GUNNING
i
tvÊKi
VEfWTESKÜiFEm
v. ■ / ■
5
TJTT MET ITOOGDUITSCH
DOOR
UTRECHT,
Hier ontvangt gij een Christelijk Gedenkboek.
Viel buitengewoons hevat het niet. Een -woord uit de Schrift en een godsdienstig versje .. . ziedaar alles.
Maar dit heeft het: dat het op elke bladzijde spreekt van Hem, dien uwe ziel liefheeft.
Verder is er eene opene plaats, waarin gij lederen dag kunt opteekenen wat gij wilt. Moogt gij er veel in te schrijven hebben van wat gij van Hem ontvangt!
Uit Zijne volheid ontvangen wij allen, genade voor genade.
Vnn harte de uwe
Hier ontvangt gij een Christelijk Gedenkboek. F?el huitengetooom bevat- het niet. Een -woord uit de Schrift en een godsdiendig versje ... ziedaar alles.
Maar dit heeft het: dat het up elke bladzijde spreekt van- Hem, dien. mee ziel liefheeft.
Verder is er eene opene plaats, waarin gij iedereu dag kunt opteekenen wat gij wilt. Moogt gij er veel in te schrijven hebben van wat gij van Hem ontvangt!
Uit Zijne volheid ontvangen wij allen, genade voor genade.
Van harte de uwe
1 JANUARIJ.
En als aoiit dagen vervuld waren, dat men het kindeken besnijden zou, zoo werd zijn naam genaamd Jezus. Luk. 2: 21. ,
\
Naar d' oude waarheid nieuw verlangen,
Voor 't nieuwe leven nieuwe moed.
Voor d' eeuw'gen God vernieuwde zangen.
Voor zonde nieuwe haat nrovoed,
Het nieuwe zwaard in 't oud gevaar.
Een nieuwe zege in 't nieuwe jaar!
--------------------------
1
2 JANUAKIJ.
Want iudieu, door de misdaad van eeneu, velen gestorven zijn, zoo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van eeneu mensch Jezus Christus, overvloedig geweest over
Rom. 5: 15.
Gij reikt ons uw doorboorde hand. Die reeds zoo veel ons wilde schenken
En ons geleidt naar 't Vaderland. Dat wij met schaamte daaraan denken, En 't hart, gebogen onder schuld. Met lof en liefde word' vervuld!
S JANTTARIJ.
Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus; want zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.
Gal. 3; 26 en 27.
Gij hebt, o Vader vol erbarmen,
M' ir.v kind en erfgenaam verklaard. Gij hebt, o Heiland, in uw armen Voor 't eeuwig lijden mij bewaard. Gij wilt, in allen nood en pijn, O Heil'ge Geest, mijn trooster zijn.
4 JANÜARI.I.
Hij is gekomen tot liet zijne, en de zijnen hebben hem niet aangenomen; maar zoo velen hem aangenomen hebben, dien heeft hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in zijnen naam gelooven. ' Joh. 1 : 11 en 12.
Daar is voor 't stil geloovig harte
Geen schoonheid dan in Christus Bloed. Het kent uit wel beproefde smarte
De wrange vrucht van 's werelds zoet. Hoe zou hem d' ijdelheid der aarde
Ivog lieflijk zijn en aangenaam ?
Voor 's Heeren kind heeft niets meer waarde Dan 's Heeren Jezus dierbre Naam.
5 JANUARIJ.
Indien gij gesmaad wordt oiu den naam van Christus , zoo zijt gij zalig: want de Geest der heerlijkheid, en de Geest van God rust op u. 1 Petr. 4:14.
ft*
'/ S, e ' cJ/ 4? V C .
U, die mij, eens geboren,
Hebt wederom gebaard,
U wil ik toebehooren.
Die mijn Herschepper waart. O Geest, aanbid'lijk Wezen,
üie daalt van 's Hemels Troon, Wees eeuwiglijk geprezen Met Vader en niet Zoon!
(i JANUARIJ.
Maak u op, word verlicht, want uw licht komt, en de heerlijkheid des lieereu gaat over u op.
Jes. CO; 1.
r 'Y? y ' X yï £ c e lt;/lt;
/
/y A-- c
—
X
y-sf y s y s ^ c y c amp; - A- ycy ^y amp;
Ja, uw licht moet mij beschijnen,
Mij vertroosten in den nood.
Vrees en angst doet Gij verdwijnen,
Zelfs in 't naadren van den dood.
lt;
Niets, iu blijdschap of geween,
Wensch ik dan uw licht alleen.
7 JANUARIJ.
Heilig zo in uwe waarheid, uw woord is de waarheid. Joh. 17: 17.
Ecu ander zoek' een andreu grond, Waarop hij zich betrouwe,
Siuds ik mijn heil in Jezus vond, Weet ik op wien ik bouwe.
Zijn Woord is waar.
Als 't zonlicht klaar,
't Is 't zwaard, waarmee de sterke Held Eens al zijn liaat'ren nedervelt.
8 J AN U AR IJ.
Wordt dezer wereld niet gelijkvormig.
Rom. 12
Ziel, die Jezus mag omvatten,
Blijf in 't aardsche niet verward. In deu hemel zijn uw schatten; Waar de schat is, is het hart.
9 JANUARIJ.
Indieu gij tot eeneu Vader aanroept Dengenen, die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zoo wandelt in vreeze den tijd nwer inwoning. 1 Petr. 1 ; 17.
Werk met beven en met vreezen.
Bouw niet op uw vleesch en bloed. Zelfs waar 't heilig schijnt te wezen, Niraraer doet het vleesch n goed. Vlucht het valsche geestesleven,
Blijv' uw ziel aan Jezus kleven!
Wilt gij eenmaal zalig zijn.
Volg geen valschen vroomen schijn.
— 10 —
10 JANUARIJ.
Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering, zij van n geweerd, met allo boosheid. Eph. 4: 31.
Ach, lieve Jezus, in mijn harte,
Druk Gij den waren eenvoud in. Ruk uit, al kost het felle smarte,
Mijn oog, mijn hart, mijn wereldzin. Van d' ouden draak, door U vertreden.
Draag ik 't verfoeilijk merk niet meer. Wil nu met d' eenvoud mij bekleeden Van 't nieuwe schepsel iu den Heer.
Och dat Israöls verlossing uit Siou kwame! Als de Heere de gevangenen zijns volks zal doen weder-keeren, dan zal ziek Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn. Ps. 14: 7.
Ach, kwam uw hulp uit Sion ons verblijden!
Ach, of uw Geest, naar 't vast verkondigd Woord , Uw treurend volk kwam uit zijn druk bevrijden. Zoo werd op nieuw de stem des lot's gehoord! Aeh, scheur 't gordijn des hemels, Heer! Eu daal tot onze redding neêr!
12 J A NU A RIJ.
Oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden laat los, en gij zult losgelaten worden.
Luk. 6: 37.
Gelijk wij gaarn de solmld vergeven Aan lien, die tegeu ons misdreven, Alzoo vergeef ons onze schuld, Die onze ziel met rouw vervult. En maak, in liefde en needrigheid. Voor 't dienend leven ons bereid!
14 JANUARIJ.
Zoekt eerst het kouingrijk Gods en zijne gereoh-tighoid, eu al deze dingen znllen u toegeworpen worden. Matth. 6 : 33.
Ach, leer m' U nederig en stille,
O Heiland, achterna te gaan!
Dat ik, wat U behaagt, slechts wille,
Zij dit mijn leuz' op 's levens baan!
Waar vroeger 't hart ook aan mocht hangen, Niets anders meer zij mijn verlangen Dan 't zoeken van uw lof eu eer!
Zoo zij van 't U geheiligd leven.
Dit 't ecnig doel en 't eenig streven,
En ik uw eigendom , o Heer!
15 J ANUARM.
Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed.
Rom. 12: 12.
Een raste burcht is onze God,
Een toevlucht in gevaren. In zijne hand berust ons lot, WaC ons moog' wedervaren. Met klimmend' overmoed Dc booze vijand woedt. Al stouter wordt zijn macht Door list en helsehe kracht, Maar God zal ons bewaren!
16 —
—~------^
16 JANUARI,I. -/{Pc0 é Mijne ziel dorst, naar God, naar deu levenden God. Ps. 42: 3.
Op, mijn ziel, wil u verblijden
In de liefde van uw Heer!
Weg, ja weg met alle lijden;
Die Hem heeft, die treurt uiet meer. Jezus is uw troost in smart,
Jezus is uw eeuig leven.
Weigert d' aard u plaats te geven : Daar is plaats in Jezus' liart.
' 4 . 17 J A NU A RIJ.
Maar ik zal uw aangcziclit in gereolitigheid aau-scliouwen, ik zal verzadigd worden met uw beeld, als ik zal opwaken. Ps. 17: 15.
Eens zal U miju oog, o God.
Zien en zich verzaden,
.Eu mijn ziel zicli in 't genot
Van uw liefde baden.
Sleebts, van wat nu tranen kost, Word 'k voor eeuwig dan verlost.
_ 18 —
18 J A N U A11 IJ.
Ik woou iu dc hoogte en in liet heilige, en bij dicu, die van eciieii verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik lovend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.
Jes. 57: 15.
Wel raag ik U als Vorst des levens eeren.
Wiens maehtig woord den stormwind zwijgen doet. Als zich tot U mijn angstig hart mag keeren, Stilt Gij do zee van mijn ontrust gemoed.
Éen blik van U, een wcuk slechts van uw wil. En, als het meer, wordt 'trustloos harte stil.
— l'J
19 JAMTAKIJ.
Het zwakke der wereld heeft Gorl uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen.
1 Cor. 1 : 27.
. .
£ Vv/ ^ y//) ' ^ s/ s ' s1 ï '
Mijn armoe doet mij klagen,
Tot ü, die eindloos rijk, Onz' armoê wildot dragen,
In alles ons gelijk.
Gij, vriend en troost van armen,
Die 't hnlpelooze redt, 'k Worp op uw mild erbarmen Mijn needrig smeekgebed.
20 JANÜARIJ.
quot;W^ciut Ik weet de gedaohteu, die Ik over u deuk ,
spreekt de Heere, gedachten des vredes, en niet des kwaads. Jer. 29: 11,
y /•;.. s/ S/ rj/'/r , /-
\ •y' /: y ] / | é /t cc~
Ach, mijn God, hoe zal ik nu
ü, mijn dank bewijzen?
Met wat loflied zal ik U
Ooit naar waarde prijzen ? Wat hebt Gij in ons aanschouwd,
Die U durfden honen.
Dat G' ons, snoode zondaars, woudt Met uw liefde kroonen?
— il —
21 JAN U A RIJ.
Vrees niet, (vant Ik beu met u, zijt niet verbaasd,
want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u,
ook ondersteun Ik u met de rechterhand mijner gerechtigheid. ,Tes. 41: 10. ,Z //s,-
Si. ■quot;gt;lt;/ //■/ S ï. Ss sSs/l^
O zoete en teedre Vriend, wie meldt de vreugdestroomcu Van 'thart, dat inde wet zich vruchtloos heeft gekweld, En nu tot U, zijn Borg en Middelaar, mag komen.
Daar 't in uw offerbloed zijn vol betrouwen stelt!
Slechts wie uw liefde kent, weet welke zaligheid Gij voor 't geloovig hart reeds hier op aard bereidt.
22 J AN U A K IJ.
Indieu het mogelijk is, zoo veel ia u is, houdt vrede met alle mensehen. Rom. 12: IS.
l s .
s-ï
/
Zooveel het christlijk zij, Dat ik (o geef het mij!) Mel elk in vreè verkeere!
En, wat Gij voorts mij doet, Dat geeu onwettig goed Mijn welvaart ooit vermeêre!
28 J AN U A RIJ.
Maar die ons met u bevestigt iu Christus, en die ons gezalfd heeft, is God; die ons ook heeft verzegeld en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven. 2 Cor. 1: 21 en 22.
Jcliova, dat mijn lied u prijze.
Die zooveel liefde mij beweest! Och, moobt daartoe, op reebtc wijze. Mijn hart gestemd zijn door uw Geest! Zoo zij, in 's Heeren Jezus Naam,
Mijn loflied U welaangenaam!
.ffc r
s-/s
24 JANÜARIJ.
Ik zeide: ik zal belijdenis vau mijuc overtredingen doen voor den Heere; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Ps. 32 : 5.
Ik wil van al mijn zond' en kwaad
Mij tot den Heer bekeeren.
En daartoe laat m' uw troost en raad
En hulpe niet ontberen!
Wil mij door uw genadekracht,
Waar 't mij ontbreekt aan licht eu macht, Den wcquot; des levens loeren!
25 JANÜARIJ.
Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een' iegelijk, die u rekenschap afeisoht van de hoop ,
1 Petr. 3: 15.
In de zee van 't leven,
Schoon geen starlicht schijn'. Zonder vrees of beven Zal de Christen zijn.
Zelfs iu doodsgevaren,
Hoe de storm ook woed'. Zal mijn vast gemoed Vred' en rnst bewaren.
26 JANÜARIJ.
Stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt u zelven Gode, als uit de doodeu levende geworden zijnde, en stelt uwe leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
Hom. 6 : 13.
In dit arme leven,
Heer, wat kan ik geven?
Ach, dit is het al: Dat mijn dankbaar harte Uwe stervenssmarte Nooit vergeten zal.
— 27 —
Genees mij, Heere! zoo zal ik gcnezeu worden.
Jer. 17; 14.
Ach, Heiiaud, ueera mij aan;
'k Vluclit weenend tot uw wonden,
Waardoor Gij hebt voldaan
Voor al mijn snoode zonden.
Uw liefde is eindloos groot.
Door '( Bloed, dat Gij vergoot.
Hebt Gij m' aan U verbonden.
';S _ , , _ .....
— 2S —
ÜJT
28 J ANITA RIJ.
Zoon! wees welgemoed, uwe zonden zijn u ver-eeven. Matth. ü : 2.
X / / ést
fx SS
/ï quot;
Zijn stem sprak vriendlijk; Geef u mij, Strijd, dat de zege d' uwe zij,
En 't zal u wel gelukken!
Want Ik beu d' uwe en gij zijt mijn, Waar Ik blijf, zult ook gij eens zijn. j\Tiets zal u mij ontrukken.
— 2!) —
2!) JANUARIJ.
Zijt nietnaud iets schuldig, dan elkauder lief te hebbeu; want wie den anderen lief heeft, die heeft de wet vervuld. Hom. 13: S.
Geef mij, waarnaar mijn ziele dorst,
't Geloof, die hemelgave.
Dat ik aan uwe liefdeborst Miju brandend harte lave!
Dat 'k met oprechten zin U en mijn naasten min.
Bn eens, als 't einde nadert.
Wanneer zich tegen mij Des boozen macht vergadert. Dan, sta aan mijne zij'
Eu maak mij eeuwig vrij!
— :«) —
30 JANUARIJ.
Al onze gerechtlglieden zijn als een wegwerpelijk kleed. Jes. 64: 6.
Gij kent mijn zielesmart.
Gij ziet mijn zwaren nood.
Niets is er in mijn hart,
Niets dan slechts zond' en dood. Maar, hoe met schuld belaan,
Hoe ook met leed vermengd, Met Jezus' Bloed besprengd,
Bied ik mijn hart U aan.
31 JANUARI,!.
Alle tong zal belijdeu, dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid Gods, des Vaders.
Phill. 2: 11.
Jezus Christus heerscht uls Kouiug. Eens valt elk met eerbetoonine,
O '
Diep' aanbieding. Hem te voet. Eens brengt elk Hem godlijk' eere. Jezus Christus is de Heere,
Wieu 't heelal aanbidden moet.
— 32 —
1 FEBEÜARI.r.
Ik beu de Alpha eu de Oméga, het begin en het einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almaehtige. Openb. I: 8.
c - / / ■
Mijn hart is gansch verblijd, Dat Gij mijn Heiland zijt En U tot mij woudt wenden. Gij, die mij zocht eu voudt. Gij, die het werk begont, Gij znlt het ook volenden.
2 FEBRUARIJ.
De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u alleu. Amen. Openb. 22; 21.
O mochten w' uw genade ontvangen!
Ons hart, van U vervuld,
Blijft wachten met een sterk verlangen, Tot dat Gij komen zult.
— 34 —
.3 FEBRÜARIJ.
Terwijl gij liet licht, hebt, gelooft iii liet licht, opdat gij kindereu des lichts moogt zijn.
Joh. 12: 30.
/?lt;i^ Zs /■■ ■ **■■■
Jezus is het schoonste licht, 's Vaders heerlijkheid eu vreugde. Xiets dat ooit mij dus verheugde Als zijn vriendhjk aangezicht. Jezus is de zoete kracht, Die mij zoeken wou en vinden, Die aau God mij wou verbinden Eu mij redt van Satans macht.
Het oordeel zal wederkeereu tot de gerechtigheid ; eu alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen.
Ps. 94: 15.
S' if/e /squot; ^ St gt;
Leg u met betrouwen
Zacht in 's Vaders schoot. Leer op Hem te bouwen :
Zijne trouw is groot.
Eenmaal, aan de gindsche kust, Breugt Hij u in d' eeuwge rust.
5 FEBRUARI,I.
Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart.
Col. 3: 16.
Alles vang met Jezus aan,
't Zij met woord of werken. Alles zij met Hem gedaan,
Jezus zal u sterken.
Leg met Hem ter rust' u neèr
Om met Hem t' ontwaken. Hij begeeft u nimmermeer. Hij zal 't alles maken.
6 FEBRUARI.!.
Op uwe zaligheid waelit ik, Heere!
Gen. 49
Bij de lelies in het dal
Zult gij lieflijk weiden.
In de schoonste dreven zal
Jezus liefdquot; u leiden.
Reeds, hoe zeer uw ziel ook treur', Opent Hij u 's Hemels deur.
7 F KBII UARM.
Gedeuk niet der zonden mijner jongheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar uwe goedertierenheid, om uwer goedheid wil, o Heere!
Ps. 25 : 7.
Ach, Heiland, wil niet gadeslaan
Mijn vele en snoode zonden, Waarmede ik, van mijn jeugd af aan ,
Uw wetten heb gesehonden.
Gij, die den armen boetling hoort,
Wil mij mijn schuld vergeven, £11 schenk door uw Genade-woord Mijn ziel het eeuwig leven!
8 FEBRÜAKIJ.
TJit geuude zijt gij zalig gewordeu door het geloof; eu dat niet uit u, liet is Gods gave: niet uit de werken, opdat niemand roeme.
Eph. 2; 8 en 9.
Zult gij immer zalig wezen,
Ziel, 't is uit genad' alleen. Waarom dan dat angstig vreezen? Ylied naar zijn beloften heen.
Waarheid is des Heeren Woord. Zaliff. die 't irelooviir hoort!
— 40 —
Hij heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar zijne barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte eu vernieuwing {les Heiligen Geestes. Tit. 3 ; 5.
C ' _^ ^
? \
Ik leef van Gods barmhartigheid.
Slechts daarvan kan ik leven. Mij, zondaar, was 't verderf bereid,
Maar 't is mij al vergeven.
Niets dat van zijn gena mij scheidt: Ik leef van Gods barmhartigheid.
41
10 FEBRUARIJ.
Die den Heere zoeken, hebben geen gebrek aan eenig goed. Ps. 34; 11.
fm 'U
£ Z- ^ 7 .
Niets, o ziel, zal u ontbreken. Vrijgekocht' in Jezus Bloed.
Naar uw harte zal Hij spreken Woorden troostelijk en zoet. Tot, Hij eens van 's Hemels streken U do vreugd genieten doet.
ij.
i 1 * i
fi fi lui If
i:i
— 42 —
11 FEBRÜARIJ.
Opschortende de lendeu uws verstands, en uuch-tereu zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. 1 Petr. 1 : 13.
Tot U, mijn Heiland, vlucht ik heen.
Hoe prijs ik U naar waarde !
Gij zijt mijn Trooster, Gij alleen, In hemel en op aarde.
Geen incnschenhnlp, die baat,
Bij U alleen is raad.
Dies vlucht ik tot U heen,
Gij zijt mijn Troost alleen.
%
12 FKBRUARIJ.
Het is beter tot den Heere toevlucht te nemeu, dan op den inen.scli te vertrouwen. Ps. 118; 8.
