HET NEDERDUITSCH VERP LEG IN GrSGESTICHT ANIMA TE ROME.
door
Ui*. F. c. S O G R.
TWEEDE JAARGANG.
te HAARLEM bij A. B. VAN DEN HEUVEL 1869.
■ gt; : ■ ^
■
■
Onze geachte medewerker H. J. A. M. Schaepman, Theol. Doet., die in zulke poëtische taai de Pius-leesten te Rome schetste, heeft verklaard, dat geene kerk hem meer aantrekt, dan die van St. Maria dell' Anima. «Is het,quot; vraagt hij, «omdat het hollandsch gemoed zich thuis gevoelt onder de gewelven, waartoe een hollandsch echtpaar den eersten penning bracht, en den eersten steen heelt gelegd? Is het, omdat de weemoedige gedachte aan vroegere grootheid, toen wij dat als het onze bezaten, waar wij nu slechts eene luttele plaats innemen, toch nog stree-lend is?quot; Onze geachte medewerker Dr. F. G. Soer had ons reeds voor eenigen tijd eenige mededeelingen omtrent de Anima te Rome gezonden. Wij achtten, dat wij daaraan in onze uitgave geone betere plaats konden toekennen, dan na do brochure des Zeer Eerwaarden Heeren Schaepman.
Wij meenden evenwel, van welke geringen omvang dit opstel ook is, het toch een afzonderlijken plaats te moeten inruimen. — Het zal den lezer van de brochure duidelijk genoeg wezen, waaróm wij dit doen; immers de rechten der nederlandsche Katholieken, door don schrijver bepleit, dienen ernstige overweging, zijne aanwijzing zou soms voor hen die Rome bezoeken van nut kunnen wezen.
de Directie.
:i i ' ■ ' ■ ■
I.. ■: ■ ■ ,
,i •' ■ ■
■
■
; ■ .
. ■ ■ -i ■
C ■ gt;: gt;!
■ i
i , ; 'f
.... : . ' ■
;i '. ...
. ■ , . ■■..■■■
.
'
i ' - .
VEUPLEGINGSGESTICIIT ANIMA TE HOME.
Viiiflicannis liaoioditatom jtatnim nostronini.
He onderwerp, dat in deze weinige bladzijden behandeld wordt, zal aan velen vreemd of van gering belang voorkomen. Tocb durven wij beweren, dat bel niet alleen aandacbt verdient, maar die ook, vooral bij onze Duitscbe naburen, welke ons in dezen Ie knap af zijn geweest, in booge mate heeft gaande ge-maakt. Immers, de diplomatie was er nog kort geleden ernstig mede gemoeid, en aan hare bemoeiingen is het gebikt, de zaak lot dat einde te brengen, als aan het slot van dit korte opslel zal worden medegedeeld.
