VERSCHEIDENE PIECIITIGUEDEN DEIl HEILIGE KEUR,
TEN GEBRüIKE DEK
Datum in Sem. Busc. die 8ra Jan 1855.
J. CUIJTEN,
Praes. Sem. et Lihr cens.
DER
Van den Zondag en de Feestdagen in liet algemeen,
1. V. Welken feestdag heeft men altijd in de heilige Kerk gevierd?
A. Den Zondag: God zelf heeft den zevenden dag der week aan zijnen dienst toegewijd, en deze dag was de Zaturdag of Sabbathdag, dat wil zeggen, rustdag; doch de Apostelen hebben dien in den Zondag veranderd.
2. V. Welke zijn de andere feestdagen, die zoowel als de Zondag moeien gevierd worden '
A. De navolgende feestdagen des Heeren: Kerstdag, Nieuwjaarsdag, Drie-Koningendag, de tweede Paasehdag, de Hemelvaart van Christus, de tweede Pinksterdag en H. Sakramentsdag. — De feesten der heilige Moeder Gods: Onze Lieve Vrouw Lichtmis of hare Zuiverins, den 2 Eebrnari;
6
liare Boodschap, den 25 Maart; bare Hemelvaart, den 15 Augustus; hare Geboorte, den 8 September, en hare Onbevlekte Ontvangenis, den 8 December. — De feesten der Heiligen: Het feest der HH. Apsste-len Petrus en Paulus, den 29 Juni; het feest van Allerheiligen, den 1 November, en' het feest van den H. Stephanus, den 26 December, en op elke plaats den feestdag van zijn Patroon of Bescherheilige.
3. Waarom zijn de feestdagen ingesteld?
A. Om op die dagen eenige bijzondere weldaden die alsdan geschied zijn, te overwegen, en God daarvoor te bedanken; ook om het leven der Heiligen beter na te volgen en hunne voorspraak te verzoeken.
4. V. Zijn er dan twee soorten van feestdagen ?
A. Ja; eenigen zijn feestdagen der geheimen van onzen godsdienst; andere maken ons indachtig de zegepralen der Heiligen, die reeds de eeuwige rust bekomen hebben.
5. V. Wat moeten wij doen qp de feestdagen der geheimen?
A. Ten eerste, het geheim trachten te kennen; ten tweede, de gevoelens, die met hetzelve overeenkomen, in ons opwekken; en ten derde, de vrucht van liet geheim ootmoedig afsmeeken.
6. Y. Wat moeien wij doen op de feestdagen der Heiligen?
A. De voorbeelden der Heiligen en hunne zalige leeringen overwegen, en hunne krachtige hulp inroepen.
7. V. Welke Mis moet mm den Zondags hooren ?
A. Men voldoet aan het gebod der heilige
Kerk, wanneer men in eene Mis tegenwoordig is; nogtans is het zeer loffelijk de Hoogmis bij te wonen.
8. V. Waarom is het zoo loffelijk de llooymis lij ie wonen?
A. Omdat deze, in geheel het bisdom, altijd geschiedt voor de parochianen, en ook, omdat onder dezelve eene predikatie gehouden wordt volgens de noodwendigheden der geloovigen.
9. V. IFat geschiedt er des Zondags vóór de Hoogmis ?
A. De priester wijdt water en besproeit de geloovigen.
10. V. Hoe wordt dit loater gewijd?
A. Eerst spreekt de priester eenige gebeden over een weinig zout, om den duivel te verjagen en den hemelschen zegen te bekomen ; daarna doet hij hetzelfde over' het water, en vermengt eindelijk het zout met liet water, in naam der heilige Drievuldigheid.
11. V. Wie heeft de wijding ingesteld?
A. De Apostelen zelven hebben die ingesteld, en zij is altijd in gebruik gebleven.
12. V. Heejt dit wijioater eenige kracht?
A. Ja, liet heeft groote kracht, niet door zijno
8
natuur, maar door de gebeden der heilige Kerk.
13. V. Waarom worden de geloomgen dus besproeid vóór de Hoogmis ?
A. Om beter bereid te zijn tot de H. Offerande, en om er met vuriger godsvruclit te kunnen bidden.
14. V. Waartoe dient het wijwater in het algemeen ?
A. Het wijwater dient om den duivel te verdrijven, genaden te bekomen, de ziel te bereiden tot het gebed en tot andere god-Trachtige werken, en ons te bewaren van alle kwaad naar ziel en ligchaam.
Feestdagen der Geheimen. — Plechtiglieden.
1. LES.
Van den Advent.
1. V. Wanneer begint het geestelijk jaar ?
A. Het geestelijk jaar begint roet den eersten Zondag van den Advent.
2. V. Wanneer valt die eerste Zondag ?
A. Op den vierden Zondag vóór Kerstdag.
3. V. Wat beteekent Advent?
A. Advent is een latijnscli woord, hetwelk beteekent komst.
4. Wat is dan de Advent?
A. Een tijd van verlangen naar de komst van Cliristus.
5. V. Wat doet de heilige Kerk gedurende dien tijd?
A. Zij handelt bijzonder over de verznelithi-gen der heilige Oudvaders naar de komst van den Verlosser der wereld, en van de prediking van den heiligen Joannes den Dooper, den voorlooper van Christus, die van God eertijds gezonden werd, om alle harten tot die komst voor te bereiden.
10
6. V. Wat moeten wij doen gedurende den Advent ?
A. Wij moeten vurig verlangen naar de komst van Christus in onze harten en ons tot dezelve door boetvaardigheid bereiden.
7. V. Hoe komt Christus in onze harten?
A. Door zijne heiligmakende genade en dooide vermeerdering derzelve.
8. V. Is men venlicht te vasten gedurende den Advent ?
A. Geenszins, tenzijopden Woensdagen Vrijdag van elke week, op de Quatertemper-dagen en op de Vigilie van Kerstdag.
Van de Quatertemper-dagen en Vigiliën.
1. V. Wat verstaat gij door de Qua ter lemmer-dag en ?
A. Een vasten van drie dagen ; Woensdag, Vrijdag en Zaterdag, die op de vier getijden van het jaar moet onderhouden worden.
2. V. Wat beteekent het woord Quatertemper ?
A. Dit woord, uit twee latijnsche woorden
samengesteld, beteekent alleen de vier jaargetijden.
3. V. Wanneer vallen die dagen?
A. Op den Woensdag die volgt na don 13 December, feestdag der II. Lucia; na Asch-woensdag; na het hoogfeest van Pinksteren; cu na H. Kruisvcrheliing, den 11 September.
11
4. V. Waarom is die vaste ingesteld?
A. Om de vier jaargetijden te heiligen, Gods zegen over de vruchten der aarde af te smeeken en goede priesters te verkrijgen, die gewoonlijk op de Quatertemper-Zaterdagen gewijd worden.
5. V. Wat moet men doen op die vastendagen?
A. 1. Nauwkeurig het gebod van de heilige
Kerk onderhouden j 2. vurig bidden om den zegen Gods te bekomen; 3. den Heer smeeken, dat het Hem bebage heilige priesters aan zijne Kerk te schenken.
6. V. Wat is een Vigilie-dag ?
A. Een dag van vasten en boetvaardigheid, die de voorbereiding is tot een grooten feestdag.
7. V. Hoeveel Vigilie-dagen moet men onderhouden ?
A. Vijf, te weten : den vooravond van Kerstdag, van Pinksteren, van het feest der HH. Apostelen Petrus en Paulus, van de Hemelvaart van Maria en van Allerheiligen.
3. LES.
Van den Kerstdag.
1. V. Wat ieteeJcent Kerstdag ?
A. Kerst beteekent Christus; Kerstdag wil dus zeggen Christusdag, of de Geboorte van den goddelijken Zaligmaker.
2. V. Waar en wanneer is Christus geboren?
A. Tc Bethlehem, in een stal, den 25 Dcccmber.
12
3. V. Bij welke gelegenheid was Maria toen te Bethlehem ?
A. De Eomeinsclie Keizer Augustus, opperheer van liet Joodsclie land, liad eeu bevel uitgevaardigd, waardoor al zijne onderdanen verpliclit waren zich in de hoofdplaats van hunnen stam te laten opschrijven. Joseph en Maria volbrachten dit bevel; en vermits zij uit het koninklijk geslacht van David afstamden, hadden zij zich naar Eethlehem begeven, waar Koning David, meer dan duizend jaren te voren geboren was.
4. V. Hoe is de geboorte van Christus het eerst Jcenhaar gemaakt ?
A. Door een engel, die aan eenige herders zeide: Ik breng u eene Uijde tijding, die tot groote vreugd zal zijn voor al het volk; want heden is u in de stad van David ge-horen een Zaligmaker, die Christus, de lieer, is. En dit zal u tot een teeken zijn: gij zult een kind vinden in doeken gewonden, liggende in eene kribbe.
5. Y. Wal geschiedde er op dit oogenblik ?
A. Eeue menigte engelen loofde den Heer,
zingende : Glorie zij aan God in den allerhoogste, en ojo de aarde vrede aan dc menschen van goeden wil.
6. V. Wat heeft deze feestdag eigen?
A. Dat de priesters driemaal het heilig 8acri-ficie der Mis mogen opdragen.
7. V. IFaarom geschieden die drie Missen.'
A. Tot teeken van buitengewone blijdschap.
13
maar uog meer tot eene geestelijke betee-kenis, te weten, tot gedaclitems der drie geboorten van Cliristus.
8. V. Welke zijn die drie gehoor ten?
A. Christus is ten eerste geboren, als God, uit zijn liemelsciieii \' ader, van eeuwigheid. Tc.i tweede, als mensch. is Hij geboren te Bethlehem, uit de zuivere Maagd Maria. Ten derde, wordt Hij geboren in ons hart, wanneer Hij daar komt wonen, of er zijne woonplaats meer en meer vestigt.
9. Y. In wellce Mis viert men de geboorte van Christus te Bethlehem ?
A. In de eerste, of Kerstmis, die in den nacht geschiedt, omdat de Zaligmaker in den nacht geboren is.
10. V. In wélke Mis viert men de geestelijke geboorte in onze harten?
A. In de tweede, genaamd Herdersmin, omdat wij ook tot Christus moeten komen, gelijk de heilige herders die, op de vermaning des engels, onmiddellijk tot de kribbe gingen.
11. V. En in welke Mis viert men de eeuwige geboorte ?
A. ïn de laatste Hoogmis, waarin het begin van het H. Evangelie van Joannes, over de eeuwige geboorte van Christus, gezongen wordt.
12 . V. Welke gevoelens moeten ons op dit Hoogfeest bezielen?
A . Gevoelens van dankbaarheid over de komst des Zaligmakers, van blijdschap o/er ons overgroot geluk, en van bereidwilligheid
14
om Christus, die voor ons is raeusch geworden, na te volgen.
13. V. Wat moeten wij vooral op dien dag doen ?
A. Met een levend geloof dikwijls tot de kribbe gaan, om liet kindje Jezus in zijne armoede en verlatenheid te beschouwen.
4. LES.
Van de volgende Kerstdagen.
1. V. Welken feestdag viert men dadelijk m Kerstdag ?
A. Drie bijzondere, die nooit worden uitgesteld, te weten van den heiligen Stephanus, van den heiligen. Joannes, en van de Onnoozele Kinderen.
Ü. V. Wie was de heilige Stephanus?
A, Hij was de eerste der zeven Diakens, die door de Apostelen werden*gekozen, om hen te helpen in het uitdeelen der aalmoezen, in het doopen, in het prediken, enz.
3. V. Hoe stierf de heilige Stephanus?
A. Kij werd door de hardnekkige Joden voor het geloof gesteenigd, en is alzoo de eerste martelaar geweest.
4. V. Wat deed hij al stervende ?
A. Hij beval zijne ziel in de handen van Jezus, en zijne knieën buigende, bad hij voor zijne vijanden, naar het voorbeeld van zijn goddelijken Meester, zeggende: O Meer, reken hun deze zonden niet toe.
5. V. Wie is de heilige Joannes, loien men op den derden Kerstdag aanroept ?
15
A. De jongste der Apostelen, de broeder vau den heiligen Jacobus, de lieveling van den Zaligmaker, die onder liet kruis de verzorger van Maria geworden is.
6. V. Wat heeft hij later moeten lijden ?
A. Te llonewerd hij in een ketel met kokende olie geworpen; wonderdadig van een zekeren dood bevrijd, werd liij door de vervolgers veroordeeld, om te werken in de mijnen van het eiland Pathmos, doch later in vrijheid gesteld.
7. V, Hoe stierf hij?
A. Tot een zeer hoogen ouderdom gekomen, schreef hij zijn Evangelie, stichtte de geloo-vigen van Klein-Azië, wekte hen gedurig op tot broederlijke liefde, en stierf toen gerust, vol deugden en verdiensten.
8. V. Wie zijn de Onnoozele Kinderen?
A. De Onnoozele Kinderen zijn die kleine kinderen, welke op bevel van koning Herodes gedood werden, toen deze, om Christus des te zekerder om het leven tc brengen, wreedaardig gebood al de kinderen van twee jaren en daaronder, te Bethlehem en in de omstreken, te dooden.
9. V. Hoe worden die Kinderen in de Kerk aangezien ?
A. Als ware martelaren, wier bloed voor Christus vergoten werd, en die dus het grootste geluk bekwamen.
10. V. Wat leer en ons de drie Kerstdag $n ?
A. Christus beminnen, de kracht zijner genade
Ifi
hoogachten, en ons voor Hem ten beste geven.
5. LES.
Feestdag der Besnijdenis.
1. Y. Welk f/theim viert men op Nieuwjaarsdag ? A. De Besnijdenis van den Zaligmaker, bij
welke Hij den naam Jezus ontving.
2. V. Wat verstaat men door de hesnyderm ? A. Hierdoor verstaat men eene smartelijke
en bloedige ceremonie of plechtigheid; een gebod, hetwelk God eertijds aan Abraham en al zijne mannelijke nakomelingen heeft opgelegd, om hen van de andere volkeren te onderscheiden.
3. V. Waarom wilde Christus dat gebodnalcomen ? A. Om reeJs van den beginne af te lijdenen
de Oude Wet te onderhouden, en ons dus onderwerpingaan alle wetten in te boezemen.
4. V. Wat beteekent de naam Jezus?
A. Hij beteekent Zaligmaker, en komt volmaakt aan Christus toe, vermits Hij alle menschen wil zalig maken, en zich voor allen heeft ten beste gegeven.
5. V. Was die naam gemeen bij de Joden ? A. Geenszins; doch men vindt drie uitstekende
mannen, die denzei ven hebben gedragen, te weten: Josuë of Jezus, de geleider des volks na het overlijden van Mozes; Jezus, de opperpriester ten tijde van den profeet Aggeüs; en Jezus, zoon van Si-
17
rack, de schrijver van het boek Ecclesiasli-cus. En die drie mannen, ieder in hunne waardigheid, verbeeldden een der drie ambten van Jesus, die ook koning, opperpriester en profeet is.
6. V. Wat doet men, wanneer de heilige Naam wordt uitgesproken!'
A. Men buigt eerbiedig het hoofd, om Christus te erkennen voor den oppersten Heer, aan wien alle eer toekomt.
7. V. -at zegt de II. Paulus van dien grooten naam ?
A. Deze schoone woorden: God heeft Rem eenen naam gegeven, die hoven alle namen is, opdat in den naam van Jesus alle knieën gebogen worden van degenen, die in den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn.
