B, oct.
at
VERDRAAGZAAMHEID, DE SCHOOL EN DE GRONDWET.
Naar aanleiding van de Brochure
„EEN JOOD OP DE TRIBUNE DER TWEEDE KAMERquot;.
DOOE
AMSTEEDAM, p. y. VAN J-ANGENHUYSEN. 1874.
't Is altijd een geliefkoosd denkbeeld vtin de voorstanders der gemengde scholen geweest, dat deze scholen de verdraagzaamheid lusschen dc belijders der verscliillende godsdiensten zouden bevorderen. — Al waren er ook wellicht bij, die onder «verdraagzaamheid jegens andersdenkendenquot; liefst »een minder trouw vasthouden aan eigen kerkleerquot; verstonden, — toch ware hel onbillijk niet te erkennen , dat velen, met de meest oprechte bedoeling om aan de overtuiging van anderen niet de minste afbreuk te doen, bij het ophemelen der gemengde school de «verdraagzaamheid in het levenquot; en niet de «verdraagzaamheid in de leerquot; op het oog hadden. — Dat echter de integriteit der eigen kerkleer op gemengde scholen, — wegens de onmogelijkheid van neutraal school-onderwijs, — groot gevaar loopt, is vooral door de jongste Kamerdebatten over de wetten op het onderwijs, even onwederlegbaar geconstateerd, — als de ondervinding ons duidelijk leerde, dat de verdraagzaamheid in ons vaderland sedert het ontstaan der schoolwetten niet vooruitging. — Het kon wel niet anders. Slechts het toekennen van gelijke rechten aan allen, zooals de Grondwet dit voorschrijft, kan de vreedzame samenlevingen het gemeenschappeiijk streven naar het algemeen welzijn, onder de belijders der verschillende godsdienstige overtuigingen in de hand werken.
Bevoorrechting van eenigen, en nog wel eene zoo groote en exclusieve bevoorrechting als onze onderwijswetten die
6
lalen lioorcn1);—die «mei onvermengde belangsLelIingquot; des Heeren van Nispen «boeijende, van innige opregle overtuiging en warmen ijver getuigende redequot; hecfl gevolgd 2) — die eeiiige woorden «niet bezigt, omdat bij gelooft, dal bel scheldwoorden zijnquot;3); — die zijne brochure eindigt met de spreuk «bemint uwen naaste als u zelvoquot;,— die gematigde, vriendelijke, liefderijke Heer de Pinlo heeft van af de tribune do ontdekking gemaakt, dal daar beneden «in die ruime, schoone zaal, waar hel licht zoo vrij en onbelemmerd van boven valt en allen gelijkelijk beschijntquot; dat daar nog «Dunkelmannerquot; zijn. «Blinde, biltere baalquot; vervuil hun gemoed. «Hel is waar, zij spreken van christelijke liefde, geloof, godsdienst en geweten, en die bittere, onredelijke haat, hij komt slechts voorzichtig, evenljes, als ler loops te voorschijn; de hamer van den voorzitter kan hem niet eens treffen, maar hij zit zeer diep en uil zichquot; 4).— üie Heeren strijden zoo krachtig en zoo voortdurend voor hel verkrijgen hunner bijzondere, confessioneele scholen; — men mag aannemen, dat «ook zij hunne vorming van hoofd
en harl in zoodanige scholen genoten hebbenquot; r,) — ergo____
ziet gij nu niet dal de kerkelijke sektescholen positief kwaad «kunnen, ja moeten slichtenquot;?
Zoo ons dal vertoon van gematigdheid, waarvan ik boven eenige staaltjes aanhaalde, reeds onwillekeurig Veuillot's woorden in berinnering bracht; «plus un esprit est nalu-rellement modéré, moins il parle de sa moderation. Celui qui Test toul-a-fait, s'en tail loul-a-fait comme Ie sincere de la sincériié, et le brave du courage. Au contraire, ceux qui n'onl qu'une pretention d'etre modérés, jeltenl sans cesse leur moderation a la lèle des gensquot;c); — dan toont ons toch deze argumentatie ten duidelijkste dat in deze brochure
Pag. 23. 2) Pag. 25. 3) Pag. 32. 4) Pag. 36. 5) Ibid.
G) Mélanges, UI.
