-ocr page 1-

y'-*0:

♦-, f * ^•

■ ^v- .M- mjUf*#-- •• .••gt;•«-•■

—i—^-9lt;T

5

,■• :•$#' ■ -Sv

riet Varken.

EENE NUTTIGE HANDLEIDING

r':

lv.

4- ^

W

#■

-«i

^ •.«

lEF^g^iAktENS M

\

^.,

•v'ir; • -

•« quot;♦

'; •lt;

Veenendaal, Le Cosquino de Bussy. 1S74.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

f« •

J

BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT

3088 813 9

-ocr page 5-

/ //• t y/ vj HET VARKEN.

EENE NUTTIGE HANDLEIDING

VOOR IEDER DIE MET VOORDEEL

ÏAMffi Wil MSFÖKK1, ÏERZORGEÜ fl\' VETMESTEJI.

GEVOLGD DOOR:

EEN BEKNOPTE VOORSTELLING

VAN DE ■\ •

y'\ •quot;

Oorzagen, Kenteeleneii en Belianfleling

D^B

BELANGRIJKSTE ZIEKTEN DER VARKENS.

Vrij bewerkt naar de tweedy Jjhtgelsc/ic, uitgave.

VEENENDAAL, LE COSQUINO DE BüSSY. 1874.

-ocr page 6-

Stnoni-lioekdrukkcriJ en Steendrukkerij „de Industriequot; Utrecht.

-ocr page 7-

INLEIDING.

Het volgende werkje is bestemd om onder een eenvou-digen vorm de waarde en het nut van het varken, een onzer belangrijkste huisdieren, te doen kennen.

Uit een algemeen oogpunt beschouwd, is er geen nuttiger dier, maar hoeveel te meer redenen hebben bijzondere personen om hetzelve op hoogen prijs te stellen. Hoe dikwerf is voor de armere klassen der maatschappij het varken de ruime bron van voordeel — van rijkdom zelfs, indien wij het zoo mogen uitdrukken. Dit is inzonderheid het geval in Ierland. Daar noemt men het varken dan ook met nadruk: „de heer, die de pacht betaalt,quot; en de boer behandelt het beter dan zijn kinderen. Het weinige voeder waarmede deze dieren kunnen opgefokt en gemest worden en hun vruchtbaarheid zoowel als de verwonderlijke eigenschap , dat zij ook onder nadeelige omstandigheden zeer goed

-ocr page 8-

IV

gedijen kunnen, maken hen tot een werkelijken zegen voor menigen armen hutbewoner die met zijn weinige spaarpenningen een klein en mager varkentje koopt, het mest met den afval, dien hij besparen of bedelen kan en het ten laatste met een goeden winst verkoopt; of misschien, wanneer de gelegenheid zich hierdoor voordoet, het slacht ten gerieve van zijn gezin, dat op deze wijze eene ruime vervulling vindt, in zijn behoefte aan goedkoop en krachtig voedsel.

Zonder dit dier zou menig arme niet in staat zijn een dak boven zijn hoofd te houden en daarom mogen wij met alle recht het varken „de vriend van den armequot; noemen.

In dit werkje nu zal men kunnen vinden, hoe men een varken moet koopen, aanfokken, voeden en mesten en ten laatste op welke wijze het met voordeel kan verkocht worden.

Het is al te zeer de gewoonte geweest, een zwijn te beschouwen, als een dom, roofzuchtig, wroetend en vuil dier, onhandelbaar en koppig van aard en walgelijk in al zijn bewegingen. Maar zijn al deze eigenschappen het gevolg van het leven dat men hetzelve laat leiden? In zijn natuurlijken staat, schijnt het varken geenszins van genegenheid ontbloot te zijn, maar wel verre van daar leven deze dieren in kudden samen, vereenigen zich om elkander te verdedigen, kruipen bijeen, om zich te verwarmen en schijnen over 't algemeen natuurlijk gevoel te bezitten. Geen

-ocr page 9-

V

moeder is teederder in de zorg voor haar jongen, of onver-schrokkener, wanneer het op hun verdediging aankomt.

Wat hun onreinheid betreft, deze is meestal aan den eigenaar te wijten. Men zoude weldoen, zoo men bedacht, dat hun evenzeer drooge en zuivere ligging moet verstrekt worden als andere dieren, en alsdan zal ook de fokker of eigenaar er ongetwijfeld de goede gevolgen van ondervinden.

In één woord, zoo de regelen en wenken, welke dit werkje bevat, stipt worden opgevolgd en in acht genomen, zal het blijken, dat het varken voordeeliger is, dan vele andere huisdieren, waaraan meer zorg en oplettenheid worden besteed, maar die zelfs het tiende deel van de winst niet opleveren, die men van dit nuttige dier trekt.

Een waar woord wat de Engelsche schrijver in de inleiding van dit werkje zegt: onder de huisdieren bekleedt het varken een eerste plaats. Geen dier, dat in het algemeen meer voordeelen afwerpt.

De uitgever dacht den Nederlandschen landbouwer een dienst te bewijzen, door de uitgave van deze belangrijke brochure in het Nederlandsch bewerkt. En voorzeker, wij gelooven, dat hij zoowel voor den boer als den arbeider een nuttig werk heeft verrigt. De beste wijze om varkens te fokken, te verzorgen en vet te maken wordt hier duidelijk aangegeven en wat bovenal heel belangrijk is, en zelden in dergelijke werken wordt aangetroffen, men vindt eene

-ocr page 10-

VI

beschrijving van de kenmerken, behandeling en geneeswijze der ziekte gevallen van het varken.

Moge ieder landbouwer in zijn belang dit werkje zich aanschaffen, tot gids gebruiken, den inhoud zich eigen maken en zooveel mogelijk toepassen, hij zal er zich wel bij bevinden; en de uitgever heeft het doel, zich bij de uitgave voorgesteld, volkomen bereikt.

H.

A. DE S.

-ocr page 11-

INHOUD.

Biz

Blz.

Het zwijn in de Natuurlijke

Het Silezische en Moravische

historie .......

1

ras.........

26

De varkenshokken . . . .

3

Het Boheemsche ras.

20

Hokken voor Zeugen en Beer.

4

28

De verschillende rassen. . .

6

Toebereidselen tot de slacht .

29

De Biggen.......

9

Verdere wijze van behandeling.

30

Speenvarkens ......

10

Het afhakken......

30

Het spenen der Biggen.

11

De hammen......

31

Het voedsel der gespeende Big

Spek voor huishoudelijk gebruik

31

gen..........

11

Het zouten.......

31

Tijd van voederen ....

12

Vervolg........

32

De hokken.......

12

De Amerikaansche wijze van

Hokken voor Zeugen . . .

12

zouten........

33

Hokken voor fokvarkens .

13

Hampshire- en Berkshire ham

Hokken voor mestvarkens .

13

men ........

34

Het voeder.......

14

Welke brandstof behoort men

Is er voordeel van een varken

te stoken, om goed gerookt

te trekken?......

16

vleesch te verkrijgen? . .

34

Waarde van de mest en van

Westmoreland-hammen . . .

34

den afval.......

11

Yorkshire-hammen . . . .

35

Vreemde Rassen.

Het rookhok......

Recept om pekel te maken .

36

37

IS

Vleeschkuipen......

38

Het Napelsche ras ... .

19

Hambursch pekelvleesch .

38

Het Nonnandische ras . . .

19

Middel om het wroeten dei-

Het Hongaarsche ras . . .

24

varkens te voorkomen . .

38

-ocr page 12-

Biz.

Het snijden. ......39

De methode van Vater. •— Het

doorsnijden van den zaadader. 40 Het uittrekken der zaadader . 40 Het snijden door middel van

zagen of vijlen.....41

Het snijden door het leggen

van een verband . . , .41 Geneesmiddelen voor varkens . 42 Het belang en nut der varkens. 43 Wijze van voederen .... 45 Het varken van den arbeider 47 De tanden als kenteekenen van

den ouderdom der varkens . 56 Een hoofdstuk voor Eigenaars van buitens, die voor liefhebberij een varken mesten. 61 Opmerkingen voor mededingers naar prijzen op tentoonstellingen ........C2

Blz.

Zte ziekten der varkens, hnn ■verschijnselen en wijze van genezing. Over het ingeven der medicij

nen enz, aan varkens . . 64

Beroerte........66

Besmettelijke ontstekingen . . 66

Kolijk........67

Koorts........68

Hersenvlies ontsteking ... 69

Vallende ziekte.....70

Verlamming......71

Stuipen........71

Hondsdolheid......71

Ontsteking der Neusvliezen . 72

Keelontsteking......73

Longontsteking.....73

Epidemiol!.......74

Buikloop (Diarrhea) . . . .76

Wormen........76

Mazelen........77

De trichinenziekte . . . .78


-ocr page 13-

HET ZWIJN IN DE NATUURLIJKE HISTORIE.

De meest gebruikelijke verdeeling der dierkunde volgende, vinden wij, dat het tamme Zwijn behoort tot de hoofdgroep der vertebrata (gewervelde dieren), tot de klasse der Mam_ malta (zoogdieren), tot de orde der Pachydermaia (dikhuidige dieren), en tot het geslacht der zwijnen; en dat het als een dikhuidig dier venvant is aan den olifant, den rhinoceros, den hippopotamus enz.

Al de dieren dezer soort voeden zich met planten, eenige met wortels, tot het los wroeten waarvan het zwijn, door den vorm van zijn kop, zoowel als door de kracht, die het er mede kan uitoefenen, eene bijzondere geschiktheid bezit. Sommige hunner echter, waartoe ook het varken behoort, verslinden dierlijke zelfstandigheden.

Het zwijn is een schier alles etend dier, zooals blijkt uit den vorm van zijn tanden en maag. Het heeft veertien tanden in ieder kakebeen, zes snij — zes maal — en twee hondstanden, welke laatsten de snij — en maaltanden scheiden en zich somtijds tot vervaarlijke slagtanden ontwikkelen. De maag is eenvoudig samengesteld van een klierachtige zelfstandigheid, kan slechts een middelmatige hoeveelheid bevatten en is inwendig bekleed met een ruw slijmerig vlies;

-ocr page 14-

de ingewanden zijn naar evenredigheid goed ontwikkeld; meestal beslaan zij vijftienmaal de lengte van het geheele ligchaam. De mammae of tepels zijn gewoonlijk twaalf in getal en onder aan den buik geplaatst in twee rijen, die bij de voorpooten beginnen.

De melktanden vallen uit van den tijd, dat het varken twaalf maanden oud is, tot dat het twintig of zes en twintig maanden is geworden, maar dit geschiedt geregelder dan bij andere huisdieren. Vier hoeven bevinden zich onder aan eiken poot, doch slechts twee er van raken den grond.

De kennis van de gewoonten en den aard van een of ander dier in zijn natuurlijken staat wordt gewoonlijk verkregen door ontleding en onderzoek van de natuur zijns lichaams. De kop en snuit van het zwijn dragen kenmerken van buitengewone kracht, als of zij bestemd waren tot zeer ruwen en harden arbeid en men weet, dat de wilde beer zijn meeste voedsel verkrijgt door het los wroeten van den grond bij het zoeken van wortelen, wormen enz. De snuit is aan zijn uiteinde volkomen ongevoelig en zijn vermogen om de aarde om te woelen, wordt zeer vergroot door een been, waarvan hij buiten het neusbeen voorzien is. De nek is kort en gespierd. Het oog ligt op eene bijzondere wijze in den kop en wel zoodanig, dat het meer ter zijde dan vooruit kan zien: een bewonderenswaardige voorzorg, waardoor het dier in staat gesteld wordt, een grooteruimte te overzien van de streek, waarin het zijn voedsel zoekt. Zijn reukzenuwen zijn zeer gevoelig, zoo dat het gemakkelijk eikels, wortelen en andere met zand bedekte voonverpen ontdekken kan.

Het zwijn is een dier, dat dikwijls onrechtvaardig beoordeeld is geworden; zijn lot onder de huisdieren heeft

-ocr page 15-

3

eenige overeenkomst met dat van den neger onder de menschen. Het wordt morsig, dom en lui genoemd; en echter, wanneer het deze eigenschappen bezit, dan zijn zij een gevolg van aanhoudende verwaarloozing en slechte behandeling. Waar men het varken behoorlijk verzorgt, geeft het blijken van eenig verstand, toont het gevoel te bezitten voor bewijzen van genegenheid en is het speelsch , gezellig en in staat zich sterk aan bijzondere personen te hechten. Wij hebben afgerichte varkens gezien, die moeielijke rekenkunstige voorstellen oplosten en zoo hun bekwaamheden behoorlijk ontwikkeld werden, twijfelen wij niet, of zij zouden blijken geven van verstandelijke vermogens, waarvan wij nu slechts weinig vermoeden. De aan het zwijn verwante olifant, is merkwaardig door de schranderheid en het verstand, die hij ten toon spreidt.

De Varkenshokken.

Het allereerste , wat onze grootste oplettendheid vereischt, na de hoeve of het stuk gronds, waarop wij onze proeven wenschen te nemen, gekozen te hebben , zijn de varkenshokken of stallen ; want men houde wel in het oog , dat onze hoop op welslagen in de toekomst alleen afhangt van de wijze, waarop deze zijn vervaardigd; daarom neme men de meest mogelijke voorzorgen , dat zij behoorlijk droog en warm gehouden, van versche lucht kunnen voorzien en stevig gebouwd worden.

Sommige hokken zijn geheel overdekt en voorzien van een uitgang, die toegang verleent tot een pleintje of loop. Deze wijze van bouwen heeft het voordeel, dat het voedsel in de troggen niet met regenwater kan vermengd worden.

-ocr page 16-

4

Hokken voor Zeugen.

Men kan geen zorg genoeg dragen voor deze soort van hokken. Zij moeten bovenal beveiligd voor regen of vochtigheid, en voorzien zijn van een goot, waardoor de gier kan wegloopen en zoodanig zijn ingericht, dat zij behoorlijk kunnen schoongemaakt en nu en dan gewit worden. Men bouwe ze hooger en ruimer dan andere, opdat er zoo noodig plaats zij voor twee è drie personen, wier tegenwoordigheid somtijds vereischt wordt.

Het hok van den beer moet op dezelfde wijze zijn ingericht , slechts behoeft het niet zoo ruim te wezen, maar men zorge bovenal het stevig te maken.

De mot kan door den beer beklommen worden op den ouderdom van acht of negen maanden, maar eenige der beste veefokkers zijn van oordeel, dat zij op dien leeltijd nog te jong is. De zeug draagt van 109 tot 143 dagen. Men rekent gewoonlijk van 16 tot 17 weken. Zij bereikt haar volle grootte niet voor haar vijfde of zesde jaar en somtijds groeit zij nog na laatst genoemden leeftijd bereikt te hebben. Het is daarom beter de mot eerst 18 of 20 maanden te laten worden vóór men haar bij den beer laat. De veehouder zij vooral oplettend op de kenteekenen van het dier, waarvan hij wenscht te fokken, zoowel wat de mot als den beer betreft. De kop moet klein, de snuit kort en de kinnebakken moeten breed zijn en bij het openen van den bek, zich ver van elkander kunnen verwijderen. Kleine, dunne, van scherpe punten voorziene ooren; die een weinig naar den kant van het voorhoofd vooruit steken zijn eveneens een aanbeveling. De nek moet goed achter

-ocr page 17-

5

de ooren uitkomen. De borst behoort breed en diep te zijn en slechts ronde, gevulde ribben geven een breeden rug. De verdere vereischten zijn: een lang lichaam;korte pooten; een rug, die van den nek tot aan den stuit geheel recht is; (zoo hij gebogen is, mag dit echter slechts een weinig het geval wezen) een schoft of dij, die bij het hielstuk zeer dun uitloopt, dikke hammen en schouders; een kleine en gekrulde staart en fijne beenderen. Men kieze nimmer een varken met een langen snuit, lange pooten en een krommen rug.

De mot kan tweemaal per jaar werpen; de eerste maal tegen het einde van Maart of het begin van April, de tweede maal in September of October. Men drage vooral zorg een zeug met verstand te voederen, wanneer zij draagt, zoodat zij wel behoorlijk gedijen, maar niet bepaald vet worden kan. Tot op het einde van de tweede maand harer dracht late men haar bij de andere dragende varkens, maar na dien tijd dient men haar rustig te houden en ongeveer een week of tien dagen voor zij werpt, brenge men haar in een voor haar bestemd hok, dat vooral ruimschoots van stroo moet voorzien zijn. Daar de zeug dikwijls de neiging heeft om op haar jongen te gaan liggen en hen somtijds verslindt, is het noodig haar zorgvuldig te bewaken. Men houde tegen den tijd, waarop zij werpen moet, een kleine hoeveelheid kort gesneden legstroo gereed en plaatse een draagmand met een weinig stroo en een oude wollen deken in het hok. Vervolgens make men in den varkensstal een tusschenschot van 21/2 voet hoogte, om de zeug te beletten bij de mand te komen. Hierin brenge men nu de biggen, zoodra zij ter wereld komen en bedekke ze, tot dat de zeug ophoudt met werpen, waarop zij bij haar moeten

-ocr page 18-

6

gebracht worden, om hen te laten zuigen. Wanneer dit geschied is, plaatse men ze weder in de mand en geve aan de zeug een weinig warme melk met zemelen en terwijl zij bezig is met drinken, zorge men voor goede ligging, waartoe men het natte stroo verwijdere, enz. Nu werpe men een weinig kort gesneden stroo in het hok en wanneer de zeug weder gaat liggen, brenge men de biggen op nieuw tot haar.

