—___—_^------ , ._
|
|||||
OPfr S^TÏÏ"
|
||||||||||
7 Jk
|
||||||||||
7 £ '-f'
|
||||||||||
"
|
||||||||||
DE "
VOLMAAKTE PRINCELYKE
HOEFSMID
PAERDE-KOOPB
STAL-MEESTËlt L E E R R E .1© D . E
Hoe men de Fraayheid, Deugden, Gebreken eö
Ondeugden, in 't Algemeen, grondig zal
leeren kennen; Wat omtrent de Fraaiheid,
Deugden en Gebreken van een Paard,
in 't byzonder ftaat aan te rrierkeri.
Van de wyze hoe men een Paard
iioet behandelen; en wat middelen
men moet aanwenden , om de
ziektens qualen en gebreken
der Paarden weg te neemen
en te geneezen.
Teadienfte van de Liefhebbers van het
PA AR D E^R Y D E N,
HAR D-DRAVÈRY.
Vitgegeevett
Volgens het Handfchrift • : • .VAN
Eén Ervaren Liefhebber.
fe A M S f E R D A M,
Rj.SÏEVEN van E S V E L D T,
in de Betfrsfteeg by den Dam, 17J0.
|
||||||||||
Geen exemplaren kent den Uitgever voor
de zyne , dan die d^qr den Drukker |
|||||||||||
S. van ES VE.Lj
|
igenhandig
|
||||||||||
ondertekent zyn.
|
|||||||||||
._—i#J
|
|||||||||||
VOORREEDEN.
8^8At een Paard, het fchoonfte en
löD fg Edelfte'.Dier onder deBeeften is &XX& dienende zoo wel tot nut als ver- ***"*** maak van het Menfchelyk <re- Aagt, zal geen Kender of Liefhebber ontkennen : Ook leerd de ondervinding- genoeg, hoe veel Liefde ,, Edelmoedig en wel opgevoede Menfchen voor Paar- den hebben , zoo dat men met recht zoude konnen ftaande houden , dat 'er geen algemeender Lief hebbery, dan die der Paarden, in de Waerèld bekend was Niet tegenftaande dat dit gezegde onfeil- baar is, zo is het al zo zeeker,'dat geen Negotie, als die der Paarden , grooter bedrog onderworpen is, en dat in geen 'Koopmanfchap grooter onkunde hqerfcht dan in deeze. ' Om dierhalven de Fraayheid , Deug-
den, gebreken en Ondeugden der Paar- den, zo in 't algemeen als in 't byzon- der , grondig te leeren kennen : Over de Fraayheid, Deugden en Gebreken van yder deel m 't byzonder wel te kon- nen oordeelen : Als een goed Kender van .Paarden te ordonneeren op wat wyze men de Paarden zal hebben te behande- len j Ln wat middelen men in 't werk |
|||||
* z
|
|||||
VOORREEDEN.
zal ftellen om de ziektens , quaalen en
gebreken der Paarden weg te neemen en te geneezen, 't geen yder recht ge- aard Liefhebber, Hoef-Smidt, Paarde- Kooper of Stal-Meefter volkomen dienden te weten, zo is dit kortbondige dogdoor- wrocht Werkje, ten hunnen dienfteopge- fteld, als zynde de vrucht van een gron- dige kenniflè en langduurige ondervinding. Men kan niet ontkennen , dat 'er reets eenige Traclaatjes, in verfcheide Taaien , over deeze gewigtige ftofFe , zyn uitgekomen; dog in yder op zich zel- ven word niet alles gevonden, zo dat een Liefhebber , om die naam te verdienen genoodzaakt is , alle die Werken met aandagt te doorblaaderen : Nu is het ook waar, dat een ygelyk alle die Taa- ien niet verftaat, nog tyd heeft om zo veele Traclaaten te beftudeeren; ook zyn alle de daar in opgegeevene zaaken, voornamelyk de Remedien niet van een zelve waarde , en zommige meer fcha- delyk dan nuttig, zo dat Menfchen r van geen groote onderving, na het doen van veel moeiten y en het Leezen van zo veele Boeken, dan nog, by voorko- mende toevallen, verlegen ftaan wat daar in te doen , dewyl den eenen Autheur van
|
||||
VOORREEDEN.
van dit, en de andere van dat Concept
is. Om alle deeze zwaarigheden weg te
neemen, zoo heeft deeze Autheur de moeiten genomen , om alles te Leezen wat hier over gefchreven is; en daar me- de niet te vreeden zynde, zoo heeft hy niets als zeeker en onfeilbaar ter needer gefield , dan het geen hy , na veelvul- dige proefneemingen en de Ondervin- ding , (de waare toetsfteen van Waar- heid of V'alfchheid in diergelyke zaa- ien ) goed en onfeilbaar bevonden heeft. Veele zullen mogelyk hier tegens in-
brengen , dat deeze ftoffe te ryk is, om in zulk een klein Werkje, bevat te konnen worden. Deze tegenwerping zoude waar- lyk van-gewigt zyn , indien wy ftout genoeg waaren van voor te geeven, dat dit kleine Tractaatje in zig bevatte, alles Wat over deeze ftoffe kan gezegt worden, daar wy in tegendeel erkennen, dat men alleen het nodigfte hier in vind, zo dat dit Werkje op zig zelven alleen bequaam is om iemant een genoegzaame kennidë van deeze zaaken te geeven. Het is teffens Waarheid, dat dit klein
Werkje geenzints alle de geheimen en
fraaye aanmerkingen konde bevatten ,
* z die
|
||||
V O O R R £ E D E N.
die dit Hand-Schrift óns opgeeft, en dat,
de zelve te blyven mifien, een groot ver- lies voor de Liefhebbers der Paarden zou- de zyn j waarom onzen yver,omydereen nut en vermaak toe te brengen, ons ligtelyk zoude konnen doen befluyten om het overige, in een vervolg , ter zynef "tyd, aan de Waereld mëede te deelenj en fchoon de Boekverkooper zig daar toe niet durft verpligten, zo zal de be- zitter van dit Handfchrift, daar toe met vermaak bereid zyn,en aangefpoord wor- den , indien dit Traétaatje de Eere heeft van de goedkeuring der braave Liefheb- bers en Kenden te voldoen , dewyl dé ovei-eenkomft van Liefhebbery, hem de uiterfte Eerbied en liefde voor die lieden inboezemd. Oritfangt dan, Ge-Eerde Leezer, dit
kortbondige en nuttig Werkje , 't geen ten uwen dienfte en nutte met veel moei- ten is opgefteld; en zyt verzeekerd dat uw vermaak en voldoening ons grootfte oogwit in deezen geweeft is; en wy heb- ben Reedenen van te hoopen , dat wy door uwe goedgunstigheid, ons oogmerk zullen bereiken. |
|||||
KOR-
|
|||||
...
|
||||||||
KORTEN INHOUDT
DER
HOOFD-STUKKEN.
Inleiding, Behelzende eene beknopte
Verdeeling van deeze Stoffen. Pag, j I. Hoofdstuk, Van de Fraayheid en
Deugd van een Paard in 't al- gemeen. Pag. z Van den Hals, Hoofd en deelen in 't gemeen. 2
Waar in de Schoonheid en Deugd van een Paard beftaat. • 3 Van de zoorten der Paarden ten aanzien van het
gebruik. 3 Van een fchoon Paard. 4
hoe men toeeten kan dat een Paard die hoedanig-
heden en volmaaktheden bezit. jT Van een Werk-Paard* 6 Van een Koets-Paard. 7 Van een Chaife-Paard. 7 |
||||||||
II.
|
||||||||
KORTEN INHOUDT
|
||||||||
JI. Hoofdstuk, Van de Gebreken,
Ziektens en quaalen in 't ge- meen. Pag. 8 Van het gezigt in 't gemeen, en de Maanziekte in
t byzonder. 8 Aangaande den iyd van 't Jaar wanneer men een
Paard zal koopen. g Hoe 't gezigt van een Paard na behooren teExami-
neeren, o Hoe de oorzaaken en beginzekn der blindheid te
kennen. lQ
Van de Veulens en Jonge Paarden. H
Van de Droes of Iroet. I2
Van de Spatten. j.
Van de Steengatten. j ■>
Van de Varent. 3 ,
Van de Kreupelheid in de Borfi. I4
Van de Drukking. lt.
Van de Kramp in de Btenen. 14
Van het Optrekken en Krimpen der SrnUwfn en Pee- |
||||||||
■zen. _
|
14
|
|||||||
Van de Schythakken cf Dikke-hakken. il
Van de Dolle-Kollen. *
Van de Koude-Pis. jl
Van de Mok, . j i
Van de Vyver. .-
Van de l'lettris. -i
Van de Pyn in de Buyk, ^
Van de Wormen. x £
Van de Vervangendheid. j*
Ven de Dmpigheia'. I(5
|
||||||||
x>Btt HOOFD-STUKKEN.
Van de Hoeft. i<5
Van het Schurft. i<5
Van het Longe vuur. i$
Van de valfche J^uar tieren. t6
Van de Overhoef. 16
Van de Breuk. i<5
Van de Drooge-Hoejl of' Drooge-Longe, 16
Van de Klem. ij
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Hoofdstuk, Van de Fraayheid,
Deugd en Gebreken, van yder Deel in 't byzonder. Pag. 17
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KORTEN INHOUDT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der HOOFD-STUK1CEN.
|
|||||
Van den Ouderdom der Paarden , hoe die ie ken*
nen. 2j Bedrog omtrent de Veulens. . 27
Nog een Bedrog. if
Nog een ander Bedrog ontdekt. 27
Van Paarden van het vyfde tot het zesde jaar oud. 28,
Van het zesde tot bet zeevende jaar oud. 28 Van de tekenen om de Ouderdom van een Paard bo~
vea het achtfie jaar te kennen. 29 Van de Loopjes en 't Bedrog der Paarde-'Koptrs. 29
IV. Hoofdstuk, Van de Wyze,
hoe men een Paard moet be- handelen. Pag. 31 Hoe oud een Paard moet zyn om grooteFatiguenuit
te ft aan. 31 Vitn 't Bedrog in de Veulens gepleegt. 31
Van de Opvoeding van een 'jong-Paard. 32
Van het verzuym der Stal-Knegts. 32
Van het dagelyks Examineeren des morgens der Poo-
ten en Hoeven. 33 Van de Zadels, 'Tuygen , Breidels, Hoof/lellen. 33
Van 't fchoonhoudtn der Stallen. 33 Van de Mijl en het Oude Stroo. 33
Van het Roskammen. 34
Van het Afveegen en Schoonmaken der Paarden. 34,
Van het kammen der Maanen en Staart-Hayr. 34. Van het Drenken der Paarden, en verschelde foorten van Water. 34. Van het Voederen der Paarden, en van de Haver.
36
Van |
|||||
KORTEN INHOUDT
|
||||||
Van de voorzorge die men by het Infpannen der Paar.
den moet gelruyken. 37
Van 't Ryden van 't Stal af en na de Stal toe. 37
Van 't behandelen der Paarden die flerk bezweet zyn. 37
Van 't afxvryven der Poot en, en Precautiendiemen
daar toe moet gebruyken, 39
Van 't gebruyk van verfch Stroo. 40
Van de Eigtnfchappen van verfch Strqo. 40
Van het Examineeren van een Paard als het des
avonds op Stal komt. 41
Van Precautien op de Reize te gebruyken. qz
Van het Voederen der Paarden onder weg. 42
Van het Drinken onder weg. 45
Van de Eigenfchappen van byzondere foorten van
Stroo. 43
Van bet Tarwe-Stroa. - 4j
Van het Garfie-Stroo, 44
Van hei Haver-Stroo. 44
Van het Teeken dat een Paard niet gezond is. 44
|
||||||
V. HOOFD-
|
||||||
der HOOFD-STUKKEN.
|
|||||
V. Hoofd-stuk, Van de Middelen
om de Ziektens, Qualen en Gebre- ken der Paarden weg te neemen en te geneezen. Pag. 451
Van de öogquaalen en Geneezing. 4J
Van de Ckatricen en hoe die te geneezen. 45
Van de Vliezen en Gezwellen in de Oogleden. 46
Van de Roode Bloedylakken in de Oogen. 46 Van de Gequetfte Óogen. 47
Van de Maan-Oogen hoe te geneezen. 47
Van de Gezwellen \ hoe dezelve weg te neemen. 48
Van vergiftig Kruyd door een Paard gegeeten, wat dan aanflonds te doen. 48 De Liezen van een Paard gequetfl zynde hoe te
genezen. 49, De Wonden door het flryken der Paarden veroor-
zaakt , hoe te helpen. 49 Wonderbaare Balfem voor alle Wonden en het bran- den , zo van Paarden ah Menfchen, hoe te ma- ken. 50 Gezwellen aan de Borfl der Paarden tegen het Hart hoe weg te neemen. 51 Gezwolle Klieren, hoe te geneezen. 51 De Puyfleti op de Tong hoe weg te neemen. $q De ^uetfuren van de Rug en Rugge-graad, boe te geneezen. 54 De J^uetfuren in de Borfl, hoe te behandelen. 54 Groote Gaten en ^uetfuren in de Buyk , hoe te geneezen. J4 De Wonden aan de Knien en Pooien, wat midde- len daar toe te gebruiken. SS |
|||||
KORTEN INHOUDT
|
|||||
De ligt e JQuetfuren, en als door Dijlelen en Door-'
tien veroorzaakt zjn, hoe fpoedig te geneezen. yj
Verfiheide foorten van Uitmuntende Zalve, hoe die gemakkelyk te bereiden. j<5
Remedien die de voornaamfle Paarde-Meejiers in
Italen, Spanje en Duitsland gebruyken. yö
Hoe een Pees of Zenuw die bynaa afgefneden is
te geneezen, 57
Remedie voor het Zenuw-Water, 57
Voor gekneusde Zenuwen. 57
De Kreupelheid hoe te behandelen. y8
Gezwolle Knien te geneezen. 59
Voor het myden der Paarden. ƒ9
Sehoone Pap van Moeskruyden hoe te bereiden, $9
Een vernageld Paard, hoedanig men daar omtrent behoorden te handelen. 60
De Kanker hoe te geneezen. 61
Gezwellen aan de Poot en hoe beftwegteneemen. 61
fVat te doen zo een Paard een zwaare Val gedaan heeft. 63
Als een Paard fenynige Qnkruyden gegeeten heeft, 64
Bhedvinnen der Paarden hoe te geneezen. 64 Kolyk en Pyn in de Buyk hoe te behandelen. 6y
Heerlyk Klyfleer voor die quaalen. 67
Remedien voor gezwolle Beenen. 68
Jghietzingen door de Zadels ofTuygen veroorzaakt,
hoe te verhelpen. 69
/Zwellingen aan de beide zyden van de Buyk hoe te
geneezen. Ö9
Remedien tegen de Klooven. 70
Precautien op weg te gebruyken. 71
Yan het jeuken der Beenen. 80
Het verfluyken of verrukken der Zenuwen hoe beft n
\ geneezen, 80 * Re-
|
|||||
der HOOFDSTUKKEN.
Remedie voor de Pisloppr 81
Remedien voor de pyn in de Dijen. 8z
Hulpmiddel voor de uitjlag der Paarden. 82
Bereiding en gebruyk van de Foie d'Antinioine, of
bet Heerlyk en algemeene Arcanum ofte Hulpmid- del der Paarden, en hoe dezelve daar door te doen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GE-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G E W I G T
DER
GENEES-MIDDELEN.
3 Scrupels is i Dragma.
S Dragmaas maakt i Once.
8 Oneen maaken \ Pond of i Mark,
2 Marken is i Pond,
|
|||||
t>E
|
|||||
D E
VOLMAAKTE P R I N C E L Y K E
HOEF-SMIDT,
PAERDE-KOOPER E N
STAL-MEESTER.
j». ■. . ■ p • ■ - ——
I N L E I D I N G,
Om niet alleen een grondige kenniffe van deeze
nuttige kunft té verkrygen, maar t effens door derzelver gebruik en oeffening voordeel te doen, moet men vyf zaaken grondig ken- nen: i. £)e fraayheid en deugden van een Paard in *t algemeen, z. Le gebreken en ondeugden in''t gemeen 3. Da'fraayheid', deugden en gebreken van yder deel in V by- • zonder. 4. De wyze boe men een Faard
fnoet behandelen* f> De Middelen om dg ziekten;, quaalen engelreken der F aar den s?}eg te neemen t en te genezen. |
||||
ï DevolmaaktePrincelykeHoefSmidt,
Die deeze vyf zaaken grondig kend, is
een recht kender van Paarden; enniemani anders verdiendt dien Eer naam: Want dee- ze vyfzaaken zyn zo naauw met den ande- ren verknogt, dat men geen van die kan ontharen: Waarom alle de Boeken, die tot nog toe , over deeze ftoffe gefchreven zyn, gebrekkig, zo niet nutteloos mogen-ge- fiaamd worden, als handeknde, de eene van dit, en den andere van dat gedeelte, in *t byzonder, en in'/ afgetrokkene, daar het een zónder verband met, of betrekking ioi het andere niet recht ie kennen is. Om deeze Reeden heginnen wy het
EERSTE HOOFD-STUK.
Van de Fraayheid en Deugden van ee#
F aard in "'t algemeen. , En fraay Paard moet een fchoone hals
hebben, 't geen het zélve veel cie- raad byzet: Een welgemaakt Hoofd, . en Voorhoofd: fchoone Oogeh\ een goede Mond ; fchouders bprft en 'Lendenen: Een welgeproportioneerde Buyk; ^etgeftelde zydeiyke dêelen van den.onderften tmy k: Eén fchopn kruys eij ïtaart: Fraaye Poo- ien, en goede Voeten."/ Een Paard MM taèi reek de Eernaam: vaa fchooa
|
||||
Paèrde-Kooper en Stal-Meefter. 3
fchoon en deugdzaam gegeeven, wanneer het
deeze eigenfchappen bezit: Dat is, als het een zogenaamde Zwaane hals,
een geen te groot Hoofd, heldre en levendige Oogen , een friffche Mond , breede borft en fchouders, fterke Lendenen, een ronde (taande buyk, de zydelyke deelen van den onderden buyk wel gevuld, Het Kruys breed en Rond, Een fterke ltaart, Pootcn en Voeten zonder ge- breken heeft. Om wel over de fchoonheid van een Paard te
oordeelen, moet men onderfcheid maaken tot welk gebruyk het zelve gedeftineerd word. Aldus heeft men Rypaarden > Chaifepaarden j
Koetspaarden, en Werkpaarden; zo zou een goed Rypaard geen fraay of goed Koets-paard nog Werk-paard zyn: En een Werk-paard is nooit goed tot een Rypaard: Een Cbaifepaard kan geen goed Koet spaar d zyn, maar wel tot een h erk- paard, en zommige van dien tot een Rypaard gebruikt worden: Ook zoude men van eenige Rypaarden, goede Chaife-paarden konnen maaken. De reeden daar van is klaar en eenvoudig: want een Rypaard moet fyn en fchoon zyn : Een Chaife-paard behoord wel fyn , dog robufter , fteric en fchoon te weezen ; Een Koets-paard moet nog zwaarder, fterker, dog egter fchoon, fyn en vuyrig zyn: Maar een Werk-paard kan volftaan als het fterk en zonder groove gebreken is, al is het niet fyn, nog dat het niet fchooa en fraay kan genaamt worden. ...* Aan de kennifle, tot welk gebruik eenbaard
beft bequaarn is, zeer veel gelegen zynde^ zo zullen wy de vooraaamfte tekens, waai op men J. i A 2 Ifl
|
||||
4 De volmaakte Princelyke Hoef- Smijt,
in deezen agt moet geeven , alhier kortelyk
vooiftellen. Een fchoon Paard moet een fyne hals heb-
ben die regt tuffchen de fchouders opgaat: Een klein hoofd niet vleefig, maar waarin men de Aderen onder het rel klaar zien kan: Fy- ne kleine gezoomde Ooreu : Het Hayr op 't Voorhoofd , of de Toupet, als meede van de JVJaanen fyn, lang, dog niet te dik: De Maa- nen moeten in lengte ten minften tot aan de :fchoftryken: De onderfte kakebenen mogen nog te gefloten, nog al te zeer van malkanderen ver- wyderd zyn , om zyn Hoofd wel te konnefl dragen , dat het zelve waterpas ftaat van de Toupet tuffchen de Ooren af tot het uiterfte van de Neus toe, wanneer men te Paard zit : De borft moet niet te breed, nog te fmal, nog te vleefig zyn, om niet zwaarmoedig van voo- ren te weezen : Magere fchouders , (die men gemeenlyk Haaze-fchouders gewoon is te noe- men,) geproportioneerd na de, borft, om ge- makkelyk en ligt te galoppeeren : De Pypen van de beenen of de Pooten fterk , Nerveus en plat maar niet rond, vooral de Pypen: De Jaiien fterk in de gewrigten, maar van vooren plat, dog niet vleefig; om die gemakkelyker te konneu buygen, en de Pooten, in het loos- pen wel gepaft , dog niet te hoog op te lig- ten; het onderfte gedeelte van de Pooten, van de knien tot de kooten, plat, met een zoort van leedig tuffchen de Zenuwen; en het onder- fte been van de Poot niet te zeer met hayr be- zet: De kooten moeten geproportioneerd zyn sietde knien, maar fterk van,gewrigten, plat*; |
||||
Taerde-Kooper en Stal-Meefler.
|
||||||||
S
|
||||||||
«n het gedeelte tufïchen de koot, en de kroon
van de Hoef moet niet te lang nog te kort zyn> om dezelve, in het loopen gemakkelyk te kon- nen buygen : Men moet wel gadeflaan of de Hoeven goed zyn en na beneden rondafioopen; en of de Hoef van binnen hol is, en het Paard niet volvoetig is: Het kruys moet rond zyn: Het gat of de billen gedrongen : De achter- fchinkels breed, plat, in 't midden welgefchei» den; onder de fchinkels met fterke Zenuwen voorzien , die wel van het been afgezonderd zyn; als mede op dezelve wyze onder aan de achterfte pooten: De Itaart regt, fterk, &c. Een Paard, bezittende deeze volmaaktheden
is niet alleen fchoon, maar goed tot alle gebrui- ken, en zonder natuurlyk gebrek; want alle natuurlyke gebreken, zyn veel moeijelyker als de toevallige te helpeo. Om te weeten of een Paard de gezegde hoe-
danigheden bezit zo moet men, een ftal Knegt daar op gezeten zynde, hem doen marcheeren; en dan wel toezien of het Paard in zyn gang moedig en bevallig is; hy moet ftout maar niec woedende zyn; of hy fchoone Oogen heeft die niet te verre uit het hoofd puilen, hebbende het gezigt ftout maar zagt; of hy zyne Ooren ftyl draagt; of hy met het gebit fpeeld, en hec zelve fchyud te willen opeeten, waar door aan beide zyde van de bek een wit fchuym te voor- fchyn komt; of de Neusgaten wyd en van bill- een rood zyn, of hy van tyd tot tyd rinnikt ea als nieft, ten teeken dat hy van binnen gezond is, en een goede Adem heeft; of hy luchtig, dog teftens yaft in zyn gang is; en of de bewer L. A 3 ging |
||||||||
-l "■:
|
||||||||
6 De volmaakte Primelyke Hoef-Smidt,
ging van zyne achteifte Pooten wel met die de*
yoorfte overeenftemt. Een Paard aldus gefteld is niet alleen goed
om tot een Rypaard, maar ook om voor eenig Rytuig, of tot den arbeid gebruikt te worden; want daar is, gelyk wy zeiden, tuffchen de eerfte en de laatfte geen ander onderfcheid, dan, dat de eerfte fchoonder en fynder behoorden te zyn dan de.laatfte: Aldus moet men toezien dat een Werk-Paard
goede Pooten en Voeten heeft, voorzien met $eet fterke Zenuwen: de Pooten plat, en de Zenuwen wel van het been gefepareerd, want Zonder dit kan het gebeuren, dat de Pooten van een Paard, door de grofte en dikte fterk fchy- nen, zonder het nochtans te wezen: al te ruige Pooten is nooit goed, fchoon dezelve wel hay- riger mogen zyn , dan een Rypaard, Chaijepaard, wf Kaets-paard, zelfs is het niet quaad in dien ïiet hayr aan de hielen wat lang valt: IVjenmoet cok wel toezien dat de weeke zyden van den fcuyk niet te hard of fterk in een gedrongen, nog te flap of hangende zyn; want dit zyn twee feilen, daar weinig op gelet word, en nogtans van de uiterfte aangelegendheid zyn; want in het eerfte geval , het minfte dat zodanig een Paard werkt, zo word het machteloos, en by gevolg onbequaam om te werken; en in't twee- de geval zo loopt hy gevaar oin duyzelig en kort adenrig te worden, om dat de zyden te plat, en in 't eerfte geval om dat de zyden te rond Een Werk-Paard moet boven dien,gelyk men
«egt, dubbelde Lendenen hebben; dat zyn fter> ke
|
||||
Taerde-'Kooper en Stal-Mee ft er. %
ke Lendenen, van de Schoft af tot het Kruys
toe, op eene wyze dat men alle de Ledert van de Rugge-graad , door het gevoel kan tellen; Hy moet ook niet te lang van Lendenen zyn, want een Paard dat kort van Lendenen is, zal altoos veel fterker zyn, dat 't geen lange Len- denen bezit; ook moet men zorg dragen, dat men een Paard met lange Lendenen, nooit geen ïwaare laft moet doen dragen of het is in korten tyd bedorven. Wat de overige deelen aangaan, daar op word, in een Werk-Paard, zo naauw niet gezien, zynde deszelfs grootfte deugd, dat het fterk en gezond is. Een Koets- Paard moet, om parade te maken,
groot, (terk, vol vuur, en echter fyn en welge- maakt zyn. Een Chaife-Paard moet kleinder, fynder, vol
vuur, wel geformeerd in allen deelen, en ligt in 't loopen zyn, voornamelyk die tot hartdra- yen gedeltineerd worden. Die deeze zaake wel gade flaat, zal altoos
veel voordeel van een Paard konnen trekken; daar men zyn eigen vooideel verlieit en het Paard bederft, indien men een Paard gebruikt tot iets, daar het van Natuure niet toe gefchikt fchynt te weezen ; Om deeze redenen moet men, in 't koppen van een Paard, altoos be- dagt zyn op 't gebruik waar toe het gefchikt ■word, en dan in aanmerking neemen: Het |
