BI|rili?lHEEIlt; UNIV£RSITEIT UTRECHT
2942 999 4
j
VOOR DE
NAAR
Nieuwe en Ycrmeerdcrdc Uitgave.
GEDRUKT YOOR REKENING VAN HET BESTUUR 1 8 8 0.
KERKELIJKE GOEDKEURING.
IMPRIMATUR.
Haaren , die 15 Junii 1880. |
Pracs. Son. Lihr. Cms. |
kr.UvJJ.r VnMEIT 1
UTRc-vJiiT COLL. TH(3MAA3SE
vak
gevestigd in de St. Augustiniis-Kerk
te
De Processie van Nijmegen naar Kevelaar, in 1788 door de vrome en ijverige samenwerking van Nijme-gens Katholieken opgericlit, werd den 5 Juni 1805 door Zijne Doorl. Hoogwaardigheid Joannes Baptista Eobertus Baron van Yclde de Melroy, Bisschop van het voormalig bisdom van Eoermond, tot een Kano-niek Broederschap verheven, onder den titel van II. Maria Troosteres der. Bedriilden, en-gevestigd in de kerk van den H. Augustinus te Nijmegen. Z. D. H. verleende een aflaat van 40 dagen aan al de Leden van het Broederschap, die in genoemde kerk des Zaterdags zullen bidden de Litanie van O. L. Vrouw van Lorette of vijftien maal het Wees gegroet.
Bij de instelling van dit Broederschap heeft Z. H, Paus Pius VII, in zijn Breve van 29 Januari 1805, goedgunstig de volgende volle aflaten verleend:
4
1. Op den 8en December, feestdag van O. L. V. Onbevlekte Ontvangenis.
2. Op den 8en September, feestdag van 0. L. V. Geboorte.
3. Op den 25eE Maart, feestdag van O.L.V. Boodschap.
4. Op den 2en Februari, feestdag van O. L. V-» Lichtmis.
5. Op den 15eu Augustus, feestdag van 0. L. V. Hemelvaart.
Om deze aflaten te verdienen, wordt vereisclit dat men, na waardig gebiecht en gecommuniceerd te hebben , op de voornoemde feestdagen de kerk van den H. Augustinus te Nijmegen bezoeke en daar bid-de voor de eendracht der Christen Vorsten, voor de uitroeiing der ketterijen en voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk.
6. Nog kan men een vollen aflaat verdienen, als men de Processie naar Kevelaar vergezelt.
ANDERE VOOEDEELEN.
a. Telken jare worden bij gelegenheid der Bedevaart twee solemneele H. Missen opgedragen: de eerste te Kevelaar voor al de leden en weldoeners van liet Broederschap; do tweede met predikatie, daags na de Bedevaart, in de St. Augustinus-kerk te Nijmegen tot dankbetuiging voor de volbrachte reis en voor al de gunsten en genaden, die door de voorspraak der H. Maagd aan de Pelgrims verleend zijn.
h. J aarlijks worden twéé plechtige Requiem-Missen opgedragen voor de overledene Leden van liet Broederschap ; de eerste op den Vrijdag na de Bedevaart; de tweede in ket Octaaf van Allerzielendag.
c. Iedere maand wordt een H. Mis gezongen voor do levende en overledene Leden van het Broederschap.
cl. Voor elk overleden Lid zal in de St. Augusti-nus-kerk eene gezongen uitvaart met 6 kaarsen op't altaar en 6 bij de lijkbaar gehouden worden.
e. De namen der overledene Leden worden op de doodenlijst van het Broederschap ingeschreven en minstens drie jaren lang, bij gelegenheid der Bedevaart, te Kevelaar afgelezen ; voor al de ingeschreven overledenen wordt alsdan een kruisgebed gedaan.
ƒ. Elk lid blijft ten allen tijde deelachtig aan al de goede werken en gebeden, welke door het Broederschap tot lafenis der overledenen verricht worden.
Be Z-Ew. Pastoor der parochie van den H. Augus-tinus te Nijmegen is Bestuurder vanliet Broederschap en wordt in het bestuur door een collegio van tien Broedermeesters bijgestaan.
Allen, die genegen zijn zich als Lid te laten inschrijven in dit met zoovele Aflaten en geestelijke voordeelen begunstigde Broederschap, kunnen zich daartoe vervoegen bij een der Broedermeesters, bij wie tevens inlichtingen te bekomen zijn omtrent de voorwaarden der inschrijving.
Het Broederschap zal ieder jaar een Bedevaart naar Kevelaar houden; de dagen daarvoor bepaald zijn
6
14 en 15 Augustus. Telken male zal te Kevelaar eene groote waskaars worden geofferd; tot aankoop daarvan, alsmede tot goedmaking van andere uitgaven , zullen de Broedermeesters eenige dagen voor het vertrek der Processie zicli bij de leden vervoegen ten einde hun gelegenheid te geven, om ter eere der H. Maagd eene bijzondere gift te schenken.
Aan allen, die zich bij een der Broedermeesters hebben aangemeld om de Bedevaart naar Kevelaar mede te doen, zal bijtijds een gedrukt Program van de oefeningen en plechtigheden dor Bedevaart gratis worden ter hand gesteld.
Opdat er eenstemmigheid zij in de Gebeden en Gezangen, worden allen dringend verzocht slechts deze nieuwe en vermeerderde uitgave van ons Handboekje te gebruiken. Wij twijfelen niet of de Leden zullen, bij hot gebruik daarvan , dankbaar gedenken Monseigneur van der Ploeg, Professor aan het Seminarie te Warmond, die ons goedgunstig heeft toegestaan, uit de schoone Liederen, welke hij voor de Pelgrims van Kevelaar heeft vervaardigd, eene ruime keuze te doen ten dienste van ons Broederschap.
1880. HET EESTUUR.
1 moe gro(
Kom, H. Geest, vervul de harten uwer geloovigen, en ontsteek in lien liet vuur uwer liefde.
v. Zend uwen Geest uit en 74] zullen herboren worden.
k. En Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.
Laat ons bidden.
God , die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderricht, geef ons, dat wij in denzelfden Geest de ware wijsheid erlangen, en ons door zijne vertroosting gedurig mogen verblijden. Door Christus, onzen Heer. Amen.
Stellen wij ons in Gods heilige tegeuwoordigheid.
Wij gelooven vastelijk, 0 God, dat Gij hier tegenwoordig zijt, ons ziet, en hoort; dat al de gedachten en genegenheden, ja de verborgenste bewegingeu van ons hart U bekend zijn, en dat Gij bereid zijt, ons gebed te verhooren.
Laten wij God voor alle outvangene weldaden bedanken, en wijden wij ons geheel aan zijnen dienst toe.
Mijn Heer en mijn God, wij bedanken U zeer ootmoedig voor al de genaden, die Gij, in uwe over-groote barmhartigheid , ons tot heden toe verleend
8
hebt; en wel voornamelijk, dat Gij ons gedurende deze dagen zoo vele en buitengewone middelen ter hand stelt, om U, o goede God! ijverig te kunnen dienen; is het niet wederom een uitwerksel uwer goedheid, dat wij dezen dag mogen beleven? Daarom willen wij dien geheel tot uwen dienst besteden. Wij dragen U alle gedachten, woorden en werken er van op. Zegen ze, o mijn God, opdat er geene zij, die niet bezield worde door uwe liefde en niet strekke tot uwe meerdere eer.
Laten wij een vast voornemen maken , om de zonden te vluchten en de deugd te beoefenen.
Aanbiddelijke Jezus , goddelijk voorbeeld der volmaaktheid, naar hetwelk wij moeten leven ; wij willen alles aanwenden, om ons meer en meer aan U gelijkvormig te maken : ootmoedig, zuiver, geduldig, ijverig in het gebed, verdraagzaam en zachtmoedig jegens elkander, en in alles onderworpen aan uwen heiligen wil; wij zullen ons bevlijtigen om niet meer in die zonden te vallen welke wij zoo dikwerf bedreven hebben, en die wij oprecht verlangen te verbeteren.
Smeeken wij hiertoe den bijstand der goddelijke genade af.
Maar, mijn God, gij kont onze zwakheid, wij vermogen niets zonder don bijstand uwer genade ; weiger ons die toch niet, verleen hulp naar onze behoefte ; geef ons genoegzame kracht, om al het goed te beoefenen dat Gij van ons verwacht, en om met
geduld al de moeielijkheden en tegenspoeden te verdragen , die liet U zal believen ons over te zenden. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet. Ik geloof in God den Vader, enz.
Laten wij de akten van Geloof, Hoop en Liefde vern-ekkeu.
AKTE VAN GELOOF.
Mijn Heer en mijn God, ik geloof, dat Gij één zijt in wezen en drievuldig in Personen; datdetwee-de Persoon der H. Driovuldiglieid voor ons-is mensch geworden en gestorven, en dat Gij het goede loont en het kwade straft. Dit en alles wat Gij geopenbaard hebt en door de Heilige Kerk te gelooven voorstelt, geloof ik vastelijk, omdat Gij de oneindige waarheid zijt, die het ons geopenbaard hebt. In dit geloof wil ik leven en sterven.
Heer, vermeerder mijn geloof.
AKTE VAN HOOP.
Mijn Heer en mijn God, ik hoop met een vast betrouwen, door de verdiensten van Jezus Christus van IJ te zullen verkrijgen den hemel en alle middelen daartoe noodig; dit hoop ik, omdat Gij het beloofd hebt, die oneindig machtig, goed en getrouw in uwe belofte zijt. In deze hoop wil ilc leven en sterven.
Heer, vermeerder mijne hoop.
10
AKTE VAN LIEFDE.
Mijn Heer en mijn God, ik bemin U bovenal, uit geheel mijn hart, omdat Gij liet opperste goed in U zeiven, en alle liefde waardig zijt; ik bemin mijnen evennaaste gelijk mij zeiven om U , en wensch , dat alle menschen U beminnen. In deze liefde wil ik leven en sterven.
Heer, vermeerder mijne liefde.
VAN DEN ALLERH. NAAM JEZUS.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm ü onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jezus, hoor ons.
Jlt; Jé
Je A] Al AI
Je; Jes Jez Jez
Jezus, verhoor ons. |
1 | |
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. |
§ 1 | |
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U |
onzer. |
1 c |
God, Heilige Geest, ontferm U onzer. |
c | |
Heilige Drievuldigheid , e'en God, ontferm U |
onzer. |
V |
Jezus, glans des Vaders, |
K | |
Jezus, gloed van liet eeuwig licht, |
et- |
M |
Jezus, Koning der glorie. |
' |
L |
Jezus, zon der rechtvaardigheid. |
St | |
Jezus, Zoon der Maagd Maria, |
cl |
Li |
Beminnelijke Jezus, |
O |
Zi |
Wonderbare Jezus, |
«quot;D |
Ej |
11
Jezus, sterke God,
Jezus, Vader der toekomende eeuw,
Jezus, Verkondiger van het groote raadsbesluit. Allermachtigste Jezus,
Allergeduldigste Jezus,
Allergehoorzaamste Jezus,
Jezus, zachtmoedig en ootmoedig van harte, Jezus, Minnaar der zuiverheid,
Jezus, Onze Minnaar,
Jezus, God des vredes.
Oorsprong des levens,
Toonheeld der deugden,
IJveraar der zielen,
Onze God,
Onze toevlucht,
Vader der armen,
Schat der geloovigen.
Goede Herder,
Waarachtig licht,
g Eeuwige wijsheid,
jS Oneindige goedheid.
Onze weg en ons leven.
Vreugd der Engelen,
Koning der Aartsvaders,
Meester der Apostelen,
Leeraar der Evangelisten,
Sterkte der Martelaren,
Licht der Belijders,
Zuiverheid der Maagden,
Kroon van alle Heiligen,
12
Wees genadig, spaar ons, Jezus.
Wees genadig, verhoor ons, Jezus.
Van alle kwaad, verlos ons, Jezus.
Van alle zonde,
Van uwe gramscliap,
Van de listen des duivels,
Van den geest der onkuiscliheid.
Van den eeuwigen dood,
Van het verwaarloozen uwer inspraken.
Door het geheim uwer H. Menschwording,
Door uwe geboorte.
Door uwe kindschheid,
Door uw goddeliik leven,
quot;Door uwen arbeid,
Door uw doodstrijd en lijden,
Door uw kruis en uwe verlatenheid.
Door uwe smarten.
Door uwen dood en uwe begrafenis.
Door uwe verrijzenis.
Door uwe hemelvaart.
Door uwe vreugden.
Door uwe glorie.
Lam G-ods, dat de zonden der wereld wegneemt ,
spaar ons, Jezus.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Jezus.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm U onzer, Jezus.
Jezus, hoor ons.
Jezus, verhoor ons.
gi | |
n | |
op | |
da | |
lt; | |
O —t |
we |
O xn | |
O i—! |
de |
i—1 VI |
Gij |
CH O |
UW( |
cc |
Zoo |
H. |
13
Laat ons bidden.
Heer Jezus Cluistus , die gezegd hebt: vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en n zal geopend worden: wij smeeken II, verleen ons, op ons bidden, het vuur uwer goddelijke liefde, opdat wij U met geheel ons hart, onzen mond en onze werken beminnen en nimmer ophouden ü te loven.
Geef, Heer, dat wij eene voortdurende vrees en liefde hebben voor Uwen H. -Naam; want nooit berooft (lij hén van uwe leiding , die Gij in de hechtheid uwer liefde vestigt. Door onzen Heer J. C., uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes. God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
14
DE MIS VAN HET H. SACRAMENT , GELIJK DE PEIESTEK DIE DOOE HET JAAR AAN HET H. ALTAAR LEEST.
De Priester aan den voet des Altaars.
In den naam des Vaders, en des Zoons , en des Heiligen Geestes. Amen. Ik zal ingaan tot het altaar Gods.
De dienaar in naam des volks :
Tot God, dio mijne jeugd verblijdt.
Priester. Oordeel mij , God, en beslis mijne zaak tegen het onheilig volk; red mij van den ongerech -tigen en listigen menseh.
Dienaar. Want Gij, God, zijt mijne sterkte, waarom hebt Gij mij verstooten ? en waarom treed ik droevig heen, terwijl de vijand mij kwelt?
Pr. Zend uw licht uit en uwe waarheid: deze hebben mij uitgeleid en voortgeleid naar uwen heiligen berg en in uwe woontent.
Dr. En ik zal ingaan tot het altaar Gods, tot God, die mijne jeugd verblijdt.
Pr. Ik zal U op de citer belijden. God, mijn God! waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel ? en waarom ontroert gij mij?
Dr. Hoop op God ; want eenmaal zal ik Hem
15
belijden, hot heil van mijn aanschijn en mijn God.
Pr. Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest.
Br. Gelijk het was in den beginne , en nu , en altijd, en in do eeuwen der eeuwen. Amen.
Pr. Ik zal ingaan tot het altaar Gods.
Br. Tot God, die mijne jeugd verblijdt.
Pr. Onze hulp is in den naam des Heeren.
Br. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Pr. Ik belijd voor den almachtigen God, voor de Heilige Maria, altijd Maagd, voor den Heiligen Aarts-ongel Michaël, den H. Joannes den Dooper, de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, voor alle Heiligen en voor u , broeders ! dat ik zeer gezondigd heb met gedachten, woorden en werken, door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld. Daarom bid ik de Heilige Maria, altijd Maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Joannes den Dooper, de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen en u, broeders! tot den Heer onzen God voor mij te bidden.
Br. De almogende God ontferme zich over u , vergeve u uwe zonden en geleide u ten eeuwigen leven.
Pr. Amen.
Br. Ik belijd enz., {maar voor: broeders ! zegt hij: Vader!)
Pr. De almogende God ontferme zich over u, vergeve u uwe zonden en geleide u ten eeuwigen leven.
Br. Amen.
16
Pr. I)e almaclitige en barmhartige God verleene ons kwijtschelding, ontbinding en vergiffenis van on ze zonden.
Br. Amen.
Pr. Wend U tot ons, o God, en Gij zult ons . vend maken.
i
Br. En uw volk zal zich in U verblijden.
Pr. Toon ons , Heer, uwe barmhartigheid.
Br. En geef ons uw heil.
Pr. Heer, verhoor mijn gebed.
Br. En mijn geroep kome tot U.
Pr. De Heer zij met U.
Br. En met uwen geest.
De Priester bij het opgaan naar het altaar.
Neem, Heer, bidden wij ü, onze ongerechtigl van ons weg; opdat wij met zuivere harten tot ,■ heilige der heiligen mogen ingaan. Door Christus onzen Heer. Amen.
De Priester buigt zich in het midden des Altaars en zegt;
Wij bidden II, Heer, door de verdiensten van uwe Heiligen, wier overblijfselen hier rusten, en van alle Heiligen, dat Gij mij al mijne zonden wilt vergeven Amen.
De Priester aan de Epistelzijde.
Hij heeft hen met de bloem der tarwe gespijsd en met honig uit de steenrots verzaad. — Juich' voor God onzen helper, jubelt voor den God van Jacob
17
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest.
Gelijk liet was in den beginne , en nu, en altijd , en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
i Hij heeft hen met de bloem der tarwe gespijsd , i en met honig uit de steenrots verzaad.
T)e Priester in het midden des Altaars.
Fr. Heer, ontferm U onzer.
Dr. Heer, ontferm U onzer.
Pr. Heer, ontferm ü onzer.
Dr. Christus , ontferm TI onzer.
Pr. Christus , ontferm IJ onzer.
Dr. Christus, ontferm U onzer.
Pr. Heer, ontferm U onzer.
Dr. Heer, ontferm TJ onzer.
Pr. Heer, ontferm U onzer.
GLORIA.
Glorie aan God in den allerhoogste, en vrede op aarde den menschen van goeden wil. Wij loven U; wij zegenen U, wij aanbidden U; wij verheerlijken U; wij danken U voor uwe groote glorie. Heer God, hemelsche Koning. God , almachtige Vader. Heer Jezus Christus, ééniggeboren Zoon. Heer God, Lam Gods , Zoon des Vaders. Die de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer. Die de zonden der we-. reld wegneemt, neem onze smeeking aan. Die aan ( de rechterhand des Vaders gezeten zijt, ontferm II onzer. Want Gij alleen zijt de Heilige, Gij alleen de
is
18
Heer , Gij alleen do Allerhoogste, Jezus Christus, met den H. Geest in de glorie van God den Vader. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
Dr. En mot uwen geest.
Laat ons bidden.
God, dio ons onder het wonderbare Sacrament de gedachtenis van uw lijdon hebt nagelaten: verleen ons, bidden wij U, de heilige geheimen van uw lichaam en bloed zóó te voreereu, dat wij de vruchten uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en regeert met God den Vader in de eenheid dos H. Geestos, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Epistel.
Les uit don Eersten Brief van den H. Apostel Paulus aan de Corinthiërs.
Broeders, ik heb het immers van den Heer ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd , dat de Heer Jezus in den nacht waarin Hij geleverd werd , hot brood nam, en dankende het brak, en zeide: Neemt, en eet, dit is mijn lichaam, dat voor u zal geleverd worden, doet dit tot mijne gedachtenis. Desgelijks ook den kolk, nadat Hij het avondmaal genomen had, zeggende: Deze kelk is hot Nieuwe Testament in mijn bloed; doet dit, zoo dikwijls gij dien zult drinken, tot mijne gedachtenis. Want zoo dikwijls gij dit brood zult eten, en den kelk drinken, zult gij den dood dos Heeren verkondigen, totdat Hij kome. Derhalve, alwie onwaardig dit brood zal gegeten, of
19
den kelk des Hoeren gedronken hebben, hij zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed des Heeren-Doch de mensch beproeve zich zeiven, en zóu etehij van dat brood, en drinke van den kelk. Want wie onwaardig eet en drinkt, hij eet en drinkt zich het oordeel, wijl hij niet onderscheidt het lichaam des Heeren.
Dr. God zij dank.
Pr. Aller oogen hopen op II, Heer: en Gij geeft hun spijs ten bekwamen tijde.
Gij opent uwe hand, en vervult alle schepselen met zegening.
Mijn vleesch is waarlijk spijs, en mijn bloed is waarlijk drank: die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in hem.
Evangelie.
Pr. De Heer zij met u.
Br. En met uwen geest.
Pr. Vervolg van het H. Evangelie naar Joannes.
Br. Glorie zij u. Heer.
In dien tijde , zeide Jezus tot de scharen der Joden : Mijn vleesch is waarlijk spijs, en mijn bloed is waarlijk drank. Die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in hem. Gelijk de levende Vader mij gezonden heeft en Ik leef om den Vader, zoo zal ook hij die Mij eet om Mij leven. Dit'is het brood, dat uit den Hemel is nedergedaald. Niet gelijk uwe vaderen het manna gegeten hebben, en ge-
20
storven zijn. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.
Dr. Lof zij U, Christus.
Credo (als het gelezen wordt).
Ik geloof in ee'n God, den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in één Heer Jezus Christus , Gods ééniggeboren Zoon, en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren; God van God, licht van licht, waarachtig God van waarachtig God ; voortgebracht, niet gemaakt, medezelfstandig met den Vader , door wien alles gemaakt is. Die om ons menschen, en om onze zaligheid is nedergedaald van de Hemelen. En is vleesch geivorden door den II. Geest uit de Maagd Maria en is mensch geworden. Hij is ook gekruist voor ons: onder Pontius Pilatus heeft Hij geleden en is begraven; en Hij is ten derden dage, volgens de Schriften, verrezen. En Hij is opgeklommen ten Hemel, zit aan de rechterhand des Vaders. En weder zal Hij komen in glorie, om te oordeelen de levenden en de dooden; aan wiens rijk geen einde zal zijn. Ik geloof in den H. Geest, den Heer en levendmakende, die uit den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader , en den Zoon te zamen aangebeden en medeverheerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heeft. — Ik geloof in ééne Heilige Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden, en het leven der toekomende eeuw. Amen.
lt;egt;»
21
De Offerande.
Pr. De Heer zij met u.
Dr. En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
De priesters des Heeren dragen aan God wierook en brood op, en daarom zullen zij lieilig zijn voor hun God, en zijnen naam niet bezoedelen.
Bij het offeren van het brood.
Neem, Heilige Vader, almaclitige eeuwige, God, dit onbevlekte offer aan, hetwelk ik, uw onwaardige dienaar, ü, mijnen levenden en waarachtigen God, opdraag voor mijne ontelbare zonden en beleedigingen en nalatigheden; en voor alle omstanders; maar ook voor alle geloovige Christenen, levenden en overledenen, opdat het mij en hun tot heil verstrekke ten eeuwigen leven. Amen.
Bij het vermengen van het water met den wijn.
God , die de waardigheid der menschelijke natuur wonderbaar geschapen, en nog wonderbaarder vernieuwd hebt: geef ons door het geheim dezes waters en wijns deelgenoot te worden in de godheid van Hem, die zich verwaardigd heeft, in onze menschlieid te deelen, Jezus Christus, uw Zoon, onzen Heer , die met U leeft en regeert in de eenheid des Heiligen Geestes, God , door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Bij het offeren van den kelk.
Wij offeren U, Heer, den kelk des heils en smee-ken uwe goedertierenheid, dat dit offer voor het aan-
1
22
schijn uwer goddelijke Majesteit tot ons heil en het heil der gansche wereld met een geur van zoetheid opstijge. Amen.
