DOOR
DE ONTWIKKELING DER
PSYCHOMOTORISCHE FUNCTIES
BIJ SCHOOLKINDEREN
A. VAN DONGEN
BIQLIOTHKfiK DER
RK'K'^UNlV^R.^iTElT
U T R t O ;!
SCHIPPER ^ HILVERSUM-MCMXXXII
i4
de ontwikkeling der
psychomotorische functies
bij schoolkinderen
«
* »
i «t
. ....
-ocr page 7-DE ONTWIKKELING DER
PSYCHOMOTORISCHE FUNCTIES
BIJ SCHOOLKINDEREN
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING
VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN
DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT. OP
GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNI.-
FICUS. DR. C. G. N. DE VOOYS.
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT
DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE.
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SE-
NAAT DER UNIVERSITEIT, IN HET
OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP
DINSDAG 25 OCTOBER 1932. DES
NAMIDDAGS TE 4 UUR. DOOR
ARTS
geboren TE 'S-GRAVENHAGE
SCHIPPER. NEUWEG 32. HILVERSUM
ßlBLiOTH^^EK DZR
RIJKSUNiVERJITtiT
U T fê E r H T.
Aan miin Ouders
*
Aan mijn Vrouw
-ocr page 10-tiet is mij een behoefte en tevens een plicht, bij de beëindiging
van dit proefschrift. U. Hoogleeraren en Docenten der
Rijks-Universiteit te Leiden mijn dank te betuigen voor het genoten
onderwijs.
Die dank wordt grooter. naarmate men in eigen praktijk de
tvaarde van die lessen heeft leeren kennen als richtsnoer voor
denken en handelen.
Dat Gij, Professor Bouman, terstond bereid waart als
mijn Promotor op te treden, vervult mij met gevoelens van oprechte
erkentelijkheid.
Hooggeachte, Hooggeleerde Roels, gij hebt mij door zeer
veel aan U verplicht. Gij waart mijn gids door het mij onbekende
terrein en gij deedt mij oog krijgen voor de schoonheid van het
landschap. Uw veelvuldige voorlichting, bovenal de wijze waarop
deze werd gegeven, zal ik steeds in dankbare herinnering houden.
Zeergeleerde De J ong h, ik beschouw het als een voorrecht
onder Uw dagelijksche leiding als hulpgeneesheer in de Gemeente-
Ziekenhuizen van 's-Gravenhage werkzaam te zijn geweest.
Gaarne gedenk ik op deze plaats ook de prettige verhoudingen
en de aangename samenwerking, die ik, gedurende de jaren, dat ik
de algemeene praktijk uitoefende, mocht hebben met U, leden van
de kring „d e V e c h t ö O.quot; en met U, omwonende specialisten,
in het bijzonder met U. Zeergeleerde Schouten.
Edelachtbare Heer B a k k e r. lA: stel het zeer op prijs, dat U. als
Wethouder van Onderwijs, mij heeft willen toestaan, deze studie
ter hand te nemen.
«i«--nbsp;.B«■»UO0quot;■ .iO-.-iiS©'-quot;:
SB- ,nbsp;■ ÎRnbsp;■ •nbsp;* - . ...
• quot;3c • '■ ■
• quot; |
- | |
. '.' Viquot; | ||
àâ | ||
■ - , | ||
« |
Bij de uitvoering zijn velen mij behulpzaam geweest Aan allen
dankl Ik dank speciaal U, Zeer Geachte Mejuffrouw T e r 1 u i n
en U, Zeer Geachte Heet Koops. voor de mij verkende
assistentie.
Ook ü. Directrice van de Gooische Huishoudschool, cn U,
Directeur en Leeraren van de Ambachtsschool mijn dank voor dt
verleende gastvrijheid en hulp.
■ .nbsp;_nbsp;quot; HS
■. ' ' ^
-ocr page 15-Inleiding........blz. 1
Historisch Overzicht.....blz. 7
Hfdst. I Beschrijving van het gebruikte materiaal .nbsp;blz. 20
„ II ( Gang van het Onderzoek ....nbsp;blz. 26
( Kritiek op materiaal en methoden
„ III Verkregen gegevens.....blz. 32
„ IV Beschouwingen......blz. 39
Conclusies.......blz. 72
Overzicht geraadpleegde literatuur. . .nbsp;blz. 75
-ocr page 16- -ocr page 17-INLEIDING.
Bij het onderzoek van achterlijken en van candidaten voor de
beroepskeuze, misschien hier en daar voor de onderkenning van
begaaWen. zal de schoolarts naast de diagnostiek van somatische
afwijkingen, de psychognostiek niet kunnen missen. En zeker niet
indien het geneeskundig toezicht zich ook zou moeten uitstrekken
over inrichtingen van middelbaar onderwijs.
Terwijl men nu voor het onderzoek naar de algemeene intelligen-
tie van schoolkinderen zich van psychologisch-paedagogische en
ook medische zijde beijverd heeft, de door Bintt en Simon in 1908/11
gegeven waardemeters te vervolmaken en in alle landen de besten
daaraan hun krachten hebben gewijd (in Amerika: Ter/nan. Italië:
irei;cs en Sa///o«/. Engeland: Butt, België: Dccro/y, Dcgand,
Japan: Kubo, Zweden: Jaederholm, Duitschland: Bobertag, Stern.
^witserland: Clapatède en ten onzent Wiersma, Rocls en y. d.
P^k (39). treft men in de overtalrijke publicaties i) maar weinig
onderzoekingen aan. die meer speciaal de motorische bekwaamheid
van het individu trachten te bepalen. En bij neurologisch onderzoek
worden wel de grovere afwijkingen van de normale functie van het
bewegingsapparaat aangeteekend: spiertonus. verlammings- cn prik-
Kclmgsverschijnselen. t.w. trcmoren. paresen en paralyscn. pro-
cn retropulsie. chorcatischc cn athetotische bewegingen. Stupor cn
aergi.. maar de fijnere motorische impulsen, zich uitend in houding
hrn?r?' quot;fklankexpressiequot;, plegen slechts ge-
bruikt te worden in het leekenoordeel. dat dc mensch zich nu een-
inani aanmatigt over elk ander menschelijk wezen, dat hij ontmoet.
cl^r A ?nbsp;gebrekkige arti-
culatie cn dergl. meer. het stempel van intellectueele minderwaar-
') In Nederland o.a. dc dissertaties van Bcukcma cn Nuljsink.
-ocr page 18-digheid geven. Toch laten ook wetenschappelijke onderzoekers de
gedachte niet varen, dat de ontwikkeling, die de motorische be-
kwaamheid van het individu heeft bereikt, in verband staat met diens
geestelijke capaciteiten.
Nog onlangs begon een artikel in dc „Psychological Reviewquot;
met de volgende oprrierking: ,,Some causal relationship between
mental activity and the muscular processes has been urged through
various periods of changing psychologic thought.quot; (15)
Hoe meer variatie in het gebruik van de willekeurige spieren kan
worden gebracht, des te hooger graad van ontwikkeling moet — in
motorisch opzicht — onze persoonlijkheid hebben bereikt. Immers,
naar mate de bewegingen gedifferentieerder zijn, zijn de tusschen
dc gangliëncellen gevormde associaties talrijker.
Hoe vlugger, hoe nauwkeuriger, hoe accurater, hoe meer ge-
controleerd. kortom, hoe beter gedoseerd onze bewegingen uit-
vallen. hoe meer ook het efferente moment van onze persoonlijkheid
zal zijn geaccentueerd.
Bolton zegt het heel plastisch: „Every new movement acquired,
adds a new piece of furniture to the mental householdquot; (8) en men
behoeft slechts toeschouwer te zijn bij het uitgaan van een school
voor buitengewoon onderwijs en de kinderen zich zien aankleeden,
om getroffen te worden door de langzaamheid cn dc ongecoördi-
neerdheid van hun bewegingen. De geestelijke achterstand pleegt
alzoo vergezeld te gaan van cen deficit van spiergebruik. 2)
2) Ter Illustratie ccn enkel geval. Ik ontleen dit voorbeeld aan het door de
klasseonderwijzcrs bijgehouden paedagoglsch register van dc school voor b. I. o.
te Hilversum:
tabel 118. G. B. F.......
Mrt. '24. Geertje is cen goedig, gehoorzaam cn beleefd meisje.
Netjes van aard, met bijzondere zorg voor haar eigendommen. Zc is
voor haar leeftijd flink van stuk, doch verbazend houterig in haar be-
wegingen. wat vooral bij het gymnastick-onderwljs naar voren komt. Zij
heeft haar spieren nict best In haar macht, naar het schijnt, zoo min bij
het spreken als bij handenarbeid, schrijven of tcekenen.
Zenuwachtig als zc is, kan zij soms nict uit haar woorden komen. Vaak
heeft zij den mond open cn loopt het speeksel haar langs de kin.
Geertje doet goed haar best. rekenen gaat vrij aardig, lezen tamelijk,
maar, zooals hier boven al is aangehaald, is het met haar schrijven cn
teekenen treurig gesteld, cn hoort zij ook met handenarbeid tot dc minste.
Zij ziet niet best en draagt een bril.
Mei '25. Geertje is wel vooruit gegaan, maar door het niet of het ver-
keerd functioneeren van haar armspieren, rijn haar bewegingen nog hou-
terig en gaat alles met schokken gepaard. Zc is daardoor niet in staat
iets goed te sturen, zoodat schrijven en alles wat met haar handen ge-
beuren moet en richting vordert, weinig goeds oplevert.
Mei '28. Van Geertje is niet veel nieuws te vertellen. Ze is met haar
klasse meegegaan, omdat ze zoo schrikbarend groot is geworden. Lezen
is het eenigste, dat ze kan. Met rekenen kan zc niet over hct tiental
heenkomen, 't Schrijven is niet tc ontcijferen. Breien is wat vooruit-
gegaan.
Jan. '30. Ze kan nu rekenen tot 20. Maar vooral aftrekkingen als
20 — 12 maakt ze nog geregeld fout. Hct komt mi) voor, dat ze door
haar .«Jechtc oogen geen gctalsvoorsteliing krijgt, vandaar dat zc nog
aldoor van kruisjes of voorwerpen gebruik maakt...... Zeker ccn poovcr
resultaat van zooveel jaren. Zc hccU mcf recht twee linkschc handen en
maakt dan ook een treurig figuur in dc klas.
Aug. '30. In dc keuken mag zc graag helpen cn weel prccics waar
alles staat cn staan moet. Ook thuis helpt zc mcc tafeldekken cn Moeder
Iaat haar kleertjes voor dc pop breien. Ook heeft zc geleerd met zeer veel
moeite om ccn eenvoudig werkje tc haken.
Geertje volgt nog steeds dc lessen van hct sprcckonderwljs, maar dc
Icerarcs sprak van ecn wanhopig geval.
Juli 31. Zc is nu bijna 16 jaar, maar haar moeder wil haar nog graag
op school laten.
Juli '32. Ofschoon Geertje nu al zooveel jaren de school trouw bezoekt
cn zc al bijna 17 jaar Is, staat haar ontwikkeling nog op zeer lagen trap.
Vorderingen maakt zc niet, cnz.
Uit dc aantcckcningen, dic dc schoolarts in den loop der jaren ovcr dczc
leerling maakte, deel Ik mede, dat cr ecn sterke myopie bestaat, waardoor op
hct beste oog dc visus y^ bedraagt, terwijl hct R. oog zonder succes is ge-
opereerd cn verder dat hct IIc middelhandsbeentje beiderzijds erg lang Is, zoodat
de wijsvingers voor dc middelvingers uitsteken, maar overigens worden geen
pcriphcrc afwijkingen van belang aangegeven, met name worden geen afwijkin-
gen vastgesteld, waaraan hct „niet of verkeerd functlonccrcn van dc armspierenquot;
zou kunnen worden tocgcschrcvcn.
In geen enkele anamnese ontbreekt dc vraag, wanneer hct kind
ging staan of loopen, begon te spreken en meester werd ovcr dc
verrichting van blaas en rectum. Dc kinderarts neemt dus aan. dat
vertraging in de ontwikkeling van deze motorische functies hem
iets leert over den geestelijken toestand.
Uit dc ongecoördineerde eerste uitingen van den bcwcgingsdrang
-ocr page 20-van den neonatus (en als men wil reeds van het kind in utero),
groeien door oefening en gegeven voorbeeld de doelbewuste be-
wegingen. Wel wordt het doel aanvankelijk bereikt met een over-
maat van daarvoor noodige energie en neemt het geheele lichaam
deel aan de actie, maar weldra leert het kind het gebruik van hulp-
krachten ter zijde stellen en kan het het hoofd oprichten of zelfs
gaan zitten zonder op de tong te behoeven bijten van inspanning.
't Is door deze bewegingen, dat het contact met de buitenwereld
ontstaat: het kind verwerft kennis omtrent zijn eigen lichaam; het
ontdekt de ruimte rondom hem en leert gaandeweg van een diffusen
achtergrond voorwerpen differentieeren. Een schat van ervaringen
raakt verdisconteerd in zijn bewegingsmogelijkheden. „Le mouve-
ment est un des facteurs indispensables au développement de l'in-
telhgencequot;. aldus Alice Descoeudres. Ook Dubois-Reymond zei
reeds: „L'exercise du corps n'est seulement, comme les observateurs
superficiels le croient à tort, un exercise des muscles, mais il est
autant et plus même un exercise de la substance grise du système
nerveuxquot;.
In een binnenkort tc publicccren verhandeling i) over de biolo-
gische beteekenis van de motorische functies voor de ontwikkeling
van het gedrag van mensch en dier beschrijft prof. Roels. hoe een
volwassene waarneemt, zich iets voorstelt of denkt, om zoo te
zeggen met zijn handen in den zak. „But that a normal child, not
handicapped in its sensory and motor functions, should bc able
to manage with its hands in its pockets is unimaginable.quot;
Inderdaad, een scheepsbouwkundig ingenieur zal verreweg dc
meeste problemen van een nieuw tc bouwen schip overwonnen
hebben, noch eer er één nagel is geklonken, maar een jongen weet
pas. hoe zijn nieuwe locomotiefje gaat. nadat hij de veer eruit ge-
peuterd heeft. In deze zelfde monografie haalt Roels ook het door
A. Gesell in diens Infancy and human growthquot; beschreven geval
aan van het ongelukkige jongetje, dat — ongetwijfeld lijdende aan
de ziekte van Little, de ..Athetose double ' — op zijn 7e jaar mo-
torisch een wrak was. doch in geestelijk opzicht boven zijn jaar-
genootjes uitstak.
./.lnbsp;quot;Mededeelingen uit het Psych. Lab. der Rijks Univer-
siteit tc Utrecht Dl. VII.
-ocr page 21-Het moge dus waar zijn. dat een normaal kind de beschikking
moet hebben over het bewegingsapparaat voor zijn normale geeste-
lijke ontwikkeling. absoluut noodzakelijk is het blijkbaar nog niet.
Maar kennen we in de natuur niet vele voorbeelden van aan-
passing?
Na exstirpatie van een nier komt de andere tot hypertrofie;
bekend is het fijne gehoor van vele blinden. Het geval van Gesell
IS een mooi voorbeeld van een dergelijke compensatie, maar be-
wijst mets tegen de geuite meening over het vitale belang van spier-
gebruik voor het bereiken van een normale intelligentie.
Het haar dit jaar verleende eere-doctoraat accentueert nog eens
de capaciteiten van Helen Keiler, van de vrouw. dic. naar men
weet. op jarigen leeftijd door ziekte beroofd werd van het
gehoor en van het gezichtsvermogen. Daar zij dus nu ook hct
spreken met leerde, had zij voor haar ontwikkeling slechts dc be-
scl^king over taktiel-motorische ervaringen.
vitl'Ll geschiedenis kent (20) twijfelt niet langer aan het
nL ®nbsp;motorische functies in den ontwikkelingsgang.
rnZtlf tTv^quot;^nbsp;^^^^nbsp;en van even funda-
keC lnbsp;noodige zullen het eerst tot ontwik-
betnornk^ R 'nbsp;^^nbsp;^^^ hun be-
nei edi^f.nbsp;volwassene zal dc motoriek in al haar
1 h7rnbsp;ontplooien zijn gekomen. Het deel
ten oeen nS . quot;nbsp;geanalyseerd, zal in al zijn componcn-
ten^een gel.jke trap van ontwikkeling hebben bereikt.
het zeeril u-nbsp;^^ bewegingen van
inl^aLn T 1nbsp;van de kracht der
rZ^Zf:nbsp;spiergroepen, de uitdrukking van
uifin^»^ rjaendenbsp;mtellectualiseering van de motorische levens-
(IpTpa) o^ d?quot;;nbsp;fl^fl^ena gepubliceerd heef.
Wijze de or„avotbr i1™quot;
tijdperk Hil wnlr 'nbsp;Wnder-
rdoor de 1nbsp;b^w'gingen mogeliik
halTni h'Xe Xr'lnbsp;S-ich.en'He.
staat juist door H ,nbsp;k''=quot;lquot;jaren vertoont, ont-
mërcen f tnbsp;. quot;quot;quot; Sewrichtsbanden. gepaard gaande
met een ,„d,g en goed afgepast gebruik der antagonist. De over-
-ocr page 22-maat van bewegingen, die de eerste kinderjaren kenmerkt, neemt ge-
durende de eerste schooljaren geleidelijk af, en in mimiek en ge-
baren komt het reeds dan tot een vorming van eigen persoonlijkheid.
Een blijvende vorm hebben deze nieuwe uitingen echter nog niet
gevonden, want in de puberteit ondergaat de motoriek opnieuw
sterke veranderingen. Ook nu geschiedt de beweging met meer
energie dan wel noodig is. Jongens en meisjes laten al hct moge-
hjke uit hun handen vallen; ze schrikken van hun eigen schreeuwen,
want door de bovenmatige innervatieprikkels klinkt de stem harder
dan bedoeld is. Ze willen een kopje goed vasthouden, maar knijpen
het stuk: ze struikelen over de eigen voeten en zoo meer.
„Aus dieser Krise der Motorik geht dann allmählich, bei der
Jungfrau schneller als beim Jüngling und bei letzterem unter allerlei
gelegentlichen Rückschlägen, die neue endgültige Bewegungsgestalt
des Erwachsenen hervor.quot; i)
Hoewel elke analyse van een complete levensuiting, en dus ook
van een beweging, haar bezwaren meebrengt en bovendien niet alle
componenten, waaruit een beweging is samengesteld even gemak-
kelijk voor het experiment toegankelijk zijn, hebben we in achter-
staande studie getracht langs motometrischen en motografischen
weg een inzicht te krijgen zoowel in de algemeene handigheid en
de algemeene volharding bij spierarbeid als in 'de componenten:
de precisie, de coördinatie, de kracht, de omuang van bewegingen,
alsmede het vermogen tot omschakeling en tot onmiddellijke repro-
ductie van een gegeven beweging.
Deze waarnemingen geschiedden bij kinderen van 10 tot 16 jaar.
Natuurlijk zijn deze leeftijdsgrenzen eenigszins willekeurig
gekozen. De bovengrens is met opzet zoo genomen, dat een even-
tueele invloed van de puberteit merkbaar moet zijn in onze uit-
komsten. En van de jongeren kan men zeggen, dat zij gekomen
zijn in den knutselleeftijd.
