van mijne
door
{Jtiestcr san be Societeit Scsu
DRUKKERIJ VAN J. en H. VANDER SCHELDEN Onderstraat, ae. — mdcixlxix.
Eigendom der Uitgevers.
BISSCHOPPELIJKE GOEDKEURING.
Wij hebben met groote voldoening het boekje gelezen getiteld: Gedenkenis van mijne Eerste Communie, door Pater Hillegeer, van de Societeit Jesu. God gave dat het gevonden wierde in de de handen van al de kinderen, die hunne Eerste Communie gedaan hebben !
Gegeven te Gent op H. Driekoningendag I860.
t LUDOVICUS-JOSEPHUS,
BISSCHOP VAN CENT.
van
Verzuchting tot Jesus.
O mijn zoete Jesus, hoe gelukkig is deze dag voor mij! het is de schoonste dag mijns levens, een dag van feest cn ware vreugd !
Voortijds was mijne vreugd geheel kinderachtig; maar nu, welke verandering! De lessen der christelijke leering hebben mijn verstand verlicht, de opwekkingen en vermaningen van mijne geestelijke oversten hebben mijn „hart bewogen; hunne vurige gebeden, en de gebeden mijner lieve ouders, hebben uwe gunsten , o zoele Jesus op mij doen nederdalen. Mijne kinderlijke pogingen vereenigd met het H. Sacrament der Biecht, hebben mij in uwe vriendschap versterkt. O zoete Jesus! gij hebt al mijn geluk en al mijne vreugd vervuld, met U geheel en gansch aan mij te geven in de H. Communie.
4 —
Wal gelukkige verandering in mijne ziel! Ik voel mij als hooger verheven; het schijnt mij dat ik in den hemel woon; mijn geluk is zuiver, het is een voorsmaak der hemelsehe vreugden.
O lieve Jesus, is het zoo zoel met u op deze aarde van ellende verecnigd te zijn , hoe groote zoetigheid zal ik dan genieten als ik eens bij « in den hemel zal wezen !
Mocht mijne vereeniging met u nimmermeer onderbroken worden! .Mijn ecnige en vurigste wenseh is, mijn zoete Jesus, dal: deze vereeniging nog gedurig versterkt worde en aangroeie tot den laatsten oogenblik mijns levens, lot mijne intrede in den hemel, alwaar ik niet meer in gevaar zal zijn van uwe vriendschap te verliezen.
Eerste Samenspraak.
JESUS. — Mijn kind, ik heb uwe verzuchtingen gehoord; daarom wil ik tot uw hart spreken. Uwe begeerte om met mij in dit leven en gedurende de gansche eeuwigheid vereenigd te zijn, is mij zeer aangenaam, maar
•weet dat gij vijanden hebt, die u zullen trachten van mij af te trekken.
HET KIND. — O mijn Heer en mijn God, ik ben nog onwetend en zwak ; leer mij, bid ik u, mijne vijanden kennen, en versterk mij tegen hunne booze aanslagen.
JESUS. — Uw eerste vijand, mijn kind, is de duivel. Die helsehe' geest is vol van razernij en afgunst omdat hij door zijne schuld den hemel verloren heeft; hij zoekt u ook, en alle mensehen, met zich in den eeuwigen afgrond te trekken. Hij draait gedurig rond u , om u heimelijk te overvallen, hij streelt en vleit uwe genegenheden, uwe ijdelheid , uwe nieuwsgierigheid, uwe liefde tot de vermaken.
Uw tweede vijand is de wereld, welke misschien nog machtiger is om u in het verderf te storten dan de IHsrhe geest. Door wereld moet gij verstaan , mijn kind , al degenen die mij niet beminnen, die mijne geboden niet onderhouden, die juist het tegenstrijdige doen van hetgeen uw herder u in de christelijke leering geleerd heeft. Deze wereld, die uwen ondergang zoekt, zijn de gevaarlijke vermaken en de kwade voorbeelden.
HET KIND. — Ik ben dan van vijanden omringd, o Heer Jesus, ik heb nog geene onder-
vinding; hoe zal ik van die vijanden ongehinderd blijven!
JESÜS. —Ja, mijn kind, gij hebt veel tevreezen; maar deze vrees zelve zal dienen om u van de gevarenquot;der wereld te vermijden. Indien gij de wereld waarlijk vreest, dan zult gij de wereld vluchten zoo veel als het u, volgens uwen staat, zal mogelijk zijn. Zijl gij somtijds verplicht in het gezelschap van wercldsche men-schen te wezen, dan moet gij op uwe hoede zijn; en deze behoedzaamheid zal strekken om u tegen de verleidingen der wereld te wapenen.
Nogtans, mijn kind, moet gij niet vreezen zonder een groot betrouwen op mij te hebben. Want ik heb de wereld overwonnen, en gij zult ook door mij de wereld overwinnen.
HET KIND. — Ik hoor dikwijls zeggen, mijn Jesus, dat de jonge lieden hun vermaak moeten nemen; dat zij hunnen tijd niet kunnen overbrengen gelijk ouderlingen ; dat de vreugden en vermaken aan hunne jaren eigen zijn. Is daarin niet eenige waarheid gelegen, mijn God?
JESÜS. — Mijn kindj deze woorden be-teekenen doorgaans niet anders, dan dat de jonge lieden zich aan alle buitensporigheden ,
aan alle ondeugden moeten overleveren , om alzoo den schoonsten lijd van hun leven te bevlekken en te onteeren; dat zij geene zwarigheid moeten maken in alle slag van baldadigheden en dwaasheden te plegen , welke later voor hen eene groote bron zijn van hartzeer, knagingen , krankheden en ziekten. Dit is het gewone lot der kinderen die zich aan de bedrieglijke vermaken dezer wereld overgeven.
De jonge lieden kunnen hunnen lijd niet overbrengen gelijk de ouderlingen, dit betee-kend in den mond der wereldgezinde men-schen : Zijt niet deugdzaam , voegt de schoonheid en de bevalligheden der deugd niet bij de schoonheid en de bloem van uwe jonge jaren. Verbant den vrede en het geluk dat God u op den dag van uwe eerste communie heeft doen smaken; verjaagt Jesus uit uw hart; laat er in zijne plaats de wereld, den duivel, en de knagingen heersehen , die uw leven zullen pijnigen , die u gedurig voor Gods oordeel zullen doen vreezen. Gij begrijpt, mijn kind, dat dergelijke gesprekken tot niets anders dienen dan om uwe onschuldige jeugd te verleiden en u in het eeuwig verderf te storten.
HET KIND. — Ik wist niet, o Heer Jesus, dat die woorden zoo verraderlijk en vijandig
2
waren. Maar, mijn lieve Jcsus, leer mij, bid ik u, hoe ik moei antwoorden aan degenen die mij zeggen dat de jonge lieden in alle vermaken beliooren deel te nemen; dat zij den lijd van hun jong leven moeten waarnemen: dat zij maar eens jong zijn; en dergelijke gesprekken welke ik reeds dikwijls heb gehoord.
JESUS. — Zeer gaarne, mijn liefkind, want dat zal u zeer nuttig zijn. Gij zult hun vooreerst eenige vragen voorstellen, waarop zij niet kunnen antwoorden zonder zich zeiven tegen te spreken: Gij kunt hun vragen, hoe een meester zoude handelen met eenen knecht, die naar alle bijeenkomsten en vermaken zoude loopen, zonder de toestemming van zijnen meester, met eenen knecht die den dienst van zijnen meester zoude veronachtzamen om geheel en gansch naar zijnen eigen wil te leven. Is er wel een meester die dergelijk nutteloozen en weêrspannigen knecht in huis zoude willen behouden? Zekerlijk neen. Maar, indien deze kneeht nu eens zegde: meester, ik zal, en ik wil u wel dienen gelijk het behoort, als mijne jonge jaren verloopen zijn, nu moet ik mijne jeugd in wulpsehheid en alle genoegten overbrengen , zonder mij veel met u te bekommeren; maar later, als ik ouder geworden zal
— 9 -
. zijn, als ik van de wereld zelve als een oud en
B versleten man zal begekt en bespot worden;
;l als de wereld mij als nutteloos zal aanzien, dan
j, zal ik beginnen met u vlijtiglijk te dienen ; ik
Ij zal u getrouw zijn tot de dood toe. Wat zou zijn
n meester daarop antwoorden? Zoudt gij niet denken dat hij dien schaamteloozen knecht uit zijn huisgezin zou jagen?
n HET KIND. — O ja, Heer Jesus, daaraan
ip is geenszins te twijfelen. Dit begrijp ik zeer
in wel-
[je JESUS. — Welnu; als gij dit begrijpt, dan zult gij hun doen aanmerken dat alle men-
jjg seben zoo wel jonge als oude, Gods dienaars
en moeten zijn. niet omdat God hunnen dienst
an noodig heeft, maar omdat hij hen tot dit einde
iej gesehapen heeft. Een mensch die God nietdient,
er is als een nutteloos meubel in een huisgezin.
en HET KIND. — Maar Heer Jesus, mogen de
|en jonge lieden dan hoegenaamd geen vermaak
eze nemen? Aeh, ik beken het, mijn hart is zoo
en genegen lot de vermaken; zonder eenig ver-
ajs maak, dunkt mij, zou ik niet kunnen leven.