7
slechts van de aprélenlion d'etre modéréquot; kan sprake zijn. Zelfs als men de praeraissen eens moest toegeven, zou dan de conclusie wel van gematigdheid getuigen 1 Stel dat waarlijk eenige heeren in de Kamer hadden bewezen dat »blindo, bittere haalquot; hun gemoed vervult; dat men ook mag aannemen dat »zij hunne vorming van hoofd en hart in zoodanige, confessioneele, scholen genoten hebbenquot;,— is het dan een bewijs van gematigdheid daaruit de gevolgtrekking te maken, dat die confessioneele scholen positief kwaad niet alleen kunnen maar ook moeien stichten? Vooral wanneer men eerst geconstateerd heeft, dat eigen ondervinding het tegendeel leerde? — Zulk een lichtzinnig, ongemotiveerd oordeel zou alleen reeds een zoo sterk bewijs zijn van bevooroordeeldheid en partijdigheid, dat noch al de voorafgaande verklaringen van het tegendeel, noch de rechts en links zoo kwistig uitgedeelde complimentjes als tegenbewijs kuiraen dienst doen. Maar wat is er van de praemissen? Waardoor hebben de bewuste heeren dan getoond dat inderdaad blinde, bittere haat hun gemoed vervult? Alles wat dit volgens den Heer de Pinlo moet bewijzen, werd gesproken naar aanlei-dinï van de redevoering des heeren Godefroi. — Men weet hoe er geklaagd werd, dat de openbare school het positief Christendom bij de leerlingen ondermijnt. — De Heer Godefroi kwam daartegen op. Dat hij, de Israëliet, zich mengde in de kwestie of het openbaar onderwijs al of niet anti-christelijk is, kan men hem zoo kwalijk niet nemen; hij deed dit met hetzelfde recht, waarmede de groote meerderheid der Kamer sinds jaren over koloniën, militaire kwestien en wat niet al meespreekt, zonder ooit tol brieven, moties en adressen als in de zaak Vissering-Gratama aanleiding te hebben gegeven. — Doch de Heer de Pinto zelf wil niet geheel ontkennen, dat de Heer Godefroi, de sgt;Staatsschool
verdedigende..... niet te ver gaat, wanneer hij het gevaar,
van te grooten invloed van den materialistischen, anti-gods-
8
dienstigen geest op die school schijnt te ignoreerenquot; De Heer Godefroi zeide, dat wellicht een meer bevoegd beoordeelaar zou vragen: «Welk Christendom bedoeld werd met positief Christendom?quot; Van af de tribune kon zelfs de Heer de Pinto niet nalaten de opmerking te maken, dat die vraag »wel wat ironisch klonkquot; 2). — Verbeeldt u nu de mannen, de oprecht geloovige Christenen, die jaar aan jaar in de Kamer strijd voeren, om datgene, wat hun het dierbaarste en heiligste is, bun christelijk gelooi, voor hel gevaar der ofüciëele bestrijding door het openbaar onderwijs te vrijwaren; die in de tegenwoordige onderwijswetten de hun door de Grondwet verzekerde eerbiediging hunner godsdienstige begrippen niet vinden, en daarom niet moede worden tegen het onrecht, hun en hunnen overtuigingsge-nooten aangedaan, te protesteeren; die, overtuigd dat zijde meerderheid van het Nederlandsche volk niet alleen, maar — de jongste verkiezingen getuigden hel nog, — ook de meerderheid der kiezers achter zich hebben, met al de kracht die in hen is vragen en eischen dal toch de minderheid eindelijk eens ook aan de meerderheid hel deel der lusten gunne, daar die meerderheid toch ook haar deel, cn welk een deel, in de lasten draagt; — en nadat zij dit zoo lang en zoo onverdroten, en ook nu weêr met zooveel klem »in flinke, degelijke, boeijende, van innige, oprechte overtuiging en warmen ijver getuigendequot; redevoeringen deden, staal de Heer Godefroi op, die dit alles niet alleen »schijnt te ignoreerenquot;, maar ook nog nvel wal ironischquot; vraagt, welk Christendom die Christenen toch wel met positief Christendom bedoelen. Zou het wonder zijn, dat op dal ignoreeren en op die ironie, in de hitte van het debat soms een bitter woord ware gevolgd ? Mocht dan ook al een dier mannen, door dal ignoreeren en die ironie geprovoceerd, een woord gezegd heb-
1) Pag. 35. 2) Pag. 42.
9
ben, dal aan de geloofsgenoolen des Heeren Godefroi minder aangenaam is, — en dat zonder die provocalie niet zou gezegd zijn, — kon dal liet recht geven om, gelijk de Heer de Pinto doet, drieslweg te constateeren, dal blinde, bittere, diepzillende haal het gemoed dier mannen vervuil?
Zou de Heer de Pinto ons oordeel onderschrijven, wanneer wij zeiden «uit de ironie van den Heer Godefroi blijkt dal hij een ))Dunckelmannquot; is, «dat blinde, bittere haal zijn gemoed vervultquot;; maar »die bittere, onredelijke haat, hij komt slechts voorzichtig, eventjes, als ter loops tevoorschijn; de hamer van den voorzitter kan hem niet eens treffen, maar hij zil zeer diep en uil zichquot;? Zou de Heer de Pinto meenen dat wij het recht hadden zoo te spreken? — Zoo niet, dal hij zich dan hel gebod herinnere, 'twelk hij verklaart op zijne confessioneele school te hebben geleerd: »Eenerlei recht zult gijlieden hebbenquot;1). — 'l Beteekenl weinig de gulden woorden sbemin uwen naaste als u zelvequot; aan 't eind van een opstel le schrijven.
Maar laat ons die uitingen van «bitteren, blinden haatquot; eens naderbij beschouwen.
De Heer Messchert van Vollcnhoven maakte er den Heer Godefroi op attent, dal zijn oordeel over al- of niet antichristelijkheid der openbare school, als het oordeel van een Israëliet, — dus hier niel-deskundige, voor de klagende Christenen van niet veel waarde is; — en om dit zacht en op verbloemde wijze te doen, gebruikt hij de tegenstelling tusschen Oostersche en Westcrsche begrippen. Dat Oos-lersch was dus inderdaad eene zinspeling op de afkomst en den godsdienst van den Heer Godefroi, — het was eene herinnering aan zijne incompetentie om in deze zaak een oordeel uil le spreken.
De Heer de Pinto, maakt van die zinspeling »een verwijt
Pag. 34.