Zalig, zalig hij te noemen,
Die den Heer tot hulpe heeft, Hij, die in 't geloof mag roemen. Dat zijn God en Heiland leeft.
Niets in tijd of eeuwigheid. Dat van zijne trouw hem seheidt.
13 FEBRÜARIJ.
Bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem veel verlossing. Ps. 130: 7.
De Middelaar staat in het midden,
Hij heeft voor al mijn schuld voldaan. Tot Hem mag 'k vluchten, schreijen, bidden. Door Hem mag 'k tot den Vader gaan.
Zou God mij uit zijn gunst verstoeten, Dau waar' zijn Bloed vergeefs vergoten.
— 45 —
«——? — — ———^ x:
14 F K BR ü A RIJ.
De blijdschap des Heeren, die is uwe sterkte.
Nehem. 8; 11.
S S
/
Ziel, verheug u eu wees büj, Want in Jezus zijt gij vrij.
Voor wie op deu Heiland staart, Is het hemel reeds op aard.
*
Zelfs in rouw of felle pijn, Wie gelooft mag vrolijk zijn.
Bidt zonder ophouden.
1 ïiiess.
Hid, ja bid, bedroefde ziele,
Weet, dat op uw smeekgebed Wat u ook te beurte viele. God gewis u hoort en redt.
Jezus dood eu Jezus Bloed Maakt uw zwakke bede goed.
16 FEBRUARI.!.
Doet aau de geheele wapeurusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Eph. 6: 11.
Waak, ja waak, dat Satans list
Niet uw ziel verstrikke! Dat, waar 't hart zijn wapens mist.
't IJlings wakker selirikke !
Vaak leert God door zware straf Aan zijn volk het slapen af.
— 48
17 FEBRÜAKIJ.
Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.
Hebr. 13; 5.
/ï
^ /' 't- k!// /lt; /v/ S' ■ r gt;
f -t amp;,
sn-ti.
Moog' 't een tijd soms anders schijnen, God bewaart en redt de zijnen. Een ding staat en is gewis,
Dat bij God getrouwheid is.
Schijnquot; het nur ook uitgesteld,
Dat de Heer te hnlpe snelt,
Immer is zijn hand gereed Wanneer Hij het uoodig weet.
18 FEBRUAEIJ.
Blijft in mij, cn Ik in u. Gelijkerwijs de rank geene vrucht kan dragen van zich zelve, zoo zij niet in den wijnstok blijft; alzoo ook gij niet, zoo gij in mij niet blijft. Joh. 15:4.
Ieder heeft zijn vreugd eu lust
En zijn tijdverdrijven. Dit slechts ben ik mij bewust:
'k Wensch bij U te blijven. Heerlijk leven dag aan dag. Als ik U slechts volgen mag!
— 50 —
19 FEBRUARIJ.
Scheurt uw hart en uiet uwe kleedereu, en bekeert u tot den Heere, uwen God. Joel 2; 13.
Wij liggen in hot stof ter ueêr Ons hart is gansch verslagen.
Geef ons 't geloof, dat Gij ons weêr
Zult redding op doen dagen. Ach, hebt Gij nog een Vaderhart, Verlos ons dan uit onze smart!
20 FEBRUARIJ.
Heere! bekeer ons tot U, zoo zullen wij bekeerd zijn. Klaagl. Jerem. 5 : 21.
Miju hart moet uit ziju leed slechts op den Heiland zien. Bezoek mij met uw heil, o Opgang uit den Hoogen!
Laat aan mijn duistre ziel uw licht zijn stralen biên, Zoo zal ik in uw gunst mij weer verblijden mogen.
Geen zwakheid of gebrek, geen struikling zelfs hoe groot, Die uit uw liefdehart mij hooploos buiten sloot!
l)ic mij bclijdcu zal voor de menschen, dien zal ik ook belijden voor mijnen Vader, die in de hemelen is; maar zoo wie mij verlooohend zal kebbeu voor de menschen, dien zal ik ook verloochenen voor mijnen Vader, die in de hemelen is.
Matth. 10: 32 en 33.
Komt, kindron, laat ons gaan. De Vader zelf gaat mede.
Hij wil ter zijde staan En schenkt ons zijnen vrede.
Hij vult ons hart met moed Door zijne liefdeblikken.
Hij wil ons zeer verkwikken En maakt ons alles goed.
22 FEBKUARIJ.
Het is goed, dat men den Heere love, eu uwen naam psalmzinge, o Allerhoogste! Dat men in den morgenstond uwe goedertierenheid verkondige, en uwe getrouwheid in de nachten.
Ps. 92; 2 en 3.
Oeh, liad ik duizend tongen,
Had ik een englenmond, Zoo werd uw lof gezongen Door mij ten allen stond! Ik ving een eeuwig danklied aan Voor wat de Heet mij heeft, gedaan.
23 FEBRUAHIJ.
De zaligmakende genade Gods is verselieneu aau alle mensehen, en onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig, eu rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld.
Gewis, beminde Vriend, wanueeer uw liefdestroomen Met onuitblusehbren gloed mij tot hot harte komen, Dan voel ik in miju ziel eeu heerlijk licht ontstaan Waarmee ik tot het hart des Vaders zelf kan gaan, Waar ik, hoe ook weleer door zondenlust verblind,. Niets dan vergiffenis en vrije liefde vind.
24 FEBRUARIJ.
Verzadig ons in den morgenstond met uwe goedertierenheid, zoo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. Ps. 90: 14.
Kom mij met uw zegen kroonen, Kom om in mijn hart. te wonen. Laat mij met mijn liefde-groeten Dierbre Heiland, U ontmoeten. Breng uw zaalge vruchten mede; Uw genade, vreugde, vrede. Met uw ootmoed en geduld Worde zoo mijn ziel vervuld 1
25 FEBRÜARIJ.
Jezus Christus heeft den dood te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie. 2 Tim. 2; 10.
O Verlosser uit de banden
Van des Satans heerschappij.
Sterke Held, door uwe handen
Wordt de ziel eerst waarlijk vrij. Wordquot; in ons uw macht steeds sterker.
Roei de zoude ganschiijk uit.
Tot G' eens uit deez aardschen kerker D' eeuwge vrijheid ons ontsluit!
26 FEBEUARIJ.
De liefde is langmoedig, zij i.3 goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet licht-vaardiglijk, zij is niet opgeblazen.
1 Cor. 13: 4.
Laat uw Geest ons geven
Nieuwen liefdegloed Om U na te streven Met vernieuwden moed. Maak, tot eer van uwen Naam, Heer, ons zelf daartoe bekwaam!
27 FEBKÜARIJ.
Wij gelooveu, door de geuade van den Heere Jezus zalia1 te worden. Hand. 15: 11.
Mijn Heiland, wil mijn ziel genezen.
Ik weet, daar ik mij zelve keu, Dat ik slechts reden heb tot vreezen ;
Maar toch, ik kom zoo als ik ben. Met al mijn kwalen eu mijn zonden
Kom ik met 't tollenaarsgebed. Een blik van U geneest mijn wonden. Éen woord van U en 'k beu gered.
5^
28 TEBRUARIJ.
Opdat wij, de waarheid betraolitende in liefde,
allezius zouden opwassen in hem, die het Hoofd is, namelijk Christus. Eph. 4: 15.
SMy/r Z-S!'- sSamp;t. ' /y'
m
Hr-lfi
Vi. j
/y~r L amp;'■ ^ f-C ■y'ct.
- Cc cV c tt. }
U te leveu, U te sterven,
U ootmoedig na te treên,
Eens uw kroone te verwerven.
Hoer, dit is mijn wcnsch alleen. D' uwe wil ik zijn en blijven. Niets kan mij van U verdrijven. Al verlies ik geld of eer, U verlies ik nimmer meer.
i ' flj
1
11 'M
27 FEBRUARrJ.
Wij gelooveu, door de geüade van den Heere Jezus zalig te worden. Hand. 15; 11.
Jlijn Heiland, wil mijn ziel geuezeu.
Ik weet, daar ik mij zelve ken, Dat ik slechts reden heb tot vreezen.;
Maar toch, ik kom zoo als ik ben. Met al mijn kwalen en mijn zonden
Kom ik met 't tollenaarsgebed. Een blik van U geneest mijn wonden. Een woord van U en 'k beu gered.
28 FEBRUARIJ.
Opdat wij, de waarheid betrachtoude in liefde, allezius zouden opwassen in hem, die het Hoofd is, namelijk Christus. Eph. 4: 15.
r s i
c. c c f i ;
ü te loven, U te sterven,
U ootmoedig na te treên,
Eens uw kroone te verwerven,
Heer, dit is mijn wensoh alleen. D' uwe wil ik zijn en blijven.
Niets kan mij van U verdrijven. Al verlies ik geld of eer, U verlies ik nimmer meer.
— 60 —
29 FEBRDARIJ. ,
Het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een' iegelijk die gelooft. Rom. 10: 4.
t-
S
Zoo wees getroost, mijn ziel, in mij,
Wat ook u smart' of schade, Hoe machtig ook de zonde zij Nog sterker Gods genade!
Want Jezus Bloed Maakt alles goed.
Hij heeft uw heil verworven, 't Is al voldaan.
God ziet het aan Als waart gij zelf gestorven.
1 MAART.
Het gekrookto riet, zal hij niet verbreken, en het rookende lemmet zal hij uiet uitblusschen, totdat hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning.
Dikwijls hebben mijne zonden
U, mijn Heiland, leed gedaan. Doch ik heb U weergevonden
En Gij neemt mij weder aan. Daarom, vriendelijke Heer, Nu verlaat 'k U nimmer meer.
2 MAART.
Uit zijne volheid hebben wij alleu ontvangen, ook genade voor genade. Joh. 1; 10.
? P . , ^ .4
gt; / ---C , )
• ~7^c^p ^
S~%Tm *.'■» /f,. '^^ /V '/ ^'r' (i^3 ^^ , *[/ ' ^ ^ ^
'V
Waak, dat Jezus aaugczieht
Vriendlijk u besohijne!
Waak, dat Gods genadelicht
Niet in u verkwijne!
God wil open hart en oogen.
Dat wij 't licht genieten mogen!
3 MAART.
Bergen zulleu wijken, en heuvelen wankelen maar mijne goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen.
.les. 54: 10.
lu Gods liefde moot gij staan,
Niet slechts staan maar groeijea. Wilt gij eenmaal binnen gaan, In Gods lusthof bloeijen! God sohonk ons zijn Woord. Wie 't geloovig hoort.
Vast houdt en betraeht,
AVast in 's Heeren kracht.
4 MAART.
De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
God heeft genad' ons op doen dagen,
In Jezus is het al gereed.
Geen eigen werk kan God behagen:
't Is een bij Hem wegwerplijk kleed, 't Geloof ziet Jezus werk slechts aan: Hij heeft het al voor ons voldaan.
5 MAART.
Niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u
Rom. 2: 4.
Gij wondt mij van 't verderf bevrijden ;
Dies, daar ik dankbaar nederkniel. Wil ik voor eeuwig m' aan U wijden
En d' uwe zijn met iiart en ziel, En zing 'k met gansch liet Isrêl Gods: Dt' Heer is eenwiglijk mijn Rots.
o
6 MAART.
Het zijn de goedertierenlieden des Hoeren, dat wij niet vernield zijn, dat zijne barmhartigheden geen einde hebben. Klaagl. Jerem. 3: 22.
/4 c. try ' e lt;• e s /■
Aan God alleen zij eeuwig eer
En lof voor zijn genade!
Nu is er niets, dat immermeer Ons leed kan doen of schade, 'k Weet dat mijn God en Redder leeft Eu zijn gena geen einde heeft.
7 MAART.
Gij, o Heere! zult uwe barmhartigheden van mij niet onthouden; Iaat uwe weldadigheid en uwe trouw mij geduriglijk behoeden. Ps. 40: 12.
j/quot;. s?quot; ^ ^ ^ S' /y/p/j
Wat ooit verga. Aan Gods genu Zal geen verandring komen.
'k Weet dat zijn Raad, Voor eeuwig staat.
Dies heb ik niet te schroomen. Dit heelt mijn smart En doet in 't hart De vreugde binneustroomen.
8 MAART.
Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God; de strengheid wel over degenen, die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u, indien gij in, de..goedertierenheid blijft; anderzins zult ook gij afgehouwen worden. Rom. 11: 22.
Nog leeft de Heer. Hij heeft nog nooit
Zich van ziju volk gescheiden. Hoe ook op aard verspreid. verstrooid,
Hij blijft hen allen leiden.
Zijn trouw, die nimmer wijken zal, Volgt en bewaart hen overal.
— 69 —
5Équot; quot; ^
9 MAART.
Ik heb den Heere gezocht, eu Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vreezen gered.
Ps. 34: 5.
S/'S'J / £ sït 't ' lt; lt;^v - • «-• ' 5
Ja, trouwe Herder, wil uw oor ïot 't angstgesehrei van 't schaap van uwe kudde neigen,
Daar 't onbedachtzaam zicli verloor En door de wreede tand des wolfs zich ziet bedreigen. Hoor naar mijn noodgeroep en antwoord mijn gebed. Zoo wordt uit 's vijands macht mijn bange ziel gered.
10 MAAKT.
Zijt mij genadig, o God! uaar uwe goedertie-renheid; delg mijne overtreding uit, naar de grootheid uwer barmhartigheden. Ps. 31: 3.
Ach, waar zal ik ruste vinden Dan bij U, mijn Bruidegom, Die aau U mij woudt verbinden
Als uw eeuwig eigendom.
Mijne schuld is zwaar en snood; Maar, o liefde ondenkbaar groot! Zelfs uw eigen dierbaar leven Woudt Gij mij ten offer geven!
Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.
Jerem. 31: 3.
Liefde, die, eer 'k was geboren, Mij alreeds had uitverkoren, Die, hoe boven alles rijk, Mij in alles werd gelijk , Liefde, liefd', U geef ik mij, Dat ik eeuwig d'uwe zij!
Geloofd zij de God en Vader vau ouzeu Heere Jezus Christus, die, uaar zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot eene levende hoop, door de opstandiug van Jezus Christus uit de dooden, tot eene onverderfelijke, en onbevlek-kelijke, eu onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. 1 Petr. 1 : 3 en 4.
Help mij. Heer, en hoor mijn klagen,
Want mijn strijd is zwaar en bang. Is 't uw wil, dat 'k smart moet dragen.
Maak het lijden niet te lang.
Maak door 't kruis mijn ziel bereid Voor de kroon der zaligheid.
13 MAART.
Heden, zoo gij zijne stem hoort, verhardt hart niet. Ps. 95: 7 en S
Heden hoort gij zijne stem , O bekeer u dan tot Hein.
Heden zijt g' in 's levens kracht. Morgen is 't wellicht reeds nacht. Zoo gij hier geen boete doet, Weet, dat g'eeuwig sterven moet.
14 MAART.
En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des lieils. Jes. 12; 3.
Hoe is toeh God zoo eindloos goed!
Hij wil mij alles scheuken.
Hij wil mij aan den vollen vloed
Van zijne liefde drenkeu;
Daar 'k hier mijn vasten troost in vind, Dat Hij van eeuwigheid mij mint.
15 MAART.
Ik ben geringer, dan al deze '.vcldadigheden, en dan al deze vrouw, die Gij aan uwen knecht gedaan hebt. Gen. 32: 10.
Ja waarlijk. Heer, 'k beu te gering
Voor al uw gunstbewijzen. Hoe zal :k voor elke zegening U ooit naar waarde prijzen? O neem mij, daar ik tot U kom, Voor eeuwig tot uw eigendom!
Hierin is do liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en zijnen Zoon gezonden heeft tot eene verzoening voor onze zonden. 1 Joh. 4; 10.
Van eeuwigheid zag God met smart
Mijn jammer en ellenden.
ïoen reeds was 't in zijn Vaderhart
Om zieh tot mij te wenden.
Welk offer, waar Hij toe besloot Om zelfs zijn eigen Zoon ter dood Voor mij op aard te zenden !
17 MAART.
Alzoo wij zoo groot eeiie wolko der getuigen rondom ons liel)ben liggende, laat ous afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt.
Hebr. 12: 1.
//
Nu, liefste Heiland, liefste leveu , Aan U wil ik geheel mij geven;
Maak aan uw voorbeeld mij gelijk. Dat uw genade en Geest mij sterke Opdat'k, zoolang 'tnog dag is, werke In uw gezegend Koningrijk. Ach, trek mij en verbind Mij aan uw heerschappij,
Tot 'k eenmaal aan uw zij'
Voor eeuwig ruste vind'!
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijne ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame: want Gij hebt al mijne zouden achter uwen rug geworpen.
Jes. 38 : 17.
Ik roep uit diepen nood, Wil op mijn smeekstem letten.
Mijn schuld is tergend groot, 'k Verbrak uw heiige wetten. Ach, zoo G' onz' euveldaên Rechtvaardig ga wilt slaan. Wie zal voor U bestaan? Ruk m' uit des vijauds netten !
19 MAART.
Voorwaar, voorwaar zeg ik u: zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan ia het koningrijk Gods niet ingaan. Joh. 3 : 5.
Geef, dat ik rein en heilig Voor U op aard verkeer!
Geen plaats is voor mij veilig,
Waar ik uw hulp ontbeer. De wereldseh' ijdelheden.
Het vuur van zondelust, Dat brandt in mijne leden,
Zij laten nüj geen rust. O Heiland wasch en heilig mij En maak mij van die banden vrij!
— 80 —
20 MAART.
Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dezen zegel: De Heere kent degenen, die de zijnen zijn. 2 Tim. 2: 19.
Anders dan naar menschcn regel,
Dan naar uiterlijken sehiju,
Heeft het Godsgebouw tot zegel:
God kent wie de zijnen zijn.
Aard en hemel moog' vergaan:
't Zegel Gods blijft eeuwig staan.
-__________^
— 81 —
21 .MAART.
Zou Ik cenigzius lust hebben aan deu dood des goddeloozeu ? spreekt de Heere Heere ; is het niet, als hij zich bekeert van zijne wegen, dat hij leve?
Ezech. 18: 23.
Ach, ontwaak door 's Heeren sciirik
Uit den slaap der zonden 1 Wee, die in des vijands strik Sluimrend wordt gevonden! quot;Wee de ziel, die onbereid Door d' ontzachlijk' eeuwigheid Ijlings wordt versloiiden!
— S2 —
22 MAART.
Eu de God des vredes zelf heilige u geheel en al; en uw geheel opreehte geest, eu ziel, eu lichaam worde onberispelijk bewaard iu de toekomst vau onzen Heeré Jezus Christus. 1 Thess. ó: 23.
Vrede, goddelijken vrede,
Vloeijend van des Hemels troon, Deelt de Geest der ziele mede Van don Vader door den Zoon.
Geef aan Jezus u geheel,
En die vrede is ook uw deel.
23 MAART.
Werpt al uwe bekommernissen op Hem,
Ja, zaalge weg des levens, Eu vol vau heerlijkheid.
Maar oudoorgroudlijk tevens,
Waarlangs Gij d'uwen leidt! Vaak zijn het donkre paden. Waardoor het henen moet; Maar niets dat hen kan schaden Eu 't eind maakt alles goed.
24 MAART.
Zoo dan, indieu iemand in Christus is, die i een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet het is alles nieuw geworden. 2 Cor. 5 : 17.
/i /i,,sst f.'ysï
S' c /! Sc. S- , ^ St S'
Verborgen leven mijner ziele.
Verborgen wensch van ieder hart. Ik kies U, daar ik voor U kniele.
Al zij uw weg een weg van smart. Laat vrij de wereld mij verachten.
Ik vrees geen vijandschap, noch spot. Mijn leven heeft slechts één gedachte; 't Verborgen leven met. mijn God. Eu eens, na 't eind van korten strijd, Ben ik met Christus voor altijd.
25 MAART.
Indien dau de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waarlijk vrij zijn.
Ik lag in duizend bancleu:
Gij reddet m' uit den nood. Ik stond in spot en sehandeu:
Gij kvvaamt en maakt mij groot. ;k Was arm, veracht, verschoven:
Gij schonkt mij 't grootste goed, Dat niemand mij kan rooven.
Daar Gij het zelf behoedt.
86
5é
Geen wijze raad, Geen sterke daad,
Gecu menseiieuhulp kan baten.
Hier is dc man, Die helpen kan,
Die nooit ons zal verlaten.