|||||
A* M>
|
|||||
8 De Volmaakte Princelyke Hoef-SmW
II. HOOFD-STUK.
De gebreken y Ondeugden Ziektens en quaahri
tn '/ gemeen. IN 't koopen van een Paard moet men vooral
letten, op 't gezigt, en zorgvuldig onder- zoeken of het ook Maanziek is; want al had een Paard alle de voor verhaalde volmaaktheden, zo h het genoegzaam niets waardig indien het met dit gebrek bezet is; en nochtans worden veele Liefhebbers, hiervan geen grondige ken- niffe hebbende, daar door veeltyds deerlyk be- drogen. \ Om in dit geval niet bedrogen te worden, zö>
moet men op 3 zaaken naauwkeurig acht gee- ven; dien wy^ om de groote aaugelegendheid * (mogende geen Hoef-Smidt, Paarde Kooper, StaU Mijter, nog Liefhebber daar van onkuudig zyn) yder in 't byzonder zullen voordellen. 1. Moet men toezien wat tyd van 't Jaar het
is als men een Paard koopt; want is het in do "Winter en dat 'er Sneeuw legt ter plaatze daar het Paard vertoond en te koop geprefenteert word, zo gebeurd het veelmaals, dat de weer- fchyn die de Sneeuw veroorzaakt , zelfs aan kenders doet geloven dat het gezigt goed is, fchoou het niet deugd, indien het Paard, door de verkooper , op een voordeelige wyze ge- f)laatft word; en indien het zelve op een nade-
ige wyze gefteld is, zo zoude men hier door gelooven dat het Paard eenig gebrek aan het ge- ligt heeft, fchoou het zelve zeer goed is. 1, Ten
|
||||
, Paerde-Kooper en Stal-Meefler. p
É 2. Ten allen tyden moet men zorg dragen,
dat het Paard, welkers gezigt men zal exami- neeren , niet digt by een witte Muur (taat: Om reeden, gelyk hier boven gezegt is, na- demaal de weerfchyn van een witte Muur, zo wel als van de Sneeuw, ons een verkeerd oor- deel in dit geval doet vellen: Dit is de reeden, waarom een kender altoos zal befluiten, dat het gezigt van een Paard niet goed is, indien hy ziet dat een Paarde-Kooper zyn Paard te koop brengt ter plaatze daar Sneeuw legt, of dat hy het zelve (telt gekeerd met het Hoofd na een witte Muur; en zo men bevind dat zulks ge- fchied , zo moet men naauwkeurig op zyn hoe- de zyn. 3. Als het Paard, dat u te koop geveild word,-
opltal Haat, zo beveeld dat men het buiten de ftal leide : Als het Paard met de Kop in de deur gekomen is, (taande het Lyf uog geheel in de ftal, zo houd het aldus (taande, en exa- mineert zyn gezigt op eene wyze gelyk ik ia 't vervolg van dit Hoofd-(tuk zeggen zal; en, indien u als dan nog eenige fufpitie overblyft, zo doet het Paard ia de (tal te rug treeden ; (teld het dan in een duiftre plaats, en exami- neert het gezigt op nieuw door middel van een brandende Kaars, als wanneer gy niet al- leen op de grond van de Oog appel zult kon- nen zien, maar teffens het minfte vlakje in 't Oog zult konnen bemerken, en ontdekken op de grond van de Oog appel, door^het Chris- tallyn vogt heen , eenige kleine en byna 011- zichtbaare zwarte puntjes, welkers getal u aan- toonea zal, hoe veel Maanen die quaal al ge- - A j duurt |
||||
ïo D&volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
duurt heeft, boven dien, zo het Paard reets
blind is (gelyk zomtyds gebeurd al heeft het Paard nog zulke fchoone Oogen) zo kund gy zulks op deeze wyze ligtelyk bemerken, zien- de dat de Kaars geen indruk op het Oog maakt: Ook zult gy dan ontdekken of het Chriftal van 't Oog, zuiver en helder, dan of het dof is; In een woord, men kan nooit fecuurder te werk gaan, (om niet bedrogen te worden) dan dat men het gezigt van een Paard, in een don- kere plaats, met een brandende Kaars exami- neerd. De Maanziekte der Paarden, zynde een alge-
meene oorzaak der blindheid, kan men uit de navolgende tekenen kennen. , In het begin van deeze ziekte begind het Paard als te htiylen, en de Oogen te traanen; houdende het Paard als dan de Oogen veeltyds geflooten. Een t'aard kan ten allen tyden van deeze
quaai aangetalt worden : Onderlteld dat een Paard met het begin van de Nieuwe Maan , daar door word aangetaft,zo zal hy alsfchreien, of zyne Oogen zullen traanen, en hy zal de- zelve gefloten houden geduurende de eerfte da- gen ; op het eerde quartier zal het mooy be- ginnen te beeoeren: Ten tyden van de volle Maan zo ziet hy als te vooren; en op 't laatlte quartier is de blindheid en het traanen geheel •yerdweenen ; dog op de wederkoniït van de Nieuwe Maan zo begind hy op nieuw te traa- nen en blind te worden : Én den tyd van yder verloope Maan, of yder 28 dagen na dat die quaal begounen is, zo blyft 'er een klein zwart ftipie
|
||||
v Paerde-Keoper en StaUMeefler. n
(lipje op de grond van de Oog appel overig,
<lie vermeenigvuldigen na het getal der Maa- nen die zedert het begin van de quaal verloo- pen zyn; en zomtyds verlieft een Paard, dat door deeze quaal aangetair. word zyn gezicht met de derde, vierde, vyfde, zesde, zevende of acbtfte Maan : En nooit word een Paard daar door aangeiatt of het is uiterlyk met de negende Maan blind. De Paarde-Koopers, die zodanig een Paard
te koop prefenteeren , ten tyden dat deszelfs Oogen traaaen, laten niet na van voor te wen- den , dat de punt van eenig Hooy of Stroo in 't oog geraakt is, of dat het Paard zig geftooten en het zelve daarom niets te beduiden heeft : dog in 't gemeen zoekt men die Paarden te verkopen na de 20. dag , dat de Oogen, de eerfte of tweedemaal hebben beginnen te traa- nen, dewyl het gezigt dan goed is; dog indien men de bovenftaande voorzorge niet gebruikt heeft zo ontdekt men welhaaft bedrogen te we- zen. Een Maanziek Paard heeft altoos het eenc
Oog grooter dan het andere, en de Oogleden van onderen,dog voornamentlyk van boven ge- fronft, met kleine vouwtjes of Rimpels; waar- om men in 't kpopen der Paarden altoos moet toezien van geené aan te flaan, dan die glad van Oogleden zyh, als zynde een genoegzaam zeeker teken van een goed gezigt. De Veulens en jonge Paarden krygen deeze
quaal gemeenlyk door het al te fterk voeren, en het eeten van te veel Haver of ander Graan, waar door. de Vaten 3 die de Oogen voeden, gefor- ceerd |
||||
12 De volmaakt e Princelyke Hoef- Smidt,
ceerd worden: Ook is zulks veeltyds een ge*
volg van dat men de Paarden te jong bereid en doedt werken : Eindelyk is het zelve toe te fchryven aan het moeraffige, vogtige en al te vette Land waar op men de jonge Paarden en Veulens laat weiden : Aldus worden de befte Paarden, in een hoog, droog en fchraal Land voort geteeld en opgekweekt; want de vette en moeraffige weiden, veroorzaaken in de Paardea te veel humeuren, waar door ze een al te groo- te Kop krygeu, en het gezigt verzwakt word. Paarden van een zeeker foort van Hayr zyn
ook meer aan deeze quaal onderworpen dan an- deren; als daar zyn, d'Ifabelle, Witte, Gryzen en Gevlakten; dog die van ander Hayr zyn die quaal ook, dog zo gemeen niet,onderworpen; zelfs vind men Paarden, die in droge Landen zyn opgevoed , die nochtans deeze quaal onderwor- pen zyn; en, het geen droevig is, de fynfte- en fchoonfte Paarden zyn deze quaal het mees- te onderworpen; waarom men, in Paarden van hoogen prys, de bovenftaande precautien noot- zakelyk moet gebruiken , en kiezen zodanige Paarden dien de Oogleden wel geftrekt en na de Wynbraauwen een weinigje te zamen ge- trokken hebben; welkers Oogen niet te veel uitpuilen nog te diep in het hoofd ftaan; die de Oog appels helder en zuiver hebben , van de kleur als een Schalie of Ley, dat men ge- meenlyk blaauwe Oogen noemt; fchoon daar- om een andere kleur van Oogen ook wel goed kan wezen. De Broes of liever De Troes, is een algeme-
ne ziekte , en niet anders dan een zuivering vau
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meejler. 13
r'an de Natuur, die de onzuivre humeuren uit-,
werpt, gelyk door het Pokken en Mafelen der Kinderen gefchied: Deeze uitwerpfeJs gefchieden gemeenlyk door
de Neus; en zomtyds ontitaan daar door gezwel- len aan de Keel, of aan eenig gedeelte van het Hoofd. De Troes komt meenigmaal door het fchielyfc
drinken van al te kout water, of dat men een bezweet Paard in de koude laat (taan , waar door verkoutheid en verltoppingen ontdaan ; dog die men aanftonds moet zien te geneezen, zonder die te laaten verouderen wanneer ze ongeneeflelyk wordt, gelyk de ondervinding leerd. De Spatten, worden onderfcheiden in harde
of zagte Spatten, anders gemeenlyk Koespatten en Bhedjpatten genaamt en vertooaen zig aan de Beenen; ook zyn de Gallen, die onder aan dé Beenen doorgaans zig vertoonen, een foort van zagte of Bloed/patten wordende veeltyds veroor- zaakt door het doen van te groote force, dog veeltyds is het een quaal die de jonge Paarden van de oude overerven. De Steengalkn , die meeft altoos verborgen
zyn , doen mede veel quaad , en zo een Paard, zonder eenig toeval kreupel word, zo kan men valt (tellen, dat het door de Steengalkn veroor- zaakt word: dezelve komen voort, of uit de on- geftalte van het Bloet en de «Humeuren , of dat die Paarden door een onkundige hand en qualyk beflagen zyn. De Narent is een vuyl fpontieus gezwel, vol
{toffe en Materie, dat zich openende van eenhaït k,i ge- |
||||
14 De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
gezwel een Fistel Word: Deeze gezwellen ver*
toouen zich meelt altoos aan het Hoofd, en zom- tyds, dog zo gemeen niet, aan eenig ander deel vau het Lichaam. De Kreupdheid in de Berfl, die met verfcheide
benamingen genoemt word, moet in 't gemeen aan forceringe der Paarden worden toegefchreven, na maate dat die forcering dit of dat gedeelte van de Borlt het meelt getroffen heeft, zo ont- daan daar uit diverfe qualen , dog van een na-* tuur. De Drukking word meelt altoos veroorzaakt
door dien de Tuigen of Zadels &c. te wydofte groot zyn , waar door eene beweging en fcha* ving van den Huyt ontftaat. De Kramp in de Beenen , waar door een Paard
z.o ftyf word dat hy zyne Pooten niet verroe- ren kan, word gemeenlyk door koude veroor* zaakt. Ket Optrekken en krimpen der Senutven en Pee*
zen, is aan dezelve oorzaak toe te fchryven. De Gezwellen aan de Beenen komen voort uit
veelerhande oorzaaken , waarom men dezelve niet moet laaten verouderen, dewyl het dan een raadfel werd hoe die beft te genezen, door dien de oorzaak geheel onbekend is: En dit heeft ook plaats omtrent de gezwolle beenen. De Schyihakken ook wel Dtkke-bakken geöaamt,
die gemeenlyk van flaan of ftoten voort komen, konnen door fmeeren; in den beginne, gemak- kelyk geneezen worden; maar niet als die ver- oudert z\ n. De Dolle Kollen is een ziekte die door de bran-
deiidheid van 't Bloed omltaat, zo dat de brand ES
|
||||
. Faerde- Kcoper en Stal-Meefler. i$
Ba de HeriTenen vliegd , waar door het Paard
als dronken word, en zomtyds als half dood te- gens de grond geworpen word. De Koude - pis veeltyds genaamt de Louter -flal
word veroorzaakt door het eeten van Hooy of Voeder dat muf en befchimmelt is ; of door het drinken van brak Water, indien de Paarden zulks ongewoon zyn, 't geen een gedurige dorft. ver- oorzaakt. De Mok komt voort uit fcherpe humeuren ia
't Lichaam der Paarden, dog die zeer verfcheiden in zyn uitwerking is, moetende de eene op een zagte en de andere op een harde wyze behan- delt worden , gelyk in 't vervolg daar van de genezing word gehandelt, getoond zal wor- den. De Vyver ontftaat daar uit, dat een Paard,
zeer verhit zynde , door de koude bevangen word, zynde aldus een gevaarlyke verkoudheid. De Pleuris , komt genoegzaam uit dezelve oorzaak, en is een gevatte koude die een groo- te pyn en ontfteking in het Ribbevlies veroor- zaakt. De Pyn in de Buyk, ontftaat uit meenigvuldi-
ge oorzaaken, en is, voor de Paarden een ge- raarlyke quaal, daar men ten eerften by moet 2yn. . De Wormen, ontdaan meed uit flegt voedzel
en een verflymde maag, en verwekken iu de Paardcn; veel pyn en ongemak. - De Vervangêndheid word gemeenlyk veröof- 2aakt door dien men de Paarden, die verhit en bezweet zyn, te fchielyk laat danken en in de koude ftaan», . ......\.-. ,.......
t- 4 De
|
||||
1(5 De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
De Dampigheid ontftaat als men de Paarden uit
den Adem reid, voornamentlyk in drooge en Huivende Wegen, waar door de (tof in de Lou* ge-pypen en borft gaat zitten; ookontftaat deezc gevaarlyke quaal door het gebruiken van flegt en befchimmelt of verftikt Voeder en Hooy, waar door eenige verhitting of ontfteking in de Long veroorzaakt word. De Hoeft, is een foort van verkoudheid, die
in den beginne gemakkelyk genoeg te genee- zen is, dog verouderd zynde gevaarlyk word. Het Schurft is een befmettelyke ziekte, ont-
ftaande uit het bedurven bloed en fappen, en dat men de Paarden geen Voedfel geeft, maar hen in het Najaar, in de koude en Regen te lang in de Weide laat loopen. Het Longe- Vuyr, is mede een gevaarlyke en
befmettelyke ziekte; dog in foorten onderfchei- den, door de oorzaaken waar door het zelve .ontftaat, dat wel onderzogt moet worden, ge- lyk by de genezing zal worden aangetoond. De Valfche-J^uartkren is een gebrek dat aan
een of meer Voeten komt, en by veelen de ■ Hoorn-kiooJ genaamd word, makende een Paard kreupel. De Overhoef, is mede een oorzaak van kreu-
pelheid, en beftaat in een knobbel die boven op de Kroon van de voet komt, veroorzaakt door fchoppen en ftooten. De Breuk , is een gevaarlyke quaal, en ba-
neemt de fterkfte Paarden haar kracht ; wor- .dende door verfcheidt toevaüeu veroorzaakt,: De Droge-Hoeft of anders ook wel Droge- honge geaaamt, ontftaat uit dezelve oorzaa- ken |
||||
Pderde-Kooper en Stal-Mee ft ér. i-j
'een als de Dampigheid, doch is ligter te ge-
neezen. . De Klem is een van de gevaarlykfte en groot-
fte ziektens en quaalen die een Paard konnea overkomen, en antftaat altoos uit eenig Acci- dent, het zy zulks zichtbaar of verborgen is; en de meeste Paarden die daar door aangetaffc worden komen te fierven. De voornaamfte gebreken, ziektens en quaa-
len , die de Paarden onderworpen zyn, aldus kortelyk op genoemd hebbende , zonder ons met nog veele andere quaalen op te houden , die in 't Hoofd-ftuk der genezing zullen aan- gehaald worden , zo gaan wy thans over tot het. lti. HOOFÖ-SfUK.
Van de Fraayheid, Deugd en Gebreken
van yder Deel in V byzonder. DEwyl een langduurige ondervinditfg otlsi
geleerd heeft, dat een naauwkeurige ken- nis van yder deel, ons geheimen leerd, die no- dig zyn om een Paard met vermaak , nat ert voordeel te konnen gebruiken ; zo heeft ons zulks aangefpoort om van yder deel in 't by- zonder eenige korte aanmerkingen aan de nauw- keurige Liefhebbers mede te deelen. Het Hoofd, moet niet te groot nog te klein,-
maar met zwaare beeuen voorzien zyn, en voor al niet vle.ifig wezen; want Paarden die vleifig* Hoofden hebben zyn veele quaalen aan het ge^ zigt oaderworpeiii |
||||
18 De volmaakte Princelyke Hoef-SmUt,
De Ooren moeten klein, ftyf enfpitszynenon--
beweeglyk ftaan wanneer een Paard galopeerd of draaft ,• wanneer het een bewys van Vuyr en moedigheid is. De Neusgaten moeten open , wel gefpleten
en fris zyn, om het Paard gemakkelyk te doen adem haaien, vooral in het draven en galopee- ren. Het Voorhooft, van de Oogen na beneden tot
aan de Neusband wat invallende, is gemeenlyk een teeken van fterkte, en dat het Paard goed tot den arbeid en om te trekken zal zyn; dog in een Rypaard zoude dit een groot gebrek zyn, welkers voorhoofd niet te breed en egaal moet afloopen: Indien de Paarden niet Wit nog Grys zyn, zo behooren dezelve een witte Star voor het Hoofd te hebben, wordende de mangel daar van door meelt alle kenders, voor een groot ge- brek aangezien. De Oogen, moeten helder, levendig en vol
van Vuyr zyn, middelmatig van groote en niet te zeer uitpuylende met groote Oogappels: De holligheden moeten verheven en niet ingevallen zyn, zynde het laatfte eer. teeken dat het Paard oud of van een oude Hengfl voort geteeld is; en indien zig die tekens in hetgezigtvertoonen,zo- Word zulks voor een goed teeken by alle kenders gehouden. Men behoefd niet al te bekommerd te zyn al
heeft een Paard gefronfte Oogen en verheeve Oogleden, fchoon dit een gemeen teken van cenige quaadaardigheid is; want die Paarden konnen de meefte fatiguen uitftaan. De Bek of Mond moet middelmatig van wydte
|
||||
Taerde-Kooper en Sial-Meejier. ig
gefpleten zyn; het verhemelte niet te vleifig
en de Lippen dun : De Mond frifch en vol fchuym, zynde een teeken van een goede en gezonde gefteldheid , en dat het Paard niet li^c door het fterk loopen en arbeiden verhit word : Niet tegengaande dit alles zo vind men Werk- F'aarden, die liegt van bek, en nogtans zeer goed tot zwaaien arbeid zyn. De Hals van een Rypaard moet zeekerlyk fyn
en niet te Vet zyn ; maar de Hals van eea Chaife of Koetspaard mag wel wat dik en vlei- fig weezen , en indien dezelve regt is , zo maakt dit een fchoone vertooning voor eenie Rytuig. & De Borft van een Rypaard moet niet te breed
zyn, nogtans zo is het beeter dat de borft wat te breet dan te fmal is; want fchoon de breed- heid van de borft eenigzints de ligtheid van vo- ren beneemt, zo is zodanig een Paard des te fterker om zig van vooren op te heffen: Om deeze reeden is een Paard met een fmalle borft beft tot een Rypaard: Een Chaife paard moet wat breeder van borft zyn: Een Koets-paard moet altoos geen fmalle maar een geproportioneerde breede borft hebben. En Paarden die zeer breed van borft zyn, zyu goed om groote en zwaare laften te trekken. De Schouders moeten evenredig met de borft
Zyn; dog in een Werk-paard mag het geen quaad al zyn die wat grof; maar in andere Paarden die parade moeten maaken, is dit een groot gebrek, om dat alle die Paarden log of zwaarmoedig in 't loopen en gaan zyn. De Lendenen moeten altoos fterk zyn, het geen
B 2 men |
||||
2 ó Dé Volmaakte Prittcelyke Hoef-SmUt,
men zien kan, indien beide de zeide wat verhe-
ven boven de Rugge-graad zyn, het geen men een Paard met dubbelde Lendenen gewoon is te noemen; dit is ten uiterfte nootzakelyk in een Koets of Werk-paard.' . De 'Lyden van den Buyk moeten wat gedroa-
fen, en eer rond dan plat weezen, want een
angende buyk of die te naauw is, vertoond de zwakheid, en dat de Ingewanden geen genoeg- zame ruimte hebben, waar uit veele quaalen koa- nen ontdaan. De Buyk moet dan liever wat groot als klein
weezen , mits dat het geen zogenaamde Koe- buyk is, 't geen alle fraayheid in een Paard beneemd, zynde zodanig een Paard alleen goed tot werken. Het Kruys moet breed en rond wezen; Zelfs
moer die rondheid zig uitftrekken tot aan het bovenfte einde van de (taart toe, wordende on- der de ftaartriem op de wyze van een goot in twee deelen als gefcheiden, daar kenders zeer op gefield zyn. De Staart moet valt, fterk en zonder bewe-
ging zyn, wel voorzien met Hayr, zonder dat dezelve te hoog of te laag ftaat, 't geen beide het Kruys zoude bederven. De Voeten van een Paard moeten boven alles
goed en zonder gebreken zyn, als moetende de geheele zwaarte van het Lichaam dragen: Het is beeter dat de Voorpoöten plat ea breed, dan rond zyn , om dat de rondheid van het been voor een gebrek word aangezien, zo wel ftry- dig tegen de goedheid als feh.oonh.eid van een Paard,
|
||||
Paerde-Kcoper en Stal Meefter. 21
Paard , door dien zodanig een Paard, als het
eenig werk doedt, in korten tyd bedorven i.s. De Achierjle-pooten, daar omtrent heeft men
gade te flaan , dat de billen lang en wel van vleefch voorzien zyn ; ook behooren alle de buitenfte Muiculeu vleyfig, groot en zeer dik te zyn : Het is een gebrek indien de billen lynrecht neder vallen zodra men het Paard doet ftil ftaan, of dat men hem ophoudt, als zynde een teeken van zwakheid in de Lendenen of in de Kniefchyven: Echter behoefd men nooit zo zeer bekommerd te wezen voor de achter- lte, als wel voor de Voor-pooten, dewyl de eerde zo veel ongemakken niet onderworpen zyn als wel de laatlte; want het gebeurd dik- maals dat de achterlte pooten goed zyn, fchoon de voorite niet deugen. Het is ook een groot gebrek indien een Paard
te hoog of te laag op zyne Pooten is, moetende de hoogte van een Paard na de groote van zyn Lichaam geproportioneerd zyn, en hy vaft op zyn pooten ttaan. De Kleur van Hayr doet meede veel tot de
fchoonheid van een Paard, waarom wy van yder foort eenige aanmerkingen hier by voegen. Een Kaflanje bruyne VoS) oiRofachtig Paard'dat
wat na den roode trekt, is geefrimeerd, voor- namelyk als de Ppoten, Staart en Maanen zwart zyn :" Daar zyn veele goede Paarden van dit Hayr , fchpon dezelve gemeenlyk wat quaad- aardig vallen , als zynde galachtig en daarom vol Vuyr. Een Rosachtig- Paard van de kleur als Koehayr,
Biet \Vi"e Maanen, of van dezelve kleur als 't
B 3 Lichaam:
\
|
||||
Z z De volmaakte Princelyke Ho ef-Smidt,
Lichaam: Deeze Paarden vallen zo galachtig nog
quaadaardig niet als de voorigen; ook hebben dezelve gemeenlyk witte vlakken, ten teeken datze veel flegma hebben, 't geen niet alleen het Vuyr tempera, maar ook het beelt goedaardig en gehoorzaam maakt. Een Ligt-Rospaard, heeft meeft altoos witte
Maanen, en word weinig geacht, om dat ze gemeenlyk zeer zwak en teder vallen, als be- zittende te veel flegma, en te weinig Vuyr. Een Ros-Paard, of ordinaire Vofch, zyndc
niet ligt nog bruyn: Deeze kleur is by veele in achting; ook vind men onder die foort zeer goede Paarden daar men veel dienft van kan trekken. Een Bleek-Pcfch of Ziveet-Vofch, word zeer
geacht, voomarnentlyk zo de Punten van het Hayr en de Maanen zwart zyu: Men vind on- der dezelve Paarden van groote waarde. Een Donker Ros-Paardvalt meelt altoos zwaar-
moedig en gehoorzaam, waarom men die Paar- den , jong zynde , alles kan leeren wat men wil. Aubea, of Hayr van kleur omtrent als de bloe-
men van Perficken: Paarden die van deeze kleur zyn, vallen raar, en zyn gemeenlyk fyn, dog niet fterk; zy worden echter duur betaald , en worden veel gebruikt tot Rypaarden voor voor- name Dames. Een Kaflanje-Bruyn Paard, is het gemeende
zoort van Hayr: Ook bezitten deeze Paarden van Natuure de befte hoedanigheden van allen de andere. U&t-K«flanj(~Brujn 1$ zo goed niet, om dat
di»
|
||||
Faercle-Kooper en StaZ-Meefler. 23
die Paarden te veel flegma en geen vuyr genoeg
hebben. Goud-geel Kaftanje-Bruyti, is beeter ais het vo-
rige om dat die Paarden meer gal, en gevolge- lyk meer vuyr hebben. Donker-Kaflenje-Bruyn, komende naaft aan het
zwart: Deeze Paarden vallen galachtig en vol vuyr, onder dezelve vind men veele die quaad- aardig vallen. DcfVitte-Paarden, zyn weinig geacht, dewyl
meeft alle, die van dit Hayr zyn, luy vallen. Bruyn-Grys met Wit gefpikkeld, by na van de
kleur als een Spreeuw: onder dezelve vind men fchoone en zeer goede Paarden. Grys met zwarte vlakken: Deeze Paarden val-
len in 't gemeen zeer ligt, fnel, vlug en ge- fchikt, wordende daarom veel geacht. Grys met ivit gewolkt, is een gemeen foortvaa
Paarden, die veel minder geacht zyn als de voo- rigen, om dat zy te weinig vuyr hebben. Zilver- Grys vind zyn liefhebbers onder de
Rypaarden, dog zyn van weinig dienft, als be- zittende mede veel flegma en weinig vuyr en nog minder moed en fterkte, zynde ook zeer onderworpen om ligt fuotterig te worden. Ligt-Grys met wit gewolkt, Deeze foort is wei-
nig geacht, om dezelve reden. Pityl Grys, of Grys met zwart doormengt: De
Paarden van dit Hayr zyn veel fterker en moe- diger dan de voorigen om dat ze meer gal heb- ben. Bruyn-Grys is nog veel beeter; ook vind men
onder dezelve zeer goede Paarden. Rood-Grys is het befte van alten; onder dit
B 4 Hayr |
||||
24 D* volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
Hayr vind men uitmuntende Paarden, dewyl
deeze kleur een teeken van een gematigde ger fteidheid is, dewyl de gal door de flegma ge- temperd is: Deeze Paarden vallen gemeenlyk moedig, fterk, en goedaardig. Ifabeile-Verwige Paarden, zyn zeer geeitimeerd
voor Rypaarden, vallende fyn, wel gemaakt en vol Vuyr, onder dezelve vind men zeer fchoone Paarden van een hoogen prys. tVolfs-Hayr: daar van vind men twee foor-
ten , vallende de eene foort wat bruynder als de andere ; dog de bruinfte worden het meefte geacht als naad by de Ifabeile-Verwige komen- de. Git-Zwart, ook wel genaamd Meor-Zwart,
is het befte Hayr van allen: Onder dezelve vind men Paarden van allerhande Eigenfchappen, ee- uige die zeer goed en andere die gemeen en flegt zyn. Vuyl of Taai-Zwart: Deeze zoort is veel min-
der geacht, als zynde by de voorigen , noch in fchopnheid, nog in goedheid, geenzints te vergelykeu. Zwarte-Pooien is een goed teeken.