10
aan den Heer Godefroi, dat hij Jood isquot;1). — Of de Heer de Pinto meent le mogen oordeelen dat, iemand er aan te herinneren dat hij Israëliet is, met een verwijt gelijkstaat, moet hij zelf welen; ik zou het hem niet gaarne nazeggen; — maar ten stelligste ontzeg ik hem het recht daarom in het publiek te constateeren dat die uitdrukking des Heeren van Vollenhoven van geloofshaat getuigt, en dan daaraan zonder blikken ol blozen de insinuatie toe le voegen, dat dit verwijt «misschien (moest) dienen om te speculeeren op den geloofshaat bij de massa , bij welke deze nog niet overal en nog niet geheel verdwenen is.quot; 2)
Doch de Heer van Vollenhoven heeft nog meer blijken van bitlercn, blinden haat gegeven. )gt;Het was nu eenmaal een idee lixe van de Israëlietenquot; .zeide hij som met de Christenen gezamenlijk ter school te gaanquot; ; dit heeft hij als burgemeester van Amsterdam ondervonden, en als reden geeft hij aan: »Zij wilden juist dat hunne kinderen, door den omgang met Christenkinderen, meer beschaving en ontwikkeling zouden verkrijgen.quot; 3) — Doch hij zegt niet, dat de Israëlieten minder beschaafd en ontwikkeld zijn , — die grond was hem door aanzienlijke Israëlieten aangegeven. — De Heer v. Vollenhoven zocht daarin eene verklaring van de voorliefde der meeste Israëlieten voor de openbare gemengde school. Van verwijt, van hatelijkheid, van ironie geen sprake. Toch vindt de Heer de Pinto goed den Heer v. Vollenhoven te beschuldigen alsof hij die Israëlieten «met hunne gulle bekentenisquot; trachtte »te beschamen ten aanhoore van geheel het volkquot; — en hij kent zelfs de geheimste drijfvee-ren van 's Heeren van Vollenhovens gemoed; — »omdat éen hunner in het Parlement zijn meening gezegd heeft, en die meening in strijd is met de uwequot; ^).
En de Heer van Wassenaer van Catwyck, — o gru-
Pag. 39. 2) Ibid. 3) Ibid. 4) Pag. 41.
11
wel — hij vermeel zicli op de «wel wal ironische vraag van den Heer Godefroi naar hel posilief Glirislendom le anl-woorden: fgt;(jij held zeker vergeten, dat de grondslag van hetgeen men in Nederland Christendom noemt, het Evangelie is, en dat, toen aan eene vorstelijke tafel, aan een predikant werd gevraagd, om twee ivoorden als het beste bewijs voor de waarheid van het Evangelie, die leeraar antwoordde : Sire, hel beste bewijs is, dat hel Israëlietische volk kennelijk beslaat, maar als vreemdelingen in Europa overal wordt aangemerkt.'quot; 1)
Wel heefl Da Gosla in een zijner schooasle zangen den Israëlielen eveneens toegezongen:
■____de krachtigste weerlegging
Van 't machtigst ongeloof is ons uw voortbestaan!quot;
wel is dal voorlbeslaan van Israël voor de Chrislenen immer eene geluigenis van de waarachligheid van hunnen godsdiensl geweest.; wel heeft hel sinds de H. Paulus zijn brief aan de Romeinen schreef, allijd onder de Chrislenen vastgestaan, dal zooals de waarlijk niet onverdraagzame jongere Abr. des Amorie van der Hoeven in zijne leerrede over sGodsweg en raad met Israëlquot; zich uitdrukt: slot dal de volheid der heidenen is ingegaan, auraiiams nakroost onder alle volken verstrooid, en toch met geen enkel volk vermengd', een levend bewijs en getuigenis (moet) blijven voor de waarheid des Gbrislcndomsquot;; wel is dit voor de Ghrislenen onveranderlijk de oplossing, van quot;tgecn de Heer de Pinlo meent dal voor hen immer nog een vraagstuk is : ïwaarom de Israëlielen er na achttien eeuwen nog zijn;quot;2) — maar in de laatste helft der negentiende eeuw, — in de vergadering der
t? 7 ö O
vertegenwoordigers van ons — Goddank allijd nog christelijk — Nederlandsche volk, den handschoen voor den Ge-kruisten opnemen, en op de «wel wal ironischequot; vraag van
Pag. 43. Pag. 11.
12
een Israëliet: wat men toch onder positief Christendom verstaal, — te antwoorden: »dat is de leer sedert 18 eeuwen bevestigd, door het voortbestaan van het onder alle volken verstrooide, maar toch met geen enkel volk vermengde kroost van hen, die riepen: sZijn bloed kome over ons en onze kinderen!quot;quot; — dat kan men toch niet doen, zonder een onwederlegbaar bewijs te geven, dat blinde, bittere, onredelijke haat diep in het gemoed is doorgedrongen. — Aan een Israëliet is het echter geoorloofd in eene hoofdzakelijk tot Christenen gerichte brochure zich op datzellde voortbestaan te beroepen, als op een grond voor de meening, dat het Jodendom in de toekomst zal triomfeeren 1), — dus den christelijken godsdienst zal overwinnen; — want die Israëliet, hij bepleit in naam der verdraagzaamheid de noodzakelijkheid van de gemengde school.
Doch de Heer van Wassenaer onderstond nog meer; sals vreemdelingen in Europa aangemerktquot; — zeide hij, en ook de Heer Haffmans waagde het te zeggen: «de Israëlieten zijn een vreemde volksstam.quot;
De op zijne joodsche afkomst zoo fiere da Costa noemt zich zelve herhaaldelijk ')de balling van het Oostquot;, en spreekt zijne stamgenooten aan als
• Israël, bekend Door ballingschap on ban van 's werelds end tot endquot; 1)
■ Beurllings slaven, beurtlings vorsten,
• Beurtlings zwervers over de aard.quot; 2)
■ — Gij sinds twintig eeuwen zwervers.quot;
Hij spreekt van Nederland als «de voedsteres dier Joden in hun zwerven!quot; 5)
Ook de Heer de Pinto zelf zegt ons «ruim achttien eeuwen zijn heengegaan sedert Israël ophield een politiek
1) Pag. 10, 11, 54. 2) Wachter wat is er van de nacht.
