Christusverkondiging, f
de roeping des Evangeliedienaars.
als tweeden predikant te Hengelo in Overijssel,
den 2 5 en Mei 1873;
\
DOOR )
predikant ie Leeuwarden, )
Uitgegeven ten voordeele van de Diakonie der Ned. Herv. Gemeente te Hengelo in Overijssel.
------
■
: , , TE LEEUWARDEN, BIJ A. JONGBLOED. ' i
1873.
C\.-S
—0—^28'
■amp;Sc) - ^
■ de roeping des Evangeliedienaars.
TEE BEVESTIGING VAN
als tweeden predikant te Hengelo in Overijssel, den 35 en Mei 1S73;
DOOR
predikant te Leemoarden.
Uitgegeven ten voordeele van de Diakonie der Ned. Herv. Gemeente te Hengelo in Overijssel.
TE LEEUWARKEN, BIJ A. JONGBLOED.
1873.
De hier volgende hevestigingsrecle was oorspronkelijk niet voor de pers hesiemd. Het verzoek om de uitgave kwam echter van eene zóó geachte zijde en werd op zulk eene heusche wijze gedaan , dat het niet mocht afgeslagen worden. Het denkbeeld om aan de uitgave een liefdadig doel te ver-hinden deed de laatste aarzeling ophouden.
Ieder toch, die, reeds met eenige ervaring gewapend, aan de hand van eenen deskundige door de gemeente Hengelo in Overijssel rondwandelt, en omtrent plaatselijke toestanden wordt ingelicht, beseft gemakkelijk, dat de taak der Diakonie aldaar eigenaardige bezwaren moet hebben, mede ten gevolge der gedurig toenemende, van alle oorden toevloeiende fabrieksbevolking.
IV
Wel is waar er wordt voor die bevolking van de zijde der ■patroons veel en op voortreffelijke wijze gedaan. Door de oprichting van fabrieTcscholen, van ziekenfondsen, spaar-Icassen enz. worden door fabriekanten de intellectueele ontwikkeling en beschaving aangekweekt en de stoffelijke welvaart bevorderd, terwijl de verhouding tusschen werkgevers en werknemers tot een voorbeeld voor andere fabrieksplaatsen kan strekken, waardoor dan ook de iistrikesdie te Enschede en Almelo hebben plaats gehad, haar aanstekelijk karakter niet aan Hengelo hébben kunnen mededeelen.
Maar dit alles neemt met weg, dat eene plaats als Hengelo in hare armverzorging met bezwaren moet kampen , die de voortreffelijkste inrichting wel lenigen, maar niet voorkomen of opheffen kan. Daarom is er vrijmoedigheid voor de vraag om hulp, die ook door dit eenvoudig woord tot den lezer gericht wordt. Indien er ook maar een enkele kranke wat heter mocht kunnen verkwikt, een enkele oude van dagen wat ruimer bedeeld worden van de opbrengst dezer uitgave, de moeite, hieraan besteed, ware meer dan beloond!
Dubbel liefelijk zou dan voor den schrijver de herinnering zijn aan die korte, schoone Mei-dagen, onlangs in het nijvere
V
Twentho , onder vriendelijke menschen gesleten , — dagen , dgt;c. voor de zijnen en hem zeiven, in zoo menig opzicht belangrijk waren en altijd onvergetelijk zullen blijven !
Aan allen, die hem, door hunne vriendelijke medewerking, het welslagen in het doel dezer uitgave, meer dan hij verwachten mocht, hebben mogelijk gemaakt, zij hartelijke dank toegebracht!
Ie VOORZANG: Psalm 100: 1, 3, 4.
Juich, aarde! juicht alom den Heer!
Dient God met blijdschap, geeft Hem eer. Komt, nadert voor zijn aangezicht;
Zingt Hem een yroolijk lofgedicht.
Gaat tot zijn poorten in met. lol. Met lofzang in zijn heilig hof.
Looft Hem aldaar met hart en stem.
Prijst zijnen naam; verheerlijkt Hem!
Want goedertieren is de Heer!
Zijn goedheid eindigt nimmermeer.
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht, Tot in het laatste nageslacht.
VOORGELEZEN: 2 Tim. II.
2e VOORZANG: Psalm 118: 10, 12.
Dit is, dit is de poort des Heeren;
Daar zal 't rechtvaardig volk door treên, Om hunnen God ootmoedig t' eeren,
Voor 't smaken zijner zaligheên.