Heeft onze Nederlandsche zaakgelastigde in Italië deze transactie geïgnoreerd, of beel'l bij ze willen ignoreeren'? AVij welen bet niet; dit alleen is zeker, dat, zoo de overeenkomst in -1854 Ie Rome gesloten, bestemd werd, om ingeslopen onrecht in bet beheer van bet hospitium ygt;Aniwaquot; in allen deele Ie vernietigen, dan niet genoegzaam op Neèrlands recht en belangen is gelei. Er vall dan slechts voor belanghebbende landgenooten Ie hopen, dal de Duitsche bestuurders in eene milde toepassing van het bepaalde onder Nquot; 2 der statuten, aanleiding zullen vinden, den nazaten der stichters eener grootsche instelling te Rome, de deuren wijd open te zetten. Eene gereede verzorging kan den vaderlandschen bezoekers der Eeuwige Stad, hetzij pelgrims,
kunstenaars, heizij nabestaanden, onzer talrijke en heldhaftige Zouaven, hetzij dezen laatsten zelven uitmuntend te stade komen. Reizen naar Rome worden staag menigvuldiger, en zullen nog menigvuldiger worden in de dagen van het aanstaand algemeen Concilie. Niemand kan weten, wat hern overkomt. Ook zal het niet altijd zeker zijn, dat men in die dagen met den besten wil te Rome onderkomen zal kunnen vinden. In zoodanige omstandigheden, en bij meer andere, wonschen wij, voor wien zulks pas zal geven, eene vriendelijke opname of verpleging in de »Anima.quot;
Ter zake;
De »Animaquot;, zoo heet de schoone instelling, waarvan in de volgende bladzijden sprake is, 1) werd in het jaar 1386 door zekeren leek, Dordlenaar van geboorte, dien wij onder den naam van Johan Peter vinden aangeduid, in het leven geroepen, en bestemd als hospitaal voor arme, zieke Duitschers. Het was in de dagen der onzalige Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. 2) Onze graaf Willem V, zoon van den Duitschen keizer Lodewijk van Beieren, was krankzinnig. Vreeselijk woedden de binnen-landsche onlusten, waarbij echter de burgerij, welke hare eigene rechten en die des graven tegen Margaretha de keizerin-moeder en den adel handhaafde, meer en meer de overhand kreeg.. Het moet ons dus te minder verwonderen, dat bij de opkomst der burgerij, een koopman, een eenvoudige leek, zonder adelbrief, de grondlegger van dit liefdadig gesticht is, en voorts, dat het bestemd wordt door een Hollander voor Duitschers. (Henegouwen toch. Holland en Zeeland waren, het eerste als vrouwen, — de beide laatste als zwaardleenen, toen nog in onmiddelijken samenhang met het Duitsche Rijk.) Het begonnen liefdewerk.
1) Men vergelijke: Geschichte des Deutscheu National Hospizes Anima in Kom. Aus authentischen Quellen bearbeitet von Anton Kerschbauiner, Professor iter Theologie zu St. Pollen. Wien, AV. Braumütter, 18C8.
2) Wel eens wordt in onze geschiedboeken do oorsprong van den naam Kaheljauwe.n verkeerd aangegeven. Hij is deze: de toenmalige hofhouding voerde in hare kleederdracht de kleuren van den vorst. Het Beiersehe huis had tot wapen schuinsche ruiten, blauw en wit. Deze kleuren droegen dus ook de hovelingen, en zagen er alzoo vrij vischachtig uit. Van daar do naam Kaheljannen, die met Koeken werden gevangen.
waarvan de eer der grondlegging eenen landgenoot toekomt, werd vervolgens voortgezel en voltooid door een Nederduitschen pries-ter, uit de omstreken van Paderborn, met name Diederik von Riem. Nu werd door vele stichtingen van vrome lieden het verplegingsgesticht uitgebreid, tot het in 't jaar 1500 geheel werd herbouwd. Het kreeg toen eeue eigene kerk, in welke onze beroemde en doorlachte landgenoot. Paus Adriaan VI van Utrecht, alsmede hertog Karei Frederik van Kleef, verlangden begraven te worden. Van lieverlede werd het gesticht steeds rijker, tot het bij het begin der Hervorming een gedeelte van zijnen bloei verloor. Toen werden aanvankelijk die Duitschers uitgesloten, welke tot het Protestantismus waren overgegaan, doch spoedig daarop helaas! ook de katholieke Nederlanders. Tot voorwendsel strekte, dat keizer Karei V de Nederlanden in zijn zoon Philips aan Spanje had overgedragen, en wij dus ons recht hadden verloren als in dat rijk opgegaan. Door dezen maatregel, ons bedunkens billijk noch prijsbaar, werden de Nederduitsche stichters en oprichters oflicieus van hun recht berooid, tevens van het beheer der stichting uitgesloten. Ook nadat de Franschen Bourgondie, den Elzas, en eindelijk Lotharingen veroverd hadden, werd de Duitsche bevolking dier landen, hoewel katholiek, niet in hel hospitaal toegelaten of verpleegd. Het kwam zoo ver, dat de fraterniteit geheel werd opgelost, en in hare plaats eene congregatie trad, eene soort van commissie van bestuur, die Duitschers en Hollanders vergetende, uit louter Italianen saamgesteld, de stichting van Nederduitschen oorsprong, alleen nog in schijn voor Duitschers, in werkelijkheid voor zich zelve beheerde.
