- Neude (' -quot;)().
De zending van Dr. H. F. Jonkman.
In de overtuiging, dat velen harer leden on inzonderheid zij, die door stoffelijke of andere middelen de zending van Dr. Jonkman hebben bewerkt of ondersteund, met belangstelling een en ander van zijn wedervaren zullen vernemen, heeft de Zuid-Afrikaansche Vereeniging besloten een beknopt overzicht van zijne reis door den druk bekend te maken. Wel is waar kunnen de eerste tijdingen, die nauwelijks van zijne aankomst in de Transvaal gewag maken, uit den aard der zaak geene resultaten bevatten; deze kunnen alleen de vruchten zijn van een ernstig onderzoek, dat thans te nauwernood is aangevangen. Toch meent de Vereeniging het doel der zending te bevorderen door de volgende mededeelingen, die ieder lid op de hoogte brengen van de verrichtingen van haren afgevaardigde en tevens in staat stellen om van het aanvankelijk verkregen licht terstond in eigen kring gebruik te maken ten nutte van Zuid-Afrika.
Uitgeleid door een groot aantal vrienden en bekenden verliet Dr. Jonkman op 9 Januari 11. de stad Utrecht. Na een kort oponthoud te Londen stoomde hij twee dagen later uit Southampton en bereikte na eene voor-
2
spoedige en aangename reis, door hemzelven in het Utrechtsch Dagblad van 25 Januari en 30 Maart 11. beschreven, den 2den Februari Kaapstad. Terstond viel hem eene uitmuntende ontvangst ten deel. Openden talrijke introductiën uit Holland hem vele huizen. tot veler hart wist hij blijkbaar door rondborstigheid en voorkomendheid den toegang te vinden. Voorgelicht door mannen als Sir Henry de Villiers, hoofdrechter en president van den Wet-gevenden Raad (Legislative Council), Dr. J. H. Hofmeijer, den bekenden leider der Hollandsch-Afrikaansche partij in het Kaapsche Parlement, Dr. J. W. G. van Oordt, den vroegeren hoofdredacteur van het Volksblad, thans aan de Zuid-Afrikaan verbonden en ook hier te lande bekend door zijne verdienstelijke opstellen over Zuid-Afrika in den Tijdspiegel van 1881, besloot hij eenigen tijd te Kaapstad te blijven, ten einde zich volledig voor te bereiden voor verdere ondernemingen en intusschen de presidents-ver-kiezing in de Zuid-Afrikaansche Republiek af te wachten. Op die wijze zou zelfs de schijn worden vermeden, als of de afgevaardigde der Zuid-Afrikaansche Vereeniging eenigen invloed zou wenschen uit te oefenen op de binnenland-sche aangelegenheden der Republiek. Dientengevolge bleef Dr. Jonkman in strijd met zijn aanvankelijk voornemen bijna twee maanden te Kaapstad. Die tijd ging intusschen geenszins verloren. Al wat nog aan de volledige toerusting voor zijne gewichtige en teedere taak mocht ontbreken, werd te Kaapstad, het voorportaal van Zuid-Afrika, aangevuld; in letterlijken en figuurlijken zin kon van daar het terrein worden verkend; het meer en minder belangrijke worden onderscheiden; raad worden gevraagd en verkregen; licht worden ontstoken over veel
wat op verren afstand duister was gebleven en bovenal ecne menigte persoonlijke betrekkingen worden aangeknoopt en voorbereid, waarvan het welslagen dei' zending-voor een groot deel afhankelijk was.
Wat blijkt ru uit de inlichtingen, die hem in groot aantal en met de meeste welwillendheid zoowel hier als elders in de Kaapkolonie werden verstrekt?
Vooreerst is liet onmiskenbaar, dat de vrijheidsoorlog der Transvalers op de geheele bevolking van Zuid-Afrika een diepen indruk heeft gemaakt, allerwege de sympathie voor het Hollandsch-Afrikaansch element heeft versterkt en tot eene strenge afkeuring van Engelands koloniale politiek heeft geleid. Algemeen wordt de conventie van 1881 als onstaatkundig veroordeeld, zoowel door voor- als tegenstanders van de Britsche suprematie; alleen zij, die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor haren inhoud, waartoe de Gouverneur der kolonie Sir Hercules Robinson en zijne aanhangers behooren, verdedigen haar behoud met afnemende kracht. Daarentegen twijfelen de bekwaamste mannen der kolonie niet aan Engelands bereidvaardigheid om de conventie te wijzigen, nu hare onhoudbaarheid meer en meer blijkt; indien althans de Transvaalsche regeering van hare zijde geen noodeloozen aanstoot geeft aan de Britsche teergevoeligheid door opzettelijke geringschatting der eenmaal, zij het ook schoorvoetend, aangegane verbintenissen.
