Overgedrukt uit de „Stemmen voor Waarheid en Vredequot; November 1870.
EEN RIDDER IN HET LEERAARSKLEED.
Life and letters of Fredk. W. Robertson, M. A. rticum-bent of Trinity Chapel, Brighton 1847—53. Edited by Stopford A. Brooke, M. A. honorary Chaplain in ordinary to the Queen. New edition. London, Smitli, Elder and C0. Cornhill, 1868.
In weinig landen van Europa biedt de toestand, ook der christelijke kerk, een zoo merkwaardig schouwspel als in Engeland. Het misscliien eenigszins zwaarlijk zich bevrijdende naar altijd achtbare en sterke oud-Engeland transformeert zich langs den weg, door Gladstone, Bright en hun geestverwanten aangegeven, wifr doel is een geheel aanvaarden van de modern-liberale beginselen. Staat intusschen nog steeds een bachtige conservatieve partij daar tegenover, die met de eerste een heftigen strijd voert, niet minder nadrukkelijk is de tegenstelling op kerkelijk gebied. Nog altijd gaan zeer hoog de golven der beweging, die vroeger Tractarianisme of Puseyisme, thans zeer algemeen ritualisme genoemd wordt, en wier streven is, de Anglikaansche kerk door ontwikkeling der oud-conservatieve zijde harer beginselen op dogmatisch en ritueel gebied naar Bome terug te leiden. De daartegen met macht
EEN RIDDER IN' HET LEERAARSKLEED.
p
opgeheven no-popery-kreet heeft tot een nieuwe opwekking van het „ Evangelicalismequot; , d. i. de protestantsche orthodoxie, on. der anderen ook tot het oprichten van de bekende Evangelische Alliantie in 18i6, den stoot gegeven. Maar veel meer he-teekenend is de zoowel tegen het afgetrokken Scripturalisme der „evangelischequot; als tegen het ritualisme gekeerde moderne beweging. Men weet dat zij vooral door de Oxforder Essays and Eeviews is in het leven getreden, die de resultaten der nieuwere historisch-kritische en natuurkundige wetenschap in snelle vaart, zonder bemiddeling, op de theologie poogden toe te passen. Deze beweging, hoe opzienbarend ook te voorschijn gekomen, liet zich echter bij aandachtige beschouwing van den inwendigen toestand der Engelsche kerk en godgeleerdheid lichtelijk vooruitzien. „Beschouwt men namelijk den inwendigen gang der Engelsche kerkgeschiedenis sedert de hervorming, zoo blijkt het dat de perioden zich in drie phasen ontwikkelen , de evangelische , de hoogkerkelijke en de rationalistische. Zoo was het in de eerste periode, die met het einde der vorige eeuw sluit. liet bijbelsche christendom, op overdreven puritanisme uitloopend, riep het dogmatisch-ceremo-niëele hoogkerkelijke standpunt in 't leven, welks terugslag liet latitudinarisme was. Aan het einde dezer periode ontwikkelden zich in de oplossing van het oude de kiemen van het nieuwe. De kringloop der eerste periode herhaalde zich in de tweede, eerst het bijbelsche christendom der „evangelischequot; partij, daarop de nieuwe hoogkerkelijke partij, en nu ook de rationalistische phase die, in haar kiemen en hier en daar opkomende ontwikkeling als de „ breedkerkelijkequot; richting aangeduid, thans in meer bepaalden vorm begint op te treden. Doch het is niet een identische kringloop die tot zijn uitgangspunt terugkeert, maar een spiraalbeweging, door dezelfde phasen gaande doch tot hooger voortbewogen.
De
EEN RIDDER IN HET LEERAARSKLEED.
beginselen zijn dezelfde, maar hun toepassing is veelszins verschillende.quot; ') Men weet overigens tot welke kerkrechtelijke bewegingen de strijd van de Essays heeft aanleiding gegeven, hoe hij later door het optreden van Colenso is naar den achtergrond gedrongen, en hoe een nieuw heilzame bevruchting der Engelsche godgeleerdheid door de Duitsche wetenschap hieruit voortgekomen is, die o. a. in het (door den schrijver dezes vroeger in dit tijdschrift aangekondigde) Ecce homo een barer degelijkste levensteekenen gaf.
Het kan niet missen of bij een zoo snelle beweging moeten ook gemengde verschijnselen optreden. Er moeten ook zulke godgeleerden zijn die de beginselen der moderne wetenschap in zich hebben opgenomen zonder daarom de orthodoxe resultaten, in hoofdzaak althans, te laten varen. Dit kan o/eenvoudig inconsequentie zijn, of aanduiding van een vatbaarheid der orthodoxie om datgene wat waar is in de moderne beweging, in zich op te nemen; niet om daardoor zich zelf te ondermijnen maar integendeel om, door terugontvangen van groote waarheidsbeginselen die haar oorspronkelijk toe-behooren maar die zij verzaakt had, tot een nieuwe levens-frischheid en bloei te worden opgeheven.
Onder de uitnemendsten van hen die dit laatste, schoon niet zonder tijdelijke verzwakking van sommige levensbeginselen der orthodoxie, beproefd hebben, telt men den man van wiens biographic wij den titel aan 't hoofd van ons opstel schreven.
3
Hij is een man van den overgang. De radikalen achten dat zijn theologie niet ver genoeg gaat op den weg der nieuwere ontwikkeling. De „ evangelischenquot; beschuldigen hem van bedenkelijke afdwaling van de waarheid. Beiden echter eeren
^ C. Schoell, in het 20e deel van Herzogs Realencyolopadie, pag. 259.
EEN BIDDEK IN HET LEERAARSKLEED.
zijn hart, zijn welsprekendheid, zijn arbeid der gedachten. En alle zoekenden, die nog niet weten, waar hun eigenlijke stelling te vinden, hebben hem lief en verkwikken zich aan zijn woorden van troost en besturing, aan den glans van de liefde zijns harten.
Het boek van Brooke is kostbaar in stoflijken en geestelijken zin. Het geeft een getrouw beeld van Robertson's persoon en arbeid. Maar zijn eigenlijke gezegde levensbeschrijving neemt betrekkelijk niet veel plaats in. Ook niet des schrijvers re-flexiën over hem. Verreweg het grootste deel dezer 520 bladzijden bestaat uit Kobertsons brieven. De schrijver laat hem zelf spreken, en den lezer voor 't grootste deel de slotsom opmaken. Het boek verliest daardoor aan planmatigheid, maar wint. in getrouwheid aan zijn doel, namelijk om den man te doen kennen gelijk hij was.
