-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

lt;amp;}, mys- T.

/

JUBELREDE

TWEEDE EEUWGETIJDE

GROKIIN GENS BEVKUT)]IN' G,

den 28 Augustus 1872.

IT. VAN HEIiWEKDEN, O.H.Z.

/'litttl. Dor.t. en Prt'ilil-dnl.

UitRe^even ten voordeele van het Groene Weeshuis.

I

A. L. SCHOLTfcNS. - GKONINGKN.

BIBLIOTHEEK DER R i J K S Ü Mi VER 31T E1T U T R E C H T i

/1

-ocr page 4-
-ocr page 5-

JUBELREDE.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

JUBELREDE

OP HET

TWEEDE EEUWGETIJDE

VAN

GRONINGEKS BEVRIJDING,

den 28 Augustus 1872.

DOOR

C. H. VAN HERWERDEN , C.H.Z.

Theol. Doet. en Predikant.

Uitgesproken in de Martinikerk aldaar.

TJitgegeven ten voordeele van het öroene Weeshuis.

A. L. SCÏIOLTENS. — GRONINGEN.

BIBLIOTHEEK OER

RiJKSUNIVERSiTEiT UT H ECHT»

-ocr page 8-

.

-ocr page 9-

\an vele zijden aangezocht lot het uitgeven dezer Jubelrede, meende ik aan dat verlangen te moeten voldoen, daar loch ooh deze Toespraak tot de geschiedenis van een Feest behoort, dat, zoo merkwaardig het is uit hoofde van de gebeurtenis, aan wier herdenking het is gewijd, zoo onvergetelijk levens blijven zal uit hoofde van den voortreffelijken afloop, dien het, in verband ook met hel vooral gaand, tweedaagsch studenten/eest, heeft gehad. Voor alles zij rijke dank aan Hem, van 14 ien deze schoone dagen aan stad en land geschonken waren!

Ik heb bij de preek eenige aanteekeningen gevoegd, die, niettegenstaande alia, wat ook in de laatste tueken, over Gromngens bevrijding geschreven is, menigen lezer, zoo ik vertrouw, niet onwelkom zullen zijn.

-ocr page 10-
-ocr page 11-

VOORZANG.

Ps. 118. vs. 12a en 146.

Dit is do tlag, de roem der dagen,

Dien onze God geheiligd heeft;

Laat ons verhengd , van zorg ontslagen,

Hem roemen, die ons blijdschap geeft!

Laat ieder 's Hoeren goedheid loven,

Want goed is d' Oppermajesteit!

Zijn goedheid gaat het al te hoven,

Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!

Heil den vaderlande, der stad en gemeenle! Heil u allen, wie gij zijt en vanwaar ook tot dit jubelfeest opgekomen!

De dag is aangebroken, waarop Groningen van den aanvang des jaars al' staarde; de dag, dooi' kanongebulder verkondigd, door leestmuziek van 's torens trans ingewijd; de dag, die telken jare dooi' liet nageslacht verdient te worden gevierd, maar welks tweede eeuwgetijde door ons, die dit beleven mogen, hem tot een eenigen, heerlijken feestdag verheit. Hadden reeds onderscheiden steden in ons vaderland, dit jaar, het heugelijk tijdstip barer verlossing van de Spaansche dwingelandij te gedenken, maar was Groningen hiervan verstoken, omdat het eerst in 1594 voor altijd van dat juk werd bevrijd: 1 't is als eene vergoeding daarvoor, dat nu het tweehonderdjarig jubilé van de bevrijding der stad invalt; eene gebeurtenis,

-ocr page 12-

8

die, in het bange jaar 1672, als een helder en vrolijk schijnend morgenlicht te midden van de zwarte duisternis, die toen het vaderland overdekte, schitterend blonk.

Teregt meende de Feestcommissie, dat in haar programma, voor heden, ecne godsdienstige viering, zoo mogelijk bij alle gezindten, eene eerste plaats bekleeden moest; en was dooiden Kerker, ad dezer gemeente gereedelijk dien overeenkomstig besloten, dan mogt of wilde ik, toen mijne ambtge-nooten wensditen, dat ik hierbij zou voorgaan, mij aan deze eervolle taak niet onttrekken.

Ongetwijfeld, Stad- en Landgenooten! is het eene behoefte voor uw hart, gelijk voor het mijne, nu terstond in aanbiddenden dank voor Ciod ons neer te buigen.

G E U E D.

GEZANG 2. vs 1 en 5.

DE GEMEENTE.

Dun Iioogcu God alleen zij eer!

Elk kiiiel' voor Hem aanbiddend neêr!

Elk moet Hem dank bewijzen.

Ja Hem , die ons zoo eindloos goed

Verzorgt en in gevaar behoedt.

Moot al hot schepsel prijzen.

DE VROUWEN.

Heft aan, heft aan! roemt zijn gena'!

Hij sloeg ons mededoogend ga',

Hij schonk ons zijn bescherming.

Zingt dan den hoogen God ter eer!

Aanbidt Hem! buigt u dankend neer!

Looft God! looft zijn ontferming!

DE GEMEENTE.

Zingt, aard en hemel! zingt uw' Heer!

Het driemaal heilig meld' zijn eer!

Zingt Hom op hooge tooncnl

De lof van God vervuil' 't heelal.

Die is, die was, die komen zal,

En onder ons wil woonen.

-ocr page 13-

9

JEZ. 12; 5ffl.

Psahnzinqt den Heer, want heerlijke dingen heeft Hij cjedaan.

Het zijn heerlijke dingen, flie wij op dit eeuwgetijde gedenken; God hced ze gedaan; 't betauint ons Hem te loven: ziet hier, Geliefden! den gedachtengang, dien mijne toespraak, overeenkomstig den tekst, volgen zal.

Het zijn heerlijke dingen, die wij op dit eeuwgetijde gedenken.

Verplaatsen wij ons, om dit regt te gevoelen, voor een oogenblik in het tijdperk van den hangen worstelstrijd met Spanje, toen de eerste blijvende zegekreet, die de profetie eener latere, volkomene overwinning was, werd geslaakt, — toen Brielle was veroverd. Men spreekt veel van den tachtigjarigen vrijheidskamp onzer vaderen: maar toen deze aanving, waren er reeds veertig jaren van bloed en tranen voorafgegaan, en op schavot en brandstapel waren duizenden offers van -tirannij en bijgeloof gevallen. Verworven werd eindelijk bij den Munsterschen vrede de zoo duurgekochte prijs. De Vereenigde Nederlanden traden als een vrije staat te voorschijn, onafhankelijk, zelfstandig, tot grooten bloei en welvaart al strijdende geklommen, en boven alles was de edelste en de grootste vrijheid, zonder welke elke andere weinig of niets beteekent, die der godsdienst en des gewetens, als het kostbaarst kleinood verkregen. Zoo stond dit kleine land, bewonderd, nog meer benijd, voor het oog der wereld daar, en niet gering was het gewigt, dat het in de weegschaal van het lot der volken wierp.

