■Ji/t^Lf^
BROCHURES
BUNDEL
sSif
.-jr«'
■ -jc«-. v
: *
-ocr page 4- -ocr page 5-\
\. ■
^^^ -
■'l
-ocr page 6-i.
.Jr •
-ocr page 7-• DE . ,
PUINHOOPEN;
OF,
B E S C II O U W I N G - '
V A N D'E
O MW EN TEL IN GEN
DER.
I
-ocr page 8-«• lt; - • -nbsp;- J . t . .
Ik zal in dc, cciizaamlieid tiiifcjipn dc puii.hoopen gaan leevenj
ik zal de oude gcdcnkteckcncn over de wijilicid der voorledcne
Tijden onderVraspn;-^'Ik ral aun den ascli van dc jiifteUeis dei-
wetten vragen: door welke drijf neren de Koningrijken zich verhef,
fen en daalen — uit wefke oorzaaUn de voorfpoed tn de onheiUn,
der volken geboren word;n\--en eindeltjk^ op-Ȏlke grondt e-
tt!en de vrede 4er maatfchappijen ^ en hit gtluk der mcnjihen, zicA
moeten yestlgea^ Hooi dft. 4. bl. 23,
/
D gt;:
p u I ]sr H
of
B S C 11 O U IV^ ï N G
Taai tic
O M^V K T E I. I ^^ G E N
dei'
door
IT O X.nbsp;X.
P K
4 , .V'.»,- quot;
Z'ijt gegroet, gij eenzaame Piiinen, heiligë
Graveh, ftille Muureri! u róép ik aan; tot ü
wend ik mijne fmeekingen. Ja , terwijl dc
blik van den daaglijkrchen mensch, door eeii
geheimen fchrik, op 'het enkel aanfchoui
tven, van u word afgewend j doet juist die
het bekooreiide van duifend aandoéningert en
denkbeelden in mijn 'hart geboren wórderr.
Hoe veele nuttige lesfén, hoe veele aandoen-
lijke of belangrijke overdenkingen levert gij
den geest, dien gij weet te raadpleegén!
Gij waart het, die, wanneer de gebeelê
waereld nog in onderwerping voor de tijrannen
♦ 3nbsp;zweeg ^
zweeg,reeds waarheden verkondigdet, welken
zij verfoeijen , — en vooral, door den asch
der koningen met dien der geringde (laa-
ven te vermengen, de heilige leer der
GELIJKHEID bevestigdet. Het is in uwen
omtrek , gt; dat ik, mijne vrijbeidmin in de
eenzaamheid koesterende, haare fchim uit
de graven zag opkomen , en, door een
onverwacht gunstbewijs , haar eene hocre
«b
vlucht zag nemen, welke mij naar mijn
op nieuw bezield vaderland deed te rug
keeren. --
ó Graven ! Hoe veel deugd bezit gij I
Gij verfchrikt de tijrannen ; gij vergiftigt,
door eenen geheimen affchrik', hunne godloo-
ze genietingen; zij keeren hun gezicht van u
af — want zij kunnen u niet omkoopen ;
'terwijl de bloodaards ver van u den hoog-
moed hunner paleifen overvoeren ; •— gij
llraft den machtigen onderdrukker ; gij
rooft het goud aan den geldafperfenden gie-
rigaard ; — gij wreekt den zwakken, dien hij
beroofde ; gij vergoedt de ontbeeringen der
armen, terwijl gij de pracht des rijken
door
-ocr page 13-door zorgen vergiftigt; gij troost de onge-
lukkigen , daar gij hen eene hatlle fchuil-
plaats aanwijst; eindiijk , gij geeft aan de
ziel dat juiste evenv/iclit van fterkte en ge-
voel , die de wijsheid en de kunst uit-
maaken , om wel te leeven.
Door de befchouwing, dat men u alles
moét terug geeven , vind de denkende
mensch het beneden zich, ijdele grootheid
en nutteloze rijkdommen op een te ftape-;
len : hij houd zijn hart binnen de paaien
der rechtvaardigheid; maar, vermids hij zijne
loopbaan moet volbrengen, gebruikt hij' de
cogenblikken van zijn aanwezen, en geniet
de goederen, die hem vergund worden.
Aldus breidelt gij de toomlooze vlucht der
begeerlijkheid ! Gij bedaart de zwijmelende
drifc der genietingen, welke de zinnen bc
roeren ; gij doet de ziel van de moeilij-
ke worsteling der hartstogten rusten; gij
verheft haar boven de laage belangen, die
de meenigte folteren; — dan, wanneer men
zich op uwe hoogten verheft, en van daar
het tooneel der volken en tijden befchouwt,
word
-ocr page 14-word dó geest vatbaar voor grootfche aari;
doeningen , en bevat niet dan gegronde
denkbeelden van deugd en waaren roem.
Ach! wanneer de droom des levens zal
geëindigd zijn , waartoe zullen haare aan*
doeningen gediend hebben , indien zij geen
fpoor van nuttigheidquot;nalaten ?...
ó Puinen ! ik zal weder tot u terug kee«'
xen, om uwe lesfen aan te hooren ! Ik zal
mij in de rust van uwe eenzaamheid plaat-
zen ; en, aldaar van het treurig fchouwfpel
der hartstcgten verwijderd , zal ik de men*
fchen beminnen in hoop op de toekomst
ik zal mij met hun geluk bezig houden,
.en het mijne vestigen , in de verzekering^
dat ik het iiunnc daardoor verhaasten zaK
m
-ocr page 15-DEnbsp;• .
0 F,
beschouwing
VAN DE
DE*.
STAATEN.
P E R E I St
I» liet clWc jaar der regccring van Abdul-Ha^
»gt;Jd, Keiftr der Turken , Zoon van yJhmed. tcn
tijde wanneer de zwervende Tartaaren uit de Krim
verjaagd .werden; wanneer een Turkfche Vorst uit
liet bloed van Qengiz-Khan dc onderdaan eu
wachter werd van eene Christen-Koningin (*) ,
reis-
et) Te weten in het jaar 1784 , toen verfchei-
dcn Turken hun Vaderland verlieten , icn gevolge
van een gefchrift , waarin de Keizerin verklaarde,
dat de Krim onder het gebied van Rusland behoor«
de... toen liet een Turkfche Prins van het geflacht van
Gtngiz-Kan — het was Chdhin-Gueraï — zich- dragen
pn, bedienen door de Koningen, welken bij overwon-
anbsp;DEPUINIIOOPEN.
reisde ik iii het Oitomannifche Keizerrijk, en| \\'cl
door die Provinciën , welke eertijds de koning-
rijken van Egijpten en Sijricn uitmaakten.
Ik vcstigdö mijne aandaclit op dat geen , wat
het geluk der menfclien in liet gezeliige leven
betreft. — Ik bezogt de^ fteden , en lloeg de
zeden haarer inwooneren naauvvkcurig gadeik
drong door tot in de palleifen, en lettede zorgvul-
dig op het gedrag der regenten ; — ik zonderde
mij af op liet land, cn floeg een aandachtig
oog op den ftaat der landbouwers; ik vond
eindelijk overal niets, dan roof, verwoesting ,
tirannij , cn ellende: mijn hart werd overkropt
door droeflieid en verontwaardiging.
Daagliiks vond ik niets dan verlaten velden,
ontvolkte dorpen , en lieden , die tot puinlioopen
vervallen waren. Dikwerf ontmoette ik oude ge-
denkteekenen , overblijffelen van tempels , pallei-
fen en vestingen, van waterleidingen en graven: —
dit fchouwf^cl bragt mijn geest tot de overden-
king der oude tijden, en deed ernftige en diepe
gedachten in mijn hart opkomen.
11; kwam aan de Had Ilems, op den oever
van den Orontes. Ik naderde tot Palmyra ,
welk
nen had. — ^ Deeze zelfde Chdhin vcrkogt nader-
hnnd zijn land voor een inkomen van 80,000 roe-
bels , cn nam eene. Kapiceinsplarts aan, onder de lijf
wachten van Cat!ia4-ina de 11. Zederd dien tijd is hij
weder nacr dc Turken teruggekeerd, —■ die hem, om
zijn verraad , volgends hunue gewoonte , wurgden.
bÉ t tr i.Nji ó O 1? Enbsp;i
Welk in de woestenij ligt, en •befloot, dceze
roeniriichtigc gedenktckcneii zelf te beziclitiijen;
ik zwierf geduureqde drie dagen in dceze dorrtj
woestenijen, ca kw.rintnbsp;eenp valdi, quot;die
vervuld was met holen en begraafplaatfen; r-f
Onverwacht, zag ik aan het cindc;,van dceze ,valei
in de vlakte het trelFendst fchouwfpel der puinr
iioopen: het was cene onnöcmlij'ke meenigte van
prachtige en afgebrokené colominen i; die even
zoo als de tocgangeii tot onze waranden, als
in rij'en verdeeld j in dc beste evenredigheid ge-
plaatst Waren, in zulk een ver gezichtpunt, waar-
in zich het oog verliest. —' Tusfchen deezè co-
iomrneh waren groote gehouwen, zommigen nog
in hun geheel, anderen half in^eftort. ■— Aller\vé-
gen was de aarde bedröoid mtt dergelijke óver-
blijffclen; met kroonlijsten, met capiteclcn, met
het boveilfte dei' muuren, met ftijlen, met ge-
vallene brokken. der pijlaareri ; dit alles was van
wit marmer kunfti^i^ uitgewerkt. — Na drie quar-
tier uurs langs decze bouwvalligheden gewandeld
te hebben , girig ik' iii hét binnenfte van een
tiitgellrekt gebouw, het welk eertijds een tempel
VvaS geweest, aan de Zon toegeheiligd; ik nani
mijn verblijf bij arme Arabifche' landlieden, die
hunne hutten op het voorplein van den tempel
gebouwd hadden; ik befloot geduurende eenige
dagen bij hen te vertoeven, om naaiiwkcurig de
fchoonheden van zoö veele werken gade te flaa»;
Ieder dag befchouwde ik eenigcn der gedenkte-
kenen , die decze vlakte bedekkeni Op zekercii
A anbsp;' avond
4 DE PÜÏNHOOÏ^EN.
avortd was mijn geest in diepe gedachten ver*
zonken: ik was voordgegaan tot aan de valei
der begraafplaat fen. — Ik beklom dc hoogte,
welke haar omringt, en vanwaar het oog, te
gelijk, de verzameling der afgebrokte puinhoo-
pen, cn de onafmeetbaarheid der woestenij be-
ziet. — De zon was aan het ondergaan; een
roodachtige ftreep bekende nog haar fpoor aan
den verren horizont, Avaar dc vbergen van ^if-
ricn hunne kniiiien verhefTcn; — dc volle maan
kwam op in het oosten, in eenen blaatnvachtigen
hemel, aan de effen (Iranden van den Eufraat-,
dc lucht was zuiver, helder, cn bedaard; de
ftcrvendc glans van den dag maatigde de ijslljk-
heid der duisternis; dc aaiibreekende koelte der
nacht temperde dc hitte der verfchroeide aarde;
dc veehoeders hadden hunne kameclen reeds van
daar gcdrceven; liet oog befpeurde gecnc de
minde beweging meer , op de ecntoonigc cn
grijze vlakte; ecnc nitgcdrekre ftilre heerschtc
over dc woestenij; — men hoorde alleen, bij
lange tusfchcnpoozingen, het akelig gekras van
eenigc nachtvogels, en van ccnige Ilijcenen (*).
Het duistere vermeerderde; cn in dc fchemcring
kon mijn gezicht reeds niets meer onderfcheideiï,
dan de witachtige fchimmen der colommen en
der
(*) Een dier, welk zeer iraar den Vos gelijkt,
doch dat minder listig is, en ook afTchuwelijker uit-
ziet : het aast op lijken, cn zoekt zijn verblijf ia
dc rutfcn en fpdonken.
DE P U I N II O O P E N.nbsp;s
lt;!er muiireii... Deeze eenzaame plaats, de ftillc
avondftond, dit cerbicdwclckende tooneel, brag-
ten mijn' geest tot een godsdienftig nadenken
cn ontzag. — De befchouwing van eene eer-
tijds groote, doch nu verwoeste Stad — het
aandenken der voorgaande tijden, de vergelij-
king met derzelver tegenwoordigen toeftand, alles
verhief mijn hart tot grootfche gedachten. — Ik
ging op den voet van een colom zitten; en
daar, met mijn aim op de knie leuhende, en
mijn hoofd met de hand onderfteiinende, dan
eens mijn gezicht op de woestenij, dan eens
op dc puinhoopen vestigende, gaf ik mij over
J^an een diep gepeins.
©
A ïnbsp;. tt«
-ocr page 20-Nii, zciilc ik . tQt mij zelf: . hier hloeulc eer-
tijds eene rijke. Stad: — hier was dc zetel vaii
ccn machtig rijk; — ja deeze zoo verlaten,
zoo verwoeste, plaats werd, eertijds, door een
groot aantal levende wezens' in haaren omtrek
bezield; eene wcrkzaame mecnigtc bewoog zich,
op deeze tliands zoo eenzaame wegen. — Binnen
decze nuuiren, waar thans eene doodfchc ftiltc
heerscht, weergalmden aanhoudend het gedruis
der werkende kunltcnaareu en ambsjjtslieden, de
vreugdejuichingen en dc feesten: — deeze op-
eengefb;pelde afgebroktc/ manncrs waren kunltig
gebouwde palleifen: de omgevaUen colomyien ver-
lierden dc majedeit der tempels; de ingellorte
galereien tekenden dc openbaare vergaderplaat-
len, — Daar vloeide eene groote mecnigtc volks
te zamen, om de plichten van liaaren gods-
dienst te vervullen, of met ccn teder belang
voor haar onderhoud te zorgen: — ginds riep
de fchranderheid, uitvindfier der genietingen, dc
rijkdommen van alle luchtftrecken; en men'zag
daar het purper yan Tym verruilen, voor het
quot; -nbsp;C *nbsp;kost-
DE PUINIIOOPEN.nbsp;7
Îcostbîiarc gaarcii van Sérica, het zachte wccf-
icl van Kachemira voor dc prachtige tapijten van
Lydien, den amber van het oosten voor dc paer-
•,lcn en wierook van Arabien, het goud van Or-
phir voor het tin v.m Thüle {a).-
En heden i Zie daar dan dc overblijffclen van
lt;^ceze machtige Stad, — een treurig geraamte
daar dan dc overblijffclen van een uitgeftrekt
gebied,— een duister en ijdel aandenken!.,, op
het gedruis der zamenvlociendc meenigte, welke
^ich onder deczc gaanderijen verdrong, is dc
eenzaamheid des doods gevolgd; de lliltc der
graven heeft het gemurmel der openbaare plaat-
fcn vervangen ; dc overvloed van een Iwndel-
drij-
(/») Het garen van Serica ; dir is de corfprong-
ïijkc zijde van het bergachtig land, waar de groote
rivier eindigt ^ cn \ict geen men gelooft, de eerlte
grond te zijn , waarop het Keizerrijk van China
zich gevestigd heeft. De weeffels van Kachcmira. De
fluiërs, welken Ezechiel fchijnt uitgeduid te hebben,
onder den naara van choux choux. Dît land, Waar-
naar men zoo lang te vergeefsch gezocht heeft, is eene
«Ier twaalf landllreeken van Arabien-, men vind des-
ïjelfs overblijffelen in den Ofor in het land Omar op
lt;le Perüfche Golf, bij de Sabéérs, rijk in goud, ge-
lijk Straha zegt, digt bij Ilaula of Hevila, alwaar
wen de vangst der paerlen deed. — Zie het s/flc
tioofdftuk van EzechlSl, hçt welk eene zeer merkwaar-
dige en uitgeftrekte fchilderij vaa den koophandel van
Aßen dat tijdftip oplevert.
• A4
-ocr page 22-Z D E P U I N I I O O P E N/
drijvende Stad heeft zicli in eene fchriklijke
armoede veranderd. — De pallei (en der Konin-
gen zijn dc fchiiilplaatfen der roofvogels gewor-
den ; de kudden weiden op de drempels der
tempels'; en do onreinfte kruipende gedierten
bewoonen de heiligdommen der goden..! Ach!
lioe is zoo veel glorie verdweenen ?... Hoe heeft
zich zoo veel arbeid kunnen vernietigen?... Al-
dus is het dan, dat de werken der menfclien
vergaan!... Zoo verdwijnen de Koningrijken en
'dc Volken.
Levendig ftelde zich dc gefchiedenis der verlo-
pene eeuwen voor mijn gelieugen ; ik herinnerde
mij dc oude tijden, waarin twintig roemrijke
Natiën in dit oord beftonden; ik fchildcrde mij
den Aiftjr'ür op de (Iranden van den Tiger^
den Chaldeeuw aan den Ettphraat ^ den Perftmn
regeerende van den Indus tot aan de Middclland-
fche Zee. Ik berekende de Koningrijken vaquot;n
Damascus cn van Iduviea^ van Jerufalem ^ en van
Samaricn, de krijgsliaftigc Staaten der PhiUftiU
f!e;t, de handeldrijvende Gemecnebestcu van P/re-
viciën. — Dit Sijriën, zeidc ik tot mij zelf
't welk heden bijna ontvolkt is, telde toen hon'
derd machtige fleden. Haare velden waren met
dorpen, met vlekken, en gehuchten bedekt __
Van
W Nanr de uitrekening van yofephus cn Strabo, had
Sijriën tien millioencn inwooners, en de nog overge-
blecvcne fpooren van den landbouw en derquot; vvqonk-
jjen bevestigen doeze rekening. 'nbsp;'nbsp;quot; '
T)K P U I N II O O P E N.: 9
Van alle zijden zag men niets dan bebouwde
velden, dan volkrijke wegen, dan opeengepak-
te wooningen.... Ach! waar zijn dceze eeu- ■
wen van leven en overvloed gebleeven ?... Waar
zijn zoo veele J^linkende pronkftukken van de-
fcheppendc hand der menfchen ?... Waar' zijn .
de vestingen van N'mive — de muuren van Ba-
hyloniën — de palleifen van PerfepoUs — de tem--
pels van Balbek , en van Jerufalem ? ... Waar
;3ijn de vlooten van Tyrus — waar zijn de hel-'
lingen van ylrad — dc timmerwerven van
don — de meenigte van fchecpslieden, van loot-
fen , van kooplieden, van foldaaten?... Waar.
zijn de landbouwers en oogden, de kudden, en de
gchecle • fcljcpping van levende wezens , waarop^,
xich de aarde beroemde?... Helaas! ik ben dcc-:
ze venvoeste oorden ginds en herwaards doorge-
trokken l — ik bezogt de plaatfen, die weleer
het fchouwtoonecl van zoo veel pracht waren; en
vond niets, dan cene doodfche eenzaamheid. — Ik
zogt de oude volken en hunne werken; en ik
vond 'er flechts het fpoor van — gelijk aan dat,_
't welk de voet van den voorbijganger in het
zand drukt. — Ingcftort zijn de tempels — ter
iiedergeworpen zijn de palleifen — geflopt zijn'
de havens — verwoest zijn dc fteden, en de '
aarde, van bewQonercn ontbloot, is flechts eene
^enzaame , verlatene en woeste begraafplaats.,
Groote God! vanwaar zulke Jioodlottige omwen-
Xelingcn?... Door welke oorzaaken is de bloei
van alle dceze gewesten zoo. zeer veranderd?,..
A 5nbsp;Waar^
-ocr page 24-lO D E 'P U I N ir O O P E N.
Waarom zijii zoo vcelc - Steden verwoest?...,
Waarom heeft deeze oude bevolking zich niet
voordgetceld, en vereeuwigd?
Aldus aan diep gepeins overgegeven , kwamen
mij telkens nieuwe denkbeelden ^ in de gedacliten.
Alles, vervolgde ik, doet mijn oordeel verdoo-
len, cn ftort dc ontroering cn onzekerheid in
mijn hart. — Toen decze gewesten alles geno-»
ten, wat dc glorie cn het geluk der menfchcn
uitmaakt, toen • waren het ongeloovigc volken,
die dezelven bewoonden ; het was d^ Phenicier,
die aan Molok menfchcn opoflcrdc, en binnen
;:ijne muuren de rijkdommen van alle luchtflrcc-p
ken veraameldc; het was de Chaldeiuw ^ die
zich voor. een flang nederboog (*), die zich
rijkcf fteden onderwierp, de palleifen der KoninT
gen, de tempels der Goden plunderde; — het
was dc Perfiaan, die het vuur aanbad, die dc
fchattingcn van honderd Natiën inoogfte; het wa-
ren dc. Inwoonera dcrzelfde flad, aanbidders der
Zon cn der Hemellichten, die zoo vcele gedenk-
tekenen van voorfpoed en pracht oprichtten...
Talrijke kudden, vruchtbaare landerijen, overvloe-
dige oogden, ja alles, wat het loon der gods-
vrucht moest zijn, was in handen der afgoden-
dicnaarcn — en nu, nu de geloovige en heilige
volken deeze landen bezitten, ziet men niets,
dan eenzaamheid cn onvruchtbaarheid. Dc aariJe
brengt ouder hunne , gewijde handen niets , dan
braam,
. O draaJc van Det^
-ocr page 25-D E P U I N .H OOP E N; n
braam, cn alfcmftruikcn voord: — de mensch
zaait met angst — oogst niet, dan traanen en zor-
gen. — liet Qorlog , de hongersnood, de pest^
beftormen hem beurtelings.... En evenwel, zija
dit niet de kinderen der Prophccten? — De Mu'.
felman , dc Christen, de Jood, zijn zij niet dö
uitverkorene volken des hemels, overladen met
gcnndc en wonderwerken ? Waarom genieten
dan decze bevoorrechte geflachten niet meer de-
zelfde gunst ? Waarom zijn deezc landen, dié
door het bloed der martelaaren geheiligd werden,
Vaa de oude weldaadcn beroofd ? — Waarom
zija deezc weldaaden als van die gronden ver-
bannen , en zcderd zqo veele ecuwen tot andere
Natiën en andere landen oycrgebragt.... Op deen
ze woorden volgde mijn geest het beloop der
wispeltuuvigheden, die- beurtelings den fcepter der
waercld hadden overgebr^igt tot volken, zoo zccr
verfchillcnde in hunnen godsdienst en zeden ,
vaa die van het aloude Afieii^ tot op de jong-
Itc volken van Europa, De naam van een land,
daar ik geboren was, deed in mij het gevoel
voor mijn vaderland ontwaaken; en aan dien kant
mijne oogen tot hetzelve wendende, bepaalde ik
gilleen mijne gedachten op den tbeftand, waarin
ik hetzelve verlaten had (*),
- Ik herinnerde mij de zoo rijk bebouwde vel-
den — de z;o.o prachtig aangelegde wegen der fte-
den —
(♦) In 1782, op liet cnule v.nn den Auierikaanfchcn
•oorlog.
i
den — door -een ontelbaar volk bewoond —- de
vlooten, op alle zeeën verfpreid — de zeehavens,
die alles van de Oost- tot aan de West-indiCn
tijnsbaar maakten; en met de werkzaamheid van
haaren koophandel, met de uitgeftrektheid van haa-
re zeevaart, met den rijkdom van haare gedenk-
tekenen, met dc kunflen en fchranderc uitvindin-
gen van haare bewooners , vergeleek ilj:, wat
Egijpte en Sijrièn weleer foortgelijks konden beze-
ten hebben. — Ik vond een zoet vermaak, van
den , ouden verdweenen luister van AJkn in het
hedendaagsch Europa weder te vinden. — Maair
.weldra vcrflaauwdc mijn betoverend denkbeeld
door het laatfte punt van vergelijking. — Ik
overdacht;, dat ook zoo weleer de werkzaamheid
lt;ler woeste cn ledige j^laats, welke ik thans be-
Tchouwdc, was geweest. — AVie weet, zeidc ik
tot mij zelf, of ook niet eens onze eigen ge-
westen verlaten zullen zijn?... Wie weet, of
de boorden van de Se/fre, dcu Tfews of de Zuider^
zee, waar thans, in den dwaalflroom der genietinr
gen, het hart cn de oogen niet genoegzaam zijn
voor de vcfmeenigvuldigde aandoeningen; — wie
weet, of een reifiger, even als ik, zich niet op
dc zwijgende puinhoopen zal nederzetten, en in
eenzaamheid, op den asch der volken, en het
Jiandenken hunner voorige grootheid, zal wee-
Jien?... Op deeze woorden werden mijne .oo-
gen vol traanen. Mijn hoofd met den flip van
jnijn inantfl bedekkende, gaf jk mij aan fombere
gedachten over het lot der mcnfcbcn en der za-
ken
0 Ë P U I N II O O P Ë N. is
ken over. — Wee den mensch! zeide ik in mij-
ne droefheid; een blind noodlot fpeclt met zij'n
quot;beftaan! — eene rampzalige noodzaaklijkheid be-
ftuurt, bij' toeval, het lot der ftervelingen. —■
Maar neen — het is de vërvülling van de on-
veranderlijke befliiiten eener eeuwige rechtvaar-
digheid ! —, een onbegrijplijk God oefent zijne
onnafpeurlijke oordeelen uit! — Ongetwijfeld heeft
hij over deeze gewesten een geheimen vloek uit-
gefproken, tot wraak der voorgaande geflach-
ten ; — hij heeft de tegenwoordige geÜachten ook
met zijne vervloekingen geftraft — ó! wie zal de
diepten der Godheid durven doorgronden I... (c)
Ik bleef onbeweeglijk, in eene diepe droefgees-
tigheid weggezonken.
(e) Een blind noodlot^ dit was het oude ingewor-
telde vooroordeel der Oosterlingen, - Dit was al-
dus bepaald. - Zie hier hun andwoord op alles.
Hieruit ontfpruit eene ongevoeligheid en achtloosheid,
die de grootfte hinderpaalcn zijn voor alle onderrich-
ïïog en befchaaving.
O Ë ö c li I nij
cnsflags . hoorde ik een, gedruisch , gelijk dafi
de beweging van een golvend kleed, of aan eenen
langzaamen tred, op de drooge en zidderendc
Icruiden ; ik werd ongerust, cn ligttc mijn man-
tel even , op; ik wendde mijne oogen hciinlijk
aan alle kanten; op eens zag ik, aan dc linker-
zijde , door het flaauwc en fombcre licht der
inaan, tusfchen dc colommcn en puinlioopen van
eenen nabijzijndc tempel, een witachtig Verfchijn-
fel, dat in een gi'oot en langflecpend lijvvaad was
^eweritcidgelijk' men de fchimmcn afbeeldt, die
uit de graven'quot;Romen; — Ik zidderde, en ter-
wijl ik in mijne Ontroering aarfeldc, of ik zoii
vlucliten of blijven, om te zien, wat dit vcr-
fchijnfel mogt zijn, decden de crniligc too-«
iien van eene holle ftem mij decze aanfpraak
lioorcn.
„ Tot hoe lang zal 'de mensch den ilemcl
j, door onrechtvaardige klachten vermocijen ? Zul-
5, len zijne oogen dan altijd voor het licht ge-
„ floten, en zijn hart altijd onvatbaar zijti
5, voor dc infpraak der waarheid en der reden?
unbsp;'nbsp;Dce-
DË PUINHOOPËN.quot; is
Deeze lichtende waarheid . bied zich overal
jj.aan; en hij ziet dezelve niet! — De ftetn def
reden treft zijn oor; en hij,;J]0prtzc niet J —■
„ Onrechtvaardig inensch! indieh ^ij een oogen-
„ blik de begnicheling kunt doen ophouden, die
,, uwe zinnen betovert: indien uw hart vatbaar
j, is, om de taal der reden te begrijpen, raad-
j, pleeg' dan deeze puinhoopen! — lees de lesfen^
„ welken zij u geven!... en gij, gij, getuigen van
„ twintig verfchillende eeuwen, — .heilige tempels!
,, — eerbiedwekkende graven 1 —: gij weleer zoo
„ prachtige muuren, verfchijnt in ;dc oorzaak detquot;
„ Natuur zelve l — koom, voor de rechtbank van
j,. een gezond oordeel, tegen eene' onrechtvaardi-
,, ge befchuldiging getuigen! koom. dc uitroepiiv
„ gen van eene bedrieglijke wijsheid of van ee-
j, nc geveinsde godsvrucht verbaazen — wreek
9, de aarde en de hemelen tegen den mensch ,
j, die hcu lastert!...quot;
\\''at is dit hlinde. noodlot, welk zonder regely
cn zonder wetten , met het lot der fteivelin-
gen fpeelt? dat de uitkomst der daaden verwart,
het zij dezelven uit voorzichtigheid of uit dwaas-
heid voordfprooten ? —. Waarin beftaan die ver-
yloekingen des Hemels over deeze gewesten? —
Waar is die vervloeking des Allerhooglten , wel-
ke de woeste eenzaamheid van deeze velden ver-
eeuwigt? Zegt het, gij gedenktekenen der voor-
Jedene tijden! Hebben de hemelen hunne wetten,
en de aarde haaren loop veranderd ? — Heeft
dc zon haar brandenden gloed in den wijden
om-
-ocr page 30-ömtrek uitgedoofd ? — Verheffen de zeeën riict
hiecr de wolken? —• Blijven de regens en de
daauw in de lucht vastgehecht? — bcfproeijen cn
vcrfrisfchen zij niet meer dc velden cn gewas-
fjjn ? — Houden dc bergen hunne bronnen in ? —
Zijn de beekeii uitgedroogd? — Zijn dc planten
van zaad en vruchten beroofd? — Andwoord,
kugenachtig cn booS geflacht! heeft God dcczc
cerlle vastgefteUlc en onveranderlijke orde, welke
hij der Natuure zelve voorfchrcef, beroerd? —
Heeft de Hciliel dc aarde miskend, cn heeft dc
aarde haarèn béwooncren de goederen ontzegd ^ -
Welken zij haar eertijds vergunde? — Indien niets
in de fchepping veranderd is , indien dezelfde
middelen, die beftonden, nog bcftaan, wat is
dan dc oorzaak, waarom de tegenwoordige ge-
llachtcn niet zijn, het geen dc voorledcne Wa-
ren ? — Acli! het is valfchclijk, dat gij het
noodlot en dc Godheid befchuldigt! het is ten
onrechte, dat gij aan G.od dc oorzaak van uwe
rampen wijt! Zeg, boos cn geveinsd gcllacht!
zo de plaatfcn verwoest, zo machtige ftcdcu
verlaten , en tot eenzaamheid zijn gcbragt, ii
het God, die haaren ondergang veroorzaakt
heeft ? — Is het zijne hand , die de nuuircn
heeft omvergeworpen , dc tempels heeft onder-
graven om ze te vernielen, dc pijkaren heeft
doen inftorten? — of is het de hand der men-
fchen? — Is het de arm van God, die het
ftaal in de lieden, cn het vuur in de velden
gcbragt heeft; die het volk gedood, dc oogden
ver-
-ocr page 31-verbrand, de boomen uitgeroeid, de veldgevvasfeu
vertreden heeft? — Of is het dc arm der men*
fchen ?.... Wanneer na de verwoesting der
oogften, de hongersnood zicli • heeft doen gevoe-^
len; is het de wraak van God , die ze veroor-'
zaakt heeft? of de dwaaze woede der menfchcn?
Als in den hongersnood het volk zich
met onrein voedfel geneerde, en de pest daarop
volgde; is het dc gramfchap van God, die ze
gezonden heeft j of de onvoorzichtigheid cn veiv
niclzucht der menfchcn? — Toen het oorlog»
dc hongersnood en de pest, de inwóoners af»-
gemaaid hebben, en de aal-de verwoest, een-
zaam en verlaten bicef, is liet God, die de^-
zelve .ontvolkt heeft? — Is het zijne hebzucht,
• die den Itlndman plunderde^ de velden, die vruch-
ten voordbragten, verwoestte, en de Irtnden ver-
nielde? of is het de hebzucht der genen, die re-
geerden? — Is het zijn hoogmoed, die bloedige
en menfchcn-moordende oorlogen doet omftaan,.
of de hoogmoed der Koningen, en die van hun-
ne Ministers?»,.. Is hét de baatzucht van zijne
beduiten , die den welftand en het geluk der
huisgezinnen omftoot, of de baatzucht van d«
uitleggers en uitvoerers der wetten ? — Zijn
het, eindelijkj zijne hartstochtengt; die, onder dui-
fende gedaanten, enkele perfoonen en volken
folteren, of zijn het de hartstochten der men-
fchcn? En bijaldien zij, in den angst .van
hun lijden, geene redding noch uitkomst rrieer
zien, is het alsdan de onkunde van God, of
hunne onkunde, waaraan men dit wijten moet?
Höudt dan -, op, ó Vervelingen ! het noodlot
van uwe rampen te befchuldigen, of. dit aan dc
oordeelen der Godlijke wraak te wijten! — lt; Is
God goed, zal hij dan de oorzaak van uw fol-
terend lijden zijn? Is Hij rechtvaardig, zal hij
dan de medeplichtige' van mve euvcldaaden iiijn?
