P. C ABILDGAARD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
f**\ f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
PAARDE en VEEDOCTER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
O F
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Cl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
HANDBOEK.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN DE GEWOONLYKSTE ZIEKTENS , DER
PAARDEN, HET HOORNVEE, DE SCHAA- - PEN EN VARKENS. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
BENEVENS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BEKWAAMSTE EENVOUDIGSTE EN MINST
KOSTBAARSTE MANIER OM DE ZELVE
TE GENEEZm«JE^TE HEELEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
. 10% GEBRUi'K
|
vmybÉ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
TAfDfA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit he^Êoogdm^M^ftt^ld e&tyet eeni-
ge no^^etem'v^^éS^imeziÈgw, enz. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
V* y
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
! f ■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
TE ARNHEM,
py J. H. M O E L E M A N/ MDCCLXXX3CI.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
VOORBERIGT
|
||||||
AAN DEN
|
||||||
LAND MAN.
Zit daar, een kleen Werkje waar in op een duy*
delyke doch teffens eenvoudige wyze, al dat ge ene word voorgefield, wat gy niet alken tot genezing van de meest voorkomende Ziektens onder het Vee, maar ook zelfs tot voorkoming van veele ongemakken te weeten nodig hebt, om daar door op een gemak- kelyk en minst kostbaare wyze zelve inftaat te zyn de U overkomende ongemakken onder het Vee te geneezen en te heelen. Dit Werkje kan myns be- dunkens niet anders dan met graagte van U ontfan- gen worden, te meer daar gy door de geneezing van zo veele Ziektens onder het Vee, die zomwylen voor ongene e slyk gehouden, zo veel voordeel kund ge- nieten, en daar door inftaat gefield worden, om U beflaan te vermeerderen en te verbeeteren. De on- dervinding heeft aan veele Liefhebbers reets bly- ken gegeeven, dat de hier in voorgefthreevene mid- delen met nut zyn gebruykt geworden; dit hteft my aangefpoord, om hier van e ene Nederduyt- fche Vertaaling te bez'orgcn, mag het zelve tot algemeen nut verftrekken, dan zal ik myne daar Qan befteede fnipper uuren,' dubbeld beloond vin* den. Ontfangt dus dit Werkje met die graagte ah waar mede het U word aangebooden, laat al het voorgevoel welke gy zomwylen tegen een of andere geneeswyze vwgt koesteren, by V worden wegge- * 2 f200-
|
||||||
VOORBERIGT
noomen , en veroordeeld of veragt niet, wanneer
\7.0mwylen het een of ander, anders dan het by j U begreepen word, hier in is aangetoond, maar \ onderzoekt en overdenkt met verfland wat U ten dezen opzigten te overdenken nodig is, dan
\zal de ondervinding U overtuygen, dat gy hier \uit zo niet een algemeen,doch zekerlyk eengroot I nut getrokken hebt. |
|||||
AAN-
|
|||||
A A N W Y Z I N G
O M p EN \
OUDERDOM
VAN EEN
PA A R D
TE KENNEN.
JLJen ouderdom der Paarden kend men aan
de Tanden. Een Paard heeft 40 tanden, een Merrie zeer dikwyls flegts 36, zy hébben na- mentlykgeen baktanden, of dezelve zyn doch, wanneer zy aanwezig zyn, flegts kleen en on- volkoomen. Men kan de Tanden der Paarden in drie foorten verdeelen, namentlyk in kin- hoek en voortanden. Zy hebben 24 Kintanden, namentlyk zes aan ieder zyde in de boven en onderkin. Benevens vier Hoektanden, die voor het end van het Tandvleesch zitten, dit is die ftreek van liet geheemelte tusfchen de Hoek- e» de Kintanden, alwaar "zig geen Tanden bevin- den , en het welk eene holte uitmaakt, waarin het gebit gelegt word. De Voortanden zitten vooraan ïri de fnuyt,
dezelve zyn 12 in getal, 6 boven en 6onder Het Veulen word zonder Tanden geworpen,
eenige dagen daarna komen voor aan in de fnuys regt in de midden vier Voortanden, twee bo- ven en twee onder te voorfchyn. Eenige tyd daarna komen wederom vier Tanden naast de A vier |
||||
vier eerfte boven en onder te voorfchyn. Wan-
neer het drie tot vief maanden oud is ----- dan komen wederom vier Tanden aan de zyde van
de agt eerfte, en het Veulen heeft daa 12 Tan- den voor aan in de fnuyt. Deze Tanden van een Veulen zyn, kleender, witter ,'korter en hebben meerder gladdigheid, fmaldere halzen, en krommere buyging naar binnen , als de or- dinaire Paardetanden , die in tegendeel breed, meer vlak geel en geribder zyn. De Tanden van een Veulen blyven derdehalf
tot drie jaaren onveranderd. Deze onzeker- heid van derdehalf tot drie jaaren , komt ge. deeltelyk van het verfchillende jaartyd , waar- in het Veulen geworpen word, gedeeltelyk ook van' de manier, waarop het Veule gevoerd word. Is het vroeg met hooy en droog voe- der gevoerd, dan vallen deze Tanden vroeger uit , als wanneer het meer Gras bekoomen heeft. Gedeeltelyk komt het ook van de ei- gentlyke natuur of gefteldheid van een ras voort, dat zy vroeger of later uitwasfen. Paar- de van egt of fyn ras komen later tot hunne volkomene groote en fterkte als die van eene algemeener of geringer foort. De eerfte Tan- den van een Veulen zitten geheel voor aan in de fnuyt, twee boven en twee onder , en maaken wanneer zy uitvallen , plaats voor vier ande- ren, die dezelven plaats inneemen, en als dan is het Veulen derdehalf of drie jaaren oud. Wanneer de vier Tanden naast de eerfte uitval- len, dan is het vierdehalf tot vier jaar oud; en deze nieuwe Tanden noemd men Middeltanden. Wanneer het Paard vyftehalf tot vijf jaar oud is, dan verliest het wederom vier Tanden , twee
|
||||
(3)
|
|||||
twee boven en twee onder naast de Middeltan-
den , en deze kan men Hoektanden' noemen. Nu noemd men een Paard niet meer een Veu- len. , en zegt: het heeft alle zyne Tanden ge- worpen. In deze twaalf nieuwe Tanden vind men gemeenlyk boven in de Tafel een zwarte ftippel, die in het algemeen de Kern of Pit ge- noemd word. Deze holte of Pit flyt af, na dien het Paard ouder word , en die Tanden worden ten laatften glad van boven, en verlie- zen hunne holte. Dit affleiten gefchied in gee- nen deele onordentelyk , maar na een zekere order, zodanig dat wanneer een Paard zes jaa- ren oud is , dan js de Kern der twee voorfte Tanden van het Onderkaakebeen weggefleeten. In het zevende jaar zyn de byde naaste Tanden of de Middeltanden glad gefleeten ; en wan- neer de byde laatfte Voortanden onder in de fnuyt glad zyn , dan is het Paard agt jaaren oud. De zes boven in de fnuyt zittende Voortan-
den, die op de zes onderde koomen, fleiten niet zo fpoedig af, terwyl het Bovenkaakebeen der Paarden niet beweeglyk is, zo als het on- derden. Wanneer men nu alzo waarneemen wil, hoedanig en in welke order de zes Boven- tanden hunne Kerns verliezen, zo kan men den ouderdom der Paarden na agt jaaren op deze wyze daar aan gewaar worden , dat aan een Paard van negendehalf tot negen jaaren de byde voorfte Boventanden glad gefleeten zyn. Van tiendehalf tot tien jaaren gefi^hiet zulks van de middelde Tanden, en in'het elfde ja zomwy- len twaalfde jaar is ook de holligheid der byde Hoektanden weg. Na de twaalfjaaren heeft A 2 mea |
|||||
.......^T'...........-u) '................."......7
men geen zekere kentekens van den ouderdom
der Paarden. Doch de Haaktanden verliezen by oude Paarden hunne fpkde, en worden fond , de Voortanden zo wel boven als on- der en in de fnuyt fteeken meer en meer na vooren uit, en (laan'niet meer lynrecht, (per- pendiculair) maar maken een fpitsachtigen hoek met eikanderen. De Haaktanden komen te voorfchyn , wan-
neer het Paard vierdehalf tot vier jaar oud is. Gewoonlyk de onderde het eerde > doch dit leid zomwylen eene uitzondering. Dit alleen zyn de eenigde zekere en waar-
fchynlykfte kentekenen van den ouderdom by de Paarden. Alle Overige hier voor by gegaa- ne gronden, zyn op een blinde onervarenheid gegrond. Maar deze zo even opgegeve kente- kenen Tyden ook zomwylen eenige uitzondering. Het zogenaamde Kern of Pit is by alle Paarden niet van eenerly diepte, zelfs niet eenmaal, by een Paard in alle Tanden even diep. Eeni- ge Paarden zien alzo na de Tanden gerekend veel ouder uit als de anderen , en anderen wederom veel jonger. Het eerfte vind plaats by die , welke een. vlak Pit hebben. By die geene, alwaar het Pit niet in alle Tanden van eenerly diepte is, vind men, dat de holte die in de middelde of Hoektanden reeds geheel h weggefleeten , wanneer zy aan de voorde Tanden noch te zien is. In dit geval komt het zeer op de oeffening en ondervinding aan, om eeniger maate behoorlyk over den werkelyken ouderdom der Paarden te kunnen oordeelen. Zo aandonds als men alzo, bemerkt , dat het Pit niet na evenredigheid aan de meeste van |
||||
(CjfrjPN
|
|||||
de voorfte Tanden; .minderjvan..de middelde» v
en het minfte van de Öbektanden is weggeflee- ten; dan kan .men niet, met zekerheid den ou- derdom van een Paard bepaalen. ^; DE GEW.OONLYKE ZIEKTENS
DER PAARDEN. I DE HEETE KOORS DER PAARDEN.
Die menfchen ,; aan wien men genoodzaakt
is, zyne zieke Paarden en andere Creaturen in het algemeen aan te vertrouwen, zyn zo verre verweiderd om eene'behoorlyke kennis van de ziektens der Paarden te. bezitten., zo dat de meeste Hoeffmeeden;de .nèa^, yan Koors niet eens kennen. .,/'.;*" Pp den naam komt het.etndelyk zo nauwkeu-
rig niet aan, wanneer zy flegts anders een be- grip van de gefteldheid van een Creatuur in deze omflandigheid hebben. Heeft het Paard een Heete Koors , en men vraagt, wat het fchort, dan bekomt men gemeenlyk tot ant- woord , het is verhitst , hy heeft het inwen- dig , en om het te verkoelen geeft men hem een Conferf, een poeder, een drank van de meeste heete dingen , als' wilde Wyngaards. Wortely Angelka Wortel, Peper, Anys en dier- gelyke. Alle Heete Koorfen by Paarden zyn ontfte-
kingen of zogenaamde ontfteekings" Koorfen, Zelden vind hier by een uitzondering plaats. Zo aanftonds de pols of de beweging der
Herfenen by een paard flerker als gewoonlyk is, dan heeft het Koors, waar mede te gelyk |
|||||
( 6 )
|
|||||
grootere hitte en een fpoediger ademhaling" ver-
bonden is. "; '. Heeft het Paard te fterk gearbeid , ofte fterk
geloopen, te groote hitte of koude uitgedaan', honger of.dorst geleden, flerke.ftooten of Da- gen gekreegen , des winters zig warm geloo- pen, en aanftonds daarop ftilgeftaan, en plot- ielyk koud geworden, of des zomers by (lerke verhitting en fterk' zweet en koud gedronken, of in de winter uit een warme ftal in de ft er ke koude gekomen, en heeft'daar fn moeten ftil- ftaan , dan kan hét buiten andere toevallen ook de Heete Koors békoomen. DEZE KOORS 'ONTDEKT MEN AAN DE
TOLGEtfD[E '^KENTEKENS. Voor eerst bekomt'het PaafH aïwisfelende
koude of fchuy vering en hitte, als dan verliest het de lust',.töt het voeder, hangt met de kop; de ogen zyn dikwyls dik opgeloopen, half ge- flooten en by fterfce Kóörs vol met water, de lippen zyn bleek, en het geheelie lighaam (lap. Den adem is heet en ten laatften ftinkende; men bemerkt een ongewoonlyke'hitte over het geheele lighaam tot aan de ipitfen der ooren, de zyde bewegen zig haastig en fterk ; het bekreund zig in dezen toeftand dikwyls a'an geen ftaagen, en wankeld met de beenen heen en weder, fchynd by ieder trad in gevaar om te zullen vallen; het heeft verftopping, en is de Koors zeer fterk, dan vallen wel geheel de haaren uit; duurd de Koors lang, dan bekomt het een uitflag in de fnuyt. Het van de Paarde afgetapte en in ee;i vat gedaane bloed heeft |
|||||
«f (7)
een dikke geele huycl, die als fpek uitziet, en
het gronne bloet heeft flegts weinig water. ÏN: DEZEN TOESTAND BEHANDELD MEN HET
*u PAARD OP DE VOLGENDE WYZE. , Men opend ogenblikKëlyk een ader, het liéf-
fte en beste is de: zo genaamde long ader, die langs den hals loopt, en laat drie tot vier pond bloet af loopen, Wanneer het een volwasfe Paard is, en twee tot derde half pond wanneer het nog kleen is. Alsdan bedekt men het Paard met een deken, en zet hem in de ftal, een Em- mer vol water met drie handen vol garstemeel en een half pond Azyn door elkander gemengd voor, laat hem daar van zo veel drinken, als hy wil, heeft hy dit uitgedronken, dan geeft men aan dezelve nog eenen emmer vol. Wil het Paard niep drinken dan zet men het
zelve zo veel te meenigvuldiger een Clysteer en wel drie tot viermaal 's daags. Zy moeten uit fchoon water met een weinig leinzaad gekookt en een loot Salpeeter beftaan. Indien men het Paard tegen zyn wil tot drinken nodigen wil, dan ver- moeit men het flegts te vergeefs, en beneemt hem door den tegenftand, die het doet, te zéér zyne kragten. Hier na vervaardigt men het volgende poe-
der : neemt 4 Loot Salpeter, of wanneer dit niet by de hand is, eens zo veel kruyt, 4 loot Gefloote JVynJleen en agtloot Keuken Zout, en vereenigd het onder eikanderen. Dit poe- der kan men met een half pond honing vermen- gen. Men geeft tweemaal des daags de Paar- den daar van eén vierde deel in. A 4 Ver-
|
||||
( 8 ) |>
Verminderd de kqors niet twee of drie uuren
na het aderlaten., <a*an herhaald men hetzelve om de hart klopping en de bezwaarde adem- haling te verminderen. Deze aderlating, ^er- haalt men daar naa ieder vyf óf 6 uuren,' tot dat de huyd op het bloed dunder, en het'adem halen vryer en langzamer word. Is, de Koors na verloop,van drie'.o£ vier dagen eenigfinds geftild,, dah geeft men,het Paard ieder mor- gen den volgenden drank; Neemt 2 Loot Je- neverbesfen 1 Loot Gentiaan wortel en Een Loot Salpeter , alles te zamen geftopten en in een pond water gekookt, hier van word het Paard de helft alle morgen op eenmaal ingegeven , tot dat het wederom herfteld is. 2 VAN DEN DROES.
De droqs beflaad daar in, dat zig eene onge-
zonde Vogtigheid in de hals klieren, die zig het gewoonlykfle in de klieren tusfchen de kaak, van het Paard werpt. Zomwylen is een hoest zomwylen ook een bezwaarlyke ademha- ling mede daarby verbonden. In de droes is de klier onder de kin midden tusfchen byde kin klieren vlak en even uitgebreid , en volgt daar by een vloeijing uit de neus, dan gefchied dit uit' byde neusgaten op eenmaal. Het Paart heeft ook het aanzien van binnen ziek te zyn, de ogen zyn zwak, het eet minder als gewoon- lyk, en, wanneer het flerk aangevallen word, in zyn geheel niet. Dan dit is niet het geval by de Snot, als waar by het Paard voor het ove- rige kan gezond zyn, men ziet hier van meer on- der No. 15. Deze ongezonde vogtigheid ont- las-
|
||||
lasten zig of door de neus, doormiddel emer
vloeijing, of deze verftopten en gezwollen klie- ren aan de keel gaan in verettering over, en de ongezondheid word op zodanige wyze aan het lighaam veroorzaakt. ,-, . Jonge van drie tot 'vier jaarige Paarden ont-
gaan zelden deze ziekten. Zy kan boven dat noch in ieder ouderdom ontdaan, en heeft zjn oorfpron'g van disorders in de koking. .Derhal- ven krygt een veulen of jong Paard veêltyds dit toeval, wanneer zy in den Herfst uit de wydens op het droge voeder gezet worden, terwyl de maag tot het gemakkelyk verteerende gras ge ; wend, het droge voeder niet goed verteeren kan. Is den herfst boven dien nog vogtig en kout geweest , dan is de Droes nog meer algemee- ner. Men moet alzo de Paarden wanneer zy • van dewyde op (lal gezet worden, in het begin fïcgts weinig voeder geven, en het beste is nog de Paarden voornamentlyk in vogtige na jaaren» veertien dagen des nagts in de (lal te zetten > eer men dezelve geheel van de wydens neemt, op dat zy door het drooge voeder bynagt, van tyd tot tyd daar aan gewend kunnen worden , wanneer men deze gelegenheid niet heeft of niec met nut gebruyken kan, dan laat zig de droes taamelyk door maag verfterkende middelen, bittere Kruyden, of Wortelen met Antimonie lever vermengt, tegengaan. Loopt de materie door de neus, of verfchaft
zig een uitweg door verettering der klieren dan is dit goed. Doch gefchied geen van byde, dan moet men vreezen, dat de ongezonde vogtig- heid zig niet alleen op andere uiterlyken deelen wejpen, en flimme verzweeringè veroorzaken A 5 zal; |
||||
C 10 )
zal; maar zy kan zig ook van binnen op de een
of andere plaats, als by voorbeeld, in de Long of andere gedeeltehs plaa'tfen. , DEZE ZIEKTE GENEEST MEN OP DE
VOLGENDE WYZE.: Heeft het Paard by deze ziekte te gelykKöors,
dat is te zegge hitte , een fpoediger pols en ademhaling als natuurlyk, dan geeft, men hem dagelyks, een tot 2 loot Salpeter in den drank, tot dat zig de Koors zet. Is de Koors flerk, dan moet men wel zomwylen aderlaten. Is geen aanmerkelyke Koors aanwezig, dan geeft men het Paard alle morgen 4 loot versch geraspte Peperwortel in het voeder , of met een weinig zemelen vermengd! Is het Paard flerk aange- grepen, dan vermengd men de Peperwortel met een loot fyn geftoote Zwavel, en contunieerd daar mede tot de genezing toe , te geïyker tyd geeft men tweemaal in de week ieder keer 2 loot geftoote Antimonielever (Hepar Anti- monie) met wat zemelen gemengd. , Hierna moet men zoeken de Droesklier on-
der de Kin aan het etteren, en tot het losbree- ken te brengen, op dat de materie kan afge- leid worden. Dit gefchied op tweederly wyze. 1 Is de Droesklier heet en pynlyk , dan heeft
men flegts nodig dezelve met een weekmaken- de zalf te fmeeren, gelyk by voorb. met Althéa zalf, Lauwerierolie, of in geval wanneer deze mankeeren met Varkens Smout en Honing van ieder een gelyk deel onder eikanderen gemengd. Duurt*het lang eer hy openbreekt , het welk daar van zyn oorzaak heeft, dat de klier niet heet
|
||||
C n )
heet en pyndelyk genoeg is , dan'mengt men
onder de even genoemde zalven eenige drop- pels Terpenteinolie, en houd te gelyk dat deel warm , door dieri men een Ruuwiams vel of een Woïle lap het Paard om den hals bind.' 2 h de Droesklier integendeel noch heet
noch pynlyk , en het gezwel flegr/s gering, dan moét men vreeze dat de materie zig op een andere plaats werpen zal \ dit moet men zoe- ken voortekoomen, de Droesklier met een fcherpe zalf fmeeren, die om de pyn en hitte te vermeerderen in (laad is ', en daar door de materie aan die plaats vasthoud,^die de natuur tot derzelver uitloslïng hcftemd( heeft. Een zodanige zalf kan men uit'een loot Spaanfche- vliegpoeder met agt loot Varkens/mout vermengd, bereiden, en dezelv.e dïk'daar opfmeeren. Is het gezwel opgebróoken , -dan verminderen alle toevallen , en men heeld de verzweering met de zalf N.o. 2. , Geduureride den tydT dat het Paard met deze
ziekte bevallen is, moet het flegts'weinig hooy en haver, maar grotendeels zemelen en hexd gebruiken, het moet geen kout water drinken, maar men moet eenige zemelen of meel daar onder roeren om het zagter te maken. Door een misbruyk heeft men alle hoesten
en alle foor te van vloei jinge den naam van Droes gegeeven, en door deze misbruiken ge- noemde Ziektens tegenftrydig behandeld. Het is alzo in alle omftandigheden zeer gewigtig een bepaalde naam tot ieder ziekte te hebben, zon- der welke het geheel onmogelyk is, om tot eene zekere en gewisfe kennis en regte behan- deling eener ziekte te koomen, |
||||
C 12 )
|
|||||
3 VAN DE 10NGZUGT, OF DE KOORS
MET ONTSTEKING DER L O IS G. De Longzugc is een heete ziekte, waarme-
de de Paarden plotfelyk , of na ftrengen ar- beid , of na fchieiyke verkouding door voor- gegaarie verhitting , óf door het drinken van koud water in even deze omftandigheid gebragc worden. Een Paard is m deze gefteldheid zwaar of duyzelig, in de kop, wi! niet eeten, haalc den adem zwaar en fterk, doch niet fpoedig, hoest weinig en kort, heeft (lerke hitte, en zietgeftadig nadezyde van het borstbeen , alwaar het de pyn'gevoeld. Het is byna dezelve ziek- te , die by de Menfchen onder den naam van Pleuris of ontfteking der borst bekend is. ïn deze ziekte moet men de Paarden aanftonds
door eene aderlating 4 pond bloed afncemen. Verminderd zig het toeval met deze aderlating niet, en het Paard word niètftilder, dan her- haald men zujks na vier of vyf uuren. Hoe meer het afgetapte bloed, het welk men ieder keer in een pot' moet opneemen, met een dikke gee- Je huydt of een fleimachtige materie bedekt is die menigmaal de dikte van de breete van een hand hebben kan, hoe noodzakelyker de herha- ling van het aderlaten is, en die fpoedig tot de on- magtigheid van het Paard gaan moed. Aanftonds na de aderlating geeft men het Paard een op de na- volgende wyze toebereide drank in. Men kookt 4 handen vol Vlierbloemen met 2 pond water Jaat het doorlopen, na dat het góéd is door- gekookt, en giet een half pond Azyn* en drie of vier lepels vol Honing daar by. Een zoda- ïïge drank geefr men het Paard driemaal des daags ,
|
|||||
(13)
|
|||||
daags, en tusfchen deze drank geeft men het
Paard een lood f'yngeftoote Zwavel met honing onder eikanderen geroerd. Deze behandeling doet men vyf dagen lang, tot dat de ziekte zig zet, en het Paard met meer gemak begind te hoesten. Dan geeft men hetzelve alle morgen een drank van twee handen vol geftoote Jene- verbesfen met een pond water gekookt, doorge- zegen en met Honing gemengt, op eenmaal in. Insgelyks vergeet men niet het Paard dage-
lyks een Clyfteer van 4 pond water met een hand vol Lynzaat afgekookt en doorgezegen te zetten. Een fnoer van haar het Paard aanftonds by
het begin der ziekte voor de borst gezet, is insgelyks zeer nuttig en werkzaam. 4 VAN HET KLIERGEZWEL , HET KEELGEZwEL,
EN DE ONTSTEEKING IN DEN HALS. Kliergezwel heeft men dat toeval genoemd,
wanneer het Paard den hals ftyf houd , zyn voeder kauwen en eeten wil, doch het zelve niet naar beneeden Hokken kan. Dit toeval ontftaad van een verzweering of ontfleeking in den Hals , het welk men door aderlating, infpuyten van Honing en Laauw water in den Hals van het Paard, en door veelvuldige Cly- fleeringen van het vet van Garflemeel met zout en oly vermengt zoekt weg te neemen. Wanneer uit den Hals van het Paard materie en flym loopt, dan is het gevaar over. Zom- wylen is het Kliergezwel een geleider van den Droes, wanneer namentlyk de materie van den Droes, in plaats van na de Kliere onder |
|||||
( 14)
|
|||||
de Kin te gaan, op de binnenfte deelen van
den Hals zig werpt. 5 VAN DE ENGBORSTIGHEID.