Kajlanje-Bruyne-Pooten is een nog beeter teeken.
Rosagiige Pootea, is meede geen quaad teeken;
dog deeze drie zoorten vallen altoos wit onder de knie, en zyn gemeenlyk zeer goede Paarden; dog rechte kenders zullen het meefte gefteld &yn op de geene die het minfte wit aan de Poor ten hebben. Porcelyn-,Verwige, zyn witte Paarden met al-
lerhande vlakken bezaayt: Dit Hayr is gezogc urn zyn zeldzaamheid j dog die Paarden vallen ge-
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. x%
gemeenlyk teder en zyn veele ongemakken on-
der worpen. Moot-Koppen, of Paarden van rofch of bruin-
achtig Hayr met zwarte koppen, Itaart en Maanen, en de punten van het Hayr zwart, 2,yn niet alleen om hunne ongemeenheid boven alle andere hoog geacht, maar worden met ree- den op een hoogen prys gehouden, om dat dit Hayr meeft altoos excellente Paarden, zoo van fchoonheid als deugd uitleverd, en daarom zeer gezogt zyn by Koningen en V orden, om de- zelve tot Koetspaarden te gebruiken. Zwart en Bruyn gevlakt is mede zeer goed:
want men vind onder dezelve veel goede Paar- den die fterk moedig en vol Vuyr zyn. Muys-Kleur, met een zwarte Itreep op de rug,
en onder aan de Pooten, worden mede veel ge- zogt; dog indien dezelve tefFens zwarte kop- pen, Maanen en Staarten,en de Hayren zwarte punten hebben, zo worden zy nog hooger als de Moor-koppen geacht, en daarom zeer duur betaald, indien dezelve zonder gebreken en wel gemaakt zyn. Tyger-paarden verfchillen van de Rood-gryzen
daar in dat ze kleinder van vlakken zyn; dog het is een algemeene Regel, hoe minder wit aan een Paard hoe beeter, daarom zyn de Ty- ger-paarden zelden zo goed als de Rood-gryzen j echter vind men onder deeze foort zeer fchoone Paarden,- en dit Hayr is geacht, om dat het zelve een fchoone figuur voor een Koets maakt. Dog dit is niet genoeg, maar een Liefhebber moet boven alles de kunfi verftaan, om de waa- fe ouderdom van een Paard anet zeekerheid te B $• ken- |
||||
2.6 De volmaakte Princefyh Hoef-Stnidt,
kennen, dewyl daar omtrent veel bedrog ge-
pleegd word. Een Veulen komt zonder tanden ter Wereld :
omtrent de veertien dagen of in zommige met de drie weken, vertoouen zig vier tanden, voor in den Mond; zynde eigentlyk de tanden daar de Paarden het gras mede afbyten. Een Maand of twee naderhand Zo krygen
zy vier tanden aan de zyden van de gezegde voortaudeu , wordende de middel of gemeene tanden genaamd: Deeze tanden blyven acht, tien en zomtyds
twaalf Maanden in deezen ftaat , als wanneer vier hoek tanden, naait aan de Middel-tanden, voor den dag komen, makende te zamen twaalf Tanden in 't geheel , zes boven en zes bene- den in de Mond, blyvende de tanden in dien ftaat, tot dat het Veulen twee of twee en een half jaar oud gewoiden is ; wanneer de vier eerfte voortanden uitvallen, komende in de plaats vier anderen die men Paardstanden gewoon is te noemen , zynde zeer gemakkelyk van de eerfte te kennen, dewyl de laatfte veel breeder, geelder en geftreeptzyn, van boven af tot aan het tandvleifch toe: Als het Paard drie en een half of vier Jaa-
ren oud is geworden, zo verwiffeld hy de vier middel tanden, en krygt vier Paardstanden in ëe plaats, zo dat een Paard op zyn vierde Jaar acht Paards - tanden en vier melk-tanden heeft. Met het vyfde Jaar vallen de vier hoek tan-
den uit, en hy krygt vier anderen in de plaats; co ter zelver tyd komen 'er vierKroon-tanden voor
|
||||
Faerde-Kooper enStal-Meefter. 27
roor den dag, zo dat een Paard op zyn vyfde
Jaar geen melk tanden meer heeft, houdende op een Veulen te wezen, en zyn Mond is voorzien met zeftien-tanden, als twaalf Paards-tanden en vier Kroon-tanden. Men moet echter aanmerken dat de beneden-
fte Kroon-tanden gemeenlyk het eerfte te voor- fchyn komen; en zomtyds duurt het wel drie of vier Maanden eer de bovenfte verfchynen; zelfs zyn 'er Paarden die in't geheel geen Kroon- tanden van boven krygen; waarom men voorna- melyk op de benedenlte Kroon-tanden agt geeft, zynde het zekerfte teken dat een Paard den ou- derdom van vyf Jaaren bereikt heeft, zonder te veel ftaat te maaken of hy nog melk-tanden heeft ofte niet, dewyl daar in veel bedrog gepleegd word. Want de Boeren en Paardekopers, om de Veu-
lens een Jaar ouder te doen fchynen dan ze zyn, trekken de Melk-tanden uit, als wanneer de an- dere tanden veel fchielyker dan na gewoonte voor den dag komen, en aldus doen ze het Veulen voor een vyf Jaarig Paard doorgaan, en toonen, om zulks te bevel Bgen, dat het zyne Melk-tan- den verwiffeld heeft. De Paarde - Koopers hebben nog een ander
bedrog; want zy trekken de Melk-tanden uit, eenige dagen voor dat het Paard te markt ge- bragt word, maakende aan de Kopers wys, dat dezelve uitgevallen zyn, en dat de andere ia weinig dagen te voorfchyn zullen komen, dewyl het Paard op zyn vyfde Jaar is. Daar is nog een ander bedrog, in dit geval,
dat zeer gemeen is: Men neemt een Hamer van eenig
|
||||
z 8 De volmaakte Princefyke Hoef- Smid f,
eenig hard Hout, waar men mede ter plaatzc
klopt daar de benedenfte Kroon • tanden uit te voorfchyn moeten komen, waar door een kleine hardigheid op die plaats van het tandvleefeh veroorzaakt word , om de Koopers te doen ge^ looven dat de Kroon-tanden op het uitkomen ftaan: Om dierhalven hier in niet bedrogen te worden zo moet men daar op niet vertrouwen, nog va(t (tellen dat een Veulen den ouderdom van vyf Jaaren bereikt heeft, of men moet zien dat de benedenite Kroon-tanden te voorfchyn zyn gekomen. Van het vyfde tot het zesde Jaar zo beginnen
de voorite tanden zig te vullen; en in de plaat- zen van de gaatjes die in 't midden waaren, zo blyft 'er op het zesde Jaar maar een kleine zwar- tigheid in 't midden over , en het Paard te^ kend dan niet meer als op de vier gemeene en hoektanden. Van het zesde tot het zevende Jaar vullen zig
de gemeene tanden; en van het zeevende tot het achtite Jaar worden de voorft-etanden ge-* vuld, even zo gelyk wy van de hoek-tanden ge^ zegt hebbeu, het geene vede Meufchen doedt felooven dat het Paard als dan niet meerder te-r
end , en dat men deszelfs ouderdom dan met geen zeekerheid meerder kennen kan om dat al zyne tanden gevuld zyn; dog dan moet men zyne toevlucht tot de Kroon - tanden neemen; Ten dien einde zo fteekt men de Vipger in de bek van het Paard, en wanneer men bevind dat de Kroon-tanden van boven puntig zyn en plat aan d.e zyden , met twee holligheden na binnen, zo kan men verzeekerd zyn, dat het Paard niet |
||||
Paérde-Kooper en Stal-Meeflef. 49
boven de Negen of tien Jaaren oud is; want vari
het elfde Jaar tot het twaalfde Jaar loopen die holligheden tot een, en maaken dan maar een holligheid uit; en op het twaalfde Jaar is die holligheid gevuld, en de punten van de hoek- tanden zyn dan afgefleten en rond geworden; en dan zet zig een hoogte van vleefch rondom de tand dat men de Kas noemd. Aldus is het gemeene gezegde niet waar,
dat men na het achtfte Jaar niet verzeekerd kan zyn hoe oud een Paard is , zelfs zyn 'er Paarden , die de Franfen Begu of Stamelaars, TwyrTellaars noemen, dewelke van haar vyfde Jaar af, alle Jaaren teikenen; anderen behouden tot een hoogen ouderdom die kleine gaatjes, holligheden en zwarte teekenen, daar wy van ge- fprooken hebbeu, zonder dat de tanden toelo- pen j ten minfte gefchied dit by zodanige Paar- den niet dan na dat dezelve zeer oud gewor- den zyn: Echter kan men met waarheid niet zeggen dat die Paarden langer teikenen als an- deren, want fchoon dit aan veelen zodanig voor- komt om dat hunne tanden, ter zelver tyd als die der andere Paarden niet gevuld worden, nogtans als men de kaffen examineerd, op eene wyze gelyk wy aangetoond hebben , zoo zal men onfeilbaar gewaar worden, dat die Paarden den ouderdom, om niet meer te teikenen, ge- pauzeerd zyn, en dat men veel behoedzaamheid moet gebruiken om niet in den ouderdom van zodanige Paarden bedrogen te worden. Aldus gebruiken zommige Paarde - Koopers
een loopje en bedrog , om een Paard, dat niet meer teikendt, te doen doorgaan voor een Paard, vau
|
||||
go Devolmaakte Princelyke Hoef-Smidt9
van zes of zeven Jaren. Ten dien einde wer-
pen zy het Paard tegen de grond om gemakke- lyker te konnen werken: Dan neemen zy een f teekyzer daar men been meede graveerd , en hollen de middel en hoek-tanden van binnen uit , dog de laatfte wat dieper als de eerden, en zy vullen de holligheden met korenten , zwavel en wat tarwe-meel; het zelve tot een papje onder een gemengt en met het yzer hard ingeftoten hebbende , zo branden zy het dan met een heet yzer, het geen twee of te drie maaien herhaald word, waar door die hollighe- den een natuurlyke zwartigheid aanneemen; maar de warmte van het yzer maakt altoos een geele kring rondom de holligheid, waar uit men zien kan dat die holligheden door konft gemaakt zyn: Om dit te bedekken, zo laaten zy die Paarden eenigen tyd op ftal ftaan , en wry- ven de lippen en het tand-vleefch met zout ge. mengt onder kruim van oud- bakken brood dat on- der een geftampt is, om de bek te doen fchuy- men , en die geele kringen aldus te bedekken; zo dat men in dit geval met groote omzigtig- heid alles moet examineeren; en nogtans wor« den de grootfte kenders zomtyds bedrogen. Dit dus verre ten dienfte der Liefhebbers af-
gehandeld hebbende, zo moeten wy nu over- gaan tot net. |
|||||
i
|
|||||
Paerde-Koopet en Stal-Meefter. 31
IV. HOOFD-STUK.
Van de tvyze hoe men een Paard moet
behandelen. (">Een Paard is in ftaat om zwaar werk te
JC doen of groote fatiguen uit te liaan, voor dat het den ouderdom van vyf of zes Jaaren be- reikt, en dat het veertig tanden in de Mond heeft ; namelyk twaalf tanden van vooren eo vier hoek-tanden, dewelke met vier en twintig kiezen of maal-tanden, het getal, zo van on- deren, als van boven, van veertig uitmaakt, fchoon veele nooit meer dan zes en dertig tan- den krygen. Indien een Veulen voorfpoedig groeid, zoo
zullen de Paarde-Koopers, die het te koop vei- len , het zelve voor twee Jaaren oud opgeeven, om dat 'er geen teeken in de bek is, om het onderfcheid van een of twee Jaaren te onder- fcheiden; dog is het een onderblyver van twee Jaaren oud, zo zeggen zy dat het maar een Jaar oud is; dog dit bedrog is gemakkelyk te ont- dekken, want een Veulen van een Jaar oud heeft nog hayr , dat ruuw, wollig , zagt en veel- tyds wat gekruld is, gelyk een jonge water- hond ; en 't Hayr van de Maanen zo wel al» van de ftaart fchynd wel als gehekeld of als losgedraaid touw te zyn; maar ais het Veulen twee Jaaren oud geworden is, zo is het Hayr verwiffeld en legt glad op het Lyf, en die krin- kels in de Maanen en Staart jya dan verdwec Oen. Een
|
||||
3 2 De volmaakte Princelyke Hoef-Smüi,
Een jong Paard moet eerder in eene fchraalé
dan al te vette en weelige weide gejaagt wor- den, ook moet men het zelve mager voeren ^ zonder het zelve te vroeg vet te willen maken, gelyk de Boeren doen die hunne Veulens vroeg zoeken te verkoopen; dog door de Vette wei- den en het te vroeg en fterk voederen vergaderen de jonge Paarden veele en quaade humeuren, die naderhand uitberften en dan oorzaak van honderden van quaalen zyn : aldus behoorden een Paard ten minden byna zyn volle groote ver- kregen te hebben eer men hem zoekt vet te maaken; dog om met nut de Liefhebbers een recht denkbeeld te geeven van de wyze hoc men een Paard moet behandelen , en zulks na den tyd van het Jaar moet gefchikt zyn, zo zullen wy met het einde van February of het begin van Maart beginnen, als zynde den tyd dat men de Haver, het gewoone Voeder der Paarden zaayt. Dit is des te noodzakelyker, om dat de onder-
vinding leerd, dat de onkunde of het verzuim hier omtrent veeltyds oorzaak van het bederf der befte Paarden is; daar een goede en verftandige wyze van handelen, de Paarden, fchoon, gezond en fterk maakt en veele quaalen kan voorkoomen j en men zoude met waarheid konnen zeggen, dat het verzuim der Stal-knegts en de weinige zorgdragendheid der Meefters, oorzaaken zyn van twee derde deelen der quaalen en gebre- ken die de Paarden gemeenlyk onderworpen zyn. Om dan met order hier omtrent te werk te
gaan, zo zullen wy de plicht vau iemant die Paar-*
|
||||
Taerde- Kooper en Stal-Meejier. 3 3
Paarden heeft, of voor dezelve zorge behoord
te dragen, kortelyk voordellen , en wel eer- ftelyk liet geen men behoorden in gereedheid te houden om nut en dienft van een Paard te trekken. Dagelyks moet men des morgens de Pooten
der Paarden examineeren: en zica of de Hoef- yzers wel en valt leggen, om de zelve anders na de Hoef Smit te, brengen, dewyl loffe yfers veel quaad konnen doen. Ook moet men zorg dragen, dat de Zadels,
Tuygen, Breidels, Hoofdftellen, &c. wel pas- fen op de Paarden ; want indien zulks te groot of te klein is , zo kan het een Paard beder- ven , en veele ongemakken aan dea Ryder veroorzaaken. Een Stalknegt behoorden met het aanbreken
van den dag op de been te zyn; en aanftonds het Oude nooy uit de Ruyf fchoon weg te doen ; en nieuw in de plaatze te doen ; ook moet hy de kribben fchoon maaken , en wel toezien dat geen vuyligheid en voor al geene Veeren van Lenden, Ganzen, Duiven of Hoen- ders onder het voeder der Paarden komt; want een Paard is een vies dier, dat zindelyk wil be- handeld worden om fris en gezond te blyven. De Milt en het oude ftroo weg gedaan en de
ftal of de plaats daar het Paard ftaat , fchoon gemaakt hebbende , zo geeft men de Paarden niets voor eerft dan Hooy en terwyl zy daar van e eten, zo moet de Stalknegt de Paarden, een voor een, buiten de ftal geleiden om dezel- Te in de opeue lucht te Roskammen. Dit gefcnied gemeenlyk in de ftal zelve;dog
C het |
||||
34 De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
het is zeer quaalyk gedaan, dewyl die ftof op
de andere Paarden, in derzelver Neusgaten en op het Hooy vliegd, waar door de eetluft van de Paarden benomen word; ook ftrekt dit bren- gen in de lucht tot een groote verkwikking voor de Paarden , die de geheele nacht op het dampige ftroo en heete Meft gelegen hebben, waar door de galaangezet, en het bloed verdikt en brandig word. Indien men wilt hoe nootzaakelyk het is, de
Paarden wel te beftellen en te havenen, dat de- zelve noodiger als eeten is, waarom wy dit niet genoeg konnen aaapryzen, men zoude on- dervinden dat een Paard wel gehavend , met weinig voedzel, fchoonder vetter en beeter zou- de zyn, dan door het zelve fterk te voeren en niet wel te havenen. Een Stalknegt, die bequaam, ftout en fterk
moet wezen, om een Paard na behooren te ros- kammen, zo moet hy de Roskam in de Rech- terhand en de Haart digt by het Kruys, in de Linkerhand vatten, en aldus met een ligtehand, de Roskam lugtig over alle de deelen van het Lyf laaten loopen, zo van achteren als van voo- ren; en daar mede zo lang voortgaan tot dat de Roskam geen ftof meer mede voert: Dit gedaan zynde zo neemt men een zagte borftel, om de loffe ftof, die op het Paard is blyven leggen, af te borftelen, zonder eenig gedeelte van het Lichaam over te flaan ; Waar na eenige Lief- hebbers met een zachte doek dit doen herhaa- Jen. Men moet dagelyks, na dat de Paarden, bui-
ten de Stal, wel geroskamt ea afgebwftcldzyn, |
||||
Paerde-Kooper en Stal- Meefter. 3 f
üaar dat dezelve wederom in de Stal geleid zyn,
een bofch ftroo ueemen,ter dikte van een Arm, dat men wat te zaamen draayt, en in 't water nat maakt: Met dit natte ftroo moet men het geheele Lichaam van het Paard overloopert tot dat men aan de Pooten komt, die men v^f of zes maaien daar mede moet wryven, dienende tot een openend middel en geevende of veroor- zakende eene vrye doortogt aan de dierelykc geeften, die tot de lugtige en fhelle beweging volkomen nodig zyn. Het is waar, dat dit wat veeltyd wegiïeefnd >
iVoornamentlyk indien men veele Paarden te be- ftellen heeft, wanneer eenige Stal-Meefters zig vergenoegen met dit eens Weeks te doen; dog een Liefhebber van Rypaarden en de Hardra- very moet zorg dragen dat dit dagelyks zonde? verzuim gefchied, als wanneer hy de heerlykc uitwerking daar van zal gewaar worden. Dit verrigt zynde zo neemt de Maanen kam
om zachtelyk het Hayr van de Maanen en de 'Toupet op het Voorhoofd te ontwarre, als me- lde van de (taart, zonder met geweld de Kamt jdaar door te trekken gelyk veele Stal-knegts ge- woon zyn te doen j en daar door veel Hayr uit- trekken, en dus de Maanen en Staart bederven* Waar na men de Paarden te drinken leid i en hen idan wat doet huppelen en fpringen om de door- jltraaling te bevorderen* Het grootfte gedeelte der quaalen , daar de
I Paarden door aangetaft worden, ontftaat uit het I drinken van flegt water: Ln alle water is (legt Jdat te ligt, te taauw, te koud, modderig en ! Tan een quaade lucht is. Indien men digte t>y C 2 een |
||||
3 6 De volmaakte Trincelyke Hoef-Smidt,
een zoete en heldere Rivier woond , zo kan
men niet beeter doen van, geduurende de Zo- mer, de Paarden met Regenwater te drinken, dog goed Put-water des Winters , dewyl het Rivier water als dan te koud is; daar het Put-> water des Winters warm en gevolgelyk zeer gezond voor de Paardeu is. Het Regen water is te koud en te ligt voor de
Paarden, en mag nooit gebruikt worden een wa- re de Paarden van jongs of aan daar aan gewend zyn , dog indien men geen Rivier heeft, zo moet men des Zomers de Paarden al meede met goed Putwater drenken; maar door dien het Put- water des Zomers koud is,zo is het beft het wa- ter eenigen tyd van te vooren wat in de Zon te zetten, om de al te groote raauwheid van het wa- ter te temperen. Het is waar, dat men gemeen- lyk hier weinig om denkt, dog een recht lief- hebber moet hier op gefteld zyn, voomamelyk omtrent Paarden van grooten prys en waarde: Maar Water van een quaade lucht, of dat on- klaar en modderig is, mag nooit gebruikt worden. Na dat de Paarden gedronken hebben , zo
feeft men aan dezelven de gewoone portie van
laver in de zeer wel fchoon gemaakte Krebbe. De Haver moet wel gezift en zonder ftof en fris zyn, waarom men dezelve ,eer men die aan de Paarden geeft, wel moet beruiken om zorg te dragen dat dezelve geen lucht van Katte eu Rotte-pis heeft, nog met Rotte-keutels bezet is, dewyl de Rotten fel op de Haver zyn, en de bovenftaande reukdeeetluftder Paarden beneemt. Drie maatje» goede Haver is genoeg voor eenig Paard. De
|
||||
Faerde-Kooper en S tal-Mee ft er. yj
De bovenflaande zaaken wel waar genomen
zynde, en men het Paard of de Paarden zal in- fpannen,zo moet men nogmaals toezien dat niets in Itaat is, op de Schoften, aan de Borft of Zy- den het Paard te quetzen, en dat ahes welfluyt en op het Paard paft, en alles gelykelyk draagt, 't geen veel gemak aan een Paard veroorzaakt. üen recht Liefhebber zal, van het Stal af,
nooit hard reiden, maar het Paard eerft op zyn afem van langzamer hand laaten komen , veel minder de Paarden met klappen van de Zweep en met hard fchreeuwen verlchrikkeu; en wan- neer tot aan eenige Plyfter-plaats naderd, of we- derom na de Stal toe reid, zo moet zulks lang- zaam en met bezadigtheid gefchieden, zonder Jien uit den afem te jaagen. Indien men op Stal komt, en de Paarden be-
zweet zyn, zo moet men niet nalaatcn hen met Stroo «f te wryven; want dit is het eerde daar men voor zorgen moet, na dat de Paarden op de Stal te rug gekomen zyn: Daar na neemt men wat Zeemelen, het geen
door nat gemaakt, en in de Kribbe gelegt word, waar op het Paard leggende te babbelen, ver- frift, de mond verkoeld en de eetluft opgewekt word , zonder dat dit eenig quaad toeval kan veroorzaken ; altoos niet, zo het water, waar mede de Zeemelen nat gemaakt is, niet te koud is: Indien men dit niet doed,by aldien de Paar- den fterk bezweet zyn, zo moet men zig niet verwonderen, dat de Paarden niet eeten willen , maar als druyloorende aan de krebbe ftaan, als wanneer veele onkundigen dezelven drinken geeveu , waar uit veele ongemakken ontdaan, C 3 ca |
||||
^ 8 De volmaakte Princeïyke Hoef-Smidt,
en het zelve is zomtyds van doodelyke gevol-
gen ; Maar door deeze nat gemaakte Zeemelen word de droogheid en fchraalheid der tong, die het eeten voor de Paarden onfmakelyk maakt, weggenomen ; waarom menfchen, die liefheb- bers van Paarden zyn, dit altoos zullen in acht ne- men ; en kan men op de weg, in de Zomer, geen Zeemel krygen, zo neemt ten miniten, in dierr gelyke gevallen, een hand vol gras in het water gedoopt, en laat het Paard daar op babbelen eer 'gy hem eeten geeft, om de mond te verfriffen en van ftofen vuyligheid te zuyveren, 't geen mede zeer goed is. Eenige Stalknegts, die meer inbeelding dan
Jienniffe bezitten, ziende de Paarden, die fterk geloopen of gewerkt hebben, zeer bezweet op de Stal komen , neemen te zamen gerold Stroo, niet om het zweet van het lichaam zagjes af te veegen, dat goed is, maar om de beenén fterk daar mede te wryven, en zy geeven voor, dat dit zeer gezond voor die Paarden is , zo voor de vermoeidheid als om denzelven te verkwik- ken , dog zy bedriegen zig grootelyks; want de Humeuren, in de beenen, zyn dan in volle be- weging» en die beweging word door dit wry ven piet alleen nog meer en meer aangezet, en de ftumeuren verdund en met de dierelyke geeften vervliegen, waar door het Paard geweldig ver- zwakt, en zómtyds bedurven word; zelfs heeft my cje ondervinding geleerd, dat de meefte ge- breken , die in de pooten ontdaan, aan het fterk W?yven der pooten ais de Paarden heet zyn, toe te fchryyen is, waar-om het zelve aan de Stal- knegts op zwaareftraffen. verboden moet worden. |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meejler. 39
Ik weet wel dat veelen, door vooroordeelen
ingenomen zynde , dit niet geredelyk zullen toeftemmen, voorgeevende dat men de pooten der Paarden niet te zindelyk kan houden.' Dit is de waarheid; dog men kan die net en
zindelyk houden zonder dezelve te forceeren gelyk de Stalknegts met hun fterk wryven, met hard en digt in een gedraayt Stroo doen; want, behalven de gezegde Reedenen, zo moet men bedenken , dat de Zenuwen en Spieren, in de pooten der Paarden, teederder en gevoe- liger zyn , dan in eenig ander deel van het Lichaam; aldus zal men bevinden dat een Paard, 't geen men bezweet zynde , met hardt, en fterk te zaamen gedraayt Stroo, gewoon is de pooten te wry ven, in 't korte Wennen en Ge- zwellen aan de benedenfte deelen der pooten krygt. Het is dan beft, zo dra een Paard bezweet op
de Stal gekomen is, met wat Stroo dat zacht, en niet te fterk te zaamen gedraayt is, het lichaam zagjes af te veegen, zonder aan de beenen te raaken , tot dat het zweet opgedroogt en de iterke beweging der Humeuren wat gefeild is. Het Paard aldus een halfuur geftaan hebbende,
zo neemt wat los, of weinig te zaamen gedraayt Stroo , en wryft de pooten zagjes af, zonder veel te drukken, het geen men met een zagte doek dan naderhand nog eens mag her haaien, wanneer het zelve, geen quaad, maar in tegendeel veel goed aan een Paard zal doen. Een Paard, onder dit zagt afwryven, wat natte
Zeemel gekaauwt hebbende, zo maakt deKreb-
be wederom fchoon} wat fris, gezond en frna-
C 4 - ke-
|
||||
40 Devolmaafoe Trincelyke tJoef-Smidt,
kelyk Hooy, of in de Zomer, Gras te eeten, waar
na men het zelve te drinken leid, en dan zyn behoorlek Voeder geeft; en wil men het Paard alsdan na de Weide brengen, zo mag men zulks vryely'k doen, zonder daar door het Paard aan het verkrygen van ongemakken bloot te {lellen , voornamelyk als het goed en warm weder is; maar men mag dit niet eerder doen, of meu loopt gevaar om een goed Paard in de grond te rui- neeren. Des Winters, of aangaande de Paarden, dien
men op Stal houdt, fhat voor al aan te merken, dat men voor al moet zorg dragen de Paarden van fris en verfch Stroo te voorzien; want zom- mige Stalknegts uit luyheid, en andere uit on- achtzaamheid , zondigen hier dikmaals tegen, en durven dan nog wel zeggen dat het Stroo, wat lang gebruikt, zo veel te beeter broey Meft word, dog dit is de rechte weg om, door het winnen van een Ituyver, een gulden te verlie- zen ; want men moet bedenken, dat dit oude Stroo, de pooten der Paarden zo brandigmaakt, dat het genoeg ïs om dezelve voor altoos te be- derven, ten miniten zo on titaan daar uit de mees- te ongemakken en gebreken, die de Paarden zo veelvuldig aan deeze deelen onderworpen zyn, dog die men voor het grootlte gedeelte zoude konnen voorkomen indien men het gezegde ob- ferveerden, de Stallen net en zindelyk hield,en de Paarden alle nachten fchoon Stroo gegeeven wierd. Het verfche Stroo heeft van natuure die eigen-