Trouwens die levensbijzonderheden zijn zoo zeer ongewoon en bijzonder niet. llobertson werd (ik zal dikwerf in mijn opstel de karakteristieke uitdrukkingen des schrijvers, gelijk van Robertson zei ven, overnemen) hij werd meer gevoeld dan gezien: zijn stoffelijk beeld verdween achter het geestelijke. Brooke drijft zijn soberheid van beschrijving echter op sommige punten wat ver. Van Robertson's huwelijk en huisselijk leven b. v. wordt niet meer gezegd dan ik er in dezen volzin van zeg, door het feit te vermelden. Gelukkig wordt het boek door een schoon en sprekend portret gesierd: de ganache adel zijner gezindheid, de kracht zijner gedachten, ook de diepte zijns lijdens, staat in die trekken te lezen.
Want zijn bestaan is één aaneengeschakeld lijden geweest. Lichaamlijk eerst in den laatsten lijd van zijn zevenendertig jarig leven: maar geestelijk eigenlijk van den aanvang af.
Frederick William Robertson werd den derden Februarij 1816 te Londen geboren. Zijn vader, een verdienstelijk of-
4
EEK KIDDEK INquot; HET LEERAARSKLEED.
ficier, is nog in leven. De vijf eerste levensjaren bracht hij te Leith door, waarheen zijn vader verplaatst was, en dronk in die omgeving de bevestiging der aangeboren militaire sympathien in, die hem tot het laatste toe zijn bijgebleven. Na eenig tegenstreven van zijn vader, die den ernstig religieuzen knaap liefst voor den geestelijken stand wilde bestemmen , werd hij, naar zijn dringend verlangen, geplaatst op de lijst van een regiment kavallerie, dat voor Indië bestemd was. Met zijn gansche ziel wierp hij zich in de daartoe noodige stndiën. Zijn innigste begeerte was, een toonbeeld van den christelijken officier, de Cornelius van zijn regiment te worden. Maar een merkwaardige samenloop van uietige omstandigheden, in welke de lezer wel kennelijk Gods besturende hand moet zien, bracht hem in kennis met een geestelijke die hem tot de dienst der kerk preste, voor welke hij van Kobertsons levende vroomheid veel verwachtte. In romantische zelfopoffering volgde de jongeling die aanwijzing op: zijn vader stemde gereedelijk toe. Op den vierden Mei 1837 werd hij in de Oxforder akademie ingelijfd. Vijf dagen daarna kwam eene aanstelling als kavallerie-officier. Nog eens kromp zijn hart inéén van de pijn der worsteling. Maar hij overwon, sloeg de aanstelling af, verzaakte beslist het ideaal zijns ganschen levens, en trad ernstig, doch welgemoed in Gods kracht de nieuwe loopbaan in.
Maar altijd, tot het laatste toe, is hij krijgsman in zijn hart gebleven. Deze verloochening van den liefsten wensch is eigenlijk de verklaring zijns levens, het geheim der mengeling van melancholie en kracht, die Eobertsons gansche bestaan kenmerkt. Aan de akademie te Oxford leefde hij eenzaam, studeerde ingespannen, en had weinig vrienden, maar was dan ook van zelf, door geestelijke meerderheid, hun middelpunt. Een ernstige vroomheid bezielde al wat hij deed.
5
een bidder in het leeraakskleed.
Yan een avond in een debating-club, waar hij een stelling verdedigde, herinnert zich een zijner vrienden, in een veel later geschreven brief, dat hij alvorens zijn toespraak te beginnen, de hand op hem leidde en hem in 't oor fluisterde: „Davies, bid voor mij.quot; Winchester was zijn eerste gemeente, in 1S40 werd hij er hulpprediker. Zijn dagelijksch gebed, (deze en dergelijken mededeelingen zijn uit later gevonden geheime opteekeningen van hem) het gebed zijns geheelen levens was, dat hij mocht hebben „een objectieve, zelfverloo-chende liefde voor Christus, en dat bezit van God, hetwelk uit de liefde voor anderen voortvloeit. Neem al mijn gedachten gevangen onder de gehoorzaamheid Christi. Neem wat ik niet geven kan, mijn hart, lichaam, gedachten, tijd, vermogens, geld, gezondheid, kracht, dagen, nachten, jeugd, ouderdom, en besteed ze tot uwe dienst, o mijn gekruiste Meester, mijn Verlosser, mijn God! O laat het geen loutere woorden zijn! Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U hist mij ook niets op aardequot;. Een ascetische strengheid, methodische zelfkastijding kenmerkt zijn leven. Toch toonen zich sporen van zijn latere vrijheid in Christus. Op een voetreis door Duitschland en Zwitserland bezocht hij Malan te Geneve, die, na levendig gesprek met hem, profetisch de moeielijkheden voorzag welke Kobertsons ridderlijke kloekheid en zich toen reeds openbarende weerzin tegen enge partijzucht met zich zou brengen. Mon trés cher frère, vous aurez une triste vie et un triste ministère. In den brief waarin hij deze woorden van Malan aan een vriend mededeelt, voegt hij er bij: het kan wel zijn, maar de vrede voor dit leven is weinig waard.
Te Geneve vond hij zijne echtgenoote. Na tweejarig verblijf te Winchester nam hij een beroep naar Cheltenham aan, waar hij vijf jaren diende, drie kinderen kreeg, één verloor.
6
EEN RIDDER IN HET LEERAAESKLEED.