Intusschen herinnerde zich het vorstelijk Huis van Habsburg, doch eerst op het einde der zeventiende eeuw, in het smaad-volle tijdperk tusschen den vrede van Rijswijk en het begin van den Spaanschen successie-oorlog, toen het dooi- Frankrijk maar al te zeer in de engte werd gedreven, aan het lang vergeten batavo-gennaansch hospitium te Rome. De Heilige Stoel, in die dagen ook voor Frankrijk duchtende, ging den keizer gaarne aan de hand, om het hospitaal ten minste aan Oostenrijk weder dienstbaar te maken. De keizer werd beschermheer van het gesticht; hij sloot echter alle Duitschers, behalve die uit zijne
erlstaten, van het genot van dit verplegingsoord uil, en opende het wederrechtelijk voor zijne niet-üuitsche onderdanen: l?o-hemers, Groaten en Hongaren. Hij liet voorts den italiaanschen raad van bestuur bestaan.
Na den val van Napoleon, dacht men weer zich aan het ten tweedeninalo in 't vergeetboek geraakte hospitaal. Oostenrijk herwon zijn invloed in Italië, en herstelde de oude orde in de ygt;Animaquot; in zooverre, dat slechts Oostenrijksche onderdanen daarin mochten opgenomen worden. Van terugkeer tot de oorspronkelijke bestemming der stichting was geene sprake, en er kwam van de rijke instelling slechts een zeer gering deel ten bate van ettelijke arme Zuid-Duitschers. Eerst in het revolutiejaar 1848 werd de toenmalige Premier van den Oostenrijkschen ministerraad, vorst Schwarzenberg, weer op de ergerlijke verhouding van het Duitsche hospitaal te Rome opmerkzaam Hij liet zich daarop door eenen uit Rome gevluchten Duitschen priester eene uitgebreide Memorie over den waren stand van zaken indienen. De hoofdinhoud hiervan was, als volgt: ))lk heb, zegt de verslaggever, in deze Memorie de aangelegenheden der Anima breedvoerig uiteengezet: haar leiding, de bestuursleden (congre-gratie), de huizen, welke aan het gesticht behooren, om de kerk eene gansche wijk 3) vormende; vervolgens de overige in de stad verspreide huizen, de inkomsten der Anima, den bijna uitsluitend Italiaanschen raad van bestuur, waaronder van Duitsche zijde slechts geteld werd de legatieraad. Baron van Ohms, en de kapellaan der Pauselijke Zwitsersche garde, Mgr. Curtens, opgevende. Ik zette verder uiteen, hoe wenschelijk het zoude zijn, dal de keizerlijke regeering meer belangstelling voor deze schoone stichting aan den dag legde, ik loonde aan, hoe andere nationale stichtingen van gelijken aard, te Rome ook door priesters van dezelfde natie verzorgd en bestierd werden, en in welken bloeienden toestand zij waren; hoe men in dezelve, steeds jonge priesters uil de respectieve landen opnam, welke te Rome de laatste hand aan hunne studiën leggende na een verblijf', gewoonlijk van twee jaren, met kennis verrijkt, naar hun vaderland lerugkeeren
3) Insel, insula der Homeimm, die daarouder eon door straten begrensd vak huizen verstonden.
