D E
V o o a
V R O u w .E
VADERLANDSCHE
£)e Staatkundige omtondigheden van ons Vaderland, wel-
ke alle de aandacht van het lezend Publiek tot zich trekken,
vertraagden zederd eenige maanden de uitgave van het ne-
■vensgaande Stuk, 'c welk ik thands de vryheid neem U aan-
tebieden. Iii waagde het, eene proeve te nemen van een
Gefchrift, dat ten eenenmaale gewyd is aan uwe bevallige
K Sexe. Zy fcheen my toe, een onmiddellyk recht te hebben
op dezen of zoortgelyken arbeid, waardoor vertond en hart
beiden gevormd worden. Kan dezelve, gelyk ik my vleye,
U behaagen, dan mag ik dit ontwerp zelf uwer vriendlyke
aanneeminge bevelen, en U myn hoogst verlangen betuigen,
dat Gy zulks met uwe aangenaame bydragen zult vereeren,
om het iedere maand, geregeld te kunnen vervolgen.
Hiertoe uwe gunüige medewerking verzoekende, teeke-
ne ik my met hoogachtinge
DE UIT GEEVER.
-ocr page 4-K 3 ~ gt;ï .
fi
t.-
4 ■
.s r. V ' - » t i gt;
uiquot;
-ocr page 5-A M E i.
Opdragt^ in pïaMiamp; ran VöOïreds.
Lieve ai^ehai
aarom de Heeren der Scbepping toch niet eens?
5, opzetlijk,voor ons Vrouwen fcbrijvenlquot; — Deze
was meermaalen uwe vraag, wanneer uw fpotteiid
vernuft zich vervrolijkte met de beuzelachtige trots-
heid dier Pygmalions, die nooit, dan hautmti^^m uwe
♦ Änbsp;Kun'
59
a k
Kunne fpreken. ô Dan las ik in uwe oogen den ge-
^ heimen wellust, om eenmaal wraak te willen oefenen
' over die meenigte van vernederingen , waaraan het
nootlod wil, dat uwe bekoorlijke Sexe, op dit bene-
denrond, tot nog toe,onderworpen is. Zij,die maar
zelden gelegenheid hebben, om het vrouwlijk hart,
totindeszelfsdiepftefchuilïioeken, te doorgronden,
?ouden zich zekerlijk aan . dliifende ongerijmdheden
fchuïdigmaaken , -lie ü overvloedige ftofFe gaven tot
de fneedigfte boerterijèn. Misfchien — maar ik moet
u vooraf verfchooning vragen» dat ik uwe gedachten,
zelfs zoo van nabij befpiedde— had uwe verbeel-
ding reeds een hekekiicht vaardig, waarin gij, moog-
lijk wel met b oile au, zelfs in eenen veel bepaak
deren zin, zoudt zingen:
Le plus fot animal, à mon avis, c'eft l'Homme,^
------- fagefle il eft fage.
Il a, fans rien favoir, la fcience en partage.
En nu evenwel komt zulk een vermetele, juist naar uw
plan , met zoodanig een Tijdfchrift ten voorfchijn^i
„ Wij Vrouwenquot;— dus fpraakt gij, en dat wel, zo
mij voorftaat, toen gij een Meisje waart van omtrend
twintig jaar, niet waar? ~ „ Wij Vrouwen, mogen
„ wij dan ook niet weten, at 'er in de geleerde.
„ waereldover ons gezegd en gefchreven wordt? Of
zou het tç veel gevergd zijn, om uit de meenigte
55 van Pag- Week- en Maand - papieren çén enkel
Stuk ten onzen dienfte af tç zondgren ? ■—Ee»
5s gefchrift, waarin zoo al dat gene behandeld wierd,
„ wat binnen den kring valt onzer vrouwlijke werk-
5, zaamheden, en waaruit wij teii minften konden pp-
„ maaken, wat men met ons al verder bedoelt: .
5, of men ons eene kleene rol vergimne op het thea-
,, ter, dan wel of wij in de Zo^^r enkel als toekijk-
fters moeten zitten, om eene diepe buiging te maa-
,, ken voor onzen galanten leidsman, wanneer hij ons
„ een kap kofSj, of een glz^^]^'Umomde aanbiedt?^
„ enz. enz:' Zoo fpraakt gij, en gij herinnert u ge-
wis het andwoord, dat ik mij, ten-dien tijde, deels
boertig, deels ernstig, verftoutte, en onder anderen,
hoe zeer ik u bedankte voor den inval, welks nieuw-
heid mijne oogenbliklijke. goedkeuring vorderde.
Thands krijgt die inval een wezenlijk, beftaan, gelijk
gij uit dit eerj}amp; Nommer zien zult, hoe veel tus-
fchentijds 'er na dat voorig gefprek ook moge verlo-i
pen zijn. En welk eene vreugd moet het voor u zoo.
wel, als voor mij , zijn, dat een gefchrift, alleen aan
uwe Sexe toegewijd, ook aan haar, en wel aan zulk
een vernuftig Meisje, als gij zijt, zijnen oorfprong
verfchuldigd is! ^ Maar, aile boerterij ter zijde-
gefield —^ het kan u gewis niet onaangenaam zijn ,
dat uw denkbeeldi in het gebied der letteren, tot een
boek in gr.8vo.,en wel in eenea fraaijen letter-druk,
uitdijgen. Het zal 'er nu maar op aankomen, wat
en, hoe wij zullen fchi-ijven. Zie hier het plan.
I^e titel overtuigt u, dat dit Tijdfchrift alleen voor
We Sexe beliemd is. Hier vraagt gij gewis: „ Zul-
* 5nbsp;» len
-ocr page 8-„ len het de Mans niet lezen?quot; De éénfge moge-
lijke voorzorg, om dit te verhoeden, hebben wij ge-
meend, in den Titel te kunnen nemen. Willen zij
het evenwel lezen, het koste wat liet wil; wel nu^
Hjisfchien is 'er nog het een of ander in, dat hen aan
het harte gaat. Want, om u de waarheid te zeg-
gen — doch vooraf moet gij deze vermetelheid ver-
fchoonen —• wij hebben geen minder oogmerk , daa
om uwer Sexe te behaagen, en gij weet, hoe veeje
Mans daaraan arbeiden, zonder juist altijd gelukkig;
te fiaagen. •— ,, Dit kan dan, ligtliife,ook uw geval
„ wel zijn?quot; Ik zie, dunkt mij,dit andwoord op uw
gelaat. Maar, lieve ame lia! zie hier, hoe wij het
zullen aanleggen. Ons voornemen is, om zoodanige
boekcB te recenfeeren, die of uwe Sexe onmidde!li|k
betreffen, of althands in den gewoonen kring vaOeß
haarer beoefening en van haaren leeslust. Langs de-
zen weg, hoepen wij haar meer van nabij bekend tc
maaken met waarlijk goede boeken, die welïïgt eens
de aandacht ontflippen, of ook met de zoodanigeüj,
die wel eens in den fmaak vallen, zonder dat zij htt'
verdienen. Be fchoone konften en wetenfchappen ,
en vooral de bevallige dichtkunst, zullen het voor-
werp zijn onzer aanprijzinge. ■ En, daar wjf geera
hooger denkbeeld van eene Vrouw vormen, dan vaa
zoodanige, die zich door deugd poogt ts veredelen5
zal ools alles, wat wij verrichten, aan dat hoogfie
doel Giidergefchikt wezen. Misfchien, evenwel, 2013
een Tiidfchrift, dat alleeni ter- beoordedinge van
bocquot;'
-ocr page 9-quot;boeken diende, te veel fchijn van geleerdheid heb-
ben, om,gereedlijk ingang te vinden, hoe zeer vvi|
ook heilig tegen dit fchijnbaare protesteerden. Ook
daarom, zullen wij agter ieder ftukje eenige mengelin-
gen voegen van allerleien aard, om denzelfden goe-
den fmaak, dien wij door het eerfte gedeelte wilden
vestigen, aj verder te bevorderen. Hier zal ernst en
fchuldeloze boert met elkander afvvisfelen. Zelfs
ïiet romaneske zal niet uitgelioten wezen. Gefchie-
denis, in den uitgebreidflen zin, ~ dichtkunst, ~ ook,
de mufiek zelve, zal het voorwerp zijn onzer beoefe-
ning , en oordeel gij nu zelve, of wij ons te veel
verhovaardigen, indien wij , door dit middel, de
goedkeuring uwér Sexe poogen te verwerven. Neen:
lief Nederland^ch Meisje! uw vernuft moge zich nu
en dan fpitzen tegen vooroordeelen, die uwe Sexe
foeleedigen; maar gij kunt ook ernstig zijn, dan,
wanneer het uwe beftemming en uwe pligten geldt.
iJw verftand is al te wel geoefend, om u in alle gevalt
len eene flaavin der etiquette te doen zijn, wanneer zich.
een voorwerp opdoet tot veredeling van uwen geest
En uwe denkwijze,uw charakter is het deel van veele
andere Vrouwen, welken wij de eer hebben te ken.
oen. Ook zij zullen ons oogmerk niet wraaken, om
4en goeden fmaak onder uwe Kunne te helpen uit-
breiden. Ja, ik zou mij geweldig vergisfen, zo gi'i
met gereed waart, om ook bet uwe daartoe te helpen
bijdragen. - Zoo doende,zullen onze zielen,bij het
siuOe van dezen brief, veel harmonifcfaer zijn, dan
het
-ocr page 10-het zich, in den beginïie, liet aanzien, dat zij zou-
den worden. —lt;
Tot zoo verre fchreef ik , met oogmerk , om U
kennis van mijn ontwerp te geven. Maar de brief —
ik weet niet, door wat toeval — bleef op mijn ta-
fel liggen , tot dat reeds het laatftè blad van dit
ecrjiamp; Stuk op de pers was. Nu was het tegen de
welvoeglijkheid gezondigd , om dien zoo laat af te
zenden. Een loutere inval deed mij vermoeden ,
dat welligt deze brief, voor zoo ver hij nog niet
geëindigd was , zou kunnen dienen , iti plaats van
een Voorbericht, dat toch behoorde vooraf te gaan.
Zoo verfchijnt gij dan aan het hoofd van dit Tijd-
fchrift, juist zoo als gij het verdient, als de aller-
eerfte ontwerpfter. In één ding moet gij mij ver*
ontfchuldigen, dat ik op uwen naam aan alle uwe
Zusters fchrijve, en aan haar onze tegenwoordige
briefwisfeling openbaare. Dit ook zult gij mij ge-
wis vergeven. Indien gij, evenwel, hierover min of
meer gevoelig mogt zijn , hetgeen ik van u niet
verwacht, laat dan uwe edele wraakoefening deze
zijn, dat gij het geheele plan , zoo als ik dit al.
hier , ook in naam mijner Medefchrijveren , aan u
heb opgegeven, bij uwe Bekenden en Vriendinnen
meer bekend maakt, en, zo mogelijk , ook haar
overreedt, om het een of andere vöor onze maande»
lijkfche Stukjens aan ons mede te deelen.
DE REDACTEU-a»
-ocr page 11-V O O
L
Art.I. Huisboek voor Vaderlandfche Huisgezin-
nen, ^/öö^johannes florentius mar-
tinet, Mcesur der vrije Konflen enz. enz. en
Predikant tc Zutphen. Te Anifterdam bij Jo-
hannes Allart 1793, gr. 8vo. 546 bladz. De
prijs is ƒ 3:
XLr IS geen zekerer kenmerk van waare befchaaving en wel-
vaart in eenen Staat, dan dat van de echte waarde diens ge»
zeliigen omgangs tusfchen Perfoonen van onderfcheidene
Sexe, welke zich grondt op wederzijdfche achting, en, bij
den naauwllen band van vriendfchap, dien vrede tot de af-
zonderlijke huisgezinnen overbrengt, waarin zich Echtgeno-
ten waarlijk gelukkig reekenen. De onfchuld des huislijken
levens was daarom, bij oude en laater Dichters, het beeld
dergrootfle gelukzaligheid, welke voor den ftervelingbefcho-
ren was. Zij, die van den hemel zelf gezegd werd te zijn ne-
dergedaald, had haare vaste wooning in den eerften natuur-
ftaat gevestigd^ daar werd zij als de dogter des hemels geëer-
biedigd, eq haar bezit, op behoefte gegrond, fcheen deaarde
ï^ot een duurzaam paradijs te zullen vormen. Doch, gelijk
niets wisfelvalliger is, dan de mensch zelf, zoo veranderde
I. deel,nbsp;A
-ocr page 12-ook hanre gedaante, met zijne vermeerdering van Jbehoeften*
Elke aanwas van kundigheden oncvlamde de aandoeningen eu
begeerten. Elke uitbreiding der maatfcliappijen, de vermee-
nigvuldigde betrekkingen, waarin de eene mensch tot den an-
der ftaat, de vestiging van onderfcheiden ftanden, de weel-
de, uit eene toenemende befchaaving geboren, de werking
der hartstogten, en meenigerlei andere, zoo inwendige, als
uitwendige, omftandigheden, vermeerderden niet Hechts d®
zorgen des levens, maar vergiftigden te gelijk de bromiea
van het huislijk genoegen. De reden en godsdienst voerden ,
't is waar, den nadenkenden mensch uit de beflommefingea
der waereld van zelve te rug naar die ftille tooneelen der af-
gezonderde zamenleving, waarop hij zich nimmer behoeft te
vermommen. De godsdienst, bovenal, van Christus Jefus,
daar hij zijnen belijder tot de edelfte gevoelens verheft, leer-
de hem ieders rechten waardeeren, en poogde de menfclien ,
door de zuiverlte voorfciiriften van goedwilligheid, hoe lan-
ger zoo naauwer aan eikanderen te verbinden. Nogthands ge-
tuigt de ondervinding, dat deszelfs beginfelen in verre na
niet algemeen en krachtig genoeg werken, om alle die geluk-
zaligheden te fliehten, welken de algoede Schepper, in de
vorming onzer natuur, in den aanleg van het eerfle tijdperk
der kindsheid, in de nieenigte ■^an behoeften , tot welker
voldoening de eenflemmige gezindheid en werkzaamheid
vereischt wordt, zeer blijkbaar getoond heeft, voor den be-
wooner dezer aarde te beftemmen, en daadelijk te bereiden.
Alles hangt hier af van den voornaamen grondregel, dat de
welvaart van het geheel in een regelrecht verband ftaat met:
de welvaart zijner deelen, en dat men, te vergeefsch, eeneiï
wel geordenden en gelukkigen Staat verlangt, waar niet de af-
zonderlijke huisgezinnen zich onderfcheiden door goede or-
de, en de betrachting dier gezellige pligten, welken reden
en godsdienst gebieden. Het komt hier aan op eene juiste
kennis dier oneindige xeeks van bijzonderheden, welke den
kee-
-ocr page 13-keeten van onderfcheidene betrekkingen vormen. Men ba-
hoort te wetenI, wat Echtgenoten aan eikanderen, wat ©u.
ders aan hunne Kinderen, Kinders aan hunne Ouderen, wat
de Hoofden der huisgezinnen aan hunne Dienstboden , en
dezen wederkeerig aan hunne Meesters, wat Jongelingen en
Jonge Dogtei's, Mannen en Vrouwen, ieder mensch aan zich
^elf verfchuldigd zij. Bij deze kennis moet zich eene wel-
willendheid paaren, om volvaaïdig te zijn in de beoefening,
welké deels uit de natuurlijke aandoeningen des harte önt-
fpringt, deels doof opvoeding g;evorrad wOrdti En dit al-
les, eindelijk, overgebragt tot de maatfchappijljjke zamen»
Wooning, welke niets anders bevat^ dan één huisgezin van
perfoonen, die zich vereenigen j om veilig en gelukkig zë
leeven, is alleen in ftaat, de rechten en pligten wederkeerig
te doen gelden. — Gelukkig die Staat j waar het nimmer
mangelt aan Leeraaren, die dit onderling Verband der diiigeii
kennen, deze goede örde prediken en aanbevelen, waar de
Regenten de gefchiktfte middelen daarftellen, om dit verband
geregeld te doen opvolgen, en zelfs de uitwendige behoefd,
ten en belangen des Volks aan deze inwendige orde der din-
gen weten te verbinden!
Tot dezen zoo gewigtlgeil arbeid heeft zich de Eerwi
jWARTiNET in het boveii aangekondigd werk verledigd: eii
wie is,onder onze Landgenoten,meer bevoegd^ dm met op-
lettendheid gehoord te worden, dan hij , die zich reeds *
door meehige andere nuttige gefchrifcen, bij onze Natié
recht verdienftelijk gemaakt heeft? Zijn boek, voor gantsch
Nederland gefchreveii, behelst eene taak, zoo uitgebreid ètt
öioeilijk j maar tevens zoo goed bewerkt, zoo eenvoudig af^
geweven j dat eene körte opgave genoegzaam zijn zal, om d®
ongemeeiie waarde der bereidde fioffe aan dert dag te leggért.
Na eehe korte Inleiding, Waarin de Schrijver de aanleiding
én den aard zijns werks ontvouwt, bepaalt zich zijné eerßi
toefpraak tot het Htiwelijk. Hij fehrijft j alü 't waréj ääü
twee Jonge Lieden, die reeds door ondertrouw aan elkande-
ren verbonden zijn. Dezen brengt hij eerst de noodzaak-
lijkheid, daarna de nuttigheid, en voords de aangenaamheid
van den huwelijks-ftand onder het oog. Hij wijst hun het
gebrekige, 't geen doorgaands in de huwelijks-vereenigin.
gen plaats heeft, het ledige in de genietingen, en de echte
bronnen, waaruit het huislijk geluk moet ontfpringen. Zeer
voortreflijk gaat hij te keer den rampzaligen waan , dien
zommige vertederden wegens het huwelijk koesteren , als
ware zulks een ftaat van Onafgebrokene aardfche zaligheden,
en is zeer ver af van die volkomene zamenftemming van ge-
moederen, welke anderen, als een onontbeerlijk grondver-
eischte tot eenen gelukkigen echt, zeer breed gewoon zijn
iiittemeten. Hij ftelt, in tegendeel, het êénige grondbegin-^
fel in eene deugdzaame overeenkomst van neigingen. Hij
wil , dat beide aanflaande Echtelingen bezef hebben van
hunne eigen onvolkomenheden; dat daarop gegrond worde
wederzijdfche toegevendheid jegens elkanders gebreken, en
de oprechtfte pooging, om dezelven te verbeteren, als zijn-
de het oogmerk van elkanders zedenlijke volmaaking het
hoogde en beste doel, 't geen verftandige fchepfels zich in
deze naauwe vereeniging kunnen voorftellen. By hen moet
dus heerfchen het zoet vertrouwen op elkanders welmeenend
hart en deugd: zoo zullen zij het zich ten pligtmaaken, om
elkander natevolgen , elkander te voorkomen in dienstvaar-
dige hulp, zelfs in die duizende kleenigheden, welke zich
naauwlijks laten befchrijven, en, daar zij zich zoo vaak op-
doen, den band des huwelijks het aangenaamst vastfnoercn,
€n, eindelijk, eikanderen opbeuren in plaats grijpende ramp-
fpoeden; zoo als , bij voorbeeld , in het geval van eenen
kinderlozen echt, waarin de Schrijver, zeer te recht, ver-
langt , dat een volkomen gevestigd vertrouwen, op Gods wij-
ze en goede regeering, alle andere denkbeelden van misnoe-
gen zal onderdrukken.
In
-ocr page 15-In de tweede toefpraak befchoiiwc de Hi-. martinet de,
ïwee.ecluvrienden als daadiijk geliuuwd. Hij fchetst liet eer^,
île huwiijksleyen als ten uiterllen bekoorend;doch juist daar-
om ais zeer gevaarlijk voor het vervolg. Zeer juist is zijnenbsp;y
aanmerking., 4at Echtgenoten zelden verfchillen in zaken van
gewigt, en wil daarom, dat men zich aan geene beuzeling,
bekreuae , en zich voor het eerfte krakkeel wachte. Hij
raadt, dat men elkander van nabij leere kennen, met achting-
behandele, en met onderling overleg, zelfs in kleenigheden,
te werk gaa. Man en Vrouw moeten met eikanderen om-
gaan , zonder vermomming. De verdienllelijke Man is zedig
zonder befchaamdheid , openhartig zonder onbefchoftheid ,
toegevend zonder vleierij, vrolijk zonder krakkeelzucht. Hij
zij goedaardig en zagt,nimmer wispeltuurig,nimmer trotsch,
onderrichte met minzaamheid, neme in alles de betaamiijk-^
heid in acht, zij in alles een goed voorbeeld, en ftelle.zich
ten hoofdpligc , om de goedkeuring zijner Echtgenooce te-
verdienen. De Vrouw zorge, bovenal, haare tegenwoordig-
heid den Man zoo aangenaam te maaken, dat hij het grootfte
vermaak in haar gezelfchap vinde. Zij legge zich toe op
eene cvenpiaatige eenparigheid des harte, waardoor zij toe-,
gevend, vrolijk, ongeveinsd en zedig is. Zij kleede zich
net en zindelijk, zonder juist overdadig in pragt te zijn, eu
richte haar.e:bezigheden en vermaaken nuttig in; zoo zal zij
gewislijk haaren Man op het naauvvst aan zich verbinden. —
Beiden, Man en Vrouw , moeten zich beijveren , om alle
verflooringen van het hmvelijks gelukbedaardlijk te dempen,
elkanders feilen, welken men befpeuren mx)gt, bedekken en
verbeteren, zich hoeden tegen allen argwaan, verdenking en
vleierij van vreemden, en daarentegen elkanders perfoonlijke
begaafdheden en deugden hoog wsardeeren. Een weder-
zijdsch vertrouwen moet, ook, het eenpaarig aandeel In de
huishoudenlijke zorgen regelen, en eendragt, werkzaamheid,
orde en fpaarzaamheid moeten de fteunfcis zijn der gezellige
À 3nbsp;za-
-ocr page 16-zamenwooniiig, waarbij alle verkwisting en gierigheid ver-
bannen, en de waare rust, vrede en welvaart zullen bevor-.
derd worden. Ook langs dezen weg, wordt het best afgekeerd
de uitwendige rarapfpoed, nijd en laster, en de waare verge^
noegdheid, tot welker verkrijging de Schrijver eenige zeer
gepaste hulpmiddelen aan de hand geeft, ftelt ieder huisge-
zin, ook het geringfte, volkomen in ftaat, om de waereld
behoorlijk te gebruiken,en de meenigvuldige onderfcheidene
pligten des gezelligen levens te vervullen.
De derde briefis gericht tot jonge Echtgenoten, en betreft
de lichaamlijke opvoeding der kinderen. Hier wil de geach-?
te Schrijver, dat de Vrouw, zwanger zijnde, dien zegen,
van eenen Inwooner aan de waereld te zullen geven ,
Keer juist waardeere , eri zich aan den eenen kant wach-
te voor fterke dranken , zwaar gezoute of gekruide, of
ook te veel verkoelende fpijzen , en aan de andere zijde
meer rust des nachts , en eene meerdere beweging bij dag
genieÊe , zonder zich echter zeer te vermoeijen y en ein-
delijk zich tegen alle hevige beroeringen der hartstogten
behoede. Als eenen hoofdpligt vordert hij , dat de Moe-
der haar eigen kind zooge ; in geval alleen van volftrek-:
te onmooglijkheid , eene gezonde en vriendlijke Min ner
, of anders tot de Geiten-melk , of ook tot eene een-
voudige pap van bifcuit, in regenwater gekookt, met een
weinig fpaanfche zeep met wat fuiker, toevlucht neme; dat
zij haar kind los bakere, nimmer zwachtele, tot het -jde of
%fle jaar 12 uuren late flapen, en, na de ilt;5 jaaren,den flaap-.
tijd des zomers op des winters op 8 uuren,bepaale. Hij
vordert, dat de kinders in drooge vertrekken flapen, altijd
rechtuit op beide zijden des lichaan-s liggen, nimmer hoog
met het hoofd, ligt gedekt, nimmer op dons of op een bed,
snaar altijd op matrasfen van wol, flroo, of paardenhair, de
flaapplaatfen met groene gordijnen behangen , die aan het
^nde zijn lt;5pengefffeoven !,en de l^amer met eeq fiaauw kaars-.
licht
-ocr page 17-Ucht voorzien; terwijl de flasp zelf nstuurlijii moet zijn^
nimmer gedwongen, zoo min door het wiegen, als door in-
wendig gebruikte rustmiddelen. Men zette géene wieg onder
de gordijnen der flaapplaats, opdat het kind geene onzuivere
lucht inademe , en late het nimmer bij de Moeder , of
Minne, en vooral niet bij zieklijke, of oude Lieden op het
bed flapen. Men drage, zoo weinig mogelijk, de kiuder?
op den arm, noch leere hen aan leidbanden lopen, om eené
uittrekking der lleutelbeenderen te verhoeden. Mön fate hell
liever kruipen, en alzoo zich zeiven oefenen, om te leereiï
gaan- De valhoeden zijn doorgaands fchaadelijk voor dert
groei des hoofds, en kunnen althands gemist worden, nadat
bet kind lopen kan. ivorte keurslijfjes met korte zagte ba-
leinen zijn goed voor jonge kinderen, om hen tc behandelen
zonder benadeeling der tedere ribben; voor meer volwasfC'»
nen zijn zij ten uiterften fchaadelijk , en veroorzaken dö
jammerlijkfte verminkingen. De fpijs der kinderen zij een-
voudig, niet zuur noch taai, noch vet, noch zout, noch
met fpecerijen toegemaakt; ook geve men hen gebraden
vleesch met maate, zoodra de tanden door zijn, op welker
bewaaring zorgvuldig moet gelet worden. Fruiten moeten
des vóórmiddags, of des avonds, maar nimmer op het mid^
dagmaal, gegéeten worden. Even eenvoudig, doch zeer maa-
tig, zij het drinkea, beflaande in koud water, ligt bier, of
water met melk, óf een weinig rooden wijn, die niet zuur
is. De opkweeking zij niet al te zorgvuldig; men bewaare
hen flechts voor geftrenge koude en te groote hitte, zon-
■der hen te broeijen , of aan togt bloot te Hellen. Bewe-
f ing in de open lucht is onontbeerlijk. Men hoede hen voor
de nadeeligé wanvoeglijkheid, om de neusgaten te krabben ,
of op de nagels te bijten. Men geve hun vrijheid, vooral
des zomers, om handen en voeten mét koud water te was-
fehen. Vrolijkheid is hen allernoodzaaklijkst voor hunne ge-
«^ou.lheid, Meu.bewa£re hen tegen alle bean|;ftigende denk-
A 4nbsp;beeli?
-ocr page 18-beelden, b. v. wegens het onweder enz. De geheele klee-
ding zij gericht naar onze veranderiijke Inchtsgefteldheid ,
naar de geaardheid der kinderen zeiven, altijd bevorderlijk
voor hunne gezondheid, en geëvenredigd naar hunne vrije
beweging. Alles, wat hiermede ftrijdt, b. v. te naauwe
kleederen , fchoenen .met hooge fpitfe hielen enz. , moet
volflrektlijk vermijd worden. Hetbeftuur, eindelijk, der
kinderen moet regelmaatig zijn. Vóór den aanvang van het
vierde jaar, moet het kind in alles gehoorzaamen; deze is de
veiligfte weg, om alle, voortil geftrenge, kastijding nader^
hand overtollig te maaken. Na dien tijd moet het door rede-
nen bewogen worden. De ftraf moet meest gezogt worden
in deszelfs verbanning uit de tegenwoordigheid der ouderen,
die echter zorgen mqeten, dat zij nimmer bedreigen, zonder
tevens te ftrafFen; doch ook, bij fehuiderkendtenis en verbe-
tering, gereed zijn tot vergeving, en voords zeer wel onder-
fcheiden moeten tusfchen een wanbedrijf uit moedwil, of uit
onvoorzichtigheid. Ook het leeren moet zonder dwang ge,-
fchieden, en gericht zijn naar de meerdere of mindere flerkte
des lichaams. Tot vermaak mag alleriei bezigheid , welke
beweging vordert, en naderhand ook de teekenkonst, zang-
konst, bet baaden, zwemmen, fchaatsrijden, fchermefi en-
danfeu dienen, waaromtrend wij het met den Schrijver vol-
tomen eens zijn, dat all' het buitenfpoorige noodwendig ge-
fchuwd behoort te worden. Tegen het hakkelen dient geene
berisping, maar langzaam fpreken, en de omgang met wef
befpraakte perfoonen. Tegen het mank gaan, 't welk meest-
al, bij jonge kinders, eene kwetzing der heupen is, raadt
de Schrijver aan het gebruik van een leidband, om den hals
der dragende Vrouw geflagen: fchoon anders de kinders zoo
weinig mooglijk moeten gedragen worden. Bij voorkomen-
de ongefteldheden zij de eerfle ftelregel, hen aanHonds te
ïaten vasten, veel te doen drinken, en voords eenen Genees-
leer te raadpljjegen. Bij de heerfehende kinderziekte,einde-
lijk»
lijk,raadt de Schrijver de inenting niet af,zonder haar ech-
ter op het hart te. drukken van hun, die 'er veel tegen hebben.
Ook hier kenmerkt zich de befchaafde toegevendheid van den
Hr.MARTiNET, dm niemand zijn gevoelen te willen opdrin-
gen. Dan,hoe zeer wij even min onze gedachten als de alleen
waare willen aangemerkt hebben, oordeelen wij echter,: dat
in een ftuk vai;i :zoo veel belang, was-rin de ondervinding be-
flisfend leert, welken zegen Gods Voorzienigheid op de In-
enting legt , rpndborstig moet beweerd wordÉn , dat zij ,
die nog ten huidigen dage dit hulpmiddel durven afkeuren,
jammerlijk bevooroordeeld zijn, zoo dat zij, hunne kinders
door de verwoesting der natuurlijke'befmetting verliezende,
door zulk eene -ftiafbare onkunde, pfvooroordeel, niet
heel onfchuldlg kunnen geacht worden aan derzelver dood;,
waartegen de Regeering van aile plaatfen , door de meesf
gepaste wegen , allerzorgvuldigst behoord« te waaken. ,
De r/V/v/e brief-betreft de ze.denlijke opvoeding. Te recht
erkent de Schrijver:, dat-deze alle haare kracht ontleent
van de lichaamlijke, en betoogt op dezen grond haare nut:,,
tigheid en noodzaaklijkh'eid, met:aanwijzing der middelen^
om haar wel te regelen. De grondflag hiertoe worde gelegd
van het eerfle oogenblik-, dat het kind zijne bevatting door.
teekenen uitdrukt , en het geheele werk beftaat alleen in eene
gepaste leiding- dier driften, welke bij kinderen boven alles
werkzaam zijn, als de nieuwsgierigheid, de zucht tot oefe-
ning, en de lust tot navolging. Vooraf echter vordert hij,
om daarin-wel te fiaagen, dat de Ouders eensgezind tot één
oogmerk arbeiden ,, dat zij het vertrouwen hunner Kinderea
poogen te winnen, en zich zeiven altijd gelijk blijven j dat
zij, uit hoofde der verfchillende temperamenten ,welkei)
zij zeer wel moeten onderfcheiden ^ nimmer van Jiet eene;
kind tot het andere kunnen befluiten ; dat zij ninimer he?
pene kind boven het andere beminnen ; dat zij hunne kin-.
4éF.Sj in de eerfte jaaren, zoo veel mogelijk, onder-eigen
erpzigi: houden , en alzoo behoeden tegen dé fchaadellji;
ke vertellingen van iinderen, en tegen den verkeerden indruk
van allerlei vreemde verfchijnfelen, ■
Tot het beduur des verftands, 't welk de Schrijver als het
«erfle werk der zedenlijke opvoeding feekent, behoort, van
der Ouderen zijde, de voldoening der kinderlijke nieuwsgie-
righeid op alle vragen, welken zij doen, voor zoo ver zulk?
binnen hun bereik is, en met behoudenis der waarheid, zon-
der het verftand door diep peinzen aftematten. Daarbij moe-
ten hun klaare denkbeelden verfchaft, en het verband van
zedenlijke dingen door fabelen, vertelfelen, gebéurdtenisfen
en vaderiandfche fpreekwoorden kenbaar gemaakt worden,
't welk dan vooral nuttig zijn zal, wanneer het kind vroeg-
tijdig gewend wordt, den korten Inhoud van het gehoorde,
of gelezene, eerst mondeling, en naderhand, wanneer het
fchrijven kan, fchriftelijk optegeven. Bij deze gelegenheid.
pleit de Schrijver zeer fterk voor het onderwijs der Ichoolen,
met verwerping der private onderrichting, en, in het afge-
trokkene befchouwd , moeten zijne aanmerkingen gewis-
lijk gelden, dewijl de kinders, behalve het gewoone onder-
Wijs in de wetenfchappen, aldaar moeten verzamelen die
menfchen - kennis, welke voor hun volgend leven van onein-
dig veel belang is. Maar, naardien zelfs de beste Neder-
landfche fchoolen, tegenwoordig, de jammeriijkfte gebreken
met zich voeren, kan de Recenfent niet af, zijn ooïdeel om-
trend het huislijk onderwijs, het zij door de Ouders zelven,
het zij door bekwaame Opvoeders, tot zoo lang te maati-
gen , dar de wezenlijke gèbrèken, of door tusfchenkomsc
van het openbaar gezag,; öf door de vereenigde pooginge«
Van goedwillige MenfchènS^rienden, daadlijk zullen zijn weg-
genomen. De waereld - kennis , eitidelijk , wordt het best
verkregen door het gebruik van goede Boeken, met een ge-«
past onderwijs vereenigd, Waafbij de Hr. martinet wel
bad mo^en voegen den omgang met ^nderfcheidefte per-
fbönen, welken de Ouders zelven, na een rijp beraad, toe
dit gewigtig einde gefchikt zullen oordeelen, —,
Tot het beftuur van het hart behoort, bovenal, de kennis
van orde, afgenomen uit den kring van natuurlijke voorwer-
pen , overgebragt tot een zedenlijk gebruik, geregeld door de
zelfsliefde , gefchikt naar de overhellende gemoedsneigin-
gen,enverfl:erkt door hetalzins goedevoorbeeld der Ouderen.
Op de lijst der deugden, welken de Schrijver uit het beginfel
van orde afleidt, worden door hem gefield welvoeglijkheid,
vrolijkheid, eerzucht zonder hoogmoed, liefde voor oprecht-
heid en billijkheid, nederigheid, (welke, daar zij door deu
Schrijver geduid wordt op de erkendtenis der afhanglijkheid
van het Opperwezen, onzes oordeels, eerder met den naam van
ootmoedigheid behoorde beftempeld te worden; terwijl /j^iiquot;-
r/^/zefV,eigenlijk, alleen is eene juiste kennis van zijne eigen-
waarde, welke met zich brengt, dat men de verdienflen van
anderen even zeer op haaren waaren prijs leert fchatten) on-
derwerping, dankbaarheid, goedwilligheid, gemaatigdheid,
zagtmoedigheid,minzaamheid, weldaadigheid (waarom toch
deze van de goedwilligheid afgezonderd?) moed, voorzich-
tigheid , maatigheid , zelfsverzaaking , rechtvaardigheid ,
langmoedigheid, en vergenoegdheid, welke deugden de
Schrijver, ieder op zich zelve, ontwikkelt en aanprijst;
fchoon de lijst wat al te uitgebreid, en beter geweest ware,
om flechts de hoofddeugden te behandelen, en de andere
goede hoedanigheden, welke zoms met eenen onderfcheiden
naam genoemd worden, in 't voorbijgaan optegeven; gelijk
ook de wijze, hoe dezelven verkregen, of in praktijk ge-
bragt worden, niet altijd even juist is voorgedragen,
In tegenoverfieiling der opgenoemde deugden, levert de
Schrijver ook eene lijst van ondeugden, welken hij uit het
hart der jeugd wil verbannen, als hoogmoed, geveins-
heid, — welke laatfle, daar zij, volgends de tegenwoordige
'befchaaving, tot het vrpuwlijk charakter fchijnt vereischt te
wor-
-ocr page 22-worden, hier gewijzigd wordt door eene eerbaare vrijmoe-
digheid, zonder verzaakjng der zedige befchroomdheid
neuswijzigheid, opvliegendheid, eigenzinnigheid, luiheid,
gierigheid, argwaan, knibbelarij, fnapachtigheid, onwaar-
heid fpreken en vloeken, welke a len in haare affchuuwlijke
gedaante worden voorgefteld, zonder dat echter wederom,
gelijk de Recenfent gewenscht had, de waare bronnen wor-
den aangewezen , waaruit deze verkeerde hoedrnigheden
voordvloeijen , terwijl het ook alsdan gemaklijker zou ge-
weest zijn, om de eenvoudigflre hulpmiddelen tot ftopping
derzelven aan de hand te geven. De Hr. martinet, wel
is waar, behandelt hierna de hulpmiddelen eener goede op-
voeding. Maar, naardien 'er, doorgaands, bij hetmenschdom
meer zwaariglieid heerscht in het kennen en aanwenden der
gefchiktHe middelen, om van het kwaade tot het goede te-
rug gebragÊ, dan, buiten de verleidiüg,. tot de deugd ge-
voerd te worden, zou ook dit ftuk der ouderlijke opvoer
ding, van deze zijde befchouwd, zijn werk eene ongemeens
waarde hebben bijgezet.
Tot deze hulpmiddelen brengt de Schrijver het lezen van
goede boeken, waarvan wij gewenscht hadden, dat hij ter
dezer plaatfe eene lijst gegeveii had, temeer, daar hij van
oordeel fchijnt te zijn, hetgeen wij echter niet-kunnen toe-
Hemmen , dat wij reeds te veel van eene betere zoort ber
zitten. Schrijf- en Reeken-kunde moeten mede niet verwaar-,
loosd worden. In den Godsdienst wil hij , dat de Ouders
zeiven het eerfte onderwijs geven, en wel niet zoo zeer door
middel van boeken ,als door redeneeringen: — eene aanmer^
king, die Vau een uitnemend gewigt is, en welke de Schrijd
Vjer W£l wat breedvoeriger mögt ontwikkeld hebben , om
daardoor aantewijzen de jammerlijke gefteldheid van het
godsdienftig onderwijs,'twelk in de fchoolen plaats heeft.—
Even rechtmaatig zijn zijne aanmerkingen over het bidden,
ï?et\velk hij wif, dat nimmer gefchiede , dan voor dat dt
Kin,
-ocr page 23-Kinders weten, wat zij bidden, en zulks met eerbied kunnen
verrichten: een gebrek, dat vooral in ver de meeste ■— mis-
fchien helaas! in alle — fchoolen gruuwzaam is, en waar-
omtrend de Recenfent met de grievendfte deelneming ver-
klaart, de onkunde, achteloosheid, of de baatzuchtige toe-
gevendheid der Schoolleeraaren aan het driest vooroordeel
niet genoeg te kunnen beklaagen. — Onder de Katechifeer-
boeken voor Kinderen oordeelt de Hr. martinet zeer te
recht, dat de Heidelbergfche Katechismm ten uiterllen on-
voegzaam is , zoo om zijne duisterheid als langwijligheid,
en, hij had 'er bij kunnen voegen, omdat hij een zamenftel
bevat van befchouwende godgeleerdheid, welke eerst voor
volwasfenen gefchikt is. - Het van buiten leeren behoort
met zeer veel omzigtigheid te gefchieden. Bij her leeren van
taaien, kunflen en wetenfchappen wordt te recht aangedron-
gen op de kennis onzer landtaal, terwijl het fchandelijk is,
dat jonge lieden vreemde taaien leeren, met het voorbijzien
hmmer moedertaal. Zeer gegrond is zijne aanprijzing der
Teekenkonst, Mufiek, (de laatfte vooral van haare zeden-
lijke zijde befchouwd, als een gefchikt hulpmiddel, om de
ziel te veredelen)derAardrijkskunde,Gefchiedenis,envooral
der natuurlijke Historie.
Ook ten aanzien der verkeering met andere Kinderen, be-
veelt hij de grootfte omzigtigheid, willende hij, dat de Ou-
ders , door het toelaten van gezelfchap, oplettende zijn, waar
hunne kinders gevaar lopen, om verleid te worden, en hen
tegen deze zwakke zijde waapenen. De keuze van een be-
roep moet volftrekt vrij zijn, nadat de Ouders bij overtui-
ging weten, dat dezelve wel gevestigd is, terwijl die keus
nimmer fchandelijk zijn kan, zoodra (lechts de Jongeling in
zijn beroep uitmunt. In het huwelijk hebbe nimmer dwang
plaats, terwijl Jongelingen en Jonge Dogters, die goed op-
gevoed zijn, best kunnen gevoelen, welk huwelijk hen ge-
lukkig zal maaken. Het is voornaamlijk de zaak der Oude-
ren ,
\
-ocr page 24-ten, om de jeugd tegen alle ontucht» van welken aard ook*
zorgvuldig te behoeden, naardien een onbefmet lichaam, en,
't geen daarvan veelal een gevolg is, eene onbefmette ziel,
best gefchikt zijn, om aan de verftandige raadgevingen der
Ouderen, ook in hetlaatfte geval, geboorte geven*
Tot hiertoe gaven wij verllag wegens den inhoud der eerfte
y^y/hoöfdflukken, of brieven. Onze Lezeresfen zullen daar-
uit met genoegen zien, hoe dê Heer martinet, weder-
om, ten voorfchijn treedt als een recht vaderiandsch Leeraar,
die zijne Landgenoten onderhoudt over zaken, welken ieder
waereldburger, of burgeres, zeer zeker behoorde te weten,
om zelve aan heure beftemming op deze aarde te voldoen,
en anderen in haaren kring gelukkig te maaken. Zijne aan-
merkingen , offchoon niet nieuw , noch ook altijd even
naauwkeurig, hebben echter, door de wijze van voordragt,
een voorkomen van nieuwheid, 't welk uitermaate bevallig
is. Juist met zijnen gemeenzaamen fchrijftrant, dringt de
Schrijver door tot den inwendigen ftaat der huisgezinnen,
befpiedt de geheimen der gezelligfte verkeering, en deelt,
ten gepasten tijde, onderrichting, waarfchuwing en troost
mede. Aanprijzend bovenal is de ernst, waarmede hij zakea
behandelt, welke anders, omdat zij zoo geheelenal tot hec
gewoone leven behooren, de aandacht ontflippen zoo wel der
huisgezinnen, als dier zedenleeraars, die ggenszins oplet-
tendheid, noch fchranderheid, noch fmaak genoeg bezitten,
om de aandacht hunner hoorers, of lezers, tot algemeene
voorwerpen te bepaalen. Het zedenkundige, door eene
fchraale voordragt zoo dikwerf misvormd, ontvangt van den
Heer martinet zulk een bevallig tooifel, dat zelfs elke
Dame du ton, hoe zeer anders afkeerig van all' wat commun
heet, met genoegen een vluchtig oog zal werpen op zijne
onderhandelingen, offchoon zij zelfs eene te ver gedrevene
mode mogten gispen. Aan den anderen kant Zil elke pVéufe
Vrouw, die gewoon is, de vi^.aercld met eenen meer angfti-
Vr
14
Martinet, Huhhoek
geil blik te bejegenen, in dit werk voldoening voor lïaare
naauwgezetheid erlangen; terwijl, eindelijk, die rechtfcha-
pene Echtvriendin , welker wellust het huwelijksleven is ,
die, in haaren Echtgenoot ,naast God,te behaagen, en haar©
Kinders tot nuttige leden der raaatfchappij op te kweeken ,
het hoogst genoegen ftelt, overvloedige ftolFe zal vinden,
om , midden in de beoefening haarer veelvuldige pligten ,
haar hart te vervrolijken. Dus fchroomen wij geen oogen-
blik , om dit werk, niet tegenftaande eenige leemten, welke
hier en daar plaats hebben, aan te prijzen, als het beste Huis-
boek, dat in onze Nederlanden voor handen is, en bij uit-
nemendheid gefchikt, ora aan het oogmerk zijns Opflellers
te beandwoorden; gelijk het verflag van het overige gedeel-
te , bij de eerstvolgende gelegenheid, zulks nog nader zal aan
den dag leggen. Ook tot die gelegenheid befpaaren wij
de mededeeling eener proeve, hoe de alom geachtte mar-
tinet zijn onderwerp gewoon is te behandelen.
Aut. IL Aandachts-Boek voor Vrouwen , door
F. g. M a r E z o l l. Uit het Hoogduitsch yertaalS
door Mr. gerrit van der voort,
Jdvokaat enz. Ifte Deel Ifte en Ilde Stuk. In
's Gravenhage bij Ifaac van Cleef 1789. gr.
8vo. te zamen 529 bladz. De prijs is / 3:4:.
