-ocr page 1-

VROUWENARBEID ONDER VROUWEN, TOESPRAAK

EN

MEDEDEELINGEN VAN ELDER

A A M DK

V rouwenvereeniging te Rotterdam,

DOOU

Mej .1 . 1 I • quot;U IJ •

PRESENT-EXEMPLAAR

aan dc leden der Ned Vereeniging tegen de Prostitntic,

VAN EEN MEDELID. ■SGRAVENHAG K,

W. A. BE SC HO OR.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

VROUWENARBEID ONDER VROUWEN.

TOESPRAAK

EN

MEDEDEELINGEN VAN ELDERS

AAN DE

Trouwenvereeniging te Rotterdam,

DÜOU

iMo.j. J. I I . Iv Li IJ i.1 IV.

■S GRAVENHAGE,

W. A BE SC HO Oil.

1881.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

loen ik in December van 't vorig jaar met Mej. Lungstiias uit Bonn eeuige woorden tot u sprak, was het noodig u meê-tedeelen, dat wij leidslieden waren van de slechtsten onder de vrouwen, niet in den zin van rooverkapiteins, die hunne benden van het eene kwaad tot het andere voeren, maar in den zin van goede herders, welke vele schapen die afgedwaald zijn onder hunne hoede nemen, om ze heen te leiden langs de rechte paden naar den goeden Herder bij uitnemendheid, opdat ze deel uitmaken van zijne kudde.

Thans ben ik geen vreemdeling meer bij velen uwer; neen, Gode zij dank! ons woord, gevoegd bij de roepstem aan onze zusters uit alle landen, heeft in Rotterdam weêrklank gevonden en velen voelden zich dien avond en later opgewekt om veel of weinig van haar tijd, haar geld, hare krachten en hare gebeden te geven aan de inwendige zending onder de vrouwen. De toen reeds tot dat doel bestaande Vrouwen-vereeniging, welke de hulp inriep der barmhartige Samaritanen in uw midden, om de in het slijk gevallen en getrapte zusters liefderijk daaruit opteheffen, is niet beschaamd geworden en zij voelt zich gedrougeu dit dankbaar in uw midden te erkennen voor Hem, uit Wieu, door Wien en tot Wieu ook deze arbeid der liefde is. Ieder weet dat Steenbeek niet ligt in het heidenland, maar aan den voet van de Vlucht-

-ocr page 6-

4

heuvelkerk, wier torenspits, als die van alle kerken, ten hemel wijst, vanwaar de hulpe komen moet voor iederen arbeid, maar bovenal voor den arbeid onder verlorenen. Dat wij dus ook in deze ure niet vergeten harten en handen tot God opteheffen, zal wel niemand uwer wraken. Naderen wij dus tot God.

Laat ons dit gebed nu allen te samen zingende voortzetten met Ps. 121 : 1.

Dat ik mijn kort gebed van zooeven heb moeten inleiden met de onderstelling, dat niemand zulks in mijnen mond te dezer plaatse zou afkeuren, heeft zijne oorzaak in eeu anoniemen brief, waarin mij na de vergadering des vorigen jaars, mijn gebed ten aanltoore vau Protestauteu, Roomschen en Israëlieten werd ten kwade geduid met de opmerking, dat ik vooraf kleur Lad moeten bekennen.

Is deze brief ook niet een treurig bewijs, dat Nederland diep gezonken is, en er in dat christenland heidenen wonen; want is onze God tot Wien wij gebeden hebben, niet de God van Protestanten, Roomschen en Israëlieten te zamen ? Naar aanleidincr van dezen brief mogen we dus wel met

O o

Jeremia klagend uitroepen: «O land, land, land, arm Neder-»land, hoor des Heeren woord! want een land zonder gebed »is een land zonder God, eu een land zonder God is een »land zonder zegen.» Wij hebben u verleden jaar gewezen op den eersten en grooten strijder tegen de prostitutie, Ds. 0. G Heldring; hoe het gebed van kindsbeen af de ademtocht was zijner ziel, waardoor hij in staat was zich onbesmet te bewaren van het bestaande zedebederf niet alleen, maar ook om er tegen te getuigen, tegen te strijden en veel te

-ocr page 7-

5

redden wat dreigde weg te ziuken. Hij heeft gedaan, wat eenmaal ia Israël Aaron deed, om de door Korachs zoude aangevangen plaag te stuiten. Hij Leeft bij den wierook zijner gebeden, bet vuur des Heiligen Geestes en bet reukwerk zijner Gode gewijde daden gevoegd eu beeft daarmede gestaan tusscben de doodeu en de levenden. Mej. Voütk en velen iu den lande bebben bem daarbij trouw ter zijde gestaan; maar acb! de plaag door de prostitutie aaugevangen, beeft nog niet opgehouden, dood en verderf woeden voort in de rijen dergenen , die zicb daaraan scbuldig maken. Wij hebben u verleden jaar aangetoond, eu 't wordt u door onzen waarden Directeur Pierson, die Heldrixg's werk overnam, nog dagelijks bewezen, uit tal van feiten eu redeneeringen, dat de wetteu en reglementen van menscbelijke zijde gemaakt, bet kwaad niet stuiten maar bevorderen; terwijl daarbij bet gruwelijkst onrecht wordt gepleegd aan de vrouw tegenover den man. Het is daarom dat wij u toen in navolging onzer Engelsche zuster Mevr. Builer bebben opgewekt, iu dezen de rechten der vrouw te bepleiten eu niet te dulden, dat al de zwaarte der plaag op haar alleen zou drukken, om daardoor den misdadigen man te meer vrij spel te geveu. Al kunnen we niet, gelijk eenmaal Kenau Hasselaar, met de wapens in de baud een uitval doen, om de vijanden, die bier visitatie, wetten ea reglementen heeten, te verdrijven, we kunnen op het slagveld gaan, om de vrouw, die in dezen onedelen strijd bet onderspit moet delven , te bidden en te smeeken, dat zij zicb van daar verwijdert en indien zij gewond is, kunnen wij trachten die wonden te beeleu en baar daarna bewegen een ander strijdperk intetreden, waar sprake is van de overwinning op vleesch en bloed. Wy hebben u verleden

-ocr page 8-

G

jaar er op gewezen, hoe Ds. Heldring in het geweten werd gegrepen door het verwijt des Heeren aan de herders van Israël in Ezech. 34 : 4. «De zwakken sterkt gij niet en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerscht over hen met strengheid en met hardheid. » Hoe smartelijk valt het ons hier te moeten bijvoegen, dat vele vrouwen ook, niet alleen hare plichten jegens de weggedrevenen verzuimen, maar zelfs met strengheid en hardheid over haar heerschen en oordeelen. O, laten we u nogmaals er op wijzen, dat zij integendeel uw medelijden verdienen als dezulken, die onder eerroovers vielen en ten doode gewond, van het kostbaarste wat zij bezaten werden beroofd; laten wij u aansporen haar als de barmhartige Samaritaan te helpen, niet slechts bij gelegenheid; maar gaat als de monniken van den St. Bernard er op uit, om ze optezoeken, die onder het slijk der zonde bedolven zijn; laten geloof, hoop en liefde de trouwe wachters zijn, die u vergezellen en u vooruit gaan om u het spoor der ongeluk-kigen te wijzen, en dan?

Salomo zegt het u, Spr. 24 : 11, 12. «Redt degenen »die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter dooding, »zoo gij u onthoudt. Wanneer gij zegt: zie, wij weten dat »-met, zal Hij, die de harten weegt dat niet merken? want ^Hij zal den mensch vergelden naar zijn werk.» Als wij tot jaren van onderscheid gekomen zijn en weten, dat er zulk kwaad bestaat, zal in den dag der dagen met boveiistaaudeu tekst ons vonnis worden uitgesproken, indien wij niets hebben gedaan tot redding onzer gevallen zusters.

Laat ons u het een en ander mededeelen over de zending

-ocr page 9-

7

van vrouwen onder vrouwen te Aldersliott en in navolging

O O

daarvan te Brighton in Engeland, opdat wij met de ervaring van anderen ons voordeel kunnen doen.

