GEDACHTEN NAAR AANLEIDING VAN DEN OORLOG VAN 1870.
door
1)1. W. i. F. MUYEMS.
DERDE JAARGANG,
tf. HAARLEM bij k B. VAN DEN HEUVEL 1870.
Gedachten naai' aanleiding van den Oorlog van 1870.
Wij nemen met, aarzelende hand de pen op. Terwijl wij dit (3 Aug.) schrijven, weten wij niet wat de volgende maand, wat de dag van morgen ons brengen zal. Geheel Europa staat voor oen groot vraagstuk, dat een tal van andere vraagstukken in zich bevat. En wie weet, welke de oplossing zijn zal. De koningen en vorsten der aarde, de diplomaten en veldheeren weten het niel. En de eenvoudige burger staat verstomd, gelijk de herder, waarvan Virgilius zegt, dat hij met ontzetting den brand aanschouwt , die de akkervrucht ver-woest, of den stortvloed, die rotsen met zich sleept, zonder te weten, welke de oorzaak der verwoesting is.
De toekomst! — Terwijl God het h eden aan de menschen laat, heeft Hij de toekomst voor Zich zei ven behouden, en voor ons oog met een dikken sluier omhuld. Wij weten niet, wat de dag van morgen zal aanbrengen; wij weten slechts, dat wij voor verschrikkelijke vraagstukken staan; wij weten slechts, dat God alles bestiert, gelijk Zijne ondoorgrondelijke wijsheid dit besloten heeft.
Eene zaak evenwel meenen wij, dat thans reeds met zekerheid gezegd kan worden' dat eene hevige stormwind, die vernieling en verwoesting in zijn gevolg medesleept, over Europa zal los-
barsten. Welke ruïnen hij zal aanrichten, welke naamlooze weeën hij zal achterlaten, dat weten wij niet; maar de helderziendste mannen, die in het hoek der «eschiedenis, in het boek der wijsbegeerte hebben gelezen, zijn met angstige vrees vervuld en hebben een somber voorgevoel. Sinds jaren hebben zij het voorzien. Zij hebben het voorzien, even als de weêvkenner een vreesselijk orkaan voorspelt, uit de overvulde, van booze dampen zwangere atmosfeer. Een onbestemd voorgevoel heeft sinds jaren onder de eenvoudige massa's des volks bestaan; het heeft den vorm aangenomen van zoogenaamde profetiën en deze duidden op eene verschrikkelijke worsteling der Europeesche volken, die gepaard zou gaan met eene geweldige beweging tegen de Katholieke Kerk; en datzelfde volksvoorgevoel (of bet bewaarheid zal worden of een ijdelen droom zal blijken te zijn'?) wijst noord-westelijk Duitschland aan, als het tooneel van die aanstaande worsteling der Europeesche volken. 4)
Men stelle zich in den geest verplaatst vóór 4848. Wanneer iemand toen gezegd had: van nu af zal voor eene reeks van jaren de wereld beroerd, tot in zijne grondslagen geschokt worden, niet om stoffelijke belangen, niet slechts om staatkundig evenwicht maar om ideeën! De twee grootste, allesbeheerschende vraagstukken zullen zijn: de macht des Pausen en de rechten der arbeiders. Deze zullen boven alle vraagstukken gesteld worden en de oplossing daarvan zal het brein der helderste hoofden, der geslependste diplomaten martelen. Zij zullen telken reize als dreigende spoken voor de legerstee van de machtigen der aarde komen en hen evenzeer verontrusten, als zij de gemoederen van den eenvoudigen landman of den verwaarloosden fabriekarbeider in beweging brengen. — Geheel Europa zal, wel is waar, door een net van spoorwegen en telegraaflijnen en nog meer door een net van handelsbelangen vereenigd zijn; de voorname bemoeiingen van de meest invloedrijke klassen zullen, wel is waar, zijn, om de stoffelijke belangen te behartigen, om fabrieken aan het werk te houden, den handel te doen bloeien, de staatspapieren op een hoogen koers te houden; al deze zaken zullen in
1) Men vergelijke het boekske VAvenir en een artikel van de Revue 11 rit-tannique 1850.
— 5 —
de kabinetten der regeeringen liet eerste, het voornaamste punt van overweging schijnen te wezen. ... en toch zal dit alles be-moeilgkt, geschokt, op den rand des verderfs gebracht worden door oorlogen, gevoerd om belangen, geheel en al vreemd daaraan!
Wanneer men dit aan iemand vau den jare 1847 had gezegd; hij zou de persoon, die zulks beweerde, voor een dwaas hebben aangezien. Hij zou getwijfeld hebben, ol' zoo iemand wel eenig begrip had van onze maatschappij, van onze eeuw van vooruitgang, van de verlichting en beschaving der xix eeuw!
Eu toch is het geschied. — De revolutie van 1848 is losgebroken en heeft zich bewogen om het vraagstuk van de rechten dei-arbeiders. De Krim-oorlog is begonnen, naar aanleiding van eene kwestie over de kerk van liet H. Graf te Jeruzalem. De oorlog van 1859 heeft zich in de eerste plaats bewogen om de kwestie van do wereldlijke macht des Pausen. De oorlog van 180(5 om het Duitsche natioualiteits begrip.....
En de oorlog van 1870 om de heerschzucht van twee machtige mannen en de naijver van twee machtige volken'? —
Schijnbaar is dit de oorzaak, doch de grond-oorzaken zijn dieper te zoeken.
De oorlog van 1870 is een gevolg van den oorlog van 1860 en de oorlog van 1800 is een gevolg van den oorlog van 185!). En de oorlog van 1859 heeft zich nog veel meer bewogen, om bet middenpunt Rome, dan om Milaan, Napels of Florence.
Er is iets vreemdsoortigs, iets geheimzinnigs, iets providentieels , in de groote wereldgebeurtenissen, waarvan de revolutie van 1848, de Krim-oorlog van 1853 niets anders zijn geweest dan liet voorspel: wereldgebeurtenissen, die in hare volheid een aanvang nemen met den Italiaanschen oorlog van 1859.
Sinds de oorlogen der xiv eeuw toch, die in 1048 gesloten werden, zijn er vele en verschrikkelijke oorlogen gevoerd; — maar hoe werden ze gevoerdDe godsdienstige kwestie bleef er builen. Zij werden gevoerd volgens begrippen van het toenmaals heer-schende staatsrecht, om een dynastiek belang, om een erfopvolging, om het bezit van eenige koloniën. De oorlogen, welke de Fransche republiek van 1792 tot 1799 voerde, hadden een ander karakter. Zij werden gevoerd, om een idee, om de versprei-
— 6 —
ding der republikeinselio begrippeu door Europa. Zij gingen gepaard met eene groote beweging op godsdienstig gebied. De oorlogen van het eerste Fransche keizerrijk waren nagenoeg van denzelfden aard. Zij werden gevoerd, om nieuwe staatstoestanden in het wezen te roepen. Die van 1813 tot quot;1815 waren eene reactie tegen het Napoleontische stelsel en beoogden de herstelling van oude toestanden, onder gewijzigden vorm.
De oorlog van 1859 en die, welke daaruit ontsproten, zijn van deuzelfden aard, als die der Fransche revolutie; en in zooverre de tegenstelling van de oorlogen der xvn en xvm eeuw. Deze toch (zoo werd althans beweerd) dienden ter handhaving van gevestigde rechten; alleen de hemeltergende, geheel en al revolutionaire verdeeling van Polen in 1770 en volgende jaren maakt daarop eene uitzondering. Ook deze behoort tot de soort der oorlogen van de Fransche revolutie en van onzen tijd. Het eigenaardige daarvan toch is: de miskenning van bestaande rechtstoestanden, de omverwerping van gevestigde orde van zaken.
Maar meer dan eenige andere oorlog, sinds die dei' xvi en het begin der xvn eeuw, heeft de oorlog van 1859 eu die, welke daaruit gevolgd zijn, de eigenaardigheid, dat zij gepaard gaal, ja ineengeweven is met een groot godsdienstig vraagstuk: dat evenzeer als de belangen, ook de gewetens daarbij in het spel komen. Immers, de tijdelijke macht des Pausen moge, wel is waar, geen dogma zijn; het instinctmatig gevoel van alle oprechte Katholieken leert hen, dat het minder nog te doen is om den Paus als wereldlijk vorst, dan wel omdat men waant, door de vernietiging van de wereldlijke macht tevens de geestelijke macht van den Opperpriester te kunnen breken. Dat gevoel heeft alle oprechte Katholieken met zooveel warmte en ijver de zaak der wereldlijke macht doen verdedigen. Nu draait de geheele geschiedenis van de Italiaansche omwenteling juist om die spil: de wereldlijke macht.
Maar er is nog meer! Begrippen omtrent verhouding van kerk en staat, omtrent staatsrecht, begrippen, die aandruischen tegen de eeuwig onveranderlijke begrippen van recht, zijn in de laatste jaren schier tot leerstellingen verheven! Terwijl de nieuwe begrippen worden gesteund door mannen, die over een millioen bajonetten beschikken, door de geldkoningen der beurs, door de
gevierde woordvoerders der moderne wetenschap, door haar, die zich de koningin der aarde noemt, maar zich vaak als eene veile deeme gedraagt, door de pers — terwijl door deze allen die begrippen worden gevierd, worden zij veroordeeld door een grijsaard! Die grijsaard leeft thans slechts nog van de liefdegiften zijner getrouwe kinderen; wordt thans slechts nog beschermd door eenige weinige edele jongelingen, die wellicht morgen voor hem zullen sterven; terwijl hij als balling wellicht nog zal gaan zwerven; maar die grijsaard vertegenwoordigt do grootste zedelijke macht, die ooit ter wereld Ileeft bestaan en thaus nog bestaat!
Terwijl het nieuwe staatsrecht zegeviert onder Napoleon lil en Bismarck; terwijl do moderne Christus-verloochening zich meester gemaakt heeft van schier alle leerstoelen eu van alles, wat zich Mnannen der wetenschapquot; noemt; terwijl de stofvergoding eene vroeger ongekende vaart genomen heeft; terwijl de dienst des Mammons door de moderne economisten tot de hoogste wereldwijsheid wordt verklaard, terwijl het uitgemergeld en hongerend proletariaat der groote fabriek- en nijverheidsteden uit den afgrond der ellende als het roode spook opdoemt voor de vergulde sponde van de rijken ter aarde; te midden van dit alles, komt na drie eeuwen weder de algemeene kerkvergadering op het Va-tikaan bijeen, en [lat. in een tijd, waarin men dacht dat geen Concilie meer mogelijk zou zijn, niet meer zou noodzakelijk wezen. Eu dat Concilie heeft ter nauwernood hare zittingen begonnen, of een storm breekt er tegen los van laster, solismen en verdachtmakingen. Ter nauwernood heeft het zijne belangrijkste zitting geëindigd, of zie bijna op denzelfden dag, breekt de orkaan over Europa los: misschien op denzelfden dag is het besluit geteekend, waardoor de Paus overgeleverd wordt aan zijne bitterste vijanden!
Een schrikkelijke ooilog, waarvan het te vreczen is, dat hij schier zijne weêrga in de geschiedenis niet heeft, wat de tallooze legers en helsche moordtuigen betreft; ziedaar wat aangebroken is, op den dag waarop de grootste daad van zedelijke macht, waarvan drie eeuwen getuigen geweest zijn, juist geëindigd is!
Is zoo iets niet iets providentieels?
Of is de mensch slechts een machine en anders niet; een klomp, bewogen door een dommekracht, het noodlot geheeten?
Zoo hij dit niet. is, zoo er meer is in hemel en aarde, dan wij menschen wel zieu, dan mogen wij nog eens vragen: is zoo iets niet iets providentieels?
Wij hebbben den oorlog van 1859 en die welke daaruit zijn ont-sproten, genoemd als een van denzelfden aard als de oorlogen dei' Fransche revolutie. Zij verschillen in eenige opzichten van elkander, ofschoon zij in vele opzichten eene verwantschap van oorsprong bezitten. De oorlog die door de Fransche republiek in 1792 en daarop volgende jaren gevoerd werd, ging uit van een revolutionnair en te gelijk kosmopolitisch idee. «Oorlog aan de vorsten, vrede aan de volken! Oorlog aan de kasteelen; vrede aan de rieten stulpen:quot;! was tie kreet ouder welke de repu-blikeinsche legerscharen van Frankrijk in Italië, Duitschland en België vielen. De algemeene republiek, de omverwerping der troonen, het verbond der volken was het ideaal van de droomers van dien tijd. De behendigen beoogden wat anders: afleiding van den stroom, die zich anders tegen de Jacobijnsche overheerschers van Frankrijk zou gewend hebben.
In 1859 wei'd een ander idee op den voorgrond gesteld; dal der nationaliteiten. In plaats dus van het kosmopolietiesch karakter van de vroegere revolutionnaire oorlogen, een particulari-tisch idee; maar niet minder revolutionair. Wat toch is het eigenaardige van de revolutionaire bewegingen in onzen tijd; eigenaardigheid die gemeen is aan alle verschillende schakeeringen van revolutionairen'? — De geringschatting, zoo niet gehecle miskenning en verachting, van alle traditioneele rechten, verplichtingen, verbindtenissen en eigenaardigheden. De revolutie wil gelijk baan maken, door omverwerping van al het bestaande, wal niet met hare begrippen strookt. Historie, traditie, band tusschen een vorstengeslacht eh een volk, eigenaardigheden van een volk, dit alles telt zij gelijk niets.
Voorzeker is er in het nationaliteits begrip eene waarheid te vinden. Het ligt in den aard der zaak dat volken die door ge-meenschappelijken afstamming, taal en geografische ligging aan
elkander vet'waul zijn, door zeer vele gemeenschappelijke sym-palhiën eu geineeusehappelijke belangens met elkander verbon-den zullen zijn. Het is zeer begrijpelijk dat zij in een nauwe verbintenis met elkander begeeren te leven; doch onwaarheid is het dat de nationaliteit tot eenigen maatstaf van de agglomeratie van verschillende gewesten tot één rijk móét dienen. Gemeenschappelijke oorsprong, taal en geografische ligging, de drie factoren die eene nationaliteit vormen, hebben niet ten allen tijde en alom de vorming van éénen staat absoluul noodzakelijk gemaakt. De historie bewijst dat vele staten zeer goed hebben bestaan, uit verschillende nationaliteiten; getuige Zwitserland dal door Franschen, Duitschers en Italianen wordt bevolkt; België dat voor de ééne helft Waalsch, voor de andere helft Vlaamsch is.
Trouwens de consequente doorvoering van het stelsel van de nationaliteiten, zou er toe moeten voeren, dat zij die het stelsel op den voorgrond brachten, hun eigen land van een gescheurd zagen. Ruim twee millioen inwoners van Frankrijk zijn Duitschers; namelijk de bewoners van den Elsas en Lotharingen; bijna een millioen, in het departement van 't Noorden, zijn Vlamingen; Gorsika is Italiaansch. De grootste helft van de bevolking van Posen is Poolsch.
Strijdt het nationaliteitsbegrip, gelijk het door Frankrijks en Pruissens regeering de laatste Jaren op de voorgrond is gesteld, tegen de samenstelling dier staten zei ven; zou het tot eene revolutionaire ol' veroveringspolitiek moeten leiden, werd hel doorgevoerd; nog veel meer revolutionair is dat nationaliteits-idee, wanneer het er toe leidt om de baud tusschen volken eu oude vorstenhuizen te breken. Eene eeuwenoude band tusschen eene dynastie en een volk, is iets wat men niet roekeloos eu veelal niet ongestraft verbreken kan. Het traditioneele is den mensch ingeschapen, en vooral in de groote massa en rustige, nijvere, arbeidzame deelen eener natie. Het minst traditioneel gezind is het gepeupel en zeker deel der middenklasse, dat zich door sofismen, die wetenschap of moderne begrippen genoemd worden, laten leiden; maai- de kern van een volk bemint traditie, en daarom bemint het zijne aloude vorsten zelfs met hunne gebreken, meer dan andere vorsten, zelfs zonder die gebreken; maar welke hen vreemd zijn.
Verre zij het vau ons, het gedrag der kleine Italiaansche en kleine Duitsche vorsten, die van hunne staten zijn beroofd, te verdedigen. Zij zelve, of hunne voorzaten hebben in vele punten groote fouten begaan, groote verantwoordelijkheid op zich geladen. De geschiedenis der Hanoversche, Hessensche, en Bourbon-sche vorstenhuizen, is vooral in de xvm eeuw een groot schandaal; maar is het huis van Savoye, van Brandenburg dan zoo geheel en al zonder smet? Even groote despoten, even groote wellustelingen, even onbeduidende regenten hebben die huizen tot oneer gestrekt. En wanneer het huis van Savoye, het huis van Brandenburg zich in Italië of Duitschland eene bijzondere roeping toeschrijven; is die roeping op niets anders gebouwd dan op groote heerschzucht en gewetenloozen politiek ? Inderdaad deze beide vorstenhuizen verdienden juist niet dat men ten hunnen bate de band van andere vorstenhuizen met andere deelen des Italiaanschen of Duitsche voiks verbrak.
