OVER HET
ROERMOND,
BIJ DE WEDUWE A. WELSCH.
Met Goedkeuring,
%
ÖNDERRIGTIEEN OVER HET VORMSEL.
EERSTE LES.
Over het belang dat men in de voorbereiding tot het vormsel stellen moet.
1. V. Hoe heet het Sukrament dat gij verlangt te ontvangen ?
A. Het Sakramcut des Vormsels.
2. V. Moet gij u tot hetzelve met zorg voorbereiden 1
A. Ja , want men kan hetzelve slechts eens in zijn leven ontvangen
3. V, Waarom toch kan men hetzelve maar eens ontvangen ?
A. Omdat het onzer ziel een onuitwischbaar kenmerk indrukt.
4. V. En wolk kenmerk ?
A. Dat van volmaakt Christen en krijgsknecht van Jezus Christus.
5. V. Wat wordt er van een volmaakt Christen gevorderd ?
A. Dat hij het geloof openlijk zelf met gevaar van zijn leven beleidt.
6. V. Is dit allesJ
A. Daarenboven moet hij , in weerwil van den spot der menschen , moedig zijne handelingen naar den geloofsregel icrigten.
7- V. Zullen dan allen, die het Vormsel ontvangen , daartoe de noodigc krachten bekomen ?
A.. Neen , maar zij alleen die zich tot hetzelve waardiglijk zullen hebben voorbereid.
8. V. Wat wordt er tot eene waardige voorbereiding vereischt 1
X. Deze drie dingen : 1. Dat men wel onderwezen zij. 2, Dat men zijn geweten door eene goede biecht gezuiverd hebbe. 3. Dat men eenige dagen to voren gebruikt om met ernst te denken aan het belangrijk werk , dat men gaat verrigten.
9. V. Zullen zij dan, die zulks geheel en al verwaarloozen, geene vruchten hoegenaamd ontvangen t
A- Neen, voor dezulke gaan zij meestal verloren
10. V. Begaan zij eene nieuwe zonde die dit Sa-krament met een bevlekt geweten ontvangend
A. Ja , en nog wel eene zware zonde.
11. V. Ontvangen zij dan hel kenmerk nietquot;!
A. Ja , zij ontvangen het kenmerk wel, maar
ten hunnen verderve ; eenmaal zal hetzelve ben voor dnn regterstoel van Jezus Christus beschuldigen.
12. V. Wat moet dan de vrucht van deze eerste onde^rigting zijn 1
A, Dat men zich met de meeste zorg tot het Vormsel voorbereidt.
TWEEDE LES.
Qcer de kennis die men van de voornaamste geheimen des geloofs hebben moet.
1. V. Moet men goed onderwezen zijn, om zich tot het vormsel te kunnen aanbieden ?
A. Ja: zij , die tot de jaren van verstand
gekomeü zijn , en zich tot het Vormsel aan-biedea moeten onderwezen zijn,
2. V. Waarin moeten zij onderwezen zijn ?
A. Vooreerst behooren zij de voornaamste
geheimen des geloofs te kennen.
3. V. Noem mij dezelve 1
A. Zij zijn deze; l. dat er slechts een God is in drie personen , te weten den Vader , den Zoon en den Heiligen Geest. 2. dat de tweede persoon van do Heilige Drievuldigheid, Gods Zoon, uit liefde voor ons is mensch geworden.
4. V. Wat wilt gij daarmede zeggen ?
A. Dat hij een ligchaani gelijk aan het onze en eene ziel gelijk aan deonzeheeft aaagenome n
5. V. Wie was zijne Moeder 1
A. De allerheiligste Maagd Maria was de moeder van Jezus Christus die God en mensch te zamen is.
6. V. En waarom is God mensch geworden 7
A. Om ons van den eeuwigen dood te bevrijden, dien wij doorde zonde verdiend hadden.
7. V, En wat deed hij om on: daarvan vrij te koop en ?
A. Hij zelf stierf Insschen twee moordenaars aan een kruis.
8. V. Is Jezus Christus dood gebleven ?
A. Neen , hij is den derden dag verrezen ; daarna is hij ten hemel geklommen , waar hij gezeten is aan de reglcrhand zijns Vaders , van waar hij zal komen oordcelen de levenden en de dooden.
