KATHOLIEK-M EDERLANDSCHE
V.
FINANCIEELE OPERATIEN
volgens de
MODERNE BEGINSELEN.
DERDE JAARGANG.
te HAARLEM bij A. B. VAN DEN HEUVEL. 18 70.
VOOR W OORD.
Deze brochure is niet oorspronkelijk, maar vrij bewerkt naar liet Duitsch. Wij lazen in de laatste nummers van de Historisch-politische Blatter eenige artikelen over den grooten geldhandel in onze dagen, onder den titel: die Geldieirthschafl iv ihreu Wechsel-beziehnngen, en wij meenden ons Nederlandsch publiek geene ondienst te doen, met den inhoud van deze artikelen in een hollandsch pak te steeken. Ziedaar de oorsprong van deze brochure.
Het tijdschrift waaraan zij ontleent is, bestaat reeds drie en dertig jaren, en heeft in geheel Dnitschland, en ook daarbuiten groot gezag. Het heeft zich altijd onderscheiden door gematigdheid en waarheidsliefde, zoodat wij de feiten, die het mededeelt, ook waar het geene bewijzen aanvoert, gerust mogen aannemen.
Wij hebben bij het bearbeiden van deze brochure niet vertaald.
maar de artikelen geheel vrij bewerkt: wij hebben veel verkort en weggelaten om herhaling te vermijden; doch al de feiten die in onze brochure voorkomen zijn ontleend aan genoemde artikelen.
Ons doel met deze brochure is geenzins om schandalen van andere landen in ons Vaderland publiek te maken, maar om onze lezers te waarschuwen van op hunne beurzen te passen. Wat elders bestaat begint zich ook hier te vertoonen: onk bij ons zullen dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen hebben.
Fiiiancicelc opcratien volgens de moderne beginselen.
Het spreekt van zeiven dat do moderne beginselen zich niet alleen op godsdienstig en politiek terrein bewegen, maar ook op het gebied van geldzaken en industrieele ondernemingen zich doen gelden. Immers het is de roeping dier hooggeschatte beginselen om den geheelen mensch, of liever het menschdom (want de individu is bij hen van geen waarde) te volmaken en op te voeren tot een nog onbekenden gelukstaat, tot een toestand niet ongelijk aan dien welke de heidensche dichters onder den naam van gouden eeuw bezongen, of aan dien, waarvan men ons in onze kinderjaren verhaalde, als men van lui-lekker-land sprak. De ware vereerders dier beginselen voorspellen ons dien gelukstaat als zeer nabij; spoedig zal de mensch bevrijd zijn van alle banden des gelools, en van iederen politieken dwang, maar ook volkomen vrij zijn om zich in korten tijd aanzienlijke schatten te vergaderen. Dan zal het geld niet meer zooals vroeger een privilegie zijn van adelijke of enkele aristocratische familien; maar het zal een ieder toevloeijen die behoorlijk modern ontwikkeld is en overvloediger naarmate zijne ontwikkeling, altijd in modernen zin, hooger staat. Nog is die gouden eeuw niet aangebroken: de groote menigte hecht nog te veel aan oude
— 6 —
begrippen, «lie zulk eene vooruitgang onmogelijk maken; maar toch ziet men reeds hier en daar stralen doorbreken, die den opgang dier moderne zon voorspellen. Men ziet in verschillende landen reeds voorbeelden van modern-ontwikkelden, die zich in korten tijd en met het meeste gemak een fortuin verschaffen, waartoe vroeger een eeuw van vlijt en zuinigheid gevorderd werd.
Men heeft ten alle tijde enkele personen gezien, die, op bijzondere wijze door de fortuin begunstigd, zich in betrekkelijk korten tijd groote schatten hebben vergaderd en daarbij de oude christelijke beginselen niet hebben verzaakt: van de zoodanigen spreken wij hier niet; wij hebben het oog op de waarlijk modern-ont-wikkelden, die volgens de nieuwste beginselen zich in een paar jaren een aanzienlijk vermogen verschaffen door sfinanciëele operatienquot; gelijk zij het noemen. Wie dat betaalt , en hoe dat geschiedt, zullen wij hieronder aantoonen in eenige voorbeelden. Vooral zullen wij doen uitkomen hoe die «operatienquot; geschied zijn in verband met en volgens de beste moderne beginselen.
Nog een enkel woord vooraf over den kunst-term dien men daarvoor bezigt. Nieuwe zaken vragen nieuwe namen: handel en industrie zijn zoo oud als de wereld, en hebben daarom oude misschien bijna versletene namen; maar de wijze waarop handel en industiie in de handen der modernen gebruikt worden om schijnbare wonderen te doen, dat is eene nieuwe theorie, die men met den nieuwen term van sfinanciëele operatienquot; bestempelt. Het woord is zoo vaag en onbestemd als de meeste woorden van onzen tijd; het is even vatbaar voor eene gunstige als eene ongunstige verklaring; laat de lezer dus zijn oordeel opschor-sen tot dat wij hem eenige staaltjes van dergelijke, operatien hebben medegedeeld; dan kan hij zelf oordeelen of zij te rijmen zijn met het zevende gebod of niet, maar in ieder geval zal hij moeten toegeven dat zij zeer modern zijn, en met de beste moderne beginselen in naauw verband staan.
Doch laat ons tot de beloofde voorbeelden overgaan, en wenden wij het eerst onze blikken naar Oostenrijk.
I.
Dat eertijds iiuigtige keizerrijk staat sints eenlge jaren duchtig onder de heerschappij van liet liberalisme en plukt er nu reeds al de vruchten van. Het volk door den invloed eener teugel-looze dagblad-pers vervuld van haat jegens concordaat en priesterheerschappij, was gedurende eenigen tijd voorbereid op zijne toekomstige grootheid. Het concordaat, zoo meenden de napra-ters der joodsche journalisten, had iederen vooruitgang in Oostenrijk onmogelijk gemaakt: maar nu eenmaal het volk in zijne slavernij ontwaakt, de ketenen had afgeschud, en de vernietiging van het concordaat geeischt en verkregen had, nu zou Oostenrijk spoedig eene heerlijke toekomst tegengaan. De wooidvoerders dier rigting werden als helden door het goede publiek begroet. Wederkeerig werd de menigte door hen als politiek ontwikkeld geprezen, en vatbaar verklaard om volgens de moderne beginselen te leven en te handelen.
De ridders van dat nieuwe tijdvak, die zich natuurlijk slechts voor het algemeen welzijn opolïerdeu, wilden op belanglooze wijze de menigte doen medewerken aan de wedergeboorte van Oostenrijk. En kon de groote maar domme menigte aan dien ridderlijken arbeid niet veel bijbrengen, zij zou ten minste inde gelegenheid gesteld worden om met haar geld de zaak te steunen. De schoonste en meestbelovende ondernemingen werden op touw gezet om handel en nijverheid, om ware volkswelvaart te doen bloejjen. Zij schoten als onkruid uit den grond op. Nooit sints den schotschen Law steeg in Europa de ondernemingsgeest tot zulk eene hoogte als in die dagen in Oostenrijk onmid-delijk na de opheffing van het concordaat. De hoofden van het liberalisme beloofden schatten en rijkdom van elke onderneming. Liberale dagbladen bevestigden die beloften, en liet liberaal goed-geloovige volk stortte zich hals over kop in ondernemingen, die somtijds geene levens-vatbaarheid hadden. Een onverdacht liberaal dagblad kon in die dagen schrijven, »dat zelfs een onder-aardsche spoorweg van Weenen naar Znaym of een bank in de maan betalende geloovigen of actionarissen hebben zou, als het slechts beproefd werd.quot; Zoo dwaas waren de meesten der ondernemingen om wier actiën te bezitten nogthans gestreden werd. Het
— 8 —
was eene volslagene ziekte, eene oprigtings-koorts. De aandeelen van doodgeborene ondernemingen werden met 10 tot 20 pet. opgeld verkocht. Banken verrezen des nachts uit den grond; bijna iedere straat in Weenen kon een nieuwe bank aantoonen, en een handelaar die voor eenige uren zijn huis moest verlaten kon in allen ernst aan zijn chef bevelen: »gij moet mij de oprig-ting der nieuwe banken gedurende mijne afwezigheid per telegraaf melden.quot; De meesten, om niet te zeggen al die banken, hadden geen ander doel, ten minste geene andere bezigheid, dan om aan de oprigters en kommissarissen de zoogenaamde oprigtings-verdiensten te bezorgen. Al die oprigters werden rijk, zeer rijk: alle actionarissen hebben hun geld verloren.
Men kan veilig aannemen dat onder de leiding van den con-cordaats-oorlog door het naar vooruitgang hakende volk in Oostenrijk, de som van duizend millioen florijnen verloren werd. De verschillende handels- en industrie-ondernemingen die in 4868 en 1869 aan de Weener-beurs gebragt werden, vroegen te zamen voor oprigtingskapitaal meer dan 1600 millioen. Rekent men daarbij het opgeld dat voor velen betaald werd; bedenkt men dat velen slechts aan de beurs bestaan hebben en dat door hun plotselijk opkomen ook de staatspapieren zeer in waarde daalden, dan zal men gerust de genoemde som van 1000 millioen als zuiver verlies kunnen aannemen.
Eén voorbeeld van eene onderneming die werkelijk tot stand kwam: een fabriek van aardewerk werd ondernomen met een kapitaal van zeven millioen florijnen, maar dat door het rijzen der actiën en door het opgeld der actionarissen tot 10 millioen klom. Eene groote fabriek werd aangekocht, en in de onderneming aangeslagen voor drie-maal zoo veel waarde als de koopsom bedroeg. Alleen kleingeestige mannen zouden zich aan zoo iets ergeren. Ongelukkig bleek de fabriek en de machinerie niet bruikbaar te zijn. Nieuwe machinen moesten worden aangeschaft, en werden besteld bij die fabriekanten welke de meeste procenten aan de heeren Commissarissen beloofden. Geen wondei- dat de machinen langs dien weg verkregen, bleken onbruikbaar te zijn en spoedig door anderen moesten vervangen worden. In het kort, de heeren oprigters hebben aan die zaak 6 a 7 millioen verdiend, en de heeren actionarissen tot nog toe geene rente
— 9 —
genoten. Maar zon ook de fabriek later eenige renten kunnen afwerpen, dan is er voor gezorgd dat de edele oprigters en commissarissen daarvan het grootste voordeel genieten. De eerste oprigter dier onderneming werd onlangs uit erkenning voor zijn ijvrig werken ten algemeene nut in den ridderstand verheven.