Ook konden de voordeelen eener nieuwere verbintenis op eene op andere wijze bereikt geworden zijn. Een Italiaansche statenbond, een Duitsche statenbond waren zeer wel mogelijk geweest, zonder de bovenmatige heerschzucht van de huizen van Savoye en Brandenburg. De federative staatsform was bovendien veel meer overeenkomstig de historische traditie van Italië en Duitschland dan de gecentraliseerde staatsvorm van éénen staat.
Het nationaliteitsidee heeft in 1859 en later in Italië eene volledig verkeerde richting gekregen. In Duitschland wil eene machtige partij, het dezelfde verkeerde richting geven: en veel is reeds geschied om de gebeurtenissen in dié richting te leiden.
En wat heeft aan dat nationaliteitsidee, eene verderfelijke richting gegeven?
De miskenning der traditie, der historische, der rechtmatig verkregen of door verjaring rechtmatig gewordene rechtstoestanden. Hadden Piemont in 1859, Pmissen in 1866 deze in het oog gehouden en geëerbiedigd, Italië was een statenbond geworden. Pruissen had niet geannexeerd; en wellicht zou Europa dan voor tallooze onheilen bewaard gebleven zijn.
De miskenning der traditie, de drieste verachting van alle ver-kregene rechten, die tot de eigenaardigheden der revolutionaire
politiek behooren; ziedaar liet rampzalig feit voor hetwelk Europa thans staat.
En die afwijking, (die pervertissement, zou ik mij in het Fransch uitdrukken,) van het op zich zelf nog niet tjeheel en al verwerpelijke nationaliteitsbegrip, is liet werk van eene school, die op den revolutionairen baan verder gaat, dan de gematigde revolutionairen.
Zij is grootendeels het werk van de school, die de echte af- . strammeling is der Fransche revolutionairen van 1792. Wij hebben het idee dier revolutie genoemd een kosmopolitisch idee; en dal was het in de slechtste vorm. Nu stonden achter de mannen als Cavour, de mannen als Mazzini en Garibaldi: in Duitschland achter de mannen van sliet Pruissendomquot;; de mannen der republiek. Deze allen willen dóór de absolute eenheid komen tot de vernietiging van alle traditioneele rechten: vervolgens tot de omverwerping van alle troonen, ook van die der om ver werpers; van daar tot de republiek en van daar tot een algemeen kosmopolitisme, waarbij de afscheiding tusschen Europeesche volken moet wegvallen.
Mijmeringen van dwazen zal men misschien zeggen — maar meer dan eene dwaas heeft den felsten brand doen ontvlammen.
Mannen wier natuur geheel en al despotisch is, Cavour, Bismarck hebben deze partij, welke zich »de partij der vrijheidquot; (!) noemt, tot nieuwe doeleinden willen gebruiken. Zij hebben de vorsten, welke zij dienden, weten te overreden, om van deze bondgenooton gebruik te maken — en die bondgenooten zijn terstond ijverige medearbeiders geworden bij het werk der omverwerping; doch in de hoop dat zij zóó de baan voor de verwezen-1 ij king van hun ideaal zouden effen maken.
Die medewerking heeft aan de gebeurtenissen in Italië sïnd.s 1850 hun geheel en al revolutionair karakter gegeven. In Duitschland is alles tot nog toe, in den geest van het Pruissendom (in den aard even revolutionair, voor 't oog dit niet) geleid.
Wij behoeven de geschiedenis van de gevolgen des Italiaan-schen oorlogs van 1859 onzen lezers niet in herinnering te brengen. De verjaging der vorsten van Parma en Modena; de berooving der Pauselijke stoel; de inval van Garibaldi in Napels; de verdediging van Gaëta; de wijze waarop bij Gastelfidardo, het
Pauselijke leger, door tienvoudige overmacht verpletterd werd; de rol door Victor Emmanuel, door Ratazzi, door Garibaldi eu Mazzini, door Napoleon III en diens neel'prins Napoleon gespeeld, zijn wereldkundig. Wij willen slechts wijzen op het verband dal tusschen alle deze gebeurtenissen in Italië en den oorlog van Pruissen tegen Oostenrijk in 1866 bestaat.
Even gelijk Piëmont waande dat het geroepen was om aan het hoofd van het ééne groote Italië te staan, 2) zoo meende Pi llissen, dat het de hegemonie 3) van Duitschland moest voeren. Even als Piëmont zich dit recht toekende krachtens het nationaliteitsbegrip, zoo deed dit ook Pruissen. Even gelijk de loop dei-omstandigheden en de onverzadelijke heerschzucht van de Pie-monteesche regeering deze er toebracht om in plaats van een statenbond, een eenige staat te vormen, zoo ook werd Pruissens koning in 1866 er toe geleid, Hannover, Hessen en Nassau te annexeeren. Was het uitgangspunt, het nationaliteitsbegrip, hetzelfde, insgelijks waren dit de middelen. Het is bekend met hoeveel sluwheid en verachting van alle recht, Cavour en Bismarck te werk zijn gegaan; hoe zij beurtelings door list en geweld tot hun doel zijn zoeken te geraken.
Italië heeft het voorbeeld gegeven; Pruissen is gevolgd.
Het is een algemeen bekende zaak, hoe de zoogenaamd liberale opinie, geheel Europa dooi', toejuichte wat in Italië geschiedde: hoe Italiaansche nationaliteit, Italiaansche eenheid, Ita-lies natuurlijke grenzen, stopwoorden waren die iederen kollyhuis-looper, als zooveele onomstootbare waarheden, voor 't dommelig brein schemerden. Wie het waagde van traditioneele rechten, van gepleegd geweld, van trouweloosheid en eedbreuk te spreken, hij werd uitgekreten, voor een reactionair, een achterblijver, een ultramontaan! Het is ongeloofelijk, hoe de eenvoudigste rechtsbegrippen in het brein van duizenden schier verduisterd waren. Het zou ons ongelooflijk toeschijnen, zoo wij niet wisten wat bij eeni-
2) Dit is het oorspronkelijke idee door Massimo d'Azegiio, Balbo en Oioberti geformuleerd; het ééne Italië als koningrijk is het idee van Cavour, en het ééne Italië als republiek van Mazzini.
3) Hegemonie, een woord van grieksdie oorsprong; beteekent: opperste leiding in militaire zaken en diplomatie.
gen zeker revolutionair sentimentalisme, bij anderen weder een echt revolutionair instinkt, en laten wij het zeggen, bij schier allen, een haat tegen de Katholieke kerk, kunnen wrochten. Victor Emmanuel, was de re galanluomo, Frans II koning Bomba! Pius IX werd door 't slijk gehaald; Garibaldi vergood! Het zij mij vergund omtrent dezen laatste mijne gedachte mede te deelen. Ik heb altijd de woorden «roover-koning, roover-hoofdman, bandieten-hoofdquot; enz. afgekeurd. Men veile, uit het oogpunt, van godsdienst, recht en zedelijkheid een oordeel al is het nog zoo streng: maar men verheft inderdaad zich zelve niet, door het gebruik van dergelijke scheldwoorden. Hoe meer men bezadigd spreekt, hoe beter men bewijst. Maar zoo ik die uitdrukkingen juist niet zoo verkieslijk vind, de Garibaldivergoding heeft mij altijd toegeschenen, als een volkswaan; wat, meer is, als een kunstmatig opgeschroefde reputatie ! Onthullingen, die van de laatste jaren dag-teekenen, hebben duidelijk aangetoond, hoe Cavour, de hoofdman der vrijscharen als een machine gebruikte: hoe Napels' troon dooi' verraad en omkooping ondermijnd was. De geheele expeditie van 18(0 was een mislukte expeditie. Bij Mentana was Gar ibaldi geslagen, eer nog de Franschen in 't vuur verschenen. Zijne proclamatien zijn schier bespottelijk door stijl, inkleedingen en ideën. En om zichzelven belachelijk te maken, gaat hij thans., een slechte roman schrijven, welke zelfs aan de correspondenten van 't Handehhlad een uiterst schraal produkt toeschijnt! De geschiedenis zal eenmaal uitspraak doen over Garibaldi. Dan zal die opgeschroefde reputatie vergaan, (ten zij in de schatting van den een of anderen onverbeterlijken «papenhaterquot;) en de historie zal hem plaatsen op de zelfde rei, als zekere Quise, die onder Lodewijk xiv, insgelijks met eenige manschappen, voor een oogenblik Sicilië veroverde. Maar wie kent thans dien Franschen a\onturier der xvn eeuw; of wie durft hem te noemen naast Condé en de Ruiter *?
Geheel het, liberale en het. protestantsche Europa juichte dan bij de gebeurtenissen, die in Italië van 1859 tot 1866 plaats grepen. Het ging zelfs zoo ver dat Napoleon III in de oogen dier lieden in zekeren zin, genade had gevonden. Die kortstondige sympathie verkeerde evenwel al weder spoedig in vinnigen haat. Niet omdat hij de man was, onder wiens bescherming Italiens eenheid
kon tot stand gebracht worden; niet om de trouweloosheid, waarmede de slachting van het romeinsche legertje bij Gastel-Fidardo toeliet; maar omdat hij Rome niet wilde overleveren: dat is omdat hij niet de kroon wilde zetten op het werk van revolutionair geweld!
Geheel Europa, de Katholieken uitgezondevd, juichte dan het geweld in Italië toe. Had Pruissen op zijnen beurt niet het volkomendst recht om het zelfde als Piemont in praktijk te willen brengen?
Nationaliteit; Fail accompli; Non-Interventie; Volkseenheid, dit alles kon Pruissen evenzeer voor zich inroepen als het voor Piemont was gedaan. Die de geschiedenis van de vier laatste jaren kent, weet dan ook dat dit geschied is.
De zelfde beginselen die voor de geweldenarijen, in Italië in 1859 gepleegd, werden ingeroepen, wettigden (zoo ooit onrecht gewettigd kon worden, ot het inroepen van een onrechtvaardig beginsel grond van recht kon geven) derhalve wat in Noorder-Duitschland in 186(5 is geschied. Daarbij komt dat Oostenrijk alléén bij Sadowa heeft kunnen overwonnen worden, door een gemeenschappelijken aanval van Pruissen en van Italië. De gebeurtenissen van 1859 nu hadden het Italië mogelijk gemaakt om de stelling van Oostenrijk zoo moeielijk te maken. Hierbij kwam nog dat de onverholen, schier onuitdelgbare sympathiën van Napoleon III voor het ééne Italië een groot aandeel hadden, in de houding die de Fransche keizer in 1866 aannam; eene houding, waaromtrent wel is waar nog zeer veel door een sluijer voor de geschiedenis wordt bedekt, doch die in alle gevallen zeer dubbelzinnig is gèweest.
De zegepraal der Pruissische wapenen in 1866, gaf aan Pruissen, de hegemonie over Duitschland; vernietigde de zelfstandigheid van verscheidene kleine staten, die bij Pruissen werden ingelijfd; dreef Oostenrijk buiten Duitschland; wekte in hooge mate de opgewondenheid der Duitschers, de wrok en ij delheid der Franschen op. Bovendien was die zegepraal zeer nadeelig voor de ontwikkeling der staatkundige vrijheid des Pruissischen volks. Het is bekend hoe het slagen van de Bismarckiaansche politiek omtrent het buitenland en de bedwelmende roes van militaire roem de oppositie tegen het militair stelsel en tegen het streven naar absolutisme van den Pruissischen staatsminister grootendeels
deed verstommen. Inderdaad de volksvrijheden van Duitschland hebben niet, gewonnen door de reuzenstappen gedaan op den weg die tot de nationale eenheid voert! Trouwens dit ligt in den aard der zaak. De geschiedenis van alle landen en alle tijden leert dat centralisatie en militairisme de grootste vijanden dei' staatkundige vrijheid van een volk zijn.
Het slagen van de politiek van Bismarck in 1866, bracht te weeg dat zeer velen, en niet het minst in ons land, eindelijk begonnen te begrijpen hoezeer het moderne staatsrecht, dat in 1859 bij Magenta en Solferino, zoo bloedig was ingewijd en in 1866 bij Sadowa beheerscheresse van Europa werd, toch wel eens gevaarlijk voor de zelfstandigheid en onafhankelijkheid der kleinere staten kon worden. Maar zoo groot is de verblinding, dat geheel de zoogenaamd liberale opinie nog bleef toejuichen wat in Italië geschiedde; nog altijd het recht, dat door Victor Emanuel en Gavour tegenover Napels en de Kerkelijke staten in praktijk was gebracht, bleven verdedigen; terwijl zij, in een verblinde inconsequentie, het verafschuwden, toen Willem van Pruissen en Bismarck het tegenover Hanover en Nassau in praktijk brachten.
Deze verblinding, deze inconsequentie zou onbegrijpelijk wezen, ware het met dat de Romeinsche kwestie, geheel en al de Ita-liaansche kwestie beheerschte, — en geheel de zoogenaamde liberale opinie, uit haat tegen het Katholicisme, met de vervolgers des Pausen sympathiseerde!
Wij hebben gezegd hoe de schrikkelijke oorlog van 1870, een noodwendig gevolg is van die van 1866. Wij zullen dit onze lezers aantoonen.
Wij hebben in het vorige hoofdstuk er reeds op gewezen, hoe Pruissen in 1866, dezelfde beginselen in praktijk bracht, welke in 1859 door Napoleon III en Gavour in praktijk gebracht wer-
den. Oostenrijk was in beide gevallen er het slachtoffer van; doch Frankrijk trok er geen voordeel van. Slechts Piemont en Pruissen deden dit. Om mi te zien hoe de oorlog van 1860 aanleiding gaf tot die van 1870, moeten wij onzen aandacht wijden aan de prui-sische politiek.
Het idéé, dat 1859 beheerschte, het nationaliteits-idée, deed dit insgelijks 1806.
De politiek van Bismarck is niets anders dan de verwezenlijking van het idéé, dat reeds jaren lang in het hoofd van eene machtige duitsche partij gehuisvest is; dat door de gebeurtenissen van 1800 nog dieper wortel heeft geschoten, en dat misschien door die van 1870 geheel en al tot een feit gemaakt zal worden.
Dat idee is — Duitschland één onder de opperheerschappij van Pruissen; met uitsluiting van Oostenrijk! Honderde duitsche geleerden, duizende mannen geheel het duitsche vaderland door, hadden dat beginsel tot grondslag hunner politiek genomen; doch het bleef niets anders dan eene theorie. Nu beproeft, Pruissens minister het met sluwheid en geweld te verwezenlijken.
De keizer van Oostenrijk was na den verpletterenden nederlaag bij Sadowa genoodzaakt de vrede te sluiten. Het voornaamste punt der vredesbepalingen was, dat Oostenrijk geheel en al buiten Duitschland zou gesloten worden, en dat Pruissen aan het hoofd van een Noord-Duitschen Bond zou staan. Het leger, de diplomatie, voor een groot gedeelte de finantien van alle duitsche staten en staatjes boven de Mflin, werden geheel en al onder Pruissen gesteld; want dit beheerschte geheel en al den Noord-Duitschen bond. Misschien zou de begeerlijkheid van het Pruissendom hiermede nog niet gestild geweest zijn, en zou het nog verder geannexeerd hebben, indien Frankrijks keizer zich niet ter elfde ure had laten gelden. Hannover, Nassau, Hessen-Kassei, Sleeswijk-Holstein werden bij het Prager vredesverdrag aan Pruissen geannexeerd. Zij werden dit gedaan even als Toskane en andere italiaansche staten in 1859. De Pruisische politiek beoogde ook de opname van de Zuid-duitsche staten, Beijeren, Wurtemberg, Baden in den Duitschen Bond; doch de houding door Frankrijk aangenomen, maakte het Bismarck minder raadzaam, om op dat oogenblik zijne plannen geheel en al door te zetten. Bij artikel iv van het Prager
— 17 —
verdrag, werd bepaald, dal de Zuid-duitsche staten, zich tot een eigen zelfstandigen Bond zonden kunnen aaneensluiten.
Duitschland was thans in drieën gesplitst: de Noord-duitsche Bond, de Zuid-duitsche Staten en Oostenrijk. Het grond-idée der oorlog van 18üfi was de verwezelijking van het begrip van duitsche nationaliteit en duitsche eenheid. Niet één man van doorzicht in geheel Europa, bij wien ook slechts voor een enkel oogen-blik de gedachte kon opkomen, dat deze staat van zaken, iets anders dan een overgangs-staat kan wezen. De halfslachtige, onzekere toestand van de Zuid-duitsche staten, Beijeren, Wurtemberg en Baden, kon niet blijven. Dit begrepen Napoleon en Bismarck beiden evenzeer; maar het vraagstuk bleef hoe men aan dien toestand een einde maken zou. Veel is daarover gehandeld tusschen de kabinetten van Berlijn en Parijs: enkele bijzonderheden zijn omtrent die onderhandelingen aan het licht gekomen; maar ongetwijfeld is er nog meer onbekend gebleven dan bekend geworden.
