VAN DE BENAMINGEN DES
VOLGENS DE LETTEREN VAN HET ALPHABET
DOOR '
SCOTO BBITTANNtTS A. L. M. Philosophice Doctor, en Pi-edikant te Wmhrugge.
(Onveranderde Uitgave volgens 1746.)
ROTTERDAM — GEBR. HUGE.
T
r
tl.
HET
A. B. C. DES GELOOFS.
bibliotheek ned. herv. kerk ;
£/3
De onder geschrevene Visitatoris van de Wel Eerw. Classis van Leyden en Neder-Rynland, hebben in het hoek van Ds. ALEXANDER COMRIE, Scoto Brittan-nus. A. L. M. Philosophise Docter, en Predikant te Woubrugge: genaamt het A. B. O. des Geloofs, of Verhandeling van de Benaamingen des Saligmaken-den Geloofs volgens de Letteren van het Alphabet, niets gevonden strijdig tegens de Leere der Waarheid, die na de Godzaligheid is, mogen derhalven lyden dat het selve gemeen gemaakt werde; dog met narigt, dat sy lieden sommige Uytdrukkingen, door den Eerw. Heer Autheur gebruykt, laat tot syner verantwoording.
Gegeven binnen Leyden, den 18. Maart 1739.
David van de Walle.
Nicolaus Holtius.
Petrus Vergen st.
VAN DE BENAMINGEN DES
ÏOLGKNS DE LETTEREN VAN HET ALPHABET
DOOR
SCOTO BRITTANNUS A. L. 21. Philosophice Doctor, en Predikant te Wouhniyye.
(Onveranderde Uitgave volgens 17i6.)
--
BOEK-. COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIBME, ARNHEM.
De SïAATEN van holland ende west-vriesland, Doen te lueten: also ons te kennen is gegeeven by Johannes Hasebroek, Burger en Boek-verkooper binnen de Stad Leyden, hoe dat hy Suppliant onlangs hadde gedrukt seeker Boek, genaamt het A, B. C. des Geloofs, of Verhandeling van de benamingen des Zaligmakenden Geloofs, volgens de Letteren van het Alphabet, door Alexander Gomrie (Scoto Brittanus) A. L. M. Philosophice Doctor en Predikant te Woubrugge in Svo, en wyders door den selven Auteur uit het Engels vertaald onder handen hadde en voornemens was te drukken, de ver-borgentheit van de Evangelische Heiligmaking door Walter Marshal in Svo, alsmede de Viervoudige Staat des menschen, door Thomas Boston in 8vo, en deszelfs Verhandeling over 't Genaden Verbond in 8vo, als ook de Parabel van de tien maagden, verklaart en toegepast door Thomas Scheppart in Svo om welk alles wel uit te voeren, reeds vele moeiten en kosten waren gedaan, en vervolgens nog zouden moeten worden gedaan; Edo vermits de Suppliant niet sonder reeden bedugt was, dat door baatzuchtige menschen de voorsz. Boeken, of in 't geheel of ten deele hier of elders mogten worden nagedrukt of doen nadrukken, waardoor de Suppliant van alle zyne
COPYE VAN DE PRIVILEGIE.
VI
moeite en kosten tot merketyk nadeel en schaade soude zyn versteeken en gefrusteerd: zoo keerde de Suppliant sig onderdaaniglyk tot ons, met ootmoedig versoek, dat aan hem Suppliant mogte verleend worden Octrooy of Privilegie, voor den tyd van vyftien agtereenvolgende Jaaren, om de voorsz. Boeken, met uitsluiting van alle anderen alleen te mogen drukken, doen drukken en verkoopen, liet zy in het Nederduits of andere taaien, met verbod dat niemand, op de gewoone boete van drie duizend guldens, de bovengenoemde Boeken, op wat naamen, titel enz. het ook soude mogen zyn, zoude mogen drukken of uitgeeven, of elders ook buiten deese Provincie gedrukt zynde, alhier invoeren of verkoopen: ZOO IS 'T, dat wy de saake en het versoek voorsz. overge-merkt hebbende, en geneegen weezende 'ter bede van den Suppliant, uit onze regte weetenschap, souver-aine magt ende autoriteit, denselven Suppliant ge-concenteerd geaccordeerd en geoctroyeerd hebben, consenteeren, accordeeren en octroyeeren hem by dese, dat hy geduurende den tyd van vyftien agtereenvolgende Jaaren, de voorsz. Boeken, als het A. B. C. des Geloofs, of Verhandeling van de henaa-mingen des Zaligmakende Geloofs, volgens de Letteren van het Alphabeth, door Alexander Gomrie {Scoto Brittannus) A. L. M. Phüosophice Doctor en Predikant te Woubrugge in 8vo. Als ook de Verbor-gentheit van de- Evangelische Pleïligmaaking, docr Walter Mar shed in 8vo, als mede de Viervoudige Staat des Menschen, door Thomas Boston in 8vo, en
COPYE VAN DE PEIVILEGIE.
VII
deszelfs Verhandeling over H Genade Verbond in 8vo, als ook de Parabel van de tien Maagden, verklaart en toegepast door Thomas Scheppart in 8vo, in diervoegen als zulks by den Suppliant is verzorgt, en hier vooren uitgedrukt staat binnen den voorsz. onzen Lande alleen sal mogen drukken, uitgeeven ende verkoopen, verbiedende daaromme allen ende eene iegelyken, deselve boeken in 't geheel of ten deele te drukken, naa te drukken, te doen nadrukken, en verhandelen ofte verkoopen, of elders nagedrukt binnen denzelve onzen Lande te brengen, uit te geeven, ofte te verhandelen ende verkoopen, op verbeurte van alle de nagedrukte ingebragte verhandelde of verkogte exemplaaren, ende een boete van drie duizend guldens daar en boven te verbeuren, te appliceeren een derde part voor den Officier, die de Calagne doen zal, een derde part voor den Armen ter plaatse, daar het casus voorvallen zal, en het resteerende derde part voor den Suppliant, en dit telkens zo menigmaal als dezelve zullen worden ag-terhaalt. Alles in dien verstande, dat wy den Suppliant met dezen onzen Octroye alleen willende gra-tiflceeren, tot verhoedinge van zyne schaden, door-het nadrukken van de voorsz. Boeken, daar door in geenigen deele verstaan den inhoude van dien de auctoriseeren ofte advoueren, en veel min deselve onder onze protectie en bescherminge eenig meerder credit aanzien of reputatie te geeven, nernaar de Suppliant in cas daar in iets onbehoorlyks zoude influeeren; alle het zelve tot zynen lasten zal ge-
COPYE VAN DB PRIVILEGIE.
vin
houden wezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresselijk begeerende, dat, by aldien hy dezen onzen Octroye voor dezelve Boeken zal willen stellen, daar van geene geabbrevieerde of gecontraheerde mentie zal mogen maaken nemaar gehouden wezen het zelve Octroy in 't geheel en zonder eenige omissie daar voor te drukken ofte te doen drukken, en dat hy gehouden zal zyn een exemplaar van de voorsz. Boeken op groot papier gebonden en wel geconditioneerd te brengen in de Bibliotheecq, van onze Universiteit te Leyden, binnen den tyd van zes weeken, na dat hy Suppliant deselve Boeken zal hebben beginnen uit te geeven, op eene boete van zes hondert guldens, en exspiratie der voorsz. zes weeken by den Suppliant te verbeuren ten behoeve van de Nederduitse Armen van de plaats, alwaar den Suppliant woont: En voorts van metter daad versteeken te zyn van het effekt van dezen Octroy; Dat ook de Suppliant, schoon by het ingaan van dit Octroye een Exemplaar geleverd hebbende aan de voorsz. onze Bibliotheecq, bij zo verre hy geduuren-de den tyd van dit Octroy dezelve Boeken zoude willen herdrukken met eenige opservatien, nooten, vermeerderingen, veranderingen, correctien, of anders hoe genaamd, of ook in een ander formaat, gehouden zal zyn weder een ander exemplaar van dezelve Boeken gecontineerd als voeren te brengen in de voorsz. Bibliotheecq binnen deselve tyd, en op de boete en poenaliteit als voorsz. Ende ten einde de Suppliant desen onzen Consente en Octroye moge
COPYE VAN DE PRIVILEGIE,
genieten als na behooren, lasten wy allen ende eenen legelyken, die het aangaan mag, dat zy den Suppliant van den inhoude van deze doen laaten ende gedoogen, rustelyk en vreedelyk ende volkoomentlyk genieten ende gebruiken, cesserende alle belet ter contrarie. Gegeeven in den Haage, onder onzen Groo-ten Zegele hier aan doen hangen den vyftiende July, in 't Jaar onzes Heeren en Zaligmakers een duizend zeven hondert negen en dertigh.
Was geparaphreert,
J. H. V. WASSENAER.
Onder stont.
Ter Ordonnantie van de Staaten.
Was geeekent.
WILLEM BUYS.
Aan den Suppliant, zyn nevens dit Octroy, ter handt gestelt bij Extract authenticq. Haar Ed. Gr. Mog. Resolutien van den 28 Juny 1715, en 30 April 1729, om zig daar na te reguleeren.
IX
AAN MYNE HOOGGEACHTE EN SEEE TEEDER GELIEFDE MOEDER MEJUFFROUWE, MEJÜFFROUWE
WEDUWE WYLEN DEN HEER, MIJN HEER
EN
DEN WEL EERWAERDEN EN ZEER GELEERDEN HEERE, MYN HEER
Getrouw en Geacht predikant te Purmerlandt,
MYNE GELIEFDEN EN GEACHTEN BROEDER.
De Koning Hiskias sj'ne werksaamheit verhalende, nadat de Doodt, en ook de Verlossing van dien door Jesaias hem aangekondigt wierdt, segt Jes. 38 : 17. Siet, in den Vrede is my de hitterheit bitter geweest, maar gij hebt mijne Siele lieffelyjk omhelst.
Godt hadt hem VREDE van rondsomme gegeven; de Assyriërs wierden geslagen door den Engel des
OPDRACHT.
Heeren, ten getalle van hondert vyf en tachtig dui-sendt, hun Koning Sanherib wierdt in 't huis syns afgodts door syne eigene soonen gedoodt, Jes. 37. van het 36. vers tot het einde. G-od gaf hem VREDE in syn Ryk, in syn Huis, en buiten alle twyffel onder-vondt hij VREDE in syn harte, eenen Vrede, die alle verstandt te boven gaat.
Terwyl hy nu in het blyde genot van dien Vrede was, op het alleronverwachtste wierdt hem aange-kondigt, dat hy bevel aan synen huise moest geeven en sich bereiden om te sterven; dat alles te verlaaten en tot de wormen te seggen, dat sy syne susters en broeders waren; dit was het, dat hem so smertelyk viel, het BITTERE dat BITTER was, dat seer bitter, onbeschryffelyk bitter: dit deedt hem syn aangedicht heeren naar den want, en bitterlijk weenen ja piepen als eene kraane of swaluwe, en kirren doorgaans als een duive.
Ondertusschen roepende tot Godt in de benauwd-heit van syne Siele; Godt, die het gebedt syner kinderen hoort, hoorde deesen kermenden en weenenden Koning, en schoon hy niet altydt leeven zou, der wierden evenwel Vijftien Jaaren tot synen Leeftydt toegedaan, den Heere dus syne bedroefde Siele in de bitter heit, die hem bitter was, omhelsende als een tederhartigen Vader, die in alle de benauwdheden van syne kinderen met hun benauwt is.
Eer hy dit verhaalen wil, laat hy het aandacht opwekkende SIET vooraf gaan, om den Leeser hier by te bepaalen tot het leeren van twee groote Lessen
XI
OPDRACHT.
XII
De eerste is, dat niemant, als alles van rondsomme hem toelacht, en dat de Vrede groot is, syn harte daar op setten sou, alsof het onmogelijk was, dat syn licht konde verduistert worden, en syne sonde door een Wolke verborgen worden: hy hadt Vrede, maar SIET in dien Vrede was hem de büterheit bitter, ja seer bitter geweest: Het is hier niet, dat men eene ongestoorde ruste kan hebben, schoon Godt veel ruste en Vrede geeft, het is S57ne verandering onderworpen : Daarom SIET, segt onse Koning, hoe het met my ging, op dat uw harte in 't genot van Vrede tot gewaarwording van droefheit, ja seer bittere droef-heit mag bereidt worden. De hveede Les, die Hiskias leeraren wil door het woordtje SIET, is, dat, wanneer iemant in büterheit is, die hem uitnement bitter is, waarin hy syn aangesicht naar den wand keert, piept en kirt als een kraan of swaluwe en duive, waarin syne siele weghdruipt van treurigheit, en syn uitroep is, is iemants droefheit, soals de myne; dat hy dan, niet tegenstaande dit alles, syne breuke niet moet aanmerken, alsof 'er geen heelen aan was, want in syne büterheit, die hem seer bitter was, omhelsde Godt syn Siele zeer lieffeli/jk: en hy sal het doen aan allen, die uit hunnen druk, anxt en bittere droefheit door geloove tot hem roepen, o Heere !ik worde onderdrukt ivees gy myn borge: de duisternis kan nooit so dik syn, of Godt kan het Licht uit die duisternisse doen voortkomen ; Laaten dan Godts kinderen hunne Siele toeroepen, gy toch ó myne Siele swyg dode, want van hem is alle myne verwachting: is Godt de Heere
opdracht.
het deel van syne kinderen, laat hen vry op hem hoopen; als de bitterheü hun bitter is, als de oven sevenmaal heeter is dan ooit te vooren, de Heere sal de Siele syner Gunstgenooten lieffelyjk omhelsen, de oven sal niet syn om te verslinden maar eene smeltkroes, om van den droesem te sulveren, en in dien oven is met hun niet alleen een, gelyk een van de soonen der Goden, maar de Soone Godts selve, die de ivaarachtige Godt en het eeuwige Leven is.
Waerde Hooggeachte en Geliefde MOEDER en EROE-DER! Hoe billik ik in veele opsichten Hiskias looor-den de myne mag maaken, sien U; Ed: by den eersten opslag seer licht.
Ik moet erkennen Godts goedheit aan my, van den eersten dagh af, dat ik my in den echt begaf met Myne Hartgeliefde Echtgenoote, Juff. JOHANNA de HEYDE, U: Ed: eenigste en seer geliefde Dochter en beminde Suster. Meer dan eene saake maakte het Huwelyk met Haar Ed: my tot grooten troost en uitnemende blydschap: Sag ik op haaren stillen sacht-moedigen Geest, sy besat in allen opsichte dat geen, dat het rechte sieraadt der Vrouwen is: Sag ik op haare bescheidenheü, die was aan alle menschen, grooten en geringen, openbaar, sy steets op haar harte hebbende beseffen van Godts nabyheit: Sag ik op haare nederigheit in gevoelen en in gewaad, elk, die haar kende, moest seggen, dat sy een voorbeeldt in sulk eene bedorve eeuwe was: Sag ik op haare ge-setheit om Godt te dienen, gelyk Godt syne vrese seer vroeg in haar harte hadde ingelegt, deselve straal-
xiii
OPDRACHT.
XIV
de door in het naarstig waarnemen van alle Godsdienstplichten, in 't openbaar en in 't bysonder, haa-ren tydt geduurig uitkoopende, om den goeden en welbehaaglyken wille Godts te kennen, en met haa-ren Godt te wandelen in dit tranendal! Sag ik op de Liefde die tusschen myne dierbaare Echtgenoot en my was, ö! wat was die teder, innig en wedersydts vast, en nooit afnemende, maar aangroeiende, indien eenige toeneming in sulk eene Liefde syn kon-de ; dit was U: Ed: tot groote blydschap te sien, dat wy niet alleen door den Echt, maar vooral in Liefde één waren; Sag ik op haare sorge om wy wel te doen en van alles te bezorgen-, dat my eenige ver-quikking konde toebrengen; het was sender weêr-gae, sy soude haare oogen byna uitgerukt hebben: Sag ik op de soete hulpe in myne Studiën, en haare geoeffendheid in de Goddelijke Waarheit-,SY vrsxsmag-tig in de schriften, haar toeleg was om my geduurig aan te setten, om te prediken niet dingen, die boven het begryp van eenen gemeenen Toehoorder gingen, sy seide dikwerf, gy kunt niet genoeg geloo-ven, hoe onvatbaar de menschen syn; was ik nederge-bogen over de vruchteloosheit van de middelen, wat sprak my myne allerliefste Vrouw moedt in't harte? Sulk eene stille kalmte gaf my Godt met myne lieve Vrouwe, en hoe aangenaam dit was voor my, kan elk nagaan, die weet, dat ik een Vreemdeling verkeere in een vreemdt Landt, en dat ik door so veele tegenheden ben geleidt geworden van de Jeugdt af aan; is ruste aangenaam voor eenen vermoeiden,
OPDRACHT.
troosteloosen en voortgeclrevenen, immers dat genoegen, dat ik hadde, kan ik niet uitdrukken.
Hier quam nogh by tot volmaaking van onse blyd-schap, (indien 'er iets aan mogte ontbreken;) dat de Heere ons zegende met de gewenschte vruchten van het Huwelyk, ons gevende een lieve welgeschapene Dochter, naar TJ: Ed: Waarde MOEDER ge-noemt, en de Heere gaf sulk eene gesegende en voorspoedige verlossing, dat ik en myne hartgeliefde Vrouw dikwerf moeten uitroepen; Looft den Heere die ons met syne goedertierenheid bekroont, als met eenen rondasse, daar quam nogh bj^, tot myne groote verkwikking, dat de Heere uit syne oneindige goed-heit myne zeer lieve Vrouw op eene sonderlinge wijse versekerde van haar aandeel, daar sy altoos met veel ongeloove te worstelen hadde. Dus hadde ik alles, dat myne Siele op den aardbodem begeeren konde.
Maar siet, in den Vrede is my bitterheit bitter, ja zeer bitter, geweest. Godt liet niet alleen den doodt aankondigen door sterke en aanhoudende koorsen, maar selfs als een seer wreden Tiran myne seer lieve Vrouwe van my weghrukken. dit was U: Ed: als een seer liefhebbende Moeder en Broeder bitter, om dat sy uwe eenigste liefhebbende Dochter en Suster was; Maar my was het bitter seer bitter, ja onuit-sprekelyk smertelyk, als ik 'er aan gedenke, myn harte wordt overstelpt, ik moet myn aangesicht met Hiskias dikwerf naar den icandt keeren, en myn bitter bedroefdt harte in traanen loosen, terwyl myne Siele weghdruipt van treurigheit, en myne smerte in
XV
OPDRACHT.
geene schaale kan gewogen worden; deese smerten doet myne Siele quynen, en verandert myne kracht in somerdroogte: Veele smerten hebbe ik ondervonden, maar deese gaat boven alle; se krenkt het harte, en doet my doorgaans piepen als eene sivaluwe en kirren als eene duive.
Ik kan in dit alles nochtans niet ontkennen Godts goedheit: de Jehova omhelst wel meer dan op eene wyse myne siele: wanneer ik my vast voorstelde wegens de droefheit van myn harte buiten staat te syn tot mynen predikdienst, Godt gaf eenen moeden kracht, meer dan eens: ja dat is tot opbeuring van myne Siele, dat ik met grondt kan gelooven, myne lieve Vrouio niet verlooren maar iceghgesonden te hebben, daar ik haast, hoope ik, volgen sal: de Heere betert wel ook nu en dan myne Siele op door veele troostelyke beloften, onder welke deese een grooten klem op myn harte heeft, die myne Lieve Vromv my seide, myne groote droefheit siende: GODT SAL VOOR U ZORGEN, SOEK HEM EN DIEN HEM, HY SAL DER WEESEN VADER EN RICHTER SYN, EN DER WEDUWEN MAN: dit waren haare laatste woorden; en die tot myne bemoediging gesegt hebbende, gaf sy terstont den Geest, Deese stervende woorden beuren my nu en dan op, om alle myne sorgen op den Heere te wentelen, ge-loevende in myne bittere droefheit, dat Godt het wel maaken sal, en voor my, bitter bedroefden Vreemdeling, sorgen, en my leiden niet alleen tct den doodt, maar met synen stok en staf my in die don-
XVI
OPDRACHT.
kere valleie en schaduwe ondersteunen. Daar komt by tot myne opbeuring 's Hoeren goedheit omtrent myn klein Weesje, U: Ed: Liefde en tedere sorge in allen opsichte omtrent my en de myne, welke ik hoope altoos dankbaarlyk te erkennen; en (ïit laatste is wel een seer heffelyke omhelsing, dat 's Heeren saligheit, waar op myne Siele wacht, nu nader is dan toen ik eerst geloofde; de tydt sal voorts maar kort syn, dan sal eene Wildernis met een Kanacia verwisselt worden, en de Duisternis in een seer kos-telyk Licht, want droeffenis en stichting sullen eeu-wiglyk weghvlleden, en alle smerte vergeeten worden, als de traanen van de oogen sullen worden afgewischt.
Laat ons dan, seer Lieve en Geachte MOEDER en BROEDER! in onse bitter heit, die ons in den Vrede overkomen, is, niet al te veel versinken: de Ver-bondts-Godt kan en wil de Sielen der geenen, die tot hem roepen in de bitterheit, die haar zeer bitter is, op eene Heffelyke wyse omhelsen. Laat ons vertrouwen op den Heere, want in den Heere, Heere, is een eeuwige rotssteen.
Dewyl de volgende Bladeren het Licht souden sien, daar was meer dan eene reden, om deselve aan U : Ed: op te dragen, om te betuigen myne Liefde en Achting voor U : Ed : die my met uwe wederliefde seer aan U: Ed; verbindt: ja, omdat U: Ed; neffens myne Dierbaare en seer Lieve Vrouw de oorsaaken van de uitgave syt: veelen uit myne geliefde Gemeente hielden sterk aan, met anderen buiten deese Gemeen-
XVII
OPDRACHT.
te, dat ik, het geen ik in 't Jaar 1735 over de Benaa-mingen des Geloofs gesproken hadde, sonde laaten drukken, opdat sy, het geen hun toemaals, in 't hoo-ren seer verquikte en versterkte, mogten hebben om zich te versterken in 't verborgen: maar debewust-heit van myne geringheit en onbequaamheit, welke dagelj'X toeneemt, gelyk U: Ed: weet, (ik hoope niet, dat het tot moedeloosheit sal overslaan:) deedt my alle de aanhoudende aansoeken geduurig van de handt afwysen: maar het geen anderen niet konden verkrygen, hebbe ik een weinig voor het overlijden van myne seer Lieve Vrouwe toegestaan, ik konde niet langer weigerig syn aan eene dierbaare Echtge-noote en liefhebbende Moeder.
Ik hoope dan, dat ü: Ed: dit Werkje wel suit willen aanneemen, en het selve doorbladeren. Ik bidde Godt, dat hy 'r syn schynsel op sal geeven; dat hy U: Ed: wil leiden door Geloove hier, en uwe sielen lieffe-lyk omhelsen met de uitlaatingen van syne gunste, en dat hy u namaals vaderlyk wil inleiden in die Stadt, die fondamenten heeft, daar noch doodt, noch rouwe, noch gekryt, nocht moeite meer syn sullen, vermits de eerste dingen sullen voorby gegaan syn. En dus blyve ik Mejuff. en seer Geliefde MOEDER!
en
Eeno: en veel Geachte Heer BROEDER Uwer Edelhedens Liefhebbende en seer bedroefde SOON en BROEDER, ALEXANDER COMRIE.
XVIII
AAN
VAN
Waarden en seer Geliefden in den Heere!
Het geen, waarnaar Gy Lieden verlangdet, (sedert het jaar 1735 wanneer wy deese stoffe verhandelden: wordt IJ. L nu in de handen gegeven, opdat gy het tot nuttigheit van uwe onsterffelijke Sielen gebruiken soudt. Ik hebbe de Inleiding tot elke Be-naaming, als mede de aanwysing van den 't Samenhang der Texten, waarin de Benaamingen voorkomen, en ook de bysondere Toepassingen van elke Benaa-minge afgelaaten; ik hoope niet, dat gy sidks qualyk suit nemen; het is geschiedt, opdat het werkje niet te groot sou worden, en dus boven veeier magt, om het selve te koopen.
Ik kan niet twijffelen, of het sal u aangenaam syn dit Werkje als eene nagedagtenis te ontfangen, hoe gering het ook syn mag: Uwe voorbeeldige naer-
AANSPRAAK.
stigheit in H opkomen onder het gehoor van deese Leerredenen, gepaart met die van andere plaatsen, bemoedigde my om het Werkje ten einde te brengen, en het versoek van veelen, dat ik het sonde laaten drukken, doet my gélooven, dat gy het met veel lust suit aannemen.
Het eenigste, dat ik te bidden hebbe, is uw eigen harte bij het leesen van elke Benaaminge na te gaan, dan suit gij 'er door overtuigt konnen worden, of gy de groote saake mist, dan of gy 'er deel aan hebt, Godt selve sende syn Licht by de Waarheit hy werke het Geloove, daar het niet is; hy verster-ke het, daar het is; en hy segene alle onse geringe poogingen tot uwe eeuwige Saligheit! Bit is de bede van
üiven Dienstwillig en Dienaar in den Heere ALEXANDER COMRIE.
Woubrugge den 1 Febr. 1739.
XX
Waarde Leezer!
Het kan niet anders zyn als tot myn groote blydt-schap, dat ik niet alleen mondeling en schriftelyke getuygenisse hebbe, dat myn geringe arbeidt tot segen is cloor alle Pro vintien van dit gezeegent Landt; maar dat ik ook zie en bespeure, dat het vertier van dit Tractaat zoo groot is, dat ik nu al voor de Vyfde maal verzocht wordt om het uit te geeven: ik wen-sche in diepe ootmoed en zelfs verontwaerdiging dit te erkennen voor den Heere en zyn volk, en terwyl ik niet weet, waar in de Heere myn geringe talent wil gebruiken, of voor deese myne Gremeente of ook voor anderen, zoo zal ik my soeken, en in 't prediken en ook in nu en dan een Werk tot stichtinge uit te geeven, bezigh te houden.
Ik hadde deeze Verhandelingen konnen vergrooten, maar ik wil de Kopers van het voorgaande geen nadeel, nogh in 't vermeerderen van deeze nogh andere Werken toebrengen. Ik hope dat den Leezer
AAN DEN LEEZEH.
XXII
deezen druk seer accuraat zal vinden. En ik bidde Clodt dat hy schynzel op het werk geeven magh, en dat de Leezers veel hert en opgewektheit zullen vinden om my in haare gebeden te gedenken. Blyve
Uwen Dienaar in den Heere ALEXANDER COMRIE.
Woubrugge, den 9 Sept. 1746.
DER
Welke in dit werkje verhandelt worden.
Aandoen...........andoen...........Bladz. 6
Aanhangen..................v 21
Aanhouden......................n 24
Aankleeven....................84
............n
Aanneemen....................^ 37
Amen........................quot; 38
..............^
Beginnen......................„ 59
Bekennen van Ongerechtigheit ... „ 64
Betrouwen......................n 90
Blyven in Christus................„ 99
Dorsten........................, m
Draagen........................„ ne
Drinken........................„ 118
Eeten..........................„ 120
Geeven........................n 122
Geeven van syn Harte .... „ 122
Geeven van de Handt aan de Heere „ 130
Gewennen......................n 133
Hongeren . . , ...............145
BLADWYZEE.
Hooren............Bladz. 155
Kiesen........................„ 164
Kussen........................„ 170
Leggen van Christus tot syn Fondament „ 171
Leunende op Christus............„ 176
Neemen........................„ 185
Schryven met de handt............188
Verwachten....................„ 203
XXIV
van de
des
iNLEIDING tot de volgende Verhandeling van het Saligmakende Geloove.NLEIDING tot de volgende Verhandeling van het Saligmakende Geloove.
A. Paulus woorden Hebe. 11 : 16. Maar sender Geloove is het onmogelyk [Gode] te behagen, geeven grondt tot veel naukeurige ondersoeking van syne Siele, aangaande den staat en werkzaamheit der Siele in 't verborgen voor Godt: of de mensch dat waare en ongeveinsde Geloove in der daadt besit, en daaruit werkt, in een' tedere afhanginge van de Goddelyke invloeden, en door de kracht van Christus; dit is Gode welbehagelyk, en sonder dit kan niemant Gode behaagen.
B. Betreffende deese woorden: wij sullen die soo behandelen in onse seer korte Uitbreiding, dat wy die eenigsints sullen toelichten, en tot ons ooarraerk toepassen.
A. Aangaande de Uitbreiding: Deese woorden syn een algemeen besluit uit het geen de Apostel van Exoch gezegt hadde, en met een wyse sy aan, dat Enoch het Geloove hadt, want hy behaagde Gode:
1
INLEIDING.
nu sonder het Geloove is het onmogelijk Gode te behaagen. Onze Apostel spreekt.
N Yan het Geloove. Verstaa hier niet het Historische Geloove: waar door de mensch alles voor waarachtig, vast en onfeilbaar houdt, dat God in syn eeuwigblyvendt Woordt geopenbaart heeft; dat kan de mensch door nagaan van de Goddetyke waarheden hebben die een sekere kragt van betoog aan de konscientie hebben tot overtuiging, dat God alleen de Auteur van sulk eene Openbaringe is: de Duyve-len selve gelooven in deesen opsichte, en sy beeven. Verstaa ook niet het Geloove der Wonderwerken: want in dien grooten en algemeenen Dagh sal Christus die aenseggen, die in synen naame Duyve-len uitgeworpen hebben; Gaat wegh van my, gy werkers der ongerechtigheit, ik kenne u niet. Verstaa ook niet het Tydgeloove: want dat heeft gee-nen wortel, kan ook de hitte van tegenspoeden en vervolginge niet uytstaan, Maar verstaa met my dat dierbaare Saligmakende Geloove, 't welke Godts dierbare gaave is: waardoor de overtuigde, belaste en beladen Sondaar, uit sich selven en alle syne gerechtigheit, tot Jesus uitgaat, hem omhelst, en aangrypt: dat is het Geloove, waaruit de rechtvaerdige leeft, en deel aan alle de verbondsgoederen ontfangt, waar door wy salig kunnen worden.
3. Van dit Saligmakende Geloove segt onse Apostel, dat men sonder het zelve Gode niet behaagen kan: dit synde de Leere van Godts dierbaar Woordt dat alles, wat niet uit den Geloove is, sonde is; en derhalve onbehagelyk voor Godt synde, spreekt het die geenen, die op hunnen zedigen en burgelyken wandel, op hunne belydenisse en kennisse berusten sonder ooit de hartveranderende genade Godts ondervonden, te hebben, weinig troost toe. Wat segge ik? het wijst hun aan, dat alles, wat sy doen, ver-
2
INLEIDING.
mits het niet uit den Geloove voortkomt, Gode mishaagt, ja vertoornt; En de waarheit hier van sal Uwe Christen Aandacht blijken.
x. Als wij op G-odt letten, met wien de mensch te doen heeft; Hy is de rechtvaerdige Stichter van den ganschen aardbodem, de driemaal heilige Godt staande met den onherbooren sondaar in de betrek-kinge van het Werk-Verbond: in 't welke alle syne deugden en volmaaktheden tegen den sondaar ge-wapent syn, en syn swaert uit de scheede getrokken, om hem te verdoen; syne traanen, suchtingen en verbetering van leven, en soeken van Godt, konnen hem in geenen deelen voldoen; syn recht moet voldaan worden, eer hy vriendschap met den sondaar oeffenen kan: maar noch Engelen, noch menschen konnen dat voldoen, het is alleen de Immanuël, die het gedaan heeft, maar niemant heeft deel aan dien, sonder geloove. Derhalven Godt regtvaerdig syn-de, kan men hem zonder geloove niet behaagen.
/3. Letten wy op den mensch; schoon hy eenen schyn van deugdt heeft, veele dingen, die in 't stof-felyke goedt syn; vermits sy uit geen herbooren beginsel voortkomen, syn sy louteren ondeugden voor God; gelijk Augustinus zeide, splendida vitiu, dat is, blinkende sonden. De geheele wereldt is ver-doemelyk voor Godt; en daar is niemand die goedt doet, zelfs niet tot een toe. Rom. 3 ; 19, 12. het bedenken des vleesches is vyandschap tegen Godt, Rom. 8 : 7. Hoe kan nu dat geen, dat sonde is, Gode behagen ? De mensch kan sonde niet met sonde boeten; derhalven sonder geloove is 't onmogelijk Gode te behaagen.
y. Letten wy eindelijk op het Geloove selve: dat is die eenswilligheit met God; dat goedkeuren en toestemmen en aanbidden van de deugden en volmaaktheden van Godt, so als de Heere deselve
INLEIDING.
heeft gelieven te openbaren in den wegh van des sondaars saligheit, sender eenige sijne gerechtigheit alleen door de volwichtige gerechtigheit van Christus, hem toegerekent, en alleen door Geloove aangenomen. Het tegengestelde nu van het Geloove is het Ongeloove, 't welk deeze wijsheit Godts dwaas-heit acht en synè behoudenis in wat anders soekt maar daar door kan men Gode niet behaagen: het blyve dan eene voldonge waarheit, dat het onmo-gelyk is sender Geloove Gode te behaagen.
B. Dit nu so sijnde, Myne hartgeliefde Gemeente! dat het onmogelyk is sender Geloove Gode te behaagen ; sal elk met my moeten besluiten, dat het Geloove een ding zy, dat ons alleen ten uitersten nodig is, sullen wy getroost leeven en salig sterven: en op een' goeden grondt verwachten een saligen ingang in die Stadt, niet met handen gemaakt, wiens konstenaar en Bouwmeester Godt is; daar het Geloove in een salig Aanschouwen sal verandert worden. Ja Geliefden! gy suit wel met my besluiten, dat ons allen aan de kennisse van dit Geloove veel gelegen is, opdat wy, den aardt, natuure en werkzaamheden daarvan kennende, ons selven souden kennen ondersoeken, en beproeven in des Hee-ren vreese. Daarom hebben wy opgewektheit gevonden, om uitvoeriger van het Geloove te spreken: en, eer wy tot nader onderhandelingen over desselfs Natuure souden overgaan eerst van de benamingen te spreeken: welke seer veel syn in Gode Woordt; welke indien elk naging, 113- soude ontdekken de veelvuldige wysheit Godts en de onnodige verschillen souden ophouden, en ook het hardt behandelen van kleinen: want dan souden wy sien, hoe een en het zelfde Geloove onder andere benaminge voorkomt ; en soekende en heilbegerigen, schoon deese en geene saaken onder sekere benamingen opgesloten
4:
INLEIDING.
niet ondervindende, niet voor het hoofdt stooten en slingeren, als sy de zielswerksaamheden onder een andere benaminge begrepen, ondervonden: De eene geloovige sal veel van het Gelcove hebben onder de benaminge van Vertrouwen, maar een ander sal meer werksaam zyn in 't vluchten tot Jezus; beide zyn werkzaamheden van het selfde Geloove; en daarom heeft de een den anderen niet te verdenken noch hardt te handelen.
Tewyl wy cleese benamingen hebben soeken na te gaan, waren wy op sekere orden uit; wy dachten dan om deese, dan om die, maar vonden in alle beschikkinge, dat om de kleinen niet te bedroeven, noch de verder gevorderde te lang staande te houden by de werkzaamheden der suigelingen, een Al-phabetische Orden de beste syn sou, om dat oogmerk te bereiken; En dus sullen wy de benamingen des geloofs volgens de letters van het A. B. C. verhandelen, en de Christelyke Gemeente een A. B. G. van het eene ding, dat nodig is, toedienen tot ondersoeking en bemoediging van des Heeren erfdeel.
Och dat Godt selve licht en schynsel geeven wilde, en deese saken doen gedyen tot opbouw, tot versterking en bemoediging van allen, die Godt kennen en lust hebben tot waarheit in 't binnenste!
II. Wat die benamingen nu selve betreft. Om van de Hebreeuwsche en Grieksche tans niet te spree-ken.
A. Onder de Letter A. vinden wy
A. Een nadrukkelijke benaminge des geloofs by Paulus Gal. 3 : 27. Want so veelen als gy in Christus gedoopt syt, hebt gy Christus aangedaan. Soo-dat het Geloove ons hier voorkomt onder de kun-digheit. van
O
AANDOEN.
AAJfDOEX.
Welk aandoen betrekkelyk wordt gemaakt tot Christus in de aangehaalde woorden; en tot den nieuwen mensch, en de wapens des Lichts Efes. 4: 24 en Rom. 13 : 12. Wy sullen nu van dit aandoen spreeken, soals het
X- Tot Christus betrekkelijk gemaakt wordt Gal. 3 : 16.
a. De Letter hier betreffende, wordt van de Geleerden met recht ondersocht, waarop Paulus in deese sinspeelinge syn oog heeft.
a In 't gemeen staan allen toe, dat 'er op het aandoen van kleederen gesinspeelt wordt: maar welke die kleederen geweest syn, en by welke ge-legentheit die aangedaan wierden, is eenige verschillendheid in de opvattingen.
b. In 't bysonder, om alle gedachten niet opte-haalen, die de Geleerden by Wolfius en Deylingius leesen konnen, komen ons beide de twee volgende gedachten aller waarschynelykst voor.
a. Of, dat 'er gesinspeelt worde op het aandoen van de Kleederen des Hoogenpriesters onder den Tweeden Tempel, waar onder de kleederen en sieraden wegens gebrek van veele heilige dingen vermeerdert wierden, en in 't aandoen van welke 'er een sekere orden moest gehouden worden; terwyl niemant anders voor Hoogenpriester erkent wierdt, of hy moest deese kleederen aanhebben. Sodat volgens deese sinspeeling de volgende saaken te kennen gegeven worden.
1. Dat, sal iemant een Priester des Allerhoogsten syn, hy met Christus Daadelyke en Lydelyke Ge-hoorsaamheit, door het Geloove aangetrokken, moet bekleedt worden, daarom socht Paulus boven alles in Christus gevonden te worden, Filipp. 3 : 9. Ende
6
AANDOEN.
hieruit sal die spreekwyse seer wel konnen opge-heldert worden, dat de geloovigen een Koninglyk Priesterdom syn, een heylig ende verkregen Volk, dragende tot hun kleedt Christus schoone Gerech-tigheit, Jer. 23 : 5. Jehova onse gerechtigheit.
2. Moesten de Priesters een' sonderlinge Orden bewaaren en stipt nakomen, in 't aandoen van de kleederen: soo ook die geenen, die Christus willen aandoen, moeten hem aanneemen eerst tot regt-vaerdigmaking, om door hem met Godt versoent te worden; daarna tot heiligmaking. Want so is hy van Godt geworden, eerst regtvaerdigmaking, daarna heiligmaking 1 Cor. 1 : 30. in hem moet men syn, en daarna Vruchten draagen. Joh. 15 ; 4, 5. Sodat wy sien, hoe nutteloos en verkeert die geenen werken, die maar met alle hunne magt om heiiig-heit uit Christus werken, den grondt van de recht-vaerdigmakinge voorby siende, en de rechte orden niet houdende in het aantrekken van de kleederen.
3. Was het so, dat die Priesters alleen voor Priesters erkent wierden, wanneer sy hun gewaadt, hunne kleederen aanhadden: so is het met de geloovi-gen; sy syn dan Priesters Gode ende den Lamme, maar ook geen werk, dat sy doen, wordt erkent, noch sy aangenomen, of sy moeten in Christus Gerechtigheit staan, hem telkens aandoende, en in hem tot den Vader naderende; seide Josef eens tot syne Broeders, dat tenzy sy Benjamin mede hragten, sy syn aangesicht niet sien souden, so is het hier ge-wisselyk ook gelegen.
b. Ondertusschen schoon deese gedachte op haar selve niet onaardig is, komt ons egter gevoeglyker voor wegens het voorgaande, dat hier gesinspeelt worde op de gewoonte der Christenen in de eerste tyden, gebruikelyk by den Doop, dat hun, in het
7
AANDOEN.
water ingedompelt synde, een wit kleedt wierde aangetrokken, 't welk Christus gerechtigheid te kennen gaf, en hunne verplichting tot Heiligmaking: sodat Paulus woorden en hier en teffens Rom. 13: 14. met een opgeheldert, en deze beide plaatsen ge-noegsaam verklaart woi'den voor eenen Navorscher van den sin van des Heeren Woorden.
/J. Het een en ander dus in de Letter nagegaan hebbende: konnen wy soete saaken in de woorden vinden, om ons eenige bevatting te geeven van het Geloove.
a. Als onse Apostel hier spreekt van een aandoen van Christus, wil hy daar mede te kennen geeven. dat elk sondaar en nakomeling van Adam een kleedt heeft van natuure, in 't welke hy gaat, in 't welke hy dikwerf, op 't welke hy grootsche is, menende dat niemand synes gelijk is: en het is so; elk heeft de kunst van kleermaken van natuure : Adam maakte sig schorten van Vygebladeren, en elk een, hoe onvernuftig in wat anders, nochtans hierin is hy een Kunstenaar, een volmaakt Werkbaas. De kleederen nu, die den mensch aanheeft, konnen wy nagaan.
a. Ten aansien van hun getal. Hij heeft 'er meer dan een.
1. Daar is een grof bovenbleedt, te weten, van sonde ende ongerechtigheit, dat veelen in hunnen natuurstaat aanhebben, synde by uytnementheit sondaaren, Godloosen, met opgehevene handen tegen Godt sondigende, en hun vermaak daarin hebbende, om de allerbooste daaden te pleegen, en selfs in dat hun te pronken ende te roemen. Ofschoon dit een grof kleedt is, hoe veelen syn 'er niet onder Ne-derlandts Volk en onder myne waarde Toehoorders, die daarmede omhangen syn, hunne overtredingen met Sodom vry uitsprekende.
2. Daar is een fyner kleedt van borgerlykheyt uit
AANDOEN.
geciviliseertheit, ofte uit het temperament van de menschen, voortkomende; ofte wegens de ontdekkende middelen, waar onder sy lang geleeft hebben; ofte wegens de ampten, die sy bekleeden; ofte wegens den hoon en kleinachting, waaronder sy bemerken dat grove sondaars liggen; ofte uit tijdely-ke belangen; ofte uit overredinge van hun geweten: dit kleedt maakt men sich, en daarin gaat men ge-kleedt, pronkende en trots voorttredende met de hoogmoedige Fariseeuwen, andere als sondaaren, onreinen en onwaerdig hun geselschap ofte woorden aanmerkende, seggende wijkt van ons, wy syn hey-liger dan gy.
3. Daar is noch een kleedt naast aan 't lyf, een hemdt, een lynwaadtkleed van eigen werk, van eigen gerechtigheidt, 't welk de mensch in overtuiginge met veel welnementheit, ernst en yver maakt, om, ware het mogelyk, bedekt te worden, voor den Toorn des Heeren. Met sulk een kleedt was de Jongeling gekleedt. tot wien Christus seide, dat hij niet verre van het Koningrijke der Hemelen was, ende hy hadt hem lief; ook die Jongeling, die Christus volgde met een wit Lynwaadkleedt, op syn naakt Lig-chaam, maar van de anderen aangerandt, so verliet hy zyn kleedt, en hij liep naakt henen van Christus Mark. 14: 51, 52. ende Paulus, toen hy een Saul was, synde omtrent de wet onberispelyk, en dus in syne oogen Gode levende Rom. 7: 10. en wel fraai ge-kleedt Fil. 3: 5, 6. Met het eene ofte/andere van deese kleederen is elk mensch van nature gekleedt.
b. Wilt gy ondertusschen de Eigenschappen daar van weeten, o let dan wel myne Aandachtigen.
1. Het is een oudt kleedt maar geen nieuw kleedt; daarom vinden wij, dat alles, wat de mensch in sijnen natuurstaat heeft, oud genoemt wordt; de oude mensch, welke is het ligchaam van sonde ende
9
AANDOEN,
water ingedompelt synde, een wit kleedt wierde aangetrokken, 't wolk Christus gerechtigheid te kennen gaf, en hunne verplichting tot Heiligmaking: sodat Paulus woorden en hier en teffens Rom. 13; 14. met een opgeheldert, en deze beide plaatsen ge-noegsaam verklaart worden voor eenen Navorscher van den sin van des Heeren Woorden.
/?. Het een en ander dus in de Letter nagegaan hebbende: konnen wy soete saaken in de woorden vinden, om ons eenige bevatting te geeven van het Geloove.
a. Als onse Apostel hier spreekt van een aandoen van Christus, wil hy daar mede te kennen geeven. dat elk sondaar en nakomeling van Adam een kleedt heeft van natuure, in 't welke hy gaat, in 't welke hy dikwerf, op 't welke hy grootsche is, menende dat niemand synes gelijk is: en het is so; elk heeft de kunst van kleermaken van natuure: Adam maakte sig schorten van Vygebladeren, en elk een, hoe onvernuftig in wat anders, nochtans hierin is hy een Kunstenaar, een volmaakt Werkbaas. De kleederen nu, die den mensch aanheeft, konnen wy nagaan.
a. Ten aansien van hun getal. Hij heeft 'er meer dan een.
1. Daar is een grof bovenbleedt, te weten, van sonde ende ortgerechtigheit, dat veelen in hunnen natuurstaat aanhebben, synde by uytnementheit sondaaren, Godloosen, met opgehevene handen tegen Godt sondigende, en hun vermaak daarin hebbende, om de allerbooste daaden te pleegen, en selfs in dat hun te pronken ende te roemen. Ofschoon dit een grof kleedt is, hoe veelen syn 'er niet onder Ne-derlandts Volk en onder myne waarde Toehoorders, die daarmede omhangen syn, hunne overtredingen met Sodom vry uitsprekende.
2. Daar is een fyner kleedt van borgerlykheyt uit
AANDOEN.
geciviliseertheit, ofte uit het temperament van de menschen, voortkomende; ofte wegens de ontdekkende middelen, waar onder sy lang geleeft hebben; ofte wegens de ampten, die sy bekleeden; ofte wegens den hoon en kleinachting, waaronder sy bemerken dat grove sondaars liggen; ofte uit tiidely-ke belangen; ofte uit overredinge van hun geweten: dit kleedt maakt men sich, en daarin gaat men ge-kleedt, pronkende en trots voorttredende met de hoogmoedige Fariseeuwen, andere als sondaaren, onreinen en onwaerdig hun geselschap ofte woorden aanmerkende, seggende wijkt van ons, wy syn hey-liger dan gy.
3. Daar is noch een kleedt naast aan 't lyf, een hemdt, een lynwaadtkleed van eigen werk, van eigen gerechtigheidt, 't welk de mensch in overtuiginge met veel welnementheit, ernst en yver maakt, om, ware het mogelyk, bedekt te worden, voor den Toorn des Heeren. Met sulk een kleedt was de Jongeling gekleedt. tot wien Christus seide, dat hij niet verre van het Koningrijke der Hemelen was, ende hy hadt hem lief: ook die Jongeling, die Christus volgde met een wit Lynwaadkleedt, op syn naakt Lig-chaam, maar van de anderen aangerandt, so verliet hy zyn kleedt, en hij liep naakt henen van Christus Mark. 14: 51, 52. ende Paulus, toen hy een Saul was, synde omtrent de wet onberispelyk, en dus in syne oogen Gode levende Rom. 7 : 10. en wel fraai ge-kleedt Fil. 3: 5, 6. Met het eene ofte/andere van deese kleederen is elk mensch van nature gekleedt.
b. Wilt gy ondertusschen de Eigenschappen daar van weeten, o let dan wel myne Aandachtiger!.
1. Het is een oudt kleedt maar geen nieuw kleedt; daarom vinden wij, dat alles, wai de mensch in sijnen natuurstaat heeft, oud genoemt wordt; de oude mensch, welke is het ligchaam van sonde ende
AANDOEN.
10
doodt: ende daarom, als 'er van de salige verande-ringe van den mensche gesproken wordt, vinde ik dat 'r gesegt worde, het oude is voorbygegaan, 't is alles nieuw geworden. Ook spreekt Paulus van een aandoen van den nieuwen mensche, in tegen-stellinge van den ouden Mensche. Ik bekenne wel, dat elk mensch juist niet gedragen heeft altijt alle de genoemde kïeederen, byzonderlijk het laatste niet: want sulk een kleedt van eygen werk wordt gemaakt, en aangetrokken in het voorbereidende werk van den Geest tot overtuiging. O dan, wanneer men siet synen verloorenen toestandt, dan begint de ziel zich tot 't maken van dat kleedt, dat is, tot alle plichtsoeffeningen, te setten; te veranderen van leven ende daaden, ernstig te sijn, te bidden, leezen, ook over syn harte te waaken, te vasten en sich te bedwingen, ja Verbonden met Godt te maaken enz. daar nochtans geene saligmakende kennis is van den Middelaar. Ondertusschen kan selfs dat alles oudt genoemt worden; deels, omdat het alles geschiedt uit de oude natuurkrachten, die, schoon sy onbecjuaam sijn tot eenig waar geestelyk goedt, nochtans onder eenen prang van overtuiginge kon nen sy in 't stoffelijke doen alles, wat een waar be-genaadigde doen kan, ja somtyds veel overtreffen: het is gelijk als met 't water, wanneer het geperst wordt, kan het in de hoogte met groot geweldt steigeren; sulx sien wy in Achab, Herodes en anderen; ondertusschen alles geschiedt maar door de oude natuurkrachten. Het kan ook oudt genoemt worden, omdat het naar de aloude mode, patroon ofte voorbeeldt geschiedt; het is ouder wets naar de oude mode: want sedert dat Adam na synen Val Vyge-bladeren maakte, soo is het de praktyk van alle syne nakomelingen, zich met een wettisch kleedt te be-kleeden; schoon de een syn kleedt beeter naar de
AANDOEN.
wyze van het Evangelium door redeneeringen en verstandtsbegrypen kan snijden en naaien dan de ander; alles is nochtans soo naar het oude Voorbeeld, dat een naauwkeurig oog het naa kan gaan, en van het rechte kleedt onderscheiden. Het is ook oudt, omdat het moet, en sal uitgetrokken worden van alle de godsaligen, welke in plaatse van dat een nieuw kleedt aantrekken.
2. Het is een kleedt van hun eigen maaksel en evendaarom hebben sy het lief. Ten aansien van de stoffe: sy hebben het uit hunne eigene ingewanden, gelyk de spinnekoppen, zeer fyn gesponnen ende uitgehaalt, ende sy hebben het saamen gemaakt door plichten op plichten te hoopen met ernst ende wel-meenenheit; alle seer sterke draaden, sodat sy niet van de ongenoegsaamheit syn te overreeden, totdat een dagh van Godts kracht op hun harte komt.
8. Het is een kleedt, dat niet volkomen is, maar saamen gelapt: nieuwe deugden op hunne ouden rok aannaaiende, waar tegen de Saligmaker waarschouwt Matth. 9 : 16.
4. Het is na alle moeite, die 'er aan besteedt wordt, maar een ondeugendt kleed van lorren en lappen saamen gestelt: het kan geene warmte gee-ven; als de Noorde Windt van overtuiginge waait, dan konnen alle die plichten geene vrede toebrengen.
5. Eindelyk het kan ook de schande van de naakt-heit niet voor God bedekken, o! de oogen des Hoeren konnen sien, hoe kaal, hoe versieeten, hoe gelapt dit kleedt is; hoe menige ongestopte plaatsen 'er noch syn, schoon, het van verre wat vertoont daarom segt de Heere Jes. 28 : 28, dat het deksel te smal is, dan dat men sich daaronder voege.
d. Het geeft te kennen, dat deese kleederen worden uitgetrokken, dat de mensch naakt van alles worde gemaakt, eer hy tot een ware aandoening
11
AANDOEN.
van een ander gewaadt komt: dus sien wy, dat Adam Gen 8 ; 21, die schorten uitgetrokken waren, ende dat Godt selve hem kleederen maakte. Jacob mogt tot des Heeren Altaar niet naderen, eer hy zyne kleederen hadde uitgetrokken, ende andere aangedaan. Gen. 35 : 1. De Vrouwspersoon, die een' Vreemdeling was, als sy met een' Joodschen Man trouwen sou, konde tot des Heeren Vergadering niet toegelaaten worden, of zy moest haare kleederen afleggen en andere aandoen, Deut. 21 : 18. Den Verloorenen Soone, als hy wederkeerde, wierden syne oude kleederen uitgetrokken, ende een nieuw kleedt aangedaan.
So is het: och! eer Christus door geloove wordt aangedaan, gebruikt Godt tot dat aankleeden sonder-linge middelen.
a. In opsichte van dat ruige kleedt van godtloos-heit: so brengt de Heere somtyds op het harte,
1. Dat, so lange als men so grof godtloos is, men selfs van burgerlyke deftige menschen geen ge^cl kan syn, en met deselve geenen ommegang kan hebben, of men moet 'er anders uitsien, en andere kleederen hebben.
2. Dat sulk een wegh van leven niet in den Hemel sal brengen: want sal men daar komen, men moet heylig syn, ten minsten syn best doen.
8. Dat syn toorn op sulke blyft: Want een Wreker is de Heere en dat seer grimmig, Nah. 1 : 2. Die den schuldigen geensints sal onschuldig houden, Exod. 84 : 7, sy vergaderden sich toorn als eenen schat tegen den Dagh des toorns en der Openba-ringe van Godts rechtvaardig Oordeel, Eom. 2 : 5. Het geen den Mensch op 't verbeteren van syne le-venswyse doet denken; de ruige basten worden afgetrokken, hy vloekt, hy slaat niet meer; hy verlaat zyne ydele vermakingen en spotachtige gesel-
AANDOEN.
schappen; hy wordt in die plaatsen niet meer gevonden, maar in des Heeren Huys, maar by sulke, daar van geen sondige saaken gesproken wordt, enz.
b. So dat hy nu een fyner kleedt aan heeft van alle die uitwendige deugden; dat God ook aftrekt, hem aantonende door syn Woordt, dat het niet een Jood is, die het in 't openbaar is, maar die het in 't verborgen is, soo dat een' uitterlyke godsaligheit den eisch der Wet niet voldoen kan, en niet meelis, dan die, welke de Fariseeuwen hadden.
c. Maar het Lynwaadtkleedt wordt ook almede, schoon de ziel' er veel tegen stribbelt, afgetrokken, ende hy wordt naakt gestelt voor Godt en voor zich selven, ende moet uytroepen: Ik vergaa, wee my dat ik een man van onreine lippen ben: o! wat schaamte wordt 'er nu veroorzaakt! hoe sou de ziel sig verbergen! hoe hopeloos en radeloos siet het 'eraan alle kanten voor die uit.
c. Maar eer de kleederen worden aangetrokken, so worden sy eerst gewasschen, eerst ingedompelt in het suiver en reinigende Bloedt van Jezus, 't welk de fonteine is, die geopent is tegen de sonde ende tegen de onreinigheit, Zach. 13: 1. Daarom segt Paul us; die waart gy ook eertyts sommige, maar gy zyt afgewasschen, maar gy zyt geheiligt. 1 Kor. 6 : li. Daarom leesen wy hoe de Heere belooft, rein water op hen te sprengen, op dat sy rein souden syn, Ezech. 36 ; 25. Daarom leesen wij, dat hy ook den drek van de dochteren Sions zal wegnemen, Jes. 4 ; 4.
Dit wordt ons zeer levendig en sielroerendt voor-gedraagen Ezech, 16. Daar onse arme, naakte ende hulpeloose toestan dt so nadrukkelyk vergeleken wordt by een nieuw gebooren kindt, 't welk in syn bloedt ligt te wentelen, maar in 't 9. vs. segt de Heere! daarna wiesch ik u met water, ende ik
13
AANDOEN.
spoelde uw bloedt van u af. Ik bekleede u ook. o! Christus neemt eerst de schuldt van de sonde, en onreinheit wech; daarna kleedt hy de slele met de kleederen des Hells.
Nu doet hy Christus aan. Waarby -wij te letten hebben.
a. Op ons Woordt door aandoen vertaalt. Het kan gelyk de Uitleggers aanmerken, of in een' lydelyken sin opgevat worden, sodat het soude luiden: wordt met Christus aangedaan; dus seer soetelijk ons voorhoudende, hoe in de Kegtvaardigmakinge Godt als Richter den sondaar Christus gerechtigheit toerekent, hem daarmede aangordt. Maar wy houden 't liever met onse Taaismannen, die het in een daadelyken sin oversetten, so dat het 't werk van de ziele in de Rechtvaardigmakinge wil te kennen geeven; waarin sy daadelyk ook Jesus voldoening omhelst; wy dan door het geloove, als eene handt, Christus aangrijpende: hebben vrede met God.
b. In de saake dan sullen wy sien
1. De billyke reden, waarom Christus verdienste hier by een kleedt vergeleken worde.
AA. Syn de kleederen gevolgen van de sonde, sodat sy in den staat der volmaaktheit niet van nooden waren, so is Christus voldoening alleen om voor de sonden te voldoen, en Grodt met den sondaar te versoenen; was de mensch in de volmaaktheit gebleven, wy souden geenen Middelaar van nooden gehadt hebben.
bh. Syn de Kleederen om de schande van de naaktheyt te bedekken: soo is ook Christus Gerechtigheit om de naaktheid van den sondaar en sondaresse voor Godts heilige rechtvaardige oogen te bedekken; daarom wordt hy eene Verberging genoemt.
cc, Syn de Kleederen tot bescherming tegen de
14
aandoen.
ongemakken der Lucht, en tot verwarming; immers noch de wet, noch de konscientie, noch de Satan sullen eenig geweldt de siele konnen toebrengen, die met Christus Gerechtigheidt gekleedt is. Wie sal beschuldiging konnen inbrengen tegen de uitverkorenen Gods!
dd. Syn de kleederen ook eindelijk tot sieraad; so is ook Christus Gerechtigheit: hier door syn de gelovigen geheel verheerlykt inwendig niet alleen, maar sy syn ook versiert met gestikt werk van fijn borduursel.
Wilt gy 'er eenige Eygenschappen van hebben?
XN- O het is een kleedt van Godt des Vaders uitvindinge; daarom moet het dierbaar wesen, daar om mag men 'er veilig op aan: hij heeft hulpe bestelt by eenen Heldt.
DD- Het is een kleedt, mag ik so spreeken, door Christus selven gesponnen, geweeven en gemaakt met veel moeite, en zulk eenen swaaren kosten, eer het in alle opsichten voltooit en volbragt wierdt.
:o. Het is een Veel verwig kleedt, niet alleen wit maar ook roodt, gelyk hy selve daarom blank ende roodt genoemt wordt.
T;. Het is een Nieuw kleedt, sodat syne voldoening versch ende nieuw is.
nn. Het is een algenoegsaam kleedt, lang ende breedt genoeg om de siele te bedekken; al waaren het noch sulke mannen van groote lengte, en son-daars by uitnementheit, gelyk Manasse, Maria Mag-dalena, en andere.
v. Het is een kleedt, dat onverslytbaar is. O! was het so met de Jooden in de Woestyne, dat hunne kleederen niet verouderden; het is so met het kleedt van Jezus Gerechtigheit, het is altyt even nieuw, even sterk, even genoegzaam voor de siele.
15
aandoen.
Ti. Het is een kleedt, dat nodig is voor ryken en armen, elk een, al was hy met fluweel omhangen, is naakt, heeft hy het niet; al was hy naakt naar het ligchaam, heeft hy dit kleedt, dan is hij bedekt.
nru Het is een kleedt, dat wonderbaar van pas is voor grooten en voor kleinen, voor Jongen en voor ouden: elk past het, niemant heeft te veel, noch ook gebrek.
OD- Het is eindelyk een kleedt, 't welk elk vrij mag aandoen; het wordt eiken sondaar geraden te koopen, op de markt van vrije genade, daar geen geldt gangbaar is, maar alles om niet gegeven wordt te koopen witte kleederen. Openb. 3 : 18.