8. V. Is er nog een bijzondere feestdag ter eere van dien dag''
A. Ja, de H. Kerk viert nog eens dien feestdag op den Zondag na het Octaaf van Drie-Koningendag.
9. V. W'it moeten wij doen op Nieuwjaarsdag ?
A. Het is zeer loffelijk God te bedanken voor
de bekomene weldaden gedurende het ge-eindigde jaar, vergiffenis te vragen over de bedrevene zonden, en genade nf te smeeken voor het ingetreden jaar.
C. LKS.
Drie-Koningendag.
1. V. Wanneer viert men Drie-Koninr/etidag ?
A. Dertien dagen ua Kersdag, den 6 J ai iu ar ij.
2. V. Wie verstaat gij door die Koningen?
A. Het waren drie vorsten of groote lieereu,
die, uitmuntend in geleerdheid, de Wijzen genoemd worden; en die Christus te Bethleëm kwamen aanbidden.
3. V. Van waar kwamen zij?
A. Uit het Oosten, waarschijnlijk uit Ara'oië.
4. Y. Hoe henden zij de geboorte des Zaligmakers ?
A. Door buitengewoon licht, hetwelk in de lucht verscheen, en, om deszelfs vorm. Ster genoemd werd.
5. V. Hoe kon die ster hun het geheim der (j el oor te van Christus aankondigen?
A. i)e Koningen kenden de voorzegging van den profeet Balaam, die vijftien honderd jaren te voren gezegd had, dat dergelijke ster over het land van Jacob zou verschijnen, en, inwendig door Gods genade verlicht, begrepen zij dat dit het teeken was der komst van den Messias.
6. V. Begaven zij zich dadelijk naar Judea?
A. Ja, zij kwamen spoedig den nieuwen Koning bezoeken.
7. V. Wat deden zij toen de ster verdween?
A. Zij gingen naar Jerusalem, bij den koning
Herodes, en vroegen hem waar de nieuwgeboren Koning der Joden was.
19
8. V. fF'it antwoordde Herodes ?
A. Deze vreemdeling, de heilige Sclirittimr niet kennende, vergaderde al de opperpriesters en. scliriftgeleerdeu, om van hen te weten, waar de Messias zou geboren worden.
9. V. Welk was het antwoord van die jood-sche priesters ?
A. Dat, volgens den profeet Miclieas, de Messias te Bethleëm zou ter wereld komen.
10. V. Is Her odes toen den Messias gaan aanbidden ?
A. Neen; maar liij heeft de koningen gelast het Kind op te zoeken, en hem den uitslag hunner pogingen te komen mededeelen.
11. V. Welk was het voornemen van Her odes?
A Herodes was van voornemen den Messias
te dooden; maar hij zeide, dat hij Hem wilde gaan aanbidden.
12. V. Welk groot geluk is den Koningen toen wedervaren ?
A. Ouder weg verscheen hun de ster op nieuw, ging hen vóór naar Bsthleëm, en bleef daar staan boven de plaats, waar het goddelijk kiad kg.
13. V. Wat deden de Koningen^ binnentredende^
A. Voor het Kind nedergeknield, aanbaden zij het, en droegen drie giften op : goud, wierook en mirre.
14. V. Wat was de beteelcenis van die giften ?
A. Door het goud erkenden zij Christus als
20
Koning, door deu wierook ah God cn door de mirre als Mensch.
15. V. Wat deden de Koningen na de aan-
Ijidding ?
A. Door eeuen engel vermaand zijnde, keerden zij langs een anderen weg naar hun land terug.
10. \r. Moeten wij ooi: somtijds den Beer giften opdragen ?
A. Rei is zeer prijzenswaardig aan Christus op te dragen liet goud der ware liefde dooi-het uitreiken van aalmoezen, den 'wierook door het storten van eeu vurig gebed, en de mirre door de versterving onzer liartstog-ten en zinnelijkheden.
OPDRAGT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
1. V. Waarom wordt de tweede dag van Fehruarij Onze Lieve Vrouw Lichtmis genoemd?
A. Omdat deze feestdag, waarin Maria zoo groot deel heeft, met veel licht gevierd wordt; ook worden op dien dag waskaarsen gewijd.
2. V. Waartoe dienen de loaskaarsen?
A. Vooreerst, om in de processie van dien dag gedragen te worden tot teeken van vreugde, en tot verbeelding van het geestelijk licht, dat Christus in de wereld is komen bren-
21
gen; eu daarna, om gedurende de onwe-ders eu bij stervenden te branden.
3. V. Welke geheimen worden op dezen fecüday gevierd?
A. De zuivering van Maria en de opdragt van Christus in den tempel.
4. V. Waarin bestond de zuivering van Maria ?
A. Dat zij, moeder geworden, iu den tempel
opdroeg het geschenk door de arme vrouwen verschuldigd, eeu paar tortelduiven of twee jonge duiven.
5. V. Was Maria hiertoe verpligl ?
A. Maria was hiertoe geenszins verpligt, vermits zij altijd maagd was gebleven; doch uit ootmoedigheid heeft zij de wet, voor de andere vrouwen gemaakt, willen onderhouden.
6. V. Aan wien werd Christus opgedragen? Aan den hemelschen Vader, volgens de wet, die gebood eiken eerstgetoren zoon in den tempel op te dragen en vrij te koopen.
7. Was Christus aan die wet onderworpen!'
A. Voorzeker neen; doch uit liefde tot ons, om ons het voorbeeld te geven in deugden , voornamelijk van gehoorzaamheid, heeft Hij dezelve willen onderhouden.
8. V. Door wie werd hij opgedragen?
A. Door Maria en Joseph, die ook vijf sikkelen, dat wil zeggen vijf zilveren penningen betaalden.
9. V. Werd Christus in den tempel van iemand geiend?
22
A. Ja; eerst van een deugdzaincn ouderling Simeon genaamd, die van flea Heiligen Geest was vermaand geworden, dat hij niet sterven zou, vooraleer hij den Gezalfde des Heeren zag. Die man kwam in den tempel, en het goddelijk Kind in zijne armen nemende, riep hij uit: O Heer, laat nu uwen dienaar in vrede gaan, want mijne oogen hehben, uiven Zaligmaker gezien.
10. V. Wat zeide Simeon aan Maria?
A. Dat haar zoon tot ongeluk en tot heil van vele menschen zou dienen, en dat 2,ij zelve in de droefheid zou deelen, vermits een zwaard hare ziel doorsteken zou.
11. V. Van wie werd de Zaliqmalcer nog gekend in den tempel?
A. Yan de profetes Anna, die, tot haar vier en tachtigste jaar gekomen, uit den tempel niet ging, en God dag en nacht diende met vasten en bidden.
12. V. Zijn die wonderheden van den tempel geheim hunnen llijven?
A. Neen, zij kwamen ook ter oore van Herodes, die toen zag, dat hij van de oos-tersche koningen bedrogen was.
13. Y. 'Wat gebood die wreede honing?
A. Om met zekerheid den nieuwgeboren Koning te dooden, gebood hij, dat de kinderen van twee jaren en daaronder, niet alleen van Bethleëm, maar van alle omliggende plaatsen, zouden gedood worden.
14. V. Hoe is Christus dan van den dood bevrijd geworden?
•23
A. Een engel des Heeren verscheeu aan Joseph in den slaap, zeggende; Sla op, neem het Kind en zijne moeder, en vlwjt naar ligyple, en blijf daar totdat ik het u zegge.
15. V. Wat deed de heilige Joseph?
A. Hij stond dienzelfden nacht op, nam het Kind en zijne Moeder en vertrok naar Egypte.
16. V. Wat leer en om deze gehennen ?
A. 1. Ootmoedig zijn gelijk Maria; 2. ons geheel aan God opdragen gelijk Jesus, en 8. spoedig gehoorzaam zijn gelijk de heilige Joseph.
8. LES.
Van Septuagesima en de twee volgende Zondagen.
1. V. Wal doet de heilige Kerk, te beginnen van den derden zondag vóór de Vaste?
A. Op den zondag, dien wij Septuagesima noemen, laat zij al hare vreugdezangen achter en trekt hare rouwkleederen aan.
2. Y. Waartoe dienen die rouwteekenen?
A. Om alle harten op te wekken tot meerdere ingetogenheid en ware boetvaardigheid.
3. Y. Wat is dan de pligt van eiken waren Christen. ?
A. Dat hij zorgvuldig de middelen gebruike door eene zoo goede Moeder voorgeschreven,-om zich tot den zaligen tijd van de Yaste wel voor te bereiden.
4. En to at nog meer?
A. Dat hij zicli kloekmoedig ver wijdere van
24
de gevaren, welke op dat tijdstip grooter zijn dan ooit, vermits de wereldsche vermaken en rustverstoorende feesten dan menigvuldiger worden, bijzonder op de vastenavonddagen.
ö- V. Heeft de heilige Kerk nog een middel heraamd, om de geloovigen van de gevaren te bemjden?
A. Ja, zij beeft in vele steden en dorpen, en bijna in alle kloosters, de uitmuntende oefening van het Veertig-uurs-gebed doen instellen.
6. V. Wat verstaat men door dit gebed 1
A, Een plegtig gebed, dat geschiedt voor het heilig Sakrament des Altaars, hetwelk gedurende drie dagen ter aanbidding der geloovigen wordt uitgesteld.
7. V, Is het goed gedurende die drie dagen onzen Zaligmaker te gaan aanbidden?
A, Het is zeer dienstig, en daarom verleent de heilige Kerk ook een vollen aflaat op de gewone voorwaarden.
8. V. Welke gunsten moet men dan vragen?
A. Men moet bidden voor zich zeiven, om
altijd van de gevaren der booze wereld bevrijd te blijven; men moet ook hidden voor alle Christenen, opdat zij den Heer mogen dienen in rust en in volmaakte liefde.
25
1. V. Aan wie moet de instelling van de Veer-tigdaagscJie Vaste toegeschreven worden?
A. De instelling van deze groote vaste, die tot voorbereiding van het Paaschfeest dient, en van de eerste eeuw der H. Kerk overal onderhonden is geworden, is aan de Apostelen zelve toe te schrijven.
2. quot;V. Is er geen verschil geweest in de wijze van vasten op de verschillende tijdstippen en in de verschillende landen?
A. Ja, men bemerkt eenig verschil in het rekenen der dagen, in het toelaten der spijzen, enz,
3. V. Waaruit komt dit verschil voort?
A. Dit verschil komt hieruit voort, dat Christus zelf deze vaste niet instelde, maar overliet aan de beschikking van zijne Kerk, die, naar omstandigheden, eenige veranderingen mag maken.
4. Y. Waarom is het getal van veertig dagen gekozen?
A. Om beter den Zaligmaker na te volgen, die ook veertig dagen vastte, vooraleer hij zijne prediking begon.
5. Y. Kent gij nog voorheelden van eene Veei--tigdaagsche Vaste ?
A. Ja; Mozes heeft ook veertig dagen en veertig nachten zonder spijs of drank overge-bragt, \oor dat hij de steenen tafels der wet ontving; en na dezelve verbrijzeld te
26
liebbeu, moest hij een tweede keer die vaste onderhouden, voordat God de Wet op de nieuwe steenen tafelen schreef. De profeet Elias vastte ook veertig dagen lang in de woestijn, en bekwam toen het geluk van den Heer te zien.
6. V. Waartoe dient onze Vaste?
A. De heilige Kerk legt ons de voordeelen van denzelven uit in de Prefatie der Mis, zeggende; O Heer, door de ligchamtlijke vaste beteugelt gij de kwade genegenheden, verheft gij onze zielen, en verleent gij ons deugden en verdiensten.
7. V. Welk zijn onzepligten gedurende de Vaste?
A. Zoo stipt mogelijk de wet van boetpleging
te onderhouden, en te le-ren, volgens den wensch der heilige Kerk, in meerdere ingetogenheid, in gebed en in het oefenen der goede werken.
8. V. Mogen dan de geloovigen, die de wet niet geheel hunnen onderhouden, niet alles daarlaten ?
A. Voorzeker neen; indien zij uit zwakheid meermalen op den dag mogen eten, daarom zijn zij niet ontslagen van het vleesch te derven.
9. . Is het somtijds geoorloofd vleesch te eten gedurende de Vaste?
A. Dit hangt af van de Bisschoppen, die elk in hun bisdom, volgens de noodwendigheden,hierover oordeelen en gewoon zijn jaarlijks eenige dis-pensatiën of verzachtingen af te kondigen.
27
10. V. Wat moeten degenen doen, die niet ver-pligt zijn te vasten?
A. Het betaamt dat zij ten minste volgens den geest van boetvaardigheid leven, dat zij het lijden van Christus overdenken, meer bidden dan naar gewoonte en aalmoezen geven.
11. V. Waartoe worden de geloovigen opgewekt met het begin van de Vaste?
A. Tot een9 regtzinnige biecht hunner zonden, om met meer vrucht de Vaste door te brengen.
10. LES.
Van den Aschewoensdag.
1. V. Waarom wordt de eerste dag van de groote Vaste Aschewoensdag genoemd.
A. Omdat op dien dag asch gestrooid wordt op de hoofden of voorhoofden der geloovigen.
2. V. Welk is de oorsprong van dezeplegtigheid?
A. Deze plegtigheid is het overblijfsel van een
oud gebruik, volgens hetwelk de zondaars aan den ingang der kerk in de asch knielden, en tot vernedering en boetpleging als met asch overdekt waren.
3. V. daartoe dient heden deze plegtigheid?
A. Om ons tot ootmoedigheid en tot de overdenking van den dood, en hierdoor tot vurigheid in de dienst van God op te wekken.
4. V. Wie wijdt en strooit de asch?
A. De overste van elke kerk: de Paus van Rome in zijn pauselijke kapel, de Bis-
28
scliop in zijne hoofdkerk eu de pastoor in zijne parochiekerk.
5, V. Welke ivoor den spreekt de priester bij het strooijen der asch ?
A. Gedenk, o mensch, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeeren.
6. V. Met welke gevoelens moeten wij de asch ontvangend
A. Met ware ootmoedigheid, in den geest van boetvaardigheid, en met eene vurige begeerte, om de Vaste wel door te brengen.
11. LES.
Van den Passiezondag.
1. V. Wat verstaat gij door Passiezondag ?
A. Den vijfden Zondag van de Vaste veertien dagen vóór Paschen,
2. V. Waarom wordt dte zondag zoo genoemd^.
A. Omdat de heilige Kerk van aien dag af
bijzonder met het lijden van Christus bezig is.
3. V. Waarom worden alsdan de kruisbeelden gedekt^
A. Tot teeken van rouw, en ook tot aandenken, dat Christus op het einde van zijn leven zich als verborgen hield.
4. V. Maar waarom dekt men ook de beelden der Heiligend
A. Om ons op te wekken tot ingetogenheid en boetplegingen.
5. V. Is er op dezen zondag en op de volgende dagen iets bijzonders in de kerkelijke diensten?
A Ja; in de heilige Mis wordt de Psalm Jndica
29
aclitargelaten gelijk in de Mis voor de overledenen, en ook de lofzang Gloria Patri.