De Engborfligheid is zeer dikwyls het zel-
ve als de Teering en Longziekte by de men- fchen, het is namentlyk een verteering of ver- zweering in de Long; een zodanige Engbor- fligheid is alzo ongeneeslyk, en alle middelen daar tegens te vergeefsch. Deze Engborflig- heid, of beter deze Longverteering onderfcheid men van de eigentlyke Engborfligheid zonder Longzweering daar aan, dat een fcherplymige materie uit de neus vloeid, dat het Paard ftcrk hoest , dat de uit de neus vloeiende materie fcherp is en gaten vreet, het welk dan na- derhand aanleiding tot het fnot geven kan. De Engborfligheid, waar van hier gefproo-
ken word , (Asthma) heeft tot een oorzaak de verharding of Klieren in de Long of der- zelver Lugtpypeu, en word daar uit gekend, dat het Paard bezwaarlyk ademhaald , even- wel zonder gefladige Koors. Dat het in en uitademen altyd op tweemaal en met een dub- belde beweging gefchied, het welk men dui- delyk bemerken kan, wanneer men op de be- weging der borst en de ribben agt geeft. Dat het ademen met eene reuteling of pyping ge- fchied, het welk doch niet altyd het geval is. Een Engborfligt Paard deugd , wanneer de ziekte oud , en in eenen hoogen graad voor handen is, niet veel meer. Men zosk derhal- ven dezelve op de navolgende manier bytyds weg te neemen. Men bereid een poeder van |
|||||
( >5)
Zwavelbloemen, Lauwerierbezi'én, JFz^e Z0£/>,
en Antimonie lever , van elks een gelyk deel, hier van geeft men het Paard alle morgen twee loot. Geduurende de genêezing geeft men hetzelve weinig hooy , en flegts alleen ftrooy met zeemelen, ten zy het in het gras ging, het welk altyd beter is. 6 VAN DEN HOEST.
Offchoon het hoesten aan zig zelve geene
gevaarlyke ziekte is, zo kan dezelve evenwel, wanneer hy lang aan houd, of te fterkis, aan de Long der Paarden fchaaden doen , en hec door Engborftigheid of op een andere wyze bederven. Hoesten heeft gemeenlyk zyn oor- fprong van verkoudheid; is alsdan by het be- gin droog en begint eerder of later te loopen, het welk men aan het hol geluit van den hoest erkend, gelyk ook daaraan, dat, wanneer de hoest fterk is, met dezelve flym uit de neus loopt. Is de hoest droog, dan laat men ader, geeft Honing en Zwavelbloemen , tot het voe- der weinig of in zyn geheel geen hooy , en in plaats van hetzelve zeemelen. Loopt hy dan word hy door pillen van Zwavelbloemen en Alantswortels van ieder een loot met Ho- ning te zamen geroerd, en alle morgen gege- ven , opgeheeven. Is het een hoest die uit de maag voorkomt, waar by het Paard mager word en te veel of te weinig eet; dan neemt men tot de evengenoemde pillen in plaats van Zwavel een half loot fyn geftoote HamerJIag en even zo veel gepulvrizeerde Gentiaanwortel. In deze gevallen is het ook goed de Paarden bo-
|
||||
I ( 16)
boven op zyn ordentelyk voeder een paar
[ handen Vol zout te geven. 7 VAN DE VERSTOPPING EN DE
BUYKPYN, OF VANDEKOLYK. Met de verftopping is gemeenlyk Buykpyn
verbonden, het welk men daar aan gewaar word; dat het Paard onrustig is, altyd ter zyde ziet, zig keerd, niet eeten wil, met de voeten ftamt I of zig in het (laan ter neder werpt. Men be- I merkt het ook daar aan, dat het Paard in zyn geheel niet of zeer hard gemest heeft. Om hem j opening te verfchaffen, geeft men het volgen- ! de Klyfteer: men neemt Twee handen vol Lyn- | zaad of vier handen vol Kaasjeskruyd (Malva) kookt een van deze ingrediënten met 4 pond water , laat het door een doek lopen, roerd 8 loot Lynoïy en 2 handen vol Zoyt daar on- der, en zet aan het Paard met een fpuyt, of een ander in het vervolg befehreeve Inftru- ment een Klyfteer. Heeft men geen gelegen- heid om te Ëiyfteeren, dan zet men het Paard | een fteekpil van de groote als een kleene gee- lewortel, die uit een loot groene Zeep eenwel- | nig meel en zout beftaan moet. Dit kneed men tot een deeg, fleekt zulks het de Paarde in het agterfle , en dit blyft zitten tot afgang daarop volgt. Ondertusfchen giet men het Paard veel laauw water in den hals , wanneer hetzelve niet drinken wil. Heeft het Paard een Kolyk van winden, dan
dient evengelyk de fteekpil, maar nog beter is het een Klyfteer. Bovendien geeft men hetzel- ve een hand vol gemeene Komyn met onge, veer
|
||||
(17)
veer twee vingerhoede vol geftoote peeper.
Men floot het de Paarden zo droog in den hals» of maar met Honing gemengt. Doch be~ ter en ook kostbaarder is het, wanneer men het Paard een loot Venetiaanje Theriakel met een half pond Brandewyn vermengt, ingeeft. Helpen deze middelen niet binnen de twee
of drie uuren dan moet men het Paard ader- laten j en met Klyftèer,en behandeld worden. 8. VAN DE BÜYKPYN DOOR WORMEN.
Men heeft geen zekere kentekenen, dat een
Paard wormen heeft, als wanneer de wormen van zelve afgaan. Men befluit het ook daar uit, wanneer het Paard zig in de ftal. neerwerpt, fpoedig opfpringt, met de voeten krapt, en flampt, een korten tyd onrustig is, en alsdan aanftonds flil word en zyn voeder eet. Paar- den, die een kolyk van wormen hebben, wer- pen zig dikwyls voorde wagen ter neder. Bittere dingen helpen voor de wormen , by
voorb. Gentiaan wortel en Aljem, gelyk ook Boom Oly> Lyn Oly en Traan, van een dezer dingen geeft men het Paard te gelyk een vierde pond. Doch de ondervinding heeft geleerd, dat niets zo goed de wormen verdryft, als zes loot glimmend Roet uit de fchoorfleen geftooten en met een quart pond melk gemengd, en hec Paard op eenmaal gegeven, Een loot Aloë daar onder gedaan maakt het nog zo veel te kragti-' ger. Men herhaald dezen drank van roet en melk om de twee dagen tot dat het helpt. Oly van Hertshooren een loot op eenmaal met Zemelen of Meel tot een pil gemaakt, B is |
||||
C»8)
|
|||||
ïs ook een zeer goed middel voor de wormen.
■ ■•. '"'■..■. i
9. Van de verstopping van het water , op i wanneer het paard niet stallen kan. Twee oorzaken zyn voornamentlyk fchuld
daar aan, dat een Paard niet ftallen kan. Of het water blyft in het bloed, en kan wegens de. verftopping der nieren v3n de fteen en het gruis. Of van wegens de. aanfteekïng en verhitting in dezelve niet in de blaas köo.men. De andere oorzaak is, wanneer de pis de blaas zodanig uit- gezet en gefpannen heeft, dat dezelve imrme kragt om zig tezamen tetrekken, en de pis van zig te geven verliest: Dit laatfte kan in het byzon- der by Hengften en Ruynen plaats hebben, wanneer men dezelve loopen en trekken laat, zonder hun tyd tot ftallen of pisfen te geeven, wanneer het water hun dringt., dan zegt men het Paard is over ftal gegaan. Hoe menigvuldi- gereen Paard over ftal gegaan is, hoe meer de blaas daar door word verzwakt, en hoe menigvul- dig deze toevallen weerom komen. Men kan ge- makkelykontdekken, of een toeval in de nieren fchuld aan deze ziekte is; want alsdan heeft het Paard hitte en koors, is onrustig, draaid zig, l buigt het kruis en ziet na de lenden om. Is het Paard daar en tegen flegts over ftal ge-
gaan, dan plaatst het zig dikwyls in die ftelling, als of het ftallen wilde zonder het evenwel te doen. Wanneer men de hand agter inbrengt , op zodanige wyze, dat de rug van de hand te- gen de rug van -het Paard gekeerd is, dan kan men onder de hand de uitgezette blaas voelen. '■ rLq als twee onderfcheide oorzaaken aan het Paard
|
|||||
(19 )
Paard het pisfen verhinderen kunnen, zo is* ook
de 'geneezing, dezer toevallen tweederlei. Is de fteen of gruis in de: nieren, of een aanfteeking van dezeïve uit andere oorzaaken fchuld £iaar aan , dan kan het Paard dikwyls niet eens uit de •grond geneezen worden. Verzagten kan men intusfchen deze toevallen door aderlating, en een vierde porA Lyn Oly tweemaal des daags het Paard inden hals gegooten. Een Klifteer van drie pond water met twee handen vol Lyn- zaat gekookt en doorgezeegen, alle dag eenmaal gezet, is ook zeer goed. Op even die zelve wijze behandeld rnen een aanfteeking der Nieren, ïlegts geeft men als dan minder Oly, en in der- zelver plaats drie of viermaal 's daags twee pond water met een hand vol geftoote Lynzaadt> laat ook dikwyJs Ader, nadat de Smert en de Hitte fterk is, en wel drie tot vier maal. Is in tegen- deel het Paard flegts over Stal gegaan, en de verftopping van de pis komt alleen van eene verflapping in de blaas, dan field men het een tyd lang in éen Schaapftal, waar door het ge- meenlyk tot ftallen gebragt word. Beter helpt het, en zekerder is het, wanneer men het Paard een emmer koud water onder den buiken over het kruis giet, of de hand met Oly gefmeert van agteren zoekt in te brengen, en de uitge- zette blaas,' die onder den Endeldarm legt, daar mede zagt drukt. io. Vam de zuivere-of klaars Pis.
Het is een ontlasting van een menigte dunne-
waterachtige, en dikwyls fceer fëherpe • pis.:
Vogcig verdorven Haver eh Hooi, nieuw Hooi
B 2 eo
|
||||
(20)
|
|||||
en-Haver, het welk nog niet. gezweet heeft, of
niet behoorlyk droog is , als ook verkouding veroorzaaken deezé ziekten. Men verzagt deze ziekte, wanneer men de
Paarden verfche Oly, by voorb. Lyn Oly, Boom Oly of Raap Oly, die niet verrot is, tot eeir vierde pond , twee of drie maal op een dag met even zo veel Wyn azyn, en een half loot Salpe- ter vermengt, ingeeft. Ook kan mende vloet door rooden Bolus dagelyks tot twee loot met water uitgeroerd, en een weinig Salpeter daar in tegelyk opgelost, of met water, hetwelk met oud yzer, Okeraarde of geele Lym vermengt is, flop» pen-, en het meest ftü gemaakt worden. ii. Van den Doorloop, en derzelver
verschillende soorten. GeWoonlyk kan een Paard van driederlei foor'
ten van Doorloop overvallen worden. De eer- fte foort is, wanneer de mest dunder als ge- woonlyk afgaat, als wanneer het Paard een pur- gatie bekomt, en anders niet ziek is. De twede foort is de Hoeffmeden onder die benaaming be- kend, dat het vet der Paarden gefmolten is, of dat het een verfmelting heeft. In deze omftan- digheid, gaat een dikke taaje flym de Paar- den af, het is onrustig , wil niet eeten nog drinken , en heeft koors en hitte. De derde Doorloop is de roode, wanneer te gelyk met de Mest de Paarden bloed afgaan, en waarby te gelyk koors en pyn tegenswoordig zyn. De eerfte foort van Doorloop is niet gevaarlyk, en gaat van zelve weder over; zoude het te lang duuren, en het Paard te zeer daar door afgemat wor-
|
|||||
(«)
|
|||||
worden, dan geeft men het zelve des morgens
en 's avonds twee loot Gentiaan wortel met een pond Bier gekookt, en boven dien een half loot Theriakel. De twede foort is gevaarlyker , en vereist
eene fpoedige hulp op de volgende wyze. Men doet het Paard aan den hals Aderlaten , en neemt hem vier pond bloed af, zet als dan twee maal des daags-de volgende Klifleer; neemt een half pond Lyn Oly, roerd het om met twee Eyer~ dooyers, en na dat het is omgeroerd , ver- mengt men het met twee pond laauw water :e. Insgeiyks geeft men de Paarden dagelyks twee maal-een half pond Lyn-Oly met een half pond Salpeter en een loot gepulverifeerde Gentiaan- wortel. Rabarbef in plaats van Gentiaan is beter, maar ook kostbaarder. Het Paard moet geduurende deze ziekte zeer
warm gehouden, en met dikke dekens belegt worden; men noodzaakt het veel water, dat de koude verlooren heeft, en waar in wat zemelen en een weinig Salpeter geroert is, te drinken. Tot een eramer vol water is een loot Salpeter toereikend genoeg. De derde foort van Doorloop is even gelyk
fjiet koors en pyn verbonden. De geneezing vereist, wanneer het Paard niet te zeer is afge- mat, Aderlating. Men brengt hem twee maal 's daags een Klifteer van water met Lynzaat ge- kookt, by, en geeft hem alle morgen een half pond Lyn Oly met even zo veel Honing en een Dragma geflooten Aluyn. Verminderd den Door' loop t dan geeft men alle morgen een Poeder van een loot Gentiaan wortel én even zo veel ge- ftoote Geneverbejïen, of een afkooklel van verfche „ |
|||||
(»)
Eyken Maden, twee handen vol, in twee pond
water. ., '- "'" v 12. VAN DIE BY DE HoEFSMEEDEN ONDER DEN
NAAM VAN WORM, EN SPRINGWÖRM» BEKEN- DE zie'ktens; iN Noorwegen Paarde FOKKEN GENOEMD
Deze ziekte geeft zig door eeir,of meerder
Knooten té kennen, die zig aan den ha!s,hec lichaam'of de beenen van rot Paard, van de groote als een haazenoot, fomwylen langwerpig gelyk een fnoer, en van de dikte als een vin- ger, aanzetten. Deze Knooten breeken op, en zien dan'gelyk''als fpek uit. De o.pene zweeren hebben eene dikke rand, en geven eene taaje en vette materie op. Openen zig veel Knooten aan eene plaats teiamen, dan word het een uit- gebreide verzweering, het.welk verder om zig heen aanfleckt en niet van zelve geriee-st. De Hengften zyn aan deze ziekte meer onderwor- pen* als de Merries, die deze ziekte fleges'zel- den, en altyd door aanfteekug bekoomen. De Knooten plaatfen zi.gfomwylen in eengroot aan- tal pp eene plaats. Bevinden zy zig aan de ge- wrigten van deagtervoeten,en (trekken zig tot aan den fchenkel naar boven, dan is dit een te- ken, dat het Paard zeer fterk is aangeftooken, gelyk ook wanneer het Paard de neus zeer fterk loopt, het welk men de Binnen-worm noemd. Deze ziekte heeft een gelykhefd met de Lust- ziekte der Menfchen. Éen'Paard kan van deze ziekte overvallen worden, wanneer het na een zwaaren arbeid op eenmaal tot rust komt; wan- neer het na een ziekte op eenmaal te veel eeten krygt,
|
||||
( 23 )
|
|||||
Irrygt, ook aaneen gebrek van het voeder* van het
Hooi en den Haver, en het meeste door aanftee- king van andere Paarden, j Wanneer dez0 ziekte nog in haar begin is,dan kan zy geheeld worden, maar is zy reeds tot een hoogen trap gereezen, dan is zy zeker onherfteloaar*% De ziekte moet door innerlyke middelen geholpen worden- want of men aariftonds door uiterl^ke middelen de Knooten verdreven, en het Paard in fchya weder herftellen kan,-zo blyfc het evenwel nog, aangeftooken, en de ziekte breekt wederom uit. Deze ziekte word op de volgende manier ge- holpen. Men laat het Paard in den hals ader, laat vier pond bloed wegloopen , en geeft het alle morgen twee loot van het volgende poeder. * • Neemtfyn geftoote Pokhout, Antirnonie, Ja.
lappe en Zwavelbloemen, van ieder even veel, maakt het tot een,Poeder, en geeft het Paard alle morgen twee loot daar van in. i '} Noch veel werkzamer is het Poeder dat byde
Apotekers Mineraal moor^Aethiops. Mineralis.y genoemd word. Hier van geeft men het Paard dagelyks /een half loot met meel of zemelen en. honing tot een Bolus of Conferf gemaakt. Is het Paard fterk aangegreepen, dan zet men het zelve hairfnoeren aan de borst en aan de ,agter- fchenkel. i De Zweereti heelen fp'oedig, wanneer men
dezelve in de volgende vergiftige bading wascht. - Neemt Mercurim Sublimatus eea half Dragma,
lost het op in 3 pond zuiver Wel-of Regenwater.
Hier mede wascht men de gevaarlykfte en?
grootfte deelen derSpringwprm; doch het was-
fen alleen zal het niet doen, wanneer men niet
B 4 te
|
|||||
! t« gelyk de ziekte door innerlyke middelen
I zoekt te geneezen.
; De Hoeffmeeden en Kenners van Paarden,
verdeelen deze ziekte in verfcheide foorten. ! Als Meelworm* vliegende worm, Strickworm, ver-
! keerde worm, Kankirachtige worm, en de Binnen-
i worm, doch dit is alle een en dëz*elve Ziekte.
I Het onderfcheid is alleen daar in geleegen in de
[ verfchiMende fterkte van het^pngemak. De ge-
j neezing is altyd als de hier voorgefchreevene.
13. Van het Schurft, de Mock, Raps,
' en ' dergelyke. Gewoonlyker wyze bekomen de Paarden het
Schurft van honger of flegt voeder , of door aanfteeking van andere fchurfcachtige Paar- den. De kortfte manier om de Paarden van het | fchurft te bevryden, is deze, het zelve tegen I de warmte van een Vuurvat met een Zalf van | drie loot Zwavelbloemen of gewoonlyke Zwavel j te frneeren. De gemeene Zwavel moet in deze j Zalf fyn geftooten zyn; voor het overige mengt men dan nog drie loot geftoote Jluyndaar by, en roert deze ingrediënten in twee pond,Lyn- ! Oly, Raap Oly of Traan. Het is voorzigtig gehandeld, wanneer men het Paard te.vooren bloed aftapt, op dat men het fchurft niet na binnen in het lichaam dryft. SchurftachtigePaarden fleeken niet gaarn an-
deren aan, wanneer zy met deze Zalf gefmeert zyn; doch zal dezelve haare werking des te ze- kerder doen, dan is het noodzakelyk de Paar- den gezond en goed voeder te geven. Zelden heeft
|
||||
C«5) :
heeft men deze Zalf tweemaal tot het geneezen
van een Paard nodig. DeMock ontftaat even gelyk vanflegt voeder,
of het welk veroorzaakt word door Hooi, gewas- fen op een zunre en vogtige grond of ook door eene vogtigeftal; zy neemt hun begin met een ge- zwel gewoonlyk aan het onderfte gedeelte van de agtervoeten, het welk ten laatflen losbreekt, en zweeren aan de huid veroorzaakt, de hairen vallen uit, en te gelyk zweet geen fcherpe vog- tigheid daaruit. Men komt deze ziekte voor en heeld dezelve van binnen toe, wanneer men de, aangegreepe Paarde dagelyks een tot twee handen vol rammelas of Mierikswortel onder het voedzel mengt. Op het gezwel aan de voet, legt men een omflag van zuurdeeg of Koemest, tot dat het gezwel en de hardigheid in de ge- wrigten weg is, en de zweeren,beginnen te Iqo-. pen. Alsdan wast men het om op te droogen, met kalkwater en verbind het; wanneer dit niet toereikende zyn zoude* dan neemt men de E- gyptifche Zalf. Ziet -No. 4. onder de Huis- middelen. Raps word door even dezelve innerlyke en ui-
terlyke middelen geneezen. Ruit in deMaanen is een fchurftachtigezwee-
ring aan de nek van het Paard, het welk door fiTjeeren met Terpentyn^olie geheeld word. 14. Van de Koller.