JESUS. — Gij moogt uw vermaak nemen,
ten mijn lief kind, indien gij daardoor den dienst
3m_ des Heeren niet verzuimt of zijne geboden niet
zaj overtreedt. Meent gij dat de goede dienstboden
— 10 —
hunnen lijd in treurigheid overbrengen? O neen, zij nemen hun vermaak, zonder den dienst van hunnen meester te verzuimen , zonder iets tegen zijne bevelen te doen. Indien gij dus eenig vermaak wilt nemen, vraag dan aan u zeiven: is in dit vermaak niets gelegen wat tegen Gods geboden strijdt? Kan ik dit vermaak nemen zonder iels te verzuimen van hetgeen ik aan God verschuldigd ben?
HET KIND. — Mijn lieve Jesus, ik heb in mijne eerste communie zeer zoete vermaken en genoegten gevonden ; ik zou willen dat die altijd bleven voortduren, nogtans gevoel ik in mij zelve eene zekere geneigdheid om ook andere vermaken bij te wonen.
JESUS. — Dat is een bewijs,•mijn lief kind, dat gij eenen derden vijand te bestrijden hebt; en die vijand zijt gij zelf. Ik zal u dit later verklaren. Onthoud nu wel hetgeen ik reeds tot uw hart gesproken heb.
Tweede Samenspraak.
HET KIND. — Heer Jesus, ik verzucht naar u, laat uwe stem in mijn hart weêrgal-
men. Gij hebt mij gezegd, dat ik mijn eigen vijand ben. Noglans bemin ik mij zeiven. Hoe moet ik dit verstaan, o Heer?
JESUS.— Ik kom u voldoen, mijn kind. Luister aandachtiglijk toe. Adam, gelijk gij weet, was de eerste mensch; hij is de vader van alle menschen : gij zijt dus ook een kind van Adam. Gij weet dat Adam Gods gebod in het aardseh paradijs overtreden heeft. Zijne zonde beeft geheel het niensehdom besmet. Alle menschen (uilgenomen Maria, mijne lieve moeder, die zonder vlek ontvangen is) worden met deze besmetting geboren, welke erfzonde genoemd wordt, die door het doopsel alleen wordt uitgewisebt. Hare gevolgen noglans worden daardoor niet tcenemaal vernietigd, en zoo heeft ieder mensch ecne zekere geneigdheid tot het kwaad, alhoewel hij ook ten zelfden tijde cene zekere geneigdheid heeft lot het goed.
Bij voorbeeld: wanneer uw vader u iels gebiedt dat gij niet gaarne doet, dan voelt gij in u eene aandrijving om hem niet gehoorzaam te zijn; dit is de geneigdheid tot het kwaad; maar len zelfden tijde gevoelt gij ook eene aandrijving om hem te gehoorzamen, niet tegenstaande gij het werk, dat hij u gebiedt.
— 12 —
niet gaarne doet; dit is de geneigdheid tot het goed. Gij hebt dus in u zeiven oenen vijand die tegen u strijdt. — Een kind voelt zich aangedreven om eenen schoonen appel te stelen ; dit is de geneigdheid tot het kwaad; maar ten zelfden tijde gevoelt het dal dit eene zonde, eene onrechtvaardigheid is, en dit gevoelen wendt het van het kwaad af; dit is de geneigdheid tot het goed. Deze goede geneigdheid komt van God; de kwade geneigdheid hebben alle menschen van hunnen eersten vader geërfd.
HET KIND. — Deze tegenstrijdige geneigdheid heb ik reeds in mij ondervonden. Nogtans dunkt mij dat ik mij niet kan haten. Integendeel gevoel ik allijd eene groote liefde voor mij zeiven.
JESUS. — Juist, mijn kind: welnu, deze liefde voor u zeiven, wordt eigenliefde genoemd, en deze eigenliefde is uw grootste vijand, want zij is de wortel en de bron van uwe kwade genegenheid.
HET KIND. — Maar, heer Jesus, moet ik mij zeiven niet beminnen ; is het mij toegelaten mij te halen?
JESUS. — Hoor wat gij doen moet. Gij hebt gezien dat er twee geneigdheden in
u zijn ; eene geneigdheid tot het kwaad en eene geneigdheid tot het goed. Welnu; de geneigdheid tot het kwaad, en al wat zij u aanraadt, moet gij haten; gij moet ze bedwingen en haar niet volgen, dit noemt men zich zeiven haten en verloochenen. De geneigdheid tot het goed integendeel moet gij volgen , en mijne geboden onderhonden, gelijk zij u aanraadt, niettegenstaande uwe kwade geneigdheid of de liefde van u zeiven daar geweldig tegen opstaat. Als gij uwe eigenliefde volgt, dan bemint gij meer u zeiven dan mij; gij volgt uwen eigen wil, in plaats van mijne wet. En alzoo wordt gij zelf uw grootste vijand.
HET KIND. — Mij dunkt dat ik dit begrijp; nogtans, bid ik u, mijn goede Jesus, van mij deswege nog meer door eenige voorbeelden te verlichten.
JESÜS. — Zeer gaarne, mijn lief kind ; gij zult zien dat al de ondeugden van uwe jaren uit de eigenliefde voortspruiten, alhoewel zij doorgaans zeer bcdektelijk werkt. Bij voorbeeld ; Een kind wil zich boven andere kinderen verheffen; het wil beter en schooner gekleed zijn; het wil meerder dan zij bemind worden; het wil niet berispt worden. Waarom ? omdat het zich zeiven bemint. Deze zijne eigen-
— 14 —
liefde maakt het hoovaardig en ongehoorzaam.
Eene dochter is zeer ijdel in hare kleederen ; zij wil altijd opgepronkt zijn , zij benijdt dat andere kinderen schooner zijn dan zij; als men hare hevalligheden prijst en verheft, dan is zij zeer vergenoegd; maar als zij bemerkt dat men naar haar niet omziet, dat men andere meisjes meer dan haar prijst, dan is zij gestoord en vol afgunst. Waarom? omdat zij zich zelve bemint. Hare eigenliefde is de oorzaak dat zij allijd meer dan andere wil opgepronkt zijn en geprezen worden.
Een ander kind wil alles voor zich zeiven, of ten minste meer hebben dan andere kinderen. Het is jaloersch van zijne eigene broeders en zusters. Het meent dat het altijd wordt te kort gedaan; het kan niet verdragen dat zijn vader of zijne moeder eenige vriendschap of eenige gunst aan zijne broeders of zusiers bewijzen. Waarom? omdat het zich zelve bemint; en deze eigenliefde brengt het tot de ondeugd der nijdigheid.
Een ander kind vlucht den arbeid, liet wil geene moeite doen om iets te leeren ; het klaagt als men het eenig werk doet doen; het zou altijd ledig willen zijn , of willen spelen. Waarom? omdat het zich zeiven bemint;
— 45 —
en deze zijne eigene liefde brengt het tot de luiheid en tijdverkwisfing.
Een ander kind is verzot op lekkernijen ; het wil altijd wat goeds hebben; het besteelt zelf zijne ouders als het kan , om lekkernijen te koopen, die het in het verborgen opeet. Waarom ? omdat hel zich zeiven bemint, en zoo brengt zijne eigenliefde het tot gulzigheid en dieverij. — Ik zou u nog andere voorbeelden kunnen aanhalen; maar deze zullen genoeg zijn om u te doen begrijpen hoe de eigenliefde de oorzaak van veel kwaad is.
HET KIND. — Mijn goede Jesus, ik ben verschrikt van mij zelven , want ik zie door deze voorbeelden maar al te wel hoe gemakkelijk mij de eigenliefde tot het kwaad kan brengen. Wij mogen ons zelven dan in het geheel niet beminnen! Ik zeg nogtans in mijn akt van liefde : ik bemin mijnen evennaaste gelijk mij zelven. Is er dan nog e«ne andere liefde waarmede de mensch zich zelven mag beminnen?
JESUS. — Ja, mijn lief kind, maar eene liefde die gansch tegenstrijdig is aan de voorgaande.
HET KIND. — O! wat ben ik blijde; want ik bemin mij zelve zoo gaarne. Leg mij dit uit, bid ik u, mijn zoetste Jesus.
2.
- 10 —
JESUS. — Ik zal u dit met een voorbeeld doen verstaan. — Gij hebt een klein broe-derken van twee jaren oud, en dit broederken wilde onlangs een mes hebben om er mede te spelen, maar zijne moeder wilde het hem «iet geven, niet waar?