Onder dezen ongewoonen, eenigzins duisteren, titel worde
ons een zeer voortreflijk werk aangeboden, het welk, tot
hiertoe, eenig in zijne zoort is, en eigenlijk bedoelt de uit-
breiding van algemeen nuttige kundigheden en goede gezind-
heden onder de Vrouwlijke Kunne. — Dat wij, thands, na-
lt;3at hetzelve reeds eenen geruimen tijd uitgegeven, en door
ïiiieuwere, zoo vaak ellendige, voordbrengfele» der drukpers
alj
-ocr page 26-als '£ ware, verdrongen Is, daarmede alhier ten voorfchijn
treden, zal en deszelfs aard, en het doel van dit ons Tijd-
fchrift , bij onze Lezeresfen genoegzaam verontfchuldigen.
De Titel moet aan allen, die met het Hoogduitfche taal-
eigen niet zeer bekend zijn, eenigzins onverllaanbaar voor.
komen. Wij hadden daarom denzelven liever verwisfeld ge-
zien niet dien van StichtUjk Handboek. Dit zou het werk
zelf onderfcheidener gekenmerkt, en ter lezinge meer heb-
ben aanbevolen.
In een \oïX.Vóórhericht, geeft ons de Schrijver verflag vaiï
liet bijzondere, 't geen zijn werk van andere ftichtelijke boe-
ken onderfcheidt, en dus voor welken kring van Lezeresfen
hij zulks eigenlijk gefchikt hebbe; nnamlijk voor denkende
Vrouwen,voox de zoodanige«, die „ eene betere opvoeding,
„ dan de gewoone , verkregen , haaren fmaak door eigen
„ nadenken geoefend, heur hart voor godsdienst en deugd
„ verwarmd,en daardoor de behoefte vaneenftichclijk boek
„ hebben leeren gevoelen, het welk overeenftemt met haare
„ betrekkingen, en met de tijden, waarin wij leeven.quot; —
Hoe ver wij 'er af zijn, om met den Schrijver wegens deze,
keus te twisten, of te beflisfen, dat hij zich, om meer nut-
tig te zijn, tot geenen bijzonderen kring van Vrouwen had
behooren te bepaalen, is het ons, echter, onder het lezen
voorgekomen, dat hij in zijne denkende Vrouwen te uitge-
breide kundigheden , te groote bedrevenheid in het naden-
ken vooronderftelt, om op eenen aanmerklijken kring der-
zelven met vrucht te kunnen werken. Hoe gemaklijk had
de beroemde marezoll dit gebrek, dooreenen min afge-
trokken fchrijftrant, kunnen vergoeden! - Dan, haasten
wij ons , een ordenlijk verflag van het werk, zoo als het
vóór ons ligt, aan onze Lezeresfen mede te deelen; terwijl
wij haar vooraf durven verzekeren, dat en de aard van dit
boek, en deszelfs behandeling, gantsch niet gemeen, maar
van zoodanigen flempel is, dat het zich zelven aan elke
Vrouw,
-ocr page 27-Vrouw j welke immer haare beftemmingen waarde nadenkt j
ten iioögften aanbeveelt.- Gaarn wenschten wij eenig
algemeen denkbeeld van des Schrijvejs ontwerp te kunnen
geven. Dan, daaf wij het oorfpronglijke niet bezitten, eu
ons, in het tot hiertoe vertaalde, geene fchets van zijn ont~
werp is medegedeeld, moeten wij ons bepaalen tot hetgeen
voorhanden is. Na eene inleidende overweging ^ over de be-
Jlemmifïg en voltooijing der vrouwlijke aanlagen (van den aan-
leg der Vrouwen) tot v olkotnenheid — en de grondtrekken
eener fehilderij van zoo een voltooid vrouwlijk eharakter,
behelst de eerfte Afdeeling Oefeningen in nadenken over de
beftemming der Vrouwen, in het algemeen en in 'sf bijzon-
der. De tweede Afdeeling vervat morgen en avond aan-
dachtsoefeningen , ftrekkende ter opwekking tot de voornaam^
fte deugden en ter waarfchuwing voor de meest heerfchen-
de gebreken des Frouwlijken Qeflachts. Deze beiden vul^
len het eerfte ftuk. De derde Afdeeling, het tweede ftuk
beflaande , behelst Oefeningen over eenige voornaame hin-^
derpaalen en middelen ter bevordering vm de Frouwlijkt
In de Inleiding neemt de Schrijver uit het werktuiglijk za-
menftel van het lichaam bij de Vrouwlijke Kunne, als zijnde
tederer,en fijner geweefd, dan dat der Mannen, haaren aanleg
af tot vrouwlijke volkomenheid. — Oiider dezen aanleg,nu j,
ftelt hij in het algemeen de fijnheid en tederheid van het ge-
voel, de neiging en gaaf om te behaagen, en eene fterker
en ligter bevredigbaare neiging tot vermaaken; befluitendé
liij met eene korte fehilderij van een voltooid vrouwlijk cha-»
rakter, zoo wel van de zijde des verttands, als van hec
hart. —- Waarom, echter, de Hr. m. zich hier alleen tot
het vrouwlijk hart bepaald hebbe , zonder over de volko-
menheid der Vrouwen , ten aanzien van het verftand , té
fpreken, hiervan weet de Recenfent geene reden te geven^
Vrouwlijk verftand is toch ook geheel iet anders^ dan der
L DEEL,nbsp;Bnbsp;Msii',
-ocr page 28-i8 'nbsp;Marezoll, Aandaclns - Boek
Mannen. - Voor het overige is deze fchets overvvaardigquot;»
om gelezen te worden.
De IJie Oefening der eerfie Afdeeling, over de beftem?nlng
der Vrouwen, ftelt haar de noodzaaldijkheid en het voordeel
Van het nadenken over dit onderwerp voor. - Deze, ge-
lijk ook de derde Afdeeïing, behelst alleenfpraken, die ieder
met een kort gebed befloten worden: terwijl degod-
vruchtige gefprekken met, of verheffingen des harte tot God
f'érvat. Hier lezen wij , dat de beftemming der Vrouwen
dezelfde , als van alle redenlijke Wezens is, om fteeds in
Volkomenheid en gelukzaligheid toe te nemen. Maar, daar
de iveg hiertoe voor haar niet dezelfde is, als die der Man-
nen , leidt dit den Schrijver tot de befchouwing van der
Vrouwen beftemming tot het huislijk leven en de huwelijks-
|3ligten, tot de oppasfing en eerfte vorming der kinderen ,
en tot de vereischten haarer gezellige verkeering; 'c welk be-
iloten wordt met eenige bedenkingen over de grootheid en
het gewigt der vrouwlijke beftemming, ten aanzien der voor-
gaande bijzonderheden. Schoon wij het volkomen eens zijn
met den Hr. ni., dat de vrouwlijke Sexe tot dit alles beftemd
zij, heeft hij haar nogthands, hierdoor, veel te eng beperkt.
Hij ftelt zich alleen Huisvrouwen, Moeders, en Gezellinnen
der Mannen voor. Maar alle Vrouwen zijn dit niet — zijn
dit niet alleen. Heeft de Vrouw geene beftemming tot haare
Natuurgenooten, de Vrouwen — rot de geheele M-aatfchap-
pij ? Gaprn hadden wij dit ontvouwd gezien ; en behoudends
het opzigt op haar, voor welken hij inzonderheid fchrijft,
had hij hiervan met weinige woorden kunnen gewaagen.
Voor haar intusfchen, welken hij bedoelt, bevat deze Af-
deeling allergewigtigfte aanmerkingen en lesfen, die maar al
te dikwerf verwaarloosd worden.
De tweede Afdeeling befchouwt de aandacht (^godsdtenjïig'
heicr) arbeidzaamheid, het geduld en de zagtmoedigheid, de
Üandvastigheid in goede voornemens, de zelfbeheerfching en
d®
-ocr page 29-voor Vromen.nbsp;jp
de waare nuttige gevoeligheid , als deugden , waartoe hee
Vrouwlijk Geflacht in morgen-oefening opgewekt, en daar-
tegen in even zoo veele avond-befpiegelingen tegen de over-
ftaande ondeugden, of wel de namaakzels dier deugden, ge-
waarfchuwd wordt. Deze wordt belloten met befchouwingeti
over den invloed der mode op de godsdienfflge - oefeningen ,
op vrouwlijke deugden en ondeugden,op de huislijke geluk-
zaligheid— en met oefeningen over de valfche fchaamte, ver-
kwisting en praalzucht, de ijdelheid en verleidbaarheid der
Sexe; waartegen hij de gepaste middelen aan de hand geeft.
• De oefening over de aandacht (of liever godsdienHigheicT)
wordt, zeer gepast, voorgefteld, als op een zondag morgen
gehouden. De hier tegen overftaande onverfchilligheid in
het godsdienlHge wordt des avonds betracht. Zij ademt niets,
dan dankbaarheid aan God en liefde tot dc deugd.— De llde
en Wlde oefening befchouwt de arbeidzaamheid als een on-lt;
vemijdlijken, en tevens zeer voordeeligen en aangenaamea
pligt. Gepast worden de geneigdheid tot verftrooijing en de
verkeerde werkzaamheid in haare natuur en gevolgen hier
tegeo over gefield. -Eene kleene herinnering ware op
bl. 91. wel noodzaaklijk geweest, om eene misvatting vaö
des Schrijvers bedoeling voor te komen. Hij telt, nasmlijk,
onder de verkeerde werkzaamheid, wanneer^ eene Vrouw
haaren kring van werkinge te buiten gaat, en brengt ten
voorbedde hiervan bij, „ wanneer zij haaren huislijken ar-
„ beid gering acht en verwaarloost, en zich beflendig tot
„ lezen of befchouwen van werken van kunst en fmaak ge-
„ neigd gevoelt, of door dezelven wil uitblinken.quot; Dan,
dit is flechts waar ten aanzien van zommige Vrouwen in ze-
kere omftandigheden, en niet in het algemeen. Het is Wel
deugdlijk bij zommige Vrouwen verkeerde werkzaamheid^
wanneer zij den huislijken arbeid tot haar hoofddoel ftellen,
niet anders werken en zorgen, dan om de fpijs, die vergaat,
zich met veele nietige dingen bekommeren , en iinusfchen
B anbsp;■ iiel
-ocr page 30-aonbsp;Marezoll, Aandachts■ Boek
het voor haar noodige vergeten. Het is rechte werkzaam-
heid in eene Vrouw, die rijklijk met tijdlijke middelen is ge-
zégend, en in geene betrekkingen tot Echtgenoot of hulp-
looze Ouders of Kinderen ftaat, dat zij den huislijken arbeia
door anderen, die zij hierdoor voedt en onderhoudt, laat
verrichten, en iiatusfchen, door het aanfchaffen én beoefe-
nen der werken van kiinst en fmaak, aan de maatfchappij
nut'tig tracht te worden. In haar zou het verkeerde werk-
zaamheid zijn, wanneer zij , van den vroegen morgen tot
den laaten avond , zich aan huislijken arbeid toewijdde ,
zonder haare genie en talenten te,bezigen, of den behoefti-
gen één duit te laten verdienen. In dezen zin, zou de Con-
ferfkookder en Uitlegder der Profeten uit Cornelia TVild-
fchiit veel nuttiger werken. Van den anderen kant, kunnen
wij ons niet weérhouden, deze periode over te fchrijven,
als der overdenking van veele Nederlandfche Vrouwen dub-
bel waardig; 5, het is verkeerde werkzaamheid, wanneerde
„ moeder uit neiging tot zindelijkheid, en uit hoofde van de
„ verfiering des huisraads, de oppasfing der Kinderen wilde
,, verzuimen, en meer wilde zorgen voor den opfchik van
„ het huis, dan voor de gezondheid en vorming van deszelfs
„ jonge bewoonersof, gelijk hij 'er had kunnen bijvoegen,
^e/ laatfte veel minder behartigen , dan wel de verfiering
en den opfchik van hun lichaam.
De INde Oefening fchetst ons het geduld en de zagtmoe-
digheid, met haare voordeelige gevolgen, en ftelt daar tegen
over den eigenzin en de morrende onverdraagzaamheid.
Schoon dezen , naar ons inzien, de rechte tegenhangers niet
zijn, kunnen zij echter het best hierbij geplaatst worden.
Het kan zijn, dat wij dooien; dan, voor zoo veel wij uit
de befchouwing van het doorgaand charakter der Vrouwen,
en de organifatie van haar lichaam hebben kunnen opmaa-
ken, zouden wij nog zoo gereed niet zijn , om ha-^r den
aanleg tot geduld en zagtmoedighejd toe te kennen. Da
aan-
-ocr page 31-flandoenlijklieid en prikkelbaarheid haarer zenuwen en veze-
len zouden ons juist het tegendeel doen vermoeden; terwijl
derzelver zwakheid haar voor lederen indruk doet wijken, en
wegfleept met den vloed der onverwachte voorvallen. Maar
ook, juist dit maakt den brand van hooij, daar die der Man-
nen van groen hout is. De Nde Oefening leert ons de ftand-
vastigheid in goede voornemens en haare noodzaaklijkheid,
gelijk ook de bronnen der veranderlijkheid en onbeftendig-
heid in bet goede: onder welke bronnen de hevigheid van
driften en het gebrek aan zelfbeheerfching eene plaats ver-
• diend had. — De onfchatbaare waarde der zelfbeheerfching
en de middelen, om de magt der zinlijkheid te overwinnen,
%vorden ons in de ^Ide Oefening allertreffendst gefchilderd,
■welke insgelijks door Mannen oplettend verdient gelezen te
.gorden. __- Even zoo verdient de Vilde , waarin ons de'
. waare gevoeligheid, in onderfcheiding van haar valsch
maakzel, zeer naauwkeurig en bijzonder afgemaald wordt,
de ernfligfte aandacht van het tegenv/oordig Vrouwlijk Ge-
-flaclit, dat, bij de meer en meer toenemende verfijning en
vertedering van het gevoel, en boven ailes de verzwakking
van haar zenuwgeflel, groot gevaar loopt, om door over-
. dievene gevoeligheid haare geheele waarde en beftemming
uit het oog te verliezen.
De vier volgende Oefeningen fchetzen ons de treurige en
verderflijke gevolgen eener onbeteugelde drift, om de mode
te volgen, voor den godsdienst, de goede zeden en het huis-
lijk geluk, allerlevendigst. Ongelukkig, echter, heeft de
■verdienstlijke Schrijver het gebied der mode veel te eng be-
perkt. Had hij zulks uitgeftrekt tot meerdere clasfen van
Vrouwen, tot alles, waarover de weelde den fcepter zwaait,
liij zou zijnen arbeid .algemeen, nuttiger gemaakt, hebben.
Zoo dra wij den kring van hetnbsp;overfchrijdei;,
flappen wij in het rijk vzn hef overtollige, en onderwerpen
mi niet alleen aan de heerfchappij der zinlijkheid, maar ook
B3
-ocr page 32-'{nbsp;Marezoll, Aandachu-Boék
aan die der mode, — De Xlde Oefening,de valfche fcliaamte
en middelen tegen dezelve befchouwende, geeft ons de zui-
verfte begrippen der waare eer, welke uit de goedkeuring
van God en van ons hart wordt geboren.- Hierop volgt
eene Oefening over de praalzucht en verkwisting: in welker
jplaats wij l|ever de XlUde over de ijdelheid gefield hadden,
als zijnde een gepast vervolg op de valfche fchaamte. Na-
druklijk en treffend worden hier de jammerlijke gevolgen
derfpil- en pronkzucht afgefchilderd, en de gefchiktfte mid-
delen tegen dezelve aangeboden; waaronder het ons aange-
ïiaaro was te vinden, dat de Schrijver ook het helpen der lij-
dende menschheid aan de Vrouwen toekent, als zijnde dit
juist op haaren aanleg gegrond; waarom het ook onder de
opgave haarer beftemming behoord had. Hier, echter, en
Biet eerst in de XVIIW^ Oefening der derde Afdeeling, had-
den wij gewenscht, eenige becjienkingen over de moeilijke,
fchoon onontbeerlijke, deugd der Vrouwlijke oeconomie of
fpaarzar.mheid, als het tegenovergeftelde, aan te treffen.
De Xllïde, gaande over de ijdelheid , of de ijdele eer-
Zucht , is niet nrr.auwkeurig genoeg onderfcheiden van de
modezucht en pronkzucht, en loopt met dat behandelde veel
te veel in één. Ook is het vonnis dnarover wat te geftreng.
De Schrijver, althands, had eenig onderfcheid in de trappen
der ijdelheid behooren te maaken. De XlVde Oefening, over
4e verleidbaarheid der Sexe , leert ons de modezucht, val-
fche fchaamte, pronkliefde, fpilzucht, en de ijdelheid, of
roemzucht, als haare bronnen kennen; terwijl de waakzaam-
heid, de geftadige zelfbeproeving, en de bereekening der
verderflijke gevolgen , als bewaarmiddelen tegen dezelve
worden aangeprezen. Liet de ruimte het ons toe, gaarn zou-
den wij uit dit gepast befluit een gedeelte overfchrijven.
Dan, wij bevelen het ten fterkflen aan het nadenken onzer
Lezeresfen.
Het tH'eede ftuk,de derde Afdeeling behelzende, levert ons,
in
-ocr page 33-voor .Vreuwen, •nbsp;23
in twintig Oefeningen, de beletfelen der Vrouwlijlce deugd ,
en de middelen, om haar te bevorderen. Onder de eerften
worden de vleierij, de veinskunst en de neiging tot bet-weten
en dweeperij, de geringe gedachten wegens haare beftemming,
de modezucht, de tijdverfpilling, en de gierigheid gebragt.
Onder de laacften komen voor de onontbeerlijke kundighe-
den, de goede fmaak, eenige natuurlijke, voor de deugd bij
uitftek gunflige, gefchiktheden,, de natuur-vreugd, en de
gezelligheid. Uit deze oppervlakkige opgave bemerkt men
ligt, dat de deelen niet naauwkeurig uit elkanderfen lopen,
wordende hier nu en dan iets voorgefleld, het geen eerder
tot het voorige behoorde, of ook reeds verhandeld was.
De Ifle en Ilde Oefening befchouwen de vleierij in ha.ar«
waare gedaante, met aanwijzing haarer onwaardigheid en
verderflijkheid voor haar, die derzelve gehoor geven. Dan,
ook hier heeft de Schrijver zich veel te naauwkeurig tot den
voorgeleiden kring zijner Lezeresfen bepaald, daar hij al-
leen de vleierij ten aanzien van uitwendige toevalligheden,
snaar geenszins die van verdienften van het hart of verdand
veroordeelt, offchoon de laatfte, in den mond van^een' listig
jnan die de zwakke zijde van zijn voorwerp weet te treffen,
even gevaarlijk zij. Over het algemeen, echter, gevalt ou,s
de betoogende ftijl veel meer, dan de eentoonig declamee-
rendeder voorgaande befchouwingen. - De lilde en lYde
Oefening over de veinskunst fchildert ons haar wezen, in on-
derfcheiding van voorzichtige agterhouding, zeer naauwkeu-
riquot;- en haare fchandelijkheid en verderf!ijkhejd treffend en
levendig. Zij verdienen door alle Vrouwen gelezen te wor-
den; te meer nog, daar zij voorgefleld worden, als in de
tegenwoordigheid van den Alwetenden te gefchieden. ~ De
Mde over het bet-weten (hiermede bedoelt de Hr. M. de
meer bekende Scm-anterie der Vrouwen, of wel de neiging,
om met geleerde kundigheden te fchitteren) heeft ons min-
der voldaan. Zij beflaat geheel uit tegenovcrflellingen ,
B 4
-ocr page 34-pn beflist niets over de geoorlofdheid voor Vrouwen, oia
zicli in andere vakken, dan alleen de huislijke, onder zekere
voorwaarden en bepaalingen, bezig te houden. De drh voU
genden wijzen ons de kundigheden, welke voor de Sexe vol-
ftrekt onontbeerlijk zijn. Onder dezen behoort de gods-
dienst, de waereld- en menfchen - kennis, de wetenfchap,
om de waarde der dingen wel te fchatten, zekere inaate van
wijsgeerige kundigheden, om zich tegen bijgeloof te behoe-
den, en eindelijk de kennis van alles, wat tot het befluur der
huislijke bezigheden en rot waarneming der Vrouwlijke plig-
ten nodig is. Deze fchets is in zich zelve overfchoon. In-
tusfchen , daar juist alle deze kundigheden, behalve de laat-
ften, waaromtrend eene nadere bepaaling nodig is, ook voor
jederen man, offchoon geen geleerde van beroep, volftrekt
onontbeerlijk zijn, kunnen wij deze opgave moeilijk over
een brengen met het voorgaande, waarbij de Hr. m., vooral
in het vak der kundigheden, zekere meerd:erheid aan de Sexe
toewijst. Hoe weinig wij gezind zijn, om de Vrouwen van
den werkenden kring der Mannen uit te fluiten, oordeelen
wij echter, dat het gros dier Kunne minder kundigheden
behoeve, en dat zij, die in het een of ander uitmunten, eveu
weinig, als de Mannen, gehouden zijn, om haar talent ia
de aarde van het huislijk leven te begraven, vooral zo zij,
»och Dogters, noch Echtgenooten, noch Moeders zijn. —r
De mde Oefening behandelt een zeer moeilijk onderwerp,
de gefteldheid van den goeden fmaak, maar op eene wijze,
welke den Schrijver waardig is, en deszelfs invloed op de
4eugd onbetwistbaar betoogt. Het gebed, 't welk deze oefe-
ningen befluit, bevestigt ons vooral in het gevoelen, dat de
Vrouwen tot de verhevenfte einden beftemd zijn. -_ Ver-
fchriklijk is het tafereel van de gevolgen der godsdrenftige
dweeperij in de Xde Oefening, waartoe de Sexe zoo ligtüjk
overhelt; doch ook zeer gepast zijn de middelen daar tegen,
|an hand gegeven. — De Xlde Oefening behandelt de oor-
za»
-ocr page 35-voor Vroiiven.nbsp;^^
zaken, waarom het Vrouwlijk Geflacht zoo gering van zijne
beftemming denkt. Gaarn had de Recenfent gezien, dat de
Schrijver deze uitmuntende befpiegeling aan het hoofd van'
zijn werk geplaatst had. Als dan zou hij, gewislijk, hier en
daar, nimmer tot de twijfeling vervallen zijn, of de Vrouw
flechts alleen om den Man gefchapen ware. — Befchroomd-
heid , geduld, infchiklijkheid, en medelijden reekent da
Schrijver, in de Xllde Oefening, onder de natuurlijke ge-
fchiktheden der Vrouwen, en toont, hoe zij, wei gebezigd,
hulpmiddelen tot deugd kunnen worden. In de Xlllde ,
Xivde en xvde Oefening, wordt- ons de befchouwing der
natuur als zeer bevorderlijk voor vreugden genoegen, als zeer
ieerzaam ten aanzien der gewigtigfte godsdienftige waarhe^
den, als zeer opwekkend tot ftandvastigheid in veele Vrouw-
lijke deugden voorgefleld. Deze befchouwingen, welker
voortreflijkheid men uit het opfchrift niet zou opmaaken ,
verdienen boven alle anderen gelezen te worden. Zij zija
geheel in den toon van waardige Vrouwen geflemd, voor
een edel, gevoelig hartbereekend--In hoe ver het der
Vrouwen geoorlofd zij, zich naar de mode te voegen,worde
in de XNlde Oefening voldoenend beandwoord. Echter had-
den wij dezelve liever agter den invloed der mode geplaatst.-
Bij de XVIIß'^ over de tijdverfpilling, hadden wij meer
naauwkeurigheid gewenscht in de bepaaling, wat hiertoe al
of niet gebragt moet worden. Wij verheugen ons echter,
de volmaaking van verfland en hart onder de hoogstwigtige
bezigheden der Vrouwen aan te treffen__Veel juister
fchildert de XVIII^^ Oefening de gierigheid en zuinigheid,
die echter terftond op de verkwisting hadden moeten vol-
gen, dewijl de eerfte, even als de fpilzucht, tot de Vrouw-
jijke ondeugden behoort. Hier vinden wij deze weinig ge-
iende , maar zeer merkwaardige en waarachtige grondftel-
ling: „ Gierigheid en zuinigheid kunnen nimmer zamen be^
5, ftaan; maar gierigheid en verkwisting zijn dikwijlsin ééne
2 5nbsp;„ e«
-ocr page 36-„ en dezelfde perfoon bij elkander.quot; -- De XlXde en
KXy?^ Oefening over de gezelligheid befluiten deze Afdeeling
en dit Stuk, met de voordragt der gewigtigfte regelen, wel-
ken de edel denkende Vrouw in de gezellige verkeering heeft
in acht te nemen.
^ - Wij onthouden ons, met opzet, om alhier een ftaaltje van
des Schrijvers voordragt mede te deelen; deels, omdat wij.
verlegen zijn in de keuze van all' het fchoone; deels, omdat
wij ons vleijen , dat onze eenvoudige opgave genoegzaam
zijn zal, -om elke brave, denkende Vrouw te overreeden,
em dit voortreflijk boek zelve in handen te nemen. Haar
gewis, die kunnen goedvinden, een gedeelte daarvan, dage-
lijks, eens of tweeraaalen, te lezen, en, met genioedlijke
toepasfuig op zich zelven, te overpeinzen, durven wij de
volkomenfte bévrediging der behoeften van verftand en hart
verzekeren. -- Hoe gaarn hadden wij gewenscht, dat de
kundige Vertaaler het oorfpronglijke in eenen meer eenvou-
digen en verftaanbaren ftijl had overgegoten, — althands,
door geene te groote naauwgezetheid, in eene meenigte van
Hoogduitfche woorden of zegwijzen vervallen ware; zoo
■als aandacht voor godsdiènfiigheid: charakteriflisch voor
enderfcheidend: aanlage voor aanleg: werkingskring voor
kring van werkinge; gt\i]k ook de fpelling, en de geflach-
ten der naamwoorden , doorgaands niet naauwkeurig zijn
waargenomen.--Met dit alles, verlangen wij zeer naar
het Vervolg , het geen . zoo ver wij weten, nog niet is
uitgegeven.
ART. ni.
-ocr page 37-Art. III. De Gefchiedenis der Menschheid, do(ït
petronilla moens. Te Amfterdam
en Zaandam, bij J. L. van Laar Mahnet eu
H. van Aken 1793. gr. 8yo. loi bladz. De
prijs is ƒ 1:16:-;
The proper ftudy of Mankind is Man.
De Mensch leer'' eerst zich zelven kennen l
Deze is de oeffning voor zijn geest.
13us vangt de onflerflijke Zanger van den Mensch zijnen
tweeden zang aan, nadat hij vooraf getoond had, dat Gods
oogmerken in de Schepping voor den Sterveling onpeilbaar
zijn. En hij zelf, wiens naam wij nooit, dan met eerbied,
noemen — pope heeft ons overtuigend geleerd,dat'er voor
den Dichter geen onderwerp is, waarin het gezond verßand
en de verbeelding, gedachten en woorden, natuur en kunst,
eene treflijker zamenllrengeling tot de fchoonfte harmonie
kunnen opleveren. Hij bezong den Mensch, als een groot
en gering wezen, a!s lid der maatfchappij, als beflemd tot
geluk, en in deze zijne fchets vereenigde zich, als't ware,
alle de fchoonheid en de kracht der dichtkunst, om te doen
zien, wat de Mensch is, of kan worden, het zij men hem
van zijne groote of geringe, van zijne goede of kwaade zij-
de, befchouwe. - In het Stuk, dat vóór ons ligt, bezingc
onze Nederiandfche Dichteres s'Menfchen gefchiedenis, van
zijne eerfle wording af, tot in het vaderiand, dat hem een-
maal wacht, nadat hij zijne leemen hut met eene duurzaame
quot;wooning zal hebben verwisfeld. Zijn eerfte aanvang, als een
fchakel in de keeten , welke de gantfche Schepping ver-
bindt — zijn geluk in de eerfte eenvoudigheid van zijn be-
ftaan, wanneer hem nog geene hartstogten flingeren—de ont-
wik-
.rjjMMMmmBmm
wikkeling zijner denkvermogens —de werking zijner driften,
zoo dra hij zich in de maatfchappij begeeft—de onUuistering
zijnerwaarde doorde jammeriijkevooroordeelen en het geweld
zijner natuurgenoten — de herneming zijner waarde, door
de kluisters te verbreken, die hem, als lid der Maatfchap-
pije-, keetenden — de vordering zijner denkkracht, nadat
de vrije toegang van kunften en wetenfchappen voor hem
geopend is — de bevordering zijner deugd , zoo dra hij
zich als een verftandig, zedenlijk wezen heeft leeren fchat-
ten — de verheffing zijner natuur, door de kennis aan-den
besten godsdienst van Jefus —- zijne opleiding tot de naauw-
keurigfle betrachting van alle zijne pligten, in de onderfchei-
dene ftanden en betrekkingen dezes levens , op grond der
heuchlijkfte verwachtingen van een gelukkiger beftaan in de
toekomst — zijne voorbereiding, eindelijk, ®m in dien toe-
komenden ftaat eenmaal,Gode en zijner natuure waardig, te
kunnen verkeeren — zie daar de onderwerpen van haar ge-
dicht , dat geenszins een droog befchrijvend Leerdicht is,
maar waartoe zij, zeer gepastlijk, den Lierzang gekozen
heeft. Om een onderwerp te bezingen, als dat, het welk
zij zich had voorgefteld, moest haare ziel vrij zijn van alle
die banden, waaraan zich de wijsgeer onderwerpt, die ge-
woon is, zijn befluituit eene juiste volgreeks van denkbeel-
den op te maaken. Haare verbeelding was veel te levendig;
zij gevoelde de waarde van den mensch in zich zelve veel te
fterk, om niet all' dat gevoel in haare gedachten en fchetfen
over te ftorten,en daardoor eene veel hooger en vrijer vlucht
te nemen, dan de koele befchrijver of leer-dichter zich voor-
ftelt. De vijfz2.x\gQii, waarin zij haar grootsch ontwerp be-
vat , vormen een fchoon geheel, waarvan de deelen wel ge-
ordend zijn, zonder dat de lezer eenige verveeling fchept uit
de afdeelingen, welken de behandeling noodwendig vordert,
noch ook de beelden en fieraadiè'n, van elders ontleend, om
het hoofdvoorwerp der fehilderij des te fterker te doen uitko-
jnen«
-ocr page 39-men, onnatuurlijk of overdreven zijn. In één woord, het
geheel, doormengd met ftoute trekken, die zelfs den groot-
Hen Dichter zouden vereeren, vordert zoo rechtllreeks de
volle goedkeuring van alle kunstkenners, dat kleene fouten,
welken het naauw ziftend oog hier en daar ontdekken mogt,
ïn geene aanmerking mogen komen. De Recenfent, zonder
aan de verdienden van eenig ander Dichter, of Dichteres, te
kort te doen, fchroomt niet, hetzelve te plaatzen onder de
werken van den eerften rang, weiken in den tempel def Ne-
derhindfche Zanggodinnen prijken, en verlangt vuurig, dat
de kunstlievende Natie recht doe aan dit Meesterftuk, ten
einde eerlang eene tweede uitgave zal mogen verfchijnen ,
waarin de kleene onvolkomenheden verbeterd, de druk en
taalfouten herfteld, en vooral het ongt^^iStQ Foorherigt v^n
den Uitgever , b. bosch , agter wege zal gelaten worden.
Immers, welke verdienfte de laatstgenoemde ook moge heb-
ben omtrend de bezorging der uitgave; welke aanfpraak hij
op den naam eens kunstrechters, anderszins, ook moge maa-
ken; hier befliste het dichtftuk zelf zoo volkomen ter eere
der Dichteresfe, dat 'er geen gunstig vooroordeel ten haaren
behoeve bij het Publiek behoefde verwekt te worden. Dit
is eene fchennis van het openbaare kunstgevoel, eene fchen-
iiis dier achting, welke ieder Schrijver aan het Publiek ver-
fchuldigd is. De voortreflijke m o e n s, aan welke, als ware
zij beftemd, om een tweede homerus te zijn , het niet
vergund is, de natuur met een ftoflijk oog te aanfchouwen,
had haaren roem reeds al te wel gevestigd, om niet te mogen
verwachten, dat een werk, het geen zij wel bearbeid, en
aan de handen van eenen naauwkeurigen en oordeelkundigen
kunstvriend ter nazieninge vertrouwd had, naar den hoogften
eerprijs der Mufen zoude dingen. Wij, die haar, en om
haare geiiie , en om haare kunst, eerbiedigen , twijfelen
geen oogenblik , of onze Lezeresfen zullen ook met ons
gevoel iiiftommcii, wanneer zij den iijeRsch afbeeldt, door
Je-
-ocr page 40-Jefus leer veradeld, en vol van de heeriijkfte verwachtinr
gen der toekomst:
Toen Jefus leer de dwaaüng boeide,
Toen zag het menschdom eerst den glans der eeuwigheid.
Die, als de morgenfter, door 't aablig rou^vfloers gloeideJ
Ja, 't zag zijn; majefteit.
Het oog, verzwakt door offervonken ,
Die ijielend voor de domheid blonken, ■—
Het oog herneemt zijn kracht, en ftaart op 't godlijk doel.
De mensch, beftenid om heil te fmaaken,
Helpt Vaders eeuwig plan volinaaken;
Elk vrij, £lk nieuw genot veradelt zijn gevoel.
Misfchien ware reg. 6 van dit couplet, eigenaardiger ,
sldus gelteld:
Die op 't altaar der kindsheid blonken;
want het deelwoord fpelend is een ftopwoord, ora de vars-
inaat te vinden , en de offervonken , als beboerende tot
den vastgeßelden godsdienst van het Land, blonken voor al-
len in het gemeen, zoo wel voor hen, die verftandiger dach-
ten , als die zulk eenen kinderlijken eerdienst nodig had-
den. — Üp reg. y moet voot Vaders gewislijk ftaan: s'Va-
ders; misfchien v/are het nog beter:
Helpt Gods oneindig plan voimaaken.
De vrije mensch durft reedlijk denken ;
Geen' wreede onzekerheid verdonkert meer zijn lot;
Hij ziet, in 't dai des doods, een Vliend — een broeder wenken,
En V/acht op 't rijkst genot,
ó Zaaige kalmte der bewustheid!
Mijn Jefus! ja, ik drink gerustheid
Met volle teugen blij aan waarheids - boezem in.
Kom onfchuld,' die mijn paÊn belommert!
Het flerfbed wacht — 'k blijf oiibekommerc l
ïk fluimer in den ann der eetiwge meiifcbenmia.
Hier
-ocr page 41-Hier is, wederom, reg. 7 mank, en door het ftopwoord
hUj, en door de grove taalfout, om aan een woor-d van hei
■^rouwlijk geflacht Qwaarheid') den uitgang van het man-
lijk geOacht te verfchaffen. Wij zouden daarom liever al-
dus lezen:
Met volle teugen aan de borst der waarheid in;
gelijk reg. 9, voorwacht, veel beter gefield ware: wenkt.
En op eene andereplaats, wanneer de Dichteres den menscfe
tot de onflerflijkheid henen voert, is haare fchets meesterlijk.
Onfterfiijk? . . .ja, mijn denkvermogen.
Bezegeld met het merk van Gods vohnaakt verftand,
is aan het werkloos niet tot eeuwige eer onttogen.
Het pronkt in Gods verband -
Volmaaktheia zag haar plan verdelgen.
Zo 't niet mijn aanzijn kon verzwelgen s
Neen: eindloos werkend wordt mijn' grootheid uitgebreid f
Mijn reden komt der Godheid nader.
Zij — zij was de adem van mijn Vader,
Geflold tot een natuur — gefchikt voor de eeuwigheid.
Alwaar vs. 4. Het pronkt in Gods verhand, een onvolko-
men denkbeeld uitdrukt. De meening is, dat het denkver-
mogen van den mensch luisterrijk fchittert in het verband der
Scheppingc : maar dit kan nimmer Qods verhand heeteOf
Dus had men moeten lezen
Het pronkt in 't fchoonst verband.
!En dan had het woord volmaaktheid, reg. 5, *t geen al-
daar voor God zelf gefteld wordt, met meer kracht door
de eigenlijke benaaming van het Opperwezen kunnen ver-
vangen worden, op deze wijze:
God zag gewis zijn plan verdelgen enz.
Eindelijk, om geene andere proeven meer aan te voerengt;
waar-.
-ocr page 42-waarvan wij ons naauwlijics kunnen ontliouden, is de fcbet«
van de verriclitingen der betere waereld, waarmede de Dich-
teres , met eenen vollen verhevenen tred naar het einde
fpoedt, bij uitnemendheid fchoonj
Elk aardliug leert Gods grootheid lezen.
6 Zalige ocffning, die mijn liijggnd liart verrukt!
j 'k Zie '£ Menschdom vriendlijk door dc JJerafs onderwezen,
Daar 't beste ontwerp gelukt,
't Gevoelig leven vrij en bloeiend.
De driften edel, zuiver, gloeiend,
De reden godlijk, en elks vatbaarheid voldaan;
Terwijl begeerten zich verheffen.
Om 't eeuwig - edel doel te treffan —
Mijn God! wie vangt den toon van 't waardig loflied aan ?.,.
Ae-T. IV. Lady Johanna Graij. Treurfpel, door
Mr. RHYNVIS FE ITH. Tc Amftcrdam,
bij Johannes Allart, 1791. gr. 8vo. iia bladz.
Voorb. XVI. bl. Met het afbeeldzcl der Lady ^
en eene plaat, behoor ende tot het IWde Bedrijf
IWde Tooneel, De prijs is / i: -
fïoe zeer de geheime aandagen en fchandelijke woelingen
der ftaatzucht, meermaalen, inde kabinetten der hoven, d«
deugd aan haare ongerechtigheid opgeofferd, en welk eene
jammerlijke rol de Geestlijkheid, in die landen, alwaar de
kerk het ftaatsbelang fchraagt, dikwerf, gefpeeld hebbe, is
ge-
In den tekst ftaat eeuwigwijkende. Dit is, ongetwijfeld, eene
drukfout; waarom wij het, naar den zamenhang, in eeuwig - edel hth'
ben veranderd. De Dichteres Zal ons deze vrijheid geenszins ten
kwaade duiden.
genoeg bekend uit de gefchiedenisfen. Een aandoenlijker
ïooneel, echter, van die zoort is 'er naauwlijks voor han-
den, dan, in het midden der zestiende eeuw, in Engeland ,
wanneer de heerfchappij der Proteftantfche, of Roomfche,
Kerk bet voorwerp was der onderfcheidene ftaatsgefchillen.
KoningEDüARD VI. had, geduurende zijn bewind, de her-
vormde kerk bijzonderlijk befchermd, en zich verzet tegen
alle de indragt, welke zij van het Pausdom had te duchten;
zijnde voornaamlijk geholpen door den Hertog van Nor-
thumberland, die niet weinig had medegewerkt, om,
in eene nieuw ontworpen geloofsbelijdenis, de leer dermis
en transfubftantiatie aftefchaffen , en daardoor aan de oude
kerk, als 't ware, den doodfteek te geven. Ongelukkig bragt
eene aanhoudende zwakheid des Konings te weeg , dat de
andere partijen, aan welker hoofd zich s'Konings Zuster, de
Prmfes maria, bevond, nieuwe krachten verzamelden,
om zich , door den tijd , bij zijn overlijden , op de
puinhoopen der Roomfche kerk te verheffen, en de oude
Conflltutie intevoeren. De Hertog van northumber-
land, 't is waar , poogde dezen geheimen aanflag reeds
daardoor te verijdelen , dat hij ééii zijner Zoonen, Lord
guilford dudleij, uitliuwelijkte aan Ladij johanna
graij, oudfte Dogter des Flertogs van suffolk,die aan
Koning eduard in den bloede beftond. Hij , die zijne
eigen verheffing aan zijne fchranderheid te danken had, vorm-
de toen reeds het ontwerp, om zijne Schoondogter op den
troon te brengen, en langs dien weg den aanhang der Pro-
teflanten te doen zegevieren. Konijig eduard., zijn einde
langzamerhand voelende nnderen, verklaarde haar tot erfge-
naame van den troon, onder voorwaarde, dat Zij, en haar
Echtgenoot, den thands vastgeflelden godsdienst ijverig zou-
den handhavenen, hetgeen ook door beiden met eede beves ^
tigd werd. Dan, hoe zeer de ade des Konings, nog bij zijn
leven, door den Staats-raad goedgekeurd en onderceekend
I. deel.nbsp;c
werd, het bleek welhaast, dat des Hertogs fchranderheid e»
s'Konhigs goede oogmerken en beleid voorMARiA's list e»
moed zeer ver moesten zwigten.
Of het in de jonge Ladij een voorgevoel ware haarer
volgende rampzalige lotgevallen, dan of haare geftrenge op^
voeding, of wel haare zucht voor de wetenfchappen, haar
van eene kroon afkeerig maakte, bij welke zij vreesde, haa-
re godsdienftigheid, haare deugd, en haare letter-min, te
zullen moeten opofferen; zeker is bet, dat zij hec hooge be-
wind niet aanvaardde, dan tegen haar genoegen, niet dan op
den fterken aandrang der Lords, en vooral van haaren Schoon-
vader, wiens bevel, voor haar, als zijne dogter, misfchien
de éénige overreeding opleverde.
Naauwlijks was zij als Koningin uitgeroepen, ofdePrin-
fes maria bragt den aanhang in werking, welken zij zich in
de provinciën, Suffokk en Norfolck, had weten te verwer-
ven , onder belofte, van geene de ininfte verandering te zul-
len maaken in den vastgeftelden godsdienst. De Adel,warsch
van de beheering, welke de Hertog van Northumber-
land, onder den voorigen Koning, in allé opzigten had
uitgeoefend, en vreezende, dat zulks, onder de regeering
zijner Schoondogter, nog geweldiger zijn mogt, voegde
zich bij de partij der misnoegden, zoo dat de Hertog zich
genoodzaakt vond, een leger tegen dezelven 'op de been te
brengen. Hoe fpoedig ook hiermede gereed, was zijn tegen-
ftand echter geheel vruchteloos. Naauwlijks had hij Londen
verlaten, of de Staatsraad verklaarde zich voor maria, en
deed haar als Koninginne uitroepen. De Opperhoofden des
legers, hiervan verwittigd, weigerdea, verder voord te ruk-
ken; het geheele leger verliet des Hertogs zijde, en hij zelf,
zijn leven nog hoopende te redden, vloog naar Cambridge,
alwaar hij dezelfde uitroeping deed gefchieden. Zegepraa-
lende werd marta — zij, die nergends bemind, maar om
liaare trotsheid Overal gehaat was te Londen ingevoerd,
en
-ocr page 45-cn de deugdzame Johanna, die om haar voortreflijk clia-
rakter alomme werd geëerbiedigd, moest van den troon, dien
zij flechts tien dagen bezeten had, tot haaren huislijken ftand
te rug keeren, het geen zij ook deed met eene volvaardig-
heid, welke, zoo zeer zij haar hart tot eerverftrekt, ook
aan den anderen kant bewijst, dat zij denzelven nooit, dan
met tegenzin, beklommen had. Intusfchen, was de komst
der nieuwe Koniiiginne tot de kroon verzeld van zeer veele
bewegingen, bovenal ter zake van een ontworpen huwelijk
tusfchen gemelde Vorton en PHILIPS, Prins vmi Spanje, en
Zoon van Keizer karel V., het welk ook naderhand vol-
trokken werd , en waardoor de Bisfchop van Winchester ,
cardiner, die onder de voorige regeering van zijne waar-
digheid ontzet, doch thands herfteld was, den Roomfchen
godsdienst wederom poogde in te voeren ; gelijk dit ont-
werp, ook daarna, volkomen gelukte. Hierbij kwam nog
de mislukking des ontwerps van zeker' Kentsch Edelman ,
wyat, die, met den Hertog van suffolck, en andere
misnoegden, een kleen leger hebbende verzameld, bij zijne
intrede te Londen , verrascht en gevangen 'werd genomen.
Dit veroorzaakte, van de zijde der Koninginne, nog geftreil-
ger maatregelen. De ongelukkige johanna graij, door
MARIA ten eerften in den Tower gevangen gezet, werd naar
Quild-Eail overgevoerd, met last, om haar proces op te
maaken. Door onrechtvaardige rechters van hoog-verraad
befchuldigd, v/erd zij, als misdaadig, ten dood verwezen,
en alzoo naar den Tower te rug gebragt. En,na eerst haaren
Vader, en vervolgends haaren Echtgenoot, op het fchavot
te hebben verloren, na het wreede fchouwfpel van haaren
ontzielden dudleij te hebben moeten verduuren, eindigde
zij zelve, met eenen ongemeenen heldenmoed , die haare
onfchuld buiten allen twijfel ftelt, en na de aandoenlijkfte
aanfpraak tot het Volk, dat haare te rechtftelling niet dan
met het grootfte medelijden aanfchouwde, in den jaare 1554,
C 2nbsp;zija-
-ocr page 46-zijnde iiet i^de van haaren leefkring, een leven, dat alIeefiS
aan God, aan de weldadigheid, en aan dè wetenfchappen
was toegewijd.