De verschillende Rassen.

Nu wij onzen lezers eenige wenken gegeven hebben ten opzichte van het bouwen der hokken en het aanbrengen der troggen, enz. moeten wij hun aandacht het eerst vestigen op het fokken. Voor en aleer men hiermede een aanvang neemt, diene men eerst vast te stellen, tot welk doel men de biggen bestemt. Wenscht men ze te mesten om ze vervolgens te slachten en in de pekel te leggen; of te verkoopen, wanneer zij ongeveer negen maanden oud zijn; of wel ze te houden om aan te fokken?

Men heeft om deze verschillende doeleinden te bereiken, onderscheidene rassen en kruisingen van rassen noodig en al naarmate men meerder of minder oordeel of kennis toont te bezitten bij de keuze der geschikte soorten zal men ook bij het fokken en vetmesten meerder of minder goed gevolg te verwachten hebben. Om deze reden willen wij trachten de verschillende rassen, hun grootte, gewicht en kleur te beschrijven, zoowel als de verschillende doeleinden, waartoe zij geschikt zijn.

Om een algemeene indeeling te maken, kan men stellen, dat het zwijn in twee soorten kan verdeeld worden: het

-ocr page 19-

7

groote en het kleine ras; al de andere soorten zijn kruisingen tusschen deze beide hoofdrassen; en ieder graafschap van Engeland, waar men op eenigsins groote schaal varkens fokt, draagt roem op een bijzonder ras.

Lincolnshire, dat voorheen varkens met zwarte koppen en smalle ruggen leverde, is nu in het bezit van een nuttig en voordeelig ras, dat goed gevormd, van middelmatige grootte en gemakkelijk te mesten is en bovenal voortreffelijk vleesch levert. Deze soort van dieren hebben een witte, fraaie huid, die slechts spaarzaam met dunne borstels is bezet. Hun puntige ooren staan recht op en hun lichaam is regt, lang en rond. Men kan ze mesten tot zij ongeveer 45 stones of 124 kilo zwaar zijn en reeds na anderhalfjaar kunnen zij gemiddeld 20 a 30 stones of 55—82 kilo wegen.

Een kruising van dit ras met het Chineesche bereikt, ofschoon deze dieren kleiner zijn, spoediger een staat van rijpheid dan het zuivere Lincolnshire-ras en tevens worden zij met een slechts matige hoeveelheid voeder zeer spoedig vet.

Norfolk heeft voortreffelijke varkens, die eenigsins op het Lincolnshire-ras gelijken, maar een weinig kleiner zijn. Zij zijn goed gevormd, worden spoedig vet en geven lekker vleesch. Behalve deze soort bestaat er nog een ander ras, dat rechtstreeks van Chineesche varkens stamt en bijzonder gezocht is, om zijn smakelijk vleesch, zoowel als omdat het spoedig vet wordt en daartoe slechts weinig voedsel behoeft.

Het Essex-ras, een fraaie, groote en zwarte soort, die met het Napelsche ras gekmisd is, wordt na onze overtuiging, gegrond op een lange en rijpe ondervinding, slechts zelden overtroffen.

-ocr page 20-

8

De hammen en het spek van het verbeterde Essex-ras,

versch gebruikt, zoowel als gezouten of gerookt, verdienen de voorkeur boven die van alle andere soorten van varkens.

-ocr page 21-

T

j

9

Hun vleesch is bedekt met een schoone, dikke laag hard vet, dat zich in het cellenweefsel bevindt. Het vleesch der hammen heeft de goede eigenschap, dat het gemarmerd is,

i terwijl het daarenboven van eene behoorlijke hoeveelheid vet

k,

is voorzien; van het darmnet verkrijgt men een fijn wit plukvet. De braadstukken, die men uitsnijdt om als zoodanig te gebruiken, zoo als de spier, die van den nek tot aan de lende loopt en waarbij ook de wervels der ruggengraat worden genomen, welke stukken men gewoonlijk varkensribbetjes en de lende noemt, zijn malsch, sappig en vet.

Een ander groot voordeel aan de dieren van dit ras verbonden bestaat hierin, dat, naar evenredigheid van hun grootte, de fijnste en beste stukken, zoo als de hammen, de schouder en de buikzijden, die de door lekkerbekken zoo zeer gezochte eigenschap bezitten van zoo wel vleeech als vet te bevatten, betrekkelijk zwaarder zijn, dan die van grooter rassen. De beenderen zijn eveneens soortelijk lichter. Bij het koken vermindert het vleesch weinig in omvang, vooral dat gedeelte, hetwelk zich aan den buik bevindt.

De Biggen.

(

Het voeder der pas gespeende varkens moet vooral veel voedende zelfstandigheden bevatten en wanneer zij vroeg ( in 't voorjaar gespeend worden , make men het grootste ge

deelte er van warm, zoolang tot dat het weder zachter wordt, wanneer men koud voeder geven kan, ofschoon het gekookt moet worden, zoolang de biggen in het hok blijven.

Om gebrek aan spijsvertering te voorkomen, dat ontstaat

i

-ocr page 22-

10

door te groote werkingen van de zure afscheidingen der maag, waarvoor jonge varkens bijzonder vatbaar zijn, ver-menge men eenig zout onder het voeder.

Het hok moet overvloedig van legstroo voorzien zijn en de mest eiken dag uit den loop verwijderd worden. Men zorge, dat er behalve de troggen voor de spoeling, steeds een bak met zuiver drinkwater onder hun bereik zij.

Geschiedt het somtijds, dat de eene worp biggen gespeend wordt, voor nog de andere het hok heeft verlaten, dan kan men ze beide in denzelfden stal plaatsen en beide te gelijk voederen in troggen, die echter elk in een afzonderlijk gedeelte van het hok moeten staan: de biggen van elke worp zullen dan steeds bij elkander blijven, mits zij ruimschoots van voedsel voorzien zijn, hetgeen hun toekomt, zoolang zij zich in het hok bevinden.

Indien zij echter met elkander vechten, plaatse men de jongste worp in een voor de zeugen bestemden stal.

Speenvarkens.

, Het speenvarken is voor de liefhebbers een der uitgezochtste lekkernijen. Men slacht het na drie è, vier weken, wanneer het natuurlijk nog niet gespeend is en weinig of niet anders gedronken heeft dan de moedermelk.

Het voordeel van den handel in speenvarkens.

De handel in speenvarkens levert een aanzienlijke winst op. Wanneer een melkboer drie zeugen houdt, die door elkander tweemaal per jaar tien biggen werpen, — dat is zestig stuks, kan hij drie è. vier weken na het ter wereld komen dezer kleine dieren, over twee è, drie en twintig

-ocr page 23-

II

biggen beschikken, die hem de aanzienlijke som van ongeveer /120. kunnen opbrengen. Iedere big toch weegt schoon gewoonlijk p. m. 9—14 pond, het geen afhangt van het ras, en wordt verkocht naar den maatstaf van tien, elf of twaalf stuivers het pond. Deze som nu is voldoende om de kosten te dekken van het voeder der zeugen en der jongen.

Het spenen der Biggen.

Tegen den tijd, waarop men de biggen denkt te spenen, moet men het voeder der zeugen verminderen, daar anders de afscheiding der melk even overvloedig zou zijn als gewoonlijk en er alzoo een te groote toevoer zou plaats hebben; waardoor de tepels hard en wellicht ontstoken zouden worden.

Wanneer de jonge varkens acht a tien weken oud zijn, hebben zij den geschikten leeftijd tot spenen bereikt. Sommigen spenen hen reeds na zes weken, maar dan gedijen zij zelden goed. Men neme ze niet in eens van de zeug, maar langzamerhand. In den aanvang verwijdere men ze slechts eenige uren daags en gewenne ze alzoo om door den honger gedreven, hun voedsel in den trog te zoeken; later verwijdere men de zeug en sluite de biggen dan zoolang op.

Het voedsel der gespeende biggen.

Karnemelk en afval uit de melkerij met gekookte aardappelen, zemelen, haver — of gerstemeel is zeer geschikt tot voedsel voor gespeende varkens; eveneens gekookte kool en salade met fijn gebroken haver, gerst of tarwe vermengd.

-ocr page 24-

13

Waar het mogelijk is, late men de jonge varkens dagelijks eenigen tijd in het gras loopen.

Tijd van voederen.

Pas gespeende varkens moeten vijf a zes maal in de 24 uren gevoederd worden. Na 10 dagen ongeveer kan men het eenmaal minder doen, en nadat nog een week verstreken is, kan men met driemaal per dag volstaan.

De hokken.

Het voordeel, dat men van een varken trekken kan, hangt grootendeels af van de hokken waarin zij liggen. Men kan deze in vier soorten verdeelen, namelijk: in hokken voor beren, voor zeugen, voor mest- en voor fokvarkens.

Hokken voor zeugen.

Deze hokken moeten niet minder dan tien è. twaalf voet in omtrek hebben. Sterke dwarsbalken, die veertien duim boven den grond vastgemaakt en even zoover van de muren venvijderd zijn, worden binnen in het hok geplaatst. Hierdoor kan de zeug niet tegen den muur gaan liggen, de biggen kunnen rondom haar heenloopen en zijn dien ten gevolge minder aan 'tgevaar blootgesteld, dat zij onder haar geraken. Bovengenoemde afmeting is voldoende voor de grootste Yorkshire zeugen. In Cheshire en Devonshire, waar men kleiner rassen fokt, zijn de dwarsbalken slechts 12 duim van den grond verwijderd.

-ocr page 25-

13

Hokken voor fokvarkens.

De tot bovengenoemd oogmerk bestemde varkens gedijen het best in loopen, die van gier en andere vochtige zelfstandigheden ruimschoots voorzien zijn; slechts late men er niet meer dan twintig bijeen. Open hokken moeten gebouwd worden met de opening naar het zuiden; dit is echter niet noodig, wanneer zij geheel van dak voorzien zijn.

Men doet wel om bij stijve en trage gronden de klei eenige voeten diep weg te graven en de hierdoor ontstane kuil met kalk of puin te vullen. Varkens kunnen geen koude of vochtige gronden verdragen. Men zorge vooral dat de troggen onder dak staan, zoodat de dieren gemakkelijk kunnen eten, zonder aan het gure weder te zijn blootgesteld. De loodsen of stallen mogen niet lager wezen dan zes voet, zoodat men er gemakkelijk in kan komen, om ze schoon te maken en daarenboven richte men ze zoodanig in, dat versche lucht en koelte er in den zomer nooit ontbreken.

Hokken voor mestvarkens.

De vloeren der varkenshokken en loopen moeten met vloersteenen belegd zijn. Om de dieren tegen de winterkoude te beschutten, voorzie men de stallen van goed gesloten deuren en tevens brenge men in de muren ijzeren luiken aan van vijftien vierkante duimen, om gedurende het warme weder toevoer van versche lucht te verkrijgen. Dwarsbalken, die de zeug beletten op de biggen te gaan liggen, worden langs de muren geplaatst, één voet van den muur en één voet van den grond verwijderd. Voor voederbakken zijn de

-ocr page 26-

14

zoogenaamde Windsortroggen het doelmatigst. Zij zijn voorzien van een valluik , dat de varkens verhindert in de troggen te gaan staan, terwijl het voeder er in geworpen wordt. Een enkele grendel is tot het sluiten voldoende.

De wei of hui wordt door een buis uit de groote melk-tonnen der melkkamer naar de troggen geleid; gedurende den zomer kunnen op deze wijze eenige malen daags, honderd varkens met evenveel liters wei gevoederd worden, telkens in één minuut, eenvoudig door het openen van een klep. Het voederen wordt hierdoor zeer gemakkelijk gemaakt. Men kan uitmuntende varkenshokken vervaardigen uit koestallen, die op boerderijen, waar vee gefokt wordt, gewoonlijk langs de wanden van den dorschvloer zijn aangebracht. De open zijde wordt met planken afgeschoten, en de stal zoodanig verdeeld, dat naar gelang van hun grootte, drie a vijf varkens in één hok kunnen geplaatst worden. Men voorzie de aldus ingerichte stallen van luiken, om naar behoefte de koude af te sluiten, en de zon in te laten. Slecht weder veroorzaakt ziekten, terwijl koude te snelle spijsverteering bewerkt, waardoor het vet worden wordt tegen gehouden.

Het voeder.

Het spoelsel der melkerij, bestaande uit karnemelk, wei en zoete melk, met meel en gekookte aardappelen vgrmengd, doet bij het mesten der varkens groote diensten. Ook mals of turksche tarwe, boonen, erwten en gerstemeel bezitten zeer voedzame zelfstandigheden. Voortreffelijker voeder kan men aan varkens niet verschaffen.

Afval van den korenmolen met ander voeder onder een

-ocr page 27-

15

gemengd is mede van zeer veel belang bij het mesten; en een molenaar, die varkens houdt, kan hiermede een aardig duitje verdienen.

De afval van stijfselfabrieken is eveneens tot mestvoeder zeer geschikt. Dit bevordert het dijen en geeft vast en uitmuntend spek.

Stijfselfabriekanten, brouwers en jeneverstokers houden gewoonlijk veel varkens. Desniettemin zijn afval en spoel-sel der fabrieken niet geschikt om de hoofdbestanddeelen van het mestvoeder uit te maken, tenzij zij vermengd worden met zemelen, gerstemeel enz.; want ofschoon de op deze wijze gemeste varkens goed groeien, is hun spek echter week en gekookt zijnde zwelt het niet, zoo als goed spek doen moet.

Plantaardig voeder. Hiertoe behooren: klaver, espar-cette, lucerne, cichorij, linzen, wikken, erwtenstroo , kool en knolgroen. Men snij de dit voeder fijn en vermenge het met de spoeling, waarin men tevens een weinig zout werpt.

Knol- en wortelgewassen. In de eerste plaats behooren hierbij de aardappelen genoemd te worden. Deze worden gekookt, gestampt en met hui, afgeroomde melk, gerstemeel, erwten enz. vermengd. Wortelen en rapen, vooral knolrapen en beetwortelen moeten alle gekookt gegeven worden. Men kan ze echter ook rauw voederen, maar gekookt doen zij beter werking. Van de graansoorten zijn rogge, gerst, haver, tarwe, maïs en rijst met hun verscheidenheden aan te bevelen, onder welken naam deze ook bekend mogen zijn. Men heeft nu en dan wel eens rijst tot mestvoeder gebruikt, maar immer bevonden, dat gerstemeel de voorkeur verdient. De rijst moet in water gekookt, en wel twee emmers rijst

-ocr page 28-

i6

in ruim 180 liters water, en daarna met wei of melk en een zekere hoeveelheid aardappelen vermengd worden. Het vleesch der met rijst gemeste varkens wordt zeer geroemd.

Boekweit. Boekweitemeel is een voortreffelijk mestvoeder.

In Engeland komt de boekweit weinig voor, behalve

in Norfolk en Suffolk, waar zij in overvloed verbouwd wordt.

Lijnkoeken. Sommige geven deze aan mestvarkens, maar het is nog niet duidelijk bewezen, of zij wel aan het doel beantwoorden.

Beuknoten worden door varkens zeer gaarne gegeten, en in streken, waar zij in overvloed aanwezig zijn, kan men ze met goed gevolg aan fokvarkens voederen: zij zullen er goed van groeien, maar niet vet worden. Als toevoer zijn zij daarom niet te versmaden.

Ten laatste verdient nog genoemd te worden een aftreksel van tot hooi bereide klaver, esparcette of lucerne. Ook is het hooi zelf zeer aan te bevelen, om onder ander voeder vermend te worden. Dit afkooksel, verdikt met aard-appelenmeel, gekookte wortelen of kool, gerste-en havermeel is uitmuntend voor fokvarkens.

Is er voordeel van een varken te trekken ?

Wanneer het varken goed wordt verzorgd en gevoed, valt hier niet aan te twijfelen.

Wij ontleenen aan het werk getiteld: „L'Arts d'éleverles porcs,quot; de volgende berekeningen, die gemaakt werden door een Fransch landbouwer, den Heer Célestin Bailly te Rozet-la-Laresse:

-ocr page 29-

Uitgaven.

Voor het voederen van zo biggen gedurende 2 niaanden 27 dagen, waaronder begrepen is hooi,

enz. voor 2 zeugen, alles te zamen genomen gedurende 132 dagen tegen f 0.05 het varken per dag

f 6.60 of voor 20 stuks................f 132.00

De gemiddelde kosten van 1 jaar, waarvan de varkens 6 maanden in de weide doorbrachten, bedroegen ƒ 0.075 daags per varken of gedurende 365 dagen f 27.375 of van 20 stuks .... -547.50

Voor het voederen met aardappelen gedurende 60 dagen, tegen /quot; 0.10 daags per varken ƒ 6.—

of voor 20 stuks............ 120.00

Voor het voederen met erwten gedurende 70 dagen tegen f 0.20 daags, f 14— of voor 20 stuks . - 280.00

Voor het voederen met gerst, gedurende 70 dagen,

tegen / 0.225 daags / 15.75, of voor 20 stuks . - 315.00

Voor het voederen met gerst, gedurende 110

dagen, tegen / 0.20 daags f22.— of voor 20 stuks - 440.00

Loon aan hoeders..........- 192.00

Toevallige uitgaven, voor reparation enz. der

Ilokken...............- 144.00

totaal .... /quot;2170.50

Ontvangst.