Dat prikkelde den trotschen, eerzuchtigen en magtigen Koning, die zeggen durfde: »de Staat ben Ik.'quot; Nederland

-ocr page 14-

40

moest verneclerrl, gefnuikt, wat zeg ik? vernietigd worden ; 2 daartoe onder andere staten verdeeld; hem zeiven moest het beste deel van den buit toevallen; andere vorsten. Karei van Engeland, de Bisschoppen £van Keulen en Munster mogten, voor trouw verleende hulp, 3 het hunne nemen; wal hem echter nog nader bijna aan 't hart lag, dan de vergrooting van zijn gebied ; — hel bolwerk der hervorming moest met Nederland vallen. 4 De Engelsche koning, in 't geheim Rome toegedaan, 5 en de beide kerkvorsten met hem, wenschlen niets vuriger, en zagen reeds, in hunne verbeelding , ons weerloos land lol de gehoorzaamheid aan den Pauselijken stoei leruggehragt.

Gij kent M. T. 11. het geluk der vijandelijke wapenen. — Heeds was binnen Utrecht Lodewijks hooRlkwarlier gevestigd, waar een l^ranscli kardinaal de Domkerk lot de Roomsche eeredienst wijdde,0 en van de wallen van Amsterdam zag men de wachtvuren des vijands. Gelderland was bezweken, en hij had drie Ilollandsche steden in zijne magt. Overijssel was voor den Bisschop van Keulen gezwicht. Koevorden, de sleutel van Drenthe, was door dien van Munster veroverd. Frieslands grens lag open, en door de vcrecnigde Engelsche en Fransche vloot werd Texel bedreigd. 1 Ware Groningen gevallen, de Bisschoppelijke legers zouden friesland hebben bezet, en ongehinderd zou het Fransche leger verder in Holland en straks in Zeeland hebben kunnen doordringen. Reeds hadden de door Lodewijk gestelde vredesvoorwaarden genoeg geleerd, wal van hel vaderland worden zou, indien hij, nadat deze waren afgeslagen, overwon. 1 Uitgeschrapt ware Nederland geworden van de rij der naliön, en aan dragonades, aan de gruwelijkste geloofsvervolging zou hij het hier niet hebben laten ontbreken, die er later zijn eigen land en volk zoo wreedaardig meo teisterde. Neen, Land-genoolen! dan ware het jaar '1872 nimmer een jaar van algemeene, hooggestemde feestvreugde geworden! De vrucht

-ocr page 15-

11

der zege, op Spanje behaald, ware verloren gegaan voor het vaderland!

Zal ik er nog in 't bijzonder over uitweiden , welk lot Groningen zou zijn beschoren geweest, indien het de prooi zijner belegeraren ware geworden? — Wat kon men van eenen Barend van Galen verwachten, die, door Fransch goud omgekocht, hot verbond met onzen Staat verbrak, die met verraders heulde ;en den oorlog onder de leugenachtigste voorgevens had verklaard, daarbij den naam Gods, als stond hij eene geregte zaak voor, aanroepende?8 Wat van hem, die zijne eigene gekwetsten, als hun getal hem te groot werd, ol' hunne wonden onge-neeselijkschenen, medoogenloos liet ombrengen?9 Die, toen de Keulsche Kerkvoogd het beleg wilde opheffen, omdat er bloeds genoeg vergoten was, onverzadelijk hem tot voortzetten dwong!10 Wat moest men niet van de dweepzucht en het bijgelooi zijne!' scharen duchten, wier vuurmonden kogels door monniken bezworen braakten, waarin men tooverformulen vond? quot; Had hun kerkvorst, gelijk hij zich daarmee vleide, de hoogmis op St. Lodewijks dag in dit heiligdom mogen vieren, 12 — de plundering en verwoesting , die zij ten platten lande hadden aangerigt, waarbij zij Roomschgezinden zoo min als Protestanten spaarden, de heiligschennis, door hen aan kerken, aan doop- en avondmaalgereedschappen, aan bijbels gepleegd, de moedwillige moorden, door hen begaan, voorspelden het genoeg, aan welke gruwelen deze ongelukkige stad en haie inwoners, zonder onderscheid van belijdenis, 13 zou zijn ten prooi geworden!

Neen, Groningen kon niet luide genoeg juichen over eigen redding uit het schrikkelijkst gevaar! Maar veel hooger toon nog mogt het aanslaan, omdat het meer dan eenige stad of vest tot behoud van het gansche vaderland, tot behoud van gewetens- en godsdienstvrijheid had bijgedragen. «Groningen constant, 't behoud van

-ocr page 16-

12

'Hand,quot; liecUo lid op'eon loenmaligen gedenkpenning. Een tijdgenoot van die dagen schrijft; »Groningen, de laatste, kleinsLe en minste provincie in 't Vereenigd Nederland weerstond het allereerst den moedigen, trotschen en triom-ferenden vijand, wien alle sterkten en steden zoodanig ontzagen, dat ze, op zijn aankomen, terstond bedwelmd en overwonnen waren.quot; 14 Prins Willem 111 verklaarde, dat de kloekmoedige cn heldhaftige verdediging, voor welke een gelukkig ontzet alleen de welverdiende belooning zijn kon, van het grootste belang was voor het gansche vaderland. 15 In allerijl, met schande beladen, weken de verwalen kerkvorsten terug. Van hier uit werden de plannen beraamd en volvoerd, die, nog eer het jaar ton einde was, al da in deze provincie door den vijand bezette punten, ook het sterke Koevorden, aan zijne magt ontrukten.

Ja, heerlijke dingen herdenken wij op dit tweehonderdjarig jubilé! — Maar heeft God die nu gedaan 1 Kunnen wij, in vollen ernst, de woorden van den proleet overnemen en op Groningen? bevrijding toepassen?

Zouden wij dat niet, Stad- cn Landgenooten'? Wanneer

wij het doen, willen wij geenszins voorbij zien, wat

menschen deden; welke de onsterfelijke loem is uwei

voorvaderen, o Groningers! iloe de Regering, zoodra het

gevaar in de verte genaakte, alles deed, wat tot verdediging-

der stad kon worden in 't werk gesteld; 18 hoe zij voor

do proviandering zoo uitnemend zorgde, dat allerlei

levensmiddelen, waaraan elders behoefte bestond, konden

worden uitgevoerd. 19 Hoe zij, vooral door Karei van

Rabenhaupt aan 't hoofd der verdediging te stellen, en

o-een offers te sparen, om hem, den êrvarensten en ö 1 . . 1 moedigsten krijgsbevelhebber, voor zich te winnen, van haar •

doorzigt en hare zorg het onwedersprekelijkst blijk gaf.