Hoe het in die gulden eeuw met uitbestedingen van publieke werken gaat, verhaalde in December van 4869 een dagblad van Pest, de neve freie Lloyd: »eene fransche compagnie wilde het uitdiepen der Save aannemen voor 2.200 000 florijnen; maar men gunde het werk aan een Oostenrijksch gezelschap voor vier en een half millioen. Die heeren evenwel droegen den •19den Junij hunne onderneming over aan eene andere compagnie van Pelli en Picini voor 2.575.000, en verdienden door eenvoudig hun naam te zetten 1.925.000 florijnen. Deze nieuwe heeren waren minder gelukkig, want toen eenige dagen later Radice en comp. hun werk overnam konden zij slechts (1. 334.750 verdienen. 'Zoo is het voor sommigen geen kunst om spoedig rijk te worden, merkt genoemd dagblad aan, maar ten koste van de belastingschuldigen.quot;
In denzelfden tijd, in December van 1809 viel de bekende mi-nisterieele krisis voor. Op het gerucht dat Giskra zou aftreden, daalde de beurs, op de tijding dat hij blijven zou, rees zij aanzienlijk. De zeer liberale IF an der er verklaarde dit verschijnsel op andere dan politieke gronden. »Dit ministerie, zoo schreef genoemd dagblad, Iteeft door eene onvergefelijke zorgeloosheid aan de beurs-mannen gelegenheid verschaft om goede zaken te maken ; het heeft concessien verleend en statuten goedgekeurd, die schromelijke onregtvaardigheden in de hand werkten; het heeft, in de plaats van de gewone handelswetten te handhaven, allerlei zwendelarij in de hand gewerkt; en eindelijk datzelfde ministerie heeft de helden van die financiëele operatien tot belooning voor hunne verdiensten ridderorden en adelijke titels geschonken. Is het dan te verwonderen dat die beurs-helden, een pligt van dankbaarheid jegens dat ministerie vervullen, dat zij de tijding van zijn val met eene daling, en het berigt van zijn blijven met eene steiging der papieren begroeten?quot;
Hoe de regering de grootste wehvillenheid in acht neemt jegens die beurs-rnannen, blijkt uit liet volgende voorbeeld. In
— 10 —
de liorfst van 1667 hield eene grooto spoovwegmaatschapjuj liaie algemeene vergadering te Weenen. De voorzitter berigtte dat de plaatsing van eene nieuwe leening voor rekening van het gouvernement, behalve de gewone makelaars-voordeelen, aan dc maatschappij de som van 3.200.000 llorijnen bezorgd luid, omdat do obligatien met 20 procent opgeld waren geplaatst. Volgens dc gewone handelsbegrippen, behoorde dat voordeel aan den Staat, den uitgever der aandeden, en niet aan den makelaar, d. i. de maatschappij. Maar dat is nog die oude eerlijkheid, die in onzen tijd van vooruitgang moet worden afgelegd. De directeuren begrepen dat die kleine winst aan de maatschappij moest komen, en er zoo een hoog dividend kon worden uitbetaald, waarop de regerings-commissarissen allen beleefd »jaquot; knikten. In diezelfde vergadering werden verschillende besluiten genomen waardoor de spoorbaan zeer bezwaard werd, zoodat lasten en baten niet meer in goede verhouding staan. Maar de Staat blijft borg voor de renten, en daarom schijnen directeuren en regerings-commissarissen alleen hun eigen voordeel te beoogen. Later moet die spoorweg in het bezit van den Staat komen, die dan alle actiën en obligation n pari moet allossen. Het was dus in het belang van den Staat en van de geheele bevolking den spoorweg zoo mogelijk voor de toekomst rentegevend te maken; maar met zulk eene handelwijze is voor de ondernemers geen geld te verdienen; deze moeten met behulp der ja-knikkende regeringscommissarissen eenige millioenen rijker worden, en dan kan later de Staat toezien, hoe hij dat gestrande schip weder vlot krijgt-Dat die zwendelarij met de liberale politiek in het naauwste velband staat, ziet men ook hieruit dat vooral in Oostenrijk, bijna alle regerings-elementen in fmanciëele operatien betrokken zijn. Niet zelden wordt men daarom alleen lid van den Kamer of het Heeren-huis om als medeoprigter, commissaris of iets dergelijks in dienst dei' beurs-mannen te treden en hunne belangen ten koste van de belasting-schuldigen te verdedigen. Onlangs beweerde een blad van Weenen dat van de 21G leden van den Rijksraad er geen 20 zijn, die niet in dergelijke betrekkingen zijn verwikkeld. Er bestaat om zoo te zeggen eene markt van volksvertegenwoordigers. De grootste ondernemingen kiezen zich de knapste partijhoofden, de leeuwen der Kamers uit: de
— H —
kleinere moeten zicli met een minder gelialte vergenoegen Dat zulke regeerings-mannen naai- verdienste beloond worden spreekt van zelf. Menig volksvertegenwoordiger in Oostenrijk heeft honderd-duizenden ontvangen, om aan eene onderneming concessie of rente-waarborg te bezorgen, waardoor de beurs-mannen ten koste van het publiek eenige millioenen opstaken. Natuurlijk moet zulk een man als jezuiten- en nonnen-hater bekend staan» en hoe beter hij weet te declameeren tegen Kerk en Paus, tegen duistere middeneeuwen en priesterheerschappij, hoe meer hij waard is voor financiëele operatiën.
Dat soms, maar te laat, een beter geweten ontwaakt bi] zulke helpers aan bedrog, zien wij in het volgende voorbeeld. Dé graaf Wratislaw, die aan het keizerlijke hof eene hooge plaats bekleedde, had zijn adeldom zoo zeer verloochend dat hij lid was geworden van eene finantiëele onderneming, die meest uit joodsche geldridders bestond, en die zijn naam bij het ligt-geloovigen publiek exploiteerden. De oprigters maakten goede zaken, alleen de graaf niet. Hij verloor daarbij groote sommen, zijn geheel vermogen. Men verhaalde dat hij ongeveer een millioen heeft uitbetaald, om verbintenissen na te komen, waartoe hij zich als edelman verpligt rekende, terwijl zijne medeoprigters daarover geheel andere denkbeelden hadden. De arme graaf beroofde zich van het leven. Zijne vrienden gaan voort hun gewin te vermeerderen en het leven zoo goed mogelijk te genieten ; een waarschuwend voorbeeld voor die menschen, die in liet liberalisme nog niet zoover gevorderd zijn, dat zij het geweten als een middeneeuwsch vooroordeel hebben loeren beschouwen.
Daar al de ondernemingen, die sints de opheffing van het concordaat aan de Weener-beurs waren gebragt, op diezelfde leest waren geschoeid, kon de ontdekking van het bedrog niet lang uitblijven In den herfst van 1869 daalden al die actiën binnen weinige weken eenige honderde procenten Het verlies voor het arme volk was ontzettend en vervlogen was op eens de hoop. die men zich van grootheid en rijkdom gemaakt had. Geen wonder, dat een dier hoofden voor de regtbauk ter verantwoording gesleept werd. Zoo ontstond het beruchte proces van Schifl-Scharf.
De beklaagde die voor twee jaren nog oen arme gelukzoeker
— 1'J —
was, had in dien tijd eenige inillioeiicn en vele ridderorders verdiend. Het werd bewezen dat hij door allerlei kunstmiddelen de actiën der bank, die hij gesticht bad, bad doen dalen; natuurlijk tot zijn eigen voordeel. In het gewone leven zou zoo iets met diefstal gelijk staan en een onteerend vonnis na zich slepen. Maar een collega van hem, een ander joodsch bankier, die ook om verdiensten tot den hoogen adelstand verheven is, verklaarde tot groote verwondering van bet publiek, openlijk voor den regter, dat zulk eene taktiek aan de beurs bestaat en door een elk gedreven wordt. Alle andere, meest joodsche, beursmannen die in dat proces als getuigen opkwamen en voor de regtbank met hun titel »Vonquot; en hunne ordelinten prijkten, bevestigden met gelijke schaamteloosheid de afgelegde verklaring, en noemden het eene gewone wijze van handelen.
De indruk bij het publiek was buitengewoon en de gramschap tegen de beurs-mannen algemeen. Daarom moest er tot iederen prijs een middel worden gevonden om het publiek af te leiden, en de gramschap van het volk op iets anders over te brengen. Het oude middel moest in eene verbetere uitgave dienst doen. Men vond en greep de geschiedenis van Barbara Ubrijk aan. Het is opmerkelijk dat het eerste berigt van die krankzinnige non juist in dat Weener-blad te lezen stond, dat bijzonder in die beurs-ondernemingen verwikkeld was. Die gelukkige bliksemafleider heeft toen eenige maanden lang het publiek beziggehouden. Onder leiding van ware liberale dagbladen dacht men aan niets anders dan aan kloostergruwelen en werd het stelen en zwendelen der beurs-mannen vergeten.
Maar met dat alles is het geld van ontelbare eenvoudige men-schen verloren! Millioenen gulden, door duizende huisgezinnen langzaam bespaard, zijn door moderne operation in handen van eenigen overgegaan, die met die millioenen en hunne gekochte adelijke titels en ordeteekens den grootsten invloed in het staatsbestuur uitoefenen, ofschoon zij aan Oostenrijk meer schade toebrengen dan de Pruissische oorlog van 1866 deed. Het is inderdaad als of het volk alleen bestaat om door die geldmannen geplunderd te worden, om belasting te betalen en om zijne kinderen af te staan, opdat deze als soldaten de schatten dier geld-baronnen helpen bewaren, of als actrice, ballet-danseressen of nog erger
— 13 —
hun tot vermaak te dienen. Op dien weg vooruitgaande zal men spoedig krijgen wat op 22 Maart van dit jaar uit Weenen aan de Aus. Algemeine Zeitung geschreven werd; »eene kazerne, een opera-gebouw, dat eenige millioenen heeft gekost, paleizen voor de geld-baronnen, daarbij een houten paiiements-gebouw, en eene universiteit die reeds 20 jaren zonder dak staat, ziedaar Nieuw-Weenen en Nieuw-Oostenrijk!quot; waarin, zoo kunnen wij er bijvoegen , volle vrijheid heerscht voor alle schurkerijen. maar dwang en onderdrukking voor overtuigingen of ondernemingen, die in het moderne systeem niet passen.