De vraag is, of Napoleon ui niet Bismarck in de bevestiging der duitsche nationaliteit zou hebben laten begaan, even als hij dil Gavour in Italië had laten doen, had niet de houding des franschen volks, hem gedwongen zich tegen Pruissens politiek aan te kanten.
Maai' waarom werd hij gedwongen dit te doen tegen Pruissens veroveringzucht, terwijl hij schier geheel Frankrijk ten trots, de zoogenaamd Italiaansche eenheid tot stand had laten komen?
Om de rede hiervan te begrijpen moei men zien in welke omstandigheden zich Napoleon m na 1859 en na 1866 bevond.
Bij den aanvang van het jaar 1859 bevond hij zich op het hoogste toppunt zijner macht. De vrees voor de roode republiek had de groote meerderheid der fransche natie bewogen van schier alle politieke vrijheid afstand te doen en een bijna absoluut gezag, getemperd door eenige democratische vormen, aan den keizer afgestaan. Alle partijen zwegen; de pers lag aan banden; geen zweem van oppositie in het wetgevend lichaam, noch in de senaat. De Krimoorlog had aan de fransche wapenen roem en luister gegeven; do fransche keizer werd als scheidsrechter van Europa beschouwd; de meening wafe algemeen verspreid dat hij de schaal van het europeesch evenwicht in zijne handen hield.
Dusdanig was de staat van zaken, toen Napoleon in ter wille
— 18 —
van de italiaansche eenheidsvrienden, zijn land in een oorlog tegen Oostenrijk wikkelde en Frankrijks bloed en schatten ging verspillen voor de zaak der geheime italiaansche genootschappen, wier dolk sinds jaren zijn leven bedreigde.
Onmiddelijk verklaarde zich de opinie van meer dan de helft van Frankrijk tegen dien oorlog; doch ondanks zijn volk ving de keizer dien aan.
Maar wat was het gevolg'?
Eene krachtige, onomkoopbare, niet te versmoren stem liet zich uit het hart van het edelste en ernstigste gedeelte van het fran-sche volk hooren. De gevaren welke de H. stoel bedreigden, de gewetenlooze politiek van Cavour, de schennis van alle internationale rechten, de medeplichtigheid van het fransche gouvernement aan alle wederrechtelijke daden der italiaansche politiek, werden door mannen als de bisschop van Orleans, Monta-lembert en anderen , veroordeeld , en alle hunne naaktheid ten toon gesteld. Krachtig ontwaakte de opinie van het katholieke Frankrijk. Zij werd de groote hinderpaal voor 's keizers italiaansche staatkunde. Het schijnt echter alsof de keizer aan deze verbonden is, door banden, niet ongelijk aan die, welke volgens mid-deneeuwsche legenden den mensch, die zijnen ziel aan den booze verkocht heeft, binden. Om den stem van het katholieke Frankrijk te smooren, moest Napoleon, alle antireligieuse hartstochten den vrijen teugel laten; maar dezelfde mannen, welke de onverzoenlijke vijanden zijn der katholieke kerk, verspreidden tegelijkertijd alle ideën, die de republiek voorbereiden. Om de aandacht van Rome af te leiden, moest de fransche regeering, zich herhaaldelijk in ondernemingen wagen, die ten doel hadden het fransche volk, door militaire roem te verblinden. Maar slechts de onbeduidende expeditie van China slaagde; die naar Mexico, bracht aan het prestige van het tweede keizerrijk een gevoeligen slag toe.
Desniettemin bleef Napoleon m volharden in zijne italiaansche politiek. Het begrip van nationaliteit', van de rechten der volken op éénheid, van het voordeelige, althans het niet nadeelige voor Frankrijks staatkunde, dat de vorming van groote volkseenheden aanbood, moesten algemeen verspreid worden; om zoodoende althans de oppervlakkige menigte met de eenheid van Italië
— 49 —
te verzoenen. Ter wille van zijne italiaansche politiek alweder speelde des keizers diplomatie, den rol welke aan Pruissen de overwinning op Oostenrijk, de aanhechting van zoovele duitsche staatjes gemakkelijk maakte.
Doch van 4859 tot 4866 had eene gewichtige verandering in de openbare meening van Frankrijk plaats gegrepen. De onverzaagde tegenstand der katholieken, door des keizers italiaansche politiek uitgelokt, had een eersten en allergevoeligsten stoot gegeven aan Napoleons prestige, en alvermogen. Hij die niet begrijpt hoezeer eene onverzettelijke, ernstige, uit het geweten ontspruitende oppositie van de helft eener natie, ook zonder stof-felijken opstand, den hechsten troon kan ondermijnen heeft geen begrip van de geschiedenis.
De katholieke partij in Frankrijk, koesterde in 4866 een on-verwrikhaar wantrouwen, een kwalijk verholen afkeer tegen het Bonapartisme. De revolutionairen waren niet te bevredigen, maar gebruikten alle middelen om het keizerrijk te ondermijnen. De politieke partijschap nam hand over hand toe, en het prestige van het tweede keizerrijk daalde.
Terwijl de inwendige toestand van Frankrijk binnen dien tijd die tusschen 4859 en 4866 zoo veranderd was vernam Frankrijk de overwinning bij Sadowa, de vernedering van Oostenrijk en de bovenmatige toename van Pruissens macht en invloed.
Geheel Frankrijk beschouwde de overwinning door Pruissen behaald, als eene nederlaag aan Frankrijk zelve toegebracht. Ten zuiden eene groote mogendheid, ondanks de wil van de helft dei-natie bewerkstelligd ten koste van het bloed en het geld der ge-heele natie; ten oosten eene tweede groote machtige mogendheid, ondanks Frankrijks belangen tot stand gekomen door de verstandhouding of minstens door de zorgeloosheid des franschen keizers ! Welke franschman kon dat gedoogen.
Groot was dan ook de verontwaardiging, ja de verbittering van bijna geheel het volk. In het wetgevend lichaam werd eene taal gehoord, zooals die sinds de vestiging des tweeden keizerrijks nog nooit gehoord was. De grijze staatsman Thiers riep ten aan-hoore van geheel Frankrijk, «dat er niet eene fout meer kon begaan worden.quot; Te \ergeefs poogde Napoleons minister Rouher het fransche volk door drogredenen te overtuigen, dat de toename
— 20 —
van Pruissens macht geen gevaar voor Frankrijk aanbood: niemand geloofde zijnen woorden. De fransche nationale trots gevoelde zich diep gekrenkt. Geheel het volk zag met wantrouwen en afkeer naai- alles wat aan de overzijde van den Rijn geschiedde. Wat de keizer ook beproefde om dat wantrouwen te verdrijven, niets quot; baatte. De fransche natie begon de drogredenen der Napoleontische politiek te schatten, naar hetgeen zij verdiende.
Napoleon m die de eigenaardigheden zijns volks kent, begon, toen de snelle overwinningen der Pniissen alle zijne berekenissen verijdeld hadden, naai' middelen om te zien, waardoor hij de nationale ijdelheid zou tevreden stellen. Hij kon dit niet meer doen, door hen voor te spiegelen dat «Frankrijk de wapenen had opgevat voor een idéé:quot; want Frankrijk had de wapenen niet opgevat, juist nu Frankrijks belang vorderde dat het. ze opvatte.
Onlogisch genoeg wilden bovendien een groot aantal voorstanders der italiaansche eenheid, volstrekt niets weten van eene duitsche eenheid. Er moest derhalve naar iets anders omgezien worden: en dit was eene aanwinning van grondgebied voor Frankrijk.
Tijdens den oorlog van 186(5 was deze zaak tusschen Bismarck , den franschen ambassadeur en Pruissens eerste minister ter sprake geweest. Napoleon m begeerde het herstel der oude fransche grenzen van 1814, dat is, afstand van het pruissisch grondgebied aan de Saai', hetwelk vroeger tot Frankrijkhad behoord. Èiervan kwam niets. Terecht verklaarde zich de duitsche fierheid tegen dat onderwerp. Nu begeerde de fransche keizer, het hertogdom Luxemburg. Er werden onderhandelingen aangeknoopt om den groothertog tot afstand te bewegen. Zoodra evenwel dit plan bekend weid, verhief zich door geheel Duitschland slechts ééne stem; en die was, dat. Luxemburg, een duitsch land, niet aan Frankrijk zou afgestaan worden. Het is bekend hoe die Luxemburgsche kwestie den fakkel dreigde te worden, die den oorlogsbrand, welke helaas! in 1870 is uitgebrokon, reeds in 1867 zou ontsteken. Het gevaar werd echter voor 't oogenblik door de diplomatie afgekeerd: Frankrijk stelde zich tevreden met de ontmanteling van de vesting Luxemburg en de onzijdigver-klaring van het groothertogdom.
Het stelde zich tevreden, voor het oog van den oppervlakkigen
toeschouwer; maar ieder die eenigermate met Europa's toestand bekend was en met de hartstochten die in den boezem van het fransche en duitsche volk woelden, voorzag dat bij de eerste gelegenheid, die zich aanbood, den nationalen naijver dier twee machtige volken tol de betreurenswaardigste botsingen aanleiding geven zou.
De onderhandelingen die in hel geheim lusschen den franschen ambassadeur Benedelli en Bismarck gevoerd werden liepen over nog meer dan over Luxemburg alléén. Er werd gesproken over andere compensalien voor Frankrijk; over België, hetwelk des iioods door Pruissen aan de fransche veroveringzucht zou overgelaten worden. Alle die plannen, meer of minder ernstig gemeend liepen evenwel op niets uit. Het schijnt zeker dat de fransche keizei', het denkbeeld om zich van België meester te maken verwierp. Geschiedde dit met het oog op Engeland'?
Middelerwijl won het idéé der duitsche eenheid met ieder jaar in Duitschland veld. Het voerde een scherpen strijd tegen de gehechtheid van een groot gedeelte der bevolkingen aan hun afzonderlijk bestaan en hunne oude vorstenhuizen. In Be ij eren vooral toonde zich de geest des volks zeer af keerig van het Pruissendom ; in Hannover bleef de groote meerderheid nog de aanhechting van Pruissen verwenschen en met liefde aan het gevallen koningshuis denken. In eerstgenoemd land, versterkte de anti-katholieke houding der pruissisch-gezinde regeering, den tegenstand; want allen die de kleingeestige bureaukraten vervolging tegen de Katholieken, afkeurden, voegden zich bij de zoogenaamd patrio-tische partij; dat is bij die partij, welke iedere nadere verbindte-nis met Pruissen veroordeelde. Hoe echter ook de zaak der duitsche eenheid onder Pruissische hegemonie tegengewerkt werd, toch vorderde dat werk tot eenmaking met ieder jaar.
Doch Pruissens eerste minister begreep J dat de geduchlste tegenstander van die éénheid Frankrijk was: dat vroeg of laat met dat land een oorlog zou gevoerd moeten worden. Van daar dat de diplomatie van den duitschen bondskanselier, op ieder terrein den franschen invloed zocht tegen te werken en te verminderen. In Italië, dat nóóit op eigen krachten schijnt te kunnen bouwen, vormde zich eene franschgezinde en een pruissischge-zinde partij: de Garibaldisten behoorden tot laatstgenoemde.
— 22 —
Maar de vonk werd in den overvulden mijn ontstoken door de gewetenlooze overweldigers van het gezag in Spanje. In dat ongelukkige land was de koningin Isabella, door de samenspanning van eenige generaals van den troon gestoten. Men beweert dat pruissisch geld en invloed daarbij een rol gespeeld hebben. Dat Spanje nu zoekt bijna twee jaren lang, naar een koning. Prim meent er eindelijk een gevonden te hebben in den duit-schen vorst van Hohenzollern. Deze nam het aanbod van den Spaanschen kroon aan. Nu is deze prins von Hohenzollern afstammeling van hetzelfde vorstenhuis als de pruissische koning doch de gemeenschappelijke voorvader leefde voor zes eeuwen! Evenwel worden de Hohenzollern als leden van het pruissiscK koningshuis beschouwd.
De tijding dat een Hohenzollern, wellicht den Spaanschen troon bestijgen zou, wekte in hooge mate de verbittering in Frankrijk op. Wij gelooven gaarne aan de waarheid, dat Napoleon m gezegd zou hebben, dat hij de fransche natie in die verbittering moest volgen; dat zij hem zou voorbijstreven, zoo hij haar niet leidde. Er werden onderhandelingen met het hof van Berlijn gevoerd, over de kandidatuur. De prins von Hohenzollern verklaarde afstand te doen van den troon, doch de fransche keizer, die reeds meer dan eenmaal door Pruissens eerste minister was misleid vorderde het woord van Pruissens koning, dat prins van Hohenzollern nooit den Spaanschen troon beklimmen zou. Koning Willem weigerde deze verklaring.
En hierop brak de oorlog los die duizenden en duizenden het leven kosten zal!
Misschien had de keizer zich gevleid dat de Zuid-duitsche staten onzijdig blijven zouden; doch de duitsche nationateitsgevoel, het begrip van Duitschlands eenheid had reeds te diepen wortel geschoten. En Franschen èn Duitschers begrepen dat de kandidatuur van den prins von Hohenzollern voor den Spaanschen kroon, niet de ware oorzaak, maar slechts de gelegenheid gevende oorzaak van den krijg was: dat het te doen was, welke natie op Europa's vasteland het overwicht zou hebben. De Duitschers begrepen, dat. het met Duitschlands eenheid wellicht gedaan zou wezen zoo Frankrijk zegevierde: de Franschen begrepen, dat Pruissen, zoo het de overwinning behaalt, het overwicht in
Europa zal hebben, hetwelk de Franscheu zich ten recht of ten onrecht toekennen. Nationale trots, ijdelheid, haat, alle booze hartstogten, die evenzeer in het hart van eene natie als van een individu kunnen huizen, braken los... en den oorlog van 1870 werd de oorlog niet van twee mogendheden maar van twee volken!
IV.
De oorlog van 1870 is een gevolg van de beginselen, die in de laatste jaren zijn geformuleerd, die de grondslagen van de Napoleontische en Bismarcksche politiek uitmaken. En... ironie van het noodlot (zouden wij zeggen, zoo wij niet geloofden aan iels, wat méér is dan het noodlot) de oorlog van 1870 wordt gevoerd als een verzet tegen de beginselen, die men zelf heeft gesteld; die men tot de wereldbeheerschende ideën heeft willen maken; maar waarvan men de toepassing met geweld van wapenen zal bestrijden, na ze met geweld van wapenen ingang te hebben willen doen vinden.
Wij zullen dit nader uiteenzetten.
Het nationaliteitsbegrip is op den voorgrond gesteld, om alle geweldenarijen en annexatiën van het Sardinisch gouvernement, in 1859 en 1860, te rechtvaardigen. Omdat te Turijn, te Milaan, te Florence, te Rome, te Napels dezelfde taal gesproken werd; omdat de bewoners vau al die verschillende steden bewoners waren van een land, dat één naam, Italië voert, moesten zij ouder ééne regeering samen vereenigd worden.
Dit was het Napoleontisch idee en daarvoor verspilde hij het bloed en de schatten van Frankrijk! Ook geheel Duitschland moet één worden! Noord-Duitschland is dit reeds, gelijk in 1859 Noord-Italië het werd. Ook Zuid-Duitschland moet in die eenheid opgenomen worden, even als Zuid-Italië het in 1860 werd; al ware het ook door middel van een aanval als die van Piemont op Lamoriciére's leger. Wat meer is, de Noord-Duitsche bond annexeert niet eens de Zuid-Duitsche staten; zij sluit er slechts militaire verdragen mede... doch thans acht de Napoleontische politiek zich geroepen, die nauwere vereeniging tusschen Zuiden Noord-Duitschland, zoo mogelijk, te beletten!
Maar waarom bezit de Duitsdie nationaliteit niet dezelfde rechten, als de Italiaansche'?
Er is nog meer — de moderne politiek, volgens Napoleontisch idee, heeft het beginsel vastgesteld van non-iiilervenlie. Om Ca-vour en Victor Emmanuel vrij spel in Italië te laten, moest Oostenrijks macht in het schiereiland vernietigd worden. Hiertoe diende de veldtogt van 1859: derhalve intervsnlie om liet beginsel van non-interventie te grondvesten. Die non-interventie diende tot niets anders, dan om te voorkomen, dat eenige mogendheid de pogingen van het Sardinisch gouvernement tot overheersching van Italië mocht verijdelen. Nu Pruissen dezelfde rol in 1866 op zich genomen heeft, als Piemont in 1859, bezit het ontegenzeggelijk, zoo het beginsel van mn-interventie recht mocht zijn (wat wij ontkennen), hetzelfde recht om te vorderen, dal ook voor Duitsch-land hetzelfde beginsel geldig zij; dat geen vreemde natie zich eenigermate moge mengen in eenige zaak, die op Duitschen grond geschiedt.