Algemeen is men ingenomen met de krachtige houding der Boeren tegen hunne oproerige zwarte onderdanen: en even algemeen schijnt de ontevredenheid over Engelands weifelende naturellenpolitiek, waarmede de toekomst der kolonie ten nauwste samenhangt. Door een en ander
werd bij de aanstaande verkiezingen versterking van de Holiandsch-Afrikaansche partij in het Parlement waarschijnlijk geacht. Deze stemming, niet weinig gevoed door do dreigende verwikkelingen met de Basutos, bleek later zelfs diep in de oostelijke provinciën te zijn doorgedrongen.
Op de vraag, wat Nederland voor Zuid-Afrika doen kan, luidde het nagenoeg eenstemmig antwoord: Nederland kan zijne stamverwanten steunen door educatie en immigratie.
Ontwikkeling, opvoeding tot een hoogeren trap van beschaving, werd eene onmiskenbare, zij het ook door de bevolking zelve niet altijd genoeg erkende, behoefte geacht. Nederland kan daartoe medewerken door uitbreiding der volksliteratuur, hetgeen tot zuivering der taal en verspreiding van algemeene kennis zal leiden. Althans in de Kaapkolonie was men wars van alle onverdraagzaamheid en koesterde men de gunstigste meening omtrent die der Transvalers. Alleen behoorde elke zweem van aanranding van de streng godsdienstige denkbeelden der bevolking te worden vermeden.
Van meer belang nog waren de ingewonnen berichten omtrent de immigratie. Terwijl deze voor geheel Zuid-Afrika gewenscht werd, bepaalden de voorloopig verzamelde gegevens zich uit den aard der zaak grootendeels tot de Kaapkolonie. Vooral Dr. J. H. Hofmeijer, aan wien Dr. Jonkman en in hem de Zuid-Afrikaansche Vereeniging den warmsten dank schuldig is, beijvert zich om landverhuizing van Hollanders ook naar de Kaapkolonie te bevorderen. Door zijne tusschenkomst had Dr. Jonkman een onderhoud met den heer Merriman, minister van domeinen en openbare werken, die zich op nieuw bereid
verklaarde aan Tlollandsche emigranten dezelfde voorwaarden te verleenen als aan Engelschen en bereidwillig alle geschrevene en mondelinge ophelderingen verschafte.
Uit een en ander bleek, dat eene streek aan de Zuidkust, bij de Plettenbergsbaai, tusschen 23 en 21° Oosterlengte van Greenwich en ongeveer halfweg tusschen Kaapstad en de oostelijke grens der kolonie, voor eene Hollandsche kolonisatie op eenigzins breedere schaal bij voorkeur in aanmerking zou komen. Daar is een nog weinig bezet, uitstekend vruchtbaar en voor het verkeer zeer gunstig gelegen terrein, dat aan eene aaneengesloten groep van kolonisten groote voordeelen belooft. Meer westelijk zijn de meeste gronden in particulier eigendom en worden daarom meer ambachtslieden dan landbouwers verlangd, terwijl in de oostelijke provinciën, vooral in den omtrek van East-London, wel eveneens ruime gelegenheid tot landhouwkolonisatie bestaat, maar reeds vele Engelschen en Duitschers gevestigd zijn, waardoor de Hollandsche boer zich allicht minder tehuis zou gevoelen. Natuurlijk-worden hier slechts enkele globale opgaven gedaan. Het bestuur der Zuid-Afrikaansche Vereeniging is in overleg getreden met de te Amsterdam gevestigde emigratie-commissie, om op de meest doeltrelfende wijze gebruik te maken van de vele belangrijke stukken en schriftelijke mededeelingen, die op deze zaak betrekking hebben. Dat aan iederen belanghebbende nadere inlichtingen gaarne zullen worden verstrekt, behoeft overigens te nauwernood te worden vermeld.
Het voornemen van Dr. Jonkman, om op raad zijner Kaapsche vrienden in persoon de aangewezen streken te bezoeken, werd grootendeels verijdeld door een ongeval,
6
dat hem te Knysna in de onmiddellijke nabijheid van l'lettenbergsbaai trof. Door de onhandigheid van een inlandschen koetsier viel hij met eene hooge Kaapsche kar om en, ofschoon de zaak goed afliep, belette eene tijdelijke stijfheid hem terstond daarop eene vermoeiende reis te paard en te voet te ondernemen. ()p 31 Maart uit Kaapstad vertrokken, verliet hij na een verblijf van een paai' dagen Knysna om met een volgende stoomboot naar 1'ort-Elisabeth te gaan en op 13 April, volkomen hersteld, de reis naar het binnenland te ondernemen. Dit kou tot Middelburg met den spoortrein, verder naar Bloemfontein slechts met de post geschieden. Na een vermoeienden rid van drie dagen kwam hij den I7den April in de hoofdstad van den Oranje-Vrijstaat aan.