Dat ook de zoogenaamde internationale ondernemingen, zeker de gevaarlijkste van allen , door de liberale politiek van Oostenrijk gunstig ontvangen worden, is natuurlijk, maar dat ook hierin het concordaat-schuwende keizerrijk andere moderne staten van Europa ver voorbijstreeft, zien wij het beste uit de geschiedenis met de Turksche spoorweg-actiën. De Oostenrijksche Economist van Maart 11. deelt mede, dat dit zwendelpapier aan 28 verschillende beurzen van Europa ter inschrijving werd aangeboden, dat de Fransche regering begreep geene deelneming op hare markt te mogen toelaten, evenzoo de Belgische en a fortiori deEngelsche regering, maar het gouvernement van Oostenrijk zag zoo naauw niet, en vond geen bezwaar om den verkoop dier actiën aan zijne beurzen te wettigen. De hoofdondernemer van die Turksche leening is een Oostenrijksche Jood, die kort te voren den titel van Baron verkregen had, naar men zegt, oin de leening beter te doen gelukken. Wij noemden zoo even die actiën zwendelpapier, en daartoe zijn wij geregtigd door het volgende dat dezelfde Economist er van mededeelt: Turkije, een land dat zijne oplossing nabij is en genoegzaam bankroet , dat zijne beambten en soldaten geregeld de betaling schuldig blijft, dat zonder eenige hulpmiddelen is, waarborgt de terugbetaling van 792 millioen, voor 281 millioen, welke het ontvangen heeft. De renten van die millioenen moeten gedekt worden door de opbrengst dier spoorwegen, dat is de uitvoer van wat graan, schapen en zwijnen en de invoer van weelde-artikelen voor de Arnauten, do Albanezen, de Bosniers, Karden en dergelijke hoogst beschaafde volken. Bovendien loopen die spoorbanen door landen, wier bewoneis meer geschikt zijn om de vrachten
— 14 —
te plunderen. dan om zelve verzendingen te doen. De ondernemers bieden geen den minsten waarborg aan: hoe of wanneer die spoorwegen zullen worden aangelegd, of kapitaal en rente verloren zullen gaan, daarmede heeft de ondernemer niets te maken, dat is eene zaak die de actionarissen met de Turksehe regering moeten afmaken. De ondernemers zijn slechts makelaars , en hebben zij hunne provisie, de kleinigheid van 50 a 60 millioen in den zak gestoken, dan kunnen spoorwegen en aandeelhouders naar de maan gaan. En zulke fmanciëele operatien worden door de liberale regering van Oostenrijk in de hand gewerkt ten koste van het arme volk! Of ook misschien, die in zulke zaken helpen daarvan procenten verdienen is moeijelijk te zeggen, maar toen onlangs de minister Giskra aftrad, meldde de Pesther TJoyd de volgende bijzonderheid: toen Giskra na veel arbeid en moeite in 1857 eene betrekking als Advocaat te Brünn gekregen had, waren zijne geldelijke middelen hoogst beperkt, zoo zeer dat hij zich bij de directie van den noorder-spoorbaan vervoegde, om eene reis-kaart van verminderden prijs af te bedelen Bij zijne aftreding als minister bezat hij een colossaal vermogen, zoodat hij onbezorgd het olitm cum dignitate kan ingaan; maar ook hij was minister geweest in het boven besprokene tijdvak, toen zoo vele financiëele operatien, en sommige met ministerieeie goedkeuring ondernomen werden.
Welk aandeel de liberale pers in Oostenrijk aan die zwende-1 ar ij en heeft, is ook van elders bekend. Ziehier nog een paar voorbeelden, die genoeg bewijzen. In het begin van 1807, toen men zoo druk bezig was het volk te moderniseeren, werd de Wiener Pr esse voor twee millioen aangekocht door acht groote geldmannen van Oostenrijk: de keizerlijke regering behield in het blad een klein officiëel gedeelte, en benoemde een hoofdredacteur; voor het overige zouden de nieuwe eigenaars zorgen. Zang, de eerste oprigter van dat dagblad, die vroeger broodbakker was in Parijs, is door dat blad een schatrijk man geworden, die in Weenen zijn paleis heeft, zoo goed als de andere geld-baronnen. In het begin van dit jaar werd de Neue Freie Presse, die pas vijf jaren bestaat, voor anderhalf millioen verkocht. Het spreekt van zeiven dat er geen enkel dagblad in de wereld bestaat dat zooveel winst kan afwerpen: maar
— 15 —
de nieuwe koopers zullen wel zorgen dat zij er niet aan te kort komen.
De tot hiertoe aangevoerde voorbeelden van fmanciëele operatien en hare hulpmiddelen in Oostenrijk, zullen wel voldoende zijn om te bewijzen, dat zij in zeer liberalen zin en volgens de beste moderne beginselen zijn uitgevoerd; maar men zal ook gemakkelijk inzien dat langs dien weg het ligtgeloovige volk in Oostenrijk ontzaggelijke verliezen lijdt, waarvan het zich niet ligt herstellen zal.
In Pruissen was er voor een paar jaren nog weinig gelegenheid voor de moderne geldmannen om goede zaken te doen. liet gouvernement sloot zijn budget ieder jaar met een goed slot: het hield telkens op tamelijk ouderwetsche wijze van zijne inkomsten over en behoefde dus geene staatsleeningen met woekerwinsten te doen; zoodat reeds van dien kant er weinig kans bestond voor fmanciëele operatien. Bovendien heeft de regering tot nog toe alle religieuze agitatien zoo veel mogelijk onderdrukt, overtuigd als zij is dat in een gemengd land als Pruissen dergelijke bewegingen voor de regering zelve gevaarlijk kunnen worden. Maar zoo hadden ook in Pruissen de geldmannen minder gelegenheid dan in Oostenrijk om in troebel water te visschen.
Intusschen aan edit liberale elementen ontbreekt het in Pruissen niet, en al noemt Wilhelm zich nog koning «door de genade Godsquot;, zijne regering van de laatste vier jaren zal door alle moderne wijsgeeren zeer geprezen worden. Geen wonder dat men dan ook in Pruissen groote fmanciëele operatien aan de hand van dat liberalisme ziet opkomen. Zoo vindt men reeds in Berlijn banken van allerlei soort; b. v. eene duitsche bank om het verkeer met Aziatische gewesten te bespoedigen met een kapitaal van 10, later '20 millioen; eene maatschappij van centraal-grond-krediet met dito 20 millioen; een dozijn bierbrouwerijen, bouw-ondernemingen, industriëele associatien, enz., die allen in de eerste plaats dienen om ondernemers en directeuren te verrijken.
— 16 —
Hoe modern de regering in de laatste jaren met het geld der belasting-schuldigen omgaat, blijkt uit de volgende voorbeelden. In Maart van 1867 had de kamer voor eenige spoorwegen de leening van 2-4 rnillioen toegestaan; in de plaats van die leening a pari uit te geven naar gelang er voor het afgeleverde werk geld noodig was, heeft de minister van financien in den herfst van datzelfde jaar de geheele leening geschonken aan eene maatschappij van geldmannen voor 97'A procent. Natuurlijk werd in de twee laatste jaren de geheele som als schuld op de begrooting gebracht, waardoor de belasting-schuldigen eenigo honderd-duizenden te veel aan intrest hebben betaald; want op het laatst van 1869 lagen er nog 9 millioen van die papieren onaangeroerd in de schatkist. Het behoeft wel niet gezegd te worden dat die maatschappij schoone procenten aan die leening verdiend heeft.
Een ander en nog duidelijker voorbeeld heeft men in de geschiedenis van den spoorweg Berlijn—Görlitz, die voor rekening van het Pruissische gouvernement ondernomen en voltooid werd. In het vorige jaar werd de afrekening van die spoorbaan aan de kamer gedaan. Daaruit bleek dat zij gekost had 1 '2,4nG.t277 thalers, ofschoon zaakkundigen beweerden, dat zij voor 7 a 8 millioen kon gelegd zijn. Die 12% millioen waren in drie soorten van obligatien uitgegeven; eerst S'A millioen als gewone actiën, later ö'/i millioen als prioriteits-actien, en nog VI2 millioen als prioriteits-obligatien. De weg had in 1869 opgebracht de som van 969,120 thalers, en gekost 480,601. Het overschot werd verdeeld als volgt: de twee laatste leeningen kregen ieder 5 pet. intrest, zoodat er voor de 5'/2 millioen der eerste leening slechts 55,000 thalers, dat is, 1 pet. overbleef. Zij dus, die het gouvernement het gereedste hebben willen helpen in zijne onderneming, zien zich het meeste bedrogen. De hoofdman van die spoorweg Berlijn—Görlitz is de beroemde Dr. Strousberg, wiens ontzaggelijk fortuin met die onderneming begon.
Toen dat Heer in Maart van dit jaar zijne zilveren bruiloft vierde, maakte de vGartenlaubequot; eene korte levensschets van hem bekend, waaraan wij het volgende ontleenen. Hij werd geboren in Oostelijk Pruissen in 1823, van joodsche maar arme ouders; kwam nog jong in Engeland, waar hij gedoopt werd.
— 17 —
en keerde latei' naar Berlijn terug, waar hij langen tijd als correspondent van eene engelsche verzekerings-maatschappij werkzaam was. In 1866 begon hij grootere operatien; eerst met de bovengenoemde spoor van Berlijn naar Görlitz. Later ondernam hij verschillende andere spoorwegen, vele bergwerken, kocht zich aanzienlijke goederen, hielp aan de vestingwerken van Antwerpen enz. In 1866 was hij nog een arm man, nu is hij de grootste geld-aristocraat van Pruissen. In Berlijn is zijn paleis in de Wilhelm-straat van meer dan koninglijke pracht, terwijl zijne residentie te Lissa (Posen) misschien alleen door het Ferricre van Rothschild overtroffen wordt. Hij is natuurlijk, zoo als zulks een hoogst fatsoenlijk man betaamt, lid van hel huis der afgevaardigden en lid van den Noord-Duitschen rijksdag. Toen hij in Maart van dit jaar zijn feest vierde, hebben zijne vrienden en getrouwe dienaren hem eenige geschenken aangeboden: onder anderen, een spoorwagen-salon, die 17000 thalers gekost had, 16 paarden van een edel ras, een groot zilveren tafelservies, eene prachtige rivier-stoomboot, en dergelijke kleinigheden meer; de feesten, die hij gaf waren de prachtigste en meest bezochte van Berlijn. Genoemd blad prijst hem als een ■lelf-made man, als een toonbeeld van moderne grootheid en adeldom.