HET KIND. — Ja, heer Jesus, en mijn broederken sehreeuwde zeer lang, omdat het dit mes niet kreeg.
JESÜS. — Uwe moeder bemint nogtans dit broederken, niet waar?
HET KIXD. — Ja zeker, Heer Jesus; men zou zeggen dat zij het nog meer bemint dat al hare andere kinderen, omdat het nog zoo klein is.
JESUS. — Maar waarom weigerde zij hem dan dit mes? — Waarom liet zij dit broederken zoo lang en jammerlijk schreeuwen!
HET KIND. — Omdat zij vreesde, Hser Jesus, dat het kind zich met dit mes zoude gekwetst hebben.
JESÜS. — Juist, mijn kind, dit is de goede liefde. — Omdat uwe moeder dit broederken met eene goede liefde bemint, weigerde zij hem dit mes, uit vrees dat hij zich zoude gekwetst hebben. — Zoo ook moet een itiensch zich zeiven beminnen; hij moet aan
— 17 —
zijne kwade genegenheden wederslaan en zicTi alles weigeren wat zijne ziel door de zonde zou kunnen kwetsen, en hem het eeuwig geluk zou quot;kunnen doen verliezen. — Zich opreeh-telijk beminnen is dus niet anders dan zijne kwade genegenheden bestrijden, om eens te komen tot het waarachtig en opperste geluk.
HET KIND. — O! nu begrijp ik wat de goede liefde is. Zij is juist het tegenstrijdige van die kwade liefde welke men eigenliefde noemt, want deze drijft ons gedurig aan, om alles aan ons zeiven te verleenen wat ons van u, Heer Jesus, die het opperste goed zijt, zon kunnen afscheiden. Maar, hoe gevaarlijk schijnt mij deze eigenliefde ! Ik ben vol vrees van aan een zoo machtigen vijand niet te kunnen wederstaan. De wereld kan ik ontvluchten ; den duivel kan ik met een kruis verjagen; maar hoe zal ik mijne eigenliefde ontloopen? ik zou mij wel van mijn eigen zelvcn moeten afscheiden !
JESÜS. — Lief kind, mijne gratie zal u versterken, als gij niet nalaat mij daarom te bidden. Het gebed is een allerkrachtigste wapen tegen de vijanden uwer ziel; belrouw op mij, en zekerlijk zult gij de zegepraal behagen.
— 18 —
Berde Samenspraak.
HET KIND. — Ik ben vol moed en betrouwen; want ik voel, Heer Jesus, dat gij met mij zijt. Ik weet dat ik mijne vijanden moet bestrijden; maar hoe zal ik dien oorlog voeren? O Heer Jesus, geef mij toch de middelen om mijne vijanden te overwinnen.
JliSUS. — Zeer gaarne, mijn lief kind, ik ben op de aarde gekomen om u tegen uwe kwade geneigdheden, tegen de listen des duivels en de verleidingen der wereld te versterken. De middelen om deze vijanden te overwinnen zijn tweederlei: zij bestaan in het vermijden van zekere dingen, en in het doen van zekere dingen. Ik zal u eerst zeggen wat gij moet vermijden.
Vooreerst, mijn lief kind, zult gij alle slechte gezelschappen vluchten. Ik versta door slechte gezelschappen : de jonge lieden die niet godsdienstig zijn, die des zondags niet naar de kerk gaan, zonder eenigen eerbied of aandaeh-tighrid de II. Mis bijwonen; in de kerk gedurig rondzien of klappen, alsof zij op de markt stonden; de jónge lieden die hunne ouders
—gt;
— 19 —
ongehoorzaam zijn en alles doen wat zij willen ; die de christelijke leering verzuimen en liever gaan spelen ; die u opwekken om zulks
ook te doen ; — de jonge lieden die vloeken en e_ zweren, en die gecnen eerbied hebben voor
et de oude lieden en voor hunne oversten. Al
et deze zijn sleehte gezellen die gij moet vermij-
|? den. Gij zult ze gemakkelijk kennen,
m HET KIND. — Oja, Heer Jesus, ik ken
ze. Ik weet dat zij zeer gevaarlijk zijn. ]gt; JESUS. — Er zijn nog andere slechte
,e gezellen, die nog gevaarlijker zijn, te weten,
j. degene die met den Godsdienst, niet de pries-
r. ters en met de deugdzame mcnschen spotten ,
p- die slechten klap spreken, slechte liedekens
Et zingen en zeer sleehte manieren hebben. Ai
n die zult gij ook zorgvuldig vermijden.
U HET KIND. — Dergelijke onbeschaamde
jimgelingen heb ik. reeds ontmoet, mijn lieve Ie Jesus; maar zij waren ouder dan ik. Ik heb
ir ook al groote menschen gehoord die met den
3t godsdienst en de priesters lachten : ja, zelfs is
Ie dit eens voorgevallen in ons eigen huis, en ik
i- was er gansch door ontsteld,
i- JESUS. — Dit weet ik, mijn lief kind,
it want ik was in het binnenste van uw hart.
'» 11 ET KIND. — Hoe zal ik dan dergelijke
3
- 20,—
gezellen vermijden ? ik kan ze niet allijd voorop kennen.
JliSUS. — Als gij anndaehtig zijt, mijn lief kind, kunnen zij u toch maar eenen keer verrassen. Zoohaast als gij hunne slechte gesprekken hoort, verlaat ze aanstonds. Misschien zullen zij met u lachen; maar laat u daar niet aangelegen; toon dat gij een kloekmoedig hart hebt en dat gij eens een man zult worden. Ik zal u daarvan een voorbeeld vertellen.
Een kind van uwen ouderdom was voor de eerste maal tot eene groote maaltijd gcnoo-digd, waaraan zeer vele personen moesten deel nemen. Het kind was verwonderd dat zij zich allen aan tafel zetleden en begonnen te eten zonder eenen Onze Vader te lezen. Alhoewel dit gebed, streng genomen, niet verplichtend was, kon het zich toch niet onthouden van zijne verwondering duidelijk uitte drukken; en zonder eenige bespotting te vreezen, las het godvruchtigiijk zijn gebed naar gewoonte. De wijze lieden die pr tegenwoordig warea zegden tot elkander: Dit kind heeft een groot en kloekmoedig hart: bet zal eens een man worden.
Alzoo moet gij ook de bespottingen der boozen niet vreezen. Indien gij volstrekt hun
! — 21 —
( gezelschap niet kunt verlaten , luister dan niet
naar hen, geloof niet wat zij zeggen, en volg i hunne werken niet na; want het is de duivel
[■ die door hunnen mond spreekt, en door hen
werkt.
Tun tweede, mijn lief kind, zult gij nog l vermijden : de dansvergaderingen , de schouw
spelen en andere gevaarlijke bijeenkomsten, t welke door personen van beide geslachten
worden bijgewoond en waar doorgaans slechte klap gesproken, en gevloekt wordt. Want, r aldaar is de duivel de voorzitter; aldaar legt hij
i- zijne voornaamste strikken om de onnoozelheid
n ^er jonge lieden te verrassen ; aldaar poogt hij
ij hunne driften op te wekken, om ze in de groot-
e ste buitensporigheden te storten. Aldaar is ook
de wereld, metal hare aantrekkelijkheid, om i- ii te verleiden. De zedeloosheid is daar op ha
rt ren vrijen grond; zij toont er zich zonder eenige
i; schaamte. De kwade voorbeelden zijn er in
et overvloed.
)e Ook zal ecne treffelijke en eerbare dochter
;n daar nooit verschijnen, want hare deugd zou
k- er verslensen gelijk eene roos in de heete zon
nestralen.
er Een jongeling die zijne zaligheid behartigt
ju en zijne hoedanigheid van christen eerbiedigt,
— 22 —
begeeft zich niet in die gevaarlijke plaatsen. Hij
gevoelt dat hij die zoo zuiver niet zoude veria- s
ten als hij er binnen getreden is. c
De beste vermaken voor mijne kinderen j
zijn degene die geschieden onder de oogen hun- v
ner ouders, en waarin niets gedaan noch ge- u
zegd wordt, dat tegen mijne geboden strijdt; ^
waar niets tegen de zedelijkheid geschiedt. [
Vermijd het spelen in het gezelschap der z
jonge meisjes. Deze kunnen zich ook met elkan- a
der vermaken. Gij moet ze eerbiedigen , maar ri
niet in uw gezelschap toelaten. h
Eindelijk vermijd ook van te veel tijd aan Z|
de vermaken te besteden. Als men u vraagde : s] Tot wat einde is de mensch geschapen? Wat
hebt gij dan geantwoord?... Om in de wereld |1( veel te spelen? Neen, maar gij zegdet: Om in
dit leven God le dienen en Hem namaals een- Jij
wig te aanschouwen. Welaan dan mijn kind! gr
verheug u, verzet u, maar verheug u in eer bc
en deugd; verzet u op zulke wijze dat uwe ]e: vermaken u opwekken om mij nog beter te
kunnen dienen en u waardiger le maken rij van mij eeuwig te aanschouwen in den
Ten derde, mijn lief kind, moet gij ver- ini
mijden uw vermaak te nemen in het lezen van w(
— 25 —
slechte boeken. Niets is voor de jeugd zoo na-deelig als een goddclooze of zedelooze boek: bij is als een tronwelooze vriend die u met scboone woorden bedriegt; bij vergiftigt n, terwijl bij ii vleit en streelt. Dergelijke boeken veroorzaken walg en afkeer van bet gebed en van de IIH. Sacramenten; zij stellen de ondeugd als zoet en aangenaam voor, en toonen de deugd als zeer streng en droevig; zij maken de kinderen afkeerig van de priesters, die nogtans bunne beste vrienden zijn. Daarom mijn kind, 1 zult gij met eene uiterste zorg vermijden van
: slechte boeken te lezen.
