfer van den klasser uitkwam, en wees mij dan, dat geen andere uitkomst de ware was.
De Javaantjes hadden er, tot groot genoegen van kapitein Godfrey, een goed oog voor.
»Van de meting heb ik niet veel gezien; de assistant-superintendent was ziek.
worden. Verder worden omtrent de meeste onderwerpen alle bepalingen telkens gecodificeei d en in handboeken vereenigd, v. H.
47
»Den 14eri kwam ik te Dharwar terug en preste kolonel Anderson mij om met hem te vertrekken noordelijk op. Hij was bang dat ik de principes niet goed zou vatten en hij wilde mij on ierweg alles uitleggen.
»Nu, dat is wel wat waard. Kolonel Anderson logenstraft hel beweereu dat de termijn van 30 jaar een generatie zonder verandering van aansiaa in 't bezit der velden laat, want hijzeif heeft 32 jaar geleden velden gemeten en geklas-sificeerd, die nu door zijn personeel weer worden geklassi-ficeerd en aan welke hij nu een nieuwen aanslag oplegt.
»A1 dien tijd is hij bij 't vak gebleven en nu is hij sedert een jaar of acht de baas voor de zuider helft van het presidentschap.
»Voor tie noorderhelft is kolonel Francis, wiens eerste werk uu ook in revisie is; hij is even lang bij het vak.
«Nog even keer ik tot de landrente terug. De klassifikatie, waarvan ik zooeven schreef, is alleen het bepalen van de verhouding in belasting-vermogen der verschillende kavels onderling.
De bepaling van de hoegroolheid van den aanslag van een taloeka (distrikt) of voor eenig kavel ') is geheel wat anders. Men komt tot die som door te letten op
1° de werkelijk ontvangen belasting in de laatste jaren, 2° den voor- of achteruitgang onder dien druk, 3° den aanslag betaald voor velden van gelijk belastbaar vermogen iu de omliggende streken, zoo daar de opname reeds heeft plaatsgehad,
4° de ligging ten opzichte van klimaat, marktgelegenheid en vervoer van de streek, en
V. D. B.
48
5* den toestand van de bevolking en de prijzen van handels- en voedingsgewassen in de laatste jaren.
«Kortom: op dezelfde omstandigheden waarop ieder, die met zorg een landrente-cijfer vaststelt, gedwongen wordt acht te geven, zij het dan ook dat de uitkomst heet een percentage van de netto-produktie te zijn, als in Madras, of van de bruto-produktie, als op Java.
«Door de klassifikatie kan men juist afmeten den invloed die men aan eene of andere omstamligheid op het eindcijfer geeft. — Stel het totaal der verhoudingsgetallen voor een distrikt zij 10 duizend en het betaalde in de laatste 10 jaar 20 duizend roepies, dan zou om het op dezelfde hoogte te houden 2 roepies voor elke verhoudingseenheid genomen moeten worden. In de tien jaar ging het distrikt achteruit; twee roepies is dus te veel; het er-naast-liggend distrikt, nu bijv. 6 jaar geleden geregeld, betaald l1/» roepie; het distrikt nu in behandeling is echter beter van klimaat, de marktgelegenheid is even goed en de bevolking niet zoo uitgeput, als G jaar geleden die van 't naburige distrikt, dat nu reeds, merkbaar opkomt door de verlichting van druk: l3/4 roepie neemt men dus.
»Jammer dat dit niet tabellarisch behandeld wordt en voor al die omstandigheden punten worden gegeven. Bij het klassificeeren van de kavels wordt dat gedaan en van daar dat hierbij tot zulke overeenstemmende resultaten gekomen wordt.
«De grensteekens om iedere verkaveling zijn hier veel beter dan in Madras. Daar geeft slechts één steen den hoek van eene kavel aan; hier zijn het of verscheidene steenen, öf aardhoopen, gelijkend op hoog-opgewoipen graven. De richting van de grond van den kavel is daardoor aange-
49
wezen, zoodat men met een oogopslag ziet wat er toe behoort en wat niet. Bij landbezit van l/s tot Vj baoe bevat een kavel ± 4 baoe, maar elke bezitting er in wordt afzonderlijk opgemeten, geklassificeerd en aangeslagen en is op zichzelf verhandelbaar. De kavels zijn dus op het terrein en op de kaart aangegevene indeelingen, die maken dat anders onvindbare stukjes dadelijk aan te wijzen zijn.
))Mijn reis met kolonel Anderson duurde zeven dagen,
waarvan we er vijf telkens acht uur in een dog-cart zaten____
Heel wat interessante gesprekken hoorde ik voeren en kolonel Anderson vertelde mij onderweg ook nog veel.
«Overal werd mij gevraagd naar ons stelsel van landelijke inkomsten en wanneer ik dan mededeelde, dat behalve een belasting in geld we ook nog een arbeidstaak oplegden, als 't onderhoud van een stuk weg, van dammen, wachthuizen en bruggen, dan hoorde ik van allen, zonder uitzondering: »0, dat is een goede regeling!quot;
«En toen ik bij kolonel Anderson doorging met »Maar dat willen we nu afschaffen,quot; viel hij me in de rede. ))Don't do away with it.quot; Zulk een rasch oordeel heeft op zichzelf weinig waarde, maar 't toont een geest volstrekt niet vijandig tegen onze instellingen.
«Trouwens het pressen van karren en menschen voor 't vervoeren en opslaan van tenten, dat een oude adat is, maar geheel onrechtmatig, wordt door alle ambtenaren gedaan, op den judge en den civiel-geneesheer na, die het station niet verlaten gedurende de bewuste zeven reismaanden.....
«De karren worden betaald met f0.30 per 2 paal. Soms is dat te veel, maar toen we, door de regens verjaagd, de winterkwartieren opzochten en het juist zaaitijd was, vroeg ik aan de karvoerders (eigenaars en landbouwers) voor hoe-
4
50
veel ze het vrijwillig zouden gedaan hebben, — »Voor het
tiendubbele?quot; — «Neen, ze zouden het nooit gedaan hebben.quot;
En mijn butler, die jaren bij Europeanen gediend heeft, Engelsch spreekt. Christen is, dus door alles zooveel mogelijk is losgemaakt van inlandsche ideeën, haalde, vóór dat hij mijn vraag overbracht, de schouders op, en trachtte mij dan aan 't verstand te brengen, dat zulk een vraag onmogelijk was, — tegen alle reden en zin indruischte, — dat, wanneer de Heeren karren noodig hadden, het in de reden der dingen ligt dat de desa-lui die leveren, maar de gedachte nooit kan opkomen voor hoeveel ze het vrijwillig zouden doen......
«Over de local-funds en de municipalities ') hoort men de ambtenaren wel eens zuchten, want zij blijven de personen die de zaken aan den gang moeten houden. Zij hebben er ook meer administratie-werk door gekregen. Maar algemeen is men toch met die instellingen ingenomen en ik geloof ook dat zij uitstekend zijn. Ik ben jaloersch van de go.de elementen die hier voor die instellingen aanwezig zijn. De gegoede personen zijn op Java, behalve Europeanen, bijna zonder uitzondering Chinezen en Arabieren, dus vreemdelingen : hier zijn het inboorlingen. Door de kasten-afscheiding is het nationaliteits-gevoel waarschijnlijk niet groot, maar het zijn toch menschen op hun geboortegrond en die sedert overoude tijden, door hun schenkingen van monumenten en
') Door geheel Engelsch-indië bestaan op groote plaatsen afzonderlijke gemeentebesturen, aan wie het recht tot het heffen van bepaald aangewezen belastingen is toegestaan, ten einde uit de opbrengst in plaatselijke behoeften le voorzien. Zie over het ontstaan dier municipalities en de verschillende bepalingen die dit onderwerp beheerschen „Pistorius en van der Lith, de Grondslagen van het B, I. beheer,quot; bladz. 321 vv. en de bijlagen C tof G. v d. B.
54
tempels, van prachtige putten en pleisterplaatsen, hun gevoel voor de publieke zaak getoond hebben.
