-ocr page 1-

F. SMIT KLEINE

SECRETARIS DER IIAARLEMSCHE FEEST-COMMISSIE.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

quot; /j'

NICOLAAS BEETS

GESCHETST DOOR

F. SMIT KLEINE,

SECRETARIS DER HAARLEMSCHE FEEST-COMMISSIE.

MET PORTRET, HOUTGRAVURE VAN EMIL GST.

TWEEDE DRUK.

UITGAAF VAN

W. GOSLER TE HAARLEM. 1884.

k

—CO©^;;.

SSO'.f-

-ocr page 6-

Typ.: Rüijgrok amp; Co., Haarlem.

-ocr page 7-

het leven van een zelfstandig volk komen, gelijk in de gezinnen, gedenkdagen voor, die het noode zou willen prijsgeven, want deed de behoefte tot herdenking zich niet langer voelen, weldra zouden onverschilligheid en verslapping dat volksleven doen ontaarden en het ondermijnen.

De opwekking tot dergelijke feestvieringen gaat, naar men weet, slechts van enkele burgers uit. Hoe juister deze op het aanbeeld van het nationaal gevoel hebben geslagen, hoe voller de klank zal wezen, die door de vaderlandsche harten trilt.

-ocr page 8-

NICOLAAS BEETS

De oproeping door een zestigtal Nederlanders tot nationale herdenking van Nicolaas Beets' zeventigsten verjaardag in een plechtig huldebetoon aan den dichter heeft bij alle rangen en standen onzer maatschappij luiden weerklank gevonden. De 13de September 1884 zal — bedriegen niet alle gunstige voorteekenen — werkelijk voor ons volk een gedenkdag bij uitnemendheid zijn. En hij verdient die onderscheiding ten volle, want niet slechts zullen dan de besten onzer land-genooten een beroemd schrijver, een uitmuntend spreke: en een geëerd redenaar vieren, maar allereerst zal hunne hulde den man raken, wiens beminnelijkheid boven ieders afzonderlijken lof is verheven.

Dit is zóó waar dat D r. Jan Ten Brink in zijn bekend bijschrift {Onze hedendaagsche Letterkundigen) zonder de

4

-ocr page 9-

GESCHETST.

minste overdrijving kon schrijven: !gt;A1s Nicolaas Bekïs het woord vraagt, verneemt men een zacht gemompel van voldoening; als hij spreekt wordt de geheele vergadering bekoord door zijn geestig woord, zijn edel gemoed, zijne dichterlijke vlucht. Ware het mij vergund eene vreemde taal te gebruiken, ik zou zeggen; ^Cest un charmeur!quot;

Maar niet alleen is de invloed, dien hij als mensch uitoefent bekorend, ook als prozaïst en poëet heeft hij, bij eene minder rechtstreeksche betrekking tot den lezer, nog zooveel middelen om dezen te boeien, dat hij tot de erkentenis gedrongen wordt: Hier is een oprecht man, een gulden hart, een schalke geest aan het woord!

Is het altoos een genot in een goed schrijver een goed mensch te leeren kennen, het tegendeel is niet zeldzaam en

5

-ocr page 10-

-----^ns

? ?

NICOLAAS BEETS GESCHETST.

in het gunstigste geval stelt vaak de kennismaking met den mensch min of meer teleur. Nu wij in Nicolaas Beets een best schrijver en een best mensch eeren, verdient onze feestdag ook in een zeer ruimen vaderlandschen kring herdacht te kunnen worden. Daartoe mogen de volgende regelen strekken!

-ocr page 11-

II.

£lj)n de stad van Frans Hals zag Nicola as Beets het levenslicht. (13 Sept. 1814.)

Tusschen bosschen, beemden, duinen,

Ligt de grijze Spaarnestad Midden in haar rijke tuinen

Als een steen in goud gevat:

Daar heeft mij het eerst beschenen

't Licht van een Septemberdag,

Die op mijn mistroostig weenen Met een glimlach nederzag.

Bepaalt de omgeving een deel van de indrukken die het gemoed opneemt, het ontvankelijk hart van een aanwassend dichter, wiens eerste jonkheid in eene stad van bloemen, omgordeld door bosschen en duinen, voorbijgaat, verwerkt de opgevangen en behouden natuurbeel-

i.

