-ocr page 1-

BFLie/O.l.lÖ.

I

!

-ocr page 2-
-ocr page 3-

quot;1

Dr. G. LAI£EP.S,

VOORZITTKK DKR COMMISSIE UIT Dl' OUD-LEERLINGEN.

TOESPRAAK

DEN HOOGLEERAAR

I3R. 13. T E IR,

2 3 MEI (870.

■■-1;., y

-ocr page 4-
-ocr page 5-

TOESPRAAK

AAN

DEN HOOGLEERAAR

B. T F] R B ^ R.

3 3 MEI 1870.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Wij stellen ons voor, hooggeschatte Leermeester! dat Uw gemoed op dezen feestdag bewogen wordt door velerlei aandoeningen, opgewekt door eigene herinnering niet minder, dan door woord en schrift, waarin dankbare vereering en vriendschap ü hare belangstelling toont.

Wij weten, dat Uw hart ook open staat voor bet woord, waarmede wij, namens Uwe voormalige leerlingen, in grooten getale, uit den aanvang zoowel als ook uit den jonasten tijd Uwer Hoogleeraars-bediening, U beden begroeten.

Wat hebt Gij al zien gebeuren in die veertig jaren,

sinds Gij op den 2ijsten Mei 18.S0 te Eemnes U aan de *

heilige bediening verhoudt. Stormen zijn over vaderland en kerk — en over uw huis — gevaren. Toonen van weemoed en rouw zijn Uwer lier ontlokt door smarten, waarvan wij de herinnering thans niet hij

-ocr page 8-

U verlevendigen, tenzij dan om dankbaar te roemen, dat betere hulp nog, dan welke eenmaal Uw Nelson !) U bood, U door Uwen God bestendig verleend werd.

Wij danken Uwe Muse, dat zij Uwe vrienden in staal heeft gesteld, in Uw gevoelvol hart te lezen en Uwe levensbaan met U nog eens weer na te treden. God heeft Uw hart gesterkt en U bijgestaan, menigmaal — zoo als Hij nog gisteren deed.

AVij weten hoe krank Gij waart nog maar weinige dagen geleden, maar waarlijk, nu staat Gij daar — men zoude zeggen — in onverzwakte kracht; altijd zijt Gij nog vervuld met de oude liefde voor de vader-landsche kerk, aan wier heil Gij nog onlangs ver-klaardet niet te wanhopen ~), en welke het woord gold in Uw moedig lied: «Uw toekomst bloeit nog, kerke Gods!quot;

Het was Uwen vrienden goed, op den gedenkdag van Uwen veertigjarigen Evangeliedienst te aanschouwen en te hooren, dat Uwe kracht niet vergaan en Uw geloof niet bezweken en Uwe liefde niet verkoeld is 3).

En wat de wetenschap aangaat, in wier tempel Gij zoo waardig het priesterampt bedient, hel is nog maar weinige weken geleden, dat Gij ons een uitnemend blijk gaaft, dat in het i6de jaar üwer Hoogleeraars-bediening, al gingen 24 jaren, in den Evangeliedienst roemrijk doorgebracht, haar vooraf, U nog de moed en de kracht niet ontbrak. om op den weinig betreden

-ocr page 9-

— 5 -

bodem van Kerkelijke Historiographie den gansch niet wankelen voet te zetten

Met het eigen woord, waarmede Gij vóór zeven jaar U tot den oud-Hoogleeraar bouman gericht heht, mogen wij ü zeiven op dezen dag wél toeroepen:

Wel is het terugzien zoet op veertig vruchtbre jareu, Wel mag TJw dankbre blik verrukt ten hemel staren Tot Hem, die met dit feest TJw werkzaam leven kroont. Die met zoo rijke vreugd zoo rijk een arbeid loont 4).