Belgie staat reeds sins jaren in alle geur van moderne heiligheid en grootheid. Ofschoon klein in omvang en beteekenis kan het in rein liberalisme tot voorbeeld dienen aan de meeste staten van Europa. Van 1857 tot voor weinige maanden was de regeering ongestoord in handen van loge-mannen. Ofschoon op vrij gemeene wijze, door straat-revolutie, op het kussen gekomen, hebben deze zicii dertien jaren lang gehandhaafd door veel fijner en beschaafder middelen, namelijk door processen tegen jezuiten en nonnen, door stelselmatige vervolging van de katholieke Kerk en hare kerkhoven en vooral door bij het volk eene groote vrees te voeden voor het bezit in de »doode hand.quot; Door deze en dergelijke uitstekende kunstmiddelen bleef de loge
'2
— 18 —
in Helgie dertien jaren lang regeeren en zij bracht er He moderne beginselen in vollen bloei. Geen wonder dat ook de nieuwe financiëele opera tien er een ruim veld vonden en dat er in dat laatste tijdvak ten koste van het groote publiek vele nieuwe geld-ridders zijn opgestaan.
Het zal niet noodig zijn voor ons Nederlandsch publiek hier in vele byzonderheden te treden. Ons gedurig verkeer met dat nabijgelegen volk heeft de beurs-zwendelarijen in België genoeg ten onzent bekend gemaakt, en niet weinig Nederlanders hebben die kennis tot hun eigen schade verworven. Wij zullen daarom slechts op een paar voorbeelden wijzen.
In 1868 werd het publiek te Brussel eenigen tijd bezig gehouden door het beruchte proces tegen Doulton. Daardoor kwamen vreemde zaken aan het licht. De stedelijke regeering van Brussel had de verbetering der Senne en de kanaliseering der stad uitbesteed aan eene engelsche maatschappij voor 26 millioen. Doulton zou als zaakgelastigde die onderneming leiden. Eene belgische maatschappij, Keiler en Comp., wilde het werk uitvoeren voor 22 millioen; maar deze kreeg geen gehoor. In den zomer van 1868 werd Doulton door zijne engelsche principalen voor den regter geroepen. — Hij had een gedeelte van het werk tot een bedrag van 121/2 millioen aan een ander ondernemer. Mention, overgedaan, maar voor bijna 15 millioen. Anspach, de burgemeester van Brussel, was bij die overdragt de middelaar geweest. Deze, benevens enkele raadsleden en andere invloedrijke mannen, hadden met Doulton die 2l/2 millioen winst gedeeld , in plaats van ze aan de engelsche maatschappij over te dragen. Bovendien had Doulton van die 12'/2 millioen nog 16% procent als makelaars-kosten berekend, zoodat er aan die zaak van 15 millioen bijna 5 millioen verdiend werd. Eene schoone financiëele operatie! Ook de liberale pers had eene kleinigheid ontvangen, zoo als uit het proces bleek: Berardi, de eigenaar der Indépendance Beige, en Madoux de directeur der Ètoile Beige, hadden ieder 20.000 fr. verdiend. Zij hadden den moed het openlijk te erkennen, toen het namenlijk geregtelijk bewezen was; maar zij verklaarden het geld ontvangen te hebben als ingenieurs en als raadslieden. En waarin hunne raad bestaan had, verklaarde een ander redacteur, Victor Joly,open-
— 19 —
lijk voor den regter op rlezp wijze; »ik ben zeer verheugd over die zaak mijne meening te kunnen zeggen: ik heb het zeer billijk gevonden dat de Senne-maatschappij die Journalisten beloonde welke het publiek voorlichtten en daardoor de plaatsing der actiën mogelijk maakten.quot; Dat proces maakte in Belgie veel beweging; maar kon aan de regeerende partij niet schaden. De burgemeester van Brussel en die onbaatzuchtige raadsleden bleven in bediening gehandhaafd en de publieke opinie werd spoedig door andere schandaal-processen afgeleid. Op eens werden vele katholieken, een dorps-kapellaan. en de uitgevers van verschillende katholieke bladen opgeligt en in de gevangenis geworpen, als verdacht van de huizen van liberalen te hebben in brand gestoken, of daartoe te hebben aangespoord. Het onderzoek en de preventieve gevangenschap duurden lang. Eindelijk werden allen ontslagen, niet als onschuldig, maar omdat hunne schuld niet kon bewezen worden, zoo luidde de uitspraak der regtbank. Onderwijl hadden alle liberale bladen in deze zaak de schoonste gelegenheid om de publieke opinie van de zaak van Doulton-Anspach af te leiden en tegen de katholieke kerk en hare ledematen op te hitsen. '
Als tweede voorbeeld uit Belgie, willen wij wijzen op de bekende geschiedenis van Langrand 4). Wij gelooven met regt zijne ondernemingen te rangschikken onder de Iinancieele operatien volgens de moderne beginselen. Immers ook hij heeft, naar het voorbeeld zijner voorgangers, zijne geldzaken in verband gebragt met politieke en godsdienstige begrippen en deze met zooveel handigheid geexploiteerd dat hij van een arm gelukzoeker eene positie verkreeg, waarin hij jaren lang ten koste der goede geloovigen op waarlijk vorstelijke wijze leven kon. Zijne grondgedachte was deze: wij katholieken moeten ons zoo veel mogelijk meester maken van den grooten geldhandel, om door gezamenlijk kapitaal invloed te hebben ten voordeele der kerk. 2) Daarom, zoo sprak hij, steekt uw geld niet in staatspapieren, die in den regel
1) Waarom de hutorisch-polilische Bliiiter over deze zaak geen enkel noord spreken, is ons oaverklaarbaar.
2) Met echt franschen bluf werd dat denkbeeld aldus geformuleerd : „il faut cbristianiser le capital.quot;
2*
— '20 —
langzaam dalen: vertrouwt uw geld vooral niet aan industrieels ondernemingen, die, zoo als de ondervinding leert, bijna allen te niet gaan; maar stort het gerust in onze banken, die zich uitsluitend met grondbezit en hypothekaire inschrijvingen inlaten en langs dien weg groote dividenden zullen afwerpen.
Deze bewering vond bij velen geloof. Zoo zag hij spoedig eenige millioenen in zijne handen, waarmede hij op echt moderne wijze, bank over bank oprigtte, allerlei ondernemingen begon en alles deed, behalve hetgeen hij beloofd had. Toen in 1864 zijne Heiligheid, Pius ix , bestolen als Hij was door het Italiaansche gouvernement, zich genoodzaakt zag eene tweede leening van 50 millioen francs te doen, wist Langrand zich met de plaatsing daarvan te belasten, onder belofte dat hij de stukken ii pari zou plaatsen, in plaats van tegen 75 pet, zoo als de vorige leening stond. Daarmede steeg hij aanzienlijk in het vertrouwen der katholieken; daardoor vond hij eene schoone gelegenheid om zijne eigene ondernemingen te doen gelukken; want hij stond aan een elk, die duizend franc in de Pauselijke leening nam, de groote gunst toe om ook te mogen inschrijven op zijne internationale bank. Alleen het pauselijk gouvernement leed groote schade door Langrand; want een aanzienlijk bedrag der leening werd niet geplaatst, en kwam dus nooit in de romeinsche schatkist.
Zoo werden vele goede geloovigen, zoo werd de Paus zelf de dupe van iemand, die op echt moderne wijze met geld wist om te gaan; maar daarbij voorgaf het belang der Kerk te behartigen. Daarom, dunkt ons, is hij schuldiger dan zijne voorgangers en tijdgenooten.
Toen in de maand Jnnij 11. te Brussel het proces tegen Langrand gevoerd werd, vonden de liberale bladen, ook in ons Nederland schoone aanleiding om heftig tegen katholicisme en ultramontanisme te schelden. Wat Langrand gedaan had werd op rekening van de katholieken gesteld. De liberale woordvoerders vergaten daarbij, dat genoemde bankier volgens de beste moderne beginselen gehandeld had en dus bij het liberalisme geene afkeuring kon verdiend hebben.
Potsierlijk in dit opzigt is een artikel over Langrand, dat wij vinden in oen der laatste nummers van het liberale tijdschrift
uOnzu. Tijd.quot; Het heeft tol titel: w mudfauggl iu de iO4® *emi.
Zou de liberale schrijver aan zijne lezers willen wijsmaken dat alleen de katholieke Langrand in onze verlichte eeuw windhandel drijft, en dat alléén de eenvoudige Katholieken er in loopen en hun geld verliezen? Het schijnt zoo; maar dan speelt hij een zeer oneerlijk spel. Ja Langrand is de eenige die de Katholieken heeft geëxploiteerd; terwijl de goedgeloovige liberalen door honderden van hunne rigting worden beetgenomen, gelijk wij reeds door menig voorbeeld in deze bladzijden hebben aangetoond.
Wat overigens de schrijver in genoemd artikel over deze historie verhaalt bevat niets nieuws; zelfs de spotternijen die het veil heeft jegens den Paus en de Kerk, hebben zijne lezers reeds voor eenige maanden in de N. Rotterdammer Courant kunnen lezen.
Maar nieuw, vooral door onbeschaamdheid, zijn de laatste regels van dien schrijver: ser blijft niets meer te doen over, dan dat het nieuwe ministerie den windhandel, die met de financiën van het volk is mislukt, niet de financiën van den Slaat hervat.quot;
Waarlijk als het Katholiek ministerie van België zoo iets in den zin had, dan kan het beter voorbeelden kiezen dan dat van Langrand, dan kan het b. v. den bovengenoemde Doulton na- l
volgen, die onder het liberaal ministerie, en met behulp van den liberalen burgemeester van Brussel eenige millioenen opstak,
niet van particulieren, maar van den Staat, ten minste van de hoofdstad.
IV.
Frankrijk heeft ten alle tijde, ten minsten naar eigen schatting,
aan het hoofd van beschaving en vooruitgang gestaan. Dat dit in de laatste twintig jaren waar was, in den zin van moderne beschaving en vooruitgang, zal wel niemand betwisten. Onder de leiding der keizerlijke regering kon het liberalisme er zich in al zijne phasen ontwikkelen. Er heerschtte vrijheid voor alles,
behalve voor God en goddelijk regt. In Frankrijk werden de beste moderne beginselen uitgedacht en ingevoerd: het begrip van nationaliteit, rustende op éénheid van taal; het idéé van non-interventie; het regt van het voldongen feit, enz.; dat alles werd
door Napoleon zelve beurtelings ingeroepen en toegepast om rle revolutie in verschillende staten van Europa te bevorderen en het liberalisme voort te helpen, tot hij er zelf het slagtoffer van werd. Getrouw aan dit stelsel heeft Napoleon m ook de Katholieke Kerk bijna van het begin zijner keizerlijke regering vervolgd in Haarzigtbaar Opperhoofd, en in Hare ledematen. De vervolging van den Paus door Frankrijk begon met de beruchte Mor-tara-geschiedenis, waarbij Napoleon zich aan het hoofd plaatste, en eindigde pas met de laatste regerings-daad, die hij als Keizer deed, toen hij namenlijk zijne troepen uit Rome liet vertrekken, om den Paus en de Eeuwige stad aan den roover-Koning af te staan. Godsdienstige vereenigingen werden door den Keizer en zijne regering op alle wijze bemoeijelijkt. Zelfs die van den H. Vincentius a Paulo werd als gevaarlijk voor den Staat opgeheven. Daarentegen alle goddelooze en ongodsdienstige pampletten, dagbladen en boeken, alle loges en geheime genootschappen vonden er keizerlijke hulp en bescherming.