Hoe Rabenhaupt zelf van zijne taak zich zoo trouw en

onvermoeid kweet, dat hij zich, gedurende het gansche

-ocr page 17-

43

beleg, dag noch nacht rust vergunde. 20 Hoe rle burgerij steeds vol moed te wapen snelde, door de vrouwen, ook in 't heetst van het gevecht, op de wallen aangevuurd, wier geestdrift ook de kinderen ontvonkte, en waarin ook grijsaards deelden. 21 Wat de keurbende van studenten, door hoogleeraren begeleid, die vaak uit de gehoorzaal zamen met hen ten strijde togen, des daags en des nachts, ook op de gevaarlijkste posten volbragt, 22 en hoe de Doopsgezinden, die geen wapens durfden voeren, alom ter brandblussching aanwezig waren, en de Roomschgezinden doof waren voor de verleidelijke aanbiedingen der Bisschoppen. 23 Hoe bij het puin zijner woning niemand klaagde, veeleer onbezorgd en met verhoogden moed den vijand tartte;24 hoe de gespaarde woningen van blijder harte voor hen, die huis en have hadden verloren, werden opengesteld, en de rijken dankbaar ook de in armelijke woningen hun aangeboden verblijven aannamen. 5 Hoe eene bezwarende inlegering zonder de minste klagt gedragen werd, en de ligchamelijke verminking, die eene moeder trof door denzelfden kogel, die haar een geliefd kind ontrukte, voor niets door haar gerekend werd, zoo maar de stad niet verloren ging.26 Neen —, wij vergeten de menschen niet, als wij van God spreken, en getuigen, dat Hij de heerlijke dingen, die wij jubelend herdenken, heeft gedaan!

Voorzeker, als wij dit getuigen, handelen wij ook in den geest van die edele, die kloeke en trouwe mannen en vrouwen, die zich lauweren hebben verworven, welke ook na twee eeuwen nog schitterend prijken! fn God, van Wien zij, ook bij de grootste krachtsinspanning en de vol-hardendste zelfopoffering, alleen hulp en redding verwachtten, in God sterkten zich Overheid en burgerij door een duren eed van wederzijdsche getrouwheid, in alle kerken voor zijn oog afgelegd. 21 Dagelijks stonden al de heiligdommen voor de biddende scharen, op last der (legering, open, en de herwaarts gevlugte landpredikanten verrigtten, op haar

-ocr page 18-

u

verzoek, nevens die der slad, de dienst.28 Rij de opeisching der veste ging de fiere weigering der Regering van de verklaring verzeld, dat haar ter verdediging, door Gods zegen, niets ontbrekende was. 29 Rabenhaupt was de man des geloofs niet minder dan des krijgs, en liever dan het eerste te verzaken, had hij zijne goederen prijs gegeven en zwierf hij als balling buiten Bohemen, zijn vaderland, rond, terwijl hij zich door eene geloRe verbonden had, nooit dan voor geloofsgenooten het zwaard te zullen trekken. Rij allen toegezwaaiden lef hernam hij steeds; »6od heeft het gedaan, niet wij!quot; Teregt beeldde men op den gedenkpenning, ter zijner eer geslagen, de godsdienst en de geregtigheid, elkander omhelzende af, met dit het randschrift: »Onder dezen beschermer zijn wij behouden.quot;30— Wanneer bommen de lucht doorkliefden en de kerken ook vooral de mikpunten van liet vernielend vuur des vijands waren, dan stroomden niet te min de biddende scharen tempelwaarts. 31 Psalmzingende leiden vaak de vrouwen hare mannen ten strijde. Toen de stad ontzet was, gaven de Groningers niet zich zelven de eere, maar met de tranen van blijdschap vermengden zich de Juichtoonen van dank , die van de straten, uit de woningen, uit de bedehuizen ten hemel stegen. 33 't Was de uitdrukking van aller gevoel, wat op den straks genoemden gedenkpenning te lezen stond, dat het standvastig Groningen, 't welk het land behouden had, door Go des kracht des vijands magt had verbroken. Rondom het eeremetaal, aan de studerende jongelingschap uitgereikt, stond het gegrift, dat zij md God tot beide, wetenschap en wapenen, bereid was. Neêrlands grootste dichter scheen naauwelijks noodig te hebben, het Groningen toe te roepen:

---»uit puin, uit asch en stof verrezen.

Vergeet de weldaad niet, die God u beeft bewezen!quot; Voorzeker, Slad- en Landgenooten! zoo we ooit een Godsbestuur zullen erkennen, eene hoogere hulp en leiding

-ocr page 19-

15

eerbiedigen, dan voelen wij ons gedrongen, het hier te doen. Tegen 24,000 welgeoefende krijgslieden, houden het zes weken lang 4000 man, soldaten, . schutters en studenten zamcn gerekend, vol. 34 Voor dien tijd was dit eene voorbeeldeloos felle belegering. Dag en nacht werd de stad met de vernielendste werptuigen als overgoten.35 Desniettemin had men hier nauwelijks tachtig tot negentig dooden, terwijl de vijand de zijnon bij duizenden telde.30 — Van merkwaardige bewaringen en uitreddingen spreekt de geschiedenis, en teekont zo op. omdat ze er Gods beschermende hand in ziet. Eenmaal slechts wordt, in weerwil van al de kogels, ook vooral op dit ons heiligdom afgeschoten, de godsdienstoelening hier verhinderd. 37 Bij de verwoestingen, inzonderheid aan de zuidzijde der stad aan-gerigt, werden zou weinig menschen getroffen, dat een tijdgenoot iedere bom een getuige van Gods Voorzienigheid noemt, die do menschen te midden van de puinhoopen hunner woningen beschermde. 38

Zullen wij niet zeggen; »heerlijke dingen heeft God gedaan?quot; Of zullen wij misschien alle bijzonder Godsbestuur loochenen? Zullen wij, omdat wij ons lot de oneindigheid des lloogstcn wezens niet kunnen verheffen, het naar onzen bekrompen maatstaf afmeten, en op rekening van het toeval, of van een noodwendit-en zamenhamr der dingen stetlen, wal zoo zigthaar van goddelijke hulp getuigt? — Maar wat vragen wij het in dit uur, op dezen dag? Welke is anders de reden van onze zamenkomst, waarom heefl men haar ter wijding van alle verdere feestvreugde verlangd, dan omdat men in Groningcns bevrijding de hand Gods erkent, en die wil geëerbiedigd en gehuldigd zien in eene der merkwaardigste gebeurtenissen van de geschiedenis des vaderlands? Zonder die erkentenis ware deze godsdienstige viering doelloos, en zou zij eene ijdele vertooning, een guichelspel zijn. Neen, wij maken nog de

-ocr page 20-

16

woorden van den godsman geheel tot de onze, en getuigen het allen te zameii: God heeft heerlijke dingen gedaan.

