-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

U Ms. Ms-

Met bijvoeging van een voorbeeld

voor iederen da/?, Misgebeden, Kruisweg en verschillende gebeden voor de zielen des Vagevuurs.

A2gt;'

Bij ile Missionarissen van liet II. Hart, TILBURG.

LS 3.v'ö

-ocr page 6-

-ocr page 7-

— 3 -

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

1ISS ^9 SS ^/3

INLEIDING.

—C^'ê)—

'e niaaiid November is de laatste van het kerkelijk jaar en door de H. Kerk en de geloovigen bijzonder aan de zielen der afgestorvenen toegewijd.

Na aan God en zijne heiligen de hulde te hebben gebracht, welke hun toekomt, en alzoo in onze eigene geestelijke behoeften voorzien te hebben, hoe zouden wij den kring der kerkelijke feesten kunnen sluiten, zonder eene schatting van edelmoedig medelijden en van werkdadige liefde te betalen aan de zielen der rechtvaardigen, die nog in den kerker des Vagevuurs zuchten ?

Het schijnt, dat wij in den tegenwoordigen tijd eene dubbele beweegreden hebben om een grooter belang in haar lot te stellen. De rampzalige dagen zijn nog niet ver van ons verwijderd, die,

I I I I I I I I 1 I I I • I I ■ I B I | I | | I | I I |

-ocr page 8-

_ 4 —

i: III;! I I I I I I I I I I III I I I

1 terwijl zij eene menigte katholieke tempels ver- Ü

- woestten. terzelfder tijd eeue menigte godvruehtige -quot; stiehtingen vernietigden en daardoor het getal quot; ^ heilige Missen, die tot lafenis der overledenen R

weiden opgedragen, zeer beperkt hebben. De ^

^ bron dje aan de zielen der afgestorvenen zoo veel ~

„ algemeene en bijzondere hulp aanbracht, is opge- -

0 droogd of verminderd en die arme zielen hebben

- daardoor eenigszins den weerslag gevoeld van de 1-| rampen welke dc Kerk verduurt. Is het niet | | billijk dat wij er ons op toeleggen om haar voor ~ | dit verlies zooveel mogelijk schadeloos te stelle a ? -quot; Hierbij moet men nu nog dc verkoeling der quot;quot; 4 liefde voegen, welke een droevig gevolg is van -

1 den geest van onverschilligheid en ongeloof, die ~ § in de wereld heerscht. Terwijl de boozen zich -1 zonder voorbehoud aan dc dwalingen en de mis- ^ | daad overgeven, welke onverschilligheid voor het

i goede treft men zelfs niet bij de braven aan! -

Men neernt bij de misdaad veel minder de boos- quot;

| heid in aanmerking dan de straf die zij verdient. ï-

| Nauwelijks vreest men de hel; men bekreunt zich quot;

| bijna niet om het paradjjs; men gaat zoo ver dat quot;

| men naar het Vagevuur verlangt, omdat men, de 1

I I I I I

i smarten vergetend, die men er lijdt, sjechts de |

1 I I I I I I I I I I I I I

I l i! I I IHIIlil II I I I I I I 1 I I I

-ocr page 9-

1 zekerheid zijner eeuwige zaligheid beschouwt. Wat

§ volgt daaruit? Dat men een laf en lauw leven

quot; leidt, terwijl men zich voorstelt later boetvaardig-

| heid te doen. De dood komt.... Veronderstellen

1 wij nu, dat men de genade en den tijd heeft om

p zijne misdaden uit te wisschen, dan is het toch

^ waar, dat men voor Gods rechterstoel het gewicht-

~ eener zondeschuld zal brengen, die des te grooter

i worden zal, naarmate men gedurende zijn leven

1 meer verzuimd heeft om waardige vruchten van

| boetvaardigheid voort te brengen.

| Voorzeker zouden de christenen van welke wij

i hier spreken, een geheel ander leven leiden, indien

-■ zij wisten welke vrecselijke straffen degenen oudcr-

^ gaan, die de goddelijke gerechtigheid nog buiten

- den hemel gesloten houdt, hetzij omdat zij hunne I bekeering tot den dood hebben uitgesteld, hetzij ~ omdat zij cr zich bij bepaald hebben, om alleen

- de eeuwige verdoemenis te vermijden.

Uit deze beschouwingen is een gewichtige ge-

- volgtrekking te maken. Wilt gij de overledenen ~ krachtdadig bijstaan? Wilt gij uwe eigene zaligheid

- verzekeren? Daal dan met uwe gedachten in het « Vagevuur neder en tracht daarna die zielen er uit quot; te verlossen, die er in gevallen zijn, en denk er

iiiiiii(|ii!:i!iiiiii:iiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiii!!i i i nji'iiiiiiji.' .niriiiinüiiiiüiiiiiii ihiiühi::'! i iiiüiiiiiii

-ocr page 10-

— 6 —

1,1,11 I I I I I I I I I I I I lüüllilllhül: I I 11II lilliilllllllii I lllill

aan, om er uwe eigene ziel voor te behoeden, die eveneens gevaar loopt er in te vallen.

Op deze wijze zullen de oefeningen, welke wij hier aanbieden te gelijker tijd oefeningen van liefde zijn jegens de zielen des Vagevimrs en oefeningen van heiliging voor ons zeiven, overeenkomstig het woord van den II. Geest: „Het is eeue heilzame en zalige gedachte te bidden voor de overledenen, opdat zij van hunne zonden ontbooden worden.quot; (II MACH. xii. 46!)

De volharding waarmede wij deze oefeningen zullen volbrengen, zal derzelver verdiensten aanmerkelijk vermeerderen en er ons de vruchten van verzekeren; alles is beloofd aan hem, die vraagt, mits hij volharde: Si perseveraverit pulsans. (Luc. xi. 8.)

Welke troost voor ons als wij op het einde der maand met grond de hoop mogen voeden, dat wij eenige zielen uit die Zuiveringsplaats verlost hebben! welk voordeel voor ons zeiven als wij over onze zorgeloosheid en onze onvoorzichtigheid verlicht, op onze hoede zijn er zelf in te vallen en dieper dan wij denken, na eene zoo lange reeks van dagelijksche zonden, welke wij niet oprecht beweend hebben, en misschien na zoo

i i i i i i i i i -i i i i i i i i i i i i i i i i i ii i

-ocr page 11-

iiiiiijMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiitt,!»!,,will,

quot; vele zware overtredingen, welke wij niet voldoende quot;

- hel)ben uitgeboet. I

- O Maria, gij die oj) den Calvarieberg tot toe- ~ ~ vlucht der zondaars aangesteld zijt, en die dezen ~ | titel hebt aangenomen met het inzicht om hen I r tot het eeuwig licht des paradijzes te geleiden, quot; I gewaardig u ons te helpen, te bestoren, te onder- | T steunen, opdat de zielen des Vagevnurs door middel quot; | vai1 quot;i626 godvruchtige oefeningen spoediger tot dit --, gelukzalig leven mogen geraken, en dat wij zelveu = quot; niet meer vertrouwen en verdiensten naar dit ~ _ leven verlangen.

'■■i i i i iiiiiiiininiiiiiiiiiiuiiiiiii

ilüiilHiiliiiiliiiiltiiiliiiiiiiüiütii i üiiii i :i:iiiiiiiii:iiiiiiiiiiij;i!ii i i 1111:1

-ocr page 12-

UI. I III I I I I I I I I I I I I I 1 I

DE

: MAAND 10'TIMBIB.

De Hemel en het Vagevuur.

I.

l,et wellc doel viert de H. Kerk heden, |

i met zooveel plechtigheid en luister, |

de heerlijkheid van het hemelsche |

I Sion ? Zij wil ons opwaarts doen zien naar |

| den hemel, en ons daar openbaren de schat- |

| ten der goddelijke barmhartigheid, het loon |

] der christelijke deugden, de kracht van de |

1 oprechte boetvaardigheid. Niet tevreden j

| ons in den loop des jaars, nu eens dezen, ~

iiiiii#iii; i ii: 'iiniiii'ii: 'I: HiiHiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiüiiiiiiaiiiiii i uil! i i iiiiililiilltllliliiltiiili^iiiilil

i::iii i i i i i i miiiiiiiii i

-ocr page 13-

iiliiiiijiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliiuiiiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiüliiiiliiiiiiiiddi!! iiiiiiiiiiiii:!|:ni|iiiiii;ri iiiiiiüi'iiiüiiiiii

j dan eens genen held te hebben voorgesteld,

- als martelaars gestorven door het vergieten I van hun bloed, of door andere wonderen

- van deugd luisterrijk, doet zij heden voor -1 onze oogen eene gansche en ontelbare

- schare van uitverkorenen verschijnen, waar-quot; onder wij er een groot aantal gewaar worden, | die bij ons en met ons hebben geleefd, op I dezelfde plaatsen, in dezelfde woningen, in

- denzelfden staat, en die, eertijds onderworpen Z aan dezelfde ellenden, en misschien zon-

- daren gelijk wij, thans, Gode zij dank. eene

1 eeuwige glorie en gelukzaligheid genieten. quot; Daar toont zij ons vrienden, ouders, die _ nu voor ons machtige en liefdevolle be-

2 scherraheiligen geworden zijn, die van ver-

- langen branden, dat wij mot hen het door 2 hen verworven koninklijk erfdeel zullen

- dealen, die ons den rechten weg aanwijzen 2 en ons de behulpzame hand bieden, opdat

- wij daartoe zekerlijk zouden geraken.

2 Richten wij onze blikken dan naar dat

- beloofde land en laten wij onze hoop ver-1 levendigen ; want ^ls de heiligen de over-

- winning hebben kunnen behalen, vraagt I de H. Augustinus, waarom zouden wij het

■ l'l i II i I I I I I III III I I I I I I I I I I I I

-ocr page 14-

— 10 — I

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin

dan niet even goed kunnen en zelfs ge- ï makkelijker dan zij, daar wij toch op hunnen -bijstand mogen rekenen? |

H. |

De H, Kerk wil ons, terwijl zij voor ous | de poorten der boetgovangenis opent, de | verschrikkelijke uitwerkselen van die zonden I voor oogen stellen, welke wij, als reeds | vergeven, uit onze gedachten verwijderen, I of die wij als vergeeflijk over het hoofd -zien; van die traagheid waarin wij het I beste gedeelte van den tijd doorbrengen en | de genade, die God ons in dit leven schenkt, I niet benuttigen.

Het zijn geen verdoemde zielen die wij daar | hooren zuchten of in ellende gedompeld zien, ; maar gelukzalige zielen, zielen met God door -on verbreek bare vriendschapsbanden veree- quot; nigd, zielen, met verdiensten en deugden ver- -sierd en op het punt straks te schitteren onder quot; de heerlijkste sterren der hoogste hemelen. -

Welnu! wat stelt een zoodanig verschil ë tusschen de rechtvaardigen des hemels en -die des vagevuurs? quot;

-ocr page 15-

De zonde. Niet de doodzonde, maar die misslagen welke, helaas! dagelijks onze zielen bezoedelen, de tijdelijke straffen der ver-gevene zonden, welke wij laten bestaan, omdat wij den moed niet hebben daarvoor hier beneden boete te doen. Ja, ondanks de zoo troostvolle zekerheid, welke men in het vagevuur ten opzichte zijner voorbeschikking heeft, verkeert men er in eenen elJendigen toestand, al heeft men, bij het scheiden van deze wereld, slechts een enkele smet op het geweten. O vreeselijke oordeelen Gods! wij zullen u nooit genoegzaam kennen.

III.

Welk een bloedende wond veroorzaakt het lijden dezer geliefde zielen aan het hart onzer teedere Moeder de Kerk!

Hoe is zij ontsteld bij hot zien der gevaren waarin wij ons zeiven brengen! Zij heeft deze gezegende zielen voor Jezus Christus voortgebracht; doch zij is er nog geenszins in geslaagd, om haar in zijn glorievollen schoot neder te leggen.

Helaas! en de tijd is voorbij waarin zij.

-ocr page 16-

— 12 —

ll.tllljillllllllliilliiil llilllllillillll!llllliillllilllilllilHllllllll!.li:i:l; Ihsllllüllli'll I I IM'llillllll

door hare Sacramenten, al hare handen kon verbreken, en al hare kwalen genezen.

Hoe levendig de teederheid dier moeder ook is en de verlangens dier zielen zijn, zij is huiten staat de weldaad der kwijtschelding van de zondenschuld te verleenen, en de overledenen zijn in de onmogelijkheid deze te ontvangen. Doch ons is de macht gegeven te naderen tot den troon der Goddelijke rechtvaardigheid, die voor ons nog is de troon der genade, en ons te stellen als middelaars of als borgen te hunnen gunste.

Daartoe noodigt ons de Kerk uit, als zij over de gansche katholieke wereld dien plechtigen vredewensch voor de dooden doet weerklinken: Requiescant in pace, dat zij rusten in vrede! Een vrede welken wij hun door onze gebeden kunnen geven. En de echo herhaalt het woord der blijde verwachting in de diepte van het Vagevuur en verlevendigt er de hoop der lijdende zielen. Zou er een Christen zijn die weigeren kan daaraan het oor te leenen ? Hoe! wij die zoo arm zijn, en die heden zelfs van de heiligen de noodige hulp o.n ons te redden hebben afgebeden, zijn wij in

IIIIIII r.'iinili ï üiniiliniiiini iminM i i • inn^iJi I l i l l I w i w

-ocr page 17-

— i3 --

'lllllliilillll!llllllllll|ll!ili'll|ii:!|ll!:| ll.ülü IIMIil-illiilIrMl I . I'/I J I .I I I I I

staat eene behulpzame haud te bieden aan de geloovige zielen, die ons zoo ver in waardigheid overtreffen? Ja, wij kunnen het, wanneer wij slechts willen.

Doch vóór alles moeten wij belijden, dat wij niet waardig zijn tot werktuig te dienen voor de barmhartigheid Gods, wij die eerder slachtoffers zijner rechtvaardigheid kunnen genoemd worden.

Beweenen wij dus onze zonden oprecht, en zeggen wij daarna dikwijls niet alleen met den mond, maar ook met het hart: Requiescant in pace, terwijl wij door de handen dei-heiligen alles opdragen, wat heden in de wereld ten gunste der overledenen gedaan wordt, en alles wat wij ons voornemen zeiven gedurende deze maand te doen.

Woon het offer der Mis in deze gesteldheid bij, en zoo gij nog niet tot de H, Sacramenten zijt genaderd, bereid u dan voor, morgen eene goede biecht te spreken en voor de overledenen tot de ïafel des Heeren te naderen; want het is een eerste vereischte, zullen uwe voorbiddingen hun ten goede komen, dat gij u zooveel mogelijk stelt in Gods genade en gunst.

i I I I I 1 1 I I I I I I I I i I I I I I I I I I I I I

-ocr page 18-

— -14 — 5

■ I linn I I I I I I I I I I I I ill ■ i I I I I I I I I I i n I

quot; Het is ook een schoons en heilige ge- quot;

g woi nte dat de leden van elk huisgezin zich |

; des avonds vereonigen om den heiligen ;

- rozenkrans to bidden; doch men moet zich -ï wel wachten dit gebruik in maaltiiden of |

- wereldsche vreugde te doen ontaarden ; niets -I zou meer tegenstrijdig wezen met de ernstige I

- en smartelijke herinneringen die dezen dag -I bij ons opwekt. Doch zoo gij reeds terstond I

- iets groots en zeer aangenaams voor God -I en de H. Maagd ten gunste der zielen in I

- het Vagevuur wilt doen, verricht dan de -I verheven daad van liefde, waarvan op het I

- einde van dit werkje zal gesproken worden -I in de vei zameling der aflaten, toepasselijk I quot; op de overledenen. |

Deze heldhaftige akte bestaat in de alge- i

~ heele schenking van al onze werken aar. die -

- heilige zielen, in navolging der H. Gertrudis, ^ | der H. Teresia en van vele andere heiligen. | | Hiertoe wordt geen bijzonder formulier ver- | quot; eischt, het is genoeg dat zij uit liet hart '

- voorkomt; liet is eene daad, die goe'ge- | 1 keurd en verrijkt met vele aflaten en voor- ^

- rechten door de Pausen Benedictus XII, | I Pius VI en Pius IX, bijzonder aan deze quot;

• Li i i l i l i i i i i i i i i i i i linn i i iiKiiiiiiiiiiiiiiipiiiii

-ocr page 19-

— 15 —

^ zielen en aan ons zeiven, do goede werken, j welke door ons verriclit worden, ten goede I doet komen.

I GEESTELIJKE RUIKER. Zalig zijn de barm-

- hartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. | Matth. v. 7.

I JJoodicrlb.

I Het gebruik om voor de zielen des Vagevuurs

- te bidden heeft bestaan van den tijd der geschreven

- wet af, zooals uien liet ziet in de geschiedenis der quot; Maehabecn. Wij leeren oolc van de H. Vaders en » uit de oude liturgiëu, dat het altijd sedert den tijd

- der Apostelen godvruchtig in stand gehouden is ; ~ doch er was in den loop des jaars geen bepaalde ~ dag aangeduid, om deze godsvrucht op bijzondere _ wijze te oefenen.

De II. Odilou was de eerste, die deze vrome

~ instelling tot stand bracht. Hij had sinds de

~ eerste jaren van ziju bestuur groote zorg gehad

- om in zijne orde vele gebeden te doen storten,

- groote aalmoezen te doen geven, dikwijls het quot; onbloedig offer van Jeziis' lichaam en bloed op te ~ offeren en door zich zeiven èu door anderen, voor

- deze zielen, zoo lijdende en gedrukt onder het I gewicht der goddelijke rechtvaardigheid. Maar ^ dewijl zijn medelijden met den dag toenam, en _ haar voor de volgende tijden cenen geregèlden

'Iquot;quot;*.' I I 1' I I I I I I ■ I I I I I I I I I I I I I I I I I :|

-ocr page 20-

I 16 — I

illllüEülüllllilll 11 I III I I I I I i I I I I I I I I I I I 0 11 1

quot; bijstand willende bezorgen, die niet zoo lichtvaardig quot;

~ kon onderbroken worden; daarenboven aangespoord ~

_ door openbaringen aan een heilig klnizenaar en aan ?!

- eenige zijner Idoosterliiigen gedaan, gaf hij eindelijk -~ dat overheerlijk bevelschrift, dat in zijn geheel gt; I aangehaald wordt in de bibliotheek van Clunj. |

- Hierin staat vcorgeschreven, dat men elk jaar den -r tweeden dag van November, zijnde de dag na het | quot; Ailerheiligenfeest, in al de kloosters, die ouder ~ I zijn gezag stonden, de commemoratie of de ge- _

- dachtenis der overledenen zou houden, en dat -~ deze dag geheel zou besteed worden om van God quot;

de kwijtschelding hunner straften en hun zalig quot;

_ intreden in het rijk der hemelen te verwerven. _

- Dit heeft de katholieke Kerk zoodanig goedgekeurd. -quot; dat zij dezen bevelbrief tot den haren, en er ~ ~ eene wet van heeft gemaakt voor ai tie geloovigen, Z ™ zooals uitdrukkelijk in het Roomsch Martelaarsboek -

- staat aangegeven.

i i i i i i i i

i i i i i i i i

-ocr page 21-

■ 1*11 iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii I liiiiimji iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiiiiiiipiiiilii

I.

I I I I 1 I I I I I I I

Het leerstuk des Vagevuurs.

Ja)

r worden ons door de Kerk twee ^.punten betrekkelijk de zielen, die ^deze wereld nog onvolmaakt verlaten, to gelooven voorgehouden: het eerste is, dat zij, na den dood, iu de pijnen des Vagevuurs gezuiverd worden; het tweede, dat zij die op aarde leven, haar door hunne gebeden kunnen te hulp komen, te weten door de offerande der Mis, het geven ran aalmoezen en andere liefdewerken, welke de geloovigen gewoon zijn de een voor den andere te verrichten. Ziedaar in welke bewoordingen dit leerstuk door het algemeen concilie van Florence is verklaard, overeen-

I I I I I I I I I I J I !

-ocr page 22-

— 18 — =

llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|llll|lllllilll||lll|llll||lll|llllll|||||||||

komstig de oude meening der Kerk, die I

gegrond is op de getuigenissen der beide -

Testamenten, die is beleden door de heilige |

Vaders en Leeraars zoowel grieksche als |

latijnsche, en die men vindt uitgedrukt in |

de oudste kerkgebruiken en in de Conciliën. |

Te twijfelen aan het bestaan des Vagevuurs, |

of aan de kracht der voorbiddingen gedaan |

voor de zielen die daar lijden, zou ons doen |

ophouden katholiek te zijn, en ons den ban- |

vloek, door het heilig Concilie van Trente I uitgesproken, doen beloopen.

Maar wat te zeggen van hen die deze waar- I

heden slechts zwak gelooven en weinig -

gevoel hebben voor het lijden dat de zielen 1

in het Vagevuur verduren? Wij zeggen ;

dat zij slechts halve christenen zijn; want -

het betreft hier geene willekeurige en naar ^

goedvinden te beoefenen devotie; de vraag -

is of men de waarheid des Evangelies in ;

eere wil houden en de liefde beoefenen die -het voorschrijft.

ii- :

De schepping van het Vagevuur is een |

■ l i I i i i i i i i i t i ..I i. i i i i i i i r l i i-i'i i

-ocr page 23-

noodzakelijk gevolg der rechtvaardigheid van God. Waarlijk rechtvaardig, oneindig heilig, kan Hij den minsten zweem van zonde of ongerechtigheid niet dulden. Na ons in dit leven duizende middelen aan de hand te hebben gegeven om onze schulden af te doen en ons geheel te zuiveren; na ons zonder ophouden te hebben toegeroepen: y)Lavamini, miindi estole, wascht u, weest zuiver;quot; indien wij dan nog verzuimen hierbeneden volkomen aan zijne rechtvaardigheid te voldoen, eischt Hij van ons eene gestrenge voldoening in het andere leven.

Deze rechtvaardigheid is de grondslag en het laatste einde zijns rijks, dat geen ander doel heeft dan de heiliging der uitverkorenen: Justilia regnorum funda-mentum. Zoo ook komen al de andere eigenschappen van God, als, zijne heiligheid, zijne wijsheid en zijne goedheid te zamen in verzet, waar het betreft den eeuwigen vredekus te geven aan eene ziel, op wie de minste vlek nog kleeft van hare vroeger bedrevene zonden Ja, het is niet mogelijk dat in het gezelschap der engelen en van de Allerheiligste Drievuldigheid zelve, eene

-ocr page 24-

ziel binnentrede wier verstand niet geheel en al zuiver is van de dwalingen der wereld, en die niet geheel ontdaan is van hare slechte genegenheden. God duldt niets dan ware vrienden in den hemel; Hij kan er geen schuldenaren, noch ontrouwe en trage dienstknechten toelaten.

III.

De schepping van het Vagevuur is niet minder het uitvloeisel der barmhartigheid. De Heer, genade bewijzend aan onze zwakheid, wil ons niet voor altijd van zich stooten. Dit spoort hem aan om alle middelen aan te wenden, ten einde ons te heiligen en ons tot de heerlijkheid te doen geraken. Nu hij met zachtheid onze traagheid niet kan bestrijden, heeft hij zijne toevlucht gemmen tot de .kastijding, als een kostbaar geneesmiddel.

Is deze handelwijze niet enkel barmhartigheid? Het was een groote barmhartigheid van de zijde des Heeren, den schuldeloozen Adam te bestemmen voor de heerlijkheid

-ocr page 25-

des hemels, die verhevener is dan de natuurlijke staat der engelen zeiven.

Het was eene nog grootere barmhartigheid hem door het bloed van Jezus Christus het recht terug te schenken, dat hij voor ons allen, door de zonde verloren had. Evenzoo is het eene zeer groote en zeer blijkbare barmhartigheid ons vergiffenis te schenken voor zoovele groote misslagen die wij begaan, en ons, zondaren van natuur, door neiging en dikwijls door eigen wil, te veranderen in ware kinderen en ware vrienden van God.

Doch wat zijne barmhartigheid ten top voert, is dat liefdevol geduld van den Heer, waarmede hij onze onvolmaaktheden verdraagt, zelfs na dit leven, en dat Hem aanzet onze nalatigheid aan te vullen door eene tijdelijke boetedoening. Liever dan ons voor eeuwig uit het paradijs te stooten, gebruikt hij voor ons zijne wrekende hand om ons te verbetoren en ons van alle overgebleven ongerechtigheden te zuiveren. Linum fumigans non exslinguet. Hij zal het rookende vlas niet uitblusschen. Al gloort in de ziel als zij het lichaam verlaat, nog slechts een klein sprankje van

-ocr page 26-

liefde, zoo is dat sprankje toch voldoende om haar van den eeuwigen dood to redden. Evenwel moet die straal van liefde ontdaan worden van allo onreinheid, van alle rook, om helder en zuiver in den hemel te branden en de ziel tot de eeuwige gelukzaligheid te verheffen.

Wekken wij dus ons geloof op, en beschouwen wij als eene weldaad die barmhartige straf, wolke God den rechtvaardige oplegt, wien het aan genoegzamen Ijver heeft ontbroken, Verlevendigen wij terzelfder tijd onze hoop. Ja, ondanks onze dage-lijksche fouten en gebreken, moeten wij hopen, dat wij, ten minste door de pijnen des Vagevuurs, tot die heiligheid en volmaakte zuiverheid zullen geraken, welke wij moeten hebben om van de eeuwige heerlijkheid bezit te kunnen nemen.

Mogen deze overwogingen onzen ijver ontvlammen om die zielen te hulp te komen, welke naar de barmhartigheid verzuchten, en die eene zoo vreeselijke ondervinding van de rechtvaardigheid hebben opgedaan. De gansche Kerk bidt en draagt heden voor haar het heilig Misoffer op. Vereenigen wij ons met haar, en verzuimen wij niet,

-ocr page 27-

zoo het mogelijk is, de heilige Communie te ontvangen, of ten minste lt;le Mis bij te wonen, tot lafenis der overledenen.

Dragen wij, gedurende de heilige Mis, opnieuw alles aan God op wat wij gedurende deze maand en tijdens ons verder leven zullen doen, door met verdubbelden ijver ten gunste der zielen in het Vagevuur te herhalen, de verhevene daad, waarvan gisteren gesproken is. Vele christenen vasten heden te harer intentie. Beoefenen wij ten minste eenige versterving, en herhalen wij dikwijls gedurende den dag het Requiescant in Pace. Amen.

GEESTELIJKE RUIKER. Degene die tot aan zijnen dood uitgesteld heeft waardige vruchten van boetvaardigheid voort te brengen, zal door het vuur gezuiverd worden, voor hij den hemel binnengaat. H. Augustinus.

Jloorkflb.

„Ik lieb, zegt een godvruchtig schrijver, een ketter gekend, die door ons geloof aan liet Vage-vuur katholiek is geworden. Hij had tc midden van een feest zijn dierbaren broeder verloren, en

-ocr page 28-

— 24 — T

l!llllllll|ll|i|llllll!ll||llllllllllllllllllllllllllllllilillliI|llll|illl|i!!l|lii:|{!llllill|lllli;:i!|igt;IIIUII|llll|llil||||||llll|[f Illlllll

liij dacht onophoudelijk aan dien schielrjken over-

gang van een feestmaal naar het graf. Zijne ziel I

had zekerheid noodig; hij wist hoe zuiver men -

moet zijn om den hemel binnen te gaan, en in |

zijnen godsdienst vond hij geen midden tusschen ~

de zalen des hemels en de afgronden der hel. «

Men raadde hem aan tot zijne verstrooiing te gaan -

reizen, en de jeugdige Scot begaf zich naar het quot;

vaste land. Ik bevond mij op hetzelfde schip als ~

hij. Weldra hadden wij een gesprek aangeknoopt, -

en over vele punten waren wij het met elkander -

eens. Aan wal gestapt, begaven wij ons naar quot;

hetzelfde hotel. Na eenige dagen openbaarde hij quot;

mij wat zooveel droefheid over zijne jeugdige -

jaren verspreid had: de dood zijns broeders en -

zijne ongerustheid over het eeuwig lot van hem quot;

dien hij toch zoo innig had bemind. „Ach! zeide Z

„hij op een Allerzielendag, uit liefde voor mijn -gt;

„broeder, omhels ik uwen eeredienst. Uw gods- -

„dienst maakt dat men elkander nog na den dood quot;

„helpen kan: uwe gebeden ontnemen aan het graf I

„dat akelig zwijgen. (5ij, gij gaat nog om met -

„hen die het leven verlaten hebben; God heeft ~ „u tusschen den hemel en de aarde eene zuive-

„ringsplaats doen aanschouwen. Mijn broeder is _

„wellicht daar!... Ik word katholiek, om er hem -

„uit te verlossen, om mij hier beneden te troosten, quot;

„om mij te bevrijden van dien last die mij neer- ~

„drukt: ik zal dat gewicht niet meer gevoelen _

„wanneer ik zal kunnen bidden,quot; En hij voerde -

zijn voornemen uit. quot;

I I I i I lil I I I I I ir'l I I I 1 l i l I I I 1 I I r

41

-ocr page 29-

Verdienste der gebeden voor de zielen in het Vagevuur.

verweeg de verdienste van het lief-KS^dewerk de zielen in het Vagevuur ^ te verlichten en te verlossen.

Het is eene oefening Van geloof; want het geloof alleen openbaart ons de pijnen en de belooning van het ander leven.

Het is een oefening van hoop; hoe zouden wij het anders, zonder een vast vertrouwen in de goddelijke beloften durven wagen, wij schuldigen, ellendige zondaars, gebukt gaande onder het gewicht onzer eigene zonden, ons te stellen als krachtdadige bemiddelaars, en zeiven te voldoen voor eens anders schuld?

i;

-ocr page 30-

Het is een oefening van liefde; want wij stellen ons voor, onder de heiligen die God verheerlijken, zielen binnen te leiden, welke reeds bevestigd zijn in zijne genade, en welke Hij met een onherroepelijke liefde bemint, doch die nog door zijne rechtvaardigheid in de vreeselijke kwellingen gehouden worden.

In waarheid, zij lijden voor hare zonden, doch die reeds vergeven zijn, en waarvoor zij nog slechts de straf moeten ondergaan.

Den hemel openen voor deze gezegende zielen, ziedaar wat genoemd wordt eer bewijzen aan God in de hoogste hemelen en den vrede brengen aan de menschen van goeden wil. Verliest zich de wil dezer heilige zielen niet in dien van den Heer?

Nu, daar de innerlijke verdienste der goede werken wordt afgemeten naar hunne betrekking tot het laatste einde, dat wil zeggen de zalige aanschouwing, hoe groot moet dan niet de verdienste zijn onzer toewijding voor de zielen in het Vagevuur!

Strekt zij niet rechtstreeks en onmiddellijk om die zielen op de meest spoedige wijze in het bezit te stellen van het paradijs?

-ocr page 31-

— 27 - =

■ I I l'l I 'illüilllillllllilllllllülliillllllllinilülllliül; I :| I I .1 |:ll||l l ^l.::lllil!|liil|ll:I|:i

11. I

Overweeg, op de tweede ylaats, dat men -

door deze devotie liet laatste zegel aan het I werk der verlossing hecht.

Alles wat Jezus Christus in persoon hier ~

beneden voor het heil der zielen heeft geleden, -

alles wat Hij zonder ophouden in den hemel Z

en op onze altaren uitwerkt om haar door -

zijne genade te heiligen, eindelijk alles wat Z

in zijn naam door de bedienaren zijner Kerk -

verricht wordt, dat alles heeft geen ander Z

doel dan de zielen der uitverkorenen in den -

schoot zijns eeuwigen Vaders binnen te lei- Z

den en haar tot zijne eigene glorie als aan- quot;

genomen dochters des Vaders en als zijne Z welbeminde bruiden aan te nemen.

Doch dit doel is nog geenszins volkomen Z

bereikt wat betreft de lijdende zielen in het quot;

vagevuur; en het beminnelijke Hart van -

Jezus, dat van verlangen brandt haar 3

gelukkig te zien, zal niet volkomen zijn -

bevredigd, zoolang zij niet verlost zijn uit ? de gevangenis waarin zij zuchten.

Door onze goede werken kunnen wij lief- Z

I i I i I I I I I I I I I I i I I I I I I I I I I ■ I I J I

-ocr page 32-

devol aanvullen wat voor haar aan het lijden van Jezus Christus ontbreekt, wij kunnen met weinig moeite hare tijdelijke straffen afkoopen, gelijk Jezus Christus ons van de eeuwige straffen, maar ten koste van zijn bloed, heeft vrijgekocht; en wij zouden het niet doen! Ziedaar dan een soort van apostelschap waartoe Jezus Christus al de geloovigen ten gunste der zielen in het Vagevuur roept en aanspoort. Al staat dit apostelschap beneden dat, hetwelk Hij aan zijne Priesters heeft toevertrouwd om de zielen voor de hel te behoeden, het is echter van groote waarde en groote verdienste. De bediening der Bisschoppen en Priesters heeft ten doel de zondaren aan de gevaren der eeuwige verdoemenis te onttrekken, en dikwijls mist zij hare uitwerking ter oorzake der halsstarrigheid dezer ongelukkigen. Het werk integendeel, waartoe men hier al de geloovigen aanspoort, hpeft ten doel van hare tegenwoordige pijnen zielen te verlossen, die de bijzondere vrienden en bruiden des Hoeren zijn en die met al de kracht haars harten verlangen, gezuiverd te worden van hare zondensmetten en met Hem vereenigd te zijn. De eerste dezer be-

i i i i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii! i:: 11^:1 i i üiiiiiiiiür i^iiiiiiiiiiiliiniiüiii

-ocr page 33-

— 29 — I

li I I I I I' I 1. I I I I I ' I i*!!!1!!! i''|: I'll !:||I|IIIIII||III|IIII||IIIII|I||||II|||I||I|||||^|||||||

dieningen strekt, helaas! te veelvuldig tot 1 veroordeeling van hen die er geen voordeel | mede willen doen, terwijl de tweede onfeil- | baar op het heil dezer arme zielen en ook -op ons heil uitloopt. Als wij ons op dit 1 werk toeleggen, kunnen wij niet alleen de -deur des hemels openen, gelijk de priester Z op aarde, maar wij kunnen er de verloste | zielen door onze zorgen bezit van doen ne- ~ men; on dat kunnen wij, niet krachtens de g goddelijke macht alleen die in de Sacramen- | ten werkt, onafhankelijk van de verdien- | sten des priesters, ex opere operato, maar | krachtens onze eigene werken, vruchtbaar | gemaakt door de Goddelijke genade. Aldus I vervullen wij eene zending geheel gelijk aan quot; die van Jezus Christus, die op de wereld -gekomen is om de zielen te hulp te komen, ~ door voor haar te bidden en te lijden, en -haar losgeld te betalen.

Zij stelt dus, om zoo te spreken, de -sleutels van het Vagevuur in onze handen, 2 en geelt ons de macht de ketens te verbre- -ken, waarmede de zielen daar gebonden zijn ' Zou het geene dwaasheid en wreedheid zijn -werkeloos te blijven? |

III lllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll I I I I I I I I I 1 14

-ocr page 34-

Meet daarnaar, indien gij kunt, de verheven waardigheid eens christens en de onuitsprekelijke rijkdommen der Goddelijke goedheid en wijsheid af. Bewonder die oneindig barmhartige Voorzienigheid die, terwijl zij al hare rechtvaardigheid jegens de zielen in het Vagevuur doet gelden, ons het middel aan de hand geeft den edelsten liefdedienst te verrichten, namelijk krachtdadig mede te werken aan het eeuwig heil der zielen.

Ontvlam u dus in een heiligen ii«sr, en stort heden uwe gebeden voor de zielen uwer nabestaanden, uwer onderdanen, uwer medeburgers, als met u door de banden des bloeds, der gerechtigheid en der liefde verboaden.

Herinner u de uitspraak van den H. Paulus: Indien iemand geen zorg heeft voor de zijnen, en voornamelijk voor de huisge-nooten, die h^eft het geloof verloochend, en is «rger dan een oiigeloovige.v (i. Tim. y. 8.)

Stel hunne zielen onder de hoede der allerheiligste Maagd on in handen hunner schutsengelen en hunner patroonheiligen, en smeek deze dat zij bij God uwe gebeden verhooring doen vinden.

-ocr page 35-

Herhaal de aangeduide oefeningen van den vorigen dag; doe ten minste eene geestelijke communie, indien gij niet tot de Tafel des Heeren kunt naderen.

GEESTELIJKE RUIKER. De afgestorvenen ter hulp komen, dat is de zieken bezoeken; dat is te drinken geven aan hen die dorsten naar het aanschouwen van Gods aangezicht; dat is de hon-gerigen voeden; dat is de gevangenen vrij koopen, de naakten kleeden en hun een onderkomen verschaffen in het hemelsch Jeruzalem, dat is de bedroefden vertroosten, de onwetenden leeren. niet één woord, dat zijn alle werken van barmhartigheid in een enkel.

H. Franciscus van Sales.

Doorbcflb.

De H. Petrus Damianus, na iu ecu nog teedereii ouderdom zijn vader eu zijue moeder verloren te hebben, viel in handen van een zijner broeders, die hem op de onmeusehelijkste wijze behandelde, zich niet schaamde hem aan alles gebrek te laten lijden, zelfs aan schoeisel en behoorlijke kleeding. Eens vond het kind toevallig op zijnen weg een zilverstuk. Verbeeld u zijne vreugde: hij geloofde nu een schat in handen te hebben. Maar waartoe dien gebruiken? Het gebrek dat hij leed, spiegelde

lülllllllllllillillliilliilliiiil 'Iiiiü' i i niii iilHilliliiliiiiliiiil1iiiliiiiliiiililiiliiiiliiiiliiiili*!,i::'

-ocr page 36-

hem vele plannen voor; maar, na er veel over nagedacht te hebben, besloot hij het geldstuk aan een priester te geven, opdat deze eene TT. Mis zou lezen voor de zielen des Vagevuurs. Wonderbare zaak! van het oogenblik af, veranderde de fortuin geheel en al te zijnen opzichte. Hij werd door een anderen zijner broeders opgenomen, die voor hem al de teederheid eens vaders had: deze kleedde hem volgens zijnen stand, liet hem studeeren, en na verloop van tijd werd hij een beroemd man en een groot heilige; met het purper bekleed, was hij een der hechtste steunpilaren der Kerk. Ziedaar hoe eene enkele mis, die hij met eenige opoffering voor de geloovige zielen liet lezen, voor hem }iet begin was van onuitsprekelijke voordeden.

-ocr page 37-

Waarvoor men in het Vagevuur

moet boeten.

I.

innengaan in liet paradijs is, eigen- -

^amp;^^lijk gezegd, niets minder, dan den quot;

*5 troon van God bestijgen, om met -

Hem en door Hem te regeercn; zijne heer- quot;

lijkheid genieten, is niets anders dan te -

midden van den luister des hemels, het ~

glorievolle en volmaakte beeld der Godde- -

lijke heiligheid in zich uitdrukken, en zulks quot;

naarmate dit aan ieder uitverkorene zal -

zijn toegestaan. ~

Elke gelakzalige zal dus van de heilig- -

heid schitteren, die hij uit God zal hebben I

■ i ■ i ■ i i i i i i i i[! i i i i i li i. i i i i i i i 1 i

2 l

-ocr page 38-

geput en die hem persoonlijk eigen zal geworden zijn door de genade en de verdienste.

Hij zal schitteren, niet gelijk de planeten, die op zich zeiven ondoorschijnende lichamen zijnde, al han glans van de zon ontleenen, doch volgens de uitdrukking van den H. Paul us, als de sterren, die schitteren met een glans die haar eigen is.

Zou zelfs de lichtste schaduw der zonde onopgemerkt kunnen voorbijgaan of geduld worden bij een zoo helder licht? Ook zal de nederigheid der gelukzaligen niet bestaan in zich te beschuldigen van of te schamen over eenige onvolmaaktheid, doch wel in te bekennen dat zij oorspronkelijk slechts een niet zijn, en dat, daar al hun grootheid hun geschonken is door de oneindige barmhartigheid des Allerhoogsten, zij hem eeuwige lofzangen verschuldigd zijn: Fecit mihi magna qui po tens est, de Almachtige heeft groote dingen aan mij gedaan. Welk een zuiverheid moeten zij niet bezitten om het getrouwe evenbeeld der goddelijke heiligheid te zijn?

-ocr page 39-

35

■ i

II,

Doch het rijk der glorie moet noodwendig -

met dat der genade overeenkomen, en dus, |

| opdat wij waardig zouden worden met God -

1 in de glorie te heerschen, is het noodzake- |

- iijk dat Hij te voren volkomen in onze harten -ï door zijne genade heersche. De volmaakt- ~

- heid heeft hare trappen, doch nooit is zij -Z vereenigbaar met wat haar tegenstrijdig is; Z

- in hare oogen wegen zelfs de heldhaftigste -Z deugden niet tegen de minste vrijwillige Z

- fouten op.

Z Vandaar komt het, dat alles wat zich, Z

| zelfs in geringe mate, verzet tegen de vol- -

Z maakte heerschappij der genade in eene Z

- ziel, ook tegen hare verheerlijking in den quot; Z hemel in verzot komt. Een enkele vezel des -

- harten die niet in volmaakte overeenstem- ;

- ming zou zi]'n met de liefde Gods, slechts -quot; een zweem van ijdele liefde voor de aardsche quot;

- dingen die het verstand verduistert, eene -Z genegenheid die niet geheel oprecht en Z

- zuiver is, al was zij ook begraven in de -Z diepste plooien van het hart en aan onze r

uiiHi#iii:iiiiinniuiiUiiii:iiiiiiiiiii|ini|nii|iiii|iiti|i;ii|i!iir!::i ;-r: t i i T'J'm-'i i !iiiii:;r:iri i.'ii

-ocr page 40-

blikken ontsnapt, eene zelfs geringe weerstreving van den wil, eindelijk de minste dezer fouten, dezer nalatigheden, dezer verzuimen waarin de rechtvaardigen bijna dagelijks vallen, de minste dezer kwade gesteltenissen of slechte neigingen die men in het hart laat wortelen, en die dikwijls gewoonten geworden, eene bron zijn van zonden, dat alles brengt eene misvormdheid te weeg eene wond die genezen moet worden door harde middelen, vooraleer te kunnen binnengaan daar waar niets kan binnentreden dat besmet is,quot; ten minste als men al deze gebreken in dit leven niet beweend en afgeboet heeft.

III.

Er is meer; het is niet voldoende volstrekt zuiver te wezen van alle zonde op het oogenblik van ons sterven. God zal een overzicht houden over geheel ons leven; Hij zal rekening houden met al de zonden die wij hebben bedreven, en Hij zal onderzoeken of wij van onzen kant, aan du genade der vergiffenis die Hij zich gewaar-

-ocr page 41-

— 37 —

■ I I I......I I I I I I i i I I I I I § I I I I I~I I

I digd heeft ons te verleenen, door eene be- I

- hoorliike genoegdoening hebben beantwoord. -I Aan den zondaar de schuld der zonde I

- kwijtscheldende, laat Hij hem gewoonlijk -I de tijdelijke straffen behouden. Indien de I

- genoegdoeningen minder zijn dan deze -Z laatste schuld, ziedaar dan voorde goddelijke I

- rechtvaardigheid een nieuwen titel om te -Z doen gelden. I

- Dan, wie zou kunnen berekenen hoeveel -I duizenden gedachten, genegenheden, woor- I

- den, in- en uitwendige daden er in een -

1 enkel jaar onzes levens, komen en gaan, I

2 en hoeveel gebreken Gods oog ontwaart -

- tusschen de ijdelheid en ongeregeldheden I quot; der jeugd, onder de zorgen en berekeningen ~

- van den mannelijken leettijd, onder de I ; kwijning en de slechte hebbelijkheden des quot;

- ouderdoms? Een glas water uit liefde Gods -quot; segeven, zal niet onbeloond blijven; een ~

- ijdel woord door u, voor vijftig, zestigjaren -I uitgesproken, zal niet onopgemerkt voorbij- quot;

- gaan. En hoe zal het gaan met zoovele ~ .\ I verzuimpnissen, met zoovele, wel is waar, ~

- dagelijksche zonden, doch bedreven met - ^ I open oogen en geheel vrijwillig? Hoe zal I £■

p_ i: i i n u i i i i ill ill i i n -' ■ ..........

-ocr page 42-

— 38 —

i!I!;ih7;:i;!!!I!!iiii!iiiiiiiiiiiiiii;;i i i i i i i i i i i i i i i i i; i i ;

quot; het gaan, iDdien wij sclmld hebben te vol- 2

- doen, zij het ook slechts van een enkele -2 doodzonde, waarvan wij wel vergiffenis ge- quot;

- kregen hebben, doch wier tijdelijke straf nog -I moet worden afgeboet? En wie kan zeggen, quot;

- dat hij er nooit eene bedreven heeft, of dat -I hij ze genoeg heeft beweend en er genoeg ~

voor gestraft is ? Helaas! onze boetedoeningen -

I zelfs zijn dikwijls besmet niet onvolmaakt- I

- heden, meer oi minder vrijwillig en schuldig, -E welke er de waarde van verminderen! 2

O, wat is de schuld dus zwaar die een -

1 groot getal Christenen in de pijnen des I

- vagevuurs moeten afbocten!

2 Men treft Christenen aan die onder voor- I

- wendsel dat zij niet waardig zijn tot Jezus -I Christus te naderen, zich verwijderd houden _ quot; van do Tafel des Heeren, waar Hij als een quot;

1 geneesheer tot hen komt! Hoe kunnen zich -quot; deze Christenen vleien, dat zij na hun ster- g

- vei; zuiver voor het aanschijn van den Eech- ~ quot; ter zullen verschijnen? Hoe! zi] erkennen quot;

- besmeurd te zijn, wanneer zij zich be- -quot; schouwen in het licht des geloofs, en zij ~

- zouden zich voor zuiver kunnen aanzien in -

2 het licht des hemels? £

, I ..I.: I 1 I I I i I I i I I I i I I I I f I I i I I I I I I I i I

-ocr page 43-

— 39 —

I i l I I ir. I I I i .l I jiii I I I I I .I I i I I iii

quot; Werpen wij een blik op ons gedrag; het be--1 rouw dat wij over onze gebreken gevoelen is I dikwijls niet volledig; wij behouden neiging

- voor die gebreken; en toch is het zeker dat ü geen enkele zonde, zelfs niet de kleinste,

- vergeven wordt als het hart er geen oprecht I berouw over heeft en er niet geheel van

- onthecht is. Onze boetvaardigheid gaat in I den regel, gepaard met onvolmaaktheden.

- Onze pogingen om de aflaten te verdienen I zijn zeldzaam en traag, zoodanig, in één

- woord, dat zij ons niet in staat stellen om I op de verkrijging eener algeheele vergiffenis

- te kunnen rekenen.

Zijn wij dus voor ons zeiven en voor

- anderen bevreesd. Zeggen wij nooit: deze is

- gestorven als een heilige, hij heeft mijne ^ gebeden niet noodig. Wie is hij, die in

werkelijkheid de uitgestrektheid zijner ge-

| breken kent? Delicta quis intelligit? De

B zonden, wie kent ze'?

| De verhevenste deugd is niet altijd vrij

- van smetten, en zij kan zelfs nog veel uit 2. te boeten hebben.

- Draag heden uwe werken voor de heiligste | zielen in het vagevuur op; zij zijn, in de

I in I III 1 i I I I I I I 1:1 I I I II I i I I i I I

-ocr page 44-

r — 4Ö

üiiüiqiiiü i 1 1 1 !i 1 1 ■ 1 1 i 1 1 1 1 1 1 i 1 1 i i 1 ■ e 1 1.1 1:

I oogen des Heeren, uw liefdevol medelijden I

- het meest waardig.

I GEESTELIJKE RUIKER. De ziel, in staat -

- van genade die, na van het lichaam gescheiden -quot; te zijn, niet volmaakt zuiver is, ontdekt in zich -quot; een beletsel, dat haar verhindert zich met God quot; quot; te vereenigen, en ziende dat dit beletsel niet kan _

- weggenomen worden dan door het vagevuur, werpt _ . zij zich terstond en met al de kracht haars wils te -i midden der vlammen. 1 t H. Catharina van Genua.

- yonrkrlb.

~ lu het klooster der Minderbroeders van Parijs, _

- stierf een kloosterling, die wegens zijne uitmun- -

- tende godsvrucht de Engelachtige genoemd werd. = g Er bevond zich onder zijne medebroeders een ge- ~ _ leerde doctor in de theologie, die, hoewel hij zeer _

- goed de verplichting kende van drie missen te -quot; lezen voor eiken religieus, die in het klooster stierf, -

dit toch in deze omstandigheid had achtergelaten: ^

i het scheen hem niet noodig, eene ziel ter hulp te _

- komen, die zoo deugdzaam geleefd had. Maar na | quot; cenige dagen ziet hij plotseling den overledene voor ~ I zich, die hem op een klagend en toon zegt: „Lieve | ■ meester, ik bezweer u, heb medelijden met mij!quot; |

- Verwonderd over die verschijning en die vraag, -quot; antwoordt hij: „Maar hoe, heilige ziell welke be- i I hoefte hebt gij aan mijne hulp?quot; — Ik word terug ^

uiiüiil'ïiiniilüri:: 1 1. innii 1-1 ' 1 1 1 1 1 1 11 iüiiiiüii:

-ocr page 45-

gchoiuleu in de vlammen des vagevuurs, hernam de overledene, in afwachting der drie Missen welke gij voor mij moet opdragen. — Aeh! antwoordde de kloosterling, ik zou het met genoegen gedaan hebben; maar bij de gedaehte aan het zoo heilig leven, dat gij onder ons geleid hebt, verbeeldde ik mij dat de kroon u terstond bij het verlaten dezer wereld zou zijn gegeven geworden. — Helaas! zeide de overledene, niemand begrijpt met welke gestrengheid God zijn schepsel oordeelt en straft. Indien gij, met al uwe wetenschap, de Goddelijke Majesteit begrepen had, dan zoudt gij mij zoo wreed niet behandeld hebben!quot; De gódgeleerde droeg, dien dag en de twee volgende dagen, met eene groote godsvrucht het 11. Sacrificie op, tot lafenis der ziel, die den derden dag, hem opnieuw verscheen om hem te bedanken. Zij kondigde hem aan dat voor haar de beproeving geëindigd was en de beloonins: zonder einde uiim- bednuen.

-ocr page 46-

42

ill!

I Zwaarte der straffen in het Vagevuur. |

I.

e kleinste dagelijksche zonde is een | | -pi^akwaad zoo groot, dat daarvoor door | | ^ geen enkel schepsel vergoeding kan | §. gegeven worden. i

God heeft er een zoodanigen atkeer tegen | I opgevat, dat Hij er niet in zou kunnen _ | toestemmen, dat men er slechts een enkele 5 I bedreef, al zou het ook zijn om al de ver- | I doemden uit de hel te verlossen. S

| De afgrijselijklieid der doodzonde kan men 1 ^ uit deze eenvoudige overweging afleiden, ^ - dat de hel met hare eeuwige folteringen -r ze niet naar verdienste kan straffen. n

■ i i i i i i i i ......... i i i ■ i i i ■ i ■ i ■ lt; ■

[

-ocr page 47-

j — 43 —

iiiiiiiilniiiiliiNiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii i .1 i ....... ■ i i iiiiiiiniiiiiiiiiiiiifiniiiii

Z Hoe groot moet dan ook de gestrengheid ~

- niet zijn van do straf die in het andere leven -Z de dagelijksche zonde wacht, waarvoor men I

- in dit leven geen boetvaardigheid gedaan 7 Z heeft? Hoe groot zal do straf niet zijn, Z

- die de pijnen der hol vervangt, voor de -_ vergeven doch niet afgeboete doodzonde, ^ 2 opdat er, ik zeg niet gelijkheid, doch -_ evenredigheid besta, tusschen de eeuwige I quot; straf voor die soort van zonde, en de tij- -_ delijke straf in welke zij is veranderd? | Z Jezus Christus werd ook veroordeeld om een -_ tijdelijke strafte lijden, voor de eeuwige straf I I die de zonde verdiende. Hij was onschuldig, -I en Hij heeft zich met volkomen toestemming I

- aangeboden, omdeschuldtevoldoenderzonde -

- die Hij niet bedreven had. Hoe wreed echter I ^ waren voor Hem de uitwerkselen van deze |

- verwisseling van straf, hoewel door de barm- 3 quot; hartigheid ingegeven! Wat al wonden quot; I maakte zij in zijn vleesch! Welk een kruis -£ legde zij Jtlem op de schouders!

I Denk hier een oogenblik na: hebt gij -

I misschien ook niet eenige fouten, eenige |

r straf uit te boeten? wie kan zich in dit j

I opzicht volkomen gerust stollen? Z

niiiii^'iaiiiyiniiiiiiiiiiiiüi, 1,, 1 1 1 i 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1.1 1:

-ocr page 48-

— 44 —' ^

■ iï üniii :■ I ■ li ■ I I I ■ ■ I I ■ ■ I ■ ■ ■ ■ gt; ■ ■ ■ ■ lt; ■ ■ ■*

- IL ;

I God is goed, en het is om den heiligen -

: haat, dien hij do zonde toedraagt, dat Hij I

- de hel geschapen heeft, de engelen uit den -quot; hemel verjaagd, Adam en geheel zijne _

- nakomelingschap gevloekt, en de wereld -r door de wateren des zondvloeds verwoest _

- heeft; en welke gestrengheid heeft hij niet ge- -I bruikt jegens zijne gunstelingen, om zonden, I

- die ons of verschoonbaar of licht zouden -I toeschijnen: jegens Mozes, voor een enkele .

- wantrouwende gedachte; jegens David, voor -I een gevoel van ijdele glorie, jegens Ezechias, _

- voor een voorbijgaande ijdelheid. En dat -^ waren personen, welke de Heilige Geest _ 1 geprezen heeft om hunne deugden. Hoor -| bovendien de bedreigingen van God in de -1 Heilige Schrift, beschouw zijne wraakne- ' | mingen; ovetal ziet men dat Hij de zonde .

- zwaar straft. En verbeeld u niet dat Hij ^ quot; overdrijft in zijne bedreigingen; want zijne -I woorden zijn zuivere waarheid. | 1 Dat Hij zich verblijdt, ons er door de -^ boetvaardigheid aan te zien ontkomen, is ~

m r........... 11 ■ i ■ i ■ ......... »»

-ocr page 49-

— 45 -

llll!l;|ïïl!|iii;|iiii|.l:.l!!lllll!lli!::i: I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

I niet twijfelachtig; doch het is nog veel quot;

- minder twijfelachtig, dat Hij, in het ander amp; I leven, zijne rechtvaardigheid vrij spel zal quot;

- laten; geheel zijne barmhartitrheid zal dan -^ bestann in het aanwijzen der plaatsen die |

- elk zal verdiend hebben volgenszijnewerken, -I en volgens de heiligheid van zijn gedrag I

- op deze wereld.

I Het zal dan de tijd niet meer zijn van Z

- het vergeven der bedreven zonden of het -~ kwijtschelden der gemaakte schulden. I

: in. :

1 Wie zijn wij, arme kinderen van Adam, ~

- en waar is onze kracht om de zwaarte van -_ Gods arm te verdragen? Z | Wie zijn die zielen welke van hun lichaam | . gescheiden zijn, beroofd van al de goederen .

2 der aarde, verbannen uit het hemelsch quot;

- vaderland, en die gebukt gaan onder den i. ^ toorn Gods, om hare zonden die zij tegen i

- Hem hebben bedreven ? Wij bezwijken . j zoo dikwijls onder het juk zijner wet, die ?

- geheel zachtheid en liefde is; wij vinden -Z zijne geboden zwaar, ofschoon Hij ons door ï

quot;Iquot; L i lt; i Pil l i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i rïi l i

-ocr page 50-

_ 46 —

quot; den mond van den H. Joannes zegt. dat ~

- zij geenszins zwaar wegen, zijne geboden -

2 zijn niet zwaar (I Joan. V. 3); en wij I

- zouden willen verzekeren dat het juk zijner -I wrake licht is voor de zielen die het moeten I

- dragen? Maar zegt de Heer zelf niet dat -quot; de slagen zijner rechtvaardigheid onbegrij- I

- pelijk en onverdragelijk zijn? De werken -I zijner rechtvaardigheid, wie han ze _

- verkondigen óf wie kan ze afwachten''/ -I (Eccli. XVI. 21.) Wij hebben hier op I

- aarde, niettegenstaande de zoo krachtige -I hulp der genade, ondanks de belooning in _ | het verschiet, ondanks de voorbeelden en -

3 de uitnoodigingen van Jezus Christus, moeite _

- om met geduld tegenspoed of ziekte te lijden; -| en wij zouden gelooven dat 't een onbe- -

- duidend iets is in het vagevuur zonder -I verdienste en zonder vrucht het honderd- -

- voudige te lijden van hetgeen het ons ; | hierbeneden aan boetedoening zou gekost -| hebben, om onze zondensehulden af te doen ? | | De Heer heeft voor onze zielen in zijne -| oneindige barmhartigheid drie bronnen van quot; 1 zaligheid doen ontspringen: die des doopsels -| in dewelke Hij ons geheel uit vrijen wil |

llïlillilllllllHillliiM IIIIIIIII ini!lllllllllIIII!Illlllllllllllilllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllgt;lt;HIIIIIIIIgt;lllllllll»ll||illlllll

-ocr page 51-

— 47 —

| eene volmaakte zuiverheid schenkt; die van |

| het Sacrament en de deugd van boetvaar- |

1 digheid, waarin Hij van onzen kant eenig ï

| pogen vordert en ons een lichte, tevens |

| nog verdienstelijke boete oplegt, die onze quot;

| schulden verminderende, ook nog strekt -

| om onze belooning te vermeerderen; einde- I

| lijk die des vagevuurs, waar deze schulden -

| door het lijden worden uitgewischt, door Z

| ean bitter lijden, zonder troost en zonder -

| verdienste. En wij die telkendage zondigen. I

S wij verwaarloozen de tweede der genoemde -

1 bronnen, en opzettelijk behouden wij ons |

| voor ons in de derde bron te dompelen? |

1 Weten wij het wel: er is geen heilige |

quot; geweest, die geloofd heeft dat de pijnen -

- des vagevuurs licht zijn.

f De H. Augustinus, de H. Gregorius, de |

- H. Bernardus, de H. Anselmus en vervolgens -de H. Thomas, de kardinaal Bellarminus ^

| en al de kerkvaders zijn van gevoelen dat I.

| zij in hevigheid de folteringen der martelaren 1

| en al de straffen door de menschelijke -

B rechtvaardigheid uitgevonden, om de boos- |

- doeners te straffen, overtreffen. Zij leeren -| dat zij onverdragelijker zijn dan al de Z

Iiiiiiii^ii:iiliiiil!i!ii:i!:i n i i r .1 1 1 1 1 1 iii:iiii!!!:i 1 i::!ii;!;!i!:-:]::i!iii;il 1 1 1 !

-ocr page 52-

kwalen die men in dit leven kan verduren: martelingen der beulen, ziekte, armoode, tegenspoed, verdriet; zelfs dan als men al deze kwalen zou vermeerderen in verhouding tot het bedreven kwaad en de straf die in dit leven noodig was om hetzelve uit te wissclien.

Met welke levendige en teedere gebeden smeekt de H. Kerk den Heer ook niet, zich' te verwaardigen dezelve te verzachten en te verminderen 1

Zou zij zulke vurige zuchten slaken, indien zij die straffen onbeduidend beschouwde?

Vat een diep medelijden op voor de zielen, die wellicht vroeger hebben geleefd in eene zoo droeve dwaling, en die er thans de slachtoffers van zijn.

Draag uwe gebeden van dezen dag voor die ongelukkigen op. Ach! zeker, zij verdienen wel dat wij ons haasten hen te hulp te snellen. Beveel hen der Moeder van barmhartigheid aan, door het bidden van den rozenkrans of eenig ander gebed ter hunner verlichting.

GEESTELIJKE RUIKER. Mijne vroegere fouten eischen dat ik voor 't vervolg ware vruchten

-ocr page 53-

— 49 —

I i i ill ii I I I § I I I I i I I lil I I I I I I I

van boetvaardigheid voortbreng. Het getal mijner f

zonden overtreft dat der zandkorrels aan den |

oever der zee. Hoe zal ik dan mijne schulden I

betalen, daar ik toch moet voldoen tot den laat- -

sten penning ? |

H. Bernardus. |

Ijoorbcrlb.

In 1846 had P. Bonifacius Wimmer in Amerika, h

in het dorp Latrobe, het klooster van den H. quot;

Vineentius gesticht. In het begin van 1859 liep Z

het gerucht, dat ecne ziel aan een der religieuzen -

van het klooster was verschenen en zijne gebeden -verzocht had. Terstond begonnen de slechte kranten,

volgens gewoonte, allerlei spotternijen en godde- _

loosheden daarover uit te kramen. Pater Wimmer, -

over dat schandaal bedroefd, geloofde den 26 Fe- ~

bruari 1860 de volgende verklaring publiek te ~

moeten maken: _

„In onze abdij van den H. Vineentius, bij La- -

trobe, heeft eene novice, den 18 September 185(J, quot; ecu benediktijner monnik zien verschijnen in eene

volledige kloosterklceding. Die verschijning heeft _

zich eiken dag herhaald van den 18 September f

tot den 19 November, hetzij tusschen elf uur en '

middernacht, hetzij van middernacht tot twee uur [

in den morgen. Eerst den 19 November heeft a

de novice den geest ondervraagd, in tegenwoor- -

digheid van een ander lid der communiteit;, over quot;

hetgeen hij verlangde. De geest heeft geantwoord .

-ocr page 54-

(lat liij reeds gedurende zeven en zeventig jareu leed, omdat hij verzuimd had zeven Missen te lezen waartoe hij verplicht was; dat hij reeds, op verschillende tijden, aan zeven andere Beuediktijnen verschenen was, maar zonder begrepen te zijn; dat hij genoodzaakt zou zijn nog gedurende elf jaren te verschijnen indien hij, novice, hem niet ter hulp kwam. De geest vroeg dat er zeven Missen voor hem zouden gelezen worden, daarenboven moest de novice gedurende zeven dagen in afzondering blijven en een stipt stilzwijgen onderhouden ; en eindelijk moest hij nog gedurende drie en dertig dagen, driemaal daags den 50 Psalm (Miserere mei Deus), bidden, blootvoets en de handen ten hemel geheven.

„Al deze voorwaarden werden vervuld tussehen den 21 November en 25 December; en op dienzelfden dag, nadat de laatste Mis was opgedragen, is de geest verdwenen. Gedurende bovengenoemd tijdsverloop, had de geest zich nog meermalen vertoond, den novice met de treftendste bewoordingen aansporend om voor de zielen des vagevuurs te bidden, daar zij, zeide hij, verschrikkelijk lijden en allererkentelijkst jegens hen zijn die tot hare verlossing hebben medegewerkt.quot;

-ocr page 55-

jfoöbd DiUt.

Duur der pijnen in het Vagevuur. I.

Ie duur der smart verhoogt hare -

ü/s zwaarte. Het is door dezen duur .

g1 dat men gewoonlijk de straf met het -

- misdrijf in evenredigheid brengt; op deze -1quot; wijze onderscheidt men zaken die eigenliik j

- dezelfde zijn. Veel lijden, doch slechts -3 een enkel oogenblik, kan men als geen ^

- straf beschouwen, wanneer dit lijden moet ^ 1 gevolgd worden door een groote vreugde. | i !Nu leert ons het geloof ten aanzien van | | het vagevuur, dat het niet eeuwig zal'zijn, | | dat zijn hevigheid en duur geëvenredigd | Z zijn aan de zonde, en dat het zal eindigen |

l!|llll@lllllllllilllllllllllllllllll|||||lllllllll|||||||||lillllllll!llllilllllllllllllllllllllillllllllllllllllliilllllillillllllllllilllllllliïllllllü

-ocr page 56-

— 52 —

n I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

Z bij het algemeen oordeel, waarvan het tijdstip

- aan niemand bekend is: Van dien dag Z weet niemand. (Matth. XX[V.)

God heeft zich dit geheim voorbehouden. I Wat echter zeer zeker is, is dat het oordeel

- slechts zal plaats hebben, wanneer de laatste I der uitverkorenen den hemel waardig zal

- wezen en geheel zal zijn gezuiverd en I ontdaan van zijn schuldenlast.

Bemerk het wel: God heeft ons niet

I geopenbaard, dat Hij op het aangewezen

- oogenblik vóór het laatste oordeel, het I vagevuur zal ontvolken door middel van

- een algemeen kwijtschelding van straf, dit I zou een gewaagde meening zijn; doch hij

- heeft ons geopenbaard dat hij het men-| schelijke geslacht niet zal oordeelen dan | na behoorlijk zijn doel te hebben bereikt

- in de uitoefening zijner barmhartigheid en | zijner rechtvaardigheid jegens de sterve-

- lingen: eene leer, gelijk men ziet, zeer quot; verschillend ven de eerste.

i En wie weet hoeveel eeuwen Hij mis-

Z schien den laatsten dag der wereld zal

i uitstellen, om zijne plannen te volvoeren.

Z Wij weten niet hoe lang de straf zal

1:1: i i i i i i i i i i i i i i i i i s i : i i i i t i i i

-ocr page 57-

quot; — 53 —

■ I I I I u i I I I I I I I I I I I I it I I I I I I I J.i!I.i

I dnren, die door do goddelijke rechtvaar- I

- digheid voor iedere zonde is vastgesteld. -I Indien de af te boeten zonden talrijk of I

- groot zijn, zoo de hardnekkigheid en het 1 I verzuim in dit leven van dag tot dag is I

- voortgezet, dan zal de straf, volgens het -I getuigenis van den H. Cesarius, van den I

- H. Augustinus, van den H. Bonaventura ^

1 en van den H. Thomas, langer van duur I

- zijn, naarmate de toestemming in de zonde -_ sterker en halsstarriger zal geweest zijn. I

- Het zou dus mogelijk zijn, zeggen de kerk- -

- vaders, dat er zich in het vagevuur zielen -

2 bevinden, veroordeeld om tot aan den jongsten quot;

- dag te lijden.

- II. 1

God, dio het middelpunt is der eeuwigheid, -

ï; beschouwt, in zekeren zin, den tijd als een |

- niets: in zijne oogen zijn duizend jaren I quot; één dag, de dag van gisteren eon zucht. *

- Op iedere bladzijde der H. Schrift getuigt -I Hij, dat Hij geen rekening houdt met de Z

- tusschenruimte des tijds, die ons onover- -I komelijk toeschijnt. Hij belooft een verlosser ;

- 'a

I I I I I i I I I I I I I I I...... I I I I I I I I I Hl

-ocr page 58-

— 54 —

I I I I I I I I I I I I I i I I I 1 3 I I I I I 1 I I E I I

aan ^.dam, en hij wacht vier duizend jaren, ~

de wenschen te verhoeren der aartsvaders -

in het voorgeborchte der hel, evenals de I

gebeden der vromen levende op eone aarde, -

die met een zondvloed van kwalen bedelit I

was. Do zeven weken die Hij aan Daniël -

bekend maakt, zijn weken van jaren. I

Hij belooft aan Abraham dat zijn nako- -

melingen het land van Kanailn zullen I

bezitten, en Hij schenkt het hun niet clan -

na vierhonderd jaren van wisselvalligheden Z

en slavernij, en na veertig jaren waarin -

het volk van Israël in ballingschap rond- I

dwaalt met het erfdeel voor oogen, dat -

voor hen is bestemd doch nog niet is _

verkregen. Hij acht het lijden en de -

kwellingen die zijne uitverkorenen gedurende .

geheel hun aardsche loopbaan moeten ver- -duren, kortstondig en licht.

Wanneer Hij zegt dat Hij weldra komen quot;

zal. Hij zal komen en niet loeven, zijn -

het jaren en eeuwen gedurende welke Hij 2

hen zelf, die Hem dierbaar zijn en aan -

wie Hij zijne barmhartigheid belooft, aan | de beproeving ten prooi laat.

Wie zal ons dus zeggen in welke mate |

I I I I I I I II III I I III I I I I I III I III I I

-ocr page 59-

F

iiir I 'Vii!! I 'i I I I i i i iiiii: I ill I ill I ii!iii:n:iiiiii:iiiii|![iiiiiiii

2 zijne rechtvaardigheid de kvveilingon van quot;

- de arme veroordeelden in het vagevuur | 2 verlengt? Zijne cordeelen zijn ondoorgron- I

- delijk, en wat betreft den tijd, zeer ver- -I schillend van de onze. Nergens heeft Hij ons Iquot;

- geleerd, dat hunne straffen kort en oogen- | i blikkelijk zijn, gelijk Hij die des levens Z

- heeft aangeduid, waardoor wij een gelukkige -I eeuwigheid verdienen, en die ons echter I | dikwijls zoo langdurend toeschijnen. | Wachten wij ons dus, ons door de eigen- 1

- liefde te laten verblinden.