(Met gebogen hoofd.) Gelief, Heer,'ons, die ineen geest van ootmoedigheid en met een verbrijzeld hart tot IJ komen, aan te nemen: en zóó worde heden ons offer voor uw aanschijn gebracht, dat het U be-hage , Heer God! Kom , heiligmakende , almachtige eeuwige God, zegen dit offer, aan uwen heiligen naam bereid.
Bij het wasschen der handen.
Ik zal onder de onschuldigen mijne handen wasschen, en uw altaar omgeven. Heer.
Opdat ik de stem van lof hoore en al uwe wonderheden verhale.
Heer, ik heb den luister van uw huis bemind, en de woonplaats uwer glorie.
Verderf, o God, mijne ziel niet met de goddeloo-zen, noch mijn leven met de mannen des bloeds.
In wier handen ongerechtigheden zijn, wier rechterhand vervuld is van giften.
Doch ik wandelde in mijne onschuld; verlos mij en ontferm U mijner.
Mijn voet bleef op den rechten weg staan: in de vergaderingen wil ik U zegenen. Heer.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest.
Gelijk het was in den beginne , en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
De Priester in het midden des Altaars.
Neem, Heilige Drievuldigheid, dit offer aan, hetwelk wij TT opdragen ter gedachtenis van het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart onzes Heeren Jezus Christus, ter eere van de zalige Maria, altijd Maagd, en van den H. Joannes den Dooper, en de HH. Apostelen Petrus en Paulus en van deze en van alle Heiligen, opdat het hun strekke tot eer en ons tot heil, en zij in den hemel voor ons gelieven te bidden, wier gedachtenis wij houden op aarde. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
De Priester wendt zich tot het volk en zegt;
P)idt, broeders, opdat mijne en uwe offerande welgevallig zij aan God den almachtigen Vader,
Br. De Heer neme de offerande uit uwe handen aan tot lof en glorie van zijn naam, alsook tot nut van ons en van zijne gansche H. Kerk.
Pr. Amen.
De stille gebeden en praefatie.
Verleen, bidden wij IJ, Heer, aan uwe Kerk genadig de gaven van eenheid en vrede, die door deze offerande geestelijkerwijze beteekend worden. Door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen.
Br. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
Br. En met uwen geest.
21
Pr. Harten omhoog!
Br. Wij hebben ze tot den Heer.
Pr. Danken wij den Hoer onzen God.
I)r. Dat is waardig en rechtvaardig.
Pr. Waarlijk, het is waardig en rechtvaardig, billijk en heilrijk, dat wij U altijd en overal danken :
Heüige Heer, almachtige Vader, eeuwige God. Wijl ^
door het geheim van het vleeschgeworden Woord eon nieuw licht uwer heerlijkheid de oogen onzes geestes I heeft beschenen : opdat wij, terwijl wij God op zichtbare wijze kennen, door Hem tot de liefde van het onzichtbare vervoerd worden. En daarom is het, dat wij met de Engelen en Aartsengelen , met de Troo-nen en Heerschappijen, en met geheel de Heinelsche Heerschare, den lofzang uwer glorie zingen en zonder einde zeggen :
Heilig, Heilig, Heilig, is de Hoer God der heerscharen. Vol zijn de hemelen en de aarde van uwe glorie. Hosanna in den hooge. Gezegend Hij die komt in den naam des Heeren. Hosanna in den hooge.
U dan, goedertierenste Vader, bidden on smeeken ^ wij ootmoedig door Jezus Christus, uwen Zoon, on- ,
zen Heer : dat Gij deze gaven, deze geschenken, deze ,
heilige, onbevlekte offeranden goedgunstig wilt aannemen en zegenen; inzonderheid die , welke wij U op- v dragen voor uwe heilige Katholieke Kerk ; gelief haar over den ganschen aardbodem in vrede te bewaren, p j te behoeden, te vereenigon en te besturen, te zamen )
met uwen dienaar onzen Paus...., en onzen Bisschop...., ' i
en alle reclitgeloovigen, en vereerders van het Katholieke en Apostolische geloof.
Gedachtenis der levenden.
Gedenk, Heer , al uwe dienaren en dienaressen.... en alle omstanders , wier geloof U hekend en wier godsvrucht U niet verborgen is , voor wie wij, of die U deze offerande van lof opdragen voor zich en al de hunnen , tot verlossing hunner zielen, tot hoop van huu heil en behoud , en die hunne geloften brengen aan ü , den eeuwigen, levenden en waarachtigen God,
Gedachtenis der Heiligen.
[En dit doen wij] in gemeenschap en do gedachtenis vierende, inzonderheid van do glorierijke Maria , altijd Maagd , de Moeder van onzen God en Heer Jezus Christus; maar ook van uwe gelukzalige Apostelen en Martelaren, Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Jacobus, Philippus, Bartho-lomaeus, Matthaeus , Simon en Thaddaeus : Linus , Cletus , Xystus , Cornelius , Cyprianus , Laurentius , Chrysogonus, Joannes en Paulus, Cosmas en Dami-anus en van al uwe Heiligen : wil om hunne verdiensten en voorheden verleenen, dat wij in alles door de hulp uwer bescherming beveiligd worden-Door denzelfden Christus , onzen Heer. Amen.
Vóór de Consecratie.
Neem dan, bidden wij U, Heer, dit offer der dienstbaarheid van ons, maar ook van uw gansch gezin , in genade aan, en beschik onze dagen in uwen vrede.
26
en laat ons aan de eeuwige verwerping ontrukt en onder de schare uwer uitverkorenen geteld worden. Door Christus, onzen Heer. Amen.
Gelief Gij , bidden wij ü , o God, dit offer in alles gezegend, aangenomen , bekrachtigd , redelijk en welbehagelijk te maken , opdat het voor ons het Lichaam en Bloed worde van uwen allergeliefdsten Zoon, onzen Heer Jezus Christus.
Gebed bij de opheffing der H. Hostie.
Heer, Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God. Gij zelf zijt hier waarachtig tegenwoordig. Ik aanbid U met den diepsten eerbied en in alle ootmoedigheid. Gij, mijne toevlucht, mijne hoop, mijne liefde ! Gij zijt mijn God en mijn Al! Aan U draag ik mijn hart op, moge ik van nu af geheel voor U leven. Amen.
Bij de opheffing van den kelk.
O waarachtig en levend bloed van Jezus Christus!... Ik aanbid U met alle Engelen en Heiligen. Gijwerdt tot mijn heil en tot verzoening vergoten. Wasch de menigte mijner zonden af, reinig en versterk mijne ziel tot het eeuwige leven. Amen.
Na de Consecratie.
Daarom dan ook, Heer, zijn wij, uwe dienaren, alsmede uw heilig volk , het zalig lijden, en de verrijzenis uit het graf en de glorierijke tenhemelopklim-ming van denzelfden Christus, uwen Zoon, onzen Heer, gedachtig, en brengen aan uwe verhevene Ma-
27
jesteit van uwe gaven en geschenken een zuiver offer, een heilig offer, een onbevlekt offer, het heilig brood des eeuwigen levens en den kelk van het altijddurend heil.
Wil op dit offer met een genadig en gunstig aanschijn nederzien, en laat het u welgevallig zijn, gelijk Gij eenmaal welgevallen hadt in de geschenken van uwen rechtvaardigen dienaar Abel, en in de offerande van onzen Aartsvader Abraham, en in de heilige offerande, het onbevlekte offer, door uwen hoogepriester Melchisedech aan U opgedragen.
Ootmoedig smeeken wij ü, almachtige God, laat dit offer door de handen van uwen heiligen Engel op uw verheven altaar, voor het aanschijn uwer goddelijke Majesteit, worden gebracht: opdat zoovelen wij, door deze deelneming aan het altaar, het hoogheilig Lichaam en Bloed van uwen Zoon zullen ontvangen, met alle hemelsche zegening en genade mogen vervuld worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Gedachtenis der Overledenen.
Gedenk ook, Heer, uwe dienaren en dienaressen...., welke ons met het teeken des geloofs zijn voorgegaan, en in den slaap des vredes rusten. Verleen hun en allen die in Christus rusten, de plaats der verkwikking , des lichts en des vredes. Door denzelfden Christus , onzen Heer. Amen.
Ook ons, zondaars, uwen dienaren, die op de menigte uwer ontfemingen hopen, wil ook ons eenig deel en gezelschap schenken met uwe heilige Apos-
28
toleu en Martelaren : niet Joannes, Stephanas, Mathias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus, Felicitas , Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Caecilia, Anastasia, on al uwe Heiligen. Neem ons, hidden \vij U, in hunne gemeenschap op, niet met onze verdiensten te schatten, maar met kwijtschelding te ver-leenen. Door Christus, onzen Heer. Door wien Gij dit alles, Heer, altijd voor ons goed schept, heiligt, levend maakt, zegent, en aan ons verleent. Door Hem, en met Hem en in Hem, is TJ, God, den al-machtigen Vader, in de eenheid des H. Geestes alle eer en glorie. Door alle eeuwen der eeuwen.
Br. Amen.
Pr. Laat ons bidden. Door heilrijke voorschriften vermaand, en door goddelijke onderrichting geleerd, durven wij zeggen: Onze Vader, ms. En leid ons niet in bekoring.
Dr. Maar verlos ons van den kwade.
Pr. Amen.
Verlos ons, bidden wij U, Heer, van alle verleden , tegenwoordig en toekomstig kwaad: en geef ons, op de voorspraak van de gelukzalige en glorierijke Moeder Gods Maria, altijd Maagd, en van uwe gelukzalige Apostelen Petrus en Paulus, Andreas en van alle Heiligen, genadiglijk vrede in onze dagen : opdat wij door uwe barmhartigheid geholpen, altijd vrij mogen zijn van zonde en veilig voor alle ontsteltenis. Door denzelfden Jezus Christus, onzen Heer, uwen Zoon , die met üquot; leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes. God. door alle eeuwen der eeuwen.
29
Br. Amen.
Pr. De vrede des Heeren zij altijd met u.
Br. En met uwen geest.
De Priester laat eeu gedeelte der B. Hostie in den kelk vallen en zegt:
Deze vermenging en tenofferwijding van het Lichaam en Bloed onzes Heeren Jezus Christus worde ons bij het ontvangen ten eeuwigen leven. Amen. Lam ttods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm TJ onzer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons vrede.
Voor de H. Communie.
Heer Jezus Christus, die tot uwe Apostelen gezegd hebt: Ik laat u den vrede, mijnen vrede geef Ik u: zie niet op mijne zonden , maar op het geloof uwer Kerk, en gelief haar volgens uwen wil vrede en eenheid te geven. Die leeft en regeert, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Heer Jezus Christus, Zoon van den levenden God, die naar den wil uws Vaders mot medewerking des Heiligen Geestes, door uwen dood de wereld hebt levend gemaakt: verlos mij, door dit uw Hoogheilig Lichaam en Bloed, van al mijne ongerechtigheden en van alle kwaad : en doe mij altijd uwe geboden naleven , en laat niet toe, dat ik ooit van ü gescheiden worde. Die met denzelfden God den Vader en den
30
H. Geest leeft en regeert, God, in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
Laat, Heer Jezus Christus, liet ontvangen van uw Lichaam, hetwelk ik onwaardige mij vermeet te nuttigen , mij niet tot veroordeeling en verwerping wezen ; maar naar uwe goedertierenheid, zij het mij tot beveiliging van ziel rn lichaam en tot middel van heil. Die leeft en regeert met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God, door alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
Communie.
Ik zal het hemelscli brood ontvangen en den naam des Heeren aanroepen.
De Priester zegt driemalen:
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dak, maar spreek slechts een woord en mijne ziel zal gezond worden.
Het Lichaam onzes Heeren Jezus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
Wat zal ik den Heer wedergeven voor al hetgeen Hij mij bewezen heeft? Ik zal den kelk desneils nemen , en den naam des Heeren aanroepen. Lofprijzend zal ik den Heer aanroepen en ik zal van mijne vijanden verlost zijn.
Het bloed onzes Heeren Jezus Christus beware mij. ne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
Na de U. Communie.
Laat ons, Heer, wat wij met den mond nuttigden met een rein hart bewaren, en van een tijdelijke
31
gave worde liet ons een altijddurend middel van heil.
Uw Lichaam, Heer, dat ik genuttigd heb, en uw Bloed, dat ik gedronken heb, blijve in mijn binnenste ; en geef, dat in mij , nu ik met de zuivere en Heilige Sacramenten verkwikt ben , geen vlek van misdaden overblijve. Die leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Zoo dikwijls gij dit brood zult eten, en den kelk drinken, zult gij den dood des Heeren verkondigen , totdat Hij kome : derhalve, alwie onwaardig dit brood zal gegeten, of den kelk des Heeren gedronken hebben , hij zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren.
Pr. De Heer zij met u.
Dr. En met uwen geest.
Laat ons biddea.
Geef, bidden wij U, Heer, dat wij door het altijddurend genot van uwe Godheid vervuld worden , gelijk het door het tijdelijk ontvangen van uw kostbaar Lichaam en Bloed wordt afgebeeld. Die leeft en regeert met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen.
Dr. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
Br. En met uwen geest.
Pr. Gaat, het (offer) is volbracht.
Dr. God zij dank.
Pr. Laat IJ, H. Drievuldigheid, de hulde mijner i dienstbaarheid behagen, en geef, dat het offer, het-
32
welk ik, onwaardige, voor de oogen uwer Majesteit heb opgedragen, ü welgevallig en mij en allen, voor wie ik het opgedragen heb, door uwe erbarming, tot verzoening zij. Door Christus, onzen Heer. Amen.
De zegen en liet laatste Evangelie.
Pr. Zegene u de almachtige God, de Vader, en de Zoon, en de H. Geest.
I)r. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
Br. En met uwen geest.
Pr. Begin van het H. Evangelie naar Joannes.
Dr. Glorie zij ü. Heer.
Pr. In den beginne was het Woord, en het Woord was bi] God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door het Woord gemaakt; en zonder Hem is niets gemaakt, wat gemaakt is, in Hem was het leven, en het leven was het licht der menschen ; en het licht scheen in de duisternissen , en de duisternissen hebben het niet aangenomen Er was een mensch van God gezonden , wiens naam was Joannes. Deze kwam tot getuigenis, om getuigenis te geven van het licht, opdat allen door hem ge-looven zouden. Hij was het licht niet, maar om getuigenis te geven van het licht. Het ware licht was dat allen mensch verlicht, die in deze wereld komt. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. In zijn eigendom kwam Hij , en de zijnen namen Hem niet aan. Doch zoovelen Hem aannamen, hun gaf Hij
33
maclit om kinderen Gods te worden, Imn die in zijnen naam gelooven, die niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. En het Woord is vleesch geworden en Het heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijne glorie gezien, eene glorie als des Eénig-geborenen van den Vader, vol genade en waarheid.
Br. God zij dank.
KORTE BIECHTGEBEDEN.
VÓÓR DE BIECHT.
Dank God voor zijne weldaden.
Ik dank U, mijn God, voor al uwe weldaden , en bijzonder voor de groote genade van liet ware geloof. Ik dank U, dat Gij mij zoo dikwerf in de genademiddelen uwer H. Kerk doet deelen ; en ik smeek onze lieve Moeder Maria, dat zij mij helpe danken, en bidden, om deze biecht met veel vrucht te mogen doen.
Vraag licht om uwe zonden wel te kennen.
Barmhartige Zaligmaker, die het ware licht zijt, en allen mensch verlicht, die in deze wereld komt; verlicht mijn geest en mijn hart, opdat ik al mijne overtredingen en verzuimenissen wel moge inzien, rouwmoedig beweene, en openhartig aan uwen dienaar als aan U zeiven belijde.
34
Onderzoek uu oplettend uw geweten : wat gij gedacht, gesproken gedaan , of verzuimd hebt; ga ook de plichten van uwen staat en uwe hoofdfout na, en spreek vervolgens aldus:
Heer Jezus Christus, waarachtig God on waarachtig mensch, mijn Schepper cn Verlosser, het is mij leed uit den grond van mijn hart, dat ik U, mijn Hoer en mijn God, beleedigd heb, U, wien ik als het Opperste Goed, bovenal moest beminnen en nu ook zóó wensch te beminnen.
Ik neem mij vastelijk voor, niet meer te zondigen, alle gelegenheden van zonden te vermijden, nu rouwmoedig en openhartig te biechten , en de boete , die mij opgelegd zal worden, godvruchtig te volbrengen.
En tot voldoening voor mijne zonden, draag ik U uw heilig leven, lijden en sterven en al den prijs van uw voor ons vergoten bloed op , met al de verdiensten van uwe Onbevlekt Ontvangen Moeder Maria , van uwen beminden Voedstervader Jozef, van onze geliefde Beschermheiligen, en van al uwe Heiligen.
En ik vertrouw van uwe oneindige barmhartigheid, dat Gij mij al mijne schulden zult vergeven, en genade verleenen, om een heilig leven te leiden en U ten einde toe getrouw te dienen.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Jezus, Davids Zoon, ontferm TI mijner.
Erbarming, mijn Jezus. Amen.
Ga nu tot den Priester en kniel voor hem neder , alsof gij voor Christus zeiven, wiens plaats hij bekleedt, nederknieldet.
35
NA DE BIECHT.
Ik dank IJ, allerbarmliartigste Jezus, dat Gij met mij, onwaardigen zondaar, zooveel mededoogen en geduld liebt getoond, mij tot U getrokken en mij in uwe goedertiorenheid weder vergiffenis'en kwijtschelding van schuld verleend hebt.
Neem, Heer, deze mijne ootmoedige schuldbelijdenis goedgunstig aan; en wat er ontbroken mocht hebben aan het openleggen mijner zonden, of aan mijn berouw, gelief dit door uwe oneindige barmhartigheid aan te vullen, en mij voor geheel ontbonden te houden in den hemel.
Geef mij uwe hulp, dat ik U niet meer mishage, maar U getrouw diene; geef het, Heer, op de voorspraak van uwe glorierijke Moeder, altijd Maagd, en van al uwe Heiligen , die van het begin der wereld U hebben behaagd, God van ontferming,vdie leeft en regeert door al de eeuwen der eeuwen. Amen.
OPDRACHT VAN CHRISTUS' H. LEVEN EN LIJDEN.
Allerbeminnelijkste Vader, tot voldoening voor mij-1 ne zonden en tot verbetering mijns levens, draag ik ; Dquot; het volmaakte leven op van uwen Eéniggeboren F Zoon, en al het Igden hetwelk Hij voor ons, ondank-i baren, verduurd heeft van het eerste oogenblik zijner : Menschwording af, tot het oogenblik dat Hij aan het kruis, met luid geroep en gebogen hoofd , ,17
36
zijnen geest overgaf; en ik smeek U, om zijne oneindige verdiensten, dat Gij al mijne zonden uitdelgt, en mij de genade verleent van liever duizendmaal te sterven , dan U , mijn Opperste Goed, mijn allerbeminnelijkste Vader , op nieuw te beleedigen. Geef, dat ik van nu af IJ alleen beminne, aan U alleen zoeke te behagen, die alleen allo liefde van alle schepselen verdient. Amen.
Geloofd zij Jezus Christus. Amen.
COMMUNIE-OEFENINGEN.
VÓÓR DE H. COMMUNIE.
Dierbare Jezus, goddelijke Verlosser en Zaligmaker mijner ziel: o wat gezegend oogenblik is weder voor mij aangebroken; andermaal zal ik mijne ziel mogen spijzigen met uw kostbaar vleesch en bloed. Van waar, o mijn God ! komt mij dat onuitsprekelijk geluk ? Wie ben ik toch , dat ik het durf wagen , zoo dikwerf aan uwe H. Tafel te gaan aanzitten, en mijne ziel te voeden met het brood der engelen ? Welaan , Heer , ik beken voor U , dat ik zondaar ben, en mij, door mijne menigvuldige overtredingen en ondankbaarheden, deze weldaad geheel onwaardig heb gemaakt. Het is maar al te waar, o mijn God ! dat mijne tallooze ongerechtigheden mij van uwe Heilige Tafel moesten verwijderen ; neen, Heer, ik ben niet waardig , dat Gij in mijn hart komt; want niet alleen zijn mijne zonden zoo menigvuldig, maar ook zoo groot is mijne ondankbaarheid, dat, alhoewel
37
ik reeds zoo menigmaal mijne ziel heb mogen voeden met die kostbare spijs, ik tot heden toe nog zoo weinig nut daaruit heb getrokken. Ik beken het voor U met schaamte , o mijn God ! nog altijd ben ik dezelfde lauwe en onverschillige Christen, die de nietigheden dezer wereld hooger acht, dan het belang mijner ziel. Doch daarom , Heer, wijl ik U zoozeer behoef, wil ik toch tot ü naderen, om door die he* melsche spijs versterkt te worden; om kracht te erlangen tegen de gevaren der zonden , en voortaan alleen te loven voor uwe eer en de zaligheid mijner ziel. Ik zal dan , goede Jezus , tot U naderen met een groot vertrouwen op uwe oneindige barmhartigheid ; van ü de genade afsmeekende, dat deze H-Communie mij niet ten oordeel , maar ten eeuwig heil moge strekken. Ik vraag IJ dit, o mijn Jezus , niet alleen voor mij zeiven , maar ook voor allen , die met mij aan deze groote weldaad zullen deelachtig worden; laat ons, vereenigd in uwe liefde , gesterkt door deze heilige spijs , enkel leven voor U en de zaligheid onzer ziel. Amen.
AKTE VAN GELOOF.
Beminnelijke Jezus , ik geloof en belijd vastelijk uit geheel mijn hart, dat Gij wezenlijk en waarachtig tegenwoordig zijt in het Allerheiligste Sacrament des Altaars. Gij zijt daar verborgen ouder de nederige gedaante van brood, Gij, dezelfde God, die voor ons hebt willen geboren worden , en sterven aan het kruis; Gij die thans aan de rechterhand der Vaders
38
in heerlijkheid zijt gezeten , en eenmaal als rechter zult komen om de wereld te oordeelen ; Gij zijt hier tegenwoordig met Godheid en menschheid, met ziel en lichaam , met vleesch en bloed. Dit alles geloof ik vastelijk, omdat Gij, die de opperste waarheid zijt, ons dit hebt veropenbaard , en uw onfeilbaar woord ons niet laat twijfelen. In dit vaste geloof uwer Kerk werp ik mij , in diepen eerbied, voor U neder , en hoop in datzelfde geloof te leven en to sterven.
Van ganscher harte geloof ik , en belijd ik hier voor uw aanschijn , dat Gij , mijn goede Jezus ! die aan den Vader in macht en heerlijkheid gelijk zijt, waarachtig met Godheid en menschheid in het heilig tabernakel .geheel in mijne nabijheid woont en verblijft ; Gij, die in de doeken der kribbe geweend hebt, en als slachtoffer voor mij aan het kruis gestorven zijt; Gij, die als voorspreker aan de rechterhand des Vaders zit, en als rechter eenmaal zult komen ; Gij, die als verborgen God in do enge ruimte des tabernakels woont, en onder den schijn van brood uw heilig vleesch en bloed, uw lichaam en ziel, uwe Godheid en menschheid, uwe glorie en onmetelijke grootheid verborgen houdt. Dat alles geloof ik zoo zeker en onwankelbaar, alsof ik het met mijne oogen zag. In dit geloof werp ik mij vol eerbied voor TJ neder, en aanbid ü als mijn schepper en Verlosser, als mijn hoogste goed. In dit geloof wil ik leven en sterven. Heer, versterk en vermeerder dit mijn geloof.
