-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

^ a,--/ INHOUD VAN JAARGANG III

Het roode Kruip

Dr, W0J.P. Nuyens (aantal Pargt;';) 35

Gedachten naar aanleiding van de oorlog van 1870

Dr. W.J.F. Nuyens 60

Het Mandement van het Nederlandsche Episcopaat en de zoogenaamde Liberale partij

Een Limburger 42

Rome

Dr. H.J.A.M. Schaepman 59

II

III

IV

V

Finantieele operatiën volgens de moderne beginselen ■ 38

De kunst zonder God W, Wessels Pr.

VI

46

-ocr page 6-
-ocr page 7-

KATH0LIEK-NEDERLAND8CHE

|

B ROCHUREN- VER EEN IGING

i.

HET ROODE KRUIS

EEN WOORD TOT MIJNE LANDGENOOTEN,

DOOR

w. J. F. «lui ESfS.

Kiddev dev Orde v. d. H. Gregorius de Groote, Med. Obst. Doctor,

Lid van den Geneeskundigen Raad van Noord-Holland.

A. B.

DERDE JAARGANG.

TE HAARLEM BIJ VAN DEN HEUVEL. . 1870.

-ocr page 8-

(laan. In het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van 18 Julij 11. vond men onder anderen de volgende oproeping, waaruit men al dadelijk het doel en de wijze van werking van het roode kruis leert kennen.

Comité's te 's Gravenhage , tot hulp aan zieke en

gekwetste krijgslieden in tijd van oorlog.

De oorlog, tusschen twee magtige, naburige Rijken losgebarsten, zal weldra zijne vernielende uitwerking doen gevoelen. De vereenigingen onder het roode kruis maken zich gereed om naar vermogen hulp te verleenen aan de ongelukkige slagtoflers van dien krijg. Maar daarvoor is geld, veel geld noodig. Stadge-nooten! stelt ons dan door overvloedige giften in staat om aan de plicht der menschelijkheid te voldoen. Vraagt niet of het land-genooten of vreemdelingen zijn, die gewond daarneder liggen, maar staat wat van het uwe af tot leniging van het ongelukkige lot van uwe en onze medemenschen. Uwe gaven, hetzij in geld, hetzij in pluksel, linnen, voedings- en verkwikkingsmiddelen of andere bruikbare voorwerpen, zullen, wanneer zij bij één onzer ontvangen worden, met den meesten spoed voor dat doel worden gebezigd.

Namens hel Vrouwen-Comité:

Douairière van der Oudermeulen, geb. van Wickevoort Crommelin, Lange Voorhout No. 40.

L. Gravinne van Randwijck, Koninginnegracht No. 16.

Het bestuur van het Mannen-Comité:

Mr. J. Loudon, Korte Voorhout No. 7.

Jhr. Mr. F. G. A. Gevers Deynoot, Alexanderstraat No. 9.

Dr. H. v. Cappelle, v. d. Boschstraat N. 2.

Dr. J. Bosscha Jr., Javastraal No. 3.

Dr B. Carsten, Nieuwehavenstraat N. 61.

J. van Stralen, Plein van 1813, No. 2.

Jhr. J. L. G. Pompe van Meerdervoort, Javnatraat No. 116.

H. N. C. Baron van ïuyll van Serooskerken, Parkstraat, No. 13.

J. Herm. de Ridder, Laan No. 24.

-ocr page 9-

Men ziet uit deze oproeping, dat mannen uit den aanzienlijksten stand der maatschappij, geleerden, geneesheeren zich aan het hoofd van het Haagsche Comité gesteld hebben, dat dames van den hoogsten rang, zich evenzeer als mannen aan het edel doel van het roode kruis wijden, dat inzamelingen van gelden, van kleederslukken, en van verkwikkingen, de nuttige aanwending en bezorging daarvan het doel is.

Ongelukkigerwijze heeft de vereeniging het roode kruis zich niet. algemeen genoeg verspreid. De oorzaak hiervan is tweeledig: ten eerste is zij niet algemeen genoeg bekend, met hoeveel prij-zenswaardigen ijver, de oprichters ook alle pogingen in het werk gesteld hebben, om haar algemeen bekend te maken; ten tweede is het al te zeer een zwak dei' raenschen, en laten wij het erkennen, van onze landgenooten in het bijzonder, om «geen zorg te hebben voor den tijdquot; en zich te vergenoegen met het spreekwoord , «komen die tijden, dan komen die plagen.quot;

Die tijden zijn, helaas! gekomen, en met die tijden die verschrikkelijke plagen! Ofschoon ten elfde ure, laten wij toch nog doen wat in ons vermogen is, om mede te werken tot het goede, het edele doel van de vereeniging het roode kruis.

Oin daartoe, naai' mijne zwakke vermogens het mijne bij te brengen is deze brochure geschreven.

Mijne lezers neme haar voor hetgeen zij is. Ik zal volstrekt geen letterkundigen arbeid van eenige waarde geleverd hebben. Ik zal medegewerkt hebben tot een goed werk, en dat is veel meer.

Ik voer in het bijzonder het woord tot. mijne katholieke landgenooten. Ik heb dit meer dan eens, niet geheel en al vruchteloos mogen doen; doch wellicht nooit heb ik het gedaan, met zooveel verlangst dat men mijne woorden niet onopgemerkt zal laten voorbijgaan. Als Christen, als Nederlander, als geneesheer, als mensch, is niets mij dierbaarder dan dat aan een grootsche verhevene liefdeplicht worde voldaan; dat wij allen toonen, dat wij in den ure des gevaars, broeders, kinderen van een vaderland zijn; dat de edele kunst om des lijders rampen te lenigen, op

-ocr page 10-

alle mogelijke wijzen gemakkelijker worde gemaakt; «lal eindelijk menschen-lijden, menschen-smarten worden verzacht!

Ik weet dat gijlieden niet achterwege zult blijven! Onze priesters zullen wijzen op de hooge verplichtingen van liefde voor den wettigen vorst, voor het vaderland, voor alle menschen. Onze edele, onze onovertroffene liefdezusters zullen zoo noodig naar de slagvelden, naar de hospitalen snellen, in de heilige vaste overtuiging dat de eerste plicht, het tweede gebod ge lij k aan het eerste van God te beminnen is; «bemint uwe evenaasten, gelijk u zeiven.quot; Wanneer men de geschiedboeken hunner edele, hunner heilige congregatie kon openslaan, dan zou men daarin lezen groote daden van naastenliefde, van zelfverloochening, grootscher en edeler dan de daden van wereldbedwingers en menschenver-woesters. Onze vrouwen en dochters zullen zich scharen naast andere edele nederlandsche vrouwen en dochters, zij zullen vragen, «laten wij te sameu, als kinderen van hetzelfde vaderland, als moeders en zusters van Nederlanders gemeenschappelijk werken, ter leniging van de rampen, die zoovele natuurgenooten kimnen treilen.quot; Wij allen eindelijk, wij zullen toonen dat wij zonen zijn van één vaderland, broeders van één geslacht, getrouwe onderdanen van éénen vorst!

Men vergeve mij, zou ik haast zeggen mijne oude gewoonte, om tot mijne katholieke landgenooten in het bijzonder te spreken. Vooral aan henzelven vraag ik verschooning. Ik ken hen, ik weet dat ik hun geen grooter beleediging kan aandoen, dan door te veronderstellen dat in hunnen boezem een flaauw Ne-derlandsch hart klopte; dan door voor een oogenblik slechts te gelooven, dat zij niet met geestdrift, met liefde zich naast alle andere Nederlanders zouden scharen, zoodra het eene edele, eene vaderlandsche zaak geldt!

Ik ken hén; ik weet dat deze gevoelens in hun boezem huisvesten. En zoo ik al in het bijzonder deze regelen voor hen schrijf is het alléén in de veronderstelling dat de nobele vereeniging «het roode kruisquot; geheeten, door bijzondere omstandigheden bij hen minder bekend is, dan die vereeniging het wel verdient.

-ocr page 11-

De vereeniging »het roode kruis,quot; ontleent haren naam aan het herkenningsteeken hetwelk is aaugenomen voor hen die op het slagveld, of hij andere gelegenheid voor het doel der vereeniging werkzaam zijn. Dat herkenningsteeken is een rood kruis op een witten armband voor personen, en een rood kruis en een witte vlag voor plaatsen. 1)

De vereeniging is op de volgende wijze ontstaan.

Bij de oorlogen die in de laatste jaren Europa geteisterd bobben is men tot de droevige ervaring gekomen, dat veel meer slachtoffers weggeraapt worden door ziekten dan door oorlogswapenen, dat er veel meer soldaten sterven ten gevolge van vei'won-dingen, dan dat er onmiddelijk den dood op het slagveld vinden.

