-ocr page 1-

NEDERLANDS WEERBAARHEID.

m ANDWOOED OP DE OPROEPING VAN HET CENTRA AL-COMITÉ VAN DEN NEDERLANDSCHEN WEÊEBAARHEEDSBOND.

DOOR

amp;

J. II. GUN N ING Jr.

AMSTERDAM, H. H Ö V E K E R. 1867.

-ocr page 2-

Aan de UIL J. W. Sclmbart cu A. J. Rethaan Macarc

te Utrecht.

Door ook aan mij, wiens ampt als Evangeliedienaar u, blijkens liet adres uwer circulaire, bekend was, deze oproeirin!; toe te zenden, liebt gij, M. HH.! getoond te gelooven dat het lieilig belang, hetwelk ook ik geroepen ben voor te staan, betrekking Leeft op alle maatschappelijke aangelegenheden, die 's men-schen zedelijke persoonlijkheid raken. Hoe dankbaar ik deze uwe opvatting waardeer, dit heb ik gemeend niet beter te kunnen toonen dan door in 't openbaar op die circulaire te andwoorden: niet zoozeer aan u w adres alleen, als wel aan dat van allen, die de aloude beteekenis van het woord vroom (= dapper) niet verouderd achten.

J. H. G.

'slhge, 29 Julij 1887.

-ocr page 3-

NEDERLANDS WEÊRBAAEHEID.

Een kort woord slechts heeft de schrijver dezer bladzijden te spreken. Een woord, dat over de kwestie der weerbaarheid niets nieuws brengt: dit zou buiten den kring zijner bevoegdheid liggen. Alleen de zedelijke zijde der zaak raken deze opmerkingen aan.

Het doel der op den titel vermeldde circulaire mag niet anders dan algemeene . hartelijke sympathie wekken. Dat Art. 177 van onze Grondwet liet dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid • van den Staat en tot be-| veiliging van zijn grondgebied een der eerste plichten van i alle ingezetenen noemt, is niet in strijd met de hoogste \ beginselen der menschclijkheid. Immers uit kracht van deze j willen wij den vrede, doch niet ten halve maar geheel | voor zoover mogelijk is in deze wereld, waar om der zonden wille elke vrede niet anders dan een langer of korter wapenstilstand kan zijn. Een halve vredelievendheid nu laat bet onrecht ongestraft voortwoekeren: een ernstige, g e h e e 1 e liefde tot den vrede trekt het zwaard, om den vrede niet slechts af te wachten, maar, zoo mogelijk, daar te stellen.

-ocr page 4-

6

Met recht worden daarom in deze circulaire alle weerbare Nederlandsche mannen en jongelingen tot oefening in den wapenhandel in deze zorgvolle tijden opgeroepen. Wij hopen dat zeer velen, zonder het stroovnur eener nietsbe-duidende opwinding, met kracht en kalm verstand aan die roepstem gehoor zullen geven.

Maar als zij (bladz. 2) zegt, dat die oefening dat onmisbare zelfvertrouwen zal geven, hetwelk alleen de overwinning kan verschaffen , dan kunnen wij daarop niet zwijgen.

Wij waardeeren hoogelijk die oefening en haar doel. Maar een ze de lijken grondslag heeft zij noodig, anders is de lichamelijke oefening tot weinig nut. Zij behoeft een grondslag, die er liet karakter van een welberaden, manlijk-ernstige werkzaamheid aan geve, en haar beware voor schijn en wezen van een oogenblikkelijke opgewondenheid zonder dieperen grondslag. Wat waarlijk een volksdaad zal wezen, dat moet altijd iets zeer ernstigs zijn. Niet slechts een be-andwoording (omdat men zich schaamt achter te blijven) van een oproep, door enkele geachte voorgangers gedaan, maar een opreohte, vrijwillige beweging des harten, met kalme beslistheid opgeweld.