39
AKTE VAN HOOP.
Goddelijke Zaligmaker, die ons zoo liefderijk uit-noodigt, om tot U te komen, daar Grij tot ons zegt: Komt allen tot Mij, die vermoeid en beladen zijt,en Ik zal U verkwikken: wat mogen wij niet liopen van uwe oneindige Tjarmliartigheid ? Welk een overvloed van liemelsclie zegeningen stort Gij over dengene uit, die met een nederig hart en in liet gevoel zijner onwaardigheid tot ü nadert. Gi] zijt de Almachtige, die altijd helpen wilt. Gij schept er vermaak in, de schatten uwer genade uit te deelen aan hen , die er U met ootmoedigheid om wagen. Vol vertrouwen naderen wij dan tot uw heilig altaar, en smeeken van uwe oneindige barmhartigheid de genade af, die ons tot ons eeuwig zieleheil zoo noodzakelijk is. Gij kent. Heer , in het bijzonder de behoefte onzer ziel. Gij weet, Heer, aan welke zwakheid wij het meest onderhevig zijn ; daarom hoop ik door deze H. Communie moer en meer versterkt te worden in de deugd. Laat, Heer, mijne hoop en mijn vertrouwen op U niet beschaamd worden.
AKTE VAN LIEFDE.
Beminnelijke Jezus, goddelijk voorbeeld der volmaakte liefde ! hoe verre toch heeft uwe liefde tot ons TJ niet gebracht! Kiet tevreden , met voor ons mv dierbaar bloed tot den laatsten druppel te vergieten, gewaardigt Gij Dquot; nog, U zeiven geheel en al aan ons te geven in dit H. Sacrament. Mijn God !
40
lioe eindeloos toch is uwe liefde ; welk hart moet niet branden van wederliefde en dankbaarheid jegens U ? Ja mijn Jezus! ik bemin U uit geheel mijn hart, ten minste ik verlang U to beminnen mot al die vurigheid, waartoe mijn zwak en zondig hart met uwe hulp in staat is. O hoe koud en ongevoelig moet het hart zijn, dat U geene liefde toedraagt. Ik bemin U om U zeiven, en om uwe eindelooze beminnelijkheden; ook mijnen evennaaste bemin ik uit liefde tot ü; en van ganscher harte vergeef ik aan hen die mij mochten beleedigd of iets tegen mij misdaan hebben ; Heer, in deze liefde wil ik leven en sterven.
AKTE VAN BEROUW,
Barmhartige G-od, voordat ik tot U kom, moet ik U eerst mijn leedwezen betuigen over mijne menigvuldige zonden en zwakheden. Helaas, Heer, ik beken het met schaamte, dat ik mij aan vele overtredingen heb schuldig gemaakt. Gij hebt mij met weldaden overladen , en ik bedreef aanhoudend nieuwe zonden, waardoor ik U , mijn God en Schepper, dikwerf zoo grootelijks beleedigde. Maar, mijn God ! voortaan geen zonde meer! liever sterven dan U ooit weêr beleedigen!
Ik ben reeds gezuiverd, zooals ik hoop, van mijne zonden en gebreken door het H. Sacrament der Biecht; maar zuiver mij nog meer, dat in mijne ziel niet de minste vlok dor zonden blijve. Schep in mij een nieuw en zuiver hart, en geef mij die onschuld,
41
die mij in staat zal stellen, U waardig te ontvangen.
AKTE VAN VERLANGEN.
Mijne ziel! het oogenblik nadert, waarop gij u met uwen God gaat vereenigen ; verheug u, want de Heer is nabij. Ja, mijn Jezus, nog slechts weinige oogen-blikken en Gij komt in mijn hart. Kom spoedig, mijn Zaligmaker! want mijn hart verlangt naar U met al de vurigheid eener beminnende ziel. Wie zalmij vleugelen der liefde geven, om tot U heen te snellen ? Kom dan , geliefde mijner ziel! dat ik in uwe liefde uitruste. Gij verlangt IJ aan mij te geven: ikwensch U vurig te ontvangen. Heer, verzadig mij mot den rijkdom van uw huis; naar TJ zucht en smacht mijne ziel. Liefelijk bovenal is uwe woning; en zalig is het in uwe nabijheid. Kom, o Koning der heerlijkheid ■ kom en heersch in mijne ziel, vertoef. Heer, niet langer , en mijne wenschen zijn verhoord. Mijn God nadert: Heer, ik ben niet waardig , dat Gij ingaat onder mijn dak, maar spreek slechts een woord , en mijne ziel zal gezond worden.
Ook tot u, H. Maagd! bid ik in dit genaderijk oogenblik om hulp en bijstand. Wij zijn in deze heilige plaats gekomen , om uwe bijzondere voorspraak in te roepen; laat de eerste der genaden, die wij door uwe tusschenkomst verwerven, deze zijn, dat wij met reine harten naderen tot den troon van het Onbevlekte Lam. Verkrijg voor ons. Onbevlekte Maagd,
42
dat deze H. Communie, welke wij op het punt zijn van te ontvangen , strekken moge tot meerder eer van God, tot zaligheid onzer ziel, tot verbetering van ons leven, en dat wij de vruchten daarvan mogen genieten in eeuwigheid. Amen.
NA DE H. COMMUNIE.
Blijf eenige oogenblikken in overweging van het groote geluk , dat u is ten deel gevallen; verwek in uw hart de levendigste gevoelens van eerbied en liefde; zie u aan als het levende tabernakel , waarin het Heiligt der, heiligen rust. Keer u inwendig tot Jezus en verwek de volgende
Gevoelens van bewondering, liefde en dank.
Het wonder van Gods liefde en almacht is in mij voltrokken— De God van hemel en aarde woont in mijn hart!... waar zal ik woorden vinden om Hem te danken voor die onuitsprekelijke weldaad ? O mijne ziel! verhef den Heer, en mijn geest! verheug u in God uwen Zaligmaker. Lieve Jezus! hoe verre brengt IJ toch uwe onbegrijpelijke liefde, dat Gij U gewaar-digt, de spijs onzer ziel te worden. Wat kan ik anders doen, dan U beminnen, en mij verheugen over do groote weldaad, welke de Heer, die machtig is, aan mij heeft gedaan. O Jezus! mijne eeuwige liefde, blijf bij mij; U dank ik, U zogen ik, ü wil ik beminnen in eeuwigheid; wat zal ik U wedergeven voor al hetgeen Gij mij gedaan hebt ? Gij hebt mij alles gegeven, wat Gij mij geven kunt; uw eigen vleesch en bloed,
43
geheel IJ zeiven bezit ik in mijn hart. Wat ben ik in staat TT aan te bieden? Wat kan ik, nietig mensch, U wedergeven uit dankbaarheid voor zulk eene weldaad , voor zoo groot een geschenk ? Het eenige wat ik U geven kan, is mijn hart, met al zijne begeerten en genegenheden: dat offer ik U op, en ik bid TJ, het te willen veranderen, zuiveren en reinigen, opdat het voor TJ alleen blijve kloppen en U behoore in eeuwigheid.
GEBED.
Goddelijke Jezus, Gij hebt IJ clan gewaardigd, mij aan het grootste uwer liefdeblijken deelachtig te maken. Gij hebt in mijn hart willen komen, om de volheid uwer genade over mij uit te storten ; wat mag ik dan niet hopen en verwachten van uwe oneindige barmhartigheid ? Ik heb zooveel te vragen van uwe liefde ; de behoefte mijner ziel is zeer groot; het is waar, Heer, Gij kent mijne behoeften nog beter dan ik zelf; maar het is uw wil, dat wij met nederigheid zouden vragen. Het eerste dan wat ik van'uwe 011-eindige barmhartigheid afsmeek, is: de kennis mijner kwalen. Gij weet, barmhartige God! hoe menigmaal ik ü heb beleedigd; hoe diep de wonden zijn, die de zonde in mijne ziel heeft geslagen. O ! laat ik door die hemelsche spijs versterkt worden tegen de gevaren , die mij van alle kanten bedreigen; doe mij de zonden vluchten, en er mij ver van verwijderd blijven, opdat ik U met eene standvastige getrouwheid diene,
44
al de dagen mijns levens. Laat dit, Heer, de eerste en voornaamste vrucht zijn der pelgrimsreize, die ik tot uw lof en glorie, en ter eere uwer H. Moeder aanvaard liet). Maar nog andere belangen zijn er , dierbare Jesus! die ik uwer liefde aanbeveel: Gij weet, met welk doel ik deze pelgrimsreis ondernomen lieb. O mijn God! geef mij tocli datgene wat ik zoozeer behoef: zult Gij mij dit kunnen weigeren, na dit zoo groote bewijs uwer liefde, dat ik zoo even van U ontvangen heb ? Maar ik bid niet alleen voor mij zeiven: ik vraag ook uwe gunsten en genade voor anderen , en wel voornamelijk voor mijne bloedverwanten en betrekkingen ; verleen hun uwen goddelij-ken bijstand, en die genade welke zij het meeste noo-dig hebben. Gij kent hen, mijn God, in wie ik bijzonder verplicht ben belang te stellen: schenk hun toch al hetgeen hun naar ziel en lichaam , voor tijd en eeuwigheid noodzakelijk of voordeelig is. Stort ook, bid ik U, de volheid van uwen zegen uit over allen, die met mij op deze plaats gekomen zijn, en aan uwe H. ïafel mochten aanzitten. God van goedheid, verhoor toch de gebeden, die zij tot den troon uwer barmhartigheid opzenden ; dat hunne verlangens vervuld worden, opdat zij uwe barmhartigheid in alle eeuwigheid mogen loven. Laat ons allen , Heer, in den geest van liefde en eensgezindheid onze pelgrimsreize volbrengen: dat wij elkander tot troost en stichting mogen verstrekken, en eenmaal de vruchten onzer goede werken in eeuwigheid genieten. Ten laatste roep ik ook uwe barmhartigheid in voor de zielen
45
van mijne afgestorvene betrekkingen, mijne bloedverwanten, en allen die mij bijzonder aangaan, en vooral de zielen der afgestorven leden onzer Broederschap ; opdat zij allen, door onze gebeden geholpen, spoedig uwe heerlijkheid ingaan. Amen.
AANKOEPING DER H. MAAGD.
O vlekkeloozo Maagd en Moeder Gods, Maria, zeker ook aan uwe machtige voorspraak heb ik het te danken, dat ik het geluk gehad heb, met het goddelijk vleesch en bloed van uwen Zoon gespijsd te worden. Ik weet het, Moeder, dat uw goddelijke Zoon er behagen in neemt, al zijne gunsten en genaden door uwe handen aan ons uit te deelen; wat mogen wij dan van uwe moederlijke teederheid niet verwachten? met welk een oog van moederliefde ziet gij ons nu Vereenigd met uwen welbeminden Zoon ? Ja voorzeker, H. Maagd, meer dan ooit durf ik mij heden aan uwe machtige voorspraak aanbevelen, verhoor mij dan, en allen die ter uwer eer hier vergaderd zijn; die u de wenschen hunner harten openbaren ; hier op deze plaats toont gij meer dan elders de liefde van uw moederlijk hart; verhoor de smeekingen van zoove-len, die hier als broeders vergaderd, uwe voorspraak komen inroepen. Toon ons allen, dat gij onze Moeder zijt; maar vooral verkrijg voor ons, H. Maagd, dat wij met zuivere harten wandelen voor uwe oogen, dat wij de zonden vluchten, de deugd beoefenen en eens, na onze pelgrimsreize, de vreugde des eeuwigen levens mogen binnengaan. Amen.
46
AVONDGEBED.
Stellen wij ons in Gods heilige tegenwoordigheid.
Wij gelooven vastelijk, o God, dat Gij hier tegenwoordig zijt, ons ziet en lioort; dat al de gedachten, de genegenheden, en de verborgenste bewegingen van ons hart U bekend zijn, dat Gij bereid zijt, ons gebed te verhoeren.
Bedanken wij God voor zijne weldaden.
Hemelscho Vader , welk een dank zullen wij TJ brengen voor al liet goede wat wij van ü genoten hebben. Gij hebt ons geschapen, met het dierbaar bloed van uwen Zoon verlost, en zelfs heden heeft uwe goedheid ons naar lichaam en ziel nog zoo milddadig gespijsd; want hoe vele en buitengewone gunsten en genaden mochten wij dezen dag van uwe vaderlijke goedheid ontvangen. Geef, o God! dat wg aan zooveel weldaden met een dankbaar hart beantwoorden, TJ oprecht dienen en beminnen en nooit ophouden U te loven. Amen.
Bidden wij om de kennis ouzer zonden.
Heilige Geest, licht der harten, maak ons het kwaad indachtig, dat wij van daag bedreven, en geef ons een groot berouw over al onze zonden.
Akte van leedwezen.
Mijn Heer en mijn God, liet is ons leed uit den grond van ons hart, dat wij uwe goddelijke majesteit
hebben vergramd. Wij haten en verzaken de zonden uit liefde tot TJ, en nemen ons vastelijk voor, met de hulp uwer genade boetvaardigheid te doen, en U, o God! nooit meer te beleedigen. Amen.
Wij belijden voor den almachtigen God, voor de H. Maria, altijd Maagd, voor den H. Aartsengel Michael, den H. Joannes den Dooper, deHH. Apostelen Petrus en Paulus , en voor alle Heiligen: dat wij zeer gezondigd hebben met gedachten, woorden en werken , door onze schuld, door onze schuld, door onze allergrootste schuld. Daarom smeeken wij de H. Maria , altijd Maagd, den H. Aartsengel Michael, don H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, en alle Heiligen, tot den Heer onzen God voor' ons te bidden.
De almogende God ontferme zich over ons, vergeve ons onze zonden, en geleide ons ten eeuwigen leven. Amen.
De almachtige en barmhartige Hoer verleene ons kwijtschelding , ontbinding en vergiffenis van onze zonden. Amen.
Laat ons bidden voor de levenden en overledenen.
Stort , Heer, uwe genade uit over onze ouders, bloedverwanten, weldoeners, vrienden en vijanden; bescherm al onze overheden, zoo geestelijke als wereldlijke ; help de armen, de gevangenen, de bedroefden, de reizigers, de zieken en do stervenden; bekeer de zondaars, en onze dwalende broeders, en verlicht de ongeloovigen. God van goedheid en genade ! heb ook
48
medelijden met de zielen in het vagevuur, maak een |
Al | |
einde aan hare pijnen en geef aan allen de eeuwige |
Ee | |
rust. Amen. |
Lc M; | |
LITANIE |
Go Ge | |
TOT DE H. MAAGD MARIA. |
Sp Ze1 | |
Heer, ontferm TJ onzer. |
Oo | |
Christus, ontferm IJ onzer. |
Ge | |
Heer, ontferm ü onzer. |
Ee | |
Christus, hoor ons. |
Uil | |
Christus, verhoor ons. |
Ge | |
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. |
To | |
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U |
onzer. |
Ivo |
God, Heilige Geest, ontferm TJ onzer. |
Gu | |
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U |
onzer. |
Ar |
Heilige Maria, bid voor ons. |
Dei | |
Heilige Moeder Gods, |
Mo | |
Heilige Maagd der Maagden, |
Bel | |
Moeder van Christus, |
To( | |
Moeder der goddelijke genade. |
CT1 |
Trc |
Allerreinste Moeder, |
Hu | |
Allerzuiverste Moeder, |
lt;! O |
Ko |
Ongeschonden Moeder, |
Ko | |
Onbevlekte Moeder, |
O Ö co |
Koi |
Minnelijke Moeder, |
Koi | |
Wonderbare moeder. |
Koi | |
Moeder des Scheppers, |
Koi | |
Moeder des Zaligmakers, |
Koi |
49
Allervoorzichtigste Maagd, Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Machtige Maagd ,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd.
Spiegel der rechtvaardigheid, Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer blijdschap , Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat van godsvrucht,
Geheimzinnige roos.
Toren van David,
Ivoren toren,
Gulden huis.
Ark des verbonds.
Deur des hemels.
Morgenster,
Behoud der kraaken,
Toevlucht der zondaren ,
Troosteres der bedrukten,
Hulp der Christenen,
Koningin der Engelen ,
Koningin der Aartsvaders,
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
50
Koningin van alle Heiligen, bid voor ons.
Koningin, zonder vlek ontvangen, bid voor ons. T.am Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons, Heer.
T.am Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm TJ onzer.
Christus , hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
GEBED.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht, Heilige Moeder Gods , verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd.
Wij bidden U , Heer , bezoek onze woningen , en verdrijf verre van haar allo listen des vijands, dat uwe heilige engelen daarin wonen, om ons in uwen vrede te bewaren; en dat uw zegen altijd over ons blijve. Door Christus, onzen Heer. Amen.
Bewaar ons. Heer, terwijl wij waken en behoed ons terwijl wij slapen, opdat wij met Christus gewaakt hebbende, in vrede mogen rusten.
Bidt voor ons, Heilige Bewaarengelen, en gij onze Heilige Patronen, beschermt ons gedurende dezen nacht en geheel ons leven, en vooral in het uur van onzen dood. Amen.
51
Jezus, bewaar mij voor een haastigen en onvoor-zienen dood. Amen.
Jezus, Maria, Jozef! ik geef U mijn hart en mij ne ziel.
Jezus, Maria, Jozef! staat mij hij in den dood strijd.
Jezus, Maria, Jozef! laat mij eens in uw heilig gezelschap in vrede ruston. Amen.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Amen.
Ik geloof in God, den Vader almachtig, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
Onze Vader, die in de hemelen zijt, enz.
Ik groet u. Dochter van God, den Vader. Wees gegroet, enz.
Ik groet u, Moeder van God, den Zoon. Wees gegroet, enz.
Ik groet u. Bruid van God, den H. Geest. Wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest; gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES ENGELS.
OVEBDENKING.
Maria wordt door den engel gegroet, die haar boodschapt, dat zij den Zoon Gods zal ontvangen; bedenk: hoe zuiver van zonden „ hoe ootmoedig van
53
harte, hoe vol van liefde zij was, daar Grod in haar is nedergedaald.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de menschwording van Christus. Wees gegroet, enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkozen.
3. De Engel G-abriël brengt Maria de blijde boodschap.
4. Maria is in de eenigheid van haar gebed.
5. De Engel zegt: »Wees gegroet, vol van ge- ^ nade; de Heer is met u!quot; |
6. Maria was verbaasd toen zij den Engel hoorde, cg
7. De Engel zegt: »Vrees niet, Maria; want gij ^ zult door den Heiligen Geest ontvangen.quot; ?
8. Maria zegt: »Zie de dienstmaagd des Hee-ren, mij geschiede naar uw woord.quot; s
9. Maria is van den Heiligen Geest overlommerd geworden.
10. »En het Woord is vleesch geworden en Het heeft onder ons gewoond.quot;
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Moeder der goddelijke genade, verkrijg mij een zoo zuiver, zoo ootmoedig en godminnend hart, dat ik uwen Zoon Jezus, onzen Heer, in mij waardig ontvangen en altijd behouden moge. Amen.
54
II. HET BEZOEK VAN MAEIA AAN HAKE NICHT ELISABETH.
OVERDENKING.
Maria tot Moeder van den Zoon Gods verkoren, bezoekt hare nicht Elisabeth; op de stem harer groetenis wordt het kindje Joannes in den moederschoot geheiligd; en van vreugde opspringende, belijdt het zijns Heeren tegenwoordigheid. Denk; hoe gij ïi altijd in de goddelijke tegenwoordigheid bevindt, en gij leeft alsof gij Hem niet kendet.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisabeth bezoeken. Wees gegroet, enz.
2. Maria wordt bestierd van den Heiligen Geest.
3. Maria, met haast opstaande, gaat over het gebergte.
4. Maria werd met veel liefde door hare nicht lt; Elisabeth ontvangen. $
5. De H. Joannes is gezuiverd, en van blijdschap eg in den moederschoot opgesprongen. a|
6. Elisabeth zeide: «Gezegend is de vrucht uws g. lichaams.quot; 2
7. Maria heeft in verrukking uitgeroepen: »Mij- p ne ziel maakt groot den Heer!quot;
8. Elisabeth zeide : »Welk geluk geschiedt mij, dat de Moeder des Heeren tot mij komt!quot;
55
9, Het huis van Zacharias is door de komst van Jezus en Maria gezegend.
10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Heilige Maagd en Moeder Gods, Maria, hezoek mij toch dikwijls met uwen Jezus, opdat mijne arme ziel gezuiverd worde van zonden en mijn geest zich ver-heuge in God, mijnen Zaligmaker. Amen.
III. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
OVERDENKING.
Maria haart, zonder smart of verlies harer maagdelijke zuiverheid, den Zaligmaker der wereld , de blijdschap d es aardrijks, de vreugde des hemels; zij windt Hem in doeken, en legt Hem in eene krihhe. Zie, God wordt in een stal geboren, omdat Hij geene plaats vindt in eene herberg, noch in de harten der men-schen.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria heeft gebaard en is maagd gebleven. Wees gegroet, enz.
2. Maria heeft Jezus in een stal gebaard en in doeken gewonden. Wees gegroet, enz.
3. Maria heeft Jezus met veel liefde en verwondering aanschouwd. Wees gegroet, enz.
56
4. Maria lieeft Jezus omhelsd en aan liaar hart gedrukt.
5. Maria heeft Jezus als eene moeder gevoed.
6. Maria heeft Jezus in eene kribbe gelegd, die lt; Jozef daartoe had bereid. g
7. Jezus lag op hooi en stroo tusschen os enquot;? ezel. ^
9. De herders zijn het Kind komen bezoeken. .10. De koningen zijn het Kind komen aanbidden
en hebben hunne giften geofferd.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, verkrijg mij dat geluk, dat Jezus zijne intrede in mijn hart neme, en daarin ruste, opdat mijn hart zich in Hem verkwikke, dio alléén de ware rust is. O liefste Jezus, mijn hart is bereid.
IV. BE OPDRACHT VAN CHKISTUS IN DEN TEMPEL.
OVERDENKING.
Maria draagt haren Zoon Jezus in den tempel op. De H. Simeon ontvangt Hem met blijdschap in zijne armen en omhelst Hem teeder. Verzoek : Hem ook met de armen uwer begeerte te mogen omhelzen.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
57
1. Maria gaat om haar H. Kind te offeren. Wees gegroet, enz.
2. Jezus en Maria onderwerpen zich aan de Wet.
3. Maria gaat door moeielijke wegen naar Jerusalem.
4. Maria heeft Jezus op hare armen gedragen. ^
5. Maria al biddende vervolgt haren weg. i
6. Maria heeft Jezus in den tempel opgeofferd, cg
7. Maria heeft Jezus volgens de wet herkocht. aA
8. Anna was verblijd, dat hare voorzegging vol-S-bracht werd. ®
9. De oude Simeon heeft Jezus omhelsd en op ?■ zijne armen gedragen.
10. Simeon zeide: »Heer ! nu laat Gij uwen dienaar gaan in vrede volgens uw woord.quot;
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Heilige Maagd Maria, gelief mij aan Jezus, de gezegende vrucht uws lichaams, aan te bieden; maak Hem mij genadig, en laat mij niet sterven, zonder eerst mijnen Zaligmaker te zien, opdat ik Hem moge aanschouwen in de eeuwigheid. Amen.