-ocr page 12-

NICOI.AAS BEETS

den tot liederen, die eerst in zijn boezem besloten welhaast als Mei-, duin-, lente-, bloem- en wandelzangen van zijne lier zullen afruischen. De kracht en malschheid beiden, de fijne schakeeringen en de frissche kleuren die bij land-schap- en andere natuurschilderingen uit 's dichters verzen blinken, dankt hij allereerst aan het natuurschoon van de Kennemerlandsche dreven.

Niemand is daarvan dieper doordrongen dan de heer Beets zelf, en de warme liefde die hij zijn vaderland toedraagt uit zich wellicht in sVaderlandsche uit-boezemingenquot; (Te Wedde, Heiligerlee, Winschoten enz.) inniger, maar zoo verrassend schoon zeker niet als wanneer zijne pen de Hollandsche natuur in vloeiende verzen afmaalt. Om van zoovele dichten en episoden in dien trant slechts eenige te noemen, stip ik aan: Na-

8

-ocr page 13-

GESCHETST.

jaarsmijmering en Madeliefje en mag uit -nAda van Hollamr'' bij de schaar-sche aanhalingen die mij vergund zijn, slechts eene citatie doen, maar zij weegt tegen menige andere in schoonheid op. Het is deze episode, waar Ada als ballinge aan Texels kust in den vroegen morgenstond van het burchtslot uit een blik op den omtrek werpt:

En nu; zij ziet het eiland over.

't Schoone eiland, dat den burcht omringt, En, in den dos van 't eerste loover,

Den dauwdrop van den ochtend drinkt. Van verre rimpelen de baren

Haar ruischend kleed; een flauw geglini Begint aireede aan de oosterkim Haar grauwe golving op te klaren.

Op eenmaal! 't Wolkgebergte scheurt En braakt een vuurgloed uit zijn krater, Weerspieglend in quot;t beweeglijk water.

Heel 't oost is teeder rood gekleurd. Hoe schitteren dier bergreeks zoomen

9

.--vG

-ocr page 14-

10 NICOLAAS BEETS GESCHETST.

Van d' eigen glans, dien zij weerhoudt! Nu wordt een schittrend stip vernomen, Waar alle vroegre gloed bij flauwt, Als vlammig koper bij rein goud ; Het breidt zich uit met kracht van glansen.... De schoone zon beheerscht de transen! Daar splijt zich aan der kimmen rand. Het wolkgevaart naar iedren kant. En baadt zijn afgescheurde brokken

In 't goud, waarvan de hemel gloeit, Of lost zich op in dunne vlokken ,

Wier grijsheid in zijn rood vervloeit. Al hooger stijgt de zon ten hoogen. Met minder goud, maar meerder licht; Met zwakker blo'; op 't aangezicht,

Maar met een feller kracht in de oogen;

Ja, zij verwerpt den purpren krans. Waarmee zij 't nuchtre hoofd deed pralen, Haar rozen worden louter stralen.

Haar gouden sluier, enkel glans.

--

-ocr page 15-

III.

''(ïFn een zijner Sneldichten met het opschrift: i Geen orgeltoon , maar uw persoonquot; heet het:

Uw verzen komen tot mijn ooren,

Maar 'k hoor een mond, geen mensch daarin; O geef mij ook den mensch te hooren,

Opdat ik hem bemin!

Kenschetsender regelen voor bijna den geheelen dichterlijken arbeid van Beets kunnen niet geschreven worden. Met uitzondering van zijne historische, bijbel-sche en vaderlandsche gedichten heeft geen onzer levende dichters zooveel huiselijke verzen geschreven als de heer Beets en ons daardoor deelgenooten, ja, vertrouwelingen gemaakt van zijn huiselijk lief en leed.

Voor sommige dichters blijft zoo iets

-ocr page 16-

NICOLAAS BEETS

altoos een tour de force, waarbij hun dichtgloed smeult en hun kieschheid het hoofd verliest, maar onze dichter bestond dat waagstuk meesterlijk. Kernachtig is van hem gezegd; »Hoe intiem ook ons in zijn famieliekring binnenleidend, de heer Beets blijft altijd een gentleman , zijn echtgenoote altijd een dame. Een door en door huiselijke, maar ook een door en door deftige toon heerscht in dien kring; wij worden er met de meeste hartelijkheid ontvangen, maar komen nooit in de verzoeking een stoel te nemen vóór hij ons aangeboden wordt.quot;

Ziedaar het geheim waardoor 's dichters huiselijke poëzy nooit belachelijk is, hij zelf ons steeds op eenigen afstand weet te houden, al bezitten wij nu ook den sleutel tot zijn hart. Immers wij kunnen tot in geringe byzonderheden uit de verzen zeiven den levensloop en een groot

12

-ocr page 17-

GESCHETST. 13

deel der innigste gemoedsaandoeningen van den dichter nagaan.