2. De werkzaamheit des Geloofs omtrent dat Kleedt is, selve aantedoen, aantetrekken. ofte, met een woord, de Gerechtigheit van Christus te om-helsen, en sich in Jesus so te dekken gelijk het ligchaam bedekt wordt met de kleederen, en sonder-ling die der Oosterlingen, die tot de teenen neder-hingen; opdat de siele soo alles mag hebben van Jesus, wat men door kleederen heeft. Het sal klaar zyn, wat dit seggen wil, wanneer wij op de gemoedsbewegingen letten, die gevonden worden in zulke sielen.
aa. O hoe verlangen sy naar dit kleedt van dien tydt af aan, dat sy met nadruk sagen, dat haar voorig kleedt inoest uitgetrokken worden, ende dat sy den kouden, guuren, en barren noorden windt van kragtige overtuiginge hadden ondervonden: daarom vinden wy, dat het Geloove een verlangen naar Godt genoemd wordt, een innig begeeren naar hem.
eb. O hoe staan sy verwondert, dat Godt selve sulk een kleedt, so gepast, soo kostelyk voor haar heeft uitgevonden ende haar aanbiedt; daartoe sullen sy eene eeuwigheit van nooden, hebben om hem
1(5
aandoen.
te aanbidden en over de rykdommen van syne goe-dertierenheyt zich te verwonderen.
cc. Hoe staan zij beschaamt, dat sy so lange dit kleedt veracht, ende naakt, in de oude kleederen, daar heenen geloopen hebben: weinig sielen worden ooit te recht gebragt, of sy sijn beschaamt, dat sy zo lang buiten Jesus gebleven syn.
dd. Hoe hartelyk en met hoe veel blydschap om helsen sy hem, trekken zy dit Kleedt van sijne Gerechtigheid geheel, dat is, Daadelyk en Lydelyk, aan tot haare verberging.
be. Hoe staat dan de siele beschaamt ende verwondert, dat sulke, die verdient hadden met eeuwige duisternisse omgordt te worden als met eenen sak, dat haar de Koninklyke kleederen gegeven worden
ff. Hoe ondervinden sy, dat de Hemelsche Vader ja de Drieeenige Godt haar omhelst, op haar harte valt, syne gunst en de tedere bewysen van syne liefde uitlatende.
ae. Wat vinden sy een geheiligde Gewilligheit om sich in deese aangedaane Kleederen te vertoonen voor Godt en Menschen, op dat de Kostelijkheit van hun gewaadt gesien en erkent mag worden, en Go-de alle Roem, Lof en Eere mag toegebragt worden, die hunne Schande so goediglyk uit loutere Ontfer-minge bedekt heeft.
hh. Eindelyk, die dit schoone Kleedt van do Borg-gerechtigheit aandoen, daar is de Sorge en Naer-stigheit seer groot, om sich rein en suiver te be-waaren; de Ziele is dan bevreest selfs voor den Schijn des Quaadts, wetende, dat sy heylig moet syn, gelyk hij, die haar geroepen heeft, heylig is: dit doet waaken over het harte; myden van alle Gelegenheit tot Sonde; bevreest syn voor de Sonde, die haar lichtelijk omringt; en steeds tot haaren
17
2
AANDOEN.
dierbaare Borge uitroepen: Heilige JEZUS, heilig my, ik moet heilig syn als gy.
3. Maar gelijk het saligmakende Gelove JEZUS als een Kleedt aandoet, so doet het ook aan de Wapenen des Lichts, om in den geestelijken Krygh tegen Sonde, Satan en Wereldt te strijden: hiertoe vermaant Paulus de Geloovigen te Romen, Eom. 13 : 12. De nacht is voorby gegaan, ende de Dagh is naby gekomen; Laat ons dan afleggen de werken der Duisternisse en aandoen de Wapenen des Lichts. Hier komen Twee Saaken in Aanmerking.
a. Het geen Paulus tot eenen Grondt van syn volgende stelt. De nacht was voorby gegaan, en de Dagh was naby gekomen.
a. De Nacht was voorby gegaan. Verstaa door den Nacht, niet den staat der Kerke onder het Oude Testament, maar den Natuurstaat, de pikzwarte Duysternis, waarin elk onherbooren Sondaar leeft sonder eenige betamelyke of geheiligde Kennisse Godts, so als hy de Godt des verloorenen Sondaars syn wil: en sonder Kennisse van synen eigenen verloorenen Toestandt en de Boosheit en Vyancag-heit van syne Siele, en aller derselver vermogens, tegen Godt en den Wegh der Saligheit. Deese Staat mag wel een Nacht, om de akeligheit, veelerlei Gevaar, en nochtans stille Sorgeloosheit des Menschen daaronder, genoemt worden.
Ondertusschen was deese voorby gegaan in hunne salige Veranderinge, waardoor sy Licht waren in den Heere.
b. Daarom was de Dagh nabij gekomen, dat is, die heuchelyke Tijdt van hunne Verlichtinge in de Kennisse van Christus, en van hunne blijdtschap in Godt, wegens het Trekken van hun uit de Magt der Duisternisse, en overstellen in het Koningryk des Soons sijner Liefde.
18
aandoen.
(3. Dit so synde, is de tweeleedige Vermaning van Paulus seer billijk.
a. Dat sy souden afleggen alle de werken der Duisternisse, dat is, alle Sonden van wat Soorte ofte Aardt sy syn mogten: hiervan en waarin dit Afleggen bestaat, hebben wy onlangs gesproken en breedt aan uwe Christen-Aandacht getoont, en her-haaien het daarom niet.
b. Dat sy souden aandoen de Wapenen des Lichts;
a. Hy spreekt van Wapenen des Lichts, welke anders niet syn, dan de geheele Wapenrustinge Godts, Efes. 6 : 14—17, seer breedt beschreeven: Ons oogmerk laat het niet toe, die optetellen: Sie het seer nuttig Werk van den Eerw. Heere de feein, Predikant te Middelburg, hierover.
b. Deese moesten sy aandoen: Welk aandoen als eene Daadt des Geloofs de volgende Saaken te kennen sal geeven.
1. Dat sodra als het Saligmakende Geloove in eeniger mate, selfs in de allereerste beginselen, in de Siele gewrocht wordt door den Heiligen Geest, dat 'er Oorlog tegen alle de Vyanden van JEZUS in de Siele wordt uitgeroepen, en dat de Ziele in Godts Moogenheit voornemens is, nooit naar eenigo Voorslagen van Vrede met een' eenige Sonden te luisteren, maar integendeel tot alle seggen, heenen uit, heenen uit. Dit is de eigen Aart van het Geloove, dat het, het Harte reinigt, een Geloove, dat niet in Oorloge is met alle Sonden, hoe lief en profyte-lyk die syn mogen, is niet het Geloove der Kinderen Godts, maar een' loutere Inbeelding. Het einde, waarom Christus door het Geloove in het harte woont, is om de werken des Duivels te verbreeken; Wil de Siele met eenige Goedkeuringe ofte Vereeniginge naar de Sonde omsien, al wae het maar met een half ooge, Godt sal haar niet hooren.
19
AANDOEN.
2. Dat, gelijk het Geloove den Oorlog aansegt, so ook het selve Geloove den werkelyken haat en afkeer van Sonde, Wereld en Satan, levendig en fleurig houdt; en het Geloove leidt de Siele tot dit einde veel in Overdenking van Godts heilige en voortreffelyke Nature, van de Betamelijkheit van Overeenkomste met die, in soverre een oneindige Natuure daarvoor vatbaar is; het doet sien de Smelten van Sielsanxten, die JEZUS heeft uitgestaan, om het Recht Gods te voldoen; het herinnert de hitterheit, die sy wegens de Sonde hebben ondervonden en noch wegens de overblyfsels ondervinden: Welke werksaamheden de Siele doen haaten allen valschen Padt: trouwens hoe meer de liefde Godts ontstoken is in 't harte, hoe meer werkelyke haat en afkeer 'er is van de Werken der duister-nisse.
3. Het Geloove, ondervindende de werkelyke kracht van Sonde en eige magteloosheit, komt tot het magasyn van Gods Woordt, daar een Schildt en Helm en Borstwapen is om de Siele instaat te stellen om staande te konnen blyven in den Dagh der Versoekinge.
4. Het Geloove grypt daadelyk deeze Wapenen aan, onder veele suchtinge tot JEZUS, als den oppersten Leidsman hunnes Geloofs, opdat hy hunne handen wil leeren tot den Oorlog, en hunne vingeren tot den Strydt.
5. Eindelyk het Geloove herinnert, dat 'er nooit ruste moet syn, en doet de Siele in de Wapenen staan, uitsiende en wachtende naar de volkome Overwinning; wanneer het Geloove sal in Aanschouwen verandert worden, en de Siele een volmaakte en ongestoorde Ruste in en by Godt vinden.
Deese eerste Geloofs-benaming roept u en my toe, myne seer Geliefde Gemeente, dat wy onse Sielen
20
AANDOEN.
de gestelde Saaken souden voorleggen, en ons selve afvraagen, of wy Christus hebben aangedaan, en of wy hem geduuriglyk aandoen, om onse naaktheit te bedekken? De Heere selve bepaalt elk daarby: en hy verlieve onse Harten op des Middelaars Ge-rechtigheit AMEN.
B. Een tweede benaming des Geloofs komt ons voor 1 Kor. 6 : 17. daar het de Apostel een
noemt; seggende: die den Heere aanhangt, is een Geest met Hem.
X' Wat de sinspeling van den Apostel hier betreft : het is niet onwaarschynlyk, dat onse Apostel hier sinspeelt op de leere der Kabbalisten; of ten minsten syne woorden kunnen uit hunne leere eenigsints opgeheldert worden. Sy stellen dat de sielen, welke sich geduurig besig houden in Godts beschouwinge, ende soete gemeenschap, so mot Godt vereenigt worden, dat sy, alsof het ware, eene siele met hem uitmaaken, 't welk evenwel so niet te verstaan is, gelijk de Platonischen, en de Mystieken dryven, alsof de sielen van do sulken en met Godt waren, door een insmelten in het Goddelyke Wesen : o ! neen : alleen eene siele met hem, dat is, dat selfde willen, dat zelfde doen gelyk hy doet; welke spreekwyse in alle taaien seer gemeen is.
2- Wat dit nu als eene Benaming van het Geloo-ve betreft, sal het deese werkzaamheden uitdrukken.
«. Volgens dese Duitsche oversetting.
a. Dat de Gelovige, na lang tobben en naarheit, ende soeke naar Jezus, als den Borg en eenigen Middelaar, hem eindelyk vindt, hem niet van verre maar van naby siet, als een' gepasten, als een nood-
21
AANHANGEN.
saakelyken en als een hooggeachten persoon voor syne siele. Dit is het geen gewisselyk altyt in 't Geloove moet onderstelt worden; hy openbaarde syne heerlykheit, ende syne Discipelen geloofden in hem; en Asaf sal seggen; Wien hebbe ik neffens u in den Hemel? Ps. 73 ; 25.
b. Dat de siele deesen aangrypt, en volkomen ende alleen omhelst, voor haar goedt, voor haar geluk, en eenigen grondt van troost in leven en in sterven, ende dat wel met de uiterste aandoeninge van alles dat in haar is.
a. Christus hoogachtende boven alles, so eene prys en roem op hem stellende, dat alles daalt in verge-lykinge van deesen Jesus in haare achtinge; gelyk Paulus deeze werksaamheidt duidelyk in zich be-vondt: Ik achte alles schade ende drek, om de kennis van Christus, opdat ik in hem mag gevonden worden; myne gerechtigheit niet hebbende maar de syne. Pil. 3 : 8. Wien, segt daarom den Psalmist, hebbe ik neffens u in den Hemel, ende neffens u lust myne siele niets op der Aarde; bezwykt myn vleesch ende myn harte, gy zyt de rotssteen mynes harten, en de menigvuldige verlossing mynes aanschyns, Ps. 73 ; 25, 26. en 42 : 12.
b. Met de allerinnigste Liefde, suiver uit 's harten grondt voortkomende: hoe hartelijk hebbe ik u lief; o Heere, myne sterkte. Ps, 18 ; 2.
c. Met alle genegentheit van de siele, so als de Kerk, die hem begeerde in den nacht met haare siele, die hem ook vroeg socht met den geest, die in 't binnenste van haar was, Jes. 26 : 9.
c. Dat deese sielswerksaamheit seer nauwe is, gelyk uit de woorden blijkt; Sy worden een geest met hem, ende uit de uitdrukkinge des Bybels; Ik in hun ende sy in my: Ik de wynstok ende sy de ranken Joh. 15 : 4, 5.
22
AANHANGEN.
d. Dat de siele in dit Aanhangen strydt vindt:
a. Somtyds vint sy, dat Jezus van haar vertrekken wil, mynen maakt om haar te verlaaten, maar, gelyk Jacob, hangt de siele hem so aan, dat zy hem niet wil laaten gaan: en de Bruidt, die segt: Ik hielde hem vast. Ja de Emmaüsgangers; sy dwingen hem met geweldt, om bij hun te vertoeven, 'twelk toegaat met veel worstelinge, belydenisse van schuldt, nieuwe uitgangen der Ziele door Geloove, vasthouden tot den einde,
b. Ja 't is somtyds, dat sy ondervindt, dat de Satan ende haar ongeloovig harte haar te rugge trekken, om, alsof het ware haar houvast, haar gryp van Jezus los te laaten: Maar sy hangen hem nochtans aan, blijven omtrent hem werksaam, in alle opsichte met Job aan haare oprechtigheit vasthoudende tot den einde toe.
/3. Soet is het, de kracht des Grondwoordts na te gaan : het geeft te kennen gelymt, sy die met Christ tus gelymt syn, het geen te kennen zal geven:
a. Dat sy niet aan hem van te voren vast waren: want als saaken aan malkanderen gelymt worden, is dat een bewys dat sy van eikanderen gescheiden waren: soo ook hier, zy waren niet Christus eigendom van natuure, o neen, sy syn uit hunnen Vader den Duivel, Kinders des toorns, gelijk anderen, Efez. 2 : 8.
b. Dat hy hen opgenomen heeft uit die afgeschei-denheit, hen trekkende uit den muil des helschen Leeuws, ende rukkende als een brandhout uit het vuur, ingaande met een' geweldige handt om dien sterken van syne vaten te berooven en met sich selven te vereenigen.
c. Wordt 'er de handt van den werkman vereischt om gescheidene stukken met eikanderen vast te maaken; so hier, de Heylige Geest brengt Christus
23
AANHANGEN.
Jesus door de inwendige verkondiging van het Woordt aan de siele, en de siel tot Christus, het ge ■ loove in het harte werkende, ende haar daardoor met Christus vereenigende in hare krachtige roepinge.
d. Wanneer zaaken van elkander gescheiden dus volgens de sinnebeeldige beteekenis vereenigt worden, dat geschiedt door een vocht, door een vloeibaare stoffe: so hier de vereeniging, waardoor dit aanhangen te wege gebragt wordt, geschied daardoor, dat Christus bloedt op de siele gesprengt worde, en dat geschiedt S5rnde, so is het een vaster Lym, aan dat hel en de dood het los souden kunnen maaken.
e. Is dat so, dat, als saaken aan malkanderen ge-lymt worden, der een wederzydsche aangrijping is vereischt tot de vastigheit, o so is het hier: Laat de siele trachten Christus so veel aan te hangen, als sy wil: Daar zal geene vereeniging syn, ten sy hy eerst van synen kante aangrypt, het is toch Godt die eerst lief heeft, en daarom trekt hy in goeder-tierenheit.
f. Is dat so, dat, als stukken t' saamen gelymt worden, sy dan tot een worden: so, wanneer Christus ende de siele dus vereenigt worden, sy worden tot een, tot een Ligchaam, waarvan hy het Hoofdt is.
Immers een allerdierbaarste benaming des Geloofs dan, so in 't eene als in 't andere. Mogten wy hem aanhangen met ons gansche harte en siele, en ondervinden tot onsen troost, als een blyk dat wy Jezus aanhingen, dat de Geest van Christus in ons woonde !
C. onder deze Letter verdient de benaming van
haare opmerking. Ik bekenne wel, dat Aanhouden meest syne betrekking tot het Gebedt heeft; waarin de Siele, niet tegenstaande alle beletselen, blijft wor-
24
AANHOUDEN.
stelen in 't Gebedt tot Godt met alle suchtinge en smeekinge, niet kunnende, noch willende Godt laa-ten gaan, voordat hy haar zegent, en haare begeerte schenkt. Nochthans ik twyffele niet, of het Geloove is die genade, welke die kracht en drang geeft om aan te houden. Ja dat meer is, het aanhoudende werk der Siele met Christus wordt Geloove genoemt, Math. 15 : 28. O vrouwe, groot is uw Geloove. Opdat wy nu souden sien, hoe het Geloove de Siele doet aanhouden, dachten wy dat het beeter sou syn, sulks in een Voorwerp of twee te sien, dan de Saak, in 't afgetrokkene met uwe Aandacht te verhandelen.
X' Een van de nadrukkelykste Voorbeelden van Aanhouden vinden wy in de Kananeesche Vrouwe, Matth. 15 van het 22. tot het 29 vs. toe. Welke Saaken wy by wyse van Aanmerkingen liever willen voorstellen, dan de Woorden Letterlyk verklaren. Die de geschiedenis maar insiet, sal met my sien en aanmerken.
a. Dat voor en aleer Jezus Christus van naby tot een' armen verloorenen Sondaar nadert om sichaan hem in syne gunste te ontdekken, en hem tot een' gemeensaame oeffening des Geloofs in eene Verbonds-onderhandelinge toe te laeten; dat Godt, door syne alswyse regering, bestiering en toelating, beschikt eenige saaken of omstandigheden omtrent dat onderwerp, welke hem quellen, sonder eenige ruste of vrede toe te laaten, een' knagende Worm gevende, die het sap van alle genoegen en Vertroostinge wegneemt. So was het met de Bekeerden op het Pinxterfeest, Hand. 2 : 37, hunne Harten waren doorpriemt. So is het met deese Vrouwe, haare dochter was deerlyk van eenen Duivel beseten; dit was het, dat deese Vrouwe dreef en aansettede om naar Christus te gaan; dit maakte haar aanhoudende. Soo is ook Godts wegh noch heden ten dage met
25
AANHOUDEN.
veelen; hy doet hen onder de roede der verdruk-kinge doorgaan, eer hy hen onder den lieffelyken bandt van syn Verbondt brengt. Ezech. 20 : 11, 12. Hy send plagen, oordeelen, en veele engten, waardoor de konscientie ontwaakt wordt, en de mensch rusteloos en raadeloos en hulpeloos gemaakt wordt; syn gelaat verandert, hy kan niet leeven, soals voorheenen; daar is inwendig benaauwdheit, die de fleur van syn leven weghneemt, schoon hy dikwerf niet weet, waar het aan schort. Ik geloove, dat veelen tot Godt door deesen wegh gebracht worden. Leest met een nauwkeurige aandacht Ps. 107, daar syn Voorbeelden van allerleie soorten van menschen, uit benauwtheit tot Godt roepende, die Godt helpt. Konden kleinen, in wien een beginsel van Godts werk is, schoon sy het niet weeten, dit opmerken, het soude voor moedeloosheit bewaaren: immers het eerste dat de H. Geest werkt, is dit: en daar het in waarheit is, sal het ook de Geest verder brengen.
/3. Maar wy konnen 'er ook uit leeren, dat, sal Jesus naderen, de saaken nader op de siele gebragt worden: dat geen, dat voor deesen wel in 't gemeen quam te benauwen, dat wordt een huisplage: iets, waarmede de Siele dagelyx omgaat, 't welke sy da-gelyx voor oogen heeft als de oorsaake van de be-nauwdheit en rusteloosheit. Deese haare Dochter in haar huis wordt van den Duivel gequelt. Soo geschiedt het ook noch heden ten dage; sal het den mensche ernst worden, het moet hem selven di ukken; hy kan treuren als het synen naasten overkomt, maar hoe veel hartelyker, wanneer hy selve de man is, die van den Duivel gequelt wordt wegens do sonde? Dan eerst begint het ernst te worden, dan siet hy uit, ja dan houdt hy aan, dan kan hy niet langer rusten.
AANHOUDEN.
y. Merkt aan, dat nu Jesus, gelyk de woorden te kennen geeven, meer van naby komt, schoon sich selven so niet openbaarende. O! Christus komt tot sulken, al ware het in Tirus en Sidon, de allergod-looste Hoeken, Steden of Familiën, om te helpen ende te redden: hy komt door het Woordt ende de Verkondiging van dien, uitroepende, dat hy so een is, die alle geestelijke qualen geneest. En schoon de Siele langen tydt niet kan mede werken met het woordt van aanbiedinge voor sich in 't byzonder; het bewaart egter voor wanhoope, en het doet de Siele ernstig gebonden blyven aan de middelen der genade, ja het doet de Siele duisentmaal van haaren kant sich aan G-odt opdragen en overgeeven, om Christus tot een eigendom te syn.
S. Leert 'er nu ook uit, daar wij tot dat Aanhouden selve komen: waaruit wy sien konnen
a. Dat de Siele nu aan 't roepen komt, deese aan houdende ende Chananeesche Vrouwe roept uit: Heere, gy Soone Davids, ontferm u myner! Waar uit wy leeren konnen,
a. Hoe de Siele in dat aanhouden Christus aanmerkt: o! het syn niet onbepaalde ende gemeene gedachten, die sy van hem heeft, gelijk veelen, die so by het werk der Verlossinge niet bepaalt worden; maar sy, en elk rechte aanhouder, merkt hem aan,
1. Als Heere. Namelijk, dit ons grondwoordt Kóplüi, Heere geeft wel sodanig eenen te kennen, die ontsagchelyk is; het werkwoordt, waarvan het afgeleidt wordt, te kennen gevende autoriteit en gesagh: sodat deese Vrouwe hem erkent als een ontsagchelyken Persoon, den Heere van alles, en die derhalven haar helpen kan: maar het is niet onaangemerkt voorby te gaan, dat dit woordt overeenkomt met het Hebreeuwsche woordt Jehova; so-
27
aanhouden.
dat sy hem erkent als den Waarachtigen Godt, dit is een onmededeelbaare naam: Heere is syn naam, en sijne eere wil hy niet aan eenen andeien ges-ven, noch sijne Lof aan de gesnedene beelden. Der-halven sal elk rechte aanhouder het voorbeeld van deese Vrouwe in 't ooge moeten hebben, en in zijne geloofswerkzaamheit den Borge moeten aanmerken als den eeuwigen Godt, eenwezens met den Vader en den Geest, sender dat sou hy geen Verlosser
kennen syn. , ,
2. Maar sy merkt hem ook aan als den boone Davids; een Mensch, en waarachtig mensch niet alleen, maar als de Soone Davids naar ons Euau-gelium. Sodat Uwe Aandacht siet, hoe eigenaardig deese Vrouwe Christus aanmerkt als Godt en mensch in eenen persoon; was dat niet, hy soude Vrouwe niet kennen geholpen hebben, noch het voorwerp van haar voorbeeldig aanhouden syn. h. Deese Vrouwe nu roept om ontferming; het is
ontfermt u mijner.
I. Ontferming segt in Godt synen lust encle ge-neigtheit om aan ellendigen wel te doen, om hen te helpen ende te redden. Derhal ven deese komt niet als eene opgeblase, steunende op eige verdiensten ende waardigheit, maar als eene ellendige, met den strop om den hals, als een worm en sondig niet; om ontferming te bidden en aan te houden. En dit is nu het wonderlijke, dat in 't Geloove is, en in alle desselfs benamingen in Godts Woordt, het is een zielledigende genade, den mensch bedel-arm makende, en verootmoedigende, om die als gewillig te willen ontfangen om niet. 't Welk regelrecht tegen de sondige opgeblase en eige werkelijke natuure strydt, die sich niet wil onderwerpen aan den wegh van vrye ontferminge Kom. 10 ; 12, noch met Paulus Filip. 8 : 8, alles als schade en drek
28
AANHOUDEN.
achten: voor en aleer een almagtige arm Godts het in de siele te wege brengt. Die derhalven uit een bevindelijke kennisse van de nietigheit en Godt ont-eerentheit, selfs van sijne beste werken, enkel om ontferming by Godt aanhoudt, die heeft de vereischte Sielsgestalte; en Godt sal hem niet weghsenden, maar veeleer sullen sijne Goddelyke ingewanden over hem rommelen. Jer. 31 : 20.
2. Dese riep om de ontferming, dat geeft te kennen: AA. Dat sy overreedt was, dat sy ontferminge van noode hadde: sonder deese overreedinge soude de Vrouwe eenes anderen hulpe niet gesogt hebben, O! dan roept de Siele, ik worde onderdrukt, wees gy myn borge.
eb. Dat het innige gevoel en de gemoedtsaan-doening over haaren toestandt haar aanporde, om heil ende redding by eenen anderen te soekem
cc. Het roepen geeft haaren yver, haaren ernst in deesen te kennen: het ging haar ter harte, daarom riep sy Godt aan in den dagh haarer benauwt-heit om de redding ende om hulpe. Maar hoe geschikt ook haar gebedt was. Jesus antwoorde niet een woordt.
b. waarby wy aanmerken konnen a. Dat een gebedt seer wel kan geschikt worden, op 't welke Jesus in 't eerste niet antwoordt noch eenige blijken geeft dat hy het selve hoort: daarom vinden wy dikwerf klagten der heiligen hierover: Waarom verbergt gy u? Waarom staat gy van verre? Als wy roepen, hoort hij niet.
h. Dat dit ondertusschen geen teken is, dat zulk een geloofs aanhoudent roepen Gode onaangenaam is: o neen! schoon Jezus niet sprak tot haar met sijnen mondt, daar ging verborge kracht van hem uit tot haare Siele, ende dit deede haar noch aanhoudende roepen.
29
AANHOUDEN.
c. Dat een geloovigo het niet ten eerste en moet opgeeven, als de Heere Jezus niet antwoordt, noch sijne werksaamheit daarom in twijfel trekken, aisof het niet recht was, omdat Jezus niet antwoordt: o neen! daarom segt de Euangelischryver: Doch hoe recht deese riep, Jesus sprak niet een wToordt.
d. Leert met my, daar het recht om te doen is, dat weigeren niet sal doen ophouden, maar te ernstiger maaken, gelijk het met deese Vrouwe was, sooals wij het opmaken konnen uit de woorden van de Apostelen, daar sy seggen, Heere, laat se van u want sy roept ons na.
a. Hier vinden wij haare Aanhoudenheit: Jesus ging op de wegh voort, stond niet stil, maar hoe hardt hy ging, sy riep hem na; men kan slch ge-noegsaam verbeelden, met wat kracht, met wat ernst deese Vrouwe aanhieldt, en wat drangredenen sy gebruikte, en ondertusschen. naar den uiterlyken schyn der wordt niets tot haar gesegt.
b. Daarenboven is 't ook te denken, dat de Discipelen die Vrouwe ook hardt hebben gevallen, eer sy tot Christus zeiden: Laat se van U, enz. het geen zelfs kan toonen, hoe hardt dat Christenen selve jonge beginners kunnen vallen, meer uit wrevel en verkeerdheit, dan wel uit een' sulveren lust voor soo-eenen persoon: en weet de siele dat het haar met ernst om de saake te doen is: laat dan het hardt en wrevelig behandelen den lust nooit uitblusschen, maar liever tot Godt in 't verborgen drijven, die de traanen siet en do suchtingen kent.
d. Wanneer Jesus nu al sprak, het was a's om de saak onmogelyk te maken; hij was tot de Joo-den gesonden, ende niet tot Heydenen, sodat hy dit ook afslaat: het geen Godts wegh wel somtijds is, dat hy toelaat in dat eerste werk, dat de Siele te
30
AANHOUDEN.
doen vindt met de Verkiezinge, dat Christus komt om de uitverkorenen, en niet om haar, die zoo veele tekenen van verwerpinge heeft. Wilde ik my hierin uitlaaten, daar konde wat gesegt worden om sulke te troosten, en den steen van het graf af te wentelen: maar siet, hoe 'er deese vrouwe mede handelt.
e. Wat doet deese Vrouwe ? geeft zij het daarmede op? o neen; sy komt, voor hem, ende aanbidt hem seggende: ó help my! sy erkent nu, dat hy waerdig is gedient te worden, om sijns selfs wille; en den nooit dringende, houdt sy aan om hulpe. O! wat sal het gesicht van deese Vrouwe nederig geweest zyn? wat sullen haare oogen niet gevloeit hebben van eenen traanenvloedt ? Wat sullen 'er niet by haar ellendige klagten geweest syn, en naare kermingen tot deesen ontfermer? Alles sal so onnagaanbaar geweest syn, dat noch tonge het uitspreeken. noch penne het schrijven kan. En het gaat ook so nogh als Godt iemand tot saligheit bewerkt wanneer sy in engten gebragt worden, door de verkiezing, sodat het dringt; o dan, sien sy de onbetamenlykheit van den dienst der sonde, en de betamelykheit van den Dienst Godts: sy willen hem aanbidden ende erkennen, dat schoon hij hen verwierp, hij rechtvaardig is; ondertusschen so kan hy helpen, sy roepen uit: Help my Heere.
f. Stondt Josef eens by syne broederen, sich verbergende, ondertusschen met syn gemoedt omtrent hen vol, sodat hy weenen moest. Gen. 31. en 45. Wat mogen wy ons nu niet Jesus verbeelden, als vol liefde en aandoeninge omtrent deese Vrouwe? die hadt syn harte ingenomen: doch hy wil noch haar geloove beproeven: hy segt; Vrouwe, het is niet geoorlooft, het brood der kinderen aan de honden te geeven; gy nu zyt een heidinne, een hondt: en met
31
AANHOUDEN.
deese woorden toetste hy haare nederigheidt, het was wel een hardt antwoordt, maar de Vrouwe maakt 'er haar geestelyk gebruik van.
g. Daarom, sj' stemt hem toe; o de Siele, die recht bewrocht is, wil geen wreveligheit hebben tegen Christus woorden: sy stemt toe, dat alles, dat uit den mondt der waarheyt voorkomt, waarachtig is : het is so, segt de Vrouwe; o! ik erkenne my ook onwaardig als een hondt: Ik wil ook in de uiterste ootmoedigheit als een hondt aan uwe voeten kruipen: wilt gy my geen heel stuk van het broodt der kinderen geven, omdat ik soo onwaardig ben: geef evenwel een kruimel, maar het is my niet evenveel, wat kruimel, het moet evenwel van het broodt der kinderen syn. Dies hieldt deese Vrouwe aan: dit was geloove niet alleen, schoon een' kleine Siele 't dikwerf niet voor geloove erkent maar het was een geloove, waarover Christus verwondert stondt! het was een groote geloove. O kleine Sielen! ontkent dan niet meer het werk van Godt; dat aanhouden, dat komen als een hondt om een kruimtje, is geloove, ja een groot geloove; een geloove, waarover Christus verwondert staat.
3. Wij hebben nog twee nadrukkelyke Voorbeel-van dit aanhouden: een in Jacob, die den Verbondts-Engel niet wilde heenen laaten gaan totdat hy gesegent wierde; waarvan ik niet spreeken sal, over mits veele saaken met het ,gesegde overeenkomen : maar een uitdrukkelyk Voorbeeldt van dit stuk is Bartimeus de blinde. Mark. 10: 46, waaronder wy aanmerken.
x. Dat alles, dat in de andere Vrouwe was, als aanhouden, ook in deesen te sien is.
/3. Maar wij vinden de volgende Sonderlinge Saaken.
a. Deese sit op den wegh, hy was in den inge-
32
AANHOUDEN.
stelden wegh, ende daar riep hy, waaruit wy leeren konnen, dat, schoon Godt nu en dan, het geen een wonder van syne vrye genade is, deesen en geenen komt te roepen, als sy niet op den wegh van de middelen syn; O! op dien wegh is Godts Zegen met grondt te verwachten: nergens anders: als eene Sie-le sich van de middelen onttrekt, dan mag sy ruim gelooven, segt Owen, dat sy is in de uure der ver-soeking, in de seve van den Satan, en sy sal nooit Zegen te verwachten hebben, maar van erger tot erger voortgaan.
b. Deese wierdt geroepen van Jesus, eer hy komen konde, of synen mantel van hem quam afte-werpen: so is het ook met elke recht ontdekte en aanhoudende Siele: sy soude nooit tot Christus konnen komen, noch den mantel van haare eige gereg-tigheit weghwerpen; of Christus moest haarbynaame roepen: en hierin is een waar onderscheit tuschen recht werk en nabykomendt werk: o! de nabijkomende konnen so dikwerf in hun oordeel komen als sy willen; maar die ontdekt worden, vinden, dat het onmogelyk is te komen, -voor de roeping.
c. Leert dit, dat doorgaans voordat de Siele krachtdadig geroepen wordt, dat 'er ontstaat wat twyffel-moedigheit, wat moedeloosheit, om het, als 't ware buiten hoop te stellen: daarom komen deese tot Bartimeus, en seggen: syt goedts moedts, hij roept u in 't bysonder.
d. Leert, dat alsdan het geen van te vooren het allerswaarste was, nu het allerlichtste wordt; als hy inwendig geroepen wordt tot Jesus, hij staat op.
e. Leert, dat de Siele alles weghwerpt, dat haar beletten zou om tot Jesus recht te komen; o ? deese wierp synen mantel van sich: so ook de Siele werpt dien ouden mantel van eige gerechtigheit wegh, eer sy recht komt.
33
8
AANHOUDEN.
f. Dat de Siele weet, waarom sy komt; wat sy van nooden heeft; Jesus vraagde hem, wat wilt gy, dat ik u doen sal ? o Heere! zeide hy, dat ik siende worde,
D. Een vierde dierbaare Benaming van het Cleloove onder deze Letter, is
Ps. 63 : 9. Myne siele kleeft u achter aan; nwe rechterhandt ondersteunt my.
Dan hy spreekt van de werksaamheit des Ge-loofs selve, deselve noemende een Aankleeven aan Godt.
x. Wat ons grondtwoordt poquot; betreft. Het geeft
te kennen als met syn gansche ligchaam ergens op gehecht te wesen, en als onlosbaar vast, so vinden wy het gebruikt om een' naauwe vereeniging uit te drukken Job -38 : 38. Als het stof doorgoten is tot vochtigheit ende de kluiten t' samen kleeven. Sie ook Ps. 44 : 26 daar van een kleeven van den buyk aan het stof gesproken wordt. En Ps. 119; 25, segt de Dichter, dat syne ziele kleefde aan het stof. enz.
/5. In 't saakelijke, en soo verre als dit eene be-naaming des Geloofs is, desselfs werksaamheit uitdrukkende, zal het seggen.
a. Een' seer naauwe verbondts-onderhandeling tus-schen Godt en de Siele, soals hy sich aan de Siele wil schenken, en mededeelen; ende sy van haaren kante hem wil omhelsen; hiertoe vinden wij aanleiding Jer. 13 : 11. Gelyk de Gordel kleeft aan de lendenen eenes mans, also hebbe ik het gansche huis Israels ende Juda aan my doen kleeven.
b. Het sal seggen dat innige voornemen en vereenigen tusschen Godt en de Siele uit kracht des Ver-bonds; sodat Godt het leven van haare siele gewor-
34
AAUKXEEVEN.
den is, ende sy leeven in zyne beschouwinge en gemeenschap, door de invloeden van synen Geest: soals het gebruikt wordt van hethuwelyk; Daarom sal een man Vader en Moeder verlaaten: en syne vrouwe aankleven, Gen. 2 : 24.
c. Het segt de blaakende Liefde, waardoor Godt aan de siele en de ziele aan Godt gehecht wordt; gelijk van Sichera gezegt wordt: dat syne siele kleefde aan Dina, en hy hadde de jonge dochter lief en sprak naar haar harte. Gen. 34 ; 8.
cl. Het segt ook die nabyheit van Godt, waardoor sy altijt bij hem leven moogen en verkeeren, Hand. 8 : 29. In deesen sin beval GJodt Pilippus: gaa toe en voeg u by deesen wagen. Sie ook Ps. 78 : 28. Ik sal dan geduuriglyk by u syn; hierin gewennen sy sich aan Godt en hebben vrede.
e. Plet sal seggen die salige werksaamheit, waardoor sy sich aan Godt hechten, met het innigste, met het allertederste, van hunne gedachten, gelijk in 't voorgaande; en 39 : 17, 18- hoe kostelyk syn my uwe gedachten, 6 Godt! worde ik wakker, so ben ik noch by u, in welke
a. De siele haaren Heere soekt aan te kleeven met haar gansche harte in het gedurig herhalen van de Verbonds-oprichtinge, erkennende Godt waerdig het kostelijkste van haar harte, hebbende een vast voor-neemen, om met haar harte by den Heere te blyven, Hand. 11 : 23.
ö. Waartoe behoort dat nauwkeurig wandelen in den wegh van heiligmakinge: Ik hebbe verkooren den wegh der waarheit, Ps. 119 : 30.
c. Gedurige uitgangen van levendige en werksaa-me sielssuchtinge tot Godt door synen Soone, opdat hy sich wel te genieten wilde geeven, totdat de siele sich in Godt moge verlustigen.
cl. Eeikhalsen en verlangen in de.siele, om Godt
36 A ANK LEE VEN.
in syne heerlykheit te aanschouwen, gelijk Bernhar-dus zegt: Desidero te millies, o Jesu, quandro venies, dat is: Ik begeere u duisentmaal, o Jezus, wanneer suit gy komen. Siet ook het tweede vers.
f. Dit aankleeven sal ten laatsten seggen, volstandige ende onbesweken standvastigheit van de siele in 't begeeren van Godt. Gelijk ook iemand sulx seer soet uitdrukt.
Ik sal standvastig wachtende blyven,
Ik sal niet wyken ook geene vinger breedt; Niemant sal mij van deese plaatse dryven,
Daar ik tot Doodt en Leven ben gereedt: En schoon my nimmer wTordt opgedaan.
So sal ik blyven aan den dorpel staan.
Ja so men my de deur niet openstelt,
Ik moet 'er in, met bidden of met geweldt.
gt; Dit was nu een Achteraankleven; dat ons onder deese benaaminge voortkomt, en hier by is ons dit te binnen gekomen:
a. Of dat David niet wilde vooruit loopen, maar den Heere navolgen, 't welk een dierbaare werk-saamheit van het Geloove is. Hebr. 12 : 2. Siende op den Oppersten Leidsman des Geloofs.
/3. Of, dat het sal seggen en, te kennen geeven de salige verandering, welke in de siele veroorsaakt wordt als het geloove veroorsaakt wordt. Voor dien tydt moet Godt haar naroepen, maar hy ontfangt geen antwoordt; maar het geloove gekomen synde, o! sy roepen Godt achter na: Myn Vader, Myn Vriendt, maak u tot myne hulpe!
y. Of, het segt dit: dat Godt somtyds sich ontrekt, somtyds sich verbergt voor den huize Jacobs, maar daar kleeven sy hem achteraan, opdat hy mag ver-schynen blinkende door de traliën.
T
i ■
aankleeven.
J. Of, om te toonen, hoe het hier gaat op aarde: het is maar een weinig, dat ondervonden wordt: het bestaat meermaalen maar in reikhalsen, begeeren van de salige nabyheit. Immers so dra wy ons nu dit alles te binnen brengen, so moeten wy sien, dat het is een allersoetste en eigenaardige benaaming van het Geloove, waaraan elk sich kan ondersoeken, of hy snlke werkzaamheden vindt ofte niet.
Wy vinden noch een seer nadrukkelyken naam onder deese Letter van het Geloove, dat het genoemt wordt een
Joh. 1 : 12. So veelen hem Aangenomen hebben heeft hy magt gegeven Kinderen Gods te zyn.
X- Hier wordt nu in deese benaaminge vooronderstelt.
x. Dat iets, het geen het voorwerp des Geloofs is, aangenomen wordt. En dit is Christus Jezus in alles, waarin hy van Gode geworden is voor den sondaar. Meer sal ik niet seggen, omdat het nader-handt te passe sal komen, als wy van het Voorwerp des Geloofs spreeken sullen.
/3. Dat deese Jesus wordt aangeboden, niet alleen voor de uitwendige verkondiging des Euangeliums aan alle menschen, maar sonderling aan so eenen in 't byzonder: dit noemt God in syn woordt een roepen van hun by naame.
3' Het stelt of segt deese saaken.
x. Dat de Siele toestemt Godts aanbieding aan haar in 't byzonder, daarom hooren wy een nadruk-kelyk getuigenis van het Geloove, dat het is een toesetten van dat segel, dat Godt waaragtig is.
/3. Dit is een hartelijk willen van Jesus Christus, door 't welke het Geloove meermaalen voorgehouden
37
AMEN.
wordt: Die wil, die kome en neeme van liet water des Levens om niet.
7. Het segt een loslaaten van alle syne houvasten, de Handt open doende ende die loslatende: dus komen die mannen van groote lengte over, seg-gende: het is buiten hoope.
5. Het segt Jesus alleen en hem geheel te omhel-sen met syn gansche harte, met syn gansche Siele; sodat de Siele siet, dat sy niet meer van nooden heeft, en met minder kan sy het ook niet stellen. Breder sullen wy hier van spreken, als wy tot een bysonderen Verhandeling van de Geloofsdaaden komen.
F. Het Woordtje
soals het verscheidene nadrukkelyke Geloofsdaaden uitlevert, komt nu in onse overweging. Ik sal uwe Christen-Aandacht niet ophouden met deese en geene Letterlyke Aanmerkinge over het Woordt, noch over desselfs afleiding; het een en het ander hebben wy by een' andere gelegentheit gedaan: het sal ook niet noodig syn te bevestigen, dat Amen eene Geloofs-Benaming is; alle Uitleggers stemmen het met onsen Christelyken Onderwyser toe: en de saa-ken, die wy hooren sullen, sullen het ons bevestigen. Wy merken maar alleen aan, dat dit Amen te kennen sal geeven, als eene geloofs benaaming, twee voorname saaken, naamelyk de volkome toestemming van do Siele, en dat waarachtige des harten op Godt in Christus, aangaande alles, dat hy uit vrye ontferminge belooft te willen syn, en doen, voor syn volk. Van beide deese saaken sullen wy so kort en klaar, als mogelyk is, spreeken: en wel.
38
AMEN.
X' Van het woort, soals het de volkomene toestemming van de Siele te kennen geeft. In de toe-stemminge, onder dit Amen opgeslooten, sal niet alleen een enkele toestemming syn; maar ook een volkome eenswilligheit met Godt, gelyk sekere Godt-geleerde aanmerkt, dat het voornaamste van het Geloove bestaat in de eenswilligheit der Siele met Godt. Van beide sullen wy iets tot stichting en selfsondersoek spreeken: en wel so, dat wy
a. Van de toestemminge selve spreeken sullen. Uwe Christen Aandacht weet, dat als wy iets toestemmen, wy dan seekere saaken voor waarachtig houden, erkennen, en aan die ons zegel hangen. So is het hier, het Geloove, als het Siels Amen, is een toestemmen van deese en geene saaken, die Godt en in syn Woordt, en door de krachtdaadige werking des Heiligen Geests aan den mensche openbaart, aangaande synen staat en toestandt voor Godt, met wien wy alleen te doen hebben, en voor wien wy alleen in dien grooten en vreeselyken dagh sullen verschynen. Wilt gy deese saaken weeten, let maar op dit volgende.
a. Segt Godt tot de Sielen in syn Woordt, 't welk de Heiligen Geest so op het harte brengt met kracht, dat de Siele alles aanmerkt, als tot sich in 't bysonder gesproken te syn: Mensch! gy syt een Sondaar, een overtreder van myne allerheiligste Majesteit; uwe dagelyksche besigheit en werk is anders niet dan mynen toorn tegens u, als een' vuu-rigen oven, te ontsteek en, en u selven te vergaderen toorn, als eenen schat tegen den dagh des toorns en der openbaringe van myn rechtvaerdig oordeel. Ja uw gansch leven is eene t' saamenknooping van allerlei ongerechtigheden: tot het quaadt, om dat te doen, syt gy uit ter maaten vernuftig maar om iets goeds te doen, zyt gy t' eenemaal afkeerig.
39
AMEN.
Hierop en ook op andere saaken meer, die Godt op het harte drukt, antwoordt de Siele, Amen het is so, ö Godt! Wat ik my hebbe ingebeeldt van de deugdelykheit en borgerlykheit van myn leven; ik sie nu, dat ik daarin gansch bedroogen ben geweest; ik ben een van de allergrootste der sondaaren; ik hebbe van u afgedwaalt, van den buik af aan; o! wat syn myne sonden meer in 't getal dan de hai-ren mynes hoofdts, dan het zandt aan den oever der zee! Wat syn se hooggaande, hemeltergende! Se syn als scharlaken en karmosyn: met recht soudt gy my konnen verstoeten; en 't allermeeste, waarover ik my moet verwonderen, is, o Godt! dat gy my draagt en spaart. Die de minste kennis van Siels-werksaamheden heeft, sal met my weeten, met wat verlegentheit en beschaamtheit de Siele in deese voor Godt aangedaan is; hoe de Siele met Efraim op de heupe sal kloppen; en met den Tollenaar cp haare borst slaan, sonder de oogen te durven opheffen. So lang de mensch Godt en de sonde maar kent door het hooren der ooren, en Verstandts Beschouwing, sal hy deese inwendige Siels-Bevindingen niet hebben; maar als Godt sich ontdekt, en den Wegh van den mensche hem open legt, het wordt so ondervonden, dat 'er geene woorden in staat syn, om dat geen, dat 'er tusschen Godt en den mensch omgaat, uit te drukken. Leest Esra 9 : 6. Job 42 : 5, 6. Jer. 31 : 18, 19. Luc. 18 : 13.
b. Segt Godt in syn Woordt; arm sondaar! uw wegh is niet alleen sondig en seer bedorven; maar uw harte is boos, archlistig en bedriegelyk boven eenig ding; het is als een' voortgedrevene zee, ge-duuriglyk, oogenblikkelyk opwerpende slyk en modder, het is enkel en alleen, op syn best genomen, vyandtschap tegen Godt. Rom. 8 : 7. Jes. 57 : 20. Waarop de Siele segt, het is so, Heere! Ik hebbe
40
AMEN,
lang gedacht, dat, schoon myne daaden so niet waren ingericht naar den volmaakten eisch van Uw Wet, evenwel myn harte het meende, en dat myne voornemens goedt waren: ik hebbe nooit den sin van die Woorden verstaan, maakt eerst den boom goedt en dan de vruchten; en daarom hebbe ik niet konnen nagaan, waaraan 't my dikwerf ontbrak in myne vruchteloose pooginge tot het onderbrengen van myne sonden, en om heilig te leeven voor uw aangesichte: maar nu sie iic het, dat myn harte berooft is van uw beelt; en dat het gedichtsel der gedachten enkel en alleen boos sy; het quaadt is in my, en wordt dit steenen harte door uwe God-delyke en onwederstandelyke genade niet weghge-nomen, het sal onmogelyk syn iets goedts te doen; want een onreine fonteine kan anders niet dan stank en vuile wateren opgeeven.
c. Segt Godt tot de Siele, dit is het alleen niet: maar hierdoor zyt gy ellendig en jammerlyk, o mensch; niet beter waerdig dan uit mynen mondt uitgespouwen te worden, Openb. 3 : 16. daarop segt de Siele: Het is so, Heere! van den Hoofdschedel af tot de voetsolen toe, ben ik vol striemen, wonden en etterbuilen, daar is niets geheels noch ge-sondts aan my; Ik ben een gantsch melaatsche; Ik ligge in myn bloed te wentelen, en ik moet een walge van my selve hebben, o Heere! hoe veel te meer dan gy, die te rein van oogen zyt, dan dat gy het quaade soudt konnen aanschouwen.
d. Segt Godt nogh al verder, sondaar! weet gy, dat die de sonde doet, light onder den vloek van mijne allerheiligste Wet. die eiken overtreder verpligt, om de allerminste overtredinge, te ondergaan tydely-ke, geestelyke en eeuwige straffen aan siele en lichaam beide: Waarop de siele segt, het is so, Heere! vervloekt is een iegelyk, die niet en blijft in alles, dat
41
AMEN.
geschreven is, om dat te doen; Ik ben onder dien vloek gebooren, en hy heeft swaar op my gelegen van den buik af aan tot op deesen dagh toe: schoon ik het niet gevoelt hebbe; maar nu dringt het in, in mijne siele, en anxt grypt my aan; uwe vuurige pylen syn nu in mij nedergedaalt, en myne siele druipt wegh van treurigheit: ondertusschen ik moet seggen, dat het rechtvaerdig is, en in den volsten nadruk billyk en recht by u, o rechtvaerdige Godt, dat gij so met my handelt; want ik ben schuldig voor u. Kom. 8 : 29.
e. Segt Godt tot de Siele, elendig sondaar! dat alles is uw toestandt en staat niet alleen; maar daarenboven syt gy doodt in sonden en in misdaa-den, 't eenemaal magteloos om u selven te helpen uit deesen staat of eenig rantsoen te vergelden : Het is so segt de mensch, noch Engelen noch menschen zyn in staat om dooden levendig te maken; schoon de hemel door een goede begeerte kon verkregen worden, dat selfs was voor my so onmogelyk, als het mogelijk is voor eene moorman synen huidt te veranderen, of dat een luipaardt syne vlekken sou-de konnen veranderen: Maar o Godt! daar ik nu hulpeloos en radeloos en magteloos in mynen bloede ligge te wentelen, sender een oog om medelyden met my te hebben o! Laat myn tijdt een tydt der minne syn; laat uwe ingewanden van ontferming over my rommelen; trek nu al uw berouw 'tsamen, en seg tot my, in uwen bloede leeft, ja leeft.
/3. Maar de toestemming sal mede insluiten de vol-komene eenswillenheit van de Siele met Godt, de overeenkomst van de Siele met den Heere aangaande den wegh van des sondaars saligheit. Dit sullen wy tot de volgende saken brengen.
a. Vraagt God de Siele in haare onmagt: schuld en diepe onwaerdigheit liggende: Siele wilt gy salig
42
AMEN.
worden ? Ik hebbe u gehoord, u selve en uwen staat beklagende. Ik hebbe uwe traanen gesien, uw kermen en roepen uit de diepte gehoort; wilt gy nu door mynen Soon salig worden, sonder eenige van uwe verdiensten, uit loutere genade en souvereine ontfer-minge? Daarop segt de Siele, Amen, o God! het is om de behoudenis van myne siele, dat ik roepen en kerme tot u, om als een brandhoudt uit het vuur gerukt te worden, myne siele als eenen buit uit te haaien: en aangaande alle myne gerechtigheden; ik achte die maar als schade en drek om in Christus gevonden te worden, Filip. 3 : 8, uit genade moet ik zalig worden! Myne siele aanbidt en omhelst dien wegh; ik sie, o Godt! alle uwe deugden daarin op het allerheerlijkste uitblinken, en dat deese weg eigentlijk en Gode betaamelyk, en gepast voor myne siele is; en alschoon ik duisende sielen hadcle, ik gave die alle op de volstrekste onbepaalste wyse aan u over, o Heere Godt!
b. Segt Godt; Maar overweegt het toch ter deege die een discipel van Christus Jesus wil syn, die moet eenen afstand doen van alles, vader, moeder, vrouw, kinderen, en vooral een afstand van alle sonden, geene uitgesondert, doen: De siele segt: Amen, het sy soo, o Godt! Psal, 73 : 25. Wien hebbe ik neffens u in den Hemel, neffens u lust my ook niet op de aarde: en de sonde betreffende, mijne siele roept tot alle geene uitgesondert, heenen uit, heenen uit, die vyanden brenge ik voor uwe voeten, opdat gy se verplettere als een pottebakkers vat.
^ c. Segt de Heere; Maar siele, weet het toch wel; die Jesus eigendom wil syn, die sal in deese wereldt verdrukking hebben, die sal gehoont, gesmaat, gehaat en verdrukt worden, het voorwerp syn van den toorne van boose menschen en van de woedinge van den helschen leeuw: De siele ségt, het sy so.
43
AMEN.
o Heere! als gy maar kracht wilt geeven, en myne siele versterken, kruis en tegenspoedt sal myne kroon syn, vermits die lichte verdrukkingen sullen gevolgt worden van een eeuwig gewichte van heerlijkheit.
d. Segt Gi-odt: Ja maar mensch! verlochening is de eerste lesse in Christus schoole, gy moet eige wysheit, sin en kracht verlochenen: De siele segt, Ik geeve my aan u over, sonder' iets uit te bedingen, ik geeve schoon papier in uwe handt, schrijft 'er maar op wat u belieft; wat gy siet meest tot uwe eer en myne saligheit te strekken? o leid my maar door uwen raadt, en brengt my in uwe heer-lykheit; syn uwe wegen dan soetigheit of suurheit ik hoope door uwe genade, my daartoe bequaam maakende, stil te swygen en alle uwe wegen blinde-ling te prijsen.
e. Segt Godt: Maar gy moet heilig syn: De siele segt Amen, en roept uit; heilige Jesus, heiligt my, opdat ik heilig sy in allen opsichte gelijk als gij; Als gy myn harte suit verwydt hebben, sal ik loepen in 't padt van uwe geboden: daar is niets, waaraan ik grooter lust hebbe, dan heiligheit des harten en des levens.
3' Ten tweeden; Amen, als eene Geloofsdaadt, segt ook het sielsvertrouwen op Godt in Christus Jesus, dat de almagtige, wyse en Goedertieren Godt alle haare saaken sal bestuuren en uitvoeren, haar nimmermeer verlaaten; maar dat hij haar sal leiden tot den doodt en over de doodt, syn aanschyn in gerechtigheit te aanschouwen. Maar hiervan sal het niet noodig syn, thans breeder te spreeken; het vertrouwen sal in 't vervolg ons voorkomen: Immers een' dierbare benaming, de kleinste in de genade, het alles nagaande, konnen 'er door versterkt worden, en de geciviliseerde moet seggen, dat hij een vreemdeling van sulke bevindige is.
ARMOEDE.
(?. De Laatste Benaming van het Saligmakende Geloove, onder dese Letter, is de
Waarvandaan de Geloovigen doorgaans uit des Heeren dierbaar Woordt Armen genoemd worden. Matth. 5 ; 4. Salig syn de armen van geeste, Ps. 10: Op u verlaat zich de arme; en diergelyke plaatsen meer. Het sal niet noodig syn te bevestigen dat, geestelijke armoede een werksaamheit van het sa-ligmaakende Geloove is, en dat het geloove arm maakt. Christus spreekt se salig. Alle rechtsinnige Uitleggers merken ook de armoede des geestes aan als eene geloofs-werksaamheit, trouwens' nooit is 'er zulk een arme geweest, nooit zal 'er sulk een arme syn, dan alleen door het geloove. lemant sal mogelyk seggen; hoe, een geloovige een arme? Het Geloove een Armmakende daadt? daar de geloovigen so veele schatten besitten en het geloove hun een wezentlijk recht tot alles geeft? Wilt gy weeten, in wat op-sichte sy niet arm syn en in wat opsichte al? wy sullen het u, Hartsgeliefden! seggen, en dus de vrage beantwoorden.
Ontkennender wijse, myne Geliefden! de waare gunstgenooten van Jehova syn niet arm, maar ryk in de volgende opsichten.
ot. Sy syn niet arm, maar ryk in Gode; daarom nu, dat sy Godts kinderen syn, syn sy erfgenaamen Godts. Hom. 8 : 17, sodat sy mogen met den Psalmist seggen: Beswijkt myn vleesch en myn harte, gy syt de rotsteen mynes harten en myn deel in eeuwigheit. De snoeren sy hun in lieffelyke plaatsen toch gevallen, en in deesen opsichte is een' schoone rijke en uitmuntende erffenis hun geworden. Wilt gy het weeten, wat een Rijkdom het te kennen
45
ARMOEDE.
geeft, Godt tot syn deel te hebben? Let 'er op, ik sal het u kortelyk seggen.
a. Hun rijkdom is daarin gelegen, dat Godt hun Godt is; 't welk een groote Rykdom is, naar luidt der beloftenisse; Ik ben uw Schildt en Loon seer groot. Gen. 15 : 1. Ik sal hun tot een Godt syn, en sy ray tot een Volk. Een Rykdom, die blyven sal, wanneer alle anderen sullen verteert worden.
b. Sy syn ryk, hebbende Godts liefde van eeuwig-heit en in den tydt omtrent hen werksaam: 't welk so veel segt, dat het niet uitgedrukt kan worden: want in syne Liefde is hy onveranderlyk, in syne Liefde is hy tederhartig, vaderlyk en liefdragende, meer dan eene moeder omtrent haare tedere suige-1 in gen.
c. Sy syn ryk in Gode, omdat alle syne eigenschappen, als een groot goedt, daartoe syn om hunne ledigheden te vervullen, en hen te troosten.
«. Sijne Barmhartigheit, synde syne rommelende ingewanden tot hen, verrykt hen met de vergevinge der sonde, welke is een uitmuntende rykdom: van straffe bevrijdt te worden; dit geeft den geloovigen groote schatten.
1. Dat hy hun vergeeven wil, daar hy anderen hunne sonden houdt; maar tot syn volk segt hy: Ik, ik ben het, die uwe sonden uitdelge om mynent wille.
2. Dat hy de groote so wel' als de mindere vergeeft, al waren ze als scharlaken en karmosyn, hy sal se wit maaken als sneeuw en witte wolle, Jes. 1 : 18, van hunne onreinigheit en de hunne drekgoden sal ik se reinigen, zegt hy Ezech. 26 : 25.
3. Dat hy se alle wil vergeeven, die gegaan syn daadelijk en die geschieden sullen, door nieuwe in-spraaken en toeëigening van de vergevinge op hunne boetvaerdigheit: by hem is vergeving, opdat hy ge-vreest worde, Ps. 180 : 4.
46
ARMOEDE.
4. Dat hy se alle vrywillig wil vergeeven, ik ben het, die se uitdelge, om mynes naams wille. Jes. 43 : 25.
5. Dat hy die nooit meer sal gedenken. O! Rijkdom en onuitputtelyke schatten van vrye barmhar-tigheit.
b. Maar syne Heiligheit is ook hun Rykdom, om hen synen heelde gelykformig te maaken, waardoor sy geheiligt sullen worden, in heiligheit toeneemen en bestendig blyven.
c. Sy syn ryk in Godts Alwetentheit: syne oogen doorwandelen de gansehe aarde, daar is niets bedekt of verborgen: derhalve hy siet alle vyanden, alle hunne nooden en swarigheden, om hen door syne Almagt te trekken uit den strik en uit den kuil, daar geen water in is. Waar soude ik beginnen en eindigen, indien ik van alle de rijkdommen, die elk kindt van Godt in Godt heeft, spreeken wilde.
/3. Gelijk sy in Gode ryk syn, so syn sy ook ryk in Godts eenigen en natuurlyken Soone, hunnen Borge: in welken opsichte sy volmaakt, sonder gebrek, gedoemt worden, en met hem airede geset in de hemelen. Christus armoede is hun rykdom, syn doodt hun Losgeldt, syne Opstanding hunne recht-vaerdigmaking, syn Opvaaren, om plaats te bereiden, en besit van den hemel voor hun te neemen, syne Voorbidding de voldoening voor dagelyksche sonden, syne wysheit voor hunne blindheit, syne magt om hen te ondersteunen: met een woordt, alles is hunner; want sy syn Christi en Christus is Godts.
y. Sy syn ryk wegens hun gefondeert en gegrondt recht tot een groot goedt; iemand nu heeft recht of door Geboorte, óf door Testament: dit op beide wy-sen: sy syn kinderen Godts door de wederbaarende genade des Heiligen Geestes, en nadien zy kinderen syn, so syn sy ook erfgenaamen, erfgenaamen Godts,
47
ARMOEDE.