C. V. Waarom geschiedt dit'?
A Om in ons nog meer den geest van boetvaardigheid op te wekken.
7. V. IFordt er ook iets achtergelaten in de herleelijlce Getijden^.
A. Men laat er de gewone aanroeping der Heiligen in achter.
S. V. En waarom?
A. Opdat wij ons met onze gedachten en onze gevoelens enkel en alleen met Christus zouden bezig houden, Hem des te vuriger beminnen en aanroepen.
12. LES.
Van den Palmzondag.
1. V. Wat is er eigen aan den Zondag vóór Paschen ?
A. Dat men voor de Hoogmis palmtakken wijdt en eene plegtigeprocessiie doet, waarvan deze dag ook zijnen naam van Palmzondag ontleend heeft.
2. V. Tot welk einde wordt die processie gedaan?
A, Ter gedachtenis van de zegepralende intrede
van Christus in Jerusalem, vijf dagen voor zijnen dood.
3. V. Hoe deed de Heer deze intrede?
A. Gelijk de profeten het voorzegd hadden, was Hij gezeten, in alle ootmoedigheid, op eene ezelin en later op een jongen ezel.
4. V. Wat deed toen het volk?
A. Het volk, dat vooruit ging, spreidde zijne
30
kleederen op den grond, rukte takken van de boomen, om de aarde te bedekken; en eene oyergroote menigte, die hem vergezelde, riep; Hosanna, dat is, lang leve de Zoon van David; gezegend zij degene, die komt in den naam des Heeren. En de kinderen herhaalden deze vreugdekreten.
5. V. fFat leteekende deze intrede ?
A. Dat de Heer door zijnen dood zou zegepralen over onze vijandan, den duivel, de wereld en het vleesch, en ons den hemel zou openen.
6. V. Waarom blijft de processie in het terug-Iceeren aan den ingang van de Jcerk of van het hoor stilstaan, en waarom klopt men driemaal met het kruis aan de deur, voordat zij open gedaan wordt'i
A. Dit ook geschiedt tot eene geestelijke be-teekenis; hierdoor wil men te kennen geven, dat de hemel te dien tijde gesloten was en alleen door het kruis en lijden van Christus zou geopend worden.
7. V. Hoedanig moeten onze gevoelens zijn op dezen dag.
A. Wij moeten deelnemen in de zegepraal des Heeren, en Hem smeeken dat Hij ons gelieve te helpen in al ons strijden tegen de vijanden onzer ziel, opdat wij eens met Hem mogen zegepralen in den hemel.
8. V. Waartoe dienen later die palmtakken?
A. Men bewaart ze eerbiedig in de huizen, om
door die gewijde voorwerpen van allerlei ongeluk bevrijd te worden.
31
9. V. Heeft de heilige Mis op dezen dag ook iets bijzonderst
A. Ja, meii zingt er het verhaal van het lijden des Zaligmakers, gelijk het beschreven staat bij den heiligen Mattheus.
10. V. Wat geschiedt er omtrent het einde van dit verhaalt
A. Als men aan den dood van Christus gekomen is, buigen allen de knieën en bidden in stilte.
11. V. \Ntllc gebed lean men alsdan do ent
A. Men kan den Heer vragen, dat Hij ons aan zijne oneindige verdiensten deelachtig make, en dat wij zijne voetstappen mogen drukken.
Van de Goede Week.
1. V. daarom noemt men de week vóór Paschen de Goede Week?
A. Omdat zij inderdaad voor ons goed is geweest, vermits Christus in den loop derzelve voor ons is gestorven.
2. Y. Hoe noemt men ze nogt
A. De Heilige Week en de Groote Week.
3. V. Waarom is zij Heilig?
A. Omdat Christus dezelve door zijn bitter lijden heeft geheiligd, en wij ook heilig moeten leven.
4. V. Hoe mag zij Groot genoemd war dent
A. Niet, zegt de H. Chrysostomus, omdat zij
uit meerdere of langere dagen bestaat, maar omdat er zulke groote zaken verrigt zijn.
32
te weten, het vernietigen van de magt der duivelen en liet afkoopen van het menschdom.
5. V. Wat geschiedde er des woensdags?
A. Op dieu dag werd Christus door zijnen Apostel Judas voor dertig zilverlingen aan de joodsche opperpriesters verkocht.
6. V. Hoe verviel Judas tot zulk eene groote boosheid?
A. Enkel door gierigheid, in welke ondeugd hij dagelijks meer en meer toenam.
7. V. Welken naam geeft men aan het officie, hetwelk des woensdags en de twee volgende dagen, des namiddags gezongen wordt?
A. Den naam van donkere Metten.
8. V. Om welke reden worden die Metten zoo genoemd?
A. Omdat zij eertijds in den nacht geschiedden en met weinig licht, bijzonder op het einde.
9. V. Wat heteekent het uitdooven der veertien kaarsen, die op den driehoekigen kandelaar in het begin ontstoken worden?
A. Dit beteekent, dat liet geloof der Apostelen, gedurende het lijden van Christus, aanhoudend verzwakte.
10. V. En wat beteekent de vijftiende kaars, die achter het altaar verborgen, en later weder op den kandelaar geplaatst wordt?
A. Zij beteekent Christus, die na zijne begrafenis glorierijk is verrezen.
11. V. 'Waarom worden ook de kaarsen op het altaar uitgedoofd?
A. Om daardoor de verblindheid der Joden aan te duiden.
;33
12. V. Met welk mzigf, klopt men, na de dienst, op de banken?
A. Om door dit gcruclit aan de aardbeving en het scheuren der rotsen bij het overlijden des Heeren te herinneren.
14-. LES.
Van den Witten Donderdag.
1. V. Waarom noemen wij den donderdag vóór Taschen Witten Donderdag ?
A. Omdat de goddelijke dienst met witte al-taarkleederen gedaan wordt, terwijl alles in deze week in rouwkleederen geschiedt.
2. V. Om welke reden worden die witte kleederen gebruikt ?
A. Omdat men viert de instelling van het heilig Sacrament des Altaars in het laatste Avondmaal.
3. V. Wat geschiedt er na het eindigen der heilige Mis?
A. De priester, die twee Hostiën heeft geconsacreerd, legt er eene van in den kelk, en draagt dien met veel plechtigheid naar een afzonderlijk eu versierd altaar, hetwelk wij het heilig Graf noemen.
4. V. Wat moeten wij doen bij het bezoeken van het heilig graf?
A. Vurig bidden om Jesus te bedanken voor die onschatbare gaaf van zijn H. Vleesch en Bloed, hetwelk Hij, tot onderpand zijner liefde en tot spijze onzer zielen, ons op dien dag, waarop Hij het H. Sacrament
34
des Altaars instelde, heeft nagelaten. Ook is het zeer eenvoudig, zich den gestorven Zaligmaker, in het graf nedergelegd, voor te stellen en Hem te smeeken, ons door zijn lijden en dood aan de heerlijkheid zijner Verrijzenis deelachtig te maken.
5. Maar waarom bezoekt men, de heilige graven in verscheidene kerken?
A. Om dit met vrucht te doen, is het zeer doelmatig zich voor te stellen, dat men alzoo wil eeren de smartelijke reizen van onzen Heer, toen hij van Caïphas naar Pilatus, eu later naar Herodes en nog eens naar Pilatus geleid werd.
6. V. Wat geschiedt er op dien dag in de hoofdkerken?
A. He Bisschop, bijgestaan door twaalf priesters, zeven diakens en zeven subdiakens, wijdt de heilige Oliën, gedurende de heilige offerande, met de allergrootste plechtigheid.
7. Welke zijn die heilige Olièn ?
A. Ten eerste, de Olie der zieken, die gebruikt wordt in het bedienen van het heilig Oliesel en in het wijden der klokken; ten tweede, het heilig Chrisma, hetwelk de priesters gebruiken na het doopsel, en de Bisschoppen in het bedienen van het Vormsel, en in het wijden der kerken en heilige vaten, enz.; ten derde, de Olie der Catechumeni, waarmede de doopelingen op de borst en tusschen de schoa-ders gezalfd worden, voordat zij tot de vont naderen, en waarmede ook de handen der priesters in hunne wijding worden gezalfd.
35
8. V. Waarom, worden al de altaren van hunne kandelaren, en andere versierselen ontbloot,?
A. 1°. Tot teeken van droetlieid. 2°. Om te verbeelden, dat de krijgsknechten de kleederen van Christus onder elkander verdeeld hebben.
9. V. Waarom luidt men de Mokken niet gedurende drie dagen?
A. Om alle menschen op te wekken, om deel te nemen in de droefheid der H. Kerk.
10. V. Welkeplegtigheid heeft er na den middag ■plaats?
A. De Bisschoppen in hunne hoofdkerken, en de pastoors in sommige parochiekerken, was-schen de voeten van twaalf arme menschen.
11. V. Wat heteekent die plegtigheid?
A. Zij duidt de diepe ootmoedigheid van den goddelijken Zaligmaker aan, die op den vooravond van zijnen dood de voeten zijner Apostelen en zelfs van Judas heeft ge-wasschen.
15. LES.
Van den Goaden Vrijdag'.
1. T. Hoe hegint de goddelijke dienst op Goeden Vr ijdag ?
A. De priester en zijne medehelpers werpen zich voor het altaar plat ter aarde, oin ootmoedig voor zich zelveu en voor het volk te bidden.
2. V. Wat geschiedt er daarna?
A. Men zingt er het. verhaal van het lijden van
Christus, opgesteld door den heiligen Joannes, en dan bidt de priester voor alle menschen, ook voor de ketters en de scheurmakers, de joden en de heidenen.
3. V. Worden dergelijke gebeden niet dagelijh gedaan in de H. Kerk ?
A. Geenszins, liet is alleen op dezen grooten dag van barmhartigheid, dat zij plaats hebben ?
4. V. Wat volgt achter dieplegtigegebeden?
A. De priester nF.emt het kruisbeeld, dat sedert Passiezondag gedekt is gebleven, en ontdekt het gedeeltelijk, zingende; Ziehier het hout des kruises, waaraan de zaligheid der wereld heeft gehangen; waarop alle om-staanders antwoorden: Komt laat ons het aanbidden. Dan ondekt de priester een grooter deel en zingt hetzelfde; eindelijk ontdekt hij het geheel met dezelfde woorden.
5. V. Aanbidden wij dan het hout ?
A. Volsterkt niet; maar wij aanbidden Christus, die daardoor afgebeeld wordt,
i». V. Wat geschiedt er verder?
A De geestelijkheid gaat naar de plaats, waar het heilig Sakrament sedert den vorigen dag bewaard wordt, en brengt de heilige Hostie. processiesgewijs, naar het hoogaltaar. De priester zingt de Pater Noster en een ander gebed, heft de Heilige Hostie op ter aanbidding, nuttige dezelve en gaat daarna naar de sacristie.
7. \r. Is er dan geene Mis?
37
A. Neen; op Goeden Vrijdag wordt de heilige Offerande niet opgedragen, maar men noemt die Communie de Mis der reeds geconsacreerde.
8. V. Wat moeten de geloovigen op dezen dag doen ?
A. De smarten en den dood van hunnen god-delijken Zaligmaker overdenken; zoo veel mogelijk de kerkelijke plegtigheden bijwonen , en door verstervingen en gebeden trachten deelachtig te worden aan de verdiensten van Jesus Christus.
16. LES.
Van Paasohavond
1. V. iVut heteehent het nieuwe vuur, hetwelk op Taaschavond gewijd wordt?
A. Uit beteekent Christus, die verrijst.
2. V Welamp; gezang volgt daarop?
A. Het blijde gezang Exultet, waarin de verrijzenis van Christus aangekondigd wordt.
3. V. Wat wordt er onder dit gezang gewijd!
A. De Paaschkaars, waardoor Christus wordt
aangeduid en daarom in alle diensten ontstoken wordt tot aan den feestdag der Hemelvaart.
4. Wat heteekunen de vijf nagels, die . in de Paaschkaars gestoken worden?
A. De nagels, die van wierook zijn, beteeke-nen de balseming van het ligchaam van Christus; en door hunnen vorm beteekenen zij de nagels, die de handen en voeten des Zaligmakers hebben doorboord, en de lans, die zijne zijde geopend heeft.
38
5. quot;V. Welke gebeden volgen dan'!
A. Twaalf profetiën, ot twaalf uittreksels uit het Oude Testament, die tot onderrigting der doopeliugen dieuen moeten.
6. V. \\7o.t zip die doopelingen ?
A. Het ziju menscheu, die, na tot de jaren van verstand gekomen te zijn, gedoopt worden. Eertijds werden dezen allen op Paascli-avond en den avond vóór Pinksteren gedoopt, tenzij de nood het anders vereischte.
7. V. Wat doet de 'priester na het lezen der profetiën ?
A. Hij wijdt de doopvont, dat is het water, waarmede het doopsel tot Pinksteren toe bediend wordt,
8. Waarom wordt dit water zooplegtig gewijdt
A. Om de wonderbare uitwerkselen van het
doopsel beter aan te duiden.
9. V \Nat volgt achter de Vontwijding '!
A. Men zingt de litanie van alle Heiligen, om hunne hulp tot het zalig vieren van het Paaschfeest af te smeeken.
10. V. Wat doet intusschen de priester!
A. Hij werpt zich plat ter aarde tot omtrent het einde der Litanie, om met meer ootmoed en vurigheid te bidden.
11. V. Welke Mis volgt dan!
A. De blijde Mis van Paschen, die eertijds laat in den avond geschiedde.
12. V. Is er iets bijzonders in die Mis!
A. [n die Mis worden de Vespers gezongen, die zeer kort zijn, om reden dat de dien-
39
sten, welke buitengewoon lang zijn, tot in het begin van den nacht duurden.
17. LES.
Van het Hoogfeest van Pasclien.
1. V. Waarom is hit Hoogfeest van Paschen de grootste aller feestdagen?
A. Omdat op dien dag Christus heerlijk verrezen, en hierdoor ons geloot versterkt is en ons met de hoop der onsterfelijkheid vervuld heett.
2. Y. Is Christus aan iemand verschenen ?
A. Volgens de kerkelijke overlevering verscheen Hij eerst aan zijne Heilige Moeder, en de heilige Schriftuur verhaalt bovendien tien verschijningen, waarvan er vijf op den dag zeiven der Verrijzenis plaats hadden.
3. V. Welke zijn die vijf verschijningen.
A. De eerste, aan Maria Magdalena, die nabij het graf bleef weelien; de tweede, aan godvruchtige vrouwen; de derde, aan den H. Petrus; de vierde, aan tweediscipeleü, die, het gewoel der stad vlugteade, naar het dorp Emmaus gingen; de vijfde, aan tien Apostelen, die des avonds te zamen te Jeruzalem bleven.
4. quot;V. Wat deed de Meer in deze vijfde verschijning ?
A. Na zijne Apostelen vertroost te hebben, stelde Hij het H. Sakrament der Biecht in.
5. V. \Nat heteekent het woord Alleluja, het-
40
welk in de Paaachdagen aanhoudnnd wordt gezongen ?
A. Alleluja is een hebreenwscli woord, betee-keuenue: Looft en dankt den Heer.
6. V. Hadden de Joden ook een Paaschfeest?
A. Ja, en het was voor hen een zeer groote
dag, op Gods bevel ingesteld, ter gedachtenis van de verlossing uit Egypte.
