-ocr page 1-

leeszaal

nieuwe geschiedenis

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

DE NEDERLANDSCHE REPUBLIEK EN MÜNSIEK

GEDÜEEHDE DE JAREN 1666-1679.

-ocr page 5-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

1044 6759

-ocr page 6-

DE NEDERLANDSCHE REPUBLIEK EN MUNSTER

GEDURENDE DE JAREN 1666-1679.

I/OOR

Mr. F. DER KINDEREN. FZK.

sstb.. .iOTH tEK DEh

rijksuniversiteit

y x r e C H T.

LEIDEN,

GEBROEDERS VAN DER HOEK. 1 8 74.

-ocr page 7-

Boek- en Steen-drukkerij van De Breuk amp; Smits.

-ocr page 8-

V O O E B E E I C ïï T.

Nadat door mij in mijn academisch proef schrift de betrekkingen tusschen de Nederlandsche Republiek en Munster gedurende de jaren 1650—1666 beschreven waren geworden , had ik mij ten doel gesteld, de héhandeling daarvan tot den dood van bisschop Christoph Bernard of liever tot de verschillende vredesverdragen , die het uitvloeisel der onderhandelingen te Nijmegen waren, voort te zetten. Het nevensgaande werk, waarvoor ik hierbij de welwillendheid van het publiek inroep, is de verwezenlijking van mijn plan. Vit den aard der zaak was het in dit werk, meer dan in het vroegere, noodig, ook de aandacht aan andere diplomatische onderhandelingen te schenken. Vooral moest zulks omstreeks het jaar 1672 hel geval zijn.

Deze korte woorden mogen tot inleiding dienen. Voordat ik echter eindig, is het mij eene behoefte, openlijk mijn dank te betuigen aan allen, die mij bij mijn arbeid behulpzaam zijn geweest.

In de eerste plaats komen daarbij in aanmerking alle i, die aan ons rijksarchief verbonden zijn. Hunne reeds zoo dikwerf

1

-ocr page 9-

V 1

geroemde bereidvaardigheid hebben zij ruimschoots ook jegens mij getoond.

Niet minder heuschheid mocht ik bij de twee bezoeken, die ik in 1872 aan Munster bracht, ondervinden van geheimraad Dr. 11. Wilmans , provinciaal archivaris, en van den archiv-secretair Dr. TF- Sauer , en het is voorzeker niet hun te wijten, dat mijne nasporingen aldaar niet dat resultaat gehad hebben, hetwelk ik mij daarvan voorgesteld had. Het archief te Munster bevatte vroeger vele stukken over zaken, die o. a. op de door den bisschop gevoerde oorlogen betrekking hadden, zoogenaamde militaria. Veel daarvan , dat misschien niet onbelangrijk zou ge-weest zijn , is door dan vroeg eren archivaris , Dr. II. A. Erhard, na een ivellicht te vluchtig onderzoek , vernietigd.

Eene andere teleurstelling was, dat de brieven van Messing, den Munsterschen resident in den Haag , zeer onbelangrijk zijn en over het algemeen niets meer dan nouvelles behelzen.

De briefwisseling der bisschoppelijke gezanten bij de vredehandeling te Keulen in 1673 en 1674 vormt een groot pakket. Jammer genoeg is het grootste gedeelte daarvan onleesbaar, dewijl er, ivie weet wanneer, eene roode vloeistof, waarschijnlijk wijn, over gestort is geworden, waardoor tevens vele brieven zoodanig op elkander kleven, dat men ze bij aanraking dreigt te verscheuren.

Tot overmaat van teleurstelling bevinden zich vele correspondenties van Christoph Bernard niU meer in het gemelde archief, die of door de eene of andere oorzaak verloren zijn gegaan, of misschien wel hier of elders in een familie-archief schuilen. Tot die niet te vinden stukken behooren denkelijk juist de interessantste correspondenties van den bisschop. Ten minste geene brieven , tusschen hem en zijne gezanten te Parijs gewisseld, zijn

-ocr page 10-

V I I

onder mijne oogen gekomen, evenmin als b. v. eenig stuk, dat op zijne geheime , in het geheel niet eervolle onderhandeling met Frankrijk in 1676 betrekking heeft. Het eenige, wat mij troost, is , dat Dr. Tricking, die eveneens het archief te Munster en zelf s, zooals hij verklaart, dat van de familie van Galen nauwkeurig onderzocht heeft, evenmin iets van die correspondenties heeft ontdekt.

Ook de besturen van verschillende bibliotheken, zoo te Haarlem als in dm Haag en te Leiden , hebben mij met hunne gewone bereidvaardigheid geholpen Dezelfde vjelwillendheid mocht ik van bijzondere personen ondervinden, uit wier aantal het mij vergund zij, met name de heeren Enschedé te Haarlem te noemen , die mij met de meeste heuschhexd inzage van het unieke exemplaar der oude jaargangen hunner courant verleenden.

-ocr page 11-
-ocr page 12-

B K 0 N iN E i\.

Actes et memoires des negotiations c)e la paix de Nimègue. Amsterdam , Abr. Wolfgangk , et Nimègue , Adr. Moet-jens. 1679. 1G80.

L. van Aitzema. Historie of verhael van saken van staet en oorlogh. 's Graven-Hage, J. Veely, J. Tongerloo amp; J. Doll. 1657—1671.

J. ab Alpen. Decas de vita et rebus gestis Christophori Bernardi episcopi et principis Monasteriensis. Monastery Westphaliae, Typis Raesfeldicis.

Archives ou correspondance inédite de la maison d'Onmge-Nassau. Deuxieme Série. Utrecht, Kemink etfils.1857—1861.

Basnage. Annales des Provinces-Unies. la Haye, Charles le Vier. 1719. 1726.

J. Bosscha Neêrlands heldendaden te land van de vroegste tijden af tot in onze dagen. Leeuwarden, G. T. N, Suringar. 1845—1856.

-ocr page 13-

X

A, F. Busching. Nieuwe geographie of aardrijks-beschry-ving. 'sHage, Amsterdam en Utrecht, Ottho van Thol, Steven van Esveldt en Abr. van Paddenburg. 1761—1770.

F. VV. C. P. van Bylandt. Het diplomatisch beleid van Hieronymus van Beverningk, gedurende de jaren 1G72— 1678. 's Gravenhage, H. J. Gerretsen. 1863.

Can en S c h e 11 u s. Groot placaet-boek.

P. Corstiens. Bernard van Galen, vorst-bisschop van Munster. Rotterdam, G. W. van Belle. 1872.

G. B. D e p p i n g. Geschiedenis van den oorlog der Mun-sterschen en Keulschen, in verbond met Frankrijk, tegen Holland, in de jaren 1672, 1673 en 1674. Arnhem, Is. An. Nijhoff. 1841.

H. A. van D ij k. Bijdrage tot de geschiedenis der Neder-landsche diplomatie. Handelingen met Frankrijk en Spanje in de jaren 1668—1672, Utrecht, Kemink amp; Zoon. 1851.

J. G. D r o y s e n. Der Staat des grossen Kurfürsten. Leipzig, Veit und Comp. 1863—1865,

J. B u m o n t. Corps universel diplomatique du droit des

. gens. Amsterdam, P. Brunei et G. quot;Wetstein. 1726—1731.

L. E n n e n, Frankreich und der Niederrhein. Köln und Neuss, L. Schwann. 1855. 1856.

H. A. Er hard. Geschichte Munsters. Munster, Fr, Re-gensberg. 1837.

d'E s t r a d e s. Lettres, mémoires et négociations. Londres , J. Nourse. 1743.

de Flassan. Histoire générale et raisonnée de la diplomatie frangaise, ou de la politique de la France. Paris et Strasbourg, Treuttel et Würtz. 1811.

-ocr page 14-

X I

de Garden. Histoire générale des traités de paix. Paris, Amvot.

(G u i 11 e a u m e).Topographisch-historisch-statistische Beschrei-bung der Stadt Munster. Münster , Coppenrath. 1836.

W. Haven: an n. Geschichte lt;ler Lande Braunschweig und Lünebui'g. Lunenburg, von Herold amp; Wahlstab , 1837. 1838 en Göttingen, Dietericli , '1857.

Historisch Verhael en Politique Dedenckingen aengaende de Bestieringe van Staet- en Oorloghs-Saken, Voor-gevallen onder de Bedieningen van de Ileeren Cornelis en Johan de Witt. Amsterdam, J. H. B. 1G77.

Hollandsche Mercurius. Haerlern, P. Casteleyn. 1607 sqq.

J. H. Hora S i c c a m a. Schets van de diplomatische betrekkingen tusschen Nederland en Brandenburg. 1596— 1678. Utrecht, Kemink en Zoon. 1867.

J. C. de Jonge. Verhandelingen en onuitgegeven stukken betreflende de geschiedenis der Nederlanden. Delft, wed. J. Allart. en 's Gravenhage en Amsterdam, Gebr.

van Cleef. 1827.

O. KIo pp. Geschichte Ostl'rieslands von 1570—1751. Os-nabrück, Klopp. 1850,

A. Kluit. Index chronologicus federum. Lugduni Batavo-rum, S. et J. Luchtmans. 1789.

W. J. Knoop. Nederland in 1672 en 1673. 's Hertogenbosch, Gebr. Muller. 1851.

(K o ny n en b er g). Franse, Engelse, Keulse, Munsterseen Nederlandse oorloge. Amsterdam , Jac. Konynenberg. 1673.

G. L. K r i e g k. Deutsches Bürgerthum im Mittelalter. Frankfurt a. M., Literarische Anstalt. 1868. 1871.

-ocr page 15-

X I I

Mignet. Negocialions relatives a la succession d'Espagne sous Louis XIV. Paris, Imprimerie Royale. 1835. 1842.

T h. von M o e r n e r. Kurbrandenburgs Staatsvertrage von '1601 bis 1700. Berlin. Georg Reimer. 1867.

P. L. M u 11 e r. Nederlands eerste betrekkingen met Oostenrijk toegelicht uit de correspondentie der keizerlijke gezanten te 's Gravenhage 1658—1678 Amsterdam , C. G. van der Post. 1870.

P. L. Muller. Wilhelm 111 von Oranien und Georg Friedrich von Waldeck, Haag, Martinus Nyhoff. 1873.

P. L. Mulle r. Briefwisseling tusschen den raadpensionaris Fagel en don veldmaarschalk graaf van Waldeck in 1677. (Overgedrukt uit de Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).

Oouvres de Li.uis XIV Paris et Strassbourg, Treuttel et Würtz. 1806.

H. Peter. Der Krieg des grossen Kurfiirsten gegen Frank-reich, 167'2—1675. Halle, Buchhandlung des Waisenhau-ses, 1870.

S de Pufendorf. De rebus gestis Frederici Wilhelmi Magni , Electoris Brandenburgici , commentariorum libri novendecim. Lipsiae et Berolini, J. A. Rüdiger. 1733,

F. F. von R a e t von Bögelskatnp, Beytrage zur Geschichte Westphalens, zugleich Versuch einer Provin-zialgeschichte der merkwürdigen Gi'affschaft Bentheim. Munster, Aschendorff. 1805.

J. G. von Rauchbar. Leben und Thaten des Fürsten Georg Friedrich von Waldeck Arolsen, Speyer. 1867—1872.

Resoluties van Hollandt ende Westvrieslandt.

-ocr page 16-

XIII

C. K o u s s e t. Histoire de Louvois et de son administration politique et militaire. Paris, Didior et Ci®. 1864.

G. D. J. Schotel. Iets over Hieronymus van Beverningk en Bruno van der Dussen. 's Hcrtogenbosch, Gebr Muller. 1847.

Secrete resolutien van de Edele Groot Mog. Heeren Staten van Holland en Westvriesland. Utrecht, Willem van de Water. 1717.

L. T. Spit tier. Geschichte des Fürstenthums Hannover. Göttingen , Witvve Vandenhoek. 1786.

L. Sylvius. Historiën onses tvds. Amsterdam, J. ten Hoorn en J. Bouman. 1685 sqq.

L. S y 1 v i ii s. Saken van staat, rakende de verschillen van de heeren graven van Benthem.

J. W. van Sypesteyn. Nederland en Brandenburg in 1672 en 1673. quot;s Gravenhage, Gebr. van Cleef. 1863,

J. W. van Sypesteyn en J. P. de Bordes. De verdediging van Nederland in 1672 en 1673. 's Gravenhage, Gebr. J. amp; H. van Langenhuysen. 1850.

W. Temple. Works. London, A. Churchill, etc. 1720.

P. A. Tiele. Bibliotheek van Nederlandsche pamlletten. Amsterdam, Frederik Muller. 1858—1861.

K. Tii eking. Geschichte des Stifts Mi'mster unter Christoph Bernard von Galen. Munster , Aschendorfl'. 1865.

Urkunden und Actenstücke zur Geschichte des Kurfursten Friedrich Wilhelm von Brandenburg. Berlin , GeorgReimer. 1864 sqq.

P. Valkenier, 't Verwerd Europa. Amsterdam , A. Schoo-nenburg en J. Rotterdam. 1742.

-ocr page 17-

X 1 V

Vervolg van 't verwerd Europa. Amsterdam , A. Sclioonen-

burg en J. Rotterdam. 1742.

W. F. Visch. Geschiedenis van het graafschap Bentheirn.

Zwolle, J. L. Zeehuisen. 1820.

(S. de V r i e s). La vie et les actions de Monseigneur Chris-

tophle Bernard de Gale. Cologne, Pierre le Jeune. 1079. J. W a g e n a a r. Vaderlandsche historie. Amsterdam , J. Al-

lart. 1790—1796.

T. D. Wiarda. Ostfriesische Geschichte. Aurich, A. F.

Winter. 1797. 1798.

A. de Wicquefort. L'ambassadeur et ses fonctions. Cologne, Pierre Marteau. 1715.

A. de Wicquefort. Histoire des Provinces Unies des

Pais Bas. Amsterdam, Frederik Muller. 1861—1866. E. Wiens. Rechtfertigung einiger Klagen des Fürstbischofs Christoph Bernard v. Galen über die Verrathereien der General Staaten. Munster, Fr. Regensberg. 1843. E. Wiens. Sammlung fragmentarische!- Nachrichten über Christoph Bernard von Galen. Miinster , Coppenrath. 1834. H. van W ij n e. a. Bijvoegsels en aanmerkingen voor de vaderlandsche historie van Jan Wagenaar. Amsterdam , J. Mart. 1799.

J. de Wr i 11. Brieven, 's Gravenhage, Hendrick Scheurleer. 1723—1727.

-ocr page 18-

AFKORTINGEN.

R. A. = Rijksarchief.

F. M. L. = Fürstl. Münst. Landesarchiv.

R. P. — Romswinckelsche papieren.

K. B. — Koninklijke bibliotheek.

Tot naricht diene, dat het pakket brieven van Wicquefort, door Mr. Chais van Buren bij de uitgave van dien schrijver gebruikt, zich thans op de koninklijke bibliotheek te 's Gra-venhage bevindt, terwijl daarentegen de Romswinckelsche papieren vandaar naar het rijksarchief overgebracht zijn.

-ocr page 19-

X IV

Vervolg van 't verwerd Europa. Amsterdam , A. Schoonen-

burg en J. Rotterdam. 1742.

W. F. Vise h. Geschiedenis van het graafschap Bentheim.

Zwolle, J. L. Zeehuisen. 1820.

(S. de V r i e s). La vie et les actions de Monseigneur Chris-

tophle Bernard de Gale. Cologne, Pierre le Jeune. 1G79. J. W a g e n a a r. Vaderlandsche historie. Amsterdam , J. Al-

lart. 1790—1790.

T, D. W i a r d a. Ostfriesische Geschichte. Aurich , A. F.

Winter. 1797. 1798.

A. de Wicquefort. L'ambassadeur et ses fonctions. Cologne, Pierre Marteau. 1715.

A. de Wicquefort. Histoire des Provinces Unies des

Pais Bas. Amsterdam, Frederik Muller. 1861—1866. E. Wiens. Rechtfertigung einiger Klagen des Fürstbischofs Christoph Bernard v. Galen über die Verrathereien der General Staaten. Munster, Fr. Regensberg. 1843. E. Wiens. Sammlung fragmentarischer Nachrichten über Christoph Bernard von Galen. Munster , Coppenrath. 1834. H, van W ij n e. a. Bijvoegsels en aanmerkingen voor de vaderlandsche historie van Jan Wagenaar. Amsterdam , J. Allart. 1799.

J. d e Wit t. Brieven, 's Gravenhage, Hendrick Scheurleer. 1723—1727.

-ocr page 20-

XV

AFKORTINGEN.

R. A. — Rijksarchief.

F. M. L. = Fürstl. Münst. Landesarchiv.

R. P. = Romswinckelsche papieren.

K. B. Koninklijke bibliotiieek.

Tot naricht dieue, dat het pakket brieven van Wicquefort, door Mr. Chais van Buren bij de uitgave van dien schrijver gebruikt, zich thans op de koninklijke bibliotheek te 's Gra-venhage bevindt, terwijl daarentegen de Romswinckelsche papieren vandaar naar het rijksarchief overgebracht zijn.

Hi

é

-ocr page 21-

sMiBSSI

I I I ^SÊSm

S?J ■

ifiMIP' ■ 11 11 ^te-iWMM

BB

V'ï'M': -v':- ;■...

«mm

IMmiSamp;SH/m

i ■'■•

iM

ajjSi,- ,■-:. ■.•■ ■

;:-.r'::;:■.■v'-l %.quot;'X

-ocr page 22-

EEliSTE HOOFDSTUK.

COPES NAAR MUNSTER GEZONDEN. — ONDERHANDELINGEN VAN FRANKRIJK MET DE RIJNVORSTEN. — WERVINGEN VAN CHRISTOPH BERNARD. — ONDERHANDELINGEN VAN H. H. M. EN VAN FRANKRIJK MET BRANDENBURG.

Onder de landen, die in de eeuw aan de Vereenigde Nederlanden grensden, behoorde het stift Munster, niet merkwaardig door grootte of bevolking, maar door den bisschop, welke in dien tijd daarover als vorst heerschte. Niemand is de naam van Christoph Bernard van Galen onbekend. Als vorst van een klein land heeft hij onzen staat genoeg te doen gegeven. Bijna onafgebroken van zijne komst op den bisschopszetel (1650) had hij twisten met H. H. M. gehad. Onze Staten hadden hem in de zaak van Borculo den voet dwars gezet, in zijne twisten met de stad Munster partij voor de laatste gekozen en bij gelegenheid der quaestie

-ocr page 23-

2

over de Lichtensteinsche schuld zelfs de wapenen tegen hem opgevat. Dat alles had bij den krijgszuchtigen prelaat een wrok gezet, dien het jaar 4665 hem gelegenheid gaf te koelen; De oorlog, dien Engeland ons aangedaan had, was den bisschop eene welkome gebeurtenis. Hy verbond zich met Karei II en behaalde in den beginne geen onaanzienlijke voor-deelen. Spoedig echter begon zijne gelukszon te tanen, Lode-wijk XIV koos partij voor ons en zond een leger te onzer hulpe. De Engelsche subsidiën werden den bisschop niet geregeld uitbetaald en de loop der krijgsverrichtingen beantwoordde niet aan de verwachting , die hy daarvan gekoesterd had. Hij werd daardoor bewogen, 18 April 1666 te Kleef vrede met H. H. M. te sluiten , welk tractaat nader bevestigd en geëlucideerd werd door dat, hetwelk 28 Juli daaraanvolgende te Noordhoorn gesloten werd.

De diplomatische betrekkingen tusschen Christoph Bernard en H. H. M. werden hervat. Reeds na het eerste vredesverdrag had de bisschop een brief van credentie geschreven voor Hessing, die hem geruimen tijd te voren in den Haag vertegenwoordigd had '). Groote verschillen bestonden er niet meer, en het eenige , wat nog te vereffenen viel, waren eenige pretensies van personen uit onzen staat hetzij tegen inwoners van Munster, hetzij tegen die stad zelve, en eenige punten, die naar aanleiding van het verdrag van Noordhoorn geregeld moesten worden 2). H. H. M. besloten , iemand naar Munster te zenden , deels om die geschillen uit den weg te ruimen, deels om een wakend oog te houden, dat de bis-

') 15m; St.-G. C Aug: 16GG.

') De geschiedenis dier pretensies zal ik in bijlage I behandelen,

-ocr page 24-

schop, van de quaestie over Bremen gebruik makende, niet handelde in strijd met art. 7 van den Kleefschen vrede, volgens hetwelk hij slechts een leger van 3000 man op de been mocht hebben. Men wantrouwde den krijgszuchtigen nabuur '), en niet geheel ten onrechte. Het is daarom te verwonderen, dat H. II M. niet een agent te Munster aanstelden , om op de handelingen des bisschops het oog te

') Als een bewijs van wantrouwen dicne, dat vrij spoedig na den vrede (14 Nov: ]6GC) de Raad van State eene petitie van ƒ 100000 deed tot het bouwen van een „royaelquot; fort bij Eoveen, van welke plaats men in 16G5 bet belang bad leeren kennen. De geschiedenis van dat fort levert eene bijdrage tot de nalatigheid, die toenmaals in de verdediging te land heerschte. Ter vergadering van Holland duurde het een half jaar, voordat er geconsenteerd werd. In 1G68, toen de quaestie over den doortocht der Lunenburgsche troepen door het stift Munster bezorgdheid wekte, vonden H. H. M. goed, eens bij den Raad van State te iuformeeren, hoe het met den bouw van het fort stond, hetgeen ten gevolge had , dat men besloot, het werk 20 April te Zwolle aan te besteden. Kort daarop evenwel stond de bisschop den doortocht toe, en er kwrani niets van den bouw. Toen op het laatst van 1G71 het gevaar begon te dreigen, drongen H. H. M., op initiatief van Holland, bij Zeeland op consent in de bewuste petitie aan. Daarop gaven al de provincies hare toestemming' en maanden H. H. 11. den Raad van State aan, voor den bouw te zorgen. Na eene hernieuwde aanmaning committeerde de Raad van State Aylva naar Overijssel, om den toestand der moerassen bij Roveen, Staphorst en de Ommerschans op te nemen en tevens te Zwolle het bouwen van het bewuste fort aan te besteden. Dit geschiedde, doch nn maakte Holland zwarigheid over zijn gedeelte in de petitie. Niet lang na de aanbesteding, die pas in de laatste dagen van April 1G72 plaats had, maakte de bisschop zich meester van Roveen en op die wijze een einde aan de moeilijkheid. (Res: St.-G-. G Nov; 1G6G, 10, 21 Maart, -l April 1GG8 , 29 Jan., 9, 27 April 1G72. Secr: Res: St.-G. 29 Dee: 1G71 , 29 Jan: 1G72. Ees: Holl; 19 Nov: 1666, 26 Mei 1667, 23 amp; 24 Dec: 1671. bl: 10, 19. 125).

-ocr page 25-

4

houden, in plaats van tot dien einde nu en dan iemand naar het stift te zenden.

De persoon, dien zij dezen keer tot dien post benoemden, was luitenant-kolonel Willem Copes, wiens naam bij de verovering van Wezel in IG72 eene treurige vermaardheid gekregen heeft. Zij gaven hem-, den titel van commissaris en legden hern 15 gld. daags toe. Hij vertrok 10 Aug. uit den Haag over Kleef en Wezel naar Rheine en had den SOten in het nabij gelegene klooster Bentlage zijne eerste audientie bij den bisschop, die hem zeer welwillend ontving.

In strijd met art. 2 van het Noordhoornsche verdrag zaten te Munster nog twee onzer officieren , kapitein Harris en vaandrig Bosch , in hechtenis, van wie men vergoeding begeerde voor hetgeen gevangene soldaten van andere compagnieën verteerd hadden. Copes vroeg de loslating dier officieren, waarop de bisschop antwoordde, dat hij daartoe zou overgaan, zoodra H. H. M. drie boeren uit Assen, eene aan zijn broeder, Hendrik van Galen, toebehoorende heerlijkheid, welke te Wezel gevangen zaten, loslieten. Op aandringen van Copes ontsloeg de bisschop de beide officieren , onder voorwaarde, dat zij binnen zes weken terug zouden komen, als de boeren niet vrijgelaten werden. Harris vertrok spoedig, doch Bosch, die niet zooveel haast maakte, werd door Tölner, commandant van Munster, vastgehouden, over welke handelwijze Copes te vergeefs bij den laatstgemelde protesteerde, terwijl de bisscnop de verzekering gaf, dat Bosch op eerewoord losgelaten zou worden. Zulks geschiedde dan ook eenigen tijd later. De vaandrig werd ontslagen, die ssyne expeditie wat spoediger als »voordesen aenstellen sal.quot; De boeren echter bleven in hechtenis, waarover Christoph Bernard bitter klaagde. Eerst 31

-ocr page 26-

5

Jan: 1667 gaven H. H. M. bevel, hen, tegen betaling hunner vertering, los te laten

Eene tweede zaak, die door Copes vereffend moest worden, betrof de achterstallige contributies. Groenewold , de met de inning belaste commissaris, had veertien ruiters der compagnie van Unico Ripperda uit Wezel gezonden, om de contributies in te vorderen. Die ruiters wei den gevankelijk naar Coesfeld gevoerd en van paarden en uitrusting beroofd. H. H. M. namen dit zeer euvel op. Zij eischten, dat de ruiters met hun toebehooren losgelaten werden, en dreigden, dat, als de contributies niet opgebracht werden, Groenewold ze rnanu militari zou innen. De bisschop was daarover zeer verstoord, maar het kwam onzerzijds niet tot den gemelden krachtigen maatregel. Men beval Groenewold, eene lijst der contributies in te leveren, en wel spoedig, daar men, om onkosten uit te sparen, hem uit zijn post wenschte te ontslaan. Groenewold voldeed aan het verlangen van H. H M., doch moest, daar deze lijst niet goedgekeurd werd, eene andere overleveren, die aan Copes gezonden werd. Onze commissaris vond die lijst zeer verschillend van die, welke Groenewold te Noordhoorn overgeleverd had. Hij vroeg om opheldering en gaf, na die gekregen te hebben , de lijst aan den bisschop. Deze ontstelde daarover zeer en vroeg justificatoire bescheiden. Welken afloop deze zaak gehad heeft kan ik niet melden, wel, dat Christoph Bernard daarover in het geheel niet tevreden was, evenmin als hierover, dat eenige troepen uit de Bourtange en de nabij

') Res: St.-G. 21, 23, 30 Juli, 2, 30 Aug:, 18 Oct:, 13, 29 Nov:, 13 Dec: 1600, 26, 31 Jau : 10Ü7. Aitz : B: XL VII. Dl: XIII. bl: 725.726. 727. Holl: Jlerc: 1667. bl: 15. Brieven van Copes, dt0 22, 25, 27 Aug:, 6, 13 Sept:, 25 Oct:, 5, 30 Nov:, 10 Dec: 1666 (R. A.).

O

-ocr page 27-

6

gelegene forten op zijn grondgebied allerlei baldadigheid bedreven en schepen op de Eems visiteerden. In den beginne vorderde hij, dat de handdadigen opgehangen en de commandanten gestraft zouden worden, doch kort daarop verklaarde hij, dat die zaken hem al te zwart afgeschilderd waren1).

Eene andere quaestie was de volgende. Cij het ontruimen der Nederlandsche sleden door de Munstersche troepen , hadden de oversten Bereuse (of Berinsenne, zooals hij zelf zijn naam teekende) en d'Ossery kwartier genomen in de aan den baron van Pallandt toebehoorende heerlijkheid Ham, nabij Gelder gelegen. Pallandt beweerde, dat die troepen aldaar door hot vernielen van huizen en het omhouwen van hoornen groote schade aangericht hadden. H. H. M. droegen de behartiging dier zaak aan Copes op. Van de beide officieren echter was d'Ossery in Spaanschen dienst overgegaan en was Berense ziek, zoodat aan de zaak vooreerst geen gevolg kon worden gegeven, terwijl later Christoph Bernard haar op de lange baan schoof. Nog in 1068 zag Pallandt zich genoodzaakt, die zaak aan H. H M. aan te bevelen , die brieven daarover aan Christoph Bernard en aan Castel-Rodrigo , in wiens dienst d'Ossery nog altijd was , schreven. Het antwoord van den bisschop (24 Febr : 16G8) werd aan den klager tol zyn naricht gegeven. Het was geen wonder , dat Pallandt weinig satisfactie

') Res: St.-amp;. 6, 9,22,27, 28, 29Sept:, 1,5,14Oct:,9,11 Nov: 1666, 26 Jan : 1G67. Aitz : 1.1. U : 726. 727. IIoll: Mere: 1.1. bl: 16. Brieven van Copes, ato 6, J3 Sept;, 10, 5/15, 18, 9/19, 28 Dcc: 1666, 18Jan: 1667 (R. A.) In 1671, toen men over de versterking des legers liegou te spreken , werd ter vergadering van 11. H. M. voorgesteld, Groenewold quot;weder tot commissaris-generaal der contributies aan te stellen. (Ros : St.-G. 14 Nov: 1071). Aan dat voorstel werd geen gevolg gegeven.

-ocr page 28-

7

kreeg, want Berense verklaarde aan zijn meester dat H. H. M. niets over de gemelde heerlijkheid te zeggen hadden ; dat deze altijd door iederen doortrekkenden troep tot kwartier gebruikt was, en dat bovendien Pallandt's klacht over geledene schade ongegrond was , dewijl hij zijne soldaten strenge tucht had laten houden i).

Copes , zooals ik gezegd heb , was door den bisschop zeer goed ontvangen , doch daar deze veel op de jacht was , liep het tot 26 Sept:, voordat zij te Ahaus een gesprek onder vier oogen hielden. Christoph Bernard ontvouwde eene landkaart en toonde Copes aan , hoe zijn land dat van H. H. M. van den Dullard tot aan den Rijn bij Wezel begrensde en dekte, en van welk belang het dus voor H. II. M. was, hem door een matig subsidie te vriend te houden , te meer , omdat nde )iverschillen voorbij sijn, ende een Prins geen Erfflanden heb-»bende, in 't Roomsche Ryck seer wel geappuijeert, en van alles »wel versien, soeckt niet als de rust, welvaert en t' best voor ssyne onderdanen, en vertrouwlyckheydt met syne Nabuijren.quot;

Door eene nauwere verbintenis , meende de bisschop, zou de handel der beide landen gebaat en tevens iedere andere mogendheid afgeschrikt worden , e'cn van hen beiden aan te vallen, daar H. H. M. het noodige geld konden leveren en hij uit zijne gehoorzame en strijdlustige onderdanen in korten tijd 10000 man en meer op de been kon brengen. Het verschil van godsdienst der beide contractanten zou wel geen be-

') Jïcs; St.-ö. 10 Aug: 1666, 16 Jan;, 3 Maart 1668.Aitz: 1.1.bl:725, Holl: Mere : 1.1. bl: 15. Brieven van Copes , dl° 25 Aug :, 13 , 28 Sept: 1666 (K, A.) Brief van Berinsenne aan den bisschop, dto 6 Sept: 1068(F.M.L. VIII. 1779).

-ocr page 29-

8

zwaar opleveren, daar toch de meeste zijner officieren niet

roomsch waren.

Intusschen was te Sassenberg de landdag bijeengekomen ,

aan welken de bisschop eene petitie deed, om , met het oog op den voortdurenden oorlog der Zweden tegen Bremen, op alles voorbereid te zijn. l)e landdag stond, zonder eenige moeilijkheid, ongeveer 80000 rksd: , in drie termijnen te betalen, toe, waarna de bisschop naar Corvey vertrok.

Het Munstersclie leger werd thans versterkt en aan de noordoostelijke grenzen van het stift samengetrokken , doch deze bewegingen hielden op, nadat het verdrag tusschen Zweden en Bremen gesloten was (15 Nov: 1G66). Van ieder der compagnieën , die de bezetting van Munster en Coesfeld uitmaakten, werden 25 man met onbepaald verlof naar hunne haardsteden gezonden. Kort daarop echter werden velen weder opgeroepen en op de grenzen van het stift geposteerd, terwijl de bisschoppelijke ingenieur Spöde naar de Yechta gezonden werd, om aan die rivier versterkingen op te werpen. Even spoedig kwam men weder tot kalmte , toen de Zweden rustig hunne winterkwartieren in het stift Bremen begonnen te betrekken 1).

In de eerste dagen van December kwam te Munster Jeure Millet als gezant van den Franschen koning. Lodewijk XIV bemerkte, dat de Duitsche vorsten weinig lust betoonden , tot de verlenging van het Rijnverbond over te gaan, hetgeen ook voor hem minder noodzakelijk was, nu hij niet meer Oostenrijk, maar Spanje tot tegenparty had. Hij besloot echter

••) Aitz : 1.1. bl: 725. 7-26. 727. Holl; Mere; 1.1. bl; 15.16. Brieven van Copes , d'° 22 , 25 Aug :, 1 , 27 Sept:, 4 , 12 , 22 , 25 , 29 Oct; ,2,12, 18, 24, 30 Nov:, 4,7, 10 Dcc: 16G6 (R. A.).

-ocr page 30-

O

niet sommige Duitsche vorsten afzonderlijke verdragen tg sluiten en had daarbij vooral het oog op Neuburg, Keulen, Mentz en Munster. Deze vier staten toch konden den doortocht van vreemde troepen van Philipsburg af tot aan de grensplaatsen van onze republiek beletten , mits zij alle vier tot hetzelfde doel samenwerkten. Met twee der genoemde vorsten had Lodewijk reeds zoodanig verbond gesloten. Bij het geheime verdrag van Fontainebleau (21 Juli 1066) had de hertog van Neuburg de verplichting op zich genomen, vreemden troepen den doortocht door zijn land te weigeren ; hij zou 2500 voetknechten en -400 ruiters op de been houden, waarvoor de koning hem 36000 rksd : per jaar zou betalen ; ingeval van een oorlog tusschen Frankrijk en Oostenrijk zou de hertog het getal zijner troepen brengen op 4000 voetknechten en 1800 ruiters tegen een subsidie van 48000 rkds; voor werf-geld en van 130000 rksd: jaarlyks . zoolang de oorlog dtiurde. Het verdrag zou van kracht zijn tot het einde van 1670, doch eerst in werking treden , zoodra ook de drie andere vorsten een dergelijk verdrag met Frankrijk gesloten hadden.

Den 22sten Oct: teekenden Lionne en Willem Ego van Furstenberg, gelastigde van Keulen , een verdrag, waarbij de keurvorst zich verplichtte, 2000 voetknechten en 300 ruiters op de been te houden tegen een jaarlijksch subsidie van 18000 kroonen, dat tot 130000 zou verhoogd worden in geval van oorlog . als wanneer de koning nog 40000 kroonen voor werf-geld zou geven en de keurvorst 4000 voetknechten en 1800 ruiters zou moeten onderhouden ; indien een vorst den doortocht door de landen van den keurvorst wilde dwingen , zou de koning dezen 6000 man te hulpe zenden en hem verder tegen alle schade vrijwaren.

-ocr page 31-

10

Nadat Lodewijk die twee verdragen gesloten liud, wilde hij ook Munster en Mentz aan zich verbinden en zond tot dien einde Millet naar Christoph Bernard. Deze ontving den gezant zeer goed en leende aan diens voorstellen het oor. De bisschop toch schatte de vriendschap van Frankrijk hooger dan die van Oostenrijk en Spanje en wilde gaarne met de eerstgenoemde mogendheid, die in zijne nabuurschap lag, goede verstandhouding hebben. Bovendien leverde een zoodanig verdrag , behalve een niet te verwerpen subsidie , dit voordeel op, dat het hem de gelegenheid gaf, het getal zijner troepen te vermeerderen , daar zulk een tractaat niet tegen den vrede van Kleef streed. Ware Millet van eene behoorlijke volmacht voorzien geweest, zoo was zeker reeds nu het verdrag tot stand gekomen, maar, dewijl zulks het geval niet was, vertrok Millet, na den bisschop aangemaand te hebben, spoedig iemand met volmacht naar Parijs te zenden ').

Copes bemerkte van de onderhandeling van Millet niets, maar was tevreden, dat deze hem zijne genegenheid jegens H. II. M. betuigde. Ook de bisschop bleef beweren, dat zoowel hij als Keulen zeer genegen tot een verbond met onzen staat waren en dat hij Wiedenbrück naar Neuburg gezonden had , om , onder anderen , ook den hertog van dit land tot eene gelijke dispositie te brengen. Het eenige , wat Copes bemerkte , was, dat Keulen, Neuburg en Munster in goede verstandhouding met elkander waren , doch hij meende dat zulks met het oog op een verbond met H. H. M. geschiedde. Toen onze gezant zijne afscheidsaudientie had, verklaarde de bisschop

i) Aitz ; 1.1. bl; 727, Alpen. Dl; II, 1)1: 7. 8. Euneu. Dl: I. bl: 184. 185. lloll: Mere: 1.1. bl: 10. Migtiet. Dl: II. bl; 21—34. Tiicking. bl; 1(50. 161. Urkuuden. Dl: II. bl: 427. Brief van Copes , d'quot; 10 Deo: 1666 (R. A.).

-ocr page 32-

H

wederom, dat ook Keulen goede gevoelens jegens H. II. M. koesterde en dat er zeker een nauw verbond gesloten koa worden, als de Staten aan den keurvorst Rijnberk teruggaven, hetgeen hun weinig nadeel zou toebrengen, daar zij buitendien genoeg vestingen aan den Rijn hadden. Ook kwam hij terug op het denkbeeld van een verbond met H. H. M. en somde nogmaals de voordeelen daarvan op. Dat alles klonk zeer fraai, al lag er ook iets van eene bedreiging in de woorden die Christoph Bernard dikwijls tegen Copes geuit had: »Aber wie becommen wir unser Borculo wederumb.quot;

Kort daarop verliet onze gezant Munsterland en bracht 17 Febr. 1667 ter vergadering van H. H. M. rapport uit1).

De zending van Copes leverde, behalve de vereffening van eenige quaesties, weinig op, hetgeen gedeeltelijk te wijten was aan H. H. M., die van des bisschops aanbiedingen van een verbond niet de minste notitie namen.

Frankrijk daarentegen zette ijverig zijne pogingen voort, om de Duitsche vorsten aan zich te verbinden. In het begin van 1667 kwam Willem Ego van Furstenberg te Weenen , om aldaar, quasi vanwege Keulen, met den Keizer over de verdeeling der Spaansche nalatenschap te spreken. Die onderhandeling wilde echter niet vlotten, deels, omdat men te Weenen huiverig was, deels, omdat men aldaar weinig ingenomen was met de persoonlijkheid van den afgezant, die, hoewel zelf Duitscher, zich altijd een hevig vijand van het Rijk en een ijverig vriend van Frankrijk getoond had. Men gaf evenwel bedektelijk aan Gremonville, Fransch gezant te Weenen ,

') Res: St.-Gr. 17 Febr: 16G7. Aitz : 1.1. bl: 727. 728. Holl: Mere : 1.1. bi: 16. 17. Tucking, bl: 160. Brieven van Copes, d10 10, 5/15, 9/19, 17/27 Dec: 1606 , 18 Jan: 1667 (R. A.).

-ocr page 33-

t(; kennen, dat men op de zaak wel wilde terugkomen, als een ander persoon daarmede belast werd. De markies van Malagon, Spaansch gezant aan het Keizerlijke hof, verzette zich ook tegen de onderhandeling, die Furstenberg op het touw wilde zetten, en toen deze eindelijk van Leopold een categorisch antwoord verzocht, werd hem eene weigering ten deel. Hij verliet daarop !) Maart Weenen en keerde naar Bonn tot den keurvorst terug ').

Gelukkiger slaagde Lodewijk bij twee andere Duitsche staten, Mentz en Munster, die hij, zooals ik reeds gezegd heb, gaarne op zijne zijde wilde hebben. De onderhandelingen met den keurvorst van Mentz werden te Heilbron tusschen diens broeder, vrijheer Philips Erwin van Schönborn, en den abt Gravel, Fransch gezant te Mentz, gevoerd en besloten door het verdrag van Wurtzburg (28 Febr : 1067) , waarbij de keurvorst voor werfgeld 15000 en voor jaarlijksch onderhoud 30000 rksd : ontving voor het op de been houden van 2000 voetknechten en 300 ruiters, welke troepen, in geval van oorlog, vermeerderd zouden worden met 1000 voetknechten en 200 ruiters tegen verdubbeling van werfgeld en subsidie. Het verbond zou tot het einde van 1670 duren J).

') Ennen. 1. 1. bl: 190. 191. Mignet. 1. 1. bl: 324—326. De onderhandeling, door Furstenberg op het touw gezet, werd door de intriges van Gremonville tot een goed einde gebracht door het beroemde Weener ver-deelings-tractaat van 19 Jan: 1068, dat te lezen staat Mignet. 1. 1. bl: 441—449.

!) Ennen. 1. 1. bl: 18G. Mignet. 1. 1. bl: 34. 35. Philips Erwin kreeg voor zijne bemoeiingen eene jaarlijksche gratificatie, die in vredestijd 6000 en in geval van oorlog 15000 kroonen zou bedragen , zoolang het verdrag duurde. Hij had echter niet lang geuot van deze liberaliteit van Lodewijk , daar hij reeds 4 Nov: 1668 overleed.

-ocr page 34-

13

Nu bleef alleen Munster over. De bisschop was echter reerls vroeger door Millet te gunstig voor Frankrijk gestemd geworden, dan dat Lodewijk van dien kant zwarigheden behoefde te vreezen. Christoph Bernard droeg de onderhandeling over het tractaat aan Frederik von Schmising op, die en passant met gezanten van Keulen, Mentz en Neuburg over een defensief verdrag sprak. Daarop zette hij zijne reis naar Frankrijk voort en sloot te Saint-Germain 4 Mei 1667 een verdrag, waarbij de bisschop aannam, in vredestijd 2500 voetknechten en 400 ruiters tegen eene jaarlijksche bijdrage van 36000 rksd:, en in oorlogstijd 4000 voetknechten en 1700 ruiters tegen een werfgeld van 40000 en een jaarlijksch subsidie van 110000 rksd : op de been te houden.

Geen ander Duitsch potentaat toonde zich genegen , tot het verbond der vier vorsten met Lodewijk toe te treden Den Oct: werden deze vier afzonderlijke verdragen, waardoor Frankrijk in vredestijd op eene macht van 10400 en in oorlogstijd op eene van 20800 man kon rekenen, te Keulen door een collectief tractaat bekrachtigd. Eenigen tijd vroeger (31 Aug ; en 2 Sept:) hadden in dezelfde stad de vier gemelde Duitsche vorsten onder elkander een defensief verdrag gesloten , volgens hetwelk zij te samen 14000 voetknechten en 4200 ruiters tot bescherming hunner landen op de been zouden houden ').

Reeds spoedig had Lodewijk genot van de door hem ge-

') Alpeu, 1. 1. bl: 9. Depping. bl: 32. 33. Ennen. 1. 1. bl: 186. Mignet. 1. 1. bl : 34—36. 40, Tücking. bl: 161. Urkumlen. 1. 1. bl: 427. Lodewijk betaalde, volgens de vier verdragen, in vredestijd 120000 rksd: aan jaar-lijksche subsidies en 15000 aan werfgeld, welke sommen, in geval van oorlog, respectievelijk 430000 en 158000 rksd: bedroegen.

-ocr page 35-

u

maakte verdragen. Toen de devolutie-ooiiog uitbrak, wilde liij den doortocht aan de Oostenrijksche troepen , die misschien tot hulp van Spanje mochten oprukken, geweigerd zien. Hij liet daarom door zijn agent de Gomont te Keulen aan de afgezanten der met hem verbonden vorsten den doortocht vragen voor 44000 man, die hij den Polen tegen de Turken wilde zenden. Het antwoord (10 Juli) was eene weigering, maar tevens beloofde men juist datgene, waarnaar Lodewijk eigenlijk gestreefd had, n. 1. dat men geene hulp naar de Spaan-sche Nederlanden zou zenden en den doortocht van alle troepen, die daarheen mochten willen trekken, zou beletten 1).

Kort na het sluiten van het verdrag van Saint-öermain begon Christoph Bernard volk te werven, hetgeen H. H. M. zeer verontrustte, te meer, omdat zij niet wisten, tegen wien hij het voorzien had. Het eenige wat de Staten op den weg had kunnen helpen, was een bericht van hun resident te Regensburg, Hamel Bruynincx, dat de bisschop Schmising naar Parijs gezonden had. Deze tijding, in verband met den kort daarop volgenden devolutie-oorlog beschouwd , moest wel eenige reden tot bezorgdheid geven J).

H. H. M. achtten de wervingen des bisschops in strijd met art. 7 van den Kleefschen vrede en schreven hem daarover,

') llignet. I. 1. bl: 176—180. Secrete brief van Bruynincx, resident ie Begensburg, dt0 4 Aug: 1667 (E. A.).

2) Brief van van Juchen, commandant van Wezel, d'016 Febr: en secrete brief van Bruynincx, dto 10 Maart 1667 [ I'. A.). Blijkens een brief van Hessing aan den bisschop, d'0 19 April 1667 (F. M. L. 534. 1quot;.) had Wiedenbrück, eenigen tijd te voren incognito in den Haag gekomen, met de AVitt onderhandeld. Het is mij niet mogen gelukken te ontdekken, waarover die onderhandeling geloopen heeft.

-ocr page 36-

15

terwijl zij daarvan tovens kennis gaven aan de vorsten , die garandeurs van den gemelden vrede geweest waren (11 Juni). Lodewijk , om zeer begrijpelijke redenen , antwoordde niet. Brandenburg had zich reeds vóór de ontvangst van den brief van H. H. M. over de wervingen van Christoph Bernard beklaagd en hetn gesommeerd, daarmede op te houden. Millet, thans Fransch gezant te Berlijn, verontschuldigde den bisschop door te zeggen, dat deze, om schulden te betalen , in den winter vele troepen ontslagen had en nu nieuwe aannam , om ze te brengen op het door het Rijnverbond vereischte getal. De keurvorst antwoordde, dat hij, dewijl Christoph Bernard een buitengewoon aantal wierf, als garant van den Kleefschen vrede desnoods met zijn leger in Munsterland zou vallen en den bisschop , )gt;qiii lui était plus suspect que qui »que ce soitquot;, tot ontwapening dwingen.

Millet deed den toorn des keurvorsten eenigszins bedaren door de opmerking, dat Christoph Bernard, als lid van het Rijnverbond, een bondgenoot van Lodewijk en deze zelf ook garant van den vrede was. In den brief, dien de keurvorst 15/25 Juni aan H. H. M. terugschreef, gebruikte hij dan ook geene heftige termen. Hij drukte alleen de verwachting uit, dat de bisschop tot de verdediging van zijn eigen land, en niet om anderen staten nadeel toe te brengen , zooveel volk geworven had. De keurvorst wilde ook . in overleg met de hertogen van Wolfenbuttel en Hannover, aan Christoph Bernard eene missive zenden, doch die beide vorsten maakten zwarigheden, zoodat hij alleen den brief schreef (17 Juni).

De hertog van Neuburg zond eene kopie van der Staten brief aan den bisschop, om van hem te vernemen, welk antwoord gegeven moest worden , en schreef, evenals de keur-

-ocr page 37-

16

vorst van Keulen, aan H. II. M, terug, dat hij van de wervingen van Cliristoph Bernard kennis droeg en hem zelfs, in deze tegenwoordige gevaarlijke omstandigheden , geraden en verzocht had, zich in goed postuur te stellen ; dat de Staten echter gerust konden zijn, dat de Munstersche wervingen niet tegen hen gericht waren.

Wat den bisschop zeiven betreft, hij antwoordde 22 Juni, dat vroeger zijne troepen beneden het hem door den vrede toegestane getal geweest waren , maar dat hij thans geworven had, om zijn contingent voor het Rijnverbond gereed te hebben , en omdat overal in zijne nabuurschap zoovele oorlogstoerustingen gemaakt werden

Dit antwoord gaf den Staten tamelijk weinig voldoening. Bovendien werden zij in hun wantrouwen versterkt door de verschillende berichten , die zij ontvingen , en waarvan sommige niet onduidelijk te kennen gaven , dat de bisschop het op ons land gemunt had. Ook Keulen en Neuburg, zoo meldde men , waren sterk aan het werven , en men hield het er voor, dat die beide staten in een nauw verhond met Munster stonden 1).

In die omstandigheden kon het H. H. M. niet anders dan

i) Res: St.-G. 27 Juni, 9 Juli 1067. Secr: Ees: St.-G. 11 Juni 1G67. Aiiz: 1. 1. 1)1: 290. 543. 544. 741. 742. 745. Alpen. 1. 1. bl: 9. 10. Holl: Merc; 1. 1. bl: 109. 110. Tücking. bl: 101. 102. Urkunden. 1. l.bl: 443. 444. 449. 452. [de Vries] bl; 97. 98. Brief van Frederik Willem aan den bisschop , (1'° 17 Juni 1067 (E. P.). Brief van quot;Wicquefort, dquot; .. Juli 1067 (Ms. K. B.). Brief van Philips Willem van Neuburg aan den bisschop, d'° 24 Juni 1007 (F. M. L. 539. 1*).

') Brief van Sasburg, resident te Brussel, d'0 3 Juli 16G7 (R. P.). Secrete brief van Bruynincx , dquot;1 4 Juli 1007 (R. A ). Brief van Jozef van Katzeler aan de Witt, d10 24 Juni 1667 (E. A.).

-ocr page 38-

17

aangenaam zijn, dat de Brandenburgsche gezanten in den Haag met de Witt over eene toenadering begonnen te onderhandelen. De raad-pensionaris verhief de reeds vroeger door den keurvorst bevvezene diensten en zeide, dat het R'yk het meest bij den devolutie-oorlog geïnteresseerd was, waarop de gezanten , om seinen guten ingress umb endlich zu den sub-ssidien zu gelangenquot; te maken, antwoordden, dat het belang, hetwelk H. H. M. bij de zaak hadden , nog veel grooter was, en dat deze derhalve het meeste moesten doen.

Blaspeil deelde zijn meester een plan mede, volgens hetwelk men den bisschop zou sommeeren, zijne troepen tot op het getal van den Kleefschen vrede te verminderen, en hem, indien hij weigerde, plotseling zou aanvallen en zoomogelijk gevangennemen. De gezant vroeg den keurvorst, ol' deze zelf zulks wilde doen of het liever door eene andere mogendheid, waarmede hij op H. H. M. doelde, zag verrichten.

De keurvorst vond het plan uitnemend. Ook meende hij , dat er genoeg redenen waren, om den bisschop op die wijze te behandelen. Toch zag hij tegen de zaak op. Hij had geen geld ; hij kende de meening van den Keizer, de Staten en het huis Brunswijk—Lunenburg niet goed en bovendien wilde hij de keuze van een coadjutor in het stift Munster afwachten ').

Wat het laatste punt betreft werd de keurvorst weldra op de hoogte gesteld. Den -19lt;leu Juli had, na verschillende voorafgaande moeilijkheden , de verkiezing van een coadjutor

') Droysen. BI: III. bl: 1'JG. 198. 199. Pufend: bl: 532. Brievea iler

Brandenburgsche gezanten aan den keurvorst, d'0 -ÏLfU,U- ,m

o Juli, 9 Juli van Frederik 'Willem aan hen, (it0 17 Juli 10Ü7 (R. P.).

-ocr page 39-

•18

plaat?. Er waren twee candidaten, de bisscliop van Pader-born en de keurvorst van Keulen. In eene zeer woelige vergadering van het kapittel werd de eerste verkozen. De keurvorst van Keulen meende echter gegronde bezwaren tegen de verkiezing te hebben en was niet afkeerig, zijne aanspraken met de wapenen te handhaven, waartoe hij troepen bij Uecklinghausen verzamelde. Hij zond den baljuw van Rijnberk naar den Haag, om H. H. M. uit te noodigen. hem alleen als coadjutor te erkennen.

Dit bracht de Staten in een onaangenaam dilemma, daar ook de bisschop van Paderborn hun zijne verkiezing bericht en hetzelfde verzoek gedaan had. Men stelde voor, öf aan geen van beiden een antwoord te geven , of beiden geluk te wenschcn, dewijl men onzen staat geen rechter wilde maken in een geschil, dat door het hol' van Ro ne of door de wapenen beslist zou worden.

Tot dit laatste uiterste kwam het echter niet. Verscheidene vorsten gaven den raad, de zaak aan het oordeel van den Paus te onderwerpen. Deze vaardigde 30 April 4GG8 eene breve uit, waarbij hij de verkiezing van den Pader-bornschen bisschop bevestigde, terwijl 13 Maart 1CG9 hetzelfde vanwege den Keizer geschiedde 1).

Om tot de onderhandelingen met Brandenburg terug te keeren , de gezanten hadden weder eene conferentie ten huize van de Witt met dezen en de pensionarissen van Dordrecht, Haarlem, Amsterdam en Alkmaar gehad. Nadat men van beide zijden de voorwaarde gemaakt had , dat hetgeen be-

') Alpen. 1. 1, bl: 11—33, 49—56. ïücking. bl: 149—153. [de Vries], bl: 98—132. Secrete brief van Bruynincx, dt0 15 Aug: 1067 (E. A.) Brieven van Wicquefort, d'0 4 Aug;, 5, 12 Sept: 1607 (Ms. K. B.).

-ocr page 40-

19

handeld zou worden wederzijdsclie principalen niet verbond , kwam men hierin overeen, dat beider belang medebracht, den bisschop door de wapenen tot rede te brengen, voordat Frankrijk of Zweden hem kon helpen. De zaak moest dus zoo geheim mogelijk gehouden worden en daarom achtte men het beter, het huis Brunswijk—Lunenburg, dat uit vier hoofden bestond, daarin niet te moeien. Wat de uitvoering van het plan betrof, de Staten hadden wel volk genoeg, maar geen bekwaam opperhoofd, zoodat het beter bevonden werd, dat de keurvorst zich daarmede belastte, waartegen de Staten hem zouden beschermen tegen iedereen, die hem ter oorzake van dien zou aanvallen. Wat het subsidie betrof, men wilde onzerzijds zulks niet geven dan na den aanval op den bisschop , en dan nog slechts de helft van dat, hetwelk in 1G66 toegestaan was, en geen werfgeld.

De misnoegdheid der Staten tegen den bisschop nam hoe langer hoe meer toe. Hij zou zich onder een lustigen dronk hebben laten ontvallen, dat zijne wervingen tegen H. H. M. gericht waren. Bovendien had onlangs de commandant van Bocholt de uitlevering van eenige deserteurs aan van Juchen geweigerd. H. H. M. schenen dan ook niet afkeerig van het denkbeeld, nu de vrede met Engeland zoo goed als gesloten was, »de donner un peu sur les oreilles de 1'Evesque, et le sdeposseder tneme (s'il est possible) de cette superintendence net souverainetó qu'il monstra de vouloir exercer par tout,quot; en het scheen, alsof men hem een bezoek wilde brengen , »bij »provisie met een leger van 3C000 man.quot;

Bij zulk eene krachtige handeling was het echter zeer ge-wenscht, Frederik Willem tot bondgenoot te hebben. Holland droeg aan gecommitleerden op, met de Brandenburgsche ge-

-ocr page 41-

48

plaatP. Er waren twee candidaten, de bisschop van Pader-born en de keurvorst van Keulen. In eene zeer woelige vergadering van het kapittel werd de eerste verkozen. De keurvorst van Keulen meende echter gegronde bezwaren tegen de verkiezing te hebben en was niet afkeerig, zijne aanspraken met de wapenen te handhaven, waartoe hij troepen bij Recklinghausen verzamelde. Hij zond den baljuw van Rijnberk naar den Haag, om H. H. M. uit te noodigen, hem alleen als coadjutor te erkennen.

Dit bracht de Staten in een onaangenaam dilemma, daar ook de bisschop van Paderborn hun zijne verkiezing bericht en hetzelfde verzoek gedaan had. Men stelde voor, óf aan geen van beiden een antwoord te geven, óf beiden geluk te wenschen, dewijl men onzen staat geen rechter wilde maken in een geschil, dat door het hof van Ro ne of door de wapenen beslist zou worden.

Tot dit laatste uiterste kwam het echter niet. Verscheidene vorsten gaven den raad, de zaak aan het oordeel van den Paus te onderwerpen. Deze vaardigde 30 April •1GG8 eene breve uit, waarbij hij de verkiezing van den Pader-bornschen bisschop bevestigde, terwijl 13 Maart 1669 hetzelfde vanwege den Keizer geschiedde 1).

Om tot de onderhandelingen met Brandenburg terug te keeren , de gezanten hadden weder eene conferentie ten huize van de Witt met dezen en de pensionarissen van Dordrecht, Haarlem, Amsterdam en Alkmaar gehad. Nadat men van beide zijden de voorwaarde gemaakt had , dat hetgeen be-

') Alpen. 1. 1, bl: 11—33. 49—56. ïiicking. bi: 149—158. [de Tries], bl; 98—132. Secrete brief van Bruynincx , d10 15 Aug: 1GG7 (11. A.) Brieven van VVkqnefort, d*0 4 Aug;, 5, 12 Sept; 1007 (lis. K. B.).

-ocr page 42-

19

handeld zou worden wederzijdsche principalen niet verbond, kwam men hierin overeen, dat beider belang medebracht, den bisschop door de wapenen tot rede te brengen, voordat Frankrijk of Zweden hem kon helpen. De zaak moest dus zoo geheim mogelijk gehouden worden en daarom achtte men het beter, het huis Brunswijk—Lunenburg, dat uit vier hoofden bestond , daarin niet te moeien. Wat de uitvoering van het plan betrof, de Staten hadden wel volk genoeg, maar geen bekwaam opperhoofd , zoodat het beter bevonden werd , dat de keurvorst zich daarmede belastte, waartegen de Staten hem zouden beschermen tegen iedereen , die hem ter oorzake van dien zou aanvallen. Wat het subsidie betrof, men wilde onzerzijds zulks niet geven dan na den aanval op den bisschop , en dan nog slechts de helft van dat, hetwelk in 1G66 toegestaan was, en geen werfgeld.

De misnoegdheid der Staten tegen den bisschop nam hoe langer hoe meer toe. Hij zou zich onder een lustigen dronk hebben laten ontvallen, dat zijne wervingen tegen II. H. M. gericht waren. Bovendien had onlangs de commandant van Bocholt de uitlevering van eenige deserteurs aan van Juchen geweigerd. H. H. M. schenen dan ook niet afkeerig van het denkbeeld, nu de vrede met Engeland zoo goed als gesloten was, »de donner un peu sur les oreilles de l'Evesque, et le «deposseder meme (s'il est possible) de cette superintendence »et souveraineté qu'il monstre de vouloir exercer partout,quot; en het scheen, alsof men hem een bezoek wilde brengen , »bij «provisie met een leger van 3C000 man.quot;

Bij zulk eene krachtige handeling was het echter zeer ge-wenscht, Frederik Willem tot bondgenoot te hebben. Holland droeg aan gecommitteerden op, met de Brandenburgsche ge-

-ocr page 43-

20

zanten in conferentie te treden over de beste middelen, om de overtredingen des bisschops tegen den vrede tegen te gaan.

De keurvorst evenwel bleef tegen krachtige maatregelen opzien. Hij beweerde, dat de macht van Christoph Bernard niet groot genoeg was, om H. 11. M. vrees in te boezemen, en dat diens wervingen, al waren zij in strijd met het bij den vrede bepaalde getal, alleen dienden, om Munsterland te beveiligen. Bovendien had de bisschop aan den keurvorst geene reden tot vijandelijkheden gegeven en moest men, om hem aan te vallen, eene goede macht bijeenbrengen, waartoe geld noodig was. Desniettegenstaande verklaarde Frederik Willem , uit genegenheid jegens H. H. M., zich bereid, den bisschop aan te vallen, mits 1° duidelijk bleke, dat deze den Kleef-schen vrede overtreden had; 2° de Keizer het plan goedkeurde of ten minste niet afkeurde; 3quot; Zweden, Lunenburg en H. H. M. hein tegen alle schade vrijwaarden.

De Witt bleef beweren, dat het van groot belang zoowel voor den keurvorst als voor H. H. M. was, zoo spoedig mogelijk de executie tegen den bisschop ter hand te nemen. Verder zeide hij, dat Christoph Bernard door zijne groote wapening kennelijk tegen den vrede van Kleef handelde, en dat, als hij zijne wervingen door zijne toetreding tot het defensief tractaat van Keulen van 31 Aug: poogde te verontschuldigen, zulks van geene waarde was, daar gemeld tractaat in het voordeel van Frankrijk was en streed met het instru-mentum pacis, constitutiones imperii et iura principum. Werd de bisschop ex capite contraventionis et fractae pacis aangevallen , dan zouden de Keizer en Lunenburg daartegen zeker niets in te brengen hebben. De Stalen zouden hunne garantie

-ocr page 44-

21

eu een billijk subsidie niet weigeren , mits zij op dit laatste punt de eischen van den keurvorst vernamen.

De geldquaestie was de hoofdzaak, want men wilde onzerzijds geen subsidie geven, voordat Frederik Willem handelend optrad. De Brandenburgsche gezanten schreven echter aan hun meester, dat men op dit toedere punt misschien wel handelbaarder zou worden.

Desniettemin werd de onderhandeling met Brandenburg tegen den bisschop niet voortgezet. De vrees toch, die men voor zijne wervingen opgevat had , bleek ongegrond te zijn. Bovendien deden Munster , Keulen , Neuburg en Mentz, die gaarne de toetreding van Frederik Willem tot het door hen te Keulen gesloten verdrag zagen , eenige concessies. Zij verklaarden , niet langer Duitsche hulptroepen, die naar de Spaansche Nederlanden trokken , gewapenderhand te zullen tegenhouden , en zij verwezen de verlenging van het Rijnverbond naar den conseil des allies te Resensbunr 1).

O O /quot;

Terwijl aldus in den Haag te vergeefs met Brandenburg onderhandeld was, had de Fransche diplomatie te Berlijn niet stil gezeten. Millet was in April döG? daarheen gezonden , om den doortocht voor Fransche troepen, die de Polen tegen de Turken zouden helpen , te verzoeken. Millet kwam 1 Mei te Berlijn aan en bracht het verzoek aan den keurvorst over, die ten antwoord gaf, dat Polen geene hulp meer noodig had en daarom het vroeger gedane aanzoek orn

') Secr : Ees : IIoll: 6 Aug: 1GG7. Dl: II. bl: 581. Droysen, 1.1. bl: 205. 210. 211. Puiend: bl: 533. Brieven der gezanten aan den keurvorst, dto 13/23

Juli' 2'Aug:1, ^30 Au°:' 'askquot;*', 1S Sept: ' 7/17 SePt: -1/11 0ct: 1067 (R. P.). Brief van Wicquefort, d10 i Aug: 1(5(57 (Ms. K. B.). Jonrn : Aitz:

26 Juli, 2 Aug: 1667 (R. A.).

3

-ocr page 45-

22

hulptroepfin ingetrokken had. In het begin van Juni berichtte Millet aan den keurvorst, dat zijn meester van het zenden van troepen naar Polen afzag, en vroeg hem, wat hij van plan was te doen, indien de Keizer door de Brandenburg-sche landen een leger naar de Spaansche Nederlanden wilde zenden.

Frederik Willem was in het geheel niet gesticht over den inval van Lodewijk in België en schreef aan den Franschen koning, dat hij hoopte, dat door de bemiddeling van eenige vorsten de zaak nog in der minne kon bijgelegd worden. Aan Millet antwoordde hij, dat hij zich in den devolutie-oorlog niet wilde mengen ; dat zijne landen niet op den weg der Keizerlijke troepen lagen ; dat hij niet gezind was , eenigen doortocht toe te staan , maar dat, als Leopold dien wilde dwingen, hij zich daartegen niet zou kunnen verzetten, deels, omdat zijne eigene troepen te zeer verspreid waren, deels, omdat hij geen oorlog met den Keizer wenschte; eindelijk , dat hij zou afwachten, wat de vergadering der vorsten te Keulen zou beslissen.

Niettegenstaande aldus de keurvorst verklaarde neutraal te willen blijven, kreeg het Fransche hof bericht, dat hij vijandelijke gevoelens tegen Frankrijk koesterde. Millet onderhield hem daarover, doch hij verklaarde met tranen in de oogen, dat die berichten, welke ook hem ter oorer. waren gekomen , eene onwaarheid behelsden, en dat hij als man van eer de aan den koning beloofde neutraliteit zou handhaven.

Van de Spaansche zijde wendde men pogingen aan, ora den keurvorst tot openlijke hulp over te halen, en zond men tot dien einde markgraaf Herman van Baden naar Berlijn.

-ocr page 46-

De keurvorst, na alles gewikt en gewogen te hebben , antwoordde hem (9 Aug :) , dat hij den inval van Lodewijk met groot leedwezen vernomen had; dat hij met den Keizer, H. H. M. en Lunenburg over het behoud der Spaansche Nederlanden zou raadplegen; dat hij reeds vele troepen op de been had en in korten tijd nog meer kon werven , mits men hem de belofte van een subsidie gedurende en eene belooning na den oorlog gaf. De som van het werfgeld en het maandelijksche onderhoud van l'iOOO soldaten gaf hij aan den markgraaf op, die vervolgens naar Brussel terugkeerde.

Ook was te Berlijn vanwege den Keizer de graaf van Mansfeld gekomen, die naar Weenen schreef, dat de keurvorst verwonderd was over des Keizers werkeloosheid en dat, als Leopold 20000 man op de been bracht en daarover den keurvorst tot generalissimus aanstelde, deze een gelijk getal troepen daarbij zou voegen.

Frederik Willem zelf hield te Zinna eene bijeenkomst met Johan George II van Saksen , dien hij van zijne nauwe verstandhouding met Frankrijk poogde af te trekken. Tegen Millet beweerde hij, dat hij volstrekt geene verbintenis met Spanje had, doch Lionne berichtte den gezant, wat Mansfeld naar Weenen geschreven had en dat het dus van het hoogste belang was , den keurvorst tot een verbond of ten minste tot onzijdigheid over te halen.

Millet, wien ook de samenkomst te Zinna verdacht was , bracht (12 Oct;) aan den keurvorst de geruchten over , die Mansfeld verspreid had. Frederik Willem wierp de beschuldiging verre van zich en zeide, dat hij een te groot vorst was, om generalissimus van den Keizer te zijn, en geene kans zag, 20000 man bijeen te brengen.

-ocr page 47-

■24.

Eindelijk kwam aan het Brandenburgsche hof een gezant van Neuburg, die den baron van Schwerin opdroeg, aan Frederik Willem het hertogdom Gelder te beloven, ingeval hij zich voor Frankrijk verklaarde, of, ingeval van onzijdigheid , de hulp van Lodewijk in de Poolsche zaken. Schwerin, door de toezegging van 10000 kroonen gewonnen, verklaarde dat het voorstel hem wel beviel, maar dat zijn meester, wien daarenboven Spanje groote voordeelen aanbood , voor de wassende macht van Frankrijk zeer bevreesd was.

Millet deed hetzelfde voorstel aan Frederik Willem , die het niet verwierp en door Schwerin in zijne goede voornemens jegens Lodewijk versterkt werd. Om aan den Franschen gezant een bewijs van vertrouwen te geven, desavoueerde hij de handelingen van Blaspeil. Deze toch was naar Brussel gereisd en had aldaar uit eigen beweging met den landvoogd Castel-Rodrigo eene onderhandeling aangeknoopt en zelfs een verdrag opgesteld, volgens hetwelk men van Frankrijk vorderen zou, de zaken in den toestand , door den vrede der Pyreneën in het leven geroepen , terug te brengen , terwijl men dien eisch, bij weigering, met de wapenen zou doorzetten , waartoe Brandenburg 15000 man leveren zou , terwijl ook Zweden, Keur-Saksen, Brunswijk , Neuburg en Hossen tot medewerking overgehaald zouden worden en H. II. M. tegen een door Spanje te geven onderpand, het subsidie zouden betalen.

Te Parijs vertrouwde men echter den keurvorst nog niet geheel en Lionne droeg derhalve aan Millet op , tegen hem in krachtiger termen te spreken , en hem te kennen te geven , dat de koning vroeger of later wel de gelegenheid zou vinden , zich over de dubbelzinnige houding van Brandenburg te wreken.

-ocr page 48-

25

De keurvorst, de lauwheid van Spanje en den Keizer bemerkende, zond Meinders en Pöllnitz naar Parijs (3 Dec:). De onderhandelingen werden intusschen te Cüln a/Spree (Berlijn) voortgezet en leidden tot een tractaat, dat aldaar 5/15 Dec; 1607 gesloten werd. De koning beloofde, de verheffing van een prins van den bloede tot koning van Polen niet te zullen toestaan (art; 1), maar te bewerken, dat die waardigheid aan den hertog van Neubnrg gegeven word (art: 2) ; beide partijen zouden geene inbreuk op de vrijheden en wetten van Polen maken (art; 3) ; zij zouden beide alle pogingen tot herstel van den vrede aanwenden (art; 4); do keurvorst beloofde, zich in den oorlog tusschen Frankrijk en Spanje onzijdig te houden (art; 5) en geen doortocht van troepen, van welke mogendheid ook , te veroorloven (art; 6); hij zou ook de vorsten van den Westphaalschen kreits daartoe trachten over te halen (art; 7) en op nieuw in het Rijnverbond treden (art: 8); het verdrag zou binnen twee maanden door beide partijen geratificeerd worden, (art: 9) Dit laatste geschiedde 1 Febr; 1668.

Aldus was het Lodewijk gelukt, den keurvorst tot zijne belangen over te halen, nadat deze hem eerst groote reden van bezorgdheid gegeven had. Geen wonder dan ook, dat Millet, kort na het sluiten van het tractaat, uit Parijs 30000 kroonen ontving, om die als geschenk onder de voornaamste ministers van Frederik Willem uit te deelen ').

') Droysen. 1. 1. bl: 200—205. 207—209. 212—221. Hora Siccama. bi; 228—234. Mignet. 1. 1. bl: 279—302. Moerner. bl: 321—323. Pufend: bl: 526- 530. 533—537. Urkunden. 1. 1. bl: 428. 429. 432.433. 443, 445. 446. 452. 453. 458. 459.462. 463. 470. 471. 477. 482. 484. 485. 487—490, 491-493.

-ocr page 49-

HOOFDSTUK.

GICPROJECTEERUE AMBASSADES NAAR DE DU1TSCHE VORSTEN. — ONDERHANDELINGEN EN VERDRAG MET DE I-UNENBURGSCHE HERTOGEN. —

AMERONGEN NAAR MUNSTER GEZONDEN. — GESCHIL OVER WERTH.

De bezorgdheid, die men hier te lande wegens de wervingen van den bisschop koesterde, was oorzaak, dat Holland 30 Juli 1GG7 besloot aan te dringen op het zenden van een »bequaein en habil Persoon,quot; om hem te vermanen, niet te- '

gen art. 7 van den Kleefschen vrede te handelen, en tevens,

om een wakend oog te houden op alles, wat in het stift mocht voorvallen. Eenigen tijd later kwam men op deze zaak terug en werd ook nog besloten, eene aanzienlijke ambassade naar den Keizer voor te stellen. De propositie van Holland werd ter generaliteit voorgebracht en tevens uitgebreid tot het zenden van buitengewone gezanten naar Zweden, de hertogen

TWEEDE

»

-ocr page 50-

27

van Brunswijk—Lunenburg en het leger van den Franschen koning. Zeeland talmde met zijn consent in de ambassade naar den Keizer , terwijl de andere provincies weder bezwaren tegen de overige hadden. De zaak bleef slepende en er kwam eindelijk niets van , ofschoon prins Maurits en Beverningk reeds aangewezen waren, om als gezanten naar Wecnen te gaan ').

Intusschen duurde de devolutie-oorlog voort en verwekte den Staten groote onrust en bezorgdheid. Zich alleen te zwak tegenover Frankrijk gevoelende, zagen zij naar den bijstand van andere mogendheden uit, en het gelukte hun, 23 Jan; 1668 de beroemde Triple Alliantie te sluiten. Men hield bet voor raadzaam , ook andere vorsten, rnet name die van Brandenburg en Brunswijk —Lunenburg, tot deelneming aan te sporen , doch , zooals te begrijpen is , had de eerste thans daarin geen zin. Wat hertog George Willem van Celle en bisschop Ernst August van Osnabrück aanging was men niet geheel zeker van den goeden uitslag, want, terwijl Waldeck zeer op de hand der Staten was en hunne belangen bij zijne meesters behartigde , aan den anderen kant had Lodewijk XIV een goeden steun in Gourville, die hem bij de Lunenburgsche hoven vertegenwoordigde.

•) Res : St.-G. 27, 31 Aug:, 21 Sept: , 18 Oct; 1G67 , 3 Maart 10G8. Res: Holl: 30 Juli, 26 Aug; 1667, 18 Jan: 1668. 1)1: 37. 9 amp; 10.21 amp; 22. Aitz : 1. 1. bl: 308. 309. B. XLVIII. Dl: XIV. bl: 174. Schotel, bl: 19. Het schijnt, (lat men de ambassade naar den Keizer voornamelijk op het touw gezet had, om prins Maurits , wien men niet gaarne weder een leger-commando wilde geven, door een gezantschapspost schadeloos te stellen (Basnage. Dl: II. bl: 24. Wiequefort. Dl: III. bl: 402. 403.) Holland besloot 17 Mei 1668, ter generaliteit voor te stellen, gemelde ambassade, „mits de veranderinge van saecken door de gesloten vrede voorgevallen ,quot; in suspense te houden (Res: Holl: 17 Mei 1668 bl: 18).

-ocr page 51-

28

11, H, M. evenwel zagen in, dat het zeer gewenscht zou zijn, evenals vroeger Lunenburgsche troepen in dienst te houden , en zij polsten derhalve de gezanten der beide vorsten. Deze toonden zich niet ongenegen , de zaak aan hunne meesters smakelijk te maken , maar verheelden tevens niet, dat de vorsten zich tot geen krachtdadig optreden zouden verbinden , tenzij zij van liet noodige subsidie verzekerd waren. Tevens verklaarden zij, dat hunne meesters sterk door Lo-clewijk aangezocht werden, hetgeen waar was, dewijl Gour-\ille uit naam zijns konings subsidie voor (5000 man beloofde , zonder dat men voor dat geld iets ten voordeele van Frankrijk behoefde te doen, De gezanten zeiden echter dat hunne meesters, de vroegere verdragen met H. H. M. gedachtig , liever dezen wilden helpen , maar dat er , herhaalden zij, niets van de onderhandeling komen kon, als men dezerzijds geen voldoend subsidie wilde geven.

De geldquaestie woog bij II H. M. zwaar, doch men begreep , dat het overnemen van eene geregelde legermacht minder zou kosten dan het werven van nieuwe troepen , terwijl men tevens het voordeel had, geoefende soldaten te krijgen. Men besloot derhalve »ten spoedichsten, ende sonder »eenich uijtstel van fijt, met ernst ende dexteriteijtquot; over het overnemen van het noodige aantal troepen te onderhandelen en daartoe een bekwaam persoon naar de Lunenburgsche vorsten af te zenden, Ook nu nog gaf men aan eene zekere bekrompenheid toe , want men besloot, alleen infanterie over te nemen, dewijl men, heette het, reeds genoeg cavalerie in dienst had , en slechts ingeval de vorsten er sterk en stijf op aandrongen, wilde men ook eenige ruitery overnemen.

\

-ocr page 52-

'29

Men zou denken, dat H. H. M. zich thans ijverig inet onderhandelen zouden bezig gehouden hebben, doch het tegendeel geschiedde. Er werd niemand naar Lunenburg gezonden en pas in het begin van Maart kwam men weder op de onderhandeling■ terug. Ernst August besloot nu, zelf incognito naar de Nederlanden te reizen , om , ook uit naam zijns broeders, de zaak te bespreken. Hij ging in het begin van Maart op reis met zijne gemalin. Gourville vergezelde, quasi uit eerbewijzing, de laatstgeinelde, want hij hield het voor ten hoogste raadzaam , een oog in het zeil te houden.

Toen Ernst August te Amsterdam gekomen was, bood hij JüOO voetknechten en 1400 ruiters aan tegen een werfgeld van 100000 rksd: , mits die troepen zouden staan onder een generaal-majoor, die aan beide partijen den eed zou doen, en mits hij ze, als hij zelf ze noodig mocht hebben , kon terugroepen. Men vond onzerzijds die voorwaarden niet zeer aannemelijk en wilde slechts 60000 rksd : werfgeld geven. Waldeck, die den bisschop van Osnabrück nagereisd was, stelde als middelweg voor, het werfgeld te bepalen op 80000 rksd: en aan H. H. M. het commando over de te leveren troepen over te laten , mits deze van de andere militie der Staten afgezonderd bleven. H. H. M. volhardden bij het aanbod van (50000 rksd: en zeiden, dat zij in de voorwaarde van de afzondering der Lunenburgsche troepen niet wilden treden. Amerongen bezocht te Haarlem den bisschop, om met hem de moeilijkheden over de hoegrootheid van het werfgeld als anderszins uit den weg te ruimen en tevens te bewerken, dat de troepen na den bepaalden tijd van zes maanden zonder nieuwe capitulatie en meerdere voordoelen in dienst konden gehouden worden. Ernst August wilde echter

-ocr page 53-

30

van geeue mindere som dan 8000U rksd: hooren en niets verder beloven , dan dat de troepen zes maanden in dienst zouden blijven, zich altijd voorbehoudende, ze in tijd van nood terug te mogen roepen. Deze vage verzekering voldeed H. H. M. weinig, want zij bedachten , dat men binnen de eerste zes maanden misschien die troepen niet behoefde te gebruiken, en dat men, ingeval van nood, na dien tijd weder concessies zou moeten doen , om ze opnieuw in dienst te krijgen.

Dit bewerkte, dat van onze zijde de onderhandeling niet met kracht doorgezet werd, terwijl aan den anderen kant ook Ernst August zich niet ijverig betoonde. Gourville toch had te Leiden , in tegenwoordigheid van Waldeck, den bisschop opmerkzaam gemaakt, dat hij eerst wel met George quot;Willem mocht raadplegen, voordat hij eenig tractaat sloot. De Fransche gezant hoopte op die wijze het totstandkomen van het verdrag te vertragen en later , geld uit Parijs ontvangen hebbende, de beide hertogen tegen den zin van Waldeck tot de belangen van Lodewijk over te halen.

Ernst August luisterde naar de woorden van Gourville en vertrok na een kort verblijf hier te lande weder naar Geile, waarheen laatstgemelde, altijd de hertogin begeleidende , hem spoedig volgde. Tusschen de beide hertogelijke broeders werd nu rijpelijk over het al of niet sluiten van het verdrag niet de republiek beraadslaagd. De redenen voor het laatste waren , dat men over de handelwijze van H. H. M. in het geheel niet tevreden was , terwijl Gourville subsidie voor 6000, ja voor 12000 man, in het vooruitzicht stelde, waarvoor men niets anders behoefde te doen , dan onzijdig te blijven. Bovendien begrepen de hertogen, dat zij veel meer ontzag

-ocr page 54-

31

inboezemden, indien zij hunne troepen in liun eigen land hielden, dan indien zij ze, ware het dan ook voor een bepaalden tijd , aan eene andere mogendheid leenden. Aan den anderen kan t werd aangetoond, dat het niet in het belang der hertogen was, door hunne geheele onzijdigheid de macht van Frankryk te versterken , terwijl ook de handelwijze van H. H. M. hierdoor verschoond werd , dat iedere partij , zoolang het tractaat nog niet gesloten was, het recht had, zooveel mogelijk haar belang en voordeel te behartigen.

Na lang wikken en wegen sloeg de balans, niettegenstaande de pogingen van Gourville, naar de zijde der republiek over. De hertogen hadden later daarvan des te meer voldoening, toen het bleek, dat de Fransche gezant te veel beloofd had en dat Lodewijk niet dan bij hooge noodzakelijkheid geld wilde geven.

Waldeck had intusschen aan de Witt verhaald , hoe Gourville te Leiden den hertog overgehaald had , het sluiten van het verdrag nog eenigen tijd uit te stellen, waarover de raad-pensionaris zich bij d'Estrades beklaagde. Deze echter verontschuldigde zijn ambtgenoot door te zeggen , dat Gourville in last had te verhinderen, dat de hertogen de zijde van Oostenrijk kozen.

De onderhandelingen in den Haag konden nu worden voortgezet, maar bijna ware het sluiten van het verdrag op eene kapitale moeilijkheid afgesprongen. De Staten toch hadden door hunne gedeputeerden laten beloven , dat, als de lier-togen hunne troepen wilden leenen, zij hun cornptant de achterstallige subsidies van vroegere jaren zouden geven. Toen men echter op het punt stond , het tractaat te teekenen , namen onze gedeputeerden hun woord terug, daar het

-ocr page 55-

32

onmogelijk svas, thans zooveel geld to betalen. Tevens verklaarden zij , dat er van de zaak niets kon komen , als de Lunenburgsche ministers geen genoegen namen met deze schikking, dat een gedeelte dadelijk, het verdere binnen korten tijd betaald zou worden. De raad-pensionaris woonde doze laatste conferentie niet bij, omdat ook hij vroeger de gemelde belofte gedaan had.

Wicquefort en Muller keurden echter de schikking goed , en het tractaat werd 16 Maart 1668 geteekend. De beide hertogen gaven aan II. H. M. drie regimenten infanterie (3000 man) en een gelijk getal regimenten cavalerie (1614 man), behoorlijk gewapend en uitgerust (art; 1); die troepen zouden 6 maanden in den dienst van H. TI. M. blijven en daarna in dien der hertogen overgaan , tenzij , zooals in een geheim en afzonderlijk artikel bepaald werd , H. H. M. die troepen langer dan den bepaalden tijd wilden houden , in welk geval zulks zou duren , totdat de vorsten ze voor eigen gebruik terugriepen, terwijl , als de hertogen die troepen , na ze eerst terug ontvangen te hebben , weder wilden uitleenen , H. H. M. zonder nieuwe capitulatie of nieuw subsidie de voorkeur zouden hebben , welke bepaling reciproque gesteld werd voor het geval, dat H. H. M. ooit eenige troepen aan de hertogen overgaven (art: 2); indien het binnen de gezegde zes maanden noodig was , zouden de vorsten nieuwe troepen werven en daarover opnieuw met H. H. M. een verdrag sluiten (art; 3); als de Staten genoodzaakt werden, hulp aan Lunenburg te zenden , zouden de overgenomen troepen in mindering gezonden worden (art: 4); binnen 10 dagen na de ratificatie zouden de troepen gereed moeten zijn en H. H. M. een officier afzenden ,

-ocr page 56-

om ze af te halen (art: 5); H. H. M. zouden op den dag der overlevering der troepen alle achterstallen afdoen en in bankgeld 70000 rksd: geven (art; G); de ratificatie zou binnen 14 dager, plaats hebben (art: 7) ').

Zoodra het verdrag geteekend was , drongen quot;Wicquefort en Muller op de uitvoering daarvan, bijzonder van art: G, bij II. H. M. aan , die dan ook de provincies uitnoodigden , ten spoedigste ten kantore van den ontvanger-generaal Volbergen hare quota's in do achterstallige subsidies en de 70000 rksd; voor aanritsgeld te voldoen. Frederik van Nassau, heer van Zuylenstein , luitenant-generaal der infanterie, werd aangewezen , om de Lunenburgsche troepen af te halen en naar ons land te geleiden , terwijl den commissaris Rosa opgedragen werd, ze onder directie van den eerstgenoemde te monsteren. Er werd eene instructie voor Zuylenstein opgesteld, waarna deze en Uosa zich op reis begaven, terwijl intusschen in den Haag, op aandringen der Lunenburgsche ministers, het tractaat, dat tot nu toe den naam van concept gedragen had , definitief geteekend werd (11 April) 2),

H. H. M. hadden nu wel het vooruitzicht, uit Lunenburg

') Res; St.-G. 31 Jau;, 7, 11, 14 Febr;, G, 16 Maart 1668.Ees; Holl: 24 amp; 25 Jau;, 15, 21 Maart 1068. bl; 31. 11 , 12 amp; 14. 24, 25 amp; 26. Seer; lies; Holl; 21 Maart 1668. 1. 1. bl: 636—639. Aitz; 1. 1. bl; 174. 175. 267. 268. 1071—1075. Basnage, 1. 1. bl; 23. 24. Dumont. 1)1; VII. 1. bl; 79. 80. d'Estr; Dl; VI. bl; 290. 299. 310.329. 330. 336—338. Holl: Merc; 1668. bl; 34. Kluit, bl: 154. n0. 606. Rauchbar. Dl; I. bl; 246—254. Tiele. Dl; 11. u0. 5624. Wicquefort. 1. 1. bl; 400. 403. 404. de Witt. Dl: IV. bl; 694.

2) Res: St.-G. 20 , 21, 28 , 30 , 31 Maart, 3, 6, 9, 11 April 1668. Aite: 1, 1. bl: 1075. 1076. 1083. 1084. 1085. 1086.

-ocr page 57-

troepen te krijgen, maar het had eenige moeilijkheid in, ze hierheen te brengen, want de Osnabrücksche troepen waren genoodzaakt, op hun tocht hierheen, behalve het geene zwarigheid opleverende graafschap Lingen, het stift Munster en het graafschap Bentheim aan te doen , terwijl de Cellische benden bovendien het geseculariseerde bisdom Minden , dat aan Brandenburg toebehoorde, moesten doortrekken. H. H. M. schreven brieven met verzoek om vrijen doortocht aan Christoph Bernard, graaf Ernst Willem van Bentheim , keurvorst Frederik Willem en de regeering van Minden. De beide laatsten maakten geen bezwaar en ook de graaf van Bentheim willigde in een zeer beleefden brief het verzoek van H. H. M. in (I'll April) ').

Wat den bisschop van Munster betreft, men was niet geheel zeker van zijne toestemming, en aan den anderen kant was liet niet mogelijk, de troepen hierheen te brengen , zonder door zijn land te trekken , dewijl zijn grondgebied van de hoogte van Wezel tot bijna aan den Dollard aan dat van H. H. M. grensde. Op de hoogte der stad Lingen vormde des bisschops land slechts eene zeer smalle strook, die de verbinding tusschen de beide Munstersche ambten Rheine—Bevergern en Meppen uitmaakte.

H. H. M. besloten, een buitengewonen gezant naar den bisschop te zenden , tot welken post, op voorstel van Holland , Amerongen , gedeputeerde van Utrecht ter generaliteit, benoemd werd 2). Men stelde eene instructie voor hem op,

') Ees: Sï.-(x. 3, 14 April 16G8. Aitz: 1. 1. bl: 1083.

2) Goilard Adriaan van Reede , heer van Amcrougen, (geb: 1G21, t9 Oct: 1691) vader van den beroemden Godard van Reede, graaf van Athlone, bad reeds verschillende koeren, liet laatst in 1667 te Kopenliagen, als ge-

-ocr page 58-

35

waarin hem opgedragen werd : 1°, den bisschop uit te noo-digen tot toetreding in liet verbond, dat H. H. M. en Engeland 23 Jan; 1.1. gesloten hadden; 2°. hem mede te deelen , dat H. H. M. van de hertogen van Lunenburg 3000 man te voet en 1G14 te paard overgenomen hadden , en hem vrijen doortocht voor die troepen door het stift te verzoeken ; 3°. een wakend oog op de Munstersche wervingen te houden en, als zij te groot waren, den bisschop te herinneren , dat het hem, volgens art. 7 van den vrede van 48 April 1666, niet geoorloofd was, meer dan 3000 man op de been te houden, en dat anders H. H. M. genoodzaakt zouden zijn , die zaak nin naerder deliberatie te leggen.quot;

Die instructie werd goedgekeurd, waarna Amerongen 2-4 Maart den zuiveringseed aflegde en van II. II. M. afscheid nam l).

Onze gezant verliet den 27sten den Haag en kwam over Arnhem , Doesburg, Südlohn , Stadtlohn en Ahaus 6 April te Nienborg aan , waar den volgenden dag ook Voss, ka-merraad van den bisschop van Osnabriick, arriveerde. Deze deelde Amerongen mede, dat hij door zijn meester gezonden was , om met Christoph Bernard over den doortocht der troepen te spreken , maar dat hij vreesde, dat men op dit punt groote moeilijkheden zou ontmoeten, daar hij, den vorigen dag door Coesfeld reizende, van eenige Munstersche heeren

zant gefungeerd. Voor zijne ambassade naar den bisschop heb ik van zijn verbaal gebruik gemaakt, dat op het rijksarchief berust.

') Verbael. Ees: St.-G. 21, 22, 24 Maart 1C68. Kes: Holl: 22 3!aart 1668. bl: 32 amp; 33. Aitz: 1. 1. hl: 1076. Alpen. 1. 1. bl: 57. Holl: Mere; 1. 1. bl: 34. Het vierde, hier nog niet vermelde, punt der instructie zal ik iets later behandelen.

-ocr page 59-

36

vernomen had , dat de bisschop zeker de passage zou weigeren. Ook Amerongen had reeds gevreesd, dat Christoph Bernard van Lodewijk eene aanzienlijke som gelds ontvangen had en daardoor onder diens invloed stond. Hij schreef zulks naar den Haag, waar men zeer verstoord was , dat de bisschop den doortocht scheen te zullen weigeren , daar toch de strook lands, die men moest doortrekken, slechts 2 a 3 mijlen breed was. H. H. M. besloten echter desnoods met kracht van wapenen den doortocht te dwingen , want, schreef de Witt aan van Beuningen , snaedemael de reden die de nature leert dat ï'yemandt in sijn eijgen territoir wesende, als haer ho. mo. „het Graeffschap Lingen daer voor aansien , niet belett mach «worden om van daer sijn krijchsvolck naer sijn andere plaetsen ïte brengen, et vice versa, alhoewel een ander territoir die «plaetsen separeert, gelijck sulx oock ten aensien van Maes-«tricht daegelijx overden bodem van Luijck is geschiedende, »soo sullen haere ho. mo. niet connen ledich staen die passsage , des noodt sijnde, naer vermogen voor haer selven te «openen.quot;

H. H. M. namen allerlei maatregelen. Behalve 8 regimenten te paard en 20 te voet, die onder Wigbold van der Does , heer van Noordvvijk, generaal der artillerie, een legerkorps bij Bergen op Zoom zouden vormen, werden nog 4 regi menten te paard en 10 te voet aangewezen, om , onder commando van veldmaarschalk Wirtz, zich bij Zutfen (later bij Hardenberg) te vereenigen, terwijl de reeds benoemde gedeputeerden te velde ») uitgenoodigd werden, zich naar den

') Ripperda tot Buirse (Gelderland) , Aspcren en Cornells de Witt (Holland) , Cromraon (Zeeland), Renswoude (Utrecht), Baerdt (Friesland), Isselmuden (Overijssel) en Ripperda tot Oosterwijdwerd (Groningen).

-ocr page 60-

37

IJssel te begeven , om aldaar op alles liet oog te houden en tevens de kwartieren voor de verwacht wordende Lunenburg-sche troepen gereed te maken.

Men deed dat alles , terwijl men nog in onzekerheid verkeerde, want Amerongen had den bisschop nog niet gesproken , hetgeen 8 April op den Ludgeriburg bij Coesfeld plaats had. Christoph Bernard ontving Amerongen uitnemend en gaf zijne tevredenheid te kennen, dat de zending geschiedde met het oogmerk , om tot de bevrediging van Frankrijk met Spanje mede te werken. Hij betuigde zijne welwillendheid jegens de Staten en zijne genegenheid , om eenige kleine verschillen , die hij nog met hen had, uit den weg te ruimen. Verder werd er op deze audiëntie niets behandeld , na welker afloop aan Amerongen weder rnet veel eerbewijzingen uitgeleide gedaan werd. Den volgenden dag vroeg Voss aan den bisschop den vrijen doortocht en werd daarin door eene memorie van Amerongen ondersteund. Christoph Bernard gaf beiden het dilatoire antwoord, dat bij zich 31 Aug: 1607 met Mentz , Keulen en Neuburg verbonden had , bemiddelend tnsschen Frankrijk en Spanje op te treden; dat tevens bij dat verdrag door die vorsten bepaald was , dat zij noch eene der strijdende partijen helpen, noch, zonder elkanders voorkennis , den doortocht van vreemde troepen vergunnen zouden ; dat hij echter een expresse zou afzenden , om het oordeel zijner bondgenooten te vernemen. Tevergeefs toonde Amerongen aan , dat het gemelde verdrag geene betrekking op den doortocht der Lunenburgsche troepen had , daar H. H.M. die alleen tot eigene zekerheid, niet tot ondersteuning van eéne der oorlogvoerende partijen in dienst genomen hadden. Be bisschop bleef in beleefde termen bij zijne weigering volharden.

4

-ocr page 61-

38

Amerongen zond Hagen , burgemeester van Doetinchem , met dit onaangename antwoord naar den Haag. Intusschen vaardigde Christoph Bernard Schmising naar Keulen af, om de meening zijner bondgenooten te vernemen, hetgeen hij door Wiedenbrück aan onzen gezant deed melden. Deze antwoordde aan den bisschoppelijken hofraad , dat die zending slechts geschiedde, om tijd te winnen en gelegenheid te krijgen , het Munstersche leger in orde te brengen.