Aan mijn Gade, ter eerste verjaring van mijn eersteling.
13
volk te zijn, en toch, ofschoon verspreid over de gansche aarde, zonder eenigen polilieken en hierarchischen band is hel nor/ een volk'' 1). En op eene andere plaats verhaalt hij ons hoe de Joden nu nog voor den terugkeer van Israël naar Jerusalem en het Heilige Land bidden 2), daardoor dus aantoonende dat ook zij nog immer Palestina als hun eigenlijk vaderland beschouwen, en daarheen terug verlangen ; doch deze beteekenis kunnen de Heeren van Wassenaar en Haffmans aan de woorden «vreemdelingquot; en «vreemde volks-slamquot; niet hebben gegeven; zij moeien daarmee bedoeld hebben, dat Israël ook vreemdeling is in den zin, die de Nederlandsche wetten aan dal woord geven; — zij moeien daarmee bedoeld hebben, dat die Joden nooit en nimmer de rechten en vrijheden konden genieten, door de wetten aan hen, die deze welten Nederlanders verklaren, toegekend. In hun mond moesten die woorden den zin van «geen burgerrecht aan Israëlquot;' hebben, — want waar Ier wereld zou anders de Heer de Pinto de bewijzen van daan halen dal )icenige van die Heeren aan de overzijde, die zoo krach-lig en zoo voortdurend voor het verkrijgen hunner bijzondere, confessioneele scholen strijdenquot; «Dunckelmannerquot; zijn. en dat blinde, onredelijke haal hun gemoed vervult1? En waar zou hij dan de wapens borgen, waarmede hij in naam der verdraagzaamheid voor hel behoud der gemengde school kan strijden ? — Waarlijk, indien men als ridder der verdraagzaamheid voor eene zoo edele zaak in hel strijdperk treedt, dan komt hel op de keuze der wapenen zoo nauw niet aan; dan mag men zelfs, om hel hatelijke en onverdraagzame van den vijand wat beier Ie doen uitkomen, de woorden zoo wenden en draaien, dal b, v. van de conslalecring van het historische feit, dal de Israëlieten een vreemde volksstam zijn, «hel verwijlquot; en «de qualificaliequot; gemaakt wordt
Pag. 54.
Pag. 9.
14
tvreemdelingen die slechts gastvrijheid genietenquot;1); — dan' mag men ook — schoon men er blijkbaar niets van begrijpt, verklaren, dat de Paus de ^grondbeginselen van den Neder-landschen Slaat, van het Nederlandsche Vaderlandquot; heeft veroordeelt; — dan mag men zelfs insinueeren dat overeenstemming van overtuiging met de ingevingen en uitingen des Pausen iemand belet «waar vaderlanderquot; te zijn2).
Zullen wij daarom op onze beurt beweren dat blinde bittere haat 'sHcercn de Pinto's gemoed vervult? — 't Is waar, wie, als de Meer de Pinlo uit zoo weinige en betrekkelijk gematigde woorden zooveel venijn zuicht, heelt het aan zich zelf te wijten, zoo de lezing zijner beschuldigingen onwillekeurig aan den vergiftigden angel van eene wesp doet denken. — Maar toch is daar eone andere reden denkbaar: ook onwetendheid kon hem die waarschijnlijk elders opgevischte beweringen in de pen hebben gegeven. En deze vooronderstelling is te eerder gewettigd, daar toch uit deze brochure blijkt, dat de lieer de Pinlo zelfs niet op de hoogte is van die kwestie, waarover hij aan het einde zijner brochure der wetgevende macht een advies geeft, quot;t Woord vreemdeling heeft hem bijzonder gegriefd, al dacht er niemand aan, den Heer de Pinlo of zijnen geloofsgenooten éen dier rechten te ontzeggen, welke onze wetgeving aan den Nederlander toekent; maar hij zeli levert het bewijs dat hij wel degelijk vreemdeling is in dc geschiedenis van het verleden van ons dierbaar vaderland, vreemdeling in dekennis van 'slands tegenwoordige politieke gesteldheid, vreemdeling zelfs in de Nederlandsche wetgeving.
De eerste April was, zoo toch verklaart de Heer de Pinlo, voor alle Nederlanders het feest der vrijheid, allen hadden die vrijheid genoten 3). Mag men niet betwijfelen, of hij zijnen geloofsgenooten een proefje zou gunnen van de vrijheid, die
Pag. 49. 2) l'ng. 53. lgt;ac* ^6.
15
de Kalholieken in de dagen der republiek in hel vrije Nederland vonden?
De beide uiterste richtingen, zoo verhaalt hij verder, die tegen de gemengde school strijden tellen «Goddank slechts een betrekkelijk gering getal onzer landgenooten onder hunne volgelingen.quot; *) Dat «betrekkelijk geringquot; is goud waard. Minstens de grootere helft — maar wat wil dat zeggen? Voorstanders van het conlessioneele onderwijs, zulke nullen tellen niet mee.
De gemengde school moet blijven, dat is ten leste zijne conclusie, maar de wet. moet verklaren, dat het onderwijs daar dienstbaar wordt gemaakt «aan de bevestiging van het geloof aan God in hunne harten, en aan hunne opleiding tot een waarlijk godsdienstig, dat is: deugdzaam leven.quot;2) — Art. 104 Gr. W. 'twelk verlangt, dal het openbaar onderwijs «met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen worde geregeld,quot; is voor den Hger de Pinto niet geschreven. — De materialisten en atiieïsten mogen zich evenmin op dit artikel beroepen, als zij die het met den Heer de Pinto zeker wel eens zijn, dal een waarlijk godsdienstig leven een deugdzaam leven is, — maar die toch meenen dat men onmogelijk lot een door hel dienen van God deugdzaam leven kan opleiden, zonder te weten hoe die God gediend wil zijn, en of die God, dien men moet dienen al of niet identiek is mei den Gekruiste van Golgotha.