— ,Ncen , neen, de .wispeltuuriglieid , waarover
de mensch zich beklaagt, is niet die van het
noodlot! — dc duisterheid, waarin zijne reden zich
verdoolt, is niet dc onkunde van God! — de
' oorzaak van zijne ellende is niet in den hemel;
zij is bij hem op dc aarde: ■— zij is niet .in
den boezem der Godheid verborgen; zij woont
•in den mensch zelf; hij draagt die in zijn hart.
Gij murmureert cn zegt :• hoe ! de ongeloo-
vige volken hebben de weldaaden dCvS hemels en
•der aarde genoten? — Hoe! zijn dan dc heili-
ge geÜachten minder . gelukkig, dan de Ongods-
• diendige volken? — 6 Mensch! die u door, be-
gnicheling laat verblinden: waar is dan toch de
tegendrijdigheid, welke u ergert ? Waar is het
raadfel, dat gij in dc Godlijke rechtvaarcUglïcid
'meent te vinden? — Ik gééf u zelf dc wcegfchaal
'der gunflren en der rampcii, der oorzaken en
der uitwerkfclen, over. — Zeg^, tóen deeze on-
gcloovige volken de wetten des hemels en der
aarde naauwkeurig gade (locgen; wanneer.zij hun-
nen verftandigen arbeid naar de orde der jaargetij-
den cn den loop der hemellichten regelden, moest
God toen, om hunne vooi-zichtigheid tc bedrie-
gen, het éven wicht der Waerêld doen wankelen? —
Wanneer hunne-handen de velden met zorg be-
bouw-
DE PUINHOOPEN. 19
bouwden; wanneer zij die door hun 'zweet be-
fproeiden,' moest Hij toen de regens en de
vruchtbaare dauw afwenden, ert op dezelven niets,
dan doornen, doen groeijen? —• Wanneer zij,
om deezc dorre luchtftreek vruchtbaar te maaken,
door hunne fchrandere uitvinding, waterleidingen
maakten, kanaalen graafden , en midden door de
woestenijen verafgelegen wateren herwaards leid-
den, moest Hij toen dc bronnen der bergen uit-
droogen ? — Moest Hij de oogden uitroeijen, wel-
ken de kunst deed rijpen, de velden, die doof '
den vrede bevolkt werden, verwoestende de-
den omkeeren, 'welken de arbeidzaamheid deed
bloeijen;— in één woord, eindelijk, de dqor de
wijsheid der menfchen vastgcdelde orde verdoo-
ren? — En waarin ' bedaat het ongeloof der Vol-
ken,, die rijken door hunne voorzichtigheid grond-
den, dezelven door hunpen moed verdedigden, —
door de vechtvaardigheid bevestigden, — machti-
ge deden opbouwden, diepe zeehavens groeven,
Vcrderflljke moerasfen opdroogden, de zeeën met
fchepcn , de aarde met . bewooners dekten , en,
even gelijk de fcheppende quot;geest, de beweging
cn het leven .op de waereld bragtenV — Indieil
dit ongodsdiendigheid is; waarin bedaat dan het
Wiia/e geloof? Bedaat de heilightid in het ver-
woesten? — Dc God, die de lucht met voge^
len, de aarde met dieren, de zeeën met viskhea-
bevolkt; de God, die de geheele natuur bezielt,
is die dan een God van puinhoopen en gra-
ven?— Vraagt Hij de venvoesting als eene hul-
de, en de brauddichting als eene.olfei-ande? —
B znbsp;Wil
20 D E P U I N ir O O P E N. ^ ^
Wil Hij, dat men hem het gekerm en zugtend
gefchrei als eenen lofzang toevvijde? — Begeert
Hij menfchen-moorders tot aanbidders , en eene
eenzaame, verlaten, verwoeste waereld tot zijn
tempel? — Ziet hier, evenwel, heilige en geloo-
vige gedachten, dit zijn uwe werken!.... Ziet
daar de uitwerkfekn vaii uwe godsvrucht. — Gij
hebt dc volken vermoord ^ de (leden verbrand
— dc vcldgcwasfen vertreden — de 'aarde tot
eene verlaten , cenzaauic woestenij gümaakt: •—
Gij vraagt hot loon van uwe werken! God zal
zekerlijk voor u wonderwerken moeten verrich-
ten ! Hij zal den landman moeten opwekken,
dien gij vermoordt — dc muuren moeten oprich-
ten, welken gij om verre werpt: — Hij zal de oog-
llen op nieuw moeten voordbrcngcn, welken gij
vei woest, de wateren mOctcn verzamelen, welken
gij verfpreidt — eindelijk, alle de wetten des hemels
^cn der aarde verrtooren, verwarren, cn tegenwer-
ken — deeze door God ^elf vastgoflcldc wet-
ten, ten bewijze van zijne majellcit cn grpothcid;
die eeuwige wetten, welko gevestigd zijn, eer de
burgerlijke wetboekeneer dc prophctcn aanwe-
zig waren; die onveranderlijke wetten, welke niet
gekrenkt kunnen worden door de hartstochten,'
noch door de onkunde der menfchpn: — maar
de hartstochten, die dcczc wetten miskennen, de
onwetendheid, welke de oorzaaken niet gade^aa^,
en de uitweikfelen niet voorziet, hebben in de
dwaasheid van hun hart gezegd: — „ Alles
„ koomt bij toeval; een blind noodlot Hort het
„ goede en het kwaade op- de aarde, zonder
,, dat de^ voorzichtigheid, of dc wijsheid, zich
„ hiervoor immer kan behoeden :quot; ■— of wel,
eenen geveinsden toon aannemende, hebbennbsp;^ ^
zij gezegd: „ Aiics koomt van God; Hij
„ vindt vermaak, om de wijsheid te bedriegen,
5, de reden te verwan-en....quot; En de domheid
heeft zicli zelve, toen , over deeze list toege-
juicht. ,, Aldus, heeft zij gezegd, zal ik mij
„ gelijkdellen aan de wijsheid, die mij hoont; ik
„ zal de voorziclitigheid, die mij vermoeit en
,, verveelt, onnodig maaken.quot; —• De gouddorst .
heeft 'er bijgevoegd: — j. Aldus , zal ik den
„ zwakken onderdrukken ; ik zal hem de vruch-
5, ten van zijnen arbeid ontrooven, cn ik zal
5, zeggen: — het is God, die het alzoo beJJoten^
het is het noodlot, dat het alzoo gewild heeft.'''' —
Maar ik, ik zweer bij dc wetten des hemels en-
der aarde, .ils ook bij ' de wetten van het men-
fchelijlc hart: 'dc huichelaar zal omkoomen in
zijn bedrog — dc onrechtvaardige in zijne roof-
zuclit; dc zon zal eer haaren loop veranderen, eer
dc dwaasheid den voorrang zal hebben boven
de wijsheid en kundigheid; eer dc verblindheid
hooger zal gefchat worden, dan de voorzichtig-
heid , en de zoo. kicfche en tedere kunst, om
den mensch dc waare genietingen te dpen fmaa-
ken, als ook, om op onwrikbaare groiiden zijne
gelukzaligheid te vestigen.
£» DE PUINHOOPEN.
: VIER DE HOOFDSTUK,
verklaar inc.
'A
Idiis fprak liet Vcrfchljnfcl. —- Ik was ver-
taasd óver decze rcdenen; ~ ik gevoekle niiin
hart ontröerd door verfchillcndc gedachten, — 'cn
bleef lang fpraakloos : — eindelijk ycrftoutte ' ik
mij én Zeidc : „ ó Befchcrnigod der graven en
piiitihoopen ! uw bijzijn cn uwe geftrengheid
^nbsp;„ hebben mijne zinnen ontroerd; maar dc juist-
„ heid uwer redenen boezemt weder het ver-
V ■nbsp;5, ttouwen in mijne ziel. — Vergeef mijne on-.
|v 'nbsp;5, wetendheid !' Helaas ! is de mensch zoo ver-
fnbsp;„ blind ! Zal dan het geen zijn lijden veroor»
fnbsp;zaakt, ook nog zijne misdaad zijn? — Ik heb
h ,nbsp;„ de ftem der reden miskend; maar, nu ik haar
f!.nbsp;,, ken, verwerp ik haar niet. — Ach! indien gij
fnbsp;„ in mijn hart leest, zoo weet gij, hoe het naar
l inbsp;de waarheid verlangt ; ■ gij weet, dat ik haar
ij!nbsp;„met drift zoek..,. En om haar optefpoorcn,
i jnbsp;5,'heb .ik mij naar deezc afgezonderde plaats b?-
■nbsp;geven: — helaas! ik heb de waereld omgc-
Hinbsp;„ doold; ik heb de Velden en de fteden be-
llnbsp;„ zogt, en, daar ik overal niets Vond, dan el-
ilnbsp;„ lende en verwoesting, heeft het gevoel der
Jjlnbsp;„rampen, die myne medeftervelingcn folteren,
!
4: ■
gt;1nbsp;„ mijne ziel geheel cn al bedroQfd,quot; Ik zeide al
ir
-ocr page 37-zugtcnde : — „Ach! is de mensch dan alleen
„ tot angst en foltering gefchapen?quot;... Ik over-
woog zijn lijden, om te ontdekken, of 'er
geenc geneesmiddelen voor waren, en zeide;
5, ik zal mij van de bedorvene maatfchappljen
5, affcheiden; ik zal mij verwijderen van de pal-
„ leifen,' alwaar de ziel zich ontadelt door wal-
„ ging, cn van de hutten, alwaar zij zich door'
„ de dringende armoede verlaagt: — ik zal in
„ dc eenzaamheid tusfchen de puinhoopen gaan
„ leeven; ik zal de oude gedenkteekenen over de
5, wijsheid der ■ voorlcdene tijden ondervragen ;
„ ik zal uit het hart der graven den geest oproe-
„ pen , die eertijds , in Afien, den luister der
,, rijken en de glorie der volken vestigde; — Ik
„ zal .aan den asch van de inftellers der wetten
,, vragen : door welke drijfveer en de Koningrijken
„ zich verhef en en daalen —• uit welke oorzaaken
,, de voorfpoed en de onheilen der volken geboren.
„ worden ; — en eindelijk^ op welke grondregelen
„ de vrede der maatfchappijen , en ■ het geluk der
„ menfcheny zich moeten vestigen?'^
Ik zweeg, en wachtte met nedergeflagen oogen
het andwoord van den Befchermgod. — Hij fprak:
„ Vrede en geluk daalen op hem, die de recht-
vaardigheid beoefent! 6 Jongeling ! daar uw hait
ter goeder trouw dc waarheid zoekt; daar gij
haar herkend hebt; — daar uwe oogen door den
fluier der vooroordeclen , die haar bedekt, zijn'
doorgedrongen, zal uwe bede niet vruchtloos, zijn:
^ Gij roept de waarheid; ik zal haar voor u
blootleggen, — ik zal u dc wijslieid leeren, welke
b.4nbsp;gy
-ocr page 38-gij inróèpt; ~ ik zal u de wijsheid der graven,
de wetenfchap der eeuwen openbaareii..Hij na-
derde mij- toen — legde zijn hand op mijn hoofd,
en zeide: —' Verhef u, ó Sterveling! en maak uwe
zintuigen los van het ftof, waarop; gij kruipt!...quot;'
Eensflags werd ik met een hemelsch vuur door-
drongen , en het fcheen mij toe , als of de ban-
den, die ons hier omlaag' kluisteren, werden los-
gerukt; ja, even'gelijk eene ligte damp, gevoelde ik
mij door de vlHcht van den befchermgeest in de
bovenfte liichrgewcsten overgevoerd; ik liet vaii
daai' mijne oogen op de aarde nederdaalen; ik zag
een nieuw tooneel! — Onder mijne voeten zweef-
de in den ruimen omtrek een waereldbol, gelijk
aan dien der maan, doch klcencr en duisterer: ik
befchouwde hem Hechts aan den eenen kant; cn
deeze kant had het aanzien.van een plat rond,
dat met vlekken bezaaid was, zommigcn wit en
nevelachtig, andoren bruin, groen of grijsach-
tig. — Terwijl ik ftaarde om te onderfcheiden,
wat deeze vlekken waren, fprak de Befcherm»
geest: „ Gij, Hervelitig, die de waarheid zoekt,
„ erkent gij dit fchouwfpel ? quot; —• Ik andwoordde:
„ ó Befchermgeest! indien ik aan gene zijde de
maan niet zag, «ou ik denken, dat zij dit ware;
want zij gelijkt naar decze planeet, wanneer men
haar, door eene eclips befchaduwd, met de teles-
coop waarneemt: ik zou zeggen, dat die onder-
't'hciden vlekken — zeeën en vaste landen waren.quot;
,, Ja, andwoordde hij, dit zijn de zeeën- en
vaste landen in hetzelfde halfrond van den
,, aardbol, dien gij bewoont.....
DEPUINHOOPEN. rm
,, Hoe ! riep ik uit, is dit de aarde, waarop
„ de menfclicn leeven!----quot;
Ja, hernam hij: — die bruine omtrek, die on-
regelmatig een groot gedeelte van dit platachtig
-rond bedekt, en aan dc meeste kanten induit,
dit Is het geen gij den grooten Oceaan noemt
die van de Zuider-pool tot aan de Middellijn
doorloopt, cn den grooten inham van de Onstin-
dien en van ^Afrika uitmaakt, welke zich verder
uitftrekt tot aan het Oosten, door de Makifche
eilanden tot aan de. grenfen van Tartarijen, ter-
wijl hij in het Westen dc inhammen van Afrika
en Europa omflingert tot aan de Noordzijde van
Afiïn. Het Schier-eiland, dat onder uwe voeten is,
cn eene vierkante gedaante heeft, is de dorre land-
ftreek der Arabieren. — De groote inham aan
de linkerzijde, die in het midden bloot, en
'Hechts aan de boorden eenigzins groen fchijnt,
is de verbrande aarde, waarop de Zwarten (*)
wooncn. —• In het Noorden aan genen kant van
deeze onregelniaatige en lange fmalle zee (♦*),
zijn de rijke landerijen en bebouwde velden van'
Europa. —• Aan de rechterzijde van _ de Caspifche
zee, ziet gij de quot;open en fneeuwachtigc vlakten
van Tartarijen. Ep het geen daar vóór ons
ligtj, die witachtige uitgeftrektheid, is de groote
en naare woestenij van Cobi, welke China als
C) Afrika,
■ De Middellandfche Zee,nbsp;•
' B 5nbsp;.3
-ocr page 40-a (5 . D E P U I N H O O P E N.
van de waereld aflcheidt. ^ Gij ziet dit Kei-
ferrijk, in de zandachtige landftrecken, die zich,
onder eene platgebogen fchuinte, op eenen verren
afftand verliezen. — Aan die oevers ziet gij de
afgefpoelde en afgefcheurde punten; dezen zijn
de eilanden en de fchier-eilanden der Maleifche
volken, droevige bezitters der 'welriekende krui-
den en reukwerken. ~ -De driehoek, welke in
de verte in zee fcliiet, is het al te zeer be-
roemd eiland der Oost indien (rf). — Gij ziet den '
flingerende vloeti van den Ganges — de' hobbe-
lige bergen van Tibet — de gelukkige valei van
Kachemira, de zout-woestijncn van Perficn, de
boorden van den Euphraat ^ en van . den 7V-
ger ^ de ingefloten boorden van den Jordaiin^
en dc kanaalen van den eenzaam vlietende
NijUquot;nbsp;' '
„ ó Bcfclienngeest! viel ik hem in de rede;
5, het gezicht van cen ftervcling kan op zulk
3, cen' verren afftand de voorwerpen. niet on-
,, derfchcidcn.....quot; Jlij raakte mij met den
vinger aan 't gezicht: — terftond' werden mijne
oogen fcherper'', dan die van den arend, en nog-
thands fchenen mij dc vloeden even als lin-
tfu, die flangachtig gebogen waren — de ber-
gen,
(fiO Welk wezenlijk i|ut brengt de Koophandel van
het Oosten aan het geheele lichaam van het mensch-
dom? En hoe veel kwaads heeft de-bijgeloovigheid
van dceze luchtftreek nier aan het algemeene hijge-
loof toegevoegd?
D E P U I N H O O P E' N. »7;
•cn, als hobbclachtige akkervorens — de fteden
flechts fierlijke afdeellngcn, gelijk aan de vier-
kanten van qen fchaakbord. •
De Befchermgod ontleedde mij de voor^verpen,
als met den vinger. — De hoogten, zeidc hij,
welken gij in die naauwe vlakte ziet, die door
den Nijl befproeid wordt, zijn de overblijffelert
der prachtige (leden, waarop zich het oude Ko-
ningrijk van Ethiopihi beroemde (O- Zie hier dc
overblijfielcn van haare hoofdllad — Thebe, dat
honderd ^alleifen had (ƒ) - zij. is de oudfte der
'nbsp;ue-
Ce) In de Encijclopedie is eene Gefachtlijst der twaalf
voorgaande eemven, voor dat xerxes door Griekenland
trok, waarin ik meen beweezen tc hebben, dat Opper^^
Egijpte weleer een Koningrijk ;op zich zelve was, bij
de Hebreeuwen bekend onder den n^am van Kous^
en waarop in 't bijzqnder de- nahra van; Ethiopiên toe-
paslijk is. — xgt;it Koningrijk beftond- op zich zelf
tot den tijd van psammitichus ; en het was toen .
eerst, dat het, zich vereenigende met Neder-Egijp-
te, den naam /van Ethiopiên verloor, welke aan de
volken van Nubiën, en nan alle de Zwarten, bij-
bleef, als ook aan de bewooners van haare hoofdftad
(ƒ) Do onder(\elling van. een' Stad met honderd
poorten in den zin, waarin men dit doorgaands ver-
ftant, is zoo belflchüjk, dat het te verwonderen is,
dat men niet zinds lang het. .dubbelzinnige van dee-
ae uitdrukking gevoelde.
Van alle tijden hexwaards, was bet gebruik der
Oos-
-ocr page 42-. fteden, en het gedenkteeken van een wispeltuuriff
noodlot. - Daar was het, dat een volk (dat
iiu vergeten is), toen alle andere volken nog
woest waren, de eerfle gronden der Kunftcn en
Oosterlingen^ de palleifen èn Imifen der Groeten poor
ten te noemen; de reden hiervan was, dat de groot-
ile pragt deezer gebouwen beftond in eene enkele
poort, die haaren ingang van de ttraat nam, waaraan
het voorplein was, agter hetwelk de gebouwen zich ver-
toonden: - het was onder den ingang van deeze poor^
ten, dat men gefprekken hield met de voorbijgan-
gers , en- hun eene zoort van toegang en gastvrijheid
verleende. — Hamerus was voorzeker niet onkun-
dig van dk alles; maar de Dichters maaken geene op.
helderingen, en de lezers houden veel van het won-
derbaare. •
Decze ftad Thcbe,nbsp;Lougfer genoemd, is
n.et meer, dan een gering dorpje. - Men vind darr
echter nog verwonderenswaardige fpooren van haarea
alouden luister en prngt; _ men vind de ontleedfng
hiervan in de plaaten van Narden, in hét werk va»
Pococke, en in de reisbefchrijving van Bruce. Die-
gedenkteekenen maaken ons geloofbaar' al het' geen
Homerus'om van- haare prägt, en bij gevolg ook
van haare ftaatkundige macht, en van haaren uit^
gebreiden koophandel zegt. Haare ligging was gun-
ftig tot dit dubbele oogmerk; want zij werd aan
den eenen kant befproeid door den Nijl, die alles
vruchtbaar, maakt, en reeds vroeg eene talrijke volk-
planting bevorderde. Aan den anderen kant, daar da
Roode Zee doorliep tot Arabien en aan de Oossin-
dien, en de Niji flroomde tot Abijsftniên en .de Middel.
. 'nbsp;land.
-ocr page 43-DE PUINHOOPEN. 29
VVetenfchappen ontdekte. — Daar was het, dat dit
volk woonde, 't welk nu in de maatfchappij veracht
wordt, omdat zij kroes van hair zijn, cn een
zVvait vel hebben: — en echter waren zij het, die, ,
*nbsp;door
Iradfche Zee, fproten daaruit van zelfs, voor Thebe na-
tuurlijke onderhandelingen met de rijklle volken der
waereld voord; en deeze betrekkingen gaven haar des
te meer werkzaamheid, naardien Necier-Egijpte, zeer
moerasfig zijnde, naauwiijks bewoond kon - worden. Ilec
w.erd echter bewoonbaar, toen Sefostris het door gracht
ten en dijken liet verhobgen; ook toen werd het be-
volkt , en 'ex ontftonden oorlogen, die fchandelijk voor
Thebe waren. — De Koophandel kreeg toen eene an-
dere wending; de fchepen voeren tot aan het ui-
terfte der Roode Zee, tot aan de gracht, die Sefos-
tris had laten graven; de overvloed en .^werkzaam-
heid werden toen naar Memphis gevoerd. Diodorus
toont dit duidelijk aan, als hij zegt, (naar de vertaa-
ling van ■ Terrasfon) in het eerllc bock het ade hoofd-
Ihik: Dat zederd Memphis bebouwd, en een gezond
en aangenaam verblijf geworden' was,, de Koningen
Thebe verlieten, om aldaar' hun verblijf te nemen.
Waaruit volgde , dat Thebe daaglijks verminderde,
terwijl Memphis daaglijks grooter werd, tot dat Alex'
ander de ftad Alexandri'Jn op den oever der zee
btuwde, en Memphis op haar', beurt deed daalen.
De gcfchiedkunde toont ohs dus aan, dat de voor-
fpoed en de macht der oude volken trapswijze van
den Nijl is afgeklommen, het 'geen gefchiedkundig •
en natuurkundig bewijst, dat Thebe de oydrtequot; der
fteden is. De getuigenjsfen der andere Schrijvers be-
vestigen dit,
V De
-ocr page 44-door het ^adedaan-van dc wetten der Natuur, de
burgerlijke en godsdicnftige gevoelens grondden, wel-
ken nog alom ■ met goedkeuring hecrfchcn. — De grij-
ze punten, welken gij laager ziet, zijn de fpitle zui-
len,
„De Thebannen zegt Diodorus / \n zijn quot;eerfle
boek, 2de hoofdltuk, „ berchouwen zich als het oudfte
„ volk der waereld; zij zeggen, dat de ■\vljtbegeerte,
„ en de fterrekunde, bij hen. haaren oirfprong na-
„ men. — Men kan niet ontkennen , gt; dat hunne ligging
„ zeer gefdiikt is tot de waarneming der' fterren: zij
„ hadden ook eene juister verdceling van ■ de'niaandeii
„ en jaaren, dan dc andere volken, enz.quot; ■ ' -
Met geen Diodorm uitdruklijk van de Thèbaanen
zegt, herhaalt hij met alle • Schrijvers van de Ethio^
piers; cn de gelijkheid , • ivaarv.iii ik fprak, wordt hier
op nieuw weder bevestigd.' „ De Etbiopiers ] zegt
„ hij, in zijn 3de -boek, houden zich voor het oudfte
van alle volken, en het is ook waarfch'ijnlijk, daar
„ zij het naaste aan de Zon grenzen, dat ha.tre vcrwar-
„ mende ftraalen 'hen eerder lot rijpheid heeft dóeo
kobmen,quot; dan-antlere volken; zij zeggen ook, dat
,, zij de. uitvinders van den dienst der Goden, der
„ feesten, der plechtige vergaderingen, der offeranden,
„ cn van alle godsdienftige oefeningen yzijn. Zij ver-
„ zekeren, dat ■ de Ègijptetiaars ccne van- hunne
„volkplantingen zijn; dat de Delta eerst dooiwater
overftroomd, en dat het alleen vast land is ge.
worden door de brokken', welken de Nijl van hun
*gt; land affcheurde. — Zij ■ hebben twee zoorten van
„ letters,'even als de Egijpteiïaan, de zinnenheeldigeh,
en de letters van het alphabeth; maar bij de Egijp-
„ tenaars zijn het de Priesters alleen, die ■ de zinnen-
quot; ■nbsp;5, beel-
Icn, welker gevaarte u verfchrikre. Aan gene zijdé
van het ftrand, dat door de -zee , als ook door
cenen digtèn rei van bergen,, omringd wordt,
was het verblijf van de Phoeniciërs; — daar wa-
ren
„ beeidigen verftaan ; zij planten van vader tot zoon
„ die kennis voord, terwijl beiden deeze letters bij
„ de Ethiopiërs gemeenzaam bekend zijn.quot;
„ De Ethiopiên, zegt Lucianus bladz. 985, hebben
„ hét eerst de fterrekunde uitgevonden, en aan de fler-
„ ren de naamen gegeven, die zij dachten dat haar toe-
behoorden; het waren allen naamen, die hunne bedoe-
lingen hadden; van daar werd die kunst, die loea
„ nog onvolmaakt was, tot de Egijptenaars, hunne
„ iiabuuren, overgebragt.quot;
' Ik zou hier nog verfcheide aanhaalingen kunnen bij-
voegen. Hieruit blijkt, dat men de gegrondfte rede-
nen heeft om vastteftellen, dat het land, welk het naast
gelegen is aan de zonnekeering, de wieg, van alle wc-
tenfchappen Is geweest. Dit was dus bij een Neger-
volk; want het is even zeker, dat de ouden
door de Ethiopiên eigenlijk die menfchen verdaan
hebben, die kroes hair, een zwart vel, en dikke
lippen hadden; het geen mij doetquot; gelooven ,. dat
de bewooners van Neder-Egijpte een vreemd ge-
flacht waren, dat uit Sijrien en Arabien kwam;
eene mengeling van verfcheiden benden Wilden, die
eerst visfchers en veehoeders waren , en dat zij lang-
zaamerhand eene natie werden, — die, door haare
verfchillende geaardheid en oorfprong, vijanden van
de Thebaanen waren, die hen zeker gt;als een woeü
volk verachteden,nbsp;i
Ik heb die gedachte reeds gebillijkt in mijne Reis
dear
»
3t DEPUINHOOPEN.
ren de \ magtige fteden Tijrus\ Sidon, A$catoH^
Gaza, cn Berijtas. — Dat ftrooiuendc water,
dat zich uit het gezicht verliest, is d? vloed
van den Jordaan, en die hobbelige bergen wa-
ren weleer het toonecl der gebeurdtenisfen, die
door de geheele waereld zijn verfpreid geworden*
— Zie hier de woestijn van tloreh , en dén berg
Sinai, alwaar door middelen, die het dagelijksch
verftand onbekend zijn, een diepdenkend en ftout-
moedig fterveling inftellingcn grondde, welke Invloed
hadden op het geheele menschdom. —■ Op het
fchraale platachtige rond, dat aan het uiterllc ge-
deelte is, ziet gij geeue fpooren van luister meer.
.—- En • evenwel, hier was , weleer , de ftapel '
der rijkdommen; ~ hier waren dc havens van
éoor Sijrien, en ik heb beweerd, dat die afkeer waar-
fchijnlijk daaruit ontfpruit, dat de Thcbaanen eene gpHjk-
heid' van het gelaat des Negers met dat van den Sphynx
vinden. Zederd ben ik overtuigd, dat de oude zin-
nenbeelden der Thebaanen deezen zelfden charaktertrek
hadden; en J. Bruce bevestigt dit door eene meenigte
gelijkvormige gebeurdtenisfen; maar die reiziger, van
Wien ik te Cairo had hooren fpreken i heeft zijne
Mellingen zoodanig aan die gebeurdtenisfen verbonden,
dat men omzichtig omtrend zijno verhaalen moet te
werk gaan. —
Het is zonderling, dat, daar Afrika zoo d\gt
bij ons ligt, het echter het onbekendUe land is. De
Lngelfchen doen thands hieromtrend poogingen, die
door hunnen goeden uitflag onze naarvolging' ver-
dienen.
DE P UI NII O Ö Ë N, ^^
îdmea (g') waaruit de Pboenicîfche en dé Jood-» •
fclic vlootcnj langs lict fchicr-eiland Arabien, iil
de Perlifclic Golf voeren, öm aldaaf de paar«
len van Hevila^ Iict goud van Saba cn van
phit
Qgquot;) Aïlah en Atfiom-gabcr. Vah de eerstgenoemde Stad
zijn hog afgebrokte puinen te vinden aan den mond der
Roode Zee, op den weg der Pelgrimmen naar Mekka..
Van Atfiom vind men geene meerder fpooren j dan vart
Qolzoum, en van Fdran: — dit was echter de haren,
Avaarin de vlooten .van Salomo lagen. De fchepen van
dien Vorst, door de Ziy^Vri bemand, zeilden om Arahiett
heenen naar Ophir, in de Perfifche Golf, alwaar zij
zich ,voegden bij de vlooten van Itidiën en van Ccijhtii
wier geheele bemanning beftond uit Phoemeiersi ge-
lijk de ftuurlieden en de nmmerlieden, die de Jo-
den hier toe bezigden, dit bewijzeil: zelfs de naamert
der eilanden Tijrns en Aradus ^ hedon Barhain ga-
naamd, bevestigen dit. Dc vanft op die Zeeën ge-quot;
fchiedde op tweederlei wijze: eensdeels op Jonken,
gemaakt van riet, met vellen overtrokken en niet teer
bellreeken, welke de Roode Zee niet mogten verlaaten,
noch zich van de Kust verwijderen ; anderdeels mee
overdekte vaartuigen j die de grootte van onze fchuiteil
hadden; deeze gingen het kanaal door, cn waren be-'
ftand tegen de golven van den Oceaan. liet hout, waar-
van deeze fchepen gebouwd werden, moest heel van de
bergen van Libanon en van Sicilien j alwaar het beter
en overvloediger is, aangevoerd worden. Dit hout werd
met vlotten over dc Z.ee van Tarfus tot 'm ,PhoeniciSn
gcbrsgt ; dit, is do oorzaak, dat men dit de Tarlifcha
Cnbsp;fchff^
-ocr page 48-D E PUI xN lï O O P E N.
phir tc verkrijgen. — Ja, aldaar, op de, kïist
van Oman cn Bahrain,, was de zetel diens koop-
liandcls van. \vcclde , die, door zijne bewegingen
cn omwentelingen, het noodlot der oude vollieu
be-
fchepcn noemde, het geen aanleiding gaf tot dc dwaa-
2e gedacinen.^ dat zij naar Tartafe , in Spanje, langs
Africa voeren. — Van Plioenicien werden zij op Ka-
meelen gebragt tot aan dc Roode Zee , gelijk dit
nog gcfcliied, omdat de kusten van die Zee in het
geheel geen hout opleveren , ja zelfs geen brand-
hout. De fchepen, aldaar gebouwd, deeden een reis
Van een geheel jaar; dat wil zeggen, -zi] vertrok-
ken het eene jaar, bleèvcn het volgende, cn keer-
den . eerst in het derde jaar terug, doordien- zij
flechts- van land tot land voeren, gelijk znlks nog
heden ten dage gcfcliied, omdat de pasfaatwinden hen
tegenhielden, cn dat, volgens dc uitrekening vnn /V/n/us
en S/rablt;?, de oude ftuurlieden niet meer dan 1200
mijlen in drie jaarcn afleiden — Zodanig een koophan-
del werd zeer kostbaar, vooral door de noodzaaii-
lijichcid van alle de levensmiddelen, ja zelfs het water,
te- moeten aanvoeren ; hierom was het, dat Sa/owa
zicK meester maakte van Valmijra, dat toen reeds be-
^woond, én de ftapel was der Kooplieden, die langs
den • Euphraat trokken. Door het bezit van deeze
plaats was die Vorst veel nader aan het land, daar
men de paarlen en het goud hanlde: — deeze beurt-
wisfeling van den weg langs de Roode Zee of
den Euphraat , was voor de Ouden, het geen
voor ons die van Egijpte en de Kaap de Goede
JJovp is.--^ Het: ■ blijkt, dat, voor» den tijd van
iVö.
S4
i) È P u I N ir O O P E N.
bepaalde. — Het was aldaar, dat de welriekende
kruiden, de kostbaard geftecuten van Ceijlon —
de chak's van Kachemira, de diamanten vaii
Golcondo, de amber van de Maldives; de tnus-
cus van Tibet, de aloé vau Cochin, de .lapeiï.
tJï ■ paanwen uit de Oost-IncUcndt wierook van
Hadramqut^ dc mijrrhc, het zilver, dé goudpoeder
Cn het ijvoor van Africa:, werdert bijeengebragt j
Van waar zij, op Egijptiiclic cn Sijrilche fchepen,
hunnen weg, nu eens door de Roode Zee, dan
weder langs den Tiget cn den Euphraat namen; al
die koophandel Voedde beurtlingS de pracht van
Thèhe, vail Sidon, van Meiiiphis, en' Jerufa-
lem\ of deed dc werkzaamheid der Asfijrifché
volken oritÜaari. — Het waren die fchatten, wel-
ken het rijksgebied van den Meder j den Chaï-
deeuw cn Pcrfiaan^ naaf het gebruik of misbruik,'
dat zij er van maakten, beurtelings vefheften of
ter nederflortten. — Zie' liier' liet middenimnt vait
al dc pracht én luister van PerfepoUs, waarvan
gij de Colommcn ziet — vah Eckbatauaj welks
ze-
Mofesi dequot; ko'dpliandel gefcliicdrfe dóof dé Woestijiif
van Sijrien, en door Thebaide; dac na zijn tijd
de Phocnicters Ijinnie goederen over de Roode Zeé
Voerden; cn dat de mededinging der Kómnge'n van
Ninivé , en van Babijlonien , Tljriis cn Jévufdlem
verwoest beeft.— Ik houde m'ij ió lang b'ezfg rae£
deeze gebeurtenisfen, terwijl men 'er, tot heden toe^
nog niets waarfchijniijks over gezegd heeft.-quot;
C .