7. V. Wat moeten mj doen op deze blijde dagen '
A. Dikwijls in ons hart het Alleluja herhalen , eli met Christus in de volmaaktste heiligheid leven.
Van den H. Markusdag.
1. V. Wat doet de H. Kerk op den /'eestdag van den heiligen, Evangelist Markus?
A. Zij houdt eene algemeene processie, en gedurende dezelve zingt zij openbare gebeden, om de. geesels af te weren en den zegen over de vruchten der aarde af te smeeken.
3. V. Wanneer is deze godvruchtige oefening begonnen
A. Ten tijde van deu H. Paus Gregorius den Groote werd zij algemeen, maar zij was reeds eenigszins in de voorgaande tijden in gebruik.
•3. V. Bij welke gelegenheden werd zij algemeen ?
A. Ter gelegenheid van een zware pest, die toen te Eome heerschte, en door welke
4-1
de voorzaat van den heiligen Paus ge-storven was.
k V. Wal gebood de II. Gregorius ■
A. Dat alle nrsvoners der stad, verdeeld volgens staat en reep, drie dagen lang den hemel geweld zouden aandoen, om het ophouden der pest te bekomen.
5. V. Welk was de uitslag van al die gebeden?
A. Den eersten das stierven er nog tachtig
menschen op een uur tijds; docii de gebeden verdubbeld zijnde, hield de pest, met liet eindigen van den derden dag, volkomen op.
6. V. Zijn dergelijke boetprocessiën can over oude tijden in gebruik geweest?
A. Van de oudste tijden af; reeds zien wij den koning David met zijn volk processie houden, om de wraakiiemende hand van den engel, die het volk vernielde, af te weren.
7. V Welke bijzondere gebeden worden op dezen dag door de 11. Kerk den priesters opgelegd?
A. De oude gebeden, die men de groote Litanie van alle Heiligen noemt.
8. Vquot;. Wat beteekent het woord Litanie?
A. Dit grieksch woord beteekent smeekgebed.
9. Y. Wie roept men in de Groote Litanie aan?
A.. Eerst vraagt men barmhartigheid aan God
zeiven en aan de drie goddelijke personen; vervolgens verzoekt men de heilige Moeder Gods, de heilige Engelen en alle Gods lieve Heiligen voor ons te bidden, en dan komt men terug tot God, om met
42
verdubbelde pogingen den zegen af te smeeken.
10. V. Moet men vasten op den Ti. Markusdag?
A. Op dien dag is het vasten tot den middag, doch moet men den geheelen dag vleesch derven,
11. V. Wat moet men op dien dag doen?
A. Bidden met de H, Kerk, ten einde Gods zegen te bekomen over zich zeiven en al wat ons aangaat, maar bijzonder over den aanstaanden oogst,
Van de Kruisdagen.
1. V. Wat verstaat gij door de Kruisdagen ?
A. De drie dagen, die de Hemelvaart van
Christus vooratgaan.
2. V. Waarom worden zij zoo genoemd?
A. Omdat de kruisen der verschillende kerken in de boetprocessie gedraïen worden.
3. V. Waartoe dient die processie?
A. Om voor onze zonden te boeten, en door die vernedering barmhartigheid te bekomen, maar vooral, om over den oogst den zegen te verwerven.
4. V. Waar is de processie der Kruisdagen, het eerst gehouden geworden?
A. In het zuiden van Frankrijk, te Vienne.
5. V. Hoe werd zij ingesteld?
A. Zij werd ingesteld door den H. Bisschop Mamertns, die, ziende dat zijn bisdom door ontelbare rampen verwoest werd, geen
45
ander middel van verlossing vond, dan vurige en nederige gebeden tot God.
Ö. V. Maar hoe werd die processie algemeen?
A. Dit gebeurde langzamerhand, nadat de H. Mamertus was verhoord geworden, omdat men bij ondervinding zag, dat er groote zegen kwam over alle plaatsen, waar men de processie onderhield.
7. V. Met welke gevoelens moet men die processie bijwonen ?
A. Met ware ingetogenheid, diepe godsvrucht en groot vertrouwen.
8. Y. Waarom gaat de processie in de steden en dorpen naar verscheidene bidplaatsen?
A. Om door de tusschenkomst van verscheidene Heiligen hulp en troost te zoeken.
9. V. Wat zingt men m deze processie1?
A. De Boet-Psalmen en de Litanie van alle Heiligen, even als op den H. Markusdag.
10. V. Moet men op deze drie dagen vasten?
A. Men moet vasten tot den middag, en zich
den geheelen dag van vleesch onthouden.
20. LES.
Van de Hemelvaart onzes Heeren.
1. V. Welk geheim, viert men veertig dagen na Paschen ?
A, De glorierijke Hemelvaart van onzen Zaligmaker.
2. V. Waarom bleef Christus nog veertig dagen op aarde na zijne Verrijzenis?
A. Om dikwijls met zijne Apostelen te ver-
iceeren, hun vele geheimen te openbaren, en ze te ondemgten in alles, wat noodi/ was, om zijne Kerk te besturen.
3. V. Van waar Mom Christus ten hemel?
A. Van den Olijfberg, digt bij Jeruzalem.
4. V. W'ai deed de Heer onmiddellijh coor zijne Hemelvaart?
A. Hij zond de Aposteleu door de gelieele wereld, om alle volkereü te onderwijzen en hen te doopen in den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Gees-tes; Hij beloofde «Itijd met hen te zijn en hun den Beilipen Geest te zenden.
5. V. Welk gebod gaf Rijaamijne Apostelen?
A. Om aanstonds naar Jeruzalem terug te
keeren, en de stad niet te verlaten, voordat zij door de genade des Hemels zouden versterkt zijn.
6. V. Wat heeft Christus gedaan, toen Hij de aarde reeds hegon te verlaten?
A. Hij hééft zijne Apostelen gezegend, waarschijnlijk met over hen het teeken des kruises te maken.
7. V. Is Christus alleen ten hemel geklommen ?
A. Neen; maar Hij is ten hemel geklommen
in het gezelschap der Oudvaders en andere Heiligen, die tot op dat oogenblik in eene rustplaats gebleven waren, zonder het aanschijn Gods te zien, vermits de hemel door de zonde van Adam gesloten was.
8. V. Heeft Christus dan den hemd geopend?
A. Ja, Hij alleen kon door zijne oneindige
verdiensten ons dit geluk bekomen.
45
9. V. Waarom is Christus ten liemelgeklommen?
A. Om aldaar, als God en jnensch, de opperste eer te genieten, en ook om ons, volgens zijne belofte, eene pl iats te bereiden,
10. V. Wat geschiedde er, toen de Heer uit het gezigt der Apostelen was verdwenen?
A. De Apostelen bleven in verrnkking den hemel beschouwen. Toen verschenen er twee engelen, in menschen-gedaante, in het wit gekleed, die hen vermaanden, dat die Jesus eens komen zal, gelijk zij Hem hadden zien ten hemel varen.
11. V. Wat deden de Apostelen?
A. Volgens het gebod van hunnen goddelij-ken Meester, gingen zij naar de stad op eene bovenzaal, en bleven daar volhardende in het gebed, met de /rouwen, met Maria en eenige discipelen.
12. V. Wordt de Hemelvaart van onzen Heer in de Kerk afgebeeld?
A. Zij wordt afgebeeld, gedurende de heilige Mis, door het nitdooven van de Paasch-kaars, zoodra als in het zingen van het Evangelie de Hemelvaart is aangekondigd.
13. V. Wat moeten wij op dezen feestdag doen?
A. Wij moeten trachten met ons hart in den
hemel te wonen, hemelsche gedachten te voeden, en te leven als burgers van den hemel.
14. V. En wat moeten wij op de volgende dagen doen ?
A. Op die dagen, die genoemd worden Dagen van Verlangen, moeten wij vurig ver-
46
langen naar de komst van den Heilige» Geest.
Van het iloogfeest van Pinksteren.
1. V. Wanneer daalde de 11. Geest over de Apostelen neder?
A. Op eeu zondag, tien dagen na de Hemelvaart van onzen Zaligmaker, ten negen. ure des morgens.
2. V. Was het dan ook feestdag hij de Joden?
A. Ja, de Joden vierden de afkondiging der
Wet van Moses op den be,rg Sinaï, en eene ontelbare menigte volks, uit alle gewesten der wereld, was op dien feestdag te Jeruzalem vergaderd.
3. V. Hoe heeft de R. Geest zijne tegenwoordigheid bekend gemaakt?
A. Er kwam schielijk een gedrmsch. uit den hemel, gelijk aan een sterkeu opkomenden wind, dat het huis vervulde, en ter zelfder tijd verschenen er boven de hoofden der Apostelen vurige tongen, dat wil zeggen, vlammen, die de gedaante van eene tong hadden.
4. V. Wat deden de Apostelen?
A. Vervuld zijnde van den Heiligen Geest, dat is van al zijne gaven, begonnen zij dadelijk in allerlei talen, die hen tot dau toe onbekend waren, de heerlijke daden Gods te verkondigen.
5. V. Was er dan eene groote verandering in hen ontstaan ?
4?
A. Eene zeer grootej wat zij, die te voren f nog onwetende lieden waren, konden nu alle waarheid leeren; zij, die te voren aan de wereld gehecht en beschroomd waren, spraken thans onbevreesd van niets, dan van hetgeen tot het hemelrijk behoorde.
6. V. Baalde de H. Geest alleen over de Apostelen ?
A. Neen: hij kwam ook over Maria, de heilige Vrouwen en de discipelen, die zich tot zijne komst bereid hadden.
7. V. Wat deed het volk ?
A. Op het vreemde gedruisch kwamen er vele menschen toestroomen; eenigen bewonderden die genaden, anderen bespotteden de Apostelen, zeggende, dat zij dronken waren.
8. V. Wat antwoordde de 11. Petrus'?
A. De H. Petrus, die, als prins der Apostelen en opperhoofd der H. Kerk, het eerste tot de Joden sprak, legde hun uit, hoe zij en hunne opperpriesters gezondigd hadden en wekte ze allen op tot boetvaardigheid.
9. V. Luisterden de Joden?
A. Yelen luisterden, geloofden in den Zaligmaker, beleden hunne zonden en werden gedoopt. Het getal beliep op den Pinksterdag tot bij de drieduizend.
10. V. Wat moeten wij doen, op Pinksteren?
A. Wij moeten den Heiligen Geest vurig bidden, opdat Hij zich gewaardige ook tot ons te komen en in ons het vuur der goddelijke liefde te ontsteken.
11. V. In welk Sakrament komt de 11. Geest hijzonder in ons?
48
A. Tn het Sakrament des Vormsels.
12. V. Komt de H. Geest nolo huif,en het Vormsel Y ■
A. Zekei' komt hij dikwijls, bijzonder als wij
Hem aanroepen.
13. V. Wat brengt Hij in ons ie weerp.
A. Hij helpt ons, om de waarheid te kennen, dezelve te bemmnen en kloekmoedig te volbiengen.
14. V. Hoe leejden de eerste Christenen'?
A. Zij hadden maar één hart en ééne ziel. Zij volhardden in de onderrigting der Apostelen, in het naderen tot de H. Tafel en in di; gebeden.
Van den feestdag der Heilige Drievuldigheid.
1. V. Welk groot geheim viert men op den zondag na Pinksteren?
A. Het geheim der H. Drievuldigheid, dat is, van God den Vader, van God den Zoon en van God den H. Geest, drie goddelijke Personen, die nogtans maar f'cu God zijn.
2. Tot wat einde is deze feestdag ingesteld'-
A. Om aan de drie goddelijke Personen eene.
bijzondere dankbaarheid te bewijzen, en ons op te wekken tot de allerdiepste gevoelens van aanbidding.
3. V. Waarom wordt die feestdag dadelijk na Pinksteren gevierd?
A. Om aan te toonen, dat al de geheimen van Christus, welke wij tot dan toe gevierd heb-
49
ben, eigenlijk uitloopen op de eer der heilige Drieruldigheid.
4. V. Wat moeten wij op dien dag doen?
A. De allerheiligste Drievuldigheid aanbidden in vereeniging met alle engelen en heiligen, die inwooners des hemels verzoekende ons hierin te helpen, vermits zij alléén, God aanschouwende, Hem waardig kunnen eeren.
5. V. Wat moeten wij nog meer doen?
A. Wij moeten door eene volmaakte liefde onder elkander trachten te verbeelden de oneindige liefde, die tusschen de drie goddelijke Personen bestaat.
23. LES.
Van den H. Sakramentsdag.
1. V. Wat is de H. Sacramentsdag?
A. Het is een bijzondere feestdag, ingesteld ter eere van het heilig Sakrament des Altaars.
2. V. Wanneer valt die feestdag?
A. Donderdag na het octaaf van Pinksteren.
3. V. Vieren wij dien feestdag niet op Witten Donderdag ?
A. Op Witten Donderdag vieren wij in de H. Mis de instelling van het aanbiddelijk Sacrament; maar de Kerk houdt zich te dien tijde geheel bezig met het overwegen van het lijden van Christus, en hierom heeft zij nog een bij zonderen dag ingesteld.
4. V. Wie heeft deze plechtigheid ingesteld ?
A. Paus Urban us IV heeft dezelve, in het jaar
50
1264, aan geheel het Christendom voorgeschreven.
5. \r. Was zij reeds in gebruik?
A. Dezelfde Paus had, toen hij nog aartsdiaken van Luik was, deze plechtigheid voor het bisdom van Luik bekomen. Tot het verzoeken dezer inistelHug was hij opgewekt geworden door de veropeabaringen en smeekingen der heilige Juliana, kloosterzuster van het hospitaal van den Comelisberg, bij L .ik.
(i, V. IVheeft deze feestdag aan zich eigen ?
A. Eene plegtige processie, die op vele plaatsen op den zondag onder hetoctaaf gedaan wordt.
7. V. Waartoe dient deze processie?
A. Zij dient ten eerste, tot eene openbare belijdenis van ons geloof; ten tweede, tot het herstellen der oneer, die Christus in zijn Sacrament van liefde wordt aangedaan; ten derde, tot het bekomen van den hemelschen zegen over alle plaatsen, waar het H. Sacrament wordt gedragen, en over derzei ver inwoners.
8. \ . Hoe moet men die processie bijwonen ?
A. Met een levendig geloof, deukende dat wij den Heer vergezellen, gelijk de Apostelen en do heilige vrouwen deden, toen Hij tijdens zijn sterfelijk leven in Judea verkeerde.
U. V. En hoe nog?
A. Jn alle zedigheid, met neergeslagen oogen, ■ met een rouwmoedig hart over d de heiligschennissen, en met een innerlijk vertrouwen op de barmhartigheid des Heeren, .zijLen zegen vurig afsmeek end n.
51
10. V. Is het loffelijk den weg der processie te versieren?
A. Dit is zeer loffelijk; alle versierselen sijn ecu bewijs van geloof, van hoop en van lietde. Ook is de eerbied voor liet hoogwaardig Sacrament eene rijke bron van allerlei zegeningen,
11. V. Worden er somtijds mindere processién gedaan!
A. Ja, eiken keer, dat de heilige Teerspijs tot de zieken gedragen wordt, is het als eene processie, en hierom moet dit ook altijd met een zeer groeten eerbied geschieden.