I Zij zou ons willen overtuigen dat het I

| noodig is daarbeneden eenige lichte en |

I korte straf te ondergaan om onze zonden |

■ af te boeten. Wij moeten integendeel denken, |

- dat do straffen daar dubbel zoo zwaar zijn _ | als iu dit leven, en dat wij ze niet zouden -

- kunnen optellen. En hoevele die ons geheel . Ü onbekend zijn en die wij zelfs niet kunnen 3

- vermoeden? Nog eens, hoe de slagen te -I tellen van Gods toorn, en hoe de straf af ^

- te meten die op elke zonde moot volgen? -Z Win weet de hevigheid van uwen loom, y I en uwe verbolgenheid, wie weet haar -i rjodvreezend te schatten 9 ps. Lxxxtx. |

1111:1111 ii 1 1 1 1 1 1 i 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

-ocr page 60-

III.

Zien wij nu wat onze Moeder de H. Kerk ons op dit punt schijnt te leeren. In hare Boete-Kanons legde zij gedurende lange jaren eene gestrenge boete op voor eene beledene en verafschuwde zonde. Heden biedt zij den geloovigen overvloedige aliaten aan, opdat zij aan de goddelijke rechtvaardigheid voldoening zouden schenken reeds in dit leven. Wat de overledenen aangaat, voor hen bidt zij eiken dag en stelt geene beperking in de godvruchtige stichtingen der geloovigen. ten hunnen gunste in het leven geroepen; nog meer, Paus Alexander VK heeft het gevoelen veroordeeld van hen, die staande houden, dat de eeuwigdurende giften of goddelijke diensten hun kracht verliezen na een tijdsverloop van tien jaren, evenals of deze tijd het maximum was van den duur des vagevuurs. Daaruit volgt, dat de H. Kerk niet durft hopen dat het verblijf van een zeker getal zielen in deze smartelijke gevangenis zoo kort is als men zich dikwijls verbeeldt.

-ocr page 61-

Lezen wij, daarenboven niet, in het negende boek der Belijdenissen van den H. Aug-ustinus, dat deze vermaarde leeraar, zijne godvruchtige moeder Monica, die in geur van heiligheid gestorven was, nog langen tijd na haar dood, aanbeval in de gebeden der geloovigen?

Prent den grondregel goed in uw geheugen, dat, zoo dikwijls gij een zonde, 't zij een doodzonde, ot dagelijke zonde bedrijft, de genieting kort is, en de straf in evenredigheid lang. De pijnen des vagevuars duren niet eeuwig, neen; maar, grooteGod! over hoevele jaren kunnen zij zich, zonder eeuwig te duren, evenwel uitstrekken? Had men sl chts een uur te lijden voor elke dagelijksche zonden en slechts een dag voor iedere doodzonde die niet voldoende waren afgeboet, hoevele jaren zou dat niet uitmaken voor die zielen welke hare bekeering tot aan den dood hebben uitgesteld, na in het leven zonden op zonden te hebben gestapeld!

Men treft, helaas! niet zelden christenen aan, die zich voorstellen dat zij, zooals men zegt, den hemel wel goedkoop zullen

-ocr page 62-

verdienen. Z'j leven volgens hun zin en hun welgevallen of ten minste in lauwheid en onvolmaaktheid, en zij maken zich wijs dat zij met een weinig boetvaardigheid op het laatst van hun leven, het rijk der hemelen wel zullen winnen, dat aan de heiligen lange jaren van arbeid en onop-houdelijken strijd tegen het vleesch gekost heeft. Ach! de ongelukkigen, wel verre van het goedkooper dan de anderen te verkrijgen, betalen zij het veel duurder; want zij zullen veroordeeld worden om veel meer te lijden, en dat naar de mate der buitensporige voldoeningen die zij zich thans veroo'-looven.

Men kan op deze christenen toepassen hetgeen van den rijken vrek gezegd wordt: Gij hehl het goede in uw leven onlvancien: nu echter wordt gij gefolterd; gij hebt uwe genietingen op aarde gehad, gij zult er thans de straf voor moeten ondergaan.

Er zijn zeer zeker zielen van deze soort in het vagevuur.

Tracht heden uwe liefde te verlevendigen voor die ongelukkigen, die sedert lang in de vlammen zuchten. Onder hen bevinden

-ocr page 63-

— 59 -

r'i i lil I ü'i.i mil I ii I I ui I I I i i! iiii I iiijiiiiiii

er zich misschien die zonder hulpe zijn, ^

omdat zij in armoede op aarde hebben -

geleefd. quot;

Zurjr er in het bijzonder voor u van -

uwe plichten van dezen dag goed te kwijten, I

en draag de verdienste daarvan ter hunner -

verlichting op. Zoo gij kunt, doe dan een I

Mis ter hunner intentie lezen. Welk een -

schoone en edele liefdadigheid, zich de I

armen, zelfs na hun dood in herinnering -

te brengen! Gedenk dat zij ten alle tijde 1

de bevoorrechten van Jesus Christus zijn. -

GEESTELIJKE RUIKER. Een enkele dag in I

deze plaats van uitboeting kan vergeleken worden -

met duizenden aardsehe kwellingen. -

H. Augustinus. quot;

yoorbcclb.

Een uur in liet vagevuur.

Twee religieuzen, vol godsvrueht en ijver voor quot;

hunne heiliging, hadden denzelfden lust tot liet quot;

gebed, de overweging en de boetvaardigheid en -

waren, door eene zoo innige vriendsehap verbonden, -

dat men op hen dezen latijnscJieu dichtregel kou quot;

toepassen: |

I I i I I I I I I I S ( I 1 C I I I i i I 1 1 I | I I I I 1

-ocr page 64-

Hi duo corporibiis mentibus unus erant: Het waren twee lichainen, doch slechts ééue ziel.

Een zelfde ijver voor de glorie Gods bezielde beiden; zij werkten met vurigheid aan de zaligheid des naasten en trachtten met de grootst mogelijke stiptheid de Regelen te onderhouden. Eensklaps wordt een hunner ziek en weldra is men in de grootste ongerustheid omtrent zijn leven. Een engel des Heeren verschijnt hem, kondigt hem aan, dat hij gaat sterven, en dat hij in het vagevuur de pijn voor zijne fouten zal ondergaan totdat eene Mis voor hem gelezen is, en dat hij dan eerst naar den hemel zal opvliegen om er het loon voor zijnen ijver en zijne vurigheid te ontvangen.

Deze tijding vervult den heiligen religieus met vreugde. Oogenblikkelijk roept hij zijnen vriend, spreekt hem over de verschijning, over den dood, die hem gaat bevrijden, en over den zeer korten tijd dien hij in het vagevuur moet blijven. Hij bezweert hem, door de banden hunner broederlijke vriendschap, om na zijnen dood zoo spoedig mogelijk het goddelijk offer, waarvan zijne eeuwige zaligheid afhangt, op te dragen.

De goede religieus, geheel bewogen over het verlies, dat hij ging lijden, beloofde alles aan eenen zoo dierbaren vriend en hield getrouw zijn woord; want toen de dood den volgenden morgen onverwachts kwam, had hij nauwelijks den overledene de oogen gesloten of hij liep naar de sacristie, trok de heilige gewaden aan en beklom het heilig altaar.

-ocr page 65-

— 61 —

:i I I I I I I I I I I I I I I I I I

..1

quot; Nauwelijks was de mis geëindigd, als hij onder

_ zijne dankzegging zijn vrieiid, stralend van geluk, -

- ziet verschijnen, maar toch met nog een overblijfsel ^

- van verdriet en smart op het gelaat.

' „Mijn broeder,quot; zegt hij hem, „waar was toch |

_ uwe belofte? wat hebt gij van dezelve vervuld? §

- Gij verdiendet niet dat God nog langer medelijden -

- met u heeft.quot; | quot; „En waarom,quot; vraagt deze. 1

„Waarom? Hebt gij mij uict meer dan een

- jaar in dit wrekend vuur gelaten, zonder dat gij, noch een mijner broeders de Mis hebt gelezen,

| die mij moest bevrijden?quot; ^

„In waarheid,quot; riep de religieus uit, wat zegt |

- gij, mijn broeder. Ik heb zooeven de priesterlijke quot; quot; kleedercn uitgetrokken ; het is nauwelijks eenige ~ _ uren geleden, dat gij deze aarde hebt verlaten en _

- uwe uitvaart is nog niet gehouden.quot;

Terwijl zijn vriend hem nu aanzag, loosde hij ~

quot;2 een diepen en smartelijken zucht en riep uit: „O, ~

_ wat zijn deze pijnen verschrikkelijk, daar zij mij _

H eenige uren voor een jaar hebben doen aanzien. -

quot; Heb dank, mijn broeder, voor den ijver in het ver- quot;

~ vullen van den plicht van liefde. Ik ga in den quot;

_ hemel God loven en Hem smeeken, dat IJ ij u ver- _

- gelde, wat gij voor mij hebt gedaan, opdat wij -~ eenmaal in de eeuwige vreugde vereenigd mogen quot; quot;2 zijn, zooals wij het zijn geweest in de dagen van quot;

i

kwelling en strijd. Heb dank dan en wees moedig!quot; -

I i i I i i i i i i i i i i i:

-ocr page 66-

3£«mtfo BiUi.

Hoe wij ons den toestand der zielen in het Vagevuur moeten voorstellen.

L

ST? ;

aten wij, om ons een goed gedacht het vagevuur te maken, voor-nerst opmerken, dat de leeraars en H. Vaders, steunend op de goddelijke Schift, ons het vagevuur afschilderen, niet als een oogenblikkelijk lijden, maar als een liidens-toestand, dat wil zeggen, als oen onafgebroken en voordurend lijden, als eene verzameling van verschillende pijnen, als eene plaats waarin men alleen gaat, om te lijden.

Wij beklagen ons over deze wereld, waarin

-ocr page 67-

wij juist met geboren worden om te lijden, hoewel wij er, ten gevolge der zonden, eene mengeling van voor- en tegenspoed aantroffen. Maar de ziel die, om zoo te zeggen, voor het vagevuur geboren wordt, treedt er in als een slachtoffer dat aan het lijden is toegewijd. Alzoo, hoewel zij er niet geheel van troost beroofd is, moet men toch bekennen, dat het lijden de wet en het leven des vagevuurs is. tiet vagevuur is de droefheid des harten, de vernedering des geestes, de pijniging der zinnen.

Denk daar eens over na, gij die zoo gevoelig zijt voor tegenspoed, voor droefheid, voor de voorbijgaande smarten van dit leven. In het vagevuur ondervindt men eerst wat eigenlijk pijn en smart en droefheid is.

II.

God vergelijkt, zich, door den mond van den profeet Malachias, bij een goud- en zilversmid die, zijn kostbaar metaal volmaakt willende zuiveren, het in het vuur werpt, in den kroes smelten laat en er het schuim afschept. Hij giet het over

-ocr page 68-

en zuivert het op zijn gemak, terwijl hij er bij gezeten is als een kunstenaar die aan zijn werk geheel zijne zorgen wijdt: En Hij zal zitten smeltende en zuiverende 't zilver, en Hij zal dan de kinderen van Levi zuiveren, en Hij zal ze zijgen ah goud. (Malach, iu. 3.) Zoo zal God de dochters van het hemelsch Sion van de minste vlekken ontdoen, maar, gelijk Hij bij Isaïas verklaart, door den geest des oordeels, en den geest des brands. (Isaïas iv. 4.)

Van een anderen kant stelt Jezus ons het vagevuur voor als een gevangenis, waar de rechter den ongelukkigen gevangene in de handen des beuls zal overleveren. Ziedaar waarom Hij ons aanspoort onze rekening te vereffenen zoolang wij nog in leven zijn, terwijl Hij ons onder eede verzekert dat, wanneer wij eens in dien kerker zijn neergeworpen, wij er niet zullen uitkomen dan na den laatsten penning betaald te hebben: Voorwaar, Ik zeg u: gij zult vandaar niet uitgaan, totdat gij den laatsten penning zult hebben betaald. (Matt. v. 'Jö.)quot;

-ocr page 69-

I I I I i I I I I I I i I I I I I I I I I I I I I I I I 11

Een smeltoven waarin de metalen gezui- I vord worden, een kerker waarin men de -

gevangenen pijnigt! kan men ons krach- I

tiger beelden voor oogen stellen om lange -

en vreeseliike pijnen te kennen te geven? I

Indien dan de goedheid Gods en zijne be- f

lofte dat Hij zijne uitverkorenen in het andere Z

leven zal zuiveren, ons met vreugde ver- -

vullen, laten wij ons ook doordringen van I

een heilzame vrees, wanneer wij de streng- -

heid beschouwen waarmede Hij zegt hen I

te zullen behandelen; door de vrees wil -

de Heer ons aanzetten om boetvaardigheid I

te doen in dit leven. Zulke bedreigingen quot;

verachten, er geen rekening mede houden, I

dat is eene reden te meer om er de uit- '

werkselen van te vreezen. I

in. :

De Kerk, op hare beurt, geleid door de -

Goddelijke schriften, stelt ons de uitverko- ~

renen voor als de levende steenen van het -

hetnelsche Jeruzalem, steenen die met zorg ]

gepolijst en onder herhaalde hamerslagen -

gevormd moeten worden, alvorens de bouw- 2

1 ■ I I I I I I I I lilhl I I ! I I lliül l'i'ilillllll: I l:liii;l ; Im liil!l!l*ll!lllll

3 -

-ocr page 70-

— f!Ó -

I i ii I I I I I I I I i i i i.i I I I.. i I I i i ill • I

meester ze gescliikb oordeelt voor zijn plan, dat wil zeggen, voor de oprichting van dat hemelsche gebouw, waarin het geheel tot de deelen en de deelen tot het geheel in zulk eene juiste evenredigheid en volmaakte overeenstemming staan moeten. Met hoeveel kwellingen, tegenheden en rampen beproelt God hierbeneden niet zijne Heiligen om ze te zuiveren en te volmaken? Wat is hun leven anders dan een opeenvolging van smarten, moeilijkheden, gevaren en offers?

Eu wij zouden ons gaan inbeelden dat, wanneer de goddelijke hamer zijn werk hier op aarde niet voltooid heeft, in het andere leven eenige lichte slagen voldoende zullen zijn om die en die zielen van het stof te ontdoen waarmee zij geheel bedekt zijn, wijl zij een lauw en onvolmaakt leven geleid of al te laat boetvaardigheid gedaan hebben.

Ach! de zielen die zich in dit leven zoo ontzien hebben, die huiverden bij de enkele gedachte aan boetvaardigheid, o hoe verbaasd en bedroefd zullen ze wezen, als zij zich na den dood eensklaps tot zulk een beschreienswaardigen toestand veroordeeld

I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I i II I I I lil

-ocr page 71-

— 67 -

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII I I .1 . I I I'l l |:. I I I I I

zullen zien! De H. Franciscus van Sales zeide, van het vagevuur sprekende, dat er I quot; na het paradijs geen wenschenswaardiger plaats is, omdat men er van zijne zaligheid verzekerd is; maar voegde hij er bij, na de hel is er ook geen schrikkelijker plaats, omdat men er pijnen lijdt waarmede die van dit leven niet vergeleken kunnen worden ; en dat zonder eenige verdienste.

Stel u onder de bescherming van den grooten aartsengel, den H. Michaël, aan wien God de zorg heeft toevertrouwd de zielen voor zijne rechtbank aan te bieden en ze van de eeuwige verdoemenis te redden. Vraag hem dat hij voor u de genade verkrijge van de pijnen des vagevuurs op hare rechte waarde te schatten, om ze daardoor niet alleen zelf te vermijden, maar er ook de zielen uit te verlossen, die het ongeluk hebben daartoe veroordeeld te zijn.

Voor het oordeel Gods zal hij zich bedrogen zien, die zich vrij waant van schuld. Terwijl gij er u op toelegt de uwe te delgen, vergeet ook den naaste niet, en dit wel voornamelijk wanneer gij huisvader, overste, meester of onderwijzer der jeugd zijt. Ja,

r i i i i i ■ i i i i i i i e i i

-ocr page 72-

— 68 —

I I I ImI I III I III I I I ill I I I 11 I I III

•r

denk er aan door uwe zorgen en gebeden quot; die rampen en pijnen af te weren van de -kinderen en anderen, die aan uwe hoede quot; en uwe leiding zijn toevertrouwd. Doe er ■ hun de zwaarte wel van bPseSen. Wacht | u wel hunne gebreken te vleien en er de -verbetering van te verwaarloozen, wanneer | het namelijk in uwe macht staat hen -daarover te berispen. De H. Man Job I vergenoegde zich niet met offers en gebeden -voor zich zeiven op te dragen; hij droeg I er ook op voor zijne kinderen, opdat zij -de vreeze des Heeren niet zouden verliezen, I waarin hij had getracht hen op te voeden; -'s Morgens vroeg opstaande droeg hij -voor ieder van hen brandoffers op | Want hij zeide: mijne kinderen mochten I gezondigd en God in hunne harten ge- I iasterd hebben. (,iob. r. 5.) -

Gedenk vandaag ook in het bijzonder quot; de zielen uwer geestelijke en tijdelijke -weldoeners; bid voor hen het officie der quot; dooden of het rozenhoedje. I

GEESTELIJKE RUIKER. Gij zult vandaar f niet uitgaan, totdat gij den laatcten penning zult ~ hebben betaald. Math. v. 26. |

liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiüiiii 1 i 1 1 1 r 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 quot;i 1 i'j 1

-ocr page 73-

f _ 69 —

t i i ii l i iüi i i i i i i i ■ i i i i i i § i i i i i i

1 goorbctlb.

Z Adelaide van Rheinfelden, eene der priorinnen

| van Unterlinden, eene rijke vrouw van luisterrijke

- geboorte, was weleer de huisvrouw van Rudolf, ^ een jong en edel ridder. Twee kinderen waren quot; hun geboren, en de twee echtgenooten hadden

- zich met wederzijdsch goedvinden en door hoogere

- inzichten gedreven, van elkander gescheiden, om 1 met zich in het klooster te leiden, de een zijn _ zoon, de ander hare dochter.... Adelaide bereikte

- weldra het toppunt der volmaaktheid. De Heer

- overlaadde haar met wonderbare gunsten: mcer-quot;' malen gaf Hij zelf haar de H. Communie en _ alsdan omstraalde haar een wonderbaar licht....

- Op zekeren dag zag zij te midden der vlammen quot; des vagevliars, Rudolf, den vader harcr kinderen, quot; terwijl hij zijn droeven en smeekende blik op

- haar vestigde. Zij verdubbelde dan hare gebeden

- en verstervingen, en eenigc dagen daarna zag zij ~ hem wederom, maar nu schittcrreud van licht en Z geluk. Korten tijd daarna leidde heur engel haar

- zelf in het vagevuur en liet haar daar eene on-

- telbare menigte zielen zien ter prooi aan het ver-quot; schrikkelijkst lijden. Zij zag hoe elke zonde eene _ bijzondere straf ontving, die geheel overeenkwam

- met hare natuur en zwaarte; want elke fout,

- zwaar of licht, moet uitgeboet worden; zooeischt quot; het de goddelijke rechtvaardigheid, en de pijnen _ des vagevunrs evenaren in hevigheid die der hel.

iljHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i Mi!iiri:i|i-:;i:'riii.:i;iiii i i i i i im i i i

-ocr page 74-

JitïjUh Biiifi

Over het groot getal zielen die in het Vagevuur lijden.

^^^estigcn wij een oogenblik onze ^W^aandachtige blikken op die duistere c gevangenis, op die plaats van smarten waar de uitverkorenen hunne laatste zuivering ondergaan. Men ziet er slechts twee openingen: de eene naar den kant der aarde, en eene andere die toegang geeft tot den hemel.

Welke is die menigte die zich bij de eerste dier openingen verdringt?

Volgens het gevoelen van verscheidene Hr Vaders, een gevoelen dat steunt op de

-ocr page 75-

— rl - I

ix:l ■: l lil :i i I l: I i ■ i i i i ■ ■ i i i ■ i ivj; i j i i :i i:

letter zelve der schriften van den H. Paulus, quot;

moet ieder uitverkorene, hoe groot zijne -

heiligheid ook zij de proef des vuurs door- quot;

staan, vooraleer hij den hemel binnengaat. -

Wij moeten allen door de vlammen ~

gaan, zegt de H. Ambrosius (Serm. 50 -

in Ps. xyiii) (1) Voorzeker, de volmaakten 3

worden er niet door aangegrepen en gaan -

er onverlet en ongeschonden doorheen, I

gelijk de kinderen in den vuuroven van -

Babyion; maar hoe klein en gering de I

smet ook is die op de ziel kleeft, zij -

zal er moeten blijven totdat al wat onzuiver I

is, verteerd is, en er in haar niets meer B

overbluft dan echt goud en zilver, dat 1

wil zeggen, deugden en heilige werken, -

geheel ontdaan van bijmengsels en van de I

minste onvolmaaktheid. Een iegelijk echter ~

ziet toe, hoe hij opbouwt! vjant eenen Z

anderen grondslag kan niemand leggen |

huilen dien, tvelke gelegd is, dewelke I

(i) Omnes oportet per ignum probari, qlücumque ad paradisum redire desiderant. Om- p

nes oportet transire per flammas. |

(Serm. 20, num. 12.) |

lllll|llll|t!quot;|-iii|i'! I I I I I I I I l'iiili 'iliinr i lil'ii 1 1 I I'll . 1 lililMÜjjliillii

-ocr page 76-

72 - i '

- ai

llllIHlllllllllllllllllilllillllllilillllKülIIiill! I lillllii!!llii!lll'.llli:ilquot;illii • nilIüJÜÜl.üjlülMillIIIII!!:;!:;!!!quot;

quot; is Christus Jesus. Indien nu iemand |

- op dezen grondslag opbouwt: goud, i I zilver, edelgesleenle, hout, slroo, slop- |

- pelen, zal het werk van een iegelijk | I openbaar worden: want de dag des _

- Heer en zal het kenbaar maken dewijl | I het in vuur zich openbaren zal; en |

- hoedanig hel werk van een iegelijk is, | I zal het vuur beproeven, indien iemands |

- werk, dat hij heeft opgebouwd, blijft, -I zal hij loon ontvangen. Indien iemands 2

- werk verbrandt, zal hij schade lijden, |

1 maar zelf zal hij behouden worden, |

- zoo nochtans als door vuur, (i Con. nr. j

: to—is.) |

Indien er een wonder van Gods almacht |

- noodig is geweest, opdat de drie jongelingen _ quot; door liet aardsche vuur niet zouden worden |

- aangegrepen, zoo is er nog een veel grooter -

* wonder van Gods genade noodig, opdat ~

- de mensch, ondanks de diepe bedorvenheid |

* der natuur, bij zijn dood ontsnappe aan de | | vlammen des vagevuurs. Er ziin slechts | ~ twee middelen om er zich voor te behoeden : ï ~ eene volmaakte onschuld of eene volmaakte |

2 boetvaardigheid. |

■ È * Ullllll^llllllllllllllllllllllllHlllllllillllllillllllllIII ^llllliliillllllIllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllHH®quot;1quot;1

-ocr page 77-

I — 73 — =

i u. 1

Elk oogenblik verlaten er zielen dit -

Z leven; ja elk oogenblik sterft men in deze Z

r wereld. Welnu onder de zielen die in -

1 staat van genade voor Gods rechterstoel I | verschijnen, en den schat harer werken -| met zich dragen, hoe weinige vindt men ï | er, die zoo getrouw aan de genade beant- -| woord hebben dat op hare onschuld of hare |

- boetvaardigheid geen enkele vlek kleeft, -| welke in het vuur moet worden uitgeboet ? I

- De volmaakte zuiverheid veronderstelt hier -| beneden twee voorwaarden, namelijk: een I ~ buitengewone genade van den kant van quot;

- God, en eene volmaakte medewerking van Z

2 onzen kant.

Men kan dus veronderstellen dat het I

3 vagevuur steeds eene talrijke bevolking quot;

- bevat; voortdurend toch dalen er nieuwe I I zielen in neder, en die er zich reeds in ;

- bevinden, wachten meestal gedurende een -I maar al te langen tijd te vergeefs op het quot;

- einde harer ballingschap.

quot; En welk eene droefheid moot het niet quot;

• ■ I.......................I I I I 1 I I ll lll ll:l III I I I III I i~i I

-ocr page 78-

I _ 74 _ I

ui: nliiiiiiiHiiiiiiiiii I Iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiini ■niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipiaiin

quot; voor deze laatsten zijn, wanneer zij de I

- deur des paradijzes zich zien openen voor -quot; zoovele andore, welke die vlammen zonder |

- letsel doorgaan of die er na een korten -quot; tijd uit bevrijd worden! Helaas! altijd '

- sluit zich die poort voor haar. of omdat -| hare schulden grooter zijn, of omdat zij y | door niemand geholpen worden!

- III.

Wie zijn het die deze talrijke bevolking -

| uitmaken? De meesten voorzeker zijn ons I

| onbekend, allen echter zijn met ons ver- | 1 eenigd, of door de banden des bloeds of g

| door die der liefde. En hoevelen onder ^

I hen zijn wellicht onze voorouders en onze _

- weldoeners, die de rijkdommen vergaderd ^ I hebben welke wij genieten» de huizen ge- -

- bouwd hebben waarin wij wonen, den naam 5 I in eer hebben gehouden dien wij dragen! | r Hoe velen met wie wij hier op aarde ge- *

- leefd hebben als bloedverwanten, vrienden -^ en bondgenooten! Hoe velen voor wie wij ^

- een bijzondere liefde en hoogachting hebben -r ter oorzake van hunne deugd, en die sinds quot;

i i i i i i i i i i i i i i i i ( i i i i i ii: ;iii;ii!iiiii!i!liiiiii!'iiiiiiiiii;'iii

i

-ocr page 79-

~ 15 —

kort overleden, hunne boeten nog niet quot; volbracht hebben!

Eindelijk is er wel een enkel geloovige 2 die met zekerheid zeggen kan dat het -vagevuur niemand der zijnen houdt opge- I sloten? Welnu, die arme zielen weten dat -zij geen hulp te verwachten hebben tenzij I alleen van ons. Ach! met welk eene -weemoedige stem zouden zij die hulp af- I smeeken, indien zij ons, gelijk Job, hare -klachten konden doen vernemen! Hebl Z medelijden met mij, gij tenminste mijne ~ vrienden, want de hand des Heer en I heeft mij geraakt l Doch in hare plaats -doen de engelbewaarders dier zielen hare I droeve klachten aan de deur van ons hart -weerklinken. I

Luister naar die stemmen; beschouw -goed de twee poorten des vagevunrs. De Z eene, wij moeten het hopen, zal u eenmaal 3 geopend worden, indien gij in staat van -genade sterft; maar durft gij u vleien ~ van alsdan met den psalmist te zullen -zeggen: Gij hebt mij door het vuur | beproefd; en daar is geen ongerechlig- -heid in mij gevonden t (ps. xvi. 3.) |

li il'illlillllüllllllllllllllüll I I I I i I I I |!|i;i;i I 1 1 1 I : I.. I'. |:. Illlillir: IM

-ocr page 80-

Wat de andere poort aangaat, nameliik die toegang geeit tot den hemel, indien deze voor u gesloten wordt, (on wie weet ot het niet voor langen tijd zal wezen?) dan zult gij deel uitmaken van dat volk dat daar als in eene woestenij ronddoolt door den hevigsten dorst gekweld; dan zult gij deelhebben in zijne pijnen en tormenten; maar bemerk het wel, ook dan zal men zich jegens u op d zelfde wijze gedragen, als gij u jegens de anderen gedragen hebt.

Verschaf dan eenigen troost aan de zielen des vagevuurs, indien gij er op uwe beurt ontvangen wilt.

5t Is waar, de veroordeelden zijn talrijk; maar van den anderen kant hebben wij ook een groot getal voorsprekers, die allen bereid zijn om onze aanvragen te ondersteunen die wij ten haren gunste aan God verlangen aan te bieden.

Bid heden, op den octaafdag van Allerheiligen, die reeds gezaligde zielen om hare voorspraak, en vernieuw uwe goede gevoelens ten opzichte van de zielen des vagevuurs in het algemeen en in het bijzonder

-ocr page 81-

— 77 —

I I I I I I I I I III I I I I I I I 1 I I I- I I I 1 I I I

voor haar die u meer van nabij raken. ï

Bereid u voor, om zoo mogelijk, morgen -

tot de II !I. Sacramenten te naderen, en I

doe ondertusschen eene geestelijke Com- -

munie met eenig gebed of eenige aalmoes |

tot verlichting dier arme zielen. ï

GEESTELIJKE RUIKER. Heer Jesus Chris- I

tus! Koning der heerlijkheid bevrijd de zielen -

van alle geloovige .quot;fgestorvenen. Dat de banier -

van den heiligen Michaël haar begeleide tot het quot;

eeuwige licht, dat gij beloofd hebt aan Abraham T en zijn geslacht.

Uit het Offert, van de Mis der overledenen. _

Uoorbfflb. I

Toeu de H. Gertruda eens hare religieuzen de ^

volmaakte zuiverheid wilde aantoonen, die de T

Goddelijke Bruidegom van de zielen vordert, al- -

vorens ze tot de eeuwige vreugde toe te laten, ^

verhaalde zij haar een wonderbaar vizioen. |

Eene jeugdige religieuze, die door hare vurigheid j

en godsvrucht geheel liet klooster stichtte, stierf. |

Eens dat Gertruda, die zeer gevoelig was over dit t

verlies, voor de rust dier beminde ziel bad, stond ^

Jezus haar toe de overledene te zien voor zijn „ troon, gekleed in de prachtigste kleederen en

overdekt met kostbare kleinoodiën. Maar welke quot;

was niet hare verwondering, toen zij in haar een |

a

■ I I I I I I I I I I I I I I I I I 1 I I I I I I i I I gt; I

-ocr page 82-

— 78 —

I I III' I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

soort van verlegenheid bemerkte, terwijl zij hare oogen ternedergeslagen liieltl, alsof de schaamte haar belette ze tot de aanbiddelijke Majesteit op te slaan.

Zij was bewogen, hare geestelijke dochter zoo te zien sidderen voor den troon van den Heiligen Bruidegom. Zij keerde zich tot Hem en zei de: „Lieve Jezus, waarom noodigt uwe goedheid deze ziel, die zich zoo geheel en al aan U heeft gegeven, niet uit zonder vrees uwe tegenwoordigheid te genieten!quot; Aanstonds gaf de Heer met een zoeten glimlach een teeken aan de goede religieuze om tot Hem te naderen. Maar nu nog meer ontsteld, aarzelde zij sidderende en verwijderde zich na eene diepe buiging.

Gertruda's verwondering was ten top gestegen. „Hoe, mijne dochter, zeide zij haar, verwijdert gij u van uwen Bruidegom, als Hij u roept!quot; De goede religieuze antwoordde: „Ach mijne moeder, ik ben nog niet waardig mijne oogen te slaan op het onbevlekt Lam; er blijven mij nog eenige vlekken over, die gij niet bemerkt. Men moet zoo zuiver zijn om zich te vereenigen met de Goddelijke Zon van rechtvaardigheid !'-

i i i i i i 1 i i i i i i i i i* i 11 i i i ii II i i

-ocr page 83-

Itjüitk la0»

Eerste pijn des Vagevuurs.

het berouw,

tét L J'C^:L^e* 's een onveranderlijke regel der ; Goddelijke Eechtvaardigboid dat druk en angst het deel zullen zijn van ieder die het kwade doet; Verdrukking en beangstiging over alle ziele des menschen die het kwade werkt. (Eom. ir. 8.)

De zonde, zwaar of licht, zal onfeilbaar en in eene juiste verhouding, haar natuurlijk gevolg hebben. Alle boosheid zal zich zelve straffen, door de valsche vreugde,

-ocr page 84-

welke men in eene ongeoorloofde voldoening gezocht heeft, in droefheid te doen ver-keeren; alle boosheid brengt in het hart des schuldigen den knagenden worm dei-wroeging voort.

De zondaar meent het van God te winnen, omdat hij, zondigend, zijn eigen zin en wil doet, zonder de droeve gevolgen dezer handeling te ondervinden: Ik heb gezondigd en wat leed overkwam mijquot;/ (Eccli. v. 4.) Maar God toeft niet om zijne be-leedigde majesteit, zijne miskende waarheid, zijne geschondene wet te wreken. Hij dwingt den zondaar de boosheid zijner ongerechtigheid to erkennen en te verfoeien, en de belijdenis af te leggen dat hij, met te zondigen, zich zeiven misleid en bedrogen heeft; Die kwaad stichten zijn van den weg af (Puov. xiv. 22.) Spijt volgt altijd onvermijdelijk elke zonde. De verdoemden, hoe verhard en versteend zij ook:zijn in hun haat tegen God, zijn genoodzaakt hnnne zonde te haten als de oorzaak van hun onherstelbaar ongeluk; zij zijn gedwongen te erkennen dat God de waarheid zelve is, wanneer Hij ons openbaart

-ocr page 85-

- — 81 — §

iquot; I i'ii'r.üiisNinriMiiiiiiiiniiiaiiri i i i i i i i i i i

I dat de zonde de grootste ramp voor het quot;

- schepsel is.

_

II. I

I l

Wanneer de zondige mensch erkent, dat

I hij gedwaald heeft, dan verheerlijkt hij,

- door die vernedering en droefheid, den God I dien hij door de zonde beleedigde. Het

- berouw, zegt de H. Thomas, vernietigt de I genegenheid die men voor de zonde had,

- en neemt de zonde geheel uit het hart van -I den boetvaardige weg. Welnu, dat berouw, I

- die vermorzeling des harten is het eerste -I gevoel en de innigste smart van eene ziel -

- in het vagevuur. Het vagevuur is m -I waarheid de plaats van het opperst, oprecht, -

2 ~ liefdevol, altijddurend berouw. In den hemel -

- ontneemt God, door een onbegrijpelijk wonder, -~ ^ aan zijne vrienden het vermogen de zonden ~

- te beweenen die zij weleer tegen Hem -2 ; begaan hebben. In de hel is de spijt over |

- ; - de zonde, door de wanhoop vergezeld, wegens -; quot; de onmogelijkheid zich ooit van de zonde ~

- | - te onthechten. Op aarde is het berouw -||^ eene zwakke aandoening des harten, over- quot;

s I 1

I i::i 1 I I I I I I I I I I I I I I I I I I I i I n I I i

-ocr page 86-

— 82 —

eenkomstig onze geringe kennis en de maar al te zwakke liefde jegens de opperste Goedheid, die door de zonde beleedigd wordt. Maar in het vagevuur, waar God geheel anders gekend en bemind wordt, waar de ziel veel meer verlicht is door het geloof en de rede, waar haar geen verontschuldigingen en voorwendsels meer verblinden kunnen, waar zij door geen enkele gedachte of genegenheid meer wordt afgetrokken van haar God en haar Al, o! ja, daar is het berouw waarlijk eene opperste droefheid die alle krachten en vermogens der ziel omvat, verteert en doordringt, 1)

in.

Maar die opperste droefheid die alle genegenheden der ziel zoo pijnlijk aandoet en geene enkele fout ongestraft laat, is des te vernederender in het vagevuur omdat de ziel er geheel de diepte van doorschouwt; zij gevoelt dat die droefheid niet zoozeer voortspruit uit een vrije en goed geordende

i) H. Thomas. Contra Gentes. Lib. III. Cap. 5.

-ocr page 87-

- 83 - j

I I I I I I :i I I I I I I I I I i I I I I I I I I I I I I I

wil, als wel uit do duidelijke en noodza- quot;

kelijko erkenning van de boosheid der zonde; -

zij gevoelt dat die droefheid niet meer dat quot;

edel en krachtig heilmiddel is, dat de -

ontvangen wonden geneest, maar slechts I

eene onvruchtbare en onvermijdelijke hulde, -

die door haar aan de eeuwige waarheid I

gebracht wordt; met één woord, zij gevoelt -

dat dio droefheid, die weleer een vrucht- I

dragende en verdienstelijke uitboeting was -

van het bedreven kwaad, nu slechts de I straf is van hare ongetrouwheden en van

haren weerstand aan de vermaning des I

Heeren, die haar voortdurend tot boet- -vaardigheid aanspoorde.

Om die reden kan, volgens den H. Thomas, quot;

de droefheid der zielen in hot vagevuur I

eigenlijk geen berouw genoemd worden. En ^

zeer zeker ondervinden zij dien zoo zoeten -

troost niet, welke men natuurlijker wijze |

gevoelt, wanneer men, uit liefde treurende, J

zijn hart kan uitstorten in goede voorne- ] mens en in werken van boetvaardigheid, om zoodoende het verledene te herstellen.

De arme zielen, die tot het vagevuur veroordeeld zijn kunnen niets verdienstelijks

I I I I i I I I I I I I I I I I I I i I i f I I I I I I I I

L.

-ocr page 88-

meer verrichten. Hare tranen zijn beroofd van die zoetheid die een H. Angustinus in verrukking bracht, toen hij uitriep: O mijn God! wat zal het zijn U in den hemel te genieten, indien het reeds zoo zoet is hier op aarde voor U te weenen!

Alwie zondigt, die zal daar noodzakelijk eenmaal spijt over hebben; ahvie zijne boetvaardigheid uitstelt, verzwaart zijne verplichting naar evenredigheid van den duur van dat verzuim; hij vermindert en verliest er de verdienste van, en bereidt zich bittere-en wreede wroegingen. Waarom wachten totdat God met geweld de zonden uit ons hart rukt, terwijl wij er nu met I de hulp zijner genade vrijwillig en edel- -moedig aan kunnen verzaken? Welk offer I wij hier ook aan God zouden moeten bren- t gen, het zal ons minder kosten, zegt de | H. Anselmus, dan de pijnen des vagevuurs 3 te moeten lijden. |

Verwek heden een akte van berouw, zoo | innig, oprecht en vurig u maar mogelijk -is over al uwe zonden, en in het bijzonder 1 over die waarop gij tot nu toe nog minder S acht hebt geslagen. Offer de verdienste i

-ocr page 89-

van die akte voor de gelooTige zielen op, welke hare grootere liefde tot God in eene grootere droefheid dompelt. Smeek vervolgens de Goddelijke Barmhartigheid aan alle menschen, rechtvaardigen of zondaars, een waren geest van vermorzeling en eene heilzame droefheid over hunne zonden in te boezemen.

Bid met dat inzicht godvruchtig den psalm Miserere en nader zoo gij kunt, volgens den gisteren gegeven raad, tot de HH. Sacramenten; zoo niet woon ten minste de H. Mis bij en vernieuw de geestelijke Communie, in vereeniging met al de Missen en Communiën die heden, het octaaf van Allerzielen, in de geheele Katholieke Kerk plaats hebben.

GEESTELIJKE RUIKER. O Gij allen, die voorbij gaat, ziet of er eene smart is gelijk aan de mijne. Klaagl. van Jerem. i. 12.

Doorbrclb.

Gcrsou, Kanselici- der Universiteit van Parijs, even beroemd door zijne deugden als door zijne welsprekendheid, verhaalt in een zijner werken, dat een arme moeder, sinds lang door haar zoon vergeten eindelijk van God de toelating bekwam

-ocr page 90-

aan hem te verschijnen, om hem hare pijnen bekend te maken en zijne gebeden te verzoeken. „Mijn zoon, riep zij uit, mijn dierbare zoon! denk eens een weinig aan uwe arme moeder, die zooveel lijdt. Bcschoiiw de vreeselijke tormenten, te midden van welke de Goddelijke Rechtvaardigheid mij de fouten van mijn sterfelijk leven laat uitboeten. Het on uitstaan baarst van alles is de wroeging, de spijt van God zoo weinig bemind te hebben, die mij zoovele genaden verleend had. O ! beleedigd te hebben een zoo grooten en heiligen God, een zoo verlichten Rechter, een zoo tecder Vader, een zoo edelmoedigen weldoener! Aehl die gedachte verplet en vermoordt mij elk oogenblik; die knagende worm is als een scherpe dolk die mij doorpriemt, zonder mij te kunnen dooden, die mij dag en nacht pijnigt en mij bloedige tranen ontrukt. En toch ben ik genoodzaakt op mijn borst kloppende, uit te roepen: Mijn God, gij zijt rechtvaardig; indien ik vreeselijk lijd, het is door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld! O mijn zoon, indien gij mij nog bemint, heb medelijden met mij, ruk dien dolk uit mijn hart, bevrijd mij van dien knagenden worm, open mij den hemel. Ik smeek u nog mijn lief kind. God beter te dienen dan uwe moeder dit gedaan heeft, en van te sterven met de tranen in de oogen en het berouw in het hart fquot;

Getrouw aan deze vermaningen, bad het kind veel voor zijne moeder en stierf zelf als een uitverkorene.

-ocr page 91-

1 — 81 —

1^1

Over de pijn van schade in het Vagevuur.

I.

ie God, wien beleedigd te hebben , de grootste smart der zielen in het vagevuur uitmaakt, waar is hij voor übi est Deus eorurn ? Hij vervult en aarde, volgens de uitdrukking des profeets; in den hemel verheugt Hij zich in het gezelschap der heiligen, aan wie Hij al de geheimen zijner wijsheid en al de schatten zijner glorie mededeelt; op aarde, daalt Hij ieder oogenblik ouder de sacra-monteele gedaante neder, en woont Hij in de armste tabernakels, onder de onbeschaafdste volken, terwijl Hij zich steeds vol ruin-

i iiiiiriüriiiiiiiiiiiiii'üiiiiniiiiiiiniii i üiiihi .i i i rnm i i:i

nir r iiiiiiiiiiiii:iiii:!ii::iii

-ocr page 92-

— 88 —

5 *

| zaamheid en liefde betoont, zelfs ten op- |

| zichte der verachtelijkste onder de sterve- -

E lingen; Hij trekt onze steden en dorpen Z

| door, Hij bezoekt onze woningen, en, hoe -

| onvolmaakt wij ook zijn. Hij vereenigt zich I

- met ons op de innigste wijze door de H. -| Communie, om onzen moed op te beuren I | en ons te vertroosten. In één woord, God -quot; doet zijce tegenwoordigheid gevoelen, overal I | waar vrienden te verheerlijken, zondaars -

1 te redden, zwakken te helpen zijn: en I

- overal biedt Hij genade, vergiffenis, ge- -Z neesmiddelen, reisspijze aan. Te allen tijde I | en zelfs onder het Oude Testament, heeft -_ Hij aan de Patriarchen en aan de recht- I

- vaardigen, de ondubbelzinnigste bewijzen -

- zijner tegenwoordigheid gegeven, en ziedaar I quot; wat altijd en overal de allerzoetste ver- quot;

- troosting der getrouwe ziel geweest is, en I

2 altijd en overal in alle omstandigheden ;

- van dit leven zijn zal. I ; En is voor ons, christenen, de wezenlijke ;

- en lichamelijke tegenwoordigheid van Jesus -T Christus in het aanbiddelijk Sacrament ^

- onzer altaren, niet een onuitputtelijke bron -I van hoop? Ja, elke kerk waarin Hij woont '

i i * I :::i i i i i i i i i i i i i i i i i i r i i i i i i i i i

-ocr page 93-

_ 89 — 1 -

' is voor ons een toevluchtsoord waarheen |

- wij kunnen vluchten, en waarin wij ons r quot; naar welgevallen kunnen verschuilen, zoo |

- niet altijd naar het lichaam dan toch met -I den geest en het hart. |

Helaas! de zielen dos vagevuurs zijn alleen -

I uitgesloten van die gunst. Jesus Christus |

- verbergt zich aan hare blikken en laat haar -I slechts zijne gramschap gevoelen; Hij weigert .

- haar de weldaad zijner tegenwoordigheid, -I terwijl Hij er zelfs den grootsten zondaar .

- niet van berooft, aan wien Hij den toegang ~ I tot zijne tempels niet ontzegt.

a •

: 11. t

I Hij, die het innig geluk genoten heett, -

quot; dat er gelegen is in zijn hart voor God |

- uit te storten, aan Jezus zijne eeden te | ; hernieuwen aan den voet der Tabernakelen |

- Hem wezenlijk en waarachtig in zijn hart j y te ontvangen, als een balsem voor alle |

- kwalen en een voorsmaak des hemels, — | quot; hij, maar ook hij alleen, kan zich een ge- | I dacht vormen van het vreeselijk ledige dat -S de arme zielen des vagevuurs ondervinden. 1

-ocr page 94-

— 90 — - ,

I Zij zijn geheel en al verstoken van die | - j

- innige en vertrouwelijke gemeenschap met - I , I Onzen Heer, waarvan zij nu meer dan ooit 1 - (

- de waarde beseffen; van die liefdevolle i I | onderhandelingen, die het genoegen uitma- 2

- ken van de vurige zielen hier op aarde eii - ~

1 van de heiligen in den hemel. '

- Magdalena riep troosteloos uit: Zij heb- Z _ ben mijnen Heer weggenomen, en ik Z

- weet niet waar zij Hem gelegd hebben! - Z

- (JOAN. XX.) 2

| Maar die gezegende zielen weten dat | *

_ Jezus ver van haar wegvlucht, niet omdat 1

Z Hii haar niet bemint, maar omdat zij zei- i I

| ven Hem niet genoeg liefde betoond heb- |

2 ben gedurende dit leven. Het is aan zich | |

- zeiven dat zij het uitstel van hare geluk- |

| zaligheid te wijten hebben; zij gevoelen ± |

| dat zij onwaardig zijn aan de bruiloft des | |

| Lams aan te zitten met een nog bezoedeld ^ |

| kleed; en in plaats dus van met den | Z

Z H. Stephanus Hem uit te noodigen tot quot;

| haar te komen, voelen zij zich verplicht met |

Z den H. Petrus uit te roepen; Ga van | i

- mij! Heer ik hen een zondig mensch. | Z | (Luc. V. 8). Beminnen en vluchten wien 1

lllllll^llllllllillll ''Jillllllllllillllü'lMliiiiiiiniil ' | |i||lti||!|j |: \ | | | |:'|||)||||||||||':i-|i;il|llll|M%lll|:l ^ quot;quot;

-ocr page 95-

i _ 91 _

iiii|iliiiii:!!:iiiiiliii!lii::i:i i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliinii;.:! i inniiü iiii:jr.ii.lt;:;i!iiiliiiiiiiflliii!lii

quot; men bemint, van hem gescheiden moeten I

- zijn, welk eene smart voor zielen die zoo -I door liefde ontvlamd zijn! 1

| III. :

I Die pijn van schade veroorzaakt gedurende 1

- geheel den duur eene droetheid gelijk aan de | I vreugde die men zou gesmaakt hebben in 1

- het paradijs. Het is dus iets onbegrijpelps -l voor ons, en waarvan het geloof alleen ons |

- de grootheid kan doen gissen. Nochtans -i die pijn zal een einde hebben; zij zal op- _

- houden, wanneer de poorten des paradijzes -1 zich voor de ziel zullen openen. £ I Maar er is in het vagevuur eene andere ~

- pijn, waarvoor geen geneesmiddel wezen -| zal. Deze andere pijn bestaat hierin dat -| de fouten of schulden, die de ziel nu van -quot; haren God gescheiden houden, haar voor quot; | eeuwig zullen verhinderen zoo met God | | vereenigd en zoo in de glorie verheven te | I zijn als haar dit mogelijk ware geweest. -| Inderdaad, elke harer fouten kon voor quot; | haar eene gelegenheid van overwinning | | zijn; elk verzuim, eene gelegenheid van |

i^iiiü i i i i i j i i;:!iiiiiiiiiiiiii:ii!iiiiiiiiiiiii!i;iiiit:i i i i i i i i i i J i

-ocr page 96-

verdienste. Welnu, aan eiken graad van verdienste die zij zou verkregen hebben, moest beantwoorden een graad van genade op aarde, en een graad van glorie in den hemel. Al die sehoone gelegenheden van hooger op te stijgen, zijn voor haar verloren. Nooit zullen ze meer terugkomen.

En nu wat wil het zeggen een enkele graad van glorie minder in eeuwigheid! Ach! het is het verlies van een oneindig goed, het is een verlies van een schat waarvan de menschelijke geest niet in staat is zich een juist denkbeeld te vormen; maar waarvan de arme zielen des vagevuurs de waarde weten te schatten, omdat zij een levendig geloof en eene vurige liefde hebben.

O! hoe benijden zij ons de heilige gelegenheden die wij hebben van geestelijk voordeel te behalen, en die wij zoo gemakkelijk laten ontsnappen! Hoe benijden zij ons vooral het geluk van tot Jezus te kunnen naderen en de eucharistische vrucht in het nieuwe Eden te kunnen plukken, O! hoe gaarne zouden zij nog een enkelen dag willen doorbrengen in het huis des Heeren! Volgens de getuigenis van den

-ocr page 97-

— 93 —

■ I I I I is I I i I I I I I I I I I I I I nar I rr I i n

H. Alfonsus, is de herinnering dat zij een zoo groot geluk verwaarloosd hebben, een der grievendste smarten van de zielen des vage-vuurs. Die smart kwelt haar heviger, naarmate zij heiliger zijn, meer ontvonkt van liefde, en meer verlangend zich met Jezus haren Goddelijken Bruidegom te vereenigen.

Breng heden een bezoek aan het H. Sacrament of liever, als het u mogelijk is, woon het H. Sacrificie der Mis hij, eu doe daar, in tegenwoordigheid van Jezus, eene akte van eerherstel voor uwe lauwheid en nalatigheid in het vereeren van zijn H. Sacrament.

Bid vervolgens met vurigheid voor de zielen die de meeste godsvrucht voor dit Goddelijk Mysterie gehad hebben.

GEESTELIJKE RUIKER. Stel a alle kwel-lingen voor, gij zult er geene kunnen bedenken die de berooving van het aanschijn Gods eenigs-zins nabij komt. H. Joannes Chrysostomus.

iborlirclb.

In de jaarboeken der Paters Capucijnen is voor altijd beroemd gebleven de naam vnn Broeder Antonius Corso, wegens de strengheden waartoe zijne heilige begeerte tot uitboeting hern aanzette.

i i I I I li l i i I l l i; i i i ii üiii i i i i l i l i i

-ocr page 98-

Niet dat die heiige Ivloosterlins; voor vroegere afdwalingen had te voldoen; want hij had zijne onschuld in het klooster medegebracht, en hij had daar voortdurend de wonderbaarste volmaaktheid beoefend. En toch verscheen Antonius na zijn overlijden aan den ziekendienaar des kloosters, Joannes genaamd, en deed hem weten dat hij veroordeeld was om in de vlammen des vagevuurs gezuiverd te worden.

„Hoe! in het vagevuur, riep de ziekendienaar uit, gij die eene zoo voorbeeldige boetvaardigheid gedaau hebt gedurende geheel uw leven? Mijne fout, zeide de ziel, was eene tekortkoming aan de heilige armoede. Ik dacht dat ik er geen kwaad mee deed; maar ik had beter op de hoogte moeten zijn mijner verplichtingen.quot; De ziekendienaar wilde weten of de hem opgelegde boete groot was. De overledene antwoordde, dal de straf van schade, of berooving van Gods aanschijn, hem onverdraaglijk voorkwam; want onmiddelijk na den dood, streeft de ziel onweerstaanbaar naar haar schepper heen, en al wat haar daarvan verwijderd houdt, dompelt haar in een onzeglijke kwelling. Hij voegde er bij dat hij weldra in 't bezit zou gesteld worden van dat Goddelijk voorwerp van al zijne verlangens.

Nieuwe les, hoezeer wij bevreesd moeten zijn voor de minste overtreding.

-ocr page 99-

Jiïfk Diltu

Over de pijn van gevoel in het Vagevuur,

6 tuigen en zijn vleesch zonder me- -

delijden gekruisigd om voor onze zonden te |

boeten. Hij beveelt ons, onze zinnen een |

onverzoenlijken oorlog aan te doen, omdat |

zij de voornaamste zetel zijn van het oor- |

spronkelijk bederf en de vruchtbaarste bron |

der zonde. Het is om diezelfde reden dat I

God bij voorkeur onze zintuigen met zijnen |

wrekenden arm troft; want hoewel de straf |

der zinnen eigenlijk niet de zwaarste is, i

I i i i ! gt; ! : i i r i i i i i i i i i i i i i i i i' i^i'li

I.

ezus Christus, onze aanvoeder, onze

jsborg, ons voorbeeld, heeft zijne zin- |

-ocr page 100-

treft zij evenwel meer onze blikken. Ook is het ontwijfelbaar dat die bedorven zin, dat onzuiver en verachtelijk wezen niet geduld kan worden in het hemelsch verblijf, maar gelouterd moet worden in den smeltoven des vagevuurs om zoodoende te worden veredeld en vergeestelijkt.

De ziel, van het lichaam gescheiden, verliest geen enkele van hare natuurlijke vermogens; het gevoel, waarmede de zintuigen in betrekking staan, wordt niet vernietigd door het verlies der organen, die toch niets anders dan werktuigen zijn; zij wordt zelfs des te gevoeliger en vatbaarder voor smart, daar zij er nu meer rechtstreeks aan blootstaat. Zoo zijn de wonden op levend vleesch toegebracht onvergelijkelijk pijnlijker dan die welke alleen de huid beschadigen.

II.

De verschrikkelijkste pijniging derzinnen, is het vuur. Welnu, overal in de H. Schriftuur en bijzonder in de schriften van David, Isaïas, Ezechiël, Daniël is het 't vuur dat

-ocr page 101-

— 97 —

II .llilllllillü.'l'.!.! 1 I I I I I ■ I I ilisl, liilllllllllllllllllllllllllimilllllllllill

de H. Geest ons voorstelt, als het voornamo werktuig van Gods rechtvaardigheid. En dit vuur is, volgens de getuigenis van den H. Hieronymus, geen figuurlijk maar een wezenlijk vuur; God heeft het bereid, niet alleen voor de verdelging der Sodomieten die hij in zijnen toom veroordeeld had, maar ook voor de zuivering van de uitverkoren dochters van Sion. En ik zal ze branden gelijk het zilver gebrand ivordL en ik zal ze beproeven gelijk het goud beproefd wordt. (Zacharias xui. 9). De HH. Vaders en Kerkleeraars zijn dan ook meestal van gevoelen, dat de zielen des vagevuurs gefolterd worden door een wezenlijk en waarachtig vuur; eenigen zijn zelfs van meening dat een en hetzelfde vuur dient om de verdoemden eeuwig te pijnigen en de uitverkorenen, gedurende langen of korten tijd, te zuiveren.

En dan treft men nog trage en zinnelijke christenen aan, die het verlangen koesteren eenmaal in dien gloeienden oven te verblijven! En men denkt er niet aan om een zoo groot ongeluk te vermijden, door voordeel te doen met de kwellingen

4

-ocr page 102-

die een christelijk leven met zich brengt, en door zich eenige lichte verstervingen op te leggen!

lir.

Maar behalve het vuur, kan men zeggen dat een tweede pijn van gevoel de ziel kruisigt, van het oogenblik af, dat zij van het lichaam scheiden moet tot aan hare intrede in het hemelsch paradijs, en die pijn bestaat in hare scheiding zelve van het lichaam. Groot en smartelijk is de wonde die de dood aan het lichaam toebrengt, door het als een onnutte stam van den wortel die het bezielde, af te scheuren; maar de dood grijpt niet minder gevoelig de ziel aan, dewijl hij haar natuurlijk werktuig en haar beminden gezel wegrukt, door God geschapen om met haar onafscheidelijk vereenigd te zijn. Inderdaad, God heeft den dood niet gemaakt, maar hem den zondigen mensch opgelegd als de grootste straf der wereld, en die straf begint op het oogenblik van den laatsten

-ocr page 103-

— 99 -

snik, en zal slechts volkomen geëindigd zijn bij de glorieriike verrijzenis.

Wat de gelukzalige zielen in den hemel betreft, 't is waar, God geneest haar op eene wondervolle wijze van die wonde, die de dood haar heelt toegebracht. Nochtans ontneemt Hij haar het verlangen niet van hare lichamen terug te bekomen, dewijl haar geluk eerst dan volmaakt zal zijn, wanneer zii wederom met hare lichamen vereenigd worden. Maar tot zoo lang veroorzaakt dio tijdelijke scheiding haar niet ile minste droefheid. Dat is het wonder dat God ten gunste van de heiligen des hemels uitwerkt. Kan men ook zulk een wonder aannemen ten gunste der zielen die nog van de zaligende aanschouwing beroofd zijn? Helaas! er bestaat veeleer reden te gelooven, dat zij de pijn dier scheiding levendig gevoelen, en dat haar toestand gelijkt aan een verlengden dood, of aan een doodstrijd vol benauwdheden.

De Kerk geeft ons eenig denkbeeld van de smart dier zielen, wanneer zij God zoo vurig smeekt van ze toch te willen ver lossen van dien akeligen dood, horrendae

■ li i i i i i i i i i i i i i i i i i i iiiiii i iiiniiiiiiiiii

-ocr page 104-

— 100 —

.1 #|llll|li::|!!:i|'!iilllllllllirinl I I I IIÜllllllll'SIIBiili I 'I I I I lllu|llll|l|ll|llll|II||||||l|

i I mortis, waarin ze liggen vastgekluisterd. '■é {Missale Romanum).

I Stel u hier voor, hoe groot de pijn des | govoels in het vagevuur zijn zal, al zon | ze slechts bestaan in eene verlenging, ge-I durende maanden en jaren wellicht, van

| dat vreeselijk oogenblik waarin de ziel

- met geweld van hel lichaam gescheiden I wordt; en voeg dan daar nog bij de ont-

- zettende foltering des vuurs,

| God weet welk maaksel wij zijn, cognovit

| ftgmenturn nostrum; het is zeker dat Hij

ï den vinger op onze wonden weet te leggen,

- hetzij om ze te genezen, hetzij om ze te | verergeren; Hij zal dan ook wel zijne wre-| kende hand op de zielen kunnen laten

- neerkomen, om ze op de gevoeligste plaats ; te raken, volgens dat hare fouten het

- verdienen.

; Dat hij die zijn lichaam op eene onge-

| oorloofde wijze voldoening wil geven, zij

| het dan ook slechts in kleine zaken, en

I die terzelfder tijde vreest het door de boet-

l vaardigheid te kruisigen... o, dat zoo iemand

1 vooral de pijn des gevoels vreeze, die hem

| in het vagevuur wacht. Leer nu derhalve

■ ■ I I • ■ I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I l

-ocr page 105-

- 101 -

1 1 I ' '1 r lt; , I , I ■ I I I ■ ■ ■ I ■ ■ I m» I iHinnm i i i ■iiiniiiii

3r(J- quot; j - kleine dingen lijden, opdat gij hiernamaals

- - van zwaardere moogt bevrijd worden. Kunt

Z gij nu weinig verdragen, hoe zult gij dan

- de pijnen des vagevuurs kunnen ondergaan ?

1 Denk vandaag van tijd tot tijd; ik ben

- hier, en eene menigte van zielen zijn nu Z in de tormenten! Offer bij die gedachte de

- kleine onaangenaamheden en moeilijkheden

2 die gij te lijden hebt, of de kleine ver-

- stervingen die gij u zeiven oplegt, aan - | 1 God op tot verlichting der personen die u

dierbaar zijn, of wier doodstrijd gij hebt bijgewoond, of voor wie gij het meeste medelijden gevoeld hebt. Wat zoudt gij toen niet gedaan hebben om hen te helpen? Welnu! denk dat hunne benauwdheid en hun lijden op dit uur wellicht grooter en verschrikkelijker is dan ooit te voren.

Bid God voor u en de uwen, dat Hij u in dit leven eene heilzame vrees voor het vagevuur inboezome. Men vreest zoo zeer het laatste oogenblik en den noodlot-tigen slag des doods; maar de dood begint slechts in dit leven; hij heerscht eerst voor goed in het andere leven, en hij houdt er de zielen in een staat van ge-

il!iiiiquot;quot;i«!«iniiiwiiinii?iHiquot;'HiB!irquot;iii: i ••■r-i i i r i i i i r i i i i *

-ocr page 106-

— 102 -

gt; IJl I I I I I I i i !! I I I 1 I I I I I I I l:l.1l,i:ili:ill. I

^ dwongen scheiding tot aan de groote ver-

- rijzenis. Indien de slag des doods ons quot; verschrikt, waarom zijn wij dan minder

- getroffen door dien toestand die er het ' gevolg van is, die zal voortduren tot aan

- de verrijzenis, en waarvoor geen hulpmiddel I is dan alleen in den hemel, en die voor

- de verworpelingen zal uitloopen op een 1 afgrijselijken en eeuwigen dood naar lichaam

- en ziel.

~ Ik raad u aan om u met vurigheid tot

- den H. Jozef te wenden. Bezweer hem quot; van voor u te verkrijgen een waarlijk ~ heiligen dood, die niet alleen uwe eeuwige Z zaligheid in zekerheid stelt, maar die ook ~ nog uw vagevuur verkort. Smeek hem van I in u de vrees voor den zichtbaren dood ~ te verminderen, en daarentegen in u de I vrees te vermeerderen voor dien dood, die ; door onze sterfelijke oogen niet kan gezien

- worden.

I GEESTELIJKE RUIKER. Iemand zal wellicht

- zeggen: „wat maakt het, als ik maar eens in

- den hemel kom?quot; O! zeg dat niet, want de ~ vlammen des vagevuurs zullen verschrikkelijker ~ zijn dan alle lichamelijke pijnen.

~ K. Cesarius van Arles.

-ocr page 107-

- ^ -103 —

■ I I I I I i i I I.....I I I I I I I I I I I I I I

1 yooibeclb.

lu liet klooster van den H. Dominicus te Ln- I

- morra in Spanje, leefde een religieus van groole -quot; deugd, die door eene innige vriendschap verbonden quot;

2 was met een kloosterling van den H. Franeiseus. ^

- Op zekeren dag gingen zij onderling de verbinte- _

- nis aan van elkander na den dood te bezoeken, -j dat is te zeggen, dat die het eerst stierf, aan den ** quot; overblijvende zou verschijnen, indien God het na- quot;

- melijk toestond, om hem te onderrichten over zijn -| lot in de andere wereld, opdat, zoo hij in het -quot; vagevuur verzuchtte, hij door de gebeden van zijn quot; _ vriend zou kunnen worden geholpen. De Minder- quot; | broeder nu werd het eerst voor de eeuwigheid ^ ■ opgeroepen. Aan zijne verbintenis getrouw, ver- -| scheen hij aan den Dominicaan. Hij maakte hem quot; 1 bekend, dat hij veel te lijden had tot uitboeting I ^ eener menigte kleine overtredingen, waarover zijn -| berouw niet levendig genoeg was geweest. Ver- -| volgens, om hem nog meer op te wekken, door

| goede werken aan zijne bevrijding te arbeiden liet _

hij hem iets zien van de wreede vlammen waar- -

| door hij verteerd werd. „Niets ter wereld, zeide quot;

| hij, kan u een gedacht geven van deze tormenten. 2

- Wilt gij er een zichtbaar bewijs van?quot; Alsdan ^ ? legde hij zijn rechterhand op een tafel, en het üj | merkteeken drukte er zich zoo diep in, zoozwart | y en zoo brandend, als hadde men er een gloeiend |

lllllilljllülllliiililiiui | lÉllllllllllllllllllllllllllliilllilllllllllllliiiiiiiiiHiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliliil

-ocr page 108-

- -104 —

:!liiii@iiliiiiiiiiiliiiilitiillliililiil:!iilU!ilgt;,i!i'!:|i,iiiiii i iliiiiiiiüiitiiliiiiliiiili'üliinl üii l imilii I I i

1 ijzer ingedrukt. Welk was niet de ontsteltenis _ van den goeden kloosterling, en met welk een - ijver arbeidde hij niet aan de verlossing van zijn ~ overleden vriend! Men bewaarde de tafel als

2 eene getuigenis voor dit wonderbaar feit, en in de . vorige eeuw word ze nog te Lamorra getoond.

(ll|illllllllllll!quot;,lquot;quot;l,,quot;|!i:il,!jir!»l I I I I I 'lquot;1'!'11'!quot;quot;!quot;quot;!quot;!1!'!!!!1!!!!!':!!!!!!!' I lllllllllülllll^llll'll! I|

-ocr page 109-

— 105 —

5 Armoede en onmacht van de zielen -des Vage vuur s.

- ^3'° Iquot; -

- eginnen we met een vluchtig over- I

- -'i^ci-Dzicht van de pijnen des vagevuurs, -

1 ^ die we tot hiertoe overwogen hebben. I

- Met smart overstelpt en door wroeging -_ verscheurd, verbannen van het aardsch -

- vaderland dat ze verlaten hebben en van ~

- het hemelsch waarheen de toegang haar -ontzegd is voor een tijd waarvan ze den ~

- duur niet kennen, ach! wat zijn ze te -quot; beklagen die arme zielen in die plaats van quot;

- tormenten! Elk harer roept tot ons die -

2 in deze wereld leven, van toch stil te staan ;

i ■ i i i i i i i r i i I i i i T i l i i i i i i i i u i i i n;

-ocr page 110-

- _ 106 — 1

in:; i :iii::iiiiii:iiii i i . i. ..ii.:;i mii'iii; üiiiiiiiiiii1: iiüiiiii.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii mill iüiiiiiiiiiniif mill: i-i

| en to overwegen of er eene smart is aan | quot;

4 de hare geljik: Ü gij allen die voorhij- -

z gaat over den weg, aanmerkt en ziet, %

- of er eenige pijn is gelijk mijne pijn, | I want Hij heeft mij als den wijngaard Z

- afgesneden, en van de hoogte heeft Hij -i vuur in mijn gebeente gezonden, en Bij |

| heeft mij teruggestooten, zoodat ik dage- I

~ lijks treuren moei. I

(Klaagl. van Jerem. i. 12, 13.)

I De H. Thomas loei t ons dat de lichtste |

- pijn des vagevuurs toch nog altijd de grootste -| pijn, die wij in het leven kannen verduren, |

- overtreft: poena purgatorii minima excedit | _ maximam poen am huius vitae. (D. Thom. I

- dist. 4. 9. 21.) Waaruit volgt, dat de -I ziel die het minst van alle in het vagevuur quot;

; lijdt, er evenwel nog meer lijdt dan men 1

- in dit leven zou kunnen verduren aan j quot; welke ziekte, droefheid of marteling men |

- dan ook zou ter prooi zijn. i ~ Ach! indien gij over deze leer ernstig 3

- nadacht, gij die u beklaagt over uwe 011- -~ genade, uw lijden, uwe ziekelijkheden, 0! ;

- ongetwijfeld zoudt gij ze beter benuttigen -en er de verdienste van opdragen voor die 2

i i i c i i i i i i i i i i i i i i 1 i i i i i i i i il i i i i i

-ocr page 111-

r zielen die onvergelijkelijk meer te beklagen

- zijn dan gij.

II.

De armoede dier zielen doet haar ongeluk I ten top stijgen; hare behoeftigheid kon

- niet grooter zijn. Zij zijn volkomen van I alle hemelsche goederen ontbloot. Ondanks

- alle aanspraken die zij op den hemel hebben,

1 genieten zij geene enkele der vertroostingen quot; die haar daar wachten. Zij zijn eveneens

- beroofd van die middelen van voldoening

2 en heiliging, welke de Kerk haar levende

- kinderen aanbiedt; want zij zijn buiten ; staat er voordeel mede te doen.

Ook zijn zij arm aan aardsche goederen; quot; de dood heeft er haar geheel van beroofd.

O! hoe zou haar nu te pas komen een quot; weinig geld om aalmoezen te geven en hare

- zonden af te koopen! wat gezag om haren ^ uitersten wil te doen uitvoeren, die wellicht

- verwaarloosd en veracht wordt door erfge-I namen die de erfenis welke zij bekomen

- hebbjn, verspillen en verkwisten! Welk | eene armoede, welk eene vernedering, welk

gt;gt;llIllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIII||||||||||||ill||||||||||lillllill|||||||||||||lilllllllll|||il|l||| l|llll|ll!!|!ll!|l!!ll II'IIIIIIIIIIIIIIH

-ocr page 112-

— 108 —

2 eene teleurstelling voor zooveel zielen die

- weleer fier waren op rijkdommen en macht, I en aan wie nu niets overblijft van al die

- schatten, welke zij wellicht hierbeneden tot I dwaze, zoo niet verkeerde doeleinden gebruikt

- hebben; neen, niets blijft er haar meer I van over, zelfs niet dat weinige, dat zij

- zich hadden voorbehouden om verlossing I uit de vlammen of ten minste eenige ver-

- lichting te bekomen.

III.

De armoede van de zielen des vagevuurs

. strekt zich nog verder uit. Daar zij hare

- vrijheid misbruikt hebben met te zondigen,

- zoo bevinden zij zich nu in een volslagen

- onmacht van zich te helpen, en geheel . verstoken van de dadelijke genade die zij | daarvoor noodig zouden hebben. Gedurende 1 het leven schonk de Goddelijke genade haar | gelegenheden en middelen zonder tal om

- eene algeheele vergiffenis harer fouten en | de kwijtschelding der tijdelijke straffen te ë bekomen. Zij konden en moesten daaraan | beantwoorden. Helaas hoe duur boeten zij

-ocr page 113-

2 109 ■-

l' ■lllllilllllllllllllliiiil!i:iliii:l:; ■ii:il9i:li!iii:Mi :lii!illllllll!lllll:lilt;i;i i i I l l l ■ l 1*1 i.