fchap dat het een Paard doedt pillen zo dra het daar op komt, maar als het op oud vuyl Stroo £ komt,
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. 41
komt, zo vergeet het Paard zyn water te lofen;
en nochtans is het niet te zeggen hoe veel goed het een Paard doedt, dat het kort na den arbeid, of dat het fterk geloopen heeft, komt tepiiTen, dewyl het hem zeer verkwikt, en de brand uit het lichaam affchiet. De pis, die dan afgaat , wanneer een Paard
vermoeid is, belet dat 'er geen verltoppingen ia de Krop van de Blaas ontltaat, gelyk door de brandigheid ligtelyk gefchied; ook komen door het opftoppen van de pis , groote quaalen en ongemakken in de Water-leiders , waar door zwaare ongevallen en zomtyds de dood ontftaat; want de Inflammatien zyn zeer gevaarlyk in een Paard. Wanneer een Paard des avonds op Stal komt,
zo is het de plicht van den Eigenaar; Stalmees- ter &c, het Paard zyne pooten een voor een te doen opligten om te onderzoeken of 'er niets aan de Hoeven manqueert, of de zelve niet te droog van buiten en te vogtig van binnen zyn, gelyk Paarden die in een vette Weide zyn op- gevoed , en deeze Paarden moet men de achter- fte zo wel als de voorite pooten examineeren, het geen niet noodig is ten aanzien van die Paar- den dewelke in warme en drooge Landen zyn opgebragt, die zelden ongemakken aan de ach- terfte pooten onderworpen zyn , waarom men daar voor zo veel zorg niet behoefd te dragen. Indien men bevind dat de Hoeven te fterk
drogen, zo moet men dezelve wel befmeeren, om dezelve te voeden en leenigtemaaken: Ook moet men toezien of de Yfers wel valt leggen, en met een Mes, de kleine {teentjes en 't zand, C 5- dat |
||||
42 Pe volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
dat door het loopen, onder de Yfers gefchoo-
ten is , daar uit doen , dewyl een Paard , na het lyden van veele ongemakken , daar door ligt kreupel word; en indien men bemerkt dat het Paard eenig ongemak daar door gevoeld, zo moet men het binnenfle van de holligheid der voet met Koemeft vullen , en een doek daar om binden, het geen veel verzagting ver-' oorzaaken, en de quaade gevolgen voorko- men zal. i.Een Liefhebber zal alle mogelyke zorge,op
reize zynde , voor zyn Paard dragen, daar al- toos by blyven ftaan, terwyl het Paard gevoe- derd word, zonder zulks op de knegts te laa- ten aankomen. Het is goed een Paard des morgens, middags
en des avonds , wanneer het eenigen tyd ftij kan bly ven ftaan, met Haver te voederen, maar indien men aanftonds voort moet , zo is het beft de Paarden Roggen-brood, dat oudbakken is, te geeven ; want onder het loopen kakken de Paarden de Haver uit, zonder daar bynaa eenig voedzel of kracht van te verkrygen, daar het Brood ten eerften verteerd , en dierhalven voed en verfterkt. Paarden, boven dé acht of negen Jaaren, die
fterk loopen of arbeiden , mag men wel wat Boonen onder de Haver geeven • zelfs oud Bier onder het Brood mengen, fchoon alle Paarden het zelve niet eeten willen, dog bet is anders, pp weg, een groote verfterking voor eude Paarden ; maar jonge Paarden die vuyrig van natuur zyn, zoude ik nooit raaden veel Boonen, pn oog minder opdrBier te geeven, dewyl het |
||||
Paerder-Kooper en Stal-Meejier. 43
zelve voor jonge Paarde» veel te brandig en
dus ongezond is. Men moet ook wel zorg dragen dat een Paard,
bezweet op Stal komende, niet fchielyk te drin- ken word gegeeven , maar dat men het eerft een goede wyl tyds laat liaan om te bekomen, en het dan drinken geeveu. Het is, datzommige Paarden, die men zulks
van jongs af aan gewend heeft, niet eeten wil- len voor dat zy gedronken hebben; en aan die Paarden doet het geen quaad ; nogtans doedt men voorzigtig, dat men hen geen al te koud water geeft, dat hy niet te veel drinkt, en dat de Stalknegt , terwyl het Paard drinkt , het Water met de hand roerdt. Daar is niets nadeeligers dan een Paard op
de Weg dorft te laaten lyden, waarom, als men zulks gewaar word , men hem aanftonds drin- ken moet prefenteeren , dog geen al te koud Water, en dat geftadig geroerd word , of daar men Zeemelen in gedaan heeft: Ook zal het drinken onder de weg, als men aanftonds voort reid, zelden quaad aan een Paard doen: dog in- dien een Paard fterk bezweet is, zo heeft de on-^ dervinding geleerd, dat 'er niets beeter,iu dier- gelyke gevallen is, dan wat Brandewyil onder Eet water te doen, het geen het Paard ongeloof- felyk verkwikt, door dien het verkoeld en de brand na buiten gedreven word; ook kan het water als dan geen quaad veroorzaken. Eindelyk moet men zorg dragen, dat aan de
Paarden geen ander dan tarwe Stroo gegeeven word, dewyl een Paard daar dikmaals van eet, en
|
||||
44 De volmaakte Trincelyke Hoef- Smidt,
en het Garfte en Haver Stroo zeer quaad voor
de Paarden is. Ook zyn de punten van het Garfte Stroo te
hard en te fcherp, waar door het kan komen te gebeuren dat die punten , zonder dat men zulks weet, in de keel blyven tteeken, waar dooreen geduurige hoen; ont(taat,zo dat men zoude zeg- gen dat het Paard aamborftig is, het geen zo lang duurt tot de punten van het Stroo los Telne- ten , die dan zomtyds een inflammatie in de keel nalaten, dat gevaarlyke gevolgen en accidenten kan na zig fleepen. Het Haver-Stroo, doedt dezelve quaade uit-
werking , ja, is nog veel fchadelyker om dat het zoeter is, waarom de Paarden met lult daar aan knabbelen , en het zelve met graagte ee- ten; ook heeft het Haver-ftroo die eigenfehap dat het de Paarden kort ademig en aamboritig maak1:. Als men boven dien toeziet of de Paarden
met finaak eeten en drinken, (want dit niet ta doen is het eerde teeken dat een Paard ziek zal worden) zo handeld men gelyk een waar Liefhebber betaamd: En nademaal wy, zo veel dit kort-beftek toelaat, de voornaamfte zaaken, waar voor men in dit geval te zorgen heeft, in dit Hoofd ft.uk nu voor gedragen hebben, zo gaan wy over tot het, |
|||||
V.
|
|||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. 4.J
V. HOOF D-S TUK.
Van de middelen om de Ziektens^ quaalen
en gebreken der Paarden weg te neemen
en te gewezen.
VAn de Oogquaalen: Deeze zyn verfcheiden
en komen gemeenlyk voort, of uit quet- fing, of uit zinkingen en uiterlyken toevallen. Wat de quaalen aangaan die uit quetfing ont-
ftaan, dezelve zyn gemeenlyk ongeneelTelyk, en de meefte Paarden blyven daar door blïnd, waarom het dwaasheid zoude zyn, eenig alge- meen middel daar voor voor te fchryven: Dit is zeeker, dat de Oog wonden, door zagte middelen moeten genezen worden; ook is het nooitquaad zodanig een Paard , voornamelyk zo het jong en vuyrig is, eenig bloed af te tappen, om te beletten dat de humeuren niet fterk na de won. den toefchieten ; maar indien men een Paard doet aderlaaten dat door zinkingen gequeld is, zo maakt men hem onfeilbaar fteeke blind. Zodra men bemerkt dat een Paard eenig on-
gemak aan de Oogen heeft, zo moet men hem de Haver onthouden als zynde dan zeer na- deelig; en dan voedert men hem met natge- maakte Zemelen , zonder hem eenig werk te laaten doen. Zet hem boven dien in een lug- tige hoek van de Stal, daar het niet heet nog Jcoud is , want beiden doedt daar aan veel quaad. Om de Cicatricen der Gogen te geneezen, zo
moet men wat fyn geltooten zout het Paard ia de
|
||||
46 De volmaakte Princelyke Hoef- Smidt,
de Ooren werpen, waar door veele van deeze
quaalcn geneezen zyn. De vliezen op deOogen geneert, met Saffraan,
Witte-peper, Sal-Armoniac, Sap van Mankop- pen, van yder een Once^ met Hoaich welge- inengt en onder een geltoten: dog het is goed dat men in den beginne gebruikt, VofTe - gal met Honich - gemengt , een weinig balfein en half zo veel geftoote Peeper , alles wel on- der een geftooten en gemengt; ook moet een Hoef-Smidt, of Paarden-Doctor, die zalve in gereedheid houden, om de groove humeuren, dewelke te zamen loopen en op een pakken, te geneezen: Deeze accidenten, die gemeen- lyk van veroudering outftaan hebben roodach- tige wortels: Deeze gezwellen zetten zich vaft in de Oogleden en maaken een Paard blind : Men moet die uitroeijen en geneezen met een yzer Inftrument of Haak , houdende het Oog zo vaft dat het niet kan beweegen: dan fnyd men het gezwel rondom los , en wafcht het zelve met een fponge in laauwe Wyn nat ge- maakt; den derden dag, na de operatie, legt men daarop vette kly een Oace, Pompholix een halfOnce, Iris twee drachmaas, en mengen het zelve te zamen met een genoegzaame quantityt Honich, waar door het in weinig dagen genee- zen word. De roode bloed-vlakken in de Gogen* geneert
men met het wit vau een Ey, Rofaat Öly en Seruys tot een dikke Salve gemengd, waar me- de men het Oog befmeerdt; dog in dit geval is het aderlaaten ook zeer goed, en tuffchen bei- de walt men het zelve met wat laauwe witte wyn,
|
||||
jPaerde^Kooper en Stal-Meefter. 47
wyn, en indien het in de winter is, met warme
Honich, is zeer goed. De gequet/le O ogen kan men veilig ondernee-
men te geneezen met Myrrhe een Once, een weinigje Saffraan, met water onder een fyn ge- ftooten , waar na men daar by doed drie On- een Meel, dit alles laat men te zamen kookeu tot eene zalve, die op het Oog word geappli- ceerd, daar door worden veele quetfuuren ge- neezen, dog indien de quetfing in 't gezigt is, zo blyft het Paard blind, men mag doen wat men wil. Voor Maan-Oogen gebruikt men wel Kaasjes
bladeren, met eens zo veel Wynruyt, dat ze ftampen en in een genoegzaame quantiteit oude Meede kooken: dit ouder Lynkoekenen kruym van witte brood gedaan en tot een Pap gemaakt, daar men wel wat Sal-Armoniac op Itrooid, en op het Oog gelegd, is niet quaad, in 't begin van de quaal gebruikt. Eenige gebruiken alleen een doek in Brande-
wyn natgemaakt, en geduurig herhaald om de Brand uit te trekken: Andere gebruyken alleen Roofewater. Zommigen neemen Oly van zoete Amandelen
met vyf doyren van Eyeren, een half pond Saf- fraan , een vierde deel loots Kampher met kruym van witte-brood; dit warm op het Oog gelegd is goed bevonden. Dog men mag voor de Maan-Oogen gebrui-
ken wat men wil, de ondervinding heeft ge- leerd, dat die zelden dan door een Operatie ge- uezen worden, en, dan moet men zulks deeerfte of
|
||||
48 De volmaakte Pi incelyke Hoef-Smidt,
of tweede Maan doen; want na de derde Maaa
is het reets te laat. Van de Gezwellen der Paarden : Indien de
zelve door fchoppeu, Haan en ftooten met ge- weld veroorzaakt zyn, zoo neemt men fyn ge- ftooten Kalk, wel gemengt met Oly van Oly- ven en witte Wyn van yder evenveel, tot dat het een Zalf je word, dat men dik op het ge- zwel fmeerd; ook neemt men tarwe Meel met Wyn Azyn en een half Once Manna gemengt, is mede zeer goed. Andere neemen vier pinten, Moer van Roode
Wyn, een pondSeep die men in het Huyshouden gebruikt, twee ponden Honich en wat Kam- pher, 't geen gekookt tot een Zalve, en op het gezwel gelegt, goed bevonden is. Aluyn een half vierendeel loots , een pond
Paarde pis en een lood bloem van Swavel, dat men tot een zesde deel laat verkooken, wanneer men het gezwel verfcheide malen des daags daar mede beftrykt,waar door veele gezwellen, door ftooten &c. veroorzaakt, geneezen worden. Als een Paard Aconit of eenig vergiftig kruyd
onder het gras gegeetep heeft, zo ziet men dat het Paard duyzelig word , en ter needer vald als of het de vallende ziekten had, en men ziet dat de Spieren zig te zaamen trekken , waar na onfeilbaar de dood volgd, indien men het Paard geen fpoedige verligting toe brengt: Dan moet men het beeft ten eerften doen ader-
laten ; ook neemt men zaat van wilde Piter- cely fyn geftooten en met goede oude Wyn ge- mengt, het geen men het Paard doedt inzwel- gen,
|
||||
Paêrcte-Koo.per en Stal- Meefter. 4 9
gen, waar na het ten eerden verligting zal ont-
fangen. 0e liefen van een Paard gequetft zynde, waar
door een gezwel ontdaat, zo dat het Paard niet kan loopen, worden aldusgeneezen : Men laat het Paard in de Stal rulten, en men dooft het gezwel, daar op leggende een fponge in heete AVyn nat gemaakt, die met Geyte-Vet befmeerdt word waar op men Siroop en wat uitgebrande Vitriool doed, die in Wyn-Azyn ontbonden is, zynde zeer goed bevonden. De wonden door het dryken veroorzaakt ^
ontdaan wanneer de achterfte poot van een Paard de hiel van de voorde poot raakt in 't loopen; of dat die door een ander Paard veroorzaakt zyn, waar door het Paard gewond, een gedeelte van de hiel weggenomen word, en het zelve niet al- leen derk bloed, maar ook het Paard nootzake- lyk kreupel maakt* Dit ongeval moet een Hoef-Smidt, door het
voorzigtig en wel leggen der Yzers zien te voorkomen; dog als men ziet dat het Paard op deeze wyze gewond en kreupel geworden is, zo wad men de wonden aaudonds met warme Wyn-Azyn , waar na men daar fyrt gefloote Zout en Peper op legt. Dan maakt men eene zalve van Kaarsfmeer , Azyn en het wit van Eyeren, wel door een geflagen, het geen" op de wonde gelegt en met een doek bedekt word, en dan is de wonde gemeenlyk in een dag of twee geneezen. Laat deeze wonde veroorzaakt zyn waar
door het wil, ja al was die nog zo diep, en al zat de zelve vol fteentjes en zand , zo kan • D men |
||||
jo De volmaakte Princelyke Hoef-SmiJt,
men die fecuur met de volgende balfem gene-
zen. Legt in een nieuwe aarde pot een (tuk geel-
harft, de groote vau een Hoender Ey; dit op een middelmatig vuyr gefmolten zynde , zot» doet men daar evenveel geelwas by ; dit al meede onder het Hard gefmolten zynde zo werpt men daar inne een half pond Varkens Reutel , die gefmolten zynde, ouder op de rond van de pot gaat zitten , doedt 'er dan y een halve Once Honich, die men al mede onder het voorige Iaat fmelten , waar na men daar een half pond gemeene Terpentyn by doedt ; Dit alles laat men te zaamen zagjes kooken en met een ftokje omroeren tot dat de Terbentyn onthouden en met het overige vol- komen vereeuigt is, waar na men de pot van het vuyr afneemt: dan doed men daar by twee Oneen fyn gemalen Kooper-roodt, dog moet zeer, fyu zyn; dit wederom welomgeroert zyn- de , Zo laat men alles nog twee of drie wellet- jes opkooken: Van het vuyr afgezet zynde zo doedt men het door een Zift, het dikke weg werpende en het doorgelopene bewarende, om hetzelve in tyd van nood te gebruiken. Alle Hoef-Smidts, Paarde-Koopers en Stal-
Meefters behoorden deeze koftelyke balzem in- {gereedheid te houden, want dezelve is niet al-
een goed voor de bovengaande, maar voor alle wouden der Paarden, zelfs is zulks een onbetaal- baar Hulpmiddel voor Menfchen die zig zwaar gebrand hebben, dewyl niets de brand beeter uittrekt, de wonien zuyverdt en geneeft dan deeze heerlyke balfem. Deezc
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Mcefier. 51
Deeze balfem is uitgevonden door den be-
roemden Paarde Meefter Grej, en door ons en andere Liefhebbers en Kenders, by ondervin- ding extra goed bevonden. Het is waar, de Heer Grey fpreekt van geen Koper-rood, dog wy bevindende dat die balfem de wouden wat al te fchielyk zomtyds genas, zonder dat de- zelve , na myn gedagten , fchoon genoeg van binnen gezuyverd was, zo Iieb ik daar voor zorge gedragen , door het by voegen van 't Kooper- rood; en nu is de balfem, door de langduurige bevinding zo puyk bevonden dat niemant, die Paarden houdt , dezelve ontbeeren kan: Want neemt men in diergelyke gevallen zyn toevlugt, gelyk veele Hoef-Smidts doen, tot de Mercu- rius , Vitriool en Koeper-rood , zo duurdt de geneezing eenige Maanden, waar na men ge- meenlyk bevind , dat het Paard in de grond bedurven is, dog door deeze extraordinaire bal- fem kan men alle wonden fecuur en fpoedig ge- neezen. De gezwellen aan de borft der Paarden te-
gen over het Hart, kendt men als zig aldaar eenige dikte vertoond, wanneer het Paard de kop laat hangen, zwaare hartkloppingen krygt, en druiloorig word : Deezen teekeus wordeo dikmaals door een heftige koorts gevolgt dewel- ke het Paard ongemeen afmat, waar door hy zomtyds zo zwak en flaauw van Harte word, dat hy ter Aarde nedervaldt: Deeze quaaliszeer gevaarlyk, en indien men dezelve niet aanflonds weg neemt, zo flaat de quaal na bianenen word ongeneesbaar. Zo dra men zodanig een gezwel of dikte be-
D 2 fpeurd, |
||||
jz De volmaakte Princelyke Hoef-Smidf,
fpeurd, moet men het Faard fpoedig een Lave-
ment doen zetten, te zaamen gefield uit twee pinten water, twee handenvol Gerft en twee oneen Sal-policreft: Dit een quartier uurs teza- men gekookt zynde zo giet men het zelve door een doek, waar na men een halve pint Koepis daar onder doedt, met een vierendeel pond ver - fche Booter: Dit kookfel doet men het Paard tweemaal daags gebruyken tot dat het geneezen is: En om te beletten dat het fenyn, 't geen in 't gezwel verborgen zit, het Hart niet aantaft zo neemt men een Schoenmakers Elft, waarme- de men het gezwel dooriteelct, waar na men een klein Itukje Nieswortel, Elkborus, in het gaatje fteekt, en alles met verfche Booter bezmeerd, daar zommigen wat Althéa-onder doen: Veele Paarden zyn, door dit middel, van deeze ge- vaarlyke quaal, in weinig dagen geneezen ge- worden , die zonder het zelve verloren geweelt waren. Terwyl men deeze Remedien gebruykt zo is
het goed het Paard van tyd tot tyd zig wat te doen bewegen om de doorltraaling te bevorde- ren , en de natuurlyke warmte te vermeerderen, die het quaad na buiten dryft. De gezwolle klieren aan de Gorgel van een
Paard, waar door het ademhalen verhinderd word: Deeze quaal ontitaat gemeenlyk om dat men de Paarden te drinken geeft, terwyl zy zeer heet en bezweet zyn, of dat men dezelve in de kou- de, togt, en ongedekt op Stal zet, zo als zy verhit van het loopen of van den arbeid komen; waarom het zeer goed is, de Paarden, die fterk zweeten, en verhit zyn, eer men ze op Stal zet,
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Mee fier. 53
Zet, in een matige beweging te houden, tot dat
ze wat bedaard zyn: De tekens van deeze quaal zyn, als een Paard zig legt te wentelen; zig ne- der legt en dikmaals wederom opftaat,toonende daar door eenige benaauwtheid te gevoelen. Men neemt dan een Nyptang,gelyk deHoef-
fmids gebruyken, daar men de gezwolle klieren inede vat: dan flaat men die met de Heel van een Hoef hamer, tot dat men oordeeldt dat dezelve genoeg gekneuft zyn: Ook wryft men die harde klieren wel met de handen tot dat men gevoeldt dat dezelve zagt worden. Dit alleen kan be- Suaam zyn om die te geneezen zonder dat men
ezelve behoefd te openen, ten waare dat die klieren zo groot, hart en fterk gezwollen wa- ren dat het Paard gevaar liep van te flikken, wanneer men die aanftonds moet openen, om het Paard zonder uitftel verligting toe te bren- gen. Deeze gevaarlyke gezwellen aldus verzagt ofte
geopend zynde,zo moet men het Paard aanftonds onder de tong doen aderlaten, en naderhand de bek met Zout en Azyn wel wryven; ook is het goed, Zout en Water in de Ooren te fpuyten, en de Ooren dan zeer fterk te wryven, om de dierelyke geeften te doen doorftraalen. Dit gedaan zynde, zo maakt de navolgende
drank: Neemt twee bande vol hennipzaat, fyn geftooten, en mengt die met een pint witte wyn, daar men twee gerafpte Notemuscaten onder doedt met zes dooren van Eyeren 't geen men alles wel onder malkanderen klopt : Dit doet men het Paard inflorpen, en laat hem een half uur zagjes wandelen, waar na het Beeft genezen D 3 is, |
||||||
J4 De volmaakte Princelpke Hoef-Smidt^
is, ten waare deeze gezwellen zeer verouderd
waren. Anders neemt mendulle Kervel, fyn geftoo-
ten, daar men grof /-om in doedt, en dan het zelve door een doek uitwringt, en dit aap in de Ooren van het Paard fpuyt; het dikke, of de droefem legt men op de klieren, en men doedt het Paard geduurig bewegen. De puitten, die op de tong van een Paard ko-
men , zyn niet alleen zeer ongemakkelyk maar dikmaals ten uiterfle gevaarlyk; en beletten het drinken; dog om dezelve grondig te geneezen %o moet men dezelve, met een ichaar afknip- pen, zo na aan het vleefch als zulks mogelyk is, waar na men het zelve met Zout wryft, en dan geneeU het van zelve. Om de quetfuren van de Rug en Rugge-graad
te geneezen zo legt men daar op gecalculeerde Oefter-fchelpen, en men geeft het Paard,onder éc Haver , fya gehakte waal of fmeerwortel te eeten. De quetfuren in de borft, worden door veele
geneezen met groen Koper-rood , Vitriool en Aluin , Azyn en Hoi'ich onder een gekookt tot een roode Zalve. Groote gaten en quetfuren in de buyk, naayt
men toe, waar na men de bovenftaande Heer- lyke Balfem daar op legt; en indien meneenige Inflammatie of ontdeeking befpeurd , zo wart men het zelve met kryt in water geflnolten. Indien de darmeu uit de wonden komen, zo
moet men dezelve niet aanraken, maar die met een Sponge in warm water gedoopt, na binnen brengen, en wat ftyf drukken om te verwar- men : |
||||
Paerde-Kooper en Stal- Meeftet. y y
men: Zo de wonde niet groot genoeg h om de
darmen in te konnen krygen, zo moet men het gat verder openen ; dog indien de inwendige deeJen gequetft zyn, zo is 'er weinig hoop van § enezing, voomamelyk niet indien het Paard
loed door den afgang looft. De wonden aan de knien zyn, volgens het
gevoelen der ervarenfte Meefters, het inoeije- lykft te geneezen, om dat daar weinig vleifch aan is en een dunne huyt op zit, gelyk over al cp de pooten , waarom men dezelve moet genezen met fterk opdroogende Medicamenten ; maar de geneesmiddelen om de wonden in vlecfige deelen te geneezen , moeten niet te fterk op- droogen. De wonden, die door Diftelen en Doornen
veroorzaakt worden, zo dat het Paard maar lig- telyk gequetft is. Daar op legt men Honich en Kaarsfmeer, on-
der malkandereu gefmolten ; en als de wonde wat grooter en zwaarder is, zo gebruikt men Terpentyn en heete Raap Oly. Eenigen, om het geen in de wonde mogt heb*
ben blyven fteekeu, daar uit te doen komen, of om de wonde te genezen leggen alleen heete of kookende Seruys 'er op, wanneer het geen in de wonde fteekt zig ten eerften zal ontdekken, dat men als dan daar uit moet trekken , ftekende gemeenlyk tuflehen de voet en de hoeve; wan- weer dit daar uit getrokken en de wonde met heete Brandewyn wel gezuiverd is, zo doet daar in een weinig van onze voorgenoemde wonder- baare Balfem, en 't is in korte geneezen. Heeft wen die Balfem niet ia gereedheid, zo
D 4 neemt |
||||
jfó .De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
neemt men Kaars-fmeer, Terpentyn en Wafck
onder een gefmoiteu, en dit warm in de won-i de gegooten , ten einde het Medicament de grond van de wonde te doen raaken : indien men dezelve wat diep, vervuyld of gevaarlyk vind , en ze nogtans klein is, zo doedt men bett die wonde wat verder te openen om de- zelve wel te zuyveren , want anders zo zoude men het Paard, in plaats van te geneezen, in de grond bederven , dog een wonde wel ge- zuiverd zynde geneeft des te fpoediger. Daar zyn verlcheide fcorten van uitmunten-
de Zalve , die ligt gereed te maken, en daar men allerhande wonden der Paarden ligtelyk mede geneezen kan: By voorbeeld. De vooruaamite Paarde-Meefters in Italien,
gebruyken daar toe Zout, Boter en Honich, dat zy op een langzaam vuur tot eene Zalve laaien fmèken. De Spanjaarden gebruyken witte Wafch , Ter-,
pentyu, Oly Rofaat van ieder een ooce , daar zy twee ouce Boonemeel onder doen, en dit tot een Zalve laceu fmèken en kooken; dog an- dere gebruiken alleen Kampher en Terpentyn yan ieder een once, daar zy een pond Oly van Qlyven in doen, 't geen zeer goed is. De Duitfers gebruiken veel een te zamen ge-
fleld Poeder van Wierook , Maitic , Myrrhe, Harfl: daar men de Strykltokken mede bcfrneert, geel Oprement, Galnoten, gebrande Harshoorn van ieder een ouce,en te zamen tot een Poeder gemaakt; dog de ondervinding heeft ons geleerd, dat dit Poeyer beeter is omeengezuyverdewon- {je op te droogen, dan om vleeüge wonden in |
|||||
.................. ..__.....