V. DE VINDING VAN HET VERLOKEN KIND JEZUS. OVERDENKING.
Maria en Jozef zoeken het verloren Kind Jezus met groote droefheid en vinden Het, in verrukking van blijdschap, te midden der leeraren. Denk; hoe
58
dikwijls gij Jezus door de zonden verloren hebt; maak een vast voornemen, u te verbeteren en Jezus uit geheel uw hart te zoeken.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren. Wees gegroet, enz.
2. Maria heeft haren schat gemist.
3. Maria heeft Hem overal gezocht.
4. Maria heeft Jezus langs alle wegen en straten gezocht. ^
5. Maria heeft Jezus na drie dagen gevonden. S
6. Maria vindt Jezus in den tempel. ^
7. Jezus, twaalf jaren oud, hoort en vraagt deeg leeraren. g
8. Maria zeide: »Zoon! waarom deedt Gij onsquot; aldus?quot; S
ESJ
9. Jezus is met hen gegaan en was hun on- ' derdanig.
10. Maria bewaarde al deze woorden, welke Jezus tot haar sprak, in haar hart. Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierenste Moeder, verkrijg voor mijn hart eene ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van rouw om het verlies te beweenen van mijnen Jezus, dien ik zoo dikwijls door de zon-
59
den verloren heb: gun mij, Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.
DE VIJF DEOEVIGE GEHEIMEN.
I. DE BENAUWDHEID VAN CHRISTUS IN DEN HOF. OVERDENKING.
Jezus, benauwd tot den dood, valt neder op de aarde met zijn heilig aangezicht, en zweet druppelen bloeds. Stel u, o mensch! in het binnenste van dit benauwd hart; zie, hoe het wordt geprangd, zoo door de aanstaande pijnen als door uwe zonden.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jezus gaat naar den hof van Oliveten. Wees gegroet, enz.
2. Jezus valt plat ter aarde neder.
3. Jezus volhardt in het gebed.
4. Jezus is bedroefd tot den dood. ^
5. Jezus zweet water en bloed.
6. Jezus stelt zijnen wil in den wil van zijnen hemelschen Vader. g
7. Jezus vermaant zijne leerlingen om te waken S-en te bidden. g
8. Jezus wordt van zijnen apostel door een kus geleverd.
9. Jezus wordt van zijn bemind volk gevangen.
60
10. Jezus wordt wreedelijk gebonden en gesleurd van den eenen rechter tot den anderen.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Vergeef, o Jezus , door uw bloedig zweet, al onze zonden; zij zijn ons leed uit den grond onzes harten, omdat wij TI daardoor hebben vergramd. Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
II. DE GEESELINGr VAN CHRISTUS.
OVERDENKING.
Jezus, de Verlosser der wereld, aan eenen geesel-paal gebonden, wordt wreedelijk gegeeseld en ontvangt menigvuldige wonden. Denk, o zondaar! of het redelijk is, dat gij uwe kwade lusten nog zult zoeken in te volgen, daar de Zoon Gods om uwe zonden aldus met geeselen verscheurd wordt.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jezus wordt overgeleverd om gegeeseld te worden. Wees gegroet, enz.
2. Jezus wordt valschelijk beschuldigd. ^
3.. Jezus'kleederen worden uitgerukt. §
4. Jezus staat tor geeseling ontbloot. er?
5. Jezus wordt aan een paal gebonden. ^ . 6. Jezus wordt met zweepen geslagen. §
7. Jezus wordt met roeden gegeeseld.
•8. Jezus' vleesch wordt met scherpe haken ver- S scheurd.
61
9. Jezus' bloed vloeit op de aarde.
10. Jezus, ontbonden zijnde, kruipt naar zijne kleederen.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O minnelijke Jezus, bluscli door dit vloeiende bloed het blakende vuur onzer doodelijke wellusten. H. Maria, Moeder Gods, verkrijg voor ons bij uwen lieven Zoon, dat wij met de banden zijner liefde gebonden zijnde, de roede zijner tijdelijke kastijdingen gaarne voor onze zonden mogen verdragen. Amen.
III. DE DOORNENKRONING VAK CHBISTÜS.
OVERDENKING.
Jezus wordt gekroond met eene doornen kroon, die met eene onverdragelijke pijn in zijn gezegend hoofd gedrukt wordt. Zoo groot, o meusch! is uwe duivel-sche hoovaardigheid, dat zij met zulke versmaadheid door den Zoon Gods moet genezen worden.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend i van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jezus wordt verwezen om gekroond te worden. Wees gegroet, enz.
2. Zij hebben Jezus eene doornen kroon bereid» Wets gegroet, enz.
3. Zij hebben de doornen kroon in Jezus' hoofd gedrukt. Wees gegroet, enz,
62
4. Jezus' hoofd wordt aan alle kanten doorwond.
5. Jezus' hoofd druipt van bloed.
6. Jezus' voorhoofd is met bloed bedekt.
7. Jezus' oogen zijn met tranen overgoten.
8. Jezus' gelaat vertrekt van pijn. S
9. Jezus' wordt met een purperen mantel bespot, -fquot; 10. Jezus is wreedelijk mishandeld: »Zie den g
mensch.quot; ^
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Jezus, Koning mijner ziel, leer mij door uw heilig voorbeeld de versmadingen verdragen, de ijdelheid verachten, en de hoovaardigheid verzaken. Heilige Maria, bid voor mij, opdat Jezus door de verdiensten zijner doornen kroon mij de kroon dei-eeuwige heerlijkheid gelieve te verleenen. Amen.
IV. DE KRUISDEAGING VAN CHRISTUS.
OVEEDENKING.
Jezus, dragende zijn kruis naar den Calvarieberg, ontmoet zijne gezegende Moeder. Denk: hoe Zij elkanders harten doorwondden met het gt; zwaard van droefheid, voornamelijk toen Maria Hem zoo dikwijls , zag bezwijken onder zijn kruis.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend , van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
63
1. Jezus wordt veroordeeld om gekruist te worden. Wees gegroet, enz.
2. Jezus heeft zijn kruis met liefde omhelsd.
3. Jezus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouders gedragen.
4. Jezus bezwijkt onder het kruis om onze zonden. ^
5. Jezus met zijn kruis beladen, ontmoet zijne | bedroefde Moeder.
6. Jezus drukt zijn gezegend aangezicht in den doek ^
7. Jezus zeide: »Handelt men zoo met het g. groene hout, wat zal er dan aan het dorre ^ geschieden.quot; P
8. Niemand wil Jezus zijn kruis helpen dragen-
9. Jezus valt aan den voet des bergs neder.
10. Jezus beklimt voor ons den Calvarieberg.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, goedertierene Moeder, verwerf mij, dat ik mijn kruis gewillig drage, en altijd wandele in de bloedige voetstappen van Jezus Christus; opdat het leven en lijden mijns Zaligmakers in mij uitgedrukt en vertoond worde. Amen.
V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.
OVERDENKING.
Jezus, van het hoofd tot de voeten doorwond» wordt aan het kruis genageld; en hangende tusschen twee moordenaars, sterft Hij den allerschandelijkste1! dood, om u het leven te geven.
64
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jezus wordt wreedelijk aan het kruis uitgerekt. Wees gegroet, enz.
2. Jezus' handen en voeten worden doornageld.
3. Jezus wordt aan het kruis opgericht en zijn6 wonden vloeien van bloed.
4. Jezus bidt voor zijne vijanden.
5. Jezus belooft den moordenaar het paradijs. ?
6. Jezus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder. m
7. Jezus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd. g
(X)
8. Jezus heeft uitgeroepen: »Mijn God! mijn-Tquot; God! waarom hebt Gij Mij verlaten?quot; §
9. Jezus zeide: sliet is volbracht!quot;
10. Jezus heeft zijnen geest gegeven en zijn hart voor ons geopend.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Jezus, ik bid U door al uwe smarten en door uwen^ bitteren dood, door uw doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstoken zijde en door al uwe gezegende wonden, ontferm U mijner, en druk uw H. Lijden zoo diep in mijn hart, dat mij niets anders behage dan Gij, mijn, Jesus, die voor mij gekruist zijt. Amen.
65
DE VIJF VERHEERLIJKTE GEHEIMEN.
I. DE VEERIJZEHIS VAN CHRISTUS.
OVERDENKING.
Jezus verrijst luisterrijk van den dood en vertoont zicli terstónd aan Maria; denk: met welk eene onuitsprekelijke blijdschap de Moeder overgoten is geweest, toen zij haren Zoon zegevierend verrezen zag, dien zij .drie dagen te voren zoo schandelijk had zien sterven aan het kruis.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jezus is den derden dag opgestaan. quot;Wees gegroet, enz.
2. Jezus heeft den dood en de hel overwonnen.
3. Jezus troost en verlost de oudvaders.
4. Jezus is heerlijk verrezen.
5. Jezus verblijdt zijne H. Moeder.
6. Jezus vertoont zich als een hovenier aan S Maria Magdalena. ^
0 ^ cïq
7. Jezus vertoont zich aan Petrus, en heeft g hem gezegend. JS-
8. De leerlingen van Emmaus zeiden: »Waren 0 onze harten niet van liefde brandende, toen S Hij tot ons sprak ?quot;
9. Jezus staat in het midden zijner leerlingen en wenscht hun allen den vrede.
66
10. Jezus toont zijne verheerlijkte wonden aan den H. Thomas.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergelukkigste Moeder, ik hid u dooide blijdschap, die mv moederlijk hart gevoeld heeft, toen gij uwen beminden, van den dood verrezen Zoon aanschouwdet, verkrijg mij, dat mijne ziel met Hem geestelijker wijze verrijze tot liet leven der genade, en nooit den dood dor zonde meer sterve. Amen.
II. DE HEMELVAART VAN CilltlSTUS.
OVERDENKING.
Jezus, vergezeld van vele zalige zielen, klimt zegevierend ten hemel. Denk: hoe Maria Hom van ganscher harte en met zoete tranen is gevolgd.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. De heerlijke hemelvaart van Jezus. Wees gegroet, enz.
2. Jezus scheidt van zijne geliefde vrienden. Wees gegroet, enz.
3. Maria omhelst haren lieven Zoon. Wees gegroet, enz.
4. Magdalena werpt «icli aan de voeten van Jezus. Wees gegroet, enz.
J
67
1). Jezus klimt op door zijne eigen? macht.
6. De leerlingen hebben Jezus aanschouwd en Hij heeft hen allen gezegend. J
7. Jezus heeft voor ons den hemel geopend. v:
8. Jezus zit aan de rechterhand zijns hemel-^ schen Vaders. g
9. Jezus, toont zijne Heilige Wonden voor ons-f aan zijnen hemelschen Vader. g
10. Jezus is onze Middelaar in den hemel.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Verwerf mij, o goedertierene Moeder en Maagd Maria, dat ik uwen Zoon Jezus Christus, die in zegepraal ten hemel is opgeklommen, van ganscher harte moge navolgen, en met eene dorstige ziel onophoudelijk en brandend naar Hem verlange. Amen.
III. DE ZENDEnGr VAK DEN H. GEEST.
OVERDENKING.
Jezus, zittend aan de rechterhand zijns Vaders, zendt den H. Geest over zijne Apostelen, die te zamen met Maria volharden in het gebed. Denk: met wat een zoeten brand van liefde de harten vervuld waren, toen dat goddelijke vuur daarin nederdaalde; bid, dat het aldus ook op u moge nederdalen.
Dat de namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
68
1. Jezus heeft zijnen H. Geest beloofd. Wees gegroet, enz.
2. Jezus heeft den Trooster gezonden.
3. Jezus heeft het vuur op de wereld gezonden. , 4. De H. Geest heeft de harten met liefde
ontstoken. .
5. Do H. Geest heeft de verstanden verlicht o
CD
6. Do H. Geest heeft de harten versterkt.
CfO
7. Do H. Geest heeft verscheidene talen doen ^ spreken. S
8. De H. Geest heeft zijne gaven medegedeeld.
9. Kom , H. Geest! hezoek de harten uwer ge- 2 loovigen. ^
10. Kom, H. Geest! ontsteek in ons hot vuur uwer liefde.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Kom nu ook, H. Geest, vervul mijn hart en ontstook in mij hot vuur uwer liefde, opdat ik U zalig-lijk kenne, vuriglijk heminno en behagolijk diono. H. Maria , verkrijg mij deze genade. Amen.
IV. DE OPNEMING VAN 1IAEIA TEN HEMEL.
OVERDENKING.
Maria, rustende op haren Welbeminde, wordt in hoorlijkhoid opgevoerd ten hemel en verhoven boven alle koren dor Engelen. Verblijd u, omdat gij nu ia don hemel niet alleon Jezus hebt, die aan zijnen
I
69
Vader zijne wonden toont, maar ook Maria, die voor u bij haren Zoon spreekt.
Dat do namen van Jezus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel. Wees gegroet, enz.
2. De liemelsclie Vader ontvangt zijne beminde Dochter.
3. Jezus omhelst zijne lieve Moeder. .
4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid. g
5. De Serafijnen groeten Maria. m
l
6. De Engelen dienon Maria.
7. Geheel de hemel is verblijd door Maria. g
8. Maria zit bij haren lieven Zoon.
9. Maria is onze Voorspreekster in den hemel. § 10. Maria is onze Moeder ea Middelares bij haren '
Zoon.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, Moeder der barmhartigheid, wij roepen tot u, zuchtende en weenende, in dit dal van tranen. Welaan dau, onze Voorspreekster! keer uwe barmhartige oogen tot ons, en bid voor voor ons bij God, uwen Zoon, opdat wij hier van Hem vergiffenis onzer zonden verwerven, en hierna het eeuwige loven. Amen.
V. DE KRONING VAN MARIA.
OVEKDEHKING.
Maria wordt door de H. Drievuldigheid als Koningin des Hemels gekroond. Denk: met welk eene
70
verheerlijking en blijdschap der zaligen deze kroning is geschied; tracht ook deze nieuwgekroonde Koningin met iets te vereeren, en schenk haar te dien einde het Eozenhoedje, dat gij bidt.
Dat do namen van Jezus en Maria zijn gezegend:: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Yader, enz.
1. Maria is met heerlijkheid m den hemel gekroond. Wees gegroet, enz.
2. Maria is gekroond door hare serafljnsche liefde.
3. Maria is gekroond door hare engelachtige zuiverheid.
4. Maria is gekroond door hare groote ootmoedigheid.
5. Maria [is gekroond door hare volmaakte ge- ^
hoorzaamheid. ®
02.
6. Maria is gekroond door hare heilige voorzich- aq tigheid. eg
7. Maria is gekroond door hare groote verdul- § digheid.
8. Maria is gekroond door hare ijverige dank- g baarheid.
9. Maria is gekroond door hare volharding in alle deugden.
10. Maria is gekroond boven alle Engelen en Heiligen in den hemel', gelijk der Moeder van God toekomt.
Glorie zij den Vader, enz.
71
GEBED.
Ik offer u, allerzuiverste en roemwaardigste Moeder Gods, Maria, in vereeniging met al uwe deugden, verdiensten en volraaaktlieden, deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen; gewaardig u, haar te ontvangen, met al de lofzangen, die op aarde en in den hemel gedaan worden; verkrijg mij en allen, voor wie ik gehouden ben te bidden, van uwen lieven Zoon de genade om wel te leven en zalig te sterven. Amen.
De almogendheid des Vaders beware ons, de wijsheid des Zoons onderwijze ons, en de liefde des H. Ueestes ontsteke ons.
In den naam des Vaders, en dos Zoons , en des H. Ueestes. Amen.
Gebed tot Maria, voor de levende leden van het Broederschap.
O allergoedertierenste Moeder, die met welgevallen nederziet op onze ootmoedige pogingen, gewaardig n de hulde te ontvangen, welke wij , in den geest van liefde vereenigd, aan den voet van uwen troon brengen. Eeem ons Broederschap in uwe weldadige bescherming, en laat alle leden den invloed van uwe 'bescherming ondervinden. Laat ons door u toegang hebben tot den Zoon, o Gezegende ! die genade gevonden hebt, en de Moeder van het leven en van
72
de zaligheid zijt; opdat Hij ons door u ontvange, die door u aan ons gegeven is. Uwe volmaaktheid verschoone hi] Hem de schuld van ons bederf; en uwe ootmoedigheid , aan God zoo aangenaam , ver-werve vergiffenis voor onze ij delheid en hoovaardig-heid. Dat toch uwe overgroote liefde hedekke de menigte onzer zonden, en dat uwe verhevene vruchtbaarheid ons aanbrenge do vruchtbaarheid van verdiensten.
O onze Meesteresse, onze Middelaresse, onze Voor-sprekeresse! beveel ons aan uwen Zoon, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon. Maak, o gezegende Maagd, door de genade die gij hebt gevonden, door hot voorrecht dat u is gegeven, door de barmhartigheid die gij hebt genoten, dat Jezus, uw Zoon, onze Heer, ons door uwe tusschenspraak, aan zijne zaligheid en glorie deelachtig make, gelijk Hij door u onze krankheid en ellende hoeft aangenomen. Amen.
Gebed voor tie afgestorvene leden van het Broederschap.
Barmhartige Vader van al uwe kinderen , die in den hemel, op de aarde on onder de aarde zijn , ik bid U voor alle leden, die in het geloof aan uwe vaderlijke liefde ontslapen zijn, en nog niet do vollevruchten huns geloofs genieten. Ik weet, o God, dat al uwe daden wijsheid zijn , maar Gij zult toch ook mijne bede niet versmaden; ik mag bidden voor hen
73
die in uwe liefde doze aarde verlaten liebben; Gij zijt nog liun Vader, zij zijn nog uwe kinderen; vrijgekocht door liet bloed van uwen Zoon, bezielt hen liet verlangen om zalig te worden. Acli, Vader, ik smeek IJ bij uwen naam van Vader, ontferm U over die lijdende zielen, laat hare reiniging kortstondig zijn ; vervul haar vurig verlangen naar uw aanschijn; dit bidden wij U om do verdiensten van J. C., uwen Zoon. Amen.
75
(Veni Creator Spiritus).
Kom, Schepper , Heil'go Geest daal neer ,
Bezoek de ziel der uwen weer,
Vervul met uw genadekracht De harten door TJ voortgebracht.
Gij, die de Trooster wordt genoemd, Des Allerhoogsten gaaf geroemd,
De levensbron en vlammengloed En liefde en zalving van 't gemoed.
Gij zevenvoudig gavenpand ,
Gij vinger van des Vaders hand,
Dos Vaders trouw beloofde goed,
Die talen leert en spreken doet.
Ontsteek uw licht voor geest en zin,
Stort liefde ons aller harten in.
En sterk door uwe kracht altoos Ons lichaam krank en machteloos.
Verdrijf den vijand van ons heen En schenk ons uwe vreê meteen.
Geef dat wij, aan uw leiding trouw,
Vermijden was ons schaden zou.
Maak ons in 't licht, dat gij ons zandt,
Den Vader en den Zoon bekend; „ /--X
Doe ons gelooven fallen tijd
In TJ, die Geest van geiden zijt. . \ *
76
Lof zij den Vader en den Zoon, Die opgestaan is uit de doön, En aan den Trooster, met lien één, Door aller eeuwen eeuwen heen.
Lofzang ter eere van het H. Sacrament.
(Panye, lingua, gloriosi.)
Wil, mijn tong1! 't Geheim des Heeren,
'tLichaam, allen roem te groot, 't Kostbaar Bloed met lofzang eeren.
Dat de Vrucht uit ed'len schoot.
Dat de Heer van wie regeeren Ten rantsoen der aard' vergoot.
Ons gegeven, ons geboren.
Uit een maagdelijke Bruid,
Heeft Hij de aard' ten woon verkoren, Strooit het zaad des woords er uit. Tot Hij 't leven, Hem beschoren ,
Met een wondere orde sluit.
't Laatst, dien avond van zijn leven ,
Met zijn broed'ren aan den Disch,
Heeft Hij, als het voorgeschreven Paaschmaal trouw gehouden is,
Zelf zich hun ten spijs gegeven In dit nieuw Geheimenis.
77
't Woord, in 't vleescli tot ons gekomen, Maakte brood zijn vleescli door 't woord,
Wijn zijn bloed, dat uit ging stroomen; Zoo geen zin 't Geheim doorboort :
't Is genoog voor 't hart des vromen, Dat hij hier 't geloof slechts hoort.
Eeren wij dan, diep gebogen,
Een zoo Heilig Sacrament;
De oude schaduw is vervlogen,
In dit nieuw Geheim volend;
Wat de zinnen niet vermogen :
't Worde door 't geloof gekend.
Lof den Vader , Ongeboren ,
En zijn Eéngeboren Zoon ;
Lof van alle jubelkoren
Zij, met dank en zegentoon,
Beider Geest, als Hun , beschoren Op hun ée'nen glorietroon.
III.
Looft, looft den Schepper aller dingen! Knielt biddend voor Hem neer!
Mengt in liet koor der hemelingen Een danklied, Hem ter eer!
Hij woont in 't god'lijk Sacrament
Bij ons tot aan des werelds end'.
Looft den Heer ! Looft den Heer ! Looft den Heer !
Looft den Heer in 't Sacrament.
78
Daar aan zijn outerdisch, o goedlieid!
Geeft Hij zich ons ten spijs ;
Daar smaken wij reeds vreugde en zoetheid
Van 't hemelsch Paradijs;
Daar kiest de Godmensch in persoon Ons zondig harte tot zijn woon.
Looft den Heer! enz.
Mijn Jezus , goede Liefdekoning ,
Wat hebt Ge ons toch bemind ,
Dat Ge in ons hart als in uw woning
Uw welbehagen vindt,
En ons versterkt met nieuwe kracht Voor 't leven en don ster vensnacht!
Looft den Heer! enz.
Mijn God, wat kan ik wedergeven
Voor 't heil aan mij geschied ;
O wat is 't nog, of ik mijn leven
Of heel mij zeiven bied!
Toch vraagt uw liefde niets van mij Dan dat mijn hart uw woning zij.
Looft den Heer! enz.
Mijn hart zal U alleen behooren !
Geen zondig wuft genot Zal mij tot trouwloosheid bekoren!
Steun Gij mijn woord, o God,
En schenk mij eens in de eeuwigheid De woning die Ge ons hebt bereid.
Looft den Heer! enz.
79
Nu hoeft mijn lieve Jezus clan Zich mij tot spijs gegeven ,
Die mijn verkwikte ziel bewaar' In 't eindelooze leven;
Ach , goede God ! TI smeekon wij : Blijf ons nu eeuwig bij.
Zoo is dan waarlijk 's Vaders Zoon Tot miine ziel gekomen,
En heeft zijn zetel in mijn hart, Mijn zondig hart genomen ;
Ach G-od ! Ach God! TJ smeeken wij Blijf ons nu eeuwig bij.
O dat ik al de stemmen had, Die opgaan van deze aarde,
En 't nimmer-zwijgend hemelkoor Zich aan mijn loflied paarde !
U , God ! U , God ! aanbidden wij , Blijf ons nu eeuwig bij.
Ik wil, mijn Jezus! wat ik ben , Mijn hart, mijn vreugd en lijden.
Mijn leven en mijn stervensuur Ten offerand U wijden ;
XI, God ! ü , God ! beminnen wij , Blijf ons nu eeuwig bij.