Ook heeft men de ervaring opgedaan, dat hoe uitmuntend ook de militaire geneeskundige dienst van vele landen moge ingericht zijn, er in tijd van oorlog in den regel gebrek aan de noo-dige hulp is, dat er niet slechts behoefte gevoeld wordt aan artsen, maar vooral niet minder aau verplegers of verpleegsters.

Veel werd er in het werk gesteld om aan de bestaande behoefte in oorlogstijd te gemoet te komen. De vrouwen vooral toonden bij die gelegenheid een onovertroffen ijver. Wij behoeven onze zusters van den H. Vincentius niet te noemen. De Erim, de Dup-pelerschans, Solferino, Sadowa hebben hen gezien: andere congregatiën hebben hen waardig zoeken ter zijde te streven. Van Pro-testantsche zijde heeft de diakonessen-vereeniging geloond, dat zij de edele roeping der vrouw om de zieken en hulpbehoevenden hel leed te verzachten, op eene waardige wijze heeft begrepen. Miss Nightingale heeft aan hare Engelsche landgenooten gedurende den Krim-oorlog, alleruilstekendste diensten bewezen. In Rusland werd bij dienzelfden oorlog, door de zusters der kruisverheffing, onder bestier der grootvorstin Helena Paulowna, gedaan wat de liefdezusters in het Fransche leger deden.

In Baden stond de groot-hertogin Louise aan het hoofd van een vrouwen-hulp-comité, dat in den laatslen oorlog het Badensche hulpcorps vergezelde en hulp verleende.

Zoo werd er bij eiken oorlog die verderf over een land bracht,

1) Zie liet vlugschrift van Dr. J. liosscha; het roode kruis, 'sGraven-hage 1867. Vau deze Brochure maak ik veelvuldig gebruik, liever nog, ik doe niets anders dan den zakelijken inhoud meer algemeen bekend makeu.

-ocr page 12-

dadelijk pogingen aangewend om althans eenig lijden te vei-zach-ten. Evenwel ontbrak het aan gejueenschappelijke samenwerking tusschen verschillende mogendheden, en wij moeten het erkennen, bij ons te lande bleef' de openbare meening zeer koel. Zij bekommerde zich weinig om hetgeen zou moeten gedaan worden indien ongelukkiger wijze, ons land in een oorlog werd medegesleept De langdurige vrede, welke wij genoten scheen de gedachte zelfs aan de mogelijkheid van een oorlog voor ons verbannen te hebben.

Dat gemeenschappelijk overleg is tusschen nagenoeg alle Euro-peesche mogendheden tot stand gekomen. Er zijn internationale maatregelen genomen, om zooveel mogelijk tien gewonden op het slagveld te beschermen en vijand zooveel als vriend op te nemen en te verplegen. In October 1863 is deze zaak op een congres te Genève rijpelijk overwogen. Twee Nederlandsche geneesheeren Dr. J. H. G. Basting, Officier van GezoniUieid le klasse en C. W. M. van der Velde, oud Officier der Marine, vervulden daar waardiglijk de plaats van Nederland. Het congres van 1863 was evenwel niet anders dan eene voorbereidende bijeenkomst. De vraag kwam al dadelijk op in hoeverre de menschlievende pogingen van bijzondere personen of vereenigingen, hoe eerbiedwaardig en edel ook, niet traden op een terrein, waarop uitsluitend de militaire administratie gebied mocht voeren.

Evenwel betoonden verscheidene gouvernementen, dat zij de hulp dier bijzondere vereenigingen in oorlogstijden niet zoo maar onvoorwaardelijk afkeurden. In Augustus 1865 kwam ten tweede male te Genève een congres bijeen, waarop de gevolmachtigden van twaalf regeeringen verschenen. Hier werd een Conventie gesloten , waaraan achtervolgens alle regeeringen van Europa zijn toegetreden. Deze conventie bepaalde zich echter alleen tot de onzij-dig-verklaring van alle hospitalen, ambulances, en huizen waarin gekwetsten waren opgenomen. Om deze allen en de personen, die de zieken en gekwetsten verpleegden, kennelijk te maken, werd hen het roode kruis op een witte vlag of een witten armband ten teeken aangewezen: eene herinnering aan de hospitaalridders der middeleeuwen, die insgelijks toen onder bescherming der godsdienst, de gewonden en zieken bijstand boden.

Te Genève was echter niet het beginsel der hulp-maatschappijen of comité's aangenomen. Dit heeft langs anderen weg ingang

-ocr page 13-

gevonden. In Frankrijk, in Spanje, in Pruissen, heeft men in het jaar 1864 een aanvang genomen, met het oprichten van dergelijke hulp-maatschappijen. Ofschoon deze niet van de regeering zelve in het leven werden geroepen, en het initiatief het meest van aanzienlijke bijzondere personen uitging, namen toch tie keizer, koningin Isabella, leden van het vorstelijk huis van Pruissen, ile onderneming onder hunue bescherming en bevorderden die door hunnen machtigen invloed.

Wat echter zonder initiatief van eene regeering, eene krachtige volkswil vermag, wanneer dat volk begrip van orde en regel bezit, heeft ons de ziekeverpleging gedurende den Noord-Ameri-kaanschen oorlog getoond.

»Toen den 10lt;ien July IHOl de Regeering der Vereenigde Staten gemachtigd werd 500,000 man onder de wapenen te roepen,quot; deelt Bosscha mede, ))ten einde de Zuidelijke Staten, die zich van de Unie wilden scheiden, tot onder weiping te brengen, werden ook van staatswege alle krachten ingespannen om in de geneeskundige zorg voor een zoo talrijk leger te voorzien. Maar reeds terstond nadat het bombardement van het fort Sumter op den 12den April het sein tot den oorlog had gegeven, eu de verontwaardiging in de Noordelijke Staten de geestdrift had doen ontbranden om de wapenen op te vatten, ontwaakte bij de vrouwen de bezorgdheid voor het lijden dat al die strijders te wachten stond, bij gemis van geneeskundige legerdienst. Te New-York werd den 29sten April door een honderdtal van de aanzienlijkste vrouwen eene Genlrmd-Associatie der Vrouwen gevormd, zich ten doel stellende de geneeskundige hulp bij het leger te ondersteunen. Door deze Vereeniging werd aan alle Amerikaansche vrouwen een oproeping gericht, om zich tot hetzelfde doel naar lands gebruik in Comité's te vereenigen. Doch, vermits de Regeering zelve, mei verbazende veerkracht eu spoed, een geneeskundig personeel, en de vervoermiddelen, en de verplegingsartikelen voor gekwetsten en zieken op de slagvelden, in de legerkampen en bezettingsplaatsen, in gereedheid bracht, beantwoordden de Staatsambtenaren die aan 't hoofd dezer dienstregeling stonden, die bemoeiing der vrouwen met minachting, zelfs met spotternij, en weigelden de aangeboden hulp. Niet afgeschrikt door deze terug-stooting, hebben de vrouwen van New-York teweeggebracht, door

-ocr page 14-

— 10 —

naar Washington mannen af le vaardigen, die aan hare edele poging klem en gezag wisten te geven, dat 21 mannen van bekwaamheid in militaire zaken, in de geneeskundige praktijk en in de administratie, zich op den 21st0u Junij 1861, vereenigd hebben tot een Gezondheids-Commissie voor de Vereenigde Staten {United-Stales Sanitary Commission), die daar toen, in de hooldstad der Unie, haren zetel gevestigd heeft in een der lauds-gebouwen, met toestemming van den President Lincoln. Wat deze Commissie, naar mate de oorlog moorddadiger werd, op allerlei wijzen verricht heeft, grenst aan het ongelooflijke. Hel zegt weinig te welen dat de plaatselijke Comité's zich spoedig tot 32,000 vermenigvuldigd hebben, en dat in minder dan 3 jaren het Hoofd-Comité door stroomen van giften heeft kunnen beschikken over een bedrag van 25 millioeuen gulden aan geld, en over een hoeveelheid voorwerpen, van allerlei aard, die op een waarde van 9 millioen geschat is.