Hij heeft door 't kruis In 't Vaderhuis
Voor ons een plaats verworven. Aan Hein zij d'eer! Hij is de Heer, Die voor ons is gestorven.
27 MAART.
Het verlorcue zal Ik zoeken, en hei weggedrevene zal Ik weclerbrengeu, en liet gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken. Ezecli. 34 : 16.
Mijn trouwe Heiland zij geprezen, Die mij liet eerste beeft bemind. Mij van mijn krankheid heeft genezen En m'aan zijn zoete dienst verbindt!
Hij heeft des Satans boei geslaakt En mij een kind van God geiuaakt.
28 MAART.
Gij maakt mija hoofd vet met olie, mijn beker overvloeijende. Ps. 28 ; 5.
Wanneer mijn ziel viiu strijd en lijden
Van moedeloosheid nederzinkt, Dau komt mij vriendelijk verblijden Uw glimlach , die mij tegenblinkt.
Dan heb ik weêr genadekracht.
Die in mijn zwakheid wordt volbracht.
89 —
29 M'AAKI
Weteude, dat gij niet door vergaukolijke dingeu, zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele wandeling , die u van de vaderen overgeleverd is; maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraft'elijk en onbevlekt lam. 1 Petr. 1: 18 en 19.
Zie des Vaders lieve Zoon
Aan den kruispaal hangen!
Bloed drupt van zijn doornen kroon Langs zijn hoofd en wangen.
Welke liefde, welke trouw. Die zulk lijden dulden wou!
5«r
30 MAART.
Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.
1 Cor. 3: 11.
Genade, deze grond zal blijven.
Zoolang als God waaraehtig heet. Dit zal wel elk verloste schrijven. Die zich Gods vrijgekochte weet.
Dit is dc troost van zijn gemoed; Genade door des Heilauds Bloed.
31 MAART.
Die ook zljnea eigen' Zoon niet gespaard heeft, maar heeft hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met hem niet alle dingen schenken ?
Welk een liefde in 't Vaderharte, Uic zijn Zoon mij geven wou, Dat Hij van do helsehe smarte
Door zijn Bloed mij redden zou! Waar werd ooit 't verstand gevonden Om die diepte te doorgronden 1 Menschengunst en liefde is broos, Maar Gods gunst is eindeloos.
Komt herwaarts tot Mij, allen, rlie vermoeid belast zijt, eu Ik zal u rust geven. Matth. 11 : 28.
Jezus roept u: Kom tot Mij,
Treed, bedroefde zondaar, nader.
Kom, hoe groot uw schuld ook zij. Hij geleidt u tot den Vader.
Niemand liet Hij hooploos staan; Arme zondaars neemt Hij aan.
— 98 —
2 APRIL.
Ik zal u niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. Gen. 32 : 26.
Ach, blijf bij ons met uw zegen,
Onuitputlijk rijke Heer !
Vloei' uw liefd' ons daaglijks tegen Eu vervul z' ous meer en meer!
3 Al'RIL.
De Zoon des mcuschcu is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Luk. 19; 10.
Als een herder zoekt de Meer Zijn verdoolde seliapen weêr.
Ziel, laat n door Jezus vinden!
Laat u door zijn teedre hand, Met een onverbreekbren band
Aan zijn zaalge dienst verbinden!
4 APRIL.
Do Zoon des mensohen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijne ziel te quot;■even tot een rantsoen voor velen. Mark. 10: 45.
O
Jezus, leven vau mijn leven,
Jezus, dood van mijnen dood, Uie voor mij U hebt gegeven In den diepsten zielenood.
Die voor mij aan 't kruis wondt sterven , Dat mijn ziel uiet zou verderven. Duizendmaal zij uit het stof Dank U toegebracht en lof!
Zie het Lam wegneemt! |
Gods, dat de zonde der wereld Joh. 1: 29. |
Het Godslam komt en draagt de schuld
Van onze schuldig' aarde,
Jlij draagt met goddelijk geduld Den vloek, die ons bezwaarde. Hij komt, bebloed van aangezicht.
Daar wordt de kruispaal opgericht. Daar hangt Hij aan zijn wonden En sterft den wreedsten folterdood. Wie meldt dien ziels en liohaamsnood! Dit leed Hij om mijn zonden.
G Al'Elli.
Want wij hebben geeneu Hoogcpriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hcbr. 4: 15.
Ik beu iu alle stonden Door liefde aan U verbonden, Niets dat van U mij scheidt. Met vreugd wil ik U geven Mijn hart, mijn ziel, mijn leven. Voor tijd en eeuwigheid.
7 APRIL.
Ik beu het brood des levens; die tot mij komt, zal geenszins hongeren, en die in mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Joh. 6; 35.
AH' andre spijs is vruchteloos,
Verganklijk, sehaadlijk tevens. Wel hem, die IJ tot deel verkoos:
Gij zijt het Brood des Levens. Toen niets mijn dorst verlichten kon,
Ben ik tot U gekomen;
Gij zijt de wel, de levensbron.
Waar vreugd en hei! uit stroomen.
8 APRIL.
Dewijl wij dan eenen grooten Hoogepriester heb-boa, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zoo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebr. 4 : 14.
Ik hef van goeder harte
Miju lof en danklied aan, Dat Gij de bittre smarte
Des doods hebt weggedaan. Dat 'k nooit van U mij wende,
Noch van uw heerschappij Eu dat aan 's levens ende In U mijn einde zij!
9 APRIL.
De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen, ja eene schoone erfenis is mij geworden.
Ps. IC ; 6.
De koop aanschouwt van verre-Door wolk en schaduw heen. Hoog boven gindsche sterre Vermag 't geloof te treên. Daar toont uw vriendelijke hand Mij d' erfenis in 't Vaderland.
10 A1' RI li.
En gelijk Mo.ies de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des menschen verhoogd worden; opdat een iegelijk, die in hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hobbe. ' ^ Joh. 3; 14 en 15.
Houd Jezus in gedachtenis,
üic voor u heeft geleden.
Voor u aan 't kruis gestorven is. Den doodstrijd heeft gestreden. Hij werd voor u aan 't hout geslacht. Hij kocht u vrij van Satans macht, Zoo mint Hij u nog heden.
— 10:2 —
11 A P KI Ij.
Dood! waar is uw prikkel? Hel! waar is uwe overwinning? Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus.
Waar is uw prikkel nu, o dood,
Uw overwinning, helle ?
Waar is de macht zoo sterk, zoo groot
Die tegen ous zich stelle!
't Is Jezus zelf die voor ons stierf En ons de zegekroon verwierf.
12 APRIL,.
ïoen werd Hij verdrukt; doch Hij deed zijnen mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid. J®8, ^'
AVat hebt G' o Heiland dan gedaan, Dat men met geesleu u kan slaan ? Wat misdaad hebt Gij dan bedreven, Dat men U wreedlijk brengt om 't leven ?
Helaas, het is door mijne schuld, Dat U die kelk wordt ingeschonken. Die met dien alsem werd gevuld,
Dieu Gij voor mij liebt leêg gedronken.
13 APRIL.
Waarlijk Hij heeft onze krankheden op zieh uomen, en onze smarten heeft hij gedragen.
Jes. 53: 4
Jezus, Gij hebt door uw Bloed Al inijn schulden weggenomen,
Al mijn kwaad hebt Gij geboet, Laat het mij ten goede komen! Koop door dit uw Bloed mij vrij. Dat ik gansohlijk d' uwe zij!
14 APRIL.
Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongeieelitigheden is Hij verbrijzeld ; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Jes. 53; 5.
Talloos als de korrels zand Aan het stuivend oeverstrand.
Als de sterren aan 't heelal Is, helaas, mijn zonden tal.
Maar, hoe hoog mijn schuld ook ga, Hooger nog gaat uw Gena !
15 APRIL.
Hij heeft zich zclveii vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises. Phil. 2 : 8.
Ü Lam van God, onschuldig Aan 't folterhout goslaclit, Gij droegt uw leed geduldig.
Daar m' U ten offer bracht.
Zoo Gij niet dan gestorven waart,
Daar was voor ons geen troost op aard.
16 Al'KIli.
De Hcere is waarlijk opgestaan.
Luk. 24: 34.
Eu dut de Heer verrezen is,
Wie ook het loooiiueu mogen, Hef straalt uit Gods getuigenis Eik die wil zien in d' oogen.
Hier d' engel neergedaald op aard. Daar d' open grafstee, die 't verklaart; Maar 't grootst bewijs, dat Jezus leeft, Is, dat zijn Geest ons 't leven geeft.
— 108 —
17 APRIL.
Want daartoe is Christus ook gestorven, en opgestaan , en weder levend geworden, opdat hij beide over dooden en levenden hoerseiien zou.
B.oin. 14: 9.
Ja, waarlijk onze God is Heer, Hij slechts is God en niemand meer.
Dat elk Hem eer bewijze! En 's Vaders Zoon aan Hem gelijk. Zijns is een eeuwig Koningrijk, Dat elke tong Hem prijze!
Indieu gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Col. 3 ; 1.
y/s/j/- gt; s quot; cy//'/■// 4* A /S'Ss y /■'
• , /// /s /t / S' y J s - /
Dat niets ons o)) den weg vertraag', Geen ijdelheid ons hart behaag', Maar wij niet vaste schreden Blijmoedig voorwaarts treden: Al valt de weg ons lang en zwaar, Weldra is 't heerlijk einde daar.
19 APRIL.
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heerc Jezus Christus, die, naar zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot eene levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden.
K Petrol ; 3.
Hierop wil ik steeds vertrouwen. Hierop al mijn hope bouwen:
God heeft mij zijn gunst verklaard, Die ook mij hot nieuwe leven In zijn Zoon heeft willen geven, En Wiens Geest mij wederbaart.
20 APRIL.
Maar uit, Hem zijt gij in Cliristus Jezus, die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid , eu heiligmaking, en verlossing. 1 Cor. 1:30.
ó
O Jezus, reine zon.
Gij zijt de levensbron,
Die 't leven in mij wekt.
Bij 't licht, dat Gij verspreidt, Is cnglen heiligheid Bezoedeld en bevlekt.
O dat uw reinheid mij Steeds tot eeu spiegel zij! Geheel en onverdeeld Herschep mij naar uw beeld!
21 APRIli.
Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt. 2 T'm- 2 : 8-
Houd Jezus in gedachtenis,
Die uit den dood verrezen is, Opdat, aan Hem verbonden, Gij, geestlijk met Hem opgestaan. Het nieuwe leveu in zoudt gaan. Verlost van uwe zonden.
113 —
T
K t
Dit is de overwiauing, die de wereld overwint, namelijk ons geloof. 1 Joh. 5 : 4.
lt; lt;
j, Iï quot;if |f| ï
't Geloof is als een ster
Diep iu liet hart verborgen, Maar spreidt zijn stralen ver
Gelijk do heldre morgen. Zoo toont 't geloof zijn macht, 't Maakt Jezus beeld gelijk. Het geeft ons moed en kracht En eenmaal 't Koningrijk.
r
23 APRIL.
Ik ben de Heere, uw heelmeester!
Exod. 15: 26.
Zondaars, geeft Hem uwe harten, Kranken, klaagt Hem uwe smarten,
Armen, meldt Hem uwen nood. Hij kan al uw wouden helen. Uit zijn rijkdom u bedeelen. Hij geeft 't leven na den dood.
■M APRIL.
God zal alle tranen van liunne oogeu afwisschen ; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn: want de eerste dingen zijn weggegaan. Openb. 21:4.
%
Daar zal men vreugdeschoven dragen ,
Als 't tranenzaad hier is gezaaid.
Door heu , die nu nog weenen, klagen,
Wordt daar het eeuwig heil gemaaid.
Daar steekt geen heete straal der zonne,
Daar woedt geen ziekt' en gaapt geen graf; Daar leidt Hij zelf ons bij de bronne En droogt ons zelf de tranen af.
— 116 —
25 APRIL.
Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid , het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid ia oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. 1 Cor. 15: 42 en 43.
Hoe 't mij hier op aard ook zij,
Daar zal 't heerlijk wezen, Als, van alle banden vrij.
Ik zal zijn verrezen.
In den grafkuil uitgestrekt
Zonder eer of waarde,
quot;Word ik hemelseh opgewekt Uit het stof der aarde.
26 APRIL.
God heeft ook den Heerc opgewekt, en zal ons opwekken door zijne kracht. 1 Cor. 6 : 14.
Jezus leeft. Ik leef met Hum.
Dood noch hel kan mij doen vreezeu.
Eenmaal wekt mij zijne stem,
Eens zal 'k eeuwig bij Hem wezen. Dan beschijnt mij 't heerlijk licht Van zijn godlijk aangezicht.
27 APRIL.
God heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede ge',et in den hemel in Christus Jezus.
Verhef u hemelwaarts, mijn geest.
Gij zijt een hemelseli wezen. Wat ook 't verleden zij geweest, Gij zijt met Hem verrezen.
Een ziel, vernieuwd door God den Heer, Keert tot haar godlijkquot; oorsprong weêr.
28 APE lb.
Ik ben gekomen, opdat zij liet leven hebben, overvloed hebben. Joh. 10: 10.
Bij U is troost in alle lijden,
O Jezus, vreugde van mijn ziel! Gij, Gij alleen kunt mij verblijden,
Sinds mij uw liefd' in 't harte viel. Wie U betrouwt. Heeft 't nooit berouwd.
Zijn hart aan U te geven.
Dies zij 't mijn keus, Mijn levensleus Om steeds U aan te kleven.
a9 APRIL,.
Laat ons dan vreezen, dat niet te eeniger tijd, de belofte van in zijne rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u scliijue aclitergeblevon te zijn.
Hebr. 4 ; 1.
God heeft het zelf ons toegezegd : Een eeuwge rust is weggelegd
Voor 't volk door Hem verkoren, 't Is daarom dat de Heilaud stierf, Opdat Hij ons die rust verwierf.
Door 's menselieu schuld verloren. Nu roept Hij allen; Komt tot Mij, Opdat die ruste d' uwe zij!
Welzalig die Hem hooreu.
— 121 —
30 APRIL.
Gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen.
1 Petr. 2: 25.
Jezus, door uw wouden Hebt Gij mijne zonden Uitgewischt, geboet.
Uit de maeht des Boozen Redt Gij goddeloozen
Door uw dierbaar Bloed. Mij ook hebt Gij opgezocht, Door uw kruisdood vrijgekocht.
— 122
1 M E I.
De vrijgekochten des Heeren zulleu wederkeereu ; en tot Siou komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op huu hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden. Jes. 35: 10.
^Vie zijn zij, die zich vertoonen
Met zulk lichtkleed aangedaan, Die, versierd met gouden kroouen,
Voor den Troou des Heeren staan? Wie ziju zij, met groene palmen
Van olijven in de hand,
Uit wier lippen blijde psalmen Ruischen in het hemelland?
Dezen zijn 't, die wettig streden, Smaadheid en verdrukking leden.
Maar, verzoend in Jezus Bloed, Wacht hen ceuw'ge vreugd en eere. Dezen zijn 't, die God de Heere Nu voor eeuwig juichen doet.
2 31 E I.
De poort is eug, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden. Matth. 7: 14.
Strijd om in te treden
Door de nauwe poort. Strijd, terwijl gij heden
's Pleereu roepstem hoort. Alles wil u seheiden
Van de rechte paên; Laat u niet verleiden: Strijd om in te gaan.
Vreest niet, gij klein kuddeken! Want liet is uws Vaders welbehagen, ulieden het koningrijk te geven.
Luk. 12: 32.
N quot; -gt;
Vrees niet, kleine kudde!
Schoon des vijands macht Als een storm u schudde,
Sta in 's Heeren kracht!
Zij 't u dikwijls zwaar en bang, Weet: de strijd is niet meer lang.
4 M E I.
Strijdt, om in te gaan door de enge poort: want velen, zeg ik u, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen. Luk. 13 : 2-t.
Bid, als gij voelt dat üods genade U aangrijpt en u tot zieli trekt. Zijn oog slaat vriendelijk u gade, Zijn hand is tot u uitgestrekt.
5 MEI.
En indiou ook iemand strijdt, die wordt niet ekroond, zoo hij niet wettelijk heeft gestreden.
2 Tim. 2 : 5.
Help mij, help mij overwinnen, Want in mij is kleine kracht. In mij woelt de lust der zinnen, :k Lig in Satans duistre macht. Help mij. Heer, op mijn gebeêu. Gij kunt redden. Gij alleen!
fgt; 51 E I.
Waut wie lieeft deu zin des Heeren gekend? Of wie is zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergoldeu worden? Hom. 11; 34 eu 35.
O eeuwig Raadsbesluit Vau grondeloos erbarmen!
Gij noodigt zondaars uit En opent him uw armen.
Gij schenkt ons uwen Zoon Om ons uit 't vuur te rukken,
Eu wilt de glorie-kroon Ons op her, voorhoofd drukken I
7 M E I.
Wie zijn kruis uiet draagt , en mij navolgt, die kan mijn discipel niet zijn. Luk. Ié: 27.
Wie zijn ziel behoudt, Zal zijn ziel verliezen,
Die z' aan God betrouwt. Dien zal God verkiezen. Zelfsverloochening en kruis Is de weg naar 't Vaderhuis.
Eu worden ore: niet gerechtvaardigd, uit zijne genade, door de verlossing, die iu Christus Jezus is. Hom. 3 : 24.
Aeh, uit genad' alleen ! Wil toch het werken laten; Bij God kan geen verdienst' of eigen deugd u baten. De Heiland heeft verdiend. Hij heeft het al gedaan. Geef u aan Hem en neem zijn werk ootmoedig aan.
i» JI E 1.
zullen altijd met den Heere wezen.
1 Thess. 4:
Ik ben stof en assehe,
'k Ga als rook daarheen. Dat uw Bloed mij wassehe
Van mijn zondiglieêu. Dat, wanneer ik sterve, Mij uw bijstand blijk' En 'k een plaats beërve In uw Koningrijk
Eu wij allen, met ougedekteu aangezichte de heerlijkheid des Heereu als in eeueu spiegel aanschouwende , worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heereu Geest. 2 Cor. 3: 18.
Wie zal die heerlijkheid beschrijven,
Wanneer ik eens in 't hemelsch licht, Met Jezus zijn mag eu mag blijven Eu zien zijn godlijk aangezicht!
Die toekomst is ook mij bereid, Hem zij de dank in eeuwigheid!
— i;33 —
11 MEI.
Merk op dc stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! want tot U zal ik bidden.
Ik riep tot God in mijnen nood
Uit d' afgrond van ellenden.
Daar wou dc Heer — zijn trouw is groot!
Ook mij vertroosting zenden.
Hij is, wie tot Hem roept, nabij.
Dankt allen, dankt den Heer met mij !
12 31 E I.
Mijn liefste is .nijn, en ik ben de zijne.
Hoogl. 2:
Gij zijt de Geest van mijuea geest,
Het leven van mijn leven,
Gij zijt mij tot een Vriend geweest
En tot een Vriend gebleven. Wie kan er meer gelukkig zijn. Wat gaat mijn heil te boven! Ik ben de Zijn' en Hij is mijn'. Dit kan mij niemand rooven.
— 131 —
13 SI E I.
Ontvangt met zachtmoedigheid hot woord, dat iu u geplant wordt, hetwelk uwe zielen kan zalig raakeu. Jac. 1: 21.
Dierbaar Woord uit 's Heeren mond ,
Troost voor zondaarsharten, 't Maakt de kranke ziel gezond,
't Heelt van alle smarten.
Dierbaar Woord uil 's Heeren mond, 'k Maak het toi mijn vasten grond.
— 135 —
14 M £ I.
Waar de zoucb meerder geworden is, daar de genade veel meer overvloedig geweest.
Roni. 5 ; 20.
Eli |
'i it' H i fjl
U r ? I B
Uit genade. Wil 't verstaan
Bij 't gewetensknagen, Als uw hart met schuld belaêu
Zelt' zich aan moet klagen. Weet, voor al uw euvcldaên Biedt God zijn genad' u aan.
lij r ■: B
in
•li i
1
é\
4
ij w 1
'n!
•lij
15 31 E I.
Zoo ieinaud achter mij wil komen, die vorloocliene zichzelven, eu neme zijn kruis op, eu volge mij.
Matth. 10; 2i.