En wat zien wij gebeuren'.'
Het Fransche volk wordt gloeiend van spijt, om de toename van Pruissen's macht. Het beschouwt Sadowa als eene nederlaag-voor Frankrijk, wijl het eene glansrijke overwinning voor Pruissen was. Iedere vergrooting van de dynastie van Hohenzollern schijnt eene vermindering van de macht der Fransche natie. De gedachte aan de eenheid van Duitschland wordt ondragelijk voor
de grootste voorstanders van de eenheid van Italië.....En met
verzaking van het beginsel van noninterventie moest Frankrijk zich in de Duitsche aangelegenheden mengen. Het begint een verschrikkelijken, gevaarvollen oorlog, onberekenbaar in zijne gevolgen, onder toejuiching van geheel de Fransche natie, met het doel, om te interveniéeren, opdat de eenheid van Duitschland, krachtens het nalionaliteüs-hegrip, niet tot stand kome.
Zoo de Goddelijke Voorzienigheid in de menschelijke zaken kon handelen met ironie, dan zouden wij vragen: Is dit geen schrikkelijke ironie, die in den grooten voortplanter van het moderne staatsrecht, in den Franschen Caesar zelf, die moderne beginselen te schande maakt en hem noodzaakt ze te verloochenen'?
Maar wat wij daar bijbrengen is nog niet alles. — De politiek, die in Napoleon in hare sterkste uitdrukking vindt, heeft
aan onzfti tijd nog een ander rechtsbeginsel opgedrongen; )gt;het berusten in het fait accompli, in het voltrokken feit.quot;
Het zij ons vergund de aanmerking te maken dat er, naar ons inzien, weinige begrippen zijn, verderfelijker voor de mensch-heid en vernederender voor een volk, dan het berusten in een vol trokken feit, dat is, berusten in iets, omdat hel geschied is. Er is een groot onderscheid tusschen de christelijke berusting van den man, die weet dat God alles beschikt; dat de menschlieid steeds geleden heeft en altijd lijden zal; en tusschen het berusten in het voltrokken feit, gelijk de moderne begrippen dat opvatten.
Immers volgens die beginselen geeft het voltrokken feit, sanctie aan hetgeen geschied is: het wettigt alles wat slaagt!
Maar zoo iets werkt het despotisme in de hand en vernietigt alle poging t ot tegenstand. Het is eene aanbidding van de ruwe kracht, eene bevestiging van het recht des gewelds, eene ontkenning van de kracht des rechts. Het benevelt het geweten, ontneemt de kracht aan de overtuiging en den moed aan de natie!
En hoe menigen keer heeft men dat «voltrokken feitquot; ter hulpe geroepen, om de met recht verontwaardigde Katholieke opinie te doen berusten in de geweldenarijen, waarvan Italië het too-neel, Pius ix het slachtofier is geweest! De afgodendienaars van hel ruwe geweld juichten het beginsel toe. Zij wilden het opdringen aan het geweten van duizend duizendtallen; maar der menschen ingeschapen rechtsgevoel verzette zich tegen dat logen-achtig beginsel. En gelukkig! hel zal er zich altijd tegen blijven verzetten. Wee! het volk, dat zoo diep gedaald zou zijn, dat het inderdaad het beginsel van het «voltrokken feitquot; aannam. Het uur van zijn val is gekomen en zulk volk verdient niet anders dan slaaf en onderworpeling te wezen!
Krachtens het door Napoleon m en alle bewonderaars van het moderne staatsrecht gestelde beginsel, moest de Fransche natie, moesten de geannexeerde Duitsche provinciën, moest geheel Europa berusten in de gevolgen van den zegepraal dei1 Pruissisciie wapenen. — Maar wat zien wij geschieden? Geheel Frankrijk komt in verzet; eene verbetene wrok, die eindelijk allervreese-lijksl losbarst, dringt door in het hart van geheel een volk; wel verre van te berusten in het fait accompli.
Maar er is nog meer. Het is alsof de oorlog van 1870 en wat
— 26 -
daartoe geleid heeft, in alles een vreeselijke ironie op de moderne staatsrechterlijke beginselen moet zijn.
Wat is het alleshezielende element van het moderne anti-christelijke staatsrecht? De volks-souvereiniteit. —
Wat is er de grondslag van het nieuwe staatsrecht (in vele opzichten een allervoortreffelijkste grondslag)? —
Het recht van een volk, om zijne eigene aangelegenheden te regelen en zijn eigen bestuur naar welgevallen te kiezen of te behouden. —
En wat hebben wij zien geschieden? De voornaamste voorstanders van de beide door ons genoemde begrippen hebben beproefd een geheime verbindtenis te sluiten, waarbij èn de .volkssouverei-niteit èn het recht van eene natie, om zelfstandig te zijn, op een onvergelijkelijk drieste wijze moesten geschonden worden. Het ontwerptractaat, dat aan een dei' corypheën van het Napoleontische stelsel zijn naam te danken heeft, het ontwerp-Bene-detti, beoogde niets anders dan eene volken-verronseling. Hef triviale woord is hier op zijne plaats; want inderdaad, de onderhandelingen tusschen Napoleon's ambassadeur Benedetti en von Bismarck waren niets anders dan geheele staten te verkoopen en te leveren, gelijk eene kudde vee. — «Ik zal het u niet beletten, Zuid-Duitschland te nemen, zoo gij mij schadeloos stelt.quot; — »Gij krijgt geen stuk Duitschen grond, maai' neem Luxemburg of België!quot; — sik zal mij eldeis schadeloos stellen.quot;—»Zoo wij samen de handen ineen slaan, wie zal dan kunnen beletten, dat wij nemen, wat ieder van ons gelegen komt ? Dan zijn wij beiden immers zóó sterk, dat geheel Europa ons niet kan weérstaan.quot;
Zoo werd er door twee staatslieden onderhandeld — en de oorlog breekt los, omdat zij beiden de zaak der berooving van kleine volken niet konden ééns worden.
En dat, Ier wijl de volkssouvereiniteit als grondslag van het moderne staatsrecht word beschouwd — dat, «terwijl ieder volk het recht bezit, zijne eigene aangelegenheden te regelen!quot; —
En wij Katholieken, die met den Syllabus zoovele der zoogenaamde moderne begrippen veroordeelen; wij zijn de mannen van achteruitgang; wij gaan niet mede met de beschaving, mef de verlichting onzer eeuw!
Neen! nooit zullen wij Katholieken, evenmin als de Paus, ons
- 27 —
verzoenen met die beginselen der moderne maatschappij, welke voeren tot een Solferino, een Sadowa, een Weissenburg!
V.
Er is reeds zooveel over de Encycliek en Syllabus geschreven, dat men er haast van zou afschrikken om dit nogmaals te doen. In zekere opzichten is het ook een overbodige arbeid. De oprechte katholieken hebben des Pausen woorden voor waarheid aangenomen, het tijdige en het gegronde daarvan erkend. Tot hen behoeft men dus niet meer over dat onderwerp te spreken. Vooroordeel, onwetendheid, gemis aan onderzoek en aan w'ys-geerigen zin, kwade trouw hebben zoo krachtig op een ander deel der bevolking gewerkt, dat men daaronder uiets zal vinden dan lieden die de ooren sluiten voor ieder woord ter verdediging en hun verstand voor ieder argument, dat ter overtuiging dienen kan. En toch kunnen wij niet nalaten, nogmaals op dal gewichtige stuk terug te komen. Het verband tusschen hetgeen in den Syllabus is veroordeeld en tusschen hetgeen, wat sinds ettelijke jaren Europa zooveel onrust en kommer berokkent, is te groot; de zaak zelf te veel van gewicht, dan dat wij ze onbesproken kunnen laten voorbijgaan. Maar wij behoeven die stellingen, welke door den Syllabus veroordeeld worden, die voornamelijk op de geschiedenis van den laatsten tijd betrekking hebben , niet eens te bespreken: het is genoeg dat wij ze onder het oog brengen en iu de herinnering terugroepen. Ieder, die onbevooroordeeld en niet door sofismen verblind, ze leest en over den diepen zin nadenkt, zal de waarheid en ook de tijdelijkheid daarvan erkennen. Want helaas! het is maar al te zeer eene droevige waarheid, dat de Syllabus ook in dat opzicht op zijn tijd gekomen is; wijl hij drogredenen veroordeelt, die in onzen tijd al te zeer geldig zijn.
Z. H. veroordeelt de volgende stellingen;
LIX. Het recht bestaat in het stoffelijk feit, en alle men-schelijke plichten zijn een ijdele naam en alle men-schelijke feiten hebben kracht van recht.
— 28 —
LX. Het gezag is niets anders dan de slotsom van het getal en stoffelijke krachten.
LXI. De welgelukkende onrechtvaardigheid van een feit, doet niets te kort aan de heiligheid van het recht.
Lxn. Het beginsel van non-interventie moet uitgeroepen en gehouden worden.
LXIV. Zoowel den schending van eiken en der heiligste eed, als onverschillig welke snood- en schanddaad, met de eeuwige wet in strijd, ze zijn niet alleen in 't minst niet al' te keuren, maar zelfs volkomen geoorloofd en hoogst te prijzen, wanneer het uit liefde tot het vaderland geschiedt.
En dan
LXXX. De roomsche opperpriester kan en moet zich met den vooruitgang, het liberalisme en de nieuwe (moderne) beschaving verzoenen en verstaan!
Het geweten der menschen leert hem alreeds hoe valsch de stellingen lix, lx en lxiv zijn. Hij die dieper ingedrongen is in de geschiedenis van onzen tijd zal erkennen, hoezeer deze veroordeelde stellingen, als grondslagen van het moderne staatsrecht door velen gehuldigd en in praktijk gebracht worden, waaruit dan ook de beroeringen der laatste jaren zijn ontsproten.
Hoezeer stelling lxii herhaaldelijk is geschonden door hen die ze gesteld hebben is bekend en hier ook reeds door ons besproken.
Wat lxxx aanbelangt: die stelling welke tot zoovele hatelijkheden tegen den H. Stoel aanleiding gegeven heeft; wij vragen ot' zich de Paus, of wij Katholieken ons kunnen verzoenen, met alles wat de zoogenaamde vooruitgang, het. liberalisme en de moderne beschaving medebrengen1? Men make wel onderscheid: wij zeggen met alles. De stelling lxxx veroordeel) den vooruitgang, het liberalisme, de nieuwe beschaving onvoorwaardelijk: zij veroordeelt de stelling, dat de opperpriester-zich daarmede en bloc, moet verzoenen en verstaan. Herhaaldelijk echter heeft de Paus bij een tal van gelegenheden te kennen gegeven, dat de kerk zich zeer wel met. den waren vooruitgang, de ware vrijheid, de ware beschaving zal verstaan, ze zelfs zal bevorderen. Hierin ligt geene tegenspraak. Reeds meermalen heeft men het, opgemerkt, dat alles wat er goeds en waars in de moderne theorién te vinden is, werd medegevoerd uit den onuit-
— 29 —
puttelijken schat, der Kerk. Er wordt hier gesproken over ideën, niet over praktische maatregelen.
Maar is dan alles wat de vooruitgang- onzer eeuw voortbrengt, zoo goed ?
Het is waar zij heeft de spoorwegen uitgevonden; maar ook de mitrailleuses.
Is alles in het liberalisme dan zon goed?
Bestaat er niet. veel onrecht, geweld, bedrog in dat stelsel'.' Heeft het niet de revolutie van '1848 voortgebracht'? Kunnen de edele adspiratien der menschheid zich niet vertoonen buiten dat stelsel'?
Is de moderne beschaving dau iti alles zoo onberispelijk'?
Van waar dan die volksbewegingen, die oproeren, die revolu-tien van onzen tijd'? Van waar dan het schrikkelijke pauperisme, en de opeenstapeling van kolossale rijkdommen bij eenige weinige geldmannen'? Van waar dan die ontzachlijke legers, en verpletterende schuldenlasten? Van waar die vreeselijke menschen-verslindende oorlogen'?
Moet de Paus, moet de Katholieke Kerk zich met. dat alles verzoenen'?
Neen! wat goed is in den vooruitgang, in de vrijheid en in de beschaving, bezit de Kerk reeds in volle mate. Tusschen het goede nu is eene verzoening onnoodig.
Wat legen Gods wetten strijdt, wal den ruensch vernedert, wat de rechtvaardigheid schendt, zal zij blijven veroordeelen: of het vooruitgang, vrijheid en beschaving genoemd worde of niet!
Niet ten onrechte boezemt de oorlog van 1870 den Katholieken bezorgdheid in; om nog andere redenen dan die, welke voor hen, gelijkelijk met de belijders van verschillende gezindheden, bestaan. Zij vreezen namelijk, en niet zonder grond, dat deze oorlog voor de veiligheid des Pausen de nadeeligste gevolgen zal hebben. Terwijl zij van hunnen kant die bezorgdheid koesteren, kunnen de liberalistische woordvoerders ter nauwernood hunne
vreugde bedwingen. Voor hunne blijde verwachtingen komen zij openlijk uit. 4)
De liberalistische woordvoerders verwachten, dat eerstdaags, nu Rome aan zich zelve overgelaten is de Florentijnsche regeering een einde aan de wereldlijke macht des Pausen zal maken en de hooggevierde éénheid van Italië voltooien. Immers, zij verwachten, dat het gouvernement van Victor Emmanuel, de September-conven-tie zal uitvoeren; niet naar de letter (deze gebiedt hem het Pauselijk gebied tegen vreemde aanvallers te beschermen), maar naar deu yeest (der Italiaansche revolutionairen). Inderdaad, zoo dit geschiedt, en menscherlijker wijze gesproken is het te verwachten, zou het een waardige kroon op het werk der Italiaansche omwenteling van 1859 zetten; eene omwenteling, waarvan de Fran-sche dichter Victor Laprade naar waarheid zegt; dat «zij zonder twijfel de minst heldhaftige en de minst eerlijke is, waarvan hij in de geschiedenis heeft gelezen.quot; 5) ■gt;
Het zou een waardige kroon zijn op het werk van geweld, logen en woordverkrachting, waardoor de Italiaansche eenheid tot dusverre is tot stand gekomen; want het zou eene laatste politieke oneerlijkheid en woordverbreking zijn. Immers, bij de Sep-tember-conventie van 4864 had het Florentynsch gouvernement formeel op zich genomen, het pauselijk grondgebied van den
4) Men behoeft, om hiervan overtuigd te worden, slechts het
van de eerste dagen der maand Augustus, te lezen. En dan nog is dat blad een der bezadigste onder zijne geestverwanten! De beschouwingen van den Florentijnschen correspondent, van het modem-protestantsch dagblad le Temps, maken de schering en inslag uit aan alle betoogen van de zoogenaamde liberale pers. Die correspondent nu is zeker Erdan, een zeer middelmatig Fransch schrijver; maar een van de vinnigste haters van alles wat Christendom is, en een der meest geavanceerde republikeinen. Die Erdan is schrijver van een werkje, getiteld; La France Mystique. vroeger zelf onder het Napoleontisch systeem in Frankrijk verboden; doch o. a. hier te lande door de mannen van de Dageraad verspreid. Op het gezag van dergelijke berichtgevers geschiedt de voorstelling van Italian's toestand; doch daar in de blijde verwachtingen van dergelijke mannen gedeeld wordt, door de zoogenaamde liberalen, zoo kan men daaruit opmaken, wat den Paus verbeidt, indien hij geheel en al zonder hulp en verdedigers zal zijn.
5) Conespondant van 10 Nov. 1869.
— 31 —
kant van Italië tegen invallers te beschermen; op welke voorwaarden Napoleon m zijne troepen uit Rome zou terugtrekken. De geschiedenis van den Garibaldischen inval van 1867 heeft geleerd, met hoeveel goede trouw hieraan is voldaan. En thans trekt Napoleon m toch het onbeduidende troepen-getal uit Rome terug. Hij sluit met de regeering van Victor Emmanuel eene overeenkomst, waarbij hij aan haar de handhaving van de Septem-ber-conventie en de veiligheid van den pauselijken staat toevertrouwt. Blijkbaar heeft de Fransche keizer van de gelegenheid, welke de oorlog hem thans aanbiedt, gebruik zoeken te maken, om met schijn van gegronde rede de laatste Fransche troepen uit Rome te trekken. Steeds heeft hij de revolutionaire ideën zoeken te bevorderen, terwijl hij van den anderen kant den schijn wilde hebben, voor de belangen der Katholieke Kerk te waken; maar hij zal ondervinden, dat, het overleveren van Rome de revolutionairen niet met hem verzoent, en dat hij het laatste overblijfsel van de sympathie bij geheel het Katholiek Europa heeft verloren. Op het oogenblik (15 Aug.) moge het gevaar voor een vijandelijken inval, alle partijen in Frankrijk gemeenschappelijk doen handelen; éénmaal (zoo de Napoleontische dynastie, niet alreeds voor dien tijd gevallen is) zal de tijd van afrekening komen! En nooit zal het Katholieke Frankrijk het den keizer vergeven, dat hij Rome heeft overgeleverd; dat hij den Paus heeft verkocht voor de hulp, misschien zelfs de onzijdigheid eener mogendheid die, wel is waar, gezegd heeft: llalia faro, da se (Italië zal zelf zich redden), doch die niets vermocht eer Napoleon m het bloed van Frankrijk's zonen en de schatten van het land er voor opge-oflerd heeft. Nooit zal het Katholieke Frankrijk dit vergeten; evenmin als het vergeten zal, dat Frankrijk's eer is veil gegeven ter wille van de Carbonari en Mazzinisten!