•Van den morgen tot aan den avond van zijne dichterlijke baan is het des dichters lust geweest geen «orgeltoon, maar zijn persoonquot; te doen hooren, en wij kunnen nu eenmaal niet anders dan die persoon hartgrondig liefhebben. Met de huiselijke gedichten voor ons zien wij den jonkman dwepend en droomend, bewonderend vooral, de Haarlemsche duinen en dreven doorkruisen, aan Leiden's hoogeschool zijne studiën aanvangen en voltooien en ondertusschen in et^ dorpje bij Alkmaar , te Heiloo, de seerste bloemen der reinste minquot; plukken, straks zijn huiselijk en ambtelijk leven te Heem-steê beginnen, en het te Utrecht voortzetten. Wij deelen in zijne vreugde en in zijne smart, hooren zijne blijde juichtonen, vangen zijne stille zuchten op,

-ocr page 18-

NICOLAAS BEETS

vieren feest met hem en dragen rouw wanneer hij rouw draagt. Zijne harpe klinkt voor ons in verschillenden toonaard; al naar zijn ziel juicht of treurt, hoopt of vreest, in het heden geniet of het verleden herdenkt, ruischen er vroolijke of weemoedige, maar altoos zangerige accoorden ons tegemoet.

Uit zoovele verzen in dien toon als ons de dichtwerken van 1830 — 1873 schenken, kan de keus niet anders dan moeilijk zijn, maar toch herinneren wij, zonder vrees voor tegenspraak, aan twee verzen, tot de schoonste van 's dichters intieme lyriek behoorend, wij bedoelen In de Diligence en Wanneer de kinderen groot zijn. Zoolang men Hol-landsch leest, zullen die verzen gelezen worden: gelezen en bewonderd, wijl beide het innig menschelijk gevoel uitdrukken met de onwederstaanbare klanken van

14

-ocr page 19-

geschetst.

den weemoed, die den rijzenden glimlach achter een sluier van droefenis doet schuil gaan. Wat opmerkelijk is in de huiselijke gedichten van den heer Beets ? De toon blijft in jeugd als ouderdom steeds helder en edel klinken; de verzen van 1839 vloeien als die van 1880. Het vijftiende kind wordt even innig begroet als het eerste, — en op het min-lijk gelaat der moeder hertoovert de dichter de rozen van verloofde en bruid. Het is niet mogelijk hartelijker en guller op zestigjarigen leeftijd eigen echtheil te bezingen, dan in de volgende verzen geschiedt;

quot;yVlJFquot;.

wijf! ik weet geen beter naam,

Waar 'k u mee kan groeten. koosje klinkt mij veel te fijn, Koos te grof; wijf moet het zijn, Zal het blijven moeten.

an „mijn

15amp;£Agt;—

-ocr page 20-

16 nicolaas beets geschetst.

wlfman, in de aloude tac.1 Der Germaansche landen , wlfman is de MeNSCH die weeft, En — de spil van 't echtheil heeft In haar zachte handen.

Wijf, in d' ouden Bijbelstijl,

Zegt van den beginne Niet de vrouw in 't algemeen Of in 't afgetrokken, neen! Wederhelft, Manninne.

Hulpe tegenover Hem ,

Wien zij werd gegeven Door een goedertieren God Tot zijn vreugd, geluk, genot. Leven van zijn leven.

Moet dan dit de naam niet zijn,

Daar ik haar meê noeme.

Die dit alles is voor mij,

In wier liefde ik mij verblij, Op wier trouw ik roeme?

(U3^gt;

-ocr page 21-

7'

IV.

'^E'ezelfde gulle, maar nooit onbeschaafde toon , die zijne huiselijke poëzy doortrilt, klinkt in zijne volksdichten voort.