I die nalatigheid! Elk der Sacramenten en |

- Sacramentaliën heeft rechtstreeks of zijde- | I lings het vermogen van te heiligen en de I

- dagelijksche zonden, waarover men berouw -I heeft, uit te wisschen. Elk goed werk I

- in staat van genade verricht, heeft eene -I voldoenende en uitboetende kracht. Indien, I i ondanks zooveel middelen, die zielen uit -I deze wereld zijn gescheiden, zonder geheel I

- gezuiverd te zijn, dan is dit geschied, óf -I omdat zij die middelen niet gebruikt hebben, . | öf omdat zij zich niet hebben kunnen ont- -I doen van eenige geheime gehechtheid aan .

- de eene of andere fout, zij moge dan zoo -

- licht zijn geweest als men wil. Geene fout -quot; toch kan ooit vergeven worden, zoolang de -

- gehechtheid er aan voortduurt

3 Die arme zielen verwekken nu wel vurige quot;

- akten van liefde tot God; zij beoefenen alle -% deugden op de volmaakste wijze; maar al ; j hare handelingen zijn geheel van verdienste -| ontbloot. Zij hebben een hevigen haat voor | j de zonde en verafschuwen grootelijks elke | | ongeregelde neiging; maar toch kunnen zij | f geen enkele verlichting, geen enkele verzach- g | ting van hare kwalen verhopen, tenzij van |

itijiiiiiiiiiiiiiniiiiüi!! i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i-mSLi i

-ocr page 114-

= — -110 —

I I 111 i l I I I I I I I I I I 9 I I I I I I I i I I I I I I I

I God en van ons; zij zijn geheel en al on-§ vermogend die zich zeiven te verschaffen. | Eindelijk, zij hebben zelfs het laatste hulp-

- middel van den arme niet, ik wil zeggen, Z het verzoek, want, volgens den gewonen loop

- der Voorzienigheid, kunnen zij het schouw-Z spel harer kwalen voor onze oogen niet I komen aanbieden, ons haren nood niet doen ï kennen, ons niet tot medelijden komen be-

- wegeu; en van een anderen kant. God sluit, Z het oor voor hare smeekingen, voor zoover

- die hare eigene verlossing betreifen. Gij Z hebt tegenover u eene wolke gesteld,

- opdat hel gebed niet doorgaan zonde. Z (Klaagl. van Jerem. ui. 44)

Ach! waarlijk al dat vertrouwen dat men

I in zich zeiven heeft, in de goederen, de rijk-

| dommen, de macht der aarde, het verdwijnt

- geheel op den drempel des vagevuurs. Ja, Z daar leert men eerst de schatten van genade

- waardeeren, welke God ons elk oogenblik des Z levens schenkt. Nu zijn het dagen van geeste-i lijken overvloed: wij hebben de Sacramenten Z, ter onzer beschikking; duizenden gelegenhe-

- den bieden zich aan ons aan, om de deugd te | beoefenen; wellicht zijn wij niet minder van

I 'I I I niquot; I I l üil.üilMiili

-ocr page 115-

- _ l-H _ I

iiliiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiniNiiiiiiiiraiiiiiiliiiiiiiliiiKliiiiiiiiiiiniliiiililS'i11quot;!™quot;quot;1'11quot;quot;™!»1'!» iiiiiiiffiiiiiiiii

quot; alles voorzien in hetgeen het tijdelijke betreft. |

| Welnu! denken wij, volgens den raad van |

2 den Wijzen Man, aan de dagen van gebrek, |

- wanneer wij onmachtig zullen zijn, ons zeiven | Z te helpen, of ons de hulp van anderen te | i bezorgen, wanneer wij ons zullen gebracht | I zien tot den toestand van dien lamme aan | I het schaapsbad van Jeruzalem, die zich be- | | klaagde, dat hij niemand had om hem te | I helpen: Hominem non hdbeo, ik heb geen | | mensch. | | Doen wij nu hetgeen wij alsdan zouden | Z wenschen gedaan te hebben; zeggen wij tot |

- ons zeiven: de Missen, de aalmoezen die ik | I na mijn dood zou kunnen voorschrijven, daar- |

- over zal ik alsdan niet meer kunnen beschik- -I ken; is het niet beter nu al dat goed te doen ï. quot; met eene dubbele verdienste, door het voor ~ I mij zeiven en den naaste op te dragen? | quot; Ja, sta op uit uwe lauwheid en bedenk | I wel, dat, al waart ge hier op aarde de § ~ grootste, de rijkste, de machtigste der vorsten ~

- of prelaten, gij in het vagevuur niets anders -quot; zijn zult dan een arm zwak schepsel, zonder quot;

- kracht, macht of gezag, geheel onbekwaam -Z u zeiven te helpen of zelfs te doen helpen Z

lil i f i i e i i i i i i ii i i i i i i lil lil li i i

-ocr page 116-

_ 112 — I

I tl JlillllllllllllliilillilllllilllllillllilillillillllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllllllllllllllllllllpiiiiin

' door die vrienden en onderdanen, die u |

- nu zoo verknochten zoo gedienstig voor u zijn. I Z Gedenk dan vandaag in het bijzonder die 1

- zielen, welke het meest verlaten zijn; en voor -I wie door niemand ter wereld gebeden wordt. |

- Er zijn in het vagevuur zielen, weleer arm | I aan aardsche goederen die men hier ver- |

- achtte, maar aan wie na den dood gedacht -I wordt; doch er zijn ook oude rijkaards, tot 1

- een groote geestelijke behoefte gebracht, aan -~ wie hunne erfgenamen niet denken, alhoewel I

- zij hunne nalatenschap genieten, of wier -I gedachtenis zij door ijdele loftuitingen ver- I | eeren.

I Indien gij vandaag eenige moeilijkheid I

quot; ontmoet, offer ze voor die zielen op, en doe '

- eenige akten van liefde en vergevingsge- I quot; zindheid ter uitboeting van uwe zonden en quot;

- de hare. I

I GEESTELIJKE RUIKER. Heer! ik heb geen I | mensch. Joan. V. 7.

yoorbeclb.

In Jeruzalem was een schaapsbad, iu het He- | I breeuwseh bijgenaamd Betsaïda, hebbende vijf ~

I galerijen. In deze lagen een groote menigte van 1

i ip i i i t r T'-iri i i p i i i ■ i f i i i i i i i i i r i * i i

L

-ocr page 117-

— 113 — f

I* I I I I ■ i n I I I I III I III I I I I I ill I III T i :

E kranken, blinden, kreupelen, lammen, wachtende 1

1 op de beweging des waters. Want een Engel des 1 = Heeren daalde bij tijden in het bad, en het water ij*

- werd bewogen. En de eerste, die na de beweging | | des waters, in het bad nederkwam, werd gezond, üquot;! | van welke krankheid hij ook bevangen was. En _

- daar lag een mensch, die acht en dertig jaren -quot;! krank was geweest. Als Jezus dezen zag liggen, i

2 en wist, dat hij langen tijd geleden had, sprak f i Hij tot hem: Wilt gij gezond worden ? De kranke -

- antwoordde Hem: Heer! ik heb geen mensch, die, -i wanneer het water bewogen wordt, mij in het quot; ~ bad werpequot;. (Joan. V. 2—7.) I

- Ziedaar het droevige lot der zielen in het vage- -

- vuur; zij liggen onbeweeglijk in de wrekende -vlammen, onbekwaam zich zeiven te helpen; zij

_ kunnen zich niet dompelen in het genezend en _

- heilzaam bad van Jesus kostbaar bloed, dat do -■ wereld gered heeft. Zij wachten, gelijk de lamme, -

3 op een hulpvaardig vriend. Christen ziel, wees 2 _ gij die liefdevolle vriend, o! wees de reddende _ f engel dier arme zielen. -

L I I I I ) f I I I I I I I I I I I I I I I I I I ! I I 1 I I

-ocr page 118-

114

Drrrifiibf Bmu

De pijnen des Vagevuurs zijn zonder verdiensten.

I.

et lijden is voor den rechtvaardige het 'j'ijyU? voedsel dos levens; v/ant, volgens het getuigenis fan den koninklijken profeet, is het door het brood der smarten, en den wijn des tegenspoeds, dat God in ons de deugden doet aangroeien, dat Hij hrt vleesch versterft en den geest verlevendigt gelijk do wijngaardenier, die den wijnstok zuivert, buigt en snoeit, om hem vaster to doen wortelen, meer stevigheid aan zijne takken te geven, en eindelijk om er talrijker en sappiger vruchten van in te zamelen. De heiligen hebben zich niet dan door dit

-ocr page 119-

middel geheiligd. Het lijden is inderdaad niet slechts de strenge voorwaarde, die het Evangelie ter bereiking der heiligheid stelt, het is bovendien noodzakelijk en, om zoo te zeggen, het natuurlijk middel, dat onze tegenwoordige bedorvenheid eischt, en het eenige om die te genezen. Bijaldien God geen verdiensten aan het lijden had verbonden, dan zouden wij ons dikwijls nog niet kunnen ontslagen achten van het te ondergaan, al was het maar alleen om het vleesch te bedwingen, en ons van de zonde te verwijderen. Zoo ook is men dikwijls genoodzaakt zich aan zekere pijnigingen en zekere onthoudingen te onderwerpen om de gezondheid des lichaams te bewaren. Maar voor de zielen des vagevuurs strekt het lijden in geenen deele tot geestelijk voordeel; zij betalen op die wijze het overschot harer schulden; doch zij verwerven geen nieuwe verdiensten. In het vagevuur wordt men gepijnigd als de martelaars en doet men eene boetvaardigheid als die der kluizenaars: als men het verlaat is men zuiverder maar niet heiliger dan toen men het binnentrad.

-ocr page 120-

II.

Het lijden geeft den christen aanspraak op verdienste. Als Jezus Christus niet kon ingaan in zijne glorie dan langs den weg des lijdens, dan is het billijk, dat ook wij er niet komen dan door vele kwellingen. Opdat het graan groeie en vruchten drage, moet het zaad in de aarde sterven, en in eene aarde, vruchtbaar gemaakt door het bloed en het zweet van een Godmensch. Opdat de kroon der overwinning ruste op het hoofd des kampvechters, moet hij gewerkt en gestreden hebben volgens de regels welke de Goddelijke Meester zijnen leerlingen gegeven heeft. Ziedaar waarom de H. Paulus overvloeide van vreugde te midden der kwellingen, in het vooruitzicht der belooning. Ziedaar ook waarom, ten overstaan der aardsche kwellingen een oprecht doch nog zwak christen zich minstens weet te onderwerpen , terwijl de sterke ze moedig verdraagt, en de vurige er zelfs naar verlangt. Getuige eene H. Teresia, die het als eene gunst beschouwde te lijden of te sterven, alsof

-ocr page 121-

— -117 —

'lllllllllllllllllllillllülllllllllllllllllinillllI'Ellllllliil'lil I I Tl:T::il: l!ll:l I :| I I I I |

zij hier geen andere bestemming had, dan om te lijden, en er geen ander middel was om den hemel te verwerven. Maar nog eens, de pijnen des vagevuurs zijn zonder verdiensten voor den hemel; zij vernietigen wel de hinderpalen, die het binnentreden in den hemel beletten, maar zij vermeerderen in geenen deele de aanspraak op de glorie. Zij zijn noodzakelijk en rechtvaardig, ziedaar het eenige dat ze dragelijk maakt; geheel de hoop der arme zielen, die ze verduren, bestaat, niet in er vruchten van te verwachten, maar in er het einde van te zien, om alleen de vruchten te kunnen genieten van de goede werken, die zij op aarde verricht hebben.

III.

Wanheer men het geestelijke voordeel niet in aanmerking neemt, dan nog is het lijden eervol in de oogen eens christens, die waarlijk Jezus Christus bemint, wijl hij alzoo meer gelijkvormig wordt aan zijn Goddelijk Toonbeeld, en zich zoo, volgens het zeggen van den H. Ignatius van Loyola, bekleedt

lllllllllll|ilt;lllllillllll|||lilllllll||||!l!i|!l!linillllll|!!ll|l|l|||||l|||li|l'll|li!l|l»i|! I I I I I I I I

-ocr page 122-

— 118 —

I I I i I I ■ 1: I I 1 I ! I I I I I 1 I I I 1:1 I I I I

met de livrei van zijn aanvoerder. Ook dan, wanneer hij verzekerd ware tot denzelfden graad van deugd en glorie te leunnen geraken langs een gemakkelijker weg, zou hij nog dien van Calvariö de voorkeur geven om het vermaak van Jezus na te volgen. Het geheim dier heldhaftigheid is gelegen in de liefde, die Jezus ons betoond heeft, met door zijne smarten al de smarten der wereld to heiligen. Hij heeft ze aldus voor zijne uitverkorenen in ware goederen veranderd; Hij heeft ze tot een deel gemaakt van den grooten prijs der verlossing, die Hij den eeuwigen Vader heeft aangeboden, en die niet de minst kostbare der Goddelijke schatten is. Ziedaar de verklaring van het gebed, dat de H. Magdalena de Passis tot God richtte; lijden en niet sterven, Heer.

Maar wat betreft de pijnen des vagevuurs, Jezus Christus heeft ze niet voor zich zeiven gewild en hij spoort er ook zijne vrienden niet toe aan, want zij zijn den lauwen dienaars voorbehouden; integendeel, men handelt volgens zijn verlangen, als men zich beijvert om ze te ontkomen. Zij zijn dan ware kwalen, en gelijken aan die der hel in zooverre

I I I i I I i I I I I I I 1 I I I I I I I I I I I III

-ocr page 123-

— 119 — I

■ i l l I I I l l I I l i l I I 11 l i I l i I l l ;i ; I ~i . i:t

zij ontbloot zijn van verdienste en glorie voor I hen, die ze verduren.

Wie kan begrijpen, welk offer de zielen quot;

des vagevuurs te brengen hebben om zich -

volkomen aan de Goddelijke rechtvaardigheid I

te onderwerpen en in hare kwellingen gela- -

ten te zijn! En toch dit wordt niet in reke- ~

ning- gebracht en hoe volmaakt hare liefde -

en haar berouw ook zij, toch is dit niet, zooals Z

eertijds voldoende om die strenge Rechtvaar- -

digheid te bevredigen. Hare smarten hebben |

eigenlijk niets, dat Gode behaagt; Hij is |

meer verheerlijkt door het zien onzer pogin- Z

gen tot hare verlossing, zij het ook slechts *

door het geringste verdienstelijk goed werk, I

dan door haar zeiven hare schulden te zien -

uitboeten door het lijden. I

Troosten wij ze dan en geven wij oer aan quot;

Jod, met ons te, bevlijtigen het werk van -

Jezus Christus op aarde voort te zetten, ik ~

wil zeggen, de verlossing dier zielen. Dat -

werk zal ook voor ons zijn nut hebben. Be- ~

velen wij ons aan onzen Verlosser, opdat Hij -

ons het begrip geve van het beminnelijk ge- quot;

heim des kruises. Onzerzijds hebben wij niet -

te vreezen van te lijden zonder belooning; quot;

'i-Itnimiiiiiiiiiii.! i i i i i i i i i i iii l i l i i i i i i i i i'i

-ocr page 124-

— 120 — I.li.inilJvllt;i'llt; |. I I'■ i:ii'l!llll:lllll!i:iiii!| i I I I I l i

raaar door ons lijden moeten wij, volgens den H. Paulus, aanvullen, wat aan het lijden van Jezus Christus ontbreekt, ten opzichte der heiligmaking onzer ziel. Doet heden eenige versterving tot verkwikking der zielen, die de meeste godsvrucht hadden voor het heilig Hart en het lijden van Jezus Christus.

GEESTELIJKE RUIKER. Ziet hoe hard en bitter het is, den Heer uwen God verlaten te hebben.

Jerem. n. 19.

goorbfflb.

In het klooster van St. Catharina te Napels, had men tie godvruchtige gewoonte, den dag te eindigen met het hidden der vespers van de overledenen. Dit geschiedde op de slaapzaal. Nu gebeurde het eens dat de religieuzen, na den gehee-len dag tot het laatste uur toe, met een spoed-eischend werk te zijn bezig geweest, zich ter ruste begaven zonder hun gewoon gebed voor de overledenen verricht te hebben. Toen zij nu waren ingeslapen, verschenen er in het vertrek eene menigte engelen, die zich in twee reien plaatsten en vervolgens in eene hemelsche melodie het oflicie zongen, dat was achtergelaten. Een der zusters die alleen op dit uur wakker was, de eerbiedwaardige Paula van de PI. Teresia, meenende hare medezusters te hooren, verliet spoedig de cel om

III 1 1 I I I I I I I I I I I I I I 1 ! l i ll ' ll! 1 I I I

-ocr page 125-

— 1'il —

li,iilii:iliiiiliilllliiiiiiiiliiiiliiiil!i.!l!iiiliiiili!::iii::i;!iii:!:;i;ii!K:: i: iiliiiiliiiiliiiiiiiiiliini!

hare stem met die der andere religieuzen te ver-eenigen. Maar welk was niet hare verbazing, toen zij die hemelsche geesten de Vespers der overledenen zag bidden, opdat de zielen des vagevuurs niet verstoken zouden zijn van de hulp, die zij door die gebeden erlangen.

De dienares Gods voelde van dat oogenblik af hare liefde voor die heilige zielen uog toenemen; en toen zij aau hare medegezellinncn d't wonderbaar voorval verhaald had, namen deze het besluit van nooit het bidden der getijden achter te laten.

(Leven van de eerbiedwaardige Paula.)

i ii ii i i i i i lil i i i r i i i i i i i i i i i i

-ocr page 126-

: — 122 — -

I I I I I I I I I .11; I I I I I I I I I I I I I- I I 1 I 1,1 I I

I.

I Andere oorzaken van droefheid voor -I de zielen des Vaeevuurs. I

M

L ndien wi] konden doordring-en tot in I

hart dier gezegende zielen, dan |

amp; zouden wij zien dat de vlammen der J

- liefde haar verteren en pijnigen met nog ;

- grooter hevigheid dan het uitwendig vuur |

- zulks vermag. Die liefde maakt dat zij zonder [ | ophouden naar God en de eeuwige zaligheid i | verzuchten; maar meer uog, door ze allen 1 j in eene volmaakte eenheid te verbinden, | quot; stelt zij onder haa;- ook eene gemeenschap |

- van pijnen daar, zoodat elkeen het lijden -I der anderen als zijn eigen lijden gevoelt. |

lllfÏÏIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllillll^lljllllf

-ocr page 127-

— 123 - I

ill li li I; I III I I I I 11 I I I I I I I I I I llini I I

Zoo bestaat er ook, uit kracht van de ge- 2

meenschap der Heiligen, tussclien de zaligen -

des hemels eene onderlinge deelneming in I

elkanders verdiensten en glorie. Hoe pijnliik -

is het niet. ook maar een enkelen nacht I

te moeten doorbrengen in een hospitaal -

waar men niets anders hoort dan zuchten Z

en smartkreten, en waar men niets anders -

ontmoet dan wonden en akeligheid! Men I

wordt ondanks zichzelven ontroerd en bewo- -

gen, wanneer men een mensch, al is hij ons I

ook geheel onbekend, lijden ziet, wanneer -

men getuige is van de straf eens misdadi- -

gers, al is hij ook nog zoo schuldig en ~

verachteliik. Wat moet er dan niet omgaan .

in die eerbiedwaardige zielen, welke de liefde quot;

op eene onherroepelijke wijze in eeuwige -

vriendschap en volmaakte hoogachting ver- ~

eenigt ? in de zielen welke door de teederste -

genegenheid één geest en één hart zijn ~ geworden ?

II. I

Hetgeen ons vooral moet verteederen is de -

gedachte dat zij steeds zoo bezorgd blijven quot;

mil 1 1 1 1 1 1 it 11 1 111 111 1 i*;i 1 1 r111

-ocr page 128-

voor ons, die door haar op deze wereld bemind werden, of die zij nu beminnen als hare broeders in Jezus Christus, evenals zij, voor de eeuwige zaligheid bestemd. Ach! hoeveel vaders, moeders, echtgenooten, broeders en vrienden hebben hier hunne dierbaren achtergelaten, verstrikt in de liefde voor de aardsche goederen, en onbezorgd ten opzichte dei-rampen die hun boven het hoofd hangen! Zij hebben ons wellicht gekend, terwijl wij bezig waren met ons in ketenen te klinken, nog zwaarder dan de hunne! En wie kan zeggen hoe droevig die herinnering voor hen in het vagevuur is? Niet wetende of wij boetvaardigheid zullen doen en de eind-volharding zullen bekomen, smeeken zij onze engelbewaarders met bloedige tranen toch voor onze zielen te willen zorgen; zij zouden wenschei), indien het mogelijk ware, eeuwig in het vagevuur te lijden om ons aan het gevaar der hel te ontrukken waarmede zij ons bedreigd zien. Ach! indien wij ook al koud en ontrouw te hunnen opzichte zijn, zij, van hunnen kant, koesteren eene vurige en onveranderlijke liefde voor geheel de strijdende Kerk en in het bijzonder voor

-ocr page 129-

- — 125 —

1111 1 1 illiiil::.,! I I I I I I I I I I lllilllilllii:i:l:iilliii;r)iiii!i|{ii{|iiiii

~ hen die hun hierbeneden dierbaar zijn

I geweest.

nr.

Een nog bitterder herinnering voor de zie-

Z len des vagevuurs is, te moeten denken, dat

- zij wellicht door hare voorbeelden of door hare Z verzuimenissen hun die aan hare zorgen wa-

- ren toevertrouwd, ergernis hebben gegeven.

1 O! hoe zijn haar de oogen open gegaan bi]

- haar intreden in de andere wereld! O welk . lessen, welke raadgevingen, welke voorbeel-^ den zouden zij den overlevenden geven, en

- met welk eene zorg zouden zij de ergernissen Ü herstellen die zij nog niet volkomen hebben

- weggenomen, indien het haar geoorloofd was | weder op deze wereld terug te keeren! Maar

- even als aan den rijken vrek, is er eene

2 stem die haar zegt, dat de levenden Mozes

- hebben en de profeten , dat zij de wet Gods

2 voor regel hebben, do Kerk voor geleidster,

- de Sacramenten als hulpmiddelen, dat ervoor l haar echter geen tijd meer is, noch om het

- goede te verrichten, noch om het bedrevene

3 kwaad te herstelhü: tempus non erit am-

I ■ I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

-ocr page 130-

I — 126 — -

, I : fquot;. I, I I I I I I I I I I i i I I I I I I I l.i;|li:il!!ii|lll!llllillli;illlllllllllll

~ plius, daar zal geen tijd meer zijn; de g

- Engel der Openbaring' heeft het met eedo | ~ verzekerd. Nochtans, de misslagen die zij I

- bedreven, gaan voort hunne gevolgen en | I uitwerkselen te hebben; zij kunnen zelfs 1

- eène bron zijn van steeds nieuwe zonden! | I Hoe droevig moet voor die heilige zielen Z

- zulk eene gedachte niet zijn? I I O, welk eene vertroosting voor degenen ~

- onder haar, aan wie de Bewaarengel kan g Z aankondigen dat die bloedverwant, die vriend _

- wiens zaligheid haar verontrustte of wiens -Z herinnering haar een oorzaak van wroeging Z

. - was, zich eindelijk eens oprecht bekeerd 2

Z heeft en zich met ijver op goede werken |-

- toelegt. | Z Welnu, neem heden het heilig en edelmoe- -

- dig besluit u te bekeeren, dat wil zeggen, of 3

- een nieuw leven te beginnen, indien ge in -quot; staat van zonde zijt, óf in deugd vooruit te ;

- gaan, indien gij u reeds aan God gegeven -; hebt. Verwek met dit doel eene akte van ^ ï die deugd welke het meest met uwe hoofd- -Z drift in strijd is, en offer er de verdienste Z

- van op voor die zielen in het vagevuur, die | Z u het meest beminnen. |

I I I I I i I I I I I I I I I I I 1 I I I I I I I I I I i 11« I

-ocr page 131-

Laat ook niet na God te bidden, dat Hij u, oi3 de voorspraak dier zielen, de genaden verleene die u iioodzakelijk zijn om uwe betrekkingen met den naaste op eene behoorlijke en passende wijze te regelen, uwe onderdanen met wijsheid te besturen en hen tot het goede aan te zetten, door uwe raadgeving, door uwo voorbeelden, kortom door alle middelen die in uwe macht zijn, zoodat niet een van hen door uwe schuld verloren ga, en gij ten dien opzichte geene knaging of wroeging bebbet in het vagevuur.

GEESTELIJKE RUIKER. Er is niets nuttiger, niets passender, niets meer onze bewondering waardig, dan de gewoonte van voor de overledenen te bidden. H. Epiphanius.

Jjoorbcrlh.

Twee meisjes van goeden huize. Gertruda eu Margareta, legdeu hare geloften af in een klooster van de orde van Citeaux. Hoewel braaf en deugdzaam, verbraken zij toch dikwijls het stilzwijgen, dat zoo streng door den Regel was voorgeschreven, eu vandaar een menigte van fouten, vooral bij Gertruda, die altijd de eerste was om met spreken te beginnen.

Zij stierf, eu God liet toe dat zij aau hare zus-

-ocr page 132-

m —

Uil I. I: llllllllllllllülllllliilllllllllllllllllllllllliniüllllülllllllüllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllli

ter verscheeu. „Och! iudien gij wist, zeide zij haar, hoeveel ik lijd! ik beu geheel van vlammen omringd, mijne toug vooral wordt er door gefolterd, zonder dat ik eenige verzachting ondervind! Mijne teerbeminde zuster, spiegel u aan mij, bewaak uwe tong, anders wacht u een gelijke strafquot;.

Margareta was zoo getroffen door de verschijning en dc woorden harer zuster, dat zij ziek werd, maar tot groot voordeel harer ziel, want zij ouder-hield in het vervolg den regel der stilzwijgendheid zoo stipt, dat men op haar dit woord van den koninklijken Profeet kon toepassen: J/c sprak: ik wil behoedzaam zijn op mijn gedrag, dat ik niet zondige met mijne tong. (Ps. XXXVIII. 3.)

i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i

-ocr page 133-

Jfijffmifo liia.

De zielen des Vagevuurs zijn heilig. I.

eze zielen zijn heilig', omdat zij geheel vervuld zijn van Gods genade en liefde. Eeeds hebben zij de onschatbare genade der eindvolharding ontvangen, die haar onherroepelijk aan God verbindt en die in haar voor altijd de andere gaven des H. Geestes bevestigt; want de volharding is als de laatste schakel van dien keten van weldaden, waardoor God ze heeft geroepen, voorbeschikt en geheiligd. Elk dezer weldaden staat deze gezegende zielen levendig voor den geest.

-ocr page 134-

Zij gevoelen een onuitsprekeliik groot verlangen ora haar hemelschen Weldoener te loven en te danken in het gezelschap der H. Maagd en der heiligen. Met de liefde zijn in deze zielen alle andere deugden in overeenstemming, bijgevolg zijn zij rechtvaardigen; en daarenboven zullen zij in den hemel juist denzelfden graad van glorie en heiligheid hebben. Het is mogelijk, dat verscheidenen harer plaats zullen nemen onder de hoogste koren der engelen, en bestemd zijn tot het vervullen der verhe-vensto bedieningen van het paradijs.

II.

Ten tweede zijn deze zielen heilig, omdat in haar geen dier zwakheden en onvolmaaktheden meer bestaan alsook geen dier aardsche en zinnelijke genegenheden, welke zoo dikwijls den glans der schoonste deugden op deze wereld verduisteren In haar is allfs edel en grootmoedig. Gelukkig zijnde van God niet meer te kunnen beleedigen, gaven zij de voorkeur aan het voldoen zijner rechtvaardigheid boven haar eigen geluk-

-ocr page 135-

I _ 131 _ I

I zaligheid, zich bij gebrek van andere mid- |

I delen gewillig aan het lijden onderwerpende |

| om hare schulden te voldoen. Wii hebben |

- dikwijls voor haar niets dan koudheid en -1 onverschilligheid; zij integendeel roepen i

- Gods barmhartigheid in voor degenen, die | 1 haar tot de zonde brachten, en haar nu | I verlaten. Trachten wij de overledenen te -| helpen, zij stellen geen perken aan hunne 1 ï erkentelijkheid.

| Dewijl hun verstand geheel gezuiverd en |

| hun wil geheiligd is, daarom zijn hunne -

I vroegere gebreken, de oorzaken hunner I

- tegenwoordige kwellingen, niet meer in hen -I als vrijwillige smetten of ongetrouwheden I I tegen God en als strafwaardige en nog -I sterke genegenheid voor de schepselen, maar . * enkel als een beletsel voor hun overgang quot; I in de glorie. Nauwelijks zal echter dit -quot; beletsel weggenomen zijn, hetzij door hunne, quot;

- hetzij door onze voldoeningen, of zij zullen -; ten hemel opstijgen om bezit te nemen van quot;

- de plaats die hun is voorbehouden. Her- -; inneren wij ons altijd, dat het vagevuur quot;

- hen niet heiligt, maar, dat het, door het -quot; vuur des lijdens hen zuiverende, hen van quot;

■ :KNii!iiiiiniiiii|iiiiiiiiiiiit!|iiii|iiii|iiiiiHii|iiii|iiii|iiii|i:ii|;:;i|iiii|iiii|iiii| :|:i:iiiiii|iiii|iiii|iiii|iiiiiii.i|iiiii!Piii

-ocr page 136-

— 132 —

niiiiiQiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiliiiHi

I hunne schulden ontlast. Zij hebben dus |

| reeds den graad van heiligheid, die zij in |

| den hemel zullen blijven bezitten, ten minste quot;

1 ia zoover het de zuiverheid der ziel en de |

2 onthechting van do zonde betreft.

1 m. 1

| Gelijk aan de gelukzaligen des hemels I

1 in verdiensten, verschillen zij, helaas! veel |

1 van hen, wat betreft hun toestand. Het |

7 zijn niet de paarlen des paradgzes, die aan i

1 hunne kronen ontbreken; o, neen, maar 1

- de afwezigheid van het licht der glorie -!I berooft ze van haren glans. |

Als wij dan de heiligen des hemels eeren -

- en beminnen, wegens hunne deugden en I | verdiensten, weten wij het dan toch wel, | j dat de heilige zielen des vagevuurs gelijk -quot; recht op onze genegenheid en ons teeder |

- medelijden hebben. Eindelijk, die zielen |

3 zijn bestemd om in den hemel te heerscheu. |

- Welnu, er is veel meer verdienste en groot- 1 quot; moedigheid in het dienen van een ouge- | t lukkigen, vervallen en armoedigen vorst, |

2 dan, met het inzicht zijne gunsten te ver- |

i ■ f üliüiinüiiniiiiiiiiiiiiiKiri'iriiiiüüiiiiiiüiii! ni üi: 'i- mi n i i i i ui iiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiuiiiiii^i

-ocr page 137-

i _ 133 _ I

3 werven, zijn hof te maken bij dengenen, |

1 die op den troon is.

; Eertijds, tijdens de vervolgingen, bestond I

1 er onder de christenen een heilige naijver. I

2 Terwijl de eenen zich aan de pijnigingen I | voor den naam van Jezus overgaven, dron- -| gen anderen hunne gevangenissen binnen I i zonder het gevaar te vreezen; zij kusten -| de- wonden der heilige belijders, en op I

- duizenden manieren verschaften zij hun op -I de liefderijkstft wijze allen rnogelijkon bijstand. I

- En toch deze belijders van het geloof waren -I nog niet zeker van hun geluk; inderdaad, I

- verscheidenen zag men in het beslissend -I oogenblik bezwijken.

- Wat ons betreft, wij zouden op aarde ; I geen heiligheid kunnen vinden, die meer -

- verzekerd en vaster is, noch een zuiverder r

1 deugd, noch eene meer nederige en tevens -quot; edeler behoeftigheid, dan die van de zielen ~

- des vagevuurs

Wees volmaaktelijk in vrede met de over- l

- ledenen. Wacht u wel ooit in het geheu- -quot; gen op te roepen, of in uwe gesprekken Z ~ te klagen over de verongelijking of de -

2 onaangenaamheden, welke gij van hunnen I

I i ill i:iiiiii:;i i I i I 'I c ü t i i i * :

-ocr page 138-

134

- dat zij in Gods vriendschap gestorven zijn; -^ en bijgevolg behouden zij niets meer van I

- hetgeen u mishaagde of u veroordeelens- 1 quot; waardig toescheen; zij zijn zelfs uwe ge- I

- trouwste vrienden geworden.

I Zoo gij ze hebt beleedigd, dan hebben zij I

- zelfs de geringste bitterheid afgelegd; zij -I hebben u alles vergeven. Zoo zij het echter I

- zijn, die u beleedigden, dan herinneren zij -I zich dit, doch alleen om het ongenoegen 2

- te beweenen dat zij u hier aandeden; en, -Z zijn zij eens in den hemel, dan zullen zij g

- zooveel te ijveriger zijn, om de schade te i I herstellen, welke zij u veroorzaakten. ^

Bid heden bijzonder voor de zielen, die quot;

„ zich afkeerig of vijandig ten uwen opzichte ~

~ gedragen hebben, of wien gij eenige belee- 1

1 diging of zelfs eenig onrecht mocht hebben -~ aangedaan. Indien, zooals wij mogen hopen, quot;

- zij zich voor hun afsterven rechtzinnig -~ bekeerd hebben, dan zijn zij nu uwe vrien- ~

- den en uwe bijzonderste weldoeners, die -^ tot vergoeding dezer verongelijking, weldra quot;

- uwe zaak en uwe belangen gaan bepleiten -

2 bij den hemelschen Vader. 1

! I I I I I I i I I li ( i ! I S I 1 I I I I 11 C l I I I

1

■ I I l iiiiiii I I I I I I I i I I I I I I ixi 'i I 'iiiiiHiiiininiiiii

; kaut te lijdeu hebt gehad. Men moet hopen,

-ocr page 139-

- _ 135 — i j. _ t I I I I I:'I 'Ii:1!!!.!: i i i i i i i i lüi'i I I .I I. I I

§ GEESTELIJKE RUIKER. O Heer, leen het 1

]] oor aan de gebeden door welke wij uwe barm-

_ hartigheid inroepen, opdat de ziel van uwen I

- dienaar het gezelschap uwer heiligen binnentrede. -| Officie der overledenen, |

1 goorfafflb. |

Ecus gedurende een nacht, dat de gelukzalige 1

quot; Joanna van het kruis in het gebed was, verscheen 1

quot; haar een prelaat dien ze goed had gekend en die i

- pas gestorven was, met een verlegen en droef ge- 1

- laat. De zalige Joanna was er geheel door ont- |

2 steld en begon terstond de Goddelijke Barmhar- 1 _ tigheid voor de ongelukkige ziel te bidden. „Heer, |

- zeidc zij, Gij weet niet welken ijver en godsvrucht |

- die prelaat zijn K. Patroon vereerde, hoe vurig i? | hij zijne hulp inriep, en hoe hii altijd zijne beel- quot; ^ tenis bij zich droeg om hem toch nooit te verge- Z

- ten; wees dit alles, bid ik U, gedachtigquot;. Eenige -quot;■ dagen daarna, terwijl zij dit gebed herhaalde, gaat p | de deur van hare cel open, het beeld van den 1 _ Heilige vertoont zich, en daarachter de ziel des | | prelaats, maar niet meer in denzelfdeu staat van -1 droefheid en lijden. Na Joanna gegroet te hebben, i ^ zegde de verschijning: „Ik ben de ziel voor welke i

- gij zoo gebeden hebt. Dank aan uwe tusschen- ^ § komst, en aan die van mijnen Jl. Patroon, wiens -| afbeelding gij hier ziet, heeft de goede God barm- f | hartigheid met mij gehad. De Heer verlicht mijne |

1

iiiiiiiii:i!i:i!ii i i .1:1:: i i. niiiiuiil:. T l I I I r I. I I I Jiiiil

-ocr page 140-

_ 136 —

;illlll|TRIIIII!l!li;iIIIIIIquot; I l 'l' IH'.lültlil ;l I 'I li'üi: I 11 :|f

i tormenten, mijne beproeving gaat eindigen, en ik ~

„ hoop dat gij ze zult helpen verkortenquot;. Joanna _

ging voort met voor die ziel ten beste te spreken -

- tot het oogenblik waarop zij door eene openbaring -

| van hare bevrijding kennis kreeg. |

uiiiiiijilimiiiiiiiiiiiiiiilinilixi'iiliililiiüliiiil:!!:!

iiniiiiiiiiiiiiiiiiiüüiiinilini. i liiniiiiiiiiiiiii: üinipüiir:

-ocr page 141-

■137

I De zielen des Vage vuur s zijn zeer

aangenaam aan God. I.

I genamer zijn, dan zij het ooit in haar leven

- waren. En inderdaail, het werk harer voor-_ beschikking is thans tot zijne volmaaktheid quot; gekomen. Zie evenwel hoe geheel verschil-

- lend God haar nu behandelt, hoe geheel 3 anders dan te voren! Hoeveel genaden, H,H.

- Sacramenten en bijzonderen bijstand heeft ; [lij haar gedurende het leven niet geschon-j ken! Hoelang hebben velen onder haar l wellicht niet aan zijne uitnoodigingen weer-

I I I lillill!! I I I I I | | Uil I I I I I I I I I 1 I I I

edenk dat die zielen heilig zijn en 'derhalve aangenaam aan God. Men kan zelfs zeggen, dat zij Hem aan-

-ocr page 142-

— 138 — I

llilllllllllllllllll I I I I llllllllllillllllllliillliillllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllil

stand geboden! en Hij heeft geduld gehad. quot;

Hoe dikwijls heeft G)d niet aan velen harer -

genade geschonken, wanneer zij de hel ver- 0

diend hadden wegens de herhaalde over- -

tredingen zijner geboden ! |

En ziet, toen zij zich gedroegen als |

hardnekkige vijanden, was God al goedheid ï

en vergevingsgezindheid voor haar. Maar, |

nu zij vol nederigheid en berouw zijn, nu |

zij beven voor Gods stem, ach! in plaats |

van oen medelijdenden blik op haar te slaan, |

schijnt Hij slechts strengheid en wraak te |

ademen: Ik roep tot U, en Gij verhoort _

mij niet. ... Gij zijt mij verkeerd in ~

eenen wreede, en in de hardheid uwer _

hand zijt gij mij tegen. (.ion. xxx 20, 21.) -

Het is slechts om lichte fouten, dat Hij, -

die zoo vaardig was om haar doodelijke |

zonden te vergeven en van de hel te be- -

vrijden, zich nu in zulke gestrengheid | vertoont.

II. 1

Trachten wij nu de reden hiervan op te -

sporen. Zou soms die geneigdheid tot vergeven quot;

I :i| I l lil i i 1. 'I:: I I i r.-.ii'üttiili.ülü-J I I ::iliiiili;iiliiiiliilllllllliii:l

-ocr page 143-

- - 139 —

I I llt; ■ I I I I I in; I I I I I i i r I I I I I I l i I l i

~ en weldoen, die de Heor in het harte draagt

- en waarin Hij zijn grootste glorie doet quot; bestaan, uitgeput en opgedroogd zijn in

- zijn hart? Hoven alle glorie is de be-~ scherming. (isaïas iv 5.)

Wel noen; dat zou eene godslastering I zijn. Zou wellicht de Goddelijke Eechtvaar-

- digheid van de zielen eischfen dat ze voor

- al haar schulden voldoen door persoonlijk

- lijden? .Nogmaals neen; want een groot _ aantal zielen verlaten het vagevuur zonder

- haar straf geheel ondergaan te hebben, dank . onze voldoeningen en de Goddelijke toe-

- gevendheid.

Van een anderen kant, God heeft een vol-

quot; komen voldoening ontvangen voor al de

- zonden der nienschen en voor al de straffen quot; die zij moeten verduren. Jezus Christus heeft

- door zijn bloedig lijden en smartelijken dood, ~ aan al de eischen der Goddelijke liecht-

- vaardigheid voldaan: het is genoeg zoo zijne verdiensten slechts op ons worden toegepast

- Overigens, die zielen zijn niet alleen de I levende, maar ook de onbederfelijke ledema-

- ten van dat Goddelijk Hoofd. De genezende ] kracht van het bloed van Jezus Christus

II II III 111 I lil

-ocr page 144-

_ 140 —

■ i- I I I I till I I I I I I I I t I ■ I I I I I I I i n:

quot; moest dus gemakkeltiker in haar dan in

- ons zijne uitwerking hebben, terwijl zij in I de onmogelijkheid zijn er het minste beletsel

- aan te stellen.

I Bijgevolg, God zou haar alles kunnen

- kwijtschelden, Jezus Christus zou haar zijne I verdiensten op die wijze kunnen toevoegen,

- dat ze terstond uit dien kerker verlost I werden en die zielen zouden om verschil-

- lende redenen meer dan iemand geschikt I en waardig zijn, zulk een volkomen toepas-

- sing van de verdiensten van Christus te I ontvangen. Ondanks dat alles, is God. vol-

- gens de gewone regels zijner voorzienigheid, I niet gewoon het vonnis uit te wisschen, ■ vooraleer men geheel aan zijne rechtvaar-I digheid voldaan heeft.

1 III.

| De reden van deze handelwijze Gods, is | hierin gelegen, dat Hij het rechtvaardig | lijden der uitverkorenen in het vagevuur - wil aanwenden tot het welzijn der uitver-| korenen op aarde: Alles om de uitverko-

iiiiiiiiliiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii

-ocr page 145-

— Ui —

I l:U I : I ill I I I i : I I I I I I I II: I I I I I I I I I I I I I

renen, opdat ook zij de zaligheid erlangen ~

(li. TIM. it. 10.) |

Opdat de christenen zich niet zouden be- I

loven ongestraft te blijven, als zij gezondigd -

hebben; opdat zij zich niet zouden inbeelden I

gereinigd te zullen worden zonder het minste -

lijden, hier in dit leven door het bloed van I

Jezus Christus en de Sacramenten, en in het -

andere door middel van verordeningen bij Z

testament; opdat zij niet zouden nalaten -

zich te beteren en hunne zaligheid door I

goede werken te verzekeren, om al die redenen -

handhaalt God deze zijne gestrengheid. Hij .

laat in den kerker des vagevuurs, in zekerheid -

't is waar, maar toch in den droevigsten I

toestand, zijne dierbaarste schapen achter, ;

om diegenen op te zoeken die in deze wereld -

verloren of in gevaar zijn af te dwalen. ;

H ij behandelt, om zoo te zeggen, de eersten -

zonder medelijden, terwijl Hij al zijn mede- |

lijden bewaart voor ons stervelingen, die |

bi] elke schrede op het punt zijn te vallen quot;

en ons blindelings in den afgrond te werpen, j

Die zoo strenge rechtvaardigheid jegens quot;

de zielen des vagevuurs, verandert voor ons |

in buitengewone barmhartigheid, zoodat haar '

i liiiitJiiliiiiliiiilii!il:iiil:::ili iilitiilimii: .1. 1 liiiiiniiliiiiliiiiiiiiiliiiiliüiliiiiliiiiliiiiliiiilüüliiiii'^i' 11

-ocr page 146-

lijden ons heilzaam wordt, en wel om ver- |

scheidene redenen. Heilzaam, omdat hare -

pijnen geschikt zijn ons een groote vrees I

voor de zonde in te boezemen; heilzaam, -

omdat zij ons een uitgestrekt veld openen, I

om de deugden van hoop en liefde te oefenen, -

een groot getal werken van barmhartigheid I

te verrichten, waardoor wij haar geluk r

verhaasten en ook ons eigen geluk op een I krachtdadige wijze bevorderen.

Het vagevuur vreezen, het trachten te ver- .

mijden en er onzen evennaaste uit verlossen, -

ziedaar een zeker middel om eenmaal den _

hemel binnen te gaan; want, volgens het |

gevoelen der heiligen, valt men lichtelijk .

in de hel, als men zich weinig om het quot; vagevuuf- bekommert.

Vernieuw vandaag uwe gevoelens vac |

medelijden voor al de zielen die lijden. Bedenk -

het wel, zij lijden, in zekeren zin, voor uwen quot;

voortgang in de deugd, gelijk wij het hier- -

boven verklaard hebben. Wordt gij niet l

getroffen door de gedachte, dat hoe meer |

zorg gij hebt om met hare pijnen voordeel |

te doen, door u te beteren en met ijver alle |

ook de minste zonden te vermijden, gij ook |

IIIIIÉIKlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllilllHllllllllllllllilquot;1quot;quot;quot;*1'»!quot;quot;*'11'quot;11quot;quot;'!quot;quot;^

-ocr page 147-

- — 143 —

I naar die mate de redenen doet verdwijnen,

| welke God aanzetten, om zoo streng jegens

1 haar te zijn?

B Woon heden de H. Mis tot lafenis dier

| zielen bij, offer voor haar het Bloed van

| Jezus Christus op, en smeek den hemelschen

| Vader vurig haar de vrucht er van te wil-

| len toepassen.

| GEESTEUJKE RUIKER. Het gebed voorde

M dooden is aangenamer in de oogen vanGod, dan

? het gebed voor de levenden; de eersten toch be-

f vinden zich in eenen meer dringenden nood, daar

z zij zich zeiven niet helpen kunnen. ^ H. Thomas van Aquinen.

- yoorlu-flb.

:d Twee kloosterlingeu van de orde van den H. Do-

% minicus hadden eens geschil over de vraag, welke

quot; devotie de verdienstelijkste was: die voor de bekee-

1 ring der zondaars, of die voor de verlossing van

g de zielen in het vagevuur. Bertrandus was de

i verdediger van de devotie tot bekeering der zon-

i daren. Hij las getrouw de fl. Mis voor hen, en

1 hij offerde al zijne boetoefeningen eu gebeden aan

ü God op niet de intentie de genade hunner bekeering

- te bekomen. Benedictus verdedigde met niet min-~ Ier vuur de belangen der lijdende zielen. Hij 1 clt'erde ter harer intentie al de H.H. Missen waar-

i gt; Ittlilüii; • i' ■ i iiiiiiKiü! i i i I l i i: i i i i i i l ü l i I l

-ocr page 148-

I in _ I

«lllllillllllllllllllllllllllllillllillllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllinilllnlllllllinilW'IBIIIIquot;!!™quot;!»!quot;quot;quot;»»quot;'!»!quot;quot;quot;!#quot;

1 over hij beschikken kon zoowel als de gehedeu en |

1 boeteoefeningen die hij zich oplegde. „De zondaars, |

| zeide hij, worden teruggehouden door ketenen, |

S welke zij zelf smeedeu; zij kunnen den weg der |

quot; ongerechtigheid verlaten, zoodra zij willen, het juk |

~ dat zij dragen is hun eigen keuze; terwijl de |

I dooden, wier handen en voeten gebonden zijn, |

| tegen hunnen wil worden teruggehouden in bet |

~ midden der wreede folteringen.quot; g

1 Toch wilde Bertrandus niet wijkcu, ofschoon hij |

r zich in de onmogelijkheid zag een voldoend ant- |

- woord hierop aan zijn vriend tc geven. Maar op £ r een nacht had hij een vizioen, dat hem geheel f 1 scheen veranderd te hebben, want van dat oogen- r

- blik af veranderde hij zijne oude gewoonte eu | 1 offerde al zijn H.H. Missen, zijne gebeden eu zijne | | boetsefeningen op voor dc zielen des vagevuurs. .

I i i i ■ ■ l l l ll I il l il Tl

'ii i i i i i i i i i i i i i i t i

-ocr page 149-

145

jïfuniridiïK Dim-

Onze ongevoeligheid voor het lijden -der zielen in het Vagevuur.

I.

iet is eene wreedheid ongevoelig te

zijn voor de rampen van den even- -

- mensch. üe zielen des vagevuurs quot; door geringe opofferingen te kunnen ver- j. lichten in hare hevige pijnen; haar zulk | groot' goed, als de hemel is, kunnen be- | zorgen, en het niet te doen; de beklagens- l waardigste van alle ongelukkigen, die toch -zoo zeer onzen eerbied verdienen, in hunne S ellenden laten blijven, welke barbaarschheid! -Zijn daarenboven deze zielen niet met ons | vereenigd door de natuur en de genade, | en zelfs verscheidenen harer door de banden |

1 I i I i i i i i i i I i i i i I I | i i ; I I I i ■ 1 ii

-ocr page 150-

— 146 —

| van nationaliteit en des bloeds ? Men spaart

I moeiten nog kosten om de grillen eener |

' vrouw of van een kind te voldoen, en voor |

- al om hun de smarten der laatste ziekte te | verzachten, en daarna verlaat men ze in

- hun grootste en meest dringende behoeften I en sluit het oor voor hunne heiligste ver-

- langens! Die zijn naasten niet bemint wordt beschouwd een moordenaar te zijn. Wat

- dan te zeggen van degenen, die niet aan E de overledenen denken? Zij zullen gevloekt

- worden door al de heidensche volken, die, I niettegenstaande hunne geringe menschlie-

- vendheid jegens de levenden, zich gewoonlijk I zoo bewonderenswaardig getoond hebben,

- in hunne bezorgdheid voor de dooden, zelfs I zoo dezen hunne vijanden waren. Daarin | volgden zij getrouw hunne meeningen over | den staat en de behoeften der afgestorvenen | ofschoon die in zich zelve dwaas en onzinnig | waren.

I n.

Zoodanige onverschilligheid getuigt van ^ groot gebrek aan geloof, en bijgevolg ook

-ocr page 151-

van liefde; want indien onze gevoeligheid wordt opgevvekt door het aanschouwen van zichtbare kwalen, zoo kan slechts het geloof ons de pijnen van het andere leven ontdekken. Daarom ook, hoe levendiger het geloof is, hoe meer men de kwalen van dit leven, die dikwijls goede gevolgen hebben, minacht, en de ellenden van het andere leven waardeert. Maar, wijl het vagevuur geene zaak is, die de zinnen treft, en het in tijdelijke pijnen bestaat, die enkel de ziel aandoen, daarom slaat men er weinig acht op. Men gaat zelfs verder: omdat de zielen er lijden met geduld en onderwerping, zoo beschouwt men dit als eene reden om ze te vergeten. Maar handelt men dan op die wijze jegens dierbare personen, als men ze ziek of in kwelling ziet? Zou men da zieken ten prooi laten aan hunne smarten, omdat men zeker is van hunne genezing en zij ons daarenboven stichten door hun geduld? Wat zult gij gevoelen voor Gods rechterstoel, als gij zijn troon zult omringd zien door eenige dier reeds verheerlijkte zielen, maar wien gij verzuimd hebt hulp te brengen?

-ocr page 152-

— -148 —

■ ■ ■ I I ■ ■ ■ I I I I I ■ I ■ I ■ ■ ■ I I I I ■ ■ ■ ■

Wat zult gij gevoelen in het vagevuur, als gij, daar komende, u zult bevinden tegenover degenen, die gij moest en kondet ondersteunen, en gij dit toch niet gedaan hebt? Wat zorgen, wat kosten, wat opofferingen wat ijver om zelfs hunne ongeregelde verlangens te voldoen, terwijl zij leefden! en daarna, wat verwaarloozing in hen bij te staan in hunne wezenlijke ellenden, en te midden van ijselijke kwellingen!

Waar is uw geloof? — Waar is uwe liefde? O, denk ernstig aan u zeiven. Ja, uwe zorgeloosheid in een geval, zoo geschikt om u te bewegen, verraadt in u eene hardheid, rechtstreeks tegenstrijdig aan het christelijk gevoelen. Dat is de handelwijze niet eener ziel, gevormd in de school van den God van liefde, in de school van Jezus en Maria.

III.

Deze onverschilligheid werpt de orde omver door de Goddelijke Voorzienigheid ten gunste der zielen, die Zij onder onze bescherming heeft geplaatst, vastgesteld.

mill ' MiilüiiliHiliiiili:::!.;::! i i i ] i üiüiliniliiuiü.ilii J

-ocr page 153-

— 149 —

r i l l I I I I' l l I I. I I 11 I I 11 l;:;li;M I I I I I M I

I God kan, zoo Hij wil, onze tekortkoming

- aanvullen; maar misschien zal hij het niet I doen, en zeker zal Hij ons in ieder geval

- rekenschap daarvan doen geven. Een stuk ï brood weigeren aan een hongerige, is hem

- dooden. iVon paimli, occidisti. Deze zielen Z niet te hulp komen, is haar in de vlammen

- storten, en de glorie vertragen, welke zij ] aan God in den hemel door hare lofprijzin-

- gen zoude geven. God is niet verplicht I wonderen te doen, om onze lafheid en

- lauwheid goed te maken. Als eene moeder _ nalaat haar kind te voeden, laat God het

- dan, volgens den gewonen loop der zaken,

- niet sterven ? Zoo ook zijn wij vrij, veel of quot; weinig te doen: maar onze vrijheid zal hare

- natuurlijke uitwerking hebben; hoe minder quot; wij de zielen des vagevuurs bijstaan, hoe | minder hulp zij ook ontvangen, en hoe | meer hare verlossing vertraagd wordt. Welke | rekenschap zal er aan God te geven zijn! I Ziel voor ziel; op zijn best genomen zult | gij met dezelfde onverschilligheid behandeld | worden.

In aanmerking nemende de gebruiken,

Z die in de wereld heerschen, wees overtuigd

•''fïftiiiiiiliiiii: i i i i i i ::iii!::i!!;ii!ii!iiii!i!:!lt;iiii:i;;i:i!ii:ii:iiiii;iiiiiiiiiiiiii i miiii

-ocr page 154-

— 150 —

I I ■ i • I I I I S I I I I I I I I I I I I i I I I I I 11 I

fff

dat de zorg, welke raeu voor uwe ziel na ^

deu dood zal nemen, waarschijnlijk veel ^

geringer zal zijn dan de liefde, welke men I

u gedurende liet leven betoont, en de be- -

zorgdheid, welke men vcor uwe gezondheid I heeft.

Vertrouw dan niet op de overlevenden ; I

stort u niet in het vuur, in de hoop, dat een -

ander er u uit zal trekken; maar voorzie Z

in uwe toekomst, terwijl gij leeft, door -

werken van boetvaardigheid en liefde te I

beoefenen, en door de bedroefde zielen des -

vagevuurs te troosten, met het doel 0111 I

voor uwe zonden te voldoen, en aan hare -

verlossing mede te werken. Al wat uwe I

hand te doen vindt, doe dat met ijver. -

(eccles ix, 10.) Doe al de goede werken, i.

die in uwe macht zijn, zoo raadt ons de -

H. Oeest. Reken weinig op uwe testamentaire |

beschikkingen en op uwe godvruchtige n

schenkingen. Zoo zelfs uwe laatste wil nauw- |

keurig uitgevoerd wordt, toch zou een enkele quot;

dag uitstel u in 't vagevuur lang vallen. |

Laat, zoo gij kunt, eene Mis lezen tot |

herstel uwer vorige tekortkomingen; en wees -

wel overtuigd, dat zorgen voor de zielen |

i:ii:ii!«i;i::i;:i:ii:ni:iiii i .i .........

-ocr page 155-

des vagevnurs is; uwe eigene belangen ver- Z

zekeren. Het vertrouwen op God is een uit- |

muntend middel om den uitslag uwer ge- 1

beden te verzekeren. 1

Neem de gewoonte aan, bij het verlaten I

der kerk dat bekende schietgebed te bidden: -

Heer geef haar de eeuwige rast enz. voor I

de zielen dergenen, die daar begraven zijn. f Doe zoo ook, wanneer gij voorbij een kerkhof I

of eene graftombe gaat. [

Verzuim niet eiken avond een De pro- |

fiindis te bidden. Zulke oefeningen kosten |

niets, doch door ze dagelijks te herhalen, i brengen zij belangrijke vruchten voort.

GEESTELIJKE RUIKER. Staat dan op ter ^

hulp der lijdende zielen, weest hare voorspraak, §

bezweert God door uwe verzuchtingen, vermenig- ^ vuldigt uwe gebeden, offert voor haar op de vol-

doening van het PI. Sacrificie der Mis r

H. Bernardus. i

Hoorbcflli.

Andreas Simoni van de Socicteit van Jezus had |

de vurigste liefde voor de zielen der afgestorvenen. |

Ilij was geen priester, maar toch deed zijn vurig 1

verlangen, om die ziölen de verdiensten van het quot;quot;

Goddelijk Sacrificie der Mis toe te voegen, hem ^

-ocr page 156-

het middel daartoe vinden. Hij onderhield op eigen kosten verscheidene priesters om in zijnen naam de H. Mis te lezen. Geen andere middelen had hij daarvoor, dan hetgeen hij tot die intentie aan de deur van het klooster bedelde, en God beschikte het zoo, dat vele rijken hem zooveel schonken als hij voor zijn doel noodig had. Om nu de Bisschoppen, Kardinalen, vreemdelingen en voorname personen, die herhaaldelijk het Noviciaat van den H. Andreas te Rome bezochten waar hij portier was, nog gemakkelijker tot zijne inzichten over te halen, beplantte hij een tuintje vol met rozen, hyacinten, anjers, anemonen en andere bloemen. Daarvan maakte hij ruikers, die hij hun dan aanbood, terwijj hij hun de gedachtenis zijner dierbare zielen aanbeval.

Bij het zien van zooveel ijver en godsvrucht liet men zich gemakkelijk winnen, en men opende dan gaarne de beurs. Toen nu eindelijk zijn laatste uur gekomen was, kwamen, tot groote stichting vau de omstanders, de zielen, die hij had verlost, hem zichtbaar troosten en bijstaan.

-ocr page 157-

- 153 -

IJdele zorg van sommigen voor de dooden.

5^9 I-

c vergetelheid, waarin velen de over-ledenen laten, is betreurenswaardig; en bespottelijk is de wijze, waarup anderen hunne droefheid uitdrukken, namelijk door onmatig gejammer door overdreven loftuigingen en door kostbare gedenkteekenen. De H. Augustinus noemt dat alles eerder eene vertroosting voor de levenden dan eene verkwikking voor de afgestorvenen; deze weten niets van al die eerbewijzingen, ofwel zij tellen ze niet, indien ze hunne verlossing niet

iiiiiiliiiiliiiiliiiiiiiiilir!i;;:;i imiiiiiiiwi:; i ' r: uiiiiiinr:'! i •üiiiiiiiiiiiiiiiMiiliiin

-ocr page 158-

- _ 154 —

quot;111! I I I lll!lt;lllllll!IIIIil!illllil!lllil!ll I li!lllltl!lli;!|!llll!!lll!l I ÜUlllUllllIIIIIIIIIIIIIIIII

H bevorderen, en zij verafschuwen ze zelfs

- indien ze leugenachtig zijn. Waartoe dient 1 het, de nagedachtenis eu het stoffelijk

- overschot der overledenen te eeren, daar 1 waar zij niet meer zijn, terwijl men ver-

- waarloost hen te helpen daar waar zij zich I in den groutsten nood bevinden? Welk

- behagen kan een heilige ziel des vagevuurs n hebben in geprezen te worden op de

- wereld, om voor het oog der menschen I door te gaan alsof zij deugden had beoefend,

- welke zij misschien nooit heeft bezeten, en I vervolgens aan verlatenheid te worden

- overgegeven, terwijl Gods rechtvaardigheid I haar hoeft gestraft voor de fouten, bedreven ^ in die werken, welke door het bedriegelij k

- oordeel der menschen worden geprezen. ■ De wereld met al hare pracht, hare titels, B en eerbewijzingen is in hare oogen niet quot; alleen eene ijdelheid, eene schaduw, maar g zij heeft alle gedaante en schijn verloren, l het is een niet, transit fignra huius g rnundi.

illlllljllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllüllllllllllllllllilllllltlll

-ocr page 159-

II.

De H. Geest leert ons wel, onzen rouw te regelen naar de verdiensten van den overledene: Bouw over hem naar zijne verdiensten (Ecclt xxxviii. 18), maar Hij leert ons ook, de droetheid te matigen, aan onze uitersten te denken, en den doode te troosten, door te trachten voor hem spoedig de eeuwige rust te verwerven. Dat de cngeloovigen, dat de ketters die de waarde ontkennen van de voorbede voor de overledenen, hunne droefheid op eene ijdele en dwaze wijze uitdrukken, begrijpt men gemakkelijk; maar dat katholieken zich tevreden stellen, met hunne gevoelens in het kostbaarst marmer uit te drukken, dat zij soms aanzienlijke sommen besteden voor de uitwendige pracht, en dat zij vervolgens weinig of niet meer denken aan de hulp die zij hunnen overledenen kunnen verschaffen, ziedaar, wat onbegrijpelijk is. Men leest dat de vrienden van Job veel weenden en klaagden op het zien zijner rampen, maar men leest niet dat

-ocr page 160-

— 156 — 2

quot; een van hen er aan gedacht heeft, hem |

I van zijnen mesthoop te halen en zijne -

; wonden te verbinder. De heilige man, 2

| ofschoon zeer geduldig, voelde zich ge- f

Z drongen hun te zeggen, dat zij nuttelooze I

- vertroosters waren: Lastige vertroosters -| zijt ge allen. (Job. xvi, t2). Z

| III. |

I De H. Kerk, die ons leert, gedurende I

- ons leven, de pracht en de eer der wereld -I te verachten, ons vleesch te kastijden, en I

- het in alles te doen dienen voor de belan- -I gen der ziel, heett nochtans veel zorg voor I

- het lichaam en de gedachtenis der geloo- quot; _ vigen na hunnen dood.

I Zij vergezelt hen, met hare verhevene |

I plechtigheden tot aan het graf; zij zegent -

' hunne graven en bewaart ze met eene quot;

| godsdienstige zorg. Dat alles doet zij in -

Z de hoop dat hare kinderen reeds gezuiverd quot;

- door de H.H. Sacramenten, zullen herboren -^ worden tot de onsterfelijkheid met Jesus 2 | Christus op den dag der algemeene op- -1 standing. |

I lilllllülllNIINillllllllllllHlllilMI I I I I I I I I I lllii Iquot; '1 I I I I I I

I 1

-ocr page 161-

I — 157 — S

lillllll^illllllllllllllllllllllllllil'llülilllllllllllilüllllllllllllüllllijüülüllllllllllllllllllilllllllllllillllllllllllllllllllillliiiifiiiiii;

I Maar haar voornaamste doel is altijd, |

I hunne zielen te helpen, en wanneer zij |

| zeker is dat zij hare gebeden niet behoeven |

- gelijk dit het geval is met kinderen, die | Z spoedig na het doopsel sterven, dan treurt | | zij in het geheel niet over hunnen dood. | | Wat de anderen betreft, zij beweent niet |

- hunnen dood, maar hunne fouten; zij treurt | | uit vrees dat hunne zielen in pijn zijn en 1 | hare gebeden noodig hebben; al hare j | plechtigheden en gebeden hebben tot doel, | | de barmhartigheid Gods over hen af te | 1 smeeken. Zoo moeten de christenen zich I | gedragen jegens hunne overledene bloed- |

- verwanten. Dat men hun de eer bewijze, I | welke hun staat en de omstandigheden quot; | vorderen, het zij zoo; maar dat men volgens -| de raadgeving van den H. Joannes | | Chrysostomus zich nog meer beijvere om 1 | hen door gebeden en aalmoezen te helpen.

| Het is niet noodzakelijk hun graf met -

| bloemen te versieren, zegt de H. Ambrosius, quot;

| maar hunne zielen te verkwikken met den -

| zoeten geur van Jezus Christus. Eene quot;

| protestantsche dame die haren vader in -

| Italië verloren had, benijdde de Katholieken, |

II I I I I I I I llllll I I I I i I I I I I I I II H l li l~H I I

-ocr page 162-

- _ 158 —

I omdat ons geloof ons vertrouwen geeft, dat |

- wij diegenen welke ons dierbaar zijn na | I hunnen dood kunnen helpen, terwijl hare |

- sekte deze hulp ontkent. En toch besteden | ~ sommige katholieken, aan uiterlijke pracht |

- en aan graf-monumenten het geld, dat | I misschien voldoende zou zijn, om wie weet 1

- hoevele zielen uit het vagevuur te verlossen, -I indien het tot liefdewerken ware besteed 1

- Laat u hierin niet geleiden door het g i menschelijk opzicht, noch door ijdele praal- |

- zucht; maar wees mild in goede werken | I om de zielen te helpen. Doe heden nog | | iets bijzonders ten gunste uwer naaste quot; I bloedverwanten, voor vader en moeder, |

- echtgenoot of echtgenoote, zoon of dochter, | | eindelijk voor vrienden welke gij gedurende -g hun leven het meest hebt geëerd en aan |

- wien gij misschien aan hun sterfbed hebt | ; beloofd,bijzondertezullengedenken.Helaas! ; j wie weet of gij hen niet vergeten hebt, -l ofwel dat gij n hebt tevreden gesteld, met ^

- eenige dwaze teekenen van wereldsche toe- g quot; genegenheid en hartstochtelijke droefheid. quot; 1 Neem ook ter harte uwe kinderen en | | uwe dienaren, die u kunnen overleven, te 3

i iiiinnikiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiimiüiiiiii 1 '■iiiiiMiiiniiiiiiiiii r -i-ii i • i 'Iiiuümü ■: 11111111 ümrifiiinil^'i:quot; 1

-ocr page 163-

— 159 -

■ ■ I ■■ a I I I I I I ■ I ■ I I I I I I I I I I

onderrichten, aang-aande de ware wijze, waarop zij u na uwen dood nog- kunnen vereer eii.

GEESTELIJKE RUIKER. Er ligt meer ver-dienste in eenig goed le doen aan ééne dier zielen, dan tienmaal zooveel te doen ten gunste der levenden, al waren dezen ook gevangen, ziek of door honger gekweld. H. Bsrnardinus.

JJoorbcdb De drie vrienden.

Iemand had drie vrienden, en twee vooral Leminde hij teederlijk. Nu gebeurde liet dat hij voor het gerecht beschuldigd werd van eeue groote misdaad, alhoewel hij onschuldig was.

Wie van u, zeide hij tot zijne vrienden, wil mij naar het gerechtshof vergezellen en voor mij spreken? De eerste verontschuldigde zich wegens zijne bezigheden. De tweede vergezelde hem tot aan het gebouw waar de rechtbank zitting hield, doch toen werd hij door angst bevangen en weigerde binnen te gaan. De derde vriend nu, op wien de beschuldigde het minst gerekend had, trad met hem binnen en sprak voor hem met zooveel klem en nadruk, dat de rechter hem niet alleen de vrijheid maar daarenboven nog verschillende voorrechten verleende.

-ocr page 164-

I — 160 - -

I Ti I I I ■ gt;11 I i I I I I I I I I I I I I ■ i I ■ ■ 1 'J

T: Iii deze wereld heeft de mensch drie vrienden. ^

« Wanneer God in liet uur des doods hem ten _

- oordeel roept, dan gaat' het yfld, zijn liefste vriend -f niet mede, maar verlaat hern en is hem van niet

i het minste nut. Zijne bloedverwanten vergezellen |

'% hem tot nan het graf, zeggen hem een laatst |

^ vaarwel en keeren in stilte en bedaard naar Imis |

quot; terug. De derde vriend, dien hij wellicht gedu- |

quot; rende zijn leven het meest verwaarloosd heeft, i

- dat zijn zijne goede merken. Zij alleen blijven -

0 hem trouw, vergezellen hem tot voor den Rechter, | quot;1 spreken te zijnen gunste en verkrijgen voor hem |

1 vergiffenis en barmhartigheid: opera illorum se- . «1 quuntur illos, hunne werken volgen hen. -| Christene ziel ! bepaal in uw testament liet een | =r en ander voor goede werken, en gij zult u toe- quot; 1 genegen vrienden maken die de poort des vage- | ■1 vuurs voor u sluiten en den hemel voor u openen |

zullen. Hoc fac et vives, doe dit en gij zult leven. 1

: -

I i i i i i i i i i i i i i I i i i i i i i Iiüii: I I I I I I J

-ocr page 165-

iMKitfbnfo

De liefde eischt dat men de zielen | des Vagevuurs helpe.

# L :

esusChristus, zegt de ApostelJoanues, I

op aarde gekomen om de allerzijds -

amp; verstrooide kinderen Gods weder te _

vereenigen. Zijne schapen nu zijn in drie ~

kudden verdeeld, in den hemel, op de aarde -

en in het vagevuur. H.;j wil echter, dat ^

deze drie met elkaar gemeenschap hebben. -

Hiervoor heeft Hij ze door den meest edelen quot;

en volmaaksten band vereenigd: door de -

liefde. Deze liefde vereenigt al de deelen ~

van het rijk Gods, en strekt zich uit over -

al de leden van het mystieke lichaam van ;

I I I I I I I I I I I I I . I I I I I I I I I I I 1 I I J till

o 2

-ocr page 166-

I _ 162 — §

i 1*1.1 ill l i'! i i i i i r i l i iii i i i i i i i i i quot;i i

i Jesus Christus, onaangezien of zij gezond |

- of zwak, in lijden of in vreugde zijn. -

1 Welnu, gelijk God van het vagevuur de [

- meest droevige plaats van het heelal heeft |

2 gemaakt, zoo is dit tevens het middelpunt, | | waarin de liefde des hemels en die der | I aarde elkander ontmoeten. De heiligen en |

- de engelen des hemels gevoelen een groot § I medelijden voor die arme zielen; zij ver- |

- langen hare bevrijding allervurigst, wijl i

1 zij hare zusters en welbeminde vriendinnen I quot; zijn. Wij onzerzijds werken aan hare i

- verlossing bij middel der verdienstelijke 1

2 werken, welke de heiligen niet meer kun- -

- nen beoefenen, doch die zij door hunne I quot; tusschenkomst Gode welgevallig kunnen quot;

2 maken. Eindelijk de zielen waaraan wij I

| i

3 eenigen bijstand verleenen, zullen ons ; r voor dezen dienst beloonen met eene on- i 1 uitsprekelijke erkentelijkheid, die zij zonder | 1 twijfel werkdadig en heilzaam voor ons 1 | zullen maken. |

IIIIII!|^IIIIIilllllllllll||||||||||||||||||||l:::il:{|i|||II||!;!l!'l!l:i;|l!!i:lll!ll!!l|||||||||||||il||il|||||||||||||||||||||||||||||||||||||Qltllllll

-ocr page 167-

— 163 — =

iiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiliniiiiiiiiiiiliiiiliiÉiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiNiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiii,!,.