Zulk een grondslag kan natuurlijk ons woord niet te voorschijn roepen, als hij niet reeds in de harten gelegd is. Dit is dan ook het doel van ons schrijven niet. Wij wüien slechts met een enkel woord getuigenis geven van de voorwaarde, waaraan alles voldoen moet, wat duurzaamheid ei zegen hebben zal.

Die voorwaarde is: het geloof, gelijk het tot bron en middelpunt heeft een Man, die meer dan eenig krijgsheld, meer dan eénig veroveraar de wereld beheerscht heeft, ei die nog blijft zeggen: zonder Mij kunt gij niets doen.

-ocr page 5-

7

Deze grondslag stelt op elk gebied, ook op dat der maatschappij, eeuwige begiriselen vast, welke, als liet geloof ontkend wordt, terstond mede verdwijnen en te vergeefs door een conservatisme, dat de vruchten zonder den boom wil, worden terug begeerd.

Evenwel dit alles laten wij nu daar. Niet dat geloof zelf wil ik hier prediken, slechts zijn praktische gevolgen voor de zaak, die onze titel vermeldt, aanduiden. Het geloof werkt liefde, niet een zwevend week gevoel, maar een kracht, een drang tot kloeke daad, vrolijken moed, op-gewekten burgerzin naar alle zijden heen: kortom, verhoo-ging, adeling van alle liefde, van het heiligdom des huwelijks en der vriendschap af tot het algemeenste, vlucli-tigste verkeer der menschen onder elkander. Het leert kleine zorgen, vreesachtigheden, beleedigingen vergeten door de geestdrift, waarin een groot edel doel wordt toegejuicht.

Het leert, dat ook op maatschappelijk terrein, wie zich verhoogt, vernederd worden zal. Namelijk dit sluit ook in zich, dat wie boog opvliegt met gedachten, bespiegelingen en algemeenheden, maar de bijzondere belangen der maatschappij, des vaderlands, des dagelijkschen levens versmaadt, die zal vernederd worden. Het gevolg des ge-IcTofs is belangstelling in alle aardsche dingen, onuitblusch-bare levenslust in de atmosfeer der eeuwigheid, moed om alles te zien gelijk het waarlijk is. Op militair terrein eischt dat geloof hartelijke instemming met het bovengenoemd grondwetsartikel, bepaald met het daarin gestelde beginsel der algemeenheid van de verplichting tot de dienst. Do conscriptie-dwang moge tot onze schande noodzakelijk zijn, hij is een gevolg van de revolutie, niet van het geloof. Het geloof doet de gelederen vrijwillig volstroomen.

-ocr page 6-

8

en goedsmoeds de bajonet vellen en liet leven wagen of laten voor liet bedreigde vaderland.

Moed voorzeker is noodig in tijden als deze. Wederom na 70 jaren zijn woorden als de volgende van kracht, of kunnen het althans spoedig wederom worden:

//Voor ieder volk zijn er tijden, waarin de Voorzienigheid» die geen sluimer noch weekheid, maar inspanning en ontwikkeling der menschheid ten doel gesteld heeft, het door een dreigenden nood als het ware oproept om vooruit te treden, om te toonen of er nog iets in hem is: of het nog langer onder de natiën een rang verdient, en welk eenen dan ? Gewone maatregelen gelden alsdan niet meer. De zekerste waarschijnlijkheidsberekeningen, de redelijkste verwachtingen schijnen dan onnut. Alle macht, alle kunst schijnt voor de ijzeren noodzakelijkheid te wijken: de Hemel, de stemmingen, de mecningen en gevoelens schijnen sam?n te spannen om, hetzij aan een machtigen vijand onweerstaanbaarheid, hetzij aan zijn slechts ingebeelde grootheid een werkelijke beteekenis te geven : stormen en golfslagen doen alle grondvesten wankelen.