GEZANG. 171. vs: 3, 2 cn 8.

DE GEMEENTE.

God! zou ons hart het ooit vergeten,

Wat Gij voor onze vaadren deedt,

Toen dwinglandij het vrij geweten Met al do magt der aard bestreed?

Uw almagt, uw ontferming bood Hun 't eenigst uitzigt in den nood.

DE VROUWEN.

Hoe nietig klein was hun vermogen,

Hoe groot de taak door hen volend!

Wat ramp is hun voorbij gevlogen.

Wat redding bleef hun onbekend!

Gij waart hun steun bij 't gruwzaamst wee;

Zoo staat geen rots in 't hart der zee.

DE GEMEENTE.

O Gij! der vaadren vast vertrouwen,

Hun hulp en toevlugt in 't gevaar ,

Waar kan ons oog deez' grond aanschouwen,

Daar niet uw almagt zigtbaar waar?

Geheel het oude Nederland Was steeds een wonder van uw hand.

God heeft heerlijke dingen gedaan: daarom: psalmzingt den Heer!

Ja, God te loven en te verheerlijken, dat is op dezen tweehonderdjarigen gedenkdag van de bevrijding der stad behoefte voor ons hart! quot;tZij wij afstammen van de groote vaderen, die hier voor twee eeuwen dien zwaren strijd onder den lieer der heir charen streden; 'tzij wij, van elders ingekomen, hun nakroost slechts heeten , voor zoo ver wij op hunne plaats hier leven cn werken: innig moet onze dank zijn voor de behaalde zege; en bij den aanblik van menige door hunne dapperheid en trouw

-ocr page 21-

17

verheerlijkte plek, moet ons de borst van stille vereering en erkentenis zwellen, en hun lof, maar tlan ook — Gods lof op onze lippen zijn. Van hooge aandrift moet ons het hart dan ook wel vooral binnen deze tempelgewelven kloppen, die de gebeden hoorden, waarin de gezangen weerklonken, in die benarde dagen gedurig en gedurig weder tot God opgezonden, waar het Evangeliewoord telkens weder nieuw leven, kracht en moed in de zielen uitstortte. Hier als de nakomelingen dier voorouders vergaderd te zijn, nog na twee eeuwen in het bezit dier voorregten, waarvoor zij gekampt, waarvoor zij goed en bloed hebben opgeofferd; welke lotwisselingen ons vaderland sinds onderging, welke zware schokken het had te verduren, nóg eene vrijheid te genieten als Staatsburgers en als Christenen, die, waren zij bezweken, tot de hersenschimmen zouden behooren: het moet ons, terwijl wij hunne nagedachtenis . zegenen, ook vooral van Gods lof mond en hart doen overvloeijen.

Maar wij weten het: niet met ^den mond alleen, hoe opregt de lof zij. Hem gewijd, verheerlijkt men God. Dat deed men niet in Israels dagen, dat doet men in onze dagen niet. Met de erkentenis van het hart en de lippen moet zich die van geheel het gedrag en den wandel paren. Die moet den stempel drukken op alle plegtstatige hulde, Gode in 't openbaar of in 't vei borgen toegebragt. En wij vragen naauwelijks, waarop ons dan. dit jubilé, met dat voorbeeld onzer vaderen daar vóór ons, allereerst wijst. Waarop anders, dan op de betooning van waarachtige vaderlandsliefde , als immer, ook in onze dagen, de vrijheid en onafhankelijkheid van Nederland wierden bedreigd? Of zouden wij aan deze geen waarde hechten ? Zouden wij zoo bekrompen, liever nog, zoo zelfzuchtig zijn, dal ons alleen ter harte ging, wat oas persoonlijk belang of dat der onzen bevorderen kon ? Zou iemand misschien wanen, dat dit volstrekt niet onchristelijk ware? Dat integendeel vader-

-ocr page 22-

48

lands- en vrijheidsliefde met het Christendom weinig gemeens had? Zou hij dan vergeten, dat, hetgeen waar menschelijk is, ook waar christelijk is, en dat de liefde tol zijn land ieder is aangeboren? Dat wij daarom deze moeten aan-kweeken, en met de daad beoefenen, naar de omstandig-heden het vereischen, en het dus schromelijke ondankbaarheid aan God zijn zou, indien wij ons, bij voorkomend gevaar, niet onzer vaderen en zijner reddende magt waardig beloonden? Hangt ook niet alle persoonlijk en maatschap-' pelijk belang met de welvaart des vaderlands naauw zamen, en kunnen wij ons deze denken, waar vreemden het in hun eigen belang overheeren, en hel zich tot een gragen buit gekozen hebben? Waar de vrijheid en de zelfstandigheid eens volks te gronde gaat, kwijnen ook handel, landbouw en nijverheid; wetenschap en kunst ondervinden er den verdervenden invloed van ; de godsdienst lijdt, de zedelijkheid met haar. — Daarom, Stad- en Landgenooten! is het tweede eeuwfeest van Groningens bevrijding het feest der handhaving en bewaring van ons vrij en zelfstandig volksbestaan: laat ons liet juist ook als zoodanig hoog waarderen; maar dan ook in ons en bij anderen opwekken en aanvnrenden den regten zin voor staatkundige en burgerlijke vrijheid, voor die uitnemende voorreglen, welke wij als Nederlanders genieten! Laat ons dit te meer doen, naar mate ons land klein, ons volk weinig talrijk is! De geschiedenis des vaderlands, ook uit de dagen, die wij herdenken, leert het ons, dal niet een uitgestrekt grondgebied, niet getalsterkte een volk maglig maakt en het van zijne vrijheid verzekert, maar dat dit, met God, de geest des volks doet; het vrij willen zijn; het niet willen zwichten voor vreemd geweld; het liever goed en bloed opofferen, ook in een schier hopelozen strijd, dan nationaliteit en onalhankelijkheid; het liever als vrijen sterven, dan als slaven leven! Een volk, door zulk een geest bezield, overwint; het wordt niet tot slavernij gebragt; het hand-

-ocr page 23-

19

haaft zegerijk welvaart, roem en eer; het triomfeert, want het strijdt met God! Groningers! wordt het vaderland, wat God verhoede! immer weder op de proef gesteld, wordt liet uwe stad: houdt u, mannon, vrouwen en kinderen — ook vrouwen en kinderen streden mede — houdt u aan het voorbeeld uwer roemruchtige voorouders! Toont het u, in dank aan God, waardig, dat gij dezen 28slen Augustus 1872 vieren mogt!