Eeeds hier toonde zich duidelijk voor hen die zijn meer in-tiemen omgang genoten, het eigenaardig geestelijk lijden dat liem tot het einde toe bijgebleven is. Hij geloofde namelijk dat zijn prediking niet begrepen werd, en zijn werk, althans in dit opzicht, een vruchteloos „in de lucht slaanquot; was. Ongetwijfeld werd de diepte zijner gedachter niet door allen gepeild die hem hoorden, maar des te grooter was daarentegen dan ook zijn invloed op de velen die in zijn prediking opbouw voor hun geestelijke kennis , verheldering van de vraagstukken die onze tijd omtrent de christelijke waarheid opwerpt, kwamen zoeken. Eobertson echter mistrouwde zichzelf ten eeneumale. Voor den eersten predikant zijner gemeente (hij zelf was de tweede, en had des avonds op te treden) had hij een onbepaalden eerbied en bewondering: zoodat hij, na des voormiddags de prediking van dezen „ incumbentquot; gehoord te kbben, met de zijne schier niet voor den dag dorst te komen. Zeer trouw in het bezoeken van armen en kranken, beschuldigde hij zich in dezen onophoudelijk van ontrouw. Gezocht in de conversatie om de aangenaamheid van zijn omgang en de geniale frischheid zijner gedachten, gevoelde hij ach toch altijd in zekeren zin alléén. In zijn gedrag, zijn spreken, zelfs de uiterlijke vormen des dagelijkschen levens was alles in hem door een zekere wijding en besef van Gods tegenwoordigheid gekenmerkt. De wijze waarop Brooke dit beschrijft, deed ons denken aan Vondel's regelen over Godefried :
Hy was der zielen zout: het licht blonck uit syn leven.
Al wat de bijbel leert stond in syn hart geschreven.
Ja syn godvruchtigh hart, dat was der deughden kerck.
Wat drempel hy betrad, daer bleef een beyligh merck.
Van de ziekelijke prikkelbaarheid zijner verbeelding, zoo
7
EEN RIDDER IN HET LEBRA.ARSKLEED.
even opgemerkt, verdween het spoor best in de vrije natuur, als hij in wandelrid of lichaamsbeweging aan de ridderlijke neigingen zijner natuur voldoen kon. Hij was dan vrolijk en waarlijk wegslepend in het gesprek, en dwong der schoone natuur, die Cheltenham omringde, de schatting van de treffendste gedachtenbeelden af, even als hij zijn rijpaard tot de stoutste sprongen dwong en zelfs in zijn jongsken een klein gebrek aan persoonlijken moed niet velen kon. Hier ook ontvouwde zich zijn krachtige geest tot groote onafhankelijkheid, de voorbode der gisting die weldra aan zijn inwendig leven een voor de gansche toekomst kenmerkende wending zou geven. Met ijver beoefende hij historie, natuurstudie, Duitsche wijsbegeerte en poëzij, b. v. Dante, dien hij een jaar lang iederen dag las; en het is karakteristiek voor de richting van zijn geest dat hij b. v., om zich voor zijn onderwijs in de boeken van Samuel voor te bereiden, niet theologische kommentaren, maar Niebuhr's llomeinsche geschiedenis, Gui-zot's geschiedenis der beschaving, en boeken over staathuishoudkunde las. Over het geheel ontwikkelde zijn intellectueel leven hier een groote kracht, en ook de sympathetische omgang met sommige uitstekende vrienden, aan wie hij zich met groote, soms te levendige warmte van vertrouwen overgaf, droeg rijke vruchten voor zijn ontvanklijken geest. De gemeente was door een vrij sterke spanning tusschen de verschillende godsdienstige richtingen verdeeld, en Bobertson nam meer en meer de houding eener geëleveerde verdraagzaamheid aan, die hem, gelijk men begrijpt, in vele moeilijkheden wikkelde.
Zoo kwam, vooral sedert 1843, de tijd der twijfeling en der beslissende wending in zijn theologisch en kerkelijk standpunt, waarvan de werking zijn ganschen volgenden levenstijd stempelt.
8
«£
EEN KIDDER IN HET LEERAARSKLEED.
Langzaam maar irestadig voortgaande was in zijn geest de twijfel gerezen aan de waarachtigheid der „evangelischequot; orthodoxie, die hij tot nog toe had aangehangen. Er laten zich hieromtrent in Robertsons leven geen bepaalde datums opgeven. Hij is zelf uiterst spaarzaam geweest in mededee-lingen: in stilte heeft hij dezen bangen strijd gestreden , want „ een man moet zijn eigen rook trachten te verteeren, indien hij dien niet in heldere vlam veranderen kan.quot; Maar zeker is het dat hij hierin verkeerde met den allerdiepsten en hei-ligsten ernst. Er kwam in dezen tijd, de laatste jaren die hij te Cheltenham doorbracht, nog bij het losgeknoopt worden van een vriendschapsband, een onttoovering die hem een allerpijnlijkste wonde in den bodem van zijn binnenste toebracht. Dit een en ander greep hem naar lichaam en ziel aan. Zijn gansche gestel werd gevaarlijk geschokt, en een zware neerslachtigheid maakte zich meester van zijne ziel, en .deurde een tijd lang al zijn spreken en doen. Om met Bunyan's schoone allegorie te spreken: bij was den heuvel Moeielijkheid met jeugdigen ijver opgegaan. Hij had zich verheugd in de schoone Herberg, en de lieflijke Bergen van verre gezien. Hij was met geestdrift en aangename gedachten den heuvel afgegaan. Maar Apollyon ontmoette hem in het dal: en gekneusd van den strijd, doch niet omgeworpen, wandelde hij in tienvoudige somberheid door de vallei der sehaduwe des doods, terwijl de Vijand donkere gedachten in zijn oor fluisterde, welke hij half geloofde dat zijne eigene waren. Struikelende en schier bezwijmend ging hij voorwaarts , totdat hij ten laatste de heuvelen zegepralend opging om met helderder gezicht dan te voren door den verrekijker des ge-loofs de schittering der hemelstad te zien. Deze bange strijd
9
EEN alDDEIl IN HET LEERAARSKLEED.