Nu telle men die gevoelens van het Katholieke Frankrijk niet gering! Wij weten wel, dat men zich bij ons te lande, onder zekere soort van lieden , eene opinie gevormd heeft, alsof er schier geen Katholiek Frankrijk meer bestaat; maar wij weten ook, dat dit eene opinie is van zeer bevooroordeelde mannen, zeer oppervlakkig, of in het, geheel niet vertrouwd, met de historie, met de literatuur, met de sociale toestanden in Frankrijk. Die opinie, geheel en al geschikt voor de groote hoop, is gevormd
— 32 —
door tweeërlei soort van lieden: 1°. door moderne predikanten, die den kansel verlaten hebben, om dagbladschrijver te worden. Deze schijnen te vermeenen, dat de Fransche opinie uitsluitend gevormd wordt door eenige groote dagbladen, de Revue des deux Mondes, en door mannen als Renan, Reville, Edmond About, Droz enz., terwijl zij niet schijnen te weten, hoe sterk het ■woord van een Falloux, Nettement, Rif.ncey, Carné, Champagney op duizenden werkt, om niet eens de machtige namen van Mon-talambert, Dupanloup, Veuillot te noemen. 2quot;. wordt die opinie omtrent Frankrijk gevormd door hen, die b. v. een reisje naar Parijs gemaakt hebben; of die zeer vertrouwd zijn met de Fran-sche romans en theater-stukken; die weten, dat Frankrijk voornamelijk in Kuropa door kappers, koks, modisten en theater-ar-tisten vertegenwoordigd wordt. Ook deze miskennen het Katholieke Frankrijk, omdat zij niets weten, van de machtige werken, die het op ieder gebied, en niet het minst op het godsdienstig gebied, heeft gewrocht.
Neen! Men telle die opinie van het Katholieke Frankrijk niet te licht! Nooit zullen de Katholieken revolutie maken. Zij zullen den keizer niet trachten van den troon te jagen; maar in het uur des gevaars voor de Napoleontische dynastie, zal hunne hulp hèm ontbreken. Zij zullen hem niet omverwerpen, maar zij zullen hem laten vallen!
Men zal wellicht ons op hetgeen wij hier zeggen, ten antwoord geven: »Dat de toekomst voor een ieder een raadsel is: dat Napoleon m, ondanks de tegenspoeden bij den aanvang van den oorlog ondervonden, toch nog wel zegevierend uit den strijd kan treden; dat de overwinning de openbare meenig des veranderlijken Franschen volks zeer wel kan doen wenden.quot;
Dit alles stemmen wij toe: maar wij beweeren, dat zelfs na de overwinning, het Napoleontische stelsel en de Napoleontische dynastie nooit wederom zal herstellen van de schokken, welke zij nu reeds bij den aanvang van den oorlog (wij schrijven dit 15 Aug.) ondervonden heeft.
Dit is volkomen duidelijk voor iemand , die over de eigenaardige fondamenten van de Napoleontische macht met eenige kennis van de gebeurtenissen der laatste jaren en eenige kennis van de wetten der geschiedenis, heeft nagedacht.
De volledigste nederlaag op hel, oorlogsveld zou den troon van Brittannië, Nederland, Pruissen of Rusland niet doen wankelen. De natie zou zich nauwer aaneensluiten, om het oude, geëerbiedigde, populaire vorstenhuis. Dit zou niet het geval zijn in Frank-ryk, waar Bourbons, Orleans, Republiek, Bonaparte hunne aanhangers bij duizenden tellen. Napoleon m mist het prestige der legitimiteit en der traditie, waarmede de liberale partijen in alle landen, wel is waai', spotten, maar die door het volk wel degelijk in aanzien worden gehouden: want het volk (niet het gepeupel) is traditioneel gezind tot in merg en gebeente.
Napoleon m is ten troon verheven, omdat het Franscbe volk, de onrust en onzekerheid der jaren van 1848 tot '1851 moede, verlangde naar een vasten staat van zaken, naar stabiliteit. Daarom hebben millioenen hem driemaal hunne stem gegeven : die hoop op stabiliteit is echter deerlijk verijdeld. Herhaaldelijk heeft de Napoleontische politiek, vooral sinds l Januari 1859, onrust, vrees, gejaagde, koortsachtige toestanden teweeggebracht.
Napoleon tii is door het fransche volk als keizer aangenomen, door de luisterrijke herinneringen aan zijnen naam verbonden; maar die luister, dat prestige gelijk de Franschen het noemen, beslaat niet meer. Wij zullen de Bonapartes, volstrekt niet vergelijken met het huis van de eerste Romeinsche Caesars. Die vergelijking, is evenwel, uit een historisch en wijsgeerig oogpunt beschouwd , niet geheel en al ongegrond: doch in één punt zelfs staaf het huis der Napoleoniden achter bij het huis der Caesars. Gajus Julius de stichter van het huis der Caesars, was een groot veldheer, een volkenbedwinger, gelijk Napoleon i : zijn neef Augustus was en bleef een groot en volstrekt niet avontuurlijk staatsman. Zou men dit ook van den neef van Napoleon i, van Napoleon in, kunnen zeggen1? De overige Bonapartes (van den keizerlijken prins valt nog niets te zeggen) zijn een geslacht, dat reeds vroegtijdig alle kenteekenen van verval vertoont. De Murats, de stam van Lucien Bonaparte yyn geheel en al onbeduidend. Prins Napoleon, vertoont alle verschijnselen van dat soort van lieden, bij welke men denkt aan de woorden van Do-noso Cortez; d/oo God eene maatschappij wil straffen, doet hij dit, door haar over te leveren aan les hommes de plaisir; aan de mannen, die leven voor het zinsgenot.quot; Zoolang de voorspoed
3
het huis der Bonapartes bestraalde, werden hunne groote gebreken, hunne overtredingen en hunne onbekwaamheden, daardoor voor een wijle üjds bedekt; maar de wind des tegenspoeds, heeft dien valschen luister verdreven. En die aureool is niet meer te herstellen! Alle fouten van het Napoleontisch regeeringssysteem, zijn onverbiddelijk aan het daglicht gekomen. Zelfs wanneer de overwinning op Duitschland glansrijk wordt behaald, zal dit nog niet in staat zijn om het verloren prestige te herstellen. Als krijgsman is Napoleon m veroordeeld: de veldheerstaf is hem, na de nederlaag van 6 Augustus, door de openbare meening in Parijs uit de handen gerukt. Zegevieren Frankrijk's wapenen nog eenmaal, dan zegevieren zij door de Fransche generaals en Fransche soldaten, niet door den Franschen keizer! — En wat zal dan de houding van Frankrijk's volk wezenquot;?
De vrees voor de revolutie, die zooveel duizenden het keizerrijk deed ondersteunen, zal geen steun meer zijn: want het is gebleken — aan alle wezenlijke behoudslieden in Frankrijk overtuigend gebleken — dat Napoleon m, bondgenoot der revolutie buiten 's lands is geweest en dat hij de revolutionaire hartstochten in zijn eigen land heeft aangekweekt. Waarom zou men hem dan nog als breidel der revolutie blijven beschouwen'?
Uit dit alles volgt, dunkt ons, dat de steunpilaren van Napoleons macht tot op hare grondvesten zijn geschokt. — En is dan de veronderstelling zoo gewaagd, dat het gemis van den zedelijken steun van de Katholieken in Frankrijk een onherstelbaai verlies voor den keizer is'? 6)
Nu Frankrijks driekleur Rome niet meer beschermt tegen den revolutionairen vijand van den Pauselijken Stoel, hij moge Victor Emmanuel of Garibaldi heeten, nu loopt Z. H. groot gevaar, dat hij nogmaals als balling het graf der H.H. Apostelen zal moeten verlaten. Het vooruitzicht hierop vervult de harten van alle Ka-
6) Wij schreven dit en het volgend hoofdstuk '1G Augustus. De gebeurtenissen van 1 September hebben alle onze droevigste verwachtingen nog overtrolfen.
— 35 —
tholieken met vrees; doch om geheel en al andere redenen dan de antikatholieken wel denken. Het is een algemeen verspreid gevoelen onder hen die buiten de katholieke Kerk staan, of aan de sofisterijen van het modern liberalisme hun oor geleend hebben, dat de Katholieken van meening zijn, dat hunne Kerk met de wereldlyke heerschappij des Pausen vallen zal! Die verkeerde voorstelling en de meening, waarin zij zeiven verkeeren, doet hen zoo reikhalzend uitzien naar het vertrek van den laatsten Fran-schen soldaat uit Civita Vecchia en den intocht van den eersten Ita-liaanschen soldaat in Rome. Het is hen minder te doen om Rome aan Italië te geven, dan wel den Paus te verjagen, het collegie van kardinalen, de generaals der verschillende Orden en alles wat tot het beheer der Kerk behoort, te verstrooijen. Ware dit niet het geval, zij zouden er evenzeer op aangedrongen hebben dat Rome, met het Romeinsch gebied, neutraal verklaard werde, als Luxemburg dat in 1867 gedaan werd.
Dit begeeren zij evenwel niet; zij begeeren de vervolging en onderdrukking van het Pausdom.
Zij vergissen zich echter grootelijks, die mannen, welke met zulke teedere bezorgdheid voor het prestige van den Paus vervuld zijn, dat zij hem van zijn tijdelijk beheer willen ontzet zien, opdat zijne morele macht daardoor moge winnen. Wisten wij niet hoeveel zelfverblinding er in de wereld, en niet het minst in de liberalistische wereld, plaats grijpt, wij zouden lot hen, die zoo spreken, zeggen; ))gij zijt huichelaars! Uw mond uit niet wat uw hart denkt. Erkent liever uwen haat tegen alles wat katholiek is; dan althans handelt gij oprecht.quot; Ieder onzer zal waarschijnlijk, in zijnen kring, mannen gekend hebben, die zóó spraken en ze ook hebben doorgrond.
Maar de Katholieken beschouwen het wereldlijk gezag des Pausen, ten allen tijde onder alle omstandigheden, volstrekt niet als eene conditio sine qua non voor het bestaan des Pausdoms. Zij weten dat vele Pausen geen tijdelijk gezag gehad hebben en dat de belofte, aan den H. Petrus en aan de H. Kerk gegeven, niet slaat op het wereldlijk gebied, over eenen kleinen streek grond van het Italiaansche schiereiland.
.Vlaar waarom trekken de Katholieken dan de zaak van 's Pausen . tijdelijke macht met zooveel vuur aan'?
3*
Omdat zij doorgronden met welk helsch doel men den Paus be-rooven wil.
Omdat zij gevoelen hoeveel geweld, onrecht en huichelarij er gepleegd is, om dat doel te bereiken.
Omdat zij voorzien, welke wereldberoeringen de verjaging des Pausen zal te weeg brengen.
Maar zij vreezen niet voor den ondergang der Kerk! Hij die daarvoor vreest is geen Katholiek meer!
Zij weten dat de Voorzienigheid wegen kent, welke onbekend zijn aan de kinderen der menschen. Zij weten dat Christus beloofd heeft Zijne Kerk bij te blijven; maar Haar tevens voorspeld heeft, dat Zij verdrukking en vervolging zal lijden, tot aan het laatste der dagen.
En waarom zouden wij dau vreezen voor het bestaan der Kerk ?
Maar wij vreezen voor de toekomst der Europeesche maatschappijen.
De toestand, waarin het hoofd der katholieke Kerk zich tot nu toe heeft bevonden ^dat is als souverein binnen Rome), kan niet gewijzigd worden, dan ten koste van ontzachlijke beroeringen en radicale omverwerpingen van de bestaande orde van zaken.
De Paus kan ophouden souverein van Rome te zijn.
Maar in dat geval zullen onze Europeesche toestanden geheel en al veranderd moeten worden; zullen zij omver geworpen worden, als het oude Troye: Ruit allo a culmine Troja.
Wanneer het slechts schrijver dezes ware, die zulke verwachtingen koesterde omtrent het voortdurend blijven bestaan van het Pausdom, zou men wellicht veronderstellen, dat voorliefde hem verblindde; maar de woorden van een scherpzinnig staatsman, en groot geschiedkenner, van een Protestant, Macaulay, getuigen niet minder voor dat geloof aan de duurzaamheid des Pauselijken Stoels. Na een schets gegeven te hebben van den schier ho-peloozen staat, waarin de H. Stoel in 1799 verkeerde, toen Pius vi in de gevangenschap der Fransche republikeinen stierf, laat hij daarop onmiddellijk volgen: »De Arabieren verhalen, dat de groote pyramide vóór den zondvloed is gebouwd, en dat zij alléén van alle werken van menschenhanden aan de wateren weerstand bood. Zoo is ook het lol des Pansdoms. Het is onder de -groote overstrooming (de Fransche revolutie) begraven geworden; maar zijne
diepe fondamenten werden niet geschokt, en toen de wateren weggedreven waren, kwamen zij weder te voorschijn te midden van de puinhoopen eener wereld, die was heengegaan.... Ook zien wij niet eenig teeken, dat het naderend einde harer langdurige heerschappij (van de katholieke Kerk) aankondigt. Zij zag den oorsprong van alle nog in de wereld bestaande regeeringen en kerkelijke instellingen; wij durven niet verzekeren dat Zij niet bestemd is om het eind van alle die regeeringen en instellingen te zien. Zij was groot, en geacht eer de Saksers den voet op Brit-tannié's bodem zett'en, eer de Franken den Rijn overstaken, toen de grieksche welsprekenheid nog bloeide in Antiochië, toen de afgoden nog werden vereerd in den tempel van Mekka. Zij kan nog zeer wel met onverminderde kracht bestaan, wanneer een reiziger van Nieuw-Zeeland zich, temidden eener uitgebreide wildernis, op een verbroken boog der London-Bridge zal plaatsen, om een schets te maken van de ruïnen der St. Paulus Kerk.quot; 7) Maar zal de Paus niet uit Rome verdreven worden'?
En waar ook op de wijde aarde, waar hij zijnen voet nederzet, zal hij kunnen zeggen:
Rome, n'est plus dans Rome: el Ie esl ton Ie oii je suis! 8)
Er bereiden zich in Europa groote veranderingen voor. Alle teekenen des tijds voorspellen dat die veranderingen van diep doordringenden aard zullen wezen. Niet slechts de wetten van staatkundig evenwicht zullen veranderd worden, niet slechts de maatschappelijke toestanden; maar ook op het gebied der ideën zal eene diepe verandering plaats grijpen. Men stelle zich niet voor dat zoo iets op eens, plotseling zal geschieden; maar het zal geschieden! Het onkruid, evenmin als de goede tarwe, schieten op eenmaal op; zij ontwikkelen beide zich uit den kiem, die in de aarde is nedergelegd; maar bijzondere omstandigheden kunnen die ontwikkeling bespoedigen of vertragen. De kiemen zijn in een
1) Macauley, Essay on Rnt/ke. Tauchnits edition III p. 141 en 9!l. 8) Corneille Sertorius.
— 38 —
vruchtbaren grond nedergelegd, ze zijn ontsproten; doch wie kan den juisten tijd bepalen, waarop ze tot geheelen wasdom zullen zijn gekomen'? De volken doorleven kritische toestanden, evenals de individu's. De strijd tusschen het gezonde lichaam, gelijk God het oorspronkelijk heeft geschapen en de kwade vochten, de gevolgen van eigene misstappen of aangebrachte smetstoffen, geven aanleiding tot die heftige schokken van het organisme, welke men ziekten noemt en die den dood te weeg kunnen brengen. Gelijk dit het geval is met de individu's, zoo is het dit ook met geheele volken.