Daar is velerlei burgerdeugd, waarvan ons hel voorbeeld door het voorgeslacht gegeven wordt. Daar is er echter eene, die, tijdens het beleg der stad, zoo treflend uitblonk, dat ik er u ter navolging wel op wijzen moet. liet is die van een eendragtig zamenwerken lot bevordering van het algemeene welzijn, warsch van alle partijbelang. Dit had in 1672 hel vaderland op den rand des afgronds ge-bragt, dat het door partijschap werd verscheurd: maar dit behield Groningen voor hel vaderland, en hielp daardoor liet vaderland zelf behouden, dat hier alle partijschap verre was; dal hier de liefde voor de stad, voor de vrijheid, voor het vaderland, voor de godsdienst allen vereenigde; dal niemand iets anders wilde, dan het algemeen belang. Dit kweekte ook die gehoorzaamheid aan orde en wel, die allen binnen de palen hield, en elk deed behartigen, wal hem was aanbevolen. Ook tot deze edele burgerdeugd roept der vaderen voorbeeld ons op, en dringt ons de dankbaarheid aan God, dien wij heden loven en prijzen.

Maar dan ook, Stad- en Landgenooten! wal bij hen de bron en de kracht hunner toewijding, hunner volhardende zelfopoffering was, dan ook hel geloof in Hem aangekweekt in het hart! liet geloof in Hem, den persoonlijken, den al werkenden, den albesturenden God, in Hem, dien wij door Christus als den heiligen Vader vereeren. Daartoe dan ook de belijdenis van dat Evangelie duur geschat, dat zij niet wilden prijs geven voor het dierbaarste, wal zij bezaten, dat zij kostbaarder achtten, dan het leven! Hoe meer de

-ocr page 24-

20

geest van het Evangelie ons doordringt, hoe werkzamer we ook in alle betrekkingen, onder alle omstandigheden, te allen tijde zijn zullen tot verheerlijking Gods door woord en daad. In de aankweeking van dien geest ligt het heil des vaderlands. Willen we dit behartigen, gelijk deze dag er ons toe oproept, laat ons dan door dien geest leven en zijnen weldadigen invloed bevorderen bij anderen, gij, ouders, bij uwe kinderen, gij echtgenooten, bij elkander, gij, heeren en vrouwen, bij uwe onderhoorigen! o Mogt het kleine Nederland een toonbeeld worden van ware christelijke deugd! daardoor sterk en magtig, ontzien en geëerd; daardoor een spiegelbeeld van der vaderen zin en deugd; een land, een volk, de heerlijke daden nog niet onwaardig, door God eens ten behoeve van het voorgeslacht verrigt! Amen.

NAZANG.

GEZANG. 259. vs. 6.

Bewaar, o God! ons volksbestaan!

Zie Neerland In ontferming aan En deel uw heil ons mede!

Weer van ons vaderland het leed;

Laat ons, wat ook ons volk misdeed,

Den zegen van den vrede!

O! zie in liefd' op Neerland neêr En blijf het trouw beveilgen;

Maar wil vooral, uw naam ter eer,

Ons volk in Christus heilgen!

-ocr page 25-

AANTEEKENINGEN.

1 Zoo als bckond is, was het verraad van Rennenberg in 1580 aanleiding, dat Groningen een tijdlang aan de Unie verbonden eerst, bij de overgave der stad in 1594 aan Prins Maurits, voor goed van het Spaansche juk werd verlost.

1 Vergelijk Valckbniek, V Verward Europa, D. I bl. 133 »Louis XIV —;--heeft altijd gesustineerd, dat hij door geen bekwamer middel zou kunnen worden een universeel Monarch en heerscher van de wereld, als door het conquesteren van de zeventien Nederlandsche Provinciënterwijl verder de voor-deelen worden aangewezen, die hij van de verovering der Vereenigde Nederlanden zou genieten; waarbij herinnerd wordt dat Lipsius zeide: »als dit bolwerk wordt ondermijnd, valt de vrijheid van 't geheele Christenrijk omver,quot; en dat hij aan den Paus schreef: »dit hoekje der aarde is wel klein, maar magtig, aanzienlijk onder alle andere deelen der wereld, die allen, naar dat de toestand er van is, zullen wel of kwalijk varen.quot; Zie verder bij ValCkenieti , hoe Lodewijk »meest alle Protentaten heeft gedisponeerd, om de zeven kleine Geünieerde Provinciën te abandonneren en aan (hem) tot een prooi over te laten.quot; Aid. bl. 220, 224. Vergelijk ook den brief, door Graaf d' Estrades aan hem geschreven, waarin hij den Koning voorstelt, op wat wijze hij, »den Vereenigden Staat zal kunnen vernietigen, en in twee maanden tijds kunnen

-ocr page 26-

22

verrigten, 't geon de magtigste vorsten der aarde niet hebben kunnen doen.quot; E. Meetek, Geschiedenis van het beleg van Groningen in 1672, Gron. 1839, bl. 10. Belangrijk is ook de 'plaats uit von Eaumek's Geschichte Europa's seit devi Ende des fünfzehnten Jahrhunderts, T). VI bl. 43 en 44, medegedeeld door Dr. P. Hofstede de Groot, in de 4de noot. bl. 40 van zijne Godsdienstige rede, tot gedachtenis van Gronin-gens bevrijding in 1838 gehouden. O. a. lezen wij daar: «Frankrijk vond in den vrijstaat der Vereenigde Nederlanden het middenpunt van een zoo koenen, als standvastigen wederstand Onmatig was Lode wij ks toorn, dat hij, de eerste koning in Europa, op zijne trotschc zegebaan door een hoop kooplieden en schippers fin 1667) gestuit was.quot;