Ik zal uw' naam en goedheid prijzen:
Gij hebt gehoord. Gij zijt mijn' geest, Door uw ontelbre gunstbewijzen.
Tot hulp, en heil, en vreugd geweest!
Dit is de dag, de roem der dagen.
Dien lirels God geheiligd heeft;
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen.
Hem roemen, die ons blijdschap geeft. Oeli Heer! geef thans uw zegeningen!
Och Heer! geef heil op dezen, dag! Och dat men op deez' eerstelingen Een' rijken oogst van voorspoed zag!
Het zal niet noodig zijn, u met veel woorden te zeggen , M. H., dat ik er eene vreugde en eene eer in stel, heden voor U te mogen optreden. Moet de gelegenheid tot Evangelieverkondiging den dienaar des goddelijken woords altijd en overal welkom zijn, hoeveel te meer dan, wanneer hij het doen mag om eenen medebroeder tot eenen nieuwen werkkring in te leiden! Bovendien, het mag mij gebeuren dit te doen in eene plaats, wier toenemende bloei, in allerlei opzichten, de instelling eener tweede predikantsplaats noodig, en wier ijver en eendrachtige krachtsinspanning dat mogelijk maakte. Gelukkig teeken, vooral in onze dagen! En waarom zou ik het verzwijgen, hoe 't hart mij hooger klopt bij dit werk, nu de in te leiden medebroeder een zoo nauw verwante is in bloed en geest! Daarom, gemeente van Hengelo, en wie verder hier zijt gekomen , het is mij eene vreugde en eer, n u en h i e r te mogen optreden met dit doel! Vóór alles dan een woord van dank aan U, mijnen vriendelijken gastheer en geliefden medebroeder (1), die dezen arbeid, u zeiven anders zoo aan-
Jhr. D. J. van Haeften, predikant te Hengelo, die sedert jaren dezen zeer nitgebreiden werkkring aan zich alleen zag opgedragen, en wien nu in den bevestigde een ambtsbroeder werd toegevoegd.
8
gcnaatn cn ook voor het oogmerk van heden zóó wolkom, welwillend aan mij hebt afgestaan!
Vergunt mij, B. en Z.! n thans al aanstonds het Evangeliewoord te noemen, waaraan ik de stof mijner toespraak voor dit uur wensch te ontleenen. Gij vindt het:
COL. 1: 28.
„Demvelkeu wij verkondigen, vermanende een' iegelijk mensch, en leerende een' iegelijk mensch in alle wijsheid, opdat wij zouden een' iegelijk mensch volmaakt stellen in Cheistus Jezus.quot;
De brieven der Apostelen, vooral die van Paulus , leveren ons merkwaardige proeven van den indruk, dien het Evangelie van CimisTCS bij zijne eerste verschijning op de gemoederen maakte. Wij zien daardoor in de oude wereld geheel nieuwe denkbeelden en geestesrichtingen ontstaan. Bij het vernemen der hemelsche blijmaar had de menschelijke geest blijkbaar moeite, zich de nieuwe en verhevene waarheden van het Godsrijk toe te eigenen. Van daar, dat velen hunne eigene voorstellingen in het Christendom trachtten over te brengen, of wel het Christendom naar hunne eigene denkbeelden poogden te wijzigen. Dit noodzaakte de Apostelen al vroeg, het strijdperk der meeningen te betreden. Nu eens moesten zij de Joods-gezinden bekampen, die van het Christendom eene nieuwe wet wilden maken. Dan eens dezulken weerleggen, die de heidenscho bespiegelingen over goden- en engelenleer en wereldvorming op Christelijken bodem wilden overplanten. Dan weder, en dit laatste was het geval te Colosse, had men te doen met sommigen, die niet alleen de Christelijke vrijheid en de rechtvaardiging uit het geloof door Joodsche vormendienst in gevaar brachten, maar ook
9
den geest op het dwaalspoor leidden door allerlei buitensporigheden eener valschelijk genaamde wijsbegeerte, en bovendien in de praotijk des levens de ware lieiligmaking door ij dele onthouding, zelfkastijding en dergelijke eigenwillige godsdienst vervingen.