80
Maar zwak is onze ziel, o Heer!
Als 't licht-bewogen riet; . Almachtig God ! wij smeeken IJ : Verlaat, verlaat ons niet;
Nog eens, nog eens dan smeeken wij ; Blijf ons toch eeuwig hij.
Aan Jezus eer!
Zoo stijge ons dankbaar smeeken,
Aan Jezus eer! door aarde en hemelheer!
O zoete naam, dien ik nimmer kan spreken, Of 'k voel te feller in liefde me ontsteken, Aan Jezus eer!
Aan Jezus eer!
Is 't lied der Christen scharen,
Aan Jezus eer! Hem, onzen God en Heer,
Die al wie trouw om Hem honen vergaren,
Trouw in den strijd voor zijn naam zal bewaren. Aan Jezus eer!
Aan Jezus eer !
Mag ook de zondaar zuchten,
En tot zijn Heer ga Hij rouwmoedig weêr;
Geen boet'ling , neen ! heeft zijn wrake te duchten , Hij heeft alleen in zijne armen te vluchten ! Aan Jezus eer!
81
Aan Jezus eer!
Is 't lied van 't zielsvertrouwen, Aan Jezus eer! zoo roepen we immer weêr; Hoe langer toch wij zijn wonden beschouwen, Hoe méér ons ook onze zonden berouwen. Aan Jezus eer!
Aan Jezus eer!
Is 't lied der hemelzalen,
En 't Eng'lenheer valt diep aanbiddend neêr; Dat moet heel de aard' mot haar tongen en talen, Dat al wat is door alle eeuwen herhalen, Aan Jezus eer!
Aan Jezus eer!
Nog eens het aangeheven!
Aan Jezus eer! en immer, immer meer! Aan Hem alléén zi] van nü af ons leven, Aan Hem gehéél ons ten offer gegeven ! Aan Jezus eer!
Aan Jezus oer!
Zoo blijve ons danklied stroomen; Aan Jezus oer! voor eeuwig onzen Heer ! Hij zélf, Hij zélf is nu in ons gekomen, Hij zélf heeft ons tot de zijnen genomen: Aan Jezus oer!
82
Ter eere van het Altaarsacrament.
Laat thans uw loflied rijzen,
Gij die Gods liefde kent,
Uw Jezus zult gij prijzen In 't Heilig Sacrament!
Hem zij door hart en tongen Tot 's werelds uiterst end
De hoogste lof gezongen In 't Heilig Sacrament.
De luister van den Vader,
Der zielen kostb're prijs
Ontsluit ons hier zijn ader.
En biedt zijn vleesch ten spijs!
Hem zij, enz.
O, werpt u aan zijn voeten Vol vreeze en liefde neer!
Zijn hart zal u ontmoeten;
Want lieflijk is de Heer.
Hem zij, enz.
Straks klopt Hij aan uw woning, Die zoete Majesteit —
Wie houdt voor zulk een Koning Met steeds zijn ziel bereid?
Hem zij, enz.
Hoe hemelsch zal Hij blinken, Bi] 't duiken van den schijn,
83
Als we aan zijn harte zinken Om eeuwig één te zijn! — Zij thans, door hart en tongen
Tot 's werelds uiterst end Dien Jezus lof gezongen In 't Gtodlijk Sacrament.
Zing, mijn ziel! het vijftal wonden, Die uw God draagt voor uw zonden , Eens aan 't kruis bebloed, gehoond, Thans met heerlijkheid gekroond. Heer! ontferm TJ onzer.
O Maria, Koninginne !
Moeder Gods en Kruisheldinne!
Gij, die met uw Zoon gewond, Onder 't bloedig kruishout stondt, Bid voor ons, Maria!
DE SMAETELIJKE WONDEN.
Wees gegroet dan , vijftal bronnen ! Waar het bloed kwam uitgeronnen, Dat eens 's werelds heil beslist En haar schuld heeft uitgewischt. Heer! ontferm U onzer.
O Maria, Koningmne! enz.
84
'k Wil in 't stof mij nederbuigen Voor die wonden, die mij tuigen,
Hoe in 't kruisgeheimenis,
Ach! een God mijn offer is.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz..
O ik zie het, hoe Ge uwe armen Tot mij uitstrekt in erbarmen,
Dat ik , zondaar , vol van rouw ,
Jezus ! tot TJ vluchten zou.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.-
'k Zie uw handen openscheuren,
Heel 't gewicht uws lichaams beuren, Opgezwollen, uitgerekt,....
Mij, ja mij nog toegestrekt!
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz..
't Is, o 't is, opdat uw zegen Uit die bronnen nederregen',
En we ons wasschen in den vloed
Van uw alverzoenend bloed.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
God zijt Gij!... en 't zijn uw handen, Die de onmeetb're heem'len spanden, 't Spoor beschreven, dat nog de aard'' Met haar zonnenheir bewaart.
Heer! ontferm TT onzer. O Maria enz~
En gij , zondaar! dorst het wagen, Naag'len door dat vleesch te jagen,
85
Dat van pijnen krimpt en rilt ,
En uw liand heeft niet getrild ?... Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Wil toch om nw zonden treuren ,
Die u hand en ziel besmeuren,
't Vleesch verscheuren van uw G-od: Tot hoe lang met Hom gespot ?... Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal Wonden draagt, Lof zijn Moeder , altijd Maagd !
Heer! ontferm U onzer.
O Maria, Koninginne ! enz.
II.
Goede Jezus ! laat mij groeten Uw zoo diep-doorhoorde voeten ; Ach, hoe zwollen zij niet op Van den wreeden hamerklop !
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Toen de hand TI niet kou dragen,
Moest de voet uw lichaam schragen; Ach hoe vlijmend was dan 't wee, Dat uw scheurend vleesch doorsnee. Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
O dat ik met Magdalene,
Jezus, aan uw voeten weene,
86
Laat de tranen van mijn hart Balsem drupp'len in uw smart.
Heer! ontferm TJ onzer. O Maria enz*.
'k Zou mijn lippen in verrukken Mét haar op uw wonden drukken, Kon ik slechts, mijn God en Heer! 'k Zou ze kussen keer op keer.
HeerI ontferm U onzer. O Maria enz^
Dierb're voeten ! die nooit moede ,
Achter 't zwervend schaapje spoedde, En niet rustte, hoe gewond,
Tot ge 't schaapje wedervondt.
Heer! ontferm TJ onzer. O Maria enz..
En gij , zondaar! dorst het wagen, Naag'len door dat vleesch te jagen, Dat van pijnen krimpt en rilt:
En uw hand heeft niet getrild ?... Heer! ontferm U onzer. O Maria enz..
Ach, wil in u zei ven treden,
Hoe gij zondigt met uw schreden : Zie nog eens die wond , dat bloed , Val, o val uw God te voet.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal quot;Wonden draagt, Lof zijn Moeder , altijd Maagd !
Heer! ontferm TJ onzer. O Maria enz~
87
Wees gegroet, doorstoken borsto ! Hartewond , waar ik naar dorste ,
Gij , o teed're Pelikaan !
Biedt uw bloed ter laving aan.
Heer! ontferm U onzer. O Maria tnz.
Heilige zijde ! om mij doorstooten, Waaruit bloed en water vloten,
'k Ving reeds zoeten drop bij drop TJit uw heil'ge bronwel op.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
'k Liet soms over de open lippen D'ademtocht niet henen glippen.
't Was, als ik dan stille zweeg, Of een zucht uw liart ontsteeg;
Heer! ontferm ü onzer. O Maria tnz.
't Was, of bij 't eerbiedig luist'ren, Ik een stemme hoorde fluist'ren : Naamloos zoet dan vraagde zij :
Kind , mijn kind ! bemint gij Mij ? Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
En gij, zondaar! dorst het wagen, In die zijde een speer te jagen,
't Harte door, dat niet meer leeft': En uw hand heeft niet gebeefd?... Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Ach, doorwond uw hart van binnen , Om alleen uw God te minnen .
88
Dat liet Hem ten offerand
Van ondoofb're liefde brand!
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Lof zij God in drie Personen ,
Lof zij Hem wion doornen kronen, Die liet vijftal Wonden draagt, Lof zijn Moeder, altijd Maagd!
Heer! ontferm U onzer. O Maria.
IV.
Mocht ik dieper nog doorgronden 't Eindloos lijden al dier wonden, Maatloos als uw boezempijn ,
Jezus! moest mijn liefde zijn.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
'k Heb gezegd: 'k wil nu beginnen, Met miin' Heer en God te minnen; 'k Draag met eiken aderklop Hand en voet en liart U op ;
Heer! ontferm U onzer. O Maria mz.
Dat ik U alleen beliage,
Uwe wonden met U drage,
Immer om mijn zonden treur',
Nimmer weêr mijn ziel besmeur'.
Heer ! ontferm IJ onzer. O Maria enz.
Goede Jezus ! door uw wonden,
Zuiver mij van al mijn zonden,
Handen, voeten, open zij'!
89
Vijftal bronnen ! heiligt mij ;
Heer! ontferm U onzer. O Maria anz.
Dat ik met mijn Jezus strijde,
Dat ik om zijn liefde lijde,
Handen , voeten , open zij' !
Vijftal stemmen! spreekt voor mij. Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Laat mij stervend u nog groeten, Dierb're handen , dierb're voeten !
Jezus! dan mijn veegen mond Klemmen op uw hartewond.
Heer! ontferm U onzer. O Maria mz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen. Dio het vijftal Wonden draagt, Lof zijn Moeder , altijd Maagd !
Heer! ontferm TJ onzer. O Maria mz.
DE VEEHEERLIJKTE WONDEN.
Lieve Jezus ! wil gedoogen,
Dat ik nu mijn bevende oogen,
Waar Gij heerscht in de opperste eer, Naar uw schitt'rend lichaam keer. Heer! ontferm TJ onzer. O Maria enz.
'k Zie geen strijden, 'k zie geen lijden, Maar verwinnen , zielsverblijden,
90
Vijfmaal springt een stralenvloed, Die Gods heem'len juichen doet.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
O die wonden drupten zegen,
Toen Gij uit uw graf gestegen, En verwinnaar van den dood,
't Oog aan 't ongeloof ontsloot.
Heer! ontferm U onzer. -O Maria enz.
Ach , in twijfeling verloren,
Moge ik, als uw leerling, hooren:
»Breng uw vingeren hier hij,
»Leg uw hand in mijne zij' Iquot;
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
'k Zal als Thomas nederhuigen,
Luide van uw Godheid tuigen ,
'k Stort mij aan uw voeten neêr, 'k Eoep als hij: »Mijn God en Heer !quot; Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Hier straalt eindloos alvermogen In mijne overschitterde oogen,
Goddelijk geheimenis ;
Dat in wonden 't leven is !
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
't Leven uit u heengevloten.....
't Leven uit u voortgesproten....
Heil'ge wonden! 'k hoor uw taal : 't Sterven is de zegepraal!
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
91
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal Wonden draagt, Lof zijn Moeder , altijd Maagd !
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
II.
Dierb're wonden! 'k zal niet vreezen , Wat op aard' mijn deel moog' wezen: Krankte , smarte , wonde of pijn ,
Moet niet gij mijn glorie zijn?
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Wordt mijn lichaam ook doorstoken , 't Stervend harte mij gebroken,
Daal ik, Heer! met U in 't graf: 'k Schud dan de aardsche boeien af. Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
In uw wonden is genezen ,
Uit den dood zijt Ge opgerezen,
Wonden zijn de levensbron ,
't Graf gaat vóór de gloriezon.
Heer! ontferm TJ onzer. O Maria enz.
Waarom , Heer! ik mag 't TJ vragen, De aardsche wonden nog gedragen. Nu Gij in uw rijksgebied Keeds de Koningskroon geniet?... Heer! ontferm ü onzer. O Maria enz.
92
O ze zijn ten glorieteeken,
Dat ze ons van uwe zege spreken Over zonde , liel en dood ,
Die den hemel ons ontsloot.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Blijft dan , wonden ! zegepralen ,
Schiet dan uit in gloriestralen,
Laat ons voor Gods aangezicht, Juichen in uw zaal'gend licht.
Heer! ontferm ü onzer. O Maria cns.
Want ook zij die hier verwinnen ,
Varen ze eens uw hemel hinnen,
Danken 't eeuwig heilgenot Aan de wonden van hun God.
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem, wien doornen kronen, Die hot vijftal Wonden draagt , Lof zijn Moeder, altijd Maagd !
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
III.
Waarom, Heer! ik mag 't TJ vragen, De aardsche wonden nog gedragen, Nu Gij in uw rijksgebied lïeeds de gloriekroon geniet ?....
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
93
't Is, opdat de zaal'ge kringen 'sHeeren zegepraal bezingen,
Baden in dien purp'ren vloed,
Die hen eeuwig juichen doet;
Heer! ontferm IJ onzer. O Maria enz.
't Is, opdat de godgetrouwen Op zijn glorie blijven schouwen,
Dat soms in hun droeve ziel 't Sterkend licht der heem'len viel; Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Maar ook, die hun' God doorwondden, Hem herkruisten door hun zonden.
Die het god'lijk offerbloed Spottend traden met den voet; —
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Zij de geesten die er vielen,
En de duizend duizend zielen.
Langs de breede zondebaan In den hellenacht gegaan: —
Heer! ontferm U onzer. O Maria. ens.
Zij ook zullen saamvergaren,
Om die wonden aan te staren.
Maar ten vloek!... als vlammend licht Slaat om 'thooploos aangezicht!... Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen.
94
Die het vijftal Wonden draagt, Lof zijn Moeder, altijd Maagd!
Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.
IV.
Strenge Kechter! als uw wonden 't Hellevonnis meêverkonden:
»Weg, vervloekten! weg van Mij!quot; Als zij zinken aan uw zij'; —
Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.
Als uw goddelijke luister Heel den nacht van 's afgronds duister, Uw gehoond zich wrekend bloed Al hun hoosheid peilen doet:
Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.
God van eindeloos erbarmen! Ach, ontvang ons in uwe armen.
Om uw wonden dan, o Heer! Zie genadig op ons neêr.
Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.
Laat nog eenmaal mij U groeten, Dierb're handen , dierh're voeten !
Open wond van Jezus' zij'!
Heiligt, heiligt, heiligt mij !
Heer! ontferm U onzer. O Maria enz.
Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kronen. Die het vijftal Wonden draagt,
95
Lof zijn Moeder , altijd Maagd!
Heer', ontferm TJ onzer. O Maria enz.
O Maria , Koninginne !
Moeder Gods en Kruisheldinne !
Gij , die met uw Zoon gewond,
Onder 't bloedig kruishout stondt, Bid voor ons , Maria !
VIII.
Smeekzang tot Jezus' heilige vijf wonden.
Lieve Jezus ! aan uw voeten
Knielen wij rouwmoedig neer,
Zie ons weenen, zie ons bosten:
Geef, geef ons uw liefde weêr ;
Want helaas! wij zijn in zonden ,
Wij verdienen haat en straf,
Maar och Jezus! om uw wonden ,
Wend uw gramschap van ons af.
Uit uw handen zien verwijtend Mij die dubb'le wonden aan ;
'k Hoor uw klacht, mij 't hart verrijtend
Zondaar! dat hebt gij gedaan.
Goede Jezus! ach genade !
Wij bekennen schuld , o Heer!
Sla ons met ontferming gade:
Geef, geef ons uw liefde weêr.
Als we uw voeten, Heer! aanschouwen En die wreede wonden zien,
96
Moet ons hart om 't kwaad wel rouwen En u boetetranen biên;
Nu , vol afschuw voor de zonden,
Kent het slechts één bede meer;
Jezus ! om uw dierb're wonden ,
Geef, geef ons uw liefde weer.
Opzien naar de wond der zijde,
Jezus! ach, wij durven 't niet:
't Was mijn hand, die U die wijde, Diepe wond in 't harte stiet;
Toch, ik hoor uw stem verkonden, Dat de zondaar zich bekeer';
ÏTu dan , Jezus! om uw wonden,
Geef, geef ons uw liefde weêr.
Lieve Jezus! zie ons weenen,
Wil die tranen niet versmaan:
Laat uw goedheid ons hereenen.
Neem ons weêr als kind'ren aan;
Van uw liefde gansch verslonden,
Zweren we aan uw voeten , Heer!
Bij uw Heilige Vijf Wonden,
Nooit verlaten wij U meer!
IX.
Kom, Pelgrimschaar, Verheerlijk haar. Die Moeder is en Maagd;
97
üat lofzang en gebed zich paar':
Zij is een toevlucht in gevaar, Kom, Pelgrimschaar, te Kevelaar Haar moederhulp gevraagd.
L)e wereld — zi)
Bespotte vrij Uw vromen kinderzin,
üe beevaart noem' zij dweeperij.
Maar dat die smaad u dierbaar zij,
Want met Gods Eng'len eeren wij üe Hemelkoningin.
Wie 't rein gemoed Voor smet behoedt,
En leeft naar 's Hoeren woord; Wie zuchtend om het eeuwig goed Naar Kevelaar te beevaart spoedt.
Zijn Moeder bidt, zijn zonden boet; Hij keert niet onverhoord.
Komt, Pelgrims, komt,
jSTu vóór den tocht Grods zegen afgevraagd;
Dan Kevelaars kapel bezocht.
Die vaak getuige wezen mocht Van wond'ren, door Zijn hand gewrocht, Bij 't beeld der Moedermaagd.
98
O wat Ijlijdschap voelt mijn hart! Zoete dag van 't pelgrimsleven!
Neen, mijn ziel kent hier geen smart In deez' stille, heil'ge dreven,
Waar het hart van liefde brandt En verzucht naar 't Vaderland.
Laat ons samen op deez' grond Voor den Schepper nederknielen;
Danken wij mot hart en mond , Uit het innigst onzer zielen,
Hem , die ons zijn liefde • toont, God, die in deez' tenten woont.
Dank zij U dan toegebracht,
Goede Vader! op deez' morgen ;
Wil toch in uw liefde en macht Altijd voor uw kind'ren zorgen:
Leid ons veilig voor gevaar ,
Naar het dierbaar Kevelaar.
Laat ons nu in vrede gaan ,
Laat uw zegen ons verblijden
Op onze aardsche pelgrimsbaan, Dat wij onverwonnen strijden Tegen wereld, vleesch en hel En des vijands zieMgekwel.
99
Wees gegroet, o Moeder maagd!
Naar wier lusthof we opwaarts trekken,
Leer ons alwat u behaagt ,
Alwat ons tot deugd kan wekken; U te zoeken is de zucht,
U te vinden zi] de vrucht.
Dank en glorie zij aan God,
Eén in wezen, drie Personen !
Die met eeuwig heilgenot 's Levens pelgrimsschap zal loonen : Strijdt dan, Pelgrims! om den prijs , Die u wacht in 't Paradijs.
Hier zijn we allen vreemdelingen,
Verre van ons vaderoord,
En door 's levens wisselkringen
Trekken wij naar de oevers voort, Waar de vreugdebronnen springen En ons 't eeuwig licht ontgloort.
Hier is 't zwoegen, hier is 't klagen,
Euste biedt dezo aarde niet; Zuchtend onder plaag bij plagen.
Blikken we in een zwart verschiet. Of ons oog er de oevers dagen D'eeuw'gen morgen scheemren ziet.
100
Ach, lioe velen die wij minden
Hebben 's levens droeven nacht Zonder lafenis te vinden,
Altoos weenend doorgebracht:
Heil hun, zoo slechts bij 't ontbinden 't Zaal'gend licht hun tegenlacht.
En hoe velen, reeds ontbonden.
Wierpen de aardsche boeien af! . .. 't Leven heeft hun ziel gevonden,
't Lichaam toeft het in zijn graf; Wij, hoe krank aan vele wonden. Dragen nog den pelgrimsstaf.
Eenzaam , van het pad geslagen,
Doolt er hong'rend menig kind. Ach, zijn zuchten en zijn klagen
Overstormt de wilde wind :
Moog den zwerver de ochtend dagen. Dat hij ras de zijnen vind'.
Ach, hoe velen, die hier zwerven
En, in schijngenot verstrikt,
't Zoete licht der heem'len derven,
Wie geen boetetraan verkwikt. En in 't hopelooze sterven
't Wachtend hellevuur verschrikt.
Wij, wat schuld ook ons belade,
Vallen TJ, o God! te voet; U, o Moeder vol genade.
Brengen we onzen pelgrimsgroet,
101
Sla uw vriendlijk oog ons gade, Dat den zondaar hopen doet.
O, dat wij, van schuld ontheven,
En gevoed door 't levend Brood, Moedig naar den hemel streven.
Dien uw Zoon voor ons ontsloot . En aan 't eind van 't pelgrimsleven Kuste vinden in den dood!
Heldre Ster aan 's hemels tinnen. Ga ons, pelgrims, immer voor, En bestraal ons hart en zinnen.
Dat we, de aardsche stormen door, 't Vaderland der ruste winnen,
Waar ons 't eeuwig licht ontgloor'!
Heil'ge Maagd! Mjmegens'broederleden Komen samen, met gezang en beden, U ter eer naar Kevelaar getreden : Hemelsterre! leid, leid onze schreden. Pelgrims! dat Maria Ons als heden altoos wijz', Hoe door 't leven Heen te streven Naar het hemelsch Paradijs.
1Ö2
Heden gaan we, o Moeder zonder vlekken! Weêr ter plaatse, die uw liefde wokken,
Gunst bij gunst op ons mocht nedertrekken, Menig uur gebed en lofzang rekken.
Pelgrims! dat Maria ens.
Wil nog eens, gelijk reeds zóóveel jaren, Moeder, de u getrouwe pelgriir.sscbaren Op hun tocht voor lijfs- en zielsgevaren ,
Allen als uw kinderen bewaren.
Pelgrims ! dat Maria mz.
Laat de zou ons 't bloote voorhoofd schroeien. Of de regen van de leden vloeien,
't Lange pad ons onder 't gaan vermoeien: 't Zal ons hart in hooger liefde ontgloeien. Pelgrims! dat Maria ens.
Luider klinke ons loflied onder 't prijzen; Luider steeds moet onze smeekbeê rijzen: Wil, o wil aan jongeling en grijzen, Moedermaagd! uw zoete gunst bewijzen. Pelgrims! dat Maria ens.
Wil, Maria! wil op maagd en vrouwen. Die haar hoop met kinderlijk vertrouwen Op uw nooit-verstooten voorspraak bouwen , Met een oog van liefde nederschouwen. Pelgrims! dat Maria ens.
103
üw gebed vindt bij uw Zoon behagen;
't Zal ons troost in 'slevens droeve dagen, 't Zal ons kracht bij welverdiende slagen, 't Zal ons al wat zalig is Hem vragen,-Pelgrims! dat Maria enz.
't Dorstig hert spoedt sneller bij 't genaken Van de laafbron: wij ook, Moeder! blaken Van verlangen naar uw tempeldaken.
Waar uw kind'ren zóóveel zoetheid smaken. Pelgrims ! dat Maria mz.
Als wij daar dan, voor uw beeld gebogen, Of vereend om uw Kapel getogen,
Of bij 't Kruis u , Moeder! bidden mogen , Sla op ons een blik van mededoogen. Pelgrims', dat Maria enz.
Wil voor ons de deugden, die we derven. Wil gena voor allo schuld verwerven; Vraag, dat we eens in Jezus' liefde sterven, En met u zijn hemelglorie erven.
Pelgrims! dat Maria enz.