10
duurde ongeveer drie of vier jaren. Hij komt vooral uit iu de diepe somberheid van enkele brieven, uit Tyrol en Heidelberg aan vrienden gesclireven op een reize, tot herstel van zijn geschokte gezondheid ondernomen maar zoo ingespannen aan onderzoek en nadenken besteed, dat hij wel geestelijk maar niet lichaamlijk gesterkt terugkwam. Zijn mannelijke geest begreep dat alle denkbeeld van anderen alleen slechts kon aangenomen worden, geadopteerd zonder ons eigen te zijn. Wat waarlijk ons eigendom zal wezen, moet zelfstandig verkregen en doorleefd worden. Daarheen richtte zich zijn strijd. Beschrijvende met de levendigste belangstelling alles wat te Innspruck omtrent Andreas Hofer, den Tyroolschen vrijheidsheld, te zien was, schrijft hij in een brief de eenvoudige woorden; „ik trok ook zijn zwaard uit, en gevoelde bijna dat het werd gedaan met het gevoel van een soldaat.quot; Wie Eobertsou kent, die beseft het symbolische in dezen kleinen trek. In dezen strijd werd hem alles wat hij tot nog toe geloofd had, alles, het een na het ander, in kwestie gesteld. En wat hem als diepste grond overbleef, waar hij gedurig als tot een onneembare vastigheid toe terugkomt, dat is: „het moet recht zijn, recht te doen.quot; De eenvoudigste :e-delijke beginselen zijn de eeuwige waarheid. Ook al is er geen God noch eeuwig leven, dan nog is het stellig beter, rein te zijn dan onrein. Liever een Stoicijn in het helsche vuur, dan een Epikureër naar hij gewoonlijk gedacht wordt. Dit stond bij hem onwrikbaar vast, en hierin orienteerde hij zich telkens weder, als de verwarring de overhand nam. Van dit steunpunt uit veroverde hij zich langzamerhand een heilige klaarheid van gedachten. Op een schilderij in Tyrol, onder den naam van „ de triomf des geloofsquot;, beroemd, staat afgebeeld hoe eenige roovers, gereed om te moorden en te plunderen, eerbiedig terugdeinzen bij het zien van het opge-
EEN RIDDER IN HET LEEKAAESKLEED.
lieven Hoogwaardige, dat een priester hun voorhoudt. Ik noem dit geen geloof, zegt Robertson. Het is laffe stompheid van gedachte, een bijgeloovig verzinken in donkere ge-voelsbeseffing. Hier is geen waarachtige aanbidding van het Heilige, slechts slaafsche vrees, die niets mei het Geloof gemeen heeft. Ook deze opmerking kenschetst den geheelen man.
Hierop volgde een verblijf van eenigen tijd te Heidelberg, waar hij in de Engelsche kapel de predikdienst waarnam. Wonderbaar boeide hij daar alle zoekenden, die naar zekerheid, waarheid in het binnenste zochten. Zijn verheven verdraagzaamheid en de diepe ernst zijner persoonlijkheid trok zeer vele twijfelenden en ongeloovigen aan. Er was een groot leedwezen toen hij vertrok, om zeer korten tijd, een paar maanden, te prediken in de kapel St. Ebbe te Oxford. Hier vestigden zijne overtuigingen zich tot een ordelijk geheel, en met vaste gewisheid wat de hoofdrichting zijns geestelijken levens betreft, aanvaardde hij nu de leeraarsdienst te Brighton aan de Trinity chapel, om daar eigenlijk de historische persoonlijkheid te worden, die haar plaats met eere behouden ;'.al in de geschiedenis des geestelijken levens in Engeland.
Robertson was trouw in alle deelen zijner roeping. Bovenal echter voor de prediking had hij de uitmuntendste gaven, ofschoon hij ze zelf tot het laatste toe heeft mistrouwd en te laag geschat. Zijn vier deelen preeken, onder ons zeer bekend, zijn een kostelijke schat, uit den tijd zijner amptsbe-diening voor de toekomst tot blijvenden zegen, ook nadat zijn mond gesloten is, verzameld. Hij zelf bestemde ze, meteen enkele uitzondering, niet voor de pers, maar schreef ze 's avonds na ze te hebben uitgesproken, ten behoeve van een vriend op, en zoo zijn ze meerendeels tot ons gekomen. Wat zullen wij van deze leerredenen zeggen ? De grootste lof dien wij er aan geven kunnen is, dat zij de getrouwe afdruk zijn
11
EEN RIDDER IN HET LEERAARSKLEED.
12
van Robertson's persoonlijkheid. Uit maakt voor ons, sedert wij ze beide, de leerredenen en de biografie, bezitten, het groot belang van het laatste dezer geschriften uit. Lang vóór de biografie te hebben gelezen, kenden wij de leerredenen. Wij vonden daarin veel heerlijks, dat ons telkens weder, ua ze eenigen tijd te hebben laten rusten, tot deze predikingeti trok: al die gaven van verstand en hart, rijke verbeelding, manlijke wilskracht, en toch weder zacht gevoel en uitgebreide barmhartigheid — kortom dat alles wat wij eigenlijk nu deze preeken zoo algemeen bekend zijn geworden, niet nader behoeven te kenschetsen. Zoo iemand ze nog niet kent, kunnen wij hem zeer aanbevelen een aantreklijke, schoon niet geheel onpartijdige bloemlezing, onder den titel „ Godsdienst en levenquot;, uit de nalatenschap van Eobert-son verzameld door Dr. C. P. Hofstede de Groot, en te Groningen bij de gebroeders Hoitsema in 1865 uitgegeven. Wij beamen geheel wat de geëerde vertaler in zijn voorbericht zegt: „ het is Eobertson ernst met vroomheid; daarom vraagt hij, wat er de vrucht van is in het leven. Daarom is hij ook niet tevreden met het wekken van godsdienstige aandoeningen of het uitspreken van algemeene beginselen van deugd: hij wil dat de godsvrucht in het leven hare kracht ocfene en wijst aan, niet enkel dat, maar vooral Jioe wij moeten liefhebben, niet dat, maar Jioe wij onszelf moeten verloochenen, hoe wij Christus moeten volgen, hoe de wereld overwinnen, hoe lijden, hoe strijden. In tal van bijzonderheden geeft hij te aanschouwen, waar de kracht der ware godsvrucht in bestaat en wat alleen ware deugd te noemen is. Hij ontleedt de beginselen en drijfveeren van onze gedragingen en ontvouwt de verborgenste plooien van ons hart — zoodat er geen ontkomen of tegenspraak mogelijk is.quot; Bij dit alles echter bleef voor ons iets onbevredigends over, dat wij niet wisten
EEN KIDDEE IN HET LEERAARSK1EED. lo
onder woorden te brengen. Maar nu wij de biografie gelezen hebben, is het ons duidelijk. De edele Robertson heeft de volle diepte van het Kruis der verzoening niet gekend. De heilige mystiek der persoonlijke gemeenschap met Christus is hem voorwaar in beginsel niet vreemd. Hij heeft ernst gemaakt, gelijk weinigen, ipet zich in Christus te verliezen. Want na de beslissende verandering in zijn geestelijk leven, welke wij beschreven (zeer kort, want Brooke is juist op dit gewichtig punt uiterst beknopt) heeft Robertson, als een onafhankelijke Descartes, het geheel zijner in puin gestortte overtuiging weder van de menschelijke persoonlijkheid van Jezus uit opgebouwd. En hierbij nu was zijn standpunt, uit nawerking van het verleden, (van hetwelk hij zich evenmin als Descartes heeft kunnen vrijmaken) te zeer supranaturalisüsch, om niet de godheid des Heeren, aan welke hij vasthield, min of meer naast zijn menscbheid, en derhalve in de schaduw, te plaatsen. Van daar dat hij de liefde van Christus wel roerend schoon beschrijft, maar tot baar eeuwigen achtergrond dringt hij niet Joor. Hij ziet in haar toewijding geen goddelijk offer (ten zij dan in zekeren overdrachtelijken zin) en komt er dus van zelf toe om de schulduitdelgende kracht van het zoenbloed des krnises als een onverstaanbaar, benauwd, onpraktisch dogmatisme te verwerpen. Hiertoe toch moet ieder komen die of de godheid des Heeren ontkent, of haar met zekeren vromen eerbied laat staan, zonder haar te gebruiken, omdat hij haar niet in al het menschelijke van Christus als door-schijnenden achtergrond aanschouwt, en omdat hij te vroom is, om een kerkelijke theorie te verkondigen, die geen persoonlijk leven in hem geworden is. Dit laatste nu is Ro-bertson's geval. Daarom ontbreekt hem dat heilig rusten in de volbrachte offerande des Middelaars, die kalme blijdschap in het „ gsdood-zijn aan de wet, om nu eens anderen mans,.