Zoo werd Frankrijk inderdaad een vruchtbare grond voor alles wat echt liberaal en modern heeten mag, en dus ook voor moderne financiëele operatien. Wat er in de laatste jaren in Frankrijk van dien aard ondernomen werd en hoeveel het volk daarbij verloren heeft kan men uit de volgende getallen bij benadering opmaken.
Op iquot; Januarij van 1851 bedroeg de nominale waarde van alle aan de beurs gangbare fransche schuldbrieven, de som van 5.7(13.405.000 franc; op 1 Januarij van —68 was die som met bijna 13.000 millioen vermeerderd, want zij bedroeg 18.655 mil-lioen. De nominale waarde van buitenlandsche schuldbrieven, die in Frankrijk verhandeld worden, zal ongetwijfeld veel grooter zijn; want Rothschild alleen heeft 4.000 millioen aan de fransche markt gebragt, zoodat men veilig kan aannemen dat de nominale waarde van alle schuldbrieven die in fransche handen zijn. de som van 40 milliarden bedragen , dat is 1000 franc voor iederen franschman.
Zijn die cijfers nu een bewijs voor den financiëelen vooruitgang van het fransche volk? Zoo willen ons de moderne mannen wijsmaken en daarom worden ook de bovengemelde getallen door de regering zelve bekend gemaakt. Maar dat bewijs wordt
zeer verzwakt, wanneer men bedenkt liet groote versclii! dat er bestaat tusschen de reëele en de nominale waarde van dien papierwinkel, en de regelmatige achteruitgang, waaraan zij lijdt. B. v. In 1866 werd er voor 1300 millioen nieuwe schuldbrieven uitgegeven , en in dat zelfde jaar verloor het volk aan de vorigen 1100 millioen. In 1867 gaf men voor 1000 millioen aan nieuwe stukken, en werd er voor 1250 millioen verloren. In twee jaren heeft dus het fransche volk voor 2300 millioen aan de beurs toevertrouwd, maar ook voor 2350 millioen verloren. Deze getallen zijn even zeer officiëele. Alleen de schuldbi-ieven die het erediet-mobilair heeft in omloop gebracht, waren op het laatst van 1867 ongeveer 1671 millioen minder waard dan bij hunne hoogste beurs-noteering.
Ja, het fransche volk is een nijver volk en over het algemeen spaarzaam. Het bewaart van zijne verdiensten en inkomsten. Maar voor wie? niet voor zichzelven; maar voor de beurs-mannen, aan wie het in den laatsten tijd gemiddeld 1000 millioen 's jaarlijks verloren heeft. Het is een nijver volk, maar niet minder ligtgeloovig aan alles wat hun door liberale woordvoerders en regerings-mannen wordt wijsgemaakt. Zoo vertrouwen zij hun geld aan allerlei dwaze speculation en ondernemingen en verliezen daardoor, wat zij bespaard hadden , ten voordeele van die beurs-ridders. De Katholieke Kerk bezit in Frankrijk naauwelijks een paar honderd millioen. Daarbij krijgt zij van den Staat 's jaarlijks 50 millioen als schadevergoeding voor hetgeen haar vroeger door de regering ontnomen is. Voor dat geld onderhoudt zij hare priesters en kerkgebouwen, en voedt en verpleegt zij meer dan twee millioen weezen, armen en zieken. En toch hebben de liberalen het altijd even druk over die kerkelijke goederen, over die onmetelijke schatten, over de schraapzucht der priesters, enz.. Dagelijks wijzen zij op het gevaar van die bezittingen in de sdoode hand,quot; om zoo de menigte over te halen haar geld in de levende handen der moderne menschen-vrienden te vertrouwen.
Wat die levende handen zoo al kunnen uitrigten, ziet men in het voorbeeld van Rothschild. Deze moderne geld-dynastie heeft volgens berekening van verschillende financiëele organen in de laatste 10 jaren 700 a 800 millioen verdiend. En aan wie ?
In de eerste plaats aan het nieuw-bakken koningrijk Italië en aan verschillende groote ondernemingen. Het huis of liever de dynastie Rothschild wist ieder jaar de leeningen te plaatsen, die het jeugdig en verkwistend Italië noodig had om zijne tekorten te dekken en natuurlijk ieder jaar voor hoogere makelaarsprocenten. En dit deed Rothschild zeer gemakkelijk; want alle liberale bladen van Europa staan in zijnen dienst. Bewust of onbewust, hetzij zij betaald werden of niet, alle moderne dagbladschrijvers hebben hem geholpen door het s Una Italiaquot; te verheffen en den Paus of andere Italiaansche vorsten te beschimpen. Allen hebben er toe bijgedragen om den makelaar te verrijken en den cliënt op den rand van het bankroet te brengen. Nergens heeft Rothschild betere zaken gemaakt dan in Italië; maar ook nergens was er meer politieke en godsdienstige gisting dan in dat Schiereiland. Alweder een bewijs hoe het liberalisme met financiëele operatien in verband staat. Bovendien heeft hetzelfde huis Rothschild alleen in 4856 te Parijs de volgende zaken ondernomen: het Italiaansche credit mohilier met 60 millioen ; het Oostenr'yksche credit mohilier met ll20 millioen; de Societé mercantile espagnolr met 80 millioen; de spoorweglijn Madrid—Saragossa met 360 millioen, en de Lombardische sporen met 1200 millioen; te zamen 1820 millioen. De eerste zaak is bankroet gegaan en de actionarissen hebben alles verloren: de tweede is in verval en van weinig waarde: de derde is ontbonden, omdat de aandeelen geen derde van hunne waarde hadden. ofschoon zij vroeger met 50 en 60 procent opgeld werden verhandeld; in de vierde zaak zijn de actiën van 500 tot op 75 franc gedaald, ofschoon sommige voor 750 fr. genomen zijn, en van de laatste zaak hebben de aandeelen slechts een derde van hunne oorspronkelijke waarde behouden. Hoe dat rijzen der aandeelen, wat vooral den uitgever tot voordeel dient, bewerkt wordt, is bekend: op eene kleine beurs, waar niet veel verhandeld wordt, laat men eenige aandeelen opkoopen, waardoor zij op die plaats hooger genoteerd worden: de telegraaf seint die stijging naar Parijs, de hoofdmarkt, over; ook daar kornt beweging in dat elfect. en door er vele stukken tegen hoogeren prijs te verknopen, stelt hij zich meer dan schadeloos voor hetgeen hij in nene kleine plaats te dunr gekocht had.
Rothschild heeft zich in fle laatste jaren zijn slot en park Ferrières gebouwd: de pracht, zegt men, overtreft alles wat tot nog toe gemaakt is: noch eene oostersche phantasie, noch de verkwistingsgeest van Lodewijk xiv, hebben ooit iets dergelijks voortgebracht. Men zegt, dat het honderde millioenen gekost heeft: het heeft een eigen spoorweg-station, dat uitsluitend voor den eigenaar en de bedienden van het slot bestemd is. Met kan ons niet verwonderen: maar wat ons zeer zou verwonderen is, als zulk een Rothschild niet op grootsche wijze bestolen werd. En toch hebben de liberale bladen in Frankrijk vreeselijk alarm geslagen toen het onlangs bleek, dat een kassier van Rothschild zich de kleinigheid van drie millioen had toegeëigend.
Wij hebben straks gezien hoe de nijvere fransche burgers, die door spaarzaamheid van hunne inkomsten overhouden, dat overschot spoedig verliezen, wanneer zij aan die moderne financiëele operatien medehelpen, met andere woorden, hoe zij besparen ten voordeele van enkele beurs-leiders. Maar wat nog erger is, niet zelden laten deze zich betalen door den gewonen daglooner. Zie hier een voorbeeld: Op het einde van 1867 vormden de mijnwerkers van Aubin eene grêne, en eischten hooger loon: militairen werden tegen hen afgezonden, en enkelen verloren er het leven bij. En toch kon de fabriek onmogelijk meer loon geven; maar waarom niet ? omdat zij voor eenige jaren aan de spoorwegmaatschappij, le grand Central, verkocht was voor de prijs van 13 millioen, ofschoon zij drie jaren vroeger slechts een half millioen waarde had. Natuurlijk was die koopprijs door allerlei zwendelarij opgevoerd en geen wonder dat de fabriek daarvan den schuldenlast niet dragen kon, en den arbeidsman slecht betaalde.
Even als in Oostenrijk hebben ook in Frankrijk de regeerings-mannen hun deel in die prachtige operatien gehad. Dat werd vooral bewezen door hetgeen voor een paar jaren geschiedde met de fransche bank. Het privilegie, dat deze genoot, moest in 1867 ophouden: maar geheel onverwachts werd het verlengd tot 1897. De bank behield daarbij het voorregt om alleen banknoten en papier-geld uit te geven en betaalde voor dat voorregt 100 millioen aan den staat. Haar kapitaal werd verdubbeld, ►Mi aan iederen bezitter van eene oude artie werd eene nieuwe
gegeven voor de som van 1100 fr.: maar op den dag der uitgifte klommen zij reeds tot 2800, en later zelfs tot 3560 franc. De actionarissen der bank wonnen daardoor de som van 224 millioen. Maar wie waren die gelukkigen? Het waren bijna allen personen, die op een of andere wijze bij de regeering waren ingewijd. Korte dagen te voren had men allerlei onrustbarende geruchten over de bank uitgestrooid; zelfs de officiëele Monileur had er voedsel aangegeven. In die onrust hadden de eigenaars verkocht; zij die met de plannen der regeering bekend waren, hadden ze bij menigte ingekocht, en genoten alleen de winst.