XIII.
Zie , Moeder! onze Pelgrimsschaar
In 't u geliefde Kevelaar,
Zij brengt hier, voor uw troon geknield,
Den dank , die aller hart bezielt.
104
Gij , onze lioop en toeverlaat!
Gij hoedt ons trouw voor alle kwaad; Gij bidt bij uwen lieven Zoon,
Dat Hii ons zijn gena betoon'.
O Moeder Gods en altoos Maagd ! Gij hebt van eeuwig Hem behaagd ; Verborgen roos! der maagden bloem , Gij 's werelds vreugd en 's homels roem !
Gij zijt de tent, waar God in rust!
Mijn zoete hoop en zielelust;
In u , die aller toevlucht zijt,
Is ook uw Pelgrimsschaar verblijd.
O Koningin van 's hemels hof!
Gods Eng'len zingen daar uw lof, En wij te dezer Heil'ge stee ,
Wij zingen met hun Koren meê.
Laat Cherubijn en Serafijn De tolken onzer liefde zijn : Wij, zondaars , vallen voor u neêr , O Moedor van den Opperheer!....
Blaar toch , gij hoort ons Pelgrimslied , En smaadt ons dankgestamel niet; Vertoon ons aan uw lieven Zoon :
Gij zijt zoo dicht bij zijnen troon.
105
XIV.
Als van hemelglans omtogen ,
Prijkt uw beeld liier voor onze oogen , Of ge , o Maagd! met ons bewogen , Toetreedt tot uw kinderrij.
Vleklooze onschuld , nooit volprezen , .Staat op uw gelaat te lezen :
Mocht ons hart ook zuiver wezen,
Eeine Maagd! dat smeeken wil.
't Vriend'lijk oog op ons geslagen ,
Ziet ge ons aan met welbehagen ; Wie zal dan vergeefs u vragen, U , o Moeder van den Heer!
Minzaam 't hoofd tot ons gebogen , Wenkt gij, dat wij nad'ren mogen , Blikt gij vol van mededoogen
Op uw kind1 ren, op ons neêr.
Ach, wij , arm en vol gebreken,
Komen om uw voorspraak smeeken, Wil voor ons bij Jezus spreken,
Nooit wijst Hij uw beden af.
Hoor clan wat uw kind'ren vragen , Dat wij niet dien naam slechts dragen, Maar door deugd uw Zoon behagen, Die ons u tot Moeder gaf.
10(j
Trouw naar onzen staat te leven, Ter volmaaktheid op te streven, 't Is uw toonbeeld, ons gegeven, 't Is uw wensch en onze plicht.
Dat ook willen wij betrachten:
Moeder! laat uw hulp niet wachten, Steun toch altijd onze krachten Met uw troostend aangezicht.
Dankbaar voor uw zegeningen ,
Zullen wij uw beeld omringen,
Een van hart uw liefde zingen ,
Die gij aan uw kind'ren boodt.
En wat rampspoed ons moog' kwellen, O tot u is 't, dat wij snellen ,
In wier hoede wij ons stellen
Én voor 't leven e'n den dood.
Uitnoodiging tot den iof van Maria.
Komt, spoedt u ! komt Maria prijzen :
Zij is zoo groot !
Met snaar en stem haar eer bewijzen ,
Tot aan don dood.
Pelgrims ! juicht toch haar ter eer ,
Looft de Moeder van den Heer,
En verheft haar altijd meer,
Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet, Maria.
107
Ontlokt uw speeltuig zoete klanken!
Zij is zoo goed!
En laat uw stem haar zingend danken,
Met blij gemoed.
Pelgrims! juiclit tocli haar ter eer, enz.
Vlecht, Maagden! om Maria te eeren ,
Een leliekrans;
Eens moge uw leliewit verkeeren
In hemelglans.
Pelgrims! enz.
O moeders! reeds uw zuigelingen
Zijn haar gewijd ;
Vrij moogt gij hare zorg bezingen;
Zij waakt altijd.
Pelgrims! enz.
Gij vaders! hoe vermoeid van 't zwoegen.
Zingt haar ter eer;
't Wordt otterand en zielsgenoegen:
Wat wilt gij meer?
Pelgrims! enz.
O jong'liug! wijd uw schoonste jaren
Aan deze Maagd:
Zij redt uwe onschuld uit gevaren,
Zoo gij het vraagt.
Pelgrims! enz.
108
Wanneer de dagtoorts met haar stralen
In 't Oosten glimt,
Zij hoore, lioe tot haar drie malen.
Het Ave klimt.
Pelgrims enz.
En spreidt de zon in 't heete Zuiden
Haar glans en gloed,
Dan moet de bedeklok -weêr luiden
Ten Engelgroet.
Pelgrims ens.
Maar zinkt het licht naar de Avondlanden,
En daalt de nacht,
Heft dan tot haar uw hart en handen ;
Groot is haar macht.
Pelgrims enz.
Wij, op deze aarde vreemdelingen.
Gaan zuchtend voort.
Zij leidt ons , die haar liefde zingen ,
Naar 't vaderoord.
Pelgrims juicht toch haar ter eer,
Looft de Moeder van den Heer,
En verheft haar altijd meer.
Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet Mar
109
Wees gegroet op kindertoon , Wees gegroet, Jlaria, Moeder Van Gods Ééngeboren Zoon , Onzen menschgeworden Broeder, U , die onze Moeder zijt ,
ü zij ook mijn lied gewijd.
Alle gunst vondt gij M) God, Alle volheid van genaden ;
Acli, zij ook zijn gunstgenot Mij ten troost op 'slovens paden; Moeder Gods, o bid voor mij. Dat ik Hem gevallig zij.
Mét ii is uw God en Heer Wie zou u geen glorie geven ?
O mocht ik ook Hem ter eer, Altijd in zijn liefde leven. Bid, Maria , bid voor mij , Dat dit al mijn streven zij.
Wie zal ons uw heil'ge jeugd, Wie , gezegendste aller vrouwen , Vol genade en vol van deugd. Al uw heerlijkheid ontvouwen ? Bid , Maria ! bid voor mij, Dat ook ik gezegend zij.
110
Ja, dat mi] uw God en Zoon , Aller Zaligmaker, zegen' ;
Stroom' zijn liefde en gunstbetoon Op uw smeekgebed mij tegen;
Moeder Gods, o bid voor mij , Dat uw Zoon mijn Jezus zij.
Lieve Moeder, o mijn vreugd ! Bid voor mij, en bid voor allen,
Die door godsvrucht, reine deugd. Streven naar uw welgevallen; Bid voor ons in allen nood,
En in 't uur van onzen dood.
O Moeder Gods, o reinste Maagd.
O Moeder Gods, o reinste Maagd!
Naar 't voorbeeld onzer vad'ren. Zoo komen wij, daar 't u behaagt, TJw zetel biddend nad'ren.
Wij smeeken u, laat uit het licht,
Waarin wij u zien stralen. Een troostblik van uw aangezicht Op uwe kinderen dalen.
Ach verre van ons vaderland,
Zijn wij hier bannelingen.
En zien gestaag, van allen kant. Den vijand ons bespringen.
111
O gij dan, troost in allen nood Wil onzer u erbarmen;
O Bloeder die geen kind verstoot, Wij vluchten in uwe armen.
Gij weet liet tocli; hoe Satan woedt, En briescht om onze schreden;
Maar, als weleer , zal hem uw voet Den helschen kop vertreden.
De wereld tergt, verlokt en vleit , Dat zij mijn liefde winne;
Ach, dat zij nooit uw kind verleid'. En 'k Jezus trouw beminne.
Diep in mij zelf, en zwaar gewond, Draag ik mijn vijand mede:
Het vleesch bedreigt mij telken stond, Hoe zelden smaak ik vrede.
O Moeder dan, vraag van uw Zoon , Ons dag aan dag te sterken ,
Dat wij, het oog op 'themelsch loon. Ons eeuwig heil bewerken.
O Moeder dan! o vraag, dat wij In Jezus' liefde sterven,
En in dat uur, sta dan ons bij, Dat wij gena verwerven.
112
XVIII.
Hulde en bede aan de H. Maagd.
Komt, lietïen wij een loflied aan,
Luid klimm' liet op van de aard', Tot voor den troon , waai' de Eng'len staan
'tZij met hun lied gepaard.
Wij zingen (3p den toon van 't stof,
En knielen voor u neêr,
Wij staam'len dankbaar uwen lof, O Moeder van den Heer!
Dat onze lof u niet mishaag',
O Hemelkoningin!
Al is de toon van 't stof te laag,
Hij dring' ten hemel in.
Wat sterv'ling , die zoovéél vermocht.
Wat haalt er hij uwe eer'? -Nooit is uw hulp vergeefs gezocht! O Moeder van den Heer!
Uw ootmoed was zoo gadeloos.
Zoo minlijk in Gods oog.
Dat u zijn Zoon tot Moeder koos
En neerkwam van omhoog ; O Morgenster der zaligheid!
Hij daalde op aarde neGr,
De Eedder eeuwenlang verbeid,
O Moeder van den Heer!
113
In woede sloeg de ontroerde hel Om 't heil van ons geslacht ,
Toen u de Aartsengel Gabriel De hemelboodschap bracht.
Hoe Satan dreig' bij eiken tred ,
Wij vreezen hem niet meer:
Uw Zoon heeft hem den kop verplet , O Moeder van den Heer !
Hoe lieflijk klonk der Eng'len toon
Voor de eerste maal op aard',
Toen gij, o zuiv're Maagd ! Gods Zoon
In Bethl'em hebt gebaard; Het hemelkoor juichte in ons lot En daalde om 't kribje neêr : Het zag — een menschgeworden God ! U — Moeder van den Heer !
Wij roepen nóg met heel de Kerk
Door de eeuwen heen u aan:
Heeft 'Jezus 't eerste wonderwerk
Niet op uw beê gedaan?
Ach , zie beschermend van omhoog
Hier op uw kind'ren neêr, Aanschouw ons met meêdoogend oog, O Moeder van den Heer!
Toea Jezus aan het kruishout hing.
Ons 't eeuwig heil verwierf,
Gaf Hij u aan zijn lieveling.
Eer Hij voor allen stierf;
114
Gij werdt zijn Moeder, Hij uw kind,
Wij deelen in die eer:
En óns hebt gij als Hém bemind , O Moeder van den Heer !
Uw Moeder is zij , Pelgrimsscliaar !
Die u getrouw bemint ;
Zeg , zeg in alle zielsgevaar ;
Ach Moeder ! hoor uw kind!
Zie , lieve Moeder , vol gena ,
Zie op uw Pelgrims neer :
Uw liamp;fde heeft geen wederga ,
O Moeder van den Heer!
Ach , Moeder van barmhartigheid!
Onttrek uw hulp ons niet;
Als ons de wereld lokt en vleit
En gij ons wank'len ziet,
Of Satan ons zijn strikken zet ,
Door wellust , goud of oer :
Ach , dat uw voorspraak ons dan redd' , O Moeder van den Heer !
Wanneer behoefte ons dreigt of drukt ,
Of ramp bij ramp ons slaat ;
Als wat we ook pogen wreed mislukt.
Ons alle hoop vergaat ;
Als ons deze aard' geen troost meer biedt
Zie gij dan op ons neer ,
En weiger ons uw hulp toch niet, O Moeder van den Heer !
115
Als 't albeslissend sterfuur slaat,
En 's levens licht verdwijnt Voor de eeuwigheid , die opengaat
En aan de ziel verschijnt:
Ach, dat ik dan mijn brekend oog,
Mijn Moeder! tot u keer' , Uw zoeten blik ontmoete omhoog , O Moedor van den Heer !
Beveilig onze Pelgrimsbaan,
En waak aan onze zij';
Hoor, Moeder! hoor uw kind'ren aan
En blijf ons altoos bij.
Wat lot ons in dit leven beid' ,
U zingen wij ter eer;
ü zingen we eens in eeuwigheid , O Moeder van den Heer !
Na Jezus naam geen naam zoo schoon,
Zoo balsemend voor 't harte,
Maria, als uw zoete naam,
Die bron van troost in smarte !
Oeen pen beschrijft, geen tong spreekt uit Wat zaligheid die naam besluit.
116
Maria's naam ,Maria's naam Breekt met ondoofbre stralen
Door 's werelds duisternissen lieen, Opdat wij niet verdwalen.
Dat dan die naam geheiligd zij !
Dit bidden en dit smeeken wij.
't Eerbiedig noemen van dien naam Moet ieders hart ontgloeien ;
Die name slaakt met zoet geweld Des zondaars slavenboeien;
En roepen wij Maria aan, —
Geen vijand kan ons wederstaan.
Maria ! laat uw name nooit Van onze lippen wijken ;
Dan zullen we in den laatsten strijd Verwinnen — niet bezwijken;
Dan zingen wij in 'sHemels hof
Uw zoeten naam voor eeuwig lof!
XX.
Vader, die van uit den Hoogo
't Smeeken uwer kind'ren hoort; Zoon , Verlosser van het menschdom,
Jezus, Vleeschgeworden woord: Zie genadig op ons neer; Ach , ontferm U onzer , Heer!
117
Heil'go Geest, van beiden spruitend ,
Door de liefde voortgebracht; God, drievuldig- in personen ,
Eén in wezen, één in macht : Zie genadig op ons neer ; Ach , ontferm U onzer, Heer !
Allerheiligste Maria,
Die een God ons hebt gebaard; Maagd der maagden, die in waarheid
Des Verlossers Moeder waart: Bid voor ons in allen nood'
En in 't uur van onzen dood !
Moeder, die van Gods genade
Ons den rijken schat ontsluit; Moeder , allerreinst en zuiverst ;
's Geestes ongeschonden Bruid : Bid voor ons, enz.
Onbevlekte, Minnelijke,
Wonder door Gods hand gewrocht Die uw Schepper, die uw Heiland
Eens het aanzijn schenken mocht: Bid voor ons, enz.
Maagd , voorzichtig , en eerwaardig ;
Maagd , der heemlen roem en eer ; Machtig als een talrijk leger,
Doch als eene moeder teêr; Bid voor ons, enz.
118
Toonbeeld van volmaakte trouwe ,
Spiegel der rechtvaardiglieid ,
Zetel van oprechte wijsheid,
Die ons vreugde hebt bereid: Bid voor ons , enz.
Gij , vervuld met 's Heeren gaven ,
En ons aller eerbied waard ;
Door uw deugden en uw godsvrucht ' Ver verheven boven do aard': Bid voor ons, enz.
Uitgelezen Hemelroze;
Bolwerk tegen ;s vijands macht; Kostbare elpenbeenen Toren ;
Gulden Huis vol eedle pracht: Bid voor ons , enz.
Bondsark van des Heeren gunste ;
Steeds ontsloten Hemelpoort; Morgenster, die, als do daagraad
Voor ons heil, zoo lieflijk gloort: Bid voor ons, enz.
Heil in alle lichaamskwalen;
Toevlucht in der zonden nood; Troosteresse der bedrukten;
Die steeds elk mv hulpe boodt: Bid voor ons , enz.
Koningin der Englenkoren;
Koningin der Hemelwoon ;
119
Die Aartsvaders en Proplieten Neergeknield ziet voor uw troon;
Bid voor ons, enz.
Koningin der Martelaren, Dor Belijdren?iKoningin,
Die do zuivre Maagdenreien llnldo brengen als Vorstin :
Bid voor ons, enz.
Koningin, die alle Heil'gen Overtreft in eer en maclit;
Blanke Lelie zonder erfsmet.
Die er kleeft aan 't aardscli geslaclit;
Bid voor ons, enz.
Godlij k Lam, dat 's werelds zonden -Door uw zoenbloed hebt geboet;
Spaar ons, zondaars! Hoor ons smeeken Schenk genade door uw bloed!
Hoor ons en verhoor ons , Heer!
Zie ontfermend op ons neer!
XXI.
Maria's zegenrijke bescherming.
Wel hem, die van zijn kinderjaren
De Koningin dos Hemels eert, En bij het nad'ren der gevaren,
Het oog naar zijne Moeder keert.
120
Wel hem, die onder haar bescherming,
Bij 's werelds wisselenden loop ,
Den blik gevoelt van Gods ontferming , Die ons vervult met zoete hoop.
Wel hem, die van des levens morgen Maria tot zijn Moeder heeft,
Met haar, voor 's werelds oog verborgen, Op aarde voor den hemel leeft.
Wel Hem! want, neen ! hij zal niet dwalen, Geleid aan hare moederhand;
Hij ziet reeds 't loon van verre stralen, Dat hem verbeidt in 't Vaderland.
Wat zegt vermaak, aan de aarde ontsproten, Dat nimmer onze ziel verzaadt!
En, isquot;t in zondeschuld genoten.
Den Schepper om het schepsel smaadt.
Maar zalig zij , die vrij van vlekken,
Op 's Heeren heü'ge wegen gaan:
Zij zijn het, die Gods liefde trekken ,
Hij ziet hen uit zijn hemel aan.
O Moeder Gods! die vol genade,
Ook vol van alle deugden waart,
Maria! sla uw kind'ren gade
Hier biddend om uw beeld vergaard.
O stort op ons, in 't stof gebogen, Uw moederlijken zegen uit;
Wees gij het, zoo wij 't vragen mogen , Die in den dood onze oogen sluit.
121
XXII.
Lied bij 't offeren der kaars.
Weest welkom, broederledeu , In 't vriend'lijk Kevelaar; Stort lofzang en gebeden,
Gelijk zoo menig jaar. O Moeder zonder smet! O heilig Eng'lenkoor!
üringe uw en ons gebed Vereend tot Jezus door.
Hoe zoet is 't, hier te midden
Van broed'ren zonder tal, Hem openlijk te aanbidden Die Heer is van 't heelal! O Moeder, enz.
Hoe zoet is 't zonder schromen
Voor smaad of spotternij, Lofzingend saam te komen In lange pelgrimsrij! O Moeder , ens.
Hetzij we in dichte scharen
Bij loflied en gebeên , Of zwijgend saamvergaren: Ons aller doel is één. O Moeder, enz.
122
Gods Moeder zalig spreken , Tot glorie van haar Zoon;
Haar vragen, dat ze ons smeekeu Hem aanbiede op zijn troon. O Moeder, enz.
Haar wordt door maagdenhanden
Ons offer aangebracht,
't Zal haar ter eere branden, Bij dagen en bij nacht. O Moeder, ens.
O moge 't haar behagen
Dat offer onzer min ; Wij roepen alle dagen
Haar hooge voorspraak in. O Moeder, enz.
Laat dan uw loflied schallen Der Moedermaagd ter eer:
Plet rijst ten welgevallen Van Jezus, onzen Heer ! O Moeder, enz.
Wie zou kleinmoedig wezen
Voor wien Maria leeft ? Of wat staat hem te vreezen Die zulk een Moeder heeft?
123
O zaligste aller vrouwen,
Op IJ wil ik vertrouwen.
Maria, Maria,
Moeder bid voor ons !
Als ziekte en pijnen kwellen Dan troost zij mij g-ewis,
Haar beè doet mij herstellen,
Zoo mij dit beter is ;
Mijn Moeder kan liet lijden Verkeeren in verblijden.
Maria , enz.
Of klopt mij 't zwoegend liarte
Bij 't strijden van de ziel, Ik weet wie Satan tartte
En voor wat voet hij viel; Maria , wil ook heden De slang den kop vertreden. Maria, ens.
Ja, mocht ik ook bezwijken —
Is ieder mensch niet broos? — Nog zou haar liefde blijken;
Nooit word ik moedeloos ! Zij zou door mijne tranen , Mij weer den heilweg banen. Maria, enz.
En moet ik leed ervaren
Van and'ren , zonder schuld, Door haar zal ik bewaren
124
Het cliristelijk geduld :
Leed gij niet zelf, o Moeder , Met Jezus, onzen Broeder ? Maria, enz.
Laat vrij de stonde naken
Waarin mijn doodsuur slaat, Zij zal mijn ziel bewaken
Die aan mijn zijde staat: Maria, door liaar Zone ,
Vlecht mij een hemelkrone. Maria , enz.
XXIV.
Kind'ren van Maria'.
Op uw pelgrimsbaan . Heft nu 't Alleluja ,
Heft uw loflied aan !
Op haar moederbede
Tot haar Zoon en Heer , Daalt zijn liefde en vrede In de harten neêr. Kind'ren, enz.
's Vijands legerscharen
Vlieden vol van schrik ; Ons blijft zij bewaren Met haar moederblik. Kind'ren, enz.
125
Haar zijn wij gegeven
Toen haar Jezus stierf,
En ons 't eeuwig leven Door zijn dood verwierf.
Kind'ren, enz.
Roept op al uw wegen ,
Eoept nu Moeder in ;
Nooit, neen , zonder zegen Laat zij haar gezin.
Kind'ren, enz.
Hoeder , blijf ons leiden Naar de Hemelwoon;
Breng ons , hij 't verscheiden,
ïot uw God en Zoon.
Kind'ren, enz.
XXV-
Maria , Moeder van Gods Zoon, Ave Maria. Ging heden op naar 's hemels troon. Ave Maria.
Maria, Moeder van Gods Zoon,
Ging heden op naar 's hemels lt;roon.
Ave , Ave , Ave Maria.
God zond zijne Eng'len tot haar af,
Om haar te wekken uit het graf.
126
Zij voeren met liun Koningin ,
Verrukt den open hemel in.
Daar komt met heel een Eng'lenstoet, Do Zoon zijn Moeder in 't geraoet.
Wat onuitspreek'iijk lieilgenot!
Zij ziet Hem, haren Zoon en God!
Elkaar zien Zoon en Moeder aan; En zwijgend bicven de Eng'len staan
Nn treedt zij in een zonnegloor , Aan Jezus' hand de lieem'len door.
Een maagdelijke sterrenkrans Staat om liaar lioofd in stillen glans.
Zij, vol genade als vol van deugd, Geniet de vollieid aller vreugd !
Zij zetelt op don eeretroon,
Naast Jezus, haren God en Zoon.
Zoo is zij 's hemels Koningin,
Maar Moeder ook van 't aardsch gezin.
Zoo klimm' tot haar ons smeekend lied Vergeet ons, arme Pelgrims, niet!
Verwerf ons bij uw Zoon gena , Wij zingen Hem Alleluja '.
XXVI.
Laat ons blij Gods lieve Moeder eeren ;
Zij zal heden de oog-en tot ons keeren ;
Wat we ootmoedig in 't gebed begeeren Met ons vragen voor den troon des Heeren. Moeder , hoogverheven !
Ach , verwerf ons bü uw Zoon,
Als wij sterven,
Dat wij erven 't Eeuwigdurend liemelloon.
Ze is deez' dag ten hemel opgenomen;
Al de zaal'gen doen hun zangen stroomen Haar ter eer; hoe zou oen kind nu schromen , Heden voor haar moedertroon te komen.
Moeder , hoogverheven ! enz.
Moeder nog , gelijk zij was op aarde,
Heerscht zij naast den Zoon, dien zij ons baarde; Smaakt zij- 't loon, dat zij zich hier vergaarde. Die zijn woorden in haar hart bewaarde. Moeder, hoogverheven ! enz.
Hij, die haar tot Moeder heeft verkoren, Die haar Zoon is, uit haar schoot geboren, Die haar nu zijn glorie heeft beschoren: Hij , Hij zal haar moederbeê verhoeren.