Miss Robinson , de onvermoeide zendeling onder de soldaten te Aldershott, liet in 1864 haar oog ook vallen op de slechte vrouwen in die stad en begon, met medewerking van twee bijbel vrouwen, 's nachts in zeker lokaal theetafels aan-terichten en uittegaan op de straten om de publieke vrouwen, die daar voor het grootste deel dronken rondzwierven, binnen te noodigen. Dit gelukte de eerste maal met een 30tal voor wie men een uur lang thee schonk, om daarna het woord des levens tot haar te richten; doch met uitzondering van 12 slopen ze reeds weg voor het zoover kwam, en van die 12 wilden nog 7 van een Asjd niets weten eh kwamen niet terug. Men besloot toen het werk anders aantevatten en die vrouwen bij dag te bezoeken in de straat, waar een lOOtal van die soort gehuisvest waren. Miss Robinson beschrijft ons hoe zij bij die bezoeken te moede was. Groote moedeloosheid overviel haar, als zij voor die huizen stond, aan God de kracht vragende, die haar ten eenenmale ontbrak, terwijl de arme omwonende lieden haar afrieden binnen te gaan, met te zeggen: «Gij zult zeker beleedigd worden!» Doch zij vermande zich, klopte en had zich als gewoonlijk de zwarigheden overdreven voorgesteld. De meeste meisjes waren niet op; doch na het eerste oogenblik van verbazing, ontvingen zij haar welwillend; alle kamers waren bewoond door twee vrouwen, vriendinnen, zooals zij zeiden. «Alle afgrijsselijkheden die ik gezien heb, nederschrijven of my herinneren wil ik niet, zoo zegt zij; doch maar op ééne plaats ben ik beleedigd; daar moest ik mij redden, want de vrouwen die aan 't strijken

-ocr page 10-

8

waren, dreigden mij met hare ijzers te branden. Ik heb besloten met de genade Gods mijn werk bij dag onder deze arme schepsels voorttezetten. Zij zijn dan niet meer onder den invloed van den drank en hare ledigheid weegt haar zwaar.»

«'s Avonds zijn zij gekleed, half dronken, gehaast om op haar schandelijk winstbejag uittegaan; de indruk dien zij dan van de nachtelijke bijeenkomsten kunnen ontvangen, lijkt haar den volgenden dag als een droom.»

« Met. het aanbreken van den dag verdwijnen de opwinding en de illusies; ellende, lijden en wroeging blijven alleen over en de woorden, die men haar dan toespreekt, schijnen wezen-l ijker. » Later zegt M. R.: «Als ik terugzie op het werk onder deze arme meisjes, meen ik een wonder te zien. Ik dring thans in alle schuilhoeken door en mijn naam is voldoende, om ze allen tot mij te trekken. Terwijl ik tot haar spreek, veranderen zij van gedaante en er komt weêr vrouwelijke zachtheid op haar gelaat. Zoo dikwijls er een nieuw regiment komt, overstroomen deze schepsels de stad; 's nachts geven de straten van Aldershott een denkbeeld van de hel; he.t is er een carnaval van duivels. Gedurende de maand Mei heb ik tot wachtwoord genomen : «het dierbaar bloed van Christus » Gode zij dank kunnen onze zonden de zalig makende genade van Jezus niet te boven gaan. Ik beu zeker, dat Hij zijne boodschap niet vergeefs in deze holen heeft gezonden. Of ik er resultaat van zie of niet, Zijn woord zal niet ledig tot Hem wederkeeren. Ik beu ten slotte stoffelijk gehard tot dezen arbeid en de vreugde daarbij heeft iets goddelijks. Zij schijnt mij in zekere mate een ingaan in de vreugde mgns Heeren. Voor zoover ik er over kan oordeelen, zijn

-ocr page 11-

9

oprechtheid eu kracht met goedheid vereenigd, de natuurlijke hoedanigheden, die voor dit werk uoodig zijn.» De zegen op den arbeid van M. R. was zoo groot, dat zij zich genoodzaakt zag hare bezoeken te staken; want het Asyl kon ze niet meer bevatten, die verzochten toegelaten te worden; doch eenige dames te Brighton werden er door opgewekt, om het werk der redding ook daar te beginnen. Eene van haar zegt; «ik zal nooit mijn eerste bezoek vergeten, al hadden wij vurig gebeden alvorens uittegaan.»

«Na met mijne gezellin in een of twee kamers te zijn geweest, liet zij mij alleen met vier meisjes, terwijl zij eeu ander ging opzoeken, die zij wist dat in het huis was. «Deze hoort niet bij ons.» zeide mij een der vrouwen, op een kind wijzende van 1G jaren dat tegen den muur stond, «zij komt pas hier.» Ik ging de kamer door eu naast haar zittende, legde ik de baud op haar schouder, haar smeekende zooals ik nog nooit iemand gesmeekt had , deze plaats te verlaten eu mij dadelijk te volgen, ten einde aau dit afgrijsselijk leven te ontkomen; doch 't was alsof ik bij allen tegen eeu muur sprak. Eindelijk riep ik uit; «Dat is te veel. Ik kan uwe »har te ii niet treffen. God alleen kan het. Ik wil bidden, »knielt met mij neer.» Ik was verwonderd ze te zien knielen zonder te antwoorden; ik bad, stortende voor God mijn hart eu mijne tranen uit, in het diep gevoel mijner volstrekte onmacht. Toen ik heenging was ik nog niet zoodra de deur uit, of ik hoorde een uitbundig gelach en onvoegzame scherts, die ik vergeefs trachtte te vergeten. »

» Uitgeput eu met een bloedend hart kwam ik te huis, mijn gebed was onverhoord gebleven. Maar o kleingeloovig hart, waarom hebt gij getwijfeld?»

-ocr page 12-

10

«Twee dagen later vernam ik, dat het jonge meisje reeds den volgenden dag vrijwillig naar het Asyl was gegaau. Zij was wees, hare afdwaling had slechts eeaige weken geduurd; zij gaat voort zich goed te gedragen en zal, hoop ik, eene goede achtenswaardige dienstbode worden. In drie weken hadden 7 vrouwen het slechte leven verlateu. Een van haar, die wij niet gezien hadden, was het noodlottige huis ontvlucht, toen zij vernam dat het somtijds door dames bezocht werd. Zij had daaruit begrepen, dat chr. harten de gevallenen niet verachten.»

«Het werk in 'i klein begonnen heeft zich uitgebreid. Een zeker aantal dames hebben zich belast de slechte huizen van Brighton eenmaal in de week te bezoeken. Iedere maand vereenigen wij ons om samen te bidden en de moeielijke vragen te bespreken, die bij znlk werk voorkomen.»

«Zij die het comité bij zich ontvangt, noodigt eenige harer vriendinnen, in de hoop daardoor de belangstelling in onze arme zusters te vermeerderen.»

, «Alle drie maanden gebruiken wij samen het Avondmaal in de kleine kapel van het Asyl. Het Asyl zelf werd te klein en voldeed niet aan onze behoeften, sommige meisjes zagen er tegen op, dadelijk in een Asyl te komen Daarom ondernam miss Vicars een kleiner Asyl te stichten, dat aan ons werk onberekenbare diensten heeft bewezen. Onze Ver-eeniging is nog in de kindsheid en heeft reeds wonderbaar veel goeds teweeg gebracht. De tegenwoordigheid alleen van eene reine vrouw werkt als een toovermiddel en brengt licht en zonnewarmte in deze duistere plaatsen.»

«De houders der slechte huizen zeiven ondervinden dezen

-ocr page 13-

11

gelukkigen invloed; sommigen hebben zicb met afkeer van hun verschrikkelijk beroep afgewend; wij hebben een man afstand zien doen van vijf slechte huizen, die hij in huur had. Enkele straten zijn van deze onreinheid gezuiverd.»