Wij achtten het niet onvoegzaam , dit voorafgaand kore
bericht dier gebeurdtenis alhier ter neder te flellen, waaruit
de Hr. feith het boven aangekondigde Treurfpel ondeend
heeft. Hij koos gewis een onderwerp, dat en het Tooneel,
aan welks verbetering hij wilde arbeiden, en zijner eigene
meesterlijke pen, volkomen waardig is. Zelfs die bedenking,
welke welligt bij dezen of genen mogt opkomen, als of het
onderwerp, uit de woelingen eener monarchale regeering aß.
genomen,voor het Nederlandsch,en dus voor.een onderfteld
republikein^ch, Tooneel ongefchikt ware, wordt ten eenen-
maale weggenomen door de werking-, waarin de perfoonen
geplaatst zijn. Het is geenszins de Vorst , of de Koningin,
die midden in de uitoefening vaneen willekeurig gezag wordt
voorgefleld. Zelfs hoe zeer de voornaamfte handeling berust
op een voorval, dat het hoogfie misbruik van monarchaal ge-
weld aan den dag legt, heeft de Dichter, echter, al dit wan-
voeglijke zorgvuldig vermijd-, door de perfoonen, als't wa-
re, in't geheim te laten werken, zonder dat de aanfchouwer
in het vermoeden kan vallen, als of zij geenszins tot zijn
land, tot zijn volk, tot zijnen levenskring behooren. Het
geheele Trenrfpel is zedenleer i-n Charakters. Slechts met
verandering van naamen, zou het fluk den titel van de Stand-
vastige Deugd hebben kunnen voeren, zonder dat het bc-
-^loefde vervormd te worden. Een deugdzaam Meisje van
poogen rang, door haare Bloedverwandten tot eene waar-
digheid beflemd, op. welke haare bekwaamheden en. braafs
heid, fchoon geenszins haar hart,aanfpra£ik fcheenen te maa-
ken. , voldpet aan den dwang, van kinderlijken pligt,, van
%velks gehoorzaamheid, of verwaarlozing — de zegepraal,
of de vernietiging, van een meer verlicht christendom af.
.l52i!gt. Zij beklimt het toppunt van eer. Menfchenliefde^
oa
Fï i
Feith, L'ädy Johanna Qfaij, Treurfpel;
■«p godsdienst gebouwd, Iioudt liaar te rug van flappen, d!«
alleen in een wreeden trotsaard kunnen vallen, om zich flaan-
de te houden, ten koste van onfchuldig burgerbloed. Hier-
door zegeviert de euvelmoed. Zij bezwijkt voor de aanfla-
gen der boosheid. In den grievendflen nood echter, bij hec
verlies van alles, wat haar dierbaar is, bij het vooruitzicht
van haar eigen rampzaligst lot, blijft zij gelaten. Haare ge-
heele ziel is godsdienftig vertrouwen op God. - Dit is
het beloop des Treurfpels, waarin zich alles, met eene ver-
wonderlijke eenheid, tot deze hoofdperfoonaadje henen richt.
Nogthands behoudt ieder handelend perfoon zijn onderfchei-
den charakter, hoe zeer door verfchilleride omftandighedetl
gewijzigd,, en niet zelden door beweegredenen gedreven ,
die oppervlakkig met eikanderen fchijnen te ftrijden. Dus is*
voorbeeld, de heerfehende neiging van northuB'Ibêr-
LAND eene eerzucht, welke bijkans geene paaien kentj èd
echter het denkbeeld 1
En wie, zoek vrij aïoni, wie zon de Kerk en StaaC
Van God begeeren voor heur hulp en toeverlaat j
zij in Eduard deii besten Koning derven?nbsp;j
moet het fchijnverais zijn, waarmede hij zijne onfluiiïiiga
drift bedekt. Het is een hoofdtrek, die reeds in den heerscli-
zuchtigen Proteftant van dien tijd fpreken raoeti — Johan-
na óraij is een Engel in menschlijke gedaante, en echter
die fombere weemoedigheid, welke de waereld meestal van
êene zwarte zijde befchouwt j welke altijd denkt aan de rusE
van 't zalig graf^ welke , midden in de volkomenfte ou-
fchuld des harte, kan twijfeleni
tteeft de Deugd op aard getrouwe Vrinden f
behoort tot de toenmaalige gOdsdienftigheid vaii een' Prö-
leftanc, wiens kerk even zeer geweld nodig had, om zich
C 3nbsp;ßaafe
-ocr page 48-Art. V. Redevoering over den Invloed der waarè
Veriichting op het lot der Vrouwen en het
Huwelijksgeluk; gehouden op de algemeene Ver-
gadering der Maatfchappij-. tot Nut van 't AI-
gémeen, den i'^,dön vanOogst.nmand i'^^'^^é.OQX
JA co BUS KA NT EL AAR. 92, bladZi (Al-
leen gedrukt voor de Leden.)
D e gefcliiedenisfen van alle Landen eh Volken vertooneiï
ons het alzins verfehillend lot der Vronwlijite Sexe, om of
aangebeden, of onderdrukt te worden: aangebeden in den
ftaat van befchaaving,,, waarin de recliten der menschheid
gelden, waarin men de waarde erkent dier onvergeüjklijke
dienilen, welken zij aan de maatlbhappij bewijst, waarinde
gezellige neigingen en aandoeningen der menschlijke natuur,
door opvoeding , tot liaare rechte voorwerpen geleid wor-
den ; onderdrukt overal, v/aar de fchoone natuur zelve geena
aanbidders heeft. Haar geluk hangt, dus , rechtftreeks af
van de algemeenheid dier grondbeginfelen , waarop alla
maatfchappijlijke zamenwooning gebouwd is, en zonder wel^
ken , bovenal , hèt huwelij k alle zijne waarde en invloed
voor ieder bijzonder, zoo wel als voor het algemeene, huis-
gezin verliest. De Vrouw, in één woord, kan daar eerst aan
haare beftemming voldoen, waar deze gekend en geëerbie-
digd wordt. ^- Dit belangrijk onderwerp nam de Hr.
kantelaar tot de ftof zijner redevoering, wanneer hij,
aan het hoofd defbekende Maatfchappije , welke de zin-
fpreuk voert: tot Nut van quot;quot;t Algemeen, in den jaare 1793,
als Voorzitter, haare jaarlijkfche Vergadering moest openen.
En deze keus, zoo zeer zij den Redenaar zelf vereert, was
in zijne betrekking tot de gemelde weldadige maatfchappij,
en-voor het aanzienlijk gedeelte der fchoone Sexe, tot het
welk hij fprak, bij uitnemendheid gepast.-Na eene al-
ge-
gemeene Inleiding, waarin de oorzaak van het verminderd
huwelijks-geluk wordt toegekend aan de afwijking van da
Natuur, uit vooroordeel en bedorven zeden geboren, en de
verlichting als het éénige middel van herllel wordt opgege-
ven , betoogt de Redenaar uit de gefchiedenis van oude ea
kedendaagfche Volken , en de getuigenisfen der Reifigers,
dat „ hoe dieper een Volk in barbaarsheid en woestheid ver-
„ zonken ligt, hetzelve des te minder denkbeelden heeft vaa
„ waar huwelijks-geluk, en de Vrouwen des te flegter be-
„ handeld worden.quot; Dit tafereel, 't welk het huwelijk maalt
als een ftuk van koophandel, de Vrouwen als llaavinneH, - of
iiever als lastdieren, die den hardften arbeid moeten verrich-
ten, als den prooij van denvuigften wellust, of der vergui-
zendfte mishandelingen, is in de daad zooijslijk, dat wij ons
eenigermaate bevreemden over deze voordragt, terwijl het
ons toefchijnt, dat en het welvoeglijke in; elke redevoering,
en de kring van meer of min befchaafde Toehooreresfen, tot
welken dezelve gericht was, eerder een contrast vereischt
had, waardoor dat ontzettend gevoel gemaatigd ware gewor-
den, en alzoo plaats had kunnen maaken voor die zagter aan-
doeningen , welker werking voor de overreeding noodzaak-
lijli is.- ÜQt tweede gedeelte, 't is waar, waarin betoogd
wordt, „ dat de Vrouwen niet minder ellendig zijn, dat 'er
5, niet meer huwelijks-geluk gefmaakt wordt bij zulke Na-
,, tiën, die door weelde bedorven, en eener valfchelijk zoo
„ genaamde befchaaving en verfijning deelachtig zijn, dan
„ bij geheel befchaafde Volken;quot; dit gedeelte konde den
kloppenden boezem eenigzins doen bedaaren. Het beeld der
gouden eeuw, eer het menschdom door weelde ontaardde,
was bekoorend door deszelfs zagt en bevallig kolb|iet; maar
de volgende fchets, hoe de verfijning van zeden door de
weelde bijkans dezelfde uitwerkfelen voordbrengt, als de
barbaarsheid; hoe ook zij het huwelijk in een flaat van vdr-
yeeling, of van louter dierlijken wellust herfcheptj hos o|gt;k
al-
-ocr page 50-aldaaiquot; de Vrouw, welke uiterlijke vereeriiig zij ook mo-ge
ontvangen, in de daad een voorwerp van verachting is; deze
fchets kon niet nalaten, het hart van iedere Vrouw te verfcheu-
ren, welke zich haarer waarde en braaf heid bewust is; en, had
niet een keurige tusfchenzang de gedachten der Hooreresfen
van die reeks der rampzaligfte herinneringen verwijderd, de
Redenaar zou gewis zijn oogmerk van overreeding niet heb-
ben kunnen bereiken in het derde en voornaamfte deel zijner
Redevoering, waarin hij betoogt, „ dat het de waare ver-
,, lichting alleen is, die de Vrouwen gelukkig , dehuwelij-
„ ken gezegend maakt.quot;
De verlichting noemt hij , met mendelszoon, „ de
„ verftandige kennis van, en verftandig nadenken over de
„ dingen des menfchelijken levens, naar evenredigheid van
„ haar gewigt, en haaren invloed op de beftemming van den
„ mensch.quot; Deze, hoe zeer ook haare werking trapswijze
gefchiede, en hoe zeer het te vreezen zij, dat het thands zoo
zeer verbasterd menschdom nimmer tot den zaligen natuur-
ftaat zal wederkeeren, kan echter ieder mensch te rug voeren
tot de betrachting dier pligten, welken hij in zijnen kring ver-
fchuldigd is. Zij kan hem innigst doen bezeffen, dat eerbied
voor het Opperwezen, de nafpooring van Gods weldaadige
oogmerken in de fchepping , en de pligtmaatigheid, om,
door de waardeering der ziel boven het lichaam, en door de
liefde jegens den Naasten, die oogmerken van God daadiijk
te helpen bevorderen, volkomen gefchikt zijn, om hem zijne
behoeften zoo te leeren regelen,, als zijn eigen waar geluk,
en dat zijner natuurgenoten vordert. Vindt dit plaats, dan
wordt het huwelijk , als eene verbindtenis ter bevordering
van wederzijdfche volmaaktheid, veredeld; dan wordt des-
zelfs vreugd zuiverer; de Vrouw deelt in gelijke rechten en
VGordeelen, als de Man; de opvoeding der Kinderen is doel-
maatig; gezondheid, rust en genoegen worden blijvende be-
zittingen, en de maatfchappij erlangt, van zulk eene betrach-
ting
ting der gezelligfte deugden, de aanmerklijkfte voordeden,
die virederom werken op de algemeene welvaart.
Gaarn bad de Recenfent dit laatfte gedeelte, waarin zulk
een uitgebreidde voorraad van denkbeelden en zaken vervat
is, door deu Redenaar wat breeder uitgewerkt: of nog liever
gezien, dat hetzelve het éénige onderwerp geweest ware der
redevoering, waarin de twee eerfte gedeelten zeer fchoon tot
tegenoverftellingen hadden kunnen dienen, om ieder deel
met meer levendigheid en kracht te doen uitkomen. Ook
dan zou het ftuk zelf min betoogend geweest zijn, dan wel
in eene redevoering vereischt wordt. Immers, voor zulk
eene levendige voordragt was vooral bereekend een Man van
dien bekenden goeden fmaak, als de Hr. kantelaar, die
ons hier zelfs vergast heeft op eene meenigte van fchoonhe-
den, in woorden, gedachten, wending van-perioden, trek-
ken van vernuft, fieraaden eener vuurige , fchoon nimmer
buitenfpoorige, verbeelding, en bovenal in de vinding van
het keurig midden-zangftuk, dat, bij wijze van klaag-lied,
door een Choor van Vrouwen is aangeheven, gelijk ook niet
minder in de aanvoering des fchoonen Slot-zangs van het puik
onzer Nederlandfche Dichteren, het welk uit den bekenden
Rei zijns Gijihrecht van /Imftel:
Waar wert oprechter trou
Dan tnsfclien man en vrou
Ter werelt oit gevonden ? enz,
ontleend, eene ongemeen krachtige werking deed. — Voor-
treflijk zijn, in 't bijzondér, de Aanfpraken aan de Beftuu-
xers, Leden en Begunftigers der Maatfchappij, aan de Toe-
hoorers in het Algemeen , en daarna aan de Nederlandfche
Moeders, aan den beminlijken Maagdenrei, en eindelijk aan
gelukkige Echtgenoten. -- Wij maaken het ons ten pligt,
om onze Lezeresfen , zo zij gelegenheid hebben om deze
Redevoering te bekomen , derzelver lezing aantebeveien.*'
Mogten zij, zoo wel die nog niet gehuuwd zijn, als die
2ich, door den band der gezelligfte en edelfle vriendfchap,
reeds
-ocr page 52-reeds vereeoigd hebben , geduuriglijk, die fchoone lesfen
des Redenaars herdenken, waarmede wij dit verflag eindigen ï
„ Gij, beminiijke Maagdenrei! die beftemd zijt, ora voor
j, onze Sexe roofen le fpreiden op het pad van dit leven, en
,, die, wanneer gij aan deze beftemming voldoet, zeiven op
roofen treedt — ftelt nimmer eenige andere middelen in
3, het werk, om liefde inteboezemen, dan die, welken te-
„ vens uwe inwendige en wezenlijke waarde verheffen, de
„ verlichting van uw verftand, en de vorming van uv/
a, hart l — Verwerpt de hand van den Man, die zelf geene
s, inwendige waarde genoeg bezit, om de uwe te kmmen
j, gevoelen en hoog fchatten,en die ftechts, ter voldoeninge
s, zijner driften , of met verachtiijke bijoogmerken , naar
„ uw bezit ftreeft! - Gij zult onder de Jongelingfchap
5, een' edelen naarijver ontfteken , ora verlicht en deugd-
s, zaam te worden, zoodra zij overtuigd zijn, dat zij op
„ deze voorwaarde alleen tot uw bezit geraaken kunnen.quot;
„ En Gij vooral, Nederlandfche Moeders, die weet, dac
bet lot uwer Sexe, altijd en overal, afhangt van die maate
,, van waare verlichting, welke bij de Natie , waartoe zij
„ behoort, en dus ook bij haar zelve gevonden wordt; Gij-
„ lieden moet dan ook vooral vriendinnen der waare verlich-
s, tingzijn, en dit niet alleen door uw eigen gedrag toonen,
,, maar ook, door haare belangen, bij allen, waarop gij in-
„ vloed hebt, met allen ijver voor te ftaan. Vooral moet
„ Gij hiervan bewijzen geven in de opvoeding van uw
,, Kroost, door altijd dezen ftelregel onder uwe aandacht te
„ hebben:vermeerö'ering van behoeften is ver-
j, mindering van geluti. —ALs Gij dan uwe Kinderen
s, recht beminnen wilt, zoo maakt, dat hunne behoeften
5, weinigen blijven. Zorgt voorde gezondheid hunner lichaa-
5, men, en hardt dezelven door arbeid en maatigheid, opdat
,, de zegeningen der Natuur altijd waare verkwikkingen voor
s, hun bliiven; en verlicht hen, vooral, niet opzigt op hunne
wezenlijke beftemming, opdnt de Reden reeds vroeg op
,, hunne zinnelijkheid zegepraalciquot;
Art. VI.
-ocr page 53-MENGELWERK.
fi :
ili
Et:
f
L
S
I
,, Zjn wij dan beftemd om te lezen?quot; vroeg mij eene
Vrouw van veele verdienften,welke ik het plan van ons Tijd-
fchrift mededeelde. Hoe zeer zij zelve het best gefchikt was,
om die vraag te beandwoorden, gaf dezelve mij echter aan-
leiding, om mijne gedachten tot de beftemming dér Vrouwen
in het algemeen wat bijzonderer te bepaalen. Ik oordeel,
dat dit onderwerp zeer gepast is, om tot een aanvang van
dit Mengelwerk te dienen, daar de flotfom mijner befchou-
wingen zal uitwijzen, in hoe verre dit Gefchrift voor Vrou-
wen gefchikt zij, en haare aandacht verdiene.
Het is bijna ongelooflijk, en evenwel ieder, die over dit
.onderwerp nadenkt,zal met mij daarin gereedlijk inftemmen;
200 veele eeuwen zijn 'er Vrouwen geweest; en nog is de
vraag: waartoe zijn zij beftemd? niet voldoenend, doot de
reden befllst. Gezag en vooroordeel hebben zich alleen het
recht der beandwoording aangemaatigd, en hunne uitfpraak
op bet recht van den fterkften gegrond. Misfchien is deze
eeuw alleen gefchikt, om dit gewigtig gefchil aftedoen;
eene eeuw, waarin het menschdom, als ontwaakt uit een
flaap van duifende jaaren, de oogen opent, om te zien, dat
het tor hiertoe gedroomd heeft; — eene eeuw, waarin all'
wat denkt, opftaat,,om het overgeërfd juk van voorouder-
lijke vooroordeelen van den halze te fchudden, en het ge-
leide eener verlichtte reden te volgen.
Vraagt de oudheid; vraagt de volgende eeuwen; raadpleegt
de gewoonten en gebruiken; „ waartoe zijn de Vrouwen be-
ftemd?quot; Alles andwoordt,aIs uit éénen mond: „ alleen voor
de Mannen , de Heeren der Schepping.quot; En waarom ?
Waarom de laatften ook niet voor de eerften? Het andwoord
is: „ zij zijn de fterkften.quot; — Voor hen dan is h.et, dat de
mengelwerk. I. deel. A ■nbsp;Vroii-
Vrouwen met de onfchatbaarfte geestvermogens begaafd,me£
de aanlokkendfte bevalligheden verfierd zijn? Hen te ver-
maaken, hunnen wellust te kittelen, hen te gehoorzaamen ,,
hunnen wil te volbrengen, alles te doen, wat dezeti beneden
hunne waarde achten — ziet daar haare beftemming! Voor
zich zelven levende, mogen zij ledig zijn, beuzelen, doen,
wat haar gevalt. — Waarop is dit vonnis gegrond? — „ Ik
overtref haar,quot; zegt de Man, „ in geest en lichaamsver-
Biogens;quot; en, om dit voorrecht te behouden, draagt men wel
zeer naauwkeurig zorg, om', door opvoeding cn levens-
wijze, die meerderheid te verfterken.- Met één woord,
het lot der Vrouwen ftaat in het algemeen gelijk met veele
overheerde Volken van vroeger eeuwen, welken niet alleen
als flaaven willekeurig mishandeld; maar, om zelfs het laatfte
vonkje van moed en kracht uittedooven , tot wellust, tot
verwijfdheid, tot weelde, tot allerlei onmaatigheid, als hec
ware, gedwongen werden, ten einde de dwingelanden des te
vaster van hunne overweldigende heerfchappij verzekerd zou-
den wezen een lot, dat ook, helaas! in deze eeuw, nog
zoo veele ongelukkigen treft.
Men befchouwe dit niet als grootfpraak. Men leze de oude
en hedendaagfche gefchiedenisfen ; men hoore de oordeel-
vellingen van den onkundigen en de uitfpraken zelfs van ver-
lichte Wijsgeeren; allen vereenigen zich, om eene lijdlijke
gehoorzaamheid aan de Sexe te prediken, welke alleen op de
meerderheid des Mans gegrond is. Dat zelfde recht derhalve,
dat ons tot Heeren van het gefchapene verheft, maakt ons
ook tot Meesters over onze Vrouwen. En, zo de oudheid eti
algemeenheid van een gevoelen een bewijs voor deszelfs
waarheid zij, dan behoorde dit eene plaats onder de ontegen-
zeglijke waarheden te bekleeden. Dat gevoelen fluit de helft
der redelijke menschheid, in het Oosten,in kerkers, \\\ ha-
rems , waar de ongelukkige flachtoffers, van den wellust en
de dwinglandij der Mannen, hun leven wegkwijnen, of nut-
loos
Övcr de Bcjlemmlng der Vhusvcn.
V.
ioos verbeuzelen. Dat gevoelen maakt de Vrouwen des
Wilden tot een koopwaar, tot een volftrekt eigendom,waar-
over hij willekeurig belchikt. Dat gevoelen heeft zelft onzenbsp;;
huwlijksformulieren befmet, met Oosterfche grondregelen ^
die noch met de-wet der natuur, noch met het wezen vau
Jefus godsdienst, liefde en gelijkheid, overeenftemmen, en
dus dezelven tot eene verzameling van elkander vernietigende
tegenftrijdigheden gemaakt. Dat gevoelen veroordeelt de
Vrouwlijke Kunne, in meer befchaafde landen, tot beuzela-
rij en, waaronder de laatfle vonken van héur talent en genie
geheelenal uitgedoofd worden
Zulk een verouderd gevoelen, dat algemeen omhelsd, op
de eerwaardigfte vooroordeelen, op verjaarde, ja vergrijsde
begrippen gegrond is,te befl:rijden,te overwinnen, uitterooi-
ien,in weinige regelen, zou eene al to. vermetele onderneming
wezen, van welke nimmer eene gelukkige uitkomst te wach-
jeii is. BouwfiolFen aantebrengen, ora op de puitihopen
van het vernietigde een nieuw gebouw te fiichten; of wel
bij dragen-te leveren, grondOagen te leggen, aanleidingen tot
nadenken te geven, zal ons roÈms genoeg wezen.
Ik weet, hoe moeilijk het zij , de beftemming van den
Mensch te bepaalen (f). Uit hoofde van zijne volmaakbaare
natuur, kan de natüurftaat alleen zijne beftemming niet we-
zen. Deze anders is de gids, die ons geleidt, bij de bepaa-
ling van het doel, waartoe ieder fchepzel verordend is. Nie-
mand twijfelt, of de Bij is beftemd, om honig en wasch te
vergaderen. Van alle tijden heeft zij hetzelfde verricht, en
zij
Vergelijk kantel aar's Redevoering over den invloed Her Verr
lichting op het lot dsr Vrouwen, bladz. lo en 46 enzlt;.
(quot;tquot;) Zeer juiste gedachten over dit onderwerp, in den uitlokkendfleti
flijl voorgedragen, vindt men in het Nieuw Alg. Magazijn, I. Deel,
IV. in eene Verhandeling over de befiemming der Menfchen^ blarfjr.
515, enz.
MENGELWERK. I. DEEL.nbsp;A amp;
-ocr page 58-zi) kan ook niet anders werken. _Maar de Mensch is in zijneti
natuurftaat niet, hetgeen hij worden kan, en uit hoofde van
zijnen geheelen aanleg worden moet. Wij moeten zijne be-
ftemming in de gezellige, eenigzins befchaafde, zamenwoo-
ning zoeken , waar hij reeds iet meer is, dan een Wilde.
Dan, zoodra wij van de natuur afwijken, wordt de bepaa-
ling nog moeili|ker en onzekerer, daar men van den Mensch
bijna alles- maaken kan, wat men wil. En wie zal dan beflis-
fen, waartoe hij verordend zij ? Zal hij, die den moeilijken
toeftand des Landbouwers gade flaat; zal hij zeggen : de
Mensch is verordend, om in het zweet zijns aanfchijns zija
brood se eten, of, om „ als de Wilde,in eene zelfgebouwde
5, hut,- met zijne familie te leeven, alles- te gelijk te zijn,
„ zich van zijn vee te onderhouden, dat rondom zijne wan-
3, delbaare tent weidt, of des morgens op de jachtte gaan,
5, en zich voedzel voor den volgenden dag te zoeken ? (*}quot;
of, om de waarheid natevorfchen, en te vinden,als hij maar
eens het uitgeteerde, holoogige, doodschbleeke, én bijna
vleeschloos geraamte vaiï den Wijsgeer opmerkt? —^— De
Mensch kan tot dat alles niet beftemd tX^w, waartoe hij ge-
bruikt wordt, of zich Iaat gebruiken. Het moge aanleiding
en middel — maar doel en einde kan het niet wezen, of ik
mis die eenheid van'doel, welke al het gefchapene kenmerkt.
Ik moet zijne beftemming opmaaken uit zijne natuurlijke ver-
mogens,. en uit hetgeen zij kunnen worden: want, hoezeer
ik mijn zegel volkomen heehte aan het niet onaardig gezeg-
de, „ dat de formen, waarin wij pasfen, hier niet gegoten
„ worden — dat het onze beftemming hierop aarde ïs, zich
„ voortebereiden tot die formen, welke in de eeuwighe'd
„ op ons wachten,quot; is het bij mij nogreer twijfelachtig,
of ik verfta den Schrijver niet; „ dat hij de volkomenfte
menscb is, die in de hem aangewezen form, Mjfta dan
C) 2ie bovengem. Verhandeling, blad?, 515,
-ocr page 59-t
Iw
Over
dé BeßcTnming der Vf'oü'^'^efi^nbsp;3 ,nbsp;lij
vp welken trap hij wil, met lijf en ziel het beste past —i
■ i, als ook , dat wij ons tot onze eeuwige formen kunnen
voorbereiden, Huron, en als befchaafd Hoveling.quot;
Dit, eens toegegeven Zijnde^ brengt ons terftond op den
weg. De Vrouwen zijn — dit toch zal de verwatenfte Man
niet durven betwisten — redenmachtige en zedenlijke fchep-
2els. Hierin ftaan zij met de Mannen gelijk. Haar geest is
begaafd met de'uitmuntendfte vermogens; haar hart gefchikt
tot het koesteren van de edelfte neigingen. De Man kan zich
hierin niets uitfluitends toeeigenen. Verbeelding, geheugen,
oordeel, vernuft, vatbaarheid, genie; dit alles kenmerkt de
Vrouwen zoo wel, als de Mannen. Moed, voorzichtig-
heidj, ftandvastigheid, geduld, deelnemend gevoel, woonen
zoo wel in vrouwlijke, als in manlijke harten. Dan, zo de
Vrouwen toch van de Mannen onderfcheiden moeten zijn,
ook in de onverbasterde natuur dan zou ik dit verfchil daar-
in zoeken; dat zij van het een wel iets meer, dan van hec
ander hebben; dat het een en andèr bij haar ook wel eens wat
anders gewijzigd is, dan bij de Mannen; ik Zou het zoeken
niet in de zoort, maar in den aard en de maate der vermo-
gens , waarvan de hoofdoorzaak in het verfchil haarer werk-
tuiglijkheid, maar echter nog meer iü eene vertederde op-
voeding , gezogt moet worden (*). Ik houd mij verzekerd,
dat, hoe minder verfchil men in de opvoeding van Jongens
en Meisjens in acht neemt, hoe minder ook het verfchil in
geest en lichaamsvermogens zal worden. Hieruit kan men
r^eds bij voorraad opmaaken, dat bijna alle bezigheden even
ze jr voor de Vrouwen, als voor de Mannen, gefchikt zijn^
feu
Gaarn erken ik, niet MARez OL l, dat het werktuiglijk geftei
der Vrouwen onderfcheiden is van dat der Mannen, en dat ook hier-
Tiit het verfchil tusfchen Vrouwlijke en Manlijke volkomenheid geboren
wordt ; echter wordt dit verfchil door eene onderfcheidene opvoediiig
aarimerklijk verarööt.
Ag
-ocr page 60-En het zou weinige moeite kosten, verfcheidene gewesten
óptenoemen , waar de Vrouwen juist al dien arbeid verricli-
ten , welke in befchaafde landennbsp;, fchoon tocb
ook nï-ef altijd, door Mannen wordt waargenomen
Ik oordeel dan, reeds recht te hebben, om de Vrouwen
onder de algemeene beftemming der Mannen, of van het
Menschdom te begrijpen; naamlijk, zich zelven tevolmaa-
ken, anderen nuttig te' zijn, en zoodanig Kroost aan den
Staat te leveren, dat ook gefchikt is, om deze beftemming
ié bereiken. Dit is dan het hoofdpunt; dit moeten wij naauw-
keurig in het oog houden; hieraan alles onderfchikken; al-
les, wat hiermede ftrijdt, verbannen. De Vrouwen leevea
dus niet alleen voor de Mannen, maar ook voor de Vro-u-
\ven, ook voor zich zelven.
Hierin ftaan dan de Vrouwen met de Mannen gelijk; en her
éénig verfchil beftaat daarin, dat zij langs andere wegen tot
Baar hoofddoel moeten geraaken; eenVerfcMl, hetwelk ge-
grond is op haaren- aanleg,. die van de Mannen verfchilt, op
den verfchillenden aard haarer vermogens. Deze waarheid
au is de grondflag, waarop wij de gelijkheid in veele andere
opzigten kunnen bouwen. De Vrouw leeft niet meer voor
den Man, als deze voor de Vrouw. Heeft de natuur haar
gefchikt, om Moeder te worden; zij vormde hem ook tot
Vader. De pltgten der opvoeding rusten op beiden gelijklijk.
Moet de laatfte ook voor de maatfchappif leeven; ditisoo-k
de post der eerfte. — Zekerlijk, de natuur heeft haar met
fchoon-
C*) Hier ziet men Vrouwen den zwaai-fterr, dhar den Kgtften arbeid
verrichten; hier ziet men haar handel drijven, daar handwerken oefe-
nen. Het is een opmerklijk bewijs van de verzwakking , of der toene-
mende luiheid in ons Vaderland, zelfs bij de ijverigfte en ftevigfle
cïasfè van lïiwooneren, dat men nu door buitenlanders laat werken s^
tiet geen onze Mannen eertijds zelven deeden, terwijl deze laatften de-
bezigheden %vïiarnEmen, die weleer dcwr VfOUWên verncht, en waarts^
dezen nu geheel ongefchikt xijn. .
fc'iieonheid begiftigd, die de harten der Mannen tot baaf
■trekt; maar is manlijke fchoonheid minder voortreflijk, dan
vrouwlijke — minder verlokkend voor Vrouwen , dan de
haare voor Mannen? Zegt de H. Schrift niet tot de Vrouw,,
en phi j fisch waar : tot uwen Man zal uwe begeerte zijn ? Kan
hieruit met eenigen fchijn afgeleid worden, dat zij meer be-
ftenïd zouden zijn, om de zinlijke begeerte der Mannen te
bevredigen, om ons in de banden van den wellust te kluiste-
ren, dan juist'in het tegenovergeftelde opzigt? — Dezelfde
befchouwing leert ons,ook,haar een gelijk aandeel in de heer-
fchappij toekennen; althands, dat de Vrouwen even weinig
'beftemd zijn, om geregeerd te worden, als om te regeeren.
Zij behoeven leiding, befchutting, verdediging: „ maar het
„ is, gelijk MA REZOLL te recht aanmerkt, te eenzijdig, te
„ kortzichtig geoordeeld, om uit haar werktuiglijk geftei te
„ willen beftuiten, dat de natuur haar tot onderwerping zou
„ beftemd hebben.quot; Is liet verfchil in Icrachten en vermo-
gens tusfchen Mannen en Vrouwen til van natuure zoo groot,
als men veronderftelt ; de meerdere fijnheid en tederheid van,
haar lichaam, het voordbrengen en opkweeken van kroost,
is oorzaak van verzwakking, van meenigvuldige bezigheden,,
waardoor zij in zoodanigen ftaat minder gefchikt zijn toe
verdediging van zich zeiven. Waar befcherming plaats heeft,
daar wordt leiding, beftuuring van den eenen kant, en volg-
zaamheid, geleidlijkheid van de andere zi5de vereischt. Maar
dit geeft nog geen doorgaand en uitfluitend recht van heer-
fchappij aan den Man, ook daar, waar die behoeften niet
gevonden worden,— ook daar, waar de Man zelf leiding, be-
ftuuring en verdediging noodig heeft, en te zwak is, om de
teugels van het bewind te voeren, —ook datir, watir de Vrouw ,
saar geest en lichaam, zelve fterk genoeg is, om zich zelve
te regeeren en te verdedigen. De echtverbindtenis, zeker-
lijk, berooft den Man niet geheelenal van het recht van ei-
rendom, en uit dien hoofde heeft liij gezag over ds Vrouw,
voor
-ocr page 62-voor zo ver het gebruik van dit eigendom aangaat; maar die-
zelfde band verlaagt toch de Vrouw nimmer tot den ftaat
eener geheel afhanglijke flaavin. ~ Vrouwen! kent toch
eenmaal uwe waarde! Gij zijt menfchen —■ beftemd voor de
eeuwigheid, voor het genot eener zaligheid, welke het uit-
vloelzel is van werkzaams deugd — beftemd, om, door u
zeiven in dit leven te volmaaken, voor dat geluk vatbaar te
worden ~ befterad, om het waar belang uwer Natuurge-
nooten te bevorderen, om hen tot volmaaking van zich gel-
ven en tot waare gelukzaligheid opteleiden — bellerad, om
Echtgenooten en Moeders te worden, en^ zo u dit laatfte
geluk ten deel valle, om nutte Burgers en Burgeresfen aan
den Staat, zalige Inwooners aan de gewesten der eeuwigheid
te leveren, en in een deugdzaam Kroost bij de Nakoomling-
fchap in gedachtenis te leevenlDeze beftemming is de grond,
flag uwer piigten de rijke bron, waaruit alle dezelve»
voordvloeijen.
Qiet Vervslg hierna.y
L E.
-ocr page 63-VAN
öe Natuur is zeer fpaarzaam in liet voordbrengeii van ver-
nuften, die, als 't ware, geboren worden, om in het eea
of ander vak van wetenfchap of kunst te fchitteren, zonder
zeiven eene kunstmaatige opvoeding te behoeven. — Zelfs
dan^ wanneer zij reeds aanwezig zijn, hebben zij dikwerf te
worstelen met zoo veele beletfelen en tegenkantingen, met
de vooroordeelen hunner eeuw, en met zoo veele listige aan-
randingen van anderen, die dezelven tot hun bijzonder, dik-
werf oneerlijk, oogmerk poogen te bezigen, dat zij zich
naauwlijksuitde duisternis verheiTen, of welhaast genoodzaakt
worden, tot dezelve te rug te keeren, wanneer al een gunstig
lot hen ten voprfchijn geroepen had. Ook hierdoor blijft
tïiin beftaan voor deNakoomlingfchap, veelal, zonder vrucht.
Van zoodanigen aard was de verfchijning van anna ma-.
ria schuurman, die te recht het wonder van haaren tijd
verdient genoemd te worden. - Schoon van aanzienlijke
Ouders geboren, was 'er zelfs geene bijzondere opleiding
nodig, om haare verftandlijke vermogens, in haare rdlereer-
fte jeugd, te ontwikkelen. Reeds even drie jaaren oud, las
zij verftaanbaar, en met zoodanige onderfcheiding, welke
deed zien, dat zij ten minften eenig begrip had van hetgeen
zij las. Voor alle nabootzende kunften, als 't ware, gefcha-
pen, was het fnijden van papieren teekeningen, met fchaar en
pennemes, de eerfte proeve haarer natuurlijke vinding en
fchranderheid. Met de eerfte vormde zij, nog in eenen zesr
jaarigen leeftijd, geheele landfchappen,deels naar modellen,
welken Zij in fchilderijen waarnam, doch altijd met nieuwe
en eigenaardige beelden aanvulde, deels naar het geleide haarer
eigen verbeelding, welke nimmer naliet, zulk een fchoon geheel
daarteftellen,als de natuur niet flechts rondom haare geboorte-
ftad, maar ook elders,, opleverde: terwijl de aanmerkingen
van bekwaame kunstkenners, die zich ten dien tijde te Keu-
ophielden, en het huis haarer Ouderen vlijtigbezogten,
door haar, ongemerkt, werden gebezigd, om het onvolko-
mene, dat in haare knipfels nog zijn.mogt, te verbeteren.
Zoo wil de Natuur, — welk eene gewigtige Jes voor Ou-
ders en Opvoeders ! — dat zij zelve het allereerst geraad-
pleegd worde, om den rechten weg te vinden, die tot vor-
ming en regeling van den fmaak ingeflagen behoort te wor-
den.
Dan, hpe naauwkeurig haare kunst de voorwerpen met
derzelver natuurlijke gedaante deed overeenftemmen, zij kon
'er echter, in papier, nimmer dat leven aan fchenken, het-
geen de Schilder geeft door zijn koloriet. Welke volkomen-
heid zij derhalve bereikt had , welhaast moest dat kinder-
fpel — want dus noemde zij zelve naderhand haaren arbeid -
zwig-
-ocr page 65-gwigten voor de beliandeling van liet petifeel in olie- en wa-
ter-verwen , waarin zij zich wederom het eerst tot de fchoon-
fte voorwerpen der land-natuur, tot bloemen en dieren, be--
paalde, en opnieuw in de nabootOng eene hoogte bereikte,
welke flechts aan weinige kunfl:enaren vergund wordt. Doch ^
het zij eene kieschheid, aan de Sexe zoo natuurlijk eigen,
waardoor zij afkeerig is van allen arbeid, die eene fl:eviger
hand, eene ruuwer behandeling, eene meer uitgewerkte po-
lijsting vereischt, het zij een aanhoudend zitten , daartoe
gevorderd, en voor haar lichaamlijk geftei min gefchikt ge-
oordeeld, haar te rug gehouden hebbe, om de fchilderknnst
ook in andere vakken te beoefenen, en tot die volkomenheid
te brengen, voor welke zij, naar haaren aanleg, gewislijk
vatbaar was; zeker is het, dat zij aan dezelve geenszins eene
duurzaame aandacht, en den ernst van eenen vlijtigen be-
oefenaar heeft toegewijd.
Veel verder bragt zij het met de behandeling van het Mes.
Hier herleefde, als't ware, haare eerfte natuur-vorming. Zoo
wel harde, als zagte, ftolFen, palmhout en wasch, werden
haare geliefkoosde handteering. Geen ander gereedfchap van
den Beeldhouwer, dan het mes alleen, deed haar beeldtenisfen
vervaardigen, waarin, volgends eenparig getuigenis, de leven-
dige Perfoonen volmaaktlijk getroffen waren. Dusfneed zij in
palmhout de afbeeldfels haarer naaste Bloedverwandten zoo
naauwkeurig, dat die van ha aren Broeder den prijs van 1000
guldens wierd waardig gefchat, en haar eigen beeld, op de-
zelfde wijze vervaardigd, had de voortreflijkfte gelijkheid.
Dezelfde proeven nam zij te gelijk in wasch, die door de
grootfte kunstkenners met verwondering aanfchouwd werden.
Boven alles, muntte daarin uit haar eigen geboetfeerd Por-
trait ten halven lijve, voorzien met het gewoone hoofd-tooi-
fel en overige fieraaden, welken de toenmaalige mode met
zich bragt, en waaronder, bijzonderlijk, de paarlen in de
A 6nbsp;ooreii
-ocr page 66-ooren zoo natuurlijk waren overgebragt, dat zij zelve ge-
Boodzaakt was, om, met het doorprikken eener fpeld, den
waan der fianfchouweren te wederleggen, die dezelven voor
echte paarlen hielden.
Doch het fcheen, dat de Natuur nog niet te vrede was met
dez-e ontwikkeling haarer kunst-begaafdheden. Haare over-
helling tot het portralteeren maakte ook het glas en koper
onderdaanig aan haare meesterlijke hand. Met de punt van
een diamant, vervaardigde zij op het eerfte de afbeeldfels van
Perfoonen, welken zij maar weinige oogenblikken aan-
fchouwd had. Derzelver kort verblijf bij haare Ouders, wan-
neer zij zich over haare afwezigheid te onvrede toonden ,
werd dikwerf op de zonderlingße wijze verrascht door eene
Biededeeling haarer kunst, welke zij, in weinig tijds, tot
eenen zeer merklijken trap van volkomenheid beoefend had,
en ter vergoedinge van haar afzijn overhandigde: terwijl een
ernftiger luim haar, in hetzelfde vak, de ets-naald op hec
koper met eene vaardigheid deed handteeren, dat bevoegde
rechters, in evenreedigheid der toenmaalige ervarenis, haare
behandeling meesterlijk noemden.
Even groot waren haare vorderingen in de Zang- en Toon-
kunst. Gelijk zij eene bevallige ftem, en een goed mufikaal
gehoor, van de natuur ontvangen had, was'er flechts eene
geringe leiding nodig, om haar in beiden te doen uitmunten.
Geen denkbeeld fcheen zich, als 't ware, in haare zielte
ontwikkelen, of haare ftem, haare handen en vingers, waren
op het oogenblik gereed, om de tolk niet flechts haarer ge-
dachten, maar te gelijk van dat echte en zuiver gevoel te
ï'.ijn, hetgeen ieder belangrijk voorwerp in haar deed gebo-
ren worden. In haar, derhalve, moet het, in vergelijking«
haarer reeds genoemde bekwaamheden,weinig wonders zijn,
dat zij, op haar zevende jaar, in drie uuren tijds, het bor-
duuren If;erde, en dat zij eene zoo kunstkeurige Ijand van
fchrij-
-ocr page 67-fGhrijven had, dat haare fchriften, zoo lang men op deze
edele kunst nog prijs ftelde, en de verllindende tijd zelf het
waare fchoone daarin niet verminderd had,als meesterftukke»
in de kabinetten der liefhebberen pronkten.
Met zulke ongemeene talenten voorzien, kon het niet mis-
fen, of onze schuurman moest de bijzondere oplettend?
heid en verwondering haarer Ouderen tot zich trekken, daar
zij ook haare Broeders in vlugheid van begrip, en (landvas-
tigheid van geheugen , zeer ver overtrof. Een louter toeval,
op haar elfde jaar, wanneer haare Broeders, in het Latijn
ondervraagd, en in hun andwoord misfende, door haar wer-
den te recht geholpen, die nimmer eenig onderwijs van dien
aard ontvangen, maar hetgeen zij wist, alleen in het voor-
bijgaan gehoord, en zeer juist onthouden had; dit louter
toeval bragt te weeg, dat haare Ouders hun ontwerp van op-
voedingeten haare opzigte geheel veranderden, en haar in den
kring van geleerde letteroefenaren overbragten. Alhier zich
niet flechts op de levendige, maar ook op de afgeftorvene ,
taaien toeleggende, maakte zij welhaast zoo aanraerklijke vor-
deringen , dat zij, behalve haare moedertaal, die de Neder-
landfche was, twaalf derzelven, naamlijk het Arabisch, Sij-
risch, Ethiopisch, Hebreeuwsch, Chaldeeuwsch, Grieksch ,
Latijn, Italiaansch, Spaansch, Epgelsch, Fransch en Hoog-
duitsch, niet alleen met fmaak las, niet alleen duidlijk ver-
ftond, maar zelfs, met in acht neming van ieder bijzonder
taaleigen, naar behooren konde fpreken. —Van de taaien ging
zij over tot de wetenfchappen. Zij beoefende niet flechts de
Wiskunde, fchoon deze, om het afgetrokkene, het welk
baar eigen is, geene haarer geliefkoosde ftudiën konde ge-
noemd worden, maar ook de Sterrenkunde, Natuurkunde,
Aardrijks - befchrijving , Boven - natuurkunde , de fraaije
IVetenfchappen in het gemeen, bijzonderlijk de oude en laa-
t^grp Dichtkunst, met zoo veele toepasfmg zelfs op haarea
ei-
-ocr page 68-eigen fmaalc, dat zij , als Dichteres, geene onaanzienlijiiS
plaats onder het toenmaalig Dichteren - choor bekleedde. Het
geen zij boven alles beminde, was de Uitlegkunde der H.
Schriftuur en de Godgeleerdheid, op welker vorming, ech-
ter, haare bijzondere lotgevallen eenen onderfcheidenen in-
vloed maakten, •
Zoo lang zij den fchoolfchen kring van alle deze weten-
fchappen, tot in Iiaar twaalfde jaar, te Keiden, doorliep,
llrekte zich haare letter-roem naauwlijks verder uit, dan
tot haare kamer, tot de Meesters, die haar onderwezen, en
tot weinige Bekenden. Eene ongemeene zedigheid, haar
200 wel van natuure eigen, als door opvoeding verfterkt,
deed haar nimmer, in gezelfchappen, fchitteren. Ook maak-
te de aard der toenmaalige tijden, en vooral de bijzondere
omftandigheid van haaren Vader, die zich uit de Roomfche
Kerk tot de Proteflantfche begeven had, dat de verkeering
liaarer Ouderen Hechts tot weinige Bekenden bepaald bleef.