(Van het 10e jaar is immers bekend, dat daar cen keerpunt ligt,
zoowel met betrekking tot de neiging, als tot de vaardigheid tot
practisch werk, die beide sterk toenemen.) 2)
Homburger, loc. dt. pg. 667.
Kurt Böge: Eine Untersuchung über praktische Intelligenz (7).
-ocr page 23-HISTORISCH OVERZICHT.
Toen in het najaar 1930 de studie van dit onderwerp werd ter
hand genomen bestonden er — verspreid over vele buitenlandsche
periodieken — wel verschillende publicaties over de motoriek, maar
een speciale verhandeling, waarbij systematisch aandacht aan alle
componenten werd geschonken, mocht ik niet aantreffen,
De meeste mededeelingen maken deel uit van onderzoekingen op
intellectueel gebied. Eén van Binct's experimenten was b.v. deze
proef.
Kinderen moesten tot den rand gevulde glazen over cen
zekeren afstand verplaatsen. De hoeveelheid water, die ver-
loren ging, was een maatstaf voor de nauwkeurigheid,
waarmede de beweging werd verricht.
Het principe, waarop deze proef berust, vinden we later in tal
van andere experimenten terug.
Bij Miles was het een slinger met een wateruitvoer en de
pp. kregen de opdracht, het uitstroomende water op te
vangen.
Maria Schorn liet haar p.p. erwten schudden vanuit een half
gevuld bekerglas in reageerbuisjes, en de precisie van deze
beweging werd gewaardeerd door ccn telling van de ge-
morste of te veel ingeschudde erwten.
Ik herhaal echter, dat zulke onderzoekingen pasten in of werden
vergeleken met andere intelligentie-tests.
Bepaalde beginselen -- zooals wij die in onze inleiding hebben
ontvouwd — lagen aan deze proeven niet ten grondslag. Zij be-
oogden slechts te onderzoeken of de pp. de middelen, waarover hij
beschikt, weet aan te passen bij het doel. dat moet worden bereikt:
ter beoordceling dus van practische intelligentie.
Eerst in 1923 publiceert Oseretzky (in het Russisch) cen zuiver
-ocr page 24-'s
motorische schaal van bekwaamheden, geheel met de bedoeling,
een inzicht te krijgen in de motorische vaardigheden van betrekke-
lijk jonge kinderen. Wanneer men daarin leest, dat een 4-jarig kind
met beide beenen tegelijk van den grond moet kunnen springen
(dadelijk zal ik meer voorbeelden geven) dient men zich wel te
realiseeren. wat men nu eigenlijk aan het onderzoeken is. Maar
geldt datzelfde ook niet bij het gangbare intelligentie-onderzoek?
Als we aan dezelfde kinderen de vraag voorieggen: ..Ben je een
jongetje of een meisje?quot;, dan is het er ons om te doen. te zien of
het woordbegrip aanwezig is. En zoo kunnen we bij al onze verdere
vragen in het onderzoek vlgs. Binet—Simon ons telkens afvragen,
wat nu wel de beteekenis is der test.
Doen we datzelfde nu ook bij onze motorische proeven, dan treft
ons daarin een groote overeenstemming.
De voorbeelden, die ik kan geven van deze eerste publicatie van
Oseretzky. ontleen ik aan de vertaling daarvan door de leerlingen
uit de school van Clapacède, die deze experimenten hebben na-
gevolgd.
Enkele voorbeelden uit de testschaal van
Oseretzky—Gourewitch:
Een kind van 4 jaar: 1. Hinken over een afstand van 2 Meter.
2.nbsp;Trappen loopen. zonder de leuning vast
te houden en met slechts één voet op elke
trede.
3.nbsp;Op dezelfde wijze de trap af loopen.
4.nbsp;Met twee beenen tegelijk van den grond
springen (minstens 3 sprongen; hoogte of
snelheid blijft buiten beschouwing.)
Op 5 jaar: moet men zich kunnen aankleeden: broek met bretels
vastknoopen. schoenen dichtrijgen. (binnen 3 minu-
ten.)
Binnen 20 sec. een pen in een penhouder steken. In
30 sec. een slot openen en sluiten.
Op 6 jaar: (ik neem hier en daar maar een greep) 17 cm. hoog-
springen met een aanloop van 70 cm. Met den rech-
terhand een bal vangen die over 70 cm. afstand wordt
toegeworpen.
Op 7 jaar: een punt aan een potlood slijpen; met gesloten oogen
den top van den neus met den wijsvinger raken.
Op 8 jaar: twee meter wandelen binnen 20 sec. zonder dat een
lucifersdoosje, dat op den blooten rechtervoet is ge-
legd, eraf valt.
Op 9 jaar: een draad in een naald steken.
Op 12 jaar: bokje-springen.
Op 14 jaar: op de handen staan, hakken tegen den muur ge-
steund. (gedurende 15 sec.).
De meest van Fransche zijde (Merkin: Kemal) — geuite kritie-
ken waren mede aanleiding tot een verbeterde uitgave in 1926.
Ueze in het „Zeitschr. f. Kinderforschungquot; (31) verschenen ..Me-
trische Stufenleiter für die motorische Begabungquot; kenmerkte zich
proevrquot; ^^^^^^nbsp;nauwkeuriger omschrijving der
Toch waren er ook nu nog allerlei omstandigheden, die dc be-
rckenmg van een „âge moteurquot; in den weg stonden. Nog afgezien
functiesnbsp;onderzoek betrekking had op allerlei complexe
Er was weinig of niet geprofiteerd van de ervaringen opgedaan
Zoo Knbsp;de intelligentie-schaal volgens Binet-Simon.
Devatte de reeks voor de verschillende leeftijden geen vast
aamal proeven, (c.f. de Stanford-Revision).
hPtnbsp;rekening gehouden met het sexe-verschil. noch met
men Litnbsp;^^^
twV^^^ 9-jarige ..winkeliersquot; om van een gulden
za^dnbsp;voor twintig centen is gekocht,
a oor een kind, dat voor zijn moeder wel eens bood-
schappen mag doen. wat gemakkelijker te beantwoorden
heden quot;nbsp;jaargenootje in andere gezinsomstandig-
ló
Als schoolarts zie ik, dat de zesjarige „eenigequot; kinderen, die
aan de hand van hun moeder mijn spreekkamer binnen-
wandelen, nooit zelf hun schoenen uittrekken. Allicht zou-
den deze kinderen de genoemde kleedingtest er minder
goed afbrengen.
Nogmaals geheel omgewerkt verscheen in 1931 een test-serie in
zijn „Psychomotorikquot;. i)
Voor iederen leeftijd zijn nu een zestal proeven beschreven. Bo-
vendien hebben in deze uitgave de 10-jarigen een afzonderlijke
reeks gekregen, terwijl er vanaf het negende jaar aparte proeven
voor jongens en voor meisjes zijn. Maar de grootste wijziging ligt
toch hierin, dat ieder van de zes vragen bedoeld te zijn een onder-
zoek naar een bepaalden bewegingscomponent.
Van alle jaarklassen is de eerste proef bestemd voor het onder-
zoek der statische coördinatie, de tweede voor de dynamische
coördinatie der handen, de derde als No. 2, maar dan voor het
geheele lichaam, de vierde voor de snelheid van beweging, de vijfde
voor de gelijktijdige beweging en No. 6 voor de precisie in de
uitvoering.
Dit onderzoek gaat dus van beginselen uit, die ook de onze
waren bij het ondernemen van deze studie.
Om te laten zien hoe O.'s lijst er thans uitziet, geef ik het voor-
beeld van de proefreeks voor 6-jarigen.
No. 1. Met open oogen 10 seconden lang afwisselend op
rechter- en op linkerbeen staan. Staat men op het rechter-
been, dan moet het linkerbovenbeen evenwijdig aan het
rechterbeen worden gehouden en het linkeronderbeen in de
knie onder een hoek van 90° worden gebogen. Na een pauze
van 30 seconden op het andere been staan.
No. 2. Zoowel rechts als links gooiend met een gummibal
een meter verwijderd doel van 25 X 25 cm. raken.
No. 3. Zonder aanloop 20 cm. hoog springen (beide beenen
in de knie buigen; springen dus en niet stappen).
Oseretzky: Psychomotorik. (32)
-ocr page 27-No. 4. Teekenen van verticale strepen: een velletje papier
uit een schoolcahier wordt dwars gelegd en nu moet de p.p.
met de grootst mogelijke snelheid verticale strepen trekken,
tusschen de lijnen in blijvend. Duur 10 sec. Na een pauze yan
30 sec. met de linkerhand hetzelfde doen.
No. 5. Terwijl de p.p. door de kamer loopt, moet hij een
draad afwikkelen van een klos, die hij in de linkerhand
houdt, en dezen draad om den wijsvinger van de rechterhand
wikkelen. Na 15 sec. stoppen; na korte rust de klos in dc
andere hand nemen en de draad op den linkervinger
wikkelen.
No. 6. De p.p. moet afwisselend met beide handen met ccn
percussiehamer op dc tafel kloppen zonder daarbij over-
bodige bewegingen (b.v. voorhoofd fronsen) te maken.
Om niet te uitvoerig tc worden vermeld ik er maar niet bij, aan
welke eischen de verrichting moet voldoen om als geslaagd tc
worden beschouwd. Wel deel ik dc wijze van uitkomst-berekening
mede. Iedere goed uitgevoerde proef telt voor twee maanden; ccn
H plus telt voor één maand. De som van alle punten geeft den
motorischcn leeftijd aan.
t Is mij niet bekend of de vergelijking met de intelligentie-be-
palingen zoo ver wordt doorgevoerd, dat men ook spreekt van een
motorisch quotient, verkregen door den gevonden „âge moteurquot; tc
deelen door den wcrkclijken leeftijd.
Wel spreekt men van een motorisch infantilisme resp. motorische
idiotie naar gelang het onderzoek een achterstand van 1 of 2 dan
wel een van 3 tot 5 jaar uitwijst. i )
Reeds in de kritiek op de eerste uitgave is gewezen op dc wcn-
schelijkheid om te onderzoeken, wât op rekening van aanleg en wât
op rekening van ontwikkeling moest worden gebracht. Toe-
gegeven moet worden, dat dc tests van Oseretzky zich goed
leenden voor klassikaal onderzoek en uitgevoerd konden worden
met een minimum aan hulpmiddelen.
Th. Heller: Ueber motorische Rückstiindlgkcitcn bei Kindern. Ztschr. f
Kinderforsch. 30. p. 1-—10.
Het moet echter ondoenlijk worden geacht, om een onderzoek
naar de grootte van de spierkracht in te stellen zonder gebruik van
instrumenten.
In een vooronderzoek, waarover in Hfdst. II sprake is,
hebben we bij jonge kinderen getracht hun spierkracht té
„metenquot; door hen. met naar voren gestrekte armen, telkens
van de hand een vuist te laten maken, net zoo lang tot door
vermoeidheid de proefpersoon het opgaf.
Het tempo was niet voorgeschreven. We telden het aantal
malen, dat de hand geopend en gesloten werd. De verkre-
gen uitkomst gold als maat voor de beschikbare energie. Er
doen zich echter hierbij zooveel factoren van psychischen
aard voor. dat we deze methode van onderzoek al spoedig
verlaten hebben.
Alle andere onderzoekers, die ik hieronder in bonte volgorde
vermeld, hebben dan ook bij hun motorische proeven gebruik ge-
maakt van instrumenteele bepalingen. Het is verdrietig hierbij tc
moeten opmerken, hoe in den loop van ruim 40 jaar ieder onder-
zoeker daarbij weer met een eigen toestel kwam. dat dan ook vaak
weer een anderen naam droeg. In elk geval vroegen deze appara-
ten van den experimentator, behalve de uitvinding, veel geduld
voor de technische verbeteringen en vooral voor de ijking. Niet
alleen, dat zoodoende ieder proefleider tijdroovend en ten deele on-
vruchtbaar werk moest verrichten, doch het is ook voor den lateren
onderzoeker moeilijk, de resultaten te vergelijken en uit de veelheid
van methoden er een te kiezen ter navolging.
Bovendien beschrijft de eene proefleider de gang van zijn proef-
nemingen heel wat nauwkeuriger dan de ander. Al zijn er gunstige
uitzonderingen en vermeldt een conscentieus onderzoekster soms
het merk en den vorm van het potlood, dat haar kinderen bij het
experiment gebruikt hebben, het zou weinig moeite kosten, ook
voorbeelden te geven van onvolledige aangiften.
Een der oudste mij bekende proeven wordt beschreven in een
chirurgisch tijdschrift in 1888 door Bullard en Brächet: een
..tremograaf' registreerde de onwillekeurige bewegingen die ont-
staan, ook als de p.p. geheel in rust is. De stroom van innervatie-
prikkels. die het musculeus systeem ontvangt b.v. ter bewaring van
het evenwicht, vereischt zooveel controle van ons centraal zenuw-
stelsel, dat een vermindering van opmerkzaamheid zich spoedig
moet uiten in het optreden van onwillekeurige bewegingen. „De
mooiste beweging van een soldaat is het staan in de houding na
het commando „Geeft acht!quot; quot; was dan ook een zeer terechte op-
merking van mijn militairen instructeur.
In 1892 beschrijft Jastrow zijn „automatograafquot; en in 1894
Hancock een „ataxiagraafquot;, ook al weer met het doel, de onwille-
keurige bewegingen op te teekenen. Zoo zullen twee evenwijdige
platen spiegelglas, van elkaar gescheiden door goed gedraaide en
gepolijste koperen kogels, van plaats verschuiven, indien de vingers
losjes op de bovenste plaat worden gelegd.
Latere onderzoekers o.a. Whipple, gingen de rust en vastheid
van hand na, door een metalen stift in een kleine opening te laten
houden. Langs electrischen weg werd daarbij het aantal aan-
rakingen geteld. Soortgelijke proeven als voor de bepaling van
deze statische coördinatie, geschieden, om de zekerheid en vastheid
van de arbeidende hand na te gaan. Bagley. Whipple en O. Richter
hebben hiervoor eigen instrumenten aangegeven. Richter liet ecn
gebogen staaf in dc linkerhand houden cn nu moest met de rechter-
hand een ring over die staaf gevoerd worden zonder contact tc
maken. In een telefoon werd geluisterd naar de eventueel gemaakte
fouten (36).
Schorn, Enke. Tramm, Marbe gebruikten bij hun experimenten
en door Moede aangegeven tromometer. (28) In ccn metalen
^P'^^'^Qcn, die congruente figuren vormen. Maar ter-
wij' b.v. dc hoogte van die figuren (in den vorm van lijnen,
spiralen of letters) telkens gelijk blijft, neemt dc breedte van dc
gicut in een zekere evenredigheid af.
dejquot; °P^olgende moeilijkheid worden nu met een metalen griffel
eze liguren nagetrokken, terwijl het maken van contact moet
worden vermeden.
sleur^rl ^gt;eweging kan worden nagegaan door ccn Morsc-
^^^nbsp;metalen pen ccn koperen plaat) zoo
cn h tnbsp;te laten neerdrukken (rcsp. te laten bekloppen)
^ et aantal malen, dat contact gemaakt wordt, tc rcgistrecrcn.
en heeft daartoe slechts dit instrumentarium aan ecn batterij te
H
verbinden en een electrischen teller in den stroomketen op te nemen.
Als men wil, kan deze tapping-test ook eenvoudig zoo gebeuren,
dat men gedurende een zekeren tijd met een potlood een zoo groot
mogelijk aantal keeren het papier laat aanraken: men moet dan het
aantal punten tellen.
Met hetzelfde instrumentarium kan men, door den p.p. in een
hem aangenaam tempo te laten werken, zijn rhythme en tempo van
beweging bepalen.
Het onderzoek naar de samenwerking van linker- en rechterhand
— wat vooral bij de psychotechnische keuringen aan de orde is —
geschiedt door proeven als b.v. het doorhalen of knoopen van
draadjes, het rijgen van kralen, het werken aan den draaibank-
support (klassieke Zweihandprüfer van Moede). (28)
Veelvuldig is de ergogcaaf gebruikt; vooral in het verloop van
hct arbeidsproces krijgt men langs ergografischen weg een inzicht.i)
Kellner gebruikte een „Drahtgewirrquot;, dat volgens de beschrijving
wel overeenkomst vertoont met het draadkluwen, waarover hier-
onder in onze proeven sprake is.
Onderzoekingen over het motorisch geheugen bij den mensch
zijn betrekkelijk zeldzaam; althans de mededeelingen in dc litera-
tuur zijn schaarsch. Mij zijn enkel bekend de alg. psych. onder-
zoekingen van Berger en v. Popta (33—34). Naar onze meening
kan een onderzoek naar deze eigenschap niet worden gemist in een
motorische inteUigentieschaal: Binet-Simon. en dc anderen na hen.
verzuimden ook niet hct sensorisch geheugen tc beproeven.
Een kind van 4 jaar moet 3 cijfers kunnen nazeggen; op 5 jaar
moeten het er 4 zijn. Op 7 jaar vraagt men om 5 getallen van één
cijfer na te zeggen, terwijl dc lO-jarigc een onmiddellijk geheugen
moet hebben voor 6 getallen van één cijfer.
In hct laboratorium van prof. Roels geschiedde de onderzoe-
kingen van Berger en van Popta naar het geheugen voor zinloozc
bewegingen o.a. als volgt:
De p.p. krijgt als opdracht een kaart ..van buitenquot; te leeren. In
dic kaart bevinden zich 6 rijen van 6 gaatjes, cn elk gaatje is ge-
Dr. M. A. dc Jongh: Gewennen en Oefenen Physiologisch beschouwd.
(Diss.)
-ocr page 31-nummerd van 1 tot 36. Dc nummers stonden kris cn kras door
elkaar en nu moest de p.p. met dc naald in zijn hand, in ecn reeks
opeenvolgende herhalingen, telkens de bewegingen maken, die
noodig waren om alle gaatjes in de juiste volgorde aan te prikken.
Hem werd opgedragen ze zóó in te prenten, dat hij ze zonder fout
op een blinde kaart kon reproducceren.
Aangezien de p.p. zich hierbij nog te actief gedraagt, is in latere
onderzoekingen gebruik gemaakt van een verbeterden vorm. Bij
dezen motorischen mnemometec bevindt zich de p.p. aan de eene
zijde van een groot scherm, dat aan de achterzijde in 40 quadran-
ten is verdeeld. In elk quadrant is een gloeilampje aangebracht.
Ontsteking van een dier lampjes geeft een goed omschreven licht-
vlek op het laken. De p.p. heeft nu nict anders te doen, als toet
den wijsvinger op het scherm de verbindingslijn te trekken tusschen
de elkaar opvolgende lichtplekken.
Het aantal en de volgorde der te ontsteken lampen, alsook dc
tijdsduur van hct gloeien cn van hct interval, kan worden geregeld
door het stellen van de betreffende contacten op ecn met een-
parige snelheid draaiende cylindcr.
Hct verloop van de proef is overigens weer als boven is aan-
gegeven voor de kaart met gaatjes: in een reeks opeenvolgende
herhalingen moet de p.p. dc bewegingen maken, die de „lichtwegquot;
hem voorschrijft, terwijl hem ook nu is opgedragen, dc volgorde
zóó in tc prenten, dat dc weg ook op het onverlichte veld kan
worden gereproduceerd.