Met het oog op die dwalingen is de geheele brief aan de Colossensen geschreven. Het zou ons ver heen leiden, dit breeder te ontwikkelen. Genoeg zij het, op te merken, dat in dit eerste hoofdstuk, na begroeting der gemeente en lof aan God, het heil der verlossing wordt geschilderd en daarna de waardigheid en het werk van Christus in uitgelezen en verheven bewoordingen geteekend. Dien Christus te prediken, is Paulus' levensbestemming. Hij heeft daarvoor veel te lijden; maar hij verheugt zich in dat lijden, als er vrucht uit ontspruit voor de zaak des Heeren. Hiertoe toch is hij bestemd: den voorheen verborgenen heils-raad bekend te maken, den heidenen te verkondigen hoe heerlijk het Messiasheil is, dat in het godsgeheim der verlossing ligt opgesloten. De rijkdom dezer heerlijkheid bestaat daarin, dat Ciiuistus door zijnen geest in de harten der geloovigen heerscht en alzoo onder hen woont en werkt. Want Hij is de hoop der heerlijkheid: in Hem is de toekomstige heerlijkheid reeds in hoop het eigendom der zijnen. Als zoodanig verkondigt Paulus Hem. Laat ons zien:
Wat Paulus hier van de roeping des Evangeliedienaars getuigt; —
Wat hierin ligt opgesloten aangaande de heerlijkheid der Evangeliebediening ; —
Wat hieruit volgt voor do onderlinge betrekking van leeraar en gemeente.
10
le TÜSSCHENZANG; Gcz. 99: 3, 4.
Door ééncn Heer zijn onze harten.
Door i'énen Geest en doop vereend,
Één Trooster is het, die in smarten
Ons samen sterkt en hulp verleent;
quot;t Is één geloof, waardoor wij leven.
Één hoop op uwe zaligheid:
Één hart wilt Gij ons allen geven.
Dat hebt Gij zelf ons toegezeid.
Och! heilig ons dan in uw waarheid.
Zij voer' in ons steeds heerschappij.
Uw woord, o Vader! is de waarheid;
Zet Gij ons licht en ijver bij.
Zoo zullen w'uwer ons nooit schamen.
Wien hart en mond geheel behoort.
Zoo, zoo verbinden w' ons te zanien In trouw aan U, en aan uw woord.
»Wij verkondigen Christus,quot; zegt Paulüs.
Dat »Wijquot; wordt in den grondtekst met nadruk uitgesproken en vooropgesteld. De Apostel heeft hier het oog op zich zeiven mat Timotheus , den mede-schrijver des briefs (vs. 1.), voorts op alle, met hen gelijkgezinde en samenwerkende Evangelie-dienaars. Hij stelt zich met die allen tegenover hen, die do hoop der heerlijkheid grondden op besnijdenis, zelfkastijding, engelendienst, of op iets, hoe ook genaamd, buiten of nevens de openbaring der liefde Gods in Jezus Christus en dien gekruist.
Aldus mag men aan zijn woord eene algemeene toepassing geven. Tijd en wijze toch veranderen, het wezen der zaak is steeds hetzelfde. Dat wezen, die hoofdzaak is: Christus te verkondigen, de hoop der heerlijkheid, d, i. Hem, in wien de hoop der toekomstige zaligheid aan de menschen gegeven is. Meent
11
echter niet, dat Fallus uitsluitend op dat toekomende zag, en voor het rijke menschenleven in deze wereld geen oog had. Hij wees nu op de toekomst, omdat de Colossensen, toen zij nog heidenen waren, daarop zoo weinig uitzicht hadden gehad. Want de heidenwereld, met al hare beschaving, weelde en kunst, was doodarm aan hoop. Dat is nog steeds de wereld en zij zal het blijven, met al haren trotschen waan en schoonen schijn, zóólang en in zóóver als zij meent, het buiten Christus te kunnen stellen.