Nu valt het niet te ontkennen dat aan het leven der Europee-sche maatschappijen een diepe kanker knaagt. De twee groote schokken welke het heeft doorgestaan: de godsdienstscheuring der xvi en revolutie der xix eeuw 9) zijn op elkander en uit elkander gevolgd. De eene heeft hare kring afgelegd en is in de andere overgegaan, welke op hare beurt insgelijks dien geheelen kring moet doorloopen. De ontkenning van het Gezag in zijn edelsten en eerbiedwaardigsten vorm; de Kerk, heeft geleid tot de ontkenning van het Gezag, in een tweeden ook eerbiedwaardigen vorm: de Staat. 10) De menschelijke rede, die niets anders is dan de menschelijke Ik, geïdealiseerd en aangebeden, ja, tot eene Godheid verheven; 11) die menschelijke rede heeft zich gesteld in plaats van het Gezag van goddelijken oorsprong. Ziedaar de essentie der revolutie! ziedaar het bederf dat tot in alle sappen der maatschappij is doorgedrongen! De strijd welke het gezonde lichaam, het christelijk idee, voert tegen die ziekelijke stof, veroorzaakt alle verschijnselen, waardoor zich het lijden van onze hedendaagsche maatschappij openbaart. Overwon het eerste, zij was gered. Zegeviert de ziekestof, dan volgt de dood, of althans een armzalig, kwijnend, zwakkelijk leven.
De schroomelijke verwarring in de begrippen omtrent de verhouding van den mensch tot God, heeft eene schroomelijke verwarring te weeg gebracht in de begrippen omtrent de verhou-
9) Eigenlijk begonnen in quot;1789, voortgezet in de xix eeuw.
10) Directe ontkenning door atheisine; indirecte ontkenning door ontkenning van Gods bestier der menschelijke zaken.
11) b. v. in de Götholatrie.
ding der individu's onderling en der individu's tot de maatschappij! üe valsche Democratie, het Socialisme, de opruiing van hen die niets bezitten tegen hen die bezitten; de schier afgodische eerbied voor het goud, als middel tot genot; de verderfelijke stelsels op staathuishoukundig gebied, die als hoofddoel alléén de hoogst mogelijke ontwikkeling de stoffelijke krachten voor oog houden; dit alles moet diep ingrijpende, ontzachlijke veranderingen in de Europeesche maatschappij veroorzaken! Want het zijn de ideên die de stolfelijke krachten in beweging brengen: Mens agital mo-lem. Niemand onder hen, die slechts eenigzins dieper dan de oppervlakte doordringen, ontkent dit dan ook. Het eenigste onderscheid tusschen de katholieke en de revolutionaire school (eigenlijk de twee eenige die bestaan; alle andere zijn schakeeringen van een van die beide) is daarin gelegen dat de een goed noemt, wat de ander kwaad noemt!
De staten nu zijn opgebouwd naar de beheerschende ideeën, gelijk eene gothieke kathedraal of eene heidensche tempel, beiden uit steen en mortel vervaardigd zijn; doch naar een verschillend plan. De christelijke Staat, waarvan het ideeal is geweest, het Heilige Roomsche rijk en het Pausdom te zamen, is naar een geheel ander idee gebouwd, dan het heidensche romeinsche rijk, gebouwd naar het idee van Caesar Augustus. Invloeden, buiten het Christendom en vijandig aan het Christendom, hebben den vorm van den christelyken Staat gewijzigd. Gelijk eene architektuur verbastert en daardoor hybride stelsels ontstaan; zoo is ook het Staatsidee verbasterd. En gelijk hybride stelsels eindelijk over-loopen in monsterachtigheden, zoo ook kan het idee van Staat eindelijk monsterachtig worden. Naar gelang het verkeerde idee de overhand verkrijgt, kan het zelfs zoover ontaarden, dat voor het idee van het Heilige Roomsche Rijk, wederom de heidensche Staat-God in de plaats treedt.
De strijd tusschen gezondheid en bederf, openbaart zich in het leven der volken, door beroeringen, oorlogen, revolutiën. Deze allen zijn niets anders dan uitwendige teekonen van inwendig werkende krachten!
IX.
Het is een geheel verkeerde voorstelling, ontspruitende uit gemis aan historische kennis of aan wijsgeerigen zin, dat: om terug te keeren lot de goede beginselen, die verduisterd of onder-drukt zijn, men ook noodwendig moet terug keeren tot de uiterlijke toestanden der tijden, waarin die goede gezonde beginselen de bovenhand hadden. Wanneer een mensch z'yne gezondheid heett verloren; maar die na verloop van jaren, in dezelfde mate als hij die vroeger genoot, terug erlangt, volgt daaruit nog niet, dat hij insgelijks tot den lichaamlijken toestand van die vroegere jaren moet terug keeren. üe mensch mag door het herstel zijner gezondheid weder zijne krachten frisch en jeugdig gevoelen; de tijd echter die nooit stilstaat, is vooruitgegaan. Zulke mensch is ouder geworden. Hij heeft, indien hij niet kindsch is, meerder ervaring opgedaan: hij behoeft om gezond te zijn, niet jong en onervaren te wezen. Zoo is het ook met het leven der volken.
De staatsbegrippen der middeneeuwen waren gezonder dan die van onze eeuw. Zij steunden op het christelijk, de onzen op het heidensch idee. Zal de Staat zijne vroegere gezondheid weder verkrijgen, dan móét hij terugkeeren tot de christelijke beginselen. Een Christenvolk met staatsbegrippen, die niet op chris-telijken, maar op heidenschen grondslag rusten, móét zich in een onregelmatigen toestand bevinden.
Maar om tot de gezonde staatsbegrippen, die in de middeneeuwen regeerden, terug te keeren, behoeft men niet tot al het middeneeuwsche achteruit te gaan. Het is genoeg dat het beheerschend idee weder hetzelfde worde. Hij, die de gevolgen van den vooruitgang in wetenschap en kennis, in onderling verkeer der volken, in mildere begrippen, in zachtere zeden, niet wilde aannemen, die de feodaliteit zou terugwenschen, handelde even dwaas als de man, die, omdat hij in zijne jeugd krachtig was en hij zich thans anders gevoelt, zijne verkregen kennis en ervaring verwenscht. Mijns inziens heeft hij, die onvoorwaardelijk , in alles de middeneeuwen prijst en ze geheel en al als een ideaal zich voorstelt, geen behoorlijk begrip van dat tijdvak gehad. Hij heeft het slechts van ééne zijde beschouwd. Het dweepen met middeneeuwsche begrippen, middeneeuwsche toe-
standen, middeneeuwsche kunst heeft tot even vele onzinnigheden geleid, als het dweepen van de eeuw van Leo x met de oude heidensche philosophic en kunst.
Keert terug tot het middeneeuwsche wat goed is; behoudt het negentiende-eeuwsche wat goed is!
Men moet leven in de eeuw, waarin God ons heeft doen geboren worden en men moet in goeden zin »een kind zijner eeuwquot; zijn.
Maar even dwaas als hij die slechts met de middeneeuwen dweept, is hij, die zich het ideaal van volmaking voorstelt in de toestanden van onze eeuw van «verlichting en beschaving!quot;
Het edele statige waslicht is schooner en edeler, al flikkert het niet zoo fel als het gaz. Het verspreidt wel niet zoo véél licht, maar het geeft minder valsch licht, bederft minder oogen, verblindt minder, verspreidt minder walgelijke dampen, en geeft volstrekt geen gevaar voor ontploffingen. Maar hij, die in onze eeuw leeft, gebruikt gaz en zal niet meer bij een waskaars gaan zitten. Ook kan hij het veilig gebruiken, wanneer hij de noodige voorzorgen neemt, en evenzeer de gevaarlijke als nuttige eigenschappen daarvan in het oog houdt.
Voor hen die hoopen en verwachten, dat de goede God de Europeesche volken van de kwalen, waardoor hunne maatschappelijke toestanden verteerd worden, zal genezen, behoeft derhalve de terugkeer tot middeneeuwsche toestanden volstrekt niet wen-schelijk te zijn. Een volk kan onder verschillende maatschappelijke toestanden een gelukkig en krachtig volk wezen, mits zij slechts op de christelijke beginselen rusten. Omdat wij hiervan vast overtuigd zijn, koesteren wij de hoop, dat, na eene geduchte krisis, het God wellicht behagen zal, de Europeesche volken te redden van den ondergang, die hen onvermijdelijk, na korter of langer tijd, wacht, zoo zij blijven voorthollen op de baan, welke zij thans zijn ingeslagen. Die redding behoeft niet verbonden te zijn aan het herstel van dezen of genen staatsvorm; nog minder aan het herstel van deze of gene dynastie; ook niet aan het staatkundig overwicht van deze of gene natie.
Dit alles is in zekeren zin onverschillig. God heeft het behoud van een volk niet verbonden aan den monarchalen, aristocratischen, constitutioneelen of democratischen regeeringsvorm. God heeft het heil zijner Kerk niet verbonden aan de dynastie van Bourbon of
Habsburg. God heeft het Katholicisme niet als een uitsluitend erfdeel aan Frankrijk of Spanje geschonken. Alle regeeringsvormen kunnen goed of slecht, zijn; alle vorstenhuizen kunnen goed of slecht zijn; alle natiën kunnen goed of slecht zijn. Die Katholieken, welke b. v. eene regeeringsvorm, een vorstenhuis, een natie met het Katholicisme willen vereenzelvigen, handelen ondoordacht en onverstandig, zoo zij niet als bekrompene drijvers handelen. Katholiek sluit juist dergelijk particularisme uit: want Katholiek is algemeen!
Wij herhalen het nogmaals; het heil of onheil der maatschappijen hangt er van af, welke de beginselen zijn, naar welke zij bestaan en handelen; zijn die christelijk, zij zullen behouden blijven; worden die heidensch, zij zullen vergaan!
En het heidendom der negentiende eeuw is de ontkenning van den invloed der bovennatuurlijke orde van zaken op de mensche-lijke samenleving!
Hierin en in niets anders is het begin en oorsprong van het, moderne heidendom te zoeken.
De richting naar groote eenheden beheerscht in vele opzichten de toestanden onzer eeuw. Ik geloof dat alles wat met die richting in tegenspraak is, vooreerst het onderspit zal delven. Dat begrip heeft gedurende het bloeitijdvak der middeneeuwen (xii en xiii eeuw) in veel grootscher vorm bestaan dan thans. Het ideaal immers van die eeuwen was: de geheele Christenheid is één. De Paus is de vertegenwoordiger dier eenheid op geestelijk, de keizer van het H. Roomsche Rijk op het wereldlijk gebied. Onder hen staan de aartsbisschoppen, bisschoppen, koningen en vorsten als hoofden der onderdeelen van die groote eenheid. Het begrip van Pausdom is voor de helft der westersche Christenheid verbroken: het H. Roomsche Rijk bestaat zelfs niet meer in naam. In plaats nu van die ééne eenheid, welke de meest mogelijke verscheidenheid in haar midden toeliet; maar die op één grondsteen, het christelijk idee berustte, is een ander begrip van eenheid getreden. Die eenheid is niet de eenheid aller christenvolken meer, maai' de verschillende eenheden van nationali-
— 43 —
teiten. Deze, ofschoon zij geene eigenlijke eenheden meer zün, pogen alle verscheidenheden in hunne eenheid op le lossen.
Dat begrip van tegenstelling van de eenheden der nationaliteiten tegen de eenheid der Christenheid is niet nieuw. Het dag-teekent voornamelijk van Filips den Schooue, koning van Fi ank-rijk (1285—1314). Deze stelde de Fransche nationaliteit tegenover het H. Rooinsche Rijk; de Gallikaansche kerk tegenover de Roomsch-Katholieke Kerk. Schier alle vorsten van Frankrijk zijn de politiek van Filips den Schoone gevolgd. Napoleon i heeft die voleind, door de laatste overbijfselen van het H. Roomsche Rijk omver te werpen.
De eenheid der nationaliteiten, die alle verscheidenheid in de eenheid onderdrukt, is de Antithese van de eenheid der Christenheid, die de verscheidenheden binnen de grenzen der eenheid toelaat, üe eerste steunt op de stof, de andere op den geest. Geboortegrond, vleesch en bloed, vormen den band voor eerstgenoemde; zielenleven, gemeenschap in bovenzinnelijke adspiratiën, voor de andere. Het grootste culminatiepunt van de nationaliteitseenheid, vindt men in het caesaropapisme der heidensche Keizers en russische Czars; die van de Christelijke eenheid vindt men slechts in het Katholicisme.
Thans echter gaat alles die vorming van groote eenheden te gemoet. De eenheid naar den geest, wordt onder het mensch-dom meer en meer verbrokkeld, door de bandeloosheid der mee-ningen. De eenheid der nationaliteit wordt sterker en sterker door de verbazende uitbreiding der stoffelijke krachten, waarover de mensch beschikt. Kompas, stoom, telegraaf hebben de afstanden ingekrompen en nogmaals ingekrompen. Rivieren en bergruggen scheiden thans geene volken meer. Welhaast zal de Oceaan dit niet. meer doen. Peking is thans niet verder van Rome en gemakkelijker te bereiken dan vóór zes eeuwen dit Londen was. De afstand tusschen Aken en Keulen was voor Frederik Barba-rossa grooter dan de afstand tusschen Weenen en Berlijn voor koning Wilhelm. De Stichtenaar en de Hollander kwamen, onder graaf Willem m, minder met elkander in aanraking dan de bewoners van s' Gravenhage en Berlijn in de dagen van koning Willem in. Er bestond meer verschil tusschen den West-Fries van Drechterland en de bewoners van de omstreken van het jachthuis
_ 44 —
van den roomsch-koning Willem ii 12) dan tusschen de bewoners van het koningrijk der Nederlanden en die van het koningrijk Hanover in den tijd van onzen koning quot;Willem n.
Drukpers, administratie, bureaucratie, staande legers, stoom, telegraaf, maken het thans even gemakkelijk een volk van dertig millioen zielen te regeeren, als voor vijf eeuwen, toen niets van dat alles bestond, een landstreek, die een millioen inwoners telde.
De omstandigheden waarin onze eeuw verkeert, begunstigen de vorming dier groote eenheden; maar wel verre van die eenheid op christelijken grondslag te willen grondvesten, doet men dit op grondslagen buiten het Christendom. Vandaar dat men spreekt van italiaansche eenheid, duitsche eenheid, eenheid van romaan-sche volken, eenheid van sla vonische volken, Pan-italianisme, Pan-romanisme, Pan-germanisme, Pan-slavonisme: wie denkt, bij dit alles niet aan — Pantheïsme?
En die verschillende eenheden zoeken alle volksindividualiteiten in zich op te lossen en te vernietigen. Middelerwijl zoekt de geest der staatsinstellingen, zooals de verst van het Christendom verwijderde school die begrijpt, de vrijheid van beweging van den individu op te lossen in de eenige vrijheid van den Staat: de Staat-God, hoogste uitdrukking van het Pantheïsme, van het moderne heidendom!
Terwijl in 1859, 1866 en 1870 het bloed van duizenden op de slagvelden stroomt, ter wille van de eenheid naar nationaliteiten, roept in 1869 de Opperpriester de bisschoppen der aarde te zamen en zij bieden aan de wereld het schouwspel van eene eenheid, waarbij de eenheid, volgens nationaliteiten, in het niet zinkt!
De eenheid gegrond op den stoffelijken mensch wordt ingewijd door bloed; de eenheid, gegrond op het onstoffelijke van den mensch wordt ingewijd door het gebed!
De strijd (onafscheidbaar gevolg van 's rnenschen zwakheden) wordt door deze gevoerd door discussiën, aan het einde van welke allen in broederlijke eenheid samenwerken; door gene wordt hij gevoerd door intriguen, aan het eind van welke de naaldge-
12) s Graveiihage heeft aan dat jachtlmis zijn oorsprong te danken.
weren, de chassepots en mitrailleuses geroepen worden om het geschil te beslechten!
XI.
Bedriegen wij ons niet dan zal de oorlog van 1870 de democratische ideeën sterk helpen verspreiden: de troonen zullen er door geschokt worden, zelfs de troon van den overwinnaar. Wanneer wij beweren dat dit geschieden zal, volgt daaruit niet dat dit juist onmiddellijk na het eindigen van den oorlog zal geschieden; maar wij beweren dat, na meer of minder lang verloop van tijd, de Democratie, die dagelijks in kracht wint, geweldige slagen aan de troonen zal toebrengen en dat deze oorlog van 1870 de democratische ideeën onder het volk sterk zal verspreiden.
quot;Wanneer wij van Democratie spreken, maken wij wel degelijk onderscheid. Ei' is eene goede en eene valsche Democratie. Onder de goede Democratie bedoelen wij: de deelname van een zoo groot mogelijk getal onzer natuurgenooten, aan een zoo groot mogelijk aandeel in verlichting, in genietingen, in rechten, in gelijkheid. Deze Democratie zullen wij altijd blijven beschouwen als het ideaal naar hetwelk wij moeten streven.