Hiertoe werkte insgelijks mede het, reeds vroeg opgevatte,
voornemen van haaren Vader, om één' zijner Zoonen tot
Predikant opteleiden. De uitvoering daarvan deed hem het
oor leenen aan den lof, dien zich amesius, aan Franeker''s
Hooge School, door zijne behandeling der godgeleerdheid,
verworven had. Het geheele huisgezin trok derwaards met
der woon henen.
Hoe afgezonderd onze anna, alhier, haare letteroefenin-
gen voordzettede, bragt haare nieuwe kennismaaldng niec
xveinig bij tot de vorming van eenen fmaak, die, naderhand
geheel overdreven, beleedigend werd voor het gezond ver*
ftand. Amesius wilde, volgends eenen, zijns oordeels
beteren, redeneertrant, de Zedenkunde als een afzonderlijk
gedeelte der godgeleerde wetenfchap behandeld hebben. Dit
behaagde aan onze schuurman. Maar, gelijk zijne nieu'
we verdeding fcherpzinnig, zijn geheele ftelfel droog en min
of
-ocr page 69-of meer mijffiek was, gaf zulks aanleiding, dat ook zij toÊ
dweeperij begon overtehellen. Deze , echter , werd voor
ditmaal gefluit door haars Vaders overlijden, 't welk haare
Moeder deed befluiten, om naarnbsp;te vertrekken, al-
waar zij nog twee Zusters had. En hier was eigenlijk het
tooneel, voor haare geleerde werkzaamheid gefchikt. Hier
kreeg zij kennis aan de toenmaalige beroemdfie Mannen, die
, Nederland verfierden, zoo als vossius, spanheimj ri-
vet, saumaise, lydius, h uigen s en r e ver w yk,
Dezen hielden met haar drokke brièfwisfeling over allerlei
geleerde onderwerpen , en maakten haar wederom bekend
met andere buitenlandfche Geleerden , onder anderen met
bochart, gassendi, c onr art , b a l z ac , de riche-
LIEU enz., die allen zich uitermaatè vereerd achtten met
haare onderhoudende letteren , waarin zij de gewichtigfte
onderwerpen van oudheid- taal- en uitleg-kunde behandelde,
en zomtijds door nieuwe gisfingen en gronden ophelderde.
Hierdoor geraakte zij, binnen en buiten s'lands, in zoo alge-
meene achting, dat verfcheide doorluchtige Perfoonen, zoo
Mannen als Vrouwen, haar op onderfcheidene reifen, wel-
ken zij, na haar Moeders dood, met haare Tantes naar Keu-
len deed, hunne eerbiedige opwachting maakten, en fiaar
nimmer verlieten, zonder bewondering haarer onderfcheidene
bekwaamheden, welken zij met dezelfde ongedwongenheid
en zedigheid ten toon fpreidde, als waarmede zij over aller-
hande vrouwlijke bezigheden wist te 'praaten, en niet zelden
haare kunstbegaafdheden bezigde, om het gezelfchap te veir
maaken. In dezen tijdkring, onderfcheidde zij zich door
de uitgave van veelerlei gefchriften in rijm en onrijm,in ver-
fchillende taaien opgefteld, welken de Leidfche Hoogleeraar
spanheim, niet dan met moeite, van haar ontving, en ia
' éénen bundel het licht deed zien. Bovenal verwierf zij zich
«enen nieuwen lof, door de zedige behandeling van een ge-
fcliH-
-ocr page 70-fchilftuk, hetgeen de pennen der beroeindfte Vrouwen vmi
de iSde en eeuw had bezig gehouden j over de verhc'
yenheid, naamlijk , der Vrouwen hoven de Mannen. Hoe
bondig en befcheiden de geleerde maria de gournai
haarè Sexe verdedigd, en derzelver gelijkheid met de Man.
neri had willen flaaven, gaf schuurman's onderzoek öw
de gefchiktheid der Vrouwen tot de letteroefeningen, waarin
•2ij den middenweg volgde, zoo veel en zoo algemeen ge-
noegen j daï zij bij onpartijdigen geoordeeld werd, de lang-
düurige twist beflecht te hebben.
Dan, of zij van haaren letter-roem reeds verzadigd was,
of wel, dat, met de vermeerdering haarer jaaren, bij een
ineèr zittend en zorglijker huislijk leven, dat haar, door de
zwakheid haarer Tantes, te beurt viel, de overhelling tot de
inijftieke godgeleerdheid^ als haare meest geliefkoosde oefe-
ning , verlevendigd zij; zeker is het dat haare allereerfle
kennis aan den dweependen lab ka dik zoo veel bij haar
-vermögt, dat zij hem ,uit Geneve te Middelburg in Zeeland^
«ü vervolgends inAmßeldam gekomen, in perfoon bezogt,—
hem, als eene ijverige voorftanderes zijner leere, tot in zijne
iaatfte wijkplaats te Altona gavoXgd h zijne gefchiedenis
eii leer befchreven —^ en, zelfs na zijnen dood,de Gemeen-
te der Labbadisten, IQ Nieuwert, een Dorp in Friesland,
Keeft helpen fiichten. Van zoo veel invloed op haaren geest
Was de dweepachtige ftelling : „ dat die Christen alleen,
die door het dooden van het vleesch en van alle zinlijke
„ aandoeningen jen door onophoudlijkbidden,zich zelf ver-
,, lochent, en dus onverfchillig is omtrend alle waereldfche
„ zaken, alles in God zien, of de Godheid genieten kan,
quot; en hierdoor gelukkig is:quot; deze flelling was van zoo veel
Stivloed op onze geleerde schuurman, dat zij welhaast
slle haare werken van vernuft en kunst, alle de fchatten haa-
rer geleerdheid, als ijdelheden van een zondig hart verwierp,
«n God geduurig om vergeving fmeekte voor haare zonden,
das-
-ocr page 71-Levens-Sciiets vari Anna Maria Schuufrtän. 15
dat zij, in liaare zucht voor de ftudiè'n, Jefus Christus nies
recht geleend, en de genade van God veracht had.
Dusdanig was het uiteinde eener Vrouw, welke, om haar
iiitftefeend vernuft, de bewondering en den eerbied Éaarer
Tijdgenoten tot zifch trok, en nog als zoodanige geroemd en
geëerbiedigd wordt; maar welker verfchijning voor de
menschlijke maatfchappij geheel nutloos , zo niet fchaade-
lijk, geweest is, even als eene komeet,welke voor een poos
den aardbol door haar fchitterend licht bedwelmt, doch wel-
dra, op de baan der dwaalflerren , buiten ons gezicht ver-
dwijnt, zonder eenige andere herinnering natelaten, dan däc
zij eenmaal voor een tijd beftond. — Leert hier , Gij
Vrouwen, die eene schuurman bewondert, wat de dwee-
perij, de godsdienüige dweeperij, zelfs in een onfchuldig hart
vermag! Bedenkt, hoe zij alle kennis verdikt — en boe al-
daar, waar wetenfchap ontheiligd, en her gezond verftand
in de kluisters gefmeed wordt eener verhitte verbeelding ,
de godsdienst ophoudt godsdienst te wezen! _
Intusfchen, zullen onze Lezeresfen zeer gaarn den lof bil-
lijken, dien onze Puikdichter, cats, aan haar, welke hij
ais vriendin beminde, in zijne werken heeft toegezwaaid.__
Zijn bijfchrift, derhalve, plaatzen wij hier als een toevoe-^fel
£ot het Portrait, dat hier vólt;3r is ter neder gefteld.
Wie oyt dit aerdig beek fulc komen aen te fchouvven ,
Hout vast, dat ghy iiier fiet een roem voor alle Vrouwen^
Van dat de werelt flont, tot heden op den dagh,
Niet een die haef gelceck, of niet bereycken raagJiw
wegens de
over europa,
Europa is het kleenfte waereld-deel. Haare grenfeti
zijn, tegen het Noorden, de noordlijke Ijs-Zee, tegen het
Oosten Jfi'ên, tegen het Zuiden de Middellandfche Zee, en
tegen het Westen de Atlantifche of Spaanfche Zee. Haare
grootte van het Zuiden tegen het Noorden bedraagt 550; van
het Westen tegen het Oosten, 800DuitfcheMijlen (*). Haare
oppervlakte heeft omtrend 152000 Quadraat-mijlen (f). Géén
waereld-deel is, naar gelang zijner grootte, beter bevolkt,
meer befchaafd, en met betere burgerlijke en ftaatkundige in-
richtingen voorzien; fchoon het veel laater, Am Jfia en
/jfrika , recht gekend en bevolkt zij geworden , en vee-
len zijner vruchten, kunften en uitvindingen, van bei-
de deze laatstgenoemde waereld-deelen ontleend hebbe.
Landbouw , Konflen , Wetenfchappen en Fabrieken , zijn
liier in den meesten bloeij. Haare tegenwoordige groot-
heid heeft Europa aan de uitvinding van her Kompas te dan-
ken. Door hetzelve ontdekte m^n Amerika, Zuid-Afrika
en Oost-Indiën, en juist deze drie aanmerklijke gedeelten,
te
C) Eene Duitfcbe, of Geographifche, Mijl wordt op 23611 E-l'ij«-
landfche voeten, en op omtrend «ur gaans, gereekend.
CtD Eene Quadraat- of vierkante Mijl is zoodanige, welke in dc
lengte en breedte eene Duitfche Mijl heeft, en dus even zoo breed is,
als zij zich in de lengte uitftrekt.
te zamen genomen , hebben eenen verbaazenden invloed ge-
had op die hoogte, welke Europa thands beklommen heeft,
ïmmers, heeft Afrika tot hiertoe Slaaven geleverd voor
haare Amerikaanfche Volkplantingen. Amerika geeft Europa,
Itoffe tot den handel met de Oost-Ihdiën, naamlijk goud en
zilver. Ajßa verfchaft koopwaaren van weelde , die den
Europeërs tot behoefte geworden zijn.
Het aantal van Inwooners reekent men op i^o en ^
millioen.
De Taaien in Èiiropa zijn bijkans verfchillende bij ieder®
onderfcheidene Natie; docb zij allen kunnen, gepastlijk,
tot 3 of 4 oorfpronglijke, of grond-taaien gebragt worden:
iiaamlijk, de Griekfche, Romeinfche, Celtisch-Scijcifche
en Slavonifche. De Duitfche, welke van de Celdfche af-
ilamt, wordt, behalve in Duitschland,odk in Zwitzerland,
Pruisfen, de Nederlanden , Cour land , Lijfland en Inger^^
mannland, gelijk mede in een gedeelte van Denenmarken,
tiongarijm en Zevenbergen, gefproken. Met haar zijn de
Deenfche, Zweedfche, Noorweegfche en Hollandfche taaien
vermaagfchapt. — Van de Latijnfche flammen af de Italiaan-
fche, Franfche , Spaanfche, Portugeefche en Wallachifchg
taaien. Het Engeisch is uit het Oud-Brittannisch, Latijnsch
en DuitsCh oorfpronglijk. - De tongvallen der Slavonifche
taal Zijn de Rusfifche, Hongaarfche, Poolfche, Boheemfche,
Mahrifche en Wendifche. Het Turkseh, dat in turkijen ea
Tartarijen gefproken wordt, heeft veele woorden uit het Ara-
bisch en Perfisch; fchoon ook, aldaar, het Nieuw-Grieksch,
uit het oude Grieksch afkomstig, gefproken wordt. — Het
Yslandfche is Oud-Noorweegsch , en het Finlandfche heeft
veel overeenkomst met het Hebreeuwsch.
De Europeefche Godsdienften zijn de Christlijke, de
Muhamedaanfche, dejoodfche, en de Heidenfche.
De Christlijke Godsdienst wordt verdeeld in de navolgende
Kerken, als
MENGELWERK. I. DEEL. 3.nbsp;Ï.VDÊ
-ocr page 74-i.^ De Roomsch-Katholieke. Deze heerscht iw'S'panje^
Portugal, Frankrijk, Italien, Polen ,Hon^arijen de Oos-
tenrijkfche Nederlanden. Ook vindt men haar in een groot
gedeelte van DuitscHland, in zoilimige Provinciën van ZpwY-
zeriand. Zevenbergen, Coiirland, Ierland, Qnin èé SteAtit
zoo wel, als op het Platte Land vamp;n éo Republiek der
zeven Vereenigde Provinciën.
Dè Eéden der Roomsch.Katholieke Kerk erkeiinen het
geestlijke oppergezag en gerichtshof van den Paus te/'iö?®;?.
Dit oppergezag , echter, is op onderfcheidene tijden zeer
verfchillende geweest. Voor zoo ver de Panferi, als opvol-
gers van den Apostel petrus tenbsp;aangemerkt worden,
wären dé alléreerfte Zendelingen, aldaar, de openbaare Pre-
dikers van jEsuè Leer, in de eerftequot;eeuw onzer gemeene
jaartellinge , zelfs zonder dat 'er eene openlijke Kerk be-
fiond. Van den jaare loo tot 325 waren zij BiSfchoppen té
Rome; van het jaar 3115 tot 607 Patriarchen, of Primaten,,
fchoon te gelijk met drie anderen. Van óóy tot 753 Opper-
patriarchen. Van 753 tot 1073 deeden zij zich, behalve
hunne geestlijke magt, ook, als waereldlijke Vorften gelden ,
ïiadat zij van den Koning van , pipijn, en zijneii
Zoon i E ARE L^è Gröoife , landerijen, landfchäppen en ge-
westen , ten eigendom ontvangen hadden. Van lo^'S tot
1300 poogden zij onBepnaide Heeren en Gébiéders over de
gantfche waereld te 'worden.' Van 1300 tot 1517 was hun
gezag, in geestlijke zoo wei als waereldlijke zaken , nog
zeer uitgeftrekt; fchoon echter niet zoo groot, als m dén
voorigen tijdkring, terwijl zulks, van tijd tot tijd, zelfs
door kerklijke Perfoonen aan hmi betwist wérd. Door de
Hervorming, eindelijk, welke in den jaare 1517 een aanvang
namj onttrok zich een gédeeltè dér Westerfche Christenen,
gantsch en al, aan het''pauslijk gezag, en zij, die hetzelve
nog erkenden, deeden'ztilks althands in waereldlijke zake»
niet langer gelden.
De
-ocr page 75-; 2.) De Griekfche. Deze Kerk heeft haaren zetel iii
Umland i hier en daar in 'Tiirkijen ^ in Polen, Honga^
rijen ^ en Balmati'ên^ .— Zij heeft haaren naam van Grie-
kenland, van Waar zij zich naarnbsp;en andere Gewes-
ten heeft uitgebreid. De Grieken, in Polen, Hongarijen en
Balmatien i die zich aan den Paus hebben onderworpen.
Worden £7»;Ve«, de anderen Z)«-f/wVe« genoemd. Tot op
de eeuw , waren de Griekfche en Westerfche Kerk een-
parig !n haar geloof. Maar, van dien tijd af, is de grond-
flag gelegd tot eene groote afzondering, welke, zelfs tot oj»
den huldigen dag, voordduurt.
SO De Evangelisch-Lutherfche. Deze vindt men in
denmarken, Noorwegen, Zweden, Pruisfen, Lijfland', In..
germanniand, Courland, in eenige gedeelten van Duitschr
iand en der Fereenigde Nederlanden, in Zevenbergen, Hon^
garijen en Polen. Zij heet de Lutherfche, naar haaren Stich-
ter,lüTher, Hoogleeraar tenbsp;wiens leerftellin-
lingen zijj Zederd den |aare 1517, gevolgdis. — Tot haat
behoort mede de Sekte der Herrnhuten,
4.) De Evangelisch - Gereformeèrde. Deze is gevestigd in
eenige gedeelten van Zwitz.erland, Duitschland, Zevenherf
gen^ Gróotbrittannien, Hongarijen, Polen, Frankrijk, en
de Fereenigde Nederlanden; fchoon In leden zeer merklijfc
minder, dan de Lutherfche en Roomfdie» Zij is geflicht ia
den jaare 151p door zwpnglius en calvinüs , waar-
van de een te Zürich, de laatfte te Geneve , Predikant
was. Hm m^m gereformeerd, èr^t U verbeterd, hebben zich
de Leden dezer Kerk aangemaatigd, uithoofde hunner ver-
klaarde herftellinge des christlijken geloofs. Eerst heetten
zij Zwinglianen , naderhand Calvinisten. De Zwitzerfche
Belijdenis, door hun aangenomen , werd eerst in 1530 te
J^azel vastgefteld, door alle gereformeerde Cantons te Araii
goedgekeurd, en eindelijk ook door eenige buitenlandfche
Kerken onclerteekend. In de Fereenigde Nederlanden volg-
B 2
-ocr page 76-to de Gereförineerden eene andere Belijdenis, welke i»
f571 in liet lichE verfchenen, door de Dordrechtfche Sijnode
in 1618 lierzien, en eindelijk in 1651 door de Kerkelijken
eenparig is aangenomen, Zederd den Westfaalfchén Vrede
in 1648 , zijn de Gereformeerden en Lutheranen, met den
naam betiteld van Proteflanten, uit hoofde van der laatstge-
noemden tegenfpraak (^protest), op den Rijksdag te Spiers
in 1525), tegen alles, wat de Roomsch-Katholieken tot ver-
hindering der Hervorming beiloten hadden. In Polen heeten
de Hervormden Dhfidenten; in Frankrijk, zederd 1^60, Huge-
noten; in Schotland VftxA.tnz\l Presbijteriaanen, oï Puri^
tefneny genoemd. — Tot haar behooren, eindelijk, dé bi]-
Zondère Gezindhéden dier Landèn, alwaar zij de Kerk van
Staat uitmaakt, welke in zommige opzigten van de Hoofd-
kerk verfchillen. Zoodanigen zijn de Disfetiters, Kwaakers^
Doopsgezinden en Remonftrmien, in Engeland en de Neder»
land fche Republiek:..
De Muhamedaanfche Godsdienst heerscht in het TurkfcHe
Rijk. Zijn Stichter was muhammed, een Arabier ,- uit
Mekka, afkomstig, die, in zijne meenigvuldige koopmans--
reilen, den rampzaligen toeftand van godsdienst-kennis zijner
Landgenoten ontdekkende, het prijslijk opzet nam, om de-
zelve te verbeteren. Bij eenen geduchten tegenftand, ech-
ter , verviel hij tot verkeerde en geftrenge middelen, om
zijne Leer te verdedigen, en voord te planten. Zijne vlucht
naar Jatschreb (*)., in den jaare 622, gaf a-anleiding tot zijna
volgende grootheid, waarbij hij gantsch Arabii'n asn z\]nlt;i
ze-
(*) Deze was de naam der Stad, naar welke, omdat zij met Mekka
m vijandfchap was , MunAMivrED zijne toevlucht jiain. Hem ter
cere, werd zij, naderhand, de Stad des Profeets (Medinat el Nabi},
en, bij verkorting. Medina (de Stad) genoemd. Van deze vlucht des
Profeets, in 622, hebben de Arabieren, en andere Volitcn, die zijiie
leer aaanaincn, h«ane tijdrekening begonnen»
zegevierende waapenen onderwierp, en alzoo zijne lioofdïee-
Ting wegens den éénen waaren God, wiens Profeet hij voor-
gaf te zijn, algemeen deed aanneemên,. Jlet Boek, waaruit
de Turken hunne godsdienftige kennis afleiden, heet (/e Ko-
ran, door muhammed's Schoonvader uit zijne nagelaten
papieren verzameld. De verbastering der toenmaalige Chris-
ten-maatfchappij, de eenvoudigheid van muiiammEP's
l.eer, uit de zamenftellen,van Joden en Christenen ontleend ,
bijzonderlijk gefchikt naar den aard dér Arabieren, en met
zeer weinige plegtigheden voorzien;,: en eindelijk de waape-
nen zoo van hem zelf, als der Kajifen, die hem opvolgden,
hebben de aanneming zijner Leer In zoo ver bevorderd, dat
millioenen menfchen,en gantfche Volken in Afta en Jfrikap
zoo als, behalve Arabieren, de Turken, Ó.Q Perfen, de
Mogollers, de Mooren enz., en dus bij ver het grootst ge-
deelte dS? bewoeners van den tegenwoordig hekenden aard-
bodem, dezelve thands openlijk belijden.
De Joodfche Godsdienst wordt bijkans in alle EuropeefchS
Staaten, mee uitzondering alleen van Rusland, Zweden ,
.Noorwegen, Portugal en Spanje, toegelaten. In Polen era
LHtkamen zijn de meesten. In Portugal en Spanje, Qoh-
ter, worden in 't geheim veele joden bemerkt. — Daar de
hebreeuwfche taal reeds lang afgeftorven is, en de klimaateii
lt;Jer Landen, alwaar zich de Joden nederzetten, van elkan-
deren zeer veel verfchillen, laat het zich ligtlijk begrijpen,
dat hunne godsdienst, voor het inwendige beiden en uit-
wendige, zeer ver vervreemd is van moses oorfpronglijke
snftelling.
De Heidenfche Gods- of Goden-dienst vindt men in de
HÏterfle noordlijke deelen van Europa , en wel voornaam-
lijk in eenige gedeelten des Rusfifchen Rijks. Zoodanigen,
die nog de Goden, de Afgoden, QuFetiché's hipier Voor-
vaderen aanbidden, zijn zommige Laplanders, de Samoje-
den, de Tfcheremisfen , en de Tfchuwafchen, Van tijd tot
B3nbsp;tijd.
-ocr page 78-tijd , echter , worden zij tot belijdenis van den Christen-
godsdienst overgebragt..
Dé Regeering-form in Europa h deels monarchaal, iX^
doör één Hoofd, repttblikemsch, oï door meer Per-
foonen te gelijk, belluurd. Zij heeft ii Monarchien-, als %
volftrekt willekeurige Keiferrijken, Ruslanden Turkijen, en
9 Koningrijken, of 7 willekeurige Vorftendoinmen
gal, Spanje, Napels met SicUi'én, Sardinien, ■Hongarijen,
Benenmarken met Noorwegen;, en Pruisfen, Zij bevat 13
repühlikeinfche Staaten \ als 5 aristokratifche , alwaar de
Vbornaamften des Lands regeeren. Holland ,Fenetiên, Genua,
Lticca cvi 'Ragufa ^ — ^ detnokratifche , alwaar het gantfche
Volk door eigen gekozenRegentenvertegenwoordigd Wordt,
Frankrijk Qi\ Marino, 'gamp;\\]k mede een gedeelte van Zwiu
zerlandf — 2 monarchaal - aristokratifche , waar de MQ'^
narch té gelijk het bewind voert met de Voornaamften des
Rijks, als het Roomsch-Keiferrijk en Polen: —- cn 2
narchdal-'d-emokratifche, alwaar de Koning regeert te gelijk
met anderen, die door het Volk gekozen worden, Engeland
eil ■ Zweden,,
In het tijdvak vóór Jefus geboorte, waren de Grieken en
Romeinen-de beroemdde Eüropeefche Volken. In deze
eeuvi^', heeft zich bijkans elke Natie door eenige bijzonder^
Boedanjgheden en voorrechten ondijrfcheiden, . . .
DE
-ocr page 79-BE KALIF EN DE DE RVI S.
Eene Oozterfche Gefchiedenis.
Eén der inagtige Kalifen (^^y'va. Arabien , die, door de
najaaging der vennaaken en wellusten van zijn Hof, hoe lan-
^■er ZOO traager werd in de vervulling der pligten van eenea
Beheerfcher der Geloovigen, verloor, door een droevig toe-
val, ééne zijner bemindfte Vrouweri.^ Zij ftortte aan zijn tafel
plotslijk ter aarde, Ontroóstbaar over dit verlies, gaf hi|
zicli gebeél-aan zijné droefheid over, vervulde de lueht met
een Md geklag, en hield op, zich langer te bekommeren
over de belangen zijns Volks. Zijn Vizier Q) ? een Man van
veel doorzicht en braaf heid ^ raadde hem ter verftroóijihge
een reisje naar de aangenääme landsdouwe van Bagdad;
doch dit hulpmiddel was zonder vrucht. De Kalif bieéf even
.onaandoenlijk voor alle andere voorwerpen, behalve dat al-
leen, waaraan zijne geheele ziel gehecht was. De Vizier
•begreep, dat, wilde hij zijn'/Meester aan het Rijk weder-
geven, 'er eene volkomene herftellirig nodig was. Het vol-
gende dacht hem tot dit oogmerk géfchlktst te wezen.
In een, niet ver van Bagdad gelegen, aangenaam woud ,
had een Dervis Ctt) zijn afgezonderd verblijf. De Kluife-
-naar was daar om ftreeks zeer beroemd wegens zijne heilig-
heid.
lt;;*) Zoedanigen werden weleer genoemd de Regenten des Turkfchen
S.ijks, eer de naam Sultan was aangenomen, als beteekenende opvol-
lt;rers van iiuHAMMED. Na deszelfs overlijden, wei'deM zij, onder
2ien naam, tot Vorften gekozen; doch wai-cn te gelijk de Vooi-ftanders
€n Leeraars van den Godsdienst. Zij hadden, dus, niet flechts hec
roer van regeeringe, zelfs over de Legers., in.handen, inaar hielden
éok openbaare leerreden, en fpraken het gebed in de Tempels, of
(t) Staatsdieaaar aan het Turkfdie Hof. De eerfte in rang wordt
4e Groot Vizier genoemd. ■
Ctt) EenTurkfche Monnik. Zomtijds beteekent deze naam, ook»
©pziener over de Moskeen, of Priester.
B4
ro
heid. Van hem ging een algemeen gerucht, dat hij zomtijtk
verwaardigd werd met verfchijningen van den Profeet, mee
gezichten en droomen, die hem de toekomst van waereldfche
gebeurdtenisfen en de verborgenheden des hemels openbaar-
den. De Vizier fpoorde hem op, onderrichtte hem wegens
den toeftand zijns Gebieders, en ondervroeg hem wegens de
genezing, „ Raadpleeg,quot; zeide hij , „ den grooten Pro.
„ feet, en, wanneer ik binnen kort met den Kalif vóór uw
„ hol verfchijn, deel hem dan medé, wat de Profeet u -e-
„ zegd heeft.quot; De Dervis begreep den Vizier, en beloofde
hem, aan zijn verlangen te zullen voldoen.
De Vizier overreedde den Kalif, eenige dagen daarna, in
dit bosch te gaan jagen. Ongemerkt bragt hij hem aan hec
hol van den Dervis. „ Wie onthou^Jt zich hier?quot; vroeg de
Kalif. „ De beroemde Kiuifenaar,quot; andwoordde de Vizier
„ van wien gantsch Bagdad, en al wat hier om ftreeks. isl
„ met lof gewaagt. Beveelt gij het, Beheerfcher der Geloo!
„ vigen! dan willen wij hem bezoeken; mogelijk deelt hij
„ ons de eene of andere nieuwe verfchijning mede.quot; De
Kalif liet zich bewegen, om mede in het hol te gaan. Hier
vonden zij den Dervis in de droevigfte houding op deu grond
zitten , zugtende en weenende, zonder zijne oogen te wen-
den naar de Perfoonen, die thands zijne wooning naderden.
De Vizier wilde, dat hij oprijzen, en zijnen eerbied zou be
toonen jegens den magtigen Beheerfcher, die vóór hem
ftond, „ Ach!quot; hernam de Dervis al zugtende; „ gij be-
„ veelt, en ik moet gehoorzaamen; maar nog beef ik van
„ 'wege der verfchijning , welke mij in de laatst afgelopen
„ nacht gegeven is. Nog zidderen alle mijne leden, en ik
„ kan mij naauwlijks voor over buigen, om mij voor den
„ Beheerfcher der ivaereld in het ftof te vernederen.quot; Dit
gezeg trok des Kalifs oplettendheid. Hij wilde de verfchij-
ning weten. „ Uwflaaf,quot; vervolgde de Dervis, „ bidt
te mogeii zwijgen, Sléchts duister zweeft mij dat geheim
„ voor
-ocr page 81-„ vooroogen, het welk mij werd voorgefteld: maar, mij
„ dmikt, magtig Beheerfcher! het treft U nader, dan Gij
„ misfchien vermoeden zult.quot; De Kalif werd nu des te be-
geeriger, om het te weten, en beval hem te fpreken.
„ Onmiddellijk na het gebed, quot;dus fprak de Dervis, „ dac
f, ik heden middernacht tot den Profeet opzond, viel ik iti
„ eene verrukking. Het was even als of ik mij vóór het ge-
„ richt des Almagtigen bevond. Een Engel bragt een grooc
,, Boek, waarin de naamen Honden opgeteekend van allen,
„ die hunne piigten betrachten. Overluid werden alle dezelven
opgelezen. Ik hoorde aldaar de naamen der genen, die uwe
kameelen en paarden voederen, de naamen uwer Lij fwach-
„ ten, die U befchermen, de naamen van hun,die U dienen
voor uwen troon. Ook werd het getal opgenoemd van hec
gedierte, dat weeklijks uwe ttifel voorziet, dat derft, om
„ U te voeden, naar het oogmerk^waartoe de Almagtige hec
„ voordbragt. 'Er werden opgenoemd vijfhonderd Schaapen,
» honderd Runderen , zesduifend van allerlei Gevogelte
„ vierduifend van allerlei Visfchei), en andere Dieren meer,
„ die elke week gedood worden,om u ce voeden. Een ftem
„ riep: „ „ Goed zijn de Slaaven van dgn Kalif, die zijne
„ „ kameelen drijven,goed alle de Schepfelen, die hem voe-
s» „ den : maar Zijn naam worde onder dezelven niet ge-
9, „ noemd! Zoo veele handen houden zich voor hem onle-
« dig; zoo veele dieren fterven ten zijnen behoeve , en Hii
quot; quot; 7nnlnbsp;geenerlei opzigt aar
quot; quot; SemïSenquot;'»^'quot;'^'-'^ gelijk de Schaden,
„ „ die nem ipijzigen. — Hier werd het Boek toeffefla-
„ gen en uw naam,_ó magtig Beheerfcher der Geloovi-
„ gen! flond daar met _in. Een fchriklijke angst beving mijne
„ leden. Zelfs nadat ik tot mij zeiven kwam, zelfs nog op
.5 du oogenblik, bevangt mij een kille fchrik.quot;
j ^ Tr ^ ~ melden de Jaarboeken — verliet het hol
van den Kluifenaar, niet zonder een ernffigst nadenken. Hii
vestigde zijne aandacht op zijnen tegenwoordigpn toeftand
gevoelde de nadruklijke vermasning van denDervis,en le^rda
zich met allen ijver toe op de handhavening van de belangen
ces ivijks, welken hij reeds zoo lang verwaariopsd h^d
M O P.
-ocr page 82-Een eud Jrkadisch tafereel. (*)
In dat gedeelte van Arkadicn, faet welk aan grenst, dac
land der feesdijke fpeelen,is een beek, welker helder water,
daarlangs ftroomende, de zijde van eenen kleenen tempel be-
fproeit, welken euriton aan de Zanggodinnen heiligde.
_0p fierlijk gebeeldhouwde zuilen liet hij het gebouw rusten,
't ' welk om zijne kunst eerv#ardig is, en in den tempel zelf
plaatfte hij de beeldtenisfen dier Godinnen, zoo als zij, in
de fchoone nachten van Bloeimaand, aan den oever des Eu-
rotas, in eenen zusterlijken dans, arm aan arm geflagen,ten
reie gingen. Want de Dogters van jupiter fchonken euri-
ton , boven alle Herders, de gave des gezangs, en ook
'daarom ftichtte hij haar uit dankbaarheid dezen tempel. —
Derwaards nu begeven zich de Herders, wanneer zij choor-
gezangen willen aanhelFen , en dè Herderinnen , om haare
Maij - danfen te vieren. Zoo brengen zij aan de Dogters van
MELPOMENE aangenaame vruchten en fchoon gevlochten
kranfen. Dikwerf brengt 'ook een jonge Herder der gave ,
welke hij door haaren bijftand verkregen heeft, het olFer van
een lam, of een kunstig gefneden afbeeldfel vanof
Cupido, of ook de beeldtenis zelve van eene der beminiijke
Zusters.
Op zekeren tijd, bragt mo p s u s aan dé Godinnen een jong
lam'ten offer: want op den volgenden dag was het Feest ver-
fchenen van hetSchaap-fcheeren,het welk deLandbewooners
aldaar voor één' der grootfte feesten houden., met uitzonde-
ring alleen van die genen,■weiken zij aan de Goden wijden,
die Am.Olijtnp bewoonen. Daar zingen dan de Schaapherders
om den prijs, welken de Meisjens aan hen uitdeelen, die tot
iof haarer Herderinnen de beste liederen zingen. Zoo bragt
ook
Gevolgd naar het Hoogdtjicsch van s. l. schneil, yan
j^i-gMf»
-ocr page 83-©ok mopsus zijn lam, en, .bij het offeren, bad hij in dezer
voege tot de Zanggodinnen: „ ó Gij Dogters van den He-
melbewooner, (Jen prachtig getroonden Zoon van den ou-
„ den SATURNUS! Opent nwe ooren voor mijn begin, en
,, verleent mij morgen 4e kracht, om verrnkkende toonen te
„ flaan tot lof der blonde amarillis ! Zeer onlangs zag ik
„ het Meisjen, wanneer zij bloemen plukte aan den voet des
i, heuvels. Al danfende, bragt zij de bloemen in haare hut,
,, en plaatfte die vóór het glas van haar verblijf in eene kunstig
„ gefneden vaas. , Daar ging ik nu, als het nacht was, naar
j, de hut van het lieve Meisjen, nanj de vaas en de bloemen
i, weg, en ftelde eene andere in de plaats, die ik zelf gefne-
„ den, en waarop Cupido gebeeldhad, wanneer hij met
j, zijne kleene vingers de punten zijner pijlen beproeft, ea
,, vulde die met violieren en roofenknoppen, en andere lief-
i, lijk waafêmende bloemen. Nu bewaar ik de vaas van am a-
„ rill is, en haare bloemen, in mijne vreedzaame hut. On-
„ langs vroeg mij mijn' Zuster: mopsus! Lieve Jongen,
„ zeg mij eens, waarom past gij zoo zorgvuldig op deze
„ bloemen? Schalkachtig vroeg mij zulks dat lieve Meisjen;
„ want zij herkende zeer wel de bloeinen-vaas haarer Vrieii-
„ dinne. Ik wilde haar andwoorden; maar mijn tong flot-
„ terde, en mijne wangen bloosden.- Ach! gij vriendlijke
„ Godinnen, die mij zoo dikwerf genegen waart, wanneer
„ ik met eenen Herder om een Lam, of om een huppelend
„ Geitjen zong, verhoort mij nu ook dit maal, en geeft, dat
„ het Meisje den Jongeling genegen zij, die haar reeds zoo
j, langen tijd bemint!quot;
Dus fprak de Herder. Jonge Zephirs fpeelden met de lok,
ken van den geknielden Jongeling, terwijl anderen hem algt;
lerleie aangenäame geuren toewaafemden, anderen zijne gloei,
jende wangen verkoelden.
Nu wilde hij te huiswaards fpoeden. —- — Maar hoe aan-
genaam werd hij, zich omkeerende, verrascht! Want zie!
Mopfiis.
is'gter hem ftond amarillis, m blonde lokken gehuld. Zij
droeg een krans in de hand, dien zij den Herder op het hoofd
wilde zetten. Haare kudde weidde rondom den Tempel, en,
wanneer zij den lieveling haarer geheimlle gedachten zijn
offer zag brengen, floop het nieuwsgierig Meisjen ftil daar
henen, om den wensch van den biddenden te beluisteren,
ö Hoe zagt ontftelde het Meisjen, toen de Herder zich om-
keerde! Haaré arm, dien zij reeds had opgeheven, om den
Jongeling te bekranfen, zonk fchierlljk ter zijde neder, en
een blos van fchaamte verwde haargantseh gelaat. Nu hield
de Herdersknaap eenige iningefprekken met het bekoorlijk
Meisjen, en vernam met eene blijde ontroering , hoe zeer
2ij, ook wederkeerig, hem beminde.
Hand aan hand 'huppeiden mopsus en amarillis naar
liuis. In het volgend jaar lichtte Hijmen hen met de huwe-
lijks-fakkel, en de Herders vierden den echt van dit getrouw^
Paar;, met vrolijke fpeleh en aangenaame danfen,
# ■ • ? . ■ .f
Zoo leefde men in de gouden eeuw, wanneer de geldzucht
•bij'de eenvoudige menfchen nog onbekend was. Deugd al-
leen en eenvoudigheid van zeden gold boven alles. Onlchul-
dige boert vervrolijkte de gelukkige, voor nijd onvatbaare
Herders. .Na den volbragteu arbeid, vermaakten zij zich des
avonds met danfen en vrolijke fpelen, en verveeling was dezen
veldelingen eene onbekende fmart. In vrede en vrijheid dar-
telde de Jeugd den manlijken leeftijd te gemoet, en, onder
eene wel te vreden bearbeiding van zijnen akker, verwden
zich de hairen op den grijzen fchedel des afgeleefden Mans
Hiet eene fneeuw-kleur. Vergenoegd over zich zelf zag »
eindelijk,de Grijzaard met blijdfchap het oogenblik naderen,,
waarop hij, aan gene zijde der EHfeefcke velden,herleeveii,
;z,i3nen voorigen Jongelings-ftand hernemen, en de voorma^quot;
Jlge b-szigheden vau zijngn bloeijenden leeftijd pp njeuw
zoude hervatten,
ODE
a8
O JB E
AAN
HA SE H
O N V i; D JS 3L .
7iietme£^ Âaerty
4 , / [^jl
i
m
s
rtl?i h irilfl plJi^f'
T^den^ Tyandc^a^ Tuetia^^^^^
t^ ^ -s
vaZl^ ÂecTie^n/ -tr^n-
ié
f ^
-ocr page 86- -ocr page 87-O D
AAN
NA EEN
Naar het Hoogduitsch van moses mendels-zooNj
en op Mufiek gefield.
i'
Wh
De donder, die door 't luchtruim raasde,,
Wiens fchor geluid het hait verbaasde.
Rolt door den dampkring niet meer heên.
De lucht, van zwavelflofièn zwanger.
Doet nu den wandelaar niet langer
Langs 't veld angstvallig heenen treén.
De ftormwind zwijgt, teelt nu geen kommerJ-
De windjes fiiisfen door de lommer,
Bewandlen 't riet en klaverveld;
't Gepluimde Koor zingt kieuwe zangen 5
De jonge roos, die 't hoofd liet hangen,
Ziet haar verioreis blos herfteW»
Wie is het, die iii *t noorden ftormde,-
De wolken tot gebergten vormde.
Het firmament fchraagt, door zijn liand?
Wie is dat eeuwig Alvermogen,
Wiens niagt de bonte regenbogen
Van pool tot pool zoo heerlijk fpaiit ?
Gij zljc het. God! voor mij zoo tcdei'.
Mijn Rots, wiens adem 't donderwedef
Ontfteekt — den vloed, den ftorm ontnuït'
Het rnelsc verderf weet afteweeren,
Planeten doet als gras verteeren,
Natuur in haare vreugde ftuit.
Toca
Uw lach verllert de groene toppen,
Bedaauwt de vriichtbre regendroppen.
En hult het dal met pracht en praal;
Gij wenkti de waereld wordt verbroken,
Als damp, door zwoeler lucht ontftokenj
Als vonken uit geflagen ftaal.
Wie kan uw heerlijk voetfpoor meten?
Gij treedt op fterren, op planéten.
En zijt met de eeuwigheid getooid!
Uw hand goot groote waereldbollen,
Deed drupjens tot gewrochten ftoHen,
Die ge als ondeelbre deeltjens ftroöic.
Toen duisternis het ijdel vulde.
Natuur in 't graauwe dekkleed hulde,
Waart gij het, die haar fcepter brak.
Het groot heelal, vol wonderheden^
Deedt gij uit niet ten voorfchijn treden.
Zoodra uw fcheppende Almagt fprak.
Gij geeft een' wetik, en duizend zónnen
Gaan op uic duizend rijke bronnen
Van 't eèuwig licht, dat Gij gebiedt;
De ontelbre heldre hemellichten.
Die uwe magt en wijsheid ftichtten.
Hing uwe hand aan enkel' rtiëU
Hoe groot, ó God • is 't geen gij werkte!
Niet groot alleen in magt en fterkte,
ó Neen: uw teder liefdevuur
Zie ik in all' uw fchepflen praaien j
Het fchiet zijn koesterende ftraalen
In 't kleenfte wormpje der Natuur!
Het waereldlicht, dat met zijft gknfen,
In 't ruim verfchiet der hemeltranfe,n,
ÏJw kleed met goud en pinper;boordt,
Tooit niet alleen den trotfchenr ceder.
Maai- ook het klaverblad, zoo teder,
Zoo nedrig, ia zijn kagen oord.
Zoo
Zoo fpijst Gij ook, met tnilde bänden.
Het Ideen Infekt, aan groene wanden.
Den Zanger, die ons hart ontvonkt.
Zoo wel als de eer van uw vermogen.
De Menfchen, die uw' naam verhoogen.
Door 't heerlijk beeld, dat gij hun fchonkt.
Stijg Gij in ffilte naar den hemel.
Mijn Geest! onttrek n aan 't gewemej
Van 't ligtverganglijk logge ftof;
Rlim langs de keten aller dingen.
Van trap tot trap, door de opperkringen,
Tot God, en tvijd hem uwen lof!
Wilt, vluggevlerkta Zangkoraalen!
Uit uwe hemelkreitfen daalen!
Zingt Gij in 't ftof uws , Scheppers eer ï
Buigt Gij, 6 Bosfchen! fpitfe DuinenS
Uw trotfche, hoogverheven kruinen.
Eerbiedig voor uw' Maaker neCrt
Dat waerelden zijn grootheid zingen t ^ '
Loof hem, 6 fchakel aller dingen J
Hef dank- en glorie-Hedren aan!
Neen, zwijg I uw ftanielende toonen,
Uw zang kan min Gods goedheid kroone«»
6 SchepHenheir! dan uw beftaan.
V 0 0 II
VROUWEN,
Art. VI. Huisboek voor Vaderiandfche Huisge-
zinnen , i/öor j. f. martinet. qfmolg
en Slot van bladz. 15.)
De zesde Brief van martineVs vQöxtXQ^ïik Huisboek iis
gericht tot Khaderen, en wel eerstlijk tot zoodanigen, die
zich nog in het aanzijn hunner Ouderen verheugen. Derzei-'
ver pligten omtrend hunne Ouders bepaalt hij tot dankbaar-
heid, liefde en gehoorzaamheid; willende voords, dat zij
dezen op alle mooglljke wijze behaagen, inèt dezen eensge-
zind werken tot huishoudenlij k genoegen en voordeel, hurt-
ne gebreken verfchoonen, nimmer toelaten, dat iemand hert
lastere, en hen, bij kiekte of fterven, alle mooglljke hulp,
troost, verkwikking en opbeuring toedieneit. Gaara haddeii
Wij gezien, dat de Schrijver,hier, den toefland der Óudereii
en den leeftijd der Kinders naauwkeurig onderfcheiden had;
fchoon wij erkennen, dat 'er, ten dezen aanzien, in het vak
der algemeene zedenkunde, nog êene apnmerklijke gaapfn^
ïS ,bij mangel der zeer gewigtige onderfcheidmgj dat Kindera
eindelijk Menfchen worden. — De pligten dér Kinderen Ort-
der eikanderen brengt de S. tot veertieii, die allen op het
ééne punt van hartlijké liefdie uitlopen. Hij dringt derzelver
volvoering door Verfcheiden bewéegmiddelen êifl^Uig aaa,
I. deel.nbsp;Dnbsp;klag-
klaagende te gelijk weemoedig, fchoon gegrond, overX-
fchaarschheid van derzelver betrachting. Hier had de,
toch wel de redenen dier fchaarschheid en de middelen ter
wegruiming kortlijk mogen aanftippen, of anders de geheele
klagt weglaten. — Voords, befchrijft hij de betreklijke piig-
ten, a-is van Ouderen jegens de Jongeren, en van de laatften
jegen^ de eerllen^ en beflutt met eenige 1-esfen ,welke ondeug-
den zij in den omgang met eikanderen moeten vermijden.