«De wijk, welke deze ougelukkige schepsels het meest bezoeken, is van aanzien veranderd. Vele huizen zijn gesloten of fatsoenlijk bewoond; dat alles is een groote vooruitgang, want ieder huis is een middelpunt van bederf, dat iederen avond zijue boden uitzendt om lichtzinnige mannen en vrouwen te lokken en in 't verderf te slepen.»

«Met groote dankbaarheid vermelden wij dezen algemeenen uitslag onzer pogingen, maar de grootste belooniiig hebben wij in de zielen dergenen, die persoonlijk aan den dood zijn ontrukt, in de verlaten en gevallen vrouwen, die hare voeten hebben gezet op den weg des vredes.»

«Misschien hebt gij ons tot hiertoe met belangstelling gevolgd, terwijl gij u niet gaarne bij het werk zoudt aansluiten, omdat het u tegen de borst stuit. «Hoe kunt gij met zulke diep gezonkenea omgaan, zeide mij eens een dame, ik zou ze outvluchten, ik zou mij bezoedeld achten als ik in een van die huizen kwam.» Hievop is mijn eerste vraag: Is dat gevoel geoorloofd ? Hebben wij recht dat gevoel in ons hart te houden onder het oog van God ? Laat ons de zaken bezien, zooals zij zijn. Als wij gelijk de meesten, die wij verachten, in een ellendig steegje geboren waren; als onze kinderoogen een vader hadden aanschouwd die gewoonlijk dronken was; als wij het eerst vloeken hadden gehoord en dingen hadden vernomen, wier bestaan wij niet hebben vermoed; wie onzer zou durven opstaan en zeggen: «Ik zou rein geweest en ge-

-ocr page 14-

12

bleven ziju.»? En als Gcd ons in onze jeugd de reine onnoo-zelheid van liet jonge meisje heeft verleend, eisclit Zijne rechtvaardigheid dan niet, dat de reinheid onzer woningen en ons huwelijksgeluk, ons als het ware een goed zijn ten dienste van ongelukkige en bezoedelde vrouwen ? Moeten wij haar niet het geluk van een rein en heilig leven voor oogen stellen, door ze stap voor stap te leiden tot de bron der eeuwige Liefde ? Eens door dieu goeden Herder ontvangen, zullen zij zelfs door haar eigen lijden, leeren liefhebbeu gelijk Hij haar heeft liefgehad. De smartelijke wegen, laugs welke zij zijn afgedaald, zullen haar kunnen opvoeren tot hoogten, die wij niet hebben gekend.»

«Ik heb mannen en vrouwen aan de diepste verlaging ontrukt gezien, die in mijne genegenheid en de vreedzame reinheid mijns levens, de mogelijkheid van hemelsche liefde, vrede en reinheid hebben gevoeld; ik heb ze mij zien voorbijstreven op den weg der heiligmaking, eene toewijding bereikende , waarvan ik nooit droomde en op hunne beurt naar mij omziende om mij de hand toe te reiken en tot mij te zeggen: «Vriendin, kom hooger op.»

«Ik vraag u: hebben wij wel aan de ordening Gods beantwoord, als wij ook onze woningen niet gebruiken tot opbeuring en heil der afgedwaalden ? En onze reinheid, kan zij ons niet tot een vloek zijn bij God, omdat wij er een afgod van gemaakt hebben, een afgod in vlekkeloos marnier uitgehouwen , zooals de goden der ouden, wier voeten de ouge-lukkigen niet te hulp kunnen snellen, wier oogen blind zijn voor de vrouwelijke ellende en verlaging, wier handen zich niet kunnen uitstrekken ter bevrijding dergenen , die ten doode loopen en zal de rechter, die voor de deur staat, niet

-ocr page 15-

13

eens tot ons zeggen als tot de Farizeeu: Zie de hoeren en tollenaars zullen u voorgaan iu het Koningrijk der hemelen. Ik herhaal het: wij moeten eens ingaan in den toestand dezer arme afgedwaalde meisjes »

«Hier is een onhezoimen meisje, dat hare wandeling te ver uitstrekte met een medgezel eveu onverstandig als zij, zij durft niet naar huis, zij vreest de verwijtingen die haar wachten. In haar laatsten dienst heeft zij te veel werk, zij is zwak en ziek; zij is bang voor de toekomst en werpt zich blindelings in een leven, dat haar onafhankelijkheid en vrijheid schijnt te beloven. Dikwijls gebeurt het, dat zij haar hart heeft gegeven aan een man, die het niet verdient. Somtijds hebben zij hare moeder verloren, vader is hertrouwd, hare plaats in huis is ingeuomen. Als het gebeurt, dat een meisje door de een of andere dezer oorzaken iu een slecht huis komt, is zij naar den mensch gesproken verloren. In den regel komt geen christen over dezen drempel, noch Ds, noch wijkbe-zoekers, noch bij bel verspreider; meu ziet er geen bijbel, noch gebedenboek; geen uitwendig teeken herinnert aan het bestaan van den eeuwigen God; hare moeder zelfs weet niet wat er van haar geworden is, allen die haar naderen spannen samen, om haar verder te brengen in het kwaad. Zij hoort van Asylen alleen spreken door hare medgezellen, die dezelve verlaten hebben , om tot een zondig leven terug te keereu ; deze hebben er belang bij, om ze tot hare eigene verontschuldiging als sombere gevangenissen af te schilderen. Hoe zouden zij, verlaagd en vernederd als ze zijn, voor vreemden durven verschijnen of den bijtenden spot en kwade inblazingen harer medeplichtigen trotseeren? Een redmiddel blijft haar over: de toevlucht te nemen tot dronkenschap als tot haar eenigen

-ocr page 16-

14

troost. Ik verklaar het: het is eene wreedheid te gelooven, dat men al zijne plichten jegens deze ongelukkige schepsels heeft vervuld, als men eene geldelijke inschrijving heeft gezonden aan een Asyl.»

«De steen, die ze in haar graf besluit is te zwaar voor hare zwakke handen en het is bittere ironie haar eene wijkplaats aan te bieden, die zij niet kunnen bereiken. Niemand kan zich de machteloosheid verbeelden , waarin zij verzonken zijn; men moet het met eigen oogen hebben gezien om te begrijpen, dat hoe meer zij zich schuldig eu vernederd gevoelen, hoe vatbaarder zij zijn voor opbeuring en hoe meer zij eene vriendelijke, vaste en zachte hand noodig hebben, die ze komt losrukken uit het slijk waarin zij gevallen zijn. Het volgend voorbeeld zal dit duidelijk maken. Het is de type van eeu groot aantal dergelijke feiten. A. B. was 15 jaar, zij was verleid door haar meester, een welopgevoed man. Zij beminde hem met haar gansche ziel. Het is eene waarheid, die wij nooit moeten vergeten, dat de man tot het kwaad wordt gebracht door lage natuurdrift, terwijl de vrouw dikwijls valt door de verheveuste neigingen van haar hart, door de behoefte om alles op te offeren aau hein, dien zij lief heeft. Na verloop van een jaar was de verleider zijn speelbal moede; hij had haar verlaten. Wat moest er van dit arme verlaten, hulpeloos kind worden ? Anderen zeiden tot haar: «Doe als wij, gij zijt niet beter dan wij.»

«Eene haar toegestoken hand zou haar gered hebben, want zij had een afkeer van het leven dat zij leidde, maar niemand had nog een voet in deze gevloekte huizen gezet, toen wij er nog niets van wisten.»

«Tweemalen wilde dit ongelukkige meisje ontkomen aan den

-ocr page 17-

15

angst, die haar dreef, door zich in zee te werpen; tweemaal werd zij door een politie-agent er uitgehaald en met gevangenis gedreigd. Somtijds hoorde men haar met het hoofd in de hand geleund, en in tranen badende, zuchten: Ach kon mij maar iemand van dit leven verlossen! In dien tijd begonnen onze bezoeken in de bordeelen, maar de madame vreezende de wiust te verliezen, die zij van haar had, sloot het arme meisje op, en wij konden haar maar eenmaal zien. Op zekeren avond, dat eene nachtelijke bijeenkomst moest plaats hebben , was zij even vrij ; daarvan maakte zij gebruik, kwam in de zaal en een der dames, die haar bezocht had herkennende, naderde zij met slechts deze woorden: Red mij! Van die ure af, had zij zich met lichaam en ziel aan ons overgegeven. Zij werd in het Asyl ontvangen, is iu een dienst gegaan, heeft aan menigvuldige en dringende verzoekingen weerstand geboden, eindelijk gaat zij trouwen met een braaf en rechtschapen man.»