De contrôle op deze reproductie geschiedt door een zich achter
het scherm bevindend proefleider, die nagaat, of dc vingcrtopschaduw
de juiste quadranten in dc juiste volgorde bezoekt.
In ons voorbereidend onderzoek voerden we den wijsvinger van
onze p.p. langs de denkbeeldige verbindingslijnen van 3 of meer
punten, of namen we hun hand. waarin zich een potlood bevond en
teekenden wc een eenvoudige rechtlijnige figuur voor. Zij waren
lt;laarbij geblinddoekt en moesten de voorgedane, resp. voorgctee-
kende figuur zoo goed mogelijk reproducceren.
In zijn „Einstellung und Umstellungquot; ontleedt Karl Marbe hct
psychisch proces van ,.hct ingesteld zijnquot; op een bepaalde gc-
beurtenis of handeling en het vermogen tot „Umstellungquot;, tot over-
schakeling, op andere bewustzijnsinhouden.
Ook zijn leerlingen. Pranzen en Zillig (57) hebben een onder-
zoek ingesteld naar de „Umstellbarheitquot;. d.i. het vermogen, bezig-
heden van welken aard dan ook. goed en vlug. te vervangen door
geheel andere handelingen. (Als voorbeeld noemt Zillig den goeden
causeur, geliefd in elk gezelschap, tegenover den saaien meneer,
die slechts één onderwerp weet te behandelen, en dat dan nog met
eindelooze. vaak woordelijke herhalingen).
In onderwijskringen kent men de practische beteekenis van dit
probleem en het is niet aan den minsten twijfel onderhevig of het
speelt ook bij de uitoefening van talrijke beroepen een gewich-
tige rol. Kunstenaars en geleerden, die zich bij één onderwerp
kunnen bepalen, zullen deze „omstelvaardigheidquot; kunnen missen.
(Marbe deelt zelfs mede. dat groote geleerden steeds „maszigé
Umstellerquot; zullen zijn) in tegenstelling bijvoorbeeld met den be-
ambte aan het inlichtingen-loket van een reisbureau.
Reeds in de eerste uitgave van 1921 vermelden Rods en van
der Spek in hun handleiding een proef, i) die geschikt is om deze
eigenschap te onderzoeken:
In ccn zinledige tekst moet cen streep door alle os cn i's
worden gehaald.
In hct eerste gedeelte krijgen de os zoo'n streepje (/)
en geschiedt de doorhaling van de i met zoo'n streepje (\)
In het tweede gedeelte juist het tegenovergestelde:
dc o krijgt dan dus een schrapje zoo (\) en de i zoo'n
streepje (/).
Ook op het gebied der motoriek kent men het verschijnsel der
instelling; met recht kan men van motorische instellingen spreken.
Laura Steffens (40) en vóór haar Muller en Schumann, hebben
hierover cxperimentcele onderzoekingen gedaan.
De p.p. moet beurtelings ccn gewicht van 600 gram cn ccn
van 2400 gram tot gelijke hoogte optillen. Als hij dit eenigen
tijd heeft gedaan, wordt hct gewicht van 2400 gram ver-
vangen door een van 800 gram. Wordt dit laatste nu op-
In dc 2e druk van hun handleiding (39) vraag 34 blz. 170.
-ocr page 33-getild nä het lichte gewicht, dan schijnt het duidelijk minder
zwaar dan het voorgaande.
Zonder de speciale vooroefening, dus onder normale om-
standigheden. zal het nooit gebeuren, dat men het gewicht
van 800 gram niet zwaarder vindt dan dat van 600 gram.
Ook Roels, in de in mijn inleiding aangehaalde monografie, ver-
wijst naar dit onderzoek, als hij het geval bespreekt van den patiënt,
die zijn geheugen had verloren tengevolge van een tumor cerebri,
die de hersenschors had verwoest.
Zelfs bij dezen patiënt was een duidelijke motorische in-
stelling te bereiken. i) Men liet ook hem gewichten heffen:
gelijktijdig met de linkerhand 2000 gram en met de rechter
700 gram. Nadat hij dit 30 keer had gedaan, werd hem .quot;ren
kleine rust gegeven, in welken tusschentijd het gewicht van
2000 gram werd vervangen door een van 700 gram, zoodat
beide handen nu evenveel moesten tillen. Aangezien de man
zijn geheugen totaal verloren had, kostte het weer evenveel
moeite als de eerste maal, om hem te beduiden, dat ook nu
van hem verlangd werd. dat hij met beide handen gelijk
gewichten moest heffen. Toen de proef werd uitgevoerd,
vloog de linkerhand met veel te groote zwaai omhoog: klaar-
blijkelijk was de innervatie-impuls te groot geweest.
Men kan dus motorisch ingesteld zijn. 2) Deze instelling kan zijn,
naar de grootte of richting der beweging: het kan ook een instelling
zijn op tempo of rhythme.
De motorische „Umstellungsfähigkeitquot; betreft het vermogen, om
plotseling of meer geleidelijk, maar toch altijd goed afgepast, van
één soort van beweging over tc gaan op ccn andere soort, van dc
eerste verschillend in tempo, rhythme, richting of doel. (Franzen
M waaruit wc! af tc leiden valt, dat dit vermogen niet gebonden is aan den
cortex cerebri, maar veeleer aan lagere centra.
■') licn overigens welbekend crvaring.'ifclt. Prof. Gorter gnf ons den raad
om bijvoeding aan borstkinderen met theelepeltjes tc doen plaatshebben. Dc
speen vnn ccn zulgflesch bevat veelal ccn tc groot gat: bij kcurc tu-s-schen borst-
voeding en dic uit de ficsch zal laat.lt;;tc geprefereerd worden: dc zuigeling kent
us een motonschc instelling, in casu op de gemakkelijkste wijze van zuigen.
Verg. de analoge ervaring van Kroh, geciteerd in Roels' monographic.
liet zijn p.p. een aantal schroeven sorteeren naar de lengte. Na
eenigen tijd moesten dezelfde schroeven plotseling in volgorde van
de dikte worden gelegd.) In onze proevenreeks hebben we een
onderzoek naar deze reversibiliteit opgenomen.
Ook hier is de analogie met het on4eu'Zoek naar qualiteiten
van sensorischen aard aanwezig: de gebruikelijke opdracht
bij Binet: ..Tel nu eens terug van 20 tot 1quot; is als zoodanig
op te vatten.
De manier waarop wij bij onze p.p. deze eigenschap hebben na-
gegaan, motiveert onze uitweiding in het historisch overzicht.
De keuze is n.l. gevallen op de ..Mirror drawingquot;. In hct teekencn
voor een spiegel hebben Engclsch-Amerikaanschc onderzoekers een
bruikbare laboratorium-methode gezien.
Gopalaswami, Dearborn. Starch. Snoddy e.a. publiceerden hier-
over. Meestal is deze wijze van onderzoek gebruikt om ccn inzicht
te krijgen in het leerproces. Ons leek het ecn goede methode om
er de vaardigheid mee tc toetsen, ccn in een bepaalde richting vast-
gelegde beweging in ccn andere richting tc doen verloopcn.
Zooals reeds boven werd opgemerkt, hebben enkele psychologen
dc uitkomsten van hun motorische proefreeksen vergeleken met dc
klasse-cijfers van den onderwijzer of met hct oordeel van den
werkmeester in de fabriek, of beter nog. met hct intelligentie-
quotiënt.
Het blijkt dan, dat er allerminst ecn duidelijk verband bestaat.
Meestal wordt ccn vcrbdnd ontkend; enkelen (Bagley (4). AtX'
tipoff (1). Burt (10) ) nemen ecn zwak negatieve correlatie aan
tusschen intelligentie en motorische vaardigheid. Tauschcr (50)
merkt echter heel terecht op, dat dit oordeel wel eens onjuist kon
blijken te zijn, doordat óf tc weinig p.p. óf tc veel geselecteerd
materiaal tot deze conclusie heeft geleid. Neemt men alleen leerlin-
gen van een school voor vakonderwijs eenerzijds cn anderzijds ccn
klasse met misschien zeer begaafde leerlingen dan kan ccn gemis
aan interesse in de intcllectucclc- resp. handvaardighcidsprocvcn.
inhibecrcnd op dc uitkomsten hebben gewerkt.
Als Homburger i) dan ook hct voorbeeld noemt van den zccr-
») lo. co.
-ocr page 35-geleerden heer. die er maar nooit in slaagt een behoorlijken knoop \
in zijn das te maken en daar tegenover plaatst het meisje, dat met
haar He jaar nog in de vijfde klas zit. maar thuis zoo handig kan
helpen zonder de borden of glazen te breken, dan werpt dat niet
de in de inleiding gegeven meening omver, dat „there is nothing
in our intellect that was not first in our musclesquot;. 2)
Muscio, die zich over dit vraagstuk ook een oordeel heeft ge-
vormd, zegt: ..For since motor tests do not correlate one another
positively to any appreciable degree, they cannot general correlate
with any other tests, and therefore not with intelhgence testsquot;.
't Is ook onze mccning. dat de In dit overzicht genoemde moto-
rische tests vaak geheel verschillende functies onderzoeken.
De keuze, die wij tenslotte uit dit historisch materiaal hebben
gemaakt tot onderzoek van dc verschillende bewcgingscomponen-
ten. zal in het eerste hoofdstuk worden beschreven, terwijl in hoofd-
stuk II dan ecn eigen kritiek op dit materiaal en op deze methode
zal worden geboden. Vooruitloopend hierop maak ik thans al hct
voorbehoud, dat met iedere proef geenszins één enkele functie wordt
getoetst cn dat ik met alle andere vorige onderzoekers aanneem, dnt
de eene of andere test slechts overwegend den eenen of
anderen gcisolccrden component bepaalt.
=») Rods, lo. co.
-ocr page 36-BESCHRIJVING VAN HET GEBRUIKTE
INSTRUMENTARIUM, i)
1.nbsp;Ter bepaling van de algemeene handigheid werd gebruik ge-
maakt van een ..draadkluwenquot;. Twintig koperen schijfjes met een
diameter van V/i cM. zijn in het midden doorboord en door deze
opening bevestigd aan een 3 mM. dik. ongeveer 75 cM. lang. in
talrijke bochten gebogen gegalvaniseerd ijzerdraad. De uiteinden
van dezen draad zijn vertikaél gebogen en op 10 cM. afstand ge-
stoken in een houten blokje.
De p.p. die plaats neemt voor dit toestelletje krijgt de opdracht:
..Breng de ringetjes één voor één. zoo vlug mogelijk. langs den draad
van uiteinde A naar het andere eind B. Je mag daarbij je twee
handen gebruiken, maar nooit mag je een nieuw ringetje van den
stapel halen, voor je het vorige hebt kunnen loslaten. Goed be-
grepen? — Doe het dan zoo vlug mogelijk!quot;
2.nbsp;De algemeene volharding bij spierarbeid werd nagegaan met
een dynamograaf. zooals deze door Charles Henry is beschreven.
Een goed gecalibreerde glazen U-buis is verticaal gemonteerd
op cen houten plank en gedeeltelijk gevuld met kwikzilver. Samen-
drukking van een gummiballon met slang doet dc kwikkolom cn
mèt deze een metalen drijver zich verplaatsen. De gummiballon heeft
cen doorsnede van 7 cM. Aan het boveneinde van den vlotter is
een draad met tegenwicht bevestigd. De draad loopt over een paar
schijfjes cn voert een schrijvertje mee. Zoodoende worden dus
schommelingen van den kwikspiegel gemakkelijk geregistreerd op
dc nummers komen overeen met die op dc foto.
-ocr page 37- -ocr page 38-een draaiende cylinder. Wij gebruikten hiervoor een kymographion
volgens Boulitte. De opdracht luidt:
quot;Als je in dezen bal knijpt gaat het kwik in de buis omhoog. Kijk
maar. — Doe het maar eens. — Nu neem je den bal tusschen duim
en wijsvinger van je rechterhand en knijp je den bal zoo sterk als je
kunt samen. Zorg dan, dat je het kwik zoolang mogelijk op de
oogte houdt waarop je het hebt geknepen. Goed begrepen? —
quot;oud het dan zoo lang mogelijk vol!
De kracht der handen werd bepaald met ecn dynamometer
volgens Charrièrc (of Collin).
^ Deze bestaat uit een ovalen, veerenden stalen ring; vormveran-
dering van dezen ring wordt overgebracht op een tandrad met een
no^^*^ ^^^^^^ quot;^iizer, die door den eersten wordt mecge-
men. blijft in den uitersten stand staan. Op een schaalvcrdeeling
^est men de aangewende kracht in kg. af. Na deze aflezing heeft
n Wijzer No. 2 naar het nulpunt terug tc brengen.
De instructie voor den dynamometer luidt;
de ^^nbsp;rechterhand neemt cn je knijpt erin. gaat
geknepen hebt. Kijk
beide ^^ ^^^ quot;quot; ^^^^nbsp;rechtop staan: houd
hanaeJ°rnbsp;^^ gestrekt naar beneden
doen u,' u ll^S'^P^quot;^ - Knijp dan zoo hard mogelijk! (Daarna
we hetzelfde met dc veer in de linkerhand.)
4 n
nageoaan quot;quot;quot;quot;quot;^^^quot;quot;dheid, waarmee de beweging geschiedt, werd
plaat (f V quot; tremometcr. Wij gebruikten hiervoor een metalen
waren vi7nbsp;geplaatst voor den p.p. In de plaat
breedte vanbsp;gleuven aangebracht, ieder 5 cM. lang. Dc
No 1 .-O j quot; gleufvormige openingen varieerde van 5 tot 1 mM.
's de wijdste. No. 5 dc smalste.
Plaat^nbsp;^^
plaat Verdnbsp;verlicht kastje met matglazen boven-
Parallel n» quot;u ^^nbsp;stroombron verbonden, waarin
«-apparaat n fnbsp;quot;quot; ^fg^^hermd lampje en ccn tcl-
• e keten werd gesloten, indien dc punt van een koperen
-ocr page 39-griffel van 18 c.M. lengte de plaat aanraakte. Dikte punt ong.
H mM.
De gegeven instructie was als volgt:
„Hier op dit instrument zie je verschillende lijnvormige openingen.
Nu moet je eens met deze naald in de openingen de figuren na-
teekenen, maar zorg ervoor, dat je de kanten niet raakt, want telkens
als je raakt, telt het voor een fout. Houd de punt van de naald
steeds goed in de open ruimte. Je mag je pols of je elleboog niet
laten rusten. Heb je dat goed begrepen? — Doe het dan zoo zorg-
vuldig mogelijk!quot;
5.nbsp;Het coördinaticvermogen werd onderzocht aan den „Zwei-
handprüfevquot;. Zooals bekend, bestaat dit toestel uit een verkleinden
support van een draaibank; ook de beweging van de kruistafel op
een microscoop geschiedt op analoge wijze. Door draaibeweging
aan de beide schroeven wordt een horizontaal vlak verschoven
onder een verticaal opgesteld inktgevend reservoir.
De opdracht luidde:
,,Hier heb je een instrument, waaraan twee handvatsels zitten.
Als je aan het rechter draait, dan schrijft het pennetje met
rooden inkt een liggende lijn (wordt voorgedaan). Draai je aan
de andere kruk, dan komt er een staande lijn. (Kijk maar).
Draai je nu aan alle twee, dan krijg je een schuinloopende of
een gebogen lijn. (Wordt weer voorgedaan.) Dat mag je eens
probeeren. — Nu zic je op dit papier een zwarte lijn aangegeven
en jij moet die lijn precies natrekken, d.w.z. zorgen, dat de punt
van de pen overal juist op die zwarte lijn blijft. Heb je dat goed
begrepen? — Dan zal ik hem bij het begin zetten. Doe het zoo zorg-
vuldig mogelijk!quot;
Dat de tijd wordt opgenomen, wordt aan de proefpersoon nict
meegedeeld.nbsp;,
6.nbsp;De bepaling van de reversibiliteit geschiedde op de wijze als
omschreven werd in het historisch overzicht. Het daarbij gebruikte
toestel zullen we verderop „spiegelapparaatquot; noemen.
Aan het einde van de horizontale plank bevindt zich een vertikaal
-ocr page 40-öpgestelde 20 X 30 cM. groote platte spiegel. Halverwege Ket
plankje is een draaibaar scherm aangebracht, zoodanig, dat de
hand en onderarm rusten kunnen op de grondplank zonder in hun
bewegingen gehinderd te worden door dit scherm, terwijl de proef-
persoon zijn hand niet anders zien kan dan in den spiegel.
In de ..werkruimtequot;, d.i. het horizontale vlak tusschen scherm en
spiegel, werd een velletje papier neergelegd, waarop 9 genummerde
cirkeltjes voorkomen. Deze cijfers waren aangebracht in spiegel-
schrift; zoodoende was in de „spiegelruimtequot; behalve de met pot-
lood gewapende hand ook nog de werkteekening zichtbaar.
De instructie nu is:
..Als je in dezen spiegel kijkt, zie je een aantal kringetjes met de
cijfers 1 tot 9. Nu moet je het potlood in de hand nemen en je
hand onder dit schermpje brengen. Nu zal ik het potlood op cirkeltje
1 brengen en dan moet jij over het papier heen. zoodat het potlood
een lijn trekt, van 1 naar 2 gaan. Als je in 2 bent. dan ga je naar 3.
enz. Denk er wel om dat het moeilijk is. Je moet vooral de punt
van het potlood op het papier houden. Heb je het goed begrepen?
Doe het dan zoo goed mogelijklquot;
Ook hier werd de tijd opgenomen, zonder dat dit den p.p. werd
7. De omvang van de beweging werd als volgt nagegaan:
De onderarm werd gelegd op een draaibaar plankje met de elle-
boog in het draaipunt. Ter fixatie in dezen stand kreeg dc rechter-
hand een verstelbare greep te omvatten. De afstand, waarover de
arm verplaatst werd. kon. daar aan hct plankje een wijzer bevestigd
^vas. in booggraden worden afgelezen,
l^ij dezen kinematometec werd dc volgende instructie gegeven:
quot;Leg je hand hierop en grijp het handvat vast. Ligt de arm zoo
makkelijk? — Nu zal ik. na je geblinddoekt te hebben, je arm over
een bepaalden afstand draaien. Kijk zoo. Als ik dat gedaan heb.
moet je je arm van de plank afnemen cn zet ik het toestel weer in den
eersten stand terug. Je legt je arm er dan weer op cn doet dc be^
weging zoo goed mogelijk na. Het komt er dus op aan. een zelfden
uitslag te maken als de keer. dat ik het je voor deed. Goed be-
grepen? — Doe het dan zoo zorgvuldig mogelijk!quot;
8. Het onmiddellijk geheugen voor beweging werd als volgt be-
paald: Op een plankje triplex-hout van 25 X 25 cM. werd koper-
draad gespannen. Deze draad was op meerdere plaatsen rechthoe-
kig gebogen en eindigde in een verdikking van soldeersel. In elk
hoekpunt waren bovendien één of twee korte zijstukjes van hetzelfde
soort draad aangebracht onder een hoek van 90 ° of en in
het hoekpunt zorgvuldig aan elkaar gesoldeerd. Zoodoende werd
elke bocht in onzen oorspronkelijken draad tot een knooppunt van
wegen: een driesprong of een viersprong.