ff Wie in zulke oogenblikken niet waagt, het gevaar onder de oogen te zien; de mensch van aarde en stof zonder inwonenden geest; de kinderen en speelballen des geluks; de slaven van voorbijgaande indrukken, privaat-voordeden, blinden partijgeest, haat en nijd; lieden wier trotsch en versaagd hart niets in zich gevoelt, wat proef zou houden; schreeuwers en hun hoorders; zelfzuchtige zwakgeesten, die geen kracht hebben om hun belang in liet algemeene te zoeken; geestelijken die hun ernstigen plicht moede zijn; edelen die door geboorte zich ontslagen achten van arbeid en roeping tot verdienste; beampten en fortuinzoekers, wier

-ocr page 7-

9

traaglieid en ijdelheid den weg des rechts te moeielijk, te langzaam, te onvoordeelig acht; jongelingen die niet vroeg genoeg erven, anderen die te vroeg geërfd hebben; men-schen vol goedaardige illusien of aan lagere persoonlijke behoeften gehecht; menschen van zulken stempel, volken die naar zulke menschen hooren, — die allen vergeten, verraden zichzelf, wijken en gaan te gronde.quot; ^

Moed is ons noodig, manlijke kloekheid en kracht. Vanwaar zal hij komen, die moed? Niet uit opwinding eu snorkerij, niet uit eergevoel of medesleeping door opgewekte sympathie, maar uit vertrouwen op God. Dat is: vcr-bondsgemeenschap met God. Zonder deze zal alle wapenhandel en oefening vruchteloos zijn.

Ik wil u niet in den breede uitleggen wat tot dit vertrouwen op God behoort, en hoe het onderscheiden is van eeu zinledig deïstisch // vertrouwen op God,quot; dat ook de ongeloovige beweeren kan te bezitten. Zou ik u eenige verklaring geven, ik zou u uitnoodigen, het Museum onzer Marine in het Voorhout binnen te treden, en in de achterste zaal te blijven stilstaan tusschen de beeltenis van Machiel de Euyter en het tegenover hem opgehangen Engelsche wapen van de Eo37al Charles, waar hij op ziet.

/ /

Maar wilt gij evenwel bepaalder aanwijzing van den samenhang, die er is tusschen de vreeze Gods en de manlijke kloekheid, welke wij begeeren?

1) Woorden uit de Philippiken van Johannes von Muller, in 1796 uitgegeven, en die, nevens de Kedenen tot de Duitsohe natie van Tiehte en de tijdspredikingen van Sehleiennacher, verdienen herlezen te worden door elk, die de zedelijke zijde van tijden als welke wij beleven, ernstig overdenken wil.

-ocr page 8-

10

Ik ga daartoe, hoewel noode, twee vreeselijke plagen voorbij, die het leven onzes volks verwoesten en tot wier uitroeiing alleen het geloof in staat is: de wellust en de dronkenschap. Ik wil u ook niet ophouden met aanwijzing hoe het geloof de geheele levensbeschouwing op alle punten veredelt. Ik bepaal mij bij den oorlog. O voor den Christen is hij voorwaar niet alleen een afzichtelijk bloedstorten, een zaaien van gruwelen en ellende over ontvolkte steden en verwoeste landen. Maar ook een oordeel Gods, dat menigeen op de knieën brengt, die ze wellicht in lange jaren niet heeft gebogen: een geweldige opheffing van den volksgeest uit trage sluimering tot kracht en ernst; een zuivering van den geestelijken en maatschappelijken dampkring , huiveringwekkend, maar weldadig en grootsch.

Indien gij Christen zijt, gij zult deze en alle andere dingen recht leeren beschouwen. quot;Wordt dan de oorlog u onbe-schrijfbaar ernstig, ook alles wat op toebereiding tot den oorlog betrekking heeft, zal bij u hetzelfde karakter verkrijgen. Is de wapenhandel u een zaak des geloofs, zoo zal er veel uit verdwijnen wat maar al te dikwerf, helaas! die oefening verontreinigt en ons liet ijdel vertoon der vrijkorpsen van het eind der vorige eeuw in herinnering brengt. Kinderachtige praal met militaire uiterlijkheden, voor den dag des gevaars niet den minsten waarborg gevende. Vloeken, drinken, noodelooze tijd verkwisting ten koste van ieders maatschappelijken werkkring en beroep. Vooral ook ontheiliging van den Zondag, den dag des He eren. O gij die aan de oefeningen der weerbaarheid deelneemt, getuigt daartegen, verzet u met woord en voorbeeld tegen al wat met de bedoeling van den dag des ïïeeren en met het woord des Heeren in strijd is. Met Gods gebod te ver-