II. I

Het is met de voorbeden voor de zielen -

des vagevuurs gesteld, als met de aalmoes, |

die wij den arme moeten geven. Al wat -

| gij gelezen of gehoord hebt over de nood- |

■ zakelijkheid om aalmoezen te geven, dit | i alles moet gij met veel moer reden op die |

■ verplichte voorbeden toepassen, dewijl het |f i ongeluk, dat die zielen van het opperste I

■ goed verwijderd houdt en ze in de vreese- | ! lijkste kwellingen stort, het zwaarste en i • uitgestrekste is. Groot is dus het recht ï ; dat deze zielen op onzen bijstand hebben. 1 I Men kan tegen haar geen redenen bij- i ! brengen, als die, welke somtijds het recht 3

■ der armen verkleinen, zooals dat zij on- | ! waardig, lui zijn of misbruik maken van | 1 de vrijgevigheid hunner weldoeners.

! Groot is ook bijgevolg de verplichting -

■ die op ons rust, om ze overeenkomstig quot; . onze krachten te hulp te komen; wij kun - | ; nen niets ter verontschuldiging bijbrengen; | | want wij zijn allen rijk genoeg om ze te 1 | helpen. Inderdaad, deze soort van armen |

-ocr page 168-

= _ 164 —

Hi!::;ijiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini:iiiiiiilllllliiiiiiii!:iiiiiiiiiiiiiiii!ii ■ inniiiiiiii

1 kan ondersteund worden zonder geld, zon-

- der verraoeiei'.is, zonder tijdverlies, zonder quot; onkosten; het is voldoende dat wij aan God

- tot hunne verlichting minstens die goede Z werken opofferen, die wij voor ons eigen

- heil verplicht zijn te volbrengen. Hier is I geen spraak om van zijn overvloed te geven;

- hetgeen ons dienstig en noodzakelijk is, I kan hun worden toegevoegd, ir.et eene

- dubbele verdienste voor hen en voor ons.

III.

God eischt de aalmoes zelfs van een

I Nabuchodonosor, Hij eischt ze van den

- slechten rijke; en zou Hij ze dan niet _ eischen ten gunste der kommervolle heilige quot; bruiden van Jesus Christus, opgesloten in

- de plaats der uitboeting, daar, waar wij quot; haar dagelijks kunnen bezoeken, genezen,

- haar met het kleed der glorie versieren, ; en vanwaar wij ze kunnen overbrengen

- naar het eeuwig gastmaal van het Lam, ^ waarnaar zij nu zoo hongeren en dorsten?

- Welke was onder al de gruwelen waarover | de inwoners van Sodoma de natuur doden

-ocr page 169-

— 165 — f

ï blozen, die waardoor zij het vuur des quot;

I hemels over zich deden regenen? Het was -

] die verfoeilijke hoogmoed, die hen de quot;

- handen van den behoeftige doden terug- ~ trekken, ofschoon zij ruimschoots voorzien I

i waren van de goederen dezer aarde. Ziet -

| dit was de boosheid van Sodoma uwe I

1 zuster, hoovaardige verzaadheid van -

1 hrood en overvloed, en har er doch ter en I

- ledigheid: en zij reikten den arme en -| behoeftige de hand niet. (Ezecii. xvi. 49.) I | De wet der liefde heeft, wat hare toe- -1 -passing aangaat, cene grootere uitgestrekt- I

- heid dan de wet der rechtvaardigheid. -I Deze eischt bepaaldelijk dat men te gele- -| gener tijd aan een ieder geeft, wat men -I hem schuldig is; maar daaruit volgt niet, -

- dat de wet van liefde minder streng zij. quot; I De liefde sluit geen enkele klas van -quot; personen uit, noch eenige soort van ellende. 3

- Zij maakt ons schuldenaars opzichtens al -~ de zielen des vagevuurs, alhoewel zij ge-

- woonlijk die zielen in het oog heeft, die -; met ons het nauwst verbonden zijn en zij ~

- haar de voorkeur geeft. Volgens de recht- -quot; vaardigheid is men verplicht aan elk te quot;

1 r I ■ ■ 1 1:1 1 1 1 1 ■ ■ ■ I 1 I 1 I I I I : 1 .......

-ocr page 170-

- _ 166 — =

^ geven wat hem toebehoort, zonder dat het 2

- den schuldenaar geoorloofd is partijdig te -quot; werk te gaan. Wat de liefde betreft zijn I

- wij vrij de personen te kiezen, alsook de -^ manier vvaarop wij onze liefdadigheid willen I | beoefenen ; maar weigeren te geven, of op -I onvoldoende wijze geven, niettegenstaande I

- ons vermogen en de behoeften van anderen, 4 I dit is de eerste van al de wetten des |

- Christendoms schenden.

I Onderzoek u zorgvuldig, om te zien of I

- hetgeen gij tot nu voor de zielen des va- j I gevuurs gedaan hebt, in overeenstemming Z

- is geweest met hare behoeften, met de -I gemakkelijkheid, die gij hebt om ze te H

- helpen, en met de liefde, die gij haar ver- 8

1 schuldigd zijt. Neem u voor te doen, wat I

- uw hart u zal ingeven opdat gij, op den |

- grooten dag der vergelding niet bevonden i ' wordt te haren opzichte te kort te zijn ~

- gebleven, op dien dag, waarop gij onder- -

2 vraagd zult worden over de liefdewerken, quot;

- die gij hadt kunnen beoefenen. Begin -Z vooral reeds heden met de uitvoering uwer 3

- goede hesluiten. Denk in het bijzonder na, -I hoe gij hebt gehandeld jegens de zielen Z

» I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I II 11 I III I

-ocr page 171-

— 167 —

■ Uil I I I I I I I I I I I I I 11 I I I i I I I I II I I

quot; uwer vrienden, wien gij gedurende hun I

- leven eene grootere achting en genegen- -I heid betoondet, en offer te hunnen gunste Z

- al uwe goede werken van dezen dag op. -

I GEESTELIJKE RUIKER. Geef, en u zal I

- gegeven worden: eene goede, en nedergedrukte -quot; en geschudde, en overloopende maat zullen zij quot; quot; in uwen schoot geven. Luc \s VI. 38.

! goorbtflb. I

lu den Inatsten tijd lieeft de aartshertogiii -

quot; Sophia, moeder van den keizer van Oostenrijk, quot;

_ een heerlijk voorbeeld van christelijke liefde ge- ~

- geven. Toen men deze prinses de terdoodbrenging ^ ■■ van Lebenyi aankondigde, die, zooals men weet, -^ een moordaanslag had gepleegd op den jeugdigen quot; _ en ridderlijken keizer Frans Jozef, en hem een I

- gevaarlijke wonde had toegebracht, zeide zij : -quot; „Wie zal in dit groote rijk er aan denken voor -1 de rust der ziel van dezen ongelukkige te bidden? quot; » Welnu, ik wil dezen plicht, welken onze gods- ^ § dienst voorschrijft, op mij nemen; ik vergeet, dat -I hij mij het grootste verdriet heeft aangedaan, dat quot; I hij kon veroorzaken aan eene moeder, die onge- [[ I rust is over het leven van haar zoon, en, als p I christin heb ik besloten, jaarlijksche Missen voor -I de rust der ziel van dezen ongelukkigcn vast te i I stellen, en zi.ilks reeds nu te doen beginnen.quot; i

i i r. i iiiiiiiniiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii'iiiiiiiiiïii;

-ocr page 172-

— 168 — ; li iTv i ü I I ill I I I I I I I I I I e I i I I in iii I i i

Baa.

Het is een plicht van rechtvaardigheid de zielen des Vagevunrs te helpen.

I.

I erwijl de zielen des vagevaurs slacht-

- Yfgpoffers 4ia c'er Goddelijke Kecht-I Cj- vaardigheid, zijn zij ook nog dikwijls quot; de slachtoffers van de onrechtvaardigheid 1 der menschen, en wel van hen in het quot; bijzonder op wie zij het meeste vertrouwen I gesteld hadden. Indien hij, die zijn broeder

- niet bemint, een moordenaar is, al wie 1 zijn broeder haal is een moordenaar, quot; (i. Joan. in. 13,) wat zal men dan zeggen

lllllllljl!ll!lllllllllllllllllliililllllllit!l!i:ll.l:!l mill I I I 'l i' I I I I I I I I l-W-l

-ocr page 173-

— 469 — -

iiiiiiiiiiiiii'ü'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit'iiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiniiniiiiii1! ■ I üiiiiiiiniiiiiiiiiüiiiiüiiiniüiiiiiBiiiiiii

van hem die niet alleen aan de overledenen |

zijne liefde weigert, maar hun zelfs niet |

wedergeeft, hetgeen hij hun volgens de I

strengste rechtvaardigheid verschuldigd is? -

Voegt deze niet een schandelijken diefstal I

bij den moord? Hoe! roept de H. Joannes -

Ohrysostomus uit, de barbaren verbranden ï.

met de lijken hunner dooden de kostbaarste -

voorwerpen, die hun hebben toebehoord, I

en de christenen eigenen zich die zaken f

der overledenen toe, waarvan ze een offer i

moesten maken, niet door ze in het vuur ■;

te werpen, maar door ze te besteden ten _

bate der afgestorvenen, ten einde hen in r

bezit te stellen der eeuwige goederen ! üe -

heidenen gebruiken de rijkdommen hunner quot;

dooden om eene ijdele eer aan hunne na- -

gedachtenis te bewijzen, er. de christenen, ^

zullen zij toelaten, dat om zich met de -

erfenis der overledenen te verrijken, niet 2

de lichamen maar de zielen der afgestor- -

venen door de vlammen verteerd worden ? quot; Welk eene misdaad.

1

I I I I I I I ( I I I i I I I I i I I I I I I ! 1 f I I ■

-ocr page 174-

— 170 —

liinrnii' i ::ii i ■ i i i ■ ïiviii'iiii' ir riiiiiniiiiiiriiii: ;iiiiii.iiiiiiiiiiiii|{i|iriiii

II.

De Goddelijke Eechtvaardigheid laat geen scheidrechters toe; zij treedt in geen vergelijk, wanneer men voluit kan en moet betalen; zij stelt zich niet tevreden met voorwendsels, zelfs niet met vrijstellingen op slinksclie wijze van eene wettige overheid verkregen ; zij beschouwt de beterschap niet als oprecht, tenzij men het verledene goedmake en het onrecht herstelle, waaraan men zich heeft schuldig gemaakt. Welnu het goed, waarover een overledene heeft beschikt tot lafenis zijner ziel, behoort niet aan den erfgenaam; bijgevolg, dat goed zich toeëigenen, dat verkwisten, is diefstal. De godvruchtige intention der erflaters veranderen, uitstellen, verklaren, behoort niet tot de bevoegdheid van den erfgenaam; het komt hem niet toe op eigen gezag in die zaken te beslissen. Het weinige, dat een afgestorvene zich bij den dood voor de groote behoeften zijner ziel heeft voorbehouden, is het eenig schaap dat de arme bezit. Luister naar het vonnis.

I I' I I I I I I I I I I I I I I I I I II I I I I III

-ocr page 175-

- 171 —

l'i: ■'..i in I 11' I I IHII I I I I I III 1 I ICIKIÜIII 1 I ii'i;: i i i ■ i

dat weleer Koning David tegen den roover I

uitsprak: Des doods schiddig is de man -

die dat gedaan heeft. De heilige Concilies I

hebben den ban tegen deze misdaad uit- -

gesproken. Zij die de offers der over- I

ledenen voor zich behouden, moeten als -

ongeloovicjen huiten gesloten worden. I (Cünc. Vasense, can. 4).

Doch God, die in de H. Schrift zulke quot;

vreeselijke bedreigingen laat hoeren tegen -

de verdrukkers van weduwen en weezen, Z

zal er wraak over nemen in dit en in -

't andere leven. De geloovige zielen zijne I

zijne bruiden, maar zij zijn nog verstoken *

van zijne omhelzingen; zij zijn zijne kin- -

deren maar die zich nog niet tot haren quot;

Vader hebben kunnen begeven, maar haar -

Vader en haar Bruidegom leeft om al 1

degenen, die haar in hare ellende zuilen -

verdrukken, rekenschap te vragen. Het 2

goed der dooden heeft tal van familiën -

ten onder gebracht en zeer dikwijls de quot;

fortuin verslonden van hen die zich daarvan g

hadden meester gemaakt. |

iiiiilOiiliiiiiüiiliiiiliiiiliniiiüii i i. i i i i i' i i i

-ocr page 176-

III.

De titels van rechtvaardigheid zijn zoo talrijk, dat er nauwelijks een christen op de wereld is, die niet eenige verplichting heeft ten opzichte van een of andere ziel van het vagevuur. Wij zijn in geweten verplicht onze ouders, onze naastbestaanden, onze voorouders, al onze oversten te hulp te komen; want al deze personen zijn begrepen in het gebod, dat ons beveelt vader en moeder te eeren. Wij zijn in geweten verplicht de behulpzame hand te reiken aan onze meesters, onze onderwijzers, onze weldoeners en onze vrienden, die ons den godsdienst, de kunsten en wetenschappen geleerd, en ons de betrekking en de goederen verschaft hebben, die wij bezitten. Zonder onophoudelijke hulp kan geen onzer de moeilijkheden der kindsheid en derjon-gelingsjaren te boven komen, noch tot een behoorlijkirii staat in de wereld geraken.

Degenen, die zioli op een of andere wijze verbonden hebben, hetzij om eenige godvruchtige legaten te voldoen, hetzij om ze

-ocr page 177-

— 173 —

ii ii I i I g I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

; te doen uitvoeren of ze te beheeren, zijn

- nog strenger aan rechtvaardigheid gehouden. Z Bovendien, daar hij die eenige schade heeft

1 veroorzaakt, gehouden is ze te vergoeden,

2 is liet duidelijk dat, als men een overleden

- persoon eenig nadeel heeft toegebracht in | zijne goederen, men aan diens erfgenaam | teruggave kan doen of vergoeding geven; Z maar het onrecht den overledene in persoon

- aangedaan, hoe zal men dat herstellen tenzij I met voor hem te bidden? Gij hebt onver-■; schilligheid aan den dag gelegd, afkeer

1 gekoesterd ten opzichte van een overledene;

- gij hebt hem beleedigd of hem eenige on-_ aangenaamheid veroorzaakt, gij hebt hem

- belet goed te doen of wat meer is, gij hebt

- redeu om te vreezen van hem ergernis ge-; geven te hebben, al ware het slechts in

- geringe zaken; welnu, liet eenig middel

2 dat u nog overblijft om hem schadeloos te

- stellen, bestaat in alles aan te wenden wat |' in uwe macht is, om hem te verlichten. | Onderzoek u over dit punt nauwkeurig; ï misschien zult gij erkennen, dat gij ver-

- plichting hebt jegens een soort van schuld-I eischers, die voor het oogenblik niet in

■ Li l i l l I l i I I lil i i I i i i I ii l i I i i l i

-ocr page 178-

— 174 —

i lyjii1'11 11 I i I :■!«■' I ■ ill I ii I I ri I I I I 111' ii-iif'limi.

I staat zijn iets van u terug te vorderen, of |

i u voor een aardsche rechtbank te dagen, S

| maar die eens hunne zaak voor een veel |

- vreeselijker rechtbank zullen verdedigen. H I Indien gij eenige moeilijkheden hebt, of Z il in onzekerheid verkeert ten opzichte van 1 | eenige twijfelachtige legaten, of die niet |

- getrouw vervuld zouden zijn, beslis dan -Z zelf niet; maar raadpleegd een geleerd en Z

- voorzichtig biechtvader, en neem, als 't -I noodig is, uwe toevlucht tot de H. Kerk, I

- die de macht heeft van te binden en te -Z ontbinden, ook in die zaken. Wend u Z

- echter tot haar met eenvoudigheid en in f Z. de meening eerder edelmoedig dan karig I | te zijn jegens de geloovige zielen. Zorg 1 | dat ge u zeiven alle reden van gewetens- _ | wroeging in het uur des doods, en uwe ï j erfgenamen alle moeilijkheden bespaart; g | breng alles wat de godvruchtige legaten quot; | betreft, goed in orde,

| Offer vandaag overvloedige gebeden op |

I ten gunste der zielen welke gij eenig onrecht -

| hebt aangedaan, door uwe schuld of door Z

| onoplettendheid, met niet nauwkeurig uwe |

Z verplichtingen jegens haar te vervullen. quot;

liiiiiliiiiiii! i :iii!iiiiitiii!i iniiiuiiiii i iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirtiliiiiliiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiii^jitiiir

-ocr page 179-

— 175 —

iiiiiii1liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii{|iiiii!K:iliijljii!iiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiii[iiiiiiii[iiiiiiiiii:iiiiiiiiiii^[iiiiiiii

I Denk er ook aan de geloovige zielen ver- |

- goeding te geven voor al het lijden dat | I uw uitstellen en uwe vergeetachtigheid haar | | veroorzaakt hebben.

| GEESTELIJKE RUIKER. Laten wij er aan |

| denken, dat wij door onze goede werken veel |

| meer dan door onze tranen de geloovige zielen s

I kunnen vertroosten, en zoo met haar de goede- -

1 ren verkrijgen, die God ons beloofd heeft.

~ H. Chrysostomus. quot;

| goorbftlb. z

U Archaugela Pauigarola, overste van het klooster ]]

- van de H. Martha, te Milaan, had een buiten- | ^ gewonen ijver voor de verlichting der zielen des f

2 vageviuirs.. Evenwel dacht zij zelden aan de ziel ? _ haars vaders, hoewel zij hem teederlijk bemind ^

- had tijdens zijn leven. Een onverwacht en won- i quot; derbaar voorval trok haar uit deze ongevoeligheid. | quot; Op Allerzielendag verschijnt haar eensklaps haar quot; _ bewaarengel, neemt haar bij de hand en geleidt _ i haar in den geest naar het vagevuur. Daar erkent -quot; zij tusschen de andere zielen de ziel van haar quot; ~ vader. Nauwelijks heeft ook hij zijne dochter ~

- erkent of hij verheft zich tot haar, terwijl hij -

- uitroept: „Helaas! Archaugela, hoe hebt gij zoo- -■ lang uwen vader kunnen vergeten in de folterin-

| geu, die hij lijdt? Gij toont u bezield met een Z

l i i i i i iii!i!iriiiii!iiiiiiiii:iii:!iii:!iii!iiiii!iiii:ii;::i.:iiiiiM i i::i;i!iiiiiiiiiiii!iiirii::;iii:iii!ii|'''I n

-ocr page 180-

buitengewone liefde jegens vreemden; ik heb er velen zien verlossen door uwe voorbeden, en mij die uw vader ben, aan wien gij zooveel verschuldigd zijt, vergeet gij!quot; Arehangela was geheel ontsteld bij het hooren dezer verwijtingen, die zij erkende te verdienen, en in tranen smeltende beloofde zij aan haar vader alles aan te wenden om hem van zijne pijnen te verlossen.

Van dien dag af, had Archangela geen rust meer alvorens zij door hare gebeden, haar vasten en hare lijfkastij dingen die ziel, welke haar zoo dierbaar was, bevrijd had.

-ocr page 181-

Jam en rntin%ötü laa.

Krachtdadigheid onzer voorbeden.

I.

e H. Augnstinus leert, dat onze voorbeden den overledenen nuttig zijn, of wel om hun eene volledige vergiffenis en volkomen kwijtschelding te verkrijgen, of minstens om de gestrengheid van hun vonnis te verzachten. Wij kunnen dus deze zielen bijstaan, hetzij door hare pijnen te verzachten, hetzij met don duur van haar lijden te verkorten, of met haar de vergiffenis te bekomen. Van deze verschillende manieren om haar te helpen is die, welke bestaai in het verminderen haren pijnen, de geringste der diensten.

-ocr page 182-

= — 178 — f

iiiiiii®m|iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

| welke deze ongelukkigen van ons kunnen |

- verwachten. Deze wijze tast het kwaad -| niet in den wortel aan, en schiint slechts | | te werken op de straf, die de zielen als de | 1 geringste beschouwen, namelijk de pijn van I j het gevoel; eu inderdaad de straf van | | schade laat zij in haar geheel bestaan. I

- Wij kunnen ons ter nauwernood een enkel I I middel voorstellen om deze laatste te ver- 1

- zachten. Inderdaad het is onmogelijk dat -I hare achting en liefde jegens God ver- |

- minderen, en zij aldus minder bedroefd | I zouden zijn wegens de berooving daarvan, | ï' zoolang zij zich van Hem gescheiden zien. | p De eenige verkwikking welke wij haar -; hierin kunnen verschaffen, bestaat in het | I verkorten van den tijd der scheiding.

I II-

| Hij, die van tijd tot tijd eenige verzach- j

| ting aan de zielen des vagovuurs bezorgt, |

| handelt als een rijke, die eenige spijzen |

| zijner tafel aan een arme zendt, of aan |

- een hospitaal eenig geld bezorgt. Deze -| liefdegift kan de armen en de zieken wel ~

i i jiiiiiiiiaiinii i i iii i i i lt; i t i i i i i i min I I I I i jmim

-ocr page 183-

- — 1^9 —

■jjiilüül I I I I I I I I I I I I I I I I I i I I I I I I I

I vertroosten en hunne ellenden verzachten ;

- maar zij is niet voldoend ■ om hen daarvan 1 te bevrijden en hun toestand te wijzigen.

- De ware weldoener van den arme is een I liefderijk geneesheer, die hem volkomen

- geneest, 't is de rijke, die, op het voorbeeld I der Goddelijke Voorzienigheid, hem geheel

- uit zijne armoede en ellende tracht te I verlossen om hem te stellen onder de vor-

- sten van zijn volk: dat is, hem te herstellen I in een toestand, passende aan personen

- van zijnen rang.

1 Zoo is het ook met de zielen des vage-

2 vuurs. Haar waarachtige weldoener is degene,

- die ze stelt op de plaatst welke haar te | midden der gelukzaligen in den hemel is i bereid. Den behoeftige opheffen uit het t slijk om hem te doen zitten naast de | vorsten, naast de vorsten zijns volks. Z (Ps. cxii. 7. 8.)

| Zulk een weldoener vervult opzichtens

| de zielen dezelfde bedieningen die de En-

- gelen jegens Lazarus vervulden, dien zij in | Abrahams schoot droegen. Ziedaar het | voornaamste en wonderbaarste uitwerksel | onzer voorbeden. Ziedaar het hoofddoel

-ocr page 184-

— -186 — -

I II I I I I l: I I I I I I I I I I 1 1 r I. I I I I I I I I I I

~ waarnaar wij moeten streven voor de glorie quot;

- Gods en uit innig medelijden met die zielen, -^ die altijd ongelukkig zullen zijn, totdat zij ^

- in den hemel in den schoot haars Vaders -I rusten. Spannen wij dan al onze krachten I

- in om ze te troosten, zoolang zij daarvan -^ gescheiden zijn. I

: in. |

I God, die ons geopenbaard heeft, dat onze I

- voorbeden nuttig zijn voor de zielen des -I vagevuurs, maakt ons niet bekend, welke Z

- zielen wel, en welke niet in het vagevuur -_ zijn, noch waarin haar vonnis bestaat, noch _

- op welke wijze Hij de verdiensten onzer -

- voorbeden op die zielen toepast. ' Maar deze . | onbekendheid wel verre van ons te ont- quot; ï. moedigen, moet ons in tegendeel aansporen -| tot zooveel te krachtiger pogingen als wij |

- minder kunnen rekenen op de genoegzaam- -~ heid der goede werken, welke wij reeds te | | haren gunste volbracht hebben. — De -| mogelijke en ongekende kwalen treffen ons T

- dikwijls veel levendiger dan die, welke wij -^ als door ondervinding kennen. God wil, ^

III I I I I I I I I I I I I I I J 1 lil 1:11.1 I I I I i I I

-ocr page 185-

met voor ons den staat der zielen, die deze wereld verlaten hebben, verborgen te houden, onzen ijver levendig houden; omdat wij, verondersteld dat die bloedverwant of vriend, dien wij bijzonder genegen zijn niet meer in het vagevuur is, wij er toch nog altijd eene menigte broeders in Jezus Christus hebben.

Verder wil Hij ons daai-door nog verplichten ora volgens den geest des geloots te handelen, en om al onze belangen in zijne handen te stellen. Dit vertrouwen vermeerdert zeer de verdiensten onzer goede werken- En het is volkomen zeker en zeer troostrijk, dat elk goed werk, ten gunste der zielen in het vagevuur verricht, zijne uitwerking voor eene of andere onder haar zal hebben.

Bevelen wij ons aan de Allerheiligste Maagd en de H.H. Bewaarengelen; bidden wij hen, dat zij ons zoo wel mogen bijstaan, dat wij er eindelijk in slagen ten minste ééne ziel uit het vagevuur te verlossen. Zij weten wat er voor die zielen voornamelijk en op Je eerste plaats moet verricht worden; zij zullen er ons toe brengen dat

-ocr page 186-

te doen, en tevens bij God ten beste spreken, opdat Hij het aanvaarde. Denken wij er ondertusschen aan, volgens den uitmuntenden raad van den H. Augustinus, om van onzen kant alles te doen, wat wij kunnen en aan God te vragen wat wij niet kunnen; maar verzuimen wij niet, onze voorbeden te vereenigen met de gebeden en het Goddelijk Sacrificie van onze eenigen en algemeenen Verlosser.

Offer heden uwe voorbeden op ten gunste dier zielen, waarvan gij eenige afgekeerd-heid hebt gehad, ol aan wie gij eenig ongenoegen hebt veroorzaakt. Wees daarover innig bedroefd vooral zoo gij het ongelijk dat gij haar aangedaan, niet goed gemaakt hebt, alvorens zij deze wereld verlieten.

GEESTELIJKE RUIKER, Sommigen deelen hun goed uit en worden rijker. (Prov. xï. 24.)

Jloorbftlb.

De Gelukzalige Margareta Maria.

Men leest in liet leven der zalige Margareta Maria Alaeoque, die door Pi us IX, z. g. op onze altaren geplaatst is, de volgende bijzonderheid.

-ocr page 187-

— 183 — i

iiiiiii:;;i::i:i i i1 i iii!!iiii!ii;!;:i;-;!i;!iiiiiiii!ii;i i iiiliiiiiiiiiiMiiiüüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipiiiiin

Do Eervv. Moeder Greffier heeft eeue zaak ver- 1

liaald, die hier verdient geplaatst te worden, |

wijl. zij eene persoon aangaat, waarvoor de geheele |

orde der Visitatie eeue bijzondere genegeulieid f?

koesterde, namelijk de Eerw. Moeder Philiberte — ïi

Emmanuel de Montovi, overste van Annecy, wier 1

nagedachtenis in eere wordt gehouden, en wier 1

heilig leven een voorwerp van stichting is geweest 1

voor geheel het Instituut. Zij stierf tijdens het |

bestuur van Moeder Greffier, den 5 Februari 1688 |;

en werd door deze bijzonder aan de gelukzalige -

Margareta aanbevolen. Na eenigen tijd zeide de p.

Gelukzalige aan hare overste, dat God haar had 2

medegedeeld, dat deze ziel Hem zeer dierbaar i

was wegene hare liefde en hare getrouwheid in i

zijnen dienst, dat Hij haar eene overgroote be- Ë

looning in den hemel zou schenken nadat zij ^

hare zuivering in het vagevuur zou hebben vol- p

trokken. Hij toonde ze haar in die plaats, en -

zij zag, hoe zij groote verlichtingen ontving iu quot;

hare pijnen door de toevoeging der voorbeden en I

goede werken, die dagelijks voor haar in de ge- -heele orde der Visitatie werden opgeofferd.

Den nacht tusschen Witten Donderdag en quot;

Goeden Vrijdag liet onze Heer aan Zuster Mar- .

gareta die nog biddende was voor die goede overste -

deze; ziel zien als geplaatst onder den kelk, die ~

de H. Hostie bevatte, en deelende in do verdien- 2

sten van zijnen doodstrijd iu den hof der Olijven. _

Op Paaschdag, die dat jaar op 18 April viel, zag -

zij haar als in een begin van gelukzaligheid, vol quot;

liiiilliillinil i i i i l i n: r: i r i l i;i;ii; i..,iiii:;iiiiiiiiiii:iiiiiniiiii'i;ii:i i in

-ocr page 188-

hoop en verlangen God weldra te zien en te bezitten. Eindelijk op den Zondag van den Goeden Herder, zag zij haar als zich verliezende en zachtjes wegzinkende in de glorie, en op welluidende wijze zingende den geliefkoosden lofzang van 's Heeren dienares: De liefde zegeviert, de liefde geniet, de-liefde verblijdt zich in God..

Deze heilige en vurige overste, bezield met groote liefde voor den Regel en.den 5 Februari in roe]) van heiligheid gestorven, trad eerst op den 1 Mei in 't bezit der hemelschc glorie, zooals aan de Gelukzalige Margareta geopenbaard werd, en God vertraagde, om haar te zuiveren, haar geluk zes en tachtig dagen.

osx^z

i! i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i a i i

-ocr page 189-

Wioéc tn nuinriasrc BiUt»

Over de voornaamste middelen om de zielen des Vage vuur s te hulp te komen.

I.

hebben twee middelen om veel

- ^i^lPgoed te doen aan de zielen des

vagevuurs. liet eene, dat meer I eigenaardig schijnt voor hen, die voor an-[ deren borg willon stellen, bestaat hierin,

- dat men zelfs aan de goddelijke rechtvaar-quot; digheid voldoet, hetgeen die zielen schuldig

- zijn. Jezus Christus heeft dit middel gekozen ; om het menschelijk geslacht van de eeuwige

- verdoemenis vrij ^te kuopen ; Hij heelt zelfs quot; oneindig meer betaald dan noodig was om

I illülll I I I i I I I I 1 I I 1 I i I 1 I I gt; I I 1 I I I 1

(TS\(§e)lra

-ocr page 190-

— i8ö -

■ I I I I I I I I I I ■ I I I I I I I i I I I I I I I I ii

quot; de schulden van alle menschen te voldoen.

- Doch, wat ons betreft, helaas! wat zou er I van ons worden, als wij, om eene ziel uit

- het vagevuur te verlossen, dezelfde pijn 1 moesten lijden, welke zij verduurt? Maar

- de Heer moedigt ons hier aan: Bijverzekert I ons, dat Hij geene vergelijking maakt tus-

- schen de waarde van onze goede werken I en de gedwongen smarten, welke de zielen

- des vagevuurs lijden. Daar onze goede . werken van onzen vrijen wil voorkomen,

- krijgen zij eene zeer groote voldoenings-I waarde uit hunne vereeniging met de ver-

- diensten van Jezus Christus al veroorzaken

- zij van nature geene lichamelijke smavt. quot; In dit opzicht mogen wij dus een groot

- vertrouwen hebben in het goede, dat wij | doen; want wij doen dit goede niet uit i ons zeiven, non quasi ex nobis: zijne ^ verdienste spruit dus niet voort uit ons, | maar uit het dierbaar bloed van Jezus [ Christus.

1 II-

| Het tweede middel komt meer overeen

I met onze zwakheid en armoede, en ook met

-ocr page 191-

I — 187 -

■ die goedgunstigheid en vaderlijke liefde, I

- welke God ons toedraagt, en die wij volgens -I zijn verlangen op hoogen prijs moeten stellen. I

Het is het middel des geheds, waardoor I

I wij eene vermindering verwerven, wanneer I

- wij in de onmogelijkheid zijn om de geheele -I schuld te betalen. 1

Inderdaad, wij zijn de kinderen van een I

% algemeenen Vader, en als wij bidden voor I

- onze broeders, voegt Jezus Christus, die de -I oudste der familie is, zich bij ons en plaatst I j zich aan ons hoofd. Hij wordt onze voor- -1 spreker en legt ons die woorden in den I 1 mond, waardoor wij Hem zijn rijk, de -

1 vergiffenis onzer schulden en al hetgeen I | ons noodzakelijk is, moeten vragen. Dit -

- is, zoo men wil, eene meer indirecte manier _ quot; om aan de Goddelijke rechtvaardigheid te ~

- voldoen; doch wijl zij de nederigste en de . ~ hartelijkste is, is zij zoo aangenaam aan quot;

- God, dat wij door de andere manier bijna -| geen goeden uitslag kunnen verwachten, quot;

- zoo wij deze verwaarloozen. De Heer heeft -

2 zelfs aan hot gebed veel uitdrukkelijkere quot;

- beloften gedaan, dan aan de eigenlijke § | voldoening. Ziehier wat Hij ons door den |

I If^lll III I I I I I I | I I I I I I I I I I III III I I I!

-ocr page 192-

- _ 188 — I

iiiriiiïïniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiirüüiiiiiüiHiiHimiiiiiiiiiiiiiiiiimiliiiiiiniiinüiiHifiiiiiiii

v mond van den H. Joannes gezegd heeft: I

- die weet dat zijne broeder gezondigd -I heeft, raaar niet doodelijk, hij bidde, en hij I i zal voor zijn broeder het leven verwerven.quot; -

1 (i. Joan. v. 16.) I

: ui. :

2 Om zulk een groot goed te verkrijgen, I I moeten wij zorg dragen, dat wij de werken -| en het gebed niet van elkander scheiden; I i want het gebed zonder do werken heeft | Z. iets van luiheid, en de werken zonder het i

- gebed schijnan verwaandheid te zijn. Hetzij quot;

I wij ons zeiven aan God aanbieden als I

- borgen of wel als voorsprekers van de ge- quot;

II loovige zielen, wij verwachten van Hem -1 altiid ei-no daad van goedgunstigheid en | I bijzondere barmhartigheid, waarop noch wij, -

■ noch de geloovige zielen, voor welke wij ~

- ten beste spreken, eenig recht hebben. -

- Wij hebben er persoonlijk geen recht op, 1 I omdat wij te arm zijn, en omdat wij zeiven -

■ jegens God met schulden overladen zijn. 2 | Inderdaad, wanneer wij geheel ons leven, | ~ hoe lang het ook moge wezen, besteden |

i;i i» I I I I I I I l li |ri:| I l l I ï l I I I I I I I I I I i

-ocr page 193-

— 189 — -

om voor ons zeiven te bidden en te voldoen, I dan zouden wij niet in staat zijn om de I zaligheid te verdienen, omdat wij zoo weinig I goed kunnen doen. De zaligheid is eerder -eene genade Gods dan wel de vrucht van 1 onze goede werken.

De zielen des vagevunrs hebben ook geen I recht oj) de barmhartigheid, omdat de schuld -van een schepsel jegens zijn Schepper eene I schuld van,volmaakte en persoonlijke dienst- -baarheid is. Wanneer zij in het leven 1 hieraan niet volkomen voldaan hebben, dan -is het billijk, dat zij zeiven de straf er I voor lijden. God had hun zijn eigen Zoon -tot een almachtigen borg gegeven, en zij Z hebben Hem beleedigd. Met welk recht -zouden zij aanspraak kunnen maken, voor- Z deel te trekken uit onze bemiddeling nadat -zij misbruik gemaakt hebben van die van Z Jesus Christus! Bovendien, hun vonnis is ; geveld en heeft al de kracht van eene -afgedane zaak; dit vonnis te verzachten of quot; te niet te doen, behoort alleen aan de -Goddelijke goedertierenheid, wie het vrij ; staat onze voldoeningen en gebeden al of -n:et te hunnen voordeele aan te nomen. I

■ * i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i

-ocr page 194-

I — 190 —

I Ja, liadde God ons zijne barmhartige oog- |

r merken niet geopenbaard, dan zou het |

quot; verwaandheid zijn er op te rekenen. Dit I

| is het gevoelen van den H. Gregorius, |

| hetwelk hij uitdrukkelijk belijdt in een I

- zijner gebeden. Het is dan het algemeene | 4 en onbetwijfelbare gevoelen van alle God- | I geleerden, dat onze voldoeningen eene zekere | I kracht bezitten, omdat God in zijne goed- |

- heid zich gewaardigt' ze te aanvaarden, f Z bijgevolg zijn wij verplicht onze smeokingen | | tot Hem op te zenden.

| De H. Angastinus bemerkt, dat de toe- _

- voeging der goede werken aan de geloovige | 1 zielen veel afhangt van het leven, dat die j

1 zielen hier op aarde geleid hebben, en | | volgens de theologanten zijn er zielen, |

- waaraan God onze goede werken slechts |

- bij uitzondering toepast, om haar te |

2 straffen over hare hardnekkigheid in de ' J zonde, of haar gebrek aan liefde tot den g l naaste. Mogen wij in het algemeen gespro- Z

- ken hopen, dat al onze goede werken in -quot; de vereischte gesteltenis aanGod opgedragen, ~

- eenig heilzaam uitwerksel voortbrengen!; | | wanneer er sprake is van die, welke wij |

:'|'i(llquot;'l|VI!l| I'PTIIIIHHÜIII I |ll!|l'!l|l!!IIIIll|ll!!|ll'!||!ll|ll!l|llilIl!!!|!!!I|l:;ill!!l|!lllll5l1|!1ltlllHI!H!ll«lir:quot;'v,!

-ocr page 195-

— 191 - ^

'liiuiiiiil.iM I i I i i i =■ I :;i i i i i I :i :

voor deze of gene ziel in het bijzonder |

verrichten, dan moeten wij er vurige ge- I

beden bijvoegen, opdat het God behagen 1

moge, ze ter hare gunste te aanvaarden, I

zelfs wanneer zij niet waardig mocht zijn |

de toepassing er van te erlangen. |

Onderzoek hier met wellce vurigheid gij |

gewoon zijt u van uwe verplichtingen jegens S

de overledenen te kwijten, en vooral of |

gij door uwen staat gehouden zijt er voor |

te zorgen, dat ook anderen hierin niet te | kort schieten.

Het heilig Concilie van ïrente vermaant 1

dringend, dat men die goede werken of quot;

gebeden niet, zooals het maar al te dik- I

wijls geschiedt, welstaanshalve of onver- quot;

schillig moet verrichten. 1

Doe vandaag gedurende een kwartier |

uurs bezoek bij het H. Sacrament en bid -

Onzen Heer Jesus Christus, dat Hij zich |

gewaardige het vonnis te verzachten, dat j

zekere zielen veroordeelt om slechts voor |

een gedeelte het voordeel van onze goede |

werken te genieten. |

GEESTELIJKE RUIKER. Denken wij er wei i

aan, dat wij nog meer door onze goede werken, i

-ocr page 196-

— 192 —

I I I I i I I I I I I I

I D I I I I

I I I I I I

quot; dan door onze tranen, groote vertroostingen aan quot;

quot; de zielen kunnen geven, en voor haar de goe- _

2 deren verkrijgen, die God ons beloofd heeft. «

i H. Chrvsostomus. --

- gootbfctö. |

De eeuige zoou van eene voorname weduwe |

4 werd door zijnen vijand gedood. De moordenaar

quot; verborg ziek uit vreeze van gevangen genomen |

~ te zullen worden. Hij waande zich in zekerheid, ^

•J maar niet alleen wist de weduwe, waar hij zich p.

- bevond, ook de rechter werd er van verwittigd, r quot; Reeds waren de gerechtsdienaars op weg om | 3 hem gevangen te nemen, toen die edelmoedige |

- vrouw elke wraak van zicli afwerpend, hem liet ^

- zeggen, dat hij zich zoo spoedig mogelijk zoude -quot; redden, en om hem dit gemakkelijk te maken, _ I liet zij hem geld bezorgen en zelfs het paard van _

- haren zoon, dien hij zoo wreed vermoord had. — || ~ Daarna begon zij te bidden voor de ziel van haren ~ quot; dierbaren zoon. Nauwelijks had zij haar gebed _ « begonnen of haar dierbaar kind verscheen haar _

- schitterend van glorie. Hij verzekerde haar dat -quot; ter belooning van haar edelmoedige liefdedaad, ~ quot; God hem uit de vlammen des vagevuurs had _ _ bevrijd, waartoe hij voor verscheidene jaren was -

- veroordeeld. Oordeel hieruit, wat een enkele akte -^ van heldhaftige liefde bij God vermag om zijne v | gramschap te stillen.

I I I I I I I I I I ! I

i i i i i i i i i i i i i i i ■ i

-ocr page 197-

lm tn Jóij»

Voorwaarden die vereisoht worden, opdat onze voorbede vruchtbaar zij.

I.

et gebeurt somtijds in den zomer, dat «xJi^Qeene wolk, die een onwedor veroor-lt; zaakt, oen overvloediger! regen aan het dorstende aardrijk belooft; maar er vallen slechts enkele regendroppels uit de wolk en do smachtende aarde wordt niet verkwikt. Zoo ook gebeurt het niet zelden, dat men veel doet en bidt voor de geloovige zielen in het vagevuur, vooral op hooge feestdagen en bg plechtige lijkdiensten. Toch hebben de arme zielen er weinig verkwikking van, omdat velen verzuimen de vereischte voor-

-ocr page 198-

_ -194 —

I .|quot; IÜIIIIIIIII I '•illlliftllilllli|lljill!|i!,!,l,l!'|!!l!|!!!H!l!ll' I I'l'lllli:! I 1 I I'J-i'ii Üllllilllillliilll'llll

- waarden te vervullen, die hunne gebeden

- verdienstelijk en vruchtbaar kunnen maken. Z Voor de overledenen bidden is zulk oen

- schoon werk, dat de een zich naar den I lijkdienst begeeft, omdat het zoo behoort,

- een ander uit menschelijk opzicht, nog een I ander eindelijk met de oprechte bedoeling

- er voor do overledenen te bidden; weinigen I nochtans dragen zorg in staat van genade

- te zijn, ten einde zoo te kunnen bidden, I dat zij door God verhoord worden, en werken

- te kunnen verrichten die verdienstelijk zijn Z ter zaligheid. Hoe tof-h kan imn aan anderen quot; de verdiensten zijner goede werken toevoegen, I als men zelf niet in staat is iets verdien-■ stelijics te doen? Die zich zeiven niets I gunt, zal hij fjoedgunslig zijn jegens een quot; ander ? quot; quot; (Eccli. xiv. 5.)

i II.

quot; De werken, die men in staat van dood-1 zonde doet, kunnen goed zijn uit hunne | natuur; maar God beschouwt ze niet als | verdienstelijk voor liet '.wige leven; De | Allerhoogste heeft geen, wdgevallen aan

M lt; III I I I I I I

I I I Ü'ÜIIÜIIII'.I! ültllll lüllll

-ocr page 199-

— 105 -

ïïiiiiiiiini:iiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiii|iii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiii|iii;iiiiiiiii:iii i i imj

| de ijavcn der goddeloozen, en ziet de

- offers der ongerechtigen niet aan.

~ (Eccli. xxxiv. 23). ;

| Het zijn doode werken. 1 Het martelaarschap zelfs is van geen ~

- waarde, zegt de If. Paulus, zonder de liefde. -i Wat kunnen dan de verstervingen, de ge- I t beden van een zondaar waard zijn, die zonder -ï zorg te dragen zich zei ven van de ketenen 1 f der hel te bevrijden, medelijden gevoelt met -

de tijdelijke straffen der rechtvaardigen in i

het vagevuur? Hoe wil hij de Goddelijke -

rechtvaardigheid, die door anderen beleedigd Z

| is, verzoenen, terwijl hij zelf met God in -

vijandschap leeft? Hij wil den splinter uit I

het oog van zün naaste trekken, terwijl hij -

den balk niet ziet, die in zijn eigen oog I

steekt. God, zoo zegt de H. man Job, kan quot;

geene huichelachtige ziel in zijne tegen- I woordigheid dulden.

Daarenboven, kunnen do geloovige zielen I

zonder afgrijzen zien, dat men haar eene quot;

hand toereikt, die haren bruidegom Jezus I Christus gekruisigd heeft en die nog met

diens bloed bevlekt is? Kunnen zij zien, ^

dat een slaaf des duivels haar de poorten quot;

-ocr page 200-

— 196 —

| des hemels opent? En inderdaad, is de zon-

1 daar, die hardnekkig is in de boosheid, niet

| op weg zich voor eeuwig van het gezelschap

- der gelukzaligen af te scheiden en zich in | den poel der hel te storten?

Hieruit volgt, dat ofschoon de goede wer-Z ken der zondaars geene zonde zijn, zij toch

- niet als verdienstelijk voor den hemel worden | beschouwd.

I m.

| Er zijn nochtans werken die zoozeer goed

- zijn uit hunne natuur, dat hunne waarde 1 niet afhangt van de goede gesteltenis des-i genen, die ze verricht. Deze worden altijd | door God aangenomen. Zoodanig zijn b. v. P de offerande der H. Mis, die niets van hare

1 waarde verliest, ook al zou hij die ze op-

2 draagt, een onwaardig priester zijn, of al 1 werd ze besteld door iemand die in staat | van doodzonde is. Maar ofschoon God deze

- werken onfeilbaar aanneemt, zoo geschiedt fquot; dit toch niet ter wille van dengenen, die

- ze opoffert, maar ter wille van den eeuwigen i priester, Jezus Christus. Het offer wordt

!iliiii{!NiKiiiM!!r!i:|iii!|i'!!|i:»!i:iii|iiii|i!i:i 'iiiriiiinnüii! i i i:: . i ;iii:j i: i i :i

-ocr page 201-

: — -107 — l

lllllllllillinillilllllllllllllliillllllllillllilliiriiliililijilllllllllllllllllililllüllii:;!!!:;;!!!!;!!!!!!! |ill|||l||Ii||||i||[|i||||||f|„|:|,|

; zonder twijfel aangenomen; maar, wat de quot;

- bedoeling aangaat, die de zondaar zich quot; _ gesteld heeft, zij kan door God verworpen ~ j worden, want als werk van een zondaar, -I heeft het geene verdienste. Zoo weigert de f | Kerk ook somtijds de gaven, die haar van -| openbare zondaars geworden.

| Als wii ons dus de deugdelijkheid onzer -

1 goede werken en gebeden willen verzekeren, I | of beter nog, als wij het vertrouwen willen | | hebben, dat God ze goedgunstig zal aan- 1

- nemen, en ze de bijzondere bestemming I | zal geven, die wij wenschen dat ze zullen f | hebben, moeten wij ons vóór alles in staat -| van genade stellen en ons met God verzoenen. 1 | Dan kan Hij ons beschouwer, als zijne 1 | kinderen en vrienden; Hij kan in zijne | | goedheid onze vrome bedoelingen ondersteu- quot;

- nen, hetzij wij hem alleen heilige werken Z

2 aanbieden, hetzij wij hem werken aanbieden quot;

- wier deugdelijkheid afhangt van den staat I | van genade. -| De rechtvaardige begint altijd met zich i 1 zelven te vernederen en te beschuldigen. 1

- Neem das de vrome gewoonte aan, eerst -I een akte van berouw te verwekken voor §

iliiii^iHiiimiiiiiiiiiiiiiniiiii iiüii .iiiiii{|iiiiiiii:i r ■ ■ ■ , i , , , , ,,

-ocr page 202-

— 198 —

Ij vi? iri'llisllll lïlilnrill: I I 11n i

* gü u neerzet om voor de overledenen te ^

- bidden. Zp gij iti staat van doodzonde, ^ Z ontvang dan zoo mogelijk eerst liet Sacra- |

- ment van Boetvaardigheid. Als wij iets -I tegen onzen broeder hebben, moeten wij I

- naar het voorschrift van Jezus Christus § I ons eerst met dien broeder verzoenen, vóór I

- wij onze offers aan Gol opdragen. Hoe -Z willen wij dat Hij ze van onze handaanneme, |

- als wij zijne vijanden zijn? Ha eerst u | I verzoenen. _

Offer heden uwe gebeden en goede werken 1

I voor do zielen op, voor welke gij ze vroeger |

- te vergeefs opdroegt.

GEESTELIJKE RUIKER. Gij hebt het mij |

quot; gedaan. Matth.- xxv 40. |

I JJoorbfflb. ]

I Maria der Engelen. I

Er bestaat een zeer stichtende levcnsbesch rij ving §

- van Maria der Engelen, eeno karmelieternon door -■ quot; Z. TI. Pi us ]X zalig verklaard.

1 Ziehier eenige trekken: Men kan verzekeren quot;

- dat de Gelukzalige eeuc heldhaftige liefde en ge- -

- negenheid had voor de zielen des vagevuurs. Twee -quot; oorzaken droegen veel bij om haar deze gevoelens quot; Z. in te boezemen. De eerste was hare liefde tot ^

ui 1,1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 111 1 i i 1 1 i ■ 1 ■ 1

-ocr page 203-

I 199 —

^ God. Gecuc ziiuk is aau God dierbnarder dan die

- zieleu, «lie door de vlanmien des vagevuurs wor-

- den gezuiverd. Maria der Engelen wist dit zeer

- goed. Zoo vurig bijgevolg hare liefde voor den quot; Goddelijken Meester was, zoo vurig was ook haar

- verlangen om de zieleu te bevrijden, die zij wist,

- dat zoo teeder door Hem bemind worden.

_ tweede oorzaak was hare liefde jegens den

- naaste. Een bovennatuurlijk licht had haar den ■ droevigen staat der zielen en hare onuitsjn'ekeliike ^ smarten geopenbaard. Deze kennis had levendig „ ^aar medelijden ter harer gunste opgewekt en

- dreef haar aau om alles te doen, teu einde hare

- bevrijding te verkrijgen. Gebed, vasten, boetvaar-* digheid, niets verwaarloosde zij om tot een zoo [; christelijk doel te geraken, en wat zij zelve deed,

daartoe trachtte zij ook hare Medezusters en andere

- wereldlijke personen aan te zetten.

r Daar er geen heilig werk van meer nut is voor

^ de zieleu des vagevuurs dan het heilig Sacrificie

- quot;er Mis, droeg Maria der Engelen zorg dit dik-I wij Is voor hare rust te laten opdragen. Men zag | haar, om tot dit doel te geraken, de hulp van L den rijke inroepen en zich toeleggen op god-g vruchtige werken. Toen zij de bediening van | priorin waarnam, hield zij zich bezig met altaar-y dwalen en versierselen te vervaardigen, die zij aan ^ eeneu priester of aan ecuo kerk zond, voor eenige | betaling vragende, dat men Missen zou lezen lot p intentie der arme zielen.

1* Zij boezemde deze edelmoedige gevoelens aan

^llni!|lill||||liipi||||;:i||li I II' H|!l|t||l||| | | l||l|gt;l|!||||||l||j{l{|||||||i|||||||||||||;';||||;|||||||||||||||||

-ocr page 204-

— ■aoo —

I ill i II i I I I I I

quot; hare Zusters iu, cu zette ze aau om zieli met de-

quot; zelfde werken liezig te houden. Iu een der jaren

- dat zij priorin was, had zij eens des nachts voor

- de overledeueu; zij gaf toe aan eeue vervoering quot; van ijver en beloofde om, zoolang als harehedie-Z ning duurde, alle maanden vijf Missen ter hunner

- intentie te lateu lezeu. Des morgeus deelde zij

- hare helofte mede aan de Zusters, die voor de ~ uitgaven moesten zorgen, doeli dezen merkten haar ~ op, dat haar verlangen niet kou vervuld worden,

- wegens de uiterste armoede van het huis. Toen

- kwam God op eene wonderbare wijze de edelmoe-~ dige priorin te hulp. In den loop van den dag _ kwam een onbekende haar bezoeken. Hij zeide

- haar, dat, het zijne gewoonte was een groot aantal

I I lt;|: i l l I

- Missen te laten lezen, en dat hij zieh aangespoord t had gevoeld, haar eene aalmoes te geven, opdat zij g er daarvoor elke maand vijf zon laten opdragen, ~ haar overigens alle vrijheid latende omtrent de quot; toepassing van het H. Offer.

PlIIlIlÏÏillIIIIIIIIIIIIIIIIIIIÜIÜIIIIIIIllllllllllllll quot;IIIlUlllllquot;quot;!quot;!!!quot;!!!!'! UIIÜquot; I Wquot;!' quot;Iquot; I ■

-ocr page 205-

JW tn rnmirhisrf BfUi.

Over de werken, die tot afboeting kunnen dienen.

I.

I e menschen stellen er zich doorgaans sniet mede tevreden, dat de schuldenaars hen op eenige manier, hoe dan ook, voldoen; maar zij vorderen eene voldoening, geëvenredigd aan de schuld, en van denzelfden aard als deze. Aldus stelt hij, die in zijne- belangen benadeeld is, zich niet tevreden met eene verontschuldiging; maar hij wil geld.

Is er iemand in zijne eer aangetast, dan neemt hij geen genoegen met een handvol geld; maar hij eischt, dat men den laster herroepe, en eerherstel geve.

!llllililllilllllllltli[|!i::iiiHl: l iinapwimi i i i ■ i ■ i ■ ■

-ocr page 206-

— 202 — -

Welnu, beschouw thans hoe vrijgevig het |

liart van God ip. Xiet slechts schenkt Hij |

ons gemakkelijk het grootste gedeelte onzer P

schulden kwijt, en voornamelijk de eeuwige |

straften der hel; maar hij heeft ook eene 1

menigte middelen uitgedacht om niet alleen j

ons zeiven, maar ook onzen evennaaste van |

de tijdelijke straffen te bevrijden, die wij |

na onzen dood zouden moeten ondergaan. 1

Nog meer. Hij laat ons volkomen vrij t

om het middel te kiezen, om He n te voldoen. |

Elk verdienstelijk werk kan tot afboeting i

dienen: If.Sacramenten,'gebeden, aalmoezen, I

verstervingen, in één woord, iedere akte -

van christelijke deugd. I

»Een verduldig mensch, zegt Thomas a -

Kempis (boek r, hoofdstuk 24), heeft ia |

dit leven een goed en zalig vagevuur, die, |

a!s hij verongelijkt wordt, meer bedroefd is §

over de boosheid van een ander, dan over |

het leed, dat hem aangedaan wordt; die |

gaarne bidt voor degenen die hem tegen- |

streven, en het ongelijk van harte vergeeft; i

die niet uitstelt aan anderen vergiffenis te quot;

vragen; die lichter tot medelijden dan tot -

gramschap bewogen wordt; die zich zei ven |

i i:ii;i i i i mi:; i i i i i i iiüüi i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiüniüiiiüiiiiiiiiiniliiHivi

-ocr page 207-

; — 203 —

iiiliiilliiiillililiiiil;.,i .1 i i j j i. i.j.i |

; dikwijls gewold aandoet, en er op uit is, • om het vleesch volkomen aan den geest te ; onderwerpen.quot;

Niets belet ons de verdienste hiervan aan ; de geloovige zielen toe te passen. Dit is een

■ groote troost voor de geloovigen, die bij ge-. brek aan fortuin of ter oorzake hunner

■ maatschappelijke positie, niet veel aalmoezen , kannen geven, of heilige Missen doen lezen, ' lloch lange gebeden of andere godvruchtige ! oefeningen kunnen verrichten.

II.

Maar al kunnen nu ook alle verdienstelijke werken tot voldoening der overledenen

dienen, er bestaat echter een groot onder- ,

scheid tusscliRii die verdienstelijke werken :

onderling; hetzij om reden hunner eigene !

verscheidenheid, hetzij ter oorzake vau de :

wijze, waarop men ze verricht. !

Wat de wijze aangaat, waarop men ze i

doet, de H. Thomas leert, dat zij de over- !

ledenen te goede komen, naar gelang de I

liefde en de meening, waarmede men ze I

verricht. Met hoe meer zuiverheid, liefde, i

i i 1.4 i

•IIIIIIIIIinilillHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIiiiilg I ■ llülllllll!!. I' I I I | ' |

-ocr page 208-

vurigheid en oprechtheid van meen in g een vriend der geloovige zielen handelt, des te krachtiger is de hulp, die hij haar verschaft.

Wat de eigene verscheidenheid der werken zelve betreft, moet men in aanmerking nemen, dat hunne waarde aangroeit, naarmate de te overwinnen moeilijkheid grooter is.

Hieruit volgt, dat de geloovige zielen soms krachtiger geholpen worden door de werken van barmhartigheid, ten voordeele der armen uitgeoefend, en door het gebed en het ontvangen der H. Sacramenten, dan door akten van lichamelijke versterving, al zijn ze ook in schijn lastiger. Alzoo, in welken staat of stand wij leven, is het ons niet moeilijk de geloovige zielen te helpen; en het is zulk eene zware taak niet, de geloovige zielen uit het vagevuur naar den hemel te brengen. Een oprechte wil is daartoe voldoende.

III.

Doch het beste en krachtigste geneesmiddel zoowel voor de levenden als voor de

-ocr page 209-

dooden is het H. Sacrificie der Mis. Daar offert zich Jezus als een boetoffer op; Hij is er onze voorspreker, om voor ons alles te verkrijgen wat wij begeeren. Daar vernieuwt Hij, ten gunste der ziel, waarvoor men de H. Mis opdraagt, hetzelfde Sacrificie, dat Hij weleer op den berg van Calvarië heeft opgedragen: een offer van oneindige waarde, waardoor Hij het menschelijk geslacht, niet alleen van de hel, maar ook van het vagevuur verlost heeft; inderdaad, Hij heeft aldaar aan God eene volkomene voldoening gebracht voor alle zonden, zoowel doodzonden als dagelijksche zonden, en voor de schulden aller menschen.

De waarde eener enkele H. Mis is zoo groot, dat zij ongetwijfeld voldoende zou zijn, om alle geloovige zielen te verlossen, indien, gelijk de Godgeleerden het met den kardinaal Bona verklaren, indien Jezus Christus zelt er de toepassing niet van beperkt had volgens zijne verhevene doeleinden, en volgens de gesteltenissen dergenen, die ze opdragen, of die er de vruchten van moeten ontvangen. Vandaar het gebruik der H. Kerk om voor denzelfden overledene meer-

-ocr page 210-

— '20(5 —

llllllllllllllllliNlill I W«1WIIIIIIIIIIHWWIIIII I ülüllliilil'iill I I I I I l!l!llll|n,l

dere H. Missen te lezen, die zij vergezelt met vele gebeden, opdat het offir tiode aangenaam zij; niet in zich zelve, wat altijd onfeilbaar zeker is, maar aangenaam

uit het oogpunt der bijzondere meening, I die men heeft bij het opdragen.

Nooit is de H. Mis beroofd van hare |

algemeene uitwerkselen, wijl iedere Mis r

wordt opgedragen door Jezus Christus, in _

naam der geheele Ketk en voor alle geloo- -

vigen. Offertur quolidie 'pro vivis et .

morluis: geen enkele H. Mis wordt opge- -

dragen, zonder dat zij den dauw des Hemels I

over het vagevuur doet nederdalen; maar r

zal zij een overvloediger verfrissching aan- .

brengen, en op eene bijzondere wijze de |

zielen helpen, waarvoor de H. Misgelezen |

wordt, dan moet hij, die ze opdraagt of |

laat opdragen, die daad, de heiligste van -

alle, doen vergezeld gaan van waarlijk ver- quot; dienstelijke gesteltenissen.

Wilt gij dus krachtig bijdragen tot de |

verlossing van een groot aantal zielen, leg |

u dan met een heiligen ijver toe op de goede |

werken, die zich het best met uwen staat -

en uwe roeping vereenigen. |

i!i:;i:iitii i i i i r!!!i.;!;i':!!i;:!!i!ii:i:!!!liii:liiiiliililiiiillllii:itiliiiilllllliiiiliilinililiiiililiiliiiili^i!

-ocr page 211-

j _ 207 —

lllllllllIlllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllMlllitlil lllllllllllllllllllllllHilHIIIIIIIIIHHI,,,!,,,,!!!!;! i;gt;||||||^|

| Vervul uwe dagelijksche plichten met 1 ■f een heilig verlangen om er haar de vruchten -I van toe te passen; zoo gij kunt, laat dan B | nu en dan eene H. Mis lezen; zoo niet, | 4 tracht er dan zooveel mogelijk bij te wonen; 1 | vereenig u dikwijls met het II. Hart van I | Jezus, dat zich op ieder uur van den dag B ■; in eenige plaats der wereld op het altaar -| slachtoffert voor de levenden en afgestor- | | venen ; alzoo zult gij u eeniger wijze al die -| Missen toeëigenen, voornamelijk op do feest- Z I dagen, waarop alle herders verplicht zijn -. voor het volk de If. Mis op te dragen, i | Denk vandaag in het bijzonder aan de -■ zielen uwer geestelijke overheden, en vooral Z I dergenen, die voor u in het bijzonder, de -I H. Mis hebben opgedragen; de pausen, | I bisschoppen, prelaten, pastoors, biechtvaders quot; I of andere geestelijken, die u eenigen gees- -; tel ijken dienst bewezen hebben Het is i | voor ons een heilige plicht hen te eeren, Z ; zelfs na hunnen dood, en hun onze vol- quot; doeningen aan te bieden in ruil van hot -goede, dat zij aan onze ziel hebben gedaan. quot;

llli^,t|lll!|||li|';i'|||ill'quot;:|iri|lllt|ll!!|!i|:li,quot;| I !i I I I1quot; |l!l!|lll:||l';|:' | |l | | , ,

-ocr page 212-

— 208 —

lllllllgjllllllllllllllllllllllllülltltlllHlllllllillllilllllllIllllllllllllIIIIIIIIIIIHliülülllllül^llilillMili! :il!ill;!:ill;!HIIIIII|ÏIII!|II

!quot;• GEESTELIJKE RUIKER. De zielen der over- |

i ledenen worden krachtdadiglijk geholpen door E

| de verheven offerande der Mis. |

1 H. Cyrillus van Jeruzalem. |

l goorbftlb.

quot; Het volgende feit is gebeurd te Parijs in 1827. |

| Eene arme dienstmaagd, christelijk opgevoed in |

i haar dorp, had de heilige gewoonte aangenomen, |

1 elke maand van hare geringe spaarpenningen eene quot;

F Mis voor de lijdende zielen te doen lezen. Met |

1 hare meesteres naar de hoofdstad vertrokken, ont- i

| brak zij er ook daar niet eeu enkele maal aan; |

f tevens had zij voor vasten regel, zelve bij het God- |

| delijk Offer tegenwoordig te zijn en hare gebeden |

| met die der priesters te vereeningen, en wel bij- |

i zonder ten gunste van die ziel, die het meest hare |

1 verlossing nabij was. üit was haar gewoon gebed.

| God beproefde haar weldra door eene lange ziekte, J

| die haar niet slechts zeer hevig deed lijden, maar -■

f ook oorzaak was dat zij haren dienst verloor, zoo- quot;

| dat zij zich weldra geheel zonder hulpmiddelen ~

| bevond. Ben dag dat zij wederom voor 't eerst, |

F kon uitgaan, bézat zij in het geheel niet meer dan f

^ twintig stuivers. Na eeu vertrouwvol gebed ten quot;

i hemel gestierd 'te hebben, ging zij er op uit om l

| een dienst te zoeken. Men had er haar van ge- |

| sproken, dat zich aau het ander einde der stad eene f

quot; inrichting bevond, waar men diensten bezorgde '

| aan hen die werk zochten, en zij begaf er zich _

imii i?;-

■fliwiiiliiiiiiiiii:::iiiiii|iiii|:i! i gt;1': r i imm:::

i

-ocr page 213-

heen; doch, toen zij de kerk van den H.Eustachius voorbijkwam en ze open zag, trad zij er binnen. Het zien van een priester aan het altaar, bracht haar te binnen, dat zij hare maandelijksche Mis voor de geloovige zielen nog niet had laten lezen, en het nu juist de dag was, waarop zij zich reeds gedurende zoovele jaren dien troost verschaft had. Maar wat te doen? Indien zij haar laatste penningen opofferde, bezat zij zelfs geen geld meer om haren honger te stillen. Het was een strijd tusschen hare devotie en de menschelijke voorzichtigheid. De devotie behield de overhand. „In alle geval, zeide zij tot zichzelve, de goede God ziet dat het voor Hem is. Hij zal mij niet verlaten!quot; Zij treedt de sacristie binnen, legt er hare offergift neer, en hoort met hare gewone vurigheid die H. Mis.

Eenige oogenblikken daarna vervolgde zij wederom haren weg, vol onrust gelijk men lichtelijk kan begrijpen. Zij was volkomen van alles ontbloot; wat zou zij aanvangen, indien zij gcene betrekking vond? Zij was met deze gedachte bezig, toen haar een jongeling naderde; hij zag er bleek uit, was van eene slanke gestalte en had een deftig voorkomen. „Zoekt gij eenen dienst?quot; vroeg hij.—Ja, mijnteer.— „Welnu zeide hij, ga naar die straat, dat nummer, bij Mevrouw ***, ik denk dat gij haar bevallen zult, en het daar heel goed zult hebben.quot; En hij verdween onder de menigte der voorbijgangers, zonder de dankbetuigingen af te wachten, die het arme meisje hem toestierde.

Zij laat zich de straat aanwijzen; ziet het num-

-ocr page 214-

mer en gaat het bordes op, Juist ging er eene dienstbode de deur uit die een pakje onder den arm droeg, en eenige klachten en gramstorige woorden bij ziehzelve prevelde. — „Is Mevrouw thuis? vroeg de aangekomene. — Ja; maar wat kan het mij schelen? Mevrouw kan zelve open doen, als ze verkiest; ik heb er mij niet meer mee te bemoeien. Gegroet.quot; En zij gaat de stoep af. Onze heldin belt al bevende, en eene zachte stem zegt haar binnen te komen. Zij bevindt zich nu in tegenwoordigheid eener bejaarde dame, met een eerbiedwaardig uiterlijk, die haar aanmoedigt te zeggen welk haar verlangen is — „Mevrouw, zegt zij, ik heb dezen morgen vernomen, dat gij eene dienstbode noodig hebt, en ik kom mij bij u aanbieden: men heeft mij verzekerd dat gij mij met welwillendheid zoudt ontvangen.— Maar, kind, wat ge daar zegt, is zeer buitengewoon. Dezen morgen had ik niemand noodig; eerst sinds een oogenblik, heb ik eene brutale meid weggejaagd, en er is geen levende ziel op de wereld, behalve zij en ik, die daar nog iets van weet. Wie stuurt u toch? 't Is een Heer, Mevrouw, een Jongeheer dien ik op straat ontmoette, die mij daarvoor staande hield, en ik heb er God voor gedankt; want ik moet noodzakelijk vandaag een dienst hebben: ik heb geen stuiver meer over.quot; De dame kon niet begrijpen wie de persoon was en verloor zich in gissingen, toen de dienstmaagd, die hare oogen even door de kamer liet gaan, een portret bemerkte. „Zie, Mevrouw, zei ze terstond, zoek niet langer;

-ocr page 215-

dat is juist het gezicht van den Jongenheer die mij heeft aangesproken; hij heeft me gestuurd...quot;

Bij die woorden slaakt de dame een gil en schijnt van zich zelve te zullen vallen. Zij laat zich de geheele geschiedenis nog eens vertellen; die van de devotie tot de zielen des Vagevuurs, van de Mis van dien morgen, van de ontmoeting met deu vreemdeling; vervolgens zegt zij haar, terwijl zij haar omhelst: „Gij zult niet mijne dienstmeid maar mijne dochter wezen! Het is mijn zoon, dien gij gezien hebt: mijn zoon, sinds twee jaren dood, die aan u zijne verlossing te danken heeft, ik kan er niet aan twijfelen, en aan wien God toegestaan heeft u hier te sturen. Wees dan gezegend en gedaukt, en laat ons voortaan te zamen bidden voor al diegenen, die moeten lijden, voordat zij de gelukzalige eeuwigheid binnengaan.quot;

omn

-ocr page 216-

'ii'i

Jiff ril ruiiii%5}rc JöiOi,

Over de Aflaten.