|
|||||
Faerde-Kooper en Stal-Meejïer. 57
de grond te geneezen, waarom men moet bedagt
zyii hoe in deeze gevallen te handelen,en zigte reguleeren na de plaatze, alwaar men de won- de en quetfuur vind, en zien of die plaatze Zenuwachtig of vleefchagtig is, want de eerfte moet door fterker opdrogende middelen genee- zen worden dan de laatfte. Een pees of zenuw by na afgefneden zynde,
zo moet men dezelve, om des te fpoediger te geneezen , geheel affnyden, en gebruiken dan eenig Defeniïf om het loopen der humeuren te beletten. Eenigen gebruiken ten dien einde de baft van
Olmboomen, met de grondfop of de Droefem van Oly van de Üly ven, dat zy te zamen tot op een der- de laaten verkooken, zo dat van de drie ponden maar een pond overig blyft, daar men dan twee once lange Ariftoloche of zo genaamd Sarrafyns Kruyd ondermengt, met vier oneen Bokke-vet; men moet alles zo lang te zamen laten kooken tot dat het hard word wanneer men het op een (ken uitgiet. Dit warm gebruikt, zal de afgefnede pees of Zenuwe in 't korte geneezen. Voor het loopen van 't Zenuwater uit de Ze-
nuwen en pezen, zo moet men dezelve ftooven met Oly, Wyn en Honich, wel door een ge- kookt, waar na men daar ua eene Zalve daarvan maakt, met het bydoen van de Wortel vauVlier- boomen, Honich en d'Althea. Jndien de Zenuw gekneusd is, zo moet men,
volgens het gevoelen van den vermaarden Vicinus certt onderzoeken , met wat Inftrument zulks gefchied is, indien het met een Hamer is.gefchied, %o moet men tot de verrotting en draging ko- D 5 men.j |
||||
5" 8 De volmaakte Princeïyke Hoef-Smidt,
men; maar indien 'er geen kneu/ing by is, en.
't nogtans eene Contufie is, zo neemt men de- geftrve of verteerende middelen. Le kreupelheid is een van dé gemeenfte quaa-
len, dog waar door het befte Paard van weinig of geen waarde word,en buiten nut en gebruyk geraakt: En dewyl meeft alk Paarden dit gebrek onderworpen zyu,zo zyn wy, om het belang der Liefhebberen verpligt, die quaal wat breedvoe- rig te verhandelen; en op zyn tyd te fpreeken van de veelvuldige oorzaken der kreupelheid , de- wyl ieder op eene by zondere wyze geneezen word. Dit gebrek moet men kenuen door het gevoel,
dewyl een Paard niet verdragen kan, dat men ter pLatze drukt, daar de quaal verborgen is. Indien de quaal boven de Hoefis, outftaandc
door eene vergadering van Humeuren, zo kan men die door wryvinge doen verdwyuen ; en dit niet willende gelukken, zo maakt men eene iufiiyding in de bovenfte huyd. Is de zelve in de Hoeve zo is men genootzaakt
dezelve zagjes te openen, en dan ftooft men die met oude pis, daar men Zout in heeft laaten fmelten; waar na men de wonde met een liane doekje of fponge wel zuyverdt: dan befmeerd men het zelve met Kaarsfmeer, daar men een heet yzer boven houdt, om het fmeer door die warm- te diep te doen indringen. Zo het ongemak daar door niet verdweenen is, zo zal men bevinden diit het in een Etterbuyl is veranderd, die vol , waterachtig vogt zit en zomtyds hardt en ook wel zagt is. Dit gezwel moet men met een Lancet of
Scheer-
|
||||
Faerde-Kooper en Stal-Meefter. 59
Scheermes rontom openen , en de wonde wel
zuyveren, waar na men het zelve verbind met oude Oly, Honich en gemaale Duyvels-brood; en eindelyk legt men daar op doorgefnede Vy- gen. Indien de krcupelheid ontftaat uit pyn in de
Zenuwen of pezen, zo moet men de knien, de fchyven en de beenen wryveu met Oly en Zout; dog men moet langduurig maar niet te hardt en met een leenige hand wryven. Zo de knien gezwollen zyn moet mei dezelve
ftooven met warme Wyn-Azyn; dan legt men daar op geftoote vlaszaad, nat gemaakt met wa- ter en Honich; of men wryft de knie zagjes met een Sponge, in kookend water eerft, en daar na in Honich gedoopt: Indien zig eenige ftoffe openbaard, zo legt men daar op Zuurdeeg, of gerfte meel nat gemaakt met oude Wyn, wa- ter en Honich, dat alles ongemeen verzagten zal: Het gezwel ryp geworden zynde zo opend men het zelve zagjes met een Scheer-mes en ge- neef t het gelyk gezegt is. Wanneer men ondervind dat een Paard, met
de voorlle of achcerfte poot verder voor uit treed als met de anderen, zonder daarop als te durven rullen; als men ziet dat zulks niet door het be- flaan of vernagelen ontftaat, en men eigentlyk niet kan ontdekken waar aan de kreupelheid is toe te fchryven, zo moet een Liefhebber en kender, tot het navolgende , zyne toevlugt ne- men. Neemt de nodige hoe veelheid van eenige
Moeskruiden, als Salade, Kool of Rapen, die het befte zyn, kookt die in 't water tot dat ze gaar
|
||||
6o De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
gaar zyn; en drukt 'er dan het zap uit. Doedt
dau die uitgedrukte Rapen of Moeskruiden in een pot, en doedt daar drie of vier Once Ver- fche Reufel of Boter by; Als dit wel te zamen geftooft is, zo flaat men dit zo heet zulks moge- lyjk is, om het been of poot, men windt 'er een doek omen laat het zo zitten tot des anderen daags des morgens: "Wanneer de Hoef■ Smidt, komende om het yzer af te trekken, bevinden zal dat de hoorn zagt is geworden ; en als hy dan de hoef en zool van het Paard met zyn Veegmes afiteekt, zo zal hy aanftonds konnen ontdekken of de kreupelheid ontltaat om dat het Paard vernageld is, dan of hetzelve alleen aaji eene vertreding of kneuzing is toe te fchry- ven. Is het Paard vernageld , of dat een fcherp
Iteentje, itukjes glas &c. in het leven getreden is, zo moet men het gequetfte deel met een fcheer of pennemes zagjes openen, het zelve wel van alle onzuyverheid zuyvren; giet 'er dan warm gemaakte zalve van Diachylon of Melilot in,en dat zo dik dat de voorite holligheid vol loopt, dek alles met werk , vlas of hennip om het, valt te houden : herhaald dit dagelyks en gy zult bevinden dat het Paard in een dag twee of drie volkomen genezen zal zyn, indien gy njet uw pennemes niet te diep gefneden hebt; want anders zö zal de genezing wat langer aan- logpen. Gy moet nooit toeftaan dat de Hoef-Smidt,
gelyk veele gewoon zyn te doen , brandende pf heete ïerbentyn in de holligheden van de Voeten gieten, waar door de wonden fchielyk toe*
|
||||
Paerde-Köopet en StalrMeeJïér. 6i
toeloopt, en indien 'er als dan eenige vuylig-
heid ingebleveu is , zoo moet het van binnen zweeren tot dat het zig uitwerpt doordringen- de de kroon van de Voet; en men heeft, re- den om wel te vreden te zyn indien het Paard als dan binnen de zes Maanden geneézen wordt. De Kanker der Paarden, yeeltyds ontftaande
uit zwarte gal: Deeze gevaarlyke quaal word door ïhyden geneézen indien het zieke deel Zulks kan lyden ; maar indien niet zo wryvt men de plaatze met aiïche van verbrande kreef- ten , geltoote pyn Appel gemengt met de droes- fein van Azyn en gebrande Puyinlteen; waar by men doedt zaadt uit Vygen, geltoote wor- tels van wilde Komkombers, verlch Water erj Azyn. Jndien 'er een gezweer of gezwel by is of
cene wonde, zoo gebruikt men geen Wateri maar men wafcht het metWyn: daar na verbind men het zelve met wilde Zuuring, Koperrood > AfTche, Kalk, van yder even veel onder mal- kanderen gemengt , daar men de wonde &c. mede bedekt, en daar na de plaatze rontomme met Oly befmeerd. Anderen fnyden het uit, en branden het tot
op het leven, waar na men daar geltoote fpaan- fe vliegen, Aluin en Oly van Cyprus op legt* Dit is de befte en kortfte raad , mits dat de plaats zulks toelaat om het zelve zonder gevaar te doen. Het gebeurd dikmaals dat de Paarden kleine
gezwellen aan de pooten krygen, voornamelyk indien zy geloopeil hebbeu op nieuw opgehoog- de; |
||||
6z De volmaakte Princeïyke Hocf-Smidt,
de wegen of daar veel gekapt hout en vuylig-
fceid legt. Deeze gezwellen ontftaan uit kleine fcherpe
ftukjes hout, (teen &c. die de Paarden in de Zooien zo diep treeden, dat zulks het leeven raakt , waar door het beeft een ongelooffely- ke pyn lyd, en dikmaals kreupel en bedurven word. Indien men, door het dagelyks examineeren
der pooten (dat nooit vergeeten moet worden, gelyk wy gezegt hebben) bevind dat 'er iets diergelyks in de Zool zit, zo moet men zulks voorzigtig, dat het niet afbreekt, tragten uit- tetrekken ; en zoo men in 't uittrekken bloed ontdekt zo is zulks een goed teeken; dog vind men geen bloed, zo doedt men het Paard wat heen en weer wandelen om te zien of het hinkt of kreupel is; zo niet, dan heeft, 't geen in de Zool zat, het leeven niet geraakt, maar hinkt of myd het Paard zoo kan men niet vroeg ge- noeg de nodige hulpmiddelen daar tegen ge- bruyken. Indien men , onder de weg, ziet dat het
Paard myd , zo moet men niet voortreiden, maar aanf tonds de Pooten vifiteren, en 't geen in de Zooien fteekt daar uit trekken, en ryden dan voet ftaps tot aan de eerfte pleisterplaats, alwaar men dan Waich doedt fmelten, en het zelve op de wonde giet, zo dat ze geflooten Word, zonder dat het gevaar loopt van verder kreupel te worden, ichoon men zyn weg ver- vorderd. Te Huys en aan de Stal gekomen zynde, zo
ziet of het Paard nog kreupel is of myd! zo ja, neemt
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. 6%
neemt dan heete Oly en fmelt 'er het Wafch
fchoon uit, windt Jer een doek om, en geeft het beeft wat ruft: Indien de wonde wel gezui- verd is, zo zal het Paard in 't korte geneezen zyn,- zo niet, dan moet men daar mede han- delen gelyk wy gezegt hebben. Indien een Paard, door eenig toeval, van een
hoogte in eenige diepte komt te vallen, en men niet zien kan dat hy zig in of uitwendig bezeert heeft, zo moet men egter de noodige hulpmid- delen, voor 't geen zig dikmaalsnaderhand,maar te laat ontdekt, gebruyken: Ten dien einde neemt men Sangapenum , de
groote van twee Boere-boouen; dezelvegemengt met Water en Azyn, en fpuyt dit in de Neus- gaten van het Paard: Neemt dan Affche en ver- mengt het zelve met twee ponden water, (als het kan zyn zo neemt hier toe de Affche van het Hout van Braamftruykeu want dat is't befte, maar anders neemt men Affche van eenig ander Hout,) doet zo veel Affche in het Water dat het tot een Pap word, en op een doek gelegtzynde, zo verbind men daar mede de plaats die men vreeft dat door de val befchadigt is,'t geen men door 't betaften van 't Paard tracht te ontdek- ken. Neemt dan van die Affche en raengt ze onder
een pint Wyn, daar men een geftoote Granaat of Oranje-Appel onder doedt, en zulks het Paard, door eaa Hoorn, in 't Lyf giet, dat de toeval- len zal voorkomen, maar zo do men bemerkt dat het Paard de loop krygt zo is zulks een te- ken dat hy zig van binnen bezeertheeft, en dat de dood uaby m Daar
|
||||
<54 I>< volmaakte Princelyke Hoef-SmUi t
Daar zyn zeekere Onkruyden, die onder het:
Gras groeijen , voornamelyk de zo genaamde Wilde Kool, dewelke, indien een Paard dezel- ve onder Gras of Hooy gegeeten heeft, ge- vaarlyke toevallen veroorzaken. Indien dit by geval gefchied is, zo neemt
tamme of geplante Kool, legt die in Melk te weeken, daar men dan het zap uitdrukt, welk zap men het Paard in de keel giet. Kool-water met het afkookfel van Vygen
en Water onder een gemengt, aan zodanige Paarden ingegeeven, is mede puyk goed: Maar de grootfte verligting ontfangt een Paard in diergelyke gevallen, zo men geftoote Schellen van Kreeften , onder het Koolwater gemengt, het Paard ingeeft, dog men moet dit drie da- gen agter een doen, tot dat de Buyk wel ge- zuyverd is. Men ontdekt dat een Paard van deeze wilde
Kool, of van eenig Onkruid gegeeten heeft, wanneer men ziet dat zyn lichaam zwak word; dat de achterlte deelen te zamen worden ge- trokken ; dat een Paard met moeite gaat, en waggeld of hy vallen wil , welke teekenen ophouden, zo dra het quaad uit het Lichaam is. Zo men weet dat een Paard dulle Kervel of
Petercely gegeeten heeft, zo zal hy zyn hooft door pyn en zwaarte laten hangen , en einde- lyk fchielyk tegen de grond vallen; doedt hem dan ten eerften aan de Kop Aderlaten, en , behalven het gebruyk der voorige middelen > zo Rooft men de Kop met warme oude wyn, tot dat het geneezen is. De Bioedvinnen of Bloedzweeren der Paarden
ge-
|
||||
Paerde-Koopef en Stal-Meefter. 6$
geneefl men op deeze wyze: Kneuft de jonge
uitfpruitzels van Cypreffenhout , daar men een pont Galnoten , met Reufel en Wafch, ieder een half pond, en Wyn-Azyn onder doet: Dit tot een Pap gemaakt zynde legt men op de Bloed zweeren. Wanneer een Paard door het Kolyk word
aangetaft , zo vald hy neder als of hy de vaU lende ziekte had ; dat tuffchen beide wel wat beeterd, dog wel haalt op nieuw te voorfchyn komt, na dat de pyn vermeerderd of vermin- derd : Hy wenteld zig om en om als hy neder- legt: hy beeft als een Wad wanneer men hem koud water te drinken geeft , hy zweet vaa benaauwtheid -, en kan niet anders dan met moeyte afem haaien: Neemt dan Lange of Spaanfe Peper , de Be-
zien vaa den Lotus-boom, Petercelie, Venkel- zaad, zwarte Peper, Malrove , van alles even veel; Dille twee Scrupuls, Gentaurus een once, Camapitios een halve once, Zaat van Petercelie en Gember, van ieder een halve once; (zelfs mag men 'er nog wel veele andere verwarmen- de Kruydert en Zaaden onder doen, maar van ieder niet te veel) vermengt dit met twee pon- den Honich, en geeft het Paard daar van wat in met warm water, Zulks van tyd tot tyd her-- halende tot dat hy verligting krygd* Indien men befpeurd dat een Paard pyn in de
Buyk heeft; en men het bovenftaande zo fchie- lyk niet klaar kan maaken, zo neemt vier Le* pels Honich, een once fyn geftoote A^ierook, vyf Lepels Azyn en een half pintje oude France Wyn j mengt dit wel .onder, malkanderen, en E geeft |
||||
\
|
|||||
66 De volmaakte Trinceïyke Hoef- Smidt,
geeft een'derde daar van, ieder dag, aan het
Paard in; dog gy moet het Paard wel toe dek- ken, en het zelve, zo veel mogelyk is geduu- rig in beweging houden: Dit doedt men drie dagen achter een,wanneer het Beeft gemeenlyk genezen is. Indien een Paard, door het eeten van flegt
Hooy, pyn in de Buyk krygt, gelyk ligtelyk gebeuren kan ; en het geen men bemerkt wan- neer een Paard onruftig word, met moeite afem haald en op zyne pooten ftaat te waggelen, zo moet men hem aanftonds op de fchorten en aan de Buyk doen Aderlaten, en hem de Mond met warme Wyn waffchen, en drinkt hy die in zo Teel te beeter is het, en dan geeft men hem de gewoone pis afdryvende geneesmiddelen in. De Engelfche zyn in diergelyke gevallen wel
gewoon, het gehemelte in de Mond , van dier- gelyke Paarden, met Menfchendrek te wryven, en geeven voor dat veelen alleen daar door ge- neezen zyn. Anderen mengen Haze-drek onder negen Le-
pels Honich, daar zy vyftien korrels Peper on- der doen, en zulks het Paard doen inzwelgen: En dewyl de Kolyk of Buyk-pyn zeer onder- fcheiden is, zo konnen, na de onderfcheiden- heid der quaalen, deeze verfchillende Remedien, ieder op zig zelven genomen, van veel nut zyn, dog dan moet men alvoorens de oorzaak van de quaal wel kennen. Nu is het gewis, dat de waare oorzaak van
dceze zo gevaarlyke ziekte der Paarden, zelden met volkomen zeekerheid bekend is ; dierhal- ven > indien een Paard daar door aangetaft word, • • '- ,; , . ZO
|
|||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter* 6f
20 moet men voornamentlyk bedagt zyn om de
vergaderde harde ftoffen af te dry ven, en het Paard behoorlyke afgang te bezorgen, 't geen men beft, fpoedigft en veiligft door het KHfte- ren doedt. Indien men uit eenige oorzaaken geen Klifte*
ren kan gebruyken zo maakt men zet Pillen van Scamonea. Andere neemen Kauwoerden of Pom- foen, daar zy een kruys in fnyden, en dan dat
ruys vullen met Oly en Zout, waar na zy het zelve in de Naars-darm (keken , 't geen niet al- leen afgang verwekt, maar ook de pis afdryft, waar door het Paard veel verligting bekomt: daar na befmeerd men hem de Buyk met warme Oly, en men giet hem in de Keel een laauwe of warme Decoétum van allerhande verwarmen- de en windbreekende Kruyden en Zaaden, hou- dende het Paard in een geduurige beweging, Wel en warm toegedekt zynde; want deeze quaal jneeft door koude ontftaande, moet door ontlas- ting en warme middelen te gebruyken, genee» zen worden. Dog de langduurige ondervinding heeft my eleerd, dat men in diergelyke gevallen, niet eeter kan doen , dan, dat men neemt een pond Oly van de Olyven, daar men een glas Brande- wyn onder doedt: Dat giet men het Paard inde Keel: dan zet men hem een Lavement van war- me Wei. Is de Kolyk zo zwaar, dat het daar niet na
luyfterd, zo neemt men twee ponden Oly van
Oi lyven, daar Minejal Chriftal in ontbonden is:
dan zet men hemeen Klyfteer van warme Wei-
£ 2 de,
|
||||
<58 De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
de, daar men het fap van Huyslook onder mengt*
't geen extra goed is. Als men bemerkt dat de Paarden zwaare fny-;
dingen of krimpingen in 't gedarmte hebben, 't zy zulks word veroorzaakt door koude , of. eene vergadering van fcherpe vogten in de In- gewanden, die zeer gevaarlyk en zomtyds doo- delyk voor de Paarden zyn. Neemt dan drie korte dog fterke Pypen, vuld
dezelve met goede en zwaare Tabak;'fteekt de eerlte ter deege aan en brengt de fteel in het fondement van het Paard, en hy zal de Rook daar van inzuigen : Als de eerde Pyp byna uit is, zo fteekt men in tyds een tweede aan, en men doedt daar mede als met de voorige: Als de tweede byna uitgerookt is, zo fteekt men de derde aan ,en doedt daar mede als met de voor- gaande, en gy zult bevinden, dat uw Paard ia een ogenblik geneezen i3. Van de vyftig Paarden , die van deeze gevaar-
Jyke quaal waren aangetaft,heb ik negenenveer- tig op deeze gemakkelyke en fpoedigewyze ge- nezen; en naauwelyks een van vyftig had het Kolyk zo Iterk, dat ik daar door genoodtzaakt wierd myn toevlugt tot de voorige Hulpmidde- len te neemen, waarom ik ieder een raade, ia diergelyke toevallen, eerft dit te probeeren. Voorgezwolle beenen,waar door dezelve ook
veroorzaakt mogen zyn, gebruyk ik de navol- gende Hulpmiddelen. Neemt vier pinten roode Wyn, dat men zag-
jes op een helder,brandend vuur doet kooken, dog men moet.het geduurig oauoeren; en al» men
|
||||
, '"Paerde-Kooper en Stal-Meefter. tig,
jnen bemerkt dat het begint dik te worden, zo
werpt men daar in twee ponden meel, een pond Homch en een pond zwarte Zeep, dat men ter degen te zamen vermengdt: Deeze Pap of Zal- ve dik genoeg zynde, zo flaat men die met een doek warm om het gezwel, dat de quaal genoeg- zaam onfeilbaar zal verdryven. Indien de Zaal of het Tuyg, eenige quetfing
.of gezwel aan het Paard heeft veroorzaakt, zo neemt een vette en vuyle Vaat-doek, hoe vetter hoe boeter, maakt die door heet en legt ze op het gezwel: bedekt het met nog een ander heete doek in het Vaatwater gedoopt, en bind'er nog een drooge doek overheen ; een quartier van een uur naderhand,zo doopt men de eerttedoek weederom in heet en vet Vaatwater, en men Joet als vooren; dit herhaald men drie ofte vier maaien , en gy zult bevinden dat het gezwel •verdwenen is; waar na men het zelve wafcht met zout water: dog indiergelykegevalleumoet men niet vergeeten het Tu^g of de Zaal te laa- ien vermaken, dewyl het anders, teu tweede- maal een nog veel gevaarlyker gezwel en quet- fing op die zelve plaats zoude konnen V ei oor- zaken. Het gebeurd dikmaals, wanneer het zeer koud
is geweeft, dat een Paard, aan de beide zyden van de Buyk een gezwel krygt, van de dikte efi lengte als een Arm, itrekkende van achteren tot vooren: Zo dra gy diergelyke zwellingen bemerkt,
,inits dat die niet alreeds te zwaar geworden is, en gy daar door verhinderd word, zo docdt het Paard in de zyden laaten^, omtrent ter plaatze : E 3 daar |
||||
7© De volmaakte Priticefyke Hoef- Smidt,
daar men met de Spooren fteekt, en tapt hem,
aan ieder zyde, omtrent een half pint bloed af; bekleed de plaats warm, en zelfs warmer als na gewoonte, waar na gy hem een drank van Anys- 3,aat zult ingeeven, daar gy een dag of twee jnede moet blyven continueren, hem verder be- handelende als een Paard dat verkoud is: Indien het gezwel dan nog niet verdwenen is, maar dat zig eenige ftofFe daar in zetten, zo opent men zulks zagjes met een Lancet, en het ge- zwel zal verminderen na maate dat de verkoud- heid verdwynt. De kiooven vind men aan de hielen der Paar-