EEN KIDDER IN HET LEERAAESKLEED.
Christus' levendgemaakt eigendom, te wordenquot;, welke voor ieder die in deze ervaring staat, de ziel van alle waarheid, het geheim van alle troost, kracht en heiliging is. Men leze de beschrijving van zijn leven, en men zal zien dat aan zijn onrustig, krachtvol naar buiten gekeerd, en toch daarbij zoo innig sympathetisch hart deze zalige kalmte, helaas! onbekend is gebleven hier beneden. Dit karakter nu doordringt ook zijn leerredenen gansch en al.
In den vorm zijn ze overigens klassiek van duidelijkheid, streng logisch, gelijk de muziek welluidend is door aan wetten onderworpen te zijn. De inhoud is een onuitputtelijke rijkdom van gedachten, een innige vertrouwdheid met letter en geest der schrift, zoover zijn standpunt toeliet, even als met de geheime worstelingen des geestelijken levens; een wonderbare gave om dorre, afgetrokken leerwaarheid met geest, leven, praktische toepasselijkheid op elk gebied des levens te vervullen. Een moedige bestrijding van het kwaad onder alle vormen, bij hoog en laag: een verkwikkende tee-derheid van hart om vermoeiden en beladenen tot Christus te roepen. Bovenal op zoel-ende zielen in eiken rang en stand lieeft hij nog steeds invloed. Hij richt zich tot het hart des menschen, het diepste in ons dat nog achter alle verschil van overtuiging ligt.
Onbeschrijfelijk was dan ook de indruk dien Eobertson op zijn gehoor maakte. Van de massa's die zich b. v. rondom Spurgeon verdringen, bij hem geen spoor. Plij heeft er steeds een levendigen afkeer van gehad, te wezen wat men „ een populair predikerquot; noemt. Maar die hem hoorden en begrepen , waren menigmaal zoo weggezonken in de heilige diepte der door hem opgewekte gedachten, dat zij roerloos zaten totdat de klank dés orgels hun het teeken gaf dat hij opgehouden had te spreken.
14
EEN KIDDER IN HET LEEEAAKSKLEED.
Is hij door deze prediking verre buiten de grenzen zijns vaderlands beroemd, te Brighton zegenen bepaaldelijk ook de werklieden zijn nagedachtenis. Onder hen heeft hij zeer veel gearbeid om hen geestelijk op te wekken en te beschaven , te ontwikkelen, hun belangen in elk opzicht voor te staan. Van instinkt was de ridderlijke Robertson een tory, van overtuiging een liberaal. Hij vergat niet de les der Fransche revolutie, dat het het Conservatisme is hetwelk de demokratic prikkelt tot tegenstand, en dat het kanaal des volkslevens niet vloeiend blijft door er een dam in te werpen, maar door de bedding dieper te graven. Hij vleide het volk niet, en hield bet voor een groote dwaling van sommigen wier hart als het zijne voor 't volk klopte (b. v. van den overigens hoog door hem vereerden Kingsley) om te meenen dat de lagere klasse zou kunnen opgebeurd worden door middelen die eenigzins onafhanklijk blijven van de eigen energie en ontwikkeling van het volk zelf. Maar tevens achtte hij het een evangelischen plicht, voor hun opheffing te zorgen: daar het evangelie zelf de vernederden wil opheffen en steeds de partij der verdrukten kiest. Zoo vereenigde hij vijftienhonderd werklieden tot een verbond van onderling hulpbetoon; hield voorlezingen, bevorderde hun ontwikkeling op een ruim-humanitairen, doch in beginsel waarachtig christelijken grondslag, en is er meer dan iemand in geslaagd om de rijken en onvermogenden te verzoenen door hen op elkander te wijzen als elkaar behoevende en van God tot eikaars ondersteuning, tot gezamenlijk bevorderen van de éénheid des maatschappe-lijken levens, geroepen.
Gezond, krachtig, veelzijdig was in alle opzichtenEobertsons leven. Gelijk rijpaard en geweer, zoo hanteerde hij met meesterschap de belangen des gewonen maar bovenal die des hoogeren maatschappelijken levens. In zijn brieven en biografie vinden
15
16 EEN RIDDER IN HET LEE RAAKS KLEED.
wij uitgebreide deelneming aan alles wat onzen tijd beweegt. De groote tentoonstelling, de politieke verkiezingen (waarover een sohoone prediking in het 4'd' deel zijner Sermons voorkomt) Kossuth, de staatshuishoudkunde, de natuurstudie, bijzonder de chemie, de wijsbegeerte, de litteratuur, alles gaf onophoudelijk nieuwe denkbeelden aan zijn rijken veer-krachtigen geest.