9. V. Waar hebt gij deze waarheden geleerdt
A. In de gelooisbelijdenis der Apostelen.
10. V. Wie waren deze Apostelen ? 2. V A. Twaalf visschers. aan wie Jezus Christus, A. Ti
voor zijoe hemelvaart beval alle volkeren He
te onderwijzen, hen doopende in den naam y
des Vaders en des Zoons en des Heiligen ov
Geestes, en aan wie hij het beslier der ove- ^ ^
rise heilmiddelen heeft aanbetrouwd.
0 na
11. V. Is het noodig dat zij die óese waarhe- rjo den vergeten zijn , dezelve op nieuw leeren'} ^ ^
A. Zonder twijfel; zij behooren zich tot hun-oen Pastoor te wenden ten einde op nieuw
door hem onderrigt te worden, ^
hc
12 V. En wat moeten zij nu nog meer weten
om sieh tot het Vormsel te kunnen aanbiedenl ^
A. Zij moeten de gewone gebeden kennen , A, N
ie weten het Onze Vader , de Wees gegroet, tel
de geluofsbelijdenis , de tieo geboden Gods zij
en die der Kerk, en de oefening van \
geloof , hoop , liefde en berouw. nc
13. V. Wat wordt er »u nog meer vereischt A. Ji
tot eene goede voorbereiding 1 7. \
A. Men beginne een goed ehrisielijk leven te A. I;
leiden , dat is , men verrigte zijne gewone io
gebeden , men neme a'.le zijne pligten waar o[
en roepe dikwerf de hulp des 'd. Geestes in. vi
8 ^
Instelling van het Sahrament des Vorm- 'y
seis en waarin het bestaat, 3
1. V. Welken raad gaf Jezus Christus aan t(
zijne leerlingen voordat hij ten hemel klom'? g i
A ilij beval hen naar Jerusalem te gaan om S(
aldaar eenige dagen in do stilte en in de h
oefening des gebeds over te brengen. A
'
2. V. Waarom wilde hij zulks T
A, Ten einde zij zich tot de komst van den Ueiligen Geest zonden voorbereiden.
3. V. Is daarna de Heilige Geest wezenlijk over de Apostelen nedergedaald 1
A. Ja , tien dagen later , op den Pinksterdag namelijk is hij onder de gedaante van vurige tongen op hen nedergedaald.
4. V. Is de Heilige Geest alleen op de Apos-tflcn nedergedaald ?
A. Neen, maar vervolgens ook op plien, die het geloof omhelsden.
8. V. En hoe geschiede zulks ?
A. Nadat zij gedoopt waren , leiden de Apostelen hun al biddende de handen op , en zij ontvingen den Heiligen Geest.
6. V. Kan men den Heiligen Geest ook nu nog ontvangen?
A. Ja , in het Sakrament des Vormsels.
7. V. Wat is het Vormsel 1
A. Het is een Sakrament door Jezus Christus ingesteld , waarin de geloovigen door de oplegging der handen en de heilige Zalving den Heiligen Geest ontvangen om het geloof standvastig te belijden.
8. Y. Heeft de kerk altijd geloofd dat het Vormsel een waar Sacrament is ?
A. Ja , altijd , reeds van de tijden der Apostelen af.
9. V. Is het dan waar dat wy in het Vormsel den derden persoon van de H. Drieeenheid ontvangen?
A. Ja in het Vormsel ontvangen wij God
den Heiligen Geest die in alles gelijk is aan God den Vader en God den Zoon. 10. V, Wat volgt daaruit 1
Dat men vol eerbied en de beste gesteldheid tot dit Sakrament behoort te naderen.
VIERDE LES.
Over de stof, den vorm en den bedienaar van het Vormsel.
1. V. Welk is de stof van dit Sacrament 1 A. De stof is hier de opl egging der handen
en de Heilige Zalving.