Gedurende een kort oponthoud van twee a drie dagen in deze Republiek had hij gelegenheid menige belangrijke ervaring op te doen. Vooreerst vond hij hier het bericht van Krugers verkiezing tot Staatspresident der Zuid-Afrikaansche Republiek, hetgeen aan vele gevaren een einde maakte en daarom allerwege met blijdschap vernomen was. Met bijzondere voorkomendheid dooi- den hoofdrechter Reitz, president van den Afrikanerbond in den Vrijstaat ontvangen, kon hij opmerken, hoezeer de sympathie voor de Transvaalsche bevolking toenam, naar gelang men de grenzen der Republiek naderde. Alom bestond de overtuiging, dat eene nieuwe breuk met Engeland het sein zou wezen tot een algemeenen oorlog tusschen de beide nationaliteiten, die de grootste rampen over gansch Zuid-Afrika zou uitstorten. Reeds in 1881 was eene uitbarsting te nauwernood door het tijdig sluiten van den wapenstilstand voorkomen. Dat omtrent de
7
middelen tot ontwikkeling intusschen niet overal de-zelfile meeningen heerschen als hier te lande, bleek uit ecne lezing, die Dr. Jonkman te Bloemfontein bijwoonde, waarbij een jong advocaat de stelling verdedigde, dat aanleg van spoorwegen in den Oranje-Vrijstaat in de eerste tien jaren niet wenschelijk was. Wel werd deze stelling bestreden en dooi' de meerderheid verworpen, maar blijkbaar strookte zij met de zienswijze van een aanzienlijk gedeelte der landelijke bevolking. President Brand, die den aanleg van een spoorweg zeer wenschte, koesterde over het algemeen de beste verwachtingen over den uitslag van den oorlog der Boeren tegen Mapoch en van de toekomst der Zuid-Afrikaansche Republiek. De antipathie der Vrijstaatsche Boeren tegen Engeland bleek onzen reiziger vooral sterk op zijn eenigszins van de gewone richting afwijkenden tocht van Bloemfontein over Winburg, Bethlehem en Heidelberg naar Pretoria. Overal werd de gelegenheid gezocht om met de gezeten bevolking in aanraking te komen en telkens werd dit met groote ingenomenheid beantwoord. Opmerkelijk zijn de meermalen herhaalde verzekeringen van Dr. Jonkman over de van alle kanten aangeboden medewerking; van wantrouwen of vijandschap heeft hij geen spoor ontdekt; integendeel moest hij zich opzettelijk onttrekken aan manifestatiën, die hoe welgemeend en hooggewaardeerd ook, desniettemin in zijn oog onverdiend en daarom minder wenschelijk waren. Op 20 April vertrok Dr. Jonkman uit Bloemfontein met het bepaalde voornemen aldaar terug te keeren na zijn verblijf in de Transvaal; na een kort oponthoud te Bethlehem en te Heidelberg kwam hij den eersten Mei te Pretoria aan.
8
Hiermede vangt eene nieuwe en hoogst belangrijke periode zijner werkzaamheid aan, waarvan eerst later een meer uitvoerig verslag kan worden gegeven. Wij bepalen ons voorloopig tot eenige bijzonderheden over tie ontvangst, die hem ten deel viel.
Terstond vervoegde Dr. Jonkman zich bij den verdienstelijken en invloedrijken superintendent van onderwijs, den WelEerw. heer Ds. S. J. du Toit, tot wien o. a. een brief van hoofdrechter Reiïz hem toegang verleende. Na eene welwillende en belangstellende ontvangst werd hij door dezen aan den Staatspresident voorgesteld en ook hier met onderscheiding en vriendelijkheid bejegend. Met bewondering spreekt liij van den man, die zonder bet in onze oogen onmisbaar onderwijs te hebben genoten, tot zulk eene hoogte is gestegen in de achting en liefde zijner landgenooten en met zooveel eenvoud en waardigheid zijn gewichtig ambt bekleedt.