12. V. Moet de hamer van den zieke ook ïoordeii versierd?
A. Die kamer moet, zoo goed mogelijk, ten minste met eene wel bedekte tafel, een krnisbeeld, twee brandende kaarsen en wijwater versierd worden.
13. V. Welk gebed moet men doen, als men hei Sacra7)ient tot het huis van eenen ziehe ziet dragen ?
A. Dit drievoudig gebed : 1°. ik aanbid mijnen Heer uit geheel mijn hart; 2°. ik verzoek Hein den zieke alle geluk te veiieenen ; •3° ik vraag voor mij zeiven de genade van nijt te sterven zonder het ontvangen der heilige Sacramenten.
5t 24. LES.
Feestdag van het H. Hart.
1. V. Wanneer viert men den feestdag van hei Jiëilig Bart van Jezus ?
A. Des vrijdags na het octaaf vau het heilig Sacrament, omdat dit feest als een bijvoegsel is van het octaaf.
2. V. Wat vereert men op dezen dag ?
A. Men vereert het natuurlijk Hart van den Zaligmaker, vereenigd met de godheid.
3. V. Zou men gelijktijdig de handen en voeten van Christm mogen eer ent
A. Zeker; men mag al de lidmaten van Christus eeren, vermits zij allen met de godheid vereenigd zijn.
4. V. Maar waarom eert de heilige Kerk hijzonder het Hart?
A. De heilige Kerk eert bijzonder het Hart van Jesus, omdat het beschouwd wordt als de zetel der liefde, zoodat zij hier vooral beoogt de onmeetbare liefde van Jesus.
5. V. Waarom is deze feestdag ingesteld ?
A. Om de godvruchtige Christenen tot nog meerdere vurigheid in het beminnen van Jesus op te wekken, volgens hetgeen de Heer zelf vroeg aan de zalige Maria Mar-garetha, kloosterzuster der Visitatie.
G. V. Wat moeten wij op dezen day doen ?
A. Wij moeten den goddelijken Meester bedanken voor al zijne liefde jegens ons, en Hem ons hart geheel en al opofferen.
53
7. V. Wordt het heilig Hart van Jesus maar eens 's jaars geëerd?
A. Bet wordt alle eerste vrijdagen van de maand bijzonder gevierd,
25. LES,
Van de Zondagen^na Pinksteren.
1. V. Hoe veel zondagen zijn er kmchen Pink-steren en den Advent?
A. Teu minste 23 en ten hoogste 28, naar gelang bet hoogfeest van Paschen vroeger of later is gevierd geworden.
2. V. Hoe mag men dien tijd beschouwen ?
A. Als een tijd van rust en van heilig leven, voortvloeijende uit de verdiensten van Chris-tas en de overvloedige genaden van den Heiligen Geest.
3. V. Wat doet de heilige Kerk gedurende dien tijd ?
A. In het Evangelie van eiken zondag stelt zij ons het openbaar leven van Christus, zijne leering en zijne mirakelen voor oogen.
■i. V. Waarom handelt de heilige Kerk aldus ?
A. Om ons allen meer en meer Christus te doen kennen, en ons tot dankbaarheid en navolging op te wekken.
5. V. Wat moeten wij op die zondagen doen ?
A. Wij moeten trachten het Evangelie, dat voorgelezen wordt, wel te verstaan en ons leven naar zulke zalige lessen te schikken.
54
26. LES.
Feestdagen van het H. Kruis.
de vinding; de verhkffing.
1. V. Eert men ooi in de H. Kerk het hout des Icruwes, toaarop onze Zaligmaker is gestorven ?
A. Ja, men bewijst groote hulde aan dit hout, omdat het door het dienbaar bloed vau Christus is besproeid geweest.
2. Y. Aan wie wordt eigenlijk die hvldehewezen ?
A. Die hnlde wordt aan Christus bewezen,
verigt; its wij het hout slechts eere a, voor zoo veel het door den Zaligmaker is geheiligd.
3. V. Vieren wij eenen feestdag ter eere van het heilig Kruis?
A. Niet één, maar twee feestdagen te weten : de Vinding en de Verheffing van het H. Kruis.
4. V. Waar werd het Kruis gevonden?
A. Digt bij het graf van Christus, op den Kal-varieberg, waar liet met de kruisen der twee moordenaars was begraven geworden.
5. V. Hoe vond men het Kruis?
A. De heilige Helena, moeder van keizer Con-stantinus, gedreven door gevoelens van eerbied voor al de reliquiën des lijdens, deed het Kruis opzoeken, en het gelukte haar hetzelve te ontdekken, ten jare 326.
6. V. Boe kon men het Kruis van Christus van de twee andere kruisen onderscheiden ?
A. Dit kon enkel door de verklaring van God
55
zeiven geschieden; ook bad men vurig om een teeken van onderscheid te bekomen.
7. V. Heeft men het hekom.en ?
A. Ja; de heilige Macarius, bisschop van Jeruzalem, bekwam het. Eene vrouw was gevaarlijk ziek en reeds op het punt van te sterven: do bisschop deed een der kruisen ter genezing op haar leggen; doch niets veranderde in haren staat; hij deed zulks met het tweede, ook dit bleef zonder uitwerksel; maai'naauwelijks had het derde kruis de zieke geraakt, of eensklaps kreeg zij hare vorige gezondheid weder.
8. V. IVai deed toen de heilige Helena?
A. Zij deelde het onwaardeerbare krwis in drie dealen, zond een deel aan haren zoon naar Constantinopel, een tweede naar Rome en het derde deed zij bewaren in eene prachtige kerk te Jerusalem.
9. V. IVorden er nu andere fiedeelten in de kerken vereerd?
A. Eeeds van de vijfde eeuw waren er in ontelbare plaatsen,
10. V. Wanneer viert men den feestdag van de heilige Kruisvinding ?
A. Deze wordt alle jaren den 3 Mei gevierd.
11. V. En wanneer valt de heilige Kruisverheffing?
A. ])en 14 September.
12.- V. Waarom noemt men dezen tweedeu feestdag de Verheffing?
A. Omdat alsdan gevierd wordt de gedachtenis van den blijden dag, op welken het derde deel van het heilig kruis, hetwelk te Je-
56
rusalem was gebleven, plegtig in de stad werd teruggebragt,
13. V, Was dit deel daar niet altijd gebleven?
A. N een, de koning van Perzië had, na Jeruzalem
vermeesterd te hebben, die kostelijke reliouic naar zijn land medegevoerd; doch daarna overwonnen en door vele wederwaardigheden gedwongen zijnde, maakte hij in't jaar 628 vrede, en gaf de allerheiligste reliqnie terug, veertien jaren nadat hij dezelve genomen had.
14. V. Hoe werd die reliquia toen ontvangen?
A. Met diepen eerbied en groote vreugde. Keizer Heraclius legde zijne keizerlijke kleederen af, en droeg de reliquiekas met de diepste ootmoedigheid.
15. Y. Met welke gevoelens moet men deze feestdagen vieren?
A. Met eene levendige dankbaarheid jegens den Heer, die door zijn kruis ie wereld heeft verlost.
57
FJiËSTDAGEN DER HEILIGEN.
1. LES.
O. li. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis
1. V. Welken feestdag viert de heüige Kerk dm 8 December?
A. De Onbevlekte Ontvangenis van Maria, rlat wil zeggen, kare schepping en bevrijding vau de erfzonde.
2.' V. Reeft Maria de erfzonde niet gehad? A. Neen, zij is altijd in de genade gebleven,
en immer het kind van God geweest.
3. V. Welke heiligen hebben ditzelfde voorregt genoten ?
A. Niemand; want wij zijn allen, gelijk de
1 postel zegt, kinderen van gramschap. 4'. V. h die bevrijding een groot geluk geweest
voor Maria'!
A. lien allergrootst geluk, vermits zij, bevrijd zijnde van de erfeonde, ook is bevrijd gebleven van de wonden der ziel, welke de gevolgen van die zonde zijn.
5. V. Welke zijn die wonden?
A De vier volgende: de verblindheid in liet verstand, de boosheid in den wil, de zwakheid in het wederstaan aan de moeijelijk-
58
lieden, en de begeerlijkheid tot hetgeen ongeoorloofd is.
6, V. Zvjn die wonden ooli niet genezen in het, Doopsel?
A. In bet doopsel worden vergeven al wat zonde is, doch die wonden blijven ons bij.
7. V. Worde», dan die wonden tot zonde aangerekend?
A. Geenszins, maar zij zijn toch groote beletselen op den weg der deugd. quot;
^ • V- fs Maria in hare schepping alleen hevrijd gebleven van het Icwaad?
A. Zij is niet alleen bevrijd gebleven van alle kwaad, maar God heeft haar ojk versierd met, alle deugden en genaden, die haar zouden bereiden tot de uitmantende waardigheid van Moeder Gods.
!). V. Wat moeten wij op dien dag ter eere van Maria doen?
A. Haar gelukwenschen, ons verheugen over hare voorregten, en trachten, gelijk zij voortaan onbevlekt te leven.
2. LES.
Feestdag van deu H Joseph
PATROON VAN NüDERLAND.
1. V. Hoe veel feestdagen viert men ter eere van den heiligen Joseph?
A. Twee, te weten: den 19 Maart, den feestdag zijner deugden en verhevenheden, en den derden zondag na Paschen, den feestdag zijner goedheid jegens ons en zijner weldaden : dezen dag noemt men de bescherming.
59
3. V. Wie ioas de heilige Joseph?
A. De Bruidegom van Maria en de Voedstervader van Jezus.
3. V. Hoe leefde hij op aarde?
A In de grootste eenvoudigheid en ootmoedigheid, als onbekend aan de menschen, maar vol deugden en verdiensten in Gods oogen,
4. V. Welke was zijn levensstaat?
A. Hij was een ambachtsman, gelijk wij in het Evangelie lezen, en volgens de oude schrijvers, een timmerman.
5. V. Weten wij vele omstandigheden van het leven van den heiligen Joseph?
A. Wij weten niet veel van dit heilig leven Wij lezen, dat esn engel hem waarschuwde, dat Maria Moeder zoude zijn van dpn Messias, en dat hij het kind, Jesus zou nosmen. Wij lezen verder, dat een engel hem gebood naar Egypte te vlugten, en dat hij hem later gebood terug te keeren. Eindelijk lezen wij, dat de heilige Joseph, met den twaalfjarigen Zaligmaker en Maria, het Paaschfeest ging vieren te Jerusalem, aldaar het kind verloor, naastig en vol droefheid hetzelve zocht, en het eindelijk den derden dag in den tempel wedervond,
6. Wanneer stierf' de heilige Joseph?
A. De tijd is onbekend; doch, volgens de godvruchtige overlevering, is hij gestorven, toen Christus rijne prediking zou beginnen.
7. V. Hoe stierf hij?
A. Dit is ook onbekend; maar, volgens dezelfde overlevering, stierf hij in het bijzijn van
60
•Jesus en Maria, en hierom wordt hij aau-.quot;croepen als Patroon van een goeden dood.
8. V. Is de heilige Joseph ook de Patroon van liet godvruchtig leven?
A. Ja, de heilige Joseph wordt sedert lang door godvruchtige menschen als bijzondere Patroon geëerd.
9. V. Welk is het verrnogen van den heiligen Joseph in den hemel?
A. Eene large ondervinding leert, dat de heilige Joseph alles in den hemel bekomt.
10. V. Wat moeten wij aan den heiligen Joseph belijden?
A. Eene groote eere, vermits hij zoo verheven is; een groot vertrouwen, dewijl hij zoo magtig en zoo goed is; eindelijk, eene kin derlijke navolging, vermits hij onze ware vader is.
3. LES.
O. L. Vrouw Boodschap.
1. V. Welken feestdag viert men den 25 Maart?
A, De Boodschap van den Engel aan Maria,
en de Menschwording van God den Zoon.
2. V. Waar geschiedde, de Menschwording?
A. Te Nazareth, een stadje van Galilea, in liet heilig Land.
3. V Hoe geschiedde deze?
A. De engel Gabriël werd van God tot Maria gezonden, en in hare kamer tredende, zeide hij: Wees gegroet, vol van qenade, de Heer is met u, gezegend zijt gij onder de vrouwen. En toen hij zag dat Maria, ontstelde, zeide hij haar
dat zij de Moeder van den Messias zoude zijn.
4. Y. Wat aniwoorde Maria?
A. Zij zeide aan den engel, dat zij in volkomene zuiverheid leetde enin dezelve zou volharden.
5. V. Wat zeide de tl. Gahriël op deze woorden'!
A. Dat zij inderdaad Maagd zou blijven en
ter zeltder tijd Moeder zijn.
6. V. Hoe sprak Maria nu?
A. Vol verrukkiag en ootmoedigheid zeide/.ij; Zie de dienstmaagd des lieer en, mij geschiede, naar uw woord.
7. V. Welke gevoelens moeten ons op dien feestdag bezielen?
A. Gevoelens van dankbaarheid jegens God voor het groote geheim der Menschwording, hetwelk op dien dag is gewrocht, toen liet Woord is Vleesch geworden en onder ons is komen wonen; gevoelens van eerbied voor Maria, die op dat oogenblik wezenlijk en waarachtig Moeder van God geworden is; gevoelens van vernedering van ons zeiven bij het zien der vernedering van den Zoon Gods met de men-schelijke natuur aan te nenen, en van Maria met zich, in weerwil van hare verhevene waardigheid van Moeder Gods, de dienstmaagd des Heeren te hooren noemen. 4. LES.
Feestdagen van den H. Joannes den Dooper.
1. V. Welke feestdagen viert men ter eere van den heiligen Joannes den Dooper?
A, üen 24 Junij viert men den alouden feest-
62
dag zijner geboorte; eji later, 29 Augustus, viert meu zijne onthoofding.
2. V, Wie zijn de ouders van den heiligen Joannes geweest?
A. Zacharias en Elisabeth, twee heilige Israëlieten, die onberispelijk wandelden in al de geboden en bevelen des. ÏÏeeren.
3. Hoe werd aan Zacharias aangelcondigd, dat hij eenen zoon zou hebben?
A. De heilige man, een joodsche priester, spreidde op zekeren dag, volgens zijne beurt, dea wierook op het wouden altaar, en zie, de engel Gabriël verschijnt aan den regter kant des altaars, en zegt heou; u zal een zoon geboren worden, en gij zult hem Joannes noemen.
4. Hoe ontving 'Zacharias deze boodschap?
A. Zijne hooge jaren en die van zijne vrouw inziende, twijfelde hij een oogenbkk.
5. V. VsxlJce straf werd hem voor die hoijfe-ling opgelegd?
A. De ouderling werd stom en doof, zoodanig dat hij, tot het volk wederkeerende, hetwelk wachtte om den gewonen zegen te ontvangen, niet één woord spreken kon.
G. V. Werd de voorzegging van den. engel Gabriël volbragt?
A. Die voorzegging werd naauwkeurig volbragt : de heilige Elisabeth bekwam eenen zoon, entoen hij op den achtsten daa: besneden werd, ontving hij den naam van Joannes.
