' ijf
SPECIMEN JURIDICUM INAUGURALE
-ocr page 2-1,
-ocr page 3-SPECIMEiM JüllIDICüM INAUGURALE
DE
qcob ,
ANNUENTE SUMMO NUMINE,
EX AUCTORITATE EECTORIS MAGNIFICI
TRIL, tukor. mag, litt. hum. doct. et prüf. ord. ,
nec non
AMPLISSIMI SENATUS ACADEMICI CONSENSU,
EX
NOBILISSIMAE FACULTATIS JURIDIGAE DECRETO,
SUMMISQUB IS
^nbsp;quot;^UliE ROMANO ET HODIEENO HONORIBUS AC PRIVILEGIIS,
IN ACADEMIA RHENO-TRAJECTINA
hite bt legitime conseqdîsndis,
'nbsp;ERÜDITORUM EXAMINI SUBMITTET
lieovardia-Frisius.
A. D. XIV WESSIS JCSU ANN! SiDCCCLVI , IIOKA U.
ÏRAJECTI AD RIIENUM,
APÜI) J. H. S I D D R li
MUCCCLVI.
-ocr page 4-t«
■f •• ■ |
\ - \ Ä |
n
-S'
«r^-4
avo dilectissimo
VFBB. Diy. MIN. KMER., DUD. I.RON. JiEEBL. KQUIT-,
SACRUM.
rt-':4V ^nbsp;^ ' Ifr 1 ' lit Iii TliilÉllÉiîWtii mVi'|||i|I|1
TER VERKRIJGLNG VAN DEN GRAAD
U T 11E C H ï ,
1856.
-ocr page 8-Propter insidiarum improbitatem foedissimam et sceleritatem faeinoris,
Venejid y.ax {£0/^1/ et quasi per excellentiam denotari sclent moi'ta-
linm omnium deterrimi et impurissimi.
ZACHAKiAS HUBEK, Observ. rerum judical, Observ. C.
Gediukt lij aiebek amp; dumokt.
-ocr page 9-Onder de misdrijven tegen de personen, welke
men te allen tijde door strafwetten krachtdadig heeft
pogen te beteugelen, behoort voornamelijk de ver-
giftiging. Van de vroegste tijden af, werd zij voor
een der snoodste, wreedste en meest verraderlijke
misdaden gehouden. Hoe toch wordt het vergif
gewoonlijk toegediend? Terwijl men openlijk zijnen
vijand niet durft aanvallen, neemt men laaghartig
de toevlugt tot een middel, hetwelk om het voor-
gestelde doel te bereiken, op eene bedekte en arg-
listige wijze aangewend wordt, niet zelden door
personen, die lang met het slagtolFer vertrouwelijk
hebben verkeerd, — die ons doen en laten kennen,
^^ aldus van dien omgang het afschuwelijkst mis-
1
-ocr page 10-brüik maken. Van daar wordt in den Codex van
JÜSTINUKUS 1) te regt gezegd »plus esse hominem
»esstinguere veneno quam occidere gladio/' Laf-
hartig mag ook die misdaad genoemd worden, daar
men van de zijde van den niets kwaads vermoe-
dende geene tegenkanting en wederstreving te ver-
wachten heeft, en, zooals een vermaard Criminalist 2)
zeide, -»gemakkelijker kan men het zwaard dan het
»vergif ontwijken.quot; Gevaarvol is bovendien die mis-
daad, daar menschelijke hulp, nadat het vergif eens
toegediend is, meestal te laat komt, en onbereken-
baar in hare gevolgen, vermits vaak door een on-
gelukkigen zamenloop van omstandigheden meerde-
ren in plaats van den eenigen bedoelden persoon
omgebragt worden. De misdadiger is daarenboven
dikwijls moeijelijk te ontdekken en van schuld te
j) l. 1 Cod. de Malef. et Mathem. — sciiradkr merkt aan, dat
die regel geen voorschrift van regtsgeleerdheid behelst, m.aar slechts
eene uitiug der verontwaardiging van Keizer ANiONiKrs is «indig-
^gt;7ial{oms, non sententiae punitoriae verba sunt,quot; ad Icstit p. 764. —
CJSNGLEB daarentegen beweert, dat »dieselbe .... die Bedeutung eines
»selbstständiges Gesetzes erhalten hat.quot; Die strafrechtliche Lehre
vom Verbrecliea der Vergiftung, Bamberg 1842. Erstes Heft»
p. 100.
2) matthaeus, de Criminibus ad libr. 48, Tit, V, Gap. 5, Nquot;. S,
'rFacilius mucrones quam venenum effugi posse.quot;
-ocr page 11-overtuigen uithoofde van de verschillende wijzen van
toediening en de onderscheidene soorten van vergif,
die den geheirazianigen booswicht ten dienste staan.
Opmerkelijk is het, dat deze verachtelijke mis-
daad van ouds het meest door vrouwen i) gepleegd
werd. Vraagt men naar de reden, waarom de vrou-
wen als moordtuig het vergif aanwenden , zoo moet
men op haar teeder gestel het oog vestigen. Daar
waar den man ligchaamskracht, moed, onverschrok-
kenheid, vastberadenheid niet ontbreken, neemt de
zwakkere vrouw list en geveinsdheid te baat, die
tegen de hoedanigheden van den man kunnen op-
wegen. Zij ontleent aan de natuur en kunst een
raiddel, dat hare onmagt te hulp komt. Er bestaat
te dezen opzigte nog een verschil tusschen mannen
en vrouwen. Men heeft ook gemeend te bespeuren
en de beruchte voorbeelden van brinvilliers, zwan-
ziger en timm 2) schijnen het feit te staven, dat de
1)nbsp;«Iniquissima hac arte potissimiam infames sunt foeminae, qiia-
»rum imbRllis sexus ad rabiem pronissinias, et viribus exntus ct
^nbsp;quot;libertate, se fraudibus armat, atque pro gladiis utitur saepe ve-
®nenis : unde etiam praebendi veneaum inventrices mulieres fuisse
»feruntur.quot; renazzi, Elementa Juris Crim., Pars IV, L. IV, Eomae
1821, lio uitgave.
2)nbsp;De misdaden van deze vroawen zijn uitvoerig beschreven in
neue Pitaval, II Tli. blz. 104 v. —■ 218 V. cn 256 v.
k
-ocr page 12-vrouwen het zelden bij ééne misdaad laten, maar
tot eene tweede vergiftiging en zelfs tot meerderen
vervallen: wanneer men eens het vergif in zijn bezit
heeft, is het zoo gemakkelijk zich daarvan ander-
maal te bedienen. De mannen, beweert men, ver-
foeijen daarentegen en verwerpen spoedig zoodani-
gen sluipmoord, maar de versche euveldaden, aan
wiLLiAM PALMER te laste gelegd, toonen het beden-
kelijke van zoodanige algemeene stellingen; althans
komt het ons overdreven en gewaagd voor, met een
bekwamen Nederlandschen pleiter i) aan te nemen,
dat van de tien gifmengingen negen door vrouwen
zouden zijn gepleegd.
Wat hiervan zij, de wetgever heeft er zich steeds
op toegelegd eene zoo afschuwelijke misdaad te
keeren, door zware straffen daartegen te bedreigen-
Vooral in de Middeneeuwen, waarin bij vergifti-
ging het verraderlijke van die misdaad op den voor-
grond trad, werden den veroordeelde wreede folte-
ringen aangedaan. Het was een vaste regel in de
beschouwing van de Pragmatici van die dagen »lH®'
1) Mr. G. L. PEiJENS, verdediger van pieter sakes wEyNJiA-
Zie het verhaal van den Giftmoord, door den Griffier J. tan le®^quot;
WEN uitgegeven. Leeuw. 1837, p. 40.
qui occidit cum veneno, dicitur proditor i).quot; —
»Occidens veneno est proditor 2).quot; — »Ille, qui dat
alteri potionem venenatam, dicitur proditor 3)/'
Uit de vaderlandsche geschiedenis is bij overle-
vering de straf van jan van vliet uit het begin der
eeuw tot ons gekomen, die ter zake van een
toeleg op het leven van jan van beheren door eene
poging tot vergiftiging een smarteüjken dood moet
hebben ondergaan. Of de Hertog werkelijk al dan
niet door vergif omgebragt zij, is twijfelachtig, maar
»hoe het zij,quot; schrijft van ïheris , »dit blijkt,
»dat Heer jan van vliet in den Hage niet alleen
» onthoofd, maar zelf in vier deelen gescheiden is,
»en de stukken zijn ten toon gehangen aan de poor-
»ten der vier Hoofdsteden van Holland.quot; En reeds
twee eeuwen te voren vinden wij de veneni exhi-
bitio met de doodstraf bedreigd in het Diploma of
1)nbsp;augüstin. auiminens, Ch. 50 v., col. 2 Num. 4 , ad aug.
Aüet. verba vFecit insuUum.quot;
2)nbsp;GLOSS, ad adg. aret. verba tFecit insullum.quot;
3)nbsp;bajard. ad j, clae. Libr. V, § i^Homicidium,'' p. 50, Col. 2,
Num. 23, aangehaald bij genglkr, Heft, p. 128.
4)nbsp;vak mieris, Groot Charter-Boek, Deel, Fol. 729. »Be-
«iijdenis van Heer jan van vlieï voor de llaaden en Steden van
''Holland wegous den toeleg tot het vergecven van Hertog jan vam.
'^beijeee.quot; op, 3 Aug, 1424.
Privilegiën, Handvesten en Voorrechten aan die van
Alkmaar gegeeven door den Roomschkoning willem,
den Junij 1254 i).quot;
Dezelfde waardering van de vergiftiging als eene
misdaad, gekenmerkt door verraad, en als zoodanig
in de hoogste mate strafbaar, treft men zoowel in
de Oud-Engelsche als in de vroegere Fransche
strafwetgeving aan. Wat Frankrijk betreft, de regts-
geleerde joüsse in zijn Traité de la Jusiice crimi-
nelle de France, over de onderscheidene soorten
van doodslag met voorbedachten rade handelende,
noemt er eene, welke door verraad gepleegd wordt,
dat is, zegt hij, bijv. door vergiftiging (»celui qui
»se fait par trahison, v. gr. par empoisonnementquot; );
en in den verderen loop van zijn werk uitvoerig
bij de beschouwing van den aard van die misdaad
1)nbsp;Vergelijk van mieeis, Deel, p. 284. »Praeterea si quis
»quoscunque graves et capitales excessus perpetraverit, sive in
!gt;furto, sive in incendio, sive in rapina, sive in e.xUUtione veneni,
»vel alicujus morti (mortiferi) fecisse deprehensus est, et per Sca-
i'biaos convictus fuerit, uMmam et capitalem debet subirt, sententiamquot;
(»hetzij in diefte, in brande, in roove, in vyssenisse des vemjns,
Dofte in eenige doodelycke dingen.quot;) Zie dit Diploma vermeld bij
mittkkmaier, das Deutsche Strafverfahren, Erster Theil, Vierte
Allflage, p. 16.
2)nbsp;Tom. III, p, 530, Paris 1771.
-ocr page 15-stilstaande, rangschikt hij dien moord onder de
zwaarste, aldus redenerende: »L'empoisonnement
»est une espèce d'homicide plus criminel que ce-
»lui, qui se commet par le fer ; parcequ'on peut
»ordinairement se garantir de celui-ci, au-lieu que
»l'autre renferme toujours une trahison, et est sou-
» vent commis par ceux, dont on se défie le moins i ).quot;
Voorts deelt ook hij de meening, dat die misdaad bij
uitstek door vrouwen wordt bedreven, eene reeks
van voorbeelden, te rekenen van de Romeinen af,
tot bevestiging van zijne stelling bijbrengende, de
meeste evenwel aan de geschiedenis der Fransche
regtspleging ontleend. Van die gifmengsters vermeldt
bij er alleen drie uit de jaren 1732 en 1733 levend
verbrand.
Minder gequalificeerd komt de vergiftiging bij den
ouderen Franscben Jurist beaümanoir voor, die dien
nioord zelfs in éénen adem noemt met de zelfdoo-
ding en ook niet van eene zwaardere straf gewag
maakt 2).
1)nbsp;Tom. IV, PartielV, Tit. 42, du crime de poison, p. 41-51.
2)nbsp;waknkoenig uiid stein, Franz. Staats- und Eechtsgesch,, Band
III, p. 178. — bi5auman0ir zcgt; »Encore sonl il diii cas de crieme:
^■li una si est d'autroi cmpoisoner, ct 1! secons d'estre omecidcs do
Mi
meismes, si eomme do celui fjui se tuent a essient.
-ocr page 16-Maar het is inzonderheid in het Engelsche straf-
regt, dat aan het verraderlijk karakter van de gif-
menging, tegen welke men zich door geene voorzor-
gen vrijwaren kan, door den wetgever gehecht wordt,
zoodat dan ook onder de regering van hendrik viii
die misdaad met den naam van verraad is bestempeld
geworden, schoon dit statuut in vervolg van tijd we-
der werd ingetrokken. De veroordeelde werd krach-
tens die wet ter dood gebragt door hem in kokende
olie te werpen. »And therefore by the statute %%
»hen. vm C. % it was made treason, and a more
» grievous and lingering kind of death was inflicted on
»it than the common law allowed; namely, boiling
»to death; but this act did not live long, being
»repealed by 1 Edw. VI G. i% i).quot;
De nagenoeg gelijktijdige algemeene Duitsche straf-
wet, onder den naam van Peinliche Gerichts-Ordnung
van Keizer karel v of Constitutio Crimmalis Carolina
vermaard, bepaalde in 163%, dat de misdadigers
van het mannelijk geslacht geradbraakt, die van
het vrouwelijk in het water gesmoord zouden wor-
4 Books, Chap. XIV. — Deze plaats vindt men bij genglek in h®'
1) WILLIAM BLACKSTONE, Comment, on the Laws of EngL
Books, Chap. XIV. — De
Fransch vermeld, I, p, 197.
den. De wetgever stelde wel niet het feit met verraad
gelijk 1), maar het scheen hem toch zóó afgrijselijk
toe, dat hij tot meerder afschrik wilde, da-t de ver-
oordeelden naar de strafplaats gesleept, en zij met
gloeijende tangen genepen zouden worden 2]. Zoowel
die straf van de gloeijende nijptang, als die vaö den
brandstapel en van de kokende olie , tot welke wij
in Frankrijk en Engeland de gifmengers verwezen
zagen, herinnert ons aan eene voorheen gangbare
gelijkstelling, immers verwantschap, van de vergifti-
ging met het hersenschimmige vergrijp der Toove-
naars. Althans de geleerde böhmer zegt met zoo-
1)nbsp;J. s. f. de böhmer, Medit. ad Gonst. Crim. Carol. Halae,
Anno 1774, p. 541, Art. 130, neynem fUrgesatzten morde?- gleichquot;
2)nbsp;j. s. p. DE BÖHMER, Eod. loco. »Doch ZU mehrer foroht an-
Beiern, sollen solche bosshafFtige misstätige personen, vor der endt-
»lichen todtstrafF geschleyfft oder etlich grift'inn jre leib mit glüen-
»den zangen gegeben werden, vil oder wenig, nach ermessung der
»person und todtung, wie vom Mordt desshalb gesetz ist.quot;
3)nbsp;Eene dergelijke straf komt in een handschrift uit de 1 eeuw-
voor. Men vindt dit handschrift met deszelfs vertaling in de Juris-
prudentia Frisica, of Friesche Regtlcennis van Jonkh. Mr. hettbma.
(Leenw. 1834.) Art. 8 vau Tit. LXXX luidt: «Dit is riucht:
»Hwaso ,myt towerie, myt foergiffnisse, myt bothem, myt wytgien
»ende myt onlawa omgeet, disse forschriouwne lyvvd, deer enieh
»fan disse secken dwaed, schel ma altomael op een roester barna.quot;
(Dit is regt: Wie met tooverij, met vergif, met handkijken, met
wigchelen , en met ongeloof omgaat, deze voorschrevene lieden, die
eenige van deze zaken doen, zal men allemaal op een rooster bran-
den.) p. 263 v.
vele woorden : »Apud Francos ex analogia sortilegü
»ignis supplicium invaluisse, discimus ex Gregor.