den , en zyn te wel bekend om breedvoerig be- fchreven te worden : Zy worden veroorzaakt door quaadaardige fcherpe vogten die ze doen openbarften: Die vochten hebben een quaade •lucht, ook vallen de kiooven zeer pynelyk. Eer men eenig hulpmiddel hier toe gebruykt
zo fcheert men het hayr van 't vel, daar de kloven zitten, fchoon af en dan wryft men de plaats met Oly van Hennip-zaadt. Het befte is, dat men Oly van Hennipzaadt
en Brandewyn, wel onder een geklopt , ge- bruykt, en daar mede de kiooven wryft, wan- Beer die aanftonds genezen zullen. Om het droogen der kiooven te verhaaften zo
maakt men eene Zalve van Smeer, Koperrood en Honich, te zamen wel onder malkanderen gekookt; en als het van 't vuur is afgezet zo ftrooid men daar fyne gezifte Kalk onder, tot dat het een Pap is geworden, dat men dan op de klove legt, die aldus ten eerften droogen. Indien m«n op de Reise bevind datdepooten
eu
|
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. jt
en voeten van uw Paard beginnen te zwellen ,
dat gy ergens eenige kloovenontdekt; veelmeer als men ziet dat de pooten en voeten zo ftyf worden, dat een Paard moeite heeft om te gaan leggen, zo moet meu van de Pleifterplaats aflei- dende, het eerfte uur zagjes voortreiden tot dat de zwelling door de doorltraaling verdweftn is, wanneer een Paard eerlt na behooren zyne poo- ten kan roeren. Als gy ter plaatze komt alwaar gy dien nacht
zult blyven, zo doedt aanftonds de pooten en voeten van zodanig een Paard met zwarte of groene Zeep wel beltryken, en dan dezelve met Warm Water afwafTchen. Dit gedaan zynde neemt dan die Pap van Moeskruyden te vinden pag. 59. en flaat die, gelyk aldaar geleerd word, om de pooten en voeten: Voerd uw Paard na gewoon- te , en geeft hem drie of vier uuren na uw komit warm water te drinken. Geeft hem ook een Balletje te zamen gefteld
uit een halve once Mineral d'vEthiopie, zo veel Balfem van Sulpher , evenveel Terpentyn en Anyszaat, mengt dit te zamen met Theriaque of met Honich en neemt daar vau de groote van een Kaatsbal, en doet hem dit inzwelgen, en daar na giet men het Paard een pint warm Bier in den Hals. Laat hem de geheele nacht in een warme plaats
in de Stal zetten, zonder daar uit te komen tot dat gy des morgens vertrekt: Geeft hem even voor uw vertrek wederom warm water te drin- ken , 't geen noodig is wanneer men die Ballet- jes gebruikt; inaar zo gy hem onder de weg te E 4 diin- |
||||
yz De volmaakte Princeljke Hoef- Smidt,
drinken geeft, zo laat hem koud water drinken
na gewoonte. Le tweede nacht geeft men hem geen Ballet^
je meer, maar legt des nachts de boveuftaande Pap van Moeskruiden om de pooten en voeten. De derde nacht geeft men hem wederom een
Balletje, ook gebruikt men de Pap van Moesr kruiden als voren. De vierde nacht gebruikt men de Pap van
Moeskmiden alleen, zonder iets meer. De 5de nacht geeft men hem het derde Balletje , dog men blyft die Pap van Moeskruiden gebruyken tot de volle geneezing toe. Indien men op de Pleilter-plaatzen denoodige
Moeskruiden niet vind om die Pap te maaken, zo doet in een Ppt verfe Reufel of Boter fmel^ ten, en beftrykt, zo heet zulks mogelyk is, de pooten en voeten daar mede zo van binnen als van buy ten; en twee dagen daar na zo doedt uw Paard aan den Hals Aderlaten,en tapt hem om- trent een pint bloed af. Indien het Paard jong, en het ongemak nog
verfch is,zo zal hy aaultonds genezen zyn; maar. is het een oud Paard, en heelt het lang dit on- gemak gehad, zo is men genootzaakt het zelve van tyd tot tyd te herhalen om hem te genee- len. Ten tyde als men deeze middelen gebruykt,
20 moet men het Paard niet fterk doen galoppe- ren nog draven, maar geltadig en zagjes reiden , Want het zweeten zoude de geneezing vertraa- gen 5 regenagtig weer en natte wegen doen hem pok veelquaad., . ,....., , |
||||
Paerde-Kooperen Stal-Meefter. 73
Men vind ook klooven aan de knien der Paar-
den , of gezwellen mede vervuld met fcherpe humeuren, gelyk die welke aan de hielen en de kroon van de voet zyn, zo dat die Paarden, door pyn, in 't loopen, naauwelyks de pooten voor uit durven zetten ; dog dezelve hulpmiddelen die de eene genezen, genezen de andere ook. Schoon wy reets van het behandelen der Paar-
den hebben gefproken, zo noopt my de aange- legendheid der StofFen nogmaals aan te roeren Waar voor men, op de Reize zynde, boven al- les te zorgen heeft; te meer, dewyl hier door feheimen zullen ontdekt worden die een Lief- ebber nootzakelyk moet weeten. Het moet dan een vafte wet voor u zyn, dat gy uwe Paarden drenkt een halfuur voor datgy- ter plaatze komt daar gy des middags eeten, of wat vertoeven, en daar gy des nachts bly ven zult: dog indien gy by ongeluk onder weg geen war ter hebt gevonden, en zy op Stal komen, zo doed de Paarden een weinigje laauw water in de Stal brengen, zonder immer toe te ftaan dat men hen koud water uit de Pomp geeft. Indien gy zagjes reid zo kond gy uw Paard
altoos op de weg drinken geeven, wanneer het) u behaagd, of de gelegendheid zig daar toe aan-; bied, zonder bevreeft te zyn dat dit de Paarden quaad zal doen: In tegendeel zo zal hen ditver- friffen: Maar indien het Paard zeer verhit is, en lang zonder drinken geweeft is, zo zou hy té, veel en te fchielyk drinken, dat hem veel quaad: zoude konnen doen; want een groote plas koud. water in een verhitte maag, fchielyk ingezwpl-. gen, moet de natuurlyke warmte nootzakelyk ... E j uit- |
||||
74 De volmaakte Princeïyke Hoef-SmUt,
uitbluflen; maar twee ofte drie mond Tollen, of
wat water langzaam door de breidel te flurpen, kan niet anders dan verfriflen, zonder dat dit quaad kan doen. Zo gy gegaloppeerd, of hard gedraaft hebt,
en uwe Paarden zeer iterk zweeten, en uwe Paarden op Stal komende weigeren re eeten, zo moet gy de noodige Precautien gebruyken en zorg dragen dat zy niet geheel de eetluft: ver- liezen ; want de bevangentheid of het fmelteu van 't Vet zyn de gevolgen die daar uit ontftaan konnen: De tekens hier van zyn, dat het Hayr der
Paarden als over einde begint te reizen, en het Vel zig als met naden vertoond: Zo dra gy zulks gewaar word moet gy het Paard wel doen wry- ven, en hem warm toedekken: Laat dan Pik of Harft fmelten, en giet dit in de holligheid van de voeten : geeft hem ook eenige handen vol Paardeboonen, en doedt Stroo zo dik onder hem fpreiden dat hy tot aan de Buyk toe daar in (laat: Dan neemt een mingelen goed Bier, doedt daar in een half pond Anyszaat en een half pond ge- meene Honich, dat men te zamen laat kooken; dan van het vuur gezet zynde zo moet men het blyven roeren tot dat het laauw word, wanneer men, met grondfop met al, xulks het Paard in den Hals giet. Voederduw Paard na gewoonte en drenkt hem
des morgens met laauw water, en geeft hem des avonds een flobbering van garlte JVIeel of gema- len Mout; en zo het Paard de verloore eetlufl daar door niet weder verkrygt zoo geeft hem een balletje in, waar van wy pag. ft, gefproken heb-
|
||||
Paerde-Kcoper en Stal-Meefter. 7 f
hebben, en ten einde te beletten dat de pootea
niet ftyf worden zo wafcht dezelve, (gelyk wy hier voren gezegt hebben en nu met voordagt herhaalen om de aangelegendheid van de zaak j want niemant kan gelooven hoe goedt het is, dit werkftellig te maaken op een moeyelyke en langduurige reize) met groene of zwarte Zeep en warm water ; of anders met Vet en Vuyl Vaatwater, 't geen mede zeer goed is, en houd het Paard warm in de ftal zonder hem in de lucht te laaten komen. Het is ook zeer nuttig, des avonds op de ftal
komende de Hoeven wel te ïmeeren, en dan vuld men de holligheden der Voeten met het onderftaande zamenuel dat eenvoudig en gemak- kelyk te maaken is: Neemt twee of te drie handen vol Zeemel,
doedt die in een aarde pot, en doedt daar by zo veel Vet als de Zeemel kan inzwelgen: hief van maakt men balletjes zo groot dat yder de holligheid van de voorde Voeten kan vullen: Die holligheden op deeze wyze gevuld zynde, zo bind men een doek daar om heen, en laat het Paard de nacht over aldus ftaan: Het is ge- noeg dat men dit aan de voorite pooten doedt; dog des winters en in natte wegen doedt het weinig effect, dewyl dit Vulfel dan aanftond» uit de holligheid weekt en vergaat. Men vind Stalknegts, die zig verbeelden veel
verftand te hebben, en daarom diergeiyke Paar- den des avonds op de ftal komende , de hol- ligheden der voorfte Voeten vullen met Koe- meft, potaarde en pis; dog dit verflapt en ver- dooft de pootea der Paarden zodanig dat die Paar-
|
||||
yö De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
Paarden, des morgens geduurig zullen ftruyke-
len eu niet valt konnen ltaan, tot dat de na- tuurlyke warmte, door het loopen, wederom begint door te ltraalen: Ja deeze compofuie, die veel te gemeen is, maakt de pooten zomtyds zo ftyf, dat het Paard alzo erg word als of het be- vangen was. Ik weet, dat veele Stalknegts en zelfs eenige
Stal-Meefters van gevoelen zyu, dat de Paarden de pooten en voeten verhitten, voornamentlyk als zy , iu warm weer, op drooge kley hard loo- pen; Én nog te meer als het zwaare Paarden Zyn, die hard gedraaft en een zwaar Rytuyg etrokken hebbeu, waarom zy willen dat men e beenen der Paarden, als zy op de Ital ko- men , moet watfehen om de zelve te verfris-* fen- Dit wafTchen fta ik volkomen toe; maar niet
met kcud water, en gelyk veele gewoon zyn te doen, met het begieten van Emmers vol koud water de pooten af te fpoelen, dewyl dit in 't geheel niet deugd maar het walTchen met warm water is, in diergelyke gevallen, zeer goedjde Reden zeer klaar zynde : ' Want door dit waffchen en affpoelen met koud
water zo fluiten de Poriën, en de hitte word daar door na binnen gedreven, 't geen volltrekt ftrydig is met het oogmerk, zynde men vanvoor- jieemen om die groote verhitheid te doen ver- dwynen, en het Paard daar van te tntlaften : JMaar wafcht men de pooten der Paarden met warm water en Zeep (gelyk wy gezegt hebben) of met warm Vaatwater, zo worden de pooten füet alleen fchpon, maar de poojien openen zig, - . ■ en |
||||
Paérde-Kooper en Stal-Meejler. 77*
en, de doorftraling der pooten en voeten word
aldus bevorderd, waar door die verhitheid, door de hardheid en hette van de weg en deZonont- ftaan, gemakkelyk zal vervliegen. Bediend gy u, boven dien, van die Zeemel
ballen, daar wy ever. van te voren van gefpro- ken hebben, zo loopt gy geen het niinfte ge- vaar , dat de pooten uwer Paarden zullen verfty- ven, of dat de Paarden bevangen zullen wor- den; De waare Liefhebbers en Kenders der Paar-
den, moeten dit nooit vergeeten; voornament- lyk de Liefhebbers van de Hartdravery niet; want die Heeren, met hunne koltelyke , dog door het Hartdraven verhitte Paarden, op de ftal komende, zo vind men veele knegts, (om hunnen yver te doen zien, in gunft te geraa« ken en groot drinkgeld te krygen) die aan- ftonds, ten miniten voor en al eer de Paarden wederom ingefpannen worden, de pooten met koud water afwaffchen, en zelfs affpoelen; dog die Heeren, dewelke dit zomtyds zelve gelie- ven te ordonneeren, moeten weeten, dat een groot gedeelte der ongemakken hunner Paarden, daar aan toe te fchryven is. Een Rechtgeaard Liefhebber , in een Her-
reberg onder weg vernachtende , zal zig met vermaak getrooften by zyne Paarden , eer hy gaat eeten, te blyven Itaan, tot dat zy gevoe- derd en bélteld zyn, om dezelve zo veel ruit en gemak te bezorgen als mogelyk is , voor- namelyk indien de Paarden jong zyn : Want fchoon het een doorgaand fpreekwoord is, dat Jonge Menfchen beeter, eeten en flaapen als d<? Oude
\
.4,
|
||||
78 De volmaakte Princefyke Hoef- Smidt,
Oude, zo is het in tegendeel de waarheid, dat
Oude Paarden beeter eeteii en flaapen als de Jonge: Men moet, aan jonge Paarden, het voeder
niet alles te gelyk, maar in twee of drie Tem- poos geeveu, dan zullen ze het zelve met meer- der graagte op eeten. Bemerkt gy dat uwe Paarden moede worden,
en dat den eetens luft begint te vergaan, zo neemt een pint oud Bier en maakt dat warm, waar in gy een Musje Brandewyn zult doen, of Genever is al zo goed met een once Poeder van Diapente of wat geftoote Anys-Zaat; Dit zal uwe Paarden verfterken, en teffens de op weg gevatte koude en winden verdry ven; hier door zulleu uwe Paarden op nieuw zo fris, fterk en moedig worden, dat gy , met het 5;rootite vermaak ter waereld , uwe reize zult
tonnen volbrengen. Het is zeer goed de Paarden, die niet graag
in 't eeten zyn, ten tyden dat de Radys over- vloedig en goed koop is , die met de groen- te met al te eeten te geeven; ook neemt men wel Knol-Radys iu Azyn nat gemaakt, en die onder de Haver gefneden, is zeer goed om de eetluit op te wekken. Als men ziet dat de eetluit der Paarden ver-
gaat , zo moet men ten eerften onderzoeken, of het Paard geen puyften op de Lippen heeft: Dit kan men gemakkelyk ontdekken, als men ziet dat de Paarden met de lippen tegen de kreb- be leggen te fchuuren, ten teeken dat de lip- pen jeuken; dan moet men dezelve aanftonds wegaeemen, gelyk wy voor heen geleerd heb- |
||||
Taerde-Kooper en Stal-Meefter. 79
ben, dewyl die jeuking, in het eeten, de Paar*
den hinderlyk is. Eer wy tot de overige quaalen en gebreken
overgaan , zo gelieve een yder te bedenken hoe Taftig het voor een Paard moet zyn , dat een Ryder of Mender , hem onder het lopen, van tyd tot tyd in de bek legt te rukken om hem aan te zetten; daar waare Liefhebbers en Kenders een Paard met een ligte en vafte hand leiden waar zy willen , waar door het Paard een zagte Bek behoud, vafter in zyn gang zal zyn en gehoorzaamer na den toom zal luifte- ren : Het grootfle teken van een flegt en onkun-
dig Ryder is dan dat men zyne handen en ar- men op en neder ziet gaan , gelyk men on- kundige te Paard ziet zitten als of zy met ar- men en beenen zogten te vliegen ; en op een Chaize zittende zo flaan zy met het Leyceel op en neder , trekken en rukken het Paard , dat het zomtyds niet weet of men wil dat het voor uit of dat het agter uit zal lopen. Anderen, die niet veel wyzer zyn, klappen
met de Z weep, fchreeuwen en flaan een Paard, zo als ze.van de ftal afreiden, zo dat de beeften ilaan te beeven of dat ze by na dol worden: Het is onbetameutlyk zulk een Edel dier als een Ezel te behandelen , zelfs eer het weet wat men. van hem begeerd : een Kender en waar Lief- hebber gaat zagtzinnig te werk en weet zoe- te teekens te gebruyken die de Paarden niet alleeu terftaan, maar waar aan zy met vermaak gehoorzamen ; dog het flaan komt niet te pas fkü wanneer zy weigeren te gehoorzamen, en met
|
||||||
$o; De volmaakte PriticelykeHoef-Smidt *
met een tikje van de Zweep kan een Kender
meer uitvoeren, dan een onkundige met veel te • flaan en hard te fchreeuwen. Van het oogenblik dat iemant te Paard of op
een Rytuig treed, en de Leyceel op vat, kan men zien of het een Kender is of niet; en een goed Paard kan nog beeter gevoelen met wien hy te doen heeft. De jeuking aan de beenen die de oude Paar-
den , en ook veele jongen onderhevig zyn, Zo dat zy de pooten geduurig leggen te fchuu- ren dat 'er het Hayr afgaat, geneeft men zeer gemakkelyk. .. Neemt een mengfel van twee Oneen gefloten
Euforbes, dat men in een pint goede Wyn-Azyri laat finelten geduurende zes uuren lang, geiteld zynde op heete AiTche, wryft dan daar mede de plaats alwaar het jeukt, en het zal aanftonds be- ter en geneezen zyn. Dit ongemak ontftaat zeekerlyk uit bedorven
en verhit bloed ; dierhalven inoieu deeze quaat fterk en van vooren is j zo doedt men niet quaad het zelve van vooren, en indien het van achteren is, het Paard van achteren te doen ader- laaten, om ontlading aan dit verhitte en bedur- ve bloed te geeven. Voor het verftuyken of verrekken der Paar-
den neemt het dikke of grondfop van Azyn , met heete AiTche en oude Reuzel , dat men wel onder een vermengt, dan onder een Ey kneed, en de zalve aldus op de quaal legt. Want men kan zien dat eenig deel uit zyn
gewoone plaats is , Wanneer de uaafte deelen als uitpuylen; dat men dau wederom te recht i ■ moet
|
||||
Pasrde' Kooper en Stal- Meeften Éi
moet zetten; dan Jegt men daar op eene Sport-
ge in Wyn-Azyn nat gemaakt , die men ftyf daar op bind : Zoo men bevind dat alles nog niet herfteld is ^ zo ftampt acht Oneen Griek- fe Venkel , dat men eerfl doedt weeken iu Wyn , en dan in Honich opkookt , waar na men dit Medicament $ 'tien dagen lang, daar op legt. De pii • loop is niet minder gevaarlyk voor
de Paarden als de opftopping van 't water, in- dien men niet tydig de noodige hulpmiddelen daar tegen gebruykt. Deeze quaal krygen ge- meenlyk de jonge Paaiden door te fterk te loo- pen, te arbeiden, en zig te verhitten. Om dit te geneezen zo moet men die groótc
hette zien te temperen, door hem aanftonds de Haver te onthouden en Voedeien hem met nat gemaakte Zeemelen, van het oogenblik af dat men deeze quaal ontdekt; en dan zet men hein des morgens een verfriifent lavement, en men doedt hem aderlaten; de tweede dag na de ader- lating herhaald men het lavement, en de derde dag tapt men hem nog bloed af. Dit gedaan zynde zo neemt men omtrent
twee hand vollen Levantfche Bolus, fyn gelto- ten, dat men in twee pinten water doedt, en wat laat kooken , en dan mengt men dit on- der het water dat aan het Paard te drinken word gegeeven; dog men moet hem het zelve altoos warm geeven, zelfs hoe warmer hoe be- ter ; en dit doedt men des avonds zo wel als des morgens;ja,men herhaald ditzodikffiaalsals hy begeerte toood om te drinken, dat veelvul- dig gefchied, dewyl diergelyks Paarden zeer F dor- |
||||||
Bz De volmaakte Trincelyh Hoef- Smijt,
dorftig vallen, om dat de inwendige hitte de
ingewanden aantaft; dog hoe meer een Paard, door deeze quaal aangetaft, van dit warme wa- ter en Poeder drinkt, hoe eer hy geneezen zal zyn. De pyn die de Paarden zomtyds in de Dyen
hebben, vertoond zig, als men ziet dat de ach- terfte pooteu als vaft gehouden worden als of vj ebonaen waren: dan moet men hem in debei-
e Liefen doen aderlaten, en dezelve rykelyk
met warm water waffchen, waar na men dezel- ve met een mengzel van wateren Wynwafcht: Indien het niet geneezen is, zo moet mea
het in 't ronde ulcereeren met een heet Yzer; zo hy eenige pyn gevoeld van de hals af tot aan de billen toe, zo moet men de ftaart fterk uit- geftrekt houden, en kloppen de aderen, waar na men daar bloed uit trekt. Zo een Paard veel daar meede gekweld is,
en zwaarmoedig afem haald, en pyn in de rug en de Ruggegraad heeft , zo moet men hem aau de dyen aderlaaten , en leggen -daar aftria- geerende zalve op ; Qpk moet men het Paard warm op Ital houden ftaan, en doen met hem gelyk wy gezegt hebben , tot de geneezing toe. De uitflag der Paarden, is eigentlyk de uit-
werking van heet en fcherp bloed , dat zig met puisjes in de Huit vertoond, en waar aan de koftelykfte Paardeu het meelt onderworpea zyn: Deze quaal baard in 't gemeen meerder oa-
gemftheid dan gevaar, dog indien, dezelve ver- zuimt of qualyk behandeld word, zo kan zulke |
||||
Paerde-Koopef en Stal-Meefter. gj
• eea *^tf i%l^e groIlc* bederven: Want fchoon
'het ze^er tf, datjüeeze quaal ontitaat uit een te groote meenigte Verhit en fcherp bloed, die een ongewoone hitte door het gantiche Lichaam verfpreid, zo fchynd daar uit te moeten rot f en dat Paarden, die daar door aangetalr. wór-
en , onfeilbaar adergelaten moeten wórden: Nogtans bedriegd men zig hier in ; en veels onkundige Meefters die dit ordonneeren zyn daar door oorzaak van het bederf van diergely- ke Paarden. Aldus heeft my eene langduurige ondervin»
ding geleerd, dat het te vroeg laaten, van Paai- den door deeze quaal aaiigetalt, oorzaak is ge- weeft, dat de brand en hitte van het bloed na binnen floeg, waar door niet alleen de koorts maar zomtyds een doodelyke ziekte ontftaat : Om deeze reeden moet een Kender, wan-
neer hy deeze quaal ontdekt, geenzins toeftaan dat zyn Paard daar voor adergelaten word, maar veel eer bedagt zyn om die fcherpte van het bloed te temperen , en die groote hette door welgepafte uitwafemende hulpmiddelen, uit te dryven; en wanneer deeze middelen een tyd* lang gebruykt zyn, en men bevind dat het quaad te hardnekkig is en daar na niet begeerd te Iuyr fteren, dan word het eerft tyd om tot de ader- lating over te gaan; dewyl de Natuur ons dan door de. ondervindinge leerd, dat de hulpmid- delen niet krachtig genoeg zynde om de Maffe van het bloed te zuyveren, de Medicamenten door een kleine aderlating geholpen behoorentc worden, om te beeter dooï te werken, F i, Dee»