Overigens, slaat zijne brieven open, doorzoekt al de oorkonden van het oorspronkelijke Christendom, en gij vindt overal eenen Christus , die alle behoeften des menschcn bevredigt. Gij vindt Hem overal u voorgesteld als den waarachtigen en volkomenen mensch en daardoor den volmaakten Zoon van God, als het vleeschgeworden Woord, de verwezenlijking der eeuwige Godsgedachte, hot beeld des onzienlijken Gods. Gij vindt overal, dat Hij komt om het afgewekene, door do zonde kranke menschdom te redden , te brengen tot God, te genezen, zalig te maken. Hij is de Leeraar, het Voorbeeld, de Trooster, de Heiland. Ieder voor zich vindt in Hem wat hij behoeft als zondaar, als wereldburger, als sterveling, als toekomstig hemelbewoner. Allen te zamen worden in Hem vereenigd tot één lichaam, opdat de heilige Godsgemeente worde verwezenlijkt, die hot einddoel is des hemelschen Vaders. Het Evangelie stelt u Christus voor in zijne volheid, als voor u arm geworden daar Hij rijk was, opdat gij, arm zijnde, rijk zendt worden in Hem. Daartoe is Hij gehoorzaam geworden tot den dood des kruises, opgestaan uit den dood, tot heerlijkheid ingegaan en leeft en regeert Hij nu als geestelijke koning van het onvergankelijko Godsrijk. Deze,
12
in Christus volvoerde verlossingsraad was van. alle eeuwen en geslachten verborgen geweest. Die raad was niet ten eenenmale onbegrijpelijk voor het menschelijk verstand. Maar tot aan de verkondiging des Evangelies was hij voor de menschen omsluierd. Nu is die sluier opgeheven. De gedachten Gods tot behoudenis der wereld zijn onthuld. Ze zjjn geopenbaard aan zijne heiligen, (vs. 26) d. i. aan al degenen, die door een oprecht geloof in Christus aan Hem verbonden, Hem geheiligd zijn.
Het getal derzulken te vermeerderen, was het doel der Apostelen. Dat is en blijft het doel van hen, die u Christus verkondigen. Anderen, die op hunne medemen-schen heilzamen invloed willen uitoefenen, hebben weer andere bedoelingen. Wij willen hulde doen aan allen, die het goed met hunne naasten meenen. 't Is heerlijk, dat er zijn, die voor hen leven om hun verstand te ontwikkelen, hunne zeden te beschaven, den burgerstaat te ordenen, bronnen van welvaart te openen, middelen van verkeer daar te stellen , belangrijke maatschappelijke vraagstukken op te lossen, en zoo al meer. Maar zij die u Christus verkondigen, don Vriend der zondaren, den Verlosser der wereld, de Hoop der heerlijkheid, hebben ten doel: een' iegelijk mensch volmaakt te stellen in Christus. Zij denken aan hot oordeel, dat eens over allen zal worden geveld, en willen het hunne doen, dat een iegelijk nu reeds zóó zij en al meer worde, dat hij eens moge kunnen bestaan. Daartoe trachten zij een iegelijk op te leiden in het volmaakte leven van godsvrucht, heiligheid en liefde. Dat is geen volmaaktheid buiten Christus om, maar in Hem, voortvloeiende uit de geloofsgemeenschap on levenseenheid met Hem, in
13
Wien het volmaakte leven was en door Wien zij allen kunnen opwassen tot do hoogste volkomenheid.
Wat doen nu de verkondigers van Ciihistus om hun doel te bereiken? »Zij vermanen en leeren een ieder in alle wijsheid.quot; Zij zijn geen proselietenmakers, die allerlei middelen van list en omkooping goed achten om hun doel te bereiken. Zij zijn geen inquisiteurs, die met geweld de schare zouden willen dwingen, om in de schaapskooi der kerk te komen of te blijven. Zij zijn geen heerschers over het geloof, maar dienaren der broeders en medewerkers hunner blijdschap. Gel.! als wij onze roeping wèl verstaan, dan willen wij leeren: op eene bevattelijke en boeiende wijze de heilswaarheid uiteen zetten , u Christus bekend maken in zijne volheid, zijne onmisbaarheid en dierbaarheid voor wie in Hem gelooven. Dan vermanen wij: wekken op, wijzen te recht waar het moet en past, brengen ernstig onder het oog wat verkeerd is, wijzen de hulpmiddelen aan om het kwade te overwinnen , het goede te bevorderen. Onze zorg strekt zich uit tot allen, die onder haar bereik vallen. Zóó b. v. Paulus te Efeze, waar de naburige Colossensen konden boo-ren, wat hij gedaan had en hoe. Eens arbeidde hij daar drie jaren lang en hield niet op, allen met tranen te vermanen om te wandelen waardig het Evangelie. Hem na te volgen zij des Evangeliedienaars leus en keus, maar dan ook, het te doen in alle wijsheid. Die hemelgave kunnen wij niet vurig genoeg afsmeeken. Daarnaar hebben wij te graven, meer dan naar verborgen schatten. Zij moet ons leeren, de woorden te kiezen, de gelegenheden aan te grijpen, de tijden te onderscheiden en te weten waar wij staan. Zij moet ons den tact geven, om bij ieder de rechte snaar te treffen. Zij leert de voortvarendheid van den ijver
14
te paren aan de bedachtzaamheid der ervaring, en don nadruk van den ernst te vereenigen met de zachtheid der liefde. Zij leert, in één woord, het voetspoor te drukken van Cheis-tüs, die, als het hoogste toonbeeld van den volmaakten Leeraar, jegens allen, altijd, overal sprak en handelde in den geest des Heiligen Vaders, die volmaakt is in wijsheid en liefde.