-ocr page 9-

11

achten en Zijn dag te ontheiligen zult gij niet den vijand, maar wel den zegen Gods van u afweeren.

Door liet geloof zult gij aan deze oefening liet karakter van een vluclitig tijdverdrijf ontnemen, en haar leeren invoegen in liet geheel van de belangen die ons voor het heden en de toekomst ter harte gaan. Gij die als mannen van rijper oordeel en ervaring onze maatschappelijke toestanden als één geheel overziet, gij zult hierbij den plicht be-seffen, die op het heden rust, om aan de toekomst op elke wijze een goed voorbeeld, een geschikte toebereiding te geven. Het geloof als de bron der ware kloekheid kennende, zult gij het ook, zooveel iu u is, uwen kinderen trachten in te planten. Gij zult ook voor de toekomst zorgen door christelijk onderwijs uwer kinderen. Gij zult ze niet laten opvoeden in het deïsme, d. i. de godsdienst der grijsaards, die buiten God geleefd hebben1) maar onder den bezielenden invloed des christelijken gcloofs. Zoo zult gij burgers kweeken, die ten allen tijde strijdvaardig zijn, zonder den dag des gevaars daartoe te behoeven af te wachten.

Zeg niet, dat de gedachte aan het oude r w ij s vreemd is aan de zaak, welke deze bladzijden bespreken. Een der helden van den jongsten Duitschen oorlog, de generaal vonMoltke, zou u wederleggen. Hij sprak ten vorigen jare naar waarheid : n in den slag bij Königgratz hebben de Pruissische sclioolmeesters de Oostenrijksche geslagen.quot;

1

Deze gedachte, dat liet deïsme is de godsdienst der krach-telooze ougcloovige grijsheid, liet christelijk geloof daarentegen bepaald beandwoordend aan de strevingen der frissche, ideale, ïrolijk-moedige jeugd, is nader ontwikkeld in n Een woord tot de christelijke gemeente over schoolonderwijs,quot; 1863.

-ocr page 10-

13

Met dcu ouden père Goulden (gij kent tocli de wegslepende krijgstafereelen van Erckmann-Cliatrian ?) zeggen wij, en in verder reikende bedoeling dan liij: //Wat ons ontbreekt, om de gioote ideeën van vrijheid en reclitvaardig-heid te doen zegevieren, dat is liet onderwijs; als onze jeugd daarvan doordrongen is, daarin opgevoed, dan zal zij den vijand overwinnen.quot; O ja, goede vader Goulden! maar een opleiding tot liooger vrijheid en dieper gegrondde rechtvaardigheid, dan welke gij kent!

De geest overwint de stof.

De geest overwint de stof; ik mocht het dezer dagen zeggen aan een negenjarig knaapjen, dat mij een vertroostend oogenblik schonk. Hem werden de heerlijke geschiedenissen van Marathon, Thermopylae en Salamis verhaald. Het kind verbleekte bij liet vernemen van Ephialtes'verraad, en wendde bij de tafereelen van dezen heldenmoed het hoofd af om tranen van verrukking te verbergen. En op de vraag: hoe het toch mogelijk was, dat zulk een handvol dapperen over een zoo groote menigte zegepraalde? was het andwoord: // Kind, omdat de geest altijd op den duur de stof overwint.quot; Dit kind is zeer gewoon, en in niets van andere knapen zijns leeftijds onderscheiden; maar het toont dat de jeugd is de kostbare tijd der geestdrift. quot;Wee wee, als deze ontluikende bloesem met het ijs des ongeloofs wordt overgoten!