7. V. Wat geschiedde er op hetzelfde oogenblih?
A. Zacharias werd eensklaps genezen, en hij loofde grootelijks den Heer.
(13
8. V. Waarom word! hij bijgenaamd de Dooper.'
A. Dezen bijnaam werd later aan den heiligen
Joannes gegeven, omdat hij van God gezonden was, om het doopsel van boetvaardigheid te bediciven.
9. V. Hoe bereidde zich de 11. Joannes tot dit ambt ?
A. Door boetplegingen en eene allerstrengste levenswijze in de woestijn; hij at sprinkhanen en wilde honig, dronk niets dan water en droeg een ruw kleed.
10. V. Welk was zijne prediking ?
A. Hij herhaalde onophoudelijk: Doet boetvaardigheid, want het rijk der hemelen is aanstaande; dat wil zeggen: de komst van den Messias is op handen. Eu al zoo is de H. Joannes de ware voorlooper van Christus geweest.
11. V. Wat deed de H. Joannes, toen vele Joden tot hem kwamen?
A. Hij doopte ze in den Jordaan.
12. V. Werden de zonden door uit doopsel vergeven?
A. Neen; dit was slechts eene beteekeuis van
boetvaardigheid.
13. V. Wal zeide de 11. Joannes, toen Christus ook tot hem naderde om gedoopt te worden?
A. Hij zeide: Ik moet van Ugedoopt worden, en Gij komt tot mij! En zoo weigerde hij den Heer te doopen, nogtans, op de tweede vermaning van Christus, volbragt hij zijnen wil.
14. V. Wat gebeurde er, toen hij Christus doopte?
A. De hemel ging open: de Heilige Geest daalde
neder in de gedaante van eene duif, en eene
/ (-.4
stem riep: Deze is mijn welheriiinde Zoon, in ivien ik mijn welbehagen genomen hei.
5. V. Welke vorst 7verd door den heilicfen Joannes vermaand en waarover?
A. Herodes werd vermaand over zijne wnlpscli-hedeu en andere misdaden.
16. V. TToe ontving hij die vermaning?
A. Zeer slecht,: hij liet den heiligen Joannes opslniten, en later deed hij hem onthoofden.
17. V. Hoe kwam hij tot een zoo groot misdrijf?
A. Door de arglistigheid van eene boozc vronw.
Herodes had aan de dochter van Herodias, die hem door haar dansen behaagd had, belooid, dat hij haar geven ;iou al wat zij vroeg. Deze, op den raad dsr wraakzuchtige Herodias, vroeg het hoofd van den heiligen Joannes, en het werd haar dadelijk op een schotel gebragt.
18. V. Wat leert ons deze feestdag der Onthoofding ?
A. Hij leert ons kennen de gevaren van de wereldsche bijeenkomsten, van het dansen en van de luidruchtige vermakelijkheden.
5. LES.
Feestdag van den H. Petrus.
1. Y. Wie loas .de heilige. Petrus, toen hij door Christus geroepen werd?.
A. Siinon, zoon van Joannes, geboren te Beth-saïda, op den oever van de zee van Galilea, was visscher, en vond zijn bestaan door het werk zijner handen.
65
V. Hoe kwam hij lot die kennis van Christus? Hij werd door zijneu broeder Audreas tot Christus geleid j eu boorde van Hem deze woorden, die zijne aanstaande verhevenheid a!s voorspelden: Simon, zoon van Jonas, gij zult Cephas genoemd worden, dat is Petrus. Y. Wanneer werd hij geroepen om den Zaligmaker steeds te vergezellen?-Na de eerste wonderbare vischvangst, toen de Heer hem zeide: Van nu af zult gij geene visschen meer vangen, maar mensehen; volg mij. V. Wist de heilige Petrus, dat hij bestemd was het opperhoofd der heilige Kerk te worden?. Hij wist het door de belofte van Christus. Eens vroeg de Heer aan zijne Apostelen : Wat zeggen de mensehen van Mij? En zij antwoordden; Eenigen zeggen dat Gij Joannes, anderen Elias, anderen dat Gij Jeremias of een der profeten zijt. Hierop zeide de Heer: En gij, wat zegt gij? Petrus antwoordde: Gij zijt de-Christus, de Zoon van den levenden God. En Christus zeide hem: En ik zeg u: gij zijt Petrus (dat is steenrots), en op die steenrots zal ik mijne Kerk bouwen, en de poorten der helle zullen tegen haar niets vermogen. En ik zal u de sleutels van het rijk der hemelen geven V. Was Petrus van dat oogenblik reeds Paus of Opperhoofd der heilige Kerk?
Neen; hij werd het eerst na de Vemjzenis van Christus.
V. Kent gij die geschiedenis?*
5
66
A. Petrus was met zes andere discipelen gaan vissollen, en had, geheel den nacht werkende, niets gevangen. Christus des morgens op den oever staande, riep hun toe: Werpt uwe netten langs den regkn kant. Petrus deed het, en dadelijk was het net vol met 153groo-te visschen, Weldra herkende Joannes den Heer, en maakte zulks bekend aan Petrus. Deze sprong in zee, om spoediger bij zijnen Meester te zijn. Zij aten allen met Christus, en na gegeten te hebben, zeide de Heer: Simon, zoon van Joannes, bemint gij Mij meer dan deze ? Petrus antwoordde: Ja, Heer, Gij weet dat ik U bemin. Christus zeide hem: Weid mijne lammeren; en onmiddelijk voegde hij er bij: Simon, zoon van Joannes, bemint gij Mij ? Petras antwoordde nog eens: Ja, Heer, Gij weet dat ih U bemin. En de Heer zeide: Weid mijne lammeren, en vroeg voor de derde maal: Simon, zoon van Joannas, bemint gij Mj? Petrus werd bedroefd over de derde vraag en • zeide; Heer, Gij weetalles, Gij weet dal ih Ube-min.En de Heer zeide toen: /Feid m ijne schapen.
7. V. Wat beteekenen dielammeren en dieschaperi?
A. De lammeren zijn de geloovigen, en de
schapen zijn de oversten der H. Kerk, die hier allen, zonder uitzondering, onder de waakzaamheid en gehoorzaamheid van den H. Petrus gesteld worden.
8. V. Waar vestigde de H. Petrus zijnen Stoel?
A, Eerst te Antochië voor eenige jaren, en
later te Eome.
67
9. V. Hoe stierf hij?
A. Hij werd op bevel van keizer Nero aau-gehouclen, veroordeeld en gekruist te Rome, den 29 Junij.
10. V. Wat vroeg hij aan zijne beiden?
A. Uit den geest van ootmoedigheid vroeg hij om te mogen gekruist worden met liet hoofd naar beneden, zich onwaardig achtende, de sterven gelijk zijn goddelijke Meester.
1 ]. V. Wat moet gij op dezen feestdag doen ?
A. Ik moet trachten in mij te vernieuwen de gevoelens, die ik moet voeden jegens den opvolger van den IL Petrus, den Paus van Rome.
12. V. Welke zijn die gevoelens ?
A. Ten eerste, eene diepe eerbiedigheid; ten tweede, eene kinderlijke gehoorzaamheid aan al zijne bevelen, en ten derde, eene groote behulpzaamheid met voor hem veel te bidden. ■
6. LES.
Feestdag van den H. Paulus
1. V. Wanneer viert men den feestdag van den ' II. Paulus?
A. Den 29 Junij, te zamen met den feestdag van den H. Petrus, omdat zij beide op dezen dag de kroon der martelaren hebben ontvangen; uogthans viert men in het bijzonder de gedachtenis van den ïl. Paulus den 30 Junij.
68
2. V. Wat weet gij van de jeugd van den H. Paulus ?
A. Hij werd geboren te Tarsus, eene romein-sche stad, kwam vroegtijdig naar Jerusalem, om er de wet volmaakt de leeren, en vatte een grooten haat op tegen de Christenen.
3. V. Hoe vervolgde hij de Kerk?
A. Hij juichte over den marteldood van den H. Stephanus, en bewaarde de kleederen van degenen, die hem steenigden; later wierp hij vele geloovigen in de boeijen, en bekwam zelfs van de opperpriestera volle magt, om in hunnen naam de Christenen in de stad Damascus te gaan vervolgen.
4. V. Wat geschiedde er op den weg naar Damascus?
A. Den zesden dag zijner reis, op den middag, werd hij plotseling omringd van een zeer helder licht, en viel ter aarde. Eene stem riep hem; Satdus, Sauhcs, waarom vervolgt gij Mij? Saulus, geheel met olind-heid geslagen, maar inwendig verlicht door de genade, zeide: Heer wie zjt Gij? De stem antvvDordde: Ik len Jesus, dien gij vervolgt. En Saulus zeide; Heer, wat wilt Gij dat ik doe? De Heer antwoordde; 8ta op en ga naar de stad, daar zal u gezegd worden vat gij doen moet.
5. V. Wat deed Saulus te Damascus?
A. Hij bragt er drie dagen over iu ean volkomen vasten, en toen zag hij tot zich
69
naderen eenen man, genaamd Ananias, van God gezonden om hem te helpen. Hij werd door hem eedoopt, en ziine oogen gingen open.
6. V. Wordt deze bekeering ook in de H Kerk gevierd?
A. Ja, zij wordt gevierd den 25 Januarij, omdat zij een zoo uitstekend bewijs is van de goddelijke barmhartigheid.
7. V. Hoe werd Saidus, later Paulus (jenaamd. Apostel?
A. Hij werd door Jesus zeiven tot Apostel gekozen, waarschijnlijk op het oogenblik zijner bekeering, toen hij ook onmiddelijk van den Heer alle kennis der geheimen ontving.
8. V. Waar predikte de II. Paulus?
A. In yerscheirlene landen, in .ludea, in Syrië, in Griekenland, en in de vermaardste steden, in het wijze Athene, in het wulp-scbe Corinthe, in het grootsche Rome, enz.
9. V. V^as hij te weden met die mondelijke prediking ?
A. Neen hij gaf heilige onderrigtingen in veertien Brieven, die hij schreef aan de geloovigen van Rome, van Corinthe, van ïhessalonica en van andere steden, aan twee bisschoppen en aan een dengdzamen man, genaamd Philemon.
10. V Bad hij ook te lijden?
A. Meer dan alle andere Apostelen. Niet alleen leed hij honger, dorst en koude, maar hij werd vervolgd, dikwijls in de
70
gevangenissen opgesloten en tot achtmaal toe gegeeseld voor Jesus, dien hij zoo vurig beminde.
11. V. Hoe stierf hij?
A. Op bevel van Nero werd hij onthoofd; hij mogt als Romeinsch burger niet gekruist worden.
12. V. Wal lecren wij van den H. Paulus?
A. Dadelijk aan de genade beantwoorden, en veel werken voor Gods glorie en uit zuivere liefde tot Jesus.
O. L Vrouw Visitatie.
1. V. Wat is de Visitatie van Maria?
A. Het is een feestdag, ingesteld ter gedachtenis van het liefdadig bezoek van Maria bij hare nicht Elisabeth.
2. V Waar woonde de U. Miamp;abeth ?
A. In de gebergten van Judea, te Hebron.
3. V. Was dit dan eene gr om te reis voor Maria'?
A. Die reis was groot voor Maria, die te
Nazareth verbleef, in Galilea, vier dagen reizens van Hebron.
4. V. Waarom ging zij hij hare nicht?
A. Om haar te verkwikken en te dienen.
5 V. Hoe werd zij ontvangen'?
A. Met den allerdiepsten eerbied; naauwelijks had zij Elisabeth gegroet, of deze zeide haar: gezegend zijt gij onder de vromoen en gezegend is de vrucht uws ligchaams. Van waar komt mij het geluk, dat de moeder van mijnen 'Heer tot mij komt..
71
6. V. Wat antwoordde Maria op dien lof?
A. In diepe ootmoedigheid sprak zij haren
lofzang Magnificat uit.
7. V. Wat leer en wij hieruit ?
A. Al onze bezoeken heiligen, met ze te doen tot Gods eer, en tot troost en ondersteuning van den evennaaste.
8. LES.
Feestdag van den H. Bonifacius.
1. V. Wien viert de Kerk van Nederland den
5 Junij?
A. Den H. Eonifacius, bisschop en martelaar.
3. V. Wie ivas de R. Bonifacius?
A. Een kloosterling uit Engeland, die, brandende van ijver voor de zaligheid der zielen, naar Nederland overstak, om er het geloof bij de afgodendienaars te verkondigen.
3. V. Wmr Imam hij aan ?
A. Te Utrecht, waar hij eenigen tijd, zonder vrucht, het Evangelie predikte, ten gevolge der herhaalde oorlogen; weshalve hij naar zijne abdij in Engeland terugkeerde, waar hij zich in de eenzaamheid, door de oefeningen van het nederig kloosterleven, tot het Apostelambt op nieuw voorbereidde.
4. V. Waar ging hij prediken?
A. Hij begaf zich eerst naar den H. Paus Gregorius II, van wien hij met eene apostolische volmagt naar Duitschland werd gezonden, waar hij in verschillende streken veel nut stichtte tot heil der Kerk; maar
72
gelioord liebbenflc dal, Eaflbodus, de koir'ng der Friezen, dood was, ging hij dat tot nog toe afgodisch volk het Evangelie prediken.
5. Is hij daar lang verbleven?
k. Slechts drie jaren; want hij ondernam tot driemaal tne de reis naar Eome, hetzij op last van het Opperhoofd der Kerk, hetzij om zich over zijne zending te verantwoorden, hetzij om zijne onderwerping aan den [I. Stoel ie doen blijken, hetzij om, uit gehoorzaamheid, met kerkelijke waardigheden bekleed te worden.
ö. V. Welke waardigheden heeft MjdanieMeed?
A. Paus Gregorius TI, wijdde hem tot bisschop, veranderde zijnen naam van Wentridus in dien van Bonifacius, dat is: goéddoener, en zond hem om het Evangelie in verschillende streken van Duitschland te prediken, bij welke gelegenheid hij meer dan 100,000 menschcu doopte. Later werd hij aartsbisschop van Metz en eindelijk opvolger van den H. Willibrordus, den eersten bisschop van Utrecht, welke Kerk hij met vrucht bestierde, tot dat hij eindelijk op nieuw den afvalligen Friezen het Evangelie ging prediken.
7. Hoe werd zijne prediking aldaar aangenomen ?
A. Vele duizenden bekeerden zich, een zeer groot getal werd gedoopt, doch anderen sloten hunne ooren en beraamden den heiligen Zendeling te dooden.
73
8. quot;V. Hoe lekwam hij de lcroon van martelaar ?
A. Eens toen hij te Dokkum, eene stad in
.Friesland , zich bereidde om aan verscheidene duizende nieuwbekeerden het heilig Vormsel toe te dienen, vielen barbaarsche en goddeloöze menschen op hem en zijne medegezellen aan, en doodden hen zeer wreedaardig op den 5 Julij 755.
9. V. Bleef deze misdaad ongestraft1!
A. Neon, want zijne moordenaars werden het ouderling oneens, en door goddelijke wraakneming vermoordden zij elkander.
10. V. Waar werd zijn ligchaam her/raven?
A. Gelijk hij in zijn leven bepaald had, werd zijn ligchaam begraven nabij Met./, in de abdij van Fulda, welke hij zelf' gesticht had en waar het door talloo/ie mirakelen werd opgeluisterd.