Voordat de p.p. geblinddoekt werd, werd hem cen dergelijk
plankje getoond en hem uitgelegd, hoe hij van het begin van den
draad tot aan den knop kon komen, waarbij hij dan de volgende
instructie kreeg:
„Leg je vinger hier maar eens op en nu moet je natuurlijk den
goeden weg kiezen, anders kom je niet bij den knop. Want leg je
b.v. dezen zijweg af, dan loop je dood. Dit is nu nog een eenvoudig
blokje, maar er zijn ook nog moeilijker. Kijk maar. Maar ook hier
kun je langs den draad naar den knop komen, maar hier zijn meer
kansen om te verdwalen. Kijk maar, hier b.v. en daar en daar.
Nu zal ik je eens blinddoeken en ccn aantal van die doolhoven
geven met den gemakkelijksten te beginnen. Je legt dan je vinger
bij het begin van den draad en ik zal hem langs den goeden weg
naar den knop toebrengen. Je moet goed opletten, want ik doe het
maar éénmaal. Daarna zal ik je vinger weer op het begin van den
draad zetten en dan moet je zelf eens, zonder te verdwalen, naar
den knop zien te komen. Goed begrepen? — Je mag het maar één
keer probeeren.quot;
(Bij ieder nieuw doolhof wordt gezegd: deze is wat moeilijker.)
9. Dc aandrift voor beweging werd bepaald met ecn toestel
volgens Flack: een glazen U-buis van dun kaliber is gedeeltelijk met
kwik gevuld cn aan één der beenen bevindt zich een gummi-slang
met glazen mondstuk. Bij het andere been is een schaalverdceling
in cM. aangebracht en bovendien is op 25 mM. boven den kwik-
spiegel een rood koordje over de buis heen gespannen.
De instructie luidt:
-ocr page 42-..Als ,e m de slang van dit toestelletje blaast, gaat het kwik om-
noog. üoe het maar eens. - Nu moet je eerst eens flink inademen,
en dan het kwik tot aan het roode koordje blazen en het daar
oolang als je maar eenigszins kunt. houden. Denk erom, je mag
niet opnieuw inademen. Goed begrepen? - Houd het dan zoo
'ang mogelijk vol!quot;
HOOFDSTUK II.
GANG VAN HET ONDERZOEK.
KRITIEK OP MATERIAAL EN METHODEN.
De aprioristisch geuite meening, dat de kinderen wel bang
zullen zijn voor de instrumenten en de gang van het onderzoek als
een soort van examen zullen beschouwen, wordt door de feiten
tegengesproken. Mogelijk kwam de eerste candidaat van een klas
of van een nieuwe school wat schuchter binnen, angst of vrees was
niet waarneembaar of was door een gemoedelijk praatje spoedig
overwonnen. Zonder uitzondering verlieten de kinderen de kamer
dan ook als propagandist voor het psychologisch onderzoek op
school.
Münsterberg zegt ergens: „Die Schulkinder (dagegen) sind
immer zur Stelle und haben an der Unterbrechung des Unterrichts
im Dienste der Wissenschaft eine ungemischte Freudequot; cn zoo is
hct: Stimulantia in den vorm van chocolaadjes cn dergl. zijn nooit
noodig geweest, ook niet bij de jonge kinderen. Zij kwamen met
hun tweeën of drieën, naar gelang ovcr meerdere of mindere assis-
tentie kon worden beschikt, tegelijk binnen cn hct eenige. waarvoor
men te zorgen had bij het onderzoek, dat cen uur duurde was, dat
dc experimenten zoo ongestoord mogelijk verliepen. Bij het onklaoi
raken van een toestel hoopten dc proefpersonen zich daarvoor op
cn kon hct gebeuren, dat de kinderen elkaar in hun prestaties
hinderden.
In een dezer dagen verschenen bock van Luning Prak ..School,
aanleg cn beroepquot; wordt nog weer eens de wenschelijkheid bepleit
om de intelligentie-bepalingen niet te verrichten zonder deugdelijke
voorbereiding van experimentator en assistenten, i)
Ook wij hebben hiervan de wenschelijkheid gevoeld. Wij zijn
begonnen met de jongere kinderen van dezelfde school ten onder-
zoek te vragen. Het was natuurlijk ondoenlijk bij die 5-//O-jarigen
gebruik te maken van onze tamelijk gecompliceerde en in het oog
van de kleintjes „gewichtigequot; toestellen.
Bij het historisch overzicht heb ik al medegedeeld, hoe, naar
htt voorbeeld van Ozeret'sky, de kracht van de beweging werd be-
paald. Coördinatie en precisie van beweging werden bepaald met
een soort mozaïkdoos of met een knikkerbord, zooals ook gebruikt
is door de Quay. (33) Evenmin werd gewerkt met onzen kine-
niatometer. maar we bepaalden bij hen den omvang van de be-
weging met behulp van een door twee gleuven van een karton
gehaalden centimeterband. (proef 2 v. d. „Handleiding voor psy-
^logisch onderzoek op de schoolquot; door Rods en v. d. Spek. (39)
We deden daardoor velerlei ervaring op: zoo hadden we gelegen-
em vast te stellen, dat hct voordoen van een beweging vooral
niet te vlug of te langzaam moest geschieden.
oen wc daarna de grooteren aan onze tests hebben onder-
worpen, hebben we de eerst verkregen uitkomsten van de berekening
Tot de voorbereiding onzer taak reken ik ook nog de zorg, dat
et studie-materiaal zooveel mogelijk uit een zelfde milieu afkomstig
was. ~ Niet zonder nadruk geeft men telkens aan, dat de in-
vloed van de sociale omstandigheden bij dergelijke onderzoekingen
van gewicht is. Voor hct verkrijgen van betrouwbare uitkomsten
stelt men als voorwaarde, dat hct materiaal óf goed gemengd óf
') „Ondanks den schijn van eenvoud is Iict correct afnemen vnn ccn Blnct-
cxamcn ccn lastig werk, dat van den proefleider groote zcifbchccrsciUng, crva-
«■'ng, geduld, kritische cn obJccticvc instelling vraagt. Slechts aan speciaal ge-
trainde personen kan dit werk met redelijke kans op betrouwbare resultaten
worden toevertrouwd.quot;
..Een voor de hand liggende tegenwerping tegen dc testmethode Is, dat oefening
cn miHcu hct testresultaat meer zouden beïnvloeden dan dc natuurlijke aanleg.
U =ecr groot milieu-verschil is dit ongctwijfeldwaar.quot; „Het testresultaat wint in be-
teekenis als dc achtergrond der persoonlijke omstandigheden, gezondheidstoestand,
schoolervaring, huiselijk milieu, sociaal gedrag, etc. bekend zijn.quot;
') Vergl. Mcrkin (27) lo. co. pag. 252.
goed gescheiden is. We meenen aan dezen eisch te hebben voldaan
door onze p.p. te betrekken van zoo weinig mogelijk scholen, die dan
nog in een zelfde buurt zijn gelegen, en waarvan de leerlingen na
volbrachten leerplicht als regel nog vakonderwijs genieten. Zoo-
doende konden we voor onze groepen boven de 14 jaar op Am-
bachtsschool en Huishoudschool eenzelfde soort kinderen vinden
als de Lagere school ons verstrekt had voor de jongere groepen.
De voordeelen van de individueele onderzoekmethode treden
duidelijk naar voren. Zoo kon herhaalde malen op den status een
aanteekening worden gemaakt over een persoonlijke reactie of over
een spontane opmerking van de zijde van den proefpersoon.
Tot de nadeelen van deze wijze van onderzoeken rekent men ge-
woonlijk de kans op angstige stemming eenerzijds en anderzijds de
mogelijkheid, dat mededeelingen over het onderzoek worden gedaan
aan nog te onderzoeken personen. Zooals boven werd aangegeven
tel ik het eerste bezwaar gering, terwijl de eventueel gedane mede-
deelingen van geen invloed zullen zijn op het resultaat. Uitzondering
hierop kan hoogstens de spiegelproef zijn, aangezien bekend is, dat
vooral deze methode van werken door vooroefening verbeterd kan
worden.
Beschouwen we de toestellen nu één voor één, dan is over
ad I. het draadkluwen niet veel op te merken. Het toestel ver-
eischt weinig of geen toezicht; de tijd wordt gemeten afzonderlijk
voor de afvoerende en de aanvoerende beweging.
Tijd in seconden 10 ringen B naar A.
Tijd in seconden 10 ringen A naar B.
ad. 2. De dynamograaf was daarentegen ons „Sorgenkindquot;.
Behalve dat de schrijvertjes voor tijd- en krachtlijn voortdurend
nat moesten worden gehouden met de fuchsine-kleurstof, gaf ook
al spoedig het kwik aanslag en dientengevolge volgde de vlotter de
oscillaties in de buis slechter. De fraaiheid en de betrouwbaarheid
van de verkregen curven hangen dan ook in hooge mate af van de
zorg van den experimentator. Het toestel vereischt vertikale opstel-
ling. Men doet goed den drijver wat in tc smeren met cen mengsel
van olie en benzine en verder het kwik van tijd tot tijd te filtreeren.
Ook dan nog is het toestel niet ideaal, omdat men natuurlijk geen
rekenmg houdt met de temperatuur van de buitenlucht en met het
vedies van elasticiteit der gummipeer. Voor ons echter was de gróót-
stee moeilijkheid gelegen in de geringe breedte van het kymogra-
phion papier dat niet toeliet, dat de sterksten met maximale prestatie
Knepen. De zwakste kinderen daarentegen konden weer niet vol-
doende kracht ontwikkelen om den ballon tot samentrekken te
brengen tusschen duim cn wijsvinger, zoodat aan hen dan bij uit-
zondering is toegestaan, om met de volle hand te knijpen. Dc
hoogte der curve, die zeker een maatstaf is voor de kracht van de
armspieren, levert, althans in haar uitersten, derhalve geen be-
trouwbare gegevens en is dan ook niet gemeten. Wel is nagegaan
öe lengte der curve, dat is dus de tijd. gedurende welken is
geknepen.
Dc methode, zooals door Lahy is aangegeven, om alleen den tijd
te meten, die gebruikt wordt om de curve tot op de helft tc laten
alen is in haar practische bruikbaarheid zeker te verkiezen. Men
cdenke echter wel. dat dc zoo verkregen waarden van hoogte cn tijd
geen twee onafhankelijke gegevens vormen. Waar ons doel echter
was ccn inzicht te krijgen in hct verloop der arbcidscurve. meenen
e het meest tc hebben aan ccn beschouwing van den vorm der
urve cn een registratie van den tijd. waarover het proces heeft gc-
opcn. We ontveinzen ons daarbij nict. dat juist dc aflezing van
net emdpunt zijn moeilijkheden meebrengt.
oms is de aangewende kracht zóó minimaal, dat men zich af-
Jn ] T'^^ quot;quot;nbsp;aangewend, of is cr nog
beweglndc dfr^rnbsp;^^ tengevolge van wrijving in dc
hedf u dynamometer. Ook dit toestel is voor langdurig cn
naaidcl.jk gebruik geschikt (met ccn enkelen druppel smeerolie).
gebru trN ^^nbsp;de methode wordt het instrument vaak
word/ uquot;^^nbsp;voorzorgen in acht. opdat geen trucs
van rnbsp;d^n staat men verbaasd over de regelmatigheid
DcrsonnTnbsp;^^ verschillen bij een zelfde proef-
0 %nbsp;bedroegen in den regel minder dan
-ocr page 47-Dat verschillende onderzoekers tot ongelijke uitkomsten zijn ge-
komen. meen ik te moeten verklaren uit hun werken met ongeijkte
instrumenten en aan een verschil in het vasthouden van den ring.
Zoo wordt b.v. wel aangegeven den druk uit te oefenen, terwijl
de arm gestrekt naar voren wordt gehouden.
ad. 4. De tremometer. Voor een goede werking is voldoende
capaciteit van stroombron en reinheid van de contactpunten natuur-
lijk noodig. Eenige opmerkingen maakte ik aan het eind van
Hoofdstuk III.
ad. 5. De Zweihandprüfer. Dit toestel werkt betrouwbaar.
ad 6. Het spiegelapparaat. De eenige opmerking is, dat voort-
durend toezicht van den assistent gewenscht is, opdat niet over het
scherm heen wordt gegluurd.
ad 7. De kinematometer. We legden den arm hierop in de
meest volmaakte rusthouding, d.w.z. met een lichte flexie van alle
gewrichten: schouder, elleboog, pols. In dezen stand stond de wijzer
op het nulpunt. Het was nu helaas niet mogelijk om adduceerende
bewegingen van grooten omvang te maken. De kinaesthetische ge-
waarwording, als gevolg van druk van dc kleeren op den arm, cn
van mogelijke aanraking van de plank tegen het lichaam van den
proefpersoon, zou bij het nemen van grootere uitslagen ongewcnsch-
ten invloed kunnen uitoefenen.
Voor de abductic golden deze beperkende bepalingen niet cn zoo
hebben we den arm laten verplaatsen over de volgende booggraden:
_30o. -1-40°, —12', 60° en 100° en dit met een of meer her-
halingen. Bij de voorloopigc beschouwing van onze resultaten, na-
dat de eerste 100 proefpersonen hieraan hadden deelgenomen,
bleek het ons, hoe ongewenscht hct was, om uitslagen van zóó uit-
eenloopendc grootte tc hebben genomen, te meer. daar zich nu hct
feit voordeed, dat adduceerende bewegingen steeds klein cn
abduccerende steeds groot waren. We hebben cr echter ons schema
niet om gewijzigd. Bij de berekening van de uitkomsten kom ik op
dit punt nog nader terug.
ad 8. Het doolhof. Zoodra de p.p. op zijn zelfstandige tocht
oor het doolhof een zijweg insloeg en dus een fout maakte, werd
halt gecommandeerd. Daarmee werd de proef echter niet als ge-
ëindigd beschouwd.
In het vorige hoofdstuk is medegedeeld, dat deze test ontworpen
js naar analogie van sensorisch materiaal. Welnu, indien daar bij
et nagaan van het onmiddellijk geheugen voor getallen een fout
^ordt gemaakt bij de reproductie van 3 cijfers, probeert men het
nog eenmaal met een andere groep van drie cijfers of gaat
nien zelfs een stap verder en probeert ook nog vier cijfers te laten
quot;^zeggen.
Dienovereenkomstig hebben wij onze candidaten nog eens een
ans gegeven indien in een doolhof een fout werd gemaakt. Het
P ankje werd dan over 90° gedraaid en nadat opnieuw de weg
as ingeprent, mochten zij het nog éénmaal probeeren!
het h^nbsp;dwalingen werd aanteekening gehouden terwijl
hoekpunt, waar men tenslotte strandde, genoteerd werd. Deze
eKpunten waren daartoe gemerkt van A tot G.
vvetjnbsp;hierover geen opmerkingen. Dc mondstukken
na ieder gebruik verwisseld en ontsmet.
-ocr page 49-HOOFDSTUK III.
DE VERKREGEN GEGEVENS.nbsp;' '
Van elke leerling krijgen we de volgende status:
Datum onderzoek:nbsp;School:
NAAM:nbsp;Jongen — Meisje
VOORNAAM:nbsp;Linkshandig?
Geboortedatum:nbsp;dus ...... jaar ...... maanden
I.nbsp;Draadkluwen: 10 van B. naar A.: ...... min....... sec.
10 „ A.
II.nbsp;Dynamograaf: Duur: ...
type:.........
links......... K.G.
V. Zweihandprüfer
VI.nbsp;SpiegelappAraat:
VII.nbsp;Kinematometer:
III. Dynamometer: Rechts ...
IV. Tremometer: aantal fouten in verticale
gleuf 2:...... 3:...... 4:......5:......
herhaald ........................
tijd:...... min....... sec. Bemerkingen:
tijd:...... min....... sec. Bemerkingen:
.. B.:
. sec.
.....K.G.
eventueele
herhaling
Gemiddeld
plus
min
van 0° naar min 30°
.. plus 40quot;
min 12°
.. plus 60°
.. plus 100°
VIII. Doolhof: toten met 3 4 5 6 7 8 9 11 Hjnen.
daarna fout bij A B C D E F G H.
IX. Flack:
geblazen tot 6.
gedurende ...... sec.
Hierbij dient aangeteekend te worden, dat de linkshandigheid
of de ambidextrie aan het oordeel van den p.p. zelf werd over-
gelaten. Een enkele maal, als een groote afwijking in de dynamo-
meterproef werd gevonden tusschen links en rechts, gaf dat ons
wel aanleiding, nog eens onze vraag op dit punt tc herhalen, maar
tenslotte had de candidaat hierin toch het laatste woord. ..aangezien
noch een vergelijking van de kracht, nóch een vergelijking van dc
andigheid van beide handen voldoende is voor dc diagnose: rechts-
of Hnks-handigheidquot;. (van Erp Taalman Kip). (13)
Op deze wijze zijn in het totaal 280 status gemaakt, welk mate-
riaal als volgt is ingedeeld:
MATERIAAL
Tabel A
Groep |
Leeftijd |
longens |
Meisjes |
I |
11 |
15 |
15 |
-- |
12 |
15 |
15 |
II |
13 |
30 |
30 |
III |
14 |
60 |
40 |
IV |
15 |
19 |
20 |
----- |
16 |
11 |
10 |
I t/m. IV |
11 t/m. 16 |
150 |
130 |
taUnquot;nbsp;uitkomsten gescheiden gehouden cn dc
den n^ volgend hoofdstuk) geven de arithmetisch gcmiddcl-
a^^van elk der categorieën.
tijden voo^ ^^^nbsp;^nbsp;ö^^en dc gemiddelde
de hand d y°°^dinatic cn voor dc spiegelbeelden. Hct ligt voor
• at dit niet de ccnigc cn zelfs nict dc voornaamste waar-
decring van deze beelden was. Zij zijn hoofdzakelijk op qualitative
praestatie gekeurd.
Wij hebben n.1. zoowel van de resultaten met betrekking tot de
coördinatie als van die aangaande de spiegelbeelden een indeeling
in vieren gemaakt: goede — matig goede — matig slechte — en
slechte.
Op bijgaande foto is van elk dezer groepjes een voorbeeld te zien.
Hoe de procentsgewijze verdeeling over onze hoofdgroepen is.
laten de tabellen 5a en 6a zien.
Ook al vraagt men aan anderen om deze qualitatieve indeeling
te verifiëeren, dan nog geldt hiervoor het bezwaar van de mindere
objectiviteit. Het kost natuurlijk weinig moeite de héél goede of
de bijzonder slechte apart te leggen. Soms was het verleidelijk om
den verbruikten tijd mede in de beoordeeling te betrekken. Iemand
die in 1 minuut het geheele spiegelbeeld teekent. kan onmogelijk
cr lang ovcr gedaan hebben om wég tc komen van een bepaald
nummer; anderzijds bedenke men, dat cen slechte ..tweehands'proef
toch maar weinig tijd behoeft te hebben gekost, doordat heclc hoe-
ken afgesneden werden cn van cirkelbogen soms alleen dc koorde
werd gctcckend.
Misschien mag als bewijs van dc doelmatigheid der indecling
wel genoemd worden, dat cen beschouwing van de resultaten eenige
weken of zelfs eenige maanden later, in de oorspronkelijke indecling
van goed, minder goed, slecht, geen wijziging bracht.