Rom. 8 : 17. Christus geeft hun recht, tot deesen grooten Rijkdom door synen laatsten, synen uitersten wille, door syn bloedt bevestigt, in synen doodt met kapitaale Letteren ondertekent, Luc. 22 : 29.
s. Sy syn niet arm maar ryk door het Verbondt der Genade, dat Godt met hun opricht en ingaat ; Ik sal een eeuwig Verbondt met hun maaken, en hun geeven de gewisse Weldaadigheden Davids: Waarom sy in alle tyden mogen seggen: was het geloo-^e maar levendig! al is myn huis so niet by Godt, gewisselyk hy heeft een verbondt met my gemaakt, in alles, wel geordineert. en vast; daarin is al myn heil, schoon hy hét nogh niet doet uitspruiten.
Sy syn niet arm, maar ryk, in de beloften; welke, om so te spreeken, so veele Obligatien syn onder het groot segel gepasseert: sy alle draagen het Goddelijk merk en Character: daarom, hun Ryk-dom bestaat so seer niet in geldt, dat zy in de handt hebben, als wel in Obligatien. die sy besitten: Nu deese syn veele: daar is geen' eene belofte van Gen. 3 : 15 af tot het einde van de Openbaaringe toe, of zy is de hunne: O! mogt de Siele het konnen gelooven.
yr Sy syn niet arm maar ryk in hunnen staat: O! Elk is een Konings kindt; elk is van een hooge af-komste, der is geen onderschelt in deesen onder Godts volk; want sy syn allen soonen en dochteren des Allerhoogsten, en so soonen, dat sy nooit bastaarden sullen of konnen worden.
5. Sy syn ryk in genaden: de Geest Gods geeft elk, die geboren wordt door het Woord der waar-heit, alle de leden en deelen van een mensch in Christus Jezus: Der is geen' wesentlyke genade, of de een heeft se also wel als de ander: schoon de selve sterker en aanhoudender sich in den eenen boven den anderen vertoont : de leepe en beschreide
48
ARMOEDE.
oogen konnen so wel ge we. t op Christus harte doen, als de heldere en sterker doorsiende.
Eindelyk sy syn ryk in verwachtinge: een ge-loovige heeft een' grooten geest, een uitstekende verwachting: al het geschapene sou 'er niet aan konnen voldoen: o neen! het is, dat sy na het ont-waaken met Godts beeld sullen versadigt worden: als de leemenhutte uit elkander geset en afgebroken wordt, hebben sy een gebouw van Godt, eene Stadt, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen, welkers konstenaar en bouwmeester Godt is: sodat sy eikanderen konnen toeroepen: Het is noch niet geopenbaart wat wy syn sullen, maar wy weeten, gelooven en verwachten, dat wy hem sien sullen, gelyk hy is. Siet daar dan den Rykdom in Gode en syne genade, die bly ven sal, wanneer wereldsche Koningrijken vernietigt zullen worden, en aardsche schatten door het vuur verslonden sullen worden: Godt doet syne liefhebbers beërven, dat bestendig is, overmits de raadt en het wesen by hem is.
3- Stellenderwyse worden Godts kinderen, niet tegenstaande dit alles, armen met groot recht en nadruk in 't Woordt genoemt: schoon wy belyden moeten, dat het armen zyn, die veel goedt hebben. Wilt gy weeten in wat opsichten sy al armen syn, let 'er op, ik sal het u seggen, myn hartslieve Toehoorders 1
ot.. Sy worden armen genoemt wegens hunnen uitwendigen staat, veeltijds, naar de Goddelyke be-deelinge. 1 Kor. 1 : 26.
a. Ten aansien van 's Werelds goedt syn sy 'er veeltyds van ontbloot: sy syn armen in de Wereldt. De waare Godtvrucht wordt seer seldsaam in de Hoven en Koninglyke Paleisen gevonden: want so onmogelyk als het is, dat een Kemel door het oog van een naaide kan doorgaan, so onmogelyk is het
49
4
ARMOEDE.
voor die in het Koningryke Goclts in te gaan. Daarom segt Paulus; gy siet uwe roeping, broeders, niet veel wyse, magtige en edele, 1 Kor. 1 : 26. dit was het, dat Jesus gaf als een teken, dat hy de waare Messias was: den armen wordt het Euangelium gepredikt: en dit is doorgaans Gods wegh, de Godsaligen te laaten in de hutjes: moest Christus mensch worden, het was uit eene arme Maria: moest hij Discipelen hebben, het moeste syn Galileeuwen: moest hy prediken, het moeste syn aan armen: en Godt heeft hier sijne wysheit betoont, dat hy het goede Saadt saait door de doornen en distelen van wereldsche sorgen, dat se het echter niet kunnen verstikken.
b. Ten aansien van hunne afkomste sien wy dikwerf, dat de kinderen der Edelen en Magtigen niet geroepen worden, maar de kinderen van de geringen: daarom segt deselfde Paulus, dat Godt kiest de onedelen. en verachten naar deese wereld. 1 Kor. 1 : 27.'
c. Ten aansien van 's ligchaams gestalte, swakke brose, pynelyke: 't welk ook quot;al mede te kennen gegeven wordt in de gelykenisse, daar wy leesen, dat de Dienstknechten lammen, kreupelen, verminkten en blinden souden dwingen om in te gaan, het syn de swakken om de sterken te beschaamen.
d. Eindelyk, ten aansien van vermogens, onnose-len, onkundigen, en dwaasen: gelijk Paulus se noemt: ondertusschen dit is niet volstrekt te begrijpen, maar het is de gemeene wTegh Godts: dit is ook so niet te begrypen, alsof de gansche armoede hierin be-stondt, o neen! Let wel wy sullen meer redenen van deese benaming geeven.
/3. Sy syn dan vooral armen naar den geest, die wy in 't ooge hebben, die uit bewustheit van hun gebrek roepen tot Godt, die ook Matth. 5 : S. salig
50
ARMOEDE.
gesproken worden, die hier verhoort sullen worden. Deese nu worden genoemt armen.
a. Overmits God hen arm maakt. Wanneer Godt in de bedieninge des Woordt door sijnen Geest de arme verloorene Sondaars komt opsoeken, de Heere vind se, of als den hoogmoedigen Pariseeuw, Godt dankende, dat hy niet is gelyk andere Menschen, hij is, schoon naakt, blindt, jammerlijk, arm en elen-dig, met Laodicea rijk en verijkt, geenes dings gebrek hebbende: of als de Sorgeloose, in den top van den mast slaapende, en op geen gevaar denkende; of gelijk de Jongeling, veele goede dingen door een' ontwaakte konsciensie doende. Nu Gods eerste werk is sulk eenen te ontblooten, uit te schudden, te ontleedigen en arm te maaken.
a. Door hem te overtuigen, en door overtuiging te doen ontwaaken uit synen slaap, op deese wijze:
1. Godt doet hem sien, dat hy meer schuldt dan kapitaal heeft; syne sonden worden hem in haare veelheit en verscheidenheit onder het oog gestelt, sodat hy moet seggen, dat hy tien duisendt ponden schuldig is, sonder eenen quadrantpenning te hebben om te betaalon: het geen een' groote beweging maakt in syn harte.
2. Godt doet hem sien, dat hy dagelyks achteruit gaat; nieuwe schulden by syne oude voegende; ja dat syne beste dingen onreine syn, so dat se als schade en drek moeten gerekent worden.
3. Ja hy wordt overtuigt, dat syne munt niet gangbaar by Godt is: de Wet niet so seer eischen-de een' goede wille, voornemens en begeerten, maar de volmaaktheid in alles; so de mensch sulk iets sal konnen te wege brengen, om syne siele in het leven te houden.
4. Hy wordt overtuigt, dat hy erffelyk een schuldige arme is, door de moedwillige ongehoorsaam-
51
ARMOEDE.
heit van Adam, sodat hy als een arme, van alles berooft in de wereldt is gekomen, en geleeft heeft, schoon hy het met indruk niet geloofde.
5. Eindelyk door de overtuiging laat Godt de schuldeischers los, dio deesen naakt als uitstroopen, en in den uitersten, elendigsten en armoedigsten toestandt, liggen laatcn.
b. Godt maakt niet alleen arm, door overtuiging, maar hy maakt ook arm door de zielen te bepaalen en te arresteeren by haare armoede, elende en gebrek. O! hier missen het de meesten! veelen hebben eenig besef van hunne armoede; maar het is in 't gemeen, het is voorbygaande, het schiet geene wortelen: maar als Godt arm maakt, hy bepaalt 'er de gedachten op, hy doet het levendig sien, met aan-doeninge en smertelyk gevoel gelooven. Daarom mag de wensch van eiken navolger van Christus, vooral van de getrouwe Leeraaren, voor alle ds on-bekeerden, die syn, dien Christus wenschte omtrent Laodicea: och dat gy wiste, dat gy syt blindt, naakt, enz. Openb. 3 ; 17.
c, Godt hen dus arm maakende, maakt hen ook soekende om broodt, opdat sy niet vergaan souden. Siet het in Efraim, ontdekkendt licht in syne armoede ontfangen hebbende: hy is besig om sich te beklagen en te roepen, bekeer my, so sal ik bekeert syn: ja berouw hebbende, beschaamt en schaamroodt synde voor den Heere, en op de heupe kloppende.
b. Sy syn armen, omdat sy sich selven als armen aanmerken, sy sien, dat sy naakt syn van natuure, sonder de kleederen des heils, jammerlyk, ellendig, even gelyk een kindt, geworpen op de vlakte des velts, liggende in syn bloedt te wentelen. Hei leven konnen sy niet meer in hunne handt vinden, seg-gende daarom, het is buiten hoope, het is buiten
52
ARMOEDE.
hoope. Daarom is 't mst hun, gelyk met den Psalmist, die segt, uwe pylen syn in my gedaalt, uwe handt ligt zwaar op my. Ps. 38 : 3.
c. Godts Volk syn armen in 't geestelijke, overmits sy als arme Enossen werken.
a. De armoede noodsaakt hen om hunnen noodt te kennen te geeven, O ! dit doet uitroepen, help Heere, ik vergaa van honger, ik worde onderdrukt, ö Godt wees gy myn borge.
h. Hy komt als een ootmoedige om genade te smeeken en geen recht, met den strop om den hals.
Daar is geen snooder schepsel clan een hoogmoedig beedelaar. Maar een ootmoedig smekeling soekt hulpe en komt met beschaamtheit en schaamrood-heit, niet, om dat hy eene aalmoes soekt, maar om dat hy so ellendig is, en alles doorgebracht heeft: en daarom roept hy uit met Ezra: Ik ben beschaamt en schaamroodt. Ezra 9 : 0.
c. Plet beedelen om vrye genade ongewoon synde, heeft een ootmoedig smekeling dikwerf geen woorden, om syne armoede en ellende uit te drukken; hy vindt wel suchtingen, die hy geenen naam geeven kan; het is een als eene Duive, en piepen als een Swaluwe, de heldere traanen biggelen in grooter getal langs de wangen, dan 'er wel woorden ten voorschyn' komen; de gebeden syn afgebrooken, stamelende klopt so een beedelaar, soo een arme, op de borsten, zeggende, o Godt wees my armen sondaar genadig!
d. Des neemt hy geen neen aan; o! de noodt dringt, hy kan nergens anders geholpen worden, hy blyft daarom seer aanhoudende roepen en kloppen, dat hem toch iets mag gegeeven worden, daarom segt so een uit grondt des harten;
53
ARMOEDE.
Ik sal dan standvastig wachtende blyven,
Ik sal niet wyken, ook geene vinger breedt; Niemant sal mij van deese plaatse dryven,
Daar ik tot Doodt en Leven ben gereedt: En schoon my immer wordt opgedaan,
So sal ik blyven aan den dorpel staan:
Ja so men my de deur niet openstelt,
Ik moet 'er in, door bidden of geweldt.
e. Wordt so een armen geweigert: segtdeHeere, dat hy niet is gekomen clan tot het opsoeken van de verloorene Schaapen des huises Israels; dat het kinderbroodt aan de honden niet gegeven worde; o! dan komt het 'er nogh meer op aan.
1. Dan is de siele ootmoediger dan ooit: de armen spreeken toch smeekinge; hy wil als een onwaardige doode hondt een kruimel maar hebben.
2. Dan wordt het harte geperst, dan kookt dat vuur, sodat de oogen syn als sprinkaders; dan is het:
Hoe het sy, myn droeve oogen.
Laat uw springbron nooit verdroogen; Houdt van schreien nimmer mat.
Steeds myn wang en leger nat.
3. Dan slaat so een arme wel eens een droevig oog naar boven tot God, welker taal is; is myn Godt noch te beweegen!
4. Dan begint hy pleitredenen te gebruiken, van Gods deugden van Christus algenoegsame voldoenin-ge ontleend, en van syne eige ellende.
5. Dan openbaart hy syne wonden en etterbuilen soals 'er niets geheels aan hem is, van den 'aooft-schedel af tot de voetsooien toe: het geen Godt doet, met eerbiet gesproken, al syn berouw 't samentrekken.
54
ARMOEDE.
e. So een', als hij iets ontfangt, o! hy is 'er mede te vreden! de allerminsten genade merkt hy aan als groot en onwaardelijk, als hy sig te binnen brengt hoe onwaerdig hy is, en dat alles onverdiende genade is.
f. So een eindelijk houd nochtans gestadig aan om meer: o! de kruimtjes, die hy ontfangt, syn syn gehemelte so soet, kostelyk en lieffelijk, dat hy uitroept, o Jesus! mogt ik meer van u hebben! set my als een segel op uw harte, o Christus! mogt ik meer ontdekkende, vergevende en heiligende genade hebben ! O Heelmeester, giet van uwe olie noch al meer in myne wonden.
d. G-odts Volk wordt arm genoemd, om dat sy altoos arm blijven, klein en nederig onder alle genietingen; hoe meer van Godt, hoe armer en handelbaarder en ootmoediger; de huichelaars worden door hunne bevindingen opgeblasen: maar hier is het met Abraham, dat ik my onderwonden hebbe, om met den Heere te spreeken hoewel ik stof en assche ben Gen. 18 : 17.
Ja armen blyven sy, sy konnen niet met het ont-fangene werken, maar moeten telkens nieuwe invloeden, opwekkingen en voorkomingen van den Heere hebben: eerst uit syne hand ontfangen, en dan hem wederbrengen.
Armen blyven sy, omdat sy aasen en leeven alleen op enkele genade en goedheit.
Armen, omdat sy uit de hand van een' anderen geduurig onderhouden worden; en missen sy die da-gelijksche invloeden, dan roepen sy en kermen, hy-gen dorsten en verlangen naar Godt in een Landt dor ende sender water.
Armen, omdat sy hoe langer hoe meer verlochent worden aan aan eige wijsheit, kracht en gerechtig-heit sy worden blinder, onkundiger en dwaaser, en
55
ARMOEDE.
sondiger in hunne eigene oogen; sy hebben niet, sy kennen niet, sy roepen uit met den man Godts Azaf, dat sy hoe langer hoe meer een groot beest syn voor Godt.
Armen, om dat Godt sorge draagt, uit oneindige goedheit, om deese arm te houden: de wilde boomen worden niet gesnoeit: maar de wyngaarden van Godts eige plantinge worden door het snoeimes voor weelderige takken bewaart, en het doode houdt wordt er uitgehaalt. Wanneer Godt den eersten mensch Adam als het hooft van het gansche men-schelyke geslachte geschapen hadde; hy gaf hem al het kapitaal, om so te spreeken, voor sig en syne nakomelingen in de handt, om het beste gebruik daarvan te maaken: maar als een doorbrenger bragte hij het terstondt door; Godt nu siende, dat het niet veilig was, sulk een groot goedt meer in de bewaringe van menschen te gee ven, en voornemens synde een' tweeden Adam, als een tweede Verbonds-hooft, te openbaren, so heeft het den Almachtigen behaagt, dat alle volheit niet in syn volk, maar in Christus hun Hoofdt zoude woonen: en sy spaar-saam maar daaruit ontfangen, so lang sy minder-jaarig syn. O! gesegendt bestel! was het in onse handt, wy souden het oogenblikkelijk doorbrengen.
Vraagt iemant, hoe houdt Godt synen kinderen arm ? Ik sal 't u seggen, myne Aandachtigen!
a. Godt houdt hen arm, door het verbergen dikwerf van hunnen genadestaat, hun kindschap en deel aan de Verbondsgoederen, voor hun: sy hebben wel bevinding, sy durven niet seggen, dat sy tot noch toe altyt syn ontbloot geweest, dat nooit een quot;icht, Christus ontdekkende, in hun harte is opgegaan, dat sy sich niet hebben overgegeven: Maar zelfsbedrog is groot: en so gevaarlijk en beklaagelijk: het geen op het harte wegende, hen bekommert maakt, ge-
56
ARMOEDE.
duurig hen aanhoucler.de maakt, hen doet als ledigen komen, hun geeft kleine beseffen van sig selven en hen doet stilletjes heenen gaan.
b. Anderen worden klein gehouden, door het verbergen van de genaden, die sij besitten, voor hun: schoon sy gelooven, genade in Godts oogen gevonden te hebben, en 'er veele genaden, gelyk ootmoedt, verlochening, licht in Godts wegh, gesetheit op de oeffening van ware Godtsaligheidt, en tedere liefde voor Godt, syn Volk, en syne saake, sieh openbaa-ren aan allen, die hen sien; het blijft voor hun verborgen, of door de eene of andere verborge sonden die niemant dan Godt en sy weeten; of dat sy soo veel walgelykheit in hun doen sien, dat sy byna onbequaam syn het goede en suivere te sien; het maakt hen bang, dat anderen van hun sulke gedachten hebben; sy denken, saagt gy my maar inwendig, wist gy de oude, die ik niet overwinnen kan, gy soudt suis niet van my, eenen van de allerelen-digste tollenaaren, denken.
c. Anderen, dat sy veel by hunne verdorvenheit en sondelyken aardt worden bepaalt en gezet, sodat sy sien de booze neigingen en onrechte hellingen van den wille en genegenheden; het geen hen doet uitroepen: wat is 'er niet in my eene magt van ongerechtigheit, werkinge der sonde, en een ligchaarn deeses doodts; ik ben maar een doode hondt: en dit verwekt dat teder aanhouden om vergevende genade dat onophoudelijk roepen, dat Jesus als Koning wil inkomen, kom in gy gesegende des Heeren; dit doet hen laag blyven staan in belijdenisse en verfoeijinge van sieh selven voor den Heere.
d. Anderen houdt Godt klein, hen doende sien hunne diepe onkunde en ongevoeligheit; sulke seg-gen, o! wat kenne ik weinig van Godt, van Christus dierbaarheit, van ellende! en kenne ik wat, ik
57
ARMOEDE.
ben indrukkeloos, gevoelloos onder alles; het harte is niet week, het smelt niet wegh; anderen hebben dat meer dan ik: sodat sy gevoelig over ongevoel raaken.
e. Anderen worden arm gehouden door het geduu-rig woelen en werken van de kracht der verdorvenheden: die gaan over al na, die verleiden geduurig, lt;Jie syn nooit stil: dit deedt Paulus seggen: Ach my ellendig mensch!
f. Anderen worden arm gehouden door het inhouden van de gevoelige bekendmakinge van hunne sonden, die sy begaan, die syn in den wegh om de toenadering te beletten, die maaken scheiding; die liggen swaar op het harte, het harte blyft gesloten, daar is inwendig beschuldiging; daar wordt geen verruiming gevonden; dit maakt, dat men als een worm, als een gedaagde schuldige sich geduurig stelt onder het oog van Godt, de Richter van de gansche aarde.
cj. Anderen houdt Godt arm en klein voor het inhouden van syne gevoelige genade, hen meer leidende langs een bedaarden en eftenbaaren wegh: 't welk hunne siele dikwerf in vreese brengt; vooral als sy by sulke Christenen komen, die op een seer gevoelige wyse bewrocht worden.
h. Anderen door een seer beklemde leiding, waardoor sy weinig troost van het genadewerk, dat aan hun geschiedt is, hebben, met Heman doodtbrakende van de jeugd af aan geweest zynde. Ps. 88 : 16.
B. Dus hebben wy met Uwe aandacht over de eerste Letter van ons Alphabet seer soete en eigenaardige Benaamingen des Geloofs ingesien: naame-lyk, dat het is een AANDOEN, een AANHANGEN, een AANHOUDEN, een AMEN, ende een ARMOEDE. Wy gaan dan tot de Letter B. om Uwe Aandacht onder die Letter voor te draagen.
58
BEGINXEX.
A. de eerste Benaaming van het Geloove is hier, dat het genoemt worde een
Gal. 3 : 3. spreekt Paulus van te beginnen met den Geest.
N- Wat deese woorden nu, op sich selven aangemerkt, betreffen: heeft Uwe Aandacht te weten, dat 'er in Paulus tydt, sulke Ketters uit de Jooden waren, die, schoon sy voorgaven tot het Geloove van Christus overgekomen te syn, nochtans sich selven vast hielden aan den ouden suurdeessem van de Wet, leerende, dat het noodig was, om gerechtvaar-digt te worden, dat men stipt de Wet der Zeden en der Ceremoniën moeste gehoorsaamen: deese, synde Fariseeuwen van natuure, waren niet ongenegen. om Landt en Zee te doorreisen, konden sy maar eenen Proselyt maaken; en daarom sy maakten geen klein oproer in de gemeenten, gelyk blijkt uit het 15. Kap. van de Hand. ende uit deesen ge-heelen brief, daar onse Apostel in suivere en God-delyke Leere van de vrye Eechtvaardigmakinge des sondaars handhavent: en daarom wil onse Apostel in onse tegenwoordige woorden.
ci. Den Galateren voorhouden, hoe sy met yver hadden begonnen, dat is, door geloofstoestemming. Dat sy Jesus Christus den gekruisten, door Paulus dienst hun verkondigt en aangeboden, als de eenige oorsaake der saligheit met een volkomen harte, en uiterste bereitwilligheit hadden omhelst en aangenomen. Dat was nu met den Geest te beginnen: het geen so genoemt wordt.
a. Of, omdat de Geest de eenige werkende en ondersteunende oorsaake was van hun Geloove, by aanvang ende by voortgang.
59
BEGINNEN.
b. Of, het sal seggen met den Geest, met de Leere van het Enangelium van een gekruisten Jesus: daarmede hadden sy begonnen, hunnen voorigen wegh verlaatende, en nu door geloove wandelende: welk Enangelium meermalen Geest genoemt wordt, de letter doodt, maar de Geest maakt levendig. En dat wy hier door den Geest de Geestelyke Leere des saligen Enangeliums moeten verstaan, is klaar uit tegenstellinge van vleesch: want de Galaters waren geen vleeschelijke, ongebonde, godloose men-schen, maar uit ter maaten deugdelijk, werkheilig; waarom sy ook hunne gerechtigheit in 't stuk der Rechtvaardigmakinge in rekening bragten, stellende, dat se deels door Christus Gerechtigheit, deels door hun onderhouden van de Wet der Zeden en Cere-monien, gerechtvaardigt wierden; dat is dat on-draagelyk Juk, dat noch wy, noch onse Voorvaderen hebben konnon draagen. Handel. 15 ; 1. en 20. Waaruit blykt, hoedanig men mistast, de plaats brengende alleen tot de onderhouding der Ceremo-nien; dat was sulk een ondraaglyk Juk niet: maar die te onderhouden, om 'er door gerechtvaardigt te worden, dat is ondraagelyk: Ik bidde U, myneAan-dachtigen! vergelykt Hand. 15 : 1. en 10.
/3. Dat so sijnde, leidt onse Apostel daaruit af, hoe snoodt ende onverantwoordelijk het sijn sou, met den vleesche te eindigen; Of wy door hot Vleesch de Sonde of de Wet, welke so wegens haare swakheit ende gebrekkelijkheit genoemt wordt, verstaan wilden, is ons om het even: wy verstaan de onderhouding van de Wettische Ceremonien allerliefst.
3- wat nu het Geloove onder deese benarninge betreft;
x. So veronderstelt het
a. Of, dat, wanneer het Geloove in desielaeeni-
60
BEGINNEN.
ger maate gewrocht wordt, alsdan de oogen opengaan om te sien, dat sy op een' valschen wegh syn, welke in Godts Woordt genoemt wordt de breede wegh, aan welkers einde de doodt ende het eeuwige verderf vast is; sodat elk een die waarlijk begint met den Geest, siet, hoe hy heeft afgedwaalt, syne wegen verdraajende als eene snelle kemelinne; vervreemdt van Godt, van den buik af aan; daarom vinde ik nadrukkelyk van David, schoon bekeert, als hy wenschte het wederom op nieuws te beginnen, dat hy uitroept: Ik hebbe gedwaald als een verlooren schaap, soek uwen knecht. Ps. 119 : 176. De Jooden souden ook seggen, als sy tot Christus, na sijne verhooging, in de eerste eeuwe van de Kerke souden komen, wy hebben gedwaalt als verlooren schaapen. Jes. 53 : 6.
b. Of, het sal vooronderstellen, dat sy alles, dat sy gedaan hadden, voordat het Geloove in eenige maate gewrocht wierdt, dat sy dat alles als ongedaan werk aanmerkten, ja als schadelyk werk, Fil. S : 8. en als een maanstondig kleedt; hoe welmenende, hoe hartelijk en aanhoudende het ook mogt. sijn. So wrocht dat Geloove immers in Paulus, in de aangehaalde plaatse Fil. 3 : 8. ende in de Kerke. Jes. 64 ; 6.
/3. Maar dit Beginnen, soals het Geloove is, stelt, dat sy leeven ontvangen, dat 'er een ander beginsel in hun was gekomen, dan sy ooit te vooren ondervonden hadden, en dat sy nu ook anders werkten. Wild gy met my het nagaan, o! het sal ons sielroerende saaken tot ondersoek voorhouden.
a. Als 't Geloove dan een Beginnen genoemt wordt, o! dat sal ons eerst voorhouden, dat de oogen beginnen te sien saaken, die sy nooit te vooren ge-sien hadden, ende nooit met sulk een licht.
a. Nu siet de siele andere saaken, nu begint sy te sien.
61
beginnen.
1. Godt op een heel andere wyse, dan ooit, en in eene andere betrekkinge tot haar: want eer het saligmakende Geloove komt, siet de siele Godt we], in de Wet donderende tegens haar wegens haare sonde, vloek ende toorn en gramschap; maar nu begint sy Godt te sien.
aa. Wel als regtvaardig, die de sonden niet ver-gee ven kan, maar straffen moet in den sondaar of in eenen Borge: maar nu siet sy, dat Godt tot het swaardt zegt, dat het ontwaaken sal tegen de man, die syn metgesel is. Zach. 7 ; IS, opdat sy veroordeelde moge ontvlieden: en derhalven, dat hy is rechtvaardig ende rechtvaardigende die geenen, die in Christus gelooven. Rom. 8 : 33; 37.
eb. Sy beginnen syne heiligheit nu te sion. O! die is in Christus ook voldaan, ende is ten beste van hun, om hen te heiligen, ende met sich gelijk-formig te maaken. Ezech. 36 : 25.
cc. Nu begint de Siele Godt te sien in sijne Barm-hartighelt, goedheit, ende waarheit; sy siet alles tot haar nut, tot haar voordeel: sodat door dit alles syne ingewanden rommelen tot arme, ellendige sielen. O ! heerlijk begin. O! dierbaar gesichte!
2. Maar beginnen sy Godt in Christus so te sien, dan beginnen sy sich selven, anders dan ooit te vooren, te sien: sy sien wel, dat zy doodtwaerdig syn, maar nochtans geroepenen, genoodigden, sulk eenen, dien Godt hebben wil, in wien hy syne deugden verheerlyken wil, O! Wat geeft dat de siele een heel ander gesichtte dan sy ooit hadde! te vooren souden de sonden haar belet hebben, tot hem te komen, maar nu syn de sonden dwangredenen, 1 Tim. 1 : 15. Het is een getrouw woordt, en aller aanneminge waerdig, dat Jesus Christus in de we-reldt gekomen is om sondaars te saligen, van welke ik de voornaamste ben.
62
BEGINNEN.
h. Dit is ook met een ander Licht: te voeren was 't maar met het licht der natuure, schoon sy Euan-gelische begrippen hadden; maar nu is het met een Goddelijk Licht: 't welk hun ontdekt de saaken so se syn. Clodt, die geboden heeft, dat het Licht uit de duysternisse sou opgaan, gebiedt ook dat dat Licht syner Goddelyke genade hunne sielen bestraale in 't Goddelijke Euangelium. Efez, 1 ; 17, 18. Opdat de Godt onses Heeren, enz. en Efez. 5 ; 8. Eertyts waart gy duisternis, maar nu syt gy licht in den Heere, wandelt als Kinderen des lichts.
b. Sy beginnen nu ook iets anders te smaaken: sy smaaken en proeven, dat Godt goedt is. En dat vervult hunne siele met aanbiddinge, met verwon-deringe, 't Geloove is toch eeten ende drinken; en als de siele begint geloove te oeffenen, sy begint geloove te oeffenen. sy begint den smaak van de genade te kennen, dat het haar boyen alles dierbaar wordt; syne vruchten syn haar gehemelte soet. Hoogl. 2 ; 3.
c. Daar het Geloove begonnen is, daar komt ook een ander gevoelen van Godt, een klein gevoelen van sich selven; hun uitroep is: hy moet wassen en ik moet minder worden.
d. Andere sielsuitgangen: O! hoe teder, hoe har-telyk, hoe aanhoudende syn de sielsgestalten naar Jesusl hen meer aankleevende dan een gordel aan de lendenen eenes mans.
e. Een Beginnen op eenen anderen wegh te gaan, naamelijk dien weg, die eng is, die den verstan-digen naar boven leidt, dien wegh des geloofs, ende dat is door eenes anderen kracht, steunende en leunende op dien liefsten, Jesus Christus. Immers mag dan het Geloove met recht een Beginnen ge-noemt worden.
B. Onder deese Letter vinde ik, dat het Geloove ook voorkomt onder de Benaaminge van een
63
BEKENMEN VAN ONGERECHTIGHEIT.
jti:k i:\m:\ a a\ okgerechtigheit.
Ps. 32 : 5, Jer. 3 ; 13, Ik weette seer wel, dat dit allermeest siet op een suivere ongeveinsde en boetvaardige bekeering van de siele van alle sonden tot Godt, met een hartelijk en innig leedwesen daarover en een oprecht voornemen der siele, om Godt voortaan te gehoorsaamen met syn gansche harte, met syn gansche siele, en al wat in hem is: onder-tusschen wanneer ik my te binnen brenge wat de Heere hieraan vastmaakt, de vergeving der sonden, de rechtvaardigmaaking; gelijk Uwe Aandacht siet; en dat het Geloove de oorsprong van deese werk-saamheit is, en door de gansche werksaamheit doorvloeit; so sal niemant van myne geliefde TDehoorde-ren het qualyk neemen, dat wy de geloofswerksaam-heit der siele onder deese Benaaminge verhandelen: waartoe ik verkooren hebbe de woorden van den Psalmist in den 32 Ps. het tweede gedeelte van het 5 en het eerste gedeelte van het 6. vs. vermits Bekennen en Belyden van syne overtredingen hier het selfde is. Ik seide: Ik sal belydenis van mijne overtreedingen doen voor den Heere, en gy vergaeft de ongerechtigheid myner sonde. Sela! Hierom sal een ieder heilige u aanbidden in vindens tydt. Dees woorden sullen wy wat breder behandelen, omdat se niet alleen een voorbeeldige betragting bevatten, maar ook tot eenen grondt van bemoediginge strekken moet voor alle belaste en beladene sondaaren en sonda-ressen: en wy vinden in de woorden deese twee voorname Hoofddeelen.
X' In het Eerste Deel ontdekt ons de Psalmist syn betamelijk en billijk voornemen, ende de groote wel-daadt, welke daarop volgt; Ik seide; ik sal belydenis doen van myne overtredingen voor den Heere, ende gy vergaeft de ongerechtigheit myner Sonde, Sela!
64
bekennen van ongeeechtigheit.
a. De Psalmist ontdekt syn voornemen: Ik seide: Ik sal belijdenis van myne overtredingen doen voor den Heere.
a. Onse Psalmist dan spreekt van syne Overtre-dikgen, in 't meervoudige getal; die sich selven toe-eigenende; Myne overtredingen.
a. Ons grontwoord Peschang welkers wortel
is betekent afwyking, overtredinge, en vooral
rebelleeren, 't welk uit de plaatsen blijkt, in welke dit woordt gebruikt wordt: 1 Kon. 12 : 19. Also vielen de Israëlieten van den Huise Davids af, tot op deesen dagh: het geen eigentlijk segt, dat sy de ver-bondsverplichting, om sich aan het huis Davids te onderwerpen, overtraden, ende tegen die rebelleerden; wy vinden het ook gebesigt Amos '1 : 9, om de re-belly van het eene volk tegen het andere te kennen te geeven, uit kracht van een verbondt; waarvandaan is het, dat de sonde der Heydenen in opsichte van Godt nooit in des Hoeren Woordt, so veel het ons voorkomt, Peschang genoemt wordt: maar Adams Overtreding wordt also genoemt, Hosea 6 : 7 en Kom. 5 : 14.
b. Derhalven als onse David spreekt van syne overtredingen, sal hy volgens dese opheldering van ons grondtwoordt eigentlyk te kennen geeven syne son-den, als van een en bondelinge, waardoor hy het Juk van synen halse wierp: dit spreekwoordt ontleent synde van losbandige ossen, die onder het Juk niet gaan willen, maar in de ruimte; gelijk Efraim weiden wilde.
1. Overtredingen. Hiermede wil onse Belyder te kennen geeven, in dit geloofsbekennen van sijne sonden:
aa. Dat hy in eene Verbondsbetrekkinge stondt, waardoor hy tot gehoorsaamheit verbonden ende ver-
G5
5
bekennen van ongeeechtigheit.
plicht was: het woordt dat eigentlijk uitdrukkende: ende het was so: Godt hadde met hem een Verbondt der genade opgericht, ende hem bequaam gemaakt, om dat verbondt toetestemmen ende sich daarin volkomen overtegeeven. Waar van daan de weldaden van het Genade-Verbondt genoemt worden de gewisse weldaadigheden Davids, ende hy selve getuigt, dat schoon svn huis so niet met Godt was, dat evenwel de Heere een Verbondt met hem gemaakt hadde, daarin al syn heil was, schoon hij het noch niet deede uitspruiten.
eb. Dat hy in dat Verbondt niet was getrouw gebleven: daarom sal hy uitroepen in den 134. Ps. Treed niet in 't gerichte met uwen knecht, want ik soude niet konnen antwoorden op een uit duisenden: Ja hy sal betuigen, dat hy syne Overtredingen hadde, die meer in 't getal waren dan de hairen synes Hoofds die hem ook tot eenen swaaren last waren, hem te zwaar Ps. 88 : 5. Dit weeten wy dat hy in de saake van Uria en Batseba hadde, maar ook in andere opsichten meer, niet optehaalen.
cc. Dat syne sonden ook waren swaarder dan die van anderen; want sy waren die van eenen bonde-ling, sy waren meer tot Godts oneere: sy waren ook tegen syne verbintenissen en overgeeven van sich aan Godt, ende de diere betuigingen, en uitroepen om hulpe daar tegen; daarom hooren wy hem eens seggen; vergeef my myne sonden, want se syn groot.
' dd. Dat syne. sonden waren onverschonelyk, hy konde niets inbrengen om zich selven te verdeedi-gen Hy hadt de Wet van Godt als een licht voor synen voet ende eene lampe voor syn padt: de Konscientie, als des Heeren licht, om van alles te onderwyzen, hem beschuldigende, ofte ontschuldigen-de; Godt hadde hem met weldaaden boven anderen
66
bekennen van ongerechtigheit.
gesegent; van achter de schapen genoomen ende gestelt over syn Volk. Ondertusschen hy hadde syne sonden, die een Peschang, een Rebelly, .waren.
be. Hy wil, syne sonden dus noemende, daarmede te kennen geeven, dat hy sag en overreedt was van den stouten aardt van syne sonden; soa.ls elke sonde is eene ontkenning van Godts eigendom aan sich en recht om gehoorzaamheit te vorderen, ja selfs sich in Godts plaats te stellen, en de wetten te verwerpen. O Ja! sag men de sonde recht, men soude se noemen eene Rebelly tegen den Heere.
ff. Dat syne sonde was een gestaltelyk overgaan onder den wille, magt en heerschappij van den Satan: dat maakt eigentlyk een Rebelly uit, dat men het Juk van synen souverainen rechtmatigen Gebieder afwerpt, en overgaat in vyandts dienst; daarom is het waerheit; wiens willen men gestaltelyk doet, diens dienstknecht is men ook gestaltelyk: want daarom is Jer. 3 : 13. de sonde een verlaaten van de fonteine des levendigen waters.
gg. Dat syne sonden uit en volgens haare eige natuure allerleie, ja, de swaarste straffen, beide in dit en in het toekomende leven, waardig syn: Rebelly is doodwaerdig; so ook de sonde: de besolding toch van die segt Paulus is de doodt. De Godvruch-tigen erkenden dit gaerne, dat syclagelijx doemwaerdig syn wegens hunne sonden en snoode overtredingen.
hh. Eindelyk in so verre de gelykenis van eene' wilde osse ontleend is sich van het Juk onttrekkende, zal het seggen, dat onse Dichter syne sonden ende sich selven aanmerkt.
XX' Als het onredelijkste werk, dat bedacht kan worden, een werk van een ontam dier. O Ja! gaat men den sonden na, het is onredelijk om se te bedrijven, sy brengen anders niet dan benauwdheit en anxten Rom. 1 : 18—32.
67
68 BEKENNEN VAN ONGERECHTIGHEIT.
33. Dat erkende hy, dat syne natuure een' sterke geneigdheit hadde tot de sonde; Efraïm is een losbandige koe, die gaerne in de ruimte weiden wil, dei-is een quaad inwendig, 'twelk so ellendig maakt; de natuure heeft eene buiging tot het quaadt.
33. Ja eindelyk, dat, waren eens syne verdorvenheden aan 't hollen, dat hy onmagtig was, om se te beteugelen, onder toom te brengen, sodat een sterker moet komen, en dat woeden t' onderbrengen.
2. Dese sonden van hem, die hy belyden wilde, noemt hij in 't meervoudig getal Overtredingen, Om hiermede aan te toonen! hoe hy die aanmerkte in haare veelheit en veelderleiheit; se waren in getal meer dan de hairen synes hoofdts; se waren van allerlei soorte, die op syne harte lagen, ende syn harte doorknaagden; sonden des harten, des mondts ende der daaden, sonden tegen Godt, tegen de Wet, tegen sijne Naasten, tegen sich selven, van nalatig-heit ende van bedrijf, met boosheit, en sonder die openbaare en verborgene. Dit is toch de eigen aardt der Vroomen, dat zy gaerne de sonden willen op-soéken, dat sy gaerne de sonden willen in getal vermeerderen, dat sy gaarne veel schuld willen erkennen, mijne sonden hebbe ik niet voor u verborgen: daar in tegendeel de onherborenen hunne sonden willen bedekken en verkleinen, waarom sy ook niet sullen voorspoedig syn Spreuk. 28 : 13.
3. Hier komt nogh by, dat hy segt, Mijne overtredingen, die sich selven toeeigende.
AA. Deels, om daardoor te toonen, dat hy de schuldt niet legden wilde op eenige oorzaake buiten hem, waartoe^de mensch toch door de sonde maar seer geneigt is; onze Vaders hebben onrype druyven ge-gegeten, en de tanden der Kinderen syn stomp geworden; de vrouwe, segt Adam. die gy my gegeven hebt, gaf mij van de vrucht, ende ik hebbe ge-
bekennen van ongeeechtigheit.
geten: Maar hy wil de schuld op sich zeiven leggen hy wil erkennen dat hy de oorzaak is van de sonde in syne daaden.
eb. Deels, dat hy in de gestalte is van een' rechten belyder, dat is om de schuldt op sich te neemen dat is, ik, ik hebbe gezondigt, en kwaadt gedaan in uwe oogen. Totdat men hier toe komt, sal de Heere seggen: Ik zal heenen gaan, en tot myne plaatse wederkeeren, tot dat sy sich schuldig kennen, ende my soeken, als het harte bange is, sullen sy my vroeg soeken,
b. Syn voornemen nu zelve was; Ik seide ik sal belydenis doen voor den Heere.
a. Hy spreekt van den Heere, als het Voorwerp van syne voorgenome werksaamheit, aen ofte wien hy belydenis doen soude: het is voor den Heere. Wy weeten nu, dat Heere, of Jehova, segt Leven, ende dat het te kennen geeft den eeuwig-levenden Godt, die het leven in Sich selven heeft, en die de oorsaak is van alle leven buiten sich: Die de Wesenaar is, en bestaat uit kracht van syne natuure, ook de Verbonds Godt is, trouwe ende waarheit tot eenen gordel syner lendenen hebbende. Wanneer onse Psalmist spreekt van den Heere, voor wien hy belydenis doen wilde.
1. Dat sal niet uitsluiten, dat men niet somtyts, als de gelegenheit daar toe roept, voor de menschen eene belydenis doen sal van syne overtredingen. Jakobus leert hei; tegendeel. Ondertusschen sal het seggen, dat men in het belyden voor menschen moet rusten, maar hooger klimmen, tot Godt gaan, hem alles voorleggende, gelyk de Psalmist deedt in de saake van Uria; tegen u, u alleen hebbe ik gesondigt en gedaan dat quaadt is in uwe oogen.
2. Maar Godt, voor wien hy belydenis doen sou,
69
bekennen van ongeeechtigheit.
by synen Gedenknaam Jehova noemende, sal hy te kennen geeven.
AA Hoe dat hy Godt, als Jehova aanmerkte.
XX- Hem Heeee noemende, sal hy hem als den Godts des Verbondts aanmerken: niet soo seer van een Werkverbondt; want de Geloovigen syn trouwens niet onder de wet, maar onder de genade; Ja als een Godt in 't Werkverbondt, is 'er niets tot belydenisse noch hope van vergevinge van sonde op te wekken of uit te lokken; want alle des Heeren Deugden syn gewapent togen den sondaar, sodat hy geene gemeenschap kon houden met de werkers der ongerechtig-heit. Maar van een Genadeverbondt, 't welke wegens desselfs vastigheit en duursaame onverandeiiijkheit Goedt genoemt wordt, een Sout-verbondt en de gewisse weldadigheden Davids. Hier in ontdekt sich Godt sijne grimmigheit afleggende, genade en vrede voor sijn aangesichte latende uitgaan, den scepter der genade aan sondige rebellen en eenen yder van pardon van alle sonden versekerende, die op sijne genade in den Middelaar hunne toevlucht willen neemen.
23' Als een genadigen en barmhartigen Godt, die geenen lust heeft in des sondaars doodt: daarom vinden wy syne eedsweering. Soo waarachtig als ik leeve! Ik hebbe geenen lust in den doodt des sondaars: die gansche natuure, na dat Godt genadig voornemen is ontdekt geworden, roept uit, dat hy barmhartig, genadig, lankmoedig en groot van goe-dertierenheit is voor arme, overtuigde sondaaren en sondaaressen.
Ja dat hy gereedt staat, om als de Jehova . deese barmhartige vergeving te bewysen: daarom, eer dat gy nog roept, sal ik antwoorden, betuigt Godt: toen 'er geen oog was om medelyden te hebben, ging ik u voorby, ende sag u in uwen bloede, en in uwen bloede seide ik: leef, ja leef!
70
bekennen vak ongerechtigheit.
quot;n* Jehova; omdat hy kan en wil de overtredingen, waarover men is verootmoedigt geworden, vergeven; hy konde de sonde onder den alouden dagh so volkomen vergeeven als nu, wegens Jesus ge-rechtigheit, die sekerlyk aangebragt stondt te worden; hy kan het nu doen, overmits aan alle gerechtig-heit volkomen voldaan is geworden tot den minsten quadrantpenning toe. En dat hy het doen wil, getuigt elke bladsyde van Godts Woordt: Ik, ik ben het, die uwe ongerechtigheit uitdelge om mynent wille Jes. 43 : 25.
Jehova; om daarmede te kennen te geeven, dat dagelykse sonden, rebellyen en schulden de vergeving niet sullen beletten aan een' waaren Bondgenoot, die in 't Verbondt staat, se konnen enigen tydt ten aansien van den mensche, het onderwerp selve, als onvergeven voorkomen, maar syn staat sal 'er niet door verandert worden, o Neen! Ik ben de Heere, segt Godt, en Ik verandere niet, en daarom worden de kinderen Jakobs niet verteert: onse ontrouwe sal Godts getrouwigheidt niet te niete doen.
quot;• Ja eindelyk. Jehova; om daarmede te kennen te geven, dat hy Godt in dit Verbondt aanmerkte als dien Godt, die in sodanig eene betrekkinge, wegens syne getrouwigheit, en in 't verbondt versegelt, de overtredingen van sijn bondtvolk soude in genade moeten uitdelgen, ö Ja! indien sy overtreeden, hy sal hun met de roede kastyden, maar syne liefde sal niet van hen afwijken tot in der eeuwigheit, noch syne trouwe van geslachte tot geslachte.
eb Dit so aan te merken in Godt, als den Jehova, gaf onsen Psalmist grondt.
NX' Om te stellen, dat'er vergeving mogelyk was voor hem; O! dat is veel, als een benauwde en beangstigde siele daar toe kan gebragt worden, om
71
BEKEKNEH VAN ONGEBECHTIGHEIT.
te gelooven voor sich in 't bysonder, dat het nogh mogelyk is, dat Godt op so een monster van God-loosheit ook wil sien met een ontfermend ooge.
31. Dit gaf hem grond om de vergeving waar-schynelyk te stellen; o was Godt so een Jehova, die lust hadde tot ontferming, dit gaf grond van waarschynlykheit om te denken, dat daar de sonde veele waren, de genade nogh overvloediger konde worden.
Ja dit gaf een werkelyken reikhalsenden lust en begeerte, tot een genadigen Godt in Christus Jesus. Iets van deese genade, al was het maar een allerkleinste straal van genade, kan het harte versmelten, daar benauwtheit het harte verstokt.
-n. Ja daarenboven gaf het eenige vrymoedig-heyt, om tot den troon der genade met alle syne schulden en hooggaande overtredingen te gaan, steunende op de gewisse gronden, die tot my komt, sal ik geenzints uitwerpen. Joh. 6 ; 37, en geen wonder, deese gewisse gronden hebbende, laat ons, segt Paulus, toegaan in volle versekertheit des geloofs. Hebr. 10 : 22. dat is, eigentlyk, toegaan tot Godt als een' behoude haaven, gelyk een gekrakt scheepje met volle zeilen voor de windt in eene haven syner begeerte inseilt.
b. Daarom is syne werksaamheid deese: Ik seide, ik sal belydenis doen. Hier vinden wy.
1. Syn werk selve, dat hy doen wilde: Ik sal belydenis doen.
AA. Ons grondwoordt, in den toekomenden tydt door ik sal belydenis doen vertaalt, betreffende; merken wy hier aan aangaande onse vertaling, dat onse Taaismannen weinig nadruk hebben gestelt in ons grondwoordt quot;bi' overmits sy schynen desselfs
kracht niet uitgedrukt te hebben in hunne vertalinge.
72
bekennen van ongeeechtigheit.
de woorden maar cversettende: ik seide, ik sal be-lydenis van myne overtredinge doen voor den Hee-re. dit woordt t' eenemaal uitlatende: 'daar nochtans de lxx. en de gemeene Latynsche Oversetting het vertaald hebben; tegen my selven, sodat in deese op-sichte de vertaling syn sou: Ik sal tegen my selven belijden. Ons, ander woordt in itpn Fut Hyph. indien
x
wy het afleiden van eenen wortel soude het
eigentlyk seggen, iets dat onrein is, dat weghgedaan en uitgesuivert moet worden: open te leggen, om weghgenomen te worden: daarom wordt het van de maanstondige klederen gebruikt, en in een' eigent-lyken en oneigentlyken sin: onse gerechtigheden syn als een maanstondig kleedt. Anderen soeken het af te leiden van --p, 't welk belyden te kennen geeft; of gelyk de Ethiopische Oversetters, beschuldigen. Dit alles nu so ingericht synde, dat het een onder het ander geschikt is, ja dat het een het ander verklaart, en de saake uithaalt, sullen wy cle natuurlyke order volgen.
eb. In deese saake dan, volgens de vertaaling der woorden, vinden wy.
Dat onse Psalmist spreekt van belyden tegen sich selven.
xx, Hy soude belydenis doen: dat volgens den gelegden grondt sal seggen.
aa. Dat hy als een walgelijk onreine sich voor den Heere souden willen stellen, als een, van den Hooftschedel af tot de voetsooien toe onreine, onreine, vol wonden en striemen en etterbuilen, die geneesen moesten worden; so komt de Kerk voor by de aanvankelyke bekeering, Esech. 16, so stelt sich David voor in synen Boetpsalm ; so moest de melaat-sche syne bovenste lippe bewimpelt hebben: en de so stondt de tollenaar van verre om genade biddende.
73
bekennen van ongeeechtiamp;heit,
bb. Belyden, dat syne sonde alle, hoe groot se syn mogten, voor Godt bekendt en open liggen: dit is het geen de Heere tot vergiffenisse alleen eischt: alleen kent uwe ongerechtigheid, dat gy tegen den Heere gesondigt hebt. Jer. 3 : 18.
cc. Het is, een rechte schaamte, ootmoedt, en leedwesen van 's harten grondt te vertoonen, voor den Heere uitroepende: o Godt, ik ben beschaamt, ja schaamroot geworden.
dd. Dat hy vondt een oprechten lust, om tak en wortel van syne verdorvenheit uitgeroeit te hebben, opdat hy bequam mogt syn Gode in alle opsichten te leeven.
ee. Dat hy sich selven beschuldigde, veroordeelde, en tot Godt quam als met den strop om den hals, oogende op de gerechtigheit van het Genadever-bondt.
/3/3. Daarom is hier nadrukkelijk dat tegen
my selven, sodat hierdoor de Psalmist toonen zal, hoe hy in syne beleidenisse te werk wilde gaan.
aa. Hy wil tegen sich selven de party van eenen beschuldiger en aanklager neemen door Godts gerichte, hy wil suiver oprecht alle syne sonden open leggen, ende van de sondigheit en doemwaerdigheit van syne daaden onderrichting doen; even sich selven als een' gedaagden vyandt en rebel aanmerkende; niets uit eige liefde ofte om eigen voordeel verbergende.
bb. Als richter ook in syne belydenisse het Vonnis des doodts over sich selven uitspreeken: want dit is het werk, wanneer men aan een eenige sonde ontdekt wordt, dat men segge, alle vleesch is schuldig voor Godt, en dat wy ons selve veroordeelen.
Het is niet sonder opmerkinge; dat onse Psalmist segt, Ik Sal het doen.
74
bekennen van ongeeechtigheit. 75
xx. Hiermede wil hy te kennen geven, dat sicli seer veel tegen dit werk quam aantekanten, en het is soo: het is geen gemakkelijk werk voor iemant, die levendig schuit siet, tot belydenis te komen op do gesegde wyze; het harte vindt dikwerf, dat sy onder een benaauwd pak gaan, dat de wereldt hun te bang is; sy hebben geen insien in den Middelaar, in de aanbiedinge en roepinge; daerom sit het harte in beklemtheit als tusschen twee rygen van steenen, kan niet vlotten, kan niet van den kant steeken, en op syne genade het laaten aankomen.
/3/3. Of dit, ik sal, sal zeggen, wat syn voornemen was onder alle de lasten van schulden, o! niet om te bedekken maar syn geluk daarin te stellen, om se eens alle vryborstig uit te spreeken voor den Heere. De sonde is het allerbitterste: maar in stille eensaamheit die alle te belyden en te betreuren voor Godt, o! elke traan is soeter dan honig en honig-seem; ja men wilde in dat veroordeelen, verfoeijen en walge hebben van sich zeiven gaerne verdrinken, al wenende, al treurende sterven.
57'. Ofte het sal syn Vertrouwen op de belofte Godts te kennen geven, in deeser voegen; was syn harte tans niet in een weeke treurige on ootmoedige gestalte, maar hardt sodat zyn bandt niet los koude komen, nogh zyn beklemde en anxtigmakende be-naudheit wyken; hy steunde op Godts getrouwigheit in syn Woordt, dat hy het eerlang vinden sou, naar des Heeren belofte in 't verhoudt: Ik salmaa-ken, dat sy een walge aan sich selven hebben.
2. De Schikking nu tot dit alles vinden wy in weinig woorden en omstandigheden: Ik seide. Dit konnen wy so opvatten.
aa. Dat het sal te kennen geeven syne schikking van sich selven tot dat werk, syne wegen en syne daaden overleggende, opdat hy uit het nagaan van
bekennen van ongerechtigheit.
alles stoffe mogt hebben, om sich als in des Heeren tegenwoordigheit besig te houden: dit wordt altans vereischt; ondersoekt u selven naauwe, ja naauwe.
eb. Ofte het sal seggen, Dat het syn wensch en begeerte was om tot dit werk te komen, gelijk dit woordt betekent in den 14 Ps. de Dwaas segt in syn harte, dat is, hy wenschte het, so hier: oizyne begeerte was om syn harte te loosen. Het is uit al het gesegde klaar te sien, dat onse Psalmist nogh niet eigentlijk tot het werk selve was gekoomen, maar in de poginge daarnaar. Ondertusschen God sal sich niet onbetuigt laaten, maar de woorden bewaarheden, eer sy roepen, sal ik antwoorden.
/3. Trouwens, hier vinden wy een levendig blijk 'er van: Ende gij vergaaft de ongerechtigheit myner sonden, Sela! Hier komt ons in overweginge.
a. De weldaadt aan onsen Psalmist bewesen, gij vergaaft de ongerechtigheit myner sonde.
a. De Psalmist spreekt van de Ongerechtigheit Syner Sogt;'de.
1. Wat de Letter hier betreft. Hier vinden wy twee selfstandige naamwoorden op eikanderen gesteld, die een en de selfde saaken uitdrukken; het geen seer gemeen is in de taaie des Geest, in 't Woord spree-kende Ps. 16 : 5. De Heere is het deel myner erve; ofte het deel mynes deels, dat is, alles, dat ik tot myn deel in leven en sterven stelle; so ook hier; de ongerechtigheit myner sonde, dat is, om klem, om nadruk en vergrooting by te setten, mijne swaare, hardnekkige en hemeltergende sonde, ofte men soude deese woorden, die hier t'samen gevonden worden, so opvatten dat onse spreker door het eerste Tü
T
Gnavön de hoedanigheit, die de sonde verselt, wil uitdrukken, namelijk de schuldt, welke hem tot het ondergaan van de straffe verplichte: en dan komt
76
BEKENNEN VAN QNGERECHTIGHEIT. 77
de spreekwyse, in haar geheel genomen, seer wel overeen met den eigen aardt van de vergevinge; want eigentlijk gesproken, God vergeeft de sonden niet, sonden blyven sonden, sonden syn altoos en in alle onderwerpen, op sich selve aangemerkt, doodt en verdoemenisse waerdig: maar als Godt de sonden vergeeft, so bevrydt hy, hij doet te niete de verbintenis, waaronder het onderwerp ligt, en dit is de schuit, Gnavön segt eigentlijk, onrecht, verkeert om-gekeert; sodat het onderste boven komt: gelijk dit laatste schynt de eerste betekenis te syn. Jes. 24 ; 1. Siet, de Heere maakt de aarde ledig, en hy keert der selver gestaltenis om, of eigentlyk der selver aangesichte, ofte oppervlakte keert hy om. Ons tweede woordt, Chata segt eigentlyk een missen; sijnde ontleent van een boogschutter, die naar een wit schietende, het selve besyden schiet: waarom het overgebracht wordt om de sonde te kennen te gee ven.
2. In 't saakelijke, myne Aandachtigen! indien wy ons wilden uitlaten, om u van het geen vergee-ven werdt, breedt overeenkomstig de ophelderinge der woorden te spreeken, de tydt soude ons ont-breeken.
AA. _Om aan te toonen, hoe de sonde in den men-sche alles 't onderste boven geset heeft, de leidende vermogens van verstandt en oordeel in onderwer-pinge heeft gebracht aan de dierlijke vermogens van de hartstogten.
BB. Hoe de mensch t' eenemaal mis is in alles, dat hy doet, so lange hij door Godts Geest niet weder-gebooren wordt: dit wordt overvloedig gedaan bij eene andere gelegenheit: alleen het is aanmerkelijk, dat de Psalmist, van syne sonde spreekende, de woorden als 't ware, hadde opgesocht om de boos-heit en grouwelijkheit daarvan te kennen te geeven.
78
opdat dus de genade des te meer sonde verheerlijkt worden.
h. Daarom getuigt hy, dat Godt hem die vergave Hier vinden wy.
1. De weldaadt der vergevinge, Indien wy konden, myne seer Geliefden! wy hadden veel hier over aan uwe Aandacht voor te dragen, over de kracht van ons grondtwoordt waardoor de eigen aardt van dee-
se weldaadt wordt uitgedrukt: maar wy moeten het noodwendig spaaren voor eene andere gelegenheit. Tans sullen wy 't maar met den vinger aanroeren.
aa. Vergeving dan, gelyk wy weeten, is een' eigent-lyke bevryding van schuldt, waardoor de persoon, die wezentlyk onder verbintenisse lag om straffe te ondergaan, daarvan bevrydt wordt, ende gestelt in de staat als of hy zulk een misdaad niet begaan hadde: dit komt niet het Formulier des Avondmaals overeen, even als of hij alle gerechtigheit in eigenen persoon volbracht hadde. Deze vergeving is tweederley, dei-is eene vergeving op de eerste daadt des geloofs, welke medebrengt eene Staatsverandering; daarin de persoon van toorn en vloek bevrydt wordt, sodat hy daar onder nooit sal komen; der is een' daage-lyksche vergeving van sonde, welke maar alleen verschilt van de eerste, dat het onderwerp, dat dit gewaar wordt, niet wordt aangemerkt buiten Godt en Christus, maar een kindt van Godt te syn. Dit kan aan uwe Aandacht klaar blyken.
XX. In geloovigen wordt een dagelyksche schuldt bevonden; De rechtvaardige valt sevenmaal des daags. Der syn over de dagelyksche schulden der geloovigen beschuldigers: De beschuldiger der Broederen is besig dagh ende nacht Openb. 12 : 10 ende ook de Wet beschuldigt, want schoon dat waar is, dat die haare verdoemende kracht verloeren heeft ten aansien van de geloovigen; nooit echter verliest
bekennen van ontgerechtigheit.
sy haare beschuldigende kracht om hen aanteklaagen over hunne misdaaden,.
Der sijn Opeischers van Schuldt: dat is, dat de verdiende straffe mag uitgevoert worden; deeze syn ook de Wet en de gerechtigheid Godts,
Der is een Voorspraak voor de dagelyksche sonden; 1 Joh 2 ; 1. en deese is Jesus Christus de rechtvaardige, die ook eene Versoening voor onse sonden is.
Der moet ook om deese dagelijksche schulden quyt te raaken, een waarachtig geloove ende aanneemen van des Middelaars gerechtigheid geoef-fend worden. Sodat uwe Aandacht siet, dat deese laatste vergeving niet eene staats verandering onderstelt, en derhalve niet is in alle opsichten van de selfde natuure met de eerste, en het overige is maar onder rechtsinnigen grootelyx een woordenverschil daar de een losser, de ander nauwkeuriger van spreekt: gelyk wy breedvoerig getoont hebben over de vyfde Bede.
eb. Van deese Vergevinge merken wy, behalven het gesegde in 't gemeen; dat 'er syn.
XX' In Gods Woordt overkrachtige speekwysen; Dan wordt het genoemt eene niettoerekening; Godt was in Christus de wereld met sich selven versoe-nende, haare sonde haar niet toerekenende; dan eene uitdelging; Ik, ik ben het, die uwe ongerechtigheit uitdelge, om mijnent wille. Jés. 34 ; 25. dan, een werpen achter den rugge enz.