M'.ss Robinson heeft het ons reeds gezegd, met al het gezag

o o 7 o o

harer langdurige ondervinding: het is eene dwaling te gelooven, dat er bijzondere gaven voor noodig zijn, om dit werk te doen. Een onzer mede-arbeidsters, met een gezin en talrijke plichten bezwaard, schreef mij onlangs: « Hoeveel menschen hebben mij van onze onderneming zoeken af te trekken, onder voorwendsel, dat zij bijzondere gaven eischt; ik heb altijd geantwoord, dat de zending ouder gevallen vrouwen gelijkt op de spoken, welke zich eene bedriegelijke verbeelding schept: de schrik en moeielijkheden verdwijnen, als men ze tegemoet gaat; de hinderpalen verdwijnen niet door onze kracht of ons geweld «maar door Mijnen Geest» heeft de Heer der legerscharen gezegd. De liefde tot den Zaligmaker

-ocr page 18-

16

die het verlorene is komen zoekeu, is voldoende voor deze taak; iedere vrouw voegt daaraan toe het moederlijk medelijden, dat God in hare ziel heeft gelegd. Gehuwd of niet, van den tijd af dat wij onze jeugd achter ons lieten, kunnen wij allen onze afgedwaalde zusters de hand toesteken. Voor alleenstaande arbeidsters is het werk zwaar, maar zoüdra eene vereeniging zich vormt, is het genoeg een of twee uren in de week aan deze heilige taak te wijden. Wie kan en moet die niet vinden in het drukste leven ? Ach! als wij die slachthuizen voorhij gaan, waar ziel en lichaam van zooveel vrouwen straffeloos worden opgeofferd, erkennen wij zwijgend hun bestaan en recht van bestaan; wij keuren het goed, dat de voet eeuer christin er niet in doordringt, dat ons armbezoek bij hun drempel ophoudt; het zijn niet onze dochters welke in die goddelooze verblijven omkomen; wij sussen ons geweten door elkander te herhalen , dat zij vrij en bijgevolg verantwoordelijk zijn, niemand verplicht ze kwaad te doen. En wij vragen niet, wie over het geheel de bewoonsters dier holen zijn. Wij weten niet, dat zij bevolkt zijn met kinderen zonder moeder, dat een groot deel dezer ongelukkige kinderen nog geen 21 jaar is en dat zij meestal sterven vóór de 30. En wij gaan aan den overkant van den weg voorbij, als de priester en leviet, zonder deze holen der ontucht te durven ouder de oogen zien, terwijl wij den naam van Christus over ons aanroepen! O God, schep in ons een nieuw hart eu vernieuw in het binnenste van ons een vasten geest! O God, reken ons deze zonde niet toe!»

«Nadat we u hebben trachten te bewegen om op onze gevallen zusters niet met verachting maar met medelijden

-ocr page 19-

17

neêr te zien; nadat we u aautoonden, hoe wij alieu op zekeren leeftijd in staat eu verpliclit zijn naar haar om te zien, zullen de voorbeelden, die wij aanhaalden n tevens hebben bewezen, dat velen voor opbeuring en redding vatbaar zijn. Maar men werpt ons nog iets anders tegen. «Het bestaan dezer ellendige klasse in de maatschappij is noodzakelijk zegt men, tot bescherming van de eerbaarheid onzer familiëu uit den beschaafden stand, waarin van huwelijk dikwijls geen sprake kan zijn.» Ik bloos bij het herhalen van deze bedenking en schaam mij over de argumenten , die ik moet bestrijden. Heeft het christendom door de vrouw te verheffen tot den rang van de moeder des Zaligmakers eeue duivelsche

O O

eeredienst ingesteld, die ziel en lichaam van een zeker aantal personen opoffert aan de bescherming van den huisselijken haard en die eeue menigte onzer zusters tot oneer veroordeelt, om de eerbaarheid onzer kinderen te sparen? Het gansche hart van vrouwen en moeders komt tegen deze gedachte in

O O

opstand. Geeu kwaad is ooit noodzakelijk ; het is mogelijk, het is dreigend, wij moeten het bestrijden; maar wij willen liever omkomen dan het leven viuden ten koste van eeue lage onderhandeling met de zonde. Helaas! deze onderhandeling heeft menigmaal plaats gehad en de noodlottige gevolgen onzer onverschilligheid voor het kwaad zijn duidelijk aan den dag gekomen. Heeft het bestaan dezer ongelukkige klasse van vrouwen niet noodlottig gewerkt op de gezondheid van ons geslacht? Vergiftigt het niet dagelijks het leven van moeders en van onschuldige kinderen? Tast het zelfs niet de zieleu aan, die bij de geboorte kwade neigingen meebrengen , omdat zij, die over deze den naam vau vader dragen, zich niet hebben ontzien als jongelingen en misschien nog

-ocr page 20-

18

wel als mannen met deze klasse te verkeeren en tot hare instandhouding meè te werken ? Heeft zij ons nooit zwaar gewogen, die zoogenaamde christelijke beschaving, welke in haar midden eene klasse erkent van gevallen vrouwen, die in hare onreinheid worden opgesloten, ook door mannen en door brave vrouwen, zoowel als door hare eigene zonde. Hebben wij wel eens bedacht, hoeveel duizendeu van die ongelukkigen er zijn in onze stedeu? Toen er sprake was van de zwarten, hebben wij wel begrepen, dat de slavernij oorzaak was en bleef eener wreedheid en ongebondenheid. waarvan de zwarten het eerst de offers zijn geweest. Wij sluiten de oogen voor hetzelfde feit, nu het om eene klasse van verloren vrouwen te doen is. Intusschen aarzel ik niet te zeggen, dat er op de 100 jonge lieden naauwelijks een is te vinden, die schuldig is aan het verleiden van een fatsoenlijk meisje en bijna allen zouden daarin eeu misdaad zien. Maar eene vrouw behoeft slechts tot deze verachte klasse te be-hooren en de zonde ten haren opzichte houdt op eene zonde te zijn. Meri doet haar geen kwaad, want zij is toch verloren, men verschaft haar eeu middel van bestaan, zij behoort tot eene afzonderlijke klasse. Ik verzoek de vrouwen zich eenparig te verheffen en te zeggen: «Wij willen die afzonderlijke klasse niet meer onder ons. Wij willen evenmin hooren spreken van eene verloren vrouw als van een slavin.» God weet dat wij de zonde tegen de kuischheid bij de vrouwen niet licht achten. Wij achten de zoude der onmatigheid ook niet gering, maar wij bannen de dronkaards niet uit naar eene afzonderlijke klasse, wij zouden ons niet verlaagd achten door tot een dronkaard te spreken of hem goedheid te bewijzen, wij gebruiken allerlei middelen om hem tot beterschap te