De zevende Brief behelst de régelen van gedrag voor de
JongeUngfchap. — Zeer gepast begint de Hr. m., met den
Jongeling zijne waarde te doen gevoelen, en daarop died
grooten pligt, de rijke bron van zoo veele anderen en het
behoedmiddel tegen veele ondeugden : heb eerbied voor u
delven! te gronden. De Jongeling bouwe op den grondflag,
door zijne Ouderen gelegd, vlijtig voord, en befchaave ver-
der zijn, verftand, leze ten dien einde uitgezogte boeken ,
(^waarom hier geen enkel woord over de Romans T) en waa-
yene zich tegen de aanvallen van het ongeloof. Hij zorge
bovenal voor de verbetering van het hart. Hiertoe geeft de
S. uitmuntende leslen. Hij jage,door wijsheid en braafheid, _
naar eer of eenen goeden naam; maar maatige de zucht na^ar
lof, en wachte zich vqor den hoogmoed. Hij legge zich toe
op nederigheid, voordfpruitende uit een zuiver verfland ,
hetwelk de dingen naar waarde fchat, en geene verdienftea
in onverfchillige zaken ftelt. — Nu wordt het tijd, zich tot
een beroep te bepaalen. Ieder ligt onder de verpirgti'ng, ora
een te kiezen. Geen beroep is verachtlijk. Men kieze een
beroep 5 overeenkomftig met zijn geftel ,met zijne geaardheid,
met zijne omüandigheden, dat eerlijk is, onafhanglijk maakt,
nuttig is voor de maatfchappij, en zalig voor de Ziel. Hierop
volgen zeer gepaste lesfen tot eene getrouwe waarneming van
het gekozen beroep. De Jongeling behoeft zich, echter, geen
Haaf van zijn beroep te maaken ; hij heeft uitfpanning en
vermaaken nodig; de vriendfchap doet ons derzelver zoet
recht
-ocr page 93-jfeciit proeven. Hier leert ook de S. de waare vriendfchap
kennen, en toont, hoe dezelve te maaken, aantekweeken,
ien te onderhonden. Vervolgend«, telt hij eenige geoorlófdè
Vermaaken voor den Jongeling op ; als wandelen , reizen,
dammen , fchaaken , teekenen , briefwisfeling ; dit laatfta
echter met de nodige behoedzaamheid. Geftreng is zijn oor-
deel over het kaartfpel; fchoon het meeste, hetgeen hij hier-
tegen zegt, op het dammen even toepaslijk is. — Kolven eil
billiarten wordt hier niet genoemd. Gaarn onderfchrijven
wij veelen zijner aanmerkingen over den Schouwburg; dan,
menverbetëre deszelfs inrichting^ men pleite niet voor den-
zelven, als eene fchool dér zeden; — en hij zal ten minften
een onfchuldig, zelfs een nuttig,tijdverdrijf worden, fchoon
altijd in eenen betreklijken zin; maar in hoe veele opzigten
geldt dit ook niet op zommige kanfels? — De aanmerkingen
over het nut derMuliek, der goede Gezelfchappen, en in-
zonderheid van Vrouwen, — (waarom toch of men nog, in
veele plaatfen van ons Vaderland, aan die oude , ftijve en
firoeve mode verllaafd blijft van bijzondere Mannen-en Vrou-
wen-gezelfchappeni iets, dat zoo nadeelig is voor den fmaak
en de goede zeden van jonge Lieden?) — als ook de voor-
fchrifteii ter regeling van het gedrag in de gezellige verkee-
ling, hebben allen onzen hoogften bijval,en zijn voor jonge
Lieden ten hoogften lezenswaardig. Natuurlijk brengt die
den S. tot het onderwerp der liefde tot de Sexe, als ook toÊ
de befchouwing van het laage en gruuwlijke, van een Meis-
jen te misleiden. Verfchrikkend is het tafereel, 't welk hij
ons hiervan fchetst. Zeer wijs zijn de voorgeftelde regelen,
bij het vrijen i\\ acht te nemen; en, niet gemaklijk, zuU'^'^
des S. gronden , waarop hij voor het vraeg huwen ernllig
pleit, omvergerukt kunnen worden, ó Hoe wenschÜjk ware
het, dat zij in deze eeuw , waarin de ongehuwde ftaat zoo
algemeen, en het huwelijk bij veelen een ondraaglijk juk is,
tot groot nadeel voor de bevolking en verwoesting der maflc-
D snbsp;fchap-
-ocr page 94-fcliappijen, meer bekend en bedache wierden! Ter dezer ge-
legenheid , voert de S. eene merkwaardige bijzonderheid aa«
van echte Vaderiandfche rondborstigheid eener jonge Juffer
bij het aanzoek tot een huwelijk, welke verdient gelezen t®
worden. Zijn raad aan jonge Lieden, in het geval van onre-
denlijke Ouderen, die zich willekeurig tegen een huwelijk
verzetten, moet vrij wat uitzondering lijden , in eene eeuw,
waarin het licht der wijsbegeerte de rechten der menschheidi
nader heeft aan het licht gebragt.
De ogtfte Brief aan de jonge Dogters is ten uiterflen be-
langrijk. De Hr. m. behandelt dit onderwerp, met alle de
rondborstigheid van een eerlijk, met alle de kieschheid van
een wellevend Man, en houdt geduurig in het oog, aan wie
hij fchrijft. Hij begint, met haar het juiste denkbeeld van
haare waarde te geven. De huishouding is haar groote post,
zonder onderfcheid van rang. Na deze, volgt de zorg voor
de gezondheid, waartoe voortreflijke leefregels worden voor-
gefchreven, als ook goede voorfchriften voor het gedrag in
ziekte. In allen arbeid vaardig te zijn, een afkeer van uit-
huizigheid en van de ijdelheden der waereld te voeden, ea
de eenzaamheid te beminnen; dit alles zal haare waarde ver-
meerderen. Dit geeft aanleiding tot zeer gegronde aanmer.
kingen over de vrouwlijke gevoeligheid en het overdreven
fentimenteeie. Tot naderen aandrang daarvan raadt hij eene
geftadige herinnering haarer hoofdpligten , waartoe hij ge-
paste hulpmiddelen aanbiedt. Raadgevingen, om haar waar-
nemingen over zichzelven in alle voorkomende zaken tre
leeren maaken, regelen tot vorming van haar verftand, aan-
wijzing der dwaalingen, en voorfchriften wegens- de verfte?-
king des geheugens en het rechte gebruik des verftands, zijn
ontleend uit gellerts Zedekttndige Lesfen en een ander
werkje aan mijne jonge Vriendin, welken hij zeer aanprijst,
en waarbij marezoll wel mag gevoegd worden. - Heusch-
heidenzagtheid zijn haare grootfte bekoorlijkheden. Nieuw?-
gie»
-ocr page 95-gieri^cid en gemelijkheid moeten onderdrukt worden; ze-,
digheid, zelfs bloóheid, ftaat haar altijd bevallig. Niets is
kostlijker, dan de tijd, en deze moet, ter verkrijging van
nutte kundigheden, inzonderheid van raenfchenkenuis en van
den godsdienst, ais ook tot godsdienstoefenuigen aangelegd
worden. Het lezen is haar zeer nuttig, met uitzondering ech-
t-er van de werken van ongeloovigen, romans en tooneelftuk-
kcm (dit laatfte echter is te ftreng en te algemeen). Mufiek,
handwerken en brieffchrijven zijn nuttige uitfpanningen, ech-
ter onder redelijke bepaalingen. Sierlijk, eenvoudig^ zin-
delijk, welpasfend kleeden wordt niet gewraakt; terwijl de
ij delheid en verderflijkheid der mode treffend gefchiiderd
wordt. — De laage gierigheid moet geenszins met de prijs-
waardige zuinigheid verward worden. Verkwisting en pronk-
zucht zijn even haatlijk, als knibbelarij en dingziekte bij hec
koopen. — De geoorlofde en nuttige vermaaken worden vaa
de ijdelen en fchaadelijken naauwkeurig onderfcheiden, en^
daar gezelfchappen zulk een groot deel van dezelven uitmaa-
ken, worden hier voortreflijke regels voor haar gedrag in den
omgang voorgefchreven. Aangaande de zorg voor haarea
goeden naam en voor haare eer, worden de beste lesfen en
middelen voorgedragen. Bovenal verdienen de uitmuntende
aanmerkingen over de liefde, devrijaadje, en het huwelijk,
door alle Meisjens, die haare waarde kennen en op duurzaam
gelixk prijs ftellen , naauwkeurig overdagt te worden. Dit
alleen moeten wij aanmerken, dat de lijdelijke gehoorzaam-
heid aan den dwingenden wil van despotieke Ouderen, bij
deweigeriHg van een huwelijk, waartegen niets gegronds is
intebrengen, nimmer kan gebillijkt worden, en dat het ver-
derflijk plaats hebbend gebruik, waarbij de onderlinge
kennis van jonge Lieden zeer moeilijk gemaakt, en het be-
danken aan de eene of andere zijde als iet fchandelijks ge-
reekend wordt, den Schrijver fchijnt ontglipt te wezen:
D 3nbsp;waar*
waartegen wij van zijne welverfneden pen gepaste iiulpraid-'
delen gewenscht en gehoopt hadden.
In den negenden Brief, aan de Hoofden der Huisgezinnen
gericht, handelt de Hr. M, over het beftuur der Dienstboden,
Zijn eerfte voorfchrift is, de menfchenwaarde altijd in hen te
erkennen, en hen, uit aanmerking van den ellendigen ftaat
der afhanglijkheid en dienstbaarheid, met zagtheid, teder-
heid en medelijden te behandelen. Men moet echter altijd
zijn rang wel béwaaren, 't geen het best gefchiedt, door een
ïoflijk voorbeeld te geven. Verderfiijk voor de nederigheid
acht hij het te recht, zijne dienstboden pragtiger, dan zich
zeiven, te kleeclen, of hen zijne afgelegde kleederen te laten
drilgen. Om hen wel te beftuuren, moet men hen aan zich
verbinden, hen hunne minderheid niet te zeer laten bemer-.
ken, zich voor gemeenzaamheid wachten , en hunne vlijt
aanmoedigen. Men vergunne henj iet nuttigs te lezen, ont»
Wenne hen het kouten op ftraat, late hen den Zondag flip^
waarnemen, en vergunne ben een avond in de week tot uit
fpanning. Men houde een' verftandigen regel in arbeid en
rust. Men leere hen voor hunne gezondheid zorgen, en be»
handele hen in ziekte met alle menschlievendheid. Men ver-
hoede alles, wat hen tot ongetrouwheid zou kunnen verlei«
den, en doe hen de trouw boven alles waardeeren. Men
zorge ook voor het behoud hunnes goeden naams. Men
trachte de verbeterbaaren met alle zagtheid te verbeteren, en
xende de onbekeerlijken weg: tot het eerfte worden zeer vcN
ftandige maatregelen voorgefchreven, als ook voor een om-
zigtig gedrag, wanneer men meer dan één dienstbode houdt, ■
Eindelijk zorge men voor hun onderwijs, zoo wel ten aan-
zien der onmisbaare eerfte-kundigheden, ais inzonderheid vaii
den godsdienst, waaromtrend de onkunde zeker befchreiens-
waardig is. Werden deze voorfchriften beftendig in acht ge-
nomeu, wij durven verzekeren, dat zij van den weldaadig-
fteu
-ocr page 97-flcn invloed zouden zijn ter verbetering van zulk eene talrijke
clasfe van wezens, .die nu, helaas! in den ftaat der dienst-
baarheid verlaagd en bedoryen , tot verfpreiding van het ze-
denbederf in de geheele maatfchappij onbedenklijk veel toe-
brengen, terwijl zij op de huislijke rust en deugd mede eeneii
gewigtigen invloed hebben.
Zoo zeer de Schrijver zich kan ftemmen in den toon der
6jne befchaafde waereld, zoo zeer weet hij zich ook meester-
lijk te fchikken naar den fmaak van laagere rangen. Dit be-
wijst zijn tiende Brief aan Dienstboden. Eenvoudig'zonder
platheid, roerend en gemoedlijk zonder dweeperij, zoekt
hij, bij de verlichting van het verftand, ook het hart te tref-
fen.Na eene gepaste herinnering,hoe weinig hunne ftand hen
verlaagt, vermaant hij hen tot de inachtneming der volgende
bijzonderheden , dat zij niet telkens verhuizen, niet enkel
om loon dienen, de belangen van het huis getrouw, eerlijk
en belangloos behartigen , den godsdienst ftipt waarneriien,
in alles zich onderworpen, gehoorzaam, getrouw en opregt
betoonen, niet te veel tijds verftapen, en zindelijkheid met
blijgeestige vergenoegdheid paaren. Ernftig waarfchuwt hij
hen tégen eigenzinnigheid, verboden nieuwsgierigheid eit
praatzucht. Gepast zijn zijne voorfchriften nopens den om-
gang met gebuuren. Wij hadden echter meer uitvoerigheid
gewenscht in de raadgevingen omtrend de behandeling vaa
kinderen: dit toch is één der belangrijkfte opzigten.: E'inde^
lijk, vermaant hij hen tot de uitgeftrektfte vredelievendheid,
maar prijst hen tevens het verhuizen aan, wanneer de belan-
gen der deugd zulks vorderen.
De elfde Brief keert tot de Hoofden der Huisgezinnen te
rug, inzonderheid met betrekkinge tOt den huislijken en
openbaaren godsdienst, zonder denwelken geen waar geluk
in de maatfchappij beftaat. Godsdiénftigheid is dus het echtst
bewijs van waare Vaderlandsliefde. Uitmuntend zijn des
Schrijvers aanleidingen tot eene vtuchtbaare beoefening van
D 4nbsp;dea
-ocr page 98-den huislijken, en ook van den openbaaren godsdienst; ter
bevordering hiervan geeft hij een aantal vragen op, over wel-
den een Huisvader met zijne Kinderen en Dienstboden flieht-
lijk kan praaten. VervOlgends, handelt hij over het bidden»
bijbellezen, en bijbelverklaaren, waartoe hij hulpmiddelen
aan de hand geeft, en befluit met een trefend betoog der
vpordeelen van den godsdiénst.
Eindelijk, richt de Hr. m. zich tot de Ouden van dagen»
Hij ziet met hen op den verlopen tijd terug, en vestigt hun
oog op den tijd der jongheid, om hiermede hunnen tegen-
Woordigen toeftand te vergelijken. Natuurlijk is de flotfom
zeer ten nadeele; terwijl hierbij nog andere bezwaaren ko-
men , tot welker wegruiming hij eenige bekwaame genees-
middelen aan de hand geeft: en nogtbands zullen dezen in de
meeste gevallen krachtloos zijn, indien zij niet gepaard gaail
Vi^imvCïgt werkzaamheid, waarop, tot onze verwondering
(des Schrijvers aaadacht niet gevaHen fchijnt. Wij wilten niet,
dat de Ouden van dagen, zonder onderfcheid, hun beroep,
in Zijne gantfche uitgeftrektheid, tot aan hunnen dood waar-
nemen ; maar alleen , dat zij hetzelve, naar maate hunner
vermogens en gezondheid, zoo veel verminderen, dat bét
lien eene ligte, verftrooijende bezigheid verfchaft. Alle de
opgetelde bezwaaren des ouderdoms hebben wij meest alleen
bij zoodanigen aangetrolïè», die ongelukkig te vroeg op hec
denkbeeld gevallen waren, om hunne bezigheden met eene
vadzige rust te verwisfelen, maar allerzeldzaamst bij dis
grijzaards, die zich verpligt oordeelden te werken, zoolang
het dag is. Na deze voorfchriften, leidt hij hen op tot eeno
tiuttige bepeinzing van de ontelbaare en onwaardeerhaare ze-
geningen, welken zij aan Gods onverdiende goedheid zijn
verfchuldigd, vermaant hen, om bij gepaste gelegenheden
nutte lesfen te geven, en in tijds orde op hunne zaken te ftel-
len. Eindelijk maakt de dood eene fcheiding uit deze wae-
Tclds waartegen hij gcmoedlijke vertroostingen aaubiedt, cn
ncem^
-ocr page 99-neemt van hen een aandoenlijk aficheid, gelijk wij van onze
Lezeresfen , met een ftaaltje der fchrijfwijze van den Hr.
martinet, 't welk, evenals ons geheele verflag, gefchikt
s:ijn zal, om de lezing van dit zijn werk aan eene ieder onzér
denkende Zusteren aanteprijzen. Wij verkiezen dat, daar hij
Ipreekt van het zedenlijk en fentimenteel gevoel, als een uiC'»
nemend fleraad der Sexe. „Een behoorlijk geoefend gevoel,quot;
dus fpreekt hij tot haar, „ van alles, wat wijs,goed,fchoon
„ en verheven is, moet in uw denken, fpreken en doen,
■„ zigtbaar zijn. Het zedenlijk gevoel van het goede is u
„ door god tot een reis- en hnlp-genoot op den weg van
„ pligt en deugd gefchonken; maar het vordert, gelijk alle
„ andere zielsvermogens, befchaaving. Ook moet gij u toe-
„ leggen, om uw teder gevoel te veredelen, hetgeen zeer
„ wel en gelukkig kan gefchieden,wanneer gij uw hart voor
5, hetzelve open zet, en u met edele en gewigtige zaken be-
„ zig houdt. Dus zal het teder gevoel u niet allein tot
„ grootheid, en het fijne tot befchaafdheid geleiden; maar
„ het zal nog meer doen; het zal u beftuuren, om u het ge-
„ luk of ongeluk van anderen beter te leeren kennen, ja u
,, doen vliegen, om uw medelijden met de ellende van lijders
„ te toonen, en hen hulp aan te brengen. Verder zal het
„ u leiden tot deugd en godvrucht, dewijl het op uw hart
„ zal werken, om u, beter, deugdzaamer en godvreezender
„ te doen worden. Maar 'er is in zommigen een overdre-
„ ven , or^natuurlijk gevoel, meer uit ijdelheid, dan uit
„ noodzaak; min gefchikt, om hooger oogmerken te bevor-
„ deren , dan ora uittemunten ; geene zagte deugd , maar
5» duistere en onverklaarbaare bewegingen,welken men eene
„ zwakheid der overmeesterde ziel kan noemen. Aan zulken
„ behaagen ongemeen de zoogenoemdefchrif,
ten; maar wat nut doet eene magteloze overdrijving der
j, natuur aan uwe Sexe? Door één voorbeeld heeft men u
„ daarvan willen geneze». VierJüffers, zegt
5nbsp;„ men.
-ocr page 100-„. men , gingen te zamen wandelen. Bij die gelegenheid
„ zagen zij op den weg een zeer verlept ftervend plantje.
„ Het fentimenteeie borrelde in haare harten op. Zij vielen,
„ rondom hetzelve, op haare knieën, vouwden de handen
te zsmen , en boezemden daarop deze treurklagt uit .
„ „ óWerk, wonderbaar fchoon werk in de fchepping! gij
„. „ moet dan ook fterven, ja gij fterft nu reeds! En daar de
„ „ gantfche fchepping om uw lot zal treuren, dewijl gij
„ „ tot de fchepping behoort, zoo bejammeren wij ook
„ „ uwen dood, naardien wij uwe medefchepfelen zijn !
„ „ ó Mogt gij leeven, en ons vermaaken, wanneer wij,
,5 „ wandelende, u zullen voorbijgaan! — maar neen; uw
,, ,, lot is beflist; — gij moet fterven — helaas ! — gij
„ „ fterft...!quot; quot; Wat dunkt u; weent, of lacht gij meer
»J
met dat viertal fentimenteeie harten?'
Art. vil De Vadeiiandfclie Historie, vervattende
de Gefchiedenisfen der Vereenigde Neder-
landen, door jan wage naar, verkort.
Met Kaarten , Plaaten en Portraiten. Te
Amfterdam bij Johannes Allart, 1793. gr. 8vo.
654 bladz. De prijs is/quot;4:ilt;gt;:-
e gefchiedenis niet te kennen, is omtrend het zelfde.
Els ten allen tijde een kind te blijven. Dit was reeds de aan-
merking van een oud Wijsgeer, vóór meer dan zeventien
honderd jaaren, op een tijd, wanneer die kennis nóg moei-
lijk te verkrijgen was, wanneer men zich alleen moest be-
helpen met affchriften der voor handen zijnde boeken, dié
niet altijd even duidlijk en naauwkeurig wérden nagefchre-
ven^ op een tijd, wanneer de voorraad van gefchiedkundige
berichten niet zeer aanmérklijk, en de kunst van lezen en
■ ^ •nbsp;fchrij-
fchrijven nog niet algemeen was. Hoe ligt zou men dan op
het gedachte komen, dat die aanmerking aan veele uitzon»
deringen onderhevig geweest zij ? Maar, Iaat ons gerustlijk
toegeven, dat zij zich ten dien tijde bepaald hebbe tot eigen-
lijke geleerden, die bekwaamheid, lust en tijd hadden tot;^
zoodanig onderzoek, en die tevens rijk genoeg waren, om
de zwaarte der befchxeven pergamenten tegen goud te kun*
nen opwegen en betaalen: die uitzondering heeft gewislijfc
opgehouden van dat oogenblik af, wanneer de boekdruk-
Ifonst ons de gefchriften van oude en laater tijden geraaklijk
bezorgd, en de toenemende verlichting de kunst van lezen en
fchrijven, in de meeste landen van Europa^ tot eene onont^ •
heerlijke behoefte gemaakt heeft. Welke fchatten heeft do
Voorzienigheid, door deze uitvinding, niet tot ons overge-
bragt, welken men te vooren gelieellijk heeft moeten misr
feu, en die thands den gerlngften Burger aanleiding geven,
om, in uuren van uitfpanning, de lotgevallen der Volken te
beoordeelen, de oorzaken van den bloei of den ondergang
der maatfchappij en naar te fpooren, en voor zich zelf te be-
flisfen, wat hij, als Burger, aan den Staat verfchuldigd is!
Dan, waartoe eene Inleiding, die misfchien beter voegde'
voor een geleerd Tijdfchrift, dan voor een Blad, hetgeen
zich aan de Sexe wijdt? Wat hebben wij Vrouwen — dus
verbeeld ik mij éene mijner Lezeresfen te hooren vragen: —-
wat hebben wij , Vrouwen, bijzonder gemeens met degefchie-
denis? Kan zij immer een voorwerp zjju onzer beoefening,
daar. deze met zoo veele moeilijkheden verzeld gaat? En
welk nut toch zullen wij, in onze betrekkingen, daaruit
erlangen? — Hoe eangenaam is de taak, welke ik thands op
mij neem, om den aard^ het nut, en de noodzaaklijkheid
der gefchied-kennis, bij deze gelegenheid, kortlijk te ont-
vouwen! — te meer, daar ik alleen behoeve medetedeelea
een gefprek, hetwelk ik over deze zelfde ftofFe, onlangs,
ïïigt éciie mijner Vriendinnen gehouden heb.
RE,
-ocr page 102-recensent. Hct fcliijiit Kiij toe, amelia! dat uwe
Sexe de gefchiedenis beoefent, zonder dit, als 't ware, zelve
te weten.
amelia. Ja, indien gij zulk eene gefchiedenis meent.
Welke de Roman-fchrijvers verdichten. Gij weet, hoe dit
uitgebreide vak van gefchriften door ons bij voorkeur be-
mind wordt.
REC. Dit bedoelde ik echter thands niet. Zijn de Vrou-
wen niet de vlijtigfte waarnemeresfen van alle uitwendige
dingen, die zich aan tijd of plaats verbinden ? En hoe ont-
vangt gij die kennis?
AMEL. Zo ik mij niet bedrieg, door middel mijner zin-
tuigen.
REC. En wel door middel van fijner zintuigen, dan waar-
op wij, Mannen, ons doorgaands kunnen beroemen. Maar ,
wat nu doen de zintuigen anders, dan hetgeen de gefchiede-
nisfen verrichten? Brengen zij niet de kennis dier uitwendige
dingen over tot de ziel? Wat is ditanders, dan gefchiedenis? —
Ga eens met uwe gedachten terug tot den flaat uwer kinds-
heid: was uw eerfie leven niet geheel en al zintuiglijk? Zijc
gij uwe meeste kundigheden niet verfchuldigd aan de mond-
lijke overlevering uwer Ouders, Meesters en Vrienden? Hoe
hingt gij, als 't ware, aan den mond van hun, die u het een
of ander verhaalden? Honger en dorst offerdet gij op aan
hunne vertellingen, en gij waart dan alleen te onvrede, wan-
neer zij of hun verhaal afbraken, of hetzelve ten einde had-
den gebragt. Hoe vaak vereenigden zich niet uwe aandoenin-
gen met die van hun , wier lotgevallen gij vernaamt! Gij
Hortte traanen met de lijdenden, even of gij hen in perfoon
zaagt lijden, offchoon zij reeds, veele eeuwen te vooren,
door den dood aan hunne fmarten ontrukt waren. Gij hoorde
aiets, dat voor de menschlijke natuur ontzettend is, of gij
'nbsp;beef-
beefdet reeds voor eene uitkomst, wellie gij (leclits bij gis-
fing vermoeddet, en, hoordet gij eene fcliets der deugd, d
hoe vol was uwe geheele ziel van de heiligfte drift ter naar-
volging!
AM EL. Ik herinner mij volkomen het beloop mijner eerfte
jeugd aan uwe medegedeelde fchets; en ik wil u gaarne toe-
ftaan, dat dit het geval is met alle Kinderen, die niet geheel
ftomp van aard zijn: maar zoudt gij meenen, dat diezelfde
aanmerking toepaslijk ware op's menfchen volgend leven?
REc. Gewis. Zeg mij eens; hoe ging het u, nadat gij de
Kinderfchoenen reeds hadt uitgetrokken? Gij naamt het een
en ander boek in de handen, om u zelve door eigen naden-
ken te oefenen, niet waar? — maar welken waren uwe ge-
liefdfte boeken ?
AM EL. Gij hebt gelijk: gefchiedenisfen waren het, die
mij het meest bevielen, het zij dan waare, of verdichtte.
REC. En ook zij hadden den meesten invloed op uw
hart. — Staat het uniet voor, dat gij zelfs eenen natuurlij,
ken afkeer hadt van uwe leerboeken, die U de eene of ande-
re wetenfchap zouden leeren?
AM EL. Ja, mijn vriend! ik moet zelfs, nu ik ouder ge»
worden ben, met fchaamte erkennen, dat mij het gebruik
van mijn godsdienftig leerboek verbaazend veele moeite ge-
kost heeft, eer ik mij konde gewennen aan deszelfs afgetrokquot;
ke» redeneeringen.
REC. Uwe belijdenis is oprecht; maar gij behoeft 'er U
niet over te fchaamen. Het was meer een gebrek in den op-
fteller van uw leerboek. Gij ziet 'er uit, dat uw verftand
zich nog niet gewennen kon aan afgetrokken denkbeelden ,
zonder behulp van beelden, welken voor uwe zintuigen te-
genwoordig waren. En hierin behoeft gij u zelve geenszins
van botheid te befchuldigen. Het is even zoo met hetgrootfte
gedeelte des menschdoms gelegen. Dit heeft beelden, fpre-
kende beelden nodig, aau wier houding en gebaaren zij het
wel.
-ocr page 104-welvoeglijke opmerken, en voor zichzelven de toepasfing
kunnen maaken.
- ■amel. Van daar, dat zij, die eene tlitgebreidde verkee-
ring hebben, doorgaands ook de beste menfchenkennerszijn.
• rec. Ook zoo ziet gij, dat het menfchelïjke leven, in
den eigenlijkften zin, gefchiedenis is. Het leert ons de men-
fchen kennen, zoo als zij zich vertoonen. Maar, juist om-
dat zeer veele menfchen op het tooneel der waereld flechts
eene geleende rol fpeelen, zonder zich in hun waare charak-
ter te vertoonen, is de beoefening van oude en hedendaag-
fche gefchiedenisfen, onontbeerlijk. Dan alleen, wanneer wij
Vödr ons hebben eene echte fchilderij van de lotgevallen der
Volken; wanneer wij het leven van goede en kwaade men-
fchen in zijn geheel gefchetst vinden, met alle de fchaduwen ?
die zich wel op de fchilderij duidlijk kenmerken, maar in het
gemeene leven doorgaands onze aandacht ontflippen, dan
eerst is het de zaak van ons verftand en oordeel, het waare
van liet valfche, het goede van het kwaade te onderfchei-
den ; dan paart zich onze ondervindlijke kennis bij het geen
de gefchiedenis ons klaar voor oogen ftelt; wij maaken eene
juiste toepasfing op het geen dagelijks voorvalt, en deze is
tle waare weg, om wijs te worden.
' amel. Maar, waarom zou niet eljc mensch van gezond
verftand dezelfde waarnemingen kunnen doen, zonder behulp
der gefchiedenisfen ?
rec. Gij zelve, amelia! zijt eene Vrouw van verftand?
ên — durft gij u vermeten, om over menfchen en zaken
juist te oordeelen?
AMEL. Hierin verhindert mij het bezef mijner onkunde...
REC. Welke onkunde? — Hoe zult gij die onkunde her-
tellen? Oordeelt gij het pligtmaatig, om in dit opzigt wij-
zer te worden?
AMEL. Zeer zeker ja: maar.,..
REC. Gij fchijnt op dit oogenblik de wijze //ö? over het
hoofd
-ocr page 105-hoofd te willen zien, nietwaar? — Juist dat hulpmiddel 13
de gefchiedenis alleen, immers zoo lang, als wij nog geen
gefchrift bezitten, waarin ons de menfchelijke natuur in alle
Iraare waarde en kracht, maar te gelijk in alle haare afwij-
kingen en verbasteringen, ea ook van haare gemengde goede
en kwaade zijde, volgends ontwijfelbare regelen wordt afgc-
fchetst. In de dagelijkfche verkeering, worden ver de meeste
menfchen door vooroordeel verblind. Zij lopen doorgaands
aap den leidband van anderen, die zich, door welk raiddei
ook, gezag hebben weten te verwerven. Naar dezen richten
zij hun oordeel, zelfs hun gedrag. Zij zijn veelal navolgers,
zonder recht te weten,waarom? — Voor dit gevaar behoede
u de gefchiedenis. Daar kunt gij letten op de perfoonen en
de omftandigheden. Zij vertoonen zich , zoo als zij zijn.
Daaruit leert gij, dat geene deugd volkomen; maar ook geen
mensch zoo verbasterd is, of hij heeft eene goede zijde; dat
dezelfde deugd, in ieder bijzonder mensch, onderfcheiden.
lijk gewijzigd is, en dat ver de meeste menfchen zich zeiven
misleiden, door eene onmaatige eigenliefde.
AMEL. Zoo fchijnt dan, evenwel, de gefchiedenis meer
ier menfchen kwaade, dan goede, zijde aan den dag te
leggen?
rec. Dit fchijnt zoo, omdat het kwaad, altijd in zijne ge-
volgen nadeelig, zich natuurlijker wijze meer openbaart, ea
de waare deugd, om zoo te fpreken, in het duister fchuilt,
zonder roem te bejagen. Maar het zij verre, dat zij alleen
van ondeugden getuigen zou! Neen: zij bert u socrates-
sen, cato's, scipio's, howart's en woltemade's,
kennen. De gewijde Historie doet u abraham's, natïia-
jMAëi/s en CORNELIUSSEN bewonderen. Zij leert u den
grooten Heiland der waereid eerbiedigen, in wien geene zon-
de was. Onder de Vrouwen, behoef ik u decLAUDiA's
de lücretia's en vetijria's uit de oude, de maru's
uit de gewijde , decRAjj's, decoLiCNi's, eri de aEi-
GERS-
-ocr page 106-geÏrsbergen's uic de laatere gefchiedenisfen flechts te het
inneren. Ilc beroep mij hier op uw gevoel: kunt gij de groot-
heid dezer perfoonen met een onpartijdig oog gade flaan,
zonder uwe zucht tot navolging in den helften gloed ontgt;
ftoken te gevoelen?
amel. De gefchiedenis, dit moet ik u toeftemmen, maakt
ons bekend met voorbeelden van voortrefiijken aard; maar
hoe zeldzaam bevinden wij. Vrouwen, ons in het geval,dat
wij die met vrucht kunnen bezigen?
REC. Uwe aanmerking geldt zekerlijk, in zoo ver men da
tegenwoordige Vrouwen, geheelenal, tot heldinnen der oud-
heid wilde vormen; maar de deugden eener ouderminnende
CLAUDIA, eener onfchuldvolle GrAIJ, en eener reigers-
bek. gen, die haaren Echtgenoot aan de kluisters der dwing-
landij ontweldigt: blijven deze niet altijd dezelfde,offchooii
de eerfte eene Vestaalfche Maagd, de tweede Koningin vau
Engeland, de laatfte de huwelijksvriendin van een Penfiona-
ris was? De omftandigheden der dingen mogen veranderen »
maar ouderliefde en huwelijks-trouw blijven toch altijd even
waardig, zoo lang de menschlijke maatfchappij beftaan zal.
amel. Met dat alles fchijnt het mij toe, dat deze kring
van werking der gefchiedenis zeer eng beperkt is.
rec. Niet enger, dan gij zelve begeert. Gij zelve hebt
in uwe jeugd ondervonden, hoe onontbeerlijk de gefchiede-
nis zij. Maar dit zelfde heeft dan ook plaats ten aanzien der
tegenwoordige Jeugd. Het fchijnt mij toe, dat het waare
grondbeginfel haarer verftandige opvoeding de gefchiedenis is.
Immers, hoe zult gij baar het best de dwaalingen aanwijzen,,
waaraan zich de mensch zoo vaak onderwerpt? hoe de waar-
heid leeren vinden, vrij van allen bijgeloof? hoe zult gij
haar de rechten des menschlijken verftands leeren eerbie-
digen? hoe haar opleiden tot de waardeering van de rech-
en haarer medemenfchen? hoe zult gij haar brengen tot de
waare kennis van zich zelve ? hoe haar vormen tot waat-
di-
-ocr page 107-leden der maatfchappij, tot beminnaars van haar vader*
iand, tot vrienden van het geheele menschlijke gedacht, tot
eerbiedigers van alle de werken van Gods fchepping, tot
voorftanders der deugd, tot haaters van het kwaad? Ge-
loof mij, amelia! de wijsgeerige redenkaveling alleen is
hier niet genoeg: want deze Vooronderflelt reeds een geoe-
fend verftand en oordeel, dat bij de Jeugd mangelt, en dat
gij eerst kunt doen rijpen door de gefchiedenis. Deze moet
haar eerst het beloop der waereldfche zaken leeren kennen y
onder het toezicht van een alles wijs-beftuurend Opperst We-
zen. Zij moet uit de lotgevallen van Perfoonen en Volken
leeren opmaaken, wat zij aan zich zelve, aan het mensch«:
dom, aan het huisgezin, en andere betrekkingen gt; en bij-
zonderlijk aan dat Land verfchuldigd is, alwaar zlj de VOOr-
deelen des gezelligen levens geniet.nbsp;'
AMEL. Maar nu, voör onze Sexe?
REC. - Ik.begrijp, wat gij zeggen wilt. Maar gij weeünbsp;'.
reeds, wat hier vóór over de beftemming der Vrouwen ge^nbsp;; i
segd is, en gij zult zien, hoe wij dat onderwerp in dit ftuk
al verder behandelen; en dus aarzel ik geen oogenblik, om
op die gelegde gronden te beweeren, dat uwe Séxe in diÉ
geval volkomen gelijk ftaat met de oözej en dat veredeling
van verftand en hart het hoogfte doel is, 't welk op deze
aarde beftaat, en waarnaar een ieder moet ftreeven, in wek
lien kring hij ook geplaatst zij. — Over de Wijze, hoe dé
gefchiedenis behoort te gêfchreven te worden, om aan die
einde te voldoen, fpreken wij bij eene andere gelegenheicJ
aader.
Ka dit voorafgaand gelïgt;i'ekj zullen onze Lezeresfen zeivert
ens oordeel over het boveti aangekondigd boek ligtüjk kun.^
nen vermoeden, 't Is de korte inhoud des Werks van een*
onzer Landgenooten, die zich, door zijne Vaderlandfehc
Enbsp;Hii'
-ocr page 108-Historien, weleer zoo beroemd maakte , dat bij de alge-
meene hoogachting beeft weggedragen. Gewis , de nakoom-
iingfchap beeft den grooten wagenaar geene roemrijker
nagedachtenis kunnen fliehten, dan door de gunftigfte aan-
neming eener /jvöe-Ä?^ druk van zijn oorfpronglijk werk, na-
dat reeds loooa exemplaren bij de eerfte uitgave in handen
waren: een zeldzaam voorbeeld van hulde, in een zoo Ideen
Land, als het onze, alwaar de wetenfchappen, bovendien,
tot dus verre, zoo weinig fteun vonden!
-• De vraag is alleen: hoe dit uittrekfel of kort begrip van
wagenaar's voortreflijk Werk gemaakt zij? — Na eene
mauwkeurige vergelijking, moeten wij belijden, dat zulks
ter goeder- trouw, en doorgaands n^et de eigen woorden des
©orfproftglijken Schrijvers, in een goed aaneengefchakeld
verband vervaardigd is. Bé ftijl is die van wagenaar,
die, weliswaar, weinig geleende fieraad bezit, maar daar-
entegen zeer zuiver, bondig, én krachtig is. Met Vi'cinige
woorden,, kunnen wij zeggen: dat deze vcrUrte Gefclm^
êenis een beredeneerde kronijk is, met Zeer yeel ge-
trouwheid en naauwkeurigheid verzameld. Het behelst,
in 20 Afdeelingen, de Nederlandfche Gefchiedenis, van de
eerfte aankomst der Batavieren hier te Lande, tot het voqrr
gevallene in 1751. Daarna volgen eenige aanmerkKjke ver-
beteritigen, welken de arbeid van waardige Vaderlander»
daarin, van tijd tot tijd, gemaakt heeft, en het werk wordt
befloten met een zeer breedvoerig en naamvkeuri^ register
van 46 bladzijden , 't welk {iet gebruik daarvan groorlijks
vermeerdert. Het is niet flechts toe een nuttig Huisboek, da t
wij hetzelve bevelen aan waardige Opvoeders en Opvoede-
resfen van vaderlandsch Kroost. Wij verlangen hetzelve niet
alleen in handen van bekwaame Meesters en Onderwijzeres-
fen in de Schooien, om daarover korte lesfen tCihotrden, ge»
iehiUt naar de vatbaarheid der Jeugd, die uit het oorfprong-*
Jgjke Werk kusn«a aangevuld worden:.maar wij durven het
aasï
-ocr page 109-aan de Bezitters zeiven van WAGENAAR'siywönVaanprljzen^
ais een uitnemend hulpmiddel ter verlevendiging van hun ge-
heugen, waardoor zij met een enkelen opflag van het oog
het gelezene kunnen nazien. — Zeventien Plaaten, drie
Portraits, en vief Kaarten, allen van de hand der beste Ne-
derlandfche Meesters, verfraaijen deze uitgave, en de prijs
echter is zoo maatig gefield, dat zulks als eene uitzondering,
en een gepast middel ter aanmoediging,mag befchouwd wor-
den , om het voor ieder liefhebber der gefchiedenis verkrijg-
baar te maaken. ^ Welke partij zouden waardige Meesters
van deze bijgevoegde Plaaten kunnen trekken, door ze in
hunne fchoolen optehangen, en alzoo de aandacht der Jeugd
op de Historie zelve te vestigen!
Art. Vin. Beknopte Natuiiiiijke Historie der Zoo.
gende Dieren, door j. d. pasteur. Met
JfbccldiAgen. Eerfte Deel. Te Leyden,bij Hon-
koop en du Mortier, 1793. ld. 8vo, 363 biadz.
De prijs is ƒ 3:6:-
De Mensch kan nimmer gezegd worden, zich met waardi-
ge befchouwingen bezig te houden, dan wanneer hij ze on-
middellijk richt tot dat oogpunt, waaruit hij den aard, dé
hoedanigheden, de oogmerken en de nuttigheden der dingen
opmerkt, en alzoo opklimt tot de eerfte Oorzaak, welke al-
les onvergeïijklijk fchoon, wijs en goed gevormd heeft?
Wat kan meer gefchikt zijn, om zijnen geest te verhelfen,
eti tot de edelfte betrachtingen opteleiden ? Waar kan hij
eenen ernftigen blik werpen op de Natuur, zonder te gevoe-
len, dat het de ftem is van den volmaaktften Geest, vvelke
hem toeroept: „ Aanfchouw ó Mensch J alles wat om u
5j is let op het gefchapene — word wijs en gelukkig!quot;—
E 2
-ocr page 110-64 Väatom^NaitmrUjh Historie derZoagende Dieren.
Zij is dat groote , en te gelijk eenvoudig gefclireven boel?,
waarin zich de Schepper, als 't ware, met zijne eigen vin-
gers heeft afgeteekend, om den nadenkenden, in welke betrek^
king ook, te leeren, wat hij is, wat bij zijn kan, en wor-
den moet. Dat de flerveling hetzelve doorbladere; iedere
bladzijde verkondigt hem het oogmerk, waartoe hij beftaat,
bet einde, dat hij bereiken moet! —- dat hij hetzelve door-
leze, dat hij zulks beoefcne — welke verkwikking zal daar-
uit niet voor hem geboren worden? hoe zal hij in elke over-
denking eene nieuwe aanleiding vinden tot alles goeds ? —
In den verbaazenden keeten der Schepping, nu, is voor
den Mensch, behalve zijnen Natuurgenoot, die hem in alles
gelijk is, geen voorwerp, dat hem meer belang verwekt, daa
het Dier, — datfchepfel, hetwelk in zijnen kring zichtbaar
voordftreeft naar grootere volkomenheid, zonder ooit die te
bereiken, welke den Mensch op deze aarde vergund is;doch
hetwelk, ook daarom , door den Schepper tot medgezel, tot
hulp en dienst van den Aardbewooner gevormd is, ©pdathij
zijne rechte waarde gevoelen,, zijne hooger beftemming er-
kennen, en uit de huishouding van het Dieren-rijk zelf zou
leeren, ordenlijk in zijne verrichtingen,, inaatig ia zijne be-
geerten, maatig in genot, edel door dienstvaardigheid,zagt-
moedig door zijne afhanglijkheid en behoeften, grootmoe-
dig in zijne meerderheid, verheven door zijne rechtfcha-
pen heid te wezen, — Dank zij U dan, die de Natuur tot iti
haare diepfte fchuilhoeken nafpoordet, maar vooral U, voor-
treflijke Reifigers' die, ten koste van uw leven, de woes-
tenijen van Aßa en Jfrika doorwandeldet , om ons bekend
te maaken met Schepfelen, welken de woestheid van aard,
door geenen menschlijken omgang gelenigd , tot nog toe
kluistert aan ontoeganglijke holen en bosfchen! — dank zij u,
Wijsgeeren ! die derzelver charakter en huishouding naamv-
keurig gefchetst —dank zij u vooral, beroemde nozem an,
yOSMAei^, HOUTTUIN, MARTINET CQ PASTEUR, die
deze
-ocr page 111-V-QiSXtnx-gt;NatmirIijke HUtorle der Zoogcnde Dieren.
4sze beoefening, gedimrende de laatfte tijden, in ons Neder-
kïid verlevendigd, en ons een vak van befchouwing hebt hero-
pend, waaraan ons gezicht zich naauwlijks kan verzadigen—■
eene befchouwing, waarvan de weldadige vruchten,. tot op-
klaaring van den geest en verbetering van het hart, eerst bij
'het volgend Geflacht overvloedig zullen ingeoogst worden.—
Het is bekend, dat de voordbrengfelen des aardrijks, vi'el-
ker befchrijving de natuurlijke Historie bevat, doorgaands
in drie zoogenoemde rijken verdeeld worden, als hetrijkder
Dieren, der Planten of Gewasfen, en dat der Mineraalen
of DelfftofFen. Tot het eerfte heeft zich de Schrijver van het
hier boven aangekondigd werk bepaald. Dan, daar dit rijk
zeer uitgebreid is, als behelzende viervoetige dieren, voge-
len, kruipend gedierte en infeden, heeft de Schrijver in dit
Stuk verkozen, alleen over de eerften, naamlijk de viervoe-
tigen, te handelen, en daar 'er zommigen zijn, die met de-
zelven niets gemeens hebben, dan alleen de vier voeten, kun-
nen wij niet afzijn, de onderfcheidende benaaming goed te
keuren, waarmede hij die viervoetige dieren, welken hij
beft:hrijven zal, naar ééne algemeene eigenfchap, zoogcnde
Dieren noemt, als die hunne jongen met melk uit de borsten
zoogen, in onderfcheidinge van anderen, gelijk de Hagedis-
fen, die, fchoon viervoetig, eieren leggen, en dus eerder
tot het kruipend gedierte behooren.