Daartoe reken ik de Liedekens van 1840/1842 uit de sEnkhuizerquot; en de bijschriften bij R e n n e f e 1 d s gravuren, naar schilderijen van Jozef Israels, die het leven van onze strandbewoners raker,. Ware ik uitgever, ik aarzelde niet dat veertigtal populaire dichtjes in een zeer goedkoop bundeltje verkrijgbaar te stellen. Ik behoor nog altoos tot degenen die aan den invloed der poëzy gelooven op de zoogenaamde ruwe menigte. Ruw, mits die ruwheid

j

1

.

-ocr page 22-

NICOLAAS BEETS

niet tot verstomping zij overgeslagen; in dat geval verwacht ik evenveel van hare macht als van toepasselijke en stichtelijke redevoeringen.

Men wekt nooit te vergeefs schoone aandoeningen op; men roept nooit vruchteloos algemeen menschelijke gevoelens wakker en men richt in de meeste gevallen meer ten goede uit door vriendelijke luim en zachtzinnig vermaan dan door onwelluidend of feemlend gegalm.

Tot verlevendiging van de heugnis aan de volksliedjes noem ik dat van den Bloemendaalschen vrijer, van den Conducteur die sop den bok zatquot; van Amsterdam naar Leiden, van het Boertje van Heemstede, dat ^getogen kwam van Heemstede naar de Glip, met 't hoed-jen in zijn oogen en met treurig hangende lipquot;, en zou ik willen uitschrijven het Haarlemsche liedeken van De

18

-ocr page 23-

GESCHETST.

Damiaatjes, kon ik een oogwenk vergeten dat het op aller lippen zweeft. En wie herinnert zich die flink gedachte en flink gedichte Visschersliedjes niet ? Japiks wieg die op 't strand wordt geboend, Trijntjes dolce far niente, de kousjes van Mooi Kniertje, Harmens uitreis en Jantjes eerste reis, het zijn allen met die daar verder volgen prettige, goed in den toon gehouden dichtjes, waaruit een teer gemoed, een innemende geest een opgewekt verstand spreekt. Men oor-deele:

flOOST y^TLAS.

Atlas draagt het hemeldak,

Joost zijn bundel netten.

Elk zijn zorgen, elk een pak

Dat hem zou verpletten,

Schikte niet de goede God Ieders leden naar zijn lot,

19

--t-fGsg

Ss-j-

-ocr page 24-

20 NICOLAAS BEETS GESCHETST.

Schouders naar de vrachten, En naar 't kruis de krachten.

Knikt het hoofd dan, trilt de hand

Onder 't moeizaam dragen, Heuvel-op door 't barste zand,

In de heetste dagen:

Maak u kracht en tijd te nut; Klaag niet, zit niet, als Piet Lut, Neder bij de pakken, — Zuchten is verzwakken.

——

-ocr page 25-

V.

m

.ilpJEETs' snel- en puntdichten zijn nu eens als zoogenaamde »bladvullingquot; dan weer over eene grootere ruimte in zijne werken verspreid. Zij schijnen naar modellen van Huygens en Staring te zijn vervaardigd, twee dichters, die, naar bekend is, met Vondel en Van der Palm tot Beets' geliefdste schrijvers en leermeesters hebben behoord. Ervaringsspreuken, kernige uitspraken of scherpzinnige opmerkingen over leven en kunst, zedeleer en wijsbegeerte, geven ook zij een leiddraad tot onderkenning van het karakter des dichters , en zijne meeningen op velerlei gebied van

-ocr page 26-

NICOLAAS BEETS

godsdienst, wetenschap en poëzy. Van deze laatsten zegt de sneldichter o. a.

Zoo gij mij boeien wilt en treffen

Door Poëzij,

Zoo dwing mij 't oog omhoog te heffen;

Zweef boven mij!

Van dichters wensch ik liefst te ontmoeten

't Gevleugeld soort,

Beleefd wil ik ook de andren groeten; Maar pak mij voort.

en sommigen onhandigen, wier hardhandigheid steeds over hunne kennis de overhand heeft, wordt in s Handen thuisquot; toegeroepen;

Gij de eerste mannen van het land Bedillen? Hals, laat naar u kijken! Men snijdt het glas met diamant, Den diamant met zijns gelijken.

Verzen worden aangeduid a Is;

bokalen,

Waarin een dichter zijn gedachten giet;

22

-ocr page 27-

GESCHETST.

Een vers is goed of niet,

Naarmate 't vol is tot den rand, dien niet kan

halen,

Of over-vliet.