I.

od spoort ons aan, edelmoedig te

, zijn jegens onzea evennaaste, maar V tegelijkertijd geeft Hij er zelf ons groote voorbeelden van en tevens de noo-dige middelen om het te kunnen zijn. Hij schiep Adam; Hij gaf hen de ganscho wereld tot erfdeel en beloofde hem daarenboven den hemel tot beluoning. Adam zondigde en verloor alle recht op het kindschap Gods, met alle beloften en gaven; en — God gaf hem zijn eenigen Zoon tot Broeder en Verlosser. Die Zoon was jegens

-ocr page 217-

— 'li 3 —

ons niet minder edelmoedig dan de Hemelscho ^

Vader; Hij gaf ons al zijn bloed, al zijne j

verdiecsten geheel zich zei ven: eerst op |

het kruis, en daarna te allen tijde in de |

H. Offerande der Mis en in 't H. Sacra- |

ment des Altaars. Hij geeft ons niet alleen -

zijne genaden en gaven, maar den bewerker I

zeiven aller genaden: de Gave Gods bij |

uitnemendheid, den H. Geest; Hij geeft 1

Hem in het H. Sacrament des Doopsels -

en des Vormsels tot een onderpand zijner ü

lietde en onzer toekomstige heerlijkheid. -

God bezit niets of het behoort ons toe: I

Jesus Christus heeft ons zelfs zijne Moeder -

gegeven, om ook onze Moeder te zijn: Hij |

gaf ons zijne Engelen tot bewaarders; zijne |

Heiligen tot voorsprekers; en daarbij gaf |

Hg ons al zijne verdiensten en die der |

Heiligen, en deze verdiensten te zamen |

vormen den grooten schat van God en |

onzen eigenen schat. De sleutelen van dien |

on metelij ken schat zijn in handen der fi

H. Kerk, die als eene getrouwe verzorgster |

daaruit put naar gelang de tijden het |

vorderen, en de aflaten uitdeelt, die daaruit -

hun oorsprong nemen. Inderdaad, aflaten ^

■ II I I III I I I I I i I I I li 1 |. 11 | 11(1 I I 1 li!

-ocr page 218-

.J;.!::.!...!!.. I ..I III I I ..I....I I I 11,11,1 J I

zijn niets anders dan de toepassing der quot;

verdiensten van Christus en der heiligen -

welke verdiensten meer dan voldoende zijn, I

om aan God alle schulden te voldoen, die f

door de zonde jegens zijne rechtvaardigheid I worden aangegaan.

II. .1

Wij moeten een groot vertrouwen stellen |

in de Aflaten. In het H. Concilie van I

ïrente heeft de Kerk verklaard, dat het f

gebruik daarvan uitermate nuttig en heilig _

is. Het voetspoor volgend van de Pausen quot;

en leeraren uit vroegere eeuwen, veroor- -

deelde zij al degenen die deze leer bestre- ?

den. Dat had zij reeds gedaan, toen ze door |

den mond van Leo x de veroordeeling |

uitsprak van Luther, die o. a. loochende -

dat de aflaten den overledenen voordeelig T waren. (1)

Wij moeten zelfs, — dit vordert de |

nederigheid, — meer vertrouwen stellen |

i) Kerkv. v. Trente 23ste Zitting, deer. over | de Aflaten. ^

miiOI 111 1 1 r:iil:

-ocr page 219-

— 213 —

iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiijiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiiii

in de aflaten, dan in onze boetdoeningen, omdat onze zwakheid ons alle redenen geeft om hare waarde voor God te verdenken; maar wat de aflaten betreft, wij mogen niet twijfelen aan de waarde der verdiensten van Christus en der heiligen, waaruit die aflaten voortvloeien, noch ook aan het gezag der Kerk die ze ons verleent.

Wij moeten zekerlijk niet nalaten alles te doen, wat wij kunnen, om aan God voldoening te geven voor onze zonden; ma^r wij moeten nog ijveriger zijn in het verdienen van aflaten. Want de aflaten zijn vooreerst eene kwijtschelding ten voor-deele van den zondaar, daar zij hem de tijdelijke straf vergeven; meer nog: God neemt ze aan als eene geldige voldoening, daar de Kerk, nadat ze eenmaal aangesteld is als bewaarster der verdiensten van Ghristutt, ontegensprekelijk het recht heeft zich daarvan te bedienen en er aalmoezen van te geven aan hare kinderen, die te arm zijn, om zelf hunne schulden te kunnen afdoen. Nu zegt de H. Thomas, de zielen des vagevuurs zijn geheel en al

miiriiii i i ,i i Ti.r i/ii mi : riiii;!'i m iin:ii:;!ii::ii

-ocr page 220-

buiten staat hunne schuld bij God te voldoen want verdienen kunnen ze niet meer. (1)

III.

Dat vertrouwen moet zich ook toonen door daden. De nederigheid, laat ik liever zeggen, de kleingeestigheid van sommigen die het voor zich bijna als iets onmogelijks aanzien een aflaat te kunnen verdienen, is onzen lof niet waardig. Men moet zonder twijfel zekerheid trachten te hebben of een aflaat wettiglijk verleend en nog van kracht is; en de herders en bestuurders der kerken moetennaarstiglijk toezien, dat te vereischten tijde do toegestane aflaten of privilegiën, die door verloop van tijd mochten vervallen zijn, vernieuwd worden. Verder is het noodig, dat men stipt de voorgeschreven voorwaarden vervulle. Men mag die voorwaarden niet uitbreiden, niet inkrimpen, niet veranderen, ook niet in werken, die op zich zelf beschouwd volmaakter zijn.

Als wij nu de voorgeschreven voorwaarden

(i) Summa 3. 9. 71.

-ocr page 221-

iiriilïïüiiiiiliiiii; iiiniiüiii' ii i i i' i i'u i i i i i; i ii-ni quot;t'iiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiliiiii'Ji-rj;!

i vervullen, dan hebben we verder alle redenen I

i om te vertrouwen, dat God ook den aflaat j

1 zal toepassen. Wel is waar kan de toe- 1

1 passing niet plaats hebben op levenden in |

0 staat van doodzonde; want, die de eeuwige |

- straf schuldig is, kan geen kwijtschelding |

1 krijgen van eene tijdelijke straf; maar toch I | zijn vele Godgeleerden van gevoelen, dat -| ook zij, die in staat van doodzonde zijn, | | aflaten kunnen verdienen voor de overle- -

1 denen. Zij geven daarvoor deze reden. I

2 In de overledenen is niets wat de toepas- -| sing zou kunnen beletten, en daarbij die | | toepassing is niet van dengenen, die de -Z met aflaten verrijkte gebeden verricht, maar -| van Christus en de Heiligen. Als dus |

0 iemand in staat van doidzonde de voor- | [; waarden vervult, dan bezorgt hij aan de | | geloovige zielen den aflaat en zijne toe- | | passing wel niet rechtstreeks door zich | | zeiven, maar door Christus en zijne Heiligen, j | Dit neemt nochtans niet weg dat degene | | dwaas zou handelen, die, terwijl hij werkt | 2 ten voordeele van anderen zijne eigene |

- zaligheid zou verwaarloozen.

1 Kies u daarom eenig godvruchtig werk |

lll!l!llllllllllllllll!lllll!!|!!!lf!l'gt;riquot;l f ' I '!'|!quot; f 'l''11!'1!'!'1''! ' ll'^i |

-ocr page 222-

uit, waaraan eenige aflaten verbonden zijn, en wees stipt in het dagelijks verrichten daarvan. Daar bestaan honderden van die werken, zooals men zion zal in de kleine verzameling van aflaten, die wij aan dit werkje toegevoegd hebben. Gij hebt dus altijd een gemakkelijk middel bij de hand er eenige te verdienen. Maar het groote gebrek is hierin gelegen, dat men die ge* legenheden verwaarloost, of dat men die werken verricht, zonder de vereischte voorwaarden. Wat laat men dan geen schatten bedolven! Zoo b, v. men bidt het rozenhoedje, waaraan zoo rijke aflaten verbonden zijn, maar men overweegt daarbij niet de mysteriën; men houdt zich bezig met vreemde gedachten; men zorgt niet voor oen rozenhoedje of medaille die of door den Paus of door eea ander machthebbende gewijd, met aflaten verrijkt zijn. Daarvandaan komt het dat menig geloovige dagelijks vele werken verricht, zonder echter de aflaten die er aan verbonden zijn, te verdienen. Het zal ook goed zijn zich in staat te stellen, aan vele aflaten deelachtig te worden, door zich te laten opnemen in

-ocr page 223-

— 219 -

quot; godsdienstige vereenigingen, en er vooral I

- de verplichtingen getrouwelijk van te 1 | vervallen. |

Draag nu vandaag uwe gebeden op voor -

I de ziel, die in Gods oogen het meest ver- 1

- dient verlost te worden.

GEESTELIJKE RUIKER. Ik smeek u door 1

_ de liefde en den eerbied, dien gij aan God ver- 1

- schuldigd zijt, het groot voorrecht van aflaten te i

- kunnen verdienen, toch naar waarde te schatten, i

H. Ignatius. quot;

yoorlitclb.

Toen de Gelukzalige Herthold, prediker van de -

- orde van den If. Fraueiscus, eens eene preek had -~ gehouden over de aalmoes, waarna hij aan al zijne ~ U hoorders een aflaat van tien dagen had verleend, quot; iï volgens de macht hem daartoe door den H. Vader -quot; geschonken, kwam een voorname dame, die haar quot; ' fortuin verloren had en daardoor nu genoodzaakt quot;

- was de christelijke liefdadigheid iu te roepen, ü

- hem hare ellenden in 't geheim blootleggen. De § Pater zeide haar: „Gij hebt tien dagen aflaat ~

| ontvangen door mijne predikatie aan te hoorcn. quot;

- Ga dan naar dien bankier (de Pater noemde hem) -| die tot nu toe aan hemelschc en geestelijke schat- -quot; ten maar weinig waarde gehecht heeft, en bied quot; | hem uw aflaten aan in ruil voor zijne aalmoes, i

Hquot;'i i i i i i i i i l i i i : i i i ) i i i i i i i i i i ii

-ocr page 224-

— 220 —

ll!|l!;ili:illlllll!!lill!!lli:!||l!!!l!l!lli;!l|!lili:!lli;ill|||||||||||l!jl||!i

1 Ik heb alle reden om te gelooven, dat hij u

| eenigen onderstand zal verleenen.

U Be goede juffrouw hegaf er zich in alle een-

| voudigheid heen. God liet nu toe, dat deze man

| haar met goedheid ontving en haar vervolgens

Z vroeg, wat zij verlangde voor hare tien dagen

^ aflaat. Zooveel als zij wegen, antwoordde zij. Welnu,

^ zeide de bankier, hier is eene schaal. Schrijf nu

| uwe tien dagen aflaat op een papier en leg dit

Ü dan in een der schalen; ik zal in de andere een

I? stuk geld leggen. En, o wonder! De eerste schaal

i trok die, waarin het geld lag, omhoog. De bankier

| legt er vol verwondering nog een geldstuk bij,

| maar dit veranderde niets aan het gewicht. Hij

1 werpt er vijf, tien, dertig en eindelijk zooveel in

T als de verzoekster in hare tegenwoordige behoefte noodig had; toen eerst hadden de beide schalen

i hetzelfde gewicht. Dit was eene kostbare les voor

r. den bankier, die eindelijk de waarde der hemelsche

i goederen inzag. Maar de arme zielen des vage-

i vuurs begrijpen deze nog veel beter voor den

iilüüiliiiiiiiiliiiiliiiiiiiiitiiiiiiiiiiiüüiiiiii

i kleinsten aflaat zouden zij al het goud der wereld

;iiHilii!ilNii|iiiiiiiiiiii!iiHit|i;;!|::quot;|!i:'i:' i i i i v: .|M'i'iiii!igt;'r!iiiiit!i r •Tlquot;.'»

-ocr page 225-

^ 221

: Jbs Éit latj.

j Welke redenen wij hetben om de godsvrucht tot de geloovige zielen te verspreiden.

| woners zich op eens beroofd zien van wo-

| ning, kleeding, gemakken, ja zelfs van 't

1 noodzakelijke levensonderhoud, welke wel-

| doeners zullen hun dan de grootste diensten

- bewijzen? Niet dezulken die er zich bij

| bepalen medeliiden te toonen, of die enkel

' op zich zelf staande hulp zouden bezorgen,

| maar wel dezulken die volk bij elkander

r '• l^liiilliiiilKKliliiliiiiliiiiliiiiiiiiiltriiiiiiiquot;!!!: in; i: i :!|ii;!iUHinii|l!Hltilil!iiiliiiili:i!i::;ir M-': i

I.

Is brand of onverwachte overstroo-imingen rijke en bevolkte steden verwoest hebben en duizenden in-

-ocr page 226-

_ 222 -•

1 brengen om den brand te blusschen, en do |

- onheilen te herstellen; dezulken die de i

2 omliggende steden rondgaan om giften voor |

3 de noodlijdenden in te zamelen. Zij ver- -~ meerderen het getal der belangstellenden ~

- en daardoor verhonderdvoudigen zij hunne -i eigene hulp. ]

Zoo moeten wij handelen met de zielen 3

i des vagevuur?. Stel u niet tevreden met I

i het weinige dat gij persoonlijk kunt doen, -

Z maar tracht de godsvrucht jegens haar te ]

^ bevorderen golijk de H. Engelen dat doen, i

H die iederen dag zich over de wereld ver- |

- spreiden om de geloovigen op te wekken, -I tot het doen van eenig goed werk of gebed ^ 3 voor die zielen. De verdiensten daarvan

- verzamelen zij, dragen die aan God op en -quot; werken zoodoende mede tot de verlichting

- dier arme zielen. -

1 K. 1

Bij groote en onverwachte rampen wordt -

~ ieder offer aanvaard, zoowel dat van den n

- nrmo als van den rijke, niet alleen goud -

2 en zilver, maar het geringste penningske; |

i i i i i i i i i i i i i i i i i i p i i i i i i i i r-'iiii r

-ocr page 227-

oude versleten kleederen, die men in rijke huizen wegwerpt, worden in die omstandigheden kostbaar, en als zij met overleg worden uitgedeeld, voorzien zij in de behoeften eener menigte; zelfs lompen krijgen nog waarde voor menschen, die gewond of van alles beroofd zijn.

Welnu, het vagevuur is bevolkt met eene ontelbare menigte zielen, die ten prooi zijn aan rampen, veel grooter dan de rampen dezer wereld. Wat zouden die ongelukkigen de geringste oogenblikken, de minste gelegenheden om een oefening van deugd te doen, weten te waardeeren! Maar die tijd en die gelegenheden, die de levenden zonder vrees verloren laten gaan, moeten zij missen. En nochtans, wat zou er niet veel ter verlichting dier zielen gedaan kunnen worden als de geloovigen samen werkten en al het goede deden wat in hun vermogen was.

III.

Die arme zielen zijn de uitverkoren tarwe des Heeren, zij zijn als zijn oogst; maar Hij is nog bezig hen te zuiveren op zijn

-ocr page 228-

dorschvloer en daarom staan zij bloot aan den wind en aan de ongestadig-heden van den vertoornden Hemel. Als er maar werklieden genoeg waren om dien oogst te zuiveren en op te nemen, dan zouden de voorraadschuren des Hemelscben Vaders weldra geopend worden; maar de oogst is wel groot, de werklieden echter zijn gering in getal: messis quidem midta, operarii autem pauci. Laat ons dan vóór alles aan den Hemelsclie Vader, den Meester des oogstes vragen, dat Hij goede werklieden zende: Daarom bidt den lieer des oogstes, dat Hij arbeiders uitzeilde in zijnen oogst.

Hoe meer ijver nu voor de zielen des vagevuurs de geloovigen aan den dag zullen leggen, hoe spoediger het vagevuur ontvolkt zal ziyn: de eendracht vermeerdert niet alleen het getal der gebeden, maar ook de kracht, en de Heer is gewoon milddadig te zijn naar gelang het getal dergenen, die er Hem om bidden.

Men behoeft zich nog niet buiten zijn staat of stand te begeven, om gelegenheid te hebben zijne godsvrucht werkdadig te

-ocr page 229-

— 225 I

I I I I I l i i I I I I i I i I j , , j j j j , , , u ,,,!,,,,,

maken; want men kan zich doen opnemen 1 in broederschappen, of men kan bijdragen i om ze te stichten en in stand te houden, 1 of ook de voorgeschreven oefeningen stip- 1 lelijk onderhonden, of eindelijk zijne onder- ' hoorigen door woord en voorbeeld tot die f godsvrucht opwekken.

Herinner u dat Judas de Machabeër zich -niet tevreden stelde met zijne eigene offers l tempelwaarts te zenden, maar hij deed nog -eene inzameling door heel zijn leger om I offers te kunnen doen opdragen voor de -gevallen soldaten. Wij, Christenen, wij Z weten dat onze Heer daar is, waar twee -of drie in zijnen naam vergaderd zijn; Z bepalen wij er ons daarom niet bij, elk -voor ons zeiven dat liefdewerk te doen, | maar zoeken wij een groot getal deelge- quot; nooten onzer godsvrucht op, om zoo doende Z meer kracht aan onze gebeden en goede quot; werken te geven. Z

Daar bestond weleer in vele Christelijke quot; huisgezinnen een loffelijke gewoonte. lederen Z avond vereenigde zich de familie om het : rozenhoedje en eenige andere gebeden te -bidden, waarvan de overledenen altijd hun l

8 1

-ocr page 230-

^ 220 —

■ iquot;i i in I I I i I i I I I r i 1 111 lit 1 1 i n i l 1 j

1 deel hadden. Op den verjaardag van het I

i afsterven eens bloedverwants was de g-eheele |

I maagschap tegenwoordig bij het jaargetijde. I

- De jeugd groeide in die godvruchtige ge- -I bruiken op, en zoo doende bereidden zich I I de ouders eene bron van verlichting voor quot; I den tijd, dat zij zeiven in de gevangenis .

- van 't vagevuur zouden zuchten.

I Helaas, meer dan ooit worden in onzen -

- tijd godvruchtige oefeningen als de «Engel quot; I des Heerenquot;, het Eozenhoedje en andere, -I geminacht, maar was ook de wereld, die ^ _ geheel en al zonde is, was zij wel ooit een -

- vertrouwbare meesteres in zake van gods- quot; I dienst? Heeft ze wel ooit de verdiensten -I begrepen van die kleine oefeningen die met j !! geloof en volharding volbracht, zoovele | I aflaten bezorgen ? | I Maak het u dan tot een plicht, zorg- -~ vuldig die heilige gewoonte te onderhouden, I ï als ze reeds bij u bestaat, en zoo zij nog -I niet in uw huisgezin in eere is, voer ze 0

- dan in. En zijt gij priester, dan hebt gij -j veel meer middelen, om deze godsvrucht Z S nog meer te verspreiden.

I Draag nu heden uwe gebeden op voor quot;

lllllifiilllllllllllllllllilllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllilllllililllllllllIllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllNIIIF

-ocr page 231-

s _ 227 — a

llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllnillllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllliNBIlillllllllllllliiTfiiiiiij

quot; de zielen, die in haar leven het ijverigste | 1 waren in het bijstaan van andere overledenen. |

- GEESTELIJKE RUIKER. Al wat wij offeren 1 | uit liefde tot de geloovige zielen, verandert voor | | ons in verdiensten en na onzen dood vinden |

1 wij het verhonderdvoudigd terug. —

| H. Ambrosius. |

goorhcülti. I

In het jaar 1864 bekeerde zich onder een .

| predikatie over het H. Sacrament, een Israëliet -

quot;■ een beroeml kunstenaar. Na het H. Doopsel te quot;

2 hebben ontvangen had hij de wereld verlaten en 2

- zich teruggetrokken in een zeer strenge orde. i

- Hij bracht dagelijks verscheidene uren door bij -quot; het allerheiligste Sacrament, en in de vurige uit-

.. storting van zijn gemoed, vroeg hij voor alles aan 2

- Jezus Christus de bekeering zijner moeder die hij -■ met de kinderlijkste teederheid beminde. Hij -quot; verkreeg die genade echter niet. ~

Zijne moeder bleef hardnekkig en stierf in de «

- dwaling van het jodendom. Doordrongen van -

- bittere smart gaat de goede zoon zich voor liet ~ | Tabernakel plaatsen en lucht gevende aan zijne 2 -I klachten, zegt hij: „Heer, ik ben U alles ver- U

- schuldigd, dat is waar, maar wat heb ik U ge- j? weigerd? Mijne jeugd, mijne verwachtingen in de i

_ wereld, het welzijn, de vreugde vau mijne familie, 2

-ocr page 232-

— 228 — -

iiliiiiËiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiüliiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiüliiiiliiiii liliiltiiiliiiiliiiiliiiuiFi:

1 mijne rust, ik heb alles opgeofferd, van het oogen- i

| blik af. dat Gij mij hebt geroepen. Mijn bloed |

i zou ik U zelfs gegeven hebben, en Gij, Heer, de |

| oneindige Goedheid, Gij hebt beloofd het honderd- i

i voudig weder te geven en Gij hebt mij de ziel |

| mijner moeder geweigerd!!! Mijn God, ik bezwijk |

i onder deze marteling, mijne lippen zullen in |

1 gemor tegen U uitvaren/'

1 De snikken verstikten dit arme hart. Eensklaps i

| hoort - hij eeu~geheimzinnige stem aan zijn oor, 1

| die zegt: „Kleingeloovige, uwe moeder is gered!quot;— i

i „Is mijne moeder gered?quot; ach! Heer, zou het quot;

| mogeiijk zijn?quot; — „Ja, zij is gered! Weet dat []

| het gebed alles vermag bij Mij, Ik heb al de |

| gebeden welke gij voor haar gestort hebt, bijeen i

i verzameld en mijne Voorzienigheid heeft er op I

i haar laatste uur rekening mede gehouden. Op |

1 het oogenblik, dat zij den adem uitblies, heb ik |

mij aan haar vertoond en mij ziende riep zij uit: i

i Mijn heer en mijn God! — Nu weer moed gevat ^

1 uwe moeder is de verdoemenis ontgaan, eu uwe «

vurige smeekingen zullen hare ziel ook weldra |

quot; uit het vagevuur verlossen.quot; De Zeereerwaarde 1

~ Pater Herman vernam weldra door een tweede i

| verschijning, dat zijn moeder ten hemel was ge- | 1 stegen. Laten wij veel voor onze overledene ? 1 bloedverwanten bidden! —

I |

ll|lllllplllll|llll|ll|{|lllllllll|llll|llll|llll|lll!|:ill|llll|llll|llllll!ll|llll|llll|j!ll|llll|lllllllll|llll|!lll|llll|llll|lllllllllllilllllli: * fc

-ocr page 233-

f JEmum (n |

1 Welke schade het is de gebeden voor -de Overledenen achter te laten.

1 i

S «Urdocheus vroeg van zijne nicht -

quot; Esther een grooten moeilijken stap, r

1 toen hij haar verzocht zich voor -

quot; koning Assuerus te vertoonen, en dat wel quot;

- tegen het verbod van den dwingeland, en -quot; op een tijd waarop hij zelfs niet meer aan ~

- haar scheen te denken. Hij wilde dat -[ Esther voor 't joodsche volk ten beste quot;

- sprak; want Aman had het hij den koning -H afgeschilderd als een oproerig en gevaarlek 2 | volk. Keeds had de koning een vonnis -I van verdelging uitgesproken, en dit was 1,

imnilj':!::' i;|,iiiiiil!Hlllilllliilliill|iiii|iiti|iililHi!liii!|i|lilliiil!iiilliii|ii!;i!:iili!ii|!iiii quot;1 i' i' i iihhiiiiüiJ : 'lil

= _ 229 — I

-ocr page 234-

I — 930 - I

Illllll£llllllllllllllllllllllllllllli:illl!lllllli:;:i I I lllll!lll!!li:;:!i;!i:illllllllllllllllllllllll||||I|||||||||||l!lL|||||||||||ifniii|||

I reeds door heel het rijk afgekondigd. In |

- een staat waar de wil des konings voor -I eene onherroepeliiko wet doorging, was ï

- hot niet geoorloofd hem tegen te spreken; -quot; ja zelfs stond er de doodstraf op, als men quot;

- zich ongeroepen voor dun koning durfde i ~ vertoonen. I

Geheel anders is hot met ons gelegen. -

I Willen wij ons aanstellen als voorsprekers ~

- der lijdende zielen in het vagevuur, dan | I moeten wij noodzakelijk verschijnen voor 1

- onzen CJod, die deze zielen en ook ons | I zeiven bemint met al de teederheid eens I I vaders! Wat straf zouden wij vreezen als | I wij onze toevlucht nemen tot de goeder- 1 j tierenheicl van ons aller Vader? il toont -I die goede Vader zich vertoornd tegen die I ~ zielen, voor ons ten minste, die nog op quot;

- deze wereld zijn, heeft Hij slechts inge- | ; wanden van barmhartigheid: en een beter quot;

- vader dan God is niet denkbaar, zegt de -~ H. Augustinus : Nemo tam Pater. quot;

Hliint' i i i i i'ii li: i i i i o i i i r.Ji i

-ocr page 235-

% — 231 — I

iitèiliiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiliillliiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniliiiiiiiiiigiirniin^iiiiifnKjfiiii,,,!

_ g,

I II. I

Mardocheus bleef aandringen bij Esther. -

I Hij zeide haar, dat ze niet tevreden moest I

I zijn met zich zelve in veiligheid te zien, -

1 beschermd door de muren van het koninklijk I

- paleis. Want, zegde hij, bijaldien gij -| zwijgt, zal God zijn volk wel langs een 1

2 anderen weg verlossen, maar gij zelf en -_ uvvs vaders huis zullen vergaan. (Esth. iv I

- 14.) Ja, wie weet, zegde Mardocheus, of -. gij niet juist daarom op den troon verhe- quot;

- ven zijt, om de bevrijdster van uw volk -_ te zijn in zulk een dringenden nood? Heeft I r Jozef niet erkend, dat hij voor het heil t | zijner broeders door God naar Egypte go- I | zonden was? Zoo sprak Mardocheus.

| Wat ons betreft, wij zijn in 't leven 1

| behouden, wij hebben vele genaden ont- I

| vangen, meer dan anderen zelfs die jonger -

I gestorven zijn; waartoe? Om te werken quot;

- aan onze zaligheid en aan die van anderen. -| Wat stelt God ons niet vele middelen in 1

- handen, om de zielen der overledenen ter -| hulp te komen! En die middelen te ver- ^

-ocr page 236-

I — 232 — =

iliiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiÉiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiuiiiiiiwiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiluiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiHiii

1 waarloozeD, staat dat niet gelijk met niet |

- te beantwoorden aan de ons opgedragen -I zending? Wij alleen kunnen nog voor hen |

- verdienen. Noch zij zei ven, noch de Engelen

I noch de Heiligen kunnen het, en zouden I

- wij een zoo groot voorrecht ongebruikt laten? f

III.

Welke zijn de gevolgen dezer nalatigheid? |

I God kan die zielen ook zonder onze voor- I

- bede, door zijne oneindige barmhartigheid | Z verlossen, of wel Hij kan andere menschen | B opwekken om voor haar te bidden, maar i

1 misschien ook zal Hij het niet doen, daarin i | geleid door een verborgen oogmerk zijner | | Goddelijke wijsheid; in dat geval zullen | | die zielen hare straf in alle gestrengheid r | ondergaan. Ook onze bloedverwanten die |

2 recht hadden op onze hulp. zuil i1 die hulp | i moeten missen en zich tevredei. moeten | | stellen met het aandeel van alle geloovigen, | | Zonder twijfel, eenmaal zal er ook een |

3 einde komen aan hun lijden, maar quot;wij zullen | | ons onvermijdelijk groote schade doen. 5 | Toen de heer van het Evangelie den tragen |

lllllllllllllilllllllllllllllllllIllllilllillllIllllllllllllllülllllIlillllllllINHIIillllllllllllllllIlllillülllilllllilillHIIIIilllllllllllllEillIlM

-ocr page 237-

— 233 P

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiwiniriiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigiini!!

I knecht rekenschap vroeg van hel talent ;

- dat hij in den grond gegraven had, ver- -| oordeelde hij hem tot een strenge straf. |

- Zoo zal God ook voor 't minste ons ver- -I oordeelen om zonder troost of medelijden |

- te zuchten in de gevangenis van 't vage- -I vuur. Dat is de rechtvaardige straf van quot;

- hen die zonder medelijden waren voor die S I zielen; want heeft onze Heer Jesus Christus ^

1 zelf ons niet verklaard, dat hij voor ons |

| dezelfde maat gebruiken zal, die wij voor | •

- anderen gebruiken, en dat Hij hen die zonder -_ barmhartigheid waren, ook zonder barm- Z

- hartigheid behandelen zal?

Bedenk, wat ongeluk het voor u zou I

- zijn, als de opperste Rechter u veroordeelen -_ zou met al de strengheid zijner rechtvaar- I j digheid. Wie weet of zijn vonnis u niet -

- verder verwijzen zou dan naar de vlammen I ; van een gestreng vagevuur; er kon u iets quot;

- ergers overkomen; want moeilijk is het I ; zalig te worden, als men goede werken en quot;

- oefeningen van godsvrucht, die zoo weinig -

2 moeite kosten, verwaarloost.

- Bid vandaag bijzonder voor de zielen -I uwer tijdelijke oversten, zooals koningen, 2

-ocr page 238-

— 234 — I

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllljlllN

vorsten en anderen, die in den naam van |

God het gezag voerden. Toon de meeste g

belangstelling voor diegenen, waar gij meer |

rechtstreeks van afhingt, die u meer be- 1

minden, die u goed deden, en aan wier |

zorgen gij misschien slecht beantwoord j

hebt |

Versterk u in het besluit van krachtdadig i

te werken aan de verlossing der lijdende |

zielen, om zoo doende uwe liefde te toonen i

voor onzen gekruisigden Heer Jezus Christus, | die haar Verlosser is en de uwe.

GEESTELIJKE RUIKER. Denk nog aan mij -

na den dertigsten dag van mijnen dood, want de quot;

overledenen worden zeer getroost door de gebeden ^

en offeranden der levenden. H. Ephrem. ||

yoorfacclb.

Broeder Ireneus was altijd zeer getroffen door |

den droevigen staat van de zielen des vagevuurs. |

Hij was onuitputtelijk in het vinden van god- i

vruehtige oefeningen ter harer vertroosting. Hij ^

stond haar iederen dag de verdiensten af van al _

de goede werken, die hij maar doen kon, en hij §

zijnen dood ook al de H.H. Missen en gebeden, quot;

die men voor hem zou laten opdragen. Hij ging |

IIMIIIIIIIIIIiliillllIlllllllllllllillllllillllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllltllllllHllllllllillllllllllllllllllllllliHIIIIIIII

-ocr page 239-

S - 235 - 2

miWi— iiiiiii. I I i!!iii:ii:iiii!ii!iii!Bii!iiiiMi;iiiiiii:!;i' i i i ■ i | | ■ ■ ■ ■ ft |

~ nooit een Icerlchof voorbij, zonder even stil te ~

_ honden om iets voor de dooden te bidden; hij quot;quot;

- wekte zijne novicen en al zijne Broeders op, om -

- voor de afgestorvenen te bidden en boetvaardigheid -!_ te doen. J5ij den dood van eiken Broeder ver- quot; _ dubbelde hij zijne gebeden en goede werken, Z

- legde zinh eenige buitengewone boetoefeningen o]) 5

- en schonk hem verscheidene H. Communiën. si quot; Ziehier ecu uittreksel van zijn testament: „Met ~

- toelating van de PI. Gehoorzaamheid, tot meerdere _

- glorie Gods en ter eere van zijne Onbevlekle | ~ Moeder, sta ik aan de zielen des vagevuurs af al ~ | mijn vasten en mijne boetoefeningen, mijne II. |

. g Communiën en al hetgeen ik door de genade en |

quot; barmhartigheid Gods heb gedaan, geleden en -

quot; verdiend, door Jesus Christus ouzen Verlosser. Ik quot;

. sta nog aan di(j zielen af al de Missen, gebeden |

- en Communiën, die men na mijnen dood voor -■ mij zal doen. Ik zou zelfs wenschen indien het quot; ~ mogelijk ware, dat ik niet in aanmerking werd ~ _ genomen, maar dat alles was voor de zielen in ||

iiiiiiifiiini:

a i ö I r ~

r I 11

- het vagevuur in het algemeen, aan God overlatende ^ | de verdiensten toe te passen aan wie hij wil, ij | volgens zijn heilig welbehagen.quot;

i'ü'iilaliliiiilLMiiiiliiNliiiiiiiiiitnii: itiminjriiiiii, iiiiniii] n :i! m i i i i i i -1- inoiiinii jubiii

-ocr page 240-

Jfótr tn ruunrkutfc Biiit.

Over de aanroeping der Heiligen en der Onbevlekte Moedermaagd ten gunste der geloovige zielen.

I.

r is geene kraclit der wereld, die ^ °o«^den vasten wil kan overwinnen. Noch '^Cyde menschen, noch de hel kunnen hem belemmeren, en nooit zal het gebeuren dat God hem belet; maar veeleer zal Hij hem helpen, opdat hij het goede volbrenge dat hij besloten heeft te doen, wat het hem ook kosten moge. Wij zijn arm, maar de Heer verhoort het verlangen der armen. De Heer heeft den wensch der armen verhoord! Hij die besloten heeft een groot

-ocr page 241-

— 237 —

| weldoener der geloovige zielen te worden, |

| zal ongetwijfeld in zijn voornemen slagen. |

| Wij bewonderen soms de macht die de |

- Heiligen hadden om wonderen te doen, j I zieken te genezen, armen te helpen, den i

- voortgang van eenen brand te stuiten, I I rampen van allerlei soort te doen ophouden. |

quot; - Wij zijn bekleed met eene nog meer won- -

| derbare macht. Indien wij willen, kunnen quot;

| wij de arme zielen des vagevuurs genezen; -

1 wij kunnen haar uit het brandende graf I

| doen komen waarin zij gekluisterd en be- |

- graven zijn; wij kunnen haar de oogen I [ openen voor het licht des paradijzes. Mozes -

- had den moed eenigermate met God te B ï worstelen, om Hem het vonnis te doen in- B

- trekken, dat Hij reeds tegen het volk van -| Israël had uitgesproken, en Mozes had het quot; | geluk van te overwinnen.

| II. -

| Dezelfde Mozes, op het oogenblik dat hij |

| door God werd belast zijn volk naar het |

| beloofde land te leiden, beklaagde zich, |

I omdat God hem geen helper had toegevoegd. |

llllt;ll!(£ll|!lll|||||||||||||||||||||||||| :l||l!|||||||li||||ill||U!|i!l!|||!l||||||HI|||||||||' I lllllllllllllülllllll.lillllllllllllllitllllllllllll

-ocr page 242-

5 — 238 — -

Iiiiiijillliliiiiiiiiiixiixiliiniii ■ I i I'll: I I I uniiiiai I i I I I i I I i ■ i

~ Gij gebiedt dat ik dit volk qdeiden zal [quot;

- en gij geeft mij niet te kennen, tuien -~ gij zenden zuil. (Exod. xxxnr. 1'2.) quot;

Maar God verzekerde hem, dat Hij hem -

quot; zoude versterken met zijne tegenwoordigheid I

I en geleiden door een zuil van vuur en -

~ wolken. En zouden wij gelooven, dat wij aan I

- ons zeiven zullen worden overgelaten in -ü onze heilige onderneming? I

- Neen, dat nooit; de zielen des vagevaurs 'f Z tellen zoovele vrienden in den Hemel, als 1

- er Engelen en Heiligen gevonden worden. -Z Nog meer, elke ziel afzonderlijk heeft haren I | Bewaarengel, hare H.H. Patronen, die er | ~ zeer veel belang in stellen, dat zij spoedig | 1 tot de haven der zaligheid geraken. Is dat i | inderdaad niet het eenige doel van al de I B zorgen welke zij aan haar hebben besteed -

- gedurende haar leven? Daar zij met den . I Heer de rechters zijn over het volk, kunnen | I zij het vonnis niet veranderen, dat van | | hunne beschermelingen eene onvermijdelijke ; | voldoening eischt; zij kunnen ook geene | | nieuwe verdiensten verwerven, om de schul- | | den hunner gunstelingen te voldoen; maar -| welk een ijver wenden zij niet aan, opdat |

-ocr page 243-

— 239 —

lllll!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllli!ll!;;i!ll!|lll!lllllllllllllilllllllllll|llll|llll|l!ll|||||||||l|!l|||||||

wij, dio dit vermogen hebben, ook het verstand, de kracht en de middelen zouden hebben om de zielen ter hulp te komen, door den eeuwigen Rechter die voldoening aan te bieden, welke Hij verwacht om het vonnis in te trekken.

Deze voldoening zullen zij Hem aanbieden en door hunne tusschenkomst ondersteunen. Indien wij de heilige inspraken die wij uit den Hemel ontvangen, volgden, wat zouden wij ijverig zijn om de zielen des vagevuurs te hulp te komen!

III.

Maar wie kan het hart van Maria doorgronden, dat hart waarvan de Heer een voorbeeld gemaakt heeft der teederste, levendigste, zuiverste en heiligste liefde, welke ooit de borst van eenig schepsel kan verwarmen? Hart, dat van God geene andere zending ontving dan die van te beminnen en modelijden te hebben, en aldus zich al de ellenden harer kinderen aan te trekken. Dat hart krimpt in bij de enkele gedachten aan zonde, het zou er de laatste sporen

-ocr page 244-

— 240 —

IJlilltlllli ,|M(MMiPBMMMNMiMNMiNIMNNMMMHVt 1- ■ MMa mill»: la**

| van willen vernietigen. Hoezeer verlangt

-I het hare bevoorrechte kinderen, ik wit

2 zeggen, de zielen des vagevuurs, ontdaan

- te zien van de vlekken en pijnen die do f overblijfselen en de gevolgen zijn hunner f zonden. O, hare teederheid laat niet toe, Z dat zij die ongelukkige zielen uit het oog

- verliest. Neen, volgens de H. Brigitta is I er niet óéne in het vagevuur, waarvan de

- tl. Maagd de pijnen niet verzacht. Indien 1 Maria een moederhart bezit, zij heeft ook

- het hart eener koningin, een grootmoedig I hart, dat den eenigen Zoon heeft geofferd

- voor de verlossing onzer zielen; hart dat I het gevoel zijner macht beïit, en dat er

- bij God overvloedig gebruik van maakt, I ten gunste der ougelukkigen. Weleer, op

- de bruiloft van Cana, verkreeg zij van

1 tiaren Zoon door een enkel woord, dat ^ Hij het uur vervroegde, dat bepaald was _ om een begin te maken met zijne won-

2 derwerken.

Gelooft gij dat zij hare tusschenkomst

; niet verleenen zal om het oogenbhk te

| verhaasten, waarop de geliefde bruiden

quot; van het Lam zullen worden toegelaten tot

iii!ii!if:iiniiiiiiiiii!ii!iii!!i;iiiiii!iiii;iiiiii:!iquot;''i i i i i i i i i i i itiiiiiniüiuiiiniiiiiiiiiii

-ocr page 245-

ï — 241 ^

„iiTai I I r:iii;;:iiiiiiiiiiiiiii,i! iniiiiiniiiiiiiniiiiiiii :i:ii:i;i:ii:iiiii;: i iiiiiiiii:iii:ii:!;:i::iii

I het bruiloftstnaal, en zich zullen verzadigen

- met den wijn derlienielschevertroostingen? I Maria is de hulp der Christenen, de r troosteres der bedroefden, de deur des hemels I de koningin der heiligen, de zachtmoedige

- machtige, voorzichtige Maagd. Alle titels I om haar den goeden uitslag toe te ver-

- trouwen van onze smeekingen, ten gunste : der geloovige zielen! Wordt zij in do Kerk i niet bijzonder vereerd als O. L. V. van | Bijstand.

Maria onderscheidt zeker in het vagevuur

I zielen, die haar dierbaarder zijn dan andere,

- hetzij omdat zij den maagdom en de zuiver-

1 heid hebben bewaard, hetzij omdat zij door

- eene meer teedere liefde aan haar of aan _ haren Zoon waren toegewijd. Wilt gij dat ~ zij belang stelle in de zielen die u dierbaar

- zijn? Stel dan op uwe beurt belang in do

2 zielen, welke zij het meest bemint, en offer

- heden overvloedige gebeden op voor de ^ bevoorrechte zielen van Maria, welker spoe-

- dige verlossing zij zoo vurig verlangt.

quot; Terwijl gij haar deze zwakke hulde brengt,

- moet gij haar bidden, uwe ziel onder hare ? bijzondere bescherming te willen nemen,

1 I I I I I I I I I I l!!!;i:i!il!i:'lliii|!:!l|lii;il!!ll!li:ll!!!ll!lil!lllllllllllllinilllllllliilllllll

-ocr page 246-

I _ 242 —

iiiiiiiiliiiinillliiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiüiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii: I i i ■ i i:iiiiiiiiiiii:i|j|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

1 als ook do zielen uwer ouders, MoedvenvanttiU

| en vrienden, zoo levende, als overledene,

| en vooral de zielen dergenen die van u

| afhangen; opdat er niet eene enkele ontbreke

| aan de kroon der H. Maagd in den Hemel.

| Welk een troost voor ons bij het verlaten

| dozer wereld, daar onze bloedverwanten,

- die ons zijn voorgegaan, weder vereenigd I te vinden, en er vervolgens, onder geleide i van Maria en der Heiligen, diegenen te zien I aankomen, die wij op de wereld zullen

- hebben achtergelaten.

I GEESTELIJKE RUIKER. Ik ben de Moeder

- van hen, die in de plaats der zuivering zijn. Mijne | gebeden verzachten de straffen, die hun voor hunne quot; misslagen zijn opgelegd.

| Maria tot de H. Brigitta.

I yoorbcflb.

| Te Otranto, eeue stad in Italië, had eene dame

■■ van hooge geboorte een prediker gehoord van de

quot; orde der Carrnelieten, die aan zijne toehoorders

quot;2 verzekerde, dat elk christen, die het scapulier in

- de vcreischte gesteltenis draagt en de gemakkelijke

- verplichtingen er van nakomt, op zijnen weg naar quot; de eeuwigheid de Hemelsche Moeder zal ontmoeten, ^ en dat zij hem den eerstkomenden Zaterdag uit

'■ ■ gt; i. i i' iüiiii; i ii r.i i i i i i r iiüii i itiüüüii

-ocr page 247-

— 243 —

I I I I I I I I I ii i I I I I I I I ii I ii I I I I

het vagovimr zal verlossen, om lieni met zich naar de hemelschc glorie te voeren. — Deze dame liet zich nu inschrijven, en zij vroeg in haar gebed aan Maria haar te laten sterven op eenen Zaterdag, ten einde on middel ijk uit de vlammen des vagevuurs bevrijd te worden. Gelijk zij het verlangde, gebeurde het ook, zij stierf op eenen Zaterdag. Terwijl nu hare dochter, die zeer bedroefd was eene zoo goede moeder verloren te hebben, eens bad voor de rust barer ziel, ontving zij een bezoek van een groot dienaar Gods, een buitengewoon man, door de genade, waarmede God hem overlaadde en door zijne wonderlijke veropenbaringen. Godvruchtig kind, zeide hij haar, houd op met weenen. want ik verzeker u, heden, op dezen Zaterdag, heeft zij, die gij zoo bemint, dank aan Maria, het vagevuur verlaten en is opgenomen onder de uitverkorenen.

*

iiliiiil!£j!!lllii]iliitiiiii!iiiiii;iii|-)tiiiiii mill r.Jüiii:. i !J.;!ii.:;ii;;;iiiiiii i::i;i::::i i iI ::.i.::i. I J . jii

-ocr page 248-

lüacn (it rniiiirhtr.rr Dnji»

Het medolijden met de zielen des Vagevuurs is een troost in dit leven maar vooral in den dood.

I.

eschouw eens met de oogen des geloofs een Christen, die veel medelijden toont met de geloovige zielen. Niet alleen de armen eener stad of van een koninkrijk ondervinden de weldadige gevolgen van dat medelijden; dat zou het geval zijn met lichamelijke aalmoezen ; maar nu heelt een onnoemelijk getal zielen daar belang bij, namelijk voor eerst de zielen des vagevuurs en verder al die zielen die in don hemel door de banden

-ocr page 249-

der liefde met haar verbonden zijn. De H. Patronen dier lijdende zielen en hare Bewaarengelen zien met welgevallen en liefde neer op dien Christen; en waarom? Omdat hi] hen in staat stelt een genoegen te smaken, waarnaar zij vurig verlangen, namelijk die zielen te zien opnemen in hun gelukzalig gezelschap; zij beschouwen ze reeds als hunne medeburgers, maar die nog buiten hot Paradijs gesloten zijn. Ja zelfs God, die deze zielen niet straft uit haat, maar uit rechtvaardigheid. Hij acht zich in zekere mate verplicht jegens dengenen, die Hem ontlast van de verplichting die Hem dwong, zijne dierbare kinderen te straffen

Verbeeld u dan, wat overvloed van genade en hulp die christen van God zal bekomen, alsook van die menigte voarsprekers en beschermers! In wat lichamelijken of geestelijken nood hij zich ook bevinde, dat hij zich gerustelijk verlate op de liefderijke bezorgdheid, die zij hem zullen betoonen uit dankbaarheid voor den ijver, die hij voor hunne belangen aan den dag legt.

-ocr page 250-

II.

Maar beschouw die Christen vooral in den dood. Toen de liefdevolle Tabitha gestorven was, (1) konden de arme weduwen, die zij zoo gaarne hielp, zelve haar niet tot het loven terug roepen. Wat deden ze dan? Zij verdrongen zicli rondom den H. Petrus, toonden hem al weenende de kleederen, die de overledene haar gegeven had, en zij verkregen, dat Petrus hare weldoenster in 't loven terug riep. Veronderstel nu eens dat door de gebeden van een godvruchtig geloovige eenige zielen uit het vagevuur verlost worden; wat zullen ze niet doen om haar bevrijder, die ze bekleed heeft met het kleed der glorie, deelgenoot te maken van haar geluk. Zij hoerschen voortaan met Christus; zij deelen in zijne koninklijke macht; dat is een van hare voorrechten. Zullen zij nu van die macht geen gebruik maken, om in dat hachelijk oogenblik van den dood haar weldoener te

(i) Act. Ap. IX. 36.

-ocr page 251-

i _ 247 _ I

S ~

t a

~ hulp te komen? Zullen zij hem niet trachten ;

- te behoeden voor de eeuwige straffen quot;niet | I alleen, maar ook voor die des vagevuurs, i

- waarvan zij al het hevige ondervonden -| hebben? Zij ook zullen zeggen wat de I i jonge Tobias tot zijn vader zeide: Wat -~ zullen wij geven aan hem, die ons voor |

- zooveel kwaad behoed en in het bezit ge- -I steld heeft van zoo groote goederen? O I | eeuwige Vader, geef hem dan ten minste -I de volharding ten einde toe, geef hem al- I

- geheele kwijtschelding zijner zonden, ja, 1 5 geef hem al de hulp die hij in het laatste Z | oogenblik noodig heeft; opdat hij door een quot; y spoedig en glorierijk intreden in den hemel I i beloond worde, omdat hij ons den weg ten quot; I hemel gebaand heeft.quot; I

I III. I

Beschouw eindelijk dien Christen in de -

~ hemelsche glorie. In ieder koor van Enge- quot;

- len, in iedere rij van gelukzaligen vindt hij -| zielen, die hem danken; hij wordt verwei- quot;

- komd en geprezen als een held der liefde, -Z en in triomf wordt hij gebracht tot voor ;

-ocr page 252-

1 — -248 —

lllll|lllllllNI!llllllllllll!IIIIIHIIIIIi:illllllllllli|linillllllllllll I III I I I i rillJ IliNlllllllllllllllllINt:

2 den troon van God. Van zijn kant regelt 1 Godquot; altijd de belooning naar de verdienste, |

ï en dus verre van die ziel te berooven van 1

1 die verdienste zoo edelmoedig aan do lijdende -

I zielen afgestaan, geeft Hij daar liet hon- I

- derdvoudige voor weder. Want met de -I geestelijke goederen gaat het niet als met I

- de stoffelijke goederen dezer aarde. Deze -Z geeft men weg, maar daardoor vermindert ~ 1 men ze; maar als men zijne geestelijke -| goederen aan anderen mededeelt, vermeer- Z ' dert men ze steeds, 't Is daarmede als met -I eene brandende kaars, waarmede men eene I

- andere aansteekt zonder dat ze iets van -. haar licht verliest. Vrees dus niet u zei ven I i- te verarmen, als gij uwe goede werken -

- opoffert voor de zielen des vagevuurs. Zij I quot; worden er door geholpen, en wij verdubbelen quot;

- onze verdienste, omdat onze werken juist -; door die toepassing in waarde stijgen, en quot;

- dikwijls is de daad van liefde, waarmede I ~ wij een of ander werk opofferen, voor God quot;

- meer waard dan hot goed werk zelf. I ^ Oordeel nu welk de eeuwige glorie en ^

- rijkdom zal zijn van een Christen die zich -~ zulke vrienden verschaft heeft in de eeuwige quot;

iiiljFviiiiiiniii iiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiii::!.i -ü'jhM;;-1:.: i iniii i'niiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH'iüiiiüj!1!!

-ocr page 253-

* — 249 — i

ifiiiiiiiiiiiiiiii!:iii:iiiiiiiiii-il:i;;i:!;!li!!i; i • -i:: :iquot; i i i. i iiiiiüüiüiiiüiiiiiiiiiiiiiniiiiKiiigiiinKt

I woontenten, ön ^ijno scliatten heeft opgelegd, |

- daar waar dieven ze niet stelen en de mot ï | ze niet verteert. Als hij reeds gelukkig is, |

- «die kon zondigen maar het niet deed,quot; -I wat zal het dan zijn met hem die zijn 1

- leven doorbracht, zich ontfermend over de | I armen die aan God het dierbaarst zijn, |

- over zielen die het volmaakste beeld van -i Jezus Christus in zich dragen? |

't Is een vroom geloof onder de Christenen, -

| dat in dit leven en bij den dood vele ge- I

§ naden worden gegeven door tusschenkomst -

! der zielen voor welke wij bidden. Ook vele I

| H. Leeraren zijn van dat gevoelen, zoo b.v. -

~ de Kardinaal Bellarminus. (de Purg. 1. _

| ir. c. 15) Inderdaad, niets is natuurlijker, quot;

| dan dat God de beden verhoort, welke die -

| zielen storten voor hare weldoeners. En |

1 ontegenzeggelijk waar is het, dat ze, eenmaal I

| in den hemel toegelaten, daar eene getrouwe |

| en machtige voorspraak zijn voor hen, die -

| ze hielpen. |

i Bezorg dan dat kostbare voordeel aan |

| uwe ziel en draag vandaag uwe gebeden 2

| en goede werken op voor die zielen, die |

i het meest hare verlossing nabij zijn. Al |

-ocr page 254-

i:r I l:':.i:::[|!:i:li:!:li:ilillillllllililllii!il:i::iii['i!,!lt;i i i i liliili i iliNiLciliiiiliioliwlllllllilillllli i

Z zoudt gij hare verlossing ook maar één ~

- oogenblik bespoedigen, daardoor reeds hebt -I gij een recht verkregen op hare bescherming I

- en op de dankbaarheid van al hare vrien- -I den in den Hemel. Zie wat ge kunt koopen, I

- en wanneer en hoe en tot weikon prijs. -I (S. Aug. enarr. in Ps. cu.) Wat kunt Z

- ge koopen? Het bezit van 't Paradijs voor -I die zielen. En waarmede? Met eenige I

- goede werken. En in welke omstandighe- -I den ? Op een tijd dat wij er zelf nog het I ^ meeste belang bi] hebben door goede werken -

- onze zaligheid te verzekeren en onze ver- i

- diensten te vermeerderen. Jezus Christus quot;

- heeft ons gezegd: Die een rechtvaardige 3 | opneemt in naam van een rechtvaardige, I

- zal ook het loon van een rechtvaardige | ■ ontvangen. (Matth. x.) Dus, die eene 3 | ziel in het Paradijs binnenvoer zal deel | 1 hebben aan het geluk dier ziel, afgezien |

1 nog van de bijzondere glorie, die hij door |

2 zijne goede werken verdiend heeft.

- Bereken dan eens de vermeerdering van -Z glorie die een geloovige zal verwerven als |

- hij verscheidene zielen des vagevuurs of -| eene meer heilige ziel zal verlost hebben. 1

-ocr page 255-

— 251 -

Hoe waar zal het dan zijn: »den naaste | gegeven, is Gode geleend.quot;

GEESTELIJKE RUIKER. Opdat gij wetet, f

hoe aangenaam mij uwe liefde jegens de zielen |

des vagevnurs was, scheld ik u alle straffen, die i

u nog wachten, zonder uitzondering kwijt. quot;

Woorden van O. H. J, Chr. tot de H. Gertrudis. |

llootiwlb. |

Do H. Gertrudis had de aflaten, welke zij elkeu i

dag van haar leven verdiende, aan de lijdende i

zielen toegevoegd. Op haar doodsbed uitgestrekt, quot;

werd zij lastig gevallen door hekoriujien van den ~

duivel, die haar zocht wijs te maken, dat zij zooveel -

zielen uit het vagevuur had verlost, juist om nu -

zelve hare plaats in te nemen, en nog meer te r

lijden dan zij hadden verduurd. Terwijl zij aan I

deze bekoring ten prooi was, zag zij onzen Heer, -

haar Goddelijkeu Bruidegom, verschijnen, die tot quot; haar sprak: „Wat toch Gertrudis, is de reden van

uwe droefheid?quot; Zij antwoordde: „Heer, ik bedroef _

mij, omdat ik mij op het punt zie van te sterven -

zonder een enkel goed werk, dat kan voldoen quot;

voor de bcleedigingcu, die ik TJ heb aangedaan.quot; ~

Toen troostte de Heer haar en zeide glimlachende: i

„Mijne dochter. Gertrudis, opdat gij zoudt weten i

hoe aangenaam mij uwe liefde en godsvrucht jegens quot;

de geloovige zielen was, scheld ik u op dit oogen- 2

ililliii!liiiilii:.i!:i;iiilii:iiilllllli;iii:.iil!iiiliilli: 1 i i 4 j... 1 1 111

-ocr page 256-

— 252 —

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiniiiiiiiiiiciiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

quot; blik alle straffen, die u nog wachten, zonder eenige

| uitzondering kwijt. Bovendien wil Ik, die beloofd

i heb hen, die door mijne liefde bezield zijn, hon-

| derdvondig te vergelden, u beloonen en den graad

| van glorie verhoogen, die u hierboven wacht. Al

1 de zielen, die gij verlost hebt, zullen op mijn bevel

i komen om u te midden van haar gezang in het

1 hemelsehe Jeruzalem binnen te leiden.quot; De heilige

i gaf eenige oogenblikken later vol gerustheid en

i vreugde den geest.

llllltn^illlHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllili'i:!; ):!!! I I I HIliHIIIIIIKIIIIinilülilllllllllllliHljlllllilll

-ocr page 257-

I — 253 — I

I Laatste oogslag op het Vagevuur en op ons zeiven. — Besluit.

I.

) laat sen wij ons vandaag een laatste |

maal aan den rand van dien duis- |

teren afgrond waar geen aardsche 1

of hemelsche lichtstraal doordringt. Plaat- |

sen wij er ons met de gevoelens van koning I

Darius, toen hij bij den leeuwenkuil Daniöl quot;

kwam beweenen. dien hij niet had kannen -

onttrekken aan de woede zijner vijanden. |

Onderzoeken wij thans, hoe wij in het -

verledene en bijzonder gedurende deze maand quot;

de zaak der geloovige zielen, die ons was -

toevertrouwd, behartigden. Behooren wij |

lillllll^:l!lilllllll!lllllllllllll|llil|llllllllllllllllllllllll|lllllllll||||||llll|llll|llll||||||IIII|||||)llll|i;il|4l||f|||I||||||||||||||||||I||||||II

ém

-ocr page 258-

iiiiiiiijliilliiiiiiiilililliiiiliiiiliiiiliniliiilliliil ill: I iiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiii:iii!iiiiiiiiiiiiliiiiiiiiilii iiiiiiliililipllllii

I wellicht tot die christenen, tegenwoordig i

I helaas! zoo talrijk, die om de zieken niet |

I te verschrikken, tot het laatste ougenblik |

| uitstellen van hen te waarschuwen, dat zij |

| aan hunne ziel behooren te denken en de |

| laatste HH. Sacramenten moeten ontvangen? |

1 Het is eene wreede liefde hen aldus in hun |

- hachelijken toestand van zulk een groote | ï . hulp te berooven, van een zoo krachtdadig | i middel om zich van hunne zonden en schul- | I den te zuiveren, om hunne smarten met | ï gelatenheid te dragen en zich heilig te | I bereiden tot het groote offer des doods. | 1 Liefdeloos is het, onze zieke verwanten met g

0 eene iidele hoop op genezing te vleien. _

- Daardoor zijn wij oorzaak, dat zij uit deze ~

1 wereld scheiden en voor den eeuwigen T

1 Eechter verschijnen, óf slecht voorbereid, |

- óf ten minste met meer schulden en minder -

2 verdiensten. Wel zware verantwoording |

- weegt op ons tegenover die zielen, indien | | wij aldus door menschelijke beweegredenen |

- een harer bedrogen hebben. — Wellicht | 5 dachten we daarna zelfs weinig aan haar, 2

- en na aldus medegewerkt te hebben tot | | haar lijden, gaven we ons weinig of geene |

iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii :i!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiii:i;i:!iiiiiiiiiiiii!iiii!iiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiti!;iii^jiii!i:i

-ocr page 259-

moeite om ze daaruit te verlossen. Toen Darius vernam, dat Daniël nog leefde, was hij vol vreugde; aanstonds liet hij hem bevrijden, erkende de groote macht en goedheid van den God van Israël en veroordeelde Daniels vijanden om in den leeuwenkuil te worden geworpen. — Danken wij God, dat Hij ons den tijd nog verleent om onze vroegere verzuimenissen te herstellen. Veroordeelen en verfoeien wij in oprechtheid des harten onze nalatigheden, onze onrechtvaardigheid en onze ongevoeligheid jegens die heilige zielen; maar bepalen wij ons daarbij niet: haasten wij ons, als Darius, ze te herstellen, door de zaak der geloovige zielen trouw te behartigen tot het einde van ons leven.

II.

Werpen we thans een blik op onze eigene behoeftige ziel en zeggen we met innige overtuiging tot ons zeiven : Dit treurig verblijf waar zoovele zielen zich ophouden, die heiliger zijn dan ik, zal ook mij tot strafplaats verstrekken, wanneer ik ineen.

-ocr page 260-

dat het mij genoog is, als ik slechts zalig word. Ja, dat lot wacht mij als ik alleen de doodzonden wil vermijden, en mij aan tal van dagelijksche zonden schuldig maak door niet ingetogen te leven, mijne slechte neigingen en fouten te verontschuldigen, mijn lichaam met te veel verschooning te behandelen, in alles mijne voldoening te zoeken, mijne boetvaardigheid te verschuiven, en steeds uit te stellen eene menigte van kleine gebreken te verbeteren Wat heb ik in mijn vorig leven gedaan om het vagevuur te vermijden? Wat heb ik daarentegen niet gedaan om het te verdienen! Hoe dikwijls heb ik mij misschien reeds aan de straf der hel schuldig gemaakt! Helaas, terwijl ik de ijdelheden najaag en alles in mij den trotschen geest der wereld ademt, lijden ontelbare zielen in het vagevuur de hevigste kwelling. Ik denk er niet aan, doch hun lot is mij een waarschuwing, dat ik weldra hetzelfde oordeel, en dezelfde straffen zal ondergaan: Hodie mihi, eras libi! Heden ik, morgen gij. Verwekken wij dan in ons eene levendige vrees voor het vagevuur, en dat het dreigend

-ocr page 261-

I _ 257 — I

1 gevaar van dezelfde pijnen te lijden, ons |

- ontstelle. Zonder eene gansch bijzondere | ] genade zijn zelfs de rechtvaardigen, die tot |

- het einde huns levens in de oefening der i I deugd hebben volhard, er niet aan ontko- 1

- men, want ook zij waren onderworpen aan -H de menschelijke broosheid. Vluchten wij i

- dan met groote zorg de geringste fouten, i l en stellen wij geheel ons vertrouwen op de 1

- Goddelijke barmhartigheid. God zal degene, -I die op Hem hoopt en zijne hulp afsmeekt, I | voor elke zonde en elk gevaar der ziel -I behoeden. Omdat hij op Mij vertrouwd I

' - heeft, zal ik hem redden: roept hij Mij ~

. aan, Ik zal hem verhooren. (Ps. xc. -| 14. 15.)

1 TH. i

- Wij zijn thans het einde der maand % November genaderd, doch dat onze ijver 'r-

- zich niet beperke tot ééne maand van het S | jaar. Eiken dag dalen er zielen neer in | | het vagevuur, eiken dag zijn er zielen ten |

- prooi aan de pijnen dezer zuiveringsplaats, |

2 eiken dag ook vermeerderen onze verdiensten 3

IHIIIllllllllllllllllllllilIHlIlIIIIIIIIIIIIIIIIllllilllllllilillllJIIIIUIIIIHIIIIIillliilllllllllllllllllllllllilllllillllllll'IIIIIIinilll^lllllll

() n

-ocr page 262-

— %8 —

ill I i I I I I I I I I i I I I i i i iii I ii I j I

of onze schulden. Wij Ibehooren dan vol- I

hardend te wezen in onze waakzaamheid i

en onzen ijver, zoowel om deze arme zielen I

te verlossen als om ons zeiven voor do |

straifen des vagevuurs te vrijwaren; te -

meer nog moeten wij de overledenen ge- i

denken, omdat het meerendeel der chris- -

tenen ze buiten deze maand uit het oog |

verliezen. -

Wij treden thans in den H. Adventstijd. |

Welle heilzamer middel om hen te helpen -

en onzen goeden wil te versterken dan het |

Goddelijk Kind aan te roepen en Het te -

smeeken, dat Het zich gewaardige die arme 0

zielen te verlossen, om wille dor pijnlijke g

gevangenschap, waarin Het gedurende ne- I

gen maanden leefde in den schoot zijner -

Moeder. Draag aan Jezus vau dit oogenblik Z

af uw leven met al de smarten uwer laatste -

ziekte en de verschrikkelijke scheiding des Z

doods als een slachtoffer op. Neem den |

dood aan met onderwerping aan. God, ook 2

wat den tijd, de wijze en de omstandig- -

heden betreft tot uitboeting uwer zonden 1

en die van uwen naaste. Smeek Hem met i

aandrang en volharding door de voorspraak Z

I/ ÜMIÜIII! i l!llii:i:::!l!Ilill!!ll!;i:ill I llli!!l!III|l!il|llll|ll!llllilll||||||!ll|||l||||||:ill|IIII|||lt|||ll|inilI!l||III

-ocr page 263-

— 259 —

iliiiiililiiiiliiiiliiiiliiiiiiiHliiiiliiiiiiiiiliiiiiliiiliiiiliBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiii.liiiiila

I van Maria, zijne en uwe Moeder, de genade |

| af, dat gij deze wereld moogt verlaten, -

| voorzien van de laatste HH. Sacramenten Z

i en met de zoete namen van Jezus en Maria -

I in den mond en in het hart. Smeek Hem B

| dat uwe ziel, gezuiverd door boetvaardigheid I

1 en door de toepassing van de schatten der I

| Kerk, in dat beslissend oogenblik zegeprale -

| over de machten der hel en na hare schei- I

- ding onmiddellijk opstijge naar het hemelsch -| Paradijs Ja, zoo zij het! | | Kader vandaag, of, zoo ge dat niet kunt, -| op een anderen dag tot de HH. Sacra- i | menten; en terwijl Jezus als een gevangene -| in uw hart wil verblijven, vernieuw dan I | de opdracht van het weinige, dat gij in -| deze maand voor de geloovige zielen en I I voor u zeiven gedaan hebt Bekrachtig de i

- heldhaftige akte, die in het begin der -

| maand is vermeld en waarvan ge hier- quot; •

- achter een formulier zult vinden.

quot; Leg in het Hart van Jezus en in de quot;

- handen van Mariaal uwe goede voornemens -~ neder en smeek hen, dat zij zich gewaar- ~

- digen ze aan te nemen en te zegenen, en | | u de kracht verleenen om ze te volbrengen. |

-ocr page 264-

- _ 258 —

■ i~i i ■ i ■ i i i i i i i i i i i i i i i i i i i

I of onze schulden. Wij behooren dan vol- Z

- hardend te wezen in onze waakzaamheid 1 3 en onzen ijver, zoowel om deze arme zielen I

- te verlossen als om ons zeiven voor do -Ü straffen des vagevuurs te vriiwaren; te -j meer nog moeten wij de overledenen ge- |

denken, omdat het meerendeel der chris- |

- tenen ze buiten deze maand uit het oog | I verliezen.

Wij treden thans in den H. Adventstijd. |

I Welk heilzamer middel om hen te helpen -

- en onzen goeden wil te versterken dan het | ~ Goddelijk Kind aan te roepen en Het te |

- smeeken, dat Het zich gewaardige die arme ~ I zielen te verlossen, om wille dor pijnlijke B

- gevangenschap, waarin Het gedurende ne- I I gen maanden leefde in den schoot zijner -quot; Moeder. Draag aan Jezus van dit oogenblik quot; | af uw leven met al de smarten uwer laatste -S ziekte en de verschrikkelijke scheiding des I | doods als een slachtoffer op. Neem den i | dood aan met onderwerping aan. God, ook | | wat den tijd, de wijze en de omstandig- 1 ■ heden betreft tot uitboeting uwer zonden I | en die van uwen naaste. Smeek Hem met -I aandrang en volharding door do voorspraak I

-ocr page 265-

I _ 259 - -

1 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiBiiiiiBiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiLriiiiin,

I van Maria, zijne en uwe Moeder, de genade 2

- af, dat gij deze wereld moogt verlaten, -| voorzien van de laatste HH. Sacramenten Iquot; | en met de zoete namen van Jezus en Maria H | in den mond en in het hart. Smeek Hem I

- dat uwe ziel, gezuiverd door boetvaardigheid -| en door de toepassing van de schatten der I I Kerk, in dat beslissend oogenblik zegeprale -| over de machten der hel en na hare schei- Z | ding onmiddellijk opstrjge naar het hemelsch -| Paradijs Ja, zoo zij het! I 1 Nader vandaag, of, zoo ge dat niet kunt, | | op een anderen dag tot de HH. Sacra- I j menten; en terwijl Jezus als een gevangene -| in uw hart wil verblijven, vernieuw dan I | de opdracht van het weinige, dat gij in -| deze maand voor de geloovige zielen en Z 1 voor u zeiven gedaan hebt Bekrachtig de i _ heldhaftige akte, die in het begin der -3 maand is vermeld en waarvan ge hier- [ • I achter een formulier zult vinden.

~ Leg in het Hart van Jezus en in de quot;

- handen van Maria al uwe goede voornemens -^ neder en smeek hen, dat zii zich gewaar- quot;

- digen ze aan te nemen en te zegenen, en -^ u de kracht verleenen om ze te volbrengen. S

-ocr page 266-

— 260 — '

| Bid hun met vuur de gunst af, van niet quot;

| alleen verlichting te brengen aan die heilige |

| zielen, maar er ten minste eéne te verlos- |

| sen. Hoe gelukkig zoudt ge zijn, indien |

| Jezus, die rijk is in ontferming, in zijne |

- oneindige wijsheid en goedheid u de gunst -1 verleende er zelfs meer temogen bevrijden. | | Nog gelukkiger zoudt gij wezen, indien | | Hij in u geheel uw leven eene vurige i I liefde tot die arme zielen onderhield. O, | | waarom zoudt gfl niet zoo edelmoedig zijn, I | Hem te vragen, dat Hij u naar zijn goed- | | vinden eenige kwelling, droefheid of ziekte | | overzond, ter atboeting van de straffen, | | welke een dier zielen moet ondergaan? I | Zoo was Mozes bereid, den dood te lijden | | voor het behoud van het volk van Israël. I | Zoo leed en stierf Jezus voor ons. Welke I | verdiensten zoudt ge verwerven door die | quot; smarten, niet naar uwe keuze maar vol- B | gens den wil van God, uit zuivere liefde | | verduurd. Welk een voordeel zou er uit |

- voortvloeien voor de zielen. Vrees niet, dat -| God u eene kwelling boven uwe krachten ? B zal overzenden. Indien Hij uw gebed ver- | ' hoort, zal Hij er ook de genade aan ;

lipi|lllJigt;;|llli|IIII|!!l1|l|l||[||||l!ll|!|l|||||||||l|||||||!!|||ll|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||i:il|ll|||ll|||l!ll|||H||l||||i|||ii||i»

-ocr page 267-

— 261 —

I iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiüiriiiiii

toevoegen, zoodat gij ze met voordeel dragen zult.

Eindelijk, neem u voor de godsvrucht jegens de lijdende zielen in uw hart te onderhouden en meer en meer aan te kweeken, en van uwen kant niets te verzuimen om het vagevuur te ontgaan, en al degenen er voor te behoeden, op wie gij eenigen invloed hebt. Neem u daarom voor u dit wekelijks te herinneren en nog meer bijzonder eens per maand. Wij laten hier eenige korte oeleningen volgen om uwe godsvrucht te steunen.

laat, als ge kunt, van daag eene Mis lezen ter intentie van de geloovige zielen, woon ten minste het H. Sacrificie bij, en bid een rozenhoedje voor hare lafenis.

GEESTELIJKE RUIKER. Hij, die zich in .