om voor anderen plaats te maken. Zoo bestond te Homo een Engelsch, een lersch, een Belgisch collegie, en meer andere. Zoo was hot Belgisch collegia, hetwelk door de zeven prelaten van België onderhouden werd, bijzonder bloeiend. Voor het Dnitsch element, zeide ik verder, geschiedde er bijna niets, en was deze zoo ruim begiftigde instelling, de erbarmelijkste in geheel Home, en slechts bekend onder den naam deW anima; dat het echter een Buitsch gesticht was, dat wist te Bonie niemand.quot;
Vorst Schwarzenberg stierf alvorens hij te Rome als middelaar had kunnen optreden. Voorloopig werd dooigezet, dat voortaan een Duitsch rector aan het hoofd van het gesticht werd gesteld, en de eerste Duitsche bestuurder, na eeuwen van achterstelling, was do verdienstelijke Flir. Doch deze edele man had met tallooze vitterijen to kampen, daar do Italianen hem weèr zochten te verdringen. Flir echter wendde zich tol, en beriep zich in dagblad-artikelen op de publieke opinie, en werd in zijn strijd door de Duitschers te Bome wakker ondersteund. Ziehier eenige argumenten, die men aanvoerde: »De thans veelvuldiger dan vroeger naar Rome komende Duitschers beklaagden zich, dal zij in het Duitsche verplegings- en opnemingsgesticht, dal niet vonden, wat men verwachtte. Hun gasthuis bezat een zeer groot vermogen, en toch mocht een pelgrim niet langer dan drie dagen daarin vertoeven; de pelgrims waren verminderd, bet inkomen daarentegen vermeerderd, en toch moesten Duitschers dikwijls blijven omzwerven, tot zij eene herberg vonden. Voor dezulken, die niet, uit Oostenrijk afkomstig waren, was de opname in het gesticht eene buitengewone gratie, iets wat zeker in strijd was met het. doel der instelling. Die eenigszins ongesteld werden moesten of verhuizen naar het algemeene gasthuis Ö. Spirito, waar men niet eens een Duitscheii biechtvader vond, of naar het Pruisische ziekenhuis op het Kapitool, waar men, in protestantsche omgeving, de vertroostingen onzer H. Ctods-dienst ontbeerde. Verscheidene Duitsche regeeringen (wij ontdekten niets van de Hollandsche) protesteerden tegen het uitsluitend Oostenrijksche karakter van het gesticht, en verlangden hel recht van medegenot en aanspraak op het oorspronkelijk Nederduit-sche gasthuis. Meermalen kwamen gevallen voor, dat door te
Rome geaccrediteerde gezanten eenige pelgrims en reizigers uit hunne respectieve staten, aan de welwillendheid vau den Oos-tenrijkschen gezant moesten worden aanbevolen, en dat dan eerst door middel van een door dezen afgegeven bewijs, schoorvoetend toegang en opname in de Anima werd verschaft. Daarom was het, dat niet enkel de vreemde Duitschers, welke naar Rome kwamen, over de zonderlinge inrichting van het gasthuis, maar ook de in de stad Rome gevestigden, zich beklaagden. Zij wendden zich bij een bijzonder verzoekschrift tot de üuitsche kardinalen met de bede, dat het aloud-eerwaardig gasthuis der Anima, hetwelk in den loop der tijden van zijne oorspronkelijke beslemming en eigenaardige werkkring was afgebracht, door hunne tusschenkomst vvedei in den geest der aanvankelijke stichters zou worden bestierd.quot;
Inmiddels werd ook het broederboek der Anima gevonden, waarin de namen van meer dan 3000 medeleden uit alle streken van Duitschland en alle standen, van af den keizer tot den ambachtsgezel, opgeteekend waren. Daarna trad keizei- Frans Josef in onderhandeling met onzen beroemden Paus Pius IX, en in 't jaar 1854 kwam eindelijk eene geheele hervorming van het besproken gasthuis tot stand. De Duitschers traden weder in hunne rechten, terwijl ook aan die van Holland, gedeeltelijk althans, gedacht werd. De statuten omvatten negen punten, die hier volgen:
1°. Het gasthuis is bestemd voor arme Duitsche pelgrims. Wij hadden gewenscht, dat hier de uitdrukking ware gebezigd; pelgrims van Germaanschen stam, en alzoo Hoog-en Nederduitschers hadde omvat. Dit bezwaar wordt slechts gedeeltelijk opgeheven door de nu volgende bepaling: 2°. Recht tot opname hebben de bewoners der Duitsche Bondsstaten, vervolgens die van Belgie en Holland. De stichters komen dus slechts in de tweede plaats in aanmerking. Ook de geestelijken bij de kerk van het gasthuis moeten Duitschers zijn. De Belgische geestelijken (van Hollandsche vinden wij geen gewag gemaakt) krijgen eene jaarlijksche toelage van 120 scudi (ongeveer /' 300). 3quot;. Beschermheer is de keizer van Oostenrijk, die ook de bestuurders of den rector benoemt. 4quot;. Kerkelijk beschermheer is een kardinaal, van wien de geestelijkheid van het gesticht afhankelijk is. 5°. De goederen
van het geslicht worden door eene congregatie beheerd, die uit 5 tot 7 provisoren van Duitsche afkomst, met den rector aan hel hoofd, beslaat; onder de provisoren moet steeds een Belg en een medelid der Oostenrijksche ambassade zijn. Ook hier werd Holland weêr voorbijgezien, wellicht, omdat men hel mei België vereenzelvigde. De eerste congregatie werd door den H. Vader aangesteld: later vernieuwt zij zich zelve, doch in dier voege, dat de provisoren allo drie jaren verwisselen. De congregatie kiest de beambten, onderzoekt de jaarlijksche rekeningen, en brengt ze Ier revisie onder de oogen des kardinaals; afschrift der jaarlijksche verantwoording moet aan de Pauselijke regeering worden ingeleverd. 6°. Bij dit hoofdstuk zijn bepalingen gemaakt omtrent de ambtelijke betrekkingen en den werkkring des rectors. 7quot;. De kapellanen worden op aanbeveling der Duitsche bisschoppen door den kardinaalbeschermheer benoemd en ontslagen; zij moeten lot verschillende bisdommen behooren; voorshands is hun getal slechts vier. 8quot;. Na verloop van eenigen tijd, als de schulden van het instituut gedelgd zijn, zal eene soort van convict (in België en Duitschland bestaan er verscheidene) voor jonge talentvolle priesters uit Duitschland, onder opzicht en bestier des rectors worden opgericht. Kosteloos is de verzorging. Eindelijk zal ten 9quot;. de Duitsche broederschap weer worden geregeld.
Ziedaar, katholieke Nederlandei's! de nieuwe bepalingen omtrent de stichting van onzen Dordtschen landgenoot .lohan Peter te Rome. Eene korte overweging doet u gereedelijk inzien, dat hel voor ons te wenschen is, dat men eene ruime beleekenis geve aan de Duitsche nationaliteit, en daaronder- versta, niet enkel de boven-Rij nsche en zuidelijke, maar ook de neder-Rijnsche Germanen, gelijk statuut dit gedeeltelijk bepaalt. Wij zijn anders aan willekeur prijs gegeven, en gaan Duitschers altijd voor.
Wat ons voorts bij het nalezen van de geschiedenis der Anima op nieuw opviel, is dit: dal de groote Duitsche natie, eeuwen achtereen, ondanks hare schijnbare grootheid en macht, zéér is ten achteren gesteld, en hare rechten in Europa niet naar behooren werden gehandhaatd. Grondoorzaak zijn zeker wel verdeeldheid, wederzijdsche afgunst en onderlinge twisten van vorsten en volken. De Romaansche natiën legden vroeger en later veel moer eenheid van streven en handelen aan den dag dan de Germaansche.
De verdeeldheid der laatsleu kennende, schoven zij Theulo's zonen overmoedig op zijde, en waar anderen triomfeerden, anderen eer inlegden, daar oogstten de laatsten, hoe trouw en dapper vaak, door naijver en tweedracht, veelal schande. Daarvan getuigt menige bladzijde der historie: ja, wij durven zeggen, dat zelfs de huidige vrede en eenheid van Germanie, onder voorzitting van Pruisen, nog niet de ware en uitgemaakte is.