H. H. M. zonden Hagen naar Amerongen terug met het bevel, voortdurend bij den bisschop, waar deze ook mocht zijn, op het verleenen van den doortocht aan te dringen. Onze gezant had intusschen uit eigen beweging weder met Christoph Bernard gesproken (14 April), die hem herhaaldelijk zijne genegenheid voor H. H. M. betuigde en hem herinnerde, dat hij nooit eenig antwoord ontvangen had op het plan , dat hij onder de hand aan H. H. M. had medegedeeld , om met elkander in nauwere verstandhouding te komen. Hij beriep zich weder op het meergemelde verdrag, om zijne weigering en zijne wervingen, die volgens H. H. M. tegen art. 7 van den Kleefschen vrede streden, te verontschuldigen , terwijl hij verklaarde, dat hij, indien hij niet door het verdrag gebonden was, gaarne den doortocht zou toegestaan hebben. Amerongen merkte aan , dat »onder sreverentiequot; de Staten de genegenheid des bisschops jegens hen »met meer vertrouwen uijt de effecten als uit de woordenquot; zouden opmaken.

De zaak bleef dus in statu quo. Amerongen echter bemerkte , dat in Munsterland groote toebereidselen gemaakt werden , en vreesde, dat Schmising door Christoph Bernard eigenlijk naar Keulen gezonden was, om van zijne bondge-

-ocr page 62-

39

nooten hulp te verzoeken ; anderen koesterden zelfs de vrees . dat Fransche troepen ter ondersteuning van den bisschop zouden oprukken.

Araerongen herhaalde den 23sten zijn verzoek. Christoph Bernard betuigde zijne vreugde over den waarschijnlijken vrede tusschen Frankrijk en Spanje, waarvan hij de eer aan H. H. M. gaf, maar wat den doortocht betrof, zeide hij het bericht van Schmising te moeten afwachten. Op het aandringen van Amerongen evenwel gaf hij eindelijk zijne toestemming , mits de Lunenburgsche troepen den kortsten weg door zijn land namen en geene schade aanrichtten.

Zoo was dan eindelijk de doortocht toegestaan , maar de bisschop had kans gezien, dien zoolang tegen te houden, totdat hij bericht ontvangen had van het verdrag, dat 15 April te Saint-Germain tusschen Frankrijk, Engeland en H. H. M. gesloten was. Hij begreep terecht, dat na gemeld tractaat de vrede tusschen Frankrijk en Spanje spoedig volgen zou , gelijk dan ook 2 Mei aan den devolutie-oorlog een einde gemaakt werd door het vredesverdrag van Aken, dat ook de bisschop door zijn afgevaardigde, Korff-Schraising, liet onderteekenen.

H. H. M. waren zeer verheugd over de, al was het wat late, toestemming des bisschops en droegen Amerongen op, hem daarvoor te bedanken. De toebereidselen die dezer-zijds gemaakt waren , om met het bij Hardenberg geposteerde legerkorps in Munsterland te rukken , om de Lunenburgsche troepen af te halen en te begeleiden, werden nu overbodig. Zuylenstein was intusschen over Lingen naar Os-nabrück gereisd, doch dewijl hij meldde, dat de hulptroepen nog niet gereed waren en pas 1 Mei voltallig bijeen zouden

-ocr page 63-

40

zijn , werd er eene groote revue te li ar den berg gehouden en daarna liet op die plaats geposteerde legerkorps ontbonden. Slecbts één regiment bleef aldaar, om de Lunenburgers te ontvangen. Deze kwamen eindelijk in ons land aan en werden in verschillende garnizoensplaatsen verdeeld

De bisschop was reeds in vroegere gesprekken met Ame-rongen op de quaestie van eene nauwere verbintenis met 11. H. M. teruggekomen , en nu het geschil over den door-loch uit den weg geruimd was, werd er weder meer over gesproken. Wiedenbrück onderhield zich daarover met onzen gezant (27 April) en toonde hem aan, dat zijn meester, nu de vrede zoo goed als gesloten was, door geen verdrag verhinderd werd, zich met H. H. M. nader te verbinden. Amerongen zelf keurde zulk eene toenadering niet af en meende, dat daardoor de Staten van de vrees, die zij voor hunne oostelijke grenzen koesterden, verlost zouden worden. Hij was overtuigd, dat het den bisschop met zijne betuigingen van genegenheid ernst was, en, schreef hij aan Renswoude , ))ick wenschte dat u ho. Ed. hem eenmael mocht

') Ees : St.-G. 9, 17, 19, 26, 28 April 1GG8. Aitz: 1. 1. bl: 269—272. 299—301. 302. 304. 305. 310. 1084. 1085. 108G. 1087. Alpen. 1. 1. bl: 57—59. Easnage. 1. 1, bl: 24. Enuen. 1. 1. bl: 193. 194. d'Estr: 1. 1. bl: 3C7. Holl: Merc: 1. 1. bl: 34—36. ïiele. 1. 1. u0. 5622. TLicking'. bl:162. [de Vries], bl: 132—135. AVicquefort. 1. 1. bl: 404. 405. Brieven van Amerongen, d'0 6, 7, 8, 10, 1/11, 17/27, 19/29 en secrete brieven van den-zeilde, d'» 6, 7, 3/13, 5/15, 11/21, 13/23, 15/25 April 1668 (Verbael). Brieven van denzelfde aan de staten van Overyssel, d10 7/17, en aan de ged: te velde, d'quot; 15/25 April 1668 (Verbael). Brieven van de Witt aan van Benningen, dto 17, 26, en van Amerongen aan de Witt, dt0 10 April 1668 (E. A.). Brief van Eömer, resident te Hamburg, d'0 24 April, en secrete brief van Brnyniucx, d10 3 Mei 1668 (E. A.).

-ocr page 64-

41

shooren spreken, liij souder heel anders van gelooven als »men hem in den Haag nageeft: lek vinde hem geporteert »rnet haer ho. mo. nader te willen allieren, tot securiteijt ■igt;van sijn ende hare Landen.quot; Men bedenke, dat Amerongen den bisschop zeer dankbaar was voor het toestaan der passage, dewijl hij a posteriori van den syndicus van Munster, die vroeger door Christoph Bernard naar Weenen gezonden was en op zijne terugreis den keurvorst van Mentz gesproken had, hoorde, dat ook laatstgemelde wel zijne toestemming tot den doortocht gegeven had , maar den bisschop met volk geholpen zou hebben, als II. H. M. met geweld van wapenen zich de passage hadden willen openen.

Onaangenaam werd Amerongen verrast, toen hij i Mei van H. H. M, den last ontving, den bisschop voor de betoonde welwillendheid te bedanken , maar hem levens te kennen te geven, dat H. H. M, en de vorsten van Lunenburg, die geen kwaad tegen hem in den zin hadden , zijne wervingen als eene overtreding van den Kleefschen vrede beschouwden. Den volgenden dag volbracht Amerongen den hem gegeven last, die hem, wat het tweede punt betrof, des te minder beviel, daar hij meende, dat de wervingen na het toestaan van den doortocht niet alleen opgehouden hadden , maar dat zelfs reeds eenige troepen naar huis gezonden waren. De bisschop nam de dankbetuigingen van H. H. M, aan, maar was gansch niet tevreden over de aanmerkingen, die zij over zijne wervingen maakten , zoodat het Amerongen voorkwam , dat, als de doortocht niet reeds toegestaan was geweest, de bisschop thans zeker niet zijn consent zou gegeven hebben, Christoph Bernard beklaagde zich over de ondankbaarheid der Staten en zeide, dat de toebereidselen zijner naburen , met name der

-ocr page 65-

42

Luiiuiibargsche vorsten, hem genoopt hadden, meer volk te werven; dat, wel is waar, art: 7 van den Kleefschen vrede hern verbood, meer dan 3000 man op de been te houden , maar onder de clausule.- nisi id necessitas imperij et circu-lorum vel etiam foedera, huic tractatui non contraria requi-siverint aut postulaverint; dat men bij het sluiten van dien vrede wel degelijk het oog gehad had op het Rijnverbond, waarmede zijne tegenwoordige alliantie met Mentz, Keulen eu Neuburg gelijk stond; dat eindelijk, als H H. M. zyne wervingen , waartoe hij door de tijdsomstandigheden gedwongen was, euvel opnamen, zij zich bij de garandeurs van den Kleefschen vrede moesten beklagen.

Desniettegenstaande bleef de bisschop zijne genegenheid jegens H. H. M. betuigen, en dat wel, ofschoon hem groote voordeelen beloofd werden door Lodewijk, die hem altijd zeer genegen was geweest, zoo zelfs, dat, zeide h'y , slorsque le ))Roy envoyoit ses meilleures troupes au secours de eet Es-»tat, M. de Pradel l'envoya asseurer, qu'il avoit ordre expres »de n'agir point contre luy , mais seulement d'aider a porter »les affaires a un accommodement.quot;

De Staten gevoelden, devvijl Amerongen hun aanhoudend over de mogelijkheid van een nauwer verbond met Munster schreef, eenigszins spijt, dat zij hem opgedragen hadden, over de wervingen te spreken. Zij waren niet geheel afkeerig van hel plan en benoemden gedeputeerden , om de zaak met Wicquefort en Muller te overleggen. Dit had tengevolge, dat Amerongen gelast werd, den bisschop van de wederkeerige genegenheid van H. H. M. te verzekeren en hem uit te noo-digen , iemand naar den Haag te zenden, om nadere onder-

-ocr page 66-

43

hau ielingen aan te knoopen. In den eersten tijd evenwel kwam daarvan niets 1).

Zoo als ik reeds gezegd heb , liep de instructie van Ame-rongen nog over een vierde punt, dat op het volgende betrekking had. Eenigen tijd vóór zijn vertrek was door Gelderland aan H. H. M. eene deductie over de grensscheiding tusschen die provincie en het stift overgeleverd, waarna

H. H. M. den Raad van State gelast hadden te zorgen , dat »de palen ende limijten vande Provinciën respective niet «vermindert en werden.quot;

Die onzekerheid van grensscheiding werd onzerzijds aan

den bisschop geweten, die de limietpalen te zijnen voordeele

zou hebben verplaatst. Zij gaf aanleiding tot verschillende

onaangenaamheden , waaraan de kroon opgezet werd , toen 2-4 ITclir i

Vrfaartquot; eenige Munsterschen Gerard Beniers, die in de, onder het kerspel Winterswijk behoorende , buurtschap Laath woonde, oplichtten en naar Südlohn voerden. Gelderland was over die handeling zeer verontwaardigd , dewijl Bemers op eene plaats woonde , die de Munsterschen zeiven onder de iurisdictie van Bredevoort rekenden.

Kort daarop was Amerongen uit den Haag vertrokken. H H. M. hadden hem in zijne instructie opgedragen , voor die feitelijkheid van den bisschop voldoening te vragen, welken last hem op zijne reis door Arnhem de raden van Gelderland

') Ees; St.-G. 20, 30 April, 9 Mei 1608. Aitz: 1. 1. bl: 302. Alpen.

I. 1. bl: 59. 00. Brief van Amerongen, d'quot; 2 Mei 1668 (Verbael). Secrete brieven van dezelfde, d'0 15/25 April, 2 Mei 1668 (Verbael). Brieven van denzelfde aan de Witt, dquot; 17/27 April, en aan Eenswoude, dquot; 2 Mei 1668 (Verbael). Secrete brieven van Bruyninex , d'0 7,11 Mei 1068 (E. A.). Brieven van AVicquefort, dto 3 Mei, 14 Juni 1668 (Ms. K. B.).

-ocr page 67-

44

ea Zatfen opnieuw ten zeerste aanbevolen hadden. Reeds bij do eerste audientie ;8 April) toonde Christoph Bernard zich op dit punt zeer welwillend. Hij zeide, dat het feit buiten zijn weten was geschied , maar dat hij de daders zou doen straffen en den weggenomen grenspaal weder zou laten oprichten. Hij wilde , dat de zaak aan onpartijdige scheidslieden overgelaten werd en dat Gelderland gecommitteerden benoemde, om met eene commissie van zijnentwege daarover te handelen. Gelderland stelde eene conventie op , terwijl de bisschop een vijftal afgevaardigden naar het klooster te Buerlo, dicht bij de quaestieuse grensscheiding gelegen , wilde zenden.

Amerongen , door Gelderland geautoriseerd, leverde aan den bisschop de conventie over, die dezen zoo goed beviel, dat hij die door twee gedeputeerden liet teekenen. De conferentie werd wel in het gemelde klooster gehouden , doch, zooals Christoph Bernard later in zijn oorlogsmanifest verklaarde, de staten van Gelderland desavoueerden later, wat daar besloten was, en lieten zelfs door soldaten een inval in het stift doen, die veel schade aanrichtten en eenegroote hoeveelheid turf, die de geen kwaad vermoedende inwoners verzameld hadden, verbrandden ').

In een der gesprekken , die Amerongen met Wiedenbrück voerde, zeide deze, dat de bisschop gaarne bij minnelijke schikking of bij arbitrage zijn recht op het dominium directum over Borculo , dat door art: 11 van den Kleefschen vrec.e

') Rcs: St.-Gr. 6, 9, 17, 28 Maart, 30 April, 11 Mei 1668. Aitz: 1, 1. bi; 225. 1085. Alpen. 1. 1. lil: 249. 250. Brieven van Amerongen , lt;1'° 6, 8 April, 6, 1/11, 2/12 Mei 1668 (Verbael). Brieven van ilenzeifile aan het hof van Gelderland, dt0 1/11, 5/15 April, 2, 1/11 Mei, en aan de Witt, d'0 17/27 April 1668 (Verbael).

-ocr page 68-

45

in den status ante bellutn gelaten was, wilde vervolgen en vertrouwde, dat de Staten hem daarin niet zouden hinderen. H. H. M. droegen den staten van Gelderland op , over die zaak aan graaf Otto van Limburg-Stirum te schrijven. Deze echter antwoordde, dat de bisschop , die gezegd dominium reeds vóór den oorlog niet meer bezeten had, wel verre van eischer te kunnen wezen , zijn schuldenaar was. Hem, Otto, toch kwam nog toe eene som van 5'i3995 gld., die zijnen grootvader Joost 3 Mei 1622 als schadevergoeding, door den bisschop van Munster te betalen, toegewezen. maar nooit voldaan was. Zijn vader, Herman Otto, had, om ten minste iets te beuren , zich zeiven 32000 daalders verschaft, door 23 Maart '1G41 al de rechten, die de bisschop ratione directi et utilis dominii op de heerlijkheid Borculo mocht hebben , te verkoopen , waartegen de toenmalige bissciiop , Ferdinand van Beijeren , geenerlei verzet gedaan had ').

Nadat de doortocht der Lunenburgsche troepen toegestaan was geworden , had Amerongen het hoofddoel zijner zending bereikt. H. H. M. gaven hem dan ook 9 Mei per brief verlof om te repatrieeren. Hij maakte daarvan weldra gebruik, nam op den Ludgeriburg afscheid van den bisschop , reisde naar den Haag terug en bracht 28 Mei ter vergadering van H. H. M. rapport uit 1),

') Ees; St.-Cr, 30 April, 18 Mei 1668. d'Kstr: I. 1. bl: 442. [de Vries], bl: 137. 138. Brief der raden van öelderland, dt0 16 Mei 1668 (R. A.). Brief van Amerongen aan de Witt d'0 17/27 April 1668 (Verbael). Vgl; mijn acad- proefschrift, bl: 11. 12.

3) Ees; St.-G. 9, 28 Mei 1668. Brief van Amerongen, d10 6/15 Mei 1668 (E. A.).

-ocr page 69-

40

Nu de vrede te Aken gesloten was, had men de Lunen-burgsche troepen, die in verschillende garnizoensplaatsen verdeeld waren, niet meer noodig en besloot men in het begin van Augustus, ze naar hun land terug te zenden. Wicquefort en Muller keurden zulks good, mits H. H. M. de soldij van zes volle maanden en de kosten van de terugvoering tot Lingen betaalden. Daardoor liep het tot het begin van September, voordat 11. H. M. verlof tot den doortocht aan graaf Ernst Willem en Christoph Bernard vroegen. Zij beiden gaven hunne toestemming, hetgeen van den bisschop een blijk van welwillendheid was, daar de Lunenbur-gers op hun eersten tocht door Munsterland niet al te best huis gehouden en hier en daar schade aangericht hadden. Dezen keer evenwel was het getal der doortrekkende troepen veel kleiner dan in April, want terwijl men hier bezig was, de noodige toebereidselen voor den terugtocht te maken, verklaarde Muller aan H. H. M., dat zijne meesters besloten hadden , de geheele ruiterij hier te lande te ontbinden en bovendien, ten gevolge van een verdrag , 2400 voetknechten naar Venetië te zenden. Hoe geheim ook deze zaak op verzoek van Muller, die vreesde, dat de soldaten, hunne nieuwe bestemming vernemende, zouden verloopen , gehouden werd, zoo lekte er toch iets van uit. Onder de in Overijssel ingekwartierde Lunenburgers veroorzaakte zulks groote ontevredenheid. De ruiterij vooral werd oproerig, doodde een ritmeester en schoot zelfs op haar generaal, een graal' van Nassau. De voetknechten wenschten hunne vrouwen en kinderen hier achter te laten, doch dit werd bij plakkaten verboden. De 2400 naar Venetië bestemde infanteristen werden

-ocr page 70-

47

te Texel ingescheept en later onder graaf Josias van Waldeck naar Candla gezonden 1).

In den zomer van 1668 werden H. H. M. nog gemengd in een geschil uisschen Christoph Bernard en graaf George Frederik van Waldeck over de heerlijkheid Werth. Deze had vroeger aan de heeren van Kuilenburg toebehoord en was later door huwelijk in het geslacht Waldeck gekomen, doch was een leen van Munster. Die toestand had tot nu toe tot geene zwarigheden aanleiding gegeven , maar thans bedreigde de bisschop Werth, zoodat George Frederik zijne toevlucht tot H. H. M. nam en zich op zijne opneming in den Kleel-schen vrede beriep. Hij verzocht, dat de staten eenig volk uit Wezel of Rees tot bezetting' van Werth zouden zenden. H. H. M. bepaalden , dat, op nader verzoek van den drost van Werth, de gouverneur van Wezel 40 soldaten daarheen zou zenden. Tevens schreven zij aan den bisschop en vermaanden hem , van alle feitelijkheden tegen de gemelde heerlijkheid af te zien. Christoph Bernard ontkende, eenigen aanslag op Werth in den zin te hebben , en zeide, dat hij het bezetten van het kasteel aldaar door Staatsche troepen als eene overtreding van den Kleefschen vrede zou beschouwen. H. H. M. zonden kopie van dezen brief aan Waldeck en daarbij schijnt de zaak gebleven te zijn. Bij den vrede van Keulen verbond de bisschop zich, Werth door zijn krijgsvolk te doen ontruimen en aan George Frederik terug te geven, reservatis tamen per expressum omnibus, tam

') Res: St.-G. 15, 25, 27 Sept: 1668. Aitz: 1. 1. M: 441. 460. 461. 485. 488. 489. 503. 505—507. 526. 527. 1107. Wicqnefort. 1. 1. bl: 405. Graaf Josias sneuvelde op Candia 8 Aug: 1669.

-ocr page 71-

48

fiicto Domino Episcopo, Ejusque Successoribus et Ecclesiae, quam Domino Comiti competentibus juribus praetensionibus et actionibus coram competente Judice decidendis ■).

') Hes: St.-G. 17, 18, 28 Febr:, 10, 23, 27 Haart, 2, 8 Mei,23Juni

1668. Res: lloll: 17 Juli 1G68. bl: 19. Brieven van den bisschop, dto 7

29 ALci

April, en van George Frederik, dl° g 1668 (R. A.). Frans Arnold van Metternkh, die 1707—1718 bisschop van JIunster -was, bracht in 1709 de heerlijkheid quot;Werth door koop aan het stift (Busching. Dl; III. bl; 732); de koopprijs bedroeg 80000 daalders.

-ocr page 72-

DERDE HOOFDSTUK.

BENTHEIMSC1IE QUAESTIE,

Tusschen Munster en de Vereenigde Nederlanden lag het kleine graafschap Bentheim , waarmede sinds het begin der vijftiende eeuw het, geheel door het stift Munster omgrensde, graafschap Steinfurt verbonden was. Die vereeniging had plaats gehad door het huwelijk van Erwin I van Bentheim met Meta, erfgename van Steinfurt. Nadat de beide graafschappen nu en dan gescheiden waren geweest, waren zij weder vereenigd door Arnold Joost, die als oudste zoon oorspronkelijk alleen Bentheim bezeten had, doch na het kinderloos afsterven van zijn broeder, Willem Hendrik, ook Steinfurt verkreeg (1617).

Het laatstgemelde graafschap verviel na den dood van Arnold Joost (10 Febr: 1643) aan zijn jongsten zoon, Philips Koenraad. Deze had veel last van de inmenging van Christoph Bernard in zijne aangelegenheden, die zelfs in Steinfurt

-ocr page 73-

50

eene bezetting legde. Den bisschop werd wel door een Keizerlijk mandaat (20 April 1667) bevolen , dat garnizoen terug te roepen, maar toch bleef hij zich met de kerkelijke inrichting van het graafschap bemoeien.

Philips Koenraad stierf in den zomer van 1668 en liet uit zijn huwelijk met Anna Elizabeth van Tecklenburg slechts één zoon , Arnold Maurits Willem , na. De gravin-douairière verzocht H. H. M., de voogdij over haar vijfjarig kind aan te nemen, welk verzoek ingewilligd werd. Ook Brandenburg toonde zich bereid, als voogd op te treden.

De gravin verzocht H. H. M., haar en haar zoon tegen alle inmengingen te beschermen en in haar land den gereformeerden godsdienst in stand te helpen houden. De bisschop was over den stap der Staten in het geheel niet tevreden en schreef hun (8 Oct:), om hen over te halen, zich van de aangenomen voogdij te ontslaan, daar Steinfurt in het stift Munster lag en de voogdij als het ware eene bedreiging tegen hem was. H. H. M. namen dien brief voor notificatie aan l).

Het graafschap Bentheim werd intusschen bestuurd door den oudsten zoon van Arnold Joost, Ernst Willem genaamd, die 6 Dec: 1623 geboren was. Hij toonde geruimen tijd weinig lust tot het huwelijk, zoodat zijn broeder, Philips Koen-raad, zich reeds met de opvolging in Bentheim vleide, maar deze hoop werd plotseling verijdeld. Ernst Willem knoopte eene liaison aan met Geertruid van Zeist, eene Geldersche dame, die tot het gevolg van zijne zuster, Anna Amalia,

') Res: St.-6. 8, 19 Juni, i Aug:, 16 Oct: 1G68. Aitz: 1. 1. bl: 1118. 1119. Alpen. 1. 1. bl: 101—103. von Eaet. Dl: TL bl: 55. 56. 15G. 157. Tiicking. bl: 157. 158. 312.

-ocr page 74-

51

behoorde. Over de afkomst van Geertruid is zeer getwist. Zij schijnt uit een Geldersch geslacht gesproten te zijn geweest, welks leden verschillende posten bekleed hadden, doch in allen gevalle stond hare geboorte met die van den graaf niet gelijk.

Van eene liaison kwam het tot een huwelijk, dat21 Aug: 1G61 in de slotkerk te Bentheim, in tegenwoordigheid van Anna Amalia en den hofmeester Wolf, voltrokken werd. De verontwaardiging in de familie was groot. Nog nooit had een graaf van Bemheirn een huwelijk beneden zijn stand gesloten; men beschouwde het als eene schande voor het geheele geslacht. Bij dezen familietrots kwam de verijdelde verwachting van Philips Koenraad, die, toen reeds spoedig (18 Nov: 1661) uit het gehate huwelijk een zoon, Ernst, geboren werd, alle hoop op Bentheim moest opgeven.

De jonggetrouwden leidden een gelukkig leven. De graaf, zwak van karakter en gemakkelijk te beheerschen, was met zijne gemalin zeer ingenomen en schonk haar verschillende landgoederen en hoven. De verontwaardiging der bloedverwanten duurde intusschen voort. Philips Koenraad en zijn schoonvader, graaf Maurits van Tecklenburg '), zonden Ernst quot;Willem eene memorie over de opvolging, hetgeen ten gevolge had, dat de laatste 26 Aug: 1663 zijnen broeder en diens nakomelingen de successie in Bentheim beloofde, nadat men het eens zou geworden zijn over de verzorging zijner vrouw en kinderen; hij wees tevens Schüttorf als weduwgift voor Geertruid aan. Deze schikking beviel haar in het geheel niet.

') Het graafscliap Tecklenburg ivas in het midden der zestiende eeuw door huwelijk aan Bentheim—Steinfurt gekomen, doch werd sedert 160G als een afzonderlijk gebied door de afstammelingen van graaf Aruold bezeten.

-ocr page 75-

52

Zij zocht heul bij Christoph Bernard en onderhandelde met hem eerst door geestelijken van het klooster Frenswegen, later zelve door brieven. De bisschop toonde zijne welwillendheid door het uitvaardigen van een patent, waarin hij verklaarde , haar, benevens haar zoon en verdere eventueele kinderen, en hare goederen, graafschappen en heerlijkheden in bescherming te nemen en , zoo noodig, krachtdadig te zullen ondersteunen.

Geertruid was over deze verklaring van den bisschop zeer verheugd en dankbaar, hetgeen zij toonde, door den derden zoon dien zij 26 Febr: 1665 baarde, de namen van Christoph Bernard te geven.

De wankelmoedigheid van haar gemaal had haar echter eenigen tijd te voren groote bezorgdheid ingeboezemd, want 22 Juli 1664 had hij een voor Philips Koenraad gunstig stuk uitgevaardigd. Later evenwel kwam hij tot andere gedachten, nadat in April 1665 tusschen hem en zijn broeder eene nieuwe conferentie over de opvolging plaats gehad had, die ook door Johan Adolf Korff-Schmising en Wiedenbrück uit naam des bisschops bijgewoond was. Ernst Willem verklaarde 6 Mei, dat hij zich in tegenwoordigheid zijner zuster met Geertruid in den echt verbonden had; dat zijn huwelijk niet ad mor-ganaticam voltrokken was; dat derhalve zijne kinderen wettig waren en dat hij ben reeds nu als rechtmatige heeren van het graafschap beschouwde , terwijl hij zich slechts de voogdy voorbehield, waarin hem, bij zijn dood, zij tie gemalin en de bisschop , of diens opvolger , zouden vervangen.

■) De tweede zoon, Cliristoph 'Willem, was 22 Nov: 16G3 geboren, docli juug gestorven. Over de data der geboorten schijnt verschil te bestaan, üe-houdens eene uitzondering volg ik de opgave van von Kaet. 1. 1. bl: 40.

-ocr page 76-

I

53

Alles was dus ten goede voor de gravin verkeerd en er scheen niets meer aan haar geluk te ontbreken, vooral nadat keizer Leopold haar, op verzoek van haar gemaal, tot rijksgravin verheven had (23 Jan. JGGG). De Keizer stelde haar in het diploma gelijk met andere rijksgravinnen, alsof zy vier vaderlijke en moederlijke grafelijke voorvaderen gehad had , en veranderde haar wapen overeenkomstig haar nieuwen titel !). Ernst Willem gaf 17 Mei van die verheffing kennis aan de magistraten van Schüttorf, Noordhoorn en Neuenhaus , aan andere autoriteiten van het graafschap en aan zijne moeder, zijn broeder en zijn neef, Maurits van Tecklenburg.

Nu brak de storm der verontwaardiging eerst recht los. Maurits toonde in een brief zijne teleurstelling, daar hij het huwelijk steeds als een matrimonium ad morganaticam beschouwd had. De antwoorden van 's graven broeder en moeder waren nog onaangenamer en krasser. De laatste schreef, dat zij vroeger duizende tranen over liet huwelijk vergoten had, doch dat zij gemeend had, dat het niet ten nadeele van haar tweeden zoon zou zijn, omdat de kinderen , uit Geer-truid geboren , niet tot de regeering konden komen ; dat Ernst Willem thans tegen de verdragen gehandeld had, maar dat hij moest bedenken, dat »gott ein gott ist der sich gar snicht spotten lassetquot;

') De kosten, zoowel aan de kanselarij als voor de gouden bul voor liet diploma, bedroegen 1958 florijnen (F. M. L, 59. 2). De gravin bracht, niet lang na hare verheffing, haar vierden zoon ter wereld (1 April), die naar zijn grootvader Arnold Joost genoemd werd.

■) Alpen. 1. 1. bl: 92. 93. Erhard. bl: 52-1. von Eaet. 1. 1. bl: 39—50.

Sylvius. Benthem. bl: 5. G. 19—22. 21. 25. Tücking. bl: 154. 155. Visch.

W: 193. 194. Brief van Geertruid aan den bisschop, dlquot; '—1603

3 Dec;

-ocr page 77-

Er viel ecliter niets meer aan de zaak te veranderen. Het scheen evenwel liet lot der gravin te moeten zijn , voortdurend onaangenaamheden, van welken aard ook, te ondervinden. Nauwelijks toch was hare positie door de goedgunstigheid des Keizers verbeterd, of zij moest weder eene bezorgdheid koesteren, die thans den godsdienst van haar gemaal betrof. Ernst Willem deed eene reis door Duitsch-land, Frankrijk en Engeland en scheen bij die gelegenheid allerlei gemoedsbezwaren ondervonden te hebben. Ten minste, hij gevoelde bij zijne terugkomst neiging, cin het room-sche geloof te omhelzen, wat in den karakterloozen man niet te verwonderen was en waarin hij misschien door het voorbeeld van vele andere Duitsche vorsten en vorstinnen versterkt werd. Niets kon Christoph Bernard aangenamer zijn, daar zulk een overgang tot eer en voordeel van zijn godsdienst strekte en hem een groeten invloed op het graafschap Bentheira verzekerde.

Ernst Willem begon met zijn kanselier Pagenstecher te ontslaan , die in Brandenburgschen staatsdienst overging en door Wiedenbrück, een ijverig katholiek en broeder van den Munsterschen geheimraad, vervangen werd. Deze benoeming werkte de plannen des bisschops zeer in de hand, terwijl ook Johan Hendrik Reede tot Brandlicht en de Bentheimsche raadsheer Hendrik Adolf Volbier in den geest van Christoph Bernard werkzaam waren.

Pe gravin , die in vergevorderden staat van zwangerschap

(F. 31. L. 59. 1). Brieven van graaf Maurits, tlt0 ó/lü, en van Philips Koenraad en de gravin-douairière van Bentheim aan Ernst Willem, beide d'0 14/2i Juni 1CG7 (T. 31. L. 09. 2) De verbitterde moeder overleed niet lang daarna (15 Xov: 16671.

-ocr page 78-

55

verkeerde '), en de omgeving van haar gemaal stelden alios in het werk, om den graaf van zijn plan af te brengen. Dit verontruste Volbier, die de wankelmoedigheid van zijn meester kende en vreesde. Hij waarschuwde den bisschop en gaf hem den raad, zijn biechtvader, den jezuïet Körler, onder één of ander voorwendsel, doch in habitu saeculari, naar Bentheim te zenden , om den graaf een hart onder den riem te steken en zyn terugtreden te voorkomen. Christoph Bernard gaf aan den raad gehoor en Körler ging naar Bentheim. Volbier achtte dit echter niet genoeg en verzocht den bisschop, 100 of 200 man «auffrichtige Catholische Sol-»datenquot; onder een manhaften bevelhebber tot bescherming van het grafelijk huis te zenden. Christoph Bernard was wel niet ongenegen, ook dit verzoek in te willigen, doch de zaak had voorloopig geen verderen voortgang, misschien omdat hij meende, zijn doel langs een anderen weg te kunnen bereiken 2).

Hoe geheim ook deze geheele zaak gehouden werd , toch lekte er iets uit. De staten van Overijssel, die door hunne verhouding tot het graafschap het best ingelicht waren,

') Haar vijfde zoon, Wolfgang Willem, over wieu de staten van Overijssel, die zeer veel in het graafschap te zeggen hadden, als peters stonden, werd geboren, niet, zooals von Raet 1. 1. U: 40 zegt, 21 Aug:, maar 4 Juni 1667, zooals hlijkt uit een brief van Volbier aan den bisschop, dt0 5 Juni 1667 (F. II. L. 59. 2). Dit kind stierf op zeer jeugdigen leeftijd in Engeland tengevolge van de ongemakken, die het geleden had, toen het in Aug: 1668 met zijne broeders uit Bentheim naar Holland en vandaar naar Engeland gezonden werd

Alpen. 1. 1. bl: 86—88. von Raet. 1. 1. bl; 57. 58. Tucking, bl: 155. Visch. bl: 195. Brieven van Volbier aan den bisschop, d'0 1, 5, en van dezen aan Volbier, d10 7 Juni 1667 (F. M. L. 59. 2).

-ocr page 79-

56

lieten reeds in Aug : 1G67 door hunne gedeputeerden ter generaliteit bekend maken, dat hun van ter zijde bericht was, dat Ernst Willem van zins was, van godsdienst te veranderen en zijne voornaamste plaatsen door Munstersche soldaten te laten bezetten. Dit bericht bewoog H. H. M., eenigen heeren op te dragen , eene instructie op te stellen voor eene mogelijke bezending naar den graaf, om hem van z'une plannen af te brengen. Verder ging men op dit oogen-blik niet. wellicht omdat men in den eersten tijd weinig meer van de zaak hoorde.

Ernst Willem, hoezeer in het geheim den roomschen godsdienst toegedaan, kon niet besluiten, openlijk voor zijne verandering uit te komen. Dit verdroot den bisschop zeer en hij besloot, daar overreding niet hielp, zijne toevlucht te nemen tot een middel, waarbij openlijk geweld vermeden en toch pressie uitgeoefend werd.

In den zomer van 1668 overleed, gelijk ik reeds gezegd heb , Philips Koenraad , en tot bijwoning der begrafenis was natuurlijk ook de broeder des overledenen uitgenoodigd. Deze was reeds vroeger door den bisschop tot een bezoek genood , doch hij had , als schuwde hij diens tegenwoordigheid, geweigerd, zich verontschuldigende met den hoogzwangeren toestand zijner gemalin en de treurige plechtigheid , die hij moest bijwonen. Hij begaf zich naar Steinfurt (3/13 Aug:) en bleef daar vijf dagen , waarna hij naar zijn land wilde terugkeeren. Intusschen deelden Reede tot Brandlicht en kanselier Wiedenbrück heimelijk aan den bisschop alle handelingen van den graaf mede.

Thans besloot Christoph Bernard den beslissenden stap te doen. Onder voorwendsel van de jacht liet hij alle wegen en

-ocr page 80-

57

passen tusschen Steinfurt en Bentheim bezetten en ging zelf naar Wettringen , eene plaats , halverwege tusschen de beide genoemde steden gelegen. De graaf werd door zijn koetsier gewaarschuwd , dat overal militairen op den uitk'yk lagen , en besloot over Wellbergen terug te keeren. Hier echter werd hij zoolang door soldaten opgehouden , totdat de bisschop zelf verscheen, die hem overreedde, in zijne koets plaats te nemen. Men reed naar Ahaus , waar de bisschop , geheimraad Wiedenbrück en Körler zich met den graaf onderhielden. Deze verkeerde in groote neerslachtigheid, die voortduurde , toen men hem naar Coesfeld gebracht had. De grafelijke bedienden, hoewel van hun meester afgescheiden, poogden hem van zijne godsdienstverandering af te houden , terwijl Korff-Schniising en Körler zijn openlijken overgang trachtten te bewerken. Eindelijk (10/20 Aug :) sprak de bisschop geheel alleen met hem, hetgeen ten gevolge had, dat hij den volgenden dag openlijk het roomsche geloof omhelsde , waartegen hem Christoph Bernard, als het ware als eene belooning, een patent van Leopold gaf, waarbij hij tot rijkshofraad en kamerheer des Keizers benoemd werd.

Groote vreugde heerschte onder de katholieke vorsten, toen hun door Christoph Bernard kennis gegeven was van de aanwinst, die hunne kerk verkregen had. Alle wenschten hem met den goeden uitslag geluk en zelfs de paus schreef in dien geest aan hem en Ernst Willem. In het graafschap daarentegen verwekte de tijding groote verontwaardiging en bezorgdheid. Geertruid, die in dezen tijd groote geestkracht ten toon spreidde, zond dadelijk hare vier jonge zonen naar de Nederlanden, om hen niet in des bisschops handen te laten vallen. Zulks was juist bijtijds geschied, want reeds

-ocr page 81-

58

was de Munstersche majoor Amsrot voor het slot te Bent-heim gekomen en eischte toegang. De gravin , op de sterkte van liet kasteel vertrouwende, weigerde. Even vruchteloos was het, dat de bisschop zijn geheimraad Wiedenbrück, vergezeld van een keizerlijk commissaris, Buddecker , naar de gravin zond en haar een bevel van haar gemaal aan den hofmeester Wolf tot overgave van het slot liet toonen. Na nog eene vergeefsche poging begreep de bisschop een anderen weg te moeten inslaan en zond eene aanzienlijke macht naar de Brechte, eene heide dicht bij Bentheim. Wolf gaf daarna de sleutels aan Amsrot over. De gravin , die daarvan niets wist, poogde bij het ontdekken van het verraad de poort te sluiten, doch het was te laat. Kort daarop kwamen de bisschop en de graaf op het kasteel, waar den volgenden dag (2 Sept;) roomsche godsdienstoefening gehouden werd. De indruk, dien Ernst Willem op zijne gemalin maakte, was treurig. «Mijn heerquot;, schreef zij, »is een kint «geworden , die moet doen wat hij (n. 1. de bisschop) wil shebben, maer ick geloove dat het oock voor sijn oogen

«verborgen is watse voor hebben......Ick ben desen mor-

«gen bij mijn heer geweest voor sijn bedde, ende heb hem «rechtschapen die mening gesegt, dat all te lang valt om »te verhalen , maer hij moet sich selven schamen , hij sweeg «stille, en liet zich niet duncken van die kinders, hoewel «dat ick daer van verhaelde, maer schreijde als ick seijde «dat Ernestien (d. i Ernst) tegens mij had gesegt, mijn «L. Mama weest tevreden , off mijn Papa Paeps is gewor-«den , daerom sail ons Godt niet verlaten.quot;

Na een verblijf van acht dagen verliet de bisschop het kasteel. Ernst Willem bleef aldaar en toonde opnieuw zijne

-ocr page 82-

59

wankelmoedigheid. Hij behandelde zijne gemalin met de meeste vriendelijkheid, vroeg haar vergiffenis voor hetgeen hij gedaan had en leefde vier dagen tevreden en gelukkig met haar. De bisschop evenwel, voor haar invloed beducht, riep zoo spoedig mogelijk Ernst Willem bij zich, en deze gehoorzaamde dadelijk, na haar beloofd te hebben , den volgenden dag terug te zullen komen ').

De bisschop had intusschen reeds 21 Aug: ook aan Hes-sing den overgang van den graaf gemeld en hem opgedragen , mondeling aan den president van H. H. M. te verklaren , dat hij geen kwaad in den zin had en dat de godsdienstverandering van Ernst Willem niet tot nadeel der gereformeerde religie zou strekken. Van der Hoolck (Utrecht) , toenmaals president, hoorde deze verklaring zeer koel aan en verzocht den agent, die bij schriftelijke memorie aan H. H. M. mede te deelen , hetgeen Hessing bij gebrek aan last van de hand wees. H. H. M. waren nooit zeer genegen , aan de betuigingen van den bisschop geloof te schenken. Bovendien ontvingen zij eene petitie van den gravin , waarin zij bescherming tegen allen overlast verzocht, terwijl de staten van Overijssel zoowel door hunne gedeputeerden als per brief aan H. H. M. kennis gaven van hetgeen in het

gt;) Ees: St.-G. 13 Aug; 16G7. Aitz: 1. 1. W: 464. Alpen. 1.1. hl: 88—02.

93—95. Basnage. 1. 1. bl: 62. 63. Corstiens. lil: 128—131. Erhard. bl:

525. von Kaet. 1. 1. bl: 58—66. Tiicking. bl: 156. 157. Visch. bl: 195—

199. fde Vries], bl: 138—140. Brief van den keurvorst van Mentz aan den

bisschop, d10 11 Sept: 1668 (F. 31. L. 59. 3). Brieven der gravin van

Bentheim aan ?, dto 1668 (K. P.). X. B. De quot;eerste

1 Sept:, 4 Sept:

dezer beide brieven is, doch vrij verknoeid, te lezen bij Aitz; 1. 1. bl: 1105—1107.

-ocr page 83-

60

graafschap gebeurd was en op de gevaren wezen , die daaruit èn voor den hervormden godsdienst èn voor de republiek konden voortspruiten. H. H. M. toonden zich, »bij faute ofte sgebreck van genoechsame kennisse ende grondige examinatie »vande voorsz: saeckeniet zeer bereid , zich in de zaak te mengen. Zij lieten slechts aan de staten van Overijssel de vrije dispositie om te handelen, zooals deze het best zouden oordeelen , terwijl zij iets later zonder bepaalde gebruiksaanwijzing eene som van 6000 gld: aan de gedeputeerden van die provincie toestonden, om die ten algemeenen nutte aan te wenden.

Ue bisschop schreef aan de Staten (14 Sept:), om hun de ware beschapenheid der zaak te melden en zich van de beschuldiging, als zou hij dwang en geweld uitgeoefend hebben, vrij te pleiten. Ook de graaf schreef over hetzelfde onderwerp aan H. H. M. (ya^fr) en sprak tevens in dien brief over zijne weggevoerde kinderen.

Deze, vier in getal, waren, onder geleide van een edelman (Etzbach), een praeceptor , een lakkei en twee meisjes, uit Bentheim gebracht naar het huis Twickel. De eigenaar van dit kasteel, Adolf Hendrik van Raesfeld, drost van Twente, reed met hen, volgens medegebrachten brief van de gravin , over Deventer naar Kampen , waar hij ze aan het huis van burgemeester Everwijn van Bentheim bezorgde. Vandaar werden zij naar den Haag gevoerd, waar zij 29 Aug: ten huize van een zekeren Johan Simonet gebracht waren. Kort daarop (14 Sept:) maakte de praeceptor dezen bekend, dat hij van plan was, met de jonge graven het huis te verlaten, hetgeen ook plaats had. Zij begaven zich daarna naar de woning van van Coeverden in de Wagenstraat,

-ocr page 84-

61

doch bloven ook aldaar niet langer dan tot 16 SeptMaria Sintive, de vrouw van Simonet, had twee brieven der gravin , aan den praeceptor geadresseerd, aan het huis van van Coeverden bezorgd.

Wat was de reden van deze elkander zoo schielijk opvolgende veranderingen van verblijf ? De graaf had Reede tot Brandlicht naar den Haag gezonden, om, in verbinding met zijn gewonen agent, ten Stall, zijne kinderen op te sporen en, zoo mogelijk, mede te voeren. Reede nu was 16 Sept: te 's-Gravenhage gekomen en zijne nasporingen maakten het noodzakelijk , de kinderen van verblijf te doen verwisselen Hij had ontdekt, dat zij ten huize van Simonet waren, maar hij kwam te laat, waarop hij zich tot de gedeputeerden van Overijssel wendde. Deze echter verklaarden, van niets te weten , waarna Reede en ten Stall de tusschenkomst van H. H. M. bij de staten der gemelde provincie inriepen. Hunne bemoeiingen werkten echter niets uit, want die staten beweerden, niets aangaande de kinderen te weten, hetgeen zeker, zonder bepaald onwaar te zijn , niet de volle waarheid was.

De graaf dreigde intusschen zijne gemalin , ton crimineele tegen haar, als zich schuldig makende aan crimen plagii , te zullen ageeren. Geertruid wist deze bedreiging heimelijk aan H. H. M. te doen geworden, die tot eene bezending naar Bentheim besloten. Dit bleef echter voorloopig in suspense , dewijl de graaf zich liet verluiden, dat hij in geene conferentie tot mediatie met H. H. M. wilde treden , daar het eene zaak was, die hem en het Rijk alleen aanging ').

') Res: St.-G. 8, 11, 13, 19, 28 Sept: 16G8. Seer: Res: St.-G. 30 Aug; 1G68. Aitz: 1. 1. bl: 404—4(37. 487. 488. 1108. 1117. 1118. Alpen. 1. I.

-ocr page 85-

Ernst Willem wenschte zijne echtgenoote, die zich altijd nog op het slot te Bentheim bevond , bij zich te hebben , om van haar de verblijfplaats zijner kinderen te vernemen en haar te dwingen, ze terug te laten komen. De gravin gaf aan de uitnoodiging van haar gemaal geen gehoor en werd daarop met haar jongste kind, nog een zuigeling1), met geweld in eene koets geplaatst, niettegenstaande zij heftig schreeuwde en wederstand bood (li Oct:). Zij werd naar Ochtrup en vandaar naar Munster vervoerd , waar zij bij burgemeester Rijmer gehuisvest werd.

Zij zag kans van hare wegvoering bericht te geven aan een vriend in Overijssel, die op zijne beurt zulks ter ken-nisse van H. H. M. bracht. De deputatie aan den graaf kwam daardoor weder op het tapijt en men benoemde daartoe Colterman (Holland), van Bentheim (Overijssel) en Gruis (Groningen). Tevens schreef men aan Ernst Willem, om hem daarvan kennis te geven en hem te verzoeken , eene plaats te bepalen , waar gemelde hoeren met hem zouden kunnen spreken.

bl: 95—100. Basuage. 1. 1. bl: 63. von Raet. 1. 1. bl: GO. 67. [de Vries], bl: 141—143. Memorie van Reede eu ten Stall van 28 Sejit: 1668, met bijbehoorenile verklaring der echtelieden Simonet, 26 Sept: 1G68 ten overstaan van notaris Johannes Wichmans opgemaakt (K. A.|. Brief van Hes-sing aan den bisschop, d'0 4 Sept: 1668 (F. il. L. 534. 1). Memorie van A. H. van Raesfeld en E. van Bentheim aan H. H. M. van 16 April 1669 (R. A.).

') In deze voor haar zoo bange dagen was zij (6 Aug:) van haar zesden zoon bevallen, over wien de Staten op haar verzoek liet gevadersehap aangenomen hadden en die, ter eere van hen en ter gedachtenis aan den overleden graaf van Steinfurt, Statins Philips genoemd was (Res: St,-G. 31 Aug: 1668).

-ocr page 86-

63

Er heerschte groote verontwaardiging onder de leden der hooge regeering en Hessing had veel moeite, de zaak van zijn meester te bepleiten , terwijl ten Stall, van des graven meening ingelicht , hun te kennen gaf, dat de deputatie , als zij slechts wegens de huiselijke zaken van Ernst Willem gezonden werd , weinig zou uitwerken. Men antwoordde hem , dat de bezending toch zou plaats hebben en dat men eene weigering als eene beleediging zou opnemen, en sin allen «occasien ressenteren.quot;

Zoolang de gravin hare vrijheid behouden had, was de ongerustheid hier te lande niet groot geweest, doch nu ook zij door den bisschop in zijne macht gebracht was, werd men zeer bevreesd , dat de hervormde religie in het graafschap uitgeroeid en door de roomsche vervangen zou worden. »Het iamrnert mij,quot; schreef een predikant, sdat sdese vrouwe (iioewel sij haere peccata iuventis gehadt heeft) «deweicke verstandig is, vast ende goet in de gereform : jireligie soo wreedelyck gehandelt wert, end datter niet meer Dgeijvert wert bij de stenden vande graefschap voor haere »vrijheijt. Sekerlyck soo sij mogte in vrede den graeve be-ssitten, sij soude een groot support wesen voor de kercke: »ende dewijle de heer bisschop sulx wel bewust is , soo ver-»volgt hy haer met rudesse, alleen in odio religionis.quot;

Inderdaad, de gravin werd te Munster verre van aangenaam behandeld. De bisschop belette Ernst Willem met haar te spreken en poogde haar op allerlei wijzen te dwingen , het verblijf der kinderen te openbaren. Eindelijk (18 Oct:) bracht men haar er toe, een briefje aan de Staten te schrijven , waarin zij hun verzocht, de kinderen aan haar echtgenoot terug te zenden , terwijl zij onder eede verklaarde,

-ocr page 87-

de verblijfplaats barer zonen niet te kennen. Wat het briefje betrof, zij kon dit gerust schrijven , daar zij onder de band aan H. H. M. wist te meiden , dat het haar afgedwongen was , en ook het afleggen van den eed leverde weinig bezwaar op, omdat zij van de tegenwoordige verblijfplaats barer kinderen, die naar Engeland gezonden waren, geene kennis droeg.

Het antwoord van den graaf op de uitnoodiging van H. H. M. tot eene conferentie was eene weigering. Hij zeide, dat het eene huishoudelijke zaak betrof, die reeds geschikt was; de gravin zelve toch verlangde, zooals uit het ingeslo-tene briefje van haar aan H. H. M. bleek , hare kinderen weder bij zich te hebben. Dit episteltje, waarvan ik reeds zoo even melding maakte, luidde als volgt:

»Die wiel ick Uhom : versoght liebbe min kinders ante sneemen soo is min oetmodig versock Uhom: geliefen die skinder wer tesenden op datse onder die vaderlicke gewalt ssin En waerse verborgen mogen sin sulcke te open baeren »En tebevellen datse weer beij geschaft En op vrije foeten ïgestelt mogen worden soo is dat ick mij daer hen met min »Ehe heeren vergleecken hebbe dat hem die kinder tot sin «vrije disposietsij sullen staen ick doe ühomo : seer dienst-»lick bedancken voor alle genoemen moijten. Waermeede ick sUhoino: doe bevellen in die bescherming des alderhoghsten «En bin, etc.quot;

H. H. M. wisten maar al te goed , wat zij van het verzoek der gravin te denken hadden , en gaven den graaf geen antwoord. Deze zond Hendrik Kuhefues naar den Haag, om daarover te klagen en op de restitutie zijner kinderen aan te dringen, doch ook hierop werd geen acht geslagen, evenmin als op het verzoek der gravin-douairière van Steinfurt,

-ocr page 88-

(35

dat H. H. M., die de voogdij over haar zoontje op zich genomen hadden, niets wilden doen , wat met het tusschen haar man en Ernst quot;Willem gemaakte pactum successionis in strijd was. Zij beweerde, dat volgens deze overeenkomst slechts één der broeders had mogen huwen, opdat zijne kinderen het gebeele graafschap Bentheim—Steinfurt zouden beërven, en dat Ernst Willem vroeger Philips Koenraad aangeraden had , in het huwelijk, te treden.

Spoedig zouden H. II. M. in de Bentheimsche quaestie een grooten steun verkrijgen. De gravin was spoorloos uit Munster verdwenen. Zij had van de gelegenheid gebruik gemaakt, dat Romer met zijne huisgenooten eene bruiloft bijwoonde. Zij en de min verkleedden zich als boerinnen en verlieten met den jeugdigen Statius Philips hare verblijfplaats. Een boer geleidde haar naar het dorp Ohne, welks scholte haar naar de Overijsselsche grenzen bracht. Vervolgens reed zij naar Delden en vandaar met de koets van den afwezigen drost Raesfeld naar Deventer , waar zij 15 Nov: aankwam. De graaf was radeloos , toen hij de ontvluchting van Geer-truid vernam ').

gt;) Ecs : St.-G. 1G , 30 Oct:, 12 , 10 Nov : 1608. Aitz : 1. 1. bl: 536. 1118. 1120. 1123. Alpen. 1. 1. bl: 100. 101. 108—112. Basnage. 1. 1. bl; 03. Erhard. bl: 526. von Eaet. 1. 1. bl; 66—72. Sylvius. Bentbem. bl; 4 Tücking. bl; 157- 158. Viscli. bl: 200—203. Brief der gravin aan H. H. JI., d10 8/18 Oct: 1008 (K. A.). Memorie van Knliefues (wiens zending von Baet en Viscli met die van Eeede verward hebben) van 12 Xov; 1068 (E. A.). Brief van Job. Groen, predikant te Zwolle, dt0 30 Oct; 1608 (E. P.). Brieven van Hessing aan den bisschop, dt0 19, en van ten Stall aan den graaf, dt0 20 Oct: 1008 (F. M, L. 59. 3). De brief, dien H. H. M. 16 Oct: aan Ernst Willem schreven, is, verkeerd gedateerd, te lezen bij Aitz; 1. 1. bl: 1110.

-ocr page 89-

(36

De bisschop begreep, van welken invloed die gebeurtenis was en welk nadeel zij hem in de Bentheimsche quaestie toebracht. Aan den anderen kant waren H. H. M. beducht, dat hij misschien met kracht van wapenen tegen de republiek zou ageeren, om zich zeiven en den graaf voldoening te verschaffen. Zoo begon onder wederzijdsch wantrouwen het jaar 1669'). De bisschop besloot, Frankrijk en den Keizer in den arm te nemen en hunne hulp voor den graaf in te roepen. Bovendien begon hij weder te werven en riep den landdag te samen , wien hij eene groote som vroeg. De stenden wilden dat geld niet toestaan , tenzij het getal der Munstersche troepen verminderd werd. De bisschop verklaarde in dat voorstel te willen treden en ontsloeg inderdaad eenige officieren, die hij echter, nadat hem zijn eisch door den landdag ingewilligd was, opnieuw in dienst nam. Broersma, commandant van Coevorden , waarschuwde H. H. M. en vroeg versterking. De Staten , door dit en dergelijke berichten verontrust, besloten den officieren te bevelen, naar hunne garnizoenen te vertrekken. Voorts noodigden zij de provincies uit, hare achterstallen in de kosten voor 's lands magazijnen en fortificaties aan te zuiveren en hare consenten in te leveren op het versterken der compagnieën voet-

') Temple schreef 2 Jan: 1GG9 aan ilountague, Eugelsch gezant te Parijs: „All is here frozen up; and the Bishop of Munster may march if „he pleases; but if he do, as has been so much talk'd, will blow his „Fingers , unlefs he receives very great Influences from your warmer Cli-„mate: For the good Pay of these States is in so much Credit among „their Neighbours, that I believe they will not want what Forces they „shall have Occasion tor, besides what they have a-foot.quot; (Temple. Dl: 11. bl: 177).

-ocr page 90-

67

volk ieder met IS of 25 man voor den tijd van 3 maanden, te rekenen van 1 April a. s.

Holland stelde voor, een bekwaam persoon naar Munster te zenden, oin op de wervingen des bisschops te letten. H. H. M. vonden die propositie niet onaannemelijk en men had reeds liet oog op Amerongen') geslagen, toen plotseling die ambassade geschorst werd en men ook van de vermeerdering der landmacht afzag. Dit was het gevolg eener memorie van Hessing (G Maart), die uit naam van zijn meester verklaarde, dat er geene wervingen in Munsterland plaats hadden, en de bestraffing eischte van de koerantiers, die zulke leugenachtige berichten verspreidden 2).

Ondertusschen had de Bentheimsche quaestie niet stilgestaan. Door de komst der gravin hier te lande hadden

') Hieruit blijkt, dat men geen geloof sloeg, aan hetgeen de gravin omstreeks dezen tijd aan den raad-pensionaris schreef: „Nn is mij min „heer van Amerongen heel Enteegen hoewell kk heel well wedt waeromme „En van wie om dat sin h. E. d. goet bischoeps is Wie ick min heer lest „Verkalt hebbe En k-k tot Munster suleke hebbe gehnert.quot; Brief van Geertruid aan de Witt, sine loco et die (R. A.).

2| Ees: St.-G. 25 Febr;, 1, G Maart 1669. Seer: Res: St.-G. 18, 20 Febr: 1G69. Res: Holl: 23 Febr: 1ÜG9. bl: 31. Alpen. 1. 1. bi: 112. 113. Basnage. 1. 1, bl: G3. 64. Holl: Merc: 1669. bl: 12. 30. Sylvius. Stuk T. bl: 13. 14. [de Vries], bl: 144—146. Zoo stond in de Oprechte Haerlemse Saterdaegse Courant van 30 Maart 1669, n0. 13, een bericht uit Arnhem over een ontdekt verraad, dat ten doel had, de Schenkenschans aan den bisschop over te leveren; een brouwer en een molenaar waren op suspicie gevat. Sylvius. 1. 1. bl: 19 heeft dit bericht overgenomen en ook de Holl: Merc: 1. 1. bl: 30 spreekt daarvan, doch met de bijvoeging: „maer als „men de gewaende Complicen gevangen, ende wel ondersocht had, was 't „een witte met een swarte.quot; Denkelijk gold ook hier het spreekwoord: wee den wolf, die in een kwaad gerucht staat.

-ocr page 91-

H. H. M. liet antwoord op des graven brief van 16/20 Oct: 1008 uitgesteld en daarvan kwam voorloopig niets. Als een stilzwijgend antwoord kon gelden, dat H. H. M. 18 Febr; 1G69 aan Geertruid tot haar onderhoud een jaargeld van 4000 gld:, in driemaandelijksche termijnen te betalen, toelegden. Ernst Willem begreep, dat zij thans minder dan ooit tot terugkeeren gezind zou zijn, en schreef dan ook aan Kuhefues, dat alle onderhandelingen inet haar afgebroken en slechts de kinderen teruggeeischt moesten worden. Dit bevel was den agent zeer aangenaam, want hij en Christoph Bernard vreesden voor het behoud van den room-schen godsdienst in Bentheim, indien Geertruid tot haar gemaal terugkeerde. De bissciiop stelde zeker alles bij Ernst Willem in het werk, om de breuk tusschen do beide echt-genooten onherstelbaar te maken. Kuhefues van zijn kant beweerde tegen zijn meester, dat hij alle moeite bij de gravin gedaan had, nut comes foeminae pertinaciam spretis «omnibus plus nimis delicatis olfertis divortij poena mulc-«tandurn vel ipse pro molli suo mihi apprime noto aftectu ïjudicaret.quot; De graaf kon moeilijk op zijn besluit terugkomen en Kuhefues wilde naar hem terugkeeren, opdat, als Geertruid thans ad poenitentiam of simulatam submissi-onem wilde komen, de graaf hem niet de terugvoering zijner echtgenoote zou kunnen opdragen, maar ipsum di-vortium iam dudum rneritum edictaliter zou voltrekken. Kuhefues oordeelde eene echtscheiding des te noodzakelijker, dewijl hij overtuigd was, dat de gravin, si aliquando ad pristinam dignitatem revertatur, omnem pium in religione successum quovis modo impediet, qui ea absente facile in-troducetur. Was het wonder, dat een zoo zwak man , als

-ocr page 92-

69

de graaf' was, door zulke listen verschalkt werd en hoe langer hoe meer de aanwijzingen van den bisschop volgde ?

Ernst Willem beklaagde zich bij H. H. M., dat zij het onderhoud der gravin op zich genomen hadden, en beschuldigde tevens van crimen plagii Raesfeld en van Bent-heim, die zich beiden in eene memorie verdedigden 1).

Tegenover de strengheid van den graaf besloten de Staten op voorstel van Overijssel, dat het meeste belang bij de geheele zaak had, Geertruid van hunne bescherming te verzekeren , en zij werden in hun besluit niet aan het wankelen gebracht door de protestaties van den graaf, die zoowel per brief als door Kuhefues zijne kinderen, die thans bij hunne moeder te 's-Gravenhage in een huis op het Plein waren , bleef terug vorderen.

H. H. M. zonden (17 Juli) van der Nijenburg, Crommon en van Bentheim naar de gravin , om haar uit te noodigen, aan haar gemaal te schrijven, dat zij zeer verlangde, weder bij hem te komen, mits hij vooraf de verzekering gaf, dat haar en haren kinderen de uitoefening van den hervormden godsdienst zou geoorloofd zijn , dat een of meer predikanten haar toegestaan zouden worden en dat ieder van hare zonen tot zijne meerderjarigheid gerust in het hervormde geloof opgevoed zou mogen worden. Aan den graaf schreven H. H. M. (5 Aug:), dat zij haar tot den terugkeer aangespoord hadden en daartegen van hem de zoo even gemelde verzekering verlangden.

') Res; St.-G. 17, 26 Jan:, 9 Maart, 1G April 1CG9. Seor: Ees: St.-G. 18 Febr: 1669. Sylvius. 1. I. bl: 22. Sylvius. Bcuthem. bl: 2. Tiickiiig. bi: 307. 308. Memorie van EaesfeU en vau Bentheim aan H. H. M. van 16 April 1669 (R. A.). Brieven van Kuhefues aan den graaf en den bisschop, beide dt0 4 Maart 1669 (F. M. L, 59. 3).

-ocr page 93-

70

Het antwoord van Ernst Willem (8 Sept:) noemt Alpen kordaat, comes cordate respondet; ik zou het liever hoogmoedig en vrij onbeschoft noemen. Na de gewone klachten , waaronder ook nu deze, dat Geertruid de oorzaak van den dood van den jeugdigen Wolfgang Willem was, schrijft hij, dat hij van H. H, M. de restitutie der kinderen , niet die der moeder verzocht had. Wat de door de Staten gevraagde verzekering betreft, »ist also hierauf meine runde und «teutsche1) Erklehrung, das lieber das zeitliche leben ver-»liehren , als eine so schirnpfliche Guarantie eingehen wölle, »der gentzlichen zuversicht lebent, Ewre Hochmögenheitten »in besserem nachsinnen mich hinführo mit dergleichen zumu-ïthungen verschonen werden.quot; De vrije uitoefening van godsdienst is , volgens het instrumentum pacis , iedereen in het graafschap vergund; de gravin mag een predikant hebben, maar hij wil voor haar geen bijzonderen leeraar houden. Dat zij met de opvoeding der kinderen belast worde , weigert hij, want, voegt hij er smadelijk bij, sdarauss ersehe »ihre Mütterliche affection und vorsichtigkeit, was Sie aus »denselben für treffliche herren standts persohnen zu erziehen »gedencke , indeme Sie kindere auf sölche weise das buste aalter, in welchem andere Herrenstandts persohnen auf »holien schulen oder alm anderen hohen höffen in standt-»messigen studijs , frembden Sprachen, Kriegs- und Ritter-»lichen exercitijs geübet werden, mit müssigung in der »Mutterschoss zubringen, und als unerfahrne und unge-^schickte leuthe aufwachsen sollen, ia das Ihnen in so ge-«raumer zeitt nicht freijstehen sölle, von sich selbsten eine

') Uit deze beide adjectiva kan men, als liet ware, den stijl van Chris-toph Bernard proeven , die guarnp over fides sincera et Ocmanica sprak.

-ocr page 94-

71

«sichere religion anzunehmen, welches dem ansehen nacli ))der weg Sie gahr ad Indifferentismuin , wo nicht Atheis-»mum, einzuführen.quot; Hij eindigt met te verklaren, dat hij bij zijn besluit zal volharden , al moest het ook het ongenoegen van H. H. M. opwekken ').

Aldus bleef de zaak in statu quo. Geene der beide partijen was iets gevorderd. De gravin met hare kinderen bleef in den Haag de ondersteuning van H. H. M. genieten ; de graaf zat eenzaam en verlaten op zijn voorvaderlijk slot of bij den bisschop.

Christoph Bernard, om op alles voorbereid te zijn, hervatte de in het voorjaar oogenschijnlijk gestaakte toebereidselen. Hij nam weder een groot aantal officieren in dienst, o. a. Katzeler , die vroeger een regiment van II H. M. had aangevoerd. Eene groote hoeveelheid haver werd gekocht, buskruit aangeschaft, kogels werden gegoten, musketten, zadels, toornen en laarzen tegen Juni besteld , paarden op de markten te Hengelo en te Zelhem opgekocht, de vestingen van alles voorzien Ook aan volk ontbrak het den

gt;) Res: St.-G. 16, 17 April, 3,6,8, 17, 30 Juli, 5, 12 Aug:, 14 Oct: 1669. Ees: Holl: 5, 12 April, 18, 26 Juli 1669. bl; 57 amp; 58. 73—75. 13 amp; 14. 56 amp; 57. Alpen. 1. 1. bl: 127—134. vou Raet. 1. 1. bl: 80—82. Sylvius. Benthem. bl: 28—32. Visch. bl; 204. 205. Brief der gravin aan de Witt, sine loco et die [April 1669J (E. A.). Memorie van Kuhefues van 8 Juli, en brief van Ernst Willem, dquot; 8 Sept: 1669 (E. A.\ Brief vau Wicquefort, d'quot; 5 Aug: 1609 (lis. K. B.).

:) Extract scbrievens nijt Munster, d10 29 Mei, en van van Juchen, dquot; 4 Oct: 1669 (E. A.). Brief vau Ph. Th. Tollius, advokaat-fiscaal van Overijssel, aan de Witt, dquot; 28 Mei 1669 en naamloos bericht uit Brussel aan denzelfde, dt0 27 Jan: 1670 (E, A.). Secrete brief van Bruynincx, dquot; 24 April 1669 (E. A.).

-ocr page 95-

72

bisschop niet. Vele Franschen gingen , hetgeen hunne regee-ring oogluikend toeliet, naar Munster en namen hun weg door ons land, wat hier eindelijk zoozeer in het oog liep, dat men een dertigtal van die gasten te Gorkum in arrest nam. Aan verschillende officieren werden patenten tot het lichten van troepen uitgereikt. Schmising werd naar den hertog van Lotharingen gezonden, die niet ongenegen was, eenige troepen aan den bisschop over te doen, mits zij niet ten voordeele van Frankrijk gebruikt werden. Bovendien richtte Christoph Bernard zijne eigene legermacht op eene uitstekende manier in. Volgens zijne verordening van 17 Sept: 1GG9 moest ieder huis één man leveren , welke manschap zich 's Zondags middag in den wapenhandel moest oefenen. Het schijnt, dat hij, ter ontduiking der bepaling van den Kleefschen vrede, op dezelfde wijze handelde als Pruisen in de jaren 1807—1812. Ten minste vele wapen-plichtigen werden aanhoudend opgeroepen , geoefend en vervolgens naar huis gezonden , met bevel, op het eerste appèl weder op te komen lt;).

Die toebereidselen verwekten hier te lande groote onrust, te meer daar verscheidene adviezen de gezindheid van verschillende vorsten jegens H. H. M. hetzij als lauw, hetzij

!) Tiicking. bl: 250. Brief van van Juchen , d'0 4 Oct: 16G9 (R. A.). Brief van Jlalapert, d10 24, ea secrete brieven van denzelfde, dquot; 13 Oct: 1GG9, 2 Jan; 1G70 (R. A.). Brief van quot;Wicqnefort, dto 22 Juni 16G9 (JTs. K. B.). Abraham Malapert was resident van H. H. M. te Frankfort. In 1621 kreeg een Malapert, die kort te voren uit Belgiii gekomen was en zich te Frankfort gevestigd had, het bestuur over de zoutbrou te Soden. Spoedig daarna verkreeg zijne familie die in erfpacht en behield die tot in het tweede decenninra dezer eeuw. (Kriegk. 1)1: 11. bl; 8).

-ocr page 96-

7;gt;

zelfs als zeer vijandig voorstelcien. Tegen liet einde van dit jaar en in het begin van 1670 werd dan ook overal alarm gemaakt en werden H. H. M. met aanzoeken om versterking en bijstand bestormd. Gelderland vreesde voor Zutfen en de in den omtrek dezer stad gelegene plaatsen, vooral voor Borculo, dat altijd voor den bisschop de aantrekkelijkheid van de verbodene vrucht had en waarvoor de graaf van Sti-rum hulp vroeg. Overijssel verlangde versterking van Deventer. De provincie Utrecht, die evenwel minder aan dien kant bloot lag, eischte, dat men Doetinchem versterkte, en verklaarde , dat zij anders hare toestemming tot nieuwe wervingen zou weigeren. Doetinchem toch werd door haar als de toegang tot haar eigen gebied beschouwd.

Weinig hielp het, dat de bisschop aan H. H. M. een al-lerliefsten brief met nieuwjaarswenschen schreef. Men vertrouwde hem niet, en dat wantrouwen was gedeeltelijk de aanleiding tot de zending van Mortaigne, die ik in het volgende hoofdstuk zal behandelen *).

De Keizer, door Christoph Bernard aangezocht, begon zich de belangen van Ernst quot;Willem aan te trekken. Hij beval Kramprich1), zijn gezant te 's-Gravenhage, schriftelijk

i) Bes : St.-G. 23, 24, 31 Dec: 16G9, 5 Jan: 1670. Secr: Kes : St.-G. 11 Dec: 16G9. Res: Holl: 21 Dec: 1GG9. W: 97. Historisch Verhael. bl: 461. 462. Brieven van Wicquefort, dt0 14 Dec: 1669, 4, 11 Jan: 1670 (Ms. K. B.).

!) Daniel Jolian Kramprich vou Kronenfelil was de opvolger van Fri-quet. Deze was 1 Oct: (niet in Angustus, zooals Muller bl: 13 zegt) 1667 overleden. Wicquefort (Dl: II. bl: 542) zegt van hem: „C'estoit un „personnage de grand merite, scavant, sage, sans affectation.quot; Aitzema (Journ: 4 Oct: 1667) het sterlgeval vermeldende, zegt, dat Friquet „met „veel reputatie van te sijn geweest een goedt en eerlyck man, ende ge-

-ocr page 97-

en mondeling op de restitutie der jonge graven aan te dringen , doch H. H. M. verwaardigden zich niet, eenig antwoord op twee memories, die Kramprich indiende , te geven. Van even weinig uitwerking was het, dat de kamer te Spiers haar notaris Laurens Brockhoff met hetzelfde doel naar den Haag zond. Hij kwam Geertruid ïsoo inportuin «vallen voor het huis met noch 2 fagebonden, die hee bij Dsich heeft versight als getuigendat zij hem niet wilde ontvangen. Om zijne pogingen te dwarsboomen richtte zij een request aan het hof van Holland, zoodat het vergeefsche moeite van Brockhoff was, dat hij bij memorie aan H. H. M. zijn verlangen te kennen gaf.

De bisschop sprak over de zaak met Mortaigne en zeide, dat vele Duitsche vorsten met leede oogen zagen , dat H. H. M. voor seene malicieus deserteerende vrouwquot; in de bres sprongen , en dat zeer zeker de Keizer ernstiger de belangen van den graaf zou gaan behartigen. Ook liep er een gerucht aan het Munstersche hof, dat Ernst Willem van plan was, met Frankrijk zijn graafschap tegen een equivalent in den Elzas te verruilen. Eenigen tijd later (11 April) kwam de graaf zelf te Munster en ontmoette Mortaigne verschillende keeren aan de bisschoppeVyke tafel. Christoph Bernard was kiesch genoeg, bij zulke gelegenheden de teedere snaar niet

„trouw minister van S. k. m. gestorven is, in een tijilt, daar hij noch „niet weijnich necessair conde sijn tot dienste des keijsers ende des Ejjx.quot; Anderen, b. v. Muller bl: 6, oordeelen minder gunstig over hem, doch men moet niet uit het oog verliezen, dat hij bij zijne komst hier te lande (1658) reeds hoogbejaard was. „II n'a iamais voulu dire son aage,quot; maar bij zijn dood kwam het uit, dat hij negentig jaren ond geworden was (Holl: Mere: 1667. bl: 152. Journ: Aitz: 1, 4 Oct; 1667).

-ocr page 98-

75

aan te roeren , maar hij gaf' in gesprekken onder vier oogcn te kennen , dat hij zich eindelijk genoodzaakt zou zien , de hulp van Lodewijk in te roepen, om langs minnelijken weg de restitutie der kinderen te bewerken. Mortaigne gaf daarom aan de Witt in bedenking, ze naar Engeland te zenden.

De graaf vertrok '2 Mei naar Bentheim, waarna Wieden-briick zich bij Mortaigne beklaagde, dat H. H. M. noch op de vertoogen van Ernst Willem, noch op die des Keizers eenige acht sloegen, terwijl hij uit naam des eersten verklaarde, dat deze Geertruid , als zij de kinderen wilde terugzenden , alles wilde vergeven en met haar leven, als »een sheer van zijne qualiteijt betaemt.quot; Deze verklaring, zoozeer verschillende van vroegere uitdrukkingen en bevelen van Ernst Willem. maakte een goeden indruk op Mortaigne, die thans de Witt aanraadde, de gravin naar Oldenzaal te laten vertrekken , om van deze plaats uit met haar gemaal te onderhandelen. Des te meer reden tot eene verzoening bestond er, daar Mortaigne van den bisschop vernomen had, dat de Keizer aan den graaf een mandaat tot restitutie der kinderen had toegestaan en van zins was , Geertruid , als zij niet gehoorzaamde, den vroeger verleenden grafelijken titel te ontnemen 1).

De zaak kwam evenwel geen stap verder. Holland had haar gesteld in handen van Fagel, pensionaris van Haarlem,

') Res: St.-Cx. 4 Jan:, 10, 22 Febr: 1670. Verbaal Mortaigne 24, 25 Febr:, 11, 12, 16—20, 30 April, 1, 3, 26 Mei, 7, 12 Juli 1670. Brieren van Mortaigne, dquot; 15, 22 April, 2, 27 Mei 1670 (R. A.). Brieven van denzelfde aan de Witt, d10 2, 6 Mei 1670 (R. A.). Brief der gravin aan de Witt, sine loco et die [Febr: 1670] (R. A.). Brief van deu Keizer aan Krampricb, d'0 22 Nov: 1669 (F. M. L. 59. 3).

-ocr page 99-

76

en deze liet niets van zich hooren. Ook eene nieuwe memorie van Kramprich leidde tot niets. Het antwoord, dat H. H. M. daarop gaven, luidde, dat zij de gravin bij hare vlucht geenszins geholpen, maar, hetgeen door geen tractaat verboden werd , haar opgenomen hadden , omdat haar gemaal van godsdienst veranderd was en haar niet goed behandelde ; dat zij haar niet terughielden en gaarne zouden zien , dat de zaak door den bevoegden rechter beslist werd. Een gelijk antwoord werd eenigen tijd later gegeven aan van Bouchorst, die uit naam van den keurvorst van Keulen bij memorie op de restitutie der kinderen aandrong.

De houding van H. H. M. verwekte groote ontevredenheid. Graaf Koenigsegg, vice-rijkskanselier , klaagde daarover bitter togon Hamel Bruynincx, die thans resident te Weenenwas, en zeide, dat de vaderlijke macht de hoogste was en dat, volgens de constitutie van het Rijk, ieder, en dus ook den graaf, vrijstond, ssodanighe Religie (uyt de catholise, «gereformeerde, lutherse off Roomse) te embrasseren, als »hem dunct, dat hy in conscientie voor synen Godt ver-»hoopt te verantwoorde.quot; De Keizer liet die mededeeling aan Bruynincx doen, opdat deze die aan H. H. M. zou kunnen melden en daardoor strenge maatregelen voorkomen zouden worden ]).

De Staten onttrokken hunne bescherming aan de gravin niet en legden haar voortdurend een jaargeld van 4000 gld ; toe. Het is echter treurig te lezen, hoeveel moeilijkheden

') Res : St.-G. 14 Aug :, 5 Sept:, 10 Dec : 1G70. Holl: Merc : 1670. bl: 128. von Eaet. 1. 1. bl: 82. Sylvius. 1. 1. bl: 122. Brief van Bruynincx , d10 17 Not : 1670 (K. A.). Brief van Hessing san den bisschop d'» 29 Juli 1670 (F. M. L. 534. 1).

-ocr page 100-

77

zij wegens de betaling eener betrekkelijk zoo geringe som ondervond. Primitief (18 Febr : 1G69) werd Holland aangewezen , om haar te betalen uit zijne quote in den staat van oorlog, doch toen die provincie zulks weigerde, ontstond er eene allerongelukkigste onzekerheid, die de gravin veelvuldige klachten, nog tot kort vóór haar dood , deed aanheffen. Een tijdlang werd zij uit de generaliteitsmiddelen voldaan, doch in het jaar 1672 verklaarde de Raad van State, dat hij het pensioen niet langer uit die kas kon betalen. Nu moesten de contributies , die na de herovering van Coevor-den uit het graafschap Bentheim getrokken werden , gedeeltelijk tot betaling van het jaargeld strekken. Deze bron evenwel was na den vrede van Keulen opgedroogd en toen geraakte Geertruid weder van Scylla op Charybdis. Voorloopig werd zij uit de gereede penningen van het kantoor van den ontvanger-generaal betaald en later weder op den staat van oorlog gebracht, nu eens ten laste van deze, dan van gene provincie , hetgeen alweder tot eene geregelde betaling weinig bevorderlijk was l).

In den toestand der gravin tegenover haar gemaal kwam geene verandering. In 1674 droegen, op haar verzoek , de Staten hunnen gedeputeerden ter conferentie te Bielefeld op, behalve de behandeling der quaestie over Höxter ook hare zaak te behartigen en eene schikking tusschen haar en

') Ees; St.-G. 15, 23 Aug:, 8 , 9 , 14 , 23 Oct: 1670 , 9 Mei 1671, 3 Febr:, 27 April, 10 Mei, 5, 15 Dec: 1672, 18 April, 18 Mei, 8 Sept:, 24 Oct:, 8 Dec: 1673, 20, 23, 30 April, 10 Mei 1674, 5, 19, 22, 30 April, 11, 20 Mei 1675, 7 Jan:, 3 April, 22 Mei 1676, 14 Maart 1678. Seer: Res: St.-G. 18 Febr: 1669. Res: Holl: 23 Juli 1670. bl: 22.

-ocr page 101-

78

haar echtgenoot te bewerken, doch, evenals in de hoofdzaak, leverde ook in deze quaestie gemelde bijeenkomst niets op ').

Toen de oorlog in 1672 uitgebroken was, verzocht Geer-truid de bemiddeling van H. H. M. bij den Keizer, Brandenburg, de Lunenburgsche vorsten en Hessen tot behoud der onzijdigheid van het graafschap , welk verzoek toegestaan werd ,). De omstandigheden maakten, dat de neutraliteit van Bentheim niet geschonden werd , doch toen in 1074 de Staatschen den oorlog op vijandelijk grondgebied overbrachten , leed het graafschap groote schade,

In April 1673 bestond het uitzicht, dat er te Aken vredesonderhandelingen gevoerd zouden worden. De Staten stonden . op verzoek der gravin , toe, dat hunne gezanten ook hare belangen zouden waarnemen. Later zond zij den Staatschen kapitein Godfried Bachman naar Keulen , die aldaar 20 Oct; in eene krachtige memorie de rechten zijner last-geefster bepleitte. De Munstersche gezanten daarentegen deden al hun best, de teruggave der kinderen te bewerken, en meenden , dat zij daarin op liet krachtigst door de Keizerlijke ambassadeurs gesteund zouden worden. Lisola echter gaf hun te kennen , dat wel is waar eenige Keizerlijke mandaten tegen de gravin uitgevaardigd waren. maar nog geene paritoria, zoodat altijd de mogelijkheid bestond, dat zij verschijnen en hare excepties indienen zou; werden eindelijk die paritoria gegeven, zoo moesten H. H. M. dadelijk de kinderen teruggeven, of anders zouden de Keizerlijke minis-

') Res: St.-G. 9 Mei 1671.

•] Res: St.-G. 21, 26 Sept; 1672.

-ocr page 102-

79

ters des te meer reden hebben. bij H. H. M op de restitutie aan te dringen.

Te Keulen vorderde de onderhandeling op dit punt zeer weinig, te minder, daar Lisola in dien tijd ongesteld was. Kramprich sloeg in den Haag voor, den graaf zijne kinderen terug te geven en zijne gemalin de zekerheid te verschaffen , dat haar, als zij tot haar echtgenoot wilde terug-keeren, noch op het punt van den godsdienst, noch in eenig ander opzicht geweld aangedaan zou worden.

H, H. M. wilden echter in het voorstel tot restitutie der kinderen niet treden , en niettegenstaande de krachtige pogingen van Schmising en zur Mühlen werd in het vredesverdrag van 22 April 1674 tusschen H. H. M. en Munster een zeer vaag artikel opgenomen , volgens hetwelk de graaf met zijne onderdanen in den vrede ingesloten werd en verder rustig alle rechten van een rijkvorst zou genieten, terwijl men na de ratificatie bij den Keizer pogingen zou aanwenden , dat de rust en de liefde in het grafelijke huis terugkeerden ').

De geheele bepaling was slechts eene phrase. De gravin toch was volstrekt niet genegen , naar haar gemaal terug te keeren, dewijl zij door het vredesartikel in het geheel geene zekerheid voor zich en hare kinderen verkregen had. Bovendien behandelde Ernst Willem de hervormden in zijn graafschap op zulk eene wijze, dat zij wel kon begrijpen , dat

') Ees: St.-G. 11 April, 4 Mei, 27 Juni 1673, Seer: Res; St.-Gr. 11 April 1674. Alpen. 1.1 bl: 390. Basuage. 1. 1. bl; 510. 511. Holl: Mere: 1674. bl: 90. von Raet. 1. 1. bl: 82—84. Tückiug. bl: 234. [de Vries], bl: 292.' 293. Brieven van Schmising eu zur Mülilen aan den bisschop, d'» 22, 26 Dec: 1673, 9 Maart, 20, 23 April 1674 (P. M. L. 12. 13).

-ocr page 103-

78

haai- echtgenoot te bewerken, doch, evenals in de hoofdzaak, leverde ook in deze quaestie gemelde bijeenkomst niets op t).

Toen de oorlog in 1672 uitgebroken was , verzocht Geer-truid de bemiddeling van H. H. M. bij den Keizer, Brandenburg, de Lunenburgsche vorsten en Hessen tot behoud der onzijdigheid van het graafschap, welk verzoek toegestaan werd,). De omstandigheden maakten, dat de neutraliteit van Bentheim niet geschonden werd , doch toen in 1674 de Staatschen den oorlog op vijandelijk grondgebied overbrachten , leed het graafschap groote schade.

In April 1673 bestond het uitzicht, dat er te Aken vredesonderhandelingen gevoerd zouden worden. De Staten stonden . op verzoek der gravin, toe, dat hunne gezanten ook hare belangen zouden waarnemen. Later zond zij den Staatschen kapitein Godfried Bachman naar Keulen , die aldaar 20 Oct; in eene krachtige memorie de rechten zijner last-geefster bepleitte. De Munstersche gezanten daarentegen deden al hun best, de teruggave der kinderen te bewerken, en meenden , dat zij daarin op het krachtigst door de Keizerlijke ambassadeurs gesteund zouden worden. Lisola echter gaf hun te kennen , dat wel is waar eenige Keizerlijke mandaten tegen de gravin uitgevaardigd waren , maar nog geene paritoria, zoodat altijd de mogelijkheid bestond , dat zij verschijnen en hare excepties indienen zou; werden eindelijk die paritoria gegeven, zoo moesten H. H. M. dadelijk de kinderen teruggeven, of anders zouden de Keizerlijke minis-

') Ees: St.-G. 9 Mei 1671.

■) Res: St.-G. 21 , 26 Sept: 1672.

-ocr page 104-

79

ters des te meer reden hebben, bij H. H. M op de restitutie aan te dringen.

Te Keulen vorderde de onderhandeling op dit punt zeer weinig, te minder, daar Lisola in dien tijd ongesteld was. Kramprich sloeg in den Haag voor, den graaf zijne kinderen terug te geven en zijne gemalin de zekerheid te verschaffen , dat haar , als zij tot haar echtgenoot wilde terug-keeren, noch op het punt van den godsdienst, noch in eenig ander opzicht geweld aangedaan zou worden.

H. H. M. wilden echter in het voorstel tot restitutie der kinderen niet treden , en niettegenstaande de krachtige pogingen van Schmising en zur Muhlen werd in het vredesverdrag van 22 April 1674 tusschen H. H. M. en Munster een zeer vaag artikel opgenomen , volgens hetwelk de graaf met zijne onderdanen in den vrede ingesloten werd en verder rustig alle rechten van een rijkvorst zou genieten, terwijl men na de ratificatie bij den Keizer pogingen zou aanwenden , dat de rust en de liefde in het grafelijke huis terugkeerden l).

De geheele bepaling was slechts eene phrase. De gravin toch was volstrekt niet genegen, naar haar gemaal terug te keeren, dewijl zij door het vredesartikel in het geheel geene zekerheid voor zich en hare kinderen verkregen had. Bovendien behandelde Ernst Willem de hervormden in zijn graafschap op zulk eene wijze, dat zij wel kon begrijpen , dat

') Ees: St.-G. 11 April, 4 Mei, 27 Juni 1673. Seer: Res: St.-Gr. 11 April 1674. Alpen. 1.1 bl; 390. Basuage. 1. 1. bl: 510. 511. Holl; Mere: 1674. bl: 90. von Eaet. 1. 1. bl: 82—84. Tücking. bl: 234. [de Vries], bl: 292. 293. Brieven van Schmising en zur Müblen aan den bisschop, d'0 22, 26 Dec: 1673, 9 Maart, 20, 23 April 1674 (F. M. L. 12. 13).

-ocr page 105-

8(J

noch haar noch haren kinderen bij eventueeleu terugkeer eenige vrijheid van godsdienst toegestaan zou worden.

Zoo weinig de gravin genegen was, met hare kinderen weder naar Bentheim te vertrekken, zoozeer verlangde de graaf, zijne zonen bij zich te hebben. Hij liet te dien einde door Corn, katholiek priester te Bentheim, aan Allard Ul-rich Killers, alias baron Ericius van Hochkirchen, veertig ducatons als reispenning geven, opdat deze een brief van hem , Ernst quot;Willem, aan den jongen graaf Ernst zou overbrengen , waarin de vader den zoon , onder bedreiging van anders onterfd te zullen worden , beval, naar Bentheim terug te keeren , waar men hem met open armen zou ontvangen (Sept; 1677).

Ernst Willem had intusschen zijn rentmeester Hendrik Kuhefues naar Zwolle gezonden , om aldaar met burgemeester Krull over eene quaestie omtrent het leveren van steenen te spreken. De graaf vaardigde iets later secretaris Godfried Crul naar Kuhefues af naar aanleiding van een bericht van Hillers, dat Ernst gaarne met hem op de Veluwe zou jagen. De beide Bentheimsche agenten gingen daarop met een wagen met vier paarden en twee dienaars daarheen, waar zij echter den jongen graaf niet aantroffen, zoodat zij onverrichter zake moesten terugkeeren.

Het was niet de schuld van Hillers, dat Ernst niet op de jacht gegaan was. Op de eene of andere wijze schijnt er iets van het plan uitgelekt te zijn , ten minste Hillers werd gevangen genomen, als hebbende ssich laten employeren, Dom den oudsten soon van den Grave van Benthem , alhier sgerefugieert, door listige practijcquen te locken in de Pro-»vincie van Utrecht, ende van daer met gheweldt elders te

-ocr page 106-

81

»vervoeren.quot; Schepenen van 's-Gravenhage wilden hem verbannen, doch Holland verbood hun eenig vonnis te vellen, zonder den advocaat-fiscaal en procureur-generaal Ruijsch daarvan kennis gegeven te hebben , opdat deze, zoo noodig, van de uitspraak aan het hof van Holland zou kunnen ap-pelleeren.

De gravin was zeer verontwaardigd en drong bij Fagel op eene strenge straf voor Hillers aan , terwijl daarentegen de toenmalige Munstersche resident , Norff, alle moeiten aanwendde, om hem op vrije voeten te doen stellen. Hij sprak met den raad-pensionaris, die echter in het geheel niet tot zachtmoedigheid gestemd was, en met Jan Dedel, burgemeester van den Haag, die, met den bisschop geldzaken hebbende uitstaan , beter gezind was.

Hillers werd evenwel 24 Nov : 1G77 veroordeeld, om op het schavot gegeeseld en verder levenslang uit Holland gebannen te worden , maar Ruijsch appelleerde aan het hof en de delinquent bleef op de voorpoort gevangen zitten. Norfï sprak weder met Fagel en zeide, dat het niet aanging, Hillers in hechtenis te houden, daar hij eene schriftelijke commissie van Ernst Willem had. De raad-pensionaris antwoordde, dat de zaak in handen der justitie was en dat de Staten , die daarvan reeds keunis droegen, hunnen gezanten te Nijmegen gelast hadden , de quaestie aan de Keizerlijke ambassadeurs aldaar voor te dragen,

Hillers bleef in de gevangenis en tevergeefs leverde Norfl 8 Aug: 1678 eene memorie aan H. H. M. over, waarin hij zich beklaagde, dat zij den persoon in quaestie »als eenen »lichtvaerdigen guijtquot; gestraft hadden, en waarin hij de invrijheidstelling vroeg. Men besloot, de zaak aan de justitie

-ocr page 107-

82

te laten. Wat er verder van Killers geworden is, kan ik niet mededeelen ; hij zat 15 Maart 1G79 nog in hechtenis, want op dien dag drong Norfl' weder op de vrijlating aan !).

Toen het vredescongres te Nijmegen gehouden werd, gelastten de Staten, op verzoek der gravin , hunnen gezanten aldaar, ook hare belangen te behartigen, terwijl in denzelfden geest aan Hamel Bruynincx geschreven werd.

Zulke stappen hielpen haar echter niet. Nog iets onaan-genamers en kwetsenders stond haar te wachten. Christoph Bernard verklaarde 8 Juni 1678 het huwelijk tusschen haar en Ernst Willem voor ongeldig en vooroorloofde den laatste, een ander aan te gaan. Veel is er door oudere en nieuwere schrijvers over de al of niet geldigheid der bisschoppelijke uitspraak getwist en het is niet mijn plan, het getal te vergrooten ; ik meen echter, dat Christoph Bernard eenigs-zins met zich zeiven in tegenspraak was, daar hij vroeger, voordat de huiselijke twist in het Bentheimsche geslacht uitgebroken was, geene aanmerking op de wettigheid van het huwelijk gemaakt had. Tempora mutantur et nos muta-mur in illis is misschien de beste verontschuldiging voor den bisschop.

Reeds spoedig nadat den graaf het aangaan van een ander

gt;) Ees: St.-G. 5 Juni 1674, 3 April 1676, 8, 17 Aug: 1678, 16 Maart 1679. Bes: Holl: 11 Nov: 1677, 22 Sept: 1678. W: 492 amp; 493, 510. Sylvius. Benthein. bl: 67. 58. 84. 85. Tücking. bi: 308. Brief onzer gezanten te Nijmegen, d'0 9 Deo: 1677 (B. A.). Brief der gravin aan den raad-pensionaris, dquot;1 19 Oct: 1677 (E. A.). Brief van Dedel aan Abraham Isaack, d'0 24 Nov: 1677 (F. M. L. 12. 30). Brieven van Norff aan Ernst Willem , d'quot; 25, en van Kuhefues aan Bruchhausen. secretaris vaa den bisschop, d'0 29 Dec: 1677 (F. M. L. 543. 3').

-ocr page 108-

83

huwelijk veroorloofil was geworden, nam hij tot gemalin Anna Isabella , gravin van Limburg-Stirum-Geemen , zuster van Herman Otto, die in de samenzwering van von der Kette betrokken geweest was. In de huwelijksvoorwaarden werden de uit dezen eclit voortkomende zonen voor de eenige wettige opvolgers van Ernst Willem verklaard; stierven zij uit of ontbraken zij, dan moest Bentheim eerst aan de Steinfurtsche en daarna aan de Tecklenburgsche linie vervallen, zoodat de kinderen van Geertruid geheel uitgesloten waren.

De maatregelen van Ernst Willem baatten weinig. Hij kreeg uit zijn huwelijk met Anna Isabella geene zonen, doch slechts eéne dochter, Eleonora Magdalena , die de echtgenoote van graaf Ainbrosius Frans van Vinnont werd. Toen Ernst Willem 26 Aug: 1G93 stierf, kwam derhalve het graafschap aan de Steinfurtsche linie en bleef daarbij, totdat zij in het begin dezer eeuw uitstierf, waarna het, met voorbijgang van den graaf van Tecklenburg, aan Lodew'yk, achterkleinzoon van den oudsten zoon van Ernst Willem en Geertruid, verviel.

Het bericht, dat de graaf op het punt stond in het huwelijk te treden, verbitterde Geertruid zoozeer, dat de gravin van Vehlen aan Alpen, die uit Munster op weg naar Nijmegen was, vertelde, ïdie persohn in Haag batte sich jiernstlich verlauten lassen, sie wolte den lebendigen Teuffel »anruflen und zu hulff nehmen umb alles zu behinderen.quot;

Christoph Bernard lachte met de verontwaardiging der gravin en dacht: »sie wirt darin nunmehr weniger alss »nichts thun konnen.quot; Hij zag de zaak juist in. De gravin leverde aan het hof van Holland een protest tegen den

-ocr page 109-

84

nieuwen echt van haar gemaal in en liet het door Aart Schrans , trompetter van H. H. M., naar Bentheim brengen. Deze leverde het 15 Aug: in handen van den graaf over en wachtte op antwoord tot den 4 9Jen, toen doctor Balcke hem eene missive gaf, die hij volgens adres drie dagen later aan griffier Kinschot overhandigde, doch die geen antwoord bevatte en niets anders was dan het protest zelf.