»Te Dharwar is, nu twee jaar geleden, op aandrang van den collector een gouvernements model-farm opgericht. Ze beslaat een 75 baoe. Een paar maal bezocht ik de velden met den manager, een gewezen gardener op een der engelsche landhuizen, geheel dus een praktisch man. Het begin is dat hij zelf moet leeren; hij gevoelt dat en tracht er naar zonder vooroordeel.
»De engelsche ploeg bevond hij onder sommige omstan-digheden onbruikbaar. Het hier van ouds gebruikelijke zaaien wiedwerktuig vond hij, wegens goede werking en uiterst eenvoudige en goedkoope samenstelling, bijna onverbeterlijk.
sin de streken die ik voor het meten en klassificeeren doorkruist heb, — een dertig 4 veertig paal van Dharwar, — vroeg ik trouw aan de desahoofden wat zij van die boerderij, de nieuwe ploeg, enz., wisten. De helft wist er niets van, de anderen hadden inlandsche ambtenaren er over hooren spreken; enkelen slechts waren sedert de oprichting in Dharwar geweest, maar geen hunner had de boerderij bezocht. Dit verwondert mij weinig, maar dat noch de assistant-collector noch de superintendent van de survey, noch de twee assis-tant-superintendents, die ik ontmoet heb en die allen telkens vier maanden in Dharwar doorbrengen, er ooit naar gekeken hebben, — zie, dat vind ik onuitstaanbaar.
«Dit karakteriseert eenigszins de lui der opname. Zij die deze opname hebben in 't leven geroepen, Goldsmidt en vooral kapitein V'.'ingate, hebben, door groote kennis van landbouw en den landbouwer en door lange en voortgezette besprekingen met de inlanders, eene schaal kunnen samenstellen waarin de evenredige invloed van elke goede en elke
52
slechte hoedanigheid van den grond uitstekend is teruggegeven. Die schaal heelt men voor streken waar het klimaat, vooral de hoeveelheid regen, ontzettend verschillend is, gewijzigd, maar nergens kan ik een spoor vinden dat de opname, door verkooping en verhuring op te teekenen, trachtte om haar klassifikatie te vergelijken met de waarde door den inlander zelf aan den grond toegekend of dat zij zocht na te gaan de verhouding van den aanslag tot koop-of huur-prijzen. Ja, toch eens, — maar dat was onder pressie van buiten. Kort geleden is door verhoogingen van 100 en 200 percent eene agitatie ontstaan en beweerden inlanders en met hen verscheidene ambtenaren, dat te veel, zelfs meer dan het halve bruto- produkt, zou genomen worden. Daar ontstaat in eens een rage om feiten te verzamelen, die het tegendeel moeten bewijzen. Uit de boeken dei registratie van verkoop, verhuur en verpanding, neemt men ruw weg de cijfers, terwijl bijna al de daar geboekte transactiën slechts het eind-resultaat zijn van jaren lang leenen en weer leenen an half teruggeven, enz., enz., enz. en neemt men nu proeven omtrent bruto-produktiën, die belachelijk zijn. Van een veld van 20 baoe snijdt men bijv. één twintigste gedeelte en vermenigvuldigt dan het verkregene met 400, — en met zulk een cijfer wil men dan iets bewijzen.
«Resumeerende is mijn gevoelen dat, nadat geniale mannen een, wat beginselen en uitvoering betreft, zoo grondig doordacht stelsel in een paar jaar in volle werking brachten, de na hen komenden dat systeem meer hadden moeten blijven bestudeeren, hadden moeten zien of de vooropgezette stellingen door de ondervinding bewaarheid werden en waartoe de toepassing der gegeven voorschriften hen bracht.
»Naar hetgeen ik gezien heb bij de sectie van kolonel
53
Anderson en wat de stukken mij omtrent de andere sektiën doen besluiten is het werk machinaal voortgezet.
«Dat hindert mij wel wat. Ik vind dat Wingate en Gold-smidt niet genoeg gewaardeerd worden.
»Een kleine mededeeling ten slotte omtrent de spoorwegen. Tot nog toe heb ik geen andere meening hooren uitspreken dan dat de staat beter gedaan had ze zelf te bouwen, liever dan de 5 % garantie aan partikuliere maatschappijen te geven. En werp ik dan tegen, dat ze nu wellicht voor minder geld zijn gebouwd, dan hoor ik altijd, dat er nu drie ingenieurs zijn gebruikt, é ^n door den aannemer, één door de compagnie en één door het gouvernement, — dat 't gevoel van verantwoordelijkheid daardoor verzwakt werd, — dat vroeger alle bruggen op de Bombaysche lijnen en een jaar geleden, al die op de Madrassche lijnen zijn weggespoeld.quot;
De laatste brief is gedateerd Satara, waarschijnlijk 7 Julij '75, en bevat voornamelijk een beschrijving van het voor. komen van het land in Dekan, behandelt de afscheidingen in de engelsche maatschappij, zooals die geboren zijn onder den invloed der eigenaardige Hindoe-omgeving en geeft ten slotte een goed, zij het nog niet genoeg gepreciseerd, overzicht van wat onze Indische regeerings-almanak zou noemen de Bpersoneele verordeningen omtrent lands-dienaren.quot;
»Ik heb me hier in een huisje opgeschoten, om zonder stoornis aanteekeningen te kunnen maken en rapporten te lezen. Ook kar), ik hier verder het bureau- of regen-werk
54
van de sektie voor de opname der kuststreken bestudeer e n. Na ongeveer twee maanden verblijf alhier denk ik naar Poonah te gaan.... Heb ik tijd, dan ga ik per spoortrein op en neer naar Ahmadabad, maar het moet daa r veel van Java verschillen en zoo blijft voor mij de kust hoofdzaak. In het begin van Oktober gaat de eerste sektie daarheen en het is mijn voornemen daar nog meer te zien van de klassifikatie, die dan zal geschieden met het gewas te velde, van de meting, enz. Daar ook voornamelijk wensch ik dan verder het werk te volgen dat de ambtenaren hebben te verrichten wier rang ongeveer overeenkomt met dien van onze wedana's en kontroleurs.
Wat het voorkomen van het land betreft, vlak en een-toonig, moet het op iemand die Java kort geleden verliet, een treurigen indruk gemaakt hebben.
»Het is een raar land die Dekan. De rneeste boomen zijn vol doornen en de struiken hebben die zonder uitzondering. De cactussen bereiken er de hoogte van een mensch. Bijna elke doornenprik geeft een zweer.
»Het water dat in putten en wadoeks, — die diep en groot zijn, — bewaard wordt om daarvan te drinken is zoo slecht en vol dieren, dat het uitzweeren van wurmen, uit alle deelen van 't lichaam, meest uit de beenen, een algemeene kwaal is.
sPigi di kaliquot; ') heet hier «achter de boschjes gaanquot;.
»Nu, dat «boschjesquot; kon men er wel aflaten, want die zijn er meest niet. Peilden ze vroeger op Java een desa op 't hanengekraai, hier zou men het op den reuk kunnen doen.
«Rivieren zijn er zoo weinig en het land is zoo vlak en zonder sawah's, dat om van de eene plaats naar de andere
v. d. b.
') „Pigi ka kaliquot; zou Eritsje Droogstoppel gezegd hebben.
55
te komen, men 't beste doet op de kaart eon lijn tu.?schen die punten te trekken, te zien welke dorpen op die lijn liggen en dan rijdt men van het een op het ander tot men or is, — recht toe, recht aan In elke desa zijn eenige beambten, low-casts, die belastingvrije gronden hebben en daarvoor den weg moeten wijzen. Als men die menschen maar goed voorop houdt, kan men in goeden draf zijn doel bereiken. Paarden hebben de desalui hier niet; enkele handelaars bezitten pakpaarden. Mijne mantri's liet ik eens op zulk een dier mij volgen, maar vóór we één paal verder
waren, was het beest van ellendigheid driemaal omgerold____
De Engelschen hebben meest wat wij wezenlijke paarden zouden noemen, dieren van 5 a S'/j voet, Arabieren, Golf-paarden of die van gemengd bloed. Ze zijn dus goed bereden. Ze houden soms vossenjachten en de varkens schieten zij alleen in de heuvelachtige en boschrijke streken aan de kust, maar hier in de vlakte jagen zij op varkens, te paard rijdende en met de lans gewapend......