En toch, wat is Europa veel verschuldigd aan die krachtige en geloovige Duitschers, die de Arabieren in hunne overheerende vaart in de vlakten van Poitiers tot staan brachten, en zoo de Christenheid van het Westen redden! Wat is ze stout die figuur van eenen Karei den Groote, die Musuiman, Heiden en Noorman breidelt, en den H. Vader in zijn erfgoed, dat hein dezer dagen laaghartig moest worden ontrukt, bevestigt! Welk een heldenmoed weid betoond in de kruistochten! En hoe roemrijk streden de fiere scharen van ygt;prins Eugeen, den edlen HU Ierquot;, welke de Turksche overweldigers voor altijd terugdrongen. Dan hoe jammer! het Christendom heeft aan de volken van Germaanschen stam sedert hunne bekeering de grootste verplichting; de ver-maardste feiten hebben zij ten uitvoer gelegd; slechts om inwendige grootheid en eenheid tol stand te brengen, daartoe waren zij niet in staat. En toen zij op het punt schenen op het einde der vijftiende eeuw tot eene soort van machtige slaatseeiiheid te geraken, moest helaas! geloofsverandering dit rechtmatig streven weer voor eeuwen verhinderen.
Des al niettemin is men wel beschouwd tot de erkenning genoodzaakt, dat ook in onze dagen de meeste christenzin huisvest bij de natiën van Duitschen stam.
De overwinnaars van Montana en Monte-Libretti waren zij niet groolendeels de geloovige zonen van de boorden van Rijn en Schelde, onverbasterde jongelieden uit het Noorden, die zelden geëvenaarde heldenfeiten verrichtten! En wie brengt onbekrompener oilers voor Paus en Kerk dan de Germaansche wereld? ,1a, lol bij onze andersdenkende broeders, wat vindt men bij eene groote menigte niet een schat van innig geloof en godsvrucht, waardoor zij zooveel katholieken beschaamd maken! Neen, vooreerst len minste worden Geloof en Godsdienst in het hart van den trouwen oprechten Duitscher nog niet uitgeroeid, al worden zijne
rechten, zijne zienswijze en wereldbeschouwing, langs verschillende zijden miskend.
Nu een en twintig jaren geleden, het was eenige dagen voor de Februari-revolutie van het jaar 1848, stierf eeu van Beierons grootste mannen. Hij was Josef von Görres, wel eens, en met volle recht, genoemd: de Athanasius van Duitschland. Napoleon I, in de dagen zijner kracht, noemde dien voortrelïelijken katholieken publicist, toen hij door zijn machtig woord de Duitsche volken tegen Fransche dwingelandij ten strijde vereenigde, Europa's vijfde mogendheid.
Voor hij van de wereld scheidde, ontvielen zijnen stervenden mond deze gedenkwaardige woorden; «Bidt,quot; zeide hij, «bidt voor de volken, die niet meer zijn.quot; Görres was kort te voren wedergekeerd van eene reis naar het Zuiden. Hij had vooral den veegen toestand van Italië met eigen oogen aanschouwd ; had de volken der Middellandsche zee persoonlijk leeren kennen. Hij doorzag nu met weemoed de diepe gezonkenheid van hen, eenmaal zoo groot die achtereenvolgens de beheerschers waren der wereld. Bood de verdeeldheid van zijn vaderland, dat door eendracht de eerste mogendheid der aarde kon zijn, gevreesd door Rusland en Frankrijk, geen aanlokkend tafereel'? de gezonkene toestand der Zuidelijke volken ergerde den christelijk wijsgeerigen man tot in zijne laatste oogenblikken, en van daar die woorden, die onheilspellend Europa's toestand schetsten.