Weg met de «Dunckelmannerquot;! leve de verlichting, de vrijheid, de verdraagzaamheid! en derhalve:
Het geloof aan God moet op de openbare school behouden blijven omdat.... de Heer de Pinto den invloed van liet materialisme vreest.
Eenige Heeren die voor de bijzondere confessioneele school strijden zijn «Dunckelmanner met blinde, biltere baal bezieldquot;
1) Piig. 37 (noot). Pag. 70, 71,
16
omdat...... de Heer de Pinto over eenige uitdrukkingen
dier Heeren gebelgd is.
«God behoede Nederlandquot; voor de confessioneele school
omdat...... de Heer de Pinto meent, dat die Heeren dien
haat daar hebben opgedaan.
De eerste April bracht alle Nederlanders de vrijheid omdat..... de Heer de Pinto de geschiedenis van zijn land
niet kent. i
Een betrekkelijk gering getal verlangt confessioneele scholen en de groote, enorme meerderheid is voor de gemengde
school, omdat...... de Heer de Pinto 's lands toestand «van
de tribune der Tweede Kamerquot; beziet.
Al. 2 art. 195 G. W. bestaat niet, omdat.....ja waarom
eigenlijk niet? omdat..... omdat..... het materialisme is
strijdig met het Oude Testament en..... daar beneden zitten sDunckelmanner!quot; Daarmee basta!
Inderdaad 's Heeren de Pinto's brochure is eene interes-%
santé bijdrage tot de geschiedenis; hoe men de confessioneele school bestrijdt.
Het «ex uno disce omnesquot; ware hier zeker onrechtvaardig. Dit tournooi als voorbeeUl der wijze van vechten van de ridders der tegenwoordige schoolwelten te willen voorstellen, zou waarlijk van onbillijke geringschatting der talenten en der loyaliteit onzer tegenstanders getuigen. Eéne zaak hebben echter de meesten hunner met den Heer de Pinto gemeen, de strijdleuze; «verdraagzaamheid door de gemengde schoolquot;, en het aanbellen dier leuze schijnt bij hen als bij hem door dezelfde omstandigheden veroorzaakt; eene onjniste opvatting van den werkelijken toestand der geesten, en van de verhouding der verschillende richtingen in ons vaderland, en eene miskenning van het middel door de grondwet aangegeven om, in dien toestand en bij (leze verhouding, de
17
verdraagzaamheid op de eenige mogelijke wijze in ^land te houden en te bevorderen.
Gaarne neem ik aan, dal bij de meesten inderdaad de verdraagzaamheid doel is, — en voor het streven naar zulk een doel kan men niet anders daa de oprechtste, warmste sympathie koesteren. Want inderdaad wij hebben behoefte aan verdraagzaamheid.
— Het «Eendrachl maakt machtquot; blijft waar. Nog heeft de ervaring bij geen enkel volk, in geen enkelen staat, hel beslissend argument geleverd , dat het nul cn de noodzakelijkheid der »partijenquot; voor het geluk van 't vaderland kan bewijzen. Partijen zullen er zijn, zoolang er nog verschil heerscht op het gebied der ideën, en tusschen die partijen zal strijd ontstaan, zoolang nog menschen de dragers dier ideën zijn. Niet legem taande dieu strijd rust, vrede, eendracht, geluk te vestigen en te bevorderen is de verheven en edele taak aan de regeeringen opgelegd. Den strijd der partijen te systimatiseeren en «de regeeringquot;' als prijs voor den overwinnaar uit te loven; het gezag — hel vereenigende element van iedere vereeniging — als tweedrachts-appel in die ver-eeniging te werpen, haai' toeroepende: «strijdt er om! zalig de bezitterquot;, — wat kon dit anders ten gevolge hebben dan verdeeldheid? — en zelfs wie met de bovennatuurlijke openbaring spot, zal toch de baarblijkelijkheid van deze bijbelspreuk niet kunnen loochenen: «ieder rijk dal in zichzelf verdeeld is, zal vergaanquot;. — Kan men ook al aan het vergaan niet ontkomen, omdat de verdeeldheid, als kiem van het vergaan, op aarde niet kan worden uitgeroeid; — wie, die in het streven naar het behoud van 't vaderland de eerste plichi van alle burgers, maar vooral der regeering ziel, — zal, niet juist in hel tegenhouden en geenszins in het bevorderen der ontwikkeling van dien kiem de vervulling van dezen heiligen plicht zoeken?
Doch slaatsmanskunst is stuurmanskunst. Met volle zeilen
2
18
reclit op hel doel af, moge hel zekerste middel tot eene voorspoedige reis zijn te midden van den onrnetelijken, kal-men oceaan, — 't ware dwaasheid aldus het schip tusschen Scylla en Charybdis te willen doorvoeren. — Men moet de klippen en de kolken kennen, en — beide ontwijken.
Verdraagzaamheid is noodzakelijk, als conditio sine qua non van eendracht. Doch verdraagzaamheid met opoflering van overtuiging te vorderen, ware het doodvonnis vellen over karakters, — en wanneer ooit had men meer dan nu juist behoefte aan karakters. En geene overtuiging, die zoo innig met de persoonlijkheid verbonden is, als de overtuiging die het antwoord geeft op de vragen: vanwaar? waarheen? en hoe daarheen te komen? Het resultaat van het onderzoek naar de oplossing dier vragen beheerscht den ge-heelen mensch.