■- het tegenwoordige leven van zijne fouten zuivert, ï.

- voldoet met een stuiver eene schuld van duizend ~

quot; dukaten. H. Catharina van Senen. quot;■

: Jjoorlicclb. ;

quot; De eerwaardige maagd Angela Tolomei, zuster §lt;

| van deu gelukzalige J. B. Tolomei, was gevaarlijk i

IlliUiri'l.-'I l!lll|lllllllll|llll|llll|llll|l!ll|l!ll|llll|nil|lili|II!'|l' IIIII|llll|i!ll|l!!'|!t' | Nlllllllllll I l'Klivl-J ill ',

-ocr page 268-

— 262 —

y ziek geworden. Zij smeekte den Heer haar leven quot;

| te verlengen opdat zij zoude kunnen voldoen voor [;

- liare fouten, en zoo de verschrikkelijke pijnigingen -

i van het vagevuur vermijden. Haar broeder vroeg H

^ voor haar dezelfde genade; maar God verhoorde

_ zijne smeekingen niet, en' zij stierf. — Terwijl _

^ men haar lichaam ter aarde bestelde, beval de -

| gelukzalige Jean Baptist, door eene ingeving van ~

| boven, dat zij in naam van Jezus Chr. de scha du we ~

i des doods zoude verlaten en weder herleven. O, y

§ wonder! op hetzelfde oogenblik, beweegt zich het H

i lichaam, het hoofd heft zich op, de doode verrijst. |

| Zij wist waarom de Hemel aan haar zulk een wonder i

| had gewrocht. Zij had ook geen andere zorg dan |

| boetvaardigheid te doen. |

De boetgordels, de kastijdingen, het nachtwaken, |

| het strengste vasten schenen haar niets in verge- |

| lijking met hetgeen zij had gezien. quot;Wanneer men -

i haar zeide, dat zij veel te streng jegens zich zelve -

| was, antwoordde zij: „Ach! wat is dit alles in i

| vergelijking met de straffen, die ons in het andere i

leven wachten, voor de onvolmaaktheden, die men

~ zich hierbeneden zoo gemakkelijk veroorlooft. Kon -

H ik honderdmaal meer doen!quot; En zij ging voort ^

„ met hare boetplegingen. Eindelijk, gelijk aan het _

| goud, dat gezuiverd is door het vuur, werd zij ^

quot; opnieuw geroepen door den eeuwigen Rechter tot 't-

| de plaats der eeuwige rust, waarheen zij, men quot;

y mag het vrij gelooven, opvloog zonder eene nieuwe -

| zuivering te ondergaan. -

11 rr i i i i i i i i i i i i i i i I I l i i iiiiiiiiiiiiiiiii!i:i:!iiiiiiiilt;!j;iüi

. I i

-ocr page 269-

VERZAMELING

I godvruchtige oefeningen tot veriiohting der geloovige zielen.

t L

_ Hoe men in den loop van het jaar zijne godsvrucht voor de geloovige zielen kan onderhouden

i. en vernieuwen.

j

| ^(ff^odvruchtige personen zijn gewoon 1

| bij voorkeur den Maandag van iedere 2

V week te wijden aan de gedachtenis quot;

| der geloovige zielen. Zorg daarom op dien I

| dag of op een anderen, wekelijks eenig goed ~

- werk te doen, bijv. eenig gebed of eene 1

| versterving ten gunste dier lijdende zielen. quot;

-ocr page 270-

— 204 —

iiiiiiiiïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiniii i.i hi

I Neem iedere maand een bepaalden ~

- dag, om meer ernstig aan 't vagevuur te -I denken. |

Wat gij in die dagen te doen hebt, laat -

I zich tot drie punten terug brengen: lc |

- Eoep in uwen geest terug de waarheden | ü aangaande het vagevuur. 2® Onderzoek, I B wat gij gedaan hebt en nog doet, om j | volgens uwe voornemens te werken aan de | i bevrijding dier zielen, en om zelf aan 't -| vagevuur te ontkomen. 3e Vernieuw uwe | | voornemens met meer vurigheid en voer ze 9 | in het vervolg getrouwer uit; herstel ein- |

- delijk op staanden voet uwe nalatigheden, | | en doe in den loop van den dag eenige I | bijzondere goede werken.

| Daarvoor kunt gij aandachtig eenige der i

quot; voorafgaande overwegingen lezen, of doe -

| eene goede lezing in een boek over 't .

vagevuur, of over 't oordeel Gods, over do ~

| doodzonde of dagelij ksche zonde, over de |

| noodzakelijkheid der boetvaardigheid of 8

| andere dergelijke stoffen |

| Maar pas vooral sommige punten goed |

| op u zeiven en op de zielen des vagevuurs |

| toe, en tracht steeds beter en beter te be- ;

uiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir'ii: i jiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

-ocr page 271-

— 265 — I

lllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllNllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIllIlllllliilIiililtiiiliiiiiiniiiiiiiiiiiifiimiii

I grijpen met welke strengheid God de zonde | | straft, waar hij ze ook aantreffe.

| Ook kunt gij tot stof van uwe overwe- 1

| ging nemen een der punten, die aanstonds -| zullen worden opgegeven.

i Nader dien dag of daags daarna tot de -

I HH. Sacramenten, of doe minstens eene I

- geestelijke Communie; gij kunt die in alle -I omstandigheden doen, want daar wordt niets |

- anders toe gevorderd dan eene goede akte B | van berouw en een vurig verlangen Jezus I

- Christus in de H. Communie te ontvangen -

- Sluit deze kleine oefening met een gebed I ^ voor de overledenen. Kies er bij voorkeur -

- een, waaraan aflaat verbonden is. Later Z ; zal er eene verzameling van gegeven worden. -

Draag vervolgens al uwe goede werken I

~ van dien dag en van die maand op ten quot;

- voordeele der overledenen. Vernieuw de I ~ heldhaftige akte waarvan reeds gesproken quot;

- is, en maak ten slotte de meening om eene -| goede daad te verrichten voor u, voor uwe quot;

- dierbaren, in één woord, voor alle geloovige -' zielen.

i i in: l li ill i i i i i iii i l i i i i i i i i i i i i i r m

-ocr page 272-

- 2G6 - -

iiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiliiiiliiiiiiiiilüiiiiiiiii ii:iiilliillill!liiiiliilllliiiiiiiiii»iiiiiiliiiiliiiiliiiiliriilifiiiiii

li. |

Overwegingen voor de maanden van het jaar. |

I. Het is een punt des geloofs, dat er -

een vagevuur is. Het vagevuur is geen |

plaats van rust gelijk het vooryeborgte der |

hel, waar de H.H. Oudvaders de komst |

van den Messias verbeidden; maar 't is |

een plaats van lijden. Het is geen ijdol |

schrikbeeld, maar een wezenlijke straf der -

strenge rechtvaardigheid Gods, ja eene |

straf, die in zekeren ziu beantwoordt aan |

den oneindigen haat, dien God de zonde I

toedraagt. |

Zeg bij u zeiven: Ik geniet hier alle -

soorten van vertroostingen, ik verlang er g

nog meer; en daar, daar zijn zielen die -

zuchten in de pijnigingen. Ik ben omringd ^

van genoegens, zij \an vlammen; Maria -

en de heiligen zijn vervuld van medelijden, quot;

en ik, nauwelijks denk ik aan die zielen. -

En toch, zijn zij wel schuldiger dan ik? ~ Heb ik God niet beleedigd? Zal ik mis- -schien eenmaal nog niet veel dieper in die I

-ocr page 273-

I _ 207 - -

i • iiiiiiiüni i i ■•'npiiüiiüüiiiiii': i i i.'hiüiiiiüühiiii: r; i jii^i n

I vreeselijke vlammen begraven worden ? In ï

- multis offendimus omnes, wij allen -I misdoen in vele zakm!

: 11. 't Is een punt van ons geloof, dat -. de dagelijksche zonde op zich zelf be- I

- schouwd, een groot kwaad is, grooter dan ï

- eenig kwaad, dan eenige ramp, die aan | een schepsel kan overkomen. Men noemt |

_ ze slechts licht in vergelijking met de dood- »

- zonde. Daar volgt uit,dat men de straffen des 1 . vagevuurs ook maar licht kan noemen in i

- vergelijking met die der hel, want die des -. vagevuurs zijn evenredig aan de dagelijk- Z Z sche zonde, en voor deze zijn zij geschapen. -

- Ook de kleinste dagelijksche zonde zou Z ~ eene betrekkelijk zware straf verdienen. ~

- Wat dan te zeggen van zoovele duizenden Z | zonden, die wel is waar klein zijn, maar -| bedreven worden met opzet en boosheid, of Z | uit eene slechte gewoonte en een hardnek- ~

- kig verwaarloozen der verbetering, of door Z | niet te waken op onze gedachten, woorden quot;

- werken en verzuimenissen, of door ons -Z zeiven geen geweld aan te doen, zonder |

- welk men het rijk Gods niet binnengaat, i g zooals onze Heer het zelf zegt!

i i l i ri l l i i i i i i ii

-ocr page 274-

I — 268 —

iiiiiiiiïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiNiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i' i

- III. Onderzoeken wij eens ernstig hoe | quot; wij gewoon zijn ook onze dagelijksche zon- j ] den te biechten. Wij zijn zekerlijk niet |

- verplicht deze te biechten, maar daar is -^ geen middel, dat ze zekerder vergeeft. Zijn I

- wij ook wezenlijk over onze kleinste onge- i Z regelde neigingen en hare oorzaken be- | 3 droefd? Kunnen wij, als wij een akte van -I berouw bidden, ook met waarheid zeggen, | 3 dat wij oprecht al onze fouten, ook de | i geringste verfoeien en vast besloten zijn |

- er ons van te beteren? Ach! bedenken i I wij het wel: al die fouten tot welke het I

- berouw zich niet uitstrekt, blijven in de | I ziel ook na de H. Absolutie, want deze j

- heeft geen kracht als er geen berouw en quot; i goed voornemen is.

| De fouten ontgaan ons oog wel en schij- r

| nen verborgen op den bodem der ziel, maar |

| door de vlammen des vagevuurs zullen ze ^

ü te voorschijn komen, en dan zullen ze onze |

^ pijnigingen uitmaken. |

y Maar bedenken wij ook, dat het goede |

B voornemen niet bestaat in met den mond |

| te zeggen: Ik zou wel willen, ik zal dit i

[ of dat doen, maar in het aanstonds ten S

-ocr page 275-

— 269 —

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiïtiliiiiïïiiiiiiii

I uitvoer te brengen. — Hoe maakt gij uwe quot;

. - goede voornemens, en hoe voert gij ze uit? -

k IV. 't Is een punt van ons geloof, dat 1

- de doodzonde de hel verdient. De hel is -Z een verzamelplaats van straffen, die eeuwig I | zijn, wat haar duur betreft, en ook wat -I hare grootte en hevigheid aangaat, ten I | minste in zooverre een schepsel daar vat- -I baar voor is. |

Als God de doodzonde vergeeft, dan ver- -

| andert Hij eene eeuwige straf in eene tij- I

- delijke; maar zelfs al zou die tijdelijke straf, -. de wanhoop uitgezonderd, gelijk zijn aan I | de straf der hel, en dat leeren inderdaad -

- sommige Godgeleerden; al zou zij jaren en 2 | eeuwen duren, dan nog zou God ons eene | | oneindige weldaad doen, met ons op die | | voorwaarde die verandering van straften | | toe te staan. i | Wat er ook van deze meening zij, zeker | | is het, dat hij die zich aan ééne enkele | ] doodzonde heeft schuldig gemaakt, en daar- | | voor niet volledig bij God voldoening geeft, I | zich op een schrikkelijk vagevuur moet ]

- verwachten. Wat zegt uw geweten? Welke -I boetvaardigheid hebt gij tot nu toe gedaan ? 1

MiiiigiiiiiniiiiiliiiiiiiiiliiiilliiiliiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiii

-ocr page 276-

= _ 270 — ^

ill iM.llllllillllllllllliiliKüllllllIiil'M'quot;r i:'r:i: :■: i'1'!' l i ivii': ■ I ■ I 'i:: 11 i 11

~ V. Stel u levendig voor oogon het vage- |

- vuur van een hoovaardige. Met wat ijdel | quot; zelfbehagen beschouwde hij zich zeiven! |

- Wat vleiers omringden hem! Welk eene | quot; heerschzucht! Welk een gestoordheid over |

- de minste beleedigingen of onoplettendhe- j H den! En nu in het vagevuur te moeten |

- liggen, van alles beroofd, beschaamd, ge- | Z dwongen het vreeselijk jmea culpa, door |

- mijne schuld,quot; te moeten zeggen, omringd | I te zijn van pijnen die hij zich dwaselijk |

- op den hals gehaald heeft, toen hij hier | I op aarde eene godsdienstleer naar eigen |

- keuze er op na hield, en zich overgaf aan -I de ijdelheden der wereld; toen hij verwaar- |

- loosde te zorgen voor de eeuwigheid, en i I zich zeiven in tijds te onderzoeken ! Hier .

- zoo aanmatigend, zoo licht geraakt bij de -' minste opmerking, zoo rijk in verontschul- |

- digingen om zijne fouten te bedekken, zoo | I vermetel in het uitstellen der boetvaardig- -

- heid en het rekenen op de goedheid Gods |

1 in 't laatste oogenbük. Maar in het vagevuur 1

2 gaan de oogen open! En, helaas! wat ver- |

- nedering is nu zijn deel.

| Gij kunt u het vagevuur voorstellen als |

liiiiiiriiiiiir r'iiiiii: i mill i i 1:1111:1:111; 1 1 ii:iiii:iiiinniiiiiiiiiiiii;iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iiiiiii

-ocr page 277-

1 — 271 — S

m _

iiliiiiin;iiliiiiliiiililiiliiiillllilillillllililliliiiililiiliiiiliiiilii;;i!i:iliiiiliiiiliiiil!iiilliiiliiiiliiiil!i!il!iiilii!iliiilliliiliililiTriiiiil

| iets dat lijnrecht in strijd is, met datgene, |

| wat hier op aarde verleidt en aantrekt, en |

| dat gij met ongeregelde neiging zjekt. |

S God straft in het bijzonder den hoovaar- |

| dige m.'t vernedering en schande. |

| VI. Beschouw eens het vagevuur van I

~ een zinnelijk mensch. Wat zal hij niet te |

| lijden hebben na zoovele gedachten en |

| woorden en handelingen, die in deze stof I

| gewoonlijk doodzonden zijn, en, omdat -

| men er zich gemakkelijk een gewoonte van I

| maakt, zwaarder zijn dan de andere zonden, -

| want, (bemerk dit wel) een gewoonte ver- |

I zwaart de zonde in plaats van ze te ver- |

| minderen. I

; Laat ons veronderstellen dat hij de Ab- ~

I solutie ontvangen heeft; welke ontzaggelijke I

quot; schulden zullen dan nog niet blij ven bestaan ~

P bij den God van alle heiligheid, in wiens I

~ rijk niets wat besmeurd is kan binnengaan? ^

- Hoe laf was die mensch hier op aarde in -quot; het bedwingen zijner zinnen ; maar vree- ;

- selijk is het vuur dat hem moet zuiveren! -quot; Hier was hij teeder voor zich zeiven, vol ^

- gemakzucht, gereed om zijne vleeschelijke -| neigingen in te willigen. Zoo handelden I

iiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiliiiiiniiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii. g i i.

-ocr page 278-

— 272 — i

I ook personen, die zich binnen zekere perken |

| wilden houden om geene doodzonde te bedrij- -

| ven. Maar hoe worden ze in 't vagevuur |

| daarvoor gestraft! O, denk daar wel op! |

1 VII. Stel u voor het vagevuur van een |

- lauwen christen. Hij heeft misschien vele | i goede werken verricht, ten koste zelfs van |

- groote offers, maar de verdiensten er van -| heeft hij door zijne nalatigheid laten ver- Z | loren gaan, of wel hij heeft die werken -| vermengd met kwaad, dewijl hij fouten ~ | beging tot zelfs bij het gebed en hetont- -I vangen der H.H, Sacramenten, bij het geven I

- van aalmoezen en andere dergelijke werken -I die hij verrichtte met wereldsche of minder I

- zuivere inzichten.

I En dan hoevele gelegenheden om goed -

i te doen, hoevele heilige inspraken heeft |

1 hij verwaarloosd! Hoe dikwijls maakte hij -| zich plichtig aan drift, aan nieuwsgierig- | | heid, aan ijdele woorden, aan wereldsge- | j zindheid, aan afgunst, gehechtheid aan het |

- geld, ja, aan duizend misslagen die dagelijks -| ontsnappen aan iemand, die zoo als de |

- H. Franciscus van Sales zegt, niet altijd -

2 zijn hart in zijne handen houdt, om het I

llllllllllllllllll!lll!llllllllllllllllllllllllli:i I I :!!|!llill!l |!!l!|!'!;|!li!|llll|lii:i!Ii I I I ' l!llllllllllllIlllill!ll!i;|lWM

-ocr page 279-

I — 273 — 1

ll|Ill||*|||iilllll!l|ililllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliIlII!llII!lllllllllliHIilI!llllillillllllli:illII!Illil lllllillllüiflliillll

I voor vallen te behoeden, die niet zijn best 5

| doet. om hel goede ook goed te verrichten j

■ en zells de schaduw van het kwaad te |

j vluchten |

| Onderzoek zorgvuldig al de gewone da- |

| gelijkscbe bewegingen van uw hoofddrift. |

I Misschien zult gij dan inzien, dat de hoofd- |

j drift alleen in een week, in een maand, i

~ een ontzaggelijke brandstof voor het vage- |

| vuur oplevert; en dat is toch uwe eenige |

| drift no^ niet; gij hebt er toch nog andere, I

- die in uw hart heerschen en die u tot | Z zonde brengen.

VUT. Het behoort even goed tot ons 't

Z H geloof dat God niemand tot het vagevuur I

- voorbeschikt, als dat Hij niemand schept | I voor de hel. Het vagevuur schiep Hij als | ï eene afsluiting, om ons te beletten in de quot; | hel te vall 'n. En waarlijk, als de chris- -

- tenen een wezenlijke vrees hadden voor het quot; | vagevuur, dan zouden zij in zoo grooten | | getale niet in de hel vallen. God schiep | | het vagevuur verder nog als een zuiverend | | bad, om de rechtvaardigen van hunne | | fouten te wasschen. Maar de fouten en i | verzuimenissen, die deze uitboeting noodig quot;

iii!ii#ti:;;!i!i!!iiiiiii i ■Jiiiiiinii i i r ü i i i 11 i :i i i i i i1quot; i: i

1 I

-ocr page 280-

— 274 —

I maken, zijn niet het werk van God, maar S

| eenig en alleen het onze. God heeft een 1

1 oprechten en werkdadigen wil om ons te I

- helpen. Hij geeft ons alle hulpmiddelen om de -quot; zonde te vermijden of uit te boeten op deze quot; | wereld. Zelfs de grootste zondaar zou | E strikt genomen het vagevuur nog kunnen |

- ontkomen, als Hij zich op 't laatste oogen- | P blik bekeerde, een volmaakte akte van be- | f: rouw en liefde vwwekte, en in die gesteltenis f | den vollen aflaat in het uur des doods |

- verdiende. Gebeurt zulks niet met perso- | Z nen, die hunne boetvaardigheid uitstellen | | tot het laatste oogenblik, na een geheel | | leven in zonde te hebben doorgebracht, zoo |

- dit zelfs niet plaats heeft met vele zielen, r

- die hunne boetvaardigheid niet tot het | f laatste hebben uitgesteld, dan komt dat ] j. alleen daar vandaan, dat hunne boetvaar- I

2 digheid in hun leven en vooral bij hun |

- dood veel te onvolmaakt was. Het blijft | quot; altijd waar, dat als wij in de vlammen des quot;

- vagevuurs vallen het eenig en alleen door -I onze eigene schuld, door onze eigene laf- ~

- beid is, en dat wij het dus alleen aan ons -| zeiven te wijten hebben. Want als wij |

-ocr page 281-

Ill I I I I I I I 11 1 I I 1 IT I ill I I I I I I I I I

het ernstig wilden, konden wij ze vermijden quot;

ol ten minste met weinig moeite zo ver- -■

zachten. |

Als gij dan een van de gebeden bidt, |

die de Kerk voor do overledenen bezigt, 1

maakt dan deze bemerking: Eenmaal zal |

dit gebed of een ander ook voor mij gebeden | worden; maar met welken uitslag?

IX. Middelen om het vagevuur te ontgaan |

zijn de volgende: |

'le Nederigheid. Deze doet ons inzien i

dat wij het vagevuur verdienen. Zij moet |

niet bestaan in woorden en in een onbe- |

stemd gevoel, maar in daden; dagelijks |

moet zij de oogen der ziel in ons binnenste I

laten rondgaan en ons meer en meer over- -

tuigen van onze onwaardigheid. Als wij -

goed ons geweten onderzoeken, zullen wij ~

er misschien zaken vinden, die ons de hel i

moeten doen vreezen, in plaats van redenen |

om ons veilig te achten tegen de Goddelijke -

gerechtigheid. 3

'ie. Met vertrouwen tot God onze -

toevlucht nemen, door bemiddeling van |

Maria, de Heiligen, onze Bewaarengel. -

Door hen moeten wij trachten kwijtschelding 1

-ocr page 282-

te verkrijgen van onze schulden, of ten minste dat God ze verandere in eeneaardsche straf, die ons nog verdiensten geeft.

ye. Zijn leven verbeteren; boetvaardigheid doen, en letten op de kleine zaken, om dat deze ons zeer vele gelegenheden verschaffen om kleine fouten te begaan of wel oefeningen van deugd te verrichten.

X. Met de genade Gods is dat alles niet alleen mogelijk, maar ook gemakkelijk; onze medewerking echter is noodzakelijk. Zonder deze kan niets, hoegenaamd niets, ons ten goede komen, al zou God ons ook met genade overladen.

Dus moeten wij niet alleen bidden, maar ook werken, inzonderheid op onzen wil om hem de zonden te doen haten, onder alle vormen, in 't algemeen en in 't bijzonder als doodzonde en als dagelijksche zonde, 't. zij reeds bedreven of die wij misschien gemakkelijk zullen bedrijven.

Als die voortdurende haat der zonde in onze ziel heerscht, zal hij al de zondige genegenheden en voorwendsels der eigenliefde daaruit verbannen; wij zullen de vergiffenis bekomen van al onze zonden, zelfs van de

-ocr page 283-

I _ 277 — i

1 dagelijksche, ten minste wat de schuld I

- betreft; wij zullen meerdere zekerheid heb- -

2 ben aangaande de geldigheid onzer biechten; I

- in één woord, wij zullen niet meer zoo -1 gemakkelijk in de zonde hervallen. I

- Onze schuld wordt alzoo teruggebracht -| tot de straf, die wij nog uit te boeten I

- hebben voor de zonden, die reeds vergeven -I zijn ; maar ook daar kunnen wij van bevrijd Z

- worden door onze goede werken te verme- i Z nigvuldigen en aflaten te verdienen, die |

- ongetwijfeld hunne uitwerking niet zullen -I missen.

- Ook zal het voor ons beter zijn, als wij voor -I Gods rechterstoel verschijnen zonder andere 1

- schald als eene tijdelijke straf, dan indien | | wij daar verschijnen met eene ziel, die be- | | smeurd is met zonde of gehechtheid daaraan. | j XI. Bemin teederlijk de Goddelijke Barm- | | hartigheid en stel er een onbeperkt ver- | | trouwen in, zonder nochtans verder te | | willen gaan dan de Goddelijke beloften en | | de natuurlijke rede het toelaten. Wel dreigt | | God ons vreeselijk met zijne toekomende |

- straffen, al zijn ze slechts tijdelijk; maar 8 I Hij doet zulks, opdat wij ze zouden vermijden. |

I ii.lliltllllll.i: l:iiil!llll.ii!llitlllllli:!!:iliilllllll!!!lllllllll!ll!llii:!illi!llllliilllllll illlllllllllllllllIlillllllllülliniliElllIIIII

-ocr page 284-

^ — 278 - i

' i :i:!i!i!::!i:::iii!iii!:;!i!::iii!riii; i i ,■ lü'iiiiiiin i' i 1:1 ;iiii!ii!iiiiiiiiiiü.ii|ii :: i,:

y Wij moeten dan ook alles doen, wat in |

I ons vermog-en is, om er van bevrijd te |

I blijven, en vertrouwen wij dan maar op 1

- God. Zoodoende zullen wij het vagevuur -I vermijden, want men komt er niet zonder E

- te weten waarom en als bij verrassing. -| Onderzoeken wij, of wij veel maken uit de I

- goederen en straffen des anderen levens, en | I hoe hoog wijde zuiverheid van ziel schatten. |

- Als wij die zaken wegen in de schaal -| des geloofs, dan mogen wij hopen van de I [ goedheid des Heeren, die onze Vader is, -_ en die ons behoeden wil voor alle kwaad | | en overladen met alle goed, dat Hij ons -. zal redden, zooals Hij er zoovele anderen Z | gered heeft. In elk geval: ieder zal zijn -| eigen last moeten dragen. Unusquisque | 3 onus suum portabit.

j XII. Denk aan den dood die zeker een- |

| maal komen zal, maar waarvan de om- |

| standigheden zoo onzeker zijn. In een |

~ oogwenk zult gij van het doodsbed tot het |

- oordeel, van het oordeel tot de straf of de I belooning overgaan. Misschien zult gij bij |

- uwen dood den tijd missen om boelvaar- j I digheid te doen, of aflaten te verdienen. |

-ocr page 285-

- _ 279 — 1

iiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtïniiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiii

I Maak dan het vaste besluit een goed |

- gebruik te maken van al uwe ziekten en | i begin met aanstonds uw geweten in goeden |

- staat te brengen. Dikwijls zendt God ons -1 eene ziekte over in plaats van ons in het Z | vagevuur te straffen; trek dan voordeel uit -i al de uwe; want gij weet niet welke de | | laatste zijn zal.

| Bid dagelijks om de genade van een I

| zalig afsterven, dat u onmiddelijk in het I

| Paradijs binnenvoere. |

Zorg vooral hiervoor, dat gij nooit uwe |

I bloedverwanten of onderdanen, die zwaar I

I ziek mochten zijn, als 't ware om den tuin i

| leidt; neen, beschouw het als uw plicht ï

| hen in tps van 't gevaar waarin ze zijn |

I te verwittigen. Als men de Sacramenten -

; eerst in het laatste oogenblik ontvangt, |

- dan kunnen zij de smarten die reeds ge- -quot; leden zijn niet meer verdienstelijk maken. quot;

- In dien toestand ontvangt men ze dikwijls -quot; slecht, en zoo is de zieke van a'le genaden ~

- beroofd. Dat hier de geneesheeren en an- -| deren, die met de verzorging van zieken ^ | belast zijn, zich zeiven eens onderzoeken -| aangaande hunne verplichtingen en de 3

-ocr page 286-

I _ 280 - -

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiii^

I kerkelijke straffwi, die op hen moeten wor- B

I den toegepast, als zij niet intijds hunne -

| zieken waarschuwen. Zij zullen dienaan- I

| gaande bij God eene zware rekenschap af i

| te leggen hebben. |

- Gebed na de maandelijksche -1 overweging.

| Heer, treed niet in het oordeel met uwen |

| dienaar, want geen mensch is gerechtvaar- I

| digd in uwe oogen, zoo Gij hem geen B

i volledige kwijtschelding van zonden verleend I

| hebt. Wij bidden en smeeken U dan, doe ~

| de strengheid uwer rechtvaardigheid niet |

quot; drukken op deze ziel, die door haar levendig -

- geloof en nederig gebed verdient aan uwe I P goedertierenheid te worden aanbevolen quot;

. g

_ o

quot; C

5 c

I 1

I (

- Uwe genade kome haar te hulp, opdat zij I quot; ontkome aan uwe wrake, dewijl zij gedu- ~ B ronde haar sterfelijk leven geteekend was -[ met het merkteeken der H. Drievuldigheid, rj | Door Jezus Christus onzen Heer. Amen. -

iiliiiiiliiiiiiiiiiiiiiii;!iii:iiiiiiliiiiliiiiiii:illllil!i ;ii' i i j.iü^riniiniiiii'^iiiüüiüüiMrüüiiiin';'!;! i i ■ r m

-ocr page 287-

iiiiiiiiiiiiiiiliiiililiiliiiiliii'iüiiliiiiliiiii:': riliiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiniiüiiiüii ::i::!iiiiiiiiiiiii!iiliiiiliiiiuiiiiiiiiiiiiii'|iH!iiii

1 goorbctlb. |

| Een zekere jonge dame had altijd christelijk |

Z geleefd; doch in hare laatste jaren had zij zich |

y geheel en al toegewijd aan God en aan de oefening i

- der moeilijkste liefdewerken; deze ondermijnden quot;

| hare gezondheid; zij werd bezocht door een lange |

I en zware ziekte; zoover kwam het met haar, dat i

| men ze den dood nabij waande. Zij was zeer goed |

1 voorbereid en volkomen gerust aangaande hare quot;

quot;2 eeuwige zaligheid, maar zij betuigde een levendige _

1 vrees voor het vagevuur. De verzekeringen van |

■i haren biechtvader, die haar al het gedane goed r

quot; in herinnering bracht, konden haar niet gerust |

Z stellen. ^

In een opwelling van vertrouwen op Maria §

r vroeg haar de zieke door de tusschenkomst van |

hare naampatrones, dat zij haar de genade mocht |

i bekomen van op aarde te lijden, om zoodoende |

| de vlammen des vagevuurs te ontkomen. f,

i Tegen alle verwachting in, kwam zij weer in

H zooverre bij, dat zij nog acht dagen lang een |

i pijnlijken doodstrijd kon doorstaan. Den achtsten «

i dag zijnde de feestdag harer patrones en de voor- |

| avond van een plechtigheid ter eere van Maria quot;

| ontsliep zij zacht en kalm, in het vol vertrouwen, |

| dat zij de gevraagde genade verkregen had; zij |

| aanriep den naam van Maria en betuigde, dat zij |

i reeds een voorsmaak gevoelde van de eeuwige 1

| gelukzaligheid. |

-ocr page 288-

i — 982 — R

miüiï11 .Jiiiiliiiiliinlii :l;;;iliiiilii:!iiiiiiiiiiiiiiii;:.i; i iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiüiiiüiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifn i

? Do omstaande persouen maakten dienaangaande i

1 twee opmerkingen: de ecnc over de strengheid |

| der oordeelen Gods die niettegenstaande de lange Ü

■■ smarten en de vele goede werken dier godvruehtige quot;

| ziel, toch niet voldaan scheen, dan na haar dood- T

| strijd nog acht dagen verlengd te hebben. I

Do tweede opmerking betrof de goedheid van -

quot; de H. Maagd en der Heilige Patrones van die ?!

h ziel. Blijkbaar verhoorden zij haar gebed, maar ^

| zij vroegen voor haar geen algemeene kwijtschei- -

- ding, maar alleen eene verwisseling van straf. H

Andere voorbeelden wil ik niet aanhalen. Lezer 'pT

| 't wordt aan n overgelaten de waarde van dit |

| feit te bcoordeelen. Ik zelf ben er getuige van ge- i | weest, en de persoon is mij zeer goed bekend.

Nochtans, overeenkomstig het dekreet van Ur- i

i banns VIII, onderwerp ik het geheel en al aan 1

ï het oordeel der bevocffde overheid. 2

IIIIIIIIJMIIIIIIIIIIIIillllllllllIlllllllllillllllllllllllllllIllllllllllllllülllllllllüllllüllllllllllllilllilüllillllllllllllllllllllllllllll^llilIIII

-ocr page 289-

4

— 283 - r

I GEBEDEN |

j ONDER DE H. MIS |

voor de zielen des Vagevuurs. |

BIJ HET BEGIN DER MIS. 1

linachtige schepper van het heelal, oot-quot; moedig voor U neergeknield, kom ik bidden pvoor de rechtvaardigen, die wel in uwe vriendschap gestorven zijn, maar nog aan uwe rechtvaardigheid voldoen moeten voor de zonden, die zij gedurende hun leven niet uitgeboet hebben. Het zijn bloedverwanten vrienden en weldoeners, die ik verplicht ben bij te staan; en welke krachtdadiger hulp kan ik hun verleeuen, o mijn God!

ll|t!Ilt;|v;lt;|||!|||||||||||||||||||||||||||||(||UII||||||||i||l||||l|||||ini IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIi:: I I .1'.. I I 1 lllllllllllllllil l 'ülll

-ocr page 290-

— 284 -

iiiiiiiil!iiii!!iiii!i!:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit!iiiiiiiiiiiiiinii!i!iiiiiiiii!!i;;i!i iiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iii:iiiii::ii:i:iiiiiiiiii i i i.

i dan met voor huune verlossing U het bloed te quot;

1 olFeren van het onbevlekt Lam! Ik offer het U quot;2

| dan, o Vader der levenden en dooden! voor kin- §

i deren, die Gij bemint, en die slechts verlangen -

quot;2 naar het geluk van U te zien en te verheerlijken. |

_ Hoe rechtvaardig ook de kastijdingen zijn, welke _

| Gij hun doet ondergaan, open hun toch, o God |

quot; van barmhartigheid, thans de oneindige schatten 1

i der voldoeningen van uwen Zoon, en doe hun in |

i dit sacrificie, dat van oneindige waarde is, het |

| middel vinden tot uitdelging hunner zonden. Ik |

i offer het u bijzonder op voor de ziel van N.... en 1

| ik smeek u haar den aflaat toe te voegen, welke |

| ik door mijne Communie voor haar wil verdienen. |

E BIJ HET INTROÏTUS. 2

| Ontfermt u onzer, gij ten minste onze vrienden, |

i want de hand des Heeren heeft ons getroffen, zoo i

i roepen de zielen des vagevuurs tot ons. Heer, hun 1

| geroep is doorgedrongen tot in het diepste onzer i

1 zielen. Wij verheffen voor hen onze blikken tot U, i

2 God van goedheid, gewaardig U haar de eeuwige ~ | rust te verleenen. 1

[ BIJ HET KYRIE ELEISON.

| Ik smeek U, o God van barmhartigheid! aan- i

| hoor de wenschen uwer heilige Kerk, en de smee- |

quot; kingen, welke zij met een moederlijk hart tot TJ quot;

| opzendt voor de zielen harer kinderen, die verre ^

1 i

-ocr page 291-

— 285 —

iillliIIIIIIIIII!IIIIIIIIIIIIIIIIII!lllllll!:iilllllllllllll|||||||||||||||||||||||||||||||[||||||llll|||!||||||||||||li||||||||||||||!ll|l^|||]||||

van U zuchten. Heer God, onze Vader, lieb mede- 1

lijden met ons, arme bannelingen in dit tranendal, |

heb medelijden met onze broeders, die in de plaats |

der uitboeting opgesloten zijn. 1

BIJ DE ORATIES. |

O Almachtige en eeuwige God, die zooveel be- 1

hagen schept in de bedroefden te troosten en de |

zondaars genadig te zijn, wees goedertieren jegens |

de zielen des vagevuurs, en bijzonder jegens de |

zielen van NN. Doe hen de uitwerkselen uwer i

barmhartigheid gevoelen; en in uwe goedheid den |

tijd harer uitboeting verkortende, ontvang in het |

verblijf des vredes deze zielen, geschapen naar uw 1

beeld, vrijgekocht door het bloed van een God- |

mensch, en die naar het geluk verlangen van U | te zien en te bezitten.

BIJ HET EPISTEL |

Ik geloof, mijn Heer en God, al wat Gij ge- |

openbaard hebt door de H. Schrift, door uwen |

Zoon, en door de Apostelen, en hetgeen Gij mij _

door de H. Kerk, die de grondslag en de steun -

der waarheid is, voorgehouden hebt te gelooven. quot;

Ik verklaar dat ik met uwe genade wil leven en quot;

sterven in dit katholiek geloof. «

Het is in TJ, oneindig goede Vader! Vader der ^

barmhartigheden! dat ik al mijn hoop stel voor quot;

het uur van mijnen dood. Het is waar, dat mijne |

iiiiiiiitliiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiii i • i ii

-ocr page 292-

ü zonden ontelbaar zijn, maar uwe goedheid is on- |

„ eindig grootcr; en zij wil den dood des zondaars |

- niet, maar dat liij zich bekeere en leve. Vertrou- | i wende op deze groote goedheid, hoop ik de ver- i 1 giffenis mijner zonden en het eeuwig leven te | i verwerven. |

Wie zou U niet beminnen, o oneindig bemin- |

~ nenswaardige Vader! Gij, die ons van alle eeuwig- |

| heid hebt lief gehad, en voor ons uwen eenigen |

» Zoon gegeven hebt? Wanneer zal ik komen en voor y

p U verschijnen, om voor eeuwig het genoegen te |

^ smaken van U te omhelzen. Gij, die het voorwerp quot;

i van al onze verlangens zijt? |

| (Een aflaat van zeven jaar en zevenmaal veertig |

| dagen voor de drie bovenstaande oefeningen.) |

| BIJ HET EVANGELIE. |

i Gij zijt, o mijn Verlosser, de verrijzenis en het |

leven. Hij die in U blijft, zal leven, al ware hij i

i reeds gestorven, hij zal in eeuwigheid niet sterven: d

■i hij zal van een tijdelijken dood tot een eeuwig ^

ff leven overgaan. Ik smeek U, vervul deze beloften |

| jegens de zielen, die nog in de plaats der uitboeting |

'd zuchten; zij zijn versierd met het merkteeken der ^

- kinderen Gods; zij hebben in U hare hoop gesteld; P i verzacht de vreeselijke pijnen, die zij lijden en, quot; quot;2 haar levendig geloof gedenkend, gewaardig U haar 2 . de hand toe te reiken en het oogenblik harer ver- -= lossinsr en van haar eeuwis: sreluk te verhaasten.

-ocr page 293-

BIJ DE OFFERANDE.

Ik daal, o rechtvaardige Rechter van levenden en dooden! ik daal neer in die plaats van verschrikking, in dat zuiveringsoord, waar gij uw arm laat drukken op uwe kinderen, de erfgenamen uwer glorie, om te overwegen hetgeen daar omgaat. Daar zucht en ween ik met en voor hen. Ik vereenig mijne gebeden met het offer, dat Gij aan uwen hemelschen Vader gaat aanbieden, opdat Hij op hen een genadigen blik werpe, ze met goedheid oordeele, hunne smarten' verkorte, en hunne kwellingen in vertroostingen, hunne vernedering in verheerlijking verandere, en de slagen, waarmee Hij ze kastijdt in belooningen en kronen doe overgaan. Heer in de smart, die hen kwelt, roept hunne ziel tot U; „Ontferm U mijner, wijl ik erken, voor uw aanschijn gezondigd te hebben. Ik vraag U slechts ééne zaak, dat ik voortdurend uw huis bewone en de schoonheden van uwen tempel aanschouwe; ik vertrouw vast, U in het land der levenden van aanschijn tot aanschijn te zullen zienquot;.

BIJ DE PREFATIE.

Almachtige Vader, eeuwige God' wij bidden Ü door de verdiensten van Jezus Christus, onzen Heer, in wien wij al ons vertrouwen stellen. Het is door Hem, dat Gij ons de hoop op eene

-ocr page 294-

— 288 —

ui I I iiiMiiiniiiiiiniitiiiiiiiü I ;i!ii!iiiiiii!!:iiiiiiii:ii!!i!iiii;ii:;ii; i;; :i; i t:i!!iiii-iil Jiiiiiiiiiliini'1' I J

quot; gelukzalige opstanding hebt verleend, opdat, als =

i de herinnering aan het doodvonnis, dat tegen alle ^

| mensehej is uitgesproken, ons komt verontrusten, |

| de belofte der onsterfelijkheid ons geloof aanmoe- i

1 dige en vertrooste. Want voor degenen. Heer, die i

i U getrouw zijn, is sterven slechts een overgang |

| van een tijdelijk tot een beter leven; en, zoodra |

| dit huis van aarde, dat zij bewonen, komt in te 1

| storten, verkrijgen zij er een in den hemel, dat |

| eeuwig zal duren. In dit zoet vertrouwen vereeni- |

t gen wij ons met de gelukzaligen van het hemelsch |

■ hof, om een lofzang tot uwe glorie te zingen. ~

| Gij zijt driewerf heilig. Gezegend zij Hij, die H

i komt in den naam des Heeren; en zijne stem |-

1 dringt door tot den troon van Genade.

| BIJ DEN CANON.

2 Almachtige God, wiens Voorzienigheid zich uit- | i strekt over al uwe schepselen, werp een genadigen | - blik op de zielen, die U beminnen, en wier ge- | | voeligste smart is van U gescheiden te zijn. Herin- | | ner Ü, o mijn God! dat zij het werk uwer handen, | | en de prijs van de pijnen, van den dood en der U § oneindige verdiensten van Jezus, uwen Zoon zijn. | Wij offeren U voor haar heil, het Goddelijk bloed, | quot; dat op het kruis gestort is, de machtige voorspraak | 1 van Maria, die van den H. Jozef en van alle | ^ Heiligen. Hierop steunende, durven wij alles van | ^ uwe barmhartigheid verhopen, o mijn God! voor | | zielen die ons dierbaar waren, en welke wij op |

iiiiiiilïïiiiiiiiiiiiiliiiiiiiüliiiiüiiilii i iiiiiir.:! ::i :i:!iii:ii:i:;::i;;!!ii;i:iiiiiii!::iiii:iioil!iiii:;iii i i !i:iii:iiquot;iiiiii.iiu

-ocr page 295-

— '289 —

uw bevel moeten Lemmneu eu bijstaan. Laat U

ter barer gunste bewegen; openbaar haar uwe beer- U

lijkheid : doe haar zien, wat gij zijt; en doe in |

hare harten dien stroom van genoegens vloeien, | waarvan Gij de eeuwige oorsprong zijt.

NA DE ELEVATIE.

O Jezus! die in liet voorgebergte der hel zijt quot;

nedergedaald om de zielen der oudvaders en der _

profeten, die uwe komst afwachtten, te verlossen, -

bezoek ook die uwer dienaren en dienaressen in quot;

de plaats der pijnen; matig de hevigheid van het quot;

vuur, dat hen verslindt, door den dauw uwer -

genade. Gij hebt gezegd, dat Gij zoudt besehnu- -

wen, als aan U gedaan, hetgeen wij aan onze quot;

broeders doen zouden; dat de verkwikking, welke quot;

ik bezorg aan de zielen der overledenen, ü zoo -

welgevallig moge zijn alsof ik ze U zelf gebraeht -

had. Laat u bewegen, o mijn God! door de quot;

tussehenkomst van Haar, die de troosteres der ]]

bedrukten is, en door het verlangen van geheel -

het hemelseh hof, dat zooveel belang stelt in de ~ zaligheid der zielen van het vagevuur. Verleen de

eeuwige rust aan diegenen onzer broeders, waar- _

voor wij onze gebeden tot U opzenden. ^

BIJ HET PATER NOSTER. |

O Jesus, in wiens naam zich alle knieën buigen |

van die in den Hemel, op de aarde en onder de y

l i l I I l i l l I i i m. l.:::i I i i :i : i ü' i i i i üi: i:iiiiiiiiiiiiiiiiii

1° |

-ocr page 296-

aarde zijn, dat uw naam geheiligd zij door de verlossing; der zielen, waarvoor wij U bidden. Dat de deur uwer tabernakelen haar geopend zij, en dat uw wil om haar te verlossen nog heden vervuld worde. Maak dat zij, na het brood der smarten gegeten te hebben, verzadigd worden niet het levend brood, dat bestaat in U te bezitten. Wij snieelcen U om barmhartigheid, om kwijtschelding der be-lecdigingen ouzer ouders, vrienden en weldoeners; en wij bidden Ü, hun in de gestrengheid uwer oordeelen niet aan te rekenen, de zonden waartoe wij hen konden gebracht hebben. Bewaar ons voor de wrekende vlammen van het andere leven, die wij verdiend hebben door lauwheid in uwen dienst. Verlos ons van de zonde, het grootste van alle kwaad, opdat wij verdienen met onze broeders het erfdeel te bezitten, dat Gij aan uwe kinderen beloofd hebt.

BIJ HET AGNUS DEI.

Lam Gods, dat door uwen dood den brieschenden leeuw hebt overwonnen, die gereed stond om ons te verscheuren, ontferm U over de overledene rechtvaardigen.

Lam Gods, geofferd aan de rechtvaardigheid uws Vaders, ontferm u over degenen, die gestorven zijn in het geloof aan en in de hoop op uwe beloften.

Lam Gods, als slachtoffer opgedragen aan het altaar, doe de zielen der overledenen overgaan in het ware land van belofte.

-ocr page 297-

— 201 —

| O Jezus, mijn beminnelijke Heiland, dat de zoo i

| zoete en levendige kracht uwer liefde mijne ziel

ï vervulle en haar onthechte aan al de voorwerpen, p

^ die onder den Hemel zijn, opdat ik leef door uwe ■quot;

P liefde en sterve in uwe liefde. Gij, die God zijnde, i

:i eens gestorven zijt op Calvarië, en nog dagelijks 0

^ op geheimzinnige wijze sterft op onze altaren en U

f uit liefde tot ons. Heer Jezus, in naam der bit- quot;

1 tere smart, die Gij op het kruis hebt geleden,

| vooral op het oogenblik, waarop uwe allerheiligste „

- ziel uit uw gezegend lichaam scheidde, heb me- * quot; delijden met mijne arme ziel, als zij van het f! | lichaam scheiden zal; ontferm U over de zielen quot; | des vagevuurs, - geleid haar, en mij met haar, tot -f het eeuwige leven. H

| BIJ DE COMMUNIE. r

j Heer Jezus, die alvorens te sterven het aanbid- -

quot; delijk Sacrament des altaars hebt willen instellen quot;

„ om ons tot teerspijs te dienen, op de groote reis _

- van den tijd naar de eeuwigheid, en om onze -r grootste vertroosting te worden in onze laatste ~ ^ oogenblikken, verleen mij dan een volmaakt be-

_ rouw, een vaste hoop, een levendig geloof, eeue „

- vurige liefde, het geduld iu de smarten, cu sterkte -~ tegen de aanvallen van satan, óeue volkomene quot;

2 gelijkvormigheid aan uwen wil, een allervurigst ~ | verlangen uw laatste bezoek te ontvangen in uw _ ^ Goddelijk Sacrament, opdat ik door uwe genade -quot; eeue plaats moge verwerven met uwe uitverkorenen quot; | iu uw hemelsch rijk. i

i i i i iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiific

-ocr page 298-

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiï

BIJ DE LAATSTE GEBEDEN.

Dat oiize gebeden, o God van barmhartigheid! de kwijtschelding der zonden bekomen en de eeuwige rust voor de zielen die nog in de plaats der uitboeting lijden. Het heilig zoeuoffer is weer voor haar voltrokken; laat U eindelijk te harer gunste bewegen, en gewaardig U ze te plaatsen in den schoot van Abraham. Heer, haast U, om ze uwe vreugde te doen binnengaan; en als de | dag van het schrikkelijk oordeel zal aanbreken, | laat dan hare lichamen ten eeuwigen leven ver- j rijzen. Amen.

BIJ HET LAATSTE EVANGELIE.

Heer, mijn God! de dagen mijner pelgrimsreis |

loopen ten einde, en het verblijf mijner eeuwig- j

heid opent zich voor mij, weldra zal ik sterven |

om rekenschap van mijn gedrag aan mijn opper- |

sten Rechter te geveu. Ik kus de Goddelijke |

hand, die mij als ecu verdord blad zal vernietigen; |

ik zegen den slag die mijn bedorven eu oproerig 1

vleesch zal overleveren aan de akeligheden en |

verschrikkingen des doods. O God, ik verzaak |

aan de goederen, aan de eerbetooningen, aan de |

vermaken, aan de voldoeningen der wereld, om i

de eenig ware en degelijke goederen der eeuwig- |

heid te zoeken, welke Gij ons op Calvarië hebt |

'iiiiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiliiiiin i i iiiiii:i!ii:i:ii!ii:i:ii;ii|!i:i|iiii|iiiiii::iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiLiiiiï

-ocr page 299-

— 293 — J ;iiiiliiiiiiiiiiii)iiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiililiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiliiiiiii|iiiiiiiiiiiii|iiiiiiii

verworven. Ontvang dan mijn avondoffer, in ~

vereeniging met liet aanbiddelijk offer, dat Gij |

zelf voor ons hebt opgedragen; zegen, o Jezus! 1

het besluit, dat ik aan uwe voeten neem; dat mijn j

laatste ademtocht mijne lippen verbtte op hetzelfde i

oogenblik, dat ik mijne ziel in uwe handen stel 1 om er mijne rust en mijn eeuwig

!i:'quot;|!quot;!li!!n:i:!iquot; i | | | III I I I

-ocr page 300-

I _ 294 -

llllllllllllllllllllllllillillllllllllllllllllllll'IIIIIIIIDIIIllMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

DIES IRAE,

Dies irae, dies ilia,

Solvet saeclum mlavilla. Teste David cum Sibylla.

Quantus tremor est futu-rns,

Quando iudex est ventu-rus,

Guncta stricte discussu-rus!

Tuba mirum spargens solium

Per sepulchra regionnrn,

Coget omnes ante thro-num.

Mors stupebit, et natura Gum resurget creatura, ludicanti responsura.

Dag van gramschap, dag

des Heeren, |j

Die heel de aarde in asch iy

zal keeren, |

Naar Sibyl en David lee- |

ren, ^

Wat een schrik zal elk quot;

ontwaren,

Als de Rechter neer zal | varen,

't Al ten streng verhoor | vergamp;ren.

Ken baz'iinslag, vreemd -

van toono, §

Dreunt er door der dooden -

wone. 4

Daagt hen allen voor zijn -

troone. |

Dood, natuur verslaan en |

beven, s.

Als het schepsel zal her- -

leven, ^

Om Hem rekenschap te s

geven. i


■ I I I I I I

-ocr page 301-

— 295 — I

ii:;iliiiiliiiiliiiiliiiifiii;liiiiliiiil!iiiiiiiiliiiilui:i:iiii . iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiini:: iiiiiihiiiiiiiiin ■ i j finiiin

Liber scriptus proferetur, In quo totum contmetur, Unde mundus iudicetur.

Tudex ergo cum sedebit, Quidquid lalet, apparebit: Nil inultum remanebit.

Quid sum miser tunc dic-turus?

Quem patronum rogatu-rus ?

Cum vix iuslus sit secu-rus,

Rextremendaemaieslatis,

Qui saivandos salvas gratis,

Saiva me fons pietatis.

Recordare, Jesu pie,

Quod sum causa tuae viae, Ne me perdas i.Ma die.

Quaerens me sedisti las-sus:

Redemisti crucem passus: lantus Jabor non sit cas-sus.

'tSchuldboek wordt eraan- quot;

gedragen, |

Drit van alles zal gewagen, f

Waarom 't vonnis wordt |

geslagen. =

fs de Rechter dan gezeten, -

Wat er schuilt wordt klaar -

geweten, -■

Niels blijft strafloos ol' -vergeten.

Wat zal ik rampzaalge, quot;

spreken ? |

Wien mij dan ten voor- |

spraak smeeken, ^

Als rechtvaardigen ver- i

bleeken ? |

B

Gij die schrikbre Glorie- |

koning! b

Zaligt uit genabetoonmg, i

Heilbron! geef me uw ^

zaalge woning. | a

Goede Jezus wil gedenken, i

Dat Ge om mij U zelv' §

kwaamt schenken. |

Wil me dan ter hel niet b

wenken. |

Moê zat Gij van me op te |

sporen, a

't Kruis ook hebt Ge om |l

mij verkoren: |

Zóóveel werk zij niet ver- b loren.


luste iudex ultionis, llllllllllillllllillillililllllilllllllllllllllilflllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllill,,!,!,,,,,,,,,,,,,,!!,,,,!,,

Rechter der gerechte ^ wrake!

-ocr page 302-

Iilll!illiilllllllillllililiiiiliiiiiiiiililiiliiiii!iquot;i:

- Donum fac remissionis

- Ante diem rationis.

1 Tngemisco tamqnam reus;

Ü Qulpa rubet vulius meus ;

_ Supplicanti paree, Deus.

_ Qui Mariam absolvisti, S'Jt latronem exaudisti, 2 Mihi quoque spem dedisti,

r Preces meae non sunt

dignae:

quot; Sed tu bonus fac benigne, 1 Ne perenni cremer igne,

1 Inter oves locum praesta.

| Et ab haedis me seque-

| stra,

i Statuens in parte dextra.

= Confutatis maledictis, § Flammis acribus addictis, a Voca me cum benedictis.

Oro supplex et acclinis,

296 - I

Ach dat ik uw gnnstwoord quot;

smake, 1

Eer de dag der reekmng | nake.

'k Zucht als een der schul- |

denaren, quot;

't Schaamrood op 't gelaat -

gevaren, ?

Wil toch, God! een smeek- -

ling sparen. |

Die Maria hebt ontheven, -

En een moordenaar deedt . leven,

Mij ook hebt Gij hoop ge- i

geven. i.

Ze is onwaard wat bede quot;

Maar Gij Goede! uw liefde ~ make.

Dat ik niet in 't helvuur |

blake. |

Wil mij bij de schapen |

leiden , i, fi

En mii van de bokken quot;

scheiden.

Aan uw rechter plaatst ^ bereiden.

Bij 't verdoemen der ver- |

loornen =

't Vuur ten prooi van t |

eeuwig toornen, |

Roep mij met uwe uitver- | koornen.

'k Smeek U diep ter aard | gebogen.


-ocr page 303-

297

■ iiiiiiii! in;: iiaiiiiiiiiiiiiiii.j, ,i;. jiihiühiiiiiiiüiiiiM.. r. .1, .1 iij: 1 1

Lacrymosa dies ilia. Qua resurget ex favilla ludicandus homo reus. Huic ergo paree, Deus; Pie Jesu Domine, Dona eis requiem. Amen.

Cor contritum quasi cinis, Gere curam mei finis.

't Hart verbrijzeld voor uwe oogen,

Heb toch'met mijn eind* mêedoogen.

O die dag van jammer-klagen

Die den mensch voor 't oordeel dagen.

Uit het stof zal op doen rijzen.

God wil hern gena bewijzen :

Goede Jesus, hoor mijn beê:

Geef hun, Heer! uw eeuw'-gen vrêe. Amen. 1).


1) Deze vertaling is van den Hoogleeraar P. van -der Ploeg, in zijn Kerkelijk jaar, een boek dat wij -

in de handen van alle meer ontwikkelde christenen -

wenschen. -

1 liiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliifjiililiiiil.iiilillllilliliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 1.; iiiiiiii 11 1

-ocr page 304-

ÖPÖFffllNG Mil U. CöiiNIE

VOOR DE

GKLOOVIGrK ZIFiLEIST.

eroorlüof, o iniju God, dat ik Ü de H. ^Communie, die ik ga ontvangen, voor de zielen des vagevnnrs opoffere. Deze zielen, alhoewel zij rechtvaardig zijn, knnnen TJ, o God, in den hemel nog niet genieten en zij hebben ook de H. Commnnie op aarde niet meer, waaraan zij eertijds zoo gelnkkig waren deel te nemen. Maar, dewijl Gij zoodanig de leden uwer Kerk te zamen hebt vereenigd, dat de geestelijke goederen der eenen aan de anderen

-ocr page 305-

- 299 - i

iliiiilllllliiilliiiiii; !|;!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiii!iiiiii:iiii i i lüiiiiiiiiiiiiiiinii::;! i

kunnen worden medegedeeld, neem goedgunstig 1

de meening aan, die ik heb, van de vruchten _

mijner Communie vandaag met die arme zielen |

te deelen; voeg haar toe. Heer, al de vruchten, r.

die haar daarvan kunnen worden meegedeeld vol- 2

gens de beschikking uwer barmhartige Voorzienig- I

heid. Dat ik eenigermate diene tot een kanaal, -

waardoor het Bloed van uwen Zoon naar die lij- ~

dende zielen vloeic, dat dit Goddelijk Bloed, terwijl quot;

het zich over haar uitstort, de laatste overblijfselen _

van hare vlekken afwassche; dat het 't wrekend vuur -

uitblussche, waardoor zij gepijnigd worden; dat ~

het den brandenden dorst, die haar verslindt, ~

lessche en voor haar het onderpand zij van de -

volkomen eu algeheele verlossing, waarnaar zij -zonder ophouden verzuchten.

©rbfb un bc g. foinnnmir. -

Goddelijke Zaligmaker Jezus, Verlosser der we- |

reld en onvergelijkelijke vriend der zielen, ik heb i

gelezen, dat, toen Lazarus ziek was, zijne zusters i

een bode tot ü zonden om ü te zeggen: „Heer, i

hij, dien Gij bemint, is ziek.quot; Ik behoef niemand ^

tot U te zenden, o Jezus, want gij zijt op dit |

oogenblik lij mij. Gij zijt in mijn hart en ik |

kan met ü hart aan hart spreken; niet alleen |

uw Goddelijk, maar ook uw menschelijk oor is |

daar in mijn hart. Heer, daar gij zoo dicht bij |

uw nietig schepsel zijt, werp ik mij met het le- |

gt; ■ i i I I II II I I I I I i I II I I I I 9 1 I I I.I II

-ocr page 306-

I _ 300 - -

iiiiiiiïfiHiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiii ■ iiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 'li.

~ vendigst geloof voor U neder, ik omvat met liefde quot;

I uwe heilige voeten en zeg U, niet ten gunste van i

1 één broeder alleen, zooals de zusters: Heer, zij, |

- die Gij zoozeer bemind hebt en die Gij nog altijd | quot; bemint, lijden in het vagevuur ondragelijke pijnen: quot; H heb medelijden met hunne smarten, want Gij kant

- ze verlichten en er is niemand dan Gij, die het kan. -r Mijn Verlosser, mijn eigene behoeften zijn groot, ~

maar ik vergeet ze op dit oogeublik om slechts quot;

1 aan die van deze zielen te denken en ze uwe .. 5 barmhartigheid aan te bevelen. Het is zonder -~ twijfel rechtvaardig, dat zij lijden, en hetgeen zij -

2 verduren is slechts de kastijding door hare zonden

« verdiend, maar, o zeer goede Verlosser, kunt Gij „

haar geen barmhartigheid bewijzen zonder de -

| rechten uwer rechtvaardigheid te kort te doen?

| Is de schat van uwe voldoeningen niet oneindig? |

| Gij hebt reeds zooveel voor deze zielen betaald, |

| die niet meer in staat zijn zeiven te voldoen. |

1 Ach, vergeef nog de rest van hare schulden en |

| zij zullen verlost zijn. i

| Jezus, uwe wonden, uw bloed, uw hart, uwe |

| verdiensten, deze zoo rijke overvloedige prijs van |

i de verlossing der wereld, is nu in mij; ik bezit |

| dien Goddelijkeu schat; ik houd hem en het |

| schijnt, dat hij mij toebehoort, wijl Gij hem mij |

| door de H. Communie gegeven hebt. Veroorloof |

i dan, o mijn Verlosser, dat ik er zonder maat gebruik |

| van make; sta toe, dat ik uit uwe wonden, uit i

j uw bloed, uit uw hart datgene putte, wat noodig |

| is om voor die arme zielen te betalen. O Hart, quot;

iiiiiiiiïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiïïi:

-ocr page 307-

— 301 —

iiiiiiniiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihi

I o Bloed, o Wonden van mijn goddelijken Zalig-

| maker! vul het ontbrekende* van den losprijs

^ harer zonden [aan; wees voor haar de verbinding

■ van de barmhartigheid met de rechtvaardigheid,

gt; teneinde zij verlost nit de gevangenis van vuur,

s ten spoedigste in den Hemel het eeuwig loflied

|. der uitverkorenen gaan zingen: „Glorie, eer,

| zegening en macht zij in de eeuwen aan het Lam,

^ omdat Het voor ons geslachtofferd is en ous van

^ alle schatting heeft quot;vrijgekocht.quot;

UliiiiUiiillillllillllllllillillliiliiiillllllilillililliiiii:; .1. .iiiiii|..:.| ...i.,,!,!.;!:.: | i i i i iiiiü... I j

-ocr page 308-

I — 302 —

iiiniiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiNliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

^clicb lot bftt gdjniistcn Ifjus.

^ Eu ego, o hone et Zie, mij hier, o goede

- dulcissinie Jesu, ante con- en allerzoetste Jezus, voor •quot; speetnm tuuni geuibus uw heilig aanschijn werp ~ me provolvo ac maximo'ik mij op mijne knieën.

animi arclore te oro at- neder en smeek U met

- que obtestor; ut meum den grootsten aandrang quot; in cor vividos Fidei, Spei j mijner ziel, levendige ge-quot; et Charitatis sensus, atqne'voelens van (ieloof. Hoop

mill I MM I l.li 1,1 I l:i'llllllllillllllf.illlllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

-ocr page 309-

— 303 —

iiiiiiiiï'iiriiii I 'i niüiii liiiiriiiii i: i i i i i

I I I I I I I i I I I I i 1:1

veram peccatonim meo-ruui poiiiiteutiam, caque emendandi firmissimam voliiutaleni velis impri-mere: dum maguo auimi affectu, et dolore tua quin-que Vulaera iiiecum ipse considero, ac meute con-templorj illud prte oeulis habeas, quod iam iu ore ponebat tuo David Pro-pheta de l'e, o bone Jesu: Voder ant mctnus me as, el pedes meos; clinume-ravenuit omnia, ossa me a. (Psal. 21 v. 17 et 18.

en Liefde, van waarachtig berouw over mijne zonden met een vast voornemen mij daarvan te beieren, in mijn hart te willen drukken, terwijl ik met groote liefde en di'oef-heid uwe H.H. vijf Wonden in den geest beschouw, en mij voor oogen stel wat de Profeet David reeds van U, o goede Jezus, voorzegde; Zij hebben mijne handen en roeten doorboord; zij hebben al mijne beenderen, geteld.

(Ps. 31, v. 17 enquot; 18.)


Z. H. Paus Pius IX, bij Decreet van de H. Con-I gregatie der Aflaten, 31 Juli 1358, en vasthoudende _ aan de Decreten door zijne Voorgangers reeds uit-- gevaardigd, bevestigde opnieuw den :

Vollen Aflaat, toegestaan door Clemens VII en I Benedictus XIV, en bevestigd door Pius VII en quot; Leo XII. voor wie gemeld gebed verricht. Daaren-^ boven verklaarde Z. H. dat tot het verdienen van § dezen vollen aflaat vereischt wordt, dat men het ï- gebed met godsvrucht bidde voor het een of ander i beeld van den gekruisten Jezus, mits men na waar-7 lijk rouwmoedig te hebben gebiecht en gecommuniceerd, gedurende eenigen tijd bidde volgens de ^ meening van Z. H.

Iiiri'iiiiiiiiiiiiiiiliiiili'ii; 1 1111 \ 1 1 1 j 1 1 'i -.111:1:1 1 1 1 1 11

-ocr page 310-

OEFENING VAN DEN KEUISWEG

voor de Zielen des Vagevuurs. 1)

^ goorbcmbingsgcbcb.

ij gaat naar den Calvarieberg om gedood te worden, mijn Jezus; laat mij u volgen op het spoor van uw bloed, o onschuldig Lam, dat de straf wildet ondergaan die ik verdiend had; laat mij u vergezellen op den moeilijken weg dien Gij het eerst hebt doorloopen, en waar gij allen roept, die uwe vrienden willen zijn door uwe navolgers te worden.

Ach, maak dat de herinnering aan uw lijden

(i) Getrokken uit het boek. Openen wij den hemel voor hen die vjij beweenen,

•I'-iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiHiiuiiiiiiiiiiliiiHiiiiliiiiiiiiiiiU'i11quot;'

-ocr page 311-

— 305 — I

mijuen moed en mijne edelmoedigheid opwekke; i

maak dat ik uit de Goddelijke onderrichtingen, |

welke Gij mij bij eiken stap in dien heiligen weg |

geeft, nieuwe kracht patte om het lijden te aan- | vaarden en U met meer beslistheid te volgen.

Maar hetgeen ik U vandaag vooral vraag, mijn |

Goddelijke Meester, is van te kunnen verzamelen 1

al de druppelen van dat kostbaar bloed waarmee |

Gij den lijdensweg besproeid hebt, om er de on- |

eindige verdiensten van toe te voegen aan de Zielen _

des Yagevuurs, en, door dien heilzamen dauw de -

vlammen waardoor ze gepijnigd te worden te dooven. quot;

I. STATIE. |

Jezus ter dood veroordeeld. quot;

Wij aanhielden U3 o Jezus en loven TJ3 omdat quot;

Gij door Uw II. Kruis de wereld verlost hebt. quot;

O Goddelijke Zaligmaker die om ons van de |

eeuwige verdoemenis te redden, U aan het on- quot;

rechtvaardig vonnis van Pilatus onderworpen.hebt, «

heb medelijden met de zielen onzer broeders, die -

door eene beschikking Uwer opperste rechtvaar- quot;

digheid in de duistere gevangenis des Vagevuurs quot;

worden teruggehouden. Buig U neder tot die _

rechtvaardigen, welke door Uwe onbevlekte heilig- -

heid gedompeld zijn in een brandenden oven, 1

gelijk het goud in den smeltkroes, om ze te rei- |

-ocr page 312-

— 30G -

HlI I I I I I I I I I I I I I I I I I I I ( I I I I I

niojeu van alle smetten, van alle onzuiverheid. Het geschueeiiw der Joden, die U beschuldigden, kon u niet tot gramschap vervoeren, o allerzacht-moedigste Jezus, maar zon Uw hart niet bewogen worden door medelijden bij {het vernemen van de hartverscheurende kreten en vurige verzuchtingen dier verlatene zielen ? Ach;! in naam van die onrechtvaardige vcroordeeling, welke Gij hebt willen ondergaan, vraag Uwen Vader van uit het Boek des levens uit te wisschen het rechtvaardig vonnis dat haar van U verwijderd houdt; bepleit hare zaak, o Gij „die ons geworden zijt rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing,quot; 1) en sta mij toe mijn onwaardig gebed met het Uwe te vereenigen; laat mij aan God dat woord herhalen: Zijn bloed komt; over ons en over onze kinderen, 3) en over onze broeders. Het was, in den mond der Joden eene verschrikkelijke Godslastering; dat het in den mijne eeu krachtig smeekgebed zij.

Ja, mijn God, dat het bloed van Uw Goddelijken Zoon op ons terugvalle in een regen van genaden; dat het vooral vandaag terugvalle op onze overledene bloedverwanten en vrienden ; dat het voor hen als ecu dauw zij die hen verkwikt, zuivert en waardig maakt om eindelijk Uwe eeuwige tabernakelen binnen te treden.

I Cor, I 30. Matt. XXVII.

-ocr page 313-

1 — Söl - 8

ii:!i!i 'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiniiiiiiiiiiirTiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiriJiiiiiiüiiüiiiiiiiii

Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Va- 1 quot;

| der. — Ontferm U onzer, Heer, ontferm V onzer. %

| Dat de zielen der overledene geloovigen door |

quot; Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.

2 Ik smeek U, o Heilige Moeder, druk de wonden quot; _ van den gekruisigden Jezus diep in mijn hart. u

| II. STATIE. 1 Jezus met zijn kruis beladen.

• | Wij aanbidden TJ, enz. %

| Gij begroet het met blijdschap, mijn Jezus. Gij |

_ omhelst met eene edelmoedige vurigheid dat kruis i

- 't welk Gij gaat dragen naar den Calvarieberg, dat -

| kruis, dat als een nieuwe ladder van Jacob, den quot;

| hemel met de aarde zal vereenigen! Ach! is het |

| niet uit liefde voor geheel de menschheid, dat Gij 1

| dien verpletterenden last op Uwe schouders geno- |

| men hebt, en is er wel iemand onder de kinderen 1

^ der meuschen die niet het recht heeft, zich de |

| verdiensten van Uwe offerande toe te eigenen? Ja, |

| mijn minnelijke Verlosser, Uw kruis is een onuit- |

| puttelijke schat voor de menschen. (1) Het is de 1

| glorie der gelukzaligen in den hemel, de kracht |

1 van hen die nog den weg des levens bewandelen, |

| de verkwikking en de hoop der gevangenen, die

i) Sap. VII. 14, %

illllii|mgt;iiii!|iiiiiiiiiii!!:i!;;!iii.:i 1 1 i.Tiiiri iiiiiiiiniiiüiii. 1 1,1. 1 1 1 ti:i

-ocr page 314-

in de plaats der uitboetiug zuchten. Deze laatsten, 't is waar, kunnen zelf niet meer putten uit de bron van onuitputtelijke rijkdommen: „de hand des Heeren heeft hen geraaktquot; 2) en tot onmaeht gedoemd; maar dewijl Gij hunne zaak in onze handen gesteld hebt, o ! laat mij spreken, laat mij handelen in hunne plaats; aanvaard, goedgunstig de offerande Uwer oneindige verdiensten, die ik U aanbied, en het ootmoedig gebed dat ik voor hen tot U opzend.