Had die handeling dus niets uitgewerkt, even weinig baatte het, dat de gravin aan de Staten eene uitgebreide klaagmemorie overgaf, die het ongeluk van haar en hare kinderen aan de geheele wereld , in het bijzonder aan den Keizer en H. H. M., bekend moest maken. De Staten gaven haar verlof, die deductie te doen drukken, »met soodanige «emendatie ende bijvoeginge als bevinden sal te behooren, naengesien haer ho: mo : deselve vermits de grootheyt ende »wijtloopicheyt niet hebben connen examineren,quot; doch weldra bleek het, dat de Keizer, in plaats van daardoor geroerd te worden, 17 April 1679 haar van de haar bij huwelijkscontract beloofde voorrechten ontzet en van de verleende waardigheid van rijksgravin vervallen verklaard had.

Deze laatste krenking trof haar niet meer onder de levenden aan. Smart, verontwaardiging en verbittering verkortten haar leven , waarvan z'y de elf laatste jaren in zulke ongelukkige omstandigheden had doorgebracht. Zij stierf 29 Maart 1679, nadat z'y twee dagen te voren haar testament gemaakt en hare vier nog levende zonen in de bescherming van H. H. M. aanbevolen had, opdat zij niet onder het gezag van hun vader mochten komen, die hen zeker zou dwingen , het hervormde geloof te verzaken. Nadat H. H. M. srijpelijckquot; gedelibereerd hadden, besloten zij in

*

i

-ocr page 110-

85

het door Geertruid gedane verzoek toe te stemmen en de voogdij over de jonge graven te aanvaarden 1).

l) Res: St.-a. 17 Not ; 1677, 10, 24 Aug:, 21 Sept:, 5, G Dec : 1678, 28, 30 Maart, 13, 26 April, 16 Juni 1679. Seer: Ees: St.-a. 17 Not; 1677. Ees: Holl: 9 Aug: 1678, 30 Maart 1679. bl: 359. 457. Alpen. 1. 1. bl; 589—591. Corstiens. bl: 135—137. Erhard. bl: 536. 537. Holl: Mere: 1679. bl: 121. Ton Eaet. 1. 1. bl; 84—86. Sylvius. Benthem. bl: 3. 73—90. Tückiug. bl: 308—311. Visch. bl; 205. 206. Brieven van Alpen aan den bisschop , dt0 26, en van dezen aan Alpen, d'0 28,30 Juni 1678 (F. M. L. 12. 36).

-ocr page 111-

VI EE DE HOOFDSTUK.

QUAESTIE OVER DE DULERTOL. — AMBASSADE VAN MORTAIGNE NAAR MUNSTER.

Een ander langdurig geschil tusschen H. II. M. en den bisschop ontstond in het voorjaar van 16(59. Sedert de inneming der Dijlerschans hadden de Staten daarheen de tol verlegd, die zij vroeger in de Bourtange geheven hadden. Op het gemelde tijdstip had de bisschop te Emden eene groote hoeveelheid haver laten inkoopen. die per scheepsgelegenheid langs de Eems naar het stift gevoerd moest worden. Toen de drie schepen de Dijlerschans voorbij voeren, eischte de commandant, Tjaert van Andringa, tol. De schippers weigerden en zeilden verder, doch werden achterhaald , naar de schans teruggebracht en daar gehouden , totdat zij de tol betaald zouden hebben.

De bisschop was over die handelwijze zeer verstoord op ile vorstin-donairière van Oost-Friesland, op wier grondge-

-ocr page 112-

87

bied de schans gelegen was. Zij op hare beurt wendde zich door haar resident, de Groot, tot H. II. M., om op de afschaffing der tol aan te dringen. Christoph Bernard van zijn kant, voortvarend en doortastend als altijd, verschafte zich eene voorloopige voldoening door den te Munster wonenden Oostfrieschen assessor, Johan Willem Freitag van Gödens *), met diens geheele familie in hechtenis te laten nemen.

H. H. M. schreven aan de admiraliteit van Friesland om advies over den oorsprong en de rechtmatigheid der bedoelde tol; het antwoord werd door Holland overgenomen. Freitag riep de tusschenkomst der Staten in, daar hunne militie, niet die der vorstin, de haver aangehaald had. Christina Charlotte zond Bucho Wiarda naar den Haag, om nogmaals de afschaffing der tol te verzoeken. H. H. M. gelastten de admiraliteit van Friesland, voorloopig de heffing te schorsen en de aangehaalde haver te ontslaan, welk besluit zij aan de vorstin en aan Emden , dat zich in de zaak gemengd had, mededeelden 2).

De Oostfriesche stenden waren daarmede nog niet tevreden,

') Wiarda. Dl: VI. bl: 4 noemt liem ten onreclite Haro Burchard van Gödens. Jolian Willem (7 1674) was de zoou van Haro Freitag en Elizabeth van Haren. Hij was gehuwd met Joliaima van Diepenbrock-Impel eu bad drie kinderen, t. w. Haro Hendrik (f 1705), geniaal van Esther Charlotte van Münchingen-Hoichendorf, Willem (f 31 Oct: 1G78) en Elizabeth Geertrnida, gemalin van Diederik van Schade-Landegge.

2) Ees: St.-G. 24 April, 11, 13, 1(5, 17, 29 Mei, 7, 14, 21, 28 Juni, 1 Juli 16G9. Ees: Holl: G Juni 1GG9, bl: 88. Erhard. bl: 527. Holl: Here: 1669. bl: 62. 151. 152. Klopp. bl: 383. Sylvius. 1. 1. bl: 26. 58. 61. A\ iarda. 1, 1. bl: 3—ö. liijna een jaar later werd de tol, op aansporing van Kramprich, voor goed afgeschaft. (lies: St.-G. 8, 18 April 1670).

-ocr page 113-

SS

maar verlangden algeheele afschaffing der tol en de tusschen-komst van H. H. M. ten voordeele van Freitag. Ook de vorstin verzocht van den bisschop de invrijheidstelling van haar assessor. doch werd niet weinig teleurgesteld, toen Christoph Bernard die weigerde en de door hem geledene schade op 100000 rksd : begrootte. De vorstin drukte tegen II. H. M. de hoop uit, dat zij die quaestie op zich zouden nemen en haar , die daarmede eigenlijk niets te maken had, daarvan bevrijden. De Staten voldeden aan dit verzoek en schreven aan den bisschop, om de tol, die zij »boven Me-smorie van Menschenquot; geheven hadden , te rechtvaardigen, waarop hij antwoordde, dat zij tegen de rijksconstitutie streed; dat derhalve hij, als uitschrijvend vorst van den Westphaalschen kreits, die niet kon dulden en dat de Keizer daarover rechter kon zijn.

Wiarda gaf don Staten kennis van de -vergeefsche pogingen der vorstin bij den bisschop en riep wederom hunne hulp voor Freitag in. H. H. M. besloten , den Oostfrieschen resident de Groot met credentialen te voorzien en naar Munster te zenden, om het ontslag van den assessor te bewerken. Deze zending had echter niet plaats. De bisschop ontsloeg Freitag tegen zware cautie de se iterum sistendo en tegen de belofte , te zullen uitwerken , dat Esterwege, een in Munsterland gelegen goed , hetwelk aan jonker Ho-ratius Cromminga en andere ingezetenen der provincie Groningen toebehoorde, aan den bisschop als vergoeding voor de geledene schade overgegeven werd. Ook in deze zaak liep Christoph Bernard de beslissing vooruit. Hij liet de levende have van gemeld goed opteekenen en legde beslag op de huren en verdere inkomsten. Cromminga, wien de geheele

-ocr page 114-

«9

zaak niets aanging en die slechts door den loop der omstandigheden daarin betrokken werd, klaagde over die handelingen bij de staten zijner provincie en deze bij H. H. M., beide echter voorloopig met geen gunstig gevolg t).

Om het geschil v it den weg te ruimen , besloten de Staten , een commissaris naar den bisschop ,te zenden , en benoemden tot dien post, op voorstel van Holland, Johan Bertram de Mortaigne, hun gewezen hofmeester, op een tractement van 16 gld: 's daags. Hem werd in mandatis gegeven , den bisschop te wijzen op de pogingen , die de Staten in het werk gesteld hadden, om tot eene spoedige minnelijke oplossing-der quaestie te komen , hem hun leedwezen uit te drukken, dat de zaak nog niet geschikt was , en met hem daarover in onderhandeling te treden.

Mortaigne nam 14 Jan : 1670 afscheid van H. H. M. en kwam den 23steu te Munster a). Den volgenden dag deelde

') Bes: St.-G. 9, 19 Juli, 3, G, 8, 10, 23, 2-1 Aug:, 4, 23, 24 Sept:, 5 , 12 Oct: 16G9 , 7 Jan; 1G70, Res : Holl: 2ö Sept; 1G69. bl: 28. Holl: Mere: 1. 1. 1)1: 153.

s) Voor deze ambassade, waarover bijna geen sclirijver iets vermeldt, heb ik gebruik gemaakt van het voortreffelijke en uitvoerige verbaal, dat op het rijksarchief berust. Mortaigne was, zegt Alpen, (hetgeen, in het voorbijgaan gezegd het eenigste is, wat deze over de zending heeft; ïilcking vermeldt haar niet eens), „ob morum suavitatem, aliasque vir-„tutes Christophoro Bernardo apprime charus, nee Aulae, aut iilli Minis-„ti'orum iuvisus.quot; (Alpen. 1. 1. bl: ]38). Hij was aanhoudend het voorwerp van allerlei voorkomendheden en de gast bij alle plechtigheden en feesten. Bij zulke gelegenheden werden vele toosten „liberalickquot; gedronken , ïoodat onze gezant somtijds eene uitnoodiging moest afslaan, „alzoo daegs te „vooren wat te starek gedronken was,quot; of „vermits mij niet alte wel be-„vonde oover de goede ciere des daegs te vooren gemaeckt.quot;

-ocr page 115-

9U

hij bij zijne eerste audientie den bisschop rnede, dat hij dooide Staten gezonden was, om hunne mediatie tusschen Oost-Friesland en Munster in de zaak van de aangehaalde haver met hare gevolgen aan te bieden. Christoph Bernard bedankte zeer voor het aanbod, maar zeide, dat de zaak reeds als vereffend beschouwd kon worden, daar Oost-Friesland hem een adellijk goed, in het stift gelegen, zou overgeven ; hij had de zaak niet van genoeg gewicht geacht, om gewapenderhand zijne voldoening op de vorstin te verhalen.

Eenigen tijd later berichtte de bisschop onzen gezant, dat de Oostfriescho stenden 5000 rksd: tot aankoop van Ester-wege toegestaan hadden, hetwelk zij daarna aan hem zouden overgeven. Dit was eene genoegzame voldoening voor Christoph Bernard, doch hiermede was Freitag weinig gebaat. Deze kwam in het begin van Maart zelf in den Haag, om zijne zaak te bepleiten. Hij wist uit te werken, datH. H. M. de Oostfriesche en Munstersche residenten te 's-Gravenhage lieten uitnoodigen, behoorlijk gemachtigd in conferentie te treden over een aan den bisschop te geven tantum en tevens over de schadeloosstelling van Freitag.

Christoph Bernard was zeer verstoord, dat de assessor zich tot H. H. M. gewend had, in plaats van, volgens gedane belofte, of zich weder in arrest te begeven, óf de overdracht van Esterwege te bewerken. Dit goed was den bisschop zeer aangenaam, zoowel om de schoone reigerjacht, als voornamelijk, omdat het vroeger aan de Malthezer ridders toebehoord had en door een commandeur, die de orde verlaten had en getrouwd was, verkocht was. Hij wilde het langs minnelijken weg, zonder schade voor Cromminga,

-ocr page 116-

9J

aan de orde terugbrengen en het. zoo men zeide , aan zijn neef, den Malthezer ridder von Schilder, schenken.

De koop scheen echter voortdurend moeilijkheden te moeten opleveren. Cromminga was intusschen gestorven en Es-terwege aan verschillende erfgenamen vervallen. Men hoopte, dat Freitag het spoedig met hen eens zou worden, dewijl het anders te vreezen stond, dat de goederen, die tot zijne cautie dienden , door den bisschop geëxecuteerd zouden worden. Dit was de stand van zaken , toen Mortaigne Munster verliet en 21 Juli rapport uitbracht. H. H. M. waren tevreden , doch niet alzoo Freitag, die op schadevergoeding bleef aandringen ').

De overdracht van Esterwege ging niet zoo spoedig van stapel, als men wenschte en hoopte. Eensdeels woonde in de provincie Groningen slechts een der erfgenamen van Cromminga, jonker Greving, en deze meende, dat zijn overleden oom eene testamentaire bepaling omtrent Esterwege gemaakt had, die eerst na G weken kon geopend worden ; anderdeels was de drostin Wischweiler, evenzeer eene erfgename, niet genegen , het goed te verkoopen of af te staan. Freitag klaagde daarover bij H. H. M., die den staten van Groningen opdroegen , de drostin tot andere gedachten

') Res; St.-Gr. 2, 14 Jan: , 3, 14, 17 Maart, 10 Mei, 30 Juni, 21 Juli 1670. Seer: Ees: St.-G. 14 Jan : 1G70. Eos: Holl; 21 Dec : 1GG9. bl : 28. Verbad 15—24 Jan;, 22 Febr : , 22 Juni ,6,7 Juli 1670. Historisch Verhael. bl : 464. Holl: Mere: 1670. bl: 10. Sylvius. 1. 1. bl : 72. Brieven van Mortaigne , (lt0 28 Jan;, 7 Maart, 1 April, 27 Juni, S Juli 1670 (Verbael). Secrete brieven van ilenzelftle, il'° 25, 28 Maart 1670 (E. A.). Brief van AVicquefort, (!,„ 8 Febr: 1670 (Ms. K. B.). Brief van Hessing aan den bisschop, lt;1'° 29 Juli 1670 (F. M. L. 534. 1).

-ocr page 117-

te brengen. Dit hielp echter niet, daar de erfgenamen eene veel te groote som vroegen. De bisschop verloor nu zijn geduld en legde arrest op de-in Munsterland gelegene goederen van den assessor. De Staten troostten Freitag door hem te schrij ven, dat de gedeputeerden, die van hunnentwege tot bijlegging van het geschil over Höxter afgezonden zouden worden , in last hadden , Christoph Bernard te bewegen , het arrest op te heffen, dewijl zij van hun kant de tol afgeschaft en de aangehaalde haver vrijgelaten hadden.

Amerongen , te Bielefeld gekomen , sprak over de zaak eerst met Wiedenbriick, die beweerde niets daarvan af te weten , en daarna met Freitag zei ven, die expres daarvoor in gemelde stad gekomen was. De bisschop zelf, dien hij later sprak, vond de voor Esterwege gevraagde som veel te hoog en liet niet onduidelijk merken, dat hij tevreden zou zijn . indien men hem de waarde van het goed gaf, waarop H. H. M. Amerongen opdroegen, bedektelijk inlichtingen over den juisten prijs in te winnen. Onze gezant voldeed aan dien last en deelde bij zijne terugkomst in den Haag zijne bevinding mede. H. H. M. bepaalden , dat de Raad van State eene som , niet hooger dan 7000 rksd: , aan den bisschop zou betalen uit de renten, die Oost-Friesland jaarlijks aan onzen staat voldeed; over de door Freitag geledene schade zou te gelegener tijd beraadslaagd worden (4 Sept: 1671). Bij de terugkomst van Amerongen in Munsterland, weinig tijds later, toonde de bisschop zich niet ongenegen, op deze wijze de zaak uit de wereld te maken, maar verwees hem voor de verdere behandeling tot Wiedenbriick, die zich toen te Keulen bevond , doch daar schijnt over de zaak niet gesproken te zijn.

-ocr page 118-

93

Zulks beviel Freitag in het geheel niet. Ondersteund door de stenden van Oost-Friesland, bleef hij aanhoudend klagen over de schade, die hij geleden-had, maar H. H. M. gingen niet verder, dan dat zij zijne brieven in handen eener commissie stelden ').

Ondertusschen stierf Johan Willem Freitag, zonder schadeloosstelling verkregen te hebben , doch zijne weduwe en zijne kinderen zetten de pretensie tegen H. H. M. voort. Ook zij evenwel hadden voorloopig weinig succes en evenmin hielp het, dat in het voorjaar van 1675 commissarissen van H. H. M. met zur Mühlen , die zich toen in den Haag bevond , spraken. Eindelijk werkte een brief der vorstin-regen-tes van Oost-Friesland, gesteund door eene memorie van haar gezant, Pauly, uit, dat H. H. M. aan eene commissie opdroegen, met de weduwe en erfgenamen van Freitag over de schadeloosstelling te onderhandelen (15 Oct: 1676).

Het duurde een vol jaar , voordat die commissie melden kon (14 Nov: 1677), dat zij, behoudens goedkeuring van H. H. M., met de genoemde personen een accoord getroffen had. Haro Hendrik had, zoo voor zich als voor de andere rechthebbenden, verklaard, tevreden te zijn met eene schadevergoeding van '2500 gld :, te betalen uit het geld, dat de vorstin van Oost-Friesland aan H. H. M. schuldig was. De commissie had dit voorstel aangenomen , doch onder de uit-

') Hes: St.-Gr. 27 Oct:. 26 Nov:, 8 Dec: 1670, 27 Jan: 26 Mei, 6 Juli, 6 Nor: 1671, 4 April, 2 Axig:, 26 Oct: 1672. Seer: Res: St,-G. 1 Juni, 14 Aug:, 3, 4 Sept: 1671. Brieven van Amerongen, d'0 18 Juni, 16 Juli, 19 Sept: , en secrete brieven van denzelfde, d'0 18, 29 Juni, 26 Juli 1671 (R, A.). Brieven van Freitag, dt0 5/15 Mei, 26 Oct: 1671, 9 Maart, 11/21 Juli, 10 Oct: 1672, 4 April 1673, 26 April 1674 (R. A.).

-ocr page 119-

94

drukkelijke voorwaarde, »clat gemelte weduwe ende Erflge-snamen sich sullen moeten stilhouden, ende om d'afTdoeninge »vau 't voors. arrest liaere ho: mo: niet meer en sullen »mogen moeyelijck vallen, gelijck mede, dat dit verdragh sal «werden gesecreteert, op dat hetselve den heere Bisschop «niet kennelijck en werde.quot;

Het accoord werd door Holland overgenomen , doch waarschijnlijk niet goedgekeurd. Ten minste de erfgenamen van Freitag leverden nog 14 April 1681 een request aan H. H. M. over , waarin zij op betaling aandrongen. Dit is de laatste keer, dat ik van deze langdurige quaestie gewag gemaakt gevonden heb ').

Thans vat ik den draad der geschiedenis bij het verblijf van Mortaigne in Munsterland weder op. De bisschop geraakte met hem in gesprek over Borculo en stelde voor, opdat die steen des aanstoots weggeruimd wierde , die heer-lijkheid van van Stirum te koopen en dezen , voor wien het altijd eene betwistbare bezitting was, de helft der waarde te geven ; hij schatte de jaarlijksche opbrengst niet hooger dan 3 a -4000 gld. Mortaigne meende, dat men , om den bisschop in een goeden luim te houden , den voorslag moest aannemen , te meer , omdat Christoph Bernard verzekerde, dat hij de heerlijkheid Borculo wilde koopen , om een einde aan de voortdurende moeilyklieden te maken, en niet om, zooals beweerd werd , haar aan zijn broeder te schenken. De bisschop liet door een agent met van Stirum onderhandelen,

') Res: St.-G. 9 Maart, 4 Jlei, 8 Juli, 2i Sept: 1G75, 9 Oct; 1676, 14 April 1681. Seer; Res: St.-G. 29 April 1675, 15 Oct: 1676, 14 Nov: 1677. Memorie vau Haro Hendrik Freitag van 9 Maart, en brief van douairière Johanna Freitag-Diepenlirock, d'quot; 1 Jnli 1675 (R. A.).

-ocr page 120-

95

doch deze, anders niet ongenegen , zich tegen eene redelijke som van Borculo te ontdoen , weigerde, daar de agent tot het opstellen eener schriftelijke akte geen last had. In den Haag werd het voorstel aannemelijk geacht, mits Christoph Bernard verklaarde, dat hij in de gemelde heerlijkheid geene Munstersche troepen zou leggen. Hij betuigde aan Mortaigne, dat zulks geenszins zijn plan was en dat hij daarvan gaarne eene schriftelijke verklaring zou geven. Hoe bereid echter beide partijen tot eene toenadering schenen , zoo kwam er van de geheele zaak toch niets ').

Nog in eene andere quaestie riep de bisschop detusschen-komst van onzen gezant in. Wiedenbrück droeg Mortaigne op, aan H. H. M. de zaak van Schulenborch aan te bevelen , die voor den raad van Brabant een proces tegen de vorstin van Hohenzollern aanhangig had , en tevens te verzoeken , dat, volgens de amnestie van den Kleefschen vrede, diens vrouw, Margaretha Jans, hare goederen, die met arrest belegd waren , mocht terugkrijgen. H. H. M. schreven aan den raad van Brabant, om Schulenborch sgoet, cort »ende onvertogen recht, oock compliment van Justitiequot; te verleenen. Het verzoek omtrent de goederen der vrouw werd overgenomen door de gedeputeerden van Groningen , in wier provincie zij gelegen waren en die, deze zaak tanquam suam provincialem et domesticam causam beschouwende, geene inmenging der andere gewesten wilden dulden.

Mortaigne werd voor zijne tusschenkomst door Wiedenbrück en Schulenborch zeer bedankt en de laatste schreef een brief van dankzegging aan de Witt. Het beviel den Staten

') Terbael 2G Jan; , 23 Juni, 7 Juli 1670. Brieven van Mortaigne aan de Witt, dquot; 4 Febr •, -4 Maart 1G70 (R. A.).

-ocr page 121-

96

volstrekt niet, dat hun gezant met Schulenborch omgang had. Zij schreven hem, »dat hij hem sal hebben 't ont-shouden van die conversatie, als aen eenige vande Bondtge-»noten aenstootelick sijnde,quot; en tevens, wat zeker zeer kleingeestig was, Schulenborch »in sijne Brieven niet te geven »den titel van Heerquot; ').

Zooals ik reeds gezegd heb , had de bisschop zich tegen Amerongen ten gunste van eene nauwere alliantie met H. 11. M. uitgelaten. Dit had officieel geen verder gevolg gehad , doch een zekere jood, Abraham Isaack 2), bankier te Coesfeld,

1) Res: St.-Gr. 8 April, 6 Mei 1670. Verbael 3, 13, 21 April, 11 Mei 1Ü70. Brieven vau Mortaigne , d10 15 , 22 April, 13 Mei 1670 (Verbael). Secrete brief van denzelfde, d'0 4 April 1670 (R. A.l. Brief van Schulenborch aan de Witt, d'0 2 Mei 1670 (R. A.). Brief van Hessing aan den bisschop, d'0 29 Juli 1670 (F. II. L. 534. 1).

2) Wat deze persoon, die eenige jaren later weder te voorschijn treedt, was, leert men eenigszins kennen uit het volgende fragment eener missive van van Juchen, dto 4 Oct: 1669 (R. A.): „Alsmede soo mij geloofllijck,;n „voorgebracht wort dat seeckeren Jode naemens Abraham Isack tot Coeavelt „woonemle (die voordesen inden Mnnstersen oorlogh diversche reijsen „voorden heer Bisschop tot Amsterdam geweest, allerhande amunitie vau „oorloge opgecocht, het polver in fransche wijnvaten ende oxhoofden gedaen, „ende alsoo neffens eenige oxhooffden wijn uijt bet Landt, nae het stift van „Munster gebracht) den welcken Joode voorleden maendagh acht dagen „sijnde den 23°quot; September wederom mot een Coffer vol geit hem tot „Harderwijek , door een bootgen aenilen Amsterdamschen Veerman , die van „Harderwijck op Amsterdam vaert doen brengen , aenden Veerman komende „is int ophijssen vant' koffer den bodem vant'selve coffer gebroocken, alsoo „dat hij Joode selver aen seeckeren vrient tot Coesfelt geschreven ende „bekent gemaeckt heeft, dat perickel geloopen over die tien duijsent „rijcxdquot; quijtgeraeckt te sijn , dat doch noch door hulpers hulp met drie „rijcïdaelders geremedieert is geworden, vermits het seecker is, dat den

-ocr page 122-

97

die dikwijls te Amsterdam kwam, had aldaar, zoo het schijnt uit eigen beweging, daarover gesproken met een koopman, Samuel Sautijn. Deze had, misschien te voorbarig, gezegd, dat H. H. M. wel genegen zouden zijn, in tijd van vrede tot zekerheid van liet stift 3000 man te voet en 2000 te paard te onderhouden. Den bisschop had dit niet onaangenaam geklonken en hij had zijn kamerheer Haugwitz naar Amsterdam gezonden , doch deze had bemerkt, dat H H. M. het met Sautijn niet eens waren. Christoph Bernard had daarop die onderhandeling laten varen.

Dit alles had plaats gehad vóór de zending van Mortaigne. Deze polsde den bisschop over de Triple Alliantie. Christoph Bernard verwachtte daarvan geene groote resultaten , dewijl Zweden in de quaestie der Spaansche Nederlanden niet veel gewicht in de schaal kon leggen, en zeide, dat de Duitsche vorsten door hun staatsbelang en door den Westphaalschen vrede gedwongen waren , zich in de twisten tusschen Frank-j-ijk en Spanje onzijdig te houden. De meening des bisschops over gemeld verbond verbeterde later wel een weinig, maar

„selven Joodo weer eeuige amunitic emle andere Crijolisgereetschapiien naer „Amsterdam is gaen opcoopen, ende wederom als voordesen meenuaels geschiet, „met allerhanden practijcquen sal soeckeu uijt het landt, naer t'Stilït vau „Munster te brengen; Soo soude nae mijn geringh oordeel (doch onder „correctie) wel dienen den selven Joode tot Amsterdam uijt te kondtschappen, „alioo den selyen voorleden maendagh acht dagen aller eerst van Harderwijck „naar Amsterdam gevaren, ende sulcke rencontre gehadt, sal ongetwijffelt „den veerman wel weten waerliij opgetrocken, omme op die actie wat te „letten, ende soo eencn Coopman die het landt tegens desselfs placaten „fraudeert, die ongeruste geesten tegen 's Lants welvaren accommodeert, „voor eerst het goet prijs, ende den persoon mede prijs gemaeckt, ende „anderen ten exempel gestraft te worden.quot;

-ocr page 123-

98

liij verklaarde toch, daarin niet te willen treden , tenzij men hem subsidie gaf voor het geval, dat Je verbondenen krachtig moesten optreden. Hij beriep zich hierop , dat ook Zweden subsidie trok, waarop Mortaigne antwoordde, dat dit een tweeledig karakter had, daar het als deel des Rijks geen subsidie kon vorderen , wel als koninkrijk Zweden. Meer geneigdheid tot toetreding toonde de bisschop van Paderborn , wiens broeder, baron Willem van Furstenberg, zich ook te Munster bevond. Deze liet zich zelfs zoo gunstig uit, dat onze gezant zich van een uitstapje naar Paderborn veel voorstelde , doch dit viel niet in den smaak van H. H. M.

Hoewel de bisschop derhalve niet tot de Triple Alliantie wilde toetreden , sprak hij ook met Mortaigne over een afzonderlijk defensief verbond met H. H. M., waardoor onze republiek van Wezel tot aan den Dollard gedekt zou zijn. H. H. M. zouden in tijd van vrede 3000 man te voet en 2000 te paard en in geval van oorlog het dubbele getal subsidieeren , welke troepen hij ten allen tijde gereed moest, houden , terwijl hij, in tijd van nood , met nog grooter macht te hulp zou komen. De Staten zouden niet gebonden zijn , hem te ondersteunen, als hij in een oorlog, die alleen het stift aanging, geraakte , maar in dit geval zou hij de door hen in tijd van vrede gesubsidieerde 5000 man zelf mogen gebruiken.

Dit voorstel werd door Mortaigne in zijne brieven krachtig ondersteund , en misschien zou men daarop, niettegenstaande de onaangename voorwaarde van subsidie, acht geslagen hebben , indien men niet van Bruynincx uit Frankfort een bericht ontvangen had , dat op de beurs van Amsterdam eene soort van paniek veroorzaakte. Onze resident meldde

-ocr page 124-

99

als geloofwaardige tijding , dat de bisschop op het punt stond, een verbond met Frankrijk te sluiten, en insgelijks met Brandenburg onderhandelde. Dit verontrustende bericht werd aan Mortaigne medegedeeld . die daarover met Christoph Bernard sprak. Deze ontkende ten sterkste , in eenige onderhandeling met Lodewijk en Frederik Willem te staan , en zeide, dat hij zich wel wachten zou , de Franschen in zijn land te halen , en dat hij dengene, die te Frankfort zulk een gerucht uitgestrooid had , voor een schelm hield. Hij bleef tegen Mortaigne zijne welwillendheid jegens H. H. M. betuigen en liet zich zelfs uit, als wilde hij incognito een reisje door Holland maken , om de vriendschap te versterken , maar noch hiervan , noch van een nauwer verbond kwam iets. Onzerzijds wilde men van geen subsidie hooren , ofschoon een tractaat, indien het door den bisschop goed nagekomen werd, twee groote voordeelen opleverde. Daardoor toch werd onze oostelijke grens gedekt en Maastricht, die ongelukkige voorpost, beveiligd •).

') Ees; St.-fj. 24 Maart 1670. Verbael 16, 22, 25, 26 Jan;, 13, 22 Febr: , 1, 15 Jlaart, 27, 28 April, 1 Jlei, 5 Juli 1670. Brievfin van Mortaigne, a'0 28 Fcbr:, 4, 18, 21 Maart, 1, 22, 29 April, 2 Mei 1670 (Verbael). Brieven van deuzelfde aan de Witt, cl'0 28 Maart, 2, 30 Mei 1670 (R. A.). Brieven van Bruynincx, d10 2, 3/13 April 1670 (R. A.). Brief van Wicqxiefort, dt0 16 Oct: 1670 (Ms. K, B.),

-ocr page 125-

VIJFDE HOOFDSTUK.

GESCHIL OVER HÖXTER TUSSCIIEN MUNSTER EN BUUNSWIJK—

WOLFENEUTTEL. — AMBASSADE VAN BENTINCK NAAR DEN HAAG. — BRASSER NAAR BRUNSWIJK EN CUNAEUS NAAR MUNSTER GEZONDEN. — AMBASSADE VAN RTPPERDA, WERKENDAM, AMERONGEN EN GROVESTINS NAAR BIELEFELD.

Reeds terwijl Mortaigne zich nog in Munsterland bevond, hadden H. H. M. weder bericht gekregen , dat de bisschop sterk aan het werven was, en op het einde van 1670 schreef iemand aan de Witt, dat Christoph Bernard, met Frankrijk verbonden, weldra onze republiek zou aanvallen 1).

') Naamloos tericM [van Arnold Douncker, toenmaals resident van Brunswijk—Lunenburg te Keulen] uit Keulen aan de quot;Wilt, dt0 18 Dec: 1670 (R. A.), waarin o. a. stond: „O Messieurs il ne faut pas dormir, „Hannibal erit brevi ad portas! Germania dissidiis laborat iisdemijue „morietar, non me Propheta, sed proprio suo studio. Nonne bene verum

-ocr page 126-

101

Spoedig echter bleek het, dat die troepen niet tegen ons geworven waren, maar den bisschop steun moesten geven in een geschil, dat tusschen hem en de hertogen van Bruns-wijk gerezen was. Kortehjk zal ik den oorsprong daarvan melden. De stad Höxter behoorde aan de abdij van Corvey, doch stond onder bescherming van Brunswijk. Die toestand, door den Westphaalschen vrede bevestigd, had geene noemenswaardige zwarigheden opgeleverd, totdat in 1662 de geestelijken van Corvey Christoph Bernard tot abt verkozen. Reeds eenigen tijd later waren er verschillen over Höxter tusschen hem en Brunswijk ontstaan , doch ter gelegenheid van de onderhandelingen over den Kleefschen vrede bijgelegd. In 1670 rees een zwaarder twist over een reglement op het bierbrouwen. Er ontstond te Höxter een oploop en Christoph Bernard wendde tevergeefs alle pogingen aan, om dien te doen bedaren. De stad riep de hulp van Rudolf August van Wolfenbuttel in , die haar door eenig krijgsvolk liet bezetten. Hierover ontstond een hevige pennestrijd , maar de bisschop begreep , dat krachtiger maatregelen noodig waren , en begon troepen te werven, welk voorbeeld door zyne tegenstanders gevolgd werd ').

Christoph Bernard bemerkte, dat zijne wervingen den Staten groote ongerustheid inboezemden, en besloot hen

„est, divisionem viarn esse ad non esse? Et utinam opraecipuum Germaniae „braclmmi Hollandia vestra in eundem morbum iacidat! Je u'ose pas „escrire d'avantage, car i'y demeure entre les loups, et il se faut guarder „plus ifune femme qui est en coucli.quot;

') Zie over de Höxtersche quaestie Alpen. 1. 1. bl: 146—154, Corstiens. bl: 124. 125. Hull: Mere: 1. 1. bl: 147. Sylvius 1. 1. bl; 129. Tücking. bl: 162—165, [de Vries], bl: 149—167.

8

-ocr page 127-

102

gerust te stellen. Hij zond daartoe naar den Haag zijn geheimen krijgsraad, overste Hendrik Frederik Bentinck tot Kernnade en Broekhuizen. Voordat ik echter van het publieke gedeelte zijner zending gewag maak, is het noodig, over een geheimen last, dien de bisschop hem gegeven had, te spreken.

Deze betrof het meermalen vermelde defensief verbond tusschen Munster en de Nederlanden. Sautijn was weder de tusschenpersoon tusschen de beide staten geweest en had daarbij Gillis Valckenier, burgemeester van Amsterdam , in den arm genomen. In de tegenwoordige omstandigheden, nu de Staten in de Hoxtersche zaak hunne mediatie schenen te willen aanbieden, kwam het den bisschop gewenscht voor , door een nauwer verdrag met hen verbonden te zijn. De kans stond voor hem niet zeer gunstig, want zijn persoon genoot hier te lande weinig sympathie. Men was evenwel van gevoelen , dat men het aanbod van een verbond niet moest weigeren, indien daarbij bepaald werd, dat de Staten met alle macht den bisschop en zijn land tegen lederen aanvaller zouden ondersteunen, waartegen hij hen in tijd van nood met een bepaald getal troepen zou bijstaan, voor welke hulp hij een subsidie zou ontvangen, doch slechts zoolang, als die troepen wezenlijk van dienst zouden zijn, terwijl de Staten ook de vrijheid moesten hebben, te allen tijde zonder verhindering in het stift te werven. Men wilde echter onzerzijds er niet van hooren, hem ook in vredestijd eenig subsidie te geven, hetgeen men »om vele pregnante sredenenquot; bepaaldelijk aan Zweden en andere mogendheden geweigerd had.

Deze geheime onderhandeling werd, eveneens niet offi-

-ocr page 128-

103

cieel, door Bentinck voortgezet. Hij sprak over de zaak met den raad-pensionaris en men kwam zelfs zoover, dat van wederzijden een bepaald project overgeleverd werd. Dewijl echter in dat van Munster weder van een doorloopend subsidie melding gemaakt was, wilden H. H. M. daarvan niet hooren , en de zoo dikwijls hervatte onderhandeling kwam ook dezen keer niet verder l).

Wat den openlijken last van Bentinck betreft, hij leverde (24 Dec;) eene memorie over, waarin hij de Staten wegens de wervingen van zijn meester geruststelde en hun verklaarde, dat die alleen plaats hadden, om den bisschop weder in het bezit van Höxter te stellen. Dienzelfden dag leverde Wicquefort uit naam van den hertog van Celle en den bisschop van Osnabriick eene memorie over.

Bentinck bleef niet lang in den Haag. Op zijne terugreis had hij te Doetinchem ' ^quot;jquot;) eene onaangename ont

moeting , waarvan ik geene melding zou maken, indien die niet onder de grieven in 's bisschops oorlogsmanifest van 1G72 voorkwam. Bentinck stelde datgene, wat niets meer dan een dronkenansstandje schijnt geweest te zijn, zoodanig aan Christoph Bernard voor, dat deze zich genoopt vond, daarover bij Cunaeus, die toen als commissaris bij hem was, te klagen, maar H. H. M. verwaardigden zich niet, ooit eenig antwoord daarop te geven i).

') Seer; Res: Hall: 0 amp; 7 Febr: 1671. Dl: III (folio-uitgaTe). bl: 112—117. Brief va i de Witt aau [Johan Reede van] Renswoude, d10 4 Dec: 1G70 (R. A.). Brief van Wicquefort, d'quot; 7 Dec: 1070 (Ms. K. B.). De beide projecteu vilgen hierachter als bijlage II.

J) Res: St.-G. 21, 27 , 31 Dec : 1670. Alpen. 1. 1. bl: 154. Holl: Mere : 1. 1. bl • 146. 147. Sylvius. 1. 1, bl: 129, Tucking, bl: 165. [de Vries].

-ocr page 129-

104

De geruststellende verzekering van Bentinck belette niet, dat men weinig genegenheid voor Christoph Bernard bleef koesteren. Wicquefort, die de Witt over de houding van H. H. M. in de Höxtersche zaak polsde , kreeg dan ook tot antwoord, »que eet Estat ne peut pas avoir beaucoup d'in-ïclination pour l'Evesque, et que l'on ne s'armera jamais »pour ses intentions,quot; maar tevens, dat men zich niet voor Brunswijk zou verklaren , sque l'on ne sache l'estat des af-sfaires, et qui des deux est l'aggresseur.quot;

Holland drong er op aan , dat men zoowel naar Brunswijk als naar Munster een commissaris moest zenden, om de mediatie van H. H. M. aan te bieden. Die provincie voegde daarbij , dat men , als Christoph Bernard , op zijne macht steunende, die bemiddeling verwierp , de vorsten van Brunswijk—Lunenburg zoodanig , des noods met kracht van wapenen , moest ondersteunen , dat hij tot eene goede schikking gebracht werd.

II. H. M. namen het voorstel tot aanbieding van mediatie over en benoemden tot commissarissen de beide door Holland voorgestelde personen , Brasser en Cunaeus , om respectievelijk naar Brunswijk en naar Munster te gaan 1).

bl: 167. 1G8. Brieven van Cunaeus, dto 1G, 30 Jan: 1C71 (R. A.). Brieven van Wicquefort, d'0 25 Deo: 1070, 21 Jan: 1(571 pis. K. B.). Zie een verhaal van liet gebenrJe te Doetinchem als bijlage III.

') Res: St.-G. 18, 21 Dec: 1070. Res: Holl: 10 Dec: 1070. bl: 82. Seer: Res: Holl: 19 amp; 20 Dec: 1070. 1. 1. bl: 107. Alpen. 1. 1. bl:155. Brief vau Wicquefort, d'0 7 Dec: 1070 (JIs. K. B.). Cunaeus was de bekende secretaris onzer ambassade in Engeland. Theodorns Brasser was 2 Oct: 1005 als ritmeester aangesteld. Hij maakte in die hoedanigheid den vorigen oorlog tegen den bisschop mede, doch had het ongeluk in gevangenschap te geraken, waai-in hij echter niet lang bleef, daar zijne

-ocr page 130-

105

Brasser nam 27 Dec: afscheid van H. 11. M. en kwam 11 Jan ; te Wolfenbuttel aan , waar hij den volgenden dag Ru-dolf August het voorstel van H. H. M, tot mediatie overbracht. Deze, zoowel als zijn broeder Anton Ulrich, verklaarde groote genegenheid voor de Staten te koesteren, keurde hunne mediatie goed , klaagde zeer over den bisschop en zeide, dat hij de zaak in handen der vorsten van Celle en Osnabrück gesteld had. Dit laatste was, zooals Brasser meende, een minder gunstig teeken, want daardoor zou zeker de mediatie van H. H. M. eerst wel goed opgenomen, maar naderhand beleefd van de hand gewezen worden. Voor-loopig echter was de bemiddeling aangenomen en Brasser begaf zich naar Celle. Ernst August verklaarde zich bereid, de pogingen van H. H. M. te ondersteunen, doch George quot;Willem behield zich voor, later te antwoorden. Van Celle vertrok Brasser naar Hannover , welks hertog insgelijks beloofde, met 11. H, M. tot de mediatie te zullen medewerken. Hoe vredelievend zich ook al die vorsten uitlieten , zij be-

vricudeu, „synde goqualificeerde jngescteue van dosen Staet, daar onder „oock eenige die d'oere hebben van te participeren aen de hooghste Regie-„ringequot;, voor hem in de bres sprongen (vgl: mijn acad; proefschrift, bl: 37G. 414). In 1GG8 behoorde hij tot de geliceutieerde officieren, maar werd 19 Juli 1069 weder als ritmeester in de plaats van den overleden Johan van Sypesteyn aangesteld. Wicquefort schrijit in een brief, dt0 20 Dec: 1670 (Ms. K. B.) aldus over Brasser: „C'esl une personne d'un tres grand „merite, tant pour son courage, que pour son merite. II est gendre de „M. Hooft bonrguemaistre d'Amsterdam et Capitaine de Cavalerie, mais „capable d'un plus grand employ.quot; Zijne echtgenoote was Geertruid, dochter van den beleenden Hendrik Hooft (geb ; 3 Sept: 1617 12 Dec: 1678) en van Agatha Hasselaer (geb: 1617 , f 13 Febr: 1664), en zuster der echtgenoote van Jakob Hop.

-ocr page 131-

106

grepen op alle mogelijke gevallen voorbereid te moeten zijn en brachten een goed aantal troepen op de been , waarvan zij het opperbevel aan Waldeck opdroegen. Daardoor toch, meenden zij , zou de bisschop afgeschrikt worden , tot geweld zijne toevlucht te nemen, daar zijne tioepen meest uit nieuw geworven manschap, de hunne voor het grootste gedeelte uit oudgedienden bestonden. Zij boden Christoph Bernard aan, hem Höxter over te laten, mits hij beloofde, het tegenwoordige garnizoen niet te vermeerderen, den burgers hunne privilegies te laten en het verdere geschil aan onpartijdige rechters op te dragen. De bisschop draalde met antwoord te geven. Dit beviel noch H. H. M., die reeds door Ernst August tot hulp volgens de Quadruple Alliantie van 25 Oct: 1666 aangezocht waren, noch den vorsten van Brunswijk-Lunenburg , die hunnen gezanten last gaven, Munster te verlaten ■).

Cunaeus van zijn kant nam twee dagen later dan Brasser afscheid van H. H. M. en kwam 5 Jan: te Munster aan. Twee dagen daarna werd hem audientie verleend, maar hij werd »sonder eenige van die ceremonien , diemen gebruijckt sheeft omtrent den heer Mortaignequot; ontvangen. Op de propositie van Cunaeus antwoordde de bisschop, dat hij den Staten voor het aanbod van mediatie zeer dankbaar was en alles van hunne onpartijdigheid verwachtte, maar dat hij eerst met zijne raadslieden moest overleggen. Hij gaf niet onduidelijk te kennen, dat de zaak niet voor schikking vat-

gt;) Res: St.-G. 27 Dec: 1670, 9 Febr: 1671. Rauchbar. 1. 1. bl: 255. 256. Brieven, dw 3, 4, 3/13, 10/20, 23, 26, 30 Jan:, 2, 5 Febr;, en secrete brieven van Brasser, (lt0 3/13 , 10/20, 26, 30 Jan:, 2 , ö Febr: 1671 (K. A.). Brief van denzelfde aan de Witt, dt0 30 Jan: 1671 (R. A.).

-ocr page 132-

107

baar was, tenzij Höxter door de Brunswijksche troepen ontruimd en hem gerestitueerd wierde. Een gelijk antwoord hadden Sporck en Speijermann , die vanwege Celle , en Lam-padius, die vanwege Hannover de bemiddeling aangeboden hadden, ontvangen.

Niettegenstaande Cunaeus aanhoudend op gunstig antwoord aandrong en verklaarde, dat Wolfenbuttel zeker de mediatie zou aannemen, talmde de bisschop met antwoord te geven , hetgeen onzen gezant te meer hinderde, daar Brasser zoo spoedig geslaagd was. Intusschen vermeerderde ook de bisschop aanhoudend zijne troepen en sommigen begrootten het aantal daarvan op ruim 30000 man , hetgeen het vermoeden opwekte, dat hij grooter plannen dan alleen de quaestie over Höxter in het hoofd had.

Eindelijk (2 Febr :) werd Cunaeus verheugd door de mondelinge verklaring van den bisschop, dat hij de mediatie van H. H. M. aannam , doch hij werd tevens eenigszins teleurgesteld , toen hij uit het schriftelijke antwoord bemerkte, dat zulks slechts geschied was onder de voorwaarde, dat eerst Höxter ontruimd zou worden. Daarop werden de onderhandelingen tusschen de Munstersche commissarissen en die der vorsten van Celle en Hannover , welke, zooals ik gezegd heb, op het punt stonden te vertrekken , hervat, hetgeen tot het projecteeren van een praeliminair tractaat leidde. Daarbij werd bepaald , dat Höxter door Wolfenbuttel ontruimd en door een Munstersch garnizoen bezet zou worden , dat gedurende den verderen loop der onderhandelingen hoogstens 200 man mocht bedragen. De bisschop schreef den Staten, dat hij hunne bemiddeling aangenomen had en hun derhalve verzocht, gedeputeerden te zenden, om de zaak tot

-ocr page 133-

108

een goed einde te brengen. Intusschen was het praeliminaire tractaat nog niet geratificeerd, dewijl men liet niet eens was over de hoegrootheid van de bezetting en Bronswijk aan Munster niet wilde toestaan , die tot het eindverdrag te Höxter te hebben. Dit hield het sluiten van het praeliminaire tractaat weder eenigen tijd tegen '),

Zoodra H. H. M. in het begin van Februari bericht gekregen hadden , dat beide partijen de mediatie aangenomen hadden , schreven zij een brief van dankzegging aan den bisschop en besloten , eene deputatie af te zenden , om tot de eindbeslissing der quaestie mede te werken, waartoe Rip-perda tot Buirse (Gelderland), quot;Werkendam (Holland) , Ame-rongen (Utrecht) en Grovestins (Friesland) aangewezen werden. Zij moesten, om goed hunne zending te volvoeren, zich op de hoogte stellen van het recht der beide partijen; zij mochten, om deze tot eene minnelijke schikking te brengen , de garantie van H. H. M. beloven; zij moesten de vorsten van Brunswijk—Lunenburg en den bisschop over het aangaan van een defensief verbond met H. H. M. polsen; zij kregen verlof, zich van elkander te scheiden , indien zij het noodzakelijk vonden, dat een gedeelte van hen naar Brunswijk, het andere naar Munster ging. De vier gedeputeerden namen 4 Maart afscheid van H. H. M. 2).

') Bes: St.-G. 29 Dcc: 1670, 1G Febr: 1G71. Sylvius. 1. 1. bl : 133.134. Brieven van Cunaeus , d'0 0, 9 , 16 , 23 , 30 Jan :, 3 , 6 , 8 , 20, 24 Febr: 1671 (R. A.). Brieven van dcnzelfde aan de Witt, d10 6, 8 Febr: 1671 (R. A.). Secrete brieven van Brasser, dquot; 9, 2/12 Febr: 1671 (R. A.). Brief, dquot;quot; 5 Febr:, en secrete brief van Malapert, d'0 25 Jan: 1671 (R. A.). Brief van den bisschop aan H. H. 31., d10 5 Febr: 1671 (R. A.),

') Ros: St.-G. 9,10, 17,18,23, 24, 28 Febr:, 3,4 Maart 1671. Res: Holl: 9, 10 Febr: 1671. bl: 47. 48. Seer: Res: Holl; 18 Febr: 1671.1.1 bl: 119—123.

-ocr page 134-

109

Terwijl zij op reis waren, vorderde liet praeliminaire trac-taat niet, daar men het voortdurend oneens bleef over de grootte der bezetting van Höxter. Do bisschop was zeer verstoord over de handelwijze zijner tegenpartij en zeide, dat hem niets restte, dan de toevlucht tot de wapenen te nemen. Toen Cunaeus hem meldde , dat H. H. M. gedeputeerden zouden zenden, bedankte hij daarvoor, doch verklaarde , dat de zaak nog niet in termen was, om door mediateurs behandeld te worden, terwijl hij aan de commissarissen der Lunenburgsche vorsten zelfs te kennen gaf, dat hij zich niet verder met eenig tractaat wilde inlaten. Tevergeefs poogden genoemde commissarissen de onderhandeling weder op te vatten. De bisschop bleef weigeren en verklaarde, »liever sigh te laeten dwingen met een wit »stockje het stifft uijt te gaendan andere voorwaarden aan te nemen 1).

Den '] 4'l™ kwamen Ripperda en Werkendam te Osnabrück aan, waar zij vernamen, dat het praeliminaire tractaat nog niet geteekend was , doch dat men aan Christoph Bernard een nieuw project aangeboden had. Niettegenstaande zijne krasse betuigingen van het tegendeel liet de bisschop zich door den gezant van Mentz, vrijheer van Schonborn , overhalen , toe te staan , dat de tijd der onderhandeling tot een half jaar verlengd werd en dat gedurende de negotiatie het garnizoen 100 man bedroeg, doch na het halve jaar moest hij weder in het bezit komen van Höxter , welks burgers hij genadig zou behandelen. Intusschen was ook Amerongen

') Brieveu van Cunaeus, dl° 27 Febr:, 3, G, 10, 13 Maart 1671 (R. A.). Brief van denzelfde aan de Witt, dt0 10 Maart 1671 (R. A.). Brief van Brasser, d'quot; 17/27 Febr: 1671 (R. A.).

-ocr page 135-

110

(Grovestins bleef vooreerst achter) van zijn huis Middachten op reis gegaan en 20 Maart te Munster aangekomen. De bisschop klaagde tegen hem over de handelwijze der hertogen , doch putte zich uit in welwillende betuigingen jegens H. H. M.

Door de zorg van Schönborn werd echter een nieuw project opgesteld en aan den bisschop aangeboden , hetgeen ten gevolge had , dat 15 April 1671 een tractaat tusschen Chris-toph Bernard en Rudolf August geteekend werd. De Bruns-wijksche troepen zouden Höxter ontruimen; de bisschop beloofde, de inwoners in het genot hunner voorrechten te laten ; dadelijk na de ontruiming zouden beide partijen gezanten met behoorlijke volmacht naar Bielefeld zenden , om de geschillen tusschen Wolfenbuttel en Corvey te vereffenen; in den tijd tusschen dit praeliininaire tractaat en hot eind-verdrag zou de bisschop eene bezetting van 70 man , niet meer, in Höxter mogen houden. Tegen den geest dezer laatste bepaling handelde Christoph Bernard , door , zoodra de Brunswijkers de stad ontruimd hadden, haar te laten bezetten door 70 soldaten, die, tot grooten overlast voor de burgers, hunne vrouwen en kinderen medebrachten *).

•) Res: St.-G, 11 April 1G71. Alpen. I. 1. bl: 155—161. Basnage. 1. 1. bl: 142. Corstiens. bl: 125. Dumont. 1. 1. bl: 146. 147. Holl: Mere : 1671. bl: 29. Sylvius. 1. 1. bl: 187. Tucking, bl: 165. 1C6. [de Vries], bl ; 170—172. Brieven van Brasser, lt;1'° 7/17, van Cunaeus, dquot; 20, van Rip-perda en quot;Werkendam , dquot; 15 Maart, 10, 17 April, en van Amerongen , d'0 18, 24 , 27, 31 Maart, 3 April 1671 (R. A.). Brieven vau Amerongen aan de staten van Utrecht, d'0 24 Maart, 3, 7, 10, 14 17, 21, 28 April 1671 (Ms. uit eene door mij op de auctie Dam van Noordeloos gekochte collectie brieven van en aan Amerongen). Cunaeus en Brasser keerden naar het vaderland terug. De eerste bracht 21 , de tweede 22 April ter vergadering van H. H. M. rapport uit.

-ocr page 136-

Ill

Daarmede hadden de meer langdradige dan zakelijke onderhandelingen over het praeliminaire tractaat een einde. »Wij willen hopen,quot; schreef de Witt1), »dat de saecke sten principaelen nu mede wel vredelijck gevonden sal wor-sden, met behoorlijcke precautien dat niemandt sich tot «naedeel van desen Staet en prevalere vande troupes jegen-Bwoordich wesende in dienst van d'een off d'andere partije,quot; iels, waarvoor wel reden bestond te vreezen.

Het domkapittel van Munster verzocht den bisschop , nu door het praeliminaire verdrag alle feitelijkheden afgesneden waren , een gedeelte zijner militie, waardoor het stift groot nadeel leed, te ontslaan, hetgeen hij echter weigerde, daar de hertogen nog geene troepen afgedankt hadden.

Er bleef thans overig, te Bielefeld bijeen te komen, om de geschillen verder uit den weg te ruimen, tot welke conferentie de bisschop den domdeken Korff-Schmising, hofraad quot;Wiedenbrück en de licentiaten Muller en Rave tot commissarissen benoemde.

Ripperda en Werkendam kwamen 9 Mei te Bielefeld aan en vonden aldaar reeds verschillende gezanten 2) , maar geene Munstersche, hetgeen zij als een slecht voorteeken voor den gang der onderhandelingen beschouwden. Deze echter kwamen kort daarop, waarna Amerongen en Grovestins hun afscheid van den bisschop namen , die hen met groote eer-bewijzingen en onder aanhoudende betuigingen van genegenheid jegens H. H. M. van zich liet gaan. Zij begaven zich

') Brief van de Witt aan Amerongen , clw 27 April 1671 (R. A.).

2) Blaspeil (Brandenburg). Leerodt en Giese (Neuburg), Muller eu Fa-liricius (Celle), Witt (Hannover), Höpfner von Jliinchhausen en Höhle (Wolfenbuttel).

-ocr page 137-

112

over Neuenhaus naar Uielefeld , waar zij 18 Mei arriveerden.

De vergadering was nu voltallig en men besloot de conferenties te beginnen. De Munstersche afgevaardigden opperden reeds dadelijk zwarigheden. Zij verklaarden, Celle en Hannover wel materialiter, doch niet formaliter, als media-teurs te willen beschouwen , d. i. zij wilden wel toestaan , dat die hertogen bij de onderhandelingen als bemiddelaars optraden , doch onder de voorwaarde, dat zij, evenals Wol-fenbuttel, het verdrag, indien het tot stand kwam, als partij teekenden. De reden daarvan lag in de erfopvolging-onder de Lunenburgsche vorsten, van welke de eene linie later de handelingen der andere kon desavoueeren. De gezanten der beide hertogen wilden als bloote rnediateurs beschouwd worden. Onze gedeputeerden beproefden tevergeefs deze belemmering der onderhandeling uit den weg te ruimen ; wederzijdsche gezanten bleven stijf op hun stuk staan. Nadat na lange discussies de zaak in dezer voege geschikt was, dat Celle en Hannover het tractaat, als het gesloten was, zouden goedkeuren en ratificeeren, voor zooveel het hunne belangen betrof, ontstond er een ander, in die tijden niet ongewoon incident. Giese, één der Neuburgsche gezanten , betwistte den gedeputeerden van H. H. M. en van de keurvorsten den rang, en dit lokte natuurlijk den Han-noverschen gezant uit, te verklaren, dat zijn meester, met Neuburg gelijkstaande, hetzelfde zou eischen. De Staten deelden de verontwaardiging hunner afgevaardigden en droegen eene commissie op, daarover bij Aller, resident van Neuburg in den Haag, te klagen en hem te kennen te geven , dat zij zulk eene inbreuk op hunne waardigheid niet wilden dulden en hoopten, dat Giese door zijn meester berispt zou

-ocr page 138-

113

worden. Gelukkig hadden onze gezanten voorloopig geene gelegenheid, met Giese zeiven in collisie te komen, dewijl het met de onderhandelingen nog niet vlotten wilde , zoodat H. H. M. aan Ripperda, Werkendam en Grovestins verlof gaven , naar huis terug' te keeren , en Arnerongen opdroegen , alleen de mogelijk nog te voeren onderhandelingen bij te wonen.

Geene toenadering tusschen Munster en Wolfenbuttel was te bespeuren. De verschillende gezanten hadden derhalve niets te doen, behalve de Fransche , Verjus , die, evenals Willem Ego van Furstenberg, zeer bedrijvig was, niet om de conferentie te Bielefeld te doen vlotten , maar om geheel andere zaken , die ik later zal vermelden , in orde te brengen.

Amerongen begaf zich intusschen naar Munster, waar hij 21 Juli aankwam , terwijl zijne drie ambtgenooten te Bielefeld bleven. Het eenige, wat hier nog iets te doen gaf, was de quaestie over den rang tusschen H. II. M. en Neuburg. Aller had daarover eene memorie ingeleverd, die hem, daar zij sverscheijde harde ende seer aenstootelijcke expressienquot; behelsde, teruggegeven werd. Eenigen tijd nog werd over die zaak gesproken, die echter wegens de traagheid der onderhandelingen te Bielefeld haar gewicht verloor en in het vergeetboek geraakte.

Amerongen, die intusschen uit Munsterland te Bielefeld teruggekomen was1), verdroot het zeer, dat de conferentie

') Ripperda en ■Werkendam verlieten kort daarop (1 Aug;) Bielefeld en keerden naar den Haag terug waar zij den ll'Un rapport uitbrachten. Grovestins, die zwaar ziek geweest was , bleef op de eerstgenoemde plaats achter en verliet haar 20 Aug:, vanwaar hij naar Friesland ging, om later naar VGJravenhage te vertrekken, „soo haest ick miju krachten wat

-ocr page 139-

114

zoo weinig opleverde. Hij stelde voor, door eene commissie uit de mediateurs al de ingediende memories te doen onderzoeken , opdat men aan de partijen zou kunnen te kennen geven, wat ieder van haar te veel geeischt had. Eerst na eenigen tijd, toen Verjus en Furstenberg te Bielefeld teruggekomen waren , werd over dit voorstel beraadslaagd. Wegens de stijfhoofdigheid der partijen liet het zich echter aanzien, dat de onderhandeling niet op eene minnelijke schikking of eer. compromis zou uitloopen , hoogstens hierop , dat de zaak eenigen tijd opgeschort zou worden en alles bij het praelimi-naire tractaat zou blijven.

Eindelijk (12/22 Aug;) werd een reces geteekend. Daarbij werd bepaald, dat, dewijl de meeste mediateurs naar Keulen vertrokken waren en er dus te Bielefeld niets verricht kon worden , de onderhandelingen in eerstgenoemde stad voortgezet zouden worden , met dien verstande, dat intusschen het praeliminaire verdrag van 15 April van kracht bleef. Ook te Keulen werd de zaak geene schrede verder gebracht. Zij werd eerst 17 Maart 1674 geeindigd door een verdrag, dat twee burgers van Höxter, ondersteund door Zitwitz, prior van Corvey, uit naam hunner stad te Coesfeld met Christoph Bernard sloten gt;).

„meerder sal hebben becomen, ende dat ick mij uijt soo een miserable „sieckte, die liet aeusight vanden mensch gemeenl: in het begin wat de-„formeert, mach vertoonen.quot; Brief van Grovestins , d1019 Aug : 1071 (K. A.).

') lies: St.-G. 29 Juui, 1, 1G Juli, 1, ló, 21, 24, 27, 28 Aug:, 7 Sept; 1671. Res; Holl: 15 Juli 1671. bl: 65. Alpen. 1. 1. bl: 176—178. 411. 412, Basnage. 1. 1. bl; 142. 143. Corstiens. bl: 125. Tucking, bl; 166—168. Brieven van Amerongen amp; Grovestins, dt0 1, 5 , 12 , 22 , van Ripperda amp; Werkendam, d10 15 , 22 Mei, 23 Juli, van R. c. s., dquot; 4

-ocr page 140-

115

Zulk een on vruchtbaren nfloop had onze ambassade naar Bielefeld, die den lande veel geld gekost had. Het eenige, zeker niet te versmaden , doch zeer indirect voordeel was, dat Amerongen op het laatst zijner zending door de aanhoudende tochten van Verjus en Furstenberg opmerkzaam gemaakt werd en iets bespeurde van de onderhandelingen , die Frankrijk intusschen overal aangeknoopt had en die het onderwerp van het volgende hoofdstuk zullen uitmaken.

-ocr page 141-

ZESDE HOOFDSTUK.

ONDERHANDELINGEN VAN LODEWIJK XIV MET VERSCIIILI.ENDE VORSTEN. — GESCHIL TUSSCIIEN DE STAD KEULEN EN KEURVORST MAXIMILIAAN HENDRIK. — ONDERHANDELINGEN VAN II. H. M. MET SPANJE , ERAN-DENBURG EN BRUNSWIJK—LUNENBURG.

Lodewijk XIV kon het den Staten niet vergeven , dat zij door de Triple Alliantie aan zijne veroveringen paal en perk gesteld hadden. Het geheele tijdvak tussclien '16C9 en 1672 is dan ook gevuld met onderhandelingen, die hij liet voeren, om verschillende vorsten tot z'yne belangen over te halen. Zijne eerste poging was echter niet gelukkig. Hij meende met Zweden, den ouden bondgenoot van Frankrijk, gemakkelijk spel te zullen hebben, doch die mogendheid zou, volgens tractaat van 25 April 1G08, van Spanje .480000 kroonen ontvangen. Zij wilde derhalve, om die som niet te verspelen, niet met Lodewijk onderhandelen, en het aanbod,

-ocr page 142-

117

dat hij te Stokholrn door zijn gezant Rousseau liet doen, van zelf dat geld te betalen, kwam te laat 1).

De Fransche koning sloeg nu zijne oogen op Brandenljurg, dat hij gaarne van de toetreding tot de Triple Alliantie, waartoe het door H. H. M. uitgenoodigd werd, wilde afhouden. Het gelukte Vaubrun, 21/31 Dec: 1()C9 te Cöln a/Spree een verdrag te sluiten , dat langen tijd geheim gebleven is. De keurvorst beloofde, niet in de Triple Alliantie te treden, de vorsten van Brunswijk—Lunenburg en den landgraaf van Hessen tot vernieuwing van het Rijnverbond aan te sporen , Lodewijk bij zijne pogingen tot verkrijging der Spaansche Nederlanden te ondersteunen en hem in tijd van oorlog bij te staan met een leger van 10000 man , welks onderhoud de koning op zich zou nemen, zoodra het over de Brandenburgsche grenzen trok. Daarentegen betaalde Lodewijk in 10 jaren een subsidie van 400000 kroonen en nam de verplichting op zich , den keurvorst de Kleefsche steden te doen teruggeven en hem , bij openvalling van den Spaan-schen troon, Gelder, Venlo en Roermond te bezorgen 1).

Nu de eerste stap van toenadering gedaan was, hoopte Lodewijk den keurvorst nog verder, en wel tot deelneming aan den eventueelen oorlog tegen de Nederlanden, te brengen. Willem Ego ging te dien einde naar Berlijn, quasi door Keulen wegens eenige rijksaangelegenheden gezonden. Weldra wierp hij tegenover Frederik Willem het masker af en zocht hem tot een verbond tegen onze republiek over te halen,

') Ennen. 1. 1. lil: 2-29. 230. Mignet. Dl: III. bl: 271—28G.

!) Droysen. 1. 1. bl: 2G7—269. Hora Siccaraa. bl; 243. 244. Mignet. 1. 1. bl: 286. Moerner, bl: 335—337. 691—696. Peter, bl: 17. Pnfeiui: hl; 582. Syp: bl: 33. 34,

-ocr page 143-

118

die, nadat zij veroverd was, in dezer voege verdeeld zou worden, dat Gelderland en Zutlen aan Brandenburg, Holland en Zeeland ten gevalle van Engeland aan den prins van Oranje, Utrecht aan Keulen, Friesland aan Lunenburg, Overijssel aan Munster en Groningen aan Neuburg zouden komen. De keurvorst antwoordde, dat hij wel de Staten voor zeer machteloos hield , doch dat hij door tractaten met hen verbonden was. Hoe aanlokkelijk toch het plan, niet het oog op uitbreiding van grondgebied, was, was hij huiverig, mede te werken tot den ondergang van een protes-tantschen staat, waarvan een groot gedeelte, volgens het verdeelingsplan , aan roomsche vorsten zou vervallen.

Furstenberg vertrok derhalve onverrichter zake, terwijl de keurvorst Krockow naar Parijs zond , om op zeer voorzichtige wijze het aangebodene verbond af te slaan en tevens te bewerken , dat de koning van den oorlog tegen H. H. M. afzag. Tevergeefs evenwel bood Krockow de bemiddeling van zijn meester aan. De Fransche ministers kwamen er onverholen voor uit, dat hun koning het vaste voornemen had, de Staten te deemoedigen. Frederik Willem had daarop de welwillendheid, hen door Romswinckel voor het dreigende gevaar te waarschuwen, doch zij sloegen daaraan weinig geloof en meenden, zoo noodig, hulp van hunne naburen te

zullen krijgen ').

Kort na het verdrag van 31 Dec: 1669 sloot Lodewijk een dergelijk met Beijeren (1 Febr: 1670). De keurvorst beloofde, niet in de Triple Alliantie te treden, het Rijnverbond te vernieuwen, zijne bemiddeling tusschen den

') Droysen. 1. 1. bl: 334—338. 340—342. Hora Siccama. bi: 244—247. Mignel. 1. 1. bl: 288, Peter, bl: 19—22. Pufeuil: bl: 582—588. 590.

-ocr page 144-

119

Keizer en Lode wijk in de quaestie van de Spaansche successie aan te bieden en, ingeval dit niet hielp, met een leger van 9000 man den doortocht der Keizerlijke troepen te beletten. Daarentegen zou Lodewijk hem als werfgeld 1800Ü0 kroonen eens en 4U000 gld ; jaarlijks geven , terwijl hij reeds nu , dewijl de keurvorst dadelijk wilde wapenen, 50000 gld; jaarlijks toestond. Bovendien zou de koning Ferdinand Maria in diens pretensie op eenige gedeelten van Oostenrijk, als de Keizer kinderloos stierf, steunen en een huwelijk tusschen den dauphin en de oudste dochter des keurvorsten toestaan »).

Eene andere, met het oog op een oorlog tegen H. H. M. vrij wat grootere, aanwinst was die van Karei 11 van Engeland. Deze vorst, behendig in al zijne zwakheden getast, sloot met den Franschen gezant, Colbert-Croissi, het beroemde verdrag van Dover van 1670, dat 21/31 Dec: door dat van Whitehall gevolgd werd J).

Lodewijk wilde ook van de medewerking of de onzijdigheid der Duitsche vorsten verzekerd zijn en besloot, niettegenstaande de vroegere vruchtelooze poging, het eerst weder bij Brandenburg aan te kloppen. Ook thans was Willem Ego de persoon , die de eerste voorstellen deed. Hij verklaarde, dat Frankrijk niets anders dan eene tuchtiging der Nederlanden beoogde en dat de verbonden vorsten die, nadat zij veroverd waren, naar goedvinden konden verdeelen, behalve Holland en Zeeland, die, altyd ten gevalle van Karei II, aan den prins van Oranje moesten komen. Hij bood den

') Mignet. 1. 1. bl: 286. 287.

s) Van Dijk. bl: 77. 87. Ennen. 1. 1. bl: 228. 229. Flassau, Dl: III. bl: 382—386. de Garden. Dl: II. bl: 82—S-l. Hora Siccama. bl: 240. Mignet. 1. 1. bl: 7—268. Syp; bl; 35. Syp; amp; de n. Dl : I. bl: 4—6.

-ocr page 145-

120

keurvorst Orsoy en Wezel aan, terwijl in tie veroverde gewesten niets aan den godsdienst veranderd zou worden.

Frederik Willem werd in dien tijd door Munster en Neu-burg tot het sluiten van een defensief verdrag aangezocht. Christoph Bernard had reeds 1670 aan Celle, Han

nover , Wolfenbuttel en Osnabrück een verbond voorgesteld. Het zou tegen niemand, vooral niet tegen den Keizer, gericht zijn, doch alleen het behoud der Duitsche vrijheid beoogen. De verbondenen zouden elkander met raad en daad bijstaan, alle doortochten en inkwartieringen beletten en elkander tegen innerlijke onrusten beschermen. Het verbond zon drie jaren duren , doch het kwam niet tot stand, waarschijnlijk wegens de oneenigheden over Hoster tusschen de gemelde vorsten en den bisschop.

Den keurvorst kwam het voorstel van Munster niet onaannemelijk voor, en te Bielefeld werd / April 16/1 door Blaspeil en Frederik Jena voor Brandenburg, Matthias Korff_Schmising voor Munster en Leerodt, Giese en Stratt-mann voor Neuburg een defensief verbond tot bescherming van de gezamenlijke landen en den Westphaalschen kreits tegen doortochten , inkwartieringen en contributies gesloten. Den bedreigden bondgenoot zou men binnen zes weken helpen , waartoe een leger van 15000 man , zoo noodig grooter, dienen moest; vreemde wervingen zouden verboden worden. Bij dit verbond, dat zes jaren duren zou, sloot SJuliMaxi-miliaan Hendrik zich aan, die, èn als keurvorst van Keulen èn als bisschop van Luik en Hildesheim , ^oOO voetknechten, 1700 ruiters en 300 dragonders leveren zou ').

i) Corstiens. bl; 168. 1G9. Droyscn. 1. 1. U: 3C8. 3C9. 371. Dumont. 1. 1. bl; 145. 146. Kluit, bl; 160. nc. 628. Moenier, bl: 339—341. 344.

-ocr page 146-

I'21

Furstenberg sprak te Liielefeld met Blaspeil en Jena , doch lie keurvorst wilde eerst de voorstellen van Verjus, die Frankrijk bij de conferentie over de Höxtersche quaestie vertegenwoordigde, afwachten. Verjus kwam te Berlijn en stelde aan Schwerin een offensief verbond voor. De keurvorst wilde echter daarin niet treden. Zelfs toen de Fransche gezant uit naam zijns konings, die te zwaar door H. H. M. beleedigd was , dan dat hij langer kon stilzitten , een onzijdigheidsverdrag voorsloeg, weifelde Frederik quot;Willem. Hij wilde zich niet de handen binden en bovendien eerst Zweden polsen. Hij gaf derhalve aan Verjus ten antwoord , dat hij zich niet kon decideeren , voordat hij de meening van den Zweedschen koning vernomen had. Met dit onvoldoende antwoord vertrok Verjus weder naar Bielefeld. Even weinig hielp dat, dat Furstenberg aldaar met de Brandenburgsche gezanten over een neutraliteitsverdrag sprak ').

Ook bij Neuburg, Celle en Wolfenbuttel slaagde Verjus niet, doch bij andere vorsten was hij gelukkiger. De onderhandelingen te Bielefeld lieten hem ruim tijd, voor de belangen zijns meesters te zorgen. Hij sloot 10 Juli 1671 te Hildesheim een verdrag met Otto Grote, afgevaardigde van den hertog van Hannover. Deze vorst, door religie en huwelijk Franschgezind, beloofde , niet de partij der Staten te omhelzen, hunne wervingen niet toe te staan, ieder verbond , dat te hunnen voordeele strekken zou , tegen te wer-

Peter. bl: 22. Pu fend: bl: 591. 595. 596. Tucking, bl: 1G8—170. Brief van Amerongen aan de staten van Utrecht, d'quot; 22 Mei 1G71 (JIs.).

') Droysen. 1. 1. bl: 3G9—371. Hora Siccama. bl: 247. 248. Jlignet. 1. 1. bl: 289. 290. Peter, bl: 22. 23. Pufend: bl: 591—594. 597—GOO. Syp: amp; de B. 1. 1. bl: 7. 8. Urkunden. I. I. bl: 50G. 507.

-ocr page 147-

■122

ken , den doortoclit van troepen , liet inkoopen van levensmiddelen en het oprichten van magazijnen aan de Fransehen toe te staan en den koning alle diensten van een goed vriend te bewijzen. Daarentegen zou Lodewijk gedurende twee jaren maandelijks 8000 kroonen betalen, alle door zijne troepen in het hertogdom aan te richten schade vergoeden, hem en den anderen vorsten der Westphaalsche en Nedersaksische kreitsen hunne door de Nederlanders in den tachtigjarigen oorlog ontnomen bezittingen teruggeven , hem , als hij aangevallen werd, met troepen en geld ondersteunen en hem restitutio in integrum bezorgen , indien hij ter oorzake van dit verdrag zijn land mocht verliezen. Bij een geheim artikel werd het maandelijksche subsidie op 10000 kroonen gebracht en beloofde de koning, zijne aan gene zijde van Maas, Rijn en LIssel te maken veroveringen aan hare vroegere bezitters terug te geven.

Slechts één dag later teekende Verjus een soortgelijk verbond met den vertegenwoordiger van Maximiliaan Hendrik. Deze ontving jaarlijks 20000 kroonen als gratificatie, verder maandelijks 10000 kroonen , benevens belofte van teruggave van Rijnberk, van vrij bezit van la Rochette en Lith en van hulp, indien hij aangevallen werd. Bij een geheim artikel werd den koning toegestaan , eene brug over den Rijn te slaan, waar hij zulks noodig oordeelde,'en magazijnen in de Keulsche steden aan te leggen , waartegen den keurvorst Maastricht en Wijk beloofd werden.

Om ook den bisschop van Straatsburg, Frans Ego van Ftirstenberg, genoegen te doen en tevens Willem Ego te beloonen, sloot Verjus denzelfden 41 Juli met den eerste een verdrag, waarbij de koning beloofde, van zijne verove-

-ocr page 148-

ringen de baljuwschappen Daalhem . Valkenburg (Fauque-mont) en 's-Hertogenrade (Rolduc) aan het huis Furstenberg af te staan •).

Christoph Bernard sloot omstreeks dezen tijd (^7/17 Juli) met den markies de Grana, gezant des Keizers, tot handhaving van den Westphaalschen vrede en tot bescherming van de Duitsche vrijheid een defensief verbond, waarin het graafschap Bentheim opgenomen werd. Bij een vijandelijken aanval zou binnen 14 dagen de Keizer 2000 voetknechten en 1000 ruiters en de bisschop 500 infanteristen , 400 cavaleristen en 100 dragonders op de been brengen, welke macht na eene tweede aanmaning binnen 3 weken verdubbeld en desnoods nog vermeerderd zou worden. Het oppercommando berustte bij den Keizerlijken generaal. Beide partijen verplichtten zich , geene met het tegenwoordige strijdige verbonden te sluiten , en andere vorsten tot toetreding uit te noodigen J).

Kort daarop (28 Juli) sloot Christoph Bernard, tengevolge van de bemoeiingen van Verjus, door zijne afgevaardigden, Matthias Korff-Schmising en Wiedenbr iick , twee verdragen met Frankrijk. Bij het eerste, dat openbaar gemaakt mocht worden, verbond de bisschop zich , onzijdig te blijven , doch zonder den Franschen troepen doortocht levensmiddelen en magazijnen te verschaffen. Boor het tweede, alleen verbindende, verdrag, dat geheim moest gehouden worden , stelde hij zijne landen en hulpmiddelen ter beschikking des konings,

') Ennen. 1. 1. bl; 233. 234. Mignet. 1. 1. bl; 2Ü0—293. Pufend: bl:

594. 595. Syp : bl: 35. Svp: amp; de li. 1, 1. bl: 8.

s) Droysen. 1. 1. bl; 375. Dumout. 1. 1. bl; 149. 150. Tücking. bl: 171. 172.

-ocr page 149-

m

die liein daarvoor een maandelijksch subsidie van 10000 kroonen en na den oorlog het bezit der li eerlijk heden Bor-culo en Bredevoort, benevens Lichtenvoorde, Nede, Aalten, Dinxperlo, de Bourtange en Westerwolde beloofde. Bij afzonderlijke artikelen werd bepaald, dat de koning hem maandelijks 8000 kroonen meer zou geven en G000 man te voet en 3000 te paard, door Frankrijk te onderhouden , zou zenden, als hij aangevallen werd, voordat de oorlog aan H. H. M. verklaard was; dezelfde verhooging van subsidie en eene hulp van 3000 voetknechten en 1000 ruiters zou gegeven worden , indien hij of na de oorlogsverklaring aangevallen werd , of binnen 3 maanden na de teekening van het verdrag zijne troepen met die van Bodewijk tot den oorlog tegen H. H. M. vereenigde.

Dit verdrag, dat Christoph Bernard groote voordeelen beloofde, werd gesloten in een tijd, dat hij aan Amerongen alle mogelijke verzekeringen van toegenegenheid en welwillendheid jegens de Staten gaf en zelfs liet doorschemeren , dat een nauwer verbond met hen hem niet onwelkom zou zyn. Evenals vroeger sloegen ook nu H. H. M. geene acht op dergelijke voorspiegelingen. Misschien thans terecht, want terwijl men waarschijnlijk in 1666, 1668, 1670, ja zelfs nog in het begin van -1671, met het toestaan van een subsidie veel uitgewerkt zou hebben , is het zeer de vraag, of zulks thans nog van invloed geweest zou zijn , tenzij men eene geldsom beloofd hadde, die, gering voor den kwistigen Franschen koning, voor ons te zwaar zou geweest zijn 1).

') Basnage. 1. I. bl: 146. 147. Ennen. 1. 1. bl: 243. 244. Mignet. 1. 1. bl: 293. Syp: bl: 35. Syp: amp; de I). 1. 1. bl; 9. Wagenaar. Dl: XIII. bl: 438.

-ocr page 150-

125

Toen de vergadering te Bielefeld opgeheven en naar Keulen verplaatst was, sloot Verjus te Herford een neutraliteitsverdrag met Osnabrück , dat op de leest van het trac-taat met Hannover geschoeid was en aan Ernst August een maandelijksch subsidie van 5000 kroonen verzekerde1).

Aldus waren achtereenvolgens vele Duitsche vorsten tot de belangen van Frankrijk overgehaald en voor onze republiek verloren. De Staten hadden van al die onderhandelingen niets bespeurd en eerst Amerongen waarschuwde hen voor de rustelooze intriges van Verjus en Furstenberg. Het lokaas, dat Lodewijk den Duitschen vorsten voorhield, had hen alle verleid. Alle haakten naar geld en vermeerdering van grondgebied. Daarenboven waren de meeste uit verschillende oorzaken misnoegd op H. H. M. Zoo had de quaestie over Rijnberk den keurvorst van Keulen, die over la Rochetteen Lith den bisschop van Luik , die over Borculo , gevoegd bij misnoegen over andere handelingen , den bisschop van Munster steeds verbitterd. Wanneer men in aanmerking neemt, dat zelfs Hannover en Osnabrück , die beide geene dergelijke redenen van vijandschap hadden en waarvan de laatste eene protestantsche en vroeger met H. H. M. bevriende mogendheid was, zich door Frankrijk tot neutraliteitsverdragen lieten overhalen , steekt liet gedrag van Frederik Willem dubbel gunstig af. Hij toch had gegronde redenen van klagen over grondgebied en geldzaken, en evenwel wees hij Lodewijks vriendelijke en verleidelijke aanzoeken tot bijstand, ja zelfs tot onzijdigheid, af. Hij waarschuwde H H. M., zooveel zijne aan den Franschen koning gedane belofte van stilzwijgen

') DumoDt. 1. 1. bl: 150. 151. de Garden. 1. 1. bl: 85. Havemann. Dl: III. bl: 261. Mignet. I. 1. bl: 294. Syp : bl: 35. Syp: amp; de B. 1. 1. bl:9.

-ocr page 151-

iüG

toeliet, voor iliens vijandelijke bedoelingen eu toonde later op nog krachtiger wijze zijne genegenheid jegens onze republiek.

Behalve de gemelde redenen van misnoegen hadden de vorsten van den Westphaalschen kreits nog eene andere. Zij waren verstoord over de inmenging van H. H. M. in den twist tusschen de stad Keulen en haar keurvorst. Die inmenging echter was een noodwendig uitvloeisel van de politiek der Staten, wier belang het was, de meer of minder onafhankelijke steden in het bezit harer voorrechten te handhaven en ze tegen de overheersching harer landsheeren in bescherming te nemen. Die steden hadden dan ook altijd onzen staat als haar noodzakelijken beschermer aangezien en bij hem hulp en steun gezocht, getuige de stad Munster in 4657 en 1660. Dit was vóór de Keulsche zaak, die ik hier kortelijk zal behandelen , onze laatste inmenging in dergelijke twisten , want de stad Brunswijk had zich onlangs te spoedig aan hare hertogen onderworpen , dan dat de Staten , indien zij al gewild hadden , haar hulp hadden kunnen toebrengen.

De stad Keulen had zich altijd als rijksstad beschouwd en beweerd, slechts aan den Keizer en het Rijk gehoorzaamheid verschuldigd te zijn. De keurvorst daarentegen beschouwde haar als zijne, als eene hem onderworpene stad. Reeds vroeger had dit verschil van opvatting tot botsingen aanleiding gegeven, doch vooral thans, nu Maximiliaan Hendrik met kracht tegen de stad wilde optreden, was zulks het geval. Reeds in het begin zijner regeering had de keurvorst iurisdictie-twisten met haar gehad, waarbij zij door den pauselijken nuntius en den hertog van Neuburg, die als scheidsrichters opgetreden waren, in het ongelijk

-ocr page 152-

4'27

gesteld werd. Dit bewoog haar, met liet oog op de onmacht des Keizers, hare vestingwerken te versterken en hare stads-troepen te vermeerderen en te oefenen, om voor een overval des keurvorsten veilig te zijn.

In 1667 deed de twist over de benoeming van een nieuwen pastoor van St. Peter het vuur, dat zoolang onder de asch gesmeuld had, uitbarsten. De keurvorst mengde zich daarin en beval in een scherp manifest den magistraat, de onrust te stillen en hem voldoening te verschaffen. Men werd bevreesd en besloot, Maximiliaan Hendrik met eene som gelds tevreden te stellen. Eene kleine partij wist echter dit besluit te dwarsboomen , en daarop kwam het tusschen keurvorst en stad tot eene openlijke breuk. De magistraat besloot hulp te zoeken. doch het was niet gemakkelijk, die te vinden. Sommigen wilden het voorstel van den uit zijn land verdreven hertog Karei van Lotharingen aannemen, die zich zeiven en de hem overgebleven troepen aan de stad aanbood. Anderen wantrouwden dien vorst en vreesden, dat hij, om weder in de gunst van Lodewijk XIV te komen , dezen de stad in handen zou spelen. Terwijl die beide meeningen den magistraat verdeelden en het nemen van een besluit verhinderden, verbond hertog Karei zich met den keurvorst en werd met de bewaking der vliegende brug tusschen Keulen en Deutz belast. Hamburg en Lubeck werden nu door den magistraat tot hulp aangezocht, doch die steden hadden te veel met hare eigene veiligheid en zekerheid te doen, dan dat zij Keulen konden helpen.

Men richtte de oogen naar onze republiek, die zich altijd zoo bereidwillig getoond had, steden, die in een dergelijk geval verkeerden, te hulp te komen. H. H. M. toonden zich

-ocr page 153-

11gt;S

ook ditmaal niet onwillig. Zij zonden aan den overste Bam-phield geld, om een regiment van 1500 man te werven, dat tot verdediging der stad dienen , doch haar op de eerste aanmaning van den magistraat of den Keizer verlaten moest.

Bamphield had met vele zwarigheden te kampen. Eensdeels dwarsboomde de keurvorst op allerlei wijzen de werving ; anderdeels wilden vele Keulenaars van zulk eene vreemde macht niets weten. De stad deed intusschen haar best, zich in goed postuur te stellen. Veel geld werd tot den bouw van onderscheidene forten toegestaan ; de stadstroepen werden geoefend; een groote voorraad ammunitie werd aangeschaft.

De Keizer zond, om de zaak tot een minnelijk einde te brengen , den markies de Grana naar Keulen, waar hij 13 April 1671 aankwam. Ook Christoph Bernard , die met leede oogen zag, dat Keulen met H. H. M. in onderhandeling getreden was, bood zijne bemiddeling aan, doch men wilde daarvan niets weten en sommige magistraatspersonen verklaarden , zoo men zeide, dat het beter was, zich aan den duivel dan aan dien priester toe te vertrouwen. De stad stelde in de vorsten van Mentz, Trier en Brandenburg meer vertrouwen en nam , evenals de keurvorst, hunne bemiddeling aan.

De conferenties begonnen 30 April. De keurvorst liet eenige zijner eischen tot satisfactie vallen, doch bleef er op staan , dat de reeds aangelegde vestingwerken geslecht en de troepen van Bamphield ontslagen zouden worden. Men wilde een middelweg inslaan , door het gemelde regiment den eed aan de stad te laten doen, doch de keurvorst wilde daarin niet treden en beweerde, dat de stad, als zij troepen noodig had,

-ocr page 154-

129

zicli tot hem kon wenden. De onderhandelingen bleven slepende. Keulen ging voort met het aanleggen van vestingwerken en het nemen van allerlei voorzorgsmaatregelen. Maximiliaan Hendrik van zijn kant werd in zijne vorderingen gesterkt dooide bewering van Willem Ego , dat Frankrijk hem met troepen helpen zou. Zulks lag echter niet in de plannen van Lodevvijk, omdat hij niet door de bezetting van Keulen het geheele Rijk tegen zich in het harnas wilde jagen en omdat hij het den keurvorst niet vergeven kon, dat deze de hulp van Karei van Lotharingen aangenomen had.

In September zonden H. H. M. den pas uit Bielefeld teruggekeerden Amerongen naar Keulen , die op zijne reis derwaarts met Christoph Bernard over de quaestie sprak. De bisschop toonde zich niet ongenegen te bewerken , dat de stad hare immediateit behield, mits zij overigens den keurvorst eene redelijke satisfactie en 200000 rksd : gaf, welke som onze gezant veel te hoog oordeelde. Te Keulen gekomen bevond Amerongen , dat de toestand aldaar minder gunstig was , dan hij zich voorgesteld had. De vestingwerken waren nog niet voltooid en de bezetting, die, de uitgebreidheid der stad in aanmerking genomen, minstens 9000 man moest bedragen, bestond slechts uit IJOOO man , ui. het nog ongewapende volk van de Grana, 1000 stadssoldaten en 1100 man van Bam-phield , welke laatste echter dagelijks verliepen.

Te Brühl hield Amerongen eene conferentie niet den keurvorst , den bisschop van Straatsburg en Willem Ego, die alle verklaarden gaarne te zullen zien , dat de twist bijgelegd werd. Die bewering herhaalden zij te Kentenich, waar echter Willem Ego tevens over de versterking van Rijnberk door de Staten en hunne hulp aan Keulen klaagde.

-ocr page 155-

130

De magistraat der stad toonde zich eerst zeer ingenomen met de zending van Amerongen , doch ook hier kwam Verjus tusschen beiden. Hij trachtte de stad over te halen, de partij van H. H. M. te verlaten en zich in de armen zijns konings te werpen. Dit gelukte hem wel niet, doch hij bewerkte zooveel, dat de magistraat aan Amerongen zeide , dat de stad niet meer troepen wilde innemen ; dat zij vroeger reeds het aanbod van Munster en Neuburg, die volk wilden zenden, had afgewezen; dat zij eciiter, moest het zijn, dan nog liever hulp van H. H. M. of van Brandenburg wilde aannemen. Blaspeil verzekerde aan Amerongen, dat zijn meester bereid was, de stad op haar verzoek met eenige troepen onder generaal Eller bij te staan, terwijl Monterey, aan wien burgemeester Rothkirchen gezonden was, beloofde, haar te zullen helpen , zoodra de troepen des Keizers opmarcheerden en zich met die van H. H. M. vereenigden.

Het al of niet wegzenden van het Bamphielsche regiment bleef de quaestie. De stad wilde het behouden , vooral omdat dagelijks zich meer benden in het keurvorstendom vertoonden. De keurvorst, evenals de bisschoppen van Munster en Straatsburg , Willem Ego en Verjus, eischte het vertrek van het Staatsche regiment en zeide, dat dit het voornaamste struikelblok was. Amerongen antwoordde, dat de stad die troepen , welke tot hare zekerheid dienden, vóór het sluiten van een verdrag niet zou wegzenden, maar daartoe zeer zeker zou overgaan , zoodra de quaestie tusschen haar en den keurvorst bijgelegd was. Kort daarop keerde Amerongen naar den Haag terug. Hij bracht daar 17 Nov: rapport uit en gaf als zijne meening te kennen, dat men Keulen met een Staatsch garnizoen moest bezetten. Daartoe kwam het echter

-ocr page 156-

131

niet. De stad werd hoe langer hoe meer door hei haar omringende vreemde krijgsvolk benauwd en sloot daarom 2 Jan : 1672 een verdrag met Maximiliaan Hendrik. Daarbij werd voornamelijk het volgende bepaald : 1° de keurvorst zou haar op geenerlei wijze verontrusten en hare burgers in geen hunner voorrechten krenken; 2° zij daarentegen verbond zich , de rechten van den keurvorst en de geestelijkheid te eerbiedigen; 3° het regiment van Bainphield zou uit de stad vertrekken, waartegen zij 1200 man kreitstroepen zou ontvangen, welker hoofdman door den raad benoemd zou worden; 4° de vestingwerken mochten blijven bestaan onder deze voorwaarde, dat, als later rechtens erkend werd, dat de grond, waarop zij gebouwd waren, aan het aartsstift toebehoorde, de stad ze weder afbreken en alles in den vorigen toestand brengen zou 1).

Na deze uitweiding over de Keulsche quaestie keer ik tot de handelingen der Fransche diplomatie terug. Er bleef nog een Duitsch vorst overig, over wiens houding gedurende den naderenden oorlog met H. H. M. Lodewijk zekerheid wilde hebben. Deze vorst was de Keizer, die reeds door het geheime verdrag van 19 Jan : 1668 in nauwere verbinding met Frankryk stond. Ook nu moest Gremonville alles in het werk stellen , om hem tot een onzijdigheidsverdrag over te halen. Tegen hem in arbeidde de keurvorst van Mentz , die

1) Res: St.-G. 17 Nov: 1671. Secr: Ees: St.-G. 28 Nov: 1671. Alpen. 1. 1. bl: 174—176. ]86—198. Basnage. 1. 1. bl: 144—151. Dumout 1. 1. bl: 156—158. Ennen. 1. 1. bl: 196—225. Hull: Mere : 1. 1. bl: 178—182. Sylvius. 1. 1. bl: 175—178. Brieven, d'0 25 , 29, en seerete brieven van Amerongen, d'° 19, 25 Sept:, 2, 6 , 9, 13 , 16 , 20 , 23 , 26 , 30 Oct:, 3 , 6 Nov: 1671 (E. A.). Brieven van denzelfde aan de staten van Utrecht, d'» 25 Sept:, 20, 23, 26 Oct:, 6 Nov: 1671 (Ms.),

-ocr page 157-

132

eerst een verbond met Lotharingen , Trier en andere door Frankrijk bedreigde vorsten had trachten te sluiten, en later , toen de hertog van Lotharingen uit zijn land verdreven was, gepoogd had, eene alliantie tusschen den Keizer , Trier , Saksen, Baireuth en Munster tot stand te brengen. Toen echter vorst Jan Weichard van Auersperg bij Leopold in ongenade gevallen en het bewind geheel in handen van vorst Wenzel van Lobkowitz gekomen was , kreeg Gremon-ville schoon spel. Het gelukte hem, 1 Nov; 1671 te Weenen een verdrag te sluiten , waarin de handhaving van den vrede van Munster en van Aken verzekerd werd, terwijl de Keizer beloofde, in een oorlog van Frankrijk tegen Engeland, Zweden of de Nederlanden eene stipte onzijdigheid te zullen bewaren l).

Was deze onderhandeling vrij vlot afgeloopen , eene andere ontmoette meer zwarigheden. Zweden had, gelijk ik gezegd heb, eenigen tijd te voren, met het oog op het Spaansche subsidie, eene toenadering tot Frankrijk afgewezen, doch toen dat geld uitbleef, begon de rijkskanselier, graaf Magnus Gabriel de la Gardie, zich welwillender jegens Rousseau te betoonen. Dit bewoog Lodewijk, Pomponne, en toen deze na den dood van Lionne staatssecretaris voor de buitenland-sche aangelegenheden werd. Courtin naar Stockholm te zenden. Deze laatste werd in zijne pogingen door Nufiez, de Grote, Brandt en van Haren, gezanten van Spanje, den

') Basnage 1. 1. bl: 1G2. van Dijk. bl: 113. 114. Dumont. 1. 1. bl: 154. 155. Flassan. 1. 1. bl: 407 408. Kluit, bl: 160. n» 630. Mignet. 1. 1. bl: 465—552. Muller, bl: 21. Pufeud : bl: 631. 632, Syp: amp; de B. 1. 1. bl: 10. 11. ÏUcking. bl: 172. 173.