Nog beter bewijs voor de medewerking der regeering levert ons de geschiedenis van de heeren Pereire. In Januarij van 1869 gaf de Presse van Parijs hiervan een verslag, waaraan wij het volgende ontleenen. Die heeren welke aan het hoofd stonden der Societé immobiliere, werden door hunne actionarissen vervolgd wegens leugenachtige rapporten en het toekennen van valsche dividenten, waardoor de maatschappij ontzaggelijke schade geleden had. De regtbank van koophandel had hen veroordeeld wegens burgerlijk bedrog (dol civil) en bepaald, dat zij 36 millioen aan de actionarissen zouden uitbetalen. Maar die uitspraak moest door de burgerlijke regtbank bekrachtigd worden, en hier vonden Pereire alle mogelijke bescherming. Er werd bepaald dat in geen geval hun privaat vermogen kon worden aangetast. Telkens werd de eindbeslissing uitgesteld. De ministers zelve ver-eenigden zich in comité, om die geldridders te beschermen, en nog, ofschoon de uitspraak van het geregtshof van koophandel reeds twee jaren oud is, zijn de actionarissen niets gevorderd. Zoo weet eene liberale regeering hare liberale geldmannen te redden!
Geen wonder dat ook de liberale bladen in dezelfde rigting medewerken. Ieder blad, dat een zijner medearbeiders of directeuren ziet benoemen tot commissaris of iets dergelijks van eenige groote onderneming, heeft zijne kolommen open tot lof en aanprijzing dier zaak. Het beste en deftigste blad van Frankrijk is zeker het Journal des Débats: welnu genoegzaam alle zijne redacteuren staan in dienst der beurs-mannen: Alloury is com-missaris van de Suez-kanaal-maatschappij. wier actionarissen alle hoop op dividenten verloren hebben. Leon Lay, een vriend
van Rothschild is in de Madrid-. Saragossa- en in de Spaanselie Noorder-spoorweg-maatschappij. Prévost-Paradol en John Le-moinne, hadden verschillende betrekkingen bij dergelijke maatschappijen- Hervé en de Broët waren in de spoorweg-maatschappij Parijs—Lyon, Michel Chevalier en anderen in het Vrédit-mobilier, enz.
In September van 1868 las men in verscheidene Parijsche bladen het volgende nieuws: »de Semaine /inancière is in handen gekomen van de heeren Jenty, Gibiat en Emile de Girardin: men verwacht dat genoemde heeren het blad zeer in waarde zullen doen stijgen. Men zegt dat zij met nog vier anderen een comité van zeven leden zullen oprigten, en dat voortaan geene onderneming zal vermeld of aangeprezen worden, dan die vooraf door dat comité onderzocht en goedgekeurd zal zijn.quot; De Vinance evenwel, een ander fransch blad verklaarde in zijn nummer van 10 September rondweg, dat genoemde heeren alleen die ondernemingen zouden prijzen en ondersteunen, welke aan hen behoorlijk voordeelen zouden toekennen: de schrijver van dat artikel noemde liet comité une institution de chantage, een opjagers comité. De bovengenoemde heeren, die met Labry, Bapst en Berardi dat comité vormen, zijn alle medearbeiders van groote fransclie liberale dagbladen. Men kan dus gerust zeggen dat door zulke middelen de liberale pers geheel in dienst staat van de moderne en liberale beurs-ridders.
V.
Spanje en Italië zijn door zooveel banden aan Frankrijk verbonden, dat zij in de laatste jaren ook in financiëele zaken aan de leiband van het ex-keizerrijk geloopen hebben : zoodat er met betrekking tot ons onderwerp niet veel over die landen behoeft gezegd te worden.
In 1866 las men in de Vrijmetselaars-Courant van Leipzig eene correspondentie uit Spanje, waarin werd meegedeeld, dat het getal der loge-mannen aldaar in den laatsten tijd zeer was toegenomen, door de menigte fransche ambtenaren die er aan spoorwegen en telegraafkantoren waren geplaatst. Al die onder-
noinirigen waren, gelijk wij boven gezien hebben, dooi' fransclie kapitalisten gesticht, waarbij het eenvoudige volk al zijn geld verloren had, waarbij Rothschild eenige millioenen had verdiend en de vrijmetselarij in Spanje zich had helpen uitbreiden.
In zijn nummer van 8 October '1868 deelde het Parijsche blad. Finance, het volgende mede: «achter Prim, Serrano en consorten staat de man van zaken, Salamanca. Deze is het hoofd van alle financiëele schandelijkheden {turpitudes Jinancières). Isabella, tegen wie hij met Prim en Serrano heeft zaamgezvvoren, heeft iuin hem de concessiën verleend voor de verschillende Spaansche spoorwegen. Allen heeft hij ze met millioenen winst aan fran-sche beurs- mannen verkocht. Nog niet te vreden met die winst heeft hij ook, als ondernemer, de meeste dier ondernemingen ten gronde gerigt: te weten, de Pampelona-Spoor-, de Saragossa-, de Ciudad-Real- en de Portugeesche sporen. Hij heeft het zijne bijgedragen tot den ondergang der Romeinsche en Italiaansche sporen. Niemand weet wat hij met de millioenen doet, die hij zoek maakt.quot; Maar wat een elk weet is, dat hij een der hoofden van de Spaansche vrijmetselaars is.
Deze Salamanca en de zijnen hebben inderdaad op alle wijze reeds onder Isabella het arme en met schulden beladen Spanje ontzaggelijk bestolen en daarbij overal uitgeschreeuwd dat do achteruitgang van dat schoone land aan de regering van Isabella te wijten was, en slechts door verjaging dier schandelijke en kostbare regering van den ondergang kon gered worden. Men zegt dat de Spanjaarden zelf er niet veel bij verloren hebben. Dat echt christelijk volk stelde niet veel vertrouwen in die Joden en loge-mannen: het liet het geldschieten gerust aan de ligtzin-nige franschen over. Daarom worden de Spanjaarden door de liberale bladen van Europa als dom en arm uitgekreten en als zeer ten achteren bij de moderne ontwikkeling van onze negentiende eeuw.
Dezelfde vloek heeft lang op Italië, vooral op Zuid-Italie, gerust, om dezelfde reden. Alle groote werken die er door moderne geld-mannen ondernomen werden, moesten met buiten-landsch geld, aan fransche of oostenrijksche beursen verkregen, gedreven worden. Zelfs stedelijke leeningen voor gasfabrieken enz. werden in het buitenland geplaatst. In de laatste jaren
evenwel is daarin eenige verandering gekomen. Men heeft liet middel gevonden om ook aan die vasthoudende lieden hun geld te ontrollen, of liever dat middel ontstond van zelfs door de «bevrijding van Italië.quot; Door die heerlijke moderne operatien, door alle liberalen zoo grootelyk toegejuichd, raakte al het zilvergeld in het schiereiland zoek, en hield men niets als papier-geld, met gedwongen koers, waarop 15 pet. verloren werd Toen ontstonden er in Napels, Palermo en andere steden, banken, die ■15 pet. 'smaandelijks intrest betaalden: want voor 100 fr. papier gaven zij na een maand 100 franc in zilver. In den aanvang namen die inrigtingen niet veel op; maar uitgelokt door de hooge verdiensten begon men er eenige sommen aan te vertrouwen; men begon ook zilvergeld te leenen, waarvoor evenzoo 15 pet. 's maandelijks werd betaald. In de laatste twee jaren steeg het vertrouwen op die banken, en ook hun aantal, zoodanig dat zij vele honderde millioenen schuldig waren: en toen in April van dit jaar om verschillende redenen de politie er zich mede moest bemoeyen bleek het dat zij niets in kas hadden. Het was niets anders geweest dan eene moderne zwendelarij op groote schaal ten koste van het publiek; maar nu zullen ook de liberalen kunnen getuigen, dat het Italiaansche volk zich goed begint te ontwikkelen.
VI.
Voor Engeland hebben wij eene naauwkeurige opgave over den actie-handel. In Januarij van 1870 werd te Londen eene vergadering gehouden van statistici, waarin professor Leon Levy eene voordragt hield over maatschappijen met aandeelen. Hij klaagde er over, dat, terwijl alle andere monopoliën reeds lang zijn opgeheven, de heerschappij der groote geldmaatschappijen ongedeeld blijft bestaan. Alle middelen van vervoer en verkeer zijn gemonopoliseerd door de spoorweg-maatschappijen, gas- en waterleidingen, zijn overal in handen van vereenigingen; industrie en handel geraken meer en meer in de magt van enkele groote actie-maatschappijen. Van 1857 tot 1867 is het getal der privaat-banken in Engeland met '10 verminderd en dat der actie-banken met 500 vermeerderd. Dat die vereeniging van groote
— AO —
kapitalen niet altijd strekt om grootere winsten te behalen, bewijst genoemde professor door de volgende getallen. Van 1844 tot 1855 werden 4409 maatschappijen gevormd, waarvan er in hetzelfde verloop van tijd weder 3084 werden opgeheven. Van 1856 tot 1868 werden er 6994 gesticht, waarvan er 5321 niet meer bestaan. Let men alleen op de grootere maatschappijen, dan ziet men, dat er diezelfde 12 jaren in Engeland 300 werden opgerigt, ieder met een gezamenlijk kapitaal van 12 millioen gulden of meer. Van deze werden er 60 reeds in den aanvang van hun bestaan ontbonden, 88 gingen bankroet, 31 raakten op eene andere wijze van het tooneel, zoodat er nog slechts 122 van bestaan.
Dat die groote engelsche maatschappijen meestal naar hetzelfde systeem werken als die op het vaste land, zien wij in het volgende voorbeeld. De Imperial land-compagny of Marseille, was geheel in groote stijl aangelegd, en zou niet alleen de beschaving in het algemeen bevorderen; maar door hare onuitputtelijke bronnen ook een goudmijn worden voor hare actionarissen. De prospectussen, beschrijvingen en aanbevelingen vulden eenige dagen lang een paar groote kolommen van de Times. Wat de maatschappij doen zou, is moeijelijk op te tellen: zij beloofde alles en nog veel meer. Marseille zou gehausmaniseerd 1) worden: zij zou nieuwe kaaijen, nieuwe doks, nieuwe straten, hotels, woonhuizen en pakhuizen bouwen, zij zou wandelplaatsen, parken en waterleidingen aanleggen, zij zou voor alles uitgebreide gronden koopen om die wonderen van onzen modernen tijd uit te voeren. De maatschappij werd gegrond door het credit financier et mohilier cCAngleterre en had benevens andere engelsche directeuren den bekenden Journalist Emile de Girardin,den franschen afgevaardigden Abatucci en den keizerlijken kamerheer, graaf van Aiguesvives. De grap, want meer was het niet, duurde niet lang; maar toch lang genoeg om veel geld zoek te maken. Nog eer de maatschappij eene spade in den grond had gestoken om haar programma uit te voeren, kwam zij in het kanselarijhof. De lord-kanselier benoemde drie ambtenaren om de zaak te liquideeren. Deze verklaarden in Maart van 1870 onder anderen de volgende bijzonderheid: de grondleggers (promoters)
1) Dat is, volgCDa de mauicr van llnusmau, de prefect vao Parijs, verfraaid worden.
der maatschappij hadden werkelijk te Marseille eerie groote hoeveelheid grond gekocht voor 344.605 pond sterling; maar die grond in de maatschappij aangeschreven voor 1.109.323 p. st* De heeren directeurs, secretarissen, commissarissen, agenten, enz., hadden dus bij dien aankoop alleen bijna negen millioen gulden opgestoken.