1 HET KIND. — Maar, mijn goede Jesns,
d boe zal ik kunnen weten boe een boek slechtis ?
JESUS. — Gij zult deswege uwe geestc-lijke oversten raadplegen; zij zullen u met ! groote gedienstigheid en liefde zeggen welke boeken gij moogt lezen, en alzoo zult gij in uwe e lezingen mogen gerust zijn en buiten gevaar le wezen van uwe ziel ora eene ijdele nieuwsgie-n rigbeid te verliezen.
Onthoud nu zeer wel dat er drij voorname dingen zijn, die gij volstrekt moet vermijden, r- indien gij wilt dat ik uw vriend blijve, le an weten :
i. De slechte gezelschappen.
- 24 —
2. De slechte vermaken.
3. De slechte boeken, en al andere slechte 11 v lezingen, zoo als slechte gazetten, slechte aa liedekens, slechte almanakken, zedelooze prenten. ' te
Verder, indien gij eenigen twijfel hebt, vri
of cene zaak u schadelijk kan zijn of niet, of
zoo een vermaak geoorloofd is of niet, dan zult ^
gij uwen twijfel aan uwen biechtvader of gees- ^a|
lelijke oversten te kennen geven , en deze zul- 1,10
len u zeggen wat gij moogt doen en wat gij de
moet laten. Luister naar hen ; want hun woord var
is mijn woord. Aanhoor ze gelijk gij mij aan- zal
lig(
--en
Ind
sc hi
HET KIND. — Heer Jesus, aanhoor mijne wet
verzuchtingen. Ik heb nu wel overlegd en in zali;
mijn geheugen geprent welke dingen ik moet mer
vermijden om mijne vijanden te overwinnen. dus
Maar gij hebt mij gezegd dat ik te dien einde 'mn
ook zekere dingen moet doen. Gelief aan mijn eiSe
hart te spreken, o goede Jesus, en mij verder dien
— 2S —
JESUS. — Ik ben zeer vergenoegd over uwe leerzaamheid, mijn liefkind; luister dus aandachtig naar mijne woorden :
Om de vruchten van uwe eerste communie • te behouden en geheel uw leven lang in mijne vriendschap te blijven, moet gij :
Vooreerst: de christelijke leering of dcri ; catechismus, het zij inde kerk, of in de zondagschool blijven bijwonen, zoolang het u mogelijk zal wezen, flet is ten grooten declc j de catechismus die u waardig gemaakt heeft
l van hel geluk dat gij nu bezit; de ealechismus zal ook veel bijdragen om u in het bezit van dit geluk te behouden. Gij zult er de godsdien-tige wetenschappen die u noociig zijn, beter en beter lecren verstaan en doorgronden. Indien gij ophieldt den catechismus bij te wonen, dan zoudt gij allengskcns die wetenschappen uit het geheugen verliezen; en gij c weet dat zij ten uiterste noodzakelijk zijn om n zalig te worden. Ik heb u reeds gezegd dat alle et menschcn Gods dienaars moeten zijn. God is i. dus hun meester. Maar de dienaars mogen lc hunnen meester niet dienen volgens hunnen ;n eigen wil en gedegenheid; zij moeten hem er dienen op cene wijze gelijk hun meester wil. Als de meester hun, bij voorbeeld, zegt : zet
— 26 —
die tafel in het midden der kamer, dan mogen zij tiie niet in eenen hoek stellen. Alzoo ook leert God in den catechismus hoe hij van de inenschen wil gediend worden. Hoe zeer zijn dan de kinderen te beklagen die na hunne cersle communie den catechismus verlaten ! zij vergeten allengskens hoe zij God moeten dienen; zij verflauwen in de godvruchtigheid en vervallen eindelijk in eene onverschilligheid ten opzichte van den godsdienst. Hoe gemakkelijk worden zij dan van de vijanden hunner zaligheid overrompeld en naar het verderf gesleept!
IIIÜT KIND. — Maar mijn lieve Heer Jesus, ik heb het geluk van te kunnen lezen ; kan ik mij zeiven dan niet onderwijzen met godsdienstige boeken Ie lezen?
JESÜS. — Mijn lief kind, in uwe jaren is er voor uw onderwijs niets beter dan de onderrichtingen van uwen herder of andere geestelijke oversten. Niet dat ik wil zeggen dat gij geene godsdienstige boeken moogt lezen; doch lees alleenlijk degene die uw herder, uw biechtvader of andere geestelijke oversten u zullen aanduiden en die voor uwe jaren geschikt zijn. Want, in andere godvruchtige boeken zoudt gij dikwijls vele waarheden vinden die gij niet wel zoudt verstaan. In
— 27 -
tegendeel zult gij de onderrichtingen die in den
1 cateeliisinus en in de zondagschool gegeven
: worden altijd zeer wel begrijpen; want uwe geestelijke leeraars znllen zich altijd schikken
i naar de bekwaarahcid van uw verstand. Daar-
e enboven, mijn lief kind, hebben hunne woor-
! den en onderwijzingen altijd eene bijzondere
n kracht, eene bijzondere gratie, oiu de kin-
n deren en al de geloovigcn tot de deugd op
n te wekken, omdat zij mijne plaats bekleeden;
k ik ben het die door hunnen mond spreek; wie
hen aanhoort, die aanhoort mij. t! HET KIND. — Dit begrijp ik zeer wei,
er mijn goede Jesus; ik heb dus niet noodig van
i; eenigen boek te lezen.
et JESÜS. — O! dit wil ik niet zeggen,
mijn lief kind; het lezen van godvruchtige
is boeken is u zeer nuttig, als gij die boeken leest
^r- welke uwe geestelijke oversten u aanduiden, en
e- die bijzonderlijk voor kinderen van uwe jaren
gij gemaakt zijn. Ik wil maar zeggen dat de lezing
ich van deze boeken niet genoegzaam is om u te
uw onderwijzen zonder deonderrichtingen van uwe
ten geestelijke oversten. Gij zult zelfs in die boeken
,en vinden dat hel geheel noodzakelijk is de ondcr-
ige wijzingen van uwe herders te aanhooren. jel, Dus, moet gij deonderrichtingen van uwe
In ö.
^8
geestelijke oversten als de voornaamste beschouwen. Door deze onderrichtingen zult gij leeren g( verstaan hetgeen gij leest, en de goede boeken vi zullen u helpen om beter te verstaan hetgeen m gij in de onderrichtingen hoort, lleteene helpt h( het andere; dus zult gij die boeken zeer gaarne h( en met aandachtigheid lezen. llt;i O! hoe aangenaam zou het mij zijn dat gij zo de lange winteravonden kondet overbrengen, cn met godvruchtige boekjes luidop in de tegenwoordigheid van uwe broeders en zusters en ce andere leden van het huisgezin te lezen. Alzoo rai zoudt gij als mijn zendeling en mijn apostel gei zijn, in het huis uwer ouders. se!
HET KIND. —O! welke eer, mijn goede got
Jesus! ik ben gansch trotsch van uw apostel kaï te kunnen zijn; ik zal daartoe doen al wat mij
mogelijk zal wezen. Gelief mij,dus nog meer ligi
en meer te onderrichten nopens hetgeen ik doen zee
JESUS. — Ten tweede, mijn lief kind, No;
moet gij bij den eateehismus en de goede kin
lezingen, het gebed voegen. Wanneer gij nog Sch
zeer klein waart, dan zegden uw vader of tigl moeder uwe gebeden voor, of zij vermaanden ii des avonds en des morgens, van uwe gebeden te lezen. Maar nu, dat gij u geheel aan mij
i
gegeven hebt, en mij in uw hart hebt ontvangen, nu moet gij van zelfs en zeer gaarne niet mij spreken of bidden ; want gij weet dat het gebed eene samenspraak is met God. In het gebed, spreek ik tot het hart van het kind, indien gij mij dus bemint, zult gij een zoet genoegen vinden in met mij le spreken, en uw hart tot mij te verheffen.
