gt;! OAliyiERSCHANS EN VEENHUIZE N.
OMTRENT
HET IN GEBRUK GEVEi^l VAN TlllVGRONDEN
AAN DB
AMBTENAREN, GODSDIENSTLEER AREN ENZ.
in de Rijksgestichten OMMERSCH A NS EN VEENHUIZEN.
(Icdiiikl ter Algeinceiie l.nndsdiiikkci'ij.
idc Aldci'ling. ^0. 167.
Gezien de beschikking van den Minister van Binnen-landsche Zaken, van 5 Augustus 1874, n0. 217, 7de Afdeeling, tot vaststelling van bepalingen omtrent de oppervlakte tuingrond, ten gebruike van den Directeur en verdere ambtenaren bij de Rijksgestichten ümmerschans en Veenhuizen, de Godsdienstleeraars, particuliere winkelhouders , koffijhuishouders, veteranen en arbeidershuisgezinnen aldaar, zoomede van den te Veenhuizen wonende postbode;
Gezien de betrekkelijke beschikking van zijn ambtsvoorganger van den 7den February 1876, n0. 129;
Het noodig oordeelende de bestaande bepalingen te •wijzigen en aan te vullen;
Gelet op het advies van den Directeur der genoemde gestichten, van i) December jl., n®. 2327;
1°. omtrent het in gebruik geven van tuingrond aan de ambtenaren. Godsdienstleeraren enz. in de Rijksgestichten Ommerschans en Veenhuizen vast te stellen de bepalingen aan de tegenwoordige beschikking gehecht;
2°. deze nieuwe regeling met 1 Januarij aanstaande te ■doen in werking treden.
quot;s Gravenhage , 17 December 1878.
De Minister voornoemd.
BEPALINGEN omtrent het in gebruik geven van tuingronden aan de ambtenaren, Godsdienstleeraren enz. in de Rijksgestichten Ommerschans en Yeenhuizen.
Art. J.
Aan de ambtenaren en de Godsdienstleeraren bij de Rijks-g-estichten Ommerschans en Veenhuizen, aan de particuliere winkelhouders, de Rijksveldwachters, de veteranen en militaire gezinnen aldaar, den schrijver van den Directeur, den postbode en den waarnemenden sluiswachter, te Veen-huizen , wordt, behoudens het bepaalde bij art. 4, tuingrond in gebruik gegeven.
Dit gebruik wordt tot wederopzeggens toe verleend, onder de bepaalde voorwaarde, dat de opbrengst niet verkocht noch buiten de gestichten vervoerd mag worden.
Het onderling afstaan van tuinen is verboden.
Art. 2.
De tuingronden behoorende bij de woningen van den Directeur en van de Godsdienstleeraren , uitgezonderd die aan den Roomsch-Katholijken geestelijke te Ommerschans in gebruik afgestaan, blijven de tegenwoordige oppervlakten , met slooten en houtwallen afgebakend, behouden.
Art. 3.
De oppervlakte der tuinen van den Roomsch-Katholijken geestelijke te Ommerschans en van de hierna vermelde
iunbteuareu , particuliere wiukelhouders enz. wordt bepaald, als volgt]:
a. van den genoemden geestelijke , op 48 are;
l). van de Onder-directeuren voor den landbouw, de wijkmeesters, de hoevenaren en den waarnemenden concierge van het logement Veldzigt te Ommerschans, op 21 are;
C. van de Adjunct-directeuren, den Commies ter directie, de Geneesheeren en de Apothekers, op 15 are;
cl. van de Onder-directeuren en de Onder-directrice bij het beheer, den Opziener der gebouwen, de Hoofdonderwijzers en den Isten Boekhouder, op 10 are;
e. van alle verdere ambtenaren, de particuliere winkelhouders, de Rijksveldwachters, de veteranen en militaire gezinnen, den schrijver van den Directeur, den postbode te Veenhuizen en den waarnemenden sluiswachter aldaar, op 0 are.
Art. 4.