2. V. Hoe geschiedt die heilige Zalving 1 A. Met het heilig Krisma.
3. V. Waaruit bestaat dit II. Krisma '
A. Dit olijfolie en balzem te zamen vermengd.
4. V. Wat heteekent de olie , waarmede het IJ. Krisma wordt zamcr.gseteld ?
A. Zij zegt ons dat de genade van den H. Geest ons verlicht, versterkt en alles verzacht wat er in den dienst van God moei-jelijks voorkomt.
5. V. En welke beteekenis heeft de balzem T A. De balzem duidt aan dat de genade van
den Heiligen Geest ons voor het bederf der zonde behoedt, en ons door onze goede werken , den goeden geur van Jezus Christus doet verspreiden.
6. V. Watbeteekent de cplegging der handen! A. Dezelve toont aan dat de Heilige Geest
komt rusten in het hart van dengenen, die gevormd wordt , en hem onder zijne bijzondere bescherming neemt.
7. V. Zeg mij den vorm van het Sakrament?
A. Petrus, Paulus of Maria , » ik teeken u
» met het teeken des kruises , en ik vorm » u met den balzem des heils in den naam » des Vaders en des Zoons en des H.Geestes.»
8. V. Wie is de bedienaar van het Vormsel ?
A. De Bisschop.
9. V. Kan dan een eenvoudig Priester niet vormen T
A. Ja , wanneer de Paus het hem toestaat.
10. V. Wanneer spreekt de Bisschop den vorm uit ?
A. Op hetzelTde oogenblik dat hij de Heilige zalving verrigt,
VIJFDE LES.
Over de wijze waarop het Sakrament des Vormsels wordt toegediend.
1. V. Zeg mij iets van de plegtigheid waarmede het Vormsel wordt toegediend ?
A. De Bisschop begint met den Heiligen Geest plegtig interoepen , terwijl hij zijne banden uitstrekt over degenen die gevormd moeten worden.
2. V. Wal zegt daarbij de Bisschop 1
A. Hij smeekt den Geest van wijsheid en verstand , van raad , sterkte en wetenschap , van godsvrucht en vreeze des Hee-ren , om op hnn allen ntdertedalen.
3. V. Is het noodig dat men hij dese inroeping en oplegging der handen tegenwoordig zij ?
A. Ja , zij die daarbij niet tegenwoordig mogten geweest zijn , zouden eene vul-
gcnde gelegenheid moeten afwachten om zich te laten vormen.
4. V. Wat doet vervolgens de Bisschop 1 A. Hij zalfihet voorhoofd van den vormeling.
5. V. Hoe geschiedt de zalving 7 A. Kruisgewijze.
6. V, Waarom kruisgewijze ?
A. Om oan den vormeling te doen gclooven dat hij nimmer voor het Evangelie van Jezus Christus moet blozen.
7. V. Wat zegt de Bisschop gedurende de zalving 7
A. Hij spreekt dan de woorden van den vorm uit , en maakt driemaal het teeken des kruizes op den vormeling.
8 V. /s het dan niet, dat de Bisschop de
wang van dm vormeling raakt ? A. Ja , hij doet zulks terwijl hij zegt : Vrede
zij met u.
0. V. Zeg mij de bcleekenis daarvan ?
A.. Hij duidt aan dat de vormeling bereid moet zijn ora alles voor Jezus Christus te verdragen en dat de vrede het loon is van zijn geduld.
10. V. Uoe moet men zich voor den Bisschop komen vertoonen om de TTeilige Zalving te ontvangen 'l
A. 1. Men moet het voorhoofd geheel bloot hebben. 2. Men moet mot de grootste orde en ingetogenheid tol. hem naderen.
11. V. Wnt doet de Bisschop na de Zalving 7 A. Hij spreekt een treffend gebed uit ,
waarin hij don Heiligen Geest smeekt om
in de harten der gevormden voor altijd zijne woonplaats te vestigen.
12, V. Hoe wordt nu de plegtigheid gesloten ?
A. Ten laatste geeft de Bisschop zijnen zegen aan de gevormden.
ZESDE LES.
Over de zeven gaven van den H. Geest.
t. V. Welke zgn de uitiverkselen van het sacrament des Vormsels ?