Moeder, hoogverheven ! enz. ■
O
128
Welk een macht en liefde bier verbonden! Die om strijd uit duizend duizend monden Al de lieem'len en deze aard' verkonden: Wie, wie bad, en heeft geen hulp gevonden ? Moeder, hoogverheven ! enz.
Wij Nijmegens trouwe broederleden,
Komen op uw feestgetij van heden ,
Moeder ! vol vertrouwen toegetreden Met een krans van kinderlijke beden.
Moeder , hoogverheven! enz.
Wees geloofd, o Moeder! nooit volprezen, Gij deez' dag ten glorietoon gerezen ;
Moeder Gods, van eeuwig uitgelezen !
Jfi , gij zult ook onze Moeder wezen.
Moeder , hoogverheven ! mz.
XXVII.
Smeeklied tot de Koningin des Hemels.
O gij , uw glorie ingegaan ,
O Koningin. o Koningin!
Hoor 't smeeken uwer kind'ren aan, O Koningin Maria!
Bid voor de Kerk, voor Jezus' Bruid,
O Koningin, o Koningin !
Straal' Zijne glorie in haar uit , O Koningin Maria!
129
Bid voor 't beminde Hoofd der Kerk, O Koningin , o Koningin !
Dat Jezus hem verliclite en sterk', O Koningin Maria!
Bid, dat uw Zoon de Priesterscliaar , O Koningin, o Koningin !
In Zijn getrouwen dienst bewaar' , O Koningin Maria !
Bid, dat hun Kudde tot hun vreugd , O Koningin, o Koningin !
Moog bloeien , groeien in de deugd, O Koningin Maria!
Bid, dat geen Christen Vorst of Staat, o Koningin , o Koningin!
Aan 't heil van Kerk of zielen schaad', O Koningin Maria !
Weer, Moeder, alle zonde en straf, O Koningin, o Koningin!
Weer alle geesels van ons af, O Koningin Maria !
Bid, bid voor ons in allen nood, O Koningin, o Koningin !
En blijf ons bij tot in den dood , O Koningin Maria!
130
XXVIII.
Wees gegroet, o Koninginne !
Moeder , gij vol teed're minne ,
Gij , ons leven, lioop, zoo zoet,
Wees Maria! wees gegroet.
Bid voor ons , Maria !
't Is tot ü dan, dat wij vluchten ,
Onder tranen en veel zuchten ,
Tót u rijst ons klaaggeschal In dit aardsclie tranendal.
Bid voor ons , Maria !
O dan nu, wil voor ons spreken ,
't Goedig oog slaan op ons smeeken, Gij , die altoos voor ons pleit, Moeder van barmhartigheid !
Bid voor ons, Maria!
En na dit ons ballingsleven ,
Toon ons Jezus , hoogverheven ,
Heil'go vrucht van uwen schoot, Toon Hem ons bil onzen dood.
Bid voor ons, Maria !
O dan, Moeder vol ontferming !
Toon ons , kind'ren , uw bescherming , O gij Maagd, zoo vroom, zoo zoet, Wees , Maria! wees gegroet.
Bid voor ons , Maria !
131
XXIX.
Wij vallen need'rig voor uw voeten,
O goede Hemelkoningin!
Gedoog , dat we u eerMedig groeten, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult bij uw Jezus, lieve Moedermaagd,
Zeker ons verwervenquot;, wat ons hart u vraagt.
Wij bidden met bewogen harten,
O goede Hemelkoningin!
Gedenk ons, om uw Zoven Smarten, Ons, kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult , enz.
Wil ons uw trouwen bijstand geven , O goede Hemelkoningin!
Zoo lang we in ballingschap hier leven , Wij, kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Wij bidden u , wil u ontfermen ,
O goede Hemelkoningin!
Wil ons , 't zij rijk of arm, beschermen, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult , enz.
Ach, bid , dat Jezus onze zonden,
O goede Hemelkoningin !
Ons kwijtschelde om zijn dierb're wonden, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
132
Dat we altoos om vergeving zuchten, O goede Hemelkoningin!
En zorgzaam alle zonden vluchten , Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
En zijn we in zielesmart of lijden, O goede Hemelkoningin!
Wil gij ons met uw troost'verblijden, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult , enz.
Komt eens voor ons het uur van scheiden O goede Hemelkoningin !
Ach, help ons tot den dood bereiden , Ons , kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Dekt reeds de doodskléur onze wangen, O goede Hemelkoningin!
Laat ons uw moederhulp erlangen, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Als Satan's listen ons bekoren ,
O goede Hemelkoningin !
Laat ons uw zoete stem dan hooren , Ons, kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Kom dan , kom ons de hope geven, O goede Hemelkoningin !
133
Van 't eeuwig zalig glorieloven , Ons, kind'ren van uw liuisgezin.
Gij zult , enz.
En in liet uur van ons verscheiden,
O goede Hemelkoningin!
Acli, wil ons tot uw Jezus leiden , Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Dan zal Hij rekenschap ons vragen,
O goede Hemelkoningin !
Als Heer en Hechter onzer dagen, Ons, kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Spreek dim, spreek dan voor ons, o Moeder O goede Hemelkoningin !
Bij uwen Zoon en onzen Broeder, Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult, enz.
Verwerf, dat wij in 's hemels hoven , O goede Hemelkoningin !
Met alle heiligen u loven ,
Als kind'ren van uw huisgezin.
Gij zult , enz
134
XXX.
O Maagd, o schoonheid nooit volprezen!
O Maagd, o schoonheid nooit volprezen I O Moeder van 't oneindig quot;Wezen!
Wat luister schittert van uw troon; De Seraf, aan zich zelf onttogen,
Juicht, voor mv glorie neêrgehogen: O Koningin! wat zijt gij schoon.
Wij derven in het aardsche duister 't Genot nog van uw hemelluister,
Maar smaken toch uw liefdegloed; De Seraf zinge uw heerlijkheden:
Wij dan, wij juichen hierbeneden: O Moedermaagd! wat zijt gij goed.
Ach! konden onze kinderklanken TJ voor de ontelh're gaven danken, Ons toegevloeid door uwe hand;
Ontvangt voor al die zegeningen,
Maria! van uw gunstelingen,
Hun hart ten eeuwig liefdepand.
Zie, Moeder, altoos goed en teeder!
O zie met welbehagen neder.
Op 't offer van ons kinderhart!
O moog' het immer 't uwe wezen,
Geen onheil is ons dan te vreezen;
Wij zijn getroost in alle smart.
135
Dan spann' de wereld vrij haar strikken Dan dreig' de hel ons met haar schrikken,
Wat viiand onze ziel bestrijd': Wij weten, wij, op wie wij hopen, Uw moederhart staat voor ons open, O gij, die onze toevlucht zijt!
Met u dan zullen wij verwinnen. Wij blijven eeuwig u beminnen;
En zien u op uw glorietroon. Dan zullen met de hemelkringen,
Ook wij, o Moeder! eeuwig zingen: Wat zijt gij goed, wat zijt gij schoon!
XXXI.
VOOR HET BEELD TE ZINGEN.
Wees gegroet, gij vol genade ,
O Maria , Moedermaagd !
Die van alle Juda's docht'ren
't Meest den Schepper hebt behaagd.
Gij , die onder alle vrouwen Uitverkoren zijt geweest, ■
Om den Zoon van God te baren,
Door de werking van zijn Geest.
Mét u zij de Vrucht gezegend.
Die , door uwen maagdenschoot,
13d
Aan de zuchtende aard' geschonken, Ons verloste van don dood.
O Maria! om uw deugden Thans verheven bij Gods troon,
Stort, o Moeder ! uw gebeden Voor ons, zondaars , tot uw Zoon.
Bid, zoolang we in zielsgevaren Zwerven in dit aardsche dal;
Maar vooral wil ons gedenken , Als de dood ons naken zal.
Bied, o Moedor! bied uw kind'ren Zóó uw liefderijke hand,
Dat wij veilig door dit loven Opgaan naar ons Vaderland.
Amen , Amen ' hot geschiede, Wat ons kinderhart u vraagt;
O dan juichen we eeuwig, eeuwig Met u , glorierijke Maagd!
Wonder van gloriepracht! Wonder van moedermacht! Liefd'rijke , aanminnige , hemelsche Vrouw Wie ik ten eeuw'gen tijd Uit hoel mijn hart mij wijd; Wie ik en lichaam en ziel toevertrouw ;
137
Groed , blood en leven Wil ik u geven:
Al wat ik heb en ben , geef ik u nu,
1k Geef het vol vreugde , Maria! aan u.
Schuld'loos geborene , Eenig-verkorene ,
Gij, tot Gods Dochter en Moeder eu Bruid! In al de maagdenrij,
Blonk niet de reinste als gij ; Zelf koos de Heer u ten tempel zich uit ; Gi] vlekkelooze Lelie en Boze !
Bronk dezer aarde en der hemelen kroon ! Hemel en aard' biên u hulde op uw troon.
Gij trouw-geblevene , En hoog-verhevene,
Gij, onze Leid-Ster ! gij licht op ons neêr; Glories omwemelen Hoog in do hemelen U als het naast bij den troon van uw Heer; Gij , door uw zoetheid Toonbeeld van goedheid ,
»Moeder der liefde en genadequot; is uw lof: Zóu groet u de aarde en hot hemelsche hof.
Gij , uw God barende ,
Voedend, bewarende ,
Moeder in vreugden en smarten zoo rijk , Was er ooit schuldige
138
IJ , zoo geduldige Scliuld'looze Moeder! in lijden gelijk? Gij , uitgelezen ,
Zalig geprezen Moeder en Maagd ! geheel zuiver van smet , Gij zijt de Moeder , die zondaren redt.
Altijd zachtmoedige ,
Minlijke en goedige Moeder van God! van genade vervuld: Wil ach ons , zondigen,
Wil ons verkondigen ,
Namens uw Zoon, de vergeving der schuld; Wil hij 't verscheiden ,
Wil ons geleiden;
Pleit bij des Eechters zoo vreeslijken troon, Pleit voor ons, Moeder! hij Jezus , uw Zoon.
XXXIII.
Komt , nóg een groet en hede
Maria toegebracht,
En dan in 's Heeren vrede
Den slaap weêr ingewacht , Gerust en wel te moede , Vertrouwend op haar hoede , Maria , Maria , Moeder! zegen ons.
139
In 't beeld omgloord van stralen ,
Met dat gelaat zoo zaclit,
Zien we u in 's hemels zalen ,
Van waar ge ons tegenlacht, Ons die hier aan uw voeten U, lieve Moeder ! groeten ,
Maria, Maria. Moeder! zegen ons.
Maria , zoo vermogend !
Bid gij voor ons den Heer, Ach Moeder , zie meêdoogend Op d' armen zondaar neêr;
Geleid der zwakken schreden.
Hoor aller vrome beden,
Maria, Maria, Moeder! bid voor ons.
Wij bidden u te gader
Bij 't einde van deez' dag , Vraag, Moeder! onzen Vader , Wiens wakend oog ons zag , Dat Hij ons kwaad verschoone, Het goede ons eenmaal loone , Maria, Maria, Moeder! bid voor ons.
Beveilig uwe kind'ren,
Waak, Moeder! dezen nacht. Dan zal geen ramp ons hind'ren.
Dan is ons rusten zacht:
Dan ziet ge ons spoedig weder, O Moeder, goed en teeder !
Maria , Maria , Moeder! wees- gegroet.
140
Gegroet, gij vol genade,
Gij, Moeder van den Heer!
Het klinke , — wie u smade, —
Te luider u ter eer.
O wil met de Eng'lenzangen,
Ook onzen groet ontvangen,
Maria, Maria, Moeder! wees gegroet! 4
XXXIV.
Smeekzang tot de Moeder der Zeven Smarten
OSDEE HET OPTREKKEN KAAK HET EOODE KEUIS.
Zie , gezegendste aller vrouwen ! Uwe Pelgrims vol vertrouwen
quot;Weêr eenstemmig tot u gaan ;
Smeekend naar uw beêhuis trekken , Smeekend tot u de armen strekken,
Hoor , ach hoor uw kind'ren aan!
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u sneed door 't moederharte
Bij het woord van Simeon; Hoe doorgriefde u 't vreeslijk lijden,
Bat uw Jezus door moest striiden ,
Eer Hij dood en hel verwon.
Hoor , ach hoor ons om do smarte,
Die u sneed door 't moederharte,
Toen gij Betlü'em om den dood
141
Van zijn wichtjes lioordet kannen,
En gij met uw Kindje in de armen Bevend naar Egypte vloodt.
Hoor , ach hoor ons om de smarte ,
Die u sneed door 't moederharte Bij 't verliezen van uw Kind;
Dat ge eerst na drie lange dagen, Na veel vragen en veel klagen ,
In den tempel wedervindt.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u sneed door 't moederharte ,
Toen ge uw' Zoon ter dood zaagt gaan En Hem, onder 't kruishout hijgend , . Afgemarteld, nederzijgend ,
't Smart'lijk oog op u zaagt slaan.
Hoor , ach hoor ons om de smarte , Die u sneed door 't moederharte,
Toen gij, met uw Zoon gewond , Mét Hem al zijn pijnen lijdend,
En den wreeden doodkamp strijdend , Onder 't bloedig kruishout stondt.
Hoor , ach hoor ons om do smarte , Die u sneed door 't moederharte,
Toen, als alles was volbracht,
Gij uw' Zoon , van 't kruis genomen, In uwe armen neêr zaagt komen ,
Toen aan al uw kind'ren dacht.
142
Hoor , ach hoor ons om de smarte , Die u sneed door 't moederharte ,
Toen ge uw Zoon , in 't graf geleid , Aan uwe oogen heel onttogen ,
Diep bewogen neêrgebogen ,
Eenzaam , Moeder ! hebt beschreid.
Moeder dan der Zeven Smarten!
Trouwe troost der droeve harten ,
Sta, o sta uw kind'ren bij ,
Dat we dragen al de dagen 's Levens plagen zonder klagen ,
Leer ons lijden zooals gij.
Maar , o Moeder! mag het wezen, Dat zij van het ziekbed rezen
Voor wie wij ter beevaart gaan ; Dat we ons innigst zielsverlangen Op deez' pelgrimstocht ontvangen,
Hoor dan , hoor uw kind'ren aan.
Ach, -dat ik genezing vonde Van de wonde mijner zonde ,
Die ik pleegde keer op keer;
Voer , o Moeder van erbarmen !
Voer mij in de broederarmen Van uw lieven Jezus weêr.
Ach, dat mij uw beê verwerve ,
Dat ik leve , dat ik sterve In de liefde van uw' Zoon ;
148
Dat ik , zegenrijkste Vrouwe !
Eens uw lieerlijklieid aanschouwe Waar gij zetelt naast zijn troon.
XXXV.
U, Moeder ! nooit volprezen ,
U zij ons pelgrimslied;
Ku nog één gunst bewezen:
Gij smaadt, deez' bede niet. Wij smeeken u te gader ,
Zooveel ons hart vermag:
Geef onzen Heilgen Vader, Een blijden zegedag.
Gij schenkt in 't Beêvaartvieren
Ons reine zielevreugd:
Zoo blijve uw gunst ons sieren
Met vlekkelooze deugd. Wij smeeken u te gader, en».
Maar ach, maar ach ! wij vreezen.
Zoo zwak toch is uw kind ; Wil onze Moeder wezen, Beminnend en bemind. Wij smeeken u te gader, enz.
Al de eer, deez' beêvaarttijden U door Gods Kerk gedaan, Wij komen't saam u wijden,
14-1
En bieden't lieden aan.
Wij smeeken u te gader, enz.
Wil 't oord en beeld gedenken,
Dat nw triomfen meldt,
Der Kerk de zege schenken,
Die ons uw liefde spelt.
Wij smeeken u te gader, enz.
U , Moeder ! nooit volprezen ,
U zij dit beêvaartlied;
Nu nog-een gunst bewezen:
Gij smaadt deez' bede niet. Wij smeeken u te gader, enz.
XXXVI.
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
Laat mij nog een lofzang wekken, Schoonste, wie de hemel mint;
Blanke Lelie zonder vlekken,
Koze, die geen weerga vindt!
Held're ster aan 'shemels kimmen,
Smettelooze morgengloor!
Laat mijn zangtoon tot u klimmen, Bloem von Juda's maagdenkoor!
IJ mocht nooit het vonnis treffen.
Dat er kleeft aan 't aardsch geslacht: God wilde u den vloek ontheffen, Die ons doemt in Satans macht.
145
Hij, die vóór alle eeuw regeerde,
Heer van leven is en dood,
Hij was 't, die zijn Moeder eerde, Toen zij werd in Anna's sclioot.
Haar zou de eeuw'ge Geest omzweven,
En zijn Bruid mocht niet quot;bevlekt, In wie Hij den God van 't leven,
Eens liet aardsclie leven wekt. Goddelijk, Drieëenig Wezen !
Vader, Zoon en Heil'ge Geest! Eeuwig zij de gunst geprezen ,
Die Gif aan dit kind quot;beweest.
Satan sloeg in nieuwe woede,
Toen hij 't vreemd geheimnis zag, En zijn nederlaag vermoedde
Uit Maria's wordingsdag.
Was hij nimmer nog geweken.
Greep hij 't kiemend leven aan: Hier, hier is zijn macht bezweken , Hier hem de eerste buit ontgaan.
God van eindeloos ontfermen,
Zie ons aan met vaderoog; Wil voor Satan ons beschermen, Die ons vaak aan TT onttoog ; En gij, Moeder vol genade,
Die de heislang hebt verplet, Vraag, dat ons geen zonde schade, Maagd! Ontvangen vrij van smet.
146
XXXVII.
Wat ster versclüint aan 's hemels bogen! Wat stralen sclieem'ren in 't verschiet!
Zoo zacht een licht rees voor onze oog'en In heel den loop der eeuwen niet.
Is 't licht, zoo blijde ons toegehlonkeu, De sterre niet van Jesse's spruit ?
Is daar geen zang ons toegeklonken, Aan de uitverkoren Hemelbruid ?
Keeds lacht het morgenrood ons tegen, En kondigt met zijn vriend'lijk licht
De heilzon aan, die, opgestegen.
Den nacht vaagt voor haar aangezicht.
Ja, zalige aarde, stem uw zangen, Zij kwam , de reine hemelmaagd,
Door wie wij 's Vaders Zoon ontvangen, Het Lam, dat onze schulden draagt.
Een jubeltoon dringt door de graven. Een lichtstraal door der dooden nacht:
Straks valt de boei der kerkersla ven, Vernietigd is de hellemacht!
Blij juicht liet koor der hemelingen. En de Eng'lenschaar ziet vol van min
Op 't kindje neer, dat zij reeds zingen Als hunne en onze Koningin.
U7
Ook wij, wij knielen dankend neder
Om uwe wieg, o heilig kind!
Uw leven brengt ons 't leven weder: Hem baart ge ons, die den dood verwint.
Laat, laat ons God eenstemmig prijzen,
Het lieilvmr onzer redding slaat;
Maria leeft, de Zon gaat rijzen —
Wees welkom, sclioone Dageraad !
XXXVIII.
Maria, 'k zie uw Zoon aan 't bloedig kruishout hangen,
U zevenmaal gewond , aan zijne voeten staan; Gij zijt daar , om zijn blik, zijn zuchten op te vangen: Zie, Moeder, naar uw Kind, Hij ziet u stervend aan.
»0 Vrouwe, zie uw Zoon! O zoon, zie uwe Moeder!quot;
Zoo sprak Hij, en zijn oog daalt zeeg'nend op ons neêr; U, Moeder, gaf Hij ons, zich zeiven ons tot Broeder, Helaas ! wat geven wij voor zóóveel liefde weêr ?
Toen, Moeder, hebt gij ons tot kind'ren aangenomen, O draag met ons Hem op, wat Hem ons harte biedt; Zie duizenden tot u, bij duizendtallen stroomen, Versmaad, o teed're Maagd, ons aller bede niet.
Wil, Moeder, bij uw Zoon voor ons gena verwerven. Ons troosten in den nood, ons sterken in den strijd; En in ons stervensuur, denk, hoe ge uw Kind zaagt
sterven,
Maria, toon ons dan , dat ge onze Moeder zijt!
148
XXXIX.
Wie ging bij krankte of zielsverdriet
Maria! tot uw troon ,
En voelde daar mv voorspraak niet
Bij Jezus , uwen Zoen ?
Wie Wind of doof , beroofd van taal
TJ, Moeder , heeft gesmeekt , Getroost is liij zoo menigmaal: Hij ziet, of hoort en spreekt.
De kreup'le kwam met wank'len tred
Verlamden droeg men aan ;
Hier is van 't verre krankte-bed
De beê tot u gegaan ,
Yan ouders reeds in stervensnood ,
Of kind'ren van 't gezin:
Gij bebt gered uit leed en dood, O Hemelkoningin !
U, goede Moeder, u zij dank, Die zóóveel smart geneest ;
Helaas ! ook wij , wij zijn zoo krank „
Vooral naar liart en geest; Ked , Moeder, wie op u vertrouwt ,
Ofschoon hij dikwerf viel ,
Wees hier, Maria , ons behoud En red toch onze ziel!
149
LX.
Wie kan 's werelds wee ontvluchten , Wie moet niet in smarte zuchten; Ja , 't is hier een tranendal ,
Waar men immer weenen zal : Wie zal ons beschermen ?
Pelgrim, staak dat bitter klagen , Ga Maria hulpe vragen
En vertrouw , want haar gebed Heeft zoo menigeen gered :
Zij zal u beschermen!
Waar ik wende mijne schreden ,
Naar de velden , naar de steden , Overal is 't ramp en druk,
Overal is 't ongeluk:
Wie zal ons beschermen?
Pelgrim , staak enz.
Ginds zijn kreup'len , lammen, blinden , Hier is ziekte en pijn te vinden ; Werwaarts ik mijne oogen wend' , Zie ik anders dan ellend?...
Wie zal ons beschermen ?
Pelgrim, staak ene.
Doet de dood geen tranen vloeien, En het tal van jamm'ren groeien;
150
Zegt ge ook dat hij eindpaal is Van des levens droefenis:
AVie zal ons beschermen ?
Pelgrim, staak ens.
Had ik rampen slechts te vreezen ,
O, 't zou nog te dragen wezen: Dan de duivel loopt ook rond , Dreigt mijn ziel op eiken stond : Wie zal ons beschermen ?
Pelgrim , staak enz.
Hier door 't zondig vleesch geprikkeld
Daar in oogenlust gewikkeld ,
Ginds in 's levens hoovaardij, Nimmer van bekoring vrij:
Wie zal ons beschermen?
Pelgrim, staak enz,
Wat, wat stem gebiedt mij 't zwijgen
Zal ik troost en hulp verkrijgen, Als ik 't aan Maria vraag,
Zwijgend bid en niet meer klaag?
Zal zij mij beschermen ?
Ja, gij kunt met vol vertrouwen,
Pelgrim , op haar voorspraak bouwen : Want haar moederlijk gebed Heeft zoo menigeen gered ,
Zij zal u beschermen!
151
(Kefkein.)
Moeders des Heeren,
'k Wil u vereeren,
O troost voor 't hart in smart, Groot als uw lijden Is uw verblijden,
0 gij zoo goed, zoo zoet!
Gij schenkt verkwikking aan de zielen, Die tot u roepen in den nood;
Gij pleit voor wie in zonden vielen En redt hen van den eeuw'gen dood.