Rijmelaars worden onderricht, althans omschreven, in de zes volgende regels;

Gewis, voor wie de kunst verstaat,

Zijn rijm en maat Geen blok aan 't been, maar vleugels ; Doch uw »gebonden stijlquot;, mijn vriend, Die wel te recht dien naam verdient. Vliegt — als een kind in beugels.

en de leerwoede en examenkoorts, die sinds twintig jaren ons vaderland bevingen , worden in »Hedendaagsche methodequot; gehekeld.

Dresseeren, dresseeren,

Schoon 't hier en daar een geest verstompt. Ziedaar wat onzen tijd behaagt,

En met examineeren De schoonste vruchten draagt!

23

-ocr page 28-

NICOLAAS BEETS

Eerst moet een jongling wol-gepompt,

En dan weer \zQg-gevraagd.

Onze dichter, die beiden als goed kunstenaar en wellevend man de verwaar-loozing der taalvormen betreurt, overal waar hij die eerste vereischten voor een goeden toon en een gekuischten smaak miskend ziet, onze dichter heeft o.m.in twee Sneldichten aan zijne rechtmatige verontwaardiging lucht gegeven. In Nieuwe Stijl lezen wij:

Ministers plachten af te treden ;

Zij mogen weggaan — luidt het heden, Zich uit de voeten maken hiet Het zelfs bij een, die niets ontziet. Zoo spreekt, zoo schrijft men naar uw regel. Hof van Jan Vlegel!

in

j^IEUWSTE pTIJL !

Jan Salie speelt niet meer den baas;

Hij maakte voor Jan Vlegel plaats;

24

-ocr page 29-

GESCHETST.

Hoe plomper nu, hoe fraaier. De ruwste taal, de platste spraak Is naar den welbekenden smaak

Van boef en oproerkraaier.

Weg met den liksteen en de vijl! Wij hakken met de grove bijl.

25

Bravo! roept elk man van smaak en zal geen glimlach kunnen onderdrukken als onwillekeurig eene compagnie povere soldaten voorbij zijne verbeelding trekt, altemaal maarschalken in Jan Vlegels wereldberuchte armee!

—iG-ö—

-ocr page 30-

V

---

VI.

e mogelijke vraag van menig scherpzinnig lezer: welke tekortkomingen m. i. de poëzy van Nicolaas Beets aankleven ? mag ik aan het slot dezer schets niet stilzwijgend voorbijgaan. Gewis, lezer , er zijn m. i. aanmerkingen van verschillenden aard op de kleinere en groo-tere dichtbundels van den heer Beets te maken, en zelfs zulke die buiten spitsvondige hekelzucht om, voor den kunstenaar zouden kunnen wegen,edoch ik herinner u vooreerst dat de fierheid en de eigenwaarde van den artist bij den heer Beets worden getemperd door zijnen ootmoed als Christen en dat juist daarom niemand beter dan hij overtuigd is van de betrekkelijke zwakheid van het

-föSJ

-ocr page 31-

NICOLAAS BEETS GESCHETST. 27

werk zijner handen, en ten tweede, scherpzinnig lezer, stel u eens voor dat gij zelf een letterkundig feest vierend, door een vriend — somtijds moet gij het van uwe vrienden, die sfeilentoonersquot;, hebben — in dezer voege wierdt gelukge-wenscht; »Wel gefeliciteerd, je hebt veel fraais, veel geestigs, veel zoetvloeiends het licht doen zien, maar...quot; (eenige onbeminlijke aanduidingen volgen) dan vraag ik u wat ge zoudt antwoorden? Gij zoudt, bedrieg ik mij niet al te zeer in de mate van uw zelfbedwang, glimlachen en rustig uws weegs gaan. Bij zulk een feestelijke gelegenheid prijst men onverdeeld omdat men innig verheugd en warsch is van eiken onwelluidenden toon in het groote concert der blijdschap. Dit is te meer het geval op het feest dat Nicolaas Beets den i3den September e. k. en tallooze

-ocr page 32-

NICOLAAS BEETS

28

Nederlanders met hem hopen te vieren. Een auteur als hij, 5gt;die buiten en behalve de vele fraaie verzen waaraan hij het aanzijn schonk ook nog een zoo a a n-merkelijk stuk nationaal leven — als ons in de Camera Obscura wordt geschonken—»tot een kunstwerk heeft weten te kneden, is een dier schrijversquot;, zegt Busken Huet, jmet wie men overal in de wereld openlijk voor den dag kan komen.quot; En wanneer dan die schrijver zulk een beminnenswaardig mensch blijkt te zijn als onze feestvierder, dan rekent men het tot de beste oogenblikken zijns levens, wanneer het ons vergund wordt dien auteur een bewijs van onze eerbiedige bewondering aan te bieden. Tweemalen is mij dat voorrecht te beurt gevallen: de eerste maal toen in November 1881 bij gelegenheid van het verschijnen der 5 Na-

-ocr page 33-

geschetst.

jaarsbladenquot;, totdusver Beets' laatste dichtbundel, de Utreclitsche courant de volgende regelen van mij opnam: yUN JNUCOLAAS pEETS.