Na 2 jaar, 2 maanden en 7 dagen waren mijn varkens, door elkander genomen, vet en werden verkocht voor f 187.50 het stuk of de 20 stuks / 3750.00 Uitgaaf............... 2ï70.50

zuivere winst . . . / 1579.50

-ocr page 30-

i8

Waarde van de mest en van den afval.

De waarde der varkensmest is niet gering te schatten. Het rund wordt naar de markt gebracht, en met hetzelve zijn geheele lichaam: — de beenderen, de pezen, het vet en de afval, — die een groote hoeveelheid van de voedende bestanddeelen van den grond bevatten, welke alleen kunnen vervangen worden door kunstmatige of andere mestsoorten die niet dan tegen aanzienlijke kosten worden aangevoerd. Met het schaap is dit eveneens het geval. De helft van het gewicht van het levende schaap bestaat uit vleesch, dat zoowel als de been' deren voor de boerderij verloren is. Het varken echter wordt dikwerf op de hoeve zelf geslacht en al de afval hier achter gelaten; daarenboven bestaat, in vergelijking met zijn vet slechts een klein gedeelte van het varken uit beenderen en pezen.

VREEMDE RASSEN.

Het Chineesche ras.

De varkens van het ras uit Canton zijn klein en hebben een dunne huid, korte pooten, een rond doorhangend lijf

-ocr page 31-

19

en dikwerf zware, lange borstels langs den rug en op den nek. De motten zijn zeer vruchtbaar en de voedingsorganen der biggen ontwikkelen zich buitengewoon vroeg. Er bestaan voorbeelden, dat zij reeds na vier weken op den dorschvloer hun voedsel zochten tusschen andere dieren en ongedeerd bij het moedervarken terugkeerden. Het nadeel aan de varkens dezer soort verbonden bestaat hierin, dat zij weinig vleesch zetten, alhoewel zij in overvloed spek verschaffen. De witte zwijnen van dit ras zijn gewoonlijk het meest gezocht.

Het Napelsche ras.

Het Napelsche varken is zwart, of liever bruin, heeft borstels en slechts weinig haar. Zijn vleesch is zeer fijn en zijn spek nooit garstig, zooals van andere grovere soorten.

Het voedsel dezer dieren bestaat gedurende den zomer uit zoete kastanjes en eikels, en in den winter, als men het uit de bosschen in het hok terugbragt, voornamelijk uit maïs.

Het Normandische ras.

Hiertoe behooren de groote rassen van Normandië en Angeronne. La Pusayie is het middenpunt van den wijnbouw en aldaar mest ieder wijngaardenier jaarlijks één of twee varkens.

Te Forcey worden iederen Zaturdag 600 è. 700 zwijnen verkocht, die men Tonquins, dat is Chineesche varkens noemt. Men brengt ze in kooien ter markt; reizende koop-

-ocr page 32-

20

-ocr page 33-

21

-ocr page 34-

22

De varkens van het vaste land, inzonderheid de Fran-sche, Duitsche, Boheemsche en Hongaarsche, hebben in den laatsten tijd menigmaal de aandacht getrokken. Op de voornaamste Engelsche tentoonstellingen toch, werden zeer veel beren, zoowel als zeugen aangekocht om bovengenoemde rassen te verbeteren. Men treft in Frankrijk eenige zeer goede varkens aan, die van hetzelfde soort zijn, als het oude Engelsche ras en gebrek aan de vereischte zorg alleen is oorzaak, dat zij niet met het groote ras kunnen wedijveren. Men kan echter van een volk, dat grootendeels uit kleine grondeigenaren bestaat, die van de hand in den tand leven, niet de voortdurende oplettendheid verwachten, zoo hoog noodig om een inlandsch ras te verbeteren.

De Fransche regeering, die zich in alle zaken mengt, zoude der natie een werkelijke dienst kunnen bewijzen, zoo zij de wet op de varkensteelt toepaste, die in Pruissen op de paardenteelt bestaat, volgens welke niemand een hengst mag houden zonder een bewijs van een ambtenaar der regeering te bezitten, waardoor hem dat recht wordt verleend.

-ocr page 35-

23

JDoor deze bepaling en het besteden van een betrekkelijk kleine som gelds, om den invoer van goede Engelsche varkens , van de grootte, die bij de Fransche boeren het meest gezocht is, te bevorderen, daardoor zou de waarde der varkens in Frankrijk de helft verdubbeld kunnen worden. Men zou echter een groote fout begaan, zoo men de ingevoerde varkens Engelsche heette. Men doet beter ze den naam van het Napoleon-ras te geven. Wij bevelen dan ook Engelsche veefokkers, die connexies in het buitenland bezitten, ten sterkste aan, hun beren Napoleon-beren te noemen, — hierdoor zullen zij inderdaad eenigzins in waarde stijgen.

De heer Leonce de Lavergne toont in zijn proeve over Engelschen landbouw zeer juist en in weinige woorden het verschil aan tusschen Engelsche en Fransche varkens (wij zouden in stede van Fransche ook vreemde kunnen schrijven.

„De Engelsche varkens,quot; zegt hij, „zijn over 'talgemeen niet grooter dan de onze , maar zij zijn veel talrijker en kunnen, daar zij zich vroeger ontwikkelen, spoediger geslacht worden. Het varken toch bereikt, even als al het andere Engelsche slagtvee, die vroegtijdige rijpheid, welke Bakewell zocht te bevorderen. Engeland alleen telt evenveel varkens als Frankrijk, zonder hierbij nog die te rekenen, welke in Schotland en Ierland gefokt worden en slechts weinige dezer dieren houdt men langer dan één jaar; zij behooren tot spoedig vet te mesten rassen en hebben over het algemeen een zeer voordeeligen ligchaamsvorm.quot;

In Noord-Duitschland, waar de varkens in bosschen, of met het spoelsel van stokerijen gemest worden, is het verbruik van varkensvleesch onder den vorm van worst zeer aanzienlijk; maar het is moeielijk zich dieren te denken, die zoo woest, wanstaltig, gulzig, onvoordeelig en tevens

-ocr page 36-

24

zoo weinig voor verbetering vatbaar zijn, als die, welke men in kudden langs de Rijnoevers aantreft. Zij gelijken meer op uitgehongerde kalveren, of ontaarde hazewinden, dan op tamme varkens, daarenboven zijn zij zeer wild. De Duit-schers beroemen er zich op, smaak en schoonheidsgevoel te bezitten.

Wij herinneren ons dan ook een brief van een lid der koraal-vereeniging, uit de vuile met onaangename geuren vervulde stad Keulen, waarin hij, na een bezoek aan Engeland gebracht te hebben in 1852 aan zijn landgenooten schrijft:

„Ongetwijfeld heeft dit volk (het Engelsche) geen begrip van schoonheid of bevalligheid.quot; Onze van baksteen opgetrokken huizen en smakelooze publieke gebouwen rechtvaardigen deze opmerking eenigzins, maar wanneer wij aan de schrale Rijnlandsche varkens denken en de Duitsche boerenwoningen , die het best met varkenskotten kunnen vergeleken worden, zoowel als aan de algemeen heerschende onzindelijkheid en de walgelijke geuren der Duitsche steden, om de, zonder eenigen smaak gebouwde villa's, huisjes, tuinen en parken niet te vergeten, dan voorzeker, verkiezen wij de nette Engelsche varkenstallen en vette varkens, zinnebeelden van Engelsche welvaart, boven hun feestelijk versierde balzalen en magere en woeste varkens.

Het Hongaarsche ras.

De Hongaarsche varkens verdienen de aandacht te trekken van hen, die meenen (wij deelen die overtuiging niet) dat de Engelsche rassen verbeterd zouden kunnen worden

-ocr page 37-

25

door kruising met den wilden beer, want zij hebben dezelfde lichaamsgesteldheid, maar een beteren vorm dan het eigenlijke wilde ras. Men treft in Hongarije twee rassen aan, die hoewel zij zich eerst zeer laat volkomen ontwikkelen, toch wanneer zij eenmaal vet zijn, een zeer goede lichaamsgedaante verkrijgen. Het beste soort is het Mangalieza-ras, dat in drie verscheidenheden verdeeld is en waarvan de grootste in vorm op het groote Yorkhire-ras gelijkt. Vóór den ouderdom van twee jaren komen deze dieren niet tot volkomen rijpheid. Zij hebben een lang doorhangend lijf, korte pooten, hangende ooren en een dikke huid met geelachtige, gekrulde borstels, die hun gedurende den winter tegen vorst en sneeuw beschermen. Een andere verscheidenheid is zwart van kleur en de varkens dezer soort loopen tot hun derde of vierde jaar in het open veld. Daarna worden zij opgesloten en gemest met den afval van het koren der boerderij, welk voeder zeer geschikt is om hen ongemeen zwaar te maken. Volgens het oordeel van in Hongarije gevestigde Engelsche boeren kunnen zij in streken , waar zij aan voeder niets behoeven te kosten, met voordeel gehouden worden.

Maar er bestaat ook nog een verscheidenheid, ineengedrongen, kleine varkens, met puntige ooren. Zij worden zeer spoedig vet en verdienen het meest in aanmerking te komen van hen, die meenen, dat hun zwaar Engelsch ras zwakker en minder vruchtbaar wordt.

De varkens van het Szalanta-ras zijn buitengewoon groot en ontleenen hun waarde blijkbaar meer aan hun borstels en huid dan aan hun spek. De zwijnenteelt wordt in deze streken op groote schaal gedreven. Het groot Mangalieza-ras komt somtijds voor onder den naam van Milosch-ras,

-ocr page 38-

26

omdat Milosch, voormalig vorst van Servië in 1833 twaalf varkens van deze soort naar Kis-demo in Hongarije zond. Servië nu is voor varkens, wat Spanje in vroeger tijd voor schapen, en, wat men veronderstelde, dat Arabië voor paarden was. De vorsten van Servië waren voorheen en kunnen ook nog nu zwijnenhoeders zijn.

Het Silezische en Moravische ras.

Deze soort van varkens loopen gedurende den zomer in de weide en worden tevens met aardappelen, rapen, afgeroomde melk- en keukenafval gevoederd. Wanneer men ze begint te mesten wordt hun spoelsel van stokerijen en gekookte erwten, maar vooral maïs gegeven.

Het Boheemsche ras.

Men vindt in Boheme twee verscheidenheden van het Podolische varken, dat verondersteld wordt het oorspronkelijke ras van het vaste land van Europa te wezen. De eene soort is zeer woest, heeft lange pooten en zeer veel beenderen en de lompe, onvoordeelige lichaamsvorm dezer dieren wordt zelfs niet eens door hunne meerdere vruchtbaarheid vergoed, want de moedervarkens hebben slechts tien tepels. De andere verscheidenheid is grooter , lager op de pooten, heeft een breeden rug en een kleinen kop met puntige ooren; de zeug heeft veertien tepels en werpt een groot aantal jongen. Met een weinig zorg en oplettenheid, zoude men deze varkens zeer spoedig tot een staat van rijpheid kunnen brengen. Sedert 1853 is het witte Yorkshire-ras en het zwarte

-ocr page 39-

27

verbeterde Essex-ras op het landgoed van den graaf Thun in Boheme ingevoerd. De varkens, geboren uit eene kruising van deze dieren met de beste Boheemsche rassen, zijn zeer voortreffelijk, ontwikkelen zich vroegtijdig en zijn beter tegen de guurheid van het weder gehard dan de Engelsche rassen zonder haar, die steeds in warme hokken hun verblijf houden. Men is van meening, dat de door den zwarten Essex-beer beklommen motten meer biggen voortbrengen, die spoediger hun ontwikkeling bereiken, dan de met het witte Yorkshire-ras vermengde soorten. De voortreffelijke eigenschap en smaak van het vleesch en spek dezer beide kruisingen worden door een geleerd Boheemsch landbouwkundige zeer geroemd. Een kruising met het Essex-ras levert het beste vleesch en met het Yorkshire-ras het beste spek. De Boheemsche boer echter, die door zijn melkvee overvloedig van boter voorzien wordt, weinig spek of vet gebruikt en zich hoofdzakelijk op het rooken van hammen toelegt, geeft de voorkeur aan het zwarte ras, terwijl liefhebbers van spek het witte verkiezen. De bovenaangehaalde schrijver merkt nog op, dat de Engelsche beren van de beide genoemde soorten, die men bij de inlandsche varkens brengt, „ont particuliereraent de bons boyaux trés propres a faire des boudins,quot; maar of in deze zinsnede „boudinsquot; bloed-, lever of vleeschworst beteekent, kunnen wij moeielijk bepalen, want het woord wordt gebezigd om al deze lekkernijen aan te duiden.

Wanneer men een Engelschen beer of Engelsch moedervarken tot kruising met vreemde rassen aanbeveelt moet men niet uit het oog verliezen, dat de fijnste rassen door slechte voeding en een ruw klimaat ontaarden; terwijl een sterk ras daarentegen door ruw voeder verbeterd wordt, ook

-ocr page 40-

28

al is het voortdurend aan den invloed van het weder blootgesteld. Een Engelschman, die dit weet, en nogtans een met deze waarheid onbekenden rijken vreemdeling een groote som gelds zoude laten betalen voor een dier, dat in Engeland wel is waar, veel waard is, maar door ruwe behandeling en een ongunstig klimaat zijn voortreffelijke eigenschappen verliest, zoude een vlek werpen op het Engelsche volkskarakter.

Het slachten.

Voor het varken geslacht wordt, late men het ongeveer een geheelen dag zonder voedsel; hierdoor worden de ingewanden van mest gezuiverd. De tijd, tot slachten het best geschikt, is herfst en winter, daar het vleesch bij warm weder niet hard genoeg wordt en daarenboven blootgesteld, aan de vliegen, voor men het zouteu kan. Verlangt men evenwel versch varkensvleesch of spek, dan behoeft men op het jaargetijde geen acht te slaan.

Kerstmis is de beste tijd om te slachten. Men drage echter zorg, dat het varken voor zijnen dood niet gekneusd worde, daar het vleesch in dat geval onoogelijk wordt en geen zout wil opnemen. Er zijn slagers, die zeer ruw te werk gaan met het slachten van varkens wier vleesch moet gezouten worden. Eenigen hunner stooten ze op den kop, voor zij het mes gebruiken, hetgeen men nooit moet toestaan, daar dit lichaamsdeel hierdoor voor zouten geheel ongeschikt wordt. Anderen weer stooten hen het mes in de borst en laten het dan zoo lang rondloopen tot zij door bloedverlies geheel uitgeput neervallen. Dit is een barbaarsche

-ocr page 41-

29

handelwijze, die niet genoeg kan afgekeurd worden. Over het algemeen zijn slagers niet zeer nauwgezet in het aanwenden der middelen, die zij bij het slachten bezigen, wanneer het vleesch slechts gedurende den korten tijd, dien zij het in hun bezit hebben, voor het oog goed blijft en evenwel wordt hierdoor later bederf veroorzaakt. Wanneer de tijd, dien men tot het slachten bestemd heeft, daar is, late men de varkens één voor één voorzichtig uit het hok en legge ze vervolgens op den rug op een aanzienlijke hoeveelheid stroo, terwijl eenige omstanders ze stevig vast houden. Met vaste hand drijve men nu een lang mes met scherpe punt ter zijde van de hals, in de opening tusschen de ribben en het borstbeen om het hart te treffen, terwijl men vooral moet zorg dragen, dat het mes juist in die opening gestooten worde, en niet tusschen het schouderblad en de ribben indringe.

Toebereidselen tot de slacht.

Voor de slacht begint, drage men zorg een aanzienlijke hoeveelheid kokend water gereed te hebben, waarmede het haar afgebroeid wordt. Hiertoe plaatse men het doode varken in een groote bak met kokend water en schraapt vervolgens het haar van het geheele lichaam. De hoeven worden gelijktijdig verwijderd.

Sommigen branden de borstels af met een stroovuur. In Engeland is dit een algemeen gebruik, echter niet in Schotland.

-ocr page 42-

Verdere wijze van behandeling.

Het is ongetwijfeld beter het haar met kokend water af te broeien dan het te verbranden, daar het vel hierdoor, zoowel als door de vlam, zeer vuil wordt. Nadat dit heeft plaats gehad, haalt men het vet en de ingewanden er uit en het varken zelf wordt eenvoudig op een ladder gehangen, terwijl de zijden van den buik door een stuk hout open gehouden worden. Men zuivert en wascht nu de ingewanden zeer zorgvuldig, om er later worst van te maken.

Het afhakken.

Men onderscheidt tweeërlei soort van versch varkens-vleesch. Vooreerst dat, wat men bekomt van kleine varkens, die niet meer dan veertig of tachtig pond wegen. De op dien leeftijd geslachte dieren worden als hammen, karbonaden en buikzijden in den handel gebracht.

De tweede soort verkrijgt men van volkomen ontwikkelde varkens, die reeds spek kunnen zetten.