-ocr page 158-

133

Keizer, Brandenburg en H. H. M., gedwarsboomd. Beide partijen boden tegen elkander op, maar hetzij Courtin meer subsidie kon beloven, hetzij men meer op liet crediet van Frankrijk dan op dat der andere mogendheden vertrouwde , na lang loven en bieden werd de Fransche gezant kooper der Zweedsche hulp. Er werd li April 1672 een verdrag gesloten , welks niet geheime gedeelte het tractaat van Fon-tainebleau van 24 Sept: 1661 vernieuwde, doch welks eigenlijke kracht in de geheime artikelen lag. Beide partijen beloofden elkander wederkeerige hulp tegen iedere inbreuk op den Westphaalschen vrede; Zweden zou zich , eerst langs minnelijken weg, later zoo noodig met geweld verzetten tegen iederen vorst, die H. H. M. tegen Lodewijk zou helpen ; in het laatste geval zou Zweden 1Ü000 voetknechten en 6000 ruiters naar Bremen en Pommeren zenden, waarbij de koning desnoods een leger zou voegen; beide partijen zouden zonder elkanders voorkennis en zonder wederzijdsche garantie van grondgebied geen vrede maken; voor die hulp gaf Lodewijk een jaarlijksch subsidie van 600000 kroonen , in halfjaarlijksche termijnen te Hamburg te betalen, indien de hulp gegeven werd; dit subsidie zou in tijd van vrede gedurende den geheelen duur van het verbond, drie jaren, 400000 kroonen jaarlijks bedragen; Lodewijk garandeerde den vrede tusschen Zweden en Denemarken , welke mogendheid tot toetreding uitgenoodigd zou worden. Het 15'le geheime artikel bepaalde, dat de Staten dit geheime verdrag niet euvel moesten duiden , dewijl het niet tot hun nadeel moest strekken , maar ingeval zij toch daarom Zweden eenigs-zins wilden benadeelen, zou Lodewijk dit rijk helpen en

10

-ocr page 159-

134

geen vrede met hen sluiten, voordat de toestand van zijn bondgenoot verzekerd was 1).

Terwijl aldus de Fransche diplomatie in vollen gang was, verkeerde men onzerzijds in een onbegrijpelijken staat van zorgeloosheid , waaruit men door de berichten van Ameron-gen opgeschrikt werd. Deze bemerkte te Bielefeld en in Munsterland de bewegingen der Fransche diplomaten en gaf daarvan bericht aan H. H. M. Zij droegen hem op te vernemen, of de hertogen van Brunswijk-Lunenburg, alle of eenige van hen, ook met den een of anderen vorst een tegen H. H. M. gericht verbond hadden aangegaan. Was dit niet het geval, dan moest hij de ministers van die hertogen en van Frederik Willem over een verdrag met onze republiek polsen. Deze last werd hem herhaald, toen de vergadering van Bielefeld naar Keulen verplaatst werd, waarheen ook hij, zooals ik reeds vermeld heb, gezonden werd. En passant bezocht hij Christoph Bernard, doch deze was spaarzamer met zijne betuigingen van genegenheid jegens de Staten. Hij zeide, dat het voor vorsten van zijne macht gevaarlijk was, zich te mengen in den oorlog tusschen Bodewijk en H. H. M., en dat deze weinig steun te wachten hadden, ))uijt oorsaecke Dvande dispariteijt ende oneenigheijt, die hij, tot mijn leet-»wesen , mij obiicieerde, datter onder en in de provinciën in »swang ging , ende waervan hij de particulariteijten soo naif «verhaelde, als off hij selfls daerontrent present hadde gedweestquot;. Dit bericht, gevoegd bij vele andere ongunstige

') Basnage. 1. 1. bl: 1C2—1C6. Dumont. 1. 1. bl: 106—171. Ennen 1. 1.

bl: 230. Flassau. 1. 1. bl: 392—399. de Ganlen. 1. 1. bl: 84. 85. Hora

Siccama. bl: 251. Mignet. 1. 1. bl: 295—374. Pufenil: bl: 008—018. Svp amp; de B. 1. 1. bl: 9. 10.

-ocr page 160-

135

adviezen , die de Staten ontvingen , bewoog hen, bij andere mogendheden hulp te gaan zoeken !).

Na al de, den Staten thans gedeeltelijk onthulde, onderhandelingen van Frankrijk, was de keuze voor hen klein. De mogendheid die het eerst in aanmerking kwam, was Spanje. Beverningk, die reeds in Dec: 1670 naar Madrid gezonden was, had de Spaansche regeering gunstig voor H. H. M. gestemd, en in den Haag werden de onderhandelingen met Emanuel de Lira, opvolger van Gamarra, met zulk een goeden uitslag voortgezet, dat 17 Dec : 1671 een verdrag gesloten werd, waarbij Spanje en H. H. M. elkander wederkeerig hulp tegen een aanval van Frankrijk beloofden. Om de ratificatie van dit tractaat, welke binnen twee maanden zou plaats hebben , te verhinderen, zond Lodewijk als gezant naar Madrid den markies Pierre de Villars, vader van den beroemden maarschalk, welke in zijne pogingen door den Engelschen ambassadeur , den graaf van Sunderland, ondersteund werd. Desniettegenstaande, en hoewel Gremon-ville zelfs de koningin van Spanje door haar broeder, den Keizer, van de ratificatie poogde terug te houden, werd deze, tot groote vreugde van H. H. M., naar den Haag gezonden l).

Van de Duitsche vorsten kwamen voor ons alleen nog in aanmerking de hertogen van Brunswijk-Lunenburg en de

') Secr: Ees: St.-G. 21, 24 Aug: 1G73. Svp: bl: 19. 20. Urkunden. Dl. III. bl: 195. Secrete brief van Amerongen, cl10 19 Sept: 1G71(E. A.).

!) Basnage. 1. 1. bl: 1G0—1G8. van Dijk. bl: 381—-150. Historisch Ver-hael. bl; 471. Kluit, bl: 1G1. n°. 631. Mignet. 1. l.'bl: G2G. G27. G34—G4G. 6G2-G90. Schotel, bl: 21—24. Sylvius. 1. 1. bl: 173.174. Syp : amp; deB. 1.1. bl: 12.13. Valk: bl: 198—204 amp; bijl: bl : 55. 5G. quot;Wagenaar. 1.1. bl; 4G8.4G9.

-ocr page 161-

136

keurvorst va» Brandenburg. Wat de eerste betreft, reeds spoedig na liet praeliminaire verdrag van Hoxter, had Holland , ten gevolge van een brief van Werkendam, het denkbeeld geopperd (24 April) , met hen een defensief verbond te sluiten, volgens hetwelk de Staten tegen iederen vorst, die de hertogen aanviel, in absolute rupture treden en hen, zonder vergoeding »op 't alder-vigoureustequot; zouden bijstaan, waartegen de hertogen insgelijks zouden breken met iederen aanvaller van de Staten en hen , tegen subsidie volgens het tramp;ctaat van 19 Sept: 1665, met 12 a 16000 man zonden helpen. Dit voorstel schijnt niet veel bijval gevonden te hebben , doch het werd weder opgerakeld , toen Rudolf August met onze gedeputeerden te Bielefeld over het overlaten zijner troepen aan H. H. M. tegen redelijke voorwaarden begon te spreken, maar ook toen werd de zaak niet met kracht doorgezet. Op de conferentie te Keulen polsde Amerongen de aldaar aanwezige gezanten van Celle, Wolfenbuttel en Osna-brück, die zich niet ongenegen betoonden. Te Bielefeld had ook Jena met Amerongen over de vernieuwing van het verbond van Brandenburg met H. H. M. gesproken en Blaspeil liet zich te Keulen tegen hem in denzelfden geest uit.

Die besprekingen en de steeds toenemende vrees voor een geduchten oorlog bewogen H. H. M., de provincies uit te noodigen , zich over het sluiten van verbonden met de hertogen en den keurvorst op den voet van de hierboven vermelde resolutie van Holland te verklaren. Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en natuurlijk ook Holland gaven dadelijk daartoe hiinne toestemming. Men droeg aan eene commissie op , eene instructie te ontwerpen voor Amerongen , die naar Berlijn zou gaan tot het sluiten van een verbond, volgens

-ocr page 162-

137

hetwelk de keurvorst en H. H. M. zich beide tot rupture tegen iederen aanvaller verbonden en de eerste tegen een gelijk subsidie, als bij het tractaat van 19 Sept: 1665 aan de Lunenburgsehe vorsten toegestaan was, '12 a 16000 man zou leveren. ongerekend de 2000, die Frederik Willem volgens het verdrag van 6/17 Febr: 1666 kosteloos moest leveren. Ook met de hertogen besloot men te onderhandelen.

Hoe gewenseht ook een verbond met Brandenburg H. H. M. mocht wezen, toch was men niet van zins, vele concessies te doen, want hoewel Rotnswinckel te Mechelen aan van der Tocht te kennen gegeven had , dat men den keurvorst Orsoy moest inruimen, was men onzerzijds,quot; met het oog op de omstandigheden , niet genegen , de Kleefsche steden , of zelfs alleen Orsoy , te abandonneeren.

Amerongen was intusschen uit Keulen in den Haag teruggekomen en had zijne consideraties over de houding van verschillende vorsten overgeleverd. Hij deelde o. a. mede, dat Brandenburg, mits men eenige der Rijnsteden afstond, tot een verbond niet ongenegen scheen ; dat de vorsten van Brunswijk-Lunenburg huiverig waren, zich voor H. H. M. te verklaren; dat de stemming van de hertogen van Neuburg en Lotharingen niet ongunstig was. Wat den bisschop van Munster betrof, Kramprich en Lisola hadden H. H. M. aangeraden met hem over een nauwer verbond te onderhandelen , doch Amerongen, die sedert zijn laatste gesprek met hem gedesillusioneerd was, meende, dat daartoe weinig kans meer bestond en dat in allen gevalle H. H. M. niet den eersten stap moesten doen. Hij was van oordeel, dat men, in afwachting van den afloop der onderhandelingen met den keurvorst en de hertogen , niet verder moest gaan , dan den bisschop te polsen

-ocr page 163-

138

en liem op die wijze te verhinderen, openlijk tegen H. H. M. partij te kiezen. Hij geloofde niet, dat het Christoph Bernard met het sluiten van een verbond ernst was, doch was dit wel het geval, dan moest men hem tot de Triple Alliantie laten toetreden, gelijk Keulen in het verdrag van 7 April 167J door Brandenburg, Munster en Neuburg opgenomen was.

Men droeg Araerongen op , naar Keulen te gaan, aldaar de gezanten van Mentz, Trier en Saksen van de genegenheid van H. H. M. te verzekeren, daarna achtereenvolgens te Munster en te Berlijn over liet sluiten van verbonden te handelen en Brandenburg, Geile en Osnabriick, als leden der Quadruple Alliantie, het de Staten van de zijde van Frankrijk dreigende gevaar bekend te maken.

Amerongen nam 3 Dec: afscheid van H. H. M. en reisde, na eene aansporing tot spoed, den lö^n af, Te Keulen bemerkte hij spoedig, dat Maximiliaan Hendrik voor H. H. M. verloren was en dat er in het keurvorstendom veel troepen verzameld werden. Hij begaf zich den 20sten naar het slot Kentenich, waar hij Christoph Bernard over een verbond polsde. De bisschop bejegende onzen gezant zeer beleefd, maar zeide dat hij over zulk eene handeling eerst met zijne raden, die voor het grootste deel afwezig waren , en met het domkapittel moest raadplegen. Amerongen begreep uit dit antwoord, dat de kans verkeken was en maakte zich gereed voor zijne reis naar Berlijn, die H. H. M. hem bevalen , zoozeer te verhaasten «als naer tijtsgelegentheijt over «nacht en dagh eenichsints sal connen geschieden , alwaer »het selffs met het achterlaten van een gedeelte van desselffs «train ende bagagie''. Ongelukkig waren weder en jaargetijde zeer ongunstig, zoodat hij rekende, den weg van Keulen

-ocr page 164-

139

naar Berlijn, die op ongeveer 75 Duitsche mijlen geschat werd , in geen korteren tijd dan 26 of 27 dagen te kunnen afleggen l).

Terwijl hij op reis was, deed de Fransche gezant, de graaf de Saint-Gcran, te Berlijn al het mogelijke, om den keurvorst tot de belangen zijns meesters over te halen. Hij bood hem Emmerik, Orsoy, Wezel en al de andere, met Staatsch garnizoen bezette, Kleefsche steden aan, doch Fre-derik quot;Willem wilde tot den ondei'gang van eene protestansche mogendheid niet medewerken en was bovendien verstoord op Keulen en Munster, die, door Fransche troepen naar den Rijnkant te lokken, zijne bezittingen in Westphalen aan verwoesting blootstelden. Hij liet te Parijs door Krockow den koning geruststellen , maar tevens verklaren, dat hij misschien aan H. H. M. de bij vroegere tractaten beloofde hulp zou moeten geven. Bodewijk beweerde, dat die verdragen, als defensief, voor Brandenburg slechts verbindend waren , als de Staten de aangevallenen waren , doch dat zij in het tegenwoordige geval, wegens hunne aan Frankrijk aangedane be-leedigingen , als aanvallers beschouwd en derhalve niet door den keurvorst ondersteund moesten worden.

Niettegenstaande dus de gezindheid van Frederik Willem

') Hij vertrok 2G Deo; uit Keulen en reisde over Gerresheim,Ketwich, Strunckede (waar hij met veel genoegen met Eabenliaupt, die met ecne sclioonzuster vau den bezitter dier heerlijklieid gehuwd was, sprak), Bielefeld, Herford, Minden, Hannover, Celle (waar hij George Willem, die de aanbiedingen van Frankrijk afgeslagen had en zijne welwillendheid jegens H. H. M. betuigde, tot eea verbond niet ongenegen vond), Bruns-wijk, quot;Wolfenhuttel (waar hij Eudolf August eveneens in eene gunstige stemming vond) en Maagdenburg naar Berlijn.

-ocr page 165-

140

niet slecht was, wilden de onderhandelingen van Ameron-gen, die 16 Jan: 107-2 te Berlijn aankwam, eerst niet recht vlotten, daar Saint-Geran , door een Engelschen gezant, Lockart, ondersteund, hein ijverig tegenwerkte en een groot gedeelte van 's keurvorsten omgeving Franschgezind was. Hij won echter gedurig veld, vooral toen Saint-Géran teruggeroepen was door Lodewijk, die bemerkte, dat hij den keurvorst toch niet tot zijne partij kon overhalen. De onder-

handelingen leidden tot een tractaat, dat quot;Ü „JT*1 1672 te

b Jlei

Coin a/Spree gesloten werd. Frederik Willem zou de Staten, als zij aangevallen werden , bijstaan met een leger van 8000 ruiters en 12000 voetknechten , waarvoor beide partijen de helft van het werfgeld (220000 rksd:) en het onderhoud betaalden; die troepen moesten 2 maanden na ontvangst der aanritsgelden gereed zijn; H. H M. zouden de gelden prompt te Hamburg of te Bremen aan de keurvorstelijke commissarissen doen uitbetalen; het onderhoud van het leger zou provisioneel voor 4 maanden zijn , doch, ingeval van nood , van 4 tot 4 maanden verlengd kunnen worden ; de gemelde troepen zouden den eed aan den keurvorst en, zoodra zij op Staatsch grondgebied kwamen, ook aan H. H. M. doen; het oppercommando zou bij Frederik Willem berusten ; over de krijgsverrichtingen zou door hem en de gedeputeerden van H. H. M. met advies van den prins van Oranje als kapitein-generaal beraadslaagd worden; zoodra het tot vijandelijkheden gekomen was, zouden beide partijen zonder elkanders voorkennis en toestemming geen vrede of wapenstilstand sluiten ; men zou de toetreding van Celle en Wolfen-buttel tot dit verbond trachten te bewerken. Bovendien gaf de keurvorst nog een geheim stuk, waarin hij o. a. ver-

-ocr page 166-

141

klaarde, dat liij hen zou beoorlogen, die zoowol Brandenburg als de Nederlanden aanvielen.

Zoo gunstig deze onderhandeling atgeloopen was, zoo weinig leverde, althans voorloopig, die op, welke H. H. M. met de vorsten van Brunswijk-Lunenburg aanknoopten. Waldeck had de Staten reeds gewaarschuwd , dat zij , indien zij niet zeer kwistig met subsidies waren , weinig steun bij de hertogen zouden vinden. Zij zonden evenwel als gezant Brasser , die 9 Jan : 1G72 afscheid nam , doch de vorsten , niettegenstaande alle vroegere en ook thans herhaalde verzekeringen van genegenheid, niet tot een verbond met onzen staat kon overhalen ').

•) Ees: St.-G. 25 Nov:, 3, 4, 9 Dec: 1671. Seer: Res: St.-G. 3,5, 12 , 19 Oct:, 28 Nov:, 1, 2 Dec : 1071 , 8 Jan : 1072. Kes : Holl: 15 Juli, 25, 27 Nov:, 23 amp; 24 Dec; 1G71. bl: 65. 18. 29. 108. Seer: Res; Holl: 24 April 1671 , 8 Jan: 1672. 1. 1. bl: 126 amp; 127. 192—198. Alpen. 1. 1. bl: 322. Basnage. 1. 1. bl; 148. 149. 185. 199—201. Droysen. 1. 1. bl; 381—390. Dumont. 1. 1. bl: 194—196. Ennen 1. 1. bl: 242. 257. de Garden. 1. 1. bl: 89. Uoll: Mere: 1672. bl: 8—13. Hora Siccama. bl; 251—255. Kluit, bl: 162. n0. 641. Mignet 1. 1. bl; 091—694. Moerner. bl: 359—303. Peter, bl: 25—39. Pufend: bl : 002—008. 020—028. Sylvius. 1.1. bl: 179. 181—184. Syp : bl; 29—48. Syp : amp; de B. 1.1. bl; 13. 14. Ur-kunden. Dl: II. bl: 508—510. Dl: III. bl; 195—202. Valk : bl: 193.194. 288. 289 amp; bijl: n0. 12. bl: 48—55. Wagenaar. Dl; XIV. bl; 15—21. Brief, dquot;gt; 22 Dec;, en secrete brieven van Amerongen, dto 29 Sept;, 2, 10, 20, 20 Oct:, 25 Dec: 1071 (R. A.). Brieven vau denzcltde aan de staten van Utrecht, d10 27 Dec; 1671, 13, 17 April 1672 (Ms.). Amerongen bracht vau zijne zending naar Berlijn 15 Juli 1672 rapport uit.

-ocr page 167-

ZEVENDE HOOFDSTUK.

WERVINGEN DEU STATEN. — VERDRAG VAN BRUSSEL MET MONTEREY.

Langen tijd zagen H. H. M de toebereidselen van Frankrijk met kalmte en gerustheid aan, doch toen de betrekkingen met die mogendheid meer en meer in een gespannen toestand geraakten, begonnen zij er eindelijk over te denken , tot vermeerdering van het leger over te gaan. (Nov : 1671). De Raad van State sloeg voor, bij voorraad 5760 ruiters en 14000 voetknechten aan nieuwe troepen te werven. Die cavalerie zou in 12 regimenten, ieder van 6 compagnieën a 80 man, en die infanterie in 14 regimenten, ieder van 10 compagnieën a 100 man , verdeeld zijn; de werving moest, tot bevordering van spoed , in Engeland , Schotland , Duitsch-land en Zwitserland geschieden. Kort daarop werd voorgesteld , 1000 dragonders aan te nemen , hetgeen Holland zeer spoedig goedkeurde ').

') Volgens den gewonen staat van oorlog voor 1G72 bestond het leger in Januari van dat jaar uit 2695 ruiters ec 24405 voetknechten.

-ocr page 168-

143

In het begin van 1Ö72 wilde men liet leger nog meer versterken. In Februari besloot men tot het aannemen van nog 15 regimenten te paard (7200 man) en van 10 te voet (14000 man), en in April bepaalde men, dat nog 25200 voetknechten, verdeeld in 18 regimenten, zouden geworven worden.

Die verschillende wervingen, waarbij nog eene afzonderlijke van Holland van 14000 voetknechten kwam , zouden , tijdig begonnen en met kracht doorgezet, zeker een goed aantal soldaten opgeleverd hebben, maar zij liepen niet naar wensch. Eensdeels liet men de officieren , die zich in groot aantal aangeboden hadden, zoolang wachten, dat zij , hun geld verteerd hebbende, zich in anderen, somtijds vijandelijken , dienst begaven; anderdeels waren de wervingen te laat gedecreteerd, zoodat de tijd te kort was en vele officieren , toen de oorlog uitbrak, nog lang niet hunne manschappen bij elkander hadden ').

Behalve deze groote wervingen hadden er nog verschillende kleinere plaats, waarvan ik hier de voornaamste kortelijk zal behandelen.

In Dec: 1671 begon men met den graaf van Dhona over het aannemen van 3600 Zwitsers te onderhandelen. Men werd het vrij spoedig over de capitulatie eens en H. H. M. schreven aan de Zwitsersche kantons om hen gunstig te stemmen, terwijl Dhona zelf daarheen vertrok, nadat hij tot kolonel-generaal der door hem te werven troepen aangesteld was. Om des te beter hun doel te bereiken besloten de Staten ,

') Hes: St.-Cr. 10,14 , 20,28 Nov:, 4, 11 ,22, 26 Dec : 1671, 28 Jan :, 12, 21 Febr30 Maart, 8 April 1672. Syp: amp; de B. 1. 1. bl: 20. 21. Valk: bl: 304—306.

-ocr page 169-

444

den Keizer te verzoeken , loopplaatsen in en passage door zijne landen toe te staan , en een gezant naar Zwitserland te zenden, waartoe later Malapert, resident te Frankfort, bestemd werd. Lodewijk zond Stoppa, commandant van Neuss, naar Zwitserland, om de pogingen van Dhona te dwars-boomen, en Christoph Bernard vaardigde twee commissarissen af, om met Fransch geld Zwitsers aan te werven. De zaak van II. H. M. vond wel veel ondersteuning bij de gereformeerde kantons, hetgeen o. a. hieruit bleek , dat de regeering van Bern aan Stoppa, niettegenstaande al zijne pogingen , niet toestond het regiment van Erlach in dienst te nemen , maar toch wilde de werving niet vlotten. Dhona had met geldelijke zwarigheden te kampen , en toen hij desniettemin «de fort braves officiers, des soldats capables de toute »obeissance, prests a servir des Ie lendemain de leur enrolle-»mentquot; geworven had, zette de tijding, dat de oorlog tegen H. H, M. werkelijk aangevangen was, zijne zaken weder achteruit. Hij bleef echter goeden moed houden en drong aanhoudend op het zenden der benoodigde gelden aan , maar H. H. M. zagen de zaak minder gunstig in en wilden, niettegenstaande de herhaalde vertoogen van Bleiswijk, agent van Dhona, geene penningen overzenden. Zulks was zeer goed gezien, want de houding der Zwitsche kantons bleef zeer weifelend. Malapert, die zich naar Bazel begeven had , en du Plessis, gezant van Brandenburg, werden wel zeer vriendelijk ontvangen, maar Frankrijk had te veel invloed en bewerkte, dat de kantons, gedeeltelijk uit vrees voor moeilijkheden, gedeeltelijk door de beloften van Lodewijk verleid , zich niet openlijk ten voordeele van een zijner vljan-

-ocr page 170-

145

den verklaarde, zoodat van de werving van Dhona niets kwam ').

In het begin van 1672 deed Pieter van Volkershoven uit naam van zijn meester, hertog Jakob van Koerland, en van diens zoon Frederik Casiinir aan H. H. M. het aanbod van een regiment ruiters en een regiment dragonders, die in het gemelde land geworven zouden worden en waarover de jonge hertog als kolonel het bevel zou moeten voeren. H. II, M. namen dat aanbod aan. Holland nam het regiment ruiters te zijnen laste, terwijl 8 compagnieën dragonders op de repartitie van Friesland en 2 op die van Drente zouden komen. Holland betaalde dadelijk zijne quota, doch de beide andere provincies waren niet zoo voortvarend. Volkershoven maande, in het belang der werving, aanhoudend tot betaling aan. Friesland poogde afslag te verkrijgen en bood hem achtereenvolgens 20, 30 en 50000 gld: , maar betaalde eindelijk de gevorderde som. Drente daarentegen bleef weigeren, zijne quota te voldoen. Volkershoven verklaarde, dat daardoor zijn meester zou belet worden, meer dan 8 compagnieën dragonders te werven. Hij verliet daarna met het reeds ontvangen geld den Haag, terwijl zijn plaatsvervanger, George Hendrik

') Ees: St.-G. 19 Dec: 1671, C, 13, 25, 28 Jan:, 6, 8 Febr:, 7,22, 29 Maart, 21 April, 7, 12, 14, 15, 20 Juli, 5, G, 13 Sept: 1G72. Secr ; Ees : St.-G. 23 Maart, 6, 20 April, 17 , 23 Mei 1072. Eousset. Dl: I. bl: 332—335. Sjp: amp; de B. 1. 1. M: 20. Valk: W: 19G. 197. 305. Brieven, dt0 G April, 3, 12, 23,31 Mei, 7, 4/14, 12/22 Juni, en secrete brieven van Dhoua, d'0 G April, 3 Mei, 13/23 Juni 1G72 (E. A.). Brieven, dto 19/29 Juui, 10/20 Aug :, 3 , 7/17 ,14/24 Sept :,8 Oct:, 9/19 Nov:, en secrete brieven van Malapert, d1quot; 14/24 Maart, 7 Juli, 8/18 Oct:, 8 Nov:, 10, 7/17Doc: 1G72 (E.A.). Brief van Dliona aauBruyuincx, d'01/11 Oct: 1072 (E.A.).

-ocr page 171-

146

Pfankuch, bij H. H. M, op de betaling van Drente bleef aandringen.

De hertog wierf intusschen troepen en schreef in het begin van September aan H. H. M., dat hij tot den opmarsch gereed was. Hij zette zich in beweging, was 28 Oct: op de hoogte van Ebstorf in het Cellische en bereikte omstreeks het midden van November met één ruiter- en één dragonderregiment , benevens twee afzonderlijke compagnieën van baron van Liinnichhausen , in het geheel ongeveer 2000 man, Lieroort. Hier trok hij over de Eems en was van plan Reider-land binnen te trekken , doch hij werd door een korps van 3000 Munsterschen, die 3 veldstukjes met zich voerden , aangevallen. Zijn volk werd verslagen en naar Lieroort teruggedreven , zoodat het eerste wapenfeit der Koerlanders niet zeer schitterend was ').

Een ander aanbod van troepen ging uit van graaf Koen-raad van Königsmarck, generaal-majoor der Zweedsche ruiterij , vader van Philips Christoph , die zoo ongelukkig aan zijn einde gekomen is, en van de beroemde Maria Aurora. De Staten namen ook dit aanbod aan en droegen hunnen gezant te Stockholm , van Haren, op, met den graaf over de aanneming van drie regimenten voetvolk, ieder van 1400 man, en met graaf Gustaaf Adolf de la Gardie, zoon van

i) Ees: St.-G. 14 Jan:, 3 , 11 , 18, 21, 29 Febr:, 1, 17,18,29Maart,

28 April, 6, 14, 23 Mei, 7 Juli, 26 Sept: 1G72. Secr: Ees: St.-G. 5

April, 28 Mei, 26 Nov; 1672. Syp: amp;(le B. 1. 1. bl: 20. Brieven van den

hertog van Koerland , dt0 21 r£_AuiLL van Brasser , dt0 31 Oct: 8 ,

1 Juli, 4 Sept:

van Eömer, d'° 11, en van Sijgers , commandeur van Lieroort, d'quot; 8/18, 12/22 Nov: 1672 (E. A.). Secrcte brief van Amerongen, dt0 20 Mei 1672 (R. A.).

-ocr page 172-

147

den Zweedschen rijkskanselier, over die van één dergelijk regiment te spreken. Königsmarck toonde zich zeer bereid, tot de werving over te gaan, mits H. H. M. hem een behoorlijken rang gaven '). De jonge graaf de la Gardie daarentegen weigerde, op grond van zijne jeugd en onervarenheid en de moeilijkheid, otn in de bestaande omstandigheden nog een regiment op de been te brengen , maar hij verklaarde voornemens te zijn , om ssigh in haer ho: mo: armee te laeten «vinden, om met een musquet of pieck dienst te doen.quot;

H. H. M. benoemden Königsmarck tot luitenant-generaal der infanterie en wezen hem Wedde , Westerwolcie en de plaatsen rondom Groningen als rendezvous aan. Hij begon te Dantzig en te Hamburg te werven, doch er verliep een geruime tijd , voordat zijne troepen bij gedeelten hier te lande aankwamen; 900 man werden in Juli te Groningen geleverd 2).

') Zulk eene voorwaarde vond meestal moeielijk ingang bij H. II. 31. Zoo had vroeger Amerongen aan de Witt geschreven, dat een graaf de Saint-Paul niet ongenegen was, in Staatsoliën dienst te treden. De raadpensionaris had ontwijkenderwijze geantwoord, dat „het difficil sonde sijn „om op sijn Ed: eenige van de hooge militaire charges onder de oude mi-„litie, die albereijts vacant syn off noch jnt toecomende souden mogen co-„men te vaceren, te doen vallen praeferablement ende in praejudicie van „ouderen die den Staet vele jaeren wel ende getrouwel: gedient hebben,quot; en had geoordeeld, dat Saint-Paul zijne fortuin elders moest zoeken (Brief van de Witt aan Amerongen, dt0 24 April 1G71. R. A.). De graaf deed zulks en begaf zich in dienst van Christoph Bernard, dien hij in 1672 als generaal majoor der ruiterij diende.

3) Res: St.-G. 17 Febr:, 1 , 11, 29 Maart, 15 April 1672. Syp: amp; de B. 1. 1. bl: 20. Valk; bl: 307. Brieven van Königsmarck, dto

4 Hei,

19/29, van Brasser, d10 17, 24 Juni, en secrete brieven van van Haren, d'quot; 30 Maart, 4 Mei 1672 (R. A.). Brief van den laatste aan de Witt, d'quot; 3 Febr: 1672 (E. A.).

-ocr page 173-

148

Ook aan graaf Lodewijk Christiaan van Sayn-Wittgenstein •werd opgedragen , één regiment infanterie te werven. Hij maakte evenwel, zich grondende op geldgebrek, weinig voortgang , en toen hij eindelijk zijne manschappen bijeen had, zag hij geene kans, ze hierheen te voeren, daar hem van alle kanten de doortocht versperd was. De Staten , wien hij zulks gemeld had, schreven hem, dat hij zich methetBran-denburgsche leger moest vereenigen. Hij had eerst te veel geldgebrek , om aan dit bevel te kunnen voldoen , doch Fre-derik Willem schoot hem 500 rksd: voor. Eenigen tijd bleef hij te Halberstadt bij het leger van den keurvorst, doch daar deze eischte, dat de troepen van den graaf evenals de zijne alles comptant zouden betalen, scheidde Wittgenstein zich weder af en bracht later met groote moeite zijn volk hierheen 1).

Na deze uitweiding over eenige wervingen keer ik tot het najaar van 1671 terug. Terwijl men met de vermeerdering van het leger bezig was, waren Friesland en Groningen, de toebereidselen des bisschops bemerkende, zeer beducht voor een aanval van die zijde. Zij drongen dan ook bij II. H. M. op het samenbrengen van een vliegend leger bij Meppel aan. Eerst na langdurige beraadslagingen besloten H. H. M., het verzoek in te willigen en bij genoemde plaats onder den sergeant-majoor-generaal Hans Willem van Aylva en den kolonel der ruiterij Ernst van Haren drie regimenten infanterie (Aylva, George Wolfgang van Schwartzenberg en Adolf

') Res; St.-G. 20 FeLr:, 20 Aug:, 1G Sept; 1G72. Syp: amp; de B. 1.1. bl: 20. Valk; bl: 307. Brief, (1'° 7, en secrete brief van Malapert, dw 9/19 Juni 1072 (R. A.). Brieven van quot;Wittgenstein dquot; 8/18 Juli, 20, en van Ame-vongen, dt0 5 Sept: 1672 (R. A.).

-ocr page 174-

149

Clant, en even zoovele regimenten cavalerie (van Haren, Ignatius Kingma en Boudewijn van Soutelande) te verzamelen. Toen echter dit besluit ten uitvoer gelegd werd, deed liet provincialisme zich gelden. De regeering van Drente beklaagde zich heftig over den maatregel, daar zoovele soldaten in den winter de inwoners zouden ruineeren. Dit had tengevolge, dat H. H. M. oordeelden , dat het inkwartieren der gemelde troepen in eenige omliggende steden van even goede werking als een vliegend leger zou zijn. Friesland protesteerde op grond van het nog altijd dreigende gevaar, en daarop werd de resolutie van H. H. M., om de 23 compagnieën te voet en 18 te paard in garnizoen te leggen, voorloopig opgeschort. liet legertje bleef derhalve te Meppol bijeen. Later gaf men den gedeputeerden te velde in bedenking , van die troepen 4 compagnieën ruiters te detacheeren naar Hardenberg, om stroopende partijen tegen te gaan , en een geheel regiment naar Staphorst en Roveen , om de arbeiders aan het fort op laatstgenoemde plaats te beschermen en tevens den pas aldaar te bezetten gt;).

Om in alle opzichten gereed te zijn wees men gedepu-teeiden te velde2) aan en verdeelde aldus de hooge leger-

') Ecs: St.-G. 14, 21, 22 Dec: 1G71 , 5 Jan:, G, 27 Febr:, 2, 7, 14, 18 Maart 1G72. Secr: Ros; St.-G. 1G, 29 Dec: 1G71, 28 April 1G72.

!) Deze waren Adolf Hendrik Eipperda tot Buirse (Gelderland), Gaspar Schade (Utrecht) en Hendrik Ludolf van Gockiuga (Groningen), die 14, Beverningk (Holland), die 1G, en Arnont van Vierssen (Friesland) en Jacob van Coeverden tot Stoevelaar (Overijssel), die 19 April van H. H, M. afscheid namen, alle om zich naar den IJssel te begeven. Verder waren Marinns van Crommon (Zeeland) en Johan van der Nieuburg (Eaad van State) naar Maastricht, Willem Lieven van Vrijbergen (Zeeland) naar Sluis en Cornelis de Witt (Holland) voor de vloot bestemd.

11

-ocr page 175-

150

charges : behalve den prins van Oranje, die sedert 25 Febr: 1G72 kapitein-generaal was, en de beide veldmaarschalken , prins Johan Maurits en quot;Wirtz, werden Wijngraaf Frederik Magnus generaal der ruiterij , Zuylenstein der infanterie en graaf Willem Adriaan van Hoorn der artillerie, Jan van quot;Weideren en graaf Maurits Lodewijk van Nassau la Lek luitenant-generaals der ruiterij en Aylva en de graaf van Körigsmarck der infanterie, de beruchte Johan Barton de Montbas en Ludolf van Steenhuizen commissarissen-generaal der ruiterij, graaf Ütto van Limburg-Stirum en John Kirck-patrick sergeant-majoors der infanterie en Mozes Pain-et-Yin kwartiermeester-generaal 1).

Intusschen was 45 Febr: het Haagsche tractaat van 17 Dec: 1671 geratificeerd en een gezantschap, met Cornelis de quot;Witt aan het hoofd, naar Brussel gezonden, om met den graaf van Monterey 2) een verdrag van ouderlingen bijstand te sluiten. De Staten verklaarden zich bereid, Monterey, als hij door Frankrijk aangevallen werd, 10000 man onder Zuylenstein te hulpe te zenden, waartegen hij hun, zoodra zij aangevallen werden, 3000 ruiters zou leveren. Kort daarop verklaarden H. H. M., dat zij hem wilden bijstaan met 13 regimenten infanterie, waarvan 4, welk getal

') Ees: St.-G. 9, 12 April 1072. Basnage 1. 1. bi: 202. Holl: Mere; 1, 1. bl: 42. Sylvius 1. 1. bl: 216. 217. Syp: amp; de 13. 1. 1. bl: 83. Valk: bl: 361. 302.

!) Deze energieke man, die zich jegens onzen staat zeer verdienstelijk gemaakt beeft, was sinds 1070 als landvoogd der Spaansebe Nederlanden de opvolger van den nietswaardigen connetable van Castilië, lunico Mcl-cliior de Velasco, bertog van Frias en graaf van Haro.

-ocr page 176-

151

later tot 6 uitgebreid werd1), terstond naar de Spaansche Nederlanden zouden trekken en de overige 9, tot één korps vereenigd, onder Zuylenstein bij Bergen op Zoom geposteerd zouden worden.

Het -verdrag werd 18 Maart te Brussel gesloten en door beide partijen stipt nagekomen. Onze hulpbenden trokken op het einde van Maart naar Mechelen , doch werden 30 Mei teruggeroepen volgens eene bepaling van het tractaat, die zulk eene terugroeping veroorloofde, zoodra de mogendheid , welke de hulptroepen gegeven had, zelve aangetast werd. Monterey van zijn kant zond dadelijk 1000 ruiters naar Maastricht en liet de overige 2000 zich -J5 Juni te Rhenen met het Staatsche leger vereenigen 2).

') Bij ®yP : amp; de B. 1. 1. bl: 97. 98 staan slechts de namen van vijf regimenten vermeld, n.1. Walter Scot, Jan van Beveren, Thomas Cassio-pijn, Jakob van Golsteyn en Mozes Pain-et-Vin.

2) Van Dijk. bl: 4G4—4G7. 472-476. Historisch Verliael. bl; 477—479. de Jonge. Dl; I. bl: 253—344 passim. Sylvius. 1. 1. bl; 180. 181. Svp: amp; de B. 1. 1. bl; 13. 32. 33. 97—100.

-ocr page 177-

ACHTSTE HOOFDSTUK.

NADF.RE quot;VERDRAGEN VAN FRANKRIJK MET MUNSTER EN' KEULEN. — COEVERDEN NAAR CHRISTOPH BERNARD GEZONDEN — OORLOGSVERKLARING VAN KEULEN EN MUNSTER.

Den Jan: 1G72 , denzelfden dag, waarop het geschil tusschen de stad Keulen en keurvorst Maximiliaan Hendrik een einde nam, werd op het kasteel Brühl een offensief verbond gesloten tusschen den laatste, vertegenwoordigd door Willem Ego, en Lodewijk XIV, Bij dit verdrag, hetwelk dat van Hildesheim van 11 Juli 1671 versterkte en uitbreidde, werd het volgende bepaald: terwijl de koning twee legers van 50 a GOOOO man op de been zou brengen, zou de keurvorst een korps van '17 a 18000 man onderhouden, waarvoor hij maandelijks, te rekenen van 1 Dec: 1071 , behalve de te Hildesheim beloofde gelden, 28000 kroonen ontving, waarvan hij echter aan den hertog van Neuburg ,

-ocr page 178-

153

als deze zich onzijdig hield , -4000 kroonen moest afstaan ; de koning behield zich alle in de Nederlanden te heffen contributies voor, behalve die van Friesland, Overijssel en Groningen ; de keurvorst stond den doortocht van Fransche troepen door en hunne inkwartiering in zijn land toe ; de koning beloofde, hem alle Nederlandsche plaatsen , die aan Keulen behoord hadden , terug te geven , evenals de Kleef-sche steden aan Brandenburg, zelfs indien dit slechts onzijdig bleef, en Ravenstein aan Neuburg; Maximiliaan Hendrik behoefde niet vóór 15 Mei vijandelijk op te treden of voordat het Fransche leger den Rijn en Kaiserwerth genaderd was ; als de Keizer H. H. M. te hulp kwam, mocht de keurvorst uit het tegenwoordige verdrag treden , mits hij 2000 ruiters en 6000 voetknechten aan den koning overgaf en van alle verdere subsidies afzag; indien Brandenburg, Celle of eenig ander rijksvorst Maximiliaan Hendrik aanviel, zou de koning hem met 2000 ruiters en 6000 voetknechten, desnoods met 20000 man, helpen; Lodewijk beloofde, dat hij den Keizer en Spanje, zoolang deze beide mogendheden onzijdig bleven , niet zou aantasten en niet uit eigenbelang een vrede, dien de keurvorst voor eervol hield, zou tegenhouden; gedurende dit verdrag, dat voor drie jaren gesloten werd , mocht men zonder elkanders toestemming geen vrede of wapenstilstand maken ; het tractaat kon verlengd worden , doch gebeurde dit niet, dan moest tot aan den vrede het neutraliteitsverdrag in stand blijven ; om aan het leger van den keurvorst meer substantie te geven , stond hem de koning 4000 voetknechten af, waarvoor van 1 Dec: tot 30 April 40000 kroonen van het subsidie zouden afgetrokken worden; bij een geheim artikel beloofde Lodewijk de soldij van die 4000

-ocr page 179-

154

man over de vier eerste maanden te betalen ; de keurvorst verzocht, ook 1000 of 1500 Fransche ruiters in dienst te mogen nemen; de koning zou hem met alle macht tegen een mogelijken aanval der Staten beschermen ; eindelijk verklaarde Lodewijk, dat de koning van Engeland, met wien hij voor den oorlog verbonden was , dit verdrag, op poene van nietigheid, zou ratificeeren.

Dit verdrag werd gevolgd door een ander (19 Jan:), waarbij de keurvorst Neuss aan den koning verpandde, om aldaar een Zwitsersch garnizoen te leggen. Om dit tractaat, ■welks wezenlijke grond het bezetten en versterken der gemelde stad door de Franschen was, te bemantelen, sloten Verjus en Furstenberg 24 Jan: te Bonn drie voor publiciteit bestemde verdragen , die echter nog denzelfden dag in het geheim voor ongeldig verklaard werden , zoodat alleen dat van 19 Jan: van kracht bleef. Volgens die Bonner tractaten zou Neuss bezet worden door 1400 Zwitsers, die een gelijk getal Fransche, in keurvorstelijken dienst staande overloo-pers zouden vervangen; het werd Louvois vergund, eene citadel te Neuss te bouwen op kosten van den keurvorst, die daarentegen 400000 livres ontving , om tegen alle schade, die de Franschen bij hun doortocht door het aartsstift mochten aanrichten, gedekt te wezen.

Christoph Bernard zag nu de kans schoon , zijn tweeledig oogmerk, het verkrijgen van geld en het koelen van zijn wrok op de Staten , te bereiken. Uiterlijk was hij met hen nog in eene goede verstandhouding en hij wenschte hun zelfs in een beleefden en hartelijken brief alle geluk met het jaar 1072. Dit belette niet, dat hij reeds 4 Jan: met Maxi-miliaan Hendrik een verdrag sloot, waarbij hij tot het trac-

-ocr page 180-

155

taat van Brühl toetrad, omdat hij, zoo het heette, zich als rijksvorst genoopt vond,quot;den keurvorst in het heroveren van Rijnkerk op H. H. M. behulpzaam te zijn. Het Fran-sche subsidie van 28000 (24000 na aftrek van het aan Neu-berg uit te keeren aandeel) zou aldus verdeeld worden , dat Keulen 11000, Munster 13000 kroonen kreeg, welke sommen , ingeval Neuburg zich niet onzijdig hield , respectivelijk 43000 en 15000 kroonen zouden bedragen; de keurvorst zou 16000 infanteristen , 1700 cavaleristen en 400 dragonders , de bisschop hetzelfde getal voetknechten en dragonders , doch 2500 ruiters op de been houden ; de laatste zou al het geschut en de ammunitie leveren en daarvoor 'A der contributies vooruit genieten , terwijl de overige V5 naar het getal der wederzijdsche troepen verdeeld zouden worden ; verder zou eene dergelijke verdeeling van het geschut in veroverde plaatsen geschieden, terwijl de aldaar gevondene ammunitie geheel aan den bisschop zou vervallen; do bedingen , tusschen Lodewijk en Maximiliaan Hendrik gemaakt, zouden ook voor Christoph Bernard gelden ; als de bisschop van Paderborn gemeene zaak met de verbondenen wilde maken , zou hem door Keulen 1000 en door Munster 2000 kroonen uit het Fransche subsidie betaald worden.

Lodewijk vond het zeer aangenaam, dat op die wijze aan zijn leger ongeveer 35000 man toegevoegd werden, doch daar hij weinig vertrouwen stelde in de bekwaamheid van de officieren der beide geestelijke vorsten, vaardigde hij den hertog van Luxemburg af, om het oppercommando te voeren 1).

') Luxemburg bleef na het uitbreken van den oorlog niet lang bij de verbondene legers , dewijl hij zich voortdurend over de aanvoering en de plannen van Christoph Bernard ergerde. Hij werd , toen Lodewijk naar

-ocr page 181-

156

Louvois zelf sloot ^'2 Jan: te Ostendorf een verdrag met Christoph Bernard, die daarbij aan Frankrijk levensmiddelen , ammunitie en karren beloofde te leveren en de vereeniging van zijne troepen met die van Keulen toestond, mits Lode-wijk hem met 2000 ruiters en 4000 voetknechten in het veroveren eener stad aan den Ussel behulpzaam was 1).

De bisschop zette thans zijne reeds begonnen wervingen voort. Hoewel hij daarbij eenige moeilijkheden ondervond, daar Monterey den Spaanschen officieren niet veroorloofde , in Munsterschen dienst te treden , en Hannover, wat verwonderlijker was, de voor den bisschop geworven ruiters bij hun doormarsch door het hertogdom ophield, gelukte het hem toch, eene aanzienlijke macht op de been te brengen. Zij bestond uit '17 regimenten en meer dan 9 afzonderlijke eskadrons ruiters, 2 regimenten dragonders en 27 regimenten en meer dan 20 afzonderl jke compagnieën voetknechten, die 17298 man te paard en 42072 te voet zouden geteld hebben behalve de noodige manschap voor de artillerie, die uit 60 mortieren, 25 halve en 30 vierde kartouwen en vele houwitsers bestond. Die berekening is zeker te hoog. Louvois toch klaagde, kort vóór het begin der vijandelijkheden , dat het leger van den bisschop veel sterker op het papier dan in werkelijkheid was. Bovendien is het niet te

Frankrijk wilile terngkeeren, 10 Juli met het opperbevel te Utrecht belast en bij het leger der geallieerden door den markies de Renel vervangen.

') Res: St.-G. 11 Jan: 1G72. Alpen. 1. 1. bl: 205—219. Corstiens. bl: 172. 173. Ennen. 1. 1. bl: 253. Flassan. 1. 1. bl: 400. 401. de Garden. 1.1. bl: 85. Mignet. 1. 1, bl: 704—707. Oeuvres. Dl: III. bl: 131. 132. 248. Eousset. 1. 1. bl: 342—34ü. Syp: amp; de B. 1. 1. bl: 8. 9. Tücking. bl: 174. Valk: bl: 183. 184. 358.

-ocr page 182-

157

denken, dat Christoph Bernard zoo veel meer troepen op de been gebracht zou hebben, dan waartoe hij zich bij verdrag verbonden had. Ook moet men opmerken, dat liet vereenigde leger van Munster en Keulen bij den aanvang van het beleg van Groningen , toen het nog niet veel manschappen door het vuur verloren had, hoogstens 24000 man bedroeg.

Nadat Christoph Bernard door den aanval der Engelschen op onze Sinirnasche vloot bemerkt had, dat ook Karei II Frankrijk zou ondersteunen , sloot hij te Coesfeld met Verjus een offensief verdrag (3 April). waarna deze hem 100000 rksd: gaf, om hem in staat te stellen, alle verdere oorlogstoebereidselen te maken. Kort daarop (7 April) sloot Verjus een verdrag met den bisschop van Paderborn , die beloofde, onzijdig te blijven, 200 ruiters aan Christoph Bernard te leveren en hem met rust te laten, waartegen hij maandelijks 2000 kroonen kreeg, te nemen uit het subsidie, dat Lodewijk aan de beide geestelijke vorsten toegestaan had.

De toebereidselen van Christoph Bernard waren weinig naar den zin van het domkapittel en de inwoners van Munsterland , die niets liever verlangden , dan dat hij zich niet weder in een oorlog mengde. Hij begreep derhalve, dat hij den stenden een rad voor de oogen moest draaien , en hij gaf hun de verzekering, dat de troepen, die hij op de been gebracht had, niet tot het voeren van een oorlog, maar tot zelfverdediging bestemd waren.

Bij dezen tegenstand in zijn eigen land ontstond voor den bisschop nog eene andere moeilijkheid. De Keizer begon zich in de zaak te mengen en droeg den markies de Grana op, Christoph Bernard tot andere gedachten te brengen. Grana

-ocr page 183-

•158

toonde liem aan, dat een oorlog tegen II. H. M. contra Caesaris mentem was en door Leopold , die garant van den Kleefschen vrede was, niet kon geduld worden. De bisschop antwoordde, dat hij altijd genegen bleef, dien vrede te handhaven, maar dat H. H. M. dien op allerhande wijzen geschonden hadden; tevens verklaarde hij, dat hij nooit iets, wat met de belangen des Keizers streed, zou doen en nimmer de Franschen in zijne versterkte plaatsen zou inlaten. Grana keerde spoedig, nadat hij dit vage antwoord , dat hem weinig vertrouwen inboezemde, ontvangen had, naar Keulen terug.

De bisschop zette intusschen zijne oorlogstoerustingen voort, hoewel de stenden hem slechts onder deze voorwaarde geld hadden toegestaan, dat hij zich niet in den oorlog mengen zou. De toerustingen gingen echter niet vlot genoeg naar den zin van het Fransche hof, dat ook over de aan-houdendé aanvragen van den bisschop om geld verstoord was. Louvois zelf begaf zich naar Neuss en Kaiserswerth , om zich met eigen oogen van den toestand der toebereidselen te vergewissen , doch klaagde bitter over de maatregelen , tot verzorging der troepen genomen, over de vele leemten in de gelederen en over de ongenoegzaamheid van den verzamelden voorraad van levenmiddelen en oorlogsbehoeften. Er viel echter niet veel meer aan te veranderen , daar het te laat was en de koning op het punt stond , den veldtocht te openen.

Te Oberhausen werden 26 Mei door Louvois met Chris-toph Bernard en den bisschop van Straatsburg, die den weinig in oorlogszaken bedreven keurvorst van Keulen vertegenwoordigde , eenige artikelen geteekend , die het volgende behelsden. Alle contributies, te heffen op den rechter Maas-

-ocr page 184-

159

oever en aan den Rijn, zouden den koning toevallen, en indien eenige steden , in dien raijon begrepen , door Keulen of Munster veroverd werden, zou het garnizoen voor 'A uit Fransche troepen moeten bestaan, die aldaar de contributies zouden innen, »sans que la garnison ny les offrs desd. »Princes alliez puissent s'en mesier soubz quelque pretexte sque ce puisse estre.quot; Van de gemelde schattingen zouden de beide geestelijke vorsten 'A, de koning 3A verkrijgen ; die van Borculo, Lingen, Friesland, Oost-Friesland en Groningen zouden den bisschop te beurt vallen , evenals die van Overijssel, voor welke laatste hij echter maandelijks 9000 kroonen aan den koning en den keurvorst zou geven ; Christoph Bernard deed afstand van al de contributies uit de meierij van 's-Hcrtogenbosch en het land op den linkeroever der Maas ; de oorlogsbelastingen zouden niet verdeeld worden, maar aan de respective veroveraars toebehooren. Deze artikelen zouden eerst 1 Oct: in werking treden en tot zoolang zouden de contributies door iederen bondgenoot afzonderlijk in het door hem bezette gebied geïnd worden. Als supplement op dit verdrag werd bepaald, dat de bisschop het hem vroeger toegezondene regiment van Bourgogne en de keurvorst dat van Furstenberg voor het beleg van Wezel zou afstaan , waartegen de koning, na de inneming dezer vesting, aan zijne bondgenooten 2000 ruiters en 4000 voetknechten zou leenen, om hen bij het beleg van Deventer en hunne verdere krijgsverrichtingen tot het einde van Augustus te ondersteunen ').

gt;) Alpen. 1. 1. bl: 219—221. 231. 257. 258. 257*. Depping. bl; 40, 45—55. de Garden. 1. 1. bl; 85. Kluit, bl: 161. iiquot;. 635. Oeuvres. 1. 1.

-ocr page 185-

160

Daarmede waren de banden tussclien Frankrijk en Munster zoo nauw mogelijk toegehaald en was liet voorspel van den oorlog afgeloopen. Hier te lande werd men wel gewaarschuwd , doch H. H. M. letten daarop weinig en maakten , behalve het vliegende leger te Meppel, geene toerustingen tegen den bisschop. Toch hadden de staten van Overijssel reeds verzocht, dat Deventer versterkt werd, en waren uit Keulen meermalen onrustbarende berichten over de wervingen , bedoelingen en verbintenissen van Christoph Bernard ontvangen. Ook de staten van Groningen lieten aan H. H. M. weten , dat hij al zijne onderdanen , die in vreemden dienst waren, teruggeroepen , den uitvoer van waren naar hunne provincie verboden en te dien einde in het dorp Rhede, niet ver van de Bourtange, eene compagnie ruiters gelegd had. Ook vermeldden zij het gerucht, dat hij van plan was, 9 April zijne troepen op de Lange Wiese boven Munster te monsteren en daarna zyn opmarsch te beginnen. H. H. M. bepaalden daarop, dat van de nieuwe werving 4 compagnieën hare loopplaatsen te Emden, 1 te Lieroort en 1 in de Dijlerschans zouden hebben.

Na al die vrij duidelijke aanwijzingen, gevoegd bij het

bl: ]Ó4—1G9. Kousset. 1. 1. bl: 355. 356. Syp: amp; de B. 1.1. bl: 9.Tücking. bl; 175—177. 249. 250. Brief van Bruynincx, d'0 24 Maart 1G72 (R. A.). Secrete brieven van Donncker, dto 12 April, 6, 17 Mei, en van Ameron-gen , dto 24 April 1672 (K. A.). Brief van A. van Eeede, commandeur van Stein-furt, aan Amerongen, dto 5 April 1672 (R. A.). Naamloos advies uit Keulen aan de Witt, dto 15 April 1672 (R. A.). Brief van Louvois aan den bisschop, (lt0 30 April 1672 (F. M. L. 12. 9. I). Zie het verdrag van Oberhansen (of Overos , zooals de sierlijke Fransche klanknabootsing luidt), genomen volgens het origineel (F. M. L. 12. 9. 11) hierachter als bijlage IV.

-ocr page 186-

161

wantrouwen , dat men steeds tegen den bisschop gekoesterd had, is het te verwonderen, dat de prins van Oranje en zelfs Beverningk konden meenen , dat H. H. M., nadat gt;;ij reeds 15 April bevolen hadden , de Fransche troepen overal aan te tasten , nog tegenover den bisschop eenige consideratie moesten gebruiken , »alsoo men waerschynelyck schynt »te connen presumeren , dat die noch niet absolut aen de «fransche partie vast en is.quot; Het is waar , de beide prelaten hielden hun spel zooveel mogelijk bedekt, en de keurvorst van Keulen dreef zelf de geveinsdheid zoo verre, dat hij nog 17 April een plakkaat uitvaardigde , waarin hij verzekeringen van stipte onzijdigheid gaf.

H. H. M. besloten, om over de bedoelingen van Christoph Bernard zekerheid te erlangen, den raad van Beverningk op te volgen en één uit de gedeputeerden te velde ') naar den bisschop te zenden , om hem uit naam van H. H. M. onzijdigheid gedurende den oorlog aan te bieden, als hij aan de vijanden van onzen staat inkwartiering en passage weigerde. Indien hij op dit aanbod geen voldoend en categorisch antwoord gaf, zou men hem als vijand beschouwen en behandelen.

H. H. M. hadden niet veel van zulk een stap te wachten, want aanhoudend ontvingen zij berichten over de vijandelijke houding van Munster , welke de zaak voorstelden, alsof de bisschop van zins was, Oost-Friesland, waar wel door de

gt;) de Jonge. Dl: II. bl: 325. 326 gist, dat de heer, over wiens „irre-„soluytheyt ende langhweyligheytquot; door Beverningk , die allerminst aan die gebreken leed, geklaagd werd, van Coeverden geweest is. De aanduiding, dat het de premier der gedeputeerden was, zou m. i. eerder aan Eipperda tot Buirse doen denken.

-ocr page 187-

462

vorstin-regentes eenige maatregelen genomen waren, maar dat toch te zwak was om wederstand te bieden, te bezetten en van daar uit de provincie Groningen te benauwen.

De gedeputeerden te velde volvoerden den hun door H. H. M. gegeven last en droegen aan één hunner, Jacob van Coever-den tot Stoevelaar , op, zich naar den bisschop te begeven. Of het een gelukkige greep was, juist dien persoon te kiezen , die in de Bentheimische quaestie op den voorgrond getreden was, laat ik liefst in het midden.

Coeverden verliet 30 April Doesburg en kwam 4 Mei te Coesield aan. Hij werd door den bisschop beleefd ontvangen en twee keeren ter maaltijd genoodigd, doch kon weldra bemerken , dat zijne zending niet veel zou opleveren. Zur Mühlen en Rave verweten den Staten , dat zij zulke ijverige voorstanders van den vrede niet waren , als zij wilden schijnen , daar zij in het vorige jaar schriftelijk aan Osnabrück hulp tegen den bisschop beloofd hadden. Coeverden beweerde, dat zulks slechts een defensieve, niet tegen Munster gerichte alliantie was geweest. Op het punt der neutraliteit verklaarden de bisschoppelijken raden, dat hun meester, als hij den doortocht weigerde, zich een oorlog op den hals zou halen. Verder hielden zij onzen envoyé onder verschillende voorwendsels op.

Den Oden Mei kwam er eene zeer onverwachte en onaangename kink in den kabel. Coeverden kreeg bericht, dat een edelman uit Twente, Twickel genaamd, door de bisschoppelijken aangehouden en ondervraagd was, en wat deze bekend had, hoorde hij den volgenden dag, toen er weder over de onzijdigheid gesproken werd. Zur Mühlen verklaarde, dat Christoph Bernard daartoe niet zeer gene-

-ocr page 188-

Ren was, omdat H. H. M. verschillende handelingen gepleegd of toegelaten hadden, die van zeer weinig welwillendheid jegens hem getuigden. Zoo waren , beweerde zur Mühlen, bij Maastricht eenige Munstersche officieren gedood ') en andere te Orsoy kwalijk behandeld ; een bisschoppelijk koerier was van zijne depeches en zijn geld beroofd; aan hoofdman Pasqualini waren te Wezel eenige wapenen, die hij aldaar had laten maken , zonder vergoeding afgenomen ') ; bij de Dijlerschans had men een geheel dorp verwoest, om met de afbraak dat fort te versterken; de Munstersche boeren werden gedwongen , hun vee door de Bour-tangerschans te drijven, in plaats van, als vroeger, een vrijen pas te hebben 3). De kroon op al die beschuldigingen zette de bekentenis van Twickel, die op het volgende neder-kwam. Hij was door kapitein Mom, die te Deventer in garnizoen lag, uit Oldenzaal daarheen ontboden en door hem en overste Diederik Stecke door belofte van geld en ambten overgehaald, den bisschoppelijken raad, doctor Ham , om te koopen , opdat deze zich aanhangers maken , Coesfeld of Dorsten verrassen, te Munster door Clute en consorten ,

') Dit slaat zeker, hoewel het dan zeer overdreven is, op het geval, door Guillaume Hendriok de Heuscli in een hrief aan [Bruchhausen?] dto 27 April 1G72 beschreven (F. M. L. 12. 9. I). De Heusch, die voor den bisschop ia den omtrek van Tongeren troepen wierf, was 25 April door Staatsche soldaten aangevallen.

2) Dit was zeer onlangs , 7 3[ei , gebeurd, zooals blijkt uit een brief van Dietrich Arnold von Pasqxialiui aan den bisschop (F. M. L. 12. 9.1).

3) De meeste dezer beschuldigingen, en nog andere, in het geheel een achttal, zijn te lezen in een stuk, getiteld: Specificatio wass die Hollander oder ihre Soldaten nacli geschlossenen Clevischen Friedenschluess friedbruchig verübt (F. M. L. 12. 9. T).

-ocr page 189-

164

die na 1661 hun invloed verloren hadden , een opstand verwekken , de magazijnen verbranden en zelfs een aanslag op des bisschops leven doen zou. Twickel herhaalde die bekentenis in tegenwoordigheid van Coeverden en bracht twee compromitteerende brieven van Mom te voorschijn. Men verweet Coeverden heftig de handelwijze van H. H. M., waarop hij antwoordde, dat zij zeer zeker van de geheele handeling geene kennis droegen, welke geheel in strijd zou zijn met de onzijdigheid, die zij den bisschop aanboden.

Coeverden bleef op categorisch antwoord omtrent de quaestie der neutraliteit aandringen, doch de bisschop verklaarde, dat hij daarover eerst te Munster met het domkapittel moest raadplegen. Coeverden zond hem 15 Mei een brief achterna, waarin hij opnieuw de Staten van samenspanning met Twickel vrijsprak en antwoord verlangde. Intusschen waren in het stift nog andere personen , als verdacht van samenzweringen met H. H. M. tegen den bisschop gesmeed te hebben, in arrest genomen, waaronder zich een baron von Griem bevond , die de , allerwaarschijnlijkst leugenachtige, bekentenis aflegde , dat hij met verschillende voorname personages in de republiek onderhandeld had, om den Staten berichten over de legermacht van den bisschop te geven en hem zijne troepen te ontronselen 1).

') Dit geval is het onderwerp vau Wiens, Eeehtfertigung, etc., een stukje vau 11 bladzijden. \ou Griem, uit de omstreken van Dantzig geboortig, was kapitein in Staatsoliën dienst. In 1G71 was hij, nadat hij eeue voomame getrouwde dame ontvoerd en een bloedverwant vau den echtgenoot in duel gedood had, uit den Haag naar Hamburg gevlucht. Vandaar was hij in het begin van April 1672 naar Munster gegaan, om in bisschoppelijken dienst te treden. Hij bezocht meermalen Schulenborch,

-ocr page 190-

165

Intusschen werd Coeverden, tot groot misnoegen van H. H. M., te Coesfeld wel niet in arrest gehouden, maar toch in zijn huis en zijne kamer bewaakt. Hij mocht niet buiten de stad gaan , terwijl zijne bedienden met niemand spreken en slechts onder militair geleide de woning vei laten mochten. Hij beklaagde zich bitter over deze behandeling, die contra commune ius gentium was, doch er kwam voor-loopig geene verandering in dien toestand , niettegenstaande generaal-wachtmeester Nagel en overste Mias zich daarover verontschuldigden en beweerden, dat het bewaken en tegenhouden bij vergissing en alleen hierom geschied was, omdat men vreesde, dat hij , zonder antwoord van den bisschop af te wachten , zou vertrekken.

Terwijl Coeverden aldus opgehouden werd, bereidde Chris-toph Bernard het reeds gemelde tractaat van Oberhausen voor en werden de bedoelingen der beide geestelijke vorsten duidelijk en helder. De bisschop vaardigde 18 Mei eene declaratie uit, waarin hij hevig tegen H. 11. M., die allerhande lieden tegen hem omgekocht hadden, uitvoer en 100 rksd: als belooning uitloofde voor iedereen, die verdachte personen

aau wien hem de moeder der geschaakte dame, welke de liaison harer dochter begunstigde, een aanbevelingsbrief medegegeven had. Nadat von Griem ongeveer 5 weken te Munster bij de weduwe Brockmann in Ucber-wasser gewoond had, werd hij wegens een verdachten brief aan Coeverden gevangen genomen (7 Mei). Hij werd na eenige verhooren (7, 8 en 10 Mei) met de pijnbank bedreigd en legde daarop 18 en 20 Mei bekentenis af. Hij beweerde, door den prins vau Oranje, de AVitt, bij wien hij tweemaal gedineerd had, en den commissaris Felssen (?) opgestookt en omgekocht te zijn. Noch het verdere lot van vou Griem, noch dat van ïwickel is mij bekend. quot;Wat In hunne bekentenissen waarheid was, kan thans zeker moeilijk meer uitgemaakt worden.

12

-ocr page 191-

166

aangaf of aanhield; tevens verbood hij zijnen onderdanen, op verbeurte van goed en leven, eenigen omgang, van welken aard ook, met de inwoners der Nederlanden te houden. Daarop volgde 25 Mei een schriftelijk antwoord aan Coever-den , dat tegelijk eene soort van recredentiaal was. Ook in dit stuk klaagde de bisschop heftig over de Staten, die, niettegenstaande hunne voortdurende verzekeringen van den vrede te willen handhaven en hun zoo pas te voren gedaan aanbod van onzijdigheid, zich niet ontzien hadden, hem altijd op allerlei wijzen, te kwetsen , en niet het minst thans, nu zij verraad tegen hem beraamden en in de hand werkten 1). De keurvorst van Keulen vaardigde 27 Mei zijn oorlogsmanifest tegen H. H. M. uit. Hij klaagde in vage bewoordingen over verschillende handelingen der Staten en eischte Rijnberk terug.

Nog altijd echter waren de vijandelijkheden niet begonnen , want H. H, M., wellicht steeds eene verandering ten goede

') In dit stuk beschuldigt Cliristopli Bernard uitdrukkelijk en met namen raad-pensionaris de Witt, den Amsterdainsclien burgemeester Hooft, den beer van Reigersberg en nog booger geplaatste personen, als ook Wirtz. Terecbt zegt de Jónge. 1. 1. bl: 391 , dat bier de voornaam van Hooft niet opgegeven wordt, evenmin als die te lezen staat in des bis-scbops brief aan de gedeputeerden te velde van 28 Mei. Hendrik Hooft was in dit jaar burgemeester van Amsterdam en moet derhalve de bedoelde persoon zijn. Waarom Wicquefort, door van Wijn e. a. Dl: XIV. bl: 28 aangehaald, bem den voornaam Diederik geeft, is ook mij onbegrijpelijk. Dewijl ik niet in staat geweest ben , het handschrift van Wicquefort in te zien, waag ik de volgende gissing: heeft misschien deze schrijver Hooft eu Hoeulft (zooals de naam verkeerdelijk bij Alpen. 1.1. bl: 236. 241 geschreven wordt) verward, eu zijne vergissing voortzettende, Diederik Hoeufft bedoeld ?

-ocr page 192-

irv?

verwachtende, bevalen den commandanten der aan Keulen en Munster grenzende steden , zich voorloopig nog van alle vijandelijkheden tegen de inwoners dier beide landen te onthouden. Alle illusie verdween echter, toen Coeverden, door den bisschop vrijgelaten , 29 Mei te Doesburg bij zijne ambt-genooten terugkwam en een brief van Christoph Bernard aan hen van 28 Mei medebracht, die aan H. H. M. medegedeeld werd, In die missive somde de bisschop nogmaals verschillende grieven op en bleef vooral bij de quaestie dei-samenzweerders staan. De Staten toonden zich zeer verbaasd over het aan Coeverden gegeven antwoord en zonden kopie daarvan aan Lisola, Kramprich , Bruynincx, Amerongen . Brasser, de gedeputeerden te velde en den prins van Oranje. Zij wierpen de beschuldiging, als zouden zij tegen den bisschop samengezworen hebben , met verontwaardiging van zich af en achtten het overbodig, die te wederleggen, »aen alle jgt;de werelt genoech bekent zijnde , dat H. H. M. noijt pro-ïfessie hebben gemaeckt, off noch maken , om ministers van suijtheemsche Coningen , princen off Staaten met geit te be-ssteken , hare nabuijren met verraderijen te overvallen, oiï »tot destructie selffs van haar aldercapitaelste vijanden, as-»sassinaten te ondernemen.quot;

Eenigen tijd later vaardigde de bisschop een uitgebreid oorlogsmanifest tegen H. H. M. uit, dat van grieven wemelde , waarvan hier het resumé volgt;

1°. H. H. M. hadden zich tegen hem vijandelijk uitgelaten.

2°. De partijdige houding der Staten in de quaestie over Höxter.

3°. De door hen beraamde aanslagen op zijn leven.

4°. De mishandeling van Bentinck te Doetinchem.

-ocr page 193-

1(38

5°. De inmenging van II. tl. M. in ile Benlheimsche zaak.

0°. De overtredingen der grenssclieiding tusschen Gelderland en het stift.

7°. Wederrechtelijke aanhouding van sommige zijner onderdanen.

8°. De zaak van de bij de Dijlerschans aangehaalde haver.

9°. De belemmeringen in het veeweiden , door Staatsche soldaten zijnen onderdanen op zijn grondgebied aangedaan , en het verbranden door Statenvolk van eene in zijn land gelegene brug.

10°. liet arrest, dat op de goederen van zijn krijgscom-missaris Raesfeld, omdat hij in Munsterschen dienst getreden was, gelegd en niettegenstaande vele bemoeiingen niet opgeheven was. l),

11°. Het verbod aan zekeren Watgins om in Arnhem te blijven wonen, ofschoon het gebleken was, dat de beschuldiging, als zou hij ten voordeele van Munster tegen H. H. M.

') De hier bedoelde persoon was Gosewijn van Eaesfeld , natuurlijke zoon vau heer Reinier vau Eaesfeld van iTiddachten. Hij was vroeger richter van Doorwerlh geweest, doch was, beschuldigd van Arnhem den bisschop in handen te hebben willen spelen, naar Munster gevlucht (zie mijn acad; proefschrift, bl: 302—30i). Gosewijn had zich voor het verlies zijner bezittingen reeds eenigszius schadeloos gesteld, door eenigo in Munsterland gelegene goederen van zijn vader in bezit te nemen (1667). Zulks benadeelde de twee erfdochters van den intusschen overleden Reinier, Ursula Philippota, gehuwd met Godard van Reede, heer van Ginckel, en Marga-retha, de gemalin van George van Weede, heer van Walenburg. Ginckel begaf zich in Nov: 166S naar Munsterland, om de belangen zijner echt-genoote en schoonzuster te bepleiten, en kreeg later brieven van recommandatie van H. H. M. aan den Keizer (Res: Sf.G. 21 Sept:, 24 Oct:, 2 Nov: 1668, 8, 12 April, 8 Dec: 1670).

-ocr page 194-

169

verraad gepleegd hebben, niets dan laster geweest was.

12°. Het gevangennemen van een bisschoppelijken koerier, die naar Orsoy gevoerd was.

13°. De visiteering van het huis van overste Bernard , op Munstersch grondgebied dicht bij Zwilbroek gelegen, door een gedeelte der bezetting van Grol ').

14°. De omkooping van verschillende dienaren van den bisschop.

15°. De zending uit den Haag van een spion en een ver-kleeden ingenieur naar Munster, die beide, ontdekt zijnde, naar de Nederlanden gevlucht waren met dit gevolg, dat# de eerste het ontkomen was en de ander twee dagen later, door vrees bevangen, in eene herberg den geest gegeven had.

16°. De geveinsdheid van H. H. M., die hem onzijdigheid aangeboden hadden en daarmede niets anders beoogden, dan hem in slaap te wiegen.

Het stuk eindigde met de verklaring, dat de bisschop tot geen ander doel troepen verzameld had, dan om zich zeiven te verdedigen en den Kleefschen vrede te handhaven; dat slechts de beleedigingen, die H. H. M. hem aangedaan hadden , de aanleiding tot dezen oorlog waren, en dat hij dien alleen tot het afweren van onrechtvaardig geweld, tot be-

') Blijkens een bericht (F. M. L. 12. 9. 1) had 21 April 1672 een soldaat te Grol iemand doodgestoken en daarop de vlucht genomen naar het huis van overste Bernard, of, zooals hij hier genoemd wordt, Hans Berns. Kort daarop waren 10 ruiters en 5 musketiers uit Grol gekomen, die het huis van onder tot hoven doorzocht hadden. Xa eene vergeefsche visitatie , daar de doodslager zich reeds uit de voeten gemaakt had, was het detachement naar zijne garnizoensplaats teruggekeerd.

-ocr page 195-

17U

lio\ul zijner onderdanen en landen , niet tot nadeel van iemand binnen of buiten het Rijk voerde.

Na deze oorlogsverklaring en de intusschen reeds begonnen vijandelijkheden, kan men H. H. M. niet van overijling beschuldigen , dat zij eindelijk 15 Juni aan alle bevelhebbers der grenssteden, vooral van die in Friesland en Groningen , last gaven, »dat deselve allerhande hostile actiën ende vij-santlijckheden u'yt de voorsz, frontieren sullen doen ende «ondernemen tegens den Bisschop ende sijne Landenquot; 1).

') Ros: St.-G. 15 Juin 1G72. Seer: Res: St.-G. 15 Febr:, 7, 12, 26 April, 2, 5, 21, 24, 31 Mei, 2 Juui 1(572. Alpen. 1. 1. lil: 228—231. 232—257. Basnage. 1. 1. bl: 2G5. 260. Corstiens. bl: 176—178. Depping. bl: 42—44., Ennen 1. 1. bl: 260. Holl: Merc: 1. 1. bl: 52. de Jonge. 1. ], bl: 324—326. 346. 347. 389. 390. 391. Klopp. bl: 383. 384. Kluit, bl: 163. n0 642. [Konynenberg], bl: 88—92. Sylvius. 1. 1. bl: 219—221. Tucking, bl: 175—181. Valk: bl: 356—360 amp; bijl: bl: 87—94. [de Vries], bl: 182—186. Wagenaar. 1. 1. bl: 12. 27. 28. Wiarda. 1. 1. bl: 21—25. van Wijn. e. a. 1. 1. bl:27—29. Brieven van Coeverden, d10 2/12,20, en scerete brieven van denzelfde, d10 2/12, en van de ged: te velde, d1quot; 3, 22, 29 Mei 1672 (R. A.). Brief van Coeverden aan de ged : te velde, d'» 20 Mei, en naamlooze adviezen uit Keulen aan de Witt, dt0 8, 15 April 1672 (R. A.). Brief van Knhefues aan den bisschop, dquot; Bentheim 21 Febr. 1672 (F. M. L. 544. 1). Holland besloot eenigen tijd later (Res : Holl: 17Sept: 1672. bl: 17), ter generaliteit op het uitvaardigen eener ivederlegging van het bisschoppelijke manifest aan te dringen. Dientengevolge werd ter vergadering van H. H. M. het opstellen van een contra-manifest aan den griffier Fagel opgedragen. Daarbij echter is de zaak gebleven. Eene refutatie is nooit verschenen, hetgeen Alpen. 1. 1. bl: 257 aau den verwarden toestand der republiek in dien tijd- toeschrijft.

-ocr page 196-

NEGENDE HOOFDSTUK.

VKROVERINGEN VAN DEN BISSCHOP VAN MUNSTER EN DEN KEURVORST VAN KEULEN. —VERBOND TUSSCHEN DEN KEIZER EN BRANDENBURG. — VERDRAG VAN DEN HAAG VAN DEN KEIZER MET H. H. M. —ONDERHANDELINGEN VAN WERKENDAM EN BEAUMONT IN DENEMARKEN.

Nog nooit liad ons vaderland in treuriger en gevaarlijker toestand verkeerd, dan in den zomer van 1672. De ver-eenigde Engelsche en Fransche vloten bedreigden onze kusten ; het ontzaggelijke leger van Lodewijk stond gereed, onze zuidelijke en zuidoostelijke grenzen te overschrijden, en de vereenigde macht der beide geestelijke vorsten bereidde zich tot een aanval op onze noordoostelijke provincies voor. Den Isten Juni zetten zich de legers der bondgenooten in

-ocr page 197-

172

beweging, nadat Christoph Bernard reeds twee dagen te voren Lingen bezet had ■).

Het was , de geringheid onzer macht in aanmerking genomen , niet te verwachten, dat de beide geestelijke vorsten veel tegenstand zouden ontmoeten. Overijssel toch lag open voor iederen aanval, en het hielp weinig, dat. de gedeputeerden te velde, om het voortdringen des vijands te beletten , de brouwketels en de spillen der molens in die provincie en de Graafschap deden wegnemen , de wegen vernielen , de sluizen openen, schipbruggen en dammen opslaan J).

Dadelijk na zijn inval bezette Christoph Bernard met zijn leger, waarbij zich eerst eenige dagen later dat van den minder oorlogszuchtigen Maximiliaan Hendrik voegde, de meeste open plaatsen in Twente. De eerste vesting, die hij aanviel, was Grol, eene sterke stad , ruim van ammunitie en proviand voorzien , doch welker garnizoen voor de uitgebreidheid der vestingwerken te gering was ; zij capituleerde

') Om allo uoodelooze aanhalingen te vormijden , geef ik, die de oor-logsgebenrtenissen slechts in korte trekken kan schetsen, hierbij op , waar men over de oorlogsfelten van 1 Juni tot 26 Aug:, toen het beleg van Groningen opgebroken werd, alles in het breede lezen kan; Alpen. 1. 1. bl: 259-265. 269—279. 283—288. 301—310. Basnage. 1. 1. bl: 266— 278. Bosscha. Dl: 11. bl: 55. 56. 08—72. 91—98. Corstiens. bl: 184— 186. 190—192. 190 -212. Depping. bl: 57—60. 66—79. 88-93.96-114. 117—120. Ennen 1. 1. bl: 269—273. Holl: Merc: 1. 1. bl: 80—84. 110— 112. 123—132. Knoop, bl; 92—110. [Konynenberg], bl: l|9. 148—166. 210—212. 213—224. Sylvius. 1. 1. bl: 249. 250. 269—300. 302—304. 331—337. .386—395. Tücking. bl: 181—183. 185-189. Valk: bl: 435— 446. 540-620. 779—798. [de Vries], bl: 186. 187. 190-197. 203—240. Wagen aar. 1. 1. bl: 28. 29. 129—131.

. 2) De Jonge. 1. 1. bl: 416. 417.

-ocr page 198-

173

9 Juni na een beleg van slechts 8 dagen. Bredevoort, sterk door ligging en fortificaties, doch van bezetting en ammunitie schaarsch voorzien, ging 8/18 Juni over, terwijl de bisschop den 13ilen te Borculo kwam, waar hij met Fursten-berg en Luxemburg 3 dagen bleef, om den Sacramentsdag te vieren.

De beide prelaten wilden thans op Zutfen losgaan , doch dit lag niet in de bedoeling van Lodewijk, die deze stad voor zich zei ven wilde behouden 1). Daarop werd het beleg voor Deventer geslagen (44 Juni). Deze plaats , aan welker verdedigingswerken in het voorjaar met meer ijver dan verstand gearbeid was, had een tamelijk groot garnizoen , een goed aantal kanonnen en een vrij aanzienlijken voorraad. Inwendig echter heerschte er groote verdeeldheid, en daaraan , waarschijnlijk niet aan verraad, is de plotselinge en lafhartige val der stad toe te schrijven. Te vergeefs waren de krachtige protestaties van burgemeester Boekholt, die zich tot het uiterste wilde verdedigen. Nadat Deventer door Swaafken en Doetinghem tot Randen , twee overgeloopen Overijsselsche edelen, uit naam der beide vorsten opgeeischt was , dreef de partij der Nilandisten de overgave door (11/21 Juni). Tijdens dit beleg had Nagel Hattem na eenigen tegenweer en Houtuvn , een ander' Munstersch overste, Elburg en Harderwijk zonder slag of stoot ingenomen. Deze drie steden werden later door Fransch volk bezet, omdat Lode-

') Volgeus Depping. bl; 59 n.40 was Lodewijk van plan, van al dele maken veroveringen aan zijne bondgenooten slechts Bredevoort, Grol, Lo-chera , Deventer, Zwolle , Hasselt, Zwartsluis , Blokzijl, Ommen, Coevor-den, Wa^tersluis (Valthersclians ?) en tie Bourtange af te staan. Vgl: Oeuvres. 1. 1. bl: 129.

-ocr page 199-

174

wijk zich bij de tractaten met zijne bondgenooten al het land tusschen Maas, Waal, Rijn en IJssel bedongen had.

Terstond na het beleg van Deventer volgde dat van Zwolle , het welk zooveel geschrijfs uitgelokt heeft, omdat de burgerij en de hoofden der bezetting op elkander de schuld van do lafhartige overgave schoven en beide zich voor het oog der wereld wilden schoon wasschen. Het is waar, de verdedigingswerken waren in geen al te goeden toestand en de bezetting was niet voldoende, maar toch is het onverantwoordelijk , dat men zelfs niet den minsten tegenstand heeft pogen te bieden, want nadat de Deventersche burgemeester TEspierre, die openlijk de zijde des vijands gekozen had, en Gerrit Adolf Bentinck tot Brekelenkamp met den magistraat gesproken hadden , gaf Zwolle zich over (23 Juni). Denzelfden dag capituleerde Kampen, waarheen l'Espierre zich begeven had , niettegenstaande de vestingwerken en magazijnen in goeden staat waren en de burgerij grooten lust toonde, om , in vereeniging met liet niet talrijke garnizoen , tot de verdediging mede te werken. Was het wonder, dat, na zulke voorbeelden, de andere, kleinere steden van Overijssel zich zonder slag of stoot overgaven. Ook de bezetting der Om-merschans verloor den moed. Zij ontruimde schandelijk den haar toevertrouwden post en liet hare officieren , die zeiven een goed heenkomen moesten zoeken, in den steek ('24 Juni)1).

') Het hof van Holland beval 22 Dec: 1072 de verbeurdverklaring van alle in zijne provincie gelegene goederen van verschillende personen, die geacht werden, de overgave van Zwolle, Deventer en Kampen door verraad bewerkt te hebben (Terv : Valk : bl: 172 amp; bijl; bl: 54. 55). Een heftig geschrift tegen Overijssel is: Het Over-Yssels Uyle-nest. Nyctopnli , by Tatolf Raas-uyl (Dvmcaniana. 1672. Dl; V).

-ocr page 200-

175

Na al deze veroveringen ontstonden er moeilijkheden tus-sclien de beide prelaten, zoodat Lodewijk het geraden vond, Verjus tot hen te zenden, zoowel om de eendracht te herstellen , als om bij Christoph Bernard eenige klachten in te dienen. Deze werd door Willem Ego overgehaald, zelf zich naar den koning te begeven , en quot;26 Juni had er dan ook op het kasteel Biljoen bij Velp eene conferentie tusschen Lodewijk, Christoph Bernard, den bisschop van Straatsburg en Willem Ego plaats. In deze bijeenkomst werd, wat de veroverde steden betreft, het volgende bepaald; Lodewijk stond aan Keulen Rijnberk en Deventer af; Zwolle zou door een gelijk getal troepen van ieder der bondgenoo-ten bezet worden ; Grol, Bredevoort, Borculo en alle verdere reeds gemaakte of toekomstige veroveringen in Overijssel , Friesland en Groningen werden aan Christoph Bernard toebedeeld; wat Kampen , Hattem , Elburg en Harderwijk betreft, deze steden werden met haar toebehooren aan Lodewijk afgestaan, echter met deze clausule: ') smoyennant ïquoy sa maté promet a M. l'Evesque de Munster, que si spar la paix ces lieux luy demeurent, sa maté donnera a »Mons. Ie Baron Galen, les terres , villes, et seigneuries «d'Elbourg et Campan , et ce qui en despend, pouren jouir »luy et ses successeurs a perpetuité.quot; Na deze conferentie begaf zich Christoph Bernard, die van Lodewijk een diamanten kruis ten waarde van 20000 rksd: ten geschenke gekregen had, weder naar Overijssel2).

■) Dit blijkt uit een door Louvois geteekead stuk (F. 51. L. 12. 9. VI).

s) Alpen. 1. 1. bl: 283. Easnage. 1. 1. bl; 269. 270. Corstiens. bl: 187 — 190. Depping. bl; 83. 84. Ennen. 1. 1. bl: 270. 271. Oeuvres. 1. 1. bl: 212. 213. Tüeking. bl: 184.

-ocr page 201-

176

De snelle en groote vorrleringen der verbondene vorsten, die in cene maand een aanzienlijk gedeelte van de republiek veroverd hadden , bewogen H. 11. M., zoowel bij Frankrijk als bij Engeland pogingen tot verkrijging van den vrede aan te wenden. Overbekend is de onderhandeling, die daarop te Zeist volgde, en ik vermeld alleen, dat Lodewijk voor Keulen Rijnberk en voor Munster do heerlijkheden Borculo , Bredevoort, Lichtenvoorde en Grol vorderde. De onmatigheid van dezen eisch , gevoegd bij die van hetgeen de koning voor zich zeiven vroeg, deed de onderhandeling afspringen. Kort daarop (26 Juli) werd door het verdrag van Heeswijk de band tusschen Frankrijk en Engeland nauwer toegehaald 1).

De wapenen moesten dus beslissen , doch voordat ik de verdere oorlogsfeiten ga beschrijven , zal ik met een enkel ■woord vermelden , wat er omstreeks dezen tijd in Overijssel plaats had. De houding dezer provincie was zeer flauw en twijfelachtig geweest. Reeds eene halve maand vóór den inval des bisschops hadden verscheidene inwoners sauveganle van Chris-toph Bernard gevraagd. Dit had H. H. M. geenszins bevallen, dewijl zulke lieden, in hunne woonplaatsen blijvende, daardoor den vijand van geld en levensmiddelen voorzagen, en zij hadden dan ook bevolen, die Overijsselaars als vijanden van den Staat te beschouwen.

Toen de bisschop een groot gedeelte van Overijssel bezet had, noodigden Korff-Schmising en Grothues, drost van

') Basnago 1. 1. 1)1: 249. 256. 257. Dumont. 1. 1. bl: 208. de Garden. 1.1. M: 91. Holl: Merc: I. 1. bl: 101. Kluit, bl: 164. n0. 648. Mignet. Dl: IV. bl: 35. 48. Sylvius. 1. 1. bl: 372. 373. Syp: amp; de 13. Dl; II. bl: 134.135. Wagenaar, 1. 1. bl: 119. 120.

-ocr page 202-

177

Kloppenburg, die zich in de Ommerschans bevonden, de ridderschap der provincie uit, gecommitteerden te zenden , om met hem te onderhandelen. De edelen , in aanmerking nemende, »dat de Steden de eene voor en de ander nae »hebben gecapituleert, sonder dat eenichsints reguard heb-»ben genomen op die Vrije en publieke exercitie vande ge-sreformeerde Religie ten platten lande, nochte oock op de »betaelinge van quot;s lantsschulden, en achterstallige soldijen , Daen die Oude ende nieuwe militie, waeraen nochtans het »Welvaeren offte ruine van soo veel Ingesetenen depen-sdeertvaardigden Elbert Anthonie van Pallandt tot Oosterveen , Jan Mulert tot Breckenhagen , Gerrit Sloet tot Oldenhof en den griffier lloelinck ') ter voorgeslagene conferentie af.

De bijeenkomst had op het huis ter Scheren bij Coevorden plaats. Na eenige onderhandelingen bood geheimraad Rave een reeds door den bisschop onderteekend stuk aan, waarbij Overrijssel zich onder de heerschappij van Christoph Bernard begaf, die van zijn kant den hervormden godsdienst en de voorrechten der edelen zou eerbiedigen. Pallandt c. s. wilde eerst daarvan niet hooien , doch de bisschop wist het door bedreigingen zoover te brengen, dat eenige edelen, »om «niet door een ontijdige ende voorbaerige rejectie vantselve »Godts Kercke en ons selven in groote ongelegenheit te ïbrengen het stuk met hunne handteekening bekrachtigden (5 Juli). Nadat Pallandt en Mulert van hunne verrichtingen rapport uitgebracht hadden , besloot de vergadering der rid-

') Deze had reeds 13/23 Juni aan verschillende steden geschreven, om haar uit te noodigen, afgevaardigden naar Zwolle te zenden, dewijl aan de provincie eene capitulatie aangeboden werd.

-ocr page 203-

178

derschap het stuk ter griffie te deponeeren en aan niemand uit te leveren of daarvan afschrift te geven, behalve dat Roelinck gemachtigd werd, aan de predikanten extracten van hetgeen den godsdienst betrof te geven. Hetzij daardoor, hetzij door de trouweloosheid van één der onderteekenaars , die elkander geheimhouding beloofd hadden, werd het geheim openbaar en verwekte in de niet veroverde gewesten eene groote verontwaardiging. Van de schrijvers, die over deze onderhandeling spreken , beschouwen sommige de zaak als uitgemaakt, terwijl andere zich op een meer twijfelach-tigen toon uitlaten ').

Intusschen had Christoph Bernard besloten zijne veroveringen voort te zetten, terwijl de keurvorst van Keulen , die vrij wat kalmer van aard was, zich rustig te Zwolle en Deventer ophield. De bisschop was eerst van plan, Friesland binnen te dringen, doch daar het ongunstige terrein den toegang tot die provincie zeer bemoeilijkte, besloot hij Coevorden te vermeesteren en nam 4 Juli zijn hoofdkwartier op het reeds genoemde huis ter Scheren. De verdedigingswerken der vroeger zoo sterke plaats waren vervallen, de magazijnen slecht voorzien en het garnizoen niet toereikend, zoodat zij reeds 11 Juli overgegeven werd. De bezetting kreeg verlof, met bagage, vliegende vaandels en brandende lonten

') Secr: Een: St.-G. 17, 31 Mei 1C72. Alpen. 1.1, bl: 288—290.Basnage. 1. 1. bl: 2459. Corstiens. bl: 192—194. Deppiug. bl: 79—81. Duiuont. 1.1. bl: 207. 208. Kluit, bl: 10-1. n0. 647. Knoop, bl: 95. Sylvius. 1. 1. bl: 300—302. Tucking, bl: 183. 184. Valk: bl: 583. 592—594 amp; bijl: bl: 107—109. Wagenaar. 1. 1. bl: 29. van Wijn e. a. 1. I. bl: 29—31. Resoluties der edelen van Overijssel van 22 Juquot;i 30^Juui /j^ ^ \ jjrief

2 Juli, 10 Juli V ;

van Pal landt aan G, Fagel, d'» «/16 Mei 1673 (K, A.).

-ocr page 204-

179

uit te trekken, doch deze capitulatie werd door den bisschop trouweloos geschonden. De bagage werd teruggehouden en vele soldaten werden gedwongen, in Munsterschen dienst te treden , terwijl de overige eerst '29 Juli zich, na veel geleden te hebben , op Hollandsche schepen konden begeven 1).

De bisschoppelijke krijgscommissaris Martels had reeds zonder slag of stoot de bekende Dijlerschans 2) ingenomen , waarop de bezettingen der Bellingwolder- en Langakker-schansen lafhartig haar post verlieten. In deze streken bleef derhalve alleen nog de Bourtange over. Hier echter gebood een dapper en getrouw officier, kapitein Barend Jan van Prot. Deze had reeds lang en aanhoudend over de gebreken van het hem toevertrouwde fort geklaagd , doch ook in dit geval was het de stem des roependen in de woestijn geweest. Prot echter , hoewel zijne bezetting klein was en slecht betaald werd , verloor den moed niet. Hij liet uit eigen middelen de vestingwerken verbeteren, en toen hij 8/18 Juli door den vijand tot de overgave opgeeischt werd, gaf hij zulk een antwoord, dat de Munsterschen het geraden vonden, tot geen aanval over te gaan , maar zich naar Vlagtwedde, Rhede en Wedde terugtrokken 3).

') Lodewijk XIV was zeer ingeiiomeii met de verovering van Coevordeu. Hij schonk den bode, die hem het bericht bracht, eene gouden keten en schreef een brief van gelukwensching aan Christoph Bernard. (Alpen. 1. 1. bl; 293. Oeuvres. 1. 1. bi; 233. 234).

-) Ook dit fort, evenals dat te lioveen, had men reeds in IGüS aanzienlijk willen versterken , maar zulks was afgestuit op de groote kosten en op de omstandigheid, dat de schans op Oostfrieschen bodem lag (Res; St.-G. 27, 29 Febr:, 21 Maart, 4 April 1GG8).

3) Res; St.-G. 1 Juli 1672. Brieven van Prot, d10 1 , 8, 29 Juni, 17/27 Juli 1072 (R. A.). Uit deze brieven ziet men, dat de Munsterschen niet,

-ocr page 205-

180

Al die veroveringen des bisschops wekten den naijver van Maximiliaan Hendrik op. Hij zond daarom Willem Ego naar Coevorden, om met Christoph Bernard over eene nieuwe verbintenis te onderhandelen. De bisschop toonde zich eerst zeer hooghartig, maar toen Furstenberg liet doorschemeren, dat zijn meester, die bij den oorlog weinig voordeel had, niet ongenegen was vrede te sluiten , kwam Christoph Bernard tot andere gedachten. Het gevolg was, dat de beide vorsten zich te Deventer door een verdrag weder nauwer met elkander verbonden (14 Juli). Zij beloofden geen vrede te sluiten, voordat elk van hen schadeloosstelling voor alle geleden nadeel verkregen had; Keulen zou bij Frankrijk op de teruggave van Kampen, Elburg, Hattem en Harderwijk aan Munster aandringen; beide vorsten zouden bewerken, dat aan hun verdrag met Frankrijk de hand gehouden werd; zij zouden van de republiek eene aanzienlijke som tot vergoeding der oorlogskosten eischen , waarvan Munster V5 en Keulen Vs zou verkrijgen; zij zouden geen vrede sluiten, waarbij niet het exercitium publicum catholicae religionis in alle de vereenigde provincies gewaarborgd en den katholieken de toegang tot alle staatsposten en ambten opengesteld werd. Wat de voortzetting van den oorlog aangaat bepaalde men

zooals Aljien 1. 1. bl: 288 zegt, de Bourtange geheel met rust gelaten hebben , maar aan den anderen kant blijkt daaruit niets van de groote som, waarmede, volgens sommige schrijvers, de bisschop Prot tot verraad heeft pogen over te halen. H. H. M., om den moedigen bevelhebber schadeloos te stellen en hem de middelen tot verdere versterking der schans te verschatten , droegen hem de invordering der contributies van AVedde en quot;VVes-terwolde en later ook van Munsterland op (Res; St.-ü. 20, 25 Aug:, 10 Nov; 1G72).