03. Maar om andere spreekwijzen voorbyte gaan sullen wy het komen ophelderen uit de beteekenisse van ons woord; soals het betekent.
xx. Een oplichten. Dan komt ons de sonde en de beschuldiging van de konsciensie over deselven voor als een swaare last, als eene loode plaatse op de konsciensie: de vergeving als een oplichten van dien
79
BEKElsNEN VAKquot; ONGEEECHTIGHEIT.
gelyk dus de geloovigen het ondervinden op hunne geloofsoefeningen, dat somtyts de last van hun harte opgelicht wort.
/S/3. Een draagen. Waardoor eigentlyk de Vergeving te kennen gegeven wordt, soals Christus by den armen, belasten en beladenen sondaar komt seggen: werp uwen last op my, ik sal dien draagen en u ruste geeven.
77'. Een opheffen van onderen. Waardoor de Siele begrepen wordt door droefheit te zyn in eenen kuil sonder water, in een modderig slik en diepe klei; ende dat haar touwen onder de okselen, de dierbaare beloften van het Genadeverbond, gegeven worden, om haar van onderen op te beuren.
SS. Een spaaren. Waardoor sy begrepen worden, gelyk als Isaak gebonden, en het Slachtmes van de Goddelyke wraake opgeheven, ende dat de Borge tus-schen beide komt, zeggende: laat se in den kuil niet neederdalen, ik hebbe versoening gevonden.
ss. Eindelijk, om alles niet op te haaien, segt het een Geneesen. Daar dan de Konsciensie van schuldt als eene etterbuil wordt voorgehouden, als eene siekte doorknagende; gelyk in 't voorgaande; en de vergeving als een gieten van olie van genade in de wonden, gelyk de Samaritaan deedt, enz.
Vraagt iemand, hoe David' dit seggen konde? andere syn 'er over beducht; wat syn dan de gronden? Wij antwoorden:
aa. Hi] konde dit opmaaken uit de belofte van het Profetische Woordt, daar op boetvaardigheit vergeving belooft wordt. Maar o! dat kan niet veel aan een benauwt gemoet te wege brengen; Nathan seide het by eene andere gelegenheit, maar hij konde het niet gelooven.
bb. Mogelijk quam Godt tot hem naderen, en op een krachtige wyse van vrede spreeken. Ps. 85 : 9.
80
BEKENNEN VAN ONGERECHTIGHEIT.
cc. Of, dat hy vondt een' ruime toegang in zyne gebeden tot Godt.
dd. Of dat hy vondt op syne belydenis enige verlichting en verwyding van zyn harte.
2. Maar hier is een soete spraakwending. In 't voorgaande sou hy het doen voor den Heere, nu segt hy, gy vergaaft: konden wij, wij zouden die gemoedsbewegingen van onwaerdigheit, van erkentenisse, van aanbiddinge en verwonderinge, en lust om voor des Heeren aangezichte dit te erkennen uithaalen; maar doet het t'huis gekomen sijnde.
b. Dit nu van des Heeren weldaaden getuigt hebbende: laat hy 'er opvolgen het Pauserende Woordt Selah!
a. Aangaande dit woord en deszelfs gebruik in de Heilige Liederen mogen wy seggen, sijn so veele hoofden so veele sinnen; dat ons 't beste voorkomt, deelen wy mede.
b. Namelijk, daar syn Uitleggers, die meenen,
1. Dat dit zoude te kennen geeven enige beweging des gemoedts, zonder die te bepalen; ondertusschen is dit so; wat zullen 'er niet sterke gemoedtsbewe-gingen in onsen Psalmist geweest zijn; dat sal vrese en hoope, liefde en verwondering, aanbidding en verfoeijing en walging van sich zeiven, by verselt geweest syn, dat Godt tot so eenen de genadige vergeving sprak.
2. Anderen dat het overeenkomt met nöN het is
waarheit: dat is ik hebbe gronden om dit, dat ik gesegt hebbe, te geloven.
3. Anderen dat het zoude aantoonen, dat de Ver-sen, waarin het voorkomt, tweemaal moeten gelesen worden, wegens derzelver nadrukkelykheit.
3. Maar liefst is het om te doen pauseeren, om stil te houden, opdat zy met een' nauwkeurige aan-
81
6
BEKENNEN VAN ONGEEECHTIGHEIT.
dacht en opmerkinge de zaak zouden beschouwen, en hun geestelijk gebruik daarvan maaken naar den aardt der zaake, en naar hunne gestalte en omstan-digheit; Selah! Het is dan in deesen opzichte alsof onse heilige Psalmist tot een' overtuigde siele seide; belaste en gebogene onder den last van uwe sonden en overtredingen, die met den Tollenaar van verre staat slaan op de borst, die wegens de groot-heit van uwe sonden met schaamte en schaamrood-heit overtrokken zyt, in dier maate, dat gy tot het bloedt der besprenginge niet durft toenaderen: Let nu met aandacht op my, op Godts barmhartigheit en vrye ontferminge aan my; en uw ongeloove zal moeten verstomt staan, en uwe geloofs vrijmoedig-heit sal opgewekt worden. Wilt gij het nu eens nagaan.
AA. Hy wil daarmede seggen tot den Leser en Hoorder van deese woorden: erinner u den Persoon die een bondeling is, die heeft overtreeden, twyffel dan niet, aan uwen genadestaat, omdat gy uwe teilen hebt, de rechtvaardigste valt sevemnaal daags, en ondertusschen wordt hy niet' weggeworpen.
eb. Ja maar sal de siele seggen, O ! het kan wel sijn, David! dat de Heere u uwe sonden vergaf, die waren so hooggaande niet als de myne; de myne syn roodt als scharlaken en karmosijn; de myne syn tegen de dierbaarste verplichtingen aan, tegen licht, overtuiging, en beschuldiging van myne Konscientie aan; hoe sullen die konnen vergeeven worden? En tot deese sal hy seggen, Selah! blyf 'er by staan! het was niet alleen sonde, die ik seide, dat ik be-lyden wou, maar het was volle overtreding, het was rebelly tegen Godt, en een stout en hoogmoedig aankanten van myne siele tegen den Heere, schoon de allerdierbaarste Verbondtsverplichtingen op my lagen: Ja, dat meer is, het was niet eene overtreding.
82
BEKENNEN VAN ONQEEECHTIGHEIT.
maar overtredingen, veele herhaalde, aanhoudende, hardnekkige, onverschoonende overtredingen; en nochtans vergaf Godt die: staat derhalven niet by uwe schuldt te lang, steroog 'er so niet op, dat gy van het bloedt van Christus soudt afblyven en in kleinmoedigheit weghsinken, maar gedenk aan my, en hoe Godt My hielp in den dagh, als ik tot hem riep, trouwens gy hebt des Heeren dierbaar Woordt der toesegginge om Geloofs uitgangen op te wekken, Jes. 1 : 18. Komt dan, laat ons 't samen in 't gerichte treden, al waren uwe sonden als scharlaken, se sullen wit worden als wolle, als waren se als karmosyn, sy sullen wit worden als sneeuw. Ezech. 33 : 11. So waarachtig als ik leeve, so ik lusthebbe in den doodt des sondaars; maar daar in hebbe ik lust, dat de Godlooze sich bekeere en leeve. O, wonder van vrye genade! Wat mag men niet uitroepen! O Godt! wat is de mensch, dat gy syner gedenkt, dat sondig stof, dat gy hem sulke gronden van geloofsvrymoedigheit schenkt!
cc. Ja sal de siele, die haare sonden siet, mogelyk seggen; Dat verwondert my niet, dat uwe sonden u vergeeven waren, want gy hebt se op een' geloovige wyse konnen belyden en bekennen voor den Heere: en het bloed van Christus omhelzen tot versoening: Maar helaas: myn harte is so hardt als een steen: schoon ik myne sonden opsoeke, die overdenke, de God-onteerentheit nagaa, myne siele ender het ooge stelle de vloeken van Gods wet tegen de sonde; het blyft even hardt, even verstokt, ik kan geene traan vinden, myn harte is als een diamant. En deesen sal onse David toeroepen, Selah! blyf maar op myne woorden letten, ik segge niet, dat ik daadelyk besig was in 't bekennen en belyden van myne ongerechtigheit, maar ik hadde een voornemen, om het te doen; en de Heere verrast
83
bekennen van ongerechtigheit.
my; hy sprak van vrede tot my, eer ik daadelyk aan 't belyden was; wie weet nu arme, of Godt ook niet soo so schielijk u sal verrassen, het is ook Godts wegh meer so te handelen: den verloren soon van verre siende, gaat de tederhartige en ontfermende Godt dien te gemoete: o! als Godt bespeurt eene gewilligheit in de siele, syne ingewanden rommelen, en hy trekt syn berouw niet alleen, maar al syn berouw t' samen gave Godt, dat wy hierby bleven staan, het sonde niet vruchteloos syn.
2- Trouwens in ons tweede deel versekert sich de Psalmist, dat elke heilige een goed gebruik hier van maken sal: Hierom sal een ieder heilige u aanbidden in vindens tydt. Hier vinden wy
a. Dat de Psalmist aanwyst het gebruik, 't welke de Heiligen hiervan maaken sullen: een iedere heilige sal u aanbidden in vindens tydt. Hy spreekt dan
a. Van de werksaamheit der heiligen, een ieder heilige sal u aanbidden.
a. De Onderwerpen, die aanbidden souden, syn 1. De Heiligen. De geleerde Uitleggers merken seer wel aan, dat het Grondtwoordt hier door heilige vertaalt, betekent een medelydigen, liefdraagenden en barmhartigen. 't Welk een uitnement kenmerk is van Godts kinderen en gunstgenooten. Daarom spreekt Christus deese salig. Matth. 5 : 7. Salig syn de barmhartigen, want hun sal barmhar-tigheit geschieden. Ondertusschen deese deugt wordt nooit gevonden op de rechte wyse, dan alleen in een geheiligt onderwerp. Laat ik dan met een woordt iets van beide aanroeren, volgens de Opheldering.
aa. Die het recht gebruik sal maken van het voorgaande, en die sielswerksaamheit overeenkomstig met het gesegde van David hebben; die is
84
bekesnen van ongeeechtigheit.
een baemhaetige. Een Barmhartige nu is soo een
XX- Die met aanaoeninge der siele nauwkeurig acht geeft op de ellenden en engten van een anderen, en syne ingewanden laat rommelen over dien; hij draagt sich verstandelyk daar omtrent, met innige ontferminge.
DJ- De Barmhartige is so een, wiens siele daarop uit is, om wegen en middelen te bodenken, om do ellendigen of met raadt of daadt te hulpe te komen. Spreuk. 14 : 22.
33- De Barmhartige overweegt de dingen niet in syn harte, maar hy wil tydig eenen ellendigen helpen.
-quot;!• De Barmhartige, schoon de ellendige hem benadeelt heeft, o hy vergeeft gaarne, en wil de misslagen van den ellendigen niet strengelyk opsoeken; maar, gedenkende, hoe hy tien duisendt talentponden schuldig is voor Godt, wil hy gaerne eenen quadrantpenning synen evenmensche vergeeven.
Eindelyk, die stelt sich dikwerf in de plaatse van den ellendigen, on Christus guide spreuke in syn harte geschreven synde, al, dat hy wilde dat aan hem in sulk een ellendigen toestandt mogt geschieden, dat tragt hy van ganscher harte aan een anderen te doen. O! dierbaare deugdt!
eb. Of wilt gy by de vertaaling blyven, welko seer krachtig is; heiligen ? De Geloovigen syn heilig 1 niet volmaakt, de besten hebben hunne gebreken ; indien iemant segt, dat hy geene sonde heeft, die bedriegt sich selven, en de waarheit en is niet in hem: de Volmaaktheit wordt voor den hemel bewaart.
XN- Maar de Geloovigen syn heilig, vermits sy vernieuwt worden in alle de vermogens van hunne siele: sy syn naar Godts evenbeeld geschapen in kennisse, in gerechtigheit en ware heiligheit.
85
bekeknes van ongekechtigheit.
33. Heilig, omdat sy sonderlig op de oeffening van de heiligmakinge geset syn: hunne begeerte is, dat, gelyk hy, die hen geroepen heeft, heilig is, sy ook selve heilig mogen syn in allen hunnen wandel: daarom soeken sy de sonde t' onder te brengen, geene middelen te versuimen, waar door de heilig-maaking kan bevordert worden. De heiligmaaking naar de vermaaning van Paulus Heb. 12 : 14, jaagen sy na, vermits sy weeten, dat sender die niemant Godt sien sal.
2. Epn ieder heilige, geen van de waare geloo-vigen uitgesondert; de kleine so wel als de grooten en verder gevorderden in de heiligmakinge sullen het recht gebruik hiervan maken; niet dat sy in de sonden souden blyven, opdat de genade des te overvloediger sonde worden, dat sy verre! dat is maar een achten van het bloedt des Verbondts als iets onreins, en een maaken van Christus tot een dienstknecht van de sonden; hetgeen het eygen werk van ongeheiligde gemoederen is: daar in tegendeel alle Godts weldaden en zegeningen een gewenschte uitwerking hebben in de harten van Godts kinderen, om hen tot deugdsbetrachting uit een vernieuwt beginsel aan te setten, en hen met een heiligen Paulus in dat oordeel te brengen, dat indien een voor allen gestorven is, wy ook allen behoorden gestorven te syn. •
b. Trouwens dit vertrouwde onse Psalmist, gelyk uit de beschryvinge van hunne werksaamheit blykt: sy sullen u aanbidden.
1. Het Voorwerp van hunne werksaamheit is niemant anders dan de Jehovah, de Heere, die David so genadiglyk syne sonden hadt vergeeven! en de Jehova alleen moet syn het voorwerp van alle aanbic.dinge Joh. 4 : 24. Hem komt de lof toe: daarom sullen de Heiligen sich opwekken om den Heere te looven, die
86
bekennen van ongerechtigheit.
hunne ongerechtigheden vergeeft, die hunne krankheden geneest. Ps. 103 : 3, 4, 5.
2. Hunne Weeksaamheid soude syn Aanbidden. quot;Wat ons Grondtwoordt betreft: ik hebbe gevonden in het naspooren van de geleerde Uitleggeren, dat sy aanmerken, dat het van het gerichte ontleent is, te kennen gevende de ootmoedige smeeking van eenen gedaagden, die sich schuldig vindt voor synen Rechter, om quytschelding van syne schuldt, en om een vrypardon: ondertusschen deese, siende synen Richter met majesteit en heerlijkheit so bekleedt, waarover hy ten uitersten moet verbaast en verwondert staan; waardoor aanbidding in syne siele veroorsaakt wordt: so kan men het met onze geachte Taaismannen door aanbidden vertolken: sulk een aanbidden nochtans in 't ooge houdende, dat in eene siele veroorsaakt wordt door de ontdekking van Godt als een Rechtvaardig Richter, en nogtans genadig Vergever, welk beide de oorzaak van aanbiddinge syn sal in tydt en eeuwigheit. Paulus voegt beide by elkander, Rom. 3 : 25. Hier was nu een ruim veldt om uwe Aandacht aan te wysen het gebruik, 't welk de Heiligen van het voorgaande maaken souden, by aanvang, als sy eerst op den wegh gebragt worden ; by vernieuwing, als sy met hunne dagelyksche sonden tot den Borge Jesus komen, om de vergeving van die gewaar te worden: Hoe sy als gedaagde komen sich tien duizend talentponden schuldig bely-dende, met het vonnisse van den doodt en doem-waardigheit in hunnen mondt: Hoe sy hunnen Richter om genade bidden, en de volmaakte genoegdoening van Christus aangrijpende, daarop de quyt-schelding van schuldt begeeren: Hoe sy met verwon-deringe staan, als sy sien, hoe Godt als de rechtvaardige Richter, behoudende syn onkreukbaar recht, in eenen wegh van de allerstrengste rechtvaardigheit
87
bekennen van ongeeechtigheit.
syne genade kan en wil verheeiiyken aan de allervoornaamste der sondaaren en sondaaressen. Ik segge, van dit alles en van de gemoeds beweegingen, die in 't aanbidden saamen loepen, sal ik niet spreeken, dat gedaan hebbende by gelegenheit dat wy predikten van de rechtvaardigmakinge, en van het waare aanbidden in geest en in waarheit.
b. Wanneer souden de Heiligen nu den Heere alsoo aanbidden. De Psalmist, niet uitsluitende dat bidden en aanbidden sonder ophouden en ten allen tyde, 1 ïhess. 5 : 17, segt in Vindenstijdt. Om veele saaken voorby te gaan: onze Psalmist sal
a. Vooronderstellen, wanneer hy spreekt van een wel aangenaamen, gelegenen, ofte Vindenstydt; dat door versuim van de genade Godts en uitstel van de bekeeringe, en verwaarloosen van de middelen, door Godt ingestelt, dat 'er wel een vindenstydt kan voorby gaan; wij weeten ook, dat het also is. God gaf hondert en twintig jaren aan de Eerste wereldt; die tydt was een vindenstydt; die tydt voorbij synie, sy mogten soeken en roepen, Godt lachte in haar verderf. Schoon wy dit niet durven bepaalen, wanneer de vindenstydt voorby is: nochtans waarschijne-lyk sullen wy iets tot waarschouwing seggen.
1. Dan is het te vreesen, dat een vindenstydt voorby is, wanneer men ongevoelig blyft onder des Heeren slaande handt, sodat men geene pyn gevoelt, tot geene bekeering gebragt wordt, maar in tegendeel de overtredingen des te grooter maakt; dan sal Godt billyk seggen: Efraim is met de afgoden verselt, laat hem vaaren. Hos. 4 : 17.
2. Wanneer de siele onder een reeks van overtuigende middelen onbekeert blijft: dan is het te denken, dat Godt het Woordt sal maaken tot een reuk des doodts ten dooden, en den kandelaai van sijne plaatse setten. Openb. 2 : 5.
88
bekennen van ongeeechtigheit.
3. Wanneer de siele veele benaauwtheit en overtuiging ondervonden heeft, en op de noodsaakelykheit van bekeeringe levendig gesien heeft, en veel ge-reformeert heeft onder dien anxt; maar naderhandt sijnen vorigen wegh inslaat: dan brengt de duyvel 'er nogh seven, erger dan de eerste was.
4. Wanneer men sich met een burgerlyke grondt vernoegt op syne kerkvoorregten en goede gedra-ginge nederset: hoeren en tollenaars sullen eer salig worden dan de zulke.
5. Wanneer de siele door hooren, leasen, of be-studeeren van geestelyke waarheden een nette en bescheide kennis van bevindelyke waarheden sich magtig maakt, en de bevindelyke kennisse mist: der syn nooit ergere vyanden van Godts waare Volk geweest, van even zulke, die niets hebben, dan de Letter.
h. Maar een Vindenstydt: dat is.
1. Wel, behalven het gesegde, so Godt het niet verhoedt, alle dagh; God roept en noodigt dagelyx.
2. Vooral de Jeugdt: o! die Godt vroeg soeken, sullen hem vinden. Wat is het eene saligheit, in syne Jonkheit de eerste beginselen van Godts wegh te leeren door een Christelyke opvoeding ? sodat men aan synen Schepper gedenkt in de dagen van syne Jongelingschap. Pred. 12 : ].
3. Tyden van overtuiging en sielsbenaauwtheit, Hoz. 5 : 15. Als het hun bange is, sullen sy my vroeg soeken.
^ 4. Tyden van Godts dierbaare noodiginge door het Evangelium tot syn gemeenschap, indien de siele maar haar oor neigt en hoort, die siele sal leeven en het goede genieten.
/3. hierom, segt David, souden de Heyligen so werkzaam syn: naamelijk, als sy het geen hij getuigde ondervonden te hebben, aandachtelyk nagin-
89
bekennen van ongerechtigheit.
gen; dat sou de krachtig op hun harte kennen werken en hen tot een betaamelijk gedrag omtrent Godt brengen.
Mogt nu de Toehoorder het een en het ander aan-dachtelyk overweegen in Gfodts vrese.
De geruste sondaar soude bespeuren, dat hy nooit tot dat rechte bekennen van syne sonden was gekomen :
De verlegene en belaste sondaars konnen bemoedigt worden, en aangespoort om hunne sonden te bekennen, en als schuldigen en doemwaerdigen met den strop om den hals te komen tot Christus, die so lieffelyk noodigt.
De verzekerde heilige soude Godt om de groo :heit van syne goedertierenheit aanbidden, en het geen David segt, versegelen.
Godt selve brenge het op onse harten, sodat wy onse sonden niet alleen mogen bekennen en bely-den: maar ook ondervinden, dat de Heere de Jehova alle onse ongeregtigheden uitdelgt om syns naams wille.
C. Een' derde dierbaare en seer nadrukkelyke 3e-naaming des Geloofs is
quot;Dn* Chasa in 't Hebreeuws. Ps. 34 : 23. De Heere verlost de siele syner knechten; en alle die op hem betrouwen sullen niet schuldig verklaart worden. Hier in deese woorden komen twee voornaame zaaken in aanmerkinge.
X' De Psalmist stelt ter neder een seer troos-telyke waarheit voor allen, die den Heere vreesen, in hunne allerswaarste droefheit, anxten en veeler-leie verdrukkingen: De Heeee verlost de siele syner knechten. Hier hebben wij
90
betrouwen.
a. Het Voorwerp van des Heeren goedertierene verlossinge, de siele syner Knechten:
a. De Persoonen, die de verlossing ondervinden souden, worden beschreven Knechten des Heeren; meermaalen hooren wy van Knechten melding maa-ken in des Heeren dierbaar Woordt. De Messias selve wegens syne onderwerping van sich aan den Vader in den Raadt des Vredes, wordt Godts Knecht ge-noemt Jes. 42 ; 1. Siet myn Knecht dien ik onder-steune, myn uitverkooren [in welken] myne siele een welbehagen heeft, ik hebbe mynen Geest op hem gegeeven, hij sal het recht den heidenen voortbrengen. De Koningen worden ook des Heeren Knechten genoemt Jer. 25 ; 9, en Paulus eere is, dat hij een Dienstknecht Godts is. Tit. 1:1. Ondertusschen is dit een' gemeene benaming van alle des Heeren kinderen: sy syn syne Knechten, sy hebben de sonde en den satan en de wereldt en gehoorzaamheit op-gezegt, sy hebben sich aan den Heere 'geheel en al overgegeeven, om hem tot Knechten te syn, sy staan naar de waare onderwerping van sich in alles aan synen Goddelyken wille, sy gehoorsaamen hem met bereidwilligheit, hunne eere, leeven, blydschap genoegen, en vryheit, en saligheit in synen dienst stellende: sy wachten op syne wenken gedurig uitroepende: Heere, wat wilt gy dat ik doen sal! sy klagen niet van harte over iets, dat hy hun oplegt, maar seggen liever, syne geboden, om te doen en lyden, syn niet swaar; sy syn niet traag, maar yve-rig in 't benaerstigen; sy willen in geenes anderen dienst overgaan, hoe sy daartoe ook gelokt worden. En so werksaam zynde, geeft Godt hun geestelyk Voedsel, Christus selven en de goederen van het Genade-Verbond: Deksel ook, de schoone gerechtig heit van Christus; en hy sal hunnen geringen dienst en pooginge om hem te gehoorsaamen uit vrye ge-
91
BETROUWEN.
nade beloonen en bekroonen wanneer hun sal toegeroepen worden: komt gy getrouwe dienstknecht over weinig syt gy getrouw geweest, ik sal u over veele setten, gaa in de Vreugde uwes Heeren. Matth. 25 : 21.
b. De Verlossing soude haare betrekking hebben omtrent de siele van des Heeren Knechten. De siele wordt somtijts wel genomen voor het leven en dat heeft eenige doen denken, dat de sin hier syn sou, dat Godt hun leven verlossen soude, maar wij weten dat schoon de doodt der knechten des Heeren geen eigentlyke straffe der sonde is die sy ondergaan moeten, dat echter de knechten des Heeren soo wel als andere sterven; in deesen is het, gelyk als in andere saaken: eenerlei wedervaart den rechtvaardigen, en den godloossn. De siele wordt hier door een flguurlyke wyse van spreeken gestelt voor den ge-heelen persoon, het voornaamste deel voor het geheel; gelyk meermaalen gebruikelyk is in des Heeren Woordt: alle de sielen die naar Egipten afgingen ; Om dit nu recht te verstaan, moeten wy twee saaken in acht neemen.
a. Elk mensch ligt van natuure door Adams bond-breuke onder een tweederlei schuldt.
1. Om Adams sonde die hem toegerekent is, licht hy onder eene verplichtinge om Godts toorn en Vloek eeuwiglyk te moeten ondergaan; sodat hy de gemeenschap met Godt verloeren heeft, en verbonde is aan alle de ellendigheit van dit leven; den doodt selven en de pynen der helle tot in eeuwigheid. Hom. 5 : 12.
2. Als een gevolg van Adams schuldt welke aan allen toegerekend wordt, die by wyse van de gewoon-lyke voortteelingen van hem voortkomen is er eene inklevende schuldt, welke bestaat in de ontbeeringe van de oorspronkelyke gerechtigheit, waarmede de
92
BETROUWEN.
mensch naar Godts Beelt geschapen was, in kennisse gerechtigheit en waare heiligheit, dit ontberen na den val alle menschen; Godt als een rechtvaerdig Richter handelde, sodat elks natuure verdorven is, het Verstandt duisternisse, de Wille vyandig tegen Godt, alle de Genegenheden en Hartstogten onge-regelt: en, om het met een woordt uit te drukken, de mensch is doodt in sonden en misdaden, en tot alle goedt volstrekt onmagtig en t'eenemaal onbe-quaam.
h. Hier komt nu nogh by, dat des Heeren kinderen hunne veelerleie droefheden, anxten en smer-ten hebben; Ja kruissen, verdrukkingen en weder-waerdigheden; sy moeten door een dal dermoerbe-sieboomen doorgaan, hunne tegenspoeden syn veele weegens Godts oneindige wysheit en Vaderlyk harte waardoor hij, in hen met de roede te kastijden, be-wysen wil. dat sy geene bastaarden, maar lieve kinderen syn, die hy vroeg met kastydinge wil besoe-ken. Heb. 12: 6 — 11.
/3. Dit nu gesien hebbende, om een begrip van de Veiiossinge in derselver uitnementheit te hebben, segt nu onse Psalmist, dat de Heere hen verlossen sal: de Heere verlost de siele syner Knechten.
Het Grondtwoordt hier door verlossen vertaalt geeft niet een gemeene verlossing te kennen maar een verlossen door prijs, door volkomen te betaa-len van al dat geen, 't Welk de siele verplicht was op te brengen: zie dit is het eigenlyke gebruik des woordts. Exod. 13: 18, 15. 34: 20. Lev. 27: 27. Num. 3: 48, 49, 51. en op andere plaatsen meer.
Dit dan leidt ons op, om te denken aan den wegh van des zondaars saligheit door de daadelyke en lydelyke Geregtigheit van 'Christus Jesus waardoor
93
BETROUWEN.
de Borge volkomen aan de Gerechtigheit Godts voldaan heeft, en Godt niet alleen in staat gestelt heeft om de sonden te konnen vergeeven, maar boven dien volkomen versoent: hierom worden de uitverkorenen en geroepenen gesegt, diere gekocht te zyn niet door vergankelyke dingen, getyk silver en goudt maar door het diertaaare bloedt van Christus Jesus: saaken, die wy by andere gelegenheden breedsprakig beweeren tegen de Sociniaanen en Remonstranten; waarin wy ons nu niet konnen inlaaten; seg-gende maar alleen.
a. Dat Godt verlost de sielen syner knechten, door het geven van een middel der Verlossinge, Rom. 8 ; 32. Die ook synen eigenen Soon niet gespaart heeft maar heeft hem voor ons allen overgegeven, hoe sal hy ons ook met hem niet alle dingen schenken ; En de Soone Godts verlost de siele syner knechten, sich selven overgevende aan den doodt, syne siele stellende tot een rantzoen voor veelen; de Gesst verlost, dit alles toeeigenende aan de siele, en het geloove in hun harte werkende, waardoor sy met Christus vereenigt worden.
b. De Heere verlost, wanneer hy in de Rechtvaer-digmakinge de siele vryspreekt van sondenschult, haar alle haare ongerechtigheden vergevende, hare sonde uitdelgende Jes. 43 : 25.
c. De Heere verlost de siele syner knechten: wanneer hy haar hoe langer hoe meer heiligt, en reinigt van de smette der sonde: dit was Christus bede: Heilige Vader heilig se in uwe waarheit, uw Woord is de waarheit. Joh. 17 : 17.
d. De Heere eindelyk verlost de siele syner knechten, wanneer hy haar verlost van het Lighaam dei-sonde ende des doodts, en inbrengt in dat nieuwe Jerusalem, 't welk vry is; daar noch sonde, noch smerte, noch tegenspoedt haar sullen konnen bena-
94
BETEOUWEN.
deelen; maar sy ruste hebben van allen haaren arbeidt, terwyl haare werken haar ondertusschen, volgen sullen.
gt; Uit die gestelde waarheit trekt onse Psalmist een heuchelyk besluit ende allen, die op hem betrouwen, sullen niet schuldig verklaart worden.
a. Hier hooren wy spreken van allen, die op hem,, naamelijk den Heere, betrouwen: Het geen ons brengt tot het geen wy eigentlyk in de woorden beoogen,, om van het Geloove als een Betrouwen te spreeken: 't welk wij also doen sullen, dat wij
a. Van het woordt spreeken sullen. Het Grondt-woordt, 't welk hier voorkomt, is Chasa: 't welk onse geachte Taaismannen verduitschen dan door Betrouwen, dan door Vertrouwen; welke beide duit-sche woorden het selfde te kennen geeven, naame-lyk een uitgaande daadt van de siele, waardoor die door overreding van de genoegsaamheit van een anderen ten aansien van desselfs trouwe en waar-heit haare saaken, met een volkome gerustheit en sekerheit op dien laat aankomen. De geleerde Uitleggers en Taalkundigen, de kracht dos woorts na-vorschende, merken aan, dat het te kennen geeft een vluchten en loopen uit gevaar, namelyk van het gevaar, waarin men sich bemerkt, tot een plaats van veiligheit. 't Welk seer wel den eigenen aardt des geloofs uitdrukt, en met grondt aan de Grodge-leerden gelegenheit geeft om te spreken van een toevluchtnemendt betrouwen of vertrouwen, 't Welk soetelyk kan opgeheldert worden uit de geschiede-nisse van den onnozelen doodslager, vluchtende van voor het aangesichte des bloedwrekers naar de Vrystadt, waarin hy mogt volkomen vertrouwen in veiligheit te syn, ais hy maar so gelukkig was, dat hy in de vrystadt konde geraken, eer hy van den. bloedwreker achterhaalt wierde.
95
BETROUWEN.
b. quot;Wat nu dit betrouwen in het saakelyke betreft: die geen Vremdeling te Jerusalem is, weet seer wel, wat hevige verschillen 'er onder Godgeleerden en andere Christenen daarover syn, waardoor de liefde eendragt en nuttigheit voor eikanderen dikwerf belet wordt. Ons aangaande: wy syn niet van voornemen ons in de verschillen intelaten, maar houden het liever met Paulus, die segt: is iemant tot twist genegen, dat is onse gewoonte niet, noch die der gemeente Godts. Ach! dat elk sich van twistsaa-ken mogt myden en dat Godgeleerden en die van Godt geleert syn met een heiligen yver Godts mog-ten aangedaan syn, om veel het geloove werksaam te hebben door de liefde, en in de waare Euange-lische heiligmakinge, uit geloofsvereeniginge met Christus, te vorderen! dat soude ons den Heere coen dienen met een eenpaarige schouder, daardoor souden de zwaksten syn als David.
Wy sullen maar alleen van dit Betrouwen spree-ken volgens de gegeve opheldering des woordts.
a. Dit sal dan te kennen geeven, dat de siele sich selve bespeurt te syn in het alleruiterste gevaar. Een overtuigde siet, dat hy is op vyandts bodem, hy is overreedt, dat Godts toorn als een brandende oven ontstoken is tegen den armen sondaar die buiten Christus is en leeft; sag men geen gevaar, men soude nooit syne toevlucht tot syne wapenen nee-men, of anders syne dapperheit in 't vluchten stellen.
b. Het sal inwikkelen, dat dit gevaar hoe langer hoe nader en onvermydelyk is; dat doet de siele eerst in de engten komen, als sy levendig bespeurt, dat alle Godts deugden en volmaaktheden tegen haar gewapent sijn, dat de Wet, als de booge, gespannen is om de vurige pylen van Godt in 't harte te schieten welker vuurig fenyn haar geest vertee-
96
betrouwen.
ren sou, als sy den helschen Leeuw siet met synen muil wydt open, om haar te verslinden; dit is de eigen aardt en natuur des geloofs, om de dingen, die met geen natuurlyk oog gesien worden, naby te brengen, die aan de siele een wesen en tegen-woordigheit te geeven. Heb, 11 ; 1.
c. Het sluit mede in, dat aan deeze red- en raade-loose, by sich selven, niet weetende, waar hy sich keeren of wenden sal, bekent worde gemaakt, dat 'er een wegh van ontkominge, eene vrystadt, een schuilplaats, een sterke toren is, waar heenen hy vlieden mag: dit doet Godt door de prediking des Woordts, door de noodiging en roeping van belaste en belaaden sondaaren. Matth. 11 ; 28.
d. Hierop ontstaat in de siele die hartelijke begeerte naar Christus, dat hongeren en dorsten naaide gerechtigheit. Matt. 5 ; 3, dat hoogachten en prijs stellen op Jesus boven alles, dat roemen om de Goddelyke trekking. Hoogl. 1 : 4.
e. Het sal ook seggen, uit aanmerkinge van het voorgaande, dat sy beginnen te gelooven, dat niet alleen anderen tot Jesus vluchten mogen, maar dat sy ook in 't bysonder het doen mogen: dit is de siele van het geloove, dat bysonder toepassen aan sich selven. 1 Tim. 1:15. Het is een getrouw woordt, en aller aanneminge waardig, dat Jesus Christus in de wereldt gekomen is, om sondaars salig te maa-ken; het geloove nu door toepassing seg: van Welke Ik de Voornaamste ben.
f. Het sal seggen, dat de siele daadelijk naar den Heere, den Drieëenigen Godt vlucht. Elk Persoon komt in aanmerking. Tot den Vader konnensyniet gaan dan door den Soon, noch vrede met den Vader maaken dan door syne sterkte aan te grypen. Jes. 17 : 6. Tot den Soon konnen sy niet komen, dan door den Heiligen Geest, die het geloove werkt.
97
beteouwen.
waarvan hy de Geest des Geloofs genoemt wordt. Dit sal nu toegaan met de uiterste snelheit, met inspanninge van alle krachten, met innigheit van alle de genegenheden; daarom wordt het vergelee-ken by het vluchten van een duive tot haare vensteren .
y. Dat sy eindelyk tot den Heere selven komen, hem met hunne gantsche siele voor sich in 't by-sonder omhelsende en aannemende, Joh. 1 : 12, en sich op de bepaaldste wyse op hem verlatende en hunnen geheelen persoon met al, dat sy hebben en doen konnen aan den Heere bereidwillig en vol-vaerdig overgevende tot hunne uiterste blydschap en gegronde verheuging. Sie over het woordt aannemen.
li. Eindelijk, naar de maate van de ontdekkinge van den Verbonds-Godt en van de werksaam-heit van de siele, dat sy betrouwen, dat noch doodt, noch duivel van den Heere scheiden sal, maar dat Gods wysheit hun raadt sal geeven, syne magt hen redden en bewaaren, syne goedheit hun vergeeven, en syne lankmoedigheit hen, niet tegenstaande hunne struikelingen, draagen.
/3: Die allen nu, geen uitgesondert, die het gesegde in den allerkleinsten trap wesentlyk hebben, so wel als die het in den grootsten trap hebben, sullen niet schuldig verklaart worden. Rom 8 : 38, 84. Wie sal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Godts? Het is Godt, die rechtvaerdigt; wie sal verdoemen? enz.
O! Heuglijke en troostryke waarheit! voor die geenen, die in hunne siele ondervinden de gestalte van eene dienstknecht, en het leven buiten sich selven in den Borge Jesus soeken. Godt gunne het ons, opdat wy Godts saligheit mogen ondervinden hier en hier namaals!
98
BETEOUWEN.
D. Eindelijk onder deese Letter vinde ik, dat het Geloove genoemt wordt, een
Joh. 15 : 5, die in my blyft, en ik in hem, sal veel vrucht draagen. Uwe Christen-Aandacht siet, datde groote Godt en Saligmaaker, die gewoon was door gelykenissen te spreeken en dus geestelyke saaken door natuurlyke op te helderen, in dit Kap. besig is, om onder de gelykenisse van eenen wynstok, waarvan de Vader de Landman is, en de geloovige de waare ranken syn, op te helderen de seer naauwe wezentlyke en wedersydsche vereeniging tusschen hem en de waare geloovigen; en teffens hunnen plicht, om uit deese vereeniginge vruchten van heiligma-kinge voort te brengen tot verheerlyking van hunnen Vader in Christus, die de waare Landman is. Spreekt nu Christus van een blyven in hem als den waaren Wijnstok, hy sal daarmede onderstellen dat de waare Geloovigen, die in hem syn en blyven moeten door geloove, waarlijk syn afgehouwen uit dien ouden stam Adam, waarop sy uit kracht van het Werkverbondt groeien, Eom. 11 : 15—24 en dat sy door het waare saligmakende geloove in hem in-geëntet syn, levenskracht uit hem, als den waare stam, moeten haaien tot groei en vruchtbaarheit. Om nu van het een en het andere, volgens onse gelegden grondt, te spreeken sullen wy.
X. Aanwysen; Hoe de siele, als een natuurlyke rank van den ouden stam, den Eersten Adam, af-gebragt, en in deesen bovennatuurlyken stam in-gelyft worde: saaken, elks overweginge dobbel waerdig.
«. Betreffende het eerste stuk: hoe de siele uit dien ouden stam afgebragt wordt. Hoe meer wy
99
blyven in christus,
deese saaken hebben overwogen, hoe meer reden wy vonden, tegen onse gewoonte aan, om ons te bedienen van het geen de seer Godtvruchtige Mr. Thomas Boston hiervan geschreven heeft, in syn Werk genoemt de viervoudige staat der menschen Bladz. 298 en volg. des meer, omdat hij, in eene andere taaie synde, voor elk niet toegangbaar is. Hy segt dan.
a. Wanneer de Geest des Heeren begint in den sondaar te werken, om dien tot Christus te brengen, hy vindt den sondaar in de gestalte van die van Laodicea, in een slaap, in stille gerustheit, sich inbeeldende eeuwiglijk salig te sullen worden, schoon hy jammerlyk, ellendig, blind en naakt is Openb. 3 : 17. Derhalven het eerste, dat Godts Geest doet is een straal van Goddelijk Licht en in de siele in te laaten, waardoor de mensch sich selven beschouwt als een armen verloorenen sondaar, indien hy het bladt niet omkeert, syn leven verandert en verbetert. Sodat Godts Geest, als een geest van dienstbaarheit in syne siele werkende, daarin eene vuurschaar opricht, voor welke de arme mensch gedaagt en schuldig verklaart en gevonnist wordt, als een man des doodts wegens de overtredingen van Godts allerheiligste Wet. Joh. 16 : 8. Nu kan de mensch niet langer in synen sorgeloosen slaap en voorigen levenstrein blyven. Dit is de eerste slag op de rank, om die aftekappen van den ouden stam.
b. Hierop verlaat nu de mensch syne voorige levenswijs. Hy vloekt, steelt, liegt niet meer, noch neemt zijn voorig vermaak meer op des Heere Dagh: ofschoon alle die sonden hem so dierbaar waren, als syn rechter ooge: hy wil se liever laaten dan. sijne kostelyke siele, die voor eene eeuwigheit geschapen is, verliesen. En nu begint de mensch sich in syn harte te segenen: en deese verandering strekt
100
BLYVEN IN CHRISTUS.
hem tot sekere bewysen van hemel en saligheit Luk. 18 : 11. 0 God! ik danke u dat ik niet ben als andere menschen. Maar terstond komt een andere slag door de Wet, als een Byle, om hem aftekap-pen; hem overtuigende, dat quot;die alleen konnen sa-lig worden, die doen gelijk geschreven is in het Boek der Wet; dat eene ontkennende Godsaligheit niet genoeg is, om te bevrijden voor den toorn Gods: sodat, schoon alleen syne daadelyke sonden voor deese op syn harte lagen als een swaare last; hem nu ook swaar vallen syne sonden van nalaatigheit en hy ondervindt, dat de Wet over die in syne siele toorn werkt.
c. Hierop set sich de overtuigde siele tot de Daadelyke oefening van alle Godsaligheit: hij bidt, hij leest, hij ondersoekt de goddelyke waarheit, om die te verstaan; hij is naarstig onder de middelen; met een woordt, daar is een groote overeenkomst van syne daden met beide de Tafelen van Godts Wet. Nu is 'er waarlijk een groote verandering: elk die het siet, let er op; hy wordt tot het geselschap van vroomen toegelaaten. Veelen van die denken het goede van hen, en hunne goedkeuring doet hem ook het goede van sich selven denken. Dit is een gevaarlyke klip, waaraan veelen schipbreuk lyden. Maar de uitverkore rank, noch in den ouden stam blyvende, wordt verder geslagen; syne Konscientie overtuigt hem van eenige verkeertheit in syn wandelen: en dit wordt gevolgt door de krachtige werking van de Wet, hem levendig overredende dat die aan eene schuldig is een overtreder van de geheele wet is.
d. Hierdoor moet de mensch een' andere salve voor syne wonde soeken. Hy gaat tot Godt, hy be-lydt syne sonden hy belooft beeterschap, dat hy in 't vervolg sal trachten een nauwkeurige Wacht over
101
BLYVEN IX CHRISTUS.
sich te houden. Hierdoor komt hij nu tot eenige rust vooral als hy sich te binnen brengt, dat Godts Woordt 1 Joh. 1 : 9. segt: indien wy onse sonden belyden, hy is getrouw en rechtvaerdig dat hy onse sonden vergeeve. Op deese wyse handelen veelen hun gansche leeven lang, anders niet doende dan belyden en belooven, en hierop sich versekerende van den Hemel, schoon sy tot geen' waare geloofs-onderhandeling met Christus komen. Maar alschoon velen hier sterven; de uitverkore rank, noch in den ouden stam groeiende, wordt nogh een slag gewaar, de G-eest hem doende sien, dat het gesegde maar eene uiterlyke uitwendige heiligheit is; en dus wordt syn harte omgeroert; de boose verdorvenheit van dien aan hem ontdekt, als het gebod komt, worden de sonden levendig, en hy leert een nieuwe lesse, dat hy namelijk niet een Jood is, die 't in het openbaar is, maar die het in 't verborgen is. Rom. 2 : 28.
e. Hierop gaat hy nu verder dan ooit: hy is uiter-maaten ernstig, hy treurt over zyne harte sonden, hy soekt het onkruidt, dat in den verwaarloosden hof van de siele groeit en opkomt, uit te rukken. Hy toomt zyne driften, hy soekt op een gevoelige wijse aangedaan te syn in 't bidden, leesen en hoeren van Godts Woordt. Verwondert u niet hierover want daar is niets in, boven het geen een' natuur-lyke Konciensie onder eenen prang van overtuiginge doen kan. Maar de Wet komt om hen te doen sien dat hy een overtreder is van den buik af aan, dat hy in de wereldt gekomen is onder Godts toorn en vloek, wegens Adams toegerekende en inklevende schuldt, en dus sal hy moeten tot den minsten quadrantpenning toe betaalen.
f. Hierop roept hy uit, hebt een weinig geduldt, en ik sal u alles betaalen, en so gaat hy te werk, om Godt met sich te bevredigen; hy vernieuwt syn
102
BLYVEX IX CHRISTUS.
berouw: hy draagt sijne tegenheden geduldig; hy betreurt sijne sonden met bittere traanen, en enigen tijdt hier in geweest sijnde; dringt hy liet naar zich selven, alsof hy nu voldaan heeft voor sijne be-gaane sonden, en hy hoopt in 't toekomende sich te wachten voor ongerechtigheit. Maar de slag gaat nog dieper: Godt ontdekt hem in den spiegel van syne Wet, dat zelfs dat alles, dat hy nu doet, son-dig, hel- en doemwaardig is. Gal. 3 : 10. Mal. 1 : 18, 14.
g. Hierop wil hy als een koopman, die achteruit gegaan is, met synen schuldheer het afmaaken, kan hy het altemaal niet betaalen, hy sal doen so veel als hy kan, en hy hoopt dat Godt uit eene eeuwige goedheit en barmhartigheid den wille voor de daadt sal aannemen, in 't geen, waarin hij te kort komt. Maar de Geest werkende in deesen, toont hem aan dat Godts recht voldaan moet worden, dat de Wet niet alleen eischt willen, maar daadelyk betaalen.
h. Alle hoope nu afgesneeden synde, om het ooit met de Wet en Gerechtigheit Godts af te konnen maaken, hy gaat aan 't Leenen van Christus, soe-kende en begeerende, dat daar hij te kort komt, Christus geregtigheit dat overdekken mag. Hier slaapen veelen gerust, konnen nooit wakker gemaakt worden, voor en aleer de Eeuwigheit het doet; hen laatende sien, dat een bedrogen harte hen ter seyde afgeleidt heeft: dit was, gelyk ik seide, de dwaling van die van Galatien. Maar daar komt deesen nogh een slag over: dit doet sien, dat Godt geen twee-derley gerechtigheit hebben wil, dat Jesus Christus alleen het doen moet, of dat hij het nooit doen zal.
i. De arme menschen het niet konnende afmaaken, noch te leen hebben, gaat nu aan 't beedelen by Christus, maar 'tis altoos met eenige gedachten van
103
BLYVEN IX CHRISTUS.
syne eige waerdigheit; eenigsints steunende op syne gestalten en traanen, totdat Godt hem doet sien, dat syne tranen niet beeter dan Esauws traanen syn, syn berouw niet beeter dan Judas berouw, sodat nu in plaatse van eenige waerdigheit te hebben, als eenen grondt van syne vrymoedigheit, syne onwaerdigheit, hem doet te rugge blyven; segt men hem nu. dat hy wellekom by Christus sal syn; hy roept uit, soude ooit Christus naar sulk' een onwaerdigen willen omme sien; en dus, van alles afgedreven, valt hy uit dien ouden stam. Én hier uit gevallen synde,
/3. Wordt hy opgenomen, en in Jesus, den waaren Wynstok, ingelyft.
a. Christus grijpt hem door synen Geest, en trekt hem tot sich 1 Kor. 12 : 13. want door eenen Geest zyn wy alle tot een ligchaam gedoopt.
b. De Geest werkt nu dat dierbaar geloove in hem sodat hy Jesus geheel en Jezus alleen aangrijpt Efez. 3 : 17, 2 Kor. 4 : 13. dus verre deese treffelyke Schrijver: wiens woorden wy in 't korte uwe Aandacht medegedeelt hebben, o! Wat sullen 'er weinigen syn uit den ouden Stam gevallen. En schoon wy wel bekennen, dat elk een al het gesegde in die order niet ondervindt; wy syn nochtans verseekert, dat elk geheel en al uit Adam moet afgebroken worden, sal hy door Jezus, als den tweeden Adam, leven en groejen.
2. Wat nu het blyven in Christus betreft.
x. Wy souden uwe Christen Aandacht wel konnen aantoonen, hoe de siele, die als een waare rank in Christus ingeënt is, in hem blyft, als Profeet, Priester en Koning: Ja in hem als den Potsteen, wiens werk volkomen is in hem, als in een kleedt, en als in den waaren Stam, door geduurige aangrypinge en herhaalde directe uitgangen des Geloofs, door hoogachting, Liefhebben, door standvastig blyven by syne
104
BLYVEN IX CHRISTUS.
keuse, schoon de wereldt en Satan soeken te verleiden; door een' opsettelyken lust tot heiligmaking; en wat diergelijke saaken meer syn.
/3, Maar vermits dit blyven in Christus bysonder syne betrekking heeft tot het draagen van vruchten, dachten wy, dat het allerbest syn sou. het gemelde tans voorby te gaan, en in eenige opsichten uwe aandacht voor te dragen, hoe het Geloove in Christus blyft, ten aansien van de heiligmakinge, om die op een' Euangelische wyse in en door Christus deelachtig te worden.
a. Het Geloove met Jesus Christus vereenigt sijnde, doet de siele geduurig staan naar eenige maate van versekeringe van haar aandeel aan Christus Jesus. Dit is niet alleen genoegelyk voor de siele, maar vooral is het noodsake'lyk tot de waare oefening van Euangelische heiligheit. Want, solang men met het ongeloovige te tobben heeft over synen staat, is men sekerlyk niet recht bequaam, om geduurig by herhaalde claaden uit syn eige onmagt in Christus volheit in te gaan. 't Welk ondertusschen so niet begrepen moet worden, alsof twyffelende geloovigen geen waare heiligmaaking hadden, o! neen: maar het is om de noodsakelykheit van de versekeringe aan te dringen.
b. Het Geloove in Christus blyvende overreedt de siele, dat de saligheit van een redelyk schepsel ner gens dan in heiligheit en gelykvormigheit met Godt gelegen is: Ja, dat elke sonden een beginsel van de helle is, een eige werking des Satans, en dat de knaging daarover maar in eenige trappen onderscheiden is van dat weenen der oogen en knersen dei-tanden der verdoemden. Omdat de mensch dit niet aanmerkt dat heiligmaking de saligheit selve is, maar een moeielyke wegh, om er toe te geraken, setten weinigen hun harte 'er op, anderen die het
105
BLYVEN IN CHRISTUS.
schynen te doen, en swarigheit gewaar wordende keeren weder met de gewassche seuge tot het wentelen in den slyk. Hiervandaan komt het, dat wy vinden veele sieken, kranken en slapende.
c. Het Geloove brengt de heiligmaaking so onder het oog, dat de siele derselver heerlykheit en bekoor-lykheit siende, 't eenemaal door liefde daartoe ontstoken wordt! welke liefde sterker is dan de doodt, het is eene vlamme des Heeren, die veele wateren niet sullen konnen uitblusschen; deese liefde moet de oorsprong van alle de daaden in de heiligmakinge syn: de liefde is de volbrenging van de gansche Wet, en het geloove is altoos door de liefde werkzaam.
d. Het Geloove, blyvende in Christus, doet de Konsciensie nagaan seer naauwkeurig, om te sien, ofte daar eenige sonden liggen, waarover men sich selven nog niet heeft verootmoedigt voor den Groeten Godt, het bloedt synes Soons, Jesus Christus, 't welk alle sonden wegneemt, aannemende, en door die sonden in 't bijzonder. Want schoon de sonde der geloovigen hen onder geen' eigentlyke gesegde schuldt of verdoemenisse brengt, sy in de eerste rechtvaardig-makinge daarvan 't eenemaal bevrydt synde, nochtans dagelyksche sonden maaken hen schuldig om vaderlyke kastydingen te draagen: Ja, brengen te wege duisternis en vervreemding van Godt en onvry-moedigheit en eene Konsciensie van sonde, en een stil staan; sodat deese door daadelyk aannemen van Jesus bevredigt moet worden, eer de siele in de heiligheit eenigen voortgang kan hebben.
e. Het Geloove, blijvende in Christus, om in de Euangelische heiligmakinge toe te nemen, tracht naar eene byblyvende ende overtuigende overreding van syn eige allesintse blindheit, en geneigtheit om in elke daadt van Godt af te wyken: Ja, dat men is van sich selven 't eenemaal onmagtig en onbekwaam
]06
BLYVEN IN CHRISTUS.
tot een eenig goedt werk, woord ofte gedachte: De Saligmaker leert het .n de bekende woorden; son-der my kunt gy niets doen. Het is klaar, dat G-ode niets behaagen kan, of het moet eerst van hem af-daalen, die de vader der lichten en Gever van alle gaven en volmaakte giften is. Werkheiligen hebben hiervan geen besef, doen nooit iets Gode behaaglyk, vermits sy het in eigene krachten doen. Geloovigen syn, uit gebrek van dit, veelsints werksaam gelyk een natuurlyk mensch sich tot het werk begevende onbesuist, waarom hunne pogingen ydel, nietig, en vruchteloos syn, om een eenig welbehagelyk werk te doen.
f. Het Geloove, in Christus blyvende, doet naauw-keuriglyk niet alleen nagaan de Vyanden, die meest gewelt doen; de versoekingen die meest verleiden; maar sonderling alle cle genaden: nu weeten wy, dat Geloove, Hoope en Liefde, de drie voorname deugden syn, waaruit alle de andere, die Paulus optelt Gal. 6. voortvloejen. Deese moet men niet alleen in 't gemeen nagaan, maar ook in haare byzonder-heden, wetende, wat wesentlyk tot elk behoort, en de toevalligheden van die: by voorbeeldt, dat tot geloove behoort kennis, toestemming en toevertrouwen; dat dat geloove somtyds sterk, somtydts zwak enz. is. Dit moet men daarom doen, opdat de siele dat geheele geestelyk leven Gode mag voorstellen, opdat het in alle opsichten mag versterkt en be-quaam gemaakt worden tot heiligheit: Want in elke goede raadt van de Euangelische heiligheit moet elk van de genaden in een waar Christen, die geset is op waare heiligheit, in der daadt groejen: Derhal-ven moet men trachten, niet in eene genade alleen, als, by voorbeeldt, hoe men met syne dagelyksche sonden moet werken; maar in alle de genaden, en in alles, dat wesentlyk daartoe behoort, soeken te
107
BLYVEN IN CHRISTUS.
groejen: anders sal men nooit konnen vorderen, noch eenigen voortgang maaken, maar in eenen trein leeven van sondigen, ende toevlucht neemen; daar ondertusschen so veel andere saaken neffens dit geeischt worden.
g. Het Geloove, in Christus blyvende, doet in 't begin, eer wy iets onderneemen, aanvaarden ofte beginnen, door directe uitgangen des geloofs tot Jesus, in wien alle de volheit van de Godtheit woont, uitgaan, om uit die volheit genade voor genade te ontvangen Joh. 1 : 16. dat is, voorkomende, medewerkende, en achtervolgende genade; die hebben wij voor deesen in de Bruidt gesien, sy hing leunende op haare liefste: dat dit so is, blykt klaar uit het gesegde.
h. Het Geloove, in Christus blyvende, doet, als men dus uitgaat tot Jesus by aanvang, niet twyffe-len aan syne magt, goedheit en bereidwilligheit, om de genade, die wy noodig hebben, ons te schenken; want hy heeft alle de volheit, als Middelaar, niet voor sich selven, maar ten behoeve van sijne Uitverkorenen, om hun deselve mede te deelen ter be-quaamer tydt. Ja, dat meer is, hy heeft deze volheit, mag ik so spreeken, niet als syn eigen, maalais der geloovigen goedt, als een getrouwe Voogdt, om het aan de minderjaarigen te geeven. Hiertoe leidt my de uitdrukking van Godts Woordt, alles, dat wy in synen naame geloovende begeeren, sal geschonken worden; daar integendeel die niet gelooft, is niet alleen een baare van de see gelyk, maar die moet niet denken, dat hy iets, naar Jacobus leere, ontfangen sal van Godt
i. Het Geloove, in Christus blyvende, doet in en onder elke daadt, dit werk des geloofs in de heilig-makinge naar het Euangelium niet nalaaten, noch versuimen; maar steeds eiken oogenblik op Jesus
108
BLYVEK IN CHRISTUS.
sien, als de ordinantie Godts tot heiligmaking. Dit vinde ik soet in den 34 Ps. naar onse vertaaling van dien; sy sagen op hem, en wierden verlicht, ende hunne aangesichten wierden niet schaamroodt; sodra het geloove ophoudt in syne oefeninge, dan wordt de genade niet mede gedeelt, want, om so te spreeken, het geloove is de pyp'e, waardoor het genadewater vloeien moet; sai derhalven water uit de fonteine in den ledigen bak van onse siele komen, de pype moet met de fonteine werkelyk ver-eenigt sijn.
k. Voegt 'er nog by: het geloove blyvende in Christus, om vruchten te draagen, doet de siele ge-duurig in 't gebedt meer plegtig, of by uitschieten en opheffen van syn harte tot den Heere, blyven. Dit is de dierbaare vermaning van Paulus: bidt sender ophouden, 1 Thess. 5 : 17. Der is immers een geslachte, dat niet sal uitgaan, dan door vasten en bidden. Bidden is niet alleen de Amen, maar ook een sonderlinge onderhouder van het leven des ge-loofs, hoe sterker in 't geloove, hoe vuuriger in den gebede.
1. Het geloove, in Christus blyvende, maakt de siele seer oplettende op de wederkering des Gebedts en van hetgeen sy ontvangt op haare geloofsoeffe-ninge: sy vertrouwt niet veel op de daaden, die niets uit Christus in de siele brengen. En deeze op-lettenheit is noodsakelyk, deels, om Gode eere te geeven; en deels om dat ontvangene aan te leggen tot dat einde, waartoe Godt het gaf. Het is een slechte saake in veelen, dat sy veele woorden kunnen voortbrengen; veele saaken in 't gebedt begee-ren met eenige uitgangen van het harte; maar dat werk gedaan synde, sy denken er niet meer op van den morgen tot den middagh, van den mid-dagh tot den avondt: Ja dikwerf, als men vraagde.
109
BLYVEN IX CHRISTUS,
wat hebt gij begeert? sy souden het niet eens een half uure daarna weeten ? even of dat genoeg was eenen reeks van saaken voor te stellen aan G-odt: dit, indien men so met een ontsagchelyken mensch handelde, sonde als spotten aangemerkt worden. Het rechte werk des geloofs is, onder het oog te houden, wat men begeert heeft; of men 'er wat van ontvangen heeft, of men ondertusschen in stille afhanginge gepoogd heeft dat te betrachten, dat men uit Godt begeert heeft te ontvangen.
m. Het Geloove nu, blyvende in Christus, bewaart de siele voor ongeloovig haasten, en doet haar tydt, wyse, maate, trappen en plaats aan den Heere over-geeven; vermits de siele weet, dat in stilheit en vertrouwen haare sterkte is.
n. Eindelijk, het Geloove, blyvende in Christus, om vruchten te draagen, doet de siele laage gedachten van sich selve hebben, de siele onder alle ge-nietinge klein en nederig en verloochendt houdende, opdat Jesus, haar lieve Hoofdt, alles mag worden, en sy niet met al.
Godt selve leere ons so te werken om Jesus wille ! dan sal het padt van den rechtvaerdigen syn als een schynendt licht, voortgaande en lichtende tot den vollen middagh. en hy sal eens ten vollen verheerlijkt worden.
C. Wat deeze Letter betreft, overmits C in 't lee-sen maar een sachtere uitsprake van de K is, zullen wy alles, 't welk wy tot deese Letter souden konnen brengen, afhandelen onder de Letter K. naar den aardt van de Nederduitsche wijse van spel-linge.
D. Wy gaan derhalven over met Uwe Aandacht tot de volgende Letter D. namelijk
jrl. Hier vinden wy, vooreerst, dat het Geloove een
no
DORSTEN.
genoemt wordt Jes. 55 : 1. O! Alle gy Dorstlgen komt tot de Waateren: Hiervan sullen wy n- op zich selve spreeken, en iets tot opheldering by-voegen.