»Turon. Unde per se patet, cur utrumque crimen
» postea in statutis conjuncium, et igne vindicatum i);quot;
en ook op Nederlandschen grond vinden wij die be-
schouwing in weerwil van het licht der Hervorming
op hel laatst der eeuw terug, te weten bij den
beroemden Frieschen regtsgeleerde ülric huber in
zijne Heedensdaegse Rechtsgeleertheyt
druk Amst. 1742, boek, Kapitt. mn To-
venaers, Bedriegers en Landt-loopers) alwaar bij zegt:
»Het beschadigen der Tovenaers aen andere lieden
»geschiedt dikwijls door natuurlijke middelen, als
yivenyn of anderzins, ende dan wordt het d\sdoodt-
ïgt;slag of andere misdaedt gestraft.quot; En uit de
Angel-Saksische regtsbronnen heeft de geleerde phil-
Lips in onzen leeftijd het bewijs van het bestaan van
dezelfde meening bijgebragt, volgens welke de tooverij
en de gifmenging, onder de benaming van duivelskun-
stenarijen, gelijkelijk door de Kerk werden ver-
vloekt 2). Wat wij hiervoren van den bij uitstek
1)nbsp;p. 546.
2)nbsp;Engl. Eeiclis- und Recliisgeach,, 2««rBand, Berlin 1828-
304—306. — Zio voortä wilda , das Strafrecht der Germanen, Halle
1842, blz. 961-973. (Zauberei und Vergiftung).
verraderlijken aard der vergiftiging zeiden, uil dien
hoofde steeds als meer verzwarende moord in de
strafwetten beschreven, en met afschrikwekkende
straffen bedreigd, werd nog in het begin van deze
eeuw bevestigd in het Ontwerp van Lijfslraffelijk
welhoek i), ten jare 1804 aan het Staatsbewind der
Bataafsche Republiek ingediend, en door de Leden
der commissie van wetgeving eloüt en donker cür-
Tiüs in het licht gegeven.
Daarentegen heeft in de beschouwing der zamen-
stellers van den Franschen Code Pénal bovenal ge-
golden de noodzakelijkheid, om de onberekenbare
gevolgen van dien laaghartigen en geheimzinnigen, niet
het koudste overleg beraamden, en zoo moeijelijk te
ontdekken sluipmoord te keeren blijkens de volgende
zinsneden uit de redevoering van den Staatsraad faure,
die de afzigtelijkheid der misdaad met levendige kleu-
ren schildert. »Le crime d'empoisonnement est un
»véritable assassinat: car il suppose nécessairement
1) 3'!® Boek, Hoofdst, P'® Afd., a. !5 en a. 16: »Moord,
eene hoogst geweldige, wreedäartige of verraderlijJce wijze ge-
»pleegd, of met andere bezwaarende omstandigheden gepaard, moot
»gestraft worden met het kruis.
»In het bijzonder moet met het kruis gestraft worden de rnis-
quot;diiad van vergiftiging, welke gepleegd wordt door het ingeven,
»of dadelijk toedienen van vergif.quot;
» un dessein antérieur. Il est d'ailleurs de tous les
»crimes le. plus lâche parmi les plus atroces.quot; Uit-
voeriger en niet minder treffend zeide monseignat :
»Le projet de loi assimile justement à l'assassinat
»le crime d'empoisonnement. Ce dernier est même
»plus redoutable dans ses effets, puisqu'il enveloppe
»souvent une famille dans les apprêts de mort di-
»rigés contre un seul de ses membres; il est plus
»dangereux dans ses moyens, par la multiplicité
»des combinaisons meurtrières que l'homme a in-
» ventées ou qu'il a dérobées à la nature, par la
»facilité de préparer, de consommer l'attentat et
»de cacher la trace de son auteur Op grond
dier overwegingen heeft de Fransche wetgever niet
slechts de vergiftiging zelve met moord, altijd met
den dood strafbaar, gelijkgesteld en de qualificatie
van doodslag uitgesloten, maar ook tegen de be-
dreiging met vergiftiging even als tegen de bedrei-
ging van een anderen moord, bij uitzondering na-
drukkelijke straffen vastgesteld
1)nbsp;Théorie dn C. p. par chadvhau et hélie, Edit, de j. s- ti.
nyfels, Brüx. 1849, Tom. III, p. 326, 327.
2)nbsp;Code Pénal, art. 305.
-ocr page 21-§ 1. WETENSCHAPPELIJK EN WETTELIJK BEGRIP
VAN VERGIFTIGING.
Vergiftiging of Gifmenging heeft men weleer
hier te lande die misdaad genoemd, welke gepleegd
werd, wanneer, gelijk johan moorman zich uitdrukt,
»iemant een ander met een boos opset vergift
»ingeeft om hem daerdoor aen syn leven, ge-
»sontheit, of lichaam merkelijke schade toe te
»brengen i).quot; Eene al te ruime bepaling, ze-^r
verschillende van die, welke thans als wettelijk
voorschrift van den bij ons nog steeds geldigen Code
Pénal toepasselijk is, volgens welke alleen de voor-
bedachtelijke aanslag op iemands leven met dien
naam en als moord bestempeld wordt. Art. 301
luidt: »Est qualifié empoisonnement tout attentat
1) Verhandelinge over de Misdaden en derselver Straffen, uitge-
geven door Mr. j. j. van hasselt, Hoofdd. X, bl. 233 (Arnhem
1764).
»a la vie d'une personne par reffet de substances,
»qui peuvent donner la mort plus ou moins promp-
»tementquot; etc.
In gelijken zin als de Nederlandsche Jurist, stelde
de Duitsche Hoogleeraar püttmann in de Elementa
juris criminaUs, § 357: »Qui malo veneno aut al-
»terum necat, aut ejus valetudini damnum infert,
»is criminis veneficii reus est,quot; en ook feüerbach,
die echter Vergiftung en Giftmord onderscheidt, nam
het bestaan van eene dolose Vergiftung aan, »so-
»wohl, wenn die Absicht auf Tödtung, als auch,
»wenn sie blos auf Verletzung gerichtet war i).quot;
Giftmord integendeel heet bij hem »Tödtung eines
»Menschen durch Mittheilung eines Stoffs, welcher
•».heimlich und verborgen den Körper verletzt;quot; en die
ijisdaad is alleen denkbaar met een zeer fijn en
doortrapt overleg (JJeberlegung), volgens hem nood-
wendig gepaard met heimelijkheid, hetzij dan dit
geheimzinnige in de door het slagtoffer niet vermoede
werking van de ingegeven of ingenomen bestand-
deelen ligge, hetzij in de arglistige voorbereiding of
wijze van toediening van het vergif. Wij roeenen
1) Lehrbuch, § 249.
-ocr page 23-van dit laatste melding te moeten maken, vermits
het ons niet onbekend is, dat sommige Criminalis-
ten in de vergiftiging het karakter van een sluip-
moord niet altijd willen erkennen, en dat de geweld-
dadige vergiftiging, op dennbsp;November 1850
door den graaf de bocaamé aan zijn ongelukkigen
schoonbroeder door ingieting gepleegd, het bewijs
heeft geleverd van de waarheid der stelling van
EDUARD HENKE, te wctcn, dat de toediening yan hel
vergif niet immer ter sluip plaats heeft i). Maar
de langdurige wetenschappelijke voorbereiding van
BOCARMÉ, door herbaalde mislukte proeven in de
verkrijging van de nicotine niet afgeschrikt, en tot
welke een in het uiterst geheim aangelegd en zorg-
vuldig , ook na de misdaad voor elk verborgen ge-
houden 2) Chemisch laboratorium werd gevorderd,
eerst na verloop van zes weken ten gevolge van
1)nbsp;»Die Beibringung des Giftes kann nieht blosz versteckt, son-
i'dern auch offen und gewaltthätig geschehen,quot; waarom hij beweert,
»dasz es. unstatthaft sei, den Giftmord als eine Art des Meuchel-
»mordes zu betrachten.quot; Handb. des Criminalrechts etc., Theil
(1826 , Berlin), p. 53.
2)nbsp;Onder den valschen naam van behant had booaemé zich met
den Hoogleeraar te Gend loi^'ens en met andere personen in be-
trekking gesteld, en onder het oog van genoemden Geleerde sehei-
^^nn dige proeven genomen.
■
eene geregtelijke nasporing door den regier Ier in-
structie ontdekt i), vulde voorzeker ruimschoots het
vereischte van heimelijkheid aan, om, voorzooverre
die bij de toediening zelve mogt hebben ontbroken,
deze vergiftiging, afgescheiden van de banden van
bloedverwantschap en aanhuwelijking, onder de ver-
foeijelijkste sluipmoorden met grond te rangschikken.
De jongste Commentator van feüerbach, Mörstadt,
die, over dit vereischte van heimelijkheid handelen-
de, tot het opschrift of de rubriek van Art. 130
der Carolina verwijst heeft onzes inziens te regt
de leer van grolman 3) omhelsd, volgens wien de
» Giftmord' zoo wel als de moord, aan slapenden of
onder schijn van vriendschap en vertrouwelijkheid
beraamd en gepleegd, zeer stellig tot het homicidium
proditorium (j) Meuchelmordquot;) gebragt moet worden.
J) »Qaant aux instruments de chimie qui avaient servi à cette
^préparation, le comte eut soin de les faire disparaître immédiate-
»ment. Il n'a pas fallu moins de six semaines pour les découvrir
»dans une cachette oîi le comte les avait mystérieusement déposés.
Zie de acte van beschuldiging van 3 Mei 1851 in het Procès du
Comte et de la Comtesse de bcTcabm^ devant la cour d'Assises du
Hainaut (Möns 1851), p, 5.
2)nbsp;»Von straff der, die mit Gift — heimlich vergeben.quot;
3)nbsp;Grundsätze der Crim. Wiss. uitgaaf, Glessen 1825, § 271-
Zie wijders Mörstadt (wijlen) Ausführlicher kritischer Commentar
zu PEÜEEBACU'S Lehrbuch (Schaffhausen 1852) P'quot; Abth., p. 359 v.
Ofschoon ook in het Romeinsche regt doorgaans
de heimelijke toediening van het vergif voorkomt,
ontbreekt daarin niet een en ander geval van ge-
welddadige vergiftiging. Men kende de violenta ve-
neni infusio 1), hoewel men in den regel het om-
brengen door vergif tegenover den gewelddadigen
moord plaatste t)veneno, non per vim;' »veneno, vel
etiam quo alio, quod dam necare soleatquot;, zoo als de
Romeinsche wetten en schrijvers gemeenlijk 2) den
doodslag [ygt; occiderequot;) van het voorbedachtelijk, of
gelijk DE GROOT het noemt, het m,oordelyk, dat
is, laipende en loerende doodslaan, [ygt;necarequot;) on-
derscheiden.
Niet alleen bij de nieuwere regtsgeleerden, maar
ook in sommige hedendaagsche strafwetgevingen
wordt uitdrukkelijk van de heimelijke toediening
van het vergif melding gemaakt. Zoo is volgens
1)nbsp;cicero, Philipp. xi, Cap. 6, § 13, Orell. »At hic nuper
«sororis filio infudit venenum, non dedit.quot; Hier is derhalve een
feit, aan dat van booarmb niet ongelijk.
2)nbsp;Want in de Eec. Sent. van paolds, L. III, Tit. 5, § 2,
komt deze plaats voor: )iOccisus videtur non tantum qui per vim
»^aut per caedem interfectus est, velut jugulatus aut praecipitatus,
»sed et is, qui veneno necatus dicitur.quot; genglee, P^'^Heft, p. 65
en p, 85.
3)nbsp;Inl. tot de Holl. Rechtsgel., Boek, 33»'« Deel, § 5.
-ocr page 26-het Badensche wetboek i) schuldig aan de misdaad
van vergiftiging » Wer einem Andern wissentlich Gift
»oder andere Stoffe, von denen ihm bekannt war,
»dasz sie wie Gift den Tod bewirken können, mit
»dem unbestimmten Vorsatz, ihn zu tödten oder
» an der Gesundheit zu beschädigen, heimlich beige-
»bracht hat, wirdquot; enz. en naar luid der officiele
Memorie van Toelichting, was dil heimliches Bei-
bringen von Giff een stell ig vereischte. Ware de
vergiftiging openlijk en met geweld gepleegd, zoo
zoude het geval niet naar de bepalingen van den
1Titel (» von Tödtung oder Beschädigung Ande-
rer durch Vergiftungquot;), maar naar den inhoud van
Tit. IX. (von dem Verbrechen der Tödtung.) te be-
regten zijn.
In het jongste strafwetboek van Pruissen (14 April
18Ö1) wordt van de heimelijke toediening der scha-
delijke bestanddeelen in § 197 niet gesproken, maar
alleen gezegd, »Wer vorsätzlich einem Anderen Gift
»oder andere Stoffe beibringt.quot; Ook in het laatst
ontwerp van een strafwetboek voor het Koningrijk
1) Strafgesetzbuch für das Groszlierzogthura Baden mit den Mo-
tiven der Regierung etc. von wjlhelm thilo. Karlsruhe 184.5,
Beijeren i) (Miinchen 1854) treft men het verelschte
der heimelijkheid even weinig aan, als in het ten
jare 1839 tot stand gekomen strafwetboek van
Wurtemberg (art. 2)40). Maar in het wetboek van
Brunswijk, den 10''®quot; Julij 1840 uitgevaardigd,
werd de vergiftiging gerangschikt onder zoodanige
gequalificeerde moorden, met bijzondere arglist of
geheimzinnigheid volbragt, dat den regter verboden
werd eenige verzachting in het opleggen der straf
te gebruiken
Aan het slot van deze beschouwing van het be-
grip van vergiftiging, zooals dat in ettelijke defi-
nitiën van buitenlandsche wetgevingen voorkomt,
welker getal het niet moeijelijk zoude vallen te
vermeerderen, is het niet onverschillig zich af te
vragen of eene bijzondere omschrijving van de mis-
daad van vergiftiging in een strafwetboek een vol-
strekt vereischte zij. Onze landgenoot de Heer Mr.
w. L. F. c. VAN RAPPARD heeft voor ongeveer dertig
1)nbsp;Entwurf des Gesetzbuches über Verbrechen und Vergehen
Hebst Motiven, door den Minister van Justitie von kleinscjirod
voorgedragen. Zie a. 237.
2)nbsp;Crim. Gesetzbuch für Eraunschweig. § 145. «Ist der Mord
'^'erübt um zu rauben, um Lohn, auf hemiüc/dsche Weise., durch
^ift oder Brandquot; enz.
jaren die vraag ontkennend beantwoord.