-ocr page 206-

181

het volgende: de legers der beide vorsten zouden zich weder vereenigen en tot verdere veroveringen en het behoud der reeds gemaakte gezamenlijk medewerken; van het reeds veroverde verkreeg, volgens het vroegere tractaat, Maximiliaan Hendrik %, Christoph Bernard Vs, de laatste bovendien al die plaatsen, welke hij tot nu toe alleen vermeesterd had ; van de veroveringen , die van 13 Juli af door één der twee legers of door beide te zamen gemaakt werden, zou de keurvorst %, de bisschop Vu bekomen; na den vrede zou bij de verdeeling de ligging der plaatsen in aanmerking genomen en geene stad in gemeenschap bezeten worden; op het punt der contributies bleef het verdrag van Oberhausen van kracht; de winterkwartieren werden in dezelfde verhouding verdeeld en Keulen mocht in die van Overijssel, Groningen en Friesland slechts hooi, stroo en gewoon onderhoud vorderen; ieder leger zou zijn eigen commando hebben, doch de keurvorst, en bij zijne afwezigheid de bisschop, zou opperbevelhebber zijn; de voorhoede zou beurtelings uit Keulsche en uit Munstersche troepen bestaan, terwijl bij bestormingen geloot zou worden, tenzij men het hierover in der minne eens werd ; beide vorsten zouden hunne legers onder strenge tucht houden.

Dit verdrag herstelde de goede verstandhouding tusschen de twee bondgenooten, die 19 Juli, niettegenstaande de tegenkanting van Willem Ego, in een te Coevorden gehouden krijgsraad besloten, het beleg voor Groningen te slaan ■).

De bisschop meende, dat hij niet veel wederstand zou

') Alpen. 1. 1. tl: 300—303. Depping. bi: 94—99. Ennen. 1. 1. bl: 271. 272. Tüeklng. bl: ISO. [de Vries], bl: 213. 214. Verdrag van Deventer van 14 Juli 1072. (F. M. L. 12. 9. V).

13

-ocr page 207-

182

ontmoeten, daar hij correspondentie met eenige lieden in Groningerland liield. Osebrand Jan Rengers had kort te voren eene dame, Sophia van den Kamp, overgehaald, door hare neven Twickel en Schilder bij den bisschop te bewerken, dat deze hem tegen eene vergoeding van 25 of zelfs van 50000 gld:, met Wedde en Westerwolde beleende. Rengers werd later , kort nadat het beleg van Groningen opgebroken was, gevangen genomen en 20 Febr; 1673 tot levenslange gevangenis veroordeeld 1) zoowel wegens dit, als wegens andere feiten , waaronder ook behoorde, dat bij hem brieven van Schulenborch gevonden waren.

Deze laatste was den bisschop op zijn krijgstocht gevolgd en schreef l i Juli uit de Dijlerschans aan de staten van Groningen , dat hij door zijn meester belast was, met hen over ssaecken raeckende haeren welstant, behoudinge en ruste' te onderhandelen. Men verwaardigde zich niet, hem eenig antwoord te geven. Hij bleef echter tegen zijn vaderland intrigeeren en poogde door heimelijke verstandhouding het Old-ambt onder de macht des bisschops te brengen, doch dit

') In 1C78 werd Eengors, tengevolge van een hevigen twist over ile judicature tussclien Groningen en de Ommelanden uit zij no hechtenis ontslagen en in eer en faam hersteld Zie hierover o. a. Basuage. 1. 1. M; 853—801. 862. 803. Holl; More: 1077. hl: 105—154. 207—210. 1678. bl: 7—9, Wageuaar. 1. 1. hl; 451—457. Wicquelbrt. Arnh: Dl: I. bl: 486. 487. Niet lang had hij genot van de herkregene vrijheid. In Nov: 1678 hegaf hij zich naar den Haag, om door tusschenkomst van H. H. M. in het bezit zijner papieren, enz. hersteld te worden (Holl: Merc: 1. 1. bl: 278). Hij overleed aldaar 19 Dec: (Extraordinaire HaerlemseDonderdaegse Courant van 22 Dec: 1678. n0. 51). Tegelijk met Rengers was de echtgenoot zijner dochter, Anna Elizabeth , Hendrik Piccard, syndicus der Om-molanden, gevangengenomen, doch na ?gt;0 weken zittens weder losgelaten.

-ocr page 208-

183

lekte uit en Luwert Fokken , een boer uit die streek , werd wegens verbodene correspondentie met Schulenborch ter dood gebracht

Het beleg van Groningen werd 18 Juli begonnen en duurde, gelijk men weet, geruimen tijd, gedurende welken Chris-toph Bernard met Emden poogde te onderhandelen. Hij liet door den drost van Meppen den magistraat van Emden uitnoodigen, eenige afgevaardigden naar de Langakker-schans te zenden, om een voor de stad zeer gunstig voorstel aan te hoeren. Den twee burgemeesters Tewen en Bodden , den administrator Schinkel en den veertiger Diédelof' werd de zending opgedragen. In de genoemde schans gekomen vernamen zij , dat de bisschop vorderde, dat Emden door de Staatsche bezetting ontruimd werd en 2000 zijner soldaten innam. Dezen eisch , dien Christoph Bernard van spot over de gezonken macht van H. H. M. deed vergezeld gaan, brachten de afgevaardigden aan den magistraat over, die echter verklaarde, de vriendschap met de Staten te willen onderhouden. De keurvorst van Brandenburg, wien het belang van H. H. M. ter harte ging, versterkte de stad in hare goede voornemens, door haar zijne hulp tegen mogelijke aanrandingen te beloven.

De vorstin van Oost-Friesland had intusschen Ernst Chris-tiaan van Bardeleben aan Christoph Bernard gezonden, om hem te verzoeken , de onzijdigheid van haar vorstendom te

') Alpen. 1. 1. bl; 290. Basnage 1. 1. bl; 273. 479. Corstiens. bl: 199. 200. Depping. bl: 106. Hull: Mere: 1672. bl: 123. 1673.bl: 28. 29. Knoop, bl: 102. 103. [Konynenberg], bl: 213, Sylvius. 1. 1. bl: 334. 545. 546. Tucking, bl: 201. 202. Valk: bl: 783. 784. Verv: Valk: bl: 175. Wagenaar. 1. 1. bl: 451. 452. Wiens, bl: 451. 452.

-ocr page 209-

184

eerbiedigen en haar de door Martels bezette Dijlersclians terug te geven. Zoowel Celle en Osnabrück, als hertog Eberhard van Wurtemberg, die Mentz en Keulen in den arm nam , ondersteunden haar in haar verzoek. De bisschop antwoordde aan die vorsten (31 Juli) en aan Bardeleben (8 Aug:), dat de Dijlerschans geen bezwaar opleverde, daar zij geslecht was — hetgeen eene zeer voorbarige verzekering was — en wat de onzijdigheid betrof, toonde hij zich zeer verwonderd, dat men die vroeg, daar het tocli bekend was , dat zijne wapenen alleen tegen H. H. M. gericht waren. De neutraliteit van Oost-Friesland werd dan ook door den bisschop geeerbiedigd , behalve dat Martels uit Reiderland, dat tevens veel van doortrekkende troepen te lijden had, veel proviand liet halen. Op de klachten der vorstin antwoordde Christoph Bernhard (30 Sept:), dat hij de schade vergoeden zou , doch vroeg tevens , onder belofte van strenge tucht, doortocht voor zijne troepen door Reiderland 1).

Terwijl na de verovering van Coevorden het oorlogsgeluk van den bisschop begon te verminderen , werd ook de politieke gezichteinder voor hem duisterder. De houding toch van den Keizer en vooral van Brandenburg begon hem groote ongerustheid voor zijn eigen land in te boezemen. Van het beleg van Groningen zal ik gebruik maken om aan te too-nen , waaruit die ongerustheid ontsproot.

Brandenburg had, gelijk ik reeds gezegd heb, 0 Mei een verdrag met ons gesloten , doch vond het geraden, ook

i) Ees: St.-G. 20 Juli 1672. Alpen. 1. 1. 1)1: 290. Klopp. bl: 384. 385. Sylvius. 1. 1. bl: 335. Tiiükiug. bl: 187. 188. Wiarda. 1. 1. bl : 26—28. 29. De stukken, die op de zeudiug van Bardeleben c. a. betrekking heb-hen, zijn te vinden F. M. L. Militaria. 1958.

-ocr page 210-

185

den Keizer tot medewerking over te halen. Dit was oogen-schijnlijk niet gemakkelijk , daar Leopold zich donr het trac-taat van 1 Nov : 1671 tegenover Lodewijk tot onzijdigheid verbonden had. H'y zag echter met leede oogen de vergrooting van Frankrijks macht en begreep, dat bij een oorlog liet Rijk, dat tot tooneel van den strijd dienen moest, veel lijden zou. Reeds in Mei had Lobkowitz aan Gremonville een veelbeteekenenden wenk gegeven door te zeggen , dat men de Hollanders, indien zij op rijksbodem kwamen, met geweld zou verdrijven , waaruit de Fransche gezant zelf de conclusie mocht trekken, wat men doen zou , als een leger van Lodewijk den rijksbodem betrad.

Frederik Willem zondJan George van Anhalt naar quot;Weenen , om den Keizer tegen de Turken minstens 1500 man te beloven , mits Leopold hem , tot zekerheid van het Rijk . GOGO man gaf, waarbij hij zelf 12G00 man wilde voegen. De komst van Anhalt te Weenen maakte grooten indruk. Gremonville stelde alles in het werk, om den Brandenburgschen gezant te dwarsboomen en Leopold voor zijn meester te behouden '). Daarentegen ondersteunden Bruynincx en de Spaan-

■) Dat Gremouville zich door zijue hooghartigheul wel eens tot een minder wijzen stap liet vervoeren, blijkt uit eene handeling, die volgens het oordeel van den berichtgever, Bruynincx, „impertinenter als d'impertinentie, „ende extravaganter als d'extravagantie seldsquot; was. Terwijl er een groot diner bij rle Souches was, zond Gremonville naar diens huis een page met 4 flesschen wijn en de volgende boodschap, „dat Monsieur Gremon-„ville hebbende vernomen , dat soo een goedt geselschap bij malkanderen „was, ende niet twijffelende, offmen sonde een goeden krijgh tegens sijn „Coniugh drinckcn, terwijl hij Terstaen hadde, dat den Prins van Anhalt „daer toe alhier bij 't hoff aenhield, ende 't selve mede daer toe geresol-„veert was, derhalven niet hadde willen naelaeten vier bouteilles metvijn

-ocr page 211-

18(5

sclie gezant, Spinola, Anhalt, en deze kreeg eindelijk de overhand. Men werd het te Weenen over een verdrag eens , waarmede hij naar den keurvorst terugkeerde en dat te Berlijn 13/23 Juni door den Keizerlijken gezant, de Goës, zijn volle beslag kreeg. Bij dit tractaat, dat voor 10 jaren gesloten werd, werd bepaald, dat men gezamenlijk den Westphaalschen vrede en de rust van het Rijk zou handhaven, terwijl bij de geheime artikelen overeengekomen werd, dat ieder der beide partijen uiterlijk'20/30 Aug: 12000 man op de been zou hebben ; de keurvorst zou het opperbevel voeren; Denemarken, Brunswijk-Lunenburg en andere vorsten zouden uitgenoodigd worden , zich aan dit verbond aan te sluiten ').

Nog op eene andere wijze toonde de Keizer zijne veranderde gezindheid tegenover Frankrijk. Reeds in het begin van November 1671, toen de Keulsche quaestie onze staats-

„te senden, ende te versoecken, men sonde die gesontlieijt willen drinc-,,1^611, ende verseeckert sijn, dat sijn Coningh sigh daer over niet sonde „verstellen, ende een ijder die sigh tegens hem sonde willen vrij ven, sijn „temeriteijt wel haest sonde doen gevoelen, ende beklagen. Ende dat een „twintigh duijsent man Sweden off meer , die sigh in korten int' rijck „sonden verthoonen, haer souden doen sien, dat sijn Coningh oock niet „sonder vrienden was.quot; De jiage werd met „een raillerend antwoordtquot; teruggezonden en iedereen was „seer verwondert over dese manier van „doen.quot; Secrete brief van Bruynincx, d10 9 Juni 1G72 (R. A.).

') Basnage. 1. 1. hi; 370. Droysen. 1. 1. bl : 394—397. Dnmont. 1. 1. bl: 201—203. Ennen. 1. 1. bl; 275. 276. Mignet. 1. 1. bl: 76—81. Moer-ner. bl: 364—366. Peter, bl: 47—50. Pnfend : bl: 629—631. Syp : amp; de B. (die verkeerdelijk als datum 23 Juli aangeven) Dl: I. bl: 15. Valk: bl: 854. 855 amp; bijl: bl: 166 — 169. Brief, dquot; 12 Mei, en secrete brief van liruyiüncx, dt0 5 Juni 1672 (R. A.).

-ocr page 212-

lcS7

lieden op de noodzakelijkheid van de samenwerking des Keizers met H. H. M. tot behoud \au den Neder-Rijn opmerkzaam maakte, hadden sommige provincies het sluiten van een defensief verbond met den Keizer te berde gebracht. Men sprak daarover met Kramprich en Lisola, doch Leopold stond toen nog te zeer onder den invloed van Gremonville. Even weinig hielp het, dat H. H. M. door Bruynincx den Keizer, die den vrede van Kleef gegarandeerd had, vertoogen over de dreigende toebereidselen van Christoph Bernard lieten doen. Leopold ging niet verder, dan dat hij den bisschop , dien h'y als handhaver van den katholieken godsdienst in het westen van Duitschland beschouwde, vermaande, hetgeen natuurlijk weinig uitwerkte.

Lang bleef de Keizer weifelend, doch Lisola, de groote vijand van Frankrijk, verloor den moed niet. Hij toonde zijn meester aan, hoe gevaarlijk en noodlottig de geheele ondergang der republiek zou zijn , en hij zag eindelijk zijne pogingen met een gunstig gevolg bekroond, nadat Leopold het zoo even vermelde verdrag met Brandenburg gesloten had. De conferenties in den Haag hadden nu goeden voortgang en nadat men het eindelijk over het zoo moeilijke punt der subsidies eens geworden was, werd het verdrag van H. H. M. met den Keizer 25 Juli in gemelde stad door beide partijen sub spe ratificationis geteekend. De Keizer verbond zich tot het leveren van 24000 man, waartegen H. H. M. 200000 rksd; voor uitrustingskosten en verder 45000 rksd : per maand betaalden en beloofden, 20000 man bij de vereenigde Keizerlijke en Brandenburgsche legers te voegen ; gedurende dit verbond, dat 10 jaren zou duren, mocht geene der beide partijen een tractaat, strijdig met het geslotene , met

-ocr page 213-

188

andere inogerutlieden aangaan , maar liet stond haar vrij , met onderling goedvinden andere vorsten in het verbond op te nemen ').

Eenigen tijd later (12/22 Sept;) werd te Brunswijk een verdrag van assistentie en mutueele defensie tusschen den Keizer, Denemarken, Brandenburg, Celle, Wolfenbuttel en Hedwig Sophia, landgravin-regentes van Hessen-Kassei gesloten , tot welk verbond 31 Dec: de keurvorst van Trier toetrad. Dit tractaat zou tot niemands nadeel, doch alleen tot behoud van het Rijk en tot handhaving van den West-phaalschen vrede strekken ; daartoe zouden Leopold , Chris-tiaan V en Frederik Willem ieder 9000, George Willem 1800, Rudolf August 1400 en Hedwig Sophia 1200 man op de been brengen, welk getal van troepen in tijd van nood vermeerderd zou worden ; indien het tot een oorlog kwam, zou geene der partijen zonder toestemming harer bondge-nooten vrede mogen sluiten; het oppercommando zou berusten bij hem, die de hulpvroeg, doch de opperbevelhebber mocht in militaribus niets van gewicht ondernemen zonder toestemming van den krijgsraad der bondgenooten ; andere vorsten konden, mits de participanten zulks goedvonden , tot dit verbond, dat voor 3 jaren gesloten werd, toetreden i).

') Secr: Ees: St.-G. 3, 12 Nov:, 9 Dec; 1G71 , 17 Mei, 19, 25 Juli, 22 Aug: 1(372. Basnage. 1. 1. bl: 370. 371. Dumout. 1. 1. bl: 208— 210. de Garden. 1. 1. bl: 93. 94. Kluit, bl: 1(55. n0 651. Miguet. 1. 1. bl: 88. 89. Muller, bl: 21—37. Sylvius. 1. 1. bl: 434—436. Syp; amp; de B. 1. 1. bl: 15. Valk: bl: 856 amp; bijl: bl: 169—172. Wagenaar. 1.1. bl: 132. Het liep tot 17 Oct:, voordat de Keizer het tractaat ratificeerde.

2) Ennen. 1. 1. bl: 276. Havemann. 1. 1. bl: 188. Kluit, bl: 165. nquot; 653. Jloerncr. bl: 367—372. Peter, bl: 64. Pufend : bl: 653. Sylvius. 1. 1. bl: 436—438. Valk: bl: 171, 727 amp; bijl: bl: 36—41.

-ocr page 214-

189

Denemarken, dat eene der contraheerende partijen van liet tractaat van Brunswijk was , toonde zich minder welwillend jegens II. H. M. Deze hadden reeds in het voorjaar van 1672 Daniel van Wijngaarden , heer van Werkendam , opgedragen, naar Kopenhagen te vertrekken , om aldaar een verbond te sluiten. Werkendam nam 11 Maart afscheid van H. H. M., doch werd door ziekte te Amsterdam opgehouden. Hij kon eerst 11 April vandaar vertrekken en kwam 4 Mei te Kopenhagen aan.

Den 20steu had hij zijne eerste conferentie met de koninklijke commissarissen. Hij vroeg van Denemarken hulp van 6000 man volgens de tractaten van 1049 en 1657 en bood eene defensieve alliantie tegen een ruim jaarlijksch subsidie aan, terwijl hij zelfs door H. H. M. gemachtigd was, des noods het aanbod te doen, dat H. H. M. den vorst, die Denemarken zou aanvallen, zouden beoorlogen, zonder daarvoor iets van den koning te bedingen.

Werkendam had geene gemakkelijke taak. Denemarken klaagde over het niet betalen der achterstallige subsidies, hetgeen onze gezant door den slechten toestand der financiën poogde te verontschuldigen, en over het niet voldoen door H. H, M. aan de arbitrale uitspraak , die Lodewijk XIV 24 Oct: 1671 gegeven had over de verschillende quaesties, die H. H. M. en Denemarken volgens overeenkomst van 11 Febr; 1666 aan zijne beslissing onderworpen hadden. Bovendien nam Christiaan het eenigszins euvel op , dat H. H. M. het defensief verbond reeds aan andere vorsten aangeboden hadden , voordat zij zich tot hem wendden , doch hij verklaarde de voetstappen zijner voorgangers, die altijd goede vrienden der Staten geweest waren, te willen drukken en wel gene-

-ocr page 215-

19Ü

gen te zij» , de verlangde hulp te geven. Deze verzekering , hoe aangenaam ook , beviel Werkendam minder, dewijl hij vreesde, dat de koning, ter wiens keuze het stond, H. H. M. met troepen of met geld te ondersteunen , het laatste kiezen en die som tegen de arbitrage-zaak in compensatie brengen zou.

Terwijl aldus de zaak slepende bleef, drongen ook in Denemarken de berichten onzer verliezen door en maakten een diepen, natuurlijk niet gunstiger» indruk, waarvan Werkendam , hoewel vruchteloos , gebruik maakte, om den koning te bewegen , thans niet op de betaling der arbitrage aan te dringen. Deze zaak bleef echter het groote struikelblok en verbitterde den koning, die anders den Staten geen kwaad hart toedroeg. H. H. M. gelastten eindelijk Werkendam, daarover in conferentie te treden, maar de som, die hij aanbood, werd door den koning te klein geacht.

Werkendam spoorde H. H. M. aanhoudend aan , alles in het werk te stellen, om Christiaan tevreden te stellen , te meer daar de hertog van Richmond te Kopenhagen alle moeite aanwendde, om Denemarken voor zijn koning te winnen. De Staten besloten derhalve (.25 Oct:), hunnen gezant op te dragen, Christiaan ernstig tot hulp aan te manen, onder belofte dat zij de helft van de aanritsgelden en van het onderhoud van 14000 man zouden geven. Ongelukkig genoeg konden H. H. M. geen geld, maar slechts obligaties op de provincies beloven , hetgeen in de tegenwoordige omstandigheden juist geen groot lokaas voor den koning kon zijn. Het aanbod werd dan ook door de koninklijke commissarissen niet zeer gunstig opgenomen , en zij beweerden , dat het H. H. M. met de onderhandeling geen ernst was.

-ocr page 216-

191

De Stalen waren bevreesd, dat Denemarken zich in de armen hunner vijanden zou werpen en droegen derhalve hunnen gezant op (1G Dec :), de aanvraag om de 6000 man hulptroepen te laten varen en den koning over een defensief verbond te polsen , waarbij hij 14000 of ten hoogste 15000 man zou leveren. Het verdrag moest echter eerst in Maart of April 1G73 in werking treden , op welk tijdstip H. H. M. in staat hoopten te zijn , het subsidie en de werfgelden in baar geld te voldoen. Mocht dit evenwel niet het geval zijn, dan zou de koning zich met obligaties moeten tevredenstellen.

Midddelerwijl liep het jaar 1072 ten einde. Het volgende begon met verschillende conferenties , waarna men Werkendam een project-tractaat aanbood. De koning eischte, dat hij, zoodra hij aangevallen werd , binnen twee maanden van H. H. M. hulp zou ontvangen van '20 volledig uitgeruste oorlogsschepen en 10000 man landtroepen, welker onderhoud de Staten zelven zouden bekostigen; daarentegen zou hij hen , indien zij aangevallen werden, bijstaan met 40 oorlogsschepen , waarvoor zij subsidie volgens het tractaat van 4(366 zouden betalen en van welke vloot slechts de helft zich met de hunne in de Noordzee zou behoeven te vereenigen ; de hulp van Denemarken te land zou bestaan in 4000 man te paard en 6000 te voet, van welke troepen de Staten de helft der werfgelden en der maandelijksche soldij zouden betalen op den voet van hun verdrag met Brandenburg van 6 Mei 1672; des noods zouden die hulpbenden, en alsdan ook de subsidies van H. H. M., verdubbeld worden. In de tegenwoordige omstandigheden bood Christiaan een alternatief aan: óf hij zou de Staten daadwerkelijk bijstaan met 40 schepen en 1600U man , binnen twee maanden na betaling der

-ocr page 217-

werfgelden, en met eene artillerie, voor welker formatie zij 30000 rksd: zonden betalen: óf hij zou gereed houden 40 schepen en 20000 man , doch voor het oogenblik niet meer dan 20 schepen uitrusten en 12000 man op de been brengen , waartegen zij subsidies voor 20 schepen en 5000 man zouden betalen, terwijl zij gehouden zouden zijn de volle werf- en subsidiegelden te geven , zoodra hij hun, op hun verzoek , met 40 schepen en 20000 man te hulp kwam. Hij wilde ook in tijd van vrede een zeker getal oorlogschepen in zee houden, waarvoor alsdan II. H. M. een jaarlijksch subsidie zouden geven.

Zoodra de Staten door Werkendam van dit project-trac-taat kennis gekregen hadden , vaardigden zij Simon van Beaumont , secretaris der stalen van Holland , met een contraproject naar Kopenhagen af. Zij beloofden, zonder eenige vergoeding den koning op liet krachtigst te zullen helpen tegen iederen aanvaller; deze verplichting zou wederkeerig zijn; de koning zou voor het tegenwoordige hen bijstaan met 30 of 40 schepen , waarvan de helft bij hunne vloot gevoegd zou worden; voor die hulp ter zee wilden zij 450000, desnoods 600000 rksd: betalen; Denemarken zou 10000 man op de been brengen , waarvoor zij de helft van de werfgelden en van het subsidie zouden geven, te betalen in obligaties; dit verbond zou de vroeger tusschen de beide mogendheden geslo-tene niet te niet doen , maar versterken. Mocht dit project onverhoopt den Deenschen ministers niet welgevallig zijn, dan moesten onze gezanten inwilligen , dat de koning niet openlijk met Engeland en Frankrijk brak en derhalve slechts 15 of 20 schepen uitrustte en 12000 man gereed hield , voor welke vloot H. H. M 'A, desnoods de helft, der gemelde

-ocr page 218-

193

450000 of 600000 rksd: wilden betalen, terwijl zij voor5000 man werfgelden en subsidie wilden geven. Men ziet dus, dat H. H. M., hoe zeer zij ook op een verdrag met Denemarken gesteld waren , niet dan schoorvoetend concessies deden.

Beaumont, die 22 Maart te Kopenhagen kwam , leverde het eerste contra-project over. De Deensche ministers betuigden voortdurend hunne genegenheid voor H. H. M.,doch waren gansch niet tevreden , dat men hen niet in baar geld , maar slechts in obligaties wilde betalen , ofschoon onze gezanten al hun best deden hen te overtuigen , dat die obligaties zeker zouden rijzen , zoodra de koning voor de republiek partij koos. Na lange deliberaties verklaarden de Deensche ministers zich meer ingenomen met het tweede der door Beaumont medegebrachte contra-projecten, maar zij eischten , dat H. H. M. den eersten termijn van het subsidie voor de uitrusting van 20 schepen voor 'A in comptant geld en voor '/■i in scheepsbehoeften zouden voldoen en tevens dat het subsidie en de werfgelden ingeval van rupture met de vijanden van H. H. M. in baar geld betaald zouden worden. Na nog vele conferenties werd eindelijk 3/13 Mei het tractaat mondeling in orde gebracht en -10/-20 Mei door Werkendam en Beaumont sub spe ratiilcationis geteekend, waarna de laatste naar huis terugkeerde en 10 Juni ter vergadering van H. H. M. rapport uitbracht. Bij het verdrag was hoofdzakelijk het volgende be paald: wederzijdsche belofte van rupture; de koning zou te hulpe komen met 40 schepen tegen subsidie volgens tractaat van 11 Feb; 1666 en met 10000 man tegen de helft der •werfgelden , zijnde 110000 rksd:, en een maandélijksch subsidie van 40245 rksd:; in tijd van nood zou Denemarken tegen verdubbelde werfgelden en subsidie 20000 man leveren; in-

-ocr page 219-

194

geval van verleende hulji mocht men zonrler elkanders goedvinden zich in geene vredesonderhandeling inlaten ; de koning zou in den oorlog, dien H. H. M. thans voerden, slechts 20 schepen uitrusten en 12000 man gereed houden , waartegen zij voor de vloot 300000 rksd; en voor het leger aan werfgeld li0000 en aan maandelijksch subsidie 40245 rksd: zouden betalen; de koning zou echter tot de geheele hulp verplicht zijn als een naburige staat, met welke uitdrukking-men het oog op Zweden had, zich met de vijanden van H. H. M. verbond, in welk geval hij het geheele subsidie zou trekken; uit genegenheid jegens H. II. M. wilde hij de subsidies in obligaties aannemen, mits de eerste termijn (150000 rksd:) voor de vloot in scheepsbehoeften geleverd werd; H. H. M. verbonden zich , hoogstens binnen twee jaren de achterstallen van 1GG6 en 1067 in comptanten te voldoen; over de bekende arbitrage-zaak zou men later handelen; de ratificatie van beide partijen moest uiterlijk binnen vier weken in den Haag geschieden.

Aan deze laatste bepaling is door H. H, M. niet voldaan; zij hebben het verdrag nooit geratificeerd 1). Zeeland ver-

Res; St.-G. 9 April, 21 Juni 1072. Seer: Res: St.-G. 13 Juli, 25 Oct:, 1G Dec; 1672 , 6 Maart 1073. Kluit. M: 1G6. u». Gó8. Sylvius. 1.1. bl; 632. Syp: amp; de B. 1. 1. bl; 15. Valk; U: 207. Very; Valk; bl: 161 amp; bijl; bl: 31—40. Wagenaar. 1. 1. bl; 273. 274. 275. Brieven van Werkendam , dquot; 20 April, 7, 4/14 Mei, 2 Aug:, 1 Get;, 19 Nov: 1672, eu secrete brieven van denzelfde, d'0 11/21 Mei, 7, 1/11, 15/25 Juni, 2,

5, 2/12 Juli, 2 Aug:, 3-0 'l^ll 6/16, 13/23, 17/27, 20/30 Aug; 3,17/27 9 Aug:

.Sept:, 8, 25, 19/29 Oct:, 5, 8, 12, 12/22, 16/26 Nov:, 3/13 Dec: 1672, 7/17, 11/21, 24, 18/28 Jan:, 7, 4/14, 8/18 Febr:, 1/11, 4/14, 15/25 Maart 1673 (R. A.). Secrete brieven van Werkendam amp; Beaumont,

-ocr page 220-

195

klaarde met het oog op de .subsidies , door de tractaten van H. H. M. met den Keizer, Spanje en Lotharingen van 30 Aug: '1673 gevorderd, zich in de onmogelijkheid te bevinden , het verbond met Denemarken te ratificeeren. H. H. M. lieten door van Beuningen aan den Deenschen gezant verklaren , dat het tractaat van 10/20 Mei te kostbaar was, vooral daar hulp tegen de tegenwoordige vijanden van H. H. M. het dubbele zou kosten en de andere verdragen reeds zooveel geld vorderden.

Hst bericht van de niet-ratificatie maakte te Kopenhagen, hoewel de koning zich tegenover Werkendam groothield, een zeer onaangenamen indruk. De ministers toonden zich zeer misnoegd en verstoord en zeiden, dat de vreemde handelwijze van H. H. M. eene beleediging voor hun koning was. Werkendam deed zijn best, zijne principalen te verontschuldigen , doch bij zijne latere onderhandelingen voor een ander tractaat bemerkte hij maar al te goed , dat de niet-ratificatie een zeer slechten indruk gemaakt had ').

dto 1, 5/15 , 22 , 19/29 April, 26 Apnl 3/13 , 13/23 Mei, en van Beau-

0 ilei,

mont, (lto 25 Maart, 4 , 8 , 22, 15/25, 19/29 April 1G73 (R. A.). Ik heb gemeend, deze onderhandeling, waarover in de gedrukte stukkeu weinig gevonden wordt, eeuigszins breedvoeriger te mogen behandelen.

') Seer: lies: St.-ti. 20 Sept: , 10 Out:, 9 Nov: 167;!, Secrete brieven van Werkendam, d'0 28 Nov:, 9, 2/12 Dec: 1Ü73 (R. A.).

-ocr page 221-

TIENDE HOOFDSTUK.

KRIJGSVERRICHTINGEN IN 1672. — VREDE VAN VOSSEM. —

VERBONDEN VAN H. H. M. MET DEN KEIZER, SPANJE EN LOTHARINGEN. — KRIJGSVERRICHTINGEN IN 1073 EN 1G74. — TRACTATEN VAN H. IT. M. MET LUNENBURG, BRANDENBURG EN DENEMARKEN.

Het beleg van Groningen werd gedurende écne maand met kracht voortgezet, docli de dappere verdediging der belegerden , de groote verliezen der belegeraars en de houding van Brandenburg dwongen de verbondene prelaten het beleg op te breken en van dien tijd af begon het krijgsgeluk in die streken de onzen meer toe te lachen '). Kort daarop

') De oorlogsbcdrijveu tot aau liet einde van 1G72 zijn te lezen : Alpen. 1.1. tl: 310—312. 324. 331—335. Basnage. 1. 1. bl: 278—282.Bosscha. 1.1. bl: 125—134. Corstiens. bl: 209—211. Depping, bl: 122. 123. 151—161. Ennen. 1. 1. bl: 279. Holl : Mere; 1072. bl: 101. 190. 203. 204.222.223. Knoop, bl: 144—147. [Konynenberg]. bl: 270. 271. 304. 305. 332—330.

-ocr page 222-

197

() 1' werlt;^ Blokzijl met medewerking der burgers door de Staatsche troepen ingenomen , bij welke gelegenheid de Munstersche commandant, Jan Rudolf Twickel, sneuvelde. Cuningham verliet daarop de Kuinder, dat door de onzen bezet werd , evenals spoedig daarna ook Winschoten.

Behalve met dergelijke onaangenaamheden had Christoph Bernard in dezen tijd nog met andere zwarigheden te kampen. Hij en de bisschop van Straatsburg gaven elkander de schuld van den slechten afloop , dien het beleg van Groningen gehad had, en toen die beschuldigingen opgehouden hadden geraakte de bisschop in strijd met Lodewijk. Christoph Bernard meende, volgens vroegere overeenkomsten , het recht te hebben de contributies van Overijssel te innen , doch dat hij zulks ook deed in dorpen, die in de nabijheid der door de Franschen bezette steden Kampen en Hasselt lagen, werd door Lodewijk zeer euvel opgenomen en gaf aanleiding tot wederkeerige klachten tusschen den koning en den bisschop.

Tot vermeerdering van bezorgdheid werden de vijandelijke bedoelingen van Brandenburg hoe langer hoe duidelijker en had de bisschop, wat hij trouwens niet wist en niet weten kon, weinig hulp van Frankrijk tegen den keurvorst te wachten. Louvois toch had aan Turenne bepaalde bevelen

Sylvius. 1. 1. bl: 427—429. 4C9. 470. 481. 486. 487. 020—525. Tucking. M: 189. 193. 194. Valk; bl; 798—807. 823. 824. 845—851. [de Vries], bl: 240—24(5. 247—20(5. Wageuaar. 1.1. bl: 131. 239. 240.

') Sommige schrijvers geven als datum 23 Aug:, andere 2 Sept: aau. Dat de eerste dwalen en zeker den oudeu met den nieuwen stijl verward hebben, blijkt uit een brief vau Johan Funk aau den bisschop, d10 3 Sept: 1072 (P. M. L, VTTI. 1966),

u

-ocr page 223-

198

gegeven, Christoph Bernard niet bij te staan, als zulks met eene goede operatie streed, want dat de koning van plan was, den bisschop voor de verwoestingen , die de Brandenburgers in diens land konden aanrichten , met geld schadeloos te stellen.

Christoph Bernard en Maxirniliaan Hendrik hadden 11 Sept; eene conferentie met Turenne en d'Estrades , die hen op het gewicht van Zwolle opmerkzaam maakten. Men kwam overeen , ongeveer 10000 man van de geestelijke vorsten in die stad en de omliggende plaatsen te leggen, om in staat te zijn, uit die bezettingen in tijd van nood spoedig een legertje te verzamelen. Bovendien versterkte Chamillv het garnizoen van Zwolle met het regiment Bourgogne en vier regimenten cavalerie. Christoph Bernard, die met de 1' ran-schen allerhande moeilijkheden over de oorlogsschattingen had, stond aan Maxirniliaan Hendrik tegen eene maande-lijksche som van 4500 daalders de helft der Friesche contributies en al de heffingen in Mastenbroek, Vollenhoven, Genemuiden en andere aan gene zijde van den IJssel gelegene plaatsen af.

Intusschen zette zich het vereenigde Keizerlijke-Branden-burgsche leger in beweging , doch de oorlogsoperaties in die streken zijn genoeg bekend en liggen bovendien te ver bui ten mijn bestek. Het duurde tot 23 Oct:, voordat Frederik Willem uit zijn hoofdkwartier te Bergen nabij Frankfort aan Christoph Bernard eene oorlogsverklaring richtte, waarop deze uit Borculo 19 Nov: antwoordde. In den beginne drongen de Brandenburgers in Munsterland, doch later trokken zij terug, waarop de Munstersche troepen de Markische steden Lünen en Unna bezetten.

-ocr page 224-

199

In de Nederlanden werd Christoph Bernard minder dooide fortuin begunstigd. Voortdurend had hij onaangenaamheden van zijn machtigen bondgenoot, Lodewijk XIV, te verduren. Chamilly kreeg geheimen last, de Munstersche troepen uit Zwolle te verwijderen. Daarbij kwam weder de inmenging der Franschen in de heffing der contributies om Bredevoort en Lichtenvoorde, welke de bisschop beweerde dat hem toebehoorden, dewijl de eerste plaats door hem alleen, zonder hulp zijner bondgenooten , veroverd was en de tweede tot Borculo behoorde ').

De onzen zetten ondertusschen hunne reeds behaalde voor-deelen voort. Zij veroverden 17 27 Oct: de Bellingwolder-schans en bezetten 16 Nov : de verlatene Dijlerschans. Tot bevelhebber van dit fort werd een jeugdig kapitein , Ausema, aangesteld, die hoog opgaf van zijn voornemen, om den hem toevertrouwden post tot het uiterste te verdedigen. Toen echter de vijand reeds 11/21 Nov; zich in beweging zette, om de Dijlerschans te heroveren, werd zij lafhartig door Ausema verlaten en daarna door de Munsterschen geslecht 2).

Een ander verlies leden kort daarop de onzen, toen zij Zwartsluis, dat men reeds in September had willen verrassen , aantastten (28 Nov:). De Staatsche troepen werden met vrij groot verlies teruggedreven 3). Deze mislukte aan-

') Allien. 1. 1. bl: 325—330. Corstiens. 1)1: 217—2-20. Depping. bl: 115-117. 119—121. 124—133. 139. 142. 143. Ennen. 1. 1. bl: 27G—279. Tücking. bl: 189. 190. 191—193.

2) Men zie over de Dijlerschans, behalve de vroeger opgenoemde bronnen: Klopp. bl: 380. Wiarda. 1. 1. bl: 29. 30. Brief van Prot, d'0 19'29 Nov: 1G72 (E, A.).

3/ Volgens een brief van Grandvilliers aan den bisschop, d10 28 Nov:

-ocr page 225-

'200

aanval werd ecliter ruimschoots opgewogen door de beroemde verrassing van Coevorden (30 Dec;).

Aldus eindigde het jaar 1072. De toestand der bondge-nooten , welke eerst zoo schitterend was geweest, was thans zoo gunstig niet meer. Lodewijk, die reeds in Juni een eervollen en voordeeligen vrede had kunnen sluiten , maar dien uit hoogmoed en opgeblazenheid geweigerd had . zag het aan-tal zijner vijanden toenemen en het gelukte hem daartegen , slechts één nieuwen bondgenoot te winnen. Verjus toch sloot 10 Dec: 1072 met Grote en Witzendorf, ministers van den hertog van Hannover , die de Fransche subsidies gaarne in zijne schatkist zag vloeien , een tractaat, dat als eene uitbreiding van dat van 10 Juli 1671 beschouwd kon worden. Jan Fre-derik verbond zich, 10000 man op de been te brengen, waarvoor de koning de helft der werfgelden en verder maandelijks 30000 kroonen, behalve de bij het vroegere verdrag beloofde 10000, zou geven ; Lodewijk zou den hertog tegen lederen aanval bijstaan ; Jan Frederik behoefde niet tegen één der vorsten uit zijn geslacht te ageeren , zelfs al verklaarden zij zich tegen Frankrijk; het verbond zou gedurende den oorlog van kracht zijn ; na den vrede kon Lodewijk van des hertogs troepen 1000 ruiters, '2000 voetknechten en 500 dragonders overnemen; deed de koning zulks niet, dan mocht de hertog zijne troepen ontbinden of aan eene andere mogendheid overdoen.

Door dit verdrag, dat een Duitsch vorst weinig paste,

1672 (F. 31. L. VIII. 1971) werden 92 gevangenen uit de regimenten Kipperda, Uloa (Aylva), Scliwartzeuberg, Steeck (Steckc.), Gentemb (van Gent ?) en prins van Oost-Frieslaud te Hasselt binnengebracht.

-ocr page 226-

'201

waren de belangen van liet Lunenburgsche liuis, welken loop ook de oorlogquot; nam, verzekerd, Indien toch Lodewijk overwon , strekte zulks tot voordeel van Jan Frederik, terwijl diens bl oeders belang er bij hadden, dat de tegen Frankrijk verbondene mogendheden zegevierden 1).

Christoph Bernard begon het jaar 1()73 onder niet zeer gunstige omstandigheden. Een pamflet uit dien tijd -) legt hem dan ook de volgende woorden in den mond: »Delistige «snedigheit in alle mijne saken heeft my van een gering «edelman tot Bisschop en Vorst van Munsterland doen worgden. Mijne onderdanen heb ick streng na mijn hand kon-»nen setten t en allesins , waer wat te doen was, myn neus sin stekende, heb ik weten ontsag en voordeel te winnen. «Engeland heeft in den vorigen oorlog my vele penningen «geschoten , en het uitputten van mijn volk, met het be-«rooven myner nabuuren hebben in dien my vry al verrykt. »Nu heeft de machtige Coninck van Vranckryk my seer veel «gouds toegesonden , waer mede ik in den aenvanck al seer sgeluckig geweest heb; maer Groeningen heeft heel myn «Fortuin doen stuiten. Naderhand ben ick Coeverden on-«verwacht weder quyt geworden: en nu de Keiserse en «Brandenburghse in myn land vallen , mogten my wel deer-«lyck daer uit jagen.quot;

') Basnage. 1. 1. bl; 382. 383. Dumont. 1. 1. bl: 212—214. Ennen. 1. 1. bl; 297. de Garden. 1.1. bl; 85. Havtmaun. 1.1. bl: 231. 232. Mignet. 1.1. bl: 136. 137. Spittler. Dl. 11. bl: 301. 302.

2) Enroop vol verwerring, waer in te sien zijn de heimelijkste driften van alle de Potentaten in Christenrijck (sine loco et anno) (Duncaniana 1672. Dl: II).

-ocr page 227-

202

lu liet begin van 1673 knoopte Christoph Bernard, daar hij Frankrijk niet langer geheel vertrouwde en zijn domkapittel en zijne stenden zeer tegen Lodewijk gestemd waren, in het geheim onderhandelingen aan met Montecuculi, den bevelhebber der Keizerlijke troepen. Hij liet hem weten, dat hij met den Keizer en Brandenburg over een vrede wilde onderhandelen en dat men hem niet tot het uiterste moest drijven, dewijl hij alsdan de hulp der Franschen tot verdediging van zijn stift zou inroepen. Montecuculi meende, dat het thans licht zou vallen, hem van Lodewijk los te maken en verzocht derhalve, terwijl hij Haugwitz naar Christoph Bernard zond, des keurvorsten toestemming tot verdere onderhandelingen. Frederik Willem evenwel was te zeer op den bisschop verbitterd , dan dat hij in dat voorstel wilde treden , tenzij Christoph Bernard niet alleen al de door hem bezette plaatsen ontruimde, maar ook twee of drie zijner eigene steden als onderpand van zijne trouw overgaf. Brandenburg voor den inval in de Mark voldoening gaf, zijne macht mot die des keurvorsten vereenigde en zijne twisten met H. H. M. aan scheidsrechters onderwierp. Tevens spoorde de keurvorst Montecuculi aan, de operaties tegen Keulen en Munster te beginnen.

Intusschen was Haugwitz door Christoph Bernard , in wiens dienst hij vroeger geweest was, zeer vriendelijk ontvangen. De bisschop gaf echter te kennen, dat, hoewel zijne wapenen die van den Keizer waren, deze hem niet van den oorlog tegen H. H. M. afgehouden had; dat hij onmogelijk onzijdig had kunnen blijven; dat H. H. M. hem op allerlei wijzen beleedigd hadden; dat hij zijne troepen niet met die van Lodewijk vereenigd, maar alleen geageerd had ; dat hij

-ocr page 228-

203

niet tegen do rijksconstituties gehandeld had en dat hij niet van plan was, Frankrijk in den steek te laten.

Niettegenstaande deze verklaring zond do bisschop Matthias Korff—Schmising naar Paderborn , waar Montecuculi zich bevond , om over Frederik Willem te klagen en den Keizerlijken de teruggave van de door hem in het najaar van 1G72 bezette stad Rheda aan te bieden. Deze onderhandeling tus-schen Montecuculi en Schmising ging buiten Frederik Willem om en beviel hem geenszins. Ilij liet door Amerongen, die hem op zijn tocht vergezelde, daarvan aan H. H. M. bericht geven , die tot antwoord gaven , dat zij , als de Keizer en Brandenburg het goed oordeelden, niet Christoph Bernard in onderhandeling wilden treden , mits hij al de door hem veroverde plaatsen teruggaf.

De zaak stond thans zoo, dat Turenne ieder oogenblik vreesde, dat de bisschop de partij des konings verlaten zou. Zijne vrees bleek echter denkbeeldig te zijn. De onderhandeling werd niet verder voortgezet en zelfs kreeg de Mun-stersche bezetting van Rheda, die deze stad aan 500 ruiters van Montecuculi wilde inruimen, tegenbevel.

Kort daarop (31 Jan:) verving hertog Alexander van Bour-nonville den zieken Montecuculi. De nieuwe Keizerlijke bevelhebber vaardigde 9 Febr: uit naam van Leopold een edic-tum avocatorium uit, waarbij hij allen Keulschen en Mun-sterschen officieren en soldaten beval, hun tegenwoordigen dienst te verlaten en in dien des Keizers over te gaan. Christoph Bernard vaardigde 14 Febr: als antwoord een manifest uit, waarin h'y die oproeping als iets nieuws en ongehoords uitkreet en zijnen manschappen, op poene van

-ocr page 229-

'204

verlies van naam en leven verbood, aan het Keizerlijke bevel gevolg te geven ').

Een dreigender gevaar hing in dezen tijd boven het hoofd van Christoph Bernard. Johan Adam von der Kette, secretaris van den graai' van Harrach, had, waarschijnlijk door Bournonville en misschien zelfs door den Keizer gemachtigd, het voornemen opgevat, door middel eener samenzwering Munster en de overige vestingen van het stift aan den Keizer over te leveren, terwijl later beweerd werd, dat hij zelfs, in geval van nood , den bisschop mocht dó'oden. Het gelukte von der Kette, zijn plan aan verscheidene personen smakelijk te maken. De zaak lekte echter uit en de namen der meer of minder gecompromitteerde personen werden den bisschop bekend. Jan Lodewijk , rijngraaf van Daun , commandant van Munster , en zijn opperwachtmeester Göcking weken uit Munster. De bekende Walter Clute en Dr. Göckmann, zwager van den hoofdaanlegger, zaten tot 24 Maart 1675, en Witt-feld, syndicus der ridderschap, tot Sept; 1678 gevangen. Overste-luitenant graaf Herman Otto van Stirum-Geemen werd ook in hechtenis genomen, maar ontvluchtte 9 Aug; 1673 uit zijne gevangenis. Overste-luitenant Fissnack, onderbevelhebber van Coesfeld, werd 22 April met het zwaard gestraft, welk lot von der Kette reeds 8 April ondergaan had. Ook

') Alpen. 1. 1. bl: 338—3-14. Corstiens (die aan het bisschoppelijke manifest verkeerdelijk den datum van 14 Nov: geeft) bl: 220. 221. Depping. bl; 1G3. 1G4. 167. Holl: Mere: 1673. bl: 32.33. [Konynenberg]. bl: 365—368. Peter, bl; 112—115. Eonsset. 1. 1. bl: 422—424. Sylvius. 1. 1. bl: 550. Syp: bl : 74. 75. Tilcking. bl: 195—197. ürkunden. 1. 1. bl: 350. 351. 355. 356. 360. Verv: Valk: bl: 212. 213. [de Vries], bl: 268. 269. Wiens, bl: 444. 445.

-ocr page 230-

205

lie rustelooze Schulenborch werd bij deze gelegenheid in lieclitenis genomen , doch later, zoo het sch'ynt bij gebrek aan bewijs, weder vrijgelaten 1).

Intussclien werd de oorlog met Brandenburg voortgezet. Verjus sloot 5 April te Soest met Maximiliaan Hendrik een verdrag, dat Keulen weder nauwer met Frankrijk niet alleen tegen H. IJ. M., maar tegen iedereen, die Lodewijk aanviel, verbond. De keurvorst verleende daarbij doortocht aan de Fransche troepen en beloofde 3000 ruiters en 800 dragonders, die hij zelf zou onderhouden , bij het leger van

') Alpen. 1. 1. 1)1; 345—349. Corstiens. lil: 223—227. Depping. bl: 168—173. Holl: Merc: 1. 1. bl: 34. 35. Tücking. bl: 197—221. [de Vries], bl: 270. Wiens, bl: 41G—458. Naamlooze adviezen uit Keulen aan Fagel, dt0 3 , 7, 28 Maart, en brief van Bilderbeek aan denzelfde, dquot; 14 April 1073 (K. A.). Het verdere lot van Schulenborch is onbekend. Nochtans blijkt uit verschillende requesten, door zijne huisvrouw, Margaretha Jans, in 1679, 1680 en 1684 aan H. H. M. ingediend, dat hij toen nog in leven was. Opmerkenswaardiger is het, dat de staten van Groningen in 1681 herhaaldelijk bij de staten en het hof van Holland er op aandrongen, dat Schulenborch op kosten van Stad-en-Lande gevat en naar Groningen gezonden mocht worden, om de straf, die 30 Dei': 1662 tegen hem uitgesproken was, te ondergaan. Xoch de staten van Holland , noch het hof dezer provincie, noch de magistraat van 's-Gravenhage, tot wien Groningen ook zijn verzoek richtte, schijnen aan die herhaalde uitnoodiging gehoor gegeven te hebben. Misschien zon het hier gemelde kunnen aanduiden , dat Schulenborch toenmaals zich, onder bescherming van Holland , in den Haag ophield, welk vermoeden hierdoor aan waarschijnlijkheid wint, dat de persoon in quaestie bij zijn verhoor te Munster in 1673 verklaard had, dat hem in 1662 door eene Hollandsche slad (Amsterdam) bescherming beloofd was, van welk aanbod hij echter toen geen gebruik gemaakt had. (Res : St.-G. 15 Dec : 1679 , 6 Aug : 1680 , 30 Sept: 1681, 19 Jan: 1684. Res: Holl: 24 Juli 1681. bl: 327. 328. Wiens, bl: 450. 451).

-ocr page 231-

'iOü

Lodewijk te voegen; iiij deed afstand van de vroeger bepaalde schadeloosstellingen en verkreeg daarentegen 100000 livres coraptant, een maandelijksch subsidie van 16000 kroonen , behalve het vroeger toegestane , en bovendien 20000 kroonen coinptant als schadeloosstelling voor het bezetten van Luik ; de koning ■waarborgde de provincie Overijssel ann Keulen en Munster, maar behield zich voor, zelf die steden in Utrecht en Gelderland te behouden , welke hem het best pasten.

Tegen Brandenburg echter behoefde Keulen niet meer op te treden. Frederik Willem, door den loop der operaties ontmoedigd , door den Keizer in den steek gelaten en door H. H. M. slecht met de beloofde subsidies ondersteund , besloot met Lodewijk vrede te sluiten. Hij zond daarom Strattmann naar Parijs, die 10 April te Saint-Germain met Pomponne een praeliminair-verdrag sloot, waarbij het ver-ledene vergeten en vergeven werd ; de keurvorst zou in goede vriendschap met Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster leven en den Staten voortaan geen bijstand verleenen ; de koning daarentegen zou al zijne veroveringen in Kleef, Minden , de Mark en Ravensberg teruggeven, met uitzondering van Wezel, Rees en de Lipperschans, welker restitutie hij na den vrede beloofde; de oorlogscontributies zouden na 10 April ophouden.

Strattmann keerde 4 Mei met dit verdrag bij den keurvorst terug, die daarna met zijne raden rijpelijk het voor en tegen overwoog. Ue bepaling, dat ook Munster in den vrede ingesloten zou worden , beviel Frederik Willem geenszins , want hij was zeer op den bisschop gebeten en zou gaarne tegen hem alleen den oorlog voortgezet hebben , terwijl Christoph Bernard van zijn kant weinig lust gevoelde,

-ocr page 232-

207

met het hellen zijner contributies in liet Ravenbergsclie op te houden. Turenne echter verklaarde stellig, dat zijn meester niet gezind was, den bisschop, zijn bondgenoot, aan de wraak van Brandenburg over te laten.

De meening, dat een verdrag met Lodewijk gewenscht was, zegevierde in den raad van den keurvorst, die daarop zijn geheimraad Meinders naar den koning zond. Deze sloot in zijn kamp te Vossem met den Brandenburgschen gezant een verdrag, hetwelk dat van 10 April bevestigde en bovendien 5 geheime artikelen bevatte, waarbij de koning den keurvorst tegen alle schadevorderingen van andere rijksvorsten (Mentz, de Palts en Hessen-Darmstadt) vrijwaarde, hem zijne eischen tegen de Staten, ook op het punt der nog niet door hen betaalde subsidies, waarborgde, hem handhaving in alle verkregene en toekomstige rechten beloofde en hem eene som van 800000 livres toestond , te betalen 300000 dadelijk na de ratificatie, die uiterlijk binnen 3 weken zou plaats hebben, en 500000 in halfjaarlijksche termijnen van 50000 livres , waarvan de eerste l Juli 1(374 zou vervallen ').

') Alpen. 1. 1. bl: 355. 3öG. Basnago. 1. 1. bl: 43-t. 435. Corstiens. bi: 230. Depiiing. bl: 175. 176. 180—185. Droysen. 1. 1. bl: 440—446. Dumont. 1. 1. bl: 234. 235. Eimen. 1. 1. bl: 295—297. de Garden. 1. 1. bl: 94. Hull: Merc: 1. 1. bl: 95—97. Hora Siccama. bl: 262. 2G3. Kluit, bl: 167. nquot;. 6G0. Mignet. 1. 1. bl : 132—136. Jloerner. bl: 373—375. Peter, bl: 150—154. Pufend: bl: 669—675. Sylvius. 1. 1, bl: 603. 626. 627. Syp: bl: 80. 84. Tucking, bl: 223. 224. Urkuuden. Dl: II. bl: 510. Verv: Valk: bl: 216—224. Het is mij niet duidelijk, waarom vele schrijvers aan bet verdrag van Vossem den datum van 16 Juni geven. Het hoofdkwartier van Lodewijk was slechts gedurende twee dagen (5 en 6 Juni) in die plaats (Oeuvres. 1. 1. bl; 321).

-ocr page 233-

•208

H. H. M. verloren door den vrede van Vossem een bondgenoot , doch kregen in den loop van 1673 weder andere. De nog altijd ronddolende hertog van Lotharingen was met zijne troepen Frederik Willem gevolgd en had niets vuriger verlangd dan tegen Frankrijk te velde te trekken. Hij was echter daarin door de onverklaarbare handelingen der legerbevelhebbers verhinderd geworden , maar nu hij door den vrede tusschen Lodewijk en Frederik quot;Willem de handen ruim gekregen had, wist zijn gezant, Scrinchamp, een verdrag te bewerken, dat J Juli in den Haag door hem, door Bernardo de Salinas wegens Spanje en door Lisola en Kramprich wegens den Keizer sub spe ratificationis der provincies geteekend werd. De partijen verbonden zich voor de goede zaak 8000 ruiters en 10000 voetknechten op de been te brengen, waarvan de hertog, behalve de 3000 ruiters die hij reeds bijeen had , op eigene kosten 5000, de Keizer •4000 en Spanje 5000 man zou leveren, terwijl de quota der Staten, die in dezen oorlog reeds zooveel te dragen hadden, slechts 1000 ruiters zou bedragen; Spanje, de Keizer en H. H. M. zouden gedurende den tijd, dat de hertog een werkzaam aandeel aan de krijgsverrichtingen nam, ieder hein 3000 patacons maandelijks geven, de twee eerste in geld, de Staten bij uitzondering in obligaties; de hertog moest met zijn korps aanvallenderwijze tegen de vijanden van H. H. M. ageeren ; daarentegen kreeg hij de belofte, dat wanneer men over den vrede begon te spreken , zijne gezanten aan de onderhandelingen zouden mogen deelnemen, om zijne belangen te behartigen; dit verdrag zou . te rekenen van 22 Sept: 1672 , 10 jaren duren.

Nog grootere aanwinsten deed de republiek eenigen tijd

-ocr page 234-

'209

later. H, H. M. besloten 23 Mel een buitengewonen gezant naar den Keizer te zenden. Deze had door Lisola aan den prins van Oranje en Fagel doen voorstellen, een leger van 30000 man naar den Rijn te zenden, mits H. II. M. hem een maandelijksch subsidie van 80000 rksd: in baar geld gaven. De Staten arresteerden 11 Juni ') de instructie voor den benoemden gezant, Koenraad van Heemskerk, raad en pensionaris van Amsterdam , die 22 Juni te Weenen aankwam en reeds twee dagen daarna met Bruynincx audientie bij Leopold had. Sommige personen aan het Keizerlijke hof zagen de komst vjjn onzen gezant met genoegen, andere waren minder ingenomen met de voortvarendheid , die Lisola bezielde, en rieden den Keizer aan, zich niet te ver te wagen.

Heemskerk verliet spoedig Weenen en bracht 12 Juli ter vergadering van H. H. M. rapport over zijne eerste zending uit en leverde een concept-tractaat over. Twee dagen later werd hem opgedragen , weder naar Weenen te vertrekken , om den Keizer voor zijne betoonde welwillendheid te bedanken en hem een concept-verdrag aan te bieden. Heemskerk kwam 28 Juli in de Keizerlijke hoofdstad terug. Het door hem medegebrachte concept beviel zeer goed. De Keizer maakte echter aanmerking op de subsidies, daar de Staten maandelijks niet meer dan 45000 rksd: baar of 50000 in obligaties wilden geven , terwijl hij er ook bezwaar in zag , hun den volkomen status quo ante bellum te waarborgen.

Weenen was thans het brandpunt der diplomatie. Aan den eenen kant wendden Heemskerk en Bruynincx , ondersteund door den Spaanschen gezant en de keizerin-weduwe ,

') Niet, zooals Muller bl: (30 aagt, 11 Juli.

-ocr page 235-

210

alle moeite aan, om den Keizer tot de partij van H. H. M. over te halen ; aan den anderen kant was Gremonville druk in de weer, om door zijne intriges den wankelenden invloed van Frankrijk staande te houden. De Keizer liet eerst door Hocher en later door den graaf van Sintzendorf nog met den Franschen gezant onderhandelen, hetgeen dezen bewoog, door den Venetiaanschen ambassadeur aan Leopold een concept-verdrag te laten aanbieden (15 Aug:). Gremonville evenwel bemerkte weldra, dat de kans verkeken was en dat men hem slechts bezighield, en hem bleef geene illusie meer overig, toen de Keizer 28 Aug : aan den rijksdag te Regensburg een manifest richtte, dat eene oorlogsverklaring aan Frankrijk behelsde ').

In den Haag werden intusschen de onderhandelingen zoowel met den Keizer als met Spanje voortgezet en eindelijk met een goed gevolg bekroond, zoodat de beide tractaten 30 Aug: geteekend werden. Leopold verbond zich, 16 Aug: te Eger een leger van 30000 man bijeen te hebben, waarvoor H. H. M. maandelijks, te rekenen van 1 Augustus, 45000 rksd : baar zouden betalen , welk subsidie bij even-tueele vermeerdering van het Keizerlijke leger evenredig verhoogd zou worden; H. H. M. beloofden, op afkorting van het subsidie, dadelijk 100000 rksd : te betalen; werd de Keizer door de Turken aangevallen , dan mocht hij een gedeelte zijner troepen terugroepen, in welk geval het

') lu dit manifest verklaarde de Keizer, dat Christoph Bernard door met H. H. JI. oorlog te voeren handelde zoowel tegen den Kleefschen, als tegen den TVestphaalsehen vrede, volgens welken laatste het geen lid van het Kijk geoorloofd was, een aanvallenden oorlog tegen eene vreemde mogendheid te voeren.

-ocr page 236-

211

subsidie in dezelfde reden verminderd zou worden ; H. H. M. zouden minstens quot;14000, liefst 20000 man op de been brengen. Bij twee geheime artikelen verbonden H. H. M. zich , aan den keurvorst van Trier maandelijks 3000 rksd: te betalen en werd bepaald, dat men geen vrede zonder de algemeene toestemming der bondgenooten zou sluiten en dat het verbond 10 jaren na de ratificatie zou duren.

Het verdrag met Spanje, dat voor 25 jaren werd gesloten , werd in den Haag door de Lira geteekend. Daarmede was het belangrijke werk, het tot stand brengen eener Quadruple Alliantie, afgeloopen, terwijl latere verdragen , in -1074 met Brunswijk-Lunenburg (10/20 Juni), Brandenburg ('! tü) en Denemarken (10 Juli) aangegaan , die alliantie tot een bijna algemeen verbond tegen Lodewijk XIV uitbreidden ').

De tractaten met don Keizer, Spanje en Lotharingen veroorzaakten , dat het zwaartepunt van den oorlog naar geheel andere streken verplaatst werd. In de Nederlanden werd dan ook in 1673 door de beide geestelijke vorsten weinig verricht,

') Secr: Ees: St.-G. 23 Mei, 11 Juni, 1 , 3 , 12, 14 Juli, 3, 11,29, 30 , 31 Aug : 1G73. Actes. 1)1: I. bl: 451—471. Alpen. 1. 1, bl: 305—308. Basnage. 1. 1. bl: 438—441. Depping. bl: 190. 191. Dumont. 1. l.bl:235. 230. 240—242. Enneu. 1. 1. bl: 310. 311. de Garden. 1. 1. bl: 94—95. Holl: Merc: 1. 1. bl: 174—180. Kluit, bl: 107. 108. n0. 001, G64, 005, 000. Mignet. 1. 1. bl : 187—208. Muller, bl: 59—78. Peter. bl:173—177. Sylvius. 1.1. bl: 032, 033. 054—058. Syp:bl: 85.80. Svp; amp; de IÏ.D1; IJ. bl: 199. Verv : Valk: bl: 103. 108—171 amp; bijl: bl: 43—54. [de Vries], bl; 280—282. AVagenaar. 1.1. bl: 275—277. Brief van Heemskerk, d'0 22 Juni 1073 (E.A.). Secrete brieven van Bruyninex , d10 22 Juni, 31, van Heemskerk , dtu 30 Juli , en van beiden , d'0 25 Juni, 5 Aug: ]073 (K. A.).

-ocr page 237-

212

doch werd de oorlog door de onzen over het algemeen niet ongelukkig gevoerd 1).

In het begin van Mei maakte Christoph Bernard bewegingen , die op eene belegering van Coevorden schenen te duiden Inderdaad sloeg hij het beleg voor die vesting, na het huis te Gramsbergen , waar de vaandrig van Riemsdijk moedigen wederstand bood, veroverd te hebben (15 Mei). Terwijl liet beleg in vollen gang was en Coevorden door de werken van den bisschop zeer in het nauw gebracht werd, versloeg prins Maurits de Munsterschen bij Staphorst (2 Juli), veroverde Rabenhaupt de Langakkerschans (22 Juli), doch mislukte weder een aanslag der onzen op Zwartsluis (20 Juli) 2).

Een hevige oostenwind, die door het water op te stuwen de werken van Christoph Bernard vernielde, redde het benarde Coevorden (1 Oct:). De mislukte onderneming scheen hem ontmoedigd te hebben. Ten minste hij ontruimde Steen-wijk (6 Nov :) en kort daarop Meppel.

Het volgende jaar was hem nog minder gunstig, daar hij

1

Alpen. 1. 1. bl; 359—364. 371—373. Basnage. 1. L bl: 441. 442. 447. Bosscha. 1. 1. bl: 134—137. Corstiens. bl: 232—234. Depping. bl; 196—209. 213—215. Enuen. 1. 1. bl; 280. Holl: Merc; 1. 1. bl; 93. 94.

113—116. 152-155. 201. 202. Knoop, bl: 154. 155, [Konynenberg]. bl: 345. 373. 374. 399—401. 407. 408.425.426.488.489.490-496.502-507. Sylvius. 1. 1. bl; 542. 545. 583. 592. 590. 599. 600. 601. 605. 610, 634—637. 641. 653. 654. 665. 675. G70. Tücking. bl: 225—227. Verv; Valk; bl ;

114—116. 186. 187. 372—374. 375—389. 442 —448. 570—584. [de Vries], bl: 269. 270. 271—276. 277—280. 282—284. Wagenaar. 1. 1. bl;284. 285.

2

3) Archives. 1. 1. bl: 330. 331,

-ocr page 238-

V

213

toen van aanvaller aangevallene werd en de Staatschen der oorlog op zijn grondgebied overbrachten '). Rabenhaupt toch veroverde Noordhoorn, versloeg de Munsterschen in den omtrek dier stad (5 April) en vermeesterde Neuenhaus (7 April) , dat echter spoedig door de bisschoppelijken heroverd werd, bij welke gelegenheid Eijbergen, die zich bij de herovering van Coevorden onderscheiden had , in handen der vijanden viel (Ifl April). Dit waren de laatste krijgsbedrijven , want kort daarop maakte de vrede daaraan een einde.

Zoo even heb ik vermeld, dat, nadat de Quadruple Alliantie tusschen H. H. M., den Keizer, Spanje en Lotharingen gesloten was , later nog andere vorsten n.1. Bruns-wijk-Lunenburg, Brandenburg en Denemarken daarin traden. Reeds in Sept ; 1673 was men in den Haag begonnen er over te denken, die mogendheden tot deelneming uit te noodigen. Aan de hoven van Celle en Wolfenbuttel bevond zich als gezant van H. H. M. nog altijd Brasser, die aldaar voortdurend sedert Januari 1672 verkeerd had, behoudens eene korte afwezigheid gedurende de maanden Juni en Juli 1673, toen hij Amerongen te Berlijn vervangen had. Geruimen tijd hadden zijne onderhandelingen tot niets geleid, doch thans begonnen de Brunswijk-Lunenburgsche vorsten meer genegenheid tot een tractaat te toonen. H. H. M. gelastten derhalve Brasser, van die goede gezindheid gebruik te maken. Gemelde vorsten begrepen, dat het, nu de oorlog hoe langer

') Alpen. 1. 1. bl: 383—385. Basnage. 1. 1. W: 509. 510. Depping. bl: 255—258. Roll; Mere: 1674. bl: 82—84. Sylvins. Dl: III. bl: 29—31. 35. 44. Tiieking. bl: 233. Verv : Valk: bl: 796—799. Visch. bl: 106— 108. 118—121. 125—127. [de Vries].bl: 288—290. Wagenaar. 1.1. bl:304.

15

-ocr page 239-

214

hoe algemeener werd, voor hen onmogelijk zou zijn , onzijdig te blijven. Bovendien drongen hen de omstandigheden een groot aantal troepen op de been te houden, welker onderhoud hun op den duur te zwaar viel, zoodat zij niets liever verlangden dan subsidies te trekken. De keuze welke partij zij moesten omhelzen , was, mits men hen goed betaalde , niet twijfelachtig , dewijl zij, in tegenstelling van hun bloedverwant Jan Frede-rik, Keizersgezind waren.

Van Beuningen en Mauregnault traden te 's-Gravenhage over de zaak in conferentie met Kramprich en Salinas, lt;*ie een zoodanig verbond niet afkeurden. Een groot punt van bezwaar waren de subsidies. H. H. M. waren niet in staat die geheel te betalen en vorderden , dat de Keizer daarin zuu bijdragen , hetgeen deze echter afwees, omdat hij zelf subsidie trok. Bovendien beweerde hij , dat H. H. M. en Spanje zeer goed in staat waren, die alleen te voldoen.

Den beiden gemelden hertogen beviel de langzaamheid, waarmede de onderhandelingen gevoerd werden , geenszins. Zij gaven aan Brasser te kennen , dat zij aan de oprechtheid van H. H. M. begonnen te twijfelen. Zij dreigden, indien zij niet spoedig een gunstig antwoord ontvingen , zich aan eene derde partij te zullen aansluiten, die, zonder den Staten vijandig te zijn, met dezen misschien toch in vele punten zou verschillen. Die bedreiging werkte. H. H. M. droegen Brasser op, de onderhandelingen met kracht door te zetten , en ontwierpen een concept-tractaat. De hertogen zoud0n 4000 man te paard en 0000 te voet op de been brengen , waarvan zij zeiven 2000 ruiters en 4000 voetknechten , H. H. M., de Keizer en Spanje de rest, ieder voor 'A, zouden onderhouden , terwijl na een vrede met Munster en

-ocr page 240-

'215

Keulen H, H. M. en Spanje ieder de helft van de laatstge-melde 7000 man zouden betalen; de drie bondgenooten zouden aan de hertogen IfZOOOO rksd: als werfgeld en verder maandelijks voor ieder der 8 regimenten te paard f 11918—19—9 en voor ieder der 9 regimenten te voet f \0202—0—1 betalen; de hertogen zouden de noodige artillerie leveren en daarvoor en voor de bezoldiging der hoogste legercharges maandelijks f 22263—12—8 ontvangen

Dit concept voldeed niet geneel. De hertogen vonden de som der werfgelden te laag en vreesden, misschien niet geheel ten onrechte, dat Spanje en de Keizer de subsidies niet zouden willen betalen. Brasser zond een contra-project naar den Haag , hetgeen ten gevolge had, dat H. H. M. op verschillende punten toegaven. Omtrent de subsidies bleef echter altijd zwarigheid bestaan. Monterey toonde niet den minsten lust, daarin bij te dragen, waarop Salinas uit den Haag naar Brussel reisde, om den Spaanschen landvoogd tot andere gedachten te brengen. Salinas keerde met goede berichten terug, die dadelijk aan Brasser geschreven werden en hem groot genoegen deden, daar de hertogen over de manier, waarop men hen behandelde, gansch niet tevreden waren. Ook nu nog bleven zij bevreesd, dat Spanje zijn aandeel in de hun te geven subsidies niet zou betalen.

Brasser begaf zich naar den Haag, om bij H. H. M. op spoed aan te dringen. Gelukkig kwam thans Salinas, die weder te Brussel geweest was, terug met de verzekering, dat Monterey gaarne het sluiten van het tractaat zou zien en dat de wisselbrieven voor de aanritsgelden en de eerste maand soldij te Amsterdam gereed lagen (30 April). Daarop werd 2 Mei ter vergadering van H. H. M. een concept-tractaat gelezen.

-ocr page 241-

212

doch werd de oorlog door de onzen over het algemeen niet ongelukkig gevoerd 1).

In het begin van Mei maakte Christoph Bernard bewegingen , die op eene belegering van Coevorden schenen te duiden2). Inderdaad sloeg hij het beleg voor die vesting, na het huis te Gramsbergen , waar de vaandrig van Riemsdijk moedigen wederstand bood, veroverd te hebben (15 Mei). Terwijl het beleg in vollen gang was en Coevorden door de werken van den bisschop zeer in het nauw gebracht werd, ■versloeg prins Maurits de Munsterschen bij Staphorst (2 Juli), veroverde Rabenhaupt de Langakkerschans (22 Juli), doch mislukte weder een aanslag der onzen op Zwartsluis (20 Juli) 3).

Een hevige oostenwind , die door het water op te stuwen de werken van Christoph Bernard vernielde , redde het benarde Coevorden (1 Oct:). De mislukte onderneming scheen hem ontmoedigd te hebben. Ten minste hij ontruimde Steen-wijk (6 Nov :) en kort daarop Meppel.

Het volgende jaar was hem nog minder gunstig, daar hij

') Alpen. I. 1. bl: 359—304. 371—373. Basnage. 1. 1. bl: 441. 442. 447. Bosscha. 1. 1. bl: 134—137. Corstieus. bl: 232—234. Depping. bl: 196—209. 213—215. Enuen. 1. 1. bl: 280. Holl: -Mere: 1. 1. bl; 93. 94.

113—116. 152—155. 201. 202. Knoop, bl: 154. 155. [Konynenberg]. bl; 345. 373. 374. 399—401. 407. 408. 425. 426. 488. 489. 490—496. 502 -507. Sylvius. 1. 1. bl: 542. 545. 583. 592. 596.599. 600. 601. 605. 610, 634—637. 641. 653, 654. 665. 675. 676. Tücking. bl: 225—227. Verv: Valk: bl :

114—116. 186. 187. 372—374. 375—389. 442-448. 570—584. [de Vries], bl: 269. 270. 271—276. 277—280. 282—284. Wagenaar. 1. 1. bl; 284. 285,

2) Archives. Dl: V, bl: 314. 315. 318. 319. 320. Secrete brief van Douncker (sedert 11 April 1673 resident van H. H. M. te Keulen), d1016 Mei 1673 (R. A.).

3) Archives. 1, 1. bl: 330. 331,

-ocr page 242-

213

\

toen van aanvaller aangevallene werd en de Staatschen den oorlog op zijn grondgebied overbrachten '). Rabenliaupt toch veroverde Noordhoorn, versloeg de Munsterschen in den omtrek dier stad (5 April) en vermeesterde Neuenhaus (7 April), dat echter spoedig door de bisschoppelijken heroverd werd, bij welke gelegenheid Eijbergen, die zich b'y de herovering van Coevorden onderscheiden had, in handen der vijanden viel (19 April). Dit waren de laatste krijgsbedrijven , want kort daarop maakte de vrede daaraan een einde.

Zoo even heb ik vermeld, dat, nadat de Quadruple Alliantie tusschen H. H. M., den Keizer, Spanje en Lotharingen gesloten was , later nog andere vorsten n.1. Bruns-wijk-Lunenburg, Brandenburg en Denemarken daarin traden. Reeds in Sept; quot;1673 was men in den Haag begonnen er over te denken , die mogendheden tot deelneming uit te noodigen. Aan de hoven van Celle en Wolfenbuttel bevond zich als gezant van H. H. M. nog altijd Brasser, die aldaar voortdurend sedert Januari 1672 verkeerd had, behoudens eene korte afwezigheid gedurende de maanden Juni en Juli 1673, toen hij Amerongen te Berlijn vervangen had. Geruimen tijd hadden zijne onderhandelingen lot niets geleid, doch thans begonnen de Brunswijk-Lunenburgsche vorsten meer genegenheid tot een tractaat te toonen. H. H. M. gelastten derhalve Brasser, van die goede gezindheid gebruik te maken. Gemelde vorsten begrepen , dat het, nu de oorlog hoe langer

') Alpen. 1. 1. bl: 383—385. Basnage. 1. 1. bl: 509. 510. Depping. bl: 255—258. Holl: Mere: 1674. bl: 82—84. Sylvius. Dl: III. bl: 29—31. 35. 44, Tücking. bl: 233. Verv : Valk: bl: 796—799. Visch. bl: 106— 108. 118—121. 125—127. [de Vries], bl: 288—290. Wagenaar. 1.1. bl: 304.

i5

-ocr page 243-

2U

hoe algemeener werd , voor hen onmogelijk zou zijn , onzijdig te blijven. Bovendien drongen hen de omstandigheden een groot aantal troepen op de been te houden, welker onderhoud hun op den duur te zwaar viel, zoodat zij niets liever verlangden dan subsidies te trekken. De keuze welke partij zij moesten omhelzen , was, mits men hen goed betaalde , niet twijfelachtig, dewijl zij , in tegenstelling van hun bloedverwant Jan Frede-rik, Keizersgezind waren.

Van Beuningen en Mauregnault traden te 's-Gravenhage over de zaak in conferentie met Kramprich en Salinas, die een zoodanig verbond niet afkeurden. Een groot punt van bezwaar waren de subsidies. H. H. M. waren niet in staat die geheel te betalen en vorderden , dat de Keizer daarin zou bijdragen , hetgeen deze echter afwees, omdat hij zelf subsidie trok. Bovendien beweerde hij , dat H. H. M. en Spanje zeer goed in staat waren, die alleen te voldoen.

Den beiden gemelden hertogen beviel de langzaamheid, waarmede de onderhandelingen gevoerd werden , geenszins. Zij gaven aan Brasser te kennen , dat zij aan de oprechtheid van H. H. M. begonnen te twijfelen. Zij dreigden, indien zij niet spoedig een gunstig antwoord ontvingen , zich aan eene derde partij te zullen aansluiten, die, zonder den Staten vijandig te zijn, met dezen misschien toch in vele punten zou verschillen. Die bedreiging werkte. H. H. M. droegen Brasser op, de onderhandelingen met kracht door te zetten , en ontwierpen een concept-tractaat. De hertogen zouden 4000 man te paard en 9000 te voet op de been brengen , waarvan zij zeiven 2000 ruiters en 4000 voetknechten, H. H. M., de Keizer en Spanje de rest, ieder voor V3, zouden onderhouden , terwijl na een vrede met Munster en

-ocr page 244-

'215

Keulen H. H. M. en Spanje ieder de lielft van de laatstge-m el de 7000 man zouden betalen; de drie bondgenooten zouden aan de hertogen 120000 rksd: als werfgeld en verder maandelijks voor ieder der 8 regimenten te paard f 11918—49—9 en voor ieder der 9 regimenten te voet f lO^G^—0—1 betalen ; de hertogen zouden de noodige artillerie leveren en daarvoor en voor de bezoldiging der hoogste legercharges maandelijks f 22263—12—8 ontvangen

Dit concept voldeed niet geheel. De hertogen vonden de som der werfgelden te laag en vreesden, misschien niet geheel ten onrechte, dat Spanje en do Keizer de subsidies niet zouden willen betalen. Brasser zond een contra-project naar den Haag, hetgeen ten gevolge had, dat H. H. M. op verschillende punten toegaven. Omtrent de subsidies bleef echter altijd zwarigheid bestaan. Monterey toonde niet den minsten lust, daarin bij te dragen , waarop Salinas uit den Haag naar Brussel reisde, om den Spaanschen landvoogd tot andere gedachten te brengen. Salinas keerde met goede berichten terug, die dadelijk aan Brasser geschreven werden en hem groot genoegen deden, daar de hertogen over de manier, waarop men hen behandelde, gansch niet tevreden waren. Ook nu nog bleven zij bevreesd, dat Spanje zijn aandeel in de hun te geven subsidies niet zou betalen.

Brasser begaf zich naar den Haag, om bij H. H. M. op spoed aan te dringen. Gelukkig kwam thans Salinas, die weder te Brussel geweest was, terug met de verzekering, dat Monterey gaarne het sluiten van het tractaat zou zien en dat de wisselbrieven voor de aanritsgelden en de eerste maand soldij te Amsterdam gereed lagen (30 April). Daarop werd 2 Mei ter vergadering van H. H. M. een concept-tractaat gelezen.

-ocr page 245-

216

Brasser verliet daarna 31 Mei den Haag en keerde naar Celie terug, waar eindelijk 10/20 Juni 1674 het verdrag der beide hertogen met H. H. M., den Keizer en Spanje geteekend werd. Niet lang had Brasser genot van de eer, deze zoo langdurige en bezwaarlijke onderhandeling tot een goed einde gebracht te hebben. Kort na het sluiten van het tractaat keerde hij naar het vaderland terug , werd ziek en stierf 18 Nov: te 's-Hertogenbosch, »met die eere, dat een »IIeer is geweest soo bequaem tot de Policie als Militiequot; ').

Dezelfde noodzakelijkheid, die de vorsten van Celle en Wolfenbuttel gedwongen had, in den zich meer en meer uitbreidenden oorlog partij te kiezen, bestond voor den keurvorst van Brandenburg. Na den vrede van Vossem had hij eene gewapende onzijdigheid bewaard. Die toestand evenwel was onhoudbaar, want daardoor werd het onderhoud eener groote legermacht vereisciit. Het was dus veel beter party te kiezen. Frederik Willem gevoelde, als Duitsch

') Seer: Ees : St.-G. 20 , 29 Sept:, 22 , 30 Nov:, 1 , 7 Dec: 1073, 18 Jan:, 1, 10, 24 Febr:, 9, 29 Maart, 6, 9, 11, 22, 30 April, 1, 2 Mei, 20 Juni, 3 Juli 1074. Actes. 1. 1. bl: 471—501. Basnage. 1. 1. bl: 538. Depping. bl: 256. 257. Dumont. 1. 1. bl: 203—207. de Garden. 1. 1. bl: 97. Kluit, bl : 171. n». 070. Mignet. I 1. bl: 281. 282. Muller, bl: 85—-91. Urkuuden. Dl: III. bl: 420—428. Verv: Valk; bl: 948. Wagenaar. 1. 1. bl: 305. 300. Secrete brieven van Brasser, d10 14 ,

17, 11/21, 28 Nov., 21 yoY:- 25 Nov 27 N0V:' 1/11, 5/15, 9,19,

1 Dec :, 5 Dec :, 7 Dec :,

30, 31 Dec: 1073, 26, 30 Jan:, 6, 9, 27 Febr:, 6, 9, 13, 16, 23,

27, 30 Maart, 3, 6, 17, 20 April, 8, 12, 22 Juni 1074 (Tl A.). Ernst August van Osnabrück trad door een in den Haag 20 Jan: 1675 geteekend verdrag tot het verbond van 10/20 Juni 1674 toe. Actes. 1. I. bl: 560—575. Dumont. 1. 1. bl: 285—288. de Garden. 1. 1. bl: 97. Havemann. 1. 1. bl: 266. 267. Kluit, bl: 173. n». 684. Wagenaar. 1. 1. bl: 306.

-ocr page 246-

217

vorst, weinig hist, zich geheel met Lodewijk XIV te verbinden , die hern daarenboven krenkte, door hem slechts een gedeelte der te Vossem toegestane 300000 livres te betalen. Verjus, die in Augustus 1673 te Berlijn kwam , oin den keurvorst over het aangaan van een nader verbond te polsen , vond dan ook de zaken niet zooals hij gewenscht had, en toen hij 4 Nov: den keurvorst het voorstel tot eene nauwere alliantie deed , wees Frederik Willem zulks af en zeide, dat hij als rijksvorst zich niet met Lodewijk kon verbinden , voordat deze zijne troepen het Rijk had doen ontruimen.

De kans stond dus voor den Franschen koning zeer slecht en zelfs de hoop , die hij koesterde . dat de keurvorst ten minste tot de zoogenaamde derde partij zou toetreden , was zeer wankelbaar. Frederik Willem toch begon weder toenadering tot H. H. M. te toonen en Romswinckel hield 17 Oct: eene conferentie in den Haag, waarin de Staten verklaarden , hunne pretensies op de Kleefsche steden te laten varen, doch niets te willen weten van de betaling der achterstallige subsidies. Deze laatste verklaring beviel den keurvorst geenszins en om den Staten vrees aan te jagen , dat hij misschien de partij hunner vijanden zou omhelzen, hernieuwde hij 4/11 Dec: 1673 het verdrag, dat hij 6 April 1666 met Zweden gesloten had en dat eerst in 1676 geeindigd zou zijn.

Aan den eenen kant daardoor opgeschrikt, aan den anderen door verschillende berichten verzekerd van de genegenheid des keurvorsten om tegen subsidie de partij der republiek te omhelzen en Christoph Bernard aan te vallen , besloten H. H. M., een buitengewonen gezant naar Berlijn te zenden , hetgeen Frederik Willem niet anders dan aangenaam

i

-ocr page 247-

kon zijn, dewijl hij reeds geklaagd had, dat H. II, M. hem een gezant niet waardig keurden.

De persoon , welken H. H. M. tot dien post bestemden, was Izaak Pauw, heer van Achttienhoven '), die 1 Maart 1674 ter vergadering der Staten afscheid nam en den 25sten te Potsdam aankwam. De stemming aan het keurvorstelijke hof was zeer ter gunste van H. H. M., doch werd niet beter, toen men de aanbiedingen van onzen gezant vernam. Achttienhoven toch bood slechts de helft van het onderhoud van i2000 man, zonder eenige werfgelden , aan en verklaarde, dat hij in zijne onderhandelingen aan de toestemming van den Keizer en Spanje gebonden was. De keurvorst, die veel troepen op de been had, vond het getal van 12000 man veel te gering en wilde , altijd tegen behoorlijk subsidie , met 18000 man optreden. Bovendien was hij in het geheel niet tevreden , dat Achttienhoven zonder Spanje en den Keizer niet onderhandelen wilde, en terecht, want dezelfde moeilijkheden , welke die beide bondgenooten van H. H. M. op het punt

') Izaak Pauw, pensionaris van Enkhuizen, vertegenwoordigde zijne stad ter vergadering van Holland van 21 3Iei 1653 tot aan zijn dood. Hij werd 8 Oct: 1CG0 hoogheemraad van Delfland en 22 Nov: 1669 meesterknaap der houtvesterij van Holland. Deze provincie vaardigde hem twee malen (17 Dec: 1670 en 11 Jan: 1685) ter generaliteits-rekenkamer en evenzeer twee keeren (21 Nov: 1675 en 14 Deo: 1681) ter vergadering van H. H. M. af. Hij stond 16 Sopt: 1672 op het drietal voor den post van ruwaard van Putten, dien echter de prins aan den heer van Sliedreelit gaf. Nadat Holland Pauw reeds 10 Nov: 1678 in den Raad van State gecommitteerd had, viel dezelfde eer hem 2 Dec: 1687 te heurt; hij overleed in die betrekking in het midden van Sept: 1690. Zijne ambassade naar Berlijn in 1674 is, zoo ik mij niet vergis, de eenige buitenlandsche zending geweest, die hij bekleed heeft.

-ocr page 248-

•249

der subsidies in de onderhandelingen van Brasser gebracht hadden , bestonden ook thans. Onze gezant had bitter weinig steun aan zijne collega's, want de Keizerlijke, deGoës, had geene instructie en de Spuansche was afwezig, terwijl daarentegen Verjus ijverig in de weer was. Toch koesterde de keurvorst genoeg genegenheid voor H. H. M., om Achttienhoven een project-tractaat aan te bieden. Hij wilde met de republiek alleen een verdrag sluiten , waarin men den Keizer en Spanje kon opnemen, wier subsidiën aan haar zouden komen; het getal der keurvorstelijke troepen werd voorloopig niet bepaald , ofschoon het later bleek , dat Frederik Willem op 20000 man bleef staan , terwijl de Staten, en ook de Goës, van niet meer dan 1'iOOO man wilden hooren; tot uitrusting der troepen zou de keurvorst, niet als werfgeld, hetgeen H. H. M. bepaald weigerden , maar bij de ratificatie 200000 rksd: ontvangen; H. H. M. zouden de helft van het onderhoud betalen; werd de keurvorst aangetast, dan zouden zij tegen den aanvaller in rupture treden ; iedere partij mocht, onder voorwaarde van den status quo ante bellum , vrede of een wapenstilstand sluiten; behalve de gemelde 200000 rksd:, die tevens als vergoeding voor de achterstallige subsidies van 1672 en 1673 zouden gelden, moesten H. H. M. na twee jaren in termijnen 150000 rksd: betalen.

De keurvorst zond spoedig daarop Derfflinger naar den Haag, om de bestaande zwarigheden uit den weg te ruimen. Fagel ijverde zeer voor de totstandkoming van het verdrag en Derfflinger kwam vrij tevreden weder te Berlijn (24 Mei). Toch ging de zaak niet zeer vlot. Eerst nadat men van beide zijden het een en ander toegegeven had , van den kant des keurvorsten op het punt van het aantal troepen en de ach-

-ocr page 249-

-ïli)

terstallige subsidies, van dien vau li. H. M. eveneens op liet eerste punt en op dat der werfgelden , werd liet tractaat quot;i Juquot;! Coin a/Spree geteekend. De keurvorst leverde

5UÜÜ ruiters, 1000 dragonders en lOOOU voetknechten en ontving 200000 rksd:, gelijkelijk door H. H. M. en door Spanje te betalen; deze beide gaven tevens het halve onderhoud der troepen, te rekenen van de teekening van het tractaat en in het begin van iedere maand te betalen; de keurvorst zou, indien hij aangevallen werd, door zijne bondge-nooten met hoogstens 16000 man ondersteund worden; het opperbevel berustte bij den keurvorst; geene der partijen mocht zonder toestemming der andere eenig verdrag met den vijand sluiten

In denzelfden tijd dat men in den Haag over een verbond met Brunswijk-Lunenburg was beginnen te denken, had men onzerzijds het plan opgevat, met Denemarken een verdrag te sluiten , dat het niet geratificeerde van 10/20 Mei 1673 zou kunen vervangen (Sept: 1673). Gelukkig bevond zich te Kopenhagen de graaf van Windischgratz, die een tractaat tus-sclien den Keizer en Christiaan Y tot stand zocht te brengen en zijne hoop te kennen gaf, dat Denemarken gene-

') Res: St .-Gr. 14, 19 Febr:, 1 Maart 1074. Seer; Res: St,-G. 9, 17 Febr: 1674. Actes. 1. I. bl: 502—520. Basnage. 1. 1. bl: 538—540. Droy-sen. 1. 1. bl: 401—405. 471—470. 480—483. Duniont. 1. 1. bl: 207-269. Ernieu. 1. 1. bl: 339. de Garden. 1. 1. bl: 97. Holl: Merc: 1. 1. bl: 133, Hora Siccama. bl: 207—271. Kluit, bl: 171. n0. 077. Mignet. 1. 1. bl:282. Moenier. bl: 383—385. Muller, bl: 85—91. Peter, bl: 192—208. Pufend: bl: 703—714. 717. 718. 720—724. Sylvius. 1. 1. bl: 44. 93. TJrkunden. Dl: II. bl: 510-517. 519—524. Dl: III. bl: 418—442. Wagenaar. 1.1. b]: 300. 307. Achttienhoven keerde spoedig naar het vaderland terug en bracht 8 Aug: 1074 ter vergadering van H. H. M. rapport uit.

-ocr page 250-

•2'21

gen zou zijn, zich ook met onze republiek te verbinden.

H, H. M. confereerden daarover met Kramprich , doch lieten verder niets van zich hooren , zoodat Windischgratz dreigde, onverrichter zake uit Kopenhagen weder naar Wee-nen te vertrekken. Dit hielp en de Staten droegen '29 Dec: Werkendam op , in nadere onderhandelingen te treden , ofschoon het hun geenszins beviel, dat Denemarken , hetwelk weinig op den Keizer en Spanje bouwde, met hen alleen wilde onderhandelen, in welk geval zij ook uit naam der beide bondgenooten moesten optreden.

De aanbiedingen van H. H. M. voldeden echter te Kopenhagen niet geheel, en Werkendam was zeer bevreesd, dat Zweden, hetwelk onlangs het tractaat met Brandenburg hernieuwd had , Christiaan tot de derde partij zou overhalen, zoo het al niet den Franschen gezant, Terion , gelukte , hem op de zijde van Lodewijk te brengen.

Intusschen sloot Windischgratz 26 Jan: 1674 te Kopenhagen een verdrag, volgens hetwelk beide partijen elkander cene hulp van 3ÜU0 ruiters en 6000 voetknechten beloofden. terwijl Denemarken bij geheime artikelen zich verbond, gemeenschappelijk met de 30000 man, die de Keizer op de been had, en de 20000 man van H. H. M. te zullen ageeren. Windischgratz verliet kort daarop Kopenhagen , hetgeen Werkendam in groote verlegenheid bracht, te meer omdat aldaar zich geen Spaansch gezant bevond. Werkendam evenwel, die niet aan de goede bedoelingen van Christiaan twijfelde, wist hem over te halen, eene instructie aan zijn gezant in den Haag , Hoeg, te zenden , om aldaar de onderhandelingen voort te zetten. Werkendam , door ongesteldheid en dicht water opgehouden, bleef nog eenigen tijd te Kopenhagen ,

-ocr page 251-

222

doch verliet eindelijk die stad (12 Mei) en bracht 8 Juni ter vergadering van H. M. M. rapport uit ').

Intusschen waren in den Haag de onderhandelingen begonnen met eene conferentie, die commissarissen van H. H. M. met Hoeg hielden. Deze verklaarde, instructie in optima forma te hebben en betuigde zijne genegenheid jegens H. H. M., hoewel hij het betreurde , dat de tegenwoordige onderhandelingen zoo langzaam gevoerd werden. H. 11. M. boden aan, de vroegere defensieve tractaten te bevestigen en 5 a 6000 man op dezelfde condities, als waarop men met ürunswijk-Lunenburg onderhandelde , voor de helft te onderhouden. Hoeg drong op de ratificatie van het verdrag van 10/20 Mei 1673 aan en daar H. H. M. zulks afsloegen, eischtehij vergoeding voor de tengevolge van dat tractaat gemaakte kosten en tevens subsidie voor eene vloot. Deze eischen kwamen H. H. M. te hoog voor en dewijl Salinas, in wiens afwezigheid men niets kon besluiten, ziel) te Brussel bevond , werd de zaak voorloopig in statu quo gelaten. Toen de Spaansche gezant teruggekeerd was, werden hem en Kramprich de eischen van Hoeg medegedeeld , doch evenals in de onderhandelingen met Geile en Wolfenbuttel toonde ook thans Spanje weinig of geen lust tot het betalen van subsidies.

De aarzeling der bondgenooten om de eischen van Dene-

') Res; St.-G. 23 Maart, 8 Juni 1074. Seor: Res: St.-6. 20 , 29 Sept:, 10, 14 Oct:, 10 Nov:, 29 Dec: 1073, 3 Maart 1074. Mignct. 1. 1. bl: 281. Sylvius. 1. 1. bl; 73. Verv: Valk: bl: 909. Brieven van Werkendam en le Maire, resident te Kopenhagen , d'quot; 13 Maart, en van Werkendam, dquot; 25 Mei 1674 (R. A.). Secrete brieven van AVerkendam , d'° 13/23 Sept:, 21 Oct:, 4, 9, 14, 8/18 Nov:, 2, 2/12 Dec: 1073, 6/10,10/20, 27 Jan; , 3,6, 14/24 Febr:, 27 Maart 1674 (R. A.).