Maar er is eene andere Democratie. Deze beoogt de omverwerping der troonen; de opheffing van alle eerbetooningen aan dezen of genen burger des staats, hetzij door adelijken titel als anderzins; de vernietiging van allen invloed van geboorte en talent; de vernietiging van allen invloed dei' godsdienst en hare bedienaren op het maatschappelijk leven. Daarentegen wil zij de groote menigte, en bij voorkeur zekere klasse, die wel niet de achtingswaardigste is, een onevenredig grooten invloed op het beheer des staats schenken. Deze Democratie is het gareel, dat behendige volksmenners aan de massa's weten aan te leggen, om hen te leiden werwaarts zij willen.
In tijden van beroeringen wint deze Democratie voornamelijk veld, omdat dan de hartstochten eens volks het prikkelbaarst zijn en omdat die soorl van Democratie steunt op den volkswaan en volksdriften. De geest onzer eeuw leidt de Europesche volken op den weg der Democratie, zoowel der goede als der valsche. Moge al in het Russische rijk de Autocratie regeeren; tot zelfs in dat
— 46 —
half barbaarsche land, hebben de democratische ideën diepe wortelen geschoten. Engeland, dat door de vastheid en hechtheid zijner instellingen het minst er door aantastbaar scheen, ziet er zijne oude staatsinstelling reeds geheel en al door ondermijnd. Gelukkig de volken, naar gelang de goede Democratie dieper in de maatschappelijke instellingen -wortelt; maai', helaas! de valsche Democratie, de Demagogie, vindt gereeder ingang.
Naar gelang nu de rampen, de naamlooze weeën, welke een oorlog als die van 1870 na zich sleept, zich later zullen openbaren; naar gelang de nu door kruitdamp dronken volken, na bet eindigen van de oorlogswoede, hunne verliezen zullen beginnen te overwegen, zullen zij opklimmen naar de oorzaak dier rampen. Zij zullen die niet zoeken in verkeerde beginselen en begrippen. Maar zij zullen ze wijten aan de regeeringen, ofschoon deze eigenlijk niets anders geweest zijn dan de verpersoonlijkte ideeën en hartstochten van een groot deel hunner volken. De beerschzucht van koningen en vorsten, de kuiperijen van ministers en diplomaten, de zwendelarijen van (inanciemannen, zullen de schuld krijgen van de weeën en rampen des volks. Behendige leiders zullen de aandacht der massa's leiden op de regeeringen, niet op de ideeën — En de koningen en vorsten, de grooten der aarde, zal men beschouwen als de oorzaak van het onheil dat de volken getroffen hoeft. Daarbij komt dat die vorsten, welke hun grondgebied vergroot hebben, spoedig zullen ondervinden, dat zij vijandige elementen in hunne staten hebben opgenomen. Pruissen en Piemont mogen bet overige Duitschland en Italië onderworpen gemaakt hebben aan bun vorstenhuis: die vorstenhuizen zullen tot hun eigen nadeel, binnen korte jaren, ontwaren, dat mogen al de Hanoveranen Pruischers, de Napolitanen Italianen geworden zijn, noch Hanoveranen, noch Napolitanen het huis van Brandenburg of Savoye zullen beminnen of vereeren, zooals de inwoners der oorspronkelijke staten dit deden.
En de tijden zijn voorbij dat het ééne deel eener natie het andere deel van het genot zijner politieke rechten kan buiten sluiten. De bewoner nu der geannexeerde landen, zullen zeer spoedig gewonnen kunnen worden voor eeno antidynastieke politiek — en in onze tegenwoordige tijden is ei' schier geene antidynastieke politiek in een land meer mogelyk, dan de republikeinsche!
— 47 —
Wij weten zeer wel dat het militarisme, voor de naaste toekomst, de Europesche volken zal beheerschen; maar militaire regeeringsvormen zijn op den duur in beschaafde landen niet mogelijk. Zoodra Pruissen zijn taak, de eenmaking van Duitschland heeft voltooid, zal het duitsche volk beginnen te reageeren tegen het militarisme. Het zal, wel is waar eene natie blijven, in welke ieder burger soldaat is, doch het zelfbewustzijn des volks zal er zich tegen beginnen te verzetten, dat eene stand, met uitzondering van anderen, het militair gezag voert.
De Koning van Pruissen kan de opvolger zijn in de militaire heerschappij van Frederik n; maar de Keizer van het Duitsche Rijk kan dit niet meer zijn!
Wat Frankrijk, Italië, Spanje aanbelangt; het militarisme er de democratische ideeën hebben in die landen reeds genoeg den troon en de staatsinstellingen ondermijnd.
XII.
Wanneer men mij zou vragen, wie denkt gij dat in den oorlog van 1870 de overwinning zou behalen'? moest ik het antwoord schuldig blijven. 13.) Zelfs al ware voor een oogenblik een der oorlogvoerende mogendheden geheel en al verslagen, zou ik nog geen beslissing willen geven. Want men kan wanen dat het vrede is geworden en het toch geen vrede is. Slechts de voorwaarden waarop de vrede zal gesloten worden, zullen Ioenen of het een ware of eene voorloopige vrede is. Ik zou derhalve niet gaarne een beslissend antwoord willen geven. ^
Iets anders is het zoo men mij vroeg: aan wien gelooft £'■ t„ ■* de toekomst zijn zal'?
Hierop zou ik zonder aarzelen antwoorden: aan de Duitsi ts!
Ik wil volstrekt niet beweren, dat de allernaaste toekomst aan hen is; maar de toekomst zal aan hen zijn. Twee omstandigheden doen mij op grond van hetgeen de wijsbegeerte dei-geschiedenis ons leert, dus oordeelen. De eerste is: er is in ge-
13) Dit is geschreven 20 Augustus.
— 48 —
heel de beweging der wereldsche gebeurtenissen een voorwaarts schrijden van het Oosten naar het Westen, en van de kustlanden der Middelandsche zee, naar de meer noordelijk gelegene wereld-streeken. Alle godsdiensten hebben hunne bakermat in het Oosten: de groote rijken der verre oudheid zijn in het Oosten ontstaan. Vandaar is de beweging der beschaving westwaarts gegaan naar de Helleensche stammen: van daar naar Rome. Dit heeft het verre Westen dei- vóórchristelijke tijden beschaafd; maar het. allerlaatst Germanië. De romeinsche beschaving heeft zich van Italië langs de westelijke kustlanden der Middelandsche zee verspreid: van daar is zij doorgedrongen tot in Gallië. Alle deze landen zijn door haar geromaniseerd. Langen tijd bleef de Rijn •een scheidsmuur tusschen de beschaving en de barbaarschheid. Eeuwen lang bleef de Germaan verre op achter bij den romaan-schen Spanier of Galliër.
Milaan, Napels, Lyon, Toulouze, Marseille, Tarragona, Gar-thagena waren reeds bloeiende en machtige steden, toen ter plaatse, waar thans Berlijn ligt, slechts eenige wilden rondzwierven; toen het Amstelland nog niets was dan een akelig moeras; toen voor het eerst eenige romeinsche soldaten de spade in de i grond staken, om de grondslagen van Keulen te leggen.
De zuiver germaansche volken zijn dus veel jonger- dan de ro-maansche: bijgevolg hebben zij ruimer toekomst in het verschiet voor zich. Bovendien bezit het germaansche ras (waaronder ook de Engelschen behooren) meer dan eenig ander het koloniseerend instinkt. De Noord-Amerikaansche republiek is het gewrocht van den germaanschen stam, die in het verre Westen het wereldrijk van de toekomst heeft gegrondvest. Aangezien nu de gennaan-sch^ stam de koloniseerende bij uitnemendheid is, geloof ik, dat God de toekomst aan hem heeft voorbehouden.
De romaansche volken zijn oud; de germaansche in rijp man-nelijken leeftijd; Noord-Amerika in volle jongmanskracht.
Voor de slavonische volken beeft God misschien hot Oosten voorbehouden.
De tweede reden, waarop dit mijn oordeel gegrond is, is de volgende: de romaansche volken, als Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, vertoonen alle teekenen van beginnend verval. In plaats van krachtvolle staten, gelijk vroeger Florence, Genua, Venetië,
in plaats van vroegere, krachtige monarchiën, als die van Isabella Gatolica of van Lodewijk xiv, ziet men thans verdeeldheid, sol-datenregecring, binnenlandsche beroeringen: niet die welke uitingen zijn van de ruwe kracht der jeugd eens volks; maar die gelijken aan de uitspattingen des ouderdoms, waarop zoo spoedig afmatting volgt. De omwenteling van Italië der xix eeuw vertoont vooi' 't oog iets, wal gelijkt naar de onedele driften van een uitgeputten man, die zich waant, nog krachtig jongeling te wezen. De figuur van den held Garibaldi is al zeer klein en bekrompen, vergeleken bij de figuur van den insgelijks revolutionairen held, Willem de Zwijger. Het Gaesarisme, dat de voorganger misschien is van eene bandelooze Demagogie, is op 't oogenblik de maatschappelijke vorm der Romaansche natiën en het Gaesarisme is de regeeringsvorm der natiën die gaan zinken.
Ofschoon ik geloof dat de toekomst aan de Germaansche volken is, besluit ik daaruit nog niet, dat deze in alle opzichten krachtig zijn: ik besluit slechts dat zij betrekkelijk krachtiger zijn. Hetzij in Duitschland, hetzij in Engeland hebben zij nog eene taak te vervullen, waarvan zij het bewustzijn met zich omdragen. Van Duitschland , om eene groote eenheid te vormen, die wellicht eenmaal aan Europa eene andere gedaante geven zal en den voortgang van het, Moskovitisme stuiten; van Engeland om nog half-bekende landen te koloniseeren.
Maar welke taak, met een van deze beide te vergelijken, stelt zich Spanje, of Italië, of Frankrijk voor'?
Ja, Frankrijk stelt zich voor aan de spits der beschaving te staan; maar juist van eene beschaving, welke alle kiemen van ontbinding in haar binnenste met zich draagt.
Doch alles, wat ik hier beweer, is ondergeschikt aan eene omstandigheid , die alles beheerscht!
De Christenvolken zijn geneesbaar. En zij worden, meer dan eens, door vreeslijke beproevingen genezen.
Maar zullen die volken, welke zoozeer genezing behoeven, genezen willen worden'?
Zullen zij het geneesmiddel niet in ijlhoofdigen woede van zich stoeten'?
God geve, dat zij het niet doen. — Doet» zij het niet, dan breekt wellicht spoedig de eerste dag eens nieuwen levens aan.
4
XIII.
Wij hebben bij het, ter neder schrijven dezes, Oostenrijk nog onbesproken gelaten. Wij kunnen hef. slechts voor een gedeelte onder de Germaansche volken rangschikken. Het Oostenrijksche vorstenhuis moge een Duitsch vorstenhuis zijn; do Oostenrijksche monarchie, is volstrekt geen Duitsche staat meer. De Duit-sche stam is wel is waar, eeuwen lang de heerschende in alle landen der monarchie geweest; doch de schokken en beroeringen welke het rijk van Frans Joseph thans ondergaat, zijn allen het gevolg van de pogingen der verschillende, meest, Slavonische, stammen, welke de Duitsche heerschappij willen vernietigen. Oostenrijk vertoont alle teekenen van verval. Misschien dat het eenmaal als het rijk van het Oosten zal verrijzen: maar zijne toekomst als Duitsche staat is vernietigd.
Wanneer men de gebeurtenissen der laatste jaren in die monarchie gadeslaat , kan men zich niet weerhouden om een zeker soort van medelijden, maar ook tegelijkertijd van minachting voor dien staat te koesteren. Frankrijk moge dalen; maar in alle gevallen vertoont, het, bij alle bedorvenheid, nog teekenen van sterke volkskracht en van edel volksbewustzijn: maar Oostenrijk heefi het schouwspel gegeven, van alles wat ons moet doen zeggen ; de kracht is uit, die monarchie geweken!
Men vergelijke wat in 4866 in Weenen voorviel, met het schouwspel dat Parijs thans biedt. Toen de Pruissen naar de Oostenrijksche hoofdstad marcheerden, bleef het. volk van Weenen in de theaters: geene poging om zich te weer te stellen; maar een geroep om vrede; een protesteeren tegen het plan om de keizers-stad te verdedigen!
In Parijs grijpt ieder naar de wapenen of werkt aan de versterkingen. WTie het waagde hiertegen zijne stem te verheffen, zou door hef volk aan flarden gescheurd worden!
Niets is er verachtelijker, niets is grooter bewijs van demoral isaitie, dan dat een hoofdstad zich, zonde.- tegenstand te beproeven, aan den overwinnenden vijand wil overgeven. Een volk dat zich niet verdedigen wil, als wanhoopigen verdedigen, verdient overwonnen te worden!
— 51 —
Maar diezelfde liedenwelke Weenen niet wilden verdedigen, zochten op hetzelfde oogenblik naar een middel om strijd te voeren tegen de geestelijkheid en de Katholieke Kerk, die door het volk nog bemind wordt: trouwens dergelijke strijd was niet gevaarlijk.
Arm Oostenrijk! dat beheerscht en ten verderve geleid wordt door journalisten, joden en financiers die u uitzuigen, die dapper zijn tegen kloosterbroeders, uitmunten in het razen en lasteren tegen eenige weerlooze vrouwen; maar die niet begeeren dat de Keizerstad althans hare eer redden zou!
Trouwens het is eene eigenaardigheid van natiën, die in verval zijn, dat zij hunnen vijand zoeken in hun eigen midden en zich kenmerken door haal en al keer tegen den godsdienst en zijne bedienaars!
XIV.
In de laatste dagen heeft men weder meer dan eens eene vergelijking willen maken, tusschen Pruissen en Frankrijk, als pro-testantsche en katholieke mogendheden. Het laat zich begrijpen, dat ei' alweder van die bekrompene lieden in menigte gevonden worden, welke den voorspoed der Duitsche wapenen toeschrijven aan de omstandigheid, dat Pillissen voornamelijk protestantsch is. Dergelijke redeneeringen echter bewijzen meer voor de bekrompenheid van hen die ze gebruiken, dan voor hunne kennis van zaken. Gesteld, dat Frankrijk zegevierend uit den strijd treedt, wat wel niet waarschijnlijk, doch nog niet volstrekt onmogelijk is, dan zou men de argumentatie geheel en al moeten omkeeren. Gesteld, dat beide mogendheden, ua een allerbevigsten krijg, eindelijk vrede sluiten, zonder dat men kon zeggen, dat de eene groote overwinningen op de andere heeft behaald; dan zou de kwestie of de protestantscbe of de katholieke natie krachtiger is, onbeslist blijven!
Mij dunkt, het ongerijmde van dergelijke redeneeringen springt in het oog!
Hebben de Pruissen van 1806, niet dezelfde noodlottige dwaling begaan, als de Franschen in 1870'? Heeft dit hun niet dene-
— 52 —
derlaan; bij Jena berokkend, gelijk thans, door dezelfde oorzaken de Franscheu de nederlaag bij Woerth geleden liebben?
Meer of minder uitmuntende Etat Major, betere legerorganisa-tie, meerdere voortreffelijkheid van wapenen, betere oefening van militairen en bij de manier van oorlogsvoeren van onze eeuw, vooral het grooter getal soldaten, dat men op één punt bij elkander weet te brengen, beslissen over den uitslag eener veldtocht;'daargelaten, die toevallen, welke van geene menschelijke macht athankelijk zijn en die toch zoo vaak de oorlogsschaal naar ééne zijde doen overhellen. Alle deze zaken, zeggen wij, beslissen over den uitslag eener veldtocht; maar volstrekt niet de omstandigheid of de eene natie protestantsch en de andere katholiek genoemd wordt.
Wij zeggen: genoemd wordt. Want eigenlijk bestaan er geen katholieke of protestantsche natiën meer. Het eene volk moge uitsluitend uit katholieke, het andere uit protestantsche individu's bestaan; als volk zijn zij noch katholiek, noch protestant meer. Immers, de richting der moderne begrippen, die geheel Europa doortrokken hebben, heeft er toe geleid, dat er geen eigenlijk gezegde katholieke of pi otestantsche staatkunde meer Ls. Er bestaat alleen nog eene staatkunde der Grieksche kerk; want men kan alleen dan van katholieke, protestantsche, grieksche staatkunde spreken, wanneer de godsdienst, hetzij het bezielende idee, hetzij het. instrumentum regni eener staatkundige richting is.
Uitgezonderd in Rusland, is dit thans nergens het geval meer. Of zoo het in Zweden nog in geringe mate liet geval moge zijn, m Spanje tot vóór de laatste omwenteling het geval mocht geweest zijn; al meer en meer wordt het godsdienstig idee, als geleidend element der staatkundige richting van een kabinet, ter zijde geschoven.