»gever,quot; zegt bij i), » behoeft niet uitdrukkelijk ^^^^
»vergiftiging te spreken, daar dit van zelve is ^^
» opzettelijke, voorbedacbtelijkeberoovingvanieffl®||^^
»leven.quot; Deze meening strookt met de zieD^^ ^^^
der zamenstellers van het Crimineel Wetboek
het Koningrijk Holland (31 Dec. 1808),
art 95 moord omschreven hebbende als gt;'
j bef®
» met geleider lage of verraderlijk gepleegde ^^^
»ving van iemands leven,quot; m het volgend
allerlei opzettelijke daden vermelden, door ^^^^^
welk®
-------- 1 „nbsp;^vcl
moord kon bedreven worden, en onder u ^ ^^
uitdrukkelijk gewag maken van het vergif
doen gebruiken , gelijk van het verworgen ,
ken, met vuisten slaan, enz. maar voor bet ^^^^^^^
geene eigene, afzonderlijke definitie vaoverg ^^^^^
of strafbedreiging daartegen noodig hebben g«^ ^^^^
Geheel en al in den geest van bet door e
VAN BAPPAun geopperd denkbeeld zwijgt ^^^ ^^
sche wetboek 2) ten eenemale van vergi v ^^^
bep^n^'
vergenoegt zich in a. 121 met eeno vnbsp;^
----'Je op
1)nbsp;Aanmerkingen op het ontwerp van een tvet oenbsp;^^^^
stukje, p. 79, Nijmegen 18-27.nbsp;Konigf®'®''
2)nbsp;30 Maart 1838. Criminalgesetzbuch für das^^^^^^
mit Annierkuiigen vom Dr. Giioss. Drcsden 1
-ocr page 29-^•^tgeen door Moord te verstaan zij, op welk arti-
in het werk van gross uit de Memorie van Toe-
^chting der Regering, en de Verhandelingen der
^«öers aangeteekend wordt: »lm übrigen sind die
gegebenen Vorschriften auch auf die Veriet-
^düngen durch beigebrachtes Gift zu beziehen, da
quot;'^'cht für nöthig erachtet worden ist, besondre
^'^trafbestimmungen über die Vergiftung in das Cri-
^■^'«algesetzbuch aufzunehmen, vielmehr die a!l-
' semeinen Grundsätze über die Verbrechen wider
Leben und die Gesundheit auch für diesen
ausreichen.quot;
toorts is er tusschen de Regtsgeleerden en Wet-
strijd over de plaats, wäär die misdaad in
® strafwet vermeld behoort te worden. Sommige
gevmgen, zooals wij reeds zagen, begrijpen haar
^'^^^ijgend onder de algemeene qualificatie van
andere plaatsen haar met eene uitdrukke-
® omschrijving van vergiftiging in het hoofdstuk
onjnbsp;'nbsp;rangschikken haar
de benaming van Dooding (Tödtung) 2) in te-
A.
s) jj^ ^^^ bet Hannoversch strafwetboek van 1840.
eart jg^^^^'^^afgesetzbuch für das Königreich Württemberg. Stutt-
235, verg. met 240,
-ocr page 30-genstelling van Ligchaamsheschadiging (Körperverle^'
zung). Zoo echter blijkt van het opzet om te
den, wordt, gelijk in het Pruissische strafwetboek
alsdan toepasselijk de straf, op Moord gesteld, ^^
in den voorafgaanden Titel bedreigd. Eindelijk ko^^-^
in de voor het onmetelijk Russische rijk in
bekrachtigde zeer uitvoerige strafwetgeving de
giftiging onder de rubriek 3Ioord voor in §
naar de Duitsche vertaling aldus luidende:
»mit Vorbedacht verübte Mord wird auch in
»genden Fällen mit der peinlichen Strafe zweiquot;^*quot;
»Klasse, zweiten Grades geahndet:____5) wenß*^'®
»Tödtung durch Gift bewirkt wurde.quot; En niet®'quot;
leen als moord, maar, in overeenstemming
hetgeen hiervoren is betoogd het karakter van ^^
voorbedachtelijke berooving van iemands leven
vergif te zijn, te weten als sluif moord, wordt
misdaad in het op den Mei 1852 ber«'®quot;^
Oostenrijksch strafwetboek van 3 Sept. 1803 ^^
stempeld
nieS®
1) Titel. Körperverletzung, a. 197 laatste alinea- quot;
»Bestimmungen berühren nicht den Fall, wo der Thäter lt;Jiß
»sieht zu tödten halle.quot;
Mo''quot;
2) Das Oesterreichische Strafgesetz § 135. »Arten des
-ocr page 31-§ 2. WAT VERSTAAT MEN DOOR VERGIF ?
In de omschrijving van art. 301 van den Code Pé-
^^^ Wordt de vergiftiging voorgesteld als bewerkstel-
te worden »par l'effet de suhstances, qui peuvent
'^^nner la mort plus ou moins promptementmaar
^^''se die bestanddeelen zijn, laat de Fransche Wet-
in het midden. Buiten twijfel heeft hij zich
l^'öt durven wagen op een gebied, hetwelk tot den
HVi*
der in zijne dagen niet genoeg gewaardeerde
^ ^Og zeer verwaarloosde natuurwetenschappen i)
^Hoorde. En ofschoon
sints dien tijd aanmerkelijke
^^''deringen op dit veld zijn gemaakt, is het onder
® beoefenaren der geregtelijke geneeskunde op verre
^ niet beslist, wat al dan niet tot de soort van
'^^'^elijke vergiften gerekend moet worden.
^aarom ook heeft noch de Fransche wetgever,
^och
eenig ander, voorzooverre bekend, eene be-
Pali
van die hetzij doodelijke, hetzij alleen scha-
»iopnbsp;-^^e^'c/ieWc/, welcher durch Gift oder sonst tückischer Weise
rfenbsp;prijsverhandeling van de Heeren van den broeckb:
I845nbsp;Geregtelijke Geneeskunde in Nederland. Utrecht
'nbsp;41-50.
-ocr page 32-delijke zelfstandigheden gegeven. Door stellig enkel'^
op te noemen, andere voorbij te zien, of uit te slu'quot;
ten, kon maar al te zeer de straffeloosheid begunstig'^
worden. De langverholen werking van de nicotio®'
van welk vergif de boca»mé zich bediende, de strijd'
onlangs te Maastricht, te 's Hage en te Arnhetn ^^
de zaak van de weduwe hüyds i) gevoerd, lö^g®''
met latere en nog versche voorbeelden tot
strekken van het gevaar, dat de regter in dit op^'^'
te zeer aan banden gelegd worde. Teregt
GENGLER dienaangaande aan: »Keine Geset^ê
»bung hat es räthlich gefunden, eine Definition
»Giftes aufzunehmen, was bei der hohen Stufe?®quot;
»welcher sich jetzt die Criminal-Legislation beß»^®''
»genug des Beweises ist, dasz vom politischen Sta'^
»punkte aus eine solche Beception nicht nur
»nothwendig, sondern sogar unzweckmäszig?
»leicht gefährlich erscheine.quot; Daarenboven wer'^®'^
1)nbsp;Verg. het Arrest van het Hof van Limburg van 13nbsp;j^jj
vernietigd bij Arr. v. d. H. Eaad, 3 Jan. 1854, op grond ^ ^^^^
het beklaagde Arrest had moeten zijn onderzocht 1°
»gezegde koffij, nadat zij met die hoeveelheid water zoude ^^^
»verdund geweest, al dan niet een middel zoude geweest «yquot;'
»den dood zonde hebben kunnen verwekken.quot; Kegtsgel- l'J
de Heeren r. hall en dfc gebe 1854, blz. 26.nbsp;j3
2)nbsp;Die strafredul. Lehre vont Verbr. von Vergiß. Erstes Heft' P'
-ocr page 33-^'■^eger stoffen als vergiftig beschouwd, die daartoe
^or de wetenschap thans niet meer gerekend
^nbsp;J^- -------- „.vyu gticivcuu wor-
Verder kunnen dezelfde bestanddeelen nu eens
^'■derfelijk^ dan weder heilzaam zijn,
nu eens
quot;et
^ ^ zwaarste en tevens doodend vergif, dan weder
J krachtigst geneesmiddel bevatten naar de om-
quot;^digheden en naar de wijze, hoe zij worden aan-
S^Wend. Hier is geene regtsvraag te beantwoorden,
^ een feit te onderzoeken, door deskundigen en
name door scheikundigen tot klaarheid te bren-
^ • De bloote optelling der vergiften in eene wet
^ e derhalve niet baten, maar zoude slechts
na-
opleveren i).
wat dan ook van de duisterheid zij, welke
'Ük*^^nbsp;doodelijke en niet doode-
^^ ® of alleen schadelijke zelfstandigheden tot dus-
heeft voortgeduurd, zoowel de Regtsgeleerden
^®%evers hebben op voorlichting der schei-
'êen en in overeenstemming met de taalkundi-
^^^ het vergif steeds zoodanige stoffen gezien,
'^'^api're de l'Empoisomemeni: »La ques-
substance e'tait de nature à donner la mort
lesnbsp;jamais être resolue, sans
spe'ciaux, voués à l'étude de cette partie de la
' l'aient éclairée par leur examen.quot;
die óf het leven óf alleen de gezondheid hedreigo'^'
Wat de beteekenis van het woord betreft in de
Nederduitsche taal, in welke door elkander fen^^ ]
en venijn voor vergif werden gebruikt, lezen wij
KiLUEN in zijn Etymologicum Teutonicae lingud''^
(Utrecht 1777, uitgaaf van geraed van hasselt)
ver~ghift: »venenum, toxicum, virus: deleteri^'^\,
venenura perniciosum, medicamentum mortifß^^^^
Uit de bepalingen der vroegere Criminalisten,
welke wij het niet ondienstig achten althans ^ ^^
enkele mede te deelen, blijkt, dat hunne
Coquot;
ving beter dan de al te enge definitie van den
Pénal, die bij uitsluiting van doodelijke zelfst^quot; ^^
heden gewaagt, met de Leer der vergiften
Immers renazzi noemt vergif »omne id, ^
»nostrum corpus impingens, potest modo rep
»modo breviori interjecto vel longiori tempor' ^^^
»tio, sed semper dam et vehementer aut ^^^
»inferre, sanitatem laedere, gravissimosque ^^^^
»bos adducere;quot; en püttmann na t®
1)nbsp;Fenijn komt voor in den ouderen Teuthonista oi j
van GHERARD VAN DER scHUEREN, (Leiden 1804) jnnbsp;{ßquot;
2)nbsp;Elera. Juris Grim. L. IV. p. IV. Cap. 4 de ven
mae 1321).
3)nbsp;Elem. Juris Grim. § 357 (Lipsiae 1779).
-ocr page 35-»Qui veneno aut alterum necat, aut
valetudim damnum infert, is criminis venefi-
reus est,quot; maakt de leer van den geregtelijk-
^®'^eeskundige hebenstreit tot de zijne, volgens wien
^''S'f »orane id significat, quod ad hominem de-
ejusque partibus solidis applicatum, illas
ac solvit, humoribus autem immixtum il-
'^fUm niotus eousque sistit ut liquidi vitalis cir-
insuperabile objiciatur impedimentum.quot;
'Üko^^^nbsp;die schrijvers kan naauwe-
quot; 'n aanmerking komen bij het gewigt der woor-
^ ^an de hedendaagsche toongevers in eene we-
gel^^ welke eigenlijk vreemd is aan de Regts-
j^J^'^^^eid en Wetgeving. Of wie zal juister en
^^keuriger den aard en de eigenschappen der
^ ö ten aanwijzen, dan deze of gene onder de
j^^^'^eoidste toxicologen dit heeft gedaan? Wij wil-
tenbsp;op ouderen beroepen, maar meenen
^aavolstaan met de drie volgende definitiën,
eerste ontleend is aan fodéré. »Les
ftpj^®^^®®quot; zegt hij »désignent sous Ie nom de
Hu ^^ substance, qui prise intérieurement,
^^Unnbsp;quelque manière que ce soit sur
vivant, est capable d'éteindre les fonc-
-ocr page 36-»tions vitales, ou de mettre les parties solides ou
»fluides hors d'état de continuer la vie/' oefila.
drukt zich aldus uit: »On doit considérer comme
»poison tout corps, qui détruit la santé, ou ané-
»antit entièrement la vie, lorsqu'il est pris intérieu-
» rement, ou appliqué de quelque manière que ce
»soit sur un corps et à petite dose.quot; De bepaling
van DEVERGiE is deze: »On désigne sous le nom de
»poison toute substance, qui prise à l'intérieur,
»ou appliquée à l'extérieur du corps de l'homme,
»mais à petite dose, est capable d'altérer la santé ou
»de détruire la vie, sans agir mécaniquement.quot; Dit
laatste strekt om de meening uit te sluiten alsof eene
vergiftiging konde te weeg gebragt worden door fijn
gestampt glas; eigenlijke vergiften werken niet werk-
tuigelijk. De deeltjes glas konden alleen kervingen
en insnijdingen veroorzaken: verwonding door de
scherpe en puntige hoekjes derhalve, maar geene
vergiftiging. Op dit punt zijn de reeds genoemde
Toxicologen het eens en met hen de Engelsehe
geleerde john beck in zijne Elements of Medical
Jurisprudence i). Eindelijk meenen wij niet met
1) There is bo doubt, that it may produce injury by its
-ocr page 37-stilzwijgen te mogen voorbijgaan de definitie van
vergif, door een Nederlander nog onlangs gegeven,
te weten die, welke wij in de Handleiding der Ver-
giftleer {Uirechi 1850. § 1.) van Doctor van hasselt
aantreffen, aldusluidende:» Vergiften (venena, ro^ijcd)
»zijn die zelfstandigheden te noemen, welke, reeds
»in eene betrekkelijk geringe hoeveelheid, doodelijk
» op de bewerktuiging kunnen inwerken.quot;
Welke is dan de werking der ware vergiften?
Sommige veroorzaken bijna plotselijk den dood, of-
schoon slechts in geringe mate toegediend; andere
werken zeer langzaam, al is eene grootere hoeveel-
heid aangewend geworden. Men onderscheidt dier-
lijke, plantaardige en delfstoffelijke vergiften i). Uit
het plantenrijk is onlangs befaamd geworden het ge-
bruik van de tabak, door menigvuldige toeberei-
ȕubility and its mcchanical properties. If the fragments be coar.se
»or large, inflammation may arise from the irritation, that is ex-
»cited,quot; zie p. 975. — Verg. verder oefila. Leçons de Me'decine
Légale. N. h6. — devbrgie tom. i. p. 443. Méd. Lég. — an-
glada. Traité de Toxicologie Génér. p. 102. (Paris 1835). Deze
wijze om iemand van het leven te berooven, is meer dan eens aan-
gewend geworden.
1) Verg. Lehrb. der geriehtl. Medic, von adoi.ph henke § 663. —
Nicolai, Handbuch der ger. Medicin (Berlin 1841} p. 449 v. —
Beugmann, Lehrb. der Med. For. (Brunswijk 1846) § 659 v.
dingen in vergif verkeerd, dat naar het getuigenis
van deskundigen met eene schier ongeloofelijke en
verpletterende i) kracht werkte. Door dusdanige
soort van bijna onmiddelijk doodende vergiften heb-
ben oudtijds ïofania 2) en later margareta d'aubray,
markiezin de brinyilliers eene zoo treurige vermaard-
heid verkregen, dat hare namen steeds gepaard gaan
met de vergiften, door haar uitgevonden. Wat het
geheim vergif betreft, dat den titel Aqua Tofana
draagt, vier tot zes droppels van die zelfstandigheid
waren genoegzaam, om een mensch van het leven
te berooven. Dit vergif kon dermate verdund wor-
den, dat het op een bepaalden tijd zijne werking
openbaarde. Sommigen verhalen, dat dit het ver-
gif was, waardoor karel van augüstenburg, kroon-
prins van Zweden, in 1810 zou zijn omgebragt.
1)nbsp;Verklaring van prof. stas op 9 Junij 1851 (zaak bocahmÉ).
»Si le poison a été ingéré d'un seul eoup, Fougnies a dû. tomber
»foudroyé.quot; Procès, p, 180.
2)nbsp;Haar naam wordt verschillend geschreven, tophajsia, tophasa.
Wat het vergif aangaat, naar haar genoemd, zoo is het gezegde
van Dr. a. w. m. van hassei.t in zijne Handleiding (Utrecht 1851)
blz. 89 vermeldingwaard. »Het aqua tophana wordt gehouden voor
»eene waterheldere, zeer verdunde oplossing van arsenik in aqua
»destillata, of volgens anderen in aqua cymbalariae. Men beweert,
«dat eene Napelsche vrouw (tophana) meer dan 600 menschen daar-
»mede heeft omgebragt.quot;
De gruweldaden van de brinvillieus, nog onlangs
in den Duitschen Pitaval herdacht, behoeven geene
nadere vermelding. Zij bragt het poudre de suc-
cession in zwang. Het gebruik der allengs onder-
mijnende en vernietigende vergiften werd weleer,
zegt men, in ïtalie tot die hoogte gedreven, dat men
na een voorafberekend tijdverloop, korter of langer
soms een geheel jaar durende, het slagtolFer van
eene zoo afschuwelijke vergiftiging konde worden.
Er zijn er, die aan zulk een sluipmoord den dood
van Paus clemens xiv, ganganelli, toeschrijven
§ 3. EENIGE MEBKWAAEDIGE GEVALLEN VAN
VERGIFTIGING UIT DE VOORMALIGE NEDER-
LANDSCHE CRIMINELE BEGTSPLEGING.
Hebben wij uit andere landen en uit verschillende
1)nbsp;Der neue Pitaval, herausgegeben vom mrzio und näRiNG.
Leipzig 1842, Theil.
2)nbsp;Gazette de Leide, 25 Oct. !774. »Depuis la Semaine-Sainte
»dernière le Pape étoit devenu extrêmement maigre, et à sa mort
»il étoit comme un squelette. On dit à Eome hautement et publi-
'^quement qu'il a été empoisonné à cette époque par un poison
quot;lent et subtil.quot; Zie ook dc Gazette van 14 en 21 Oct. 1774.