Dit is een foort van Domheid of Dolheid,
waar mede het Paard bevallen word. Daar zyn
tweederlei foorten van dezelve , de {tillen en de
razende Koller. 13 y het eeifle foort han^t het
B 5 ' Paard
|
||||
C 2<5 )
|
|||||
Paard met de kop, gaat regt voor zig heen zon-
der om te zien, de oogcn zyn dom en wild, zo dat het Paard niet zi'en kan, en op niets dat hem in den weg is agt geeft, het welke hem voorkoomen of bejegenen kan. In de Stal kaauwt hét zyn voeder ? doch laat het uit de fnuk in de krip vallen. Het veroorlooft zyne voorbeenen over kruis te zetten, en blyft in deze Helling ftaan. Het gaat in zyne verwar-' ring met de kop tégen de muur, laat zig plat op-de aarde vallen, ofwerpt zig agterwaards op zyn ftand. Deze ziekte word bezwaarlyk en zelden geneezen. .Doch men probeert het wan- neer de Koller niet'te oud is, op de navolgen- de wijze. Men geeft het 1?aard weinig te eeten, tot dat hebvan, honger onmagtig word.- Op een hand vol zemelen of Haver geeft men hem twee maal des daags'éeir goede hand vol zout, en •puit daar op dat het genoeg te drinken" krygt. Meh r.rekt hem een hairfnoeraart' de borst, aan beide zyden van de nek% en aar* beide agter- fchenkels, laat het in de frisfe lu'gt komen-, of men houd de Stal zeer lugtig. Een' al te warme ofvogtige'Stal,. en,$e flegte
gewoonte, het Paar.d te lang met de ftrik om den hals té laten (laan, wanneer men hem zal ader laten, alvorens de ader geopend word, ge- ven gelegenheid tot deze ziekte. De geringde foort van deze Ziekte, noemt
men dofheid. Men geneest* dezelve dikwyls door het Aderlaaten, Laxeeren, en door vyfof zes maal 's daags de kop in koud «water tebaden, en komt hier door de Koller voor, waar toen deze Ziekte getnakkelyk overflaan kan. Een paard,het welk de razende-.'Koller heeft,
' 'is
|
|||||
( n )
is byna razend, en kan niet zonder gevaar ge-
nader* worden; bet eet en drinkt niet, werpt zig heen en weer, flaat met de ;kop tegen de Krip* en de muuren of andere hem voorkomen- de tegenftanden, komt het los, dan is het zeer razend. Het is re vergeefs tegens die Ziekte iets te ordonneeren, wanneer zy in een zo hoo-- gen gfaad gefteegen is, dat men'niet naby het Paard komen kan. Kan' men daar by komen, en het aan den hals «'Aderlaten, dan helpt hes fomwyien. Doch nieti moet het bloed alsdan zo lang loperi'Iaten tot dat hy onmagtig is, wan- neer het Paard niet eerder (lil word, om de j ader te kunnen toebinden. In geval van»een Onmagt, behandeld men het Paard wanheer de Ader alvoorens is toegebonden, door het be- gieten van kout water. •• Word het na fret ader- laten eenigzints rustiger, dan behandeld men het toeval als de ft il Ie Kol Ier, en z*et boven dien twee of drie maal des daags een. Klifteer. Het is zo wel by de ftüle als by de razende Koller zeer dienftig, het hooft vlytig met koud water \ te baden. Slegts-"neemt men zig in agt*»iet ieder dof heid of razendheid , die dikwyls by andere heete Ziektens tegenswoordig is, v0or Koller aan te zien. By.bovengemelde omftan- digheid, heeft hitte, Koorts, een fpoedige pols- slag en haastige adeimhaaling, daar bij" plaats» waar en tegen de Koller zonder Koors is. 15. Van de Snot.
DeSnötis een vloejing uit deNeus, met brand,
hitte en zweeren aan de Huid verbonden, die de feheidihg tusfchen de beide neusgaten be-
|
||||
C 28 )
| kleed. Wat uit de neus vloeid is fomwylen zo
klaar alsEywit, fomwylen geel, groen, verrot en bloedig. Te gelyk heeft akyd een gezwel | aan een of beide klieren daarby plaats, die aan ieder zyde van binnen aan bet kakebeen leggen. Men voelt dezelve aldaar als twee ronde knot- fen, diezig met de hand aanvatten en bewegen laten. By de Klier of de Droes zyn in tegen- deel de knooten niet zydwaards onder het kake- been , doch midden onder het onderde kakebeen tegen de wortel der Tong, en is meer uitgebreid, tneer vlak, en kan niet zo gemakkelyk met de vingers omvat worden. DeDroesknooten bree- ken graag op, etterd en geeft materie, doch Snotknooten niet. In de Droes vloeijen akyd beide neusgaten, wanneer het eerst aan het vloeijen komt* In de Snot vloeid by het begin alleen langen tyd het tene neusgat, en alsdan is flegts een gezwel aan de zyde van het vloeijen- de neusgat. . Somwylen vloeijen beide neusga- ten, en alsdan zyn beide klieren gezwollen. Deze Ziekte is aanlïekend, wanneer zy tot eene zekere hoogte gekomen en de materie fcherp is; Somwylen is zy reeds by het begin zo fcherp, dat zy ligt aanfteekt. Men zet alzo ogenbirkkelyk een zodanig Paard
alleen en van de anderen afgezonderd, alwaar geen ander Paard komen kan. Het is noodza- kelyk en gewigtig de Snot van alle andere foor- ten van neusvloeijing te kunnen onderfcheiden. , Maar het is te gelyk bezwaarlyk, en vereist on- dervinding. De tekenen waar aan men dezelve kent, zyn de volgende. Vloeit de neus, en is een of beide genoemde klieren gezwollen ,en het Paard is te gelyk vrolyk, hoest niet, eet en drinkt |
||||
(■»)
|
|||||
als na gewoonte, is vet^ en wel in ftaat, dab
kan men tamelyk zeker overtuigd zyn , dat het Paard de Snot heeft. Hoest het Paard niet, is vrdlyk, eet en drinkt naar gewoonte , de klier is aan de eene zyde flegts een weinig ge- zwollen en de neus vloeid aan het eene neusgat ook maar weinig, dan zal het geen wezentlyke Sfrot worden. Blyft met alle deze tekenen het neusgat aan het vloeijen, en het Paard is even- wel vrolyk, dan is het zekerlyk Snot. Vloeit in tegendeel uit beide neusgaten een geele dikke materie, enhetPaard is daar by treurig en heeft een hoest, is afgevallen, wil nog eeten nog drinken, heeft geen gezwolle klieren, dan is het geen Snot. Heeft het Paard reeds zweeren in de neus, is de uitvloèijende materie groen, geel of bloedig, en zyn de klieren ter zyde on- der de kakebeenen gezwollen 3 dan heeft het reeds lang het Snot gehad. Wanneer het Paard reeds lang de Snot gehad
heeft, zo dat het reeds zweeren in de neus heeft, en de uitvloèijende materie vermengd uitziet, dan is de Saiot aanfteekende, en het Paard moet dood gelloken worden, om niet de anderen aan te fteeken. Is in tegendeel de Ziekte flegts nog in haar
begin, dan kan zy fomwylen op de volgende wyze genezen worden. Men laat het Paard on- geveer drie pond bloed uit de ader aan den hals. Alsdan kookt men twee handen vol Vlmhlotmen en even zo veel Kaasjes kruid, met een pond water en een loot Potasch, wanneer het gekookt is, zied men het door, en fpuit het Paard daar mede 3 of 4 maal des daags in de neus; het moet laauw zyn zo menigmaal als men het ge- bruikt. |
|||||
(30
|
||||||
bruikt. Men geeft het Paarq* in plaats van ha-
lver en hooi, zemelen met water, tot een pap sgckookt. i Dit hangt men in een zak voor aan in de Krib, op dat het Paard by hec eeten tien damp in de neus trekken kan, waarom het ook $kyd op nieuw moet warm gemaakt worden, wanneer het koud geworden is. Het voeder der Paarden moet aanthuii}ttiiet in de ordinaire krib gegeven, maar in een laage krib of een zak . neergeze.t; worden , zo dat hy beftendig gedwon- gen is, [de kop omjaag te houden, en de fiym uit de neus alzo ook gemakkelyker kanuitvloei- jen. Wanneer men het Paard met het voorge- ichreve. af keokfel 14 dagen lang gefpuit heeft, dan bediend men zig van de volgende infpui- ting. Men neemt twee handen vol roode Roo- ien en kookt dezelve met 1 pond water, laat het doorlopen, en doet pen pond Kalkwater en twee lepels vol geelen honing daar by, fpuit het Paard alsdan daar mede, doch dit moet laauw zyn. Boven dien geefc men het Paard het vol- gende Poeder, Mineraal?moor (Aethiops Minera- J0) Pokken/runt, Zwavèlblocmen en Jalappewor", iel, van ieder een half loot te zamen geftooten, en zulks aan het Paard alle morgen gegeven. Kan het Paard op zodanigen wyze niet gehol-
pen wo/den, dan is het onnodig verdere kos- ten daar aan te dóen, en de overige aangepree- ze middelen verflimmeren eerder de ziekte? als. dat zy dezelve* genezen zoude. Vandewortel de Nachtfchaduw dageïyfcfc een half loot gegeven, word zeer .geroemd, .doch is niet toereikende genoeg bevonden geworden. |
||||||
1$.
|
||||||
i 3' s
16. Van de Verstyving.
Ve^vangenheid of, beving is de gewoonlyke
naam , die men een Paarden ziekte gegeven heeft, dewelke met de verkonde Jigt by men- fchen,i veel overeenkomst heeft. Zy maakt het \ Paard lam of flyf aan een of meer leden, of aan het geheels lichaam,-, zo dat het moeiten heeft I om te gaan, of uit de plaats te komen. ' Dit toeval heeft zyn oorfprong van verkou-
ding, door overgedreevene arbeid, van te veel rusten gebrek aan beweeging, by fterk en over- vloedig voeder. , Somwylen , en inzonderheid wanneer een
groot gedeelte van het lichaam , by. voorbeeld, het geheele voordeel of agterdeei, of het gé- heele lichaam van de beving ftyf geworden is, j of een meer of minder fterke Koors daar by plaats heeft. Die van'de verftyving aangevallen ledematen
xyn pynelyk, wanneer men dezelve aanraakt, of met de hand tegen de haairen opftrykt. Min- der, of in het geheel geen tekenen van pyn-geeft het Paard , wanneer men het vervangen gedeelte hart en fterk aangrypt. Hier aan erkend men even gelyk, of een Paard
heupen-lam, dan of het vervangen is, of het toeval van de vervanging , of van verrekking in de fpieren of zenuwen heen komt, wantin dit geval Iycl het Paard liever eenezagte aanroering als een harde aangryping van de pyneiyke dee- len. |n een vervangen lid is meer*koude, en in eenvvöi-trckke meer hitte. De vervanging word geneezén, wanneer men
de binnen,blyvende uitwaatfeming ojFde onzigt- bsa*.
|
||||
(SO
|
|||||
| baare zweeting van het vervangen deel wederom
j aan de gang brengt , en beweging en werk- zaamheid aan de deelen en aderen, die door de j vervanging ftyf en onwerkzaam geworden zyn, j verfchaft. [ Heeft het Paard te gelyk met de verftyving
j ook Eoors, en is de iiiu.it heet, de ooren of I het geheele lichaam dan heet en dan kout, en I den adem fpoediger als natuurlyk, dan moet het ader gelaten, en een volwasfen Paard tot vier pond bloed afgenomen worden. Het bloed zal in dit geval eene graauwe tamelyk doorzigtige harde taaje huid hebben, die in een meer diepe als vlakke pot wel de dikte van een hand breed hebben kam Na het aderlaten zoekt men het Paard aan het | zweeten te brengen, wanneer men het langzaam en egaal met een ftroowis vryft, met een war- me deeken toedekt, ftroo tot onder den buik daar onder ftrooit , en het met een drank van | 2 loot Spiritus van Hertshorn, meteen weinig honing en een vierde pond brandewyn in geeft. I Men laat het beftendig water, waar van de kou- ! de af is, en waar in men eenig roggen meel ge-J mengt heeft, drinken. Word het Paard op deze manier niet we-
deromi herfteld, het welk doch zeer zelden het geval ïs, dan laat men het den dag daar op wedeV ader, en geeft het denzelven drank. Wanneer het Paard gezweet heeft, dan moet het wederom wel afgedroogt en gevreven, ge- lyk ook met drooge dekens bedekt worden. ' Wanneer de Koors door deze manier van be-
handeling geftild word , en het Paard wederom aan het eeten geraakt is, doch evenwel een I fty-
|
|||||
flyvigheid in éen der leden behouden heeft, dan
helpt men deze flyvigheid na de vervanging door vryving van die leden met een ftrowisch drie of viermaal op een dag. Is het droog vry- ven niet toereikende, dan bediend men zig van Zeep brandewyn (ziet No. i.J tot het vryven; is dit ook niet toereikende, dan baad men hec vervangene dier met Spiritus van Spaanfche Vliegen. (No. 9. onder de Huismiddelen) Deze Spiritus verwekt hitte en pyn in dat gedeelte, en heelt zulks op zodanige wyze. Met even deze uiterlyke middelen, en op even gezegde manier geneest men de vervanging van een en- kei gedeelte zonder Koors. De flapheid, die in een met de vervanging behebt geweest zynde deel te rug blyft, geneest men door vlytig ba- den van dat deel met koud water drie of vier maal des daags. 17. Van de Klem of Hartziekte.
L^De Klem is een krampagtige flyvigheid of on-
beweeglykheid in een of meerdere deelen of le- den van een Paard, fomwylen leid hec geheele lighaam zodanig, dat het Paard niet een eenig deel of lid beweegen kan, maar geheel ftyf ftaat. Hec deel dac anders het gewoonlykfte van de Klem word aangevallen, is de kinnebak, en de* [ze noemd men de Mondfpfeeuw. In dit geval kan het Paard de filuit niet open doen, en ge- volglyk niet eeceii, doch ter nauwer nood nog drinken. Dit flimmé en zeer gevaarlyke toeval ,♦ is al-
tyd een gevolg van eene andere ziekte. Ieder
ziekte, die de Paarden grootepyn veroorzaken,
C kan
|
||||
(34)
|
|||||
kan ook tot de Klem gelegenheid "geven, en de
Kiem is niet een hooft-ziekte, maar ahyd een gevolg of de werking van eene andere pynelyke of gevaarlyke Ziekte. De gewoonlyke hiertoe aanleiding gevende ziekte , zyn zwaare Long- toevallen of aanflekingen van de Long, zwaare aanfteking van het Gedarmte, fterke vervan- ging of groote pyn in een uiterlyk deel, ilimme wonden aan de voeten of een ander gedeelte. Veelen zoeken de fnuit by de Paarden met
een breek-yzer open te breeken, doch het is te vergeefs, en men breekt ligter de kinnebak in twee, als dat men op deze manier de Klem ver- helpen zoude. Kan men door middel van goede Medicynen en overige behandelingen de oorzaak van de Klem voorkomen, dan lost zy zig van zelve, en kan men dit niet, dan is alle andere moeiten te vergeefs. Is de Klem een gevolg van eene aanfleeking
der borst, dan heeft het Paard te gelyk een fchielyke en moeielyke ademhaaling, het be- weegt de vleugelen van de neus, enden adem door de neus is zeer heet, de oogen zyn even gelyk heet en gefpannen, en de ziekte moet zo behandeld worden, gelyk wy te vooren by de aanfleeking van de Long gezien hebben. De aderlating moet, tot dat het Paard inonmagtkomt, vervolgt worden. Evenwel voerd men zeer zel- den in deze ziekte iets uit, als men dezelve te laat gewaar word. De Klem is ook een teken dat de Long aanfleeking van een fierken aart is. Meestendeels is dan oök de aanfleeking in beide Longen, en uit dien oorzaak flimmer tegenee- zen, als wanneer de ontfteeking flegts aan eene Long.vleugel was. Word
|
|||||
C35 )
|
|||||
Word de Klem van een ontfteeking der ge-
darmtes veroorzaakt, dan geeft het Paard de- I zelve tekenen van zig, als wanneer het een Co- lik hadde. Het heeft te gelyk verftopping, veel hitte in de fnuit, het hart beweegt zig flerk, den* adem is fchielyk en meer of min- der bezwaarlyk. Het eenige middel hier tegen is even gelyk
leen fterke aderlating, vlytige klifteejing van Oly, Zout en laamv water. Ook geeft men het Paard een half pond verfche Oly eenmaal des daags, en laat het laauw met zemelen of meel omgeroerd water, waar in men op ieder emmer vol een loot Salpeter mengt, drinken. Ook geeft men het dagelyks tweemaal een half loot Salpeter, en een half dragma Camfer fyn gefloo* ten en met honing vermengt. Neemt men op zodanige manier de ontfteeking der gedarmtens weg, dan vergaat de Klem van zelve. Óntftaat de Klem van de vervanging, dan is
zy gemakkelyker weg te neemen. Men behan- deld dezelve, gelyk de vervanging met Koors, en vryft geftadig niet ilegts het geheele lichaam over het algemeen, maar voornamentlyk ook den kinnebak. Heeft de pyn van een wond aan de voeten of
aan een ander gedeelte de mondfpreeuw veroor- zaakt, dan laat men ader. Zoekt*zo fpoedig; mogelyk de pyn te verminderen, het gezwel te reinigen, en de materie lugt te verfchafren. Ten dien einde moet men, wanneer het een onge- mak aan de voet is ,met een fcherp mes dat gee- ne van het hoorn wegfnyden, hetwelk het ge- zwel bedekt, opdat het aan het bloeden komt, alsdan verminderd zig de pyn. | C 2 Wil |
|||||
(30
Wil het Paard by de mondfpreeuw niet drin-
ken, dan moet men doormiddel van een fpuit, die men tusfchende voorlte en baktanden brengt, dranken en Medicynen in de fnuit fpuiten. Door klifteeren van Melkfoep kan men heÊ
Paard onderhouden, op dat hét niet van honger
ilimmer.word, zolang het niet eeten kan: Op
i even die zelve manier kan men het Paard onder-
I houden, wanneer de Kliergezwellen of Builen
in den hals het flokken verbieden.
18. Van Builen en Gezwellen.
Gezwellen, die etter of materie in zighebben,
en het meeste.verheven en rond zyn, noemt men Builen. Daar zyn in het gemeen twee foor- ten van Gezwellen; heete en koude. De kou- de Gezwellen hebben gemeenlyk in zig water en bloed, of het zyn Vlees-uitwasfen, Beenge- | zwellen of Windgezwellen enz. en deze moet men door verfcheide oplosfende verwarmende middelen, door vryven, door het omflaan van warme wortelagtige kruiden, als Timiaan, Salie, Cammilbloemen, en ook door Zeep brandewyn, door gedistileerde Olie, Terpentyn-olie, Spyk- olie en diergelyke, na de onderscheidene ma- nier van Gezwellen zoeken te verdeelen. Wa- teragtige Gezwellen, die zo zigtbaar zyn, dat de beenen geheel daar van opzwellen, vereifchen te gelyk innerlyke middelen. By voorb. gehak- te Rammelas of Mierikswortel, de Paarden tus- fchen het voeder dageJyks tot een half pond ge- geven. Even gelyk dient ook daar toe de ge- rnaalen 'Mostert r tot 2 loot dagelyks daar van met honing gemengt, gegeven. |
||||
(37)
|
|||||
Builen zyn even gelyk van tweederlei manier,
heete en koude. De heete Builen of Gezwellen noemt men ook aanfteekings gezwellen of ont- fteekings builen. Zy zyn inden beginne hart, heet, pynelyk,neemcn van tyd tot tyd ingroo- te toe, worden op den derden of vierden dag gaarn in de midden week, het welk een teken is, dat zy in verettering veranderd zyn, en de materie zig begind te verzamelen. Daar is ook noch een ander foort van heete Builen, diceven zo beginnen als deze, doch niet in materie ver- anderen, doch dewelke veel meer pynelyk, heet en hart blyven, tot dat eengeheel ftuk van de huid afvalt, en het te rug gebleven gezwel een I weinig met bloed vermengde vogtigheid van zig geeft. Dit zyn deBrand-buiien, waar van aan- ftonds naden De koude Builen hebben aanflonds materie,
en zyn niet pynelyk, zyn week, maar hebben
die eigenfchap, dat zy op eenmaal van de eene
plaats na de andere gaan, en dikwyls van bui-
j ten na binnen flaan.
Van zodanigen aart zyn zeker foort van Krop-
builen. Het gewigtigfte in de behandeling van deze koude Builen, beüaat daar in, om dezelve aan de plaats vast te houden , alwaar zy zig het eerfte geworpen hebben. Dit gefchied het bes- te, wanneer men de Builen met fcherpe zalf, in het byzonder met Spaanfche vlieg zalf (No. 10.) befmeert, of wanneer men een hnirfnoer door dezelve trekt; wanneer zy beginnen pyne- lyk te worden, dezelve opend, en het te "rug gebleven gezwel met Terpentyn oly of dikke Ter- pentyn verbind. Üq heete Builen moet men tot verettering of
C 3 tot |
|||||
(3«X
tot rypheid zoeken te brengen. Dk'gefchied',
wanneer men dezelve met week makende zalf en oly fmeert, of omwindingen van flymerigende Wortelen, Kruiden of Zaden daar op legt. Alle vette dingen, uitgeperfte Oly, die niet verrot zyn, Althea-zalf, uügewasfe boter, Lyn-oly en Raap-oly zyn dienftelyk. Tot het omflaan dienen de gehakte blacïen van
Kaasjes kruid, Konings kers f en. Bilzen kruid, de wortelen van Kaasjes kruid, 'Lynzaat en dierge- lyke, geftooten en gehakt met water tot een deeg of een Gort gekookt, en warm daar op ge- legt. Is de hitte en hardigheid flegts gering, dan moet men eenigzints meer verwarmende dingen gebruiken, die de hitte doen opkoomen, en daar door de Builen tot verettering brengen lean. Ten dien einde, vermengt men de zalf met eenige Terpentyn-oly , of men neemt Zuurdeeg, of Lynzaat met 4wat Hop of gekwetfie Uyen tot den omflag. Zo aanftonds als men bemerkt dat de Buil
in de midden volkomen week is, dan opend men dezelve met een, fcherp mes aan de laag- fle plaats van de Buil, op dat de materie zo veel te beter afloopeh kan. Na het openen van den Buil onderhoud men de ettering door de Zalf (No. 3 ) tot dat de hardigheid in den omvang, van de Buil zeker geheel'weg is, als dan heeld men het gezwel door middel van de Zalf No. 2. 19. Van de Brand en Mockbuilen.
Zo wel de Paarden als ook het Hoornvee en
andere Creattniren zyn aan een ïoon van Builen on-
|
||||
(39)
onderworpen , die men Brand-builen noemd.