' Vaxckeniek aid. bl. 102 : »En dit alles op conditie, zoo men met reden sustineert, en bij verscheiden voorvallen namaals heeft kunnen afnemen, (alzoo hunne onderlinge traktaten zoo secreet bleven, damp;t die niemand kon gewaar worden, wat moeiten zijn gedaan), dat zij beide koningen de Geünieerde Provinciën op die manier zouden deelen, dat de Franschen Holland wel voor zich bij de repartitie zouden hebben, doch hetzelve niet eer zouden conquesteren, dan wanneer zij de Engelschen zouden hebben gezet in do volle possessie van Zeeland. Welk deel van den buit aan de Bisschoppen zou toevallen, blijkt met bepaalde zekerheid niet, daar althans de artikelen van het verdrag met dien van Munster nooit zijn te voorschijn gekomen. Valckenieii, bl. 113. In de opeisching der stad verklaren beide, dat zij, indien zij zich ten goede wilde schikken (in zich overgeven, haar »door middel van een regtmatig akkoord, tot het heilige Eoomsche rijk en deszelfs gemeene Duitsche vrijheide?!) wilden brengen.quot; Zie De gedenhveerdigste voorvallen in en omtrent de belegering der stad Groningen door den Keurvorst van Keulen en den Bisschop van Munster, Gron. 1713, bl. 16, 17. Wanneer men echter de capitulatie, door de Ridderschap van Overijssel met Barend van Galen aangegaan, leest, verneemt men, dat deze, »nevens andere vestingen en heerlijkheden, ook de heerlijklieid van Overijssel in zijn geweld gebragt had.quot; Hij spreekt van zijn

-ocr page 27-

23

door zijne geregte wapenen daarop verworven regt, van zijne landvorstelijke Overigheid en wat daarvan dependeert, en dat die van Overijssel zich van nu aan ten eeuwigen tijden door geene oorzaak ol eenige toevallen der wereld daarvan willen laten scheiden, maar hij hem, als hunnen Landvorst en Heer, lijf. en goed wi.len opzetten. — Er volgt dan ook vorder een aantal wetten en voorschriften, die hij als Landvorst inaakt. Zie Valckeniek t. a. p. Copie van JSrieven, hl. 107 volgg. Het spreekt van zeil, dat, wanneer Groningen zich had overgegeven, Barend ook hier de landvorstelijke hoogheid zou hebben aanvaard, althans wanneer de Keulsche Keurvorst ze hem niet had betwist. Deze had, toen er verschil bestond, of men eerst Groningen, dan wel Delfzijl zou aanvallen, het

eerste gevoelen doorgedreven, en gezegd.--»Wir müssen

auf Groningen. Innerhalb fünf Tagen ist sie doch meiner, dennich hab schon meine Creaturen daarin.quot; Vaxckenieu, bl. 619.

4 Valckeniek, , bl. 222: »Den Paus werd voorgesteld de religieuse intentie des Allerchristelijksten Konings, om bij dezen oorlog de Hollandsche ketters te doen wederkeeren tot het oude geloof, en hun ontheiligd land weder te doen heiligen in den schoot van de Moeder , do heilige kerk.quot; Soortgelijke beweegreden werd aan de onderscheiden Katholieke Mogendheden opgegeven, bl. 169. Innocentius XI keurde echter dezen oorlog at. De Utrechtsche Aartsbisschop Neercassel ontving te Brussel de verzekering van den Nuntius, »dat de Paus er ver af was, bevelen en hulp tot den krijg te hebben gefreven, en dat do Katholieken in de Vereenigde Nederlanden niets doen konden, wat hem aangenamer zijn zou, dan trouw te blijven aan de Eepubliek. Die verklaring werd aan de Overheid bekend gemaakt met het gunstigst gevolg. Zie Dr. Hf.nnink Janssonius, Geschiedenis der Oud- Roomsch-Katholieke kerk in Nederland, bl. 128.

5 Zie Macauley, History of Engluand, van de Tauchniczer uitgaaf, D. II, bl. 4. Op zijn sterfbed ging hij in 't geheim tot de Roomsche kerk over. Aid. bl. 8 volgg. Vergelijk over dien overgang het Tijdschrift Waarheid in Liefde, Jaarg. 1857, D. II. bl. 383.

-ocr page 28-

24

8 De Kardinaal van Bouillon. Neereassel was en bleef Utrechts Aartsbisschop. Aan zijne talenten en welsprekendheid, en aan de gematigdheid, waarmee hij van den kansel zijne overtuiging uitsprak, deed menig Hervormde, die den Dom bezocht, hulde. — Tot in November 1673 bleef dit kerkgebouw in Roomsche handen. Janssoniüs, bl. 129. In het Munster-sche leger hoopte men nog altijd, dat de Engelschen een inval in Friesland zouden doen. Zie een onderschepten brief in De Gedenhweerdigste voorvallen, bl. 32.

1 Zie die voorwaarden vermeld bij Valckenieu, bl. 652.

8 Valckenieu, bl. 183, 184. Toen hij zich reeds met Frankrijk tegen ons vaderland verbonden had, zond hij nog een nieuwjaarsbrief van gelnkwenscliing aan de Staten. »Het Kapittel van Munster had hem zeer instantelijk aangebonden, en de Keizer hem door drie bijzondere mandaten, op zijn hoogste indignatie, zeer ernstig laten aanzeggen, zich niet met de Franschen te engageren.quot; Bl. 183. Hij beschuldigde in zijne oorlogsverklaring de Staten, dat zij zijne bevelhebbers hadden willen omkoopen, brand hadden gesticht in steden, vestingen en magazijnen, opstand in steden hadden verwekt, zijne soldaten tot ontrouw verleid, ja, hem naar 't leven gestaan. Aid. bl. 359. Zie ook Het ontroerde Nederland, Amsterdam, 1674, bl. 144. Teregt schreef Dr. P. Boeles , Het heleg en de bevrijding van Groningen in 1672, Leerrede in '39 gehouden, bl. 29, noot 2. »Verachtelijker dan de BisscViop van Munster handelde wel geen der overige vorsten in het aanvoeren van redenen voor hunne oorlogsverklaring.quot; -■ Zie over Broersma en Schuilenborgh De gedenkioeerdigste voorvallen , ijl. 5 — 8, Valckenieu, bl. 619, Meeteu, bl. 15. Over Schuilenborgh vooral Dr. E. J. Diesï Lorgion, Geschiedkundige beschrijving der stad Groningen. D , II bl. 52 volgg.

'J »Het ziekenhuis hebben zij gehad te Helpen, in een groote boerenschuur, waar de zieken en gekwetsten bij malkander op stroo lagen, wordende behandeld door zes Fran-sche chirurgijns. Eer iemand verbonden werd, werd de wond onderzocht, of zij doodelijk was of niet; indien wel, word den gekwetste een pistool geschonken, in plaats van een pleister.

-ocr page 29-

25

Dikwijls was het daar zoo vol, dat, om de nieuwsgekwetsten plaats te geven, de oudsten, die het zwaarst gewond waren, uitgemonsterd en doodgeschoten werden.quot; Groningen door de Bisschoppen va?i Keulen en Munster belegert, door J. v. V. Groningen, 1722, bl. 50.