Een ietwat moeilijker geval leverde dc vorm der arbeidscurvc.
zooals wij dic van onze dynamograaf kregen.
Theoretisch laten zich dc volgende 6 indeclingcn maken van de
arbeidsprestatie:
a.nbsp;dc maximale hoogte wordt eerst op hct eind bereikt cn er is
dus ccn voortdurende stijging.
b.nbsp;dc arbeidsprestatie daalt voortdurend cn dc beginhoogte ie
dus het grootst.
c.nbsp;er is ccn duidelijke top waarneembaar, d.w.z. na ccn aan-
vankelijke stijging komt vrij spoedig een cclicrpc daling.
d.nbsp;dc curve blijft steeds op gelijke hoogte, dc arbeidsprestatie
-ocr page 52- -ocr page 53- -ocr page 54-Tabel 5a
JONGENS Groep I II „ III |
Goede |
Mal |
slechte |
Slechte |
13,3 |
23.3 |
43.3 |
20.° | |
MEISJES Groep I . III |
6.« |
13.3 |
36.0 |
43.0 |
Totaal aantal |
41 |
82 |
96 |
60 |
Waarvan bij linkshändigen 3 9 9 6 SPIEGELAPPARAAT Tabel 6a. | ||||
JONGENS Groep I II .. III |
Goede |
Ma' |
tig- slechte |
Slechte |
6.0 |
26.0 |
43.3 |
23.3 | |
MEISJES Groep I II .. III |
10.® 3.3 |
46.0 |
23-3 |
20.° |
Totaal aantal |
31 |
93 |
101 |
55 |
TWEEHANDSPROEF
Percentage
wordt dus op begincapaciteit volgehouden en is plotseling beëindigd.
e.nbsp;de arbeidsprestatie is ongelijk in dien geest, dat er duidelijke
inzinkingen zijn. die weer vrij regelmatig worden achterhaald door
een vermeerdering van den geleverden arbeid tot de oorspronkelijke
hoogte.
f.nbsp;de uitgeoefende druk is zóó ongelijkmatig, dat er werkelijk
geen touw aan vast te knoopen is.
Hoewel bij de bespreking van onze resultaten hierop nader wordt
teruggekomen, kan hier alvast wel meegedeeld worden, dat deze
scherpe scheiding in de praktijk niet volgehouden kan worden en
vele overgangsvormen voorkomen.
Het is dan ook niet mogelijk gebleken om alle 280 gevallen van
één letter te voorzien ter typeering van hun vorm.
In de eerste plaats kwam het. geheel overeenkomstig de instruc-
tie die wij gaven, niet voor. dat er een duidelijke stijging was. Type
a en eigenlijk ook het type c kwamen daarmee te vervallen, maar
ook de overige groepen konden niet scherp gescheiden worden.
Alleen in betrekkelijk weinig gevallen konden duidelijk type b of d
worden aangegeven en het zijn juist deze twee. die ons het meest
mteresseeren; het type n.1. dat geleidelijk in zijn prestatie daalt en
daartegenover zij. die tot het einde toe volhouden.
Verder zijn ook enkele fraaie gevallen van het type f voor den
dag gekomen.
Resumeerend is onze indeeling naar de waardeering:
I.nbsp;één-dimensionaal:
I
[ tremometer
) dynamometer
a)nbsp;met qualitatieve waardenbsp;) omvangsmeter
' doolhof
b)nbsp;met waarde in tijd uitgedrukt S ^^a^dkluwen
( Flack
II.nbsp;twee-dimensionaal:
quahteit en gebruikte tijdnbsp;/ dynamograaf
worden in rekening gebracht j Zweihandprüfer
' spiegelapparaat
-ocr page 56-Toegegeven moet worden, dat onze groepen niet groot zijn.
Door samenvoeging van de leeftijden 11 en 12 jaar en ook van
die van 15 en 16 jaar is elke groep minstens 30 leden groot. Ons
aanvankelijk doel. van eiken leeftijd en van elk geslacht 100 kinderen
te onderzoeken, hebben we dus wel niet bereikt, maar gedachtig
aan de uitspraak van Ed. Claparède: ..Les barèmes établis sur 30
sujets seulement n'étaient pas sensiblement modifiés par une en-
quête doublant ou triplant ce nombre de sujets,quot; en in aanmerking
genomen dat op het sociale milieu is gelet, meenen we wel. dat het
resultaat van de uitkomsten door ecn grooter materiaal niet noe-
menswaard zal worden gewijzigd.
Wel mogen we verwachten, dat een enkele onregelmatigheid, die
nu nog in onze cijferreeksen voorkomt, zal verdwijnen bij voort-
gezet onderzoek op een grooter aantal p.p. Zoo is bijv. in tabel 8
het gemiddeld aantal lijnen voor jongens van groep II waarschijn-
lijk wat te hoog en in tabel 6 de gevonden tijd voor diezelfde
jongensgroep wat te laag. Dat zijn echter minimale verschillen.
Ernstiger ontevreden waren we over tabel 4 betreffende het ge-
middeld aantal fouten, dat bij den tremometer gemaakt werd. We
hebben daarom deze proef wèl over 2 groepen van 100 uitgestrekt
en bovendien de fouten nog op andere wijze geregistreerd.
Men heeft n.1. voor de electrische registratie de keuze uit ver-
schillende optische en acustische methoden (teller, lichtsignaal,
belsignaal. telefoonhoorn).
Aanvankelijk gingen wij alleen af op het cijfer, dat de telmachine
aangaf. Daarbij hadden we den indruk, dat zeer kortdurende con-
tacten niet verwerkt werden en evenmin kwamen dc contacten, die
zeer snel op elkaar volgden, alle tot hun recht.
We hebben daarom een geheel nieuwe groep van 100 kinderen
alleen deze proef laten doen. nadat in den stroomkcten tevens een
afgedekt lampje was opgenomen. Een assistent telde nu het aantal
malen, dat de gloeidraad tot branden werd gebracht.
Onze uitkomsten hebben daardoor echter geen belangrijke wijzi-
ging ondergaau en ik meen dit zóó te moeten verklaren — en dat
geldt dan tevens als een kritiek op deze meïnode — dat op geen
aezer wijzen ecn geheele reeks van aaneensluitende aanrakingen
voor meer dan één fout geteld wordt. Een kind, dat de naald geheel
iangs de zijkant van de gleuf laat glijden en dus een oneindig groot
aantal aanrakingen bewerkt, krijgt toch maar één fout op zijn debet.
Nu kan men, als men dit ziet, de proef wel over laten doen, maar
juist in de 5e en moeilijkste gleuf is de controle daarop het minst
mogelijk. Het is dan ook op deze wijze, dat ik mijn onregelmatige
uitkomsten in tabel 4 meen te moeten verklaren.
HOOFDSTUK IV.
BESCHOUWINGEN.
Inleiding.
Indien mogelijk zouden we gaarne aan onze verkregen uitkomsten
aflezen, hoe zich de psychomotorische functies van jaar tot jaar ont-
wikkelen bij het opgroeiende kind.
Immers cen deel der genoemde qualitcitcn zal reeds in aanleg
aanwezig zijn, terwijl een ander deel voornamelijk van de ontwik-
keling afhankelijk is.
Ook als men één of meer van onze proeven zou willen opnemen
in een schaal ter bepaling van den motorischen leeftijd, zou men
moeten weten of men te doen heeft met cen „test d'aptitudequot; of met
een „test dc développemcntquot;.
De school van Claparède heeft dan ook terecht hct ontbreken
van cen dergelijke aanwijzing genoemd bij haar kritiek op de test-
serie van Oscretzky. i)
't Leek ons daarom gewenscht, onze uitkomsten in een graphische
voorstelling weer te geven op de wijze, zooals Antipoff die gepu-
bliceerd heeft in haar „L'Evolution ct la Variabilité des Fonctions
Psycho-Motrices.quot;
Daarbij worden de uitkomsten van iedere jaargroep gerangschikt
naar dc decielen 2) en vervolgens in curve gebracht. In eenzelfde
graphiek worden dan dc verschillende curven van eenzelfde test
verecnigd. Naar gelang nu deze test uitsluitend leeftijd-test is dan
') cf. Mcumann, dic bij dc proeven uit de reeks van Binct-Simon op het ver-
scliil van „Entwicklungquot; en „Begabungquot; wees.
ten Seldam spreekt van dccadcn.nbsp;, „ .
-ocr page 59-'-f
t
J_L
J-L
wel geheel als aanleg-test mag worden beschouwd, krijgt men
schematisch het bovenstaande beeld.
1. Draadkluwen.
De uitkomsten van deze proef, die ons een inzicht moet geven in
de algemeene handigheid, zullen afhankelijk zijn van tal van fac-
toren. Ik noem slechts den vorm van de hand. de lenigheid van
vingers en polsgewricht, de laatste mogelijk door oefening verkregen
(vioolles bijv.). De gevonden tijdsduur geeft in iedere jaargroep
dan ook een groote spreiding te zien. Dat desondanks de gemiddel-
de tijdsduur, die voor iedere groep genoteerd staat, weinig uiteen-
loopt (zie tabel 1), doet al vermoeden, dat deze proef meer den
aanleg, dan de ontwikkeling toetst. Een beschouwing van gra-
phiek I bevestigt dit vermoeden. Van een geëchelloneerd en ge-
scheiden verloop der curven is in het geheel geen sprake. Althans
voor de door ons in studie genomen leeftijdscategorieën is dus het
draadkluwen als test d age onbruikbaar.
Dat de tijd, benoodigd bij adductie, in verreweg de meeste ge-
vallen kleiner is dan bij abductie, is op het eerste gezicht vreemd
draadkluwbn |
Tabel 1 | ||
B^A |
A-B | ||
Gemiddelde tijd in seconden |
Add |
Abd | |
jongens |
groep I |
105 |
123 |
„ II |
100 |
111 | |
„ III |
99 |
111 | |
« IV |
101 |
114 | |
meisjes |
Groep I |
106 |
117 |
II |
99 |
108 | |
« III |
87 |
100 | |
. IV |
88 |
102 |
en geheel tegen de verwachting. De phylogenetisch oudste bewe-
ging. d.i. de vluchtbeweging. gaat ons nu eenmaal beter af en indien
er dus verschil tusschen AB en BA was zou men mogen verwach-
ten. dat dit ten gunste van de afvoerende beweging AB was. De
verklaring, die ik van de geconstateerde afwijking meen te moeten
geven is. dat de bochten van de draad, hoewel talrijk en naar alle
richtingen, elkaar toch niet neutralisecren; met name dc laatste
bocht op het traject BA doet door zijn glooiend verloop de eind-
spurt van iedere muntoverbrenging als hct ware vanzelf, d.i. zonder
de actieve medewerking van den proefpersoon verloopen. Deson-
danks zijn er toch nog 26 p.p.. dus een kleine 10 %. bij wie het
tijdsverschil BA-AB ecn tegengesteld teeken heeft. Bij de bespre-
king van dc uitkomsten met den kincmatometer verkregen kom ik
op deze gevallen nog even terug.
Dat de ontwikkeling in het geheel geen invloed zou hebben op de
uitkomsten is niet waarschijnlijk. Zoowel bij jongens als bij meisjes
's echter de verbetering, die de leeftijd geeft, gering en bij beide
geslachten is dezc verbetering bij het He jaar al bereikt.
. Behalve door milieu, door scxc. door leeftijd, kan het resultaat
«nogelijk beïnvloed worden door oefening, i)
Anna Bcrllncr heeft bij Japanschc meisjes den invloed nagegaan van den
'eetti d op de snelheid bij lichten arbeid. Zij vond. dat de geoefende groep 98 %
van den tijd noodig had van dien der ongeoefende.
Ni-
seconden
-ocr page 62-Het is niet aan te nemen, dat na eenige herhalingen onze proeven
een wezenlijk ander resultaat zouden geven. Daarvoor is de be-
weging te eenvoudig en daartegen pleit ook. dat IO-jarigen tegen-
over deze proef niet anders staan dan 16-jarigen.
Samenvatting. Men kan zeggen, dat lichte arbeid, waar alleen
eenige behendigheid, maar geen technisch begrip voor noodig is.
door meisjes boven het 11e jaar vlugger verricht wordt dan door
jongens. De algemeene handigheid is al vroeg ontwikkeld en de
verbetering, die de leeftijd daarin brengt, is gering en bij beide
geslachten met het He jaar al bereikt.
Een geheel ander beeld geven de uitkomsten der dynamometrie
tc zien.
Tabtl 2
2. Dynamometer,
Gemiddeld aantal Kilogrammen
Rechts
Links
JONGENS | ||||
Groep |
I |
29.4 |
27.2 | |
»» |
II |
38.9 |
36.1 | |
»» |
II |
48.3 |
44.3 | |
»t |
IV |
63.6 |
58.7 | |
MEISJES |
Groep |
I |
19.1 |
15.9 |
tt |
II |
25.4 |
22.2 | |
»lt; |
III |
32.0 |
30.8 | |
tgt; |
IV |
37.5 |
35.6 |
Dit is de eenige proef, die op alle leeftijden een duidelijk ver-
schil te zien geeft tusschen jongens en meisjes. Na het elfde jaar
wordt het verschil steeds beduidender in de door ons onderzochte
groepen. De winst bedraagt 100 % en meer. en graphiek II laat dan
ook een groote divergentie zien. Deze divergentie is het sterkst voor
de uitkomsten van de rechterhand, maar toch ook voor de linker-
hand niet veel minder.
De volgende graphiek (No. III) is gemaakt zooals die voor het
draadkluwen. Voor de berekening is uitgegaan van de halve som
van het aantal kilogrammen druk van rechter- plus linkerhand. Het
beeld, dat in de graphische voorstelling voor den dag komt, doet
denken aan de sporten van een ladder, zoo regelmatig is de afstand
tusschen federe groep. Een typisch voorbeeld van een test d age.
't Is duidelijk dat deze proef, in tegenstelling met die van de
dynamograaf, slechts een momentdiagnose geeft. Vermoeienis komt
Hier niet ter sprake, aangezien beurtelings links en rechts is ge-
knepen en bovendien voor het aflezen toch ook nog een korte rust
wordt genoten. Jongens vinden het prettig om hun kracht eens te
laten zien. Niet alleen op anatomische en physiologische basis,
maar ook op psychische gronden mogen we een uiteenloopen van
de resultaten bij jongens en meisjes verwachten. De jongen heelt
niet alleen het vermogen, maar ook de geneigdheid om in een enkele
uiting zijn (handen) kracht te toonen. En zeker in de puberteit
mogen we verwachten, hooge uitkomsten te krijgen bij een momen-
tane energiemeting.
Tabel 3
3. Flack.
Gemiddelde duur in seconden
JONGENS MEISJES
Groep I |
14.® |
11.8 |
« II |
17.' |
13.quot; |
III |
21.« |
16.» |
IV |
22.» |
17.quot; |
Indien wij deze proef zoo ingericht hadden, dat gemeten werd
de hoogte, waarover het kwikzuiltje was weggeblazen, dan moch-
ten we verwachten, uitkomsten te krijgen, die geheel parallel liepen
met die der krachtmeting. Nu onze proef daar niet op ingesteld
was en alleen de duur van zekere hoogte is gemeten, bepalen andere
factoren de resultaten.
Allereerst het uithoudingsvermogen, physisch en psychisch, en
daarmede samenhangend de invloed van affect en van vermoeienis.
Uil.
-ocr page 66-Toch toont de graphische voorstelhng (No. IV) in hooge mate
overeenkomst met die van den dynamometer. Bij de jongens althans
een duidelijke laddersportvorm in de middelste quartielen en een
divergentie naar rechts. Zoodat men althans voor de jongens mag
concludeeren. dat de gevonden tijdsduur voor de aandrift der be-
wegingen sterk wordt beïnvloed door den leeftijd. Bij de meisjes
komt meer spreiding voor en in de uiterste decielen heeft een sterke
„overlappingquot; plaats: meisjes van dertien jaar beginnen op een
lager niveau dan haar jongere sexegenootjes en loopen uit boven
de zestienjarigen.
Samenvatting.
De kracht van de beweging bij een zich in ontwikkeling bevin-
dend individu neemt toe met den leeftijd. Zoowel in handenkracht
als in totale beschikbare energie overtreffen de jongens steeds de
meisjes.
Bij den dynamometer bereiken de jongens zelfs waarden, die het
dubbele bedragen van die der meisjes; in uithoudingsvermogen zijn
echter niet zelden de meisjes de jongens de baas.
Dynamograaf.
Voor een goed begrip van de resultaten is ecn nadere ontleding
van het proces geboden. De druk op de bal. d.i. dus een motorische
actie door contractie van de Mm.flexores, gaat gepaard met cen
optische gewaarwording van den bereikten stand en een kinaestethi-
sche gewaarwording van den uitgeoefenden druk. Indien nu de
gevormde herinneringsbeelden van beide waarnemingen of de wils-
impuls door andere bewustzijnsinhouden worden verdrongen, of
daarmede in concurrentie moeten treden, is het begrijpelijk, dat dit
invloed heeft op het verloop der curve. M.a.w. in veel sterker mate
dan bij de twee vorige proeven, zullen de uitkomsten van dit zoo
veel langer durend onderzoek beïnvloed worden door de aandachts-
concentratie van den p.p.
Overigens is er natuurlijk nauwe verwantschap met de beide
vorige tests. Met den dynamometer inzooverre. dat met maximum-
prestatie moet worden geknepen en met de Flack, omdat het zoo-
O
00
gt;—1
w
lang mogelijk moet worden volgehouden. En inderdaad vinden we
in graphiek No. V dan ook beider beeld terug.
Er is echter één groep, die een belangrijke uitzondering te zien
geeft, n.1. dc vierde jongensgroep, die overal beneden de jongens
van groep III blijft en dat, terwijl de meisjes van groep IV niet
alleen belangrijk beter zijn dan die van de Ille groep, maar zelfs
de jongens vooruit snellen.
Dat de meisjes van de IVc groep zulke hooge waarden wisten te
bereiken, mag mogelijk, voor een deel althans, geweten worden aan
den experimentator. Deze deelde n.1. aan het Indisch meisje, dat als
een der eerste van haar groep, het ongekend hooge uithoudingscijfer
van 220 sec. wist te behalen, haar ..recordquot; mede. 't Is duidelijk, dat
daarmee in de betrokken klasse de factor ..eerzuchtquot; zijn intrede
heeft gedaan. Het nadeel van het werken met een kleine groep van
dertig personen komt hier nog weer eens uit: ongetwijfeld zijn
daardoor de gemiddelden te hoog geworden. Hiermede zijn echter
niet de relatief-slechte tijdswaarden van de jongens van groep
IV verklaard.
De verklaring van de plotselinge daling moet wel dezc zijn. dat de
grootere jongens, onbekend als zij zijn met het doel van de proef,
het een beetje kinderachtig of beneden hun waardigheid achten,
om in de bal tc knijpen. Hun belangstelling gaat naar andere dingen
uit en dit geeft ecn duidelijke inhibitie van hun motorische presta-
tie. (zie ook: Tremometer. laatste alinea).
Afgezien van deze uitzondering, mogen we toch in hct algemeen
Wel zeggen, dat de gevonden tijdsduur sterk toeneemt met den
leeftijd. Met den vorm van de curve is het een heel ander geval. Geen
der groepen vertoont ecn bepaald type van curve en geen enkel
type is in een relatief-grootcr frequentie bij ccn bepaalde groep aan-
wezig. Waaruit volgt, dat het de invloed van den aanleg is. die den
vorm aan de curve geeft.