Over de slepende vergiftiging (intoxicatio chronica) vergelijke men
5 32 van de Handleiding der Vergiflleer van Dr. a. w. m. van has-
selt, Utr. 1850.
tijden eenige misdaden, door vergif te weeg ge-
bragt, vermeld, de geschiedenis van ons Vaderland
leert zoowel als de ondervinding van onze dagen, dat
ook hier die afschuwelijke misdaad niet geheel vreemd
was. Vroeger maakten wij reeds gewag van Heer
JAN VAN VLIET, die een aanslag op het leven van
Hertog jan van beijeren door vergif zoude hebben
ondernomen i); meer zekerheid bestaat ten aanzien
van hetgeen een paar eeuwen later gebeurde, te we-
ten dat eene vrouw te Leiden haren man door mid-
del van vergif van het leven poogde te berooven,
en niettegenstaande die toeleg mislukte, onverbid-
1) Uit dezelfde vijftiende eenw (Sententie van 25 Sept, 1457)
maakt van de spiegel in zijne Historie van de Satisfactie van de stad
Goes (Goes 1777) bl. 324 gewag «van een te Goes gevangen vrouws-
»persoon, die haaren man met vergif had getracht omtebrengen;quot;
over welk geval een geschil van regtsgebied met Middelburg was
ontstaan, door het Hof van Holland en den Raad der Graven ge-
regeld. — In de ütrechtsche Jaarboeken van kaspae bukman vindt
men op bl. 429 van het 2'^® deel op het jaar 1462 nog een ander
geval aangeteekend. Zekere vrouw te Utrecht had getracht eenen
jacob elgke door vergif om te brengen, die schoon hij het leven
niet verloor, volgens de uitdrukking van den schrijver «dolen uit-
zinnig geworden was.quot; De beweegreden tot de misdaad is onbekend,
maar omtrent de poging zelve en hare uitvoering, wordt iu bet
vonnis getuigd, dat deze gepleegd werd vmet manieren dat niet zeg-
gen en isquot; waaruit bdrman besluit, dat men het middel als al te
verioeijelijk voorbedachtelijk verzwegen heeft. De misdadige werd
levend verbrand.
delijk werd gestraft, niettegenstaande de Utreeht-
sche Regtsgeleerden a. van wesel en cyprianüs reg-
neri ab oosTERGA, Utr. Jur. Doct. et Prof. den gSquot;'*quot;quot;
Sept. 1676 hadden geadviseerd, dat »die vrouw,
»meer uit commiseratie, meer uit vreze ende krank-
»heid der hersenen, als uit boosheid of voorbedagte
»moetwilligheid haar feit scheen begaan te hebben:quot;
waarom de Regter meer genegen moest zijn tot
zachtmoedigheid, »als tot rigeur of hardigheid i).quot;
De zaak droeg zich aldus toe: anna gerrits had ha-
ren echtgenoot, jan de mijter, die wegens schulden
in hechtenis zat, en Indien hij niet betaalde, »gescha-
votteert ende geschandaliseertquot; zoude worden, zoo-
als de beroemde simon van leeuwen het uitdrukt, een
boekweiten-koek gezonden, waarin zich rattenkruid
bevond, als reden van hare handeling opgevende, dat
zij die schande èn voor zich zelve, èn voor hare kin-
deren wilde ontgaan, de mijter gebruikte hiervan een
gedeelte, waarop hij, onpasselijk geworden zijnde, het
overige aan een hond gaf, die mede ongesteld werd.
Dit feit gaf aan haren verdediger van leeuwen aan-
leiding om een werkje uit te geven, waarin hij de
1) Verg. barels, Crim. Advysen bl. 38. — De Advysen XIII ca
XIV handelen over deze zaak.
vraag opperde »of ende hoeverre in Lijvstraffelijke^
»Saken de wil voor de daad mag opgenomen, ende
■»gestraft werden i).quot; Hoe wij over dit punt den-
ken, zal hierna ontvouwd worden bij de behandehng
der vraag, wanneer er poging tot vergiftiging be-
staat , en welk het onderscheid is tusschen poging
tot vergiftiging en de volvoerde misdaad. In dien
tijd werd dit verschil niet zoo stipt afgemeten, want
bij vonnis van Schepenen der stad Leiden werd anna.
GERRITS ter dood veroordeeld, welke straf op den
October 1676 aan haar voltrokken werd.
Naar tijdorde willen wij thans een geval vermel-
den , dat zich in 172l1 in Friesland voordeed, doch
zeer twijfelachtig was. Een boer, heine tieskes
genaamd, uit de omstreken van Dokkum, legde
eene bekentenis 2) af, dat hij zijne vrouw sioükjen
mames door vergif had doen omkomen. Het Hof
1)nbsp;Proces Crimineel ende Regtelijke Bewering over het voorval oj
mde hoeverre enz. (Leyden 1677). Dit geschrift had gewis eene
plaats verdiend in de rijlie literatuur van monographiën, door den
Hoogleeraar te Göttingen zaohakiab bij de leer van de poging
opgenoemd. (Die Lehre vom Versuche der Verbrechen. Göitingen
1836 en 1839 in twee deelen).
2)nbsp;Deze bekentenis maakt de bijlage D uit in het Verhaal van
den giflmoord door pietee sakbs wbtnma. (Leeuw. 1837). heinE
tieskes zeide onder anderen, dat hij »met deselve (huijsvrouwe^
»niet wel heeft conen accorderen, hercomende haer quaestie ter
beval daarop, dat in tegenwoordigheid van den Pro-
cureur-generaal door geneesheeren en heelmeesters
eene lijkopening en schouwing zoude gehouden wor-
den. De deskundigen verklaarden i), dat zij noch in-
noch uitwendig eenige sporen hoegenaamd van vergif
konden vinden, —dat er wel eene ontstekingaanwezig
was, maar dat zij niet verzekeren konden of die te
weeg gebragt ware door eene van buiten aangebragte
oorzaak, dan of zij een gevolg ware van den slechten
gezondheidstoestand. Ook de vraag of de vrouw wel
ten gevolge van die ontsteking gestorven was, durf-
den zij niet met zekerheid beantwoorden. De boer
verhaalde allerlei omstandigheden, die bij het koopen
van het vergif te Dokkum zouden hebben plaats gehad,
welke bij nader onderzoek bleken onwaar te zijn ; zoo
ook bleek niets van hetgeen hij verder voorgaf, na-
melijk, dat hij het overige gedeelte van het vergif
op zekere plaats zoude begraven hebben, zacharias
»oorsaecke haere vyflf voorkinderen; verbeeldende de gevangen sich,
»dat hun goed door deselve voorkinderen, off om haereutwegen
»wierden te soeck gemaeckt.quot;
1) Aangaande deze verklaring lezen wij op pag. 46 van het Ver-
haal van den Giftmoord van weïnmA: »Het Visum Repertum, door
»vier Genees- en Heelmeesters opgemaakt, was allergebrekkigst,
»om welke reden dan ook de Doctoren nog nader zijn gehoord.quot;
3^
-ocr page 44-HÜBER 1) zegt aangaande deze omstandige, met re-
denen bekleede en echter onware bekentenis 2); »sic
»omnis historia facti videbatur quasi pergula Pic-
»toris, in qua veri nihil, omnia ticta ab homine
»parum integrae mentis, quem atra bilis, et me-
»lancbolia gravis agitabat, eo quod sibi res angusta
»domi esset ac nimia multitude liberorum suorum
»uxorisque suae ex priore matrimonio; quod pate-
»bat ex Aciis, nec minus e dictis ipsius.quot; Bij Sen-
tentie van het Hof (»op alles rijpelijk gelet en ge-
»considereert hebbende 't gene men in desen behoorde
»te considererenquot;) van Julij 1721, werd de ge-
vangene vrijgesproken.
Zeer belangrijk is het regtsgeding, dat in 1725
gevoerd werd èn ten opzigte van den jeugdigen leef-
tijd van de daderes, die zulk eene snoode misdaad
volbragt, èn uithoofde van de vermaardheid van de
Hoogleeraren, wier advys in die Regtspleging werd
gevraagd, èn eindelijk wegens de vreemdsoortige
straf, welke haar werd opgelegd. Zekere trijn jansz,
geboortig van Wijdenes, elf jaren en tien maanden
]) üLEici filius. Observât, rerum judicat. Observ. C. (Leovard.
1723).
2) Verg. a. 439 en a. 440. Wetb. vau Strafv.
-ocr page 45-oud, haalde geert jänsz door verschillende beloften
over om haren meester lüydje ijsbrands benevens
diens vrouw en kind door rattenkruid om te bren-
gen, met het doel om zich vervolgens eenige siera-
den toe te eigenen, die zij wist, dat zorgvuldig door
de vrouw van ijsbrands bewaard werden. De belde
meisjes mengden derhalve het rattenkruid in de spij-
zen, waarop ijsbrands, zijne vrouw en dochter, hier-
van genuttigd hebbende, zoozeer ongesteld werden,
dat de vrouw en haar zuigend kind jammerlijk om-
kwamen; alleen de man, na hevige smarten geleden
te hebben, herstelde. Welke straf moest nu aan de
hoofddaderes opgelegd worden? De Professoren i)
van de Juridische faculteit te Leiden waren van oor-
deel , dat, ofschoon gifmengers met den dood » en wel
»met een zwaarder zoortquot; moeten gestraft worden,
hiertegen echter »in consideratie komt, dat gemelde
»TRIJN JANSZ toen ter tijd nog niet ouder is geweest
»als elf jaaren en omtrent tien maanden,quot; waarom
zij »van Advis zijn zouden, dat voorgemelde tryn
»JANSZ eene mindere straffe als des doods behoord
I) JOH. ORTWrN WESTENBERG, GERARD NOODT, ANTON. SCHULTING.
Joir. JAC. viïRiARius. Deze bragten hun Advies uit op den
i'ebr, 1725.
»aangedaan te worden; maar terwyl met Rottekruid
»iemand te vergeeven een crimen atrocissimum is, en
»gemelde trtn jansz, met een boos overleg en in-
»sigt om te steelen, geert jansz daartoe aangezet,
»en het Rottekruid mede in de pot met koeken-
»beslag gemengd en gesmeeten heeft; en opdat 'er
»geene occasie zij dat gem. tryn jansz aan andere
»op die manier verder kwaad doen kan, dat zy
»opentlyk strengelyk gegeesseld, en voor veele jaa-
»ren, tot arbitrage van de Heeren van 't Geregte,
»in een verzekerde plaats geconfineerd werde.quot;
Dezelfde vraag werd aan eenige Haagsche Advo-
caten 1) voorgelegd, die geheel en al van de Leid-
sche Hoogleeraren verschilden. Hunne meening kwam
daarop neder, dat tryn jansz behoorde gebragt te
worden op een schavot, en aldaar door den scherp-
regter, na aan een paal gebonden te zijn, gewurgd
moest worden; vervolgens gebragt op het galgeveld
en geplaatst op een rad, met condemnatie in de kos-
ten en misen van justitie, mitsgaders confiscatie van
goederen. Als reden tot deze zoo strenge veroor-
1) jan van der bürg, roelof pittekius, simon schaap, s. van
schagen , r. van timdorch.
deeling gaven zij op, dat zij in andere gevallen we-
gens de jeugdige jaren van de beschuldigde zeer ge-
negen zouden geweest zijn »omme de ordinaire straffe
»te mitigeren, ende dezelve te veranderen in eene
»extraordinaire straffe,quot; maar dat »dezelve mitiga-
»tie in cas subject geen plaats kon vindenquot; daar uit
alles bleek, dat .»onaangezien de gevangene nog
»geen volle twaalf jaaren bereikt heeft, zy egter in
»het aanleggen en uitvoeren van haar boos en gru-
»welyk voornemen heeft getoond van zo veel be-
»grip, kennisse en beleid te zyn, als een meerder-
»jarige in diergelyken gevallen zoude kunnen we-
»zen, ende ook zoo wel te weeten, niet alleen de
»swarigheid van het delict, 't geene zy hadde aan-
»geraden en zelfs helpen uitvoeren, maar ook de
»gevolgen van dien.quot; De Leenmannen van de Hooge
Vierschaar van Kennemerland hielden zich echter
aan den raad, door de Leidsche Hoogleeraren ge-
geven, en het bewijs ontvangen hebbende, dat de
beschuldigde nog geen twaalf jaren oud was, ver-
wezen haar »om gebragt te worden op 't schavot,
»staande voor dezen raadhuyze, daar men gewoon
»is Grimineele justitie te doen, en aldaar door den
»scherpregter aan een paal gebonden, met den strop
»om den hals met roeden wel strengelyk gegeesseld
»te worden en geconßneerd in 't werhhuis deezer stad,
»naar verkregen consent van de Ed. Groot Achtb.
»Heeren Burgemeesteren deezer stad voor den
»tyd van zeventig jaaren, met confiscatie van hare
»goederen ten behoeven van de hooge Overig-
»heid,quot; welk vonnis »gedaan, geweezen, gepronun-
»tieerd en geëxecuteerdquot; werd op dennbsp;Febr.
1725.
Een vreeselijke vierdubbele gifmoord had kort
daarna plaats. Zekere maria Janssen bragt haren
man, schoonvader en schoonmoeder benevens een
voorkind van haren man, door middel van ratten-
kruid om. Bij Sententie van den Hove van Gelder-
land van IS Maart 1729 werd zij veroordeeld om
viermaal met eene gloeijende tang genepen en daarna
levendig geradbraakt te worden, welke straf zij den
1daaraanvolgende onderging. Men houde hier
in het oog, dat het niet alleen eene vergiftiging,
maar bovendien een oudermoord gold i).
Behalve het treffende geval van het elfjarige meisje
1) Verg. Codex Novus Batavus of alphabeth van Nederlandsche
Wetten en Rechten voce misdaaden. (Amst. 1803).
vinden wij nog een gifmoord, door eene vrouw ge-
pleegd , in de Crimineele Advysen van Mr. jquot;. m'.
barels 1) besproken. Wij lezen aldaar, dat hender-
sche te paske, dertig jaren oud, tweemalen ratten-
kruid gekocht, hetzelve met een moorddadig voor-
nemen door middel van thee met melk eerst op den
en andermaal op den Januarij 1774 2) aan
haren man henduik bemers, met wien zij eerst onlangs
in den echt was getreden, ingegeven en hem daar-
door jammerlijk van het leven beroofd had. Bij Sen-
tentie van 14 Junij van datzelfde jaar werd zij bij
vonnis van het Geregt der Heerlijkheid Bredevoort
veroordeeld » om op de gewoone Criminele executie-
»plaats gebragt, aldaar door den scherprigter aan
» een paal gebonden, en met een strop om den hals
»gewurgd te worden, dat 'er de dood na volge:
»voorts om daarna op een rad, staande op een paal,
» gelegt, en met keetenen daarop vastgeklonken te
Z) Advocaet praciizeerende voor de Ed. Ackth. Gerechte der stad
Amsterdam. (Amst. 1778) Advys LVI.
2) In de wijze van toediening van het vergif, en wel bij herha-
ling, had deze zaak eenige overeenkomst met die der beruchte
'adermoorderes, in Febr. 1752 te Oxford veroordeeld, miss elandt.
Zie Lord Campbell. The lives of the Lord Chancellors o/ England
■^ol. V. Lond. 1846, p. 439—442.