De uitvoerige berichten over de verbazende werking dezer vrijwillige krachtsinspamiing zouden hier een plaats moeten vinden wilde men de bedrijvigheid beschrijven van deze geheel burgerlijke Vereeniging, door de Regeering geduld, maar aan hare eigene krachten overgelaten. En hoe heeft die Gezondheids-Commissie hare krachten besteed'? 214 hospitalen heeft zij ingericht met 133,800 bedden. Door hare artsen, helpers, verplegend personeel, mannen en vrouwén, onder de leiding barer Commissarissen, beeft zij tot zelfs onder het vuur van den vijand de gekwetsten van de slagvelden doen weghalen, om hen in hare lazaretten, hare hospitaaltenten en vaartuigen het eerste verband te doen aanleggen. De Gezondheids-Commissie heeft weten te zorgen dat de lijders aan hunne ziekbedden een woord van troost en bemoediging vonden, en een penvoerder om tot hunne betrekkingen te spreken. Ook tot de familiën der strijders heeft zich hare zorg uitgestrekt. Onder den naam van Hospitaal-Ayent-schap was er een geregelde dienst ingericht, om de namen dei-overal verspreide gekwetsten op te teekenen, en de vragen naar hunnen toestand te beantwoorden, en een doodenregister, waarvan de opgaven, dooi' de Agenten ge waai merkt, als wettig bewijsmiddel van overlijden zijn erkend geworden. Wanneer men bedenkt, dat in Oostenrijk de familiën van 84 officieren en van

-ocr page 15-

— 14 —

12,000 onderofficieren en soldaten, die uit den oorlog van 1866 niet zijn teruggekeerd, onkundig van hun lot en uiteinde zijn gebleven, dan zal men moeten erkennen, dat ook deze vorm van menschlievende zorg een weldaad geweest is voor de Noord-Amerikanen onder de rampen van hunnen burgeroorlog.

Maar op het einde van dien oorlog was de Gezondheids-Commissie, met hare vertakkingen over het geheele land en hare onuitputtelijke geldbronnen, de Geneeskundige Staatsdienst geheel boven het hoofd gewassen. De Regeerings-officieren van Gezondheid hadden zich te beklagen dat hun dienst, in het oordeel der bevolkingen, achterstond bij de vrijwillige verpleging, en dat zij dooi' de kracht der publieke opinie gedwongen waren zich te onderwerpen aan de bemoeiingen van allerlei burgerpersonen.

De bedenking, dat georganiseerde Burgervereenigingen, door menschenliefde geleid, het gevolg zouden kunnen hebben, waarover de leger-artsen in Noord-Amerika zich beklaagd hebben, heeft ook in Europa sommige Souvereinen doen aarzelen, dezen vorm van zorg voor hunne legers aan te nemen. Wellicht zijn zij ook tot bedachtzaamheid geraden door de opmerking, dat het denkbeeld op republikeinschen bodem is opgekomen, en getoond heeft onder de heerschappij van i epublikeinsche vrijheden zich te kunnen verwezenlijken tot een zelfstandige kracht.

Politieke redenen zullen dan met krijgskundige overwegingen er toe hebben samengewerkt, dat, van de Groote Mogendheden, alleen Frankrijk en Pruisen zich vereenigd hebben met de Koningin van Spanje, de Koningen van Nederland, België, Denemarken, Wurtemberg, Italië en Portugal, de Groothertogen van Baden en Hessen-Darmstadt en het Zwitsersch Eedgenootschap, lot de Conventie van Genève. De Keizers van Oostenrijk en Rusland zijn later dan al de overige Gouvernementen daaraan toegetreden, de eerste gedurende, de laatste na den oorlog van 4866 in Duitschland.quot;

De oorlog van 1866 heeft niet minder getoond, van hoevee nut de hulp-comités kunnen zijn, en hoeveel leed er door de gemeenschappelijke samenwerking van deze met de militaire geneeskundige dienst kan verzacht worden. Wij beroepen ons al weder op hetgeen wij in het lezenswaardig geschrift van J. Bosscha medegedeeld vinden.

!

-ocr page 16-

»Toen een oproeping om het publiek tot mededeelzaamheid te wekken ten behoeve der slachtolïers van den naderenden oorlog, openlijk door den Minister van Oorlog en Graaf Stolberg was aanbevolen , hielden de toezendingen niet op, uit geheel Noord-Duitsch-land van giften van allerlei aard. Er kwamen aanbiedingen van onvergolden diensten tot genees- en heelkundige hulp, tot verpleging en oppassing, tot geleiding van transporten, tot opzicht over inkomende goederen en over de Lazaret-depóts die, de legers op hunne marschen volgende, naar de aanwijzing van Graaf Stolberg, dooi- zijne gemachtigden ingericht, door het Hoofdcomité van het noodige voorzien werden.

In Berlijn was het middenpunt dei- verzendingen een huis onder de Linden, door den eigenaar edelmoedig afgestaan; en behalve twee andere verzamelplaatsen van giften, waren op onderscheiden punten der stad 40 huizen, waarvan de bewoners ze daartoe aangeboden hadden, aangewezen, om lot gemak der ingezetenen ook kleinere geschenken in ontvang te nemen. Op het einde van de maand Junij waren '250 vrouwen uit den aanzienlijken stand dagelijks werkzaam om al de ongelijksoortige voorwerpen te ziften, tot gebruik geschikt en ter verzending gereed te maken. Te gelijkertijd waren van de 150 onder-coniité's door hel geheele land verspreid, die van Maagdeburg met '22 vrou-wen-comité's, en die van Breslau, van waar twee korpsen studenten, het eene van 60, het andere van 40 vrijwilligers, naaide slagvelden van Boheme zijn gezonden, op groote schaal werkzaam.

De Vereeniging vond bij de Regeering de meestmogelijke tegemoetkoming. Het verkeer met het leger werd gemakkelijk gemaakt door eene Ministerieele Verordening van 10 Junij, waarbij het dragen van den armbrand met het roode kruis verplichtend werd gemaakt voor allen die dienst deden bij de veldlazaretten, — ailsen, beambten en bedienden. Aan hare verzendingen op de Staatsspoorwegen werd vrijdom van vracht verleend; aan hare genees- en heelkundigen en andere personen van haar dienst, vrijkaarten; aan goederen, vrijstelling van inkomende rechten; aan Graaf Stolberg en door dezen aan zijn gemagtigde, een Jo-hanniter Ridder, die Lid van het Hoofd-Comité was, het kosteloos gebruik van de telegrafen. Van de dienst door de telegraaf-

-ocr page 17-

— 13 —

draad te bewijzen aan de menschlievondheid in den oorlog, kan de volgende episode uit die dagen, een voorbeeld uit velen geven.

Op den 28sten Junij ontving Graaf Stolberg te Berlijn met de telegraaf uit Langensalza de tijding, dat daar nog 1500 Hano-veranen en Pruisen op het slagveld van den vorigen dag lagen, gekwetst en zonder hulp, met de vraag: «Wat kunt gij doen ?quot; Aanstonds was er groote drukte in het huis onder de Linden Nquot;. 76, en binnen weinige uren was er een buitengewone spoortrein op weg, overbrengende, onder geleide van een lid van het HooftU Comité, heelmeesters, diakonessen, zusters van liefde en drie groote goederenwagens, met eene eerste bezending van verband-, voedings- en vervei-schingsartikelen. Een gelijk bericht bracht de telegraaf over naar Stuttgard. Het Wurtembergsche Saniliits-Verein, dal in zijn eigen land in het ontbrekende voor de geneeskundige legerdienst voorzag, dat. zelf tot zijn dienst heelkundigen voor den oorlog vormt en nu ook de zorg voor de invalieden op zich genomen heeft, is tevens een voorbeeld van internationale hulpvaardigheid. Twee jaren vroeger hadden in Sleeswijk, Pruisen en Denen zijne gaven genoten, in dezen oorlog gingen zijne uitzendingen naar Oostenrijkers en Italianen; en onverwijld ontvingen ook de gekwetsten bij Langensalza wat er tot hulp voorhanden was.

Van groot gewicht (zoo zegt dezelfde schrijver op eene andere plaats) is het geweest, dat, de vrijwillige vereenigingen tot hulp-verschaffing, bij hare eerste proeven in 1864 en 1866, al hare geestdrift en zich ontwikkelende kracht hebben getoond zonder de grenzen te overschrijden waarvan de eerbiediging door het belang der menschheid zelve gevorderd wordt. De klachten der Noord-Amerikaansche Officieren van Gezondheid over belemmering in hunne dienst door de bemoeijingen van allerlei menschen-vrienden, hadden ook in Europa weêrklank kunnen vinden en veld winnen. Het eergevoel van den militairen arts kon gekwetst worden door uitdrukkingen, waarin men hem scheen te zeggen: »Wij komen uwe tekortkomingen aanvullen.quot; Aan die uitdrukkingen ontbrak ook wel eens een juist begrip. Bij hef betoog der onmogelijkheid om de geneeskundige legerdiensten voor alle omstandigheden in toereikenden staat te onderhouden, heeft men niet altijd het onderscheiden karakter in het oog gehad van den

f

I i

-ocr page 18-

— 44 —

arts met den degen op zij, en den arts met «het roode kruisquot; op den arm. De Geneeskundige Dienst bij de legers heeft, volgens haar oorspronkelijke instelling, een geheel andere taak te vervullen dan de hulpbetooning der menschlievendheid. Do Geneeskundige Dienst bij de Zee- en Landmacht is geroepen, met al de middelen waarover zij beschikken kan, de levende strydkraohten van den Staat in gezonden toestand te bewaren, en te herstellen wanneer zij door kwetsuur of ziekte tijdelijk aan de dienst onttrokken worden. Wie voor altijd verminkt is geworden, of ligt te sterven, dien laat zij aan zijn lot over als een onbruikbaar oorlogstuig, om te gaan zoeken waar nog strijdbare manschap is die zij weder op de been kan helpen. De verpleging der menschlievendheid vraagt niet waar zij een man kan behouden voor een volgenden strijd, maar waar een mensch is wiens lijden zij kan verzachten, en zij staat hem ter zijde tot in zijn stervensuur. Toen in den zomer van 1866 het Oostenrijksche leger Bohemen ontraimde en de Pruisen het achterna trokken, voerden beiden hunne geneeskundige legertreinen mede, maar lieten duizenden gekwetsten en zieken hulpeloos achter; toen snelden de mannen en vrouwen van het roode kruis toe, niet vragende, waar Oostenrijkers of Pruisen lagen, maar waar een officier of een soldaat in zijn lijden te helpen was. In het laatste tijdperk van den Noord-Amerikaanschen burgerkrijg, kon daar op het oorlogstoo-neel nergens meer een gekwetste vallen en een zieke liggen, of er was in de nabijheid een post of een dépót vanwaar onverwijld hulp werd verleend, omdat die helpers niet vroegen of die gekwetste en die kranke een unionist was of separatist, een neger of een blanke.