X Wat het Dorsten nu betreft: sullen wy
a. Met Uwe Aandacht aantoonen: waarin het gelegen sy.
a. Het sal seggen, een geestelyk gebrek, waarin de siele ligt, solang sy van Godt vervreemt is, syn-de ontbloot van alle waare geestelyke Verquikkinge, blindt, naakt ende jammerlyk ellendig: van Godt en alle de heilgoederen t' eenemaal versteken; niet ten aansien van eenige bewustheit, dat 'er sulke Heilgoederen syn; want dat weet de siele ten minste door de uitwendige verkondiging van het Eu-angelium; anders sou 'er nooit dorst ontstaan: maar ten aansien van besit en deel 'er aan te hebben: waarom Paulus ook beschryft eenen mensch van natuure, dat hy is met de Efesiers een Vreemdeling-van de Verbonden der Belofte; sonder Godt, Christus, en hope in de wereldt. Efez. 2 : 12.
b. Het sal seggen, dat de siele nu eenige bewustheid en gewaarwording van clit haar gebrek heeft. Voordeesen waren sy gebrekkig, hadden niets; maar sagen het niet, zy geloofden het niet; maar dachten, dat sy ryk ende verrijkt waren, schoon sy in der daadt, blindt, naakt en jammerlyk ellendig waren: maar nu is er niets, waarvan sy meer over reding ende innig gevoel hebben, dan van deesen hunnen gebrekkigen toestandt.
c. Het sal seggen, dat sy een innige smerte hebben: sodat sy, alsof 't ware aan 't versmachten syn om de genade des Evangeliums voor hunne aanmechtige sielen; Myne siele dorst naar Godt
Ill
DOHSTEiS'.
naar den levendigen G-odt; gelyk een hert schreeuwt naar de waterbeken, also schreeuwt myne siele naar Godt, naar den levendigen Godt Ps. 42 : 2, 3. en 63 : 2.
d. Het sal seggen, dat er sodanige onvergenoegd-heit. in sulk eene siele is, dat sy niet rusten kan, maar slaat alle middelen en wegen in, opdat sy van de genadewateren moge drinken. Wat sal ik doen om salig te worden? aldus Godt begeerende in den nacht met haare siele ende hem met haar gansche harte vroeg soekende, ende uitroepende met sterke aanhoudinge in 't gebedt.
Is 'er nogh, o groot Ontfermer!
Is 'r voor een naaren Kermer,
Voor een Schreier nogh Gehoor,
Is er nogh een open Oor?
/3. En wilt gy weten, waarom sy dorsten'' Het is niet om eigentlyk water, maar
a. Het is naar Godt, naar dat volsalig quot;VVeesen, om aan deesen grooten en gedachten Godt deel te hebben; gelyk een hert schreeuwt naar de water-beeken, so dorst myne siele naar Godt.
b. Het is naar Jesus alleen, ende naar hem geheel, om door hem laaffenis voor haare siele te vinden ende vreede ende gemeinschap metdenDrieënigen Godt: Salig syn sy, die dorsten dus naar de gerech-tigheit. Matth. 5 : 6.
c. Het is om Geloove, om een Oog, opdat sy den waarachtigen sien souden, ende hem kennen; wien te kennen het eeuwige Leven is. Joh. 17 : 8. Om een Handt, om hem aantenemen, te omhelsen 3nde sich toe te passen, omdat sy Kinderen Godts mogen syn Joh. 1 ; 12 Om eenen Voet des Geloofs, opdat sy tot hem soude komen ende ruste voor hunne belaste ende belade siele vinden. Matth. 11 : 28.
112
DORSTEN.
d, Eindelyk, het is om de Goederen van het Ge-nadeverbond: om met den Tollenaar wegens diepe bewustheit van schuld uit te roepen omVergeeving van sonde, Heere, wees my sondaar genadig! Luk. 18 : 13. Om Heiligmaking, dat er in 't binnenste van hem een vaste geest vernieuwt mag worden. Ps. 51 : 12. Ende om eeuwige Saligheit, om met de woonstede die uit den hemel is, overkleedt te worden.
3. Over dit dorsten nu vinden wy dat 'er hevig verschil is onder de waare geloovigen, die meer verstand van siels werksaamheden hebben dan duisen-den: of dit dorsten, ende vervolgens het hongeren, syn daaden des Geloofs ofte niet: deese meenen van ja, anderen meenen van neen: maar het sal gemakkelyk konnen beslist worden, als wy aanmerken.
x. Dat alles, dat wy 'er over aangemerkt hebben soseer de allerwesentlykste daadt des Geloofs niet te kennen geeft, welke bestaat in een daadelyk aannemen van Jesus en overgeeven van sich zeiven aan hem: die hem aangenomen hebben, die heeft hy magt gegeeven kinderen Godts te syn: dit is meerendeels een Eeikhalsen daarnaar.
13. Ondertusschen gelooven wy, dat 'er Geloove in is. Want wy hebben voor ons zulke goede gedachten van een verdorve natuure niet dat wy souden denken, dat die sulke kruiden sou voortteelen, als deese aanhoudende en uit sielengrondt voortkomende krachtige en rusteloose begeerte naar Jesus. Daalde Apostel ons van het harte getuigt, dat het vyand-schap is tegen Godt, Rom. 8 : 6. waarbij komt dat de Saligmaaker segt, ende als de Mondt der waar-heit hen salig spreekt; het geen nooit gedaan wordt op een werk, dat alleen uit onsen akker voorkomt ; o neen! de saaijing selfs van de godloosen, is den
113
8
doesten.
Heere een grouwel, de Kerk segt, dat alles ,is als een Maanstondig kleedt.
Myn salige overgroot Oom. Meestee Feaser, in syn Tractaat over het Geloove, spreekt seer aanmerkelijk in deese opsichte, als hy segt: Geloove begonnen, ofte het saadt des Cleloofs, is hoope van saligheit door Christus algenoegsaamheit, kracht, dierbaare natuuren en gesegende ampten: begeerte tot deese, uit gesichte van noodsaaklykheit, en liefde tot dit alles wegens desselfs voortreffelykheit, so als het in 't Euangelium geopenbaart wordt, is geloove begonnen: en een weinig verder segt hy; Wanneer hope, begeerte en liefde op Christus gevestigt syn, dan wordt de Embryo, het eerste starnsel van 't geloove in de siel geformeert; schoon het gebouw niet voltrokken is, de eerste fondamentsteenen worden nu gelegt: Nu alschoon veelen, die nooit salig worden, schynen veele begeerten te hebben naar Jesus wegens hunne sielsanxten, deese syn in veele op-sichten onderscheiden van de begeerten der waare Uitverkoorenen.
a. Deese begeerten, dit dorsten van nabykomenden en anderen syn onderscheiden in den oorspronk; de begeerten van tydgeloovigen ontstaan maar uit de gemeene overtuiginge des Geestes: maar sodra de Heilige Geest begint in eenen Uitverkorenen te werken, dat is eene bysonder werk: alles dat de Geest in hem doet, hy doet het uit kracht van het geen Christus voor hem door syn dierbaar bloedt verworven heeft. Wat heeft Jezus nu verworven? niet alleen de zaligheit van de uitverkorenen, maar alles dat noodig is, by aanvang tot de saligheit xe brengen: immers dit is de belofte des Vaders aan den Soon in den eeuwigen Vrederaadt Ps. 110 : 3, uw Volk sal seer gewillig syn; en uit deesen hoofde begint het saligmakende werk van den uitver-
114
DOESTEN.
korenen sondaar met sijne overtuiginge. Joh. 16 : 8.
b. Dit is onderscheiden in 't Dorsten selve; hoe sterk de begeerten in tydgeloovigen syn mogen: hunne siele begeert nooit Jesus Christus selven, nooit synen persoon, maar iets van Christus; hadde deese maar eenigen vrede, enige minder smerte en anxt; sy souden nooit naar Jesus selven vraagen. Even gelyk het met eenen sieke is, die begeert den Medi-cynmeester, hy is blyde, als hy van dien hoort, maar het is alleen om geneesen te worden, niet uit een innige liefde tot den persoon des Medicynmeesters. Maar hier is het heel anders geleegen met de kleinsten in de genade: hunne begeerten is op Jezus persoon selven gevestigt, en de goederen van hem willen sy alleen hebben uit kracht van vereeniginge met den Persoon. Als men een kleingeloovigen, een gekrookt rietje vraagen wou: soudt gy niet tevreden syn, als de konscientie u so niet quelde, en dat gy vrede hadt? hy soude sonder sich veel te bedenken seggen: ook vrede sonder deel aan dien lieven Jesus selven te hebben, sou ik verwerpen, en al myne kommer is, dat ik vrede my sou toeëigenen, eer ik waarlyk met Jesus vereenigt ben: daarom bidde ik Godt, dat ik nooit ruste mag hebben dan door wezentlyk aangrypen van Jesus Persoon.
c. Dit is te onderscheiden in de uitwerkselen: de begeerte van den Luiaardt doodt hem, de begeerten van tydgeloovigen strekken hun tot gronden, waarop sy buiten Jesus rusten; maar deese begeerten syn aanhoudende en doen schrikken voor bedrog.
d. Eindelyk sy syn onderscheiden in de geduu-righeit: de tydgeloovigen begeeren maar nu en dan, als het hun bange is, hunne gerechtigheit is maalais een morgenwolke: en dat is aanmerkelyk; sy vallen altyt af: maar daar het in waarheit is, het blyft, hoe het van wereldt en vleesch onderdrukt worde.
115
draagen.
B. Ten tweeden komt ons het Geloove voor onder de Benaminge van
Welk seer gepast is, als wy letten op de kracht des Grondwoordts Heëmin, soals het eigentlyk wordt afgeleidt. Schindlerus en anderen seggen ons, dat het segt, sich te laaten draagen in de armen, gelyk een suigeling sich werpt in de armen van eene minne, om van haar gedragen te worden: gelyk het dus Spreuk. 8 : 30 door eenen voedsterling vertaalt wordt, en op veele andere plaatsen meer. Sodat het de volgende saaken te kennen sal geeven.
X- Dat 'er in de genade des Geloofs een seekere onbeschrijffelyke kennis en gewennentheit aan Jesus als den Voedsterheere van syn Volk is, waaruit de kleine en suigeling in de genade hem van alle andere kent en onderscheidt: dit wordt ons ook opgeheldert Joh. 10 : 27, wanneer Christus segt, dat syne schaa-pen, de waare geloovigen, syne stemme kennen, naamelyk, volgens het sinnebeeldt, door iets inge-schaapens in dat geestelyke leeven, 't welk beeter beseft kan worden door de gewaarwording, dan doelwoorden uitgedrukt worden. Daar is iets in den waare gelovigen, waardoor sy aan hem so gewent syn, dat sy konnen seggen: Deese is myn liefste, deese is myn vrindt; siet hy komt: Hoogl. 2 : 8, sodra Christus seide tot de Vrouwe, Maria, sy kende hem, sy wilde sich in syne armen werpen, ende Hem omhelsen, sy roept Rabbouni; Meester.
gt; Dat dequot; genade des Geloofs, so lange het werk-saam is, de siele voor vreemde, voor andere Voedsters benaauwt ende bang maakt: o! schoon de Wereldt quam met al haare lokaasen; en de Duivel wist alle de schoonheit van dien voor oogen te
116
DEAAGEN.
stellen; sy souden uitroepen: Schoon lemant my al het goedt van syn Huis gave voor deese Liefde: ik soude hem toch verachten. Wien (is de taaie van het Geloove) hebbe ik neffens u in den hemel, ende nef-fens u begeert myne siele niet op de aarde Ps. 73 : 25.
:• Dat schoon moeite en geweldt wordt aangewend! om te trekken uit Christus armen, dat de genade des geloofs hem vasthoudt, en dat hy schreeuwt en weent over het gewelt, hem aangedaan: Ik worde onderdrukt, 6 wees myn Berge. Ja, wee-nen en treuren sal niet ophouden, tensy Jesus het Lammetje in syne armen neemt en in synen schoot draagt. Jes. 40 : 11.
-• Dat de genade des Geloofs, soo lang het eenig-sints werksaam is, de siele houdt in een kinderlyke magteloose gestalte; wanneer hoogmoet, trotsheit, staan op syne eigene beenen, volgen van eigen sin en wil bespeurt wordt, het is een teken, dat het Geloove niet werksaam is, en Godt laat sulken wel toe, dat sy op hunne eigene beenen staan ende wat gaan, totdat sy hun hoofd stooten, tot dat sy 't onderste boven tuimelen ende sich deerlyk questen, tot die maate dat sy moeten met schaamte wederkeeren: maar dat kleine, dat magteloose leeven, dat is eigent-lyk het leven des Geloofs, om als een magteloos Lammetje sich in Christus armen ende schoot te laaten draagen. Jes. 40 : 11.
quot;• Eindelyk dat de genade des Geloofs veel sich in Christus, op synen schoot liggende, verlustigt en vermaakt met innige blydschap en verheuginge; 't welke de aardt van het Geloove is, sich in den Ver-bondtsGodt te verheugen en te verblyden, schoon 'er geene vruchten aan den wynstok gevonden worden. Hab. 3 : 17.
C. Nogh een andere Benaaming des Geloofs is 't, dat het een
117
drinken.
genoemt wordt. Die myn vleesch eet en myn bloedt drinkt. Joh. 6 : 54. 't Welk wel het waare Geloove voorhoudt in de daadelyk toepassende ende aannemende daadt desselfs, Christus Jesus dadelyk gebruikende als synen hemelschen drank tot laaving van den dorst van syne aanmechtige en dorstende siele : maar overmits dat wy by Eeten de selfde saa-ken souden moeten hebben, gaan wy dit voorby, om het selve niet tweemaal te moeten herhalen : Onder-tusschen als een gevolg van dat drinken aanmerkende, dat somtydts het geloove genoemt wordt een Drinken tot dronkens syn toe : Sy worden dronken uit de beeken uwer wellusten Ps. 36 : 9. Wordt dronken, o liefste. Hoogl. 5:1. 't Welk moet opgevat worden in een geestelyken ende betamelyken sin, te kennen gevende een meer dan gemeene genieting des Geloofs, soals Godt syne kinders niet met eigent-lyken wyn onthaalt, maar met syne Liefde, die, als sy in 't harte wordt uitgestort, veroorsaakt op een geestelyke wyse het geen wyn, tot dronkens worden toe ingenomen, veroorsaakt. En wilt gy eenigesaa-ken ofte eigenschappen van deese geestelyke dronkenschap door het Geloove weeten: Let met my op de navolgende.
gt; Het harte wordt warm, O! die liefde, in 't harte uitgestort, ondooit ende verwarmt de, siele van eenen oprechten sodanig, dat veele wateren deselve niet sullen konnen noch mogen uitblusschen: al dat te vooren styf ende lam was, is nu als de penne eenes vaerdigen Schryvers. Ps. 45 : 2.
N' De siele bespeurt Vreugde ende verkwikking: so sacht, so doorstrelende ende so lieffelyk, dat sy geene woorden hebbe om het uittedrukken, De Liefde Gods, in 't harte uitgestort, gaat alle verstand te boven.
118
DRINKEN.
gt; De voorgaande armoede, naarheden, duisternissen en aanvechtingen worden vergeeten, sy ver-dwynen ende de siele door liefdeondervindingen vergeet haar verdriet: zy segt nu; der is maar een ogenblik in synen toorne, maar een leeven in syne goedgunstigheit.
- • De tonge wordt los. O! dan! in deese gees-telyke dronkenschap, singt de siele des Heeren lof, roemt hem ende roept uit: maak den Heere met my groot, want hy wel aan myne siele gedaan heeft.
n- De mensch is nu spraaksaamer dan ooit. De tonge, die wegens droef heit aan het gehemelte kleefde, is nu heftig in 't spreeken van Gods wegen ende handelingen: sondaaren uitlokkende, opdat sy de vreese des Heeren leeren souden, niet alleen; maar alles vertellende aan de waare vroomen, dat G-odt aan syne siele gedaan heeft: hy segt nu; myn harte geeft een goede reden op, ik segge myne gedichten uit van eenen Koning, die schooner is dan de menschen Kinderen, Ps. 45 : 2, 3.
V De verborgene geheimen en saaken, die sy anders nooit souden durven openbaaren ofte bekent maaken, worden nu uitgehaalt; sy verbergen niets voor den Heere, maar sy vertellen alle hunne wegen. Ps. 119, als sy in dit salig eensaam met Godt syn gemeensaam.
1- Hoe meer sy genieten ende drinken uit de beeken van Godts wellusten: hoe meer sy ook willen drinken, totdat sy in dit wynhuis moeten seg-gen; Ondersteunt my met de vlessen, ende versterkt my met de appelen, want ik ben krank van liefde. Hoogl. 2:1.
-• Eindelyk, het maakt onverschrokken en sender vreese, manmoedig ale een jonge leeuw, om de dapperste vyanden onder het ooge te sien. De liefde dryft de vreese uit: daarom, schoon David sou gaan
119
DRINKEN.
door de valeie der schaduwen des doods, hy soude niet vreesen. Ps. 23 : 4.
E. Nu gaan wy over tot de Letter E, alwaar wy tans alleen van het saligmakende C eloove spreeken sullen onder de kundigheit van
EETJEX.
A. Vooraf hebben wy aan te merken.
X' Dat het dierbaare Geloove meermalen onder deese benaaminge in Godts Woord voorkomt. Ps. 22 : 7. De Sachtmoedigen sullen eeten. Jes. 55 : 1. 0! alle gy dorstigen komt tot de wateren, en gy, die geen geldt hebt, komt, koopt ende eet. Joh. 6; 53. Voorwaar, Voorwaar segge ik u lieden, tenzy gy het vleesch des Soons des menschen eet, en syn bloedt drinkt, so hebt gy geen leven in u selven.
gt; Daar is aan te merken, dat deese benaaming het Geloove voorstelt in een een hoogeren trap dan hongeren en dorsten: nochtans dat is het wonder-baare van het Geloove; dat 'er in hongeren eenig eeten is, en daar de honger waar is, sal de siele gewisselyk het goede eeten en versaadigt worden.
Wat dit Eeten selve betreft, zullen wy uwe Christen Aandacht aanwyzen.
X- Wat het te kennen sal gee ven.
a. Het vooronderstelt:
a. Dat 'er een gepaste en bequaame spyze voor de siele in 't geestelyke is: en het is so: Christus selve is de spyse' myn vleesch is waarlyk spyse. Joh. 6 : 55. Hy is in allen opsichte voor den ellen-digen sondaar soo gepast, dat hy uit aanmerkinge van syne gepastheit moet uitroepen met den Braidt; al wat aan hem is, is gansch begeerlyk Hoogl. 5 : 16 dat kan uwe Aandacht uitbreiden.
b. Dat 'er honger is naar de spyse: om, was het
120
EETEÏT.
mogelijk, eene kruimel van dit ware broodt deelachtig te worden, opdat de siele niet vergaan soude wegens geestelijk gebrek.
/3. Het sal de volgende saaken te kennen geeven.
a. Dat de siele naawkeurig besiet van alle kanten de geestelyke spyse, die voor ellendigen opgedischt wordt, in deesen overvloedigen maaltydt, waartoe sy gelokt en genodigt wordt. Het Geloove wordt meermalen een sien genoemt Ps. 43 : 6. sy hebben op hem gesien. Ja; [hem ] als een waterstroom aangelopen, en hunne aangesichten syn niet schaam-roodt geworden.
b. Het sal seggen en te kennen geven de siels-aandoening, waarmede de geestelyke gast aangedaan is over het overvloedige en vol-op, dat hem voorgestelt wordt, siet het in de Bruidt: terwyl de Koning aan syne ronde tafel is, geeft myn nardus synen reuk. Hoogl. 1 : 12. alles is nu werksaam, geloove, hope. en liefde, en cle siele sittende onder de schaduwe van den geestelyken Appelboom, vindt daar groot vermaak. Hoogl. 2 : 8.
c. Het sal seggen dat de siele met de uiterste ootmoedigheit en dankbaarheit aanneemt het geen haar tot voedsel des geestelijken levens gegeeven wordt: die wil, die kome, en neeme van de wateren des levens om niet, Openb. 28 : 17.
d. Dat de siele op eene geestelyke wyse dat nuttigt ; dit geschiedt door een bysonder toepassen aan sich selven, 't welk de siele is van het geloove, en leven en kragt meede brengt; even als kauwen en inslikken van voedsel doet. Dit nu so gebruikende segt de geloovige eeter met de Bruidt; dat het syn gehemelte soet is; en geen wonder, want als Jesus het waare sielenvoedsel gebruikt wordt, het harte wordt verquikt, de krachten herstelt, sy bemoedigt, in diermaate, dat sy wandelen konnen meer
121
EETEN.
dan 40 dagen in syne kracht, sonder moede of mat te worden.
gt; Over dit Eeten merken wy aan.
lt;z. Dat alschoon geloove een Eeten is, dat de siele lang kan hongeren, eer sy tot dit bewust en ver-sekert eeten komt; maar die waarlijk hongert, sal versadigt worden. Matth. 5 . 6.
/3. Dat de smaakelyke aandoeningen het eeten Niet uitmaaken, gelijk eenige eerstbeginnende mee-nen, men kan somtyds eeten sonder veel smaak: schoon ik moet bekennen, dat het geestelyk leven dan niet wel gestelt is. o! Mogt elk naar dit eeten staan, opdat het harte met genade versterkt worde, en niet door spyse en drank.
F. Onder deese Letter F. is ons geene Geloofsbe-naming voorgekomen.
G. Ik gaa dan over tot de volgende Letter G. Alwaar wy deese en geene seer soete Geloofsbenaa-mingen vinden sullen.
A. Dus komt ons het saligmakende Geloove voor onder de uitdrukkinge van
GEK VEX.
quot;Welk Gee ven tot meer dan eene saake betrekkelyk word gemaakt. Wy sullen alles ondersoeken aan el-kanderen.
N- Het is een
Geeven van syn Harte.
Myn soon, geef my uw harte,- Spr. 28 : 26.
x. Hier hooren wy melding maaken van het Harte, dat is het geen, het welke het Geloove geeft aan Godt, als den Godt des Verbondts, dat is het geen ook, dat de oneindige Majesteit eischt van den men-
122
GEEVEN VAN SYN HARTE.
sche, niet offerhanden ende brandofferen, maar een gebroken harte, ende eenen verslagen geest: daarom vernedert sich hier de groote Godt, die een ontoegankelijk licht bewoont, en by wien geene duisternis is, om van syne schepselen te soeken als eene gave, het geen hem met recht toekomt; myn soon, geef my uw harte! O wonder der wonderen! Staat hier over verbaast gy hemelen, ende wordt beschaamt en schaamroot alle gy inwoonders der aarde; en segt en antwoordt op sulken Goddelyken eisch: siet tot u komen wy, o Koning der Heerlykheit! ons geheele harte en persoonen geeven wy u, opdat het u tot een eigendom syn mag tot in alle eeuwigheit. Door het harte dan hebben wy hier te verstaan niet dien vleeschen klomp, welk wel een voornaam deel van den mensche is: 01 neen: maar de siele met alle haare vermogens, bewegingen en krachten: daarom vinden wy, dat wij met het harte gelooven tot rechtvaerdigheit Rom. 10 : 10, ende dat de Kerk Godt met haare siele begeerde in den nacht, ende dat sy hem met het harte, dat in het binnenste van haar was, vroeg sochte. Jes. 26 : 9.
(3. Wat dit Geeven nu van het harte, als het eigen werk des Geloofs betreft; sullen wy.
a. Aantoonen, waarin het Geeven van het harte gelegen is.
a. Dat dan sal te kennen geeven, dat het Onderwerp, waarin het Geloove als de oorsprong van alle werksaamheit is, syn harie voor Jesus, die lang heeft staan kloppen aan de deure, openset; opstaat uit een bedde van sorgeloosheit, en een graf des diepen slaaps, om voor Christus de siele open te setten. Hoogl. 5 ; 2. Openb. 3 : 20.
b. Het segt eene gewilligheit, om Christus niet alleen aanteneemen voor eenen Saligmaker, maar ook sonderling voor eenen Koning, om daar synen troon
123
geeven van syn hahte.
op te richten, den Schepter van syn gebiedt te swaaien, en alle de lusten 't onder te brengen en te verpletteren als een pottebakkers vat: andere Heeren hebben over ons geheerst, maar wy sullen voortaan by den naame des Godts Jakobs genoemd worden.
g. Het segt syne gedachten aan den Heere te gee-ven: het harte wordt dikwerf voor de gedachten in des Heeren Woord gestelt. Elisa segt daarom tot synen geldsuchtigen knecht Gehasi, ging myn harte niet met u; dat is myno gedachten: sodat Christus mag worden het eerste voorwerp des morgens en het laatste des avondts, waarmede de siele sich be-sig houdt. Ps. 139 ; 17. Hoe kostelyk syn my uwe gedachten, o Godt!
d. Het segt een geeven van alle syne Genegenheden en Liefde aan den Heere, om alles te achten in vergelykinge van hem smakeloos, als het wit van eenen dooier. O! gelukkige, die in waarheit seggen kan wien hebbe ik neffens u in den hemel, neffens u lust my ook niets op de aarde.
e. Het sal eindelijk seggen, dat men een onbe-rouwelyke keuse van Christus doet, boven alles, om in leven en sterven syn eigendom te syn, sich soo aan Godt overgevende en opdraagende, opdat 'er nooit eene scheiding komen mag.
b. Maar laat ons, om klaarder achter dit werk met onse gedachten te komen, op eenige hoedanigheden en eigenschappen des selfs letten.
a. Het Geloove geeft het geheele harte aar. Godt als den Godt des Verbondts. De siele weet, dat de eisch is, Godt lief te hebben met haar geheele harte ende hare geheele siele ende haar geheel veramp;tandt; daarom willen sy het allerminste niet uitsonderen, geen deel aan Godt geeven, en het andere aan de Wereldt, want Godt en de mammon kan niet gelijk gedient worden: geen doel aan Jesus om daarin te
124
GEEVEN VAN SYN HARTE.
komen en een deel aan eene geliefde sonde: maaide taaie is, heenen uit: ja indien sy maar naar de ongerechtigheid souden omsien, om daarin eenig vermaak te scheppen, ende niet een' gewilligen afstand van alles doen, Godt sonde hen niet hooren. Alles dat op het Altaar moest opgeoffert worden, behoefde juist niet het kostelykste te syn: maar elks gave, hoe gering se was, wierdt aangenomen, als het maar volkomen was: daarom de dobbelhartige en de man des bedrogs syn beide den Heere een grouwel, derhalven als de Kerk Godt wil soeken, het sal met haare siele ende met den geest in 't binnenste van haar syn, dat sy het doen wil. 01 het geloove geeft het geheele harte aan den Godt des Verbondts.
h. Het Geloove geeft het harte aan den Verbondts-Godt met de uiterste vrywilligheit: het is dan geen gedrongen Werk, sodat de siele het tegen sin en wil doet, maar het is gewillig: daarom sal de siele, naar luidt van den 110. Ps. syn seer bereidwillig, op den dag van Godts heirkrachten: sy komen dan met het harte in de handt, en roepen; O Godtl neem myn harte soals het is. beeter kan ik het niet maaken, neemt het dan maar aan.
c. Het Geloove geeft den Verbondts-Godt syn harte op een seer hartelyke wyse: de geheele mensch is 'er by; het is met de uiterste sielsaandoeninge dat sy het geeven, 'twelk te kennen gegeeven wordt in alle de plaatsen, waarin gesegt wordt, dat men met het harte geloove, Eom. 10 : 10.
d. Het Geloove geeft syn harte aan den Verbondts-Godt met de uiterse blydschap; sy sien dat so lang sy hun harte selfs houden, dat het in duisenden van gevaaren is: maar o! als Godt het nemen wil, als, een gering geschenk, sy gunnen het hem so gaerne sy syn so blyde en gerust, dat het in syne handt,
125
GEEVEN VAN SYN PI AKTE.
in syne bowaaringe is, dat noch tonge noch penna het uitdrukken kan: daarom leesen wy, dat, als sy het harte geeven, het genoemt wordt een dagh van ondertrouwe, om de blydschap uit te drukken. Hos. 2 : 18, 19. Ja, dat sy dan meer vrolykheit hebben, dan de godloosen, wanneer derselver kooren en most vermenigvuldigt wordt.
e. Het Geloove geeft het harte in alle oprechtig-heit, trouwe, waarheid en ongeveinstheit: O! sy schrikken voor onoprecht handelen in datVerbondt, voor bedrog van sich selven, dat sy sich souden inbeelden hun harte gegeven te hebben, als het so niet was; daarom roept de siele uit, o! Godt, maak dat myn werk, volgens uwe Goddelyke Belofte, in der waarheit sj-n mag; dit is eene eigenschap van eenen oprechten, ende van een oprecht geeven van het harte, dat sy altoos achterdochtig syn over hun geeven van het harte, konnen nooit tot hunne vol doening het oprecht genoeg geeven, herhaalden der/ halven deese daadt des geloofs duizendmaal, opdat-het oprecht syn mag. ende als sy het doen tot Godt, keeren sy wederom in gebeden seggende: Onder-soekt my o Godt, ende beproef my en sie of 'er nogh een schadelyke wegh by my is.
f. Het is een geeven, dat onberouwlijk is: sy hebben nooit berouw van het geen sy gedaan hebben, sy wenschen niet dat sy het niet hadden gegeven: O! neen: de oogen der geenen, die gesien hebben, sullen niet te rugge sien: de eenige wensch van hunne siele is, dat hun harte so in Godts handt mag blyven, dat het nooit wederom naar hen toe mogt rollen: maar dit geschiedt zoo dikmaals en het is hun tot droefheit, en set hen tot een nieuw over-geeven van hun harte wederom aan, om tot den Heere te roepen met den Psalmist, vereen igt myn harte tot de vreese van uwe naame.
126
GEEVEN VAN SYN HAKTE.
c. Vraagt nu iemant ter. derden, waartoe sy het harte so aan Godt geeven? Ik sal het u seggen, myne Aandachtigen! en uit het geen dat gesegt sal worden, suit gy het konnen billyken.
a. Sy geeven hun harte aan Jesus, opdat het syn eigendom mag worden: sy sien, dat sy van nature het eigendom syn van den satan: maar daarin is geen leven of troost noch in leven noch in sterven: derhalven opdat sy Christus eigendom syn souden,, so geeven sy sich aan hem over: en dat is waarlijk eene schoone reden.
h. Sy geeven het aan Jesus over, opdat hy door sijnen Geest daar woonen en huisvesten mag; hy i is Koning over Sion, hy moet ook Koning over hen syn.
c. Opdat hy het harte suivere: sy merken, dat hunne siele is als eene kooje van onreine vogelen,, vol van alle boosheit en verdorvenheit: derhalven moet Jesus die reinigen, alles uytdryvende, gelyk hy eens den Tempel van de duiveverkopers, en de banken van de wisselaars suiverde.
ü. Opdat Jesus daar als Koning heersche, en syne vyanden 't onder brenge. O! de siele geeft daarom haar harte aan Jesus, opdat alles onder syn gebiedt en heerschappye syn mag tot in der eeuwigheit: Andere Koningen hebben over ons geheerscht, maar wy sullen voortaan bij den naame des Godts Jacobs genoemt worden.
d. Maar opdat Godts kinderen niet mogen neerslachtig syn over het eene of het andere, sullen wy eenige toevalligheden van dit geeven van syn harte met uwe Aandacht aanmerken.
a. Dit is aan te merken, dat sommige van de geloovigen ondervonden hebben, dat alles, om so te spreeken, in een oogenblik toeging, sonder veele en herhaalde beschouwingen van hunne staat, en van
] 27
GEEVEïT VAN SYN HARTE.
hun syn buiten Godt, Kinderen des toorns en lyf? eigenen van den Satan; maar als sy er sich toe quamen te setten, dat er so veel Goddelyk en Gees? telyk licht in hunne siele is opgegaan, dat sy ten eersten harte en siele aan Godt hebben gegeven. Suis vinde ik in Sacheus, die klom op eenen boom, maar ten eersten segt Christus tot hem, heden is de Saligheit in uwen huisen gekomen; sodat het schynt, dat 'er maai- een punt des tyds tusschen beide geweest is, waarin hy gewisselyk in alle be-■daartheit alles niet konde nagaan: ondertusschen bleek syne oprechtigheit in de gulle liefde tot Jesus, en sucht voor rechtvaardigheit; synde een Tollenaar hadt hy eenen misslag gehadt, hij soude het nu vergoeden. Derhalven laat geen der vroomen ooit ge-schudt worden, dat hy dit en dat niet gesien heeft, dat anderen sagen; daarin bestaat het werk niet, maar in overgeeven, en syn sy door Gods goedheit daartoe gebrrgt sonder alle de wettische .woelingen, des te meer hebben sy reden om Godts sachte handeling te roemen,
b. Dit is aan te merken, omtrent het geeven van het harte; dat 'er veelen syn, die lang in wettische werkingen, en naarheden gehouden worden, eer sy hun harte kennen overgeeven: die als Paulus be-zwyken, en wegens hunnen desperaaten toestandt als doodt ter aarde nedervallen. Dit is Godts wegh wel met seer veelen, en sy hebben de voorgaanden niet verdacht te houden, omdat die het niet so ondervonden hebben: maar denken, dat sy wederhaf-tiger dan die waren: sy hebben ook hunnen toestandt niet verdacht te houden, omdat sy so sacht niet syn gehandelt geworden, gelyk het somtydts gebeurt; want, met eerbiedt gesproken. Godt kan het wegens onse verdorvenheit nooit van passé maaken: maar sy hebben Godt te loven, dat hy hen
128
GEEVEK VAN SYÏT HARTE.
op het allerbitterste heeft willen handelen, vermits h5r hen wilde noodsaken tot hun beste.
c. Moeten wy nu hierin aanmerken, dat de siele dikwerf haar harte in waarheit en oprechtigheit kan overgeeven aan den Heere, maar Godt geeft van sjTien kante het niet aan de ziele te sien, dat hy haare gave aanneemt, maar laat haar lang werk-saam syn sonder sich te ontdekken ende te open-baaren, schoon hy een innig genoegen in haar werk heeft. David, o! hy hadt liefde voor Absalom, maar liet het niet aan Absalom blyken, andere die hem kenden, konden het nagaan; hy laat Absalom naar Jerusalem wederkeeren, syn harte was vol liefde; maar hy liet Absalom syn aangesichte niet sien. So kan Godt lang handelen, en wy hebben niet uit deese handelinge eenig besluit te trekken, maar op ons werk acht te geeven, en te sien of het welmenende en oprecht is, dan konnen wy versekert syn dat het Gode aangenaam is
d. Is aan te merken, dat eenige Christenen, als sy van het harte aan Godt over te geeven spreeken, van sonderlinge aandoeningen en hartstogtelyke aandoeningen weeten te spreeken: het geen op sich selve goedt is, maar het moet geen regel voor anderen sijn, de eene is van gesteltheit meer harts-togtelyk dan de ander; de eene kan ten eersten geraakt worden en in traanen wegdruipen, daar een ander dat niet ondervindt: wy hebben maar te letten, hoe wy gestelt sijn, want tegen de gesteltheit van de natuure werkt Godt seer seldsaam.
e. Der syn anderen, die het harte geeven, maar het is meer uit overredinge, het is meer met bedaardheid der siele: deese hebben niet, als sy het maar doen, te twyffelen; want de aandoening maakt het werk niet vaster en waarachtiger; o! neen: het komt maar op de opdragt en de gave der siele aan.
129
9
GEEVEX VAX SYN HARTE.
Die Jesus in oprechtigheit aansiet, die geeft ook sijn harte aan hem waarlyk over.
f. Der is ook aan te merken, dat veelen op dat geeven van het harte sulke verwydingen envervro-lyking en vrede vinden, dat het niet uit te spreeken is: dat is wel dierbaar, maar sulk eene wederom-stuitende daadt moeten wy van het Geloove selven onderscheiden: want dat is een vruchtgevolg des Geloofs: de siele soude konnen het waare geloove oeffenen, en dat niet ondervinden, gelyk blykt uit Jes. 50, die in duisternisse wandelt, en geen licht ziet. Ondertusschen wy sien het 'er gaerne by, en gelooven, dat de siele seldsaam tot vastigheit sonder dat komen kan, immers elke oprechte is 'er op geset, en staat 'er na.
g. Der is eindelyk aan te merken, dat de eene wel, wanneer hy syn harte overgeeft, meer vruchten van heiligmakinge vindt dan de ander, en langer voor sonde bewaart wordt dan de ander, het geen een oprechten dikwerf aan synen staat doet twijffelen, omdat hy so schielyk in de sonde valt; maar dit is aan te merken, dat de vruchtgevolgen van het geloove even lang blyven als het Geloove werkt, gelyk met het licht, dat is so lang de sonne schijnt: derhal ven kan het Geloove seer werksaam syn in den eenen oogenblik, maar terstondt ophouden in syne werkinge, ende dan houden de vruchtgevolgen op. Petrus op den bergh hadt het geloove, terstondt mist hy het in syne werksaamhei^, daarom seide Christus tot hem gaa achter my. Satan.
D' Wy vinden ten tweeden, dat het Geloove is een
Geeven van cle liandt aan den Heere.
Geeft den Heere de handt. 2 Chron. 30 : 8. Hiertoe wekt Hiskias die Godvruchtige koning gansch
130
GEEVEN VAN DE HANDT AAN DEN HEERE. 131
Israël op, door syne Boden en syne seer godvruchtige Brieven, seggende niet alleen bekeert u in 't 7 vs., maar ook, dat sy Gode de handt souden geeven. Geeft den Heere de handt.
Noodsakelyk moeten wy met uwe Aandacht tot verstant van deese saake op de sinspeeling letten. quot;Wy vinden dat het in aloude tyden het gebruik is geweest, dat men eenige werksaamheit met de handen in de Godsdienst oeffende: daarom spreekt Job van eene plechtigheit in synen tydt al gebrui-kelyk in den dienst van de Sonne ende Maane, dat sy de handen kusten. Job 31 : 27. en David wilde tot betuiging van syne onschuldt syne handen in onschuldt wasschen ende dus rontom Gods altaar gaan. By de Ouden vinden wy, dat syne handt te geeven aan iemant het geloove, trouwe, liefde en standvastigheit uitdrukte, gelyk Cicero anderen aanmerken: maar ook het was een teeken dat men de voorgaande Vyandtschap quam af te leggen, met een voornemen om in een vaste en onverbreekbaere vriendschap te leeven. Het een en het andere sal in deese werksaamheit des Geloofs syn. (3. Derhalven gaa ik over tot de saake selve. a. Dit geeven van syne handt aan den Heere segt, dat 'er een staat van afkeerigheit was, waarin de siele met den Heere leefde, ol Ja: so is eenmensch so lang hy in synen natuurstaat is: hy kan sich wel inbeelden, dat hy den Heere lief heeft; maar het is maar alleen inbeelding, welke tegen het woordt strydt Rom. 8 : 7. Het bedenken des vleesches is vyandtschap tegen Godt. En de bevinding leert elke eenen, die tot geloofswerksaamheit gebragt wordt, dat syn harte is de boosheit selve, en geneygt om Godt en synen naasten te haaten.
bi Het segt, dat de siele daadelyk haare vyandig-heit en dwaasheit siet, als sulke eene onbetaamelyke en Godt onteerende saake, welke gewisselyk tot haar
182 GEEYEN VAN DE HANDT AAN DEN HEEEE.
eigen verderf sal keeren, en worden als een kanker om de siele te verteeren en te niet te brengen; komt sulk een sien niet, nooit sal de vriendschap tusschen G-odt en de siele getroffen worden, synde het Godts einde onder andere in 't werk der genade, om syn Woordt te bevestigen door de ondervinding van allen, die hy tot syne gemeenschap brengt; maar hoe sal dat konnen te wege gebracht worden? niet slechts, dat sy de geopenbaarde waarheden toestemmen, maar dat sy die uit eene overtuigende over-redinge van hun herte toestemmen.
c. Het segt, dat hunne harten door onwederstaa-nelyke en sielbuigende en hartvermurwende genade ingenomen, en handelbaar, en sodanig overwonnen worden, dat sy deese hunne vyandtschap afleggen: 'twelk in 'tbyzonder te kennen gegeeven wordt van de Jooden en Heidenen in het laatste der dagen, als Christus syn Koningrijk met luister sal oprichten. Jes. 11 : 6. maar ook in 't gemeen is het waar door alle de tyden van de Kerke henen: sy sullen de swaarden tot spaden slaan; de Leeuw sal met het Lam verkeeren, ende de Luipaerdt met den Geiten-bok; ende een Jonksken sal se dry ven.
d. Het sal seggen een' ongeveinsden en hartelyken lust in de siele tot den vrede en versoening met den Godt der genade: sodat de siele sich niet huichelachtig gedraagt, sich in 't Verbondt gedragende met het oude vleeschelyk Israël, tot Godt naderende met den monde ende lippen, maar met het geheele harte: gelyk wy onlangs gesien hebben, sprekende van het geeven van het harte.
e. Het segt ook syne handt daadelyk uit te steeken: gelyk wy vinden van Tirus, dat sy haare handen sal uitbreiden; en van David in den 145 Ps. Ik breide myne handen uit tot u, myn harte is als een dorstig landt voor u, Sela!
C4EEVEN VAX DE HANDT AAN DEN HEEEE. 133
f. Het segt niet slechts sulk een uitbreiden van de handt, maar een blyven, totdat sy vinden dat Godt syne handt tot hen went: gelyk hy belooft, syne handt tot de kleinen te wenden, Zach. 13 : 7. 0! die op de werksaamheit van dat uitsteeken van de handt aan hunnen kant gerust konnen nedersitten, en niet uitsien naar Godts toenadering: die hebben te gelooven, dat hun werk niet van de rechte soorte is, maar louter inbeelding en bedrog.
g. Het segt ook een verbinden van sich aan den Heere, om den vrede te houden, en door syne kracht te bewaaren, en in allen opsichte te doen dat hy gebiedt, en te laaten wat hy verbiedt: hiertoe, om sich aan den anderen te verbinden gaven de ouden eikanderen de handt, en die eigen lust en het werk van het Geloove is, de siele tot een oprechte ende tedere en standvastige gehoorsaamheit op te wekken: daarom vinde ik, dat het harte door het geloove ge-reinigt wordt, Hand. 15 : 2. Ja, allen, die in 't Ver-bondt overgaan, Godt de handt gevende, gaan even daarom in 'tVerbondt over, om syne insettingen seer te bewaaren,
B. Onder deese Letter wordt het Geloove ook genoemt een
Job 22 : 51. Gewent u toch aan hem, ende hebt quot;rede.
X- Over deese plaats hebben wy wel voor deesen gesproken, ende Uwe Aandacht, als 't ware, een kort begrip van de praktikaale Godgeleertheit gege-van, niet slechts die dingen noemende, maar telkens in 't bysonder aantoonende, hoe de siele sich gemeen-saam met Godt in die stukken moet maken; van
GEWENNEN.
welke saaken wy nu niet spreeken sullen: maar alleen naar 't oogmerk den eigenen aardt van het Greloove in deese en geene werksaamheden voorhouden.
Ondertusschen moet ik Uw aandacht te binnen brengen, dat het Grondwoordt pp sonderling na-drukkelyk is van betekenisse: gelyk de Heer Koccejus aanmerkt, dat liet betekent een waagen op eene saake of persoon; of andere een hazardeeren, om proeven te maaken van de krachten der saaken, of hoedanigheit der persoenen, ende die go.edt en deugd-saam bevonden hebbende, gewent men dan daaraan, sodat men 'er mede Familiaar worde, het geen, als de twede betekenis van het woordt, seer soetelyk het Geloove te kennen geeft.
3' De saake dan selve betreffende: Wanneer het Geloove een Gewennen, een gemeensaam keeren van sich tot Jehova genoemt wordt.
a. Het sal vooronderstellen.
a. Dat de Heere de Jehovah, als de Godt des eensydigen Verbondts, alles willende schenken ende geeven uit louter niet als een gaave, niet seer be-kendt is. Het is wel waar, dat 'er eenige kennis van Godt door synen eigenen vinger in 't harte is ingeschreeven, 'twelk Paulus noemt het kennelyke Godts. Rom. 1 : 19. enz. Waaruit een mensch in den natuurstaat kan hebben niet alleen, maar in der daadt heeft eenige beschuldigende ofontschuldigende gedachten: Daarby komt dat men van het Euangeli-um, wonderbaar door redeneerkracht ende het verbeelden des vermogens kan toenemen, en eigenaardige bevattingen der saaken hebben: Welke kennis enkel duisternis, enkel onkunde is: niet eene kennis van Godt, maar van eigene Denkbeelden ende bevattingen, en wordt derhalven duisternis selve Efes. ö: 8. genoemt: 'twelk Christus mede aan de Jooden te
134:
GEWENXEX.
kennen geeft, wanneer sy vraagden, syn wy ook blindt. Der is ook wel eene gemeene kennisse Godts door de Wet, waarin hy waarlyk met anxt, smerte ende benauwtheit gekent wordt, als de waarachtige en heilige G-odt, die noodwendig de sonde straffen moet, opdat hy den sondaar niet sou gelyk syn in den 50. Psalm, der is ook nogh een kennis door veel verlichting van den Persoon des Middelaars, ende van Godt in hem. Hebr. 6. welke plaats elks ernstige opmerkinge dobbelwaerdig is, op dat hy syne siele in sulk een hoognodig stuk, als haar eeuwig belang is, niet soude misleiden.
Laat ons als in 't voorbygaan de saaken insien.
a. Deese hadden verlichting, hun verstandt en oordeel waren met een licht bestraalt, 't welk sy van natuure niet hadden, ende was derhalven in hunne siele opgegaan, omtrent de Euangelische saaken, waarheden, verborgenheden, en sonderling, omtrent Christus: en de eerste beginselen van Geloove en Bekeeringe, gelyk uit het voorgaande blykt: dat is verlichting in de taaie des Geests. Alles dat openbaar maakt is Licht; 't welk Bileam hadde in een wonderbaaren trap. Num. 24 ; 15. Toen hief hy syne Spreuke op, ende seide: Bileam de Soone Beors spreekt: ende die man, diens oogen geopent syn, spreekt; de hoorder der redenen Godts spreekt; en die de wetenschap des Almagtigen weet, die des Almagtigen gesichte siet, de verrukt wordt, ende dien de oogen ontdekt worden.
b. Deese hadden de hemelsche gaven gesmaakt, welke syn vrede, vreugde, troost ende blydtschap; en het smaaken sal der selver aangenaamheit en sielstrelenheit te kennen geven: Gelyk dus ook de TydGeloovigen in de Parabel van den Zaaier beschreven worden.
c. Sy waren ook des H. Geests deelachtig: dat
135
GEWENNEN.
is, sy hadden deel aan syne werkinge, hy was in hun overtuigende van sonde, Gerechtigheit en oordeel.
cl. Sy hadden gesmaakt het goede Woordt Godts, 't welk is het Euangelium, in tegenstellinge van de Wet, welke is een Woordt der verdoemenisse; ende de krachten der toekomende Eeuwe: dat kan so opgevat worden, dat het hen krachtig naar de toekomende Eeuwe deede verlangen.
Sie daar kennis en ondervinding t' saamen gepaart, waardoor deese duisenden te boven gingen: nochtans mis, nochtans niet genoegsaam tot saligheit; daarom konden sy afvallen. Ik sal het eens daarby laaten staan blyven, opdat het een spiegel voor huichelaaren en nabykomenden syn mag; twee woorden maar byvoegende, ende, als ie mant verlegen dan is, sal ik in 't saamensprekingen, 'er wat byvoegen tot opheldering.
1. Dat eene siele somtyds Jesus Chrisms seer van naby kan sien, en veel heerlykheit in hem, waardoor sy als dooden nedervallen; maar sy doen niets omtrent dien Christus; sy sien maar, en verwonderen sich in 't gesichte, ende stellen dat tot eenen grondt van vastmakinge van hunnen staat: maar daar waare genade is, deese sien niets ofte sy grypen het terstont aan, trekken het naer sigh toe; ende dit is het rechte, want de huichelaaren sullen Jesus nogh heerlyker sien dan sy hem nu ooit ge-sien hebben in den dagh des oordeels, dog sullen nochtans door dat sien niet salig worden. Die dit recht vat, heeft eenen sleutel om de woorden van Paulus te openen, en die sich recht te binnen brengt het onderscheit, waarvan ik onlangs breder gesproken hebbe, tusschen het aanneemen van Christus Persoon ofte syne gaaven, behoeft niet over al het gesegde seer geslingert te worden.
2. Dat deese altoos afvallen, dat is, niet, tot grove
136
GEWENNEN.
sondige daaden komen; want een waar geloovige kan zelfs in alle sonden vallen, uitgesondert de sonde in den H. Geest, en kan de een langer, de andere korter 'er in blyven liggen, gelyk David ook byna een Jaar op syn minste deedt. Maar deesen vallen so af, dat sy der lust in hebben, dat sy de voorigen wegh lasteren ende eenen heimelyken haat hebben tegen alle de waare vroomen, ofte het moeste sulke syn, die hen beschermen, en helpen in on-gelegentheden: En God is hierin rechtvaerdig, dat hij sulx doet, opdat hy toone de de valschheit van sulke: daar hy toelaat, dat burgelyKen in sulke sonden niet vallen, deesen wil hij het masker af-neemen. O! verwonder u daarom niet, als sulke vallen, want ik vinde het altoos in Godts Woordt, dat nabykomende afvallen in dit leven, daarentegen een oprechte, niet tegenstaande syne struikelingen, getrouw blyft tot in den doodt.
Ondertusschen om tot onse saak weder te keeren. Daar het Geloove in 't harte komt, daar komt ter-stont overreding in de siele van haare diepe en on-beschryffelyke onkunde van Godt, sodat sy uitroepen, dat sy onvernuftig syn, en geen menschen verstandt hebben, ja met Asaf dat sy syn als een groot beest voor den Heere: hebbende vannooden oogensalve, voor hunne blinde oogen, op dat sy siende mogen worden. Openb. 3 : 18, ende daarom is dat onder de heerlyke werken van den Messias, dat hy licht uit en in de duisternisse doet opgaan.
b. Dat vooronderstelt, moeten sy sich aan hem gewennen, ende dus familiaarheit met hem maaken, dat 'er geen kleine vrese in de siele is, wegens het nagaan van syne hoogheit en haare eige laagheit: want het Geloove geeft altoos hooge ende verhevene gedachten van Godt, als den Verbondts Godt, maar seer laage gedachten van sich selven: so was
137
GEWEXXEX.
het met David, is dit naar de manier der menschen. O Heere, Heere! Ik hebbe, segt Job, van u gehoort, met het hooren der oore, maar nu sie ik u met myne oogen, waarom ik my verfoeie in stof ende in assche. De arme tollenaar stond derhalven wegens Vrese voor Godts hoogheit van verre, endehy riep uit, ó Godt! wees my, een verdoemelyken son-daar, genadig f En de Vrouwe, die den vloedt van bloedt hadde, raakte hem steelswyse derhalven maar aan. Schoon vrymoedigheit, wanneer die op een goeden grondt steunt, seer kostlyk is, nochtans de kleinhartigheit, bevreestheit, en demoedigheit is lief-felijk in eenen eerst beginner, en in eenen Christen, die uit gebreken begint op te staan: synde een gewis en waarachtig teken van syne welmenenheit en oprechtigheit.
c. Dat sij overreedt worden, dat sy mogen komen, om in syne vriendschap, door gewennen van sich aan hem, vrede te hebben. Tot Bartimeus wordt gesegt, syt goedtsmoedts, de Heere roept u: Ja recht so, de knechten van Godt moeten de handt toesteken met woordt ende met daadt, om sulk eene siele als eens Konings dochter tot den Koning te brengen : hy sonclt uit syne knechten by de wegen en by de heggen, om deese en geene, armen, blinden en kreupelen te dwingen, om in te komen.
/3. Het stelt dan
a. Dat sy sich tot Godt keeren, tot deese Groote Majesteit sich begeeven. O! Wat sonderlinge bewegingen worden 'er nu bespeurt als de siele sich dus begint aan Godt te gewennen.
a. Wat is 'er niet een verfoeien en vergeeten van alle haare oude boelen, ende sich schamende, dat sy haar so lange met sulke niettige en sielverderf-felyke geselschappen ophielde: andere Heeren hebben over ons geheerscht maar wy sullen voortaan
13S
GEWENNEN.
by den naame des Godts Jacobs genoemt worden.
b. Wat is 'er een hoogachten van syne gunste en vriendschap boven alles; der is nu niets op aarde so hoog in haar oog.
c. Wat is 'er een sterke begeerte tot Godt; 't is Gelyk een hert schreeuwt naar de waterstroomen, also dorst myne siele naar Godt, naar den leven-digen Godt. Ps. 42 ; 2, 3.
d. Wat is 'er een verlegentheit in 't harte, hoe de siele voor syn aangesichte sal verschynen: sullen sy komen niet duisenden van rammen met tien duisenden van oliebeeken, met de vrucht hunnes buiks voor de sonde hunner siele; O neen sjr moeten komen naakt sonder kleedt, en ledig sonder geldt, weetende dat die met Godt gemeensaam willen syn door gewennen, dat sy ondeugende by sich selve moeten syn; de allerelendigsten in hunne eigene oogen syn de geschiksten voor Jesus.
e. Wat sy seggen sullen; sy brengen woorden in den mondt, maar het is; myn vader is een Amori-ter ende myne moeder eene Hetitische; ik ben een rebel, anders niet dan een doode hondt, O! soone Davids, ontfermt u myner, O! Godt, wees my son-daar genadig: dus spreekt de arme smeekeling.
f. Wat is 'er nu verlegenheit wat sj7 doen sullen, hoe sy sich gedragen sullen voor syn aangesichte: maar tot hunne onderrichting staat geschreeven dat hun werk maar aannemen en toestemmen is van alles, dat 'er gesegt wordt, en sich klein en ootmoedig te gedraagen voor den Heere, Het geen doet, dat sy door syn eige werking in hunne siele in dit gewennen, syn harte inneemen: Gij hebt my het harte genomen, myne Suster, ö! Bruidt, met eene van uwe oogen, met een keten van uwen hals: wend uwe oogen van my af, sy doen my gewelt aan. Hoogl. 4 : 9 en Gap. 6 : 5.
139
GEWENNEN.
g. Dus komt door gewennen een nauwe ende een wedersydsche vriendschap, welke nooit sal verbroken worden, schoon duivel en sonde en boose menschen het soeken omver te stooten, wie sal ons scheiden van de liefde Godts, welke is in Christus Jesus, Rom. 8 ; 39.
b. Dit gewennen ende gemeensaam worden sal te kennen geeven een sonderling opmerkende en nauwkeurige werksaamheit van de siele over alles dat sy sien, hooren, smaaken, en tatsten, van het woordt des levens en van den levendigen Godt selve; sodat in elk, die sich aan Godt gewent heeft een seer nauwe onderscheide kennis van alles is, voor sich selven, waar by sy hunne eigene werksaamheden, en die van anderen weeten konnen en oordeelen, niet onfeilbaar, maar waarschynelyk, of sy sich recht hebben aan Godt gewent, of niet: ook van hunne eigene volgende ondervindingen, om het nabijkomende werk in sich selve van het waare te onderscheiden : wy seggen, dat 'er is een sonderlinge nauwkeuriger opmerking en vraagt iemant waar over? ik sal het u seggen myne Aandachtigen! luistert 'er maar na.
a. In dit gewennen letten sy nauwkeurig op het geen sy sien.
1. Sy sien dat sy van te vooren in geene vriendschap, maar vyandschap met deesen Godt leefden: o Ja! Godt toont hun, dat sy vreemdelingen waren van het verbondt, sonder Godt en Christus in de wereldt. Efes. 2 : 12.
2. Sy sien en letten, dat voordat dat licht in hunne siele opging, sy enkel duisternis waren, schoon sy nogh so veel kennis hadden.
8. Sy sien eene deure, welke sy moeten ingaan, om met deesen Godt bevreedigt te worden. J oh. 10 : ik ben de deur: Ja dat aan deese deure veelen
140
gewennen.
stonden, die niet konden ingaan, vermits sy sich niet van eige ongerechtigheit wilden ontkleeden, en naakt ingaan, de wegh is nauw, die ten leven leidt, sodat wanneer sy hunnen voet op den dorpel quamen te setten, dat dan alles hun ontviel, dat sy met veel hartelykheit uitriepen, ik achte alles schade ende drek, om in Christus gevonden te worden; dit blijft in 't geheugen, dat 'er op de deur stondt geschreven met goude letteren; vrije genade, vrye genade, en ontferming, ende dat ook elk 'er onder quam te schryven Amen, ik gaa in met den strop om den hals.
4. Dat sy sagen alle de deugden van Godt eikanderen op het lieffelijkste ontmoetende ende kussende in Christus, als den Borge door lyden volmaakt, in den wegh van des verloorenen sondaars saligheit, so dat barmhartigheit en waarheit in deesen eikanderen ontmoet hebben, en gerechtigheit en vrede eikanderen gekust hebben; dit is het aanbiddelijk-ste, dat vermits de vastigheit van Jehovaas troon is gerechtigheit, voldaan door de oeffening van gerichte in den Borge, dat nu voor syn aangesichte barmhartigheit en waarheit tot den sondaar uitgaan.
5. Sy sagen dat 'er een Almagtige en Goddelyke handt van Jesus selven quam, om hen door die deure in te trekken Joh. 6. en 8.
6. Sy sagen sodanige uitnemende en onbeschryf-felijke heerlykheit in den Middelaar, dat schoon sy Engelen tongen hadden, sy souden niet kunnen be-schryven maar terstont hunne reden sluiten seggen-de: al dat aan hem is, is gansch begeerlijk. Evenwel blijft het geheugen door dat nauwkeurig opletten van al dat sy gesien hebben in 't gewennen over, dat sy hem uit duizenden van Millioenen souden kennen onderscheiden en seggen, schoon hy van verre stondt, deese is myn liefste, ziet hy komt.
141
gewennen.
b. Sy letten ook nauwkeurig op alles, dat sy hoo-ren: niet alleen op 't gegalm van Engelen, hen ver-blydende, maar op de genaderyke woorden tot hunne slele gesprooken, hoe diep die ingingen, met wat voor verontwaerdiginge van sich selven sy aangedaan waren, als Godt seide: ik ben uw Godt, ik hebbe uwe sonden uitgedelgt, ik sal u nooit veiiaaten, ik sal u in den hemel brengen, enz. O! hoe graag hoorden sy alles, ende seiden: wilt gy de Godt van so een' dooden hondt syn, ende wat sal ik meer seggen, het sy so. Amen: Het sy so.
c. Sy letten ook op de smaaken van het geen sy proefden, het was suur ende soet onder eikanderen, dat geeft den alleraangenaamsten smaak, het maakt de vruchten voor hun gehemelte soet: namelyk, de suure smaak over hunne sonden, maar 'er onder vermengt de soetigheit van vergevende genade; o! Dit doet uitroepen: nu ondersteunt my met de vlessen versterkt my met de appelen, want ik ben krank van liefde: nu ontstaat dat nooit ontstonde, een rechte Euangelische droefheit over de sonde, sodat het harte smelt als was voor het vuur.
d. Sy letten op het geen sy tasten en voelen. Voor deesen in bedrog wandelende, namen sy dikwerf eenen schyn voor de saake, eenen Jesus in hunne verbeeldinge voor den waaren: maar nu grypen sy hem aan in de daadt en waarheit en kennen seggen: ik hebbe Jesus gevonden. Op het een ende het andere lettende konnen sy sien naderhandt, of hun gewennen recht is of niet, konnen ook genakke-lyk onderscheiden ende ontdekken den mondt-Christen.
c. Dit gewennen sal seggen, dat het Geloove so-danig eene genade is, dat geduurig den selfden wegh uit wil: op nieuws alle dagen sich keerende tot Jesus, om des te meer familiaarheit ende gemeensaam-
U2
GEWEMEL.
heit met hem te maken, o Elendig' geslachte van menschen, die sig met werk van over 20 jaaren kennen helpen! neen, het leven des G-eloofs is dagelyks op nieuws aan Godt sich te gewennen, overmits dagelyks vrede alleen daaruit ontstaan moet.
d. Dit gewennen sal seggen, dat men met be-schaamtheit niet meer so is aangedaan: namelyk, wanneer het G-eloove werksaam is om tot Jesus sich in alle verlegenheden en swarigheden te begeeven, ende door hem tot Godt als tot synen eigenen Bondtgodt en Vader. Jesus alleen is de grondt, waar op de vrymoedigheit van de siele rust, niet hare gestalte, traan of gevoel: en deeze grondt altoos even genoegsaam synde, heeft de siele door hem toeleiding om met vrymoedigheit tot Godt te gaan. Rom, 5 : 2.
e. Dit segt, dat sy door gewennen ook beginnen staat op syn woordt en toezeggingen te maaken, omdat sy so menigmaalen proeven' hebben, hoe, getrouw hy is, hoe vast syn woordt is; en dat hunne ontrouwe syne getrouwigheit niet te niete sal doen.
f. Dit sal seggen, dat sy terstond konnen bemerken als 'er het allerminste ongenoegen in den Heere is tegen hen: dat konnen sy uit syne gedraginge sien overmits sy aan hem gewent syn; en daarom sy kee-ren sich wederom tot hem, sy vallen op hun vlak, sy bel3'den schulden, ende dus wordt alles uit den wegh geruimt. hebbe ik gesondigt, wat sal ik u doen. o menschenhoeder.
g. Dat sal seggen, dat sy één harte met Godt en Christus hebben; O! alles dat hy wil, willen sj^ als geloovigen: in wien dit gewennen is: daarom seggen sy, uw wille geschiede. David en Jonathan waren één harte en siele: de siele, die den Heere aanhangt is een geest met hem. 1 Kor. 6 : 17.