Sedert werd de diepe zin daarvan meer en meer bewaarheid. Immers, hoe tobt en worstelt men op het Apenn'ynsche schiereiland te vergeefs, om een volk van briganti en lazzaroni in plaats van door vernieuwing van geloof en zeden, door carbo-narisme en ongeloof te hervormen! Hoe zoekt ook het Iberische schiereiland radeloos door verandering van staatsvorm te herwinnen, wat het door burgerkrijg en geloofsverslapping aan inwendige kracht en leven verloor. De dagen van den Cid en Isabella la Catholica zijn voor Spanje voorbij, even als voor Portugal die van Emmanuel den Groote, en prins Hendrik Navigator.
Overigens is de toestand van den zieken Man, aanhoudend door Westorscho knn.stmiddelon in 't. loven Erehouden.
wereldbekend. En dan Griekenland! wat zocht het onlangs op dwaze wijze heul in krijgstoerustingen waarvoor de nakomelingen der Klepten, geld noch middelen bezitten. Neen, zij zijn gezonken tot lager peil dan de belijders van den Islam; en de nazaten van Griek en Romein mogen al kunnen rooven en plunderen, brandfakkel en ponjaard hantee-ren, het verrichten van grootsche daden, vernieuwd, krachtig leven, verwacht ze nog in lange niet bij volken, welke Görres pro-phetische mond beschouwde als niet meer te zijn. Grootheid, macht en aanzien zijn verre van hen gevloden, en de wegen, die men kiest, om een roemrijk verleden terug te roepen, voeren tot heden althans, langs een spoor van bloed en moord, tot steeds peil-loozer afgrond.
Leerzaam voorbeeld der Romaamsche natiën voor de Germaan-sche, wier gelukzon in de oude en nieuwe wereld meer en meer begint te stijgen, terwijl die van Frankrijk zelfs, begint te tanen.
Doch waar dwalen wij heen, die ons enkel voornamen, over de Roomsche stichting onzer vaderen, het hospitium »Animaquot; een woord in het midden te brengen, en ten slotte naar aanleiding van Görres' woorden, verdoold raakten in Zuidelijke en Oostersche politiek, die revolutionaire politiek, welke allen redelijken en christelijken grond mist, meer en meer problematisch, wordt en dit blijven zal, zoo lang de moderne Sphinx te Parijs de draden tot het ontstaan en smoren van Europeesche verwikkelingen, naar zijne luimen hanteert. Laten wij ons dus haasten van den lezer afscheid te nemen, in de hoop, dat onze geringe bijdrage medewerke, om den sluier op te lichten over, en aandeel te verschaften op een deel van het erfdeel der vaderen. Wellicht zien zich eenigen hierdoor in de gelegenheid bij een bezoek te Rome, van de omschreven instelling partij te trekken. Voor andere, meer rijke bezoekers moet het daarentegen eene voldoening zijn in de kerk der ygt;Animaquot; bij de grafstede van den grooten Utrechtenaar, Paus Adriaan, eenige oogenblikken vrij te kunnen toeven. quot;Verre van Noord- en Zuiderzee, van Rijnen Uselboorden, denkt men in den vreemde gaarne terug aan het vaderland, en wanneer daaraan gepaard zijn grootsche herin-neringen, is de aanleiding dubbel aangenaam. Onze godvruchtige voorzaten der veertiende en vijftiende eeuw stichtten in de Eeuwige
— 15 —
Stad een roemrijk gedenkteeken van oprechten christenzin. Welaan! laat ons prijs stellen op hetgeen zij aan Tibers boorden, waar nog onlangs Neerlands zonen zoo roemvol streden; waar zij, ten koste van hun bloed, de onaihankelijkheid van het erfdeel van St. Pieter verdedigende, niet alleen de eer des lands, maar ook den troon van quot;Willem III tegen annexatiepolitiek handhaafden, voor het nageslacht in het leven riepen. Allen dus wien zulks aangaat, en in 't bijzonder gij, gelukkige pelgrims, vergeet een bezoek der »Animaquot; niet. Gij hoort er prediken in een stamverwante taal en moogt den bodem waarop gij u bevindt, als een vaderlandschen, als een eigenen beschouwen.
'
;:!, ;
■
.