De edelsten onder de artsen bij de legers en de zeemachten gevoelen het, dat de hun opgelegde plichten, streng opgevat, belmoren tot de barbaarschheden van een vorigen tijd, en zij hebben reeds vroeg de verschijning van het roode kruis met ingenomenheid begroet. Zij zijn nu warme voorstanders en bevorderaars van de genootschappen van voorzorg tot hulp van gekwetsten en zieken in den oorlog. Toen de besturen dier genootschappen in Augustus van dit jaar 1867 een Congres te Parijs hadden bijeengeroepen, toen was het als of de vertegenwoordigers van de Geneeskundige Diensten der legers van geheel Europa, en er waren beroemde namen onder, daar waren bijeengekomen om

-ocr page 19-

— 15 —

de volken toe te roepen; »Laat ons niet alleen op de tooneeleu van krij^smans lijden in den oorlog, maar volgt ons om er het werk der menschenliefde te doen, waar wij ons eigen mensche-lijk gevoel onbevredigd moeten laten.quot;

In de neiging der volken om voor elkanders gekwetsten in den oorlog te zorgen spreekt een zucht naar toenadering die afkeer verspreiden moet van hatelijkheden en vijandelijkheden tusSchen de onderscheiden deelen der menschheid. Hoe meer die neiging zich in daden gaat vertoonen, en een algemeene samenwerking tot dat einde de gruwelen van den oorlog tot hel gevoel van allen zal brengen, des te krachtiger zal de stem zijn die voor vrede zal pleiten bij het geweten van hen, aan wie de macht gegeven is om oorlog te verklaren.quot;

Uit hetgeen men in het geschrift van Dr. Bosscha leest, zal een ieder overtuigd zijn van het groote nut dat het comité het roode kruis reeds heeft gesticht en nog kan stichten.

En waarom was het in Nederland nog zoo weinig bekend?

De schuld hiervan kau men op zeer velen in den lande niet werpen. Dr. J. H. C. Basting, Dr. J. Bosscha, Dr. Verwey hebben onmiddelijk de aandacht er op gevestigd. Een tal van mannen, van aanzien en invloed hebben zich de zaak aangetrokken. Koning Willem III heeft onmiddelijk zijne bescherming aan de edele onderneming verleend. De vereeniging is geconstitueerd; hare statuten, die men in deze brochure overgenomen zal vinden, zijn openbaar gemaakt. Hier en daar hebben zich ondei-comité's van het roode kruis geconstitueerd. Velen maar nog niet genoeg.

En van waar dat?

Omdat gelijk ik zoo even zeide, wij Nederlanders dikwijls ons door »le zeer laakbare gewoonte laten medeslepen om uit te stellen, om ons te vergenoegen met het spreekwoord; »dan Tijd, dan Raad.quot; Moge bedachtzaamheid eene deugd wezen, al tegrooW bedachtzaamheid ontaardt in traagheid en wij Nederlanders, dii zij met aller verlot gezegd, vervullen vaak de rol vau. . . de dwaze maagden die geen olie in de lamp hadden toen het uur wa., aangebroken, dat zij die moesten hebben.

Evenwel men kan veel, misschien alles herstellen, wat men soms door gemis aan belangstelling moge misdreven hebben, en dat, door dubbele krachtsinspanning. Waar nog geen onder-comité

-ocr page 20-

— le

vari het roodf. kruis is, kan er een opgericht worden; kan er in eene plaats niet een opgericht worden, welaan! dat de mannen en vrouwen van goeden wil zich aansluiten bij een ondercomité in een naburige gemeente! Met goeden wil vermag men veel.

De lezers van dit vlugschrift, dit vertrouwt de schrijver, zullen van het nuttige en edele der vereeniging het roode kruis overtuigd wezen; in dat geval blijft ons niets meer over dan te bespreken, hoe wij het doel der vereeniging zullen helpen bevorderen , naar de krachten die een ieder in zijne verschillende maatschappelijke toestanden ten dienste staan.

Een ieder kan medewerken.

De man, de vrouw die in zijne gemeente, zijnen kring invloed bezit, kan medewerken door het bevorderen van de oprichting van een onder-comité. Burgemeesters, raadsleden, geestelyken, geneesheer en, ambtenaren, onderwijzers zijn in kleinere plaatsen de personen, aan wie hun stand en het vertrouwen dat zij genieten, het gemakkelijk maakt om het initiatief te nemen. Hunne echtgenooten, (zoo zij gehuwd zijn,) kunnen naast het mannen-comité een vrouwen-comité oprichten, dat, gemeenschappelijk samenwerkt.

Deze allen kunnen hunne vrienden en kennissen oproepen om met hen tot het edele doel den behulpzamen hand te bieden, zoo doende kan in bijna iedere plaats een onder-comité gevormd wor-worden. Is het toch zoo moeielijk in iedere gemeente van eeni-gen omvang, tien personen van goeden wil te vinden'? En brengen de omstandigheden het niet mede dat men in eene gemeente een onder-comité oprichte, dan kan men zich aansluiten bij hef comité eener naburige gemeente. In een groot getal steden bestaat de vereeniging reeds. Volgens berichten in de dagbladen zijn, in alle groote steden van ons land, in Breda, Arnhem, Groningen en meer andere plaatsen reeds comité's in werkzaamheid en hebben zij hunne oproeping tot medewerking aan hunne medeburgers en alle lieden van goeden wil gericht.

-ocr page 21-

— 17 —

En wat moet men geven?

In de eerste plaats geld: iedere gift hoe groot, hoé klein zal met erkentelijkheid worden aangenomen. Mocht de nood dringend worden, dan zullen, ik twijfel er niet aan, onze vrouwen en dochters aan de huizeh willen medegaan, om gelden in te zamelen. Zulke wijze van doen heeft in den regel de gunstigste uitwerking. In 1868 hebben ettelijke onzer katholieke vrouwen, dames uit de aanzienlijke en deftige standen, zich de moeite getroost in persoon, huis aan huis om eene bijdrage te vragen voor een op te richten invalidenfonds voor gekwetste zouaven. Deze inzamelingen zijn op verreweg na niet in alle gemeenten van ons land geschied, wellicht in niet meer dan de helft. Men heeft zich slechts tot geloofsgenooten gewend en toch bracht de collecte /'34,000 op. Wat zou zij kunnen opbrengen indien men in alle gemeenten van ons land, bij lieden van alle geloofsbelijdenissen, bij aanzienlijken en eenvoudigen aanklopte met uitnoodiging om hen, die de onafhankelijkheid van ons vaderland beschermen, zooveel mogelijk te verzorgen.

Behalve geld kunnen kleedingstukken dienen. Flanellen- en wollen onderkleederen, wollen kousen, linnen, zijn onontbeerlijke behoeften, vooral voor den soldaat, die bij de ruwheid van het weder en afwisselingen van temperatuur door het eigenaardige zijner levenswijze aan ettelijke ziekten meer dan in het gewone dagelijksch leven, meer dan gewoonlijk is blootgesteld. — quot;Wij behoeven er niet aan te herinneren, dat oud linnen en pluksel onontbeerlijke middelen zijn, die in een hospitaal nooit in te groote hoeveelheid kunnen voorhanden zijn.

Verder zijn er een honderdtal verkwikkingen van verschillenden aard, die den zieken of gewonden militair van uitstekend nut kunnen wezen, en hem althans eenige verlichting verschaffen. Wijn, voor de verzwakten, plantenzuren, als: citroen, bessensap, chocolade, suiker, tabak, thee, vléesch-extract, verduurzaamde melk, gelijk reeds door een fabrikant ten geschenke aan het roode kruis is gedaan, kaas en een tal van artikelen, te veel om te noemen, doch welke den een in deze den ander in gene gevallen van nut kunnen zijn. 1)

1) Zie verder hier over op pag. 34.