Ziedaar dan iets u voorgesteld van de roeping des Evangeliedienaars : Er liet zich nog veel meer van zeggen, maar het gezegde is reeds genoeg', om U de heerlijkheid dezer bediening voor oogen te stellen.
Wat is het heerlijk, een Evangelie te mogen verkondigen, dat den mensch zóó kan aangrijpen en bezielen voor eene grootsche taak! De man, die hier zóó bezield spreekt over de verkondiging van Christus, is dezelfde Saülus, die ééns zóó woedde tegen de zaak des Heeren. Maar hij is tot staan gebracht op den weg naar Damascus, bekeerd, en een getrouw getuige van den Heiland der wereld geworden. Sedert dien stond zijn nu meer dan twintig jaren ver-loopen. Wie zal het in een oogenblik optellen, wat hij in dien tijd voor het Evangelie heeft gedaan en geleden ? Zoo zal bij voortgaan ten einde toe. Wel is hij een levend bewijs voor de kracht des Evangelies! En als gij nu de eeuwen doorloopt, welk eene wolk van getuigen , die allen hetzelfde bevestigen! Een Origenes en Augus-tinus, een Bonifacius en Bernard van Clairvaux, een Luther en Cajwijn , een Spener en Eene lomquot;, een Chan-King en van der Hoeven en hoeveel duizenden meer, hebben het zich tot eene eer eu vreugde gerekend, al hun'
15
ijver, al hunne geleerdheid, al hnnne welsprekendheid, al hunne liefde aan deze taak te wijden. Zij waren de kern en de keur, de kroon en de kracht, de bloem en de roem van het menschdom, die starren aan den hemel der geschiedenis van het Godsrijk. Wie telt zooveel anderen, die in de jaarboeken der kerk niet zijn genoemd, maar leven in de harten dergenen, die zij het leven der ziel mochten behouden? Allen had de macht des geestes van Christus aangegrepen, om het beste en edelste te beoogen, wat men voor de menschheid beoogen kan. Heerlijke bediening , die zóó den zwakken en zondigen mensch kan bezielen en de onreine lippen louteren met den vuurgloed des geestes, de zwakke stem tot het voertuig maken van het overal doordringend blij geheim der liefde Gods!
Het zal u niet bevreemden, dat de Evangeliebediening de edelsten van ons geslacht zóó heeft bezield, als gij bedenkt , welke genadegift zij bekend maakt en aan welke bedoeling zij moet medewerken. Gewis, zij is geen priesterambt, dat den eenen mensch tot middelaar Gods bij den anderen maakt. Zoo ieïs behoort bij de eerste beginselen der wereld, waarboven wij in Ciikistus verheven zijn. Maar zij is de aankondiging en aanprijzing der hoogste liefdedaad Gods in de zending en overgave zijns Eengeborenen. Zij predikt verzoening des zondaars met God, verzorging in alle nooden, vertroosting in alle smarten dos levens, kracht tot elke taak en hoop der heerlijkheid. Welk eene taak, de tolk te mogen zijn dier eeuwige Godsgedachte , die nooit in iemands hart zou zijn opgekomen, maarquot; in de volheid des tijds is geopenbaard! Broeders en Zusters, welk cene boodschap: God wil, dat alle menschen zullen worden verlicht, geheiligd, gezaligd. Die tallooze
16
geslachten, zoo onderscheiden van aanleg, zoo verschillend gevormd door geschiedenis , woonplaats en volkszeden, allen wil Hij tot één vergaderen, alle verscheidenheden oplossen in hoogere éénheid! En dat niet door doode eenvormigheid. Aan ieder geslacht wordt op eiken trap van beschaving het eigenaardig goede gelaten, het wordt zelfs hooger ontwikkeld en in schooner licht gesteld. Gelijk het ééne zonlicht zich in tal van kleuren verdeelt, heerlijker naarmate het wordt gebroken door een reiner kristal, zóó openbaart zich het ééne Goddelijke leven in duizend schakeeringen, heerlijker naarmate het wordt opgenomen in reiner en edeler harten.