Men verdeelt de ribben door middel van een zaag, die halverwege tusschen de borst en de ruggegraat doorgaat. Met een scherp mes snijdt men nu het vleesch uit het vet van den nek en de lende, en zaagt het dijbeen door. Hierop maakt men een lange snede van den hals tot aan de lende en laat slechts eenig vleesch, aan het ruggespek. De voorschinkel kan naar verkiezing uitgesneden of er in gelaten worden; voor huishoudelijk gebruik is het beter hem uit te snijden en te zouten.

-ocr page 43-

3i

De Hammen.

Deze worden zoodanig van de zijden gescheiden, dat de hierdoor veroorzaakte snede een soort van cirkel of ovaal vormt met den buitenkant der hammen.

Spek voor huishoudelijk gebruik.

Voor huishoudelijk gebruik, zoowel als voor den handelaar, die veel aanvraag naar spek en ham heeft, is het versche vleesch het voordeeligst, want het magere gedeelte van den hals en de lende, wordt door het zouten veel lichter, vooral wanneer men de beenderen uitsnijdt.

Het zouten.

Er bestaan verschillende voorschriften voor het zouten van spek en hammen. In Cumberland, Westmoreland en Yorkshire, gebruikt men geen suiker, behalve om de buitenzijde te bestrooien, als een voorbehoedmiddel tegen de vliegen.

Het is een oud boeren spreekwoord dat men slechts volmaakte hammen verwachten kan van driejarige varkens; maar op deze wijze zoude er weinig voordeel van te trekken zijn. Het is van het hoogste belang, dat het spek volkomen droog zij, voor het weggelegd wordt. Is dit het geval, dan brenge men het op een drooge plaats en drage zorg, dat de verschillende stukken, noch elkander, noch den muur aanraken.

-ocr page 44-

32

Vervolg.

De hammen worden met een mengsel van zout en salpeter ingewreven en vervolgens in een kuip gelegd en wel zoodanig, dat het been het laagst ligt en met den bodem der kuip ongeveer een hoek van 450 vormt. Op deze wijze wordt de geheele kuip volgestapeld. Den tweeden of derden dag wrijft men de hammen stevig in met pekel en zout en plaats ze als te voren in de ton met een weinig versch zout en salpeter. Na twee dagen wrijft men ze op nieuw in, maar nu worden zij plat en zoo dicht mogelijk op elkander in de kuip gelegd: het vleesch van de hammen der eene laag op de beenderen der volgende, waardoor ze bijna geheel met hun eigen pekel bedekt worden. Na een week of tien dagen zullen zij genoegzaam van zout doortrokken zijn om gedroogd te worden. Hiertoe neme men ze uit den pekel en zette ze recht overeind met de beenderen naar beneden, terwijl men een weinig droog zout over het vleezige gedeelte strooit.

Het is voldoende ze één week op deze wijze te laten staan, waarna ze gereed zijn, om in het rookhok, een goed gesloten vertrek, geplaatst te worden.

In sommige streken maakt men bij het inwrijven gebruik van een borstel, die veel overeenkomst heeft met die, welke men gebruikt bij het reinigen der paarden en met een riem is vastgemaakt. Deze wijze van behandeling is echter meestal overtollig. In het Westen van Engeland is zij echter algemeen in gebruik.

-ocr page 45-

33

De Amerikaansche wijze van zouten.

Slechts weinigen kennen de juiste hoeveelheid, noch de eigenlijke bestanddeelen zelve, die men tot het zouten van hammen behoeft. Het kan niet anders dan nuttig zijn te dezer plaatse hieromtrent de vereischte inlichting te geven. De vraag is, het vleesch met de kleinst mogelijke hoeveelheid zout, ook bij warm weder goed te houden. Men is vrij algemeen van gevoelen, dat op de volgende wijze toebereide pekel aan dit doel beantwoordt. Men neme ruim s/4 kilo zout, (grof zout of aluin is het best) i'/s Ned. lood salpeter, i pint suikerstroop of '/2 kilo bruine suiker en een volle theelepel saleratus.

Hierbij voege men nu 4V2 liter water en naarmate de vereischte hoeveelheid grooter is, vermeerdere men ook op een evenredige wijze het water en bovengenoemde bestanddeelen. Een en ander wordt aan de kook gebracht, maar even vóór het begint te koken, moet men vooral zorg dragen het schuim te verwijderen. Hierop laat men de pekel koud worden, om ze daarna over het vleesch te gieten, dat er geheel mede moet bedekt worden. De hammen legge men vooraf in zuivere, dichte kuipen. Zes A zeven weken late men ze in de pekel staan, na verloop van welken tijd zij genoegzaam van zout doortrokken zijn om gerookt te worden. Groen eiken hout is tot dit oogmerk het best geschikt. De schouderhammen op gelijke wijze behandeld, zijn bijna even goed als de eigenlijke hammen zelf. Deze pekel is ook zeer aan te bevelen voor rund-vleesch, ossetongen, of alle soort van mager vleesch, dat gerookt wordt.

3

-ocr page 46-

34

Hampshire- en Berkshire-hammen.

In Hampshire en Berkshire zout men in het algemeen bij Noordewinden. Het varken wordt vroeg in den morgen geslacht, nadat men het den vorigen dag geheel zonder voedsel gelaten heeft; gedurende 24 uur wordt het vervolgens op een drooge plaats gezet en daarna afgehakt.

Men legt nu de hammen op den grond, bestrooit ze met zout en laat ze zes amp; zeven uur liggen, waarna ze op den kant worden gezet, om er de pekel af te laten lekken. Deze behandeling wordt elke drie dagen herhaald en wel tot zes maal toe, waarna de stukken voldoende gepekeld zijn. Het natte zout wrijft men vervolgens van de hammen af, bedekt ze met zuivere versche zemelen, en men brengt ze daarna naar het rookhok, waar zij aan touwtjes, die in het zwoerd zijn vastgemaakt, zestien dagen blijven hangen.

Welke brandstof behoort men te stoken, om goed gerookt vleesch te verkrijgen?

Eiken en esschen spaanders of wat men gewoonlijk vademhout noemt, is de beste brandstof voor het vuur, waarboven vleesch gerookt wordt.

Westmoreiand-hammen.

In dit graafschap, zoo beroemd wegens zijn hammen en hun voortreffelijken smaak, is de volgende wijze van zouten in gebruik;

De hammen worden enkel met zeezout sterk ingewreven, waarop men ze zorgvuldig bedekt, om de pekel te laten

-ocr page 47-

35

opdroogen. Na verloop van twee dagen wordt de inwrijving herhaald, maar het zout moet met iets meer dan één ons salpeter op iedere ham vermengd zijn.

Nagenoeg één week laat men ze in de pekel liggen, hierop worden zij in den schoorsteen gehangen en geruimen tijd aan den rook van een kolen- of turfvuur blootgesteld.

Yorkshire-hammen.

Langen tijd heeft men de hammen, uit Yorkshire afkomstig, beschouwd als de beste van geheel Engeland. De wijze van inzouten verschilt zeer van verscheidene anderen. Nadat het varken geslacht is, blijft het vier en twintig uur staan voor het afgehakt wordt. Veronderstelt men, dat het 55 kilo zwaar is, dan is nagenoeg een half kilo salpeter met 4 of 5 Va kilo keukenzout voldoende om het vleesch en spek in te wrijven, maar men zorge vooral dat dit zeer goed gedaan wordt. Hierop legt men het in een uitsluitend tot dit doel gebezigde kuip. Na 14 dagen wordt het dan overgedragen in een andere ton en met een weinig meer zout dan de eerste maal, (ongeveer i1/;, kilo meer) op nieuw gezouten. Nadat nogmaals 14 dagen verloopen zijn, wordt het uit de vleeschkuip genomen en in de keuken opgehangen, waar het twee maanden blijft droogen; maar zoo de winter reeds ver gevorderd is en de warme dagen beginnen te komen, kan men dien tijd verkorten. Nadat het spek van den zolder genomen is, wordt de binnenzijde met onge-bluschte kalk en water gewasschen om de vliegen te weren. De verschillende stukken brengt men nu in een koel, kurkdroog, onbewoond vertrek, waar zij niet aan de vochtigheid

3*

-ocr page 48-

36

zijn blootgesteld en voor gebruik gereed gehouden worden. Slechts zelden rookt men het vleesch in deze streken.

Het rookhok.

Een vertrek, geschikt tot het rooken van ham en spek, is zeer eenvoudig en goedkoop in te richten, — een ruimte met een grondvlak van ruim 3t/2 □ Ned. ellen met muren ter hoogte van ruim 2 Ned. ellen beantwoordt volkomen aan haar doel. In zulk een vertrek nu moeten zes dwarsbalken aanwezig zijn, waarvan er twee dicht tegen den muur liggen en de vier andere op een bepaalden afstand van elkander zijn geplaatst.

Om vijf rijen met zijden spek te kunnen ophangen, moeten twee balken de muren onmiddelijk raken. Een spijl, sterk genoeg om een zijde spek te dragen, wordt nu door twee touwtjes die aan het onderste gedeelte der zijden zijn vastgemaakt, heengestoken. Deze spijlen of stokken moeten langer zijn, dan de breedte van de zijden, opdat de uiteinden elk op een balk kunnen rusten. Men kan ze zoo dicht mogelijk naast elkander plaatsen, zoo men slechts oplette, dat de verschillende stukken elkander niet raken. De balken zijn zoo lang, dat er vier en twintig zijden in één rij kunnen opgehangen worden, zoodat de ruimte 5 X 24, of 120 zijden spek kan bevatten.

Evenveel hammen kunnen ter zelfder tijd boven de zijden worden gehangen, zoodat het onderste gedeelte der zijden 3/4 a 1 Ned. el van den grond verwijderd blijft, die ter dikte van 12 a 15 Ned. duimen met zaagsel moet bedekt worden, dat men op twee verschillende plaatsen aansteekt. Het zaagsel nu brandt wel, maar geeft geen vlam, die het

-ocr page 49-

37

spek zou kunnen beschadigen. De deur wordt dicht gehouden en slechts een kleine opening in den zolder laat een gedeelte der rook ontsnappen. Acht fl tien dagen en zoo het ver-eischt wordt nog een weinig langer kunnen de hammen en zijden blijven hangen zonder in gewicht te verminderen, maar na dien tijd pakt men ze in okshoofden om te verzenden.

Nadat het spek ingezouten is, kan men het in een vertrek, voor pekelvleesch bestemd, plaatsen, tot dat er aanvraag naar komt.

De vereischten van een rookhok zijn: ie dat het wel volkomen droog maar niet verwarmd worde door het vuur, dat de rook veroorzaakt en ten 2e dat het zoo hoog zij, dat alle van het vuur opstijgende dampen zich verdikken kunnen, voor zij het vleesch bereiken.

Recept om pekel te maken.

Hiertoe neme men: 2,7 kilo klipzout, 0,9 kilo geraspte broodsuiker, 8r/j Ned. lood salpeter en 13'4 liter welwater, die men aan de kook brengt. Zoodra deze pekel kookt, moet men haar schuimen en als zij volkomen koud is, over het vleesch gieten, tot dat het er geheel mede bedekt is. Kleine stukken zijn na vier vijf dagen genoegzaam van zout doortrokken, welke tijd ook voor hammen, die gerookt worden, voldoende is, tenzij deze zeer groot zijn. Dezelfde pekel kan men herhaalde malen gebruiken, zoo zij slechts telken reize op nieuw gekookt en met een kleine hoeveelheid harer bestanddeelen vermeerderd worde. Voor men het vleesch in de pekel zet, moet het in water gewasschen, het bloed er uitgedrukt en elk stuk zorgvuldig afgeveegd worden.

-ocr page 50-

38

Vleeschkuipen.

Deze behooren van onderen wijder te zijn dan van boven, waardoor de stukken, die de verschillende lagen uitmaken, zoo zij slechts met verstand ingepakt worden, niet van plaats behoeven te veranderen, voor de vorige laag geheel is opgebruikt. De bodem der kuip bedekke men met een kleine hoeveelheid klipzout, en hierop nu stapele men het spek tot de ton gevuld is. Men zij vooral niet zuinig op het zout en vuile de kuip met sterke pekel, die behoorlijk gekookt, afgeschuimd en koud geworden is.

Hamburgsch pekelvleesch.

Het Hamburgsche pekelvleesch wordt op de navolgende wijze bereid:

Men neemt o,225 kilo zout; 0,56 kilo bruine suiker, 0,28 kilo salpeter en ruim 41/2 liter pompwater, kookt dit mengsel en giet het, koud geworden zijnde, over het vleesch. Na veertien dagen of drie weken zal hetzelve lekker van smaak zijn, bleekrood van kleur, maar niet hard.

Middel om het wroeten der varkens te voorkomen.

Om aan de varkens het loswroeten en omwoelen van den grond te beletten, doet men ze een ring door den snuit, hetgeen een dorpssmid gewoonlijk verrichten kan.

De ring wordt gestoken door hetgeen een verlenging van het neusschot schijnt te zijn, tusschen het eigenlijke neusbeen en dat hetwelk er zich in den kop van het varken nog afzonderlijk bij bevindt. Het dier ondervindt hierdoor

-ocr page 51-

39

een pijnlijke aandoening, zoodra het zijn buit tracht los te woelen en wordt alzoo spoedig genoodzaakt zulks na te laten.

Men doorboort den snuit gewoonlijk de eerste maal, wanneer de biggen gespeend worden, nadat zij van de door het snijden veroorzaakte ongesteldheid genezen zijn en het is noodzakelijk dit nogmaals te doen, wanneer zij grooter worden. Men drage vooral zorg, dat de ring eener mot zeer sterk zij, vóór zij beklommen wordt, omdat zij gevaar zou loopen ontijdig te werpen, wanneer deze gedurende haar dracht vernieuwd moest worden. De persoon, die met het insteken van den ring belast is, brenge hem niet te dicht bij het neusbeen en zorge, dat hij gemakkelijk heen en weder kan gedraaid worden.

Het snijden.

Deze verrichting wordt op verschillende onzer huisdieren toegepast, met het doel om meer diensten van hen te trekken en hun woesten aard te temmen, of wel om ze spoediger vet te doen wordexi, of tot een staat van rijpheid te brengen. Het snijden bestaat in het verwijderen der teelballen van het mannelijke en der geheele eierstok en somtijds een kleiner of grooter gedeelte der baarmoeder van het vrouwelijke dier.

Men snijdt de varkens gewoonlijk met het doel om het dijen te bevorderen, want men houdt het er algemeen voor, dat een ongesneden mot, geen vleesch kan zetten.

Zoo mogelijk verrichte men de castratie liefst in het voor-of najaar, daar de temperatuur in die jaargetijden liet ge-lijkmatigst is en vooral drage men zorg, dat het dier,

-ocr page 52-

40

hetwelk gesneden moet worden, volkomen gezond zij. Vette en volbloedige varkens moeten te voren adergelaten, stilgehouden en van verkoelend voedsel voorzien worden.

Men snijdt het zwijn op eiken leeftijd, somtijds geschiedt het reeds 14 dagen of drie, zes en acht weken na de geboorte, somtijds eerst na verloop van vier maanden.

De methode van Vater. — Het doorsnijden dei- zaadader.

Wanneer het varken niet ouder is dan zes weken, maakt men onder aan den balzak een insnijding, verwijderd de teelballen en snijdt de zaadader door, zonder eenige voorzorg te gebruiken. Is het dier evenwel ouder, dan bestaat er grond, om een groot bloedverlies te vreezen en gevoegelijk is het raadzaam een band om de zaadader te binden, een weinig boven de plaats, waar men de insnijding wil maken.

Het uittrekken der zaadader.

Eén man alleen houdt het varken vast, drukt den rug van het dier tegen zijn borst en buik, zoodat de kop overeind staat en grijpt de vier pooten in één hand zamen, of wel een ander bindt de voorpooten. Een deskundige grijpt nu de balzak met zijn linkerhand, maakt er een horizontale insnijding in en opent vervolgens de beide afdeelingen van den zak te gelijkertijd. Hierop legt hij het mes neder, drukt de teelballen met duim en vinger uit, grijpt ze met de tanden vast en verwijdert ze op deze wijze. Nu sluit hij de wond, door haar met zijn vingers zacht toe te drukken. Het uittrekken voorkomt de bloedvloeiing en de wonde geneest spoedig.

-ocr page 53-

41

Het snijden door middel van zagen of vijlen.

Hiertoe snijdt men een stuk van het onderste gedeelte des balzaks af, rukt de teelballen uit en vijlt of zaagt de zaadader door met een stomp werktuig. Zoo er bloedverlies plaats heeft wordt dit gestelpt door een weinig asch, die men in de wonde werpt. Het dier wordt hierop losgelaten, zonder dat men er verder naar behoeft om te zien.

Het snijden door het leggen van een verband.

Een met was bestreken koord wordt boven den teelbalknobbel stevig om den balzak gebonden, waardoor den bloedsomloop gestremd wordt en na eenige dagen vallen de balzak en de teelballen van zelf af. Deze verrichting moet echter niet op varkens worden toegepast, die ouder zijn dan zes weken, terwijl men de zaadader altijd het eerst ontbloten moest.

-ocr page 54-

GENEESMIDDELEN VOOR VARKENS.

Spiesglas of antimonium. Wordt zelden alleen gebruikt; vermengd met zwavel is het echter een verkoelend en zuiverend middel; voegt men hierbij nu varkensreuzel, palmolie of traan, dan verkrijgt men het gewone schurftsmeersel.