-ocr page 252-

22a

marken in te willigen maakte te Kopenhagen een zeer slechten indruk. De üeensche ministers beweerden, dat H. H. M. het weder niet ernstig meenden , en waren zeer misnoegd , dat deze slechts een zoo klein getal troepen wilden subsidieeren, terwijl de koning, evenals de keurvorst van Brandenburg, met een veel grooter wilde optreden. Bovendien was thans de Fransche gezant drukker dan ooit in de weer, om door schoone aanbiedingen Christiaan te bewegen , de zaak van zijn meester te omhelzen of ten minste onzijdig te blijven.

H. H. M. bemerkten dat zij iets zouden moeten toegeven. Zij stelden aan lioeg voor, dat de oude tractaten vernieuwd zouden worden en dat de koning, in plaats van (3000 man te leveren, tegen nieuwe vijanden in rupture zou treden; intusschen wilden zij hem maandelijks 30000 gld:, waarvan de hell't door Spanje gedragen zou worden , betalen en ingeval van rupture 3-2riOOO gld: en maandelijks tot onderhoud van 2000 ruiters eu 5000 voetknechten ƒ 125974—4—5 , mits de koning 13000 man in het veld bracht.

Na nog eenige onderhandelingen werd eindelijk 10 Juli het verdrag in den Haag geteekend. De koning zou party kiezen tegen alle toekomstige vijanden der bondgenooten en daartoe een leger van 16000 man gereed houden , waarvoor hij, te rekenen van de ratificatie, maandelijks 14000 rksd: zou ontvangen ; hij zou tegen alle nieuwe vijanden in rupture treden, als wanneer H. H. M. en Spanje hem 425000 gld: tot uitrusting eti verder maandelijks het halve onderhoud der 16000 man zouden geven , terwijl de andere helft te zijnen laste zou komen; vereischten de omstandigheden het uitrusten eener vloot, dan zouden Spanje en H. H. M. gezamenlijk de helft der onkosten . op den voet van het tractaat van 1666,

-ocr page 253-

'2'24

dragen; partijen mochten zonder elkanders toestemming geen vrede ot wapenstilstand sluiten. In een geheim artikel was bepaald, dat H. H. M. den koning, als hij na het einde van den tegenwoordigen oorlog aangevallen werd , met alle macht zouden ondersteunen en dat dit tractaat nog 15 jaren na het einde van den oorlog, die thans gevoerd werd , zou duren '),

') Seer; Res: St.-G. U April, 7, 11 Mei, 10 Juli 1674. Actes. 1. 1. bl: 527—559. Basnage. 1. 1. bl: 538. Dumont. I. 1. bi: 269—277. Eimen. 1. 1. bl: 339. de Garden. 1. 1. bl: 97. Kluit, bl: 171. n». 679. Mignet. 1,1. bl: 282. Muller, bl: 90—92. Wagenaar. 1. 1. bl: 307. Brieven van le Maire , lt;1'° ló Mei, 23 , en secrete brief van denzelfde, dt0 27 Juni 1674 (R. A.). Secrete brieven van Werkendam en le Maire, d'0 10, 28 April, 5 Mei 1674. (R. A.). Brief van dezelfde aan van Benningen, dquot; 4/14 April 1674 (R. A.).

-ocr page 254-

ELFDE HOOFDSTUK.

ONDKRHANÜELINQEN TE KEULEN. — VREDE VAN II. H. M.

MET DE BEIDE GEESTELIJKE VORSTEN.

Reeds in het begin van den oorlog, September 1G72, nadat de onderhandelingen van II. H. M. met Frankrijk en Engeland op de onredelijke eisclien van Lodewijk XIV afgestuit waren , had Zweden, dat door de verschillende met elkander strijdige tractaten , die het met H. H. M. en met Frankrijk gesloten had , zich in eene zeer dubbelzinnige positie bevond en niet gaarne den geheelen ondergang der Ne-derlandsche republiek zag, zijne bemiddeling tot een vrede aangeboden. Tot dien einde werden baron de Sparre en Eh-renstein naar Engeland en de Nederlanden en graaf de la Gardie naar Frankrijk gezonden. De beide koningen namen de bemiddeling aan en Lodewijk stelde zelfs een wapenstilstand voor. Toen echter de Zweedsche mediateurs dien aan de Staten voorsloegen , wilden deze wel de bemiddeling doch

-ocr page 255-

igt;'26

niet den wapenstilstand aannemen , daar zij terecht begrepen , dat die geheel in het voordeel hunner vijanden zou zijn en hen van de hulp der Keizerlijke en Brandenburgsche legers , die toen (Januari 1673) in aantocht waren , zou versteken. Bovendien wilden zij in het voorstel der beide koningen, dié Duinkerken als handelsplaats gekozen hadden, niet treden, omdat die stad niet onzijdig was. H. II. M. sloegen acht andere steden, Osnabrück, Hamburg, Aken , Frankfort, Brunswijk, Keulen , Antwerpen en Dortmund voor.

Lodewijk gaf op dit voorstel geen bepaald antwoord, doch Karei stond er bepaald op , dat de onderhandelingen te Duinkerken zouden plaats hebben. De Zweedsche mediateurs beproefden tevergeefs, H. H. M. van gedachten te doen veranderen. De Staten bleven weigeren afgevaardigden naar gemelde stad te zenden, doch verklaarden '21 Febr: aan Sparre en Ehrenstein , dat zij genegen waren een wapenstilstand met Engeland te sluiten. Thans echter was het blaadje omgekeerd en wilde Karei daarvan niets hooren. Na vele onderhandelingen werd hij echter overgehaald , Duinkerken te laten varen , waarop hij aan Lodewijk de keuze tusschen Aken en Keulen gaf. De Fransche koning wees de laatstgemelde stad aan en benoemde kort daarna, evenals Karei, gezanten, om aldaar de onderhandelingen te voeren. Ook van onze zijde werden spoedig afgevaardigden benoemd en wel door Holland Beverningk en Renswoude, door Zeeland Odijk , door Friesland van Haren en door Groningen IJsbrandts ').

') Alpen. 1. 1. U: 3G9. Basnage. 1. 1. bl: 392—394. Dylandt. bl: 13. Ho)l; Mere: 1673. bl; 8—11. 43—46. fKonynenberg]. bl: 391—394.

-ocr page 256-

227

De hoop, die men koesterde, dat de onderhandelinpcen thans weldra zouden beginnen , werd niet verwezenlijkt. De Zweedsche mediateurs brachten 5 April ter vergadering van H. H. M. twee bezwaren te berde, die Lode wijk geopperd had.

Ten eerste wilde hij Renswoude, die een edelman uit Utrecht was, niet als gezant van H. H. M. erkennen, omdat hij , die provincie in bezit hebbende , hem als zijn onderdaan beschouwde. Deze zwarigheid werd des te spoediger uit den weg geruimd, daar reeds eenige leden van Holland om dezelfde reden zich tegen de benoeming van Renswoude gekant hadden. Beverningk bleef derhalve alleen als afgevaardigde van Holland.

Het tweede bezwaar van Lodewijk was , dat hij Keulen , hetwelk hij zelf gekozen had, thans verwierp , om dezelfde reden waarom vroeger H. H. M, Duinkerken geweigerd hadden , om de niet- neutraliteit der stad. Nadat in Januari 1672 Bamphield met zijn regiment Keulen verlaten had, was de stad bezet door een regiment Westphaalsche kreits-troepen , waartoe Munster , Neuburg-Gulik , Brandenburg-Kleef, Pader-born, Keulen en Osnabrück ieder 200 man geleverd hadden. De markies de Grana vertrouwde deze bezetting niet en hij had weten te bewerken, dat hij met zijn regiment, hetwelk in Keizerlijken dienst stond, door den magistraat in de stad gelaten werd. Lodewijk was van oordeel, dat de tegenwoordigheid van Grana aan de onzijdigheid van Keulen in den weg stond, en koos derhalve Aken tot plaats der onderhan-

396—398. Mignet. 1. 1. bl; 188—-140. 141. Sylvius. Stuk I. bl: 458. 474. 475. 477. 497. 525. 531—537. 542—544. 578—582. Verv: Valk; b!: 671— 678. Wagenaar. 1. 1. W: 242—245.

-ocr page 257-

22S

delingen. De magistraat van Keulen evenwel, die in het verblijf van zoovele gezanten en in de onzijdigheid als handelsplaats groot voordeel voor de stad zag, wist bij den Keizer te bewerken , dat Grana zelf terug ontboden werd, terwijl zijn regiment in den eed der stad genomen en onder het bevel van baron van der Leijen , een vriend van den Straatsburger bisschop, gesteld werd.

Daarmede was ook deze zwarigheid opgeheven. Onze gezanten, die 11 Mei vertrokken waren, hadden zich reeds naar Aken begeven , waar zij den 19den aangekomen waren. Zij vonden aldaar alleen de Zweedsche mediateurs, die den 2lt;leii ter vergadering van H H. M. afscheid genomen hadden , en bleven eenigen tijd , totdat zij naar Keulen vertrokken, waar zij 12 Juni aankwamen ').

De gezanten van Frankrijk en de Zweedsche mediateurs bevonden zich reeds te Keulen. Korten tijd later kwamen aldaar ook de ambassadeurs van andere, bij de negotiaties belang hebbende vorsten. De onderhandelingen werden daarop 27 Juni aangevangen.

Lodewijk had, 18 April aan zijne gezanten eene instructie gegeven, waarin hij hun opdroeg, ook voor de belangen zijner bondgenooten te waken. Zij moesten de aanspraken van Keulen op een gedeelte van het graafschap Zutfen of van Overijssel en die van Munster op Borculo, Lichtenvoorde.

Res: St.-G. 22 Mei 1673. Basnage. 1. 1. bl: 394. 395. By landt, bl: 15. 16. Ennen. 1. 1. bl; 300—306. Holl: Merc; 1. 1. bl: 54—56. 66. 67. 74. [Konynenberg]. bl: 398. 399. 412-415. Mignet. 1. l.bl:140. 141. Schotel, bl: 45. Sylvius. 1. 1. bl: 582. 588. 589. 598. 599. G05. Verv: Valk: bl: 678—686. Wagenaar. 1. 1. bl: 245. Brieven onzer gezanten, il'° 19, 26 Mei, 16 Juni 1673 (R. A.).

-ocr page 258-

229

Nede , Westerwolde, de Bourtange , Lingen , Bredevoort, Winterswijk, Aalten en Dinxperlo ondersteunen '). Deze eischen , die zooveel op die van Juni 1672 geleken en reeds toen geen ingang hadden kunnen vinden , waren thans zeer zeker veel te 1 oog , te meer daar H. H. M. allerminst genegen waren , den beiden geestelijken vorsten iets in te willigen , en zelfs met pretensies op en klachten tegen Christoph Bernard te voorschijn traden. Zoo had, om niet van de gravin van Bentheim te spreken , graaf Otto van Limburg-Stiruin H. H. M. verzocht, den gezanten de behartiging zijner belangen op het punt der heerlijkheid Borculo op te dragen ; zoo verzocht Johan van Gent, dat Beverningk c. s. voor de teruggave zijner in het stift Munster gelegene goederen, die de bisschop in het begin van den oorlog verbeurd verklaard had , zou zorgen ; zoo kwam Unico Ripperda , heer van Hengelo en Boxbergen , met een dergelijk verzoek voor den dag; zoo hernieuwde Godard van Reede-Ginckel zijne aanspraak op de goederen , die hij door zijne echtgenoote in het stift Munster behuwd had; zoo verlangde Werner van Dorth, heer van Issum , teruggave van het hem ontnomene goed den Veehof. Zoo klaagden de Staten zeiven over den vorm der paspoorten, die de bisschop 4 Mei uitgevaardigd had; hij had , over hen sprekende, in plaats van die hochmoegenden herrn General Staten der vereinigten Niederlande slechts den term; die herrn General Staten der Niederlande gebruikt; hij noemde zijne eigene bondgenooten die höchste und hohe

') Het ligt niet in mijn plan, de onderlioudeüngen te Keuleu, die trouwens wat Frankrijk betreft niets opgeleverd hebben, in haar geheel te be-handeleu. Slechts dat gedeelte, hetwelk meer bijzonder op Keulen eu Munster betrekking heeft, heb ik mij voor oogen gesteld.

40

-ocr page 259-

230

lierni allijrten en die van II. H. M. slechts die liolien aliijr-ten; hij had in het paspoort niet over koeriers gesproken ; zijn vrijgeleide was, blijkens de daarin vervatte uitdrukking, alleen wahrender friedenshandelung geldig en gaf dus geene zekerheid voor den terugkeer , als onverhoopt de onderhandelingen afgebroken werden. Christoph Bernard antwoordde daarop, dat hij over, niet tot H. H. M. gesproken had; wat de titulatuur der bondgenooten betreft zeide hij , dat hij, tot de zijne sprekende, ze hochste und hohe noemde; eindelijk verklaarde hij, dat de koeriers onder de wel vermelde dienaren der gezanten begrepen waren en dat het vrijgeleide natuurlijk ook na afbreking der onderhandelingen gold.

De ambassadeurs der beide prelaten kwamen nog niet te voorschijn en hunne belangen waren derhalve altijd in handen van de Zweedsche mediateurs , die echter ronduit aan onze afgevaardigden verklaarden, dat zoodra de zaak met Frankrijk en Engeland geschikt was, de onderhandelingen met Munster en Keulen geen bezwaar zouden opleveren. Deze verklaring beviel den Staten zeer en zij bevalen hunnen gezanten , die goed in het geheugen te prenten en later te pas te brengen , daar Christoph Bernard geene pretensies ter wereld kon maken , terwijl Maximiliaan Hendrik de zijne hoogstens tot de evacuatie van Rijnberk kon uitstrekken,

Intussclien ging het met de onderhandelingen niet vlot, daar Frankrijk en Engeland stijf op hun stuk bleven staan. De Zweedsche gezanten leverden aan de onze 11 Juli de vredesvoorwaarden , die de beide koningen waarschijnlijk zouden eischen , over. Die condities waren evenwel wederom zoo hoog, dat onze ambassadeurs zwarigheid maakten, die zonder nadere instructie aan te nemen, en derhalve twee hun-

-ocr page 260-

23 \

ner, Beverningk oti van Haren, naar 's Graven hase zonden.

Deze beiden brachten 17 Juli ter vergadering dor Staten-Generaal rapport uit, waarna zij met Fagel en andere commissarissen van II H. M. conferenties liielden , waarvan het resultaat was , dat men oordeelde, dat saenden heere Chur-»furst van Cöln sonde connen werden gelaeten de stad Rliijn-sberck, ende naergegeven do pretension, die haor ho: mo: sdienaengaende hebben. Ende dat met den heere Bisschop »van Munster de vrede simpelijck sonde behooren vernieuwt Die worden.quot;

Mauregnault, van Haren en Gockinga werden naar hunne respectieve gewesten gezonden, om den uitslag der conferenties in de provinciale vergaderingen mede te doelen. Holland (27 Juli) en Groningen (14 Juli) keurden het ter conferentie besloteno goed. Friesland (16 Juli) machtigde zijne afgevaardigden ter vergadering van H. H. M., om zonder ruggespraak tot het nemen van zoodanige resolutie mede te werken , als voor de gezamenlijke provincies tot het sluiten van een goeden vrede noodig geoordeeld werd. Zeeland (28 Juli) was het vrij wel eens met het in den Haag boslotene, maar wilde o. a. niet, dat men Hulst, Huisterambacht. Sas van Gent en Moerspui aan den vijand overliet, omdat de bezittel' , welke dan cok, van die plaatsen oen te gevaarlijke nabuur zou zijn; werd men gedwongen oonige steden af te staan , dan moesten die gevonden worden uit die provincies, sdaer-»onder eenigo plaetsen ende quartieron haer soo lachement «ende selffs met affsweeringe van de Unie, onder de vijan-))den hebben begeven ,quot; de provincie Utrecht uitgezonderd , omdat deze tot dekking van Holland moest blijven strekken.

Waren de resoluties der gewesten vrij eenstemmig ton

-ocr page 261-

232

aanzien van Munster en Keulen, zij verschilden in verscheidene punten omtrent de voorwaarden , waarop men met Frankrijk en Engeland vrede zou sluiten. De omstandigheden veroorloofden niet, de gewesten tot eenparige denkwijze te brengen. Dientengevolge werden de verschillende resoluties aan Beverningk en van Haren medegegeven , die daarna den Haag verlieten en 14 Aug; te Keulen terugkwamen ■).

Gedurende hunne afwezigheid was weinig voorgevallen. Het voornaamste was, dat eindelijk de gezanten van Keulen en Munster aangekomen waren. De eerstgemelde, de bisschop van Straatsburg en zijn broeder. quot;Willem Ego, hadden van hun meester last, op herstel der geledene schade, vergoeding der oorlogskosten en waarborg tegen toekomstige beleedigin-gen zoowel voor Keulen , als voor Brandenburg, Munster en Oost-Friesland aan te dringen.

De instructie van Christoph Bernard voor zijne gezanten, Frederik Schmising, Gosewijn Droste-Vischering en Werner zur Muhlen , bevatte hoofdzakelijk de volgende vijf punten; 1° afstand door H. H. M. van hetgeen Bodewijk XIV hem bij verschillende tractaten beloofd en gewaarborgd had, n.1. Borculo , Bichtenvoorde , Wedde met Westerwolde, de Bour-

') Ros; St,-Gr. 7 April, 13, 17, 31 Juli, , 1-t Aug; 1673. SecnRes: St,-G. 3, 19, 29 Juli, 7, 10 Aug: 1073. Seer: Res: Holl; 27 Juli 1073. 1. 1. bl: 346—348. Basnage. 1. 1. bi: 452—454. Bylandt. bl: 19. Eimen. 1. 1. bl: 306. Holl: Merc: 1. 1. bl:ll9—122. [Konyneiibercf]. bl: 414—410. Miguet. 1. 1. bl: 141—143. 144. 145. 148. 152. Peter, bl; 173. Sylvius. 1. 1. bl: 033. 034. Verv: Valk: bl: 089—092. 708—711. 718. 719. 720. Wagenaar. 1. 1. bl: 253—256. Brieven vau Beverningk, Oil ijk, van Haren en Usbrandts, d10 2, en van dezelfde aan liet secrete besoigne, dto 27 , 30 Juni, 15 Aug: 1073 (R. A.). Paspoort van den bisscliop van 4 Mei 1673. (F. M. L. 12. 13).

-ocr page 262-

-23-3

taugé, Bellingwolde c. a., Bredevoort, Winterswijk, Aalten en Dinxperlo, alle welke plaatsen en streken, behalve fie Bourtange en Westerwolde, door den bisschop bezet waren; 2° afstand van hetgeen de verbondenen verder veroverd hadden en Bodewijk hun gewaarborgd had; 3° afstand van alle plaatsen, die de Fransche koning aan deze zijde van de Maas veroverd had, behalve de steden, die vroeger aan Brabant en Vlaanderen behoord hadden en volgens de tractaten aan Bodewijk moesten komen; 4° satisfactie pro damnis, pro perceptis fructibus der door H. H. M. geüsurpeerde heerlijkheden en pro sumptibus belli , waarvan de lijst den gezanten nagezonden zou worden; 5° zekerheid in futurum, waartoe liet, volgens den bisschop, genoegzaam was, dat Frankrijk en Engeland den vrede garandeerden; meerdere garandeurs waren niet noodig, uweilen alle ubrige mit geit sich leicht-slich uff den hollandischen seithen bringen lassen, und Ihrer ïhochfurst: Genade zu wieder sein werden,quot; gelijk gebleken was bij de garandeurs van den Kleefschen vrede, die geduld hadden, dat H. H. M. dien op alle punten geschonden hadden.

Courtin , één der Fransche gezanten , zeide aan de Mun-stersche, dat de Kleefsche vrede eigenlijk door den bisschop geschonden wasdat deze slechts voorwendsels gezocht had en dat derhalve de Keizer niet onbillijk handelde, als hij H. H. M. hielp. De Munstersche gezanten waren zoo verbaasd over dit gezegde, dat zij het als kortswijl beschouwden, doch Courtin wilde zich daarover niet verder uitlaten. Hij zeide, dat men er thans niet over spreken zou , wie gelijk , wie ongelijk had, maar dat men H. H. M. eenvoudig zou te kennen geven , dat zij die en die voorwaarden moesten aarme-

-ocr page 263-

2a-i

men, iiulien zij vrede wilden hebben, Verdei'beloofde hij zijne medewerking , om den bisschop vermeerdering van grondgebied te verschaffen, doch zeide om des vreden wille te hopen, dat de Munstersche eischen niet te hoog waren.

De keurvorstelijke en bisschoppelijke gezanten hielden conferentie en leverden daarop hunne vorderingen aan de Zweed-sche mediateurs over. Deze vonden ze te hoog en drongen op matiging aan , daar billijke postulata zouden bewerken , dat die vorsten, welke thans neutraal of mediateurs waren , hen daarin tegen H. 11. M zouden ondersteunen. Deze opmerking hielp weinig, want Keulen en Munster beschouwden de volgende voorwaarden ais volkomen billijk:

1°, H. H. M, doen in perpetuum afstand van alles, wat de verbondene vorsten iure belli per arma aut pacta verkregen hebben;

■2°. H, H. M. geven die plaatsen, hetzij reeds bezet, hetzij nog onbezet, over, zonder welke de koning van Frankrijk beloofd heeft, geen vrede te zullen sluiten ; 3°. H. H. M. restitueeren aan den graaf van Bentheim zijne

weggeroofde kinderen;

4°. Aan de katholieken in al de vereenigde provincies wordt vrije uitoefening van godsdienst toegestaan; zij worden niet langer van het bekleeden van posten uitgesloten; 5°. H. H. M. geven aan de Malthezer en Johanniter ridders en aan de geestelijken hunne ontnomene goederen terug;

6quot;. De Staten geven vergoeding voor de door hen den verbondenen vorsten aangebrachte schade, alsmede voor de door hen genotene inkomsten en voor de oorlogskosten; 7'. Tot zekerheid voor het vervolg ontruimen de Staten de

-ocr page 264-

'235

door hen bezette steden , die aan naburige rijksvorsten toebeliooren, en geven die aan hare wettige eigenaars terug.

Er was een groot verschil tusschen hetgeen Keulen en Munster meenden te kunnen eisciien en hetgeen onze gezanten na de terugkomst van Beverningk en van Haren konden aanbieden. Onze onderhandelaars wilden van geene concessies aan de beide prelaten weten, daar H. H. M. niet de aanvallers waren geweest, maar aangevallen waren geworden en derhalve satisfactie konden eischen. A more pacis evenwel wilden H. II. M. aan Keulen Rijnberk overlaten. Tegenover Christoph üernard wilden zij van geene concessie hoegenaamd hooren ; alleen zouden zij, evenzeer ainore pacis, geene wraak op hem nemen.

Onze gezanten bleven er intusschen op aandringen, dat de verbondene vorsten hunne postulata zouden overleveren , dewijl hetgeen de Zweedsche mediateurs tot nu toe gevraagd hadden, geen officieel karakter had. Schmising vertrok daarop naar Munster, om de meening des bisschops te vernemen.

Terwijl aan den eenen kant onze gezanten hoorden , dat de gemelde eischen zeker hoog zouden zijn , verminderde aan de andere zijde de genegenheid van H. H. M., om daarin te treden. De afloop van den zeeslag van 21 Augustus, het heroveren van Naarden en de verbonden met den Keizer, Spanje en Lotharingen verhoogden het vertrouwen van H. H. M. zeer en deden de hoop verdwijnen, dat de vrede spoedig tot stand zou komen , tenzij de verbondenen voorstellen deden, die na de gedane in het geheel niet te verwachten waren. Bovendien gal'Beverningk 4 Sept: den Zweedschen gezanten

-ocr page 265-

23ö

te kennen, dat als de aanbiedingen van H, H. M. niet vóór den IStlequot; aangenomen weiden , deze slechts in gemeenschap met den Keizer , Spanje en Lotharingen do onderhandelingen konden voortzetten ').

Eindelijk, juist op den zoo even gemelden lö'len September , leverden de twee Keulsche en de drie Munstersche gezanten den onzen de volgende voorwaarden over:

Keulen en Munster zouden al hunne veroveringen in Drente en Gelderland benevens Deventer en Kampen teruggeven, alsmede het landschap Vollenhoven, met uitzondering van Salland en Zwartsluis. Ook het landschap Colmeschate en de dorpen rondom Kampen zouden aan H. H. M. teruggegeven worden. Daarentegen eischten de beide geestelijke vorsten : 1°. Zwolle met die gedeelten van Twente en Salland, die niet uitgezonderd waren , doch het zou hun niet vrijstaan , den IJssel tusschen Deventer en Kampen te versterken ; 2°. Van het graafschap Zutfen Lochem en Grol, alsmede de heerlijkheden Borculo, Bredevoort en Lichtenvoorde; 3°. Vrijheid van handel, zooals die thans bestond, voor de inwoners van alle steden , die in hunne macht kwamen; 4°. Behoud van den tegenwoordigen toestand der katholieke

') Seer: Res : St.-G. 1 , 8 Sept: 1673. Basnage. 1. 1. bl: 454. Holl: Merc: 1, 1. bl; 164. 165. Miguet. 1. 1. bl: 160. 161. Peter, bl: 177. Verv: Valk: bl: 721—726. 734. Secrete brief van Douucker, (l10 1 Sept: 1673. (R. A.). Brieven aan het secrete besoigne van IJsbrandts, d10 25 Juli, 1, 4 Aug :, van Beverningk , van Haren en IJsbrandts , dto 2 , en van dezelfde en Odijk, d'quot; 4, 13 Sept: 1673 (R. A.). Volmacht en instructie van den bisschop, dt0 16 en 17 Juli, postulata toederatorum principum van Aug: 1673 (F. M. L. 12. 13). Brieven van Schmising, Droste en zur Mühlen aan den bisschop, d'quot; 28 Juli, 1, 4, 17, 24 Aug: 1673 (F. 31, L. 12. 13).

-ocr page 266-

237

religie in Deventer en Kampen en vrije ui toefen i tig van dien godsdienst in de gelieele republiek ;

5°. In plaats van Wedde, Westerwolde, de Bourtange en Bellingwolde c. a., door Frankrijk en Engeland bij trac-taten aan Munster beloofd, Lingen c. a. en slechting der Bourtange;

öquot;. Eene som van 200000 kroonen baar, te betalen 6 weken

na liet sluiten van den vrede;

1°, Ontruiming van Emden en Lieroort door de Staatsclie troepen en restitutie van die beide steden aan Oost Friesland , evenals die van de andere door H. H. M. bezette rijkssteden aan hare respectieve eigenaars; voldoening voor de Duitsche en Malthezer orden , alsook voor Brandenburg en Neuburg;

8°. Teruggave der Bentheimsche kinderen aan hun vader; 9°. Waarborgen en zekerheid tegen verdere aanvallen en be-leedigingen van den kant van H. H. M.

Die eischen wekten de verbazing en verontwaardiging van de Staten op. Zij gelastten Beverningk c. s., den Zweedschen ambassadeurs te verklaren , dat zulke vorderingen de ondergang der republiek zouden zijn en derhalve onaannemelyk waren De vredesonderhandelingen stokten daardoor en de hoop op een goeden uitslag werd niet beter , toen onze gezanten ook dien van den hertog van Lotharingen aan de negotiaties wilden doen deelnemen, waartegen Frankrijk zich met alle kracht verzette ').

') Seer: Res; St.-Gr. 23 Sexit:, 2, i Oct: ICT.'i. Seer: Res: Holl: 18 Sept: 1673. 1. 1. bl: 350—370. Basnage. 1. 1. bl: 446. 447. Bylandt. bl: 22. 23. Dumont. 1. 1. bl: 243. 244. Kluit, bl: 168. n0. 667. Verv: Valk: bl: 735. 737. 738. Wagenaar. 1. 1. bl: 259. 260. Brieven aan het secrete

-ocr page 267-

'238

Hoe weinig er ook te Keulen verricht werd , tocli werden de omlerliandelingen tussclien onze gezanten en die der geestelijke vorsten niet geheel afgebroken. In het begin van November stelden de Zweedsclie mediateurs voor , dat H. H. M. aan Keulen en Munster ieder oÜÜOOO kroonen als vergoeding

D O

van oorlogskosten zouden geven , waartegen de keurvorst en de bisschop het grootste gedeelte der door hen bezette plaatsen ontruimen en eenige voorloopig als onderpand behouden zouden , totdat de arbiters, die men wederzijds zou benoemen , over de hun te geven satisfactie uitspraak gedaan hadden.

Ook het ultimatum, dal de Munstersche gezanten overleverden , was vrij wat gematigder dan de postulata van 15 September. De bisschop toch eischte:

r. Behoud der tegenwoordige godsdienstvrijheid in Overijssel; 2quot;. De heerlijkheid Bredevoort met Winterswijk, Aalten en Dinxperlo;

3\ De heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde, benevens

Grol, welks vestingwerken geslecht konden worden ; 4quot;. De heerlijkheid Lingen met hare vier parochiën.

Alles salvo puncto justitiae ita regulando tie quid inde in posterum oriatur controversiae.

De aanspraak op Westerwolde, Wedde en Bellingwolde had Christoph Bernard derhalve geheel laten varen , hoewel die streken , zeide hij , vroeger aan het stift ontnomen waren en veel meer gewicht hadden dan Lingen , dal hij in de plaats gesteld had. Westerwolde , Wedde en Bellingwolde toch wer-

besoigne van Beverningk , van Haren en IJsbrandts, dquot;quot; 16, en Tan de-lelfde en Odijk, dquot; 20, 27 Sejit : 1673 (R. A.). Postulata vau 15 Sept: 1673 (F. M. L. 12. 13).

-ocr page 268-

'239

den ieder jaar dooi' aanslibbing grooter en rijker aan vette weiden , en de drie daarin gelegene forten , de Bourtange en de Oude en Nieuwe schansen waren even zoovele sleutels der republiek , terwijl tie tol bij liet laatstgenoemde fort jaarlijks , volgens des bisscbops zeggen , over de 80000 gld : op-braclit. Christoph Bernard evenwel verkoos Lingen amore pacis, omdat liet midden in bet stift Munster en op rijksbodem lag eu omdat de inwoners alle katholiek, die der genoemde drie streken gereformeerd waren.

Deze toenadering des bisschops verwekte in den Haag de hoop, dat het niet onmogelijk zou zijn met hem een afzon-derlijken vrede te sluiten. H. H. M. besloten dan ook ('24 Nov:), ofschoon »den Bisschop geensints meriteert eenigh »voordeel u'yt den iegenwoordigen oorlogh te trecken , door-))dien hij desen Staet altijt een seer quaet ende vijandigh ge-»nioet toegedragen , inden voorsz : oorlogh geëngageert ende ïmet de uijttersle schimp en smaet getracteert heeftquot; en zij derhalve niets liever zouden zien , dan dat hij nde ongemac-»ken vanden oorlogh oock soude mogen voelenquot;, Beverningk c. s. te gelasten, met de Munstersche gezanten verder te onderhandelen. Uit deze praemissen kan men echter lichtelijk opmaken, dat de aanbiedingen van H. H. M. niet schitterend waren. Sommigen wilden den bisschop eene matige som en Borculo geven, mits hij Stirum daarvoor schadeloos stelde; anderen wilden hem alleen eenig geld beloven en hem daarvoor Grol tot onderpand laten , doch daartegen verzetten zich weder anderen »om de consequentie , die daerinne resideert.quot; Het besluit der Staten was, dat zij er niet van wilden boo-ren , den bisschop eenige plaats hetzij als blijvend eigendom, hetzij als onderpard over te laten; wat de geldsom betreft

-ocr page 269-

240

wilden zij hoogstens 30(J000 gld: geven , terwijl Holland aan Bevemingk liet weten, dat li'y wel tot 400000 gld: gaan mocht.

Het zou echter nog eenigen tijd duren , voordat het onzen gezanten gelukte, dit magere aanbod smakelijk te maken. Op het einde van het jaar sliepen deze onderhandelingen evenals de andere , die altijd op de quaestie over de al of niet toelating van Lotharingen schipbreuk leden

Intusschen was de toestand van Christoph Bernard en Maxirniliaan Hendrik niet gunstiger geworden üe Fransche koning ondersteunde hen weinig en liet 45000 daalders , die als subsidie naar Munster gezonden moesten worden , terughouden , hetgeen den bisschop zeer verbitterde. Erger stond het met den keurvorst van Keulen. Zijne residentie Bonn was 12 Nov : ingenomen, waarna hij zelf naar Keulen geweken was , waar hij , van geldmiddelen ontbloot, een treurig leven leidde. Ook hem onthield Lodewijk de voor het onderhoud der troepen noodige subsidiën ; slechts eens zond hij hem 12000 rksd ;. Maxirniliaan Hendrik, ontmoedigd en misnoegd, knoopte 20 Dec; onderhandelingen met den Keizerlijken gezant, Lisola, aan. Hij beloofde, zijne troepen niet meer tegen den Keizer of Spanje te zullen laten optrekken en zich geheel naar Leopolds bevelen te zullen schikken; zijne twisten met H. H. M. wilde hij aan eene scheidsrechterlijke uitspraak onderworpen ; tot onderpand voor de oprechtheid

') Secr ; Kes : St.-G. '_'4 Nov : 1G73. Holl: ÜUerc ; 1.1. bl: 260. Sylvius. 1.1. bl: 707. 708. 713. Verv : Valk: bl ; 741. 742. Brief van Fagel aan Bever-ningk , d1quot; 24 Nov: 1673, voorstel der Zweedsche mediateurs en ultimatum van Munster (Verbael Aken—Keulen). Brieven van Sclnnising en zur MühUn, d1» 9, 19 Dec: 1673, 2 Jan: 1874 (F. M. L. 12. 13).

-ocr page 270-

241

zijner bedoelingen verklaarde hij zich bereid, Neuss , Dorsten en Werl in handen van Mentz . Beijeren , Neuburg en Hessen te stellen.

Courtin had het Fransche hof reeds gewaarschuwd , dat de houding van den keurvorst twijfelachtig begon te worden , maar men had daarop weinig acht geslagen. Thans echter begon men ongerust te worden , doch zonder reden. Het gelukte den ijverigen Willem Ego, den keurvorst weder aan het wankelen te brengen en te bewerken , dat hij van eene verbinding met den Keizer ten nadeele van Frankrijk afzag. Tevergeefs waren evenwel de pogingen , die Furstenberg bij Louvois aanwendde om geld te krijgen. De Fransche minister bleef doof voor die aanzoeken , iets wat weinig met de zoo hoog geroemde zorg van Lodewijk voor zijne bondge-nooten strookte ').

De onderhandelingen werden ondertusschen slap en langzaam voortgezet, behalve die tusschen H. H. M. en Engeland, welke tot den vrede van Londen (19 Febr : 1674) leidden. Die met Frankrijk daarentegen leverden niets op en werden eerlang geheel afgebroken na de beruchte oplichting van Willem Ego van Furstenberg (14 Febr;) en de bekende quaestie over het ophouden van het geld, dat voor de Fransche bezetting van Neuss bestemd was (l Maart). Die twee voorvallen hadden tengevolge, dat Lodewijk zijne gezanten terugriep , die 16 April Keulen verlieten.

Die incidenten en liet daardoor veroorzaakte vertrek der Fransche ambassadeurs, hoe onaangenaam ook op het eerste

') Corstiens. bl; 236. 237. Depping. bl: 231—23G. 242—244. Ennen. 1. 1. bl: 320—325. Holl: Mere: 1. 1. bl: 200. 261. Mignet. 1. 1. bl: -.'76. 277. Peter, bl: 189. Tücking. bl: 229. 230. Verv: Valk; bl: 739—741.

-ocr page 271-

242

gezicht, bewerkten, dat de onderhandelingen van H. H. M. rnet Keiden en Munster, tot welke ik nu terugkeer, beter van stapel liepen.

In het begin van 1Ü74 deed de zoogenaamde derde partij zich gelden, die toen uit Zweden, Beijeren, Nenburg en Hannover bestond. Het doel dier mogendheden was, hare landen en luiden tegen buitenlandsch geweld , inkwartieringen en doortochten te beschermen en aan de oorlogvoerende partijen vredesvoorwaarden secundum aequum et bonum aan te bieden. Wilde eéne der partijen die condities niet aannemen , dan zou de derde partij zich bij de andere voegen, om de eerste tot de aanneming te dwingen. Om aan hunne bemiddeling meer klem bij te zetten zouden de genoemde vier vorsten een leger van 41000 man op de been brengen , waartoe Zweden 15000 , Hannover 14000 , Beijeren 8000 en Neu-burg 4000 man leveren zou.

De derde partij eischte voor Keulen Rijnberk c. a. en 300000 rksd:, voor Munster Borculo en Bredevoort. Die vorderingen , hoe gematigd ook , hadden echter weinig kans van aangenomen te worden. H. H. M. waren niet gezind , eenig grondgebied aan den bisschop af te staan , en dat dezo meer verlangde, dan de derde partij hem geven wilde, bleek uit het ultimatum , dat hij 1 Maart door Lisola aan onze gezanten deed toekomen.

Hij eischte:

1°. Borculo , Lichtenvoorde en Grol ;

2°. De heerlijkheid Bredevoort;

3'', Westerwolde, Bellingwolde en Wedde of in plaats daarvan Lingen met 4 parochiën ;

4°. Eene geldsom als vergoeding voor de oorlogskosten.

-ocr page 272-

243

Hij had daarbij , altijd amore paeis, vier trappen van eischen gevoegd, die in de plaats van liet ultimatum konden treden. Behalve de geldsom en de slechting van Grol, die in alle vier voorkwamen , behelsden zij het volgende : 1°. Munster zou Borculo en Bredevoort behouden , doch aan den prins van Oranje het pandgeld, dat op de laatstge-melde heerlijkheid rustte, teruggeven; de quaestie over Westerwolde zou aan de Keizerlijke beslissing onderworpen worden;

2°. Borculo zou aan Munster komen; over Bredevoort en Westerwolde zou de Keizer beslissen en intusschen zou hot dominium daarvan in statu quo blijven; 3°. H. H. M. zouden Borculo en Bredevoort aan den prins van Oranje afstaan , die daarvoor Lingen met de 4 parochiën aan Munster zou geven ; de Keizer zou over Westerwolde uitspraak doen ;

4r. llorculo, Bredevoort en Westerwolde zouden door H. H. M. aan prins Willem overgelaten worden als compensatie voor de heerlijkheid Lingen , die aan Munster zou komen.

Onze ambassadeurs antwoordden aan Lisola, dat zij niet gemachtigd waren , aan Christoph Bernard een duim grond-gehieds af te staan , en dat zij zelfs, wegens de ten voor-deele van H. H. M. veranderde omstandigheden , er bezwaar in vonden , een stuiver aan te bieden , ofschoon zij vroeger verlof gekregen hadden , eenig geld te geven. Lisola betreurde liet zeer, dat de Staten zoo stijf op hun stuk stonden , omdat de bisschop zich niet ongenegen toonde, de Fransche zijde te verlaten en die des Keizers te kiezen en dezen zijne troepen, die op 5000 ruiters, 1600 dragonders en 6000 voetknechten geschat werden , over te leveren. Daarbij kwam dat

-ocr page 273-

244

Lisola , een ijverig katholiek . heimelijk ten gunste van Chris-toph Bernard gestemd was en niets liever zag, dan dat deze met het meeste mogelijke voordeel uit den strijd kwam.

Beverningk en IJsbrandts, die thans alleen H. H. M. te Keulen vertegenwoordigden , meenden dat de overgang van den bisschop het algemeene verbond niet weinig zou versterken , ofschoon zij de Munstersche troepen noch zoo voltallig, noch zoo goed achtten, als Lisola voorgaf. Zij rieden derhalve H. H. M. aan, den bisschop eene som gelds toe te staan, daar hij die anders zeker toch zelf door middel van brandschattingen zou innen.

De Staten schreven den gezanten hunne bedoelingen in een zeer hoogmoedigen brief. Van afstand van grondgebied aan een vorst, die hen zoo onrechtvaardig aangevallen en den Keizer zoo grof beleedigd had , wilden zij niets weten. De bondgenooten konden zulks niet kwalijk nemen , daar deze »niet hebben gevigileert, soo als het behoorde, om ons tij-»delijck dese splinter uit de voet te helpen trecken.quot; De eenige concessie van H. H. M. was , dat zij geene wraak op den bisschop wilden nemen. Zij bevalen verder aan de gezanten de behartiging der belangen van verschillende ingezetenen en speciaal die van Waldeck op het punt van Werth aan. De krasse termen van Tl. H. M. werden eenigszins hierdoor verzacht, dat zij Beverningk en IJsbrandts machtigden, den bisschop, als hij zijne troepen afstond, hoogstens 300000 gld : toe te staan , die betaald moesten worden door de provincies en steden, welke bij den vrede met Munster ontruimd moesten worden.

Beide partijen , zoowel H. H. M. als de bisschop, die van de hulp van den streng katholieken Lisola nog iets goeds

-ocr page 274-

quot;245

verwachtte , wilden van geen toegeven hooren, hetgeen in den Haag weinig genoegen verwekte, zoodat de raad-pensionaris aan onze gezanten schreef: »Ik sie al des bisschop doen »aen voor pure fourberien'' 1).

De Fransche koning bemerkte intusschen , dat Christoph Bernard begon te wankelen, en hem niet geheel willende verliezen zond hij Rousseau, die in 1671 in Zweden geweest was, naar Coesfeld. Aldaar werd een verdrag gesloten (24 Maart) , waarbij de koning het graafschap Zutfen , dat hij ontruimen wilde , aan den bisschop overliet, waartegen deze toestond, dat zijn subsidie maandelijks met 16000 daalders verminderd werd, n.1. 7000 voor de verkrijging van het gemelde graafschap en 9000, die hij reeds vroeger had laten vallen als vergoeding voor de hem toegestane contributiesin Overijssel.

Verwonderlijk genoeg wilde Lodewijk dit verdrag niet goedkeuren en verbitterde en ontmoedigde door zijne maatregelen tot ontruiming der Nederlandsche steden den bisschop nog meer. Daarbij kwam het incident Bellefonds. Deze Fransche maarschalk , een man van strenge beginselen , vol liefde voor het katholieke geloof, dat een krachtigen steun in Christoph Bernard had, meende, dat het met de eer zijns meesters streed zijne bondgencoten in den steek te laten. Lodewijk had hem het terugvoeren zijner troepen uit de Nederlandsche steden opgedragen , doch Bellefonds, dezen maatregel als de inleiding tot den afval van Munster en Keulen be-

') Seer: Res: St.-G. 6 Maart 1674. Muller, bl: 93. 94. Very: Valk: bl: 796. Brieven van Beverningk eu IJsbrandts aan het secrete besoigne, (3t0 24 Febr:, 2, en van G. Fagel aan hen, d'quot; 21 Maart 1674 (E. A.). Munstersch ultimatum van 1 Maart 1674 (P. M. L. 12. 13).

47

-ocr page 275-

246

schouwende, waagde het, zich tegen de bevelen zijns gebie-xlers te verzetten en toebereidselen te maken, om die bond-genooten van Frankrijk te ondersteunen. Lodewijk, aan strenge gehoorzaamheid gewoon, nam die handelwijze zeer euvel op, doch het kostte vrij veel moeite, Bellefonds tot rede te brengen ').

Aldus werd Christoph Bernard door Frankrijk geheel in den steek gelaten. Zijn toestand was thans verre van aangenaam. Aan de ééne zijde bedreigden hein de vorsten van Brunswijk-Lunenburg, aan de andere rukten de Keizerlijke troepen op het stift aan. Gelukkig voor den bisschop nam de bevelhebber der laatste, Sporck , dien Lisola aan onze gezanten als een sseer gierigh ende seer geinteresseert manquot; afschilderde, eene zeer dubbelzinnige houding aan. Hij knoopte zelfs eene geheime onderhandeling met den bisschop aan, wien hij insinueerde geen vrede te sluiten, als H. H. M. niet Borculo en Bredevoort afstonden.

Den Staten beviel die houding van den Keizerlijken generaal niet, daar zij streed met het verdrag, dat zij met Leopold gesloten hadden. Zij lieten door hunne gezanten op grootere werkzaamheid aandringen, hetgeen ten gevolge had, dat eindelijk de Keizerlijken het stadje Werne veroverden en uitplunderden.

Intusschen deed Kramprich in den Haag pogingen, om Christoph Bernard een dragelijken vrede te bezorgen, en leverde daartoe het volgende project over. Hernieuwing en bevestiging van den Kleefschen vrede ; ontruiming door den

•) Alpen. 1. 1. bl: 386. Biumage. 1. 1. bl: 500. 501. Depping. bl : 250. ■251. 252—256. 278. 279. Oeuvres. 1. 1. bl: 480—4-92. Kousset. Dl ; IJ. bl : 7—17. Tückiug. bl: 232. 233-

-ocr page 276-

247

bisschop van alle door hem bezette plaatsen; vereeniging, op nader te bepalen voorwaarden , der Munstersche troepen met het Keizerlijke leger; belofte van den bisschop, dat hij nimmer Frankrijk tegen den Keizer en diens bondgenooten zou ondersteunen ; betaling eener geldsom door H. H. M.; verlof aan Christoph Bernard om met van Stirum over den verkoop van Borculo overeen te komen en bepaling, dat IJ. H. M. zich daartegen niet mochten verzetten en bij even-tueelen verkoop aan den bisschop het ius direct! dominii zouden overdragen ; onderwerping van het geschil over Bre-devoort aan commissarissen, door den Keizer, H. H. M, en Munster te benoemen; het uit den weg ruimen der Bent-heimsche quaestie.

H. H. M. keurden dit project niet goed, daar het den bisschop kans op vermeerdering van grondgebied gaf. Bever-ningk en IJsbrandts leverden dan ook te Keulen een ander over, welks voornaamste bepalingen waren: eeuwige vrede; Christoph Bernard zou alle door hem bezette plaatsen, met name Lingen, Lichtenvoorde, Steinfurt en Borculo ontruimen en aan alle vassallen , van wie Johan van Gent, de graaf van Flodorp , Godard van Ginckel en Werner van Dorth speciaal genoemd werden , de hun ontnomene goederen teruggeven ; hernieuwing van den Kleefschen vrede; opneming van de wederzijdsche bondgenooten en vrienden, met name van den graat van Bentheim , in het tractaat; staking der vijandelijkheden na de uitwisseling der ratificaties, welke na twee weken in den Haag zou plaats hebben.

Tevergeefs beproefden Schmising en zur Mühlen andere voorwaarden te bedingen. Lisola toonde hun aan, dat H. H. M., die aan Frankrijk geen duim gronds en zelfs niet »une maillequot;

-ocr page 277-

248

hadden willen afstaan , allerminst den bisschop vermeerdering van grondgebied zouden geven.

Na nog eenige pourparlers teekenden de beide genoemde Munstersche gezanten 22 April twee vredesverdragen, het eene met den Keizer , vertegenwoordigd door Lisola en Fischer , het andere met H. H. M., voor wie Beverningk en IJsbrandts optraden. Het laatste bevatte de volgende bepalingen : eeuwige vrede en vriendschap; algeheele amnestie voor al het na den Kleefschen vrede gebeurde, behalve voor landverraders; ontruiming van al de door de Munsterschen bezette plaatsen , met name van Lingen , Lichtenvoorde en Borculo; vrijlating der wederz'ydsche gevangenen zonder losgeld ; teruggave door Christoph Bernard van alle den Staat-schen ontnomene goederen, met name van W'erth aan Waldeck; hernieuwing van den vrede van 18 April 16GG; insluiting van Bentheim in dit verdrag ; garantie van den Keizer en Spanje; ratificatie binnen uiterlijk twee weken in handen der Keizerlijke gezanten, als wanneer de vijandelijkheden zouden ophouden ').

') Res: St.-Cr. 25 April 1674. Secr: Rps ; St.-G. 29 Maart, 11 April 1674. Res: Holl: 4 Jlei 1674. bl: 10—19. Alpen. 1. 1.1)1: 380—3S6. Bas-nage. 1. 1. bl: 510. 511. By landt, bl: 20. 27. Cau en Scheltus. Dl; £ bl 348—352, Corstlens. bl: 237. Depping. bl: 258. 259. Dumont. 1. 1. bl: 259—'201. Euuen. 1. 1. bl: 335. Holl: Mere: 1674. bl: 89—91. Kluit, bl: 170. 11°. 073. 074. Mignet. 1. 1. bl: 280. 281. Peter, bl: 192. Pulend: bl: 701. Sylvius. Dl: III. bl: 44—46. 47—49. Tucking, bl: 231. 233—235. Verv: Valk: bl: 800 amp; bijl: bl: 83—80. [de Vries], bl: 290—293. Wa-genaar. 1. 1. bl: 304. Brieven van Beverningk en IJsbrandts aan het secrete besoigne, d'° 14, 22, 26 Maart, 3, 18, 21 , 23 April, en secrete brief van Douncker, d'» 2 Mei 1674 (R. A.). Brieven van Scbmising en zur Mühlen aan den bisschop, dt0 10, 20 April 1074 (F. M. L. 12. 131. De

-ocr page 278-

'249

Op den dag dei onderteekening van het vredesverdrag tus-schen H. H, M. en Munster ontstond er nog eene moeilijkheid. Deze liep over het goed Darfeld , dat vroeger aan den graaf van Flodorp toebehoord had, maar door Christoph liernard aan den reeds vroeger genoemden Gosewijn van Raesfeld gegeven was. De bisschop droeg Flodorp een kwaad hart toe, omdat deze niet alleen zich in de vroegere twisten tusschen Christoph Bernard en Munster , »als Generael van »de Borgerye binnen Munster hadde gedragen , nemaer oock, «om dat hy een van des Bisschops Gaarde die niet eens ge-swapent was, gloepend ende van achteren hadde doodt ge-wschotenquot; f),

Beverningk en IJsbrandts hadden niet willen teekenen, tenzij de Munstersche gezanten in de restitutie van Darfeld toestemden. Deze echter meenden, dat het eene privaat zaak was, die met de tractaten in geen verband stond , en dat aan Flodorp de weg van rechten openstond. Tevergeefs ondersteunden Lisola en Fischer de Munstersche gezanten. Het

bepalingen uit het tractaat van Munster met den Keizer, welke voornamelijk op mijn onderwerp betrekking hebben, zijn de volgende: de bisschop verklaarde zich bereid, den Keizer, als deze zulks verlangde, troepen over te geven; daarentegen zou Leopold trachten te bewerken, dat den katholieken in de Nederlandsche steden, die de bisschop bezet had, in Lingen en verder in de geheele republiek grootere godsdienstvrijheid toegestaan werd en dat H. H. M. afstand deden van de heerschappij oyer de heerlijkheid Borculo, opdat zij weder onder het Kijk en het stift Munster, cui de jure competit, kwame.

') Den herlevenden Cromwel, met alle zyne Macchiavellisten ende Mac-chiavellische Listigheden ende Pracf ijcken, Munster in Westphaelen, 1668. bl: 41 (Uuncaniana 1668 Dl: I). Vgl; mijn acad; proefschrift bl; 421, noot 1.

-ocr page 279-

'25U

eeuige wat de onze, om den vrede op die quaestie geene schipbreuk te doen lijden, toestonden, was dat het geschil tot aan de ratificatie van het tractaat uitgesteld werd.

De Munstersche ambassadeurs teekenden 8 Mei een artikel, waarbij de beslissing over de quaestie aan de Keizerlijke gezanten onderworpen werd, die, na partijen gehoord te hebben, binnen drie maanden uitspraak zouden doen , terwijl de bisschop, die dit artikel den lldeu ratificeerde, beloofde , de beslissing der Keizerlijke gezanten te zullen eerbiedigen.

Dienzelfden Ssten Mei werden de ratificatie van H. H. M., dto 4 Mei, en die van Christoph Bernard, dto 25 April, uitgewisseld en bevalen de Staten, ïdat van nu aff aen alle »acten van hostiliteijt sullen cesseren ende ophoudenquot; 1).

Niet zoo spoedig als met Munster konden H. H. M. met Keulen vrede sluiten. De keurvorst zelf, die met de ellende van zijn land begaan was, toonde zich niet afkeerig, de zijde van Frankrijk , dat zoo weinig voor zijne bondgenooten deed , te verlaten , doch Frans Ego wist hem weder van zijne goede voornemens af te brengen. Deze wankelmoedigheid van Maximiliaan Hendrik was oorzaak, dat de onderhandelingen gedurende eenigen tijd niets opleverden. Eindelijk echter begreep de keurvorst, dat hem niets overbleef dan het hoofd in den schoot te leggen, waarop 11 Mei de vrede tusschen

') Ees: St.-G. 4, 8 Mei 1674. Alpen. 1. 1. bl: 396. 397. Tucking, bl: 234. Brieven van Beverningk en IJsbrandts aan het secrete besoigne, dquot; 30 April, 1, 2, 8 Mei, en brief van Flodorp aan hen, d'quot; 30 April 1674 (R. A.). Brief van Schmising en zur Müblen aan den bisschop, d'quot; 23 April 1674 (F. M. L. 12. 13). Gedurende het leven van Christoph Bernard bleel de quaestie over Darfeld onbeslist.

-ocr page 280-

251

hein en H. H. M. geteekend werd. De voornaamste bepalingen kwamen , mutatis mutandis, met die van het trac-taat tusschen H. H. M. en Munster overeen. De keurvorst evenwel kwam er in zooverre beter af, dat, terwijl de bisschop niets verkregen had , de Staten hem Rijnberk inruimden ').

') Res; St.-G. 14 Mei 1674. Alpen. 1. 1. bl: 403. Basnagc. 1. 1. bl:511. Ilylaudt. bl; 27. Depplug. bl; 259. 260. Dumont. 1. 1. bl : 262. 263, Eu-iipn. 1. 1. bl; 335—338. Holl; Merc; 1. 1. bl; 104. 105. Kluit, bl; 170. 171. n0. 675. Mignet. 1. 1. bl; 281. Peter, bl; 192. Sylvius. 1. 1. bl; 54. Verv; Valk: bl; 800. 801—803. [de Vries], bl : 299—301. Wagenaar. 1.1. bl; 304. 305. Brieven van Beverningk en IJsbrandts aan bet secrete be-soigne , d1» 30 April ,1,2,12 Mei , en secrete brieven van Douncker, d'0 20 Maart, 27 April, 2 Mei 1674 (R. A.).

-ocr page 281-

TWAALFDE HOOFDSTUK.

GESCHILLEN VAN ALLERLEI AARD TUSSCHEN H. H. M. EN CHRISTOPH BERNARD. — DREIGENDE HOUDING VAN ZWEDEN. — EPPEN NAAR MUNSTER GEZONDEN. — VERBOND VAN CHRISTOPH BERNARD MET DEN KEIZER VAN

7 JUNI 1675. - ZUR MÜHLEN NAAR DEN HAAG

GEZONDEN. — VERBOND TUSSCHEN H. H. M.,

SPANJE EN MUNSTER VAN 12 OCT : 1675.

Nauwelijks was de vrede met Munster gesloten, of er dreigden reeds weder moeilijkheden te ontstaan. De bisschop zond 26 April den drost van Rheine , Twickel, naar Lingen, om, overeenkomstig een Keizerlijk mandaat, die heerlijkheid aan den graaf van Tecklenburg op te dragen. Prins Willem beklaagde zich bij H. H. M. over deze schending van art: 3 van het vredesverdrag. Beverningk en IJsbrandts spraken over die zaak met Fischer en deze met de Munstersche gezanten, die hun meester verontschuldigden door te zeggen, dat hij.

-ocr page 282-

253

toen de zuak gebeurd was, nog geene kennis van liet sluiten van den vrede droeg. Zulks klonk vrij onwaarschijnlijk, doch hoe het zij , de Munstersche troepen ontruimden kort daarop Lingen 1).

Ook de evacuatie der door de bisschoppelijke benden bezette steden ging hier en daar met moeilijkheden gepaard. Zwartsluis en Hasselt werden 16 Mei verlaten en van de vreemde gasten bevrijd. Langer duurde hun verblijf te Zwolle, dat veel van hen te lijden had. Tevergeefs zond kolonel Gol-steyn , commandant van Kampen, een kapitein naar Zwolle, om de ontruiming dezer stad te doen bespoedigen. H. H. M. vaardigden daarheen eene commissie, bestaande uit van As-peren , Bootsma , Gockinga en Ph, Zoete de Laeke van Vil-lers, heer van Zeventer, af, die bewerkte, dat na vele moeilijkheden Zwolle 20 Mei door de Munsterschen ontruimd werd.

Drente werd dooi' den bisschoppelijken overste, Calcar, gesommeerd, de volle contributie tot het einde van Mei te betalen en bovendien 100 dukaten voor de ontruiming van de Ommerschans, voor welke sommen hij 10 ingezetenen als gijzelaars dreigde mede te nemen, hetgeen H. H. M.

i) Ees; St.-G. 21 Mei 1674. Seer: Ees: St.-G. 1 Mei 1674. Holl: Mere: 1. 1. bl: 106. Vcrv : Valk ; bl: 802. 803. [de Vries], W : 301. Brieven van Beverningk en Usbrandts aan het secrete besoigne, d'° 7, 8 Mei 1674 (E. A.). Van Haren was intnsschen naar Engeland vertrokken, maar de drie overige gezanten , ofschoon Odijk weinig deel aan de onderhandelingen had genomen, brachten 21 Mei ter vergadering van II, II. M. rapport uit. Zeker zal op Beverningk en Usbrandts de secrete resolutie betrekking hebben, waarbij 11. H. M. uit den post der defroijementen aan „twee per-„sonen , den Lande goede diensten gedaen hebbende,quot; ieder 5000 gld: toekenden.

-ocr page 283-

'254

den drost van Twente bevalen desnoods met geweld te beletten.

Grol en Bredevoort werden in den nacht van 2(3/27 Mei ontruimd en ook, quod acerbissimum fuit, Borculo, al welke evacuaties niet zonder gewelddadigheden van den kant der Munstersche soldaten afliepen, waarover de genoemde commissarissen, die 7 Juni ter vergadering van H. H. M. rapport uitbrachten , zonder veel vrucht klaagden ').

De Munstersche troepen, die de Nederlandsche steden ontruimd hadden . werden te Borken verzameld. Plotseling ontstond er onder die troepenmassa, toen zij hoorde dat zij voor den Keizer zou moeten vechten , een opstand, die een zeer bedenkelijk voorkomen kreeg. De bisschop meende de oorzaak te vinden in het ontslag, dat zijn generaal Nagel kort te voren van hem verzocht en verkregen had , daar dezen , indien hij zich gezind getoond had om in dienst des Keizers te treden, de troepen zeker gevolgd zouden zijn. Anderen waren van oordeel, dat de opstand het gevolg dei-inblazingen van Fransche agenten was. Zeker is het, dat Lodewijk met leede oogen zag, dat de bisschop zich verbonden had, zijne troepen aan Leopold over te geven. Nog 22 April had Rousseau met Christoph Bernard, die zich met op zijn gevaarlijken toestand te wijzen over het sluiten van den vrede met H. H. M. verontschuldigde, over het over-

') Res : St.-G. 23, 24 Mei, 7 , 16, 18, 29 Juni 1674. Alpen. 1. 1. bl: 404. 405. Corstiens. bl: 237. 238. Sylvius. 1. 1. bl; 54. 56—64. Tücking. bl: 235. Vervolg; Valk: bl: 814. 815. Brieven van Golsteyn, dquot; 3/13, van Asperen , Bootsma, Gockinga en Zeventer, d'0 10/20, en vau Bootsma en Zeventer, dquot; 26, 27, 28 Mei 1674 (R. A.). Brief van Bernard Joost van Ittersum aan G, Fagel, d'0 1 Juni 1674 (R. A.).

-ocr page 284-

255

nemen der Munstersche troepen onderhandeld. De bisschop eischte veel geld , 50 kroonen voor lederen ruiter. Rousseau vond dit te hoog en daar hij bovendien geen last tot het overnemen had, verviel de onderhandeling en werden de Munstersche troepen aangewezen, om voor den Keizer te strijden.

Hoe het zij, het soldatenoproer duurde slechts kort. Christoph Bernard gaf eene scherpe berisping aan zijne officieren en liet eenige belhamels straffen , hetgeen den schrik onder de overige bracht. Kort daarop (7 Juni) trokken onder generaal Post 14 Munstersche regimenten, waarvan 7 uit ruiters, 2 uit dragonders en 5 uit voetknechten bestonden, over den Rijn , om zich bij het Keizerlijke leger te voegen. Alpen schat de sterkte van die troepen op 10000 man, doch dit getal is zeker te hoog. Anderen meenden, dat het slechts 6000 man waren , doch dat 3000 spoedig volgen zouden. Jakob Borssele van der Hooge , heer van Geldermalsem , dien H. H. M. naar het leger des Keizers afgevaardigd hadden , zag 11 Juni de gemelde troepen bijeen en gaf als sterkte zoo aan ruiters als aan voetknechten niet meer dan 4300 man op.

De Munstersche troepen maakten in 1674 den veldtocht tegen Turenne mede, doch leden, minder door het vuur dan door ziekten en gebrek , groote verliezen, zoodat generaal Post, kolonel Houtuyn en 3000 gemeenen gestorven waren , toen de overige in Westphalen de winterkwartieren betrokken ').

') Alpeu. 1. 1. bl: 406—410. 413—415. Corstiens, W; 238. Depping. W; 262-265. 280. 281. Holl: Merc: 1. 1. W: 124. Tiicking. bl; 235. 236. 237. [de Vries]. 1)1: 304. Brieveo Tan Bootsma en Zeyenter, dquot;' 1, van

-ocr page 285-

'25*3

Kort na den vrede ontstond het volgende gebchil met den bisschop. Bij de inneming van Deventer in 1(172 was door de Munsterschen o. a. de ritmeester Osebrand Jan Rengers gevangengenomen en verder in arrest gehouden , omdat h'y het van hem verlangde rantsoen van 3000 rksd: niet kon voldoen Hij had later kans gezien te ontsnappen , doch was kort vóór den vrede bij Neuenhaus weder in handen der Munsterschen gevallen. De staten van Groningen verzochten zijne vrijlating op grond van het tweede artikel van het vre-destractaat, doch Christoph Bernard beweerde, dat het thans eene particuliere zaak geworden was, dewijl overste Calcar voor de betaling van het rantsoen borg gebleven was en derhalve op Rengers verhaal had. Deze daarentegen ontkende ooit 3000 rksd: als losgeld beloofd of Calcar als borg aangenomen te hebben.

Op verzoek der staten van Groningen bemoeiden H. H. M. zich met de quaestie. De bisschop echter bleef beweren, dat Rengers in 1072 wel degelijk Calcar verzocht had borg te zijn en dat het dus den overste vrijstond , zich tegen de vrijlating van den ritmeester te verzetten. Wat de alloop dezer zaak is geweest, kan ik niet melden. Denkelijk is zij spoe-uig op de eene of andere wijze uit den weg geruimd, ten minste zij komt niet voor onder de reeks van klachten , die H. H. M. in 1675 aan zur Miihlen overleverden ').

Douncker, d1quot; 5 , Tan Geldermalsem , ilquot; 13 , van Hendrik van Bilderbeek , correspondent te Keulen, d'quot; 15, en secrete briel' van Douncker, d'quot;quot; 8 Juni 1674 (R. A.).

') Bes: St.-G. 7 Juni, 23 Juli 1Ü7-1. Brieven der staten van Gronin-gen, d10 ^---7- en van den bisschop, dto 30 Juli, 14 Aug: 1674 (R. A.),

-ocr page 286-

257

Aan den anderen kant had ook Christoph Bernard eene grief. Coeverden lot Stoevelaar had gedurende den oorlog sauvegarde van den Munsterschen overste Tölner gekregen en hem daarvoor, in plaats van baar geld, eene obligatie van '1000 rksd : gegeven. Thans nu de oorlog geeindigd was, had Tollius, die in het begin van 1673 door H. H. M. aangesteld was om contributies in Munsterland, Rentheim, Lingen , en later ook in Gelderland en Overijssel te heffen, zes soldaten aan Gerrit Adolf Bentinck tot Brekelenkamp ter inkwartiering gezonden. Deze stond in een slechten roep, omdat hij den bisschop gediend had, en Tollius had hem tot betaling eener zekere som aangemaand. Coeverden wilde, dat Bentinck in mindering zijner schuld de bewuste obligatie van 1000 rksd : zou zien in te lossen. Bentinck weigerde zulks en daarom had Tollius hem »opde sachtste manieren »ende met alle bedenckel: discretiequot; geëxecuteerd. De bisschop beweerde , dat de schuld van Coeverden aan Tölner eene zaak was, die Bentinck in het geheel niet aanging, en dat deze derhalve in strijd met de bij art; 2 van den vrede bepaalde amnestie behandeld werd. Ook deze quaestie schijnt spoedig uit den weg geruimd te zijn. Althans ik heb daarover verder niets aangetroffen 1).

Het was echter zeer wenschelijk, den bisschop in eene goede stemming te houden en hem geene reden tot ontevredenheid te geven. Zwarte donderwolken toch kwamen uit het noorden opzetten. Zooals ik reeds gezegd heb was de houding van Zweden gedurende den geheelen oorlog zeer moeilijk geweest. In het begin van 1673 had de Fransche gezant,

') Res: St.-Gr, 27 Nov: 1G74 11, 29 Jan; 1675. Brieven van (len bisschop, dt0 14 Nov:, en van Tollius, (i'0 6/16 Dec: 1674 (R. A).

-ocr page 287-

'258

de markies tie Feuquières, alle pogingen aangewend, om koning Karei XI te bewegen tot levering der 1G000 man, waarmede Zweden volgens het tractaat van 14 April 1672 Lode-wijk moest helpen , zoodra de Keizer en Brandenburg ten gunste van H. H. M. wapenden. Zweden had allerlei uitvluchten gezocht en na den vrede van Vossem beweerd , dat zijne medewerking niet noodig was.

Lodewijk begreep, dat hij geld in de schaal moest werpen , om die te zijnen voordeele te doen overslaan. Na lang loven en bieden teekende Feuquières 27 Sept: 1674 een verdrag , waarbij Zweden tegen een behoorlijk subsidie zich verbond, zijn leger in de landen der vorsten van Brandenburg , Celle en Wolfenbuttel te doen rukken , omdat deze den Westphaalschen vrede, waarvan Zweden en Frankrijk garan-deurs waren, geschonden hadden.

Kort daarop sloot Karei XI verdragen met Hannover en Beijeren, welke sommigen voor het vormen eener zoogenaamde derde partij aanzagen, doch welker beteekenis eene geheel andere was. Begeren toch beloofde, tot behoud van den Westphaalschen vrede zijne troepen bij die van Zweden te zullen voegen , terwijl Hannover zich verbond, Elbing of een overtocht over de Elbe te bezetten, zoodra het daartoe door de bewegingen van het Zweedsche leger in staat zou zijn ').

Dewijl aldus het gevaar van een aanval uit het noorden naakte, wilden H. H. M. gaarne zekerheid verkrijgen, welke de houding van Christoph Bernard zou zijn. Zij zonden derhalve naar Munster Philips van Emmenhuizen tot Eppen,

'} Alpen. 1. 1. bl: 416—418. Droyseu. 1. 1. bl: 518. 519. Mignet. L 1. bl; 335—341, Muller. W; 98. Pufend: bl: 740—743.

-ocr page 288-

259

die in 1672 als kolonel in Staatschen dienst getreden was. Zij droegen hem op den bisschop bekend te maken , dat Zweden van plan scheen te zijn, Brandenburg aan te vallen; dat in zoodanig geval Frederik Willem door de Staten en hunne bondgenooten ondersteund zou worden, en dat zij gaarne zouden zien, dat de bisschop zijne troepen met de hunne vereenigde, om tegen de gemeenschappelijke vijanden te ageeren.

Eppen kwam 42 Dec: 167-4 te Munster aan en had reeds den volgenden dag audientie bij Christoph Bernard. Deze betuigde zijne genegenheid jegens H. H. M., met wie hij gaarne in vriendschap zou leven. Hij verklaarde, dat de houding van Zweden zeer veel reden tot ongerustheid gaf, maar dat het de plicht van de Staten en van hunne bondgenooten was, Brandenburg te ondersteunen. Wat hem zeiven betrof, zeide hij over de quaestie zijne gedachten te zullen laten gaan en eerst te willen zien, wat de plannen van Hannover waren. Ook Sclimising en zur Mühlen herhaalden (15 Dec:) aan Eppen , dat hun meester wel is waar hoe langer hoe meer over de Zweedsche wapening hoorde, maar dat hij niet handelen wilde, voordat hij zeker wist wat de Keizer zou doen. Bovendien had hij thans te weinig troepen , daar de meeste in den Elzas lagen , en was hij bevreesd, de Zweden naar zijn eigen land te lokken. Hij verklaarde zich echter bereid , om verder over de zaak te onderhandelen ').

Het antwoord, dat Eppen ontvangen had, was derhalve niet in alle deelen bevredigend. H. H. M. wantrouwden den bisschop , doch wilden niets liever, dan dat hij zich tegen

*) Seer: Res: St.-GK 28 Nov:, 2 Dec: 1674. Instructie voor Eppen van *2, ^n brief van hem aan G. Fa^el, dt0 16 Dee: 1074 (R. A.).

-ocr page 289-

260

Zweden verklaarrle. Ook de Keizer liet in den Haag door Kramprich het nut van een bondgenootschap met Munster betoogen.

Het was echter nog zeer onzeker, welken weg Christoph Bernard zou inslaan. Hij gebruikte den winter, om zijne benden , die gedurende den afgeloopen veldtocht zoo veel geleden hadden , weder voltallig te maken. De Keizer zond Fischer en Kielmansegge tot hem , om hein te bewegen weder troepen bij het Keizerlijke leger te voegen. De bisschop evenwel toonde weinig lust in het voorstel van Leopold en de twee gezanten keerden onverrichter zake naar Keulen terug.

Aan den anderen kant werd Christoph Bernard door Verjus , die zich op dit oogenblik te Hannover bevond, bewerkt. De Fransche gezant en Jan Frederik brachten het zoover, dat de bisschop zijn secretaris Wintgens met genoegzame volmacht naar Verjus zond, om een verdrag te sluiten, mits het niet streed tegen de autoriteit des Keizers Alpen beweert , dat het oogmerk van den bisschop met deze onderhandeling geen ander was, dan zich met Zweden , Hannover en Beijeren tot eene derde partij le verbinden. Christoph Bernard moest echter maar al te goed weten , dat Zweden niet van plan was eene zoogenaamde onzijdigheid te bewaren, maar wel degelijk tot ondersteuning van Frankrijk op te rukken. De onderhandeling met Verjus strekt dan ook zeker weinig tot eer van Christoph Bernard. In het algemeen kan men zeggen , dat het gehalte zijner politieke handelingen er gaandeweg niet beter op werd en dat hij daarbij hoe langer hoe meer door de minder edele drijfveeren van hebzucht en eerzucht gedreven werd.

De wervingen van den bisschop , gevoegd bij de geruchten,

-ocr page 290-

2(31

die over zijne twijfelachtige houding inkwamenverwekten hier te lande groote ongerustheid. Friesland en Groningen luidden weder de alarmklok. H. H. M. evenwel, in onzekerheid verkeerende , wilden niet gaarne door het verzamelen eener krijgsmacht op de oostelijke grenzen aan Munster reden tot verbittering geven en vergenoegden zich dus met aan de beide genoemde provincies te antwoorden, dat zij geene vrees behoefden te koesteren.

De ongerustheid verdween later, toen het bleek, dat de onderhandelingen van Christoph Bernard met Verjus, om welke reden dan ook, afgesprongen waren , hetzij omdat Lo-dewijk niet genoeg geld bood of te lang draalde, hetzij de bisschop uit eigen beweging of op aansporing des Keizers tot andere gedachten gekomen was.

Van die omstandigheid maakte Frederik Willem gebruik. Hij zond Blaspeil naar Munster, om een verdrag tot stand te brengen. De bisschop daarentegen vaardigde zijn krijgsraad Dr. Ham, Frederik Schmising, baron Theodoor Anton van Vehlen en pater Kürler naar Keulen af, om met Fischer te onderhandelen. Zulks had ten gevolge, dat laatstgenoemde op den Ludgeriburg 7 Juni 1675 met Frederik Schmising een verdrag sloot. De bisschop zou te velde trekken met 9000 man, die aan hem alleen den eed zouden doen en tegen de tegenwoordige en toekomstige vijanden des Keizers gebruikt zouden worden; Leopold zou dadelijk na de ratificatie 30000 kroonen in baar geld betalen en verder maandelijks, te rekenen van 1 Juni, gedurende de zes zomermaanden 10000 kroonen ; aan de bisschoppelijke troepen werden Paderborn, Corvey, Lippe, Bentheim, Tecklenburg, Schaumburg, Rietberg en de andere in den West-

18

-ocr page 291-

262

phaalschenr kreits gelegene heerlijkheUen tot onderhoud aangewezen , terwijl de Keizer aan de steden Keulen, Bremen quot;en Aken zou aanbevelen, die troepen op allerlei wijzen te ondersteunen; de bisschop en de keizerlijke bevelhebbers zouden met gemeenschappelijk overleg beslissen, waar het hulpkorps gebruikt zou worden ; het tractaat zou, wat het subsidie betrof, gerekend worden met 1 Juni ingegaan te zijn en binnen 4 weken na de onderteekening geratificeerd worden.

Aan deze laatste bepaling kon de Keizer niet voldoen, daar er moeilijkheden over de aan de Munstersche troepen tot onderhoud toegewezene streken oprezen. H. H. M. en de hertogen van Brunswijk-Lunenburg wilden Oost-Friesland, de koning van Denemarken Oldenburg en de keurvorst van •Keulen het aan zijn aartsstift behoorende graafschap Recklinghausen van inkwartiering bevrijd zien. Leopold kon echter 7 Sept: ratificeeren , nadat men van wederzijden eenige concessies gedaan had. Brandenburg had toegestaan, dat aan den bisschop ook Gimborn en Neustadt, toebehoorende aan den vorst van Schwartzenberg, benevens Essen toegewezen werden, terwijl Fischer, die naar Oost-Friesland gereisd was, de stenden bewogen had, de inkwartiering gedurende de volgende zes wintermaanden van den bisschop voor een maandelijksch subsidie van 6000 rksd: af te koopen.

Omstreeks denzelfden tijd verbond Christoph Bernard zich met Brandenburg en Denemarken, en deze drie vorsten bewogen den hertog van Hannover, die tot nu toe èn uit persoonlijke sympathie èn ten gevolge van de overredingen der Fransche en Zweedsche gezanten, Verjus en Pufendorf,

-ocr page 292-

263

altijd de partij van Lodewijk gehouden had, tot een onzij-digheidsverdrag, dat H/21 Sept: te Hannover geteekend werd. Jan Frederik zou gedurende den oorlog neutraal blij-■ven, den Keizer en diens bondgenooten niets in den weg leggen en Munster, Brandenburg en Denemarken niet tegenwerken; daarvoor zou hij vrijdom van doortocht en winterkwartieren genieten en beloofde men hem vergoeding, als Lodewijk hem ter oorzake van dit verdrag eenig nadeel mocht toebrengen.

Dat de Fransche koning daaraan in het geheel niet dacht blijkt hieruit, dat Verjus kort daarop (18 Oct:) te Linsburg met den altijd nog Franschgezinden hertog een verdrag sloot, waarbij deze beloofde, aan geene vijandelijkheden tegen Lodewijk deel te nemen, zijn leger niet af te danken en na het eindigen van dezen oorlog tegen een raaandelijksch subsidie van 20000 thaler aan Frankrijk 3500 man over te laten ■).

Het wordt thans tijd te zien, wat er intusschen in den Haag gebeurd was. Christoph Bernard had aan Eppen beloofd , dat hij Frederik Schmising zou zenden. Deze echter werd door ongesteldheid verhinderd , zoodat in zijne plaats zur Mühlen in het begin van Februari 1675 in den Haag kwam ,

') Secr : Ees : St.-G. 31 Dec ; 1674, 1, G Juui 1075. Ees : Holl: 23 Jan : 107(5. bi: 33—38. Alpen. 1. 1. bl: 410. 418—428. 448. 450. Corstiens. bl; 239. Droysen. 1. 1. bl : 519. 523. 541. 542. Dumont. 1. 1. bl: 295. 290. 305—307. 312. 313. Havemaim. 1. 1. bl: 273. Holl: Mere: 1075. bl: 199. Klopp. bl: 388. Moerner. bl: 380. 387. Pufend: bl: 785. 780. 800—810. Spittler. 1. 1. bl: 301. Sylvius. 1. 1. bl; 271, 280. 287. Tücking. bl: 237—239. [de Tries], bl: 300. 307. quot;Wagenaar. 1. 1. bl; 370. Wiarda. 1. 1. bl; 80—82. Secrete brieven van Douncker, d'quot; 8, 12, 15 Febr;, 14, 21 24 Mei, 11 Juni 1075 (E, A.).

-ocr page 293-

264

die betuigde, dat zijn meester gezind was, in alle opzichten den vrede van Keulen na te komen. Commissarissen van H. H. M. bespraken met hem , wat men tot gemeenschappelijke verdediging kon doen , waarop zur Mühlen verklaarde, geen bepaalden last op dat punt te hebben , maar dat de bisschop meende genoeg te doen met zijne vestingen goed te bezetten en zijne contingenten volgens de constituties des Rijks en zijn tractaat met den Keizer te leveren.

Op verzoek van den Munsterschen gezant, die gaarne alle geschillen uit den weg geruimd zag, legden de Staatsche commissarissen hem de volgende lijst van klachten en eischen over:

1°. Ontslag van Jan Groeven. Deze was als gijzelaar door de Munsterschen uit Steenwijk naar Coesfeld gevoerd en werd aldaar, niettegenstaande de contributie van Steen-wijk voldaan was, gevangen gehouden. De bisschop, wien H. H. M. een paar malen brieven over die zaak geschreven hadden , beweerde, dat nog een restant van de contributie van Steenwijk betaald moest worden. Zur Mühlen beloofde tot het ontslag van Groeven zijn best te zullen doen. Denkelijk is hij daarin geslaagd, dewijl later van die zaak geene melding meer gemaakt wordt '). 2°. Opheffing van het arrest, gelegd op het goed Bulingh, toebehoorende aan ritmeester Herman Gosewijn van Hambroek tot Bulingh , die in Febr ; 1672 in Staatschen dienst getreden was. Zur Mühlen zeide, dat men het in deze zaak, die niet spoedig geeindigd werd, facto niet eens wasJ).

') Res: St.-G. 30 Juli, 19 Sept:, 2G Oct: 1674, 18, 26 Maart, 20 April, 9 Mei 1675.

!) Kes: St.-G. 27 Jan:, 7 Febr: 1676, 22 Febr: 1677.

-ocr page 294-

265

3°. Vergoeding van schade , door ingezetenen van Salland en Twente na 12/22 April geleden en salvo calculo op 460000 gld : begroot.

4°. Teruggave van eene metalen slang, schietende 0 pond, in strijd met het vredestractaat uit Hasselt en twee dito metalen stukken uit Zwartsluis medegenomen.

oquot;. Teruggave van geschut en ammunitie, uit het graafschap Zutfen weggevoerd, en vergoeding van extorsies in Drente.

6°. Ontslag van Willem Cremer, burger van Deventer. In Mei 1674 hadden de Munsterschen het kerspel Kaalte c. a. voor eene contributie van 3000 gld: aangesproken, voor welke som Cremer zich als gijzelaar aangeboden had. Toen echter dat geld betaald was , hielden de Munsterschen hem gevangen , daar zij aan verschillende posten nog 8479 gld: eischten. De bisschop verklaarde, dat hij zelf niet ongenegen was den gijzelaar los te laten, doch dat hij zulks niet mocht doen, omdat de zaak eenigen zijner officieren , die zich toen (27 Febr : 1676) in het Bremensche bevonden, aanging. Te vergeefs ijverde Hester Mullers, de vrouw van Cremer, voor de vrijlating van haar man en verzocht zij , dat de contributies van Kaalte, Olst, Holten en Bathmen, waarvoor hij gevangen zat, betaald werden. Wel is waar trachtten H. H. M. door de staten van Overijssel te bewerken , dat de geërfden van Kaalte c. a. die som voldeden , doch deze antwoordden , dat zy over Mei 1674 geene contributie meer schuldig waren. H. H. M. droegen aan Amerongen, toen hij in 1676 zich te Bremen bevond, op, om die zaak met Schmising te behandelen.

-ocr page 295-

260

De Munstersche ulgevaardigde zeide, dat hij nooit iets over die quaestie gehoord had, maar dat, als de bewuste 3000 gld : wezenlijk betaald waren , Cremer losgelaten moest worden. Hij beloofde daarover met den bisschop te zullen spreken. Ook Rave, wien later Ame-rongen te Bremen de zaak aanbeval, beloofde hetzelfde als Schmising, maar er volgde geene beslissing, H. H. M. konden daaruit zien , schreef onze gezant, shoe weijnich »reflectie op hare Intercessionalen, soo mondelingh, »als schriftelick gedaan, oock in dese sake, op pure «justitie berustende, bij dat Hoff ende de Ministers »\vert gemaackt;quot; H. H. M. moesten »een nadruckelijcke «taal jegens den Heere Bisschop laten voeren ; jnsonder-»heijt in regard vanden rneergenoemden Cremer, in »wiens opsichte de arme Ingesetenen vande Carspelen »Ralte , Olst, Holte, ende Bathmen staan gemineert te swerden.quot; H. H. M. volgden den raad van Amerongen , welke zeker te kras scheen, niet op. Zij vergenoegden zich met bij zur Mühlen, die in 4677 weder in den Haag was , op de loslating van Cremer aan te dringen , doch wederom zonder vrucht. Waarschijnlijk is de ongelukkige gijzelaar eerst ontslagen , nadat in Mei 1678 de geschillen over de contributies tusschen Munster en Overijssel uit den weg geruimd waren *).

1°. De zaak van Freitag.

8°. Teruggave aan Godard van Reede-Ginckel van het goed Rettenbroeck, gelegen bij de Munstersche stad Allien

') Res: St.-G. 10 Jan:, 23 Maart, 18 April, 6 Juni, 14, 15 ,20 Oct;, 25, 27 Nov: 1G76, 29 April, 18 Mel 1677. Brieven van Amerongen, 'lt0 26 Dee: 1676, 3 Maart 1677 (R. A.).

-ocr page 296-

en tuebehoorende aan zijne gemalin, dat gewelddadig door een Recke van Drensteinfurt in bezit genomen was ')•

O'. Teruggave van Darfeld aan den graaf van Flodorp.

Zur Mühlen vertrok daarop naar Munster, doch keerde op het einde van Juni terug , om gewichtiger zaken te behandelen. Hij bood 19 Juli H. H. M. uit naam zijns meesters een verbond aan op den voet van dat, hetwelk zij met Osnabrück gesloten hadden , en op de volgende voorwaarden : 1°. De bisschop zou, behalve de 9000 man , die hij reeds op de been had, ten dienste der bondgenooten 1000 ruiters en 2000 voetknechten leveren; 2°. De bestemming dier troepen zouden de geallieerden bij

meerderheid van stemmen bepalen ;

3\ Spanje en H. H. M. zouden betalea aan werfgeld 24000 rksd; en verder aan maandelijksch subsidie 8000 rksd:, makende in een jaar 120000 rksd:;

4°. Indien Spanje en H. H. M. die gelden niet comptant konden voldoen, zou de bisschop het voor lief nemen , als zij, tegen genoegzame waarborg, beloofden, die op een zekeren tijd te zullen betalen.

Mauregnault trad over dat aanbod in conferentie met Lira, die het zeer aannemelijk vond , doch eerst daarover aan Villa Hermosa, landvoogd der Spaansche Nederlanden, schrijven moest. Tevens was Lira van gevoelen, dat men zoo weinig mogelijk subsidie beloven moest en dan nog niet comptant, maar te betalen na het einde van den oorlog.

Villa Hermosa keurde het voorstel goed en 10 Sept:

gt;) Kes: St.-G. 30 April 1675.

-ocr page 297-

268

werd ter vergadering van H. H. M. een concept-tractaat gelezen , dat uit de volgende artikels, die grootendeels in het definitieve verdrag overgenomen werden, bestond; 1°. Het verbond strekte niet, om iemand aan te vallen , maar om den algemeenen vrede te herstellen. Als art:! van het tractaat overgenomen.

2°. De bisschop zal uiterlijk eene maand na het sluiten van het verdrag 1000 dragonders en 2000 voetknechten op de been brengen. Deze bepaling werd in art: 2, zeker ten voordeele van den bisschop, in dezer voege veranderd , dat het contingent zou bestaan uit 500 dragonders en 2500 voetknechten.

3°. De bisschop zal die troepen onderhouden. Later vervallen. 4°. Hy zal tot werfgeld 24000 rksd:, de eene helft door H. H, M., de andere door Spanje te betalen, ontvangen. Overgenomen in art: 2.

5°. H. H. M. en Spanje zullen verder ieder elke maand 4000 rksd: tot onderhoud betalen. Overgenomen in art: 2. 6°. De gemelde 3000 man zullen verdeeld worden in 3 regimenten, ieder van 10 even groote compagnieën. Later vormden in art: 3 de 500 dragonders één, de 2500 voetknechten twee regimenten.

7°. De maandelijksche betaling zal beginnen, zoodra de bisschop de troepen gereed heeft en daarvan aan H. H. M. en Spanje bericht gegeven heeft. Later werd in art: 4 bepaald, dat de betaling van de werfgelden dadelijk na de ratificatie geschieden zou, terwijl die van het maandelijksche subsidie met 1 Aug: zou beginnen.

8quot;. Beide partijen konden de troepen doen monsteren. Overgenomen in art. 5.

-ocr page 298-

■26y

9quot;. De 3000 man zouden , tenzij bij meerderheid der stemmen van de bondgenooten anders beslist werd , blijven bij de troepen, die de bisschop volgens zijn tractaat met den Keizer op de been moest hebben. Later werd er in art: 6 bijgevoegd, dat ingeval van separatie die troepen zouden blijven onder het bevel van huu eigen generaal, die echter de bevelen van den opperbevelhebber zou moeten opvolgen.

10°. De contraheerende partijen mochten zonder elkanders goedvinden geen vrede of wapenstilstand sluiten. Overgenomen in art; 8.

11°. Na het einde van den tegenwoordigen oorlog zou er oprechte vriendschap tusschen de geallieerden blijven. Later art: 9.

12°. De bondgenooten zullen elkander helpen, zoodra de Spaansche Nederlanden benevens Bourgondië, de landen van H. H. M. in Europa of de tegenwoordige bezittingen van den bisschop aangevallen worden. Overgenomen in art: 10.

13°. Het verbond zou voor 10 jaren gesloten worden en gedurende dien tijd zouden de bondgenooten dengene van hen , die aangevallen werd, ondersteunen, n.1. Spanje en H. H. M. ieder met 2000 man te paard en 4000 te voet en de bisschop met 500 te paard en 1000 te voet. Overgenomen in art: 11 , behalve dat hierin de bepaling zoodanig gewijzigd werd, dat Christoph Bernard 500 ruiters en 2000 voetknechten moest geven.

14°. De wederzijdsche hulp mocht niet geweigerd, maar moest uiterlijk binnen 6 weken geleverd worden. Later art: 12.

-ocr page 299-

270

15°. Zoodra die hulp geleverd is, zullen de bondgenooten de

vacante plaatsen bezetten. Overgenomen in art; 13. •16°. H. H. M. en Spanje kunnen met den bisschop tegen verhoogde werf- en subsidiegelden over een grooter aantal troepen overeenkomen, echter hoogstens 4000 ruiters en 8000 voetknechten, welke vaststelling van een maximum later in art: 14 weggelaten werd.

De vier laatste artikelen (17—20) van het concept, die minder belangrijk waren, werden later in het tractaat als art; 15—18 overgenomen.

Het aldus veranderde project werd 12 Oct: door H.H. M. en door zur Mühlen geteekend. De ratificatie zou uiterlijk na 6 weken geschieden en er was eene bepaling bijgevoegd, dat de Staten , omdat zij reeds zooveel te betalen hadden , hunne helft zoowel in het werfgeld als in het subsidie in obligaties op de verschillende provincies zouden mogen voldoen 1).

Behalve over het verdrag had zur Mühlen nog over eene andere zaak, die H. H. M. minder aangenaam was, te handelen. De bisschop klaagde , dat de bezetting van de Bour-tange 24 April 1674, dus twee dagen na den vrede, in Saterland een inval gedaan, aldaar eene contributie van 9000 gld: geeischt en tot onderpand daarvoor 7 inwoners

') Ees: St.-G. 2, 7 Febr29 April, 4 Mei, 28 Juui 1675. Secr; Res: St.-G. 29 April, 19, 20 Juli, 14 Aug:, 10 Sept;, 12 Oct: 1675. Res: Hell: 7 Dec: 1675. bl: 83—88. Actes. 1. 1. bl: 576—592. Alpen. 1. 1. bl: 458—463. Corstiens. bl: 240. 241. Dumont. 1. 1. bl: 308—312. de Garden. 1, 1. bl: 97. Holl: Merc: 1. 1. bl: 19. 133. 211. Kluit, bl: 174. n0 690. Sylvius. 1. 1. bl: 289. 290. Tiitking. bl: 240. [de Vries], bl: 309. Wagenaar. 1. 1. bl; 376.

-ocr page 300-

271

uit die streek medegenomen had. H. H. M. bevalen, dat die gevangenen, mits zij hunne kosten betaald hadden, losgelaten werden. Uit de berichten , die Limborch, gewezen ontvanger in de Bourtange, Ripperda en Amama, commandeur dei' genoemde schans, gaven , bleek echter , dat van der Burch en Scheltinga , leden van den Raad van State , aan Amama bevolen hadden, Saterland onder contributie te stellen. Laatstgemelde had daarop 9 April, dus vóór den vrede, eene partij soldaten daarheen gezonden, die eenige boeren medegebracht hadden, met wie hij 18 April over eene som van 9000 gld:, binnen 6 dagen te betalen, overeengekomen was. Daarop waren de meeste boeren weder losgelaten en de andere als gijzelaars teruggehouden; thans echter weigerden deze te betalen , omdat zij hoopten uitgewisseld te worden tegen eenige Westerwolders , die de bisschop wederrechtelijk gevangen hield. Na al die berichten trokken de Staten (Jan : 1676) hunne eerste resolutie in en besloten de Saterlanders niet vrij te laten, voordat zij met zur Mühlen, die toen weder verwacht werd, gesproken zouden hebben. Wat de alloop dezer zaak geweest is kan ik , bij gebreke aan nadere berichten, niet vermelden 1),

') Res; St.-G. 14, 15 Oct; 1675, 2 Jau : 1676. Brieveu van Limborch, dquot; 22, van W. Kipperda, dl° 12/22 Oct;, eu vau Amama, dquot; 8, 22 Nov; 1675 (E. A.).

-ocr page 301-

DEK TIENDE HOOFDSTUK.

OORLOG DER BONDGENOOTEN TEGEN ZWEDEN. — VERDRAG VAN ROTENBURG VAN 4/14 OCT: 1675, — H. H. M. VAARDIGEN VAN DER TOCHT NAAR BREMEN AF. — HAM NAAR DEN HAAG GEZONDEN. — ONDERHANDELINGEN VAN CHRISTOPH BERNARD MET FRANKRIJK. — CUNES NAAR MUNSTER EN ZUR MÜHLKN NAAR DEN HAAG GEZONDEN. — VERRICHTINGEN VAN VAN DER TOCHT TE BREMEN,

Intusschen was de oorlog tegen Zweden reeds sedert Juni 1675 in vollen gang. Het begin was zeer glansrijk voor Frederik Willem. Hij veroverde Rathenow (25 Juni) en behaalde de beroemde overwinning bij Fehrbellin (28 Juni) , die den tragen bondgenooten van Brandenburg moed ir,-boezemde.

Denemarken begon na lang talmen in beweging te komen. Christoph Bernard zond een korps van ongeveer 7000 man

-ocr page 302-

273

onder generaal baron van Wedel naar de Wezer. De bisschop zelf veroverde Wildeshausen, Tedinghausen, Lang-wedel, den Burg, eene schans nabij Bremen, daarna, met hulp der Brandenburgsche generaals Spaen en Eller, Verden, Rotenburg en Ottersberg. Terwijl hij met deze veroveringen bezig was, hadden de hertogen van Celle en Wolfenbuttel hunne troepen van den Moezel en den Rijn terug geroepen , om ook in de hertogdommen Bremen en Ver den veroveringen te maken.

De bisschop bevond zich te Rotenburg en de beide hertogen te Walsrode, toen zij 4/14 Oct: een verdrag sloten, waarbij het volgende bepaald werd : men zou te samen Buxtehode, Karlstadt (ook wel Karlsburg genoemd) , Stade en Bremervörde belegeren; Buxtehode zou door de hertogen alleen, de drie andere steden door de drie contractanten bezet worden ; de bisschop zou in de reeds door hem veroverde plaatsen garnizoen leggen; het in de vier gemelde steden te vinden materieel zou voor de eene helft aan den bisschop, voor de andere aan de hertogen vervallen; men zou elkander bij den Keizer behulpzaam zijn in het behouden der te maken veroveringen, waarvan 'A aan Christoph Bernard, s/3 aan de hertogen zouden komen; het ambt Wildeshausen zou geheel aan Munster verblijven ; bij onverhoopt verschil over de deeling zouden de hertogen drie dee-len maken , waaruit de bisschop de keuze zou hebben ; dit verdrag zou gedurende 12 jaren ten gevolge hebben, dat, indien eene der contraheerende partijen aangevallen werd , z.ij door de andere zou geholpen worden , in welk geval de bisschop 1000 ruiters en 3000 voetknechten, de hertogen te namen het dubbele getal op de been zouden brengen.