143
GEWENNEN.
h. Dit segt ook, dat sy ééne saake, ééne beooging hebben: Godt nu beoogt syne eere in alle syne werken, en sy door het gewennen seggen, konnen wy maar synen lof versterken, hy doe ons drijven ofte sinken, al wat hy doet is even goedt; sodat sy dit ook voor de wereld, ende hunne Mede-Christenen in gulheit des harten toonen: wy syn niet dan voor den Heere: wTy leeven niet ons selven, in haat, nijdt, en boosheit, maar ons leven is verborgen met Christus in Code, en het leeven, dat wij leeven, is door het Geloove des Soons Godts.
i. Dit gewennen aan hem, familiaar syn met hem, sal seggen een sonderlinge tederheit voor hem, en voor syne saake, en voor syn volk: sodat men gedrukt ende gebogen gaat, als 'er om onsent of anderen wille qualyk gesproken wordt; men sou alles, dat daaraan nadeel konde toebrengen, met bloedt en traanen weghdoen, was het mogelyk; daar het so niet is, daar is het waare gewennen niet.
k. Dat gewennen van sich aan den Heere segt, een gulle openhartigheit tot den Heere, om alle onse saaken, verborgenheden en wegen aan hem bekend te maaken; want David handelde so, syne wegen aan Godt vertellende, in den 119 Ps. en Godt doet het ook aan syn Volk. Ps. 25 : 14.
1. Dit gewennen sal te kennen geven de sielsge-setheit om by Godt te syn, aan Jehova te denken, ■en van hem te spreken; 's Heeren nabyheit is den sodanigen goedt. P. 78 : 28.
m. Als sy van hem syn, sy syn ongerust, ontevreden, sy konnen 't niet stellen, maar syn gelyk als een visch buiten het water; de waare Geloo-vigen hebben menigmaal meer traanen om Godt na hunne bekeering uitgestort, dan voor hunne bekeering, siet Ps. 10. Ps. 18. en Ps. 42, hoe hartelyk de siele om hem roept.
144
GEWENNEN.
n. Als hy hen toelaat, omdat sy aan hem gewent syn, o! wat betuigingen van liefde? wat vallen te voet om vergiffenis? wat gulle opdragingen? wat vernieuwingen van vriendschap ? wat een hartelyke lust om het nooit van hunnen kante te verstooren.
o. Dit gewennen aan hem sal seggen, dat, vermits de siele sulke aangenaamheit in syn byzyn en liefde ondervindt, syne gunste beter synde dan het leven, dat sy onmogelyk aan scheiden konnen denken: o! wil hy verder gaan; sy dwingen hem met de Emmausgangeren; sy houden vast met de Bruid, sy weenen bitterlyk, sodat syn harte vermurwt wordt tot hen.
Siet daar, behalven veele andere saaken, dit Gewennen sulk eene familiaarheit uit grondt des harten ! het is maar een begin, een voorsmaak van het geen gebeuren sal voor de oprechten van herten, daar boven sullen sy in een eeuwige en onverstoorde vriendschap leven eeuwiglyk ende altoos.
H. Onder deese Letter H. komt het saligmakende Geloove voor A. Onder de benaaminge van
X- Vooraf hebben wy aan te merken, dat het ons oogmerk niet is, hiervan als een Wysgeer te spreeken, dan sonde van weinigen verstaan worden, en sonde derhalve geene nuttigheit toebrengen. Wy sullen ook niet van het geestelyk Hongeren selve spreeken, vermits wy alle rede onder de Letter D. vanhet Geloove als een geestelyk Dorsten gesprooken hebben: en schoon hongeren en dorsten twee woorden syn in klank onderscheiden, hier in 't saakelyke geeven se het selfde te kennen; naamelyk de aanhoudende sielsbegeerte naar de Gerechtigheid, om in Godts
145
10
HONGEREN.
Vuurschaar vrygesproken te worden, en heilig voor Godt te leeven uit een gerechtvaerdigt grondbeginsel: want beide deese saaken Matth. 5 : 6 so het ons voorkomt, syn het voorwerp van dat hongeren en dorsten, dat salig gesproken wordt. Ons voorneemen is tans eenige saaken by wyse van aanmerkinge voor te stellen, opdat niemant sich selven op een' lossen grondt de saake soude toeëigenen, en sodat Godts Kinderen, vooral de swakken en kleinen, souden bemoedigt worden.
2- Om dan ter saake te komen; elk opmerkende siet, dat hongeren en dorsten segt een aanhoudende en onversaadelyke begeerte, naar een twederleie ge-rechtigheit. Elk nu, die met aandacht op de menschen let in 't Godsdienstige, bemerkt seer licht, dat 'er tweederlei soorten van menschen syn: aan de eene syde sulke, die hunne begeerten stellen tot hunnen grondt van behoudenisse, deese syn het, wier begeerten, gelyk Salomo segt, hen doodt; aan de andere syde gaat menig een gebukt en bedroeft, vermits hy bevreest is, dat syne begeerten maar loutere inbeeldingen syn. Derhalven
a. Wy moeten aanmerken, dat wanneer het quot;VVoordt van Godt 't Geloove, een begeeren, een hongeren noemt, dat hier niet alle honger, niet alle begeerte, dat eigentlyk hongeren des Geloofs is: oneen! Want in de tydgeloovigen syn 'er ook al eenige begeerten; gelyk in Bileam, die begeerde den doodt des recht-vaerdigen te sterven; so ook in de Dwaase Maagden; en deese begeerten konnen voortspruiten u;.t verscheidene oorsaaken.
a. De Tydgeloovigen konnen eenige ontdekking hebben van huunen ellendenstaat, van hun gebrek, het geen hen seer bedroeft, vooral, als het op sterven aankomt, en sy in het strijdperk sich moeten begeeven met den Koning der verschrikkinge; nu
146
HONGEREN.
Christus: nu het bloed des Verbodts, nu een leidts-man door het dal der schaduwe des doodts. Hiervandaan sullen menschen onder oordeelen, benauwd-heit en beschuldiginge van de Konsciensie, en op hun doodbedde bidden, roepen, kennen, en begeeren, die het seer seldsaam in hun leven anders gedaan hebben, als uit enkele gewoonte, sonder lust en harte met een formulier gebedt; en de menschen, die weinig licht van Godt hebben, spreeken de sulke salig. sterven sy, sy gaan gewis, segt men, naaiden hemel. Ondertusschen, wanneer wy Gods Woordt en de bevinding raadplegen, sullen wy ondervindon voorbeelden van sulke, die begeerte gehad hebben, veele begeerten, en die nochtans eeuwig, so hot schynt, verloeren syn gegaan. Sie Amos 8 : 11, 12. daar dreigt Godt eenen honger te senden niet naar broodt, maar naar het Woordt van den levendigen Godt: hier vinden wy, dat sy hongeren sullen naar dat Woordt; elk sal hongeren, daar sal een alge-meene honger syn: maar is het nu te denken, dat elk hoofdt voor hoofd hongeren sal op een salig-maekende wyse? Verre daarvandaan. Voegt hier by het geen wy leesen van Simeon den Toveraar. Hand. 1 : 24. Daar hy niet alleen selfs door de dreigementen sal begeerig geweest syn, maar hy versoekt de begeerten en gebeden van de gansche Kerke, van alle de waare vroomen voor sich. Een voorbeeldt, dat wy selve bygewoont hebben, moet ik uit de ervarenheit verhaalen. Te Edenburgh, de Hoofdstadt van Schotlandt, wierdt eene maegareta Diuhson gevangen genomen wegens het vermoorden van haar eigen kindt: sy was een seer godloos, onkundig en ongodsdienstig persoon: maar in het gevangenhuis synde, scheen sy so aangedaan te worden over haare sielsbehoudenis, dat sy niet anders deede, dan bidde en kermen dagh en nacht: eenigen
HONGEREN.
tydt in veele benaauwdheit synde, betuigde sy aan de Leeraren en vroomen, die haar besochten geduurig-lyk, dat sy veel vrede in haare siele tot Godt on-dervondt door Jesus Christus, dat sy gereedt was om te sterven. De Leeraars en Vroomen, naar alles ondervraagende, vonden sulk eene kennis en bevinding in deese Vrouwe, dat sy haar aanmerkten niet alleen als eene waare bekeerde, maar als een Wonderwerk van Godts genade: alomme wierdt dit verspreidt en Godt wierdt gepresen in 't openbaar en in 't verborgen, over syne genade aan deese beweesen. De vrouwe wierdt geëxsekuteert; sy stierf, so het scheen, seer gemoedigt, en even voor de exsekutie badt sy so krachtig en versekert, dat elk, die het hoorde, in traanen wegsmolt.
Maar wat gebeurt er? Deese Vrouwe haaren tydt in den strop gehangen hebbende: (want in Schot-landt is dat de gewoonte, dat sy sekeren tydt maar stellen; daar het in deese Landen is, dat de doodt 'er op volgen moet:) haare Vrienden begeerden het doode Lighaam, om dat te begraaven: het wierdt aan hun gegeven, dat sy op eene kar legden, om het over te voeren tot de begraafplaatse. Nadat sy de kar omtrent eene uur van de Stadt gedreven hadden, bespeurden sy Beweging in de Kiste, waardoor sy seer verschrikten, sy bleeven wat staan, de beweging wierdt hoe langer hoe sterker, het geen haar deedt besluiten, de kist te openen, 't we!k gedaan synde, bespeurden sy dat de Vrouwe was weder levendig geworden. Het geheele Landt was vol van het Verhaal van de opstanding van deese uit den doode: Veelen dachten, dat Godt dit deede, om de Waarheit van haare bekeeringe te bevestigen. Maar wat gebeurt 'er? sy slaat haaren voorigen Godloosen levens wegh in, een jaar na deese opstanding vermoordt sy nog een kindt, en wierdt so
148
HONGEREN.
gestraft, dat sy nooit uit den dooden opstondt. Dit is omtrent in het Jaar 1723 voorgevallen, en het geheele Eyk door bekendt. Ik verhaale dit, om het gesegde te bevestigen, en om te leeren, wat staat men te maaken heeft op de begeerten van menschen in anxt en op een doodbedde, die weinig of geen werk van begeeren en dienen van Godt in hun leven gemaakt hebben: Ja ook, om de Christenen tot voor-sigtigheit op te wekken omtrent sulke, die eerst beginnen; men moet 'er so dra het stempel niet op-setten, maar wachten; en sien, wat de tydt leeren zal. Daar syn in deese dagen veelen, die gelyk Jonas boom in eenen nacht opgroeien; en so van hoog-moedt opgeblasen worden, dat sy sich komen aanmatigen dat meesterachtig Oordeelen, ja, somtydts, Veroordeelen van oude en beproefde Christenen: het plag so niet te zyn: Godt selve kome syne Kerke te hulpe!
b. De tydgeloovigen konnen door gemeene verlichting sien eenige heerlykheit in de genade, en in Godts Kerke en Volk; vooral, als de Kerke suiver is, en Godts kinderen teder en geset syn op de heiligmaking en gemeenschapsoeffeninge met Godt: dit kan eenige begeerten opwekken en de siele gaande maaken. Siet dit in Bileam; hy sag de heerlykheit van Israël, hoe dat het van Godt gesegent was; hy wil den doodt des rechtvaardigen sterven, syn uiteinde sy gelyk het hunne. Abimelech siende, dat Godt Isaak segende en met hem was, wil een Ver-bondt met hem ingaan. Gen. 26 : 26.
c. De tydgeloovigen konnen ook eenige smaak hebben van de aangenaamheit van de genadegoederen. Heb. 6 : 5. Welke hen ook eenigen tydt kan doen hongeren daarnaar. Joh. 6 : 34. Heere, geef ons al-tydt van dit broodt. Johannes de Dooper was een brandent en schynent licht: en de boose Jooden
149
HOXGEREX.
selve verheugden sich daarin voor een' korten tydt, Luc. 13 : 16. In dien grooten en vreeselyken dagh sal de honger sterk syn om in te gaan, maar sy sullen hoeren gaat wegh, ik kenne u niet. Ik sal tans geen andere saaken melden, waaruit honger en dorst kennen ontstaan: elk sy toch getrouw met syne eige siele! Maar ik hoore iemant seggen: moeten wy getrouw syn met onse eige siele, opdat wy ons niet bedriegen, opdat onse begeerte ons niet doode; wys ons dan aan enige kentekenen van de valsche en ook van de waare begeerten. Indien gy daarnaar begeerig syt, let op de volgende.
a. De kenmerken van de valsche begeerten syn.
1. De valsche begeerte, dat hongeren, dat niet goedt is, is sodanig, dat het seer schielyk, seer gemakkelijk ontstaat, sender dat men gewaar geworden is, dat een almagtige kracht Godts 'er toe van nooden is, om de siele begeerig te maaken: de tydgeloo-vigen groejen schielyk op.
2. Dat hongeren, dat niet recht is, kan bestaan in de selfde siele met een' al so groote begeerte naar wat anders, dan naar de genade: der was nooit een tydgeloovige, in welkers harte de begeerten naar genade heerschende waren, alle de andere begeerten onderwerpende onder de begeerten naar genade: neen, maar de begeerte naar genade is onderworpen aan de andere. Jak. 4 : 3. sy begeerden! maar het was om het ontfangene in hunne lusten door te brengen. Verstaa juist niet grove lusten, der syn heimelyke, geestelyke lusten, so wel als openbaare en vleeschelyke.
3. Dat is geen recht hongeren, of begeeren, daar geen aanhoudende en byblyvende strydt is, om al dat geen t' ondergebragt te sien, 't welk de siele van het genieten van de begeerde saake afhoudt. Ik belyde seer gaerne, dat er enige strydt in tydgeloo-
150
HOXGEREX.
vigen is. Maar hun strydt is tusschen het eene Vermogen en het ander, tusschen hunne Konscientie, hen overtuigende, tusschen licht, en tusschen hunne genegenheden; maar in de oprechten is de stryd in het selfde vermogen, tusschen verstandt en ver-standt, tusschen wille en wille: want Godts Beeldt wordt ten deele in elk vermogen opgericht; en het onhernieuwde in het selfde vermogen strydt tegen het vernieuwde in dat eigen vermogen.
é. Eindelyk de valsche begeerten gaan altydt over: deese gerechtigheit is als eene morgenwolke, en een vroegkomenden dauw; men sal Godt niet altydt soeken, segt Job, daar het harte onoprecht is.
b. De kenmerken van de rechte begeerten konnen de volgende syn.
1. Sy syn ontstaan uit een diepe overredinge van de noodsakelykheit van de begeerde saake: het geen eiken tydgeloovigen ontbreekt, is een' diepe overtuiging van hunne ellende, en Christus noodsakelykheit daar uit voortvloejende, daarom sy mogen so veel gaven en letterkennis hebben als sy willen, van dat kermen, staan voor Godt als hunnen Richter, van dat verfoejen, en gevoelig weghsmelten voor Godt, weeten sy niet; sy syn dikwerf de allerbitterste 'er tegen. Maar daar Godt dat rechte werk begint: De Geest overtuigt van sonde, gerechtigheit en oordeel. Joh. 16 ; 8. Dit selfde wil onse dierbaare Onderwyser: hy spreekt eerst van de ellende, en uit die doet hy vraagen, of 'er eenig middel van ver-lossinge is.
2 De rechte begeerten syn onbepaalt: de siele wil en begeert den geheelen Jesus, in alles en tot alles, de geheele heiligmaking in 't harte, woorden en daa-den; in 't verborgene voor Godt, in 't openbaar voor en by alle menschen: daar een onrechte nooit wil, dat Jesus in allen opsichte heersche over hem;
151
HONGEREN.
hy mag so naby komen als hy wil. daar is altyt eenige sonden, daar aan hy gekleeft is, die hy in 't leven wil spaaren.
3. De rechte begeerten setten de siele aan, om wegens de dierbaarheit, die sy in Jesus en in de heiligheit uit Jesus sien, alles so te schikken, dat het tot dit voorname einde dient, het sy dat men eet ofte drinkt, ofte iets anders doet, o mogt dat syn om Jesus in alles in allen opsichte gelykformig te worden.
4. De rechte begeerten syn altoos met eenige smerten aangedaan, selfs onder haare genietinge, dat sy so min van Godt in Christus kennen, en so weinig in de heiligmaakinge toeneemen: ach my ellendig mensch wie sal my verlossen van het ligchaam deeses doodts.
5. De rechte begeerten syn altoos aansettende tot siels werksaamheit, tot naarstigheit en vleiügheit in 't geestelyke en ook in 't lichaamelyke, om waerdig-lyk het Euangelium van Christus te wandelen, en hunne eige saligheit met vreese en beeven uit te werken. Christus wil geen luye, werkelooss onder-daanen in syn ryk hebben, het is hier kampen, vechten, worstelen: stryden om in te gaan.
6. Eindelijk, daar het hongeren recht is, de siele kan niet haare begeerten, stellen tot eenen grondt om 'er op te rusten, sonder de begeerde saake: Verre daarvandaan, want de begeerte die uitgestelt wordt krenkt het harte; Daarom dorst de siele naar Godt in een Landt, dor en mat sonder water.
/3. Onse tweede aanmerking is, dat die in zich de rechte begeerten, dat rechte hongeren vinden, dat sy sich moeten troosten, en hunnen staat volgens de gesegde kenmerken opmaaken. Veele eenvoudigen dwaalen sonderling omtrent het werken met de kentekenen; eenige stellen by zich selve, dat sy hunnen
152
HONGEREN.
staat niet sullen opmaaken, of sy sullen so veel gevoel en geloofsomhelzingen moeten hebben; schoon ik sulks niet afkeure; men mag; men moet op gevoel gestelt weesen: het Geloove by elke nieuwe uitgaande daadt brengt gevoel in 't harte, maar de siele moet dikwerf in de duisternisse wandelen, niets-van de Sonne der gerechtigheit sien; wat sullen sy nu doen? sullen sy hunnen staat in twyfel moeten trekken? dat sy verre! sy moeten de kenmerken, niet van menschen, maar die Godt in syn Woordt geeft, nagaan, opsoeken, en hun harte beproeven of sy die ondervinden. Dit sal troosten. Dit is de wegh, langs welken de Geest getuigt met onsen geest. Indien de siele sieh niet met de kenmerken van genade mogt troosten, maar naar nieuwe voorkomingen wachten; de eene Helft van den Bybel was te vergeefs geschreeven. Trouwens, voorkomingen moeten door de kenmerken van Godts Woordt getoest worden, En de aardt van een kenmerk brengt dat mede dat het van de saake selve, welke waarheit bewesen moet worden, onderscheiden moet syn. Ik kan deese saaken niet uitbreiden, ik noem se maar. Indien iemant segt, ik worde door de kenmerken nietver-wydt in myne sielsgestalte: ik antwoorde daerop het saligmakende geloove met directe uitgaande daaden tot Christus werksaam synde, dat brengt eenig gevoel en verwyding aan; maar dat selfde geloove omtrent de kenmerken werkende, schoon het dat, verwyden niet aanbrengt, nochtans het geeft enigen steun en stille bedaartheit. Waardoor de siele met Job aan haare oprechtigheit vast houdt; tot den einde toe. Daarom tot troost der geenen, die in sich waarlyk bevinden dat rechte hongeren en dorsten, dient.
a. Sy hebben ten minsten de beginselen van het genadeleven, dat openbaart sich daarin allereerst in
15S
HONGEREN.
soeken en roepen tot Godt in Chr'stus uit een ge-sichte en gevoel van gebrek: daarom seide Godt eens tot Ananias Hand. 9 : 11. ga naarPaulus: derkonde wel veel in syn harte opkomen: Heere, hy is een verdrukker, hy is nu op wegh om het bloedt der Heiligen te vergieten, enz. maar om alles op te lossen segt de Heere, sie, hy bidt; daar is nu een beginsel van geestelyk leven in hem, dat blykt uit syn bidden; Ananias, vrees nooit voor een' biddendt mensch; so hier, siele, hongert en dorst gy waarlyk, vrees niet.
b. Laat dit u troosten: schoon gy niet veel eet en drinkt dat uwe siele besig is en aanhoudent werk-saam omtrent het allersaligste, Christus en de hei-ligheit des levens. Wie soude niet meer clan acht cn dertig jaaren, ja tot het laatste oogenblik toe, willen aanhouden ? Vooral, als iemand syne onwaar-digheit aanmerkt.
c. Laat dit u troosten: gy hebt te doen met een' medelydenden Jesus: O! hy siet, hy kent uwesiels-gestalte, en hy draagt sorge, dat uwe siele niet al te veel onderdrukt wordt, de Lammeren vergadert hy in syne armen, hy draagt se in synen schoot. Jes. 40 ; 11. Hy leert Efraim gaan, schoon hy niet wist, dat hy de Heere was, die hem genas. Ik moet sulken seggen, schoon sy met de Bruidt seggen: Ik sochte hem, maar ik vondt hem niet, vrees niet gy gekrookt rietje, gy soekt Jesus.
Eindelyk om niet meer bytevoegen, gy suit eten en drinken: is het niet hier tot versadiging. het sal daarboven syn, want gy hebt het woordt van den Godt Amen, om u daarvan te verseekeren.
B. Ten tweeden wordt het Geloove onder deese Letter genoemt een
154
HONGEREN.
Jes. 55 : 3: Neigt uwe ooren, ende hoort, enz. Ik laate my thans niet in, om de verscheidene gedachten der seer geleerde Uitleggeren mede te deelen, noch ook de spreekende persoonen by beurtwisselingen in dit Kapittel voorkomende: Jesus Christus na syne Verhooging aan quot;sVaders Rechterhandt: is hier de spreekende persoon; gelyk de Vader in't volgende. Wy gaan tot het geen ons oogmerk is, om van het saligmakende G-eloove als een Hooren te spreeken, eerst op sich selve, en dan sullen wy poo-gen enige vragen van de siele te beantwoorden.
Betreffende het hooren selve; elk bemerkt lich-telyk, dat wy hier een uitwendig ligchaamlyk hooren so seer niet te verstaan hebben: het is wel waar, dit wordt vooronderstelt, want Geloove is uit het gehoor, en het gehoor is uit het Woordt Gods. Rom. 10 : 17. Maar het hooren hier is geestelyk, waardoor de siele, welke een geestelyk wezen is, leeven kan, en sal: en dit geestelyk Hooren sal de volgende saaken te kennen geeven.
Het sal seggen, dat de siele Jesus Christus den lieven Saligmaaker, aanmerkt als eenen die spreekt gelyk nooit een mensch sprak, als den grooten he-meltolk, den Uitlegger, een uit veele duisenden op wiens lippen genade is uitgestort, die eene tonge der geleerden heeft, om met de moeden een woordt ter rechter tydt te spreeken; O! Jesus Lippen in dee-sen opsichte syn als Leliën, druipende van vloeiende myrrhe, Hoogl. 5 : 13.
/3. Het sal seggen dat men syn oor van alle andere stemmen afwendt. Sodra eene siele begint Jesus gehoor te geeven, daar komt veel op de been, de Wereld trekt af, de Satan dreigt, het boose harte soekt sich tegens Jesus woorden aan te kanten:
155
HOOREN.
veele swaarigheden worden voorgestelt, dat sal baa-ten, dit sal schaden; maar dit hooren sal syn, dat alles in den windt te slaan, en syne aandacht en opmerking alleen te geeven aan dat geen Jesus in syn Woordt tot de siele segt: daarom vinde ik dat somtijds al het geen Godt eischt, genoemt wordt, alleenlyk hoort.
y. Het sal seggen, dat men sich bedaardelyk ne-derset, om sonder eenige belemmeringe nauwkeurig acht te geeven op het geen de Soone Godts segt: dit vinden wy in David Ps. 85 : 9. Ik sal hooren wat de Heere spreeken sal, hy sal tot syn volk en gunst-genooten van vrede spreeken.
J. Dat men soekt recht bezig en werksaam te syn omtrent dat geene, dat Jesus tot de siele spreekt: en dat is men.
a. Wanneer men in syn gemoedt 'er over aangedaan is, sodat 'er een diep gevoel en eerbiedt voor den Spreeker en het gesproken woordt ontstaat, om te vraagen, wat wil dit? Hand. 2 : 12. Godt klaagt veel over gebrek hiervan. Siet Ps. 97 : 8 en Ps. 58.
b. Wanneer men sich geheel en al aan dat woordt van Christus onderwerpt, sonder te raade te gaan met syne verdorve reden; met vleesch en bloedt, maar gelyk Abraham, op hope en tegen hope geloo-vende. Rom. 4 : 18. Alle hoogten, die sich verheffen tegen de kennis van Christus, moeten t' ondergebragt worden. 2 Kor 10 : 4, 5.
c. Wanneer men met de uiterste bereidwilligheit en volvaerdigheit tot Jesus, op syne noodigende stemme komt, alles verlatende, syn volk en vaders huis, Ps. 45 : 11. Dit geeft het woordt te kennen. Jes. 1 :19.
Deese saaken hebben wy seer kort maar willen voorstellen, de uitbreiding Uwe Ghristelyke overden-kinge overlaatende.
156
HOOREK.
3' Het tweede, dat wy in aanmerkinge omtrent dit hooren neemen souden, was, enige vraagen te beantwoorden.
a. lemant sal mogelyk seggen, wy hooren wel spreeken van te neigen syn oore en te hooren: maar waar en hoe spreekt Jesus Christus tot de siele ? Ik sal het u seggen. Voor dat 'er een beschreeven Woord was, sprak G-odt Drieënig tot de menschen door Openbaaringen, Gesichten, Droomen en hoorbare Stemmen: maar nu het gansche Woordt beschreeven is. houdt dat op, Godt en Christus spreeken nu maar alleen door het gegeeven Woordt, 't welke de Heilige Geest op het harte drukkende, krachtig wordt tot saligheit der Uitverkorenen. Wy moeten niet vervoert worden met de Geestdryvers om het Woordt te verachten, gelyk helaas! veelen de gewoonte hebben; maar het Woordt, het beschreeven Woordt moet ons kostelyk syn, daarnaar moeten wy gaan, alles daaraan alleen toetsende, daarop lettende als op een licht schynende in een' donkere plaatse, de bevindingen, die niet door, volgens en overeenstemmig met het Woordt syn, syn maar Wysmaakingen van den Duivel, loutere inbeelding en harschenschimmen.
/3. Iemand sal mogelyk vraagen: Maar wat vooreen Woordt is dat, dat Jesus hebben wil, dat wy hooren sullen? Ik antwoorde.
a. In 't gemeen, Christus eischt, dat wij naar het gansche Woordt hooren sullen; naar de Wet, om ons te overtuigen en uit ons selven tot Jesus te dry ven; en naar het Euangelium, 't welk het Heil den sondaar aankondigt: naar de Wet, om volgens den nooit ophoudenden eisch van die alle onse daaden naar de Wet, als onsen enigen regel, interichten; naar het Euangelium, dat ons aanwyst, in wicn onse kracht is, om de Wet te gehoorsaamen: O! hoe soet is het, tusschen Sinaï en Sion te wandelen, tot Jesus
157
hooeen.
te gaan, om kracht, om al dat geen te doen, dat Godt in syn eeuwig blyvende Wet afeischt.
b. Maar in 't bysonder, daar syn deese en geene woorden, die Christus voornamelyk wil, dat wy hooren sullen: o! let 'er toch op, opdat gy se hoort en leest.
a. In 't voorgaande vinden wy een Veaagent Wooedt: Waarom weegt gy lieden geldt uit, voor het geen, dat geen broodt is? en uwen arbeidt voor het geen, dat niet verzadigen kan. Het is, als of Jesus elk onherboorenen mensch afvraagde: arm mensch I wat beweegt u toch om uwen kostelyken tydt so door te brengen, uwe moeite en arbeidt so te besteeden, en dat wel voor het geen uwe siele niet sal konnen helpen ten tyde der benaauwdheit ? o! mogt elk het sich afvraagen, opdat men tot het geestelyk hooren gebragt mogt worden!
h. Dit woordt, dat Jesus wil, dat men hoore, is syn Uitlokkendt Wooedt: komt alle gy belasten en beladenen tot my, en gy suit ruste vinden. Math. 11 : 28, 29. Sodat, indien gy bekommert en verlegen syt, raadeloos by u selve, hy lokt u uit tot sich.
c. Het is syn Weenent Wooedt : naby Jerusalem komende weende hy, en seide o Jerusalem, hoe dikwerf wilde ik uwe kinderen vergadert hebben, als een klokhenne haare kiekens vergadert onder haare vleugelen, maar gy hebt niet gewilt. 01 WoubruggeI segt Jesus, ik hebbe u lang willen vergaderen, ik wil het nogh doen, ik staa te weenen: sal niemant in traanen wegh smelten, als Jezus over de hardigheit van het harte weent? Dan sal Jesus moeten seggen, Woubeugge, gy hebt niet gewilt. Moet een steenen harte niet smelten, als de God-Mensch in eenen traanenvloedt smelt? ol het sal verdraaglyker syn voor Tirus en Sidon dan voor de sulken.
d. Het is Jesus aanbiedent Wooedt : heden komt
158
hooeen.
Christus in het Euangelium onder ons als in een gevangenhuis, en hy brengt een ampel pardon met sich mede voor de allergrootste rebellen; hy segt: Man en Vrouw, Oude ende Jonge, Dienstbaare en Vrye, Ryke en Arme, hoe groot uwe schuldt is, hier is een pardon, wilt gy het aannemen: ik biede het u welnemende en vrywillig aan, gy hebt niet te doen, dan het aan te nemen, mensch! nu wordt de deure des gevangenhuis open gestelt, wee hem! die het pardon niet wil aanneemen.
e. Ja Voegt'er nog by, het is Jesus Bemoedigent Woordt. lemandt sal mogelyk seggen, o! wat een wonder is dat, maar myne sonde is te groot; even tot dien heeft hy een woordt van bemoediginge, al waren se als Scharlaken en Karmosyn, ik sal se maken als sneeuw en witte wolle: ach dat elk seide : het is een getrouw woordt en aller aanneminge waer-dig, dat Jesus Christus in de weereldt gekomen is om sondaars salig te maken, van welke ik de voornaamste ben.
f. Het is syn WachtEjSDT Woordt; Hoort hem: hy segt, dat hy wacht om genadig te syn. O Wonder! de Schepper te wachten naar het believen van syn schepsel, en wel so, dat syne haairlokken nat worden van den daauw des nachts! hoe kan men langer liggen op een bedde van sorgeloosheit ?
y. Eindelyk, het is Jesus Woordt van eedswerin-CtE. Hy segt, opdat alles uit den wegh soude geruimt worden, tot de bekommerde siele; so waarachtig als ik leve, so ik lust hebbe aan den doodt des sondaars ; maar daarin hebbe ik lust, dat de godloose sich be-keere, en leeve. Ezech. 33 : 11. En Godt is nu onse getuige, dat wy u dit woordt van Jesus verkondigt hebben, die het niet hooren wil, het was hem beter nooit geboren te syn, dan op sulk eene groote salig-heit geene acht te geeven.
159
HOOREN.
y. Segt iemant gy spreekt van sulke uitnemende woorden, maar wat moeten wy daaromtrent doen? ik sal het u seggen, gij moet dit hooren.
a. Als tot u in 't bysonder gesproken: Het is wel waar, Godt spreekt u in syn Woordt niet aan met naame en toenaame, maar het Woordt is tot elk in 't bysonder; tot u o mensch ! roepe ik en doe aanbieding in dat woordt: dat Jesus u verkondigt,'is in't bysonder tot u gesproken, alsof uw naam en toenaam in den Bybel geschreven stondt. o! Dit is het, dat eerst des sondaars harte gaande sal maaken.
b. Dit moet gy hooren, als een woordt, waarin gy het alleruiterste belang hebt. Het is om u te saligen, om u te hevryden van het allergrootste quaadt, en u toe te brengen het allergrootste goedt: indien een ge-loofwaerdig man, onder u quam, om te verkondigen, dat een magtig Koning liet uitroepen, dat elk, die ■tot hem quam, van alle armoede bevrydt sou worden, soude elk niet naar hem toe vluchten? maar het is so hier, wy verkondigen, dat Godt in Christus genade en eere wil gee ven, en niets goedts onthouden; o! arm mensch, verwaarloos dit niet!
c. Dit woordt moet gy aanmerken als ingericht, om alle uwe swaarigheden op te lossen: indien elk maar seide, wat hem te rugge hieldt van Jesus, in 't Woordt is 'er genoeg om het alles op te lossen.
d. Gy moet u wachten voor twijffelen aan de waar-heit van het Woordt, of aan de gewilligheit van Jesus, die het spreekt: hy is duisentmaal gewilliger, niet alleen om anderen maar u in 't bysonder, wie gy ook syt, te helpen, dan gy syt om geholpen te worden.
e. Gy moet dit Woordt toestemmen, het jawoordt aan Jesus geeven: dat is, het Woordt gelooven, het segel toesettende, dat Godt waarachtig is. Het Ge-loove^ schoon het boven ons vermogen is, is maar
160
HOOEEN.
een licht werk: het bestaat niet in veel plichtsoef-feningen, het is maar een toestemmen, een Amen, een gewillig syn om uit vrye genade gesaligt te worden, om niet: o! gelukkige siele, die het hoort, uwe siel sal leeven, hier in genade, en namaals in heerlykheit.
S. Segt iemant, o! wat is het eene geluksaligheit het woordt te hooren en toetestemmen: Ik hoore het woordt, ook nu en dan in 't verborgene, dei-komt my wel eens eene belofte op het harte tot uitlokking en moedgeving: maar ik kan 'er geenen troost uit hebben, want ik vreese geduurig, dat ik my selven sou bedriegen, door my de belofte toe te passen; ik ben bekommert, of se van den Heere my gegeven wordt, dan of myn eigen verstand de belofte voortbrengt, en of de Duivel selve die niet brengt, om my stil en gerust op een verkeerden grondt te maaken: seg my toch eens, hoe ik weeten kan; dat de belofte, dat is het woordt, dat ik hoore van den Heere selven is? Hier was eene ge-legenheit, om veel te seggen, wy sullen u maar eenvoudiglyk seggen, het geen de bevinding ons ge-leert heeft
a. Siele! geef nauwkeurig acht op den tydt, wanneer de belofte u is voorgekomen; of gy eene belofte van noden hadt wegens uwe omstandigheden, uit- en inwendig? de tydt der benauwdheid en duisternissen en anxten is de tijdt, wanneer de ondersteuning door beloften nodig is. Siet het in Moses, Abraham, Jeremias, Johannes, en anderen. Beloften te ontvangen van Clodt is geen dagelyksche spyse.
b. Soek sonderling acht te geeven op het woordt selve, dat u voorgekomen is, of dat gepast is voor uwen toestand, behelsende juist dat goedt, waarom gy verlegen syt: is de siele gelegen onder schuldt, de Heere sal niet tot blydschap opwekken, maar een
161
11
HOOREN,
woordt der vergevinge op de siele brengen, dat en dat alleen kan in sulk een geval de banden los maaken.
c. Als Godt het woordt der Belofte op de siele brengt, het komt met eenige maate van Goddelyk licht; den trap wil ik niet bepaalen: sodat de siele siet meer in dat woordt, dan ooit van te vooren, sy bespeurt dat het voor haaren toestandt gepast is, en dat Godt selve daarin spreekt tot de siele; de bevinding leert dit, en de natuure der saake ver-eischt het, sal de siele door het woordt vertroost worden, het geen des Heeren oogmerk is, in 't gee-ven van dat woordt aan de siele.
d. Als het woordt van den Heere is, het dringt in tot het binnenste van de siele, en so, dat alle de vermogens en genegenheden innerlyk bewogen worden tor, Godt.
e. Eindelyk, als het van Godt is, dat wekt op de eerbiedt voor Godt, en aanbinding over syne vrye goedheit, het doet de siele weghsmelten over haare onwaardigheit en sondelyken aardt, en 't neigt haar soetelyk tot heiligmaking, om in oodmoedt, en Chris-telyke waaksaamheit waardig het Euangelium te wandelen. Ik laate de uitbreiding aan U over, het is genoeg de dingen hier aantewysen voor die gee-nen, die eenige bevindelyke kennis hebben.
£. lemant sal nogh mogelyk ten laatsten seggen, het is so, maar wy dachten de belofte, en het Woordt also gehoort te hebben: maar daarna, schynt de Voorsienigheit direct tegen de belofte te stryden: Ja, wy sien, dat de saake, die wy meenden dat Godt ons beloofde, niet kan gegeven worden; en dit brengt twyffeling over alle andere bevindingen byne, omdat wy in deese schynen misgetast te hebben? Ik sal u seggen:
a Het is Godts ordinaare wegh met syne kinde-
162
HOOEEN.
ren, die hy door beloften leidt, nadat sy de belofte omhelst hebben, alles donker te maaken; sodat de voorsienigheit tegen de belofte schynt te strijden; siet 't in Abraham en syn Saadt: Godt belooft Ka-nailn, maar de Voorsienigheit maakt hen eerst slaa-ven in Egypten. Godt laat David salven tot Koning; maar eer hy tot den troon quam, moest hy schuilen in veel gevaar in de woestyne: en andere voorbeelden meer. Dit doet Godt, om het Geloove te beproeven, en de siele te doen sien boven alle de tweede oorsaaken op hem, die het gesegt heeft, die het ook doen sal.
b. En aangaande het andere seer mismoedig ma-kendt geval hebbe ik twee woorden te seggen.
a. Siel soek na te gaan, in wat gesteltheit uwe siele was, wanneer gy de belofte ontfingt, die on-mogelyk kan volbragt worden, door de omstandigheden van achteren: was uw harte seer op de saak geset? had gy bepaalingen? Dan heeft Godt tot u gesproken naar den afgodt, dien gy in uw harte had opgericht. Lees met aandacht Richteren 20, daar spreekt Godt tweemaal, hun wat beloovende, en sy ondervonden het tegendeel: maar wanneer hun wil onder den wille Godts gebogen was, dan spreekt Godt en het is met segeninge achtervolgt. Sullen wy recht in staat syn, om de belofte in de omstandig-heit te ontfangen, wy moeten blank papier in Godts handt geeven.
h. Het gebeurt ook wel, dat de Heere de belofte waarlijk geeft, en dat de siele het waarlyk in sommige opsichten door het geloove hoort, omhelst en aanneemt; maar dat sy besluiten daaruit tot andere saaken maaken; dan feilen sy, en worden bedroegen, niet in 't geen sy door geloove omhelst hebben, maar in hun besluit, 't welk niet uit den geloove was.
163
HOOEEN.
Godt selve opene onse ooren en harten om syn woordt te hooren, en voor ons ten nutte te gebruiken !
I. Wy souden nu overgaan tot de Letter I. maar wy hebben geene byzondere Geloofsbenamingen onder deese Letter in de Nederduitsche Spraake konnen vinden.
K. Onder de Letter K. sullen ons ook eenige Geloofsbenamingen voorkomen, onse overweginge dubbel waerdig.
A. Het Geloove wordt hier genoemt een
Jozua 24 : 15. Kiest u heden wien gy dienen suit, enz. Ps. 119 : 30. Ik hebbe verkoren den Wegh der Waarheit, uwe rechten hebbe ik my voorgestelt. Vergelykt ook het 173 vs. Laat uwe handt my te hulpe komen, want ik hebbe uwe bevelen verkoren. Jes. 65 : 4. wordt van de Gesnedenen gesproken die verkoren dat geen, waarin Godt lust heeft. Om nu iets met Uwen Christen Aandacht van het salig-makende Geloove als een Kiesen te spreeken, sullen wy eene aanmerking vooraf laaten gaan, en dan de saake selve uithaalen.
N' De Aanmerking is, dat byna in alle de plaatsen, daar kiesen, verkiesen, voorkomt, het selve tot syn voorwerp heeft het Woordt, de Bevelen van Godt, dat geen, waaraan Godt lust heeft; sodat Uwe Christen Aandacht met my kan opmaaken, dat, alschoon Jesus Christus het voorwerp van het salig-makende Geloove is, als de groote Hoogepriester in de Eechtvaardigmakinge van den sondaar in Godts Vuurschaar, dat dat selfde saligmakende Geloove ook andere voorwerpen van desselfs saligmakende werksaamheden heeft. O! Ja! dat Godt in syn Woordt
164
kiesen.
geopenbaart heeft, is een voorwerp van de salig-makende werksaamheit des Geloofs. Niets ander behoeve ik tot bevestiging van deese saake by te brengen, als het 11. Kap. van Paulus Brief aan de Hebreeuwen; die dat nagaat, en de seer geleerde en godvruchtige Verklaaring van den grooten Owes, sal daarin niet alleen bevestigt worden, maar groot licht ontfangen van het Geloove in des selfs verschelde werksaamheden: hadt men dit meer in 't ooge, men sonde de werksaamheden van sich selven en anderen dikwerf so niet veroordeelen, omdat Jesus Christus op eene uitgewikkelde wyse 'er niet in voorkomt,
a. Wat de saak nu betreft, alschoon de mensch doodt is in sonden en in misdaaden. Godt handelt evenwel met hem niet als of hy een blok was; maar als met een redelyk schepsel, de saaken, betreffende syne eeuwige saligheit, in syne keuse gevende, en hem door syne onwederstanelyke genade bequaam maakende om recht te kiesen. Sie Deut. 30 : 19. Ik neeme heden tegens u lieden tot getuige den hemel en de aarde; het leven en den doodt hebbe ik u voorgestelt, den Zegen en den Vloek, kiest dan het Leven, opdat gy leeft, en uw Saadt. en Ps. 110 : 2, 3. De Heere sal den Schepter uwei-sterkte uit Sion senden, (seggende,) heersch in 't midden uwer vyanden, uw volk sal seer gewillig syn op den dagh uwer heirkracht: sodat dan dit kiesen der siele door Godts voorkomende genade sal bestaan.
a. In een bedaardt nedersitten, in stille eensaam-heit sich van al, dat in de wereldt is, afsonderende en stellende onder het alsiende ooge van Godt, om twee groote saaken te overwegen.
a. De siele overweegt, wat de sonde en de be-solding van die is. Hy soekt het masker van de
165
KIESEX.
sonde aftetrekken: so lang de arme mensch sonder nadenken leeft, heeft de sonde een streelende en betoverende kracht op de siele, de sondige daaden brengen hem eenige verquikking toe: de hoogmoedige verheugt sich in syn opschik, de dartele in syn lichtvaardige medemakkers, een dronkaardt in den wyn, de wereldsche mensch in syne schatten, de trotse in syne ambten en bequaamheden: elk is daarmede verblydt. Maar de siele begint nu te denken, dat dit alles maar tydelyk is, voorbygaande en met veele smerten verselt. Ja dat de sonde, schoon se veele voorstanders heeft, anders niet is dan een aankanten van sich tegens den Almagtigen, met dikke verhevene schilden: en dat sy hem legt onder Godts toorn en vloek; Ja hem, so hy in dien son-digen wegh voortgaat, onvermydelyk in den helle, in de eeuwige verdoemenis brengen sal: daar anders niet ondervonden sal worden tot loon van die kortstondige ydelheit, dan weenen der oogen en knerssen der tanden, vermits G-odt om allen deesen hem in 't gerichte sal brengen. Pred. 11 : 9.
b. Aan de andere syde beschouwt hy de deugt, den wegh van G-odtsaligheit, soals die brengt genoegen en blydschap in de siele, schoon der geene belooning van was: hy siet met David dat in 't houden van die groote loon is; en hy beschouwt het leven, 't welke Godt in syne salige nabyheit geeven wil allen den geenen, die hem in waarheit en sonder geveinstheit gesocht hebben. Sal men tot eene keuse komen, het eene moet tegen het ander over-gestelt worden, en met nauwkeurigheit beschouwt worden, opdat men niet kiest het geene eeuwiglyk sal berouwen; sonde stelt de siele tegen deugt, en leven tegen doodt: welke saken de beweegraderen syn van doen en laaten; want vrese schrikt af, en liefde doet omhelsen: Vrese en hope syn de twee
166
KIESEN.
voornaamste dingen, waarop elk Godtvruchtig Leer-aar moet soeken te werken.
/3. Het Kiesen sal seggen, dat de mensch tot het eene overslaat met verwerping van het anderen, na dit bedaard overwegen. De siele kiest nu Christus en den weg der Godsaligheit boven al, dat in de wereld is: Ja de siele komt tot die resolutie, om voortaan alle hare voorige wegen te abondonneeren, en haar heil en leven ten allen tyde in Godt te soeken. Want hy sal sich nu afvraagen: siele, waar helt uwe ge-negenheit meest naartoe, naar de sonde en werelsch vermaak, of naar Jesus en het leven by Godt? en dan sal hy uitroepen! tot Jesus en hem alleen, al het andere is maar schade en drek.
Nu komt de siele met Mozes selfs de smaadheden van Christus groote rykdom te achten dan alle de schatten van Egipten. Hebr. 11 : 26.
y. Die recht kiest, berust in syne keuse, syne siele hunkert niet wederom naar de vleeschpotten van Egypten, de oogen, die gesien hebben, sullen niet te rugge sien, het berouwt nooit: maar de siele heeft een standvastig voorneemen om altoos by den Heeren te blyven: doodt noch leven kan syn harte aftrekken.
J. Eindelyk het segt een innig verblyden van sich over syne keuse, en een danken van Godt voor syne bequaammaakende genade, om die keuse te doen: gelyk wy van gansch Israël vinden, dat sy sich verblyden over den eedt.
Andere saaken: toe ons oogmerk niet dienende, gaan wy voorby: wenschende, dat Godt den onher-borene sondaars, die de keuse nog niet gedaan hebben, genade wil geeven, om het leven te kiesen, opdat sy leven mogen in der eeuwigheit! en dat 's Heeren kinderen hunne keuse mogen vernieuwen en sich in Godt over hunne keuse verblyden!
167
kiesen.
B. Het Geloove komt ons onder deese Letter nogh voor als een
Jes. 55 : 1. O alle gy dorstigen. Komt tot de wateren. Openb. 22 : 17. die wil, die kome. Joh. 6:37 die tot my komt, sal ik geensints uitwerpen. Uwe Christen xiandacht bemerkt lichtelyk, dat als het Geloove een komen tot Jesus genoemt wordt, dat wy geen lighaamelyk werk verstaan moeten, maar een geestelyk werk: daarvan seide een van de Ouden seer wel, Non pedibus, sed affectibus het is, niet een komen met syne voeten, maar met syne siels-genegenheden. En wilt gy weeten, waarin het bestaan sal, let op de volgende saaken.
X- Het sal te kennen geeven, dat de siele de kracht van Jesus noodiging op aansoek ondervindt en hoort en daardoor bewogen wordt. Ps. 62 ; 12. Gbdt heeft het eens gesproken, ik hebbe het tweemaal gehoord, dat de sterkte Godes is.
gt; Dat de de siele siet de rampsalige verkeert-heit in sich selve met diepen indruk en besef. Ja het gevaar, waarin sy is, tensy de siele by Jesus eene schuilplaats vindt, en daarom siende het gevaar, stervende van honger. Luk. 15 ; 17. ontstaan 'er voornemens van de siele, om op te staan.
gt; Dat de siele onder het oog krygt de genoegsaam-heit en volheit van Gods Soone; Sy siet dat alle de volheit in hem woont, die de Vader niet dan in, met en door hem schenken wil, dat in syne wonden schuiling is, dat men op syn woordt mag aangaan; en daarom segt de siele: gewisselyk in den Heere Heere syn gerechtigheden en sterkte, tot hem sal men komen. Jes. 45 ; 20.
168
KOMEN.
-• Dit veroorsaakt in de siele een onversadelyke begeerte, om deel aan hem te krijgen, siende sich, selve so rampsalig, en den Heilandt in alle syne graveerselen; so vol, so ryk, so bereidwillig, en so aanminnelyk: de siele roept uit: gelyk een hert schreeuwt naar de waterbeeken' also dorst myne siele naar Godt naar den levendigen Godt. Ps. 42 : 2.
-• De siele siet nu, dat sy niet kan voorneemen uit sich selve; doch wil het evenwel ernstig en op-settelyk doen: dat kan niet anders syn, of de siele moet Jesus eisch inwilligen, en daarom staat de siele op met den verloeren Soone Luk. 15 : 17. en sy roept uit, trek my en ik sal u naloopen. Hoogl. 1 : 4.
V Eindelyk komt het werk selve; nu gaat de siele haare voornemens ter uitvoeringe brengen; vlucht uit Sodom naar Soar, uit de wildernisse naar Kanaan, siet in de woeste Zee om naar een' behouden haven: daar gaat de siele met al haar gebrek, ellende en jammer naartoe, sich selve ten eigendom aan den dierbaren Jesus overgevende, sich naar Johova wendende, om behouden te worden. Jes. 45 : 22.
Tot dit komen, myne lieve toehoorders! heeft elk de grootste noodsaak: o! buiten Jesus is enkel gevaar. Ja, tot dit komen moedigt Jesus elk aan, seg-gende: die komt, wie hy ook is, hoe groot, hoe langdurig en Hemeltergende syne sonde syn, die komt sal ik geensints uitwerpen, ja, als Jesus maar poogingen siet om te komen, en kermen hoort om getrokken te worden, hy gaat de siele te gemoete. De saligheit, ruste, troost en veiligheit, die er in Jesus, als den eeuwigen Rotsteen is, behoorde ons aan te setten, om tot hem te gaan. Godt selve trekke u! want niemant kan tot Jesus komen, tensy de Vader hem trekke met liefde koorden en menschen seelen.
169
KUSSEN.
C. Wij vinden dat het Geloove een KÜSSEX
genoemt wordt. Ps. 2 : 12. Kusset den Soon, opdat hy niet toorne. Om nu de werksaamheit van het Geloove in deezen opsichte na te gaan, kan dat niet beter, onses bedunkens, geschieden, dan dat wy op de plegtigheit van het Kussen in Godts Woordt letten.
X- Kussen wordt gebruikt, om eerbiedt en dienst te kennen te geeven: waarom men in Jobs tijdt de handen kuste, als men de Sonne en Maane quam te sien. 1 Kon. 19 : 18. hadt Godt so veele duisenden, die de knien voor Baal niet gebogen hadden, van alle monden, die hem niet gekust hadden. Sodat dit kussen, als een daadt van het Geloove sal seggen den inwendigen eerbiedt en hoogachting van de siele tot Jesus, als haaren eenigen Wetgever en Koning: so hy uwe Heere is, buig u voor hem neder. Ps. 45 : 12.
3. Kussen waren ook somtydts een teken, om te betuigen de erkentenis van het harte aan iemant, en gehoorsaamheit aan hem. Dus vinden wy, dat Samuel Saul kuste, hem Koning erkennende. 1 Sam. 10 : 1. in deesen sin wordt het ook hier ter plaatse gebruikt, sodat het Geloove, als een kussen, segt, Jesus te gehoorsaamen, de Wet uit synen mondt te ontfangen en sich tot een' vrywilligen onderdaan aan Jesus heerschappye te onderwerpen, sonderhet allerminste tegen een eenig van Godts beveelen te hebben, maar die verkiezende tot mannen van syne rechterhandt.
gt; Kussen wierden gegeven ten blyke van afleg-ginge van voorgaande vyandschap, en ingaan van nieuwe en oprechte vriendschap. Daarom kuste Josef syne broederen, en David synen soone Absa-
170
lom. Sodat het dan sal seggen, hoe het G-eloove dat oude Slangenfenijn en dien Salanmandersaardt aflegt, om in nauwe vriendschap en familiaarheit met Jesus te komen.
Kussen wierden ook oudtyds gegeven tot een teken en uitlaatinge van teedere Liefde van den eenen tot den anderen; daarom wil Paulus hebben, dat de Christenen elkander groeten souden met een heiligen kus. So dat het sal seggen, syne innige hoogachting voor Jesus boven alles te betuigen, syne ongeveinsde Liefde tot hem in alle tederheit, in alle oprechtheit, en innige sielsaandoening, waarom de Bruidt segt: och dat gy my tot eenen Broeder waart, suigende de borsten myher moeder!
-• Kussen wierden gegeven na eenigen tydt afsyn van malkanderen, schoon 'er so veele voorgaande verwydering niet was, om den een den anderen te verwelkomen, ende de blydtschap over syne komste uit te drukken; welk een kus van verwelkomen is het eigen werk des Geloofs; de siele, so dra sy haaren Liefsten vindt, sy verwelkomt hem duisent-maal, sy vertelt al haar wedervaaren en droefheit over en onder syn afsyn: o! dat elk om Godts toorn te ontvlieden, Godts Soon kussen mogt!
L. Wy gaan over tot de Letter L. Daar het Geloove ons voorkomt.
A. Als een
liKCJCïEX VAX CHRISTUS TOT SVX FOXDAJIEKT.
1 Kor. 8 : 10, 11. Een ander Fondament kan nie-mant leggen dan dat airede gelegt is, Christus Jesus.
X' Voor af merken wy aan, dat deese benaaming juist niet uitdrukkelyk, maar meer ingewikkelt in deese plaatse te kennen gegeven wordt: het fonda-
LEGGEN VAX CHRISTUS
ment is airede gelegt in den eeuwigen Vrederaadt tusschen Vader en Zoon. Maar gelyk het Geloove de siels Echo is, van alles dat Gfodt spreekt, dat wederom uitsprekende, nasprekende; so is het Geloove in eenige opsichten een nadoen van 't geen Godt airede gedaan heeft. Elk weet dat het geen Godt gedaan heeft, om een fondament te leggen, niemandt gelukkig sal maaken, ten sy hy voor sich in 't bysonder dit fondament legt. Wy souden onder de Letter li. van het Geloove als een BOUWKHT gesproken hebben maar hebben dat voor deese Letter overgelaaten.
2' Derhalven ten tweeden in 't saakelyke: als het Geloove een leggen van een fondament genoemt wordt, sal dat te kennen geeven.
x. Vooreerst een diep opgraaven en uitroejen van alle oude fondamenten, waarop men gebouwt heeft, en waarlyk hier komen eenige soete saaken in aanmerking.
a. Dat houdt ons voor, dat elk mensch, die onder het Euangelium leeft, en nadenken heeft over zyne siele, voor eene aannaderende eeuwigheit, (want ik spreeke niet van ongebondene sorgeloose menschen :) dat elk van die een fondament heeft, goedt of quaadt, waarop hy bouwt, syne hope van saligheit, waarop syn troost in een stervende uure steunt. En waarlyk, de ondervindinge leert ons, dat menschen sulke fondamenten leggen, die so belagchelyk syn, dat een op-merkent oog die siende en sich te binnen brengende, van hoe groot een gewigt de saligheit is, moet voor de sulke beeven. Alle deese fondamenten op te noemen, is onmogelyk voor eenig mensch, overmits elk iets byzonders heeft, schoon sy allen hier in overeenkomen, dat sy op een ander fondament, dan Christus den Heere bouwen. Eenige sullen wy opnoemen, vele by andere gelegenheden ontdekt hebbende, die wy nu niet sullen aanroeren.
172
TOT SYN FONDAMENT.
a. Velen hebben geen ander fondament, dan hun goede voornemens om eens voor Godt te leeven, en hunne saligheit te betrachten; meenende, dat dit 't alles is, schoon die voornemens nooit tot daaden doorbreeken, of breeken sy eens door, het is by vlaagen, so lang 'er ongerustheit blijft, dat overgaat, als Efraims gerechtigheit, gelyk als eene mor-genwolke ende een vroegkomende Dauw, die terstont overgaat.
b. Veelen stellen tot hunnen grondt de overtuiging, de kommer, de aanhoudende beschuldiging van hunne Konscientie, meenende sulx alles van den Heere komt, ende een teken sy, dat Godt in hun werkt, en dat sy wat anders hebben dan hunne evennaasten, die sorgeloos leven; Maar Saul 1 Sam. 16 : 24. riep uit; ik hebbe gesondigt; gelyk mede een Farao en Judas, o! Het is geen goedt teken, als men syne overtuiging tot eenen grondt stelt, sonder te letten of ooit het bloedt van Jesus op de siele komt, tot bevrediging van die met Godt.
c. Veelen stellen tot hun fondament, dat hunne overtuigingen syn gevolgt geworden, van eenige doorbrekinge en veranderinge hunner daaden, sodat sy niet alleen de voorgaande sonden verlaaten, maaide tegengestelde deugden betrachten: gelyk dus Herodes veele dingen deedt, door de krachtige prediking van Johannes, Mark. 6 : 20.
d. Veelen stellen tot hun fondament, hun heilig leven in de betrachtinge van de Godsdienstplichten, hun hartelyk bidden, hun naerstig bywoonen van de middelen, hunne liefde tot de Leeraren niets meer hebbende, als Micha in het Boek der Richteren, die meende, dat alles wel syn sou, omdat hy eenen Leviet tot synen priester hadde, so ook Matth. 25 wy hebben gegeten, enz.
e. Veelen stellen hunne kennis niet alleen van
173
LEGGEN VAN CHRISTUS
Historische waarheden, maar hunne geoeffendheit in de Goddelyke kennisse, ende verstant van Godts Woordt tot hun londament: ondertusschen der is eene kennisse, die opgeblaasen maakt, en eene wys-heit, die uit Godt is.
f. Veelen stellen tot hunnen grondt de goedkeu ring van anderen; Sy hebben deesen, of geenen Leeraar ofte vroome gesproken in hunne verlegen heit, hunnen wegh aan dien verhaalt: ende die scheenen met hunne uitdrukkinge het stempel 'er op te setten; nu is alles wel, geen kommer, geene pyl kan hen nu treffen; die heeft het gesegt: daar om andere mogen denken en seggen wat sy willen sy trekken het sich niet aan, maar gaan verloren met een leugen in de rechterhandt.
g. Anderen stellen tot hun fondament hunne ge rustheit, sy hebben wel voor deesen benauwdhe den gehadt, en lang getreurt, maar nu syn sy stil, het geen een teeken is van Vrede met Godt, vermits de godloosen syn als een voortgedreve Zee: ondertusschen de Jongeling Luk. 18. was ook gerust.
h. Anderen wederom hunne buitengemeene gave van bidden, waarin sy veele oprechte verre te boven gaan; maar o! men moest onderscheit maakentus-schen gemeene en saligmakende gaaven; ende als dan beeven.
b. Dit segt, sal men de oude gronden weghwer-pen, dat men vindt dat sy beginnen te daveren, dat sy schudden, als er op de ramshcornen van Godts ontdekkent Woordt geblaasen wordt, dat sy niet in staat sj-n, om het uit te konnen staan.
c. Dat evenwel de mensch, siende het gevaar, waarin syn huis is, alle krachten aenlegt, om het te verbeeteren en te versterken, opdat hy tegen de gevaaren staande soude blyven.