Overigens missen de geld-mannen in Engeland die godsdienstige of politieke agitatie, welke hun in andere landen van Europa zoo voordeelig is. De Engelschen hebben Garibaldi wel feestelijk ingehaald, en de revolutie in andere landen bevorderd, maar hun geld hebben zij er niet voor veil; dat laten zij aan anderen over. Zij hebben eene veel betere methode om politiek met geldhandel te verbinden: zij leenen bijzonder gaarne aan kleine onmagtige staten, om er daardoor een invloed te krijgen, die hun voor handel of politiek nuttig kan zijn. Zij hebben in der tijd Griekenland uit den nood geholpen, en alle kleine of groote republieken van Zuid-Amerika kunnen er geld krijgen. Maar op die wijze hebben zij zich onder anderen meester gemaakt van dien voordeeligen Guano-handel. Of deze taktiek eerlijker is dan die van anderen . is moeijelijk te zeggen; maar zij is zeker voordeeliger.
VIL
Noord-Amerika stelt er zijn roem in om de oude wereld in alles te overtreffen, en moet dus ook in geldhandel en in zwen-delarij eene, tot nog toe onbekende hoogte bereiken. Vele omstandigheden hebben daarbij de Vei'eenigde Staten zeer gediend. Terwijl in Europa niettegenstaande den ontzaggelijken vooruitgang er nog vele sporen zijn van oud christelijke gewoonten en reg-ten, heerscht er in Amerika bijna niets dan modern ongeloof en ongebondenheid. Nergens is het geld zoo vlottend als daar. Daar er geen regeerings-huis, geen adel, geene echte aristocratie is, die belang heeft bij de zedelijke verbetering en den materiëelen vooruitgang van het volk of van den staat: zoo wordt er meer dan ergens de politieke magt. dienstbaar gemaakt aan groote geldmannen. Deze beheerschen de partijen, leiden de verkiezingen en plaatsen hunne gunstelingen in de hoogste betrekkingen.
Daar vooral is de staat, die op geen hooger denkbeeld rust, eene geldmachine geworden.
Hierbij komt dat in Europa sints eenige jaren een allergunstigst oordeel, eene voorliefde voor dat klassieke land der vrijheid bestaat, en een in zaken afgericht volk, zoo als de Yankees zijn, laat zoo iets niet onbenut. De liberale bladen van Europa hebben ons gewoon gemaakt om met wekere jalouz'y naar Amerika op te zien. Daar heerscht vrijheid en ongebondenheid in echten zin: daar is eene republikeinsche regeeringsvorm, dat heerlijk lichtbeeld, wat, altijd volgens de modernen, zoo prachtig afsteekt bij dien zwarten wolk van onze verouderde monarchien: daar is het ideaal van maatschappelijke toestand. Zoo hebben ons alle liberale zang-vogels in de laatste dertig jaren voorgezongen: vandaar dat er by de meeste Europeanen eene groote sympathie voor de Yankees bestaat. Zulk eene gunstige predispositie zon hun spoedig te pas komen. In den oorlog tegen liet Zuiden hadden zij veel geld noodig, en staken er eenige honderde mil-lioenen van Europa naar Amerika over. Leeningen op leeningen werden in Amerika gedrukt en vonden op Europeesche markten gretige koopers. Ofschoon er door dat middel eene ontzaggelijke menigte edel metaal inkwam, gingen de Yankees voort met papierengeld uit te geven, zoodat er een goud-agio ontstond, dat wettelijk moest worden vastgehouden.
Na den oorlog hebben zij die liefde der Europeanen benut om spoorwegen aan te leggen. Op nieuw gaf men bij ons honderde millioenen voor ondernemingen, waarvoor de Amerikanen zelve geen cent overhadden. Gelijktijdig hebben zij eene belasting geheven op den invoer van Europeesche produkten, die met eene uitsluiting daarvan gelijk staat. Of dit ook aan onze Europeesche liberalen, die altijd zulk een groot woord hebben over vrijen handel, behaagt, durven wij niet te verzekeren.
Als nu in Amerika zulk eene schuld bestaat, bovendien zoovele geld-banken en allerlei ondernemingen op groote schaal gevonden worden, en daarbij eene echt liberale rigting ook betreffende het zevende gebod, dan zal het niemand verwonderen als wij zeggen, dat het klassieke land van vrijheid ook het klassieke land van moderne financiëele operatien is. Vraagt men naar voorbeelden, dan willen wij wijzen op eene geschiedenis
— 33 -
die den !25s,eD Sept. 1869 te New-York voorviel en die al het boven verhaalde in den schaduw laat.
Op dien gedenkwaardigen dag had eene actie-maatschappij zich tot taak gesteld om het goud-agio tot 465 op te voeren. Aan het hoofd dier maatschappij stonden Fisk, de directeur der Eric-spoorwegen, Gould, en Corbin, de zwager van den President Grant. Toen de speculanten het tot 165 gebracht hadden, liet Boutwell, de minister van Financiën, op eens voor eenige millioenen goud aan de markt brengen, waardoor op eens het agio tot op 134 daalde. De geheele operatie, natuurlijk met behulp der regeering, had naauwelijks twee uren geduurd, en in dat kort tijdsverloop had het publiek voor eenige millioenen verloren.
Bij die gelegenheid gaf een amerikaansch correspondent de volgende beschrijving van den toestand in Noord-Amerika, die wij hier geheel laten volgen.
Reeds vroeger hebben wij gelegenheid gehad om te wijzen op hel bederf, dat bij de Amerikaansche regeerings-mannen bestaat, en op de zwendelarij, waarvan zich vele kooplieden bedienen om spoedig rijk te worden of door eene mislukte speculatie bankroet te gaan. Maar het was alles kinderspel in vergelijking van het bedrogs- en dieven-systeem, dat in dit jaar (1869) en vooral in New-York zijn hoogste punt bereikte. De groote diefstallen aan banken gepleegd, zijn niet op te tellen, en de politie laat er zich niet mede in, tenzij de aanklager een vierde belooft van het gestolene, dat niet zelden een millioen dollars te boven gaat. Dat kassiers en directeuren van banken met het hun toevertrouwde kapitaal door gaan, is aan de orde van den dag, en onlangs hoorde men van een jongmensch, Ketschum genaamd, die voor eenige millioenen aan valsche wissels had gemaakt. Ook aan do belasting kantoren bestaat een waar systeem van bedrog, waardoor de staat ongehoorde sommen verliest. Vooral wordt dit bedrog gedreven door hen, die de belasting op de brandewijn en de sigaren ontvangen, ja men schat het verlies dat de staat aan die artikelen lijdt, op meer dan honderd millioen dollars. Ook zijn er verschillende betaalmeesters van marine en van oorlog aangeklaagd van groote sommen verduisterd te hebben. Het tegenwoordige ministerie schijnt zich tot taak te stellen om allen, die van hun ambt misbruik maken, ter verantwoording op te roepen, maar het bederf is zoo diep ingeworteld, en de schatkist wordt door een elk zoozeer als eene melkkoe beschouwd, dat ook de grootste schurken er goed afkomen,
3
omdat anders zelfs de eei-ate personen der regeering ia de vervolging tonden betrokken worden.
Zoolang de regters en wetgevers, de staats- en stads-beambten verkiesbaar zijn, en er millioenen worden besteed om aan de eene of andere partij de zegepraal te verschaffen, zal zich geen fatsoenlijk mensch om een ambt bekommeren. Gelijk reeds vroeger in San Francisco, zoo geeft men nu in New-ïork tot 50.000 dollars, om can-didaat te zijn voor het ambt van Sherif; voor de andere betrekkingen geeft men naar verhouding. Dit kon onmogelijk geschieden, tenzij men door zijn geld zeker was van den uitslag der keuze, en men zich niet schadeloos kou stellen uit de 27 millioen dollars, die de bewoners der stad jaarlijks aan belasting opbrengen.
Vroeger was men van oordeel dat men het meest te vreezeu had van het toenemend pauperisme, maar de laatste ondervindingen hebben bewezen dat de groote steden een veel gevaarlijker element hebben in hare groote kapitalisten, als deze van de gewone regtvaardigheids-wetten afwijken. In New-York nu is het zoover gekomen dat men eerlijk noemt wat in den handel gelukt, oneerlijk wat tegenslaat. Daar vereenigen zich de directeuren van spoorwegen en andere ondernemingen, om de actionarissen door allerlei kunstmiddelen te ruineeren, door de acties naar believen te doen stijgen en dalen. Ja zelfs, hei is gebeurd, dat men eene menigte onuitgegeven aandeelen liet drukken om zich daarmede op eene algemeene vergadering van de meerderheid te kunnen verzekeren. Een zekere Francis Adams Jun. had onlangs de verdienste eene dergelijke zwendelarij aan het licht te brengen, en zoo de omkoopbaarheid der geregtshoven, en der wetgevende vergaderingen van de Staten New-Jersey en New-York aan de kaak te stellen.
Hetgeen onlangs aan de beurs van New-York heeft plaats gehad s(l. i. de bovenverhaalde geschiedenis met het goud-agioj de vele processen, die nog aanhangig zijn tegen de directeuren van den Ericspoorweg r.u dergelijke zaken meer, bewijzen dat het beurs-spel meer dan het gewone handeldrijven beoefend wordt, en dat de kleine kapitalisten er zelden ongeschoren afkomen. Het publiek dringt fcc' vergeefs aan op strenge bestraffing van die ware zakkenrolders, de amerikaansche wetten kunnen hen zelden achterhalen, daar zij zich altijd langs de grenzen van het strafwetboek weten te houden. En bovendien volgens de wet kan de rijke cautie stellen om de gevangenzetting te ontgaan, en wordt hij later dan ook veroordeeld, hij is gevlogen als hij niet te voren weet dat de gouverneur hem gratie zal verleenen.