-ocr page 303-

274

De drie verbondenen veroverden daarop Buxtehöde en Bremervörde, terwijl Frederik Willem ondertusschen Wol-gast (40 Nov:) en Wismar (23 Dec:) ingenomen had, waarna de winterkwartieren betrokken werden 1).

Zooals gewoonlijk gaven deze ook thans tot moeilijkheden aanleiding. De Keizer had ze in eene conferentie te Muhl-hausen vastgesteld en men had zich vrij wel naar zijne bevelen geschikt, ofschoon Christoph Bernard en de hertogen van Brunswijk-Lunenburg een kortstondig geschil hadden gehad over het graafschap Lippe, dat reeds veel van het verblijf der Munsterschen geleden had. Geen land was er op gesteld, 's winters een leger, dat meest uit zeer lastige gasten bestond, te herbergen, en het waren altijd de zwakste landen, die daardoor bloeden moesten. Zoo leed Oost-Friesland , dat door zijn verdrag met den bisschop van alle inkwartiering bevrijd meende te zijn, zeer veel in den winter van 1675/76. In December rukten twee Deensche regimenten in het ongelukkige land. De wanhoop der Oostfriezen was groot en sommige wilden zelfs de dijken doorsteken en het land onder water zetten. De stenden zochten hulp bij H. H. M. en bij den Keizer, doch daar zulks weinig baatte, moesten zij weder tot geld hunne toevlucht nemen. Zij kochten het verdere verblijf der Denen voor 8000 rksd; af, waarop deze 16 Febr: 1676 het land verlieten. Nauwelijks waren deze troepen vertrokken, of een nieuw gevaar bedreigde Oost-Friesland. Drie regimenten van Brunswijk-Lunenburg rukten het vorstendom binnen en begingen al-

') Aljien. 1. 1. bl : 450—157. Dumont. 1. 1. 1)1: 307. 308. Tücldug. bl: 239. 240. De krijgsvemchtiiigeii tegen Zweden vermeld ik kortelijk, zonder bepaalde bronnen oj) te geven.

-ocr page 304-

275

lerlei baldadigheden. De stenden dreigden geweld met geweld te keer te zullen gaan, doch toen twee Brunswijk-Lunenburgsche afgevaardigden, Haacke en Muller, te Aurich kwamen, sloten zij met deze 6 April een verdrag. De stenden betaalden voor den aftocht der gemelde troepen , welke in het begin van Mei plaats had, 6000 rksd: 1).

De eerste veldtocht was voor de bondgenooten zeer gunstig afgeloopen, doch juist in de behaalde voordeelen lag de kiem van tweedracht en oneenigheid. Dit bleek, toen in de eerste dagen van 1676 de geallieerden eene conferentie te Bremen hielden , waarbij Denemarken door Hespe, Brandenburg door Ledebur, Osnabrück en Brunswijk-Lunenburg door Hammerstein en Munster door Dr. Batze vertegenwoordigd werd, terwijl graaf Windischgratz haar als Keizerlijk afgevaardigde bijwoonde. De belangen der betrokken partijen waren te uiteenloopend, dat men een goeden uitslag der conferentie had kunnen verwachten. Christiaan V stofte op de door hem bewezene hulp en verlangde een goed deel van Bremen en Verden. Brandenburg, dat zeker het meeste gedaan had, wenschte Pommeren te bezitten. Munster steunde de aanspraken van Denemarken , hetgeen ook Hammerstein deed, die echter zeer wijselijk opmerkte, dat men nog aan geene verdeeling moest denken , voordat de vijand geheel ten onder gebracht was.

De conferentie te Bremen was het begin van vele twisten onder de bondgenooten , die de huid verkochten en verdeelden , voordat de beer geschoten was. Weinig konden zij in

') Alpen. 1, 1. bl. 457. 458. 463—465. Klopp. bl: 388. 389. Muller, bl: 115. 116. Tücking. W: 2-10. 241. 251. Wiarda. 1. 1. bl: 83—91.

-ocr page 305-

276

4676 denken, dat hun in 1679 van hunne schitterende veroveringen luttel of niets overig zou blijven.

Om des te meer gewicht in de schaal te kunnen leggen sloten de vorsten van Brunswijk-Lunenburg, en onder hen ook Jan Frederik van Hannover , te Burgdorf een onderling verbond. Zij besloten voorloopig niet met Brandenburg te onderhandelen, dewijl dit Pommeren, zij zeiven Bremen en Verden wenschten. Aan Munster wilden zij Vs dezer beide hertogdommen afstaan, mits dat deel niet uit het graafschap Stade, maar liefst uit stukken van Yerden gevormd wierde en de bisschop geene vesting aan de Wezer aanlegde. Na Munster zou men met Christiaan V onderhandelen en hem , als hij op het bezit van een gedeelte van Bremen en Verden bleef staan, het ambt Harpstedt en de volle leenheerlijkheid over Budjadingerland geven. Hadden Munster en Denemarken reeds met de Zweedsche bevelhebbers van Karlstadt en Stade in het geheim over de mede-bezetting onderhandeld , zoo zouden de Brunswijk-Lunenburgsche vorsten op de slechting dier beide vestingen aandringen en desnoods hun recht met de wapenen handhaven.

H, H. M. zagen met leede oogen , dat de bondgenooten , die Zweden in toom moesten houden , verdeeld waren. Zij besloten van der Tocht naar Bremen te zenden, om aan te toonen, hoe nadeelig voor de gemeene zaak oneenigheden waren, en om middelen te beramen , ten einde zoo mogelijk al de bondgenooten te vreden te stellen. Van der Tocht moest derhalve, behalve de afschaffing der tollen van Stade en Elsfleth, voorstellen , dat Brunswijk-Lunenburg zou verkrijgen het hertogdom Bremen, Munster eene billijke satisfactie , Denemarken de veroveringen in Schoonen en Bran-

-ocr page 306-

277

denburg die in Pommeren, Deze verdeeling oordeelden H. H. M. de beste te zijn, dewijl alsdan ieder staat datgene verkreeg, wat het dichtst bij hein lag ').

Voordat ik echter de zending van van der Tocht behandel, zal ik, om later de Bremensche quaestie aaneengeschakeld te kunnen vermelden , over eenige andere zaken spreken.

In Maart i67ö kwam de Munstersche krijgscommissaris Balthazar Ham in den Haag, om de ratificaties van het tractaat van 12 Oct: 1G75 uit te wisselen en de daarbij beloofde obligaties te ontvangen. Holland keurde het verdrag goed en drong op de ratificatie aan. Met de betaling der subsidies ging het moeilijker. Kramprich zeide aan Ham, dat Lira met ongeduld de ratificatie des bisschops verwachtte en genoeg geld had , ofschoon in wissels op lange termijnen op Amsterdamsche kooplieden , zoodat het eenige uitgaven zou vorderen, om die dadelijk te innen. Ook beweerde Kramprich, dat Spanje geen bezwaar zou maken, zijn aandeel in de werfgelden en in het subsidie van 1 Aug: 1675 tot31 Maart 1676 , bedragende in het geheel 44000 rksd ;, te betalen.

Ham vond Fagel paratissimum et contentissimum in omnibus en bezig met het bijeenbrengen der ratificaties van al de provincies. Ook sprak de Munstersche gezant met Lira , die zijne opgetogenheid over zijne komst te kennen gaf en dadelijk naar Brussel om wissels zou schrijven.

Tot zoover ging alles goed. Toen evenwel Grana, die naar Brussel gereisd was, teruggekeerd was , had Ham met hem ten huize van Kramprich eene conferentie, die met

') Seer : Res: St.-G. 14, 20 Jan: 1676. Res: Holl; 21 Jan: 1676. W.: 23. Droysen. 1. 1. bl: 554. 555. Havemann. 1. 1. bi: 277—280. Pufend: bl: 847.

19

-ocr page 307-

278

eene heftige woordenwisseling over de winterkwartieren in Oost-Friesland begon en waarin daarna de Keizerlijke gezanten verklaarden, dat het voor Spanje bijna onmogelijk was, de subsidies van Aug; 1675 tot Maart 1076 te voldoen.

Daarop sprak Ham met Lira en vorderde de bewuste 44000 rksd:. De Spaansche gezant zocht nu allerlei uitvluchten ; de 12000 rksd : werfgeld lagen gereed, maar hij kon geene subsidies geven dan a die signationis ; H. H. M, verkeerden in een ander geval, want zij hadden het trac-taat dadelijk onderteekend; a die signationis zou hij prompt betalen; de subsidies van Aug: IG75 tot Maart 1076gingen H. H. M., die geteekend hadden, niet Spanje aan. Ham bestreed de redeneering van Lira en toonde aan. dat de bisschop de beloofde 3000 man reeds sedert Aug: 1.1. pro communi had laten ageeren. Het onderhoud eindigde hiermede , dat Lira beweerde, geene nadere instructie te hebben , en zich beklaagde over de wijze, waarop de bisschop de trouwe houding van Spanje beloonde.

Tevergeefs poogde Ham den Spaanschen gezant tot andere inzichten te brengen. Kramprich ried hem daarom aan, met zijn vertrek te dreigen. Fagel daarentegen verklaarde , dat het volkomen billijk was, dat H. li. M. de subsidies van Aug: 1675 af betaalden en dat zij zich niet aan Spanje zouden storen; dat de quota's der verschillende provincies opgemaakt waren; dat de obligaties van Holland dagelijks tegen 80 a 88 % konden verkocht worden , maar dat die der andere gewesten niet zooveel zouden opbrengen. De obligaties zouden in albo en niet hooger dan van 400, 8U0 of 1000 rksd: zijn, omdat velen liever obligaties, nomine creditoris non expresso en van geringere waarde, kochten.

-ocr page 308-

279

Ham deelde aan Lira mede wat de raad-pensionaris hem gezegd had, waarop de Spaansche gezant eenvoudig antwoordde, dat Fagel zijn paedagogus niet was. Ham bracht echter Lira zeer in het nauw. Hij had van Sautijn , wiens schoonvader, burgemeester van Thilt van Haarlem , lid der statenvergadering was, in het diepste geheim vernomen, dat Spanje en H. H. M. met Neuburg over het leveren van G000 man onderhandelden en dat het tractaat nog slechts op de ratificatie wachtte 1). Ham vond het zeer vreemd, dat Spanje, hetwelk, zooals het beweerde, aan Christoph Bernard niet de bij tractaat beloofde som kon voldoen, met eene andere mogendheid over een subsidie-verdrag onderhandelde. Hij vertelde aan Lira wat hij gehoord had en zeide te hopen , dat deze het onderscheid tusschen oude en nieuwe troepen zon erkennen. Lira wilde eerst de zaak geheel ontkennen, maar , in het nauw gebracht, kon hij eindelijk niets anders doen , dan de hoop uit te drukken , dat de bisschop met den geldnood van Spanje medelijden zou hebben.

Christoph Bernard wilde echter geen afstand van de door Spanje te betalen subsidies doen en riep derhalve Ham terug, die aan Fagel beloofde, spoedig in den Haag te zullen terugkomen 2).

■) Een zoodanig verdrag , waarbij Neuburg 5000 man zou leveren tegen een werfgeld ran 36000 rksd: en een maandelijksch subsidie van 12000 rksdalles voor de ééne lielft door H. H II., voor de andere door Spanje te betalen, werd werkelijk 26 Maart 1676 in den Haag gesloten. Actes. 1. 1. bl: 592—598. de Garden. 1. 1. bl: 97. Kluit, bl; 175. n0 695.

') Res: St.-Q. 24 Maart 1676. Secr; Ees : St.-G. 24 Maart 1676. Bes: Holl; 25 Maart 1676. bl: 159. Holl: Merc: 1G76. bl: 36. Brieven van Ham aan den bisschop, d'° 17, 21 , 24, 27, en aan G. Fagel, d'0 28 , en van Christoph Bernard aan Ham , d10 21 Maart 1676 (P. M. L. 12.18).

-ocr page 309-

280

Dit laatste gebeurde echter niet. Misschien lag de reden daarvan in eene geheime onderhandeling, die Chnstoph Bernard aangeknoopt had en die bewijst, dat Douncker gelijk had, toen hij eenigen tijd later schreef vernomen te hebben, sque Monsr. 1'Evesque de Munster pourroit dere-schef bien tourner la casaque, n'estant ny satisfait de sa »maiesté Imperiale, ny de Messeigneurs les estatsgenereaux. »non de sa maiesté Imperiale, ou plustot de sa cour , par-sceque ce Prince se doit imaginer, que ladite cour ne se strouve pas tant inclinée pour son interest, que pour celuy »de la maison de Br. et Lunenbourg, touchant le partage-ïment des conquestez. ny de messeigneurs les Estats gene-»reaux , puisque leur tres hautes puissances ne luy auroient »paye 1'argent, qu'il doit pretendre en vertu de quelque

j trait té fait de part et d'auttre.

De bewuste onderhandeling behoort niet tot de lichtpunten der geschiedenis van Christoph Bernard, en het is daa ook opmerkelijk, dat de schryvers , die hem het meest opgehemeld hebben, daarover geheel zwijgen of die slechts

terloops aanroeren.

De onvermoeide Verjus had begrepen, dat het zeei in het belang van Zweden zou zijn, indien dit rijk Christoph Bernard niet langer onder zijne vijanden behoefde te tellen. Hij vreesde echter, dat eene onderhandeling, als hij die zelf voerde, niet geheim genoeg zou zijn en hij droeg die derhalve aan Bidal, Fransch resident te Hamburg, op. De bisschop zond daarheen zijn secretaris Wintgens en deze teekende sub spe ratificationis met Bidal een tractaat (23 Mei). De bisschop verbond zich, het beleg van Stade te helpen opbreken en Zweden in het voortdurende bezit

-ocr page 310-

281

van Bremen en Verden te ondersteunen; daarna zou hij , uiterlijk 20 of 25 Juni, met 15000 man tegea H. H. M. en de verdere vijanden van Frankrijk , behalve den Keizer, te velde trekken; hij zou tot onderhoud zijner troepen 32000 kroonen ontvangen, welke som op 20000 verminderd zou worden , zoodra hij zich in een vijandelijk land legerde; verder zou de koning hem betalen 100000 kroonen, de eene helft op den dag der rupture en de andere in vijf gelijke maandelijksche termijnen; de betaling van al die sommen zou beginnen, zoodra de bisschop daadwerkelijk tegen H. H. M. of de andere vijanden van Lodewijk optrok; de bisschop moest, desnoods vóór de ratificatie, den val van Stade tegengaan ; beide partijen zouden zonder elkanders goedvinden geen vrede of wapenstilstand sluiten; de koning zou trachten te bewerken, dat Zweden aan Munster de ambten Wildeshausen en Tedinghausen overgaf; andere vorsten , »qui auront les mêmes bonnes intentionsmet name de hertog van Hannover, zouden tot deelneming uit-genoodigd worden ; de ratificatie zou uiterlijk na ééne maand plaats hebben.

De ratificatie evenwel stuitte op de hebzucht van Christoph Bernard af. Hij eischte, dat de koning hem, voordat hij tegen H. H. M. te velde trok, geld zou geven, maar Lodewijk , die misschien aan de standvastigheid en eerlijkheid van den bisschop twijfelde, wilde aan dien wensch geen gehoor geven Terwijl partijen daarover aan het twisten waren , gelukte het Floremonti, een edelman van den hertog van Hannover, zich zoodanig in het vertrouwen van Bidal te dringen, dat deze hem inzage van het verdrag gaf. Floremonti gaf dadelijk bericht van de geheele onderbande-

-ocr page 311-

282

ling aan de ministers des Keizers en deze aan die der bond-genooten van Christoph Bernard.

De meer dan dubbelzinnige onderhandeling verwekte groote verontwaardiging en wantrouwen onder de met Munster geal lieerde vorsten, en Christoph Bernard zag zich genoodzaakt aan het beleg van Stade deel te nemen , om den storm van verontwaardiging, die tegen hem losgebroken was, te bezweren.

Terwijl echter dat beleg nog in vollen gang was, had de bisschop de stoutmoedigheid , om geen erger woord te gebruiken, de onderhandeling met Lodewijk weder aan te knoopen. Hij verklaarde zich bereid, het verdrag gestand te doen , mits óf de koning een leger naar den Neder Rijn zond, óf de hertog van Hannover voor Frankrijk partij koos, of Zweden een leger van 5 a 6000 man in het hertogdom Bremen hield De eerste en derde voorwaarden waren geheel onuitvoerbaar en ook voor de vervulling der tweede bestond weinig kans, hoewel de koning Rousseau naar Hannover afvaardigde Tevens zond Lodewijk aan zijne gezanten te Nijmegen eene volmacht, om met de Munster-sche het verdrag te sluiten, mits de bisschop geene betaling vóór zijne optreding eischte (1 Aug:).

De verovering van Stade verminderde voor den koning de kans van welslagen , maar toch wanhoopte hij niet, den bisschop tegen een subsidie als vergoeding voor dat, hetwelk hij van H. H. M. trok , tot onzijdigheid te bewegen. Rave, secretaris van Christoph Bernard , zeide echter aan de Fransche ambassadeurs, dat zijn meester zich voor Lodewijk zou verklaren, indien hij binnen '10 dagen bericht kreeg, dat een Fransch leger van 10000 man naar den Rijn rukte, waarop hij tot antwoord kreeg, dat

-ocr page 312-

283

die troepen vrij wat beter en nuttiger in Vlaanderen gebruikt werden, waar zij de Spaansche, Staatsolie en Duil-sche legers bezig hielden, zoodat de bisschop, als hij zich verklaarde, de steden der republiek, vooral die in Friesland, geheel zonder wederstand zou kunnen bezetten.

De onderhandeling ging echter niet zeer vlot, niettegenstaande de koning verwacht had, dat het opbreken van het beleg van Maastricht door den prins van Oranje een goeden, misschien heslissenden indruk zou maken, en niettegenstaande Rave zich zoo ingenomen met het verdrag toonde, dat de menschkundige d'Estrades aan den koning schreef, yque si on lui faisoit espérer quelque gratification honnête »en cas qu'une des deux propositions (n.1. van rupture of »van neutraliteit) réussit, cela Tobligeroit d'agir encore vavec plus de chaleur et plus d'empresseinent.quot;

Dewijl evenwel de onderhandeling zoo lang duurde, vatten de Fransche gezanten te Nijmegen argwaan op, dat het plan van den bisschop was, haar tot aan het einde van den veldtocht te rekken, om zoodoende subsidies te trekken èn van de Staten, wien hij zou doen gelooven dat zijne troepen voor hen bestemd waren , èn van Lodewijk , wien hij zou beloven, ze niet tegen Frankrijk te gebruiken.

De bisschop bleef zich aarzelend betoonen , totdat hij op het einde van September door Rave aan de Fransche gezanten liet verklaren , dat hij van het sluiten van een verbond afzag, omdat Lodewijk geen legerkorps naar den Rijn wilde zenden. Daarmede liep deze onderhandeling, die zeker allerminst tot eer van Christoph Bernard strekte, af ').

') Alpen. 1. 1. bl; 469—471. Basnage. 1. 1. bl : 711—716. Dumont. 1. 1. bl; 322. 323. d'Estr; Dl: VII. bl : 29—32.91.92.99.100.104—112.

-ocr page 313-

284

Intussclien begrepen H. H. M. weinig of niets vau de houding des bisschops. Het spoedige vertrek van Ham uit den Haag konden zij aan de hardnekkigheid, waarmede zijne eischen door Lira afgewezen waren, toeschrijven , maar hij had bepaald beloofd, spoedig te zullen terugkeeren. Ongeveer vier maanden echter waren verloopen en noch hij, noch iemand anders vanwege den bisschop was in den Haag gekomen. Dit verdroot H. H. M. zeer, te meer daar zij Lira overgehaald hadden, het tractaat van 12 Oct: 1675 op de volgende voorwaarden te teekenen; de koning van Spanje zou aan Munster zijne quota in de werfgelden en maandelijksche subsidies voldoen , de laatste te rekenen van 1 Aug; 1675; hij wilde dadelijk in baar geld de aanrits-gelden en 40000 gld: op de maandelijksche subsidies betalen en die verder iedere maand geven , te rekenen van den dag, waarop des bisschops troepen aan de Maas of den Moezel zouden beginnen te ageeren ; na den vrede zou Spanje de subsidies voldoen , die van 1 Aug: 1675 tot den gemelden dag van optreding verloopen waren, na aftrek der reeds betaalde 40000 gld:.

H. H. M. meldden die regeling der quaestie per brief aan Christoph Bernard en schreven hem o. a: «Wij en ïconnen niet begrijpen, waeruijt eene alsuleke becoelinge »in eene saecke, die u furstel: DoorU voor desen tesmoig-sneerde soodanich te desireren, ende die wij met een ge-

113. 115. 116. 120. 121. 132—134. 139.143. U4.146. 148—150.156—159. 161—163. 169. 173. 175. 180. 181. 186.191.192—196.201.205.216—219. 228—230. 234—236. 252. 253. 254. 259. 260. 305. Kluit, bl: 175. u0 696. Mignet. 1. 1. bl: 402. 403. Tücking. bl: 241. Wage naar. 1, 1. bl: 415. Secrete brief van Douneker, d'0 9 Juni 1676 (R. A.).

-ocr page 314-

285

»lijcke wilvaerdicheijt te gemoet gingen, gesprooten mach s'yn.quot;

Zij vaardigden een commissaris, Cunes, af, om dien brief aan den bisschop te overhandigen. Hij reisde naar Ahaus , waar Christopii Bernard was, doch deze kon hem niet ontvangen , waarop hij den brief aan den hofmeester gaf. Den volgenden dag had hij audientie bij den bisschop, die zeide, dat de inhoud der missive te gewichtig was, om daarop te antwoorden voordat hij met zijne raden gesproken had. Cunes drong op spoedig antwoord aan , dewijl er haast bij de zaak was, waarop de bisschop zeide, dat hij zulks doen zou. Onze commissaris ging naar Munster, waar hij een paar conferenties had, niet met Christoph Bernard zeiven, maar met diens raden, den domkoster Schmising , den dombeursenaar Droste , drossaard Merfeld , dr. Bischoping en den bisschoppelijken secretaris Hollandt ('28, 29, 30 Juli). Cunes drong op de zending der Mun-stersche troepen naar den Moezel of de Maas aan en beloofde, dat, zoodra zij den Rijn overgetrokken waren, de werfgelden en verder iedere maand het subsidie voor 3000 man zouden betaald worden. De raden beklaagden zich over de slechte behandeling, die de troepen, welke Christoph Bernard vroeger naar den Elzas gezonden had, ondervonden hadden , en zeiden , dat hun meester zijne bereidwilligheid getoond had door een korps in het Bremensche te zenden. Ook klaagden zij over Spanje, dat zijne beloften niet nagekomen was, en stelden voor, zur Mühlen, die natuurlijk het best met het tractaat bekend was , naar den Haag af te vaardigen. Cunes meende, dat zulks te veel tijd zou kosten , maar de raden bleven op hun stuk staan , terwijl Schmising op de bewering van onzen commissaris, dat Christoph Bernard

-ocr page 315-

286

wel dadelijk een korps kon zenden , ïfoij d'honnest hommequot; verklaarde, dat alle troepen des bisschops aan het beleg van Stade deelnamen en dat er geene in Munsterland lagen.

De zaak bleef in statu quo en werd door de Munstersche raden zeer lauw behandeld, hetgeen niet te verwonderen is, als men in aanmerking neemt, dat juist in dezen tijd Christoph Bernard nog met Frankrijk aan het onderhandelen was. Curies begreep dan ook , dat hij bij een langer verblijf niets winnen zou , en vroeg een brief van recredentie Men weigerde hem dien , omdat hij geen creditief gehad had, en vergenoegde zich met hem , op zijn verzoek , eene attestatie te geven. Daarop verliet hij Munster en kwam 1 Aug : in den Haag terug, waar hij drie dagen later ter vergadering van H. H. M. een extract-verbaal overleverde ').

Dienzelfden 4lt;ieu Aug: ontvingen de Staten een schriftelijk antwoord van den bisschop. Hij betuigde zijne genegenheid jegens hen en verklaarde, dat zijn generaal Grandvil-Hers reeds gereedgestaan had om op te rukken, doch dat de lauwe houding van Spanje, dat geen geld wilde geven , hem teruggehouden had; hij beloofde, zur Mühlen naar den Haag te zullen zenden.

Deze kwam aldaar in het begin van September, derhalve in den tijd toen de onderhandeling tusschen Frankrijk en Munster al zeer weinig kans van slagen meer had. De Staten bepaalden, dat hunne ratificatie tegen die van den bisschop , welke de vice-kanselier medebracht, uitgewisseld zou

') Ees: St.-G. 4 Aug: 1676. Seer: Res: St.-G. 22 Juli 1676. Brief van H. H. M. aan den bisschop, d'quot; 22 , en secrete brief Tan Cnnes, d1quot; 28 Juli 1676 (R. A.). Brieven van Bern: Hollandt aan den bisschop, d'quot; 29, 31 Juli 1676 (F. M. L. 12. 18).

-ocr page 316-

'287

worden , hetgeen eindelijk 9 Oct;, bijkans een vol jaar na het sluiten van het verdrag, plaats had. Bijna was de bisschop nog teruggetreden, Zur Mühlen had hem geschreven, dat Lira beweerde, dat het verlies der steden Condé, Bouchain, Aire en Binche, die de Franschen gedurende den veldtocht veroverd hadden , aan Christoph Bernard te wijten was. Deze was over die beschuldiging zoo verontwaardigd geworden, dat hij op het punt gestaan had, zijn gezant uit den Haag terug te roepen , en slechts op het aandringen van Landsee, Keizerlijk commissaris in liet Bremen-sche, was hij van dat denkbeeld teruggekomen.

Nadat de ratificaties uitgewisseld waren , beloofde Fagel , dat de obligaties, gedateerd op 1 October , spoedig zouden uitgegeven worden. Daarmede moest echter eenige tijd ver-loopen , zoodat zur Mühlen aan Hessing opdroeg, ze in ontvangst te nemen, en den Haag verliet (17 Oct:) *).

') Ees: St.-G. 4 Aug: 167G. Seer; Res: St.-G 10, 14 Sept:, 9, 10 Oct: 1676. Holl: Merc: 1. 1. bl: 191. Secrete brieven van Amerongen, d10 9, 25 Sept: 1676. (R. A.). Brief van zur Mühlen aau den bisschop, d1quot; 13 Oct: 1676 (F. M. L. 12. 18). Uit de Seer: Ees: Holl: van 25 Nov: 1678 (Dl: IV. bl : 645. 646.) ziet men, wanneer die provincie hare quota betaalde. Zij voldeed haar aandeel in het werfgeld, f 81633—2—6, en in het subsidie van 1 Aug: 1675 tot 30 Sept; 1676, /'17492—16—3, 28 Oct: 1676, dat van 1 Oct: 1676 tot 31 Maart 1677,/'34985—12—6, 18 Juni 1677, dat van 1 April tot 30 Juni 1677, f 17492—16—3, 27 Sept: 1677, dat van 1 Juli tot 30 Sept: 1677, f 17492—16—3, 23 Nov : 1677, dat van 1 Jan: tot 30 Juni 1678, f 34985—12—6, 6 Aug: 1678. De optelling dezer sommen verscbilt f 17492—16—3 met het door Holland opgegevene totaalcijfer van f 221575—12—6. Dit spruit hieruit voort, dat het subsidie over de maanden October, November en December 1677, hetwelk eene aan het verschil gelijke som bedraagt, in de rekening der gemelde provincie is weggevallen.

-ocr page 317-

288

Het wordt thans tijd de verrichtingen van van der Tocht, dien H. H. M. naar het Bremensche gezonden hadden , na te gaan. Hij had de opinies der verschillende gezanten zeer verdeeld gevonden. Hespe wilde niet, dat de veroveringen in het Bremensche in ééne hand kwamen, en zeide, dat Denemarken recht op het meeste had. Hammerstein wenschte, dat Karlstadt, de Burg en Stade, wanneer het ingenomen was, geslecht werden , hetgeen Brandenburg eveneens wilde. Ook Ham , die Batze als vertegenwoordiger des bisschops opgevolgd was, kon zich daarmede vereenigen, mits men Karlstadt niet ontmantelde, voordat Stade ingenomen was.

De verdeeling van Bremen en Verden bleef het struikelblok. Ieder wilde er een stuk van hebben. Denemarken en Brandenburg beschouwden het behoud der veroveringen in Schoonen en Pommeren als onzeker en wilden dus niet geheel van de beide hertogdommen afzien. Van der Tocht hoopte de verschillende belangen door de volgende concept-verdeeling te vereenigen (il Febr: 1676): 1° slechting van Karlstadt, mits Stade, nadat het veroverd was, door een gelijk getal troepen van ieder der vier verbondene mogendheden bezet werd, of anders ontmanteling van Karlstadt, Stade, de Staderschans en den Burg , benevens opheffing der Stadertol; 2quot; Denemarken en Brandenburg trekken voor . . April hunne troepen uit het stift Bremen terug; de eerstgenoemde mogendheid zal in Schoonen, de tweede in Pommeren ageeren; Stade zal door Munster en Brunswyk-Lunenburg belegerd worden ; 3° deze beide laatste zullen , indien Zweden bij den vrede alleen Bremen moet afstaan, in dit hertogdom aan Denemarken en Brandenburg eene billijke vergoeding geven; 4° H. H. M. en de Keizer zullen deze schadeloosstelling garan-

-ocr page 318-

289

deeren. Het laatste artikel werd, volstrekt niet naar het genoegen van onzen gezant, op het aandringen der andere in dezer voege gewijzigd, dat Munster en Brunswijk-Lunen-burg «sullen hebben te verclaren, wat realiteijten sij tot ver-ïseeckei'theijt van Denemarcken ende Brandenburch casu quo »int stift van Bremen willen in handen latenquot;.

Brandenburg toonde zich niet ongenegen, zich met de garantie van H. H. M. en den Keizer tevreden te stellen , terwijl Ham in z'yn particulier er geen bezwaar in vond, dat Munster en Brunswijk-Lunenburg eenige reëele verzekering gaven. Van dit laatste echter wilden H. H. M. niets weten, terwijl Denemarken zich in het geheel niet -met de gemelde garantie alleen wilde vergenoegen.

Hammerstein verzocht van der Tocht te bewerken, dat de Brandenburgsche troepen de hun door den Keizer aangewezene winterkwartieren, Dorsten en Recklinghausen, verlieten of anders verwisselden met die, welke aan Frederik Willem in het stift Bremen aangewezen waren , «met die nadruck sdat by ontstentenisse van dien de Fursten ook onbequaem »souden syn de saken alhier te adjusterenquot;. Brunswijk-Lunen-burg wilde niet, dat Stade geslecht werd, en vond het van den Haag uitgegane voorstel, om genoemde plaats en Karl-stadt te ontmantelen, de administratie daarvan aan Celte te geven en de inkomsten van het land onder de bondgenooten te verdeelen, »iinpracticabelquot;.

De geallieerden vertrouwden elkander in het geheel niet. Brunswijk-Lunenburg wilde niet, dat anderen tot de verovering van Stade medewerkten , omdat het bevreesd was, dat Denemarken door die stad de Elbe en door Karlstadt, als dit niet geslecht werd, de Wezer zou beheerschen. Hespe

-ocr page 319-

290

en zijn ambtgenoot Bauditz wilden wel toestaan, dat Stade hetzij ontmanteld, hetzij door een gemengd garnizoen , bestaande uit troepen van al de bondgenooten, bezet werd, doch eischten aan den anderen kant als zekerheid een gedeelte van Wursterland. Bovendien vatte Denemarken argwaan op over eene conferentie, die Munster en Brunswijk-Lunenburg onder bemiddeling van Hannover te Hildesheim hielden , en vreesde, dat Brunswijk-Lunenburg zich van het geheele land tusschen de Elbe en de Wezer zou pogen meester te maken.

Gemelde conferentie te Hildesheim leverde echter weinig op. De bisschop zond Schmising en Rave naar Bremen , om Ham , die , zooals ik vermeld heb , naar den Haag vertrokken was, te vervangen en te berichten , dat men het te Hildesheim over de verdeeling van Bremen en Verden niet eens had kunnen worden. Brunswijk-Lunenburg toch wilde aan Munster slechts Verden met de twee ambten Tedinghausen en Wildeshausen geven, mits de bisschop in het eerstgenoemde nimmer eenige vesting aanlegde. Christoph Bernard wilde de veroveringen voorloopig aldus verdeelen, dat hij , Brandenburg en Denemarken ieder 'A , Brunswijk-Lunenburg Vs zou krijgen, en indien het laatste niet wilde mededoen , moesten die V5 bij de gedeelten der andere bondgenooten accresceeren.

Van der Tocht deed een ander voorstel van deeling. Denemarken zou voor het geval, dat het geene schadeloosstelling in Schoenen kreeg, ontvangen de ambten Neuhaus en Ritzebuttel en van Wursterland de kerspelen Nordhort, Dijkensende , Spieka , Cappel en Padingbuttel, waardoor aan dat rijk een toegang uit het graafschap Oldenburg naar de Elbe verschaft werd; Brandenburg ontvangt van Brunswijk-Lunenburg na 1 Mei tot aan de verovering van Stettm

-ocr page 320-

'294

maandelijks 3000 rksd : en by ontstentenis van vergoeding bij den vrede zoodanige satisfactie, als partijen onderling of, bij geschil, H. H, M. en de Keizer zullen bepalen; Munster verkrijgt Verden en het ambt Wildeshausen ; Bremen zal, behalve hetgeen aan Denemarken afgestaan wordt, aan Brunswijk-Lunenburg gegeven worden , evenals Stade, dat niet geslecht, maar welks tol opgeheven wordt; Karlstadt, wordt ontmanteld ; Munster en Brunswijk-Lunenburg zullen met gelijke macht Stade belegeren, waartoe Denemarken 3000 voetknechten en 6 halve kartouwen met de noodige ammunitie zal leveren 1).

Intusschen was in den Haag eene andere schikking op het tapijt gekomen, die door de aldaar resideerende gezanten der bondgenooten sub spe rati geteekend werd (31 Maart 1G76). De verdeeling zou tot na den veldtocht uitgesteld worden en alsdan plaats hebben naar evenredigheid van hetgeen ieder der geallieerden veroverd zou hebben; onder-tusschen zou Celle de administratie over Bremen voeren en Munster over Verden en de ambten Wildeshausen , Teding-hausen en Brexen; tot het beleg van Stade, hetwelk zoo spoedig mogelijk begonnen zou worden, zou Brandenburg 2000 infanteristen, Munster 4 a 5000 voetknechten en 1000 ruiters, Brunswijk-Lunenburg het overige benoodigde volk , alles onder het opperbevel van Celle, leveren , terwijl Denemarken die vesting te water mocht aantasten; Karlstadt,

') Seer: Res: St.-G. 10, 18 Febr: 1676. Havemann. 1. 1. bl: 280.

Pufeud: bl: 847—849. Secrete brieven van van der Tocht, dquot; —- j—

5 Febr:,

29 •Tanj_ 2/j2 ^ 5/15t 9/19 i 12/22, 16/26 Febr:, 23 Febr: 26 lebr:

8 Febr:, 4 Maart, 7 Maart,

1/11 , 4/14, 8/18, 11/21 , 15/25, 18/28 Maart, 22 Maart 1676 (R, A.).

1 April

-ocr page 321-

292

de Burg, Stade en de Zwingerschans zouden geslecht worden; Denemarken en Brandenburg moesten vóór 1 Mei uit Bremen en Verden hunne troepen terugtrekken: het leger van Christoph Bernard zou alle plaatsen , behalve Verden en de drie genoemde ambten , ontruimen ; geene nieuwe vestingen mochten tot aan de deeling in de beide hertogdommen aangelegd worden; de Keizer , Spanje en H. H. M. zouden dit tractaat garandeeren en alle voorkomende geschillen tusschen de bond-genooten uit den weg ruimen.

H. H. M. hoopten , dat door deze schikking de moeilijkheden, die een gemeenschappelijk bezit opleverde, opgeheven zouden worden , doch de onderteekening der gezanten sub spe rati had niet het gewenschte gevolg.

Brunswijk-Lunenburg toonde zich tot de ratificatie niet ongenegen, maar de andere vorsten waren in het geheel niet tevreden met hetgeen hunne gezanten in den Haag verricht hadden. De bisschop meende, dat men te zijnen koste Brunswijk-Lunenburg bevoordeeld had, terwijl Denemarken en Brandenburg zeer misnoegd waren, dat men hen van de reeds gemaakte veroveringen in Bremen en Verden uitgesloten en hen gedwongen had, zich met de nog onzekere resultaten in Schoonen en Pommeren te vergenoegen.

Van der Tocht deed alle mogelijke moeiten, den bond-genooten het Haagsche project smakelijk te maken. Vooral aan Ham gaf hij te kennen dat het verkeerd van den bisschop was, zich benadeeld te achten , daar het aandeel van Brunswijk-Lunenburg na 1 Juli niet zoo gewichtig zou zijn, ))nu »het vet van den ketel is ende de huysluyden uytgemergelt »sijn.quot; Onze gezant vroeg aan Ham , of de bisschop , »nu tot »so hoge jaren gecomen synde, op sich soude willen laden

-ocr page 322-

293

»een verwyt van alle onheylen, die de gesamentlvke hoge «Geallen doorde jegenwoordige brouilleryen van Vrankryk «souden mogen overcornenquot;.

Ham antwoordde niet veel en vond weldra nieuwe stof tot klachten. Hammerstein verklaarde uit naam zijner vier principalen , dat ieder van hen een afgevaardigde naar Bremen wilde zenden, om voor zich een deel der veroveringen, derhalve in het geheel V?, te eischen , zoodat voor Munster , Brandenburg en Denemarken te samen slechts V? zou overblijven. Ham zeide, dat die eisch nog meerder twist zou veroorzaken. Hij had echter de behendigheid, aan deze zaak eene wending ten voordeele zijns meesters te geven. Nu men eens aan het uitbreiden van het getal der bondgenooten was, voegde hij daarbij Paderborn, dat evenveel troepen als Wolfenbuttel te velde gezonden had, en eischte hij voor Chris-toph Bernard , die tegelijk voor Paderborn optrad , % , terwijl hij volgens den vroegeren toestand slechts '/5 kon vorderen.

Te midden zijner vergeefsche pogingen om te Bremen de eendracht onder de bondgenooten te herstellen en hen tot het ratificeeren van het Haagsche project te brengen, werd van der Tocht met eene zending naar Berlijn belast ').

') Seer; Res: St.-G. 31 Maart 1G7G. 1'ufenil; bl: 849. 850. Urkumlen.

1. 1. bl: 448. Secrete brieven van vau der Tocht, (l'quot; 1/11 , 5/15, 8/18,

12/22, 15/25, 19/29 April, 22 Aprn 167G (R. AA

2 Mei v

■20

-ocr page 323-

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

VAN DER TOCHT NAAR BERLIJN GEZONDEN. — AMERONGEN

AI.S AFGEVAARDIGDE TE BREMEN. — GESCHIL TUSSCHEN MUNSTER EN OOST-FRIESLAND OVER DE WINTERKWARTIEREN. — VERDRAG VAN KOPENHAGEN TUSSCHEN BRANDENBURG EN DENEMARKEN (2 JAN: 1(577).— CONFERENTIE TE BREMEN.

Denemarken en Brandenburg toonden, evenals Munster, weinig lust, het Haagsche project aan te nemen. De eerstgenoemde mogendheid eischte het district tusschen Freijburg aan de Elbe recht tegenover Glückstadt tot Neuenkirchen aan de Wezer bij Elsfleth, benevens het eilandje Krautsand en de Stadertol. Van der Tocht vond dien eisch te hoog, doch achtte het billijk, dat Denemarken een traject van Oldenburg tot aan de Elbe en verder tot Holstein verkreeg, mits de koning het project goedkeurde. De Staten dachten er anders over en wilden zelfs van het voorstel van hun gezant niet hooren ').

'J Seer: Res: St.-G. 5 Mei 1676. Secrete brief van van der Toclit, d'» 15/25 April 1676 (R. A.).

-ocr page 324-

295

H. H. M. stelden er vooral prijs op, dat Frederik Willem het project aannam. Zij besloten derhalve van der Tocht naar Berlijn te zenden, om den keurvorst over te halen het te ratificeeren , «niet om eenige particuliere Jnteressen, die »H. H. M. daerbij souden mogen hebben, maar om dat sdeselve tot nochtoe geen beter expedient, om de gemeijne ssaeke buijten ijemants prejudicie, hebben connen uijtvinden ; )gt;Dat het echter H. H, M. ten hoochsten aangenaem sal sijn , «indien de Ministers vande hooghe Geallieerden , die althans »tot Bremen sijn , ofte aldaer noch souden mogen comen , een «beter expedient met den anderen conden beramen , als het «geene alliier inden Haghe is voorgebracht.quot;

Terwijl van der Tocht zich te Bremen gereedmaakte, aan den hem opgedragen last te voldoen , had hij het genoegen te zien , dat de bondgenooten ten minste op één punt eenig waren. Zij kozen de wijze partij, de quaesties over de verdeeling en over het al of niet aannemen van het tlaagsche

90 A nril

project te laten rusten , en sloten - ' 1. 1676 te Bremer-

8 ilei

vörde een verdrag, waarbij bepaald werd , dat men Stade met 16000 voetknechten en 4000 ruiters zou belegeren; wanneer die stad veroverd was zou zij , evenals Karlstadt, door troepen der vier bondgenooten bezet of tegelijk met laatstgenoemde plaats ontmanteld worden; gedurende het beleg zou geen der geallieerden zonder algemeene toestemming vrede of wapenstilstand mogen sluiten.

Kort daarop verliet van der Tocht Bremen en kwam 20 Mei te Berlijn aan ').

') Seer: Res: St.-G. 23 April, 5 Mei 1676. Havemann. 1. 1. bl: 280— 282. Urknnden. 1. 1. bl: 463—470, Secrete brief von vau lt;ler Tocht, (1quot;°

20 Apnl 1676 (K. A,).

6 Mei v '

-ocr page 325-

296

Na het verdrag van Bremervörde werden de vijandelijkheden legen Zweden hervat. Do Denen veroverden het eiland Gothland (9 Mei) en de stad Landskrona ('20 Juli) benevens haar kasteel (13 Aug:). Intusschen was het beleg van Stade begonnen, doch met zoo weinig kracht doorgezet, dat H. H. M. het geraden vonden , den koning van Denemarken aan te sporen, tot het doen ophouden der oneenigheid over de verdeeling mede te werken, opdat men het beleg met meer energie kon doorzetten. Christiaan V betuigde aan le Maire, die hem den brief van H. H. M. overhandigde , zijne genegenheid , krachtig tot het beleg van Stade mede te werken , maar drukte tevens de vrees uit, dat Munster in het geheim met den koning van Zweden of diens bondgenoot onderhandelde, om aan Brunswijk-Lunenburg den voet dwars te zetten.

Er liepen toen allerhande kwade geruchten over Christoph Bernard, die, zooals uit zijne geheime onderhandeling met Frankrijk blijkt , niet allen grond misten. Wat iedereen in het oog sprong was de weinige welwillendheid , die hij te Breinen jegens Brunswijk-Lunenburg liet toonen. Aldaar toch waren de onderhandelingen niet geheel afgebroken. Men had zelfs weder een project opgesteld, waardoor het aandeel van Denemarken, Munster en Celle geregeld zou worden. De bisschop zou de ambten Wildeshausen en Tedinghausen benevens den Burg en Bremervörde verkrijgen. Denemarken eischte deze laatste plaats voor zich , waartegen zur Mühlen zich met alle kracht kantte.

De vorsten van Brunswijk-Lunenburg werden zeer verstoord over de vijandige houding van den bisschop. Zij wendden zich met hunne klachten tot TT. IT. M. en ver-

-ocr page 326-

'297

klaarden, dat indien de moeiltjklieden niet uit den weg geruimd werden, zij zich genoodzaakt zouden zien ljunne troepen, die tot liet beleg van Maastricht naedewerkter. , terug te roepen en zelfs de hulp van H. H. M. te vragen , om den bisschop tot rede te brengen. De Staten verklaarden niet te zullen gedoogen, dat Christoph Bernard iels tegen de vorsten ondernam en dat, als zulks gebeurde, zij. hem met de wapenen zouden aantasten. Tevens vaardigden zij , ter vervanging van van der Tocht, Amerongen naar Bremen af, om , zoo mogelijk, de twisten over de verdeeling uit dun weg te ruimen ').

Het werd echter voor PI. H. M. niet noodig, de wapenen tegen den bisschop op te vatten. Terwijl Stade op het uiterste lag, kwam er eene toenadering tusschen Christoph Bernard en de vorsten van Brunswijk-Lunenburg. Zij kwamen overeen , Breinen en Verden in vier deelen te splitsen, waarvan Celle, Hannover, Wolfenbuttel en Munster ieder één deel zou ontvangen ; dat van den bisschop zou bestaan in het stift Verden , het ambt Wildeshausen , den Burg , Bremervörde en Ottersberg. Kort daarop (12 Aug:) viel Stade, het laatste bolwerk der Zweden in Bremen en Verden. Na de verovering sloten Munster, Celle en Wolfenbuttel een nieuw verdrag (10/29 Aug;). De beide hertogen zouden 24 a 30000 man op de been brengen , Christoph Bernard 3000 ruiters , 1000 dragonders en 8000 voetknechten ; dit leger, waarover Celle

') Res: St.-Gr. 4, 10 Aug: 1G76. Secr; Ros: St.-G. 11 Juli, 4, 10 Aug: 1676. Urkundeu. 1. 1. 1)1: 480. Brieven van le Maire, d'quot; 25, eu Tan Gabriel Floris , secretaris van Kuijsteu (f 19 Oct: 1708), die Romer (f 18 Juni 1675) als resident te Hamburg opgevolgd was , dt0 24. 28 Juli:, 4 Aug; 1676 (R. A.).

-ocr page 327-

298

liet opperbevel zou hebben , zou naar den Moezel en den Rijn gezonden worden: om alle geschillen over de winterkwartieren te voorkomen , werden deze aldus verdeeld, dat Munster zou beschikken over quot;Westphalen, Westerwald, vier steden in het Bremensche en de helft van den Eifel en de Wetter au , de beide hertogen over Mekklenburg, Lauenburg , het grondgebied van Hamburg en Lubeck, Luik, Fulda, het gebied van Aken , zes ambten van Hildesheim , Goslar en de andere helft van den Eifel en de Wetterau ').

Deze toenadering tusschen twee der bondgenooten joeg de beide andere in het harnas. Denemarken en Brandenburg waren zeer verontwaardigd en misnoegd, dat hunne geallieerden zonder hunne voorkennis eigenmachtig over de hertogdommen Bremen en Verden beschikt hadden. Zulks verhinderde evenwel niet, dat Frederik Willem, niettegenstaande de pogingen van Buchwald, Deensch gezant te Berlijn , 5/15 Sept: een verdrag sloot met von der Thann, die Celle en Wolfenbuttel vertegenwoordigde en in deze zaak tevens voor Munster optrad. Brandenburg verkreeg door dit tractaat eene hulp van 4000 man , om in Pomme-ren tegen de Zweden te ageeren 2).

Denemarken toonde meer verbittering en het kwam in October zelfs tot feitelijkheden tusschen de troepen van dat rijk en die van Brunswijk-Lunenburg. Daardoor kwam het,

') Alpen. 1. 1. lil : 473—478. Pufend : bl: 850. Sylvius. J. 1. bl: 350. Tücklng. bl: 241. 242. Brief van Gabriel Floris, d'0 1 Septen scerete brieven van Amerongen, dt° 28 Augt Sept: 1676 (E. A.).

:) Secr: Kes: St.-G. 25, 31 Aug; 167G. Droysen. 1. 1. bl: 572. Moer-ner. bl: 389. 390. Pufend: bl: 850. 851. Urknnden. 1. 1. bl: 485. 486. 487. Brieven van Amerongen aan G. Fagel, dquot; 22, 25 Aug: 1676 (R. A.).

-ocr page 328-

299

dat de onderhandelingen te Bremen, waar Amerongen 22 Aug: als afgevaardigde van H. H. M. gekomen was, niets vorderden. In October deden de Denen eene mislukte poging tot overrompeling van Karlstadt en verdreven de Lunenburgers uit het eilandje Krautsand, waarop de laatste uit represailles het ambtshuis Hagen bezetten. Deze oneenig-heden , gevoegd bij de reeds bestaande geschillen , beletten iedere toenadering tusschen de bondgenooten. Tevergeefs wendden Amerongen en de Keizerlijke gezanten, quot;Windisch-gratz en Landsee, alle pogingen aan, om de eendracht te herstellen; zij stuitten altijd af op den argwaan, dien de geallieerden jegens elkander koesterden ').

De oorlog tegen Zweden was intusschen gelukkig gevoerd. Na de vermeestering van Stade hadden de Denen Christi-aanstadt (25 Aug;), de Brandenburgers Anclam (27 Aug:), Löcknitz (23 Sept :) en Demmin (20 Oct:) veroverd. Op het einde des jaars namen de Zweden eenigermate revanche door de Denen bij Lund te verslaan (14 Dec:).

Ghristoph Bernard had reeds in het begin van September zijne troepen in de winterkwartieren gezonden en wel naar het ongelukkige Oost-Friesland. Grandvilliers, voorgevende met toestemming des Keizers te handelen , poogde bij Lier-oort overgezet te worden, doch de Staatsche commandant, Sijgers, verzette zich daartegen, waarop de Munstersche generaal Jemmingen als overgangspunt koos en zich in Oost-Friesland nestelde.

Groote verwondering baarde die inkwartiering. Celle zond

') Seer: Res; St.-G. 10 Oct; 1676. Holl; Men;: 1. 1. bi: 196. Pufend ; bl; 852. 853. Secrete brieven van Amerongen , d'0 1, 10, 17 , 21 Oct;, 11 Nov: 1676 (R. A.).

-ocr page 329-

;iuo

Spörke naar den bisschop , om hem te bewegen , zijne troepen uit Oost-Friesland terug te roepen. Amerongen sprak er persoonlijk met Christoph Bernard over , die, evenals Grand-villiers, beweerde, dat de inkwartiering met toestemming des Keizers geschied was. Weinig strookte echter met die bewering , dat Leopold aan Munster bevel gaf , Oost-Friesland schadeloos te stellen (26 Sept;).

De intocht der Munstersche troepen verwekte de grootste onrust natuurlijk in Oost-Friesland zelf, waar men bij ondervinding wist, welke treurige gevolgen dergelijke inkwartieringen na zich sleepten. De vorstin-regentes liet dadelijk door haar resident in den iïaag, Pauly, klachten indienen bij H. II. M, die echter weinig of niets aan de zaak deden. De stenden van Oost-Friesland werden bijeengeroepen, om er over te raadplegen, hoe men van de vreemde gasten ontslagen zou worden. Eendeels evenwel verhinderde het wantrouwen , dat voortdurend tusschen de vorstin en de stenden heerschte, het nemen van eenig besluit, anderdeels waren de laatste allerminst geneigd, weder geld op te brengen.

Christina Charlotte handelde daarop alleen met den bisschop en kwam met hem overeen , dat hij , tegen eene vergoeding van 14000 rksd :, al zijne troepen uit het vorstendom zou terugtrekken, met uitzondering van 8 compagnieën voetknechten en 2 eskadrons dragonders, die aan haar den eed zouden doen , tot bescherming der grenzen zouden strekken en maandelijks gedurende den winter 14000, gedurende den zomer 7000 rksd: zouden ontvangen.

Door dit verdrag bereikte de vorstin een tweeledig doel. Oost-Friesland werd van de Munstersche inkwartiering verlost en zij zelve behield troepen , die haar tegenover de stenden

-ocr page 330-

301

gewicht gaven en liaar in staat stelden , het noodige geld te innen. Pe stenden daarentegen waren zeer verontwaardigd en wilden het verdrag niet ratificeeren. De burgers van Emden weigerden eenig geld op te brengen en verbonden zich tegenover elkander bij eede, bloed en goed voor de verdediging nunner stad veil te hebben.

De vorstin poogde tevergeefs Emden tot andere gedachten te brengen , waarop zij door Munstersche soldaten de aan gemelde stad toebehoorende heerlijkheid Oidersum bezetten en 150 stuks vee uit de omliggende dorpen wegvoeren liet.

Thans echter begon de Keizer, tot wien reeds vroeger Oost-Friesland Dolo Ripperda tot afwending van alle inkwartiering gezonden had , zich met de zaak in te laten. Leopold had met het aanbod der stenden genoegen genomen en hen tegen betaling eener jaarlijksche som van 50000 rksd : van alle inkwartiering vrijgesteld. Dat bedrag was, nadat de bisschop zijne troepen naar Oost-Friesland gezonden had, tot op 84000 rksd: verhoogd, die de Keizer, om het vorstendom uit den nood te helpen , ditmaal in dezer voege verdeelde, dat Denemarken 12000, de bisschop 72000 rksd ; ontving , mits al de troepen van den laatste dadelijk Oost-Friesland verlieten. Tevens beval de Keizer aan Christina Charlotte de Munstersche soldaten, die zij in haren dienst genomen had, te ontslaan. Zij toonde echter daartoe weinig geneigdheid. Wel ontruimde zij , op aandringen van H. H. M., Oidersum , maar tot het ontslaan der Munstersche troepen kon zij niet besluiten , niettegenstaande de Staten eenige uit hun midden naar haar afvaardigden en de Keizer haar en den bisschop bij mandaten beval, die troepen te verwijderen. Het eenige wat zij deed was, dat zij in April 1677 zes

-ocr page 331-

aoi

honderd man ontsloeg, doch de overige 40U man behield zij in haar dienst ').

Na deze uitweiding over de quaestie der inkwartiering in Oost-Friesland keer ik tot de Bremerzaak terug, Denemarken was altijd zeer verstoord op Brunswijk-Lunenburg en op Munster, doch toonde, trotsch op zijne reeds behaalde voor-deelen , evenzeer weinig welwillendheid jegens Frederik Willem. De nederlaag bij Lund echter deed het hof van Kopenhagen beseffen , dat samenwerking met Brandenburg noodzakelijk was. Er werden dan ook onderhandelingen tusschen de twee bondgenooten aangeknoopt, die tot een gunstigen uitslag leidden. Gelijk Munster en Brunswijk-Lunenburg zich in Augustus 1676 verbonden hadden, verbonden zich thans (quot;2 Janquot; ioP) Denemarken en Brandenburg bij het verdrag van Kopenhagen. De hoofdbepalingen waren: krachtige voortzetting van den oorlog legen Zweden ; ratificatie binnen 5 weken; verdeeling der gemaakte veroveringen in vijf deelen, waarvan Brandenburg het zijne aan Denemarken overliet, waartegen de koning den keurvorst Potnmeren waarborgde; belofte van hulp door Denemarken ingeval Polen voor Zweden partij koos ^).

Te Bremen werden ook in ] 677 de conferenties voortgezet, die door Arnerongen en de Keizerlijke gezanten bijgewoond werden. In het begin van Januari kwam men weder met

') Res: St.-G. 10, 12, 16, 21 Sept', 12 Oct: 1676. Secr: Ees; St.-Gr. 11, 14 Sept: 1676. Alpen. 1. 1. bl: 479. 480. Corstiens. bl: 242. Hol): Merc: 1677. bl: 158—161. Klopp. bl: 389—393. Sylvius. Dl: IV. bl: 17. 18. Tiicking. bl: 242. 243. 245. 251. AViardu. 1. 1. bl: 91—111. Secrete brieven van Arnerongen, dquot; 16, 19, 25 Sept: 1676 (R. A.).

') Droysen. 1. 1. bl: 573. 574. Pnfeud: bl: 857. 858.

-ocr page 332-

303

een provisioneel accoord voor den dag, dat liet volgende behelsde: Karlstadt, de Zwingerschans en de Burg zullen vóór 1 April geslecht worden ; Denemarken zal Krautsand behouden ; de Stadertol zal voor den duur van dit verdrag geschorst worden; Munster en Brunswijk-Lunenburg zullen 1 April 3000 man aan Denemarken in Holstein en 4000 man aan Brandenburg in Pom meren en Mekklenburg leveren; inmiddels zullen de beide eerstgenoemde Bremen en Verden bezet houden , zooals zij met elkander zijn overeengekomen ; de definitieve onderhandelingen over de deeling zullen na het einde van den veldtocht en den ailoop van dit tractaat hervat worden; de Keizer en H. H. M. zullen dit verdrag garandeeren en ieder duister punt ophelderen; het zal sub spe rati, binnen zes weken te volgen , geteekend worden en één jaar duren.

Het was nu de vraag, of de partijen dit accoord zouden aannemen. Reeds dadelijk maakte Christoph Bernard zwarigheid. Hij wilde zijne troepen slechts in Holstein , Jutland en Oldenburg laten ageeren , dewijl hij ze, met het oog op de houding van H. H. M. te zijnen opzichte in de zaak der Oostfriesche inkwartiering, niet te ver verwijderd wilde hebben.

In het interims-tractaat werden ondertusschen nog eenige weinige veranderingen gemaakt. Het getal hulptroepen , dat Denemarken zou verkrijgen , zou in den Haag bepaald worden, hetgeen H. H. M. gaarne zagen ; voor Brandenburg zou het verdrag van 5/15 Sept: 1G76 van kracht blijven ; de stad Bremen zou hare positie als rijksstad behouden ; de onder-teekening sub spe rati zou vóór 1 Maart plaats hebben.

Windischgratz vreesde, dat sommige artikelen den bond-

-ocr page 333-

304

genooten niet aangenaam zouden zijn , want dat Munster ongaarne de slechting van den Burg, Brunswijk-Lunenburg de provisioneele opheffing der Stadertol zou zien. Ook Ame-rongen was beducht, dat Munster het interim niet zou aannemen.

Van den bisschop hoorde men weinig. Hij had thans geen gezant te Breinen, omdat, beweerde hij, de andere vorsten in de conferentie over andere zaken dan over de verdeeling wilden spreken en omdat zijn gezant te Bremen van woning beroofd was. Misschien was de weifelende houding van Christoph Bernard aan eene andere reden toe te schrijven. In dezen tijd toch liet hij zijn secretaris weder met de Fransche gezanten te Nijmegen spreken. Noch Frankrijk echter, noch Zweden vertrouwde sinds de onderhandelingen van 1(376 den bisschop genoegzaam, om zich met hem in te laten. Het eenige wat Pomponne aan d'Estrades en diens collega's aanbeval was, Christoph Bernard aan den praat te houden , om daardoor altijd een zeker gewicht in de schaal te kunnen leggen.

Eindelijk liet de bisschop iets van zich hooren. Daaruit echter bleek , dat de vrees van Windischgratz en Amerongen verwezenlijkt werd. Landsee had persoonlijk, »omme alle «praetexten van jalousie en diffidentie te benemenquot;, het interim aan den bisschop overhandigd, doch deze had verscheidene artikelen »geobloqueertquot; , vooral ilat' over de demo-litie der steden en forten. Verder had hij verklaard, dat hij eerst met Brunswijk-Lunenburg moest spreken.

Het was te betreuren, dat Munster aldus de zaak weder op de lange baan schoof, dewijl Denemarken en Brandenburg zich tot de aanneming van het provisioneele accoord niet

-ocr page 334-

305

ongenegen toonden. Brunswijk-Lunenburg daarentegen volgde liet voorbeeld van Munster, hetgeen de gezanten der media-teurs zeer verbaasde, daar zij van den kant der hertogen geene zwarigheid verwacht hadden. Men schreef zulks toe aan den invloed van Hannover, dat altijd Franschgezind gebleven was. Jan Frederik poogde door zijn vice-kanselier Witt aan de onderhandelingen te Bremen deel te nemen, doch Araerongen , Windischgratz, Landsee en de Spaansche gezant, Balthazar de Fuenmajor, wilden daarin niet treden , omdat Rousseau en Bidal vanwege Frankrijk en Pufendorf vanwege Zweden zich te Hannover ophielden.

Deze voortdurende oneenigheden verhinderden niet, dat de bisschop, zeker minder om zijne bondgenooten te ondersteunen dan om geld te trekken, twee verdragen sloot, één met Denemarken (13/23 Maart) , waarbij hij 4000 ruiters en voetknechten en GO artilleristen leverde en daarentegen 52000 rksd: subsidie en de aan Denemarken afgestane 12000 rksd: uit Oost-Friesland verkreeg, het andere met Brandenburg (14/24 April) , waartoe iets later (3/13 Mei) Christiaan V toetrad , waarbij Christoph Bernard 3000 man hulptroepen beloofde ').

Het verdroot Amerongen zeer, dat de onderhandelingen niet vlotter gingen, en hij achtte een langer verblijf niet reputabel voor H. H. M. De Keizerlijke gezanten toonden meer lankmoedigheid en geduld. Zij stelden eenige artikelen

') Seer; Res: St.-ü. 17 Jan:, 8 Febr: 1677. Alpen. 1. 1. bl: 510. Corstiens. bl: 241. 242. d'Estr: Dl: VIII. bl: 154. 161, 183. Moerner. bl: 395—397. Pufeud: bl: 887. 888. Tüuking. bl: 244. 245. Secrete brieven van Amerongen, dw 13, 20, 23 Jan:, 3, 6, 13 27 Febr:, 3, 10, 17, 20, 24 Maart, 3, 17 April, 1 Mei 1677 (K. A.).

-ocr page 335-

sou

voor (begin Mei), die »aan geene van alle de partijen de »minste praejuditie souden geven , maar aan een ijeder con-»serveren dat reclit, tgeen hem was competerendequot;. Die artikelen behelsden het volgende: 1° al hetgeen tot nu toe over Bremen en Verden voorgesteld is , zal aan geene der partijen voor- of nadeel toebrengen, maar ieder zal zijne rechten ongekrenkt behouden ; 2° partijen verbinden zich op het plechtigst, geen onzijdigheidsverdrag of wapenstilstand, veel min vrede te sluiten , maar elkander op het krachtigst te helpen, totdat ieder satisfactie gekregen zal hebben in zoodanige streken als voor elk het best gelegen zijn; 3° de stad Bremen met hare vier gooën zal hare rijksonmiddel-baarheid behouden en alle aanspraken , die Zweden vroeger daarop gemaakt heeft, zullen geannuleerd worden; 4° de geestelijke zaken in Hamburg en Bremen blijven in statu quo; 5° de in de laatstgenoemde plaats aanwezige gezanten zullen dit reces teekenen en beloven , dat binnen den tijd van

de ratificaties van al de partijen uitgewisseld zullen

■worden.

Amerongen werd aangespoord, dadelijk te teekenen, doch hij weigerde zulks, omdat het tweede artikel over eene nieuwe verbintenis sprak. H. H. M. keurden zijne handelwijze goed. Zij wilden van geene nieuwe belofte van vrede of wapenstilstand te sluiten hooren en bevalen hem het reces niet aan te nemen. Ook Schmising , die zich thans te Delmenhorst ophield en tot wien Landsee zich begeven had om hem het reces smakelijk te maken , zeide, dat de bisschop het zeker niet zou willen aannemen, dewijl Brunswijk-Lunenburg, zonder welks toestemming hij in deze zaak niets kon doen , zich tegen het artikel over Bremen zou verzetten.

-ocr page 336-

:?07

Men was nu weder evenver, te meer daar Brunswijk-Lunenburg, dat door de mediateurs 28 April per brief tot de aanneming van het in Januari opgestelde interim aangespoord was, daarop antwoordde met eene rescriptie, »seer »ignominieusel: met captien, onwaarheden , ende sophistische »streken vervult.quot; Amerongen begreep hoe langer hoe meer , dat een langer verblijf nutteloos was, maar meende, dat men nog iets in het belang van Bremen kon en moest doen. H. H. M. echter wilden ook daarin niet treden en bevalen Amerongen terug te keeren, liever dan eenige nieuwe verbintenis aan te gaan.

Windischgratz bleef voor Bremen ijveren. Brunswijk-Lunen-burg wilde die quaestie niet aangeroerd hebben en Munster was te misnoegd op die stad , dan dat het de voorstellen van den Keizerlijken gezant dienaangaande wilde aannemen. Denemarken en Brandenburg daarentegen teekenden de acte van garantie, en Amerongen, die eindelijk Bremen verliet, legde haar 11 Aug: aan de Staten, naar wier besluit Spanje zich wilde regelen , over. H. H. M. zagen het tractaat van 10 Juni 1674, waarin over de gemelde garantie gesproken werd, na en machtigden Amerongen , de acte op approbatie en ratificatie der provincies te teekenen 1).

') lies: St.-G. 11 Aug; 1677. Secr: Kes: St.-ü. 17 Moi, 4, 10 Juni,

11, 16 Aug: 1677. Secrete brieven van Amerongen, cl1quot; 24 Maart, 3,

17 April, 5, 12, lü, 26 Mei, 2,5, 12, 1G Juni 1677 (R. A.). Het

verdrag over het behoud der immediateit van Bremen werd in die stad 24 Juli , _ .

„ . 1677 seteekend door 'Windiscngrati en Landsee voor den Keizer 3 Aug: 0 °

de Fuenmajor voor Spanje, Paul Klingenberg en Willem Hespe voor Denemarken, Ledebur voor Brandenburg en Amerongen voor H. H. M. (Moerner. bl: 398. 399). l)e datum, dien Moerner aan het verdrag geeft, komt mij na hetgeen ik in den tekst vermeld heb vrij vreemd voor.

-ocr page 337-

308

Daarmede hadden de bemoeiingen van H. H. M. in de quaestie der verdeeling van Breinen en Verden een einde. Tevergeefs hadden achtereenvolgens van der Tocht en Ame-rongen alle moeite aangewend om de zaak tot een goed einde te brengen. Het wantrouwen, dat de bondgenooten jegens elkander koesterden, verhinderde zulks. Later, in 4679, werd de quaestie op de eenvoudigste wijze uit den weg geruimd.

-ocr page 338-

V IJ F TIENDE HOOFDSTUK.

TRACTATEN TUSSCHEN MUNSTER EN SPANJE. — CRRTSTOPH BERNARD ZENDT WEGENS DE SUBSIDIES ABRAHAM ISAACK NAAR HOLLAND. — TWISTEN OVER DE WINTERKWARTIEREN. — TRACTATEN VAN SASSENBERG (3 APRIL) EN VAN KOPENHAGEN (14 AUÜ : 1678). — VREDESONDERHANDELINGEN TE NIJMEGEN.

Het tractaat van 12 Oct: 1675 was door H. H. M., zooals ik gezegd heb, in 1676 geratificeerd geworden en de obligaties der verschillende provincies tot betaling der subsidies aan den bisschop waren gereedgemaakt. Van Spanje echter had Christoph Bernard niets verder vernomen , nadat Lira op de aanvrage om betaling ontwijkend geantwoord had. De Spaansche gezant reisde aanhoudend tusschen den Haag en Brussel heen en weder en was daardoor moeilijk te ontmoeten. Zur Mühlen , die in Dec : 1676 vernomen had , dat Lira zich in de eerste plaats bevond, en derhalve uit Nijmegen

21

-ocr page 339-

310

daarheen vei'trokken was, maakte dan ook leen eene ver-geefsche reis. De vice-kanselier schreef aan den bisschop, dat van Spanje niets te halen was, »dass also Ew. Gn. «meines erraessens uff ein newen tractat mit Spanien urnh »mehrere subsidien zu haben keinen statuin zu rnachen haben.quot;

Deze laatste woorden hadden betrekking op eene poging , die Spanje deed , om met Christoph Bernard een tractaat tot levering van hulptroepen te sluiten. Men zou meenen dat de ondervinding, die de bisschop door het Haagsche tractaat ten opzichte van Spanje opgedaan had , hem huiverig zou gemaakt hebben , weder een verdrag met die mogendheid te sluiten. Toch gebeurde zulks. De markies van Ilons-broek had uit naam van Villa Hermosa met den bisschop gesproken, waarop deze zur Muhlen naar Brussel zond. Aldaar werd 2:5 April 1677 een verdrag gesloten, dat als eene uitbreiding van het Haagsche beschouwd werd. Behalve de 3000 man , die Christoph Bernard volgens het tractaat van 12 Oct; 1(375 moest leveren, beloofde hij 2000 ruiters, 500 dragonders en 3500 voetknechten , die naar Spaansch Gelderland gezonden zouden worden ; dadelijk na de onder teekening zou Spanje 50000 rksd: betalen , alsmede de 0 maanden subsidie van 1 Oct: iG7ü tot 1 April 1G77 , die de bisschop volgens het Haagsche tractaat te vorderen had , bedragende iedere maand 4000 en dus in het geheel 24000 rksd:; verder ontving hij voor zijne 6000 man hulptroepen gedurende den tegenwoordigen oorlog maandelijks 10000 rksd:, te rekenen van 1 Mei , behalve het maandelijksche subsidie van 4000 rksd :, dat hij voor de vroeger vermelde 3000 man kreeg. Als supplement tot dit tractaat van Brussel strekte dat, hetwelk Honsbroek en Ham 2S Juni te Roermond sloten

-ocr page 340-

311

en waarbij de bisschop zich verbond, te^en een maanclelijksch subsidie van 2000 rksd : de noodige artillerie te leveren 1).

Intusschen had Christoph Bernard in de eerste dagen van 1077 den reeds uit het begin dezer geschiedenis bekenden Abraham Isaack , »hoffjude und Rabiner zu Coessfelt,quot; naar Holland gezonden om de hem volgens het Haagsche tractaat verschuldigde gelden in ontvangst te nemen. Deze bedroegen thans 80000 rksd: , n.1. 12000 voor aanritsgelden en 08000 voor de 17 maanden, die van 1 Aug.- 1075 tot 31 Dec; 1070 verloopen waren. Tevens werd aan Isaack opgedragen, de maanden Januari, Februari en Maart te innen.

De Munstersche bankier had echter met vele zwarigheden te kampen. Vooreerst duurde het zeer lang, eer de obligaties inkwamen , dewijl iedere stad eerst hare quota betalen moest. Bovendien hadden zij lang niet de volle waarde. Die van Holland deden 8r)0/o, die der andere provincies, vooral van Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overijssel veelminder, hoogstens 70'Vo. Daarbij kwam nog dat Isaack volstrekt geene medewerking van Hessing . die oud en door eene beroerte verzwakt was, ondervond.

De obligatie van Holland , en dan nog slechts tot 1 Oct : 1070, word eerst 22 Maart aan Isaack gegeven, hetgeen hem zeer verdroot, omdat intusschen wegens de inneming van Valenciennes de koers weder gedaald was. Hot was nu zaak, die obligatie zoo duur mogelijk te verkoopen. Te Amsterdam waren de bankiers het met elkander eens. dergelijke papieren zoo laag mogelijk te koopen , en die specu-

') Alpen. 1. 1. bl ; 604—510. Corstiens. bl; 241. Tücking. bl; 243. 244. Brief van znr Miihleu aan den bisschop, d'° 5 Dec: lü7ti (F. M. L. 12 18).

-ocr page 341-

312

latie was bij subsidies, die H. H. M. aan andere vorsten te betalen hadden , ook gelukt. De jood was hun ecliter te slim. Zij kwamen ook bij hem aan boord , doch, zooals hij schreef, zij «sein nicht bij den rechten Man kommen und sagte beij »der nass her dass ich die obligatijes im Haeg verkaufït.quot; Zulks was de waarheid. Isaack had te Delft en te Rotterdam inlichtingen ingewonnen en met zur Mühlen , die zich in den Haag bevond, geraadpleegd. Het gelukte hem in laatstgenoemde plaats de Hollandsche obligatie aan burgemeester Dedel en eene mevrouw Duivels tegen 78% te verkoopen. Hij kreeg dadelijk 4400 rksd:, terwijl hij de overige 11920 rksd; zou ontvangen , zoodra de bisschop hem daartoe volmacht gezonden had.

De andere provincies lieten niets van zich hooren , doch de ontvangers boden aan, tegen een commissieloon van 2% de quota's voor te schieten. Isaack wilde echter in dit voorstel niet treden en raakte de obligaties op eene betere wijze kwijt. Hij voldeed daarmede, zooals men zien zal, eenige crediteuren van den bisschop en de stad Munster en vertrok daarna in den zomer weder naar Coesfeld gt;).

Veel geld uit de Nederlanden ontving echter Christoph Bernard niet. Isaack had wel eindelijk na vele moeiten uit de handen van Hessing en een zekeren Buising, die ook in den Haag de belangen des bisschops waarnam, obligaties ter nominale waarde van 80000 rksd .■ ontvangen , alsmede de ■12000 rksd : over de maanden Januari, Februari en Maart 1677, doch hij had ook veel uitgegeven.

') Brieven van Isaack aan Bruchhausen, dt0 22 Jan;, 6, 26 Febr;, 2, 11, 22, 26 Maart, 13, 16 April, 14, 21, 25 Mei 1677 (F.M. L. 12.30).

-ocr page 342-

313

Den zoogenaamclen Vechtschen crediteuren had hij obligaties a pari voor een bedrag van 32470 rksd : gegeven.

Een lid van den Raad van State, Raesfeld, had voor geleend geld van den bisschop 4000 rksd: te vorderen, die met den verschenen interest tot 6320 rksd: opgeloopen waren. Het was van belang hem te vriend te houden, omdat hij nabestaanden in Munsterland had (een neef van hem was drost van Duimen) en vooral omdat hij door zijne positie en zijn invloed de pogingen van Isaack kon ondersteunen of dwarsboomen. Gelukkig had Raesfeld geld noodig. Hij wilde zich met 5000 rksd : aan obligaties of 4000 baar tevredenstellen en liet zelfs daarop nog wat vallen, zoodat hij eindelijk met 3000 rksd: in obligaties op Holland en 1000 rksd: baar ter voldoening van kapitaal en interest genoegen nam 1).

Lastiger schuldeischers waren de gebroeders Sautijn. Ook zij hadden, waarschijnlijk wegens veikochte ammunitie, eene goede som , 23700 rksd: , te vorderen. De bisschop had reeds vroeger aan Ham en zur Mühlen bij hunne ambassades naar den Haag opgedragen , die zaak uit de wereld te maken. Men was het echter over de wijze van betaling niet eens geworden. De Sautijns beweerden , dat men hun beloofd had, hunne pretensie half in baar geld, half in obligaties op Holland te voldoen. Hunne tegenpartij zeide , dat zulks niet waar was , en wilde hun slechts obligaties van de andere provincies geven , die zij weigerden a pari aan te nemen. Zij beklaagden zich bij Christoph Bernard en deze had Isaack opgedragen , met hen te onderhandelen. Dit was echter geene gemakkelijke zaak. De schoonvader van den eenen Sautijn bekleedde

') Brieven van Isaack aan Bruchhausen, du 22 Jan:, 6 Febr:, 26 Maart, 13, 1G, 30 April, 14, 21 Mei 1677 (F. M. L. 12. 30).

-ocr page 343-

314

eeue voorname betrekking en zij zeiven oefenden zooveel invloed uit, dat door hun toedoen de Hollandsche obligatie, waarop zij aanspraak maakten , teruggehouden werd. Bovendien wilden zy haar slechts tegen TOquot;/,,, die van andere provincies tegen BOquot;/» aannemen. De zaak werd eindelijk taliter qualiter in dezer voege geschikt, dat Isaack aan de gebroeders Sautijn en aan twee andere schuldeischers , Krook en Robbe, te samen 33380 rksd; in obligaties betaalde. Ik zeg taliter qualiter , want de Sautijns waren allerminst met deze schikking tevreden , waardoor zij niet, zooals zij gehoopt hadden, baar geld, doch slechts obligaties op Holland Ier voldoening van hun kapitaal en op de andere provincies als betaling van den hun verschuldigden interest ontvingen ■).

Behalve die quaesties had Isaack nog andere zaken waar te nemen. Het schijnt, dat de bisschop van plan was, in zijn eigen land zout te laten bereiden. Zijn agent ging in Holland die bereiding na en liet aldaar twee zoutpannen met toebehooren benevens een waterschip maken 2).

Al die zaken hadden veel geld verslonden. Isaack had in obligaties 9ii0Ü0 rksd: ontvangen. Daarvan had hij aan de Vechtsche crediteuren, Sautijn, Krook , Robbe en Raesfeld te samen 08850 rksd : betaald. Het restant in obligaties bedroeg derhalve 23150 rksd: of, tegen een middelkoers van

') Brieven van Ham , (1'° 27 Maart, en van zur Miihlen aan den bisschop, d'° 13 Oct: 167() (F. M. L. 12. 18). Brieven der gebroeders Sautijn aan denzelfde, d'quot; 17 Nov : 1676 , van Isaack aan Bruchhausen, d10 6 Febr:, 2, 19 Maart, 21 , 25 Mei, en van Gillis Sautijn aan Lsaack , dquot; 4 Jnni 1677 (F. M. L. 12. 30).

Brieven van Isaack aan Bruchhausen, d'quot; 26 Febr; , 9, 30 April , 25 Mei, 16 Juli 1677 (F. M. L. 12. 30).

-ocr page 344-

315

75°'o, rkscl: in baar geld. Van deze laatste som gin

gen nog al' 5i73 rksd; voor -400 centenaars kruit, 100 ton pek en 50 ton teer en 1977 rksd: voor allerhande zaken, als reiskosten, voorbereidende uitgaven voor de zoutberei-ding, enz. Netto bleef derhalve een bedrag van rksd:

over, waarvan nog een gedeelte, 5525 rksd:, tot betaling van liet waterschip , de twee zoutpannen en 2000 in Holland gekochte musketten strekken moest 11.

Nu echter al die schulden en inkoopen betaald waren, beloofden de subsidies der volgende maanden meer voordeel aan den bisschop aan te brengen. Spoedig werd Isank weder naar Holland gezonden , om die te innen. Nadat hij eenigen tijd in den Haag geweest was, werd hij verontrust door het gerucht, dat H. H. M. niet van plan waren, langer subsidies aan den bisschop te betalen. Burgemeester Dedel, met wien hij opnieuw relaties aangeknoopt had , stelde hem op dit punt gerust en zeide , dat de Staten eerder moesten vreezen , dat de bisschop hen in den steek laten en misschien zelfs aanvallen zou, daar zijne houding in de quaestie der winterkwartieren , welke ik weldra zal behandelen , van zoo weinig welwillendheid jegens hen getuigde.

Dedel hielp ook thans den bankier voort. Hij bewerkte, dat de contra-ordonnantie van Holland, zelfs tot Januari 1678 toe , uitgevaardigd werd , en bood aan , die voor 9796 rksd :, d. i. tegen 707o, te nemen. De uitvaardiging der gemelde contra-ordonnantie was zoo geheim geschied , dat Norff, die thans den bisschop in den Haag vertegenwoordigde'), daar-

') Rekening van Isaack (F. M. L. 12. 30).

3) Johan Koenraad Norff was niet lang te voren door Christoph Bernard tot opvolger van den ouden, ziekelijken He.ssing benoemd (Res: St.-ft. 4

-ocr page 345-

316

van niets bemerkt had en zich gereed maakte, daarop bij de gecommitteerde raden aan te dringen. Dit bewoog Dedel, hem de uitvaardiging bekend te maken, seensdeels omdat sick de waerheyt wilde spreecken, ten andere omdat ick »het respect van syn hoog V. Genades Resident soclite te «bewaren, die anders als een onkundige ende weynich ha-»bitude hebbende by alle de heren soade versoecken een re-ssolutie tot het opmaecken van een contra Ordonii , die al ))in myn handen was.quot;

De behandeling der geldquaestie met Dedel viel echter Isaack niet mede. Hij had gehoopt voor de geheele ordonnantie op Holland voor zes maanden comptant geld te zullen krijgen , doch de burgemeester wilde wel die over Juli, Augustus en September in baar geld betalen, maar niet die over de drie volgende maanden, welke pas 31 Dec; verviel. Dit was een lastig geval. Te meer daar Norfl' aan Isaack schreef, »das.s, wan ich auch ein gantz fürstenthumb und den him-»mel selbsten gewinnen könte,quot; hij niemand, behalve Dedel, kon vinden , die geld op de obligatie wilde geven.

Isaack had geene aangename taak. Aan den eeneu kant drong hem de bisschop, zoo spoedig mogelijk de obligaties tegen den hoogsten prijs, dien hij bedingen kon, te gelde temaken. Aan de andere zijde maakte Dedel nu zwarigheid,

Juni 1677). De laatste leefde nog een paar jaren cn overleed 29 Mei 1680, zooals blijkt nit een brief, dien zijne weduwe, Peternelle Hulsgens 7 Juni 1680 aan bisschop Ferdinand schreef (F. M. L. 534. 1). Noriï bekleedde lange jaren den post van resident en is ivaarschijnlijk op het einde van 1714 of in het begin van 1715 gestorven. Ten minste het creditief voor zijn opvolger, waarin van zijn dood melding gemaakt wordt, is gedateerd 14 Maart 1715.

-ocr page 346-

317

terwijl ook de koers van TO'1/,, , dien hij bood, Isaack niet zwaar beviel. Goede raad was duur. Isaack liet door NorlTs schoonvader, Bulsing, te 's Gravenhage, Delft en Rotterdam informeeren , of niemand de obligaties tegen een hoo-geren koers wilde nemen. Geen kooper deed zich op. Dedel bleef nu de laatste toevlucht. Deze deed een stap tot toenadering en verklaarde zich bereid, het geld voor de ordonnantie over de maanden Juli tot en met December 1677, ten bedrage van 9790 rksd:, te betalen. Isaack nam het aanbod aan. Hij incasseerde 30 Dec; die som, waarop hij nog 1% moest laten vallen, en vertrok in het begin van 1(378 weder naar den bisschop 1).

Ik heb deze geldquaestie eenigszins uitgebreid behandeld. Daaruit toch kan men den lagen koers loeren kennen, welken in dien tijd de obligaties der verschillende provincies hadden. Holland kon in het voorjaar niet meer dan 780/o, later zelfs slechts 70quot;/o celden, Utrecht slechts 047o, terwijl de andere gewesten , vooral Gelderland, nog minder krediet hadden. Ook blijkt daaruit de moeilijkheid om obligaties van de provincies te ontvangen.

Misschien werkte tot dit laatste mede, dat men hier te lande in den laatsten tijd over de houding des bisschops niet zeer tevreden was geweest. Zooals altijd leverden ook in den herfst van 1677 de winterkwartieren ruimschoots stof tot zwarigheden en oneenigheden op.

Emden was blijven weigeren , eene contribuitie aan Chris-

') Brieven van Isaack aan Bruchhausen, (l'0 3, 6 Aug;, 26, 30 Nov;, 3, 7, 9, 13, 17, 31 Dec;, van Isaack aan den bisschop, dt0 16, 19 Nov ;, van Deciel aan Isaack, d1quot; 25 , 30 Nov ;, 1 Dec ;, en van Norff aan denzelfde, d'0 25 Nov;, 3 Dec; 1677 (F. M. L. 12. 30).

-ocr page 347-

318

toph Bernard te betalen. Deze zond eenige troepen onder overste Puling , die de aan gemelde stad toebehoorende heerlijkheden Oldersum en Dorsum bezetten en aldaar zeer vele baldadigheden bedreven Dit verdroot den Emdenaars. Ken gedeelte van het garnizoen trok uit de stad en heroverde Oldersum , waar Puling gevangen genotnen werd , en Borsum. De burgers begrepen , dat de bisschop wel eens wraak zou kunnen nemen en namen derhalve maatregelen van tegenweer tegen een mogelijken aanval.

Christina Charlotte was over het gebeurde zeer ontsticht. Zij vreesde, dat de Emdenaars grootcre vorderingen zoudeti maken , en zij hield daarom te Bassum met Christoph Bernard eene conferentie, tengevolge waarvan de Munstersche overste Calcar met een regiment naar Oost-Friesland gezonden werd. Calcar nam kwartier in het vlek Lier, dat onder de kanonnen van Lieroort lag. De Staatsche commandant dezer plaats gaf daarvan bericht aan H, H. M. Deze, door de omstandigheden gedwongen, konden niets anders doen dan dat zij de bezetting van Lieroort met twee compagnieën versterkten.

Te Weenen klaagden intusschen de stenden over de vorstin, omdat zij een gedeelte der Munstersche troepen in hare soldij behouden en groote schattingen geheven had , terwijl Christina Charlotte klachten indiende tegen de stenden , omdat zij naar H. H. M. om hulp gezonden , en tegen de Emdenaars , omdat zij de wapenen opgevat hadden. Do Keizer trad tusschen beiden. Hij beval den bisschop zijne soldaten uit Oost-Friesland terug te roepen, der vorstin de Munstersche troepen, die zij nog in dienst had, te ontslaan en den Staten zich niet in do Oostfriesche geschillen te mengen.

-ocr page 348-

;}i9

Evenals vroeger werden ook thans de bevelen van Leopold in den wind geslagen. De bisschoppelijke troepen bleven in Oost-Friesland, de vorstin behield de Munsterschen in dienst en ging met liet heffen van contributies voort, de Enidenaars legden de wapenen niet neder en veroverden integendeel een voor de vorstin bestemd schip met aramunitie. De bisschop zond daarop weder 15 compagnieën naar Oost-Friesland, die na een beleg van acht dagen Oldersum weder innamen en plunderden (1 Jan: 1678). De Emdenaars, hierdoor in het nauw gebracht, openden de sluipen en zetten het land rondom hunne slad onder water.

Te Norden werd een landdag gehouden, om eene toenadering tusschon de stenden en de vorstin tot stand te brengen. Emden zond geene afgevaardigden , dewijl in Norden eenige Munstersche soldaten lagen. Tevergeefs trachtten de stenden, die ongaarne de afwezigheid van Emden zagen, de vorstin te overreden , den landdag naar eene andere plaats te verleggen. Zij weigerde en de stenden waren genoodzaakt toe te geven. Deze eischten, evenals vroeger, dat Christina Charlotte alle Munstersche troepen , geene uitgezonderd , uit het land zou doen trekken en verder geene schattingen zou heften , in welk geval zij over het opbrengen van een subsidie wilden onderhandelen. De vorstin daarentegen vorderde eene te aanzienlijke som , om daarmede den aftocht der Munstersche troepen te bewerken. Beide partijen bleven op haar stuk staan en de landdag ging onverrichter zake uiteen.

Daar Leopold bemerkte, dat hij door mandaten niets uitrichtte , zond hij Landsee naar Oost-Friesland. Deze hield eene conferentie met zur Mühlen en de afgevaardigden der vorstin en dor stenden. Men werd het 13/23 April'1678 over

-ocr page 349-

3-iO

een verdrag eens, dat liet volgende behelsde; binnen 10 dagen zouden alle Munstersche troepen het land ontruimen ; de stenden beloofden , den bisschop in drie termijnen 50000 rksd: uit te betalen , alsmede l'JGOO rksd:, die de Keizer aan don koning van Denemarken toegewezen en deze aan Christoph Bernard afgestaan had; laatstgenoemde zou ieder jaar , zoolang de oorlog duurde , van de stenden 50000 rksd : ontvangen en garandeerde daarentegen, dat Oost-Friesland niet geene inkwartiering bezwaard zou worden. Om aan deze laatste bepaling meer klem bij te zetten, zond de Keizer 200 man als sauvegarde naar het vorstendom , waarvoor de stenden weder maandelijks 000 rksd : moesten betalen.

Christoph Bernard ratificeerde 2(3 April het verdrag en Mei begonnen zijne troepen het vorstendom, tot groote vreugde der inwoners, te verlaten. De stenden van hun kant kwamen insgelijks het tractaat stipt na en betaalden hem de bepaalde sommen quot;).

Ook in andere streken verwekte de bisschop door zijne inkwartiering moeilijkheden. Voor den winter van 1677 op 1078 waren hem de Wetterau en de Eifel toegewezen. Aan zes regimenten te voet (Wedel, Echs , Schwartz , Elverfeld , Röllinger en Otton) , 66 compagnieën uitmakende, en vier te paard (Wedel, Bönninghausen , Mandelsloh en Hoitersleben) , te samen 34 eskadrons, waren in de Wetterau de vrije steden Friedberg, Wetzlar, Gelnhausen, de dorpen dei-ridderschap en van Frankfort, de graafschappen Solms, Nassau-Dillenburg, Sayn-Hachenburg , Wied , Isenburg-Budin-

') Alpen. 1, 1. bl: 5.H5—538. Archives. 1. 1. bl: 349. 350. Hnll: Jlerc ; 1. 1. bl; 239. 240. Klopp. bl: 393—395. Sylvius. 1. 1. bl: 17. 18. 87. 88. Tücking. bl: 245. 246. Wagenaar. 1.1. bl: 458. 459. Wiarda. 1.1. bl: 113—129.

-ocr page 350-

32]

gen , Stolberg en Hanau en de goederen van liet vrijheerlijke geslacht Riedesel toebedeeld. In den Eifel zouden 30 eskadrons (regimenten van Mortaigne, Floris, van der Nath en de dragonders van Hoitersleben) en '24 compagnieën (regimenten van Daur en Eltz) gelegerd worden ').

De bisschop was met het hern toebedeelde niet tevreden. Ham beweerde , dat zijn meester recht had op de winterkwartieren in Spaansch Gelderland , de rijksstad Aken, andere plaatsen tusschen den llijn, den Moezel en de Maas en in een gedeelte van Luikerland. Tegelijkertijd maakte Wedel toebereidselen , om St. Truijen , Herck, Beringen, Peer, Bree en Maaseik te bezetten. Deze handeling verbaasde prins quot;Willem en zijne generalen hoogelijks. Waldeck zond dadelijk Weibnom met 5 regimenten te paard en 6 te voet naar St. Truijen , om die stad en de andere genoemde plaatsen tegen eene overrompeling der Munsterschen te beveiligen.

Toen H. H. M. van de bewegingen van Wedel kennis kregen, waren zij zeer verontwaardigd. Zij keurden goed wat Waldeck gedaan had en bevalen iiem , indien de bisschop tot geweld zijne toevlucht nam , zulks te keeren met zoodanige middelen, »als Godt ende de nature tot defensie gegeven sheefft.quot;

Christoph Bernard, wien H. 11. M. een brief over de quaestie schreven , beriep zich op eene nadere dispositie van Leopold. Hij drukte de hoop uit, dat H. H. M. zich niet tegen de Keizerlijke bevelen zouden verzetten , en wees er op , hoe slecht hem de beloofde subsidies betaald werden , terwijl hij toch zooveel troepen voor het algemeen welzijn op de been had.

') Lijst van inkwartiering voor de Munstersolietroepen (F. M. L. 12. 29).

-ocr page 351-

322

De zaak had geen verder gevolg, ofschoon de bisschop gedreigd had, op het graafschap Waldeck wraak te zullen nemen. Daarentegen had de stad Aken meer last van Christoph Bernard. Zij wilde Wedel met zijne troepen niet opnemen , niettegenstaande de hertog van Neuburg baron Nesselrode daarheen gezonden had, om haar tot andere gedachten te brengen. De Munsterschen trokken daarop voor Aken als voor eene vijandelijke stad, terwijl de burgers toebereidselen tot krachtigen tegenweer maakten. Tevergeefs beproefde Wedel door bedreigingen en machtsbetoon zijn zin te krijgen. Hij lief zelfs eenige bommen in de stad werpen , hetgeen de burgers beantwoordden met op de naderende Munstersche troepen vuur te geven (17 Nov:). Misschien had de stad , niettegenstaande den tegenweer harer burgers, moeten bukken , indien niet kort daarop Nesselrode weder aldaar verschenen was, ditmaal als brenger van Keizerlijke brieven die Aken van alle inkwartiering bevrijdden. De magistraat zond daarop ververschingen aan Wedel. Deze verliet met zijne troepen de onmiddellijke omstreken der stad , doch trok niet verder dan Cornelimunster en Stolberg, omdat Landsee nog moeite aanwendde om Aken tot het opnemen der Munstersche troepen te bewegen. De Keizerlijke gezant hield tot dien einde met afgevaardigden der stad conferenties te Keulen. Zijne pogingen waren tevergeefs. Aken weigerde hardnekkig, Wedel te ontvangen, zoodat dezen niets anders overschoot dan met zijne regimenten de winterkwartieren in de Wetterau te betrekken ').

') Res: St,-G. 9 Nov: 1677. Sccr: Ro.s: St.-G. -gt;7 Oct: 1G77. Muller. Wilhelm III. bl: 48. Muller. Briefwisseling, bl: 4—7. 11—15. 20. 21. 28. 29. Kauclibar, 1. 1. bl: 559—562. Brief van Waldeck aan G. Fagel, ilM 24 Oct: 1677 (R. A.). Brieven van Hemlrik van Bilderbeek, resident

-ocr page 352-

;gt;23

Ook in die streek verwekte het gedrag der Munstersche troepen groote verontwaardiging. Reeds op hun marsch daarheen hadden zij grooten moedwil bedreven en onder anderen in vele kelders de bodenis uit de vaten geslagen en aldus den wijn doen teloorgaan. Later trokken eenige compagnieën , die te Friedberg ingekwartierd lagen , naar het aan Frankfort behoorende dorp Bonames en bezetten het. Wedel vorderde van gemelde rijksstad inkwartiering op haar gebied ol' betaling eener som gelds, ofschoon zij volgens een Keizerlijk patent daarvan verschoond moest blijven. De magistraat weigerde dan ook de gevorderde 10000 rksd: te betalen, waarop de Munsterschen Ober-llod , dat insgelijks aan Frankfort behoorde, bezetten, na het stedelijke garnizoen daaruit verjaagd te hebben.