Door de tusschenkomst en aanbeveling van den heer nu Toit, wiens aanvankelijke aarzeling weldra plaats maakte voor groote ingenomenheid met Dr. Jonkman, geraakte deze in kennis met vele leden van den volksraad en andere mannen van invloed. Zijne rondborstigheid en goedhartigheid, meer nog wellicht zijne sympathie voor den godsdienstzin der bevolking, gepaard met onvoorwaardelijke eerbiediging van iedere geloofsovertuiging, verzekerden hem telkens meer vrienden. De Regeering liet hem terstond kosteloos verblijf en een afzonderlijk rijtuig ten gebruike aanbieden en, toen Dr. Jonkman kieschbeidshalve in beleefde termen dit aanbod afsloeg, kostte het item eenige moeite de Regeering in dit besluit te doen berusten. Door het geheele land kan hij
lt;)
intusschen kosteloos gebruik maken van de bestaande openbare vervoermiddelen. Door de Regeering uitgenoodigd om bij de opening van den Volksraad op 7 Mei tegenwoordig te zijn, werd hem in de raadzaal eene vaste plaats aangewezen, ten einde desverkiezende steeds tegenwoordig te kunnen zijn. Eene dergelijke uitnoodiging van Regeering en Volksraad beiden verschafte hem eene gereserveerde plaats bij de beëediging van den President, die twee dagen later met groote plechtigheid plaats had. Onder de vele toasten bij die gelegenheid op de receptie van den President uitgebracht dronk tie heer nu Torr in de meest warme woorden op onzen afgevaardigde, die terstond daarop antwoordde en den hem toegezwaaiden lof groo-tendeels op anderen, o. a. op prof. Hakting, overdroeg. Tot verschillende politieke bijeenkomsten ter bespreking van bijzondere aangelegenheden, zooals tijdens de zittingen van den Volksraad veelal voorkomen, werd Dr. Jonkman meermalen uitgenoodigd en slechts met moeite wist hij feestelijkheden ter zijner eere te voorkomen, omdat men vreesde, dat het achterwege blijven daarvan in Holland zou kunnen worden beschouwd alseenteeken van koelheid en onverschilligheid, die toch inderdaad noch jegens Nederland noch jegens de Zuid-Afrikaansche Vereeniging, noch vooral jegens den persoon van Dr. Jonkman bestond.
De Zuid-Afrikaansche Vereeniging stelt lioogen prijs op deze warme ontvangst en grijpt met vreugde de gelegenheid aan om daarvan kennis te geven aan al hare leden en vrienden. Zij wenscht door deze beknopte mededeeling niet zoozeer hare tegenstanders en lasteraars te beschamen, omdat zij overtuigd is, dat velen zich
10
te goeder trouw lieten verleiden, en omdat zij niets liever wenscht dan den twist te heelen, die te kwader uur zelfs tusschen do ware vrienden der Zuid-Afrikaan-sche Republiek werd aangestookt. Zij ziet veeleer in de ontvangst aan haren afgevaardigde bereid eene rechtvaardiging van haar streven, om met eerbiediging van iedere godsdienstige overtuiging eendrachtig te arbeiden tot heil van Zuid-Afrika, en tevens een waarborg voor het welslagen van do met zooveel moeite en opoffering ondernomen zending van ür. Jonkman.
10 Juni iSSIi.
Wordt vervolgd.
Lijst van gedrukte stukken door dr. Jonkman toegezonden.
1. Het uitvoerig en hoogst belangrijk verslfig eener regee-rings-commissie in de Kaapkolonie, belast met het onderzoek naar de wetten en gebruiken der inboorlingen; met de bijlagen ongeveer 1000 bladz. groot.
2. Het verslag van den Superintendent van onderwijs in de Kaapkolonie, dat een streng afkeurend oordeel velt over den toestand van het onderwijs aldaar.
3. Het verslag van den Superintendent van bosschen en wouden over de boschgronden der kolonie.
Deze stukken werden door de regeering zelve verstrekt.
4. Het verslag over den wijnbouw in de kolonie van prof. Hahn, met daarbij gevoegde losse kaarten.
Over emigratie handelen de volgende stukken door den Minister Merriman aan dr. Jonkman ter hand gesteld.
5. Eene circulaire van den agent van emigratie te Londen , waarin ook de nieuwe landbouwwet van 1882, reeds in de Holl. Afrikaan van 8 Nov. 1882 vertaald, met toelichtingen voorkomt.
(5. liet laatste verslag van denzelfden agent over de emigratie in 1881.
V2
7. Het laatste verslag over de emigratie in 1881 van den Superintendent van emigranten in de Kaapkolonie.
8. Officieele kaarten van Piettenbergsbaai en de omstreken van East—London, met nauwkeurige aanwijzing der voor uitgifte aan landverhuizers geschikte en nog beschikbare perceelen.
9. Eene aflevering van het Zuid-Afrikaansch tijdschrift van Dr. Hofmeijer, waarin een opstel over Piettenbergsbaai voorkomt. Dit laatste is een geschenk van den redacteur.
10. Van meer speciaal belang zijn eindelijk een paar verslagen over de waterwerken op den Tafelberg tot toevoer van drinkwater naar Kaapstad en over den veterinairen dienst in de kolonie.
Behoudens hetgeen vroeger reeds omtrent de stukken over emigratie is medegedeeld, blijft het bestuur volgaarne bereid de in haar archief berustende bescheiden ter inzage en ten gebruike aan alle belangstellenden aftestaan.