Raitekruid of arsenicum. Zeer aan te bevelen bij schurft of andere huidziekten. Van i—il/j ons opgelost in 4T/2 liter water, verkrijgt men een mengsel, dat volkomen sterk genoeg is, om aan zijn doel te beantwoorden.

Calomel. Een gevaarlijk geneesmiddel, dat men beter doet niet te gebruiken; in de uiterste noodzakelijkheid echter kan het met gelijke deelen getartariseerd spiesglas aangewend worden. Twee è drie korrels van elk ondereenge-mengd, vormen een hevig werkend braakmiddel.

Creosote. Zeer aan te bevelen bij kwaadaardigen huiduitslag.

Grotonolie. Een krachtig purgeermiddel, dat alleen bij hardnekkige verstoppingen moet aangewend worden. Men geve niet meer dan i of hoogstens 3 droppels te gelijk.

Digitalis of vingerhoedskruid. Een uitstekend kalmeerend middel tegen koortsen.

Epsom-zout. Een zeer nuttig purgeermiddel. Men geeft gewoonlijk 1—i1/, ons.

-ocr page 55-

43

Gentiaan. Een voortreffelijk geneesmiddel voor de maag.

Gemier. Even als de gentiaan een uitstekend middel tegen ongesteldheden der maag, tevens zeer versterkend. Men geeft gewoonlijk i'/2 drachme in eens.

Lijnolie. Zeer nuttig om van tijd tot tijd als purgeermiddel ingegeven te worden, vooral wanneer de ingewanden in hevige mate ontstoken zijn.

Kwikzalf Vermengd met zwavel, zeer nuttig tegen schurft en anderen huiduitslag. Men neme 4 deelen van het eerste, tegen 8 deelen van het laatste.

Salpeter. Een beproefd verkoelend geneesmiddel bij neiging tot koorts zeer aan te bevelen. 1—2 drachmen losse men op in het drinkwater van het zieke dier.

Palmolie. Het beste verzachtende hoofdbestanddeel van alle smeersels tegen huiduitslag.

Zout. Zeer nuttig om met bloedzuiverende middelen vermengd te worden en de spijsvertering te bevorderen.

Zwavel zie antimonium.

Braakwijnsteen. Zeer aan te bevelen als braakmiddel.

Azijn. Nuttig om als verkoelende wassching aangewend te worden.

Tabak. Een afkooksel dezer plant, inzonderheid wanneer dit met vingerhoedskruid vermengd wordt, is een beproefd middel tegen huidziekten.

Terpentijn. Een krachtig werkend wormdrijvend middel, dat zonder eenig gevaar aan varkens kan gegeven worden.

Het belang en nut der varkens.

Na het konijn is het varken het vruchtbaarste van al onze huisdieren en deze eigenschap is van zeer veel belang. Maar

-ocr page 56-

44

niet gedurende zijn leven, ook na zijn dood is dit dier van onschatbare waarde. Geen enkel gedeelte van zijn lichaam heeft niet zijn bijzonder nut. Het vleesch is beter dan dat van eenig ander dier geschikt om gezouten te worden, en zoowel onder de gedaante van rook- als pekelvleesch verschaft het een voortreffelijke, voedzame spijs, die uitmuntend geschikt is, om geruimen tijd bewaard te worden en alzoo de plaats van versch vleesch te vervangen , waar men niet in de gelegenheid is dit te verkrijgen. Het vet of de reuzel kan tot verschillende doeleinden gebezigd worden; de huismoeder , en de apotheker zoowel als de parfumeur weten het op den rechten prijs te schatten. De kop, de poo-ten en de ingewanden zelfs worden als lekkernijen beschouwd. De borstels zijn eveneens van zeer veel nut. Deze worden het meest gebruikt door den borstelmaker, maar de schoenmaker kan ze evenmin ontberen. Men verkrijgt eenig denkbeeld van het groote belang, dat zij als handelsartikel hebben, wanneer men weet, dat in het jaar 1828 alleen ruim 787,000 kilo varkensborstels uit Rusland en Pruissen in Engeland werden ingevoerd. Daar ieder haar niet meer dan 2 greine weegt, kunnen wij gemakkelijk veronderstellen, dat er in dat jaar 13,431,713,280 borstels in Engeland werden aangekocht. Aangezien alleen de borstels van den rugge-graat worden gebruikt, kan ieder varken gemiddeld niet meer dan 7680 dezer haren geleverd hebben, die, wanneer men aanneemt, dat ieder borstel slechts 2 greinen weegt slechts 0,45 kilo zwaar zouden zijn. De huid wordt tot het vervaardigen van zakboekjes, zadels en verscheidene andere voorwerpen gebezigd.

-ocr page 57-

45

Wijze van voederen.

Varkens kunnen gevoederd worden:

i0. Met afgeroomde melk of wei van een boerderij met veel melkvee.

2°. Met den afval van koren op een boerderij, waar hoofdzakelijk koren wordt verbouwd, of schapen worden gehouden.

3°. Met opgekocht voeder wanneer men in de nabijheid van een groote stad woont.

4°. Met voeder, waarmede men zonder op de kosten te letten, varkens mest, die voor tentoonstellingen bestemd zijn.

5°. Met voeder, dat de daglooner voor zijn varken kan bijeenbrengen.

Zie hier 12 soorten van mestvoeder:

N0. 1. Een mengsel van boonen en linzen, waarvan men telkens zoo veel geeft, als men noodig oordeelt.

N0. 2. Nagenoeg 1 kilo Turksche tarwe per dag voor ieder varken, en eene onbepaalde hoeveelheid van N0. 1.

N0. 3. Een kilo zemelen per dag voor elk varken en van N0. 1 naar willekeur.

N0. 4. Een kilo Turksche tarwe, 1 kilo zemelen en boonen met linzen.

N0. 5. Turksche tarwe.

N0. 6. Een kilo boonen met linzen en Turksche tarwe zoo veel men noodig oordeelt.

N0. 7. Een kilo zemelen per dag en een onbepaalde hoeveelheid Turksche tarwe.

N0. 8. Een kilo boonen met linzen, een kilo zemelen en Turksche tarwe naar verkiezing.

N0. 9. Een kilo boonen met linzen en voor 't overige zemelen.

-ocr page 58-

46

N0. io. Een kilo Turksche tarwe en meel en zemelen zoo veel men noodig heeft.

N0. ii. Een kilo boonen met linzen en i kilo Turksche tarwe.

N0. 12. Boonen met linzen, Turksche tarwe, meel en zemelen, elk afzonderlijk gegeven, zoo veel als men verkiest.

Deze soorten van voeder kunnen echter slechts door den gegoeden boer bekostigd worden; de arme mest zijn varken op een andere wijze.

Een zeug met biggen kan door den arbeider slechts dan onderhouden worden, wanneer hij door toevallige omstandigheden in staat is, haar goed te voederen; zoo niet dan zal het hem geheel mislukken.

Een groot varken van het oude ras kost meer aan onderhoud voor het oud genoeg is, om besprongen te worden, dan het opbrengt, zoodat een varken hetwelk men voor ƒ 72,— verkoopt, waarschijnlijk / 84,—- gekost heeft. Een klein of middelmatig groot varken van het verbeterde ras is het voordeeligst wijl het 126 kilo zwaar kan worden, zonder den eigenaar meer dan ƒ 60,— te kosten. In streken waar men veel beuknoten en eikels vindt en deze goedkoop te verkrijgen zijn, kan men ze met goed gevolg aan de varkens geven, zoolang deze nog niet sterk geniest behoeven te worden, maar in Engeland houdt men later hiermede op, omdat deze voedingsmiddelen een onaangename smaak aan het spek mededeelen, zoo zij tot het laatst toe gegeven worden. Het eigenlijke vetmesten geschiedt langzamerhand en door krachtig voedsel, zooals: gerstemeel, maïs, erwten, (echter niet in te groote hoeveelheid) en zemelen, maar men houde in het oog, dat deze laatste inzonderheid zeer goed behooren te zijn. Het spek van uitsluitend met gras en

-ocr page 59-

47

wortelen gemeste varkens kookt geheel weg tot vet. Goede erwten en vooral gerstemeel is het eigenlijke mestvoeder bij uitnemendheid, dat daarenboven het snelst tot het gewenschte doel voert. De arbeider kan zijn varken niet te vet mesten, maar hij geve het niet te veel voedsel op eens, want daardoor overvreet het zich licht. Zemelen en wortelen, welke laatste de voorkeur verdienen boven mangelwortelen, kunnen zeer goed als mestvoeder gebruikt worden, maar langzamerhand voegt men hierbij eenig Turksche tarwe meel of gerste- of havermeel. Waar deze regelen in toepassing worden gebracht, zal het blijken welk groot voordeel van het varken te trekken is, hetzij men het voor huishoudelijk gebruik slachte, hetzij men het bestemme om te verkoopen.

Het varken van den arbeider.

Van ganscher harte stemmen wij in met het oordeel van den landedelman uit Dorsetshire, die bij gelegenheid van een landbouwmaaltijd in 1857, waarop alle landbouwers gehouden waren, met krachtige ale een toast te drinken, o. a. zeide: „Ik hoor liever het knorren van het varken in den stal van den arbeider, dan het gezang van den nachtegaal; en het beste sieraad in het huis van den daglooner, zijn mijns inziens eenige zijden spek.quot;

Spreker , de Heer Sturt, heeft uit daden bewezen, wat hij met woorden leerde. Aan elk der vele arbeiderswoningen , die hij jaren geleden op zijn landgoed liet bouwen, voegde hij een stuk tuingrond toe; een prijzenswaardig voorbeeld zonder twijfel, in een landstreek, waar het uiterst moeielijk is, den voortreffelijken landheer en waardigen edelman, den Graaf van Yarborough na te volgen, die al

-ocr page 60-

48

zijn krachten heeft ingespannen, om eiken, op zijn landgoed wonenden arbeider, in het weinig bevolkte North-Lincolshire, een weide voor zijn koe, zoowel als een stal voor zijn varken te bezorgen, want waar de koe is, volgt het varken als van zelf.

Ter nauwernood zal men kunnen gelooven, dat de Heer Edwin Chadwich, C. B., in 1842 durfde beweren, in zijn eerste verslag over den publieken gezondheidstoestand, dat „een aantal feiten (hij wist zelf het best, welke deze feiten waren) de meening van een zijner getuigen bewezen, dat de arbeider, die een koe of varken houdt, zijn stand oneer aandoet. De daglooner (zoo gaat hij voort) betaalt zijn spek duurder, dan wanneer hij het koopt. Een varken kan slechts gemest worden met de opbrengst van zulk een stuk lands, als een arbeider niet behoorlijk kan bebouwen, wanneer hij tevens zijn andere werkzaamheden verrichten moet. Het bezit van een varken brengt hem in verzoeking om te stelen, hij doet daarom wijzer, wanneer hij alleen van zijn dagloon zoekt te leven;quot; hetgeen m. a. w. zeggen wil: hij mag noch het genoegen hebben, dat hem zijn bouwgrond en zijn varken verschaft, noch de spaarpenningen, die deze beide hem verzekeren.

Wij kunnen deze uitspraak geenszins onderschrijven; slechts raden wij eiken arbeider aan, geen pogingen aan-tewenden, om varkens te fokken, zoo hij niet door bijzondere omstandigheden in staat is gesteld haar ruimschoots te voeden. Een kleine jongen kan, wel is waar, een mot op braakliggend land, of langs heggen en wegen genoegzaam voeder doen vinden, maar een zeug, die bestemd is, om een groot aantal gezonde biggen voorttebrengen, moet goed gevoederd worden, zoowel gedurende den tijd, waarin zij

-ocr page 61-

49

draagt, als naderhand. Slechts het spoelsel van een goede melkerij kan een zeug, wier jongen dag en nacht zuigen, behoorlijk onderhouden, want als het moedervarken door gebrek achteruit gaat, beginnen ook al de biggen te kwijnen. Wanneer men met voordeel varkens wil fokken, moeten zij van het uur hunner geboorte tot aan hun dood, geen oogen-blik gebrek kennen; — als zij honger hebben geleden, toen zij drie weken oud waren, herstellen zij nooit volkomen, noch kunnen ooit naar behooren gemest worden. Alleen wei of afgeroomde melk met meel is voeder, dat voor een zeug en haar jongen geschikt is en waarvan zij ten minste de tien eerste weken na de geboorte der biggen moeten leven. Hierop volgen de onkosten, die aan het spenen verbonden zijn; de gespeende biggen toch moeten met goede koemelk, met meel van gerst of Turksche tarwe vermengd, opgefokt worden. Daarom is het voorzichtiger en goed-kooper een varken te koopen van een goed ras en dat 12 a, 16 weken oud en in staat is van den afval te leven, dien de arbeider en zijn huisgenooten kunnen bijeenbrengen, of wel op braaklanden en langs heggen en wegen kan grazen. Varkens van de oude rassen, die zich slechts langzaam ontwikkelen, moeten 12 ü 14 maanden wezen, voor zij geschikt zijn, om gemest te worden en goed spek te zetten; maar varkens van het verbeterde Berkshire-, Yorkshire-, Essex- Sussex- of eenig ander ras van middelmatige grootte zullen zich na 7 of 8 maanden even zoo snel ontwikkeld hebben, als die der oude rassen na verloop van dubbel zoo veel tijd.

Het doel van den arbeider is zijn varken in den winter te slachten, zoodra de koude zich heviger doet gevoelen; maar het is hem niet altijd mogelijk het dier te koopen op

4

-ocr page 62-

een leeftijd, die voor hem het voordeeligst zoude zijn, daar een varken, dat nog slechts vier maanden behoeft gemest te worden, waarschijnlijk meer kost, dan hij betalen kan, waardoor hij genoodzaakt wordt een kleiner dier te koopen van minder goede soort. Maar de arbeider houde altijd in het oog, dat tijd geld is, en dat zijn moeite waarlijk beloond zal worden, zoo hij tracht in het bezit te geraken van een dier dat zijn voeder ruimschoots met vleesch en spek betalen kan. Een klein en jong varken toch vereischt veel tijd en voeder voor het vet is.

Het eigenlijke vetmesten nu, moet langzamerhand geschieden met krachtig voeder, zooals gerstemeel, Turksche tarwe, erwten (in niet te groote hoeveelheid) zemelen met goede spoeling; want spek van uitsluitend met gras of wortelen gemeste varkens, kookt geheel weg tot vet.

Eikels en beuknoten, zoo deze gemakkelijk te verkrijgen zijn, kan men met goed gevolg voederen aan varkens, die nog niet eigenlijk gezegd gemest worden; doch zoo men met dit voeder tot het laatst toe voortgaat verkrijgt men slecht spek. Wij veronderstellen, dat de eikel in zuidelijker gelegen landen meer suikerdeelen bevat dan in koudere streken.

Het varken van den arbeider kan niet te vet worden, maar men geve het niet te veel voeder op eens, omdat het dier zich dan licht overvreet. De wijze van behandeling te dezen opzichte zal men vinden in het hoofdstuk met het opschrift: „Is er voordeel van het varken te trekken.quot; De arbeider bedenke steeds, dat de mest van wel doorvoede varkens meer waard is, dan van slecht gevoederde dieren. Het is zeer goed de varkensmest te vermengen met privaat-mest en een en ander met asch of aarde te bedekken, tot den tijd waarop men haar op het land brengt.

-ocr page 63-

5i

Een varken moet eigenlijk gemest worden met het doel om dikke zijden te verkrijgen. „Zoolang het nog tweehonderd el kan loopen, is het niet vet,quot; zegt de Heer Cob-bett en niemand verstond beter het belang van den arbeider dan hij in zijn tijd. Het dier moet zittende eten. Er is geen duurder voedsel voor een gezin dan mager spek, „wantquot; zegt dezelfde duidelijke spreker, „de arbeider, die geen stevig, goed gezouten stuk spek kan eten, mist het eigenlijke loon van zijn arbeid.quot; Maar het moet dan ook spek zijn, dat aan meel of erwten (geen boonen) zijn kracht heeft te danken en niet aan wei, aardappelen of dergelijken.

Bij koud weder zijn de dagen, die kerstmis voorafgaan en volgen het best geschikt om zeer vette varkens te slachten; bij zacht weder doet men echter beter nog eenigen tijd te wachten. Wanneer men een slager van beroep betaalt , om een varken te laten slachten, zal dit beter geschieden , dan wanneer men deze verrichting aan een ongeoefende hand toevertrouwt.

Het is een algemeen gebruik het varkenshaar met kokend water te broeien en vervolgens weg te schrapen, maar het is veel beter het weg te branden. Het schrapen toch maakt het vel slap en week en opent de poriën der huid , daar de wortels te gelijk met het haar verwijderd worden. Brandt men daarentegen de borstels weg, dan wordt de huid hard en haar zenuwen en aderen trekken zich samen, het vleesch wordt hierdoor beter afgesloten en de zijde steviger. Het Hampshire-spek heeft zijn bekendheid grootendeels er aan te danken, dat men in die streken het haar afbrandt, waardoor ook het vleesch beter wordt.