In den kring van het particuliere leven kunt ge zulk eene overtuiging betwisten, met de wapens van den geest bestrijden en den lof uwer eigene overtuiging in gloeiende apolo-giën bezingen, — zonder dat de verdraagzaamheid er onder lijdt. 'I Is moeielijii zeker, — doch de vormen doen hier veel. Men kent elkander, eerbiedigt elkanders karakter en is van elkanders welwillendheid en goede trouwe overtuigd. Wie op dit punt eene overtuiging heelt, ziet reeds in de toekomst die overtuiging overwinnen en heerschen, tenzij hij aan de menschheid mocht wanhopen. — Dien triomf als individu onder de individuen voor te bereiden, — en zoo gij de menschheid liefhebt, schrijft u die liefde dit als gebiedende plicht voor, — gij kunt het doen zonder de verdraagzaamheid te kwetsen, want een ander kan het immers ook, — gij ontzegt hem het recht niet u tegen te spreken, voor zijne overtuiging te ijveren. In het particuliere leven krijgt die strijd het karakter van eerlijke concurrentie, en concurrentie staat niet tegenover verdraagzaamheid. Mocht het toch te moeielijk zijn om onder concurrenten over het voorwerp
19
der concurrentie lc spreken zonder groot gevaar voor eendracht en vrede, — welnu men spreekt over iets anders. Verdraagzaamheid in het gezellig, maatschappelijk leven, — 't is moeielijk wellicht, maar 't is mogelijk, — wie onzer, die in het Nederland onze^ dagen wat verder kwam dan zijn dorp, zijn provinciestadje, zijn lokaal en eenzijdig kringetje, heeft het niet ondervonden?
Doch hoe geheel anders waai- de strijd over diezelfde overtuiging op politiek gebied wordt overgebracht? Hier beslaat niet een dier omstandigheden, die in het particuliere leven de verdraagzaamheid redden, 't Is niet eene woordenwisseling onder vrienden en goede kennissen, 'tis een strijd tus-schen elkander persoonlijk veelal onbekende kampioenen van beginselen die lijnrecht tegenover elkander staan; een strijd, aangehitst en dikwerf tot verwoede worsteling opgezweept door het gesis on het gejuich der partijkiezende omstanders. Maar bovenal — de politiek is het terrein van het alyemeen belang. In het particuliere leven komt uw ijver en uwe voortvarendheid in de bepleiting der belangen uwer overtuiging ten bate van u en uwe vrienden. Op politiek gebied overgebracht wordt ieder voordeel door de eene zijde behaald, eene nederlaag voor de andere zijde, want de einduitslag van den politieken strijd is verbindend voor allen.
Het algemeene belang moest behartigd worden' en het partijbelang triomfeert.
Hoedanig is nu de toestand in Nederland?
De meest uiteenloopende godsdienstige richtingen slaan daar naast, ja tegenover elkander. Men zou de volgers dier richtingen in vijf hoofdgroepen kunnen verdeelen: de Katholieken, de orthodox-Protestanten, de modernen, de materialisten en atheisten en, — de Heer de Pinto verzekert ons, dat ook zijne geloofsgenooten de toekomst voor zich in beslag nemen — de Israëlieten. Hoe onder zoo verschillende belangen het algemeen belang te behartigen ? Daar is maar éen
20
woord dal op deze vraag een voldoend antwoord geefl: vrije concnrrentie met hare onmisbare voorwaarde, gelijkheid. — Men versta mij wel, ik wil hier geenszins het. gelijke recht van bestaan van alle richtingen proclameeren, — de vraag is hier, hoe te midden van zooveel verscheidenheid een waarborg te vinden voor rust en orde, omdat rust en orde noodwendig zijn in het belang van dit éene punt, waarin al die belangen zich ontmoeten, — dat waarlijk algemeen belang, waarvoor de politiek in de eerste plaats verplicht is te zorgen: het behoud en het geluk van bet vaderland
Dal heeft ook de Grondwet begrepen.
Wie de Grondwet als eene proclamatie van beginselen, als eene geloofsbelijdenis wil voorstellen, heeft haar vonnis reeds geteekend. Eéne geloofsbelijdenis voor zoo verscheidene richtingen ware eene dwaasheid, een logen. Neen, de Grondwet is een ^modn? vivendiquot; — cn als zoodanig ware er in onze omstandigheden moeilijk iets beters te vinden. Door dat zij aan allen dezelfde bescherming en dezelfde rechten toezegt, belet zij den naijver, dien machtigen hefboom der onverdraagzaamheid. — Doordien de staat voor geen enkel kerkgenootschap uitsluitend partij trekt, de propaganda van geen enkele godsdienstige overtuiging uitsluitend ondersteunt, is het mogelijk dat allen met vertrouwen tot hem als onpartijdig en onbevooroordeeld beschermer, als wachter voor aller rechten en belangen opzien. Met gelijken ijver en gelijke liefde zullen allen het staatsdoel helpen bereiken, want voorspoed en geluk van den staat zal waarlijk voorspoed en geluk voor allen zijn.
Geen privilegie — gelijke lasten, gelijke lusten, dat was de uiterst praktische grondslag, waarop onze constitutie werd gebouwd, en dit denkbeeld werd ook in art. 194 G. W. geheel consequent op het onderwijs toegepast.