«Gedurende de zeven maanden dat de ambtenaren, — paitikulieren zijn er niet in de binnenlanden, — in tenten rondzwerven leven zij zeer eenvoudig. Zij eten goed, beter dan wij, maar ze zijn dan gekleed in allerhande grove werkmanspakjes en ook de dames maken dan geen toilet.
i) Deze omstandigheid schijnt, bij geringe waarde van den grond, geleid te hebben tot een kwistigcn aanleg van wegen, die dan ook daartegenover wel weinig zullen beteekenen Op de distrikts-kaarteu van Dharwar die voor mij liggen vind ik bij voorbeeld dat van het dorp Kooswugul (talooka Hooblee) als middelpunt in verschillende richtingen uitgaan niet minder dau negen wegen Van Sowdee ftalooka llon) gaan naar alle windstreken uit een gelijk getal. Nagenoeg elk dorp is met het dichtsbijzijnd verbonden door een lijnrechte weg, misschien niet meer dan voetpad. Op de kaart maken ze den indruk van de spin, genaamd hooiwagen. v. d. B.
1 ^
56
In den regentijd, wanneer zij in de stations bijeenkomen, halen zij hun schade in. In elk station, dat is de plaats waar de collector (resident) gevestigd is, bevindt zich een pleasure-ground, meest een soort tuin, maar met ruime grasperken en een paar opgehoogde en vlakgelegen plekken voor «croquetquot; en voor ))lawn-terinisquot; en »badrningtonquot;, — voor het laatste ook wel een loods. Ons oude croquet raakt erg uit de mode.....
»In dien pleiziertuin dan komt de gemeente dagelijks tweemaal bijeen; 's morgens tusschen acht en tien en 's avonds tegen vijf uur.
»De gemeente is hier niet, zooals in Java op de binnenplaatsen, Jan en alleman, maar alleen die personen die de telegrafisten »de hofkringquot; zouden noemen. De afscheiding is volkomen; op eene lijst van een leesgezelscüap zag ik den een' als Esq., den ander als Mr. vermeld. Op Java zou zulk een afscheiding belachelijk zijn; het is toch nog maar zeer kort geleden dat in Kadoe, Madioen en Kediri de mevrouwen-residente gewezen baboe's of huishoudsters waren.
«Twee zaken hebben de Engelschen hiervoor bewaard. Zelf hebben ze zeer veel kaste-gevoel. Nooit hebben ze immers officieren uit de gelederen opgenomen en bij hen alleen is dan ook «the messquot; mogelijk, waar de luitenant met den kolonel op gelijken voet verkeert, beiden als gentlemen.
»Maar ook de inlanders, Hindoes, steunen dat gevoel enorm. Bij hen is geen huwelijk, geen wettige echt, tusschen personen van verschillende kaste mogelijk. Kinderen verwekt uit dergelijk samenleven behooren tot de kaste van moeder of vader, naarmate die van de eene of de ander lager is.
«Een van mijn wegwijzers, van wie ik straks sprak, — en dat zijn menschen van de laagste kaste, afstammelingen der oorspronkelijke bewoners, driemaal zoo zwart
57
als de overigen, en die zelfs niet binnen de enceinte van het dorp mogen wonen, — een van die wegwijzers dan, was bijzonder blank. Mijnen tolk, een Bramaan, vroeg ik: «Is dat wel een Mahar?quot; — »Ja.quot; — »Vraag het aan 'm.quot; — Ja, 't was een Mahar. — »Hoe is hij zoo blank?quot; — De man antwoordde dat zijne moeder met een Europeaan geleefd had.
»Is het aandeel van den wettelijken vader in het bestaan van zijn kind groot door de zorg die hij aan de moeder heeft gewijd en wijden zal: bij een onecht kind is dat aandeel in den regel zoo gering, vergeleken met dat van de moeder, dat ik niet kan zien welk recht zulk een kind zou hebben op de kaste van den vader.
«Dit kastegevoel van beide zijden dan heeft veroorzaakt dat het aantal halfbloed-kinderen, ten minste het aantal waarmee men openlijk voor den dag kwam en dat men der maatschappij op de schouders schoof, veel geringer is dan op Java. Zelden worden zij naar Europa gezonden .... er is er niet een in de covenanted-civil-service, dat is: er is er geen met het radikaal, niet één is er assistant-collector (= kontroleur).
»En al de dames nu in den kring van gentlemen zijn volbloed europeesche vrouwen. Verre de meesten zijn in Indië geboren, maar allen zijn in Europa geweest en als ze er later dan op haar vijfde jaar zijn heengezonden, vindt de kring hier er al een luchtjen aan.........
«De traktementen der ambtenaren zijn in Engelsch-indië veel hooger dan bij ons.
Een secoud assistant-collector (kontroleur 2e kl.) krijgt per maand 550—660 „ first „ „ (kontroleur le kl., ads-res.) „ „ „ 800—1025
„ junior collector......... 1800—2000
„ senior collector......... 2325—2525
Dit zijn allen roepies van fl.20. Het eerste getal is het
58
zuiver Iraktement, het tweede dat met reisgeld en teniegeld er bij.
»EIk jaar heeft men recht op eene maand verlof of om de drie jaar op drie maanden op vol traktement. Elke acht jaar op 2 jaren verlof op, ik geloof, half traktement. De residenten hebben een mooi gouvernements-huis, waarvoor ze een honderd roepies huur betalen.
))Na vijf en twintig jaar krijgen allen hetzelfde pensioen, 1000 £ 's jaars. Geen gekibbel dus om hooge ambten ter wille van een hooger pensioen.
«Minder dan 500 roepies pensioen krijgt de weduwe nooit. Een kontroleur is dus levend of dood 500 roepies waard. — Dit heeft echter zijn gevaarlijke zijde!
«Voor de kinderen zijn er ook goede pensioenen en een uitzet wordt gegeven van, ik meen, 1000 £ voor een jong man en 2000 .€ voor een meisje.
«De oude Compagnie had het gezellig ingericht, maar het gouvernement is aan het bederven en de ambtenaren zitten hier ook met de handen in 'thaar als zij aan hunne kinderen denken......
sik meende tot nog toe dat het behouden van 't ambt bij verloven tot oneindige wisselingen aanleiding zou geven. Dit is echter veel minder het geval dan ik dacht.
«Voor de drie maanden verlof kiest men meestal zeil zijn waarnemer, die het ambt naast het zijne vervult en gewichtige zaken laat liggen.
«Voor den verlofganger-met-twee-jaar wijst het gouvernement een waarnemer aan. Een oudste first assistant is zóó een a twee maal waarnemend (acting) collector en heeft dan goede gelegenheid om ondervinding op te doen. Met een schoon blaadje begint hij daarna zijn e^ te collectorschap. Voor het waarnemen krijgen ze een traktement tusschen
59
hun eigen rang en dat van 't ambt dat zij waarnemen inspelende. Na vijftien tot negentiei jaar dienst zijn zij tegenwoordig collector.
»De inlandsehe ambtenaren worden slecht betaald: een distriktshoofd krijgt 150—-200 roepies en heeft toch kleine rechtsmacht, ik meen tot drie maanden gevangenisstraf.
«Het zijn allen Bramanen: verbazend radde kerels. Ze meten, teekene i en berekenen met een vaart. Mot een van de klassers op 25 roepies waren mijn mantri's drie dagen uit geweest. Den vierden dag ging ik met hen mee, en de klasser sprak Maleisch; ten miriste las hij op; »Nommer seratoes tiga poeloeh lima, roepa tanah doea, dalem satoe tiga prapat; sebab miring dan pasir: klas arapat.quot;
»'t Zijn echter groote gauwdieven.
«De gemoedelijke omgang met de inlandsehe ambtenaren bestaat hier niet. Tn hunne huizen komen we nooit en met ons eten en drinken mogen ze niet. De hier stomme en fanatieke Mohammedanen apen hen hierin na. Mijne mantri's vonden het zeer «koerang hormatquot;.........