Volgt mij, roept de Heer u aan,
Volgt mij na, gij allen,
Zoo g' in 't rechte spoor wilt gaan,
Struikleu wilt noch vallen.
Neemt mijn kruis cn draagt mijn juk; Deze weg voert tot geluk.
16 31 E I.
Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende ocgen de zonde. Hebr. 12; i.
Strijd den goeden strijd ten bloede,
Doe Gods Koningrijk geweld. Hoe de booze vijand woede.
Geel' niet op en word niet moede:
Met den Heiland zijt g' een Held. Laat uw harte weêr ontgloeijen
Van het eerste liefde-vuur.
Huk u los van alle boeijen :
Halve liefde heeft geen duur.
17 M E 1.
Waut ik beu door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist. Gal. 2 : 19 en 20.
De grond, waarop 'k mag bouwen,
Is Jezus en zijn Bloed.
Dit is mijn vast vertrouwen.
Dit is mijn eenig goed.
Ik kan geen vreugd meer smaken
lu wat het zij op aard.
Slechts Gij kunt zalig maken, Gij zijt mij alles waard.
— 13!) —
18 ME 1.
Maar do wijsheid, die vau boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden , ge-zeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordeolendc, en ongeveinsd.
Jac. 3 ; 17.
I
l quot;
hi
Ü Wijsheid uit den Hooge,
Verdrijf mijn duisternis,
Opdat ik weten moge
quot;Wat waarlijk wijsheid is.
Maar wil vooral mij geven.
Wat 'k meer dan goud begeer. Dat 'k door uw kracht moog leven Naar Jezus' reine leer.
itv
il . I
i
Il
1 !!
19 M E I.
Niet dat ik het aireede gekregen heb, of alreedc volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen moeht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Phil. 3 : 12.
Hebt gij den parel reeds gevondeu,
Meen niet, de strijd is nu volstreên. Nog woelen in uw hart de zonden,
Nog woedt 't bederf in al uw leen. Neem dan met vreezen en met beven
U tegen 's vijands list in acht; Zoo erft gij eenmaal 't eeuwig loven. Waar n de zegeviering wacht.
20 M E I.
Ik ben de weg, en de waarheid, eu het leven. Niemand komt tot deu Vader, dan door mij.
Joh. 14; 6.
Ik ben uw licht. Ik ga u voor
Hoe gij op aard moot haudlen. Die tot Mij komt. mag op liet spoor
Der zonde niet meer wandlen. Ik beu de Weg. Dus volg mij na Opdat 't u wel en veilig ga!
21 M E I.
Wie met mij niet is, die is tegen mij; en wie met mij niet vergadert, die verstrooit.
Matth. 12; 30.
/
.i- e* s/f tySj ^ ^
' c'lt;L /
Sr. W S'/rt 9 S' /• •■ lt;r y ■■/■■ '-A' S* cS't-' amp;!; ^
,(9 l-t
Gij, die den naam van Christus noemt,
Geeft Hem don lof en d' eere.
Gij, die u /.elf een Christen roomt.
Weet: Jezus is de Heere.
Weet, dat wie Hem tot Heer niet kiest. Verstrooit en zijne ziel verliest.
_ us —
22 M E I.
Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, dewelke, voor de vreugde, die hem voorgesteld was, liet kruis heeft verdragen, en schande veracht. Hebr. 12 : 2.
O laat mij toch aanschouwen.
Uw vriendlijk aangezicht. Dan durf ik weêr vertrouwen
En wandel in het licht.
Als Gij mij zoudt begeven,
Wacht mij slechts rouw en pijn, Maar om met U te leven Is waarlijk zalig zijn.
ür
— 144 —
23 M E I.
Eén is uw Meester, namelijk Christus; eu gij zijt allen broeders. Matth. 23: 8.
Gij zijt ons Hoofd, wij zijn uw leden,
Niets is er dat van U ons seheidt. Wat zijn de wereldseh' ij delheden
Bij deze groote zaligheid!
Gij deelt ons 't ware leven mede,
Gij seheukt al wat de ziel verblijdt. En eens in 't, rijk van eeuwgen vrede Brengt Gij ons, waar Gij zelf reeds zijt.
24 M E I.
Indien wij door den Geest leven, zoo laat ons ook door den Geest wandelen. Gal. 5 : 25.
Dag en nacht gebeden,
Dag en nacht geschreid,
Zorg, dat g' in moogt treden:
't Geldt een eeuwigheid.
10
— 146 —
25 JI E I.
Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in dor eeuwigheid, eu zijns koninkrijks zal geen einde zijn. Luk. ] : 33.
Hoe lieflijk blinkt de Morgenster,
Vol waarheid en genade! De Ziener zag baar liebt van ver En sloeg baar schoonheid gade. Het is de Spruit uit Jesse's stam. Die uit Gods schoot op aarde kwam; 'k Mag in zijn liefde roemen, En Hem mijn Broeder noemen.
— 147 —
26 M E I.
Ik beu de opstanding en het leven; die in mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven.
Joh. 11: 25.
Wie, o Heer, U kennen mag. Roemt uw liefde dag aan dag.
Zal ü eeuwig prijzen. Heiland, laat uw levenskracht Uit den donkren zondeuaeht Mij ook doen verrijzen!
10*
27 M E I.
Houd dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme. Opeub. 3: 11.
Houd wat gij liebt en laat uw kroou
Door niemand u outrooven,
Zoo zult gij eens voor quot;s Heeren troon Met 't nieuwe lied Hem loven.
— 149 —
28 M E I.
Geloof in den Hcere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. Hand. 16: 31.
Geef, Heer, dat 'k door een vast geloof
In U mij moog' verblijden,
Dat niets mij uit het hart ontroov'.
Wat Gii voor mij woudt lijden!
Dit zij mijn troost in allen nood,
Dit zij mijn leven in den dood !
29 M E I.
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt. 1 Tim. fl: 12.
Op, o ziel, waak op ten strijde,
Strijd, dat g'overwinnen moogt, En bedenk dat t' allen tijde Satan uw verderf beoogt.
Wie met werkt, wordt niet beloond. Wie niet strijdt wordt niet gekroond.
— 151 —
30 JI E I.
Wij liebbeu dan altijd goedea moed, en weten, dat wij, inwonende in liet lichaam, uitwonen vau den Heere; want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen. 2 Cor. 5 ; 6 en 7.
Wat is mijn vaste rots, Die nimmer zal bezwijken ?
Het is de trouw mijns Gods, Die nooit van mij zal wijkeu , Die hier mij helpt en troost op aard En d' erfenis voor mij bewaart.
— 152 —
31 31 E I.
Werpt chm uwe vrijmoedigheid niet weg, welke eeue groote vergelding des loous heeft. Waut gij hebt lijdzaamheid vau noode, opdat gij, deu wil van God gedaan hebbende, de beloftenis raoogt wegdragen. Hebr. 10 : 35 en 30.
Blijf, o ziele, hopen
Midden in 't verdriet.
Blijf de loopbaan loopeii,
D' eindpaal in 't verschiet. Nog slechts weinig' uren,
Weldra is 't gedaan.
Lang zal 't niet meer duren: En uw licil vangt aan.
1 J ü N IJ.
Wentel uweu weg op den Heere, eu vertrouw Hem, Hij zal het maken. Ps. 37; 5.
Bevoel den Heer uw wegen,
Klaag Hem wat u bedroeft, Hij schenkt u zeker zegen
En al wat gij behoeft. Hij wijst aan storm on winden. Aan wolk eu star iiaar baan. Hij zal ook wegen vinden. Waar op uw voet kan gaan.
2 J U N IJ.
Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. Doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk. Jac. 1: 3 en 4.
Blijf getrouw aan uwen Heer,
Laat u niet vervoeren.
Laat door wind van mensehculeer
Niet uw ziel beroereu.
Denk aan Gods Gena-verbond
In uw doop gesloten; Wie trouwloos die eeden schond, Heeft God zelf verstooten.
3 J U N IJ. /S* ^ ff
Zoo iemand mij liefheeft, die zal mijn woord bewaren; en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen, eu zullen woning bij
hem maken. , Joh. 14; 23.
. -- '■
Ik min U, Heer, mijn leven lang,
Wat m' ook moog' overkomen, Gij hebt met liefelijken dwang
Van mij bezit genomen.
Gij zijt de liefde van mijn hart; In levensvreugd of stervenssmart
Zult Gij mijn liefde blijven. Zoo laat mij, o mijn Bruidegom, Dat ik m' U geef ten eigendom, Voor eeuwig ondersclmjven!
4 J D N IJ.
Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijneu eeniggeboreu' Zoou gegeveu heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Joh. 3: 16.
God heeft van eeuwigheid mij in zijn Zoon bemind, Hij schenkt mijn zonden kwijt en maakt mij tot zijn kind. Het aardrijk moog' vergaan, de hemel zelfs bezwijken. Maar wat zal Gods besluit ooit wanklen doen of wijken!
5 .T U N IJ.
En ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen andereu Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid ; namelijk den Geest dor waarheid , welken de wereld niet kau ontvangen.
Joh. 14: 16 en 17.
Kom, Heere God, Uw goede Geest
Beziel' ons gansehe leven. Die troostend met ons is geweest
En nooit ons zal begeven. Hij maakt ons voor uw komst bereid En blijft ons bij in eeuwigheid.
6 J II N IJ.
gt; )
Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden ; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Hand. 2 ; 38.
God wil aan mijn lieil gedenken, Bij zijn gotllijk liefde-woord (Zalig wien 't het hart doorboort!) Mij den Geest des levens schenken: Schoon 'k aan alles schuldig zij, Spreekt Hij mij van alles vrij.
— 15!) —
7 J ü N IJ.
Bedroeft don Heiligen Geest Gods niet, door welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing.
Epli. 4 : 30.
O Heil'ge Geest, Gij zijt do bron,
Waaruit Gods gaven vlieten.
Gij zijt mijn Licht, mijn Levenszon,
Ik mag uw glans genieten.
Gij zijt de Wind, nn zacht dan sterk.
Die 't schip stuwt naar de haven. Gij zijt 't begin eu 't eind van 't werk. Do bron van alle saven.
— IfiO —
8 J U N IJ.
Wandelt door don Geest, en volbrengt de be eerlijkheid des vleesclies niet. Gal. 5: 16.
Geeu Christen, die 't niet zalig vindt
Door Christus Geest te leven. Alleen het vleeseh is ongezind Zich in den dood te geven.
Dies voert de Geest ton allen tijd Met 't vleeseh en zijne lusten strijd.
9 J U N IJ.
Desgelijks koral; ook de Geest onze zwakheden mede te hulp ; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuehtingen.
O Hcil'ge Geest, kom bij ons in,
Neem in ons hart uw woning. Vervul ons ganscli met Christus' zin
Eu heersch in ons als Koning! Gij bidt in ons , vaak zonder woord, 't Is God die zulke beden hoort.
11
10 J U N IJ.
Het vleesoh begeert tegen den Geest, en Geest tegen het vleesch. Gal. 5: 17
Laat niet het zondig vleesch regeren,
Daar 't tegen Gods gebod zich richt. Zoo gij wilt doen naar zijn begeeren, Verliest gij Gods genade-licht.
11 J UN IJ.
O diepte des rijkdoms beide der wijsheid ea der keunis Gods! hoe ondoorzoekelijk zijn zijneoordeelen en hoe onnaspeurlijk zijne wegen. Hom. 11; 33.
Daar is geen eind aan uw Genade,
Aan uwe Wijsheid paal noch perk. VVij slaan uw daên eerbiedig gade En loven uw verlossingswerk. W' aanbidden 't goddelijk Verstand En geven alles in uw hand.
II *
— 164 —
12 .1 It N IJ.
Waakt dan, want gij weet niet, in welke nre
N
Matth. 24: 42,
Geen ruste zocht Gij liicr beneden,
Daar niemand ooit U ledig zag. Den naelit bestceddet G' in gebeden,
In zwaren arbeid eiken dag.
Wil in uw dienst mij werkzaam maken,
Gelijk Gij zelve werkzaam waart.
Leer Gij mij zelve bidden waken,
Gods wil volbrengen hier op aard.
— 105 —
13 J U N IJ.
Oüuc wandel is iu de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heero Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan zijn heer-
Phil. 3: 20 en 21.
Neen, geen duistre hellemacht Zal u van don Heiland scheiden.
Jezus hand zal door den nacht Naar den heme] u geleiden.
Breek slcohts d' aardsche banden stuk, Dood het vleesch en al zijn lusten,
Zoo zult g' eens in 't vol geluk Van nws Heilands liefde rusten.
Langer niet iu d' aard verward:
Waar uw schat is, zij uw hart!
— Ififi —
14 J U X IJ.
Gij zijt duur gekocht; zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn.
1 Oor. 0: 20.
llicht uaar den hemel blijmoedig uw schrede,
Draag achter Jezus vrijwillig het kruis , Zoo vindt g' op aard reeds den hemelschen vrede En na dit leven de ruste te huis.
15 J ü N IJ.
Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, t sterk. 1 Cor. Ifi : 13.
Waak en bid. l)e tijd is boos.
Satan volgt uw gangen. Menigeen werd argeloos
Door zijn list gevangen.
Houd u mannelijk en sterk In den strijd van 't leven. Zoo zal God, ua strijd en werk, U de kroone geven.
16 J U N IJ.
Gelijk gij dan Christus Jezus, deu Hcere, hebt aaugcnoineu, wandelt alzoo iu Hem; geworteld en opgebouwd in Hem. Col. 2; G en 7.
Jezus, 'k heb U aangenomen
Tot mijn Heiland voor altijd.
AVil mij nu te hulpe komen
In den zwareu levensstrijd. Heilaud, die mij woudt beminnen, Toon ik nog aan ü niet daeht, Help mij uu ook overwinnen
Door uw Geest en in uw kraeht!
17 J ü N IJ.
Ik beu de wijnstok , en gij do rauken; die in mij blijft, en ik in hem, die draagt veel vrucht: want zonder mij kunt gij uiets doen. Joh. 15: 5.
Heilaud, wien ik alles danke!
Die mijn alles zijt en blijft,
Moebt ik, als een vruchtbre ranke,
In U worden ingelijfd!
Schenk mij. Heer, hetgeen ik vrage:
Dat ik , door U zelf bereid, Dankbre liefde-vruehten drage Tot uw roem en heerlijkheid!
— 170 —
.T U N IJ. /
Liefde, die mij iiebt gevonden.
Die mij 't eerst hebt opgezociit. Die aan U mij liebt verbonden,
Eeuwig aan U hebt verknocht,
'k Wil mijn hart, mijn ziel, mijn leven. Ecuwig, eeuwig aan U geven.
18
- 171 —
19 J U N IJ.
Ik, Ik beu de Heere, eu er is geen Heiland behalve Mij. Jes. 43: 11.
Jezus, zoete ruste
Van 't beangstigd hart, Sinds 'k uw voeten kuste
Heb ik vrees noch smart. Op deez nietig' aarde
Of in 't hemelrijk, Wie beschrijft uw waarde, Wie is U gelijk!
20 .1 II N IJ.
Hetgeeu het oog niet heeft gezien, en het ooi' niet heeft gehoord, en in het hart des menschen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben. 1 Cor. 2: 9.
Daar rusten wij in vrede
En vreugden zonder tal.
Wie deelt die blijdschap mede,
Die 't hart genieten zal!
Wat 't oor niet konde hooren.
Wat 'toog niet heeft aanschouwd. Heeft God, de Heer, besehoren
Voor wie op Hem betrouwt. Nog weinig tijd van strijden
Voor 's Heeren legerschaar. Dan volgt, na 't korte lijden. Het eeuwig jubeljaar.
21 J U N IJ.
Zijt getrouw rot deu dood, en Ik zul u gevcu de kroon des levens. Openb. 2: iO.
s ; , / C yS / V '/
/ s ■
yy's / s lt;■ lt;■
Uie aan den Heer zich toe wil wijden. Heeft kamp te voeren tot aau 't graf. Eerst als de dood hem komt bevrijden. Legt hij zijn wapenrusting af.
22 J U N IJ.
Dankende den Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het ücht. Col. 1: 12.
Help ons, Heer, uw kneehteu.
Door uw Bloed verlost, Satan te bevechten,
Daar 't ons angststrijd kost. Kom ons zelf bekleeden
Met vernieuwden moed. Kom zijn kop vertreden Onder uwen voet.
23 J II N IJ.
Vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen. Matth. G : 20.
O heerlijkheid der aarde,
Gij zijt slechts ijdle schijn. Gij zijt mij zonder waarde.
Ik wil met Jezus zijn.
Waar 'k Jezus mag aanschouwen ,
Daar zit ik gaarne neêr.
Waar Hij het huis wil bouwen. Daar blijf ik immermeer.
24 J U N IJ.
Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jerusalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat hare ongereoh-tiffheid verzoend is. .Tes. 40: 1 en 2.
O \ '
Het dierbaar üloed van uwen Zoon
Roept om barmhartigheid.
Het heeft tot uw Genade-troon
Voor ons den weg bereid.
Schenk ons den troost, dat Jezus Bloed Nu ook voor ons verzoening doet.
25 .) U N IJ.
Mijne kinderkens! laat ons niet liefliebben met den woorde, nooli met de tong-, maar met de daad en waarheid. 1 Joh. 3.
Jezus beeft zich zelf gegeven
In den dood, opdat ook wij Niet ons zeiven zouden leven,
Maar voor andren, zoo als Hij. Worde nooit de liefde-keten.
Die in Hem ons saamverbindt. Door den Satan stuk gereten : Elk bemin 'k, die Jezus mint.
26 J U N IJ.
De straf, die ous den vrede aanbrengt, was op bem, eu door zijne striemen is ons genezing ge-
i Jes. 53 : 5.
worden.
Hoe wonderbaar is deze stiaf,
Wie kan het ooit doorgronden!
ü' onzondige legt 't leven af Eu boet voor onze zonden.
Do Herder laat zich vol geduld Voor zijne sckapeu dooden.
Do Heer betaalt des schuldnaars schuld Eu redt hem uit zijn nooden.
— 171) —
27 .1 IJ N IJ.
Christus heeft voor ons g'eledeu, ous een voorbeeld nalatende, opdat gij zijne voetstappen zoudt navolgen. ^ i Petr. 2: 21.
Bezwijkt uw moed? Ik ga vooraan,
Ik sta aan uwe zijde,
Ik zelf breek, aan de spits, de baan,
Ik ben 't, die met u strijde.
Trouwloos de krijgsknecht, die blijft staan. Waar hij den Veldheer voor ziet gaan.
12 *
- 1gt;0 —
28 J U N IJ.
Ue vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede,
langmoedigheid, goedertiereuheid, goedheid, geloof,
zachtmoedigheid, matigheid. Gal. 5; 22.
Gelijk aan 't dorre laud de dauw haar drop'leu schenkt, Zoo word' ook mijne ziel door 's Heeren Geest gedrenkt! Die doe de teedre plant van heiige liefde bloeijeu , Waaraan de vrede cn vreugd als weel'ge vruchten groeijen. Moog' dus mijn zondig hart, niet langer een woestijn , Door uwen Geest bedauwd, D tot een lusthof zijn .
— m —
2!» J ü X IJ.
Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, eu wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.
s s SS s/ S Sï
Onuitsprekelijke zangen
Worden daar U toegebracht; Eeuwig zijt Gij waard t' ontvangen
Lof, aanbidding eer en kracht. Wanneer zal die stonde dagen. Dat ook ik, o Vaders Zoon, U dien lofzang op mag dragen In aanbidding voor uw Troon !
182
30 J ü X IJ.
Eeu iegelijk, olie uit de waarheid is, hoort mijue stem.
Ik wijs u trouwlijk wat u schaadt
Eu wat gij moet ontvluchten. Wie volgeu wil wat Ik hem raad.
Heeft geen gevaar te duchten. Ik beu de gids, die u geleid Tot eeuwge vreugd en heerlijkheid.
1 J Ü li IJ.
Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot deu troou der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen (e worden ter bekwamer tijd. Hebr. 4: 16.
Is 't waar, dat Gij op éen gebed Van éen van uw diseipleu let. Wat zou het zijn, zoo z' allen zanien, Geloovig biddend tot TJ kwamen ! Hoe heerlijk, naar nw eigen woord, Wierd zulk een bidden niet verhoord !