Gij kunt het ons niet ten kwade duiden, veelgeliefde Hoogleeraar! dat wij, als feestgeschenk, tl eenen schrijflessenaar aanbieden. Gij wilt werken zoo lang het dag voor U is, welnu dan, aanvaard dit geschenk en werk nog lang ten nutte van deze Hoogeschool en de vader-landsche Kerk. «Onwillekeurig rijstquot; — zoo schreeft Gij vóór twee maanden — »het annvSaao} ixcwTOTe voor mijnen geest 5).quot; Vergun ons, dat wij onzen naam met onze vereering en onze liefde aan de plaats van Uwen arbeid verbinden, voor de volgende dagen. God geve, dat zij nog vele zijn!

Gij zijt velen ten zegen geweest met Uwe bezielde evangelie-prediking — in vijf gemeenten, eer Gij hier als Akademie-prediker optraadt, — met Uwe schoone en kalme studiën, te meer te waardeeren in dezen onrustigen tijd, met Uwe liefelijke zangen, voor menigeen, oud en jong, zoo rijk aan verkwikking en troost.

-ocr page 10-

Al kon het vaderland Uwe talenten, de kerk Uwe diensten, de hoogeschool Uwen arbeid, al konden Uwe leerlingen Uwe lessen vergeten, mij dunkt, deze gedachte moet U aangenaam zijn, dat de gemeente des Heeren voortaan Uwen naam zal bewaren, als zij in het heiligdom hare Godgewijde liederen zingt 6). Uw arbeid zal niet ijdel zijn. Hoe zoude dat ook kunnen wezen? Gij hebt vóór 40 jaar bij de aanvaarding der evangelie-bediening het woord van jezus tot het Uwe gemaakt, dat Hij sprak aangaande de Ctoi? uïwi/ioi als de tvrohi Zijns Vaders 7). Dat gebod werd ook U ge-gegeven , die taak ook U aangewezen. In deze levensroeping ligt hel geheim Uwer kracht, zij verklaart den gloed Uwer poëzij, zij was de kracht van Uwen troost ten allen tijde, zij is de grond der bezieling van al, wat U vloeide uit mond en pen. Zij zal ook zijn de vreugd van Uwen levens-avond, Uw licht in den nacht des doods. God spare U lang — en de vrouw, die Gij liefhebt en de kinderen, die Uwe blijdschap zijn, en al, wat U dierbaar is. Wees nog lang met Uw leven ons ten zegen en als Uwe taak is afgewerkt en Gij het einde des gebods hebt vervuld 8), hef dan het blijde icesllied aan, waarvoor de aarde, hoe rijk ook met vreugde gekroond, U de slof niet kon geven — waarvoor de hemel alleen rijk genoeg is aan vreugde.

-ocr page 11-

AANTEEKENINGEN.

') üe Hoogleeraar, destijds Predikant te Eemnes, had op eenen avond, in den tijd der Belgische revolutie eenen ruwen aanval te verduren, waarbij de hulp van zijnen hond, Nelson, hem zeer te stade kwam. Krachtig was door hem, ook op den kansel, het belang van Vaderland en Vorst bepleit, wat sommigen bewoners dier streken zeer mishaagde.

') Zie het hoogst belangrijk tafereel, waarmede het tweede deel van de Geschiedenis der Christelijke Kerk in Nederland door den Hoogleeraar werd besloten.

J) Wegens eene ernstige krankheid des Hoogleeraars, had men zelfs nog Vrijdag te voren zich niet durven voorstellen, dat de Jubilaris op Zondag 22 Mei den predikstoel zoude kunnen beklimmen.

*) Dit gedicht, even als het boven aangehaalde, is te vinden in den laatst verschenen TJichtbundel des Hoogleeraars.

sj In de voorrede van de reeds vermelde ERstoriographie der Kerkgeschiedetm.

6) Uit den vervolg-bundel der Evangelische Gezangen.

T) Des Hoogleeraars intreê-tekst te Eemnes was Joh. XII : 49b—50 •

8) De tekst van des Hoogleeraars feestrede op 22 Mei 1870 was 1 Tim. 1: 5.

-ocr page 12-
-ocr page 13-
-ocr page 14-
-ocr page 15-
-ocr page 16-