-ocr page 21-

19

brengeu. Ik spoor u niet aan om ecnc vrouw op straat zouder wroeging eu berouw iu uwe dienst te nemen, evenmin als om een dronkaard tot koetsier te nemen. Wat ik u vraag, is geene kunstmatige onderscheiding te maken tusselien de verschillende zonden, eu de gevallen vrouw te behandelen als zuster, geljik gi] een dronkaard zoudt behandelen als broeder. Doch gij zegt, en dit is een krachtig argument, dat Let hart onzer vrouwelijke natuur zoowel als onze plichten en rechten raakt: «Mijn vader, miju man, de man wiens meening het meeste gewicht heeft in mijne oogen, zouden mij ongaarne zien op dien weg, waarvan ik, zooals zij zeggen, de klippen niet vermoeden kan, ir.yu verstand en mijn hart zonden nutteloos lijden om de voorwerpen van mijn medelijden.gt; « Mijne zusters, ik protesteer met leedwezen tegen deze bedenking ; ik stel ze niet ter zijde, de verplichtingen die ons binden en de onderwerping, die zij ons opleggen: ik doe een beroep op de rechten van ons geweten als vrouw en op de verantwoordelijkheid , die dit ons geeft voor God; wij hebben over dit onderwerp te lang blindelings de denkbeelden der mannen overgenomen. God heeft hun lichamelijke kracht en verstandelijke meerderheid geschonken, aan ons heeft. Hij het zedelijk geweten der wereld, de zedelijke opvoeding der jeugd en bij gevolg der menschheid toevertrouwd; wij zijn in al deze opzichten gehouden zelf te denken en te handelen , wij kunnen met onze onverschilligheid niet achter den wil der mannen schuilen; deze daad van zedelijke slavernij zou voor hen even noodlottig zijn, als het voor ons noodlottig zou wezen, indien zij zich verbonden, om tot regel van hun gedrag te nemen onze lichamelijke zwakheid of het betrekkelijk gebrekkige onzer keunis. Overal waar de vrouwen haar

-ocr page 22-

20

recht om na te denken, om te leeren eu te weten hebben, teruggeëischt, ia het peil der zedelijkheid verhoogd. Zoo zal het ook ziju, als wij vastberaden aan het werk gaan, om onze zusters die omkomen te helpen. Wij moeten het bestaan van de holen der ontucht niet toelaten, laat ons er moedig binnendringen en die zielen in naam van dea Zaligmaker opeischen. Is dit niet het wezen des Christendoms, dat wij de komst van het Koningrijk Gods aankondigen eu de banier van Jezus Christus planten tot in de duisternis eu de schaduw des doods? Laat ons geen betaalde agenten zenden, laat ous zelf gaan. «Ik wil u niet zien,» zei ous eeus een jong meisje ouder een verschrikkelijk gelach, dat niets op vrolijkheid geleek. «Laat mij met vrede. Wat voor goeds kunt gij mij doen ?» Eensklaps hernam zij op een érnstigen toon: «Neen, ik heb ongelijk. Er moet wel ecu reden zijn, die u dames, naar eeue plaats trekt als deze, bij schepsels zooals wij. 's Avonds, bij al die vereenigingen en preeken worden de lieden, die tot ons spreken, betaald voor hetgeen zij doen. Maar bij u is het iets anders. Als gij onder ons iets goeds wilt uitrichten, moet gij ons zelf komen opzoeken. »

« Als wij weigeren het bestaan eener klasse van verlaagde wezens te erkennen; als wij aan de ongelukkigen, die er toe behooren, daadwerkelijk onze sympathie en onze zorgen bewijzen , zullen wij daarmede aan de mannen leeren, dat er op aarde evenmin eene verloren vrouw moet zijn als een verloren man; wij zullen hun doen begrijpen, dat als zij aan de verzoeking toegeven, zij een schepsel in het verderf storten , dat eene troostvolle toekomst bezit, omringd door oprechte welwillendheid; dat zij niet te doen hebben met eene ellendige verlatene, die leeft van zijne misdaad. Weest ver-

-ocr page 23-

21

zekere!, dat de manuen naar deze roepstem zulleu hooreu; allengs, trapsgewijze zullen zij zich opheffen tot de christelijke gedachte, die door den H. Gee?t ia oaze harten is neergelegd ^ in plaats van ons neer te trekken tot de stoffelijke en zinnelijke opvatting, die hen heden ten dage maar al te vaak op het dwaalspoor brengt. Als bovendien fatsoenlijke vronwen invloed konden uitoefenen op de slechte huizen zeiven, /.ouden wij het kwaad bij den wortel aantasten. Vele daden, die het licht niet kunnen verdragen , worden in het geheim bedreven. De vrees voor publiciteit onder welopgevoede vrouwen, zou reeds een heilzamen invloed uitoefenen. Zich verschuilende ouder den sluier des geheims, zal deze ondeugd ongestraft blijven, zoolang de slecht befaamde huizen gesloten blijven voor goedgezindeu. Hier zoowel als elders zal het licht de duisternis verdrijven.»

«Men heeft dikwijls herhaald: «Het kwaad is hopeloos, deze klasse van vrouwen heeft altijd bestaan en zy zal altijd bestaan.» Eu waarom zou dat zoo zijn? De slavernij heeft lang doorgegaan voor een noodzakelijk kwaad, en thans hebben alle christenvolken haar verworpen. Eeuweu lang hebben de speelhuizen de lauden vergiftigd, waar zij werden geduld; het verstand en de zedelijke begrippen hebben ze thans veroordeeld. Waarom zouden wij tot de slotsom komen , dat de ellende dezer zonde eeuwig moet duren onder eeue zekere klasse van vrouwen? Waarom zou de zedelijke moord aan eeue vrouw niet even streng veroordeeld worden als de moord aan haar lichaam? Verder werpt men ous tegen: «Ieder meisje dat aan het kwaad wordt ontrukt, vervangt men, door een ander tot de zoude te lokkeu.» Die redeneering is oppervlakkig en zou ieder werk van redding gelden. Zoo dikwijls men

-ocr page 24-

22

een kleinen dief van zijn slechten weg afbrengt, zoekt het hoofd der bende hem te vervangen. Nochtans heeft niemand beweerd, dat men er van moet afzien de dieven te evan-geliseeren. Die redeneering is ook ernstig en herinnert ons dat werken onder de vrouwen nog maar een halve maatregel is; om afdoende te handelen, moet de zedelijke verbetering gelijken tred honden bij de beide sexen. En ook daarvoor heeft de vrouw te zorgen. Fkedeeik Robeiitson hoeft gezegd, dat in het leven van den man twee rotsen zijn, die voor hem een klip of een schuilplaats kunnen worden, nl. God en de vrouw, en ik kan mij geeue moeder denken, dien naam waard, welke haar invloed niet zon willen gebrniken bij haar zoon, om hem ten aanzien van de vrouw voor schipbreuk te behoeden. Wat zal u in 't algemeen een jong-mensch zeggen ? «Ik ben wel in staat op mij zeiven te passen. ^ 11 ij heeft nooit geleerd, dat hij nog meer moet doen, dat hij moet passen op de zwakste, op de ellendigste der vrouwen, die hij op zijn levenspad ontmoet. Als zijne ouders hem gewaarschuwd hebben voor de gevaren die hem dreigen, hebben zij hem gelast, zich te wachten voor de gevallen vrouwen, zij hebben hem niet gezegd, dat de gevallen vrouw eene zuster is, die hij moet redden als 't noodig is, van de gevolgeu zijner eigene misslagen. Men heeft hem geleerd voor zijn persoonlijke deugd te zorgen; men heeft hem niet gezegd, dat de kuischheid eene wet is, die hij moet in acht nemen voor anderen zoowel als voor zichzelven en dat hij met die wet allen moet beschermen, wier schild als dat van zijne moeder en zijne zusters zwakheid en afhankelijkheid is,»

«Moeders, laat uwe zoueu van uwe lippen vernemen, wat

-ocr page 25-

23

zij te veruemeu hebben, opdat zij uiet worden overgeleverd aan de onvoegzame gesprekken hunner kameraden; de on-noozelheid hunner nieuwsgierigheid kan ze tot bet kwaad brengen.»