— 184 —
2 JUL, IJ.
Eu uii, wat verwacht ik, o Heere! mijne hoop. die is op U. Iquot;3- ^!) ; S.
Op, mijn ziel, wil niet vertragen.
Geef u onverdeeld aan God. Hij zal 't licht u op doen dagen. Hij bestuurt uw gansche lot. Hoor zijn vriendelijke stem: Wentel al uw zorg op Hem!
— 185 —
3 J ü L IJ.
De verborgen nienseti des harten , in het onverderfelijk versiersel van een' zaehtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God. 1 Petr. 3: 4.
Hoe duister 't den Christen daar bniten ook zij,
Nochtans is het helder van binnen.
Wat God hem wil schenken, weet niemand dan hij,
Die Jezus mag kennen en minnen.
Wie rooft het geluk, wie verstoort het genot Van 't leven verborgen met Christus in God?
— 186 -
4 JUL IJ.
Heere! voor U is al mijue begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Ps. 38: 10.
Wat ik ooit op aard beminde , Niemand min ik zoo als U. Och, dat ik uw liefde vinde!
Zoek mij, Heer, en vind mij uu! Neem, daar 'k tot TJ schrei en bid, Van mijn hart geheel bezit!
— 187
5 J U L IJ.
Ik geloof, Heere! kom mijne ongeloovigheid te hulp. Mark. 9: 24.
Ik geloof. Ach, wil mij sterken,
Want ik heb jiEclrtlT kleine kracht. Wil Gij1*zelve quot;quot;t in mij werken ;
Zortder tT ben 'k zonder macht. In de\i maalstroom van de zouden Wordt gewis mijn ziel verslonden, ( Zoo S3if niet mijn nood aanschouwt, Mif-jiitt aangrijpt en behoudt!
// /? SS s s ??
]SS
O J ü L IJ.
lu stilheid en in vertrouwen zou uwe sterkte zijn. Jes. 30; 15.
j Sc s/c
Mijn ziele dorst Om aan uw borst Uw liefde weêr te smaken. Ik hoop eu wacht, Tot Gij den nacht Weêr helder licht zult maken!
Mijne ziel is stil tot God; van Hem is mijn heil- ■// Ps. G2; 2.
c^/ f l- / ?'/ f y/.' lt; .'yy s gt;
In 's Heeren wil Berust ik stil,
Wat ook mij word' ontnomen! Wat Jezus doet Is altijd goed,
't Zal mij ten goede komen.
s s?
— 190 —
5^ - -
8 J U L IJ.
Ziet, Ik, ja Ik zal naar mijne schapen vragen,
en zal ze opzoeken. Ezeoh. 34: 11.
Ijieve Heer, ik kan niét verder
Dwalen in de woestenij.
Red uw schaap, getrouwe Herder, Zoek 'tverloorne, zoek ook mij. Breng m' in liefelijke weiden
Waar uw liefde mij verblijdt. En wil m' eenmaal binnenleiden In de ruste voor altijd!
— 191 —
Ik boude het daarvoor, dat het lijden dezes tegeu-woordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
_ Rom. S/ ISj
squot;/
S/, /lt;
Jloin. 8/:
Hoe broos is 's menschen levenstijd,
Hoe spoedig afgesponnen! Hoe kort van duur is onze strijd! 't Is spoedig overwonnen.
Hoop op den Heer.
Hij zal ii weêr Zijn trouwe hulp betoouen, En weldra eeuwig kroonen.
— 192 —
10 JUL IJ.
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting, die ons vertroost in al onze verdrukking. 2 Cor. 1 ; 3 en 4.
V
God is de Heer. Zijn machtig Woord Bracht aard en zee en hemel voort,
Hij maakt ons tot zijn kindren. Hij zorgt, zoo dat geen haar van 't hoofd Han door zijn wi! ons word' ontroofd. Wat kan zijn Kiiad verhindren ?
11 J U Ji IJ.
Wij weten, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, cn de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; en de hoop beschaamt niet. Rom. 5 ; 3—5.
Och, of 'k in tegenspoed of smart
Nooit tegen 't lijden morde!
Ei, daartoe geef, dat aan mijn hart
Uw kruis meer dierbaar worde!
Gij hebt gedragen en geduld
Wat smart en smaad u griefde.
Opdat mijn ziel zou zijn vervuld Met hoop, geloof cn liefde!
----—---—_X
13
12 JUL IJ.
Wie zal ous scliciden vau de liefde van Christus? verdrukking of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? Rom. 8:35.
Mijn Heiland, die door lijden
De vreugd zijt ingegaan, Zoo Gij mij wilt kastijden
Ik neem 't ootmoedig aan. Ik weet, niets kan mij seheiden
Van U, mijn trouwe Heer, Die mij wilt voorbereiden
Voor 's hemels vreugd en eer.
13 JU L IJ.
Gezegend is deinan, die op den Heere vertrouwt, en wiens vertrouwen de Heere is! Jer. 17 : 7.
Beveel u üode gauscli en al.
Hij is de God uws levens.
Hij is 't die voor u zorgen aal En u beminnen tevens.
Hem, die door Jezus wordt geleid Werkt alles meê tot zaligheid.
13*
In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, eu in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.
.Tob 5 : 19.
Al voort Hij mij langs woeste wegen,
'k Mag leunen op den arm mijns Gods. Daar zendt Hij mij een frisschen regen
En drenkt mij uit de harde rots. Hoe moeilijk vaak zijn paden sehijnen 't Werkt al ten goede voor de zijnen:
Van alles is Gods eer het end.
Vrij mag 'k in zijne zorg berusten. Hij leidt mij naar de veil'ge kusten, Waar moê- noeh matheid wordt gekend.
15 JUL IJ.
En u, die verdrukt wordt, verkwikking met ous in de openbaring van den Heere Jezus van den he mel met de engelen zijner kracht. 2 Tiiess. 1: 7.
Wie is het, die mij troost in lijden? Wie helpt mij Satans macht bestrijden?
't Is Jezus: anders geen.
W ie wil mijn zielsgeneesheer wezen ? Van alle krankheid mij genezen? 't Is Jezus: Hij alleen.
— 198 —
10 ,T ü h IJ.
Heiligt God, deu Hccre, in uwe harten.
1 Petr. 3: 15.
v
Grijp, o Heiland, grijp ons aan. Help ons immer voorwaarts gaan.
Mijden alle strikken !
Laat ons oog, naar U gerielit. Op den veil'gen weg van plicht, ____ Niet ter zijde blikken !
— 19'.) —
17 JUL IJ.
Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid ; want zij zullen verzadigd worden.
Matth. 5 : 6.
^ -fy
O mocht ik, dag en naeht,
Slechts hier op zijn bedacht Om Jezus te genieten,
.Hoe zou, naar 's Heeren' Woord,
Mijn leveu ongestoord Daar rustig henenvlieten!
X %
— iOO —
18 JUL IJ.
Die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen, zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen loopeu, en niet moede worden , zij zullen wandelen en niet mat worden.
Jes. 40: 31.
Eu duurt hot al den gauschen nacht.
En eiken nieuwen morgen,
Toch twijfel 'k niet aan 's Heereu macht Eu wil niet angstig zorgen.
Dus rust het geestlijk Israël
In 's Heereu Woord en heeft het wél.
— 201 —
Hoe zwaar het kruis ook zij. Het brengt ons naderbij
En bindt ons aan den Hoer. Die hier, naar 't God behaagt, Het kruis ootmoedig draagt, Draagt eenmaal kroon en eer.
— 302 -
, _ —---
20 .1 U L IJ.
O Heere, God der heirscharen! breng ons weder; laat uw aanschijn lichten, zoo zullen wij verlost worden. Ps. 80: 20.
Hoogheilig Levenslicht,
O laat uw aangezicht Mij met ziju glans beschijnen! Dan zal dc duistrc nacht, Met al zijn sehrikbrc macht, Uit mijne ziel verdwijnen.
Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uwe blijdschap van n wegnemen. Joh. 16 : 22.
Mijn ziel is vol van zacht verlangen
Kaar 't vergelegen oord,
Waar niets het lied der vreugdezangen
En liefdepsalraen stoort.
Reeds ziet mijn oog de kust van verre,
Waar, als mij d' aard ontzinkt, Ik ü zal zien , o Morgensterre, Die reeds mij tegenblinkt.
22 JUL IJ.
quot;Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt: de geest is wel gewillig, maar het vleescli is zwak.
Matth. 2G : 41.
Daarom laat ons t' aller tijd Bidden, schreijen, waken. Wie den strijd niet wettig strijdt, Zal de rust niet smaken.
Kort slechts is des levens duur, Dan slaat 't vreeslijk oordeels-uur.
23 J ü L IJ.
Alzoo ook gijlieden, houdt bet daarvoor, dat wel der zoude dood zijt, raaar Gode leveude zijt Christus Jezus, onzen Ileere. Ram. 6 ; 11.
Met Jezus wil ik leven; ^ at mij doez aard kau geven Is niets dan valsche seliiju. Met Jezus wil ik sterven; 'k Wil liever alles derven Dan zonder Jezus zijn.
— 200 —
24 J O L IJ.
Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Reehter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die zijne verschijning lief hebben gehad. 2 Tim. 4 : 8.
Daar is mijn deel, mijn erve. Waarop 't geloofsoog staart; En, of ik vall' of sterve.
Mijn schat is wel bewaard. Al heb ik hier te weenen.
Ik zie naar d' overkant;
Door alle droefheid henen
Brengt Hij m' in 't Vaderland.
25 JUL IJ.
Christus is alles en in allen.
Jezus, Jezus, niets dan Jezus,
Is mijn wensch, mijn doel, mijn leus Sleehts Uw wil te doen, o Jezus,
Is voor eeuwig mijne keus.
Immer zij het u gevraagd:
Zeg mij. Heer, wat U behaagt.
— 208
26 J ü li IJ.
(
Christus is overgeleverd ora ouze zonden, cu op-
■
gewekt om onze rechtvaardigmakiug. Rom. 4:25.
a
Heiland laat mij komen Rusten aan uw borst, Tot de levensstroomen
Waar mijn liart naar dorst. Ik heb niets dan zonden,
Maar hebt Gquot; in het bloed Van uw dierbre wouden Niet mijn schuld geboet?
27 J C L 1J. .
Wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd, eeue heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid. Joh. 1 : 14.
Tot Ü verhef ik 't smeekend oog,
Dac mij uw licht beschijne!
Zie op mij neder van omhoog,
Üw oog ontmoete 't mijne! Een blik van ü en alle druk
Wordt van mij weggenomen. Een blik en 'k voel het reinst geluk Mijn harte biunenstroomen.
li
28 J ü L IJ.
leef en gij zult leven.
Joh. U
Ja mijn Heer en Heiland leeft, Eeuwig zal ik met Hem leven.
Hij is 't, die de sleutels heeft Van des hemels heiige dreven.
Jezus loeft. Waar Hij 't belooft, Mag 'k niet twijfelen noch vreezen.
Jezus is mijn Heer en Hoofd, Waar Hij is, zal ik ook wezen.
29 J U L 1J.
Mijne ziel maakt groot den Heere; en mijn geest verheugt zioli in God, mijnen Zaligmaker.
Luk. 1 : 40 eu 47.
Zal ik mijn God niet zingen. Die met zijn zegeningen
Mij daaglijks overlaadt. Wiens trouwe zorg en hoede Mij alles keert ten goede Eu steeds ter zijde staat?
Alles duurt een korte poos. Maar Gods liefde is eindeloos.
14»
— 212 —
De bezolding der zonde is de dood. maar de .
genadegifte Gods is het eeuwige leveu, door Jezus Christus, onzen Heere. Kom. 6: 23.
Vrij word' alles mij ontnomen,
Smaak, gevoel, gehoor, gezicht,
Vrij moog' zelfs de doodsboó komen,
Roov' hij mij het levenslicht.
Maar (welzalig die gelooft!)
Niets dat mij mijn Heiland rooft! lt;
^____. ■..... . . .... .. . _____-_K
31 J ü L IJ.
Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Rom. 8 ; 31.
'k Mag God miju Vader hoeteu,
Dies vrees ik voor geen kwaad. Ik mag mij veilig weten,
Niets is er dat mij schaadt. Als God voor mij wil wezen, Wat dan ook tegen schijn', Ik heb voor niets te vreezen : 't Moet al tot zegen zijn.
1 AUGUSTUS.
Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is; ja wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Grods is, die ook voor ons bidt. Rora. 8 ; 3é.
Niets, neen niets kan mij verdoemen,
Want mijn Heiland heeft voldaan. In zijn liefde mag ik roemen.
Hij is voor mij opgestaan.
Hoe zou Jk voor een Rechter vreezen, Die mijn Vriend en Borg wil wezen?
2 AUGUSTUS.
Geloofd zij de Heere, de God Israels, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht zijnen volke; dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden. Hem dienen zouden zonder vreeze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens. Luk. 1 : 68, 74 eu 75.
God de Heer is 't eenig goed, God alleen, die wondren doet. God, wiens eindeloozc macht 't Grootste wonder heeft volbracht, Toen Hij mij, zoo snood ontaard, lu zijn Zoon heeft vrij verklaard. *
3 AUGUSTUS.
Die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig, dooli, niet mismoedig. 2 Cor. 4: S.
O help mij nimmer klagen.
Noch ongeduldig zijn. Blijmoedig 't kruis te dragen,
Al kost het felle pijn!
Toon mij in al mijn lijden. Dat Gij mij niet vergeet. Zoo zal ik mij verblijden In 't midden zelfs van 't leed.
217
4 AUGUSTUS.
Dient den Heere met vreeze, en verheugt u met beving. ps. 2 ; n.
Leer mij stil mij neêr te leggen Als een kindek' in uw schoot, Leer m' in allo zorg en nood Tot U „Abba, Vaderquot; zeggen.
Als een bruid zieh siert en tracht Haar beminde te behagen ,
Leer mij dus te ziju bedacht Naar uw wil mij te gedragen!
5 AUGUSTUS.
Dewijl wij (lau deze belofte hebben, geliefdcu! laat ons ous zelveu reinigen van alle besmetting-des vlceselies en des geestes, voleindigende de heiligmaking iu de vreeze Gods. 2 Cor. 7 : 1.
Dit is mijn wensch: voor U te leven, Voor U, mijn Heer en Bruidegom I Neem, wat zich nog niet wilde geven
En maak het tot uw eigendom! Dat 't Bloed en Water uit uw zijde
Mijn hart besproei' en heilig maak'. Opdat zich alles aan U wijde
En alles word' naar uwen smaak '
— 219 —
6 AUGUSTUS.
Zoo velen ds ei- door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Rom. 8: 14.
Dat- 's Hoeren Geest mij leid' In ware lieiliglieid 1 Dit zij 't onfeilbaar merk , Van zijn genade 't werk. Waaraan mijn zie! 't kan weten, Dat ik Gods kind mag hoeten!
7 AUGUSTUS.
De wereld gaat voorbij, en hare begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. 1 Joh. 2; 17.
De wereld gaat als rook voorbij,
'k Wil eeuwig van haar scheiden. Zij zal, hoe schoon haar glans ook zij.
Niet langer mij verleiden.
De Hemel is mijn Vaderland,
Daarheen is mijn verlangen.
Mijn Heiland grijpt mij bij de hand En helpt mijn zwakke gangen 1
8 AUGUSTUS.
Niemand kan Uvee heeren dienen: want of hij zal den eenen baten en den anderen liefhebben, of hij zal den eenen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.
Matth. 0 : 24.
Mijn dierbren Heiland kleef ik aan ;
Hij liet voor mij het leven.
Ik wil Hem nimmer laten gaan,
Hij zal mij nooit begeven. Wat schoons de wereld mij ook bied', Mijn dierbren Heer verlaat ik niet.
Deze zijn, die in de doornen bezaaid worden; namelijk degenen, die het woord hooren; en de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijk-doms, en de begeerlijkheden omtrent do andere dingen, inko'mende, verstikken hot woord, en het wordt onvruchtbaar. Mark. 4: 18 en 19.
Heiland, die in mij uw werk woudt beginnen, Help mij te strijden en help t'overwinnen.
Gord mij met wapens van moed en geloof! Alles spant saam om m' afvallig te maken. Help mij te bidden, te werken, te waken, Dat niet de vijand mijn pand mij ontroov'!
— MS —
10 AUGUSTUS.
Alles is uwe; doch gij zijt van Christus.
1 Cor. 3: 22 en 23.
Jezus (dierbre Naam, dien 'k noem) Jezus is mijn eer en roem,
Jezus mag 'k mijn Heiland weten.
Alles — hoe besef ik dit! —
Alles, sinds ik Hem bezit,
Mag 'k in Hem het mijne heeten.
11 AUGUSTUS.
Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen ia de wereld is: zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde dos Vaders is niet in hem. 1 Joh. 2 ; 15.
Al schijnt zij met oprechten zin
Mij vriendelijk genegen. De wereld is mijn vijandin,
Zij is en blijft mij tegen.
Gij zijt de Vriend, dien ik verkies.
Die nooit van mij zult wijken. Wanneer 'k ook aller gunst verlies, Uw trouw zal nooit bezwijken.
12 AUGUSTUS.
In de wereld zult gij verdrukking liebbeu; maar hebt goeden moed, Ik lieb de wereld overwonnen.
Joh. 16: 33.
Satan spant zijn sluwe netten
En zijn strikken overal;
Wie niet op 't gevaar wil letten,
Komt gewislijk tot den val.
Zonder U hoe zal 'k ontkomen,
Dus bedreigd vau alle zij ?
Maar met U heb 'k niets te schroomen, Ben ik veilig, ben ik vrij.
s'
13 AUGUSTUS.
God is getrouw, die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. 1 Cor. 10 ; 13.
É
Alleen op God verlaat ik mij:
Hij zal het uiet gedoogen, Hoe zwaar ook de verzoeking zij.
Dat zij zou ovennogeu.
Hij is getrouw en sehenkt bij 't leed De kracht om 't kruis te dragen, En doet, als Hij het noodig weet, Do heerlijkst' uitkomst dagen.
■
14 AUGUSTUS.
Gij hebt Mij arbeid genuiakt met uwe zouden, gij hebt Mij vermoeid met uwe ongerechtigheden. Ik, Ik ben het, die uwe overtredingen uitdelg, om mijnentwil, en Ik gedenk uwer zouden niet.
Jes. 43 : 24 en 25.
tfi
Wij hebben U met onze daden
Veel moeite gedaan en verdriet. Dies gt;;ijn wij met schande beladen,
Eu toch, gij verafschuwt ons niet. (lij sloegt ons meêdoogeude gade
Eu zocht ons het eerste weer op, Verzekert ons van uw genade. Zoo stijgt uw ontferming teu top!
'' :
' 1,
1 !
f
15quot;
God bevestigt zijne liefde jegeus ous, dat Oliristus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.
Kom. 5 : 8.
Wie peilt 't oneindig Gods-erbarmen
Dat alles overtreft.
Waardoor Hij iu zijn Vaderarmen
Gevallen zondaars heft?
Voor ons, toen wij nog snood Hem haatten,
Gaf Christus zich ten dood.
Hoe zou Hij immer ons verlaten,
Die Hij in d' armen sloot ?
1(! AUGUSTUS.
Ik ben de goede Herder; de goede Herder stelt zijn leven voor de schapen. Joli. 10: 11.
O Herder van uw Israël,
Gij voert uw kudde schapen
Aan grasrijk oord en frissohe wel, En doet ze veilig slapen.
Gij legt uw eigen leven af Om 't leven hun te geven,
Eu leidt hen met uw stok en staf Naar 't eeuwig zalig leven.
IT AUGUSTUS.
De hoop besfihaamt niet omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, die ons is gegeven. Rom. 5: 5.
ücii, werd mijn hart ontsloten,
En werd de liefdegloed,
Uit 's Hemels troon gevloten, Ook in mijn ziel gegoten,
Gelijk een vuurge vloed! Ja, mochten telkens nienwe stroomen Des Heil'gen Geestcs tot, mij komen!
— -m
18 AUGUSTUS.
Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja Ik zal u Mij ondertrouwen in g-ereolitiglieid en in gericht, en in goedertierenheid en iu barmhartigheden.
Hos. 2 : IS.
Mag ik ü beschouwen Als mijn Bruidegom? Gij wilt m' ondertrouwcu
Als uw eigendom ; Gij wilt mij geleiden
Naar uw heilgen raad . En mij voorbereiden A'oor den hemelstaat.