Geen krachtiger middel om eene overtuiging te propagee-ren, geen krachtiger wapen in den strijd der richtingen dan
21
hel onderwijs. Wie hel onderwijs beheerschl, beheerschl hel volk, Wie de school heeft, heeft de toekomst. Dal wordt door allen erkend. Welnu van zijn geheel onpartijdig standpunt zal dan ook de Nederlandsche staat aan allen het gelijke gebruik van dit machtig wapen verzekeren, — niet éene richting zal hij meer dan de andere, bij die propaganda door hel onderwijs, steunen. Vooreerst en vooral, hel onderwijs is vrij. — De staal zal vragen : zijl gij bekwaam? maar geenszins in welke richting zal uw onderwijs zich bewegen.
Schieten de particuliere krachten le kort, en dat zij le kort schieten heeft de ervaring genoegzaam bewezen, — welnu, de staat zal, aan zijn doel beantwoordende, hel middel zijn om met vereenigde krachten le doen, wal een ieder op zich zelf slaande niel zou kunnen : «het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering.quot;
Doch waar de staal beschermend en ondersteunend optreedt, beschermt en ondersteunt hij niet bij uitzondering den een of den ander, maar allen. — Het voordeel dat de school oplevert, moet voor allen hetzelfde zijn, — allen moeten immers ook bijdragen tot de belastingen, waaruit de kosten voor het openbaar onderwijs bestreden worden. De gemeenschappelijke kas mag alleen in het algemeen belang worden aangesproken. Daarom «de inrichting van het openbaar onderwijs wordt mei eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen door de wet geregeld.quot;
Een zoo gewichtig onderwerp als het onderwijs mag niet van de ingevingen cn luimen van hel oogenblik afhankelijk zijn; de vrijheid en gelijkheid der verschillende overtuigingen , een van de meest onmisbare voorwaarden om in hel Nederland onzer dagen rust en vrede te bewaren, moeten op vastere waarborgen steunen, dan besluiten en verordeningen opleveren; bij de wet zal die regeling worden vast-
22
gesteld, en de grondidee die deze wet zal moeten bezielen, wilde de grondwet zelve reeds proclameeren. In verschillende omstandigheden zou het belang van het onderwijs wellicht eenige wijziging vorderen; schoon niet zoo gemakkelijk. als de besluiten en verordeningen, toch kan eene wet nog al licht veranderd worden. Doch welke wijzigingen men ook in de wetgeving moge aanbrengen, op dit ééne moesten alle wetten letten, deze ééne voorwaarde moest vervuld worden zoolang de Grondwet het palladium van vrijheid en orde in Nederland zou zijn: eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen!
Helaas, noch bij het lager, noch bij het middelbaar, noeh bij het hooger onderwijs werd aan dit voorschrift der Grondwet voldaan. — 's Heeren de Pinto's brochure is eene stem te meer in het koor van hen, die luide den klaagtoon aan-helTen: «werkt het openbaar onderwijs ten onzent niet ten voordeele van het materialisme!quot;
En zoo men ook al deze vraag niet aanstonds bevestigend zou willen beantwoorden, dan rest toch die andere vraag, wier ontkenning wel eene onmogelijkheid zal zijn: «worden daar het openbaar onderwijs, de godsdienstige overtuigingen van ons, tegenstanders der schoolwetten: het Katholicisme en het orthodoxe protestantisme, —die overtuigingen, waarvan het gelool' in de Godheid van Christus de basis vormt, worden zij door liet lager, middelbaar en hooger onderwijs evenzeer bevordert dan de godsdienstige overtuiging van hen, die dit geloof meenen te moeten afbreken?quot; — Wie zou hel wagen op deze vraag, na al hetgeen er in de laatste tijden vooral hierover heen en vveêr gezegd is, een ontkennend antwoord te geven.
Men ga slechts na, welke godsdienstige richiingen hunne ingenomenheid met het openbaar onderwijs betuigen, welke niet. Zoo de Katholieken en de orthodox-protestanten van het openbaar onderwijs niets te vreezen hadden, zoo bij de
28
inrichling van liel openbaar onderwijs hunne godsdienslige overtuiging geëerbiedigd ware — zooals de Grondwet dit uitdrukkelijk vordert — zouden zij zich die enorme kosten voor het oprichten en in stand houden hunner bijzondere scholen wel getroosten? — Zou de helft van het volk zoo dwaas zijn, om zich zulke opoflei ingen op te leggen ten einde datgene te verkrijgen, wat de staat schier om niet aanbiedt?
Geeft de staat het voorbeeld van verdraagzaamheid, nu hij aan alle burgers zoo zware lasten oplegt, len einde, met flagrante verkrachting der Grondwet, cene richting op godsdienstig gebied, eene richting strijdig met de overtuiging van de meerderheid der natie alleen en uitsluitend te bevorderen? Is dat de toegezegde, de door de Grondwet gewaarborgde vrijheid en gelijkheid? — Waarlijk waar de eenig mogelijke voorwaarde der verdraagzaamheid door den staat zelve zoo roekeloos wordt geschonden, — daar zal men te vergeefs naar andere middelen uitzien om de verdraagzaamheid, en daarmede den vrede en de eensgezindheid in den lande te redden.