Maar ook, gelijk al die gebroken stralen, bijeen vergaderd , het ééne witte licht vormen, zoo lossen alle verscheidenheden der menschen, in zoover zo geen ontaardingen zijn, maar verschillende openbaringsvormen der ééne menschelijke natuur, zich weder op in de éénheid dei-kinderen Gods. In Christus is geen onderscheid meer van Griek en Jood, Barbaar en Scyth, Europeer en Aziaat, bewoner van pool- of keerkringslanden, van zoon der eerste of der negentiende eeuw, van hoogleeraar of schoolknaap, van koning of daglooner, van man of vrouw, van grijsaard of kind. Chbistüs is alles in allen, Hij wil allen vereenigen tot ééne Godsgemeente van broederen, die elkanders volmaaktheid en zaligheid eeuwig bevorderen. Heerlijk werk, van deze dingen te mogen getuigen!
Wat zijn ook de middelen verheven, dio de CHRiSTTJS-verkondiging leert aanwenden! Geen wet wordt afgekondigd, die slechts oude banden door nieuwe kan vervangen, die onmogelijk voor allen kan passen en nooit volmaakt kan stellen in Christus , omdat zij slechts wettelijkheid, geen zede-
17
lijkheid, nog minder geestelijkheid, allerminst goddelijkheid kan aanbrengen. Geen leer wordt opgelegd als een bloot verstandelijk stelsel van waarheden, dat geen vernieuwende kracht op het hart kan uitoefenen. Geon uitwendige instelling wordt voortgeplant, gelijk die van Rome's kerk, die slechts uiterlijke eenheid kan teweeg brengen en doodelijk is voor de vrije ontplooiing des gees-tes. De Christus-v erkondiging leert ons getuigen van do openbaring der waarheid, van de betooning der liefde Gods en van de stichting der gemeente als het lijliaam, waarvan Christus het Hoofd is en waarvan ééns allen leden moeten zijn, opdat het worde: één Godsgezin in hemel en op aarde. Onze roeping leert ons, met toewijding onzer gansche persoonlijkheid te leven voor de geestelijke volmaking van ons geslacht, en daarvoor geen andere dan zuiver geestelijke middelen aan te wenden. Zoo worden wij gedragen door een verheven geloof aan den goddelijken oorsprong en de verhevene bestemming der menschelijke natuur, aan de alles overwinnende macht der waarheid en der liefde Gods, en aan de getrouwheid van onzen Zender, die gisteren , heden en eeuwig dezelfde is en vóór zijne hemelvaart zeide: »Gaat heen, verkondigt het Evangelie aan alle creaturen.quot; »Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld!quot;
Hem wilt gij verkondigen, mijn broeder! naar het Evangelie der Schriften, als de Hoop der heerlijkheid, den Zaligmaker van zondaren, vermanend en leerend, om een' iegelijk mensch volmaakt te stellen in Hem. Dat wilt gij hier doen, en het in deze ure plechtig voor God en Zijne gemeente beloven. Sta dan op en antwoord mij op de vragen, die ik u naar aloud, geheiligd gebruik heb voor te houden!
18
[Nadat de vragen van het bevestigingsformulier waren gedaan en de te bevestigen Evangeliedienaar die had beantwoord met: »Ja ik, van ganscher harte!' werd onmiddellijk daarop door de gemeente gezongen:]
2c TUSSCHENZANG: Gcz. 91: 3.
Och! dat uw Geest den leeraar sterk'.
Het zegel zett' op al zijn werk;
Dan zal uw woord ons hart doordringen.
Dan brengt het schoonc vruchten voort;
Door dankhren ijver aangespoord Zal onze mond dan vrolijk zingen;
Dan is ons leven, voor altijd.
Geheel aan uwen dienst gewijd.