Na eenige voorafgaande algemeene aanmerkingen over de
verfcheidenheid van zoorten, gedaante, levenswijs, bezig-
heden en vermogens der Dieren, en een kort berigt wegens
de algemeene eigenfchappen der zoogende Dieren, vestigt de
Hr. pasteur zijne aandacht het eerst op den Mensch, als
Dier befchouwd, dat is, voor zoo ver zijn lichaam op de-
zelfde wijs gevormd is, uit dezelfde zelfftandighedenbeftaar,
tot eene zelfde huishouding aangelegd, met dezelfde zintui-
gen voorzieh is, even eens geboren wordt, groeijt, afneemt
en fterft, als de Dieren. Zeer kort, doch niet te miu iiaauw—
E 3nbsp;keu-
keurig, is zijne fchets der menschlijke gedaante en gedalteik
door de verfchillende tijdperken van liet leven, en in de on-
derfclieidene gewesten der aarde. Bij de opgave, echter»
van den leeftijd der Menfchen, had het getal van met-hu sa-
la u's jaaren, niet zonder de bijgevoegde aanmerking,
moeten geplaatst worden, dat de oude tijdreekening van de
hedendaagfche zeer verfchilt, en dat men, hoogwaarfchijn«'
lijk, in de vroegfte dagen, de jaaren naar de faifoenen be^
feekende, waardoor, volgends het Afiatisch klimaat, de ver^
wisfeling der vier Jaargetijden, van 3 tot 3 maanden, de ver-
deeling van 4 jaaren binnen dien tijdkring befloten heeft,
welken wij één volkomen zonne-jaar gewoon zijn te noe-
men, — De befchouwiiig van den zedenlijken Mensch, als
ver verhevener boven de Dieren, kohde, naar den aard dezes
werks, flechts met een enkel woord aangeftipt wcfrden.
Van den Mensch tot de Dieren overgaande, befchrijft de
Hr. p. eerst zoodanige Dieren, wier voorfte en agterlle poo-
ten, even als menfchen-handen, gevormd en gevingerd zijn,
en welken hij daarom vierhandig noemt, zoo als de Aapen^
Baviaanen, Meerkatten en Spookdieren, of Rastaard-Aa-
pen, waarvan hij, na eenige algemeene aanmerkingen- over
de geftalte, hoedanigheden, 'woonplaatfen eiï leefwijs van
derzelver geflacht, ï8 zoorten mededeelt, als de grme eii
kleine Orang-Oetang, de groote Gibbon, Aq eigenlijke Ba~
viaan^ de Bondskop, PFanderoe, Meerkat met den langen
Heus, leetiwenftaart, Callitriehe, de Patas, Bosch-duivel^
Fosfen-Staart ^ At Oeïstitis, At Locris, Inkhoorn , Mon-
göZ, de Vari, en de vliegende Kat van Ternata.
Onder de vliegende viervoetige Dieren brengt de Scbrij-
SAt, vervolgends, de Fledermuizen, waarvan hier 8 zoortem
voorkomen, als Aq Roschagiigey tn Roodachtige vliegende
Hond van Ternate, benevens dien van Nieuw Spanje, de
S^^^-iMe Fledermui-i, de vliegende Rot van Ternate, hec
Klaverblad., de gemeene lulmdfihe Vkdermuiii, ea die
%net groote ooren, welken hij wederom afzonderlijk behan-
delt, na vooraf over den aard dezer Dieren in het gemeen tè
hebben gelproken.
Al verder, over viervoetige zoogende Dieren fprekende^
zijn de drie- en twee - vingerige Luiaart, de twee-en v/er'
vingerige, gelijk ook de Kaapfche, Mieren - eter i voords,
onder de Schuhdieren, de Pangoeling, de Phatagin, en hec
Schiidvarken met 6 en p gordels; daarna, de dikhuidige
JJiatifche en Afrikaanfche Rhinoceros , en eindelijk het
grootfte van alle viervoetige Dieren, AeOiiphant, de voor-
werpen van des Schrijvers befpiegeling, van welke dieren hij
wederom eene naauwkeurige, en vooral van het laatfte eene
omftandige, en door haare meenigvuldige bijzonderheden
zeer aangenaame, befchrijving mededeelt^
Tot hier toe over de viervoetige Dieren hebbende gehan-
deld , die alleen op het land leeven, maakt de Hr. p. daarna
melding van de zoodanigen, die even goed in het water, als
op het land, kunnen beftaan, waardoor zij den naam vaa
tweeflachtig verkrijgen, zoo als de Walvisck^A^Zee-Koev^ti
Kamfchatka, van de Antilles, en de kleine van Amerika,
en de onderfcheidene'zoorten van Robben, ais Aq Zee-Beer,
de ruige Zee-Leeuw, de Robbe niet den witten Buik, de
Zee-Hond, en de Klapmuts, waaromtrend wij alhier de
voornaamfte berichten van derzelver aard en huishoiiding
vinden opgegeven, en waarin ons vooral de gisfing behaagd
heeft, dat het vertelfel wegens de zoogenoemde Zee-Meer-
minnen zijnen oorfprong uit de gedaante der Robben of
Zee-honden hebbe genomen, wier ronde kop, lange hals^
korte voorpooten, breede borst, en het naar agteren fmal
uitlopend lichaam, gelijk dat van eenen visch', zeer ligtlijk
het denkbeeld van een fchepfel heeft kunnen vormen, dat
van boven mensch, en van onderen visch ware. Op zulk
eene wijze het bijgeloof tegentegaan, vermeerdert ongetwij-
feld eenes Schrijvers verdienste!nbsp;-
E 4 De
V-^smi ,mtmr!ijke Historie der Zoogende Dkfengt;,
P De volgende befpiegeling is aan iiet tam gedierte gewifcf,
'twelk, door den omgang met Menfchen, zijnen woestea
aard met zagter aandoeningen weet te verwisfelen, en oveg
het geheel genomen als gezellig, leerzaam en getrouw, be-
Jcend is; naamlijk Az Honden, waarvan hier 26 zoorten.
elke met haare onderfcheidene hoedanigheden, naar het
ras, waaruit zij afkomftig is, en de plaats, waar zij oor-
fpronglijk behoort, befchreven worden. Dezelven zijn da
Herders-Hovd, de bruine Engelfche Mond, de Kees-Hond,
de Siberifche, IJslandfche , en Laplandfche Hond, d©
Drijfbrak,, de Patrijs-Hond, de Bet^aaifche Brak, de
Dashond, de groote Krulhond, de witte en zwane Spanjo^
let, de TVagthond, de groote Deen, de Tijger - Hottd, de
vaale en witte Rusfifche mndhond, de Dog , het kleiii
Deentjen, het Turksch Bon dj en , bet klein Krulhondjen^
het Schofithondjen, h^t Leemtjen, de St?endog en de BuA
Op dit, der menschlijke maatlbhappije zoo Voordeelrg-,
geflacht van Dieren, Iaat de Schrijver de zoodanigen vol!
gen, die eenige gelijkenis met den Hond hebben, fchoon
zij zoo geheel woest van aard zijn, dat zij nimmer tam gemaake
fchijnen te kunnen worden, als de Wolf, à.^ gefrsepte en
gevlakte Hijïna, de witte en blaauwe Fo:, en de Zerda-^
terwijl hij dit Deel befiuit met de befchrijving dier wilde ver-
fcheurende Dieren, welken de fchrik en de verwoesting zijn
dier plaatfen, alwaar zij zich onthouden, als Leeuw y
de Tijger, de Panther, de Onçe of kleine Pantker, en de
Luipaard.
Tot hiertoe gaat het beftek van dit eerfle Deel àet Natuur,
lijke Historie. De Hr. pasteur heeft zich hierdoor zeer-
verdienstelijk gemaakt, voor de opvoeding der Nederlandn
fche Jeugd, Zoo zeer de Recenfent zich verheugt over
ieder nieuw yerfchijnfel aan den letterkundigen hemel; zo»
leçr hij zich zeiven en zijq Vaderland geluk weiischt mee
elke pooging vnn Nederlandfche Letterminnaren , om de
zucht voor waare wetenfchap te doen herleeven, zoomoet
hij ook toejuichen den tegeiiwoordigen arbeid des Schrijvers,
waardoor hij de leergierige Jeugd bekend maakt met dat
Uitgebreidde vak der natuur, het welk voor den jongen mensch
ter zijner onderrichtinge en waarfchuwinge 200 belangrijk
is. Hij deelt niet flechts mede, het geen door de beroemdfta
Natuurkenners cn Reifigers wegens den aard, de huishoU'
ding, en de nuttigheid is waargenomen , welke de Dieren
den Mensch en der Maatfehappije verfchaffen kunnen; maar
hij verbetert zelfs, hier en daar, de algemeene berichten,
welken in verfchillende Schrijvers verfpreid , en door hem
naauwkeurig verzameld zijn, en zijne gefchiedenis is der^
maate verlevendigd door eene meenigce van opmerklijke bij-
zonderheden en gebeurdtenisfen, dat all' het drooge eenep
ftelfelmaatige voordragt weg genomen, en het werk zelf een
zeer onderhoudend en aangenaam leesboek geworden is. De
flijl is eenvoudig, kort, en juist zoodanig, als de aard des
onderwerps en bet oogmerk vordert, waartoe het gefchreven
is. Zonder omflachtig te zijn in de opgave van benaamingen
en gevoelens, waarover de Natuur-onderzoekers verfchillen,
is alleen het noodzaakiijke voorgedragen, met die kortheid,
en te gelijk met die klaarheid en bondigheid, welke de duid-
hjkftekenmerken opleveren, dat de Hr. pasteur zijn on-
derwerp volkomen meester, en allergefchiktst is totdegroote
taak, aan welke hij zich had toegewijd _ de verftandige
vorming der Jeugd. De 10 Plaaten, welken dit Boekdeel
behelst, en waarop 56 der vooniaamfte Dieren zijn afgebeeld,
leveren, door haare naauwkeurigheid, een bevallig fieraad
^an dit kuiistmaatig werk, 't welk zeer gepast is, niet flechts
p.ra den leeslust der Jeugd gaande te houden, maar tevens
pm het gelezene dieper in haar geheugen te prenten. ~ Toe
eeiiQ proeve ?ullen het best de volgende trekken dienen uie
Esnbsp;a.
-ocr page 116-de gefcliiedenis van den Oliphant, welke zich in allen ep-
gigte aanprijst door haare volkomenheid.
5, Het lijf van den Oliphant gelijkt een dikke logge klomp
j, vleesch, op vier zwaare pijlaaren rustende; zijne geftaltè
„ is zwaar en lomp op het aanzien; zijn rug is rond gewelfd,
en zijn kop zit bijkans onbeweeglijk aan het lichaam*
s, zonder van buiten bijna eenigen hals te vertoonen; hij
„ heeft groote ooren en kleene oogen, en zijn bek vertoont
j, zich bijna niet, naardien hij door zijne lange fnuit bedekt
i, is; uit zijn' bek fteken twee groote llagtanden uit; geen
„ viervoetig dier heeft een maakzel, dat daarnaar gelijkt. —
„ Ondanks dit zwaar en log aanzien, hebben zijne leden echter
„ zoo veel kracht, dat die zwaare klomp zich gemaklijken
„ fchieriijk kan bewegen, dat hij zeer fnel kan gaan en
lopen, dat hij gemaklijk kan gaan liggen en opflaan;
„ fchoon hij, als hij oud geworden is, liever ftaande flaapt,
„ en eindelijk zoo ftijf wordt, dat hij, eens gevallen zijn-
„ de, niet meer kan opftaan, maar met katrollen opgeheist,
„ en dus weder op zijne pooten gezet moet worden. — De
i, Snuit of Tromp, het aanmerklijkfte en nuttigfle lid voor
„ den Oliphant, en waarvan men bij geen ander dier eene
„ wedergade vindt, is eigenlijk zijn neus, en is één der
verwonderiijkfte werktuigen, waarmede de Natuur eenig
„ leevend Schepfel befchonken heeft. — Deze tromp is eene
„ lange pijp of buis, die door een middenfchot van binnen
„ in twee buifen verdeeld is, welke met de twee neusgaten
„ gemeenfchap hebben; boven in die buifen aan den kop
,, is eene klep, waardoor zij gefloten worden, zoodat het
„ water, wanneer de Oliphant hetzelve, door het infnuiven
„ van de lucht, in de tromp heeft opgehaald, niet in den
„ eigenlijken neus, of het werktuig van den reuk kan ko-
j, men. — De Oliphant kan deze tromp met groote kracht
s» en fnelheid naar alle kanten buigen en krommen, naar bo-
„ ven, naar onderen en ter wederzijde; hij kan dezelve tot
,, de
-ocr page 117-„ de lengte van 3 ellen uitrekken, en dan weder tot eene.
„ el inkrimpen; hij kan dezelve oprollen, het einde in
,, zijnen bek brengen, en op zijnen rug leggen, zonderdataïle
„ deze bewegingen hem hinderen, zijnen adem door de-
„ zelve te haaien ; hij kan, wanneer hij het einde in 't water
„ fteekt, en dan de lucht inhaalt, het water in zijnen föuit
„ opzuigen en het daarin houden, tot dat hij hetzelve, door
5, het weder uitblaazen van zijnen adem, met groote kracht
„ weder uitfpuit; men zegt, dat hij dus we! tvi^ee emmeren
,, waters in zijnen fauit kan bergen en wegvv'erpen. Hij om-
„ vat, met eene onbegrijplijke llerkïe, met zijnen fnim al-
„ les, wat hij wil, en draagt het dus,offmijt het metkrachcnbsp;|
5, van zich. Met den rand en den vinger, die onder aau
,, zijne tromp is, vat hij alles op als met eene hand, zelfs
,, het kleenfte graankorreltjen, het minfte ftroohaïmcjen ; île
„ heb hem daarmede een ftuivertjen van eenen gladden plan-nbsp;i
„ ken vloer zien raapen. Wi! hij een lichaam opligten, dacnbsp;1
,, te groot is, om door zijnen fnuit omvat te worden, en te
„ effen, dan dat hij het met zijnen vinger grijpen kan, zeenbsp;1
„ hij 'er de randen van bet eind zijner tromp op, en trektnbsp;i
,, dan de Ïucht met zoo groote kracht in, dat hij een zeernbsp;j
„ zwaar lichaam kan opligten, dat dan aan het eind vaanbsp;Î
„ zijnen tromp hang:.quot;nbsp;|
„ De Oliphant is geen vleeschetend dier; hij eet nooitnbsp;1
„ vleesch of visch; hij leeft enkel van gewasfen; hij eet ooknbsp;!
„ vruchten en graanen, en omtrend 150 ponden gras des!
„ daags; hij eet met veel zindelijkheid; hij zoektzorgvul-
„ diglijk met zijn' tromp de goede bladeren uit de ftechten,
„ en fcheidt die, eer hij ze in zijn' bek fteekt, wel af, of
,, flaat met zijn tromp eenige reifen tegen de takjens, om
,, 'er de infekten of het zand af te doen vallen; dan vat hij.
„ de bladeren of het gras met zijn tromp, en dezen ter zijde
„ omkrommende, fteekt hij alles in zijn bek; hij houdl
„ zeer veel van tabak,-van wijn, brandewijn, arak en an-?
» dere
-ocr page 118-„ dere fterke dranken; de tabak, zoo wel als deze dranken,
„ maaken hem dronken. Als de meester van de tammen hen
,, eenen zvvaaren arbeid wil doen verrichten, of iet moeilijks
„ wil doen ondernemen, laat hij hen een glas van zulken
„ drank zien, en belooft hen dien om aantemoedigen, het
„ geen de Oliphant begrijpt. — De Oliphant brengt maar
„ één jong te gelijk ter waereld, en dat flechts alle twee of
„ drie jaaren, maèr rekt daarentegen zijn leven tot 200 jaa-
„ ren, brengende rot zijn laofte jaar jongen voord.quot;
„ De kracht, die de Oliphant, zoo met zijn lichaam als
„ met zijne tromp en flagtanden, kan oefenen, is onbe-
5, grijplijk. Met zijn lichaam kan hij eenen vrij dikken ge-
„ metzelden muur omwerpen ^ met zijnen fnuit fcheurt hij
„ takken van de boomen af; een ooggetuige zegt, dat hij
,, eenen Oliphant in drie rukken den tak van een boom heeft
„ zien fcheuren, welken twintig menfchen, aan een touw
,, trekkende, niet tot den grond hadden kunnen doen bui-
„ gen. Met zijne flagtanden ligt hi] boomen met wortel en
„ al uit den grond; een ander ooggetuige heeft één derzel-
„ ven met zijne flagtanden twee metaalen kanonlbikken zien
„ dragen, die met kabels aan elkander gebonden waren, en
„ elk drie duifend ponden woogen , welken hij alleen op-
„ ligtte en vijfhonderd fchreden ver wegdroeg. Ook zag
„ dezelve eenen anderen Oliphant fchepen op en van het
„ drooge trekken; in kort, een Oliphant draagt lasten, die
„ zes paarden niet zouden kunnen bewegen: want hij torscht
„ met gemak drie of vier duifend ponden; de allerkleenfien
„ ligten gemaklijk eeaen last van 200 ponden met hunnen
„ fnuit op, en plaatzen dien op hunnen rug.quot;
„ Bij deze groote kracht voegen zij ook eene groote fnel-
„ heid. Ais zij flechts fl^appen, leggen zij zooveel wegs af,
„ als een paard, dat draaft, en als zij lopen, gaan zij zoo
« fnel voord, als een paard, dat galoppeert. Zij kunnen
t» gemaklijk 1$ of 20 uuren gaans op een dag afloggen, en,
« als
-ocr page 119-„ als men hen aandrijft, zullen zij zelfs 35 tot 40 uuren
5, op één dag vorderen; doch hij kan zich in zijnen loop
„ niet gemaklijk wenden en keeren. Hij kan zeer goed,
„ gemaklijk en fnel zwemmen; want naardien zijne longen
„ en ingewanden zeer groot zijn en veel lucht bevatten, zoo
„ is hij ook ligt in het water, naar evenredigheid van de
„ grootte zijns lichaams. Hij wordt dan ook dikwijls ge-
,, bruikt tot het overtrekken van rivieren; alsdan belaadt
„ men hem nog met een paar kanonftukken en met een
„ groot deel reistuig, terwijl verfcheiden menfchen zich
„ aan zijne ooren en ftaart vasthouden, en zich dus door
„ hem over laten fleepen; als hij zoo belaaden is, zwemt
„ hij onder water, en fteekt flechts zijne tromp bovea
„ om adem te haaien.quot;
Na dit voorbeeld, zal het onnodig zijn, het werk van dea
Hr. PASTEUR aanteprijzen als een uitnemend lees- en leer-
boek voor de Jeugd. Den Schrijver alleen onzen dank be-^
tuigende, verzoeken wij, eerlang met het vervolg vereerd
te mogen worden.
Art. IX. Het Lijden der Ortenbergfche Familie^
eioor a. van kotzebue. Uit het Hoog-
duitsch. Met Plaaten. IL Deelen. Te ütreclit
en Amfterdam, bij G. T. van Paddenburg en
Zoon, en M. Schalekamp 1793 en 1794. I^e
D. 280. n«ieD.S76. bladz. De prijs is/4: 8: -
,eeds zeer oud is het gefchil over de geoorlofdheid af
ongeoorlofdheid, het nuttige of fchaadelijke der Romans^
of verdichtte verhaalen. Nergends is, welligt, dit gefchil
öadruklijker en heviger gevoerd, dan in ons Nederland, Zoo
lang
-ocr page 120-lang de Geesclijkheid alleen .nog in iiet bezit Hond der voor-
naamfte Icundigbeden, was lier geenszins vreemd, dat zij den
toon gaf aan den heerfclienden fmaak, en dat haare uitfpraak
den aigemeeuen leeslust regelde. De verfchijning alleen van
eenen richardson in Engeland, en zijn betoogend voor-
beeld, dat 'er zeer wel Romans konden gefchreven werden,
die, ver van de goede zeden te benadeelen, in tegendeel
voor de deugd bevorderlijk waren, maatigde het bijgeloo-
-vige Volksgevoelen, dat zich, op het voetfpoor der Gees-
telijken, tegen den Bon Oiikhot, dat meesterftuk van za-
inenflelling, en andere zoortgelijken meer, verzet had, om-
dat men die boeken beoordeelde naar de Charakters, die
daarin, worden afgebeeld, zonder te bezeffen, dat zoodanige
afbeelding der menfchen, juist zoo ais zij in het menfchelijke
ieveu gevonden worden, de eigenlijke kunst en voortreflijk-
heid dier fchriften uitmaakt. De Nederlandfche Vertaaler
van richardson's Clarisfa, de geleerde stinstra-,
werkte niet weinig mede, om het nationaal voordeel, hier te
Lande, te wederftreeven. Eene meesterlijk gefchreven
Voorrede ftelde de Natie in ftaat, om te oordeelen, of en
wanneer een Roman onfchaadelijk, wanneer hij zelfs nut-
tig, wanneer hij zelfs in ftaat ware, de plaats van een fticht-
lijk huisboek te vervullen. Hij gaf de juiste regels op, om
naauwkeurig te bepaalen den waaren toon, waardoor zich de
Romans behoorden te onderfcheiden van alle andere boeken ,
oiTii te dienen zoo wel tot eene aangenaame ontfpanning van
den geest, als te werken op den goeden fmaak, en op de
verbetering van het hart. Zijne ftoutheid mishaagde aan
veele Geestelijken. Men zag gefchriften ten voorfchijn ko-
men, waarin het voor en tegen werd aangedrongen. Bij
veelen bleef de zaak nog onbeflist, tot op de verfchijning
van dten Roman, die onder den naam van Pamela zeer
wel bekend is. Deze, geltend op eenen toon, welke niec^
'geer verfchilde van dien eener zoogenoemde gemoedlijke
gods-
-ocr page 121-godsvrucht, behaagde vooral aan Vrouwen van een teder,
aandoenlijk geftel. Hij werd met drift gelezen, en de goed-
keuring der Sexe zegepraalde boven alle veroordeelingen
van kerkelijke Perfoonen. Op deze wijze werd een gefchil
beflist, dat zoo veele pennen bezig gehouden, zoo veele
gemoederen ontrust, ja dc predikftoelen zeiven had doea
daveren van verregaande befchuldigingen omtrend het be-
derf, 't welk godsdienst ert deugd van de Romans te vreezen
hadden., Eene meerdere uitbreiding van de kennis der Fran»-
fche taal, waarin eene meenigte van fchriften voor handen
was, die het vermaak aan den goeden fmaak paarden, en de
poogingen van inlandfche Geleerden, vooral van den fehran-
deren en vernuftigen c. van engelen, wiens Tijdfchrif-
ïen, op het voetfpoor van den Engelfchen addison en
^en Holiandfchen van effen, met de hoogfte goedkeuring
werden gelezen, hebben eindelijk aan de romaneske fchriften
de achting doen wedervaren, welke zij verdienden. Doch
deze achting eenmaal gevestigd zijnde, werd de Natie, yau
tijd tot tijd, door zulk eene meenigte van goede en flechte
Romans, uit de nijvere fabriek onzer Nabuuren, over^
ftroomd, dat zij bijkans alle andere goede boeken verdron-
gen. Tot zulke uiterften vervalt het menfchelijke verftand,
wanneer het door hun, die geene menfchen-kennis bezitrt
een, op eene of andere wijze, aan ijzeren keetens geboeid^
eindelijk zijnen kerker ontvlucht, en zich alsdan, tot de
volfte verzadiging toe, aan geneuchten overgeeft, die, juist
pmdat zij wederftreefd en verboden waren, de begeerten
naar genot ontvlammen, en alzob zeer ligtlijk gevaar lopen
van uicfpatting. Eene geheele Natie ftaat hier volkomen
gelijk met iedere afzonderlijke Perfoon. s'Menfchen geest
Is niet gefchikt,'om onder dwang te leeven. Bij de eerfta
gelegenheid zal dezelve zijn juk affchüdden, en, zo niet een
wijze Mentor, een leidsman, als die van Telemackm, zijn©
gangen richt, vervalt hij tot bijpaden en dwaalwegen, dia
invloed hebben op zijn geheelo charakter en leven, ó Oudere
en Opvoeders, en gij vooral, bekoorlijke Sexe, dien zoo
gaarn aan de aangenaame opwellingen en werkingen van het
gevoel overgeeft, laat deze, alhier ter nedergeftelde, aan-
inerking eene gewichtige les opleveren ter regeliHg van uweil
leeslust!
Tor een Roman, dich ons verllartd 2al goedkeuren, wordï
vereischt: vooreerst, eene goede en waardige hoofdbedoe-
ling, zoo dat de Lezer of Lezeres, na deszelfs lefing, ont-
vonkt worde tot beginfelen, die den Mensch vereeren, of
een affchrik voede van het kwaade, of het verlies van zijnen
tijd vergoed vinde door een evenredig vermaak, als eene
ontfpanning van den geest. Ten tweeden, omtrend de uitvoe-
ring, dat de verdichtte gefchiedenis valle in den kring van
her menlchelijk leven, zoo dat geene overdreven gevoelens
of fchilderijen in ftaat zijn, de verbeelding der lezende Per-
foonen te bezoedelen, en het verftand te gelijk met het hart
te bederven. Ten derden, dat de Charakters, die daarin voor-
komen, uit welken ftand ook genomen, natuurlijk gemaald
met air dat licht en fchaduw, 't geen elke goede fchilderij
vordert, en tot in de fijnfte trekken, overeenkomftig hunnen
■waaren aanleg, hunne verfchillende plaatfing op het tooneel,
en derzelver onderfcheidene werking, inaauwkeurig bewaard
worden. Ten vierden, dat de verhaalende ftijl, die den Ro-
man eigen is, eenvoudig en echter levendig, ortopgefmukt
en echter fierlijk zij. Ten vijfden, dat de geheele Roman
zekere éénheid hebbe, waardoor zich het ontwerp van den
Schrijver, na de naauwkeufige lefing van zijn boek,duidlijk
voor den geest vertegenwoordige, en geene aanleiding geve
tot eene verkeerde beoordetling. Laat ons den voor handen
zijnde Roman van kotzebue aan deze regels toetzen.
De hoofdbedoeling is ongetwijfeld belangrijk. Dat eene
reeks van onheilen, menigmaalen, eene geheele Familie, bij
voordduuring, kan treffen, door kleene onvoorzichtigheden
der
-ocr page 123-^er hoofdperfoonen, en door of de billijkheid, of ook de
weldaadigheid, te ver uitteftrekken, is eene zeer gewichtige
les, welke, uit het gewoone menfchelijk leven ontleend»
onder verfchillende afbeeldingen niet te dikwerf kan herhaald
worden. Om deze waarheid in eene onderfcheidene gedaante
zijnen Lezeren onder het oog te brengen, had de Schrijver
een aantal van perfoonen nodig De keus derzelven was al-
tijd willekeurig, doch voor zijn ontwerp voldoenend. Eeii
|ong Student, voor de Godgeleerdheid gefchikt, wiens Vader
reeds overleden was, wiens Broeder, aan den koophandel
toegewijd, zijn fortuin in Oost-Indien zofgt, en wiens Moe*
der, eene brave, goedhardge, doch onnozele Vrouw, haa«
ren ftudeerenden Zoon aan zich zelf overliet, verlieft op
eene Koopmans-dogter, welke door de bankbreuk van haaren
Vader van alle uitzichten op een voordeelig huwelijks-goeci
beroofd wordt, terwijl die bankbreuk denzelfden nadeellgett
invloed heeft op de omftandigheden der Weduwe, als zijnde
met den Koopman in den handel verbonden. Beide Gelie-
ven minnen vnurig; maar hebben geen beftaan. De Student
wordt Proponent, en krijgt toezegging van eene pastorij.
Doch ook het blijft bij deze toezeggïHg. Het geliefdeMeis-
jen moet haare toevlucht nemen tot den dienst van Kamenier,
In deze betrekking ftaat haare eer bloot voor defchandelijkfts
aanvallen van eenen Officier,waaraan zij zich naauwlijks kan
ontrukken. De melding daarvan brengt den Minnaar in woe-
de. Hij geraakt in een tweegevecht, en bezwijkt. Het ge-
volg is, dat hij moet vluchten, en, na veele vergeefTche
poogingen, om eene Predikants-plaats te verkrijgen,eindelijk:
Schoolmeester wordt in eene kleene Stad, en zich alzoo eea
zeer fober beftaan verwerft. Het lot van earolina som-
mer» die van haaren Ortenberg, bij mangel van eenig
uitzicht op een goed beftaan, affcheid genomen had, was even
rampfpoedig. In den dienst bij eene fijne , fchijnheillge Kop-
jpeUwitfter, was zïj op nieuw bioot gefteld aas beltagingenk
Fnbsp;te«.
wm
haarer eer, zoo zelfs, dat zij,, ontvoerd, voor de aanflageil
van eenen booswicht had moeten zwichten, zo niet een lou-
ter toeval haar van haare moordenaars verlost, en in de han-
den van een deugdzaam man had overgevoerd. Juist is haar
verlosfer een Akademie-vriend van Ortenberg, die van
zijne reis naar den Koning, om eenig ambt voorzijnepvriend
te verzoeken, te rug keert. Flij levert de fchoone karolina
ongefchonden aan zijnen vriend over, te gelijk met de aamp;e
der aanftelling van Ortenberg tot Redor van eene Stads-
fchool. De beide Gelieven huuwen, en leeyen zeer eenvou-
dig en gelukkig. De huwelijks-zegen van eenen Zoon maakt
hun lot geduurende 8 jaaren zeer geneuchlijk. Nu echter
vertoont zich een zwarte onw^êrs-wolk boven hun hoofd,en
wel in den vergevorderden ftaat van karolina's tweede
zwangerheid. De Gouverneur der Stad hervat die aanftagen
op haare eer, welken te vooren door haaren minnaar waren
afgeweerd. Ortenberg, van den aanflag verwittigd, be-
geeft zich op de vlucht, met oogmerk, om van den Koning
gerechtigheid te fmeekeii. De aanval gefchiedt, maar wordt
verhinderd door een oud gepenfioneerd Kapitein, die op
de bovenkamer woont, en tot redding toefchiet. De fchrik,
echter, der weerloze karolina jaagt haar eine ontijdige
verlosfing op het lijf, waarin zij met haare vrucht den geesc
geeft. De Gouverneur, van ortenberg's oogmerk ver-
wittigd, Iaat hem op reis opligten, en fleept hem in eene
vochtige kelder, waaruit hij, na eene verfchriklijke twaalf-
jaarige gevangenis, ontvlucht, om verder armoedig rond te
zwerven, en zijn ellendig leven, als een veracht bedelaar, te
eindigen. — De nagelaten zevenjaarige Zoon, intusfchen,
geraakt in handen van een' ouden Hofmeester des Gouver-
neurs, die ortenberg vaU zijne jeugd af gekend en be-
mind had, en karolina's begraafnis bijwoonde. Op hem
kwam de zorg van den jongen Wees. Hij verlaat het huis
van den Gouverneur om niet langer getuige te zijn van zijuf?
Wandaaden, en bezorgt zich een fober beftaan van zijn Voor-
maalig handwerk, als Kleêrmaaker. Onverwacht komt de
Oom van den veertienjaarigen Ortenberg zeer rijk uit de
Indien te rug, ontmoet het Kind van zijnen Broeder, leidt
den Jongeling op tot de ftudiën, fthikt hem tot den Krijgs-
dienst, waarin hij, als Ritmeester, ondanks alle vooruit-
zichten op de rijke nalatenfchap van zijnen Oom, ondanks
de hoop op een gelukkig huwelijk, en zijne bevordering tot
■Majoor bij de armee, bij eene vijandlijke fchermutfeling,
het leven verliest, na echter alvorens zijnen Vader wederge-
Vonden, en hem de oogen te hebben toegedrukt.
Dit is het beloop der verdichtte gefchiedenis. De vinding
^en verfiering is ongetwijfeld zeer gefchikt, om den lez^
■daarin belang te doen ftellen. De fchijnbaare verwarring
»elfs, welke in het geheele verhaal plaats heeft,— zooals,bij
voorbeeld, de vinding, om met het midden der gefchiedenis
te beginnen, en het begin eerst in het agtfie Hoofdftuk te
|)laatzen — dient bij uitnemendheid, om de aandacht te boei-
den. De ingemengde bijzonderheden, bij wijze van monde-quot;
iinge vertelling, waardoor geheel vreemde tooneelen, dfè
in de Ir.diën thuis behooren, zeer vernuftig worden lé pas
■gebragt, verfterken het verfangen, om de uitkomst van,dèiï
Roman te weten. De zeer onderfcheiden Charakters van men-
fchen, die eerlijk, doch onvoorzichtig; goed, maar onkun-
..iig en boersch; rechtfchapen, en echter rampfpoedi- on-
•eeriijk en ftecht van beginfelen, fchoon voorfpoedig; armeö
oprecht; rijk en edelmoedig tevens; doch ook riik .en eer-
loos; eindelijk van menfchen, die bijzonder zijn^in hunné
fpreekwijzenendaaden: deze verfcheidenheid, welke overk?
-zeer goed in het oog wordt gehouden, levert eene mengeling
van aandoeningen, gevoelens en handelingen op, welke zeer
veel levendigheid verfpreidt over het geheel. De gefchiede-
nis, eindelijk, van deugdzaame armoede, welke toch zel-
den geheel vrij te fpreken is van voorgaande onvoorzichtig-
^^nbsp;he-
heden, — van rijken wellust, die altijd worftelt met duifendS
onrechtvaardigheden, waarvan het zekere einde de jammer-
Üjkfte wroeging is, —en van waare rechtfchapeffheid, welk«
ïich altijd in flaat gevoelt lot grootfche enedeledaadenrdez»
voorzeker kan bij den nadenkenden, die niet enkel leest, om
den tijd te dooden, nimmer zonder daadelijken invloed op
liet hart wezen. — Dit alles beveelt dezen Roman, niet flechti
als een onfchuldig, maar als een nuttig, niet alleen als een
maatig, maar als een zeer wel gefchreven boek, in een.uuf
van uitfpanning, tot leering, zoo wel als tot vermaak, tea
fioogften aan. De vraag: of alles nieuw, of alles onverbe-
terlijk is? mogen wij beandwoorden met salomo's fpreuk:
*£r is niets nieuws, en, mogen wij 'er bijvoegen, niets vol-
maakts, onder de zon. Dit meenen wij te mogen zeggen,
flat het bevrijd is van duifende gebreken, die anders in d«
gewoone Romans plaats hebben. De grootfte fout is die te-
gen het Charakter van den grooten fredërik, onder wiens
*egeering de jammerlijke gebeurdtenisfen gemaald worden,
cn die echter nimmer de man was, om zich door eerloze Ge«
tieraals te laten blinddoeken.
Wat de vertaaling betreft; hoe zeer wij niet in de gelegen«
fceid geweest zijn, om die met het oorfpronglijke te verge»
lijken, hebben ons echter veele onnaauwkeurigheden gefto*
ten, ten aanzien van ftijl en fpe|ling, welke in een werk vae
fmaak, als een Roman is, den waaren fmaak beleedigen,
Vierplaaten verfieren deze twee boekdeel en, welke niet on-
fjelangrijk gekozen, en ook vrij wel bewerkt zijn; fchoon
echter zeer fiaauw in de uitdrukking der Charakters, welken
ïij afbeelden. — De mededeeling eener proeve van de fchrijf.
tpijze is uit een werk van dezen aard niet wel mooglijk, zon»
dej onze recenlje ai te lang en onnodig uit te rekken.
Art.
-ocr page 127-ilrt. X. catharina herman, Tooneelfpel,
door Mr. janjacobvereul. Te am-
fteldam, bij Johannes Allart, wDCCXcin. loo
bladz. Voorb. VIII. bl. 8vo. Met eene Plaat,
De prijs is ƒ i: i6:-
X)at de Vrouwen tot het verrichten van edele en groot-
moedige daden niet minder gefchikt zijn, dau de Mannen;
ja, dat de eerften, in het ftandvastig voordzetten en ten uit-
voer brengen haarer gefmeedde ontwerpen, en in het trotzec-
fen der gevreesdfle en onoverkoomlijkst-fchijnende gevaa-
ren, de laatften niet zelden overtrefFeri, is eene waarheid»
welke, ter eere der Sexe, door niet weinige voorbeelden
ontegenfpreeklijk bewezen wordt. — Gelijk alle landen uit-
muntende voorbeelden van deze zoon opleveren, zoo heeft
ook bijzonderlijk ons Vaderland, van tijd tot tijd, de zijnen
opgeleverd. Zulke Vrouwen in de gefchiedenis op te zoe-
ken, en in all' haaren luister voor het oog der waereid te
ßellen, is een pligt, dien men aan de menschheid in het al-
gemeen, en aan het beminlijk Geflacht in het bijzonder, ver-
fchuldigd is, en waardoor men zich bij het Vaderland, on-
getwijfeld, niet weinig verdienstlijk maakt.
Zulke bedenkingen waren het, voorzeker, welke den
Heer j. j. vereul drongen, om ons in catharina
herman, welker gefchiedenis flechts met weinige penne-
«rekken is te boek gefteld, eene waarlijk groote Nederland-
fche Vrouw te vertoonen, welker ftandvastige deugd, wel-
ker moed, onverfchrokkenheid en onwrikbare huwelijkstrouw
ïoo zeer verdienden algemeen gekend en bewonderd te wor-
den. „ De deugd (fezef Vrouwequot;, zegt de Schrijver, in het
Voorbericht, „ verrukte mij zoodanig, dat ik den trek niet
(, weêrflaan konde, haar tot het onderwerp van mijnen ar-
beid te nemen.quot; Hij nam het befluit, om 'er een Too-
F 3nbsp;neel.
neelftuk van te maaken. En, fchoon het voor 'r éérst wasquot;^
dat hij in dit vak der dichtkunfte arbeidde, heeft de uitkomst
echter getoond, dat hij zich geenszins aan eene taak gewaagd
heeft, voor welke zijne krachten niet bereekend waren.
Dan, ieder, die de bekwaamheden enden fmaak van j. j.
vEREüL kent, kan reeds vooraf ligtlijk opmaaken, dat de
verdienstlijke Schrijver geene middelmaatige ftukken onder
het oog van het Publiek zal brengen.
Eer wij echter iets over de uitvoering van dit tooneel^
fluk zelve zeggen, moeten wij onze Lezeresfen, vooraf,
de gefchiedenis mededéelen, welke daartoe aanleiding
gegeven heeft. „ Geduurende het beleg van Ooftende, ia
,, de Nederlandfche beroerten , gelukte het den Spanjaarden,
„ een goed aantal Hollandfche Schepelingeu gevangen te ne-
5, men, welken zij voords in ketenen kluisterden. Catha-
„ rina herman, eene Noordhollandfche Vfouw, was de
„ Echtgenoote van éénen dier ongeliikkigen. Zoodra zij
„ den ramp, haaren'man overgekomen, vernam, vormde
„ zij het befluit, om hem, ware het mogelijk, uit zijnen
kerker te verlosfen. Ten dien einde fneed zij, gedeeltlijk,
„ haar lang hoofdhair af, verkleedde zich in mansgewaad,
„ en begaf zich op reis naar de vijandlijke legerplaats voor
,, Ooftende. Na eenen moeilijken, ecnzaamen togt, be-
„ reikte zij die gelukkiglijk, en waande nu, de grootfte ge-
„ vaaren doorgeworfteld te hebben. Maar één der zwaarften,
„ en tevens minstverwachten, dreigde haar hier. Haare
„ ongemeene fchoonheid, naamlijk, trok de oogen, haare
fpraak de aandacht van het Spaanfche Krijgsvolk, maakte
„ haar verdacht, en deed haar eerlang voor een verfpieder
„ van Prins mauRits gehouden worden. Op dit vermoe-
„ den, werd'zij gevangen genomen, zwaar geboeid, en in
„ een kerker gefloten. Hier, in de akelïgfte eenzaam.heid,
„ Was zij geheel onkundig van het lot haares Echtgenoots.
„ Op zekeren dag, echter, werd zij uit: deze wreede ort-
9. kun.
-ocr page 129-Catharina Herman, ToonodfpeL 'nbsp;83-
kunde door nog wreeder bericht getrokken. Zij vernam ,
dat zeven der HoIIandfclie Gevangenen ter doodzonden
„ gebragt worden, om den dood van zeven Spanjaarden,
„ door de onzen op den wal van Ooßende insgelijks gedood,
„ met gelijke ftraffe te wreeken, en dat de overigen naar
„ Spanje vervoerd zouden worden, om aldaar den Koning
„ als flaaven te dienen. In den duldeloozen angst, dien haar
„ dit bericht, en de onzekerheid van herbian's lot baar-
„ de, kwam haar een Vader Jefuit bezoeken, om haar, vol-
„ gends gewoonte, de biegt aftenemen. In dezen eenen
„ menfchenvriend vindende, befloot zij, hem haar geheim
„ te openbaaren. Verbaasd over de trouw en den moed de-
„ zer waarlijk groote Vrouw, beloofde de eerwaardige Va-
,, der haar allen mogelijken bijftand. Hij maakte zijne ont-
„ moeting aan den Graaf van Bucquoi, bij afweziglieid
i, van Hertog albert. Opperbevelhebber der Spaanfchen
„ vóór Ooflende, bekend, en verwierf van dezen, dat ca-
„ tharina in den kerker van haaren Man wierd overge-
„ bragt. Dezen^ te ontmoeten, deed haar van onmagt be-
„ zwijmen. Tot zich zelve herkomen, openbaarde zij verder
„ haar voornemen , en verhaalde, hoe zij alles, wat zijkost-
„ baar bezat, verkogt had, om haaren man vrij tekoopen,
„ en dat zij, om dit zelve ten uitvoer re brengen, vermomd
„ herwaards gekomen was, doch dat zij, indien dit doel
„ haar mislukte, befloten had, haaren man in de flaavernij,
„ of in den dood, te vergezellen. De Graaf van b ucquoi,
„ dit hoorende, begeerde dit edel Paar te zien. Verwonderd
„ en diep getroffen door zulk eene ongemeene getrouwheid,
5, kon hij de ftem van zijn hart niet weêrftaan, en gaf beiden
„ EcStgenooten de volle vrijheid.quot;
Ziet daar het belangrijke oorfpronglijke, waarvan de Heer
vereül zijne'fehilderij ontleend heeft. Zulk een moed,
zulk eene tederhehi vereert ongetwijfeld het Vrouwlijke Ge-
Hacirt, en de Man, die zulk eene getrouwe, ftandvastige,
be.
-ocr page 130-beminnenswaardige Echtgenoote ter reisgezeilinne door he«
leven verkregen heeft, als catharina, mag zich gewis
onder de gelukkigften der ftervelingen reekenen. V ere ut
laat haar,onder anderen, dus fpreken; Ifle Bedrijf 3de Toon,
Catharina in mans gewaad, enz.
Zoo — 'k zet mij hier ter neêr. Het bange zwerven mo4.
Lacht, onder dit geboomt', een weinig rust mij toe:
6 Gij, die mij verzelde op kommervolle wegen»
U zij deez' warme zucht een offer voor dien zegen I gt;
Mijn hart gevoelt en dankt uw zorg, Voorzienigheidl
Uw hand heeft tot dit uur mijn zwakke fchreên geleid.
Gij zaagt in mijne borst het vuur der teêiile liefde.
Het weê, dat om den ramp mijns Echtgenoots mij griefde;
Ik was geen zwakke Vrouw; 'k werd ijlings een heldin.
Zie daar uw heerlijk werk, getrouwe huwlijksmini —
In dit gewaad vermomd, verliet ik Hollands oorden,
Toog raidden door 't gewoel van 't ft[ijden,p!undren, moorderu'
Maar 't was voor Herman; 6! ik vreesde geene fmart:
Thands ben ik dlgt bij hem, wat wellust voor mijn hartl
Welaan! met moed gepoogd, mijn dierbaar doel te raaken. —
Maar — God!reeds nu gevaar'... 'k hoor iemand mij genaaken.
Wijders, in het Illde Bedrijf4de Toon. tegen de Gravin
8uclt;iu0l.
Mevrouw! vreest ooit een hart, dat onbepaald bemint.
Dat in een' Echtgenoot al 't heil des levens vindt.
Dat, bij een vrije keus, gewis den dood zou kiezen,
Waar't fteiven moest, of hem, voor wlen het leeft, verlieien,
En dat met vaste koop zich toevertrouwt aan God?...
Ach! oogfte ik reeds die hoop I
. Verder, in het 4de Toon. van het ivde Bedrijf, tegea
OERMAN, in de gevangenis:
.......
Mijn HERMANl aan uw hart herleef ik quot;»t den dood.
Of was 't geen dood voor mij. u, Dierbaarüe! u te derwa.
eensaam, ia een ace van jamni'ren» road te awerven?..
Eh nu , weldadig God! onvang mijn dankbaarheid!
'k Heb U, in mijnen angst, niet vruchtloos aangefchreid;
'k Heb door uw trouwe lui'p mijn' hoogften wensch verkregen.
Mijn herman! voeitge als ik de waarde van dien zegen?