Het zyn knoten of gezwellen van onderfcheide grootè , de fpoedig aan onbepaalde plaatfen ontitaan. Ais aan de Schenkels, aan de Borst, den Hals, de Kop, de Tong, of (legts een al- leen, of verfcheide op een maal aan verfchillen- de plaatfen van het lighaam; Zy zyn zo wel by Paarden als by hec Hoornvee zeer pynelyk, de huid over een zodanige Buil is hard en dood, het gezwel zelve tamelyk vlak, zy zyn heet en neemen na hunne eerfte ontfteeking niet zeer toe, gaan ook niet ordentelyk in verettering over, maar een geheel ftuk van de huid valt op een maal af, en het overgeblevene gezwel is onrein^en dood, geeft geen órdentelyke mate- rie, maar een fcherp, geel, graauw, of met bloed vermengt water. Het gewoonlyke foort van Brand-builen waar
aan de Paarden onderworpen zyn, zyn de zo- genoemde Mock-builen , zo genoemd, om dae zy agter aan het onderfte gedeelte van de voet zitten, alwaar deMock haar plaats heeft. Doch men kan een zodanige Brand buil gemakkelyk van de uitbrekende Mock onderfcheiden, alzo zy meerder heet en pynelyker is, en het Paard meer hinkt als by een Mockgezwel. Een zodanige Buil, zy mag zig plaatfen waar
zy wil, moet aanftonds met een kruisfnede ge- opend, en met de Zalf No. 10. gefmeert wor- den, waar onder men een vierde deel Terpen- tyn-oly mengt. Word het gezwel zeer flim, en wil door het gebruik van deze Zalf niet zuiver worden, en zig geen rood gezond vlees toond, dan brand men het met een gloejend yzer, en fmeert het met Terpentyn oly. ,, c4 , u
|
||||
j C 40 )
' v - ' . .«-f
Is de Brand-buil of het gezwel daar van aan
i de Tong, dan moet men de Zalf No. 10. niet j gebruiken, maar zy moet, wanneer zy geopend j worden, het zy van zelve of door een fneede, I aanftonds met een gloejend yzer gebrand en met Terpenten-oly-gefineerd worden. Word hy on-
j der deze behandeling zuiver, en zet goed vlees in de grond, dan wast men het flegts met zout
L water. Zyn die met deeze Builen geplaagde Crea-
tuuren te gelyk inwendig ziek , en hebben
I hitte, dan moeten zy eenmaal ader gelaten j worden, en dagelyks een half pond Brandewyn, ! en een vierde pond Wyn-azyn>, of in plaats [ van dit een halve lepel vol Spiritus Vitriool, en een dragma Camfer inneemen. t '
20. Van de Vyver.
Is een gezwel aan de eene zyde van den Hals,
| zelde aan byde zyde te gelyk, meer aan de Kop, | ongeveer daar alwaar de boven en onder Kake- j beenen onder de ooren te zamen koomen. Hier | ontftaad zomwylen een hard en heet Gezwel, | hetwelk toeneemt, en zig tot aan den rand derKa- j leebeenen na onderen uitflrekt. Zy heeft haar zit- plaats in de groote Speekzelklier onder de ooren, die men wegens deze ziekte de Vyver Klier noemd. Het Paard leid in dezen toeftand veel pyn, kan niet goed kauwen of de Kaake bewee- gen, gaat daarom dikwyls van het voeder en word nog geyaarlyker Ziek van wegens den hon- ger. Men moet zoeken om dit Gezwel te ver- deden , en het zelve des wegens met Althéa zalf of verfe Lyn-Qly 4 Loot met een half Loot geftoote Cam-
|
|||
• -)
C 41 )
Camfer vermengt, te fmeeren. Tweemaal des
daags moet men het Gezwel daar mede fmeeren, en daar op met een Wolle of Leëre lap bedek- ken, om dat gedeelte warm te houden. Heeft I het Paard hevige pynen, en lyd zeer veel, dan moet men het ader laten. Men geeft even gelyk 3 Loot Antimonie Lever met een weinig {Zemelen öf Haver vermengd, of het Droes poe- der No. ii. in. Verminderd het Gezwel en de hit- te niet binnen de 4 daagen, dan laat zy zig niet meer verdëelen, maar men moet zoeken het zel- ve tot ettering te brengen, een einde deze te kunnen openen. Dit gefchied door een omflag van Pap, gekookt van Gerftertieel met water en melk en 4 kleene gehakte Uye, warm daar op gelegt, en daar mede voortgevaaren tot dat het een gad maakt, of tot dat eene weekheid in de midde van de Knoot komt, en men onderde huyd aldaar eene materieagtige Sap bemerken kan. De- ze plaats opend men met een mes, om aan de materie lugt te verfchatTen, vaart voort met de Pap omüag met Uye, tot daè het Gezwel ver- deeld is. De Zweering heeld men als dan met de Zalf No. 1. By het openen van een zodani- ge Zweering moet men voorzigtig zyn en niet te diep fnyden, en flegts door de huyd tot aan de plaats der materie dringen, want kwam men dieper, dan kan men gemakkelyk de Speegzel- gang,die langs den rand van het Kakebeen loopt, om zig in den mond te openen, doorineiden. Dit zoude zig niet laaten heelen, en wanneer look de overige Zweering zig floot, dan zoude eene Fistel opening terug bly ven, en altydSpeeg- - zei doen uitvloeien. |
|||||
C 5 2i,
|
|||||
• (40
|
||||||
2i. Van de Borsteuylen, Buykworm:
GENOEMD.
Dit is een heet Gezwel, het welk zig van Vo-
ren aan de Borst van de Paarden zet, en zig zomwylen tusfchen de voorbeenentot onder den Buyk uitftrekt. Zy is met hitte en koors ver- gezelfchapt. Men moet dezelve aanftonds tot het rypen en verettering zoeken te brengen. Dit gefchied wanneer men het Gezwel dagelyks eenmaal met de Zalf No. 3 fmeert.f Komt na twee dagen geen gat in het Gezwel, dan opend men het zelve met een fcherp mes , legt in de opening een weinig te zaamen gerolde hennip met Terpentyn Oly naÊ gemaakt, en met een weinig Poeder van iv*'ieswortel beftrooid. Dit ver- meerderd de ettering. Wanneer het Gezwel ge- heel verdreeven is, dan heeld men de Zweering met de Zalf No. 2. Heeft het Paard te gelyk Koofs, en is inwen-1
dig ziek, dan moet men hetacrer laten en Salpe*\ ter in het water te drinken géiren. Het grootfte gevaar by deze Builen is, dat zy
ligt van binnen in de Borst open breeken , en daar in den Etter uitftorten kunnen. In dit ge- val fterft het Creatuur -veelal zeer plotfelyk. Men ziet alzo gemakkelyk de oorzaak, waarom men dezelve zo fpoedig na buyten moet zoeken te openen. Zomwylen zet zig een Brandbuil op deze
plaats, de welke men aan haare hardigheid en daar aan erkend , dat zy weder verdwynd na dat zy aan groote toeneemd. Deze moet, gelyk te vooren by de Brandbuilen geheeld worden. |
||||||
22.
|
||||||
V
|
|||||||
(43)
|
|||||||
22. Van de Voetzwam en de SCHYT-
HAKKEN. Voetzwam is een Zwamknoop aan den Elle-
boog van het Paard, en Schythakken is het zel- ve ongemak aan de agter knie. In het begin verdeeld men dit Gezwel door
vryven en vlytig baden met kout water of fnee 3 of 4 maal des daags. Is het Gezwel wat ou- der, en wil zig niet op deze manier^ verdeelend haten, dan bediend men zig van Zeep-Spiritus om te baden en te vryven. Noch ouder en har- der zynde vereischt zy eene menging van Lyn~ Oly en Terpentyn-Oly van ieder een even gelyk gedeelte. Hier mede houd men 14 dagen en lan- ger aan. Men zal als dan bemerken» dat het Gezwel meer heet word, en dagelyks na de vry- ving toeneemd, men moet dezelve als dan flegts om de twee dagen fmeeren, en het zal van tyd tet tyd afneemen. Veroorzaakt het fterke hitte en pyn, dan fmeert men flegts om den derden dag. Is het niet fcherp genoeg, dan doet meu meerder Terpentyn-Oly daar Dy. Is de Voet- zwam te groot zo dat zy niet kan verdeeld wor- den, dan kan men dezelve zonder gevaar weg fneiden. De Schythakken kunnen in tegendeel niet weggefneeden worden,want dan kwam op dezelve plaats een flimmere Knoop wederom. 23. Van de Zadelbreuk, of het druk-
ken EN HET NADEEL VAN DE SCHOFT. De Zweering of het nadeel, dat een Paard aan
de maanen bekoomen kan, zyn tamelyk flim, wegens denabyheid van de fpitfe beenderen, die |
|||||||
(44)
|
|||||
aldaar van de ruggraad in de hoogte ffaan en het
weik ligt van de materie aangegreepen kan wor* den. Is het bloot een Gezwel zonder materie, dan verdeeld men het zelve door vlytig baden met water, waar in zo veel zout moet gemengt worden , als zig daar in heeft willen laten oplos- fen, of men neemt het wit van 5 Eyeren, Haat het tot fchuym, mengt twee loot ongebrande ge- floote Aluyn daar by, en vryft de plaats vly- tig daar mede. Doch merkt men materie of et- tering inwendig , dan opend men het Gezwel door middel van een fcherp fpits mes van de midde na beneeden, zo dat den Etter gemakke- lyk uitloopen kan. Men verbind het'daar op, indien men te zaamen gerold Vlas in Terpentyn- Oly gedoopt daar in doet, en eenPeck plyster daar over heen legt. Alle vetagtige zaaken doen hier fchaden, derhalven bediend men zig bloot van Terpentyn-Oly, in plaats van andere Zalf. Alle bytende en fcherpe dingen als Spaansgroen en yf- luyn zyn even gelyk niet dienstelyk. ZaFhet verdorve of wild Vlees weggenoomen worden, dan doet men dit het beste met een mes. 24. Van verrekking aan het onderlid der
Voet, het Kruys, de Schouder ,die on- der de benaming van overgetreede- ne verrekking , kruys en lende LAMMIGHEID BEKEND ZYN v OF
VAN ANDERE GEWRJGTEN, Wanneer een Paard een of ander lid verrukt
of vertreeden heeft, dan zweld de plaats en het Paard word lam, zomwylen is het Gezwel nau- weiyks kenbaar en het Paard gaat evenwel kreu- pel, |
|||||
(45)
|
||||||
pel. De fchouderen het ondergedeelte van de
Voet zyn gewoonlyk aan deze toevallen onder- worpen* Doch het kan by alle andere leeden even gelyk gefchieden. Eenige zodanige toevat- len komt men aanftonds voor, wanneer het lid niet uit de gewrigten is, door vlytig baden mee kout water 6 tot 8 maal des daags. Maar ver- oorzaakt dit niet na drie of vier dagen merkely- ke verligting, dan baad men het met Zeep-hran- dewyn (No. i) i tot 3 maal des daags. Heeft het verfiuykte deel veel hitte, en is het zeer py- nelyk, dan bediend men zig in plaats van Zeep- hrandewyn van een verzagtende Zalf, by voorb. yllthea-Zalf of Lyn-Oly met een weinig Camfer vermengd. Wanneer de hitte en pyn vergaan is, dan neemt men wederom Zeep-brandewyn. Is de verftuykking in het onderfte gedeelte van de Voet gefchied, en heeft het Paard overgetree- den,dan doet men wel wanneer men dat lid met een linne zwegtel oniwind en vast maakt, opdat het Paard in de (lal niet doorbuygen en bewe- gen van het zelve, den toefland verergeren mag. Men baaid het dan met koud water of Zeep-bran- dewyn x het welk men flegts over den omgewon- de zwegtel giet, en door denzelven heen trek- ken laat. Tegens verftuykking in het Kruys is het dienstelyk het Paard ader te laten,wanneer die verftuyking van aangelegenheid zyn zoude. Voor het overige vaart men met de bovengemel- de behandeling voort, en bediend zig in alle ge- vallen , alwaar nu niet den fchenkel geheel ge- brooken en het Paard geheel verlamd is, van de zelve manier. |
||||||
25.
|
||||||
(40
|
||||||
i 55» Van de Vloed en Zenuw-Gallen.
De Hoeffmeden noemen Gal kleene weeke
Knotten van de groote als een Hazenoot, die zig aan het been der Paarden onder de Voet- | gewrigten of boven de Heupen aanzetten. De ergfte foort van Vloedgallen zetten zig agter aan de Voetgewrigten tuslchen de Zenuwen en de i Beenderen, en veroorzaakenzowel na de binnen* [ üe als buytenfte zyde een Gezwel. Dit heeft | men Zenuwgallen genoemd. In het begin laten j zig deeze Knooten door vlytig baden met kond water, of door baden en vryven met Zeep-bran- dewyn verdeelen. Maar zyn zy reets oud, dan moeten zy met een gloeiend yzer uitgebrand I worden. Dit yzer heeft de gedaante van een Ke- | gel, van de dikte als een duym aan het dikfte einde,is het i en een halve tot twee duym lang, | en loopt in eene fpitfte van de dikte als een knop van een naald te zamen. Deze Kegel is aan een houte fleel vast gemaakt, om daar mede te bran- den, maakt men dezelve zo gloeiend dat hy zo root als een kers word, en als dan brand men met het fpits aan verfcheide plaatzen punt by punt, in den afftand van een halve vinger breed van ieder. Op deze manier worden de litteekens na de Branding minder kenbaar. Is het Paard zodanig gebrand geworden, dan i gebruykt men het doch zeer weinig, en roerd het flegts eenigfints alle dagen. Voor het ove- rige laat men de gebrande plaats aan zig zelve zonder het te fmeeren over, wast het alleen af met water, wanneer zig een korst daar op gezec heeft. |
||||||
2ö~.
|
||||||
(47)
|
|||||
26. Van het Overbeen en Beenspat.
Overheen enBeenfpat zyn na de natuur eener-
ly, en het onderfcheid is alleen, dat bet Over- heen zig aan de voorfte Beenen onder de Knie heen zet, en weinig in het gaan hinderd, waar en tegen het Beenfpat zig aan de boven en bin- nenfte zyde der agter Scheenbeenen aanftonds onder de Kniegewrigten plaats, en het Paard in het gaan hinderd, Wanneer het eeniger maaten groot is. Byde zyn Beengewasfen, en wasfen uit de Beendere zelve na vooren. Zy ontftaan meer van ftooten als van inwendige oorzaaken, ontdekt men dezelve aanftonds na hunne ontftaa- ning, dan kan men deze op even die zelve wyze als Vloed- en Zenuwgallen weg branden, of mee de Zalf No. 10 fmeeren, doch zyn zy tot een hooger graad van hardigheidgekoomen, dan weec men geen hulp daar tegen. 27. Van het Bloedspat.
Bloedfpat is een Gezwel het welk zig inwen-
dig aan hetagterfte Kniegewrigt aanzet, en be- flaad in de bevatting van de aldaar lopende ade- ren, die den aandrang van het bloet niet weder- ftaan kan. Zy word alzo tegen natuurlyk groot, pynelyk, en noodzaakt het Paard om het Been flyf te bewegen. Bemerkt men het aanftonds nadat hetontftaat
dan kan men het door invryven van de plaats of den ader met Eywit met Aluyn vermengd,verhel- pen. Tot het wit van vyf Éyeren neemt men 2 Loot gëflooten Aluyn, 28.
|
|||||
c # i
28. Van het Waterspat.
Dit is een week Gezwel van vooren en inwen-
dig aan de Kniegewrigten, aan de plaats der ag- ter beenen , die gerneenlyk de Spatkamer ge- noemd word. Eenige noemen dit Gezwel het weeke Spat. Het is eigentlyk eene verzameling van water in de gewrigten, die de huyd der ge- wrigten en vervolgens ook de buyten huyd uit- zet, zodat het Paard aan*de beichreeve plaats eene grootere of kleeier Gezwel bekomt , na maten zig meer of minder water uit de leden ver- zameld, loopt de ader over de zelve plaats, dan kan men deze zo veel te gemakkei.yker varl het Bloedfpat onderfcheiden, wanneer zy ook nog 70 kleen was. Deze Spat word in zyn begin door baden met
kout water, en wanneer zulks niet toereikende genoeg ismet den Oly No. 6". of met Spiritus van Spanfe-Flieg opgeheeven. 29. Van de Steen-Gallen.
Steengallen noemd men een kleen Gezwel en
verettering, hetwelk zig onder de Voetzooien van het Paard zet, en een hinken veroorzaakt. Wanneer men het Paard zyn geheelen hoorn be- houden laat, en het niet zo dun uit werkt dat het zig aan een fpitfe fteen ftooten kan , en hoe minder het hoefyzer het levendige onder de voeten klemd, hoe gemakkelyfcer men de Steen- gal ontgaat. Om deze fchaade voor te koomen die door verzuym verder om zig heen grypt,en dengeheejen voet zodanig verderven konde,zo dat ten laatften de geheele hoef afvald, daarom moet |
|
||||
(49)
■■:~y'; '\^J' :;';,■ \ '--"^V'.'. ,1 ■ ■-■\f, ■ :'<:'V. ' ' \ tS
moet men de voet van het Paard geheel dun uit-
werken,om te duydelyker de roode of veretterde flegts plaats in hetgezigt te bekomen.Is het nu nog een roode vlek, dan verdeeld zig gemeenlyk het geronne bloet door bet baaden van de verdunde Zool met Terpentyn-Oly. Maar is de vlek reets tot de verettering overgegaan, dan moet men dezelve door een ronde opening der Zool tot in het Vlees lugt verfchaffen. De opening moet groter zyn als de fchaaden, op dat de materiezig niet vast zetten, maar vry uit loopen kan. In deze opening legt men wat vlas in Terpentyn- Oly gedoopt, en hier over heen nog wat vlas , en als dan een dunne fpaan, de welke men tus- fchen het hoefyzer en deZool vastmaakt,opdat het daar ingelegde vlas niet afvallen kan. Dit verband vernieuwd men dagelyks, tot dat men geen ettering meer befpeurd, de wond be- gind te geneezen, en hoorn te zetten. Als dan verbind men het met Zalf van Spaansgroen met Honing gelyk by No. 4. voorgefchreeven. Doch wanneer het te zeer na voren fchieten zoude al- leen maar met Spaans gr oen, 30. Voet ongemakken van ingetreede
nagels of van vernageling. Behandeld men even zo als deSteengal, men
verdund de Zooien, maakt een opening, zo groot als het ongemak is, en verbind het zelve met Terpentyn Oly even zo als Steengal. Maar heeft de Nagel de Zenuwen geraakt, dan is het be- zwaarfyk te behandelen, voor hun, die de in- wendige gefteldheid van den Voet niet regt kennen. D 31.
|
||||
. (SP )
31. Van den Hoqrnkloof.
Zomwylen klooft de Hoef van het Paard, en
I bekomt een fcheur, die zig- van onder tot aan de
[ Kroon uitftrekt. Deze omïlandigheid behandeld
men op de volgende manier. Men fneid iets van
i de Hoefrihg onder de klooving weg;zo dat het
| Hoorn of de Kloofde Schoe niet aanraakt, hier
door verhinderd men, dat het gekloofde Hoorn
by de gang van het Paard niet bewoogen word,
en alzo geen pyn, hitte en ontfteeking in de
| Zweering veroorzaaken kan. Hier na moet men
het Hoorn aan byde zyde van de Kloof geheel
dun aan ieder zyde een vinger br'eet weg fneiden,
j zo, dat het na de Kloof fcherp als het. voor-
j fte van een mes toeloopt, daar na fmeert men de
f Kloof dagelyks met wat dikke Terpentyn, tot dat
I zy geneest.
32. Van de Kroon ongemakken , of ver-
wonding der Kroone. Verwonding aan de Kroon tot over de helft van
[ de Hoef bekomt het Paard gewoonlyk daar van, dat het zig zelve treed. Zy zyn gelyk alle ge- kwetfte ongemakken zwaar te geneezen, alzo de gekwetfte deelen dood en onwerkzaam zyri, en aan de verwonde plaats gelyk een korst het ongemak bedekken. Dit afgefiorvene moet men weg ma- ken, en moet weg etteren eer de vefzweering kan toe heelen, en hèt daar onder leggende moet tot werkzaamheid gebragt worden, om het afge- florvene weg te maken. Dit oogmerk bereikt men by geringe Kroonfchaden bloot door Ter- pentyn Oly. h het ongemak aanmerkelyk, dan moet
|
||||
( 5' > . I
moet men infneidinge in het zelve maken, tot
dat h-et bloed, en het gezonde vlees daar door lugt bekomt, na vooren wast, het afgeftorvene weg floot en verdringen kan. Als dan behan- 'j deld men het ongemak met Terpentyn Oly. Men I kan ook het doode ddbr middel van een gloeiend ] yzer of door kruyd of met Antimanie boter (Bu- \tyrum Antimoni) weg branden, en het als dan I met Terpentyn Oly behandelen. Alle vette Oliën als Hypericon Oly>■, Lynoly, Boomoly en de mees- te overige zyn hier zo wel alsby andere verwon- dingen na by aan Zenuwen, Beenderen, Knor- beenderen, en huydige deelen fchadelyk. I ■ -■ ' " ''•
33. Van vüyle Straalen. .
Het gefchied niet zelden dat Paarden die een 1
hooge Hoef, een platte voet en dikke hairige beenen hebben, voornaméntlyk wanneer zy in een vogtige ftal, alwaar de Pis en Mest geen af- loop heeft, de ergfte fout bekoomen, dat het Hoorn van de Straal aan een of meer Voeten, j enzomwylen een deel der Zooien mede verrot, zig oplosfen en eene* Hinkende vogtigheid van zig geeft. Deze fout komt men voor, wan- neer hy niet te oud en verfuymd is geworden, wanneer men tweemaal des daags Terpentyn Oly op de Straalen giet, en het zelve alle morgen met yzer roest of by gebrek van dit met rooden iSo/tt.? beftrooijë, en het Paard aan een drooge plaats zet. - |
||||
D 2 34»
|
||||
(50.
34» Van dé hittigheid en het ontstee*
ken der oogen by de paarden. Wanneer het Paard loopende Oogen bekomt, I
dezelve tegelyk dik en donker worden, wanneer I de Oogleden zwellen en de Oogen pynelyk zyn, I dan is dit een ontfteeking. Dit neemt zomwy-l Jen zodanig toe, dat 1 et Oog met een rood ge-1 was, of gezwel overtrokken word. Door ader-1 lating, laxeeren, hair fnoeren aan den hals, en het I baaden der Oogen me koud water, waar in een! weinig Aluyn, i Dragma tot een half pond wa- ter opgelost word, en met het oogwater No. I 13. geneest men deze ziekte. Is het roode ge-1 zwel van aangelegenheid, en wil zig door deze! middelen niet verdeden laten, dan moet men! met een Lanzet of een ander fcherp mes kleene I infneidingen in het Gezwel maken; tot dat het! begind te bloeden. Als dan baayd men het met! "het ogenwater No. 13. Is de ontfteeking flegts gering, dan is het zom-1
wylen toereikende om het zelve alleen met heel ogenwater te baden. Word hier en tegen het Paard op zekere tydenl
blind, en dan wederom ziende, en wisfeld dit! om de drie ofvierweeken af, dan noemd menl dit een maandelyke blindheid, en hier by is het! goed, om het Paard een of tweemaal in de 14I dagen door de Laxeer drank No. 12. daar van! af te helpen en dagelyks van het Droespoederl No. 11. telaaten gebruyken, voor het overige! gebruykt men de overige middelen tegen de ont-l fteeking der Oogen. I |
||||
(53)
|
|||||
35. Van donkere Oogen en de Vlekken
op de Oogen. Den geene die de Anatomie niet bekend is,
kan men geen volkome.berigt van de Oogziekte geven. Derhalven is het niet gemakkelyk » door zekere kentekenen die donkerheid te be- paalen, dewelke zig geneezen laat van de tegen overgeftelde , die van eene donkerheid der Oogftar heen komt, en de Witteftar genoemd word. Vlekken en donkerheid der Oogen zyn, of uit-
wendig op de Oogen van uiterlyke geweldadig- heid ontftaande, of inwendig in de Oog vogtig- heid buyten de Zwarte ring. De Witteftar daar en tegen bevind zig in de Zwarte ring. Wan- neer de Vlekken op de Oogen niet te oud zyn, laaten zy zig door hec Oogwater No. 14. ver- deden. VAN DE ZIEKTE VAN HET HOORNVEE.
1.) Van de algemeene Veeziekte.