42
»worden, anderen tot een afschriklyk exempel.quot;
Den 1Junij werd dit vonnis op den Hollenberg
ten uitvoer gelegd. De drijfveer tot deze vergifti-
ging scheen daarin gelegen te zijn, dat de veroor-
deelde tot het huwelijk met haren man gedwongen
was geweest; — dat dit tot gedurige oneenigheden
aanleiding gegeven had, en, gevoegd bij de omstan-
digheid van eene zorgvuldig voor hem verborgen
zwangerschap, het gevolg van eene gemeenschap, door
haar met een ander persoon gehouden, en welke zwan-
gerschap zij vreesde niet langer te zullen kunnen ver-
helen, 1) haar ten laatste bewogen had de misdaad te
plegen. Na vele vruchtelooze pogingen om vergif
magtig.te worden, was haar dit eindelijk gelukt. In
den beginne zeide zij, dat haar man haar bevolen had
rattenkruid in de thee te doen; later bekende zij
echter, dat haar man tot het halen van rattenkruid
» geen ordre gegeevenquot; ja ook »in het geheel niet ge-
weetenquot; had, dat er rattenkruid in huis was; zoo ook
herriep zij door eene latere bekentenis haar voor-
1) De vrees »voor schande en onlusten, die de gevangene vaa
»haren man te wagten had, als het hem uit haar ontydig bevallen
»zou hebben komen te blyken, dat zy hare vrugt reeds had op-
»gedaan gehad, voor dat zy met hem was komen te trouwen.
geven, dat zij haren man »alleen had willen ziek
maken.quot;
Het is niet overtollig te herinneren, vermits in
vroegeren tijd hier te lande niet zelden over het
gezag der Mozaïsche wet in strafzaken getwist is i),
dat men zich in dit geding vooral beriep op den
Bijbel, wat de straf aangaat, die zij zoude verdiend
hebben. In het Oude Verbond wordt namelijk de
doodstraf voorgeschreven (Exod. XXI: 14 en Deut.
XIX: 11 , 12, 13), maar omtrent de wijze van vol-
trekking der straf, bewaart de Goddelijke Wet het
stilzwijgen. Had het beginsel der wedervergelding
(Levit. XXIV: 19 en 20) letterlijk moeten gelden
en_toegepast worden, zoo zoude het vergeven met
rattenkruid de regte straf hebben kunnen heeten,
maar de in dezen geraadpleegde regtsgeleerde Ad-
viseurs 2) meenden, dat die wet niet zoo zeer ge-
bood, »dat men in het opleggen der straffen stip-
»telyk zal volgen dezelve wyze waarop het misdryf
»is gepleegd; als wel: dat de misdaader door de
» straffe zal lyden hetzelve ejfect, 't welk hy door de
ITcalkoen, Verhandeling over het voorhomen en straffen der Mis-
daaden. 2ie Druk, Amst. 1796. bl. 88- 100.
2) gekrit jan witxen, j- c. conradi,
-ocr page 52-»misdaad zynen naasten heeft aangebragt; want an~
»ders zouden de straffen dikwils, ja in misdaaden
»als deeze altoos, moeten worden geinfligeerd op
»zulk eene wyze, die weinig of niet konde dienen
»tot afschrik van anderen; 'twelk egter een voor-
»naam bedoelde daarvan is.quot; En welke zoude dan
de wijze zijn, waarop de veroordeelde ter dood ge-
bragt behoorde te worden? Uit de onderscheidene
straffen, zooals radbraken, verworgen aan een paal,
onthoofden met een bijl of een zwaard, die destijds
in zwang waren , moest er eene gekozen worden,
die met den aard en de omstandigheden van het feit
het best scheen overeen te komen. Daar deze nu
zoo verzwarende waren, werd besloten tot het vel-
len der uitspraak, hiervoren medegedeeld.
De rij der merkwaardige voorbeelden van vergif-
tiging willen wij besluiten met het regtsgeding, te-
gen eene moeder van vijf kinderen, met name hes-
ter rebekka nepping, woduwe brümmelkamp, en hare
medepligtigen adriana van rijswuk en g. verkerk,
in de maand Februarij 1812 te Amsterdam voor het
Hof van Assises gevoerd. Het huwelijk dier vrouw,
onder gunstige voorteekenen voltrokken, was alras
door huiselijke twisten, door verachtering van za-
ken en eindelijk door overspel verstoord. Geldzucht
en verboden liefdehandel dreven haar om eerst ze-
kere dame, die bij de echtelieden brummelkamp te
Wijk bij Duurstede inwoonde, en op wier leven zij
reeds vroeger een aanslag beproefd had, met vergif
om te brengen, en om zich vervolgens met behulp
van haren minnaar en van eene dienstmaagd, op de-
zelfde wijze van haren echtgenoot te ontslaan. Op
het vermoeden van vergiftiging, door het kort op
elkander gevolgd overlijden der dame en van brum-
melkamp te weeg gebragt, als ook ten gevolge van
den verdachten dood van den vader nepping, die na-
genoeg gelijktijdig gestorven was, had eene opgra-
ving en schouwing der lijken plaats. Wat de ver-
denking wegens den moord van haren vader aangaat,
in wiens lijk mede rattenkruid gevonden was, geen
voldoende grond schijnt er geweest te zijn dien aan
de dochter te laste te leggen, daar in de acte van
beschuldiging niets dienaangaande voorkwam. Wat
hiervan zij, het Hof van Assises verwees de drie
beschuldigden na de uitspraak der gezworenen ter
dood, tegen welk gewijsde de veroordeelden zich
Vruchteloos te Parijs in cassatie voorzagen. De vol-
trekking van hetzelve had den 15quot;^™ Junij te Am-
sterdam ten aanschouwe van duizenden plaats. Het
gedrag en gemoedsgesteldheid der hoofddaderes in den
kerker zijn door den menschkundigenLeeraar der Her-
vormde Gemeente w. broes uitnemend beschreven i).
Omtrent het feitelijke is dit opmerkelijk, dat naar het
oordeel van dien scherpzinnigen schrijver, de vraag of
»de meesteres dan wel de dienstmeid in de kennelijk
» zaamgepleegde misdrijven de eerste geweest zijquot;, niet
geheel opgehelderd is ; en toch mogt men vragen
of het niet hoogst onwaarschijnlijk was, dat de dienst-
maagd, die in de feiten geen belang had of althans
een veel minder, de aanraadster en aanlegster, d. i.
naar de tegenwoordige wettelijke uitdrukking, de
mededaderes, zoude geweest zijn. Tot den moord
des mans had de minnaar hefc vergif verstrekt
Wij achten dit regtsgedlng te meer belangrijk, om-
dat de geheimzinnige vergiftiging in den regel mede-
pligtigen schuwt.
1)nbsp;Berigt omtrent hei leven, karakter enz. der beruchte Vergiftigster
h. b. nepping. 's Hage 1812.
2)nbsp;Blz. 52 van gen. werk.
3)nbsp;Blz. 18 tt » 1»
-ocr page 55-§ 4. OVER DE BEWIJSVOERING DER MISDAAD
VAN VERGIFTIGING.
Alvorens men met eenigen grond vermoedens van
schuld ten opzigte van een bepaalden persoon moge
opvatten, moet van het aanwezig zijn van eene ver-
giftiging, of om technisch te spreken, van het cor-
pus delicti blijken, en de regel -nprim de re, deinde
ygt;de reo inquirendumquot;, dien de oudere Criminalisten
plagten in te scherpen, is voornamelijk dan niette
verwaarloozen, wanneer het eene dikwerf zoo duis-
tere misdaad, als eene vergiftiging, geldt. Teregt zeide
de Amsterdamsche advocaat calkoen i), dat, indien
zelfs in geval van bekentenis blijken moest van de
daadzaak, nog veel meer in een geval, waarin de
beschuldigde »niets Crimineels erkend, maar alles
»ontkend had, vóór alles consteeren moet de Corpore
^Delicti.quot; Zonder een materieel feit toch is geene
toerekening van misdrijf denkbaar.
Op welke wijze nu het voorloopig onderzoek tot
quot;Verkrijging der overtuiging van het bestaan van zoo-
1) Twee gevangenen tegen de aanklagt enz. verdedigd door Mr.
H- calkoeh. Amst. 1801, p. 27.
danig feit bij eene vermoedelijke misdaad moet wor-
den ingesteld, geven de artikelen 41—53 van het
wetboek van Strafvordering aan de hand. In art.
50 vinden wij bepaaldelijk »van eenen geweldigen
»dood of van eenen dood, waarvan de oorzaak ver-
»dacht is, gelijk mede van zware verwondingen,
»poging tot vergiftiging, en andere aanslagen op
»iemands levenquot; gewag gemaakt. In zoodanige ge-
vallen, namelijk bij ontdekking of vervolging van
een misdrijf op heeterdaad, elscht de wet, dat de
olEcieren van Justitie, vergezeld »van één of twee
»artsen of heelmeesters, die verslag zullen geven
»wegens de oorzaken van den dood en den staat
»van het lijkquot; zich onverwijld naar de plaats begeve,
alwaar de daad gepleegd is i). De deskundigen moe-
ten in handen van den officier den eed afleggen,
»dat zij hem verslag naar hun geweten zullen ge-
»ven.quot; Zonder dien eed zoude het verslag de ver-
eischte kracht van bewijs missen, in de artikelen
437 en 438 van het wetb. van Strafv. voor de sclirif-
telijke bescheiden gevorderd. En wat behoort dit ver-
slag te behelzen? Art. 50 duidt dit gebrekkig met
1) Art. 41 Strafvord. verg. met art. 50.
-ocr page 57-slechts weinige woorden aan, en ook art, 438 zegt
vrij onbestemd, dat de zaakkundigen in hun rap-
port »over de bijzonderheden of gesteldheid der
»zaak hun oordeel en hunne bevindingquot; zullen ver-
klaren. Aangaande de wijze waarop, en den vorm
waarin het verslag gedaan moet worden, bewaart
de Wet geheel en al het stilzwijgen. Maar hierin
voorzag eenigermate het Koninklijk Besluit van 15
Julij 1818, Stbl. Nquot;. 44, verordeningen inhoudende
hetrekkelijk het doen van geregtelijke schouwingen. Naar
luid van art. 3 van evengenoemd Besluit zullen in-
geval van vermoedelijke vergiftiging de tot de ge-
regtelijke schouwing geroepen doctoren en heelmees-
ters »eenen apotheker, of in plaatsen, waar deze
»gevonden wordt, eenen openlijken leeraar in de
»scheikunde, kunnen adsumeren, die dan bij de
»schouwcedel een relaas zal moeten voegen, niet
»alleen het resultaat behelzende van de proeven,
»tot het ontdekken van het vergif door hem geno-
»fnen, maar de proefnemingen zelve beschrijvende,
»zooals die in tegenwoordigheid van de gerequi-
»reerden tot de schouwingen zullen zijn in het werk
»gesteld.quot;
Ofschoon ook deze voorschriften, gelijk wij nader
4
-ocr page 58-zullen zien, voor aanvulling vatbaar zijn, geschiedde
oudtijds dit onderzoek doorgaans met nog minder
waarborgen van naauwkeurigheid en volledigheid.
Hierboven hebben wij reeds een insum repertum bij-
gebragt, dat allergebrekkigst was, en over welks
inhoud de doctoren nog nader moesten gehoord
worden i). Intusschen ontbrak het niet aan juiste
wenken nopens de vereischten van het verslag van
deskundigen, calkoen leert, dat zonder dit rapport,
hetwelk de doodelijkheid rotundis verbis verklaart,
en nominatim bevestigt, dat de ongelukkige door
vergif omgebragt is, de opgevolgde dood of »eene
»wolke van getuigen en indiciënquot; niets afdoen. Lang
te voren hadden farinacius en kort vóór den Ne-
derlandschen Regtsgeleerde, jousse, met nadruk de
aandacht gevestigd op het gewigt van het rapport,
het visum repertum. Bepaaldelijk wanneer vergifti-
ging .vermoed werd te hebben plaats gehad, wilde
farinacius ^ dat de deskundigen zouden gehoord
worden. »Die, quod corpus delicti in crimine ve-
)5neni, et sic quem interemtum vel non interemtum,
1)nbsp;Zie de aanteekcning op blz. 35 aangaande de zaak van hiïine
ïieskes.
2)nbsp;CALKOEN, p. 27, cn p, 47.
-ocr page 59-»probalur judieio medicorura.quot; Voorts wanneer de
vermoedelijke gifmenger zelfs het feit beleden had,
eischte de Italiaansche Criminahst, dat niet alleen
de verdachte, maar ook de geneeskundigen over den
aard en de hoeveelheid van het ingegeven vergif
geraadpleegd zouden worden i).
ïn gelijken geest, maar uitvoeriger, en in over-
eenstemming met de vorderingen, welke de weten-
schap in een tijdverloop van meer dan eene eeuw
gemaakt had, toont jousse aan, welke middelen
tot ontdekking der waarheid moesten aangewend
Worden, Hij staat eerst stil bij de kenteekenen van
eene vergiftiging, op welke de dood niet is gevolgd,
Welk geval echter, als gemakkelijker bewijsbaar, wij
Hiet stilzwijgen vooi'bijgàan. »Mais si le malade est
»mort,quot; dus spreekt hij bij de behandeling van eene
misdaad met noodlottiger gevolgen, »il faudra exa-
» miner son corps ; et si par le rapport des Médecins
»et Chirurgiens, il est constaté que le corps étoit
î) »Dicas, quod debet per judicem interrogari de qualitate eî
quot;quantitate potioais datae, et desuper habita responsionc, recur-
quot;rendum est ad judicium medicorum,quot; p. 47, calkoen.
2J Traite' de la Justice Criminelle, Tom. IV, p. 49, Paris 1771»
la Procédure, en crime de poison.
»livide, couvert de taches, et exhalant une odeur
»très mauvaise, ayant les ongles noirs, ne tenant
»presque plus aux doigts, la bouche écumante, etc.;
» et sur tout si par l'examen des parties intérieures
»du corps, on trouve des marques de corrosion
»dans Tésophage, ou l'estomac, ou dans les intes-
» tins ; des taches noires dans les viscères ; du sang
»congelé autour du coeur, ou dans l'estomac, c'est
»un signe certain, que le malade a été empoisonné.quot;
Nog wil hij, dat, zoo er zelfstandigheden of stoffen
te dier plaatse gevonden worden, gelijk aan die
welke men het slagtoffer ingegeven had, eene proef
met het een of ander dier, een hond bijv., zal be-
werkstelligd worden.
Gelijktijdig met den Franschen Regtsgeleerde, gaf
de Duitscher böhmer i), bij de verklaring van art.
50 der Carolina, andere nuttige aanwijzingen van
hetgeen bij het voorloopig geregtelijk onderzoek
moest verrigt worden, en wel in het bijzonder op
voorlichting der deskundigen.
Over de onmisbaarheid der schouwcedels en der
1) Méditât, in Const. Crim. Carol., p. 206--Verg. ook a. 37
der Carolina {von heymlichen vergebm gmigsam anzeygung), p-
160 vv.
oordeelvellingen van deskundigen, waaruit allereerst
van een begaan misdrijf kan blijken, zijn, zooals
wij zagen, èn de oudere èn de latere Regtsplegingen
het eens. In de wijze waarop, en den vorm, waarin
die bescheiden opgemaakt werden, bestond in de
vroegere praktijk een niet gering verschil mét de heden-
daagsche. Wat deze laatste, en wel de Nederlandsche,
betreft, alsmede de gebreken, welke daarin zoo door
anderen als met name door de Heeren van dkn
broecke zijn opgemerkt, die ervaren schrijvers, wier
streven het was om de beide vakken van Regts-
Wetenschap en Geregtelijke Geneeskunde in weldadige
en niettemin zelfstandige zamenwerking bevorderlijk
te doen zijn aan de handhaving van het beginsel van
fegtvaardigheid i), hebben zich de moeite gegeven
Om in eene Conceptwet eenige voorschriften aan-
gaande het geregtelijk-geneeskundig onderzoek za-
nden te vatten. Bij de vergiftiging hebben zij ge-
Dieend de volgende drie artikelen als leiddraad te
ïïioeten aanbevelen, door welke de bepalingen van
het Wetboek van Strafvordering (art. 50 en volgg.)