Gevoel d:ui 's ïloogften liefde, ontgloei in dank met mij,
Eu dat ons beider hart één offer voor hem zij! —
Dan, deze weinige proeven mogen toereikende zijn, ons
de verhevenheid van het charakter aantetoonen , welk de
Schrijver in catharina wilde voorftellen. Wy zullen geene
anderen aanvoeren; dewijl wij onze Lezeresfen raaden, dit
Tooneelftuk, datzich, over he^geheel, zeer wellaatlezen,
xelve in handen te nemen. Intusfchen, hebben wij onsmee-
nigmaal daarover verwonderd, dat veelen der Nederlandfche
Dichters of Dichteresfen, zelfs die in hetvakderdichtkunfte
grooten verdiensten hebben, fomwijle zich zoo weinig over
de taal, fpelling en woordfchikking bekreunen, datzij, door
onachtzaamheid in dit opzigt, hunne ftukken geheel ontfie-
ren. Tot dezen behoort, wij moeten het belijden, de an-
ders verdienstlijke Schrijver der catharina herman.
En, daar over het geheel genomen, vooral, het zwak der
Nederlandfche Dichteresfen is, zich met hetkunstmaatigeder
dichtkunfte weinig, of in 't geheel niet, te bemoeijen, zul-
len wij, inzonderheid ten gevalle van dezen, nu en dan, in
die ftukken, welken door ons beoordeeld worden, de groot-
fte feilen aanwijzen, en hier en daar eene verbetering opge-
ven ; niet met oogmerk, om anderen te bedillen, ofderzd-
ver behaalden roem te verdonkeren , maar alleenlijk , om
soede geniën voor misftellingen te waarfchuwen , welken
men anders, door navolging, ligtlijk begaan kan. Ook ia
het voor ons liggende Tooneelfpel, hebben wij veelen derzel-
ven ontmoet, waarvan wij eenigen zullen mededeelen.
Meenigvuldige maaien hebben wij, in dezeverzen, derusc
verkeerd geplaatst gevonden, het welk eene groote onaan-
genaamheid in het lezen veroorzaakt. Somwijlen kan daartoe
bijzondere reden zijn en alleenlijk in dat geval is het.ge~
óorlofd. Doch wie kan, in de volgende regelen, daartoe
noodzakelijkheid vinden ?
Bladz. 16 reg. 9 van onderen:
Neen, neen, Verfpieder.' waan — niet dat uw kuntnarij.
Bladz. 22 reg. 8.
Om hem te redden - de vrijheid weêr te geven.
Bladz. 27 reg. 11.
Is even kostlijk in — het hetlig oog van God.
Bladz 34 reg. 2. .. , ,
De liefde die ik, voor - mi]« Landgenooten voed.
En hoe gemaklijk zijn zulke gebreken dikwerf te verhel-
pen ! b. v. bi. 27 reg. i r.
h, even kostelijk - in 't heilig oog van God l
Ook
-ocr page 132-Ook vinden wij liier in het oog loopende feilen, ten aan-
zien van de qiiantiteit (de langheid of kortheid) der letter-
grepen. Zorgloosheid, b. v. of zorgeloosheid kan nooit an-
ders, dan als een fleepend woord gebezigd worden. Hier
echter koonu het, dat ons onbegrijpelijk is, als een ftaand
woord voor; bladz. ii. reg. 5.
Een heilloos oogenblik van flrafbre zorgloosheid.
Het is een, op gronden Ifeunende , taalregel, dat, wan-
neer twee werkwoorden , welken twee verfchillende naam-
vallen regeeren, bij één perfoon gebezigd worden, men dien
perfoon ook tweemaal moet uitdrukken. B. v. zoo lezen
wij hier, bladz. 22 reg. 8.
óm hem te redden en dc vrijheid weör te geven.
Dit hem dient hier herhaald te worden, omdat het ook in
den derden naamval {dativus^ moet lïaan, dewijl geven dien
naamval regeert; iets geven aan iemand. Derhalve:
Om hem tc redden, hem de vrijheid weör te geven,
Bladz. 48 reg. 7 en 8 vinden wij; ik tradt, en hif badt
voor tradt, bad, dewijl in den volmaakten verleden tijd der
werkwoorden alleen de tweede perfoon eenen t aanneemt.
Ook ontmoeten wij \\\er ik werdt en hij werdt, \ooxwerd,
óm gemelde reden.
Bladz. 53 reg. 4.
• . • , • . 'k gevoe!, bij uw waardij.
Dat de aarde met geheel een dal van jamren zij, Voor is:
't Getal, mijn Gade! is kleen van zulke Vervelingen,
Voor: 't Getal van zttlke flcrvelin^en is enz.
Aid. Reg. i^vindge voor vindtge, omdat de tweede perfoon
altijd eenen t bij zich heeft. — Bl. reg, 6. herkon voor
her^^^uèie, v^w herkennen,
Bl. 18., 24 en 8ó vinden m] ftand bieden, in de beteeke-
nis van weêrfland. Stand houden is elk een' genoeg bekend,
iazzx \\\ei ßand bieden. Mooglijk echter heeft de Schrijver
gezag voor deze iï^reekwijs. Dan, ook nog in dat geval.
is het raadzaam, dezelve, nu en dan, voor eene meer ge-
meenzaame te verwisfelen; en hoe gemaklijk ware dit hier
geweest ! b. v. Bladz. 18 reg. 9, vaak Qaftiljes heir
manmoedig t hoofd dorst bieden.
Om onze Lezeresfen niet te veel te vermoeijen, zullen
wij hier perk aan onze bedenkingen flellen, onaangezien
welken wij haar de leziqg van dit oorfpronglijk Temeelßel
moeten aanprijzen.
An. XL
-ocr page 133-(fervolg en Slot van Bladz, 6.)
D e beftemming der Vrouwen, om het geluk van zich zei-
ven en anderen te volmaaken, behooren alle Ouders, reeds
bij de eerfte opvoeding van hun Kroost, ten grondflage te
leggen, en nimmer uit het oog te verliezen. Zij moeten de
Meisjens, zoo na mogelijk, eene gelijke opvoeding met da
Jongens geven. Geen ander verfchil behoort hier plaats te
hebben, dan 't geen het verfchil in vermogens en krachten
of ook de wet der welvoeglijkheid , vordert. Alles, wac
ftrekken kan, om de krachten des lichaams, de vermogens
van den geest, de natuurlijke neigingen en gevoelens des
harte te ontwikkelen, te verfterken, en te veredelen; alles,
wat dienftig is*, om de Kinders nuttig voor anderen te maa-
ken, moet zoo wel op Meisjens, als op Jongens, toegepast
worden. Laat u, derhalve, gij Ouders! door niets beftuu-
ren of bepaalen, dan door eene onzijdige opmerking der na,
tuurlijke bekwaamheden en neigingen ! Geen verfchil in
kunne moet u belemmeren. Waar gij bemerkt, dat fmaak en
talent aan zekere bezigheid, kunst of wetenfchap, de voor-
keuze geven, moet gij doof zijn voor de ftem des vooroor-
deels, als het u influistert; „ dit is voor een Meisjen nut-
„ loos, ongefchikt, ongepast!quot; Neen, hoort de ftem der
reden, die n zegt, dat niets, wat den Mensch niet^onteert,
eener Vrouw onwaardig kan wezen ! Laat het al eens zijn,
dat zij, in andere betrekkingen komende, weinig of niets van
het voorwerp haarer verkiezing, of haarer geliefde kunst,
zal kunnen trekken; in dit opzigt zal zij met veele Manne?!
gelijk ftaan: maar dit voordeel zal zij toch, even zeker alg
wij, erlangen, dat de beoefening dier kunst haare geestver-»
jnogens zal hebben opgefcherpt, en baar misfchien, nog na-
JiElSfCELWERK. L DEEL» Cnbsp;d^
-ocr page 134-deriiand, verraaaklijk en nuttig zal wezen. — Te bejamjne-
rea is het, dat de heerfchappij des vooroordeels zoo veele
Vrouwlijke geniën en talenten nutloos gemaakt heeft, door
juist, ten aanzien der Vrouwen, alle die verordeningen te
tveeren, waaraan wij onze voortreflijkheid in de maatfchap-
pij voornaamlijk verfchuldigd zijn. Den Man is de deur der
kunften en wetenfchappen altijd geopend. Duifenden zijn
gereed en werkzaam, om hem van alle andere bezigheden te
ontlasten, ten einde hij alleen voor zijne geliefde kunst mo-
ge leeven. Een Man, Echtgenoot en Vader van een talrijk
gezin, kan, zo hij flechts in zijn huisbeftuur ordenlijk zij,
zich geheelenal aan zijn vak toewijden. Deeenfpijst, een
ander kleedt, een derde huisvest hem, en een vierde zorgt
voor zijn'kroost. Uitgemaakt is het, dat, zo hij flechts zijne
eigen fpijs gereed maaken, of zijne kleederen moest vervaar-
digen , dit alleen misfchien alle de volmaaking zijner kunst
zoU belemmeren. De Meisjens, daartegen, moeten kleede-
ren leeren vervaardigen en reinigen, alles leerenbezorgen,
wat de reinheid der wooning en het voedzel betreft, en veele
andere bezigheden meer. De allesverflindende weelde heeft
die bezigheden zoo vermeenigvuldigd, dat zij het grootfle
deel des levens weglteelen : alles gefchiedt kunstmaatig; het
artikel der kleeding alleen behelst eene meenigte van kunften
in verfchillende vakken, en, alles behoorlijk verdeeld zijn-
de , wordt een paar dozijn verfchillende kunftenaars ver-
eischt, om eene Vrouw voor de hitte der zon, of de onge-
makken van regen en koude te beveiligen, dat is, te klee-
den. Aan dezen, als die het uiterst gewigtig gefchat wor-^
den, is haar geheele beftaan verbonden. Ik behoef hier niet
aantemerken, dat 'er op dezen regel zeer veele uitzonderin-
gen gevonden worden: doch de voorbeelden zijn meenigvul-
dig genoeg, om hieruit een regel optemaaken. Dwaas zoii
het ook zijn, die bezigheden te veroordeelen: Ik veroor-
deel alleen, dat men Meisjens, ponder opzigt op haaren
fmaak.
-ocr page 135-fmaak, haare talenten en bekwaamheden, alleen omdat zij
Meisjens zijn, niet tot ééne, maar tot alle deze bezigheden
verordent, en haare voortreflijkheid alleen bereekent naar de
maate van volkomenheid, welke zij hierin bereikt hebben._
'Er zijn Zekerlijk vrouwlijke bezigheden , voor de meeste
Vrouwen gefchikt; maar even zoo hebben de Mannen bezig,
heden, waartoe meer vlijt, geduld en oefening, dan wel uit-
ßekende bekwaamheden, gevorderd worden. Maar 'er zijn
ook andere kringen , waarin alleen geniën kunnen werken.
Men fluite de laatllen niet voor de Vrouwen, daar men haar
allen tot de eerften toelaat! Door gepaste verdeeling , zal
men weldra de bekwaamheden der Vrouwen de hoogfte vluchr
zien nemen. Laat ik dit door een voorbeeld ophelderen;
men leere hetzelfde Meisje kleederen vervaardigen en teeke-
nen: in beiden kan zij tot zekeren graad van uitmuntendheid
opklimmen. Maar fchiet 'er tijd tot het laatfte over, wan-
neer men haar tot alle, ongelijkfoortige, vrouwlijke hand-
werken opleidt? Is een Meisje tot alle vrouwlijke bezighe-
.den even zeer gefchikt, men houde dan omtrend haar den-
zelfden voet, als bij de Jongens, dat men haar zelven laac
kiezen, althands- haare neiging^ hierin opvolgen; mnsr niGU
drage tevens zorg, om haar tot zoodanige bezigheden te lei-
den, die haar ten eenigen tijde van de volftrekte afhanglijk-
heid van den Man kunnen ontheffen, haar in ftaat ftellen, om
voor zichzelven en voor anderen nuttig en noodzaaklijk te
zijn, en dus ook in haaren kring een zegen voor de maat-
fchappij te worden. Opzetlijk beweer ik hier de noodzaak-
iijkheid van een nuttig en werkzaam leven voor de. Vrou-
wen, waarin zij, even als de Mannen, alle de vermogens
^ van haaren geest en de neigingen van haar hart kunnen ont-
wikkelen en veredelen, omdat men, tot hiertoe, haar te uit-
fluitend bepaald heeft tot de zoogenoemde huislijke, vrouw-
lijke bezigheden, waardoor zij, hoe nuttig ook in den huis-
lijken kring, voor de maatfchappij echter volftrekt nutloos
C 3nbsp;w©r*
-ocr page 136-worden, Hoe volkomen ik inftera , dat de Natuur iiaar tot
Echtgenooten en Moeders beftemd heeft , behoef ik hierop
echter niet ftil te ftaan , omdat men in *t algemeen het
daarin met mij eens is.
Het gewigt van dit onderwerp vordert, dat wij deze alge-
meene lesfen nog wat nader aandringen. Deerlijk wordt de
opvoeding der Meisjens verwaarloosd. Hoe oppervlakkig
draagt men zorg, om haar in het lezen, het fchrijven en ree-
kenen, wel te oefenen! Het eerfte, de deur tot kennis en zelf-
volraaaking, wordt hierdoor voor haar gefloten;de onkunde
3n het andere maakt haar onbekwaam, o'm haare gedachten
wel uittedrukken^ en door de verwaarlozing van het laatfte
zijn zij ongefchikt, om eenig beftuur van gewigt te voeren.
Waarlijk, raadpleegt de reden en de ondervinding, Ouders!
en ziet, of uw Kind immer dat deel haarer beftemming, 't
welk gij haar toekent, om Vrouw en Moeder te worden,
zonder deze kundigheden kan bereiken ! Gij zijt oorzaak,
dat zij noch oordeel, noch geheugen oefenen, en van door-
zigt en menfchenkennis grootendeels verftoken zijn. Gij zijt
oorzaak van alle de jammeren, die hieruit eigenaardig voord-
vloeijen. Gezond menfchenverftand is eene ijdele herfeiï-
fchim, wanneer het niet van de vroegfte jeugd wel geoefend
wordt. Eene Vrouw, met het beste hart, welker verftand
onbefchaafd,ongeoefend is,maakt noodwendig haaren Man,
in welk een ftand ook, ongelukkig — nog ongelukkiger, daar
zij haar lot zoo weinig, in zekeren zin, verdient, omdat zrj
gonder overleg en bewustheid handelt. Liet hier de plaats het
toe, dan zou ikbetoogen, welke bekwaamheden en deugden
tot het huisbeftuur volftrekt vereischt worden (*);dan zou ik
fpreken van dat gewigtig deel der opvoeding, waartoe de
Moeder onbetwistbaar beter gefchikt is, dan de Vader, en
waajf-
C) Wij wijzen onze Lezeresfen naar MAREZoll, dandscks-
£äsk, I. Deel. Ifte Stnk, bl. 3O5 Sr»
Over de Bcjlfimm'mg der Froimn.nbsp;37
waartoe nog al uitgebreider talenten gevorderd worden, ea
Vooral van dien vrouwlijken post, welken zij toch niet ge-
heel van haare fchouders kan werpen, om den Man de lasten
en zorgen , de moeilijkheden en kommernisfen, waaraan
zijn ftand hem onbetwistbaar blootftelt, door raad, troost en
een verleevendigend onderJioud, te verligten.
Wordt de geest der Meisjens verwaarloosd, nog veel fliffl-
mer is het met de lichaamlijke opvoeding gefteld- Met een ,
door weeklijkheid vertederd, lichaam wordt de Maagd toege-
wijd aan eenen ftaat, waarin alles zich vereenigt, om haar
g.eftel te verzwakken, alles een aanval op haare gezondheid
is, en om welken te verduuren een gehard lichaam vereischc
wordt. Wie weet niet, dat het ter waereid brengen , hec
zoogen en opkweeken der Kinderen, het oppasfen der zie-
ken ^»s. zaken zijn, die een fterkgeftel knakken? Behoeft men
zich nog over de meenigvuldige zwakheden der Vrouwen te
verwonderen? Neen; maar daarover, dat zij. Moeders zijn-
de, hieruit nog niet geleerd hebben, haare Dogters inzon-
derheid tegen die gevaarvolle omftandigheden door lichaam-
fterkende oefeningen te harden , en tot de verduuring dier
moeilijkheden gefchikt temaakeni vooral nog, daar de .zwak-
heid des lichaams, zo niet altijd door zwakheid van geest,
toch onfeilbaar door eene geheele ongefchiktheid gevolgd
wordt tot die gewigtige taak, welke op haar, als Vrouw en
Moeder, berust. Zoo weinig zorgt mes, om de Vrouwen tot
dat punt haarer beftemming opteleiden, hetwelk men haar in
het algemeen uitlluitender wijze toekent; even als of dit alles
een werkje ware, dat de natuur ten beftemden tijde wel leert;
even als of het zaken van zeer geringe beteekenis waren;
daar evenwel de bevinding van alle eeuwen en van iederen
dag bevestigt, dat het eerfte gevoelen volftrekt valsch, en
het laatfte eene dooling is, die misfchien wel als de hoofd,
bron van allen zedenbederf des menschdoms mag aangenjerkt
worden. ,nbsp;quot;
C 3
-ocr page 138-En xvie verwonderc zich nu, dat ook het overig gedeelte,
hetwelk men der Vrouwen zoo zeldzaam toekent, bijna ge-
heel en volftrekt wordt verwaarloosd? ik meen de taak, om
zichzelven te volmaaken, en voor anderen nuttig te worden.
Dit behoeft geen betoog; men heeft flechts in de waereld
rond te zien: bijna overal zijn de Vrouwen beuzelende,niets
beteekenende, en in dit opzigt nutloze, Schepfels. Goede God J
mijn gelaat gloeit vai) verontwaardiging, wanneer ik bedenk,
welk een uitgeftrekt deel uwer redenlijke fchepping tot vol-
ftrekte werkloosheid, ja tot het niet, gedoemd wordt! Hoe
veele edele vermogens, die, recht gebezigd, ons in verbaasd-
heid over uwe grootheid zouden wegrukken, flapen — flapen
een geheel leven, totdat zij in den doodflaap ftorten! Wanneer
toch zal het j^fenschdom zich eenmaal aan de kluisters der re-
denlooste vooroordeelen ontwringen, en in de heerlijke vrij-
heid uwer Kinderen ftaan! — Duifende Vrouwen, die nim-
mer tot den gehuwden ftaat komen, of kinderloos blijven,
of zulks worden, of reeds zoo ver zijn, dat zij zich aan de
zorgen der opvoeding kunnen onttrekken ; deze allen —
Schepfels, met de uitmuntendfte geestvermogens verfierd,
waardoor zij vatbaar zijn vöor alles, wat goed, wat edel is,
waardoor zij der gantfche maatfchappij tot zegen zouden
kunnen verftrekken — deze allen, zo zij niet door den nood
tot arbeid gedwongen worden, verkwisten den tijd, die haar
van eten, drinken, flapen en kleeden overfchiet, met bezig-
heden , die haare betrekking hebben tot eten, drinken, klee-
den, flapen, en dergelijken. Eene Vrouw, die in her een of
ander vak, dat de gewoonte alleen voor den Man beftemd
heeft, eenigzins uitmunt, wordt als eene zeldzaamheid, bij-
kans als eene afwijking van den gewoonen loop der natuur,
befchouwd: even als of het Opperwezen de Vrouwen met
eenen redenlijken geest begiftigd had, alleen om te uaaijen
of te wasfchen, of haar alleen beftemd tot bezigheden, die
van niet meer gewigt, zo al niet onwaardiger, zijn.
Wij
-ocr page 139-Wij zouden hier over dit onderwerp meer kunnen zeggen,
en misfchien befchouwen wij het nog wel eens uit een ander
oogpunt. Laat ons thands, om kort te zijn, het gezegde tot
de befchouwde hoofdpunten zamentrekken. Het groote
doel, waartoe de Vrouwen verordend zijn, is, zich zelvea
te voimaaken, anderen nuttig te wezen, en het menschlijJc
geflacht te helpen voordplanten. In betrekking tot den Man ,
is haare beftemming, de zorg voor de huislijke welvaart, en
de bezigheden der opvoeding met hem te deelen, en dus i»
alle opzigten zijne hulpe te wezen. Deze beftemming ver-
pligt haar, om haaren geest doorlezen en nadenken te oefe-
nen, voor de verfterking en vermeerdering haarer gezondheid
te Zorgen, en — zo zij door uitwendige omftandigheden
hierin niet,, volftrekt, verhinderd wordt — zich op de beoe-
fening van de eene of andere nuttige en gewigtige bezigheid
toeteleggen, waardoor haare geestvermogens meer ontwik-
keld, haare gezondheid zoo min mogelijk benadeeld wordtj
waardoor zij in haaren kring de welvaart der maatfchappij be-
vordert, en haar dus de dienften vergeldt, welken zij aan de-
zelve verfchuldigd is. Met dit alles, moet zij tevens niec
verzuimen , zich in tijds tot die pligten voor te bereiden,
welken ten eenigen tijde van haar, als Vrouw en Moeder ,
gevorderd zullen worden. Zonder deze gepaste voorberei-
ding, kan zij nimmer de nodige gefchiktheid erlangen, otn
dezelven gepast, volvaardig, volledig, en blijmoedig, te
.volvoeren. ,
D %
C4
-ocr page 140-DB
! •nbsp;Vrouwlijke Befpiegeling,
Welkom gij Eenzaamheid! School der wijsheid, die mij
^e vreugd des Hemels leert gevoelen , zijt driewerf geze-
gend! ó Heilig gij mijne treden naar uwen tempel, daar ik
ïni], van mijne vermoeide reis door het gewest van dwaashe-
den en ondeugden, ter neder zet, om onder uwe koele fcha-
duwen , en in nwen kuifchen fchoot, te rusten. De aarde,
^oor den nacht verkoeld, verbeidt met ongeduld den aller-
eerften zonne-ftraal, om haare fchatten op nieuw te kunnen
oitftorten: even zoo verlang ik naar U, om met mij «elve te
fpreken. Veelen mogen U zoeken, om aan gierigheid, aan
eerzucht, ofwellost, iu llilte te offeren: zij kennen U niet;
want zij brengen de waereld met alle haare dwaasheden me-
de. Zij ontvlieden in fchijn, om niet geftoord te worden in
liuü flaafscb cn diendig genot der waereld. Mijn boezem,
door
-ocr page 141-door het medegevoel der waereldfche jammeren geprangd,
Äoekt lucht. Waar zoa ik vrij kunnen ademen , dan in uwe
ftiite, die alle ijdelheid verbant? ó Schenk gij mij den vrede
weder, dien de waereid mij ontrooft! Gietbalfem in mijne
wonden, daar mijn hart bloedt over het lot mijner Zusteren I
Zij haaken naar geluk ~ zij dwaalen allenvege -- zij vallen
over ftruiken en kreupelbosch. Bij het einde van haarea
weg, zijn zij nog even ver van heur doel verwijderd, ea
zijn ongelukkig. Waarom? Omdat zij nimmer den rechten
weg kenden, die naar uwen tempel henen leidt; — wat zeg
ik? Omdat zij U zelve niet kenden.
En gij echter,bekoorlijke Eenzaamheid! gij zijt zoo nabijj,
een ieder der Stervelingen! Uwe wooning vestigt zich overal.
Gij volgt de Zon In haaren loop, door het gantfche waereld-
vrond heen, zonder dat zelfs de tusfchenkomst van eenige
andere planeet uwen luister doet^ taanen. Waar zich da
Mensch nederzet, het zij midden in het tooneel der onafge-
broken bemoeijingen,het zij midden in de vreeslijkfte woes-
tenij , daar geene ftem gehoord wordt, gij zijt met hem; gij
zijt gereed ter zijner liulpe, zoodra hij zijn hart voor uwe
vriendfchap geopend heeft. Zoo omhels ik dan U, ó Dogter
des Hemels !om rust te vinden voor mijne ziel. — Rust vooi:
mijne ziel? Ja, gij zult ze mij verfchaffen, omdat gij mij.
terugbrengt tot mij zelve.
Nog dezen dag had ik mij afgefloofd in de zorgen des le^
vens.. Nieuv/e wenfchen en begeerten beftormden mijn hart.
Elke gedachte fchiep een befluit, en elk befluit vormde nieu-
we overleggingen. Ik jaagde met de meenigte niet altijd naar
een zeker doel. Veelen zwoegden dwaaslijk, om het einde
van den dag te bereiken. Mij mögt het zeldzaame geluk te
beurt vallen , dat mijne poogingen niet geheel onwaardig,
niet geheel vruchteloos waren. Ik mögt mij beroemen, dac
ik niet te vergeefsch had gearbeid aan de belangen van hun ,
die mij waard en dierbaar zijn. Met dat alles, bh'jft 'er eert
Cs
-ocr page 142-ijdel voor mij over, dat ik met alle mijne zorgvuldigheid niet
vervullen kan. Ik kan voor mij zelve geene waare verge-
noegdheid fmaaken, zonder nog ernftig te denken aan eene
hooger betrekking , in welke ik mij, met alle de mijnen,
met alle mijne Natuurgenoten , bevinde. Ja , Almagtige !
tot U moet zich mijn geest verhelfen. Mijn hart moet zeker
zijn, dat Gij mijn gedrag goedkeurt. Zonder dit bezef uwer
goedkeuring,beflaat 'ervoor mij geen waargenoegen, ó Hoe
verrukkend is mij thands het denkbeeld, dat Gij bij mij te-
genwoordig zijt; dat Gij de gefteldheid mijnes harte kent,
en dat mijn verlangen, om in de herinnering uwer weldaaden
gelukkiger te worden, U welgevallig is! Waar ik mijne oogen
henen wende, alles roemt U, als den Weldoener der geheele
fchepping. De gantfche Natüür is vol van uwen zegen. Het
beftaan, de onderhouding, en de geneugten des levens,
waarin ik mij verheugen mag, met allen , die mij omrin-
gen, — alles overtuigt mij, dat ik geen genot finaaken
inoet, zonder te gedenken aan ü, die mij zoo liefderijk ze-
gent. Ach! hoe zeer gevoel ik, dat ik, zonder U, niet ge-
lukkig kan wezen! De bezigheden van den dag mogen mij
zomnjds de oogenblikken ontweldigen, welken ik aan U al-
leen behoorde te heiligen; maar Gij, ó God! zult dit ge-
brekige vergeven, daar het ook uw wil is, dat wij voldoen
aan onze roepinge in de verfchillende betrekkingen, waarin
Gij ons geplaatst hebt. Mogt flechts mijne volvaardigheid
in deze pligtsbetrachting ieder oogenblik , dat mij overig
blijft? voor mij dierbaar maaken, om, hetgeen ik verricht,
te vergelijken met dat gene, wat Gij wik, dat wij zullen
doen, om recht gelukkig te worden! Ja, hoe menigmaalen
verblindt mij de eigenliefde, in de beoordeelinge mijner daa-
den! Zij keurt zoo dikwerf goed, hetgeen de waare gods-
dienst afkeurt. Ik voeg mij; in de verkeering niet anderen ,
zoo vaak naar hunne denkwijze : maar, heb ik wel moeds
genoeg, om de waarheid te fpreken daar, waar zij door de
*nbsp;wae-
-ocr page 143-waereld miskend of gekrenkt wordt? — IJdelheid fpeelt zoo
dikwerf de hoofdrol in de gezelfchappen, aan welker bij-
wooning mij maagfchap en vriendfchap verbindt: maar, is
inijne ftandvastigheid groot genoeg, om nimmer de paaien
van welvoeglijkheid te overfchreeden? — Durf ik de mode
wederftreeven, daar zij, in eenen fluier gehuld, haar valsch
gelaat bedekt, en, onder fchijn van wellevendheid, de deugd
belaagt? — Vindt de onfchuld in mij eene verdedigfler, wan-
neer zij onrechtvaardiglijk wordt aangerand? — Bevlijtig ik
mij genoeg, om de perfoonen te kennen, waarmede ik ver-
keer? En, ontdek ik in dezelven eenige aanmerklijke verkeerd-
heid, bezit ik dan genoegzaamen ernst, voorzichtigheid en
koenheid, om hen te onderrichten, te recht te brengen, en
te verbeteren? Ben ik ftoutmoedig genoeg, om eenen. om-
gang vaarwel te zeggen , waarin mijn hart mijn geheime be-
fchuldiger is, of waarin de ernst moet zwichten voor de
overmagtvari kwaalijkgezinden? — Dit alles ó God! vraagt
mij mijn geweten, daar het met Ufpreekt, als een kind tot
zijn' Vader, Help mij, genadige Hemel! daar ik gevoel,
dat ik nog zoo dikwerf te kort fchiete in de gehoorzaamheid
aan uwen wil! Leer en herinner mij, nimmer iet hooger te
fchatten, dan hetgeen Gij gebiedt, al ftreed het ook met de
begrippen des gantfchen menschdoms!
Welkom dan Eenzaamheid! die mij te rug brengt tot mij
zelve ! Welkom zijt gij, die mij troost en rust verfchaft,
daar ik ze zoo zeer behoeve! Ja, dooru opgebeurd, keer
ik in de waereld te rug, waarvan ik mij eenige oogenblikkeii
verwijderde. Ik keer weder, met beter gevoelens, met
edeler voornemens, met het hemelsch verlangen , om den
Eeuwigen te behaagen, als den besten Vader, die mij lief
heeft, als zijn Kind, en die mij, wederom op nieuw, deze
gelegenheid tot nadenken gefchonken heeft. Laat mij nu
de ondeugd aanlachen, onder een geveinsd gelaat: ik hoop
doorzigts genoeg te hebben, om haare verleiding te bemer»
kenjr
-ocr page 144-ken, kracht genoeg, oin haar te vvederftreeven. Valfche
vriendfchap verraade mij; ik zal haaren hoon door braafheid
afweeren. De trotsheid moge mij beleedigen; ik belach haa-
ren waan, en maak mij van haar onafhanglijk dooredeler
beginfelen, welken ik zal aankweeken. Tegen list en bedrog
zal ik mij zoo veel mooglijk waapenen, en, daar zij mij
verrasfchen, verdraag ik haare korte zegenpraal, in de ver-
zekering, dat mijn almagtige Befehermer over mij v/aaken
zal. De waereid moge mijne ftille deugd miskennen , ik
hoop, groot genoeg van ziel te zijn, om haare oordeelvel-
lingen te verachten, daar, waar het op de onfchuld des harte
aankomt, waar God alleen getuige is. Dan, wanneer ik God
tot mijnen vriend heb, wanneer mijn eigen geweten mij vrij-
fpreèkt van moedwillig kwaad, dan heb ik niets te vreezen,
dan heb ik overvloedige vergoeding voor alle mooglijke ver-
liezen. —
Welkom dan Eenzaamheid! School der wijsheid en der
deugd, die mij de vreugd des Hemels leert gevoelen! — door
U verhef ik mij boven duifende aardfche nietigheden. ICleene,
vertederde zielen hechten zich vast aan het zinlijke. Zij
deinzen al zidderende terug, op elk denkbeeld van verftoo-
ring en gemis. Ik leef, ook in de waereid, voor de onfterf-
lijkheid. De aarde alleen moet mij een wegwijzer zijn naar
haare lusthoven. Ik volg mijne roeping op dit benedenrond.
Gij, bekoorlijke Eenzaamheid I leer mij, de wenfchen en
gebeden van mijn hart tot den weldadigen Hemel optezenden!
Traanen van dankbaarheid en liefde vloeijen op het altaar,
dat ik voor U fliehte.--- —
1-102 weinig goeds, dan, de aard mij ook ten deel moog' fchenken:
Heb dank, ó Eenzaamheid! die mij zoo grootsch leert denken! —
Geen aardsch gemis kan ooit de oorzaak zijn van pijn.
Ï-Jeen: — dit zelfs moet de bron van mijne grootheid zijn.
MERK-
-ocr page 145-wegens de
VIJF WAE REL D-D E E L E N.
Ui. alle de gedeiikftukken der lioogfle oudheid, zoowel
als de beste gefchiedkundige berichten, mogen wij met:
veel waarfchijnlijkheid befluiten , dat dit Waereld-deel de
wieg des menschdoms geweest is. Het grenst ten Westen
aan Europa, Middellandfche Zee,en Afrika^ zijnde voor
het overige door den Oceaan omgeven, die zijne onderfchei-
dene naamen heeft naar de Landen, welken hij befpoelt.
Zijne grootde lengte, van het Oosten naar het Westen, en
dtis van Smirna tot Kamfchatka gereekend, heeft X275; de
grootfle breedte, daarentegen, van het Zuiden naar hec
Noorden, van Malakka tot de Ijs-kaap, 1125 Duitfche mij-
len. Anderen echter flellen de lengte op 1700, de breedte
op 1300 Duitfche, en de oppervlakte op 541093 Quadraat-
mijlen. Volgends deze laatfle opgave, zou het viermaal
grooter, Europa, wezen.
De Godsdienfl;en van Aßa zijn:
1.)nbsp;De Muhamedaanfche, welke heerscht in Turkijen^
Perfiën, Indoftan, Onafkanglijk Tartarijen.
2.)nbsp;De Heidenfche. Dezen vindt men in de Eilanden aart
deze en gene zijde van den Ganges, in China, Japan, In,
doßan, en het westlij k Onafhanglijk Tartarijen. Aldaar
heerscht nog het fchriklijkst bijgeloof. De tempels worden
Pagoden genoemd. Op het Half-Eiland aan deze zijde van
den Ganges i heeten de Priesters Braminen^zzn de overzijde
di§y
-ocr page 146-dier Rivier, Talapoinen; in China en Japan noemt men hen
Bonzen; in het Chineeich en oostlijk Onafhanglijk Tarta-
rijen heeten zij Lama's. Der Japonefen Opperpriester wordt
Dairo , in het Chineesch gedeelte Khutuku, en in het oost-
lij ke Dalai Lama genoemd.
4.)nbsp;De Griekfche, in Rusjisch fartarijen , in Turkijen en
Perfiën.
5.)nbsp;De Christlijke, welke door alle Europaefche Natiën,
in haare Volkplantingen, bijzonderlijk in het Nederlandfche
Sumatra, Java en Cellen, meer en meer wordt uitgebreid.
De Regeeringform is in de groote Rijken monarchaal;
daarentegen republikeinschhi] de kleene Natiën, welke door
de Oudften des Volks, onder den naam van Vorften, en door
het Volk zelfgekozen, vertegenwoordigd worden.
Onder de Afiatifche Taaien, zijn de voornaamllen, de Ara-
bifche, de Perfifche, de Tamulfche of Malabaarfche, en de
Chineefche. In de Noordfche Gewesten wordt veel Rus-
fisch, en in de Zuidlijke veel Portugeesch gefproken.
Geen Waereld-deel is zoo rijk in voordbrengfelen van al-
lerleien aard. Natuur beiden en kunst fchijnen zich aldaar
te vereenigen, zoo wel om de behoeften, als de weelde,
niet flechts der eigen Inboorlingen,maar ook der Europëers,
te voldoen. Afrn levert goud, zilver, koper, edelgefleen-
ten, zijde en boomwol,benevens de fl:ofren,daarvan bereid,
boom-olie, wijn, wasch, honig, koren, rijst, fuiker, ta-
bak, citroenen, orange-appelen, limoenen, dadels, kokos-
liooten, casfia, mijrrhe, manna, opium en falpeter. Sibenën
levert kostbare pelterijen, jugtleer, talk, bevergeil, honig,
wasch, vischlijm en rhabarber. China t\\ Japan geven thee,
porcelein, lakwerk, kamfer, aloë en de kina-bast. Afiausch
y^r/^y^K verfchaft galnooten, eikels om te verwen, kameel-
hair, korduaan-leder, faffraan en andere drogerijen. Jrabien
en Java zendenkoffij, gember en wierook. De Landen aan
deze zijde van den Canges leveren peper, diamanten en car-
da-
-ocr page 147-Berkhicn wegens Afia.nbsp;^^
damorn. Ceilonhezorgt kaneel. Malakka geeft tin. De Mo.
luk fche Eilanden, einclelijkjVerfchalFen kruidnagels, muskaat-
nooten en foelie.
Onder de Afiatifche Dieren zijn voornaamlijk bekend de
Krokodil, de Chameleon, de Pharao^s Rat (Ichneumon) ,
de Eland, de Olifant, de Kameel, de Urang-Utang, en
de Zobel.
Dit Waereld-deel, eindelijk, is niet flechts daardoor be-
roemd, dat uit hetzelve de oudfle en beroemfle Volken, de
Perfiaanen, Asfljriërs, Ghaldeeuvven, Lijdiërs , Sijriërs en
Kanaanieten , zijn voordgekomen , maar dat het de eerfle
kunflen, wetenfchappen en koophandel, heeft uitgevonden,
en eenen geruimen tijd in eigendom bezeten, waartoe de
heerlijkfte landsdouwen, zoo bevallig en meenigvuldig, als
zij in eenig ander gedeelte der bekende waereid te vinden
zijn, en de doorgaands zeer geraastigde luchtftreek, niet
weinig hebben bijgedragen. — Ook Jfia mag zig beroemen,
dat het den Heiland der waereid heeft voordgebragt, en dat,
hoe zeer daarna, ook aldaar, de vier voornaame godsdlenflen
geboren zijn, de Leer echter wegens den éénen waaren God,
door middel van den Christlijken Godsdienst, zeer algemeen
is doorgedrongen. En dit Waereld-deel, echter, is door
de jammerlijke dwinglandij der Vorften zoo deerlijk geteis-
terd, dat de oude befchaaving. Waarop het zich weleer be-
roemen mogt, plaats heeft gemaakt voor eene vrij algemeene
woestheid en beklaaglijke onkunde, welke bijkans alle ver-
beelding te boven gaat. Slechts weinige plaatfen voeren eene»
iiitgebreidden handel, die de algemeene en noodzaaklijke
kundigheden levendig houdt, doch te gelijk, daar hij de
weelde overdrijft, eenen zeer nadeeligen invloed heeft op
de zeden.
Het getal van AJia''s Inwooners wordt op 300 millioen ge-
reekend.
D E
-ocr page 148-Echte Gebeurdtenh.
De Heer DüVAL was een voornaam Koopman te Roiiaan,
alwaar Wj zich, reeds in zijne jeugd, had nedergezet. Door
gelukkig geflaagde ondernemingen,had hij zijnen handel zeer
merklijk uitgebreid, en, door zijne oprechtheid , zich eens
ieders achting verworven. Vader van een talrijk huisgezin,
deed hij ook alle de geftrenge naauwkeurigheid van zijn kan-
toor in zijne huishouding en in de opvoeding zijner kinderen
gelden, waardoor zijn vaderlijk gezag niet zelden de paaien
van befcheidenheid te buiten ging, en tot loutere willekeur
overhelde. Zijne Vrouw, een voorbeeld van die zaa:tüardig-
heid, welke de Sexe zoo zeer verheft, bevlijtigde zich ten
allen tijde, om de onftuimige drift van haaren Man te leeni-
gen, en daardoor den vrede des huisgezins te bevorderen.
Dan, haare poogingen hadden niet altijd die goede uitwer-
king, welke zij voor het huislijk genoegen verlangde.
Leonard, deoudfte Zoon, bezat van natuure zoodani-
gen inborst, die door een voorzichtig opvoeder ligtlijk tot
de edelfte deugd te leiden is; maar die, ongefchikt voor
eenige de minfte willekeur, zich regelrecht verzettede tegen
elke hardheid, waarmede men hem behandelde. Welhaast
vielen'er, van tijd tot tijd, tusfchen hem en zijnen Vader
lievige woordenwisfelingen voor, welke eindelijk eene vol-
Itrekte verwijdering van gemoederen ten gevolge hadden, en
den, tot hiertoe vlijtigen en ingetogenen , agttienjaarigen
Jongeling op het punt bragten, om zich aan ftrafbaare ver-
llrooijingen over te geven.
Op zekeren dag, gaf eene geringe omftandigheid wederom
aanleiding tot hevigen twist. Leonard's Vader, in zijnen
zoon geenszins die onderwerping, vindende, welke hij vor-
derde, werd dermaate vertoornd, dat hij hem gebood,zijne
tegenwoordigheid te ontwijken, en zich niet weder op het
ban.
-ocr page 149-kantoor te laten vinden. Ia de hitte der wrevelmoedigheid,
had de Jongeling geen nader bevél nodig. Hoe zeer vnn
alles ontbloot, nam hij het oogenbliklijk befluic, om niec
flechts zijn vaderlijlc erf, niatir zelfs de Stad te verlaten, en
een nadrnklijk zelfsvertrouv/en op zijne kundigheden en vlijc
in de negotie overreedde hem terftond, om mzt Havre de
Grace te vlieden. Afgemat van de overhaastte reis, welke
hij te voet had afgelegd, was hij naauwlijks in ftaat, om be-
daardiijk de gevaaren te overwegen, waaraan hij zich,
met deze onberedeneerde vlucht, natuurlijkerwijze bloot
ftelde : doch ook dezen weeken bij hem , wanneer hij tot
zich zelf gekomen was, ten eenen msale,nadat hij zich over-
tuigd had, dat hij, door de alhier wooneiide Corresponden-
ten zijns Vaders niet ontdekt willende worden, fpoedig be-
fluiten moest, om, met de eene of andere fcheeps-gelegen-
heid, naar elders de wijk te nemen. In deze worsteling van
gedf-chten en voornemens, ontmoette hij toevallig eenen
Scheeps-kapitein, die weleer ook voor het kantoor gevaren
had, en van wien hij , na de vertrouwdde opening zijner
omftandigheden en voornemens, met den fterkften aandrang,
gepaard, eindelijk verlof kreeg, om hem naar Dominga
te verzeilen,
Hoe geweldig, iiitnsfchen, de toorn van den Heer düval
geweest was, wel dra nam de natuur haare rechten te rug.
De wreede Vader kon, niet dan met fchrik, aan de bereid-
willigheid denken, waarmede zijn Zoon hem thands had ge-
hoorzaamd. Getuigt gij, die Vaders zijt, wat uw hart zegt,
in zoodanig tijdftip te zullen gevoelen ! Maar vooral gij ,
Moeders ! bevt'eent met mij het lot eener Vrouw, welke, on-
troostbaar over het verlies van eenen Zoon, die, doorzijna
dienstvaardigheid , haar geheele hart bezat, thands haaren
Man befchouwen moet, als den ongelukkig-overijlden
bewerker van haar grootfte leed! De gehechtheid alleen aan
liaar overig kroost was in ftaat, het leven te bewaaren vart
MENGEI.WERK. I, DEEL.nbsp;Dnbsp;liaafj
-ocr page 150-baar, welker huwelijksmin verdeeld, en welker naaiiwkeir-
ïigfte naavorfchingcn haar van de lotgevallen haares beminden
lEoNAiiD geene verdere opheldering gaven, dan alleen ,
dat hij zich had ingefcheept — Waarheen? Met wïit oog-
merk ? Met het voornemen, om haar nimmer weder te
zien? ~ Dit alles bleef voor haar een raadfel der grievendUe
bekommering.
Doch 't was niet alleen bet verlies eens geliefden Zoon, dat
het moederlijk hart verfcheurde. ömftandigheden van eene»
ïinderen aard voltooiden het aangevangen leed. Zeer onver-
wachtte bankbreuken van buitenlandfche kantooren, herhaal-
de verliezen bij de daaling van duur ingekogtte koopwaaren,
en bovenal de mislukking eener zeer gewigtige onderneming
door de bedriegerijen van zijnen eompagnon, ondermijnden
Sliet flechts, van tijd tot tijd, het crediet van den Heer du-
val, maar bragten hem gantfchelijk ten ondergang. Zijne
bankbreuk wasi onfchuldig , en , omdat zij zoodanig was,
vond hij mededogen en hulpe genoeg, om niet ten ftrengffen
vervolgd te worden. Hij poogde zich, weldra, door nijver-
Beid optebeuren, maar zijne poogingen waren- vruchtloos ;
zelfs was de welberaadenfte mrichting zijner huishouding ere
leefwijze niet toereikende , om het eenmaal verloren cre-
diet te herHellen, en 'er bleef, na eenige jaaren worstelens,
voor hem' niets anders overig, dan om van het overfchot zij-
ner laatfte bezuiniging op eene landhoeve te gaan leeven, eif
eerder in eenen ftaat van behoefte, dan van middenmaatig
onderhoud, zijn talrijk kroost, als vergeten burger, zelf
©p te voeden.