Na den brief uit Satara geschreven blijf ik voor de verdere beschrijving van de reis beperkt tot een kleurloos maand-rapport, dat «op daartoe bekomen lastquot; aan de indische regeering is ingediend en, misschien met zekeren tegenzin geschreven, niet meer dan het hoog-noodige bevat ter opheldering van de later gevolgde route.
September 1875.
»IIet werd 24 September eer ik Satara kon verlaten. Ik
60
was nog begonnen daar de werkzaamheden der bijhouding en van de administratie der landrente te bestudeeren, maar dit bleek mij minder doeltreftend te zijn. Als een der dis-trikten van de Dekan, het hooge en drooge tafelland, bevat het weinig anders dan droog bouwveld, verdeeld in betrekkelijk groote bezittingen, die meest een geregelden vorm hebben. Dit maakt de bijhouding daar bijzonder gemakkelijk en zeer verschillend van die streken waar rijstvelden de overhand hebben. Ik vormde dus het plan de bij houding en de administratie in de Konkan '), de in rijstvelden rijke kuststreek, te gaan zien.
«Intusschen zijn tegen dezen tijd te Poonah alle autoriteiten vereenigd en moest ik daarvan gebruik maken om meer algemeene inlichtingen omtrent de administratie te erlangen en het photozincographisch etablissement voor het reprodu-ceeren van kaarten te gaan zien.quot;.........
Van 25 September tot 23 Oktober verbleef v. H. te Poonah. Hij stelde zich in betrekking met de kommissie voor de agrarische rustverstoringen in de Dekan, die zich in die streken bevond en af en toe te Poonah verblijf hield, en bezocht verder herhaaldelijk de bureaux der beide revenue-commissioners, ten einde algemeene inlichtingen in te winnen en na te gaan welke gegevens geregeld verzameld worden.
«Het meerendeel van den tijd,quot; zegt hij verder, «bracht ik echter door met het bespreken van de landrente-regeling met de survey-commissioners, vooral kolonel Anderson, bij wien ik gelogeerd was. Hoewel de kolonel zich altijd tegen mijn vertrek verzette, beweerende dat hij mij nog op veel wilde attent maken, waren het op het laatst geen
i) De collectorates Tanna en Kathnagiri. v. d. B.
61
nieuwe zaken meer die hij besprak en had ik aan mijn verblijf ook eerder een einde gemaakt, ware het niet geweest dat ik eenige belangrijke modellen, o. a. voor de bewerking der klassificatie-getallen, door Sir George Wingate vroeger bij de zuider-sektie ingevoerd, alleen door kolonel Anderson kon krijgen en deze nog altijd op zich lieten wachten.
sDoor telkens het te doen voorkomen als of ik den volgenden dag zou vertrekken, werd ik het voornaamste, stuk voor stuk, machtig en kon ik dus den 23sten Oktober Poonah verlaten.quot;
Te Bombay den 27stei1 Oktober aangekomen, bezocht v. H. verschillende bureaux en deed hij van daar uit kleine tochten naar het dichtbij gelegene Bandora (30 Okt.) en Tanna (1 Nov. en 4—7 Nov.) Verder bezocht hij den collector van Kolaba in het kamp te Pean (25 —28 Nov.) en maakte hij tochten naar Apollo Bandar (29 Nov.—3 Dec.) en naar Kurjut (3- 14 Dec.) Hiermee was alles onderzocht wat in den omtrek van Bombay was waar te nemen. Denzelfden dag, 14 December, vertrok v. H. per spoor in noordelijke richting over Surat naar Baroda. Omtrent Surat volgt een voor ons Nederlanders belangrijke mededeeling, getrokken uit een der brieven. V. H's. verrichtingen in Guzerat en de motieven die hem deden besluiten spoedig van daar naar Ratnaghiri te vertrekken blijken uit het daarna volgend gedeelte van het reisrapport.
Ahmadabad, 31 December '75.
«Daar ik toch op mijn goed moest wachten, bracht ik Surat een bezoek. De «travellers-bungalowquot; (pleisterplaats)
62
is een deel van de oude hollandsche faktorij. Met groot genoegen nam ik daar mijn intrek. Natuurlijk is het eea solied gebouw, de rivier stroomt er langs en van de hollandsche kaai was nu eerst een deel ingevallen. De hollandsche graftombes, groote praalgraven in arabischen stijl, sommigen met twee verdiepingen zij u weinig meer dan ruines'), maar het voormalig huis van den hollandschen president is volgens tegenwoordige ingezetenen nog het beste van Sural.quot;
December '75.
«Den 14eu December kwam ik eindelijk te Jambusar (Broach collectorate) *) aan, waar de heer Beyts, superintendent van de Guzerat-survey gekampeerd was. Ik had ZEd. breedvoerig geschreven en medegedeeld dat het voornamelijk mijn doel was om de klassifikatie en bloc van de als één kavel opgemeten desa's te zien verrichten. De heer Beyts zeide mij dat op 't oogenblik dergelijke desa's niet onder handen waren en hij mij daarom 1) verzocht had bij hem te komen. De klassificatie-boeken en kaarten had hij opontboden; met deze zou hij mij alles duidelijk kunnen maken; zij waren echter nog niet ontvangen.
Blntusschen vond ik gelegenheid omtrent verschillende
Vreemd; waarschijnlijk een misverstand. v. d. B.
63
werkwijzen, alleen in Guzerat gebruikelijk, en omtrent de gevolgen van het invoeren van het Bombay-stelsel aldaar een en ander te vernemen. Den 23ste11 begon echter gezelschap van verschillende kanten op te dagen en daarmee verstreek de mogelijkheid over zaken te spreken.
»Den 29sten kwamen de stukken eindelijk. De hoofdklerk van den heer Beyts toonde ze mij. Ze betroffen echter niet de bewuste desa's, maar waren boeken en kaarten van desa's waar al het bebouwde in de gewone kleine kavels was opgebroken en alleen het onbebouwde in één kavel was gelaten en ruw geklassificeerd.
»Er was geen peil op te trekken wanneer ik nu de verlangde stukken zou te zien krijgen. De kerstvakantie, gedurende welke alle gouvernements-kantoren gesloten zijn, zou nog tot 3 Januari duren en alleen door onmiddellijk te vertrekken, zoude ik mijn bagage nog op de boot, die den Isten Januari van Bombay naar Wingurla zou stoomen, kunnen brengen. Ik wachtte dus geen oogenblik.
Die tocht naar Suzerat heeft weinig opgeleverd en veel tijd gekost. Daar men hier altijd zijn huis en huishouding, tenten, bedienden en kookgerij heeft mee te slepen, gaat het reizen hier ellendig langzaam en is het ontzettend kostbaarquot; ')........
Den Ie» Janurij 1876 inderdaad per boot naar Wingurla vertrokken, — het was de tweede maal dat hij daar aankwam, — reisde v. H. dadelijk door naar Pendoor, waar de
') Aan traktementen enz, is aan v. H. en zijne mantri's, ten behoeve van deze reis, voor zoover ik kan nagaan, door het n. i. gouvernement uitbetaald geworden in 't geheel 18 duizend gulden, maar vele uitgaven zijn bovendien door v. H. uit eigen middelen bekostigd. v. d. B.
64
heer Hexton, assistant-superintendent van een klassers-sektie, gekampeerd was. V. H. achtte de werkzaamheden die hier waren te volgen, — het klassificeeren, — van zoo groot gewicht dat hij nagenoeg een maand, tot 30 J anuari, daaraan wijdde.
«Voor het klassificeeren van rijstveld,quot; — zegt hij in zijn maand-rapport, — «moet men zich de bochtige grenzen van een rijstkavel in den geest kunnen prenten en de betrekkelijke uitgestrektheid der minder goede en betere plekken in een oogwenk kunnen schatten. Behalve nog het juist taxeer en van de waarde van den grond en van die der onderling verschillende plekken vordert dit op zichzelf al veel oefening .... Ik had na ongeveer drie weken er redelijk slag van. De mantri Wirasoemantri kwam meest tot zeer goede uitkomsten, maar de mantri Pradjadibrata had er geen goed oog op.