1) Vergelijk blz. 34 van hun werk, getiteld: De uitoefening der
^'^re-gtelijke geneeskunde in Nederland, Utrecht 1845. De Conceptwet
•«aakt de Bijlage b van dat geschrift uit.
aangevuld en verbeterd konden worden. Wij ge-
looven , in afwachting van de met zooveel ongeduld
verbeide herziening zoowel dier Wetgeving als der
Geneeskundige Staatsregeling, wel te doen met dit
gedeelte van hun Ontwerp, reeds elf jaren geleden
in het licht gegeven, te dezer plaatse in te vlechten,
Art, 14. »Bij verwonding of vergifliging, vfaavop
» de dood niet dadelijk volgde, maar waar nog eene
»geneeskundige behandeling plaats greep, moet de
»regterlijke ambtenaar van den genees- of heelkun-
»dlge, die den gedoode behandelde, een volledig
»verslag van de ziekte en behandeling van den ge-
»doode zoo spoedig mogelijk inwinnen, en hetzelve
»aan den geregtelijk-geneeskundige mededeelen i).quot;
Art. 15. »Bij poging ioi vergiftiging, bij vrucht-
»afdrijving en poging tot dit misdrijf, alsmede bij
»verwonding of andere beleedigingen, zal de arron-
» dissements-geregtelijk-geneeskundige met de meeste
»naauwkeurigheid alle verschijnselen nagaan, welke
»zoowel uit- als inwendig met vergiftiging, vrucht-
«afdrijving, verwonding of mishandeling in betrek-
»king staan, dezelve volledig aangeven, en in het
1) Vorgelijk blz. 254—255 van genoemd werk.
-ocr page 63-»algemeen van hetgeen met het vermoedelijk mis-
»drijf middellijk of onmiddellijk in verband staat,
»niets veronachtzamen, wat in de gevolgen tot eene
» rigtige kennis der zaak strekken kan.quot;
»De arrondissements-geregtelijk-geneeskundige zal
»daarbij een kort voorloopig gevoelen geven over
»de wijze, waarop de beleediging schijnt ontstaan
»te zijn, en over hare waarschijnlijke gevolgen i).quot;
Art. »Wanneer bij vermoeden van vergifti-
»ging een scheikundig onderzoek wordt noodig ge-
wacht, zal de regterlijke ambtenaar den provinciaal-
»geregtelijk-geneeskundige tot dat onderzoek uit-
»noodigen, onder wiens toezigt de geregtelijk-schei-
»kundige, daartoe door hem verzocht, dat onderzoek
»zal bewerkstelligen, de bevinding daarvan opmaken
»en met den provinciaal-geregtelijk-geneeskundige
» onderteekenen.quot;
»In geval de beide deskundigen in gevoelen ver-
»schillen, zullen de punten van verschil in het
»verslag worden opgeteekend
Is alzoo het voorloopig geregtelijk onderzoek af-
ï) Blz. 235—257 van gen. werk.
2) Blz. 265 — 266 » » »
geloopen en geldt het de teregtstelling van den be-
schuldigde, waar wel het materieel feit schijnt
vast te staan, maar de bedoeling van den dader
twijfelachtig voorkomt, bij voorbeeld in het geval
dat iemand aan eene vrouw een gifdrank heeft in-
gegeven , zonder dat het bepaaldelijk blijke, of het
misdadig opzet vergiftiging dan wel afdrijving der
vrucht beoogde, zoo schijnt het raadzaam, dat aan het
slot der acte van beschuldiging meer dan ééne qualifi-
catie worde gebezigd i). Ook is dit aan te bevelen
ter handhaving van het beginsel, dat iemand, die vrijge-
sproken is, ter zake van hetzelfde feit niet weder in
regten mag betrokken worden (non bis in idem)
Uit een geneeskundig oogpunt is het niet zelden
hoogst moeijelijk om tot klaarheid le brengen, of
er werkelijk eene vergiftiging heeft plaats gehad,
daar er sommige ziekten zijn, die nagenoeg dezelfde
verschijnselen openbaren, zoodat men zich daarin
ligt zoude kunnen vergissen. In dit opzigt is merk-
waardig de zaak, die in 1803 in de aanzienlijkste
1)nbsp;de bosch kemper, Wetb. vati Strafv., art. 144, Deel,
p. 319. — bourguignon, Manuel d'Instruction Criminelle , art. 360,
(I, 334).
2)nbsp;Art. 218 van bet Wetb. van Strafv.
-ocr page 65-kringen van Berlijn eene geweldige opschudding
te weeg bragt; — wij bedoelen de vervolging van
sophie charlotte elisabeth, dochtcr van den Oosten,
njkschen Legatie-secretaris weingarten, later echt-
genoot van den Pruissischen Geheimraad ürsinüs.
Op negentienjarigen leeftijd gehuwd, en bij haren
reeds bedaagden, ernstigen en ziekelijken gemaal
hare hartstogten onbevredigd vindende, knoopte zij
een verboden omgang met een Hollandschen officier
aan. — In het voorbijgaan willen wij de opmerking,
die vroeger en later meermalen is gemaakt, hier
niet verzwijgen, te weten, dat overspel dikwerf de
eerste stap was tot vergiftiging. De vrouw, van
welke wij gewagen, werd achtereenvolgens verdacht
gehouden van eerst dezen geliefde, daarna haren
man, hierop hare tante, en eindelijk haren bediende
te hebben vergiftigd. Vooral wekte het plotselijk
overlijden van ürsinüs, die daags te voren nog wel-
varend zijn geboortefeest in een klein en uitgelezen
gezelschap gevierd had, ongunstige vermoedens.
Niettemin werd zij wegens gebrek aan bewijs van
het materiële feit i) van vergiftiging, zoowel in deze
1) Der neue Pitaval, Leipzig JS42, pag. 204, Het Elogium
-ocr page 66-zaak, als in die van den Hollandschen officier bij
vonnis van 121 September 1803 volkomen vrijge-
sproken, maar wegens vergiftiging van hare tante
en de herhaalde poging, om insgelijks haren bediende
benjamin klein met vcrgif om te brengen, tot le-
venslange vestingstraf veroordeeld. Dertig jaren over-
leefde zij deze uitspraak, steeds hare onschuld be-
tuigende. Na in den ouderdom van 70 jaren eenige
verzachting van straf verworven te hebben, stierf
zij den April 1836.
Kan het alzoo moeite baren eene ziekte van eene
vergiftiging te onderscheiden, — of de dood ten
gevolge van eene inwendige ligchaamsongesteldheid
dan wel door het toedienen van verderfelijke zelf-
standigheden ontstaan zij, — zoo zal het nu en dan
gebeuren, dat, al blijkt onmiskenbaar van het ma-
terieel aanzijn van vergiftiging, toch de dader niet
te vinden is, of altans niet van schuld overtuigd
kan worden. Men denke slechts aan de zaak van
Doctor t. f. schelts van kloosterhüis, die van eene
Medicum luidde in e'éne dier zaken: »dasz aus den vorgefundenen
»physischen Erscheinungen , beider gänzlichen ÄbwesmMt des Gifts,^
»und folglich hei dem absoluten Mangel eines corporis delicti
«ewe Vergiftung zwar möglich, aJcr nicht als ivahrseheinlich ange.nom-
Bmen iverden könne.quot;nbsp;'
dubbele misdaad verdacht, maar, ter zake van ééne
beschuldigd zijnde, na de openbare behandeling van
het regtsgeding i) vrijgesproken werd.
Aanleiding tot de beschuldiging gaf de daadzaak,
dat coRNELis DERKS pomp, Wagenmaker te Nieuwolda,
op den 5''™ September 1844 overleed, en eenige
weken later (dennbsp;October) geessien fokkens
boelens, echtgenoot van den beschuldigde. De om-
standigheden, die bij dit dubbele afsterven hadden
plaats gevonden, deden zware vermoedens tegen
KLOOSTERHÜIS oprijzen. Het bleek toch, dat beide
personen gedurende hunne ziekte onder geneeskun-
dige behandeling van kloosterhüis geweest waren;
dat er zich ziekteverschijnselen, en teekenen aan
1) Dit regtsgeding is uitgegeven door Mr. j. l. schaap. Adv.
bij het Prov. Geregtshof van Groningen {Gron. 1846). Op de
pleitrede van dezen Advocaat heeft t. d. vrijdag zijnen, Chemist
en Apothekar te 's Gravenhage, Bedenkingen van Geregtelijk-Schei-
kimdigen aard geopperd in het Weekblad van het Regt van 20 April
1846, Nquot;. 696. Hij zegt onder anderen: «Ik meen dus aange-
»toond te hebben, dat de hoeveelheid arsenicum, die er gebezigd is,
»niet bekend behoeft te zijn om de qualificatie van vergiftiging daar
i'te stellen, en dat er geene bepaalde /zoei-'eeKeïc? arsenicum in eenig
»lijk behoeft gevonden te worden, om tot vergiftiging te kunnen
»besluiten,quot; cn verder: »Spreekt alzoo de strafwet niet van eene
^'hoeveelheid, die er vereischt wordt, om de misdaad van vergifti-
»ging te qualificeren, evenmin bepaalt do wetenschappelijke wet*
«gever de hoeveelheid, die er verkregen moet vi'orden , als gevolg
quot;Van scheikundig onderzoek, om tot dit besluit te geraken.quot;
m
het lijk van vreenidsoortigen aard opgedaan hadden;
en dat hij, in eigen echt niet gelukkig, eenen zeer
gemeenzamen omgang met de vrouw van den
overleden pomp gehad had. Uit het Visum Reper-
tum 1) en de geregtelijk-geneeskundige verklaring
van drie Artis periti zag men, dat arsenicum aan-
gewend was geworden, en dat bij het onderzoek
of heide personen door vergif omgekomen waren
»bij de proefnemingen op het lijk van pomp positieve
»resultaten, bij die daarentegen op het lijk van
»g. f. boelens, hoc ook gewijzigd, steeds negatieve
»verkregen waren 3).quot;
De deskundigen hadden zich, om het arsenicum
op te sporen, van den, door het regtsgeding van
Mevr. LAFFAHGE Vermaard geworden, toestel van
MARSH bediend. In alle arseniek-vergiftigingen speelt
deze eene voorname rol
1)nbsp;Blz. 13 — 18, Yan het regtsgeding.
2)nbsp;Blz. 18—29.
3)nbsp;Blz. 27.
4)nbsp;Deze zaak viel voor in 1840. De Heer paillet was een
harer verdedigers. Onder de deskundigen, die geraadpleegd werden
bij het onderzoek der vergiftiging, op laffaege gepleegd , zijn onder
meerderen te noemen okfila, dbveegie, dubois, vader en zoon,
DUPÜYTREN.
5)nbsp;Vergel. p. 21 van het Regtsgeding van kloosteehuis. --
-ocr page 69-Ofschoon de vergiftiging, immers ten aanzien van
POMP, bewezen, en het bestaan van het vergif aange-
toond werd, vond de regter zich bezwaard den be-
schuldigde te veroordeelen. Met vertrouwen pleitte
de verdediger: »het vermoeden, dat pomp zichzelven
»fcan hebben vergiftigd, is geenszins weggenomen,
nhet hestaat i-)-, en zoolang het bestaat, heeft de
»beschuldigde het regt, zich daarop tot zijne verde-
»diging te beroepen.quot; Uit onderscheidene omstan-
digheden betoogde hij het vermoeden van zelfmoord,
en trok hij het besluit, dat pomp zich zei ven kon
hebben vergiftigd, hetzij door eene toereikende hoe-
veelheid arsenicum in eens, hetzij door dat vergif
bij kleine gedeelten na elkander ingenomen te heb-
ben. De twee overige punten, die de acte van be-
schuldiging denkbaar stelde, 1° dat eeii ander pomp
van het leven zoude hebben beroofd en dat de
van hasselt, Handleiding (Utrecht 1851), blz. 97. — gengler ,
die strafr. Lehre, 2tes Heft, p, 61.
1) Dat de zelfvergiftiging somtijds twijfel omtrent den waren
dader kan baren, blijkt uit de Handleiding van Dr. van hasselt,
waar men op blz. 29 leest: »het bestaan der zelfvergiftiging is in
quot;den regel veel gemakkelijker te herkennen dan de giftmoord;
»evenwel schijnt zij in enkele geregtelijk-geneeskundige onderzoe-
»kingen na den dood bezwaarlijk van dezen te onderscheiden zijn
quot;geweest.quot;
beschuldigde dit zoude hebben gedaan, bestreed de
Advocaat met aanvoering van redenen en feiten,
welke echter aan ons onderzoek vreemd zijn.
Genoeg, het Hof, »ofschoon door schriftelijke
»bescheiden en door ter openlijke teregtzitting on-
»der eede afgelegde verklaringen van deskundigen,
»van ambtswege benoemd, alsmede van bevoegde
»getuigen, mitsdien door wettige bewijsmiddelen,
» de overtuiging hebbende bekomen, dat voornoemde
» GORNELis DERKs POMP door middel van arsenicum of
» rattenkruid is vergiftigd, en ten gevolge van dat ver-
»gif op den Sept. 1844 is overleden i),quot; over-
woog, dat de schuld des beschuldigden aan gezegde
misdaad niet voldoende bewezen was, en verklaarde
hem daarom niet schuldig aan de hem, als voren,
te laste gelegde misdaad van vergiftiging, enz.
Inderdaad een treffend blijk van den strijd, waarin
de Nederlandsche strafregter zich geplaatst kan zien
in weerwil van het materieel corpus delicti en niet-
tegenstaande een zamenloop van verschillende aan-
wijzingen, welke den vermoedelijken dader met
zekerheid schenen aan te duiden. Maar juist in
1) Biz. 97 van het Regtsged,
-ocr page 71-de waardering van de kracht der aanwijzingen
wordt het geweten van den regter door de Wet
»op het ernstigste belast met de inachtneming van
»de alleruiterste zorgvuldigheid en naauwkeurig-
»heid 1),quot; en op bloote vermoedens of onvolko-
men bewijs mag niemand veroordeeld worden
hoe gruwelijk. de aangetijgde misdaad ook moge
zijn. Zoo lezen wij van dit laatste een allertreu-
rigst voorbeeld in het Verhaal van den Giftmoord
van weynma (blz. 40) van een zekeren Marquis de
LA DoüZE, die wegens vergiftiging veroordeeld en ge-
ëxecuteerd werd, om eenigen tijd na zijnen dood in zijne
nagedachtenis gerehabiliteerd te worden, als zijnde
gebleken, dat de Regter, meer op hooge waarschijn-
lijkheden hebbende veroordeeld, eenen onherstelbaren,
doch gelukkig hoogst zeldzamen misslag had begaan.
Wij willen deze afdeeling besluiten met de ver-
wijzing tot een geschrift, reeds ten jare 1783 te
Berlijn in het licht gegeven naar aanleiding van een
twijfelachtig geval, in hetwelk sommige deskundigen
eene vergiftiging hadden bespeurd, door andere
niannen der wetenschap geloochend. Dat vertoog
0 Art. 444 Strafv.
2) Verg. art. 427 Strafv., alin. 2.
-ocr page 72-is in de bekende Bibliothèque philosophique du Lé-
gislateur, du Politique, du Jurisconsulte l),doorBRissoT
DE WARYILLE geplaatst. Het opstel heeft bepaald
ten doel te verhoeden, dat de regter eene nood-
lottige dwaling bega (d'empêcher des juges, prêts à
prononcer sur le prétendu délit, de commettre une
injustice), en toont uit de ervaring aan, hoe ligt men
door den schijn bedrogen kan worden.
§ 5. OVER DB POGING TOT VERGIFTIGING.
Ons blijft overig, zoo beknopt doenlijk, te hande-
len over het begrip van poging tot vergiftiging.
Wat aangaat het begrip der bedoelde poging,
zijn wij gedrongen de algemeene beginselen van het
Strafregt te raadplegen, om daarna in het bijzonder
vast te stellen, van welke handelingen de poging tot
vergiftiging, als zoodanig strafbaar, afhangt. De Ne-
derlandsche Wetgever van 1847 geeft van de poging
in het algemeen deze omschrijving: » Door poging tot
»misdrijf wordt verstaan elke daad, welke met het te
1) Tom. X, p. 30.5—329. Recherches sur les signes de l'empoi-
sonnement.
»plegen misdrijf in zoodanig verband staat, dat zij
»worden als een begin van uitvoering van hetzelve
»moet beschouwd (art. 46).quot; Deze bepaling is ken-
nelijk aan de nog verbindende Wet van art. G. P.
ontleend, in zooverre uitdrukkelijk tot de strafbaar-
heid van het bedrijf een hegin van uitvoering (un com-
mencement d'exëcution) wordt gevorderd. Want de
theorie pleegt het begrip van misdadige poging rui-
mer op te vatten, en naar aanleiding van den meer of
minder duidelijk geopenbaarden wil des daders de
onvolkomen handeling te ontleden. Zoo deed nog
in 1804 het verdienstelijk Ontwerp van Lijfstraffe-
lijk Wetboek, aan het Staatsbewind aangeboden,
maar uithoofde van den al te leerstelligen inhoud
afgekeurd. Eerst werd in art. ö^ {van het onder-
scheid en de waardering der misdaden) de waarheid
herinnerd, dat enkele gedachten, hoe zedelijk slecht,
niet onder het bereik der Strafwet vallen; maar dat
tot het bestaan van misdaad uiterlijke bedrijven wor-
den vereischt. Poging zelve werd vrij onbestemd
genoemd »een uiterlijk bedrijf tot toebereiding van
»eene voorgenomene misdaadquot; (art. 54), maar art.