11. V. Wat leer en wij van den II. Bonifacius?
A. Zorg draden voor de zaligheid van den
evennaaste, zelfs van die verafirelegene volken, die nosr zuchten in de duisternissen des ongeloofs.
IE. V. Hoe hunnen wij die helften?
A. Door onze gebeden, en ook door de aalmoezen, welke wij geven tot Voortplanting van het Geloof.
9. LES.
De Hemelvaart van Maria,
1. V. Wéllcen feestdag van Maria viert men den 15 Augustus?
A. Den grootsten harer feestdagen, ter eere
74
van hare glorierijke Hemelvaart; en daarom wordt ook op denzelven gewoonlijk eene plegtige processie gehouden.
2. V. Is Maria nog lang na haren goddelijlcen Zoon op aarde gebleven?
A. Het schijnt, dat zij nog vole jaren geleefd heeft te Ephese, onder de teedere zorg van den H. Joannes.
3. V. Waarom, moest Maria nog Wijven leveiiï
A.. Om de geloovigen door hare woorden en voorbeelden te stichten, en om hare eigene verdiensten te vermeerderen door de verduldigheid.
4. V. is zij gestorven^
A. Ja, Maria is gestorven, gelijk de godvruchtige overlevering leert.
5. Hoe lang is haar ligehaam nog op de aarde gebleven ?
A. Weinig tijds, volgens dezelfde godvruchtige overlevering, welke leert dat de ziel weldra tot het ligehaam is teruggekeerd, en dat Maria dus verrijzende, ten hemel is opgenomen.
6. V. Welke eer geniet nu Maria?
A. Maria geniet in den hemel de allergrootste eer, en op de wereld wordt zij door geheel de H. Kerk aangeroepen als de Koningin van hemel en aarde, als de Moeder Gods, die ons alles door haar smeekend alvermogen bij God bekomt.
7. V. Wat moeten wj op dezen feestdag betrachten ?
A. Wij moeten den weg des hemels trachten
75
te leeren kennen, dat is, de ootmoediglieid, de getrouwheid in het volbrengen va a Gods wil, de verduldigheid, om eens met onze Moeder Maria in den hemel te komen.
8. V ff af moet men doen op dit hoogfeest?
A. Men moet godvruchtig de processie bijwonen en met groot vertrouwen Maria's hulp afsmeeken.
Poestdag der EEH. Hngolen-bawaarders.
1. V. Welken feestdag viert men op den zondag, die na den eersten dag van Seplember valt ?
A. Den feestdag der heilige Engelen-bewaarders.
2. V. Wie verstaat gij door die Engelen-bewaarders 1
A. De engelen die van God gezonden worden om de rijken, de gewesten en de steden te bewaren, en die in het bijzonder voor eiken mensch zorgen.
3. V. Hoe loeten wij dat de geioesten en volkeren zulk een JiemelscJien beivaarder hebben?
A. Dit weten wij uit de H. Schriftuur.
4. V. Heeft ook ieder mensch een bijzonderen Engel ?
A. Ja, tot do kleine- kinderen toe, gelijk wij leeren uit de woorden van Christus: Ziet toe,% dat gij niemand van deze kleinen versmaadt; want ik zeg het u, hunne Engelen in den hemel zien altijd het aanschijn van mijnen Vader.
5. V. Waarom is die feestdag ingesteld.?
76
A. Om onze Engelen te bedanken voor hunne zorg, en om hunne hulp vurig af te smeeken.
G V. Wat zij wij onzen Engel-bewaarder verschuldigd!'
A. Drie zaken, te weten: eerbied voor zijne tegenwoordigheid; dankbaarheid voor zijne weldaden; vertrouwen voor zijne goedgunstigheid.
7. V. Welke weldaden ontvangen wij van onzen Engel-bewaarder?
A. Onze Engel doet voor onze ziel hetgeen de aartsengel Haphaël eertijds deed voor Tobias.
8. V. Hoe legt gij dit verder uit?
A. Eaphaël leidde den jongen Tobias naar een ver afgelegen land; op den weg verloste liij hem van een verslindenden visch, hij beüorgde hem vele rijkdommen, en ging zelf naar Rages bij Gabelus, om het geld van Tobias te halen. Zoo geleidt ons de Engelbewaarder naar den hemel, hij bevrijdt ons van deu duivel, door zijne gebeden bekomt hij ons vele genaden, en luj oftert onze gebeden aan God op, om ons velerlei hulp uit den hemel te brengen
9. V. Hoe veel Enqelen kennen wij bij hunnen naam?
A. Drie, te weten: de aartsengelen Michaël, Gabriël en Eaphaël.
10. V. Hoe worden die Engelen afgebeeld?
'V. De Engelen zijn zuivere geesten, zij kunnen dus niet afgebeeld worden gelijk zij inderdaad zijn, maar men schildert ze als jon-
77
gelingen, met witte kleederen en vleugels.
11. V. Wai beteehent die afüeeldiwj'!
A. De jongelingschap beteekent dat de engelen in geluk en vrede zijn; de witte kleederen beteekenen hunne heiligheid, en de vleugels hunne bereidwilligheid in het volbrengen van Gods wil ten onzen opzigte.
12. V Welk geheel kunt gij doen tol uwen heiligen Enqel-hewaarder ?
A. Het volgende, hetwelk met vele aflaten verrijkt is: Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, en aan wien ik door de hemelsclie barmhartigheid ben toevertrouwd, verlicht mij, bewaar mij, geleid en bestier mij. Am.
11. LES.
O. L. Vrouw Geboorte.
1. V. Wanneer viert men de Gehoorle van Maria ?
A. Den 8 September.
2. V. Waarom viert men dien feestdag ï
A. Omdat Maria bij hare geboorte reeds met allen glans van heiligheid en met allerlei voorregten versierd was, en als eene sehoone dageraad de zon van reg! vaardigheid aankondigde.
3. V. Waar werd Maria gehoren?
A. Dit i^ twijfelachtig: men weet niet of zij te Jeruzalem of te Nazareth geboren is.
4. V. Wie waren hare ouders?
A. De H. Joachim was haar vader, en de H. Anna hare moeder.
78
5. V. Wat hehooren wij op dezen Wijden dag ie doenl
A. Maria t.e loven en aan te roepen, opdat zij ons krachtdadig helpe tot een dcugzaatn leven.
Feestdag van de Zavea Woeöa of Smarten van Maria.
1. V. Heeft Maria ook geledeiii
A. Maria heeft zeer veel geleden, zoodat zij genoemd wordt de Moeder van Smarten.
'2. V. Waarom liet de Heer al die smarten over Maria Icoment
A. Om haar meer gelijk te maken aan haren goddelijken Zoon en haar aan alle geloovigen tot voorbeeld te stellen; ook om hare eigene deugden en verdiensten te vermeerderen.
3. V. Viert men de gedachtenis der droefheden van Maria?
A. Ja, sedert langen tijd viert men den feestdag der Zeven Weeën van Maria op den vrijdag na Passiezondag, en nu viert men denzelven nog eens op den derden zondag van September.
4. V. Wat noemt gij de Zeven Weeën van Maria?
A. Het zijn zeven omstandigheden, in welke
zij veel heeft geleden.
5. V, Welke zijn die zeven omstandigheden?
A. De eerste, de opdragt van Christus in eten
tempel, toen Simeon aan Maria zeide: een zwaard zal uwe ziel doorsteken; de tweede de vlugt naar Egypte; de derde, het ver-
79
liezen van Cliristus te Jerusalem; de vierde^ de ontmoeting van Cliristus op den kruisweg; de vijfde, de kruisiging en dood van Jesus; de zesde, de doodsteking der zijde en afdoening van het kruis; de zevende, de balseming en begravenis.
V. Roa schetst men de Zeven Weeën ?
Door een zwaard, of een zevenvoudig zwaard, liet hart van Maria doorborende..
V. Hoe is deze godvruchtige oefening hegonnent Door liet prediken van zeven heilige mannen, die, in de dertiende eeuw, de orde der Dienaars van Maria instelden, met het doel om Maria's droefheden te overwegen. V. Is deze oefening lofwaardig?
Zeker is zij lofwaardig: de H. Kerk heeft er vele aflaten aan verbonden, en vele Heiligen hebben ze hoog geschat, voornamelijk de H. Alphonsus de Liguorio. V. Wat leeren wij op dezen feestdag? Geduldig zijn in ons lijden, vermits de kinderen niet beter zijn dan hunne moeder; ten tweede, in het lijden kloekmoedig onze pligten blijven vervullen; ten derde, de lijdenden troosten en helpen, ter eere van Maria.
13. LES.
Zondag vau dsn H. Roaonkrsns.
V.. Wat is de Rozenkrans ?
De Kozenkrans is eene godvrvchtige oefening, ingesteld door dén H. Dominieus,
80
om Maria hulde te bewijzen eu haren bijstand te bekomen.
2. V. Waarin bestaat die oefening^
A. Dat men vijftien maal het Gebed des Heeren leze, en achter ieder dezer gebeden tienmaal de groetenis des Engels, ter eere der vijftien geheimen.
3. V. Hoe worden die geheimen verdeeld^
A. In vijf blijde, vijf droevige eu vijt verheerlijkte geheimen.
4. Y. Welke zij de vijf blijde geheimen^
A. 1. De baodschap van den Engel Gabriël aan Maria; 2. de bezoeking van Maria aan hare nicht Elisabeth; 3. de geboorte van Christus ; 4. de opdragt van Christus in den tempel; 5. de vinding van het kind Jesus in den tempel.
5. V. yfelke zijn dé vijf droevige geheimen'? A. 1. De droefheid van Christus in den hof van
Olijven; 2. de geeseling van Christus;
3. de krooniug van Christus mei doornen;
4. de kruisdraging van Christus; 5. de kruisiging van Christus.
6. V. Welke zijn de vijf verheerlijkte geheimen'? A. 1. De verrijzenis van Christus; 2. de hemel
vaart van Christus; 3. de zending van den H. Geest; 4. de hemelvaart van Maria; 5. de krooning van Maria in den Hemel,
7. V. h de oefening van den Rozenkrans aan Maria aangenaam?
A. Ja, zij is haar hoogst aangenaam, bijzonder als zij van velen te zamen luidop geschiedt; uitstekende weldaden zijn door dezelve bekomen.
81
8. V. Is de feestdag van den liozenkram ooi; door den H. Bominicus ingesteld?
A. Geenszins; deze feestdag is veel later ingesteld door den Paus van Eome.
9. ^V. Bij welke gelegenheid ?
A. Deze feestdag werd ingesteld voor al de kerken waar een altaar bestoud vau den H. Eo-zenkraus, ter gelegenheid van eene groot:, zegepraal door de cliristeue vorsten op de Turksche vloot behaald, in den zeeboezem van Lepante, ten jare 1571, ophetoogen-blik dat de geloovigen te Eome en elders, door het bidden van den Eozenkrans, Marians hulp afsmeekten. *
10. Is heb dan een feestdag van dankbaarheid?
A. Ja, van de allergrootste dankbaarheid over
de besclierming van Maria.
11. V. Hoe is deze Jeesidag algemeen geworden?
A. Dit is geschied uit erkenteuis voor nieuwe
zegepralen door de voorspraak van Maria, teu jare 1716, over de Turkeu behaald.
13. V. Wat moeten wij op dezen zondag doen?
A. In ons vernieuwen de godvruchtigheid in het bidden van den Eozenkrans eu het vertrouwen op Maria's goedheid,
14. LES.
Hoogfaest van alle Heiligen.
1. V. Welk hoogfeest valt op den 1 November?
A. Het hoogfeest van alle Heiligen, of Allerheiligen.
3. V. Waarom is die. feestdag ingesteld?
G
82
A. 1. üm God te bedanken voorde genaden, door Hem aan de Heiligen verleend; 2. om ons door het aanschouwen van zoo vele Heiligen tot heiligheid op te wekken; 3. om onze voorsprekers ie vermenigvuldigen.
3. 'V. Wie worden op dit hoogfeest aangeroepen'!
A» Al de inwoners des hemels, vermits niemand
in den hemel komen kan die niet heilig is.
4. V. Hoe beeld men de Heiligen des hemels af?
A. Door de eene of andere bijzonderheid van
hun leven, door een zinnebeeld, hetwelk hunne hoofddeugd of zekere heldhaftige daad van heiligheid aanduidt.
5. Y. Hunt gij dit met eenige voorleelden uitleggen?
A. Ziet hier, hoe men de vier groote leeraars van de latijnsche Kerk af beeldt. De H. Amrbosius wordt afgebeeld met eenen bijkorf, om zijne zoete welsprekenheid; de H. Augustinus met een vlammend hart,omzijnebrandendeliefde tot God; de H. Hieronymus met leeuwen, omdat hij langen tijd in de woestijn woonde, in den geest van boetvaardigheid; de H Grego-rius met eenige koor-kinderen, omdat hij bijzondere zorg droeg voor den koorzang en dezen aan de kinderen leerde, of wel met den H. Geest, afgebeeld door eene duif aan zijn oor, omdat hij eens in dezen staat gezien werd, toen hij zijne werken schreef.
6. Y. Zijn er ook algemeene teekenen, die hij vele Heiligen beschouwd worden1?
A. Ja, er zijne sommige zinnebeelden, als: de
8»
palmtak, de lelie, de straf en de mijter, eeue kerk of klooster op de hand, enz.
7. V. Wat beduidt de palmtak?
A. Den marteldood, waardoor men zegepraalt over alle vijanden en onmiddellijk den hemel bekomt; de palmtak wordt immers aan de overwinnaar gegeven.
8. V. Wie worden door den lelietak aangeduid?
A. De maagden: de lelie is het zinnebeeld der
volkomene zuiverheid.
9. V. Welke Heiligen beeldt men met mijter en staf af?
A. De Bisschoppen; als de Heilige bovendien met een monnikskap op koormantel wordt afgebeeld, wordt hierdoor een abt aangeduid.
10. V. Wat beteehent de kerk, die eenige Heiligen op hunne linkerhand dragen?
A. Dat zij de instellers of stichters eener kerk geweest zijn.
11. Y En icat beteehent het groot huis, dat lij eenigen wordt afgeschilderd?
A. Dat zij een klooster of een gasthuis hebben gesticht, gelijk wij zien op de afbeeldsel van de H. Elisabeth.
15. LES.
Van dea Allerzielendtig.
1. y. Wat verstaat gij door Allerzielendag?
A. De dag, die door de H. Kerk gevierd wordt, om alle overledenen, welke nog in het vagevuur gezuiverd worden, ter hulp te komen.
:l. V. Waarom houdt zij die piegdge gedaellenh
84
fier overledenen op den. 2 NovemJjer, onmiddellijk na Allerheiligen?
A. Om beier te looneu den uaanwenbaiid, die bestaat tusschen de zegepralende en de lijdende Kerk.
3. Y. Zijn het dan ook Heiligen, die in het vagevuur nog lijden?
A. Zeker zijn liet Heiligen, te weten mensclien, dio verzekerd zijn van Gods aanschijn in den liemel te zullen aanschouwen.
4. V. Is het goed te bidden voor de zielen m het vagevuur ?
A. Het is zeer goed en ook voordeelig voor ons zei ven, vermits de zielen, door ous geholpen, hare dankbaarheid zullen betuigen met ook voor ons veel te bidden.