Aan hen, die geen eigen menage hebben en aan laatst-overgebleven leden van veteranen en militaire huisgezinnen, die bij andere gezinnen zijn ingedeeld, wordt geen tuingrond toegewezen.
Art. 5.
De in de vorige artikelen bedoelde tuinen mogen niet binnen de grenzen der gestichtstuinen zijn gelegen. Zij worden van de gronden bij de administratie in gebruik, zooveel mogelijk, door heggen, houtgewas of slooten van voldoende breedte afgescheiden.
Het houtgewas waarvan de tuinen zijn omgeven , wordt uitsluitend van wege en ten bate van de administratie gekapt.
De ambtenaren, Godsdienstleeraren en verdere in deze bepalingen genoemde personen moeten bij verplaatsing of bij het verlaten der gestichten de vruchtboomen en het verder in de tuinen aanwezige houtgewas achterlaten.
Art. ('t.
De tuinen niet bij de wouing-en der gebruikers gelegen, worden van een doorloopend nummer voorzien.
Daarvan wordt door den Onder-directeur voor den landbouw een register aangelegd en bijgehouden.
Art. 7.
In de indeeling der krachtens deze bepalingen aangewezen tuingronden mag niet zonder toestemming van den Directeur der gestichten verandering gebragt worden.
Art. 8.
De aardappelen mogen niet buiten de tuinen gekuild worden.
De tuinen worden bemest voor rekening van de administratie, onder de leiding van den Onder-directeur voorden landbouw en van den wijkmeester.
Art. 10.
Voor de bemesting mag ten hoogste per are, 1 stère mestspecien, mits geen handelsmest, worden verstrekt.
Uit de woningen van de beambten worden de mestspecien ten bate van de administratie verwijderd.
De tuinen van de Godsdienstleevaren zijn van de koste-looze verstrekking van mest uitgesloten.
Voor de bewerking kan per 35—40 are, een verpleegde worden aangewezen; in welk geval het toezigt daarop mede door den Onder-directeur van den landbouw en den wijkmeester wordt uitgeoefend.
De loonen voor de bewerking der tuinen worden in ververband met de tarieven van arbeidsloon voor de verpleegden, door den Onder-directeur voor den landbouw geregeld.
Met uitzondering van den jongsten predikant te Veen-liuizen, wiens tuin ten laste van de administratie zal worden bewerkt, zullen de Godsdienstleeraren hunne tuinen door de kosters doen bearbeiden.
Het bewerken van de tuinen der Onder-directeuren voor den landbouw, der wijkmeesters, hoevenaren,schaapherders en van den molenaar te Veenhuizen , geschiedt door de stalknechts, schaapherders en den molenaarsknecht.
De daartoe door de directie aangewezen verpleegden werken in de tuinen:
van het voorjaar tot ultimo April, gedurende den ge-heelen werktijd, en
van 1 Mei tot half September, van 1 uur des namiddags.
Indien de Directeur dit noodig acht, kan hij hierin wijziging brengen.
Jaarlijks in de maand Mei worden de tuingronden door de Onder-directeuren voor den landbouw, overeenkomstig hunne instructie , naauwkeurig opgemeten en de daarvan op te maken processen-verbaal door den Directeur der gestichten aan den Minister van Justitie ingezonden.
Bij ontdekking van handelingen in strijd met het bepaalde bij het 2de en 3de lid van art. 1 en het laatste lid van art. 5, kan het gebruik van tuingrond vervallen verklaard of de schade verhaald worden.
De ambtenaren en verdere personen, zoomede de Roomsch
/
Katholijke geestelijke te Ommerschans, die op den laatsteu October van dit jaar grootere oppervlsikten tuingrond in gebruik hadden dan bij art. 2 is bepaald, blijven tot wederopzeggens toe in bet genot daarvan.
Art. 16.
Alle bepalingen te dezer zake vroeger vastgesteld, zijn bij de invoering der tegenwoordige, ingetrokken.
Aldus vastgesteld bij beschikking van 17 December 1878 u0. 167, 4de afd.
De Minister van Justitie, H. .1. Smidt.