Deze ziekte, verplaatsten breid zig even als
de Pest, Venusziekte en Pokken by menfchen alleen door de aanfteeking van de eene plaats toe de andere uit. Doch het vergift is nog fterker als het vergift der Pokken by menfchen, want wanneer het zieke Vee onder den bloten hemel in een afftand van 4 tot 6 Elle by het gezonde Vee niet kan koomen, zo hebbe ontalryke on- dervindingen geleerd, dat de laatfte niet aange- Itooken wierden. De aanfteekende uitwafeming is alzo niet verre , en degts gelyk die van de D 3 men- |
|||||
CJ4)
|
|||||
menfchelykePest. Zyis meeraanftèekeride alsde
lustziekte , of als de Snot en het Schurft by Paar- den , het welkflegts de gezonde door onmiddel- baare aanraking aanfteekt, of wanneer de mate- rie der ziekte by het lichaam gebragt word. De overal in Europa én zeer fterk in de Neder- landen gegrasfeerd hebbende Veepest, kwam in 1710 van Hongarye na Italien, en heeft zederd dien tyd dan hier dan daar geregeerd. deze Ziekte ontdekt men aan de vol-
gende TEKENEN. Aan den vyfde, zesde of zevende dag na de
aanfteeking bemerkt men aan het zieke Vee een drogen Hoest, die den zevende en agtften dag na de aanfteeking flerker word, ter zelver tyd bemerkt men ook eene vermindering der Melk, en de ziekte toond zig nu duydelyk. Want aan den 8fte en 9de dag na de aanfteeking beginnen de Gogen te loopen, als dan vloeid een groote- re of geringere menigte klaar flymagrig water uit de Neus, het, welk de bydë volgende dagen meer witter en dikker word. . De Pols is op den zevenden dag na de aanftee-
king of op den eerften dag van dé Ziekte meer fchielyk als nacuurlyk,hy is te gelyk kleen, ilaatl 70 tot 83 maal in'een minut , daar hy anders gewoonlyker wyze 50, en by hef kalveren 60 maal flaat. Op die zelve tyd bevind zig een lomigheid in
het lichaam, en een tegen zin tot het eeten en drinken. Eenige verhezen geheel den Eetlust op den Bfte of ode dag na de aanfteeking, of op den tweeden dag nadien men het eerftö |
|||||
(55.)
teken van Ziekte aan haar bemerkt heeft»
Nadien de Eetlust ophoud, zo verliest zig zo
wel in deze Ziekte, als in alle andere heete Ziek- tens van het Hoornvee, het herkauwen. De mest, die de Creature in de byde eerfle
dagen na de ziekte van zig geeven, is harder als natüurlyk. Dit teken]is beffcendiger en opmerke- lyker by het Vee, het welk op de ftal ziek word, \ als by dat geene wat op de wyde aangegreepen word. f\ Als dan openbaard zig den doorloop vroeger
of latér, menigmaal reets aan den tweeden dag der ziekte, en menigmaal edog zelden eerst aan den 4den of 5den. Ook kan een Beest aan ver- ftopping en zonder doorloop fierven. Eindelyk geeft het van de zieke beesten afge-
tapte bloet een zeker teken, het welk in geen aiir dere bekende ziektens van het Hoornvee tegen- woordig is. Wanneer;men namentlyk den eeften of tweeden dag, na dat het Beest ziek geworden is, ader laat, en het bloed in eene fchaal of kom opneemd, dan vind men het zelve, nadat het- geronnen is, en een uur geftaan heeft , rood zwartagtig vast en zonder water. Het bloed inte- : gendeel van een gezond Beest heeft gemeenlyk \ een derde water. Keert men de bloedkoek in de fchaal om, dan
komt wel eeniglints water daar uit, doch flegts weinig droppen, terwyl anders de bloedkoek, in het water pleegt te zwemmen. Dit gebrek aan water in het bloed neemt van
uur tot uur van den eerden dag der ziekte tot op den vierden of vyfden dag, toe. A!s dan neemt het water byde Beesten, die de ziekte doorftaaft wederom toe. By die welke integendeel, nameer- D 4 der |
||||
der dagen den dood naby zyn, wil het afgetapte
bloed in zyn geheel niet dik worden, maar is los,
| en re zamenhangend als flymagtig bioedig water,
i en wanneer zig het bloed zo vertoond, is de dood
! onvermeidelyk.
Is het dier fterk aangevallen, dan fteund het
; zeer, het adem halen is bezwaarlyk en groot,
doch niet fchielykgelyk in de meeste heete ziek-
tens.
I Wanneer men de aan de Veepest geftorve
Creaturen opend, dan vind aan meerder of min-
| der ingewanden van het onderlyf, de Maag, de
! Darmen, de Lever, de Milt, en in de Borst
| aan de Long, inwendig aan de lugtpyp, en zeer
i dikwyls of zeker altyd aan de flymhuyt in de
i neus, ligtblaauw roode, zomwyle zwarte brandi-
I ge grote en kleenere vlekken.
In de derde Maag of den Pfalter (Omafum)
\ vind men het voeder zeer hard, gelyk in alle an- dere Ziektens, waar in het fchepfel het herkau- | wen verlooren heeft. Men vind even gelyk de binnenfte huyd, die
den Pfalter bekleed met het voeder te gelyk af- vallende, wanneer men deze Maag opend. Ten j "minden het is los, en zonderd zig gemakkelyk af, gelyk dit het geval ook by de gezonde Pfal- ter is, wanneer hy 24 uuren legt, zonder van voeder gereinigt te worden. De Galblaas is even gelyk zeer groot, en van
veele Gallen uitgedeid. Daar zyn nog verfcheide andere omftandighe-
den by de Veepest, doch die veranderlyk en meer ongewoon zyn, als: Kortademigheid in het begin van de Ziekte, ! wanneer het vee gedreven word. Een
|
||||
CS7)
','-', •"■ j
Een ongewoonlyke'monterheid of wildheid by
het aanvallen van de Ziekte. Eene groote gulzigheid, waar by te gelyk
heu vering, zo dat het Dier met de tanden knarst. Als dan komt een groote mattigheid, de Zie-
ken ftaan op de teenen van de agter beenen, eeten en drinken minder 5 en hebben grooten dorst. Met de|ophouding van het herkauwen, en de
tegenzin tot het eeten iszomwylen een foort van bevreestheid voor water tegenswoordig: By an- dere tyden gewoonlyk tegens het eindige van de Ziekten, is eene fterke begeerte tot het drinken daar by tegenswoordig. De Ooren en de Hoorens zyn fpoedig koud,
fpoedig warm, de Oogen vallen in, en zy (tal- len niet zo veel als te vooren. Met de üym in de Neus volgen te gelyk bloed
ftriemen., door den aars gaat ook bloed weg, zeer dikwyls met een doorloop, meenigmaal ook met harde mest. Dezen darm word ook zom- wylen ontftooken, rood, en gezwollen , kruypt na buyten en lïaad dikwyls geheel open. Eenige bekoomen tegens het einjie der Ziekte
Schurft, uitflag aan de Huyd of Knooten aan het lichaam. Zy hebben zeer dikwyls veel moeiten om te
kunnen afgaan. Eenige bekoomen de zogenaamde Trommel-
zugt, waarby het lyf of den buyk zeer oplpand, en van wind is uitgezet. Dikwyls zet zig ook lugt tusfchen de Huyd|§
en het vlees, en wanneer men aan deze windge- xwellen, voornamentlyk over het Kruys en de Lende drukt, dan noord men een kraaken. D 5 Wan-
|
|||
1 .
|
|||||
(58)
Wanneer men het Dier opend, vind men de
wamme gewoonlyk zeer met lugt aangevuld, en even gelyk de andere drie Magen met bloed- roode brand vlekken opgezet. Dikwyls vind men in den Endeldarm eene meenigte bloed. De Mild is zomwylen geheel bleek of^raauw.met Hinkend bloed aangevuld. De Lever is by eenige geheel week, en gelyk
als vervuyld, zomwylen geheel met wormen aan- gevuld, Leverflunder genoemd, zynde dit een foort van pladagtige wormen die men zomtyds wel in de Lever van het Vee vind. Doch deze laatfte zyn geheel van de Ziekte verfchillende, terwyl men dezelve aan zekere jaar en en op ze- kere plaatzen in al het geflagte Vee waarneemd, zonder dat men deswegens eenige zwakheid an- ders bemerkt heeft. : De Nieren zyn dikwyls bias, en de blaas me-
nigmaal vol van Pis, zy heeft ook zomwylen brandige vlekken. By dragende Koeijen vind men, .wanneer zy
aan deze Ziekte derven» de moeder meestendeels met blaauwe en roode brand vlekken bezet. \ Wanneer men de Borst opend, dan vind men
ook zomwylen rood bruyne of blaauw zwartach- tige brand vlekken , fomwylen flegts aan de eéne Long. " By veele dooden vind men de Gorgel meer of
minder m-et brandige vlekken bezet. Zomwylen is de geheeie binnenhuyd van dezelve blaauw , en zomwylen is de Gorgel geheel met een fchuy- mende vogtigheid aangevuld. Het hart is altyd onbefchadigd.
De' Herfenerf even gelyk, zelden ziet men
roode vlekken aan de harde Herfenhuyd. Eeni- |
|||||
(59)
|
|||||
ge hebben opgemerkt,de Herfens met een rood
bruyn water omgeven gezien te hebben. Men ziet hier uit, dat het eigentlyk de flym-
huyd is, die de binnenfte deelen en holt'ens be-; kleed, en die gewoonlyk in deze Ziekte lyden. j Men heeft geene zekere tekenen, of het ïchep-
fel de Ziekte doorftaan of daar aan derven zal. Het eerfte en zekerfte teken tot de betering be-i fpeurd men aan het bloed. Wanneer men na| eenige dagen van de Ziekten bloed trekt, en als dan ziet, dat het zo wel geronnen ais ook wa- ter heeft, dan kan men.tamelyk zeker zyn'dat i het fchepfel van de Ziekte geneezen zal. Dikwyls begind het zieke Vee eenig voeder!
te neemen, en te drinken, ja, zelfs te herkau- wen , doch zy houden daar van weder op en! fterveh. I Den uitflag , die zig zomwylen aan het lic-
haam vertoond, om het Uyer, of zig om den Snuyt zet, is even het zelve en geen zekerj merkteken van de betering. • De meeste Zieke fterven den derden, vier- den of vyfden dag na dat men de Ziekte ontdekt heeft. Eenige kunnen 15 tot 20 dagen Haan, eer zy fterven. Het is ook meer als eenmaal ge- beurd, dat de Dieren den zei ven dag omgeval- len zyn, toen zy met eeten ophielden. Onchowi de Ziekte zig in de wezentlyke toe-
vallen in alle -Landen, in alle Ziekten», in alle Jaargetyden, en by Dieren van •vèrfchillenden ouderdom, op een en dezelve manier vertoo- nen, zo'is zy dog in verfcheide deelen veran- derlyk» In die Landen en aan die Plaatzen alwaar zy
•met te vooren geregeerd heeft, is zy zeer doo- |
|||||
(6o)
|
|||||
delyk, zo dat er van ioo nauwelyks een door
komen zal, zo was de omftandigheid der Ziek- te, wanneer zy 1711 in Europa het eerfte uit- | brak. Terwyl zy. in de Jaaren 1740 tot 1746" wederom regeerde , bleven er van de 100, 5 over, en nu worden er negen van de honderd gered. In die Landen en aan die Plaatzen alwaar de
Longziekte meer algemeen is, openbaard zig
deze Ziekte te gelyk met de Veeziekte , en
j dan zyn de Longen zeer befchadigd , awart en
I brandig , en de Borst is na de dood met een
bruyn water aangevuld.
Zomwylen is de Ziekte, wanneer zy begind
te woeden minder doodelyk, doch naderhand I juyst het tegendeel. In flrenge koude en hitte is zy fterker als
by gematigde koude of warmte. De aanfteeking breid zig des Winters fterker
[ uit als des Zomers, want zy veranderd zig in [ de warmte en vervliegd. De flym uit de Neus en Oogen, die doch even
wel zeer ligt aanfleekt, verliest al zyn aanftee- kende kragt, wanneer hy eenmaal door warm word. Anders is zy even zo doodelyk in gematige
Zomertyd, als in middelmatige Winter koude. Koeijen die fpoedig Kalveren zullen, en Kal-
veren die nog geen jaar oud zyn, worden ligter aangeflooken , als jong Vee van 2 of 3 jaaren zonder Kalveren. Even het zelve jonge Vee van 2 tot 4 jaaren ,
ftaat de Ziekte gemakkelyker door, als Koeijen die Kalveren zullen, hoe nader dezelve by het Kalveren zyn, hoe bezwaarlyker zy de Ziekte door-
|
|||||
c «o
doorftaan , ten vvaaren dat zy te vooren Kal-
verden. ' Osfen en voornamentlyk Stieren, ftaan ook
de Ziekte bezwaarlyker door als Koeijen. Mager en klecn,.doch niet uitgehongerd Vee,
Haat de Ziekte gemakkelyker door als grooc en vet Vee. Alwaar het water,het welk de fchepfels drin-
ken flegt en zompig is, daar vertoond zig de Ziekte fterker als by goed water, leem of zand Gronden,eerfte foort fchynt voornamentlyk de Ziekte gevoeglyker te zyn. Aan verfcheide plaatzen alwaar de Ziekte on-
gewoonlyk beter geweest is, heeft men opge- merkt, dat het water, het welk de Dieren ge- dronken hebben, roest of leemagtig geweest is. Deze omftandigheid verdiend in de daad, dat men dezelve nader onderzoekt, of namentlyk het zelve overal eenerly invloed heeft, en "of eyzer of roestagtig water een tegengift tegens de Ziekte zyn konde. Men heeft nog geen een middel uitgevonden
het welk werkzaam genoeg was om flegts het zesde gedeeke der aangeftookene by het leven te behouden, of fchoon zo wel hier als op an- dere plaatzen van Europa , ontelbaare onder- zoekingen deswegens van de meest ervaarenfle mannen zyn gemaakt geworden. Het eenigfte zekere middel is, om zig voor
de aanfteeking te behoeden, en derzelver uit- breiding te beletten. Doch men moet de aangeftooke Dieren niet
geheel zonder hulp aan de Ziekten overlaten, terwyl men verfcheide middelen heeft, die niet geheel zonder werking zyn , en waar door» wan-
|
||||
(«O
[Wanneer zy behoorlyk gebruykt worden, ze*
ker een groot aantal Zieken kunnen gered wor- den. \l Deze Middelen zyn de navolgende.
| i) Men wast «de Snuyt en de Tong der Die-
|ren vlytig drie, viermaal des daags, met een mengfel van een hand vol zoud, een theekopje [vol Honing en 2 pond fcherpe Azyn (Wynazyn [is werkzamer als Bierazyn). Het is een Hooftzaak by al het zieke Vee,
het welk eene flymige Tong, en een vuyle Mond [heeft, hun deze deelen te verifrisfen, en te ry- Jnigen, want terwyl de hoogde wellust van de fehepfels in de fmaak en haare Tong legt, zo m niets, het welk haar zo zeer tef nederflaat, jen haar zwak en moedeloos maakt, als een fly- jmige fmaak in de Mond. Deze goede werking [van het rynigen der ■ Mond toond zig by alle Izieke fehepfels,zy worden ogenblikkelyk meer levendiger en opgeruymder. 2) Men fpuyt dagelyks eenige maaien laauw
|water met wat Azyn en Honing in de Neus,om [den aldaar zig verfamelende flym los te maken en weg te brengen. Hy kan menigmaal in zo (eene groote meenigte zig aldaar bevinden, dat [hy voor de lugt de weg toe maakt, en het be- jzwaarlyk ademhaalen vermeerderd, terwyl zo jwel Paarden als Hoornvee hunne lugt door de Neus, en niet door den Mond trekken. Deze infpuyting diend ook daar toe, om de ontflee- king van de fiymhuyd te verminderen, de ont- lasting van de flym te bevorderen, hetwelk evenwel altyd nuttig is, want de fehepfels waar by
|
||||
( «8 3
by de flym niet regt vloeijen wil , zyn ^altyd
het fterkfte aangevallen. 3) Zo aanftonds men het geringfte teken van
de Ziekte aan een der Dieren bemerkt, dan geeft men het zelve weinig of geheel geen droog "voe- der , maar in plaats van het zelve Roggemeel, of Zemelen in water omgeroerd of gekaakt. Gee£t het zieke Beest zo veel water te drinken als het wil, waarin wat Lynzaad gekookt is. Men kan ook het Lynzaad alleen tot een bry koken, wat daarvan in het water roeren, zo dat het eenigfints ïlymagtig is, en dan het Vee te drin- ken geven. Ook is het nuttig, dit water een weinig met Azyn zuur te maken, of men kan) in plaats van Azyn eenige droppels Vitriool zuur daar by doen, het welk minder kostbaar i$. 4) Van het begin der Ziekten af san, moet
men het Vee alle morgen en avond een half pond Lyn-Oly met een vierde pond Aiyn en een Dragnia Camfer geven. Na den.derden of vierden dag der Ziekte, geeft
men het zieke Vee'flegts des s'morgens dit middel van Oly, Azyn en Camfer, des avonds daar en tegen een drank van 2 lood geftoote \Geneverbeffen en een hand vol Alfem knoppen, een half loot Salpeter en een Dragma Camfer, met een half pond Azyn, en een vierde pond goede Brandewyn omgeroerd. 5) Klyfteeren 1 tot 3 rnaal daags van ïaauw
water met wat Oly en een loot Salpeter in ieder Klyfteering, dit doet ook groot nut in deze [Ziekte..' -. [ r ■
* 6) De Stal waarin de zieke Beesten zyn moet
ook zeer lugtig weezen, op dat de lugt een vryen doortogt daar door heen heeft. In een war-
|
||||
(04)
|
||||
warme digte ftal,alwaar veele fchepfels teza-
men (laan, fterven er altyd meerder als in open j Hallen , alwaar flegts weinig zieken ftaan. In grooter hitte is de Ziekte gevaarlyker als
) in koelder lugt. 7) Het is ook goed die Beesten met dekens
toe te dekken, om de uitwaafeming te onder- l' ileunen, en hoe lugtiger de ftal is, hoe nutti- ger de dekens voor de fchepfels zyn. De inenting van de Ziekte is een van de bes-
te middelen om deze plaag te verminderen, en verdfcndaltydgebruykt te worden,zo aanftonds als men hét beste middel der Plaag aante- wenden of gebruyken wil of kan. Namentlyk de influyting van de aangeftookene plaatzen, en het neerflaan van het aangeftookene Vee. Doch alle menigvuldige onderzoekingen en
ondervindingen hebben beweezen, dat dit niet het zekerfte middel tot redding is. Ongeagt de veele in agt te neemen voorzig-
tigheeden , de dikwyls ongelukkig uitvallende oridervinding,van alle mogelyk aangewende voor- zigtigneid, de onzekerheid waar in men wegens de goedheid van de inëntings materie zweeft,! terwyl zy zomwylen te vergiftig en werkzaam, of te goed en kragteloos zyn kan, waar door het Vee of geheel niet, of flégts gering word aan- geftooken en voor de tweede maal de Ziekte jkrygen kan; het gewigtigfte punt,dat de Inen- ting niet met voordeel by oude Beesten, het welk doch op verre na bet grootfte gedeelte van het Vee in een Land uitmaakt, kan aangewend] worde, het gevaar van aanfteeking waarin metfj diergelyk Vee by de Inenting van het jonge! Veelzet,de noodzakelykheid waarin alle gefield! wor*|
|
||||
C 65 1
|
||||
worden om hun Vee te laaten Inenten, wan-
neer een daar mede begind, om de natuurlykë aanfleeking te ontgaan, dit alles verergerd de waarde der Inenting, en maakt het ten uitef- ften noodzakeJyk om alle middelen aan te wen- den ten einde de Veeziekte op even die zelve wyze uit het Land te keeren als de Pest. 'De Regslsvanvoor zigtigheid die ieder Landman
kan aanwenden, om de Ziekte van zyn Vee te verwyderen, wanneer zy in het Land regeerd* zyn de volgende : i) Wanneer het Vee op de flal is, moet men
daar voor zorgen , dat geen van de menfchen die het Vee'oppasfen of melken, op een vreem- de plaats komen, alwaar hy de aanfteeking ha- - len kan, of met lieden omgaan, waar van hy j niet zeker is, dat zy aan een aangeftooke plaats | geweest zyn. Dat hy zyne lieden ook niet ver- I oorlooft, 'Wol , Vlas, Wollekleeren, Hooy, Strooy of andere dingen , waar- van men niet weet, dat zy van eene niet aangeftooke plaats | komen, aan teraaken, om te gaan of inj)ewaa- j ring te neemen. '> 2) Alle de geene diejn de ftal koomen,moe- !
ten bovendien ongeagt deze voorzigtigheid nog | niet veroorlooft worden, in hunne gewoonlyke kieederen in de flal te gaan, maar zy moeten biezondere kieederen daar toe hebben, die zy dan nergens anders aantrekken durven. In de flaldeur moeten een paar fchoenen ftaan die den geene aantrekken moet, die daar ingaat, want met de gewoonlyke fchoenen kan van de alge- meene weg aanfteeking door de Mest van zieke of doode ichepfeJs opgetreeden zyn. Even ge- lyk moeten alle die in de ftal wat te doen heb- E ben, |
||||
ben, eer zy daar in gaan hunne handen wasfen.
Geen vreemde hy zy wien hy wil, moet ver- oorlooft zyn om in de flal te gaan. 3) De ftal moet akyd toegeboudèn worden,
opdat geen andere Schepfels, als Kattenbon- den, Varkens, enz. die op opendlyke lands ftraa- ten kunnen aangeftooken. zyn geworden, daar in koomen kunnen. 4) De fchepfels moeten op de ftal gewatert
worden, en men moet verzekerd zyn, dat het water om te drinken fchoon en zuiver is, dat geen zieke Beesten daar uit drinken zullen, en dat geen onreinigheid of iets het welk aanftee- ken kan daar in konde geworpen worden. Kan men niet verzekerd zyn of het water zui-
. ver voor de aanfteeken is, dan laat men het ko- ken en wanneer het koud geworden is, geeft I men dit aan het Vee. Alle andere 'middelen om het water te zuive-
ren zyn onzeker, maar alleen door de hitte ver- liest het vergift zyn kragt, het mag flegts zit- ten waar het wil. 5) Men moet niet toeftaan, dat wagens met
Ilooy of Stooy op die plaats durven koomen, alvoorens zy het voeder büyten vpor de zelve hebben afgeladen en verbrand. 6) Wanneer het Vee des Zomers op het Gras
gaat, moet het van een toereikend getal her- ders bewaakt worden,die oppasfen kunnen, dat geen vreemde menfchen of fchepfels te naby het Vee koomen, deze herders moeten niet van het Vee op het veld gaan, maar zig in hutten daar by ophouden. Eeten en drinken moet hun van vertrouwde lieden gebragt worden. Die het Vee melken, moeten die zelve voor-
< ' zig- |
||||
(«7)
|
|||||
zigtigheid met het verwisfelen van kleederen en
het wasfchen der handen even gelyk als in de ftal gebruyken, en tot dat oogmerk moet een hut aan den ingang van het veld zyn. Dit zyn de regelen van voorzigtigheid, die
een ieder Landman voor zig zelven gebruyken kan, en die hem de moeiten wel zullen betaa- len. Doch in deze is zo wel als in alle andere menfchelyke dingen de menfchelyke voorzigtig- heid niet toereikende genoeg, wanneer de ze- gen van de Voorzienigheid niet daar by komt. Want de aanfteeking kan het Vee door Vosfen, Roofvogels, Honden en Katten toegebragt wor- den. Een zodanig fchepfel mag flegts een voet in de mest van een zodanig ziek Vee gehad heb- ben , dan kan het de aanfteeking verre omheen voortplanten. Hoe meer men ondertusfchen de aanfteeking voorkomt, zo veel te zekerder kan men hoopen dezelve te ontgaan. 2) Van de Longziekte by het Vee.