»De heer Hexton, zoowel als zijn inlandsche beambten, waren zoo overkropt met werk, dat zij bijna geen tijd konden vinden voor 't geven van uitlegging. Grootendeels was het door afzien dat we ons de zaak moesten eigen makenquot; —
Na de klassers-sektie Hexton verlaten te hebben, begaf v. H. zich naar de opmetingssektie onder den heer Adams te Nerowda, om het afkavelen en het opmeten van rijstvelden in 't veld te gaan bijwonen. — Ook voor Nerowda is merkwaardig de klacht over gebrek aan voorkomendheid der engelsche ambtenaren. Hij verbleef er van 2 tot 12 Februari en maakte van daaruit een uitstapje naar Sawantwaree (5—7 Februari) ten einde een bezoek te brengen aan den kolonel, politiek agent voor den staat waar de opname plaats vond.
65
Februari '76.
«Den lRn bevond ik mij op reis naar den heer Axlams, assistant-superintendent, chef van een meting-sektie, en den 2ei1 kwam ik in zijn kamp aan. Ik vergezelde hem eens bij het kontroleeren van een sawah-meting en volgde verder op het terrein de volgende werkzaamheden;
1° de opmetingen met den theodoliet;
2° de verdeeling van het meer vlakke terrein in kavels en onder-kavels en de meting dezer;
3° de verkaveling en meting van de berggronden van mindere waarde, en
4° de klassifikatie dezer, welke tijdens de meting geschiedt.
«De assistant-superintendent kon geen tijd vinden om mij zijn bijzijn te schenken. Dit had ten gevolge dat mij meest niet dadelijk datgene vertoond werd wat ik noodig had te zien . . . Voor informatie van wat men verwachtte van de invoering der Bombay landrente-regeling in dezen staat was het bezoek tot mijn spijt vruchteloos.quot;
Er bleef v. H. nu alleen nog over na te gaan de administratie van het landrente-stelsel, te beginnen met de jaar-lijksche inspektie en de regeling der landrente-boeken, de zoogenaamde «jummabundy.quot; Hiertoe verbleef hij van 12 tot 20 Februari te Wingurla, van waar hij 15 tot 18 Februari een, trouwens vruchteloos, uitstapje maakte naar Malwan. Ook de inlichtingen die v. H. te Wingurla ontving moeten niet veel beteekend hebben, daar de assistant-collector in den tusschentijd verplaatst werd. Zoo moest het denkbeeld om in Ratnaghiri ophelderingen te ontvangen worden opgegeven.
Intusschen was bericht ontvangen dat in het naburige
5
66
Kanara fie collector binnen bereik was en jummabundy zou gaan houden. Per eerste stoomgelegenheid vertrok v. H, naar Karwar, dat hij den 21 en Februari bereikte. Denzelfden dag ging hij per prauw verder: den 22en werd de collector achterhaald. Meê rondreizende, bezocht hij den21en Februari Kadara, den 22en Ansy, den 23en Koemarwaddi en den 25e Februari Soopa, waar hij tot den Sequot; Maart verbleef. Hiermede was v. H. in dezelfde streken teruggekomen waar hij een maand of acht geleden had verwijld.
Wat dit gedeelte der reis betreft, acht ik mij gelukkig nog enkele losse aanteelveningen te kunnen mededeelen uic een der dagboeken. De eerste betreft het opgemerkte bij gelegenheid der jaarlijksche inspectie door den collector (de jummabundy).
Soopa, 27 Februari '76.
»De collector liet eiken dag de pattells') en accountants van de omliggende desa's opkomen.
sRyots gt;) kwamen niet op: zij hebben niet te verschijnen en doen het hier zelden. Zoo werden dan ook geen «receipt-booksquot; 1) nagezien. Meermalen waren ook zelfs de pattells niet tegenwoordig, door ziekte verhinderd. De dorpsschrijvers waren echter altijd present..........
«De collector zag alle boeken eens even in en bemerkte dat er overal meer sterfgevallen dan geboorten waren voor de laatste maanden.
»Soms liet hij zich opgeven wat de redenen waren van
) Hieruit zou kunnen blijken dat niet de hand gehouden wordt aan de voorschriften van den government-letter dd. 4 Juli 1850 no 5186 (circular orders, biz. 1'J), die den assistant-collector verplichten om op ongezotte tijden zich te vergewissen omtrent het bedrag der sommen, dat geheven is. v. d. B.
67
groote verschillen in de revenue, vergeleken met die van vorige jaren.
»In elke desa vroeg hij verder of er geen waste-numbers ') noodig waren; hij zag dan op de kaart welke kavels het eerst moesten worden uitgegeven. Tegelijk vroeg hij dan meestal ook nog of de desa voldoend van drink- en irrigatiewater voorzien was; — zoo neen, hoeveel de ryots wilden bijdragen in de onkosten, verbonden aan het graven van een vijver of put. Dit punt teekende hij meest aan in de kolom «Aanmerkingen,quot; waarin hij nog bij elke desa datum en paraaf schreef. Ook werd geïnformeerd of er geen gebrek was aan wegen en aan durrasala's J). Deze laatste hebben de ryots gaarne, voornamelijk om niet verplicht te zijn reizigers in hunne huizen te herbergen, ten deele ook ter wille van den kleinhandel, die aan een pleisterplaats verbonden is.
))Bij wijze van examinatie vroeg de collector aan verscheidene desahoofden welke de datums waren van de instalments 1). In Kanara zijn er vier. Bijna geen enkel wist ze op te geven. Maar dan wisten zonder uitzondering de desaschrijvers het wèl en gaven zij deze aan de desahoofden op. Trouwens niet deze hoofden maar de schrijvers innen eigenlijk de revenue, houden de som in bewaring, bezorgen die zelf of door den Mahar '') aan de schatkist en het desahoofd teekent alleen de stukken.quot;
) Stortingen der grondbelasting. v. d. B.
68
Men weet, — en weet men 't niet, men kan zich voorstellen, — welke bblangrijke plaats de doi pshoofden innemen in de inlandsche maatschappij. Hoe elke maatregel die het centraal gezag wenscht te nemen kan afstuiten op den onwil, het slecht begrip, de onbekwaamheid dan wel op de kwade trouw dezer kleine hoofden. Hoe, omgekeerd, een goed, ervaren desahoofd een zegen is voor de gemeente die hij vertegenwoordigt. Een stand van inlandsche ambtenaren kan men door goede betaling, door zorg voor hare belangen etc. verheffen, verbeteren, maar op de massa der desahoofden kan men dergelijke maatregelen niet toepassen. De kosten worden te groot. Men moet die hoofden nemen zooals zij zijn. Van veel belang is het daarom, ter beoordeeling van de goede werking eener landrente-regeling, te weten welk het gehalte is der desahoofden, het intermediaar tusschen de ambtenaars-wereld en den «kleinenquot; inlander.
Voor zoover uit een enkele aanteekening iets is op te maken, zou uit de hier onmiddellijk voorgaande kunnen blijken, dat het wettig gezag der desahoofden, juist ten behoeve van de administratie die de landrente-regeling eischt, langzamerhand is verkort geworden, door den invloed van den desaschrijver, die met voorbijgang van het eigenlijk hoofd den band daarstelt tusschen het gouvernement en den inlander. Tot dezelfde konklusie moet gekomen zijn de heer Pe Jder, een landrente-autoriteit, die, blijkens een aanteekening in het dagboek op 14 April 1875, aan v. li. mededeelde dat, zijns inziens, »het Bombay-systeem de macht van het desahoofd te veel gebroken had.quot; Teneinde deze aangelegenheid nog zooveel mogelijk toe te lichten moge de hier volgende aanteekening dienen.
69
Soopa, 29 Februari '76.
«Na de jummabundy werden eenige waarnemend (acting) pattells bevestigd of voorloopig nog als waarnemend benoemd. Het scheen zeer in den wilde te gaan.