Tu duca, tu signore e tu maestro.

D ant e.

Vijftig jaar de harp geslagen

En van toon nog even frisch,

Of de zang der lentedagen

Daarin vastgeklonken is, —

Gids van prinselijken bloede,

Dichter, nooit des zingens moede. Wees gegroet! De Najaarsbladen

Tintien in den zonneglans. Wingerdranken overladen

Met een zoeten vruchtenkrans;

Heer en Meester, ga ons voor. Stromplend volgen wij uw spoor!

de tweede maal toen voor eenige maanden Beets' geboorteplaats hem als spreker zag optreden tot het houden dier keurige verhandeling over den smaak

29

-ocr page 34-

lp*quot;»-

?

NICOLAAS BEETS

en zijne bronnen. Door eene goedgunstige beschikking der Haarlemsche Commissie van ontvangst werd ik in staat gesteld den redenaar na afloop zijner lezing toe te spreken. Ziehier wat ik zeide:

Wees welkom meester in de veste,

Uw vaderstad, de Spaarnestad,

Of wat mij klinkt als 't allerbeste,

Waar eens Frans Hals zijn werkplaats had !

Hebt gij deez' avond hoeren luiden

De Damiaatjes? Al hun klank, Hun tjingeltjangel moest beduiden:

Wees welkom, misten we u ook lank!

En waaien morgen lentegeuren

U toe van Heemstee, 't vriendlijk oord, Laat schittren dan in frissche kleuren Al wat uw jonkheid heeft bekoord.

Zie, meester! Haarlem's lentedreven

Omvloeide een gulden zonnegloed,

30

't Was om hun dichter eer te geven, Zoo frisch van geest als van gemoed:

1ï5K»gt;-

É

-ocr page 35-

geschetst.

't Was om ia stralend schrift te melden,

Wat hier nu klinkt te dof van toon: Wij reeknen Beets tot onze helden

Van 't onverganklijk goede en schoon'!

en ten derde male nu moge dit kleine geschrift gelden als eene geringe, maar diepgevoelde hulde den vaderlandschen letterkundige, den beminnelijken tijdgenoot toegebracht, wien, naar duizenden en duizenden Nederlandsche burgers vuriglijk hopen, nog een aantal gelukkige en werkzame levensjaren zullen worden geschonken.

Haarlem, 19 Juli 1884.

31

-ocr page 36-

-ocG-S

HENDRIK CONSCIENCE.

zijn leven en zijne weiien gescMst floer

POL DE MONT,

bevattende een portret in lichtdruk, eene kopergravure door P. Verhaert en twee autograven van Conscience.

Keurig gebroelieerd; fl.75.

In fijnen prachtband: f2.60. Liefhebber-exemplaren op oud-hollandschpapier^ in perkamenten stetnpelband^ enz.: /10.—

Deze biografie is door den bekenden Vlaamschen dichter met gloed en volledige kennis van zijn onderwerp geschreven. Mr. C. Vosmaer.

Het nieuwe boek van den knappen dichter Pol de Ment heeft zijne zeer eigenaardige verdiensten. Er worden geheel nieuwe bizonderheden in medegedeeld.

Dr. Jan Ten Brink.

Een boek, dat in een allerkeurigsten band getuigenis aflegt van den goeden smaak des uitgevers en het zorgvuldig onderzoek van den schrijver. Taco H. De Beer.

Zijn Conscience is in dit opzicht een consciëntieus boek, door zijn inhoud een belangrijk boek, door zijn prijs, ondanks de kostbare uitvoering, een zeldzaam boek.

Gerard Keller.

Deze uitmuntende monografie is een monument voor | den man, die »zijn volk leerde lezen». Dr. J. DeJong.

-ocr page 37-
-ocr page 38-
-ocr page 39-