Wil men nu op laatst vermelde wijze het haar verwijderen , dan moet het te voren zeer droog zijn en men behoort

4*

-ocr page 64-

52

vooral te zorgen, dat het dier eenige dagen voor het geslacht wordt, volkomen droog legstroo hebbe. Onmiddelijk na zijn dood, legt men het op een kleine laag tarwestroo, die niet dikker behoeft te zijn dan 7T/2 Ned. duim en niet grooter dan de plaats, die het geslachte varken kan beslaan. Vervolgens wordt het met een weinig stroo bedekt, dat men aansteekt op de zijde van waar de wind komt, waardoor de vlam zich gelijkmatig over het lichaam verspreidt. Drie cl viermaal moet het dekstroo vernieuwd worden, voor het haar geheel verdwenen is, terwijl het tevens eenige bedrevenheid eischt te voorkomen dat eenig gedeelte van het lichaam mee verbrandt. Is men nu zoo ver gevorderd, dat al de borstels verwijderd zijn, dan schraapt men de huid schoon, maar zonder hiertoe water te gebruiken; daarna keert men het lichaam om, met welks andere zijde men nu op gelijke wijze handelt. Dit werk behoort vroeg in den morgen, voor de dauw valt en bij maneschijn verricht te worden, daar men bij daglicht niet zeer goed zien kan, of het haar verbrand is, dan wanneer het nog donker is. Op varkens, wier spek versch gebruikt wordt, kan men het afbranden der borstels niet toepassen. Nadat de huid zuiver afgeschraapt is, verwijdert men de ingewanden, waarvan men bloed — lever — en vleeschworst maakt, waarmede vrij wat te koken en te braden valt. Nu is men ook in de gelegenheid een klein geschenk te geven, of den een of ander een vroeger ontvangen oplettenheid te vergelden. Bij het afhakken begiut het bakken en koken op nieuw en zoo 'tniet als al te overdadig beschouwd wordt, denkt men nu zelfs aan een vleeschpastei.

Het gansche huis ligt vol vleesch, gezouten karbonaden, schouderstukken, hammen, ribbetjes, ruggestukken, buik-

-ocr page 65-

S3

zijden en kinnebakshammen en de huisvrouw heeft de handen vol met vet snijden en braden.

Het afhakken is slagerswerk, maar ieder verstandige arbeiderszoon leert het door toe te kijken langzamerhand zelf. In een afzonderlijk hoofdstuk, hebben wij reeds eenige wenken daaromtrent gegeven, vooral ten gerieve van Colonisten, die van alle markten thuis behooren te zijn.

Maar ieder daglooner moet zijn eigen spek kunnen zouten; daarom geven wij met voorbijgaan van verscheidene anderen het voorschrift van den Heer Cobbeth, omdat het eenvoudig en goed is.

„Neem de beide zijden, wrijf ze met zout aan de binnenkant in, leg ze opelkander, met de vleeschzijde naar bovengekeerd in een kuip, die van een buis of pijp voorzien moet wezen om de pekel te verwijderen. De zijden behooren altijd droog te zijn, als zij in het zout liggen; wanneer zij in de pekel kunnen drijven, verkrijgt men geen lekker spek, maar slecht pekelvleesch, daarom vernieuwe men het zout dikwerf. Zout toch is goedkoop genoeg, terwijl goed spek daarentegen zeer duur is. Iedere vier dagen moet het zout ververscht worden, dat men laat smelten en in het spek dringen, maar niet te lang moet blijven liggen. Ook doe men de zijden van plaats verwisselen. Die welke op den bodem lag, brenge men boven, en de bovenste zijden onder. Dit herhaalt men tweemalen. De tijd gedurende welke het spek in het zout moet liggen, hangt af van de meerdere of mindere dikte van het spek en van het weder, daar het zout bij vochtig weder beter indringt, dan wanneer het helder en droog is. De plaats, waar men het pekelvleesch bewaart, moet even als een melkkamer zeer koel zijn en van versche lucht kunnen voorzien worden.

-ocr page 66-

54

Een volkomen gesloten vertrek, ook al is het zoel, maakt het vleesch zeer vatbaar voor bederf. Toevoer van versche lucht is even noodzakelijk voor vleesch van doode, als van levende schepselen. De zijden van een varken, dat 108 kilo weegt, zullen bij weder, dat noch te vochtig, noch te droog was, na verloop van zes weken genoegzaam van zout doortrokken zijn.quot;

Over het rooken. Het spek wordt in vele streken gerookt om te droogen. Men moet er goed slag van hebben en zoo ge er toe in de gelegenheid zijt, laat het u dan eerst door een geoefende hand voordoen. Een eerste vereischte is : een wijde schoorsteen, waarin de stukken hoog genoeg kunnen hangen, zonder aan den regen te zijn blootgesteld. Brand, zoo lang uw spek in de rook hangt, slechts eikenbeuken- ot esschenhout, maar geen hout van pijn- of den-neboomen. Rookt ge uw spek te lang dan wordt het ranzig. Voor ge het in den schoorsteen hangt, moet dat gedeelte der stukken, waaraan zich geen zwoerd bevindt, met zaagsel van droog hout bedekt worden. Men houde echter in het oog, dat dit geen zaagsel van dennen- of pijnboomen-hou: mag zijn. Ook zemelen kan men gebruiken om de vereischte korst te vormen. Gerookt spek moet wel droog zijn, maar niet al te lang gerookt wezen. Sommigen hebben de gewoonte, het spek, dat in den schoorsteen heeft gehangen, in een houten kist te leggen in hout-ofturfasch, droog zand of eenige andere zelfstandigheid, waarmede men de lucht kan afsluiten, en wel zoodanig, dat het eene stuk het andere niet raakt, maar alle afzonderlijk bedekt worden. Bemerkt men echter, dat de asch door het zout nat wordt, dan moet zij er uitgenomen en vernieuwd worden.

Dit alles zal natuurlijk zeer veel tijd en moeite kosten,

-ocr page 67-

55

maar de arbeid blijft niet onbeloond; want een stuk spek kan men altijd eten, zoowel warm als koud, zoodat men in drukke tijden slechts eens per week spek behoeft te koken. Het heeft tweemaal zoo veel kracht als ander voedsel van dezelfde zwaarte en bevat in één woord al die voedende zelfstandigheden, welke een arbeidersgezin bekwaam maken tot hunnen arbeid. Maar men behoort niet te vergeten, dat men slechts goed spek bekomt, van goed gevoederde varkens. Een pond spek van een wel doorvoed varken, weegt evenveel als anderhalf pond van een dier, dat slechts weinig en slecht voeder ontving, zoodra men beide stukken gekookt heeft.

De slotsom van dit alles is, dat een arbeiders woning zonder varken niet volmaakt is. In de eerste plaats toch eet het dier al den afval op; ten tweede maakt het minstens drie a vier vrachten goede mest en ten derde geeft zijn spek niet alleen de eigenlijke smaak aan gekookte kool, erwten en boonen, (de gewone gerechten op de tafel van den geringen man) maar verdubbelt, als het ware, de hoeveelheid der spijzen. Boonen, waaronder geen spek is gekookt, zijn bepaald ongezond, terwijl een groote kool half doorgesneden, met een stuk spek ter grootte van een citroenschijf tusschen de beide helften, die vervolgens weder saamgebonden worden, behoorlijk gekookt een maaltijd voor een Keizer zou zijn, wel te verstaan voor een Keizer, die hongerig van de jacht te huis komt.

Om nu nog eens alles te herhalen, moet dus een boerenarbeider kunnen beschikken over:

i0. Een warm, volkomen droog varkenshok, behoorlijk voorzien van een goot, waardoor de gier wegloopen en van een luik, waarmede men het gedeelte, dat tot slaapplaats dient, luchten kan.

-ocr page 68-

56

2°. Een varken van een goed ras. Een gesneden mot, groot genoeg om behoorlijke zijden te geven, verdient de voorkeur.

3°. Een vrouw, die er bij opgevoed is, of verstand genoeg heeft om te leeren, spek te zouten en te roken; al kan zij dan ook niet haken of borduren.

De tanden als kenteekenen van den ouderdom des varkens.

Voor Professor Simonds, leeraar aan de Koninklijke Veeartsenijschool (the Royal veterinary college) den uitslag van zijn nauwkeurig onderzoek, omtrent de tanden, als kenteekenen van den ouderdom van runderen, schapen en varkens had medegedeeld, in het 15e deel van „the Your-nal of the Royal Agricultura Society,quot; bestond er omtrent dit voor verkoopers en keurmeesters zoo belangrijk onderwerp geen enkel geloofwaardig opstel.

Onderscheiden van het rund en het schaap wordt het varken geboren met een bepaald aantal tanden en wel acht, waarvan zich vier in iedere kaak bevinden , die reeds door het tandvleesch gebroken en alle volkomen ontwikkeld zijn. Zij hebben zeer veel overeenkomst met kleine slagtanden en zijn aan weerskanten van den bek geplaatst, zoodat de tepel der zeug bij het zuigen er niet door behoeft te lijden. De tong eener big is langs den rand, als het ware van franje voorzien, en daar zij bij het zuigen in het midden dubbel toegeslagen wordt, bedekken deze zoogenaamde franjes den tepel geheel en kleven er zelfs zoodanig aan vast, dat de biggen er nog dikwijls aan blijven hangen, als de zeug opstaat; waarschijnlijk worden de tepels hierdoor beschermd tegen de scherpe tanden der biggen. Een

-ocr page 69-

57

maand na de geboorte breken de vier snijtanden door, twee in de boven en twee in de onderkaak. Zij bevinden zich steeds voor in den bek, blijven slechts tijdelijk en zijn, om zoo te zeggen kleine afschaduwingen van de eigenlijke snijtanden, die weldra hun plaats zullen innemen. Zij groeien snel, zoodat de biggen na weinig weken hun eigen voedsel kunnen zoeken en niet meer van het moedervarken behoeven aftehangen; van daar dan ook dat men de jonge varkens veilig kan spenen, zoodra zij zes of zeven weken oud zijn. Behalve de voorste snijtanden heeft een big op dezen leeftijd ook drie maaltanden aan iederen kant van de kaak; zij zijn eveneens slechts tijdelijk. De voorste dezer is gewoonlijk nog niet veel grooter dan de anderen en is dikwijls nog niet eens te bespeuren, wanneer het varken één maand oud is. Op den ouderdom van drie maanden komen er gewoonlijk in iedere kaak nog twee snijtanden bij, die ook later weder gewisseld worden, zoodat, behalve de reeds bij de geboorte doorgebroken hoektanden, er zich vier snijtanden in de onderste kaak bevinden. Al de snijtanden zijn nu aanwezig en de kaken schijnen behoorlijk van tanden voorzien te zijn. De voorste snijtanden, zoowel als de eerste hoektanden, benevens de slagen maaltanden, die later weder uitvallen, zijn omtrent dezen tijd groot genoeg om het kleine dier in staat te stellen voor zich zelf te zorgen. Er bestaat nu ook niet de minste moeielijkheid om zijn ouderdom te raden, daar het nu al zijn eerste tanden heeft. Op den leeftijd van drie tot zes maanden, worden deze langzamerhand grooter en na verloop van dien tijd groeien de tijdelijk aanwezige snijtanden niet meer, maar beginnen langzamerhand door het dagelijksch gebruik te slijten. Het voeder der varkens draagt hiertoe

-ocr page 70-

58

veel bij. Wanneer zij het zelf moeten zoeken en harde zelfstandigheden eten, zullen de tanden spoediger korter worden, dan wanneer zij het gewone zachte voeder in hun troggen vinden. Uit een praktisch oogpunt beschouwd, is de vermeerdering der maaltanden, waaruit men opmaakt dat het dier den ouderdom van zes maanden bereikt heeft, van het meeste belang. Omtrent dezen tijd komt bij de meeste varkens, echter niet bij alle, een kleine tand te voorschijn aan iederen kant van de onderkaak, achter de tijdelijke slagtanden en tusschen deze en de maaltanden, en in de bovenkaak onmiddelijk vóór de maaltanden. Deze tanden hebben zeer scherpe punten en zijn dientengevolge inzonderheid, die der onderste kaak, dikwerf aangezien voor de eigenlijke slagtanden. Hierdoor heeft men zich dikwerf in den ouderdom der varkens vergist en vooral op tentoonstellingen werd menigmaal de waarheid van de opgave des eigenaars in twijfel getrokken. Dergelijke dwalingen kunnen zeer gemakkelijk plaats grijpen, wanneer de tijdelijke slagtanden afgebroken, of gesleten zijn, hetgeen bij varkens van dien leeftijd zeer dikwijls plaats heeft.

Practische menschen, een term, die menigeen op zich zelf toepast, ook wanneer men liever het bijvoegelijk naamwoord onkundige moest gebruiken, hebben beweerd, dat de slagtanden te voorschijn komen, wanneer het varken zes maanden oud is; maar dan hebben zij steeds deze maaltanden er voor aangezien.

Een ander kenteeken kan nog tot het opsporen van den ouderdom der varkens dienen: het doorbreken namelijk van den eersten eigenlijken maaltand op den leeftijd van zes maanden.

Wanneer het dier negen maanden oud is, maken de

-ocr page 71-

59

eerste snij- en slagtanden, die slechts zelden voor dezen tijd uitvallen, al zijn ze ook tot het tandvleesch toe afgesleten, plaats voor de blijvende. De eerste blijvende snijtand is een hoektand. Het is ook om dezen tijd, dat de blijvende slagtanden de plaats der vorige innemen. Als het varken zes maanden oud is, groeien de eerste snijtanden niet meer, maar beginnen te slijten: dit is eveneens een kenteeken voor den ouderdom. Professor Simonds voegt hierbij; „Varkens, die hard voeder krijgen, hebben op den ouderdom van tien maanden , hun onderste snijtanden reeds zoo ver afgesleten, dat zij alle tanden uit het voorste gedeelte van den bek schijnen verloren te hebben.

Het doorbreken der tweede of blijvende slagtanden kan niet als een kenteeken van den leeftijd aangemerkt worden. Het ras, het geslacht, de wijze van behandeling, het snijden , alles in één woord heeft invloed op hun grootte en vorm.

Bij varkens van kleine, maar zeer verbeterde rassen zijn de slagtanden altijd klein terwijl die van grove en groote rassen steeds groot zijn, — hieruit volgt, dat het snijden de volle ontwikkeling der tanden tegen houdt. Op den leeftijd van negen maanden komt, behalve de reeds genoemde snij- en slagtanden, de tweede blijvende maaltand te voorschijn, die echter, daar er nog vier andere van deze soort aanwezig zijn, de vijfde schijnt te wezen.

Op éénjarigen leeftijd bestaat de belangrijkste verandering in het uitvallen der middelste snijtanden, die voor blijvende plaats maken. Zij verschillen van de tanden, wier plaats zij innemen, hoofdzakelijk door hun meerdere blankheid.

Uit de voorgaande opmerkingen blijkt, dat men bij het beoordeelen van den ouderdom der varkens niet alleen op

-ocr page 72-

6o

de grootte der slagtanden, maar ook op den vorm der snijtanden moet acht slaan.

De onderste slagtanden van een éénjarig varken zijn dikwijls i3/4 Ned. duim lang, maar kunnen op zich zelf niet onder de kenteekenen gerekend worden. Beschouwt men ze echter in verband met de snijtanden, dan kunnen zij er eenig licht over verspreiden, maar beide moeten als kenteekenen dienen, want de slagtanden alleen kunnen niets bepaald aanwijzen. Wanneer het varken twaalf maanden oud is, heeft het slechts twee tijdelijke snijtanden, die zich aan weerszijden van den bek bevinden. Met het volle jaar nemen ook de blijvende maaltanden de plaats der eerste in. De beide eerste doorgebroken tanden, vallen gewoonlijk het eerst uit, daarna de derde.

De eenige verandering, die er tusschen de twaalfde en achttiende maand plaats grijpt, bestaat in het groeien. De blijvende onderste snijtanden, die zich voor in den bek bevinden, hebben nu hun volle lengte bereikt. De slagtanden beginnen zich eenigzins naar achteren te buigen en krijgen hierdoor nagenoeg den vorm van een cirkelsegment. De hoektanden zijn eveneens volkomen ontwikkeld en de snijtanden, die op zijde in den bek zijn geplaatst, nog niet uitgevallen. Is het dier achttien maanden oud of daaromtrent , dan breken de laatste snijtanden en de laatste of zesde maaltand door, waarmede het tanden krijgen ophoudt.

Tusschen de achttien en éénentwintig maanden bereiken de eigenlijke snijtanden hun volle lengte, maar daarna beginnen de onderste langzamerhand kleiner te worden. Na dien tijd kan de ouderdom eener mot slechts naar het meer of minder slijten en breken harer tanden en haar geheele voorkomen berekend worden. Bij den beer zijn echter op

-ocr page 73-

6i

laatstgenoemden ouderdom de slagtanden nog niet volkomen ontwikkeld.

Een hoofdstuk voor eigenaars van buitens, die voor liefhebberij een varken mesten.

Een varken op een buiten, waar één of twee koeien gehouden worden, is een kostbare liefhebberij en zijn vleesch kost gewoonlijk veel meer, dan wanneer men het van den slager haalt, maar het gaat er mede als met eigen gemaakte boter en eigen verbouwde erwten, het is een weelde, welke iedereen zich mag veroorloven, die het geld er voor over heeft en een plaatsje vinden kan, waar het geknor en de onaangename geur van onzen goeden vriend niemand hinderen. De soort of liever de grootte van het varken, moet van het gezin afhangen. Men verkrijgt het beste versche vleesch en de voor huisselijk gebruik geschikte hammen van een dier, dat geboren is uit een kruising van een middelmatig groot soort met het verbeterde zwarte Essex- of witte Sufifolk-ras. Het is bepaald verkwisting veel geld te betalen voor een buitengewoon ras; maar men zal steeds bevinden, dat men reeds door de biggen wordt schadeloos gesteld, wanneer men een buitengewonen prijs betaalt om een zeug door een goeden beer te laten beklimmen. Varkens, die goed gemest kunnen worden, zal een deskundige op de gewone markten zonder moeite uitzoeken.