-ocr page 22-

— 18 —

Ik eindig mot het oog- op de gevaarvolle omstandigheden, waarin ons vaderland zich wellicht spoedig zal bevinden, mijne lezers het volgende toe te roepen:

Laat een ieder toonen dat zijn vaderland hem lief is, en dat hij Nederland's onafhankelijkheid op prijs weet te stellen.

Laat een ieder doordrongen zijn van het besef, dat een volk dat weet te toonen dat het zichzelven acht, en dal de zaak zijner onafhankelijkheid met ernst weet te verdedigen, geacht en ontzien wordt.

Geen beter middel om ontzien te worden, dan te tooneu dat men zich met band en tand zal verdedigen, zoodra men wordt aangevallen.

Laat een ieder gevoelen en besellen en dooi- daden toonen, dat hij begrijpt, hoezeer het geëerbiedigde vorstenhuis van Oranje bet symbool van onze onafbankelijkheid eu zelfstandig volksbestaan is.

Laten protestant en katholiek, orthodox en modern, conservatief eu liberaal vergeten boe zij elkander soms bestreden hebben, maar laat de herinnering aan vroegere partijkamp, geheel en al uitgewischt worden door het gevoel van de plichten die ons binden, aan het eene gemeenschappelijke vaderland!

Eensgezind; vastberaden; bereid om otfers te brengen; als in één gelid, tegenover hen die ooit Nederlands onafhankelijkheid zoude belagen; neutraal in woorden en daden, tegenover de beide oorlogvoerende volken; maar met deu onwrikbaren wil om ook eigene neutraliteit te doen eerbiedigen.

En dan! steeds de woorden van den H. Ignatius de Loyola voor oogen te houden.

De mensch moet werken alsof God uiets doet, en vertrouwen alsof God alles doet.

Wij brengen de volgende stukken onder bet oog onzer lezers. Zij bevatten de statuten enz. van het roode kruis, benevens eene mededeeling door een der eerste bevorderaars en oprichters dier vereenigmg dezer dagen in een veelgelezen blad geplaatst. Wij wenschen het onze bij te dragen om die mededeeling nog meer te verspreiden en algemeen te maken.

-ocr page 23-

Wij WILLEM III, hij de gratie Gods, Koning der Nkuerlande.n, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemriirg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van Onze Ministers van Oorlog; en van Marine, van den 1G/I9den Junij 1867, Kabinet lilt. Y13 en nquot;. '26,

In aanmerking nemende dat Wij bij de Conventie te Genève gesloten op den 22sten Augustus 4864, en krachtens Ons besluit van den Sisten Julij 1865, onder n°. 85 in het Staatsblad geplaatst, met de contracterende Mogendheden en die daaraan later zijn toegetreden, overeengekomen zijn, in tijden van oorlog de zieke en gekwetste militairen van alle natiën te beschermen, door het beginsel van onzijdigheid toe te passen op de plaatsen waar zij zich bevinden, hetzij bij transporten, hetzij in ambulancen, infirmeriën, hospitalen of particuliere woningen;

Overwegende dat deze overeenkomst is uitgegaan van het verlangen der regeringen, om de rampen van den oorlog niet alleen voor zoo veel in haar vermogen is te verzachten, maar ook om de pogingen van bijzondere personen en vereenigingen tot hetzelfde doel te bevorderen;

Gelet op het bestaan van Comité's elders ingesteld om daartoe zamen te werken, en op de blijken van menschllevendheid, ook door Nederlands ingezetenen gegeven, om in tijden van oorlog hulp en verkwikking aan zieken en gekwetsten van alle natiën te verleenen;

Wenschende bij voortduring het lijden, waaraan de krijgsman bij de vervulling zijner pligten is blootgesteld, te helpen lenigen, en onze krijgslieden te doen deelen in de hulp door andere in-rigtingen van internationale liefdadigheid voorbereid;

Den Raad van State gehoord (advies van den 9den Julij 1867, n«. 7);

19 Julij 1867, n0. (50.

-ocr page 24-

Gelet op het nader rapport van Onze voornoemde Ministers , van den 13/16 Julij 1867 (n°. 74 S en 55);

Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:

Artikel 1.

Er zal ziju eene Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog, hetzij Nederland er al dan niet in betrokken is.

■■ . aali

Art. 2.

De Vereeniging wordt bestuurd door een Hoofd-Comité, dat zijn zetel heeft te 's Gravenhage.

Art. 3.

In alle gemeenten van het Rijk en in 's Rijks Koloniën en Overzeesche bezittingen kunnen afdeelingen worden opgerigt, ook de zoodanige, die geheel of gedeeltelijk uit vrouwen bestaan. _

Art. 4.

Het Hoofd-Comité stelt de Statuten der Vereeniging vast en zijne Reglen^enten van Orde.

Art. 5.

De eereleden der Vereeniging, de Voorzitter en de leden van het Hoofd-Comité benevens Je Secretaris, worden door Ons benoemd.

Art. 6.

De Voorzitter en de leden van het Hoofd-Comité verrigten alle werkzaamheden gratis; worden zij afgevaardigd om in dienst van de Vereeniging buiten hunne woonplaats werkzaam te zijn, dan hebben zij aanspraak op reis- en verblijfkosten uit 's Rijks kas. Het Rijk voorziet zoo veel mogelijk in de localen voor de werk zaamheden van het Comité benoodigd. Aan den Secretaris wordt uit 's Rijks kas eene door Ons te bepalen toelage toegekend.

Art. 7-

In tijd van oorlog treedt het Hoofd-Comité met Onze Ministers van Oorlog en van Marine in overleg over de meest doelmatige aanwending van de hulpmiddelen der Vereeniging.

-ocr page 25-

Art. 8.

In dienstverrigting dragen de Voorzitter, de leden en de Secretaris van tiet Hoofd-Comité en die der al'deelingen in Art. 3 bedoeld, een door Ons te bepalen onderscheidingsteeken.

Art. 9.

Het Hoofd-Comité benoemt een zijner léden tot ÖnderVoorzitter en een tot Penningmeester.

Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering dezes, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Ministers van Binnenlandscbe Zaken en van Koloniën, mitsgaders aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer tot informatie.

Het Loo, den 19den July 1867. WILLEM.

De Minister van Oorlog,

van den Bosch.

De Minister van Marine,

Pels Rucken.

Bij besluit des Konings van den 31 Julij 1867, nquot;. 71, zijn benoemd tot: Eereleden van de Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog:

Henry Dunant, Secretaris van het Internationaal Comité tot hulp verstrekking aan gewonde krijgslieden te Genève;

W. J. Knoop, Luitenant-Generaal, Bevelhebber in de 2de Militaire Afdeeling;

Dr. J. H. C. Basting, Officier van Gezondheid der lste klasse bij het garnizoen te Bergen op Zoom;

G. W. M. van de Velde, Oud-Zee-officier;

Bij besluiten des Konings van 31 Julij en 9 Augustus 1867 zijn benoemd tet Voorzitter van het Hoofd-Comité der Vereeni-

-ocr page 26-

ging; Dr. J. Bosscha, Oud-Minister van de Hervormde en andere Eeredionsten enz.

Tot Leden van het Hoofd-Comité der Veroeni^ing: {nlphaheturh gerangschikt).

Jhr. F. de Casembroot, 's Konings Adjudant in buitengewone dienst, Kapitein-Luitenant ter zee, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Dr. L. J. Egeling, Inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht in Zuidhoiland;

G. Eisen, Deken en Pastoor te 's Gravenhage;

Jhr. G. A. C. H. von Goedecke, 's Konings Adjudant in buitengewone dienst. Oud Majoor der artillerie;

Jhr. Mr. A. van der Goes, 'sKonings Adjudant in buitengewone dienst. Kolonel Kommandant der dienstdoende Sshutterij te 's Gravenhage;

H. Hardenberg, Hoot'd-Iutendant bij de Militaire Administratie, Secretaris-Generaal van het Departement van Oorlog;

C. J. G. Baron van Hardenbroek van 's Heeraertsberg en Bergambacht, 's Konings Kamerheer in gewone dienst,

Jhr. Mr. H. J. van der Heim, Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland;

Mr. D. C. A. Graaf van Hogendorp, Gepensioneerd Oost-Indisch Hoofd-ambtenaar;

Jhr. H. A. van Kamebeek, 's Konings Adjudant in buitengewone dienst, Gepensioneerd Schout-bij-nacht;

Jhr. A. Klerck, Secretaris-Generaal bij het Departement van Marine;

C. E. van Koetsveld, Predikant bij de Hervormde gemeente te 's Gravenhage;

Mr. P. J. C. Metelerkamp, Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland;

G. T. van Meurs, 's Konings Adjudant in buitengewone dienst, Gepensioneerd Luitenant-Generaal, Voorzitter van den Raad van Toezicht op de spoorwegdiensten.