Doch helaas! de gezondheid des geest es van welke wij spreken , was die des lichaams verre vooruit. Een steeds voortgaand proces van uitputting sloopte zijn gestel. Niet alleen uit lichamelijke oorzaken, b. v. zijn groote zenuwachtigheid , maar bovenal uit tjeedelijke kwam die uitputting voort. Het zwaarste lijden was hem de noodzaaklijkheid van altijd te moeten spreken, spreken, spreken, zonder dat het handelen daarmee gelijken tred kon houden. De roeping om steeds heilige dingen te moeten uitspreken, totdat men er op noodlottige wijze mede gemeenzaam dreigt te worden. Want wat men in een daad fixeeren kan, dat blijft, dat is een werkelijkheid. Maar als het binnenste zich onophoudelijk slechts in icoorden lucht geeft, dan zijn die woorden als het ware een klep waardoor de edelste levenskracht vervliegt: alle originaliteit dreigt verloren te gaan , het edelste strijdros ten langen leste een karrepaard te worden. Dan ook gevoelde hij zich met den heiligen, zijn gansche wezen spannenden ernst van overtuiging en leven, in pijnlijke tegenspraak met de fashionable stad zijner inwoning. Voortdurende kwesties met „ evangelischenquot; die hem of uit de verte verdacht maakten, of in dagbladen, vooral in „the Kecordquot; (den Engelschen j, Herautquot;) bestreden, of in persoonlijk bezoek over zijn heterodoxie kwamen bestraffen, prikkelden hem meermalen tot bitterheid jegens deze partij. Het drukkend gevoel van geestelijke eenzaamheid, dat zijn gansche leven vervulde: zelfmis-
EEN EIDDEE IN HET LEERAARSKLEED. 17
trouwen, dikwerf tot hopeloosheid toe. In de laatste jaren-een steeds toenemende krankheid, die hem vooral na de zondags-prediking noodzaakte, wekelijks een paar dagen onder hevige pijnen in zijn kamer'werkeloos uitgestrekt te liggen. Dit alles te zamen verteerde zijn leven. De gemeente die hem innig lief had, bracht uit eigen middelen een fonds ter bezoldiging van een hulpprediker voor hem bijeen. Doch de Viear, de geestelijke overheid die tot deze zaak toestemming moest geven-,. weigerde haar op grond van, persoonlijke moeilijkheden, vroeger van -dezen hulppredikamp;r, door wie hij meende beleedigd te zijn, ondervonden. Eobertson, gesteund door de verontwaardiging der gansche gemeente tegen dezen Vicar, beproefde den hulpprediker te verdedigen, maar verloor dit pleit, en legde 15 Augustus 1853 het moede hoofd neder om te sterven. „Laat God zijn werk doen,quot; waren zijn laatste-woorden. Een onafzienbare menigte volgde den stoet, langs gesloten winkels en op de balkons met weenende toeschouwers i;evulde woningen, toen zijn overschot ter ruste gebracht werd in de duinen van Brighton die hij zoo zeer had liefgehad ti zoo dikwerf peinzend bewandelde. „ De zee die daar laiigs spoelt, is in haar onrustige oppervlakte het beeld van zijii uitwendig leven, in haar kalme diepte het beeld- van den vrede, dien zijn hart in Christus gevonden had.'*
Want: ja, een geloovig Christen is Robertson geweest. Dit-zeggen wij uit volle overtuiging, na door zijn levensverhaal en brieven een . blik . in de diepte zijns inwendigen levens te üebben mogeu slaan. Zijn christelijke overtuiging had, bij alle klaarheid van waarachtig geestelijke kennis die hij bezat, toch een leemte die wij reeds boven opgemerkt hebben, en welke wij bij lezing juist van het beste dat hij nagelaten heeft, het smartelijkst voelen. Hij heeft de volle diepte der zoude, en dien ten gevolge de waarachtige beteekenis van
EEN KIDDEE IN HET LEEEAAKSKLEED.
het schuldverzoenend kruislijden des Heilands, niet gekend. Maar wij meenen gelijk wij eveneens in 't midden brachten dat wij zonder het (Gode alleen bekend) aandeel zijns harten aan deze schuld te willen ontkennen, dit groote gebrek in hem toch ook vooral uit zijn leven verklaren kunnen; nn-melijk daaruit dat hij de kern dier waarheid (schoon verdonkerd en misvormd) bij een partij vond tegen wier stelsel hij al te rechtmatige bedenking had, om' niet gemakkelijk tot onbillijkheid jegens haar verleid te worden. Het „ Evange-licalisme,quot; de protestantsche orthodoxie, verduisterde door het geheel harer houding voor hem, gelijk, helaas! voor zoo velen, de heerlijkheid van het kruisoffer, welks diepste verklaring ontegenzeggelijk haar eigendom is.
Maar vragen \yij nu overigens naar een titel, onder welken wij het geheel van Eobertsons leven en werken kenmerkend samenvatten kunnen, wij meenen geen beteren te kunnen vinden dan dien wij aan het hoofd 'van ons opstel schreven; een ridder in het leeraarslieed. Had hij zijn eigen levenstijdperk en plaats in de historie kunnen kiezen, hij hadde zich liefst in de middeleeuwen gezien als een Cide campaedor, den wreker des onrechts, een verdediger der aangevallen waarheid. Ook het andere kenmerk des ridders, de kuischbeid, was in leven en gedachten Eobertson eigen in de verhevenste teederheid. Uit beide trekken, mannélijken heldenmoed en vlekkelooze reinheid, is het Christusbeeld zijner leerredenen dan ook voornamelijk saamgesteld: gelijk dezelfde inspiratie zijn merkwaardige preek over „ de heerlijkheid der Moedermaagdquot; doorademt.