— 232 —
19 AUGUSTUS.
Gij hebt Mij niet uitverkoren , maar Ik lieb u uitverkoren, en Ik heb u gestold, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, eu dat uwe vrueht blijve.
•Tob. 15: 16.
Het zal mij nouit berouwen.
Het euge levenspad. Wij kennen tien Getrouwen, Die zelf dien wég betrad. Oeh, of een ieder leerde
Te luistren naar ziju stem. Of elk zijn oogeu keerde Naar 't nieuw Jerusalem !
20 AUGUSTUS.
Simon, zoon van Jonas! hebt gij Mij lief?
Ja, 'k heb U lief, mijn zielsbeminde. Ik heb U lief met heel mijn hart. Lang heb 'k geleefd gelijk een blinde,
In werelds ijdelheên verward.
Maar dank aan U, niet langer meer. Nu 'k zeggen mag; 'k Bemin U lieer!
— 234 —
21 AUGUSTUS.
Wien lieb ik nevens U inden hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! Ps. 73 : 25.
Rijkdom, aanzien, uiets op aard Kan mijn hartsverlaugen stillen.
Zoo Gij, Heiland, er niet waart, Zou 'k den Hemel zelfs niet willen. Nergens anders wenseh ik heen, Dan naar U, naar U alleen!
22 AUGUSTUS.
Ik heilige Mij zelveu voor lien, opdat ook zij geheiligd mogeu zijn in waarheid. Joh. 17 : 19.
Hoogepriester, groot en goed,
.Die uw heilig offerbloed Aan het kruishout wildet plengen, Neem mijn hart, dat voor U brandt. Maak het tot uw offerand!
'k Wil quot;t U gaarn op 't altaar brengen, Dat uw liefde-vuur, o Heer,
'i Met zijn vlammen gansch verteer'!
23 AUGUSTUS.
Kiudorkcus! blijft in Ilein; opdat, wanueer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in zijne toekomst. 1 Joh. 2: 28.
Wanneer ik op uw arm raag steuneu,
Mijn Heiland en mijn God,
Of 't hoofd mag aan uw boezem leunen,
Wie meldt mijn zalig lot!
Is 's hemels voorsmaak hier op aarde
Zoo onuitspreeklijk zoet.
Welk' englentong vermeldt naar waarde, Wat 't eenmaal wezen moet!
24 AUGUSTUS.
Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uwe zielen. Matth. 11: 29.
Gij waart zachtmoedig en geduldig. Ach hoe hoogmoedig, driftig, schuldig,
Hoe zondig zie ik mij!
O laat mij aan uw voet mij zetten. Om immer op uw Beeld te letten, ïot 'k zelf zachtmoedig zij!
— 238 — | |||
% | |||
25 AUGUSTUS. | |||
Want de Vader zelf heeft u lief, dewijl gij Mij lief |
1 | ||
gehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik vau God beu | |||
uitgegaan. Joh. 10: 21. | |||
A | |||
i i • |
Hoe liefelijk en aangenaam | ||
Voor 't stil geloovig hart, | |||
) |
Is 's Heeien Jezus dierbre Naam : | ||
't Is balsem in de smart. |
1 | ||
( |
't Is in dien Naam, dat 'k tot deu Vader, | ||
! |
Gelijk een kind, vertrouwend nader. | ||
I | |||
26 AUGUSTUS.
Verwerp mij niet vau uw aangezicht, en neem uwen Heiligen Geest niet vau mij. Geef mij weder de vreugde uws heils; en de vrijmoedige geest on-dersteune mij. Ps. 51 : 13 en 14.
'k Weet, in Christus ben ik veilig,
'k Heb vergifnis, 'k ben gered. Maar ik bid U, maak mij heilig,
Wasch mij wol vau alle smet. Dat uw Geest mij gansch bezielc,
Tot ik eens, vau alles vrij,
U met lichaam, geest en ziele Gansch en al geheiligd zij!
— 240 —
27 AUGUSTUS.
Wcest iu geen ding bezorgd; maar laat uwe begeerten in alles, door bidden en smeeken, met dankzegging bekend worden bij God. Phil. 4 : 6.
Werp op Jezus al uw zorgen,
Ziel, door noodlooz' angst bezwaard. In des Heilands sehoot geborgen
Zijt gij veilig, wel bewaard.
Maak met zorgen u niet moede.
God, de Heerscher van 't Heelal, Is uw Vader, die ten goede Alles voor u keeren zal.
— 241 —
28 AUGUSTUS. .
Eu buiten allen twijfel, Je verborgeuliCTÜ der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vleeseh, is gerechtvaardigd in deu Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.
Ja, wonderbaar geheimenis.
Die God wou openbaren; 't Is Rod, die vleeseh geworden is,
Toen wij nog zondaars waren. Verkondigd zij dit woord alom.
Dat God in 't vleeseh wou komen, Gepredikt onder 't heidendom ,
lil glorie opgenomen.
Dit is, voor 's Hecren volk bereid,.
't Geheimnis der godzaligheid. ^^ ^
'V'-'/ï / 7' 's ' ^
1B
29 AUGUSTUS.
De lieflijkheid des Heereu, onzes Gods, zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja het werk onzer handen, bevestig dfU,. Ps. 90 :17.
- / 4lt; s j ' ■/gt; •**
'k Wil door U mij laten raden,
Die het beste raden kunt.
'k Wil met woorden en met daden Doen slechts wat Gij mij vergunt.
Hield ik immer mij daaraan , Ach, hoe veilig zou ik gaan!
30 AUGUSTUS.
Hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dau dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heereu. Rom. 14 : 8.
Wat ik leef, dat leei' 'k deu Heere,
Als ik sterf, dan sterf ik Hem,
Om in heerlijkheid en eere
Op te staan op zijne stem.
Jezus eigendom te wezen,
Welke rust en welk genot!
'k Heb voor niets, voor niets te vreezen: Hij, mijn Heiland is mijn God.
16*
31 AUGUSTUS.
Wordt tooruig, en zoudigt uiot; de zon ga n onder over uwe toornigheid. Eph. 4: 26.
^ Cramp;Y^ W 'y* c Af?' * - ^
/ /('. cz//? '^s - y'? lt;??//
ft*
/V-
Gij waart vriendlijk en weldadig
Zelfs voor wie « haatte en schold; Altijd minzaam en genadig,
Daar gij nimmer leed vergoldt. Ja, gelijk de zonnestralen Of de milde rogenvloed Zelfs op boozen nederdalen, Zoo deedt Gij aan allen goed.
Ach, schenk ook mij dien zin,
Dat ik van U dit leere.
Dat 'k zelfs mijn vijand min Eu daarin U vcreere!
/'Se..
1 SEPTEMBER.
Geeu vuile rede ga uit uwen mond, maar zoo er eenige goede rede is tot nuttige sticlitiug, opdat zij genade geve dien, die dezelve hooren. Eph. 4; 29.
Ach, waren mijne woorden Altijd wat zij behoorden! O Heiland, help en maak, Dat ik mijn tong bewaak, En, waar 'k voor U moet spreken,
Laat daar mij niet bevreesd. En doe 't mij nooit ontbreken Aan hulp van uwen Geest!
— 2i6 —
2 SEPTEMBER.
Zijt jegens elkander goedertiereu, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus nliedeu vergeven heeft. Eph. 4 : 32.
Komt, laat ons voorwaarts treden
En reizen hand aan hand! Nog slechts een weinig schreden
En . . daar is 't Vaderland.
Laat ons op weg niet strijden, Wie 't meeste wezen mocht. Maar zamen worstlen, lijden. Op onzen pelgrimstocht.
3 SEPTEMBER.
Naakt tot God, en Hij zal tot u uaken.
Jak. 4
Waar mij uw Geest wil leeren, Wat 'k bidden moet en mag, Daar zult G' ook mijn begeeren
Mij schenken dag aan dag. Waar ik tot TJ mag naken,
Daar komt Gij zelf tot mij En wilt mijn bidden maken, Dat 't waarlijk bidden zij!
— 248 —
4 SEPTEMBER.
Ik vermag idle dingen door Christus, die mij kracht geeft. Phil. 4 : 13.
Dil is heldenmoed; Om ziju goed en bloed Voor den lieer te laten. Dit is heldenkraelit; Om door 's Goestes macht 't Zondig vleesch te haten.
5 SEPÏEMUEE.
Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uwe oogen mijne wegen bewaren. Spr. 23 : 20.
God ciscbt van ons geen smart, Schoon velen dwaaslijk 't denken;
Hij vraagt alleen ons hart,
Dai wij 't Hem vrolijk schenken. Slechts als 't zich geeft aan 's Heeren wil, Wordt 't rustloos zondaarsharte stil.
6 SEPTEMBER.
Werp uwe zorg op deu Heere, en Hij zal u ouder-houden; Hij zal iu eeuwigheid uiet toelaten , dat de rechtvaardige wankele. Ps. 55 : 23.
//^ y/ -'y/ r s- Ó
Op God moet gij betrouwen,
Zal 'timmer veilig gaan;
Zijn werk moet gij aanschouwen,
Zal ooit uw werk bestaan. Wat andren zoeken mogen
In eigen deugd en plicht. Met eigenmachtig pogen
Wordt nooit iets goeds verricht.
7 SEPTEMBER.
Deu Heere, uwen God, zult gij aaubiddeu, Hem alleen dienen. Matth. 4 ; 10.
Daarom, hoop op God alleen,
Niet op eigen macht.
Werp all' andre steunsels heen,
Slechts bij Hem is kracht. Wacht u voor sik' afgoderij, Dat God alleen uw Heere zij!
S SEPTEMBER.
AVamiecr gij bidt, gaat iu uwe binueukamer, en uwe deur gesloten hebbende, bidt uwen Vader, die in het verborgen is. Matth. 0 ; 0.
NV X
Mijn Heiland, leer mij bidden, smeeken,
Gelijk Gij zelve hebt gebeêu.
En, zij 't helaas met veel gebreken,
No ehtans uw voorbeeld na te treên. Leer m' in 't gebed U ga te slaan En door U 't Heilig' iu te gaan!
!) S E P T E 31B E R.
Bidt, en u zal gegeven worden ; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en n zal opengedaan worden.
O _ j /'
j?'si // Ss quot; quot; )
s /ti s'/s ss ^ •//' fi' yyy .r
Wel mij, ik mag in Jezus naam
Mij tot don Vader wenden. Hij maakt tot bidden mij bekwaam
En wil mij antwoord zenden. Wel mij, dat ik Je zijne ben En 't voorrecht van te bidden keu !
— 254 —
10 SEPTEMBER.
Gij zult den Heere, uwen God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uwe ziel, en uit geheel uw verstand , en uit geheel uwe kracht. Mark. 12: 30.
Wel mij, dat ik met hart en zinnen U, als mijn eenig goed, mag minnen:
Gij zijt mijn Vader, ik uw kind. Toen 'knog, verblind voor uwe liefde, U door mijn zonde en onwil griefde, Hebt Gij het eerste mij bemind.
11 SEPTEMBER.
De Heere is getrouw, die u zal versterken en
2 Thess. 3 : 3.
) gt;
)
bewaren van den booze.
Hob dank voor uwe leer, Die Gij op aard kwaamt stichten.
Mocht die ons meer en meer Het duistre hart verlichten!
Och, dat Gij door uw Geest, Waar w' aan uw voet ons zetten.
Ons daarin onderweest Om op uw Woord te letten!
— 258 —
56 ——---------
14 SEPTEMBER.
Wandelt in de liefde, gelijkenvijs ook Christus ous liefgehad heeft, en zich zeiven voor ons heeft overgegeven tot eeue offerande en een slaehtoffer Gode, tot eenen welriekenden reuk. Bph. 5; 2.
Éen is er sleehts, voor wien ik leve. Dien 'k zal beminnen vroeg en spa.
Een, wien ik steeds op nieuw mij geve.
En die mij aanneemt uit gena.
Hem, die zijn leven voor mij liet. Betrouw ik: Hij begeeft mij niet.
15 SEPTEMBER.
Zij worden dronken van de vettigheid uws huizes; en Gij drenkt hen nit de beek uwer wellusten.
Ps. 30 : 9.
Laat mij uit die strooraeu drinken,
Liefdestroomen van mijn God! Laat mijn hart en ziel verzinken
In het hemelsche genot!
Luide klink' mijn blijde stem, Jezus mint mij, ik min Hem.
17*
— 256 —
-----^
Pr\
12 SEPTEMBER. yc l/ r
Jaast deu vrede na met alleu, en do heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal.
ITebr. 12; 14.
r/' s t C ^ S / S f r
I // / /'s Ss s y squot; C Sz . ylt;r e rSlt;l
Leer ons te jagen naar den vrede, Zooveel bet kan, met iedereen! Deel uwe heiligheid ons mede. En zij uw eer ons doel alleen!
, ^
Ik beu gedoopt, ik beu tevreden
Met 's Heereu liefde eu liefdetrouw. Wie rooft mij mijne zaligheden, Die God mij zelve scheuken wou?
Dit wensch ik; in het stil genot Te leven van 't verkeer met God.
— 258 —■
X — ——
AVandelt iu de liefde, gelijkenvijs ook Christus ons liefgehad heeft, en zich zeiven voor ons heeft overgegeven tot ecne offerande en een slachtoffer Gode, tot eenen welriekenden reuk. Eph. 5; 2.
Éen is er slechts, voor wieu ik leve, Dien 'k zal bctniimen vroeg en spa, Een, wien ik steeds op nieuw mij geve. En die mij aanneemt uit geua.
Hem, die zijn leven voor mij liet. Betrouw ik: Hij begeeft mij uiet.
15 SEPTEJ1BEE.
Zij worden dronken van de vettigheid uws huizes; en Gij drenkt hen nit de beek uwer wellusten.
Ps. 30 : 9.
Laat mij uit die stroomen drinken,
Liefdestroomen van mijn God! Laat mijn hart en ziel verzinken
In het hemelsche genot 1 Luide klink' mijn blijde stem, Jezus mint mij, ik min Hem.
17*
— ifiO —
^----- - ~ ^
16 SEPTEMBER.
Gij zijl gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, die ons leven is, dan zult, ook gij met Heni geopenbaard worden in heerlijkheid.
Col. 3 ; 3 en 4.
Als Jezus zich zal openbaren.
Dan blijkt liet voor het ganseli heelal,
Wie hier op aard de zijnen waren.
Als Hij hen tot zich nemen zal.
Dan, als Hij wederkomt als Koning, i
Reikt Hij hun zelf de gloriekroon,
Hij brengt hen in des Vaders woning En plaatst hen met zich in zijn Troon.
X
17 SEPTEMBER.
Die van Christus ziju, hebben liet vleesch gekruist met de bewegingen eu begeerlijkheden. Gal. 5: 24.
Zoo laaï ons in don strijd niet rusten, Maar dooden 't vleesch met al zijn lusten,
Gedachtig aan des Heilands kruis. Wie hier, de wereld niet ontvloden. Het zondig vleesch niet weet te dooden. Hoort in den hemel niet tc huis.
18 SEPTEMBER.
Indien iornaud van n wijsheid ontbreekt, dat iiij ze van God begeere , die een iegelijk inildclijk gecft , en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.
Jak. 1 : 5.
Gij bron, waaruit de wijsheid vliet,
Aan D wil ik mij drenken. De wereld heeft de wijsheid niet
En kan z' ook niemand schenken. Gij Heiland, die Gods wijsheid zijt, Die gaarne schenkt en niet verwijt, Stort iu mij met uw milde hand, 't Ootmoedig geestelijk verstand!
19 SEPTEMBER.
Zonder Mij kuut, gij niets doeu.
Joh. 1 ó : 5
Ach, zonder U wat zou 'k vermogen.
Van licht, van hulp, van kracht ontbloot Maar wie vond immer zich bedrogen, Die tot U om ontferming vlood 'r'
O bind m' aan U met sterkeu band. En maak met U mij óene plant!
— 264 —
20 SEPTEMBEK.
De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid ; allen, die ze doen, hebben goed versland; zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Ps. 111 : 10.
O geef ons uit uw milde baud Het heilig, geestelijk verstand,
Waardoor w' Ü kennen mogen!
Geef dat w'in waarheid, niet iu sehiju, Der wijsheid eclite kindreu zijn.
En zoo uw Naam verhoogen!
21 SEPTEMBER.
In Christus zijn al de schatten der wijsheid
Coll. 2 : 3
In U woont alle volheid, Heere, Van rijkdom, wijsheid, macht en eorc.
Verborgen voor het vleesohlijk oog. Wat ook de wereld moge geven,
Naar dezen schat slechts wil ik streven: Dat ik U beter kennen moog'!
22 SEPTEMBER.
Wij moeten door vele verdrukkingen ingaan in het koningrijk Gods.
) / /lt; gt;■
Hand. 14: 22.
-O s! r- '/r ■gt;
SS
Hoe zou ik niet met volle vreugde
In 't midden zelfs der droefheid staan? Daar 's Heeren heil mijn ziel verheugde, Hief !k in den nacht mijn psalmen aan.
In 't heetste van den vnurgen oven Zal ik mijn God en Heiland loven.
— 207 —
23 SEPTEMBER.
De God van onzen Heero Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, geve u deu Geest der wijsheid en der openbaring, in zijne kennis. Eph. 1 : 17.
jgt;/'s//y*As *'■ 2/'- #■ /sy r A /22^
Geest vau wijsheid, Geest van vrede.
Zie hoe diep onkundig 'k beu.
Deel mij van uw wijsheid mede. Dat ik meer vau .Tezus ken'! Neem en geef mij van hel Zijne, Tot zijn lieht mij ganseh besehijne!
24 SEPTEMBER.
Zalig zijn dc armen vau geest; waut huuner is het koningrijk der hemelen. Matth. 5 ; 3.
Zalig, zalig, nij te noemen,
Die, voor meuschenlof bevreesd, Stil, ootmoedig, arm van geest, Op geen gaven ziek beroemen!
Arm en needrig volk des Heeren, Eens zal God hen hoog vereeren.
X.
— aeg —
25 SEPTEMBER.
Crod wederstaat de hoovaardigen, maar den ue-derigen geeft Hij geuade. Jak. 1 : C.
Een klein, demoedig harte
Staat 't hoogste bij den Heer ; Maar diep in schaud' en smarte
Stort God den hoogmoed neêr. Wie needrig is en stille
En, vrij van eigen zin,
Zieh voegt naar 's Heeren wille : Tot hen komt Jezus in.
— 270 —
26 SEPTEMBER.
Ik leef, docli niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, die mij liefgehad heeft, en zich zeiven voor mij overgegeven heeft. 'ial. 2 : 20.
O heerlijkst' aller schatten. Onschatbaar van waardij,
U mag mijn hart bevatten,
Gij woont en leeft in mij! Wat nog U dorst weerstreven.
Bedwing, verwin liet nu.
Wat 'k nog in 't vleesch moet leven Bat leev' ik slechts voor TJ!
— 271 —
27 SEPTEMBER.
Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Matth. 5 : 0.
N
Mijn Heiland, Gij waart stil En deedt uws Vaders wil; O doe m' uw beeldtnis dragen! Dat 'k in uw wil berust'. Niet vraag' naar eigen lust, Maar naar Uw welbehag-en!
28 SEPTEMBER.
Zalig zijn de zachtmoedigen; waut zij zullen het
Matth. 5 : 5.
O Heiland , zonder zond' of sohuld ,
Gij liet zachtmoedig, vol geduld,
U slaan door zondaarshanden. Gij torschtet zwijgend 't folterkruis.
Slechts d' ijver voor uws Vaders Huis
Deed U van toorn ontbranden. Oeh , leed ook ik, wat m' overkwaam'.
Steeds zonder tegenspreken!
En mocht 'k slechts voor uw zaak en naam In Ijvergloed ontsteken!
29 SEPTEMBER.
Mie zicli zei ven verhoogen zal, die zal vernederd worden; en wie zich zei ven zal vernederen, die zal verhoogd worden. Matth. 23 : 12.
Tk wil mij niet verhoogen.
Maar, in het diepste stof Aanbiddend neergebogen,
Breng 'k U mijn dank en lof. Och dat 'k — dit zij mijn eerc! —
Steeds kleiner worden moog', En Gij, mijn dierbre Heere,
Steeds grooter voor mijn oog!