«Leert hun van hunne kindsheid af, dat hun lichaam de tempel is des H. G., waarvan zij zich niet naar willekeur mogen bedienen j vraagt uwen zoon dat hij zich nooit daden en woorden veroorlove, die hij niet zou willen dat gij wist of die zijne zuster zouden doeu blozen. Boezemt uwe zonen eerbied in voor de vrouwen en van hunne kindsheid af een gevoel van bescherming ten opzichte hunner zusters, vertrouw!, die zoo vaak mogelijk aan hunne zorgen toe, daardoor wekt gij in hen eeue geestesrichting, die het hun later onmogelijk zal maken eeue vrouw te onteeren. Gelooft mij, de jongelieden zullen dit ouderwijs ter harte nemen. Zij zijn onbezonnen en onwetend; maar zoolang de wereld ze uiet verhard heeft, ontbreekt het niet aan edelmoedige gevoelens in hun hart. Zij kunnen het wel begrijpen, dat het goddeloos is, als zij al de voordeelen hunner maatschappelijke positie, hunne vrienden, hunne schitterende vooruitzichten behouden, en als zij den vloek van hunne zonden laten neerkomen op eene vrouw, verworpen door God en door de menschen, zonder hoop om echtgenoot en moeder te worden, gedoemd tot verachting, blootgesteld aan verschrikkelijke ziekten en onteerd tot aan haar dood. Het kwaad, dat hij niet gevoeld heeft, als hij alleen aan zich zelf dacht, zal hem een zedelijke moord toeschijnen, wanneer hij denkt aan de vrouw en hare bestemming.»

Verder geeft Miss. R. eenige wenken uit hare eigene ervaring ten behoeve dergenen, die zich aan het werk der

-ocr page 26-

redding vvilleu wijdea. «De grondstelling van iedere vereeniging moet /ij a: het kwaad in zij a oorsprong aan te tasten, en niet alleen maar de laatste scliakels te verbreken van een einde]oozo keten. Alle leden eeuer vereeniging moeten bijgevolg niet verplicht worden tot bezoeken; maar allen moeten zich verbinden, om in haar stand en haar rang aan de gemeeu-schappelijke taak te arbeiden Vele wegen staan ons daartoe open; de verspreiding van werken die er over handelen, de rechtstreeksche persoonlijke invloed, dien wij kimuen uitoefenen bovenal op jongelieden die ons omringen. Bij hoevelen, die alleen staau, kan de welwillendheid en vriendschap eener fatsoenlijke vrouw, hen afbrengen vau den slechten weg. Het is ook de plicht van de leden der vereeniging om bekwame welsprekende, ernstige mannen aan te sporen mede de hand aan het werk te slaan.»

«Tk herhaal: het middel om him hart en geweten te treffen is hen aan hunne persoonlijke belangen te onttrekken en hun te doen gevoelen, dat zij niet alleen verantwoordelijk zijn voor hunne eigene deugd en reinheid , maar ook voor de dengd, voor de opleiding der vrouwen, die rondom hen omkomen. Dan zal al de edelmoedigheid, al het eergevoel, dat in hen is wakker worden; zij zullen een afkeer krijgen van de gevolgen hunner zonde, en heel weinig onder hen znllen laag genoeg zijn, orn deze groote wonde der maatschappij , den gevloekten geesel der vrouwen te verergeren. Het is eene bewezen zaak, dat de verspreiding onzer denkbeelden in de wereld waarin wij leven, onder onze vrienden en kennissen, nog meer afdoende en gewichtiger is dan de persoonlijke arbeid ouder de slachtoffers van den bestaanden toestand.»

-ocr page 27-

25

«Voor vrouwen, die de taak op zich nemen de gevallen vrouwen te bezoeken, kunnen mijne wenken in sommige gevallen nuttig zijn. Ik wil haar geen regel voorschrijven, ik vertel alleen de ondervindingen te Brighton opgedaan. Zij moeten haar terrein verkennen, zij moeten bovenal God vragen haar voor te lichten met Zijnen Heiligen Geest en haar den voorzichtigen moed te verleenen, die bij dit werk zoo noodig is. De eerste stap op den praktischen weg eener vereeniging van gevallen vrouwen is: zich tot de geestelijkheid of de politie te wenden, om eene lijst te krijgen van de huizen waar zij wonen. Naarmate de vereeniging zich uitbreidt, worden de verblijven van ontucht verdeeld onder de dames bezoeksters, die verslag geven van hare pogingen op de maandelijksche bijeenkomst van het comité. Zoolang zij niet goeJ bekend zijn, is het verkieslijk, dat de dames niet alleen gaan in de huizen, die zij moeten bezoeken. Het uur en de dag der bezoeken moeten dikwijls veranderen, opdat de bordeelhoudster geen voorzorgen kan nemen, om ons den weg te versperren. Het is regel bij onze vereeniging nooit onze woningen te verlaten zonder een vurig gebed. Het is door tot het laatste oogenblik in de heilige tegenwoordigheid te blijven van den Vader der geesten, dat wij kracht krijgen den toestand onder de oogen te zien van de verloren schapen, die zoover van Hem zijn afgedwaald.»

«Voor het bedoelde huis gekomen, kloppen wij niet aan de voordeur, die gewoonlijk open staat, wij gaan vastberaden binnen en vertoonen ons voor de deur der kamers van de eerste verdieping. Het is zelden, dat men de meester of meesteres van het huis ontmoet; als dat u gebeurt, gaat ze niet voorbij, alsof de Zaligmaker hen had verworpen. Herinnert u

-ocr page 28-

2G

dat zij misscliiou diep, diep ia iiunae ziel dorst gevoelen naar het Woord des levens en lijden onder de verachting, ■waardoor zij nooit een woord vau welwillendheid hebben gehoord , verkondigt hun moedig de boodschap van vergiffenis, welke God u heeft opgedragen. Als de Joden en Mahomedanen bang zijn een stuk papier te vertrappen uit vrees den naam van God te ontheiligen die er misschien op kan geschreven staan, hoe zonden wij dan, als we christenen zijn, eene ziel kunnen vertreden, hoe bedorven zij ook is, als wij ons herinneren dat zij naar Gods beeld is geschapen en dat Jezus Christus dit afdruksel met zijn bloed heeft bezegeld?»

«Gij hebt natuurlijk dikwijls scheldwoorden te wachten. Als gij met een man te doen hebt, ziet hem rustig in het gelaat, wij hebben over het algemeen ondervonden, dat een man er weldra meê verlegen is, als hij eene wel opgevoede en goed gekleede dame beleedigt, die hare oogen strak op hem gevestigd houdt, zegt bij het eerste oogenblik van stilzwijgen met zachtzinnigheid: « Als gij eene dochter of eene zuster hadt in een van deze huizen, zoudt gij niet blijde zijn, als eene dame haar kwam bezoeken? Welnu, deze arme vrouwen zijn de zusters, de dochters van iemand, weiger voor haar dus niet den bijstand eener vriendin.»

«Zachtheid en fermiteit gevoegd bij een of ander beroep op de betere gevoelens van het menschelijk hart, oefenen dikwerf een verwonderlijken invloed uit. In alle gevallen kunnen en moeten wij, als trouwe dienstmaagden van Jezus Christus, de beleediging verdragen uit liefde voor Hem, die om onzentwil zich heeft laten behandelen als een vraat en een wijnzuiper, als een zoon van Beëlzebul. Kan God zich zelfs van deze beleedigiugen niet bedienen tot verheerlijking

-ocr page 29-

Tan Zijuen «aam ? Gedurende deu Krira-oorlog trof eeu kogel de zijde van. deu heuvel, tegen welken onze troepen gelegerd wareu; geen soldaat werd gekwetst, maar de verbrijzelde rots gaf eene verborgene bron te zien, die gedurende verscheidene maanden onze dappere militairen drenkte. Wanneer het evenzoo iu den doodelijken strijd tegen het kwaad gebeurt, dat wij door eene wreede beleediging worden getroffen, dan wordt onze Meester ook geraakt, en aanstouds vloeien uit deze geestelijke Rots stroomeu van onvergankelijke liefde: «Ik, Ik beu het, die u troost, wat zoudt gij van eeu mensch vreezeu! Vrees uiet, want Ik beu met u. Ik houd u bij de rechterhand.» En deze stroomeu van leveud water storten zich niet alleeu uit over ons, maar dikwijls ook over den zondaar of zondares, die ous beleedigd heeft.» Het gebeurde Miss Vicars eens, dat zij grof beleedigd werd in een der huizeu, die zij alleeu bezocht. Zonder zich te laten weerhoudeu door de smart, die zij er over had, keerde zij na twee dagen daarheen terug; de vrouw die het gedaan had voud zij toen berouwvol weer eu met dankbaarheid stemde zij er in toe, dat hare dochter eu eeu barer huursters werden opgenomen iu het Asyl.