A. Hetzelve schenkt ons den H. Geest met de volheid zijner genade en zijner gaven.
2. V. Wat verstaat gy dour die volheid der genade van den Heiligen Geest 1
A. Zulks wil zeggen dat de genaden die ons in het Doopsel zijn medegedeeld , en alle de deugden die ons daar ziju ingestort , in het vormsel vermeerderd en volmaakt worden.
3. V. Wat iv er kt de II. Gees! dan door het Vormsel in ons uit ?
A. De heilige Geest versterkt hier het werk onzer heiligmaking hetwelk in het doopsei ?,-as begonnen.
•4. V. Hoeveel gaven van den Heiligen Geest zyn er 1
A. Zeven.
5. V. Noem ze allen op ?
A. De gaven vau wijsheid , van verstand , van raad , van sterkte , van wetenschap , van godsvrucht en van vreeze des Heereu.
6. V Wat is de gave van wijsheidquot;!
A. Zij is eene gave die ons aan God ols aan hel hoogste goed , de voorkeur doet geven , boven alles wat de wereld goeds heeft.
m
7. V. Wat is de gave van Verstand 1
A. Eene gave , die ons de. waarheden van dca Godsdienst op eene onzer zaligheid nuttige wijze doet begrijpen.
8. V. Wat is de gave van Raad 1
A. Eene gave die ons in de twijfeling dien weg doet kiezen , welken veel zekerder op ons geluk aauloopt.
9. V. Wat is de gave van Sterkte 1
A. Eene gave die ons alle bindernissen op den weg ten hemel doet te boven komen. Hij die gevormd is vreest noch duivel , noch wereld , noch vervclgingen, noch spot der mcnschen. Hij vervult zijne pligt niet ijver en volstandigheid.
10. V. Wat is de gave van wetenschap ?
A. Zij is het die ons doet kennen , 'wie wij
zijn , wat wij te doen hebben en wat wij moeten worden,
11. V. Wat is de gave van Godsvrucht ?
A. Eene gave die ons in den dienst van God beminnelijk maakt.
12. V. Wat is de gave van de Vreeze des Hoeren ?
A. Zij doen ons het ongeluk van God tebe-leedigen en zijne genade te verliezen, als de grootste aller rampen vlugten.
ZEVENDE LES.
Over de vruchten tan den H. Geest.
i. V. Wat verstaat gy door detwaalf vruchten vanden Heiligen Geest 1
A. De deugden welke hij ons instort en in ons vermeerdert.
2. V. Wat is de Liefde ?
A. De liefde , de eerste aller deugden , doet ons God boveu al en onzen evennaastea gelijk oQszelvea beminneu.
3. V. Wat is da Blijdschap van den Heiligen Geest ?
A. Het is eene inwendige troost , die het hart te vrede en gelukkig maakt.
4. V. Wat is de vrede van den II. Geest ?
A. Het is de rust van het geweten.
3. V. Wat verstaat gy door het geduld 1
A. Eene deugd die ons alle mogelijke rampen met eene kristelijke gelatenheid doet dragen.
6. V. Wat is dti goedertierenheid: ?
A. Eene deugd die ons zeiven ons naar den aard van anderen doet schikken , hoe moeijelijk dezelve ook moge zijn.
7. V. Wat is dc üocdheid ?
A. Eene deugd die ons genegen maakt om aan onzen naasten al het goede te doen , dat ia ons vermogeu is.
8. V. Wat is de Langmnedigheid 1
A. Eene deugd die ons ia den dienst van God doet volharden , in weerwil van de moeijelijkhedcn die daarin voorkomen.
9. V. Wat is Zachtmoedigheidl
A. Eene deugd die ons zachtzinnig , beminnelijk en buigcaam maakt.
10. V. Wat is het Geloof als eene Vrucht van den Beigen Geest beschouwd ?
A. Het is de goede trouw , d? waarheid in
[ 14 ]
het spreken , de regtvaardigheid in liet aangaan van verbindtenissen.
11. V. Wat is de Zedigheid?
A. Het is eene deugd die bij de inwendige nederigheid , noch de uitwendige zedigheid voegt, welke men in deblikken, gesprekken, gangen kleeding van den kristen opmerkt.