Ook met de politie ziet het er hier treurig uit. Zij dient meer aau eene partij dan aan het publiek. Bij belangrijke ontvreemdingen heeft men geene hulp te wachten, tenzij men eene aanzienlijke som beloolt. Vandaar dat men in Amerikaansche bladen dikwijls het berigt leest.
— 35 —
Hnt er pene som is gestolen, dat de dief of dieven verzocht worden 75 pet. van die som terug te brengen, en dat raen verder geen navraag zal doen; and no questions asked. Dit middel werkt beter dan eene formeele aanklagt bij de politie.
Onder de regeeringsmannen zijn er wel die het afkeuren dat de schatkist zoo geplunderd wordt, en vandaar dat men voor eenigen tijd een nieuwe bill voordroeg waarbij het regt van vrijheid van brie-venport voor de Congresleden en anderen zou worden ingtrokken. Maar hun getal is zoo klein, dat die wet wel niet door zal gaan. Men heeft berekend, dat in 1868 de staat daardoor alleen bijna een millioen dollars verloren heeft, want er waren afgevaardigden die dat regt aan boekhandelaars verkochten.
Dat treurige maar ware beeld van den toestand in Noord-Amerika behoeven wij door geene andere voorbeelden van zwen-delarij te illustreeren. Gelijk alles groot is in dat onmetelijk rijk, zoo zijn er ook de finantieele operatien op eene ontzaggelijke hoogte geklommen, hetgeen natuurlijk met ontzaggelijk verlies zal moeten geboet worden. Arme Europeanen, die op den lofbazuin der liberale bladen zoo veel vertrouwen in dat goudland gesteld hebb'en, dat zij er tot zulk een hoog bedrag hunne spaarpenningen aan hebben toevertrouwd!
En hiermede eindigen wij onze voorbeelden van »finantieele operatien volgens de moderne beginselen.quot; De lezer zal genoeg zaam overtuigd zijn van hetgeen wij hebben willen aantoonen; dat namelijk de groote geldhandel in naamv verband staat met het politieke en religieuze liberalisme van onze dagen; dat hij, zoo gedreven, duizenden ruïneert, en enkele stoutmoedigen in korten tijd tot ontzaggelijken rijkdom brengt. Bedenkt men daarbij dat die enkelen meester zijn van bijna alle spoorwegen. van de groote middelen van vervoer, van vele takken van industrie, zelfs van brood- en vleeschhandel in sommige landen, dan kan men nagaan wat er misschien te vreezen is van die geld-inono-polie, door behulp van het liberalisme geschapen.
Vraagt men nu of die rigting ook in ons Vaderland bestaat, dan antwoorden wij zeer bevestigend. Ja. ook hier begint men op zeer moderne wijze met geld om te gaan. Wij Hollanders komen gewoonlijk wat achteraan. en dit is ook in finantieele
operatiën het geval. Bovendien de Nederlander is nog wat al te secuur en te houvast, om veel te wagen en de Amsterdam-sche beurs heeft zijn goeden naam van vroeger nog niet verloren; maar dat er aan die zelfde beurs veel meer dan vroeger speculatiealias zwendel-papier gevonden en verhandeld wordt, is bekend, en is, in ons oog, een zeer slecht teeken. En nu binnen kort onze schatkist (door ons liberaal ministerie van de Oost-Indische baten beroofd, zonder dat deze voor de Oost van nut kunnen zijn) genoodzaakt zal worden nieuwe leeningen tegen lageren koers te sluiten, zal ook welligt het veld voor financieele operatien in het groot ruimer en beter worden in ons Vaderland.
Intusschen worden er bij ons reeds vele dergelijke operatien in 't klein ondernomen. Wij zullen hier geene namen noemen, maar slechts wijzen op die algemeene karaktertrekken, die zij met de grooteren in het buitenland gemeen hebben. Het zijn ondernemingen van verschillende aard die met een gemeenschappelijk kapitaal, in aandeelen verdeeld, worden opgerigt, en waarbij mannen met aanzienlijke familie-namen, of bekend door hunne hooge staats- of stedelijke bedieningen als Commissarissen fungeeren. Als die menschen tegelijk specialiteiten zijn in financiën, of bijzonder bekend met industrie en handel, hebben wij vrede met de betrekking die zij aan dergelijke maatschappijen bekleeden; zoo niet, dan wantrouwen wij de maatschappij, juist om die groote namen welke zij aan haar hoofd plaats. Dan komt het ons voor dat die namen gezocht en gekozen zijn om bij het publiek vertrouwen te wekken voor eene onderneming die ojgt; zich zelve misschien weinig vertrouwen waardig is. Maar ook al zijn de mannen, wier namen aan het hoofd van dergelijke ondernemingen prijken, specialiteiten in het vak, is daarom de onderneming zelve nog niet altijd te vertrouwen. Wij zouden iemand kunnen noemen, die aan de Amsterdamsche beurs een zeer goeden naam heeft, en die nog niet lang geleden verzocht werd zijn naam te leenen aan eene financieele zaak, die latei-geheel te niet ging. Hij behoefde er niets voor te doen: hij behoefde geen aandeel te nemen of te plaatsen bij anderen; h'Ü moest slechts zijn naam leenen, daarvoor zou hij eene aanzienlijke som tot belooning ontvangen. Die persoon was eerlijk genoeg om het voorstel geheel af te slaan; maar dat dit
uilen zullen doen is nioeijelijk te gelooven; vooral als de eerste oprigters en ondernemers aan hen bewijzen dat hunne zaak eene zeer soliede is en goede resultaten hebben moet. Wij nemen gaarne aan dat geen fatsoenlijk man zijn naam zal leenen aan bedriegers om het publiek te helpen opligten; maar wij vreezen dat er altijd zullen gevonden worden die wat al te ligtzinnig hunne naam aan maatschappijen schenken of tegen behoorlijke belooning afstaan, en daarom mistrouwen wij juist die zaken, welke met zulke wijdsche namen pronken. Goede wijn behoeft geen krans.
Eene andere karakter-trek is deze: dat die maatschappijen tuime procenten en groote dividenten beloven. Er zijn altijd menschen, die meenen dat zij met het geld van een ander meer winst kunnen behalen dan met hun eigen geld en deze schijnen bij het publiek altijd goed geloof te vinden. Het publiek schijnt te vergeten dat die associatien ontzaggelijk veel verdienen moeten eer zij van hunne schuld procenten kunnen behalen. Directeurs en onderdirecteurs, secretarissen, boekhouders, commissarissen, enz. moeten eerst hunne belooning uit den winst hebben, alvorens er aan intrest voor den gewonen geldschieter kan gedacht worden. Nu is het waar dat er in onzen tijd door den stoom en door den Cosmopolitischen handel vele ondernemingen niet meer kunnen slagen dan door een groot, d. i. een gemeenschappelijk kapitaal; maar juist die bijzonderheid maakt de onderneming te gevaarlijker en baant maar al te dikwijls den weg tot de boven beschrevene ünancieele operatien, waarbij de geldschieter alles verliest en zij die liet geld in handen hebben den winst deelen. En toch hadden «ij prachtige programma's uitgegeven, en schoone dividenten beloofd, misschien ook de eerste jaren uitgekeerd : maar tot groot nadeel van den actionaris, wiens papier later bleek geene waarde meer te hebben.
Een derde karaktertrek is deze, dat de onderneming in dagbladen en tijdschriften wordt aanbevolen. Wij willen hier niet beweren dat dergelijke artikelen en reclamen altijd betaald worden, ofschoon toch b. v. het liberale Vaderland, dat nog wel onder de hooge protectie staat van onzen Minister van Financien, openlijk aan zijn hoofd schrijft, dat inen voor één gulden per regel reclames plaatsen kan, buiten de advertentien. Maar ook aangenomen dut zelfs het Vaderland zeer keurig zal zijn in het
opnoincn dier reclames en minder het belang zijner kas, dan dat van het publiek zal willen behartigen, dan vragen wij toch: hoe die bladen zich van de soliditeit en van de eerlijkheid der onderneming kunnen overtuigen? Moeten de redakteuren niet afgaan op hetgeen zij hoeren van anderen? Zijn zij zeker dat zij alles gehoord hebben, de kwade zoowel als de goede kansen? Het was inderdaad te wenschen dat de dagbladen er zich bij bepaalden, om bij wijze van gewone advertentien dergelijke ondernemingen bekend te maken ; want gaan zij verder, dan zal het niet zelden gebeuren dat de journalist zich later te beklagen heeft, omdat hij door zijn invloed eene slechte zaak heeft helpen bevorderen.
Het is bekend dat in de laatste jaren ook bij ons meer en meer ondernemingen zijn begonnen en banken zijn opgerigt, die bovengenoemde karaktertrekken bezitten en waartegen wij het publiek met allen ernst waarschuwen. Uit hetgeen wij van dergelijke buitenlandsche operatien hebben bekend gemaakt, kan men afleiden waaraan men zich bloot stelt, wanneer men er deel aan neemt Wij willen niet beweren dat die ondernemingen begonnen worden met slechte of oneerlijke bedoelingen; maar het einde van de geschiedenis zal niet zelden op liet/elfde resultaat neerkomen, namelijk dat de actionaris zijn geld verliest, omdat de zaakt mislukt is. Het zou voor een liefhebber niet onaardig zijn om eens na te gaan. hoevele ondernemingen in de laatste tien jaren niet het geld van anderen in Nederland begonnen, nu reeds zijn te niet gegaan, en welk een groot kapitaal daarbij verloren is. Of evenwel het publiek door zulke cijfers geheel van dergelijke ondernemingen zou worden afgeschrikt, betwijfelen wij zeer. Want zoo lang er menschen zullen gevonden worden, die rijk willen worden, d. i. die niet tevreden met hun dagelijks brood er op uit zijn om met hun geld de hoogst mogelijke winst te behalen, zullen ook de onzinnigste ondernemingen kans van slagen hebben; zij beloven vele en hooge procenten, en dat is de geheime kracht, waarmede zij het geld van den hebzuchtige tot zich trekken. Arme menschen! want zij zullen letterlijk ondervinden wat de Apostel Paulus van hen gezegd heeft: Zij die rijk willen worden, vallen in bekoring en in een strik des duivels, en in vele onnutte en schadelijke begeerlijkheden, die de menschen in ondergang en verderf dompelen. I Tim VI : 9.