|
|||||
»
|
|||||
8 4 De volmaakte Trincelyke Hoef-Smidt,
Deeze quaal is gemakkelyk geoleg-Jhgenee-
zen; want men heeft niets inder^fe d^K, daa zodanig een Paard, in plaats van Haver, een beflag van Zeemelen tot zyn Voeder te geeven, mits daar dagelyks onder doende een O nee Foie d'Antimoine, waar door het bloed getemperd, verkoeld, en verfriit word, zo dat alles in 't korte zal verdwynen. Deeze Foie £'Antimoïne, zynde een Compofi-
tie van Niter en Antimonium, mag met recht het wonderbaare Arcanum voor meelt allerhande ziektens der Paarden genaamt worden, doende zulke wonderbaare uitwerking op de Paarden dat het ongelooffelyk is: Zelfs heeft my de on- dervinding, geleerd dat Paarden , die groeijcn nog bloeijen konden, ja daar niets goeds van te hoopeh was; als meede anderen die ziek waren, zonder dat men konde ontdekken wat hen hin- derde , en zonder dat eenig hulpmiddel van vrucht was, in korten tyd door dit Heerlyk Arcanum niet alleen herfteld zyn maar ook zo vet en fchoon zyn geworden, dat het een lufl was om te zien: >^ Om deeze rerden houden veele ervaarene
Paarde-Koopers, deeze Remedie voor een groot geheim, dat zy met de grootfte omzigtigheid verborgen houden: dog wy, die alleen nuttig aan alle Liefhebbers zoeken te zyn, opeiibaare dit geheim met het grootfte vermaak; ja wy vinden het zelve van zo veel belang voor allen die Paarden houden of te behandelen, dat wy zeer omltandig hier van zullen handelen : Te meer, om dat in alle de Boeken, waar in van |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefter. 8 %
4c hulpmiddelen tegens de ziektens der Paarden
gefproken word, hier van by na niet eens ge- rept word. Het is noodig iets van de natuur van de An-
timonie te zeggen, dewyl dit hulpmiddel zeer gevaarlyk, ten minden voor de Menfchen ge- oordeeld word, en mogelyk niet zonder reede : dog het zelve heeft een geheel andere uitwer- king op de Paarden als op de Menfchen, fchoon men het daarom met verltand moet gebruiken. Een Hoogduitfche Monnik, genaamt Bafilius
Valentyn, die den Steen der Pnilofophen zogt, bedienden zig daar van in het fmeken der Me- talen. Hy de byzondere uitwerking daar van onder-
vonden hebbende, probeerden het aan de Var- kens, geevende hen een zeekere quantiteit in hun eeten, waar door die beeften eerft fterk purgeerden, en naderhand op zulk een wonder- baare wyze begonden te groeijen, vet en zwaar te worden, dat yder daar over verfteld Hond: Een klaar bewys, dat het alle quaad uit het Lic- haam dryft en dan de Natuur der beelten confi- derabel verfterkt, twee der heerlykfte en noo- digfte zaakeu om de Paarden een volmaakte ge* zondheid te bezorgen. Deeze goede en nuttige ontdekking deedt
dien Monnik befluiten , om alle zyne meede Broeders dit heerlyk hulpmiddel ook in te gee- ven, om alle quaad uit het Lichaam te dryven, en de Monnikken zo veel te gezonder te maa- ien; dog dit had een droevigen uitflag, dewyl alle de Monnikken, die het zelve ingenoomen hadden, daar door kwamen te Iterven; en zee- f F 3 dert |
||||
$6 De volmaakteTrincelykeHoef-Smidt,
dert dien tyd, heeft men het Aniimoine of tegerï
de Monnikken ftrydig, genoemd. Deeze Bafilius Valemyn komt egter de eer toe,
dat hy het geheim eerft heeft uit gevonden,om de gevreesde eigenfchappen van dit Mineral te overmeefteren en te dooden, houdende tot zyn dood toe (taande, dat dit het heerlykfte en uit- muntende hulpmiddel tegens allerhande quaalen en ziektens was: Nogtans is het zelve eerft drie honderd Jaaren naderhand in gebruik gebragt door den berugten Paracelfus; en dit hulpmid- del geraakte geheel in de Mode, tot dat het gebruik daar van Anno 1566, door een Arreft van 't Parlement van Parys verboden wierd. In den Jaare 1637 wierd de Antimonie, by
ppenbaar gezag, wederom onder de purgeeren- de middelen aangenomen; tot dat het Arreft, van den Jaare iy6<5, door een nieuw Arreft An- |
|||||||||||
0 1650 en dus nu hondert jaaren geleden, ver-
roken en de Antimonie in haar voorige eer |
|||||||||||
herfteld wierd, en zedert dien tyd heeft nie-
znant tegen het gebruik van de Antimonie dur- ven opkomen. De Doctoren in Holland komt , boven alje
anderen, de Eere toe, dat zy dit zeer gemeen- zaam gebruiken, en wonderbaare geneezingert daar door doen: Ook is dit Hulpmiddel thans 20 gemeen, dat men het zelve in alle de Apo- thecars Winkels vinden kan, Wordende aange- zien voor de uiterfte Toevlugt in veelerhande Ziektens, daar anders geene Hulpmiddelen voor (Ée vinden zyn. De wyze om dezelve te preparfeeren en tege^
bruikert is zeer verfchillende , cji moet gepaft |
|||||||||||
■•'
|
|||||||||||
Taerde-Itooper en SialMeefter.
|
|||||||||||
8 7
|
|||||||||||
-:
|
|||||||||||
2yn na de quaalen waar toe dezelve gebruykt
word; waarom ik alle de Liefhebbers der Paar- den zoude raaden, deeze Fok d'Antimoine by een braaf Apothecar te koopen, om fecuur te werk te gaan, dewyl dezelve met veel kouft en oplet- {endheid moet geprepareerd worden. Maar dewyl men in andere Provinciën &c,
zo wel geen occafie heeft om deeze Fok d'Anti- moine te bekomen , zo zal ik de preparatie van de Antimonium Diaphoretkum, dat is, zweetver- wekkende , of uitdryveude Antimonie alhier mede deelen. Neemt vier oneen raauwe fyn geftoote Anti-
monie , en twaalf oneen wel geranneerde en ge- criftallifeeide Salpeter of Niter, die zeer helder en glansrykis: Stampt die Salpeter klein, zodat het een zeer fyn Poeder word; mengt dan die twee Poeders wel te zaamen in een Mortier, dat men geen witheid meer daar in ontdekken kan, vertoonende zig zwart van een egale kleur. Dit gedaan zynde, zo zet uw Smeltkroes in
de Houtskooleu, en laat die door heet en gloei - jend worden ; dog de Kroes moet zo gefield zyn, dat gy die na genoegen met een Üuk van een Pan kundt ontdekken en toedekken, of met de Tang uit het Vuur neemen of wederom in- zetten kondt; dog gy moet zorg dragen dat de Kroes valt en onbeweegbaar in het Vuur Itaat zonder om te vallen. Wanneer de Kroes door gloeijend en rood is,
Zo neemt een Lepel van het voorgemelde Poeijer:
Ontdekt met uw Tang de Kroes, en werpt daar
dit Poeijer ia, en dekt de Kroes dan wederom
F 4 fchie-
|
|||||||||||
88 DevolmaakteTrincelykeHoef-Smidt,
fehielyk toe, en laat die zo toegedekt in't Vuur
itaan tot dat de Kroes wederom rood en door- gloeijend is. Als gy bevind dat al uw Poeijer rood gewor-
den is, zo werpt men daar wederom een Lepel vol in, gelyk men de eerltemaal gedaan heeft; en men wagt wederom tot dat dit ook geheel rood is geworden, altoos het Vuur wel aanblar- zende: Lm hier mede gaat men op dezelve wy- 7£, voort tot dat al het Poeijer, dat gy in voor- raad geftooten en gemengt hebt , rood is ge- worden. Wanneer gy aldus geëindigd zult hebben dee-
ze Stoffen te ontploffen (zo noemd men het ge- luid der IVüneralkn, die in een Smeltkroes ge- zuiverd worden, en die in de Kroes heet wor- dende een geraas maken , door het uitdampen der vochtigheid ) zo laat de Kroes met Kooien gedekt zo lang Itaan,tot dat alle de Kooien ver- gaan of van zelve uitgegaan zyn, en roerd de Jjtoffe van tyd tot tyd pm die des te beeter op de grond van de Kroes te doen nederdaaleu Het Vuur uitgegaan, en de Kroes nog heet
zynde, zo zet Fontein-water te kookeu, daar gy uw Kroes in zet, en daar in laat Itaan tot dat <ie Stoffe die daar in is, ontbonden, en geheel tot Poeijer geworden is,wanneer gy dit Poeijer in dit kookend water moet werpen, en laaten het nog een weinig opkooken Dit gedaan zyn- de , zo neemt gy uw Kroes uit het water en laat die drogen om die naderhand op nieuw te kon- nen gebruiken.. Als uw Ppeijer,in dit heete water geheel ont-
bonden is, zo is het tyd om dit daar wederom uit
|
||||
Taerde-Kooper en Stal Mee ft er. 89-
|
|||||||
*>
|
|||||||
uit te doen: Neemt dan een fchoone Aarde pot
daar gy het water, nu dooi het Poeijer wit ge- worden zynde, zult ingieten; ten welken einde men alles, zo Poeijer als water, in de pot waar ia het gekookt heeft, wel omroerd ; en wel omgerocrd zynde, zo giet men het ichielyk over iu die fchoone Aai depot; en indien 'er nog iets op de grond van de Pot, waar in het gekookt is, overblyft, zo bediend u daarvan niet. Laat dit witte water, in deeze fchoone Pof
ftaan ruften geduureude vier en twintig uuren, als wanneer men het bovenfte en klaare water daar (tilletjes, en zonder beweging afgiet, want hoe minder men de Pot beweegt hoe beeter,- dit doet men tot dat het Poeijer zoude volgen, dan houdt men met afgieten op. Dan moet men wederom fchoon en klaar heet
water in gereedheid hebben, en gieten het we- derom op de Poeijer die op de grond van de Pot is blyven leggen: dan roerdt men het om met een ftokje, en laat het wederom vier en twintig uuren (taan ruften, waar na men dan wederom het water daar zagjes afgiet, gelyk men de eer- ftemaal gedaan heeft. Deeze waflchiug herhaald men drie ofte vier
maaien , en zelfs meerder , tot dat het water 't geen daar af komt geen Salpeterachtige of zoute fmaak meerder behouden heeft. Dan moet gy uw Poeijer , met het weiuigo
water dat daar nog op gebleven is (want het isoumogelyk het water zo fchoon van het Poei- jer af te gieten dat 'er in 't geheel geen water meer opblyft) op een graauw Papier doen dat uitgefpreid op een geleide Pot legt; dog men F ƒ moe| |
|||||||
po De volmaakte Princelyke Hoef-Smid/,
moet een yle fyne doek onder het Papier leg-
gen , anders zo zoude het Papier zig begee- ven. Wanneer al de vochtigheid door gelekt of in
het Papier getrokken is , dan droogt men het Papier met het Poeijer daar op , op warme Affche, zonder het Poeijer van 't Papier af te neemen. Dit Poeder aldus geprepareerd zynde , zo
moet men het zelve in een Aarde Kom doen, en giet daar op gereétifieerde Brandewyn, tot dat het Poeijer een duym breed hoog bedekt is; fieldt het dan op 't Vuur, en roerdt het wel om, tot dat het ophoudt met branden, waar na men de Kom op de warme Affche zet, tot dat het Poeijer geheel en wel gedroogt is; en dan hebt gy de befte en zeer wel ge- prepareerde Antimonium Diaphoreticum, die be- quaam is om de poorien te openen , de uit- waafeming te bevorderen, en te doen zweeten, waar door de quaade humeuren uit het lichaam gedreven , en veele oude en zwaare gebreken genezen worden, zonder eenig gevaar. Dog laat ons tot de overige Remedien en
quaalen der Paarden te rug treeden. De Hals-dragten aan de Paarden te applicee-
ren is thans by de meefte Paarde-Meelters een. doorgaande gewoonte geworden die men, zo dra een Paard ziek word , 'in 't werk iteld; want de dwaaze, dog gewoone wyze van han- delen, is, als een Paard ziek word: Aanftonds doedt men hem Aderlaten , het komt te pa« ofte niet; en dan doedt men hem een Drank inzwelgen, en eindèlyk zet men hem een dragt, |
||||
Taerde-Kooper en Stal-Mee fier. 91
Jiet zy aan den Hals of aan de Buyk, zonder
de quaal te kennen , of zig by den Eigenaar te informeeren wat arbeid het Beeft gewoon- lyk doedt, om daar uit te konnen opmaken wat die quaal veroorzaakt heeft. Ik beken , dat het gebruyk der dragten te
|
||||||||||
zetten
nootzak |
by zeekere gevallen , zeer nuttig en
|
|||||||||
ikelyk is ; maar wederom in andere ge-
vallen zo is het in tegendeel nog nootzakelyk nog dienthg, doende meer quaad dan goed, en dienende alleen om het Paard te quellen en te verzwakken. De dragten die men onder de Buy ken der
Paarden zet die bevangen zyn geweeü, gelylc men aan veele Koetspaarden doedt, doen meer- der quaad als goed, om dat een dragt, aau een Paard dat bevangen is , een te groote JoopW , van bloed en aierelyke geeften verwekt .dat hem zodanig Verzwakt, en in zodanig een graad zyne kragten doedt verliezen dat hy nooit te herftellen is. Aldus heb ik vyf dragten aan een Paard te
gelyk zien zetten, in hoope dat de Stoffe, die de bevanging veroorzaakten , daar door zoude komen te fchieten; dog hoe meerder die drag-r ten etterde, hoe meer het op de beenen fchoot tot dat alle de Vaten zo vervuld daar mede waren, dat 'er geen Hulpmiddel meer overig gebleven (was, 't geen my volkomen overtuigt heeft dat dit een zeer verkeerde weg ingefla- gen is om de bevaiigentheid te geneezen: £en vermaard Chirurgyn geliefde daar op aan te merken, dat zo veele dragten aan het fterkfte Menfclj
|
||||||||||
5>z Be volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
Menfch gezet hem geheel zoude uitmergelen s
en dat zulks met een Paard het zelve was. Het waar gebruyk der dragten is om harde
gezwellen te diffolveeren; om eene kneuzing of wonde te verfriflen; om de yogten,die tuffchen vel en vleefch zitten weg te neemen of te diffi- peren: Vraagt aan de meefte Paarde-Meefters, waar toe zy de dragten ordouneeren, en zy zul- len u and woorden; dat zy het uit precautie doen om de bevaugentheid, voornamentlyk in jonge Paarden, voor te komen; en dewyl de dragten de Humeuren aftrekken zo moet zulks beletten dat die niet op de beenen vallen : Ik beken, dat ik eertyds ook aldus geredeneerd heb, maar de ondervinding heeft my wyzer gemaakt, gelyk ik hier boven gezegt heb, waarom ik, volgens jnyn pligt, anderen daar voor waarfchouw. De /aamen of Faarnen aan de Paarden, kan
ik niet beeter vergelyken als bydeKinder-pok- ken onder de Menfchen,zyude veeltydsgevaar- lyk en van quaade gevolgen indien daar voor in pyds geen Zorge gedragen word. Een Paard krygt deeze quaal door te digt by
anderen te ilaan die daar door aangetaft zyn, of om dat menzetefchielykwilvetmaaken,ichoqn mager en nog van de geledene fatiguen niet vol- komen uitgeruit zynde: ook wel om dat mende Paarden te fterk voerdt, fchoon zy geeue bewe- ging hebben, en dat men hen in cjien ltaat ver» geet te doen Aderlaten. De koude en de hette, het bloed verdikken-
de , en de Aderen daar door te zeer vervuld zyude, zo kan daar uit de bevangentheid ont- T ftaaiij |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Mee fier. pj
(taan; of door gebrek van genoegzame precau-
tie , zekere verltoppingen, waar door het bloed in de Aderen bedervende zo komt die fcherpe Stofte door de Aderen en Huit heen dringen, en forméeren die Vaarnen. Ik twyfFel ofwel iemant zal durven (taande houden, dat de drag- ten de koude en de hette geneeft, waarom de dragten, nog het gefmolte Vet, nog de bevan- gentheid nog de Vaarnen niet kan geneezen. Ik zal mogelyk te ftout zyn openbaar (taande
te houden, dat de loping der (toffen die door de Hakken en de Straal van de Voetgefchied , niet konnen geneezen worden dan door Hulpmidde- len die door de mond ingegeeven worden. Nogtans gebruiken de meefte Hoef-Smidts om
de zelve op te houden j Armenifche Bolus, Aluin , Vitriool , Sterkwater en Koperrood, 't geen volkomen (trydig met de geneezing is: want alle bloedftempende of verftoppende mid- delen , dry ven de afkomende fcherpe Humeuren wederom te rugge, daar men die een vrije loop behoorden te geeven, want anders zo zullen de beenen zodanig zwellen dat het Paard daar niet langer op (taan zal konnen;en het geen oorzaak is, dat die Humeuren op andere plaatzen uit- breeken. Als 'er zeeven Hoef-Smidts zyn , zo zullen
ten minften vier van die zeeven flyf (taande hou- den dat de Vaarnen tuffchen de Huit en het Vleefch zitten: dog is dit zo, waarom konnen zy de Vaarnen dan niet door de dragten genee- zen! Het antwoort is klaar: Om dat het quaad daar niet zit, zo kan de dragt niet helpen. Eer de Vaarnen uitbreeken Zo ziet men dat
de
|
||||
£4 Devolmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
de Aderen gefpannen, 't geen aanftonds tot ee^
waarfchynlyk bewys verftrekt,dat de oorfpronk vau dit quaad in het bloed is: Tapt nu een pintje bloed uit de Hals-Ader van een Paard met ge- fpaune Aderen, en het bloed zal wanneer het verkoeld zal wezen, de tekenen van bederf aan- toonen. Het Aderlaten belet de voortgang van deezé
quaal, en verzuymt men dit, zo zullen de Vaar- een het geheele Lichaam eiudelyk bedekken, en over al daar Aderen leggen uitbreeken; het geen my heeft doen vaftftellen, dat de oorzaak van dit quaad niet in de Huit maar in het bloed zit, waar op men in de genezing bedagt moet zyn. Een Paard, door deeze quaal aangetaft zyn-
' de zo moet men hem aanftonds doen aderlaten'; zelfs kan men dit verfcheidemalen herhaalen, zonder echter te veel bloed te gelyk af té tappen, moetende dit gefchieden na maate dat de kragten van het Paard zulks konnen toe- laaten, want zo men te veel bloed aftapt, zo field men het Paard buiten Haat om het ge- bruik en de werking der hulpmiddelen te kon- hen wederftaan. Als de quaal nog in 't begin is, zo neemt
men Radice nodofa , die men in twee of dri« Zakjes nieuw linnen doedt en men hangt eea zakje aan de Maanen, een aan de Staart en een ónder de Buyk, en de vaarnen zullen zeerfchie- lyk opdrogen: dog het is beft dit niet werk- ftellig te maaken, dan na dat het Paards bloed door uitdry vende, middelen wel gezuiverd is: Ook moet men bedagt zyn , dat de Paarden, djèt deeze ziekte bevaugen, geen tïaverj maar |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meefier, 9 f
wel een bcflag van Zeemelen word gegeeven,
dewyl de Haver quaad daar voor is. Indien deeze quaal zo violent is dat ze ner-
gens na wil luyfteren, zo doedt uw Paard, na Bet adergelaten is, onder de Haver, twee en een halve Once Jffa fcetiJa fyn geftooten, in- geeven; en zo hy zulks niet eeten wil zo laat hem honger lyden tot dat hy alles, niet tegen- gaande zyne onwilligheid opgegeeten heeft: Neemt ter zeiver tyd twee ballen Wynruyt, yder van de groote als een Duyve Ey, en ftcekt die in beide Ooren; dog men moet de Ooren dan wel ftyf toebinden dat daar geen lucht in komt, en laaten die zo drie dagen lang toegebouden blyven. Om de vaarnen fchielyk te doen verdwyner%
gebruikt men Arfeaicum met Oly van Laurie- ren gemengt, daar men de vaarnen mede be- ftrykt, twee malen yder dag, wanneer zy na vyf dagen verdweenen zullen zyn. Daar zyn boven dien nog zeer veele andere Remedieh, waar van eeuigen niet quaad zyn, dog de kort- heid van ons bellek laat niet toe daar meerder ran te fpreeken. De Koorts, is een der gevaarlykfte quaaleri
die een Paard konnen treffen , en zo men ia tyds de nodige hulpmiddelen daar toe niet weet te gebruiken, zd mag men het Paard wel voor verlooren reekenen. Men word gewaar dat een Paard de Koorts
heeft, als hy kort en benaauwd afem haald j dat hy zwaare kloppingen in de flanken heeft, dat zyn mond verhit en dat zyn tong en gant» fche Lichaam zeer braudig is; dat de Lippen droog,
|
||||||
E
|
||||||
i...
|
||||||
pö De volmaakte Trincelyke Hoef-Smidt,
droog, beflaagen en zwartachtig zyn, dat d£
Öorea hangen en de Aderen gezwollen ftaam Peeze teekens zyn nog niet genoeg, maar als Dien daar by ziet dat het beeft waggeld in 't gaan ; dat het dit ogenblik gaat leggen , en dan wederom opftaat ; dat het Hart tegen de Zyden aanflaat en fterk klopt, en dat het ge- zigt droevig en bezwalkt ftaat , zoo behoefd men niet te twyffelen of zodanig een Paard heeft de Koorts. Wilt gy dit nog zeekerder weten, zo moet
men aanmerken, dat men boven de knien, Ha binnen, een pols vind, welkers klopping men kan gevoelen indien het Paard geen al te dik- ke huyt heeft; maar zo dit niet na u genoe- gen gelukken wil, zo houd uwe hand voor de Neusgaten, en gy zult daar van, uit de hitte Tan den al'em, genoeg konnen oordeelen. Op zeekere tyden eu omftandigheden zoude
het zeer gevaarlyk zyn, een Paard dat de koorts heeft, te doen aderlaten of te purgeeren; daar- om doedt men dan beft zyne toevlugt tot het Clifteren te neemen : Dit is volflrekt nootzakelyk, fchoon weinig
JVÏeiifchen de moeite willen neemen orn door dit middel, het arme beeft, verligting te be- zorgen ; en dat om twee Reedenen: De eerfte is , om dat de minfte Menfchen verftand of kenniffe genoeg hebben om te konnen oordee- len of het Paard de Koorts heeft of te niet : De tweede reeden is, om dat weinig Men- fchen de noodige zaaken en Inftrumenten daar toe hebben, zynde eeaClylteer-Spuythetvoor- naamfte. -' „ |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meejier.