In 'den eersten, allerzeldzaamst voorkomenden druk der Gedenlcweerdigste voorvaUen, reeds in het jaar 1672 te Groningen in 't licht verschenen leest men : » Quam ook een partije van den vijand overloopen, verhalende de oneenigheidt tusschen den Keurvorst van Keulen en den Bisschop van Munster, over het stormen op de stad, dat Keulen tegen stonde, willende geen meer menschen op de vleeschbank brengen, alzoo zonder voordeel genoeg bloed geplengt was.quot; Zie Boeles , bl. 52. Vergelijk ook de uitgaaf van 1713 der Gedenkweerdigstc voorvallen, bl. 33.

11 Zie over dit bezweren door monniken en de be/.werings-plaatjes, die men in sommige bommen vond I. Sannes , in den Groninger Volksalmanak van 1839, bl. 157 volgg. Vergel. ook Valckeniee, bl. 791, en Groningen belegert, bl. 30. Ook Meeter, bl. 55.

12 Vergelijk den onderschepten brief aan den Hertog van Luxemburg, T)e Gedenlcweerdigste vocrvallen, bl. 31 , 32, ook medegedeeld door Mr. T. P. Trebling, Groningen in 1672, in den Groninger Vollsahnanah van 1837, bl. 40—42, en door Meeteb, bl. 70 volgg.

13 Uitvoerige mededeelingen omtrent die verwoesting en heiligschennis vindt men bij Dr. Boeles , uit de echte bescheiden van een aantal plattelandsgemeenten ontleend, noot 20, 21 en bl. 39 volgg. Zie ook Groningen belegert bl. 3 en 10 , Meeter bl. 19, 45 en 84. Dat de Koomschen zich weinig goeds van de Bisschoppen konden beloven, laat zich daaruit afleiden, dat zij geen gemeene zaak met hem hebben willen maken, hoe zeer daartoe aangezocht. Vergel. beneden noot 23. Blijkens den gezegden onderschepten brief, kwam een monnik uit de stad in het leger verzekering vragen, dat zij, indien de stad mogt bestormd worden , niet mogten worden geplunderd. Dat hun die verzekering gegeven is, blijkt uit dien brief niet.

-ocr page 30-

26

,4 De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 41.

15 Zie Meeter, bl. 94. Vergelijk ook J. Suringa , Een lauwerkrans gevlochten voor onze vaderen, op het tweede eeuwfeest van het ontzet van Groningen in 1672, bl. 8.

10 Groningen belegerd, bl. 45.

quot; Meeter bl. 95 volgg.

18 De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 6. Diest Lorgion t. a. p. bl. 70, Meeter, bl. 21, 24, Boelks, noot 28, bl. 54.

10 De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 19, 24 en 27. Meeter, bl. 40.

20 Zie over Rabcnhiiupt vooral Mr. T. P. Tresling in den Groninger Volksalmanak van 1837, bl. 1 volgg. 148 volgg.

21 De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 19, 21, op welke laatste plaats men leest. »Een lust was het te zien, hoe zich ieder op dezen (den 25 Julij gegeven) wapenkreet naar zijn alarmplaats begaf, waarbij de studenten en burgerij de eer werd gegeven, van het eerst met hunne compagniën op de wallen te zijn, hoewel de militie met een zonderlingen ijver zich ook -zeer spoedig op hare posten vertoonde, ja men zag ook stokouden, vrouwen en tcedere jeugd , met moed gewapend, naar de wallen loopen , zoodat het scheen of zij den vijand alleen zouden te keer gaan.quot; Vergelijk ook Groningen belegerd, bl. 25. »Een zeker slecht wijfquot;, leest men daar ook nog, wat flauhertiger zijnde, riep om overgeven, 't welk van eenige andere nau gehoord wiert, of vielen er zoo op te beuken, dat zij te kort zou geschoten zijn, indien er een gekwalificeerde Borger niet tusschen gekomen was.quot; Eenige vrouwen liepen mede naar den wal, om voor hare mannen kruid en lood aan te dragen, Aid. bl. 25. Rabenhaupt wordt gezegd te hebben verklaard, dat hij reeds in vele belegerde plaatsen geweest was, maar nergens zulk een moed onder de burgers had aangetroffen.

Die keurbende, 150 man sterk, had, met goedvinden der Regering, uit haar midden officieren gekozen. Zie over haar vooral de bijzonderheden medegedeeld door Mr. P. T. Tresling, in den Groninger Volksalmanak van 1838 bl. 109 volgg. Zie ook Boelks, bl. 57, noot 30, waar hij mededeelt.

-ocr page 31-

27

dat de hoogleeraar Peltman, meermalen tot zijne hoorders sprak; » Quem togatum audivistis, nunc armatum sequiminiquot; » Volgt nu hem als krijgsman, wien gij als hoogleeraar hebt aangehoord.quot;

23 Zie over de Doopsgezinden De gedenkiveerdigste voorvallen , bl. 12 en 20. Even als zij, waren ook de Eoomschen van de algemeene wapening uitgesloten, maar moesten ook met hen en de vrouwen eene zekere som tot aankoop van wapenen opbrengen. De bovenvermelde afkeuring van dezen oorlog door den Paus heeft zeker veel bijgedragen, om de Eoomschen te weerhouden van te luisteren naar de ligt verlokkende aanbiedingen der Bisschoppen, die door hen tweedragt in de stad zochten te verwekken; maar niet minder heeft ook daartoe ongetwijfeld de edelaardige gezindheid van den ütrechtschen Aartsbisschop Neercassel, van wien wij boven spraken, medegewerkt. Dat de Regering , tijdens het beleg, de Eoomschen meer dan dusver leerde vertrouwen, blijkt genoegzaam daaruit, dat, teiwijl hun in 1663 menig voorregt ontnomen was, en o. a. ook besloten, dat geen Roomsche meer als burger zou worden aangenomen, dit laatste in 167quot;2 weder is opgeheven, en zij ook tien jaren later weder onder de gewapende magt zijn opgenomen. Vergel. Dikst Lorgion , bl. 163, 164, Bennink Janssomus, t. a. p. Hun verzoek . van plundering verschoond te mogen blijven, vermeldde ik in noot 13. Waarschijnlijk vond onder hen de Keurvorst »zijne creaturen,quot; zie noot 3, die hem echter weinig hebben kunnen dienen.