«Zoo dikwijls gij eene vrouw ontmoet, die berouw schijut te hebben, moet gij trachten haar dadelijk mee te nemen. Als gij bang zijt voor de moeielijkhedeu der onderneming, als gij niet weet waar haar te plaatsen, voor dat zij naar het Asyl gaat, als gij haar uitstel geeft tot den volgenden dag, is alles verloren. Een spoedig besluit is onontbeerlijk voor het welslagen van dit werk. Als het arme schepsel weigert dadelijk partij te kiezen, laat haar dan ten minste uw adres, opdat zij 's nachts zoowel als overdag voeie, dat

-ocr page 30-

28

zij een vriendin heeft, tot wie zij zich kan wenden. De meesten onder n kunnen ze niet in hare huizen brengen, om geen kinderen of dienstboden aan besmetting bloot te stellen; als men eenige achtenswaardige, godvruchtige vrouwen kan vinden, bereid ze te huisvesten en tijdeliik te onderhouden, is dit een groote uitkomst. Maar de toestand is moeielijk en christinnen, geneigd om die taak te aanvaarden , zijn zeldzaam. Al uw pogingen moeten zich uitstrekken naar de oprichting van kleine Asylen, die doen denken aan een huisselijken haard, die de arme afgedwaalden de vreugde van het familieleven herinnert, haar gelegenheid geeft hare schande en berouw nog te verbergen, zonder de quasi publiciteit van een groot Asyl te trotseeren, zoo zult gij zielen bereiken, die u anders zouden ontgaan.»

«Die kleine Asylen kunnen ook dienst doen als vrouwelijke logementen voor vreemdelingen , zonder geld en zonder vrienden , die vaak in de handen vallen van slechte vrouwen, wanneer zij zich bij de politie of elders vergeefs om een goed onderkomen hebben aangemeld. De kleine Asylen zijn ook noodig om te weten of gedurende haar verblijf aldaar het berouw stand houdt.»

«Zij moeten vroolijk en in hunnen eenvoud gemakkelijk zijn. Het verlangen naar een huiselijken haard moet gij bij deze door het kwaad verwelkte zielen trachten op te wekken. Helaas! dat ook zoo weinig meesteressen aan _hare dienstboden het gevoel trachten te geven: Ik heb in uwe woning mijn te huis, dat brengt ook menigeen op den dwaalweg en dan die ongelukkige dagdiensten, waarin de meisjes genoodzaakt zijn, om op bepaalde uren van den avond, die voor haar zoo gevaarlijk zijn, zich op straat te bewegen. Moeders 1

-ocr page 31-

29

gij die uwe kiuderen op die wijze haar brood laat verdienen, verzet u voortaan daartegen en gij meesteressen! ruimt voortaan een plaatsje in uwe woningen in, waar rgij haar te slapen kunt leggen en getroost u eene kleine uitgave meer, om daardoor zoo mogelijk eene ziel te bewaren voor het verderf; dat is nog beter dan haar daarna te moeten redden. Laat in de Asylen orde, welvoegelijkheid, regelmatigheid heerschen, die de on gelukkigen tot hiertoe misschien nooit hebben gekend. Dat alles kost geld, maar eenige rijke vrouwen kunnen er toch wel gevonden worden, om deze taak te ondernemen en zij die het niet kunnen, moeten zich maar herinneren het woord van de heilige Theresia, toen zij zich gedrongen voelde een noodig werk tot stand te brengen en maar drie stuivers bezat: «drie stuivers en Theresia kunnen niets, maar God en drie stuivers vermogen alle dingen.»

Gij kunt niet vragen, zegt gij; wendt u dan eerst tot God. Toen Miss Robinson voor enkele jaren den droevigen toestand der soldaten te Portsmouth bejammerde en verlangde naar een verblijf, waar zij kondeu ontkomen aan de verleiding van kroegen en bordeeleu, had zij met hare vriendinnen ook niets; doch zij knielden neder in het geloof en vraagden God, haar den weg te wijzen en de soldaten te redden. Bij de 200,000 gulden waren het antwoord op dit gebed. En gelooft gij niet, dat de weinige duizende guldens, die gij noodig hebt om uwe arme zusters t.e redden . u insgelijks zullen worden verleend als gij ze vraagt in het geloof, dat wie zoekt vindt.

Het is niet volgens den wil van God als wij de wetten der natuur verstoren , om werkelijk bergen op te heffen of hoornen te ontwortelen uit pleizier van nutteloos wonderen te verrichten. Maar het is zeker wel volgens den wil van

-ocr page 32-

30

God, die liet behoud van zondaren wil, als de berg van zonde en ellende wordt weggenomen uit de door baar verwoeste harten. Hij wil dat de noodlottige gewoonten, die gedurende lange jaren zijn vastgeworteld als de sycomorus van het Oosten of de eiken onzer wouden, bi] den wortel worden aangetast en in de zee geworpen. Hebt geloof in God en gij zult het doen. De beurs bereikt men langs den weg van het hart. Zoekt dus, om het uoodige geld te verkrijgen , belangstelling op te wekken, en maakt de behoeften bekend en gij zult zien dat men altijd het noodige geld vindt, om het goede te doen dat God beveelt.

Wanneer gij uwe beschermelingen, om ze te ontrukken aan het kwaad, in een of ander Asyl hebt geplaatst, laat ze dan niet het gevoel krijgen, dat gij ze in een graf hebt gelegd. Gij hebt met verstand en met liefde ze gesmeekt, haren slechten weg te verlaten; gij hebt de achterstallige huur of schuld betaald, die dikwijls de bevrijding iu den weg staat en door de bordeelhoudsters gebruikt wordt om hare slacht-oifers bij zich té houden; blijft n met haar bezig houden, bezoekt ze den een of andereu tijd, schrijft ze eeu woordje van bemoediging, zendt ze een presentje.

Zulke kleinigheden doen die onwetende eu verlaten schepsels genoegen en meer dan eeue boetvaardige vrouw zou haar

O O o

proeftijd moedig hebben doorgestaan, als zij gevoeld had, dat in de buitenwereld een enkel hart aan haar dacht. De dames in uw midden, welke van tijd tot tijd schrijven aau boetvaardigen op het Asyl Steeubeek, zal het zeker genoegen doen te vernemen, hoe eeue van deze daaronder te moede is. In een brief aan hare ouders op 2 October jl. schreef zij het volgende:

-ocr page 33-

31

«O mosder, wat een genoegen dat zulke nette tneuschen met mij zich willen bemoeien , maar nog gelukkiger, dat de Heer, die nog zoo oneindig veel meer is, dat die zich met aii] wil bemoeien, want dat wil Hij en doet Hij ook. Lieve Ouders, wat ben ik toch gelukkig, dat ik vau dien zondigen weg zoover af ben; wat had er toch van mij moeten worden, o ik moet er niet aan denken, aan hetgeen ik vroeger gedaan heb, och dat de Heer liet mij toch nu vergeeft en mij ook verder bij blij ve, want dit moet, want in mij zelf gevoel ik dat ik niets ben en dat het noodig is dat de Heer ons staande houdt. Wat zou ik nu graag tehuis zijn, want de reden waarom ik vroeger wilde dienen haat ik nu en ik hoop dat ik die mag blijven haten.»

«quot;t Is nu al 7 weken dat ik hier ben, de tijd gaat hier spoediger om als toen ik in dat zondig leven was; want ik had nooit een oogenblik rust en dat kon ook niet, hier smaakt mij beter een drooge roggeboterham met water, dan daar het fijnst gebak en wijn van ƒ 5 de tiesch.»