12. V. Wat is de Ma tig held 1
A. Eene deugd die ons behulpzaam is om onze zinnen binnen de juiste palen te houden.
13. V. Wat is de Kuischheid ?
A. Eene deugd die ons onze ongeregelde, onzuivere driften doet beteugelen.
iü. V. II ebben de twee laatste genoemde deugde , de matigheid en zuiverheid, geenen invloed op ons ligehaam ?
A. .Ta zij doen ons het ligehaam zuiver en hei-ligbewarenzooalszulkseen kristen betaamt
13. V. Waarom wordt die zuiverheid en heiligheid in een christen gevorderd 1
A. Omdat het ligehaam vau den kristen een lid van Jezus Christus , on de lovende tempel van den Heiligen Ceest geworden is.
16. V. Waarom deeldt de Heiligen Geest thans niet even zoo wel als in de eerste lijden der kerk, de gaven van talen en in mirakelen aan de geloovigen uit ?
A. Omdat zulke buitengewone gaven thans niet meer op dezelve wijze noodzakelijk ziju ter verbreiding
ACHTSTE LES.
Wat men te doen hebbe op den dag der Vorming.
1. V. Wat heeft men te doen op den dag dat men zal gevormd worden t
A. 's Morgens reeds bij het ontwaken moet deze uwe eerste gedachten zijn : God de Heilige Geest zal zich aan mij schenken t Ik schenk raij geheel aan hem ! Kom , Heilige Geest! daal in mij neder.
2. V. Is hat niet passelyk dat men dien dag of den avond te voren te biechten gaat 1
A. Zonder twijfel, en zulks wordt zelfs noodzakelijk wonneer men in slaat van doodzonde is. Daartoe moet men veel zorg besteden; met groote droefheid zijne zonden overdenken en een vast voornemen maken om zij a leven te beteren.
3. V. /s het even passelyk dien dag tot de taj el tes Heer en te naderen'*
A. Ja , wanneer zulks zonder hinder geschieden kan.
4. V. Wordt er vereischt dat men nuchter het Vormsel ontvangen ?
A. Neen , maar zulks is betamelijk.
£gt;• V. Hoe moet men naar de kerk gaan en zich aldaar gedragen tot dat deplegngheid een aanvang neme ?
A. Met de meeste zedigheid en eene diepe ingetogenheid , zijne gedachte altoos gevestigd houdende op het groote werk dat men gaat verrigtea.
6. V. Wat moet men doen zoodra men den Heiligen Geest ontvangen heef t ?
A. t. Hem uit geheel zijn hart aanbidden. 2. Hem bedanken dat hij zich gewaardigd heeft tot ons te komen, 3. Hem beloven van overal zijne heilige ingevingen opte-volgen. 4. Die gelukkige oogenblikken gebruiken om van hem allerhande genade aftesmeken.
7. V. Hoe moet men het overige gedeelte van den dag doorbrengen?
A. Mot godvruchtige oefeningen en zich van het gewoel der wereld verwijderd houden.
8. V. Welke oefening verdiend hier alle uwe aandacht?
A. De hernieuwing der doopbelofte.
9. V. En waarom ?
A. Wijl dit het middel is om nu weder een nieuw leven te begioaen , een vlekkeloos en geheel kristelijk leven , overeenkomstig de verbindtenis die wij iu Doop hebben aangegaan.
10. V. Wat moet gy van nu af aan alle de dagen uws levens, maar inzonderheid ieder jarigen dag uwer vorming herdenken 1
A. Deze drie dingen :
1 Dat ik door het gebed en de waakzaamheid de gaven van den Heiligen Geest moet bewaren.
2 Dat ik mijner ziel en mijn ligchaam eenen grooten eerbied moet loadragen , als zijnde de levende tempel van den H. Geest geworden.
3 Dat ik een volmaakt kristen geworden zijnde , altoos moet toenemen in ijver voor Gods eer en het heil van mijn evennaasten.
16 1
den heiligen
1' —
quot;■r • . ..if''
•jfe
?-
-