DB P U I N II O O E N.
gt; '
zevendiibbcle miiurcii vernield zijn, —. van
/'/gt;7o/;, waarvan niets meer da)) opeengehoopte
aarde overig is (h), — van Nimvé, \vi;lks naam
naauwiijks meer beilaat, van Tapfala, Anatho,
Cerra, en van het verwoeste Paltmjra. — ö Gij
voor altoos glorierijke naamen, roemruchtige vel-
den , gedenkwaardige landflrcekcn ! hoe veele ver-
hevene leslcn geeft ons uwe befchouwing! r—
hoe vcelc diepe waa/hcden zijn cr op dc op-
pervlakte deczero aarde gefciircvcn... HerinnC-
rmg der voorgaande tijden, keer weder voor
mijne gedachten! en gij, plaatfcn, die getuigen
waart vanquot; het leven der mcnfchcn, in zoo
veele vcrfchillendc- eeuwen, fchetst mij de om-
wentelingen ^ van hunnen welvaart! — Zegt ,
welke cr dc bcvvcgentic oorzaaken en dc drijf-
veeren yau, waren! — Zegt, uit welke, bron-
nen zij. \yelvaart cn rampfpocdcn fchepten ! —
'Ontdekt hen zclven de oorzaak van. huune ram-
. , ...nbsp;pen!
(/;) Het fchijnt, dat Babtjlouien aan de oostzijde
van den Euphraat zes mijlen lengte be.nagen heeft.
Men vind in dien gelieelen omtrek fteenen , waarvan
nqg de Stad Hellé gebouwd word. Op verfchei-
den van deeze fteenen vind men opfchriften, weikeu
cr met fpijkers ingedagen zijn, even als die van
Pcrfcpolh. — Dit is mij medegedeeld door M. de
Beattchamp, Groot-Vicaris te Bagdad, een beroemd
reiziger, bekend door zijne kennis in fterrekundc cu
door zijne geloofbaarheid.
pcn! —• Hcrftelt lien door het gezicht y.in hun.-
iie doolingen ! — leert hen hunne eigen -wijsheid
kennen , opdat dc onderyinding der voorgaande
gedachten een tafrccl van onderrichting, cn een
,bFon van geluk voor de tegenwoordige en tocko?
mende gcflachteu worde! .nbsp;. .
7 ' I
r- •'!
-ocr page 52-DE PUI N II OOP
VIJFDE IIOpPDSTUK.
jnE STAAT KER MEr^SCIlEN OP pe
WAEIIELD.
N
J-^a cciiigc oogenblikkeii flilzwijgens, fprjik de;
Geleigeest: „ó Vriend der waariieid 1 ik lieb liet
u gezegd: het is ten onreclite, dat de mensch
aan omichthaare cn herfenfchimmige Avezens zijne
onheilen wijt: te vcrgcefsch zoekt liij geheimzin-
nige oorzaak-en voor zijne folteringen : in de al-
gcmcene orde van 't heelal is zijn lot zeker aan
yeele hinderpaalen onderworpen ; ontwijfFelbaar.
wordt zijn beftaan' door hoogere machten be^
heerscht; maar die hoogere machten zijn nocli
^e gevolgen van een blind noodlot, noch de
^vispeltiiurigheid v.m herrciifchinimige en verauquot;
deriijkc wezens: — de mensch word , even als
de waei-eld, waarvan hij een gedeelte uitmaakt,,
door natuurlijke wetten geregeerd, -- wetten,
die geregeld zijn in haarenquot; loop, belangrijk in
haarp uitv/erkfelen en onven-^ndcriijk in haar we-
?en; en deeze wetten, de algemeenc oorzaak
yan geluk en onheilen , zijn niet in de fter-
ren aangetekend , noch bedootcn in geheim-
zinnige wetboeken. Onaffcheidlijk van liet za-
^ipnllel der aavdfglie wezens, verinaaglcliapt met
der-
-ocr page 53-derzelver bcflaan, zijn zij ten allen tijde gelijk-
matig van denzclfden aard; op alle plaatfen zijn
zij voor den mensch tegenwoordig; zij werken
'op Zijne zintuigen-; zij onderrichten zijn denk-
vermogen, en-doen op iedere daad haare llraf of
bdooning volgen. Dat dc mcnsch deeze wetf
ten leerc kennen! dat hij den aard der wezens,
die hem omringen^ als ook zijne eigen natuur^
bevatte -, en hij zal dc werkende oorzaaken van
zijn noodlot kennen ; hij zal wceten , welke
de bronnen zijn van zijne rampen , cn welke
hulpmiddelen hij 'er tegen kan gebruiken.
AVannecr de onbekende Oppermacht, die het
héelal bezielt, de waereldbol vormde , dien de
mensch bewoont, prentte zij aan dcszelfs bcwoo-r
jiers die noodwendige eigenfchappen in , welke,
de regel werden van hunne afzonderlijke bewee-
ging, de band hunner onderlinge betrekking,
en de oorzaak dcv zamcnllemming van het ge-
iled ; hierdoor vestigde zij eene geregelde orde.
viin oorzaaken cn uitvverkfelen, van grondbcr
ginfelen cn gevolgtrekkingen, welke^ - onder den
uiterlijken fchijn van toeval^ het heelal beftuurt,
en ' de waereld in haar evenwicht ftaando
houd : aldus gaf zij aan het vuur bewcegiiig
en werking; aan de lucht veerkracht; aan de
Hof zwaarte en gedrongenheid; zij maakte de
lucht ligter dan het. water, het metaal logger
dan dc aarde; — zij gaf aan het Haal meer
vatbaarheid, dan aan het hout; — zij gebood
vlam te ftij^en,. den Itecfl te diwlen, dc
C 4nbsp;plant
4Ö DE PUINHOOPEN.^
plant te groeijcn; en daar zij den inensch aan
den fcliok van zoo veele verfcliillende wezens
blootflelden , eii ecliter zijn wankelbaar leven
wilde behoeden, gaf zij hem- het vermogen
van gewaarworden. Door dit vermogen gaf elko
daad, die nadeelig voor zijn beftaan was, hem
een gevoel'van pijn en fmart, en elke gun-
ftige bewceging eene gewaanvordingt van genoe-^
gen cn welzijn. Daar dc mensch door dezel-
ve nu word afgetrokken van liet geen zijne
zintuigen kwetst, dan gelokt door hot geen de-
zelven vleit , zoo is hij in dc noo Jzaaklijkhcid
gefteld van zijn Itvsn te 'bemhinsn, en te bcwaa-
ren. Dus zijn de liefde tot zich zeiven , de
Wemch unar welvaart en gelui, en de afkeer der
ftnart, dc wez-enlijk/fe en allerecrfie wetten, welke
door de natuur zehv aan dm mensch zijn op^
gelegd: wetten , die dc gebiedende Oppermacht
heeft vastgefteld om licm tc behceren; cn het
zijn deeze wetten, die, gelijk aan dc bcwec^ing in
dc natuurlijke imereld, de eenvoudige cn vrucht-
baarc oorzaak zijn van al het geen \r in de ze^.
denlijke waereld- gebeurd is. i
Alzoo is de ftaat van den mensch ! Van
de eene zijde onderworpen aan de werking der
hoofdftoflcn, die hem omringen, is hij aan ver-
fcheiden onvermijdlijke rampen onderhevig , cn
indien dc natuur zich in dit vonnis ftrcng
toonde, is zij aan den anderen kant billijk, en
zelfs toegeeflijk; zij heeft niet alleen de rampen
^oor goederen van gelijke waarde gematigd, maar
• D E P U I N II O O P E N. 4r gt;
zij liceft ook aan den mcnscli het vermogen ge-
gecven, van die góedeTe'n te vermeerderen, cn de
rampen te verh'gtcn; 't is of zij' tot hem zeide:
„ Zwak wcrlctuig van mijne handen ! ik ben u
,, niets verfchuldigd, cn ik geef u het leven;
„de waereld, waarop ik ii pjaats, werd niet
„ voor u gevormd, en, evenwel, vergun ik u
„ het gebruik daarvan; gij zult die met goed
,, en kwaad doormengd vhulcn; liet is aan if'
„ dit te onderfchcidcri; gij' moet .uw' gang gelei-
„ den, op dc padeii van -bloemen cn doornen;
,, ik (lel het geheel in inve haiidén. — zijt dc
„ beheerfchcr van uw'lot!quot; — Ja, de mensch
is de beftuurder van ' zijn lot geworden; —
hij heeft zelfs' beurtelings de tegenheden of de
voordgangen van zijn fortuin gefchapen; en in-
dien hij op het gezicht van zoo- vcelé folterin-
gen , waarmede hij zijn leeven kwelde, reden
heeft, van over zijne zwakheid, of onvoorzich-
tigheid , te klaagen, wannCer hij de oorzaaken
befchouwt, waaruit dezelve ontdaan, cn tot welk
cene hoogte hij zich had kunnen vcrhelTcn,
misfchicn heeft hij dan nog meer quot;recht, óm
zich te beroemen op zijne kracht, cn trotsch
te zijn op zijn vernuft.nbsp;■
C5nbsp;KES-
-ocr page 56-D.^E T U I N II O O P'E N.
Z.E.SDE HOOFDSTUK.
• ■ «j . . '
dorspröngl-ijke staat 'v'an dénquot;
V M'ENSC'II.
-A quot; '.nbsp;.1 • 'Inbsp;.
Xn den corfprquglijkcn ßaat w^i.^ de Mensch, nrtakt
van Ugchaam en geest; en bij v9nd zich als bij
toeval op dc woeste en onbebouwde aarde. Alsj
een wees, verlaten van de onbekende Oppcr-
.macht, die hem gearmd had,/zag hij geene
zens van den hemel mderdaalen^, om hem van
hehoefien, ..dia cnkal uit zijne zinucn ontflaan,-
tc waarrcJiuwen,, cn hem van dc plichtcn te on-
derrichten , die ceniglijk quot;uit zijne hehoefien ge-
boren worden. Gelijk nan de andere dieren,
zonder ondervinding van het. voorledenc', zonder
ivitzicht omtrent het toekombndc, doolde hij iu'
't -midden dei- bosfchen om, etMiiglijk door de
gewaarwordingen zijner natuur geleid en be-
lieerscht; .het. fmartchjknbsp;van den honger
bragt hem tot het voedicl; cn hij zorgde voor
zijn onderhoud ; door de ongefladighcid van
de lucht verlangde hij zijn ligchaani tc dekken,
cn hij maakte zich klederen; door het aanlokfel
van een veelvermogend vermaak, vcreenigdc hij
zich met een wezen, dat hem evenaarde; cn hij
flanttc zijn geilacht voord,.,,
Aldus wakkculen-jdciiinchiikfclgij-; die ij iV.aii-ie-
der voorwerp ontving, .^ijti, voimogcn ji^i,gijtr
wiklfcldcn trapsvvijg-^^ijuqverjftaM, cn•^begon^^^fllCIil
in zijne ^diqpe onwetephqjd rtc Qndciivig]it:en ; zijpe
nooddruft wck^c zijnp .yny^v^rli^jil.^cva^-
ren vormden zijnen moed; hij leerde dc nuttige
planten van de nadeelige tc onderfchciden, de
hoofdftoflen te beltrijden , een prooi te vangen,
zijn leven tc verdedigen; cu aldus vcrligttc hij
zijne ratnpen.
De Uefdt tot zich zeiven ^ de afkeer van fmart,
en de wensch naar welzijn, waren dus de een-
voudige en machügc werktuigen, die den mensch
uit den-Jf//lt;/lt;;« en woest en ftaat trokken, waarin de
NATUUR, hem geplaatst had: en daar zijn leven
nu bezaaid is met genietingen, daar hij ieder
dag op eenige aangenaamheden kan tellen,
zoo heeft hij het recht van zich - toetejuichen
cn tc zeggen: „Ik ben het, die de goederen
heb voordgebragt, die mij omvingen; ik ben
zelf dc bewerker van mijn geluk: eene vei-
lige wooning, gemaklijke kleeding, overvloedig
cn gezond vocdfcl, lagchcnde velden, vruclit-
baare heuvels, bevolkte rijken, alles is mijn
werk: buiten mij, zou deeze aarde, aan de
verwarring ovcrgegeeycn , niets dan eene onreine
moeras, een wild bosch, een affchuuwlijkc woes-
tenij zijn.quot; — Jafcheppend mensch ! ontvang
niijne' hulde ! gij hobt dc uitgellrckthcid der Iie-
l)ielen gemecten, het tegenwicht der hemelbollen
be-
-ocr page 58-t
bereekend, de weerlicht in dè wolken gevan-
gen, de 'zöe : en de ftormen 'beteugeld, unbsp;alle'
de hoofdftofFen • onderworpen.!.... Ach!nbsp;hoe
heeft zulk quot;eene verhevene vlucht zich nietnbsp;zoO
veele doolingeii kunnen vermengen!..., - -. :
7 til ioo-;:;nbsp;,nbsp;'J'! gt;Ji». ^im
- • -nbsp;. - I VMquot;: .
(nbsp;: lltinbsp;.i. ^nbsp;, '.!nbsp;v . . , .1,
■ . • 'ir'i.j ■ quot;li - ■-nbsp;u V) T / :
.r 'i
v ; _
1
ZE-
-ocr page 59-ZEVENDE ItOÖF'DSTUlC
grondbeginselen der zamenleevinglt;
Dc
'c ccrflc vStcrvclingen, visfcllcrs en Jagers zijn-
de, in de bosfciien en aan 'de oevers der ri-
vieren omdoolende, roofvogels en visfchen ver-
volgende; , onicingeld van gevaaren, aangerand
door vijanden , gefolterd door den honger, door
kruipende dieren , door roofvogels, gevoelden
ieder op zich zelf hunne zwakheid. BcAvogen
door eene algcmeene noodwendigheid oni zich
te beveiligen , als ook door het onderling
gevoel van dezelfde rampen , vereenigdcn zij
hunne middelen cn krachten; wanneer de een
door ecnig gevaar gedreigd werd, fiond dc an-
der hem ■ bij; wanneer de een ^ gebrek aan
voedfel had, deelde dc ander hem van zijn ge-
vangen prooi mede: — aldus vereenigdcn de men-
fchen zich met eikanderen, om hun beftaan te vcr-
zekeren, hunne Jchranderheid te vermeerderen , en
alle hunne genietingen te hefchermcn : zoo werd ■ dt
liefde tot zich zelf het grondbeginfel der zamen-
leeving.
Onderricht door de herhaalde ondervindingen
van vcrfcheidcn toevallen, door de moeilijkhedcfi
inbsp;van
-ocr page 60-45 D'Ë' P U I It O Ö P E NL
van ccn zwervend leven, door de zorgen van'
dikwerf lierliaaldc belioeftiglieden, redeneerden de
menfchcn aldus bij zich zelvcn: „Waarom vertce-
„ renquot; ivij onze dagen, met onder eene dorre
„ luchtrtrcck verfpreide vrucliten tc zoeken ? —
i,,AVaaröm: vcrmoeijen''Wijquot; onS'j om dd prooijcn
„ tc vangen die ons in de golven cn in de
„'bosfchen ontvluchten? — Waarom verzamelen
j, .wij tlcdierön', die oHs-niöêfiin voeden, niet on-
;,-dOP! ons bereik)? — Waarom befteeden wij
i, onze zorgen niet,-öïTi dezelven tc vefmcerde-
„ rennen tc beveiligtn? '— \V\] nullen ons niet
hunne ■■'•vodrdbrengftïlen vöeden; mèt hunne vcP
ir len 'kleedcn , en alsdan zijn wij bevrijd van- dö
„- vövmOeijingön des daags, vari de zorgen Van deii
„ volgenden'- dag.quot; — De menfchcn werden el-
kander behulpzaam, cn vongen het vlug geitje cri
het fchroömachtige fchaap;, zij onderwierpen zicli
den geduldigen kameel, den woesten llicr, het on^
ftuimige pnard, cn juichten elkander toe over hun-'
nc fchranderheid; in de vreugde van'hunne ziel
zetteden zij 'zich neder, cn begönnen de rust cil
den overvloed te fmaakcn — en de /iefile tot ziek
zelf, het eet-ße grondheginfel vari alle redeneerin^
gen, werd de 'béweegende oorzaak van alle kunflen,
ran alle geniet ingeiu
Wanneer de menfchcn hunne dagen zonder
vcelc bezigheden vcrdecten, toen zij' onderling cl-i
kandcr hunne'gedachten ^konden melledcelen, wier-
pen zij nieuwsgierige ' en-denkende- aanblikken op
• d(ï
r
dß ïiardc, op, de hcnielcii, cn, op hun - ci^en be-
ftaan zij bemerkten het beloop der jaargc-
tijd(;n,.de werking der. dementen, de cigenaardig-
Jiqid der vruchten en der planten;, zij bcvlijtigdcn
hun ver/land, om liunne genietingen te vermeerde-
ren. Zij merkten op, dat - onder .eenige luciit-
Hreeken de zfiaden groeiden, die, onder eene kleenc
hoevedlicid, een gezond voedfel in zich befloo-
teu, gclchikt, om tc verplanten en bewaard tc
worden. — Dus volgden zij dc werkingen der
Natuur; zij betrouwden aan de aarde de rijst, de
gerst cn het koren, die volgends hunne hoop 4ub-
bdvouwig droegen. —- Zij dachten de kunst uit,
om in een klecnen omtrek , en zonder verplaatfwg,
veel voedfel^ en zelfs een ruimen voorraad te verza-
melen; zij maakten zich toen wooningen. Waar-
in zij hun vast en fiil verblijf hielden: — zij
bouwden huizen , gehuchten , Heden ; zij vestig-
den volken cn naticn. ~ Dus bragt de liefde
tot zich zelf alle de ontwikkelingen van lïct ver-
ftand en de macht voord.
Aldus heeft dc Mensch, alleen door de mede-
hulp van zijn bekwaamheid , zich tot de vcrwon-
quot;dcrcnswaardigHe hoogte van zijnen tegenwoordigen
todtand verheven. —- Al te gelukkig voorwaar!
indien hij de wet, welke aan zijn wezen was
ingeprent, zorgvuldig had gade gdlagcn, alsdan
had hij getrouwlijk het eenige en waare oogmerk
derzdvc vervuld! — Maar door eene rampzalige
onvobrziclitigheid heeft hij die wet dan eens
mis-
-ocr page 62-tniskeiid — dan eens-haar' grenspaal overtredenJ
—- hij heeft zich in cen doolhof van dwaalingcrt
cn ongelukken .geftort; en de liefde tot zich zelf^
dan eens ongeregeld, cn dan eens blind, is,
helaas! eindelijk eeu vruchtbaar beginfel van vee-
le onheilen geworden - ■ -
■it!
f
„1
AGT-
-ocr page 63-DE PUINHOOPEN. 49
AGTSTE HOOFDSTUK.
bronnen, waaruit de rampen
der zamenleeving voord-
spruiten.
aaiiwlijks ko^jden dc menfchen :hunne verflan*
dclijke vermogensrontwikkelen, of, vervoerd door dc
aanlokfelen der ■ voorwerpen, dk de zinnen Jlree-
len, gaven zij zich aan toomlooze wenfchen over,
— Zij verge;ioegdcn zich niet meer met de zachr
te aandoeningen y . welken de Natuur aan hunne
nooddruft had vastgehecht, om hen nader aan hun
hefiaan te verbinden. Zij vergenoegden zich niet
langer met de goederen, die de aarde hun ople-
verde., of die hunne fchranderlieid , te voorfchijn
bragt; — zij wilden de genietingen opédnflapelen,
cn begeerden die van .hunne medemenfchen; — een
llerk mensch ftond op tegen eenen zwakken ,
om hem de vrucht van zijnen, arbeid te ontroo-
_vcn, en de zwakke riep een' anderen zwakken te
hulp, om het geweld wederlland te bieden; twee
flerkcn zeiden tot clkanderen: ,, waarom zouden
„ wij; ons vermofijen, om genietingen voordtebren-
5, gen , die iu de handen der zwakken zijn? —
. ,nbsp;.nbsp;Dnbsp;„ La.
50 D E P U I N II O O P E N.
5, Laten wij ons vereenigeti^ en hen van hunne
5, goederen berooven; zij zullen zich voor ons
„ vermoeijen, en wij zullen zonder moeite genie-
„ ten.quot;nbsp;rfier ken vereeiifg/kn zich. om te
onderdruldven , en de zwakken om wederftand te
bieden; — de menfchen folterden elkander beurtlings;
cn qr ,vestigde pp de aaj:dc, eene algemeene
en noodlqttj^p tx^qedracht , w^ai:dpor de harts-
tochten onder duizend nieuwe jgcdaaiiten ten voor-
fchijn kwamen, en quot;niet ophielden een aanhouden-
den keeten van ongelukken te fineeden.
Dns was het die liefde tot zich zeiyen, die, 7op
lang zij maatigf'cn voorziditig blééf, een grond-
'b«ginzel van- gdiik én volmaaktheid was; maar,
200.dra zij blind en (ongeregeld werd, :zich
•veFanderdë in èèn verderflijk •vergif; en de hc
teerlijkheid; dogter cn gezellin der onkunde,
'-wérd dc oorzaak-van alle de onheilen, die beuit-
'lings' de waereld verwoest hebben.
■ ^ Ja , de ' onweetendhéid en de begeerlijkheid wa-
'ren' dc dubbele broii van alle dc folteringen, die
''smenfchen levtn ontrusten 1 Zij waren het, die den
iiienfchen dié valfche denkbeelden van het geluk
inboezemden, waardoor zij de wetten der Na-
tliur miskenden of overtraden, ten opzichte van
de uitwendige voorwerpen, die buiten hem, én
'die fchaadelijk zijn; waakende' zijn eigen beftaan.
quot;De- mensch heeft de zcdenlpke wét gefchon'deri,
^die ieder on'deel op zich zelve verbinden moest;
quot; liierdoór floot hij 'zijn hart voor het medelijden,
'zijhen geest voor de billijkheid; — hij kwelde en
' ' -nbsp;be.
l^edrqefdc zijnequot; me^|e.llcrvpling :nbsp;de mye-
f 'e/iclheid ,tn kegeçrlijhJ;eùl Mxon^ liij .tlp gczeUi-
ge zq^lenkuqde i de cene rnen§cli .wj^îende zicll
tegen dep And^rqn ^çnscli; het eene l^uisge^in te?
gen Jjet ander^nbsp;dc eene ^flapi jtcgcii
den .a^ler, jcn de wati'.eld \yerd ,hct b^^c^ige
ned .twe^drf\ç^l;\t'e|i i^çof. — ^popji*''4e (?ƒ/-
wetendheid en dc begeerlijkheid woelâe er een ge-»
heime oorlog in den boezem van iederen Staat,
die den burger van zijnen medeburger afkeerde,
waardoor eene zelfde zamenleeving zich verdeelde
in onderdrukkers en in onderdrukten j in mees*
ters en in flaaven : zij waren het, die de Op-
perhoofden van eene Natie dan eens trotsch, en
dan eens vermetel, deeden zijn, waardoor zij de
keetenen in hunnen eigen boezem fmeedden« Eene
baatzuchtige drift grondde de llaatzuchtigc dwing-
landij ; zij deed, door geveinsdheid en liât, leu*
genachtige oppermachten van den hemel neder-
daalen; — de bijgeloovige begeerlijkheid drukte
ccn God-onteerend juk op de fchouderen, en
grondde de godsdienftigc wetboeken ; hierdoof
ontaardden de denkbeelden van geed cn kwaad^
van billijkheid en onrechtvaardigheid, Van ondettgd
en deugd, cn de Volken verdwaalden in ccit
doolhof van verkeerdheid en onheilen..... De
onkunde en de begeerlijkheid der menfchen !.. *
Ziedaar dc kwaade geesten, die de waereld in
rampfpoed dompelden! Ziedaar de bejluiten van het
noodlot, die dc Rijken te onderbragten! Ziedaar
de godlyke vervloekingen , die deeze [eenijds
J) anbsp;ZO0
-ocr page 66-zoo prachtige muuren flechtte, en den luister van
eene volkrijice Stad in een' cenzaamen rouw en
„nbsp;in puinlioopen veranderde.... Het was uit den
r ^ ' Inbsp;boezem van den mensch, dat alle de onheilen,
die hemquot; folterden, ontftonden, en het was in
zich zclven, dat hij daartegen de hulpmiddelen
moest vinden. Daar alleen, kon hij die zoeken.
NEGENDE HOOFDSTUK.
oorsprong der regeeringen en der
WETTEN.
H et gebeurde weldra, dat de menfchen, vermoeid
door de rampen, welken zij elkander beurtelings
veroorzaakten, naar vrede verlangden. Bij de over-
weeging der onheilen en derzelver oorzaaken,
zeiden zij tot eikanderen : „ Wij benadeelen ons
„ wederzijds, door onze hartstochten intevolgen;
,, want daar een ieder onzer zich alles wil
„ toeëigenen, volgt hieruit, dat niemand geniet;
„ het geen de een heden rooft, wordt hem
„ morgen weder ontnomen, cn wij ftralTen ons
3, zclven door onze begeerlijkheid. — Laten
,, wij rechters onder ons Hellen, die onze eifclien
„ beoordeelen , en onze oneenigheden bemiddelen!
„ Wanneer de fterke zal opltaan tegen den
„ zwakken, dan zal de rechter hem beteugelen;
„ hij zal van onzen arm gebruik maaken, om
„ geweld te bedwingen; het leven en de eigen-
„ dommen van elk onzer zullen onder de alge-
„ meene bewaaring cn bercherming veilig blij-
„ ven; hierdoor zullen wij alle de goederen
„ der Natuur genieten.quot;
Aldus werd 'er, in den boezem der zamenlee-
ving, eene overecnfliemming gevestigd, welke nu
D 3nbsp;eens
cciis uitdriiklijk verklaard werd, cn dan weder
ftilzwijgcndc ten regel ftrektc voor de daaden
u^ ■nbsp;van eiken, burger, en welke de maat van hunne-
rechten', ïils' ó'ok' di iM van hinme onderlinge
betrekking, bepaalde, Eenigc menfchen werden
aangefteld ,• pm tc zorgen, dat die wetten opge»
volgd werden, cn het Volk vertrouwde de weeg-
fchaal der rechten en het zwaard, om de over-
tredingen te ftralfen, in hunne handen; hierdoor
vesrigdé ziéh','quot;tusfchen rtllc de bijzondere ledén,
een gelukkii^--evenwicht van kracht cn werkzaam-
Itcid, die dè algemcenc zckcriieid in fland Iiicld,
— lgt;e na'amén van Billgkheld cn Rcc'htvaa'rdT^-
heid w'erd'ciV tóch in de waereld erkend cn gccer-
jnbsp;biédigd;- ch, daar elk ifi rust de vrucht van
jfijnfen arquot;bcid gónobt, gaf men zrch over aan allc
dc aaiidóehin'gén der zielé'; dc wcrkzaamTicid'
werd gébooren eh onderhouden, door dc wczón-'
lijkheid ,• of dóot dé lioop der genietingen
hierdoor ontloókcn alle de rijlcdonimen tier kunst-
en der natuur; de velden werden met Oö^ftdir —i-
;nbsp;ée valeiën m'6t kudden ovcrTaadeh , de heuvels
met vruchten , eh dc zee met fchepen, cn de
i •nbsp;menfchen wa^en gelukkig ch machtig in dc wac-
rnbsp;reld.
ïnbsp;Dc m'trisèh werd dus, door zijne eigen Avijsheïd,
i,nbsp;Verlo.lt;;t van dc ongeregeldheid, welke zijne ei^en
^'nbsp;onvoovzichtighèid hem had op den hals gehaald,
Dcczc wijsheid deed dc uitwerkfelen van dc wet-
;nbsp;ten tier Natuur met zijn wezen zamenftemmen;
.nbsp;daar hij, met zijne eigen genietingen te verzekc-
.nbsp;f'^lis die van andèrcn eerbiedigde, Dt begeerlijk-
heid
-ocr page 69-DE P U I N ir O P E N.
licid vond haare vertroosting in dé liefde tot zich'
ielve, die uit de verlichting fproót. Dus wcrdN
de liefde tot zich zei ven de eeuwige drijfveer vaii
elk op zich zelf ftaande wezen, en te gelijk de^
grond van alle verecniging; van defczë natuur lijkt,
mi hing het lot' van élke Natid af. Zoo lang dc
door overcenfteniming gemaakte wetten ftrekteny
om haar oogmerk en beltcmming to vervullen,
ontwikkelde ieder mensch, door de veelvermo-
gende infpraak der Natuur, alle' de bekwaamheid,
van zijn wezen, ch uit de meenigte der bijzon-
dere' gelukzaligheden' werd dc algemeene gelukza-
lighéid geboorcri.
-Maar, wanneer dc wetten; die zucht van deir-
rtiensclï naar geluk belemmerden, dan kwijnde zijrï
hart, als beroofd van dc waare drijfveer, inquot;wer-
keloosheid , en de verdagenheid van élk bijzonder
Wezen veroorzaakte de algemóene z^wakheid.
Daat' de Ihfde tot ziek zehen, wanneer zij on-
ftuimig en zonder doorzicht is,- den mensch altijd
tegeU zijnen nicdcm'cnsch doet opftaan, en bij ge-
volg ftrekt, om de zanienleeving te verbrecken,
was het de kunst der wetten, en de deugd
van haare uitvocrcrs , die den aanval der begeer-
lijkheid maatigde, en het evenwicht der krachten
flaande hield, ten einde het geluk van ieder te
vestigen, opdat, in den fchok, dien de ccne za-
menleeving door de andere gevoelt, alle de leden
het zelfde belang zouden hebben, bij dc inftand-
houding en befcherming der algemeene zaak.
De inwendige cn werkzaame oorzaaken van den
luister en voorfpoed der Rijken waren dc billijk-
56 DE P U I N II O O P EN.
heid der regecringen en der wetten. Hunne on-
derlinge uiterlijke grootheid vestigde zich, door
de mecnigtc der belanghebbende perfoonen, die
ook allen eene gelijke maate van belang bij ,de al-
gemeenc zaak hadden.
quot;1 I
, i ;
Aan den anderen kant, toen de vermeerdering
der menfchen hunne betrekkingen vermengde,
werd het moeijlijker, hunne rechten te bepaalen;
de aanhoudende flingeringen der hartstochten ver-
oorzaakten onverwachtte toevallen: cn, als de over-
eenftemmingen boos, onredelijk, of nietsbeduidend
werden, dan miskenden of ontveinsden de inftel-
lers der wetten beurteling het doeleinde derzelvc;
en de Staatsdienaaren , in plaats van de begeer-
lijkheid in anderen te beteugelen, gaven zich
zeiven aan die ondeugd over. Het waren decze
oorzaaken alleen, welke onlusten en ongeregeld-
heden in de zamenleeving decden ontflaan. De
Hechtheid der wetten, cn de onrechtvaardigheid
der regeeringen, ontftonden dus alleen door de
onkunde cn de begeerlijkheid; deezen waren dc
drijfveeren, die dc onheilen der volken cn de
verwoestingen der rijken veroorzaakten,
®
TIEN.
-ocr page 71-TIENDE HOOFDSTUK.
algemeene oorzaaken van den voor-
spoed der. oude rijken.
Ja dcezen, ó Sterveling! dic~dc waarheid zoekt,
deezen waren dc oorzaaken van de omwentelingen
der oude Staaten, waarvan gij de ruïnen be-
fchouwt! Op welke plaats mijn gezicht zich
vestigt — welken tijdkring mijn gedachte zich im-
mer tc binnen brengt, alom vcrtooncn zich voor
mijnen geest dc eigen bronnen van aanwas, of van
vernietiging, — van verheffing, of van daaling.
Waar ik een machtig volk zie waar ik zie, dat
een rijk bloeit, daar is het, dat de wetten der
overeenflemming. gelijk zijn met dc wetten der
Natuur; daar vergunt de regeering aan de men-
fchen het vrije gebruik van iuin geestvermogen.
Daar befchermt zij opk algemeen perfoonen en
goederen. Indien integendeel een rijk verwoest
of vernietigd wordt, ontftaat dit daar uit,
dat dé wetten flecht of onvolmaakt zijn , of dat
de rcgeering bedorven is, en de wetten over-
treedt. — En ware het, dat dc wetten en de
regeeringen eerst wijs en rechtvaardig waren,
doch naderhand ontaardden, is de oorzaak
daar in geleegcn, dat het goede cn het kwaade
uan de natuur van den mensch gehecht is; —
D 5nbsp;dat
dat dit afhangt van zijne neigingen, van den
voordgang zijner kundigheden, van den zanien-
loop der oniflandigheden en der geljeurnisfen;
jj|'nbsp;dit wordt bevestigd door de gefchiedcnis van zijn
/:!!nbsp;geflacht.