Gelijk het christendom zelf, zoo was ook Eobertsons geestelijke persoonlijkheid niet op een godgeleerd stelsel maar op een leven, op dat leven dat alléén het volle waarachtig leven, het leven is, namelijk op het leven van Christus ge-
18
EEN RIDDEE IN HET LEEBAAESKLEED. 19
grond. Uit kracht van dit beginsel verving hij zijn vroeger ascetisme door den levensregel: wandel in den geest, dan zult gij de begeerlijkheden des vleesches niet volbrengen; en streed met het kwaad als Perseus met het zeemonster, van boveu af. Het geloof aan de vleeschwording des woords gaf hem een smachtenden dorst, een heilige, allesbeheerschende begeerte, naar realiteit, naar waarheid en werklijkheid. Hij staat liever in een huileijde wildernis alleen en van den Satan verzocht, doch daarbij bewust van zich te hebben ontdaan van alle onrealiteit, dan den gelukkigsten droom dóór te leven , dien een aangeleund stelsel, een bij anticipatie vastgegrepen zekerheid, een geroofde en niet van God waarlijk ge-gaven levensrust, zou kunnen geven. Verzoekingen en twijfelingen trachtte hij te overwinnen door te werken onder de armen, en alzoo zijn aspiratiën in daden over te zetten. De welsprekendste bladzijden in zijn brieven, en dus kennelijk uit het diepste zijner persoonlijke ervaring gevloeid, zijn die waarin hij het onvoldoende, bedrieglijke van een sprei-end ieven, het noodzaaklijke pm onze gevoelens in daden over te setten, beschrijft of uitweidt over de heerlijkheid van 't ge-wone leven, waar men de diepste philosophic des heelals vindt herhaald in iedere kubieke palm, al de wetten des oeeaans in een kop thee: of opmerkt hoe Hij (in diepe liefde duidt hij doorgaands met dat woord „ Hijquot; zonder meer, den Eénige aan) de poëzij des levens vond in het alledaagsche dat door Hem, gelijk de wijn der bruiloft, werd geheiligd; of de onwezenlijkheid aantoont van een lezend leven in afgetrokken gedachten, waarbij het eigenlijk leven der ziel werkeloos blijft. Krachtig, forsch is de toon van zijn leven en spreken, de krijgsman komt overal te voorschijn, de ridder beweegt zich onder het leeraarskleed : maar'Carlyle's „helden-vereeringquot; staat hem toet zeer verre beneden de afdaling tot
EEN KIDDER IN HET LEERAABSKIEED.
20
het geringste, waarin Jezus' liefde zich verheerlijkte. Op dit léven rustte zijn gansche theologie. Het doet hem in alles den stelregel volgen om positief de waarheid op te bouwen, liever dan de leugen negatief-te bestrijden; om in elke dwaling het overblijvend bestanddeel van waarheid, waar zij eigenlijk van leeft, op te zoeken, en door het ontwikkelen van dit bestanddeel aan de daaromheen gewoelde leugen haar reden van bestaan te ontnemen. Dogmatisch is zijn beschouwing niet afgerond, ja dikwerf onvolledig en dwalend': maar een zuiver, krachtvol levensgevoel voor de waarheid corrigeert hem dan telkens weder. Ik, een Trinitariër, zegt hij , wenschte wel dat ik' Christus zoo lief had als de Unitaniër Channing. Want 'de ware aanbidding van Christus, de ware erkenning zijner godheid, kan in niets anders dan in de volmaaktheid der liefde voor den mensch Jezus bestaan. In de beschouwing der H. Schrift erkent hij ten volle het recht del1 weten-schaplijke kritiek, niet. ondanks maar wegens zijn intiig geloof aan haar goddelijke ingeving. Hoe diep is die ingeving, roept hij uit: • zoo diep dat, geÜjk de heldere gt; zee rondom West-Indie, zij ondiep schijnt totdat gij het ondèrnefemt j u in haar te dompelen om den bodem te vinden. Zeker, ook de inspiratie des dichters komt van God, van Wien alle goede gave komt: maar deze daarom met de ingeving der heilige schrijvers gelijk te stellen, is een gelijk stellen van worm en mensch, omdat God ze beide geschapen heeft! De waalachtige kanon der inspiratie is dit woerd: Mijn oordeel is rechtvaardig, omdat ik niet mijn eigen wil zoek, maar den wil Desgenen die mij gezonden heeft. En, vraagt gij naar het middelpunt van alle waarheid, zoo is het kruis, het plaatsbekleedend lijden, de groote wet van het leven der ge-heele schepping; ook wij menschen kunnen elkander alléén genezen door ons hartebloed; ook de soldaat kan alleen in
V
EEN RIDDER IN HET LEERAARSKLEED.
waarachtigen heldenmoed voor het vaderland sterven, als hij van des Meesters, kruis de ware zelfverloochening geleerd heeft.
Ontegenzeggelijk Was Eobertson '(ook Brooke erkent dit) onbillijk tegenover de orthodoxie.' Weinigen:, trouwens, bereiken de hoogte van'eèn, ónberispelijke verdraagzaamheid: en velen hebben slechts haar schijn door dat aan hun natuur het edel enthusiasme des toorns ontbreekt. Nu was èn is voor-zekér het „evangelicalismquot; in Engeland zeer bèkrompea', b.v. in 'haar voor-taboe-verklaren van alle Duitsche theölogie, of in haar wettelijk sabbathisme, waar Eobertson zich ten nadruk-kelijkste tegen verzet heeft. Maar dit rechtvaardigt'tofch zijne onbillijke hevigheid niet, ofschoon het die wel verklaarbaar maakt.
Voor het schoonste gedeelte van Brooke's biografie houden wij Eobertson's talrijke brieven. Zij bevatten een schat van diepe, oorspronkelijke gedachten, in aantreklijke losheid daarheen geworpen bij allerlei gelegenheid. Een staande karaktertrek van den inhoud dezer brieven is het concreete van de uitdrukkingen: Eobertson haat alle afgetrokkenheid, en acht de zuurstof der waarheid alleen zichtbaar in haar verbinding met andere vormen, door welke ,zij iets conpseets,-wordt, gelijk in de natvtur het oxygenium -alleen voöïkómt in verbinding met ijzer, met sulfer, enz.' Over een ontelbaar aantal onderwerpen uit leven en wetenschap verspreiden die brieven het licht van zyn geniale oorspronkelijkheid. Want wel was zijn .geest door vele studie gevormd, en zijn gedachten ver-breidsn zich 'Over een menigte dichters. Wordsworth, Shakespeare,' Byron; Göthe, Lessing,, Keble, en wijsgeéfen, als Fichte, Plato („die mij een .impuis heeft gegeven die in eeuwigheid .Tiiet eindigen kanquot;-)-,en vele anderen. Maar altijd is het hijzelf die denkt; zijn g«est, die elke vreemde gedachte met de kracht zijner persoonlijkheid tot een nieuwe schoonheid verheft.
21
EEN RIDDEE IN HET LEERAARSKLEED.
Men zegt niet zelden: als Eobertson niet op 37 jarigen leeftijd Was weggenomen, als hij was blijven leven, zoo ware hij modern geworden. Wij gelooven het in geenen deele. Dat is onmogelijk voor een die met een innigheid gelijk de zijne den levenden Christus der Schrift en der kerk met zijn hart heeft vastgegrepen. En voor hetgeen waar is in de moderne aspiratiën, behoefde hij niet modern, te worden, maar was het van de eerste wording zijns geestelijken levens af.