HET KIND. — Wanneer ik voor mijne eerste communie leerde, heb ik in de eateehis-mus de uitleggingen gehoord van het mond-gebed, van het inwendig gebed, en van de schietgebedekens. Gelief mij le zeggen: mijn goede Jesus, door welke gebeden ik u het meest kan behagen.
JESUS. — Mijn lief kind, deze verschil-lige manieren van bidden zijn mij allegader zeer aangenaam, als gij maar bidt niet eerbiedigheid, aandachtigheid en volharding. Nogtans vind ik een bijzonder behagen in de kinderen die gedurende den dag verscheidene scliietgebedekens, met vurigheid en aandachtigheid lot mij zenden, zeggende bij voorbeeld ;
O mijn God !
Niets legen U!
Alles voor ü !
Ik geef u mijne jeugd,
Bewaar mij in de deugd.
En dergelijke andere gebedekens, welke als vurige scliichtcn tot mij opvliegen, en waarin ik een allergrootste behagen schep.
HET KIND. — O! dit is allergemakkelijkst, mijn zoete Jesus. Ik zal dikwijls door den dag met zulke gebedekens mijn hart tot u verheffen. Dit vraagt weinig tijd; niemand znl het bemerken, ik gevoel hoe zoet dit moet zijn, en het zal mijnen geest niet vermoeijen. Maar, mijn lieve Jesus, het inwendig gebed of de overdenking, waarvan ik de uitlegging in de catechismus heb gehoord, schijnt mij voor kinderen te lastig. Mij dunkt dat ik daartoe te lichtzinnig en te weinig geleerd ben.
JESUS. — Mijn lief kind, het inwendig gebed of de godvruchtige overdenking, zal u nogtans zeer nuttig zijn; het is zoo moeielijk niet als gij denkt. De geleerdheid is ongetwijfeld zeer voordeelig, maar zij is niet volstrekt noodzakelijk om godvruchtige overdenkingen te doen. De gevoelens van het hart behagen mij meer, dan de scherpzinnigheid van den geest. Gij hebt een rechtzinnig en teder hart, cn dit is genoeg.
De ligtzinnigste kinderen zelven doen dikwijls overdenkingen bijna zonder zulks te weten. Bij voorbeeld, hoe vele zijn er niet, die,
— 31 —
zelfs onder de school, op bet spel peizcn? hun hart verlangt dat de school reeds uit ware; hun geest is gedurig met hun speelgoed bezig. Dit is zeker geene godvruchtige overdenking het is maar ora te zeggen dat kinderen overdenkingen kunnen doen. —Er zijn kinderen die eene groote ijdelheid in dc kleederen hebben : zij denken dikwijls hoe zij zich het schoonst zullen oppronken; wat zij zullen doen om van vader of moeder een nieuw kleed, of cenig ander versiersel te krijgen; zij berekenen hoe veel spaargeld zij reeds hebben, en zij peizen op middelen om hun spaargeld nog te vermeerderen, om tegen de eene of dc andere feest, eene nieuwigheid te kunnen koopen. Waarom dan zou een kind van uwen ouderdom, ook geene overdenkingen kunnen doen. die mij tot voorwerp hebben? Zoudt gij, bij voorbeeld niet eens kunnen overdenken, boe ik, wanneer ik nog een klein kind was, in het stalleken van Bethleëin in eene kribbe gelegen heb, gedurende eenen zeer kouden winternacht? Zoudt gij niet kunnen overdenken hoe ik altijd aan mijne moederen aan Josef, mijnen voedstervader , gebooi-zaam ben geweest? En zoudt gij dan het besluit niet kunnen nemen van mij daarin na te volgen, en ook altijd ge-
— 32 —
hoorzaam aan uwe ouders te zijn? Zoudt gij niet eens kunnen overdenken, mijn lief kind, hoe schromelijke pijnen ik voor u, om u van de eeuwige pijnen te verlossen, geleden heb? gij weet immers dat ik wreedelijk gegeeseld ben, dat ik met doornen ben gekroond, dat ik met handen en voeten aan een kruis ben genageld. Zoudt gij dan niet eens uw hart tot mij kunnen verheffen om mij daarvoor te bedanken? Zoudt gij dan niet hel besluit kunnen nemen, van ook uit liefde lot mij de kleine moeielijkheden te verdragen, die gij gedurende dien dag zoudt te lijden hebben in plaats van u onverduldig le maken ?
HET KIND. — O ja, mijne lieve Heer Jesus, dit schijnt mij zoo moeielijk niet. Van nu af zal ik trachten dikwijls op u te denken.
JESÜS. — Zoudt gij niet van tijd lot tijd kunnen onderzoeken aan welke gebreken gij hel meest onderworpen zijl, en wat gij het best zoudt doen om die gebreken te vermijden? Bij voorbeeld, indien gij gewaar wordt dat uwe kwade geneigdheid u liglelijk tot gramschap trekt, zoudt gij dan het besluit niet kunnen nemen, van bijzonderlijk op uw hart te waken, van niet een stuur of onverduldig woordt uit uwen mond te laten gaan, en van mij aanstonds om hulp te aanroepen?
— 33 —
Beproef dit eens, en gij zult welhaast bevinden dat de godvruchtige overdenkingen of het inwendig gebed zoo moeielijk niet zijn als gij wel meent. Daarenboven, als gij uw best doet, zal u mijne hulp niet ontbreken.
HET KIND. — Ik dank u, mijn zoete Jesus. O waarlijk, ik gevoel reeds uwe hulp. Verscheidene andere dingen komen mij voor, welke ik, zoo mij dunkt, zeer nuttiglijk zoude kunnen overpeinzen , zoo als dat er eene hel is, waar de kwade kinderen, die in doodzonde sterven ,. voor eeuwig gestraft zullen worden ; dat gij de goede kinderen, die u beminnen en dienen, in uwen schoonen hemel zult laten komen, waar zij met uwe Engelen in alle eeuwigheid onuitsprekelijke vermaken zullen genieten.
JESUS. — Welnu, mijn liefkind, traeht dagelijks, eenige minuten aan deze overdenkingen te besteden; maak dat gij dan alleen zijt en van alle gewoel verwijderd, dan zullen de waarheden die gij overdenkt, beter in uw geheugen geprent blijven. Vergeet dan ook niet goede voornemens te maken , gelijk ik u reeds gezegd heb, en van mijne hulp te aanroepen, om die voornemens te volbrengen, want zonder mij, kunt gij niets ter zaligheid.
— 34 —
Tracht voornamelijk zeer wel uw morgenen avondgebed te doen, maar gij zult zorgen dat gij deze gebeden niet alleenlijk met den mond spreekt, maar ook met het hart.
HET KIND. — Maar wien moet ik bijzonderlijk bidden, mijn lieve Jesus?
JESÜS. — Vooreerst zult gij mij aanroepen. Als men de kinderen van mij wilde verwijderen dan riep ik ze tot mij terug. Ik kan niets weigeren aan de goede begeerten der kinderen die mij beminnen. Daarna zult gij uwe toevlucht nemen tot mijne Moeder Maria; want ik heb haar aan u tot moeder gegeven; zij bemint u meer dan eenige andere moeder haar kind kan beminnen : zij zal u krachtdadig-lijk bijstaan in al uwe noodzakelijkheden, want al mijne schatten en gratiën heb ik in hare handen gesteld om daarmede de kinderen die mij beminnen en haar aanroepen, te verrijken. Zij heeft zeer gaarne dat gij den Roozenkrans leest.
Vervolgens zult gij uwen Engelbewaarder aanroepen; uwen beseherm-heilige, en aide Engelen en Heiligen des hemels; zij zijn machtige voorsprekers bij mij, en zij zuilen u kracht-dadiglijk helpen om de vijanden uwer ziel te overwinnen.
— quot;a -
HET KIND. — Maar, mijn lieve Jesus, moet ik maar alleen voor mij zelven bidden ?
JESUS. — Als ik de mensehen leerde bidden, dan zegde ik hun ; alzoo zult gij bidden : Onze Vader die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw naam, ons toekome uw rijk , enz. Ik wil dat de mensehen voor elkander bidden, daarom deed ik hun zeggen : ons toekome uw rijk. Gij moet dus niet alleenlijk voor u zelven bidden, maar ook voor uwe ouders, voor uwe broeders en zusters, voor de zondaars, opdat zij zich zouden bekeeren, en voor alle mensehen ; dit is een groot werk van barmhartigheid. Bid ook dagelijks voor de zielen die in het vagevuur lijden, want dit is mij alleraangenaamst.
Ondertussehen, om u in de godvruchtige overdenking te oefenen, zult gij nu nog eens aandaehtiglijk overpeinzen, wat ik nu tot nw hart gesproken heb, en dan zal ik u verder verlichten nopens de andere middelen om de vijanden uwer ziel te overwinnen.