In de kindschheid der volken, wanneer dc incn-
.;.nbsp;fchen nog in dc bosfchen leefden, cn zij allen aan
: •nbsp;dezelfde nooddruft onderworpen, allen met de-
zelfde vermogens begaafd waren, bleven zij elkan-
deren in krachten gelijk —■ en deézc omftandig-
'nbsp;Iieid was een rijke bron van voordeden in de
zamcnftelling der maatfchappijen. Hier door be-
vond elk wezen zich onafhangRjk van het:
zander; de een was geen flaaf van den anderen;
l)ij niemand kwam het gedachte op van mccstcr-
fchap: de eenvoudige nicnsch kende noch
dienstbaarheid, noch dwinglandij. Voorzien van
gcnocgzaamc middelen om voor zijn belïaan té
iiorgcn, kwam de gedachte niet in hem op y
van vrienden hulp te lecncn. — Niets fchuldig
zijnde, niets vraagende, beoordeelde hij de rech-
ten van anderen naar dc zijnen, en hij vormdé
zich juiste denkbeelden van rechtvaardigheid. De
kunst, om dc genietingen tc vcrmcnigv^ildigen,1
was hem onbekend; hij wist niets voord te bren-
gen, dan het noodzaaklijke; , door het gemis van
den overvloed bleef dc begeerlijkheid Animeren: cn
indien zij ontwaakte, dan wederftond' de menschf
die ondcugdj met geweld, naardien, hij zijn«i
wezenlijke nooddruft gevoelde: het gevoel van
dezelve onderhield een gelukkig CvcmvTchf.
Dus handhaafde dó oor/prónglijk$ gelijkheidi
voor
. M
ii
DE PUIN II O Ó P E N. 5!gt;
Voor dat 'er cenfge overeenkomst plaats had, de
vrijheid der menfchen, en de zckerhéld van hUnne
bezittingen, het geen de goede zeden én de oiMc
deed' ftand grijpen. Een ieder Avcrlctc door zich
zélven, eii voor zich' zeiven. Zóo lan^ het hart der
menfchen zich bezig hield, vcrdóóldc het niet
door fchuldige wenfchen. De men'i^ch had wei-
nig genietingen ^ mtiar zijné wenfchen waren ver-
vuld; m vermids de weldadige Natiiür die min-
der deed zijn, dan zijne krachten, liragt het
werk zijner handen weldra den overvloed voord:
de bevolking en de kunftcn ontwikkelden zicli —
dc bebouwde velden flrektcn zich verder uit —
cn de aarde, door talrijke inwóoners bedékt,
verdeelden zich in vCrfcheidcne ]andfi:reeken.
Maar,- wanneer dc betrekkingen der menfchen'
zich verecnigden, werd het moeijlijker, dlt;ï
inwendige orde der zamenlee'vingen ftaande te
houden. — Daaf dc tijd en de fchranderheid
rijkdommen voordfiragten, werd gt; dc begeerlijkheid
werkzaame'r; cn daar de gclijlchcid, hoe gemak-
lijk ook tusfchen énkeló perfoonen, ccliter in dc'
talrijke huisgezinnen geen ftand kon grijpen, werd
IiCt natiiurlijk evenwicht gebrok-cn. Men moest
dit, dDor een wettig evenwiclit, tc gemoet ko-
' men; mén moest opperhoofden aanftellcn, wetten
gronden: en, daar dc begeerlijkheid dit noodzaak-
lijk maakte, gebeurde bet, uit gebrek van on-
dervinding, dat de wettén en de opperhoofden'
het kenmei-k' der begeerlijkheid droegen. —
Verfcheidene pm^Undigiieden liepen echter zamen,
QW
-ocr page 74-om de wanorde te temperen, en dit noodzaakte
de regeeringen om rechtvaardig te zijn.
In het begin waren de Staaten zwak , en had-
den bnitenlandfche vijanden te duchten. Dus
vorderde het belang der Opperhoofden, hunne
onderdaanen niet. te onderdrukken , noch het be-
lang, dat de burgers bij hunne regeering had-
den , te verminderen: hierdoor zouden zij de
middelen tot tegenftand verminderd, de vijan-
delijke invallen ligter gemaakt, en , om het
overtollige te genieten, zich zeiven gewaagd heb-
ben.
Wat hunnen inwendigen toefland betreft,- de
dwinglandij ftreed al te zeer met het Charakter
der volken. Zij waren te lang aan de onafhang-
lijkheid gewoon ; zij hadden tc weinig nood-
druft, en een al te ilerk gevoel van hunne eigene
kracht, om zich hier aan te onderwerpen. Zoo
lang de Staaten vcrboaden waren, was het moei-
lijk, de burgers tc verdeden, om malkander onder-
ling te verdrukken : zij vertrouwden elkandcren
te ligt, en hunne belangen waren te duidelijk, cn
te eenvoudig; daarenboven bcltonden alle men-
fchen door zich zdven; zij waren alleii landbou-
wers — niemand behoefde zich zdven te, ver-
koopcn — cn dc Despoot zou gecne huurlingen
gevonden liebben.
Er ontftonüen zeker v/el eens oneenighcdeu;
maar dit was van huisgezin tot huisgezin , van
de eene verdeelde igt;artij tot de andere; en, daar
eene groote meenigte altijd het zelfde belang had,
wa-
Ii
k
f
waren de onrusten hier door Wel heviger; maar
de vrees voor vreemde invallen (lilden hunne ge-
fchillen. Indien de onderdrukkende partij zich
vestigde, dan (lond de waereld voor de anderen
open, en, de menfchen, nog eenvoudig, vonden
overal dezelfde voordeden ; de onderdrukte
partij vel'liet de plaats, en bragt eldei's haare
onafhanglijkheid over.
De oude Staaten genooten dus in zich zeiven
verfcheiden middelen van voorfpoed en macht,
doordien ieder mensch in zijn land zijn geluk vond.
Hier door had hij een (lerk belang, om de wel-
vaart van het zdve te bewaaren; en, werd hij
door een vreemdeling aangerand, als dan had hij
zijne velden cn zijn huis te verdedigen — dc drift,
om deezen te beveiligen, voerde hem ten (Irijde —
cn de opoffering, die hij aan zich zeiven deed,
was tc gelijk eene opoffering aan zijn vaderland.
Daar elke daad, die nuttig was voor het al-
gemeen, acbting en dankbaarheid verwierf, bevlij-
tigde ieder zich om nuttig te zijn ; en de eigen-
liefde vermeerderde de bekwaamheden en de bur-
gerlijke deugden.
Daar ieder burger, door zijn leven en zijne goe-
deren , evenveel van het zijne toebragt, waren
de legers en dc goederen onuitputlijk, en dc Natiën
vertoonden een fterk en ontzachlijk geheel. Zoo dra
de aarde vrij, en de bezittingen veilig en gemaklijk
waren, had ieder zijn eigendom; en de verdeding
der eigendommen bewaarde de goede zeden, ter-
wijl het de pracht onmooglijk maakte.
. Daar ieder voor zich zelvjen. het land bebpuw-
de, was dc landbouw wcrkzaauier, de leyeusi-
Inbsp;middelen waren overvloediger, en de bijzondere
rijkdom maakte ,dqn algcmeeyen overvloed uit. '
!•nbsp;AVajnieer de overyloed der leycnsmid^clen In^t
_bcfl:aan gema^yk deed zyp, nam de volkpla\i-
iing fchierlijk _cn in mecnigtc tqe; de Staaten Ücc,-
gen in korten tijd tot iiet Jioogfte toppunt va^
hunne grootheid.
Zoo- tlra dc aarde meerder vportluMgt, dau
men tot voedzel nodig had, werd dc Koophan,-
:nbsp;del noodzaa.k,elijk, — dc volken dcedcu over cn
jwcêr ruilingen met clkanderai, het gqen hunne
.werkzaamheid cn hunne onderlinge genietingen
Inbsp;vermeerderde.
!nbsp;Eindelijk, wanneer ccnige plaatfen, . in zekere
jnbsp;tijdkringen , het voorrecht van wel geregeerd ,tc
^nbsp;worden verecnigden met de ligging aan dc volk-
lijkftc cn Icvendigllc wegen, \yci;dcn zij de ver-
jnbsp;;;amelplaatrcn des koophandels cn dc njachtige
zetels der hecrfchappij. Ilet was aan de boorden
1'nbsp;van deii JVij/, ,viin dc JMiddellatidfche ^ce, yan
den Tiger, van den Euphraat, dat de oplt;lt;clt;nge-
.ilapcldc rijkdq^imen van het Oosten en v^n E^tro-
pa z/icli verhieven, en dat beurtelings de luistei'
van honderd hoofdlieden praalde.
Toen dc volken rijk waren, gchruikten zij dea
overvloed van hunne middelen tot nuttige cn al-
gcmccne werkzaamheid; cn dit was, in eiken Haat,
het tijdllip van de prachtige werkllukken, over
wier luister .men zich verbaast ; als de putten
van
-ocr page 77-DE puinhoopen. 63
van Tijrits, de dijken (/) van den Euphraat,
de onderaardfche buifen van Mediën (k) ,
dc
(O dQ ^isbefcltrijving Tiaar Sijrieu, 11 Deel
ip8. Agter de Stad, of het Dorp van Samaoutdty is
langs de rivier, den Euphraat, een dubbele dijk
gemaakt, die doorloopt, tot daar zij zich met den
Tiger ycteenigt, en vandaar tot aan de zee, zoo dat
die dijken bijua de lengte van honderd Franfche mij-
len beflaan. — Hunne hoogte is onderfcheiden,
zijnde allengskens hooger, naar maate zij verder van
dc zee af liggen; maar men kan dezelve op twaalf
of vijftien, voeten fchatten. — Zonder dceze dijken
zou de rivier in haare oyeryloeijingen het land over-
ftroomen, doordien het in de uiigeftrektheid vau vijf-
entwintig mijlen zeer plat is. — Ondanks deeze dij-
ken, heeft de vloed, in de laqtfle tijden, door een
breuk in den dijk, den geheelen driehoek, die haar
met den Tiger yereenigt, weggefpoeld; zijnde meer
dan 130 mijlen -.lands hi het vierkant. — Deeze flil-
ftaande vv^aceren veroorzaakten eene doodelijjc befmet.
tonde ziekte , waarujt .vooreerst volgde, dat de gehee-
le benedenzijde der beide vloeden in haaren oorfprong
cen moeras werd — ten tweeden, dat dceze moeras
.niet meer bewoond Jcpn worden, alvoorens men de
dijken herftelde: ten derden, dat dceze dijken door
«ene vroegere volkplanting moeten gefticht zijn. Hier
uit blijkt, volgends eene natuurkundige uitrekening,
dat de verheffing van Babijlonien .vroeger plaats had,
dan die ,van Ninive, gelijk ik dit meen aangetoond
hebbe in het aangehaalde weri Qe'). Zie de Enccylp-
■pedie, in het derde Deel, over de Oudheden.
(O liet nieuwe Aderbidjdn , dat een gedeelte yqn
Me-
-ocr page 78-de ftcrktcn der woestijnen, de waterleidiiv-
gqn in Palmtjra (/gt;, de tempels, dc overdekte
gaanderijen____ En alle die kostbaarc wcrkftukkcn
quot; V .nbsp;konden verbaazend zijn, zonder de volken te
drukken, omdat zij gedicht werden door de
■ :nbsp;onderlinge kracht cn' dc gelijke mêdcweiking van
vrije wezens , die met drift het algemeen belang
behartigden.
Dus biociden dc oude Staatcn, omdar de in-
' ■nbsp;ftcl-
Mèiien was« de bergen van Kourdestan, en die
,nbsp;van Diarbek , zijn vol van die onderaardfche buifen,
waardoor de dude bewooners de wateren naar drooge
inbsp;gronden leidden, om dezelven vruchtbaar te maaken. —
; . Inbsp;Dit was voor hun een vcrdiénftelijk werk, een heilige
• L ,nbsp;plicht, hun door Zoroaster voorgefchrceven. In plaats
Jnbsp;van hun het eenzaame leven, de lichaamskwelling, eu
de zoogenaamde Monnikendeugden, voor te preéken,
zegt hij hvm geftadig in de plaatfen, die A^ Sad-der
en de Zend-avesta bewaard hebben: De daad, die
God het aangetiaamjle is, beflaat in de aarde tc be-
bouwen, dezelve gefladig te beploegen, de lopende
waters door dezelven te leiden , de planten cn leyefgt;
dige ^vfiens op dezdven te vermeerdéren, groote kud-
den, als ook vruchtbaare maagden , en veel kindere»
te hebben , euz.
(/) Behalven die, welke in dc Stad cn in de
omliggende plaatfen de wateren der twee bronnen ver-
•fpreiden, die deeze plaats bezit, blijkt het zeker,
dat 'er nog eene andere waterleiding was, die het
water van de bergen van Sijrien afleidde: men vind
hiervan het fpoor in de woesdjn, waar het fchijnt dat
zij onder den grond eindigt.
.. f
.5 ^ /
!
. r, .
pE P U I N H O O PE.N,. 6$
ftelllngen der maatfchappij overeenftemden met de
echte wetten der Natuur, als ookomdat de
mcnHilien de vrijheid, en de^ veiligheid van hun-
ne perfoonen en eigendommen , genoten ; waar-
door zij de uitgeftrektheid van hunne geestver-
mogens , en de liefde tot zich zelv'en, in haare
volle kracht konden opvolgeii.
\
!
ELFDÉ HOOFDSTUK.
algemeene oorzaaken van de om-
wentelingen en verwoestin-
gen der oüde staaten.
.^V-l
( 1 ■
Vi
i
Door de Begeerlijkheid ontrtond 'er tusfchen
de menfchen eene algemeene en aanhoudende wor-
fieling: daar dc op zich «elven ftaande perfoonen
en maatfchappijen elkander quot;beurtelings aanvielen,
en, door agtereenvolgende omwentelingen, telkens
nieuwe onrusten veroorzaakten. In het begin,
in den onbefchaafden en woestcn fïand der eerfle
ftervelingen, leerde de ondcmcemende en woeste
begeerlijkheid hen de roof, het geweld, en den
doodilag; -- en de voordgang der befchaaving
werd hierdoor lang vertraagd.
Naderhand, toen de maatfchappijen zich begon-
nen te vestigen, had het uitwerkfel der kwaade
heblijkheden invloed op de wetten en de regee-
ringen; — hetzelve vervalschte haare inftelling
en oogmerk; 'er vestigden zich willekeurig ge-
maakte rechten, die de denkbeelden van biliijk-
heia
-ocr page 81-héid en zedenlijkheid onder de.\ volken- verbaster»
^en*nbsp;. .i.nbsp;..
I-Iet gevolg hiervan was, dat de ccne incnsch,
fterker zijnde dan de ander, (eene ong^Ijikheid,
die de Natuur louter toevallig voördbragt) zijne
meerdere fterkte tot zijn wet maakte, (w) cq
omdat de fterkere den zwakken van het leven kon
berooven, cn het. hem echter liet' beWiden',
maatigde hij zich cen verkeerd recht van cigenl
dom op zijn perfoon aan, en de fl^iavcruij . va»;
ciiliele perfoonen bereidde dc flaavernij, der' volken.
Omdat liet hoofd van een huisgezin een onbe-
paald gezag in zijn huis kon voeren ^ koos hij
geen anderen regel voor zrin gedrag, dan zijn fmaak
en zijne neigingen; hij gaf, of onniam, zijne goe*
deren, zonder gelijkheid, zonder billijkheid, f« di
va»
(«) Bijna alle de oude Wijsgeeren, ' ah ook cHgt;
Staatkundigen, hebben als een grondregel en leer-
ftclling vastgefteld, dat de pien/iAcn ongelijk geboren
worden, dat de Natuur eenige» heeft gefchapen om
yrij, en de anderen om flaaven te zijn. - Dit zijt»
de eigen ftellige uitdrukkingen van Aristoteles in zij-
ne Staatkunde, en van IHato, dienbsp;genoemd
werd, waarfchijnlijk in den zin der godgeleerde droo-
merijen, die hij uitventte. Het recht yan den flerken,
het recht geweest van alle oude volken, der Cau^
'len, der Romeinen, der Atheners i^n \ki is juist
door die leerftellingen, dat de groote ftaatkundige belt;
roeringen, en dc openlijke mlsdaaden , der volkea
«ncftondea.
vaderlijke overheerfching lag den grondfteen tot dtf
ftaatkundige overheerrching. (quot;)
Iii
(n) Het zou gemaklijk zijn, over deeze uitdruk-
king een zeer lang en gewichtig Hoofdfluk te
fchrijven, en ontegenzeglijk te bewijzen, dat alle de
misbruiken der regeeringen fiaar die van de huislijke
gewoonten bereekend zijn; terwijl echter de regeering,
die onder den naam van Aardsvaderlijk beftond,
door oppervlakkige verftanden zoo hoog geroemd
werd, zonder dat zij dezelve ontleeden. Een onnoem- '
lijk getal voorbeelden bewijzen ons, dat bij alle volken i
in hunne opkomst, in hunnen eerften woesten ftand,
de Vader, het hoofd van het huisgezin, een dwin-
geland , ja zelfs • een wreede en baldaadige dwinge- '
land was. De Vrouw was zijne flaavin, de Kindereu '
zijne dienstboden. Die Koning flaapt of rookt zijn pijp, i
terwijl zijne Vrouw, en zijne Dogters al het huishou- ■
denlijk werk, ja zelfs dat van planting en landbouw '
verrichten, naar maare die kleine Maatfchappij dit '
vordert, — Naauwlijks neemen de Jongens toe in '
krachten, of .zij flaan haar, en laten zieli even als '
hunne Vaders bedienen. Naarinaate de befchaaving toe-
neemt, worden de zeden zachter, en het lot der''
Vrouwen beter, tot dat zij weder door een ander'
uiterfte overheerfchen; als dan is een volk ver-'
Avijfd, en bedorven. — Het is opmerklijk, dat de va-
derlijke macht grooter is, naarmaate dat de regeerings-
vorra overheerfchender zij. — China, de Oost, en
kijen *ijn hiervan fpreekende bewijzen: — men zou''
bijna zeggen, dac de Dwingelanden medeplichtigen nee-
men, en dat zij ooderhoorlge dwingelanden aan hunne'l
bo-H
-ocr page 83-In de Maatfchappijen, die op deeze grond-
flellingen ' gevestigd waren , ontwikkelde ' de
werkzaamheid de ' rijkdommen. ' Dc • begeerlijk-
heid, zich door dc wetten bepaald' ziende, werd
hierdoor listiger, zonder echter minder werk-
zaam te zijn. ' Onder den fchijn van eendracht,
cn burgerlijken vrede, • deed ''zij iri den boei
zem van eiken ftaat een inwendigen 'oorlog ont-
ftaan, waardoor de burgers, in'pal-tijen verdeeld',
van lichaam rot lichaam, tcgenftrijciig in hun-
ne bevelen, van ftand töt ft^nd, van huisgezin
tot huisgezin-, enkel onder den nàarii van Op-
permacht, in het oog hadden, zich alles toe té
eigenen, alles té rooven, en te óndenverpen aail
dc willekeur van hunne hartstogten^ — en het
is die neiging om inbreuken te maaken , welke,
fchoon zij zich onder verfchillénde gedaanten
vermomt,, en in haare oogmerken en drijfveercn
dezelfde blijft, niet heeft ■ opgehouden de volken
te folteren. ' '
Nu eens kantte zij zich tegen het maatfchappij-
lijk verdi-ag, of verbrak de orde, die reeds bcftond.
en
'.li;
belangen kluisteren, om hunne oppermacht ftaande' te
houden. Men zal hiertegen de Romeinen aanhaalèn;
maar men zal ook nog moeten bewijzen, dat de Ro-
meinen waarlijk vrije menfchen waren; want de zoo
^Joedige overgang van hunne Republikeinfchc regeering,
tot hunne diepe en vernederende dienstbaarheid onder
de Keizers, doet ten minften fterk aan huone vrijheid
wijfelen.
E 3
-ocr page 84-QiiJcvcrde jnwQ(?j]ers y.w,pen land over aan
wo(flcn5/c,.rc|iokkQn. van alb-ojicenlgheden; en
Staqpn. werden, onder den naam
MP;; 'l'ïgceiiiigtelw^^^^ gclRltcr^l jjpor .dc harts: '
.ya|f,-ja}le.Jiunne leden^ ^• • ■'
gebeurde dat p^n volk, naijverig i
,Q,n?t:rci?d!, zij^ Vjcijhqid,, /'^««r^rf . aan (lelde, om i
zaakcn^,tef]L uitvpev tc brengen: .— maar deeze
h^Jf.uuren fii^wicienj2ich..dc macht toe, waarvan zij
'i.Jbp.Warcrs wai^cn^;:—bcftcedden de i
jllgcmfifuo .,fchattcn.,^gt;om-de,, yqrkic^^^ der ambte» •
I^j^ren ongt;,,.tci k09pcn, omr zic^i aanhangelingefl I
tg maakenjn e^i^^^q ^ tweedrachf,, tusfchen het vqiT;
ff5 ,dqc^i ontftfM^fl^ . Dci^r, Uie, middelen maakten
?Üinbsp;dip zij,,,Qfi^stj.flpchts voor ccn i
ty,d. , jnqcgt;;tcn -.;,.bcklccdcn vp.p^-dduurcnd , en |
jran . vcrkic.sj)a^!:,^(l,ijk ; ■ de,., Stfi^t. wc^'d beur-r
jplings gerch9kt,.,49or tle kuiperijen.-der heersch- '
wichtigeu;, i.4fipr;:5|c . vcrkwfstjngj der muiiKieke !
rijken, door dc baatzucht der luyc annen, door '
de,, kwakzalyerjij i dfjr rcdcn^iai:s,door de onbe-
iclnjgrahrid der pncjfcugcuden, . door de zwakheid
^r deugdzaamen, en dus werd zij gefolterd I
door allQ de zwaarigheden van eene Falksre^
gterJttgf :::3nr:-r; ,qc cn.-. i: .-.jf. . - .
jnij«; een Ijinjd;, daar de Opperhoofden gelijk in
ki^aclit wnrpn vri wreDsdcn zij elkander onderling, i
maakten ;boosaardige onderhandelingen, en
fchelmachtige övèreenkomften; • terwijl gij onder '
elkandercn dè' macht en do ecrtljtels verdeelden,
eigendennbsp;dio voorrechten toe; zij, diQ
van belastingen bevryd waren, (Ttelden zich-, als
^ •nbsp;In
in verdeelde licliaamen, in aanzienlijke rangen,
pnderwierpen zieh gezamenlijk het volk, ,cn, on-
der den naam van Aristocratie, werd de Staat
gefolterd door de liartstogten dér Grooren cn
der Rijken.
In een ander land zag men, dat ei^i.hegeer»
lijkheidy Schoon door andere middelen, het zelfde
doeleinde bereikte. Gewijde Bedriegers maakten
misbruik van het bijgeloof der Onkundigen. —
In de fchadnwe der tempels, en agter de flui,
jers der altaaren, lieten zij de Goden werken
en fprcckcn, kondigden dc orakels aan, vertoonden
wondere;!, hcvahn opoferingen, hgden olFerhan-.
den -op, fchreven grondwetten voor:, cn, onder
den naam van Godsregeering, cn van Gódsdjcnst,
werden de Staaten gefolterd door de hanstogtamp;n
der Priesters.nbsp;• •
Zoras gebeurde, het,! dat een Volk, moede van
alle die, ongeregeldheden, of vau zijne Dwingelan-
den, z'uih, om de bconnen van zijne rampen te
verminderen, een Ailec;iheerfcher gaf; en wanneer
zij, in dit geval, de macht van den Vor^t be-
perkten, als dan had hij geene andere begeerte»
dan om die uittebreiden;; bijaldien men hem
onbepaald het heerfchen,. dan misbruikte bij liet
pand, dat hem was ■ aanbetrouwd: en-, onder den
naam van Alleenheerfching, werden de Staaten ge-
folterd door de hartstogten der Koningen en der
Forfien.
-Als dan, maakten muitzieke geesten ge-
bruik van de ontevredenheid der Burgeren; zij
vleiden bet Fblk^ door ^e hoop op een be-
E 4nbsp;tef
ter Meester; zij llrobidcn gerchenken, deedcn
beloften, onttroonden den Dwingeland, om zich
in zijne plaats te ftellen; en hunne twisten
over de Opvolgers of de verdeelingen folterden
de Staaten door ongeregeldheden, cn door de
verwoesting dér Burger- Oorlogen.
Eindelijk, wanneer het gebeurde, dat 'er onder
lle mededingers een enkel perfoon behendiger of
gelukkiger was, dan won hij de harten, en be-
floot in zich zelf allo dc oppermacht; Hechts
door een zonderling voorval bchoerschte een en-
kel mensch millioenen van zijns gelijken, tegen
hun wil, of zonder hunne tocftemniing; en de
kunst der. Dwinglandij werd weder uit de hcquot;
gterlijkheid geboren. De heerschzuchtige, den
geest van zelfbelang gndeflaande, die beftcndig
alle menfchen verdeelt, wist dien behendig aan-
teranden : hij vleide dcti hoogmoed van deezen,
prikkelde ' de afgunst van genen aan, liefkoosde
de giQrigheid van den een, ontvlamde dc wraak
van den • ander, en bragt de hartstogten van
allen aan'het gisten: — thij'vuurde het eigenbe-
lang, of de vooroordeclen aan, en zaaide hier-
door verdeeldheid, of haat, beloofde aan de ar-
men den buit der rijken, aan de rijken dc dienst-
baarheid derquot; armen, dreigde den eenen mensch
door den anderen, den eenen rang door den an-
der, en vervreemde cn' verwijderde dus, door het
wantrouwen, den eenen burger van den anderen:.
— dus vestigde lilj zijne macht op hunne zwak-
heid i • en legde hen het juk op van gevoelens,
waarvan zij onderling de knopp toehaalden. —
om de legermacht (laandc te lioiiden, werden 'er '
belastingen gelegd; door die belastingen béltiuirde
hij de legermacht; door het wisfelcnd fpel der
rijkdommen, en der^ambten, keetcnde hij een ge-
heel volk aan een onverbrcekbaaren kluister, en
de' Staaten vervielen in de langzaame ^ uitteering
döór de' AUeenheerfchitjg^
, Dus was het dezelfde drijfveer, die haare wer-
king, onder verfcbillende gedaanten, wist te ver-
nnd'ercn, die aanhoudend de duurzaamheid der
Staaten aanviel, cn door de onophoudlijke woe-
ling, der .hartstogten werd eene onafgebroken wis-
felvalligheid geboren.
En die aanhoudende geest van eigenliefde cn
van ovcrhcerfching bragt twee voornaame uitwerlde-
len voord, die beiden even nootlottig waren; daar
de een bcrtendig de Maatfchappij verdeelde, door
hunne verbindtcnis te verbreken, bragt dit zwak-
heid te weeg, cn maakte hunne vernietiging des
te ligter: het andere vütwerkfel ftrekte altijd,
öm de macht in eene enkele hand te bepaalen,
cn veroorzaakte eene agtereenvolgende inzivelgtng
der Muatfchappijen en der Staaten, zeer fchaa-
dclijk voor hunnen vrqde cn hun onderling bc
Ihari. (ö)
(o) Het is zeer opmerklijk, dat de aanhoudende voord-
gang der Maatfchappijen zich altoos zoo heeft toegedra-
gen, dat, daar zij allen met een ftaat van bedmirloos-
^id,of vöto^«/-//;^,begonnen, zij, in de daad, door
eene
-ocr page 88-- Even gelijk in een Staat-pen^.mrti; ^^ ^ u i
««ic. verding, dan ,nbsp;jf t
en een entcl perfoon h« huisgeZ!^
ve«,gde -er .ich van Smt tot. StS Tene'
dringe,idc ,;bcgt;veegi„g, -die op ha -mheei LI,
henen van denbsp;te w g ^rr
IVanneer de eene Stad de andere had ovenZ
.en, ^onderwierp dj dch die, en maakteTa«
.ot eene Provincie; en wanneer de eene
c«de a,;dere had veroverd, vestigde ^fS^h
ot .eennbsp;eindelijk, ais nvfe K^^ingf
ten elkander overwonnen hadden, on,tondel 'er
R.jken van eene onmeetbaare uitgefirektheid ^ en
l.e gebeurde door deze inzwelging, dat wel .errquot;
da het n,wend,g vennogen der Staaten aangroeide
naa, de ecvenred,gl,e,d van hunne nitge(tek,heid
«lat hunne macht integendeel verminderd wc '
en wel vene dat de toetend der volken ge!
inkk,ger werd werd hij integendeel van dag f„t
dag ongelukkiger en rampzaliger, alleen door
oor-
tot de ec„.o„«i.e re.eL^
ZIJ, die de Staaten door eenpnbsp;•
^^n .ootaei,en, o. a„e Jet^^^^^^^^^
tot de alleenheerfch,ng brengen, en dat het opperst be
ftunr door een e.M Opperhoofd, dat aan regeL o der!
xvorpen is, de regeeringsvorm die dea vr de h,
»eest bevordert?nbsp;^^
oorzaaken, die uit de natuur der dingen voord-
vloeijen.....,nbsp;'nbsp;.u - - . ^
. Naarmaate de Staaten uitgearckter werden, werd
pok hun beftuur moeijlijker ven. miijder. o;^derfchci-
dend; menrinoest meer wdrkzaamheid aan de uit,
voerende macht geven, om die; groote^ Uchaamen
te bewcegen;: en- 'er was:.geene evenï?eedigheid
meer tusrchen ,de plichten der Opperhoofden,
cn bun-vermogen,..om lt;iic-:.ten-uitvoer te bren-
gen.nbsp;■ ■nbsp;■nbsp;'
i; Hieruit vólgde, jdat de Despooten hunne zwak-
heid gevoelden, en allcgt; ivjcesden, wat de ftfXkte
der volken ontwikkelde. Hierom dachten zij mid-
delen uit, om die te verkleenen, om reden d.it
de volken , verdeeld 'door' de vooroordeelen , van
onwcetendheid cn woesten haat, de boosheid der
Regeerders behulpzaam - waren, en elkander beur-
telingsquot; tot wachters dienden : hierdoor werd de
flaavcmij vergroot.
Om reden, dat het evcnwlcbt der Staaten ge-
brooken was, verdrukten de fterkcn des te ge-
maklijkcr den zwakken.
Eindelijk, naarmaate de Staaten zicli naau-
wcr vercenigdcn, verloóren de volken (beroofd
van hunne wetten en gebruiken, en van den ré-
gceringsvonn, die hun eigen was) den geest van
perfoonlijkheui, hunne kracht uitmaakte; in zulk.
een tijdllip bcfchouwden de Despooten de rijken
als grondeigendommen, en dc volken als aan hun
toebehoorende; en zij gaven zich over aan roof
cn verwoesting, aan de toomloosheid van de wil-
Jckcurige oppermacht.
^Oén xverden alle de krachten en rijkdommen
der vo ken tot bi^ondere uitgaven, tot perW
lyke vérkwistingen bedeed; de Koningen ga-
ven zich, in de vcrvceling van hnnne genieting
over aan alle ongeregeldheden; de fijnae kuns't
moest zich voor hen uitputten-, om vreemde ve
maaken voordtebrengen. - Zij moesten boven
umne huifen tuinen op gewelven, fpringende ver-
heven vloeden op bergen hebben -- zij verander-
den de vruchtbaare velden in wildbaanen, groe-
v-env,.meiren in drooge gronden, verhieven rotfen
m het midden der mcircn (/), lieten paleifcn bou-
wen
(O Het is opmerklijk, dat het gedrag en de
zeden der Vorften en Koningen van alle Janden en
van alle tijden, fn dezelfde tijdrtippen geheel eenvou-
dig is geweest, het 7,ij bij de , grondlegging, het zii
bij de vernietiging der Rijken. - Alom vertoont de
gefch.edkunde ons dezelfde tafereelen van pracht en
dwaasheid; perken voor de jacht, lusthoven, vloeden,
rotfen, palleifen, overdaad in fpijzen, in wijn, in
rrouwen, m ^en woord, eene geheele verbeesting '
(;gt;) De dmaze rots in den tuin tenbsp;'heeft
alleen drie millioenen gekost. ~ Ik heb zomtijds eens
bereekend, wat men had kunnen doen, met het geen
de drie piramides van Gizah gekost hebben, en ik
bevond, dat men voor die fom geinaklijk van de
Roode Zee af, tot aan Alexandrijen, een gracht had
kunnen graven van 150 voeten • breedte, en dertig voe-
ten diepte, geheel met hardfteen, en met een borst-
weering belegt, en daarbij eene fterke oorlogs- en
koopftad, met vierhonderd huifcn, allen gebouwd met
re-
-ocr page 91-wen van marmer en poi-phirfteen, moesten huis-
fieraaden van goud en kostbare gefteenten heb-
ben, en millioenen armen werden gebruikt tot dien
nutteloozen arbeid: de praclit der vorften werd
nagebootst door hunne tafelfchuimers, en van ftand
tot ftand, tot den laagften toe voordgeplant: — en
dit werd eene algemeene bron van bederf en ar-
moede.nbsp;. .