Hot ligt voor de hand, wat uit de heerlijkheid der evangelie-bediening volgt voor do onderlinge betrekking van leeraar en gemeente. Wat de roeping des leeraars betreft, dat mag ik thans bepaald.ilijk toepassen op u, geliefde broeder en mede-broeder in de Evangeliebediening! Gij hebt thans reeds eene vijfjarige ervaring achter u, sedert ik u bij uwe intrede in uwen eersten werkkring mocht opwekken om don levenden Christus te verkondigen in den geest der kracht, der liefde en der gematigdheid (1).
Nieuwe dingen heb ik u niet te zeggen, want het Evangelie is een en hetzelfde, ook het menschelijke hart, overal en ten allen tijde. Maar, zult gij allen alles zijn, althans naar de maat uwer gaven en krachten, dan hebt gij in dezen geheel nieuwen toestand, nieuwe wijsheid noodig
Naar aanleiding van 2 Tim. II; 8, bij dc inleiding tot zijne evangeliebediening te Acquoij, den 15™ Maart 1868.
19
nieuwe opgewektheid, nieuwen zogen! Die geve de Heer u uit zijne volheid! Diezelfde Timotheus, op wien ik do eerste maal u wees, was, blijkens den aanhef, do mede-schrijver van den Colosserbrief. Ik weet, dat uwe ziel verlangt, de trekken van dit beminnelijke levensbeeld uit de Apostolische kerk af te spiegelen. Welaan, houd er u bij! Volg hem na in schriftkennis, in herderlijke trouw, in ootmoedigheid, in liefde. Geef u zeiven aan uwe gemeente, in vereeniging met uwen ambtgenoot.
Gelijk de gemeente van Colosse werd opgebouwd door het gemeenschappelijk schrijven van den ouderen Paulls en den jongeren Timotheus, zoo zij, zoo blijve en worde het ook hier meer en meer ! U beider vereenigd arbeiden, als van eenen Paulus en Timotheus , in éénen geest, doe deze gemeente voorspoedig opwassen in Hem, die haar Hoofd is! Laat uw levensdoel opgaan in hare volmaking. Bewaart het pand, u toebetrouwd. Strijdt den goeden strijd des geloofs, grijpt naar het eeuwige leven, opdat gij moogt bestaan in de toekomst des Heeren !
Broeders in dit voortreffelijk werk, waar ook werkzaam , komt, dat wij allen ons naar Paulus en Timotheus vormen! Toonen wij het in dezen tijd vau verslapping, dat het Evangelie ons heeft aangegrepen met eene heilige bezieling! Laat ons getrouwe uitdee-lers zijn van den onnaspeurlijken rijkdom der goddelijke genade in Chuistus, de Hoop der heerlijkheid. Geven wij blijmoedig tijd, gaven, alles, om een' iegelijk mensch volmaakt te stellen in Christus! Dan beantwoorden wij aan ons levensdoel. En 't zij we vroeg of spade ingaan in de rust des Heeren, het zal van ons
20
heeten; »Hij heeft wel geleefd, en die wel heeft geleefd,
leefde lang genoeg!quot;
Gemeente van Hengelo! het doel der Evangelie-verkondiging is; u volmaakt te stellen in Christus tegen den dag zijner toekomst. Daartoe wil deze mijn broeder, in eenigheid des geestes met zijnen ambtgenoot, in uw midden arbeiden. Neem hem aan, en acht hem zeer veel in liefde om zijns werks wil! Hij wil over u met heerschen. Geliefden, ontvangt gij hem met zachtmoedigheid. Zijn steun zoekt hij in uw vertrouwen, uwe liefde, opent gij hem uwe huizen en harten. Hij moet u vermanen en leeren in alle wijsheid, maakt gij hem d;e bezwaar-volle taak door uwe belangstelling en genegenheid licht!
Christus moet hij u verkondigen, de hoop der heerlijkheid ,
laat u niet bewegen tot een ander Evangelie! Uwe volmaking is het einddoel van zijn streven, zoekt dan de godsdienst niet in ijdele bespiegelingen, doode vormen en woordengetwist, maar in het levend, beoefenend Christendom. Dat is het eenige, dat den storm der tijden trotseert , den strijd der partijen overleeft en bij de eindelooze wisseling der toestanden onveranderlijk blijft. Als het kruis u het zinnebeeld is van een levend geloof, dan zal het zijn; »In dit teeken zult gij overwinnen!quot; Anders,-God verhoede het! — maar anders zult gij vergaan! Gemeente , bidt veel en vurig voor uwe leeraren, dat God hun geve vrijmoedigheid, getrouwheid, wijsheid en liefde!