18
30 SEPÏEMBEE.
Door ootinücdigheid achtc ds een don anderen uitnemender dan zich zclveu. Phil. 2 : 3.
Mocht daar een zwakke vallen,
De sterkre grijp' hem aan, Zoo blijve steeds bij allen
De liefdeband bestaan! Dat steeds mijn ziel zich waehte
Voor trots en hoovaardij, Dat 'k andren hooger aohte Eu gaarn de minste zij!
1 O C T O B K R.
Opdat gij moogt bckeimeu de liefde van Christus, die de keunis te boven gaat. Eph. 3 ; lü.
Christus eenvoud, liefde, waarheid
Eu der heil'geu broederband. Zij bestaan in kracht en klaarheid Hier en in het Vaderland. Ja, k voel 's Hemels zaligheêu Hier op aarde reeds begiuneu,
't, Lost zich op in dit alleen; Jezus Christus te; beminnen.
2 OCTOBER.
Het koningrijk Gods is niet spijs en drank, maar reehtvaardigheid, en vrede, en blijdsehap, door deu Heiligen Geest. Kom. 14; 17.
Niet in uiterlijken schijn Is Gods koningrijk gelegen,
Maar op wat w' in waarheid zijn, Rust des Heeren vrced' en zegen.
Laat uw heerlijk koningrijk In mijn hart gevestigd wezen. Zoodat elk daarvan liet blijk In mijn gansch bestaan kan lezen!
3 OCT 0 BEE.
Gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreeze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen: Abba, Vader! Hom. 8; 15.
Ik heb niet meer als slaaf te duchten.
Wanneer ik voor U nederkniel,
Daar 'k met onuitgesproken zuchten
Uw Geest hoor bidden in mijn ziel. 't Is door uw Geest, dat ik 't mag weten, Getuignis gevend aan mijn geest. Dat, wat 'k ook vroeger zij geweest, Gij zelf mij nu uw kind wilt hceten.
4 OCTOBER.
Wij dau, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God , door onzen lleere Jezus Christus. Kom. 5 : 1.
^ 'Z* '
Trek mij, Vader, tot den Zoon Dat uw Zoon m' aan ü verbinde, Dat uw Geest mijn liart bewoon' En 'k aldus uw vrede vindo.
Vrede, die mij nooit verlaat, Die 't verstand te boveu gaaf!
5 OCTOBER.
üc vrede Gods, die alle verstand te bovengaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus. Phil. 4 : 7.
i ^ ^ c' /^Cquot;f
Hoor, o Heiland, naar mijn bede, Schenk mij dien onwrikbren vrede.
Die in U geworteld staat:
Vrede door geen macht t' ontrooven, Vrede Gods, die verre boven Allo menschenkennis quot;-aatl
— iSO —
ti O C T O B E K.
Staut dau iu de vrijheid, met welke üus Christus vrijgemaakt heeft, eu wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevaugeu. Gal. 5: 1.
///X
/sty A
De Zuou alleen maakt waarlijk vrij.
Wij zijn den strik ontvloden, Verlost uit dubble slavernij
Der zonde en der geboden.
O leer ons in die vrijheid staan, Waar Gij ons in deedt komen, Eu niet weer onder 'tjuk te gaan, Dat Gij ons hebt ontnomen.
— *81 —
7 OCTOBER.
Vrede laat Ik u, mijnen vrede geef Ik u.
Jol). 14: 27.
Dierbre Heiland, uw nabijheid Soheiikt den vrede, schenkt de vrijheid
Aan het neergebogen hart.
Aeh, wil, als in vroeger jaren,
TJ weer vriendlijk openbaren Eu genees mijn zielesmart!
8 OCTOBER.
Ik ben een vreemdeling hij U, een bijwoner, gelijk nl mijne vaders. Ps. 39 : 13.
Mijn leven is een pelgrimsstand, Ik ben op reis naar 't Vaderland,
Naar 't Kanaiin daar boven. Hoe moeilijk vaak de reize zij,
Ik kom het einde naderbij,
Waar ik mijn God zal loven.
Mijn leven is een pelgrimsstand,
Maar 'k ben op reis naar 't Vaderland.
— 283 —
9 O C T O B E li.
Er blijft dan eeuo rust over voor het volk Gods.
Hebr. 4: 9.
Ja, wij zullen eenmaal rusten,
Eenmaal landt ons scheepjen aan Op de ver gelegen kusten,
W aar Gij zelf zijt voorgegaan.
Daar wacht ons de troost ua 't lijden.
Daar klimt onze vreugd ten top,
Daar wacht ons de kroon na 't strijden. Daar wacht Jezus zelf ons op.
— 28-1 —
10 OCTOBER.
Wij hebbeu hier geeiie blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. Hebr. 13 : 17.
Ja, Gij zelve waart op aarde.
Zwak, behoeftig en gering.
Zonder aanzien, zonder waarde,
Als een arme vreemdeling.
Van u zelve moest Gij 't zeggen;
Gij bezat geen plekje grond,
Waar g' uw hoofd moeht nederleggen,
Dat Gij 't uwe noemen kondt. Heiland, leid mijn zwakke schreden
Op het eenzaam pelgrimspad,
Tot ik eens moog' binnentreden In de vrije hemelstad!
11 OCTOBER.
Hebbende begeerte om ontbonden te worden met Christus te zijn. Phil. 1 ; 23.
Ja 'k wenscbt' om vrij van zouden
En dus ook vrij van pijn,
Van 't logge vleesch ontbondeu En met mijn Heer te zijn.
Maar 'k wil mijn wouscben stillen :
't Zij zoo nis Hij 'i gebiedt. Alleen, als Hij 't zal willen, En anders wenscb ik 't niet.
Ju 'k mag mij vrij verblijden
in God, die mij beschermt, Eu die zich, in miju lijden.
Zoo dikwijls heeft ontfermd, 't Gaat vaak langs steile wegen En door een doukren nacht. Maar 't eindigt al in zegen Voor wie op .1 ezus wacht.
— 287 —
13 OCTOBER.
Het leveu is mij Christus, eu het sterveu is mij gewin. Phil. ] : 21.
(Christus is mijn leveu,
't Sterven raiju gewin ; Die zich U mocht geven, Gaat den hemel in.
14 OCTOBER.
In lint huis mijns Vaders zijn vele woningen.
.Toll. 14: 2.
y/ /e '4-
'k Weet daar is plaats bij LT, mijn Koning,
Plaats aan uw voeten, in uw hart,
Plaats ook voor mij in 's Vaders woning.
Door U gekocht met bloed en smart. Gij wilt m' er zelve plaats bereiden En zult ra' er eenmaal binnenleiden.
— 289 —
15 OCTOBER.
Het bedeaken des vlecselies is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede.
Hom. 8 ; C.
Ach, mijn Heiland, ben 'k uw kind. Ik, zoo vleesohlijk nog gezind,
Nog zoo zeer aan 't aardsche klevend?
Maak mij van die heerschappij Door uw liefd' en almacht vrij.
Maak m' in waarheid geestlijk levend!
■ A S
19
— 290 —
16 OCTOBER.
Ik weel, jnijn Verlosser leeft.
Jezus, mijn Verlosser leeft, 'k Mocht bet krachtiglijk ervaren.
Hij, die mij bet leven geeft, Zal mij 't leven ook bewaren.
Zelfs als 't licbaam mij begeeft, Jezus, mijn Verlosser, leeft.
De Heerc is mijn Herder, mij zal uiets ontbreken. Ps. 23 : 1.
■
gt;
gt; (
De trouwe Herder mint zijn schapen,
Ja mint ze tot den dood.
Hij is bun tot een scbild en wapen
En redt z' uit allen nood.
Zij worden aan de waterbeken
Door zijne hand geleid.
Hij laat het hun aan niets ontbreken in tijd noch eeuwigheid.
19*
18 OCTOBER.
Al wat gij zult begeereu in liet gebed, geloovende zult gij ontvangen. Matth. 21 : 23.
Ga, Christen, in 't verborgen ,
Waar niemand op u let; Klaag aan den Heer uw zorgen,
Hij hoort naar uw gebed. Geloof en God zal schenken
Meer dan uw ziel verlangt, Ver boven bidden, deuken: Geloof en gij ontvangt.
19 OCT OK ER.
Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet, die op de aarde zijn. Col. 3 : 2.
Alles hier op aarde Is mij zonder waarde, Zoo ik TJ niet had. Rijkdom, aanzien, eere. Niets dat ik begeere; Jezus is mijn schat.
20 O C T O B E K.
Indien gij dan mei Cliristus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is , zittende aan de rechterhand Gods. Ooi. 3 ; 1.
Niet lang meer zal het duren,
Houd nog een weinig aan;
't Zijn nog slechts enkel' uren,
Eu 't strijden is gedaan.
Zie op dan naar uw woning,
In 't hemelseh vaderland,
Waar Christus heerscht als Koning Aan 's Vaders rechterhand.
— 295 —
21 0 C TO BKR.
Voor zoo veel gij dit één' van deze inijue minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan.
Matth. 25 : 40.
O Heer, met welk erbarmen Zaagt Gij ons lijden aan! Hoe hebt Gij kranken , armen ,
Hersteld en welgedaan! Och mocht ook ik, bewogen
Door zulke teederheid, De bittre tranen droogen Die hier d' ellende schreit!
e. ~ £/ lt;^2^-
— 296 —
22 OCTOBER.
De rivier üods is vol waters.
Ps. 65 ; 10.
Kom, dorstig harte, liicr, Kom tot dc Godsrivier, Drink uit die Leldre stroomen. Het water dat er vliet Schenkt Gods gen» om niet: Elk die maar wil, mag komen.
23 OCTOBER.
Hebbende dan uwe zielen gereinigd in do gehoorzaamheid der waarheid, door deu Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zoo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart. 1 Petr. 1 ; 22.
liet hart, dat voor deu Heiland brandt Is met een heilgen broederband
Aan al zijn volk verbonden.
Waar 's Heeren Jezus liefde woont,
Sleehts daar wordt d' eigenliefd' onttroond Eu ware trouw gevonden.
— 298 —
24 OCTOBER.
Al ware liet, dat ik do talen der niensclienen der engelen sprak, en de liefde uiet had, zoo ware ik een klinkend metaal, of luidende seliel geworden.
] Cor. 13: 1.
Dit is mijn leed, dit is mijn smart. Dat 'k met mijn ongestadig hart
Niet meer U kan beminnen. Och, mocht ik, waar ik 't ondervind, Dat Gij zoo teedcr mij bemint, Ook meer in liefde winnen!
25 OCTOBER.
Maar indien gij niet vergeeft, zoo zal uw Vader die in de hemelen is, ook uwe misdaden niet ver geven. Mark. 11 : 20.
Heeft iemand tegen mij misdreven, Heb ik het hem niet ganseh vergeven?
Mijn Heiland, openbaar het mij.
Laat ik aldus het U vergelden,
Dat Gij mij alles kwijt woudt schelden: Dat ik ook gaarn vergevend zij!
26 OCTOBER.
De liefde verblijdt zicb niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid. 1 Cor. 13 : 0.
O liefde, die U mededeelt
En 't hart herschept naar 's Hceren lieeld
In goddelijke klaarheid,
Verwijder alle duisternis.
Verdrijf al wat onzuiver is.
Eu leid m' in alle waarheid!
— 301 —
27 OCTOBER.
De liefde bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
1 Cor. 13 : 7.
JK
Heer, dit wil ik van U vragen. Dat ik lijdzaam moge dragen Alles wat Gij op mij legt; Dat ik stil mijn loopbaan loope, Steeds geloove, waehte, hope Alles wat nw Woord mij zegt.
— 302 —
quot;ISC
«r
28 OCTOBER.
Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij mijne discipelen zijt, zoo gij liefde Uebt onder elkander.
Joh. 13; 35. ' ^ •• •
Dit is het kenmerk, dit het teeken,
Alom, waar m' uw disciplen vindt; De liefdeband, dien niets kan breken, Die hen in IJ te zaatn verbindt.
29 OCTOBER.
Ziet, lioe goed en hoe lieflijk is liet, dat broeders ook samenwonen. Ps. 138 ; 1.
Hoe lieflijk is 't waar, één van zin,
Gods kindren samenwonen.
Daar keert nog nu de Heiland in
En wil zich hun vertooneu. Gij toont hun, vriendlijk die Gij zijt.
Uw handen en uw zijde,
En maakt, gelijk in vroeger tijd. Der jongren harten blijde.
_ ;30t —
30 O C T 0 15 E R.
De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen allen, die Hem aanroepen iu der waarheid.
?s. 145 ; IS.
De Heer is, wie 'took zij. Wie tot Hem roept nabij En redt hen op hun zuchten. Och, mocht toch iedereen,
Naar 's Heilands kruispaal heen, Met al zijn nooden vluchten!
31 OCTOBEK.
Deze ontvangt de zondaars.
Jezus is 't die zondaars redt. Hoe bezoedeld en besmet.
Heeft Hij mij ook aangenomen.
Ocli dat elk, door wien dit woord „Jezas roept uquot; wordt gehoord, Tot dien Heiland wilde komen! Niemand, dien Hij buitensluit: „Niemand,quot; zegt Hij, „werp Ik uit.
15
1 NOVEMBER.
Wandelt als kiudereu des licbts.
Eph. 5 : 8.
'tls geeu geringe zaak een kind des lichts te lieeten.
Zoo leef in tecderheid voor 's Heeren aangezicht. Dat ieder, die n ziet, het aan u moge weten.
Dat gij het licht bezit en wandelt in liet licht.
Daar is een heiige glans, die van den hemel daalt En op het ganseh bestaan van wie Hem liefheeft, straalt.
2 NOV EM BEK.
Indien wij in het licht wandelen , gelijk Hij in het licht is, zoo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, zijnen Zoon, reinigt
Wanneer het vriendlijk licht Van 's Heilands aangezicht In onze ziel komt schijnen. Dan ziju w' in vollen zin.
Door waren broedermin Vereend met ai de Zijnen.
Dan voelt de ziel, dat Jezus Bloed Van alle kwaad verzoening doet.
20 *
3 NOVEMBER.
Waar twee of drie vergaderd zijn iu laijnen naam, daar ben ik in het midden van hen. Mattli. 18 : 20.
Ja, uw beloft' is waar. Zij wordt ous nooit ontnomen: Als twee te zarneu komen , Dan zijt Gij zelve daar. Och, doe 't ons meer betrachten Om met nw volk te zaani, Vergaderd in uw Naam, Op uwe komst tc wachten !
— 309 —
Ameu. •la kom, Heere Jezus!
Openb. 32: 20.
Ik blijf naar U verlangen, O Heiland, kom tot mij. Dat ik U moog' ontvangen En eeuwig bij U zij!
5 NOVEMBER.
Christus is voor allen gestorven, opdat degeueu , die loven, niet meer ziek zelven zouden leven, maar dien, die voor lieu gestorven eu opgewekt is.
2 Cor. 5 : 15.
Gij hebt U zelf gegeven Opdat, wat 'k nog moet leven.
Ik leven zou voor U.
Wat is 't dat 'k niet wou haten, Om U niet wou verlaten?
Mijn Heiland, 'k geef het nu.
6 N0VE3IBEK.
Hebt uwe vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen , die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen.
Matth. 5 ; 44.
Hoe zal mijn snood gemoed, Waar zooveel zond' in woedt, Zijn vijand ooit beminnen? Slechts 't hart aan U gewend, Dat uwe liefde kent.
Kan dus zich overwinnen.
— 312 —
7 NOVEMBER.
Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de meuschen zouden doen, doet gij hun ook alzoo. Matth. 7: ] 2.
/ // //r f yéf /? S?'/
fs /rt SS' /#£#
.-Y r y^// Squot; t/ S? S Y X'/ //
yi f /»- yyz f { fS v s// s s? sSr y^'st /'
lt;?/■ Sz
lquot; c/ ^ s lt;-(
x/f ' / s y?' y; *
,/^S-Osz / /A s? S ■ s' ^ _
, '/// S '/ / A' ' '//? /S/ S' lt;7 ^ ^
J-'' *■/*
Aiy
Geen vroomheid baat, geen traneubekeu, ?^/c , jf
Geen bidden, sohijnbaar welMzind, ^ ,
Waar 't aan de liefde blijft ontbreken Eu 't hart zijn naaste niet bemint.
Wat g' aan u zelve wenseht gedaan, Doe gij dat zelf ook audien aan.
8 NOVEMBER.
Boven dit alles, doet aaii de liefde, dewelke is baud der volmaaktheid. Col. 3 : 14.
Komt allen, gij genade-kiudi'eu,
Doet aan, vernieuwt, den broederband; Laat uiots de liefdevlam veriiindreuT Die op liet heilig altaar brandt.
't Zij reeds verhoogd, 't zij hier beneên In .Tezus zijn wij allen één.
— 314 —
9 NOVEMBER.
Maar éen ding is uoodig.
Luk. 10 : 42.
Éen ding, éen ding slechts is noodig. Al het andr' is overbodig,
Schenk mij. Heer, dat goede deel, Dat, wat m' ook moog' overkomen, Nimmermeer wordt weggenomen: Schenk mij diit en dat geheel!
10 NOVEMBER
De rechtvaardige zal uit, het geloof leven.
Hebr. 10 ; 38.
O leer toch door 't geloof te leven,
't Geloof in Hem, dien 't oog niet ziet. Al schijnt u alles te begeven.
Weet, 's Heeren gunst begeeft u niet. J a, ziet g' ook niets dan duisterheên ; Geloof alleen.
— 316 —
56
11 NOVEMBER.
lu Hom leven wij, en bewegen ons, en zijn wij.
Hand. 17 : 28.
Met geest en lichaam hoor 'k den Heer,
Hij is 't die mij verloste.
Mijn ziel, vergeet liet nimmermeer.
Wat Hem uw redding kostte.
Zijn trouw omringt mij overal.
Waar ik mij ook begeve.
Wat is het, dat mij sehaden zal? In Hem is 't dat ik leve.
12 NOVEMBER.
Zijt dan voorzichtig gelijk de slaugeu, en oprecht
Matth. 10 : lö.
Och mocht 'k in waarheid, niet in sehijn,
Die dubble gift ontvangen:
Gelijk dc duif oprecht te zijn,
Voorzichtig als de slangen!
In deze wereld vol bedrog
En vol van boosheid tevens,
Mijn dierbre Heiland, schenk mij toch Tlieu dnbblen staf des levens!
13 NOVEMBER.
Christus is door zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, eene eeuwige verlossing te weeg-gebracht hebbende. Hebr. 9 : 12.
quot; /s S' amp; ' ■ ■ '
Ja, Heiland, aan het kruis Hebt Gij uw Bloed vergoten.
En naar het Vaderhuis üeu toegang ons ontsloten.
Yoor eeuwig ben 'k verlost . Dat ik liet zeker wete!
Maar 't heeft uw Bloed gekost; Dat ik dit nooit vergete!
— 319 -
14 NOVEMBER.
Voorwaar zeg ik u: indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zoo zult gij in het koningrijk der liemelen geenszins ingaan.
Matth. 18: 3.
'S •
i )
Zijn wij als kinderkens op nieuw uit God geboren, Dan zijn w'in Christus ook tot broeders uitverkoren. Dan geldt het: één geloof, één Geest, één doop, één hoop. En naar hetzelfde doel op 't zelfde pad, één loop. Dan moet één zelfde band ons ook te zaam verbinden ïot w'eens door Gods gena eon zelfden Hemel vinden.
15 NOVEMBER.
Ik wil, dat gij wijs zijt, in het goede, doch onnoozel het kwade. Rom. 16 : 19.
ü zaalge toestand, zalig leven,
Dat uit den heilgen eenvoud welt, Als 't hart zich dus aan God mag geven,
Dat 't ongeloof het niet meer kwelt! Leer ons gestaag op onze hoede.
Ons wachten zelfs voor kwaden schijn, Leer ons verstandig in het goede, Onnoozel in het kwaad te zijn!
— 321 —
16 NOVEMBER.
Zijt met c.e ootmoedigheid bekleed.
1 Petr. 5 ; 5.
Gewis, mijn Vriend schenkt zulke gaven
Als heel de wereld niet vermag; Zij kan de moede ziel niet laven En laat haar armer eiken dag.
Maar aan den zondaar, die demoedig
Zich aan den Heiland overgeeft, Schenkt zijne volheid overvloedig Al wat de ziel van noode heeft.