«Voor een desa was een jongeling van 20 jaar, een mise-rig ventje, half volwassen, de kandidaat. Hij was reeds vier maanden lang waarnemend. Van de desalui was alleen een zwager van 't jongmensch opgekomen en deze verklaarde dat er geen ander persoon in zijn dorp geschikt was voor de betrekking van pattell.
»Onder de weinige desahoofden die ter wille der jummabundy waren opgekomen was er één die slechts 10 jaar telde en reeds een jaar pattell was; hij ging nog op school. De dufterdar ') zeide nog dat het de zoon was van den ouden, pas gestorven pattell en dat het in de streek, waar hij te huis hoorde, 't gebergte, moeielijk was een dergelijk hoofd te vinden. — Aan verscheidene pattells werd o. a. naar hun wetboekje (de police-pattell-act) gevraagd: de meesten hadden 't niet. De collector teekende naar aanleiding hiervan in zijn jummabundy-staat aan, «the ignorance of village-officers is sublime.quot;
«Gedurende de zitting bleek het mij dat de meeste pattells meer dan één desa onder zich hadden: twee of drie, bij voorbeeld. In andere desa's zijn er weer meer dan één pattell. Anders dan op Java, zijn de betrekkingen van desahoofd voor de revenue en die van desahoofd voor de politie in theorie gescheiden. Men geeft er echter hier') de voorkeur
M De hoogste inlandsche revenue-arabtenaar van het gourernement. (Oir cular orders, enz. blz. 213) v.d. B.
3) Namelijk in de Southern Maratha Country, in Dekan en, waar zich de gewoonten der plaats, etc. daartegen niet verzetten, ook in Guzerat. (Circular orders, enz. blz. 581). v- d. B,
70
aan de beide ambten in een vereenigd te hebben: de reve-nue-pattell zou op zichzelf geen macht hebben.
»Met den dufterdar verder nog de positie van den pattell besprekende, zeide mij deze dat zij wel voor 80 % zijn de zonen van gewezen desahoofden. De juramabundy, wijl alsdan de assistant-collector in de desa komt, is de tijd voor de bevestiging. Zeer zelden geschiedt dit niet overeenkomstig met de voorstellen van den mamlutdar (distriktshoofd). Slechts zelden worden zij ontslagen. De straffen die op hen kunnen worden toegepast zijn boete, schorsing, ontslag. Arrest, als op Java, wordt niet gegeven.quot;
Ten einde geen notitie verloren ga, ook al staat zij slechts in verwijderd verband met de landrente-regeling, volgt hier nog de aanteekening omtrent de inspektie van het kantoor van een inlandsch ambtenaar, wiens rang en positie ongeveer overeenkomen met dien van eene assistent-wed ana op Java.
Soopa, 28 Februari '76.
»Heden morgen vóór breakfast woonde ik de inspektie bij van het »matsal-kurrees-officequot; door den collector.
«Door den chitnees of hoofdklerk voor het inlandsche departement ') waren reeds nagegaan lquot; de kasboeken en 2° de registers voor de magistratuur. Van de fouten of bemerkingen op elk dezer was een lijst opgemaakt. De collector zag dit na in de boeken zelf en maakte daarna de noodige bemerkingen.
«Het onderzoek van de boeken der registratie geschiedde op dezelfde wijs; alleen waren deze door des collectors
') Op bladz. 226 van de Circular orders heet hij de inlandsche sekretaris van den collector. v. d. B.
71
beide klerken nagezien en was het bewusle lijstje door dezen opgemaakt.
«Na de inspektie der boeken ging de collector het geheele kantoor door en bezag:
1°, de betaalplaats, meestal een met hekken afgesloten ruimte,
2°, de geldkamer, eene andere bergplaats,
3', de twee gevangeniskamers,
4°, de ))record roomquot;, een ruime archief-kamer met rekken, en
5°, de plaats waar de gewone schrijvers zitten.quot;
Van Soopa keerde v. H. op 6 Maart over Dharwar, Belgaam en Poonah naar Bombay terug.
Te Poonah verbleef hij eenige dagen om kaarten van het gouvts photozincographisch bureau te verzamelen. Ook te Bombay moest hij nog een drietal weken verwijlen om rapporten over te nemen. Van deze laatste plaats werd door hem een brief verzonden waaruit een belangrijke zinsnede nog door mij moet worden overgenomen. Ik weet dat de waarde dezer zinsnede niet mag worden overschat, omdat v. H. toen hij haar nederschreef in zeer gedrukte stemming • erkeerde, maar ik ben evenzeer overtuigd, dat ik aan mijn plicht als getrouw compilateur zou te kort doen, wanneer ik haar eenvoudig wegliet.
Voor zoover bij de schaarste van berichten uit dien tijd is op te maken moer. er na zijne reizen in het presidentschap Bombay een belangrijke omkeer hebben plaats gevonden in da appreciatie door van Hogendorp van de hoofdzaak, de werking van de landrente-regeling aldaar. Hoe ingenomen ook met de methoden ter bepaling van de belastbaarheid
72
der grondstukken onderling, ontging het hem niet dat aan het geheele stelsel een groot gebrek kleelde: de vordering van een te hoog bedrag, misschien ook nog het gemis aan élasticiteit.
Bombay, 20 Maart '76.
. . . . Men had lange jaren er over geroepen, dat alles in Bombay zoo goed ging: ik geloof dat vele menschen hier 't ook werkelijk dachten. Maar sedert de laatste drie of vier jaar, nu prijzen wat gedaald zijn, zijn er van alle kanten moeielijkheden opgekomen, tot nu iedereen het er vrij wel over eens is dat de toestand ellendig en onhoudbaar is. Naar wat ik nu ook vraag, welke gegevens ik ook verzamelen wil, het heelt altijd den schijn alsof ik vraag: «Beken nu je fouten eens en geef mij de bewijzen dat de toestand slecht is.quot;.............
Van Bombay maakte v. H. per spoor de reis naar Calcutta, bij deze gelegenheid van uit Allahabad, Agra en^Delhi bezoekende. De spoed waarmede hij reisde liet hem niet de gelegenheid over om veel te zien. Ik kan dil gedeelte der reis dan ook alleen toelichten met het volgende uittreksel uit een brief.
Calcutta, 5 Mei '76.
«Weer een heele stap verder, zooals u ziet: Calcutta! En ik ben niet juist den rechten weg gevolgd om hierheen te komen. Ik heb me een weekje vrij gegeven en gespoord en gespoord tot duizelig-wordens toe om Agra en Delhi te zien.
«Genoten, heerlijk genoten heb ik daar: de Taj en Summa Masdjid zijn om er niet van weg te komen en in 't onein-
73
dige zou men willen wandelen door die prachtige marmeren paleizen, zoo edel versierd met inlegwerk, waar de Groote Mogols troonden.
))Ja, dat zijn Groote Mogols geweest: te groot voor een » Titles-Billquot;.
«Die weelderigheid en kracht als in de lijnen van hun gehouwen liggen hrengen tot vervoering. Ik heb genoten, zooals ik 't niet in jaren gedaan heb.
))Maar weemoedig stemt het den bezoeker van die oude nog groote steden, wanneer hij van huis tot huis zich afvraagt: »Woont hier nu nog een muzelmansch edelman?quot; en altijd de sjacherende bunnia ') er in vindt.
))De landrente heb ik niet geheel vergeten. Tusschen elf en drie liep ik de bureaux af. Veel was hier hetzelfde als in Bombay. De collector van Agra had mij ten eten gevraagd en te mijner eer was de judge er ook. Na tafel kwamen ze eindelijk ter zake. De collector ging me eens in een paar woorden vertellen hoe het landbezit in Agra was. ))De landbouwers hebben bezitrechten, maar verkoopen mogen ze 'tland niet.quot; Nog was dit niet er uit of de judge kuchte reeds en begon: «Ze mogen het wel verkoopen.quot; En ik ging weer even wijs als ik gekomen was!
))Acht volle nachten en drie volle dagen heb ik in 't spoor gezeten, in een hitte dat men de hand niet kon houden aan de ramen op den schaduwkant en toch was het uit te houden, dank zij uitstekende maatregelen.