Intusfchen, had' deze zamenloop van rampfpoeden, voor
©üVAL, eene onwaardeerbaare nuttigheid,. Dezelve bragc
eene geheele verandering te weeg in zijn charakter. Zijne
©nftuimigheid werd geleenigd. Hij gevoelde de noodzaak-
üjkheid, om het lijden zijner ongelukkige familie door al-
lerlei middelen te verzagten en elkandereii het leven te ver-
aaa=gt;-
■ w
li)
saügenaanien. Nu venvisfelde Iiij zijne voorige bezigheden
met huislioudenlijke verbeteringen zijner landhoeve, en hoE
onderwijs zijner Kinderen. Zijne waardige Echtgenoote
vond in zijnen bedaarderen ernst den meesten-troost. Ieder
dag maakte den huwelijks-zegen grooter. Beiden, Man en
Vrouw, vestigden thands eerst de waare grondllagen der reinfte
huwelijksmin, en, behalve het gemis alleen van den oudften
Zoon, aan wien zij nimmer zonder traanen denken konden,
ware de vreugd, in de gelukkigfle opkweeking van aanmin-
nige fpruiten, volkomen geweest.
Geduurende all' dit tijdsverloop, had LEONARD niet min^
der . met de wisfelvalligheden des noodlots geworsteld. Zijn
eerfte togt was zeer ongelukkig geweest. De Kapitein, wiens
hart hij, door zijn vernuft, door zijne openhartigheid en goe-
de zeden, zoo geheel vermeesterd had, dat deze hem als eenen
eigen Zoon behandelde, ftierf op de reis. Zonder geld, zon
der befchermer, zonder vriend,landde hij te Port au Prime,
Als verlatene, als balling, zwierf hij alhier rond, en zou ge-
wis van gebrek en kommer vergaan zijn, zo niet zijn open
oog,en de vaardigheid,waarmede hij,behalve zijne Moeder-
taal , ook het Ëngelsch en Spaansch wist te Inreken, de aan-
dacht had getrokken van eenen voornaamen koopman, die
hem aannam tot zijnen bedienden. Welhaast liet hij zijne
ongemeene ervarenheid in zaken van negotie blijken. De
Heer D** nam eene kleene, doch beflisfende, proeve zijner
getrouwheid , welke volkomen beandwoordde aan de ver-
wachting. Hij verkreeg zich den vollen toegang tot het huis^,
en binnen twee jaaren tijds een aandeel in het kantoor. De
naauwkeurigheid, de vlijt, en het ongemeene doorzicht in
den handel, verwierven hem het geheele vertrouwen. Van
tijd tot tijd reisde hij, als Zaak-gelasdgde, naar de Antillen
cn overige Amerikaanfche gewesten, en de belangrijkfte za^
'ken volvoerde hij niet die getrouwheid en dien gevvenschten
üitÜag 5 dat het kantoor, waaraan hij nu zelf verbondet|
D 3nbsp;ïyas j,
-ocr page 152-was, één der voornaamften wierd, en zijn inltomen van dag
tot dag vermeerderde.
Maar, welken invloed maakte deze ongemeene voorfpoed
op zijn hartV — De noodzaaklijklieid, om voor zijn be-
ftaan te zorgen, de lange nafteep van bemoeijingen, waarin
bij zich gewikkeld vond, en de verftrooijing, welke hem te
gelijk het gedutïrig reizen veroorzaakte, hadden zeer merk-
.lijk den indruk verminderd, dien anderszins de vaderlijke
-mishandeling op hem gemaakt had. Nu en dan mogt zijne
verbeelding hem het verblijf zijner eerfte jeugd als een too-
neel van wreede en onverdiende kastijding hebben afge-
■fchetst: maar, het aanhoudend koopgewoel, de tienjaarige
•afwezigheid, en de zeer verre afiland van plaats, fcheeneii
het geheele denkbeeld van kinderlijke aandoening meer té
onderdrukken, dan wel het gevoel van voorig leed te verle-
vendigen ; tot dat eene andere zagter neiging leonarn's
hart geheel vermeesterde. De Heer p., een Engelsch koop-
manhad eene Dogter van ongemeene fchoonheid, kundigr
heid en braafheid, welke, door de gantfche Jonglingfchap
aangebeden, aan onzen Minnaar echter boven allen de voor-
keur gaf, en hem geenszins duister deed blijken, wat zijne
hoogachting van haar eenmaal ter vergelding had te hoopen.
Bij alle gelegenheden was leonard aan haare zijde. Zijne
liefde-verklasring ontmoette eene wederkeerige verzeke-
ring. De Ouders gaven gereedlijk hunne toeftemming, en
hij zag zich eerlang, door zijn huwelijk, niet flechts den ge^
lukkigften der Echtgenooten, maar, ook door deze nieuwe
betrekking, in eene nieuwe verbindtenis van koophandel ge-
wikkeld, welke hem de fchoonfte vooruitzichten van tijde-
lijke welvaart opende. — Met dezen ftaat, waarin hij wel-
haast de voorfpelling ontving, van zelf vader te zullen wor-
den, riep de natuur alle haare oude rechten te rug. De hart-
lijkfte liefde van zijne Echtgenoote deed hem gevoelen, wat
%i\ voor haare kinderen zoude zijn. Dit bezef vernieuwde
d2
-ocr page 153-de herdenking, wat zijne Moeder weleer voor hem geweest
wa«. Haare ongekrenkte goedheid vertoonde zich in alle
haare kracht voor zijnen geest. Met weemoed zag hij te rug
op het jammerlijk oogenblik, waarop hij haar had moeten
verlaten, en alle haare liefde zoo ondankbaar vergolden had.
Ook het aandenken fdervriendfchap, voorheen van zijnen jon-
ger Broeder en Zusters gefmaakt, deed in hem het verlangen
herleeven,om hen weder te zien. Zelfs het gedacht, dat hij
weldra een vaderlijk gezag zou moeten oefenen , gaf hem
beweegredenen aan de hand, om de geftrengheid zijns Vaders
te verontfchuldigen, en zijn eigen gedrag af te keuren. Alle
deze gevoelens vereenigden zich thands 6p het naauwst. Zij
maakten eenen geweldigen indruk op zijnen geest. Zij
bragten de fterkfte begeerte voord, om eenmaal, en wel zoo-
dra mogelijk, tot den fchoot zijner familie weder te keeren,
en, door een beter gedrag , alle zijne ongehoorzaamheid,
indien het zijn kon, te vergoeden. Dan, de groote gehecht-
heid zijner Echtgenoote aan haare geboorteplaats, en vooral
aan haare Ouders, in wier huis zij thands woonden, was een
beletfel, dat hem voor altijd aan de vervulling zijner verlan-
gens deed wanhoopen, die juist uit den meerderen tegenfland
een grooter voedfel ontvingen. Nog bekommerender was
voor hem het zorgelijk kraambed zijner geliefde. Hoe zeer
de aangenaame gewaarwording van eenen Vader fmaakende,
moest hij ieder oogenblik voor het leven van kraamvrouw
en kind duchten, gelijk ook voor dat zijner Behuuwd-moe-
der, die, uit hoofde haarer zwakheid onbeftand tegen alle.
deze angstvalligheden, aan een fchierlijk opkomend toeval
overleed, eer men nog gegronde hoop voedde op de hertel-
ling der kraamvrouw. Deze echter greep gelukkig eerlang
plaats. Leonard zag zijnen jongen Zoon voorfpoedig op-
groeijen,en de zorgen der opvoeding deedenlangzaamerhand
het grievend gemis eener waarde Moeder zijne kracht verlie-
zen. Den Ouden Heer i'. alleen had deze griefgeweldigsc
getroffen. Ongewoon aan eenigen rampfpoed , was deza
fmart voor hem ondraaglijk, en had zulk eenen zichtbaaren
invloed op den fiaat zijner gezondheid, dat de Geneesheereu
hem de verwijdering van plaats en verandering van lucht^
ftreek, als het éénige middel ter herftellinge , aanraadden.
Juist deze onverwachtte toevalligheid was voor Leonard
de gunftigfte gelegenheid', om aan de uitvoering van zijn
voorig ontwerp te denken, Thands gaf hij aan zijne Echt-
genoote en Behuuwd-vader eene nadere opening van veele
familie-omftandigheden , welken hij tot hiertoe geheel ver-
zwegen , althands in een ander licht had voorgefteld. Zij bei-
den gaven hunne toeftemming , om naar Frankrijk te gaan
woonen. Het kantoor werd overgedragen aan den Heer d * *
onder voorwaarde, dat Leonard, zich op nieuw verbin-.
dende, te Rouaan, of op eigtn firma, of in het kantoor van
zijnen Vader, denzelfden handel en correspondentie voeren,
en daardoor eenen nog vaster grondllag zou leggen tot groo-
ter uitgebreidheid. Onder de noodzaaklijke voorzorgen,
werd de afreis van den Heer p. met zijne kinderen vastge-
fteld. De overtogt was zeer gelukkig. Bij de nadering tot
de plaats zijner eerlle jeugd, beftormde eene mengeling van
verfchillende aandoeningen Leonard's gemoed. Maar,
hoe grievend werden dezelven, wanneer hij, onmiddellijk
bij zijne aankomst, het ongeluk vernam, 't welk zijnen Va.
der was overgekomen ; daar hem het aanwezen der oude
firma , buiten zijn weten door eenen ander overgenomén,
nimmer iet desgelijks had, kunnen doen vermoeden! Getrof-
fen door dit bericht, vervulde thands een innigst mededogen
de plaats van andere aandoeningen, en zijn eerfie opwellend
denkbeeld was geen ander, dan om zijne Ouders uit hunne
bekrompenheid te redden, en gelukkig te maaken. Zijn Va,
der en Echtgenoote met haaren anderhalf jaarigen zoon te
Rouaan vertoevende, fpoedde hij zich naar het afgelegen
verblijf, '{welk de oude Heer du val betrokken had,
Het
-ocr page 155-'Het was tegen den avond, wanneer de laatstgenoemde met
Äijne Wederhelft een kleen prieeltje hadden uitgekozen, om
met elkander te raadpleegen over eenen noodlottigen brief,
.dien zij denzelven dag ontvangen hadden. De Eigenaar der
landhoeve eischte, om .binnen drie dagen tijds de fchuld, welke
zV] ten agteren waren, geheel af te doen, of anderszins van
daar te vertrekken , met bijgevoegde bedreiging van arrest
iijns perfoons. Wat fchoot 'er voor de ongelukkige familie
anders overige dan weêklagt en grievende befchuldiging, dat
dit onherflelliaar ongeval, mogelijk,een gevolg ware der voori-
ge verwijdering van eenen Zoon, die anders welligt defteundes
huisgezins zou geweest zijn? Dedroevigfte toeftand, waarin
geene reddingmogelijkfcheen,hieldhanden en harten ten hemel
opgeheven. De twee oudfte Dogters, heure Ouders van verre
in droefheid gedompeld ziende, — wat konden zij anders,
4an haare deelneming door traanen te kennen geven , en
haare bereidwilligheid betuigen, om, met voorbijzien vaa
den uiterlijk deftigen -ftand , waarin zij waren opgevoed,,
filles te doen, wat in ftaat was, om eene blijkbaare armoede
ie verhinderen?--- fn dezen toeftand, hield leonara
digt bij het huis met zijn rijdtulg ftil. — Drie Kinderen, nog
in de jaaren der .onfchuld, waarin zij nog geene bewustheid
tlragen van de zorgen des ievens, zagen hem aftreden, en
liepen, in allerijl naar het prieel, om te zeggen, dat'er een
®ooi groot Heer was in huis gekomen. — Met traage fchre-
jden, gaan de Ouders voörwaards, in de onzekerheid, of ook
^e onbekende man de Eigenaar der landhoeve mogt wezen.
De kinderen lopen fchierlijk te rug, om al verder hunne
ïiieuwsgierigheid te voldoen. De oudfte Dogter, door haar
gezag de laatfteE zullende bedwingen, fpoedt zich naar de
tuindeur, waaruit leonard, die zich niet langer weérhou-
denkon, ten voorfchijn trad, en — juist haar het eerst ont-
moetende, met welke hij zijne eerfte jeugd zoo gelukkig had
^stoorgebragt, vliegt hij zijne Zuster om den hals^ die haare
ü 4nbsp;ver-
-ocr page 156-verwondering met een gil te Itennen geeft. De Idnders, va»
de oorzaak onbewust, lopen al fchreeuwende den Ouderen
te gemoet. Dezen, meer belcommerd wegens hunne Dogter,
dan aan het geluk denkende , van hunnen Zoon weder te
zien, vestigen eerder het oog op de laatfte, dan op, den per-
foon, die bij haarwas. Voor l e q n a r d was de aanfehou-
Wing van het vervallen landverblijf, het zien van zijne wel-
eer zoo fchoone Zuster,op welker gelaat thands de teekenen
van rampfpoed zoo diep gedrukt waren , genoeg, om zij-
nen hartstogt te overweldigen. Hij viel in onmagt neder. —■
ELEONORE, uicts andets dan den enkelen naam van leo^
n a r d, kunnende flamelen, maakte echter de Ouders weldra
oplettende op den perfoon, die was nedergezegen. Hoe ver-
bleekt door eene overmaat van aandoening, hoe verbijsterd
en fpraakloos hij ook ware, 'er waren teekenen genoeg, om
hem te herkeinien. De oude Heer nu val vliegt in deze
nabijheid, werpt zich op het lichaam van zijnen herkenden
Zoon,omhelst hem met de tederfle drift, en roept: „ ó God S
„ eeuwig dank ik U, dat gij mij mijnen Zoon doet weder-
„ vinden...!quot; Deze ftem doet LEONARD ontwaaken. Tot
zich zeiven gekomen, valt hij op de knieën, en fmeektzijn'
Vader om vergiffenis, terwijl deze zijnen Zoon verzoekt,
de mishandeling te vergeten, welke hij hem had aangedaan.
Mevrouw du val aanfchouM't dit alles onbeweeglijk. Het
verfchil tusfchen het laatfte droevig gefprek in het prieel,
cn deze zoo geheel ouverwachtte ontmoeting van eenen
jïoon, dien men verloren achtte, is te groot, en de werking
van beide voorvallen te fterk, om eenig nadenken te kunnen
-toelaten. De eene aandoening verdringt de andere. Niet dan
na eenige rust genomen, en eenige gepaste bulpmiddelen ge-
bruikt te hebben, was zij in Haat, haaren wedergevonden
.Zoon te omhelzen, en alle de moederlijke vreugd na zoo
lange afwezigheid in volle maate te genieten.
Ka wederzijdfqhe ontboezeming der oprechtltQ liefde, ve,rr
haal-.
-ocr page 157-liaalde leonard kortlijk zijne lotgevallen, met weglating
van alles, wat de aandoenlijke zielen, thands op nieuw,
uitermaate treffen moest. Hij befpaarde zijnen Ouderen
het verhaal hunner rampfpoeden, door de verzekering, dat
hij van alles zeer wel onderricht was, en zeide, alleen te
zijn overgekomen, om hen gelukkig te maaken. Den vol-
genden dag,,bragt hij zijne Echtgenoot mede met haaren
Schoonvader', benevens het veelbeloovend pand zijns hu-
welijks, hetgeen de huislijke blijdfchap verdubbelde. Mea
beraamde de nodige fchikkingen tot weder-oprichting van
het kantoor, waaraan de oude, duval thands een herhaald
vrolijk deel nam. Een blijde voorfpoed vereenigde dezen
geheelen kring van rechtfchapen bloedverwandten, door de
naauwfte banden van vriendfchap. Zelfs het overlijden van
den Heer p. verbond leokard nog nader aan zijne Echt-
genoote , welke hem nog veele kinderen• fchonk, en, na-
dat ook de oude Heer en Mevrouw du val den tol aan
de menfchelijke natuur betaald hebben, blijft hij de blijde
weldoener der geheele nog overig zijnde Familie,
B Zi
-ocr page 158-WEGENS DEN
TE HINDE L BAN K. ^
D e nagedachtenis van beroemde Mannen en Vrouwen, die
bij het Vaderland verdienflelijk heetten, door een pragtig ge-
denkteeken te vereeren , was van de oudfte tijden af, tot op
den huidigen dag, liet werk der kunst, der vleierij, of ook
der oprechte hoogachting en vaderlands-min. Maar zeer
zeldzaam is de openbaare hulde, aan huislijke deugd, of aan
de waare vriendfchap, toegewijd; of, zo al, hier en daar,
een eenvoudig gedenkftuk haar poogde te vereeuwigen, dan
heeft zich'het gevoel van den kunftenaar, zeer zelden, ver-
maagfchapt met het oorfpronglijke, 't welk hij wilde uitdruk-
ken. Doorgaands zijne toevlucht tot verbloeming (allegorie^)
nemende , is de minfte afwijking van de natuur voor hem de
hoogfte maate van uitdrukking, kracht en waarheid: maar
zelfs deze minfte afwijking is een gebrek. Hij behoorde,
als 't ware, de natuur te overtreffen, om haare waarde, iu de
beeldfpraak, niet te verliezen.
Onder de fchoonfte werken der Beeldhouw-kunst, voor
het laatstgenoemde eerwaardig oogmerk vervaardigd, mag
te recht genoemd worden de Graf-jiem te Hindeibank, zijn-
de een Dorp in Zwitzerland, niet zeer ver van de Stad Bern
gelegen. Deszelfs Maaker was deberoemdeZweed,joHANigt;i
AUGUST NAHL. Hij vervaardigde hetzelve ter gedachtenis
fijner Vriendinne, welke met den. Predikant, langhans,
daar ter plaatfe, gehuwd was. Deze Vrouw was bekend als
c'inbsp;eene
eene der eerfte Zwitzerfche Schoonheden. Zij zelve verhief
nog dit uitftebend voorrecht door haaren adel van ziel, die
haar een voorbeeld deed zijn der zeldzaamfte deugd. Zij
ftierf, nog jong zijnde, in haar eerfte kraambed, aan de ge-
volgen eener rampfpoedige verlosfing , welke te gelijk hec
pas geboren kind aan hetzelfde lot onderwierp, en dat juist,
op den avond vóór het Paasch-feest. Geen donderflag trof
immer zoo fterk, als deze tijding den Icunftenaar. Met eena
diep gewondde ziel , wilde hij naar zijnen vriend henen-
fnellen , om hunne beider traanen op hetzelfde altaar der
vriendfchap te plengen; maar zijn gantsch gefiel was te zeer
gefchokt, om deze reis te kunnen ondernemen; zijne handen
zelfs weigerden hem den dienst, om zijn gevoel in eenen
brief uittedrukken. Hij wilde, echter, eenen vriend troos-
ten, die , met haar , alle de gelukzaligheid van zijn leven
verloor. Hier vond zijne ziel een rust-punt, waarbij hij
konde verwijlen., om van zijne verbaazing en aandoening tot
zich zeiven weder te keeren, zonder dat daardoor het dier-
baar aandenken zijner vriendinne iets van haare kracht ont-
beerde, Dit nam zelfs veeleer toe, met eene verftandige
overpeinzing. Uit deze , eindelijk , ontftond in hem hec
denkbeeld, om zijn eigen gevoel, als een troostbeeld voor
zijnen Vriend, door een gedenkftuk te vereeuwigen. Reeds
den volgenden dag , ging hij aan 't werk. Niet de hand,
maar zijn hart, dreef den beitel, en, daar dit Iiart nog vuu^
rig voor de vriendfchap klopte, wat was 'er van zulk eene
tedere hand niet te verwachten? Mogelijk beftond 'er, na
pygmalion, geen Schilder, die eenen fteen tederer, vuu-
Ciger en krachtiger bezielde, dan deze kunflenaar, die zich
te gelijk van eene verhevenheid .van denkbeelden wist te be- '
dienen, welke geen Griek immer konde bezigen. De om,
ftandigheid van het overlijden zijner Vriendinne, zoo korc
vóór het Paasch-feest, gaf hem aanleiding, om haar af te
beelden op het belangrijkst oogenblik, dat zich de verbeel-
ding
ding naauwlijks kan voordellen; het oogenblik, naamlijk,'
der opflanding. Het fleenen-graf, in de Kerk, in eene
kleene diepte gehouwen, is in het midden, de geheele lengte
door, gebarften, zoo dat men, door middel van een gepast
licht, hetVi'-elk daarop valt,het beeld aanfchouwen kan. Men
ziet dus eene zeer fchoone Vrouw, in eene aandoenlijke hou-
ding zich ter zijde wendende, met oogmerk, om uit het graf
te;verrijzen , houdende te gelijk het Kind in den arm, dat
zijn leven alleen fcheen ontvangen te hebben, om met haar
te fterven. In haar verheven gelaat glindert de vreugd der
onfterflijkheid, welke nog meer affleekt bij de kleene uitdruk-
king van fmart, welke het affterven nog agterliet. Het gant-
fche beeld is geenszins dat affchuuwlijke, 't welk anderszins
der verflerving eigen is; nog minder, een ontzettend en fchrik-
baarend geraamte: maar het hoofd bevat een nieuw, een vol
en verheven gelaat, hetgeen de weemoedige uitdrukking der
laatfle overblijffelen van een nog niet geheel voleind lijden,
door zijne rasch volbragte zegepraal , geheel poogt uit te
wisfchen. Het dekfel van het graf verheft zich in dier voege,
d;n het van één Iplijt, en ook hierdoor erlangt de aanfchou-
wer eene nieuwe gelegenheid , om de verrijzende fchoone
Vrouw, met haar Kind, nog van eene andere zijde waar te
Hemen. Van dezen kant, doet zij zich voor, als flötende,
met den eenen arm, den fteen te rug, die het graf bedekt, en
haare verrijzing belemmert;terwijl zij,met den anderen arm,
het Kind aan haare borst drukt ,dat met haar herleeft, en haar
zijne kleene handjens ter hulpe fchijnt toe te reiken, om zich
aan de gevangenis des grafs te ontweldigen. — De beelden,
zoo wel als het geheele graf, zijn uit één fluk van dien zag-
ten fteen gehouwen, wdk^xi Zwitzerland in meenigte opfe-
vert; de arbeid des kunftenaars had gewis het fchoonfte
marmer verdiend, dat eeuwen verduurt. De fpleetvan den
fteen, welke denzelven in drie ftukken fcheurt, is zoo na-
tuurlijk bearbeid, dat de aanfchouwer zulks niet kan zieni
zou-
-ocr page 161-zonder zicli te verbeeiden, dat het oogenblik daar is, waarop
zich het graf zal openen; terwijl alle de gelaatstrekken der
verrijzende, die tevens het beeld der afgefl:orve;ie, volgends
eenparig getuigenis van veelen, die haar bij haar leven ge-
kend hebben, volkomen gelijken, met alle deze kracht van
uitdrukking bij uitnemendheid overeenftemmen.--Zoo
fchiep, dan, de beroemde Kunftenaar eene allegorie; maar, het-
geen in andere flukken der beeldhouwkunst zoo zeldzaam is,
hij drukte tegelijk, met zijne meesterlijke hand, derzelver ge-
fchiedenis volkomen uit, zonder dat de aanfchouwer naar de
beteekenis behoeft te gisfen, en zonder dat, aan den ande-
renkant, die beguicheling QHufie') verdwijnt, welke in alle
beeldende kunilen onontbeerlijk is, om de oplettendheid van
den aanfchouwer te kluisteren. In de daad, het fchijnt mij
toe, dat ik met recht mag twijfelen, of zich immer iet pleg-
tiger en treffender Iaat voordellen, dan deze afbeelding? Al-
les, wat het menschlijk hart fchokt en troost, ter nederflaat
en opbeurt, heeft de kunfirenaar voortreflijk weten te ver-
eenigen. Eene Moeder, die dezen tederen naam voor eenen
al te hoogen prijs.kogt, met den Zoon haarer fmarte aan de
borst, — haaren geliefden en fchuldelozen medgezel, die al-
leen fcheen geboren zijn, om te fterven, en te fterven, om te
herleeven, met haar, welke hem zijn eerfte aanzijn gefchon-
ken had, — en verder all' het treffende der fchoonheid, der
liefde, en van het lijden, waaraan dezen onderworpen zijn: dit
alles vereenigt zich hier op het krachtigst: — maar welk aandoen-
doenlijk, welk gevoelig hart kan dit zien, zonder de innigfte
ontroering? En deze treffende aandoening —hoe gepast worde
zij gemaatigd door een ander denkbeeld, dat bij uitftekend-
heid grootsch , en voor de menschheid belangrijk is ! De
overgang van den dood tot de onfterflijkheid, met zoo veele
kracht en waarheid uitgedrukt, het merkwaardigst en be-
flisfendsttijdftip, dat s'menfchen geest zich bijkans verbeelden
kan, — hoe zeer moest dit de gedachten van den nablijven-
dsa
-ocr page 162--s'
jinbsp;den Echtgenoot, de gedachten van iedere» lijder, die het
aanfchouwt, van zijne fmarten verwijderen, en zijn hart voor
de troostlijkfte uitzichten openen! Wie kan dit zien, zonder
het oogenblik te gevoelen, waarop zich het voorledene aan
■ inbsp;h'et tegenwoordige, het tegenwoordige aan de toekomst hecht !
Waar drukte ooit eenig kunftenaar den affland uit van tijd,
J:nbsp;^en afftand van onbegrensden tijd, eenvoudiger, krachtiger,
en met de waarheid overeenkomftiger? Hoe edel is hetge-
heele tafereel, en ren eenenmaale vrij van all' datlaage, dat
afkeer verwekkende, hetwelk de kunftenaars, maar al te dik-
werf, aan alle graf- gedenkftukken, en voornaamlijk in af-
beeldingen en verfieringen, als dezen, gewoon zijn te leenen !
i'inbsp;Wonderlijk fchoon is deszelfs kracht uitgedrukt in het vol-
gende Franfche vaers, door wieland medegedeeld.
• .nbsp;Quel fon majeftueus ! La Trompette éternelle !
Le Sepulcre s'ouvre étonné!
J'entends, Seigneur ! C'eft la voix qui m'appelle ;
Inbsp;J'accours avec l'Enfant que tu in'avois donné.
Enfant de ma douleur ouvre enln ta paupiere 1
Laiffe ta dépouillé groflière !
Dans le bras de ton Rcdempteur
Vole, va faifir un bonheur
Qui t' eut échappé fur la terre !
Devant lui, la mort cède a l'immortalité ;
Et des biens réels l'efperancc ;
Les pleurs à la férénité; ■
Le temps s'enfuit, l'Eternité commence! (*)
(nbsp;,nbsp;„ Welk een verheven geluid I De bazuin voor de eeuwigheid !
„ Vol van verbaazing, opent zich het graf! Ik hoor, ô Heer! u\ve
:nbsp;5, ftem ; zij is het, die mij roept. Ik fnel derwaards henen, met het
':nbsp;„ Kind, dat Gij mij gegeven hadt! — Kind mijner fmart! Open gij
■;nbsp;j, eindelijk uwe oogleden! Verlaat uw log bekleedfel! Vlieg in de ar-
„ men van uwen Verlosfer! Neem bezit van een geluk, dat u op aar-
„ de ontfiipt was ! Vóór zijn aangezicht, wijkt de dood voor de on-
j, fterflijkheid, wezenlijke goederen voor de hoop, en de traanen voor
„ de vrolijkheid. De tijd vliedt henen. De eeijwigheid begint.quot; —
IETS
I
A
over d £ n
Hoe zeer het rijk der modes, juist om haare dagenjkfche
verw.relmge„, den Zedenmeester zelden eenig tijdperk
b.edt, om met vrueht boete en bekeering te prediLnT'sTe
echter veelmaalen in zijne willekeur zoo onzinnig, dat hec
fchertzend vernuft, met haar vinnig te hekelen , dubbelen
lof verdient. Van zoodanigen aard was het bekeLde
fpel, waarmede, nu ruim drie jaaren geleden, niet flechts de
onnozele Jeugd,maar zelfs volwasfen Kinderen,.ieh openlijk
vermaakten, en 't welk de verdienstlijke Schrijver van het/fl
^^^^ ^^^ j ^
wigd heeft Het mangelde ook, ten dien tijde,zeer te ree ,
aan geene hekelfchriften, waarin men dat bellchlijk kinde
Nederlandfche vol^ucht en
befchaafdheid ten toon ftelde (f). Nergends, inTuquot;!:
hebben WIJ, hier te land, «^^n naauwkeurig bericht-evonden
wegwis deszelfs oorfprong, welke toch voor den opinerkzaa
men befchouwer van gewoonten en zeden altijd beiLgri-, quot;
Ook daarom achten wij het thands nog niet ontijdig onze
Nederland^he Lezeresfen met denzelven bekend te m ak
te meer daar zulk eene toevalligheid is voordgefproten uit
liet gewigtig tijdperk, hetwelk wij nog beleeven ^ '
Bij de verwoesting, naamlijk, der adelijke Si;ten in TV.-
■man-
CiO Zie, onder anderen, de Satïfre over de tonnr^m» 4 t, r,
heid en Voiksverliduing, i, Nedeztnd i,
wandten, in den jaare 1790, hadden de Boeren eene meenigte
Brieven van Adeldom verbrand. Slechts ter naauwer nood
■waren de zegels overgebleven, omdat men die nog tot eenig
huishoüdkurtdig gebruik wilde doen dienen. Men zond dezel-
ven naarnbsp;aan den Heer DECALONNE,om ze aan de
uitgewekene eigenaars der helaas ! verbrandde brieven te over-
handigen, ten einde zij, ten minften,door den tijd,nog eenig
bewijs in handen mogten hebben, om hunne oude afkomst
en adel te kunnen bewij zen. Niet dan met weemoed, hingen
de Emigranten dit adelijk overfchot aan zijde draaden over
hunne toilettez, om zich dagelijks te vertroosten met het
vooruitzicht, van, bij eene gelukkige omwenteling, zich
daardoor, wederom, innbsp;als Edellieden te doen gel-
den. Uit tijdverdrijf fpeelden zommigen met deze kostbaare
pop , en ontdekten zeer toevallig het werktuiglijke in het
regelmatig op- en ö/lopen van de zijden draad rondom het
middenpunt der zegel-doos. „ Cela eß étonnant!'' zeide de
Marquis D.M. De proeve werd herhaald ; ,, Foila un ttouveaiir.
„ jeu!'quot; — De joujou had haar beflaan in het rijk der konst-
, fpelen, en de doopnaam was, naar het oude vaderland der
adelijke zegels ,■ Joujou de Normandie (*).- Welhaast
ïfoleerde zich dit fpel, buiten eenige betrekking tçt zijnen
oorfprong. De mode voerde het, met haare fnelle vleuge-,
leni over zeeën en meiren , en het vorstlijk s'Qravenhage.
had', in ons Nederland, de eer, het eerst met deze fchran-
dere uitvinding bekend te worden.
. (*) Wij hebben deze bijzonderheid overgenomen uit een Hoogduitsch
gefchrift, onder den titel: Veha das Joujou de Normandie. Leipz. 1793-
quot;f
K
33 IJ Z. O N D E R H E rgt; E N
EENER
Eene Fruit-Vrouw, met nEame menthe, was moeder
van i8 Kinderen, waarvan 'er, in den jaare J/8i, nog lo
in leven waren, en ging in dat jaar van haar ipde kind zwan-
ger. Zij had het beftsan van haaren Ideenen fruithandel,
dien zij of zélve , of door ééne haarer Dogters , voor-
jiaamlijk dreef met eene uitftalling aan. den ingang der
of het voormaalig koninglijk flot te Parijs, en voords van
het geringe dag.loon, dat haar Man, een Huurkoetfiers-
knecht, in eenen fukkelenden leeftijd van 62 jaaren, ver-
dienen kon. Met haare zeer beperkte inkomflen, echter,
zorgde zij zeer wel voor de opvoeding haarer Kinderen,
welken zij vooral de eerlijkfte beginfelcn inboezemde. Tot
deze zorgvuldige opkweeking werd zij te'meer aangemoe-
digd, door het flecht gedrag haarer Zuster. Deze was on-
gehuwd, en leefde nogthands zeer ongebonden. Zij had.5
Kinderen ter waereld gebragc, waarvan 'er 3 reeds fchierlijk
geftorven, het vierde, om zijne diefachtige guitenfiukken,
reeds in zijn jaar, tot eene duurzaame gevangenis
veroordeeld, en het vijfde oratrend 5 jaaren oud was, wan-
quot;iieer zijne Moeder,ook in het geiioeffidejaari78x,overleed.
Deze laatstgenoemde Vrouw liet, bij haar affterven, ee-
nen eigenhandig gefchreven uiterften wil na, waarin zij tot
haare algemeene en éénige erfgenaame verklaarde de Wedu-
we vaneenen Paltei-bakker, welke bekend was voor eene
Vrouw van taamüjke middelen, en welker Schoonzoon
zelfs voor een rijk man te boek Hond. De Franfche wetten
van dien tijd gaven aan een onecht Kind geen meerder recht,
dan op het onderhoud tot zijne meerderjaarigheid. Volgends
4ie wetten, kwam het overblijvend Kind ten laste der erP-
Enbsp;ge-
-ocr page 166-66 Bijzonderheden eamp;tief Parljfclie Fruimom.
Inbsp;genaame, rot op den gezegden leeftijd; doch het hing ooK
pnbsp;van haar af, om dat liind naar haare keuze optevoedea, ea
Inbsp;zoodanige opvoeding viras iets, waarop de eerlijke menthe
I'nbsp;zeer weinig durfde reekenen. Geweldige fmart, intusfcheti,
ßnbsp;trof haar, die, wanneer 'er geen testament geweest was, ia
het recht op de goederen haarer Zuster getreden, haaren eigea
toeftand merklijk verbeterd, en zich in ftaat zou gevondea
%nbsp;hebben, om het ongelukkig Kind zorgvuldig optekweeken.
De mislukking daarvan fchreef zij toe, deels aan het plicht-
maatig gefchil, dat zij meermaalen met haare Zuster gevoerd
had over derzelver flechte levenswijs, deels aan de inboeze-
mingen der gezegde Weduwe, welke bij de laatstgemelde
de plaats eener zoogenoemde vriendin bekleed had. Genoeg,
zij bevond, dat de nalatenfchap van omtrend 3(^000L.(zijn-
de ten dien tijde nabij 18000 Hollandfche guldens) in de
handen eener vreemde viel.
Onkundig van den eisch der wetten, in hoe ver dezelven
ten haaren voordeele zouden kunnen gelden, begaf zij zich
naar eenen bekwamen en eerlijken Advokaat, om, ware het
mogelijk, zo al niet voor zich zelve, ten minften,voor den
ongelukkigen Wees, nog eenige aanfpraak op de nalatenfchap
te erlangen. Hij beklaagde haar ongeval, begeerde niets
voor zijne raadgeving; maar verzekerde haar, dat de uit-
druklijke letter der wetten geene de minfte aanleiding overig
liet, om de fchreeuwende onrechtvaardigheid te maatigen,*
pf het testament te vernietigen. „ Wcl nu dan,quot; zeide zij,
terwijl zij den vijfjaarigen Jongen, dien zij aan de handhad
medegenomen, omhelsde en aan haaren boezem drukte,
„ wel nu dan, in Gods naam: ik wil evenwel den armen
„ kleenen Jongen tot mij nemen. Hij is toch ook eene na-
„ latenfchap van mijne Zuster, die mij niemand betwisten
j, zal: want de Weduwe mag het geld erven: maar, als
zij den Jongen krijgt, dan zendt zij hem zeker naar het
jj La%arethi om hem maar kwijt te worden. De goede
« Joa«
i
w
^ Jongen kan toch niet helpen, dat zijn' Moeder zoo flecht
„ was.quot;quot; -De Advokaat verwonderde zich zeer over
deze zeldzaame deugd. Hij bragt haar echter onder het oog,
dat zij zelve reeds Kinderen genoeg had, en^at, daar zij'er
ften den kost moest geven, het onderhoud van dezen haar
bezwaarlijk zou vallen. „ Neen, Advokaat!quot; hernam zij:
,, dat kan ik niet gelooven. God heeft mij in nog veel moei.
SI lijker posten gezegend, dat ik tot hier toe met eere door
„ de waereld ben gekomen. Die zal mij ook nu wel zege-
„ nen.quot; Zij hield haar woord, nam den Jongen met zich
naar huis, en behandelde hem, van dat oogenblik af, zoo
geheel als haar eigen Kind, dat niemand immer eenig onder-
fcheid zou hebben kunnen vermoeden. De Advokaat, over
dit voorval uitermaate getroffen, oordeeld.e het plichtmaatig,
om zulks m het Journal de Parh bekend te maaken, en hii
Md het zonderling genoegen, om,van tijd tot tijd,aanzien-
Jijke gefchenken voor die edele Vrouw te ontvangen. De
fchoonfle vergelding, echter, fchonk haar deVrijmetzelaars-
Loge ö, la Candeur, op den aaften van Febniarij 1785. De
vergadering der Meenigte beftond uit meer, dan 140, Per-
iconen van beiderlei Sexe en van den eerften rang. Na hec
verrichten van den gewoonen arbeid der Leden, werd een
gordijn'opgeheven, en men zag eenen luisterrijken troon,
waarop de deugdzaamé menthe, als godés der menfchen-
liefde, nederzac, omftüwd van haare tien Kinderen. Aan
haare voeten zat de Wees, dien zij zoo edelmoedig tot zich
^genomen had. Dit gantfche waardige Huisgezin was, op
kosten der Loge, gekleed. De iwarquis van *** hield, als
Grootmeester, eene fchoone redevoering, waarin hij het
treffend fchouwfpel dat zich thands vertoonde,in allezüne
waarde en kracht afmaalde. Bij de aandoenlijkfte trekken
van zijnen voordracht, naderde de Gravin van *** eerbiedig
tot den troon,en zette der deugdzaams menthe eeneBur-
gerkroon op het hoofd. De Marquifin van *** overhan-
digde haar eene rijké goudbeurs, en eene andere Vrouw van
rang fchonk haar eenen volkomenen, voor menthe's
ïlaat geëvenredigden, luiermand voor haar 19de Kind, waar-
van zij welhaast bevallen zou. De Loge nam het aancreno-
jnen Kind van menthe's Zuster voor het haare aan, en
maakte de beilelling tot eene zorgvuldige opvoeding. Traa*
nen van het edelst gevoel, die uit aller oogen vlietten, wa-
Ten de fchoonfte fieraadeu voor dit Peest der Menschheid.
E anbsp;EDEL
-ocr page 168-VAN
S A C H S E N H A U S E N,
de- inneming der fiad Frankfort, ia 1794.
D e.Rijksftad Frankfort is,zoo als men weet, in twee deei
len verdeeld, in het eigenlijke Frankfort, en het, dooreeii
brug afgefcheiden, Sachfenhaufen. De Inwooners dezer
laatstgenoemde, veel kleener,Stad zijn doorgaands armoedig
en onbefchaafd. Met dar alles, verraaden zij in hun gedrag
eene eerlijkheid en oprechtheid , welke hen ten hoogften
vereert.
Zao, lang de Franfchen de ilad Frankfort in hunne macht
'hadden, bleven zij gehecht aan de grondbeginfelen, dieheii
tegen dezelven waren ingeboezemd. Zij waren op geener-
liande wijze te overreeden, om aan hunne ftaatkundige voor-
llagen eenig gehoor te geven. Maar, -wmmGrFrankfortp
kort daarna, wederom door de Franfchen in allen fpoe^
moest verlaten worden, toonden zij zich gereed, om den
vluchtenden allen bijfland te verleenen. Zoo véelen zelfs
als zij flechts konden redden, verborgen zij in hunne huifen,
en hierover gerechtlijk ondervraagd zijnde, was hun een-
voudig andwöord: „ Ei lieve, toen de goede God de wae-
5, reld fchiep, zeide hij niet: nu wil ik Duitfchers, niï
s, Franfchen; maar eenvoudig: nu zal ik menfchen fcheppen.quot;
Bij die gelegenheid, echter, onderfcheidde zich bijzon-
derlijk de Vrouw van eenen armoedigen Hovenier, met naame
I'i!quot;
m
petertheoeald. Wanneer de Hesfen aan dien kant der
Stad, waar die luiden eene kleene wooning digt aan den wal
hadden, met geweld de poort indrongen, namen twee- en-
dertig Franfchen, zoo van de Nationale, als Linie-troupen,
door het venfter in hun huis de vlucht, en dat wel op een'
tijd, dat noch Man, noch Vrouw thuis waren, maar zij
beiden zich in de Kerk bevonden. De Vrouw 'Was niet wei-
nig verwonderd, wairaeer zij, bij haare te rug komst, zoa
veele gasten vond. Welhaast gaf een Officier, daarbij te-
genwoordig, haar hunne verlegenheid te kennen, met ern-
ftige bede, dat zij het toch geheim zou houden, gevende
haar daarvoor zijn goud horologie en zijne goudbeurs over.
Dan, fchoon zij de geheimhouding beloofde, weigerde zij,
eenige belooning aan te nemen , met bijvoeging zelfs;
„ dat zij zulk bloedgéld niet hebben wilde.quot; — Intusfchen,
werd zij door één' haarer gebuuren verraaden, dat zij Fran-
fchen in huis verborg; waarop ten eerften een HesfischOffi-
cier met een kommando Soldaaten kwam, om haar tot de
iiidevering te noodzaken. Zij, echter, trad met haaren
Man, die in dezen tusfchentijd was thuis gekomen, en haar
gedrag goedkeurde, onverfchrokken aan de deur,en zwoer^
dat zij zich liever van kant wilde iaten maaken, dan de
manfchap in zijne handen geven. „ Het geen ik doe,quot;:
zeidezij, „ is niet meer, dan de pligt van menschlievend-
„ heid. Zij zijn, 't is waar, onze vijanden; maar zij zijn
„ menfchen, zoo als gij en ik. Maar kom eerst over een
„ uur weder,-wanneer de moordlust der Soldaaten wat be-
„ koeldis. Of, zo gij mij heilig belooft, om dezen men-
„ fchen geen leed te doen, maar hen als Krijgsgevangenen
„ wel tc behandelen, dan zal ik ze aan u overleveren.quot; —
De onverfchrokkenheid dezerVrouwbehaagdedenlIesfifchen
Officier ongemeen. Hij drong evenwel, nog een paarminuten ,
op eene volftrekte overgave, zonder bijgevoegd beding. Doch
de Vrouw bleef haaren eisch geftand, zoo dat eindelijk da
3nbsp;Of.
-ocr page 170-70 Zdel Gedrag écner Vrom van Sachfenhaufeöi
Officier pardon beloofde aan de Gevangenen, en dezelve«
in handen kreeg. Hij zelf, zoo wel als de Franfchen, wil-
de dezer Vrouw daarop een aanzienlijk gefchenk vereeren:
maar zij floeg het gantfchelijk af, zond integendeel haaren
Zoon, om de Gevangenen tot aan de Poort te volgen, eu
te zien, of hun eenig leed wedervoer. — Naderhand hier-
over door den Rechter ondervraagd, beleed zij, „ dat
haar nimmer iet meer verblijd had, dan te hooren, dat
deze menfchen van den dood warén verfchoond geble-
j, ven, en dat zij niets anders gedaan had, dan haaren
„ pligt.quot; — Zie daar de oprechte deugd van den onbedor-
venen Mensch!
Wijs: U faut attendre anc patience, amp;c.
6 Welke vreugde is u befchoren»
Echtelingen! door d'echten band.
Daar gij, bevrijd van ramp en fmarte»
Vreêzaam wandelt, hand aan handl
amp; Wat ftreelt u een waar genoegen.
Daar de min uw zijde bekleedt I
i) Hoe volzalig is die wooning.
Waar de tweedragt nooit binnen treedt I
De
Él
Ja, aan den boezem eener Gade,
Wordt alle droeflieid weg gekust;
Daar ontlast zich het hart van kommer;
Daar fmaakt het waare ziele-nist.
£! Het gevoel van te beminnen,
En van oprecht bemind te zijn,
Herfchept distels in frisfche roofen.
Bant verdriet, Vesjaagt fmart ea p^n.
ƒ) Z^ fa 3 ■
Hmvelijks Zang.
Dc brave Man, vol noesten ijver,
Zorgt en zwoegt voor liet Iniisgezin;
Zoo ook arbeidt de tedre Gade;
Zoo fli-oomt welvaart de wooning in:
Wanneer hij dan, vermoeid van zorgen,
' Naar zijne Gade tliuiswaards fjwedt,
6! Wat vreugd doorftroQmt dan zijne adren,
Als zij hem met eeti kusch ontmoet 1
Maar nog meer, als een teder Wichtjcn
Beider dankbre harten verrukt;
Wanneer de Vader, vol vervoering.
De Moeder aan zijn boezem drukt;
ö Dan verzeilen edle ti-aaiien
Den reinfte»! weihist„van den Eclit;.
Zalig is het, wanneer een wichtjen
Den huwiijks-knoop nog vaster iegtJ
»logten 6 jeugdige Echtelingen!
Uwe dagen vrij zijn van druk!
Smaakt, dit wenfchen wij, zulk een heil-goedï
Dat u verzelle een blij geluk 1
Ja, gewis, alle uwe dagen
Zullen vervuld zijn van waare vr-eugd^
Zo maar uw heider oprechte liarten
Zich verpanden aan reine deugd.