En mogen wij nu nog herinneren aan eene waarheid, die met vlammend schrift in ons aller harten moest geschreven staan. Het is beter het kwaad te voorkomen dan het te genezen; en dat is een werk mede voor jonge meisjes; zij kunnen ons helpen, om haar die op het punt zijn aftedwalen, in de rechte sporen te houden. Waarom voeden wij ze op in de overtuiging, dat zij aanspraak hebben op al de voorrechten die zij genieten . op de ontwikkeling van haar verstand, het weelderige van haar leven, op de genoegens van allerlei aard, die haar worden aangedaan, terwijl andere jonge meisjes even vroolijk en lief als zij, hare jeugd moeten slijten bij een bak waschgoed, in een benauwd atelier, of in een winkel

-ocr page 34-

32

achter de toonbank en dikwijls worden gedreven tot liet kwaad door de onweerstaanbare begeerte naar vermaak eu verandering. Zouden onze jonge meisjes niet begrijpen, dat al de goederen, die zij bezitten, haar worden toevertrouwd, met den last om daarmede wat bekoorlijkheid, wat verstandelijke en zedelijke ontwikkeling te brengen in het ruw en eentoonig leven van de arme kinderen, die haar omringen?

« Het eerste werk, zegt Miss R., dat ik op lOjarigen leeftijd ondernomen heb, was juist acht brave jonge meisjes, meestal waschmeiajes, uittenoodigen des Zondags bij mij thee te komen drinken. Ik bemerkte weldra, dat haar hart zich makkelijk voor mij ontsloot, en dat zelfs de mooiste en coquetsten onder haar geen afkeer van mij hadden, eenvoudig, omdat ik een jong meisje was zoo als zij.»

Een groote hinderpaal in de bemoeiing van de jeugd met de armen is het noodlottig begrip, dat er preeken en vermaningen bij noodig zijn Jonge meisjes voelen zich, Gode zij dank, niet tot preeken in staat; maar als zij begrepen, dat het alleen om natuurlijke verbindingen te doen is, tus-schen personen van verschillenden stand, hoevelen onder haar zouden bereid zijn een zang-, teeken- of rekenschooltje op te richten, en op gemeenzame wijs in goede verstandhouding te komen met hare minder begunstigde gezellinnen. Wat al plannetjes zouden ze maken om een weinig vreugde te brengen in haar somber leven.

Wat al arme meisjes zouden kunnen gered worden door hare vriendschap voor andere jonge meisjes van hoogeren stand , die ongedwongen hare jonge zusters zouden meedeelen van het goede, dat zij in overvloed bezitten. Hoe geschikt tot samen werken, samen genieten, samen zich ontwikkelen

-ocr page 35-

33

zijn de Christelijke Meisjes-Vereenigingen, en als ieder lid daarvan, dat tot de ouderen van leeftijd belioort, zich eens tot taak stelde een daar buiten staand meisje, dat dreigt af te dwalen, of dat van den dwaalweg is teruggekeerd, ongemerkt aan zich te verbinden en mee te nemen op den goeden weg, hoeveel zegen zou daardoor worden verspreid.

Voorts vraag ik de vrouwen dringend: Als gij prijs stelt op het geluk uwer zonen, op de reinheid uwer dochters, spreekt dan nooit op luchthartige wijze over de schending van die reinheid door een man. Wij moeten geen inquisitie instellen naar het verborgen leven der mannen, maar hoe-velen zijn er niet die er voor bekend staan, dat zij meer dan eene vrouw zedelijk hebben vermoord, die eene eer stellen in die gemakkelijke laagheid, welke zij met den naam van galanterie versieren, en toch worden deze mannen welwillend ontvangen door de maatschappij, door de vrouwen ! Verdient ons christendom daardoor niet het verwijt, dat het in den grond bedorven is, eveti als het heidendom der beschaving? Ik bid u, laat nooit toe,_dat rang of fortuin deze onuitwischbare smet op den goeden naam van een man voor uwe oogen bedekt. Dat de Geest van Jezus Christus in u zij, van Hem die zeide; «Wee dea mensch door wien de ergernis komt! Hij die aldus eeu dezer kleinen doet vallen, het ware hem beter, dat eeu molensteen aan zijn hals werd gehangen en dat men hem wierp in het diepst van de zee.» «Indien iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.»

Misschien zijt ge door uwe levensomstandigheden verplicht zulke mannen te outviingen, maar welke vrouw weet niet een middel te vinden waardoor zij hare afkeuring en baren

-ocr page 36-

34

afkeer kan te kenneu geveu , terwijl zij voor het uitwendige beleefd blijft. Als de vrouwen wisten , wat onder den dekmantel der beschaving, achter de schermen der maatschappij gebeurt; als zij konden zien , wat wij weten , wat de schaamte ous belet mee te deeleu, zij zouden een omwenteling teweeg breugeu in de wereld eo hare principes; men zou weldra geene moeder meer vinden, wie rang of fortuin zouden kunnen doen besluiten, hare onschuldige dochters te verkoopen aan een man, die zijn leven heeft doorgebracht met de vrouwen, hare zusters , te onteeren en in het verderf te storten.

Ik heb getracht u eeuige feiten voor oogen te stellen. Als zij op u hebben gewerkt, — en ik heb te goede gedachten van het hart der vrouwen, om haar ongevoelig te achten voor deze wreede waarheden, — dan vraag ik u niet tevreden te zijn met een voorbijgaande aandoening, met eenige tranen of zuchten; ik smeek u dat gij er oogenblikkelijk door komt tot eene daad, die de aandoeningen dieper doet doordringen in onze ziel. Zoekt de kennis van dezen staat vau zaken te verspreiden ouder uwe persoonlijke kennissen; vormt eene vereenigiug tot opbeuring van gevallen vrouwen; indien gij er zelf geen deel aan kunt nemen, spoort anderen aan, om de hand aan liet werk te slaan en steunt ze door uwe gebeden. De mededeelingen die gij hebt ontvangen, moeten in uwe gedachten, in uwe wijze van zien, in uw gedrag eene duurzame verandering te weeg brengen. Indien de toewijding aan het werk Gods daarvan het gevolg niet is, zullen onze harten noodwendig verhard worden. ïs het in dat goddelijk leven, waarvan de geringste bijzonderheden eene diepe be-teekenis hebben, zonder doel dat de boodschapster van de opstanding, Maria Magdaleua was, «vroeger eene slechte

-ocr page 37-

35

Trouw?» Toont Jezus Christus ous daarmede niet, gelijk vroeger aan zijne eerste discipelen, zijne doorboorde handen en voeten, deze wonden die ons oproepen tot eindelooze dankbaarheid en zelfverloochening. Durven wij als antwoord daarop voeten toonen die weigeren voor Hem liet lijden te aanvaarden op ruwe paden, handen die traag zijn in het aaunemen Tan den last dergenen, die Hij is komen verlossen met Zijn bloed? Nog eenmaal, in de volheid der tijden wil Hij aan de vrouwen deze groote eer bewijzen, dat Hij ze roept om aan de wereld de opstanding te verkondigen , den dageraad van dat nieuwe leven, dat onreinheid, zelfzucht, haat en moord ziet verdwijnen voor de wet der liefde. «Gaat heeu tot mijne broeders,» zegt Hij tot ous. Wij zulleu antwoorden: «Hier beu ik Heer, zend mij waarheen ik moet gaan.»

Een nieuwe toestand zal het loon zijn van onze gehoorzaamheid : in onze groote steden zullen geen schuilhoeken meer zijn , overgegeven aan den satan, zonder dat de voet van een christen ooit over den drempel komt. Wij zulleu de banier van onzen Meester brengen iu die gevangenissen, waarin zooveel vronwen zuchten zonder den noodigen moed , om aan bare slavernij te ontkomen. En als de Heer tot ons zal zeo-o-en: «Waar is uwe zuster?» zullen wij niet meer als

oo

vroeger antwoorden: «Ik weet het niet!» maar uit de diepte van den afgrond zal ouze stem zich verheffen: «Hier is zij Heer! en ik ben bij haar, zoekende haar in Uwen naam te behouden en te redden!» Zoo zij liet!

-ocr page 38-

■«

1

,

-ocr page 39-
-ocr page 40-