Door de onverzadelijke begeerte naar genietm-
gen, waren de gewoone belastingen niet genoeg-
zaam; zij werden verhoogd: en de landman zag
zijn arbeid vergrooten zonder fchavergoeding:
liierdoor verloor hij zijn moed; — de Koopman
zag zich uitgeput, en hij verloor zijne naarftig-
heid: — de meenigte, tot armoede veroordeeld,
bepaalde haaren arbeid tot het bloote noodzaak-
lijke , en alle fchrandere werkzaamheid werd,
vernietigd.
De belastingen maakten het bezit van goede-
ren bezwaarlijk; de nedrige eigenaar verliet zijne
velden, of verkogt die aan dc rijken, en dc be-
zittingen verzamelden zicii in een klecn getal han-
den;-daar alle de wetten en inftellingen die ver-
meerdering van goederen begunftigdcn, werden de
volken verdeeld in een groep van luie, rijken,
en in eene meenigte van arme daglooners. — Daar
het volk arm was, verlaagde het zich; en • de
groo-
^genbakken. — Welk een onderfcheid tusfchen het
nut, dat die gracht had kunnen te weeg brengen, en
^at der piramides!,,*.
grooten, verzadigd door dc gciietingeir, ontaarden
en verbasterden: - daar nu het gcml- der gein
die belang hadden in het bewind van den S au'
verminderde, nam deszclfs kraclit en beftaan hier!
door des te meer af.nbsp;.nbsp;^
Aan den anderen kant, vermids 'er geen enkel
voorweg meer . van naijver, geene de minl^e
aanmoediging tot het onder^viis meer was, ver!
vielen de geesten in cené diepe onwetendheid.
En daar het Beftuur hedekt ennbsp;was, be-
ftond er ook geen middel meer ter verbetering:
- de Opperhoofden regeerden flechts door t
wed en arglistigheid; de volken befchout.'
den hen als openlijke mnitznchtige vijanden; en
er was geene de minfte eenftemmigheid meer tus-
WchtL.^quot;quot;'nbsp;-
Nadat alle die ondeugden de Staaten van het
rijke Afcn ontzenuwd hadden, begonnen de
.wervende en arme volken, uit Lnbsp;t
de naastgelegen berge», de genietingen der vrucht-
,nbsp;te benijden; door eene algemeene
begeerl,kheid bezield, vielen zij de befcha^fde Z
nin^ken aan -- wierpen de troonen der Des-
pooten omver, en die omwentelingen wor^n
iclnedijk en gemaklijk, doordien de ftaatkunSe
der tijrannen hunne onderdaanen ^veek gemaakt,
de fterkten genecht, en de helden vernietigd had'
als ook, omdat dc onderdrukte burgers geen ner-'
roonhjk belang in het behoud van den Staat me.r
hadden, en de loontrekkende foldaaten zonder moed
w»irciif
Zoo-»
-ocr page 93-Zoodra wilde horden geheele Natiën tot flavemij
gebragt hadden, was het gevolg, dat de Rijken,
gevestigd door een overwinnend en een overwon-
nen volk, twee wezenlijke tegenflrrijdige, en vijand-
lljke partijen in hunnen boezem beflooten. —
Hierdoor werden alle/de grondbeginfelen der Maat-
fchappij vernietigd: de algemeens geest, en het
gemeenfchaplijk belang beflond niet meer; en 'er
vestigde zich een onderfcheid van flammen en ge-
fachten , waardoor het eene geregelde Helling
werd, om de verwarring In fland te houden: en
naarmaate men uit zeker bloed geboren werd,
was men zachtzinning of wreed, vreemdeling of
eigenaar,
Vermids nu de onderdrukkers minder in getal
dan de onderdrukten waren; moest men de kunst,
om te onderdrukken, volmaaken, ten einde dit val-
fche evenwicht ftaaUde te houden. De kunst van
te regecren bcllond in een groot getal aan een
kleen te onderwerpen. Om eene gehoorzaamheid te
verwerven, die zoo tegenftrijdig aan de infpraak
der Natuur was, moest men flrenger llralTen
opleggen; de wreedheid der wetten deed de
zeden gruwlijk zijn; het onderfcheid van perfoo-
nen vestigde in den Staat twee wetboeken, twee
rechtbanken, twee rechters. Daar het volk ver-
deeld was, tusfchen de neiging van het hart, cn
den eed van den mond, bad het twee tegenftrij-
dige gewetens; en de denkbeelden van recht en
onrecht hadden, volgends dat oordeel, geene vaste
grondbeginfelen meer.
, Ouder een dergelijk beftuur vervielen de volken
tot
-ocr page 94-D E' P U I N H O O P E N*
tot wanlioop cn vernagenheid; de toevallige oor-
zaaken der Natuur voegden zich bij de rampen,
die hen bedormden: ter nedergeflagen door zoo
veele folteringen, venveten zij deszelfs oorzaaken
aan oppcrllc machten, die verborgen waren; en
verraids zij tijranncu op de waereld hadden, on-
derftelden zij die ook in den heincl; het bij-
geloof vergrootte het ongeluk der volken.
Ook ontflonden 'cr noodlottige leeringen, godsdicn-
ftige zamenftellen , die zwartgallig en menfchen-
haatend waren, die dc Goden even zoo ondeugend
en wangunflig affchildcrden, als de Despooten. Om
ze te bevredigen, deed dc mensch hen de opof-
fering van alle zijne genietingen: door zich van
dezelven tc berooven, werkte hij rechtftreeks tegen
de wetten der Natuur. Ilij befchouwde zijne ge^
voegens als misdaaden, zijne folteringen als boetdoe^
nivgen; hij was dwaas genoeg, om de fmart te ie-
tninne» , en de liefde tot zich zelf aftezweeren.
Hij onderdrukte zijne zintuigen, maakte zijn leven
bitter: en ccne zelfsverlochencnde, cn tegen dc
gezelligheid aandruifchende, zedenkunde ftortte de
volken in de ongevoeligheid des doods.
Dan, naardien de voorziende Natuur het mcu-
fchelijk hart met ccne onuitputlijke hoop begif-
tigd heeft, cn het geluk zijne weufchen op decze
aarde bedroog, vervolgde hij, vervoerd door eene
zachte zwijmeling, het geluk in cene andere -wae-
reld: hij ftelde zich een ander vaderland voor, een
verblijf, alwaar hij, ver van de tijranncu, de rech-
ten van zijn wezen zou herkrijgen. Hieruit ont-
fproot eene nieuwe wanorde: enkel bekoord door
een
I ^
eene toekomende waereld, verachtte liij die ^
wellve de Natuur hem gcfchonken had ; zijne
hoop overdrijvende, verwaarloosde hij het geen hij
daadlijk bezat. Zijn leeven fcheen hem niets
meer, dan eene moeilijke reis, dan een zwaa-
re droom ; zijn licliaam eene gevangenis, eeii
hinderpaal tot zijn geluk, en de aarde eene plaats
van ballingfchap en pelgrimfchap, die hem het be-
bouwen onwaardig fcheen. Eene heilige werkeloosheid
vestigde zich in de ftaatkmdige waereld; de vel-
den werden verlaten ; de onbebouwde landen
vermeerderden j de Staaten werden ontvolkt, de
gedenktekenen verwaarloosd, en de onwetendheid,
het bijgeloof, en de dweeperij vereenigdcn alom
haare uitwerkfelen , en vermeerderden de verwoes*
ting en de puinhoopen.
Aldus was het, dat de menfchen , gefolterd
door hunne eigen hartstochten , nu eens te zaa-
men vereenigd , en dan door enkele perfoonen ^
altoos door begeerlijkheid en gebrek aan door-
zicht weggedeept, beurtelings van de flaavcrnij
tot dwinglandij , van trots tot vernedering, van
vermetelheid tot neerflagtiglieid overgingen , eii
zeiven de eeuwige werktuigen van hunne onheilen
waren.
Ziedaar, door welke eenvoudige en natuurlijke
drijfveeren het lot der oude Staaten beheerscht
werd ; ziedaar, door Welke agtereenvolgende
cn uit clkanderen voordvloeiende oorzaaken zij
zich verheftcn , of daalden, naar maate de na*
tuurlijke wetten van het menfchelijk hart opge»
Fnbsp;volgd
-ocr page 96-f
volgd of overtreden werden : — en liet was fit
den ftroom van deeze agtereenvolgende wlsfel-
valligheden , dat zoo vcele verfchillende Volken ,
zo veele Rijken, dre beurtelings daalden, die
il machtig, overwonnen, cn omver geworpen wer-
!, den , aan de aarde de leerzaamfte Icsfcn herhaal-
I den!..... Deeze lesfen zijn voorde opvolgen-
de geflachten verloren I . . .. De ongeregeld^
heden der voorledene tijden zijn weder te voor-
fchijn gekomen bij de tegenwoordige geflach-
ten! ... De Opperhoofden der Natiën hebben
in de wegen der logen cn der dwinglandi/
voordgewandeld ! En de volken zijn verdwaald
in de duistcrnisfen van het bijgeloof en de on-
wetendheid !.....
Wel nu , voegde *er de Befchermgeest bij, na
een oogenblik peinzens : vermids de ondervin-
ding der voorledene tijdkringen begraven blijft
voor de nog levende geflachten; vermids de ge-
breken der vooronderen Jiuime nakomelingen nog
niet onderwezen hebben; zoo zullen de oude
voorbeelden weder ten voorfchijn komen , de
fchrikverwekkende tooneelen der nu vergeeten tij.
den zullen weder op de aarde vernieuwd wor-
den ; nieuwe omwentelingen zullen de Volken
en Rijken fchokken ; - machtige throonen
zullen weder omver geworpen worden, en fcln-ik-
wekkcnde gebeurdtenisfen zullen de menfchen her-
inneren , dat zij de wetten der Natuur , de voor-
fchriften der wijsheid cn der waarheid, niet on-
geftraft ovenreden.
Ii,;
■■ !' !
-ocr page 97-TWAALFDE HOOFDSTUK.
lessen der vook.ledene tijdenj
toegepast op de tegenwoor-
digen.
Aldus fprak de BefChermgeest! — Getroffeti
door de juistheid en kracht van zijne redenen;
beftormd door eene redes van gedachten, die,
ofTchoon zij tegen mijne gewoone denkbeelden
aandruischten , evenwel mijne reden ketenden,
bleef ik in cene diepe ftilzwijgendhcid weggezon-
ken...... Maar, terwijl ik in eene treurige en
peinzende houding mijne oogen gevestigd hield
op Afta, trokken eenflags de rook- en vuurwol-
ken, aan den kant van het Noorden, aan de
llrandcn der zwarte Zee, cn in de velden van
de Krim , mijne aandacht. Zij fchenen zich van
alle kanten te gelijk tc verheffen, en, toen zij
de landengte cn het vaste land voorbij waren ,
gingen zij fchielijk voord, als door de Westen
wind gedreeven, langs het mocrasfige mcir van
Jfof, en verloren zich in de groene velden
van Kuban, Ik floeg den loop van die dwarrel-
F anbsp;win-
-ocr page 98-w
winden nnauwkeuriger gade, en befpeurde , dat
zij - vooraf gegaan of gevolgd werden door lioo-
pen van leevende wezens , die, even als mieren
of fprinkhaanen , door den voet van den voorbij-
ganger gertoord , zich met fnelheid beweegdch.
Zorns fchenen die hoopen tegen elkander aante-
riikkcn cn op elkander tc ftooten ; na dien fchok
bleevcn 'cr verfcheiden zonder beweeging;......,
ontroerd over dit fchouwfpel, ftaarde ik om de
voorwerpen te onderfchcidcn : „ Ziet gij, vroeg
„ mij dc Befchermgeest, dc vuurwolken , die
,, zich op dc aarde verfprciden ? begrijpt gij
„ hunne uitwerkingen en hunne oorzaaken ?quot; —
6 Befchermgccst, andwoorddc ik , ik zie colom-
men van vuur en rook, cn 't fchijnt even als
óf die door infeiflen verzcld worden ; maar,
daar ik nauwlijks den omtrek der Steden cn der
gedenktekenen zie , hoe zou ik dan zulke kleene
fchcpfcls kunnen onderfchcidcn ? — Het fchijnt
mij toe , als of deeze infedlen de vcldflangcn na-
bootzen ; want zij gaan heen en weder , raakeii
^nbsp;elkander aan , en vervolgen elkander. — ,, Zij
5, bootzen die niet na , maar zij doen dit daadc-
„ lijk,quot; zeide de Befchermgeest. En welken zijn
die dwaaze dieren , hernam ik, die elkander dus
onderling vernietigen?,... 2,ullen zij niet fchierlijk
genoeg vergaan, zij, die flechts een dag lee-
quot;I,nbsp;ven ?...... De Befchermgeest raakte nn'j op
nieuw het gezicht en het gehoor aan, en fprak :—
^nbsp;„ Zie en hoor !quot; — Terftond liet ik mijne oogeiï
op dezelfde voorwerpen weiden : „ ach rampza-
-ocr page 99-llgen!quot; riep ik , als door dicpê droefIieid aan-
gegrepen ; „ de vuurige colommen ! De infec-
„ ten ! (3 Befcliermgeest! Dit zijn de menfclien,
5, dit. zijn de verwoestingen des oorlogs.......de
5, Hroomen vuiirs verheifen zich uit de dorpen en
j, de fiieden 1 Ik zie de ruiters, die ze aanfteeken,
5, en die zich met .de fabel in de vuist in de vel-
5, den verfpreiden; voor hen vluchten, door fchrik
„ bevangen, geheele fchaaren van kinderen, vrou-
5, wen, grijsaards: ik zie andere ruiters, die hen
„ met de lans op den fchouder vergezellen en ge-
„ leiden. Ik herken aan hunne losfe-p;i,arden, aan
,, hunne Kalpah, aan hun bos hairnbsp;dat. het
„ Tartaaren zijn, cn zij, die hen vervolgen ,
,, met driekante hoeden op het hoofd,' cn met
„ gi-oene montecringeu'aan, dit zijn M Mutcovi-
„ /tfH...Ach! ik begrijH hét, de oorlog tus-
„ Ichen de Rusfen en de Turken is weder onf
,, brand.quot; — ,, Nog nief,quot; andwoorddc de Befcherm-
.nbsp;■ geest,.
(/gt;) De Tartaarfche ruiter gebruikt altoos twee
paarden , waarvan hij het eene bij de hand leid. —
D6 Kalpak is een muts yan fd^aapsleder^j, of van an-
dere vdlen. Onder de muts is het hoofd, gefchoo.
fen, behalven een plekjen , ter grootte van een drie-
gulden ,, waar op zij een bosje hair.j[ tot zeven,.of
agt duim lengte, laaten grqeijen, juist op de zelfde
plaats, waar onze priesters de kruinfcheering doen. Ilec
is bij dit bos hair, gelijk yerfcheiden Turken geloovpn,
^/it 4e Engel der graven de uitverkorenen ■ zal opnt-,
vien , om ze in het paradijs te voeren.nbsp;^
F 3
-ocr page 100-■geest , „ dit is flechts ceh voorbode. De Tar»
,, taafen waren, en zijn nog, een te lastige na-
„ buur; men ontdoet 'er zich van;.hun laml komt
„ zeer w«! té pas; men omringt 'er zich-mede;
en, als een .voorbode quot;van eene andere omwcnte-
5j Jitig » word dè' throön der Gttémis vernietigd.quot;
■ In waarheid; ik zag .den..;ft3ndaard der Äusfen
in de Krm geplant, en hun vaandel werd wel-
haast op dQ 'zwarte Zee ontrold.
Op bet géfchreeuw der :vluchtcnde Tartaaren i
werdendenbsp;ontroerd. „,:Mcn verjaagt on.
„ ze broeders ^'quot;riepen 'de kinderen van Mahomet
), 'uit; .-mèn hoont het vblfc van den Propheet 1
i, Ongdócfvigen! maakeniKich meesters van eene ge-
„ heiligde aardé (f) , onilclienden de tempels der
,, lölanntdti'! Ivomt, Jaten-wij,ons waapenen, vlie-.
„ gen wij ten ftrijdc', om dé eer van God cn
j, onze eigen z;aak të' wrcekcn.'*nbsp;. .
- Nu oiitllond 'er ccn: ajgemcen krijgsrumoer iij
belde de Rijken. Van alle zijden verzamelden
men gewaapendc krijgsknechten, voorraad van le-
.; ;nbsp;; - .nbsp;vens-
CO IFet is 'zelfs niet in hot vermogen van den
SllltiJn, onV'Tian eene vreemde Mogendheid een land nf-
»eftaan , dat' dobr de -wadi'e geloovigen bewoond
•wórd. 'Ilet vblk v aangevuurd door dc handhavers der
T/etteri , iou acn het muiten gtian: dit is een der re-
denen , • ■ \vnarom Tijj , dié de quot; gewoonten der' Türken
kent, den afftahd vhn CauJie, van Cijprus, van Egijp.
te \ gelijk zotnmigo • Mogendheden van Europa d»!-
«»viworpcn hadden , voor een t\erfenflt;;him hou.d-
vcnsmiddelen cn krijgsbehoeften ; alle de voorbe-
reidfelen der moordende gevechten werden ge-
maakt; bij beide de volken ftroomden dc tempels
Vol van de meenigte: dit fchouwfpel wekte mijne
aandacht. Aan den eenen kant zag ik de Mu'
felmannen voor hunne moskeen vergaderd ; zij
waschten.hunne handen en voeten, fneeden hun-
ne nagels , verwden hunne baard , fpreidden tapij •
ïen op den grond , cn keerden zich naar het
zuiden , nu eens met open, en- dan met over
dkander geflingerdê armen; zij maakten een vreemd
gelnid, bogen zich , en wierpen' zich op den
grond , en , zich de urtgeftaane rampen van den
iaatrtcn oorlog herinnerende , riepen zij uit :
Geuadig God ! barmhcrtig God ! verlaat gij
„ uw lu'tvcrkoorcn volk ? Gij, die aan den
„ Propheet de heerfchappij der volken beloofdct,
,, en die uw Godsdienst door zoo veele overwin-
nlngen bezegeldct, hoe zoudt gij de waare ge-
,, loQvigen ten prooij geven aan de waapenen der
„ ongdoovigeu ?...quot; En de Imam (♦) en de
SaMtons zeiden tot het Volk: „ Gij eet zwijnen-
vlécsch, gij drinkt wijn, gij raakt onreine din-
„ gen aan, daarom ftraft God u. Doet boete, rei.
,, nigt u, fpreckt uw geloof uit vast van den
„ morgen tot den avond; geeft dc tiende van uwe
5, goederen aan dû moskeên ; gaat max Mekka eu
„ God
lt;;♦) De Priesters der Turken.
(t) Er is maar een God , en Mahomet is zijn Pro-
pheet.
„ God zai u de overwinning fchenkcn.quot; Het volk
kreeg moed , cn fclirceuwdc Juidkeels in Imnna
woede: „ 'Er is maar één God! cn Mahowi
„ is zijn Proplieet; vervloekt zij al wie die
„niet gelöofti...... Genadig God! vergun
„ ons dc Christenen te verdelgen : wij flrijden
„ voor uwe glorie , en onze dood is een martcr
„• ling, die wij ter cere van uw' naam lijden.'^
— zij bragtcn hunne offgrs aan, cn bereidden
«icii ten ftrijde, .
' Aan den anderen kant , knielden de Rusßn
cn riepen uit: — „ Laten wij God danken,
„ latwi wij zijng macht roemen ! Hij heeft on-
„ zen arm yerfterkt, om onze vijanden te ver-
y, nedcren. JVeldadig God.' verhoor onze fmee*
,, kingen: om u te !)cliaagen, zaUcn wij in geenq
a, drie dagen vleesch nogh eijeren eten; vergun
,, ons , de ongeioovige Mahomedaanen te verdel.
„ gen , en hun' Rijk ta vernietigen ; wij zullen
5, dc tienden yan onze Unit geven, cn wij zul-
,, len u nieuwe tempels oprichten.quot; — De Pries-
ters vervulden tk kerken met een wolk yan rook »
en zeiden tot liet Volk: „ Wij bidden voor
5, U, cn God fghept een wclbehaagen a.an on-
„ zen vvieropk, cn zegent uw^ waapenen, — Gaat
„ voord met vasten 5 zegt ons uwe verborgen
misflagen geeft ywc go.cdlt;:ren aan de kQrk: —
„ \yij ?:ullen uwe zonden vergeeven , en gij zult;
5, in den ftaat der genade ftervcn.quot; — Zij Ipren^-
dqn het volk me^ water, deelden kleine ftukjes
tlüodsbeendcfcn onder hen uit , pm hun tot
Ta-^'
88
Talisman tc ftrckken , en het volk a'lemde niets
dan oorlog en gevegt.
Getroffen door het tegenflrijdig tafreel der zelf-
de hartstochten , bedroefde ik mij over hunne
noodlottige gevolgen; ik peinsde op de moeij-
lijkheid, die 'er voor den algemeenen Rechter in
opgefloteu lag, om de zoo tegenflrijdige gebeden
te verhooren, wanneer de Befcbermgeest, in eene
beweging van gramfchap , met drift uitriep:
,, welke uitfpoorige klanken treffen mijn ge-
hoor ?. . welk eene blinde godlooze zwijmeling
beroert den geest der volken?.... God-ont-
eerende Gebeden, daalt weder naar de aarde,
en gij hemelen weigert aan die moordademende
menfchen de godlooze dankzeggingen. Dwaaze
Stervelingen 1 is het aldus , dat gij de Godheid
vereert ? ... Zegt, zal Hij , dien gij uwen
algemeenen Vader noemt , kan hij de hulde
van zijne zich ouder elkander vermoordende kin-
deren aannemen?..... Overwinnaars! zegt, met
welk een oog moet hij uwe armen, rookendc
van het bloed, dat hij gefchapen heeft, be-
fchouwen ?..... En gij die verflagen zijt I wat
hoopt gij van uwe nuttelooze klachten ? -
Heeft God dan het hart van. een flerveling, om
van hartstochten tc kunnen veranderen? — Word
Hij, gölijk gij , ontroerd door wraak of medor
lyden, dqor woede of berouw ?..... ó Wel-
ke laage denkbeelden vormen zij zich van het
■verhevsnfle aller Wezens! Naar hunne uitdrukkin-
gen , zoi\ men moeten geloov?n, d^t ,God gtil*.
r 5nbsp;lig
-ocr page 104-lig cn wispeltuurig, beurteling toornig word;
en zich weder te vrede (lek, even als de
mensch; — dat bij beurteling bemint of haat;
dat hij haat of liefkoost; dat hij, zwak of
ondeugend , zijne haat hcinilijk broeit; dat hij,
tegenftrijdig en trouwloos, logen fpreidt, om den
mensch te verftrikken; dat hij het kwaad flraft,
welk hij,toelaat; dat hij dc misdaad voorziet '
zonder die te beletten; dat hij ecu partijdig
Rechter is , dien men door offeranden omkoopt;
een onvoorzichtig Despoot, die wetten maakt, om
ze weder .intetrekken; dat hij , als een woest
tijran, zijne gunst zonder reden intrekt of mede-
deelt , en dat hij zich niet , dan door aanhou-
dende laagheden, laat verbidden........quot;Ach! nu
was het, dat ik dc logen der menfchcn ondekte.
Nu ik het tafrecl befchouwde , dat hij van de
Godheid fchetfte, zcidc ik tot mij zclven:,. Neen
neen , het is God met , die den mensch naar
„ zijn beeld heeft gefchapen het is de mensch,
,, die zich God naar het zijne voorfielt ; de
„ Mensch fchrecf God zijn geest toe, omkleed,
„ dc Hein met zijne neigingen , leende Hem zijn
'»oordeel..... En, daar hij in die zamenmen-
„ ging iet tegenflrijdigs vond- met zijne eigen
„ gFondbeginfelen, nam hij ccne geveinsde nedrig-
„ heid aan, en noemde zijne reden overmogend
„ noemde de uitfpoorigheid van zijn verftaud dc
,, geheimzinnigheid van Godquot;
Hij zegt , God is cnveranderlijkcn hij'
zend zijne fmeekingen tot hem op, om hem te
ver-
-ocr page 105-veranderen ; ïiij noemt hem onbegrijplijk, cn
echter wil hij zijn wezen uitleggen.
'Er ontllonden Bedriegers op de aarde , die zich
verheften, en zich de vertrouweliifgen van God
noemden. Zij wierpeh zich op, als leeraars der
Vólken, en openden de wegen van logen en on-
gerechtigheid: zij hechtten verdienstelijkheid aan
onverfchillige of belacldijke danden ; zij: noemden
het deugd, wanneer men cenige lichaams-bui-
gingen deed, zekere..woorden uitfprak, en zom-
mige naanien uitllameldc; zij noemden het ccn
niiiirijf, wanneer men op zommige dagen, bo-
ven'andere daéen uitgezonderd, een zeker foort
van vlccsch rit , 2ekcre dranken dronk. Het is
denbsp;liever zou ftervcn, dan óp den Sab-
bath-dag arbeiden ,vliet is de Perfiaan, die eer zou
flikken', dan het vuur met zijnen adem aantehlaa-
zen ; bet is dc Indiaan , die den hoogften trap
van volmaaktheid denUt tc bereiken, wanneer hij
zich met Koedrek wrijft, cn geheimzinnig het
wódrd Aum (r) üitfprcekt; het is dc Mufelman,
die
(r) Dit woord is in den Indiaanfehen Godsdienst een
gewijd zinnebeeld der Godheid. Hetzelve moet niet
dan in 't geheim , cn zonder dat het iemand hoort,
xmgefprokon • worden : -het beftaat uit drie letters,
waarvan ; de eerde * a , den oorfprong van al-
lts, den Schepper brAHMa, aanduid. De tweede,
u ,.bcteekent den Befchermer vichenoü, en de laat-
fte, M, den Vernietiger cniVEN, die aan alles een
ejnJQ maakt; men fpreekt het uit als een woord vaa
die alles denkt te hertellen, wanneer hij zich
liet hoofd en de armen wascht , en die met
de fabel in de vuist twist, of men bij. den el-
leboog of bij de toppen yan de vingers moet be-
ginnen (O; het is dc Christen, die zich ver.
doemd zou achten , indien hij vet at, in plaats
van melk en boter, ó Verhevene en hemelfche
leeringen! ó Volmaakte zedckunde, gij zijt de
martelingen der Apostelen waardig!.. Ik zal de
zeeün ovcrllceken , om deeze bewonderingwaar-
dige wetten aan de wilde. volken , aan de ver-
afgelegenfte Natiën tc leeren ; ik zal tot hen
zeggen: „ Kinderen der Natuur \ tot hoelang
5, zult gij in de wegen der onwetendheid wan-
„ delen ? Tot hoe lang zult gij de waare. begin-
„ felen van zedenkunde en den godsdienst iniskcn-
„ nen ? Koomt en zoekt de lesfen derzelve bij
„ de
één lettergreep, waarom het dc eenheid van deeze
drie goden aanduid. — Dit is hetzelfde denkbedd,
dat zommige Oudvaders aan de Alplta en de Omega
hechtten.
(f) Dit'is eene groote'oorzaak van de fcheuring
tusfchen de aanhangers van Omar, en die van AU.
— Onderftel , dat twee Mufelmannen elicanderen op'
de reis ontmoeten , en broederlijk aan^reeken: _
het biduur genaderd zijnde , enj de een de reiniging
bij de toppen van de vingers, en de ander bij den
elleboog beginnende, zijn- zij eensklaps daadelijke vij-
anden ; ó Verhevene vaardigheid der godsdienjiige leer-
flellingen, ó diepe vijsbegeerte van haare ir^elkrii
de godvnichtige en geleerde volken, in de
„ befchaafde landen; zij zullen u leeren, hoe gif,
„ cm God te behaagen , in eene zekere maand
„ van het jaar, den geheelen dag van honger en
5, dorst moet verfmachten ; hoe men het bloed
„ van zijnen medemensch kan plengen , en zich
„ hiervan kan zuiveren door het doen van eene
„ geloofsbeliidcnis , en eene geregelde reiniging ;
„ hoe men hem züne goederen kan ontrouven,
„en de vergeeving van zijne misdaad kan erlan-
5, gen , door het geroofde goed met zekere men-
5, fchen te deden , die zich toewijden, om alles
„ intezvvdgen.quot;
,, Verborgen en opperfle Macht van heelal l
„ Geheime en onbegrijpelijke oorzaak der Natuur!
„ Algemeene ziel der wezens ! U, dien de fter-
j, velingcn onder zoo veele verfchillendc naamen
,, verceren , fchoon zij u niet bevatten. Onein»
„ dig god! ondoorgrondelijk Wezen, Gij, die in
,, de onmeetbaarheid der hemelen den loop der
• „ vvaerelden regelt , en de uitgcftrekte ruimte
5, bevolkt, door millioenen opeengeftapelde zon-
„ nen : wat fchijnen wel in uwe oogen die
,, menfchelijke infeélen , die mijn gezicht reeds
,, op de waereld ontzinken?.. Wanneer gij be-
„ fluit, de hemellichten in hunne loopkringen te
„ geleiden , wat zijn dan voor u die aardwor-
,, men, die op het ftof wemelen?.. Wat raakt
,, uwe oneindigheid het onderfcheid van hunne
,, gezindheid of partijen ? En wat raaken u alle
„ die
-ocr page 108-„ die uitleggingen, waarmede hunne dwaasheid
„ zich kwelt?quot;
En gij hijgeloovige Stervelingen , toont mij
de heilzaamheid van uwe begrippen , waarin
hebben uwe voorfchriften , zederd 200 veele eeUquot;.
wen , de wetten der Natuur veranderd ? Dee*
den zij dc zon met meerder gloed fchijnen? Ver-
anderden zij den loop der jaargetijden? Maakten
zij dc aarde vruchtbaarer, en de volken ge-
lukkigcr ? Is God goed , hoe kunnen dan
uwe boetdoeningen hem behaagen ? Is Hij on.
eindig, hoe kan dan uwe hulde zijne glorie
vermeerderen ? Indien Hij door zijn raadsbefluit
alles voorzag, kunnen dan uwe gebeden zijn
vonnis veranderen V Antwoordt, ongerijmde Ster*
velingen !
Gij Overwinnaars , die zegt, dat gij God
dient , heeft hij dan uwe hulp nodig V Indien
hij ftralfen wil, heeft hij dan de aardbeevin.
gen , de vuurbergen , de blikfems niet in zij.
ne hand ? En kan de goedertieren God niet
verbeteren , dan door te vernielen ?..,
Gij Mufdmannen, indien God u kastijd om
de overtreding der vijf voorfchriften, hoe ver-
fchoont Ilij dan de Franfchen, die 'cr mede
fpotten ? Is het door den Koran, dat Hij dc
waereld beftuurt; op welke beginfelcn oordeelt
Hij dan dc volken, die vóór den Propheet bc»
ftondeu, zoo veele volken, die wijn dronkei),
zwijnenvleesch aten , niet naar Mekka ginr
gen^
-ocr page 109-gen , en aan wien evenwel vergund werd, mach.
tige Rijken te ftichten? Hoe oordeelt Hij de Sabeërs
van Ninive en Babijlonie; den Perjiaan, aanbidder
der zon ; de afgodifche Grieken en Romeinen; de
oude Koningrijken van den Nijl, en ook uwe ei-
gen voorvadtirs, de Tartaaren en Arahiers ! — Hoe
oordeelt hij, nog heden, zoo veele volken , die
II of uwen godsdienst miskennen, of 'er onkun-
dig van zijn! — De talrijke ftammen der Indi'
aanen , het uitgellrekte Keizerrijk China , de
zwarte (lammen van Afrika, de bewooners der
afgelegen eilanden aan de oevers der zee, en
de volkplantingen van Amerika ?
Verwaande en onwetende Stervelingen, die u
alleen de waereld toeeigent ! Indien God alle de
voorledene en tegenwoordige geflachten te gelijk
verzamelde, wat zou, in dien oneindigen oce-
aan , dc enkele golven der zoogenaamde algemee-
ne Christelijke of Mahomedaanfche gezindheden
uitmaaken ? Welk een vonnis zou zijne onpar-
tijdige en algemeene rechtvaardigheid vellen over
het wezenlijke, grootfte en algemeene getal der
llervelingen ? Hier verdwaalt uwe reden in duis-
tere leerflellingen; hier blinkt de waarheid in
haarc volle kracht: — hier openbaaren zich de
vennogende en eenvoudige wetten der Natuur,
en der reden; wetten van eene algemeene cn gelijke
oorzaak , van een »onpartijdig en rechtvaardig
God , die, wanneer hij een land door den regen
verkwikt, niet vraagt, aan welken Propheet men
ïn het zelve gelooft — die zijne zon over al-
le
Ie de geflachten der menfchen , zonder onder-
fcheid, doet fchijnen, over den b/anken even al»
over den zwar/e» , over den ^ood, den Muß/-
man, den Christen cn de afgodendienaars; die
de oogften doet bloeijen, daar werkzaame lian-
den die aankwecken; die alle volken vermeenig.-
vnldigt, bij' welken fchrandcrhcid en orde heer-
fchen j die elk Ilijk doet bloeijen , waarin
men rechtvaardigheid oefent , alwaar da
wetten aan vermogenden paaien Hellen , ter*
wij zij de armen befchermen ; alwaar de
zwakke veilig leeft; alwaar , eindelijk , een
ieder de rechten geniet, welken uit de Natuur
en een billijk tnaatfchappijlijk verdrag voord-
vloeijen.