21
Zoo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, do innerlijke bewegingen dei-barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, langraoedigheid. Col. 3: 12.
Heer, die ruim en overvloedig
Uw genade mededeelt.
Maak ons needrig en zachtmoedig,
Vriendlijk, lijdzaam naar uw Beeld! Gij, die zwijgend hebt geleden
En, ter slachtbank heengeleid.
Voor uw moord'naars hebt gebeden. Schenk ons uw zachtmoedigheid!
— WA —
IS NOVEMBER.
Die iu den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal liet leven niet zien, maar do toorn Gods blijft op Hem. Joh. 3 : 30.
A- /? /t
^S 'T// /s 'i yïyt
c-
Die tot den Zoon wil gaan, Zal 't eeuwig leven erven, Maar die Hem blijft weerstaan
Zal in zijn zonden sterven. Hij is de veil'ge rots,
Die schuilplaats n wil bieden. Waarin gij 't oordeel Gods, ■'i- zondaar , kuat ontvlieden.
19 NOVEMBER.
Al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Jes. 1 ; 18.
Niets bezit ik. Heer, dan zonden.
Zonden talloos veel en snood. Nergens wordt er troost gevonden
Dan in 't Bloed, dat Gij vergoot. Rooder zijn ze dan scharlaken,
Rooder dan hot karmozijn.
Dierbre Heiland, wil ze maken. Dat z' als witte wolle ziju.
20 NOVEMBER.
Uocli tic godzaligheid is een groot gewin met ver-geuoegiug. Want wij hebben niets in de wereld ge-braeht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. 1 Tim. 0 : 6 en 7.
Godzaligheid is 't grootst gewin,
Zij schenkt den waren vrede. Wij brachten niets de wereld in
En nemen niets ook mede.
Dien vrede, dien de Heiland geeft,
Zal niets uit 't hart verdrijven. Hij, die den Heere Jezus heeft, Is rijk en zal het blijven.
826 —
21 NOVEMBER.
Bezit uwe zielen in uwe lijdzaamheid.
Luk. 21 : 19.
'i? e ^v.' An o / y«-A ' /f
Bezit uw ziele met geduld Al kunt g' ook niet terstond des Vaders liulp bemerken. Verkeert g' iu duisternis, al is 't door eigen seliuld De Heer vergeet u niet en zal op nieuw u sterken.
Gods woord blijft nimmer onvervuld :
Bezit uw ziele met geduld.
— 327 —
22 NOVEMBER.
Mijne zie!! keer weder tot uwe rusl, want de Heere heeft aan u welgedaan. Ps. 116 : 7.
Wil alles voor den Heiland leggen,
Zelfs uw gclioimste smart.
Wat g' aan geen stervling durft te zeggen,
Vertrouw dat aan zijn hart.
Zoo keert uw ziel, gelijk weleer,
Tot hare ruste weer.
8
23 NOVEMBER.
ziju in hope zalig geworden.
Rom.
Hem wil ik eeuwig loven,
Dien 'k uls mijn Heiland ken. Niets kan mij dit ontrooven,
Dat ik de zijne ben.
Dies, daar ik lijdzaam loope
De baan mij voorgelegd. Een 'k zalig in de hope Van 't heil mij toegezegd.
24 N0VEJ1BEK.
Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijne tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeijende. I's. 23 : 5.
Gij hebt, op aard ter ueêr gezonken,
Om mijner zonden schuld, Den wrangen beker uitgedronken ,
Mei naamloos wee gevuld.
En nu, uu reikt Gij mij den beker,
Yol heil en zaligheid,
Eu maakt mij van de vreugde zeker, Die mij bij U verbeidt.
25 NOVEMBER.
In Christus hebben wij de verlossing itoor ziju bloed, namelijk de vergeving der zonden.
In de wet is vreez' en beving,
Maar in Jezus' Bloed Is geuad' en schuldvergeving Voor 't bezwaard gemoed. Kom, hoe schuldig gij ook zijt, Jezus scheldt u alles kwijl.
26 NOVEMBKE.
Mijne schupeu liooreii mijne stem, eu ik keu dezelve , en zij volgen Mij. En ik geef hun liet eeuwige leven ; en zij zullen uiet verloren gaan in der eeuwigheid , en niemand zal dezelve uit mijne hand tukkeu.
Joh. 10: 27 en 28.
ik mag de stem mijns Heilands hooren.
Dit is 't getuigenis,
Dat Hij ook mij heeft uitverkoren
Eu ook mijn Herder is.
Met Hem heb 'k geen gevaar te vreezen,
Hij is mijn stok en staf.
Niets rukt — hoe zwak ik moge wezen — Mij vau mijn Rotssteen af.
— 3Sgt; —
27 NOVEMBER.
Verblijdt u daarin, dat uwe nameu geschreveu zijn in de hemelen. Luk. 10 : 20.
Wat zou mij vreugde geven,
Zoo niet door 's Heeren Scliril't, In 't Boek van 't eeuwig Leven.
Mijn naam waar' ingegrift!
Maar nu, met blijde psalmen
Zij Jezus' naam geëerd,
Die in zijn handenpalraen Ook mij heeft gegraveerd!
28 NOVEMBEH.
Ik /.al Ü hartelijk liefhebben, Heere, mijuo sterkte! De lleere is mijne steenrots, en raijn burg , eu mijn nithelper; raijn God, mijne rots, op welken ik betrouw; mijn schild, cn de hoorn mijns heils, mijn hoog vertrek. ?s. IS : 2 eu 3.
Heb dank, dat 'k met verheugde zinnen U als den God mijns heils mag minnen;
Gij zijt mijn schild, mijn burcht, raijn rots. Gij redt mijn ziel uit doodsgevaren En zult raij eeuwig-lijk bewaren.
Wie rukt mij uit de schuilplaats Gods?
29 NOVEMBER.
Wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte zijner macht. Eph. 6 ; 10.
Gij wilt liet in ons werken ,
Zwak zijn w' als 't teeder riet. Zoo Gij ons niet wondt sterken,
Wij hielden 't strijdveld niet. Groot is de list des Boozen
En groot der zonde macht, Maar in ons, zwakken, broozen, Verheerlijkt Gij uw kracht.
:{(gt; NOVEMBER.
Ziilig zijn degenen, die het woord Gods hooren, hetzelve bewaren. Lnk. 11 : 28.
Wie kau den rijkdom vatten.
Dien 's Heeren Woord besluit? Stort in mijn ziel zijn schatten
Van licht en wijsheid uit! Uw Woord is brood voor 't harte,
't Is 't wapen iu den strijd, 't Is d' een'ge troost in smarte. De steun in stervenstijd.
— 3iï6 —
t DECEMBER.
Schop mij een rein hart, o God! cu vernieuw in het binnenste van mij eeucn vasten geest.
Ps. 51 : 12.
quot;VVaar' ik aan U getrouw geweest,
Dan waar' 'k thans niet in smarte. Och, schep in mij een vasten geest
En schenk m' con heilig harte! Bewaar mijn voeten voor den val,
Voor elk begin van 't kwade; Geen kracht, die mij behoedon zal, Dan die van uw genade !
2 DECEMBER.
De nacht is voorbijgegaau, en de dag is nabij gekomen. Laat ous dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts. Rom. 13 ; 12.
Waak op, Jeruzalem,
Zoo roept, op Sions muur,
Des trouwen wachters stem In 't middernachtlijk uur.
Op, kloeke maagdon, waakt Ontsteekt 't verflauwend licht, De Bruidegom genaakt:
Ontmoet zijn aangezicht I
22
338
3 DECEJ1KEE.
Weet gij niet, dat de vriendschap der wereld eeue vijaudschap Gods is? Jak. 4: 4.
^ /v' -y/* 'lt;'■' /■
K
De wereld gaat voorbij Met al haar schijngenot. Hoe schoon haar taal soms zij, Zij haat deu heil'gen God. Wie hare vrieudschap zoekt En in haar gunst wil staan. Wordt van den Heer vervloekt Eu zal met haar vergaan.
4 DECKJIÜER.
Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen,, zonder toorn of twisting.
1 Tim. i : 8.
Brengt uw' offeranden
V oor des Heeren oog,
Heft uw hart en handen
Heilig naar omhoog!
Heiligt uwe leden,
Naar Gods rein gebod,
Dat gij met uw beden Toegang vindt bij God!
22 *
5 DECEMBER.
Overmits dan de kinderen des vleesehes en bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij ook desgelijks derzelven deelachtig geworden, opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had , dat is, deu duivel. Hebr. 2 : 14.
Wio is de dood van mijnen dood?
quot;Wie helpt mij in deu stervensnood?
AVie plaatst mij in ziju Koningrijk?
Wie maakt mij d' engelen gelijk?
Jezus' macht en liefde alleen,
Jezus is 't en anders geen.
6 DECEMBER.
Een kraclilig gebed dos rechtvaardigen vermag veel. Jak. 5 ; 10.
Eeu krachtig wapcu is 't gebed.
Waar 't in 't geloof geschiedt Eu in Gods Woord zijn pleitgrond zet,
Ja, wat vermag het niet?
't Is God de Heer, die aan zijn kind Zich tot gebedsverhooring bindt.
7 DECEMBER.
Dicu de Heere liefheeft, kastijdt Hij.
Hebr. 12 : 6.
Ja, ik weet dat 's Heeren slagen,
Hoe ook dikwijls zwaar te drageu, Hoe vaak 't harte krimp' van pijn, Teeknen van zijn liefde zijn.
'k Weet, dat 'k langs dien weg van sraarte
Met den Heiland word vereend,
Eu mijn wereldlievend harte Vau de wereld wordt gespeend.
Zalig ziju de duoden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid; en hunne werken volgen met hen. S ' Openb. 14 : 13. ,
Ja, zalig zijn de dooden, Gestorven in den Heer! Aan zonde en smart ontvloden, Kwelt hen geen lijden meer. Zij hebben eeuw'gen vrede
En zijn met eer gekroond. Hun werken volgen mede.
Door Gods gena beloond.
— 344 —
9 DECEMBER.
Nu laat Gij, Hcere! uwen dieustkneclit gaan iu vrede, naar uw woord : want mijue oogen hebben uwe zaligheid gezien. Luk. 2 ; 29 en 30.
^ c « iquot; S s, C ' '3/
Och , schonkt Gij mij dien zegen.
Dat ik met Simeön,
Aan 't einde mijner wegen,
Dien lofzang zingen kon: „Nu laat Gij, Heer, met vrede
Uw dienstknecht henengaan, Daar ik, op mijne bede.
Uw heil mocht gadeslaan!quot;
345 —
10 DECEMBER.
Dewijl wij dan eeneu grooten Hoogepriester hebben, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zoo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebr. 4 : 14.
Dien troost heb ik gevonden
lu al mijn droefenis, Dat Jezus voor mijn zonden
De Hoogepriester is.
Hem wil 'k mijn leven wijden, 't Zij kort of lang van duur. Hem wil ik steeds belijden, ïot in mijn stervensuur.
11 DECEMBER.
De droefheid naar God werkt eeue ouberouwelijke bekeering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood. 2 Cor. 7:10.
Och, laat mij aan uw voeten,
Doorspijkerd en bebloed, Mijn snoode zonden boeten
In heeten tranenvloed! Gij kunt mij 't al vergeven,
Hoe zwaar ik schuldig sta, Eu mij het eeuwig leven Verzeekren uit gena.
12 D E C K M B K K.
Zie, ik sta aan de deur, ou ik klop; indien iemand mijne stem zal hooren, en de deur opendoen, ik zal tot hem inkomen, en ik zal met hem avondmaal houden en hij met mij. Openb. 3 : 20.
„'k Sta aan de deur en klop.quot; O laat uw Heer niet buiten.
Sta uit uw traagheid op Om Hem uw hart 't outslniteu!
Haast u om 't zoetst onthaal Aan uwen Gast te schenken.
Die aan zijn avondmaal U spijzen wil en drenken!
13 DECEMBER.
Ik zal dan geduriglijk bij u zijn; Gij hebt mijue rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uwen raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.
Ps. 73 : 23 en 24.
fs/.
/
Laat mij eeuwig bij U blijven,
Heiland, dien mijn ziel bemint. Niets U uit mijn hart verdrijven.
Dat in U zijn alles vindt! Wat, wat zal mij van U scheiden?
Veilig aan uw rechterhand,
Laat ik naar uw raad mij leiden Naar het eeuwig vaderland.
— 349 —
5 ^
14 DECEMBER.
Ontzondig mij met hijzop, en ik zal rein zijn; wasch mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw. Ps. 51: 9.
Gij hebt het ons verkondigd , Dat Gij 't bezwaard gemoed Van alle schuld ontzoudigt En reinigt in uw Bloed. Wèl hem, die 't mocht ervaren
En uw verzeekring heeft, Dat Gij, hoe groot ze waren, Zijn zonden hem vergeeft!
_ 350 —
15 DECEMBER.
Ziet omhoog, en heft uwe hoofden opwaarts, omdat uwe verlossing nabij is. Luk. 31 ; 28.
Wat slaat gij, dus gebogen.
Uw blik ter aarde neêr? Hef naar omhoog uw oogen,
Haast komt uw Koning weêr. /jij 't al, dat zware plagen
Vóór zijn verschijning gaan, 't Is slechts voor weinig dagen En 't eeuwig heil breekt aan.
lü DECEMBER.
Voorts wordt in de uitdeelers vereisoht, dat elk getrouw bevonden worde. 1 Cor. 4 : 2.
Dit eiselit Gij, en met recht, Dat ik getrouw zal wezen;
Zoo heb ik, als uw knecht, Uw toekomst niet te vreezen. Geef mij, dat ik mijn plicht Met liefd' eu vreugd verricht, En, wat ik denk' of doe. Voeg Gij er zegen toe!
.X
— 352 —
Ziet, Ik kom haastiglijk.
Openb. 22
Hoc zal ik U ontvangen, Ontmoeten uwen blik, O Israëls verlangen.
En aller boozen schrik!
Geef Gij mij zelve krachten,
Dat 'k, met verheugd gemoed. Op uwe komst moog wachten, U, als Gij komt, begroet!
358 —
T
18 DECEMBER. / lt;P y/C
Verheug u zeer, gij dochter Zions! juich, gij dochter Jeruzaleins! Ziet, uw Koniug zal u komeii, rechtvaardig, en hij is een Heiland; arm, en rijdende op eenen ezel, eu op een veulen, een joug der ezelinnen.
/ Zach. 9 : 9.
.r y/
Squot; S' s/ ■ s s/ s ^ ^
%
Uw Sion strooit U palmen \ Eu groene takken toe.
Gun mij, dut ik met psalmen
Uw liefde hulde doe!
Mijn hart is gaiisoh geopend
Voor U, mijn God en Heer Eu wacht geioovend, hopend.
Op uwen wederkeer.
^_____________________
— 354 —
19 DECEMBER.
Ilosamiii den Zone Davids! Gezegend is hij, die komt in den naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen. Matth. 21 ; 9.
Maakt, vlakke paên en effen wegen Voor Jezus, die te komen staat. Tot wie Hem mint met milden zegen.
Met angst en wee tot wie Hem haat. Breek, Heer wat hoog is voor U neder.
Maak al het kromme vlak en reeht. Maak al wat hard is in mij teeder, Behoud aldus uw armen knecht!
20 DECEMBER.
Laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt. Hebr. 13: 1.
%
Zou ik nog de zonde minnen,
Die aan 't kruis U bloeden deed? Help mij alles overwinnen,
Wat 'k in mij onheiligs weet.
Help mij alles op te geven.
Wat mij in mijn loop vertraagt. En naar d' eerekroon te streven, Dio slechts d' overwinnaar draagt.
23 *
2-
21 DECEMBER.
Juich en verblijd u, gij dochter Zions! waut ziet Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de Heere. Zach. 2 : lö.
Wel moogt gij u verblijden,
Waut zie,.uw Heiland komt. Hij komt zijn volk bevrijden.
Daar wie Hem haat verstomt. Hoewel Hij 's Hemels Koning
En aller Heerseher zij,
Maakt Hij bij u zijn woning En blijft u eeuwig bij.
Ziet, hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk, dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. 1 Joh. 3 : 1.
Wié kan dit geheim doorgronden.
Dat de Vader mij bemint. Mij vergeving schenkt van zonden En mij aanneemt als zijn kind! Niet uit vleesch en bloed geboren.
Niet uit mensoheu maar uit God, Heeft zijn Raad mij uitverkoren Tot een eeuwig zalig lot.
23 DECEMBER.
Verblijdt u iu den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: verblijdt u. Phil. 4: 4.
Mijn liart is vol van zangen
En vol van zonneschijn,
Sinds ik U mocht ontvangen
En Gij mijn Licht woudt zijn. Elk ander licht zal zinken,
Wat glans het ook verspreid'. Maar deze zon zal blinken Tot in all' eeuwigheid.
24 DECEMBER.
Het Woord is vleescli geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.
Gij zijt. in 't vleeseh gekomen, Gij, Heer van 't Hemelrijk. Ons vleeseh hebt G' aangenomen
En werdt ons ganseh gelijk. Geef ons geopend' oogen,
quot;Dat wij uw majesteit Heeds hier aanschouwen mogen Eu eens in eeuwigheid!
25 DECEMBER.
Ziet, ik verkondig u groote blijdschap , die al den volke wezen zal; namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. Luk. 2 : 10 en 11.
Geen heuchelijker woord Klonk ooit in menschen ooren, Werd ooit op aard gehoord, Dan: „Jezus is geboren.quot;
Daar d' englen in hun lied Uw zondaarsmin verheffen, Hoe zou dit wonder niet Mijn dankbaar harte treffen!
— 361 —
X
26 DECEMBER.
/
Dit is eeu getrouw woord, en alle aaiineming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. 1 Tim. 1 : 15.
Dit woord is eeuwig waard. Dat allen 't gansch betrouwden,
Dat Gij verscheent op aard Om zondaars te behouden.
Gij zijt dezelfde nu In liefd' en in vermogen;
Dies, Heer, ik kom tot U Om hulp en mededoogen.
)
— 362 —
-cST^DECEMBER. ^ ^
Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en schadnwe des doods, denzelven is eeu licht opgegaan.
Matth. 4: 16.
^/ ■ /
yj si c v ^ es ' '
s/sr / S/'
gt;
O kom, gezegend Licht, Waarop de wereld wacht! Uw vriendlijk aangezicht Verdrijv' den sombren nacht!
O zon, bestraal ook mij Opdat, na lange smart, 't U toegewijde hart In U gelukkig zij!
-ik
— 36S —
28 DECEMBER.
Door de inuerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang nit de hoogte. Luk. 1: 78.
U Opgang uit den Iloogc, l)ie ons hebt opgezoeht, Wie 't ook verwerpen moge,
Gij hebt ons heil gewrocht. Laat ons het lied herhalen,
Dat Gij op aarde kwaamt, Eu onze zondekwalen En krankheên op U naarat.
29 DECEMBER.
Een kiud is ous geboren, een Zoon is ons gegeven,
en de heerschappij is op zijnen schouder; en men noemt zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Jes. 9; 5.
s/yO C-f Y C- .
, ///' ï ' r
//
Eeu Kind is ons gegeven, Gehoren ons een Zoon. Hij is de Vorst van 't leven En zit op 's Vaders troon. Moe schuldig en verloren,
Hoe arm en zwak ik zij, Heeft Hij mij uitverkoren, Hij werd in mij geboren, Hij leeft en heerscht in mij.
— 363 —
30 DECEMBER.
Overmits gij kinderen zijt, zoo heeft God den Geest zijns Zoons uitgezonden in uwe harten, die roept; Abba, Vader! Gal. -1: 6.
Mijn hart springt op in U verblijd
Als ik aan U mag denken, Die vleeseh voor ons geworden zijt
En ons U zelf woudt schenken. Welk nieuw en heerlijk levenslot,
Sinds ik tot ü mocht komen En ik, met, U vereend, door God Als kind ben aangenomen !
31 DECEMBER,
Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot einding der wereld.- Matth. 28 ;
Waarhenen rielit G' uw schreden
En gaat mijn huis voorbij ? Ach, wil toch binnen treden: Kom, Heer, en blijf bij mij. Laat vriendlijk U bewegen,
Reeds is de nacht nabij. Bereid mij dezen zegen:
Kom, Heer, en blijf bij mij.