24 Gedenkweerdigste voorvallen, bl. 19. »Het eerste woord, als zij malkander ontmoetten, na de groetenis, was naar den toestand van hun huis te vragen, hetgeen van ieder, zelfs degenen, wier huizen geheel geruïneerd waren, met zulk eene kloekmoedigheid beantwoord werd, dat het een wonder was.quot; Zie ook bl. 39. Treffend ook is het geen wij in Groningen belegerd, bl. 21 hieromtrent lezen Ik zal het in de naïve volkstaal van den verhaler mededeelen: »alles — hoe vreeslick het ooit was, en verminderden de couragie der borgers niet, maar wiert hoe langer hoe grooter. Die sijn huis quijt. was, sach dat hij weinich meer verliesen koste, en wou daarom revenge hebben. Die noch geen schaede geleden hadde,

-ocr page 32-

28

wist noch van geen quaet, en was daerom nog wol te vreden, al hopende, dat zijn huis niet zoude geraekt worden. Het is met geen pen te beschrijven, hoe geduldich de borgers waren, als zij haer huizen zagen nederstorten. Zij toonden haer soo inensibel, dat hot schier was, of het des viants huisen waeren, als zij de haere of haer nabuers in de lucht

saegen vliegen.---De vrouwen betoonden baer ook niet

minder geduldig en couragiens. Zij konden nu bijna met minder verstoornisse sien, dat een bombe of brander in haer huis quam vliegen, als te voren, dat iemand met vuile voeten in haer beste kaemer liep.quot; Zie nog bl. 36.

25 De zuidzijde der stad werd bijna geheel plat geschoten en zoo verhuisden dan de bewoners naar de noordzijde, waar zij met alle liefde werden ontvangen, on rijken dikwijls tot armen de toevlugt moesten nemen. Vergel. De gedenkweerdigste voorvallen bl. 18, 24 en 39, maar vooral ook de uitvoerige cn geestige beschrijving in Groningen belegert, bl. 19 en 20.

20 Onsterfelijk is de naam van Margje Geerts, die, toen dezelfde kogel, die haar den arm verbrijzelde, ook haar kind doodde, dat zij droeg, tot don chirurgijn, die den arm sparen wilde, zeide: »snijd af, snijd af maar ! Liever een arm, dan do stad verloren.quot; De heldin bestierf het kort daarna. T)e gedenhweerdigste voorvallen, bl. 11. Volgens Mektbr, bl. 22, zou zij gezegd hebben: »beter een kind en een arm, dan de stad verloren,quot; maar De gedenlcioeerdigste voorvallen dealen hare woorden mede, zoo als ik ze gaf.

27 De gedenlcweerdigste voorvallen, bl. 7.

De predikanten der stad namen hun eigen beurten in de drie hoofdkerken dagolijks waar, maar bovendien hudden de landpredikanten, naar orde der classeu, op verzoek der Kegering, ook dagelijks in de Nieuwe kerk godsdienstoefening, omdat de meeste inwoners naar 't noorden der stad govlugt waren, en opdat zij, »niets te doen hebbende , daardoor tot goede devotie zouden opgewekt en gesteund worden.quot; De gedenlcioeerdigste voo',vallen, bl. 15. In de Peper- en Pelster Gasthuiskerken kon eenigen tijd geen dienst verrigt worden, omdat zij te zeer aan het bombardement waren blootgesteld, cn daarvan

-ocr page 33-

29

ook te veel geleden hadden. De ycderilciuweerdigste voorvallen, bl. 14.

20 De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 11.

30 Vergelijk Teesling, Groninger vollsalnianak van 18391. a. p.

31 Zie, wat Mketeu verhaalt van den verschi'ikkelijken zondag, 31 Julij, bl. 32. Ook bl. 50.

32 Groningen belegert, bl. 25.

33 Valckenier bl. 795. De gedenhweerdigste voorvallen, bl. 38.

34 De opgaven van de getalsterkte des vijands verschillen. Zie De gedenkweerdigste voorvallen, bl. 38, waar zij tot 22000, Groningen belegert, bl. 38, waar zij tusschen de 20 en 30000 man geraamd wordt. Volgens Mr. Tiiesling, Groninger almanak van 1837 , bl. 37, bedroeg zij, naar een later uitgekomen lijst, »door Munstersche Officieren opgemaakt,quot; 24,000 man. Toen het leger opbrak, was het nog maar 12,368 man sterk. Overgeloopen waren er naar de stad 000 en naar elders 5000. Tkesling, bl. 38.

'5 De Prins van Oranje verklaarde, dat deze belegering eene der merkwaardigste , en verreweg de allermerkwaardigste van dien tijd was. Meetek, bl. 4. Suiunga , bl. 11. Van de schrikkelijke bommen en kogels, in de stad geworpen, weten de ooggetuigen niet genoeg te verhalen. Men schatte hun getal op 5000, daaronder bommen van 3 tot 400 pond. Daar-en boven duizenden keisteenen. Zie Groningen belegert, bl. 12. Meeteb, bl. 87. Boeles, bl. 62, noot 32.

36 Van den vijand vielen er 4604, onder wie 5 stafofficie-ron en 63 subalterne. Zie de naanwkeurige opgaaf bij Tkesling , Groninger Volsalmanah 1837 , bl. 38. De opgave van het getal der dooden binnen de stad verschilt, maar beloopt tusschen de 80 en 90. De meesten waren de slagtoffers van hun eigen onbedachtzaamheid of roekeloosheid geworden. Er waren maar 15 of 16 soldaten onder. De gedenkweerdigste voorvallen, bl. 39. Groningen belegert, bl. 50.

31 Opmerkelijk, dat dit vóór het aangaan der morgengodsdienstoefening plaats had, en dus zonder oogenblikkelijke ver-

-ocr page 34-

30

storing , of ook zonder dat iemand daarbij zelfs eenig gevaar liep. De gedenkweerdigste vooi-uallen , bl. 19. Vergel. Me eter , bl. 41. Bij eene andere gelegenheid, als er een groote bres in den zuidooster hoek van den toren geschoten was, wordt er van de daardoor geleden schade in De gedenkweerdigste voorvallen , bl. 28, gezegd, dat zij »van verscheiden grooten en kleinen vrij wat 'meer beklaagd werd, dan die ieder in zijn particulier geleden had. 't Was: al willen deze schelmen geestelijken en Bisschoppen zijn, waarom verschoonen zij dan Gods huizen niet? Wat voordeel kunnen zij van deze kerkschenderij genieten ?quot; — Hoe de kerken de gedurige mikpunten waren, zie aid. bl. 14, 18, 34, 33.

38 De gedenkweerdigste voorvallen, bl. 14 en 39.

-ocr page 35-
-ocr page 36-
-ocr page 37-
-ocr page 38-
-ocr page 39-
-ocr page 40-

I

i

I

.