|
|||||||||||
97
|
|||||||||||
Dog ten diende van waare Liefhebbers zal
ïk alhier byvoegen , de Compofitie van een Clyfteer , dat ik in diergelyke gevallen , van zeer veel effect gevonden heb , en dat men met weinig moeiten kan werkftellig maaken ; dog alvoorens moet men in gereedheid hou- den, een Clyfteer-Spuyt, van acht a tien duy- men lang, welkers mond ofte opening zoo groot is dat men daar de top van een duyni in kan fteeken, en daar men een pyp kan op zetten. Doedt dan kooken, in twee Mengelen wa-
ter , een leepel vol Haver Meel, twee Oneen Zene-Bladeren, twee Ponden CafTonade of te groove Poeijer Zuyker, een halve pint Oly van zoete Amandelen en een hand vol Zout : Neemt dan een Offe of Varkensblaas, maar
die groot genoeg is om dit alles te konnen be- vatten , en bind die onder aan de Klifteer-Sptiyt; en giet dan het Lavement door de Mont van de Spuyt in de Blaas, dog het lavement moet iets warmer als bloed laauw zyn,en zet de Pyp op dó Spuyt: dit gedaan zynde zo houd men de kop van 't Paard zo laag zulks doenlyk is, en men Spuyt het lavement, door het drukken van de blaas in het Fondement of Aars-darm, en men laat het Paard ftil op Stal ftaan, tot dat het La?- vement afgaat, zonder de dwaasheid te hebbea van de Haart tuiTchen de beenen te binden, de- wyl dit weinig ofte niets kan helpen; en nog^ tans is 't zeeker, hoe langer een Paard het La- vement by zig houdt hoe beetcr dat het is, om y.eel uitwerking te doen. Q Een
|
|||||||||||
L
|
|||||||||||
98 De volmaakte Princeïyke Hoef- Smidt,
Een verrukte Zenuw aan de Schouders, ge*
neeft men op deeze wyze: Neemt twee Oneen Afpic Oly, een Once zo
genaamde Zwaluwe Oly , en wryft met uw hand de Schouwder daar meede, waar na men het Paard op die plaats doed aderlaaten, en mea geeft hem dan een dag twee of drie ruft, wan? neer het gebrek verdwenen zal zyn, zo het niet te zwaar geweeft is: Indien het Paard dan egter blyft hinken zo
moet men hem een ronde dragt zetten omtrent twee duymen lager als de punt van de Schouw- der , om de humeuren te doen diflipeeren; dog de Meefter, die de dragt zet moet wel toezien dat hy, in 't zetten van de dragt, de ader niet doorboort, want zo hy die quetft, zo is het honderd tegen een of het bloed zal zig in het Lichaam verfpreiden en een mortificatie of ver- fterving veroorzaken, daar ik veele Paarden van heb zien fterveu. Na dat de dragt gezet is, moet gy het Paard
twee dagen lang ruit gunnen, tot dat het ter degeu etterd; en fchoon het Paard dan mogelyk nog zal hinken zo is het niet quaad het zelve wat aan de hand been en wederom te leiden, «n het hinken zal al langzamerhand verdwyneu; dog men moet niet vergeeten de dragt alle mor- gen om te draaijen , fchoon men zelfs voort moet > om de etter zo veel te beeter daar uit te doen komen. - ' Om. deeze quaal te geneezen, zo zyn veele
Hoef-Smidts gewoon een gat in 't vel van de Schouder te maaken, dat zy dal) op blaazen toet een
|
||||
Faerde-Kooper en Stal-Mee fier. 99
een pyp, gelyk de Slagters de Kalveren doen;
waar na zy met een Yzere Spadel , van de breedte van een degen, de huyt van het vleefch los maaken , en het dan branden en verbin- den: Dog ik moet zeggen, dat ik nog nooit geen Paard op deeze wyze heb zien genee- zen, maar wel veele verminken; en een waar Liefhebber kan niet zonder fchrik aanzien , dat zulk een Edel Dier, zo mishandeld word. Andere Hoef-Smidts raaden aan het gebruik
van de Oly d'Origanum; dog ik ben daar zeer tegen, als hebbende ondervonden, dat de zelve te heet en te penetrant is; want zo gy die wat dikmaals gebruikt, zo zal die Oly het been zel- ve doordringen; zo dat die beenen naderhand ligt breeken en by het doen van de minfte fa- tigue zo knappen zy als glas: Ik heb zelfs bygewoond dst een Paard,wor-
dende door de Stal-Knegt by de hand geleid, het groote been brak dat Éuttchen de Schouw- der en de Knie inlegt; en de Hoef- Smidt moeit erkennen dat hy dit Paard dikmaals de Sehouwders met de gezegde Oly gewreëven' en befmeerdt had om een verrukking te gene* zen. Indien uw Paard de bikkel verwrongen heeft
(zynde een klein beentje , van binnen boven' de plooy van de knie ,) zoo zal het gezegde hulpmiddel alleen zulks geneezen konnen; dog men heeft veel moeite om eetüge Zalye daar* op te doen hegten, het geen men egter doop een verftandig verband moet tragten te doen. . Indien pw Paard , een dag of vier nader-
• G* " handr |
||||
i oo De volmaakte Princelyke Hoef-Smiit,
hand, niet volkomen geneezen is, zo exami-
neerd de heup, alwaar dan de verrukking zal bevonden worden te zyn ; en dewyl men al- daar geene Zalve kan gebruiken, zo moet men dit door het zetten van een dragt tragten te geneezen. Wryft ook de heup, met de boven gemelde
twee Olyen , en wel ter plaatze daar gy de verrukkinge meent te weezen, waar na gy de dragt zult zetten, omtrent drie ofte vier duymen beneden de groote holligheid die aan het plat van de Dyen is. Als de dragt begint te etteren zo moet gy
zorg dragen dat de dragt alle morgen omgedraait word; en na acht of tieu dagen moogt gy de dragt weg doen en dezelve met verlche Reu- zel geneezen, om geen Lidteeken agter te laa-» ten. Veele Paarden worden kreupel , ora dat de
groote Zeenuw verrukt of te geforceerd is; en meelt alle Hoef-Smidts en Paarde-Méefters ftaan dan verlegen, niet weetende hoe het zelve te geneezen; en het gelukt hen by na nooit om dat zy de oorzaak van het quaad niet kennen.: Wat de Autheurs aangaan die over de ziek-
tens der Paarden in 't algemeen, en over dit ongemak in 't by zonder ichryven, zy geeveu daar voor Remedien op die zeer moeijelyk te bekomen en in 't werk te (tellen zyn: als by voorbeeld: De Longe van een Schaap; een ge- brade jonge Hond of Kat, die men levendig de buyk op gefcheurd heeft, en die men dan zo heet op de verrukte Zenuwe moet leggeu, en diergeiyke dwaasheid meer. Wat
|
||||
JPaerJe-Kooper e» Stal-Meefier. 101
Wat my aangaat, die erken dat dit accident
Van het uiterfte gewigt is, ik ben by na be- fchaamd zo veel van de dwaasheid van anderen gefprookeh te hebben, (fchoon het noodig was om, Menfchen die daar geloof aan flaan, oogen te doen krygen) te meer dewyl dit geinakkelyk genoeg te geneezen is. Om de verrukking of kneuzing van de groo-
te Zenuw derVoorpooten te geneezen zo neemt men een gemeene Lepel, boorde vol, of een weinig meer met verfche Reuzel, of Ganze vet: doedt dit in een aarde pot op 't vuyr fmelten; en wanneer dezelve door heet is, zo wryft daar mede de Zenuwen van de plooy van de knien af; dog dit vet moet zo heet zyn als het moge- lyk is om des te beeter te doen penetreren. Maakt dan een Pap van gekookte en uitge-
drukte Raapen, en legt 'er dat heet op en ver- bind het wel, en laat 'er dit de geheele nacht op zitten, dog men moet die Pap des morgens en des avonds vernieuwen, en zoo.de quaal verfch is, zo zal het in een dag of twee ge- neezen zyn, maar indien het verouderd is, zo aal het vyf of zes dagen duuren eer het genee- zen is. ■ Zo uw Paard een langen tyd kreupel is ge-
weeft, en de Zeenuwen hard en opgetrokken zyn geworden, zo zal de bevenftaande Pap die verzagten en leenig maaken: Maar indien gy, volgens de gemeene raad der Hoef-Smidts , daar heete, Iterke, penetrante en opdroogen- de Olyen op appliceerd; ja de zelve, volgens reëler gewoonte, door een heet Yzer doed uit- rekken, zo kund gy hem toonen dat dit de weg ' G 3 is |
||||
tot De volmaakte Princelyke Hoef-Smidt,
is om uw Paard hoe langer hoe meerder te ver-
lammen : En wil hy 'er het vuyr toe appliceer ren, 't geen hun laatfte toevlugt is, zo lteld u daar tegen, want van dat oogenblik af aan zal uw Paard ongeneeslyk worden. Het gebruik, der Trek-pleifters, van de door-
bytende en brand-rniddelen zyn al zo gevaarlyk als het vuur zelve; want aan de eerlte plaats, zoo heeft men veel moeite dat men die ter rechter plaatze houden kan zonder verfchuyven, gelyk nogtans volftrekt nootzakelyk zoude zyn om geen verkeerde uitwerking te veroorzaken: In de cweede plaats, indien het Paard , dat groote pyn hier door lyden moet , met zyne tanden daar by weet te komen, zo zal hy in zyn woeden , niet alleen de Huyt , maar het vleefch en zelfs de Zenuwen affcheuren : En wie zal dit bedenkende, dwaas genoeg zyn om zo veel te wagen en het armen beeft zo veel te doen lyden en dat om hem veel meer quaad dan goed te doen. Boven dien zo veroorzaaken de Trek-pleis-
ters en het vuur uitpuyliugeu en uitzettingen, en groote Lidteekens, die een goed Paard zo- danig ontcieren, dat, al was het geneezen, zo heeft liet daar door meer dan de helft van zy- ne Schoonheid en Waardye verlooren : Boven dien , zoo zullen die middelen nooit de voor- gestelde geneezing te wegen brengen: Om alle deeze redenen moet men zig laaten
gezeggen, en niet halflerrig by de Oude ge- woonte , en het gebruik van die geweldige en felle middelen blyve.n, alleen om dat Vader en Grootvader zoo gedaan heeft, want de onder- vinding |
||||
, Taerde-Kooper enStaï-Meefier. 103
vinding heeft ons wyzer gemaakt en geleerd,
dat het gebruik der Pappen en Zalven veel bee- ter en fecuurder getieelt, het beeft minder docd lyden, en geene Lidtekens nalaat. Boven dien zo moet ik de Liefhebbers waar.
fchouwen, dat men hardgeworde Zenuwen dik- maals voor verrukkingen aanziet, die dePaarde- Meefters fmeeren met fterke en heete Olyen, of zy blazen de fchouwder op, zetten het Paard dragten of komen tot het branden , waar door de Zenuwen nog verder hard en verdroogende het Paard in de grond bedurven word: Ook moet men alvoorens wel verzeekerd zyn , dat het quaad in de Schouwder zit, eer men eeni- ge Operatie aldaar toelaat. Bemerkt of uw Paard , in 't gaan , de punt
van de Voet langs de Aarde zal fleepen , dan fchort het niet aan de Zenuwen; maar indien het quaad in de Zenuwen zit zo zal hy , in 't gaan de poot optillen, dog korte treden doen, zonder ftout door te treeden , ook zal hy dan door de pyn kreupel zyn , en in beide geval- len zyn 'er vyftig verrukkingen tegens een in de Schouwder. Men kan weeten dat een Paard verkoud is,
als men zyne Oogen ziet traanen en loopen, en een helder, lymachtig kleevend vogt uit de Neusgaten ziet vlieten: Dit kan zeer ligtelyk veroorzaakt worden , al wierd een Paard maar op de togt van een Venfter of Deur gezet; ook kan de vochtigheid van een nieuw gebouw- de Stal, die zeer ongezond is, daar ligtelyk de oorzaak van wezen, waarom men daar ia voor- ....... G 4 zien |
||||
i 04 De volmaakte Princelyke Hoéf-Smidt ,
zien moet; en zo hy van deeze quaal by önge-1
luk aangetaft word , zo field hem wel toegedekt in een warme hoek van de Stal, en geeft hem van tyd tot tyd een Drank van gekookte Anys- zaat in. Indien hy na twee dagen nog blyft hoeften,
of dat de vochtigheid uit Neus en Ooren blyft loopen, voornamentlyk indien de Hoeft zwaar en benaauwt is, zo moet men het Paard in de Hals-ader doen aderlaten, en een pintje bloed, of daar omtrent aftappen ; ook moet men de Ha- ver , als hy gevoederd word, met de helft ver- meerderen, om de verloore kragten te herftel- len;en alzyt gy op Reize,zo kundt gy dezelve dan geruftelyk vervolgen, mits dat gy niet te fterk reid. Het is ook zeer goed , «!at men diergelyke
Paarden des avonds een beflag geeft van gemaale Mout en warm Water, en des morgens de Anys- drank, gelyk wy hier boven gezegt hebben. Zo de Hoeft zeer violent is en den derden
dag nog aanhout,zo moet gy uw Paard ten twee- demaal doen Aderlaten , en nog een pintje bloed aan den Hals aftrekken, ten einde te beletten dat de Long niet aangeftoken word, en geeft hem dan des avonds het navolgende Balletje in : Neemt geftooten Zoethout een once ; zoete
Amandel Oly een Lepel vol; iEthiopies Mineral een once; Balzem van Sulpher een halve once; mengt dit met een weinig Honich, en maakt daar. Balletjes van, en doedt die het Paard in- fcwelgen: Houdt hem in een warme hoek van de Stal wel toegedekt ftaan: Geeft hem ieder ' . „ ; avond |
||||
Paerde-KoopeY en Stal-Meefier. ióy
avond zodanig een Balletje in, en die fchadelyke
Hoeft en verkoudheid zal van langzamerhand verdwynen en eindelyk geheel geneezen. Zo uw Paard harde en gezwolle Klieren heeft,
zo ftaat niet toe dat uw Hoef-Smidt die meteen heete Schaar af knipt, gelyk veele zogereedelylc doen. maar men moet die met de gezegde Raape- pap, zien te verzagten en te geneezen: Want wat zoudt gy zeggen, indien gy een gezwolle klier of hardigheid aan de Keel had, en een Chirurgyn die, om zeeker te gaan, met bran- den en fnyden wilde geneezen , zonder eerft zagter Remedien in 't werk te ftellen, zo zoudt gy hem immers weg jagen, en een ander haaien dewyl dit een botterik is; en met de Paarden is het even zo gefield. Dewyl de blindheid een der grootfte quaalen
is die men bedenken kan, zo zal ik nog iets van de Oogen zeggen, en wat Remedien men daar toe gebruiken kan. Wanneer een Paard eenige koude gevat heeft,
voornamelyk in 't Hoofd, zo vallen daar door zomtyds zinkingen op de Oogen, het geen men uit het traanen der Oogen bemerken kan: dan moet men de hfind voor de Neusgaten der Paar- den houden, en indien gy gewaar word dat zyn afern heeter is als na gewoonte, zo kan het geen ■ quaad hem aan den Hals een weinig te doen aderlaaten; want hoe nader by de quaal dat men doedt aderlaaten, hoe eerder en beeter het quaad van die plaats weg getrokken word, daar een Hoef-Smidt in het aderlaaten opletten moet. Het is een byna algemeene en doorgaande
Groud-Regel by de Hoef-Smidts, dat men een
G J Paard
|
||||
x o<5 De volmaakte Princelyke Hoef-Smidty
Paard aderlaatende, veel bloed te gelyk aftrekt';
dog het geen ik volkomen afkeur, om dat men daar door meer dierelyke geeften het Paard doedt verliezen als men in een langen tyd kan herftellen ; ten waare men zodanig een Paard zeer ftcrk voederde, dat nogtans volkomen met de geneezing zoude ftryden. Indien men een Paard aderlaat, zo moet men
hem nooit meer dan een , of uiterlyk twee pintjes bloed te gelyk aftappen, ten waare men "bevond, dat het bloed, dik , drabbig en zeer feinflameerd was; en is men verpligt hem veel
loed af te tappen, zo is het beeter dit ia vyf of zes tempoos, dan op eens te doen. Men doedt ook beft een zeekere maat te
houden, om te weten hoe veel bloed men een Paard heeft afgetapt, daarom moet men het bloed in een pot laaten loopen, ten einde te konnen weeteu hoe veel bloed men heeft; want indien men het bloed , gelyk gemeenlyk ge- fchiet, maar op de Aarde weg laat loopen, zo is alles maar een giffing daar geen zeekere ftaat op te maaken is; en mogelyk zqude ik niet te verre gaan indien ik zeide, dat de dood, van de helft der Paarden, die in de kracht van hun keven fterven, aan die violente en onbedagte aderlaatingeu, en middelen zyn toe te fchry- ven. Wat gedagten moet men maaken van Hoef-
Smidts, Paarde-Meefters, Koetziers en Stal- Knegts, die, voorgeevende een verfterkende en verquikkende drank de Paarden te zullen in ge- ven, daar toe gebruiken een Compoütie, be- itaaade uit het bekende Poeyer Diajxnte, lange |
||||
Paerde-Kooper en Stal-Meejier. 107
Peper , en diergelyke Ingrediënten meer, en
dat in een tyd dat het bloed in de aderen fer- menteerd en kookt, wordende door die verhit- tende middelen hoe langer hoe meerder aange- zet en geinflameert : Ln is dit geen overtui- gend bewys dat zy geen kennilTe van zaaken hebben. Zou men niet zeggen, dat het iemant in de
Bol fcheeldeu dewelke een Man, in een heete en brandende Koorts leggende, warme Brande- wyn gaf te drinken, ofeen mengzel van Peper, onder't voorgeeven van zyn bloed door die ver- hittende middelen te zullen verkoelen, en nog- tans ziet men die dwaazen handel dagelyks aan de Paarden praétizeeren. Ik zeg dan, dat men de gefteldheid van het
bloed der Paarden naauwkeurig moet examinee- ren, en de Remedien, die men gebruikt daar na fchikken, waarom voor een eerfte Lating, een pint bloed af te tappen genoeg is; en be- vind men dat het bloed dik, zwart, brandig en geinflameert is, zo kan men een tweede laating ordonneeren; en indien de overige Remedien na de toeftand gefchikt zyn, zo kan men een Paard fpoedig geneezen, en in voorige laagten her- Hellen, dat een bezadigde en verftandige behanr deling is. Dog laat ons tot de Oog-qualen weder kee-
ren: Na dat gy het Paard een pintje bloed hebt doen aftappen , zo neemt een warm Brood, zo als het uit den Oven komt, fnyd daar de Korft af, en legt de kruym in een doek die groot en lang genoeg is, om het Voorhoofd, en de Sla- pen van het Hoofd ter wederzyden te konneri be-
|
||||
iö8 JDe volmaaktePrincelyke Hoef'Smidf,
bedekken; dit Kruym van Brood moet zeer warm
zyo, dog zonder het Paard te branden. Als die wel vaftgebouden is, zo bewind de
geheele Hals met doeken om die ter degen warm te houden , en laat dit zo blyven tot dat gy denkt dat het Kruym van Brood koud geworden is, waar na men dit zelve nog tweemalen her- haald, en inmiddels dit Jogwater bereid: Neemt een pint gemeen dog goed Putwater,
of Rofewater, dat nog beeter is, en doedt daar in een Dragma Tutia zeer fyn gellooten; een dragma fyn geftooten witte Poeyer-Zuyker, een half Dragma Zuyker van Lood: Dit alles wel gefmolten en door een doek ge-
daan zynde, zo doedt men des morgens en des avonds, van dit Oogwater, twee droppels met een Pen in ieder Oog van het Paard: dog men moet wel zorg dngen dat dit Oogwater helder en fchoou is, want de Poeijer zelve mag nooit in het Oog komen; en des anderen daags ge- bruikt men al wederom het warme Kruim van Brood, en dit vervolgd men tot de geneezing toe, indien men geen Kruym van Brood, dat zo
heet uit den Oven komt, krygen kan,zo neemt de Kruym van Wittebrood en weekt dat in heete Melk op 't Vuur (taande, en gebruikt dit, uit- gedrukt zynde in de plaats van het andere: Pap van Raapen,wel uitgedrukt is mede niet quaad, mits men goede zorg draagt dat 'er geen de min- fte vettigheid aan is, waut alle Oly en vettig- heid is zeer quaad en mag niet omtrent de Oogen komen. Zo 'er Vliezen op de Ocgen komen, zo neemt
wit
|
||||
Paerde-Koopet en Srtal-Meejïer. 105
wit Berg-Zout of wel uitgebrande Vitriool, een
Scrüpul; en even veel Rots-Aluyn, itoot dit on- der een, zeer fyn, en ontbind dit ineen half pintje helder Water, en doet een druppel van dit Water, des avonds en des morgens in ieder Oog, en het Vlies zal in een dag of drie geheel verteerd zyn: Gy moet niet toeftaan dat menPoeijer, voor-
namelyk die men niet kend,iu de Oogen blaaft, gelyk veele Quakzalvers gewoon zyn te doen; want het Poeijer in de Vaten zitten gaande ver- oorzaakt gemcenlyk een groote Inflamatie in het Oog. De Paarden te lubben of de Staart af te kap-
pen, gelyk veele daar voor doen,is geheel nut- teloos voor diergelyke quaalen; het zetten van Trekpleifters aan de flapen van 't hoofd, en alle diergelyke violente hulpmiddelen, zyn ner- gens nut toe dan om het Paard zo veel eer- der blind te doen worden. Dewyl myn Beroep en Liefhebbery zulks
mede bragt, zo heb ik in den beginne alle die middelen geprobeerdt, en de langduurige on- dervinding heeft my geleerd, dat alle violente middelen volftrekt fchadelyk voor de Oogen zyn ; zo dat men nooit tot geen Operatie aan de Oogen der Paarden moet komen, dan in de Maanzkkte (waar van wy in 't begin van dit Hoofdftuk gefproken hebben) en fchoon die niet zonder gevaar gefchieden kan , zomoet men wel te vreeden zyn, indien men een van beide de Oogen daar door genezen en behou- den kan, zynde het beeter, dat het Paard een Oog behoudt dan dat het geheel blind word: Ook
|
||||
11 o De volmaakte Princefyke Hoef-Smidt,
Ook zyn de meefte Paarden , die deeze Ope*
ratie ondergaan hebben , blind aan het eene Oog; dog laat men die Operatie na , of wagt men daar te lang mede , zo word het Paard onfeilbaar geheel blind. Indien gy het nootzakelyk bevind uwe Paar-
den te Purgeeren , zo draag zorg dat zy geen koud Water drinken, nog zelfs met koud Wa- ter gewaffen worden , tot dat de Purgatie wel uitgewerkt heeft,maar hoe meer warm oflaauw Water uw Paard drinkt, als het Purgeerd, hoe beeter het is. Wildt gy uw Paard Purgeeren, zo gebruykt
een once Aloë, twee ofte drie Dragmas Jalap- pe, en tien druppels Oly van Kruydnagelen; maakt daar een Balletje van, en doedt zulks het Paard inzwelgen en warm of laauw Water toe- drinken : Het kan zyn dat deeze Purgatie de- zelve dag nog zal doorwerken , dog gemeen- lyk duurt dit tot des anderen daags; en al duurden dit twee ofte drie dagen zo moet men daar door niet ongeruft worden , maar geeven het Paard geduurig warm water te drinken, om de StofFe zo veel te beeter los te maaken, dog men moet hem warm houden. Dog indien gy die Purgatie aan een Paard
hebt ingegeeven, en dat dezelve na uw gevoe- len te fterk doorwerkt, en dat uw Paard daar door te flap word , zo geeft hem een halve once Venetiaanfche Theriaquel in, die aanftonds de kracht van de Aloö zal breeken , en het Purgeeren zal dan aanftonds neemen een EINDE.
NA-
|
||||
N A-B E R I C H T.
Zie daar, Waare Liefhebiers een gedeelte Tan
de Geheimen en Proefkundige kennifle van deezen Ervaren Man, die hy met zo veel moei- ten en koften eindelyk heeft verkregen: Niemant neeme qualyk, dat hy genootzaakt
ij geweeft eenige braave Autheurs in deeze of dat geval te wederfpreeken , dewyl zyne op- rechtheid hem daar toe genoodzaakt heeft; dog andere zaaken die goed op de Proeve bevon- den zyn , worden door hem goedgekeurd, en ftemmen aldus met de voorige geleerde Mannen over een ; dog deeze Autheur leerd u boven dien welke Voorfchriften beft zyn en hoe zig daar van met veiligheid en nut te bedienen, 't geen in de anderen ontbreekt. Het ftaat ieder geleerd Man vry , zyn ge-
voelen , over de Stoffen dien hy verhandeld te zeggen : Egter veragt, nog volgd hy nie- mand, maar de langduurige ondervinding is de Algemeene Regel die zyn gevoelen in deezen heeft bepaald : dog daarom ffaat ieder Leezer vry, te verkiezen wat hy goed vind. Ook is het een onbetwiftbaare waarheid, dat
dit Werkje niet alleen veele zaaken behelfd, die men nergens anders zal vinden ; maar ook, dat het zelve in zig bevat, een klaar en aaneenge- fchakeld Kort Begrip van het voornaamfte dat een Hoef-Smidt, Paardekoper, Stalmeefler en Lief- hebber van Paarden diendt te weeten, om niet bedrogen te worden,en veel nut en vermaak van dit Edele Dier te konnen trekken. |
||||