Ziedaar, door wcJke grondbcginfdcn de vol-
ken geregeerd worden 1 Ziedaar den waaren
Godsdienst, die het lot der Koningrijken be-
heerscht , en die uw lot, ó Turken ! altijd be-
paalde. Ondervraagt uwe voorvaderen , vraagt
hen, door we.'ke middelen zij hunnen voorfpoed
bewerkten , wanneer zij , afgodendienaars, arm
en klein in getal, dc Tartaarfche woestenijen
verlieten, en zich in dcczc rijke landflrcekcn
vestigden; vraagt hen, of het door het islamis'
mus (tot dien tijd bij hen onbekend) was , dat
zij de Grieken cn Arabieren overwonnen, of
door moed , voorzichtigheid en eendracht , die
de waare macht van elke maatfchappijJijken ßaat
uitmaaken. — In dien tijd, deed dc Sultan
zdf gerechtigheid wedervaren, en waakte voor
de
-ocr page 111-^c orde ; — hij ftrafte den rechter, die zija
plicht, veraadde, den belhiurcr, die ongehoorde
fchattingen afperste, en het volk leefde yergej;'
noegd. De Landbouwer was beveihgd voor dé
roverijen der '^anitfaaren, en de velden bloeif
den wcelig; de openbaare wegen waren vei*
lig, en de Koophandel bragt den overvloed aan»
Gij waart verbonden roovers , maar onderling
waart gij rechtvaardig; gij onderwierpt de vol-
ken , maar gij verdruktet hen ni,et; door hun?
ne vorllen gekweld en mishandeld, verkozen-zij
liever, u cijnsbaar te zijn. — Wat gaat het mij aan,
fprak de Christen , of mijn meester, den beeldendUnst
bemint, of de heelden verbreekt, indien Inj' mij
flechts recht doe wedervaren P God zal zijne leer
in den hemel beoordeelen. Gij waart m;itig :cn
gehard ; uwe vijanden waren lafhartig en
verwijfd; gij vcrftondt dc .kunst des oor-
logs ; uwe vijanden hadden- er de beginfelen van
verloren ; uwe opperhoofden hadden ondervin-
ding ; uwe foldaaten waren geoefend en ge-
hoorzaam ; de buit vuurde hunnen ijver aan; da
heldenmoed werd beloond; de lafheid en wany
orde geftraft; cn alle de drijfveeren van het
menschlijk hart waren in werking: aldus over-
wont gij een aantal volken ; en van veele over-«
wonnen koningrijken vestigdet gij een wijd uit-
geftrekt Rijk.nbsp;'
Maar 'er zijn andefe zeden gevolgd; en
tle tegenfpoeden, die dezelven verzelden , warei)
het wederom de wetten der Natuur, die werk-»
98 D E P U I N H O O P E N.
ten. Nadat gij uwe vijanden verflonden hadt,
ontbrandde uwe begeerlijkheid op nieuw; haa-
re vlamraeti woedden op uwe eigen haardfte*
den, en, daar gij dien brand in uwen boezem
befloot , werdt gij zeiven daardoor verflon-
den. — Toen gij rijk waart geworden , fcheur^
det gij II van clkanderen , om de verdeeling
cn de genieting , en de wanorde drong in al-
le Handen uwer maatfchappij door. — De
Sultan zwijmelde over zijne grootheid, mis-
kende het hoofdoogmerk van zijne waardigheid,
cn alle de ondeugden van eene willekeurige
macht werden ontwikkeld. — Daar hij zijnen
imaak , zonder veel tegeuftand te ontmoeten,
konde opvolgen, werd hij een verbasterd we-
ien , een zwak en trotsch fterveling , rffè
het volk van zich verwijderde ; de ftem van
het volk onderrichtte of geleidde hem met meer.
— Daar hij onkundig was , en echter gevleid
Wérd , verwaarloosde hij alle onderwijs , alle
oefening, en verviel ten Jaatflen iu ecu flaat
van werklooze onmacht. Onbekwaam tot |het
befluuren der zaken van Staat , wierp hij
dién last op loon-trekkers, en deze huurlin-
gen bedroogen hem. Ter voldoening van hun-
ne eigen hartstochten, prikkelden zij de zijnen
aan, en breidden die uit; zij vermeerderden zijné
behoeften; zijne uitgeftrekte macht verteerde
alles; de maatige tafel, de zedige kleeding, ea
de eenvoudige Wooning van zijne voorouderen
konden hem niet meer vergenoegen.
Ter
-ocr page 113-Ter voldoening van zijne pragt, heeft men'
aarde en zee moeten uitputten; van de pool
de kostbaarlle pelterijen , van den evenaar dêl
zeldzaamlte weeffels doen komen; voor één tafels
werden de inkomften van eene geheele Stad , aan
het onderhoud van ddnen dag de inkoraften van
eene Provincie verzwolgen ; hij omiloot zich
in een leger van vrouwen , van gefnedenen ert
van lijfwachten. — Men zeide hem , dat dr
deugd der Koningen in milddadigheid beltond ^^
en de pragt en de fchatten der volken wer»
den overgeleverd in de handen van zijne aanbid^quot;
ders. In naarvolging van den Meester , begeer-»
den de flaaven ook pragtige huifen , konlHg'
bearbeide meubilen , geborduurde tapijten van
groote waarde, gouden en zilveren vaten ,
zelfs tot het geringfte gebruik , en alle de rijki
dommen van den Staat werden verflonden in
het Ser/Ji'/.
Ter voldoening van deeze fpoorlooze pragt ^
verkogten de flaaven en de vrouwen het goed
vertrouwen , dat men in hen ftelde , en de
baatzucht bragt eene algemeene verbastering voord.
Plet hoogfte. gunstbewijs werd verkogt aan den
Vifier, en de Vifier verkogt het Rijk. — De
wet werd verkogt * aan den Cadi, en de Cadi
verkogt de gerechtigheid. — Het altaar wenl
Verkogt aan den Priester, en de Priester ver-
kogt den hemel. Daar het goud alvermogend
was, deed men alles, om het goud te verkrijgenquot;:
voor goud verraadde de vriend zijnen vriend ;
G 2nbsp;het
-ocr page 114-het kind ^ijn' yader, de dienaar zijnen mees-
ter, de vromv haare eer, de, koopman zijm
geweten; en de goede trouw , de zeden, de,
eendragt, dc uiaelit, beftonden niet meer in den ,
Staat.
Naardien de Pacha de heerfchappij over
aijne Provincie betaalde , maakte hij 'er een
pagt van, en perste ongehoorde fchattingeu af;
— hij verkogt, op zijne beurt , de inzameling-
der fchattingen , het bevel over de krijgslieden,
het beftuur over de dorpen; en daar ieder ambt.
wisfelvaliig was, werd de roof, die zich van,
ftand tot ftand verfpreidde, fchierlijk cn over-
haast. De Tollenaar knevelde den koopman-,
cn dc koophandel werd ontzenuwd ; dc Aga
pionderde den landman , cn de landbouw ver-
minderde; de landman, ontbloot van voorraad,
kon geen zaad meer winnen; -- 'er werden
belastingen opgelegt, die hij niet kon betaalen; —.
men dreigde hem met den knuppel; hij leende;ien
deeze leening, daar hij geen onderpand,, koiv
geven , gefchiedde onder - de hand ; de rente-
was fchreeuwend, en de woeker des rijken ver-
grootte het gebrek van den arbeider.
Dc toevallen der jaargetijden, de langduurige
droogten, verminderden de, oogften ; en,, terwjjjl
de regeering, ten opzichte der belastingen , .noch
genade noch uitftel verleende, verzwaarde dit de
drukkende armoede van een Dorp ; een gedeelte
van zijne bewooners nam de vlucht in de Ste-
den; cn, daar de belasting'nederftorttc op dt
ge-
-ocr page 115-genen, die bleven, voltooide^dft liunnen onder-
gang, en het land werd ontvolkt.
Wanneer nu de dorpelingen, door alle de dwing-
Jandij en den hoon, dien zij verduurden, tot hst uiter-
.jfte gebragt waren, cu eenen oplland aanrichtten, als
dan verheugde zich de Pacha daan.oYer; hij deed
Jieu • den oorlog aan, hij nam hunne huifen
. geweldigerhand m, pionderde. hunne hnisgeraadenr»
jTpofde hun vcq; cn , als dc landen eenzaam en
verlaten .waren , zlt;?ide hij: wat raakt mij ditp
Morgen verlaat Jk. ze,
Wanneer de aarde nu niet, bebouwd werd.,
deeden de regens, of de overftroomjng der vloe-
iden,, alles in moerasfen veranderen, en in deeze
^hecte, luchtftrceken veroorzaakten , de . onzuivere
uitwaafemingen , befmettingen , pest en aller-
lei zoort van ziekten , die eene overmaat yan
ontvolking , behoeften cn verwoesting , ten ge-
.volge hadden.nbsp;\ ,; i _ .
_ ó! Wie zal alle de rampen optellen welke^i
uit dit dwingelandsch beduur ontdondcn 1
De Pacha's doen zomwijlen , clkanderen den
oorlog aan, en, om.hunne p^rfoonlijke twisten,
worden de Provinciën van cen zelfden Staat ver-
woest. — Nu eens, zijn ^^ij bcfchroomd voor
hunnen Meester, dingen naar de onafhanglijk-
heid, en doen op hunne onderdaanen de ftraf-
fcn van hun oproer ncderdaalen ; — dan weder
zijn zij beducht voor de onderdaanen ; zij roe-
pen vreemdelingen in , geven hen foldij , en,
ten einde hen naauvver aan zich te verbindea,
G 3nbsp;ver-
•vergunnen zij lien allerlei plunderingen. Op de
eene plaats vangen zij een proces aan met een
rijken, en plunderen hem onder een valfchen
•glimp. — Op eéne andere plaats ftellen zij val-
fche getuigen , en leggen eene belasting op eene
herfenfchimmige overtreding: alom vuuren zij de
Sectenhaat aan; zij dagen hunne aanklagers
-uit, om buit voor hunne knevelarijen te vin-
den; zij zwelgen de goederen in, ftralfen de
inwooners; en, wanneer hunne onvoorzichtige
gierigheid alle de rijkdommen van een land heèft
iopeengeftapcld , alsdan veinst de Rcgéering, met
écne verfoeilijke trouwloosheid, het onderdrukte
-volk te wrceken , welks geroofde goederen zij,
te gelijk roet die des fclmidigcn, naar aich fleepr;
zij doet nutteloos het bloed ftroomen, ter wraa-
ke van eene misdaad, waaraan zij zelve medamp;-
-jilechtig is.
ó Schelmen ! Vorften of Ministers, die het le-
ven cn de goederen der volken tot uw fpeelbal
neemt , waart gij het , die den mensch het
tlevcn gaaft, om het hem te ontnemen? Zijt
gij het, die de veldgevvasfcn voordbrengt, om
*die tc verftrooijen ? Vermoeit gij u met de lan-
dden te beploegen? Verduurt gij de hitte der zon
verfniacht gij van dorst, maait gij de oogflen,
dorscht gij de koren-airen? Waakt gij des nachts
in .den dauw, even als de herders? Trekt gij
door de woestenijen, gelijk de koopman? Ach!
,op het zien van de wreedheid en den hoogmoed
der grooten , werd ik door verontwaardiging
geheel vervoerd, en ik zeide in mijne gram-
fchap : Hoe! zullen 'er geene menfchen op aar-
de opftaaii, die de volken wreeken , e» de
tijrannen ftralTen ? — Een kleen getal fchurken
verllint de mecnigtc; en de meenigte laat zich
verllinden !.... ó Diep vernederde volken I Kent
uwe rechten 1 a//e heerfchappij homt van u: al-
le oppermacht is de uwe. Te vcrgcefsch gebie-
den de Koningen u, uit naam van God, en door
hunne zwaarden ; Krijgsknechten ! blijft onbeweeg-
lijk 1 vermids God den Sultan onderlleunt, heeft hij
uwe hulp niet nodig; vermids zijn degen hem
genoeg is, kan hij den uwen ontbeeren: laat ons
zien, wat hij door zich zelf kan verrichten.....
De Krijgsknechten leggen de waapcns neder; en
ziedaar, de Meesters der waereld zwak, gelijk
de geringtlc van hunne onderdaanen ! Volken I
weet dan, dat zij , die u regeeren , uwe Hoof-
den cn niet uwe meesters, uwe Vertegenwoordigers^
en niet uwe Beheerfchers zijn ; dat zij geen
macht over u hebben, dan die gij hen over u
geeft, om u te hevoordeelen; dat uwe rijkdommen
u toebehooren, cn dat zij u daarvan verand-
woording verfchuldigd zijn; dat God alle men-
fchen , het zij koningen of onderdaanen, even
gelijk maakte; en dat geen fterveling het recht
heeft, zijnen mcdiemensch te onderdrukken.
Maar het volk en de opperhoofden hebben deeze'
heilige waarheden miskend...... Wel nu, zij zul-
len de gevolgen van hunne verblindheid onder-
vinden...... Het vonnis is uitgefproken; de
G 4nbsp;dag
-ocr page 118-dag nadert, yvaarin''dit maclitijT gevaarte, dccrlljfc
gcfchokt, onder^ zijnc eigen zwaarte zal inflorten!
^-^ Ja! ik zweer Iiet bij de puinhoopen ran zoo '
veeïe verwoeste Rijken ! het Ottomaunifche Rijk
pl het eigen lot'dier Staaten ondergaan , wier
voorbeeld het naarvolgde. — Ken; vreemd volk
zal den Sultan uit zijne Hoofdftad vérjaagon; de
throon van Orkhm zal omver geworpen, de
laatfte fpruit yan zijn geflacht zal afgefneeden I
yvorden; de horde der Oguzianen (/)
zonder opperhoofd omdoolen, en verftroold wor-
den , gelijk dè zwervende Tartaaren-. in deeze
vernietiging zullen de volken van dit Rijk, ont-
hèven van hét juk , dat • hen drukte, ^ en met
el/s.anderen vercenigd , zich weder' onderrc/ieiden ,
cn eene algemeene regeeringlooslieid zal het ge'
Yoig zijn , gelijk- in het Rijk van Saphis («),
' .:
(/) Vóór dnt de Turken den naam van hnn opv
perhoofd. .0///W/J« I aannamen , droegen zij-'die
vannbsp;onder die benaaming werden-^zij
door Gengiz: .Mit Tartarijen verjaagd--- zij ver^
lieten de oQvefs vnn Ci^n Gihoun qxi. vestigden zich in
A»at O li en.
In Perfien, had qa den , dood van Thamas
JCouliian, iedere Prpvincie haar opperhoofd ; en zc^
derd veertig jaarcn , beoorloogden , deeze opperhoof-
den onderling elkander; nit dit oogpunt befchouwd,
Rebben de Turken gelijk, wannqer, zij zeggen,
neaja^igc regceritig m'eei} tijran minder
I, I
tot dat 'er bij de /Irabieren , bij de Armeniërs^
bij de Grieken, wetgevers zullen opflaan, die
op nièiivv' de Rijken zullen vestigen;.... ó !
Indien 'ef diepdenkende en ondernemende tnen-
fchen op de waereld w^n ' welk éene bron
van grootheid cn glorie 'zoude hier 'vo'or hen
ontfpringen!,...,.. Maar het noodlottig .uur
heeft reeds geflagen : de kreet des oorlogs
treft mijn gehoor , en het bloedig tooneel zal
geopend worden. Te vergeefsch voert de Sultan
zijne legers- aan, en bied tegenweer; zijne on-
kundige oorlogshelden worden vei-flagen' en''ver-'
ftrooid; te vergeefsch roept' hij zijne onderdaanen;
dc harten zijn gevoelloos;, de onderdaanen and-
woorden : dit werd aldus • bepaald ; en wat
rqakt het om ? w'tj kunnen niets verliezen, wan •
neer wij van Meester veranderen.
Te vergeefsch roepen dc waare geloovigen den
licmcl en den Propheet t^an: de Propheet is
dood r— en de onmeedogende Htmel roept hen
toe: „ Roept, mij niet meer aan; gij zeiven ver-
5, oorzaaktet uwe rampen zo?kt er hulp-
„ middelen ■ voor. ~ De Natuur fchr^ef u wet-
„ ten voor; het voegt u, die wetten tc betrach-
,, ten : ;4et naauvvkeurig, op, redekavelt, en
3, maakt u uwe ondervinding ten nutte. — Dc
j, dwaasheid maakt den niepsgh rampzalig; •
jï zijne
kwaad veroorzaakt, dan eeNe nacht van regeer
fdosheid»
O $
-ocr page 120-„zijne wijsheid moet hem redden,tt De vol-
ken zijn onkundig; wel nu, laten zij wijs
worden. Hunne ppperhoofden zijn ondeugend:
laten zij afftand doen van het kwaad
laten zij hunne harten verbeteren :, want
,, aldus luid het vonnis, dat de Natuur uit-
35 fprak.J'
Daar de rampen in de Maatfchappijen uit
begeerlijkheid en onkunde ontftaan, zullen de
menfchen aanhoudend gefolterd worden, tot dat
zij verlicht en wijs zullen zijn; tot dat zij
de kunst der rechtvaardigheid zullen uitoefenen,
die gegrond is op de kennis van hunne onder-
linge betrekkingen , en van de wetten hunner
zamenftemming
DER-
In 1788, zag men een zonderling zcdenlijk ver-
fchijnfel in Europa. — Een vrijheidminnend en groot
volk kreeg eene zoort van geestdrift voor een volk,
dat de vrijheid haat; een volk, dat de kunsten bemint,
hechtte zich aan een volk, dat ongevoelig voor dezel-
ve is; een zagt en toegeeflijk volk beminde een
vervolgzuchtig en dweepachtig volk , een gezellig en
vrolijk, een fomber en haatend volk; in een woord,
de Franfchen gevoelden eene zoort van geestdrift voor
de Turken ; zij wilden zich voor hen in een oorlog
inwikkelen, en dat op het oogenblik van eene reed«
iegonnenOmwenteling.— Een man, die 'er den loop van
bereekende, fchreef, tm hm fan detzen torlog afte-
iren'gt;
SJ
s»
JJ
s»
'ZAh het mensc helijk geslacht VER-
beterd worden?
. - ' . ,
geflrengheid dcczer woorden (loeg mij
geheel ter neder ; overkropt door het gevoel
van
^trtngen; zij zeiden , dat hij door den ftaat betaald
werd, vermids die den oorlog begeerde, en men
ftónd in beraad, pm beia vast te zetten. Een an-
der fchrijver raadde deji oorlog aan} hij werd toe-
gejuicht ; cn men geloofde pp zijn woord, dat de
Turken de wetenfchappen beminden, dat ?ij wellee-
yend cn machtig waren. -- Het is waar , dat hij
dit zelf geloofde , vern^ids hij horoscooptrekkers en
fcheikunstenaars bij hen vond, die hem arm maakten;
ge^ijjc hij ook te Parijs Martinisten vond, die hem
m^t Sefostris depden eeten, en eindelijk lieden, die
beip, door de fterke «pntrekking-kracht van den zeil-
(Jcen, deeden ftemn. — verhinderde niet, dat de
van mijne droefheid , riep ik uit , in tranen '
vvegfmeltende; „ Wee de Volken ! wee mij
„ zeiven I Ach ! nu wanhoop ik aan het geluk J
„ van den mensch , vermids zijne rampen uit
„ zijn hart voordkomen , vermids hij alleen i
„ de rl^ulpmiddelen poet jujtdenken. Wee.dan, ,
„ voor altijd, zijn beftaan ! wle^kan écir grens-
„ paal {lellen aan de begeerlijkheid des fter-
„ ken en des rijken,?, .,, Wie zal aqn ^detP*?- '
,, nigte haajre .rechten leeren kenneu, cn de ^
„ opperhoofden noodzaken , hunne plichten te
„ vervullen ? . . . . Het menschlijk gedacht is i
„ dan voor altijd tot lijden veroordeeld! De eeno «
,, mensch zal dan nooit ^phoudcn., ,dcn anderen lt;
„ mensch te onderdrukken: — liet eeiie. volk zal
„ een ander volk aanvallen; en nimmer zullen de
„ dagen van voorfpoed cn roem voor deczo i
,, landllrcekcn herlccven. Helaas! overwinnaars lt;
Turken evénwel dóbr■ de Rü^feèi verflagen Werden; en i
de mani'di'e teii 'dien'tijde''deh öW^rg-««^- van hun Kijk '
voórfpel'd'e', gaat noè. Vöordquot;wét dit té voorfpellen» —
Hierdoor zal eene geheele verandering van ftaatkundige
flelrögels voor de volken ontflaan, die langs de oevers
der'; Mlddellandfche ieè woonen.'
Maaf, indien de Franfchen, wanneer zrj vrij worden,
oo\r ia^f oi^erleg handelen, en zij gébruik weten te
maaken ■ van de gelegéhhedén , alsdan zal deeze veran-
dering geheel tot hun voordeel zijn; want, door eene
gelukkige noodlottigheid, ftemt het waare zelfbelang al-
tijd pvcre^n «et eene zuivere zedenkunde.
f
,, zullen komen , , zij zulJen - onderdrukkers ver-
„ jaagen., en zicli in., hunne plaats vestigen ;
„ maar , opvolgers van hunne macht , .zullen zij
5, ook . hunne roofzucht navolgen, en de aarde
„ zal van dwingelanden yerwisfelen, zonder van
5, dwinglandij tc veranderen Lquot;
Ik wendde mij tot den Befchermgeest. ,, ö Be-
j, fchermgeest , zeidc ik, de wanhoop heeft mij-
„ ne ziel aangcgreepen: — de kennis van de men-
„ fchelijke natuur — de boosheid der genen, die re--
,, geeren , de laagheid der genen, die geregeerd
,, worden — dit alles beneemt mij den lust tot het
,, leven. En vermids 'er geene keuze is tus-
„ fchen medeplichtig of flachtoffer te zijn, wat
5, blijft den deugdzaamen mensch dan over! —
5, niets, dan zijn asch bij die van de graven
te voegen ? ...
De Befchermgeest zweeg , en ftaarde mij
met eene ftrcnge doch te gelijk meêlijden-
tle blik aan ; en na eenige oogenblikken zei-
ide hij : „ Maar, is het in te llerven dat de
tleugd beftaat 1 — De booze mensch is on-
vermoeid om de misdaad te voltooijen , cn de
deugdzaame mensch word afgefchrikt bij de
minfte hinderpaal om het goed(* te doen..quot; Maar
zodaanig is het . mcnschlijk hart; een goede
uitflag boezemt hem een. onbepaald vertrouwen
in., terwijl de minfte onfpoed hem nederflaat
en verftomt: de oogenbliklijke gewaarwordingen
Leheerfchen hem geheel; hij beoordeelt de za-
ken niet naar haaren aard, maar naar de ver-
lt; voering van zijnen hartstocht...... ó Jongeling I '
Gij, die aan het menschlijk gedacht wanhoopt,
is het na eene doordachte redekaveling , na
eene diepe bereekening van het gebeurde , dat gij
uw vonnis uitfpreekt ?---- Doorgrondt gij het i
zinlijk zamenftel van het gevoelig wezen, om
met juistheid te beflisfen, of de bewegende '
oorzaken , die het zelve tot geluk aanfpoo-
ren, wezenlijk zwakker zijn , dan die, welke i
hem van het geluk verwijderen ? Of hebt gij
met édn oogwenk de gefchiedenis van het men» '
fchelijk geflacht afgemeten? Beoordeelt gij het toe- '
komende naar het voorledene, en ftaat het bij i
u vast, dat alle vordering voor hetzelve onmo* '
gelijk zij ? Andwoord 1 heeft de maatfchappij ,
zinds haaren oorfprong , geen enkele ftap tot
haare onderrichting , tot een beter lot , voor* '
waards gedaan?.. Leeven de menfchen nog in l
bosfchen; hebben zij gebrek aan alles; zijn zij
onkundig, woest, dom ? Zijn alle volken nog
aan de woestheid dier barbaarfche eeuwen ge- '
kluisterd , waar in men niets zag, dan ver-
beestte roovers, en verbeestte flaaven? Indien en-
kele menfchen, o^ zommige tijden , op zommi-
ge plaatfen , beter worden, waarom zou het
geheele geflacht zich niet kunnen verbeteren? —i.
Indien een gedeelte van de maatfchappij zich
heeft kunnen volmaaken, waarom zou de ge-
heele maatfchappij niet kunnen volmaakt worden;
indien de eerfl:e hinderpaalen reeds geflecht zijn,
waarom zouden de anderen onoverwinlijk zijn ?quot;
„ Of
-ocr page 125-,, Of denkt gij, dat het menschlijk geflacht er-
ger word ? Wacht u voor de begnicheling cn
de wonderfprenken van den menfchenhaater \ de
mensch is onvergenoegd over het tegenwoordig
ge , 'verraids hij een bedrieglijke volmaaktheid
aan het voorlcdene toefchrijft : dan , dit is
flechts het masker, waarmede hij zijn verdriet
verbergt. Hij prijst de dooden , om de levenden
te .haaten — hij Haat de kinderen met de doods-
beenderen van hunne vaders.quot;
„ Om cenen voorgewenden teruggang in de vol-
maaking te betoogen, moest men het getuigenis
der daaden en der reden logenftralfen; en , indien
*er al eenige dubbelzinnigheid omtrend het voor-
lcdene overblijft, dan moest men de wezenlijke
zamenftelling van den mensch logenftraffen; men
moest bewijzen, dat hij met eene volkomene ken-
nis van alle zijne zintuigen geboren word;
*lat hij, zonder ondervinding, het vergif van
het goede voedfel weet te onderfchciden ; dat
het kind wijzer is, dan de grijsaard, de blinde
zekerer gaat, dan de ziende; dat de befchaafdc
inensch ongelukkiger is, dan de woeste menfchen-
haater; in een woord, dat 'er geen trapswijze
Voordgang van ondervinding en onderwijs be-
ftaat.quot;
■ 35 Jongeling! geloof de Hem der graven en het
getuigenis der gedenkteekenen: - Het is waar, dat
zekere gewesten den alouden luister verloren, dien
«ij in zekere tijdkringen genoten; maar, indien
men toetst, waarin ten dien tijde ook zelfs de
.wijsheid- cn het gehik van zijne bewooners be-'
ftpnd , zou men bevinden dat hun roem meer
fchitterend, dan .wezenlijk, was:-men zou zien,-
dat 'cr in de oude Staaten, zelfs in die het
meeste geroemd werden, fclireeuwende ondeug-
den , wreede misdagen plaats hadden, waar uit
juist hunne wankelbaarheid ontftond; en dat, over
't algemeen, de beginfelen der Regeeringsvormea
yerfoeijlijk waren; dat 'er van volk .tot volk'
eene onbefchaanide roofzuclit, woeste oorlogen ^
en een onverzoenbaare haat, plaats hadden (quot;) gt; '
dat het natuurlijk recht onbekend was ; dat de
zedenkunde verbasterd was door eene dwaaze dwee--'
perij , door armzalige bijgcloovigheden; dat een
droom , een gezicht , een orakel, telkens hevige
beroeringen veroorzaakten; en, misfcbien , zijn''
dc volken nog niet geheel teruggekomen van^
zoo veele rampen : maar dc hooge trap van^
hunne dwaasheid is ten minften verminderd, en''
de ondervinding van het voorjedene is niet ge- '
heel verloren. Zederd drie eeuwen, vooral, '
lieeft de verlichting toegenomen ; zij heeft zich^''
voord geplant; de.befchaaving , begunstigd door'''
gelukkige omtlandigheden, deed zichtbaare vor-
de-:'
(«) Lees de gefchiedenisfen vaa de oorlogen van'-*'
Rome en Carthago, van Sparta en , Mesßtia, vaa
Athenen en Sijracufe , van de Hebreeuwen en dé
Phoénicier%\ en de oudheid roerat hen. echter al»'
de befchaafdfte Volken.
deringen : — de hinderpaalen , zelfs de ' mislla*
gen, ftrekren hadr tôt voordeel : want, indien dé
overwinningen de Staaten te ver uitftrekten ^
verloren de volken, door zich onder één juk
te vereenigen, den geest vdn afzondering en ver-
deeldheid, die hen allen tot vijanden maakte. —gt;
Werden de riiachten naauWer bepaald, hun belluu^
Was ook meer vereenigd, en had meer eenftemniig-*
heid : veerden de Oorlogen uitgertrekter in hun gé-*
heel, zij werden minder moordzuchtig iri bij-,
zonder: hadden de volken 'er voor zich zelvert,
minder perfoonlijk belang bij, mihder kracht toé,
hunne worsteling was ook minder bloedig, minciei?
verhit; zij waren minder vrij, maar ook mindef
woelend; wecker, maar ook verdraagzamer. Dè
overheerfching zelfs diende hen: want, waren dé
regeerihgCn ineesterachtiger, zij waren minder on-
rustig , cn minder aan fchokken blootgefteld: —
waren de throorten eigendommen met den naani
Van er/lijk, zij veroorzaakten minder twist, eri
de Volken werden minder gefdhokt ; eindelijk ^
indien de Despoten , geheim en jaloersch , allé
opening van bun bewind, en alle medevverking
tot de bcheering der Staatszaken verboden,
daar door werden de hartstochten vei'wïjderd vaii
de ftaatkundige loopbaan , cn wenddert zich
tot de kunftcn, tot de natuurlijke wclenfcbap-»
pen ; de kring der detikbeelden breidde zich in al-
le opzichten uit ; de mensch, zich overgeven-»
de aan afgetrokken befchouwingen, bezefte bete^
zijne ftandplaats in de natuur , cn zijne bétrek-
kingen tot dc zamenleeving ; de beginfelen wer-
den beter nagefpoord, dc doeleinden beter ge-
icend, de kundigheden beter verfpreid, de bij-
zondere perfoonen beter onderricht, de zeden f
gezelliger, het leven over het geheel aangenaa-
mer, en het menschlijk gedacht maakte, voor-
al in zommige landllrecken,, merklijke vorderin- '
gen : — en die verbetering moet, voordaan ,
daaglijks toenemen, vermids de twee grootlle
hinderpaalen, welke haar, tot hier toe , zoo
langzaam deeden vorderen; Ja zelfs zoms ag-
terwaards deeden treden , — naamlijk de moeilijk-
heid, van eikanderen de denkbeelden fchierlijk over
te brengen en medetcdeelen — eindelijk werden
opgeheven.
In de daad, bij dc oude. volken , was icde- '
rc landftreek , iedere Stad , door het verjchil van
taal, vervreemd van elkandercn; hier uit ont.
flond eene verwarring , di(^ gunstig was voor de
onwetendheid en regeeringloosheid. Men konde ^
eikanderen zijne gedachten niet overbrengen , elk-
anders uitvindingen niet mededeclen ; 'er was
geene overeenaemming in den wil , noch in de :
belangen; geene eenheid van uitvoering, noch van 1
richting: — te meer, daar het eenige middel, 1
om de denkbeelden te verbreiden, en aan eikan-
deren over te brengen', enkel in vluchtige en ■
bepaalde woorden , in gefchriften, die veel arheids
ver ei seht cn , die kosthaar en zeldzaam waren , he-
fiond. Dit verhinderde allen onderwijs voor het'
tegenwoordige geflacht ; de groote les der f
■SNii
ondervinding ging Voor de volgende gcflachteft
verloren ; dc onduurzaamheid, de vermindering
Van kennis, de voordduuring van verwarring cü
kindsheid, waren hiervan de wrange vruchten*
In de tegenwoordige Staaten, daarentegen gt;
cn vooral in Europa , verbonden zich machtige
volken door de zelfde taal; 'er vestigde zich
eene groote uitgeHrektheid, van algemeene gÊi'oe-
lens ; de geesten kwamen quot;nader tot eikanderen ^
de harten ftrekten hun gevoel verder uit; 'et
onftond eene overeenkomst van denkbeelden , ee-
iie gelijkheid van handeling : naderhand, wanneer
eene heilige kunst , een godlijk gejchenk van.
fchranderheid, de drukpers, het middel verrchaf-
te, om op hetzelfde oogenblik het zelfde denk-
beeld aan millioenen menfchcn medetedeelen , en op
eene duurzaame wijs inteprenten, zonder dat dé
macht der tijranncn zulks konde tegenhouden of
vernietigen, onftond 'cr eene vcrbaazende algemeen-
heid van voordgaande onderricliting; 'er verfpreiddé
zich een aanvvasfend licht van kundigheden: dit ver*
zekert ons op goede gronden de verbetering vart
het menschlijk geflacht: — en deeze verbetering wad
een noodzaaklijk uitwerkfel van de wetten def
Natuur ; want door de wet van htt gevoel haakt
de mensch zoo onwcerftaanbaar naar het geluk ^
als het vuur naar boven ftijgt, de fleen zinkt,
en het water naar zijne oppervlakte ftroomté
Zijn hinderpaal is zijne onwetendheid , diö
hem in de middelen doet mistasten , heitt
in de uitwerkfelen en in de oorzaaken bedriegt*
Door aanhoudende ondervhiding zal hij zich ver-
lichten , door geduurige dwalingen zal hij zich
herflellen ; hij zal wijs cn goed worden, ver-
mtds zijn belang vordert , dat hij dit zij.