Vijfde Samenspraak.
HET KIND. — Mijn zoete Jesus, mijn hart verlangt om uwe inspraak te liooren; verlicht mij verder nopens hetgeen ik doen moet om u altijd getrouw te blijven.
JESUS. — Ik heb uwe verzuchting gehoord , mijn lief kind. Gij zijt nu overtuigd dat het u zeer noodzakelijk is, de christelijke leering bij te wonen en uw hart dagelijks door het gebed te versterken; dat het u ook zeer nuttig is de godvruchtige boekjes te lezen welke uwe geestelijke oversten u zullen aanduiden.
Nu , mijn kind, moet ik u nog aanwakkeren om den zondag heiliglijk over te brengen. Eilaas! vele mensehen overtreden het gebod van het vieren des zondags, hetwelk grootelijks mijn hart bedroeft. Ik geef hun zes dagen van de week om voor zich zeiven te werken, ik vraag maar den zondag, en de gebodene heiligdagen tot mijnen dienst alleen, en de ondankbaren willen mij dit genoegen niet geven. Maar gij, lief kind , gij bemint mij, gij zult, zoo ik verhoop, altijd getrouw blijven om mijnen dag, die dc dag des Heeren genoemd wordt, te vieren.
— 37 —
IIET KIND. —Ja, mijn lieve Jesus, ik, denk zoo gaarne op « gedureniJe de week, hoe zou ik u des zondags kunnen vergelen ? zeg mij maar, mijn zoele Jesus, hoe ik u het best des zondags kan dienen.
JESUS. — Met des zondags geene slave-lijke werken te doen, of werken die alsdan verboden zijn, en aandachtiglijk en godvruc^i-tiglijk de H. Mis Ic hooren, kan men aan liet gebod van liet vieren der zondagen voldoen. Maar, omdat ik zie dat gij zoo goed van wil zijt en mij hartelijk bemint, zal ik u zeggen wat gij des zondags zult doen om mij bijzonderlijk te behagen.
Doe al de godvruchtige oefeningen die gij op de werkdagen gewoon zijt te verrichten, des zondags met eene bijzondere vurigheid en iever.
Woon de II. Mis met een allergrootsten eerbied bij. Vergeet nooit hoe groot en verheven dit Mysterie is. Gij weet dat ik onder dc consecratie, door de woorden van den priester, met mijn lichaam en mijne ziel, met mijne godheid en menschheid, op den autaar tegenwoordig kom onder de gedaaute van brood en wijn. Indien gij mij dus waarlijk bemint, mijn liefkind, welke vurige verzuchtingen, welke Getuigenissen van liefde en eerbied, zult gij
alsdon uil den grond van uw hart niet lot mij zenden! O! die oogenblikken zullen u zeer zoet schijnen, en ik zal ü alsdan met allen zegen vervullen.
Indien er na het Evrmgelie gepredikt wordt, luister dan aandaehtiglijk naar het sermoen, overweeg het, en leg het wel in het werk.
O welke vreugd geniet mijn hart als ik de kinderen godvruehtiglijk de heilige diensten der Kerk zie bijwonen. Zij volgen mijn voorbeeld na, want als ik nog een kind was, ging ik oc-k op de feestdagen, met mijne moeder cn den H. Joseph naar den tempel van Jerusalem om daar mijnen hemelsehen vader tc aanbidden.
Verder zuil gij zooveel mogelijk de Vespers cn het Lof bijwonen, en gelijk ik u reeds vermaand heb, den catechismus of de zondagschool niet verzuimen. Alzoo zult gij een groot deel van den zondag werkelijk in mijnen dienst overbrengen en niet alleenlijk aan hel gebod maar ook aan het inzicht der H. Kerk voldoen, die verlangt dat hare kinderen een merkelijk deel van den zondag in mijnen dienst overbrengen, om dien dag waarlijk Ie heiligen. Wat gij verplicht zijl des zondags te doen, moet
gij ook doen op de gebodene heiligdagen.1 flET KIND. — Maar, mijn lieve Heer Jesus, raag ik dan des zondags niet een weinig vermaak nemen?
JESUS. — Ja wel, mijn kind, als gij u maar wacht van de sleclite en gevaarlijke vermaken, gelijk ik u reeds vermaand heb.
HET KIND. — Ik dank u, mijn zoete Jesus, voor uwe onderwijzingen. O ! ik voel genoeg, hoe gelukkig, hoe wel te vrede, quot;hoe vergenoegd een kind is dal uwe zalige lessen volgt. Maar ik ben nogtans niet zonder vrees ; in denk nog op de verraderlijke vijanden mijner ziel. Wat ongeluk, indien zij mij moesten uwe gratie en vriendsehap doen verliezen !
JESUS. — Om u bijzonderlijk tegen uwe vijanden te versterken, mijn lief kind, heb ik twee krachtige wapenen le uwen dienste gesteld, te weten; het heilig Sacrament der
De feestdagen op welke men verplicht i», gelijk op den zondag, het H. Sacrificie der Mis bij le wonen, en zich van slavelijke arbeid te onthouden zijn de volgende; 0. H. Hemelvaart, roerende feestdag. 0. L. V. Hemelvaart. 15 Augusti.
Allerheiligen ; 1 November.
Kersdag, 25 December.
De begeerte der H, Kerk is dat de Geloovigen de afbestelde heiligdagen vieren} nogtans, niemand is ertoe verplicht.
— 40 —
Biecht cn het heilig Sacament des Autaars. Daarom zult gij
Ten Vierde, deze geestelijke wapenen zeer wel en dikwijls gebruiken.
Het Sacrament der biecht wel ontvangen geeft eenen grooten afschrik van de zonden; het stort nieuwe gratiën cn nieuwe krachten in de ziel om aan de zonden te wederstaan,
liet II. Sacrament des Autaars verzwakt de kwade genegenheden, maakt de ziel kloekmoedig in do bekoringen, geeft cencn walg van de slechte vermaken, ontsteekt de ziel meer cn meer met het vuur van mijne heilige liefde.
Mijn lief kind, ik voel mij gansch ontroerd, om hetgwn ik u zeggen moet: indien gij ooit hel schromelijk ongeluk hadt van in eene doodzonde te vallen ; o! doe dan niet gelijk zoo vele mensehen die ongevoelig zijn voorde ellende hunner ziel: maar keer aanstonds met een rechzinnig berouw tot mij terug ; ik zal u als een liefderijke vader ontvangen, ga dan te biechten zoo haast het u mogelijk zal wezen; belijd rcchtzinniglijk uwe zonden, zonder eeni-ge vrees, gij moet voor uwen biechtvader niet beschaamd zijn. Hij weet genoeg dat de kinderen kunnen zondigen : hij zal over uwe open-
_ 4'! —
hartigheid verheugd zijn; hij zal u wel vermanen maar hij zal u ook verstroosten, want hij bekleedt daar mijne plaats; hij zal u van uwe zonden ontslaan, en tegen hel toekomende versterken.
HET KIND. — Mijn zoetste Jesus, bewaar mij toeh van in eene doodzonde te vallen.
JESUS. — Als gij zorgvuldiglijk de middelen gebruikt en voornamenlijk dc vrijwillige gelegenheden van zonde vlucht, dan moogt gij zeker zijn, dat mijne gratie u niet zal ontbreken. Ik zal u bijzonderlijk in deH. Communie versterken.
HET KIND. — Hoe dikwijls. Heer Jesus moet ik wel te bieehten en te communie gaan ?
JESUS. — Een kind dal voor zijne zaligheid bezorgd is, en mij oprechtelijk wil dienen en beminnen, gaat alle maanden te bieehten en te communie. Bij elke biecht en communie, zal ik met een nieuw vermaak in uw hart komen, en u met nieuwe gratiën en verlichtingen versterken.
HET KIND. — Ik bedank u duizendmaal, mijn goede Jesus, voor uwe inspraken. O konde ik altijd uwe vermaningen volgen! Tc dien einde maak ik, met een kloeken moed, in uwe tegenwoordigheid de volgende voornemens.
— 42 —
ALGEMEENE VOORNEMENS.
Ik zal de grootste zorg nemen om mij in den slaat der gratie te houden, en mijne goede voornemens dikwijls vernieuwen.
Ik zal een grooten afschrik hebben van de zonde, en dikwijls denken dat de zonde het grootste kwaad, ja het eenige kwaad der wereld is.
!k zal alles vluchten wat mij tol zonde zou kunnen brengen, zoo als de slechte gezelschappen, de .slechte gevaarlijke vermaken, de sleclile licdekens, ja alles wat voor mijne ziel een vergift zou kunnen worden. En als ik deswege eenigen twijfel heb, zal ik raad aan mijnen biechtvader vragen.