Het varken van den arbeider moet van een der verbeterde groote rassen wezen. Het is waarlijk te betreuren, dat er op dorpscholen niet wordt geleerd, wat het beste varkensvoeder is en welke de kenteekenen der verschillende soorten zijn.

-ocr page 74-

02

Een boeren arbeider moet een groot varken mesten, maar wanneer hij zijn spaarpenningen en vrijen tijd besteedt aan een dier van een verbeterd ras, zal hij het eens zoo spoedig en met de helft der onkosten vet krijgen, dan wanneer hij uit verkeerd begrepen zuinigheid, zich een grof groot beest aanschaft, dat hij in meer tijd en met meer kosten slechts half kan vet mesten.

Opmerkingen voor mededingers naar prijzen op tentoonstellingen.

Wanneer iemand, die zich niet altijd op het varkensfokken toelegt, wil mededingen naar een prijs op een tentoonstelling van landbouw, moet hij beginnen met het aankoopen van eenige exemplaren van het ras, dat in de streek, waar de tentoonstelling gehouden wordt, het meest in den smaak valt. Het is vergeefsche moeite tegen gebruiken te strijden en b. v. te venvachten, dat men met een wit varken den eersten prijs zal behalen in een plaats, waar zwarte varkens het meest gezocht zijn, of omgekeerd. Wij zeiden met opzet eenige exemplaren, want het zoude ligt kunnen gebeuren, dat, wanneer men er te weinig aankocht er één of twee stierven, waardoor men zijn plannen zoude zien mislukken. Het beste is een jongen beer en een zeug te koopen, die pas gespeend zijn en dan zelf te fokken. Uit een worp biggen van een goed ras , kan men er twee of drie van de best gevormde en gezondste uitkiezen, om deze met bijzondere zorg op te fokken, waarbij men hen voor alles behoedt, wat hun ontwikkeling nadeelig zoude kunnen zijn. In den eersten tijd geeft men ze voeder, dat voornamelijk het groeien en uitzetten der beenderen bevordert, zooals wij

-ocr page 75-

63

boven in een daaraan opzettelijk gewijd hoofdstuk aantoonden. Vervolgens legt men er zich langzamerhand op toe, om hen een buitengewone zwaarte te doen bereiken; maar men moet nooit nalaten hen dagelijks de noodige beweging te doen nemen, want een varken, dat niet gezond is, kan nooit bekroond worden, al ware het nog zoo vet. Voor alle dingen wachte men zich geen boosaardig varken uittekiezen, dat aan de schoonste verwachtingen den bodem kan inslaan. Gewoonlijk bevindt er zich één onder elke worp. Wanneer de zweep zulk een dier niet temmen kan, moet men het noodzakelijk van de overigen scheiden.

Men vergete niet, dat een varken, hetwelk voor een tentoonstelling bestemd is, er niet heen behoeft te loopen, maar dat het te dezen opzichte althans reeds aan zijn doel beantwoordt, wanneer het slechts teekenen van leven geeft en op de planken ligt te snorken.

-ocr page 76-

DE ZIEKTEN DER VARKENS, HUN VERSCHIJNSELEN EN WIJZE VAN GENEZING.

Over het ingeven der medicijnen, enz aan varkens.

Zieke varkens zijn veel moeielijker te behandelen dan runderen of schapen, daar zij zich bijna tegen elke aanraking verzetten en niet toelaten, dat men eenigen dwang op hen toepast, zoodat men ze zonder veel moeiten niet kan laten, noch medicijnen ingeven.

Het is bijna onuitvoerbaar een varken met geweld geneesmiddelen te doen innemen, vooral wanneer het groot en sterk is, zoo hevig en beslist is zijn tegenstand. Men is genoodzaakt de hulp van twee of drie sterke personen in te roepen om een goed ontwikkeld varken in bedwang te houden en zelfs dan nog kan het dier door zijn woeste bewegingen, iedere poging om de medicijnen in te geven, beletten. Hierdoor bestaat er zelfs gevaar het beest te kneuzen en nog waarschijnlijker is het, dat de ongesteldheid door de worsteling verergert, vooral wanneer zij tot ontsteking kan overgaan, of dat een der bloedvaten springt.

Het beste is (en dit kan ook in de meeste gevallen ten uitvoer worden gebracht) om de geneesmiddelen onder het

-ocr page 77-

65

voeder te mengen. Men bespaart zich op deze wijze veel moeite en loopt geen gevaar het dier een ongeluk toe te brengen.

Men houde bij dit alles wel in 't oog, dat het geenszins ons voornemen is, den veearts te willen vervangen; ofschoon sommige ongesteldheden met goed gevolg zonder diens hulp kunnen behandeld worden, raden wij den fokkers of eigenaars ten sterkste aan, zich niet geheel op hun eigen krachs-of kunde te verlaten, maar in ernstige gevallen onmiddelijk de hulp van een deskundige in te roepen.

Na aldus bij wijze van een korte inleiding dit gedeelte van ons onderwerp behandeld te hebben, kunnen wij overgaan tot de ziekten en ongesteldheden, die het varken gewoonlijk aantasten, maar die grootendeels alle voorkomen kunnen worden door de noodige zorg voor goed voeder, waaronder men van tijd tot tijd een kleine hoeveelheid zwavel mengt, en door behoorlijke zindelijkheid.

Voorzorgen te nemen is gemakkelijker dan een ziekte te genezen.

Wij raden onzen lezers, die op groote schaal de varkensfokkerij drijven, aan, altijd de hieronder genoemde zelfstandigheden bij de hand te hebben:

keukenzout; Epson zout; zwavel; nitras; potasse; gember; croton-olie; beverolie; jalappen; kwikzalf en terpentijn, welke men in de volgende portien ingeeft;

De hoofdbestanddeelen van alle

zwavel, Vj—iVj ons

smeersels tegen huidziekten.

nitras patasse, i schr. — I dr.; gember i schr. — i dr.; croton-olie, i—3 droppels; beverolie Vj—2 ons; jalappen, 1 schr.— '/i dr-Terpentijn, die vooral tegen wormen zulk een uitstekend

5

-ocr page 78-

66

middel is, kan in portiën van ongeveer '/j ons of meer in gerstewater ingegeven worden.

Beroerte.

Kenteekenen. Een beroerte is over het algemeen een krankheid, die een zeer snellen loop heeft. Vooraf bespeurt men aan het dier wellicht niets dan een weinig lusteloosheid, maar eensklaps valt het neder, zijn lichaam beweegt zich stuiptrekkend en spoedig wordt het bewusteloos. In sommige gevallen echter valt het dier niet, maar loopt waggelend rond, zijn oogen schitteren en zijn met bloed beloopen, en zijn gezicht is verduisterd of geheel verdwenen.

Geneesmiddelen. Alleen onmiddelijk genomen maatregelen baten. Men ontlaste het lijdende dier van een aanzienlijke hoeveelheid bloed, geve het sterk werkende purgeermiddelen in, bij wijze van lavementen 2—3 droppels Croton-olie met ongeveer 1 drachme tinctuur van gember, in een weinig gerste water vormen een beproefd geneesmiddel, zoowel als bever-olie met jalappen, door eenige portiën zwavel gevolgd. De kop moet daarenboven koud gehouden worden, door middel van doeken, bevochtigd met water en azijn, waarin men ammoniakzout heeft opgelost.

Men neme hiertoe:

Azijn 1 pint; water 2 quarts en ammoniakzout 1 ons.

Besmettelijke ontstekingen.

Kenteekenen. Dezelfde als bij koortsen, maar spoedig nemen zij een typheus karakter aan. In den aanvang is het dier ioom en laat zijn voeder staan; het lijdt aan hevigen dorst, de ingewanden zijn verstopt en de pisloozing vermindert. Het beest kreunt, de onderbuik is hard en gezwollen,

-ocr page 79-

6?

de flanken zijn in hevige beweging en de ademhaling is kort en moeielijk. Hierop volgt een benauwde hoest, de oogen zijn vochtig, de bek is niet zelden met zweren bedekt en uit den neus vloeit slijm; de huid is vol petechise, of door koud vuur aangetaste plekken. Langzamerhand begint het dier te waggelen, of wordt geheel lam, zinkt op den tweeden, derden of vierden dag neder en sterft dikwerf onder hevige stuiptrekkingen. Opent men het lichaam na zijn dood, dan blijkt het dat de borst gevuld is met bloedig water, de longen zijn aangetast, het hart en de lever zijn vol bloed en de ingewanden ontstoken. De hersenen en zelfs de ruggegraat zijn daarenboven dikwijls ziekelijk week.

Geneesmiddelen. In een geval als het boven beschrevene, kan weinig gedaan worden. Voor de typheuse verschijnselen zich voordoen zijn aderlatingen zeer aan te bevelen, die gevolgd moeten worden door purgeermiddelen, onder den vorm van dranken en lavementen. Men trekke bovendien een etterdracht door de huid der borst en wende prikkelende wrijvingen langs de ruggegraat aan. Stovingen tegen den onderbuik met heet water; of een warm bad en eenigszins met witten wijnazijn verzuurd drinkwater zijn verder aantebevelen, terwijl men geen ander voedsel geve dan gerstewater. Wordt door deze maatregelen de ontsteking eenigzins verminderd, dan zal het dier langzamerhand herstellen, alhoewel het nog lang zeer zwak blijft en de grootste zorg vereischt.

Wij behoeven niet te zeggen, dat varkens, die aan eenige ongesteldheid, welke dan ook, lijden, onmiddelijk alleen gezet en met de grootste oplettendheid moeten opgepast worden.

K o I ij k.

Kenteekenen. Kolijk wordt gewoonlijk veroorzaakt door

5*

-ocr page 80-

68

slechte of te sterke voedering. De dieren, welke er door aangetast worden, schreeuwen luid, loopen verwilderd heen en weder en wentelen zich over den grond, terwijl zij hevige en folterende pijn teekenen.

Geneesmiddelen. Ruime hoeveelheden beverolie en gember in warm gerstewater, met een weinig krachtig bier vermengd, brachten somtijds eenige verlichting aan. Het doel toch is op de ingewanden te werken en de pijn door hartsterkende middelen te verzachten.

Koorts.

Kenteekenen. Varkens, die in te groote getale in vuile hokken zijn opgesloten en geen drinkwater genoeg hebben; of die, welke, na eerst slechts matig gevoederd te zijn, plotseling te sterk gemest worden, lijden niet zelden aan koortsen, gepaard aan ontsteking der ingewanden. Lusteloosheid, roode oogen, een drooge en heete snuit en bek, heete ooren en huid, hevige dorst, maar verloren eetlust zijn de voornaamste kenteekenen der ziekte. Het varken heeft even als alle dieren, die in een staat van opsluiting gemest worden, weinig kracht om aan ongesteldheden het hoofd te bieden en bezwijkt bij hevige aanvallen zeer spoedig.

Geneesmiddelen. Bloedontlasting uit de ooren, de voor-pootaderen, of den staart is het eerste middel, dat men behoort aan te wenden. Hierop geve men het dier purgeermiddelen in, zelfs al moet dit met geweld geschieden. Is de eetlust niet geheel verdwenen, dan kan men naar evenredigheid van den ouderdom en de grootte des diers Vj drachme of een weinig minder jalappen met 5 of 6 grein calomel (kwikchloride) of 2—3 droppels croton-olie met broodkruin tot een pil maken en deze den patient, on-

-ocr page 81-

69

gemerkt onder zijn voeder geven. Is men evenwel genoodzaakt tot het ingeven van dranken over te gaan, dan moeten zij bestaan uit 2 ons beverolie met gerstewater, of uit een aftreksel van sennebladeren, zout en een weinig jalappen, of uit zout en beverolie met gerstewater. Om de medicijnen te zekerder te doen werken, zette men het dier lavementen en vermenge zijn drinkwater met een kleine hoeveelheid salpeter, waardoor een verkoelende drank ontstaat. Indien het varken zijn voeder weigert, geve men het nu en dan twee a drie pinten warm gerstewater. Na verloop van één of twee dagen herhale men de purgeermiddelen zoo noodig en blijve met bovengenoemd voeder voortgaan. Begint men de ziekte bijtijds te bestrijden, dan kan het varken door deze middelen in weinig dagen herstellen.

Hersenvliesontsteking.

(Fhrenitis.)

Deze krankheid heeft zeer veel overeenkomst met hersenontsteking, wordt dikwijls hersenkoorts of dolheid genoemd en ontstaat ongeveer uit dezelfde oorzaken. Alles wat aanleiding zou kunnen geven tot opwinding van het gestel, of het drijven van het bloed naar de hersenen, kan haar veroorzaken.

Kenteekenen. Verval van krachten, blindheid, aanvallen van woede en dikwijls stuiptrekkingen.

Wijze van behandeling. Overvloedige aderlating, krachtige purgeermiddelen, gevolgd door eenige portiën zwavel om de ingewanden open te houden. Croton-olie met tinctuur van gember werd bij hevige aanvallen somtijds met goed gevolg aangewend. Voor een varken van middelmatige grootte zijn ongeveer 2 druppels croton-olie en 1 drachme tinctuur van gember voldoende.

-ocr page 82-

70

Vallende ziekte.

Kenteekenen. Aanhoudend knorren en rusteloosheid, versnelde ademhaling, bleeke kleur der huid en waggelende gang.

Het dier valt plotseling neder, als of het door den bliksem getroffen ware en blijft gedurende eenige oogenblikken volkomen roerloos liggen; hierop volgen stuiptrekkingen, die langzamerhand heviger worden, tot zij ten laatste vreeselijk zijn om aan te zien; het geheele lichaam is, als het ware, verdraaid; de pooten worden opgetrokken en vervolgens met elk oogenblik vermeerderende snelheid, weder uitgestrekt. De oogen puilen uit, de oogappels worden grooter en rollen heen en weder. De tong hangt uit den bek en is tusschen de kaken vastgeklemd, de tanden bewegen zich knarsend en schuim en speeksel vloeien uit den bek. De pols is eerst zwak en langzaam, vervolgens hard en versneld en als de aanval bedaart, wordt zij ongeregeld en slaat met zekere tusschenpoozen.

Gedurende den geheelen aanval blijft het dier bewusteloos en als het weder opstaat, zoekt het zich in het legstroo of in een hoek van zijn stal te verbergen. Verschrikt en verwilderd staart het om zich heen, maar langzamerhand verdwijnt deze indruk, het komt uit zijn schuilhoek te voorschijn en begint op nieuw te eten.

Geneesmiddelen. Het begieten van den kop met koud water, aderlatingen, krachtige purgeermiddelen, gematigde voeding, volkomen rust en verkoelende medicijnen. De kop wordt het best koud gehouden door er een doek om te binden, welke men voortdurend bevochtigt. Het volgende levert een uitmuntend waschmiddel op: Azijn i pint; koud water 2 quarts; en ammoniak zout 1 ons. Zout en kalamil kunnen als purgeermiddelen aangewend worden.

-ocr page 83-

71

Verlamming

Slechts zelden lijden Engelsche varkens aan een verlamming. Deze ongesteldheid heerscht over het algemeen in lage moerassige streken, of is het gevolg van slecht, schadelijk, of sterk prikkelend voeder, waarmede sommige eigenaars uit gierigheid hun varkens mesten om ze spoediger vet te maken en waardoor het darmkanaal en hiermede de ruggestreng sterk geprikkeld worden.

Kenteekenen. De zelfde als bij andere dieren: verlamming der achterste ledematen, die alle beweging en gevoel verliezen.

Geneesmiddelen. Gezond voeder, zuiver stroo, wat keukenzout als purgeermiddel en eenige portiën gentiaan met keukenzout.

Stuipen.

Kenteekenen. Krampachtige beweging van den kop en van een of meer uitstekende deelen; het dier knarst op de tanden en zijn kaken zijn verstijfd. Hierop volgt spoedig verstijving van den nek en een groot gedeelte van het geheele lichaam en een onnatuurlijk opsteken van den kop. Het snijden heeft bij jonge varkens dikwijls deze krankheid ten gevolge.

Geneesmiddelen. Aderlating, warme baden, wasschingen enz. wrijvingen met prikkelende oliën en purgeermiddelen, zoo men er in slagen kan deze in den bek te gieten; zoo niet, dan zijn lavementen en kalmeerende droppelen de krachtigste middelen.

Ho ndsdolheid.

Kenteekenen. De verschijnselen van hondsdolheid bij varkens zijn somtijds zeer belangwekkend. In den aanvang

-ocr page 84-

72

is het dier lusteloos en onpasselijk en likt gedurig de door het bijten ontstane wonden. Sommige dolle varkens zijn zeer woest, bijten naar iedereen, knagen aan alles, wat onder hun bereik ligt, stooten zich tegen de muur of springen over voorwerpen, die hun in den weg staan. Eigenlijke watervrees neemt men bij hen niet waar, maar tot drinken zijn zij geheel onbekwaam. De huid is zoo uiterst gevoelig, dat de minste aanraking hen angstig doet sehreeuwen. quot;Wanneer iemand hen nadert, uiten zij schrille kreten, springen bij het minste vreemde geluid eenige voeten in de hoogte en vallen dan onder hevige stuiptrekkingen weder neder.