Wanneer dc denkbeelden zich bij een volk ver-
fprciden , zal eene geheele meenigte kundig zijn;
de kundigheid zal algemeener worden; alle men-
fchen zullen de beginfelen van het perfoonlijk ge-
luk en van de algemeene gelukzaligheid leeren
kennen ; zij zullen weten , wat hunne betrekkin-
gen , hunne rechten en hunne plichten, in de
maatfchaplijkc orde zijn ; zij zullen zich voor
de beguicheling der begeerlijkheid -leeren beveili.
gen; zij zullen begrijpen, dat de zedenkunde i
eene natuurkundige wetenfchap is, zamengefleld
uit beginfelen , die , oflcboon moeilijk in de
toepasfing, echter eenvoudig en onveranderlijk
in hunnen aard zijn; vermids zij zelfs de be-
ginfelen zijn van de geheele werktuiglijkheid van i
den mensch. Zij zullen beze/ren , dat zij tnaa^
tig en billijk moeten zijn, vermids dit een ie-
der bevoordeelt, en zijne veligheid verzekert, —
dat het eene verkeerde uitreekening der onkunde
is, ten koste van een ander te willen genie-
ten , vermids hieruit wedervergelding, haat
cn wraak ontftaan , en dat de ondeugd, al-
tijd , het uitwerkfel der dwaasheid is.
„ De bijzondere perfoonen zullen gevoelen, dat
het geluk van ieder mensch op zich zelf aan
het geluk der maatfchappij verbonden is.quot;
„ De
-ocr page 131-„ De zwakken , dat zij , wel verre van hun-
re belangen te verdeelen, zich moeten vereeni-
gen, vermids de gelijkheid hunne kracht uitmaakt.
„ De rijken , dat de maat van genot be-
paald is , door de zamenftelling der zintuigen ,
en dat de verveeling op de verzadiging volgt.
„ De armen , dat in het nuttig gebruik van
den tijd, en in de tevredenheid van het hart,
het hoogde toppunt van het menschlijk geluk
beftaat.
,, De algemeen aangenomen gevoelens zullen
zich zelfs bij de koningen op hunne throo-
nen doen hooren , en hen noodzaken, zich bin- ^
Tien de paaien van een geregeld gezag te beper-
ken.
„ Het toeval kan zelfs de volken dienen ; het
zal ben , nu eens, onbekwaame opperhoofden ge-
ven , door wier zwakheid zij zullen vrij wor-
den ; dan weder verlichte opperhoofden , wier
deugd hunne keetenen zal flaaken.
„ Wanneer 'cr op de aarde enkel groote
mannen, Uchaamen van verlichte en vrije volken
heflaari, zal het met het menschlijk geflacht even
eens gaan , als met de hoofdfiofen; dc verlich-
ting van het eene gedeelte zal , door dc nabij- gt;
heid , hoe langer zoo nader komen aan het an-
dere gedeelte , en zich over het geheel uitftrek-
ken. — Door de wet van naarvolging, zal het
voorbeeld van het eerfle volk door de anderen
gevolgd yvorden j zij zullen zijn geest eu zijne
■wetten aannemen. De Despooten zelfs , ziende,
II 3nbsp;dat
(jjlt-rzij Imniie macht niet meer kunnen ftaande ■
houden, zonder billijk en weldadig te zijn, zul-
len hunne handelwijs , uit noodzaaklijkheid en
vrees voor mededingers, verzagten; en de bo- •
fcjiaaving zal aigenieen . worden.
„ Dan zal 'cr zich, van volk tot volk , een
evetm'igt van kr/jchl vestigen, die hen allen achting
voor hunne onderlinge, rechten zal inboezemen:
hier door zal het woeste gebruik des oorlogs
ophouden; de beoordeeling van hunne twisten zal
can burgerlijke wetten onderworpen (j»), en het
gclieele geflacht zal eene groote maatfchappij wor-
den; een zelfde huisgezin, dat door'dcnzelfden )
geest , door algemeene wetten beftuurd, alle de i
gelukzaligheid zal genieten, waar voor de mensch- i'
lijke natuur vatbaar is.
„ Dit groote werk zal ongetwijfeld langzaam
voordgaan, vermids eene gelijke beweging zich
aan cen oneindig groot lichaam moet mededee-
len j vermids - het zelfde zuurdeeg ecu ontzach- ■
(;gt;) Wat is een volk ? liet is flechts een deel van ■
^e groote v.aatfchappij. Wat is cen oorlog? Het is
een. tme-gevecht tusfchen twee op zich zelf ftaande
volken. Wat moet eeiie maatfchappij doen , wanneer
'er twee van haare leden vechten? 'Er tusfchen beiden
komen, cn dezelven bevredigen of beteugelen. _ Ten
tijde van den Abt de Saint Pierre, fcheen dit een
droom , maar , tot geluk van het menschlijk geflacht,
begiat dit ecnq wezenlijkheid ce worden.
; k t
t t
DE puinhoopen. 119
lijk groot gedeelte , dit van een geheel anderen
aard is, gelijk moet maaken aan . het andere;
maar ten laatllen zal dit in 'werking geraaken;
ja, reeds ontdekken zich de voorteelcens van dat
lachend toekomende!.. De groote maat fchappij
beweegt zich reeds op dezelfde wijs, als eeni-
ge op dch zeiven fiaande maatfchappijen. Zij kon-
digt zich aan, om mede te werken tot dezelf-
de beduiten. — De groote maatfchappij was
eerst in alle haare deelen ontbonden , en zag
lang haare leden van elkandercn gcfcheurd ; de
algemeene verlatenheid der volken quot;deed haare
ecrfte eeuw van regeeringloosheid en hndslieid ont-
llaan: naderhand verdeelde zij zjch bij toeval in
onregelmatige partijen van Staaten en Koningrij-
ken ; zij onderging dc rampzalige gevolgen van
de al te groote ongelijkheid van rijkdommen cn
ftanden ; de Aristocrafte der groote Rijken
maakte haare tweede eeuw uit; vcrvolgends be-
twistten deeze bevoorrechte Grooten elkandercn de
overheerfciiing, en zij onderging den derden tijd-
kring , naamlijk den fchok der tweefpalt. Thands
zijn dc partijen moede van alle hunne twisten;
zij gevoelen dc noodzaaldijkheid det wetten, zij
haaken naar het tijdftip van orde eii vrede. Wel
aan ! dat 'er een deugdzaam opperhoofd opllaa !
dat een machtig en hillijk volk zich vertoone!
en dc aarde zal hen tot de opperde macht ver-
heffen : de aarde wacht een wetgevend volk\ zij
wenscht 'cr naar. zij roept het , en mijn hsrt
gevoelt het......quot;
De Befchermgeest wendde liet hoofd naar het
Westen: „ ja, vervolgde hij, reeds treft een
dof geluid mijn gehoor: een uitroep van vrijheid,
op de afgelegende oevers, weêrgalmt op he*t ^
oude vaste Land. Op dit geroep verheft zich eene lt;
geheime morring tegen de onderdrukking bij een
groot volk; cpne heilzaamc ongerustheid bekom-
mert zulks over zijnen toefland: het vraagt
zich af, wat het is, wat het moest zijn? Over zij-
ne zwakheid verwonderd, fpoort het op, welken i
zijne rechten en de middelen tot herftelling zijn
hoe zijne opperhoofden zich gedroegen......No^ (
één dag! d6ne overdenking..............er zat
eene oneindige beweging ontftaan j eene nieuvye
eeuw zal zich openen ; eene eeuw van vervvon-
dering ,voor bekrompen zielen; ecnc eeuw van
fchrikgt; voor de Tijrannen; eene eeuw van ver-
losfing voor een groot Volk, dat zijne kectenen
zal verbrijzelen ! eene eeuw van hoop voor de
gelicele ?iarde !...quot;nbsp;quot; '
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
pe groote hinderpaal tot vol-
maakinc.
D.
h Befchermgeest zweeg...... Ondanks de
kracht van zijne redenen, was ik door een
fomber gevoel vooringenomen , en mijn geest
weigerde zich te laten overreeden; maar ik vrees-
de , hem door mijn tegenftand te belecdigen, en
zweeg dus..... Na ccnige oogenbliklicn, wend-
de bij zich tot mij, cn zag mij met een door-
dringend oog aan....... „ Gij zwijgt! zeide
hij, en uw hart koestert denkbeelden , welken
gij niet durft uiten !....quot; Ontroerd en ver-
baasd , andwoordde ik hem: „ ó Befcherin.
geest! vergeef mijne zwakheid: voorzeker kan
uw mond niet dan waarheid fpreken ; maar uw
verheven verftand doorziet dezelve geheel, ter-
wijl mijne grove zintuigen flechts wolken zien.
Ik beken het: de overtuiging is niet tot mijne
ziel doorgedrongen, en ik vreesde, dat mijne
twijfeling u zou hoonen.quot;
,, En wanneer is de twijfeling dan eene mia-,
H 5nbsp;daad?quot;
daad?quot; hprnam liij; „ Staat het aan den mensch, »
anders te gevoelen , dan zijne gewaarwordingen i
2'iquot; ?...... Is eene waarheid tastbaar, is 'er
aan haare beoefening veel gelegen , laat ons dan :
den genen beklaagen, die haar miskent; zijn on-
heil ontftaat uit zijne verblindheid. Is zij onze-
ker of twijfelachtig, hoe kan men haar dan
iets toeeigenen, dat zij niet bezit? Iets'zonder
overtuiging, zonder bewijs te gelooven, is eene
domme cn dwaaze daad: — de ligtgeloovigc ;
verliest zich in een doolhof van dwaalingen —
de denkende mensch onderzoekt, en overweegt, ;;;
ten einde zich. zclvcn in zijne gevoelens gelijk ti
tc blijven;; — de mensch alleen, die ter goeder
trouw handelt , duld de tcgenfpraak, vermids '!
zij hier door alleen de blijkbaarJjeiJ doet geboren
worden. Het geweld is het bewijs yan de Ipgen;
en iemand door gezag een geloof pptedringen, ,
is de daad en het kenmerk yan een Tijran.
Bemoedigd -dopr zijne woordpn, aijdwoordde i
ik : 6 Bpfchcrmgeest 1 vermids mijne reden vrij
is, beken ik u , dat jk te vcrgeefsch de vleij-
ende hoop tracht te omhelzen , \y,narmede gij
mij troost: de deugdz^ftme en gevoelige ziel
geeft zich ligt aan de droomerijcn van het geluk
over; maar geduurig do^t eene wreede wezen-
lijkheid haar door foltering e.n ellende ontwaaken:
hoe meer ik over de natuur van den mensch
peins, hoe meer ik den tegenwoordigen toeftand
der maatfchappijen gadefla , des te minder mo-
gelijk komt het mij voor, ^lene verftandige wae-
reld
rcld , waarin de gelukzaligheid zou wooren, tot
wezenlijkheid te brengen. — Ik vestig mijn ge-
zicht beurtlings op de geheele oppervlakte van
onzen aardbol ; nergens befpeur ik het zaad
of eenig zichtbaar voorteeken van eene gelukkige
omwenteling. — Geheel Afien ligt in de diepfte
duisternis begraven; de Chinees word geregeerd
door een onbefchaamd Despotismus (z), door rot-
:
(z) De Keffer van China noemt zich den - zoon
des Hemels, naamlijk , den. zoon. van God; want,
volgends het gevoelen der Chineefende ftoflijke
hemel , de beflisfer van het noodlot, de Godheid
zelve. „ De Keifcr vertoont. zich alle tien maanden
„ flechts eenmaal, uit vrees, dat, indien het volk zich
„ gewende van hem tc zien, hij hierdoor den eer-
„ bied zoude verliezen : want, volgends zijnen ftelre-
„ gel, beftaat de macht alleen door het geweld; vol-
„ gends zijn begrip, kennen de volken geene billijkheid,
„ cn men kan hen niet dan door dwang regeercn.quot;
Zie Relation de deux Foijageurs Mufulmans, in den
jaaren 851 en 877, vertaald door den Abt Rcnan-
dot in 1718-
Ondanks de betuiging der zendelingen , is die Staat
niet veranderd. — De Rotting regeert nog in China;
de zoon des Hemels doet bij den minsten misflag aan
den Mandarijn üoküagen uitdeelcn, die op zijn beurt
ook het volk laat flaan. — 't Is te vergeefsch, dat de
Jefuiten ons zeggen , dat de regeeringsvorm in dat
land de beste is, en dat zijne inwooners de geluk-
kigftcn van de waereld zijn : — een enkele brief van
iing-/lagen, cn door ket kaart-fpèl; hij word bc- '
lemmcrd door ten onveranderlijk wetboek van li-
chaams-buigingen , en door het ingeworteld ge-
brek van eene misvormde taal. Dit alles verij-
delt de hoop op zijne befchaaving, en vertoont
mij flechts een zielloos volk.
De Indiaan , gebukt onder de vooroordeclen ,
gekeetend aan de heilige banden van zijnen ftam,
gaat in eene ongeneeslijke gevoelloosheid voord. •
De zwervende of de gevestigde Tartaar, altijd •
onwetend cn woest , blijft in de barbaarsheid
zijner vaderen voord leeven. De Arabier, fchoon
met eene gelukkige fchrandcrhcid begaafd, ver- •
liest zijne kracht, en de vrucht van zijne deugd, .
door de regeeringloosheid van zijne ftammen, cn
door dc afgunst van zijne bloedvervvandtcn. _
De Afrikaan, ontadeld van ?ijnen ftand als
mensch, ,
Amjot overtuigde mij , dar China wezenlJjk eene
Turkfche regeering had ; en de befchrijvfng van Son-
nerat bevestigde mij dit. Zie het lUe Deel van
zijne Reis naar Indien.
Zoo lang dc Chineefen met hunne tegenwoordige
charakters nog fchrljven zullen , Is 'er geene vordering
voor hunne befchaaving te hopen, — De eerfte flap
hiertoe kan zijn, hen een Alphabet, gelijk het onze
te geven, of hen de Tartaarfche taal , in piaat*
van de hunne, te doen aannemen: de veranderin-
gen , die Lcnglés in die taal maakte, zou dit te
weeg kunnen brengen. Zie het Mantel,nukfche Alpha,
bet; het werk van een onderzoekend verftaad.
mensch, fchijnt tot eeuwige kUiisters gedoemd.
— In het Noorden zie ik niets dan vernederde
flaaven, dan volken , die de flagtollers en de
fpeelballen van groote overweldigen zijn (i) al-
om Hortte de onwetendheid, de dwinglandij cn
de ellende, de volken in gevoelloosheid neder;
ondeugende heblijkheden verbasterden de natuurlij-
ke neiging der zinnen , en vernietigden zelfs de
ingefcbapen drift naar geluk en waarheid. Het
is waar , dat de reden in zommige landflreeken
van Europa eene kleene vlucht nam ; maar zijn
ook, zelfs aldaar, de kundigheden van enkele
perfoonen algemeen aan de volken eigen ? Bragt
de bekwaamheid der regeeringen den volken voor-
deel aan ? Zijn het niet dezelfde volken , die
zicli befchaafd noemen, welken zederd drie eeu-
wen de aarde van hunne ongerechtigheid doen
zidderen? Waren zij het niet, die, onder voor-
wcndfel van den Koophandel uittellrckken , de
Indien verwoestten , het nieuwe waereldeel ont-
volkten , en nog heden Afrika aan de barbaar-
fche flaavernij onderwerpen? Zal de vrijheid ge-
boren worden uit den boezem der Tijrannen ?
En zal de billijkheid terug gegeven' worden ,
door gierige cn roofzieke handen? — 6 Befcherm-
geest ! ik heb de befchaafde landen bezogt, en
de
(O Ten tijde dat ik dit fclireef, was de omwen-
teling in Polen nog niet gebeurd , en ik herroep mijn
gezegde,, ten opzichte van den deugdzcaraen adel,
en een verlicht Vorst, die baar bewerkte.
de begnicheling hunner wijsheid is voor mij ver-''
dwenen. — Ik zag de opeengeftapelde rijkdom-
men in eenige weinige handen, en de meenigte ;
was arm en ontbloot. — Ik zag alle de rechten, '
alle dc macht bepaald tot eenige rangen, cn het
geheele lichaam der volken geduldig cn lijdlijk.
Ik zag de macht der vorsten, maar geen krach-
tig lichaam van het volk — de belangen van de '
Regeering , maar geen geest van algemeen be- ^
lang; ik zag, dat de eenige wijsheid vvan de
genen, die regeeren, beftond in voorzichtig te
onderdrukken , en dc kunftig bewimpelde flaaver-
nij der befchaafdc volken fcheen mij toe de
onherftelbaarfte te zijn.
,, ö Bcfchermgeest 1 één hinderpaal trof mij
vooral; ik vestigde mijn oog op den aard-
bol, en zag denzelven in verfchillende gezind- '
heden verdeeld : — ieder volk vormde zich een .
tegenftrijdig denkbeeld van gewijde gevoelens;
ieder eigent zich bij uitfluiting de waarheid
toe, cn gelooft, dat een ander dwaalt. _ In-
dien het nu waar is , gelijk natuurlijk volgt uit
het verfchil van hunne gevoelens, dat de mees-
te menfchen dvA'aalen, en ter goeder trouw dwaa-
len, dan volgt hier uit, dat ons verftand zich , ,
zoo wel door de logen , a.'s door de waarheid, laat
overreedtn ; en wat middel blijft ons dan ter ver-
lichting over? Hoe zal men de dwaaling verdrij-
ven , die het verfliand aangrijpt ? Hoe zal men I
vooral haaren fluier wegrukken, daar het cerfte
hoofdftuk van elke geloofsbelijdenis, de eerde
ftel-
-ocr page 141-(lelUtig. van alle godsdienstige zanicnflellen , vol.
ftrckt de twijfeling verbied, het onderzoek wei-
gert, cn de verlochening van ons verftand vor-
dert ? Waar door zal de waarlieid zich dan
herkennen ?... Vertoont zij zich met bewijzen ,
die uit de rcdcnkaveling voordvloeijen, dan be-
zwaart de bloohartige mensch zijn geweten;
roept hij den invloed der , hemelfche machten
aan, dan roept een ander, vooringenomen met
zijne eigen ftellingen , cen gezag van den zelf-
den aard in , en noemt alle nieuwheid gods-
lastering. Dus klonk de mensch, in zijne ver-
blinding , zijne eigen keetenen vaster , en gaf
zich, zonder tegenweer, voor altijd, als cen
fpeelbal aan zijne onwetendheid cn hartstochten
over.
Om zulke noodlottige hindcrpaalen wegtenc-
men , moest 'cr cen zamcnloop van verfchci-
den gelukkige omftandigheden plaats hebben.
Een geheel volk moest van de zwijmeling van
het bijgeloof genezen , onvatbaar zijn voor de
indrukfeleu der dweeperij; ddn volk moest , van
. het juk cener valfche leer ontheven , zich
zelf de plichten van waare zedenkunde en
der zuivere reden opleggen; het moest te ge-
lijk .ondernemend cn voorzichtig, kundig en buig-
zaam zijn: ieder mensch moest zijne rech lt;
ten kennen, en de grenspaal derzelven niet
overtreden; de arme moest de verleiding kun-
nen wederllaan , de rijke de gierigheid; 'ei'
moesten belanglooze en rechtvaardige opperhoof-
den
den gevonden worden; de tijrannen moesten door
een geest van Iierfenloosheid en zwijmeling aan-
gegrepen worden; het volk, zijne macht herkrij-
gende, moest bczelFen, dat het zijne macht zelf
niet kan uitoefenen, en het moest handhaavers ^
zijner rechten aanftcllen: daar het zijne Beftuurers
zelf aanftelde, moest het die te gelijk weten te
berispen en te eerbiedigen ; en, in de plots-
lingfche verandering van een volk, dat enkele
voordeden van de dwaalingen trekt, moest ieder
mensch, die uit zijne plaats gerukt werd, gedul-
dig de beroovingen en de Veranderingen van zij-
ne gewoonten verdragen; dit volk moest, ein-
delijk, ook moeds genoeg bêzitfen, om zijne vrij-
heid te herwinnen, machtig genoeg zijn, om haar
te verdedigen, kundig genoeg, om haar tc ves-
tigen , en, edelmoedig genoeg, om die aan an*
dere volken medetedeelcn. — Zullen zich nu ooit
200 veele bedingen kunnen vereenigen? en wan*
neer eens, door alle die meenigvuldige zamenvoe-
ging van omftandigheden , het lot ook die ver-
andering mogt te weeg brengen , zou ik wel
die gelukkige dagen beleeven? Zal mijn asch,
alsdan, niet reeds lang koud zijn?
Op deeze woorden overkropte dc aartdoening
mij dermaate, dat mijn tong mij het fpraak-gc-
bruik weigerde..... De Befchermgeest hield üil,
maar ik hoorde, dat hij in zich zelf zeide:
„ Laat ik de hoop van dien jongeling opbeu-
ren ! Want, indien de menfchenyriend den
,, moed
I t
l't
j, moed verliest, wat zal dan het lot der vol-
,, ken zijn ?., En misfchien is het voorledcne
,, maar al te gefchikt, om den moed te doen
,, zinken. Welaan, laat ik in den toekomenden
h tijd doordringen; laat ik de wohderbaare eeuwi
f, dis haast zal aanbreken, voor de deugd bloot
„ ftellen , opdat zij , op het gezicht van het
,, doel , dat zij wenscht , door eenen nieu-
j, wen ijver bezield, ook de pooging verdubbele,
j, die alleen het menschlijk geflacht zijne vlucht.
i, kan doen bereiken.
VIJF.
-ocr page 144-■ ? - t . • , . .
. VIJFTIENDE HOOFDSTUK»
DE NIEUWE EEUW.;
Na
fauwlijks had hij deeze woorden uitgefpro- '
ken, of *er verhefte zich, aan den kant van het t
Westen , een groot gedruisch. Ik wendde mijne i
oogen naar dien kant, cn zag aan den uiterfteir
oever van de Middellandfclic zee, in het land
van één der Europeefche volken , eene groote
beweging, even als wanneer 'er, in het mid-
den eener groote ftad, een hevig oproer aan al-
le kanten ontftaat, wanneer eene groote meenig-
te volks zich beweegt, zich op de ftraaten ver-
fpreid , en naar de openbaare plaatfen zamen- ■
vloeit. Mijn oor, getroffen door een geroep, dat
zich tot de wolken verhief, onderfcheidde, bij
tusfchenpoozing, deeze uitdrukkingen : ,, wat!
is dan dat nieuwe wonder? Wat is die wree-
„ de en geheimzinnige plaag ? Wij zijn een tal-
5, rijk volk , en wij hebbeT geen menfchen gc-
„ noeg ! Wij hebben eene vruchtbaare lucht-
,, ftreek, en wij hebben gebrek aan levensmid-
,, delen! Wij zijn bezig en werkzaam , en wij
r:- 'nbsp;„ lee-
iéeven in armoede ! Wij betaalen fchreeuwende
belastingen, en men zegt ons, dat zij niet
„ toereikende zijn ! Wij hebben geen oorlog i
ii en onze perfoonen én goederen zijn van bin»
3gt; nen niet veilig ? Welke is dan de geheime
9» vijand , die ons verflind
Nu verheften zich eenige ftemihen uit de mee-
nigte , en andwoordden: ,, richt een ftandaard
op, dien men kan onderfchciden: laten allen,
5, die door eenen nuttigen arbeid de maatfchap»
3, pij onderhouden en Voeden, zich om dien.
3) ftandaard verzamelen, en gij zult den vijand
3, ontdekken , die aan uwen welvaart knaagt.quot;
De ftandaard werd opgeheven , en het volk vond!
zich eensflags in twee ongelijke lichaamen ver»
deeld, die een juist tegenovergefteld aanzien
hadden : het eene was ontelbaar, en maakte bij-
ha het geheel uit; het vertoonde, door de alge^
meene armoedige kleeding, als ook door de ver-
bruinde en vermagerde aangezichten , de zekeré
kenmerken van ellende en ^ arbeid; de andere
kleene groep , een ongevoelige hoop, vertoonde, in
de rijkheid van hunne met goud en zilver be-
legde klederen , en hun opgehelderd gelaat , dé
kenteekenen van ledigheid en overvloed.
Ik befchouwde die menfchen met meerder aan-
dacht , en befpeurde , dat het groote lichaam wad
zamengefteld uit landbouwers, kunstenaars, koop-
lieden, menfchen van allerlei beroepen, die nut-
tig zijn in de maatfchappij, en dat 'er zich ,
in de kleene groep , niets dan priesters , leer-
aars van verfcbillende orden, renteniers, edel-
lieden , lieden, die monteeringen droegen , bevel-
hebbers van legers , in édn woord, niets dan t
burgerlijke, krijgs-, of geestlijke ambtenaaren- •
van het rijk bevondèn.nbsp;t
Deeze twee lichaamen , recht tegen over elkan- '
der geplaatst , befchouwden elkander met ver- '
wondering ; ik zag aan de eene zijde de gram-'
fchap en verontwaardiging, en aan de andere (
zijde eene zoort van fchrik ontftaan ; het groote
lichaam zeide tot het kleene: „ Waarom fcheidt
„ gij u van ons af? Behoort gij niet tot ons- •
« getal ?quot;
„ Neen andwoordde de groep': „ gij zijc
het volk ; wij , wij zijn een aanzienlijker gedeel-
te ; wij hebben onze eigen wetten, onze eigen' i'
gebruiken , en onze bijzondere rechtemquot;
En wat arbeid verricht gij- in onze maat-
fchappij ?
het aanzienlijk gedeelte.
Wij. zijn niet gemaakt 'om te arbeiden.-
het v o i., k.
Hoe verki'eegt gij' dan die rOkdommen.
het aanzienlijk gedeelte.
Door dat wij de moeite nanoen van u te bs- '
iluuren« .
' - ~nbsp;-nbsp;het'i
-ocr page 147-'nbsp;h e t v o, l k. -
quot;quot;Hoe noemt gij dat befluureii? — Wij ver-
moeijen ons, en gij geniet', wij brengen voord,
-en gij verteert. De rijkdommen komen van ons,
en^^ gij verzwelgt die---- Aanzienüße menfchen !
Gij orde ! Die niet tot bet volk behoort, wordt
een geflacht op u zelvén, en regeert over u
zelvcn ! (2)
Op deeze woorden beraadflaagde het kleene ge-
deelte over dit nieuwe voorval; zommigcn zei-
den : ^^ wij moeten ons weder met het volk
vereenigen, en in zijne lasten en zijnen arbeid
dëclén : want het zijn menfchen, even als wij;'*
maar anderen fpraken , „ het zou fchandlijk cn
ver-
(2) Deeze zatticnfpraak tusfchen het volk en'hec
ledige gedeelte, is foepaslijk op aUe maatfchappijen.
,—..AI/e. ondeugden , alle ftaatkundige wanorden komen
hïêf op' neder : alom vind men ledige menfchen , die
het onderhoud van anderen imwelgen; menfchen, die
zich bijzondere rechten , uitfluitende Voorrechten van
rijkdom en ledigheid, aanmatigen; dit is de grond van
alle misflagen, die bij allé volken ftand grijpen. Ver-
gelijk de Mamlouks van Ègijpte , den Adel van
ff/Ä, de Nain van Indien y ^^ Emirs-van Ara-
bien , de Raadshecren van Ro7jje , de Priesters der
Christenen , de Imans , de Dramas, de Bonzes, de
Lamahs, enz. Men zal overal dezelfde beweegredenen
vjnden , ledige meufcjhen, die leeveii ten koste van de
genen die arbeiden.
vernederend zijn , ons onder de meenigte te '
vermengen; zij is gemaakt om ons te dienen ï —' ' i
wij zijn menfchen van een ander geflacht,quot; i
De Burgerlijke Regenten zeiden: „ dit volk ^
is zacht, en van een dienstbaaren aard; wij moer
ten van den koning en van de wet tot hetzelve lt;
fpreken, het zal zich op nieuw aan zijnen plicht ''
onderwerpen. Zij riepen uit , lt;J volk / dc ko- f \
ning''wil! de vorst gebied!
De koning kan niets dan het geluk van zijn lquot;!
volk willen; de vorst kan niets gebieden , dan
het geen de wet voorfchrijft.
de bürge ri-ljke re geerin g.
De \yet wil , dat gij onderdanig zijt,
De wet is dé algemeene regel, en wij willeit *
ccne nieuAve orde.
de burgerlijke regeerino, .
Gij zoudt een oproerig volk zijn ?
De volken muiten nooit; de tijrannen zi^n
leen oproerig,
PE burgerlijke receering.
De quot;koning is aan onze zijde; hij gebied u,
u te onderwerpen.
het
-ocr page 149-^ HET V O £ K. 'i
Da koliingeji kunnen zich niet .v'an hunne vol-
ken aflcheiden, de koning van het volk kan
niet aan uwe zijde zijn; quot;gij bezit niets dan
zijne fchaduw.quot;nbsp;. ..nbsp;-
Ook de Bevelhebbers der Krijgslieden naderden ,
en zeiden: ,, het volk is fchroomachtig; wij moe-
ten het dreigen; het gehoorzaamt niet, dan^dó«r
geweld, en zij riepen uit: ,, Solddateni kastijdt'
die onbefchaamde meenigte-Jquot; i
9»
HET VOLK.
,, Soldaaten ! ü ftroomt hetzelfde bloed aly
ons door de aderent Zult . gij uwe broeders
3, nedervellen ? Indien het^ volk verga.uwie
zal dan het legér voeden ?quot;
De Soldaaten -legden de waapens neder, en
zeiden tot hunne bevelhebbers :.„ wij, behoor^n
ook tot het volk: hoe zouden wij diens vijand
kunnen zijn f
Ook de Kerklijke .Regeering fprak - ^.-iblflft
ons flechts één hulpmiddel meer over : het y^ll^
'is bijgelovig, wij moeten het verfchrikken door
de naamen van God cn Godsdienst. Zij zeiden:
„ mijn waarde Broeders! mijne Kinderen! God
ftelde ons aan oni^ u te re^eerqn. ^^
HET 'V P L K.nbsp;: -
Toont ons de jnacht, die gij van den hemel
ontfingt.
l4nbsp;\
-ocr page 150-185 D E - P U.IN HO O PEN.
DE.PRIESTERS.
Gij moet gelooven ; de rede doet dvvaalen,
het y q l k,
Regeert gij zonder te redekavelen ?
p e priesters.
God wil den vrede, pe Godsdiepst fchrijft de
gplioqr^aamhpid ypor,
^ H E T v O L K.
De vrede onderftelt de billijkheid; om gehoor-r
zaatn te ?ijn , moet mgn de wet onderzoeken.
D È P R I E S T 'E R S.
Men is Iiiér flechts op aarde om te lijden.
h e t v 0 l k,
Geeft ons -hetrvóorbeeld,
DE PRIESTERS.
'Ziilt gijquot; zonder goden en zonder koningen le^
yen? '
HET VOLK,
♦ . .
: Wij willen jfcuider tijrannen leeven 1...
DE'PRIEafTERS.
Gij moet mdde/aars, voorjpmken hebben.
' gt;1 E T V O L K.
l^ddeJa/ns bij God, en bij de Kortingen , Ho-
-ocr page 151-veVmgen en Priesters! Uwe dienften zijn al to
kostbaar; wij zullen voordaan zeiven over onze
zaken handelen.quot;nbsp;-- -nbsp;—_
riierop zeide de kleene groep ; „ wij' zijn ver-
loren; want de meenigte is verlichtj'''
En het Volk andwoordde: „ gij zijt gered: want
nu wij verlicht zijn , zullen wij onze kracht
niet misbruiken : wij begeeren niets, dan onze
rechten. Wij konden wraak -jegens u- vo^en ;
maar wij vergeten uwe verongelijkingen; wij wa--
ren llaavcn ; nu konden wij gebieden; maar wij
wilden flechts vrij zijn ; en, wij zijn ke( l
1 -
I5nbsp;2ËS-
-ocr page 152-ZESTIENDE HOOFDSTUiv.