De tegenstanders onzer tegenwoordige schoolwetten vergen geen privilegie, reeds honderde malen is het gezegd. Vrijheid en gelijkheid, — de nauwgezette naleving van den door de Grondwet vastgestelde modus vivendi is alles wat zij begeeren. Geene propaganda op staatskosten, — d. i. op kosten waar ook wij in deelen, van eene richting die de onze bestrijdt! Het onderwijs is inderdaad een wapen. Een neutraal, voor alle elkander bestrijdende richtingen onschadelijk onderwijs, is als doode letter op het papier, maar niet in het leven mogelijk. Mag de staat op kosten van allen aan éene der partijen de wapens bezorgen om daarmede aan de overige den oorlog aan te doen? — Daar is niets wat de onverdraagzaamheid meer in de hand werkt, dan die be-voorrechting van éene partij tegen de met taüooze eeden bevestigde belofte in. — Roekeloos wordt op die wijze in de
24
politiek gebracht, wat de Grondwet meende dat in onze omstandigheden noodzakelijk daaruit moest verwijderd gehouden worden.
De ervaring leert het toch, dat niet zoozeer de vreedzame concurrenlie in het particuliere leven, dan wel de door tal-looze middelen, niet het minst door schelklinkende phrasen in anonieme dagbladartikelen en strooibiljetten aangehitste strijd bij de stembus oorzaak is, dat de verdraagzaamheid met den dag meer verdwijnt. — Veel wordt er over geklaagd, dat de godsdienstige en niet de politieke denominatie hij de stembus veelal leuze is. Het verschijnen der zoogenaamde kerkelijke partijen wordt tegelijk als teeken en als verdere aanleiding tot onverdraagzaamheid gekenmerkt. Men neme de aanleiding weg — zooals de Grondwet dat wil, — en ook het gevolg zal verdwijnen. Zoodra ik overtuigd ben, dat bij de stembus de mij als Katholiek gewaarborgde rechten geen gevaar leiden, zal ik ook geen reden meer hebben, om als Katholiek voor de verdediging dier rechten daar te verschijnen.
Eene Katholieke partij heeft slechts dan reden van beslaan waar Katholieke belangen te verdedigen, de rechten der Katholieken als Katholieken te handhaven en te vorderen zijn.
Geeft ons wat de Grondwet ons beloofde, meer wordl door ons niet geëischt.
Past de Grondwet eerlijk toe, en gij zult bij de stembus geene kerkelijke benamingen meer hooren. De Katholieken zullen dan ten minste lot dien ellendigen partijstrijd niet medewerken. Voor hen allhands zal de zetel in de Kamer wat anders zijn, dan een trap naar de groene tafel.
Reeds is het elders gezegd; meng de politiek niet in den godsdienst, en de godsdienst zal zich niet in de politiek mengen. — Men heeft wel eens gevraagd; »welk verband bestaat er dan toch tusschen de inkomstenbelasting en het dogma uwer Kerk.quot; — Die vraag was niet geheel verkeerd
-25
geplaatst. Eerbied voor liet gezag, rechtvaardigheid, trouw aan het gedane woord, liefde tot den evenmensch, dat vordert het dogma onzer Kerk in het politieke als in het maatschappelijk leven. Doch ol' in gegeven omstandigheden belasting op het inkomen al ol' niel de meest wenschelijke belasting is, — of de gouden of de zilveren muntstandaard dient aangenomen, — of de rechterlijke organisatie van den Heer Godefroi dan wel die van den Heer de Vries de voorkeur verdient,— of het cultuurstelsel al of niet nu of later, plotseling of langzamerhand dient te worden afgeschaft, — al die kwesties kan ik zus of zoo meenen te moeten beantwoorden, zonder mijne integriteit als Katholiek ook voor het minste te schenden. (In de kwestie van het cultuurstelsel is misschien het standpunt van Muitatuli nog hel meest katholieke.)
't Is zeker mogelijk dat het meerendeel der Katholieken voor of tegen de inkomstenbelasting, voor of tegen het cultuurstelsel, voor of tegen deze of gene rechterlijke organisatie zijn; — en zeer terecht zullen zij dan trachten bij de stembus iemand te weeren, die hunne zienswijze niet deelt; doch dit zullen zij doen als staatsburgers, als voor-of tegenstanders der inkomstenbelasting enz. , niet als Katholieken. — Geene enkele R.egecring zal in dit geval de katholieke afgevaardigden als Katholieken in de oppositie tegen zich vereenigd zien. Geene enkele partij behoeft dan de Katholieken, als zoodanig aan de stembus te bestrijden. De ministeriëele en partij-bladen behoeven dan bet wapen van laster en insinuatie tegen de Katholieken niet meer als het meest deugdelijk middel tegen de dreigende uitcenspal-ting hunner meerderheid te gebruiken; Rabagas zal dan in kiesvereenigingen en meetings den sektenhaat niet langer opzweepen, want dit zal hem niet meer helpen »om er Ie komen , — en wie ziet niet hoevele en hoe gevaarlijke aanleidingen tot onverdraagzaamheid reeds aanstonds zouden verdwijnen.
26
Ach dat dit toch spoedig zoo worde! — Dat met de verdraagzaamheid , vrede en eensgezindheid terugkeeren; — dat, bij liet vooruitzicht vooral van gedurende acht jaren van materieele verdediging zoo goed als verstoken te zijn, de eendracht, die macht maakt, het moreele prestige van ons dierbaar vaderland redde.
Niettegenstaande het grootst mogelijk verschil van godsdienstige overtuiging zouden wij toch nog kunnen bewijzen, dat
■ Wir wollen sein ein einig Volk von Brüdern.quot;
Maar op eéne voorwaarde: trouw aan den modus vivendi, onze Grondwet!
Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk worde gelijke bescherming verleend!
Nimmer worde er aanleiding gegeven om te betwijfelen, of wel de belijders der onderscheidene godsdiensten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten genieten, en gelijke aanspraak hebben op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen!
Het onderwijs zij waarlijk vrij!
Maar bovenal: men regele eindelijk eens de inrichting van het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godt-diensluje begrippen!
*gt;