Deze vorm vertoont een zwak-positieve correlatie met dc waarden
verkregen in de proef van Flack. Degenen, die hooge Flack-waar-
dcn wisten te bereiken, zullen meer het type D. d.i. dus maximum-
Prestatie tot het einde toe hebben, terwijl de lagere waarden van
Flack meer hct type B zullen vertooncn.
Meisjes
lM2jr
10 | |
20 | |
30 | |
■ |
40 |
50 | |
60 | |
70 | |
80 | |
gt; * 1 ^ |
100 |
\ ^ |
110 |
\\ |
120 |
A |
130 |
»\ |
140 |
\ \ \ \ |
150 |
\ 5. . \ |
160 |
Al'
12 ]r.
O
gt;
K
ra
j2hj
Nu blijkt, dat type D en type B afzonderlijk beschouwd, een
verschil in tijdsduur geven ten nadeele van type D.
Waaruit volgt:
le dat lengte en vorm dev kromme niet geheel onafhankelijke
grootheden zijn en
2e dat een behaalde lange tijdsduur in de proef van Flack niet
beteekent. dat ook in de proef van Henry een naar verhouding even
lange tijdsduur wordt verkregen.
Wel mag verwacht worden, dat een groote lengte der curve kans
geeft op goede dynamometer-waarden. Gezien de groote spreiding,
die de cijfers van den tijdsduur geven en verder gelet op de zooveel
hoogere waarden, die de meisjes van groep IV wisten te behalen,
is het wel duidelijk, dat ook nu geen hooge correlatiegetallen zullen
worden bereikt.
Achterstaande tabel geeft dc gevonden waarden van de geheele
groep IV. voor zooverre een indeeling in typen mogelijk was.
X
De eerste af-
beelding geeft
een schema
_ van curve ty-
. peB.
.J-L
J_I-L
-J-L_l-L
-1_L.
j_)-1-1—I—i—I—u
a._i—t_I_I_s—I—L
_l-1-L
De tweede ccn
van curve ty-
pe D.
Er zijn echter
talrijke curven
van ccn niet
geprononceerd
karakter; waar
hct deel xy
niet over dc geheele lengte horizontaal verloopt. Er valt nu
over te twisten hoe de verhouding in lengten van het deel
X2 ten opz. van deel zy moet zijn, wil men het nog tot het type
p mogen rekenen. We hebben deze mengvormen buiten de
berekenmg gelaten en houden daardoor over in groep IV:
JONGENS:
type B
Tabel 4a
type D
No. reg. |
Flack |
Henry |
Collin |
No. reg. |
Flack |
Henry |
Collin |
1 |
28 |
128 |
80 |
5 |
15 |
63 |
55 |
4 |
19 |
77 |
42 |
8 |
35 |
66 |
70 |
6 |
18 |
18 |
62 |
12 |
14 |
53 |
52 |
11 |
10 |
80 |
88 |
14 |
12 |
38 |
34 |
13 |
12 |
125 |
59 |
18 |
41 |
53 |
84 |
15 |
34 |
35 |
28 |
24 |
33 |
99 |
100 |
17 |
12 |
42 |
55 |
26 |
45 |
45 |
108 |
22 |
39 |
59 |
69 |
29 |
15 |
106 |
44 |
8 pers. |
172 sec. |
564 sec. |
493 kg. |
8 pers. |
200 sec. |
523 sec. |
547 kg. |
MEISJES:
type B
type D
No. reg. |
Flack |
Henry |
Collin |
No. reg. |
Flack |
Henry |
Collin |
1 |
11 |
88 |
31 |
3 |
13 |
70 |
15 |
21 |
11 |
96 |
38 |
4 |
11 |
56 |
34 |
25 |
20 |
172 |
43 |
7 |
29 |
64 |
44 |
26 |
31 |
127 |
50 |
8 |
23 |
82 |
48 |
27 |
18 |
133 |
47 |
12 |
39 |
60 |
42 |
28 |
26 |
220 |
37 |
14 |
23 |
63 |
40 |
22 |
13 |
146 |
33 | ||||
23 |
28 |
72 |
42 | ||||
24 |
16 |
58 |
34 | ||||
29 |
8 |
69 |
43 | ||||
6 pers. A.G. |
117 sec. 19.5 17.6 |
836 sec. |
246 kg. 36.5 |
10 pers. |
203 sec. |
740 sec. |
375 kg. |
Tabel 4
DYNAMOGRAAF
Gemiddelde duur in secondennbsp;JONGENS
MEISJES
Groep |
I |
31.' |
30.» |
f» |
II |
65.'« |
44.8 |
tt |
III |
68.quot; |
57.» |
tt |
IV |
62». |
86.2 |
De jongens bereiken bij den dynamometer waarden, die bijna
eens zooveel bedragen als die der meisjes. Zooals tabel 4
laat zien, is bij de dynamograaf dit surplus hoogstens 1/3 meer.
Het verschil in kracht tusschen man en vrouw blijkt dus meer
qualitatief dan quantitatief te zijn.
Een taaier uithoudingsvermogen vult aan. wat aan grove kracht
bij een plotselinge inspanning te kort komt. Dit zijn aan ieder be-
kende en reeds herhaaldelijk vastgestelde feiten, waarvoor men
vaak in den verschillenden ontwikkelingsgang van man en vrouw
de verklaring heeft trachten te vinden. Zoo schrijft bijv. Antipoff.
de onderzoekingen van Joteyko en van Schouteden aanhalend:
„In een vroeger tijdperk der beschaving waren de jacht en de
oorlog de bezigheden van den man en het huiswerk en de zorg voor
de kinderen de taak der vrouw. In den strijd van man tegen man
kwam het er op aan, alle kracht te concentreeren op kritieke momen-
ten. terwijl de vrouw alle gelegenheid had. het uithoudingsvermo-
gen te cultiveercn. dat haar geslacht nog heden ten dage karakteri-
seert.quot; 1)
Vóór ik de resultaten van de dynamograaf samenvat, nog ecn
enkel woord over den vorm van de curve.
van Trotsenburg, die zijn personen met ecn ballonproef (zonder
Weerstand van een kwikzuil, zooals bij ons) onderzocht op hun
..handelingenquot;, kon in zijn curve duidelijk aflezen tremoren.
intensiebeven. ataxie, stoornissen in dc sensibiliteit der handen,
abnormaal snelle vermoeienis, verhoogde emotionaliteit, stoornissen
op affectief gebied, gedachtcvlucht e.d.
lo. co. pag. 43.
-ocr page 73-B4
De korte duur van ons arbeidsproces, gevoegd bij de minder fijne
wijze van registratie door tusschenvoeging van den kwikweerstand,
doen de fijne nuances, bijv. de polsslag, in de curve te loor gaan.
Aangezien echter het effect van een emotie op een handeling dui-
delijker is dan op een automatisme, moeten in deze proef, waar
alles aankomt op de actieve medewerking van den p.p.. de emotio-
neele reacties terug te vinden zijn en inderdaad zijn er ook eenige
fraaie voorbeelden van dit type f.
Type I
Resumeerend: Het vermogen om een arbeidsproces gedurende
een zekeren tijd vol te houden, is in de eerste plaats gebonden aan
den leeftijd. De wijze, waarop deze arbeid verricht wordt, houdt
het nauwst verband met aangeboren eigenschappen.
5. Coördinatie, f
Het coördinatie-vermogen, d.i. dus de vaardigheid om een moto-
rische prestatie in goede harmonie, d.w.z. zoo economisch mogelijk,
alsook met zoo min mogelijk horten en stooten te volbrengen, berust
op een goede functie van ons centraal orgaan, dat de juiste maat
van spanning, kracht en standvastigheid aan de spieren uitdeelt en
voor de juiste volgorde van de innervatieprikkels ter uitvoering
van de willekeurige beweging zorgdraagt. De school van Kretsch-
mer heeft gevonden, dat dit vermogen samenhangt met lichaams-
bouw en constitutie, zoodat wij. alleen al door het feit dat wij bijv.
te doen hebben met ecn individu van het pycnische type. zouden
mogen verwachten, dat de coördinatie-proef ecn gunstiger resultaat
oplevert.
Het is mogelijk, dat bij hen dc cortex cerebri. die de energie
van de bewegingen regelt cn de sub-corticale systemen, dic voor de
regelmaat der aflossing van innervatie en denervatie. van rhythme,
van snelheid van instelling zorgen, of de eigenlijke coördinatie-
centra van groote en kleine hersenen beter zijn ontwikkeld. Echter
moet niet worden vergeten, dat een verschil in constitutie ook een
verschil van affectleven geeft, en dat bij alle experimenten niet
alleen de motorische vaardigheid wordt onderzocht, maar ook de
emotioneele factoren hun stempel op de proef drukken. In een-
voudiger taal, dat de proef beter lukt bij hen, die minder zenuwachtig
zijn. Het feit, dat de meisjes, zooals tabel 5 hieronder ons laat zien,
in alle groepen längeren tijd noodig hebben om hun taak te volbren-
gen, geeft ons ook in dit opzicht te denken. Terwijl toch bekend is,
dat bij de handigheidsproeven de meisjes de jongens de baas zijn,
zien we bij onze „twee-handsproefquot; juist het omgekeerde. Niet
alleen, dat de tijd langer is — wat er misschien op wijst, dat de
meisjes met eenige terughoudendheid zich aan de proef zetten en
daardoor meer tijd noodig hebben voor de aanpassing. — maar ook
de resultaten zijn geringer.
Tabel 5
TWEEHANDSPROEF
Gemiddelde duur in minuten/sec. JONGENS
MEISJES
Groep |
I |
7 02 |
8.quot; |
»t |
II |
5.quot; |
7 04 |
»f |
III | ||
IV |
5 32 |
5.quot; |
Bij de bespreking van de resultaten van de ..tweehandsproefquot; wil
ik den factor tijd verder ter zijde laten, i) In de instructie ontbrak
Indien na 15 minuten dc proef nog niet klaar was. werd dc poging toch
beëindigd. Zonder uitzondering was op deze niet geheel afgewerkte proeven,
dc quallflcatlc ..slechtquot; toepasselijk. Slechts eenmaal was cen jongen van
groep III zoo minutieus cn daarbij zoo goed aan het werk, dat wij hem de proef
hebben laten afmaken, die In dat geval 26 minuten heeft geduurd. In tabel 5
blz. ... is daardoor het A. G. van den tijd voor H-jarige jongens Iets te hoog
geworden, n.1. (26 — 16) X 60 sec. n = 60, zoodat dc betreffende waarde In
tabel 5 met 11 sec. moet worden verminderd.
-ocr page 75-al de aanwijzing, dat hiermede rekening zou worden gehouden En
het is bekend, dat de tijd bij handigheidsproeven geen maatstaf is
voor de degelijkheid (M. Schorn o.a.).
Soms Iaat men de kinderen 3 proeven (in plaats van één) maken
om zoo de geoefendheid wat te bevorderen. Geoefendheid, bedoeld
alleen m dien geest, dat de manipulaties wat beter en zekerder ge-
schieden. want het is zeer de vraag, of de coördinatie als zoodanig
wel oefeningsvatbaarheid heeft. Homburger merkt daaromtrent het
volgende op:
..Es läszt sich zwar nicht behaupten und noch viel weniger be-
weisen. dasz eine strenge Aufrechterhaltung der Rangreihe besteht
aber sicherlich lieszt der Versuch von vornherein die guten, mittle-
ren und siechten Leistungen heraus und die Uebung ändert an
diesem ursprünglichen Ergebnis nichts.quot; En inderdaad, verdeelt
men de curve door een denkbeeldige lijn in twee helften, dan blijkt
nergens dat de tweede helft een beter aspect heeft.
Wel zien we. dat met den voortschrijdenden leeftijd het aantal
goeden en mindergoeden grooter. dat der slechten en matigslcchten
daarentegen kleiner wordt. Blijkbaar kunnen de ouderen zich
beter aanpassen en weten zij ccn gemis aan coördinatievermogen
door andere bekwaamheden te maskeeren of aan tc vullen.
Samenoatfing. Het coördinatievermogen is ecn eigenschap, die
vnl. m aanleg aanwezig is. Mannen hebben dit vermogen in hooger
mate dan vrouwen. Bij beiden kan een eventueel mindere aanleg
worden gecompenseerd door in den loop der ontwikkeling verkre-
gen vaardigheden.
6. S piegelapparaat.
Het oog krijgt in de spiegelruimte de optische gewaarwording
van de motorische handeling, die in de werkruimte plaats heeft
Deze kinaestetische en optische indrukken dekken elkaar, zoolana
het om bewegingen gaat. die evenwijdig aan den onderrand van den
loopef
Zoo zoiiden ook bewegingen van hoog naar laag. of omgekeerd,
geen moeilijkheid bieden. Deze dimensie komt echter niet in aan-
merking, aangezien de arbeid in het platte vlak moet worden ver-
richt en de instructie luidt, dat de potloodpunt op het papier moet
worden gehouden.
Wil men echter met goed gevolg een beweging maken van den
spiegel af. of er naar toe, dan moet men optische en kinaestetische
indrukken van elkaar weten los te maken.
Reeds bij de eerste van hem gevraagde beweging, die van cirkel
1 naar 2. ondervindt onze p.p. de moeilijkheid. Vaak met een uiting
van wrevel, soms zuchtend, ja zelfs stampvoetend, ziet de candidaat,
dat iets wat hem zijn heele leven als waar gold. niet meer op gaat.
Hoe meer hij gewend is geweest zijn willekeurige bewegingen te
verrichten onder visueele controle, hoe moeilijker het hem thans
valt een handeling te verrichten, die daaraan gedeeltelijk tegen-
gesteld is. Het kost dan ook vaak de grootste moeite om van het
le cirkeltje weg te komen en in menigen status is aangeteekend.
dat dit ..startenquot; langer dan een volle minuut geduurd heeft. De
links-rechtsche beweging van 2 naar 3. die geheel evenwijdig aan
den spiegel verloopt, pleegt geen moeilijkheden te geven en even-
min die van 6 naar 7. Alle andere zijn schuin opwaartsche of schuin
neergaande bewegingen en dus te beschouwen als de resultaten van
bewegingen evenwijdig aan. en loodrecht op den spiegel staande. Er
is dus geen enkele beweging bij, die geheel tegengesteld is. d.w.z.
géén der opvolgende cijfers bevindt zich in een cn dezelfde loodlijn
op den spiegel. Telkens weer zal onze candidaat dus bedrogen uit-
komen in zijn spicrzin.
Bij de beschouwingen van de spiegelbeelden ziet men nu al spoe-
dig. dat ook de slechten, n.1. zij die tot de laatste beweging toe
moeite hebben met de uitvoering ervan, toch bij géén zooveel „trials
cn errorsquot; vertoonen als bij die van 1 naar 2. Betrekkelijk spoedig,
dus na korte oefening, worden dc visucel-motorische hersenbancn
gereorganiseerd. Weber zegt dan ook: „It is well known that plane
mirror drawing, over a period of only 20 min., can alter, temporari-
ly, the visual-motor coordinations of a lifetime.quot; Intusschen duurde
ons experiment geen 20 min. en hoewel er verbetering intrad in den
loop van dc proef, was er toch meestal geen sprake van oefening
van zulk ecn omvang, dat de eindstreep onberispelijk was.
We hebben de verkregen resultaten naar de volgende kwali-
teiten gesorteerd:
de goeden, waar geen of nauwelijks merkbare aarzelingen in het
maken van de verbindingsUjnen waarneembaar waren.
de matiggoeden, waar de grootste moeihjkheid reeds na dc lijn
van 1 naar 2 was overwonnen.
de slechten, waar ook aan het eind van het experiment nog geen
verbetering gekomen was.
Daartusschen in was dan nog een groep van overgeblevenen de
matig slechten.
Tabel 6
SPIEGELAPPARAAT
Gemiddelde duur in minuten/sec. JONGENS
MEISJES
Groep |
I |
5.quot; | |
II |
4.quot; | ||
» |
III | ||
gt;1 |
IV |
3.3' |
3.2* |
Ziet men daarnaast de lijst van de tijden (tabel 6). dan blijkt
wel, dat dc meisjes in alle groepen een beter figuur maken dan de
jongens. Ook ziet men, dat de leeftijd een aanmerkelijke verbetering
geeft, een verbetering zoowel in tijd als in kwaliteit van de prestatie.
De beste helft, dat zijn de goeden plus matiggoeden, maakt van
de jongste groep 30 % en van de ouderen 45 % a 60 % uit. De ont-
wikkeling doet ook hier haar invloed gelden: dit neemt echter niet
weg, dat zelfs de oudste kinderen over het trekken van 9 rechte
potloodlijntjes gemiddeld ruim 3 minuten werk hebben cn dat het
resultaat in ongeveer 40 % der gevallen onvoldoende moet worden
genoemd.
Ook uit het feit, dat ccn flink aantal jongeren dc proeven wel
goed volbrengen, moet men besluiten, dat zij in aanleg beschikken
over een groote mate van omstclvaardighcid. (Hct is mij niet ge-
lukt, voor deze eigenschap een minder germanistisch luidende naam
tc vinden. Mogelijk is het woord „omschakelingquot; beter.) En dat
deze omschakelingsvaardigheid samenhangt met reeds in de kiem
aanwezige eigenschappen, blijkt ten overvloede uit de volgende
aardige bijzonderheid: We hebben al onze 280 spiegelbeelden bij
elkaar gelegd en gevonden, dat er mochten worden genoemd:
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven het aantal links-
händigen aan.
Onder de 31 goeden bleken er dus 7 tc behooren aan links-
händigen. Gezien het aantal linkshändigen, dat zich onder de p.p.
bevond (bijna 10 %). had men mogen verwachten 3 goeden en de
rest naar rato.
Men ziet. hoe 'n goed figuur de linkshändigen maken. Ter ver-
gelijking geef ik de cijfers van den Zweihandprüfcr. waar natuurlijk
geen sprake kan zijn van betere uitkomsten met links- of rcchts-
handigheid.
Ziet hier het lijstje.
goed |
41 |
(3) |
matiggoed |
82 |
(9) |
matigslecht |
96 |
(9) |
slecht |
60 |
(6) |
279 |
(27) |
Samenvatting. Het vermogen, om een eens begonnen beweging
voort tc zetten in een andere richting, is reeds in een vroeg tijdperk
van ontwikkeling aanwezig. Meisjes bezitten deze eigenschap in
hooger mate dan jongens. Linkshandigheid gaat gepaard met een
grootere vaardigheid in het omschakelen. De omschakelingsvahr-
digheid is oefenbaar.
7. Kinematometer.
Het oordeel over den stand en de passieve standsveranderingen
van ledematen berust op de sensible prikkels, die uitgaan van huid,
(door veranderde spanning waarschijnlijk), van spieren, fasciën cn
(volgens Goldscheider voornamelijk) van de gewrichten. De
huid heeft in deze geen gewichtige functie volgens dezen onder-
zoeker. De anaesthetisch gemaakte deelen geven n.1. geen duidelijk
mindere resultaten; de gefaradiseerde gewrichten daarentegen wel.