SS vervolgde: «naarmate dus zoodanige uiterlijke
»bedrijven in een meer of min onmiddellijk verband
»staan met, en meer deelen bevatten van de ge-
»heele misdaad, is ook de poging meer of min vol-
» komen.quot; Voorts werden de oude, in de regtspleging
en in de school gebruikelijke, onderscheidingen van
verwijderde, nadere, en naaste poging herhaald, en
elke van deze omschreven (art. 56—art. 59). ïn
denzelfden geest, en met bevestiging van de leer,
welke eeuwen had gegolden, werd, bij ontstentenis
van eene eigene bepaling van de poging lot vergif-
tiging, in de Afdeeling van Moord als regel gesteld,
dat om de »afschuwelijkheidquot; van het feit de wil
voor de daad zoude worden genomen, »en alzoo de
misdaad als volbragt gehouden, wanneer de dader
alles verrigt heeft, 't geen strekken konde, om een
ander van het leven te berooven, al ware ook door
eenig toeval, buiten zijnen wil, de dood niet ge-
volgd.quot; Art. 99 van het Crimineel Wetboek voor het
Koningrijk Holland nam die gelijkstelling van de
poging lot moord met de volbragte misdaad over,
zonder echter de oude leer le omhelzen, dat de
wil voor de daad gelden zoude.
Zooveel wal betreft de Nederlandsche, hetzij wet-
telijke, hetzij bespiegelende voorschriflen omtrent
ons onderwerp, uit welke onbetwistbaar volgt, dat
bloote voornemens, liet plan, het besluit tot eene
misdaad, niet strafbaar zijn, zoolang die niet uiterlijk
in werking gebragt worden. » Cogitationis poenam
s nemo patitur.quot; »De internis non judicat praetor.quot;
Fraai zegt iiossi: »la justice humaine n'a pas le droit
»de -punir le mal purement moral. Elle n'a pas de
»mission pour punir dans l'homme les infractions
»de ses devoirs envers Dieu et envers lui-même i),quot;
en verder »la pensée est libre, elle échappe à l'ac-
»tion matérielle de l'homme, elle peut être crimi-
»nelle, elle ne saurait être enchaînée 2).quot;
De misdadige toeleg moet derhalve door eene
handehng aanvankelijk zijn geopenbaard, maar zoo-
wel de Criminalisten als de Wetten verschillen in de
toerekening van deze of gene uiterlijke bedrijven,
als poging. De vraag is, waar vangt de misdadige
poging aan? Wanneer wordt het feit geacht niet
langer poging, maar voltooid te zijn?
AVij willen de definitiën niet opeenstapelen, maar
ons vergenoegen met de vermelding van die, welke
de Göttingsche Hoogleeraar zachariae in zijne voor-
0 Livre II, Chap. 3. Traité de Droit pénal.
2) Livre II, Chap. 25. Des Actes internes.
treffelijke monographie heeft gegeven: »Versuch
»eines Verbrechens ist eine absichtliche auf Bege-
»hung eines Verbrechens gerichtete äuszere Hand-
»lung oder Unterlassung mit welcher oder durch
»welche noch nicht Alles geschehen oder bewirkt
»worden ist, was zur Beendigung des Verbrechens
»vermöge seines gesetzlichen Begriffes gehört
Die omschrijving is de vrucht van het wetenschap-
pelijk onderzoek van dien Regtsgeleerde, bij het-
welk de Academische proef- en prijsschriften van
onze landgenooten wintgens, philipse, brouwer,
HiDDEMA joNGSMA, W1JBENGA, en vooral van den kwee-
keling der Leuvensche Hoogeschool x. c. e. lelièvre,
zijn gebruikt. De bepaling van zachariae vindt men
zakelijk terug in die, welke later door den Heer
evertsen de jonge in het Latijn is gegeven, aldus
luidende: »Conatus delicti definiri potest secundum
»jus constituendum factum vel id, quod noxius fa-
»cere omittit, quo noxius voluntate et facto, ad
»consummationem delicti, ut a lege consummatutn
»habetur, directe tendit; quo tamen non omnia
»facta aut effecta sunt, quae ad delicti notionem
1) Die Lehre vom Versuche der Verbrechen. 1 tb., § 19,
-ocr page 77-»ex lege pertinent i).quot; Bij tegenstelling alzoo van
hetgeen genoemd wordt de volbragte misdaad, te
weten » wanneer de daden, welke bij de Strafwet ver-
»boden zijn, in alle hare deelen zijn gepleegd ,quot;
kan men de poging aanwezig achten, als het mis-
drijf, door den dader bedoeld, wel niet geheel is
tot stand gekomen, maar door eene niet twijfel-
achtige handeling aan den dag is gelegd s). Niet
twijfelachtig; want groot is het onderscheid tus-
schen die uiterlijke bedrijven, welke als voorbe-
reidende maatregelen tot het misdrijf moeten aan-
gemerkt worden, en die, waarin onmiskenbaar een
begin van uitvoering der misdaad ligt, op welke
de wil van den dader gerigt was. De aard toch
dier maatregelen, met behulp van welke men als
het ware den weg tot de misdaad baant, maar
wier strekking niet zelden zeer onschuldig en al-
1)nbsp;Disputatio da Delictis contra rempublicam admissis. Pars post,,
P- 239. Utrecht IStó.
2)nbsp;Verg. art. 13 van het Grim. quot;Wetb. voor het Kon. Holland.
3)nbsp;De Heer Mr. a. j. van dbinse geeft in de Algemeene begin-
^^len van Strafregt (Middelburg 1852) § 285 deze omschrijving der
poging als'zijnde: «eene daad, die is ondernomen mot den wil om
quot;eenig bepaald misdrijf te volvoeren, door welke dat misdrijf wel
begonnen, doch nog niet in zijn geheel is daargesteld.quot;
-ocr page 78-lezins geoorloofd zijn kan, is in vele gevallen le
onbestemd, dan dat niet de Wetgever dikwerf gro-
velijk zoude mistasten, als hij het in het algemeen
waagde ook die handelingen onder de strafbare po-
ging te begrijpen. Uit die maatregelen kunnen wel
is waar, nu en dan nadeelige vermoedens, en min
of meer gegronde onderstellingen oprijzen, deze zul-
len echter soms zeer gemakkelijk met een enkel woord
of eene enkele daadzaak wederlegd en gelogenstraft
worden. Wat bepaaldelijk de vergiftiging betreft,
iemand koopt bijv. rattenkruid, voorzeker een doode-
lijk vergif, en eene handeling, die verdacht kan voor-
komen ; maar zoude het niet uiterst gewaagd en roe-
keloos zijn, wat vatbaar is voor eene natuurlijke
oplossing, met eenzijdige vooringenomenheid als mis-
dadig te beschouwen? Gesteld al, dat het boos
opzet bij het koopen of bij het bereiden van het ver-
gif aanwezig zij, hoe groot is niet de afstand tus-
schen deze handeling en de toediening of de poging
tot die daad? Tusschen de voorbereidende maatre-
gelen en de misdaad zelve, hetzij dan volbragt of
onvolkomen, is nog overvloedige gelegenheid tot na-
dere bepeinzing van den toeleg, tot terugtred en
mkeer, tot vrees, tot berouw en verfoeijing van de
slechte gedachte. Het ingeschapen gevoel van regt
en onregt kan ontwaken; de onzekerheid der uit-
komst en het ontzag voor de zware Strafwet kunnen
den voortgang op het pad des kwaads stuiten. Op
de regten der maatschappij, of der bijzondere per-
sonen, wier veiligheid tot hiertoe ongestoord bleef,
IS nog geene inbreuk gemaakt. Niemand heeft schade
geleden. Er kunnen derhalve soms meer of min
bedenkelijke uiterlijke bedrijven, welke het voorne-
men tot vergiftiging genoegzaam aanduiden, voor-
handen zijn; maar wie kan met zekerheid bepa-
len , of dit opzet niet vrijwillig zal opgegeven wor-
den; of de dader, uit welke beweegreden dan ook,
niet voor de volvoering zal terugdeinzen? Vandaar
dat in deze misdaad bij uistek het onderscheid tus-
schen zoodanige voorbereidende inaatregelen en het
tot de strafbare poging gevorderd begin van uitvoe-
ring, gewigtig is. Teregt zegt Rossi : »L'auteur des
^^préparatifs, s'il s'arrête, n'a rien fait encore de
»matériel et de direct contre le droit, qu'il voulait
»attaquer, l'auteur de la tentative a commencé son
» attaque,quot; Merkwaardig is het voorbeeld der toepas-
sing van art. % van den Code Pénal in de zaak van eene
jonge Parijsche vrouw levaillant, omstandig door
LEGRÂVEREND 1) vermcld. De beschuldigde werd over-
tuigd hare schoonmoeder te hebben willen ombren-
gen, tot welk einde zij vergif had gekocht, en dit
aan een bediende ter hand gesteld, die het vervol-
gens zoude toedienen ; maar de lasthebber bleef in
gebreke met den toegezegden bijstand, en deed
aangifte aan de overheid. Ook werd in dit geval
bevestigd, wat wij hiervoren aangaande de verande-
ring van wil aanmerkten, die zoo ligt vóór de uit-
voering of het begin daarvan kan opkomen. Immers
bleek uit het regtsgeding, dat de daderes de doos,
welke het vergif bevatte, eensklaps had teruggeeischt,
uitroepende »Rendez-moi la boîte, je renonce atout.quot;
De uitspraak der jury luidde: »Que la femme le-
» VAILLANT était coupable d'avoir commis volontai-
» rement une tentative d'homicide, par poison, sur
»la personne de la Dame chénié; que cette tentative
»avait été manifestée par des actes extérieurs, mais
»qu'elle n'avait pas été suivie d'un commencement
y)dexécution; qu'elle n'avait pas été suspendue par des
»circonstances fortuites, indépendantes de la volonté
» de la femme levaillant Dientengevolge werd de
1)nbsp;Traité de la Législation Criminelle, tom. I. Chap. 2.
2)nbsp;Verg. ohadveaü et héhe. Théorie du Code Pénal. Chap.
XLIÎI 5 5 c?e l'empoisonnement.
beschuldigde bij arrest van het Hof van de Seine van
den '11Mei 1811 vrijgesproken, en zegtLEGUAVEiiEND
»dût 1 etre, conformément à la loi.quot; Hij voegt er niet-
temin bij, dat die beslissing ben, die met de beginselen
van het Strafregt niet vertrouwd waren, zeer had be-
vreemd, en dat ook sommige Regtsgeleerden, de toe-
dragt der zaak te aanstootelij k vindende, de leemte der
Wet hadden gegispt i). — Ongetwijfeld kan men zich
de meerdere gevaren niet ontveinzen, welke in de
geheimzinnige voorbereiding der misdaad van ver-
giftiging liggen. Bij andere aanslagen tegen het
leven loopen doorgaans de voorbereidende maatre-
gelen meer in het oog; poogt de gifmenger veelal
zorgvuldig de wijze te bedekken, langs welke hij
zich het vergif verschafte, met nog meer list en
sluwheid gaat gemeenlijk de volvoering der mis-
daad gepaard. Niet vreemd derhalve is het, dat
oudere en nieuwere Wetgevingen, niet even mild
als de Code Pénal, het enkel bezit of den aankoop
van vergif, als verwijderde poging tot de bedoelde
misdaad, strafbaar verklaarden. Zoo las men in
1) Zij opperden de vraag: »Si des peines correetionnelles ne de-
»vraient pas an moins en pareil cas prévenir le scandale apparen
«ou réel d'un acquittement pur et simple?'' (Legraverend t. a pl.).
het 5''quot;- Hoofdstuk der Lex Cornelia de Sicariis:
»deque ejus capile quaerito, quicumque venenum
»malum hominis necandi causa fecit fecerit, vendi-
fidit vendiderit, emit emerit, hahuit hahuerit, dedit
•adederit i);quot; uit welke woorden kennelijk is af te
leiden, dat de bloote daad van koopen, verkoo-
pen, bereiden, houden en bewaren, mits van het
moorddadig opzet bleek, gelijk werd gesteld met
de toediening van het vergif. Zoo zeide eveneens
de L. 1 in fine Dig_., de lege Pompeja de par-
ricidiis: »et praeterea, qui emit venenum, ut patn
r! daret, quamvis non potuerit dare, lege Pompeja
»tenetur.quot; Omtrent deze bepaling van het Romein-
sche regt is het in het voorbijgaan niet onverschil-
lig, de beperkende verklaring bij te brengen van
den Nederlandschen Regtsgeleerde johan moorman
in zijne Verhandelinge over de Misdaden en der-
selver Straffen, alwaar hij zegt: »wanneer men
»hier let, dat in die plaets word gesproken, niet
»m het algemeen, dat iemand die fenyn koopt, en
1) zaciuriab, Die Lehre I, § 68. — Cf. 1. 1, § 1, 1- 3 eii 1- 3,
§ 1. Corn. de Sicariis. — Zie verder bij zaoiiaiuae (blz. 114, U5)
do plaatsen, uit do Oratio van ciceeo, pro Cluentio cap. 18 cn 23
uangeliaald, over bet venenum esse deprehensum, venenum habuisse,
venenum quaesitum.
»aen sijn mederaensch wil geven, met de slralFe
»van die wet selve, sal gestraft worden, maer
»W het bijzonder, namentlijk die sulx koopt om
»aen syn vader te geven, gelijk de woorden aldaer
»luiden, sal die swarigheid ligt verdwijnen, alsoo
»aldaer word gehandelt van een vader-moord; en
»dat het voornemen om syn ouders om te brengen
»al nog met de dood gestraft word, even als de
»volhragte daed, is bij verscheidene Regtsgeleerden
»te verneemen/' Ook nieuwere Wetgevmgen, hoe-
wel het beginsel huldigende, dat voorbereidende han-
delingen in het algemeen onstrafbaar zijn, hebben,
waar het eene zoo afschuwelijke en moeijelijk af
te wenden misdaad als sluipmoord en vergiftiging
betreft, in den geest van het Romeinsche regt eene
uitzondering op den regel toegelaten. Het Strafwet-
boek van Wurtemberg stelt in art. vast: »Wer
»in der Absicht, einen Andern zu tödten, oder an
»der Gesundheit zu beschädigen, Gift oder andere
»Substanzen, welche auf gleiche Art den Tod be-
»wirken können, sich anschafft oder zubereitet, soll
» mit xirbeitshaus, nicht unter Einem Jahre , bestraft
»werden;quot; zoo ook dat van Br uns wijk in § 151 :
»Wer in Mörderischer Absicht. . . , Gifte .... an-
ji schafft, oder zubereitet, ist mit Zwangsarbeit nicht
»unter ein Jahr zu belegen.quot;
En indien al in de meeste hedendaagsche Straf-
wetgevingen geene beteugeling voorkomt van de
eigenlijke voorbereidende handelingen, om iemand
door vergif om te brengen, behelzen zij nogtans
veelal eenige voorschriften van politie, ter voorko-
ming van het misbruik, dat zoo ligt van de vergiftige
zelfstandigheden te duchten is i). Zeer uitvoerig zijn
dienaangaande de verordeningen van de herziene
Oostenrijksche Strafwetgeving van 27 Mei 1852 2).
Hier te lande houdt de Instructie voor de apothekars
van 31 Mei 1818 (a. 6 en a. 7) behoedmiddelen
in, welke meermalen onvoldoende zijn bevonden
Genoeg van hetgeen men gemeenlijk onder het
begrip van die uiterlijke bedrijven rangschikt, welke
de Franschen als actes préparatoires van de straf-
bare poging uitsluiten. Kan men een vasten regel
voor elk geval a priori bepalen nopens het tijd-
]) Pruiss. Strafw,, § 345 (v. 14 April 1851). Zie verder voor
Frankrijk. Loi du 19 Juillet 1845, en Déiret du 8—18 Juillet 1850.