Geneesmiddelen. Als voorbehoedmiddel dient de spoedige uitsnijding der gebeten wonde en de aanwending van het gloeiend ijzer in de wonden. Wanneer de ken teekenen der ziekte zich openbaren, bestaat er geen hoop meer op genezing: medicijnen mogen de pijn al verzachten, het leven kunnen zij niet redden.

Ontsteking der neusvliezen.

Kent eekenen. Ontlasting van vocht uit den neus in de eerste plaats en wanneer de ongesteldheid verergert, tast zij ook de ademhalings-werktuigen aan. Het lijdende dier hoest en niest aanhoudend en slikt met veel moeite. Het neusvlies wordt dik, de neusgaten zetten uit en worden misvormd, en de snuit is aan den eenen kant gezwollen. Niet zelden vloeit er bloed uit de neusgaten en wanneer dit heeft plaats gehad, verminderen de verschijnselen en het varken schijnt voor eenigen tijd verlichting te gevoelen.

Geneesmiddelen. Versterkend voeder en braakmiddelen bestrijden de kwaal met het beste gevolg. Een oplossing

-ocr page 85-

73

van kopersulphaat, in portiën van 3—5 greinen, des avonds en des morgens toegediend hebben bij goede voeding en zorgvuldige verpleging somtijds genezing te weeg gebracht, maar slechts daar, waar de ziekte aanstonds werd behandeld, nadat de eerste verschijnselen zich begonnen te vertoonen.

Keelontsteking.

Kenteekenen. Mestvarkens worden het meest door deze kwaal aangetast. In den aanvang beginnen de klieren onder de keel te zwellen, waardoor de ademhalingswerktuigen worden aangedaan en de ademhaling wordt bemoeielijkt. Het dier wordt schor en zwak, de pols slaat snel en ongeregeld, een gedeelte van den kop is verlamd, de hals zwelt op en is zeer vatbaar voor koudvuur, de tong hangt uit den bek en is met speeksel bedekt en langzamerhand neemt het zieke beest in krachten af.

Wijze van behandeling. In het eerst geve men verkoelende geneesmiddelen, die, gevoegd bij goed voedsel, goede verpleging en warmte dikwijls voldoende zijn om den voortgang der ziekte te beteugelen. Versterkende middelen, verzuurde dranken, warmte, zindelijkheid, behoorlijke voedering en de aanwending van het tegenwoordig algemeen gebruikte brandmiddel in de keel, bestrijden de kwaal het best. Het brandmiddel wordt met een penseel over de aangetaste plaats bestreken.

Longontsteking.

Kenteekenen. Gebrek aan eetlust, aanhoudende, benauwde hoest en hevige beweging der flanken.

Geneesmiddelen. Bloedontlasting uit het verhemelte, de beste plaats, waaruit het bloed kan getrokken worden. Met

-ocr page 86-

74

het ingeven van purgeermiddelen zij men hoogst voorzichtig. Epson-zout en zwavel doen de beste uitwerking. Men geve van elk 2—4 drachmen, al naar evenredigheid van de grootte en de zwaarte des diers. Hierop late men verzachtende middelen volgen, zooals: — vingerhoedkruid (digitalis) 2 grein; pulv. antmonialis 6 grein; salpeter */2 drachme.

Deze middelen hebben dikwerf de gewenschte gevolgen. Zindelijkheid, warmte en gezond en krachtig voeder werken zeer sterk mede om de ziekte een perk te zetten; maar hiertoe behoort men dan ook bij de eerste verschijnselen de vereischte middelen spoedig en met oordeel aan te wenden.

Epidemiën.

De volgende verschijnselen werden waargenomen bij een in 1821 te Mazamet uitgebroken varkensziekte: Gebrek aan eetlust, dorst, lusteloosheid, korte hoest, het dier kreunde en zocht bij voorkeur een vochtige ligplaats, de buik was hard, de huid heet, het slijmvlies ontstoken, de pisloozing verminderd, de ademhaling moeielijk, de ingewanden waren verstopt en de flanken in hevige beweging.

Wijze van behandeling. Sterke bloedontlasting uit de aderen en slagaderen van den stuit en zoo deze geen bloed genoeg deden vloeien, sneed men den staart af. Vervolgens wende men aan: heete baden, een met blaartrekkende zalf bestreken etterdracht, die door de huid der borst getrokken wordt; laxeerende dranken met kamfer vermengd en een eenigzins verzuurd aftreksel kaasjeskruid en latuw.

Oorzaken. Het blootgesteld zijn aan de zonnehitte; gebrek aan water, droog plantaardig voeder, het huiswaarts drijven des avonds, wanneer het dier zich verhit had, zout

-ocr page 87-

75

voeder, ondenvijl het tot aan den morgen zonder water bleef opgesloten in een hok, dat geen voldoende toevoer van lucht had.

Voorbehoedmiddelen. Drinkwater met salpeter-zuur vermengd plaatse men in de hokken en ververscht dit dikwerf. Men stelle de varkens niet aan te groote zonnehitte bloot, voorzie hen van water, waarin zij zich baden kunnen, wende aderlating aan, zorge voor zindelijkheid, versche lucht, matige voeding en eenige beweging na zons ondergang. In de meeste gevallen wijkt de kwaal voor deze maatregelen.

In 1841 heerschte in Engeland een ziekte, waardoor varkens zoowel als paarden, runderen en schapen werden aangetast.

Kenteekenen. Verlamming van één of meer pooten, vergezeld van hitte rondom de hoeven en het onderste gedeelte der pooten; ontlasting van speeksel uit den bek, en de neusgaten; het kauwen of knarsen op de onderste kaken, verzwering aan den bek of de tong, die zelfs ook den snuit aantastte; lusteloosheid; gebrek aan eetlust; verstopping; snelle vermagering en hoest.

Wijze van behandeling. De zwerende gedeelten der pooten en de losgegane stukken der hoeven worden met het mes zorgvuldig verwijderd gehouden en dagelijks met een oplossing van blauwe vitriool gewasschen, of met warme teer gesmeerd. Een sterke oplossing in water van aluin en iV2—2 glauberzout onder het voeder gemengd, bleek tot genezing van den bek zeer nuttig te zijn. quot;Waar de ongesteldheid in den aanvang onmiddelijk werd behandeld, waren deze eenvoudige geneesmiddelen voldoende om het zieke varken in veertien dagen a drie weken te doen herstellen.

-ocr page 88-

76

Buikloop.

{Diarrheal)

Deze ongesteldheid tast inzonderheid onze jonge huisdieren aan, maar ook de andere blijven xr niet altijd van verschoond. Weinig of ongezond voeder, zoowel als te sterke ot te krachtige voeding veroorzaakt haar.

Kenteekenen. Herhaalde dunne en slijmige ontlasting van onverteerde meststoffen ; houdt deze eenigen tijd aan, dan moeten er spoedig maatregelen ter bestrijding genomen worden, omdat anders de gevolgen zeer ernstig konden wezen.

Wijze van behandeling. Het volgende, een verwarmende, hardsterkende drank, is het beste middel tegen buikloop van varkens:

Neem kalk i ons; poeder van catechu % ons; poeder van gemberwortel 2 drachmen; opium '/j drachme. Meng dit en los het op in een 1/2 pint pepermuntwater. Hiervan geve men tweemaal daags V2—1 ons, naar evenredigheid van de grootte en zwaarte des diers. Een theelepel vol is voldoende voor zuigende biggen. Verder zorge men voor goed voeder, hetwelk zoo veel mogelijk uit drooge, gemalen granen moet bestaan.

Wormen.

Deze ingewandsdieren zijn zeer lastig voor varkens en dikwijls zeer gevaarlijk tevens. De spirotera strongglina komt het meeste bij hen voor: maar ook de ascarides ierneci en echinerhiric treft men in grooten getale bij deze dieren aan.

Kenteekenen. Het aan wormen lijdende varken vreet zeer gulzig, maar dijt niet en blijft steeds even mager. Het dier hoest, loopt rusteloos heen en weder, schreeuwt pijnlijk.

-ocr page 89-

77

bijt de andere varkens, verslindt alle gevogelte en konijnen, die onder zijn bereik komen en verzwakt dagelijks. Zijn mest is gewoonlijk hard en donker van kleur en zijn oogen zinken diep in den kop, terwijl herhaalde aanvallen van pijn, die veel overeenkomst heeft met kolijk, het geheel van alle kracht berooven.

Wijze van behandeling. Wormen worden het best bestreden door krachtige purgeermiddelen. Terpentijn is een uitstekend wormdrijvend middel en kan zonder vrees voor nadeelige gevolgen ingegeven worden. Keukenzout wendt men eveneens met goed gevolg aan. Men vermenge dit met het voeder, wanneer de eerste verschijnselen der ongesteldheid zich beginnen te vertoonen. De kwaal kan niet te spoedig tegengegaan worden, want wanneer zij eenmaal te veel grond heeft gewonnen, worden alle medicijnen nutteloos.

Mazelen.

Deze ongesteldheid herkent men aan een groot aantal kleine, waterachtige puistjes, die tusschen de huid en de vetlaag ontstaan. Zij is alzoo niet zoozeer een ziekte der huid, als wel een ongesteldheid, die zich onder deze ontwikkelt.

Kenteekenen. Roodachtige vlakken, die een weinig boven de opperhuid uitkomen en zich het eerst op den snuit, de gewrichten en de binnenzijde der dijen vertoonen, maar later ook op andere deelen van het lichaam zichtbaar worden. Bijkomende verschijnselen zijn; versnelde polsslagen, hitte der huid, hoest, het vloeien van slijm uit de neusgaten, gebrek aan eetlust, neiging tot braken, zwelling der oogleden, zwakte der achterste deelen en ontwikkeling van zwart-

-ocr page 90-

78

achtige puistjes onder de tong. Ten laatste verschijnen de kenmerkende vlekken op het geheele lichaam.

Wijze van behandeling. Men geve eenvoudige verkoelende middelen en drage de uiterste zorg voor groen voeder, versche lucht en gelijkmatige temperatunr. De ongesteldheid, die slechts zelden gevaarlijk is, wijkt meestal voor deze middelen.

De trichinen ziekte.

Niet gering was de algemeene ongerustheid door bovengenoemde kwaal veroorzaakt, daarom zal dan ook de volgende wetenschappelijke beschouwing wellicht niet onwelkom zijn.

De heer Delpech, Hoogleeraar in de geneeskunde te Parijs en de Heer Reynal, Professor aan de Keizerlijke Veeartsenijschool te Alfort, wien het opgedragen was in Duitschland deze krankheid in het menschelijke- en dierlijke lichaam te bestuderen, hebben onlangs een verslag van hun onderzoek uitgegeven. Wij deelen de voornaamste, hierin genoemde, feiten mede :

De voor eenigen tijd in Duitschland heerschende trichinosis, heeft nu bijna geheel een einde genomen. De door deze kwaal veroorzaakte sterfte was overal gering, uitgenomen te Halbersleben. Te Zwickau, Seltendorf en Sommer-feld waren acht en tachtig lijders, waarvan echter geen enkele stierf. De ongesteldheid werd steeds veroorzaakt door het eten van half gaar varkensvleesch, dat trichinen bevatte. In Duitschland toch eet men het spek dikwijls rauw of slechts ten halve gekookt. In één-en-twintig maanden werden in Hanover 25000 varkens geslacht, waarvan elf, -—in Brunswijk 14000, waarvan zestien — en in Blackenburg 700, waarvan drie vol trichinen waren.

-ocr page 91-

79

Verschijnselen. Zoolang het dier leeft, ontdekt men aan hetzelve geen enkel spoor van trichinen, en zelfs kan men ze in het vleesch niet met een gewoon vergrootglas waarnemen. Hiertoe heeft men een mikroskoop noodig. Het nut van een mikroskopisch onderzoek van varkensvleesch door deskundigen is zoozeer gebleken, dat verscheiden Duitsche regeeringen het verplichtend hebben gesteld en de Heeren Delpech en Reynal aarzelen niet, het in alle landen, waar de kwaal heerscht, aan te bevelen; maar zij achten zulks onnoodig in Frankrijk, waar zich tot nu toe geen enkel geval van trichinen ziekte voordeed.

In Duitschland treft men in de hospitalen verscheidene lijders dezer kwaal aan. Gedurende het laatste jaar waren er in Maagdeburg dertien, waarvan slechts één enkele stierf. Bij lijkschouwingen vond men zelfs in lijken, van aan andere kwalen gestorvenen, talrijke bewijzen, dat zij voorheen aan trichinosis hadden geleden, welke ziekte door de inkapseling dezer insekten genezen was. Van de honderd lijken was dit te Leipzig met zes het geval. In plaatsen waar de ziekte heerscht, zijn zelfs ratten, die men in slagerijen aantreft, door haar aangetast, zooals door Leisering te Dresden, Adam te Augsburg en Roll te Weenen, is bewezen. Sedert hun terugkeer hebben de Heeren Delpech en Reynal verscheidene dezer dieren, zoowel als varkens onderzocht zonder echter een enkel spoor van trichinen te vinden. Dientengevolge bestaat er in Frankrijk voor niemand eenige reden, om geen varkensvleesch te eten, vooral wanneer het zoo goed gekookt is, als de Franschen steeds hunne spijzen doen. In Duitschland daarentegen eten de boeren het dikwijls bijna rauw of alleen gerookt. Hoe dit ook zij, de voorzichtigste kan overal gerustelijk het hart, de nieren, de hersenen en de reuzel eten, die nooit trichinen

-ocr page 92-

8o

bevatten. De Heeren Delpech en Reynal verzekeren ten stelligste, dat een hitte van 750 C en 140 F voldoende is, om trichinen te dooden. Goed van zout doortrokken vleesch kan ook zonder eenig gevaar gegeten worden. Gerookte worst, die men geruimen tijd bewaard heeft, houdt men ook voor onschadelijk, maar het best is ze behoorlijk gaar te koken voor men ze gebruikt. De schrijvers van boven aangehaald verslag schrijven de verspreiding der kwaal hieraan toe, dat het varken niet zeer keurig op zijn voedsel is, maar allerlei afval vreet, zooals doode ratten en andere dieren, die trichinen in zich bevatten. Men drage daarom zorg dergelijk onzuiver voedsel buiten hun bereik te houden. De Heeren Delpech en Reynal raden dan ook alle varkens-fokkers en koopers aan, om vleesch, dat trichinen bevat, nooit weg te werpen, maar het onmiddelijk te verbranden, nadat het onderzocht is, want een klein stukje, dat achteloos weggeworpen werd, kan de prooi worden van een rat, die later weder door een varken wordt verslonden, hetgeen de noodlottigste gevolgen na zich slepen kan. Daarom moet men varkens nooit met afval van vleesch voederen, dat niet eerst goed gekookt is; ten tweede stelle men het zich steeds tot taak alle ratten en kleine vleesch-etende dieren zooveel mogelijk te verdelgen en ten laatste late men nooit eenige menschelijke of andere uitwerpselen liggen op plaatsen, waar varkens kunnen komen. De Engelsche regeering heeft noodig geoordeeld boven aangehaald uittreksel van het verslag der meergenoemde Hoogleeraren terstond in het licht te geven en het tevens te onderwerpen aan de overweging van de leden der openbare Gezondheids-commissie.

-ocr page 93-
-ocr page 94-
-ocr page 95-
-ocr page 96-

Alom te bekomen :

De 2o druk van K1NAED 13. EDWAEDS. Hoe men van

Kippen 500 0/0 voordeel 's jaars kan trekken. Naar liet Engelseh door J. Liese. Met vele plaatjes . . ƒ 0.75

Reeds op vele plaatsen is deze methode met succes ingevoerd.

J. LIESE. Postduiven. Hoe ze te kweeken en voor lange reizen af te richten. Met houtsneêplaatj es . . /' 0.30

KINATiD B. EDWAEDS. Wat hel Bouwland bij goede behandeling kan opbrengen? Voordeeli go gewassen en de wijze waarop ze verbouwd worden......f 0.45

Dr. DAWSON TUENEE. De vriend in pijn. Eegels van eenvoudige Gezondheidsleer, benevens wenken en middelen tot de behandeling van alledaagsche ongevallen en kwalen. Herzien, vermeerderd en verbeterd door zeven uitstekende Britsche geneesheeren, waaronder Sir AVilliam .Tenner en Sir James Paget.......f 0.40

EDWAED EEED. Amerika zoo als het is. Een handboek voor den Landverhuizer en voor elkeen, die offi-cieele opgaven verlangt, omtrent de Vereenigde Staten , gevende eene beschrijving van eiken staat en elk gebied, de loonen, die in elk hunner worden betaald, de kosten van levensonderhoud, enz. Zoomede eene opgave van de vrachtprijzen per spoortrein naar alle deelen des lands van af de havens van aankomst en vele andere nuttige inlichtingen , uit officiëele bronnen bijeenverzameld. Met kaart...............ƒ 1-20

Tiit laatste hoek is voor den Landverhuizer van gnoote

waarde.