In onze onderzoekingen moesten echter de passieve bewegingen
door een actieve beweging worden gevolgd: behalve op sensible
qualiteiten. wordt hier dus ook een beroep gedaan op het motorisch
innervatiegevocl (Kraftsinn in engerer Bedeutung). Men verstaat
hieronder de vaardigheid de mate van de aangewende bewegings-
impuls gedurende de beweging zelf te beoordeelen. Sahli (41)
teekent hierbij aan. dat het onderzoek van deze functie net zoo goed
bij de motiliteit als bij de sensibiliteit kan worden behandeld en dat
men beter doet, niet van een krachtzin te spreken, aangezien „es
vielmehr anzunehmen ist, dasz das Innervationsgcfühl in Wirklich-
keit von den eigentlichen sensiblen Funktionen insofern abweicht,
als es seinen Ursprung im motorischen Centrum, nicht in der
Peripherie hat.quot; „Wahrscheinlich ist das Innervationsgcfühl nichts
anderes als der in seiner Intensität introspectiv beurteilte bewuszte
coordinierte Willensimpuls.quot; i)
Zooais bij de bespreking van den gang van het onderzoek werd
opgemerkt, zijn de resultaten voor ecn deel afhankelijk van de snel-
heid, waarmee de beweging is voorgedaan. We hebben dus in dit
opzicht getracht, de beweging eenparig, niet te langzaam, maar
vooral ook niet te snel te doen verloopen.
Beurtelings werd de flexie of de extensie versterkt, door de ver-
plaatsing over —30°. 40°, —12quot;. 60° en 100°.
De eenig juiste wijze van beoordeeling van de gemaakte fout leek
ons. den nieuwen stand te noteeren in booggraden en de gemaakte
afwijking met vermelding van het teeken in procenten te berekenen.
') lo. co. pag. 704
-ocr page 80-booggraad verschil bij 12 graden geeft dus een fout van 8V3 %
......30 ............31/3 %
.. 40 ............21/2 %
......60 ............12/3 %
.. 100 ............1 %
a. De gemiddelde fout is nu berekend, door de som van alle
fouten (in procenten uitgedrukt) te deelen door het aantal waar-
nemingen. Het blijkt nu, dat noch leeftijd noch sexe op deze uitkomst
van invloed is en dat dus het vermogen, om den omvang van een
beweging te bepalen, niet gebonden is aan verkregen vaardigheid.
Tabel 7a
Gemiddeld fout in procentennbsp;JONGENS MEISJES
Groep |
I |
14.9 |
16.0 |
»» |
II |
16.1 |
18.0 |
III |
15.1 |
14.0 | |
IV |
14.6 |
16.0 | |
Idem bij adductie alleen | |||
Groep |
I |
19.» |
20.8 |
» |
II |
24.« |
27.8 |
n |
III |
23.« |
19.« |
f» |
IV |
22.8 |
23.« |
Idem bij abductie alleen: | |||
Groep |
I |
12.2 |
12.« |
» |
II |
10.2 |
11.» |
1» |
III |
10.2 |
10.0 |
n |
IV |
9.2 |
11.3 |
b. We hebben dc berekening van het gemiddelde foutcn-pcrccn-
tage ook nog uitgevoerd voor elk der groepen van beweging af-
zonderlijk: —30° en —12° vereenigd tot de adduceerende groep
en de overige tot de abduceercndc.
Het verschil tusschen beide categorieën is groot cn telkens
is dc gemiddelde fout bij een flexie (adductie) veel hooger.
Het bleek nu — zooals ook reeds in Hoofdstuk I werd betoogd
— hoe ongewenscht het was, onze waarden aldus te hebben ge-
kozen, want uit deze getallen was nu niet op te maken, in hoe-
verre zij op debet kwamen van de tuigbeweging of van een alge-
meene neiging, om kleine afstanden te onderschatten.
c. Wel hebben we deze berekeningen niet geheel vergeefs ge-
maakt, want zooals bij het draadkluwen is medegedeeld, waren er
eenige p.p.. die de adduceerende beweging BA minder vlug hadden
verricht dan de afvoerende AB. Indien dit nu was gelegen niet in
een toeval, maar in een tot hun aanleg behoorende eigenschap, dan
mochten we allicht verwachten, dat deze nu bij uitzondering eens
minder fouten hadden gemaakt bij den omvangsmeter over de nega-
tieve waarden. We hebben dit niet gevonden.
Tabel 7
Overschat 1177 41.« Vo
Onderschat 1393 49.' quot;/o
SOM: 2838 waarnemingen
268 juist 9.quot;
2570nbsp;90.« ®/o
Aantal Overschat Onderschat
waarnemingen
JONGENS Groep I |
300 |
42V |
48.» |
48.' |
44.=' |
1505 |
waarvan goed geschat 9.quot; °/o | ||||
MEISJES Groep I II .. III |
305 |
40.2 |
34.quot; |
49.® |
53.' 54.° |
1333 waarvan goed geschat 9.®% |
d.nbsp;Vervolgens hebben we het aantal bewegingen, dat resp. werd
overschat en onderschat, apart geteld en ook hun aantal in procen-
ten tot uitdrukking gebracht. Vooraf zijn hiervan natuurlijk afge-
trokken dc toevalstreffers, d.z. die 9 a 10 »/o, waarbij de beweging in
den volmaakt juisten omvang werd nagemaakt. Zoo ontstond tabel 7.
Uit deze tabel blijkt, dat als regel de beweging te klein gemaakt
wordt. Wel zijn de cijfers voor de verschillende groepen nu nict
zoo buitengewoon regelmatig, maar er is toch duidelijk te zien, dat
het aantal onderschatte bewegingen aanmerkelijk grooter is.
(49.1 % onderschatte tegen 41.5 % overschatte.)
e.nbsp;Om nu niet in dezelfde fout tc vervallen als onder b genoemd,
hebben we ditmaal niet de negatieve waarde met de gezamenlijke po-
sitieven vergeleken, maar aan beide zijden de uitersten weggelaten.
Het voordeel was dat wij daardoor vergelijkbare grootheden kregen.
n.1. —30° en -f40''. In tabel 7b is nu nogmaals het aantal bewe-
gingen. dat tc groot of te klein is gemaakt, in % gewaardeerd voor
de beide genoemde grootheden.
Tabel 7b.
nBeweging te grootquot; in percenten
40»
Groep I
II
III
« IV
Groep I
II
III
« IV
JONGENS
42.4
43.3
36.3
36.6
29.5nbsp;\
40.0
38.3
30.6
38.8 V
MEISJES
33.8 o/o
47.« Vo
— 30quot; | ||
lt; |
53.3) | |
lt; |
58.3 ( |
48.®°/o |
lt; |
45.8 | |
lt; |
40.0] | |
lt; |
45.9] | |
lt; |
55.0 1 | |
lt; |
45.6 | |
lt; |
45.1 ^ |
36.3 0/0
-ocr page 83-.Beweging te kleinquot; in percenten
40°
Groep |
I |
JONGENS |
52.5] |
gt; |
36.71 | |
ft |
II |
tf |
50.0 |
53.4 o/o gt; |
25.0 |
38.8% |
ft |
III |
ff |
56.2 |
gt; |
40.8 | |
»t |
IV |
ff |
53.3 |
gt; |
51.6 | |
Groep |
I |
MEISJES |
62.3 |
gt; |
39.3 | |
II |
ff |
53.3 |
57 O 0/0 |
38.3 |
38.' 'lo | |
H |
III |
ff |
54.3 |
gt; |
38.3 | |
t» |
IV |
ff |
64.5 |
gt; |
41.9 | |
55.20/0 gt; |
38.« quot;lo |
Hoewel ook hier de cijfers nogal uiteen loopen, zijn, in al onze
groepen, de getallen voor -f 40° kleiner dan die voor —30° (als men
de overschatte bewegingen beschouwt). Bij de te kleine bewegingen
wint het percentage van fouten bij positieven uitslag het aanmer-
kelijk van dat bij negatieven uitslag. Wij mogen hieruit besluiten,
dat er een algemeene neiging bestaat om de grootte van de strek-
beweging te'onderschatten en daarentegen de grootte van de buig-
beweging te overschatten. Deze eigenschap is niet afhankelijk van
geslacht of ouderdom. Duidelijker dan in tabel 7b valt dit nog eens
te lezen uit tabel 7c.
Samenvatting. Tusschen het 10e en hct 16e jaar ondergaat het
vermogen om de juiste omvang van een beweging aan te geven,
geen wijziging. Men heeft meer kans de grootte van een beweging
te onderschatten dan te overschatten. Onafhankelijk van geslacht
of leeftijd is cr cen neiging, om den omvang van een strekbeweging
te onderschatten en de grootte van een buigbeweging te over-
schatten.
8. Doolhof.
In het Historisch Overzicht is uitgelegd, waarom naar onze mec-
ning in een onderzoek naar den ontwikkelingsgang van dc motori-
Tabel 7c.
Alle groepen te samen
Overschattingen (= beweging te groot)
40° 38.8 °/o |
/ 40quot; alle waarden f_ 12quot; 42.5 °/o |
-30° 48.5nbsp;«/o JONGENS 46.6nbsp;°/o MEISJES |
36.3 o/o |
41.5 °/o |
47.6 °/o te samen |
40.° 53.4 o/o |
Onderschattingen (= be / 40° alle waarden ( — 12° 48.5 °/o |
:weging te klein) 38.8 °/o JONGENS |
55.2 °/o |
49.1 °/o |
38.8 °/o te samen |
sehe functies, een test ter bepaling van het onmiddellijk geheugen
voor bewegingen niet mocht ontbreken.
Evenals ik dat bij de vorige proef heb gedaan, mag ik ook hier
mijn beschouwingen wel beginnen met een korte physiologische
uitweiding.
Dc stcrcognosic, d.i. hct vermogen om zich, door betasting van de opper-
vlakte van voorwerpen, ccn indruk over hun aard of voorkomen tc vormen,
is geenszins ccn eigenschap, gebonden aan onze sensibele organen.
O
?0
gt;
Het feit. dat de tastzin het best ontwikkeld is aan de toppen van onze
vingers of in het mondslijmvlies. zou doen vermoeden, dat hct vermogen
gebonden is aan de periphere aanrakingsgewaarwording (van druk, van
pijn, van temperatuur). Toch geldt ook hier. evenals bij den kincmato-
meter, dat de tactiel-stereognostische waarneming voor ecn belangrijk deel
berust op het motorische innervatiegevoel. Een enkele maal was deze
motorische impuls zelfs overwegend bij de reproductie van de geheugen-
beelden: men zag den vinger in vogelvlucht over de koperen draad heen-
zweven of een andere maal met een sprong over een kruispunt heenwippen.
In graphiek VI vindt men de van deze test gemaakte curven.
Allereerst valt het op. hoe weinig differentiatie de leeftijd of het
geslacht geeft. Voor geen enkele groep is het doolhof een test d'âge.
Eerst de oudste groep kan bogen op het feit de 75 % te bereiken,
en dat nog slechts voor het eenvoudigste doolhof van 3 lijnen.
Hoogstens kan men dus concludeeren dat 15/16 jarige kinderen
een onmiddellijk geheugen moeten hebben voor ecn drievoudige.
rechtlijnige beweging.
Groep III van de jongens vertoont ccn piek en eigenlijk over het
geheel zijn de jongens wat dichter om hct middelpunt gegroepeerd.
Den klokvorm hct meest nabij komt de meisjes-groep IV, maar
voor een practische bruikbaarheid is de strooiing veel te groot.
Het is dus niet mogelijk, op dezc wijze tot ecn Iceftijdsbepaling te
komen: toch mag men den invloed van de ontwikkeling niet geheel
uitsluiten.
Tabel 8
Gemiddeld aantal lijnen
Groep I
II
.. III
.. IV
Gemiddelde van alle groepen
Gemiddelde bereikt door de ma-
kers van goede spiegelbeelden
JONGENS MEISJES
5.47 |
5.52 | |
5.83 |
5.66 | |
5.61 |
5.95 | |
6.20 |
6.26 | |
5.74 |
5.86 | |
5.79 |
Tabel 8 die de arithmetische gemiddelden geeft, laat zien, dat er
een kleine toename met den leeftijd is.
Deze uitkomsten zijn zeer merkwaardig, als men bedenkt, hoe
hct onderzoek naar het onmiddellijk sensorisch geheugen geleerd
heeft, dat dit wèl sterk gebonden is aan den leeftijd. De Binet-test
van het nazeggen van getallen is dan ook bij uitstek een „test de
développcmentquot;.
We moeten dus wel tot de conclusie komen, dat in tegenstelling
met hetgeen men vindt op het gebied van het sensorisch geheugen,
het vermogen tot reproductie van bewegingen dieper in den aanleg
verankerd ligt.
Toen ons uit de spiegelproef duidelijk was geworden, dat een
visucel-motorische baan bij de linkshändigen minder sterk is in-
geslepen dan bij de rechtshändigen, hebben wij ons afgevraagd, of
niet iets dergelijks het geval zou kunnen zijn bij het doolhof. M.a.w.
of niet ook daar, dc linkshändigen tot betere prestaties in staat
waren dan de rechtschen. Nu is ook hier het aantal linkschen in
elke groep te klein om afzonderlijk te worden geteld en heb ik dus
wederom alle groepen van beide sexen vereenigd. Ik mocht dat te
meer doen. omdat bij de berekening van de resultaten dezer test
wel gebleken was. hoe gering hct verschil is tusschen jongens en
meisjes en tusschen ouderen en jongeren.
Het blijkt dan nu, dat onze p.p. een gemiddeld aantal van 5,79
lijnen konden reproducceren. Bij de links-handigen is dit 6,13.
Hoewel het verschil van 0,34 een uiterst geringe toeneming is cn
mogelijke toevallige omstandigheden bij zulke kleine groepjes niet
zijn uit te sluiten, wijst hct er toch wel op, dat ook hier dc links-
händigen een voorsprong hebben.
En theoretisch is dat wel tc verklaren.
Immers ook bij het doolhof wordt gewerkt met een blinddoek;
met uitschakeling dus van de visueele prikkels, die voor de meesten
zoo'n groote steun zijn bij hun motorische daden. De linkshändigen
hebben daaraan echter — getuige de spiegelproef minder be-
hoefte dan de rechtshändigen.
Samenvatting. De ontwikkeling brengt weinig verbetering in het
vermogen tot onmiddellijke reproductie van voorgedane bewegin-
gen; hct motorische geheugen is bij jongens en meisjes op gelijke
wijze aanwezig; mogelijk bij linkshändigen in hoogere mate dan bij
rechtshändigen.
Tremometer.
Dit toestel wordt gebruikt om de rust en vastheid van hand, die
noodig zijn om een beweging nauwkeurig te volbrengen, te meten.
Ook hier wordt wel als bezwaar geopperd, dat tevens de emotio-
naliteit gemeten wordt. Ik acht dit bezwaar niet groot, aangezien
de fijne tremor, die de zenuwachtige p.p. vertoonen, geen zoodanige
amplitude heeft, dat contact wordt gemaakt.
We hebben alleen het aantal fouten gemeten en niet. hoewel dat
Vaak gedaan wordt, ook den verbruikten tijd in de beoordeeling be-
trokken. Het lijkt mij zelfs beter, om dit na te laten. Het is toch een
bekend feit. dat bij langzame bewegingen ataxie vaak duidelijker
voor den dag komt, dan bij vlugge beweging. Clinici weten wel, dat
een lijder aan ataxie de onzekerheid van zijn bewegingen wat mas-
keeren kan. door de snelheid van de bewegende extremiteit tc ver-
grooten, terwijl mogelijk ook de intensiteit van de wilsimpuls in
staat is, geringe graden van beven te overwinnen.
De mate van nauwkeurigheid, waarmede de beweging — onder
contrôle van het gezichtsorgaan. — is verricht, komt tot uitdrukking
in het aantal gemaakte fouten. De eventueele fouten in de eerste
gleuf zijn geheel buiten de berekening gelaten. Wij hebben dit ge-
daan om aan onze p.p. de gelegenheid te geven zich met de tech-
niek van de proef vertrouwd te maken en bij een enkele achter-
dochtige mogelijk nog de vrees te overwinnen, dat zc ,,stroomquot;
Zouden voelen.
De gemiddelden van iedere groep vindt men in tabel 9.
Veel teekening vertoonen onze cijfers niet. Het maakt wel den
indruk, dat de jongens wat vaster van hand zijn; ook ziet men, dat
met het toenemen van den leeftijd de nauwkeurigheid van werken
beter wordt.
Over eventueele fouten die in gleuf 5 kunnen zijn geslopen,
sprak ik reeds.
Wat bij het doorzien van de verschillende lijsten treft, is. dat het
-ocr page 89-Gemiddeld aantal fouten in
JONGENS
MEISJES
Tabel 9
Groep |
I |
1.« |
2.=^ |
7.' |
^ |
M |
II |
1.» |
2.quot; |
6.' |
11.3 |
tt |
III |
O.ö |
1.3 |
4.2 |
10.« |
tt |
IV |
0.« |
1.« |
4.® |
8.Ö |
Groep |
I |
1.® |
2.' |
6.» |
8.quot; |
fff |
II |
1.' |
2.' |
5.» |
9? |
tt |
III |
1.5 |
2.3 |
4.« |
10.« |
M |
IV |
1.2 |
1.» |
4.5 |
12.» |
Tabel 9a
Groep |
Aantal personen, dat meer fouten maakte | |||
in 2 dan in 3 |
in 3 dan in 4 |
in 4 dan in 5 | ||
J. |
I |
7 |
0 |
0 |
M. |
I |
3 |
1 |
0 |
J. |
II |
3 |
0 |
0 |
M. |
II |
7 |
3 |
0 |
J. |
III |
6 |
3 |
1 |
M. |
III |
5 |
6 |
3 |
J. |
IV |
2 |
3 |
0 |
M. |
IV |
6 |
1 |
1 |
39 |
17 |
5 |
zoo vaak gebeurt, dat in een gemakkelijker gleuf meer contact is
gemaakt, dan in een moeilijkere. Vooral komt dit voor den dag
bij gleuf 2, die door haar betrekkelijke wijdte toch nog tot het ge-
makkelijk deel der opgave moet worden gerekend. Ja. het is haast,
of het voor vele p.p. een tè gemakkelijke opgave is en daardoor wil
en opmerkzaamheid niet voldoende worden gespannen. Want ..de
moeilijkheid eener handeling schept het motief voor een krachtiger
inspanning van den wil of concentratie der opmerkzaamheid en wel
zóó. dat de wilskracht evenredig met het stijgen der moeilijkheid
toeneemt.quot;
„Es wächst der Mensch mit seinen höheren Zielenquot;, cf. A.
Hillgiubet: Fortlaufende Arbeit und Willensbetätigung en F. Rods:
De psychologie van den wil. Nijmegen, 1916. blz. 133.
Tabel 9a stelt een en ander nog eens duidelijk in het licht.
Samenvatting. Ook de precisie van de beweging behoort tot de
groep van motorische eigenschappen, die reeds in een vroeg tijdperk
der ontwikkeling aanwezig is en met de jaren maar weinig wordt
verbeterd. Jongens verrichten een beweging met iets grootere nauw-
keurigheid dan meisjes.
CONCLUSIES.
Resumeeren we het door ons gehouden onderzoek.