2)nbsp;§ 360—§ 370. Unbefugter Handel mit Giß, Unvorsichtigkeit be
dem Giftverkaufe, enz.
3)nbsp;Vergelijk het geschrift van de le bidart de thümaide (Lmk
1844), des améliorations, que réclame 1% législation pharmaceutique
Belge, p. 208 v. cn van uassElt, § 36. (1850).
stip, waarop het begin van uitvoering aanwezig zij'?
Wil men met zachariae i) stellen, dat het begin
van uitvoering bij vergiftiging te rekenen is van het
mengen van vergif onder de voor het slagtoffer be-
stemde spijzen, zoo blijft het niettemin waar, dat
het niet zelden van een zamenloop van omstandig-
heden zal afhangen, of niet na deze vermenging in
plaats van ééne, nog meerdere handelingen van ver-
schillende personen vereischt worden, vóór de mis-
daad werkelijk volbragt zy. Men denke aan het
geval van een toebereid vergif, dat, gelijk in de
beruchte zaak van van stenis ^ uit de eene plaats
naar de andere wordt afgezonden, en waar de vol-
brenging van de misdaad nog door zoovele tusschen-
komende gebeurtenissen had kunnen verhinderd
worden. Buiten kijf kan men het vermengen van
vergif zeer duidelijk van het aanbieden van de ver-
giftigde spijs of drank onderscheiden en toch
1)nbsp;Die Lehre enz., Deel, § 107: »der Giftmischer mischt
das Gift unter die Speisen,quot; enz.
2)nbsp;Deze vergiftiging viel voor op den 30®*quot;quot; Sept. 1842. Het
arrest, waarbij van stenis schuldig verklaard, en ter dood ver-
oordeeld werd, is dennbsp;Junij 1843 geveld. (Zie Verslag van
het Regtsgeding tegen j. c. van stenis, 'sHage 1843),
3)nbsp;»Le poison est versé, on va le présenter à k victime — il y a
»tentative, elle dure tant que le coupable est encore cn état d'em-
zal die aanbieding zelve niet meer dan eene poging
zijn, die liglelijk door eene of andere omstandigheid
gestuit zal kunnen worden; waaruit volgt, dat geen
onveranderlijke regel voor de bepaling van het straf-
baar begin van uitvoering in deze misdaad, gelijk in
zoovele andere, geldt. Veel zal van de gelegenheid van
tijd en plaats afhankelijk blijven. Maar geheel valsch
is de voorstelling, dat er nog foging aanwezig zoude
zijn, wanneer van de zijde des daders alles is verrigt,
om het feit te plegen, en de misdaad van vergif-
tiging door de toediening werkelijk is volbragt, maar
mislukt ten gevolge der spoedig bijgebragte hulp,
die de werking van het vergif heeft belet, of ver-
ijdeld. Zulk eene oneigenlijke poging, door som-
migen délit manqué genoemd, vindt men bij den
ouderen Criminalist püttmann beschreven, die in
zijne Elementa Juris CriminaUs i) zegt: ». . .. hodie
»tamen in conata venefcii vindicando plerique dis-
»tinguunt a) immedicabile damnum alicujus vale-
»tudini veneno illatum, an b) laesus pristinae sani-
»tati restitutus, an c)quot; enz. Maar juister leeren
»pêcher la consommation du crime, ou qu'un événement quelcon-
»que peut la suspendre.quot; kossi. Traité du droit pénal, Livre IL,
Ch. 28.
1) § 063. Lipsiae 1779.
-ocr page 87-CHAUvEAü en iiÉLiK, cn in overeenstemming met iien
onze landgenoot van deinse, dat de volbragte misdaad
door het gebruik van het vergif voorhanden is, afge-
scheiden van de al dan niet gelukte werking van het
aangewend vergif. »Dès que le poison est avalé, dès
»qu'il a été involontairement employé ou admini-
»stré, le crime est légalement consomme; il ne reste,
»en effet, plus rien à faire à l'agent, l'action cri-
» minelle est accomplie; elle ne changera point de
»nature, quelles que soient les suites de l'attentat;quot;
en verder: »le premier acte d'exécution est le mé-
» lange du poison aux aliments, et le crime est con-
sommé au moment où le poison passe dans les
»entrailles de la victime, quelles qu'en soient d'ail-
» leurs les suites i).quot; Te regt merkt eossi aan:
»On tombe souvent dans des erreurs de langage à
»ce sujet. On confond le crime avec le résultat du
»crime et on appelle par conséquent tentative, ce qui
»est en réalité un crime consommé.quot;
în verband met hetgeen tot hiertoe is gezegd,
meenen wij eenige oogenblikken te moeten verwijlen
1) CHAUViSAU Ct HÉLiE. Chap. xliii § 5 de l'Empoisonnement. —
I^ij die beschouwing der volvoering van de misdaad van vergifti-
giiig vorvvijzon wij naar de vraag, op blz. 34 voorgesteld.
bij de beschouwing van een onlangs gevoerd regtsge-
ding, waarin van de zijde van het Openbaar Mini-
sterie de poging tot vergiftiging werd geacht te be-
staan, en de beschuldigde bij arrest van het Hof
van Limburg van 13 Oct. 1853 te dier zake i) werd
verwezen tot de geeischte doodstraf; een arrest se-
dert door den Hoogen Raad vernietigd en door
eene nieuwe behandeling der zaak bij het Hof van
Gelderland gevolgd, welk Collegie, en de Hooge
Raad, ten tweede male van de te laste gelegde
feiten kennis genomen hebbende, haar van alle
regtsvervolging ontsloegen. De zaak was deze:
Eene weduwe, laatst gewoond hebbende te Maas-
tricht, werd wegens poging tot vergiftiging ver-
volgd, als hebbende, met opzet om te dooden,
zekere hoeveelheid zwavelzuur in een ketel, waarin
zich gemalen koffij, met het noodige water om die
drinkbaar te maken, bevond, geworpen. Hier was
naar het oordeel der deskundigen eene zelfstandig-
1)nbsp;»Schuldig aan misdaad van poging tot vergiftiging, welke pO'
»ging, door uiterlijk bedrijf gebleken, eu tevens tot een begin van
»uitvoering overgeslagen zijnde, niet dan door toevallige en van
Kdes daders wil onafhankelijke omstandigheden hare uitwerking
iigemist heeft.quot;
2)nbsp;13 Dec. 1853, mot verwijzing naar het Hof van Gelderlaud-
-ocr page 89-Iieid, die op zich zelve den dood konde voortbren-
gen, en die ook na de inmenging dit vermogen
behield. Maar de vraag rees, of deze vergiftige
stof het kenmerk van doodelijkheid (qui pouvait
donner la rnort i)) verloor, wanneer zij, aldus ver-
mengd, wegens haren walgelijken snaaak niet konde
ingenomen worden, maar elk zich veeleer gedrongen
moest gevoelen, de vergiftigde spijs of drank dadelijk
uit te werpen. Het Hof van Gelderland besliste de
quaestio facti op voorlichting van den scheikundige.
Prof. MULDER, oordeelende bij arrest van den 15''®quot;Maart
1854, »dat dit mengsel niet vrijwillig konde ingeno-
» men worden, en dat overzulks het door de beschuldigde
f) aangewende middel nimmer het door haar beoogde
»doel had kunnen bereiken.quot; De Procureur Generaal
bij den Hoogen Raad stemde geheel met deze be-
schouwing in, en ondersteunde die door de vergelij-
king van de daad met die »van dengene, die een
»met scherp geladen pistool op zijnen vijand wil
»lossen, maar zijn opzet verijdeld ziet door de hem
» onbewuste omstandigheid, dat de wapensmid ver-
igt;zuimd had het zundgat te doorboren.quot; Noch in
1) Art. 301 C. P.
-ocr page 90-het ééne noch in het andere geval erkende die Reg-
terlijke Ambtenaar een strafbaren aanslag op het leven
bij de onmogelijkheid, om met het gebezigde mid-
del den dood te veroorzaken. Vandaar verwerping
van het aangeteekend beroep in cassatie.
Wij meenen te moeten herinneren, dat die uit-
spraak van het hoogste regterlijk Collegie der Ne-
derlanden elders, en wel door mittermaier, niet vrij
van bedenking is geacht, bij het ontwijfelbaar aan-
zijn, niet slechts van de misdadige bedoeling, maar
ook van eene werkelijk vergiftige zelfstandigheid.
»Unsere Leserquot; merkt die vermaarde Regtsgeleerde,
geenszins onder de strenge Criminalisten te rang-
schikken, bij deze gelegenheid aan, »werden be-
»merken, dass in diesen Rechtssprüchen die Theorie
»von der Straflosigkeit des Versuchs mit untaugli-
ygt;chen Mitteln auf die Spitze gelrieben ist Hier ist
»ein unzweifelhaftes Gift, die Schwefelsäure anwen-
»det worden, nur in der Art des Gebrauchs liegt
»der Grund, aus welchen dennoch kein strafbarer
»Versuch angenommen ist;quot; en, over den walge-
lijken smaak sprekende, vervolgt hij: »Wir halten
»diese Auffassung für sehr bedenklich und im Wider-
»spruche mit dem Volksrechtsbewusztsein. Vergif-
»tungen mittelst Phosphor haben auch das Eigen-
»thümliche, dass selbst der widerliche Geruch etwas
»Abschreckendes hat, und dennoch ist anerkannt,
»dass die dadurch verübte Vergiftung strafbar ist;
»auch scheint uns die Voraussetzung in den Ent-
»scheidungsgründen des zweiten Urlheils, {Gelder-
■filand) dass der widerliche Geschmack der Schwefel-
»säure vom Genüsse abhalten würde, nicht gerecht-
»fertigt, da in Fällen, in welchen der zu Vergiftende
»hastig und im Heiszhunger die Speise hinabschluckt,
»nicht auf der Stelle der widerliche Geschmack ihn
»abhalten wird l).quot;
Wij matigen ons niet aan in dien strijd van man-
nen , wier kunde en ervaring boven onze kritiek ver-
heven zijn, het oordeel van een scheidsregter uit
te spreken. Wij meenen echter onder verwijzing
tot het, in den jare 1844 bij het Hof van Gelder-
land behandeld regtsgeding tegen de weduwe van
laar, beschuldigd van poging tot moord met een
pistool, maar insgelijks door een middel, met het-
welk sommige deskundigen dachten, dat de mis-
daad niet volbragt had kunnen worden 2] ^ in het
1)nbsp;Archiv des Criminalrcchts, Jahrgang. 1855. Drittes Stück, p. 435.
2)nbsp;Arrest van 16 Maart 1844, Kcgtsgel. Bijblad van de Heeren
öen tex en van hall 1844 deel blz. 308 en volgg.
belang zoowel der openbare veiligheid, als der aan-
kweeking van het regtsgevoel bij het algemeen, den
wensch te moeten uiten, dat in de aanstaande Straf-
wetgeving bij de herziening van de leer van de poging
tot misdrijf, gelet worde op het verschil tusschen
uit hunnen aard volstreht ongeschikte i) middelen,
van welke de dader zich mogt bediend hebben, en
dezulke, die slechts hetrekkelijk tot het beoogde einde
ontoereikende waren. Schijnt dit bij eiken aanslag
op het leven noodig, bij eene zoo hoogstgevaarlijke,
verfoeijelijke en geheimzinnige misdaad als de ver-
giftiging, bij welker bewijsvoering, gelijk nog in de
jongste dagen gedurende de regtspleging tegen 'WIL'
LI AM PALMER, de scheikundigcu over de doodelijk-
heid of niet doodelijkheid der toegediende zelfstan-
digheden plegen te twisten, is het althans niet raad-
zaam, dat de Strafwet den Regter slechts de
keuze late tusschen veroordeeling tot de zwaar-
ste straf en vrijspraak of geheel ontslag van regts-
vervolging.
1) Zoo spreekt het Saksische Crimineel Wetboek eerst van^«»
völlig untaugliches Mittel en vervolgens van ein taugliches ä' «
unzureichender oder itnzwechn'dsziger Art angewendet. ZiO a^t-
Furiosus, qui damnum dedit, jure Romano minime re
obligatur, nec actione de paxrperie tenetur.
II.
Dominus in actione negatoria necesse non habet pro-
bare dominium esse liberum.
IIL
Non facio cum ünterholznero statuenti {VerjciJinrngs-
lehre I p. 4.73) usucapionem impletam, jacente heiedi-
tate, non prodesse heredi, si ante aditionem ab extraneo
I'es sit possessa.
IV.
Quaestioni, quam de Venefico facti poenitente ita pro-
pomint chauveau et helib (Théorie du Code Pénal, Chap.
(le l'empoisonnement) : » Cependant si l'empoisonneur a
» lui-même prévenu l'effet de son crime, si après avoir
»laissé la personne à la vie de la quelle il voulait atten-
»ter, prendre les aliments empoisonnés, il lui a admi-
» nistré de son propre mouvement, et saisi par le repen-
»tir, un antidote, qui l'a sauvée, sera-t-il coupable du
»crime?quot; affirmando respondemus.
V.
lisdem assentior, statuentibus, poena ordinaria homi-
cidii meditati non teneri eum, qui volentem interfecerit.
VI.
Levior poena irroganda est delinquent!, qui admini-
Gulis per se crimini aptis perperam utitur, vel uti coepit.
VII.
Portenta occidere non licet.
VIII.
Art. 381 C. P. intelligendus est de telis, quae fures
secum attulerint.
IX.
Recte BYNKERSHOEK [de Bominio Maris, Cap. II) : »do-
»minium maris prosimi non ultra concedimus, quam e
»terra illi imperari potest.quot;
X.
Liberi naturales eo matrimonio, quod postea nullum
declaratum est, legitimati non intelliguntur.
XI.
Uxor ad coliabitationem cum marito per manus injec-
tionem cogi non potest.
XII.
Qui ex Art. 488, alin. 4 C. C. curatorem habet,
testamen tum facere potest.
XIII.
In Art. 473, alin. 2 C. M. legimus »indien de meer-
» derheid der inladers zulks begeert;quot; legislator rectius
rationem habuisset non personarum, sed rerum* navi
impositamm.
XIV.
Contractus inter navis magistrum et vectorem non
-ocr page 96-pertinet ad res mercatorias, in Art. 4 C. M. enume-
ratas.
XV.
Quod secundum Art. 850 G. M. bonae fidei decoctor
per ipsam sententiam, qua concordatum, ab eo proposi-
tum, comprobatur, etiam in integrum restitui possit,
minus probandum est. Melius jure Franco-Gallico spe-
cialis rehabilitationis quae dicitur declaratio exigitur.
XVI.
Ten onregte wordt door sommigen liet gebruik van
werktuigen [machines) als de armoede bevorderende
voorgesteld.
XVII.
De eed, den makelaars opgelegd ter nakoming der
verpligtingen, in Art. 65 alin. 2 van liet Wetb. van
Koopli. besclireven, schijnt mij overbodig.
inleiding.......................................... j
§ 1. Wetenschappelijk en wettelijk begrip vau vergiftiging... 13.
§ 2. Wat verstaat men door vergif?.....................
§ S. Eenige merkwaardige gevallen van vergiftiging uit de voor-
mahge ATederlandsche Criminele Regtspleging.......... 31.
§ 4. Over de bewijsvoering der misdaad van vergiftiging..... 47.
§ 5. Over de poging tot vergiftiging.....................
-ocr page 98-
m, in Noot 2) |
zie 304-306, l |
'ees.- zie blz. 304—blz. | |||
„ |
11, regel 15 v. |
b. |
II |
keeren blijkens, |
II keeren , blijkens. |
r/ |
20, rt 16 V. |
b. |
H |
vanvergiftiging. |
II van vergiftiging. |
II |
45, u 8 V. |
O. |
fl |
te zijn dien. |
II te zijn, dien. |
» |
•4S, i» 11 |
b. |
If |
oHicieren, |
11 officier. |
63, 4 V. |
0. |
It |
gpgeven naar, |
II gegeven, naar. | |
76, in Noot 1) |
II |
Déiret, |
II Dé'.ret. |
D. overige fouten gelieve lt;le welwillende lezer zelf le verbeteren.