De Longziekte by het Vee toond zig door een
meer of minder droogte, hevigenen flegts zag- ttn hoest. Met dezen hoest is te gelyk hitte, koors en fpoedige ademhaling verbonden. Deze laatfte omftandigheid neemt toe, wanneer het Vee wat gegeeten heeft. Eindelyk wil het Vee niet meer eeten , houd op om te herkauwen, gelyk in alle andere hevige Ziektens, den adem ftinkt» de Neusgaten, de Snuyt en de Tong is droog, als dan begint de Neus met een taai je materie te loopen. Eene groote- magteloosheid I en bezwaarlyk adem halen , een aanhoudend hoesten, eene drooge heete Tong en ftinken- E 2 de |
|||||
(38)
|
|||
[ de Ademhaling, zyn tekenen van de dood,doch!
zyn deeze niet daar by dan kan men betering! verwagten. Deze Ziekte ontftaad van de fchielyke ver-l
j andering der lugt, namentlyk van de warmte in I
' de koude, wanneer het Vee in het najaar uit I
een warme (tal in eene koude lugt met veel re-1
gen gaat. De vorst kan ook deze Ziekte ver-l
\. oorzaaken.
De Ziekte is fterk, en vereist fpoedige hulp. I
j Het is ten uiterften noodzakelyk, de zieke I Beesten aan den hals ader te laten, en ieder vol- I ! wasfen Beest, 3 tot 4 pond bloed af te nee. I men. Deze aderlating wederhaald men 3, 4, I ja 5 maal in de byde eerfte dagen , wanneer hec I I nodig zyn zoude, dat is te zeggen , zo lang als I het bloed nog dik is, en een zwaare geele of I graauwe fpekagtige huyd heeft. Want zoude I | het bloed dun zyn, en. niet regt willen te zaa- men loopen, wanneer het koud word, dan is het I fchadelyk, ader te laten. ! Men geeft aan het zieke Vee veel Honing, I j 1 loot Salpeter , dagelyks in water of met Ho- I ! ning verdund; men hangt hun een dampzak van I i zemelen in water gekookt, en warm in de I | zak gekoomen, voor de Neus; geeft het vlytig I Klyfteeren, en handeld-voor het overige daar I mede , zo als by deze Ziekte by de Paarde gehandeld word. Den dampzak doet de Paar- de in zodanige Borst en Long toevallen groot nut. Het is wel onnodig te herinneren , dat men
de zieke Beesten geen droog en hard voeder geven moet, nlaar flegts alleen een weinig ze- melen met honing'gemengd, om hun eenigfints te I
|
|||
(69)
te verfterken. De gewoonlyken drank moet
laauw water zyn, waar in een hand vol zejne- len en een weinig honing is geroerd geworden. Bovendien geeft men het zieke Vee alle mor- gen een Pil van een loot Zwavelbloemen, of by gebrek van dezelve, even zo veel fyn geftoo- te Zwavel met honing gemengt. Wanneer de Neus begind „te vloeijen, geeft men aan ieder ziek Beest een drank 's Morgens en's Avonds van 2 loot Alantswortel met een^pond water ge- kookt, en met honing vermengd. Om deze toevallen by het nog niet aange-
ftooke Vee voor te koomen, is eene aderlating noodzakelyk, en als dan een drank van 2 hande vol Kahsjeskruyd met 2 pond water gekookt, doorgeloopen , en 2 loo.t Salpeter, en drie of vier lepels honing daar in geroerd. '. '^ .. - :
3) Van den rrand aan de Tong.
Wanneer men aan de Tong van het Vee een
toode of witte blaas of vlek ontdekt, die daar na zVart word, dan moet men aanftonds raad verfchaffen, want deze blaazen zyn gevaarlyk, en veroorzaken dat het Dier aanftonds binnen 24 uuren fterft, of veroorzaakt een brand aan de Tong , waar door dezelve verlooren gaat, en het Vee binnen korten of langen tyd daar aan fterven moet. Het is geen aanftekende ziek- te, doch zy kan in een zeker djftrikt het Vee aanvaHen, zonder zig verder uit te (trekken. , Zy heeft zyn oorzaak gemeenlyk van vergif- tige planten, van ftilftaande vuyl water, of van In fe cl:en. Deze Ziekte, zo fchielyk zy, wanneer men
E 3 geen |
||||
(70) <
|
|||||
geen hulp bezorgt, doodelyk is ,zo gemakkelyk
laat.zy zig ook geneezen, en wel op de volgen- de manier. Men fheid met een fcherp mes de bladeren
van de Tong weg, wast die plaats tweemaal des daags met dit volgende water: Neemt 2 pond Azyn, een vierde pond Keukenzout , 4 loot ge- ftoote Peper, en een Knoflook. Het volgende water, wanneer men daar mede de Tong wast is ook goed bevonden ^worden. Het zelve be- itaat uit 2 pond Brandewyn, 2 loot Camfer en vier loot Salmoniak. Bovendien geeft men het Vee eenmaal des daags een drank van een half pond Azyn en 2 Dragma Theriakel en even zo veel Camfer. Aderlatenis fchadelyk in deze Ziekte;als een
voorbehoed middel laat men evenwel de gezon- de Beesten ader, en geeft hun de volgende drank : Neemt van goede Wynruyd 4 hande vol, en 2 Knoflooken> kookt het zelve met 2 pond Bier> en vermengt hier in twee loot gevreeve Camfer. Van dezen dnnk geeft men ieder ftuk Vee een vierde pond. De Camfer moet niet met het Bier gekookt, maar met een weinig Bran- dewyn gevreeven, eerst daar na vermengd wor- den, wanneer den drank een weinig koud ge- worden is- ~ 4) De Hoest.
Word by het Hoornvee even als by de Paar-
den behandeld. 5) Van het Bloedwateren.
Dit word geneezen, wanneer men het Beest
alle
|
|||||
C70
|
|||||
alle morgen een half pond Azyn geeft, waar
in 2 loot fchiet kruyd of half zo veel Salpeter is opgelost geworden; of een vierde pond Azyn met een half pond Boomoly ? Raap- of verjchen Oly. Een half loot Aluyn in 4 pond Melk op- gelost, op eenmaal genoomen , is ook een goed middel. Om beftendig te drinken ,",eeft men water, dat door het koken met Lynzaat flyme- rig gemaakt is geworden. Is deze Ziekte fterk, dan moet men even gelyk aderlaten. 6) Van de beroerte en de verlamming
van het agterdeel. Het gefchied niet zelden, dat vette wel ge-
meste Osfen van de warme en ongezonde lugt der ftal, als ook door hunne eigene volbloedig- heid van de beroerte aangevallen worden. By deze Ziekten is of het bloed in de herfe-
nen uitgetreeden, of de bloedvaten van de her- fenen zyn zo zeer van het bloed uitgedeid, dat zy hun drukken, in deze omftandigheid vald het Dier, en derft fpoedig onder trekkingen, > of het bloed dringd de Neus uit. Is den Toeloop van het bloed tot de herfe-
nen mjnder hevig, gelyk ook de drukking,van dezelve minder fterk, dan blyft het zomwylen alleen by eene Verlamming van het Agterdeel, waar by het Beest alleen de voorbeenen kan op- ligten ; wanneer de Agterdeelen ongeroerd en als dood leggen blyven. Dit laatfte toeval gaat niet zo fpoedig voort. Men bemerkt in de ver- weeging gaarn een zeekere zweer; het Beest is flaperig,»en heeft zyne gewoone levendigheid verlooren» E 4 Mea
|
|||||
(p)
Men kan deze Ziekte voorkomen, wanneer I
men de ftal lugtig en koel houd, wanneer men defrisfe buyten lugt doortrekgateneenen vryen ingang en te gelyker tyd, de met uitwafeming van het Vee bezwangerde lugt eenen uitgang verfcbaft. Zoude deeze voorzorg niet toerei- | kende genoeg zyn,om de Ziekte af te houden, ! dan neemt men tot aderlaaten en laxeer midde- len zyne toevlugt. By een volkoome volwas- fe Beest is hier toe een half pond Keukenzout \ met Zyroop o£ Honing te zaamen geroerd, diens* telyk. Is het Beest reets van deZiekteaangegreepenen
plotfeIykomgevallen,danopend men de hals ader, laat veel bloed lopen, maakt de Kop met koud i water nat, en geeft het Beest een fcherpe Kly- fleer uit water, waar in Tabaks bladeren ge- kookt en zout is opgelost geworden. I Even deze middelen dienen by de Verlam- I ming, flegts met dat onderfcheid, dat men in ! plaats vart'koud water op de Kop te gieten , vlas met Brandewyn bevogtigd , in de groote | van een vlakke hand ergens op de Lenden aan- I fteekt en verbranden laat, zodanig dat zulks | aan het Beest pyn en ontfteeking aldaar ver- I oorzaakt. De daar door ontftaane verettering | trekt men met oplegging van versch geperfte | Jap van Radyzeri of Mirikswortelen. 7) Het Lendebloed.
Zo noemt men alle Ziektens , waar by zig in
den Endeldarm geronne bloed bevind, het welk gedeeltelyk met de mest afgaat ,♦ gedeeltelyk fcig door onderzoeking vinden laat. Dit toeval heeft
|
||||
(73)
|
||||
heeft zyn oorzaak van de volbloedigheid, en
kan door tydig aderlaten vermeid worden. Ge- duurende de Ziekte vergaat de Dieren den Eet- lust en de Buyk is buyten gemeen uitgefpan- nen. Om deze Ziekte te geneezen, is het beste om
het 'Beest met koud water over de Lenden te begieten. Dit kan tweemaal op eenen dag ge- fchieden. Ieder morgen en avond geeft men een half loot Salpeter en een loot gepulvrifeerdé Gentiaanwortel met water aangemaakt i en als een drank-aan het Dier ingegeeven. Men kan dit Pulver met honing tot een deeg
maken, en het zelve in de manier van Kogels of Pillen geven.
. ■. i
8) De Trommelzugt of het opblaasen
van het Vee. Deze Ziekte heeft haare naam da$r van, dat
het Vee by dezelve eenen zo zeer gefpannen Buyk bekomt, zo dat het dikwyls in gevaar fchynt te zyn om te barlten. Dit toeval ont- |' ftaat gewoonlyk daar van,dat het Beest te fchie- lyk en -te veel versch Gras, Klaaver of ander versch voeder eet, voornamentlyk wanneer men dezelve in het Voorjaar het eerst op eene goe- ' de en vette wyde dryft. Dit versch voeder word namentlyk zo fpoedig verduwd, en ont- wikkeld zo veel lugt op eenmaar, dat zy niet door het Darm-Canaal kan uitgebragt worden, Dezodanig ontwikkelde en ingeflootelugt blaast ondertusfchen de maag en het gedarmte in eene zo hoogen graad op, dat de bloedvaten daar van gedrukt, den omloop van het bloed verbinde- E 5 ren, |
||||
( 74 )
|
|||||
ren, en het Beest verdikt word. Ten minsten
veroorzaakt doch den door de uitfpanning ver- oorzaakte pyn, eene ontfteeking. Tegen deze Ziekte bediend men zig van het
volgende middel: Namentlyk men fteekt het Beest een gat in de zyde waar door de lugt een uitgang bekomt. Deze opening maakt men met het zelve inftrument, waar mede men by men- fchen de Waterzugt in den buyk aftapt, nament- lyk den zogenoemde Twoisquart het is een ron- de Priem, ter dikte van een kleeiie pypefleel, drie duym kng, met een driekantigefcherpe en korte punt. Deze Pr'em is in een zilver hegt tot aan gezegde punt ingeflooten. Met dit hegt i omgeven, word het Inftrument in den buyk in- geftooken , als dan trekt men de Priem daar uit, en laat het hegt fteeken, op dat de lugt hier door haaren uitgang neemen kan, want zo fchie- lyk als men het hegt daar uittrekt, fluyt zig de opening wederom toe. Meerendeels kan men ook zonder deze hand-
greep het Beest helpen, wanneer men in tyds het volgende middel gebruykt : Men kookt on- geveer een vierde pond vet pyn of fparre Hout, het zy in fpaanen of geraspeld", met twee pond Wyn of Brandewyn en een even gelyk deel wa- ter. Dezen drank geeft men het zieke Vee laauw. Als dan zet men het zelve ©en Klyfteer van zout en water, of van afgekookte Tabaks bladeren met zout, om de lugt door de natuur- Jyke weg uit te brengen. p) ZwEEREN AAN EN OM DE SNÜYT.
Niet zelden bekomt het Vee, uit tot heden
nog
|
|||||
( 75 )
nog onbekende oorzaaken fchurfagtige Zweeren
voornamentlyk rondom den Snuyt. Zomwylen vind men dezelve in de Snuyt of aan de Tong en zy verhinderen het Beest in 't eeten. Deze Zweeren heeld men, wanneer men de-
zelve dooreen afkookzel van fpaanderen van Pynboornen hout in bier of water reinigdvtot dat zy beginnen op te droogen; alsdan fmeert men dezelve met zout en honing. 10) Losse Tanden.
Gewoanlyk by oud Vee, maar ook by jong
worden de Tanden los, zo dat zy daarom niet goed kunnen kauwen. In deze omftandigheid vryft men de Tanden tweemaal des daags met een afkookzel van een hand vol Rozemarein bladeren in een half pond Azyn. n) De Ziekte der Klaauwen.
Dit is een toeval aan de Voeten, waarby i
meri aanftonds bemerkt, dat het Beest gaat hiri- ken. De Klaauwen worden heel pynnetyk en ontfteeken. De Kroon boven het Hoorn word heet en gezwollen. Hier op koomen Zweeren om de Kroon, tusfchen de Klaauwen of aan by- de zyde, zy geeven een Hinkende vogtigheid van zig, en eindelyk maken zy het Hoorn los zo dat het afvald. Deze flegte omftandigheid is gaarn met de zo even aangehaalde Snuyt zwe- ren verbonden. Den afval van het Hoorn of de Klaauwen
komt men voor, wanneer men de voeten vly- tig met koud water baaid, waar in een weinig Zous
|
||||
( 9 ) ,
Zout is opgelost geworden. Men gebruykt dit
middel aanftonds, zo haast men bemerkt dat de I voeten pynnelyk worden, of de Beesten begin- I nen te hinken. Heeft de Ziekte reets zozeer I v de overhand genoomen, zo dat dit middel niet I
meer wil helpen,dan maakt men een omflag van I roode Bolus, of by gebrek van dezelve uit Bak . garde of Leem met drie deelen water en-een ge-
deelte Lootazyn tot een deeg geroerd. Dezen omflag legt men dik om de gezwollene voet, en maakt hem altyd weder met Lootazyn nat, zo fpoedig hy begind droog te worden. Is I I reets wat van het Hoorn los, dan fnyd men
het zelve tot aan het gezonde weg,en fmeert j de plaats met dikke Terpentyn , voor het ove-
I rige blyft men met den omflag voortvaaren.
[ 12 Van Zweeren en heete Gezwellen.
j
Het Hoornvee bekomt zomwylen een groote
| héete Zweer of Gezwel,*het gewoonlykfte aan
| de Borst, en zomwylen ook aan de fchenkels,
| de Lenden of den Hals, zy word even zo als
den Buykworm by de Paarden geneezen, het
mag ook zitten waar het wil. Ziet No. 18. 19.
en 20 onder de Ziektens der Paarden.
13. Van het Schurft , Uitslag en Zwee-
ren AAN HET ÜYER EN ANDERE PLAATZEN. Het Hoornvee krygt zomwylen Schurft aan
I den Hals, op de Rug,en zomwylen alleen aan het Uyer. Men geeft het zieke Vee alle mor- gen een loot fyn geftoote Zwavel met honing 1 • ver-
|
||||
vermengd, en wast voor het overige den Uit-
flag met het volgende middel: Neemt twee loot Tabaks bladen, twee handen vol Beukasch kookt hetzelve met twee pond water, zeigt het door, en wast daar mede de plaats waar zig den Uitflag vertoond. Een Zalf van 4 loot Zwavel en een half pond honing is ook zeer goed,voor- namentlyk om het Uyer daar mede te fmeeren. Zyn even genoemde deelen flegts huydeloos,,of open wond zonder werkelyk Schurft of Uitflag, dan fmeert men dezelve met die by de Apothe- kers gevondene Koezalf uit Lootazyn en Boom- Oly. 14) Van Gezwellen en Knooten aan
het Uyer. Wanneer bet Uyer van de Koeijen opzweld,
warm en heet word, dan wil dit Gezwel gaarn tot verettering overgaan,en dit moet dan gelyk een andere verzweering geheeld worden. Doch het gaat dikwyls zeer langzaam met de Ette- ring, wanneer men niet met daar toe dienende middelen, dezelve helpt. Aanftonds byhet be- gin zoekt men het Gezwel of de Knooten door aanhoudend zagt vryven met Camfer in de vlak- ke hand, of met Dtaanszalf of Lynoly, alwaar op twee loot Zalf of Oly 3 Dragma Camfer ver- mengd zyn, te verdeelen. Verdeeld en word dit Gezwel niet binnen de 2 dagen zagt, maar neemt in tegendeel in hitte, hardigheid en pyn toe,dan moet men warme Haverdegort daar om Haan, en het daar mede warm houden, om het zo doende aan het etteren te brengen. |
|||||
ZIEK-
|
|||||
(78)
i ZIEKTEN DER SCHAAPEN.!.
i) Schaappokken,
Schaappokken is een Ziekte, die zekerlyk ge-
heel aan de Pokken van den mensch gelyk zyri. | Het eerst, dat men by deze Dieren wanneer zy de Ziekte krygen zullen, befpeurd, is een te- genzin voor het eten, en eene Zweering, het openbaard zig i. 2. ja 3 dagen te vooren,eer de vlekken te voorfchyn koomen. De tegenzin in het eeten is grooter of ge-
ringer, nadien zy hard of zagt aangevallen zyn. I Zyn zy nu minder Ziek, dan eeten zy ge- duurende de gehèele Ziekte, die fterkaangegree- ! pen worden, eeten van zelve niets, doch drin- ken meerder. j Zv herkauwen niet, wanneer zy Ziek gewor- den zyn. Haare oogen worden dik, rood en druypend,
uit de Neus vloeid een dikke witte, doch zel-
j den geele flym. Zy blyven op eene plaats (laan,
I die geene welke zeer ziek zyn, hebben koude
I Oorenjzy laaten den Kop hangen,kruypen met
j de agter en voor voeten te zaamen. De uitbre-
! kende vlekken zyn eerst rood, daar na worden
zy geel en droog, andere zyn violet en zwart,
tieze laatfie etteren niet, en zyn alcyd doode-
Jyk. Zomwylen lopen zy te zaamen, en de te
zaamen loopende zyn veel dimmer als de 011-
derfcheide.
De Wol vald af, alwaar de Pokken gezeeten
fcebben. By die, welke veel Pokken hebben, zweld
de Kop en het Lichaam. Eenige hébben /legts 1' wei-
|
|||
(79)
|
|||||
weinige Pokken, men heeft zelfs wel by eenï.
ge waargenoomen, dieerflegts een had, welk de groote van een Gezwel hebben, zig aan de Ooren, de Kaaken,de Voet [of iets diergelyds plaatst,en het aangevalle^ deel verderft. Eenige fterven eer de Pokken uitkoomen, andere 3, 4 of 8 daagen na dat zy uitkoomen. Het beste middel tegens deze Ziekte, wan-
neer men dezelve gewaar word, is, de Schaa- pen van binnen aan ieder agter fchenkel een Spaanfche Vlieg te leggen, alwaar flegts weinig Wol is. De plaaster moet de groote van een Kroon hebben, dik beftreeken en goed vast ge- bonden zyn. In plaats van de plaaster kan men een Zalf van 1 loot Spaanfche Vliegpoeder met 8 loot Lyn- of Boomoly gebruyken. In plaats van de Spaanfche Vlieg kan men ook
met groot voordeel een hennepe fnoer ter dik- te van een flroohalm door de huydvan den Buyk of de "Borst trekken. Dit trekt de Pokken ert hitte van de Kop en de bimienfte deelen weg, zo dat de Ziekte daar door zeer verligt word. Inwendig geeft men aan ieder Schaap all e mor-
gen een Dragma Chinapoeder^en eeii half Drag- ma gevreeve Camfer met een Eydooijer verment, en met warm water het Schaap in den huls ge- gooten. De Schaapen,die flegts weinig aangegreepen
zyn, hebben de China niet nodig, men geeft haar flegts alle morgen een half Dragma Camfer tot een Poeder gemaakt , en met een weinig zout vermengd. Over het geheel geeft men alle zieke Schaapen drie of vier maal daags eene dunne doorgezygde Gerste foep met een weinig honing,en een leepel vol Azyn te drinken. Men moet
|
|||||
( 8o)
|
|||||
moet bovendien de Schaapen des Zomers voor de
hitte en des Winters voor de koude bewaaren. Vaut byde verergeren de Ziekte, een zuy vere Jcoele lugt is de beste. £1 te veel zieke Schaapen in eene Hal is fcha-
delyk, wanneer de ruymte niet zo veel grootef is.. Wat de Oogen aanbelangt, die gaarn toe- bakken, en met materie beloopen, dan moeten dezelve vlytig met laauwe melk en water ge- haaid worden. Een weinig Safiaan kan men hier goed by gebruyken. ^MÉ Wanneer men de Schaappokken :z6dahïg be-
handeld en niet verfuymd ,haar veel Gerste foep te drinken geeft, dan kan men hoopen, wan- neer zulks anders het jaargetyde veroorlooft, en het weer nog te warm nog te koud is, dat de Ziekte zonder gevaar doorgeftaan word. 2) Van het Draaijkn der Schaapen.