5. V. Heeft men ook in het Ouic Testament gebeden voor de zielen, die nog iets te zuiveren hebben ?
A. Ja, de vrome Judas de Machabeër zond twaalf duizend dragtnen zilver naar Jerusalem, tot het koopen van dieren, die men zou opdragen voor eenige zijner soldaten, die gezondigd hadden en gesneuveld waren; hij geloofde immers, dat zij voor hunnen dood boetvaardigheid hadden gedaan.
6. V. Waardoor worden de zielen in het vagevuur het meest geholpen ?
A. Door de H. Offerande der Sïis, welk voor hen opgedragen wordt.
7. V, h men dan verpligt voor sommige zielen cene U. Mis te doen lezen?
85
A. Ja, liet is eeu pligt van liefde die voor zijne ouders en weldoeners te laten opdragen.
8. V. Kan het ook een ware pligt van reyt-vaardigheid zijn?
A. Het is een pligt van regtvaardiglieid, wanneer de overledene, wiens goed mei) bezit, dit bij testament of anderzins geboden lieeft, zoodanig dat men hiertoe gehouden is op zware zoude.
9. 'V. Welke Mis wordt op Allerzielendag gecelebreerd?
A. De Mis der overledenen, in bet zwart, waarin de blijde gezangen worden achtergelaten, omdat wij, ons voor den Heer vernederende, om barmhartigheid bidden.
10. V. Wat beleekenen die talrijke kaarsen, die rond om da lijkbaar branden?
A. Zij verbeelden de hoop der onsterfelijkheid.
11. Y. Wat beteekent de offerande, die iu de Mis voor de overledenen geschiedt?
A. De offerande is een overblijfsel der oude gebruiken, volgens welke de geloovigen liet brood en den wijn, die tot het H. Sacrificie moesten dienen, offerden. Tn plaats der stofte van liet Sacriilcie, offert men heden op vele plaatsen eenig geld.
16. LES.
Feestdag van den H. Hnbertus.
1. Y. Welke vermaarde feestdag wordt op den 3 November gevierd'?
A. De feestdag van den H. Hubertus, patroon
86
tegen de razernij en tegen de woedende diereu.
2. V. Hoe hekeerde zich de H. Hubertus?
A. De overlevering onzer voorvaders verhaalt dit op de volgende wijze: Hubertus eens op de jagt zijnde, terwijl de geloovigen in de kerk vergaderd waren en de goddelijke diensten bijwoonden, zag een hert, en in het midden van zijne hoornen een kruis. Inwendig vermaand, besloot hij aanstonds den Heer te dienen.
3. V. Wat deed hij toen?
A. Hij ging raad vragen bij den H. Lam-bertus, bisschop van Maastricht, en vertrok naar Rome.
4. V. yVanneer beerde hij weder vaar België?
A. Toen de H. lauibertus door kwaaddoeners
gedood was, werd de H. Hubertus door den Paus tot Bisschop benoemd, en naar België gezonden, om er de plaats van den H. Martelaar te vervullen.
5. V. Hoe eerde hij den 11. Lamherlus ?
A. Hij vervoerde zijn heilig ligchaam van Maastricht naar de plaats, waar hij den palm van den marteldood had ontvangen, in het dorp Leodium of Luik, en vestigde aldaar zijn bisschoppelijken zetel.
6. V. Hoe stierf de H. Hubertus ?
A. Vermaand zijnde nopens zijn aanstaande einde, verdubbelde hij zijne goede werken en predikte met onvermoeiden ijver. Na eene kerk te hebben gewijd, werd hij door eene koorts aangetast en bezweek, den zevenden dag, in het jaar 727,
87
7. V. Waar werd de li. llalerlus bijzonder geëerd ?
A. In de kerk te zijuer eer gebouwd, in liet dorp dat zijuen uaam draagt, in liet bisdom van ]S1 amen, waar er een groote toeloop van pelgrims is.
8. V. Welke bijzonderheden geschieden er op den feestdag van dtn II. Huhertus in al onze kerken 1
A, Overal wordt er brood gewijd ter eere vau den Heilige en onder zijne aanroeping.
9. V. Waartoe dient dit brood?
A. Dit brood heelt door de gebeden der heilige Kerk kracht ontvangen, om allen die er van eten, te bevrijden van ziekten, en vooral van de razernij.
17. LES.
Feestdag van den EL Willibrordus.
1. V. Wanneer vieren wij den feestdag van den 11. Willibrordus, den Apostel van Nederland!
A. Op zijuen sterfdag, den 7 November.
2. T. Waar werd de H. Willibrordus geboren!
A. In liet rijk van Northumbrie, hetwelk thans
eene provincie van Engeland is.
3. V. Hoe bragt hij zijne jeugd door ?
A. Van zijn zevende jaar werd liij in het klooster van Eippon opgevoed, hetwelk door den H. Wiltridus gesticht was en bestierd werd; daar gewende hij zich vroegtijdig om het juk des Heeren te dragen en vond het sinds dien tijd steeds zoet en ligt. Om beter de
SS
vrachten zijner opvoeding te bewaren, nam hij er nog zeer jong het kloosterkleed aan, maakte groote vorderingen in de volmaaktheid en in de godgeleerde wetenschappen, kreeg op zijn 20ste jaar, tot meerdere volmaking van zich-zelven, verlof om zich naar Ierland te begeven in het gezelschap van eeuige heilige priesters, bragt 12 jaren met hen door en overtrof hen in ijver, in getrouwe vervulling zijner pligten en in de beoefening van allerlei deugden, vooral in de ootmoedigheid, in de nederigheid en in zachtheid, lieftalligheid en gelijkheid van karakter.
4. V. Wat deed de II. Wilhbrordus, toen hij 30 jaren oud was?
A. Priester gewijd zijnde en vernemende welken zielenoogst hij in Trieslar d kon doen, verzocht hij derwaarts over te steken, eu begaf zich, na bekomen verlof, met tien. andere kloosterlingen op reis,, en landde te Katwijk aan, een dorp aan de Noordzee, waar de Rijn inloopt, van waar zij zich naar Utrecht begaven.
5. Bleef de H. Willibrordus daar niet werkeloos?
A. Geenszins, hij ondernam de reis naar Rome, om de noodige volmagt en den Apostolischen zegen te erlangen voor zijne geloofsprediking, en teruggekeerd werd zijn arbeid zoo rijk gezegend, dat hij na zes jaren, op last van Pepijn van Herstal, weder naar Rome vertrok, waar hij,
89
ondanks zijnen wederstand, aartsbisschop werd gewijd door Paus Sergius, met bevel om zijnen zetel ddar te vestigen, waar hij het gosd zou vinden. Nu keerde hij terug, stichtte kerken en kloosters en bevestigde overal liet werk van God, de bekeering der ongeloovigen.
6. Y. Bepaalde zijn ijver zich alleen Ut dat gedeelte van Friesland, hetwelk door Pepijn van Herstal aan de Franken onderworpen ivas?
A. Neen, hij ging ook prediken in dat gedeelte, hetwelk aan Eadbodus, koning der Friezen, gehoorzaamde, en dat nog tegenwoordig Friesland heet, maar zonder veel vrucht; van daar stak hij over naar Denemarken , waar een wreede en slechte vorst hem belette het Evangelie te prediken; daarna begaf hij zich naar Zeeland, op het eiland Walcheren, waar hij vele bekeeringen deed en kerken stichtte, en ging, na den dood van Eadbodus, andermaal naar Friesland, dat langzamerhand beschaafd en bekeerd werd door zijne deugden en wetenschappen.
7. V. Hoe eindigde hij zijne Apostolische loop-haan ?
A. Eeeds zeer gevorderd in jaren, koos en wijdde hij zich een opvolger om hem met liet bestuur van zijn bisdom te belasten, en bereidde hij zich in de eenzaamheid voor tot de reis naar de eeuwigheid , welke hij intrad in den ouderdom
00
van bijna 81 jaren. Hij werd begraven in het door hem gestichte klooster te Epter-uach, waar zijne reliquiën bewaard worden, terwijl het draagbaar altaar, waarvan hij zich bediende om op zijne missie in JPriesland, Zeeland en Holland de H. Mis te lezen, te Trier, in de abdij van Onze Lieve Vrouw gezien wordt.
8. V. Wat zult gij op dezen feestdag doen?
A. Ik zal God bedanken voor de gaaf van het ware geloof en Hem bidden, om een nog levendiger geloof te mogen bekomen door de voorspraak en verdiensten van den heiligen Apostel van Nederland.
O. L. Vrouw Presentatie,,
1. V. Wanneer viert men de Presentatie van Maria ?
A. Den 21 November.
2. V Wat is de Presentatie?
A. Het is de opdragt, door welke Maria in den tempel werd opgedragen, om aldaar in de gebouwen des tempels opgevoed te worden.
3. V. Door wie werd Maria opgedragen ?
A. Door hare godvreezende ouders; ja, zoo als vele Heiligen meenen, droeg zij zich zelve op, alhoewel zij nog maar drie jaren oud was, reeds genoegzaam kennis hebbende van hetgeen zij deed.
4. V. Welke waren Maria's bezigheden ?
A. quot;Volgens de heilige overlevering bad zij
91
veel, en overigens leefde zij gelijk andere kinderen, in alle gehoorzaamheid en heilig-heid.
5. V Verbond zij zich aan den Heer door helofia van zuiverheid?
A. Ja, Maria verbond zich aan haren God door de eeuwige belofte van zuiverheid, doch men weet niet in weiten ouderdom.
6. quot;V. Wat leert ons deze feestdag?
A. Hij leert ons vroegtijdig den Heer zoeken en ons van de eerste jaren af aan Hem verbinden.
7. V. Moeten wij ons aan God opdragen ?
A. Ja, wij moeten ons als ware Christenen geheel aan God opofferen, ons verstand door het geloof, onzen wil door het beminnen der goddelijke geboden, al onze brachten door liet volbrengen onzer pligteu.
8. V. Moeten alle Christenen zich tot de zuiverheid verbinden, gelijk Maria?
A. Kiemand is gehouden die belofte te doen, zij is immers een enkele raad van het Evangelie, en zelfs mag men ze niet doen tenzij met rijpen raad.
19. LES.
Kerkwijding en Patroondag.
1. V. Wanneer viert men den feestdag der kerkwijding ?
A. Op den verjaardag der inwijding, op welken dag eene plegtige Mis aan Gcd wordt opgedragen.
92
2. V. Welken naam droey eertijds deze feestdag ?
A. Den naam van kerkmis, waaruit voortvloeit
het woord kermis, hetwelk gegeven wordt aan de feesten, die in de parochiën te dezer gelegenheid plaats hadden.
3. V SS1 at is eigenlijk de kerkmis of kerkwijding ?
A. Een feestdag ingesteld om God te bedanken voor het geluk van eene gewijde kerk te hebben, waar wij Hem kunnen eeren, danken en allerlei weldaden bekomen.
4. Y. Met welke pler/tigheicl worden de kerken gewijd?
A. Deze plegtigheden, die door den Bisschop alleen mogen verrigt worden, zijn groot, menigvuldig, van verschillenden aard en hebben allen een geestelijken zin; doch bijna alle strekken, om den zegen Gods over die plaatsen te bekomen.
5. V. Is het lofwaardig de kerken en altaren te versieren?
A. Dit is zeer lofwaardig, vermits ds kerken het huis van God zijn, en de altaren bestemd worden, om aldaar de allerheiligste offerande der Mis op te diagen.
6. V. Wat moet men in de kerk vlugten ?
A. Alle ontstichting, als: lagchen, praten, we-reldschen handel en onbetamelijke houding.
7. V. Hoe leert ons Christus alle onteering vlugttn ?
A. Door de strengheid die hij gebruikte ten opzigte der onteerders van den tempel der Joden. Inderdaad hij, die zoo zacht-
93
moedig was, joeg, in liet begin van zijn openbaar leven, alle heiligsclienners uit den tempel, en vijf dagen voor zijnen dood herhaalde hij die bestraffing. Daar de oude tempel maar het afbeeldsel was van onze kerken, kan men gemakkelijk besluiten, welke eerbiedigheid de Heer eischt voor zijn huis.
8. V. Wat verstaat gij door den Patroon van eenc Tcerlc ?
A. Ik versta den Heilige, ouder wiens bescherming de kerk gesteld werd, toen de lüs-schop dezelve inwijdde.
9. V. ]Vat moeten loij doen op den Patroondar/?
A. De heilige Patroon vurig aanroepen, zijn
leven trachten te kennen en zijne deugden navolgen.
10. V. \Vat moeien wij hijzonder schaven op de Kennis- en Patroondagen?
A. De zonde en alle gelegenheid van zonde, namelijk de gevaarlijke bijeenkomsten van ongelijke personen, en allen overdaad.
EINUH.
Vooriereiclende Les. Fan den Zondag en Feestdagen in het algemeen.....5
Eerste Deel.
FEl'STDAGEN DER GEHEIHENquot;. — PEEGTIGHEDEN.
1 Les. Van den Advent......9
2 „ Van de Quatertemper-dagen en Vi-
geliën.........10
3 „ Van den Kersdag......11
4 „ Van de volgende Kersdagen . . 14
5 „ Feestdag der Besnijdenis . . 16
7 „ O. L. Vrouw Ii-Mmis. — Opdragt
van Christus in den tempel. . . 20
8 „ Van Septuagesima en de twee vol
gende Zondagen......23
9 „ Van de Veeriigdaagschc Taste. . 25
10 „ Van den Aschewoemdag. . , . 27
11 „ Van den Passiezondag . . . 28
12 „ Van den Palmzondag . . . . 29
13 „ Van de Goede Week .... 31
95
14 Les. Van den Witten Donderdag , . 33
15 „ Van den Goeden Vrij dug . . . 35
17 „ Van het Hoogfeest van FascJien .
18 „ Van den 11. Markusdag. ... 40
19 „ Va» de Kruisdraging. , - . . 42
20 „ Van de Hemelvaart ouzes JJeeren. 43
21 „ Van het Hoogfeest van Pinksteren. 46
22 „ Van den feestdag der Heilige Drie
23 „ Van de H. Sakramentsdag... 49
Tweede Deel.
feestdagen der heiligen.
1 Les. O. L. Vromo Onbevlekte Ontvan
2 „ Feestdag van den H. Joseph, Pa
troon van Nederland . , . , 58
3 „ O.L. Vromo Boodschap .... 60
4 „ Feestdagen van den H. Joannes den
Dooper61
5 ,, Feestdag van den H. Petrus . . 64
6 ,, Feestdag van den H. Paulus . . 67
7 ,, O. L. Vrouw Visitatie . . . . 70
8 „ Feestdag van den H. Bonifacius. 71
9 „ Hemelvaart van Maria . . . . 73 10 „ Feestdag der III1. Engelen-bewaarder* ..........75
11 Les. O. L. Vrouw Geboorte . . . . 77
12 „ Feestdag Van de VII Weeën of
13 „ Zonclucj van den li Rozenkrans . . 79
14 „ Hoogfeest van alle Heiligen . . 81
15 „ Van den Allerzielendag . . , . 83
16 „ Feestdag van den. II. Huhertus . 85
17 „ Feestdag van den II. Willibrordus. 87
18 „ O. L. Vrouw Presentatie ... 90
19 „ Kerkwijding en Patroondag... 91
ÏINDE VAN DEN INHOUD.