Bezoek die arme zielen mijn Jezus; toon haar Uw kruis als het anker harer zaligheid; en indien dat gezegend hout nog niet voor haar allen de poorten des hemels opene, dat het ten minste voor haar de bittere wateren van het lijden verzoete, gelijk eertijds het hout dat Mozes wierp in de wateren der woestijn. 3)

Onze Vader, Weesgegroet. Glorie zij den Vader^enz.

III. STATIE.

Eerste val quot;van Jezus.

Wij aanbidden Z/, enz.

Ik aanbid U, bezwijkend onder het gewicht van dat zware kruis, mijn Jezus, o Gij die met Uwe

2) Job. XIX. 21. £) Exod. XV, 25.

-ocr page 315-

— 309 —

iiiiilHiilllllllllillliiliililiiliiiililiiüli: I 'üiiriili.m:: iiMiliiiiliilillliiliililiiiililiiliiiiliililiillliiiillliililiili^iii iüi:!

hand het heelal ondersteunt! Ik aanbid TJ in '

Uwe vernietiging, o Gij voor wien „alle knieën |

zich buigen van die in den heinel, die op de | aarde, en ouder de aarde zijn/' 1)

Bij de herinnering aan dien smartelijken val, ■quot;

o mijn Verlosser, en aan de pijn die Gij onder- jp

vondt in al Uwe ledematen, toen Gij vertrapt ^

werdt ouder de voeten Uwer beulen, o gedenk; quot;

bid ik u, de arme zielen, die daar nedergedrukt |

en als verplet liggen onder het gewicht der strenge .

rechtvaardigheid van Uwen Vader. Heb medelijden -

met die zielen, die geen genoegzaam voordeel ge- quot;

daan hebben met Uwe vernederingen, die lauw |

en traag zijn geweest in Uwen dienst en ontmoe- -

digd zijn geworden op den weg des lij deus, ver- -

getend dat Gij haar vooruit zijt gegaan om haar quot;

het voorbeeld te geven. Ja, barmhartigheid, o _

mijn Jezus, voor die zielen, want, indien zij in de |

beproeving zijn bezweken, indien zij verzuimd hebben, |

kracht te putten uit Uwe zwakheid, met vertrou- |

wen op te staan na door den storm te zijn ter |

aarde geworpen, — ach! hebt Gij niet overvloedig |

voldaan voor hare zwakheden in dit uur van ver- |

plettering onder de rechtvaardigheid van Uwen |

Vader ? En God zou niet vergeven aan het zwakke |

riet van gebogen te hebben onder het geweld der |

ontketende winden, wanneer Hij U, de kracht quot;

-ocr page 316-

zelve, bezwijken ziet onder den last waarmede Hij uwe schouders heeft beladen ?

Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.

IV. STATIE.

Jezus ontmoet zijne H. Moeder.

Wij aanbidden f7, enz.

O. mijn Jezus, ik smeek U, wend U goedgunstig tot die verlatene zielen, welk üw Hart aan onze broederlijke liefde aanbeveelt.

„Uit de diepten roepen zij tot IJ, o Keer,quot; (1) en zoeken Uw aanschijn met eene vurigheid gelijk aan die uwer H. Moeder, toen zij Uwe bloedige voetstappen volgde.

Denk aan den liefdevollen blik van innig medelijden, welke Gij op die beklagenswaardige Moeder liet vallen, en zie heden genadig neder op de arme slachtoffers, die branden van verlangen om U te zien en Uw aanschijn te aanschouwen. Ouder hen zijn er vele, die wel is waar, u niet altijd hebben gevolgd gelijk Maria, en wier handelingen niet ten doel hadden U te vinden; er zijn er zelfs, die eerst in het laatste uur op dien weg gegaan zijn waar men U vindt. Ach ! het

i) Ps. CXXIX. I.

-ocr page 317-

was omdat zij de zoetigheden niet kenden, welke men smaakt met ü te volgen ; het was omdat „zij niet wisten wat zij dedenquot; 1) met Uwe gaven te versmaden.

Verschoon, o Heer, hunne onwetendheid en vergeef het hun. Gij die zelfs aan uwe beulen vergiftenis hebt geschonken. Daar zij nu tot U zoeken te naderen, en zij „naar Ü smachten, gelijk een hert naar waterbronnen smachtquot; 2), werp op hen een genadigen blik, verander den smartkreet dien zij in de hevigheid van hun verlangen lut ü opzenden, in een vreugdezang; 3) zeg hen: Komt tot mij. Ik hen uw heil, 4) en open voor hen de poorten, van Sion, waar „zij IJ zullen loven, o Heer, in den kring der rechtvaardigen.quot; 5)

Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader,enz.

V. STATIE.

Simon van Cyrene helpt Jesus zijn kruis dragen.

IVij aanbidden V, enz.

O ! mijn aanbiddelijke Meester, wat was uwe droefheid groot, toen uwe beulen een heiden dwon-

1) Luc XXXIIL 34.

2) Ps, XLI. I.

3) H. Gertruda.

4) Ps. XXXIV. 3.

5) Ps. CX. 1.

-ocr page 318-

geil, om U het kruis te helpen dragen, want Gij wist dat de verlatenheid, waarin Gij U bevondt, slechts een afbeelding was van de verlatenheid, welke U wachtte in de opeenvolging der eeuwen; in de verwijdering en lafheid uwer vrienden, zaagt Gij de onverschilligheid en ondankbaarheid van geheel liet menschdom; Gij zaagt de toekomende geslachten, die U voorbijgingen zonder een blik van medelijden te werpen op uwe smarten, zonder medelijden te hebben met uwe kwellingen.

O, lieer, de gedachte aan uwe verlatenheid bedroeft mij, wat zoude ik gaarne uwe onmetelijke smarten hebben verlicht; daar Gij heden voor immer in rust en glorie zijt, zoo laat mij mini teeder medelijden overbrengen op de geloovige zielen, dio de uwen zijn en die in pijnen en verlatenheid zuchten in den afgrond van vuur, gelijk Gij op den weg naar Golgotha. Gedenk ter harer gunste aan uwe smarten, toen Gij met David moest uitroepen: „Ik zie rond, maar niemand kent mij, en niemand is bekommerd voor mijn leven;quot; (1) gedenk het lijden dat uw hart verscheurde, toen Gij den afkeer van Simon van Cyrene zaagt om U te helpen, en gevvaardig U, o aanbiddelijke Verlosser, voor uwe lijdende kinderen aan uwen Vader het Ware kruis aau te bieden, dat Hij op uwe schouders heeft gelegd, opdat dit heilig hout voor hen de sleutel worde die hun den hemel opene.

Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader 3enz.

i) Ps, XXXV. 9. 70.

-ocr page 319-

I - 313 - I

iiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijfeliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii-iiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiniiiiiiiiiii'liiiiiffiiiiiiii

I VI. STATIE. ;

I Veronica ontmoet Jezus. j

I Wij aanbidden U, enz. i

^ Eindelijk mijn beminnelijlve Zaligmaker, hebt ^

I Gij een medelijdend hart gevonden, dat door eene i

| edelmoedige liefde zoekt te voldoen voor de on- H

quot; verschilligheid en de lafheid uwer afwezige vrienden ~

quot; en TJ schadeloos tracht te stellen voor de bloedige _

» belecdigingen welke de beulen U aandoen.

Ach! dat wij den heiligen moed niet hebben ?

quot; van deze heldhaftige vrouw, die het inenschelijk 1

quot; opzicht de verachting en de woede uwer vijanden i

- overwint, om de beleediging te herstellen, waar- -

| van uw aanbiddelijk aanschijn de kenteekenen |

I draagt! |

| Er zijn echter, o Heer, nog getrouwe dienaars, |

| edelmoedige dienaressen, die uwe wreede smarten

i willen verzachten. Ja, Veronica heeft navolgers |

| en zal die altijd hebben. Vele dier toegewijde |

i zielen hebben reeds in den Hemel het loon voor |

i hare getrouwheid en edelmoedigheid ontvangen; |

1 een groot getal werkt nog op aarde, om met hare f

| tranen de belecdigingen uit te wisschen die Gij |

| van uwe ondankbare kinderen ontvangt.. Maar, o |

| mijn Jezus, hoeveel getrouwe zielen zijn er niet |

i die weleer voor U hetzelfde medelijden., dezelfde |

1 toewijding hadden, en die nu in de vlammen |

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'Iiiiiiii'

-ocr page 320-

- 314 -

zncliteu, wachtende lot zij die zuiverheid hebben verkregen welke uw Goddelijk oog van haar vergt, en zij waardig zijn de plaats in te nemen, welke gij voor haar hebt bestemd.

Gedenk, o ITeer, wat zij gedaan hebben voor de eer van uwen naam en voor de glorie van uwe heilige menschheid; kom tot haar gelijk zij tot u kwamen. Weleer gaven zij XJ de zuchten barer harten, de tranen barer oogen; „verzadig haar nu met deu overvloed uws huizes, en drenk haar uit den stroom Uwer geneuehten, want bij ü is de bron des levens!quot;

Gij hadt in haar het beeld uwer lijdende menschheid gedrukt; doch dat dit beeld nu niet meer besmeurd cu mismaakt zij, maar schitterend en verheerlijkt!

Onzn Vader. JFecs gegroet. Glorie zij den Vader enz.

VII. STATIE.

Jesus valt voor de tweede maal onder het kruis.

Wij aanbidden U, enz.

Ach! mijn Jezus, weder zie ik ü ter aarde ligïen. Hoe zoude ik Ü als mijn God herkennen, indien ik niet wist, dat Gij door deze nieuwe vernedering, mijne ijdele gedachten en mijne werken die ik uit hoovaardigheid heb verricht, wildet uitboeten ?

-ocr page 321-

— 315 -

1 Wat kan ik doen, mijn Goddelijke Meester, op |

_ het zien van uwe vrijwillige vernederingen, tenzij |

- het hoofd buigen en U smeeken mij voortaan de -| verworpenheid en de verachting te doen beminnen. | 3 ludien mijn gebed U behaagt, gedoog dan dat ik ^ | het U aanbiede in vereeniging met uwe vernede- | | ringen, teh gunste der geloovige zielen die in het ^ | vagevuur de fouten uitboeten, welke zij tegen de ~ i schooue deugd van nederigheid hebbeu bedreven. 2 y Door de bcleedigingen en de verachting welke | | Gij hebt willen verduren, vergeef haar den dorst i quot; naar de ij dele eer en achting der schepselen; door 1 | de schaamte die uw heilig aanschijn bedekte, ver- ^ I geef haar dat zij niet genoeg begrepen hebben, | | dat men om groot te zijn in Gods oogen, in de i | oogen der wereld klein en nietig moet worden. ' | O! Gij die hebt willen worden de smaad der | | menschen en de verachting des volks, 1) o Gij die | | „onze kwalen geleden en onze smarten gedragen i | hebt,quot; 3) verlos en red hen, die Gij met zooveel i

- smarten hebt vrijgekocht, geleid hen in uwe wo- ^ i ning, opdat zij IJ daar de eer bewijzen die zij U -quot; op aarde zoo dikwijls ontroofd hebben.

quot; Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den |

| Vader enz. _

| i) Ps. XXI. 7. |

| 2) Isaïas, LUI. 4. 1

1 CIIÜIII. 1 1 !ii:i!iii::iiiiiii 1 1 1 11 1 11 1 1 11 i:m I I. JÜ

-ocr page 322-

- - 316 —

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiïiiiiii

; VIII. STATIE. I

Jezus vertroost de weenende vrouwen.

^ Wij aanbidden U enz.

| 0 mijn Goddelijke Meester, wat waren de woorden quot;

quot; verschrikkelijk die Gij spraakt tot de H.H. vrouwen \

« die U vergezelden en uw lijden beweenden! Doe .

1 mij de strenge les goed begrijpen welke zij be- -

i vatten, opdat ik het vreeselijke lot van het dorre t

| hout ontga. 1

1 Ach! mijn Jezus, terwijl Gij ons iets meer |

| vraagt dan een natuurlijk medelijden, ons ver- |

1 manende niet U, maar onze ongereehtigheden te \

| beweenen, wild et Gij ons ook leer en dat uw lijden U

i en dood voor ons nutteloos zijn, indien wij de |

1 oorzaak onzer rampen, namelijk de zonde niet | quot; verfoeien. Helaas! hoe dikwijls heb ik U dit waar | | en vruchtbaar medelijden geweigerd! Hoe dik- | | wijls heb ik U in plaats van eene berouwvolle | j liefde, niets ten offer gebracht dan onvruchtbare |

tranen, die uwe wonden niet konden verzachten, quot;

| noch mijne ziel zuiveren. %

| Maar met uwe genade, o mijn Jezus, kan ik f

het verlcdene herstellen en aan uw wettig verlan- ■

2 gen voldoen, door waardige vruchten van boet- [ | vaardigheid voort te brengen, Maar er zijn zielen | | voor wie de tijd van verdienen voorbij is en die

| in het verslindend vuur die lafheden en onver- 1

| schilli gheden uitboeten die ik mij te verwijten heb. |

ui igt;|!ii:iii:iiiii!iii!iiiiiii!|iiiiiii:iiHii|iiiii;ii!iiiiiiiiiiiiiii|ii i • i r'Hi'-iMii'-iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii-iii i

-ocr page 323-

2 — 317 — F

|||lllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIi!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!lllllilllllIIII!lll!lllllllllill!IIIIllllil|lllllllll|irHill|||||

Gedenk o liefderijke Verlosser hare onmaclit en i

| verleen aan mijne oogen heilzame tranen, opdat |

| ik haar de verdiensten daarvan toevoege en de |

| vlammen uitdoove, welke haar omringen; hoor |

quot; mijne dringende smeekingen en heb voor die zielen 1

| ingewanden van barmhartigheid, 1) wend U tot 1

i haar gelijk tot de weenende vrouwen en laat haar i

- deze vertroostende woorden hoeren: „Weent niet 1 | meer, want Ik heb den tijd van uw lijden verkort, | | voor eene wijle heb ik u aan de strengheid mijner | | rechtvaardigheid overgelaten, maar zie ik kom u | | verlossen en de eeuwige vreugde schenken.quot;

| Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den 1

| Vader, enz, |

: IX. STATIE. :

Jezus valt voor de derde maal =

j onder het kruis. 0

i Wij aanbidden V enz. i

| O Jezus Gij nadert het einde van Uwe bloedige 1

% loopbaan; Gij gaat de plaats Uwer offerande be- |

quot; reiken, en „met dat doopsel gedoopt worden,quot; quot;

« waarvan Ge zeidet: Hoe wordt ik geprangd, totdat -

- het volbracht zij.quot; 2) uwe ziel bezwijkt, al Uwe -H krachten begeven U, en als verpletterd valt Gij quot;

1] Luc. II. 78.

2] Luc. XII. 50.

1 1 111 1 1 1 1 1 1 1 1 1 ij 1 1 1 1 1 11 1 1 1 1 1 1 1 11

-ocr page 324-

— 318 —

liliiiiijiiiliiiiiiiiiliiiiliiiiliilllllliliiiiiiiiiliiiii i!i::i!iiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiliiiilil

i neder! Door dezen val, smartelijker dan de voor- |

| gaande, wilt Gij ons leeren, dat liet gewicht dat |

| U nederdmkt, liet gewicht onzer zonden en der |

ongerechtigheden der geheele wereld is. Of liever |

| is het niet, om ous door die vernederingen en |

i smarten de liefde en het verlangen te doen kennen, |

i die Gij hebt om ons te verlossen? |

| O Jezus, mijn Verlosser, wat zijt Gij beminne- 1

| lijker en verrukkender voor mijne oogen, terwijl |

| Gij U mismaakt en gewond op den smartelijken |

| kruisweg voortsleept, dan toen ik U aan de natuur |

| zag gebieden of zegepralend Jeruzalem zag bin- |

| nentrekken. |

| Onder het kruis liggende en met voeten ver- -

| trapt, komt Gij mij wonderbaarder voor dan ge- |

i zeten aan de rechterhand Uws Vaders in het i

| hoogste des Hemels. i

| Ach! mijn Jezus, om de liefde welke U nog- |

i maals deed bezwijken, laat mij van Uw medelij- |

| dend Hart een bewijs van goedheid en barmhar- |

4 tigheid afsmeeken, voor de zielen des vagevuurs, |

?? die langs ecu brandenden weg opklimmen tot den 4

quot; berg, waar men Uwe heerlijkheid aanschouwt, i

quot;2 Zie, Heer, ook zij bezwijken door het vurig ver- 2

- langen om U te zien, „iu benauwdheden en ang- -

- sten roepen zij tot U,quot; IJ tot U, haar erfdeel voor -i eenwig, en bezweeren U haar te verlossen. Mijn i | Jezus, aanhoor die arme zielen, gelief ze te be- |

| 2) Baruch. III. I. y

■ i i |':::I!:::i;iiiiiiiiiii :i:-i!iiiiiiHllltl!ililiilllliliillllt'iigt;!!'i::!;i! i i 'Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiliiiiliüii'ï.ii

-ocr page 325-

- - 319 - I

I vrijden, eii doe haar overgaan van de duisternis 1

I tot het licht, van de tranen tot de vreugde. |

| Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den |

1 Vader, enz. 1

- X STATIE. I | Jezus van zijne kleederen beroofd. ^

| Wij aanbidden U enz. ~

| Wat zal ik zeggen, o mijn Jezus, op het zien van ^

| dit droevig schouwspel? Wat zeggen als ik U de |

| Heilige der heiligen deze bloedige heleediging zie |

| aanvaarden? Moesten dan Uwe heulen de onhe- 1

| sehaamdheid hij de wreedheid voegen en U ontkleed i

i vertoon en voor de oogen van het gemeen, dat voor 1

| ü slechts woorden van verachting en bespotting |

- had ? | | O Meester der eeuwige goederen, tot aan Uw | | laatste uur wildet Gij datgene voor deel hebben, ü | wat de menschen verafschuwennamelijk bet kruis, | | de naaktheid, de schande! Wat worden Uwe lessen | 1 weinig begrepen, Uwe voorbeelden weinig gevolgd! | | Wat zijn er weinigen onder hen, die Gij hebt ver- | | licht en geroepen, die „alles voor U verlaten,quot; 1) | | aan -alles vaarwel zeggen, alles opofferen! | i Velen onzer broeders zijn nog in de plaats van | j lijden en uitboeting omdat zij de volmaakte ont- |

ii i) Matt, XIX. 27i =1

-ocr page 326-

; — 320 -

jiliiiiliiiilliiiliiilliiiililiililiillllllliiiliiiiiniil I' i ;iiiiii:iiiiii;!i:iiiiii;i!iliiiiliiiiii:liliiiiliiiiliiiiliiiii:i i

liechting der aardsche goederen uiet liebbcu be-

i oefeud, omdat zij den geest van armoede en

ï zelfverloochening niet bezaten. Daar hebben zij

1 voor kleeding slechts vlammen, voor schatten en

[ rijkdommen ons medelijden, helaas! dikwijls on-

. vermogend ter oorzake onzer onwaardigheid. O

■ Heer, gewaardig U het heden krachtdadig te maken ' door hetzelve te verrijken met den schat uwer ' verdiensten. Aanschouw die arme gevangenen en . aanvaard als voldoening hunner schulden, de on-

■ beschrijfelijke smarten die gij hebt geleden toen ' de beulen het kleed; dat in uwe wonden vast-. kleefde, van uw maagdelijk lichaam trokken. Door

• deze smartelijke ontblooting bezweer ik TJ, „ont-

■ doe die zielen welke Ü dierbaar zijn van het kleed [ der droefheid en der kwelling, en versier ze met . het dubbel kleed van rechtvaardigheid en glorie.quot; 1) I Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Va-\ der, enz.

XI. STATIE.

• Jezus wordt aan het kruis gehecht.

| Wij aanbidden XJ enz.

O vlekkeloos slachtoffer, ziedaar het altaar, waar

| Gij uw offer gaat voltrekken! Zonder morren of

4 klagen, als een zachtmoedig lam, levert Gij TJ over

= 2) Baruch V, i, 2.

iiii:ii@iiiiiiiiiiiliiiiliii!iiiiiiiiiiliiiiiiiiiiii::iiiiii;iiiiiiiiii;iii:: 1 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiÜJIii

-ocr page 327-

in de handen uwer beulen; gehoorzaam geworden |

tot den dood, ja tet den dood des kruises, 1) strekt |

Gij U met onderwerping, ja zelfs met vreugde j

uit op het bed van smarten dat zij voor U bereid |

i hebben. |

O Jezus, Gij hebt U ten offer gebracht voor de |

zaligheid van alle mensehen, in de wondén uwer |

handen en voeten hebt Gij hen eene schuilplaats |

willen openen, waar zij veilig zouden zijn voor de |

gramschap uws Vaders; gedenk de zielen aan^wie |

de overvloedige verdiensten Uwer verlossing nog |

niet ten volle zijn toegevoegd. Daar zij heden de 1

zonden beweenen, die U zoo dikwijls hebben doen |

lijden, en treuren bij de gedachte U zoo dikwijls i

te hebben gewond, o zoo laat haar de kracht on- -

dervinden van het dierbaar bloed dat Gij voor quot;

haar hebt vergoten. |

En Gij ook, Vader van Jezus, almachtige God, |

verhoor ons. Het is waar, uwe strenge rechtvaar- quot;1.

digheid eischt algeheele voldoening maar werp uice quot;

blikken op het aangezicht van uwen gezalfde, 2) _

bij wien is barmhartigheid, vergiffenis en genade; -

sla uwe oogen op dien Goddelijken Zoon, dien wij |

U aanbieden in zijn staat van slachtoffer, en Gij |

zult ontwapend zijn. Indien de zielen, voor welke |

wij U aanroepen, weerspannig geweest zijn aan |

uwe heilige wet, deze Goddelijke Zaligmaker heeft 1

1) Philipp, II. 8,

2) Ps, LXXXIII, io, |

11 1

-ocr page 328-

- 322

s

uwen wil volmaakt volbracht; indien zij lauw =

waren in uwen dienst. Hij brandde van ijver voor |

uwe eer. Laat U dan bewegen, in naam van Jezus, |

van zijn dierbaar bloed en zijne wonden; zuiver |

liet overige harer vlekken en open haar het he- |

melsch Jerusalem, waar zij eeuwig uwe barmhar- |

tigheid en de liefde van uwen Goddelijken Zoon | zullen zegenen.

O/ize Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Va- |

der enz. i

XII STATIE. i

Jezus sterft aan het kruis.

Wij aanbidden V enz.

Ziedaar het heilig slachtoffer aan het kruis, als r een. standaard opgeheven op de bergen 1) voor het ^ oog van alle volkeren, en geplaatst tusschen hemel « eu aarde om de Middelaar te zijn tusschen God Ü eu de menschen.

| Ik aanbid U, o Jezus uitgestrekt op het bed Z | van smarten en schande. Ik aanbid U, o eenige -i hoop der zondaren, troost der lijdenden, glorie der r- rechtvaardigen en geluk der zaligen! Ik aanbid IJ, ~ o „Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld 2),

| (i) Isaias xvm 3. I {2) Joan, I 29,

-ocr page 329-

— 323 — =

||IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllIIIIIIIIIIIIIIIIII|llllllllllllil|IIIIIIIIII!l!l|li!l|llll|llll|llll|llll|llll|llll|Iill|li:i|llll|llll|lllll;^|jj||^

dat hebt uitgewischt het handschrift, hetwelk ons ^ vijandig was, en het genageld hebt aan. het |

krais.quot; 1) -

Met Maria en de heilige vrouwen nader ik dien ^

troon waar de gerechtigheid en de vrede elkander i

den kus hebben gegeven 2) en de handen tot U |

opgeheven bezweer ik U, gedenk de belofte die H

Uw goddelijke mond uitsprak: Wanneer ik van |

de aarde zal opgeheven zijn, zal ik alles tot mij |

trekken. 3) §

Ach! dat zij voor mij bewaarheid worden die ff

goddelijke woorden. Trek mij tot U, laat mij quot;

rusten in uwe heilige wonden, laat mij opklimmen ]]

tot uw H. Hart, opdat ik er eene vurige en edel- -

moedige liefde putte, gelijk aan uwe liefde, „eene | liefde sterk als de dood. 4)

Dat deze onwaardeerbare belofte vooral vervuld |

worde ten opzichte van die zielen, voor welke ik uwe -

hulp inroep. Trek haar tot U, Heer, die zoozeer quot;

verlangen uw huis binnen te gaan, die verzuchten quot;

naar het gelukkig oogenblik, waarop gij tot haar _

gelijk tot den goeden moordenaar zult zeggen; = lieden zult gij met mij in het Paradijs zijn. 5)

Open voor haar uwe armen, die aan het kruis

1) Coloss, II, 14,

2) Ps. LXXX1V. II,

3) Joan, XII, 32.

4) Cant, VIII, 6,

5) Joan. XXIII, 45.

-ocr page 330-

— 324 —

I voor alle menschen zijn geopend, Deig tot haar

i uw heilig hoofd om haar den eeuwigen vredekus

y te geven; verberg deze zuchtende duiven in de

| klove der roti, in de opening van uw hart waar

quot; men rust in de vreugde eener eeuwige liefde, i Onze Vader, Wees gegroet. Glorie zij den Va-

- der enz,

XIII. STATIE.

I Jezus wordt van het kruis afgedaan.

| Wij aanbidden V enz,

| O ! Moeder van liefde en smarten, is er wel eene | droefheid gelijk aan de üwe ? Dit bloedige en B mismaakt lichaam dat Gij in Uwe armen ontvangt, I is dat van Jezus, de gezegende vrucht Uws 1 lichaams, schoon boven de kinderen der menschen? 1)

- Dit aanschijn hedekt met eene loodkleurige bieek-1 heid, is dat hetwelk Gij aanschouwd hebt schitte-quot; rend van glorie en minnelijke majesteit ? Herkent | Gij in die verscheurde handen, de almachtige i en gezegende handen die wonderen deden en | weldaden verspreidden? Herkent gij in die door-? boorde voeten, die heilige voeten welke Judea g doorliepen om overal de woorden des heils te | brengen en zich vermoeiden om de verdwaalden quot; op te zoeken?

^ i) Ps, XLIV, 3,

-ocr page 331-

— 325 —

llllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllll

Helaas! ja, dat lichaam van het hoofd tot de voeten doorwond, is wel wezenlijk van Uw God-delijken Zoon, die gewond is om onze boosheden en gekwetst om onze misdaden. 1)

Welk een schouwspel voor Uw hart o beklagenswaardigste der moeders!

Wat hebt Gij een groot deel gehad in het lijden van den Verlosser! Was het dan niet voldoende, dat Jezus om ons te verlossen den kelk des lijdens tot den bodem ledigde! Was het noodzakelijk dat de Goddelijke gerechtigheid Ü ook al de bitterheid er van deed smaken ?

O Maria, daar Gij ons in smarten en tranen hebt gebaard, laat hen niet verloren gaan, wier zaligheid U zooveel heeft gekost en wees voor ons altijd een medelijdende en liefderijke Moeder.

Laat een gedeelte Uwer tranen vallen op Uwe kinderen der aarde, welke afgrijselijker zijn gewond dan Jezus, omdat hunne wonden het droevig gevolg der zonden zijn. Besproei er ook de zielen mede onzer broeders die uit de plaats van boete hunne handen smeekend tot U verheffen en om verkwikking en verlossing vragen.

H O Moeder der bedrukten, troosteres van hen die

- lijden en weenen, door hunne klagende stem. In

- naam van Uw smartelijk moederschap, verbreek de quot; ketenen die hen van hun opperst Goed verwijderd H houden; en blusch in den zondvloed Uwer barm-| hartigheid de vlammen der Goddelijke rechtvaar-

1 i) Isaias LUI. 5, .'ijiiiiiiiiiiiniiiniiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiHiiiinwiiiiiiifiiiiiwiitni

-ocr page 332-

digheid. Wees voor die gevangenen ,.de deur des hemels,quot; en geleid hen in het verblijf van rust en vrede, van dien vrede die geen avond kent 1) Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader enz.

XIV. STATIE.

Jezus wordt in het graf gelegd.

Wij aanbidden TJ enz.

Uw lijden, o Jezus, heeft een einde genomen, maar Uwe vernederingen volgen U tot in het graf. Niet tevreden met verpletterd te zijn als de druif in de wijnpers, hebt Gij nog als de graankorrel in de aarde willen gelegd worden. Alvorens op te klimmen tot het hoogste der hemelen, en neer te zitten aan de rechterhand Uws Vaders, hebt Gij willen neerdalen in de onderste deelen der aarde. 2) Ach! daar U om die overmatige vernedering alle macht is gegeven, 3) gelief dezelve te gebruiken ten guuste der zielen, welke de Goddelijke Rechter in het vagevuur houdt opgesloten, en die even vurig verlangen U te zien, als hunne voorvaderen welke Gij vroeger hebt verlost. Verbreek

i) H. Augustinus, 22) Ephes, iv, 9. 3) Matt, xxviii 18.

-ocr page 333-

- 327 — I

I de poorten, die hen gevangen houden, laat uw 1

| Goddelijk licht schijnen in den duisteren nacht i

- die hen omringt, en kondig hen de verlossing aan 1 | die Gij in uwe macht hebt. Voer hen in uw i | gevolg mede naar het land der levenden; dat zij U 1 | volgen in het verblijf der glorie, in de eeuwige |

- woningen, die Gij in Uw Koningrijk bereid hebt. i quot; Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Va- | quot; der, enz, i

| SLUITGEBED. ^

O mijn Jezus, voor mijne ziel vraag ik U niet 1

- de vrucht mijner gebeden, die ik gedaan heb en | | der tranen die ik heb gestort, terwijl ik U volgde 1 | op den smartvollen weg, waar Uwe bloedige voet- 1

- stappen mij geleiden. Indien ze aan Uwe goedheid | | behagen, smeek ik U de verdiensten te willen i | toevoegen aan de zielen des vagevuurs, waarvoor i | ik Uwe hulp heb afgesmeekt. Ik weet, o Heer, | | dat mijne gebeden en tranen door zichzelven niet | | in staat zijn volkomen aan Uwe rechtvaardighejd i | te voldoen, maar daar ik U heb aangeroepen in i ^ naam van Uw bitter lijden, van Uw heilig bloed 1 '% en van Uwen dood, heb ik de vaste hoop Uw | quot; teeder Hart voor haar te hebben gewonnen. Ook 1 | vertrouw ik op de beloften door U uitgesproken: 1 | „Al wat gij aan éenen van deze mijne geringste | | broeders gedaan hebt dat hebt gij Mij gedaan/' |. r Zij zijn de Uwen die zielen voor wie ik Uwe | | hulp heb afgesmeekt, en die ik heb willen ver- |

-ocr page 334-

— 328 -

iiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiüiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiliiiilKoi^1»

lichten en vertroosten. Zegen mijne zwakke pogingen en vermeerder mijne verdiensten met de Uwe, o Jezus. Ja, barmhartige God, verhoor mijn gebed en open heden voor een groot getal onzer lijdende broeders de plaats der verfrisschiny, des lichts en des v re des. 1) Amen.

Gebeden voor eiken dag der week

tot lafenis der geloovige zielen in het Vagevuur.

goor ben ^onbaj.

Almachtige Heer God, ik smeek U door het kostbaar Bloed, dat uw Goddelijke Zoon Jezus heeft vergoten in den Hof, verlos de zielen in het vagevuur, en in het bijzonder de meest verlatene onder alle; voer haar uwe glorie binnen, waar zij U. voor eeuwig moge loven en zegenen. Amen.

Pater, Ave en de Profundis.

^oor ben paattbog.

Almachtige Heer God, ik smeek U door het kostbaar Bloed, dat uw Goddelijke Zoon Jezus

mill

11 cri

1

Liturgie.

llllllllllllllllllllll!lllllilllllllllilllllllllllllllIillillllllllllIIlllllll!illllllllllllllllllillllIlllf|lt;||lllt;«■|,|,||l,,|,,ll

-ocr page 335-

— 329 —

heeft vergoten in zijn wrcede geeseling, verlos de zielen in het vagevuur, en in het bijzonder die onder allen de intrede in uwe glorie het meest nabij is, opdat zij weldra beginne U voor eeuwig te loven en te zegenen, Amen.

Pater, Ave en De Profundis,

goor ben Sittsboj.

Almachtige Heer God, ik smeek U door het kostbaar Bloed, dat uw Goddelijke Zoon Jezus heeft vergoten in zijne wreede doornenkroning, verlos de zielen in het vagevuur, en in het bijzonder die onder alle het laatst die vreeselijke pijnen zou moeten verlaten, opdat zij niet zoolang vertraagd worde, om U in uwe glorie te loven en voor altijd te zegenen. Amen.

Pater, Ave en De Profundis.

^oor btn Pofttsimj.

Almachtige Heer God, ik smeek U door het kostbaar Bloed, dat uw Goddelijke Zoon Jezus heeft vergoten in de straten van Jeruzalem, toen Hij het Kruis op zijne heilige schouders torschte verlos de zielen in het vagevuur, en in het bijzonder die voor uw oog het rijkste aan verdiensten is, opdat zij op den glorietroon, die haar wacht, U den hoogsten lof brenge en U in eeuwigheid zegene. Amen.

Pater, Ave en De Profundis.

lllllllllllllillllllllilllllllllllHllllllilillllilllliilllllllllllllllllllllIlllllllllilllllllllillllllIlllllllllillllllllllillllillIIII

-ocr page 336-

= - 330 — I

1 goor ben gonbcrbag.

2 Almachtige Heer God, ik smeek U door het I kostbaar Vleesch en Bloed van uwen Goddelijken I Zoon Jezus, dat deze op den avond vóór zijn | H. Lijden tot spijs en drank aan zijne beminde | Apostelen en verder aan de ^ansche wereld ach-i terliet tot een blijvend Offer en tot een levend-| makend voedsel van zijne geloovigen, verlos de 1 zielen in het vagevuur, en wel vooral die de | grootste godsvrucht heeft getoond tot dit Geheim | van oneindige liefde, opdat zij U, te zamen met quot; uwen Goddelijken Zoon en met den H. Geest

in uwe glorie eeuwig daarvoor love. Amen.

^ Pater, Ave en De Profundis.

Ijoor brn irijbag.

~ Almachtige Heer God, ik smeek U door het

| kostbaar Bloed, dat uw Goddelijke Zoon Jezus

~ op dezen dag op den Kruisboom heeft vergoten

- bijzonder uit zijne allerheiligste handen en voeten, ^ verlos de zielen in het vagevuur, voornamelijk p die, voor welke ik meer verplicht ben te bidden, % opdat het niet mijne schuld zij, zoo Gij haar T niet spoedig binnenleidt in uwe glorie om U daar | voor eeuwig te loven en te zegenen. Amen.

- Pater, Ave en De Profundis.

goor ben ^rttobng.

^ Almachtige Heer God, ik smeek U door het 1 kostbaar Bloed, dat uit de Zijde van uwen God-

-ocr page 337-

5 ^ 331 — i

iiiïiHiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimifii,,,!,,

| delijken Zoon Jezus stroomde'in tegenwoordigheid 1

_ van, en tot de bitterste droelheid zijner Aller- y

^ heiligste Moeder ; verlos de zielen in het vage- |

| vuur en in het bijzonder die, welke onder alle |

1 de grootste godsvrucht heeft getoond tot die |

verhevene Gebiedster, opdat zij spoedig uwe quot;

* glorie binnentrede, om U in haar en haar in U quot; . door alle eeuwen te loven. Amen,

Pater Ave en De Profundis. U

Paus Leo XII, heeft bij Rescript van de -

quot; H. Congregatie der Aflaten, 18 November 1826, |

quot; vergund aan alle geloovigen, die ten minste quot;

_ met rouwmoedig hart en godvruchtig de opgenoem- 1

g de Gebeden, verdeeld over eiken dag der week; 1

§ tegelijk met het Pater Ave en het De Profundis |

§ bidden, en daarenboven een tijd lang bidden |

i volgens de meening van Z. H. den Paus : i I Een aflaat van 100 dagen eens per dag.

lllitl^ll|||||||/||||||||.„J|||||l|||||||||!lli|;jij||l!l| I ::|i j:,! ||. :| | l i l I I ■ | gt;: i l.:|!;illllill!lll|!gt;jillllllll

-ocr page 338-

DE PROFUNDIS.

PSALMUS 129.

De profundis clamavi ad te üomine; Domine, exaudi vocetn meam.

Fiant aures tute inten-dentes in vocem depreca-tionis meae.

Si iniquitatcs ohserva-veris, Domine, Dornine, quis sustinebit?

Quia apud te propitiatio est, et propter legem tuam sustinui te, Domine.

Sustinuii anima mea in verbo eius, speravitanima mea in Domino.

Acustodia matutinausqua ad noctem, speret Israël in Domino.

Quia apud Dominum misericordia, et copiosa apud eum redemptio.

Psalm 129.

Uit de diepte roep ik tot ü, o Heer! Heere, geef gehoor aan mijne stem!

Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking.

Indien gij de ongerechtigheden gadeslaat.o Eeer! wie, Heere, zal beslaan ?

Maar bij U is vergeving, en ter oorzake van uwe wet, o Heer, vertrouw ik op U.

Mijne ziel vertrouwt op zijn woord; mijne ziel hoopt op den Heer!

Van den dageraad af tot in den nacht toe hope Israël op der Heer!

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bijHem is overvloedige verlossing.


iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii

-ocr page 339-

I — 333 —

I Et ipse redimel Israël

% ex omnibus iniquitatibus

s eius.

^ Requiem ttternam dona

■ eis Domine.

Et lux perpetua luceat eis.

Requiescant in pace. A.

v. Domine, exaudi ora-tionem meam.

R. Et clamor meus ad te veniat.

Oremus.

Fidelium Dens omnium conditor et redemptor, animabus famulorurn la-mularumque tuarum re-missionem cunctornm tri bue peccatorum, nt in-dulgentiam quam semper optaverunt, piis suppli-catiombus consequantur. Qui vivis et regnas in saecula saeculorum. r. Amen.

v. Requem aeternam dona eis, Domine.

r. Et lux perpetua luceat eis. v. Requiescant in pace. r. Amen.

En hij zal Israël ver- ~

lossen van al zijne onge- quot;

rechtigheden. |

Verleen hun, o Heer de quot; eeuwige rust.

En 't eeuwig licht ver- 1 schijne hun.

Dat zij rusten in vrede. A. y

v. Heer verhoor mijn |

gebed. =

r. En mijn geroep kome tot U.

Laten wij bidden.

God, Schepper en Verlosser aller geloovigen, verleen aan de zielen uwer dienaren en dienaressen kwijtscheldingvan al hunne zonden: opdat zij de vrijspraak, die zij altoos hebben verlangd, door vrome smeekinKen erlangen. Gij die leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. r. Amen.

v. Heer geef hun de eeuwige rust.

r. En 't eeuwige licht moge hun verschijnen, v. Dat zij in vrede rusten. r. Amen.


-ocr page 340-

I Heldhaftige akte van liefde,

P of Opdracht van alle uitboetende werken en

voorspraken ten gunste der geloovige

1 zielen in het Vagevuur.

- Deze heldhaftige Liefdedaad, ten gunste der

^ geloovige zielen in het vagevuur, bestaat in eene

[| vrijwillige opdracht, door de geloovigen aan ge-

Z noemde zielen gedaan, van al hunne uitboetende

iï werken tijdens dit leven en ook nogquot; van alle

i Aflaten, die na hun dood op hen kunnen worden

1 toegepast., terwijl zij. zoo hunne godsvrucht hun

quot; dit ingeeft, dezen schat kunen nederleggen in de

| handen der allerheiligste Maagd Maria, opdat

quot; _ deze er de Uitdeelster van zij ten gunste dier

| heilige zielen, welke zij uit de pijnen van het

^ vagevuur willen verlossen. Met deze Opdracht

| staat men nochtans aan de zielen niets meer af,

~ dan de bijzondere en persoonlijke vrucht van

i ieder dier werken, zoodat b. v. de priesters niet

§ verhinderd zijn de H. Mis op te dragen tot in-

| tentie van hen, die hun daarvoor een aalmoes

| geven.

i De heldhaftige Liefdedaad, ook Gelofte of Opdracht geheeten, werd met vele Aflaten ver-

y rijkt, bij Decreet van 28 Augustus 1728, door

lllllllljtl!||||||!||||!!l!||||||ll!:i!!l!llllllll!ll!!I!lll!ll|!llllll!llll!lllll!lllllllilllllllllllllllllllllllllllllii:il lllllllllllllllllllllll

-ocr page 341-

— 335 —

§ Paus Benedictus XIII, welke later door Paus 1

r Pius VI, 12 December 1788, werden bevestigd, |

I en daarna door Z. H Paus Pius IX bij Decreet |

I van de H. Congregatie der Aflaten, 30 September |

-■ 1852, op de volgende wijze gespecificeerd : |

I I. DePriesters, die genoemde Opdracht hebben i

I gedaan kunnen deelen in het Indult van het quot;

I persoonlijk geprivilegieerde Altaar op alle de |

1 dagen van het jaar. j

I II. Alle geloovigen, die dezelfde Opdracht -

§ hebben gedaan, kunnen verdienen: i

I Een vollen Aflaatgt; uitsluitend toepasselijk op ■

1 de geloovige zielen, op iederen dag, waarop zij ^

I tot de H. Communie naderen, mits zij eene kerk, _

I of openbare bedeplaats bezoeken en daar een ïï

I tijd lang bidden volgens de meening van Z. H. |

I III. Eveneens kunnen zij verdienen. p

1 Een vollen Aflaat op alle Maandagen van het quot;

1 jaar, wanneer zij de H. Mis hooren tot lafenis ^

I der zielen in het vagevuur, en de andere opge- 1

i noemde voorwaarden vervullen. ^

I Alle reeds verleende Aflaten, of die in het |

1 vervolg nog verleend zullen worden aan de geloo- |

1 vigen, die deze Opdracht hebben gedaan kunnen 1

I toegepast worden op de zielen in het vagevuur. ^

I Eindelijk heeft Z, H. Paus Pius IX, met i

I het oog op de kinderen, die nog niet commu-

I niceeren, alsmede op de arme zieken, chronische |

I lijders, grijsaards, buitenlieden, gevangenen en |

i andere personen, die of niet kunnen communi- |

I ceeren, of op Maandag de H. Mis niet kunnen |

I hooren, door een ander Decreet van de H. Con- |

I gregatie der Aflaten, 20 November 1852, ver-

i7iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigt;'!ii)iiiiiiiiiiii|ii 1 i:ii:r;:-i::!:iiiiiiiiiiiiiiiiii::i:i:!ii!:iiii!:i:! r'jiiiin 11 1 :i;i

-ocr page 342-

— 336 —

I klaard dat voor die geloovigen, welke de H. Mis |

i op Maandag niet kunnen hooren, die welke zij |

| hooren op Zondag, geldig is ; en wat de geloo- |

| vigen betreft, die of nog niet tot de H. Com- |

| munie zijn toegelaten of verhinderd zijn om te |

i communiceeren, heeft Z. H. aan het goedvinden |

i der respectieve Bisschoppen overgelaten de Biecht- quot;

| vaders te machtigen tot het veranderen dezer werken, j

i Eindelijk houde men in het oog, dat ofschoon |

| deze heldhaftige Liefdedaad ook met den naam |

| van Gelofte voorkomt op sommige gedrukte blaad- |

| jes waarop ook een formulier van zoodanige |

n Opdracht staat uitgedrukt, dit nochtans niet zóó i

^ verstaan moet worden, alsof er verplichting op |

_ zonde zou bestaan, gelijk het ook niet noodigis i

de aangegevene formule met den mond uit te |

| spreken, daar de akte van den wil volstaar, en f

quot; men de opdracht slechts met het hart behoeft |

q te verrichten, om deelachtig te worden aan de |

i opgenoemde Aflaten. |

| FORMULE |

| WELKE MEN KAN GEBRUIKEN OM DE | HELDHAFTIGE AKTE TE DOEN.

| Tot uwe meerdere eer, o mijn God, één iu |

| drie personen, om meer van nabij mijn Godde- |

quot; lijken Verlosser Jezus Christus na te volgen en quot;

1 om mijne oprechte toewijding te toonen «ot de |

ë =

itlliHl^lllllllllllllllIIIIIIllllIllllllllllllllllllllllllillillllllllllillllllillllllllllllllliniIIIIIIlülllllllllüülllirjIlllillllüllllllllii^l

-ocr page 343-

— 337 — I

Illll^lilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllililllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllJIIIIIIIIIIillllllllllllllplllllll

allerheiligste Maagd Maria, Moeder van Barmhar- 1

tigheid, die ook de Moeder is der arme zielen des 1

vagevuurs, neem ik N.N. het besluit mede te 1

werken aan de verlichting en verlossing der zie- i

len, welke nog aan de Goddelijke rechtvaardigheid i

moeten voldoen door smarten welke hare zonden |

verdienen; en voor zooveel het mij mogelijk is, .1

zonder mij echter op zonde te verbinden, doe |

ik U vrijwillig de gelofte al de zielen des vage- 1

vuurs te willen verlossen, welker verlossing de |

allerheiligste Maagd Maria verlangt. Tot dat |

einde stel ik in handen dezer goede Moeder al Ü

mijne werken van voldoening welke anderen mij 1

zullen toevoegen gedurende mijn leven, bij mijn 1

dood of na mijn overgang naar de eeuwigheid, i

Ik bid U, o mijn God, dit offer te aanvaarden 1

en te bevestigen, tot Uwe meerdere eer en tot 1

zaligheid mijner ziel. Indien mijne voldoeningen i

niet toereikend zijn om al de schulden te voldoen i

der zielen welke de H. Maagd verlossen wil, als- i

ook mijne eigene schulden welke ik gemaakt heb i

door de zonde die ik haat en verfoei, bied ik mij |

aan, o Heer, om het ontbrekende te voldoen door i

de pijnen des vagevuurs, indien ü dit behaagt, i

mij voor het overige overgevende aan Uwe on- i

eindige barmhartigheid, in de armen van Maria, i

mijne tcedere Moeder. Ik neem tot getuige van |

mijn offer en mijne belofte al de Zaligen des 1

Hemels, geheel de strijdende Kerk op aarde en i

de lijdende des vagevuurs. Amen. |

IIIIL^IIIIIIIIIIIIIIIIIIIillliilllllllllllllllllillllllllillilllllllllllllllllllllllilllllllHllllllllllillillllllilllilllllllllllllllllliililllilllllllii

-ocr page 344-

■ I — 338 —

ll|!!lll||||lllllIlllllllllII!llllllllllllllll|lillllIII|IIIIIlllllllllIlllllllilIIIIIIIIIIIlllllllllIIIII|llllllllllllllllllHIIIIIIIll|llllilllllillllll

I AANMERKING. |

I Deze heldhaftige akte van liefde verbindt niet op |

i zonde, en kan te allen tijde herroepen worden. Het =

1 is niet noodzakelijk eenige formule uit te spreken, |

p: om dit offer te doen: eene inwendige akte van den |

| wil, die uit het hart voortkomt, is voldoende om deel |

| te hebben aan de aflaten die er aan verbonden zijn. i

1 Wij geven hier echter de formule welke door P. 1

| Olinden is opgesteld en waarvan sprake is in het 1

? decreet van Pius IX van den 20 September 1852. |

r: Het is goed ze nu en dan te herhalen.

| VERKLARING VAN DEN ZIN DER OFFERANDE |

Li WELKE MEN DOET DOOR DE HELDHAFTIGE AKTE. |

t 1. Vrucht van verdiensten. 2. Vrucht vau quot;

^ uitboeting;. 3. Vrucht van verkrijging. 4. Vrucht |

i; van voldoening. Wat wij afstaan aan de zielen |

| des vagevuurs, is de laatste soort van vruchten; |

| de drie eerste kunnen niet aan anderen worden quot;

quot; medegedeeld. Hieruit volgt dat de heldhaftige |

_ akte niet belet dat de Priesters de H. Mis opdra- |

gen tot intentie van personen van wien zij offers |

quot; ontvangen. Zij belet evenmin te bidden voor zich, |

| voor zijne bloedverwanten, zijne weldoeners en |

| vrienden. .j

I Gebed tot de H. Maagd ten gunste |

| der geloovige zielen.

Gedurende geheel mijn leven waart gij, o |

| H. Maagd, mijne tcedcre Moeder, gij hebt voor |

ë ~

II I I II li III II I quot; III I I I I 11! I I I I 1 II

k

-ocr page 345-

I - 339 - §

I mij ontelbare gunsten verworven in gevaren en 1

| smarten; gij zult mij ook niet verlaten in liet i

- uur des doods. Maar eene bijzondere gunst vraag i

| ik U heden, o zoete Troosteres der bedroefden, |

I namelijk medelijden te hebben met de ongelukkige ~

| zielen, welke om de zondenschuld nog in de vlam- _

j men des vagevuurs lijden. Gij laat toe dat ikU 1

| mijne goede teedere Moeder noem, wees ook die f

| der arme zielen voor welke ik bid tot uw mede- |

| lijdend Hart. Laat U door mijne tranen en ge- |

| beden bewegen; dat de hartverscheurende kreten |

| welke uit die plaats van droefheid en ellende 1

| opstijgen tot U komen, en dat Gij, o waardige |

| Middelares tusschen God en de zielen die daar |

| verblijven, van Uwen Zoon hare spoedige verlos- i

| sing moget vragen, dit is de gunst, o, Hemelsche |

| Moeder, welke ik ü verzoek en van U afsmeek, i

1 Amen. i

llllltllMIIIIIIIIiJIIIIIIIIIIlllllllllllliJllllinlIl: | I I I I I I l|l!;!|!i|!|!lii||||!|i:r|:||||:!!;|||!||ii:!|||n||||||||iï||||||t|

1 5 I

*

-ocr page 346-

5 _ 340 - ;

VA-f Y-f-f t-A-f VA-f VA-f *é'f

«n» «x» • • •

Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A Af A

LITANIE

lafenis van de zielen des Vagevnnrs-

| (Voor eigen gebruik,) |

| Heer, outferm u onzer. |

i Jezus Christus, ontferm u onzer. [

1 Heer, ontferm u onzer. L

| Jezus Christus, hoor ons. |

| Jezus Christus, verhoor ons.

1 God, hemelsche Vader, ontferm u over de zielen |

| des vagevuurs, |

| God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u over i | de zielen des vagevuurs.

| God, heilige Geest, ontferm u over de zielen des [

| vagevuurs. |

| Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u over | | de zielen des vagevuurs.

| Heilige Maria, bid voor de zielen in het vagevuur. [

| Heilige Moeder Gods, bid voor de zielen in het |

| vagevuur. |

§ Heilige Maagd der Maagden, bid voor de zielen '

| in het vagevuur. ï

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiliiiiii

-ocr page 347-

I — SM — I

i Heilige Michaël,

| Alle heilige Engelen en Aartsengelen, |

^ Alle koren der zalige geesten, |

| Heilige Joannes Baptista, |

i Heilige Jozef,

| Alle Patriarchen en Profeten,

| Heilige Petrus,

| Heilige Paulus,

^ Heilige Joannes,

| Alle heilige Apostelen en Evangelisten,

| Heilige Stefanus,

| Heilige Laurentius,

| Alle heilige martelaars,

| Heilige Gregorins,

| Heilige Ambrosius,

i Heilige Augustinus,

| Heilige Hieronymus,

| Alle heilige Bisschoppen en Belijders,

| Alle heilige Leeraars,

| Alle heilige Priesters en Levieten,

| Alle heilige Monniken en Eremieten,

| Heilige Maria Magdalena,

| Heilige Catharina,

| Heilige Barbara,

| Alle heilige Maagden en Weduwen,

| Alle Heiligen Gods,

| Wees genadig, vergeef haar. Heer.

| Wees genadig, verhoor haar. Heer.

| Van alle kwaad, verlos haar. Heer.

| Van uwe gramschap, verlos haar. Heer. j

| Van de gestrengheid uwer rechtvaardigheid.

-ocr page 348-

k _ 345 - S

1 Van den knagenden worm des gewetens,

I Van de verschrikkelijke duisternis des vagevuurs, |

| Van het geween en gezucht, |

| Door uwe menschwording, 1

1 Door uwe heilige geboorte,

i Door uwen allerzoetsten naam, 1

| Door uw heilig doopsel en vasten,

- Door uwe allerdiepste nederigheid, ^ r

| Door uwe groote gehoorzaamheid, ^ quot;

| Door uwe oneindige liefde, S -

| Door uwen doodsaugst eu uwe smarten, tr* §

| Door uw bloedig zweet, » ^

| Door uwe ketenen en banden, |

| Door uwe doornen kroon, |

i Door uwen schandelijken dood, ^ ■ §

quot; Door uwe allerheiligste wonden,

| Door uw kruis en uw smartelijk lijden, |

| Door uwe heilige verrijzenis, |

| Door uwe wonderbare hemelvaart, t

| Door de komst van den heiligen Geest, der.

| Vertrooster, 1

| In den dag des oordeels, |

| Die door uwe genade zalig maakt, wij bidden u, |

| verhoor ons. ^ i

| Die de macht hebt over dood en hel; i

| Dat het u behage onze ouders, vrienden en |

| weldoeners te bevrijden van de vlammen, i3 |

| die hen verslinden; ^ |

| Dat het u behage alle afgestorvene geloovigen p- |

| van hunne pijnen te verlossen; o ^

| Dat gij u wilt ontfermen over degenen, die S |

III! I ^ I ' I i I i :i I I ! ! ! I I I I I I I ' I . I . 1IIIIII iilülüllllllllllill^ I

k

-ocr page 349-

: — 343 — I lllillillllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!,,!,,,!!,,,,,,,

I geenc bijzondere voorsprekers hebben in deze ^ |

| wereld; i

| Dat het ubehage aan allen uwe genade te doen toe- £ 1

| komen en ze van hunne smarten te bevrijden; è |

| Dat het u behage hunne verlangens in te ^ H

| willigen; p T

| Wij, zondaren, lt; |

| Dat het u behage hen toe te laten in het ge- 1

| zelsehap uwer uitverkorenen; o 1

-i Koning van ontzaglijke majesteit, o i

| Zoon Gods, quot; 1

| Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, f

| geef haar de rust.

| Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, |

| geef haar de rust. |

| Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, |

| geef haar de eeuwige rust. ~

| Jezus Christus, hoor ons. É

| Jezus Christus, verhoor ons. |

| Heer, ontferm u onzer. i

| Jezus Christus, ontferm u onzer. •

| Heer, ontferm n onzer. i

| Onze Vader, enz. ^

| v. Heer geef haar de eeuwige rust.

| r. En het eeuwige licht versehijne haar. |

| v. Van de poorten der hel, |

r. Verlos Heer de zielen der overledenen. 1

| v. Dat zij rusten in vrede.

| R. Amen. |

| v. Heer, verhoor mijn gebed. |

| R. En laat mijn geroep tot u komen. |

rï'IIIIII||||||Ii|I||||||iI||||||||||||||||||||||||||||||||||i||||||||!||||||||||i|!||;:!|;|||||i|;|i;:||;||;|;|{;| | :;;|f||i|;||||||! | i.;,;!;!

-ocr page 350-

I — 344 —

lllllll(illlllIIIII||llllllllllllllllllllllllllllllllll|llillllllllIllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllliHIIIIIl|lllH

I Gebed voor vader en moeder,

j O God, die ons geboden hebt vader en moeder |

i te eeren, ontferm u, volgens uwe barmhartigheid |

| over de zielen van mijnen vader en mijne moeder, |

| verleen hun de vergeving hunner zonden en geef, j

| dat ik hen eenmaal in de vreugde van het eeuwig |

| licht moge aanschouwen. Door Jezus Christus, |

i onzen Heer. Amen. §

| Gebed voor vrienden en weldoeners. |

^ O God, die de zondaars vergeeft en de zalig- |

| heid van allen wilt, wij bidden uwe goedertieren- quot;

| heid, dat gij aan onze broeders, als ook aan onze |

§ naastbestaanden en weldoeners, die uit deze wereld |

| gescheiden zijn, de genade wilt verleenen dai; zij |

quot; de voorspraak mogen ondervinden der zalige Maria I

| altijd maagd, en van al uwe heiligen, en dat zij ^

% met hen mogen toegelaten worden tot de gemeen- |

| schap der eeuwige zaligheid. Door Jezus Christus |

g onzen Heer. Amen. °

^ Voor eenen man. -

g Leen, o Heer, het oor aan de gebeden, waar- |

t door wij uwe barmhartigheid ootmoedig smeeken, quot;

| de ziel van uwen dienaar N.N., die gij uit deze ^

| wereld hebt doen scheiden, op te nemen in het |

| verblijf van licht en vrede en te bevelen, dat zij i

quot; zich met uwe heiligen in de glorie vcreenige. quot;

| Door Jezus Christus, onzen Heer. Amen. |

i:iiiiiiïliiiiiiiiii!iiiiiiiiii;iiiiiiii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!Uiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiii:ii:tiiiiii

-ocr page 351-

2 345 — §

Voof eene vrouw. |

= a

I O Meer, wij sineeken uwe barmhartigheid me- |

j delijden te hebheu met de ziel van. uwe dienares =

quot; N.N. en haar deelachtig te maken aan de eeuwige |

| zaligheid, nadat gij haar Tan de ellende van dit |

| sterfelijk leven bevrijd hebt. Dit vragen wij u i

| door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.

| Voor alle geloovige zielen. |

i O God, Schepper en Verlosser aller geloovigen, |

§ verleen aan de zielen van uwe dienaars en diena- -

| ressen de vergiffenis van al hunne zonden, opdat |

jï zij door de ootmoedige gebeden uwer Kerk mogen _

j verkrijgen, de kwijtschelding, die zij altijd van -

§ uwe barmhartigheid verhoopt hebben. Wij smee- ~

H ken hierom n, die leeft en heerscht in alle eeu- |

| wen der eeuwen. Amen. g

H v. Heer, geef haar de eeuwige rust. |

| B. Eu het eeuwig lieht vefschijne haar,

1 v. Dat zij nisten in vrede. ~

U R. Amen. 1

nsSïSïa

-ocr page 352-

— 346 —

WW^rWW

CrPDRACHT,

der smarten van O. H. Jezus Christus voor eiken dag der week

In den hof der Olijven.

YOOR DEN ZONDAG.

I. Ik offer U op, zoete Jezus, voor elke der zielen van liet vagevuur de smarten van Uw lijden, den wreeden dood des kruises en het kostbaar bloed, dat Gij vergoot, voor onze zaligheid en verlossing.

II. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, de vrees en den schrik, die Uw bedroefd Hart iu deu hof overvielen bij de gedachte aan de pijnen die Gij gingt verduren.

III. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, die eindelooze droefheid in U veroorzaakt door de vrees voor den dood, die U bedreigde, op het oogenblik dat er maar zeer w einig noodig was om U door deze overmatige droefheid

Illllilllllllllllllliilllilllllillllilllllllllllll!!l!l|||!li!l!l|||||||!l||l!!|||!i|illl||||||i|l!liil!|||||||ll!l1llllli;||||||lll

-ocr page 353-

— 347 —

te doen sterven, zooals Gij door deze smartelijke Èï

woorden aan Uwe leerlingen bekend maaktet: 1

Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe. %

IV. Ik offer ü op, zoete Jezus, voor de zielen |

des vagevuurs, de akte van ootmoedigheid, die Gij |

deedt, toen Gij tot Uwen Vader biddende, U 1

nederwierpt op Uwe knieën en U inet het aange- 1

zicht ter aarde liet vallen uit eerbied voor Uwen 1

Vader. |

^. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen i

des vagevuurs, de smartelijke bode, waarin Gij met |

tranen en zuchten Uwen Vader smeektet den bit- 1

teren kelk des lijdens van U weg te nemen. Ik §

ofter U ook op de verheven onderwerping, die U i

tot God deed zeggen: Niet mijn wil maar de Uwe i

geschiede. |

VI. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen 1

des vagevuurs, de brandende liefde, met dewelke -

gedompeld in eene zee van benauwdheden, i

uwe dierbare leerlingen gingt bezoeken, hen ver- *

maneude tot waakzaam heid, opdat zij niet door de _ bekoring zouden overwonnen worden.

^11. Ik ofter U nog op, zoete Jezus, het kost- ~

baar bloed, dat vloeide uit de wonden, en de ~

smarten, die Uw hart verscheurden. I

-ocr page 354-

— 348 -

iiiiiii^iiliiiil'iiiiiiiiliiiiliiiiliiiiliniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiuiiliiiiliiiiliililiiiiliiiiniüi ■niiinjiiiiiilii

| Van den hof van Olijven tot hij den | 1 Hoogepriester Annas.

VOOR DEN MAANDAG.

§ I. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen

i des vagevuurs, de smarten die Gij leedt door liet

i verraad van Judas, die U voor dertig zilverlingen

1 aan de Joden verkocht en TJ door eenen kus in

| hunne handen leverde.

| II. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen

ü des vagevuurs, de smart en de benauwdheid, die

ï Gij gevoeldet, toen Gij werdt aangevallen door

| een groot aantal soldaten, gevangen genomen en

i gebonden als een boosdoener.

| III. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen

1 des vagevuurs, de hevige smarten, die U het hart

| doorboorden, toen Gij, te midden van Uwe pijnen

| U verlaten zaagt van Uwe dierbaarste vrienden,

1 die U gevangen genomen en gebonden ziende allen

i vluchtten; Toen verlieten Hem de Apostelen en

| vluchtten weg.

h IV. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen

| des vagevuurs al het wee, dat Gij ondervondt van

^ den kant dergenen, die, terwijl zij U van den Hof

f naar het huis van Annas leidden, U sloegen en

1 U overlaadden met smaadwoorden.

-ocr page 355-

1 _ 349 — I

a . H

I Tn het huis van Calphas.

| VOOR ÜEN DINSDAG. |

| I. Ik draag U op, mijn zoete Jezus, voor de |

j zielen des vagevuurs, de beleedigingen, die Gij |

| moest ondergaan, toen Gij geboeid naar het huis 1

| van Caïphas werdt geleid, waar Gij onder|bedrei- |

| gingen werdt ontvangen door Uwe vijanden, die 1

| als woedende wolven hunne prooi met woede en |

i ongeduld afwachtten. |

| II. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen |

| des vagevuurs, al de beschuldigingen en valsche |

| getuigenissen, die tegen U werden uitgebraakt en |

i die slechts dienden om uwe onschuld meer te doen 1

| schitteren. |

| III. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zieleu |

| des vagevuurs, den smaad die U werd aangedaan |

| door de Joden, toen zij U een doek voor de oogen 1

| bonden en U kaakslagen gaven, zeggende: Frofe- i

1 teer nu, Christus, wie U geslagen heeft. §

| IV. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen j

| des vagevuurs de smart die Gij onderstondt, toen i

% Petrus U verloochende. |

| VI. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zieleu

| des vagevuurs, al de versmadingen, die Gij het ^

| overige van den nacht moest lijden; want sedert ^

| Gij in de handen Uwer wreede vijanden waart, g

| hield men niet op U te bedroeven door vuist- en i

| kaakslagen en U te overladen met smaadwoorden 1

| en godslasteringen. ^

-ocr page 356-

— 350 —

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

Jezus wordt met een wit kleed omhaii-gen en gegeeseld.

VOOR DEN WOENSDAG.

I. Ik offer ü op, zoete Jezus, voor de zielen, des vagevuurs, de drie valsche beschuldigingen, die de hoofden der Joden tegen u inbrachten, te weten: Dat Gij een verleider des volks waart, en dat Gij verboodt den Keizer schatting te betalen, en dat Gij u tot koning der Joden maaktet.

II. Ik offer U op, zoete Jezus voor de zielen des vagevuurs, de heilige nederigheid, die gij toon-: det, toen Gij U gebonden voor koning Herodes liet brengen, op zijne vragen geen antwoord gaaft en U daardoor de bespotting van dien tiran op den hals liaaldet.

III. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, de vernedering, die Gij moest, ondergaan toen men Ü een wit kleed tot beschimping omhing en Ü aan de spotlust en de beschimping der soldaten overgaf.

IV. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, de smarten, die Gij gevoeldet, toen Gij werdt ontkleed en aan eene kolom gebonden, waaraan men U zoo stevig vastmaakte, dat het bloed uit Uwe armen en handen liep. Ik offer U ook op, de onmenschelijke geeseling, die de wreede beulen U deden lijden tot zoolang het bloed uit alle deelen Uws lichaams sprong.

: i ■ i ; i iiüiiiiiiinnii; i inijiiiiiiPiiiiiiiiiiiiiiiiii^iviiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiniiiniiiniimiiiiiiniiiiii

-ocr page 357-

Jezus wordt met doornen gekroond. I

VOOR DEN DONDERDAG. |

I. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zieleu | des vagevuurs, de smartelijke voetstappen die Gij i deedt, toen men U op het plein van Pilatus leidde quot; om daar met doornen gekroond te worden. Toen 1 waart Gij geheel overladen met versmaadheden | en het bloed stroomde uit de wonden die Gij bij | de geeseling hadt ontvangen.

II. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen i des vagevuurs, de hevige pijn, die de soldaten U H veroorzaakten, toen zij LT beroofden van uwe = kleederen, die reeds aan uw lichaam waren vast- | gekleefd. |

III. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen j des vagevuurs, de beleediging, die U door de sol- | daten werden aaugedaan, toen zij U voor konink- | lijken mantel een verscheurd purperen kleed om | de schouderen hingen, U voor schepter een riet- i stok gaven en ü voor diadeem eene kroon van 1 doornen op het bebloede hoofd drukten.

IV. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen 1 des vagevuurs, de bitterheid, die Gij in uw hart | moest gevoelen, toen de ondankbare Joden, op 1 het oogenblik, waarop men U aan hunne blikken f vertoonde, van alle kanten riepen: Kruisig Hem! | kruisig Hem, ! Hat zijn bloed kome over ons en i over onze kinderen !

-ocr page 358-

- 3o2 - I

lillIlllfiilllllltilllllllllllülllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^lllllllllllllü'IIIIIIIXIIlIl^

; Jezus draagt zijn kruis en wordt | gekruisigd.

| VOOR DEN VRIJDAG. -

1 I. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen quot;

| des vagevuurs, de onbegrijpelijke pijn, die gij leedt |

i toen Gij Uw kruis op den Calvarieberg hebt ge- |

i dragen. |

| II. Ik offer TJ op. Zoete Jezus, voor de zielen |

1 des vagevuurs, de ontelbare smarten, die de |

| soldaten U den geheelen weg aandeden, hetzij -

| al trekkende aan de touw, dat gij om den hals |

quot; hadt hetzij U aansporende om spoedig op de |

| plaats der onrechtvaardige terechtstelling aan te |

| komen. |

1 III. Ik offer U op, zoete Jezus, voor c.e zie- |

f: len des vagevuurs, den driemaal herhaalden val |

i onder den zwaren last des kruises. p

| IV. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen |

| des vagevuurs, de matheid en de zwakheid, die 1

| gij ondervondt, toen gij niet meer op uwe voeten |

| kondet staan, noch uw kruis dragen, waarmede |

| men Simon van Cyrene belastte. Verder nog de |

| smart, die gij gevoeldet, toen men U door geweld |

| van slagen noodzaakte om met veel moeite den y

y Calvarieberg te beklimmen. |

| V. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen |

1 des vagevuurs, het bittere mengsel van wijn en |

| gal, dat de boozen U te drinken gaven, toen gij |

IIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!llllllllllll1llllllllllllllillllllllllllllllllllllllillll,'l!lllll»llgt;llgt;llgt;gt;i'«lgt;l|lt;l|l|lllllllllll,,|l!!ll,!l

-ocr page 359-

I ^ 353 — g

I geheel uitgeput op den berg van Calvarie waart |

I aangekomen. i

I VI. Ik draag U op, zoete Jezus, voor de zielen 1

i des vagevnurs, lt;le onnoemelijke smarten, die gij |

| verduurdet, toen gij door de beulen aan het kruis i

| waart vastgenageld. §

| VU. Ik offer U op, zoete .Tezus, voor de zielen -

quot; des vagevnurs, de heilige offerande, die gij niet 1

| zooveel tranen en zuchten op het kruis van U ~

4 zeiven aan den eeuwigen Vader deedt, die kostbare i

quot; offerande, die deu mensch moest redden en hem -[ den hemel openen.

| Jezus in zijnen doodstrijd op het kruis-. A VOOR DEN ZATERDAG.

a

T. Ik offer U op, zoete Jezus, al die wreede |

smarten, die gij op het kruis leedt, eu de mis- 1

dadige scheldwoorden, die U naar het hoofd wer- |

den geslingerd door de Schriftgeleerden en Fari- §

zeërs, die U in uw ongeluk bespotten en U 1

uittartten, daar zij uwe macht voor altijd vernie- i

tigd geloofden. • 1

II. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen | des vagevuurs, de inwendige angsten, die U bevingen f toen gij uwe dierbare Moeder geheel ontroostbaar zaagt en ook de trouwe Magdalena, die al wee- -nende den voet van het kruis omklemde. i

III. Ik offer V op, zoete Jezus, voor de zielen i des vagevnurs, de gebeden, die gij van af de 2

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuitiiiiiiiiüüiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiiiniiiiiiii

12 i

-ocr page 360-

— 354 —

iiiiiiiiiiiiiliiiiÉiiiilniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiii

- hoogte des kruises tot uwen Vader, opzondt, eu waarin gij Hem om vergiffenis smeektet voor d® Joden, terwijl gij hen verontschuldigde door deze woorden : Vader vergeef het hun, want zij weten niet ia at zij doen.