' EEN VRIJ EN WETaEVEND VOLKt
N»
[u ik zag , dat alle oppermacht was opgehe*
ven 5 en het gewoone regeeringsbcftuur van dit
volk eenflags flil Hond, werd ik door fchrik
bevangen , bij het denkbeeld, dat het in de wan-
orde der regeeringloosheid zou vervallen. Maar
het beraadflaagde terftond over zijnen toelland ,
en het zeide : „ Het is niet genoeg, dat wij
„ ons vrij maakten van bloedzuigers en tijran-
5, nen ; wij moeten ook beletten, dat 'er op
„ nieuw anderen onder ons opftaan. ——
„ Wij zijn menjchen; en de ondervinding leerde
ons al te wel, dat een ieder onzer ge-
„ neigd is om te heerfchen, pn ten koste
3, van een ander te genieten. —• Wij moeten
„ ons dus waapenen tegen eene neiging, die
„ twist veroorzaakt; wij moeten zekere regels
,, voor onze daaden en onze rechten ftellen :
„ de beoordeeling der daaden is eene afgetrokken
en moeilijke zaak, waarto? een mensch al
« zijn
-ocr page 153-„ zijn tijd en fciiranderhcid dient tc beftec-
5, den ; en, daar elk onzer zijne bezigheden
5, heeft, kunnen wij ons niet met die beoefening
„ inlaten , r.och zelfs dergelijke bedieningen aanr
5, vaarden. Laten wij dan eenige menfchen uit
f, ons midden verkiezen, wier ambtsbezigheid zich'
,, alleen hier bij bepaalt. Laten wij hen onze
„ gemeenfchaplijke macht aanbetrouwen , om
„ eenen regeeringsvorm en wetten voor ons te ont-
3, werpen. Laten wij Fertegemvoordigers van onzen
5, wil en van onze belangen aanflellen ; en op-
,, dat zij, zoo veel mogelijk, onze rechtmatige
„ Vertegenwoordigers zijn kunnen , moeten wij
5, 'er een groot aantal, en wel uit de genen,
5, die gelijk met ons zijn, verkiezen ; opdat de
veifcheidenheid van onzen wil en van onze
5, belangen zich in hen verzameld vinde.
Nadat het volk uit zijn midden een getal
'nienfchen , die het gefchikt vond tot zijn oog-
merk , verkozen had , fprak het hen dus aan :
,, Tot hiertoe leefden wij in eene maatfchappij,
„ die bij toeval, cn zonder gevestigde en on-
wrikbaare beginfelen, beftond , zonder vrijwil-
j, lige overeenkomsten, zonder bepaaling van rech-
„ ten , zonder wederzijdfche verbindtenisfen; en
,, 'er onflond eene meenigte van rampen en de groot»
,, lle wanorde uit het voorige befluur. — Thands
„ willen Avij, met rijp beraad, eene geregelde ver'
j, bindtenis aangaan , en wij hebben u verko-
,, zen,om dezelve te ontwerpen. Onderzoekt dan,
met rijp overleg , op welke gronden en voorr
Ï39
ii waarden gij dit moet vestigen. Onderzoekt
3, naauwkeurig, wat het doeleinde is , en welken.
« de beginfelen van elk maatfchaplijk verdrag
3, zijn ; flaat de rechten gade, die elk lid
„toekomen, de vermogens, die hij aan dezelve
„ moet toewijden , en die, welken li ij aan zich
a, zelf moet behouden. Schetst ons regels voor
„ ons gedrag en billijke wetten. Ontwerpt voor
,, ons nieuwe grondflagen tot eenen regeerings-
„vqrm: want wij gevoelen, dat de beginfelen
,, die ons tot heden ten richtfnoer ftrekten , on-
deugend zijn. Onze voorouderen wandelden in
de wegen van onkunde, en de gewoonte deed
„ ons hunne voctjlappen drukken, en dwaalen! —
,, Alles gefchiedde door geweld , arglistigheid
„ en verleiding, en de waare wetten der zeden-
„ kunde en der reden zijn nog in h(?t duister. ~
„ Ontwart dan deezen baijert voor ons; ont-
„ vouwt de aaneenfchakpling'; . kondigt het wet-
,, boek af, en wij zullen 'er ons qan onder-
„ fchikken.quot;
Het volk verhief cen zeer grooten troon , op
de wijze van cen zuil, plaatsten 'er die ^enen
op, welken zij gekozen hadden , en fprak lot
hen: „ wij verheffen u hcclen boven ons, op-
dat gij te beter het geheel van onze betrek-
„ kingen zult kunnen overzien, cn gij zclven
„ buiten het bereik van onze hartstogten zoudt
„ zijn.
„ Maar zijt indachtig, dat gij onze gelijken
pijt, dat de macht, die wij aaq n toehetrou-
wcn ,
-ocr page 155-tven , 'ons toebehoort: — dat wij u die in be-
waaring , maar niet in eigendom, of als een
crflijk recht geven ; dat gij u het eerst zult on-
derwerpen aan de wetten , welken gij ons voor-
fchrijft ; — dat gij, na ^verloop van eenen korten
tijd, tveder ondef ons 2'ult terug keeren; en
dat gij u geen het minfte voorrecht zult ver-
worven hebben, dan dé aanfpraak op achting
cn dankbaarheid...... Bedenkt eindelijk , met
welke roemrijke hulde de waereld, die zoo veele
Apostelen der dmaling vereert, de eerfte vergade-
ring van redenlijke menfchen zal vereeren, dii
haar plechtig de onveranderlijke beginfelen ver»
klaaren , en voor het oog der tijrannen de rech'»
ten der volken zal heiligen
ZE.
-ocr page 156-7
-a- I
zeventiende hoofdstuké
ALGEMEENE ÖRONDSLAÖ VAN ALLE i
RECHTEN EN VAN ALLE WETTËNénbsp;I
De tntttfchen, dobr het volk gekozen , oih de ij
waare beginfelén der zedenkunde en der rederi li
te onderzoeken , namen een aanvang met liét
verheven onderwerp van hunnen post. Na eeii
langduurig onderzoek, ontdekten zij een algemeen
beginfel, waarop alles rust. Zij zeiden tot '
het volk: „ Nu hebben wij den eer[ien grond-
5» , den natuurlijken oorfprong van alle bil-
3, lijkheid en recht ontdekt.quot;
„ /f^elke oök de -iverkzaame macht, de bewegen-^
de oorzaak zij , die het gantsch heelal hejïuurd,
zij gaf aan alle menfchen dezelfde zintuigen^
dezelfde glt;^vaarwordingen , dezelfde moddrufl ,
en verklaarde hier door , dat zij. aan allen het-
zelfde recht tot het gebruik van zijne goederen
gaf-, en dat alle menfchen eikanderen in de or-
de orde der Natuur gelijk zijn»
i, In de tweede plaats, daar zij aan een ieder
^tnoegzaame middelen fchonk, om voor zijn be-
ftaan
-ocr page 157-Haan te zorgen, volgt hieruit klaarblijklijk , dat
itj alle menfchen onafhanglijk van elkander
ïnaakte, dat zij hen vr/j fchiep, dat de een
niet aan den ander onderworpen is ^ dat ieder
2ich zeiven alleen geheel toebehoort.
j, Dus zijn de gelijkheid en vrijheid twee we-*
zenlijke eigenfchappen van den mensch; twee
godlijke wetten , die aan het wezen van den
mensch vastgehecht, en gevestfgd zijn even als
de natuurlijke eigenfchappen der hoofdfloffen.
,, Vermids nu elk mensch volftrekt meester
over zijn perfoon is, volgt hieruit, dat de vrij-'
heid , die natuurlijk zijne toefiemming wegdraagt,
een ftand is , die, ondanks alle betrekkingen en
verbindtenisfen, voordduurt.
„ En vermids elk mensch op zich zelf gelijk
is aan een ander , volgt hieruit, dat 'er, i«
hetgeen gegeven en weder terug gegeven
word , een ftreng evenwicht moet plaats hebben.
Waardoor de denkbeelden van rechtvaardigheid
en billijkheid, wezenlijk, ook die van gelijkheid
influiten. (*)
„ Gelijkheid en vrijheid zijn dus de notuurKj^
ke cn onveranderlijke grónden, waarop alle igt;eri
eent-*
I
De woorden dulden zelfs die verèenigin}; aan f
want ^quilibriüm , yEquitas, jEqualitas zijn af.
ten van het zelfde geflacht, en het denkbeeld def'
natuurlijke gelijkheid van het evenwicht is; het zin-
nebeeld van alle de anderen.
m ÖÉ Ï^ÜÏNÏtOÖPËI^.
eeniging der menfchen in de maatfchappij be-» '
Tust, en , gevolglijk, het modzaaklijk heginfd,
waaruit alle wetten cn alle Hellingen in eéneri
gpfcgelden regeeringsvorm moeten ontfpruiten. ( 3)
„ Het is door de afwijking van deezen grond^.
regel, dat bij u, even als bij alle volken , de
wanorden zijn ingeflopen , die u eindelijk dee- quot;
den muiten. Door het terugkeeren töt dien re- '
gel, zult gij die kunnen herftellcn, (\n op nieuw '
eene gelukkige maatfchappij vestigen. -
' „ Maar wij móeten u doen opmerken , dat quot;
gij liierdoor een grooten fchok in uwe heblijR- ï'
heden , in uw fortuin, in u\Ve vooroordeclen
zult krijgen. — Gij zult die ondeugende ver-
bindtenisfen , die kvvaalijk opgeworpen rechterf
moe- '
C4) De verklaaring der rechten van den ràenscTî i
fchijnt in haar eerfte punt eene omkeering van denk- '
beelden te behelzen , vermids zij de vrijheid voor de !
gelijkheid field , daar de vrijheid uit haar voordvloeiti »
Die misdag is niet te verwonderen. De kennis der
rechten van den mensch is eene nieuwe kennis. De
Amerikaanen ontdekten haar het eerst, en de Frart' '
fchen volmaaken liaar heden; maar 'er blijft nog veel 1
wórks over ; 'er beftaat in de denkbeelden, die haar i
zamenftellen , eene geflachtordè, even als in de na- r
tuurlijke gelijkheid , die 'er ^e grondflag van is , tot I
san de hartader van het verafgelegenfte rijk ; men i
móet langs een onafgebroken rei van gevolgtrekkingea
VOOrdgadn.
moeten vernietigen,: gij zult afftand móeten doen
van die onbillijke-onderfclieiciingen , van een ge-;
vyaand eigendom ; keert een oogenblik weder in ,
den ftaat der natuur, . -- en ziet, qf gij zoo .
veele opofferingen^zoudt kunnen doen?quot;nbsp;.3
Ik dacht aan de . ingewortelde begeerlijkheid,
van het menschlijk hart, en vreesde dat dit.
volk zelfs de gedachten tot verbetering zou ver- ,
werpen.
Maar eensflags naderde een -aantal menfchen:
tot voor den troon, .eir zwoeren..aldaar de ver-
lochening van: alle hunne onderfiheidingsteekenen
cn van alle \mnn(t voorrechten. ,, Schetst- ons ■
riepen zij uit , de • wetten van gelijkheid e«_
vrijheid', wij willen niets meer bezitten, dan on-»
der het heilig verband van billijkheid. Gelijkheid,
Vrijheid, Billijkheid — deezen zullen voordaan
ons wetboek , en onze ftandaard zijri.
Op het oogenblik verhief het volk een vaan-
del van een uitgeftrekte grootte , op het welk
deeze diie woorden geftfhreeven ftonden , in
drie Onderfcheiden kleuren uitgedrukt.
Het volk plantte het vaandel op den troon
der wetgevers, cn de ftandaard van algemeene
Billijkheid wapperde voor het eerst op dé
aarde: het volk richtte een nieuw altaar op
voor den troon , waarop het cene gouden
fchaal, een degen cn een boek plaatfte, met
dit opfchrift:
aan de gelijke wet, die oordeelt
enbeschermt.nbsp;,
quot;nbsp;Knbsp;Zij
-ocr page 160-Zij maakten eene hoogte om den troon en
het altaar, en het geheele volk plaatfte zich op
de hoogte, om de wet te hooren afkondigen.
— Millioenen menfchen verhieven hunne handen
ten hemel, en decden den plechtigen eed, van
gelijk y vrij en billijk te leeven i hunne onder-
linge rechten en eigendommen te eerbiedigen, aan
de wetten , en derzelver uitleggers en handhavers,
door hun zeiven wettig verkozen , te zullen gehoor-
zaamen»
Dit ontzettend tooneel van kracht en groot-
»1. heid , zoo aandoenlijk en edelmoedig, ontroerde
mij tot fchreiens toe; ik wendde mij tot den
Befchermgeest, en riep uit j ,, 6 Laat mij nu
j, leeven ! Want nu durf ik alles hopen.....
AGTt'
-ocr page 161-SCHRIK EN ZAMENZWEERlN O DER
T IJ R A N N E N.
M.
[aar naauWHjks iveêrgalmdeh de gezegde wooN
den Van gelijkheid cn vrijheid op de aarde, of
*cr onflond een mengel van ontroering en
vervVondering ih den boezem der volken; Aaii
den eenen kant was de meenigte ontroerd doof
de begeerte die zij voelde ontbranden; inaaf
teflultloos tusfchen hoop en vrees , tusfcherl
het gevoel van oorfpronglijke rechten j eh de ge-
ivoonte van hunne flaaveriiij', begonnen zij zich té
tewcgen. Aan den anderen kant ontwaakteh dé
koningen plotsling uit den flaap van gevoelloös-
heid eh heerschzucht; zij vf-eesdén hunne throo-
iien omver le zien werpen ; alle de rangeri
van burgerlijke eh gewijde tijrannen , die de ko-
hingen bèdriegen, eti de volken onderdrukken ^
wetdeh door woede cn fchrik aangegrepen ; zij
beraadflaagdcn verraaderiijke Ontwerpen j ,, Wed
j, ons! riepen zij uit, indien dit noodlottig
K »nbsp;I, g^-
„ geroep van vrijheid tot de ooren der meenig'-
5, te doordringt! Wee ons, indien die fchaad-
„ lijkc geest van billijklieid zich voordphnit!....quot;
Het vaandel ziende wapperen , ipraken zij :
„ Bezeft gij den drom van onheilen , welken dee-
,, ze enkele woorden in zich bevatten ? Zijn al-
„ Ie menlchen gelijk , waar blijven dan onze
„ uitfluitende rechten van eer en macht V Indien
,, zij allen vrij zijn, of moéten zijn, waar blij-
,, ven onze flaaven , onze afhangelingtn , onze
5gt; eigendommen ? Indien zij allen gelijk zijn in
3, den burgerftaat, waar blijven de voorrechten
,, van onze geboorte , van onze erflijkheid ? En
„ wat word 'er van den Adell Zijn zij allen
„ gelijk voor God , zoo hebben zij geene midde-
,, laars nodig; en wat word 'er dan van het pries-
^^terdotn? Ach I haasten wij ons, dit voordtec-
5, lend en aanftekend zaad uitferGcijen! Laten
,, wij in deezen hoogen nood alle onze kunst in
„ het werk ftellen ; laten wij de koningen ver-
3, fchrikken, opdat zij onze zaak met ons
,, verdedigen. Laten wij de volken verdeden,
„ en onder hen oproer en oorlogen doen ont-
5, Haan ! Houden wij hen bezig met veldflagen ,
5, overwinningen en med(^dingers. Laten wij hen
5, vooral de macht van dat vrije volk als zeer
„ wankelbaar affchilderen. — Maaken wij eene
„ groote zamenzwering tegen den algemeenen
j, vijand. — Rukken wij deezen heiligfchendenden
„ ftandaard omver ; keeren wij den troon der
„ mui-
-ocr page 163-,, muiterij om, cn laten wij de uitbarftende vlam
9, van omwcmeling in haare geboorte fmooren.quot;
In de daad, dc burgerlijke,' en gewijde
tijrannen der volken maakten eene algemeene za-
•menzweering, en fleepten op hun voetfpoor eene
gantfche- meenigte , die zij dwongen of ;verleid-
den; zij maakten ecnc vijandlijkequot;'beweging te-
gen het vrije volk, cn drongen', :raet een groot
gefchrceuw, op het altaar en op den troon dtr
Nati^irlijke wet in. • -j - '■gt;nbsp;....rrt
Wat is, riepen zij uit, dit voor ecnc'nieuwe
ketterfche 'leer ?. — Waf is dit vooi: • eén on-
godsdibnstig altaar, wat voor een heiligfchendende
eerdienst ?..... Getrouwe en geloóvige :volken i
fchijnt het niet, .als ^ of men heden eerst de
waarheid.,, ondektét, als.!, of gij tot hier toe in
dwaaling Icefdet, alsquot; of dié- menfchen, gelukkiger
dan gij , alleen het voorrecht hadden , om wijs
te zijn ? -Gij verdwaasd oproerig Valk! Ziet gij
jiiet, dat uwe opperhoofden u bedriegen , dat
zij .u de beginfelen van uw geloof ontnemen, dat
zij den godsdienst uwer vaderen, omver wer-
pen?... Ach! beef, dat• niet mi.sfchien de wraak
des hemels op u losbrande, en haast u om
door een fchiclijk berouw uwe dooling ftè boe-
ten'.',' .1nbsp;'nbsp;..........
Maar het vrije volk, zoo min vatbaai- voor
bedrieglijke indrukfelen , als voor fchrik, zweeg;
vertoonde zich geheel gewaapend — en hield eene
ontzacji verwekkende hpuding'.nbsp;.
• r 'nbsp;K 3nbsp;De
-ocr page 164-Dc wetgevers zeiden daarop tot de opperhoof-.
den van hp volk: „ Indien het licht onze treden
geleidde , toen onze oogen mg met een fluier
bedekt waren, zou dan het licht, nu wij den '
fluier afrukken, ons gezicht ontvluchten , daar '
wij het zoeken ? Indien de opperhoofden, die de '
menfchen gebieden , om uit hunne eigen oogen '
te zien, hen bedriegen, wat doen dan die gee.
iie die flechts blinden willen geleiden?
„ Opperhoofden der volken 1 bezit gij de '
waarheid, laat ons die zien ; wij zullen haar '
met dankbaarheid aannemen: want wij zoeken '
haar met drift , en het is ons belang, haar te
vinden : wij zijn menfchen , en wij kunnen • ons
bedriegen ; maar gij zijt 'pok menfchen , cn '
gij kunt insgelijks dvvaalen. Helpt ons dan uit
het doolhof waarin de menfchen zinds zoo vee-
le eeuwen omdwaalen; helpt ons de zwijme-'
^ing van zoo veele vooroordeelen en kwaade '
heblijkheden verdrijven ; vcreenigt u met ons,
pm in den fchok van zoo veele gevoelens , die
pns het geloof betwisten , het eigenlijk en ken-
fchetfend charakter der waarheid te ondekken!
Laten j wij op eenmaal een einde maaken aan I
^ien langen tweeflrijd der dwaaling , laat 'er'
tusfchen haar en de waarheid eene plechtige
^vorsteling . ontftaan: — roepen wij alle volken
te zamen \ dat zij hunne eigen rechters worden ,
in huiine pigen zaak , op dat 'er, in den twce-
ftrijd yan alle ftplfpls, geen verdediger, geen
bewijs aan het vooroordeel, noch aan de reden
ontbreke , en dat het eenparig gevoel eener
overtuigende waarheid, eindelijk, de algemeene
eensgezindheid van het verlland en het hart
bewerke.
JA
: ■ quot; ■nbsp;! - r
: .nbsp;- . ni] ■
(M-
C
r
NEGENTIENDE HOOFDST UK. '
ALGEMEENE VERGADERING DER
VOLKEN.
D US fprakeii de wetgevers. De menigte ge-
voelde den indruk , welken een redelijke voor?
flag tc weeg brengt , en zij juichte toe; maar
de tijrannen, zich van bijlland ontbloot ziende,
ftonden verflagen.
Op eens zag ik ccn nieuw en verwonderens-
waardig tooneel: alle de volken, die op den aard-
bol waren, alle de verfchillende menfchlijke ge-
flachten , van alle luchtftreeken , ftroomden van
alle kanten toe , en verecnigden zich in hetzelfde
middenpunt; daar maakten zij onnoemlijke verga-
deringen , en onderfcheidden zich in partijen.
Het aanzien van hunne verfchillende gewoonten^
hunne gelaatstrekken, hunne kleur , cn hunne
ontelbaare mecnigtc , vertoonden mij het zonder-
Iingfl:e en aanloklijkltf fchouvvfpel.
Aan den eenen kant zag ik den Europeaan, met
zijne korte en fluitende kleedercn , met den drie-
kantigen punthoed, zijne ^efchoren baard, ei;
zijne bepoederde hairen ; aan den anderen-kant,
^e bewooners van Aften , met hiinne lange flee-
pende kleederen, hun lange baard, en het ge-
fchpren. hopfd , bedekt door eenen ronden tulband.
Hier zag. ik dt Afrikaan fche vplkçn , piet hun
git zwart vel , hun wollig, hair, niet eenen, blaau«
wen en witten fluier om het lijf, verfierd met
Jjand- en halscieraaden van koraalen, van fchelpen
en glas : — dà;\r, de Noordlijke volken, ge-
wenteld in hunne zakken van vellen; den ^.ap.
lancier mpt zijne puntiijuts , en fneeiiwfchoenen ;
.den Samojeed met zijn verfchroeid lichaam , be-
:ftreken met flerk riekende, olieën ; —• dtn . Ton-
gouzer met zijn gekroonde muts , dragende zijne
afgoden op de borst; — den vjakout met zijn
gefpikkeld aangezicht ; — den Calmuk mët zijn
platte neüs en kleine ingezonken oogéH : vèrdér
ftond dc Chinees in zijdö'kletdèren, met het han-
gend'hair geftrengeld ; denbsp;uit twee ge-
nachten 'ontdaan ; dt^-'^'Maleier met zijne groote
ooren , ^en een ring door deir neus'gedoken, met
zijn'grooten- hóed van yiahnbladen (4), de be»
vvooners vx^n Tatotië-, van 'és zee-eilanden en van
Jiet vaste îànçl der tegcnvoctelihgen (lt;7).
■ - . quot; quot; . . ' ' P'^
(4) Dît zoort van palmboom , noemt men Dadel'
boom'.quot; Zijn blad gelijkt' veel naar een open waijer j
iiij groeit aan een Heel, die uit dén grond komt. In
'de tuindn vind men 'er ook planten van.,
O Het- land der papous, oï nieuw Guinee,
- ■ Vnbsp;KJ-
-ocr page 168-De befchouwing van zoo veele verfcheidenheid in
het zelfde geflacht, van zoo veele zonderlingequot;
uitvindingen door hetzelfde verftand, van zoo
veele gedaante-veranderingen van menfchen, wier
zintuigen gelijk zijn, deed duifend verfchillen-
de aandoeningen en denkbeelden in mij opko.
men (5).
t
- (5) Indieo men in cen van da galerijen der Louvre
Èene zaal afzonderde. tot alle de verfchillende gebrui-
ken der volken, dit zou , mijns bedunkens, in af.
Ie deelen een belangrijk ontwerp zijn: — het zou
de nieuwsgierigheid der meenigte tot voedfel en aan-
prikkeling! ftrekken ; het zou ontelbaare voorbeel.
den voor de kunstenaars , en vooral eene rui.
me ftof- van nutnge overdenkingen voor den goneei-
heer, dm wijsgeer en den wetgever opleveren, — Men
ftelle zich ^eens eene. verzameling van alle' de aan.
gezichten ,^en. de lichaaineu van alle Janden en
VflO alle volken voor — wanneer zij juist naar de
kleur'vah hun vel, de befnijding van gelaat, de ge-
woone bbuding van hunne ledematen afgefchilderd
waren - welk een ruim veld yan ftudie en onder-
zoek zou dit niet zijn , betrelfende den invloed van
hunue luchtflreek, hunne zeden , hun voedfel ! Dit
zou wezenlijk de kennis van den mensch zijn! Jiufon
waagde het, één hoofdliuk over dip onderwerp te
rchrijvcn': maar dif hoofdftuk kan flechts onze tegen-
woordige onwetendheid met nieuwsgierigheid bezie,
len. — Men zegt, dat 'er te Petersburg een begin
is gemaakt van deeze verzameling; maar men zegt tö
ge-
-ocr page 169-Ik befchouwde met verwondering die fchakeering
yan kleuren, die van het levcndigfto inkarnaat
tot het licht, en dan tot het donkerer bruin
overgaat, voords tabakskleurig , daarna olijf-
kleurig , loodachtig, koperkleurig , en eindlijk
tot het ebbenhout en git zwart opklimt. Ik zag
den Kachemier, met zijn lichten roozenkleurigen
blos , naast den geelachtigcn Indiaan, den Gregori-
aan naast den Tartaar ; ik peinsde op de uit-
werkfelen van het heete of koude klimaat , op
de hoogte of de laagte der wooningen, de nioe-
rasfige of drooge, de open liggende of befchaduw-
de landen: — ik vergeleek den dwergachtigen
mensch van het uiterftc einde der pool, bij de
reufen onder de gemaatigde luchtftreeken ; het
fchraale lijf van den Arabier bij de gezetheid
van den Hollander, de dikke en korte geftalte
van den. Samojeed, bij de ranke geftalte van
den Griek en den Sclavonier; dc ongewasfchen
zwarte wol van den Neger, met de geele zijde van
den Deen, het platte gezicht van den Ca!-
tnuk, zijne kleene hoekige oogen , zijn verplet-
terde neus , bij het ronde aangezicht, de blaau-
we oogen en gebogen neus van den Circasfier\
en de Abafan. Ik vergeleek het gedrukte ka-
toen van de Oost , bij de kunstig bewerk-
te ftoffcn van den Europeer, de rijke pelterijen
van
gelijk, 'dat zij even zoo gebrekig is, als het woor*
denhoek van de driehonderd taölen. Dit zou eene
quot;onderneming zijn, die het Franfche volk waardig wa?.
vau den Siberier, bij de fluiers van boombas-
ten ,, dc wecfzels van riet, de bladen en de
pluimen der wüde volken, als ook de blaauw-
achtige afbeeldfels van flangen, bloemen en Her-
ren waarmede hun vel befchilderd was: dan
eens vertoonde het gemengelde en bonte too-
neel dier meenigte mij de omzoomde velden van
den Nijl, ?n van den Euphraat, wanneer, na
den regen of' de overllroomingen , duifenden van
bloemen aan alle kanten nitfprniten; dan we-
der vertoonde mij die meenigte, door haar ge^
druisch en beweging,' ontelbaare zwermen van
fpringhaanen, die in de lente de velden van
Haur'an komen bedekken.
Op het gezicht van zoo'veele bezielde en lee.
vende wezens , omvatte ik eensnags de onein^
digheid der verfchillciide denkbeelden en aan-
doeningen , in die uitgeftrektheid bij eikanderen
vereenigd: — aan den anderen ' kant, quot; dacht ik
op de: tegenftrijdigheid van zoo vcele gevoelens,
aan den.lchok, die dc menschlijke hartstogten zoo
ligt in beweging, brengt ik dobberde tusfchen
verbaasdheid, bewondering-, en eene geheime
vrees........ wanneer de wetgevers ftiltc ver-
zochten , en mijne geheele 'aandacht tot zich
trokken. , t .v
„ Bewoners der aarde ! zeiden zij; een vrij en
machtig Volk doet u woorden van btllijkheid en
vrede hooren ; het bied u zekere waarborgen van
zijn vpornemen aan, gelegen iii' zijne, overtui-
ging , fn in zijne ondervinding. ;5inds lang.ge:
drukt
-ocr page 171-drukt door dé zelfde rampen, als gij, heeft meti
'er de bron van opgefpoord ; men ondekte,
dat zij alleen uit geweld en onrechtvaardigheid
onftond , die de voorige geflachten , uit gebrek,
aan ondervinding , tot eene wet (lelden , en wel-
ke, door de vooroordeclen der tegenwoordige gc-
llacliten, ftaande bleven.
„ Het vrije volk vernietigde die gemaakte en
willekeurige wetten; het keerde tot den oorfprong
van alle rechten en der rede te rug , en zag,
dat beiden in dezelfde orde 'van U heelal befton-
den; als ook, dat in het natuurlijk zamenftel van
den mensch , die eeuwige cn onveranderlijke
wetten gevestigd zijn; dat hij die flechts bc«-
hoeft gade tc flaan , om door haar gelukkig te
worden, ó Stervelingen ! verheft uwe oogen naar
den hemel, die u verlicht! vestigt uw gezicht op
de aarde , die u voedt 1 Wanneer zij aan alle
menfchen dezelfde gefchenken geeft, wanneer
gij van denbsp;die alles bezielt, hetzelfde
leven , dezelfde zintuigen ontvingt , verkreegt gij
hierdoor ook niet een gelijk recht, om haare
weldaaden tc genieten?---- Verklaarde zij u,
hierdoor zelfs, niet allen gelijk en vrij? Wat
fterveling zal dan aan zijnen medemensch dat gee-
ne weigeren, het geen de Natuur hem fchonk ?
ó Volken! laat ons alle dwinglandij en twee-
dracht verbannen I Laten wij voordaan flechts
ééne maatfchappij, cén groot huisgezin uit-
maaken. Weet , dat het menschlijk ge-
flacht,quot; flechts eene zelfde, Conßitutie heeft; dat
'er
-ocr page 172-*cr maar eene zelfde wet, naamlijk die der Na-
tuur, voor hen beflaat ; dat 'er maar een wet-
boek is , naamlijk dat der rede; maar eeri
troon , die der billijkheid ; maar ceri altaar,
dat der eensgezindheidquot;
Als zij dit gezegd hadden, verhief zich van
alle kanten een gejuich, dat tot in de wolken
Weergalmde: duifend zegenende ftetnmen verhief
ven zich uit de menigte, en dc volken dcé*
den in hunne vervoering de aarde van de woor-
den gelijkheid , billijkheid en eensgezindheid
weergalmen.
Maar weldra volgde 'er, öp die eerde aan-
doening, eene zeer verfchillende beweging; wel-
haast bliezen de leeraars, de opperhoofden der
Volken , hen den geest van tweedracht in : eerst
onftond 'er eene morring, vervolgends een op-
loop , die zich al meer en meer verfprcidde, tot
dat 'er eene geheele wanorde onftond--elk
volk verhief zijne uitfluitende voorrechten , eft
betoogde zijn recht om te overlieerfchen , door
Éijii wetboek en zijne flellingen*
„ Gij dwaalt,quot; zeiden de partijen , terwijl zij
elkander met den vinger aanweezen; „ wij alleen
„ bezitten de waarheid cn de reden; wij heb-
j, ben alleen den waarcn regel van allen recht ^
5, van alle billijkheid , als ook het cenigfte mid-
j, del tot geluk en volmaaking; alle andere
,, menfchen zijn blind of oproerig.quot; 'Er on-;
ftond eene ontzachlijke beweging.
Maar de wetgevers vorderden ftiltc. „ Volken i
-ocr page 173-Zeidetï 2ij , „ welk eene hartstogt beroert u ? •
„ Wat zal die twist te weeg brengen? Wat wacht
,, gij van uwe verfchillen ? Zederd eeuwen is
„ de aarde een veld van twist; gij florttet ftroo-
,, men bloeds om uWe twistgedingen : wat brag4
„ ten zoo veele veldflagen en traanen voord ?
5, Wanneer de fterke den zwakken aan zijn gevoe-
„ len onderwierp, wat deed hij dau, tot be«
„ vestiging der waarheid ? 6 Volken ! raadpleegt
„ met uwe eigen wijsheid, wanneer 'er eenige
,, twist, tusfchen enkele perfoonen of bloedver-
,, wandten, heerscht, wat doet gij dan om de
,, twistenden te bevredigen ? Stelt gij dan geene
,, Rechters tusfchen hen?quot; — „ Jaquot; , andwoordde
eenparig de geheele meenigte. — „ Wel nu,
„ ftelt ook Rechters aen tusfchen de genen, die
,, de oorzaaken van uwe twisten zijn; gebiedt aan
„ die genen, die de inftellers van uwe gevoelens
„ zijn , en die u hun geloof opdringen, van
,, hunne redenen voor u open te leggen. gt; •
„ Vermids zij uwe belangen in handen hebben,
„ weet dan ook, hoe zij die behandelen! En
3» gÜgt; Opperhoofden en Leeraars der Volken I
„ alvoorens gij hen in de worsteling van uwe
ftellingen wegfleept , moet gij de tegenftrij-
„ dighedcn wederleggen , en de bewijzen ftaavenl
,, — laten wij eene plechtige rechtbank ter we-
„ derlegging van alle tegenftrijdige gevoelens, op-
p richten, — een openlijk onderzoek van de
„ waarheid doen, nief voor de rechtbank van
een
-ocr page 174-160/ D E PUI NtH.0 O.P'E N.
,, een. enkel mensch, dien men,-kan ^omkopen,
,, of voor die van eene driftige partjj; maar la-
,, ten de kundigheden- cn;|,de belangen van het
„ geheele Menschdom Iiicr het vonnis yellen;
„ dat het natuurlijk^ verftand van het geheele
„ Menschlijk Geflacht onze beflisfer cn onze
„ rechter zij,quot;
rn
f» .
f .. ■;
■r
- ■ {