L. Mulder, Kapitein der Infanterie op non-activiteit;

J. J. van Muiken, Gepensioneerd Luitenant-Generaal, Lid van den Raad van State;

-ocr page 27-

— 23 —

Mr. J. A. Mutsaers, Lid van den Raad van State;

Mr. D. Polak Daniels, Lid van den Gemeenteraad te 'sGra-venhage;

Dr. G. F. Pop, Inspecteur van de Geneeskundige Dienst dei-Zeemacht ;

Mr. L. N. Graaf van Randwijck, Grootmeester van het Huis des Konings;

Dr. J. .1. Sas, Inspecteur van de Geneeskundige Dienst dei'Landmacht ;

Jhr. Mr. J. A. Singendonck, Griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

W. G. A. Staring, Referendaris hij het Departement van Bin-nenlandsche Zaken;

Jhr. C. M. Storm van 's Gravesande, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

O. Baron van Wassenaar Gatwijck, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Mr. H. F. Baron van Zuylen van Nyevelt, Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland.

Tot Secretaris: Dr. L. H. Vervvey, Oud-officier van Gezondheid, Plaatsvervangend lid van den Geneeskundigen raad van Zuidhoüand.

Het Hoofd-Gomité heeft in zijne Vergadering van den 154en Augustus 1867 van zijne Leden benoemd tot:

Onder-Voorzitter C. T. van Meurs.

Penningmeester 0. J. Baron van Hardenbroek van 's Heeraerts-bero en Bergambacht.

-ocr page 28-

STATUTEN der Netleiiand,sche Vureeniginfj lol het vcrleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog, ingesteld bij 's Konings besluit van 19 Julij 1867, n°. 60.

Artikel 1.

De Veie^uigiug heeft ten, doel,:

In tijd van oorlog, het lot van deu gekwetsten 04 zieken krijgsman, dooi- persoonlijke diensten en stoüehjke hulpmiddelen te helpen verzachten, ook dan, wanneer hare hulp wordt gevraagd door oorlogvoerende natiën,, terwij,! Nederland in den oorlog niet betrokken is;

In tijd. van vrede, zich uitsluitend voor die taak voor te bereiden, om daarvoor steeds gereed te zijn.

Art. 2.

In alle gemeenten, van het rijk, w in zijne koloniën en bui-tenlandsche bezittingen, kunnen ctfdeelingen worden, opgerigt, die den naam dragen van »Comité's tot hulp aan gekwetste, eat ziete krijgslieden,quot; ook zoodanige, die enkel uit vrouwen bestaan.

Tot leden dei' Gomité's worden niet slechts zij toegelaten, die geschenken geven of eene vaste jaarlijksche contributie betalen, maar ook zij, die zich verbinden door hunne talenten, ervaring, nijverheid, vervoer van persons en goederen, of dooi', persQon-lijke diensten, in ti[d van oorlog, als geneeskundige, verpleger of verpleegster van zieken, helper of helpster in hospitalen, ambulances, hospitaalschepen of vaartuigen enz. tot bereiking van het doel der Vereeniging te zullen medewerken.

Tien of meer personen kunnen een Comité vormen.

De Gomité's kiezen hun eigen bestuur en de wijze, waarop zij wenschen tot het doel der Vereeniging mede te werken.

Zij hebben de goedkeuring hunner inrichting noodig van het Hoofd-Gomité om als afdeeling der Vereeniging te worden erkend. Zij zenden tot dat einde aan hetzelve hun reglement en een opgaaf van het bestuur en van de leden.

-ocr page 29-

De Comite's zenden jaarlijks een verslap van den toestand hunner inrichting aan het Hoofd-Comité, zij beschikken niet over de gelden en hulpmiddelen, voor de Vereeniging bestemd, zonder overleg met het Hoofd-Comité; en volgen, in tijd van oorlog, de aanwijzingen van hetzelve. Elk Comité is bevoegd één zijner leden benevens den Voorzitter, naar de algerneene Vergaderingen af te vaardigen.

Art. 3.

In plaatsen, waar geen Comité is opgerigt, kunnen door het Hoofd-Comité Correspondenten worden benoemd, die de toezending van geschenken voor de Vereeniging bevorderen en bemiddelen, en tot bereiking van haar doel trachten bij te dragen.

Art. 4.

Het Hoofd-Comité onderhoudt de betrekking met de Vereeni-gingen van gelijken aard in het Buitenland en tracht , door goede verstandhouding met de geestelijke orden en genootschappen tot wier taak het verplegen van zieken behoort, de onderlinge za-menwerking voor te bereiden.

In geval van oorlog treedt het, voor de behoeften van de Ne-derlandsche Land- en Zeemagt, in overleg met de Ministers van Oorlog en van Marine.

In gevallen van oorlog, waarin Nederland niet is betrokken, bepaalt en regelt het Hoofd-Comité, in overeenstemming met de betrokken autorieteiten, de hulp door de Vereeniging aan gekwetste en zieke krijgslieden van oorlogvoerende natiën te ver-leenen.

Het onderhoudt de betrekking met de binnenlandsche Comité's en met die in de koloniën en buitenlandsche bezittingen van het Rijk, door briefwisseling, door toezending van een exemplaar van al de van het Hoofd-Comité, in druk, uitgaande geschriften, door raad, inlichting en advies, en door zijnen zedelijk en steun, waar het mogt noodig of gewenscht zijn.

Het zal, wanneer het voor zijne taak hulpmiddelen behoeft, zich tot de Comité's wenden, opdat elk Comité daartoe, naar vermogen, bijdrage.

Het stelt zich eindelijk in betrekkin» met de Commissarissen

-ocr page 30-

— 26 —

des Konings in de provinciën, met de hoofden der gemeentebesturen, met de opperbestuurders der koloniën en buitenlandsche bezittingen van bel Rijk en de boofden der gewestelijke besturen van dezelve, ter bevordering van de belangen en het doel der Vereeniging.

Art. 5.

In geval de benoeming van nieuwe leden van het Hoot'd-Co-mité door hetzelve uoodig of wenscbelijk wordt geacht, doet bet ^

daartoe de voordrag!., met eeue aanbeveling van personen, aan den Koning.

Art. 6.

Na afloop van eiken oorlog, waarin door de Vereeniging bulp is verleend, en overigens alle twee jaren, wordt eene Algemeene Vergadering, door het Hoofd-Comité bijeengeroepen, gehouden.

In deze Algemeene Vergadering geeft het Hoofd-Comité verslag van zijne verrigtingen en van den staat der Vereeniging,

en legt het rekening en verantwoording af van zijn beheer.

Tot de Algemeene Vergadering hebben alle leden der Vereeniging toegang.

Het regt van stemming tot het nemen van besluiten, hebben de Voorzitter en de leden van het Hoofd-Comité;

de Voorzitters en Voorzitsters der Comité's;

de Correspondenten var het Hoofd-Comité, en

de afgevaardigden dei' Comité's.

Het verslag, op de Algemeene Vergadering uitgebragt, wordt den Koning aangeboden en door den druk openbaar gemaakt.

Art. 7.

Afdeelingen in de Koloniën en buitenlandsche bezittingen van het Rijk, regelen hare betrekking tot de Vereeniging dooi' bijzondere overeenkomsten met het Hoofd-Comité.

Art. 8.

Het teeken van onzijdigheid ter bescherming van gekwetsten,

bij de Conventie van 22 Augustus 1864 (Slant ah lad 1865 nquot;. 85)

dooi- ile contracterende Mogendheden aangenomen, is ook het . herkennijfgsteeken der Nederlandsche Vereeniging.

I

-ocr page 31-

— 27 —

Tot het dragen van dat teeken wordt, in tijd van oorlog, eene bijzondere magtiginp; vereischt.

Aldus vastgesteld in de Vergadering van het Hoofd-Comité, op den 3 October 1867.

De Voorzitter vin het Hoofd-Comité;

(get.) BOSSCHA, De Secretaris van het Hoofd-Comité; (get.) Doet. VERWEY.

Voor eensluidend afsclirift:

De Secretaris van het Hoofd-Comité: Doet. VERWEY.

Reglement van orde van het Hoofd-Comité der Neder-

landsche vereen ic. ing tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog.

I

Artikel 1.

Het Hoofd-Comité oordeelt en beslist over alles, wat het doel der Vereeniging en de middelen om het te bevorderen betreft behoudens art. 6 der Statuten.

Art. 2.

De Voorzitter roept de leden schriftelijk tot de Vergaderingen van hel Hoofd-Comité op.

Op verzoek van vijf leden moet eene Vergadering belegd worden.

Alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen der aanwezige leden.

In eene Vergadering van minder dan de helft der leden kan geen besluit worden genomen.

Bij staking van stemming over zaken beslist de Voorzitter.

Bij stemming over personen, wordt, wanneer bij de eerste stemming geene meerderheid verkregen is, eene tweede stemming gehouden, bij gebreke van eene meerderheid wordt alsdan tot eene derde stemming overgegaan over de twee, die de meeste

-ocr page 32-

stemmen bekwamen, eu dan bij staking der stemmen door het lot beslist.

Over zaken wordt hoofdelijk, over personen bij besloten briefjes gestemd.

De Voorzitter kan de behandeling van een, dooi- ile leden gedaan voorstel, tot eene volgende Vergadering verdagen.

Art. 3.

Het Hoofd- Comité wordt verdeeld in vijf Sectiën, die raad, inlichting en advies geven aan het dagelyksch bestuur, als:

eerste sectie.

Geldelijke aangelegenheden.

tweede sectie.

Geneeskundige en hygiénische aangelegenheden, als: geneeskundigen, ziekenverplegers en verpleegsters, helpers en helpstei-s, instrumenten, verbandmiddelen, geneesmiddelen, ververschingen, kleedingstukken, onderrigt in ziekenverpleging.

deilde sectie.

Vervoer- en verblijf middelen,

als: draagstoelen, kan en, wagens, paarden, ezels, vaartuigen , vlotten, spoorwegwagons, tenten, huisselijke behoeften, bedden, matrassen, dekens, enz., bewarings-, inpakkings- en verzendingsmiddelen.

vierde sèctie.

Binnen- en builenlandsche aangelegenheden, als: inrigting, hulpmiddelen der binnen- en buitenlandsche Comité's en die in de Koloniën en buitenlandsche bezittingen van het Rijk, de plaatselijke toestanden en hulpbronnen der bin-nenlandsche Comité's, zoo als; middelen van gemeenschap, producten van landbouw en nijverheid, vervoermiddelen, hospitalen , persoonlijke hulp, enz.; de betrekkingen van het Hoofd-Comité met de Comité's in het buitenland.

vijfde sectie.

Persoonlijke aangelegenheden van zieke, gekwetste, gestorven en gevangen krijgslieden,

als: geestelijke bijstand, briefwisseling met familiebetrekkin-

-ocr page 33-

— 29 —

ge», berigten; aan naastbestaanden en autorieteiten, zorg voor persoonlijke herkenning1, begraven, toezending van voorwerpen van waarde of belang aan naastbestaanden, toezending van ondersteuning aan krijgsgevangenen, lectuur, uitspanningsmiddelen.

De Sectiën benoemen hare Voorzitters en regelen hare werk-z aam baden.

Art. 4'.

Er is eene Commissie van dagelijksck bestuur, bestaande uit den Voorzitter, den Onder-Voorzitter, dën Penningmeester en de Voorzitters der Sectiën.

Deze Commissie is belast met de regeling van den dagelijk-schen gang van. zaken.

Zij neemt in spoedvereischende gevallen eene beslissing.

Zij geeft verslag van hare verrigtingen aan het Hoofd-Comité.

Art. amp;.

De Voorzitter leidt en regelt de werkzaamheden van het Hoofd-Comité.

Hij ouderteekent alle stukken die van het Hoofd-Comité uitgaan.

Hij benoemt de leden dei' Sectiën en Commission voor speciale onderwerpen, alsmede dè afgevaardigden.

Hij vertegenwoordigt het Hoofd-Comité.

Art. 6.

De Penningmeester is belast met de ontvangsten van alle gelden voor het Hoofd-Comite bestemd; met de uitgaaf van gelden na magtiging van het Hoofd-Comite en met de belegging van gelden naar goedvinden van bet Hoofd-Comité.

Hij doet jaarlijks rekening en verantwoording aan het Hoofd-Comite.

Hij is lid van de Sectie voor de geldelijke aangelegenheden.

Art. 7.

De Secretaris voert de pen voor het Hoofd-Comité,. den Voorzitter; en de,.Commissie van; dagelijksch.bestuur.

Hij' ouderteekent alle stukken met, of1 namens den Voorzitter.

-ocr page 34-

— 30 —

Hij is belast, met de verzending van alle stukken die van het Hoofd-Comité uitgaan, en contrasigneert het adres.

Hij is belast met het bureau en het archief.

Art. 8.

In tijd van oorlog regelt, het Hoofd-Comité zijne werkzaamheden op voordragt van de Commissie van dagelijksch bestuur, in overleg met de Sectiën.

Art. 9.

Bij tijdelijke afwezigheid worden vervangen:

de Voorzitter door den Onder-Voorzitter, en deze door den oudste in jaren, van de leden der Commissie van dagelijksch bestuur;

de Penningmeester en Secretaris, door een der leden van het Hoofd-Comité, daartoe door den Voorzitter aan te wijzen.

Aldus vastgesteld in de Vergadering van het Hoofd-Comité, op den 4 November 1867.

De Voorzitter van het Hoofd-Comité, (gel.) BOSSCHA.

De Secretaris van het Hoofd-Comité, {get.) Doet. VERWEY.

Raadgevingen aan de leden en begunstigers der ïïe-derlandsche Comité's onder quot;HET ROODE KRUIS.quot;

Meermalen ontving ik dezer dagen, uit verschillende plaatsen van ons vaderland, van de leden en begunstigers van de Neder-landsche comité's onder »het roode kruisquot; een verzoek, om hen eenigzins te willen inlichten ten aanzien der plichten die, in de tegenwoordige ernstige tijdsomstandigheden, op hen rusten en werden de vragen tot mij gericht: »Wat moeten wij nu doen, wij willen thans gaarne handelen, geef ons raad enz.quot; Dit gaf mij aanlei-

-ocr page 35-

ding om te vermoeden dat er ook nog wel meer belangstellenden in deze edele zaak zullen worden gevonden, die daaromtrent iets willen lezen, en daarom maak ik van de kolommen van dit dagblad gebruik om die raadgevingen, die ik zoowel schriftelijk als mondeling meende te moeten mededeelen, nu ook nog eens aan het publiek ten beste te geven.

Daartoe zal ik twee vragen trachten te beantwoorden.

De eerste vraag luidt: »Welke is thans de roeping der Neder-landsche Comités onder hel roode kruis, welke is nu de op hen ruslende laak?quot;

De tweede vraag is; »Op welke wijs moeien de leden der Co-miles onder hel roode kruis thans krachtig werkzaam zijn, m. a. w. wat moeten de leden en begunstigers dier vereeniging thans doen?quot;

A. De taak die thans op de Nederlandsche comité's rust is in de eerste plaats, zich naauw verbinden met het Hoofd-Comité, en dit te laten beschikken over al het dooi- hen verzameld geld, personeel en materieel; zij moeten zich beijveren steeds de aanwijzingen van hel Hoofd-Comité getrouwelijk op te volgen. Hier vooral leerde toch de ervaring dat slechts eendracht machtig maakt.

Verder is het noodig dat de Comité's thans hunne roeping wel overwegen en dienaangaande krachtig handelen. Vele Comité's verkeeren, naar mijn oordeel, ten opzichte van hunnen toekomstigen werkkring in dwaling.

Hunne roeping is in tijden van oorlog en op tot hen gerichte aanvragen, de militaire geneeskundige dienst en de intendance in het behandelen en verplegen van zieken en gekwetsten le helpen, maar niet hun daarin voor le gaan. Onze Comité's kunnen, als zij daartoe door de autoriteit worden uitgenoodigd, zelfs op het slagveld hulpdiensten verrichten, maar deze gevallen zullen zeldzaam zijn. Hunne diensten zullen vooral worden gevorderd bij de ambulance, bij het transporteren van zieken en gekwetsten, bij de veldhospitalen, maar vooral in de blijvende hospitalen. De beste diensten zullen zij kunnen bewijzen door een ruimen toevoer van materieel aan de officieren van gezondheid en intendance, door hel verder geheel op zich nemen van het vervoer onzer zieke en gekwetste dapperen langs onze waterwegen naar het binnenland, door het aldaar verplegen dier lijders in, geheel onder hun opzicht staande en door hen opgerichte tenthospitalen,

-ocr page 36-

— 32 —

barakken en andere zieken verblijven ehz. Wil men een voorbeeld hoe ik mij aulke Gomité's zóódanig werkend-voorstel ? Welnu, men verondersfelle dam (zie Militaire Spectator van^ deze maand') dat de vijand', uit België- komende, adhter oiiBe' inundati-ltóiên wü traichten te kotrtert' om op deze wijfee ons vadeHand té1 overmees teren.— Ons leger zal dit uit alle macht traichten'te beletten.