In de inleiding werd gewezen op de fundamenteele beteekenis
van de motorische handeling voor de ontwikkeling van het gees-
telijk leven. In de motorische bekwaamheid van een individu heeft
men dus een graadmeter voor diens geestelijke ontwikkehng. Het
lijkt daarom gewenscht, een schaal van motorische vaardigheden
op te stellen (zooals Binet-Simon een testserie hebben ontworpen
om de qualiteiten van sensorischen aard te meten). Wij onder-
schrijven echter de kritiek, die uitgebracht is op de „Metrische
Stufenleiterquot; van Oseretzky.
Wij meenen, dat ons onderzoek heeft aangetoond, dat een zoo-
danige schaal alleen dan een betrouwbaar inzicht kan geven in
de motorische structuur van het individu, indien aan alle motori-
sche componenten een evenredige aandacht is geschonken. Onze
verschillende tests voor kracht en omvang van beweging, voor
coördinatie en precisie, voor uithoudingsvermogen, voor vaardig-
heid tot omschakelen en voor het onmiddellijk geheugen voor
beweging, vertoonen onder elkaar slechts een zeer zwakke corre-
latie; meer nog dan bij Binet-Simon zal het weergeven van de
uitkomsten van het onderzoek naar het motorisch intellect in een
enkel getal of quotiënt, iets gedrongens meebrengen.
Ik erken gaarne de practische bruikbaarheid van het Intelligentie-
quotiënt, maar onderschrijf het bezwaar, dat deze uitkomst slechts
een povere afspiegeling geeft van de zeer eenzijdige talenten. Ik
deel dan ook de meening van Rossolimo, dat het beter is de uit-
komsten in een profiel weer te geven.
In niet mindere mate geldt dit ook voor het onderzoek op mo-
torisch gebied.
Invoering van het begrip motorisch profiel zal de voorkeur ver-
dienen boven dat van motorischen leeftijd of van motorisch intel-
ligentie'quotient.
n
De concrete gegevens van ons onderzoek leiden tot de volgende
Conclusies:
1°. Na het elfde jaar zijn de meisjes handiger dan de jongens.
Deze voorsprong komt' niet tot uitdrukking in proeven, waarbij
gebruik wordt gemaakt van minder eenvoudige, althans niet tot het
dagelijksch gebruik behoorende, voorwerpen.
2°. De spierkracht van een kind neemt toe met den leeftijd. Zoo-
wel in handenkracht als in ,.Ausdauerquot; overtreffen de jongens de
meisjes. Dit geldt ook voor het vermogen om te volharden bij hct
verrichten van spierarbeid. Hierbij past echter eenige restrictie.
Indien de gevraagde opgave te gemakkelijk is. beloopt men dc
kans onbetrouwbare uitkomsten te krijgen, doordat de uitvoering
van het experiment dan niet geschiedt met inzet van de beschik-
bare energie.
3°. Jongens hebben een beter vermogen tot coördinatie van be-
wegingen dan meisjes.
4°. Daarentegen bezitten meisjes weer in hoogere mate het ver-
mogen om een in een bepaalde richting vastgelegde beweging in
een andere richting te doen verloopen.
5°. Men heeft meer kans de grootte van een beweging te ondec
schatten dan te overschatten. Onafhankelijk van geslacht of leeftijd
is de neiging, om den omvang van een sfrcAbeweging tc onder-
schatten en de grootte van een buigheweging te overschatten.
6°. Het onmiddellijk geheugen voor bewegingen is bij jongens
en meisjes even sterk cn bij linkshändigen mogelijk iets sterker
dan bij rechtschen.
7°. Jongens verrichten bewegingen met iets grooter nauwkeurig-
heid dan meisjes.
8°. In experimenten, waar het eventueel maken van visueele
correcties wordt verhinderd, zullen linkshändigen naar verhouding
ccn beter figuur maken.
9''. Het onmiddellijk geheugen voor beweging is reeds in een
vroeg tijdperk der ontwikkeling aanwezig. Evenzoo het vermogen tot
coördinatie en omschakeling. Ook voor het nauwkeurig afpassen
van bewegingen en het vermogen tot bepaling van den omvang
daarvan, mag men dit aannemen. De invloed van den leeftijd is
hierop gering.
10°. De algemeene handigheid neemt toe tot hct veertiende jaar,
11 Het oudere individu kan zich vaardigheden eigen gemaakt
hebben, die een mindere aanleg voor het coördineeren van be-
wegingen compenseeren.
12°. Een toeneming van hct motorisch geheugen heeft tusschen
het 10e en 16e jaar niet noemenswaard plaats.
13°. Hetzelfde geldt voor de precisie der beweging.
14°. Dynamometer, Flack en Dynamograaf kunnen als leeftijds-
test gebruikt worden, hoewel de vorm der dynamograafcurve door
den aanleg bepaald wordt.
OVERZICHT DER GERAADPLEEGDE
LITERATUUR.
1.nbsp;H. Antipoff.................. L'évolution et la variabilité des
fonctions psycho-motrices d'après
l'étude statistique Arch, de Psych.
1928. Tome XXI. pag. 1.
2.nbsp;A. Argelander ............ Uebungsfähigkeit und Anfangs-
leistung. Ztschr. f. angew. Psych.
1921. Bd. 19. pag. 1.
3.nbsp;„nbsp;„nbsp;Uebungsfähigkeit der Leistungs-
qualität. Ztschr. f. angew. Psych.
1923. Bd. 21. pag. 225.
4.nbsp;W. Ch. Bagley............ On the correlation of mental and
motor ability in schoolchildren.
Americ. Journ. of Psych. 1901,
Vol. 12, pag. 193.
5.nbsp;A. Berliner .................. Einflusz des Alters auf die Ge-
schwindigkeit bei leichter Arbeit.
Ztschr. f. angew. Psych. 1924.
Bd. 23. pag. 196.
6.nbsp;O. Bobertag ............... Die Psychologie des Jugendlichen.
Praktische Psychologie, 1919/20,
Jahrg. 1, Heft 9. pag. 273.
7.nbsp;K. Böge ..................... Eine Untersuchung über prakti-
sche Intelligenz. Ztschr. f. angew.
Psych. 1927. Bd. 28. pag. 85.
8.nbsp;T. L. Bolton ............... The Relation of motor power to
intelligence. Americ. Journ. of
Psych. 1903. Bd. 14. pag. 353.
9.nbsp;H. J. F. W. Brugmans ... Psychologische Methoden en Be-
grippen. Volksuniversiteitsbiblio-
theek. Haarlem. 1922.
10 C Burt ..................... Mental and Scolastic Tests. Lon-
don. 1922.
11.nbsp;W. Cohnen.................. Einflusz der Uebung auf die
Wurfleistung von Kindern. Zt.-
schr. f. angew. Psych. 1927, 13d.
28. pag. 369.
12.nbsp;W. Enke .................. Experimental psychologische Stu-
dien zu Konstitutionsforschung
(Psychomotorische Untersuchun-
gen ). Ztschr. f. d. ges. Neurologie
u. Ps. 1929. 118. pag. 798.
13.nbsp;M. J. van Erp Taalman Experimentelle Untersuchungen
Kip über die Geschicklichkeit beider
Hände. Feestbundel Winkler.
Psych, en Neur. Bladen 1918.
14.nbsp;G. Finzel .................. Vergleich der Leistungen in den
Intelligenzprüfungen mit den Lei-
stungen in der Volksschule. Arch,
f. d. gesamte Psych. 1931. Bd. 80.
Hf. 3/4. pag. 378.
15.nbsp;G. L. Freeman ............ Mental activity and the muscular
processes. Psychological Review
1931. Vol. 38 No. 5. pag. 428.
16.nbsp;C. H. Griffitts ............ A study of some ..Motor Abilityquot;
Tests. Journ. of Applied Psycho-
logy 1931. Vol. XV No. 2. pag.
109.
17.nbsp;M. Gourewitch amp;nbsp;Zur Methodik der Untersuchung
N. J. Oseretzky der motorischen Functionen. Mo-
natschr. f. Psychiatrie u. Neur.
1925, 59. 78.
18.nbsp;S. T. Heidema ............ Ontwikkeling der experimenteele
psychologie. Groningen. 1928.
19.nbsp;A. Homburger ............ Psychopathologie des Kindesal-
ters. Berlin. 1926.
19a. A. Homburger ............ Zur Gestaltung der menschlichen
Motorik und ihre Beurteiling. Zt.-
schr. f. d. ges. Neurologie u. Ps.
1923. 85. pag. 274.
20.nbsp;H. Keller..................... Mijn Levensgeschiedenis, ver-
taald door Louise Stuart. Utrecht
1905.
21.nbsp;C. Kemal .................. Contribution è l'étude des tests dc
lt;nbsp;développement moteur d'Oserctz-
ky. Arch, de Psych. 1928. Tome
XXI. pag. 93.
22.nbsp;L. Krehl .................. Pathologische Physiologie. Leip-
zig. 1918. pag. 310^
23.nbsp;J. M. Lahy ............... La sélection psychophysiologique
des travailleurs. Paris. 1927.
24.nbsp;K. Marbe .................. Ueber Einstellung und Umstel-
lung. Ztschr. f. angew. Psych.
1926. Bd. 26. pag. 43.
25.nbsp;W. Meistring ............ Beiträge zur Prüfung der Koordi-
nationsfähigkeit. Beiheft 49. Zt.-
schr. f. angew. Psych. 1930.
26.nbsp;„ ..nbsp;............ Geschichte der Untersuchung der
Koordination. Arch. f. d. gesamte
Psych. 1931. Bd. 80. H. 3/4. paq.
516.
27.nbsp;R. Merkin .................. Tests d'Oseretzky pour le déve-
loppement des fonctions motrices
de l'enfant. Arch. d. Psych. 1925.
Tome XIX. pag. 244.
28.nbsp;W. Moede ............... Die psychotechnische Eignungs-
prüfung des industriellen Lehr-
lings. Praktische Psychologie.
9o H AAquot; . unbsp;Î919/20.jahrg. I.Heft 1/2. blz 6.
29.nbsp;H. Munsterberg .........Grundzüge der Psychotechnik
Leipzig. 1914.
quot;nbsp;quot;nbsp;Psychologie und Wirtschaftsle-
T.T T ^ ,nbsp;Leipzig. 1922.
31.nbsp;N. J. Oseretzky ......... Eine metrische Stufenleiter zur
Untersuchung der motorischen
Begabung bei Kindern. Ztschr. f.
Kinderforschung. 1925. Bd. 30.
pag. 300.
32.nbsp;N. J. Oseretzky ............ Psychomotorik. Beiheft 57. Zt.-
schr. f. angew. Psych. 1931.
33.nbsp;J. E. de Quay ............ Het aandeel der sensorische en
motorische componenten in het
verloop van leer- en arbeidspro-
ces. Diss. Utrecht 1927.
34.nbsp;J. L. Prak .................. De psychotechniek der Beroeps-
keuze. Groningen. 1925.
35..... ;................... School, Beroep en Aanleg. Gro-
ningen 1932.
36. O. Richter .................. Untersuchungen an einem Tre-
mometer. Ztschr. f. angew. Psych.
1924. Bd. 23. pag. 283.
37.nbsp;F. Roels en L. Berger ... Onderzoekingen over het moto-
risch geheugen. Mededeelingen
uit het Psych. Lab. R. U. te
Utrecht 1924, pag. 103.
38.nbsp;F. Roels en W. van Popta Onderzoekingen over het moto-
risch geheugen. Mededeelingen
uit het Psych. Lab. R. U. te
Utrecht 1924, pag. 84.
39.nbsp;F. Roels en Joh. v.d. Spek Handleiding voor psych, onder-
zoek op de school. 2e druk. 's-Her-
togenbosch. 1930.
40.nbsp;Th. Rutten .................. Nieuwe Gezichtspunten in de
methodiek der experimenteele
Psychologie. Nijmegen 1931.
41.nbsp;H. Sahli .................. Lehrbuch d. klinischen Unter-
suchungsmethoden. Leipzig. 1920.
Bd. 2 H. 2 pag. 630-720.
42.nbsp;H. Salinger.................. Die rechnerische Auswertung
statistischer Beobachtungsergeb-
nisse. Die Biologie der Person.
Berlin 1926, pag. 135.
43.nbsp;M. Schorn .................. Untersuchungen über die Hand-
geschicklichkeit. Ztschr. f. Psy-
ch. 1929. Bd. 112. pag. 325.
44.nbsp;L. Steffens .................. Ueber die motorische Einstellung.
Ztschr. f. Psych. 1900. Bd. 23.
pag. 241.
45.nbsp;E. Stern ..................... Beitrage zur Intelligenz- und
Eignungsprüfung Minderbegab-
ter. Par. 2. Psychomotilität. Zt.-
schr. f. d. ges. Neurologie u. Ps.
47 4/5 pag. 208.
46.nbsp;W. Stern .................. Die Intelligenz der Kinder und
Jugendlichen. Leipzig 1920.
47.nbsp;W. Stern 6 O. Wiegmann Methodensammlung zur Intelli-
genzprüfung von Kindern u. Ju-
gendlichen. Beiheft 20. Ztschr. f.
angew. Psych. 1927.
48.nbsp;J. Stroomberg ............... De beteekenis der Psychotechniek
voor het bedrijf. Amsterdam 1925.
49.nbsp;J. Ed. Stumpff e.a.......... Rapport betreffende het genees-
kundig schooltoezicht. Ned. Tijd-
schr. v. Geneesk. 1931. pag. 3212.
50.nbsp;E. Tauschcr ............... lieber die Korrelation zwischen
Handgeschicklichkeit und Intelli-
genz. Neue Psychologische Stu-
dien. München. 1930, pag. 197.
51.nbsp;M. A. Tinker............... The significance of speed in test
response. Psychol. Review. 1931,
Vol. 38 No. 5. pag. 450.
52.nbsp;J. A. v. Trotsenburg ..... Ueber Untersuchungen von
Handlungen. Archiv, f. Psychia-
trie. 1921. 62, 728.
53.nbsp;E. M. Twitmyer ......... Visual Guidance in motor learn-
ing. Americ. Journ. of Psych.
1931. Vol. 43 No. 2. pag. 165.
54.nbsp;C. O. Weber ............ Visual Motor Coordination In
concave and convex mirror space.
Americ. Journ. of Psych. 1931.
Vol. 43 No. 2, pag. 254.
55.nbsp;M. O. Wilson andnbsp;Handedness an Ability. Americ.
L. B. Dolan Journ. of Psych. 1931. Vol. 43,
No. 2, pag. 261.
56.nbsp;Th. Ziehen ............... Leitfaden der Physiologischen
Psychologie. Jena, 1911.
57.nbsp;M. Zillig..................... Experimentelle Untersuchungen
über Umstellbarkeit. Ztschr. f.
Psych. 1925, Bd. 97, pag. 1.
58.nbsp;W. H. ten Seldam......... Psychologische Hoofdstukken.
Versluys' Uitg. Mij. Amsterdam,
1926.
quot;■i %
t • •
■u^f gt;■,■-• a--'.-
tr^X*-.','-'. r; -, *
«-...ÄJIt;:^^
quot; • ' ■ ijf.^ v-.t'-?''^'^ ■
■ . r. quot;nbsp;•
-■-eL.
.«tri»
m
Méér dan langs sensorischen weg, doet het jonge kind kennis
op langs taktiel-motorischen weg.
Invoering van handenarbeid als hulpmiddel bij het onderwijs
in de verschillende vakken is daarom gewenscht.
II.
„Kinderbeschermingquot;, door van overheidswege ingestelde
maatregelen van preventief-geneeskundigen aard. kome niet enkel
ten goede aan het leerplichtige kind, maar aan elk zich in den
groei bevindend individu.
Daarbij zij de regeling zoodanig, dat zuigeling, kleuter en
schoolkind, in een bepaald rayon, onder toezicht kome van den-
zelfden gezondheidsarts. Br enk man: 2e Congr. v. Kleuterzorg.
III.
De tuberculine-huidreactie licht niet in over de activiteit van
het proces: veeleer mag men sterke reacties verwachten bij
exsudatieve diathese.
Deze wisselende intensiteit van de reactie van v. Pirquet
vindt haar verklaring mogelijk in een wijziging van het zuur-base-
e ven wicht.nbsp;Fomet: Mag. Orv. Arch. 1929.
Gugelot: Klin. Mededeeling.
IV.
Mits onder geregelde controle van het oogspiegelbeeld, be-
sluite men niet te spoedig tot operatieve therapie bij kinderen
lijdende aan een acute traumatische hersenaandoening.
Brouwer: Maandbl. v. Klndergeneesk. 1932.
V.
Bij dubieuze gevallen van neurasthenie verzuime men niet de
bezinkingssnelheid na te gaan.
VI.
Bij zware septische algemeene infectie overwege men een
immuno-transfusie.nbsp;Hallberg: Acta chlr. scand. 1932
■ - ■nbsp;' ■ îwsa-V
T^ i, t-.
tßg^
•aciWK
Dat „sluiting van scholenquot; — als bestrijdingsmiddel van het
roodvonk — „geen zin zou hebbenquot; (Heyermans: Gem.
Gezondheidszorg, blz. 247), valt te betwijfelen.
VIII.
Het verdient aanbeveling in alle posten voor Eerste Hulp
bij Ongelukken de 5®/o-opl. van jodiumtinctuur te vervangen door
een 2''/o-opl. van mercurochrome.
IX.
Slechts de vervanging van insuline door een gelijkwaardig
per os toe te dienen medicament, kan leiden tot een rationeele
diabetes-behandeling in de plattelandspraktijk.
X.
Lues geeft geen pathognomonische placentaveranderingen.
Olin: Path. Arbeiten Helsingfors 1932.
XI.
Ten onrechte meent Wohlgemuth een inzicht te krijgen
in de samenstelling van het weefselvocht door de chemische
analyse van den inhoud van canthariden-blaren.
Gänslen: Münch, med. Woch. 1922/'23/'24.
Wohlgemuth u. Scherlc: Klin. Woch. 1929/'30.
Urbach: Klln. Woch. 1930.
XII.
Het is waarschijnlijk, dat het deel van de prostaat, dat veelal
op ouderen leeftijd tot zgn. hypertrofie komt, van genetisch anderen
oorsprong is, als het overige deel.
Moszkowicz: Virchow's Archiv. 1932.
XIII.
Alvorens tot een bloedige prostatectomie over te gaan, trachte
men verbetering te verkrijgen door diathermo-coagulatie van het
adenoom.nbsp;Remi)nse: Ned. T. v. Geneesk. 1927/'32.
XIV.
Voor het schoolgaande kind is de invoering van zomertijd
niet van voordeel.nbsp;HamlltonWood: Medical Officer.
Mi,.:!:-:'■■ . ' -»i»; quot;tï
Af
■
♦ . . ♦
- ' ■ gt;
•f • •
i
gt; ■ ' » ' vquot;
•» V •
y-a •
■f;
•«'•fii
«
iiläiquot;quot;
V i- ^ gt;'■»,1*1 9
'-■-tt-.--
. A
St.- -vÉr-v
' «v •
■
1 .
■'. ■ ■-''■■y-'i
-.Ii -■»■Ar- ''JJ^'w/^^-'v-'icii ■•quot;■A.'-^^'.-v'i^nbsp;. .
V
■ïrquot;
•'i l
-ocr page 107-fCfi
.fi