Ergens in zijn brieven verklaart hij, dat hij de menschen liefst niet naar hun uitingen, maar veeleer de uitingen naar de menschen beoordeelt, en overal tot het geheim der per soonlijkheid tracht door te dringen. Een stelregel van groote waarde, hoeveel omzichtigheid hij ook in zijn toepassing eischen moge. Maken wij die toepassing op Eobertson zeiven, dan zal het bestuderen van deze biografie ons de beste diensten kunnen bewijzen om zijne uitgegeven leerredenen en overige werken naar,.waarde te schatten. Wij stellen ze dan liefstin het licht van de schoone getuigenis, aan den jeugdigen Eobertson door zijn moeder gegeven: „.ik hoofde hem nooit eene leugen zeggen.quot; Want ja, ook als prediker is hij een man der werkelijkheid, der waarheid. Onverschrokken ontf dekt hij de maatschappij, de kerk, het hart der menschen aan zich zelf in al de zonden en ellenden die daar in wonen. Fijne en diepe menscheiikennis geeft overal bewijs van den ernst waarmede hij gewoon was, met zich zelf om te gaan. Een sparende liefde, en behoefte om in elke dwaling nog het bestanddeel waarheid, waaruit ze haar levenskracht put, op te merken, dpet gevoelen, dat hij niet zich zelf maar het heil der zielen, ,de ger van Christus zocht. Maar in en bij dit alles boeit ons zijn verschijning bovenal door haar doorwerkte waarachtigheid, volkomen óprèchtheid. Hierdoor, veel meer dan door zijn bepaalde overtuigingen, met welke wij ons niet
22
EEN KIDDER IK HET LEERAARSKLEED.
zelden oneens verklaren moeten, oefent hij een oordeelenden, verootmoedigenden invloed op ons. Geheel naar waarheid, dunkt ons, heeft de hoogleeraar Kuenen voor vier jaren ongeveer (bij aankondiging van de bloemlezing uit Kobertson's werken , door Dr. C. P. Hofstede de Groot in 't licht gegeven) het eigenaardige van deze preeken daarin gezien „ dat hij n zooveel te denken geeft over u zeiven, dat gij naauwelijks tijd overhoudt i om naar zijn „standpuntquot; en „ richtingquot; onderzoek te doen.quot; Slechts voegen wij er dit aan toe, dat tier standpunt en richting geen nasporing vereischten, niet omdat ze op zich zelf onverschillig zouden zijn bij de groote ïerstandelijke 'en zedelijke gaven van dezen redenaar, maar omdat de persoonlijke gemeenschap met den levenden, eeuwigen Christus zich terstond in haar eigenlijk karakter, namelijk als hérstelling der hoogste natuurlijkheid in den inensch, ook in Eobertsons leven en spreken openbaart. In imn zin achten wij het den uitnemendsten lof die aan een prediker kan gegeven worden, als men van hem zeggen mag dat er bij hem, als men hem hoort, van standpunt en rieh-ting geen kwestie kan zijn.
Zulk een was ook de man wien het ons, na lezing van deze biografie, een behoefte des harten was nog eens on-iler ons iu herinnering te brengen en, wie hem nog niet kennen mocht, mét aandrang tot die kennismaking aan te sporen. Zeer veel stipten wij slechts even aan, waarover wij eaarne lang zouden hebben uitgeweid. Maar ook aldus zij fcft betrekkelijk uitvoerige dezer aankondiging een getuigenis rnzer sympathetische dankbaarheid aan een voorganger wiens iestalte niet weder, vertrouwen wij, uit de beeldengalerij onzer herinnering zal weggenomen worden.
Wij voor ons scheiden noode van dit kostelijke boek, dat overigens evenzeer van de nederigheid en deu juisten smaak
33
24 een ridder ik het leeraarskleed.
yan den schrijver, den heer Brooke, als1 van' Bobertsons voortreflijkheid getuigenis geeft. Wij zetten', het dankbaar in de boekenrij niet om, gelijk zoo velen, daar voor goed te rusten, maar om dikwerf ter hand genomen te worden, en zelfs door den rugtitel ons te blijven vermanen. Op deze ge-heelet biografie passen wij, om onze bedoeling bij het; schrijven der hier geëindigde studie te verduidelijken, liefst Ho-bertson's woorden uit een zijner brieven toe ;
„ Het schijnt mij toe, dat bij het lezen Van levensbeschrijvingen , het voor ons al te dikwijls de vraag is of dit leven er nu een is dat in alle opzichten aan. ons ideaal van een leven beandvvoordt. Maar de vraag moest zijn, of het een krachtige, voorstelling heeft getoond van de eene of andere zijde onzes veelvuldig sameng«stelden levens. Ik voor mij ben slechts met Eén leven geheel tevreden — met Eén'ideaal, en ik lees alle andere levens om dat te verstaan,- door toelichting of contrast van hun geheel met gedeelten van dat Leven.quot; ')
1) Behalve de in ons opstel genoemde en gebruikte artikels van Her-zee's Realencvclopadie, noemen wij voor hem die zich nader met dei hedendaagschen toestand der Engelsche kerken godgeleerdheid bekend wil maken, de volgende, ons door een vriendelijke hand uit Engelanc quot;enoemde geschriften: als controverse- en historische werken: the Ohurcl Ind the age, door Dean Hook. Ecclesia, door Dr. Reynolds. Skeat History of English free Churches. Aids to Faith, door den aartsbisscho] van York. Van de zijde der moderne school: de Essays van Maurice Het beroemde Ecce Homo (waarvan schrijver dezes in een vroegerei iaargang van de Stemmen een verslag gaf): Pr.,, Young s Christ ot history! en Life and light of men. Mc. Leod Campbell on the Atonement. Als kritische geschriften: het Grieksche testament van Dean Allot . Conybeare and Howson over Paulus (waarvan Beets in zijn Paulus zoo ruim gebruik maakte) Dr. Smiti's Dictionary of the Bible, en Dr. usey over Daniël. Van orthodoxe zijde; Liddon's en Mansels Bampton Lec tures, en Ecce Deus, den tegenhanger van het zooeven genoemde icce homo. Eindelijk als tijdschriften de British Quarterly Review the Westminster Review, the Record (veelvuldig in Robertson's biografie als een bitteren tegenstander genoemd) the Guardian, thlt;j Nonconformist»
Christian Woild, cm, enz.