Laat ons allen veel voor elkander bidden ! Zoo bad Pau-lüs voor de gemeente en deze voor hem. Dat gaf kracht en zegen. Ook u allen vloeio, als zegen der onderlinge voorbede, kracht en zegen toe uit de volheid des Heeren! Gij allen , die heden hier zijt vergaderd, dankt God, dat gij begenadigd
21
zijt met de openbaring van Gods heilsontwerp, waarvan deze dag ons het getuigenis geeft. Streeft er allen naar, om aan het verhevene doel des hemelsehen Vaders te beantwoorden : dat gij volmaakt, eensgezind, zalig moogt worden in Christus. Arbeidt allen, een ieder naar den aard en de maat uwer gaven, in uwe omgeving, om de wereld met dien heiligen geest van Christus te vervullen.
Doet het een iegelijk daar, waar God u de plaats uwer woning en den kring uwer werkzaamheid bestemde, als ouders of kinderen, als heeren en vrouwen of dienstbaren, als onderwijzers en opvoeders of leerlingen , als leidslieden eener onderneming of als arbeiders in de werkplaats. Want daar moet het heen, dat hot Christendom als een heiligend zuurdeeg alle sfeeren van het menschelijk leven doordringe om zóó het huisgezin en de maatschappij tot volmaaktheid te voeren, al nader en nader! Gaat dan ook allen voort in vertrouwen op de leiding Gods met het menschdom. Dan staat gij ongeschokt te midden van alle wereldberoeringen en vertwijfelt niet in uwe persoonlijke nooden, zorgen en smarten. Gij zijt in alles welgemoed en de vertroostingen Gods zijn u nimmer te klein. Gij verblijdt u in de hoop der heerlijkheid, waardoor gij nu reeds erfgenamen zijt van een onvergankelijk heil. Welaan. Geliefden, wat ons dere of drukke of dreige, wat ons ontbreke of ontroere, het hart omhoog!
Dan kan onze tijdelijke levenstoestand zeer onvolmaakt zijn, de eeuwige levensvrucht, die ons niet zal ontgaan, is; de volmaaktheid in Christus. En als wij die verkrijgen, gemeente en leeraars, dan zullen zich in den dag des toekomenden oogstes allen verblijden, beide die zaaien en die maaien. De vreugde, die hun aller zielen door-
22
stroomt, is de reinste en zaligste, die geschapen geesten kunnen genieten. Het is de vreugde der in Christus verloste, door lijden gelouterde, door Zijnen Geest geheiligde kinderen Gods! Amen.
SLOTZANG: Gez. 50: 4.
Amen! Jezus Christus! Amen!
Ja, Gij zult in 't groot heelal ■t Rijk der duisternis beschamen.
Tot het niet meer wezen zal.
Woon, o Heiland! in ons midden:
Ouder Uwe heerschappij Zijn wij zalig, zijn wij vrij:
Leer ons strijden, leer ons bidden!
Amen! heerlijkheid en macht Word' U ecuwig toegebracht!
.v--; ■ . ; , ■ .
^ '*
■
IPiipliPliijipi
7. mm •'' '■' IIibB .quot;ie'' ■
Hi mÊSm ■ ''«w' ^-, ^ • B ' i
■ . ■ ■ .. ■■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ . ■ . ■ ■•■■..■■■■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■
quot;i ' quot;'^i Ü i ^ ^ A *quot;'-gt; 1 ^ ~i^T r-quot;^ F- £ quot; r ^ ^ lt;*■ M'\^ r ^ 1 quot; ^
88^M .• ' .-'~J xjï -•quot;my ~ J
t \'y ^ -.JTf %'''s K !-
.
.
, -
■ ■...■ ■ .■ . ■ . ■■■■■■■
• ■ ■ ■■■•.■•■■ : -.■■■ : - , . ' ■ ■ ■ ■ : .'quot; ■ ■• - ^ «-■■:-:■■ ÖJC^
:,
■-•.,.■■■■• . ' ■ ■■ ■ • ' ' ■ ' ' ' . :
:
■■■gt;■ ■-■■ :■■• ■.■:
Cquot;-% 'Ts i ^ - Sgt;-''^lt; f \y 11: ^ ^ V^ r V quot;
■. ' ■ , ; ■■ ' ■ ...--- ,..... - - - - • ;