De vooma'amste en bloedigste gevechten zullen dan plaats hébben ift den omtrek van het Hollandsch Diép', de positiën van den Moerdijk, en aan de rnaA. Nu leert helates de ervaring dat er in zóódanige gevechten thans duizende gekwetsten op liet slag-veld vallen.

Dan is ook de best voorziene intendance eh de meest ijverige militaire geneeskundige dienst niet in staat'om meer te doen dan aan die ongelukkiger» de eefste hulp te verlëeneri. Mén kaki hén om zoo te1 spréken daar niet hbndert, men hééft geen verpleeg-ruimte, geen voeditigs- eri verkwikkingsmiddelen die daarvoor zouden worden vereischt. Hun langer verblijf aldaar verhindert dat men de niéuw aangebragte gekwetstën behoorlijk verzorgt en in die gevallen nu kunneri, op aanvrage dér1 autoriteit (altijd onder directie- van1 het hööfdcbrtïlté, dit-stel ik' steeds voorop) de cornitê's, krachtig optreden. De comité's'van 's Bosch1, Breda en Bergen'op Zbolö1 hebben dfe geneegfcundrgfe dienst aldaar met personeel en materieel krachtig ter zijde gestóft li', ennti-liggen er' van1 wegé de oömité's Dordréteht eA Gonricherti flotilles , bestaande uit platboomde vaaftUigéri, ttekfechuiteri'enz. gt; door stoomslepers getrökken gereed , om deze ziekeW en gekwetsten1 naar het birtnenlahd' te' trartspoi'teren. Dé Gomité's IJselntondè; Schiedam, Delft, 'sHage, Wassenatt^, Leiden, Voorburg, Haarlem en Amsterdam hebben rttf tenthospitalen, barakken en andere zieken-verblijveiv disponibel eM riemen dè derwaarts getransporteerde lijders göheSl ondei' h'tlrtnë verzoigihg' en vérplèging — ehz: Ziedaar een gétal mèdegedeeld i omtrent' dé'gelegenheid waarbij en de wijzè waarop, ik onze cortiité's in die treurigè omstandigheden mij zöo gaarne ktafcMig handelend voorstel! Anderë orrtStandig-heden gérVen natöurlijk aildèfe plichten.

De Comité's móeten verder thans' ijverig zorgen:

i . Oitl zooveel mogdtjk' geldeh i bijeen té' vferiamelbn.

2.' Om een goed geotftnid'hiilppeivoneet beschikbaar te hebben.

-ocr page 37-

- 33 -

W daartoe over wywiligu weketiv^pi^er? kwuien be-^cjukken ep at bevjudt zifiji eeiw? npilitflire ziekpurinrigting in h\inne woouplaats of in huane uaJjuu^hap; dat zij dan trachten de mede\yerlpng van den eerstaanwezenden officier van ge-zpadljeid ip roepen (die, ik ben er zeke^ van, hun niet zal worde» geweigerd) en verder door middel van het hoofd com Ué den Minister vflip Ooj'log vergunning te vragen, om die candi-daat-ziekenverplegers in die militaire ziekpninrichling tot goede ziekenopjiassers te doen opleiden rr- welke vergunning hun steeds zal worden geschonken.

3° Ga men voort zich Jjuet noodige hutynWOUrifel aaja te schafïeu, Dit materieel nu is tweeledig:

en wel eep eigenlijk uerband^mtilerpel en een voedings- of verkwi/tkingsrimteriepL Het door de Gornjté's aan te schaffen verhai^d-imlcrieel pioet zooveel mogelijk in overeenstemming zijn met het door de militaire geneeskundige dienst gebruikt wordend materieel. Ik hen sfeeds hereid om daarpmtrept aan de belanghebbenden de noodige inlichtingen te geven. Ik geef de Comité's verder den raad om de geheele bezorging van dit verband-materieel, van het noodige lijf- en bedlinnen enz. enz. aan de damesleden yan het Comité op te dragen. Tot dit noodzakelykst verband^malerieel breng ik; verbandlinnen, verban(lkatoen, linnen pluksel, »giUen-char-piequot;, zuivere Glycerine, watten pluksel, doekverbanden, katoenen zwachtels, gips zwachtels, gewante taf, guttapercha linnen, ijsmachines van Tosselli, ijszakken, irrjgateurs van Esmaick (die, zoo ik liQop, weldra by ons bjj bet yprband de soms zoo gevaarlijke en schadelijke sponzen zullen vervangen), kleefpleister, En-gelsche pleister, gewaste zijden draden, zilver-draad, insecten spelden, gewone spelden, kromme en regte naalden, naaigaren , band, zwam en bloedstelpende middelen, tourniquetten enz. Verder tot liggings- en verplegings-materieel, reken ik: bedden, matrassen , lakens, dekens, kussens, hemden, onderbroeken , sokken, ziekenjassen, handdoeken, ziekenmantels, pantoffels, luchtkussens, borden, kannen, lepels, messen, vorken, enz. enjs.

De hulpcomité's moeten zich verder aanschaffen: veld- en raderbrancards, veldbedden, verhané-ramkek, verpkgimgs-randsels (tol deze laatste bev-eel ik vooral aan, de thans zeer verbeterde

-ocr page 38-

en practisch ingerichte okeukenrandselsquot; van mijn vriend den kolonel baron van Tuyll van Serooskerken te 's Hage), transportkarren en wagens, trekschuiten tot ziekenvervoer ingericht, zie-kententen (zooals er een van uitnemende constructie door het Haagsche comité is tentoongesteld) en verder zoodanige zieken-verblijven, als hun, in 't belang der aan hunne zorgen toe te vertrouwen zieken en gekwetsten, geschikt zullen voorkomen.

Ten aanzien van het eigenlijk verplegings- en verkwikkinys-male-rieel geef ik in de eerste plaats aan de comité's den raad dat zij zich in tijds kisten aanschafTen gevuld met bussen van verduurzaamde melk en idem met bussen mei koffij-extracl, beiden te verkrijgen in de koninklijke fabriek van de heeren Kijdman en Backer te Schiedam. Dit melkpraeparaat en deze koffijbereiding zijn een der weldadigste uitvindingen ten behoeve onzer zieke en gekwetste dapperen. Ik heb ze nog onlangs beproefd en vond ze in ieder opzicht uitmuntend en doeltreffend.

De comité's moeten zich herinneren dat de ervaring leerde hoe men in die treurige omstandigheden veel grooter behoefte heeft aan voedings- en verkwikkingsmiddelen dan aan pluksel en zwachtels.

Onder het aan te schaffen verkwikkings-materieel reken ik verder: chocolade, thee, suiker, geconserveerd brood en beschuit, scheepsbeschuit, Liebigs-vleesch-extract, ingemaakte groenten en vleeschspijzen, sago, rijst, vrachten, vrnchtensappen, limonade, wijn, bier, brandewijn, tabak en sigaren, en eindelijk zal men ook ten behoeve der lijders moeten denken aan het noodige schrijfmaterieel en aan onderhoudende lectuur enz. enz.

Ziedaar in algemeene trekken hoe ik mij de taak voorstel, die thans aan de Nederlandsche comité's onder het roode kruis is opgedragen.

En nu het antwoord op de tweede vraag; »Op welke wijs kunnen en moeten de leden en begunstigers dier comité's afzonderlijk, in het belang dier edele zaak werkzaam te zijn, wat hebben zij nu te doen?

Hieromtrent kan ik kort zijn.

Ik antwoord dan: help uwe comité's krachtig in het verzamelen

-ocr page 39-

— 35 —

van (jeld, van hulppersoneel en materieel. Tracht het edel voorbeeld van Z. M. onzen geliefden Koning, die onlangs aan het hoofdcomité zulk een aanzienlijke somme gelds toezond — en zulk een uitmuntenden voorraad verbandmaterieel deed toekomen, door onze menschlievende landgenooten te doen volgen. Tracht de Nederlandsche vereeniging onder het roode kruis overal in ons vaderland in eere te brengen en daarvoor giften in te zamelen. De menschlievende Nederlandsche vrouwen geef ik eindelijk den raad om zich op hare zamenkomsten niet met het trekken van draadpluksel bezig te houden. — Pluksel toch zal ons wel niet ontbreken, maai' liever over te gaan tot het vervaardigen van het veel nuttiger watten-pluksel (de vellen watten worden daartoe gespleten en op den wolkant een lap neteldoek gelegd) of wel met het toebereiden van verschillende soorten van »Gittencharpie. Tot de vervaardiging van dit laatste zijn toch de fijne vrouwenvingers veel beter in staaf dan de grove mannenhand.

En hiermede eindig ik mijn opstel. Hel is uitvoeriger geworden dan ik aanvankelijk dacht, maar na het overlezen, meende ik toch daaruit niets te mogen weglaten. De belangstellenden in de edele zaak van het roode kruis zullen mij deze uitvoerigheid wel vergeven.

-ocr page 40-