174
TOT SYN FONDAMENT.
d. Dat men somtydts vindt sodanige stormen en vloeden, waardoor de fondamenten wegh worden gespoelt, sodat alles van boven nedervalt.
e. Dat, overmits men een fondament hebben moet, dat wel is, men nu 'er op voorsien is om een, dat goedt is, te hebben; sodat men sich deels op de rotse Christus zet, daar'er nogh een ander deel is, dat op eenen sandtgrondt steunt: dat syn menschen, die ten deele Christus aannemen, sy syn sondaars, konnen voor Godt niet bestaan, ende dus neemen sy Jesus aan voor de voorbygaande schuldt, maar sy sullen nu door Gods goedtheit voor hem leeven: gelyk duisende wel Christus voor Priester aannemen, ende niet voor Koning. Die van Galatien wilden ook so Christus tot hun fondament leggen, deels op syne gerechtigheit, deels op hunne eige bouwende.
f. Maar sullen de oude fondamenten wegh syn, sy moeten sich selve sien, buiten eenige grondt, ofte eenige verwachtinge, om voor den Heere te konnen bestaan, seggende, het is buiten hope; om het in syne handt te geeven,
/3. Sodat het Leggen van een fondament sal seg-gen.
a. Vooreerst, dat sy Godts gelegde fondament onder het ooge krygen, soals dat gelegt is in den doodt van den Middelaar, en in de aanbiedinge van het Euangelium.
b. Het sal seggen een afsien van alle andere gronden.
c. Het sal seggen een laaten sakken op dit vast en onveranderlyk fondament voor tydt ende voor eeuwigheit enz.
d. Een laaten draagen van sich op dit fondament, sodat men nooit soekt iets anders tot S3rn fondament te stellen.
175
LEGGEN VAN CHRISTUS
Historische waarheden, maar hunne geoeffendheit In cle Goddelyke kennisse, ende verstant van Godts Woordt tot hun londament: ondertusschen der is eene kennisse, die opgeblaasen maakt, en eene wys-heit, die uit Godt is.
f. Veelen stellen tot hunnen grondt de goedkeuring van anderen: Sy hebben deesen, of geenen Leeraar ofte vroome gesproken in hunne verlegen-heit, hunnen wegh aan dien verhaalt: ende die scheenen met hunne uitdrukkinge het stempel 'er op te setten; nu is alles wel, geen kommer, geene pyl kan hen nu treffen; die heeft het gesegt: daarom andere mogen denken en seggen wat sy willen, sy trekken het sich niet aan, maar gaan verloren met een leugen in de rechterhandt.
g. Anderen stellen tot hun fondament hunne ge-rustheit, sy hebben wel voor deesen ber.auwdhe-den gehadt, en lang getreurt, maar nu syn sy stil, het geen een teeken is van Vrede met Godt, vermits de godloosen syn als een voortgedreve Zee: ondertusschen de Jongeling Luk. 18. was ook gerust.
h. Anderen wederom hunne buitengemeene gave van bidden, waarin sy veele oprechte verre te boven gaan; maar o! men moest onderscheit maaken tus-schen gemeene en saligmakende gaaven; ende als dan beeven.
b. Dit segt, sal men de oude gronden weghwer-pen, dat men vindt dat sy beginnen te daveren, dat sy schudden, als er op de ramshoornen van Godts ontdekkent Woordt geblaasen wordt, dat sy niet in staat syn, om het uit te konnen staan.
c. Dat evenwel de mensch, siende het gevaar, waarin syn huis is, alle krachten aenlegt, om het te verbeeteren en te versterken, opdat hy tegen de gevaaren staande soude blyven.
174
TOT SYN FONDAMENT.
d. Dat men somtydts vindt sodanige stormen en vloeden, waardoor de fondamenten wegh worden gespoelt, sodat alles van boven nedervalt.
e. Dat, overmits men een fondament hebben moet, dat wel is, men nu 'er op voorsien is om een, dat goedt is, te hebben; sodat men sich deels op de rotse Christus zet, daar 'er nogh een ander deel is, dat op eenen sandtgrondt steunt: dat syn menschen, die ten deele Christus aannemen, sy syn sondaars, konnen voor Godt niet bestaan, ende dus neemen sy Jesus aan voor de voorbygaande schuldt, maar sy sullen nu door Gods goedtheit voor hem leeven: gelyk duisende wel Christus voor Priester aannemen, ende niet voor Koning. Die van Galatien wilden ook so Christus tot hun fondament leggen, deels op syne gerechtigheit, deels op hunne eige bouwende.
f. Maar sullen de oude fondamenten wegh syn, sy moeten sich selve sien, buiten eenige grondt, ofte eenige verwachtinge, om voor den Heere te konnen bestaan, seggende, het is buiten hope; om het in syne handt te geeven.
/3. Sodat het Leggen van een fondament sal seg-gen.
a. Vooreerst, dat sy Godts gelegde fondament onder het ooge krygen, soals dat gelegt is in den doodt van den Middelaar, en in de aanbiedinge van het Euangelium.
b. Het sal seggen een afsien van alle andere gronden.
c. Het sal seggen een laaten sakken op dit vast en onveranderlyk fondament voor tydt ende voor eeuwigheit enz.
d. Een laaten draagen van sich op dit fondament, sodat men nooit soekt iets anders tot syn fondament te stellen.
175
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
B. Der is noch eene Geloofsbenaaming, onder de L. welke het saligmakende Geloove voorstelt in syne werksaamheit omtrent Jesus, soals de Geloovigen hem gebruiken in hunnen optocht door deese Woesty-ne naar het Kanaan daarboven; sy komen op niet alleen als rookpylaaren, in krachtige en ernstige gebeden maar sonderling.
Hoogl. 8 : 5. Om nu deese werksaamheit van de geloovigen siele na te gaan, sullen wy
X. Iets van ons Grondtwoordt met Uwe Aandacht moeten aanmerken: naamelyk ons Grondtwoordt pin gelyk Coccejus en Schindlerus aanmerken, be-
tekent een Metgesel in syne eerste betekenis, waarvan het in een tweede betekenis segt Leunen, overmits het seer gemeen is, dat de swakker metgesel leunt op den sterkeren, en syn hooft in diens boe-sem legt; sodat het nader voor eenen elboge, ende een kussen gebruikt wordt; en onses bedunkens, hebben onse Taaismannen het seer wel in syne tweede betekenis vertaalt door Leunen: overmits de omstandigheden van de plaatse sulx al mede brengen ; daar de andere, en de verklaringen niet buiten te sluiten syn.
D. Wat nu dit leunen betreft als werksaamheit van het saligmakende Geloove in een Christen die op synen wegh is naar dat Jerusalem, dat daarboven is : sullen wy de saaken uithaalen volgens de betekenis des woordts.
u. Sodat wy eerst deese Geloovigen en Jesus in hunnen optogt sullen als metgesellen, makkers en vrienden sien werksaam. Meermalen komen de Geloo-
176
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
vigen in des Heeren woordt als vrienden Godts ende Christi voor. Joh. 3 : 29. De vriendt des Bruidegoms, die staat ende hoort hem, ende verblydt sich met blijdschap om de stemme des Bruidegoms. Hoogl. 5:1. Eetet Vrienden, drinket en wordet dronken', o Liefste! En sonderling is de lof van onsen Vader Abraham, dat hy Godts vriendt genoemt wordt. Jak. 2 ; 23. En de Schrift is vervult geworden, die segt: en Abraham geloofde G-odt, en het was het hem tot rechtvaardigheit toegerekent, ende hy is een vriendt Godts genoemt geweest. En waarlyk, tot dit leunen word, de vriendschap eerst vereischt. Want hoe sullen de Geloovigen als Enoch met God! wandelen ten sy sy eerst syn overeengekomen en syne Vrienden syn. Wilt gy het een en het andere hiervan weeten? Let met my op de volgende saaken.
a. Deese Vriendschap, waardoor Jesus en de siele Metgesellen syn, sal te kennen geeven een' naauwe en innige kennis tusschen beide; want anders kan 'er geen rechte vriendschap syn. Maar so is het.
a. Jesus kent hem.
1. Uit de gifte des Vaders van hun, aan hem in den eeuwigen Vredenraadt, daar Godt de Vader deese ellendige massa aan hem opdroeg. Joh. 17 : 6 Uwen waren sy, maar gy hebt ze my ge-geeven.
2. Hy kent hen uit syn eeuwig en vrywillig stellen van sich in hunne plaatse tot eeene Borge en Middelaar, voor hun instappende, en seggende: Laat se toch niet in 't verderf nederdaalen, ik hebbe Ver-soening gevonden. Siet ik kome, o: Godt om uwen Wille te doen, Ps. 40 : 9.
3. Hy kent hen wegens syn daadelyk Lyden; daar hy voor hun allen daadelyk in eigener persoon vol-deeden, en als de Hoogepriester met alle hunne naa-
177
12
LEUNENDE OP HUNNEN LIEPSTEN.
men op synen borstlap geschreven in 't binnenste Heiligdom is ingegaan.
4. Hy kent hen, omdat hy hen in den tydt der minne heeft geroepen: en tot sich overgebragt, sodat sy de synen syn.
5. Hy kent hen uit synen ommegang met hun, uit de Liefdeblyken aan hun beweesen in alle gevallen, en in alle gelegenheden; Siet, hoe het eene ende andere voorgestelt wordt. Jer. 1 : 5. Eer dat ik u in 's moeders buik formeerde, hebbe ik u gekent Kom. 8 : 29 en nadrukkelyk Jes. 48 ; 8, 't welk een geloovige met wonderbaare opmerking behoorde te leesen.
h. De Geloovigen nu kennen Jesus, overmits hy sich aan hun geopenbaart heeft, op eene andere wyse dan hy sich aan de wereldt openbaart; en daaruit is 't dat syne schapen hem kennen en volgen, Joh. 10 : 27.
b. Dit sal seggen, syn sy gesellen en innige makkers, dat dit ontstaat uit naspeuren van aange-naame hoedanigheden in eikanderen. Dit is gewis-selyk de handt van vriendtschap. O! Wat aange-naame hoedanigheden bespeurt de siele niet al in Jesus?
Hoe lieftallig syn syne Woorden, die van syne scharlaake lippen druipen?
Hoe sachtmoedig is syn aardt, sonder eenige hoog-moedt ofte opgeblasenheit ? Matth. 11 : 29.
Hoe openhartig om alles aan hun bekent te maaken; soude ik het niet aan Abraham bekendt maaken ?
Hoe gesloten sonder ook iets aan hem toevertrouwt te openbaaren ende aan andere bekendt te maaken?
Hoe vergevende in syne liefde?
Hoe rykelyk in syne onthalinge, hun alles vol
178
LEUNENDE OP HUNNENT LIEFSTEN.
op toedienende, en sich verblydende, om hun wel te doen?
Hoe handelbaar en gemeensaam? om andere hoedanigheden meer voorby te gaan.
Daar ondertusschen de siele geene sulke hoedanigheden heeft, maar het tegengestelde in alle op-sichten: welke nochtans lieffelyk syn, in so verre als Jesus bloedt en magt konnen verheerlykt worden daarin.
c. Het sal seggen, dat sy wonder gekleeft syn aan eikanderen. O! ja. Christus harte is so vast tot hen, dat sy syn gelyk syn oogappel. Sy syn in beide syne handpalmen gegraveert: sy syn syne beminden, syn lust is aan hem, ende de hunne aan hem. Want het is, myne liefste is de myne, ik ben ook de syne, wat sal dan scheiden? immers noch doodt, noch vuur, noch verdrukking, noch eenige saake, o! neen: Door hem willen sy voor hem en met hem in den doodt gaan, want sy kleeven vaster aan hem dan een gordel kleeft aan de lenden eenes mans.
d. Het sal seggen een sonderlinge openhartigheit met malkanderen. O! ja. Was men meer in dat verborgen leeven met Jesus, hy soude alles seggen en bekendt maaken aan de siele: maar daar synde so weinig gemeenschapsoeffening met Godt, so vertrouwt Christus hun syne Verborgenheden niet toe. Daar hy het gewisselyk anders doet aan synen vriendt Abraham; Godts Verborgenheit is voor die geenen, die hem vreesen, om syn Verbondt aan hun bekent te maaken. Ps. 25 : 14.
e. Het sal ook seggen, dat sy onderhouden veel mondelyke 't samenspraaken, waarin Godt en Christus tot de siele spreeken en sy wederom tot Godt. O! Dit is het dierbaarste van de Vriendschap: en iemant kan wel syne nabyheit aan Gode hieraan
179
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
toetsen en kennen. Want des konings Vrienden spree-ken dikwerf met hem en hy met hun; gelyk het Hoogliedt hiervan vol is, schoon de wereldt het niet kent, de Bruidt seide; het is de stemme mynes Liefsten; siet hy komt.
f. Het sal ook seggen, dat, gelyk het onder vrienden is, dat, wanneer sy niet by eikanderen konnen komen, dat sy evenwel door briefwisseling met eikanderen de gemeenschap onderhouden. O! Het is so; de Vrienden van den Bruidegom syn hier in 't landt hunner Vreemdelingschap, worden niet altoos tot 't samenspreeken toegelaaten, om in de binnenkameren te syn. Ondertusschen sy senden hunne Brief tot hunnen vriendt, welke ik de gebeden en suchtingen mag noemen, daarin sy hem alle hunne toestanden ende benauwtheden bekendt maaken, ook de toestanden van de Kerke in 't gemeen, en van deesen en geenen in 't bysonder: sodat sy 'er de antwoorden ook wederom op ontfangen in de ver-hooringe van hunne suchtinge, in de belofte, die Godt op hun harte indrukt: ofte door inleiding van hun in sekere gevallen in 't Woordt, waaruit hy wonderbaare dingen leert.
g. Het segt ook, dat gelyk vrienden tot sekerheid van vriendschap eikanderen sekere tekenen en panden geeven; Dat dit ook tusschen hen is. O! Jesus geeft hun sijn Woordt, sijn harte, sijn hand, sijn Avondmaal tot panden, dat bergen mogen wyken en heuvels wankelen, maar dat sijne goedertierenheit in der eeuwigheit niet sal wijken, noch het Verbondt synes Vredes wankelen, en sy geeven hem hun harte gelyk wy gesien hebben, en ook haare handt 2 Chron. 30 : 8.
h. Het sal ook seggen, dat de eene veel ja seer veel vermag op den anderen. Spreuk. 19 :7, O! Het is, als 't ware, met eerbiet gesproken dat door hen
180
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
de Almagtige overwonnen wordt gelyk in Jacob, die vermogte; gelyk met Loth, Godt konde niets doen, eer Loth uit Sodoma uit was gedreven; en Abraham, die stof en Assche was, vermogt so veel dat Sodoma om tien rechtvaerdigen sonde behouden syn geworden; en hy vermag ook alles op hen; alles is voor den Heere.
i. Het segt, dat sy veel konnen van eikanderen verdraagen. O! Godt swygt in syne Liefde; en handelt niet met hun naar de Wet van vergeldinge, maar heeft menigvuldige vergevinge, opdat hy gevreest worde. En sy, wanneer sy in een goeden toestand sijn, leggen de handt op den mondt seggende myne siele swygt Gode, want van hem is alle myne verwachting: ik sal des Heeren gramschap draagen, vermits ik teegen hem gesondigd hebbe, Mich. 7 :9. O salige bevredigde toestand, een makker, een vrient van Jesus te syn!
/3. Maar nu overmits vrienden, in hunnen optogt sijn tot ondersteuning, bemoediging, en onderschraging van eikanderen: so is de twede betekenis des woordts een leunen; 't welk moet voortvloejen uit vriendschap, en kan sender die in 't allerminste niet syn. Wy sullen derhal ven van dit leunen so spreeken, dat wij met Uwe aandacht.
a. Sullen insien, wat het vooronderstelt, dat gesien en gevoelt moet worden.
a. In Jesus, op wien de siele leunt; o! in dien moeten sy sien sijne algenoegsaamheit, ende syne Goddelyke kracht, en uitnemende bereidwilligheit, ende liefdragenheit sullen sy hun gelieele gewigt op hem laaten aankomen. Christus nu is sodanig een in alle opsichten; hy is de El Gibbor, de sterke Godt, en een gewisse hulpe in den tyd der benauwdheden.
h. Maar sy meiken sich selven aan als swakke.
181
LEUNEKDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
tot den voortgang op den wegh naar den Hemel. O! by hen is geene kracht, om de swaare sanden van Baccas dal door te klauteren: ja niet alleen swak, maar in alle opsichten onmagtig, sodat sy sonder hem en syne G-oddelj-ke invloeden geenen voetstap op den wegh willen of konnen voortgaan, dus is het, niet meer sy die leeven, maar het is Christus, die in hun door geloove leeft: die doet hem blyven in Christus Jesus als een Ranke in den waaren Wynstok.
b. Derhalven sal dit Leunen de volgende siels-werksaamheden volgens het sinnebeeldt te kennen geeven.
a. Dat sy opgetrokken syn, ofte opgewekt van het bedde der sorgeloosheit, waarop de Geloovigen dikwerf nederliggen, Hoogl. 5 : 2. ofte uit swaare moedeloosheden en twyffelmoedigheden, daar in sy sin-ken als in klei en modder; en dat hunne voeten sijn op een Rotsteen geset. o! Dat is het eerste, dat Jesus doet, wanneer hy sijne handt tot de kleinen wendt.
b. Dat sy nu op hunne voeten staan, die geschoeit hebbende met de bereidwilligheit des Euangeliums. Efez. 6 : 15. met lust en harte om voort te treeden op den wegh van des Heeren geboden, o! Ja, sy slaapen nu niet meer, maar syn opgestaan uit den dooden, by hen is lust om den Heere in alle opsichten welbehaaglyk te wandelen.
c. Dat sy gelyk een swakke en magteloose daade-lyk hunne handt uitsteeken, om Jesus den eenigen houvast, aan te grypen Jes. 27 : 5. sy grypen sijne sterkte aan: sy klein van krachten sijnde, de noodt dringt hen om Jesus te grypen, 't welk een eigenwerk des Geloofs is, waarom in den 37. Psalm het genoemt wordt een wentelen van synen wegh op den Heere, en een vasthouden, ik hielde hem vast.
d. Het sal seggen, dat sy hun geheele gewicht op
182
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
hem, op den Christus, laaten aankomen: o so lang de mensch deels op Jesus steunt en leunt, en deels op de pligten, gewisselyk de slinker handt sal dooiden riedtstok van Egipten der wettische plichten en eigene krachten doorboort worden. Hier moet men leunen op hem alleen en niemandt anders, want anders sal men altoos verkeert syn in de werk-saamheit.
e. Dat sal seggen de onvolmaaktheit van hunne treden: die met syn geheele lyf op iets anders leunt, hinkt, hy gaat mank, gelyk Israël was hinkende op twee gedachten. O! so is de wegh van de Leunders op Jesus; sy hebben het noch niet verkregen, de volmaaktheit namelyk, maar sy Jaagen 'er na: hun doen is met veel sonde, ja hun beste doen is wegens het vleesch als een wegwerpelj^k kleedt.
f. Het segt ondertusschen, dat 'er meest kracht is aan de leunende syde; o! Ja daar de siele op Jesus leunt, daar heeft quot;sy kracht in 't vernieuwd ende wedergebore deel: maar daar is een andere syde, een verdorven beginsel, dat sygt naar beneden, wanneer Paulus het goede wilde, het quaade lag hem naby, ende deede hem na de laagte sakken. Eom. 7 : 21.
g. Het segt, dat sy by elke stappen, die sy voortgaan, eene sucht geeven, als ademloose o 1 ja, in 't geestelyke, die recht op Christus leunt, die is ge-duurig suchtende, als een aanmechtige een magte-loose, om het alles uit des Heeren handt alleen te ontfangen en deelachtig te worden, sender u kunnen wy niets doen.
h. Het segt, was 'er niet moedt op hem, op wien sy leunen, dat sy konnen nedersitten ende in wan-hoope vergaan, om ooit een' anderen voetstap voort te setten. Indien Godt, Godts Woordt alle Davids vermaking niet geweest was, hy soude al lang hebben
183
LEUNENDE OP HUNNEN LIEFSTEN.
in synen druk vergaan, o! was dat niet, dat de siele wiste, dat de Rotsteen Israels altyt de selfde blyft, de siele sou het opgeeven en nooit meer pro-beeren: maar Godt synde onveranderlyk, hebben sy op hem altoos moedt.
i. Het segt ook, dat sy al geduurig, eer sy nogh wederom eenen voet willen beweegen, wederom door nederdrukking van sich selve op Jesus, kracht daartoe moeten ontvangen, o! ja! men moet in alles, so wel in de opgewekte, als in een laage gestalte, geduurig nieuwe ende directe uitgangen van geloove op Christus oeffenen; en dat moeten niet sulke daaden syn, waarmede men in de hoogte gaat door gevoel en opgeblasenheit, maar in de laagte valt op Jesus als een allenthalve ellendige en magteloose, dat maakt eerst een recht leunen, wanneer men als een samenknopinge van ongerechtigheid op Jesus sakt.
k. Het segt ook, dat dan alleen de kracht komt, en dat de siele in .de hoogte gebragt wordt, als sy met de handt op Jesus leunt. Ps. 18 : 30. Door u springe ik over een muur. enz.
I. Het segt ook de innige en ongeveinsde hefdens-bewysen, die de siele Jesus vertoont by eiken stap, dien sy voortsetten, seggende: indien gy my niet geholpen hadde, ik soude al lang in mynen druk vergaan hebben; sodat sy een Eben Haëser en ge-denksteenen oprichten, ende schryven daar op, tot hiertoe heeft de Heere my geholpen, ende voegen 'er by; hy sal nogh helpen, en uitredden.
m. Het segt ook de nauwe oplettentheit van de siele omtrent Christus gedrag, of hy voortgaat of stille staat; moest Israel niet voortgaan, so lang de vuur- en wolk-kolomme stil bleef staan, en moesten sy op de beweging van die in de Woestyne hunne plaatse veranderen: o! so is 't ook hier: de leunende let op Christus wille, wanneer hy stil staat. Ik stil
184
leunende op hunnen liefsten.
staan en ook met hem voortgaan: sy willen hem niet voomitloopen noch nablyven, maar hem volgen, waar hy ook heenen gaat.
n. Het segt een geduurig gebruik maaken van hem om kracht, licht, gerechtigheit en alles, dat sy van nooden hebben in tydt ende in eeuwigheit; overmits alle hunne bequaamheit uit Godt is.
o. Eindelyk een betrouwen van alle hunne belangen aan hem tydelyke, geestelyke, ende ook eeuwige: siet, segt Job, so hy my tloode, sonde ik niet hoepen.
C. Noch is het Geloove, een IjOOPKIV. Maar ik sal daarvan niet spreeken, het genoegsaam gedaan hebbende over het Toevluchtnemende Betrouwen of Vertrouwen.
M. Wat dese letter M. betreft; hebben wy geen, byzonere benaaming onder die gevonden, of het moest geweest syn, dat het Cleloove is een maaken van een vekbondt .met Godt, waarin de siele Godts Verbondt der genade toestemt en sich selve in dat Verbondt ingeeft, sich ook onder de allernauwste verplichtinge brengende om des Heeren te syn en voor den Heere in alle nauwkeurigheit te leeven: maar hiervan hebben wy by eene andere gelegen-heit gesproken. Ps. 50 : 5. Vergadert gy myn Volk, die het verbondt maaken met offerhanden.
N. Derhalven wy gaan over tot de volgende Letter air. daar het Geloove genoemt wordt A. Een
Deese benaming van het Geloove, des selfs werk-saamheit te kennen gevende, vinden wy bysonder-lyk in de instellingen van des Heeren Avondmaal, daar omtrent het gegeven Broodt de werksaamheit
185
NEEMEN.
syn moet neemen, maar 't wordt ook betrekkelyk gemaakt tot Christus Jesus. Matth. 11 : 29.
Vooraf merken wy aan, dat wy airede van het G-eloove gesprooken hebben als een aanneemen van Christus, en in en met hem van alle de weldaaden van het genadeverbondt, die, als een vry, uitnemendt voortreffelyk, nuttig en weergaloos geschenk, aan den armen sondaar recht overtuigt en ontbloot van alles voorgehouden en aangeboden worden, van dee-se saaken sullen wy in 't allerminste niet spreeken, maar eenige saaken, die wy overhielden, voor deese benaminge Uwe Aandacht voordraagen.
gt; Om dan tot onse saake met Uwe Aandacht te komen, sullen wy nagaan eenige eigenschappen ofte hoedanigheden van dit Neemen van Christus geheel ende alleen, als Godt gave, daar onder de werk-saamheden des gemoedts sullen gevonden worden.
«. Het is een Neemen met de uiterste erkente-nisse van des gevers mildadigheit, so vry en boven alle verdienste. O, Wat wordt de siele in dit nemen niet al nedergeset by Godts liefde ende goedertie-renheit aan het menschelyke geslachte, niet alleen hun het leyen op deese aarde gevende, en hen met spyse ende vrolykheit vervullende, hun goedtdoende van den Hemel; en in syne lankmoedigheit dragende ; maar sonderling by syne uitnemende, wonder-baare en ongehoude liefde tot enigen weinigen van de nakomelingen van Adam, synen eigenen Soon schenkende niet alleen als een voorwerp, alle liefde waerdig, hy sijnde de Waarachtige Godt, maar als een voorwerp, die door lyden voor alle hunne son-den voldaan heeft, siet, met hoe groote liefde, segt daarom Paulus, heeft ons Godt lief gehact, dat hy sijnen eigenen Soone niet gespaart heeft maar voor ons allen overgegeeven. Rom. 8 : 32. Ps. 86 : 5.
/3. Het is een Neemen met de overtuigenste en
186
NEEMEN.
gevoeligste erkentenisse van eige onwaerdigheit en-de nietigheit: sy merken overtuigende aan, dat 'er niets by hen is of syn konde, om ooit sulk een geschenk van den Heere af te perssen, maar dat sy wegens erffelyke en daadelyke schuit alle Godts weldaaden t' eenemaal onwaerdig syn: daarom segt Paulus, my den allerminsten is deese genade geschiet.
/. Het is een Neemen met de uiterste hoogach-tinge van het geschenk, sy beschouwen dat aan allen kante, cnde in desselfs dierbaarheit, grootheit in allen opsichte voor hunne siele, 't welk hun doet uitroepen, wat is de mensch, dat gy synes gedenkt, of de Soone des menschen, dat gy hem, met den opgang uit den hoogte besoekt.
S. Het is een Neemen met beschaamtheit; schaamte en schaamroodtheit bedekt hun aangesicht sodanig, dat de siele in de uiterste verlegenheit gebragt worde. 2 Sam. 7 : 18. Toen ging de Koning David in, en bleef voor het aangesichte des Heeren, cnde hy seide: wie ben ik Heere of wat is mynes Vaders huis, dat gy my tot hier toe gebragt hebt: daartoe is dit klein in uwe oogen geweest, Heere Heere! maar gy hebt ook over het huis uwes knechts ge-sprooken tot van verre heenen; ende dit naar de Wet der mensche, Heere Heere: ende wat sal David noch meer tot u seggen ? want gy kent uwe knecht, Heere Heere.
s. Het is een Neemen met eenen lust ende sucht, om het geschenk, namelyk den dierbaaren Jesus te allen opsichte betamelyk te gebruiken, soals hij van Godt geworden is tot wysheil, rechtvaerdig-making, heiligmaking en volkome verlossing voor de siele; o! Jesus wenschten sy in alle opsichte te gebruiken, als hun eigen, dus trachtende te grypen het geen, waartoe sy gegrepen sijn.
187
ueemen.
Het is een Neemen met lust, om sich nooit onwaerdig de gave te maaken, ende Godts goedt-heit nooit te verachten, o! Wanneer Jesus, als de geschonken Middelaar en Godts groote gave genomen wordt, wat is niet de lust, om met Hiskia sachtkens voort te gaan, uitroepende, wat sal ik den Heere vergelden voor al syne weldaden, die hy aan my bewesen heeft?
B. Onder deese Letter vinden wy nogh eene be-naaming des Geloofs, dat het is een Noemen van den naame Jacobs: maar hiervan mogelyk in't vervolg. Jes. 44 : 5.
O. enz. Wat deese Letter en de volgende tot aan de S. toe betreffen; daar syn wel deese en geene Geloofs benaamingen voorgekomen, maar wy bemerkten, dat het saakelyke daarvan of gesegt was in het voorgaande, of gesegt moet werden in de Verhandeling van het Gfeloove selve: dus gaan wy se dan voorby, om niet tweemaal het selfde te moeten seggen.
S Gaan wy dan voort tot de Letter S.
A. Onder deselve vinden wy, dat het Geloove ge-noemt wordt een
En deese sal met syne Handt schryven (ik ben) des Heeren. Jes. 44 : 5.
X' Wat nu de verscheidene Vertaalingen ende Uitleggingen van deese plaatse betreft, gelyk ook de gewoonten, waarop gesinspeelt mogt worden, daarmede sullen wy Uwe Aandacht niet ophouden, het byna eene geheele Leerrede vereischende: wy sullen sender verder ondersoek tans dien aangaande by deese vertaaling blyven, en de saake u voordragen.
188
SCHEYVEN MET DE HANDT.
die wy als Geloofswerksaamheden 'er onder bevonden hebben.
3. De saak dan hier betreffende.
x. In 't gemeen vinden wy, dat de Uitleggers meenden, dat dit te kennen geeft met Godt op een Verbondtswyse niet alleen te handelen, maar schrif-telyk dat Verbondt oprichtende: naar het voorbeeldt van Godts aloude Israël op so veele plaatsen, Exod. 34 : 17. Jos. 24 : 26. en andere plaatsen. Dit hebben wy voor deesen aangedrongen en in onse Voorbereiding Leerreden een kort Formulier van Verbondt-maaken op een Schriftelyke Wyse aan Uwe Aandacht medegedeelt.
/3. In 't bysonder sal het seggen:
a. Hoe de siele op de allervaste ende nauwste wyse in dit aannemen van Christus sich aan den Verbondts Godt verbindt, om de sijne te sijn, ende voor hem te leeven. De mensch is toch als Efraim een losbandige koe, die in de ruimte wil weiden; dat is de natuure van de sonde, dat die eene on-wettelykheit is: daarom de siele dit weetende wil sich vast, gewis ende seker verbinden ende onder den eedt brengen. Ik hebbe geswooren. Siet Neh. 9 : 38,
b. Hoe dat het Voornemen der siele bestendig is en het onveranderlyk geschreven blyft. Daarom sei-de Pilatus. dat ik geschreven hebbe, dat hebbe ik geschreven. Joh 19 : 12. O! die Jesus oprecht omhelst, het is niet by eenen optogt, sodat alles als eene morgenwolk en vroegkomende dauw is, maar haare bestendige sucht, lust en gesintheit is, om altoos by den Heere te blyven.
c. Hoe de siele hierin met bedaardheit te werk gaat; daar men iets schrijft, onderschrijft, dat moet met bedaarde sinnen geschieden, so ook sy overleggen, en overwegen alles, dat sy schryven.
189
SCHEYVEN MET DE HANDT.
cl. Het sal seggen: dat sy dit doen eindelyk tegen het toekomende, ofte tot ondersteuning, sodat het een getuige tegens hen in afgesaktheden syn mag.
V. Sonder van het Geloove als eene toestemmin-ge te spreeken, ofte een Toesetten van het Segel, dat Godt waarachtig is; overmits wy hierover in onse Verhandeling van de Natuure des Geloofs spreeken moeten. Derhalven wy gaan over tot de volgende V. daar wy vinden, dat het Geloove genoemt wordt.
A. Een.
Ps. 10 ; 14, Op u verlaat sich de arme.
X' Wat nu ons Grondtwoordt betreft, des zelfs beteekenis is wel in Verlaaten gelegen, ondertusschen wordt het gebruikt.
a. SÓmtyts in een' quaden sin. Wanneer de mensch van Godt afwykt, syne vrese niet voor oogen hebbende, noch van syne hulpe, vertroostinge en raadt-gevingen afhangende, gelyk wy vinden van Israël tot hunne beschaaming aangeteekent, dat sy den Heere, den sprinkader des levendigen waters verlaaten hadden, en sich bakken uitgehouwen, die geen water houden konnen. Jer. 2 : 13, 17.
/3. Somtyts werdt het in een' goeden sin gebruikt ofte om de siele op te wekken, dat sy alles buiten Godt soude verlaaten en daarvan afsien en den Heere aankleeven, gelyk een gordel kleeft aan de lendenen eenes mans, met het gansche harte: Hiertoe wordt de Joodsche Kerk opgewekt, verlaat uw Vaders huis en Volk, en de Koning sal lust hebben aan uwe schoonheit. Ps. 45 : 11, 12. Somtyts geeft het te kennen het Werk van een belaste, verlegene-
190
VERLAATEN.
en radeloos, syne saaken op een' anderen verlaaten-de, alle goede uitkomsten van hem afwachtende, gelyk als het hier gebruikt wordt, om de eige werk-saamheit van Godts arme en verdrukte volk te kennen te geeven omtrent den Heere in alle hunne verlegenheden en radeloosheden, daarin sy geenen raadt met sich selven weeten: op u verlaat sich de arme, ende dus komt deese werksaamheit overeen met een andere benaming des Geloofs onder W. naemelyk het WENTELEN VAN ZYNEN WEGH OP DEN HEERE, geloovende dat hy het wel maa-ken sal. Ps. 37 : 5. Derhalven sullen wy van beide spreeken onder deese benaminge van een Verlaaten van sich op den Heere.
Wat de saake dan betreft: Uwe Aandacht kan bemerken.
o. Dat de onderwerpen van deese werksaamheit syn waare Geloovige in druk ende tegenspoedt, wegens de wreedheden van de godloosen, die niet ophouden aan Godts waare Volk wreedheden aan te doen: gelyk dus de roede der godloosen dikwerf komt te liggen op het lot der Rechtvaerdigen; ende daerom worden sy met eene benaaminge van Godts waare kinderen beschreeven; welke de kleinheit en ootmoedigheit en ontblootheit van des Heeren volk uitdrukt; gelyk het is met alle de naamen die sy draagen. Sy syn arme ende nooddruftige, en dat is wel met recht op hen gepast,
a. Ten aansien van hunnen uiterlyken toestant, welke meerendeels armoedig is, so dat 'er weinige ryken naar de wereldt syn uitverkoren: want so onmogelyk het is, dat een kemel door het oog van een naaide soude konnen doorgaan, so onmogelyk is het voor eenen ryke in 't Koningryk der hemelen te konnen ingaan. Waarom de Apostel 1 Kor. 1; 26, 27, 28 segt: Gy myne waerde Broeders en Sus-
191
veelaatek.
ters, siet uwe roeping; niet veele wijsen, ryken, of edelen, maar Godt heeft de armen uitverkoren. En waarlyk de bevinding leert het. dat sy meer in de hutjes gevonden worden, dan in de Paleisen.
b. Maar bysonder syn deese onderwerpen, die sich op Godt verlaaten, en hunne wegh op hem wentelen, Aemen in 't geestelyke, niets ter wereldt in of by sich hebbende, moetende 't eenemaal oogenblik-kelyk van Godts goedertierenheit ende mildadigheit afhangen: saaken, die wy voor deesen over de Ar-moeds des geests hebben voorgedraagen; wy mogen se niet herhaalen.
/3. Gaan wy derhal ven mei üwe Aandacht voort tot de werksaamheit van de siele, hier gestelt ofte vereischt, van verlaaten van sich op den Heere, ofte wentelen van synen wegh op Godt: daar wy so geestelyk en practikaal, als mogelyk is, sullen syn, sodat wy sien sullen.
a. Wat dit al vooronderstelt, naamelyk,
o. Dat elk Christen en waare Geloovige een saake ofte wegh hebben, die sy op Godt verlaaten ofte wentelen moeten. Dit is bekent, dat het levens be-dryf, den daaden en werksaamheden van de waare Geloovigen in Gods Woordt door eenen wegh worden uitgedrukt, en hunne oeffening op denselven een wandel genoemt: daarom wordt er in den Eersten Ps. v. 6. gesegt dat Godt kent den wegh der recht-vaerdigen: en Gen. 5:24. Enoch wandelde met Godt en was niet, want God nam deesen getrouwen ende godsaligen man weg tot zich, sodat hy den doodt niet gesien heeft. Hebr. 11:5 Vraagt Uwe Aandacht wat een Geloovige al op Godt moet verlaaten en wentelen ? Ik antwoorde, dit is een seer ruime stof-fe, welke wy nochtans met een woordt konnen beantwoorden, seggende: men moet alles op den Heere wentelen, alle syne weegen, saake en lasten, Want
192
VEELAATEN.
het Is des Apostels vermaning; in geen ding bekommert te syn, maar alle syne begeerten aan Godt bekent te maaken, met gebeden niet alleen, maar ook met danksegginge; ondertusschen konnen wy deese drie bysonderheden in acht neemen.
1. Dese armen ende nooddruftigen, hebben een kostelyk pandt; welkers verlossing kostelyk is, niet te wege kennende gebragt worden door vergankelyke dingen, silver ende goudt; deese moet men op Godt wentelen ende verlaaten. Daarom spreekt Paulus 'er van als van syn pandt by Godt weggelegt: en als men deese wentelt en verlaat op Godt, so sal dat ook mede insluiten, dat men alle de middelen en geloove, bekeering, ende heiliging van de siele aan Godt toevertrouwt: wetende, dat de wasdom alleen van den Heere afhangt. Hoe soet is Christus eiken waaren Christen hierin voorgegaan, seggende, Vader, ik beveele u mynen Geest.
2. Godt stelt syne Geloovigen elk op eenen sekeren post, heeft elk seker werk, waarin sy overeenkomstig de toestanden, waarin sy gestelt worden, hem moeten verheerlyken, ende hun wandel en wegh moet in alles syn als een schynendt licht, voortgaande tot op den vollen middagh toe, sender dat sy 'er in vertraagen. Dit is nu een swaare saake, een moejelyke weg, welken om 'er in te vorderen men geduuriglyk op Godt, om syne voorkomende, medewerkende en achtervolgende genade, sich wentelen en verlaaten moet; overmits hy het is, die alleen het willen en het volbrengen beide in de sielen syner gunstgenooten werkt. Fil. 2 : 13.
8. Elk heeft ook syn Talent van Godt ontvangen. Luk. 19 ; 13. welke talenten sy ontfangen elk in 't syne, hoe groot ofte klein, niet om die te be-graaven, ofte te verbergen, maar met een woordt, om die wel te gebruiken en op geestelyken woeker
193
13
VEELAATEN.
aanteleggen, tot s3Tn eige en anderer geestelyke stichting: maar dit is een' swaare, een nadrukkely-ke saake.
h. Het veronderstelt, dat des Heeren welmenende volk, die een oprecht voornemen hebben om voor den Heere te wandelen en in alle opsichten getrouw bevonden te worden; dat sy, door insien van het een en ander radeloos en overstelpt syn; geenen wegh noch uitkomste dikwerf sien, hoe sy in deesen sullen te werk gaan: O! Ja: dat wordt in alle die plaatsen te kennen gegeven, daar men hiertoe opgewekt wordt Ps. 55 ; 22. Spr. 16 : 3. 1 Pet. 5 : 7. Dit sal nu blyken.
1. Als wy nagaan de grootheit van de saaken, die sy te doen ende te lyden hebben: was het maar in dit, of dat, dat een Geloovige, die goede pogingen heeft, beesig syn moest; het was veel, het was meer dan hy doen konde: want hy is uit sich selven tot geen een ding, hoe klein het ook syn mag, bequaam 2 Kor. 3 : 5. Maar het is hier een algemee-ne heiligheit in alle opzichten, tot elk gebodt, ende dat wel in alle opsichten, als Schepsel tot synen Schepper, als Overigheit en Onderdaan, als Leeraar en Lidmaat, als Vader ende als kindt, als Dienstbaa-re ende vrije, als Koper en Verkoper; en dit alles in alle gelegenheden, plaatsen, geselschappen en onder alle voorsienigheden; ende dat wel so, dat men de Volmaaktheit in dit alles in't ooge moet hebben, nooit sich met eenigen trap vergenoegende: waarby komt dat deese syn wegh en plicht van een' hooge natuure is, 't moet alles door geloove gedaan worden, dat is, uit Jesus kracht, door Jesus Geest: want alles dat niet uit den Geloove is, dat is sonde, dit alles is nu groot.
2. Ja sy syn verlegen, schoon sy goede pogingen hebben wegens de swaarigheden, die hen ontmoeten;
194
VERLAATEN.
hun wegh is niet voor den windt: o! neen : sy hebben windt en stroom tegen, hebbende een boos harte, een, verleidende wereldt, welke beide hen dikwerf beswaaren, en aan hunnen erfvyandt, den Duivel, verraden. Dit overstelpt: sodat sy moeten uitroepen Ps. 93 : 3. de rivieren verheffen sich, Heere: de rivieren verheffen haar bruisen, de rivieren verheffen haare aanstotingen.
3. Laat my noch byvoegen ten derden, haar eigen krachteloosheit ende allenthalvige onmagt: Ja hunne dwaasheit, sodat sy dikwerf worden in engten ge-bragt, niet konnende weeten, wat goedt of quaad is, billyk ofte onrecht; 2 Kor. 3 : 5. Dit nu doet hen dikwerf in 't dal der moerbesyenboomen, of liever in 't dal van Bacca, als een onmagtige arme en adem-loose neder sitten indien de siele soekt eene nauwe godsaligheit te betrachten.
4. Eindelyk, dat byna alles overtreft, schoon sy welmenende en goede pogingen hebben, bemerken sy nochtans in sich een boos, een tegengekant harte tegen God en hunnen plicht, het harte zynde als eene snelle Kemelinne, om hunne wegen te verdraaien, dat so boos, verkeerdt, en arglistig is, dat niemant het kennen kan noch nagaan. Dit deedt Jeremias in syn 10. Kap. v. 23. uitroepen: o Heere! gy weet, dat de wegh van eenen mensche niet by hem is, hy kan syne voetstappen niet bestuuren. Paulus, deese tegengekantheit vindende, en eene wet in syne leden, hem gevangen leidende onder de wet van sonde ende doodt, was t'eenemaal overstelpt en riep uit Eom. 7 : 24. Wee my ellendige mensche, wie sal my verlossen van het ligchaam deeses doodts. Die nu met aandacht het gesegde nagaan, kon-nen sien den geloovigen als eenen Enos, een leedigen, een, armen ende nooddruftigen, swaar belast ende swaar beladen onder syne lasten, welke hy
195
VEELAATEN.
derhalven noodwendig op eenen anderen wentelen moet.
e. Dit onderstelt, wanneer 'er gesegt wordt, dat de armen sich op Godt verlaaten, ende hunnen wegh moeten wentelen ofte eigentlyk overrollen op hem: dat dit de plicht is van hun, niet hunnen swaaren last selve op te torssen, op hunne eigene schouderen te draagen: maar het op Godt, als den adonaï, die een vast fondament en steun is, het te laaten aan-koomen, ende dus den last van sich op hunnen dierbaren Jesus, hunnen trouwen medgesel, hunnen weg te laaten aankomen: Want hy wordt toch in alle hunnen benaauwtheden met hun benaauwt: maar dit stuk ruim synde, sullen wy 'er over opmerken.
1. Dat 'er so iets is, dat wezentlyk in de bevindinge der Vroomen gevonden wordt, als syne lasten op Jesus te leggen, te wentelen, ende daardoor wesent-lyk rust gewaar te worden.
a a. Dit talykt uit de wesentlykheit van hunnen last; de mismoedigheit en swaare anxten van eenen geloovigen ontstaan niet uit loutere inbeeldinge en melanscholyke gedachten; maar sy worden in waar-heit onderdrukt; derhalven dit so synde dat, er niemand is, die een' bedroefden geest kan opbeuren, o! Godt in Christus moet de waare ende eenige steun van so eene siele syn: maar dat is hy, wanneer sy sich op hem verlaaten.
eb. Der syn in de sielo wesentlyke werksaamheden des geloofs omtrent de swarigheden, die haar ontmoeten: so syn 'er ook wesentlyke verlossingen van haaren last; want geloofs eigen werk is, alles op Jezus te leggen.
cc. Dat dit so is, blykt uit de bevindinge. Paulus 2 Tim. 1 : 12. wist, dat hy niet soude worden beschaamd: hoe wist hy dat? hy wist, in wienhy gelooft hadde, en dat die magtig was syn pandt by
]96
verlaaten.
hem weghgelegt te bewaaren. Ik hebbe van eenen Martelaar gelesen, dat hy wel te vooren tot wankeling gebracht was, sodat hy met syne handt het Eoomsche geloove onderschreef, maar naderhandt hield hy de handt standvastig vast in't Vuur sonder te beweegen, getuigende dat hy geene pyn gevoelde; en Bisschop Riddly, een Martelaar voor Jesus, seide, och 1 ik ben klein van kracht. Ik beeve voor den doodt, hoe veel te meer voor het vuur, om daarin verbrandt te worden; maar myne saak is goedt. Jesus kan my helpen; myne leere te bevestigen en te ver-segelen. En so was 't, want 's nachts te voren, eer hy verbrandt wierdt, op de doorluchtigste wyse met groen hout, opdat syne pyne des te grooter door de langdurigheit syn sou ; ontboodt hy vrienden tot sich, en was blyde, den ganschen tydt: hy ging al vroo-lyk singende naar de vlammen, song den lof van Godt den ganschen tydt in de vlammen, totdat syn adem uitging. O ! Wonderbaar tot bevestiging, dat wanneer de siele niet op eigene beenen staat, maar haaren wegh op Jesus wentelt, dat sy wesentlyk geholpen worden. Sie den 18. Psalm en Lodenstyn (de Gevangen niet sweeg).
2. Het segt, dat men synen wegh en last verlaten en wentelen Mag. O ! Ja: dit sal ook klaar voor Uwe Aandacht syn, als wij de gronden maar een weinig nagaan.
aa. Indien onse saake goedt is, Gods natuure geeft grondt om se op hem te verlaten ende te wentelen Door syne oneindige wysheit kan hy uitdenken wegen ende middelen tot redding van syne arme sukkelende kinderen; ende door syne goedheit wil hy ook doen boven ende tegen alle hunne verwachting aan, ende syne kracht kan die middelen niet alleen werkstellig maaken, maar doen gedeyen tot het ge-wenschte einde sodat men seggen mag: Indien
197
vehlaaten.
Godt voor ons is, wie sal tegen ons syn. Rom. 8 : 30.
eb. Syne Voorzienigheit is hier een vaste grondt die gaat niet alleen over alles, groote, kleine, nood-sakelyke en vrijwillige daaden; maar hy kan het licht uit de duisternisse brengen, het kromme tot recht maaken: daarom geene saake so verwardt, of hy kan uitkomsten geeven.
cc. Syne soete en aangenaame noodigingen en dierbaare beloften geeven grondt het op hem te ver-laaten en te wentelen; daarom vinden wij in den 50. Ps. vs. 15, roept my aan in den dag der be-nauwtheit, ik sal u seekerlyk helpen ende uitredden Spr. 3 : 6, wordt daarom gesegt: erkent Godt in alle uwe wegen.
dd. Maar een soete grondt is het, dat dit ook Gode seer aangenaam is: hy verwelkomt de belaste ge-loovigen, als sy met alle hunne swarigheden komen. Joh. 6 ; 37 die tot my komt, wat voor eenen last hy ook heeft, sal ik geensints uitwerpen : immers de allerkrachtigste spreekwijse, die gebruikt kan worden om de siele hiertoe in alle gevallen te bemoedigen en op te wekken.
3. Het segt, dat de geloovige niet alleen mag, maar dat hy moet synen wegh noodsaakelyk op Godt ver-laaten ende wentelen.
aa. Dit is nu noodzakelyk uit kracht van des Hoeren gebodt. O! Godt weet, hoe traag, hoe anxtvallig syn volk is, om alle hunne belangens, niet het allerminste uitgesondert op hem te verlaten: daarom, om den schroom wegh te neemen, maakt hy het tot een' noodsaakelyken plicht, syn gebodt, Spr. 3 : 5, 6, 7. Vertrouwt op den Heere met uw gansche harte en steunt op uw verstandt niet: kent hem in alle uwe wegen, en hy sal uwe paden recht maaken: en syt niet wijs in uwe oogen. Vreest den Heere, en
198
veblaaten.
wykt van het quaadt: het sal syn eene Medicyne voor uwen navel, eene bevochtiging voor uwe beenderen.
eb. Dit is noodsaketyk, vermits, Godt hier door verheerlykt wordt: want wentelen en verlaaten op Godt verheerlijkt syne magt ende syne wysheit ende goedheit, erkennende dus, dat alles van hem moet komen, ende dat de siele in 't allerminste geenen kracht ofte vermogen heeft; sodat hij nu, sich 't eenemaal leedig, uitgeschudt en ontbloot siende, van den Heere afhangt.
cc. Het is alleen de Wegh van verlossinge; sender Godt kan de siele geene redding wachten, en sy wil het alleen ook van hem hebben; maar dit kan sy niet deelachtig worden, dan door wentelen en verlaaten van sich op hem.
dd. Dit is noodsaakelyk in 't begin van alle saaken: overmits onse eige wysheit ons bedriegen kan, ende in de gevallen gebracht synde, ontbreeken dikwerf de krachten: met wat voor beschaamtheit moet iemant worden aangedaan, wanneer hy sich selven in een geval gebragt heeft, daar hy niet doorkomen kan, om daarmede tot Godt naderhandt te komen. Daarom moet men Godt in alles eerst erkennen, synen wille weeten, en van hem afhangen.
eb. Dit is noodsakelyk ten aansien van het einde, 't geen sonder wentelen en verlaaten op God begonnen is, Godt sal, indien hy iemant lief heeft, het verydelen, tot rook en damp doen verdwynen ende het de siele van achteren bang maaken.
ff. Eindelyk dit is noodsakelyk van wegens Godts seegen over alles, die men erlangt. Wat sou het baaten, so Godt al eens toestont, dat men de geheele wereldt soude hebben, dat alles naar zynen wensch soude gaan; of het moet syn in syne gunste, het moet syn, dat sulx op geloofs werksaamheit van
199
veelaaten.
verlaaten en wentelen van sich op den Heere voortvloeit. Immers eene beete broods en dronkje kout water in syne vreese is beeter dan al de wereldt. o! Laat dan het gesegde de waare Sioniten opwekken, om sich geduurig op den Heere te verlaaten, ende door deese woestyne op te gaan oogenblikke-lyk op Jesus leunende ende steunende; hy sal het alsdan wel doen gelukken.
b. Maar nu, om van dit verlaaten en wentelen selve te spreeken, sullen wy Ca) aantoonen, waarin het geleegen is, (b) de tyden in 't bysonder, waarin men het doen moet, (c) de voordeelen daaruit voort-vloejende.
ö. Wat dan dit verlaaten en wentelen selve betreft.
1. Dit sal niet te kennen geeven een afsien van de ordinaare middelen, van G-odt ingestelt, tot bereiking van syn einde: o! neen : dat ware een grouwe-lyke sonde: de handt des vlytigen maakt rijk: Ge-loove ende een naarstig gebruik van de middelen gaan altoos 't saamen.
2. Maar het is.
aa. Een afsien van eige kracht ende vermogen omtrent alle onse belangens. 2 Chron. 20 : 12. by ons is de allerminste kracht niet tegen deese groots menigte: maar onse oogen syn op u geslagen.
eb. Een openhartig, gul, ende oprecht openleggen van alle hunne saaken, wegen, gevaaren en omstandigheden voor den Heere, in hunne selfs vewardheit ende raadeloosheit, niets voor hem verbergende, maar met David hunne wege vertellende. Ps. 119.
cc. Een daadelyk overgeeven van hunne saaken ende hunne persoenen aan den Heere, het van sich afschuddende ende op hem werpende: dat is het werpen van syne sorge op den Heere, ny sal het wel maaken. Ps. 55. Sp. 16 : 3. 1 Petr. 5 : 7. dd. Een geloovige verwachting, dat Godt in syne
200
veklaaten.
oneindige wysheit raadt ende uitkomst sal geeven, synen naame heerlyk, ende hun tot saligheit, en de siele nuttig: dit is 't eigentlyk, het geen 't Geloove, als een wentelen, doet: nadat sy vinden ende overreedt syn. dat de gegeve saake van den Heere in do handt genomen wordt, sy hebben de innigste hope dat hy het wel maaken sal voor hun in allen op-sichten.
eb. Waarom er ontstaat ten vijfde een' stille berusting van de siele, sender anxtigheit, sender verhaasten: maar alles aan Godt overlaatende ten aanzien van de wyze, tydt, plaatse, omstandigheden ende trappen van hunne reddinge: die gelooft sal niet haasten, o! gelukkige siele, die het so van sich kan wentelen en verlaaten: een werk geheel tegen onse natuure strijdig, daar wy allermeeste geneigt syn, onse eigene iasten te draagen.
b. Vraagt nu iemant, wanneer ende in welke gelegenheden moeten wy dus ons selven op den Heere verlaaten ende den wegh wentelen? Ik sal het u seggen myne Aandachtigen!
1. Men moet dit doen ten alle tyde, met de allergeringste gevallen also wel als de allergrootste: Vertrouwt op den Heere 'taller tydt: so moet men in 't begin, 't voortgaan, ende einde alles op den Heere werpen ende hy sal dan de saaken ons wel doen gelukken.
2. Maar in 't byzonder.
aa. Wanneer de siele geroepen wordt, om door een engen, benauwden en onbekenden wegh door te gaan daar alle hulpe van tweede oorsaaken niets kan toebrengen 1 O! dan heeft men een sonderlinge roeping, om het op Godt te verlaaten, gelyk in de afgeleseno woorden: en een nadrukkelyk voorbeeldt vinden wy hiervan in David Ps. 12-t : 4, 5, 6. Als myn geest in my overstelpt was, so hebt gy myn padt
201
verlaaten.
gekendt, sy hebben my eenen strik verborgen op den wegh, die ik gaan sonde. Ik sag uit ter rechterhandt, ende siet daar was niemandt, die my kende, daar was geen ontvlieden voor my: niemandt sorgde voor myne siele. Tot u riep ik, o Heere! Ik seide: gy syt myne toevlucht, myn deel in 't landt der levendigen.
eb. Wanneer de siele begint onder haare lasten te beswyken, ende moedeloos te worden: o! de rechtvaerdige moet dan vertrouwen, selfs in den doodt. Siet hoe David dit deede in den 42. Ps. vs. 6. Waarom wordt gy nedergebogen: ó! myne siele? waarom syt gy onrustig in my ? hoopt op Godt: want ik sal hem nogh looven. Siet ook den 61. Ps. vs. 3. Van het einde des Landts roepe ik tot u, als myne siele overstelpt is: Leit my tot den rotsteen, die hooger is dan ik.
cc. Wanneer de siele bemerkt, dat er gevaar is, dat de siele op iets anders soude vertrouwen; o! men is gereedt, wanneer de waarschynlykheeden sich schoon opdoen, den Heere te vergeeten; maar dan is het ook sonderling de tydt, om op nieuws van alle tweede oorsaaken afsiende sich op Godt te verlaaten en niet op eenen vleeschen arm te vertrouwen.
dd. Eindelijk, een sonderlinge tydt, om sich op Godt te verlaaten, is, wanneer de voorsienigheden schynen te strijden met Godts dierbaare Belofte: de Heere geeft eene belofte van overwinninge over vyanden; maar terstondt worden sy krachtiger; daarom moet men op het woordt gedenken, sich op nieuws op Godt wentelen, met Abraham, op hope en tegen hope gelooven, dat de Heere het wel sal maaken. tot synen lof, ende dat syn wcordt niet feilen sal.
c. Geen wonder, dat de siele dit soude doen, want
202
VERWACHTEN.
de nuttigheden syn uitnemende groot: om se maar te noemen.
1. Die synen wegh op Godt verlaat, die verlaat eerst synen persoon.
2. Alles sal voor die medewerken ten goede. Rom. 8 : 28.
3. Die sullen veele ondervindingen hebben van Godts reddingen Ps. 9.
é. Die zullen in alles in seer veele gerustigheit konnen leeven: Godt is aan 't roer, geen noodt van schipbreuke te lyden.
B. Een tweede benaaming onder deese Letter is, dat het Geloove genoemt wordt een
Jes. 40 : 31. Die den Heere verwachten, sullen de krachten vernieuwen, enz. Deese nu synde een dier-baare geloofsbenaaming en de Laatste in ons Alphabet; (want over de volgende Letteren is ons niets als eene Geloofsbenaaming voorgekomen, of het is airede verklaart): sullen wy de woorden wat uit-gewikkelt met Uwe Aandacht behandelen. In de woorden, sonder u op te houden met den 't samenhang, syn twee saaken te overweegen; De onderwerpen van deese Belofte, so als sy van een' dier-baare werksaamheit omtrent den Heere beschreven worden: en de Belofte selve, die aan hun gedaan wordt.
X- Wat het Eerste aangaat; alwaar de Onderwerpen desser heuchelyke toeseggingen ons beschreven worden, als die den Heere verwachten. Hier is.
«. Het voorwerp hunner verwachtinge de Heere, de Jehova. Sy stellen geen vertrouwen op de bergen ofte menigte der heuvelen, maar alle hunne verwachting is van den Heere, die hemel en aarde ge-
203
VERWACHTEN.
schapen heeff; in wien ook alles is, dat tot eenen Steun van hoope en verwachtinge strekken kan: Want hy is, gelyk in 't voorgaande gesegt is, de magtige en eeuwige Godt, die het doen kan; en de gewillige, die het doen wil, overmits hy trouwe en waarheit heeft tot eenen gordel syner Lendenen. En daarom vinden wy, hoe alle de heiligen niet hebben vertrouwt op eenen vleeschen arm, wetende, dat de sulke vervloekt syn; maar op den Heere Heere, by wien is een eeuwige Rotsteen, in wiens schaduwo veiligheit en sterkte is, o! gelukkige. Want die op hem vertrouwen, syn gelyk de berg Sions, die in eeuwigheit niet wankelen sal; maar die sullen staande blyven, schoon hun vleesch en geest be-swykt, hy is de Rotsteen hunnes harten en hun deel tot in der eeuwigheit.
13. De Onderwerpen syn beschreven Verwachters te syn van den Heere.
a. Ons Grondtwoordt 'i'pi Vekovee, welkers wortel is rró, werdt somtijdts overgeset door wachten,
T '
somtyds door hoopen, en ook door verwachten, gelyk hier ter plaatse van onse geachte Taaismannen: het betekent eigentlyk met de allersterkste begeerte der siele naar iets uit te gaan, om dat waarlyk tot syn deel en besitting te hebben; 't welk ontleent is van de sterkste t' samenvloeinge der wateren, waarin sy op het allersnelste komen te loo-pen, gelyk ons woordt in de tweede Buiginge dit te kennen geeft. Sodat uwe Christelyke Aandacht licht kan bemerken, dat deese werksaamheit sal te kennen geeven het aanhoudent, gegrondt, ernstig uitsien van de siele, om sulke saaken van Godt deelachtig te worden, die hy in syn Verbondt belooft heeft te willen geven, en die de siele nood-saakelyk aanmerkt.
204
VERWACHTEN.
b. Laat ons die saake maar uithaalen, opdat gy van de dierbaare werksaamheit der siele omtrent den Heere eenig begrip moogt hebben en so sullen wy nagaan, (a) Waarin dit verwachten bestaat, (b) Wat de siele al verwacht, (c) Waarin sy den Heere verwachten, (d) Eenige eigenschappen aan-wysen, (e) Als mede het geen met deese werksaamheit verselt gaat.
a. Waarin dit verwachten al bestaat; waarvan hier gesproken wordt en op veele andere plaatsen meer alsof dit verwachten alleen de saake uitmaakt, waar in alle Godsaligheit gelegen is. Het is soet na te gaan, hoe dierbaar en veelvuldig de Heere van deese werksaamheit spreekt. Ps. 27 : 14. Wacht op den Heere, zyt sterk, en hy sal uw harte verwachten. Ja wacht op den Heere, Ps. 37 : 34. Wacht op den Heere, en houdt synen wegh. Micha 7:6. Ik sal wachten op den Heere, en uitsien naar den Godt mijnes heils en honderden van plaatsen meer. Onder-tusschen gaa de saake met my na.