Ik zal nooit, onder wat voorwendsel liet ook zij, boeken, gazellen of almanakken lezen, die aan den godsdienst of de goede zeden tegenstrijdig zijn. Ik zal de romans en andere boeken van dien aard nis een vergift voor mijne ziel aanzien.
De bespottingen der wereld zullen mij nooit aan mijne plichten doen ontbreken. De bedorvene grondregels der wereld'zal ik met afschrik verstooten, en de christelijke leering altijd in mijn hart blijven geprent houden.
— 43 —
Ik zal de zuiverheid meer dan al de sehal-
I ,en ^61quot; wereld beminnen, en ik zal alles ver-^ mijden en vluchten wat den glans dezer schoone
deugd in mij zou kunnen verdooven. ^ Ik zal zedig zijn in mijne woorden, in
j mijne werken, in mijne kleederen en in
r gansch mijn gedrag. Ik zal mijn lichaam eer
biedigen als den tempel van den H. Geest, ik zal wel indachtig zijn dat God mij overal en
II altijd ziet.
Ik zal dagelijks trachten meer en meer e voortgang te doen in de ootmoodigheid , liefdadigheid , zachtmoedigheid, verduldigheid, gehoorzaamheid aan mijne ouders en oversten. 1 Het leven van Jesus Christus en van zijne
H. Moeder zal altijd mijn voorbeeld zijn.
'' BIJZONDERE VOORNEMENS.
e-
Zoohaast als ik's morgens wakker word, le zal mijn eerste gedacht, mijn eerste woord,
mijn eerste werk voor God zijn. 'quot;J eerste gedacht zal zijn , mijn hart aan
)e God te geven; mijne eerste woorden, de HH. et Namen van Jesus, Maria en Joseph; en mijn ig eerste werk , het teeken des heiligen kruis, om den dag aan de H. Drijvuldigheid toe te wijden.
Ik zal dagelijks, zoo veel mogelijk, op eene vastgestelde uur opstaan , mij verbeeldende dat mijn Engelbewaarder mij roept.
Ik zal mij spoediglijk en met zedigheid kleeden.
Zoohaast ik zal gekleed zijn, zal ik wijwater nemen, en voor het kruisbeeld of cenig ander godvruchtig beeld , dat ik in mijne kamer zal hebben, eerbiediglijk nederknielen. en met aandachtigheid en vurigheid mijn morgengebed lezen.
Als het mij mogelijk is, zal ik dagelijks de H. Mis bijwonen.
Ik zal vlijtiglijk naar de school gaan, of werken volgens mijnen slaat, en nooit trachten ledig te zijn, omdat de ledigheid de moeder is van alle ondeugden.
Als er mij iels tegengaat, en dat ik mij onverduldig gevoel, dan zal ik mij aanstonds trachten te bedaren , en zeggen :
O mijn God !
Niets tegen U,
Alles voor U.
— 43 —
Voor en na het eten zal ik niet nalaten ten 'minste eenen OnzeVader te bidden. Ik zal mij wei waehten van overdaad of gulzigheid, en de spijzen maar gebruiken om mijne krachten te herstellen, en niet enkelijk voor den smaak of zinnelijkheid. Ik zal mijne maaitijd ter eere Gods doen, volgens deze vermaning van den Apostel: Het zij gij eet, het zij gij drinkt.... doet alles ter eere Gods.
' In mijne verkeeringen en verlustigingen met andere kinderen, zal ik alle woorden ver-myden die den Godsdienst, de liefde of de zedigheid zouden kunnen kwetsen.
Ik zal dagelijks trachten eenige oogenblik-ken van mijne speeluren te besteden aan het lezen der godvruchtige boekskens, welke mijne geestelijke oversten mij zullen aanduiden; of wel, ik zal eene les van den Catechismus herhalen.
Des avonds eer ik slapen ga, zal ik god-vruehtiglijk mijn avondgebed doen, en mijne conscientie onderzoeken nopens al mijne gedachten, woorden, werken en verzuime-nissen van dien dag. Ik zal een rechtzinnig berouw verwekken over alles wat ik zal misdaan hebljen.
— 40 —
Na mijn avondgebed zal ik gewijd water nemen en mij zegenen met het teeken des H. Kruis; vervolgens zal ik mij met de grootste zedigheid ontkleeden. Ik zal mijne ziel en mijn lichaam aan God bevelen. Daarna zal ik met een goed gepeis in slaap trachten te vallen, denkende, bij voorbeeld, op de zielen des vage-vuurs, die op dien oogenblik inde schrome-lijkste pijnen liggen, of op de smarten die Jesus aan het kruis heeft geleden.
De zondagen en gebodene beiligdagen zal ik met eene gansch bijzondere godvruchtigheid overbrengen. Nooit zal ik op die dagen, zonder eene uiterste noodzakelijkheid, slavelijke werken doen, of werken die alsdan verboden zijn. Ik zal met groote aandachtigheid en eerbiedigheid de H. Mis bijwonen. Ik zal, zoolang als bet mij mogelijk zal wezen, naar den Catechismus of de zondagschool gaan, alsook, indien het kan geschieden, naar de Vespers, het Lof en het Sermoen.
Alsdan zal ik meer dan ooit op mijne hoede zijn, om de slechte gezelschappen en de gevaarlijke vermaken te vluchten. Ik zal liever, na mijne godsdienstplichten behoorlijk volbracht te hebben, een eerlijk vermaak trachten te
— 47 —
nemen, het zij met mijne ouders, het zij met mijne broeders, of andere welgekende en deugdzame kinderen, in het huis mijner ouders; of in andere plaatsen, waar hoegenaamd geen gevaar is voor de goede zeden.
Ik maak het vast voornemen van ten minste alle maanden (e biechten en te communie te gaan, en mij waardiglijk tot die HH. Sacramenten te bereiden.
Ik zal nooit vleesch eten op de dagen dal zulks verboden is, zoo als den vrijdag, dc quatertemperdagen, de vigiliedagen en zekere dagen in den vasten ; ik zal ook geen vleesch eten op den zaterdag, ten ware dat ik daartoe den oorlof van mijnen pastor had bekomen.
Wanneer ik den ouderdom van een en twintig jaren zal bereikt hebben, zal ik aide gebodene vastendagen onderhouden. Indien ik vermeenen zoude redenen te hebben om daarvan ontslagen te worden, dan zal ik eerst deswege mijnen biechtvader raadplegen.
Deschoonedag van mijne eerste Communie zal in mijn geheugen geprent blijven, en ik zal den verjaardag vieren door het naderen der HH. Sacramenten.
JESUS. — Deze uwe voornemens, mijn lief kind, zijn mij zeer aangenaam. Blijf er getrouw aan, en maak de zorg die ik voor uwe jeugd genomen heb, niet nutteloos; want, ik zeg het u, en onthoud het wel; Nooit zult gij gelukkig zijn, als gij mij vergeet: de vrede der conscientie is geenszins het aandeel der boozen.
HET KIND. — Ik zal deze voornemens kraehtdadiglijk met uwe gratie trachten te onderhouden, mijn God.
JESUS. — Mijne gratie zalu nooit ontbreken, mijn lief kind, als gij maar goed van wil zijt om ze waar te nemen.
HET KIND. — Ik dank u. Heer Jesus, ik dank u duizend maal. En om deze voornemens zekerlijk niet te vergeten maak ik nog het voornemen van ze alle zondagen aandaehtiglijk te overlezen.
GEBED TOT JESUS.
O Lieve Jesus! Geef mij de volharding. Als ik strijd verdedig mij, in zwakheid versterk mij ; indien ik val, recht mij op. Ach! kwame ik ooit te dolen, breng mij weder. Maak dat ik u altijd beminne in leven, in dood en in eeuwigheid. Amen.
— 49 —
GEBED TOT MARIA,
Gedenk, o Goederlierendste Maagd Maria, dat het nooit gehoord is, dat iemand onder uwe bescherming vluchtende, om uwe hulp smeekende, of uwe voorspraak vragende, van u verlaten is geweest. Door zulk betrouwen aangemoedigd, vlucht ik tot u, o Maagd der Maagden, Moeder van Jesus Christus, ik kom tot u, ik loop totu, ik sta voor u. O Moeder! heb medelijden met mijne tedere jeugd, verlaat mij niet.; bekom mij sterkte tegenval mijne vijanden, verkrijg mij de volharding in mijne goede voornemens; bid voor mij nu en inde uur mijner dood. Amen.
GEBED TOT DEN ENGEL BEWAARDER.
Engel, die mij zijt gegeven,
Tot Bewaarder in dit leven ;
Geleid mij langs de rechte baan En leer mij alle kwaad ontgaan ;
Wees mijn besehermer in den nood,
Wees mijn steun in d'uurder dood.
lt;1 Ik heb het //. Doopsel ontvangen
___
Sik heb mijne eerste Communie gedaan den. ik heb mijne eerste Communie gedaan den. (amp;£_ /tPfn9 j
^)a
Ik heb het Heilig Vormsel ontvangen f/en_____
VERNIEUWING DER BELOFTEN VAN HET DOOPSEL.