))Aan elke zijde van den wagon was een raam uitgenomen en voor dat gat aangebracht een schijf van kuskusmat-
') Banya, een Hindoe handelaar, winkelier en geldwisselaar, v. n. B.
74
ting'). Door de beweging van den wagon draaien die schijven van zelf rond en, wijl daar onder een bak water zich bevindt waarin de schijven een paar duim diep dompelen, blijven ze voortdurend goed nat. De gloeiend warme wind blies tegen die schijven en er doorheen en als een heerlijk verfrischend en geurig koeltje kwam ze den wagen in. In dat koeltje hield ik mijn hoofd, terwijl het overige van mijn lichaam werd verschroeid en verschrompeld door een onmatige hitte.
«Voor Benares had ik slechts weinige uren tijd en dat is bijna nog te veel. Er is niets verhevens, niets schoons in Benares.
»'t Is een walgelijke Hindoe-stad. —
«En nu Calcutta! de stad der paleizen, een aaneenschakeling van gebouwen, waarvan het een nog grooter en met meer kolommen pronkt dan 't andere. Zoek hier echter niet die liefelijke veranda's van onze Bataviasche cottages, met die wulpsche sierplanten en de fijne varens die onze galerijen als tot een bloemhof maken, waarin we elk zuchtje van den wind gretig kunnen opvangen...........
»Wat in elke engelsch-indische stad, maar in Calcutta wel het meest, aan elk oud-indisch gast opvalt is de te groote invloed van de europeesche vrouw.
»De europeesche man die naar Indië gaat vindt daar zijn werkkring, — een uitgestrekt veld, — die hem belang inboezemt; hij heeft de zucht om die nieuwe maatschappij te leeren kennen en hij wil ook, zoo mogelijk, met haar eenigszins meêleven. Voor de europeesche dame is in Indië niets dat haar aantrekt, niets dat haar belang inboezemt. Ze leeft
') Cuscus, Andropogon muricatus, Retz. — Birdwood, Catalogue of the vege. table productions of the predidency of Bombay, Bombay 1865, pag 372. v. d. B.
75
er met haar lichaam, de geest is in Europa en ai wat haar nader kan brengen tot Europa, — ja, haar kan doen inbeelden dat ze in Europa is, dat is haar geliefd, dat is haar dierbaar. Terwijl ze den neus optrekt voor de indische schoone, die een luchtig tullen kleed omslaat en de vrouwelijke tooizucht voldoet in gouden en juweelen sieraden, omhangt en omwikkelt zich hier de europeesche dame met fluweel en satijn, gelijkt soms op een vogel met een staart, maakt zich een andere maal een waterhoofd met valsch haar, waar zij een hoed tegenaan hangt, of doet het lichaam zoo uitkomen dat een eenvoudige Indische het indécent zou vinden.
«Haar eigen lichaam te plagen is voor de europeesche dame niet genoeg. Heel haar omgeving moet zijn als die in Europa: ook de mannen moeten er aan gelooven. Zoo moet ik hier visites maken op 't heetst van den dag, tusschen twaalven en tweeën, met een hoogen hoed, een wollen pantalon, een vest en daarover een toegeknoopten dubbelen jas. 's Avonds ben ik gerokt en geheel in 't zwart en dat niet alleen wanneer ik uit eten ga, neen, ook in de Bengal-Club, eiken, eiken avond. — Het is onzindelijk en ongezond.
»0, europeesche dames! met al uw verstand zijt ge onzinniger wezens dan die indische onnoozden, die zich in een harem laten opsluiten.
»Maar scherts daargelaten, dit alles heeft invloed op de maatschappij en wanneer wij vooroordeelen en onzinnigheden opbouwen, naarmate de Inlanders de hunne afbreken, dan komen we nooit tot elkander.
»Ik woonde hier de opening bij van een «hallquot;, opgericht door menschen van alle rassen en richtingen, waar zij onder letterkundig-, wetenschappelijk- en kunstgenot vriendenbanden zouden kunnen sluiten en sociaal zich meer vereenigen.
76
De luitenant-gouverneur van Bengalen hield de openingsrede en waarschuwde dat men niet te veel op de trouwe opkomst der europeesche leden moest rekenen, die in engeren kring reeds zooveel sociale verplichtingen hadden na te komen, dat ze moeielijk tijd voor deze /.aak zouden kunnen vinden. Een Calcuttaasch blad liet zich naar aanleiding hiervan aldus uit. «Dat is ten minste rondborstig gesproken en waar. «Zoo lang we nog staan, als nu, tegenover de Inlanders, «zouden zij ons en wij hen als wilde beesten aanzien en dat «geeft dus niet meer ontspanning dan we in de zoöloogi-«schen tuin kunnen vinden.quot;
»Dat is de verhouding met die hoogbeschaafde, gedoc-torde Inlanders van Bengalen. Ik verkneuter mij in de gedachte om eens recht gezellig bij den regent van Cheribon te blijven eten en met hem en zijn vrouw na tafel dat samen te bepratenquot;......
Van Calcutta maakte v. H. de reis naar Batavia (22 Mei— 22 Juni '76) per boot over Rangoen, Moelmain, Poelau Pinang, Malaka en Singapoera, terwijl nog een dag aan een bezoek te Djohor werd gegeven.
Een gemotiveerd oordeel over het geheele bestuur der Engelschen, de beantwoording der vraag of zij geslaagd zijn in het groote streven dat sedert 1854 hunne politiek be-heerscht: de bevordering van het geluk van de millioenen onderdanen der Britsche Kroon, is in v. H.'s aanteekenin-gen niet te vinden. Dat telkens Java hem in den geest kwam, — al werd die gedachte slechts zelden uitgesproken, — en dat de vergelijking bijna zonder uitzondering uitviel ten voordeele van de toestanden aldaar, zou uit verschillende
77
bladzijden dezer schets kunnen worden opgemaakt. Mij is het bovendien nog gebleken uit enkele aanteekeningen, waarvoor ik in dit opstel geen plaats kon vinden. V. H. trof overal aan een veel scherper afscheiding, zoo niet van belangen dan toch van denkwijzen en kwam eveneens tot de slotsom welke tegenwoordig zoovele Engelschen tot de hunne maken, dat Kngeland in ieder geval er niet in is geslaagd zich de sympathie der geadministreerden te verzekeren.
Veel, zoo niet het meest, ligt dit aan de Inlanders zeiven.
Als ontwaakte hij uit een benauwden droom, vond v. H. reeds dadelijk na het verlaten van eigenlijk Indie een ander volk, dat, hoewel eveneens onder engelsch bestuur levende, beter denkt over zijn beheer sobers, misschien ook wel, omdat het, meer bij den dag levende, een vroolijker levensopvatting heeft.
Uit dit oogpunt is misschien belangrijk het volgende uittreksel uit een brief, waarmede de rij van v. H's aanteeke-ningen wordt gesloten.
Singapoera, 39 Juni '76.
«Morgen ochtend gaat de stoomer naar Batavia. Ik wil u nog even de laatste impressies van mijne engelsch-indische reis meêdeelen.
»Wat die betreft, is het jammer dat ik gisteren naar den radja van Djohor ben geweest, want doordien er ook Engelsch gezelschap was, werden we meegesleept tusschen één en drie ure, in open wagentjes, om naar een stoomzagerij, een houten spoorweg en een paar tijgers te gaan zien en brengt dat weer de stijfhoofdigheid waarmee de Engelschen tegen 't klimaat ingaan, me bizonder voor den geest.
»Op mijne reis tusschen Calcutta en Singapoera had ik
78
anders zoo uiterst gelukkige indrukken gekregen, die ik hoop te bewaren als mijn afscheid aan Britsch-indië.
»Op de boot vond ik zekeren heer Forbes, resident in Assam: hij ging over Amerika naar Engeland. Na vier dagen heele en halve zeeziekte stoomden we een rivier op en lieten 't anker vallen voor Rangoen in Burmah.