1. Ontkennender wyse, dit Wachten op den Heere, deese verwachting.
AA. Sal daar niet in bestaan, dat de mensch onverschillig moet syn omtrent Godt en syn dierbaar Verbondt; dat leggen de natuurlyke menschen ten laste van Godts beste kinderen: Maar o! myne Toehoorders, sodra als Godt de heerlykheit van syne deugden en de dierbaarheit van den Verbondts Middelaar en de Goederen van dat Verbondt openbaart, der ontstaat eene liefde en hoogachting der siele, sodat deese liefde is als vuurige kooien, vlammen des Heeren, welke vele wateren niet konnen uit-blusschen: sodat in plaatse van onverschillig, de siele segt: hoe hartelyk hebbe ik u lief, o Heere, myne sterkte! Ja, dat hooger gaat, als sy onder gemis van de uitlaating van Godts goedtheit syn,
205
verwachten.
seggen de oprechten, dat sy krank van liefde syn, eb. Het bestaat niet in werkeloosheit, waarin de siele alle werksaamheit van de twede oorsaaken soude willen ontkennen, en maar stil blyven sitten, sender sich naar Godt te wenden, gelyk de grouwelyke leere van Spinosa en van Hattum den mensch geheel en al lydelyk wil maaken, Godt stellende als de alleene oorsaak der daaden: daar de waare leere Godt als de eerste, maar den mensch ook als de tweede oorsaak van al syn doen aanmerkt. Do onbedreevenen in de geestelyke waarheden beschuldigen sulke Christenen, die afhankelyk werken en van wachten spreekon, dat sy eene werkeloosheit souden willen dry ven, en alle tweede oorsaaken ontkennen: maar het tegendeel is waar by allen, die de grensscheiding tusschen licht en duisternis weeten, in wier harte de gebaande wegen syn; de waare verwachters roepen onder gemis van hunnen Godt uit: gelyk een hert dorst naar de waterbeeken: also dorst myne siele naar Godt, den levendigen Godt. Ik soeke u, o Godt, in den dageraadt, myne siele dorst naar u in een landt, dor en mat sonder water; 'b welk somtyds so verre gaat, dat sy beswyken van verlangen.
2. Stelliger wyse dan sullen wy deese Verwachting nagaan in 't geen
aa. Het veronderstelt: namelyk
Het veronderstelt dat saaken en persoenen, die men verwacht, bekendt en ontdekt syn in eenige maate aan deese wachtende onderwerpen, de verwachting van de godloosen is verbolgentheit. Spreuk. 11 : 23. Maar Godt naar syne oneindige barm-hartigheit, geeft den waaren verwachteren van hem ontdekte en verlichte oogen der siele, waardoor sy een nauwe kennis van hem hebben, en van de sa-lige goederen van syn dierbaar Verbondt, en van
206
VERWACHTEN.
synen schoonen hemel, welke de erffenis is der gee-nen, die hem vreesen. Ik hoore daarom spreeken in G-odts Woordt van de salvinge, die de geloovi-gen hebben, welke hen alle dingen leert: en Johannes aan de kinderen schryvende segt, dat sy den Vader kennen. Hoe soet als in eene Schilderye-wordt ons dit vertoont in Gods handelinge met den Aardsvader Abraham ? Godt hem tot geloove, hoope en verwachting van groote saaken willende opleiden, hy leidt hem uit, hy openbaart die saaken aan hem; waarvandaan Christus segt, dat Abraham synen dagh sag en sich verblyde: even so handelt Godt met syne bondelingen; hy leidt hen by de-handt, hy openbaart de saken aan hun, welke nooit uit de gedachten gaan, en maakt ze stantvastig in 't uitsien, reikhalsen en jaagen daarnaar.
D3. Het vooronderstelt de allerinnigste Liefde, en hoogachting tot den Heere en syne goederen, die hy in Christus schenkt aan syn volk; want daar men geenen prys op stelt, daar sal men onverschillig omtrent syn, maar by eenen vroomen, schoon 'er duisenden van werelden waren opgewogen, schoon sy in syne keur gestelt waren; Godt en Christus souden het overwicht hebben: immers sal de siele met de Bruidt seggen, schoon iemant my gave al het goedt van syn huis voor deese liefde, ik sal hem verachten: de Psalmist Ps. SI : 20. sal uit hoogachting uitroepen; o! Hoe groot is dat goedt,. dat gy weghgelegt hebt voor de geenen, die u vreesen ; en elders seggen; hoe hartelyk hebbe ik u lief, o Heere, myne sterkte: Trouwens dit is een vruchtgevolg van de vereeniginge der siele met Christus,, dat de liefde Godts in 't harte worde uitgestoit dooiden Heiligen Geest.
Het veronderstelt, dat de siele ontfangen heeft de getrouwe en gewisse beloften Godts, dat desaa-
207
VERWACHTEN.
ken haar geschonken sullen worden. Hier is onder andere een groot onderscheit tusschen de verwachting der huichelaaren, die afgesneden sal worden; sy hebben verwachting, maar se is niet gegrondt, se steunt niet op de belofte, die Godt op de siele brengt, en daarom sal se als rook verdwynen; maar als Godt iemant tot syn Volk wil aannemen, hy brengt hen onder den handt des Verbondts, hy gaat een Verbondt met hun aan op syn Goddelijk Woordt, waarin hy sich selven verbindt hun Godt te willen syn, en hen tot een volk des eigendoms aan te willen neemen; sy ook omhelsen dat verbondt met alle desselfs beloften en dierbaare goederen, sich daarin inlatende en overgevende, 't welk met Bybelsche taaie uitgedrukt wordt door een schryven met de handt, dat men des Heeren syn wil: op deese werk-saamheit ontstaat hoope, en der wordt een vaste en onfeilbaare grondt voor de verwachtinge der siele gelegt. Ik vinde dit doorgaans in Godts onfeilbaar Woordt. 2 Samuel 23 : 5. Al is myn huis so niet by Godt, hy heeft echter een eeuwig verbondt met my gemaakt, wel geordineert in alles, en vast, daarin is al myn heil en saligheit, schoon hy het nogh niet doet uitspruiten. De selfde Psalmist segt ook elders; Gedenk het woordt, waarop gy my hebt doen hoo-pen. Ps. 119 : 49.
Het vooronderstelt, dat schoon de siele de beloften heeft, dat sy nochtans het volkomen besit der saaken niet heeft; nadmkkelyk spreekt Paulus in deesen opsichte: door hoope S5rn wy salig geworden, de hoope nu die gesien wordt, is geen hoope, want het geen iemant siet waarom sal hy het ook hoopen. Rom. 8 : 24. en Hebr. 11 ; IS. segt de selfde Apostel, Deese allen syn in 't geloove gestorven, de belofte (of anders de beloofde saaki niet verkreegen hebbende maar hebben deselve van verre gesien.
208
verwachten.
ende gelooft ende omhelst, en beleden, dat sy gasten en vreemdelingen waren op de aarde. Nu schoon wy weeten, dat 'er eenig onderscheidt geweest is tusschen het geloove van den Ouden en het Onse in 't voorwerp, sy moetende gelooven in een toekomende Verlosser, wy in den Soone, en dat kindt, dat ons gebooren en gegeeven is: ondertusschen Godts wegh ten aanzien van andere saken was toen en is nogh, syne Kerke door beloften te leiden, en naderhandt in 't volle besit van alles te stellen. Het is door 't geloove des Soons Gods, en niet door onmiddelyke genieting, dat wy in deese huilende wildernisse leven moeten, hoopende en verwachtende het toekomende: en schoon 'er somtyds troost komt door geloofsoefeningen op de belofte als het woordt van dien Godt, by wien geen ja en neenis; nochtans de daadelyke vervulling wordt uitgestelt, so lang de erfgenaam nogh een kindt is: en daarom segt Paulus, dat altoos die drie hoofdgenaden blyven sullen 1 Kor. 13 : 13, Nu blyft geloove, hoop en liefde.
eb, Deese werksaamheit der siele, welk de Propheet een verwachten van den Heere noemt, sal in de volgende stukken wesentlyk bestaan.
NN- Het sal bestaan in een schrikken en toebereiden van syn siele en syne gestalte, om Godt in Christus, hier de Jehova genoemt, op een betaa-melyke wyse, ware het mogelyk, te ontfangen, en te onthaalen. Ik vinde, dat Jesus, wanneer hy syne Bruidt onthaalen wil, en haar opwachten, dat hy segt dat hy synen wyn met synen melk heeft ge mengt; en wanneer de Bruidt de nabyheit van haa-ren Bruidegom wilde hebben, sy heeft Edele vruchten, waarmede sy hem onthalen wilde. Ja Hoogl. 7 : 18. de Dudaïm geeft synen reuk, en aan de deure syn allerlei edele vruchten, nieuwe ende oude, en
209
14
VERWACHTEN.
deese syn voor u, o liefste ! segt de Bruidt. Daar syn slordige menschen, die van verwachten spree-ken, daar hunne daaden hun den leugen geeven; want sy weeten niet, wat het is den tydt door te brengen in opwekken van sich selven door gebeden, en sterven aan alles buiten Godt, opdat de genaden souden levendig syn : maar die recht wachten wil, die bereidt syn harte om Jehovah te ontmoeten in eene betamelyke sielsgestalte.
Het verwachten van den Heere sal ook in de aller innigste begeerten naar Jehovah bestaan: daarom vinde ik Job. 6 : S dat 't beide 't saamen gevoegt wordt; och of myne begeerte quame, en dat Godt my myne verwachting gave. Der wordt geene werk-saamheit meer in 't Woordt gevonden, als het innig begeeren en reikhalsen van eenen bondeling naaiden verbondts Godt en de vervulling van de belofte ; gelyk een hert dorst naar de waterbeeken, also dorst myne siele naar Godt, den levendigen. Godt. Ps. 42 : 2, 3. Met myn harte hebbe ik u begeert in den nacht en met myne siele sal ik u vroeg .soe-ken. Paulus, die in deese werkzaamheit was, het nogh niet hebbende verkregen, jaagde daarnaar. Godts Woordt houdt my wel voor, dat eene siele nu en dan Godt misse, dat sy ondertusschen door geloove moet leeven; maar nooit dat sy begeerteloos moet syn: o 1 alle de heiligen hebben dit nooit dan in ongestalte gehadt; anders waren sy seer yverig in 't verlangen.
Het sal seggen ook een werkelyk mslaan van alle de ingestelde middelen met ernst en met ge-trouwigheit in Godts vrese en tegenwoordigheit; een naerstig naspooren van het Woordt; verdubbeling van de gebeden, naerstig, by het Woordt, als dat gepredikt wordt, te komen; want verzuim van een eenig middel is eene sonde, en sal eene scheiding
210
VERWACHTEN.
maaken, en de konscientie sal, als die teder voor Godt is, het harte slaan en beschuldigen. Ik vinde daarom, dat Job sich naar vooren en achteren, ter rechter en ter slinker syde keerde : De Bruidt Hoogl. 3 : 2. ging rondtom de Stadt, en Kap. 5 : 8. vraagt sy aan de dochteren van Jerusalem naar haaren liefste. En waarlyk, so lang de siele dat niet heeft, is haar uitsien en verwachten geen ernst, niet van harte; Clodt heeft het also ingestelt, dat hy in den wegh van de middelen wil gevonden worden; nie-mant moet verwachten hem anders te vinden.
Het sal ook te kennen gee ven de ongerustheit en hartklopping onder uitstel van de naderinge Godts aan het hai'te: in deesen opsichte komen de uitroepen der Heiligen te passé; waarom verbergt gy u, waarom staat gy van verre ? Hoe lange, Heere, Hoe lange suit gy u verbergen 1 O! Hoe sal een oprechte siele haare werksaamheden nu verdenken? Hoe sal het harte beeven? Wat sal men in verlegenheit der siele staan voor den Heere, als een bevende voor den windt? dat woordt komt niet sonder be-weginge van traanen en aandoeninge van de gansche siele uit den mondt, ik sochte hem, maar ik vonde hem niet: en, schoon de wereldt het niet verstaat de droefheit maakt sulk eenen als een ongetroosten en voortgedrevenen, in wien de gedachten sich vermenigvuldigen, en de wateren tot aan de lippen toe komen.
nrgt; Het sal ook te kennen geeven een nagaan van alle oorsaaken van uitstel en vertraaginge van de toenaderinge, waarop de siele so gestelt is: o! schoon eene siele weet, dat Godt geene rekenschap van syn doen geeft, nochtans weet sy, dat 'er ten meesten tyde verborgene redenen by haar schuilen; daarom ondersoekt sy, of 'er niet een Achan, een ban is, een verborge Delila? en of het verwachten
211
VERWACHTEN.
wel so ernstig en so aanhoudende en hartelyk is ? o ! in sulk eenen tydt ondersoekt de siele nauwe ja nauwe.
IV Het sal ook te kennen geeven een kanten van sich tegen de redeneringe des vleesches, die eene siele sonder uitstel soo veelvuldig ondervindt, dat het maar gelegenheit tot sonde sou geeven deselve te noemen : daarom, wanneer Abraham sich in deese schoole moeste oeffenen, wat segt Paulus Hom. 4. dat syne gestalte was ? hy ging niet te raade met vleesch en bloedt: so soekt eene siele sich daarvoor te behouden, opdat sy niet van post, plicht, en voorrecht sou afgetrokken worden, het is aanmerkelyk, dat de geestelyke wapenen ook alle hoogtens moeten t' onderbrengen, die sich tegen Jesus opwerpen.
Het zegt ook, getrouw op synen post te bly-ven: veeltyds vindt eene geoeffende siele, dat sy, eer de tydt was by Godt bestemt, maai van den post wou afgelost worden: het stryden en niet overwinnen valt so hardt. Ondertusschen daar het verwachten recht is, de siele brengt sich te binnen; God heeft my in deese posten gestelt; ik moet so lange syn Goddelijke wille is, getrouw blyven staan ik sal standvastelijk wachtende blyven staan, ik sal ook niet wyken eenen vinger breedt.
n~* Het sal mede insluiten ; dat de siele van sints en willens sy al het moeielyke uittestaan; met Jacob niet alleen de hitte des daags; maar ook de koude des nachts. Veelen wilden den Heere wel verwachten; maar de versoekingen, de inwendige be-nauwdheit, de uitwendige hoon en smaadt en verdrukkingen doen tydgeloovigen verdorren; maar in 't recht verwachten, niets sal scheiden, al moet de siele door eene helle gesleept worden, Bom. 3 :39. niets sal ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jesus.
212
VERWACHTEN.
CC. Het sal seggen, dat de siele onder al het uitstel het aan Godt overgeeft, soekende haare siele in lydsaamheit en stilte tot Godt te bewaaren; vermits sy weet dat de Almachtige en Eeuwige Godt best weet wat haar nuttigst is in deesen; daarom vinde ik, dat David, terwyl hy in deese gestalte was uitroept, gy toch o 1 myne siele, swyg Gode; in stil-heit van overgeeven en vertrouwen sal toch de sterkte syn; niet in al dat woelen en overhoop haaien; der syn Christenen, die het al te gemakkelijk konnen stellen; der syn anderen, die te veel mur-mureeren: o! de middelwegh is de stille, effenbaare werksaame gestalte der siele in 't overgeeven van haare saaken en alle haare belangens aan Godt.
Ti. Eindelijk sal het een geloovig vasthouden aan Godts beloften te kennen geeven, waardoor de siele staat maakt op Godts Woordt, soekt goedertierene indrukken van Godes handelingen te hebben, en verwacht, dat hy op synen tydt alle haare saaken sal verrichten, en als hy haar geloutert heeft, haar in 't licht sal voortbrengen. Dit vinden wy in een wonderbaaren trap in Job, hy soude willen vertrouwen op Godt, alschoon Godt hem dooden wilde; dit is het; so hy vertoeft, verbeid hem, want hy, die komt, sal seekerlyk komen, en niet achterblyven, o! Salige werksaamheit, waarin de geheele siele be-sig is omtrent Godt en syn salig Verbondt, meer naar Godt verlangende dan een wachter naar den morgen, en een daghlooner naar het naaken van den avondt.
a. Vraagt Uwe Aandacht, wat een geloovige al verwacht! Ik moet u seggen myne Geliefden, dat alle waare begenadigden seer uitgestrekte begeerten hebben: hun harte is hol en hunne begeerten so uitgestrekt, dat niets dan een oneindig Godt en een oneindig goedt hunne schatkameren vervullen kan.
213
VERWACHTEN.
Wilt gy 'er ondertusschen iets van in 't bysonder weeten.
a. Let toch met mij op de volgende saaken.
1. Sy verwachten dan den Heere selven, gelyk onse woorden het mede brengen, die den Heere verwachten. Het behaagt den Drieëenigen Godt somtyds naby syn volk te komen, en sich als Vader, Soon en Heilige Geest aan 't harte van syn Bondtvolk, in sijne Heerlykhelt en glansrykheit en Goddelyke toe-genegenheit tot hen, so te openbaaren, dat sy 'er niet aan twyffelen konnen; dit vervult hun harte met sodanige verwonderinge, enaanbiddinge, en blijdschap, en geloove, en liefde; dat hun bergli schynt vast te staan door syne goedgunstigheit, sodat het is, alsof slj in eeuwigheit niet souden wankelen; nu wordt de siele met Moses op den top van Pisgah geset, sy siet het beloofde Landt van verre, met de Discipelen staat sy nu op Tabor, en wenscht daar wel Tabernakelen te maaken: dit wordt in des Heeren Woordt ge-noemt vreugd op vreugd te hebben, naby Godt te syn, te sitten onder den Appelboom, en te ondervinden dat de vrucht haar gehemelte soet sy, ja, een sien van den Koning in syne schoonheit, een sien van het gewenschte landt: ondertusschen deese oogenblikken syn maar seer kort van duur, gelyk Bernardus segt rara hora, hrevis mora: de Heere vertrekt, sy missen hem, derhalven hunne sielsbe-geerten gaan uit, sy moeten nu verwachten den geenen, die hen plag te troosten: waarvandaan het is, dat 'er nergens van eene werksaamheit van eenen geloovigen meer gelesen wordt dan van deese Ps. 25 : 5. Leid my in uwe waarheit en leer mij, want gy syt de Godt mynes heils: u verwachte ik den ganschen dagh. Mich. 7 ; 7. Ik sal uitsien naar den Heere, ik sal wachten op den Godt mynes heils, myn Godt sal my hooren.
214
VERWACHTEN.
215
3. Sy verwachten de vervulling van deese en geene Goddelyke Belofte. Elke belofte is het eigendom van eiken bondgenoot, in so verre als die behelsen alge-meene goederen van het Genadeverbondt: derhalven siet de siel uit naar de vervulling en waarmaaking van alle de beloften aan sich, dat G-odt het vleeschen harte wil geeven, synen Geest en heiligmaakende genade: ondertusschen, als wy Godts woordt nagaan vinden wy, dat Godt, die syn volk door Beloften altoos heeft willen leiden, hen nochtans niet door gemeene, maar door bysondere beloften geleid heeft. Onder het Oude Testament leide Godt syn Volk dooide Beloften van den Messias: maar hy leide ook Abraham, en S5rn geloovig saadt 400 Jaaren door de Belofte van Kanaan, als een onderpant van den hemel. De Kerk in Babel leide hy door eene Belofte van verlossinge na eene 70-Jarige gevangenis. Na Davidts tydt was de byzondere Belofte, dat de Messias uit den afgehouwenen tronk van Isaï soude voortkomen. De Kerke des Nieuwen Testaments leidt Godt door eene gemene Belofte van Christus toe-komste; ondertusschen in sekere tyden dan door deese, dan door geene bysondere belofte van syn Woordt. So is het hier: elk geloovige heeft eenige bysondere belofte, behalve de algemeene, waarvan hij seggen kan op een meer nadrukkelijke wyse dat-se de syne is, dat Godt se hem toepast. Deese nu wordt niet ten eersten vervult, Godt uitstellende deese vervulling tot oeffening en beproeving des ge-loofs; waaruit voortvloeit, dat de siele naar de vervulling moet sien, lettende op alle de wegen van de Goddelyke Voorsienigheit, en die met Godts eeuwig-blyvendt Woordt vergelykende; daarom in den 119. Ps. vinde ik den Psalmist seer by Godt aanhouden dat hy gedenken sou aan het woordt tot synen knecht gesproken. Dit is het leven des geloofs; deese
VERWACHTEN.
genade, bestaande in eene bysondere toeëigeninge, merkt in 't bysonder in de verwachtinge naar de vervulling van de Goddelijke toeseggingen aan sich in 't bysonder gedaan.
3. Sy verwachten Goddelyke Instraalingen van den Heere in de verborgenheden van het salige Evange-lium en in hun selven, en in het werk van G-odt in hunne siele: de geloovige siele ondervindt, dat het redenlicht valsch is, sy ondervindt, dat schoon sy hebbelyk licht in haar verstandt van God ontfangen heeft, dat dat licht niet in staat is om de voorwerpen naar vereischt met eene hartsmeltende en verkwikkende kracht voort te brengen; en daarom syn de Heiligen om dit licht altoos zeer yverig geweest. Ps. 48 : 3. send uw licht en uwe waarheit, laat die my leiden. Ps. 119 : 18. ontdekt myne oogen, opdat ik de wonderen van uwe wet mag aanschouwen. Hiertoe vinde ik dat de Eilanden naar syne wet, de wet des geloofs, souden wachten, Jes. 42 : 4. de Eilanden sullen naar syne leere wachten.
4. Sy verwachten redding uit haare ongelegenheden. Wij weeten, dat de tegenspoeden der recht-vaerdigen seer veele syn; somtyds komen de wateren van tegenspoedt sich verheffen, ja, tot aan de lippen toe; in deesen toestandt was David Ps. 42:12. sodat hy moest uitroepen, wat buigt gy u neder, o! myne siele, wat syt gy mistroostig in my? hoop op, of eigentlyk verwacht, Godt, ik sal hem nogh looven, namelyk van wegens de redding, die ik verwachte. Dit schynt ook hier te syn; Israël seide, dat hun wegh voor den Heere verborgen was, da:; is, dat de vyanden so veel magt hadden, en de swaare drukken so veele waren, dat het scheen, dat de Heere hunner vergeeten hadde; de Kerke was Jes. 59:9. in deesen opsichten wachtende naar licht, dat is, redding ende der was geen.
216
VERWACHTEN.
5. Sy verwachten, dat Godt hun recht wilde hand-haaven. Somtyts staan vromen en onvroomen op tegen eene oprechte siele, om die te verdoemen en te veroordeelen, gelyk in Jobs geval, en meermaalen in David, en het valt niet gemakkelyk: maar de siele, die haarer oprechtigheit bewust is, wil haare saake aan Godts beslissinge overgeeven, en wachten naar recht, Jes. 59 ; 11 en seggen uit Mich. 7 : 9. Ik sal des Heeren gramschap draagen, want ik hebbe tegens hem gesondigt, totdat hy myne twistsaake twisté en myn recht uitvoere.
6. Sy verwachten van den Heere geestelyke overwinningen over de vyanden, die inwendig syn in 't harte, en die hen so seer quellen: daar is een ongeloovige harte, daar is eene kracht van inwoo-nende sonde, waardoor sy, schoon de siele in Godts vreese eenen lust tot het goede heeft, nochtans het goede dat sy willen, dat doen sy niet, en het quaade dat sy niet willen, dat doen sy. Sy worden weghge-voert als een bladt voor den windt, moetende uitroepen, o! wee my ellendig mensch, wie sal my verlossen! ondertusschen is de verwachting van hunne siele, dat sy van sonde sullen ontbonden worden met Zacharias, om Godt eens sonder vreese te dienen.
7. Sy verwachten Goddelyke versterkingen: een' arme siele wordt dikwyls, als die geoeffent wordt in Godts wegh, als een lederen sak in den rook: de krachten van siele ende lighaam vergaan in veele opsichten; door dat verlangen komen sy nu en dan te beswijken, sodat de krachten sich veranderen in somerdroogten: ondertusschen sy verwachten dat Godt syne erffenis; sal versterken, als die moede en mat geworden is; welke verwachting steunt op voorgaande ondersteuningen; die ons verlost heeft, en noch verlossen sal.
217
VERWACHTEN.
8. Sy verwachten vrede van Godt in hunne Kons-cientien: de sonde is van dien aardt, dat de siele 'er over eene scheiding tusschen sich en Godt ondervindt, en benauwdheit der siele: ondertusschen de siele siet uit naar het bloedt des Verbondts, om dat te omhelzen en aan te grypen; in deese op-sichte vinden ik dat de Kerke Vrede verwacht.
9. Sy verwachten raadt ende leeringen in duistere gevallen: somtyts wordt de ziele in omstandigheden gebracht, waarin sy Godts wille niet weet, noch tusschen sonde en plicht kan onderscheidt maaken het geen seer eng moet vallen, vermits in doen en laaten de siele sich tegens den Heere besondigen kan: daarom vinden wy, hoe 't beide 't samen gevoegd wordt, Ps. 25 : 5. Leid my in uwe waarheit en leer my, want gy syt de Godt mynes heils; u verwachte ik den ganschen dagh,
10. Sy verwachten van Godt, op den grondt van syne belofte, de heiligmaking en verandering van hunne geheele siele naar het Goddelyke beeldt: o! daarop is hunne siele verheft, dat sy sich hondert-maal voorstellen, opdat hy in haar wou werken al het welbehagen van synen wille en het werk des geloofs met kracht.
11. Sy verwachten de aanneming tot kinderen; gelyk de Apostel ons dit schryft, dat sy, die de eerstelingen des Geests hebben, selfs de aanneming tot kinderen verwachten, Rom. 8 ; 23. waar over ik my niet uitlaaten sal.
12. Eindelyk, sy verwachten eene Stadt, niet met handen gemaakt, een gebouw van Godt, daar sy hem sien sullen, gelyk hy is. O! dierbaare verwachting van des Heeren gunstgenooten, welke niet ydel sal syn in den Heere, vermits Godt selve belooft heeft het te schenken.
b. Vraagt nu, uwe Christelijk Aandacht, Waarin
218
verwachten.
een Geloovige Jehova synen Godt al komt te verwachten ? Ik antwoorde, in allies dat hem voorkomt, dat hy doet ofte laat. opdat hy daarin Godts handt, hulpe, bystandt en bequaammaking mag ondervinden en gewaar worden. Want vindt hy Jehova niet, kan hy geene gemeenschap in alles met den Heere hebben; syne siele quynt, en syne oogen treuren, opdat syn Godt en deel by hem ondervonden mag worden; hy ondervindt, dat het te vergeefs is heil te verwachten van de bergen, of van de menigte der heuvelen; ende daarom siet hy in alles uit naar Godt, den Godt synes heils, meer dan een wachter uitsiet naar den morgen, ja naar den morgen, Jer. S : 23. Ps. 130 : 6. En hierin is een groot onderscheidt tusschen nabykomendt werk en het waare: de eersten syn te vrede met de betrachtinge van hunnen plicht en met eenige aandoeninge daaronder ; maar een oprechte verwachter siet uit, hy let nauwkeurig, of Godt in syn bidden, leesen, traanen, en so voorts, is: en mist hy dat, dan verfoeit hy sich en heeft eene walge van al syn doen, het selve rekenende als een wegwerpelyk kleedt. Ondertus-schen Geliefden! het sal niet ondienstig syn in eenige bysonderheden u voor oogen te stellen, waarin de geloovigen den Heere verwachten,
I. Sy verwachten Godt in hunne Gebeden, die sy tot Jehova uitstorten. De Gebeden syn de siels-alleenspraaken tot en met Godt, waarin sy tot hunnen Vader, die in den Hemel is, toenaderen met kinderlyk Vrese, eerbiet en liefde, om allen hunnen wegh Ps. 119, aan hem te vertellen, en bekent te maaken, en alle nooden als 't ware met den vinger aan te wysen. Waarin sy somtyts eenen vryen toegang vinden door Jesus, die de wegh, de waar-heit en het leven is; sodat sy metlevendigen ernst, aandrang, en veel worstelinge konnen blyven aan-
219
verwachten.
houden en met het innigste vermaak en verquik-kinge sich beesig houden in het uitschudden van hun harte voor den Heere in hunne verborgene plaatsjes, nooit meer naar iets verlangende, dan om gelegenheit te hebben, om in 't eensaame met Godt gemeensaam om te gaan. Ondertusschen het gaat altoos so niet in de bevindinge der heiligen: sy moeten somtyts van verre staande ondervinden, dat de wegh is toegeslooten, dat sy selfs geene woorden hebben, om hunnen noodt bekendt te maaken, hunne tonge kleeft aan hun gehemelte, het valt swaar eenige oogenblikken in 't gebedt te blyven; alles is so loom, so traag, so harteloos, ernsteloos, oneerbiedig, ongevoelig, dat sy eene walge moeten hebben van sich selven en uitroepen, gelykt dat naar bidden? Nochtans daar deese bedaarde wachtende ofte verwachtende gestalte is, verwachten sy G-odt den Heere in de Gebeden.
aa. Dat hy uit oneindige barmhartigheit den wegh van toenaderinge voor hun wil openen en ontdekken, opdat zy niet als blinden naar den wandt tasten mogten; 't welk David in 't oog sal gehadt hebben, als hy segt; van het einde des Lands roepe ik tot u, als myne siele overstelpt is, leid my tot de steenrotse, die my te hoog syn sou. O! Wat moet eene oprechte siele niet dikwerf sukkelen, eer sy deesen wegh onder het oog krygen kan.
eb. Dat sy in de oeffeningen des Gebedts mogten gewaar worden den windt des Geests, cm de begeerten te verlevendigen, te besielen, en hen met eene verborge kracht, met aanhoudende drangredenen te vervullen, opdat de tonge mogt syn als de penne eenes vaerdigen Schryvers, en sy Godt mogten aanloopen als een waterstroom. Ps. 32.
cc. Dat sy het so ras niet mogten opgeven, en buiten hope en herstel stellen; maar tot de selve
220
verwachten.
blyven wachten met alle smeekinge en werksaam-helt Efes. 6 : 18.
dd. Dat sy souden vinden, dat de beletselen mog-ten weggeruimt worden, en dat sy hun voorig vermaak en genoegen in deese oeffeninge mogten gewaar worden, en den G-odt hunner blydschap en verheuginge vinden en ontmoeten: het geen Job sal gewenscht hebben, wanneer hy begeert, dat het met hem mogte syn als in de voorige daagen.
2. In hunne Meditatien of Overdenkingen, waarin de siele sich tracht te bepaalen sonder eenig middelen van Schryveren, of iets diergelyx, om Godts wegen na te gaan, om sich G-odt in syn deugden en volmaaktheden voor te stellen, het Werk der Verlossinge, de Natuuren, Amten, en Staaten van den Middelaar: Hier in verwacht de Siele Godde-lyk Licht om haar alles in syne heerlykheit te ontdekken, opdat sy syne heerlykheit moge sien als in eenen spiegel ten minsten, en in eene duistere reden, opdat sy verandert moge worden van heerlykheit tot heerlykheit als door des Heeren Geest. Dat haaren overdenkingen haar strekken mogten tot voedsel van het geestelyke leven, en stoffe van haare gebeden voor den Heere, vermits de Gebeden sonder de Overdenkinge niet bestaan konnen; jasy verwachten den Heere hierin, opdat hy hunne harten wil bepalen en van verstrooide gedachten be-waaren, en elke overdenking doen syn van eene hartsmeltende kracht in syne Goddelyke vrese: dit wil David, als hy segt: vereenig myn harte tot de vrese uwes naams.
4. In hun Ondersoek van sich selven aangaande hunnen eeuwigen staat: een arm sukkelend geloo-vige kan dikwerf niet komen tot die daadt des ge-loofs, waarop de weerslag op syne Siele komt, daarom moet hy synen staat volgens een rechte Sluit-
221
VERWACHTEN.
reden opmaaken; ondertusschen vindt hy, terwyl hy poogt dit te doen, dat het voor den meesten tydt van weinig kracht is; daarom al doende en sich al besig houdende, verwacht hy Godt in dit werk, dat de Jehova hem inleiding wil geeven in 't geen het weesen van de Genade uitmaakt, en in syne bevindingen wil inleiden; en daarby, als hy een besluit wil maaken, dat het bekrachtigt mogt worden door de werking des Geests aan syne Siele, sodanig, dat hy het daarvoor houden mogt, dat hy der sonde gestorven is: het geen Paulus saakelyk voorstelt, als hy segt Eom. 8 : 16. De Geest Godts getuigt met onsen geest, dat wy kinderen Godts syn.
4. In hun vasten; daar eene siele uit bewustheit van haar onbetamelyk gedrag en de hardnekkig-heit van haare sonde sich ootmoediglyk tragt voor Godt te buigen, wetende, dat sulk een geslachte niet uitgaat, dan door vasten en bidden: hierin verwacht een oprechte den Heere, dat hy hem levendig wil inleiden in den verdoemelyken aardt van syne verdorvenheden, syn harte met Josias wil week maaken, en hem verwaerdigen tot standvastigheit in syne kracht en vermogen tegen alles, en alle syne feilen en te kortkomingen genadiglyk wil uitdelgen: dit is het bekeeren van sich tot den Heere met vasten en met traanen, enz. Joel 2 : 12 en letten of Godt 'er in en onder gevonden worde.
5. In hunne Betrachtingen: de siele, die Godt vreest, soekt sich in 't verborgene en in 't openbaar besig omtrent Godt en haare Evennaasten in de oeffeningen van haaren Plicht te houden: maar om dit gewillig te doen met volvaerdigheit van de siele, de oogen sien uit naar Godt om gewilligheit, volvaerdigheit en getrouwheit in alles: Want dat is toch het grootste dat sy begeeren souden, dat sy
222
VERWACHTEN.
getrouw mogten bevonden worden, en om so te syn, worden sy gewaar, dat voorkomende genade, om hen op te wekken, te onderwysen en gaande te maaken, noodig is ten uitersten; ja, ook medewerkende genade, om in het begonnen werk niet te verflauwen, maar voort te gaan; en ook achtervolgende genade, om het werk te bekroonen; so wy sterk syn, daarvan hebt gy alleen de eere.
6. In hunne Geloofsoeffeninge: een' oprechte siele heeft geloove te oeffenen omtrent drie saaken, het voorleedene, tegenwoordige, en het toekomende; sy heeft geloove te oeffenen omtrent haaren staat, en haare gestalten; sy heeft geloove te oeffenen omtrent het Geestelyke en Lighamelyke: Een Verwachten van den Heere poogt in alle deese opsichten naar die daadt, waardoor hy uit ledigheit in volheit overgaat, en syne saaken in de handt van eenen Borge gerust kan overgeeven en vertrouwen: der-halven poogt hy veelmaalen sich te verlaaten aan den Heere, en hy let geduurig, wat mste en kalmte en ontheffing van syne swaarigheit hij ondervindt in syn doen.
7. In hunne Verlaatingen en afgedwaalden toe-standt, opdat de Heere hen wilde komen opsoeken, seggende, keert weder, keert weder gy afkeerige kinderen, en hen dus tot sich trekken met liefdekoorden en menschenzeelen, en hen van hunne af-keerigheid geneesen, en hen stellen in hunne voo-rigen yver, sterkte en ernst, en hen levendig maken naar syn woordt, gelyk dus David uitsiende was, wanneer hy segt Ps. 119 : 176. Ik hebbe ge-dwaalt als een verloeren schaap, Heere, soek uwen knecht.
8. Eindelyk, in alle Godts Voorsienigheden, waarin een opmerkende G-eloovige tracht op alles te letten, en syne Voorsienigheden na te gaan, om daar-
223
VERWACHTEN.
uit onderwesen te worden in des Heeren goeden en welbehagelyken wille, opdat hy niet met drift •en eigensinnigheit sich in saaken soude inlaaten. waarover hy sich naderhandt deerlyk berouwen sou; een nadrukkelyk leerbeelt hiervan is Abrahams knecht Eliëzer geweest; en die op Godt in deesen wegh wacht, sal 'er ook de vruchten van hebben.
d. Gy suit mogelyk seggen, hoe of op wat wyse dan verwacht de siele den Heere? ik sal 'er u iets van seggen! myne geliefden!
1. Met groot hoogachtinge van den Heere, schoon uit het ooge nochtans niet uit het harte, schoon tegenwoordig sich achter eene wolke verbergende, so-clat sy hem niet sien konnen; sy hebben hem nochtans lief, dat is in den grondt van het harte eenes rechten Wachters: Wien hebbe ik neffens u in den Hemel, neffens u begeert myne siele ook niet op de aarde, beswykt myn vleesch en harte, gy syt de rotsteen mynes harten, en myn deel tot in der eeuwigheit. Ps. 73 : 25, 26.
2. Met ootmoedt en nederigheit des ziele uitroepende, dat sy niet waerdig syn, dat de Jehova onder hun dak soude komen, met den Hoofdman: Paulus in deesen opsichte merkt sich aan als den minsten der heiligen, en als den grootsten der son-daaren. Ja Ps. 34. roept David als een ellendige tot den Heere, en als hy de verwachtte saak van den Heere ontfangt, segt hy. Ik ben een arme en ellendige, doch Godt denkt aan my.
3. Met een standvastige en byblyvende overredin-ge van de noodsakelykheit van des Heeren toenaade-ringe tot hunne hulpe, en tot hunnen troost: gaat dit over, verflauwt het, o dat verwachten verflauwt ook naar maate van dien: waarom de Kerke sal seggen tot Jehova: Ik sal uitsien naar den Heere,
224
VERWACHTEN.
en wachten op den Godt mynes heils: myn Godt sal my hooren.
■4. Het is ook met een herinneren en sich te binnen brengen, en, als 't ware, naleesen van die liefde letteren, die sy van Jehova hebben: 't welk in de Bybelsche Taaie segt, een gedenken aan de dagen van oudts, waarin David sich beesig hielde, in den 42 Ps. met te gedenken aan Godts goedertierenheit uit het landt der Jordaane; en ook Asaf in den 77. Ps. o het kan tot groot nut syn voor eene siele voo-rige bevindingen na te gaan; somtyds geeft het sulk eene kracht aan dat geioovig verwachten, dat sy kon-nen uitroepen, die ons verlost heeft en nogh verlossen sal.
5. met een nagaan van de gronden van hunne hoope en verwachtinge, soals Godt in syn Woordt belooft, dat die den Heere verwachten, niet sullen beschaamt worden, noch te schanden worden; soals sy sien, hoe de heilige deese genade sonderling ge-oeffent, en het 'er wel by bevonden hebben.
6. Met sterke begeerten en verlangens naar den Heere Ps. 42.
e. Wilt gy nogh eenige Eigenschappen van het Verwachten van Jehova hebben?
1. Dit Verwachten is een geloovige werksaamheit: het is anders niet dan de oeffening des Geloofs omtrent saaken, die de siele niet heeft, maar volgens het Woordt, dat de Heere tot haar gesproken heeft, waarop hy haar heeft doen hoopen, dat sy omtrent die blyft uitsien en vertrouwen, dat de Heere die op synen tydt schenken sal tot syne eere en haar heil en beste.
2. Het is een betamelyke werksaamheit; Godt is niet verplicht eenige rekenschap van syne Daaden te geeven, veel minder eenige genade en voorkoming aan eenen doemwaerdigen mede te deelen: is Godt
225
15
VERWACHTEN.
een souvereine Geest, doet liy alles om synes selfs wille; wat kan 'er dan betamelyker syn, dan dat syn Schepsel, indien hy vertoeft, hem verbeidt, en blyft uitsiende naar den Heere.
f. Deese werksaamheit is nochtans verselt met eenige saaken, waardoor se moejelyk valt, en 'er vereischt worde seer veele bedaardheid en standvas-tigheit in den wegh van Godt: wilt gy eenige saaken weeten, let op de volgende.
1. Deese werksaamheit is verselt met veele anxten des gemoedts: Godt is verre, de siele kan hem niet onder het ooge krygen, sy is in duisendt nooden: daarom vinde ik, dat David quynende, geboogen en krom ging; en Salomo segt, de begeerte, die uitge-stelt wordt, krenkt het harte.
2. De siele vindt, dat 'er werk toe van nooden is om haar stille tot Godt te houden: dat murmu-reeren, dat haasten, die ongeboogenheit i's niet om te boven te komen; daarom vinde ik, dat David Ps. 27 : 14. segt, wacht op den Heere, ja, ik segge, wacht; syn hart wilde hem niet gehoorsaamen, wanneer hy voor de eerste maal seide wacht; hy moet het herhaalen met een sterk gebiedent woordt, om, als 't ware, banden op syne siele te leggen, ja, ik segge! wacht.
3. Het is eene werksaamheit verselt met veele be-strydingen en aanval: Godts wegh is somtyds, alles donker te maaken, hunnen wegh toe te metselen, en syne handelwysen, in so verre als sy het sien kennen, syn rechten tegen hunne verwachting; waardoor sy somtydts, omdat sy so ervaren niet syn in Godts handelwegen, uitroepen, myn wegh is voor den Heere verborgen, en myn recht gaat van my-nen Godt voorby; myne hoope is vergaan van den Heere: waarby ook somtyds komt, dat het harte begint sich te veroordeelen in de donkere gevallen.
226
VERWACHTEN.
dat is de loon van uwe ongerechtigheit, uw verwachten wordt nu afgesneden, tot eenen blyk, dat gy een huichelaar syt, was uw wachten recht, Gude soude u voorkomen: en de vyand, die op syn loeren ligt, soekt dit op allerlei wyse waarschynelyk te maken; hy dryft het harte 'er in voort met groot gewelt, en hy bepaalt den aandacht omtrent alles, dat de siele ongeloovig kan maken, hy soekt en stelt voor oogen oude sonden der jeugd en nieuwe sonden, hy toont den onafscheidelyken t' samenhang, die er tusschen sulke sonden en de straffe is, sodat de arme siele, als 't ware tusschen twee rygen van steennen is, de wateren tot de lippen, en naby buiten staat op haaren post te staan, sy schynt het gewonnen te geeven; o! sterk geloovige, die nu met Job 13 : 15 kan seggen, alschoon hy my doodde, ik sal op hem hoopen, die nu vasthoudt aan syne op-rechtigheit tot den einde toe, en die op synen post kan blyven, sonder te wyken eenen vinger breedt; die uitroept, al moet ik sterven, ik sal aan syne voeten sterven, als een wachter en reikhalser naar vrye genade en oneindige barmhartigheit om Jesus wille, heeft een groote maate des geloofs.
Betreffende ons tweede Deel: Sy sullen de krachten vernieuwen, sy sullen opvaaren met vleugelen gelyk de Arenden.
ji. Dat de letter hier betreft; wy souden u gemak-kelyk konnen mededeelen hoe de oude Oversetters, in navolginge van Luther, hoe de Engelsche en LXX. het hebben; maai* ik achte dat vergeefsch werk; vermits onse Oversetting geen licht daarvan hebben kan: ik dachte ook het een en het ander van de Arenden gesegt te hebben, uit den seer Geleerden Bochart en andere schryveren; maar oordeele dat het niet nuttig kan syn, vermits de seer nuttige Mengelstoffen van den Eerw. en Saligen Heer Hel-
227
VERWACHTEN.
lenbroek in uwe handen syn, die dit seer geleerde-lyk gedaan heeft, leest hem na t'huis gekomen synde.
13. Wat de saake aangaat: uw Aandacht siet.
a. Dat 'er vernieuwing van krachten beloofd wordt. SY SULLEN DE KRACHTEN VERNIEUWEN. Wy sullen aan uwe Aandacht aanwysen.
«. Waar in dit vernieuwen sal bestaan.
1. In 't gemeen sal het gelegen syn in de nieuwe bekwaamheden, die sy in de betrachtinge van de Godsaligheit ondervinden sullen, om voor den Heere te leeven en te wandelen en te segepraalen over alle hunne Vyanden; Geloove, Hoope, en Liefde als de krachten vernieuwt worden, worden opgewekt, verlevendigt en versterkt, de swakken worden als David, de slappe handen breeken een staalen boog, en de lamme kan over eenen muur springen, en door eene bende gaan.
a. In 't bysonder sal dit vernieuwen van krachten seggen.
AA. Dat de verwachtende siele moedt begint te scheppen: In de moedeloosheit laat men de harpen aan de willigen hangen, maar als Godt begint de krachten te vernieuwen, het eerste, dat eene siele gewaar wordt, is, dat de Heere op een' verborge wyse moedt inboesemt, waardoor men het so hopeloos niet stelt, als voor heenen, de siele begint grondt te vatten van Godts deugden, van des Keeren beloften, van 's Middelaars genoegdoeninge, van voorgaande beloften en ondervindingen, en dus begint men te seggen, mischien sal Godt my hooren en uithelpen. Joel 2 : 18. Schoon dit so groot in 't begin niet schynt te syn, het baant nochtans den wegh tot meer, en beurt de arme verwachtende siele op, en maakt aanhoudende: even gelijk het eenen Krygs-knecht opbeurt, op eenen perikuleusen post staande, dat hy begint te herdenken, dat syn Overste getrouw
228
veewachten.
en medelydig is, en syne Eere daarin stelt, om swak-ken liever te hulpe te willen komen, dan dat sy door den vyandt souden overrompelt worden.
eb Dit vernieuwen van krachten sal bestaan hierin dat de genaden, die, als 't ware, begraven en bedolven lagen, beginnen te herleeven en ten voorschyn te komen; even als het met eenen Boom is, die in den winter schynt doodt te syn, sonder vrucht, bladt en bloesem, dat die allengskens herkomt, blyken geeft dat hy niet geheel doodt en gestorven was: ofte met iemant. die in eene flauwte lag, dat hy al langsamerhandt begint te betoonen, dat hy leeft: so ook, als de krachten vernieuwt worden, de genaden beginnen sich te vertoonen, so een veroordeelt sich, hy rechtvaerdigt Godt in alle syne handelingen, hij begint met liefderyke en goedertierene indrukken omtrent Godt werksaam te syn, hy bestraft syne ongeduldigheidt, hy soekt aan de beloften Godts door , Geloove, Hope en Liefde te hangen: dit is het, dat de Saligmaker segt, die in my gelooft, al was hy gestorven, sal nochtans weder leeven ofte herleeven.
cc. Dit vernieuwen van krachten sal bestaan daarin, dat de genaden niet alleen werksaam sich betoonen maar met gemakkelykheit even gelyk een mensch, die gesondt wordt, hij doet syn werk met gemak, so hier, het vat dan de siele so moejelyk niet meer, maar door de levenskrachten, die sy ont-tangt van boven, vry gemakkelyk: dit wordt ons vertoont in 't vervolg van ons Texvers, sy sullen loopen ende niet moede worden, wandelen en de niet mat worden; en in de reisigers door het dal der moerbesienboomen gaande, sy sullen gaan van kracht tot kracht. Ps. 84 : 7, 8.
dd. Het sal ook bestaan daarin, dat sy met blyd-schap werken sullen; innavolginge van Jesus wordt 't hunne spyse en drank, den wille van hunnen
229
verwachten.
hemelschen Vader te doen; in welken opsichten de sachtmoedigen vreugde op vreugde hebben, en sy met den Moorman in de Handel, op het 8 k. het 39 vs. hunnen wegh met blydschap reisen, achtende de tegenwoordige verdrukkingen niets, vermits die voor hun uitwerken een eeuwig gewigte van heerlykheit.
be. Het sal ook daarin bestaan volgens de Letter, dat sy kracht voor kracht sullen hebben, nieuwe krachten voor de nieuwe gevallen en omstandigheden, waarin sy gebracht worden; dit is de eene genade voor de andere genade na, 't welk mede te kennen gegeven wordt Joh. 1 : 16. als 'er gesegt wordt, dat sy uit syne volheit genade voor genade sullen ontfangen, dat is, nieuwe voorkomende en medewerkende en achtervolgende genade, om de andere hebbelyke genaden te versterken, die anders niet in staat souden blyven om te werker.
ff. Eindelyk, dit vernieuwen van krachten sal sich uitstrekken tot alle de genaden, tot Geloove, Hope en Liefde: Want de siele moet niet alleen in het eene toeneemen, maar in alles; als het wel gaat in de vernieuwinge van krachten, men is gelyk de mestkal veren.
h. De middeloorsaaken van deese vernieuwinge syn kortelyk de volgende.
1. Door verborgene ondersteuningen, die eene siele juist in het tegenwoordige niet gewaar wordt, maar naderhandt siet sy het, en kan Godt daarover looven en groot maaken: G-elyk het met David was, myne siele kleeft u achter aan, uwe rechterhandt ondersteun my.
2. Door inbrengen van nieuwe Beloften in het harte, met een Goddelyken blyk, dat in die de Heere tot de siele spreekt; hij sal tot syne gunstgenooten van vrede spreeken.
3. Door herinnering van voorgaande bevindingen.
230
VERWACHTEN.
onder het oog brengende al het geen sy ondervonden hebben voor deesen.
4. Door opklaaring van hun aandeel aan Jesus, dat sy evenwel, schoon het 'er naar uitsiet anders, Christen eigendom geworden syn.
5. Door beteugelen van hunne vyanden, sodat die de voorige kracht en geweldt niet konnen oefï'enen.
6. Door verruiming en opensetten van den genaa-den wegh voor de siele, sodat, schoon sy de toenaa-dering Godts so gevoelig niet ondervindt, sy echter haare klagte kan uitstorten.
7. Eindelyk, door de goedgunstige toenaadering van Jehova. Ik durve het niet uitbreiden.
c. Hiermede gaat verselt
1. Verwondering, als Godt de gevangenen synes Volks wederbragt waren wy als menschen, die droomden.
2. Hartelyke Liefde tot Godt in Christus.
3. Oprechte gehoorsaamheit.
b. Het tweede, dat de Heere belooft en het geen ook van de Arenden afgeleidt wordt, is, dat sy sullen opvaaren met vleugelen geyk de Arenden.
a. Gelyk de voorgaande Belofte aan de waare Verwachters van den Heere ons onder het oog stelde, hoe de swakke en verslete kracht herstelt wordt, sodat sy beginnen te herleeven en vermogens te ont-fangen, om hunnen plicht te oeffenen, in de vrese van Godt; also sal deese onse hen als daadelyk in de oeffeninge voor houden, beesig synde in de He-melschgesintheit, vergetende het geen achter is, en swevende met eene volle vlucht naar boven, daar hun Hoofdt, hun schat, hun alles Is, die alles in allen vervult, sy sullen opvaaren met vleugelen als de Arenden.
b. In 't bysonder, om iets van deese Hemelschge-sintheit der geloovigen te spreeken, sullen wy (1.) hun opvaaren selve nagaan volgens het Sinnebeeldt,
231
VERWACHTEN.
(2.) aanwysen de tyden wanneer, en (8.) de saaken waarin sy also opvaaren.
1. Het eerste betreffende, daar wy spreeken souden van de betrachtinge der geloovigen in den wegh naaiden Hemel, soals deselve vergeleken wordt by het opvaaren op vleugelen gelyk de Arenden, dat sal haast blyken, waarin dat alles bestaan sal, als wy de Bysonderheden van de Arenden in hunne vlucht nagaan, soals de seer Geleerde Bochart ons opgeeft, waaruit andere Uitleggers de saaken ontleent hebben, en waaruit wy se ook nemen sullen.
' AA. Is de vlucht der Arenden, wegens de veelheit hunner vederen en uitgebreidheit hunner vleugelen, seer licht en gemakkelijk, waarom van Saul en Jonathan gesegt wordt, dat sy lichter waren dan de Arenden 2 Sam. 1 : 23, sal dat hier te kennen geeven, de gemakkelyke lichtheit. die sy vinden sullen om hunnen wegh te spoeden en hunne reise af te leggen. Christus toch segt van syne geboden, dat syn juk en last niet swaar, maar sacht en ook licht is; want het is den rechtvaerdige blydschap wel te doen. Vindt men somtydts moejelykheit, het is niet van den wegh selven, maar van de traage en boose natuure, het vleesch dat niet mede wil, maar dat geduurig strydt tegen den geest: Waarom een opgewekte David sal seggen, dat hy in den wegh van Godts getuigenissen vrolyker was dan over allen rykdom.
eb. De vlucht der Arenden, wegens de sterkheit hunner vlerken, is zeer vast, waarvandaan sy hunnen Jongen op hunne vleugelen dragen: en waarom de Heere tot Israel segt, dat hy hen gedragen hadde als op Arendts vleugelen: also syn ook de Gelovigen, wanneer de krachten vernieuwt worden, sterk in den Heere want hy stelt hunne voeten op eene Steenrotse, hunne gangen vastmakende tot lof van synen naame.
232
verwachten.
cc. De vlucht der Arendsen is seer standvastig en onvermoeidt; gelyk de Dichters ons wonderbaare saa-ken daarvan verhaalen, dat een Arendt op eenen dagh alles kan afvliegen, dat tusschen liet Oosten en Westen is; dit drukt dan uit, hoe de Geloovigen in hun opvaaren onvermoeidt in 't werk des Heeren, ja overvloedig, standvastig en onbeweeglyk syn, sonder in hunne werksaamheit afgetrokken te kon-nen worden door 's wereldts snoode vleiery, of ook door de dreigementen: want eens gesien hebbende, sullen sy niet te rugge sien, overmits sy met een voorneemen des harten alleen blyven by den Heere, so veele soetigheit en smaak in dien wegh vindende, dat alles in vergelykinge is maar als draf, ja als schade, en enkel niet.
dd. De vlucht der Arenden is seer snel: der is geen Vogel, die sneller vliegt, waarom eenige hunne vlucht en by den Noordenwindt, en by eenen Blirum vergeleken quot;hebben; dit was een van de dingen, die Salomon te wonderlyk waren, de vlucht van eenen Arendt in den Hemel. Spreuk 23 : 5. en 30: 29 een schoone prent van het opvaaren der Geloovigen. In eenen oogenblik verlaaten sy somtyds de Aarde, hebben de Maane onder hunne voeten, en dringen in, in de hemelsche saaken, daar hun schat, hun lust, hunne blydschap is; dit is het vergeeten van het geen achter is; en een iaagen naar het wit tot den prys der roepinge Godts, die van boven is in Christus Jesus, Fil. 8 ; 15. en also is het padt des rechtvaerdi-gen als een schynendt licht, voortgaande en lichtende tot den vollen middagh toe. Spr 4 : 18.
be. Eindelyk, hunne vlucht is seer hoog; waarom Obadja vers 4. segt, Al verhief gy u gelyk de Arendt en stelde u nest tusschen de starren, enz. een schoone prent van den hoogen staat en gestalten van des Heeren kinderen, waarvandaan sy genoemt worden
233
verwachten.
heiligen der hooge plaatsen, en gesegt worden al-rede met Christus in den hemel geset te syn.
2. Vraagt iemant, wanneer de Geloovigen alsoo opvaaren als op Arendts vleugelen? Ik sal het u seggen myne Geliefden.
aa. Wanneer sy gejaagt worden, sodat sy geene veiligheit hier beneden vinden, wegens alle de vyan-den, die hen omringen en omsingelen: dat is Godts wegh dikwerf met syne kinderen, dat hy, wanneer sy het minst denken, in den vrede de bitterheit bitter maakt, Jes. 38 : 17. en toelaat, dat de vyanden van alle kanten opkomen om se so wakker te maaken, gelyk de Psalmist eens seide, dat sy meer in't getal waren, dan de hairen synes hoofdts: wat doet nu so een, hy vaart op als met Arendts vleugelen, van het einde des landts roepende tot Godt, als syne siele in hem overstelpt is; dat hy geleidt mag worden tot eene steenrotse hem te hoog, gelyk ook Hiskias uitroept ; ik worde onderdrukt, o Godt! wees gy myn borge, so sal noodt bidden leeren, en de vyandelyke aanvallen de siele driemaalen Godt ernstiglyk doen soeken. 2 Kor. 12 ; 8.
eb. Als sy een dappere overwinning over hunne vyandën willen behalen; somtyds vinden de God-vruchtigen, dat sy veelmaalen tegen de vyanden sich selven aangekant hebben vruchteloos, dat de vruch-teloosheit ontstaan is uit versuim van geloofsoeffe-ningen en van sich in den Heere te sterken; nu die opkomende, so heft de siele. om dapper de overwinning te behaalen, sich omhoog, om in alles gesterkt te worden, met dien Koning uitroepende, by ons is geene kracht tegens so eene groote menigte, maar onse oogen sien op u. o! Het is nooit veilig sich in den strydt in te laaten, of de siele moet sich eerst in den Heere sterken, sy moet achter den Heere staan, geloovende dat de overwinning des Heeren is,
234
verwachten.
die de handen leert ten oorloge, en de vingeren tot den strydt.
cc. Als sy bevinden, dat sy tot eenen post geroepen sullen worden; het is Godts gewoone wegh met syne kinderen, dat eer hy hen tot posten, roept, hy hen eerst daartoe bequaam maakt, door ongemeene uilaatingen en sielsverwyderingen, waarin sy en ge-loove en liefde werksaam vinden, sodat sy dan op-vaaren; siet het in Abraham, Jacob, David en anderen, Paulus niet te vergeeten: en hierin worden sy op een uitnemende wyse gesterkt, om uittestaan de hitte des daags en de koude des nachts.
dd. Ondertusschen vooral, sy vaaren op, wanneer sy ondervinden Goddelyke trekkingen, waarin de siele verwydt wordt, waardoor de siele Gode achter aankleeft, syne rechterhandt haar ondersteunende; o! dan kleeven sy Godt aan, en konnen gemakkelyk en blymoedig Godt lief hebben, en naar boven swee-ven want sy vinden hunne eige swaarte niet.
ee. Als sy iets van 's konings heerlykheit sien, waarin hy hun voorkomt als die, die de banieren draagt boven tien duisenden, als die schoonste onder de menschen kinderen: dan dringt Christus liefde hen, dan verfoejen sy alles, dat onder de Sonne is, dan is hun harte niet alleen boven, maar sy soeken ook self's, dat siele en lighaam beide daar syn mogen.
pp. Als sy in eenige Meditatien verwaerdigt worden 's wereldts nietigheit te beschouwen, en de ydel-heit van al 't geschapene; o! dan is het.
Hoog om hoog, myn siel na boven,
Hier beneden is het niet;
't Regte leeven, lieven, looven,
Is maar daar men Jesus siet.
gg. Eindelyk, als sy uit posten verlost worden.
235
verwachten.
daar Godt so handelt boven en tegen alle verwachting aan, dat syne handt en vinger klaar gesien en bespeurt wordt: dan is de siele vol van synen lof den ganschen dagh, dan worden sy gelyk die uit Babel verlost wierden, sy syn als menschen, die droomen, Godt wegens syne goedertierenheit en trouwe groot makende den ganschen dagh.
3. Vraagt gy nu nogh, waarin of waardoor? Ik segge,
aa. Door hunne geheiligde kennis; hun is het ge-geeven de verborgenheden van Godts Koningryk te verstaan.
eb. Door hunne seer geestelyke en ernstige verlangens naar den Heere, die hen gemaakt heeft, om euwiglyk by hem te syn.
cc. Door hunne Gebeden.
dd. Door hun Geloove, het geen hun de saaken vertegenwoordigt. Hebr. 11 : 1.
eb. Door hunne liefde, want de siele Is meer daar sy lieft, dan daar sy leeft.
ff. Eindelyk door hunnen geheelen wandel, volgens het woordt van Paulus, Ph. 3 : 20. onse wandel is in den Hemel.
236
Dus hebben wy ten einde gebragt de Verhandeling van de Benaamingen des Geloofs: Godt selve werke in ons al het welbehagen synes willens, en het werk des Geloofs met kracht!
AMEN.