Stemme der Brabanconne.
O^God, o Heer, en Vader aller eeuwen !
Van al wat leeft de bron en 't Opperhoofd!
Op dezen blijden dag wil ik Ternieuwen Heigeen Toor mij in 't Doopsel werd beloofd; 'k Verzaak den Torst der helsche duisternissen ; 'k Verzaak Satan, dien wreeden dwingeland, Die niets betracht, dan 's menschen jammernissen J6gt;.s)Die ons benijdt het eeuwig Vaderland.
k Verzaak aan 11,0 goddelooze wereld ,
Vol helsch verraad en doodelijk venijn,
Al schijnt gij schoon en luisterrijk bepereld ,
God zal alleen mijn zoete wellust zijn.
k Verzaak den vorst der helsche duisternissen, enz
— 52 —
7k Verzaak aan u , onzedige Termaken ,
Die niets verschaft dan wreede zielepijn!
Mijn hart zal steeds door Jesus liefde blaken,
Hij zal alleen mijn-zoete wellust zijn.
'k Verzaak den vorst der helsche duisternissen , enz.
0 eeuwige Vader; gij hebt mij verkoren Uit liefde, tot uw kind en erfgenaam ;
Vol dankbaarheid wil ik met d'Englekoren Steeds loven en verheffen uwen naam.
'k Verzaak den vorst der helsche duisternissen, ens.
Mijn lieve Jesus, ik wil uwe stappen Getrouwlijk volgen in mijn levensbaan;
Nooit zal mijn vlijt in uwen dienst verslappen: Uwe liefde zal nooit in mijn hart vergaan.
'k Verzaak den vorst der helsche duisternissen, enz.
0 Heiige Geest, o bron van alle krachten ,
Versterk mijn' wil door uwe gratiestraal,
Opdat ik nimmer door de helsche machten Hier van den weg der schoone deugd afdwaal'.
'k Verzaak den vorst der helsche duisternissen, ent.
-■ ■■ = *5 ■
Stemme: Unis aux Concerts des Anges IS0 251. 1.
Zoete Jesus, bron van 't leven.
Ware vreugd van mijn gemoed,
Door de liefde voorlgedreven Schenkt gij mij uw vleesch en Bloed. Ik geloof, hoe diep verholen , gt;,
Aan uw woord mij ingeprent:
Gij zijt wezenlijk verholen In 't Hoogwaardig Sacrament.
Goede Herder, troost der menschen , Oorzaak onzer zaligheid,
Zonder U zijn onze wenschen Nutteloos voor d'eeuwigheid.
'k Hoop dat gij mij zult geleiden, \ Aan uwe liefderijke hand, r
Met uw schaapjes naar de weiden l Tan het eeuwig Yaderland. J
bis.
— 54 —
Jesös , die uit medelijden Aan het kruis uwiBloed \ergoot, Om het menschdom te bevrijden Van den schicht der eeuwge dood} U schenk ik mijn hart en zinnen, N Vol van ware dankbaarheid j r
U alleen wil ik beminnen l
In den tijd en d'eeuwigheid. # /
Jesus, afgrond van genaden ,
Voor uw' voeten kniel ik neêr;
Want gij zult hier noyit versmaden Een vermorzeld hart, o Heer.
^k Wil mijn schulden niet bedekken; 'k Heb ellendigiijk gedwaald!
Wasch mijn ziel van alle vlekken , Eer gij in mijn harte daalt.
Maar ik voel mijn' boezem blaken Door een7 zoeten liefdegloed.
Laat mijn' ziel niet langer snaken, Kom tot mij, mijn eenig goed.
Laat mijn hart uw liefde proeven , V estig daar uw' heerschappij j Kom , en wil niet meer vertoeven ; Zoete Jesus } kom tot mij.
Stemme: Ov vas ma Mere bien-aimée ? N0 243. 1.
0 dag van hoogste zielsgenuchten !
'k Bezit mijn7 God, 'k bezit mijn Al ! Het Yoorwerp van mijn liefdezuchten ,
Mijn eengen troost in 't aardsche dal !
Wat kan mijn hart nog meer verlangen
Van d'Oppermajesteit?
Geen grooter goed kan het ontvangen Nu en in d'eeuwigheid,
0 zuivre vreugd, verrukkelijke stonden
Welk Englentong zal ooit verkonden Hoe zoet genot mijn biijkend harte vindl quot;) In 't liefdevuur dal mij Tcrslindl ? j
0 Jesus, door geen tijd gemeten ,
Hoe zoet is uwe heerschappij !
Hoe wonderbaar uw liefde-kelen !
Ik leef in ü j en Gij in mij !
— 56 —
O zoete band die mij op heden
Verbindt met mijnen God!
Ik smaak een zee van zaligheden 5 Hoe eerlijk is myn lot!
0 zuivre vreugd, verrukkelijke stonden , e/iz.
0 eeuwig woord, oneindig Wezen , Der Englen vreugd en zaligheid;
Mocht ik met ü vereenigd wezen Voor al den tijd en d'eeuwijheid!
Ik wil nog eens op nieuw verzaken
Aan 's werelds heerschappij Mijn hart zal steeds voor Jesus blaken. 0 Jesus, blijf bij mij.
0 zuivre vreugd , enz.
0 koning der hemelzalen ,
Gij, die ook mijne moeder zijt,
Stort in mijn hart uw' liefdestralen,
Hecht mij aan Jesus voor altijd.
Laat mij door Satans list niet hindren ,
Verplet dien dwingeland ,
En leid mij eens bij al uw kindren Naar 't hemelsch vaderland.
0 zuivre vreugd , enz.
stemme: Adressous not re hommarje. N0 302. 1.
0 verrulikelijke stonden Vrij van kommer en van smart!
'k Heb mijn Jesus dan gevonden Ik bezit Hem in mijn hart.
Jesus zal mijn wellust wezen In den tijd en d'eeuwigheid.
0 ! zijn Naam zij boog geprezen !
Huid' aan zijne Majesteit.
Zacht en vol bevalligheden Is zijn juk en heerschappij;
Als een bron van zoetigheden Stroomt hij heel en gansch in mij.
Jesus zal mijn wellust wezen , enz,
Hij, de vorst van 's hemels hoven ,
Is de koning van mijn hart:
'k Wil hem dienen, 'k wil hem loven In de blijdschap en de smart.
Jesus zal mija wellust wezen , enz.
— 38 —
Hij quot;, de kracht van al die lijden En zich sterken met zijn Bloed , Zal mij helpen in het strijden Tegen al het helsch gebroed.
Jesus zal mijn wellust wezen , enz.
0 Maria, mijne moeder En mijn troost in 7t aardsche dal, Bid voor mij den Albehoeder,
Dat ik nooit in zonde vall'
Jesus moet mijn wellust wezen, en
Gij, d'uitdeelster der genaden Die u zijn ter hand gesteld,
Laat den vijand mij niet schaden , Breek , verbrijzeld zijn geweld.
Jesus moet mijn wellust wezen , en
MARIA, ü VERGETEN WIJ HIER NOOIT.
Zie hier , o Maagd , aan uwe voeten Üw1 kindren vol eerbiedigheid ;
Aanhoor de blijde huldegroeten Van onze liefd' en dankbaarheid.
Hoe gelukkig , o lieve Moeder ,
Maakt ons uwe liefde, die ons hart doorgloeit!
ü , die ter wereld bracht den Albehoeder,
U vergeten wij hier nooit;
Neen , neen , neen , neen, o nooit! o nooit! o nooit!
o.
Bekoort de wereld onze jaren Door haren beker vol fenijn 5 Maria zal in de gevaren Als moeder onz' beschermster zijn.
Hoe gelukkig , enz,
VVeêrgalmt de donder in de wolken Kn vreest het aardrijk Gods straf,
Maria, hulp der christene volken ,
Wendt van ons hoofd de bliksems af. Hoe gelukkig, enz.
— 60 —
4.
Zij heeft haar moederlijke oogen Gevestigd op ons waar geluk ;
Zij zal altijd onz7 tranen droogen, Ons bijslaan in ellend' en druk. Hoe gelukkig, enz.
5.
Vergeefs poogt ons de hel te hind ren Als schuimbekt zij van haat en nijd, Maria zal haar lieve kindren Niet laten vallen in den strijd. Hoe gelukkig, enz.
0 zoete Maagd, onz' hoop eu ^ reugdei Onz' voorspraak bij den Opperheer ; Maak dat wij in den weg der deugden Met liefde voordren meer en meer. Hoe gelukkig, enz.
7.
Getrouwe Maagd , o nooit volprezen ! Geleid ons aan uw'moederhand , Opdat wij eens vereenigd wezen In'i eeuwigdurend Vaderland. Hoe gelukkig, enz.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
S1BI
r.
N S