»Nog geen zes passen hadden we gedaan of we riepen uit: «wat een pleizierig volk, wat een vrije, opene gezichten!quot; en, van de vrouwen, «wat een lieve zachte uitdrukking en welk een vrolijk gekleurde en passende kleederdracht.quot; Ons geluk bracht ons dadelijk naar de bazaar: ons geluk, want op de markt leeft de Burmees. Van afzonderlijke winkels houdt hij niet, maar 's morgens vroeg trekt hij naar gebouwen, zoo groot als een europeesch internationaal expositie-paleis en met koopen en verkoopen, praten en ook wel eens liggen en slapen brengt hij zijn dag door. Ik spreek hier van hij's, maar voor 't meerendeel zijn het zij's, van allerliefste kindertjes omringd.
»Onze eerste stappen waren naar den bazaar geweest, na 't déjeuner trokken we al weder spoedig daarheen. Forbes en ik wezen elkaar de produkten die ons bekend waren, want menige vrucht van Java, en zelfs op Java en Sumatra gemaakte kleedjes, ontmoet men hier reeds. In een der kramen had Forbes een man van Bengalen gevonden, met wien hij in druk gesprek was geraakt. Maar het was in 't Hindostani en daar ik er geen woord van begreep, hield ik mij bezig met de naaste kraam. Daar zaten twee allerliefste Burmeesche meisjes, wie ik een sigaar aanbood, — alle vrouwen rooken hier, — en daar was een kindje, zoo vrolijk en aardig en onbevangen, dat ik er dadelijk wat speelgoed voor kocht. De Bengalees bood aan ons rond te brengen en alle bijzonderheden te toonen, maar 't was weer etensuur geworden,
79
zoodat we den volgenden dag de rondte maakten. Hij wilde ons ook de goud- en zilversmeden laten zien en dat bracht ons op de open straat, waar we op eens door een zware regenbui werden overvallen. De man nam ons dadelijk in zijn huis om te schuilen. Reeds vond Forbes het alleraardigst om zoo in het huis van een inlander rond te wandelen, maar hoe steeg onze verwondering toen we daar een van die mooie meisjes van den vorigen dag zagen en 't kindje op mij afkwam en zijn handje uitstak, zoo vriendelijk als het in Europa dikwijls niet gebeurt. Het meisje was de mama van 't kindje en de vrouw van den Bengalees, die, zooals u ziet, niet in 't dwaze had volhard, maar de goede gewoonten van de Burmeezen volgde.
))Te Moelmain was liet 't zelfde. Alleen kwam het, door overvloedige regens, heerlijk verfrischte groen van Burmah daar nog mooier uit. Dat was balsem voor het oog na die dorre» verschroeiende vlakte en kale en door een helsche zon gloeiend gestoofde rotsen van Indie. Maar nog meer waren die open gezichten, die vrije beweging, dat vertrouwend oog balsem voor 't hart, na een vol jaar verblijf onder volken, bij wie alle sympathie is opgedroogd, — onder twee honderd mil-lioen wezens die elkander haten!
sHet engelsche daraesneusje dat ik in Rangoen zag optrekken onder een: »ik ben nooit op de bazaar geweestquot;, verban ik uit mijn gedachte en alleen zal ik mij herinneren die andere dame, de vrouw van den resident van Moelmain, wier eerste woorden waren: «Wat zegt ge van Burmah; vindt gij 'tniet een allerinnemendst volk, met die open en vroolijke gezichten, — vindt gij het niet een prachtig land? Ik ben een echte Burmees!quot;
»Neen, zij was eene nog warme Europeesche.
«Forbes zwoer dat hij naar Burmah zou overtrekken en
80
dat hij het doode Bengalen niet meer verdragen kon en ik moest bekennen dat de zonneschijn nog vroolijker speelt in de trekken der Burmeezen dan in die der Javanen, — maar ik gun den Engelschen dien éénigen lichtstraal in hun onmetelijke duisternis.quot;
Behalve ten behoeve der landrente-zaak is de aanwezigheid van v. H. in Engelsch-indie ook benut voor het doen van onderzoekingen naar een tweetal aangelegenheden, die met het hoofddoel zijner zending in niet 't minste verband stonden.
Bij missive van den le:: gouv.-sekretaris van '17 November 4874 is hem namelijk opgedragen geworden het verzamelen van inlichtingen, ten behoeve van den ingenieur Cluysenaer, ten aanzien van den aanleg en de exploitatie der britsch-indische smalspoorwegen. liet is mij onbekend op welke wijs aan deze opdracht is voldaan. Alleen heeft de heer Cluyse-naer mij op mijn verzoek medegedeeld, dat hij voor zich van de indische regeering de opgaven niet heeft ontvangen voor welker verzameling hij in dei' tijd hare tusschenkomst had ingeroepen.
Eindelijk is, ingevolge ministrieel schrijven van 6 Mei 4874, een onderzoek gelast naar de emigratie uit Britsch-indie naar Suriname, waaraan voldaa : is door de indiening van een rapport op den 47en Juni 4876.
De welwillende lezer zal bemerkt hebben, dat de gegevens voor het laatste gedeelte der reis hoe langer zoo schraler worden. Vrij volledige berichten vinden we alleen voor de zeven eerste maanden van het Jaar 4875; voor het daaropvolgend jaar ontbreken ze nagenoeg geheel.
Inderdaad, toen v. H. nog maar twee maanden in India was, reeds in het begin van April 1875, had hij, blijkens een aanteekening in zijn dagboek, te worstelen met koorts. Uit korte aanteekening en in zijn maand-rapport blijkt, dat hij voortdurend aan koortsen leed in de maanden Augustus, September en Oktober 1875. Onheilspellend is de aanteekening , eveneeens van vroegen datum, April 1875: »de laatste dagen in Bombay onafgebroken gewerkt aan achterstallige korrespondentie. Den laatsten dag volkomen duizelig.quot; Reeds vroeg, waarschijnlijk, hebben zich de kiemen der ziekte vertoond, die, in den aanvang zeer weinig, later in toenemende mate, v. H. ongeschikt gemaakt heeft voor zijn werk. Zij heeft, gelijk bekend is, hem verhinderd het eind-rapport over zijne zending uit te brengen. En zoo is het te verklaren, hoe reeds sedert ongeveer Augustus 1875 v. H. zóó ziek is geweest dat hij, ja, nog kon reizen en, wat men noemt, loopend werk kon afdoen, maar dat hij, elke inspanning des geestes vermijdende, uit dien laatsten tijd zoo weinig heeft nagelaten.
Wie het meest bij van Hogendorp's ziekte en daarop gevolgd sterven geleden hebben zijn »de Javaantjes.quot; — Had het hem gegeven mogen zijn zijn eind-rapport over de landrente-regelingen in Bombay af te maken, had v. H. de indische regeering later kunnen aanwijzen wat op Java veilig kon nagevolgd worden en wat niet, — misschien, misschien zou zij reeds vóór 1878 met een regeling voor den dag zijn gekomen die de schande verbonden aan die van staatsblad 1872 no. 66 zou hebben uitgewischt, en die, — wat meer zegt, — aan den landbouwer op Java de gelegenheid zou hebben gelaten van zijn pover inkomen iets over te houden.
Zoolang daarop geen uitzicht is. blijft de javasche maat-
82
schappij stationnair of, — men denke aan Bantam van 4880, — ze gaat achteruit.
Het is een uitzondering wanneer niet een schrijver, tijd en werk gevende aan eene zaak, daarvoor een voorliefde gaat gevoelen die het gewone publiek niet in die mate met hem deelt. Zoo is het mogelijk dat ik, voor mij, de waarde van v. H's brieven en aanteekeningen overschat. Wellicht is er evenwel een enkele wien iedere opmerking, die met de landrentezaak in Engelsch-indië in verband staatbelangrijk voorkomt. Wellicht zijn er meerderen, die nader met v. H. kennis makende, sympathie voor hem zijn gaan gevoelen.
Mag wat ik schreef hebben bijgebracht ter betere waardering van het leven en streven van een Nederlander, die, vergeten onder vreemden, heeft geleden en gestreden ter wille van een denkbeeld, dan zal ik voor de moeite aan het bijeenbrengen dezer bladen besteed mij ruim beloond achten.
Delft, Augustus 18S1.