Uw teed're hand droogt onze tranen, Uw zoete stem verzacht ons wee;
quot;Wie zich het diepst verlaten wanen. Gij zijt hun bij met uwe beê.
Uw moederhart, zoo vol meêdoogon Is met ons aller leed begaan;
Gij ziet ons met verblijdende oogen In leven en in sterven aan.
Wat ramp of kruisen mij dan treffen. Ik wijd ze aan u , mijn Moeder, toe ;
Ik zal tot u mijn blik verheffen. En blijf in smart nog blij te moê.
152
Maria eer ! wat liefde en luister meng'len Zich in dit liart , van alle smetten vrij !
Maria eer ! u , Koningin der Eng'len,
U, Moeder vol gena , u zingen wij.
Maria, Moeder!
Acli, hoor uw kind ;
Eer aan Maria,
Die ons zoo teer bemint !
Maria eer! komt , laat ons nederknielen ,
Ze is Dochter Gods, Gods Moeder, Godes Bruid;
Maar eer! de toevlucht onzer zielen:
Door hare hand stort God zijn gunsten uit.
Maria, Moeder ! enz.
Maria eer! zou ik haar ooit vergeten ?
'k Zonk liever neer in 't immer zwijgend graf;
En zou ik eens geen dankbaar kind meer heeten: Breek liever dan, o God , mijn dagen af.
Maria , Moeder ! enz.
Maria eer ! zoo 'k in haar liefde leve,
'k Ben, als haar kind, voor kwaad noch
dood beducht;
De laatste klank, die van mijn lippen zweve. Zij , Moeder , nog een teed're liefdezucht.
Maria , Moeder-! enz.
153
O , 't is wel plicht , o Moeder vol meêdoogen!
Dat wij bij 't lieil, uw kind'ren weer geschied, Gedenken, hoe ge, altijd met ons bewogen , Vol liefde van uw zetel nederziet.
Aan u de dank van onze pelgrimsscharen !
Geen zang vermeldt, wat gij voor ons vermocht; Maar, Moeder, vraag, dat wij do vrucht bewaren Van al uw liefde op onzen bedetocht. C1
Hebt gij ons niet, van 's levens eersten morgen,
Naar lichaam en naar ziel getrouw behoed? In onze jeugd , hoe bleeft gij voor ons zorgen , O Moeder, gij! wees duizendmaal gegroet.
Bij ondank zelfs, zoo snood door ons bewezen,
Vergat gij nog do u dierbre kind'ren niet ; Zij duizendmaal uw moederhart geprezen ,
Dat ge ons ook toen , Maria ! nooit verstiet.
Blijf, Moeder ! blijf de toevlucht onzer zielen ,
Voltrek uw werk, behoed ons voor het kwaad; Het smart ons diep, dat wij zoo dikwijls vielen. Behoed ons toch, dat ons geen vijand schaad'.
Dit tweede conplet kan ook bij het eerste , derde en vierde als refrein worden gezongen; maar de twee laatste coupletten worden dan bijeengevoegd.
154
Dan zingen eens uw dankb're pelgrimsscharen In eeuwigheid, wat gij voor ons vermocht; Dan znllen we ook bij u de vrucht vergaren , O Moedermaagd! van dezen bedetocht.
Vaarwel, vaarwel wij scheiden.
Vaarwel, yaarwel, wij scheiden,
Maria's dierbaar oord!
Schoon 't zoet is, hier te beiden Waar zij haar kind'ren hoort. O goede Moeder, gij.
Blijf uwe kind'ren bij!
Doch schoon wij huiswaarts keeren,
Ons dankbaar hart blijft daar, En 't zal u trouw vereeren Aan uw geliefd altaar.
O goede Moeder, ens.
O mocht hij, die vermeten
Durft spotten met ons lied, O mocht ook hij 't eens weten, Wat diiar de ziel geniet!
O goede Moeder, enz. ^
Dat teeder klagen, kermen. Dat heilig smeekgeweld.
155
Die kreten om ontfermen:
Geen tong die 't immer meld O goede Moeder, enz.
't Geloof dier smeekelingen,
Hun hoop tot in den dood, Hun liefdevlammend dringen, Waar 't harte vol bij schoot. O goede Moeder, enz.
Nog trillen ons die klanken
Van 't machtig pelgrimskoor, Dat loven, smeeken, danken De ontroerde ziele door. O goede Moeder, enz.
Wij zullen 't luid verkonden,
In 't vaderland gekeerd, Hoe daar uit duizend monden Gods Moeder wordt vereerd. O goede Moeder, enz.
Vaarwel, vaarwel, wij scheiden,
O dierbaar Kevelaar!
Moog' God ons hier weer leiden Te beevaart, 't ander jaar ! O goede Moeder, gij.
Blijf uwe kind'ren bij !
156
Wees nog eens , o Kruis! gegroet, Zielverkwikkend liefdeteeken!
Dat , besproeid met godlijk bloed , Nog voor ons gena blijft smeeken, Troostend zijt ge ons voorgegaan ,
Wees gegroet, o zegevaan!
Weest aan quot;t eind van onzen tocht, Weest gegroet , geliefde vanen !
'k Heb zoo vaak het beeld gezocht, Dat er wegdook in mv banen :
't Vriend'lijk beeld, dat ons behaagt , Van de lieve Moedermaagd.
Wees van onze pelgrimsschaar.
Eer zij uittreedt uit haar rangen ,
Voor uw plechtig feestaltaar ,
Wees met nog vereende zangen,
Die de liefde stijgen doet.
Wees, o Moedermaagd ! gegroet.
O die zoete bedevaart !
O die zangen en dat smeeken!
Dat ons ophief boven de aard' ,
't Smart ons, dat we 't onderbreken ,
Hier reeds de optocht zich ontbindt , En ik straks de wereld vind.
Ziet ge , Pelgrims! 't Kruis niet meer , Dat u wenkte vóór uw rijen :
157
Onder 't Kruis toch van den Heer Blijven we al ons leven strijen ; U , te beövaart, u te huis Volgen wij , o dierbaar Kruis !
Zien we , o teed're Moedermaagd ! In uw gouden feestbanieren ,
Nu het uur der scheiding daagt, Met uw naam of beeld moer zwieren U wijdt ons vereend gezin,
IJ een eeuw'ge kindermin.
Wordt niet bij den schittergloor Van ontelb're vlammentongen ,
Niet met duizendstemmig koor, Moeder Gods ! u lof gezongen : Afstand scheidt de harten niet. Die gij voor u branden ziet.
Toeven 's werelds zorgen weêr , Dreige weêr 't geweld der zonden :
Gij , o Moeder van den Heer! Is de beevaart ook ontbonden,
Waar de pelgrimsschare zij,
Gij toch blijft uw kind'ren bij.
Broeders! neen, 't ontga ons niet: Pelgrims zijn we heel ons leven ,
Hij, die 's hemels rust u biedt , Heeft als vreemd'ling hier verbleven Goddelijke Pelgrim ! Gij,
Blijf ons , aardsche Pelgrims, bij
158
XL VI.
Heil'go Maagd die leidet onzo schreden,
Hoor de vuur'ge dank- en smeekgebeden , Aan ons brandend pelgrimshart ontgleden, Zegen ons, uw trouwe broederleden!
Gij waart onze Sterre ,
Op de heil'ge pelgrimsbaan; Met behagen,
Al die dagen ,
Zaagt ge ons uit den hemel aan.
Koningin der zaal'ge hemelhoven! ■
Waar uw gloriezangen nooit verdooven,
Duld, dat we u, met do Eng'len Gods, daarboven, Schoon dan ook in zwakke klanken loven, i.- Gij waart onze Sterre, enz.
Teed're Maagd en Moeder onzes Heeren ! Die we als toevlucht voor ons zondaars eeren, Gij, gij bleeft Gods strafzwaard van ons weren, Gij ook deedt tot Hem ons wederkeeren. Gij waart onze Sterre , enz.
Goede Moeder ! moge uw liefde ons geven. Dat we nu, van alle schuld ontheven,
Slechts voor 't één, wat noodig is, hier leven. Dag fian dag naar hooger godsvrucht streven. Gij waart onze Sterre , enz.
159
Eeine Maagd! wij weten 't van 't verleden : Zwak zijn wij en wankel onze schreden;
Toon ons 't pad, waarop wij veilig treden, Trouwe Moeder! sterk ons door uw beden. G-ij waart onze Sterre, enz.
Moedermaagd en Hemelkoninginno!
't Zij mijn dank , dat 'k vurig nu beginne, Wat er zondig in mij is verwinne , U getrouw eu altoos méér beminne.
Gij waart onze Sterre , enz.
XL VII.
Smeeklied voor de Overledenen.
Uit de diepe boetekolken Dringt de weeklacht naar de wolken Al der dooden, die dit uur V Lijden in het lout'rend vuur;
Heer! ontferm U hunner.
En gij , Moeder der genade !
Sla hun smartlijk zuchten gade , Ach, wil hun ten toevlucht zijn In hun onuitspreekb're pijn: Bid voor hen , Maria !
Aan des levens leed ontheven,
Is aan 't lichaam rust gegeven ; Maar de ziel! zij rust niet eer,
160
Voor zij opgaat tot den Heer : Heer! ontferm ü hunner. En gij , Moeder der genade! enz.
Uit Gods ademing ontsproten, Uit zijn leven voortgevloten, Is voor haar geen heilgenot Dan in 't blij bezit van God: Heer ! ontferm TJ hunner. En gij , Moeder der genade enz.
Wat al smart de ziel ook drage , Hoe de wroeging rustloos knage, Verre van haar God te zijn, Is haar de allerfelste pijn:
Heer! ontferm U hunner. En gij , Moeder der genade enz.
Hoe doorfolterd ook van binnen, God toch , God alléén beminnen En Hem derven... wat gemis! ... Groot, ach, als Gods glorie is Heer! ontferm U hunner. En gij , Moeder der genade ens.
Of zij zuchten , smeeken , kermen , Kustloos roepen om ontfermen, Neen, het baat bij Gods gemis, 't Baat hun tot geen lafenis ;
Heer ! ontferm U hunner. En gij, Moeder der genade enz.
161
Zij dan, in hun onvermogen ,
Klagen ons met smeekende oogen:
»Wist gij, die op aarde zijt,
»Wist gij, wat een ziel hier lijdt!quot;
Heer! ontferm U hunner.
En gij, Moeder der genade! enz.
Zij, ach! die zoo droevig klagen,
't Zijn onze ouders, kind'ren, magen , 't Is een ziel, — ach wat verwijt! — Die door ons die smarten lijdt!....
Heer! ontferm IJ hunner.
En gij. Moeder der genade! enz.
God, o God ! wil toch bevrijden Die door mijne schuld zoo lijden. Ach ! dat deze pelgrimstocht Aller straf volboeten mocht!
Heer! ontferm U hunner.
En gij. Moeder der genade! enz.
Wil, genadig God! vergeven Wat wii tegen U misdreven.
Eindig, eindig hunne straf,
Wisch hun laatste smetten af:
Heer ! ontferm U hunner.
En gij, Moeder der genade! enz.
Laat hen, die toch U beminden.
Laat hen nu ontferming vinden:
Om het lijden van uw Zoon ,
Geef hun 't langverbeide loon:
11
162
Heer! ontferm II hunner.
En gij, Moeder der genade! enz.
Geef hun, die in kerkernacliten Naar uw vaderblik versmachten,
Geef hun in uw aangeziclit De eeuw'ge rust en 't eeuwig licht Heer! ontferm U hunner.
En gij. Moeder der genade! enz.
Nóg eens, voor U neergebogen, Smeeken we ü: heb mededoogen ! Voer hen uit den langen nacht In de glorie die hen wacht:
Heer ! ontferm U hunner.
En gij. Moeder der genade! enz.
XLVtll.
O Hemelkoningin !
Verhoor, verhoor de klacht.
Door teod're broedermin Hier voor uw troon gebracht: O zie op ouzo smeeking neer, Gij, trouwe voorspraak bij den Heer Moeder! Moeder !
Ach, van uw kindertal In 't lout'rend vuur.
Hoor in dit uur,
Hoor 't verre klaaggeschal!
163
Helaas! zij zijn in smart,
Wien gij tot aan den dood Uw teeder Moederhart Met zooveel liefde ontsloot; Zij zuchten, roepen keer op keer: Wees onze voorspraak bij den Heer! Moeder! Moeder!
Ach, van uw kindertal enz.
Zij hebben, trouwe Maagd! Op aarde in al hun nood Uw moederhulp gevraagd,
Die gij hun immer boodt:
Zoudt gij hun na den dood niet meer Ten voorspraak wezen bij den Heer? Moeder ! Moeder ! enz.'
Bij 't bloed van uwen Zoon, Dat hen ook heeft bevrijd,
Toon, smeeken we u, ach toon, Dat gij hun Moeder zijt ;
Hoor, hoe zij roepen keer op keer: Wees onze voorspraak bij den Heer! Moeder ! Moeder! enz.
O hartverscheurend lot ! Wat onverpoosd gezucht! . Wat roepen zij tot God!... , En alles zonder vrucht!...
Voor hen is 't arbeidsuur niet meer: O gij, bid gij dan tot den Heer! Moeder ! Moeder! enz.
164
Hoe schiet hun hart omhoog, Dat dorst en smacht naar God; Maar 't vindt geen vaderoog, Geen zaal'gend heilgenot! En 't stort weer in zijn lijden neêr: Gij dan, verbid, verbid den Heer ! Moeder ! Moeder! enz,
O Hemelkoningin!
Verhoor, verhoor de klacht, Door trouwe broedermin Hier voor uw troon gebracht; O zie op onze smeeking neêr. Gij, trouwe voorspraak bij den Heer Moeder! Moeder! enz.
Veui, Creator, Spiritus, Mentes tuorum visita,
Imple superna gratia.
Quae tu creasti, pectora.
Qui diceris Paraclitus, Altissimi donum Dei,
Pons vivus, ignis, cliaritas, Et spiritalis unctio.
Tu septiformis munere. Digitus paternas dexterae, Tu rite promissum Patris, Sermone ditans guttura.
Accende lumen sensibus, Infunde amorem cordibus, Infirma nostri corporis Yirtute firmans perpeti.
166
Hostem repellas longius, Pacemque clones protinus, Ductore sic te prtevio Vitemus omiie noxium.
Per te sciamus da Patrem, Noscamus atque Pilmm; Teque utriusque Spiritum Credamus omni tempore.
Deo Patri sit gloria,
Et Pilio, qui a mortuis Surrexit, ac Paraclito, In sseculorum saecnla. Amen.
Adoro te devote, latens Deitas,
Qme sub his figuris vere latitas.
Tibi se cor meum totum subjicit,
Quia te contemplans, totum deficit. Ave, Jesu, pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in te credentium.
Visus, gustus, tactus in te fallitur; Sed auditu solo. tuto creditur.
Credo quidquid dixit Dei Filius,
Nil boe verbo veritatis verius.
Ave, Jesu.....
167
In cruce latebat sola Deltas,
At hie latet simul et humanitas: Ambo tamen credens atque confitens, Peto, quod petivit latro poenitens. Ave, Jesu.....
Plagas, sicut Thomas, non intueor; Deum tamen meum te confiteor. Fac me tibi semper magis credere , In te spem habere, te diligere. Ave, Jesu.....
O memorialo mortis Domini,
Panis vivus, vitam praestans homini : Praesta mete menti de te vivere,
Et te illi semper dulce sapere. Ave, Jesu.....
Pie pellicane, Jesu Domine, Me immundum munda tuo sanguine : Cujus una stilla salvum facere Totum mundum quit ab omni scelere. Ave, Jesu.....
Jesu, quem velatum nunc aspicio, Oro, fiat illud, quod tam sitio ; TJt, te revelata cernens facie,
Visu sim beatus tua; glorite. Ave, Jesu......
168
111
Pange, lingua, gloviosi Corporis Mysterium, Sanguinisque pretiosi,
Quoin in mundi pretium Fructus ventris generosi, Eex effudit gentium.
Nobis datus, nobis natus, Ex intacta Virgine,
Et in inundo conversatus, Sparso verbi semine,
Sui moras incolatus Miro clausit ordine.
In supremse nocte coenae, Eecumbens cum fratribus, Observata lege plcne Cibis in legalibus,
Cibum turbse duodenae Se dat suis manibus.
Verbum caro, panem verum Verbo carnem efficit,
Fitque sanguis Christi merum, Et si sensus deficit, Ad firmandum cor sincerum Sola fides sufficit.
169
Tantum ergo Sacramentum Veneremur cernui, Et antiquum documentum Novo cedat ritui:
Praestet fides supplementura Sensuum defectui.
Genitori, Genitoque Laus , et jubilatio,
Salus, honor, virtus quoque Sit et benedictio,
Procedenti ab utroque Compar sit laudatio. Amen.
1. Magnificat — anima tnea Dominum.
2. Et exultavit Spiritus meus — in Deo — sa-iutari meo.
8. Quia respexit liumilitatem — ancillae sua;; — ecce enim ex lioc — beatam me dicent — om nes generationes.
4. Quia fecit miM magna — qui potens est, — et sanctum Nomen ejus.
* RErREIN ; Magnificat, magnificat, magnificat , anima raea Du minum, anima mea, anima raea, auiraa mea Dominum.
170
5. Et misericordia ejus — a progenie in progenies — timentibus enm.
6. Fecit potentiam — in brachio suo ; — disper-sit superbos — mente cordis sui.
7. Deposuit — potentes de sede — et exaltavit humiles.
8. Esurientes — implevit bonis, — et divites — dimlsit inanes.
9. Suscepit Israël — puerum SUnm, — recordatus
— misericordiae sus.
10. Sicut locutus est — ad patres ncstros, — Abraham et semini ejus in stecula.
Gloria Patri — et Filio — et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio — et nunc et semper
— et in Sfficula sseculorum. Amen. ■
Kyrie, eleison.
Christe, eleison.
Kyrie, eleison.
Christe, audi nos.
Christe, exaudi nos.
Pater de coelis Deus, miserere nobis.
Fili, Kedemptor mundi, Deus, miserere nobis.
Spiritus Sancte, Deus, miserere nobis.
* Refrein : Maria , Maria, wij biddeu a ! Ach help ons nu , en in den dood, o allerzuiverste Maagd Maria.
-171
Sancta Trinitas, unus Deus, miserere nobis.
Sancta Maria, ora pro nobis.
Sancta Dei Genitrix,
Sancta Virgo virginum,
Mater Christi,
Mater divin® gratiae,
Mater purissima.
Mater castissima,
Mater inviolata,
Mater intemerata.
Mater amabilis,
'Mater admirabilis.
Virgo veneranda,
Virgo prsedicanda,
Virgo potens,
Virgo clemens,
Virgo fidelis,
Speculum justitise,
Sedes sapientise ,
Causa nostr® Isetitise,
Vas spirituale,
Vas honorabile,
Vas insigne devotionis,
Eosa mystica,
Turris Davidica,
Turris eburnea,
Domus aurea.
3
O er1
172
Fcederis area ,
Janua cceli,
Stella matutina,
Salus infirmorum,
Eefugium peccatorum,
Consolatrix afflictorum,
Auxilium Christianorum,
Kegina Patriarcharum,
Eegina Confessorum,
Eegina Virginum,
Eegina Sanctorum omnium,
Eegina sine labo concepta,
Agnus Dei, qui tollis peccata muiidi, paree nobis, Domine.
Agnus Dei, qui tollis peceata mundi, exaudi nos, Domino.
Agnus Dei, qui tollis poccata mundi, miserere nobis. Christe, audi nos.
Cliriste, oxaudi nos.
Biz.
Broederschap van O. L. Vrouw van Kevelaar:
Opgericht te Nijmegen........?J
Aflaten en andere voordeelen......4
GEBEDEN :
Akten van geloof, hoop en liefde .... 9 Litanie van den Allerh. Naam Jezus . . .10
Misgeheden............
Korte Biechtgebeden :
Communie-oefeningen:
Litanie tot de H. Maagd Maria.....48
Manier om den H. Kozenkrans godvruchtig te bidden 52
■
174
I. De vijf blijde geheimen......
II. De vijf droevige geheimen.....
III. De vijf verheerlijkte geheimen. . . . Gebed tot Maria voor de levende leden van het
Broederschap...........
Gebed voor de afgestorvene leden van het Broederschap ............
I.
II.
m.
IV.
v.
VI.
VIL
VIII.
IX.
X.
XI.
XII.
XIII.
XIV.
XV.
XVI.
Smeekzang tot den H. Geest . . . Lofzang ter eere van het H. Sacrament
'sHeeren woning.....
Na de H. Communie ....
Aan Jezus eer!......
Ter eere van het Altaarsacrament
De vijf wonden......
Smeekzang tot Jezus' heilige vijf wonden. 95
Ter Bedevaart.......
Bedevaartslied.......
Klaaglied der Pelgrims ....
Op de Pelgrimsreize.....
Aan O. L. V. van Kevelaar Smeeklied bij Maria's beeld . . . Uitnoodiging tot den lof van Maria Wees gegroet op kindertoon . .
Blz. | |
52 |
XV |
59 |
XV |
65 |
XIJ |
XX | |
71 |
XX |
XX | |
72 |
XX |
XX | |
XX | |
XX | |
XX | |
75 |
XX |
76 |
XX |
77 |
XX |
79 |
XX |
80 |
XX |
82 |
XX |
83 |
XX |
95 | |
XX | |
XX | |
96 |
XX |
98 |
XX |
99 |
XX |
101 • |
XL |
103 |
XL |
105 |
XL |
106 |
XL |
109 |
XL |
175
Biz.
XVII. O Moeder Gods, o reinste Maagd . .110
XVIII. Hulde en bede aan de H. Maagd. . 112
XIX. De naam van Maria......115
XXI. Maria's zegenrijke bescherming. . .119
XXII. Lied bij 't offeren der kaars . . . 121
XXIII. Vertrouwen op Maria......122
XXIV. Kind'ren van Maria......12-4
XXV. Maria's Tenliemelopneming' I , . . 125
XXVI. Maria's Tenliemelopneming II . . .127
XXVII. Smeeklied tot de Koningin des hemels 128
XXVIII. Salve Eegina.........130
XXIX. Aan de voeten van Maria . . , . 131
XXX. O Maagd, o schoonheid nooit volprezen! 134
XXXI. Wees gegroet, gij vol genade . . .135
XXXII. Lofprijzing aan Maria......136
XXXIII. Avondlied..........138
XXXIV. Smeekzang tot de Moeder der Zeven
XXXV. Smeeklied voor den Paus.....143
XXXVI. De Onbevlekte Ontvangenis . *. . .144
XXXVII. De Geboorte van Maria.....146
XXXVIII. Maria onder 't kruis......147
XXXIX. Behoud der kranken......148
XL. Maria onze toevlucht......149
XLI. Troosteres der bedrukten.....151
XLIII. Dank en bede aan Maria.....153
XLIV. Vaarwel, vaarwel, wij scheiden . . . 154
r
176
Biz.
XLV. Afscheidslied.........156 *
XLVI. Danklied na de Bedevaart . . . .158 XLVII. Smeeklied voor de overledenen . . .159 XLVIII. Gezang voor de overledenen. . . .162
I. Veni Creator..........
II. Adoro te........ . . . . 166
III. Pange lingua..........I60
V. LitanisB Lauretanse.........170