Wel is waar, mogen sommigen nog in de verdediging van Rome door de Fransche wapenen, een schijnsel van katholieke politiek meenen te ontwaren; doch wij ontkennen, dat de Fransche politiek der laatste honderd jaren, in de geringste mate, eene katholieke politiek geweest is. De Bourbons, evenmin als de Bonapartes of de Orleans, lieten zich door wezenlijk katholieke ideeën in hunne staatkunde leiden. En wat de laatste twintig jaren aanbelangt; de geschiedenis van het tweede keizerrijk
— 53 —
toont, dat juist de regeering van Napoleon m eene politiek gevolgd heeft, die, door eeu soort van begoocheling, de onnadenkende Fransche menigte, voor zoover die aan de Katholieke Kerk gehecht was, een rad voor de oogen draaide; maar wier streven het inderdaad was, om èn den Paus te berooven van zijne staten en hem tot afhangeling van Frankrijk te vernederen, èn het volk, zooveel mogelijk, van de Katholieke Kerk afkeerig te maken. Eene regeering, die de misdaad van Castelfidardo gedoogde; eene regeering die aan alle hladen, welke den godsdienst verguisden, bespott'en, belasterden, den vrijen teugel liet, maar katholieke bladen ophief; eene regeering, die de Vin-centius-vereenigingen zocht op te heffen, maar de vrijmetselaarsloges begunstigde; eene regeering, die de vrijheid van het godsdienstig onderwijs zooveel mogelijk zocht te bekrimpen, maar door zijn minister Duray, ondanks den tegenstand van verreweg de groote meerderheid der natie, aan het onderwijs, zoowel des mannelijken als des vrouwelijken geslachts, eene ongodsdienstige richting wilde geven; eene regeering, die de grootste spotters met God en zijnen godsdienst, de grootste zedebedervers met gunsten overlaadde; dergelijke regeering kan men inderdaad geen Katholieke noemen.
Evenmin kan men dit eene natie als de Fransche doen: eene natie, die, als door twee tegenovergestelde stroomen, wordt voortgestuwd en heen en weder geslingerd. Er zijn duizende, hon-derdduizende lieden in Frankrijk, die aan den voorvaderlijken godsdienst getrouw gebleven zijn; bij millioenen beheerscht die godsdienst nog de harten; Frankrijk's episcopaat, Frankrijk's priesters, Frankrijk's liefdezusters en missionarissen, Frankrijk's katholieke geleerden en staatslieden behoeven niet te wijken voor die van eenig land ter wereld. Er is nog eene krachtige katholieke opinie in Frankrijk; maar er is geen Katholiek Frankrijk meer! Het is er niet meer; want er is ook een Voltairi-aansch Frankrijk; een socialistisch en zelfs geheel en al atheïstisch Frankrijk! Een alleraanzienlijkst deel des volks is door lichtzinnigheid bedorven; door zedeloosheid verkankerd; fanatiek tegen alles, wat naar godsdienst gelijkt en gedemoraliseerd tot in merg en gebeente! Wat meer is; het Voltariaansch Frankrijk overheerscht en onderdrukt het Katholiek Frankrijk.
— 54 —
Wat zegt tegenover dit alles, of de Napoleontische politiek hel dienstig vond, den Paus voor den leus te beschermen, om hem des te zekerder te berooven'?
Ook kan men Pruissen niet geheel en al meer eene protestant-sche mogendheid noemen. Twee vijfde der bevolking belijdt den katholieken godsdienst; en die godsdienst oefent nog een machtigen invloed op het hart van de bewoners van geheele provinciën uit. Westfalen en een deel der Rijnprovinciën behooren tot de sterkst katholiek gezinde streken van Europa. Deze talrijke katholiek gezinde bevolking heeft de Pruissische regeering er toe geleid, om gedurende de laatste 25 jaren een gedragslijn te volgen, die, over het algemeen genomen, aan dat deel der bevolking weinig reden tot klagen geeft. Wel is waar, eigenen zich de protestanten in staatsbetrekkingen, in scholen enz. het grootste deel toe en dringen zij de katholieken, zooveel zij kunnen, ter zijde; wel is waar is de koning van Pruissen piëtistisch pro-testantsch gezind; doch deze omstandigheden maken Pruissen nog niet tot eene protestantsche natie.
Slechts dan is eene natie, als natie. Katholiek of Protestant te noemen, wanneer het leven van dat collectieve lichaam, hetwelk volk heet, door katholieke of protestantsche ideeën wordt beheerscht.
En dit is niet meer het geval, noch met Frankrijk, noch met Pruissen: daarvoor zijn beide te moderne staten!
Uit hetgeen wij hier betoogd hebben volgt dat het, naar ons inzien, gemis aan doorzicht verraadt en een bewijs van zeer oppervlakkige redeneering is, wanneer men, omdat men protestant of katholiek is, Pruissisch- of Franschgezind meent te moeten wezen. Inderdaad, men behoeft als katholiek niet Franschgezind te zijn. Als staat heeft het Frankrijk van Napoleon in het voorbeeld gevolgd van het Frankrijk van Filips de Schoone. Men zag het;
Den Christus keet'nen in den Stedehouder Gods En hem een and're reis, ten doel des lagen spots De galle en edik weer vernieuwen in deez' dagen,
gelijk de llorentijnsche dichter zong.
— 55 —
Eu wat de sympathiën aanbelangt, die, uit protestantsche bron ontsproten, soms sterk voor Pruissen mochten spreken; behalve dat Pruissen niet een uitsluitend protestantsche staat meer is, zal tiet gevolg van zijne overwinning (zoo het die behaalt) wezen: dat Pruissen langzamerhand opgaat in Duitschland ! Eu Duitsch-lancl kan noch een uitsluitend protestantsche, noch een uitsluitend katholieke staat zijn. Het moet zijn, wat de Duitschers een pariteit-staat noemen 14). Dit. gebieden aan Duitschland èn de traditie èn het nationaal belang.
XV.
Wat hebben wij te vreezen; wat hebben wij te hopenquot;? — Ziedaar eene vraag die velen in angstige spanning houdt.
De redenen tot vrees zijn groot en veelvuldig in getal. Alle wereklbewegingen ontspruiten uit de ideeën, door welke de mensch-heid zich laat beroeren en heen en weder slingeren. Verwarring op het gebied der ideeën brengt onvermijdelijk verwarring op het gebied der feiten voort. — En de verwarring op het gebied der ideeën is ten hoogsten top gestegen. De mensclilieid is hem gelijk, die de rots, waarop hij zijne woonplaatsen kon vestigen, heeft versmaad en is gaan bouwen op het mulle zand, aan den gevaarlijken oever des wispelturigen oceaans. Waarom zich te verwonderen wanneer de golfslag de fondamenten van zijne woning doet kraken en scheuren?
En wanneer hij, die op zulke zwakke grondslagen heeft gebouwd, niet wil erkennen dat de fout van alles te vinden is in de fondamenten zelve; hoe zal men dan verwachten kunnen, dat hij veiliger stee zal zoeken'? Zal hij zich niet blijven vastklampen aan den beweeglijken en verradelijken grond, die hem al het leed berokkent, waarover hij zich beklaagt?
De mensch en ook de menscheid is geneesbaar, zoodra hij erkennen wil dat hij krank en zwak is en dat er ééne Groote Almachtige Geneesheer bestaat, die alle stoffelijke en zedelijke kwalen kan heelen.
14) Met gelijke rechten voor allo gezindheden.
— 56 —
Helaas! Hij, van W ien de hulp te verwachten is, wordt miskend; wat meer is, wordt ontkend!
Zoolang de verwarring in de ideeën zal blijven bestaan, gelijk zij thans is, zoolang ook zullen er de rampen uit. volgen, waaronder de maatschappij thans gebukt gaat.
Maar te midden van de donkere nevelen, waarmede het aardrijk is omhuld, wanneer de orkaan zijne woede den vrijen teugel viert, ziet men soms eensklaps aan den hemel het licht weer doorbreken: eerlang verdwijnen de sombere wolken en de zon verkwikt het, aardrijk weder! ,
Het licht dat van den hemel straalt, moge voor een oogen-blik, voor langen wijle zelfs, verduisterd wezen, het licht blijft toch bestaan en verliest zijne krachten nooit.
Het licht dat vóór achttien eeuwen is opgegaan. is nog niet verdwenen. Zelfs zij, die het ontkennen, gevoelen er nog den invloed van. De volken mogen het Evangelie versmaden; zij mogen het volstrekt niet meer als grondslag van hun volksleven willen aannemen; zij mogen zelfs de allerverwerpelijkste stelling hebben aangenomen: dat de Staat,, zonder God is; 15) de mensch kan niet, zonder God! De Staat kan niet zonder God — of hij zal vergaan!
Maar het licht is nog niet uitgedoofd. Het verlicht nog steeds duizenden en duizenden, die met geloof, hoop en liefde wandelen op den weg des lichts!
Al wordt de waarheid ook versmaad en verguisd, toch laat zij hare stem nog hooren.
Van de eersten tijden der wereld af heeft, het licht gestreden tegen de duisternis, de waarheid tegen de logen, de belofte Gods tegen de slang!
Die strijd is begonnen in het paradijs: zij zal eens eindigen met de voleindiging der eeuwen!
Geheel de wereldgeschiedenis is niets anders dan de strijd van des menschen bedorven, maar altijd vrijen wil, tegen de raadsbesluiten Gods. De mensch moge weerstreven, zooveel hij kan; het einde zal zijn dat de Voorzienigheid zegeviert!
De mensch zelve wordt vaak gelouterd door de rampen dei' we-
15) i' JZtat est atheé.
— 57 —
reld. Deze zijn als het vuur; wat zuiver metaal is blijft behouden; wat onzuiver is wordt afgescheiden om verworpeu te worden.
En er is nog veel wat rein, wat edel, wat onverderfelijk is in de menschheid. Het ongeloof is groot, maar het geloof van duizenden is ook nog groot. Velen willen geen hoop meer, wijl zij hünne hoop slechts op de stof gesteld hebben: maar velen hopen nog en verwachten de ure Gods. Haat, tweedracht, revolutie, gruwelijke oorlog, menschenverachtend egoïsme, beheer-schen het aardrijk en volvoeren daar de werken Satans; maar hoe feller de haat en tweedracht gloeit, hoe meer de liefde zich vertoont. En vraagt het aan alles, wat. gij rondom u ziet; is de liefde nog niet groot onder de menschen?
Bij alle redenen tot droefheid, bij alle zorgelijke verschijnselen van onzen tijd, doet zich een verschijnsel voor, dat bemoediging moet geven: er bestaat een streven om de heerschappij der ideeën te stellen boven de stofvergoding. In de meeste dwalingen onzer eeuw is iets spiritualistisch. Dit moge de afdwalingen des to gevaarlijker maken; doch ook eenigermate geneesbaarder; want niets is ongeneesbaarder, dan de grove zinnelijkheid die al het geestelijke in den mcnsch versmoort. Alleen dan is een volk schier niet meer te genezen, als het geheel en al verzinnelijkt is geworden. Dit heeft de heidensche volken doen te niet gaan.
Juist omdat in onze eeuw de menschheid naar waarheid zoekt, al zoekt zij die ook vooralsnog buiten God, hopen wij en koestelen wij de goede verwachting, dat zij eenmaal zal herstellen. Hoe die arme menschheid ook is afgedwaald. God zal hen, die licht zoeken, genadig zijn en niet verstoeten; zelfs al hebben zij in onwetendheid het cenige ware licht versmaad.
Europa heeft gemeend dat het heil te vinden was in de zoogenaamd moderne beginselen: de wereld heeft gesmaald op hem, welke die moderne beginselen veroordeelde, op hot oogenblik, dal de consequentiën daarvan zich begonnen te vertoonen door een baan vau bloed en een zee van tranen. Terwijl de wereld in naam der moderne beginselen de opvolgers der Apostelen voor onzinnig verklaarden, waren deze vergaderd om den opvolger van Petrus.... en zij verklaarden, dat de wijsheid der wereld dwaasheid was voor God!
— 58 —
Reeds vóór achtien eeuwen werd insgelijks verklaard dat de wijsheid der wereld, dwaasheid was voor God. De hovelingen van Csesar, de wijsgeeren van Alexandrië, de schriftgeleerden bespott'en hen, die zulks verkondigden, als dwazen!
Maar wie heeft overwonnen; de geleerden, de grooten, de machtigen dier tijden, of de bespotte en verguisde volgelingen van den gekruisigden Nazarener'?
Ei' was eenmaal een man, machtig zooals ooit eene; want de wereld lag aan zijne voelen en begroette hem met de namen van Csesar en van Augustus. Hij was een groot staatsman, een uitmuntend veldheer, en zijne vleiers, zoowel als zijne te» genstanders noemden hem een philosoof. Hij had het Christendom gekend; maar hij haatte het met allen haat van een afvallige. Hij had het beleden, toen hij zwak was; hij bespott'e en verachtte het toen hij machtig was. Hij wilde den godsdienst van den Gekruisigde van het aardrijk bannen. Hij wilde onder nieuwe vormen de natuurvergoding herstellen. Zijne macht was zóó groot, dat schier geheel de wereld geloofde, dat hij zou slagen. Hij vervolgde den Christus in zijne dienaren, met sluwheid, met sofismen, met hoon en spot. Hij wilde het Christendom versmooren in het slijk. Waar deze middelen niet baatten, gebruikte hij geweld.
Op zekeren dag vroeg hij spottend aan een zijner onderdanen: »Wat doet uw Christus thans'?quot;
En hij ontving ten antwoord: «Hij bereidt een doodkist.quot;
En eenige maanden latei', wierp de tot den dood toe gewonde Juliaan de Afvallige, zijn bloed naar den hemel toe en riep in woede uit: «Gij hebt overwonnen, Galileër!quot;
Zal onze eeuw het gudsend bloed, dat uit hare wonden stroomt, in razernij naar den hemel werpen maar zelfs dan nog moeten bekennen: «gij hebt overwonnen, Galileër!quot;
Of zal zij met. Petrus zeggen: »Heer behoed ons: Wij vergaan!quot;
Wij bieden onzen lezers deze «Gedachtenquot; aan, gelijk wij ze hebben terneêrgeschreven, onder den onmiddelijken invloed der tijdsomstandigheden. De gebeurtenissen echter zijn elkander met zulken snellen vaart opgevogd, dal hetgeen wij den eenen dag-slechts vermoedden, dal een zaak der naaste of verwijderde toekomst zou wezen, reeds weinige dagen daarna verwezenlijkt werd. Niets van al hetgeen geschied is, verwonderde schrijver dezes; maar hij slaat stom van verbazing dooi' de snelheid waarmede alles geschiedt. 16)
Er is in de gebeurtenissen van den laatsten tijd zoo iets ontzettends; de toekomst besluit zoovele, schier onoplosbare problemen in zich, dat de helderziendste wijsgeer, voorgelicht door de geschiedenis, niet mei eenige mogelijkheid kan zeggen, wat geschieden zal.
Eenige zaken evenwel zijn, naar mijn inzien, duidelijk:
Europa gaat eene algemeene wijziging in haar slatenstelsel te ge-moet. Dit moge niet in één jaar geschieden; maar geschieden zal het.
De Democratie zal de vorm der toekomst zijn; doch, eer deze overwint, zal het militarisme zich dubbel zwaar doen gevoelen.
De zegepraal der Democratie zal met hevige schokken en inwendige beroeringen gepaard gaan.
De Pauselijke Stoel zal aan herhaalde, onverzoenlijke aanvallen blootgesteld staan en de verhouding van den H. Sloel tegenover het Europeesch statenslelsel zal in zeer vele opzichten, zoo niet geheel en al, gewijzigd worden.
Zoo de hevige schokken, welke de maatschappij zal ondervinden, geene reactie teweeg brengen tegen de demoraliseereude richting der zoogenaamde moderne maatschappij, dan gaat Europa onvermijdelijk zijn verval te gemoet.
IC) Voorleden jaar schreef ik: (zie: de Kaiholielceu tegenover de Staatspartijen in Noordnederland, pag. 67) quot;Binnen tien jaren, zoo niet vroeger, zijn groote wereldbewegingen te verwachten, waarbij ons nationaal bestaan zal zijn betrokken.quot;
— 60 —
Het verval zal het eerst de romaansche volken aantasten, bij welke reeds vele teekenen daarvan te bespeuren zijn.
De drie groote wereldgebeurtenissen, die a;in de xix eeuw geheel en al het eigenaardig karakter schenken (dat haar tot een der belangrijkste in de geschiedenis maakt) zijn: de revolutie; het concilie; de beweging der europeesche landyerhuizeis naar het verre Westen.
Wil men onze eeuw van uil een hooger standpunt betrachten; wil men een flauw begrip krijgen van hetgeen in kiem daarin verscholen ligt, dan moet men deze drie zaken in verband tot elkander beschouwen.
Vreesde de schrijver dezes niet, dat zijne krachten tekort schoten; wellicht zou hij later beproeven, het verband tusschen deze drie groote wereldgebeurtenissen aan te toonen.
Pag. '28 regel 30 staat; oncooruaardelijk: lees; niel onvoorwaardelijk.