In het volgend jaar zal de aanvang van onzen heiligen worstelstrijd tegen Spanje driehonderd jaar geleden zijn. Laat niemand onzer Groen van Prinsterer en Motley onherlezen laten. Do hand, die zulke bladzijden heeft omgeslagen en zicli daarbij vaak onwillekeurig gevouwen, zal vervolgens niet minder krachtvol het geweer omklemmen.

-ocr page 11-

13

Maar ook, en dit zal niet liet geringste nut dezer studie zijn, ook menig aanzienlijke onder ons zal er de geschiedenis in lezen van zijn eigen of wel van aanverwante of in rang gelijke geslachten. In ons volk is droevige ontzenuwing, helaas! in alle rangen en standen. Dc lade zucht naar verheffing boven eigen stand, naar weelde en genot, vreet als een kanker om zich heen. Maar een groot, zeer groot deel der algemeene schuld komt bovenal op u, aanzienlijke geslachten onzes volks. Gij zijt geroepen vóór te gaan en de openbare meening voor een groot deel te bepalen. Voor het volk is slechts de daad waarheid, niet het afgetrokken begrip. Zal het aan adeldom, aan deugd, aan offervaardigheid gelooven, zoo moet het die vóór zich zien, tastbaar aanschouwen, en wel in u, tot wie het opziet, grooten en aanzienlijken, vorsten en hooggeplaatsten. O wanneer wij de aandoenlijke gehechtheid zien met welke bepaaldelijk nog ons volk aan zijn oude geslachten hangt: wanneer wij indenken hoe groote werking het goede voorbeeld dat, Goddank! door enkelen uwer gegeven wordt, zou vermogen als het algemeen bij u ware, dan schreit ons hart over de onbeduidendheid, de karakterloosheid, den dierlijken wellust van velen uwer. Het volk wil uwe aalmoezen niet alleen, het wil uw hart, het wil reden hebben om u te vertrouwen en lief te hebben. Een algemeene omwenteling gromt in de diepte. Een reusachtige grèvc, niet slechts van eenige honderden tegeu sommige bezitters, maar van de geheele lagere maatschappij tegen de hoogere, bereidt zich vóór. O gij die heerscht of geroepen zijt tc heerschen op de hoogere of hoogste plaatsen, zal uw in allerlei wellusten verrotte weekelijkheid tegen de bruising der kokende hartstochten, als zij vooruitschiet, kunnen standhouden?

-ocr page 12-

14.

Uwe macht, uw gezag is van God verordend. Dit gelooven wij als Christenen van heeler harte, met eerbied en liefde. Maar ook, hoe hooger stelling, hoe grooter ver-audwoording.

Wij allen te zamen, hetzij hooger hetzij lager gesteld, wij hebben tegen God en tegen elkander gezondigd, oneindig meer dan in dit vluchtig woord kan uiteengezet worden.

Wij allen te zamen, laat ons voor God en voor elkander ons verootmoedigen.

Wij allen te zamen, laat ons met ernst ons toebereiden, opdat niets ons onverwacht overkome.

Het is geenszins zeker dat een oorlog, een ingetrokken-worden in de wieling der strijdlusten rondom ons, ook ons vaderland bedreigt. Misschien zal het evenwicht der groote mogendheden nog lang eischen dat wij ongemoeid blijven. Maar moest het zijn, dat wij de wapenen liadden op te vatten, o mochten dan onze harten wel toebereid wezen, niet door de lichtzinnigheid die uit onkunde niet vreest, maar door het geloof dat de vrees overwint. En was het voor ons bestemd, te gronde te gaan wat onze onafhankelijkheid betreft, dat wij dit heilig erfgoed onzer vaderen dan althans waardiglijk door de overmacht ons lieten ontnemen. Dat wij in elk geval mogen mannen zijn, die stervensmoed bezitten omdat zij den weg kennen, langs welken sterven is: herleven.