IV. Ik offer IJ op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, dén brandenden dorst, die uwe ingewanden schroeide, toen gij van af het kruis

3 riept: Ik heb dorst alook het lijden, dat gij vcr-a duurdet, toen men eene spons, in den azijn ge-

- doopt aan uwen dorstigen mond bracht.

V. Ik offer U op, zoete Jezus, voor de zielen Z des vagevuurs, de smartelijke klachten, die gij U

- liet ontvallen, toen gij, U van uwen Vader verlaten ziende, droevig uitriept: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

VI. Jk offer U op, zoete Jezus, voor de zielen des vagevuurs, de laatste droefheid, die gij on-dervondt, toen uwe ziel zich scheidde van uw lichaam en gij uwen geest aan den Vader hebt aanbevolen, terwijl gij met luider stem spraakt: Fader, in uwe handen beveel Ik mijnen geest!

i

-ocr page 361-

JNTOVJESDNTE

tot lafenis van de zielen des Vagevuurs, I door den H. Alphonsus de Liguori. |

EERSTE DAG. |

Overweging,. De smarten, die deze gezegende |

zielen lijden, zijn zeer talrijk. Maar de grootste %

van alle is de gedachte, dat zij zelf de schuld |

zijn geweest van het lijden dat zij verduren, door | de zonden, welke zij gedurende hun leven be-

dreven hebben. ^

Gebed. O Jezus, mijn Verlosser, ik heb dik- _

wijls de hel verdiend; welk een smart zou ik '§

hebben, wanneer ik reeds verdoemd ware, door de f

gedachte, dat ik zelf mijne verwerping had ver- T

oorzaakt. Ik bedank u, voor het geduld dat gij _

met mij hebt gehad, o mijn God, omdat Gij zoo -

oneindig goed zijt; ik bemin TJ bovenal, en het *!

is mij uit geheel mijn hart leed, dat ik U ver- quot;

gramd heb. Ik beloof U liever te sterven, dan U _

nog ooit te beleedigen; geef mij de heilige vol- -

harding; heb medelijden met mij; heb ook me- i

delijden met de arme zielen, die branden in de i

-ocr page 362-

— 355 —

iiiiiiiiliiiioiiiiiinii! riiiiiiiiiiiiiiiiiii i iiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniip

| vlammen des Vagevuurs. Maria, Moeder van mijnen i God, kom liaar door uwe machtige gebeden ter hulp. p Onze Vader. Wees gegroet.

^ TWEEDE DAG.

Overweging. Eene andere smart, die deze zieleu ~ zeer bedroeft, is liet zien van deu tijd, dien zij

- gedurende haar leven verloren hebben, waarin zij

- vele verdiensten voor het Paradijs konden vergaderen, terwijl zij mi dit verlies niet meer kunnen

i vergoeden, omdat met den tijd des levens, de

| tijd van verdiensten is geëindigd.

Gebed. Wee mij, ongelukkige! o Heer, ik, i die reeds zoovele jaren op deze aarde leef, ik heb . | slechts verdiensten voor de hel vergaderd. Ik be-5 dank u, dat gij mij den tijd geeft, het kwaad te i herstellen, dat ik heb gedaan. Het spijt mij, o y mijn God, die zoo goed zijt, dat ik U heb bedroefd; ~ sta mij bij, opdat ik den tijd, die mij nog over-| blijft, alleen besteede om Ü te dienen en te heil minnen; ontferm U mijner, en heb medelijden | met de zielen des Vagevuurs. O Moeder Gods, i help haar door uwe machtige gebeden.

Onze Vader. Wees gegroet,

I DERDE DAG.

Overweging. Een niet minder groote smart

- lijden de zielen door het verschrikkelijk gezic.ht quot;■ harer zonden, waarvan zij de schuld betalen. | Gedurende het tegenwoordige leven kent men niet

-ocr page 363-

— 357 — I iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiii

i al de boosheid der zonde, maar des te beter begrijpt 1

| men ze in het andere, en dit zijn zelfs de grootste 1

| pijnen, welke de zielen des Vagevuurs lijden. |

| Gebed. O, mijn God, omdat gij zijt oneindig 1

| goed, bemin ik U boven alles, en het is mij uit i

| den grond van mijn hart leed, dat ik u vergramd |

- heb. Ik beloof U, liever te sterven, dan iu mijne ~ quot; vorige zonden te hervallen,- geef mij de heilige quot; ' volharding ; ontferm U mijner en heb medelijden quot;

- met de heilige zielen, die branden in de vlammen » | des Vagevuurs. En gij. Moeder Gods, help haar ^ ró door uwe machtige gebeden.

| Onze Vader. Wees gegroet. |

| VIERDE DAG. |

j Overweging. De smart, die nog het meest deze %

~ zielen, de bruiden van Jezus Christus, bedroeft, is i

| de gedachte dat zij door de zonden van haar i

1 voorgaand leven aan dien God hebhen mishaagd i

| dien zij thans zoozeer beminnen. Er zijn zelfs hier i

l| op aarde heilige boetelingen geweest, die van quot;

quot; droefheid zijn gestorven bij liet gedacht dat zij ~

_ cenen zoo goeden God beleedigd hadden. De zielen -

- des Vagevuurs weten veel beter dan wij hoe -quot; beminnenswaardig God is, en zij beminnen Hem quot; quot; uit alle kracht; daarom voelen zij, wanneer zij er

- aan denken dat zij Hem gedurende haar leven -| beleedigd hebben, daar eene smart over, die alle -i andere smart overtreft.

| Gebed. O mijn God, omdat gij oneindig goed y riiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiüiiiiiiiii!!: :i;:::i:rn::ini!iiiii!!ii:imi;;i:i!ii j.. n

-ocr page 364-

I _ 358 _ -

iiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiini I ;i:!iii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiipiiiiiii

quot; zijt, doet het mij leed uit geheel mijn hart, dat ik i

1 U beleedigd heb. Ik beloof U liever te sterven, |

| dan in mijne vorige zonden te hervallen; geef mij |

| de heilige volharding en ontferm TT mijner; heb |

| ook medelijden met de zielen die branden in de |

| vlammen des Vagevnurs en die U uit geheel hun |

i hart beminnen. O Maria! Moeder Gods, help hen |

f door uwe machtige gebeden. %

| Onze Vader. Wees gegroet. quot;

| VIJFDE DAG. |

| Overweging. Eene anderegroote smart, die deze |

1 gezegende zielen lijden, is te wonen in dat vuur |

j om er te lijden, zonder te weten wanneer hare j

i folteringen zullen eindigen. Zij weten zeer goed 1

i dat zij er eens uit verlost zullen worden, maar de |

H onzekerheid, waarin zij zich bevinden omtrent deu |

f; dag, die een einde aan hare smart zal maken, is |

| voor haar een groot lijden. quot;

1 Gebed. Wee mij. Heer, indien Gij mij naar de 1

- hel hadt gezonden, naar die wreede gevangenis -quot; waaruit ik zeker was nooit bevrijd te worden! Ik ff ~ bemin 11 bovenal, oneindige Goedheid en het doet 1 _ mij leed uit den grond mijns harten, U beleedigd «

- te hebben. Ik beloof U, liever te sterven dau -quot; in mijne vorige zonden te hervallen, geef mij de quot; quot; heilige volharding; ontferm U mijner. Heb ook 1

- medelijden met de zielen die branden in de vlam- -T: men des Vagevnurs, O Maria, Moeder Gods, he?.p -

haar door uwe machtige gebeden.

1 Onze Vader. Wees gegroet. |

i iiiiiiii:!;:i;ii:i-. iühii-. ■ i .liiiiiiiiii:-..iriiiiiiiiiiüiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiinïiiiiiiii

-ocr page 365-

I - 359 - I

liiiiiilliiltiiiliiiillllillliilHiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.iiniiiiiiiiiiiiii :i::iiliiiiliiiil;iiiliiiili:iiliiiiliii!liiiiiifiiiiiill

1 ZESDE DAG. |

' Overweging De zielen des Vagevuurs worden 1

| wel getroost door de herinnering aan het lijden i

| van Jezus Christus en aan liet H. Sacrament des i

| Altaars, omdat zij steeds een menigte genaden i

| door de Communie en het heilig sacrificie der Mis i

| ontvangen hehhen en nog ontvangen, maar even 1

| groot als deze vertroosting voor haar is, even groot 1

quot; is de smart die zij uitstaan hij de gedachte, dat zij |

2 gedurende het leven zoo ondankbaar zijn geweest | - voor de weldaden der Liefde Gods. 1 | Geheel. O mijn God! gij zijt ook voor mij ge- § i storven en gij hebt U zoo dikwijls aan mij gegeven | | in de H. Communie, en ik, ik heb U altijd met | | ondankbaarheid vergolden, maar nu bemin ik U 1 | bovenal, o mijn opperste goed, en het is mij | | boven alles leed, dat ik u vergramd heb. Ik 1 | beloof U, liever te sterven dan IJ nog ooit te | | bedroeven. Geef mij de heilige volharding en out- | i ferm U mijner. Heb ook medelijden met de heilige | | zielen, die branden in de vlammen des Vagevuurs. i | O Maria, help haar door uwe machtige gebeden i i Onze Vader. Wees gegroet. i§

t ZEVENDE DAG. j

| Overweging, Wat de smarten van de gezegende |

i zielen nog vermeerdert, is de herinnering aan de 1

| weldaden, die zij van God ontvangen hebben, zoo- |

-ocr page 366-

- 360 —

i als: in eeu katholiek land geboren te zijn, tot i

y boetvaardigheid geroepen te zijn geweest, de ver- i

i giffenis harer zouden bekomen te hebben; ja on- |

M getwijfeld, doen al deze gunsteu haar beter hear |

| ondankbaarheid inzien. i

Geheel. Maar, Heer wie is er ondankbaarder p

- geweest dan ik? Gij hebt mij 'met zooveel geduld -quot; afgewacht. Gij hebt mij dikwijls met zooveel liefde | ^ vergeven en ik, na zooveel beloften, heb u op- quot;

- nieuw gaan beleedigen. Ach! zend mij niet ïer -

- helle, ik wil u beminnen. Ik heb spijt Ü, ouein- | ^ dige Goedheid, beleedigd te hebben. Ik beloof U, f _ Hever te sterven, dan U opnieuw te beleedigen. i | Geef mij de heilige volharding. Ontferm U over | | mij en heb medelijden met de zielen des Vagevuurs. | | O Maria, help haar door uwe machtige gebeden. | i Onze Vader. Wees gegroet. |

I ACHTSTE DAG. |

| Overweging. Daarenboven is het een buitenge- |

| woon bittere smart voor deze gezegende zieleu te |

1 denken dat God, terwijl zij nog leefden, haar zoo quot;

| rijkelijk met bijzondere gunsten heeft bedeeld, die |

| hij niet geschonken heeft aan anderen, en dat zij |

| door hare zonden Hem hebben gedwongen haar tot |

| de hel te veroordeelen, ofschoon Hij haar toch nog i

| heeft willen vergeven en vervolgens uit zuivere 1

| barmhartigheid zalig maken. |

i Gebed. Heer, ik ben een van die ondankbaren, |

| die na zoovele genaden van U ontvangen te heb- i

i'iiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

-ocr page 367-

s — 3GI — J lllllll@llllilllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllilllilllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllll!lll'llllllllllllllllllllllllllllllllllfllllllll

I ben Uwe liefde hebben veracht en verdiend hebben f

| ter helle veroordeeld te worden. Oneindige goedheid, |

i ik bemin U na bovenal, het smart mij uit geheel |

| mijne ziel, U beleedigd te hebben. Ik beloof U |

| liever te sterven, dan ü voortaan nog te beleedigeu. i

| Geef mij de heilige volharding en ontferm U |

| mijner, heb medelijden met de heilige zielen, die |

| branden in de vlammen des Vagevunrs. H. Maria |

1 Moeder Gods, help haar door uwe machtige i

Onze Vader. Wees gegroet. |

| NEGENDE DAG. |

| Overweging. In één woord, al de smarten die 1

| dc zielen lijden zijn groot: het vuur, de verveling:, |

| de duisternis, de onzekerheid van het oogenblik, p

p waarop zij uit deze gevangenis zullen bevrijd wor- -

i den, al deze pijnen zijn groot, maar de grootste quot;

| smart van die bruiden van Christus, is verwijderd ^

i te zijn van haren Bruidegom en van zijn aanschiju P

g beroofd te wezen.

| Gebed. O mijn God, hoe heb ik zooveel jaren ^

i verre van ü en beroofd van Uwe genade kunnen _

si leven. Oneindige Goedheid, ik bemin u bovenal -

i en het smart mij uit het diepste mijns harten dat quot;

| ik U beleedigd heb. Ik beloof U, liever te sterven |

| dan in mijne vroegere zonden te hervallen. Geef i

| mij de heilige volharding en laat niet toe dat ik |

i nos: ooit in uwe ongenade valle. Ik bid U mede- |

| lijden te hebben met dc zielen, die lijden in de |

-ocr page 368-

I _ 362 — I

iiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniixiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiii

1 vlammcD des Vagevuurs. Verzacht hare smarten, quot;

I verkort den tijd van haar ballingschap en roep |

1 haar weldra tot het geluk TJ van aanschijn tot |

| aanschijn te aanschouwen. |

i O Maria! Moeder Gods help haar door uwe |

i machtige gebeden en bid voor ons, die voortdu- 1

I rend in gevaar zijn ons zeiven te verdoemen. § Onze Vader.

GülKKELIJK TE INiN AFLATEN.

i. (Uit de Raccolta.) |

| 1. Jezus, zachtmoedig en ootmoedig van harte, _ j maak mijn hart gelijkvormig aan het uwe.

(Een aflaat van 300 dagen} eens quot;per dag.) quot;

| 2. Mijn Jezus, barmhartigheid! |

quot; (Een of aal van 100 dagen, telkens,) quot;

| 3. Zoetste Jezus, wil mij geen Hechter zijn, maar

| een Zaligmaker. i

(Een aflaat van 50 dagen, telkens.) f

1 4. Aanroeping der allerh. Drievuldigheid met de g

| woorden: In den naam des Vaders en des Zoons 1 i en des Heiligen Geestes.

[Een aflaat van 50 dagen telkens.) A •- 5. Ieder oogenblik zij het allerheiligst cn aller-| goddelijkst Sacrament geloofd en gedankt.

(Een aflaat van 100 dagen eens per dag.) §

|| Een aflaat van 100 dagen driemaal per dag, op p

-1 li :i!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiftiiili!iii!gt;niquot;!J :quot;i

-ocr page 369-

— 363 — §

HiiHiifiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiiiiii

alle Donderdagen des jaars, alsmede onder het uc- =

| taaf Tan het feest van Sacramentsdag. =

| Een aflaat van 100 dagen gedurende tedere H. Mis, §

H eens te verdienen luor alle geloovigen, die tijdens ^

p de opheffing der beide gedaanten ten minste met s

- rouwmoedig hart en godvruchtig hetzelfde schiet- 1

s gebed bidden. =

| 6. Zoet Hart van mijn Jezus, maak dat ik Ü i ~ immer meer beminne.

_ (Een aflaat van 300 dagen, telkens.) §

s 7. Bemind zij overal liet H, Hart van Jezus! i

(Een aflaat van 10Ü dagen, eens per dag.) %

| 8. Gezegeml zij de heilige eu onbevlekte out- |

| vangeuis der allerh. Maagd Maria. I

§ {Een aflaat van 100 dagen, telkens.) §

| 9. Jezus, Maria, Jozef, ik geef u mijn hart, 1

mijn geest en mijn leven. j

| Jezus, Maria, Jozef, sta mij bij in mijnen |

| laatsten doodstrijd. 1

Jezus, Maria, Jozef, moge ik in uw gezel- 1

schap in vrede sterven. i

§ (Een aflaat van 800 dagen, telkens s

Ü (Evn aflaat aan 1U0 dagen, telkens als men =

een enkele der schietgebeden uitspreekt.) |

| 10. H, Jozef, Vriend van het H. Hart, bid voor, |

i 0I1S* :ë

§ (Een aflaat tan 100 dajjen, eens per dag.) |

| 11. Eeuwige Vader, wij bieden u aan het bloed, |

i het lijden en den dood van Jezus Christus, de |

i smarten der allerh. Maagd Maria en van den 1

h H. Jozef, tot voldoening voor onze zonden, tot |

llllinr^llllllllL-rillilllliiljtiiliiiiiiiiiiiuii!!;;!,!.;!' | , ||!;j;| | |: | quot;;| | :|!:!!||!l!r';.|||!l||||||||||||||||l|||||||||

-ocr page 370-

I - 364 - I

niiii.i ifiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiii_iiii:iii

n lafenis der geloovige zieleu in liet Vagevuur, 1

I voor de behoeften onzer Moeder de H. Kerk, i

| en de bekeering der zondaren. |

H (Een aflaat van 100 dagen, eens per dag.) ^

1 12. v, Laat ons bidden voor onzen Paus N.N. i

i r. De Heer bescherme hem, behoude hem 1

| in 't leven, make hem zalig op de aarde en |

levere hem niet over aan den wil zijner vijanden. ï.

i Onze Vader, Wees gegroet. |

^ {Een aflaat van 800 dagen, eens per dag ) ~

rf 13. Voor hen, die er 'zich gedurende een half |

i uur op toeleggen den Catechismus te onder-

1 wijzen, of aan te leeren. y

y (Een aflaat van lOO dagen, telJcens.)

« 14. Zoo dikwijls men het zingen van Geestelijke %

p Liederen bevordert. -■

-• (Een aflaat van een jaar.) ~

| 15. O Jezus, die leeft in Maria, kom en leef i a |

i uwe dienaren, in den geest uwer heiligheid, in |

]] de volheid uwer kracht, in de waarheid uwer y

| deugden, in de volmaaktheid uwer wegen, in |

i de mededeeling uwer geheimen; heersch over |

elke tegenstrijdige macht, in uwen geest tot |

1 glorie des Vaders. Amen. |

y (Een aflaat van a00 dagen eens per dag.) |

| 16. O goedertierenstc Jezus, Gij alleen zijt onze |

| zaligheid, ons leven en onze verrijzenis. Wij |

i smeeken U dan, verlaat ons niet in onze be- quot;

i nauwdheden en kwellingen, maar door den dood- ||

iiiiiiifniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigt;ïiiiiiiii

-ocr page 371-

— 365 —

strijd vau uw allerheiligst Hart, door de smar- i

I ten uwer onbeTlekte Moeder, kom uwe dienaren |

1 te hulp, die Gij door uw kostbaar bloed hebt i

t vrijgekocht. |

(Een aflaat van 100 dagen eens per dag.) quot;

li 17. Ziel van Christus, heilig mij. ^

Lichaam van Christus, maak mij zalig, y Bloed van Christus, maak mij dronken. I Water der zijde van Christus, waseh mij. I Lijden van Christus, versterk mij. '2 O goede Jezus, verhoor mij. ^

§ Binnen uwe wonden, verberg mij.

I Laat niet toe dat ik van U geseheiden worde. -I Tegen den boozen vijand bescherm mij. quot; In het uur van mijnen dood roep mij. _

ï En beveel mij tot u te komen,

I Opdat ik U met uwe heiligen love

Door de eeuwen der ecu wen. Amen.

{Een aflaat van 300 dagen telkens.)

1 18. Tk aanbid U ieder oogenblik,

I O levend Brood des hemels, verheven Sacra- quot;

I ment. |

j O Jezus, o Hart van Maria, U smeek ik j

mijne ziel te zegenen. i

I O allerheiligste Jezus, mijn Zaligmaker, aan |

I U geef ik mijn hart. i

i {Een aflaat van 200 dagen telkens.) f

I lü. Geloofd, aangebeden en met gevoel van | dankbaarheid zij bemind Jezus' Hart in het quot; I allerheiligste Sacrament des Altaars, op ieder 1

-ocr page 372-

I _ 366 — I

iflllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllT^llll,

1 oogenblik, en in alle tabernakelen der gansehe f

I wereld, tot aan de voleinding der eeuwen. Amen. |

§ {Een aflaat van 100 dagen eens per dag) §

| 20. Gedenk, o allergoedertierenste Maagd Maria, |

| dat het nooit gehoord is, dat iemand die tot U |

i zijne toevlucht nam. uwe bijstand verzocht, of -

| uwe voorspraak inriep, door u is verlaten ge- |

| worden. Aangemoedigd door dit vertrouwen, i

i kom ik tot U, o Maagd der maagden, mijne |

| Moeder, en zuchtende onder het gewicht mijner |

zonden, snel ik tot U, versmaad mijne woorden |

■? toch niet, o Moeder des Woords, maar aanhoor i i ze goedgunstig en verhoor ze. Amen.

{Een aflaat van 800 dagen tellens.) 1

EENE ZIEL DES VAGEVUURS AAN DE LEVENDEN OP AARDE-

'k Zag het licht der flauwe doodskaars Kwijnen -in mijn stervend oog;

Alles rond mij zonk in 't duister.

Maar mijn ziele steeg omhoog!

God, wat licht trof toen mijn oogen! 'k Zag wat 's Heeren glorie is! Zon, verberg u; bij die klaarheid Is uw Juister duisternis.

't Eeuwig licht werd mij ten spiegel Voorgehouden, 'k Zag mijn ziel......

'I• i-•i; i. i I I I i. i'i Wüiimiliüii I I i ■liiiliinini'iiiiiiii

-ocr page 373-

= _ 367 — I

iiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiniiiiniiiiiiiiiiiiEiiniiiiiiiiiniiniiiiiiinniiraiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiliiiiiiii

I Maar of toch mijn oogslag nooit meer

Op zoo droef een schouwspel Tiel! §

1 Bij het licht dat op mij straalde |i

1 Uit des Heercn vlammend oog,

Wat al vlekken, die om wrake a

| Riepen tot Zijn troon omhoog! |

- Hij zoo heilig — ik zoo zondig; -

- Hij rechtvaardig — ik vol schuld!

God! is 't mooglijk, dat Ge eeu oogwenk ~ 1 Voor Uw oog mij hebt geduld?

- Toen, toen zag ik al mijn boosheid; | 'k Gruwde van der zonden schand.

'k Vroeg genade; 'k weende bitter, quot;

1 'k Dekte 't aanschijn met mijn hand!

| 'k Voelde mij tot Hem getrokken -

| Die mij eens het leven gaf;

Maar de vlekken mijner ziele § Stieten van zijn Hart mij af! -

- God, mijn God, hoe tot U komen? ~ Mijne schuld hoe boet ik die? ~

| Waar, waar vlucht ik voor Uw blikken, _

1 Tot ik mij gezuiverd zie?

U 'k Wierp mij, uit Zijn oog, vrijwillig

In deez' kolk van solfer neer!

| Liever bleef ik hier een eeuw nog, _

i Dan besmeurd staan voor den Meer!

- 'k Lijd hier vrees'lijk; maar die pijnen

Zij verteeren, wat God haat. ^

I 'k Draag 't geduldig! 't Is rechtvaardig i Dat ik hier in tranen baad!

| Maar gij, levend op deez' aarde,

i l' JlllwulliiülitillilülillilillilüiillilillüillliilinilliHli' mill l l I T:::r :l i 'i:i

-ocr page 374-

— 308 — 1

Gij kunt stillen mijne pijn. |

i Wie, wie zal er met mij lijden? quot;

1 Wie mijn leed gedachtig zijn? 1

i Hoort, ach, hoort mijn bittere zuchtea ! i

'k Vraag een enkel aflaat, een!...

i O, die laaf'nis vloei nog eenmaal |

| Over mijne ziele heen! |

f_ Ziet ge op aard een blindgeboor'ne, | ~ Is ii dat niet droef aan 't hart?

k Maar, och zie, 'k ben ook verstoken i

1- Van het eeuwig licht! Wat smart! i

Gij ontfermt u over kreuplen, |

| En vergeet, vergeet gij mij? quot;

'k Wenseh naar God omhoog te suellcn

^ Wie, wie staat mij hier ter zij? -

Ach, ik smeek u, gij mijn vrienden, Ü

|- Die mij eens zoo dierbaar waart, quot;

— Troost mij in mijn bitter lijden, |

| Gij toch kunt het nog op aard! |

Een gebed, een Heil'ge Misse,

1 Welk een troost, voor mijne ziel! |

i Had ik 't eerder slechts geweten? |

| Voor ik in deez' vlammen viel! | quot; Wie, wie zal mijn klacht aanhooreu?

i Roep ik iu een woestenij? Z

| Is er niemand dan op aarde |

Die mijn leed gedachtig zij? i

| M. N

llliiiillilllllllijllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|llll|llll|llllllllllllillllilllli;ili!illllllllilll

O. P

iiiiiiiiiiiiiuniiiiiiiiiiiiiiiiiin

-ocr page 375-

- _ 369 — p

iiiiiiiiniiiiiii ;iii!iiiiiiii;:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii;i!iii:iiiiiiiiiiiii!iii!!iiiiiiiiiiiiiii:ii uiiiiiiiiüii inii :ii:iiiiiiiiiiiiiiii^iiiiiii

O VAÜER.

0 Vader vol barmhartigheid! Zie guustig op de zielen.

Die om hare onboetvaardigheid Ginds in de vlammen vielen. Zij roepen ons om voorspraak aan, Wijl zij Uw gramschap duchten; Maar ach! wij hebben zelf gedaan Waarover zij thans zuchten.

Doch 't leven blijft ons nog getrouw. Wij hebben tijd tot boeten;

Wij doen het ook met waar berouw, O God! voor uwe voeten.

Ach, zij zijn reeds in de eeuwigheid. En kunnen niet dan lijden.

O laat haar uit barmhartigheid. Uit haren kerker scheiden.

| Zij zijn Uw beeld, o hoogste Goed!

f En door U uitverkoren;

Voor haar is Jezus' dierbaar bloed | Eu lijden niet verloren

| Uw Kerke bidt, in welker schoot

■I Zij door het doopsel kwamen.

Zij bad ook toen haar oog zich sloot, i O Heer, in Uwen name.

ciiiiiC iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiilliiii!iiinii:iiiiiiiiiii|iiiii:ii:ii i .iiinniiiiir i i. i !i:i:::ii!i!iiiiiii!i:i

-ocr page 376-

I _ 370 —

lllllll l!lllllll!ll!llllll!lllllllllli:!::illllllllllllIlllllilllllllllllll!l|illl|||II|||||||li:|ll!IIIIIII!III|IIIIIIIIIIII!IIIIIIIIIIIIIIII

Het liemelsch heir vereenigt nu I Zieh met Uwe getrouwen,

I En bidt ook door Maria U:

Laat haar Uw aanschijn schouwen. ~ Ja, laat ze, o Heer, — Gij hebt de macht, —

| Na de uitgestane pijnen,

i In eeuw'gen vrede rusten zacht.

En 't eeuwig licht haar schijnen!

- o m .vui a: i

| O Maria nooit volprezen! |

s Ziet Gij tot wat vlammengloed |

r. Dierb're zielen zijn verwezen, |

Ons verbonden door het bloed?

|] Laat uw teed're Moederiiand |

| Liefd'rijk still' dien feilen brand! |

| O Maria, als zij denken |

Aan uw zoeten Moedernaam, | En zij de Eng'len haar zien wenken: |

I „Kom en woon met ons te zaam,quot; |

| Wat is dan haar minnend hart |

Overstroomd met bitt're smart!

O Maria, toon uw kind'ren,

| Toon ze uw liefelijk gelaat, |

| Wil haar felle pijn vermind'ren, |

| Bid den Rechter, die ze slaat;

Wijl gij zijne Moeder zijt,

| Scheldt Hij wis de straffen kwijt. 1

i i i i i i i i i lt; r .i i i i i i: i i 1.1 i

-ocr page 377-

I - 371 -

O Maria, hoor ze steenend,

I Kermend in haar droefenis;

I led're ziel, zij zegt u weenend,

| Dat ze gansch verlaten is;

quot; Eu aan wie haar nood geklaagd

| Dan aan U die God behaagt?

| O Maria, uit de pijnen

j Roepen ze om barmhartigheid;

| Laat ze niet in smart verkwijnen,

| Toon dat gij haar Moeder zijt,

| En voornaam'lijk in dil uur,

| Nu ze omkleed zijn van het vuur.

| O Maria, haar vertrouwen

| Steunt op uwe teederheid;

quot; Doe ze Jezus dan aanschouwen,

| En ze daar, in eeuwigheid,

| Vader, Zoon en Heiligen Geest Loven, prijzen om het meest.

| KL ACHT EENER LIJDENDE ZIEL. |

| Heer en God der hoogste liefde, |

Die de bron der goedheid heet! i ~ Ach, wat mij zoo lang reeds griefde — quot;

| 't Js dat men mij gansch vergeet. I

lllllli0lll|irii:i: I I I I I I i I l i l i i i | i | i | i i i Jiiiiiiiiiiiijiiiiili

-ocr page 378-

- _ 372 —

l i llll|liiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiii:i;:ii.:.i:: i i i i i!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:riiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiii.: j.m.i T

quot; 'k Zucht door iedereen verlaten!

| Niemand die er aan mij denkt! 1

| Geen van die mijn brood eeus aten, |

Die mij thans vertroosting schenkt.

i Godd'lijk Aanschijn, U te aanschouwen, |

i Jub'lend met der Eng'len rei, |

In de hemelsche landouwen,

J O mijn God, wie geeft het mij? f

Zie mij hier in 't vuur begraven, quot; Brandend in der vlammen gloed! |

Kwam mij slechts een droppel laven, . -• Jezus van Uw kostbaar bloed.

i Jezus, Jezus! stil mijn lijden; L

Ü Voer mij in Uw hemelhof. -

Daar zal ik door alle tijden,

| Dankbaar zingen Uwen lof. |

-ocr page 379-

1 SLOTWOORD. |

| -lt;2^0--quot;

Z Een Koning der oudheid was gewoon te k

| zeggen, dat hij geen grooter geluk kende .

1 dan anderen gelukkig te maken. En als -

2 men hem om zijne rijkdommen benijdde, |

- zeide hij : men heeft in zooverre gelijk, |

- daar die rijkdommen mij in staat stellen -| vele gelukkigen te maken. ^ | Welwillende en godvruchtige lezer, 't zou _

- mij zeer verwonderen zoo gij in het volgen -| dezer Novembermaand ook niet iets van de 3 | zoete voldoening gevoeld hebt, die er ge- -I legen is in het weldoen aan anderen.

| Herinner U eens een of ander oogenblik |

j uit uw leven, — en God geve, dat gij er y

| vele zoodanige aan te wijzen hebt, - dat |

| uit uwe hand eene milde aalmoes vloeide |

j in den schoot der armoede. Stel U dat |

i eens levendig voor: Eene moeder met een |

| talrijk kroost was in uitersten nood; hare |

| kinderen schreiden om brood, en zij had |

| niets om hun honger te stillen; — zij -

I schreiden ook van koude , want geen vonkje |

^Ë'lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllilillillllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllUllllflIIIIIII

- — 373 — g

-ocr page 380-

— 3U -

iiiiiiüini i i ;[:i:[iiiiiiiii:i:iiii:iii:[i!:.j:::iiiii:iii:i'iiiiii::[:iiiiiiiiiiiiiiiiinl|]:iiiiiiiiiiiii!iiiliiiiii:i:iiiiii€i

vuur was er meer in den uitgedoofden |

haard; de kille, vochtige wind drong door |

hunne gescheurde kleeren, die hen niet ]

behoorlijk meer dekten. De Moeder zou 1

willen uitgaan om____ja, de nood dwingt §

haar, — om een stuk brood te bedelen, ~

maar .... kan zij zich in hare schamele _

kleeding voor de menschen vertoonen ? Zij -

waagt het niet. ^

Een toeval, neen, Gods voorzienigheid |

bracht U in aanraking met dat huisgezin. |j

Eén blik was U voldoende om al de uitge- |

strektheid dier ellende te overzien. Uw hart |

werd bewogen. Gij waart misschien zelf ,|

niet bemiddeld. Gij moest U van het noodige |

berooven. Maar gij deedt het. Brood en |

kleederen, hout voor het vuur, olie voor |

de lamp en dekking voor den nacht bracht |

gij aan.... Zeg mij waarde lezer, hebt gij j

ooit gelukkiger oogenblikken beleefd? Toen |

de Moeder ü dankbaar de hand kuste, en |

de kinderen met schitterende oogen U aan- _

staarden en beloofden voor U te zullen |

bidden, zeg mij, zijt gij ooit zoo gelukkig |

huiswaarts gekeerd van eene tooneelvoor- g

stelling, van een dansfeest of gastmaal? |

Zijt gij ooit des avonds zoo zalig ingeslui- |

merci, terwijl de steeds terugkeerende ge- 1

dachte, dat gij dien dag, zoovele gelukki- |

-ocr page 381-

— 375 — i

iiiïïiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiini!i!ii:i:iiiiiiiiiiiiiiiiiiDiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|ii:iiiii

I gen gemaakt hadt, U de liefelijkste droomen |

- voor den geest bracht? | 1 Datzelfde hebt gij eene geheele maand | | gedaan. Geen stoffelijke aalmoes hebt gij | | gestort in den schoot van levende armen , | | maar de geestelijke van het gebed en van |

0 het medelijden hebt gij medegedeeld aan .

1 armen, die bitterder te beklagen zijn, dan -y de armen dezer wereld. Gij zaagt hunne ~ ï behoefte aan een kleed, waarop geen vlekje _

- kleven mocht; gij hebt hun dat kleed ge- -| schonken. Zij zouden zich hebben willen ? | voeden met het aanschouwen Gods, dat de | M Engelen verblijdt, en de Heiligen onsterfelijk -| maakt: gij hebt hun dat voedsel geschonken | 1 door uwe gebeden. Dankbaar zien zij neder i | op U; zij kennen U thans; zij weten van g | wien hun die hulpe kwam. Gij moogt nu ^ | eveneens, ja, duizendmaal meer gevoelen i 1 hoe zalig het is aan anderen wel te doen. ^ | «Zalig zijn de barmhartigen: want zij quot; | zullen barmhartigheid verwerven.quot;

I quot;Vaarwel, goedgunstige lezer of lezeres. -

| Ik dank U voor de betoonde goedgunstig- 3

. lieid, maar bovenal voor den ijver waar- _

| mede gij de arme zielen des vagevuurs ter -

| hulpe zijt gesneld! God vergelde het U, met |

| U te bevrijden van diezelfde vlammen. Dit .

| is mijn vurige wensch, dien God verhoore! -

-ocr page 382-

I _ 376 —

iiiiiiii|iiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifn

m

AANHANGSEL.

I VERBOND VAN GEBEDEN EN GOEDE WERKEN, |

I opgedragen, aan het 11, Hart van Jezus door |

1 bemiddeling van O. L. Vrouw van het -

■ II. Hart en den H. Jozef, Vriend -

| van het H. Hart,

1 ten gunste van de zielen des Vagevuurs- quot;

Algemeen doel: De zegepraal der Kerk. de vestiging van het rijk van het H. Hart in de ongeloovige landen, de uitbreiding van de Aartsbroederschap van O. L. Vrouw van het H. Hart en al hare werken.

Bijzonder doel: De bekeering van Nederland.

Het doel van het verbond van gebeden en goede werken , dat wij voorstellen aan al de vrienden van het H. Hart, aan al de

-ocr page 383-

— 377 —

kinderen van Maria en van den H. Jozef, en in hot bijzonder aan al de Leden dei-Aartsbroederschap van O. L. Vrouw van het H. Hart, is om door alle mogelijke middelen al de zielen des Vagevuurs in het algemeen, de overledenen dor Veroeniging van O. L. Vrouw van 't H. Hart in het bijzonder, en meer nog degenen die men met name in de gebeden en goede werken der Leden zal aanbevolen, to verlichten, ton oinde door de voorspraak dor lijdende zielen te verkrijgen :

i0 De zegepraal der Kerk en van haar tijdelijk Opperhoofd.

2o De vestiging van hot rijk van het H. Hart in do afgodische landen, bijzonder in de uitgestrekte vicariaten van Molanesië en Micronesië, die aan de Missionarissen van het H. Hart zijn toevertrouwd.

3° Den voorspoed van de verschillende werken der Voreeniging van O L. Vrouw van het H. Hart, en den goeden uitslag van al de intenties, welke door de Leden van de Aartsbroederschap en van het Klein Liefdewerk van hot H. Hart aanbevoion worden.

-ocr page 384-

378 -=•

[iiiiiiitijiiiiiiiiiuiiiiiliiiiliiiiliiiiliiilliiiiiiiiiiiiiiiiiüijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiliiiiiiiiiiiiiiliitijliiiifiiiiiiiliiliiiiiiiiliiiiiiiBii

2 4° Voor onze Hollandsche Leden de ^ _ bekeering van hun Vaderland.

- Een woord van verklaring over die ver- -

- schillende punten. -

| I. — De zielen des Vagevuurs verlichten. |

| De innigste gewaarwording van het men- |

_ schelijk hart, de dringendste beweegrede- L

- nen maken er ons een plicht van in een -1 zoo verheven zaak belang te stellen.

De plicht va,n genegenheid en dankbaar- -

quot; heid. Hoeveel bloedverwanten, vrienden, |

| weldoeners, lijden in het Vagevuur en reke- |

- nen voor hunne verlossing op ons.

| Plicht van rechtvaardigheid. Hoevele |

| dezer zielen lijden om ons, voor misslagen |

| waartoe wij gelegenheid hebben gegeven |

i of waarvan wij de oorzaak waren! i

~ Plicht van liefde. Wij zijn verplicht de |

§ armen te ondersteunen, de bedroefden te |

i troosten , de gevangenen te verlossen. Maar |

| welke levendigere droefheid, welke hardere |

1 gevangenschap, welke diepere armoede, dan -

- de droefheid, de gevangenschap, de ar- B 1 moede van de zielen des Vagevuurs!

iiiiiiiijtiiin i iiiiiiiiiMiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiniiii/iiiiiiiiiiijiiiiifii

-ocr page 385-

— 379 -

;|[

;

-

IIÉIIIilllïïi

3llipilllllllllllllllllllllII!lll!l|l||||||||||||||||;i|IIII|||||||l!l|III||||||||i|||||||||||||||II|||II||||lllllIIIII||l!ll|||||||||||l||IlipilIIII

e 2 r- -

i

Gevoel van medelijden. Welke smarten lijden deze dierbare zielen, daar volgens het zeggen van den H. Thomas (*) het wreedste martelaarschap van dit leven geringer is dan het lichtste lijJen van het Vagevuur!

i ||

?. ?

i- |

='

n |

7 -

|

Ons eigen belang. In de eerste plaats gedurende ons leven ; want de zielen, die wij verlichten of verlossen, zullen zich niet ondankbaar toonen : zij zullen onze ijverige beschermsters zijn. A'a onzen dood; de geloovigen zullen te onzen opzichte handelen, zooals wij ten opzichte dezer dierbare zielen zullen gehandeld hebben.

i !l

0 |

i

=

|

De liefde tot de Kerk en ons Vaderland. Na onze eigen belangen en die onzer familie, is niets ons dierbaarder dan de zegepraal onzer Moeder de H. Kerk, barer uitbreiding in de ongeloovige landen en de bekeering van ons vaderland. Laten wij wel overtuigd zijn, dat de zielen des Vagevuurs ons krachtig zullen helpen om den goeden uitslag dezer belangen te ver

1 i 1 IhiJlllil lii IMIIIIIIIIililllIIII 11

|

|

werven.

II. — Door alle mogelijke middelen.

§ li 1 j|

|

1

(*) Summa Theol. app. g. 2. art. I.

i i jum li

iiii-jTiir

quot;T!ill!lllllli:i!i!lll!lllquot;:i:::!l:[l!l!:illlliillllll 11 'Tüiii: i iiii:ii;iiiiquot;:i i i i i i i

-ocr page 386-

I — 380 — I

Illllllllfl1llllll1l!IIIII!IIIIllllllllllllllllllIIIII]|IIIINI!l!llll]IIIIllll[IIIIIIIIIIIIIIIIIIIilIINIIIIIIIIII!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlIIII1lllt;l]}:

I Als de christen al zijne daden in staat van i

I gratie en met een bovennatuurlijk inzicht 1

I verricht, dan verandert hij elke gedachte, |

1 elk verlangen , elk woord , elk werk, zelfs [ . het verachtelijkste in de oogen der wereld, ï

- in eene hron van verdiensten. Welke schat- -^ ten voor den Hemel! Welke rijkdommen ] _ ook voor de zielen des Vagevuurs! Wat is . § het voor een edelmoedig hart gemakkelijk, -

2 krachtdadig aan hare verlossing mede te 2 I werken, zonder zich nieuwe verplichtingen | | op te leggen! |

^ Behalve dit algemeen raiddel, dat elk |

| christen kan toepassen, door eiken morgen |

| met dit inzicht al de werken van den dag |

B op te dragen, neemt het Verhond ook de |

| andere middelen aan, welke de godsvrucht |

- zal ingeven ; het zal zijn uiterste best doen | | om ze te begunstigen. Intusschen raadt uien i 1 meer bijzonder den Leden aan: |

| lo De aflaten te verdienen, die verbon- H

] den zijn, hetzij aan de verschillende oefe- %

- ningen van godsvrucht, welke zij gewoon -

- zijn to verrichten, hetzij aan de broeder- -1 schap.|ien, waarvan zij lid zijn. Daartoe is 2 4 het voldoende 's morgens zijne meening te j H maken en de voorgeschreven voorwaarden quot; s te vervullen. |

ui t i i i i it: i i i MHüiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiM]

-ocr page 387-

I _ 381 _ I

I 2°. Het beoefenen der werken van ijver |

| van liefde, van boelvaardigheid, enz. de 1

| acten der voornaamste deugden; van oot- |

| moedigheid, van geduid, van zachtmoedig- quot;

^ heid, en de oefeningen van godsvrucht, Z bijzonder het bijwonen üer H. Mis, den -

^ kruisweg, het bidden van den rozenkrans ^

_ of hot rozenhoedje, schietgebeden en andere _

- gebeden, die met aflaten verrijkt zijn. H

| 3° Getrouw te zijn aan de verschillende |

3 oefeningen van de devotie tot het H. Hart, -

| die aan Onzen Heer zoo bijzonder aange- |

| naam zijn, en waaraan zoo talrijke en kost- |

| bare gunsten zijn verbonden. |

| 4j De acte van heldhaftige liefde te doen, |

| die bestaat in aan Maria, ten gunste der |

| geloovige zielen, niet alleen al de voldoe- 3

| nende werken var. dit leven op te dragen, |

| maar ook al de Missen, gebeden en goede |

| werken, die na onzen dood voor ons zullen quot;

I gedaan worden. 0

| 5° Mede te werken aan liet opdragen van -Z H. Missen voor de zielen des Vagevuurs. I

| NB. De blaadjes, die hierover handelen, .

zijn afzonderlijk uitgegeven en tij B | ons verkrijgbaar. |

iii::ir!ii!;:i-:::Kini!!iiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiii iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini!;-1 j ■cw

-ocr page 388-

— 382 — I

niiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiininmi'im'ï'11quot;'

6' Zooveel mogelijk de godsvrucht tot | de zielen des Yagevuurs te verspreiden, _ door de verspreiding van dit Verbond* en j van alles wat op deze schoone devotie be- | trekking heeft. j

III. — De zielen des Vagevuurs in het | algemeen, en de overledenen van de Ver- | eeniging van O. L. Vrouw van het H. | Hart in het hijzonder, en meer nog die _ men met name in de gebeden en goede | werken der Leden van het Verbond zal ^ aanbevelen. -

De banden van bloedverwantschap, de | gevoelens van dankbaarheid en van liefde | tot het vaderland veroorloven ons niet al- | leen, maar maken het ons zelfs tot plicht | in de toepassing onzer gebeden en goede | werken voor de zielen des Vagevuurs de | voorkeur te geven aan de zielen onzer | bloedverwanten, onzer vrienden, onzer wel- | doeners, onzer landgenooten....

Voegen wij vervolgens onze gebeden en |

goede werken toe aan al de zielen des |

Vagevuurs in het bijzonder volgens de keus _

onzer godsvrucht, ot naargelang de genade s

ons zal ingeven. ü

Het verbond spoort de leden aan in het ^

bijzonder te bidden: |

i i i r mïh.. ........................................................................

-ocr page 389-

a _ 383 - 8

B

iiiiiiiQiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiinftiiiii:

I 1° Voor de zielen die het dichtst Lij hare |

1 verlossing zijn. Deze zijn beschermsters, |

| wier hulp wij ons na een kort tijdsverloop |

| verzekeren, en die het zich, eenmaal in den |

| Hemel zijnde, ten plicht zullen rekenen, |

| ruimschoots de weldaad harer verlossing |

| te vergelden |

| 2° De zielen, die het meest verlaten zijn. |

quot; Zij zullen ons des te dankbaarder zijn, |

| naarmate zij meer de vergetelheid der |

g menschen te lijdon hebben; zij zullen den j

quot; dienst, dien wij haar bewijzen, beter waar- |

1 deeren. I

| 3° De zielen, die de grootste godsvrucht |

| tot het H. Hart hebben gehad, vooral tot |

| het Allerheiligste Sacrament en het bitter |

| lijden, — tot Maria, aangeroepen onder |

| den titel van 0. L. Vrouw van het f

| H. Hart, — tot den H. Jozef Vriend van |

. i het H. Hart. Is dit voor ons als Leden |

| van het Aartsbroederschap van O. L. Vrouw |

| van het H. Hart geen plicht?____ Zullen 0

H het H. Hart van Jezus, de Allerheiligste |

| Maagd en haar glorierijke Bruidegom ons 1

| geen dank weten, dat wij onze gebeden |

| met de hunne vereenigen om de belangen |

■■ dezer zielen de bepleiten en de Goddelijke fj

| gerechtigheid voor haar te bevredigen.

-ocr page 390-

_ 384 - 1

1 4° De zielen, die gedurende haar leven | | de meeste godsvrucht voor de zielen des | | Vagevuurs gehad hebben. Het is billijk, | | dat deze edelmoedige zielen, na geheel haar | | leven aan de belangen van den evenaaste |

- gewijd te hebben, op hare beurt niet ver- |

2 geten worden. §

IV. — Eindelijk stelt het Verbond zich |

quot; in het verlichten van de zielen des Vage- ^

Z vuurs een dubbel doel voor : in de eerste J

- plaats, een algemeen doel, te weten: de j quot; zegepraal der Kerk en de verbreiding vxn quot; ï het Geloof in de afgodische landen, den j | 'goeden uitslag van de verschillende wer- | i ken der Vereeniging en van al de inten- | | ties der Leden, vervolgens een bijzonder | 8 doel te weten: voor onze Nederlandsche -1 Leden, de bekeering van hun vaderland, |

| lo de Zegepraal der H. Kerk. Zou een |

| kind ongevoelig kunnen zijn voor de ram- 1

| pen zijner moeder? De Kerk stort tranen, |

| zij, die ons op den dag van ons doopsel 1

j tot hare kinderen heeft aangenomen, en die | '

| ons sedert zoo dikwijls met het lichaam en |

| bloed van haren Goddelijken Bruidegom _

| heeft gevoed.... Trachten wij haartetroos- |

- ten door de zielen des Vagevuurs te ver- | | zoeken, dat zij bidden, opdat de goede God |

nilltllÏHIIIIillllllllllllHillllilllliltlllllllllilllllllllllilllUHIl I lill!lli:i!:llll!lllllllllllllllllllllllquot;l.quot;.» i 1 1

-ocr page 391-

I _ 385 _ j

iiiüiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir .1I I iiiiiiüiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiLiiiiiiiiijiiiiigiiiii

I weldra voor de Kerk den dag der zege- P

| praal doe aanbreken, en hierdoor de ver- |

| lossing van haar tijdelijk Opperhoofd be- |

| spoedigd worde.

| 2' De uitbreiding van het geloof in de |

f a/godische landen. Dit is het vurigst ver- |

1 langen van het H. Hart. Ik hen het vuur 1

| der liefde op aarde komen brengen; en |

f ivat wil ik anders dan dat htt ontstoken |

1 ivorde? Hoeveel landen blijven nog van 1

1 den weldadigen invloed van dit Goddelijk Z

f vuur verstoken. |

fl Het is ook het vurigst verlangen van onze |

1 Moeder de H. Kerk en van haar zichtbaar |

- Opperhoofd, Z. H. Leo XIII, die niets meer | f ter harte nemen, dan Gods rijk uit te breiden. I

1 Indien wij ons veroorloven, om de Mis- |

1 sie van Melanesië en Micronesië in het bij- -

- zonder aan te wijzen, dan geschiedt zulks f | slechts, omdat wij er geene kennen, die | | meer de belangstelling der Leden van het | | Verbond verdient, want zij is van alle de -j uitgestrektste, de moeilijkste, de meest ver- ~ | latene. I

,1 De uitgestrektste, omdat zij bijna 15 _ f tnillioen inwoners bevat, die over eene uit- |

2 gestrektheid van 1200 uren op 1500 eilanden |

4ii;iiiiïïiiiiiiiiiiii!: i üiiiiiiiii. .1 i i ;ii;;iii:!:ij!!iiu;!iiiiii!iiii:iitiiii:iiiiiii,iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

# 13 1

-ocr page 392-

I _ 386 — I

iiii^iiiiiiirxiiiiiiiii:'!!quot;!!:1!!! i i quot;I Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii: r iiiiiiii:iii:iiir.i!iii; i Mi'iiiiiiiiiiiiiniiiiifiiiiiiii

I verspreid zijn. Nieuw Guinea, is na Nieuw- |

Z Holland, het grootste der aarde. |

i De moeilijkste, ter oorzake van.de onge- f

1 zondheid van het klimaat, de verscheiden- |

I heid der tongvallen, de barbaarsche zeden |

1 zijner bewoners. Zij zijn menscheneters. f

| De meest verlatene. Slechts enkele Mis- |

| sionarissen prediken sedert twee jaren in |

| een hoekje van een dezer eilanden, in Nieuw- |

| Bretanjej hel Evangelie. Voegen wij hierbij |

| dat deze missie den Leden dierbaar moet |

| zijn, want zij is bijzonder aan het H. Hart |

| en O. L. V. Van het H. Hart toegewijd. |

| 3o Den voorspoed van verschillende i

| werken der Vereeniging van 0. L. Vrouw |

| van het H. Hart, en den goeden uitslag |

| van al de intenties, die door de Leden |

| van de Aartsbroederschap en van het Klein [

| Liefdewerk aanbevolen worden. Is het niet |

| billijk, dat de Vereeniging van O. L. Vrouw |

| van het H. Hart, die het eerst dit Verbond 1 | voorgesteld heeft, het met reden als een |

| zijner voornaamste werken beschouwt en |

quot; het door alle mogelijke middelen tracht uit |

| te breiden, zelf er voordeel uit trekke en |

| er ook de Leden van het Klein Liefdewerk |

| in doe dealen, voornamelijk hen die Zelateurs |

-ocr page 393-

I _ 387 -

Hittiiijjiii]iiiHiiiiiiiiiitiiiji:iiiiiiiiiiiii:iii:iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiii::i:; i i i i i i i i ■ niiiiiiiiinci i^inini

ï en Zelatricen van de zielen des Vugevuurs 8

I willen zijn? Is het niet billijk, dat allen I

i deelen in de gunsten en zegeningen, welke -

quot; de dankbaarheid dezer dierbare gevange- 1

| nen ongetwijfeld van het barmhartige Hart I

| van Jezus zal verkrijgen?.... -

| 4o De bekeering van Nederland. Wij, quot;

| die het geluk hebben tot de ééne, katho- ~

| lieke, apostolieke, Roomsche Kerk te be- i

| hoeren, begrijpen maar al te zeer het |

| ongeluk van onze afgedwaalde broeders; |

| dikwijls vormen wij den wensch, hen in -

| den schoot onzer Moeder te zien terugkeeren S

j en den dag te zien aanbreken waarop ons 4

| dierbaar Vaderland slechts ééne kudde en 1

| één herder zal uitmaken!.... Dooi'het gebed ^

| zullen wij de verwezenlijking van dezen |

| wensch verkrijgen. Nu, wij kunnen voor |

| deze belangen geene meer toegenegen be- n

| schermsters vinden dan de zielen des Va- 1

| gevuur.-:. §

| V. De inschrijving der overledenen of -

| de doodenrol of doodenlijst.

| Na de beweegredenen en het doel van |

| dit Verbond verklaard en er het gewichten [

| practisch nut van aangetoond te hebben, |

| zal men zien dat er geen sprake is van fi

1 eene eenvoudige, vrijwillige gift die aan de |

miiii|piiiiniiiiii:,ii,::ii::: r r. i i i i i t; ;r i i i i i « i i i i.iiiii:ri i i ■Jwni-

-ocr page 394-

I _ 388 - I

linn: ! I I I I I I iiiiiiiiiilii:;i'i:'i ■iiiiiiii!iii!i:ii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iii'i'iililllii|l,||,i,1|iii,l|i|E'|i|ii|1

quot; Vereeniging gedaan wordt; het is als een _

Z verbond dat men met haar aangaat. Elk _

- üd schijnt haar te zeggen: ik sta u deze | quot; gebeden en goede werken af op voorwaarde quot;

1 dat gij deze ot gene ziel, die ik u noemen |

- zal, in den schat dor verdiensten doet deelen. -~ De Vereeniging neemt de gift aan, vervuld g _ de voorwaarde en voegt aan de ingeschre- |

- ven overledenen de H. Missen, gebeden, | quot; goede werken en de verdiensten waarover | _ zij beschikt, toe. |

Om deze wisseling van gebeden en oefe- |

quot; ningen van deugd te vergemakkelijken, |

2 stellen wij een blaadje ter beschikkirg |

- onzer Leden en van al degenen die er ons ^ j om zullen vragen, waarop eenieder ver- | _ schillende gebeden of goede werken van |

- godsvrucht, die aan het Verbond geolfeid | ^ worden, kan schrijven, alsook de namen _

- der overledenen, die hij in den kostbaren g

- schat wil doen deelen, of eindelijk de bij- | ~ zondere intenties, die hij aan de zielen des j ~ Vagevuurs wil aanbevelen.

Als in vroegere tijden in eene abdij van |

- Frankrijk de abt of eenige kloosterlingen | 2 uit deze wereld scheidden, was men er op | I bedacht, hun gebeden te bezorgen. Het was j

- toen onmogelijk om zooals nu vleugels aan | quot; de berichten te geven, en ze met de snel- |

-ocr page 395-

- 389

I

iiiini@iiiiiiii

. I.. 1.' I:: I ] I I til r'i||ii'il:l!

heid der electriciteit op hunne bestemming i

over te brengen. Wat deed men? Eene _

godvruchtige hand schreef op een blad ü

perkament de namen dergenen wier verlies ~

men betreurde; men rolde dit blad op en _

vertrouwde het aan een Broeder toe, die -

men den eenvoudigen en nederigen naam quot;

van rolürager ('porte-rouleau rotuliyer) gat' _

hij reisde Frankrijk door en hield bij de 1-

kloosters stil. ^

Als pelgrim des doods, het levend beeld |

van dit leven, dat slechts eene droevige -

reis is, trok deze Broeder over rivieren, -

bergen en valleien, terwijl hij gedurig het ^

De Profundis herhaalde en de vluchtig- -

heid en onzekerheid des levens overwoog. -

Als hij aan de deur van een klooster ge- '

komen was, klopte hij aan, toonde zijn rol -

aan den abt of prior en zegde; vBidvoor -onze dooden, en schrijf op mijn rol de

namen van inve overledenen-, wij zullen -

voor hen hidden.quot; Alzoo zag men over het -

geheele christelijke Europa eene schoone Z

vereeniging van gebeden, een waarlijk chris- -telijk verbond tot stand komen.

De Vereeniging van O. L. Vrouw van I

het H. Hart zal ook hare doodem ollen, zoo- -

als men die lijsten van gebeden voor de -

overledenen noemde, hebben. Elk Lid, dat Z

I l i:i I

Illl' I I: .11

-ocr page 396-

- 800 —

llllilil'llllllllllilil'ülriil I I I t I [ I i I TMlt; .1 i.Tl: I r riiliül:

het ambt van roldrager zal uitoefenen, zal U

hier en daar met de christelijke aalmoes |

van gebeden ook de namen der arme over- |

ledenen opzamalen, en zal ze naar het |

middelpunt van dit godvruchtig Verbond -

opzenden. Daar zullen ze dan opgeschreven 5

worden, niet op perkament, maar in het |

hart onzer Hemelsclie Moeder. En Maria, |

O. L. Vrouw van het H. Hart, zalalseem; |

onvermoeide vredebodin, na aan haren Zoon i

den bundel van gebeden, godvruchtige wer- i

ken en oefeningen van deugd aangebodei |

te hebben, voor zijne oogen de doodenlijslen j

ontrollen van de kinderen, die in hare f.

armen gestorven zijn, en zal Hem wel geene |

gebeden maar de barmhartigheid vragen |

van zijn Hart, waarvan zij de Hemelsche |

Schal meesteres is. En, omdat de barmhar- |

tigheid groot is, in zijn Hart, en dat er de |

verlossing overvloedig is, Apud Dominum |

misericordia et copiosa apud eutn redemp- |

tio, zal Jezus Chrislus op het gebed zijner |

Moeder, wie Hij niets kan weigeren, aan- |

vullen wat aan onze voldoeningen ontbreekt, |

en zal Hij de aanbevolen zielen, voor welke -Maria ten beste spreekt, verlossen.

Wij kunnen dus dezen plicht niet te ge- |

| trouw tegenover de zielen des Vagevuurs |

i vervullen en niet te vurig verlangen om |

ii;i!iniiiiiiiliiiilii!ii:!quot;i lil l i i i r.i i I iiiMsiiiuiiffllKiir-

-ocr page 397-

- 391

taiiii^i!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!i:iiiiiii:iiiiiiiiiiiiii:i:i riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiïiiiiiiii

| deel uit te rnaken van dit zoo heilig en |

1 mach'tig Verbond. |

| Wij hopen dat alle christen harten er |

| toe zullen willen behooren en getroffen |

| zullen worden door deze dringende smee- |

f kingen van de zielen des Vagevuurs: Ont- |

| fermt u mijner, gij tenminste mijne vrien- |

| den: Miseremini mei, saltem vos, amici |

1 mei! |

| VI. Zelateurs en Zelatricen. Ofschoon |

1 de zielen des Vagevuurs dankbaar zijn je- |

| gens al degenen die in hare verlossing be- |

| lang stellen, welke dankbaarheid zullen zij |

I dan niet bewijzen aan die edelmoedige |

f harten, die niet tevreden zijnde voor hare |

| verlichting hunne gebeden en goede wer- j

1 ken op te dragen, zich de apostelen dezer i

1 dierbare gevangenen zullen maken, en in |

i haar belang andere Leden, misschien Zela- | *

f teurs of Zelatricen, zullen aanwerven? Wij |

| hopen dus dat talrijke Leden deze edele en |

| verhevene zending op zich zullen nemen. |

| Wij zullen met genoegen alle aanvragen |

| ontvangen, die ons over dit onderwerp |

| zullen gedaan worden, en bij voorbaat be- |

1 loven wij aan deze apostelen van de zielen |

| des Vagevuurs al onze medewerking. |

llllilllllllllllliilllllllllIIIIIIIIIIIjlllllilüllllIlllilKI^I'.lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillilllU

-ocr page 398-

— 392 — ü iiiii®iiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiraiiniiii»iiiiiiiiiinii!ii»»iiiinii«i i 11 i i uii:!iiiiiiiiii;iiiiiiiiiiiiiiii#iiiii:t

| AANMEBKINGEN: |

1quot; Wij deelen aan onze Zelateurs en |

| Zelatriccn mede, dat het niet noodig is, |

| een tweede maal de overledenen op te |

| schrijven, wier namen en voornamen zij |

| reeds opgezonden hebben. Door deze eerste |

| inschrijving blijven zij deelen in de gebeden |

| en goede werken van ons heilig Verbond, t

1 2o Wij zullen de offers die door de Le- |

1 den aan de Zelatricen tot intentie van de I

B zielen des Vagevuurs ter hand gesteld wor- |

I den, aanwenden tot het lezen van H. Missen, |

I bijzonder voor de aanbevolen overledenen. |

1 3° Wij hebben ter beschikking van de |

| Zelateurs en de Zelatricen en van al dege- f

i nen, die er er ons om vragen zullen, lijs- |

_ | ten en blaadjes ter verspreiding, die op het |

| Verbond van gebeden betrekking hebben, f

I Deze worden hun in zoo groot aantal ge- |

| zonden als zij verlangen zullen. |

f Wij verzoeken hun op elk blaadje hun f

| adres, benevens den naam van het diocees J

| en de parochie duidelijk te schrijven.

| 4° Al deze lijsten zullen aan de voeten |

| van O. L. Vrouw van het H. Hart neder- |

| gelegd worden aan het altaar waar men de |

Niiiiifniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiij'iii 'ir 'irüiüüii!' ■ i. li:! i i:: i !i!iiii.iiililliliiiiliililiiliiiil«

-ocr page 399-

- 393 —

I H. Missen leest tol intentie van liet Ver- | | bond. Bij gebrek aan lijsten, kan men zich | | van een velletje papier bedienen, dat dezelfde | | grootte moet hebben, als deze, om ze later |

| samen te kunnen inbinden. |

1 5o Sedert de maand Augustus (1884) be- | | vatten de Hollandsche Annalen, die te Til- |

| burg door de Missionarissen van het H. -

I Hart uitgegeven worden, behalve de 34 §

| bladzijden der Annalen, nog een Bijvoegsel |

| van 16 bladz. gewijd aan den H. Jozef, |

| Vriend van het H. Hart, Patroon van den ?

| zaligen dood, en aan de zielen des Vage- 1

| vuurs (Prijs der Annalen met inbegrip van -

| 't Bijvoegsel, één gld. per jaar.

| N.B. Men adresseere de aanvragen en zen- E

| dingen betrekkelijk het Verbond van | gebeden aan den Zoereerw. Pater ;

| Overste van de Missionnarissen van |

| het H. Hart te Tilburg.

V EKKLARIKO.

| Overeenkomstig de beslissing van Urbanus | | VIII, verklaren wij, dat alle gunsten of -| buitengewone leiten, die in dit werkje ver- |

iiiiiii|fiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'i:iiiiiiiii;|ji iiüiiiii.üriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii. iiüiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiii^iüiiii:

-ocr page 400-

— 394 —

haald worden, slechts een zuiver mensche-lijk gezag hebben, uitgezonderd die welke goedgekeurd en bekrachtigd zijn door de Heilige, Katholieke, Apostolische, Roomsche Kerk en door haar onfeilbaar Opperhoofd aan wiens oordeel wij, zonder eenig voorbehoud, onze personen, onze woorden en onze geschriften onderwerpen.

DE MISSIONARISSEN VAN HET

H. HART,

ï

:

imiiiiiiüiiiliiiiiiiiiiiiiiiitiii.iiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiii'Uiiiiniiiiiiiiiiiiiii

-ocr page 401-

I — 395 —

BLADWIJZER.

1 Inleiding............3 i

| Eerste dag. De Hemel en het Vagevuur . 8 |

| 'lioeede dag. Het leerstuk des Vagevuurs ,17 1

i Berde dag. Verdienste der gebeden voor |

^ de zielen in het Vagevuur . 25 1

1 Vierde dag. Waarvoor men in het Vage- |

1 vuur moet boeten. ... 33 i

1 Vijfde dag. Zwaarte der straffen in het |

~ Vagevuur........42 i

1 Zesde dag. Duur der pijnen in het Vagevuur 51 |

| Zevende dag. Hoe wij ons den toestand der |

zielen in het Vagevuur moeten |

| voorstellen.......62 |

| Achtste dag. Over het groot getal zielen |

| die in het Vagevuur lijden.. 70 |

1 Negende dag. Eerste pijn des Vagevuurs |

| Het berouw.. 1 .... 79 |

| Tiende dag. Over de pijn van schade in |

| het Vagevuur. ..... 87 i

| Elfde dag. Over de pijn van gevoel in

y; het Vagevuur......95 |

-ocr page 402-

— 396 -

| Twaalfde dag Armoede en onmacht van i

1 de zielen des Vagevnnrs. . . 105 |

| Dertiende dag. De pijnen des Vagevuurs . |-

zijn zonder verdiensten . . . 114 quot;

| Veertiende dag. Andere oorzaken van droef- i

| heid voor de zielen des vagevuurs 122 |

-■ Vijftiende dag. De zielen des Vagevuurs i

zijn heilig.......129 i

Z Zestiende dag. De zielen des Vagevuurs |

| zijn zeer aangenaam aan God . 137 i

- Zeventiende dag. Onze ongevoeligheid voor §

het lijden der zielen in het

1 Vagevuur........145 1

| Achttiende dag. IJdele zorg van sommigen §

voor de dooden......152 . f

| Negentiende dag. De liefde eischt dat men J

1 de zielen des Vagevuurs helpe. 1G1 E

| Twintigste dag. Het is een plicht van recht- f vaardigheid de zielen desVage-

i vuurs te helpen,.....168 §

Een en twintigste dag. Krachtdadigheid ^

| onzer voorbeden......177 -

Twee en twintigste dag. Over de voor- quot;

naamste middelen om de zielen ^

des Vagevuurs te hulp te komen 185 |

- Drie en twintigste dag. Voorwaarden die i ' vereischt worden opdat onze quot;

voorheden vruchtbaar zijn . . 198 |

'r. Vier en twintigste dag. Over de werken '%

die tot afboeting kunnen dienen 201 |

H Vijf en twintigste dag. Over de Aflaten , 212 i

iiiiiiliifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiHiiiniiiiit fli

-ocr page 403-

— 31)7 —

fllillïïlillllllllillllllllllllllllllüllii'iiiiil: Ili!:illllllllllllllllllll!lllllllllllilllliilllllllllllllllllllHlllllllllllllllllllllllllllJilllIIIII

Zes en twintigste dag. Welke redenen wij r

1 hebben om de godsvrucht tot de |

_ geloovige zielen te verspreiden. 221 ^

f Zeven en twintigste dag. Wat schade het |

is de gebeden voor de Overledenen ^

| achter te laten . .... 229 |

i Acht en twintigste dag. Over de aanroeping | j der Heiligen en der onbevlekte

quot; Maagd ten gunste der geloovige |

| zielen..................236 |

i 'Negen twintigste dag. Ket medelijden | % met de zielen des Vagevuurs is

1 een troost in dit leven maar |

| vooral in den dool .... 244 ^

| Dertigste dag. Laatste oogslag op het Va- i

gevuur en op ons zei ven. Besluit. 253

Verzameling van godvruchtige oefeningen tot 1

i verlichting der geloovige zielen. 263 |

i Gebeden onder de II. Mis voor de zielen |

des Vagevuurs............283 1

H Dies Irae........................294 i

f Oefening der II. Communie voor de geloo- |

| vigc zielen..............298 |

1 Gebed tot den gekruist en Jezus .... 302 |

M Oefening van den kruisweg voor de zielen §

i des Vagevuurs..............304 ^

| Gebeden voor eiken dag der week, tot lafe-

1 nis der geloovige zielen in het |

| Vagevuur................328

De profundts 332 i

| Heldhaftige akte van liefde, of Opdracht ^

Hiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii i i i i i i i iiiiiiiiiiiiiiiii i Kiiiiiiiiiiiiilüniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiliniiiii

-ocr page 404-

— 398 - I

2 vau alle uitboetende werken en

I voorspraken ten gunste der ge- i

| loovige zielen in het Vagevuur i

quot; Formule welke men kan gebruiken om de

| heldhaftige akte te doen . . 336 1

- Gebed tot de H. Maagd ten gunste der §

| geloovige zielen..........338 i

Litanie tot lafenis van de zielen des Vasjevnurs. 340 i'

M Opdracht der smarten van O. H. Jezus 1

j Christus voor eiken dag der week. 346 §

| Novene tot lafenis van de zielen des Va- §

| gevuurs. Door den H. Alphonsus

| de Liguori..............355 1

| Gemakkelijk te winnen aflaten..........362 §

i Eene ziel des vagevuurs aan de levenden

| op aarde................366 1

| O Vader........................369 |

§ O Maria........................370 f

j Klacht eener lijdende ziel . . . . . . »371 iquot;

| Slotwoord........................373 1

| Verhond van gebeden en goede werken, op- |

gedragen aan het H. Hart van i

quot; Jezus door bemiddeling van O. L. °

| Vrouw van het H. Hart enden |

| H. Jozef, Vriend van het H. Hart. 376 %

quot; Verklaring......................393 §

I

-ocr page 405-

- 399 — §

iiiiinimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiüiiiiiiii'BiiiiiR1

1 IMPRIMATUR. I

I Haaren, 21 Octobris 1884. |

: J. CUIJTEN. ;

llllllllllllllll!ll!ll 1'! 'JIMIIIlllli.lllllllllllllllllllllllllllllHlllllllllllllillllllllllllllllllllllWllilllllilllHillllllllllllilifillHllllli

-ocr page 406-
-ocr page 407-
-ocr page 408-
-ocr page 409-
-ocr page 410-