Is een foort van duyzeling, het Schaap houd
het hooft op de zyde, en loopt in de ronte. In deze Ziekte hebben de Schaapen of al- ! leen een ontfleeking in de Neus of in de Her-
i fenen. Men vind ook wanneer men dezelve
na de dood opend een blaas in de lierfenen, I waarin een Worm zig. bevind. Wanneer deze
ontfleeking de duyzeling veroorzaakt, dan heeft het Schaap hitte,(lerkeademhaling, en alle toe- vallen van Koorfen, moet ader gelaten worden, en alle dogen een Dragma Salpeter met honing neemen. Is daar by geen Koors, dan, is het j.een Warm, en als dan moet men het Beest
fpiritus van Harshoorn in de Neus fpuyten, j en lp tot 12 droppen Üly van Harshoorn
|
|||||
( Si )
met wat Brood tot een Pil gemaakt,ingegeven wor-
den. 3) Van de Woudziekten
Dit is een Rotziekten, waar aan de Schaapen
onderworpen zyn,diein houtge#asfen en laage vogtige gronden weiden. In hec begin van Ju- ny met de warmte heeft zy gemeenlyk haar be- gin, en houd in Augustus met regeeren op. Men ontdekt by het begin dezelve daa^ aan,dac de zielce Schaapen zig van de andere afhouden, en langzamer gaan. Zy eeten weinig, en alleen de punten van hec Gras, de Ooren van haar hangen, en den Buyk is vlak, de Oogeirzyr* flaauw, donker, tranend en meestendeels toe, de Lippen, hetgeheemelte en de Tong worden bleek. De Neus is van een dikke ilym verftopt. Dikwyls is het hooft als ookzomwylen de voor- beenen gezwollen, en het Schaap* legt op de Knieën. Drukt men de zieken over de Lenden» dan vallen zy ligt om, de Wol aan de Kopen de Borst is zeer week,zy zoekende fchaaduw, en zyn van Infefte en Vliegen zeer geplaagt. Eindelyk laten zy den Kop hangen, de rug word krom, dé voorfte en agterfte voeten ftaan te za« men. Het ademhalen word bezwaarlyk» èfX Borsc beweegt zig fterk. Eindelyk komt een fchuy- mend flym uit den hals, deBeenen worden koud. * Eenige drinken veel , andere geven dun bloed met den onraad , de Pis, of uit de Neus van zig. Alle zieke Schaapen, die bloed van zig geven
of waar by zig de fchuymende flym vertoond, fterven. Deze ziekte duurd zes, agt tot tien dagen,
dikwyls langer 3 doch zelden korter, van den dag
F aan
|
||||
(«O
|
||||||
aan te rekenen, dat zy ophouden te herkauwen.
Die, welke deze Ziekte doorftaan herhaaleh zig langzaam. Deze Ziekte vald de Schaapen ^an, die op
vogtige en met mosch bewasfe plaatzen in het biezonder in houdgewasfen geweid hebben. Zy houd op, wanneer de grond door de warmte op- gedroogd is. Schaapen die honger geleeden hebben, zyn
hier aan fyet meeste onderworpen. Nat en koud weder verergerd deze Ziekte ,J
Êen en tweejaarige Lammeren zyn merendeels aan deze Ziekte blootgefteld, voor het overige is zy niet aanfteekende. De aan deze Ziekte geftorve Schaapen wor-
den fmal, en zwellen niet op, gelyk na ande- re Ziektens gewoonlyk. Het duurd lang, eer zy beginnen te (linken. Opend men dezelve, dan vind men een bruyn water in de Borst, en de Buyk holligheid. De Long en het vel van de Borst zyn met waterblazen (Hydatides') be- zet. De Lever is groot en bleek, de Galblaas groot, cje Waterblaas kleen, en heeft zomwy- len bloedig water in zig; de Nieren zyn gezond, de bloedvaten zyn zeer weinig opgevuld. De Ziekte word zeer verzagt, wanneer men
het zieke Vee, zo lang het nog iets eeten kan, Lynkoeken geeft, waarvan de Oly is geperst geworden. By gebrek van dezelve neemt men Rogge zemelen. Even gelyk geeft men dage- lyks een loot Zout met wat Tymiaan vermengd, en verhinderd het drinken. |
||||||
o
|
||||||
(B3 )
|
|||||
4) Doorloop of Diarree.
Is aan de voorige Ziekte zeer gelyk, doch be-
gind niet met zo eene groote mattigheid. Zy heerst in het Voorjaar en in den Herfes, en ont- ftaad van vogtige en koude lugt, als ook van vogtige wydens. De aangevallene Schaapen laten de Kop han-
gen, verliezen de lust tot eeten, uit de Neus vloeid een wit etteragtige flytn > zy bekoomen eenen Doorloop zonder afgang van bloed, en fter- ven zomwylen na drie of vier dagen. By het openen van dezelve vind men de Long
vol met bloed, de flymhuyd aangeftooken, en het ondèrlyf van lugt opgeblaazen. Wanneer men de zieke Op hoogleggende droo-
ge wyden dryft, haar Zout en Alfem geeft, en by gebrek van droog voeder Roggeftrooy en zemelen van Roggemeel eeten laat, dan ftaan de meeste deze Ziekte door. 5) D e L o o p.
Deze Ziekte krygen zomwylen Schaapen, die
op hooge en drooge plaatzen weiden, wanneer des Zomers de hitte fterk is. Vette Schaapen worden eerder aangevallen als mageren. Het zelve komt onverwagten fehielyk. De
aangevalle Schaapen ftaan op eenmaal ftil, wor<- den duyzelig in de Kop, en ontlasten bloed door den Endeldarm of de Pis weg, doch zeer zelden door den Hals. Wanneer men de aan deze Ziekte geftorve-
ne Schaapen opend, vind men de Vaateri van
het Hart en de? buytenfte deelen zeer mee
F 2 bloed
|
|||||
' (84)
bloed opgevuld, en de Milt grooter ais ge-
woonlyk. Zelden kan men deze Ziekte geneezen. Edog
door aderlaten kan men dezelve by vette Dieren voorkoomen, gelyk ook wanneer'men haar veel zuuring en Zout te eeten geeft. 1 6) Ontsteeking van de Slymhuyd.
Dikwyls fierven de Schaapen zeer fchielyk,
t «onder dat men een Ziekte gemerkt heeft, en na de dood vind men geen ander ongemak als
dat de huyd van de Neus ontftooken is, en de-
I ze ontfteeking door middel van de Reukfpieren i het voorde gedeelte van de herfenen mede ge- j deeld heeft , alwaar men zomwylen teek enen I daar van vind. Ontdekt men deze Ziekte vroeg genoeg aan
! de traagheid der Schaapen, gebrek aan- Eetlust* ! hitte der Oogen en langzamen gang, dan kan | men dezelve geneezen, wanneer men een naald | van anderhalve flroohalm breed door de Neus en de midde zeenuw van dezelve (leekt, zo,
' dat het (lerk bloed. Als dan fpuyt men laauw I water met wat honing in de Neus, en geeft da- gelyks een half Dragma Salpeter met een weinig
i honing, flegts zo veel als op de punt van een mes leggen kan.
7) Van de Geel en Wate&zugt.
Zomwylen bekoomen de Schaapen de Geel*
zugt, die men daar San kend, dat het wit in de ■ oogen geel word, en de Schaapen de lust tot eeten verliezen en flap worden. | Men
|
||||
(85)
|
|||||
Men geeft in deze Ziekte, alle dagen een drag-
raa gepulvrifeerde Gentiaan , wortel en even zo veel F'enetiaanfche-Zeep ,met een weinig honing vermengd. Men geneest zowel deze Ziekte, als ook de Waterzugt , die hunnen oorfgrong van een verftopging der Lever heeft, veroor- zaakt door Leverwormen, wanneer men de Scha- pen geftaadig Zout, en zomwylen Alfemknoppen geeft.' 8) Van het Schurft by Schaapen.
Het Schurft by de Schaapen is van tweeder-
]y aard; de eene plaatst zig alleen aan de Kop, én wanneer zy verder gaat, dan grypt zy de plaatzen aan alwaar het Schaap geen Wol,maar flegts korte hairen heeft. De tweede foort zet zig in de Wol. Byde foorten worden gemak- kelyk geneefen. Men behoeft flegts by het Schurft in de Wol, dezelve af te fcheeren, an» ders laat zy zig niet goed heelen. Wanneer men de Schaapen alle morgen een
Dragma fyn geftoote Zwa'vel met honing ver- mengd geeft, en haar wascht met water waar in Tabaks bladen en Beukasch gekookt is gewor- nen, dan heeld men deze Ziekte. De Schurft op de Kop kan men ook heele door het wasfen met water, waar in Mercurius Suhlimatus, i drag- ma in twee pond water is opgelost geworden. ; 9) Van de Luyzen\
By Schaapen kan men dezelve het beste en
minst fchadelyk voor de Wrol met Oly van Tic- helfteenen of anders eenen anderen brandbaaren • - ; F 3 - Oly, |
|||||
(«O
|
|||||
Oly, Vet of Botter verdry ven; want alle brand-
baaren Oly dood de meeste Infecïén. Bovendien kan men eens vooral aanneemen
dat vogtige Wydens, Moschagtig voeder en warme ftallen, de meeste Ziekte der Schaapen veroorzaaken. Deze omftandigheden moet men zoeken te vermeiden , wanneer men gezonde en met veel Wol voorziene fchaapen hebben wil. Uit de ondervinding zal het bekend zyn dat de Wol altyd fterker in de koude dan in de warm- te «wast. B VAN DE ZIEKTENS DER VARKENS.
i) Van den Agterbrand.
Dit is de gewoonlyke Ziekte der Varkens.
Men kend dezelve daar aan, dat de Varkens het agterfte gedeelte niet beweegen kunnen, maar veel meer aan dit gedeelte lam en onmag- tig worden. In de Mond, aan de Tong, en in den Hals bevinden.zig kleene blaardjes, en wanneer men Borstels uittrekt, zyn dezelve aan de eynde bloedig. Men geeft in deze Ziekte alle morgen een Pil van ï half loot Antityoniué? I Dragma Zwavel, en i half Dragma Camfer met een weinig meel en honing. 2) Van de .Puisten of Vinnen.
Puisten noemd men een Gezwel aan de zy-
de van den Hals by de Varkens: in een min- deren graad zetten zy kleene Knooten over al in het Spek, die men niet uitwendig kennen kan. 9 , ( ' Men
|
|||||
(8? )
|
|||||
Meri vryft de plaats met Iaauwe Pis, en geeft
3 tot 4 morgens na elkauderen i half loot ge- ftoote Lauweriebesfen, even zo veel Antimonium en een weinig honing. Eeaige doen een ader- lating op de Tong. 3) Van de Gal en Longzügt.
■«'
Dit zegt nien van Varkens wanneer zy af-,
teeren en mager worden. j Een loot Antimonium en i half loot Veneti-
aanfche-Zeep in water opgelost, en alle dagen gegeven, geneest deze ziekte. Van het Aderlaten.
Dik bloed, te veel bloed en ontfteéking,ver-
j eist aderlating. Wanneer de Beeilen dik bloed hebben, dan zyn
zy zeer loomagtig , hebben zy te veel bloed, I dan zyn zy kortaamig , en worden ademloos, | wanne'er zy loopen. By fchepfels, die te veel bloed hebbetl, zyn alle bloedaderen gefpannen en groot. MetMik bloed wafemen zy niet ge- noeg uit, en haare Pis is dik en heet. Zo wel met dik als met te veel bloed zyn de Beesten aan de ontfteekende Ziektens . onderworpen , wanneer zy of plotfelyk warmte en koude met clkanderen verwisfelen, of haar bloed te gelyk fcherp is. Dik bloed geeft ook gelegenheid tot pyn in de gewrigtcn, ftyvigheid in de leeden en vervangenheid. Gebrek aan beweging en overvloedig goed
voeder geeft volbloedigheid. , F 4 Dit
|
|||||
(88)
|
|||||
1 Dit moet men door aderlaten verhelpen/en.
door arbeid en beweging voorkoomen. Men kan deze Beesten overal aderlaten, al-
waar men bloedaderen zo groen en zo na on- der de huyd vind , dat men dezelve openen kan. De werking van het aderlaten is.de verdun-
ning van het bloed en de vermindering van der- zelver meenigte. Deze werking volgt altyd, men mag ook openen welke ader men wil. De grootile aderen zyn de beste tot het ader-
laten, terwyl zy gemakkelyk te openen zyn, en in korter tyd een grootere meenigte bloed geven. De werking der aderlating is altyd het jcragtigfle, hoefpoediger men de verlangde quan- tityd bloed bekoomen kan. Het is alzo daarom, en in het biezonder by
innerlyke Ziektfiis altyd het beste de zogenoem- de Hals of Longader te openen, terwytapy by alle Oeatmiren de gröotfte is,alwaar menlyko- men kan, om een gat daar in te maken. De meenigte van het af te tappene bloed is
onderfcheide" na de groote en de omftandigheid van het Beest. Een volwasfe Paard kan men gaarn altyd 4
pond bloed afneemen, doch een kleender Paard 2 tot 3 pond. n
I Koeijen en Osfen kan men even gelyk tot 4 | pond bloed afneemen.
Schaapen en volwasfene Lammeren verdragen
1 pond, Varkens 1 en een half tot 2 pond. Doch wanneer men in eene Ziekte een Crea*
tuur reets eenige malen gelaaten heeft, dan neemt mén daar na altyd wat minder. , Ontdekt men in eene Ziekte, dat het bloed niet regt te zaa-
|
|||||
(> )
|
|||||
zaamen lopen wil, dan moet men meer aderla-
ten, en het zal geen fchaaden doen. Van het Klysteeren.
i\ In het gemeen gelooft men, de Klyfteeren
dienen flegts daar toe, om aan een Creatuur ope- ning te verfchafFen, wanneer het eene verftop- ping heeft, en alzo is het van geen nut, wan* neer daar, geene verftopping is. Doch de Klyfteeren dienen niet allen by ver-
ftopping, maar zy zyn ook zeer goed om de binnenfte hitte te verminderen, en de fcherpte in de Maag en Darmen te dempen, welk ver- mogen door hunne trekking op de Darmen,hit- ste en Koors vermeerderen. Zy dienen ook daar toe om het bloed te verdunnen, terwyl zy even zo wel als het gedronke water uit de Darmen ingetrokken worden, en wanneer zieke Creatuu- r-en niet drinken willen,dan zyn Klyfteeren nog zo veel te noodzakelyker. Tot het Klyfteeren bediend men zig gewoonlyker wyzelii van wa- ter met een hand vol Lynzaat gekookt, door-, gezegen, en hier by een hand vol Zout gedaan» Ook -mengt men gaarn een half pond Boom Oly of Lyn-Öly tot ieder Kiy(leer. Word het Kly- fteer gezet, om by verftopping van het Lyf opening te hebben, dan moet men meer Zout daar by doen, i pond Zout op 2 pond warm water en 1 half pond Oly. Klyfteeren voor een volwasfen Paard moeten
vier pond houden, tot groot hoorn Vee behoord evenzo veel, en men kan de Klyfteeren in zyn geheel niet zeer ligt te groot maken. Het mees- te heeft men zig 3voor te groote warmte te hoe- F 5 den, |
|||||
(90)
|
||||||
den, liever mag het een weinig te kout zyiv
Een kleen weinig meer als laaüw, is de 1 eg- te warmte Klyfteeren zet men of met een fpuyt,die 4
pond inhoud, of met een groote Oite blaas, aan welkers Hals men een houte pyp van an- derhalf vierendeel El, en van de wyte, dat men een kleene vinger daar in (leeken kan; Meii kan .zig ook hier toe van een kleene biekke ke- tel bedienen, die 4 tot 6 pond inhouden kan,en een hals of pyp van anderhalf vierendeel El lang, en een duym wyte heeft. Wil men met deze Jnftrumenten het Paard of een hoorn Beest een Klyfteer zetten, dan zet men het zelve op een plaats neder, alwaar het Creatuur met het ag- téf gedeelte hoog, eti met de voorbeenen laag Haan kan. Men fteekt dan de pyp langzaam iii den aars,, en giet met de ketel toe, opdat jhet Klyfteer na binnen gaat. | Als dan roerd men het Creatuur wat,óp dat het Klyfteer door middel van de beweeging iu de Gedarmtens gebragt kan worden. Is bet (Paard te Ziek,zo dat men het niet omvoeren 'kan, dan kan het ook in de ftaï ftaan blyven. Geeft hy het Klyfteer te fpoedig vanzig,dan zet men wederom een ander, tot dat het, dit ten minften een quartier uur by zig behoud. |
||||||
LYST
|
||||||
( 91 )
L Y S T.
Van de algemeene geneesmiddelen voor
het vee , die men altyd met nut
by de hand hebbek kan.
NO. I.
Zeep-Brandewyn.
Word van 4 Loot groene Zeep opgelost in
twee pond fterke Brandewyn, bereid. Dit middel is goed, om verrekkingen en ge-
zwellen, die men verdeelen wil, te baaden. 5 Men kan hem door byvoeging van ïoo drop-
pen Terpentyn-Oly verfterken , en dan dient hy daar toe,om Gallen, Nagels van Voetyzers, Pyphaken en andere diergelyke Gezwellen me- de te verdryveir, wanneer zy niet te oud zyn. Wil men hem tot verdeeling van pynlyker en heeter Gezwellen gebruyken, dan neemt men in plaats van Terpentyn-Oly 1 Loot Camfer daar by. :. No. 2.
Digestie Zalf.
Word uit een pond Terpentyn en 2 Lopt
Terpentyn-Oly met 6 Eyerdooijers wel omge- roerd, vervaardigt, zo dat het eene Egaale gee- le Zalf word. Met deze Zalf moeten alle Gezwellen,die weelc
zyn, en veel etteren, behandeld worden. Ge- lyk ook alle Zweeren, die in de naden der Bee- nen3 Knorbeenderen en Scheenen zig bevinden, ver-
|
||||
(92 )
|
|||||
verbonden worden. Hier by behooren onder
andere de Zweeren aan de Schoft, de kroon en andere deelen van de Voet. No. 3.
Basilicum Zalf.
Word uit Pek, Harst en geel e Was van ieder
. 4/Loot met 1 pond Boom-Oiy by een zagte warmte te zamen gefmolten, vervaardigd. Van deze Zalf kan men zig by zodanige Zwee-
ren bedienen, die niet behoorlyk willen ette- ' ren, droog en hart aan den rand zyn._ Zy door- weeken en bevorderen de ettering, die tot hee- ling van een Zweer noodzakelyk is. Ook is zy dienftelyk , om hard en droog Hoorn aan de Hsup te doen week worden , wanneer men de Kroon daar mede fmeerd. Doch zy moet niet gebruykt worden by Beenderen, Scheenen en "' Knorbeenderen. ' No. 4.
Egyptische Zalf.
Hier toe neemt men 4 Loot fyn geftoote
Spaansgroen, i pond en 12 loot Honing, en Jcookt het in een zo groote "aarde Pot, dat by liet fchuymen niets daar over kooken kan. Van deze Zalf kan men zig bedienen, om de
Mock of Rasp uit tetJroogen, wanneer dezelve vloeid. Zy is ook nuttig in alle die ongemak- leen , alwaar het uitgewasferie Vlees al te los en fponsagtig is, en eene te dunne, wateragtige ma- te- |
|||||
'(93.)
tene geeft é Zy is opdroogend éh wederftaat
het verrotte* No. 5. ,
Hoorn-Zalf.
Beftaat uit Boom-Oly, geel Was, Varkens
reuzel, Venetiaanfche Terpentyn en Honing onder elkanden,en laat het zelve als dan koud worden. Deze Zalf diend om de Kroone by Paarden
te fmeeren, wanneer zy hard Hoorn hebben. Den Hoef zelve /meert men met firoop. No. <5.
Camfer-Oly.
1 Loot Camfer word met een paar droppen
Brandewyn tot een Poeder gewreeven, en met een half pond Lyn-Oly en een vierde pond Ter- pentyn-OIy vermengd. Dezen Olyjs dienstig om de ftyvigheid in de
leeden te verdeelen, den fchouder, het Onderlid van den Voet en andere deelen te fmeeren, wan- neer zy verrekt worden. No. 7.
Verdeelende Spiritus.
Beflaat uit 3 Loot Salmoniak en 4 Loot Pot-
asch, ieder op zig zelve tot pulver geflooten, als dan in 2 pond Brandewyn, benevens 2 Le- pels vol Terpentyn-OIy gemengd,en 24 uuren wel toegemaakt iïaan laaten. |
||||
( S4 )
|
|||||
Deze" Spiritus diend tot verdeeling van de fly-
vigheid na de Lendelammigheid, by Waterfpat en Vloeigal, Gezwellen aan de Schoft van hec Zaaldrukken enz» No. &
Opdroogend Water.
Vervaardigd men uit 2 Loot blaauwen Vitriool
in twee pond fchoon water, opgelost. Het is dienftig om fcherpe Zweeren te was-
fen die zig uitbreiden, of ftinkende fponsagtige Zweeren, waar by wild vlees voorhanden is. Is evenj^elyk dienftig om de vloeijende uitwas- fen aan de Billen of de Rasp, Mock en dierge- lyke te geneezen. Wild vlees verteerd men door het inftrooijen
van blaauwe gedampte Vitriool. Even dit Poeder is bok dienftig^op de vuyle
ftraal te ftrooijen, en als dan met Terpentyn- Oly te fmeeren. Even zo behandeld men Zwee- ren aan de Kroonen. No. 9.
Spiritus van Spaanse Voeg.
Men giet op 4 Loot Spaanfe Vliegpoeder, 2
pond Brandewyn, en laat het drie dagen flaan. Deze Spiritus diend om den fchouder, wanneer
hy van de Lendelammigheid ftyf is, te baaden wanneer No. 7. niet toereikende genoeg is,hy verdeeld ook Beenknooten, Knobbelgezwellen en het eerst beginnende Spat. ' No.
|
|||||
Cs>5)
|
|||||
No. 10.
Spaanse Vlieg Zalf. . »
v-" > ■ ■ .-. .; •' 4 Loot Spaanfe Vlieg water word in io Loot
Varkens ftnout, of 3 Loot Lyn-Oly en i Looc of 2 lepels vol Terpentyn-OÏy omgeroerd. \ Deze fcherpe Zalf diend even gelyk om de
Lendefammigheid, de Schouders en andere fty- ve deelen te fineeren, wanneer andere midde- len niet helpen willen. No. ii.
Droes Poeder
Neemt een pond Antimonie Lever, i pond
bloem van Zwavel, i pond Gentiaanwortel, i j)ond Eyerfchaalen, een half pond Geneverbes- fen, vier Loot Vennekool zaat, en 8 Loot fyn i geftoote Eyzervylfpaanen,ftoöt dezelve tot een Poeder, en mengt alles onder een. Van dit Poeder geeft men het Paard dagelyks
2 Loot, om de koking te bevorderen,de Maag te verfterken en te reinigen, wanneer het Paard van het eeten geraakt'en mager word,offchoon het veel eet, wanneer het Wormen, Droes of andere looping na de Kop of Borst heeft. Te gelyk diend in alle deze omftandigheden dage- lyks 3 Loot zout op het eeten geeven.1 Het is voor het hoorn Vee in gelyke omftandighe- den dienstelyk. |
|||||
No-
|
|||||
' (96 y
No. 12.
Laxeerdrank.
I Loot Aloë word fyn gemaakt met i pond
Keukenzout onder een gemengd, en met 2 pond water geko*okt> en aan het Paard laauw zynde gegeven, gelukt dit niét, dan geeft men na drie dagen denzelven drank, want het is niet dien- ftig, aan een Paard een te groote hoeveelheid op eenmaal te geven, ten einde geen Kolyk te veroorzaaken. No. 13.
Verkoelend Oogwater.
,1$ een half Loot witte Vitriool in twee pond
fchoon water opgelost. No. 14.
