AAN
DOOli j : Zsp-
'S G R A V £ N H A G E M. J. VISSER.
1863.
Kort geleden bevond ik mij in een niet talrijk doch achtbaar gezelschap. In het bijzonder sprak ik met een der aanwezigen, een Evangeliedienaar met vvien ik in standpunt en overtuiging niet overeenstem, doch wien ik in alle kerkelijke aangelegenheden, in welke ik met hem in aanraking kwam, als een ernstig , onpartijdig voorstander van het recht, ook zijner tegenpartij, heb leeren kennen, Dr. J. C. Zaalberg, predikant te 'sGravenhage. Zijne zienswijze omtrent mijne kerkelijke houding, opgemaakt uit al wat ik in woord en daad van mij had doen kennen, kwam in de hoofdzaak hierop neder:
Dat ik oneerlijk doe door, terwijl ik mij bij plechtige openbare gelofte verbonden heb tot gehoorzaamheid aan de kerkelijke verordeningen, en t er w ij I i k d e voordeden en voorrechten mede geniet van eene Kerk die mij handhaaft, oude r t u s s c h e n deze Kerk te bestrijdeu en te zoeken te ontbinden.
Ik maakle den spreker opmerkzaam op de onderscheiding, lusschen K e r k en kerk-regeling door mij gemaakt in eene voor korte dagen verschenen brocliure, getiteld: «Vorm en Geest, Brief aan een Vriend over onze kerkelijke toestanden.» Doch de spreker verklaarde, ook met het oog op deze mijne onderscheiding, evenwel zijne bewering te moeten volhouden.
Ter toelichting van den vorm waarin de spreker zijne beschuldiging kleedde, is het zeer noodig op te merken dat met de uitdrukking «oneerlijk doen» door hem niets beleedigends bedoeld wordt. Hij heeft daarbij niet willen oordeelen over mijn hart, over mijne persoonlijke gezindheid, maar alleen over de daad, de houding die ik aanneem, op zich zelve. Indien ik zelf tot het inzicht kon komen dat hierin eene oneerlijkheid ware, hij vertrouwt dat ik dan die houding zou verzaken , of, zoo mij dit ondoenlijk voorkwam , mijne bediening nederleggen. In de aldus door den spreker zeiven toegelichte uitdrukking kan ik niets beleedigends noch kwetsends zien. Dit maakt de behandeling dezer zaak zeer gemakkelijk. Er kan van beide zijden op waardige wijze, die den tegenstander niet beleedigt en op zijn karakter geene smet werpt, over dit vraagstuk worden gesproken. Eene zoodanige behandeling der zaak verwacht ik met vertrouwen van hem, gelijk hij, (naar ik mij overtuigd houde) van mij.
Op grond van dit vertrouwen, dus zonder vijandelijke gezindheid , maar in billijke begeerte naar be-wijs voor het woord, in bijzijn van geachte personen
my toegevoegd en dal ik dus ongaarne zou laleii rusten, noodig ik Dr. Zaaldero uit, de gronden openbaar te maken waarop zijne beschouwing omtrent deze aangelegenheid rust.
In dezer voege geloof ik dat een strijd zal kunnen gevoerd worden , die tot eenige vruchtbare beschouwingen kan aanleiding geven en onze toestanden kan helpen toelichten. Ten minste aan mijn geëerden tegenstander zal niemand eene uitgebreide kennis en ervaring ook op het gebied der kerkelijke ordeningen kunnen ontzeggen. En bij de bestaande, door ieder erkende verwarring in onze Kerk is hel zeker niet te onpas, over het al of niet recht van geeslrichtin-gen en handelwijzen in onze kerkgemeenschap te spreken. Ik heb daarover mijne bepaalde, meermalen uilgesproken, overtuiging. Met belangstelling zullen zeker velen met mij de beschouwingen van Dr. Zaalberg te gcmoel zien. Voorts lokt onze strijd wellicht ook nog anderen uil om over dit belangrijk onderwerp hunne gedachten te openbaren. Blijlt de gedachtenwis-seling tusschen ons beiden beperkt, dan zal zij, naar ik vertrouw, van beide zijden getuigenis geven van den toeleg die ons bezielt om hel hart en de persoonlijke bedoelingen , den zedelyken levensgrond , bij alle openbare bespreking van bepaalde personen en standpunten zoo vee! mogelijk onbeoordeeld te laten. Dit toch is altijd, maar inzonderheid dan plicht, wanneer twee Evangeliedienaren, in dezelfde stad en in dezelfde gemeente arbeidende, zich in zoodanig verschil tegenover elkander geplaatst zien. Huns ondanks zijn er velen in de gemeente, die onzelfstandig
6
en partijdig vóór of legen hen oordeelen. Indien dan beiden, uit belangstelling in de zielen, vervuld zijn van den wensch otn hunne beschouwing en prediking te doen ingang vinden door de kracht der waarheid welke zij meenen voor te staan, en geenszins door eenig ongunstig licht dat op den tegenstander valle, zoo zullen zij, juist om deze levensstelling, en al zouden zij jegens ieder ander naar den drang des harten wellicht op veel levendiger toon spreken, zich zoo ernstig mogelijk beijveren om den strijd binnen de perken eener onpersoonlijke, kalme bewijsvoering te bepalen. Voor de vraag welke ik Dr. Z. voorstel, doet mijne persoon dus niets ter zake: wij spreken slechts over het al of niet eerlijke van te spreken en te handelen gelijk b. v. de heer G. en degenen met wie hij in kerkelijke houding overeenstemt.
's Geavenhage , Augustus 1863.
Bij den uitgever dezes ziet mede het licht:
(OMWERKING VAN „ HEÏ KEÜIS DES VERLOSSEBS.quot;)
DOOK
J. H. GUNNING Jr.
Pnus : Gebonden......ƒ 1.00.
„ Ingenaaid......ƒ 0.80.
NAAR AANLEIDING VAN EESE
AVON13MA.ALSVIEI^INCgt;
OP
Palmzondag 1863, te 'sGravenhage
DOOR
J. H. GUNNING JR.
TWEEDE DRUK, VERMEERDERD MET EENE VOORREDE
Prijs ƒ 0.25.
EEN WOOHD TOT DE CIIIIISTEIIJKE GEUEKTE
OVER
SCHOOL-ONDERWIJS.
DOOK
J. II. GUNNING Jb.
Tweede druk. Prijs ƒ 0.10.
Ter verspreiding 25 Es. / 2._; 50 Ex, ƒ 3.50; 100 Ex. ƒ G.—,
BRIEF .AAN EEN VUIEND
ÖVER ONZE
DOOR
J. H. GUNNING Jquot;
Prijs ƒ 0.30,
nilUK VAN C, H. SUSAN. Jquot;.