Verdeelend Oogwater
Neemt een Dragma Camfer met 5 tot 8 drop-
pen Brandewyn gevreeven, 1 Dragma Borax, een half pond Vennekool water, en vermengd het zelve. Om het Oog te baden drukt men dit water-
met een fpons daarin, de Oogen moet men niet met een doek of lap vryven of baden. Buyten deze middelen moet men nog met Sal-
peter, bloem van Zwavel, Camfer,Terpentyn- Oly, Lyn-Oly en Honing voorzien zyri. Deze aangehaalde middelen zyn eigentlyk
wel voor Paard'e ingerigt, doch zy kunnen ook |
||||
(97)
|
|||||
by ander Vee gebruykt worden. Het, hoorn
Vee geeft men van de inwendige middelen even 20 veel als een Paard. Een Schaap heeft genoeg aaneen derde gedeelte. By de uiterlyke middelen heeft men geen onderfcheid in de werking in het oog gehouden. Het meeste komt daar by wel op het meer of minder gedeelte daar, van aan. AANHANGZ.EL.
Vragen , die by dé befchryving en onderzoe-
king der Ziektens van 'Paarden en het hoorn Vee tot een rigtfnoer dienen kunnen. , i) Wanneer heeft men de Ziekte aan eene'
plaats in de (lal of in het veld ontdekt ? i) Hoe veel Creatuuren zyn aan een en de-
zelve plaats aangevallen,en hoe veel zyn,naar oogenfehyn, nog gezond? 3) Wanneer is een Beest ziek geworden ?
4) Zyn er reets eenige geftorven en hoe veel?
5) Hoe lang was het geftorven Creatuur
ziek, en heeft een ftuk de Ziekte doorge- gaan ? s 6) Is ér een dorzaak of aanleiding tot de
Ziekte bekend? In opzigt op de gefteldheid der Ziekte.
7) Hoe fchielyk heeft het Vee na de eerfte
tekene van de Ziekte opgehouden rhetEeten ? en wat waren de eerfte tekenen die^men waar nam? \ ' 8) Wil het Vee gaarn drinken of niet?
In de algemeehe Veeziekte bekomt het Vee
in den beginnen gaarn een tegenzin voor het water, doch op het einde heeft het dikwyls lust om te drinken. O 9)
|
|||||
(98)
9) Heeft het geduurende de Ziekte koude,of
hitte, of natuurlyke warmte? De algemeene Veeziekte begind gelyk de ont-
fteeking in de Long en verfcheide andere Vee- ziektens, met fchuy vering en koude, waar op hitte volgt. 10) Heeft het in den beginne en voortgang
van de Ziekte druypende of drooge Oogen ? Druypende Oogen zyn in den voortgang der
Veeziekte een kenteken- van dezelve. In het begin zyn zy droog en flaauw, zelde wild en heet. n) Is het zieke Vee in het begin van de Ziek-
te onrustig of ftjl ? 12) Is de Tong droog en heet of flymagtig?
13) Vloeid flym uit de Neus of de Snuyt,
en hoe was die gefield ? Was hy klaar en dun, of taay week en geel ? Een dunne,klaareen in de gevolgen wat taai-
jer,witagtige flym uit de Neus,is een beften- dig toeval der algemeene Veeziekte. 14) Heeft het Vee in den beginne of voort-
gang der Ziekte veel, weinig of in zyn geheel geen hoest? By de Veeziekte hoesten de zieke Beeste aan-
ftonds by het begin, en zelden in het vervolg der Ziekte. 15) Was den adem fpoedig of langzaam, flerk
óf zwak in het begin of in het vervolg der Ziekte ? 16) Was den adem door de Neus tegen na-
tuurlyk heet of niet? 17) Hadden de Zieken in het begin of den
voortgang van de Ziekte verflopping of door- loop? By
|
||||
( 99 )
By de Veeziekten hebben Zieken by bet be-
gin verftoppjng, daar na het zy Iaat of vroeg, doorloop. 18) Gaat het veel Pis af of weinig, was het
natuurlyk, of had iets anders opmerkenswaardig daar by plaats? By de Veeziekten pisfen de Zieken flegts
weinig. 19) Was den Buyk geduurende de Ziekte te-
gen natuurlyk uitgefpannen of niet ? 20) Gaf het zieke Vee door (leunen* of onrus-
tigheid tekenen van pyn ? Gaf het tekenen vau| Eyn wanneer men het over het Kruys of op de
,ende drukte, het welk by de Veeziekte zeer gewoonlyk is? 21) Geeft het tekenen van zwakheid in de ag.
terfte deelen, wanneer zy dezelve onder den Buyk trekken,of altyd beweegen? Even gelyk een teken van de Veeziekte.
22) Heeft het Creatuur geduurende de Ziek-
te uitflag of builen uiterlyk aan het lichaam be- • koomen, braakeh dezelve open en gaven zy ma- terie ? 23) Hoedanig was het afgetapte bloed ge-
field toen het koud wierd ? Was het geheel ge- ronne of niet ? Was het met een geelagtige of groenagtige huyd bedekt ? Heeft het eene na- tuurlyke roode kouleur,of was het tegen natuur- lyk zward? Had het veel of weinig water? Laatfte omftandigheid bevind zig by de Vee-
> ziekte, wanneer men aan den tweeden of derden dag, na de eerfte ontdekking der Ziekte ader laat. G 2 In
|
||||
i
|
|||||||
( ioo)
|
|||||||
ïn opzigt van de gefteldheid der Dieren by
de opening na den dood. 24) Hoe bevind men de Herfenen * de flym-
liuyd van de Neus, de Lugtpyp inwendig," da Long, de Lever, bet Gedarmte , de Nieren en de Blaas ? Waaren eenige van deze deelen na- tuurlyk rood öf zward, hadden zy diergelyke Vlekken, Builen, of waaren zy op een andere manier befchadigd ? Vind men in de Borstholte of in den Buyk, bloedwater, etter of andere vogtighefd in een tegen natuurlyke menigte? 25) Heeft men opgemerkt, dat Honden,Kat-
ten, of andere Creatuuren, die van het Vlees van het geftorveVee gegeeten hebben, daar van ziek geworden zyn ? 26) Heeft men ergens een middel met nut in
de Ziekte gebruykt ? |
|||||||
BY-
|
|||||||
B Y V O E G S E L.
Manier om de Vernageling der Ossen
te genelzen, en de groote nuttig- heid in het gebruyk van zuiker by verscheidene voorvallen. JL/e Osfen te Veld gaande of in de Bosfchen
grazende, zyn onderhevig om fpykers of ftuk- jes hout in de Pooten te trappen, en dusdanig een ongemak doet hun hinken, en kreupel gaan. Men moet hun alzo de Pooten wasten, en opi het oogenblik 't geen hun gekwetst heeft daar uit halen ,vervolgens doet men Oly op de Wondj druypen, en omwoeld dezelve mer een Linnen! doek. Na verloop van de 3de of 4de verbin- ding is het Dier geneezen, indien men het zel- ve niet doet werken in dien tusfchen tyd. Zom- wylen gaat ook een Os kreupel, zonder dat de oorzaak waarfchynlyk is. Als dan moet men dezelve de Pooten wasfchen, ter herkenninge aan welke het gebrek heerscht, en zoeken of men geen zwelling, geen roodheid, ofopftroo- ping van het vel ontdekt. Men drukke met de vingers vry fterk op alle de deelen, en weldra zal men de gekwetfte plaats ontdekken door de gevoeligheid welke het Dier doet blyken. Het zelve ontdekt hebbende moet men ze openen met een penne mes of Laneet, en den etter of het bloed daar uit laten loopen ; vervolgens wascht men de Wond met pis en zout. Wan- . neer het zelve nu dus gezuiverd is, wascht men het zeer wel, en giet, door middel van een fchop of een gloeijené yzer, daarop eenig Bok- ken of Geite vet. Men herhaald deze verrie;- Q 3 ting |
||||
( 102 )
|
|||||
ting verfcheide keeren; en legt vervolgens op
de Wond fyn gedampte Zuiker, welke de ge neezing volkoomen maakt. De Heer de Sutiere verzekert, dat de Zuiker
een onfeilbaren Balfem is, voor aile gebreeken der Dieren pooten; en weldra zelfs de aanmer- kelykfle Kwetzuren zuiverd en lidtekend. Ik heb een treffend voorbeeld daar van gezien, (zegt hy) ten tyde myns guarnifoens te Metz een allerfchoonst Paard van de Cavallerie was zints drie maande ziek op 't ftal, van wegen een ettergezwel welke het zelve gekreegen had aan de Poot ter rechter zyde. Deze Poot had- de wel een voet dikte, en was naby de verrot- ting. De Smit der (lad had door infnydingen, Schroeifteenen, Vitriool,en Zalven van allerlei zoort, het zo verre gebragt, dat het Paard in eene deerniswaardigen ftaat geraakt waaren. Een Soldaat van het Regiment waar by ik diende, de Zoon van een Paarde Smit op een Dorp, bood zig aan om het te geneezen. Daar men niet zeer veel waagden in het zelve hem toe te vertrouwen, flemde de Kapitein hier in gewil- lig toe. Hy deed niet anders dan 2 of 3 maa- ien des daags, de Poot des Paards te befpren- gen, met wel zuivere warme Wyn, en by el- ie keer beftrooide hy het zelve met Zuiker, waar mede hy ook een bedekzel maakte op lin- nen, als een plaaster die by om het zeive-woel- den. In den tyd van een maand of 5 weeken, wierd het Paard herfteld, en wel tot allergroot- ste verwondering van een ieder, ook de lieden van de Kunst. Sints dien tyd hebbe ik ook niets anders dan Zuiker gebezigd, by alle behandelin- gen die ik genoodzaakt waar e te doen, en ik |
|||||
( *°3 )
|
||||||
kan verzekeren, dat ik er my altoos wel by ge-
vonden nebbe." ----- Beproefd middel wanneer de Beesten
na het Kalven niet kunnen OPSTAAN.
De tekenen van deze Ziekte zyn, dat een
Rundbeesteen, twee, drie of vier dagen, zom- tyds ook later na het Kalven, zo zwak in de Pooten worden dat het niet meer kan ftaan, maar moet gaan liggen zonder weder te kunnen, opftaan. Het Beest is dikwyls na twee of drie dagen dood, en zomtyds blyft het eenige tyd; leggen eeten en drinken, zonder te, kunnen op- ftaan, in welk geval de Eigenaar genoodzaakt is het Beest te moeten dooden. Deze kwaal, die op veele plaatzen niet kan
geneezen worden,is door het volgende middel te herftellen, Men neemt een vierde kan Genever, en een |
vierde kan Brandewyn, en doet die onder eikan- deren; hier van maakt men een gedeelte, by voorbeeld een zesde part teffens, in een pan- netje zo warm,,dat men er de hand in kan hou- den , waar in een lapje word nat gemaakt, en daar meede het Beest van de Klaauwen af tot het Lyf toe gewasfenen gewreeven, drie, vier, ja al was het zes maal daags, hoe meerder hoe beter; doch men zal geen halve kan van ieder gebruykt hebben, of de Beesten zyn doorgaans ! in twee of drie dagen herlteld. |
||||||
G 4 On-
|
||||||
( 104 )
|
|||||
Onderrichting /ter opkweekinge
der Kalveren. Een zeker vernuftig Veehoeder kweekt zints
j eenige jaaren zyne Kalveren aan, op de volgen- I de wyze, hy doet zo veel Lynzaad als er in | een pints pannetje kan gedaan worden,op zes pinten water, het welk hy geduurende omtrent 10 minuten doet koken , dat is te zeggen tot zo lange dat het Lynzaad als een goede gelei maakt, of om beter te zeggen, tot dat alles als eene geheele. taaije fiym getrokken zy. Hy j mengt vervolgens dit taaije flymerige in eene | kleene hoeveelheid waters, in het welke hy al- voorens eene zekere hoeveelheid van het bes- te Hooi heeft doen uitweeken ;dittrekzel word I bereid als de thee: 'c is voldoende het Hooi in het water te werpen wanneer het kookt, de pot toe te Hoppen en na verloop van eenige tyd het water af te gieten. I De vermenging gelyk wy voorens zeide ge- | fchiedende, word driemaal des daags de Kal- j veren toegediend. Deze dusdanige opgekweek- te Kalveren, bevinden zig doorgaans in bete- re ftaat, dan dezulke zyner nabuurefiy welken met melk gevoed worden, en beftendiglyk heeft hy ook opgemerkt dat de Kalveren op deze wy- ze opgekweekt , en welke nooit melk fmaak- ten,niet zo zeer vermagerden dan die welken met melk gevoed waren, wanneer men dezel- ven voor 't eenst in h Veld bragt. Drie zakken Lynzaad hebben hem genoeg
voedzel van „dusdanig een aart verfchaft, voor 55 Kalveren in den tyd van drie jaaren. Hy heeft een jongen, eeniglyk voorgefchikt tot ' de
|
|||||
C 105 )
|
|||||
de verzorging deezer Beesten en geeft hem 12
ftuy vers daags. Het ongans , of de Leverzïekte by de
Schaapen,ook wel Gellig- of Gal-
ligheid en waterzugt genoemd.
Deze Ziekte kend men, wanneer het Schaap
- treurig word, minder graag is, met moeite her- kaauwd, trager voortgaat, zyn Oogen min of meer géelagtig en flaauw zyn, de Neus droger is, de Ruggraad, naar maten het Beest zwaar is, zig gemakkelyk voelen laat, de huyd onder de Wol niet zo* rood, maar bleeker is, dan wan- neer het gezond is, de keutels harder en min- der groen zyn, en dit zyn de eerfte kentekene en toevallen van het Ongans, wanneer deeze Ziekte verergerd nemen deze ongemakken fterker toe , en het Beest word oogenfchynlyker zwaar- der , doch het vlees word naar maten eigentlyk vermindert, de Oogleden w'orden als dan bol en bleek, de Oogen nog geelder, de Neus, die te vooren droog was word fnottig, de Bek flymig de gang zeer traag, de Wol kan met minder tegenftand dan te vooren, uit de vagt worden getrokken. By deze toevallen voegen zig hardlyvigheid,
dorheid aan de huyd, en vermindering van Pis- ïoozing , een fchommeling fn den Buyk eneenc pynlykheid (doch niet by allen) wanneer men dezelve aldaar aanraakt —— om kort te zyn, men zal duydelyk verneemen de eerfte kenteke- nen van Waterzugt en gebrek van Gal in de eerfte wegen. Jn de Darmen, de Lever , de Galblaas en in G 5 der- |
|||||
C 106)
|
|||||
derzelver omtrek word men gemeenlyk eenige
Meene platte Wormen gewaar, die de gedaante hebben van ZeebottenJ, en hoe fterker deze voor- gefchreevene omftandigheden zig voordoen, hoe hoger de Ziekte gereezen is. Men zoude ajs de naafte oorzaak waar uit de-
ze Ziekte zyn begin heeft, kunnen zeggen te beftaan, in eene lymige verdikking en ophoo- ping van het weiagtige gedeelte des bloeds in de fynfte vaatjes van de Lever, gepaard met eene belemmerde affcheiding en gevolglyke ver- dikking van de Gal, en waar toe zeer veel ge- legenheid geeft de laage vogtige weilanden de gefteldheid van de lugt, en de manier waar op het Vee, hier te lande word behandeld. De geneezing van dit ongemak zoude kunnen
gefchieden met gemeen Keuken of Zeezout of ook met Zwavel. Men geeft het zieke Vee driemaal in de week
twee maaien daags telkens anderhalf loot, het welk toereikende is om aan het oogmerk te vol- doen; fchoon deze gifte, na gelang der omftan- digheid verkleint of vergroot moet worden, ook zoude men als een zeer goed verflerkend mid- del den Aluyn kunnen gebruiken, voornament- lyk wanneer de Schaapen na de geneezing door Zout of Zwavel flap en fukkelende bleven. Elke gift, welke om de tweeden of derden dag, twee of driemaal naar eisch der omftandigheden her- haald word, was bepaalt van een vierden tot drie vierde loods. Zelden heeft men tot de ge- neezing van een Schaap veertien loot behoeven te gebruyken. Om de Ingewanden te verfterken, en de fpys ver tering te bevorderen zal dit, of foortgelyk voorfchrift best gefchikt zyn. Neemt
|
|||||
C 107 )
|
|||||
Neemt vanden Eikenba^t; gedroogd en tot Poe-
der geftamt, anderhalf Loot. Gedroogde en geftamte Geneverbëzien
twee Loot.
Alfemtoppen, en Wynruit, van elk een
Loot.
Alles, onder een gemengd zynde, word on- der het voeder, met of zonder Zwavel, Zout en Aluyn 3 aan twee koppels Schaapen gegeven. Vorderen de omftandigheden seene meer ver- warmende en zweetdryvende geneeswyze, dan bediend men zig van het volgende of diergelyk voorfchrift. Neemt Toppen van Alfem en duyzend Gulden- kruyd, van de eerfte eene halve en Van *
de tweede eene hand vol.
Geftooten Coriander- Lavas- of ander
verwarmend zaad, van elk een half loot.
Geftamte witte Peper, een loot.
Spies glas, tot Poeder gewreeven een
half loot.
Men handeld hier mede gelyk met het voor- gaande , en vermindert of tempert het zelve traps gewyze met het gewoone voedzel , tot dat het Schaap van alle overblyfzelen der Ziek» te ontheft is. Ook zoude men nog als een middel tot voor-
koming van het ongans onder de Schaapen kun- nen gebruyken. Neemt Gemeen Keukenzout veertig pond. Salpeter een pond.
Geftamte Geneverbëzien.
Gedroogde Vlierbeziëm
Gentiaanwortel van elk een half pond.
E vers wortel.
Spies
|
|||||
( io8)
|
||||||
Spies glas van ieder een vierde pond.
Dit alles wel onder eikanderen gemengd zyn- de zo word daar van telkens een gedeelte op zig zelve of onder het voeder, de Schaapen ingegeeven. Wie begeerig is om aangaande deze Ziekte
meerder te weete, die leezende de doorwrog- te Verhandeling van den Heer J. Veirac in het tweede Deel eerfte Stuk van de Verhandelingen uitgegeeven door de Maatfchappy ter bevorde- ring van den Landbouw, alwaar men al hét gee- ne wat ten aanzien van deze Ziekte te zeggen vald, op eene duydelyke en klaare wyze be- fchreeven vind. Eenvoüwdig middel om de Wol der
Schaapen te verbeteren- Smeer, onmiddetyk na dat de Schaapen ge-
fchooren zyn, de huyd met Oly of Boter en Zwavel, en wascht dien vervolgens twee dagen daar na met water en zout af, en de Wol van het volgende faifoen zal niet alleen fyner en zag- ter. maar ook overvloediger wezen : ook kan men (laat matfen, dat de Schaapen, geduuren- de dat jaar aan geen fchurft of ongedierte zuU len onderhevig zyn. |
||||||
RE
|
||||||
REGISTER.
|
|||||
Aanwyzing , om den ouderdom van een Paard te
kennen. , . . . Pag. i i) De heete Koors der Paarden. é 5
2) Van den Droes. . . ., 8
3) Van de Longzugt, of de Koors met ontftee-
king der Long. . . . 12 4) Van het Kliergezwel, hét Keeïgezwel, en de
ontfteeking in den Hals. . . 13 5) Van de Engborftigheid. . . 14
6) Vau den Hoest. * .. . 15
7) Van de verftopping en de Bnykpyn,'of van de
Kolyk.....16 8) Van de Buykpyn door Wormen. . 17
9) Van de vérftopping van het Water , of wan-
neer het Paard niet fteBen kan, * 18 10) Van de zuivere of klaare "Pis, . . 1.9
11) Van den Doorloop,«en derzelver verfchillende
Soorte. . . . . ao 2 2) Van <le Worm of Paarde Pokken. . 22
13) Van het Schurft, de Mock, Rasp enz, 24
14) Van óq Koller* , . « 25
15) Van de Snot. ... * 27
16) Van de Verftyving. . « .'"\ 4 31
17) Van de Klem of Hartziekte. . * 33
Van Builen en Gezwellen. 4 ; , . 36 Van de Brand en Mockbuilen. . 38 Van de Vyver. . / . . 40 Van de Borstbuilen, Buykworm genoemd. 42 Van de Vóetzwam en de Schythakken. 43 23) Van de Zadelbreuk en het drukken van de
Schoft. , . . .v 43 24) Van verrekking aan het oiïderfts Lit der Voet,
het Kruys of de andere Leden. . 44 25) Van de Vloed en Zenuw Gallen. . 46
26) Van het Overheen en Beenfpat. . 47
17) Van het Bloedfpat. . . .47 23)
|
|||||
REGISTER.
28) Van het Waterfpat. . . Pag. 4a
*q) Van de Steen Gallen, . . 48
30} Van de Zweeren aan de Voet door ingetrèëdV' *
Nagels. . . . 49- 31) Van de Hoornkloof. ,. . 50
32) Van de Zweeren aan de Kroon* * 50
33) Van vuyle Straalen. . . . 51
34) Van de Hitte en ontfteeking der Oogen. 52
25) Van de donkere Oogen of wanneer Vlekken op de Oogen zyn. . . . 53
ZIEKTENS VAN HET HOORNVEE.
j) De algemeene Veeziekte. * . 53
2) De Longziekte. . , . 67
3) Den brand aan de Tong. . ♦ 69
4} De Hoest. . , . , 70 5) Bloedwatering. ... . . 70
6) Beroerte en Verlamming der Agterdeelen. 71
7) Lendebloet. .'-; . . . 72
B) Trommelzugt. , __ . ^ , 73 9) Zweeren aan en om de Sriuyu . 74 10J1 Losfe Tanden. . . « 75
11) Klaauwziekten. . . 75
12J Builen en heete Gezwellen. . 76"
13) Schurft, Uitflag en Gezwellen aan het Uyer
en andere deelen. ... 76
14) Gezwellen en Knooten aan het Uyer. 77
ZIEKTENS DER SCHAAPEN.
1) Schaappokken. . • *,'. • 78
2) Van het draaijen der Schaapen. . 80
3) Woudziekte. . * . 81
4) Doorloop. . . • ♦ 83
5) De Loop. . . * * 83
6) Ontlleekitrg der Slymhuyd. .. * 84
|
||||
REGISTER.
7) Geel of Waterzugt. . . Pag. 84
'è) Schurft. . ... 85
9) Luyzen. . . • 85
ZIEKTENS DER VARKENS.
1
1) Agterbrand. ♦ . . $6
2) Vinnen, . . . 86 J
3) Longzugt. . . . 87
Van het Aderlaten. . . • 87 Van het Klyfteeren. . . 87 Aanwyzing van de algemeenfte Geneesmiddelen voor
he£ Vee, dewelke men alyd met nut kan by de hand hebben. . . . 91 | ■ '
AANHANGSEL. Van de onderzoeking der Ziektens. , . 97 J
BYVOEGSEL.
Van het vernagelen der Osfen. . . lei i
Wanneer de Beesten na het Kalven niet kunnen
opftaan. I . « . . 103
Om de Kalveren wel op te kweeken. . 104
Het Ongans der Schaapen. . . . 105
Middel om de Wol der Schaapen te verbeeteren. 107
|
||||
2z<P/
|
||||