Met stadje Cronberg werd alsof het eene vijandelijke plaats was door de bisschoppelijke troepen beschoten en tot de overgave gedwongen. Lich , dat aan Solms behoorde, werd door hen door middel van wagens, waarin soldaten verborgen waren, verrast. De burgers stelden zich te weer, maar moesten na een bloedig gevecht het onderspit delven, waarna het stadje uitgeplunderd werd.

Landsee nam die handelwijze zeer euvel. Hij zeide, zooals Valkenier schrijft, tot Ham, toen deze te Frankfort gekomen was: »Gij en den baron Wedel zijt waardig, om ge-«boeijent naar Weenen gevoert te werden, want gij berooft ïden Keyser sijne authoriteyt, gij maakt u eygen Vorst bij de

te Keulen, d1quot; 10, 23, 2(1, 30 Xov:, 3, 7 Dee: 1077 (R. A.). Uilderbcck was de opvolger van Douneker (f -l Nov : 1U77) en bekleeilite langen tyj den pust van resident. Hij overleed lil Maart 1715 in den ouderdom van 74 jaren.

-ocr page 353-

32igt;

De zaak had geen verder gevolg, ofschoon de bisschop gedreigd had, op het graafschap Waldeck wraak le zullen nemen. Daarentegen had de stad Aken meer last van Christoph Bernard. Zij wilde Wedel met zijne troepen niet opnemen , niettegenstaande de hertog van Neuburg baron Nesselrode daarheen gezonden had, om haar tot andere gedachten te brengen. De Munsterschen trokken daarop voor Aken als voor eene vijandelijke stad, terwijl de burgers toebereidselen tot krachtigen tegenweer maakten. Tevergeefs beproefde Wedel door bedreigingen en machtsbetoon zijn zin te krijgen. Hij lief zelfs eenige bommen in de stad werpen , hetgeen de burgers beantwoordden met op de naderende Munstersche troepen vuur te geven (17 Nov:). Misschien had de stad , niettegenstaande den tegenweer harer burgers, moeten bukken, indien niet kort daarop Nesselrode weder aldaar verschenen was, ditmaal als brenger van Keizerlijke brieven die Aken van alle inkwartiering bevrijdden. De magistraat zond daarop ververschingen aan Wedel. Deze verliet met zijne troepen de onmiddellijke omstreken der stad , doch trok niet verder dan Cornelimunster en Stolberg , omdat Landsee nog moeite aanwendde om Aken tot het opnemen der Munstersche troepen te bewegen. De Keizerlijke gezant hield tot dien einde met afgevaardigden der stad conferenties te Keulen. Zijne pogingen waren tevergeefs. Aken weigerde hardnekkig, Wedel te ontvangen, zoodat dezen niets anders overschoot dan met zijne regimenten de winterkwartieren in de Wetterau te betrekken ').

') lies: St,-G. 9 Nov: 1077. Seer: Res: St.-G. '27 Out: 1G77. Muller. Wilhelm III. lil: 48. Muller. Briefwisseling, bl : 4—7. 11—15. 20. -21. 28. 29. Rauchbar. 1. 1, bl; 5n9—562. Brief van Waldeck aan G. Fagcl, il'quot; 24 Oct: 1677 (R. A.). Brieven van Hendrik van Bilderbeek, resident

-ocr page 354-

Ook in die streek verwekte het gedrag der Munstersche troepen groote verontwaardiging. Reeds op hun marsch daarheen hadden zy grooten moedwil bedreven en onder anderen in vele kelders de bodems uit de vaten geslagen en aldus den wijn doen teloorgaan. Later trokken eenige compagnieën , die te Friedberg ingekwartierd lagen , naar het aan Frankfort behoorende dorp Bonames en bezetten het. Wedel vorderde van gemelde rijksstad inkwartiering op haar gebied ol' betaling eener som gelds, ofschoon zij volgens een Keizerlijk patent daarvan verschoond moest blijven. De magistraat weigerde dan ook de gevorderde lüOOU rksd: te betalen, waarop de Munsterschen Ober-Rod , dut insgelijks aan Frankfort behoorde, bezetten, na het stedelijke garnizoen daaruit verjaagd te hebben.

liet stadje Cronberg werd alsof het eene vijandelijke plaats was door de bisschoppelijke troepen beschoten en tot de overgave gedwongen. Lich , dat aan Sohns behoorde, werd door hen door middel van wagens, waarin soldaten verborgen waren, verrast. De burgers stelden zich te weer, maar moeslen na een bloedig gevecht het onderspit delven, waarna het stadje uitgeplunderd werd.

Landsee nam die handelwijze zeer euvel. Hij zeide, zooals Valkenier schrijft, lot Ham, toen deze te Frankfort gekomen was: »Gij en den baron Wedel zijt waardig, om ge-«boeijent naar W'eenen gevoert te werden , want gij berooft nden Keyser sijne authoriteyt, gij maakt u eygen Vorst bij de

te Keulen, d10 J9, Ü3, 20, 30 Xov:, 3, 7 Dec: 1077 (E. A.).BiUlerbeek was do opvolger van Douneker (f 4 Nov ; 1077) en bekleedde langen tijd den post van resident. Hij overleed IS) Maart 1715 in dea ouderdom van 74 jaren.

-ocr page 355-

324

»gantsche wereld verdacht, gij komt als bloet-suygers 't Rijck «inwendig ruineeren , gij ageert over al als openbare vijan-»den , en gij schijnt noch God noch duyvel te vreesen, maar ))ik verseeker u , dat het daarbij niet sal blijven.quot;

De Keizerlijke gezant hield woord. Hij klaagde te Weenen zeer over de geweldenarijen, die de Munstersche troepen pleegden , en Leopold gaf aan Wedel eene scherpe berisping. Van meer dadelijk nut was het besluit der stenden van de Wetterau, om de inkwartiering af te koopen. Zij kwamen met Ham overeen, hem 343 römermaanden te betalen, hetgeen eene aanzienlijke som uitmaakte, daar eene dergelijke maand voor de zes graafschappen Dillenburg, Hanau, Isen-burg, Solms, Sayn en Wied 801 florijnen bedroeg.

In het begin van Mei 1078 verlieten eindelijk de Munster-schen, die gedeeltelijk door hun meester aan Denemarken uitgeleend waren, de Wetterau. De groote blijdschap, die de inwoners over dezen aftocht gevoelden , werd getemperd door de omstandigheid , dat die troepen hunne bagage achterlieten, waardoor de vrees voor eene nieuwe inkwartiering gedurende den volgenden winter opgewekt werd, terwijl tevens eenige bisschoppelijke commissarissen achterbleven, om het geld te innen ■).

') Brieven van Valkenier, schrijver van 't Verwerd Europa, opvolger van Malapert (f 9/lit Aug; 1076) als resident te Frankfort, d'quot; l'J, 26 Dec; 1677, 5, 9, 19 Jan;, 6 Febr:, 16 Maart, 6 Mei, en van zijn secretaris, Gerard Goris, dto 28 Juli 1678 (E. A.). Dat Malapert den 19de° en niet den 23quot;™ Aug; (Holl; Mere; 1676. ld: 165) gestorven is, blijkt uit een brief van zijne weduwe Susanna du Fay, die nog eene korte poos de correspondentie met H. H. M. aangehouden had. Zij was in Dec; 1669 met Malapert in het huwelijk getreden. Hare moeder was eene volle nicht vau den te Dordrecht wonenden Diederik Hoenfft.

-ocr page 356-

325

De houding van Christoph Bernard in de quaestie der winterkwartieren verwekte onder de bondgenooten groote verontwaardiging. Ongelukkig had men zijne troepen te veel noodig en moest men derhalve veel door de vingers zien. De veldtocht van 1677 was in de Spaansche Nederlanden zeer ongelukkig geweest. De slag bij Mont Cassel, het verlies van Valenciennes, Kamerijk en Saint-Omer, hetvergeef-sche beleg van Charleroi en de val van Saint-Ghislain hadden den toestand voor de bondgenooten zeer hachelijk gemaakt,

Zur Mühlen kwam 15 Jan: 1078 in den Haag om de conferenties over den aanstaanden veldtocht bij te wonen, doch vond de gezanten der geallieerden zeer ontstemd over de houding der Staten , die hoe langer hoe meer hun verlangen naar een vrede met Frankrijk deden blijken. De gezanten beklaagden zich daarover bij Fagel, die zijne schouders ophaalde en antwoordde, dat onmacht H. H. M. tot den vrede dwong.

Zur Mühlen werd zeer vriendelijk door den prins van Oranje ontvangen , die de hoop uitdrukte, dat de bisschop de bondgenooten weder met 9000 man zou bijstaan. De vice-kanselier merkte hierop aan, dat zulks lang niet zeker was, daar zijn meester veel volk verloren had.

Den 22»ten Januari werd een groote krijgsraad gehouden , die, behalve door den prins en zur Mühlen, bijgewoond werd door de gezanten van den Keizer (Kramprich), Spanje (de Lira), Denemarken (Meijercron), Lotharingen (Serin-champ), Brandenburg (Romswinckel) , Neuburg (Hochkir-chen en Janssen), Osnabrück (Schmidts) en Brunswijk-Lunen-burg (Muller). Prins Willem stelde voor , een leger van 12100

22

-ocr page 357-

326

man, uit Brandenburgers , Neuburgers en Paderborners bestaande, aan de Maas te gebruiken, een ander van 1G000 man, troepen van Keulen, Trier, Mentz, Keur-Paltz, Bamberg, Wurtzburg , Saksen en Hessen-Darmstadt bevattende, aan den Moezel, terwijl in de Nederlanden geageerd zou worden door een leger van GuOOü man , waartoe Munster 9000, Osnabrück 5000, Celle en Wolfenbuttel 9000, Spanje 10000 en II. H. M. 30000 man zouden leveren. Het Keizerlijke leger zou in twee deelen gesplitst worden, zoodanig dat 30000 man aan den Rijn en 10000 tegen Freiburg zouden opereeren. De prins wilde de meeste troepen in de Nederlanden vereenigd hebben, omdat men verwachtte, dat aan dien kant Lodewyk den veldtocht met twee legers, ieder van 30 a 40000 man , zou openen.

Men drong bij zur Mühlen weder sterk op de zending van 9000 man aan. Hij verklaarde, dat de verliezen, die de bisschop geleden had, wel op G000 man geschat konden worden , doch dat de 9000 te behoorlijker tijd geleverd zouden worden, mits men den bisschop stipt de beloofde subsidies betaalde.

De conferentie leverde niet veel op en eindigde hiermede, dat ieder gezant aan zijn principaal schreef, om bij hem op de spoedige zending der hulpbenden aan te dringen.

Even weinig resultaat had eene andere dergelijke samenkomst , die eenigen tijd later te Keulen door afgevaardigden van Trier , Keulen , Brandenburg, Munster , Paderborn, Osnabrück en Neuburg gehouden werd. Laatstgenoemde stelde voor, dat door die staten gezamenlijk een leger van 30800 man op de been gebracht zou worden , om aan de aangroeiende macht van Frankrijk paal en perk te stellen.

-ocr page 358-

327

Zur Mühlen, die ook nu den bisschop vertegenwoordigde, verklaarde, dat zijn meester niet in staat was, troepen op de been te brengen , daar de Spaansclie subsidies uitbleven ; werden deze echter betaald, dan wilde hij niet slechts de gevraagde 7000, maar zelfs 9000 man leveren. Brandenburg keurde het voorstel van Neuburg goed. Osnabrück toonde zich niet onwillig, mits men de beloofde subsidies betaalde. Paderborn verklaarde zich onvermogend tot het leveren van 1500 man , doch wilde 1100 geven. De Keulsche gezanten zeiden, dat zij over de zaak aan hun keurvorst zouden schrijven. Trier toonde veel goeden wil, doch wees op de schade, die het door de Franschen geleden had.

Die uiteenloopende gevoelens verhinderden het nemen van een bepaald besluit. De conferentie werd daarom tot 25 April verdaagd. Christoph Bernard zond baron Jan Willem van Nesselrode naar die nieuwe samenkomst, waarin Munster, Brandenburg en Neuburg overeenkwamen, 18000 man tot verdediging van den Westphaalschen kreits aan den Moezel te posteeren. Die troepen werden bij Roermond gelegerd en een gedeelte maakte den veldtocht onder den prins van Oranje mede 1).

Tegen Zweden werd de oorlog met afwisselend geluk gevoerd. Frederik Willem deed 6 Jan: 1678 zijn intocht in het na een lang beleg veroverde Stettin. Daarentegen heroverde de Zweedsche generaal Königsrnarck het eiland Rugen (18 Jan:), doch de bondgenooten namen revanche en vermeesterden Hel-singborg. De Denen verloren echter daarna Christiaanstadt

') Res; St.-G. 21 Jan; 1678. Aljien. 1. ). bl; 542. 543. 551—555. Cor-stieus, bl: 243. ïückiiig. bl: 246. 247. Brieven van zur Mühlen aan den bisschop, dto 18 , 21, 25 Jan: 1678 (F. 51. L. 12, 32).

-ocr page 359-

328

en moesten het beleg van Balms opbreken. De keurvorst van Brandenburg was gelukkiger. Hij heroverde door een stouten coup de main Rugen (2G Sept;) en dwong het uit de tijden van Wallenstein zoo beroemde Straalsund tot overgave (25 Oct:).

De quaestie over de verdeeling der veroveringen werd ook gedurende het jaar 1G78 voortgezet, doch met even slecht gevolg als vroeger. Wel kwamen , ditmaal te Hamburg, gezanten van de bondgenooten bijeen, maar er ontstonden weder allerlei moeilijkheden. Daarbij mocht natuurlijk een geschil over den voorrang niet ontbreken. De eerste gezant van Celle eischte de préséance boven den tweede van Brandenburg. Frederik Willem dreigde, indien die eisch toegestaan werd, zijn voornaamsten gezant, Ledebur, terug te roepen en de zaak in handen van zijn resident te Hamburg, Guericke , te laten. Hertog George Willem verklaarde, alsdan het voorbeeld van Brandenburg te zullen volgen. De eerste gezant van Celle vertrok inderdaad , de Hannoversche werd ziek , die van Denemarken en Munster verlieten Hamburg. Al die omstandigheden maakten, dat er niets tot stand kwam 1).

De verliezen , die Denemarken in den oorlog leed , deden dit rijk omzien naar een vorst, die in staat en willig was, troepen te leveren Daarvoor kwam natuurlijk Christoph Bernard liet eerst in aanmerking. Christiaan V zond Hespe en Haxthausen tot hem. Zij sloten met de afgevaardigden van den bisschop , baron Theodoor Anton van Velden en Bruch-

') lirieveu van Kuijsteu , dquot; 11 Jan:, 1 Febr1, 22Maart, 1 April, 13 Mei, en van van Heeckeren, extraordmaris envoyé aan de vorsten van Brunswijk-Lunenhurg, d'quot; 4 Maart, 1C7B (1gt;, A.).

-ocr page 360-

liausen , te Sassenberg een verdrag 1678 Christoph

Bernard beloofde daarbij aan Denemarken 1(500 ruiters, G5Ü dragonders, 3812 voetknechten en 50 artilleristen, die vóór ultimo April aan de Elbe vereenigd zouden zijn en tot halt' November in het veld zouden blijven; de koning gaf dadelijk na de ratificatie 20000 en eene aanwijzing voor 25000 rksd:; bovendien ontving de bisschop 2iU00 rksd: als schadeloosstelling voor de verliezen , die zijne aan Denemarken toegezondene hulptroepen in het vorige jaar geleden hadden.

Christoph Bernard zond tengevolge van dit verdrag Wedel met de troepen, die in de Wetterau ingekwartierd geweest waren , naar Denemarken. Zij vereenigden zich in Augustus met het koninklijke leger en werkten tot de verovering van Helsingborg mede ').

Nog een ander verdrag sloot Christoph Bernard in dit jaar. Onder de tegen Zweden verbondene vorsten heerschte, zooals ik gezegd heb , weinig overeenstemming en derhalve had de samenkomst te Hamburg niets opgeleverd. Eene nieuwe conferentie liep eveneens in zooverre mis, dat de vorsten van Brunswijk-Lunenburg zich terug trokken, omdat men aan hunne gezanten niet den titel van excellentie wilde geven. De andere drie vorsten, Christiaan V , Frederik Willem en Christoph Bernard, de laatste vertegenwoordigd door Nico-laas van Zitwitz , sloten 4/14 Aug: te Kopenhagen een verdrag. Zij beloofden elkander trouw bij te staan , geen vrede zonder elkanders goedkeuring te sluiten en den oorlog tegen Zweden met alle macht door te zetten; de Keizer, Engeland, Brunswijk-Lunenburg en andere vorsten zouden tot deelne-

') Alpen. 1. 1. bl ; 545—551. Corstiens. bl ; 242. 243. Tucking, bl: 246-

-ocr page 361-

330

iuing aangezocht worden; in at'zondeilijke artikels werd over liet getal troepen en andere zaken gehandeld. Dit verdrag trad niet in werking, omdat spoedig daarop Christoph Bernard stierf en zijn opvolger, Ferdinand, het niet wilde aannemen ').

De Deensche subsidies kwamen den bisschop zeker zeer goed te stade. Spanje toch betaalde niet en hoe H. H. M. handelden blijkt uit de talrijke memories , die de Muustersche gezant in den Haag overleverde. Dan klaagde Norff over Overijssel , dat niet betaalde, dan over Zeeland , dat even slecht zijne quota opbracht, dan drong hij op de uitvaardiging der ordonnantie over de maanden April, Mei en Juni 1078 aan en moest, toen hij meende die uitgewerkt te hebben, gerui-men tijd later daarop terugkomen , terwijl de maanden Juli, Augustus en September om licht te begrijpen redenen hem nog meer moeite en tyd kosten J).

Had derhalve de bisschop met betrekking tot de geld-quaestie weinig oorzaak tot tevredenheid over de Staten, weldra zou hij nog grootere reden hebben , over hunne houding te klagen. Het ligt niet in mijn bestek, de onderhandelingen te Nijmegen uitvoerig te beschrijven, te minder omdat de punten van aanraking tusschen H. H. M, en Munster uit den aard der zaak niet veel waren.

Christoph Bernard werd op de vredehandeling door zur Mühlen en den vicaris-generaal Alpen , den bekenden geschied-

') Droyseu. 1. 1. bl: 634. 635. Moerner. bl: 405. 406. Pnfend: bl; 984. 985.

s) Res: St.-G. 14, 10 Jan:, 28 Febr:, 4, 13 April, 17 Juni, 15 Sqit:, 24 Oct:, 8 Dec: 1678, 25 Jan: 1679. Uit ile op blz : 287 aangehaalde Seer: Res: Holl: scbijnt te blijken, dat na 30 Juni 1678 geen subsidie meer betaald is.

-ocr page 362-

schrijver, vertegenwoordigd '). De beide gezanten stonden op zeer goeden voet met den nuntius Bevilacqua en met de Goës, die thans bisschop van Gurck en cón der gezanten des Keizers was. Hoe de bisschop die goede stemming, op eene trouwens zeer onschuldige wijze , wist te onderhouden, blijkt uit hetgeen Alpen schrijft: »Das wilt, so Ew. hoch-»furst. Gn. ubergeschickt, ist inter D. Nuncium et D. Epis-»copum vertheilet und utrobique sehr angenehm gewesenquot; 1).

Verschillende personen maakten van de gelegenheid gebruik, om te Nijmegen hunne aanspraken te berde te brengen. Zoo verzocht en verkreeg de graaf van Limburg-Stirum de toestemming van H. H. M. tot het aanwenden van pogingen , om eindelijk in het genot gesteld te worden van de vroeger tegen Munster in de Borculosche zaak gewezene sententie en van de hem toegewezene som met den interest a tempore rei iudicatae. De graaf begaf zich persoonlijk naar Nijmegen, om zijne zaak te bepleiten. Zur Muhlen was over de oprakeling dier quaestie in het geheel niet gesticht. Hij meende evenwel, dat er niets van komen zou, )gt;oder es «mussten die Hollander lust und appetit haben mit Ew. h. sGn. wieder in die haare zu kommen.quot;

Het hielp den graaf niets, of hij al de bemiddeling van II. H. M. inriep en tot staving van zijn recht oude papieren doorsnuffelde. Evenzeer tevergeefs schreven de raden van Gelderland en Zutfen 15 Jan ; 4679 weder een brief over de

') De volmacht voor den viee-kansclier was gedagteekend 29 Aug: ltj7S (Actes. 1. 1. bl; 228. 229). Aau Alpen was meer speciaal de behartiging der godsdienstige en kerkelijke belangen opgedragen.

') Brieven van zur Jliihlen , dto 25 Juni, en van Alpen aan den bisschop, dquot; 19, 23 Aug ; 1678 (F. M. L. 12. 36).

-ocr page 363-

Borculosclie zaak aan den nieuwen bisschop. Ferdinand vond zulks in strijd met de vriendschapsbetuigingen van II. II. M. bij zijne komst tot tien zetel en liet door Norff verklaren , dat, »ingevalle men naer de gedaene sommatie sonde willen »ter executie procederen, dat dierg; attentaten sullen werden sgerepousseert met soodanige middelen , als sijne H. V. G. »in handen hebben , ende dat daerdoor geen complement van gt;; Justitie, maer alleenlijck eenige nieuwe mesintelligentie, »ende onvriendel: verwijderinge soude connen ontstaen, gel: «als de selve uyt desen hoofde tusschen de tijdelijcke Heeren «Bisschoppen tot Munster, ende de vereenichde Nederlanden smeermaelen ontstaen zijnquot; ').

Ook graaf Adriaan Hendrik van Flodorp deed moeite, om van bisschop Ferdinand de teruggave van Darfeld te verkrijgen. Met even goeden uitslag ais Limburg-Stirum ten opzichte van Borculo. Ferdinand schreef aan H. H. M. terug , dat de zaak van Flodorp hem onbekend was , maar dat hij die zou laten onderzoeken 2).

De graaf van Waldeck zocht insgelijks de bescherming van H. H. M. Hij was bevreesd, dat Christoph Bernard wraak zou nemen over zijne houding in de zaak der winterkwartieren in Luikerland, en bovendien was hij beducht, dat de bisschop Werth in bezit zou houden. H. H. M. stonden het verzoek van Waldeck toe 3).

') Ees: St.-G. 21 Juni, 10, 11, 22 Oct:, 22 Dec: 1678, ]3,20 3raart 1679. Brief van zur Mühlen aan den bisschop, d'quot; 4 Juli 1678 (F. M. L. 12. 3G). Nog iu 1689 deed graaf Frederik Willem van Limburg-Stirum eene poging, om door bemiddeling van Brandenburg in liet genot vau het geld gesteld te worden (Ees: St.-Gr. 20 Sept: 1689).

') Ees: St.-G. 22 Dec: 1678 , 8 Mei 1679.

:,) Eanehbar. I. 1. bl: 587—590.

-ocr page 364-

338

De bisschop van zijn kant trad insgelijks met eene grief op. De katholieken in het graafschap Lingen hadden tot 1G5'2 alleen de kerken in bezit gehad. In dat jaar waren hun die door de voogden van den minderjarigen prins van Oranje ontnomen, doch de private huizen waren hun gelaten. De Lingensche katholieken hadden van den vrede te Keulen verbetering in hun toestand verwacht, doch in plaats daarvan was in 1676 aan de geestelijken het verblijf in het graafschap ontzegd en was den inwoners verboden hun eenige gift, hoe gering ook , te schenken. Do bisschop wilde echter die zaak slechts in gemeen overleg met prins Willem behandelen, en daar deze wegens zijn huwelijk zich in Engeland bevond, bleef zij slepende, niettegenstaande de nuncius daarover aan den hertog van York schreef, opdat hij er met zijn schoonzoon over konde spreken ').

Al die kleine quaesties verdwenen echter onder degroote, die te Nijmegen behandeld werden. Bekend is het, hoe na langdurige onderhandelingen eene toenadering tusschen Frankrijk en H. H. M. ontstond, vooral na de samenkomst van van Beuningen met Lodewijk in het kamp te Wetteren. De ontsteltenis onder de bondgenooten der Staten was groot. Norff en zijne ambtgenooten Meijercron, Romswinckel en Muller leverden 15 Juni 1678 aan H. H. M. eene collectieve memorie over, waarin zij met kracht protesteerden tegen het voornemen van H. H. M. om met Frankrijk afzonderlijk vrede te sluiten en aantoonden , dat zulks streed met

') Alpen. 1. 1. bl : 531. 532. Corstiens. bl: 2-15. 2-16. Tucking, bl: 247. Brieven van Alpen aan den bisschop, d10 30 Aug:, 2 Sept: 1678 (F. II. L. 12. 36).

-ocr page 365-

1334

de verdragen, die hunne respectieve meesters met de .Staten gesloten hadden.

Twee dagen later werd in den Haag eene conferentie gehouden tusschen die gezanten en commissarissen van 11. II. M., Heukelom, Werkendam, Mauregnault, Renswoude, Vermei '), Aylva, Ram en den raad-pensionaris. De laatste verklaarde, dat de Staten den vrede niet »par gayete de ïcoeurquot; of uit »legeretcquot;, maar uit noodzaak sloten, omdat de macht van Frankrijk die hunner bondgenooten overtrof , en dat zij gaarne zouden zien , dat hunne geallieerden gebruik maakten van den termijn, dien Lodewijk toegestaan had. Meijercron gaf toe, dat H. H. M. veel verricht hadden, maar beweerde, dat ook de bondgenooten de tractaten stipt nagekomen waren; hij verlangde, dat de geallieerden in een eventueelen vrede van H. H. M. met Frankrijk begrepen werden en dat Lodewijk Zweden verder niet zou ondersteunen. Werkendam toonde wederom de noodzakelijkheid van een vrede aan en beweerde, dat de zaken in het Noorden onder bemiddeling van Engeland geschikt konden worden. Komswinckel verklaarde, dat het met de bondgenooten nog niet zoo slecht stond als H. H. M. voorgaven en dat deze wel degelijk gehouden waren, den geallieerden tegen Zweden voldoening te verschaffen. Muller vond den bedenktijd, die aan zijne principalen gelaten werd, te kort, daar die reeds 6 Juli eindigde, en vroeg verlenging. In dit verzoek ondersteunde iiem Norfï, die het insgelijks afkeurde, dat Frankrijk dooiden vrede met H. H. M. de handen vrij zou krijgen, om Zweden krachtig te ondersteunen. De Staatsche commissa-

') Nifit Varunins , *ooal.s verkeerdelijk Urkuudmi 1.1. bl: 527 te lezen staat.

-ocr page 366-

035

rissen antwoord Jen ontwijkend omtrent de verlenging van termijn, evenals op de vraag van Rornswinckel, of H. H. M. liet reeds met Zweden eens waren. Daarmede liep deze conferentie , die tot niets leidde, af.

De Staten bekommerden zich weinig om de belangen hunner bondgenooten en sloten , gelijk overbekend is, 10 Aug : vrede met Frankrijk, niettegenstaande dienzelfden dag, kort vóór het teekenen , de gezanten van Denemarken , Hoeg en Petkum, van Brandenburg, Blaspeil , en van Munster , zur Mühlen, een krachtig protest ingediend hadden. Diezellde gezanten hielden den volgenden dag nog eene conferentie met de ambassadeurs van H. H. M., waarbij het zoo heftig toeging, xqu'il n'y manquait plus que les coupsquot; ').

Daarbij bleef het niet. Norff leverde 16 Aug: eene uie-morie aan de Staten over, waarin hij niet wilde spreken over »de redenen die Ha : Ho : Mo : souden hebben connen »be weegen om de geheele werelt door derselven precipitante «resolutie verstelt en ombrageux te maecken , nochte oock «roemen de goede vordeelen, dewelcke deselve van Haere »Hooge Geallieerde, ende specialick van sijne Hooghvorstel: »Genad : geduijrende d'alliantie hebben genooten , veel min-»der met vruchtloose perioden en protestation deese sijne «remonstrantie extendeeren, maer alleenlick met twee woor-«den seggen, dat het voor alle onpartijdige menschen eene «ongehoorde saecke is , dat een vriend van den anderen in «tijdt van noot hem gaet separeeren, en den vijand den

') Kes: Holl: 16 Juni 1Ü78. bl; 274. Actes. Dl; II. bl: 405—408. 506—510. Alpen. 1. 1. bl: 591. 592. Basnage. 1. 1. bl: 934. Bylandt. bl : 96. Kluit, bl: 179. n*. 711. Mignet. 1. 1. bl: 625. 629. Pnfend: bl : 975. 976. Sylvius. 1. 1. bl: 178. 179. Urktindeu. 1. 1. bl: 527—532.

-ocr page 367-

330

Mleegen in de liancle geeft, om sijnen vriend , waarvan hij «veel goets genooteu heeft ende waeraen hij niet minder «verplicht is, t'abordeeren ende fonllijffen.quot;

Eene nieuwe ontsteltenis verwekte het gerucht, dat H. H. M. van zins waren, afzonderlijk een wapenstilstand met Zweden te sluiten. De gezanten van Denemarken, Brandenburg en Brunswijk-Lunenburg in den Haag, by wie zich NorÜ' in eene afzonderlijke memorie voegde, protesteerden tegen zulk eene handeling, als strijdig met de verdragen, die de Staten met hunne bondgenooten gesloten hadden

Al die protesten hielpen niets. Lodewijk XIV , wiens wapenen voorspoedig waren, zag het getal zijner vijanden aanhoudend verminderen. Spanje volgde 17 Sept: het voorbeeld van H. H. M. en sloot met den Franschen koning een vrede, waarbij deze wel is waar het grootste gedeelte der door hem bezette plaatsen teruggaf, maar Franche Comté en verschillende steden in het zuiden der Spaansche Nederlanden behield.

De Keizer, door H. H. M. en Spanje in den steek gelaten, moest eveneens het hoofd in den schoot leggen en 5 Febr: 1(379 met Frankrijk en Zweden vrede sluiten. Leopold verleende daarbij aan Lodewijk vrijen toegang van Breisach tot Freiburg, dat hij hem moest afstaan, terwijl de voorwaarden waarop de Fransche koning den hertog van Lotharingen, voor wien de Keizer in de bres gesprongen was, zijn land wilde teruggeven , zoo bezwarend waren, dat de hertog die niet wilde aannemen en liever van zijne bezittingen afzag.

Thans bleven nog alleen de tegen Zweden oorlogvoerende

') Seer: Res; St.-G. 16, 20 Aug:, 6 Sept: 1C78. Actes. I. 1. bl: 573— 575. Basnage. 1. 1. bl; 938.

-ocr page 368-

337

bondgenooten over. Deze echter verkeerden, nadat de drie genoemde mogendheden vrede gesloten hadden, in een onhoudbaren toestand. Denzelfden dag, waarop de Keizer zich aan den oorlog onttrok, sloten de vorsten van Brunswijk-Lunenburg te Celle vrede met Frankrijk en Zweden. Zij gaven aan Karei XI alles terug, wat zij in de hertogdommen Bremen en Verden veroverd hadden , met uitzondering van de proosdij üörverden , de strook lands tusschen de Aller en Wezer en het ambt Tedinghausen. Bovendien ontvingen zij van Lodewijk eene som van 300000 kroonen.

Niet lang daarna (29 Maart) sloot zur Miihlen te Nijmegen een vredestractaat met de Fransche gezanten d'Estrades en Colbert-Croissi, en met de Zweedsche, Oxenstierna en Oliven-crans. De bisschop van Munster beloofde eene strikte onzijdigheid te zullen bewaren en zijne troepen , die nog onder de Deensche en Brandenburgsche vanen streden, te zullen terugroepen; hij moest alle veroverde plaatsen in de hertogdommen Bremen en Verden teruggeven. Daarentegen ontving hij van Frankrijk 100000 kroonen en van Zweden eene gelijke som , voor welke laatste het ambt Wikleshausen tot onderpand gegeven werd ').

Brandenburg en Denemarken waren thans nog de eenige

') Zie over Jen vrede , dien bisschop Ferdinand met Frankrijk eu Zweden sloot, Actes. Dl: III. bl: 379—412. Alpen. 1. 1. bl: 078—687. Basnage. I. 1. bl : 9ö0. Corstiens. bl: 250. Droysen. 1. 1. bl: 663. Dumont. 1, 1. bl: 399—403. Flassan. 1. 1. bl: 401. 402. de Garden. 1. 1. bl: 117. Holl: Mere: 1079. bl: 03—09. Kluit, bl: 182. nquot;. 720. Mignet. 1. 1. bl: 097. 698. Pufend : bl: 1072. Sylvius. 1. 1. Aanhangsel, bl: 10—13. Tücking. bl: 248. Wagenaar. 1. 1. bl: 501. Het ambt Wildeshausen bleef tot 1098, toen de Zweden de bedongene som betaalden, als onderpand in handen der bisschoppen van Munster.

-ocr page 369-

338

mogendheden , die de wapenen tegen Frankrijks bondgenoot voerden. Lodewijk echter nam de belangen van Zweden zeer ter harte en liet een leger onder Crequi het hertogdom Kleef binnenrukken. De keurvorst, die Meinders tot het aanknoo-pen van onderhandelingen naar Parijs gezonden had, dacht er een oogenblik over, wederstand te bieden, doch gaf spoedig dat voornemen op. Tevergeefs beproefde Meinders, het een en ander van het veroverde voor zijn meester te behouden; tevergeefs trachtte deze zelf door vrij deemoedige brieven Lodewijk over te halen , hem een gedeelte van Pom-meren te laten behouden. De vrede werd 29 Juni 1679 te Saint-Germain gesloten. Frederik Willem moest al de door lietn op Zweden gemaakte veroveringen teruggeven, met uitzondering van de strook lands aan de Oder, die door den Westphaalschen vrede en het verdrag van Stettin in i(15.3 aan Zweden toegewezen was, behalve Damm en Golnau; de laatste plaats zou echter aan Brandenburg gegeven worden tot onderpand voor een bedrag van 50000 kroonen, waarvoor het Karei XI vrijstond haar te lossen. Bovendien beloofde Lodewijk, »pour faire connoistre a l'Electeur de ))Brandebourg le plaisir, avec lequel Sa Majesté le voit ren-»trer dans son ancienne Alliance avec Elle aan den keurvorst eene som van 300000 kroonen binnen twee jaren in drie maandelijksche termijnen te betalen.

Nadat ook Brandenburg vrede gesloten had, bleef Denemarken niets overig dan hetzelfde te doen. Meijercron teekende 2 Sept.- te Fontainebleau een verdrag. Daarbij beloofde Denemarken aan Frankrijk, al zijne gemaakte veroveringen aan Zweden terug te geven en werd de hertog van Holstein-Gottorp. die na het proces van den graaf van

-ocr page 370-

339

Gieillenfeld naar Hamburg gevlucht was (Juni i67()) inliet bezit van zijn land hersteld. Het verdrag van Fontainebleau werd door dat van Lund tusschen Denemarken en Zweden bekrachtigd (29 Sept:).

Eindelijk sloten II. H. M. 12 Oct: te Nijmegen een vredes-en handelsverdrag met Zweden , waardoor aan den zevenjarigen oorlog, die van 1G72 tot 1079 gewoed had, een einde gemaakt werd.

-ocr page 371-

NA 1! EDE.

Christoph Bernard mocht liet einde van den langdurigen en lievigen oorlog niet beleven. Na eene korte ongesteldheid was hij 19 Sept: 1678 te Ahaus overleden en daardoor gespaard voor het leedwezen van te zien, hoe bijna al de gemaakte veroveringen aan Zweden teruggegeven moesten worden.

Acht en twintig jaren lang had Christoph Bernard als vorst-bisschop geregeerd en aan bijna alle groote gebeurtenissen , die in zijne nabijheid voorvielen , een werkzaam aandeel genomen. Uit den aard der zaak was hij daarbij dikwijls met zijne nabuur, de Nederlandsche republiek, in aanraking gekomen. Dat die punten van aanraking niet altijd vriendschappelijk waren en vooral dat zij niet altijd ten voordeele der republiek uitgevallen zijn , heeft hem den kwaden roep op den hals gehaald, dien hij bij onze schrijvers, weinige uitgezonderd , geniet.

Is liet billijk, Christoph Bernard als vorst zoo ongunstig af te schilderen ? Als antwoord wijs ik op hetgeen ik niet

-ocr page 372-

341

lang geleden geschreven heb: 1) »In het algemeen kan men »ile diplomatische bedrijvigheid van Christoph Bernard in «twee tijdperken splitsen, die door het jaar 1074 gescheiden «worden.quot;

Hij beklom den bisschopszetel in een voor het stift Munster zeer ongelukkigen tijd. De dertigjarige oorlog was geein-digd, doch had maar al te veel sporen van zijne hevigheid achtergelaten. Ook het stift had veel geleden en kon wegens de bezetting, die vreemde mogendheden , zooals Zweden , Hessen en H. H. M., in sommige plaatsen hielden, niet tot verhaal komen. Het was des bisschops vaste voornemen , zijn land geheel van die vreemde inmenging te bevryden, en hij slaagde daarin volkomen. Binnen vier jaren was het geheele stift door de vreemde gasten ontruimd.

Nauwelijks was deze zwarigheid opgeheven, of de stad Munster stak het hoofd op. Steunende op documenten, welker waarde zeer twijfelachtig was, doch die zij in haar voordeel uitlegde, wilde zij als rijksstad aangemerkt worden en zich van den bisschop als haar landsheer onafhankelijk maken ï).

Zulks kon en mocht Christoph Bernard niet dulden. Hij trad dan ook tegen de stad op en dwong haar tot het verdrag van Schönefliet. Toch wilde zij de zaak doorzetten, hoewel de Keizer haar uitdrukkelijk in het ongelijk stelde.

') Gids. Juli 1873. bl: 166.

:l Zeer lezenswaardig is het stukje van Dr. \V. Sauer: „Die Bestre-„buugen Munsters naeh Eeiehsfreilieitquot; in Zeitschrift fiir vaterliindische Gescliichte und Alterthumskunde, Dl: XXX, Münster, 1872, bl: 103— 140. Tot mijne spijt is mij die bijdrage te laat in handen gekomen, om haar bij do bewerking van mijn academisch proefschrift te gebruiken.

23

-ocr page 373-

342

De tweede twist tusschen den bisschop en de stad bracht het eerste ernstige punt van aanraking, om niet van de Borculosche quaestie te gewagen, tusschen den eerstgenoemde en onze republiek te voorschijn. Gelijk het belang van Chrisioph Bernard medebracht niet te dulden , dat in zijn gebied eene stad, do machtigste van alle, hem den voet dwars zette en eene meerdere ol' mindere mate van onaf han-kelijkheid zocht le bewaren , evenzoo bracht de politiek van II. H. M. mede. de stad in hare pogingen te ondersteunen , gelijk zij zulks in dergelijke gevallen vroeger gedaan hadden. Een staat toch als de onze had er het grootste beiang bij , dat de macht der naburige vorsten in toom gehouden werd door die der in hun gebied gelegene steden. Beide partijen derhalve , zoowel de bisschop als onze republiek , handelden zooals zij behoorden te doen. Er was echter een merkbaar verschil. Christoph Bernard hact zeer zeker tegenover Munster het ree' t op zijne zijde. De Staten , hoe consequent ook hunne handelwijze was, ondersteunden die partij , welker afspraken den toets van waarheid en gegrondheid niet konden doorstaan. Christoph Bernard handelde met de hem ein-ene energie. De Staten traden aarzelend en schroomvallig op. Toch had de bisschop nog te veel vrees voor onze republiek , dan dat hij het durfde wagen haar te trotseeren. Het Geisterverdrag droeg daarvan de sporen.

De derde twist tusschen do stad en den bisschop deed de schaal geheel naar de zijde van den laatste overslaan en gaf hem tevens gelegenheid te leeren kennen, hoe onmachtig onze republiek niettegenstaande al haar machtsbetoon was. Hoewel de Staten dezelfde reden als drie jaren vroeger hadden , om de stad te helpen, en zelfs thans te meer, r,u

-ocr page 374-

343

zij konden begrijpen , dat liet de laatste poging van Munster moest zijn , gedroegen zij zich treurig flauw en besluiteloos. Cliristoph Bernard begreep terecht zich jiiet aan hen te moeten storen en , wilde hij rust in zijn land hebben en zijn gezag geeerbiedigd zien , zijn slag te moeten slaan. Het verdrag , waardoor de twisten tusschen bisschop en stad voor goed geeindigd werden, ontnam H. II. M. iedere verdere gelegenheid , eenigen invloed in Munsterland uit te oefenen.

Cliristoph Bernard had thans bemerkt, hoe de Staten wel redeneerden, maar niet handelden. Hij schatte hen echter te gering, toen hij in de quaestie der Lichtensteinsche schuld optrad. H. H. M. mengden zich ook daarin met het kennelijk doel, om daardoor meer vasten voet in het westelijk üuitschland te verkrijgen. Bij deze gelegenheid kwam het tot de eerste botsing tusschen de republiek en den bisschop. Onvoorzichtiglijk had Cliristoph Bernard, te veel op de onmacht van H. H. M. steunende, zijne troepen naar verre streken gezonden. Onzerzijds werd van die omstandigheid gebruik gemaakt. Tot groote voldoening der Staten mocht het hun gelukken een door Munstersch volk bezet fort te veroveren.

Die smet moest uitgewischt worden. Spoedig bood zich daartoe de gelegenheid aan. Een verbond met Engeland stelde den bisschop in staat zijn wrok te koelen. De Staten , die hem voortdurend gekwetst en geplaagd hadden, schenen niet gedacht te hebben, dat de bisschop daarover ooit wraak zou nemen. Nergens vond hij wederstand. Slechts de dubbelzinnige hulp, die Frankrijk aan onze republiek verleende, verhinderde hem zijne behaalde overwinningen voort te zetten.

Na den vrede van Kleef wilde Bodewijk XIV den bisschop

-ocr page 375-

344

tot zijne beiangen overlialen. Reeds vroeger waren die beide vorsten door het Rijnverbond in nauwere aanraking niet elkander gekomen. Tiians was het voor Christoph Lernard nog gewichtiger, zulk een machtigen bondgenoot te hebben. Misschien zweefde hem reeds toen de hoop van op H. H. M. revanche te kunnen nemen voor den geest. Zijne houding tegenover de republiek ten minste was gedurende den tijd, die tusschen IGOG en '167'2 verliep, vooral kort vóór den Akenschen vrede, vrij dubbelzinnig.

Ongelukkig vermeerderden verschillende kleine quaesties cn vooral de inmenging der Staten in de Keulsche zaak, welke hem maar al te zeer hunne vroegere houding tegenover hem in een dergelijk geval in het geheugen riep , den wrok, dien hij tegen de republiek koesterde.

Lodewijk XIV had derhalve weinig moeite, om den bisschop tot deelneming aan den oorlog tegen H. H. M. over te halen Gretig nam Christoph Bernard de gelegenheid waar. liet geluk bekroonde, hetgeen niet anders te verwachten was, zijne eerste krygsleiten, en de veroveringen, die hij maakte , strekten zich over geen klein gedeelte van ons land uit. Spoedig evenwel keerde de kans. Het beleg van Gio-ningen moestquot; opgebroken worden. Lodewijk dwarsboomde den bisschop op allerlei wijzen , en terwijl aldus deze door zijn bondgenoot in den steek gelaten werd , daagden er vijanden op, die van alle zijden het stift dreigden aan te vallen. Hem bleef derhalve niets overig, dan het hoofd in den schoot te leggen. De vrede van Keulen was de treurige avond van een schoon begonnen dag.

Hier zoude men, ter wille van de waardeering van het karakter van den vorst Christoph Bernard, zijne geschiedenis

-ocr page 376-

340

willen sluiten. Hier, ik herhaal het, hier is het keerpunt van zijne diplomatische eerlijkheid.

Na den vrede van Keulen kwam er eene toenadering tusschen den bisschop en de Staten. De eerste had geld, de laatste hadden 1 roepen noodig. Het was derhalve zeer gemakkelijk tot elkander te komen. Christoph Bernard , die meer volk op de been had dan hij kon onderhouden , wilde gaarne een gedeelte daarvan afstaan, altijd tegen behoorlijke vergoeding. H. H. M. en Spanje wenschten niets liever dan die troepen over te nemen. Het gevolg van die met elkander strookende belangen was het Haagsche tractaat van 12 Oct: 1675.

Niet zeer spoedig werd dat verdrag door H. H. M. geratificeerd. Daarin echter hadden zij gelijk. De bisschop riep den gezant, dien hij tot uitwisseling der ratificaties naar den Haag gezonden had, plotseling terug. Die handelwijze moest H. H. M. bevreemden. Bovendien liepen fr geruchten over eene geheime onderhandeling tusschen Christoph Bernard en Lodewijk XIV. Inderdaad poogde de Fransche koning den bisschop tot zijne partij over te halen. De laatste was daartoe niet ongenegen en pleegde, ter wille van een subsidie, eene diplomatische oneerlijkheid, die ik als eene groote smet op zijn karakter beschouw.

Kr bestond tusschen de republiek en Munster een verdrag, dat wel is waar nog geratificeerd moest worden, doch welks ratificatie de bisschop zelf door de terugroeping van zijn gezant uit den Haag deed afspringen. Desniettegenstaande werd door Christoph Bernard in een verdrag, dat het gevolg van zijne geheime onderhandeling met Frankrijk was, beloofd , dat hij met een leger tegen H. H. M. te velde

-ocr page 377-

346

zou trekken. De geldaanbiedingen van Lodewijk bleken te aanlokkend voor den bisschop te wezen, en nadat hij reeds vroeger, kort na den vrede te Keulen, met den koning onderhandeld had, werd thans de zaak door een tractaat beklonken. Dat de onderhandeling niet geheel geslaagd is kan Christoph Bernard niet verontschuldigen. Het was reeds oneerlijk, over een tegen de Staten gericht verdrag te onderhandelen. Deze toch waren bereid, hot tractaat met hem gestand te doen. Zij hebben het ook later geratificeerd en de daarbij bedongene subsidies, al is het dan ook niet zeer grif, betaald.

De geheele geïncrimineerde handeling beschouw ik als bepaaldelijk tegen onze republiek, wie de bisschop nooit een goed hart toegedragen hoeft, gericht. Spanje werd door hem veel beter behandeld , ofschoon die staat hem veel meer reden tot klagen gaf. De subsidies, die bij het Haagsche tractaat door Spanje beloofd waren , bleven aditerwege Toch sloot Christoph Bernard met die mogendheid later een nieuw verdrag. De Staten waren bereid de voorwaarden van het tractaat na te komen en betaalden later, nadat de ratificatie plaats gehad had, de subsidies. Toch liet Christoph Bernard zich met eene onderhandeling in, die een hun hoogst vijandig karakter droeg.

Wanneer dus een schrijver ') vraagt: «Waar is er nu »van '1674 tot 1678 eene weifeling ten gunste van Frankrijk »en ten nadeele van Nederland te bespeuren,quot; zoo antwoord ik : in 1676 heeft die weifeling plaats gehad en wel in zulke mate, dat het slechts aan des bisschops stijfhoofdigheid en

') F. C. Heijnen in „Jongste literatuur over Christoph Bernard van „Galenquot; (De Wachter, 1873. n». 9).

-ocr page 378-

347

geldzucht te wijten, is, dat liij niet vijandelijk tegen de republiek opgetreden is. Op de vraag; sis er ook wel een «ontwijfelbaar geldig tractaat tusschen den bisschop en de «Staten aan te wijzenis mijn antwoord: hot Ilaagsche üMctaat. dat vóór de bewuste geheime onderhandeling gesloten werd, dat deugdelijk door H. H. M. geratiliceerd is en dat door Christoph Bernard zeiven ais zoo geldig beschouwd werd, dat hij iemand naar Holland zond, om de ten gevolge van dien te betalen subsidies te incasseeren.

De bisschop gedroeg zich in de onderhandeling met Frankrijk zeer oneerlijk tegenover onze republiek. Te vergeefs m. i. tracht de zoo even aangehaalde schrijver hem te verontschuldigen door er op te wijzen, hoe de Staten , ofschoon zij beloofd hadden hunnen bondgenooten ten einde toe op zijde te zullen st-.ian, 10 Aug: 1078, tegen het gegeven woord in , met Frankrijk een afzonderlijken vrede sloten. Acht men al die handelwijze niet genoegzaam door de onmacht, waarin de republiek zich bevond, verontschuldigd, zoo bewijst de aangevoerde omstandigheid slechts, dat II. H. M. door het sluiten van den vrede te Nijmegen niet eerlijk handelden, en kan zij niet als argumentum a contrarie ten voordeele van den bisschop uitgelegd worden. Voorts kan cene daad, door de Staten in 1078 verricht, hoe oneerlijk die ook moge zijn , Christoph Bernard niet verontschuldigen voor het feit, dat hij in 1(170, niettegenstaande een met hen gesloten tractaat, tegen hen samenspande.

Gedurende den geheelen loop van den oorlog tegen Zweden beloonde Christoph Bernard weinig welwillendheid jegens zijne bondgenooten. Wel nam hij gretig iedere gelegenheid te baat, om hun, welke twisten hij ook met hen mocht

-ocr page 379-

348

hebben, tegen subsidie troepen te leenen, maar tot concessies , die wellicht de eendracht onder de geallieerden hersteld zouden hebben, was hij niet te bewegen. Hij begreep zeker tot dit laatste niet verplicht te zijn , omdat zijne bondgenooten hem daarin een slecht voorbeeld gaven. Hunne treurige verhouding tot elkander gedurende den ooiiog kon niet beter beloond worden dan bij den vrede geschied is, toen zij alle hunne veroveringen moesten teruggeven.

-ocr page 380-

BIJLAGEN.

I

(Zie biz: 2.)

Het is mijn plan hier het een en ander te vermelden omtrent vijf geldquaesties , die tusschen inwoners der rapu-bliek ter eenre en de stad of den bisschop van Munster ter andere zijde bestonden. Vooraf zij het volgende opgemerkt. De stedelijke schuld was vóór het uitbreken van den dertigjarigen oorlog gering en bedroeg ongeveer 10000 daalders. De brandschattingen , die de stad gedurende den krijg moest opbrengen , en de inkwartiering van eene afdeeling troepen deden de schuld aanzienlijk aanwassen, evenals zulks geschiedde door de twisten, die de stad met den bisschop had , en door het verdrag van 26 Maart 1661 , waarbij zij hem 45000 rksd : moest betalen. Om eenigszins orde in de verwarde finanties der stad te brengen werd in 1670 een schuldenboek opgemaakt, waarin al de schulden opgeschreven

-ocr page 381-

350

werden. Tot betaling der renten werd eerst eene belasting oji liet gemaal (multersteuer) ingevoerd, die later door oene op geestrijke dranken vervangen werd. De daardoor verkre-gene inkomsten waren echter tot rentebetaling niet genoegzaam. Daarop werd bij decreten van den landsheer bepaald , dat in de eerste plaats de loopende zaken der stad betaald moesten worden en dat slechts het alsdan overschietende tot betaling der rente iuxta terminos aangewend mocht worden. De sihuldeischers bekwamen door die regeling om de twee of drie jaren eene jaarlijksche rente-quota ').

Ik ga thans over tot de behandeling der geldquaesties.

I. De eerste betrof een koopbrief, «houdende op vier li lij ven , ten behoeve van Herman Besselingh waarbij door bisschop Frans van Waldeck in 1546 voor eene som van 1400 goudguldens drie in het ambt Duimen gelegene goederen , Buninkshof, Gobelinkshof en Veldinkshof, verbonden waren. Geruimen tijd had die schuld geene zwarigheid opgeleverd. De dertigjarige oorlog was echter ook hier belemmerend tusschen beiden getreden. De koopbrief was intusschen van eigenaar veranderd en omstreeks het jaar dfi.Kl in de handen van twee inwoners van Amsterdam , Nicolaas Hommels en Joachim van Leiden, overgegaan. Deze wilden in het bezit der drie hoven gesteld worden en riepen daartoe in 1663 de tusschenkomst van H. H. M. in. Dat die echter niets uitwerkte blijkt hieruit, dat de beide schuldeischers

') [Guilleaume], bl : 188. 189. Omtrent de stedelijke schulden had ik gehoopt, het een ol' ander in het Munstersche stadsarchief te zullen ontdekken , doch Dr. A. Hechehnann , tot wien ik mij gewend heh, heeft mij verklaard, dat in het gemelde, door hem beheerde archief daarover niets gevonden wordt.

-ocr page 382-

351

in l(j()7 en 1070 op de zaak terugkwamen. In liet laatstgenoemde jaar droegen de Staten aan Mortaigne op , de belangen hunner onderdanen bij den bisschop te bepleiten , terwijl van Leiden zelf zich met hetzelfde doel naar Munster begaf. Waarschijnlijk is toen de quaestie uit den weg geruimdquot; Ten minste ik heb daarover niets meer vermeld gevonden').

II. Nog minder heb ik kunnen ontdekken aangaande eene schuld van 25000 gld :, die een zekere Harmen Soens tegenover eenige Amsterdamsche kooplieden aangegaan had. Deze l iepen zijne dochter en erfgename, Anna Elizabeth, voor de rechtbank der stad Munster , die haar tot betaling veroordeelde. Hare schuldeischers zonden daarop Jan Beekman naar Munsterland , om de zaak te beredderen. Tevens werd door 11. 11. M. aan Mortaigne gelast, ook deze quaestie in orde te brengen. Onze gezant sprak daarover met Rave, die beloofde, dat het tegen de scluildenares gewezen vonnis ten uitvoer gelegd zou worden, als Beekman het met haar over de betaling niet in der minne eens kon worden. Waarschijnlijk heeeft dit laatste plaats gevonden 1).

III. Van meer belang, al was de som in quaestie minder, was eene andere schuld. In 1649 was Mallinckrodt met twee anderen naar den Haag gereisd , om met prins Willem II over den afstand van Lingen c. a. te onderhandelen De domdeken beproefde te Amsterdam eene som van twee mil-lioen gulden te leenen , om daarmede dien afstand te koopen ,

') Res: St.-G, 11, 18 Febr: 1667, 17 Juni 1670. Brieven van H. H. aan den bisscliup, il'0 10 Ajiril 166o, 18 Febr: 1667, 17 Juni 1670. Verbael Mortaigne, 1 Juli 1670. Brief van denzelfcle , dquot; 4 Juli 1670 (R. A.:.

') Res: St.-G. 11 Juni 1670. Vcrbaol Mortaigue. 2 Juni 1670. Brief van denzelfde, dquot; 1 Juli 1670 (R. A.).

-ocr page 383-

35«

maar de kooplieden uit die stad waren niet zeer genegen die gelden voor te schieten , omdat de regeering van Munster de handelingen van den gezant desavoueerde. Zouwel de pogingen tot bekoming van Lingen c, a. als die tot het sluiten der geldleening leden schipbreuk 1).

Toch gelukte het Mallinckrodt voor een gedeelte der som een geldschieter te vinden. De Arnsterdamsche koopman Jan de Wicquefort verstrekte hem 4000 rksd: tegen 60/o, voor welk bedrag 6 Jau : 1650 eene acte gepasseerd werd. waarbij de domdeken tot zekerheid zijne bibliotheek verpandde, terwijl hij op zijn hoog adellijk woord, in plaats van eed, beloofde , die som na verloop van één jaar «redelvck ende soprechtelyckquot; zonder eenige contradictie terug te geven. Daarvan kwam echter niets. Wicquefort ontving noch kapitaal , noch interest. Hij riep in 1655 de tusschenkomst van H. H. M. in , doch met weinig gevolg. Christoph Bernard gaf te kennen , dat uit de retroacta niet gebleken was, dat Mallinckrodt in '1649 volmacht tot het opnemen van de bewuste som gehad had; dat derhalve Wicquefort zijne pretensie moest verhalen op hem , op wiens verzoek hij geld voorgeschoten had. Eindelijk verklaarde de bisschop, dat hij zich niet met de zaak wilde inlaten.

Twee jaren later, in 1657, verbeterde de positie van Wicquefort hierdoor, dat hij van de bibliotheek des domdekens possessie nam, en de boeken met 28 wagens liet brengen in het huis van Hendrik Stael, burger te Munster J).

') Uitvoeriger heb ik hierover gehandeld in mijn academisch proefschrift, hl: 14—21.

') De bibliotheek van Mallinckrodt was zeer aanzienlijk. Zij werd l'.'» Ang : 1720 en volgende dagen te Munster verkocht en bevatte 5355 werken ,

-ocr page 384-

353

Cliristopli Bernard weigerde evenwel ze uit te leveren en liet zelfs, zoo beweerde Wicquefort, de sloten der kisten openbreken en vele notabele boeken daaruit wegnemen.

Wicquefort was nu even ver als vroeger. Tevergeefs trachtte bij in 1664 opr.ieuw door bemiddeling van H. H. M. tot de betaling der geleende som te geraken. Tevergeefs deed zijn zoon met hetzelfde doel onderscheidene reizen naar Munsterland. Een lichtpunt deed zich voor hem op , toen Copes in 1666 naar den bisschop gezonden en o. a. met de behartiging dezer quaestie belast werd. Copes voldeed aan den hem gegeven last, maar men vond een goed voorwendsel, om de zaak op de lange baan te schuiven, want de daartoe betrekkelijke stukken bevonden zich in de door de pest besmette plaatsen , »sulx dat de Raedtsheeren daertoe benoemt schroom-iihaft syn , om die te raecken eer de sterfte cesseert.quot;

Ook nu weid de zaak geen stap verder gebracht. Die vergeefsche pogingen begonnen Wicquefort te vervelen. Hij vroeg daarom aan H. II. M. brieven van represailles of arrest op personen en goederen of op goederen alleen, die aan onderdanen van den bisschop toebehoorden. H. H. M. voldeden in het begin van 1668 in zoo verre aan het verzoek, dat zij op de betaling der schuld of ten minste op de uillevering der bibliotheek aandrongen, daarbij verklarende, dat zij »bij verdere onverhoopte weijgeringe ofte dilaij vande »voorsz: gerequireerde voldoeninge, niet ledich sullen connen «staen op des Suppliants versoeck van arrest nader te de-»libereren.quot;

De bisschop liet niets van zich hooren. Wicquefort ging

n.1. 1729 in folio, 1-10.'! in 4°, 1655 in Squot; en 508 in li0 (Tucking.

bl : 20 , noot 50).

-ocr page 385-

354

daarop zelf naar Munsterland, ongt; de zaak uit den weg te ruimen. De stenden gaven hem toe, dat het liberum dominium der bibliotheek hem toekwam, Zij wilden echter jsulcken Juweel ofï Cleijnoodquot; niet uit het land laten gaan, maar liever de schuld in baar geld voldoen. Zij erkenden , dat Mallinckrodt niet voor zijn privé, maar ten dienste van liet geheele land hypotheek gesteld had, en accordeerden voor eene som van 10000 rksd; voor kapitaal en interest, in drie jaren te betalen. Tot zoover ging alles goed. Ongelukkig echter kwam er weder eene kink in den kabel. De stenden gingen plotseling uiteen (Maart 1G()8) en toen kort daarop de jonge Wicquel'ort hun hunne belofte kwam herinneren , werd hij weder afgewezen 1).

Gedurende eenige jaren leest men over deze quaestie niets. In Mei 1G75 echter verzocht Wicquefort de tusschenkomst van H. H. M. bij zur Miihien, die zich toen in den Haag-bevond. Dit verzoek werd wel toegestaan , maar men werd het wederom niet eens.

Middelerwijl stierf de oude Wicquefort en liet aan zijne erfgenamen o. a. de pretensie op Munster na. Toen Abraham Isaack in 1677 zich in Holland ophield, was er sprake van, de zaak uit den weg te ruimen door betaling van 8000 rksd; in obligaties over Januari, Februari en Maart. Isaack gaf ook den jongen Wicquefort te kennen , dat de bisschop van plan was, de verpande bibliotheek uit te leveren, maar de schuldeischer stelde zich daarmede niet tevreden, omdat vele

') P.es: St.-G. 20 Sept: 16G6, 31 Dec; 1GG7, 9 Jlei, 5, 26 Juli, 20 Sept: 16G8. Brieven van H. H, M aan den bisschop, d'quot; l.'iJau;, lö Oct: 1667, 9 Jan:, 25 Oct: 1668 (R. A.). Brieven van Copes, dto 12, 25 Oct: 1666 (R. A.).

-ocr page 386-

355

goede boeken daaruit genomen waren en wormen, ratten , muizen en ander ongedierte misscliien reeds liet geiieele overschot opgevreten hadden.

Hoe de zaak afgeloopen is, weet ik niet, wel, en dit is de laatste keer dat ik daarover iets gevonden heb, dat nog in 1699 de erfgenaam van den ouden Wicquefori op de quaestie terugkwamen 1).

IV. De vierde schuld had den volgenden oorsprong. In 1654 poogde Cliristoph Bernard de stad Vechta van de Zwe-den , die aldaar tot zekerheid van eene schatting van 140000 rksd; garnizoen hielden, in te lossen. Het domkapittel en de ridderschap toonden zich bereid , het noodige geld bijeen te brengen. Ook de stad Munster wilde eene goede som tot het gezegde doel betalen. Zij nam daartoe van kooplieden uit Amsterdam en Gouda, die daarom later den naam van Vechtsche crediteuren ontvingen, 486U0 rksd: op 1).

Ue stad leende dat bedrag tegen den penning zestien

quot;) lies: St.-G. 3 Mei, 24 Juli, 16 Sept: 1675, 17 Pebr:, 12 Mei 1679, 1 April 1684, 30 Sept: 1689, 12 April 1090, 14 Oc-t: 1699. Brieven van Jsaack, d'0 23 Febr;, en vau Johan vau Wickcvoort Junior aan Bruchliausen, d'quot; 30 April 1677 (F. 31. L. 12. 30).

') [Guilleaume]. bl: 190. Tiicking. bl; 13. Volgens eene lijst uit ietwat lateren tijd (F. 31. L. 3Iilitaria. 1955) waren de crediteuren toen de volgende: Diethcricli Dancker (of Donker) voor 9600, de erfgenamen van Dietbfrieh ('Wuijtiers?) en die van Simon Bergmans (of Benckman) ieder voor UOOO, Sylvester Heeremans, heer van Zuidwijk, de erfgenamen van David Frans Menton en die van George Dorieans en de weduwe van Willem Scbaep ieder voor 4000, Cornells Bercknian (of Barckman) voor 3000 en de weduwe van Ellert Fines, Jan Klok, de erfgenamen van HegmCrielien David van der Puis (met Herman Jacht) ieder voor 2000 rksdEenige dezer namen zijn waarschijnlijk bedorven. Het bedrag der som staat vast.

-ocr page 387-

35t)

(6'/40/0) en verpandde tot zekerheid van kapitaal en interest tie inkomsten van haar tolhuis. Gedurende eenige jaren, tot 1661, werden de renten stipt uitbetaald. Toen echter kwam er stagnatie, zeker het gevolg van den verwarden toestand , waarin de finantiën der stad door hare twisten met den bisschop geraakt waren. De crediteuren zonden in 1663 eenige uit hun midden naar Munster en er werd eene overeenkomst getroffen, volgens welke de stad in November 3000, in Febr: 1664- 1500 en in Juli van dat jaar wederom 1500 rksd; zou betalen. Die schikking werd echter niet nagekomen.

In 1666 droegen H. H. M. op verzoek der crediteuren de behartiging dezer zaak aan Copes op. Deze ondervond allerlei zwarigheden. Vooreerst wilde de bisschop hem , wegens de heerschende pest, niet veroorloven , naar het besmette Munster te gaan. Voorts waren de voor de schuld verpande inkomsten grootendeels in handen van Christoph Bernard overgegaan. Niet bevreemdend was derhalve zijn ontwijkend antwoord , »dat wel wiste dut dese penningen te besten svan 't landt opgenomen waeren, maer dat als een landtsheer ohet den magistraten niet vrij en stonde over diergelycke limportante saecken te handelen als met syne kennisse en «permissie.quot;

Copes nam zijne toevlucht tot de pen en schreef aan den raad van Munster , die daarop aan H. H. M. te kennen gaf, dat in Januari 1667 , »da iedoch die leider in dieser Statt Bgrassirender pestilentialische kranckheit nicht alles zu jrucksetzen , oder sonsten ein anders ungluck, welches Gott »gnadiglich abwenden wolle, uberkomrnen mogte,quot; 5 of 600 rksd: betaald zouden worden. De crediteuren waren met dit aanbod niet tevreden, daar alleen de niet betaalde

-ocr page 388-

357

interesten reeds 25000 rksd : bedroegen. Schoorvoetend ging de stad er toe over, behalve de gemelde 5 of 000 rksd: , nog 000 te beloven tegen Paschen 1667. Ook deze belofte droeg niet de goedkeuring der crediteuren weg. Zij drongen op de uitvoering der in 1663 gemaakte schikking aan. In-tusschen had de syndicus van Munster aan Copes verklaard, dat de stad 9000 rksd: wilde betalen en wellicht hetgeheele kapitaal zou afdoen , mits voor do voldoening van den interest dragelijke termijnen gesteld werden. De eischen der ócne en de inwilligingen der andere partij verschilden echter te veel dan dat men tot een resultaat had kunnen komen. Eene hernieuwde tus-schenkomst van li. II. M. in 1668 leverde insgelijks niets op ').

In 1670 werd weder eene poging door de crediteuren gedaan. Zij zonden een zekeren van der Hein en eenige uit hun midden naar Munster om in gemeen overleg met Mor-taigne op de betaling aan te dringen. De syndicus der stad bood namens den magistraat een jaar interest, doch slechts tegen 4 quot;/o, aan. Deze schikking viel niet in den smaak der crediteuren, die reeds genoeg meenden gedaan te hebben door uit eigen beweging den interest van 6 op 5 Vu te verlagen. Rave zeide aan Mortaigne, dat de bisschop de zaak in dezer voege geschikt wilde hebben, dat de stad jaarlijks twee jaren rente, tegen 5 % berekend, zou betalen , waarvan het eene jaar in den beginne tot kwijting van

gt;) Ees; St.-G. 2 Aug: 16G6 , G, 13 Jan: 1CÜ7, 21, 23 Aug: 1668. Brieven van den raad van Munster, d'0 21 Jan:, 4 Nov:, 29 Dec:, en van Copes, dquot; 28, 30 Sept:, 12, 25 Oct:, 17/27, 28 Dec: 16G6, 4, 18, 28 Jan: 16G7 (R. A.). Brieven van H. H. M. aan den raad van Munster, dt» 'ó Mei, 2 Aug:, 10 Dec: 1666, J3 Jan: 1G67, 2ü Aug: 1668 (R. A.),

24

-ocr page 389-

358

den acliterstalligen interest en later tot afdoening van het kapitaal strekken zou. Cliristoph Bernard zelf verklaarde aan de crediteuren , dat hij Munster bevelen zou , jaarlijks 4430 rksd: te voldoen, n. 1. 2430 voor interest en '2000 voor aflossing. De stad poogde vermindering van betaling te verkrijgen , doch de crediteuren, op het bisschoppelijke mandaat steunende , wilden daarvan niet hooren en alleen toestaan, dat de gemelde som in vier termijnen betaald werd, waarvan de eerste, derde en vierde ieder 1000, de tweede 1430 rksd: zou bedragen. De crediteuren kregen den eersten termijn in handen en keerden vervolgens naar Holland teiug , terwijl de syndicus der stad kort daarop het accoord met de bewuste voorwaarden van betaling aan Mortaigne gaf ').

De stad kwam het gesloten accoord zeer slecht na. Met inbegrip der zooeven genoemde 1000 betaalde zij slechts 8830 rksd;. Toen derhalve in het begin van 1677 Abraham Isaack ook deze schuld uit den weg wilde ruimen, was zij niet alleen niet verminderd, maar zelfs nog aangegroeid. Oorspronkelijk bedroeg zij, gelijk ik gezegd heb, 48000 rksd;. Daarbij kwam aan opgeloopene renten a 5% gedurende 10 jaren en 9 maanden (1661 —16/0) 407121/2 rksd:, derhalve in het geheel 893121/2, waarvan niet meer dan 8830 rksd; betaald was.

Isaack had in last, den crediteuren 24000 rksd; tot kwij-tina van kapitaal en 8000 tot betaling van interesten aan te bieden, waarna de bisschop voor het overschot, 48482'/: rksd:, een schriftelijk bewijs zou geven, dat de kwijting daarvan zoo spoedig mogelijk zou volgen.

:) Verbad Mortaigne. 30, 31 5Iei, 1, '2, 3, 7, 8, 9, 10, 12, 14 Juni, 5, 9 Juli 1GTO. Uneven Viin Mortaigne, il10 2, 6, 13, 20 Juni IfiTO (Tl, A.V

-ocr page 390-

359

De crediteuren daarentegen eiscliten , dat Isaack hun de subsidies over de maanden April tot en met Decenibor, ten bedrage in liet geheel van 36000 rksd:, tot korting op het kapitaal zou geven, benevens 12000 rksd: in mindering van den interest, in welk geval zij met de betaling van het overschot geduld zouden hebben. Isaack kwam in April 1677 met hen overeen, dat zij 20000 rksd: aan vervallene obligaties en 12000 aan obligaties over April, Mei en Juni zouden ontvangen, van welke som de helft op het kapitaal en de helft op den interest gekort zou worden. De bankier betaalde hen met ordonnanties op Gelderland , Zeeland, Friesland en Groningen. De crediteuren waren echter in het geheel niet grif, om de ordonnantie op het eerstgenoemde gewest, welker koers het slechtst was en die niemand wilde koopen , in betaling te nemen , zoodat Isaack genoodzaakt was, nog 470 rksd: bij te leggen, maar dan ook »gott den sliern dank sachte dass sie selbige an genuhmen.quot; De crediteuren teekenden eene notarieele akte, dat zij 32470rksd: ontvangen hadden, en Isaak gaf hun voor de resteerende 16000 rksd: van het kapitaal 8 obligaties, elk van 2000 rksd:.

Tot zoover was de zaak goed gegaan, maar het kostte den crediteuren veel moeite, om op de ordonnanties van de provincies obligaties te verkrijgen , en zij klaagden later, doch vruchteloos, daarover bij Isaack, toen hij in het najaar in Holland teruggekeerd was.

Waarschijnlijk hebben z'y zich in het onvermijdelijke geschikt en later het overschot hunner vordering ontvangen , ten minste als men dit besluit trekken mag uit de omstandigheid, dat zij later H. H. M. niet meer

-ocr page 391-

I

:{(jO

met verzoeken om tusschenkomst lastig gevallen zijn ').

V. He laatste scliuld, waarover ik iets zeggen zal , was van 800 rksd:. die de gebroeders Adam en Jan Wenning, kleedermakers te Amsterdam, 8 Sept; 1655 aan de stad Munster geleend hadden. In iG7i en '1675 bevalen 11. H. M. deze zaak in de aandacht der schuldenares aan. Het antwoord van den magistraat was echter weinig opbeurend. Daarin werd geschreven , dat deze schuld behoorde tot die, welke sedert Febr: 1655 (tijdperk van het verdrag van Schönefliet) door de vroegere bestuurders der stad zonder voorkennis van den bisschop waren aangegaan; Christoph Bernard had in 1670 alle crediteuren, die zoodanige vorderingen hadden, opgeroepen en hun commissarissen en advocaten toegevoegd, om tegen de vroegere bestuurders der stad recht te verkrijgen , en hij had er op aangedrongen, dat de schuld in quaestie afgedaan zou worden; de écne Wenning die zich meestal te Munster ophield , had echter in gcene schikking willen treden en was door zijne stijfhoofdigheid oorzaak geweest, dat hij en zijn broeder nog niet voldaan waren.

De teleurgestelde schuldeischers verzochten in 1679 van II.II M. arrest of represailles, doch de Staten vergenoegden zich met wederom aan den magistraat van Munster te schrijven. Nog in 1683 richtten H. H. M. over de zaak een brief aan het domkapittel -).

') Brieven van Isaack aan Bruclihausen, d10 23, 2C Febr:, 2, 26Maart, 1G, 30 April, 7, U, 21 Jlei, 30 Sept:, 10 Nov:, 3,7, 13 Dec:, en vim Laurens van der Hem, zaakgelastigde der crediteuren, aan Isaack, d'0 28 Sept: 1077 (F. M. L. 12. 30).

2) Bes: St.-G. 13 Sept: 1G74, 1 Nov: 1675, 12, 17 Mei 1679, 6 Nov: 1680, -1 Aug: 1683. Brieven van deu raad van Munster aan H. H. M., d'0 14 Febr: 1676, en van H. H. M, aan dien raad , d'quot; 17 Mei 1679 (R A.).

-ocr page 392-

361

II

(Zie biz : 103).

PROJECT-TRACT AT EN TUSSCHEN DE NEDERLA NDSCHE REPUBLIEK EN MUNSTER.

(Overgenomen uit de Secrete Resoluties van Holland van G amp; 7 Febr; 1671 , Dl: III, bl: 11-2—117).

Munstersch project.

Eerstelijcken , by haer Hoogh Mog. te werven twee Regimenten te Paert, yeder van ses liondert Mannen, ende op yeder man te geven veertigh Rijcxd: 't welck t' samen

beloopt ............. 48000 Rijcxd:

Tot de selve Yolckeren by haer Hoogh Mog.

te verschaffen de Standaerden , ofte voor yeder Standaert veertigh Rijexdaeiders , in plaetse 480 Rijcxd;

Item by haer Hoogh Mog. te werven ses Regimenten te Voet, yeder sterek negen hondert Mannen , op yeder Man acht Rijexdaeiders , 't welck beloopt.......43200 Rijcxd :

Aen het Voet-volck sal ghegeven werden het overgewesen voor Vendels en Trommen

van die selve........... 1080 Rijcxd:

Noch te werven by haer Hoogh Mog. negen hondert Dragonders, op yeder Kop 30 Rijcxd:

facit..............27000 Rijcxd :

Voor Vendels en Trommen..... 180 Rijcxd:

119940 Rijcxd:

-ocr page 393-

362

Als oock de Ar li II erve met allen toebehooren te leveren en t'onderhouden.

De betalinghe van dese voorschreve Volckeren , sal staen op de repartitie van de seven Provinciën, de welcke maendt-lijck preciselijck sa) moeten geschieden, geduyrende d'Alliancie, ad Jaren.

Dese Volckeren sullen staen onder syne hoogh-Vorstelijcke genade van Munster, Eedt ende Commando, sullen insge-lijcken mede be-eedt zijn aen haer Hoogh Mog., om sigh niet teghens dese Pi ovincien te laten ghebruycken , konnende sijn lioogh-Vorstelijcke genade lyden , dat de selve in 't stift Munster , ende daer van dependerende Landen geworven worden , om op hel spoedighste de bequaernste Manschap te krygen.

Daer jegens presenteert syne Yorstelijcke genade alle Vyanden deser Landen, van den Rhijnstroora af, tot aen Oost-Vrieslandt af te keeren , oock daer toe sijn eygen Volck ende Stiftse macht te einployeren , etiam contra quos-cunque, uytgesondert nochtans de Roomsche Keyserlijcke Majesteyt.

Wen het gebeurde dat syne Yorstelijcke genade door Vyanden deser Provinciën , met groote Krijghs-macht ghe-attaqueert wierde, by haer Hoogh Mog. noch eens soo veel Volckeren. ofte soo veel noodigh zijn mochte, ende op de selve conditie als boven, toe te schicken, de welcke soo veel, als oock der voorschreve Manschap hoogh-gemelte syne Yorstelijcke genade, soo tegens sijn eygene, als der hoogh-ghemelte Vyanden in of buyten 's Landts sal mogen gebruycken.

Van dese voor-ghemelte Manschap het Servis jaerlijcx by

-ocr page 394-

303

haer Ilo. Mo. te betalen, soo ende der gestuit, als in de Cleefsche Guarnisoenen gheschiet.

in dose Alliancie sal syne Keyseiiijcke Majesteyt mede in-geslooten werden soo het mogelijck is.

Nederlandsch project.

I.

In den eersten , hebben haer Hoogh Mog. van hare zyde aengenomen ende belooft, gheiijck de selve aennemen ende beloven by desen den hooggemelten Ileere Bisschop syne Landen , Luyden ende Onderdanen naer haer vermoghen te sullen helpen defenderen ende beschermen teghens alle ende eenen yegelijck die de selve naer 't besluyt, ende de ratificatie deses sonde moghen komen te attacqneren, te beoorlogen , ofte met eenige inquartieringhe van Krijghs-Volcke-ren te beswaren.

II.

Daer en tegen heeft den hoogh-gemelten Heere Bisschop reciproquelijck aengenomen, ende aen haer Hoogh Mog. belooft, gheiijck de selve aanneemt ende belooft by desen, van den Rhijn-Stroom af tot aen Oosl-Vrieslandt te keeren, ende te weeren alle Legers en Krijghs-machten die haer Hoogh Mog. sullen verklaren voor hare Vyanden aen te sien, ofte van de selve eenige invasie of attacque te be-vreesen , oock daer toe alle sijn Volck ende de Macht van 't Stift met de uytterste vigeur te sullen employeren.

-ocr page 395-

364

III.

Ende ten eynde al 't gene voorsclireve slaet des te beter, ende met des te meerder secckerheydt ge-effectueert moge werden, sullen luier Hoogh Mog. tot besettinge van de naervolgende Plaetsen tusschen den Rhijn ende de Grensen van Oost-Vrieslandt gelegen, lo weten van amp;c.

midtsgaders tot af-keeringhe van alle geweldt als boven op nieuws werven, ofte uyt bare oude Militie furneren twee Regementen te Paerdt, elck Regement van ses Compagnien , van tachtigh Ruyteren, midtsgaders vier Regementen te voet, elck Regement van veertliien Compagnien , ende yder Compagnie van hondert Koppen, maeckeiule te samen het getal van ses duysent vyf hondert en tsestigh Mannen , te weten negen hondert en tsestigh Paerden en vyf duysent ses hondert Voet-knechten , alle met hare Officieren , hooge ende lage , Wapenen , Vaendels , Standaerden , midtsgaders de gewoonlijeke Regements-stucken met den gevolge ende aenkleven van dien, behoorlyck voorsien.

IV.

De voorschreve Volekeren sullen boven den Eedt, waer mede sy aen den Staet der Vereenigde Nederlanden zyn , of sullen wesen verbonden , oock staen onder den Eedt van getrouwigheydt, van den hoogh-gemelten Heere Bisschop, ende gehouden wesen het commandement van de selve, ende van syne A eldt-Oversten, midtsgaders van de Gouverneurs ende Commandeurs der Plaetsen, waer inne sy Guarnisoen sullen houden, te pareren ende executeren, soo lange sy op het territoir van 't Stift wesen sullen.

-ocr page 396-

305

V.

Ende sal 't haer Hoogh Mog. geduyrende den tyt van dese Alliantie vrystaen de voorschreve ende alle andere Krijglis-volckeren die sy van nooden sonde mogen hebben , allomtne in 't voorsz. Stift te laten werven-.

VI.

Knde ten eynde door de veorschreve Krijghs-Volckeren aen de Ingbezetenen van 't ghemelte Stift, in de Steden ofte ten platten Lande geen overlast of incommoditeyt aen-gedaen of toeghebracht moge werden, sullen haer Iloogh Mog. de selve Volckeren doen houden onder eene exacte ende scherpene discipline, soodanigh ais in den Staet der Vereenighde Nederlanden tot groot gemack ende gerief van do Ingezetenen der selver in gebruyck is, oock tot beter ende facilder executie van dien, ende tot meerder dienst van den hoogh-gemelton Bisschop, de voorschreve Volckeren van maendt tot maendt doen betalen met de selve promptitude en exactitude, als ten aensien van de Militie binnen de Steden van de voorschreve Vereenighde Nederlanden Guarnisoen houdende , altydts gepractiseert is , ende voor-taen gepractiseert sal werden.

VII.

Ende of het in tyden ende wylen mochte komen te gebeuren , dat den hoogh-gemelten Heere Bisschop of 't Stift van Munster door Vyanden van den Staet der Vereenigde Nederlanden met groote Krijghs-macht geattacqueert wierde,

-ocr page 397-

3üü

soo sullen haer Hoogh Mog. den hoogh-gemelten Uisscliop ende liet ghemelte Stift met alle hare macht en vermogen te luilpe komen , en ten dien fine ten minsten de voorsz. toegesondene Krijgsvolukeren verdobblen , wel-verstaende dat den hoogh-ghemelten Bisschop, soo wel in 't voorschreve cas als tot vigoureuse executie van 't gmidt hiervooren articul '2 is belooft, mede alle syne macht ende vermogen , ende ten minsten het ghetal van twaelf duysent wel-geoef-1'ende ende wei-gewapende Soldaten te Voet ende te Paerdt naer vereysch ende ghelegentheydt van saecken op de been ende bybrengen sal.

vin.

Soo wanneer haer Hoogh Mog. 't eenigen tyde by yeniandt, wie 't oock soude mogen wesen (syne Koomsche Keyserlijcke Majesteyt alleen uytgesondert) naer 't besluyt ende de ratificatie deses buyten den Lande van den boogh-ghemelten Bisschop, op hare eygene Landen ofte de Steden ende Plaetsen met haer Guarnisoen beset, gheattacqueert ofte beoorloght soude mogen werden , in sulcken cas sullen haer Hoogh Mog. niet alleenlijck de voorschreve toegesondene Volckeren tot hare eygene conservatie mogen gebruycken, daer liet de noodt sal komen te vereysschen , maer sal oock den iioogh-ghemelten Heere Bisschop in het selve cas haer Hoogh Mog. reciproquelijck met alle syne macht ende vermogen te hulpe komen , en de selve ten minsten toesenden een secours van welcke voorschreve Ruyte-

ren ende Knechten met de Officieren daer over gesteldt. hoven den Eedt waer mede sy aen den hoogh-gemelten

-ocr page 398-

367

Hcere Bisschop zyn ofte sullen wesen verbonden , oock staen sullen onder den Eedt van getrouvvigheydt van liaer Hoogh Mog., en ghehoudcn wesen het com mandement vandeselve, erule van hare Velt-Oversten , midtsgaders van de Gouverneurs ende Commandeurs der Plaetse waer inne sy Guar-nisoen sullen houden, te pareren ende te executeren, soo lange sy op 't Territoir van den Staet der Vereenighde Nederlandtsche Provincie wesen sullen.

IX.

De Volckercn by haer Hoogh Mog. in manniere voorschreve uen den hoogh-gemelten Bisschop toe te senden, als oock die gene die volgens het voorgaende Articul door den selven Heere Bisschop in tvden ende wylen toegesonden moghen werden, sullen reciproquelijck door den genen op wiens Territoir sy sullen wesen , met bequame Logementen ver-sien werden, oock vry ende onbekommert in alle zedigheydt ende modestie mogen oeflenen hare ghewoonlijcken Godts dienst, sonder eenige bespottinge ofte beschimpinge subject te wesen, ende sonder oock van hare zyde eenigh schan-dael te geven.

X.

Tot dese Alliantie sal hooghst-ghemelte syne Keyserlijcke Majesteyt mede werden genoodicht en geadmitteert, indien daer toe by de selve dispositie gevonden otte verweckt kan werden.

-ocr page 399-

3Ü8

XI.

Alles onvennindert ende sonder prejudicie van quot;t solemneel Tractaet van Vrede, den achthienden Aprilis sesltiien liondert ses en tsestigh tusschen haer Hoogh Mog. ende den hoogli-ghemelten Heere Bisschop geslooton, welck geduyrende den tydt van dese Alliantie, voor soo veel de selve daer inne geene veranderinge is maeckende, ende naer expiratie van de selve in allen deelen punctuelijck naer syne forme ende innelioiule ten wederzyden geobserveert ende naergekomen sal worden.

XII.

Ende sal dese Alliantie by provisie vast-gestelt worden voor den tydt van soo nochtans, dat tyde-

lijck voor de expiratie van dien, op de continuatie of prolongatie van de voorsz. tydt by onderlingh concert gliedeli-bereert en gedisponeert sal worden.

ill.

(Zie blz: 103).

Op zijne terugreize naar Munsterland passeerde Bentinck Doetincbern. Hij kende aldaar één der burgemeesters, Balthazar van Hagen, die ter gelegenheid van de ambassade van Amerongen in 1008 in liet stift geweest was. Bentinck werd door den magistraat der stad, die op het raadhuis

-ocr page 400-

36«)

vergaderd was, uitgenoodigd. Burgemeester Quirijn Verheul verwelkomde hem met een glas wijn en bracht een dronk op de goede verstandhouding tusschen de Staten en den bisschop uit. Daarop volgden meer toosten en werd er op het welzijn van Christoph Bernard, de gezondheid van den prins van Oranje en het welvaren der Yereenigde Nederlanden gedronken.

Reeds spoedig beklaagde Bentinck zich , dat de provincie Gelderland weinig genegenheid jegens zijn meester betoonde, door diens wervingen te beletten en te verbieden, terwijl de andere gewesten die toelieten. De raadsleden zeiden , dat zulks niet hun geweten kon worden , want dat het de wil der hooge overheid was. Bentinck echter beweerde, dat die wervingen verboden waren, opdat »de neefTkens en nicht-»kens des te beter volck souden connen crygen.quot;

Verheul had , om des te meer eer aan den gast te bewijzen , cén der stadsboden uitgezonden , om krakelingen te halen. Daarna bood hij die, aan een stok geregen, den overste aan. Deze was zeer verbaasd over die manier van aanbieden en zeide: »Wat sal met die stock syn. Hoe heb-»bent de heeren daermede voor ?quot; Verheul antwoordde , dat zulks een zeer oud gebruik op het raadhuis van Doetinchem was, waaraan niemand zich ooit geërgerd had. Bentinck nam nu drie krakelingen van den stok en legde ze op het kussen van ztju stoel. Kort daarop echter zeide hij smadelijk : »Syn dat de crackeüngen die myn plaets bewaert «hebben waarna hij den eene in tweeën brak en de beide andere tegen den muur smeet, »dat de stucken den. Boden »nae het lyiï vlogen.quot;

Daarna verhaalde Bentinck van zijn verblijf in den Haag,

-ocr page 401-

370

onder anderen dat hij daar vele karossen gezien had , ook van personen, »daer aen wel niet veel vast en was.quot; Hagen vroeg hem, met welke gelegenheid hij van Doetinchem naar Ottenstein dacht te reizen. Bentinck antwoordde, dat hij te quot;s Heerenberg eene koets gehuurd had. Hagen merkte op, dat de reis op die manier in het ruwe jaargetijde en bij de slechte wegen verre van aangenaam zou zijn en bood hem zijn eigen paard aan. Ongelukkig zeide iemand, dat een gezant in eene koets, met vier of zes paarden bespannen . behoorde te reizen, er bijvoegende: »0(1quot; meende myn »Heer lientinck, dat de saecken tusschen myn Heeren de »Staten, ende den Heer Bisschop soo wel niet souden staen, »dat hy sich daermede in den Hage dorst vertrouwen.quot;

Bentinck vroeg op bitsen toon, of dat de meening der heeren van Doetinchem was. Om afleiding te geven nam burgemeester ïengbergen een beker en zeide: «Heer Overste, »ick brenge u een glas van vrintschap; dat is het quaetste, »dat ick u Ed. gunne.quot; Het antwoord van Bentinck, dat hem de dronk niet aangenaam was, pikeerde den burgemeester, die zijn beker liet wegzetten en tot de anderen zeide : »Hy wil met my niet drincken.quot;

Hagen vroeg den overste, of hij in den Haag als ambassadeur of als envoyé geweest was. Toen nu burgemeester Tengbergen uitlegging van het verschil vroeg, sloeg Bentinck zich op de borst en zeide: »Ick ben die ick ben ,' en ïben geen ambassadeur noch geen envoyé. Die ick ben en smeriteert niet een particulier lidt uyt uwen gantschen «staet te weten.quot; Tengbergen hernam : «Myn Heer, de nou-«velhs wysent uyt wat myn Heer geweest is.quot; Bentinck schold daarop den burgemeester voor een hondsvot uit,

-ocr page 402-

371

hetgeen deze beantwoordde door te zeggen: »Het is een sliontstolh en rekel die de woorden spreeckt.quot;

De overste, in toorn ontstoken, vroeg of men zich op het raadhuis niet ïheroin mochte slaen.quot; Veriieul en Hagen deden al het mogelijke om hem te doen bedaren en zeiden, dat zij hem uit vriendschap genoodigd hadden, maar dat het raadhuis niet de geschikte plaats voor eene vechtpartij was. Bentinck verzocht Hagen zich niet met den twist in te laten. Hij en Tengbergen hadden reeds de stokken tegen elkander opgeheven, toen Verheul en Hagen met groote moeite hen scheidden. Daarop trokken Bentinck en zijn knecht Johannes van leer en wilden Tengbergen te lijf. De overste viel den burgemeester van voren aan en stiet tus-schen Verheul en Hagen door, die zich voor Tengbergen geplaatst hadden , naar dezen, terwijl de knecht hem van achteren aanviel. Twee stadsboden ontnamen Johannes den degen, terwijl Bentinck den zijne aan Hagen overgaf. De knecht was nog niet voldaan. Hij pakte Verheul aan, en wel zou ruw, dat deze, zooals hij later verklaarde, »een «goede quantiteyt haires is quyt geworden.quot; De burgemeester betaalde niet gelijke munt en stiet eindelijk den knecht uit de zaal, zeggende: »Ick sal u leeren dat gy een eerlick »man in de liairen vattet.quot;

Bentinck, aan wien Verheul over de handelwijze van Johannes klaagde, antwoordde; »Dan sal ick u contentement »geven.quot; Hij riep zijn knecht binnen en vroeg aan Verheul; »Begeert gy dat jck hem een off twee op den beck sal «geven ?quot; In plaats daarvan streelde hij hem de wang en vroeg hem , of hij Verheul bij het haar gepakt had. Nadat

-ocr page 403-

;37'2

Johannes zulks beaamd had geraakten hij en Verheul weder aan het vechten.

Eindelijk deed Verheul den overste het voorstel, hem naar zijn logement te geleiden. Tientinck nam dit aanbod aan en terwijl de andere raadsleden naar huis gingen en Hagen even achterbleef, wandelden hij en Verheul gearmd, voorafgegaan door twee der stadsboden, die ieder eene flambouw droegen, en door een derde gevolgd, naar het logement. Kort daarop kwam aldaar ook Hagen en vond de beide heeren vriendschappelijk »een glasie en een pyp taback »inet malcanderen drinckende.quot; Hagen had het rapier van Bentinck bij zich en gaf het hem terug, waarop deze hem en Verheul bij de hand vatte en zeide: »Gy syt myne «beste vrinden die ick opt raedthuys hebbe, ende wy heb-»ben onder malcanderen geene questien, Gy luyden hebt »gedaen als eerlicke luyden, dat gy hebt soecken de moeyte «voor te komen soo veel als mogelick was.quot;

Na eenigen tijd ging Hagen weg, doch Verheul ))tot be-»tooninge van affectie ende complaisancequot; bleef op het aanhouden van Bentinck. Deze riep zijn knecht binnen en vroeg hem wederom, of hij Verheul bij de haren gepakt had. Hij zond hem , toen hij de daad erkend had, weg en zeide aan Verheul: «Ick sal u daervoor contentement doen hebben.quot;

Bentinck, den knecht binnengeroepen hebbende, streelde hem de wang. Johannes zeide, dat hij op het raadhuis tot verdediging zijns meesters gevochten had. De overste prees hem en drukte den wensch uit, dat hij, Johannes, zeker iemand den degen in liet hart gestooten had. Vervolgens vroeg hij aan Verheul, of hij den knecht geslagen had. De burgemeester beaamde zulks en zeide, dat er reden was

-ocr page 404-

373

geweest voor hetgeen op het raadhuis gebeurd was en dat men , als het noodig was, weder zoo zou handelen.

De overste hernam : »lek sal die stadt van üeutecom des »gedachtig synwaarop Verheul antwoordde: »Wat gaet »dat die stadt van Deutecom aan , want jek hebbe u Ed. suyt binnenste van myn hart genoodicht.quot; Hierop wendde Bentinck zich tot zijn knecht en zeide hem : »quot;Wilt gy wel ïdaer voor revensie hebben ? Soo neem dan revensie.quot; Tot Verheul zeide hij: »Hebt gy nu het hert wel hier in de «earner te doen, dat gy opt raedthuys gedaen hebt ?quot; De knecht vloog nu weder op Verheul aan en werd door zijn meester geholpen.

Tot zoover het verhaal van een twist, waarin een gezant en deftige regenten eene even treurige rol speelden, zooals het opgemaakt is uit het wijdloopige, met getuigenissen gestaafde relaas, dat de magistraat van Doetinchem aan H. H. M. zond.

Bentinck stelde de zaak aan den bisschop geheel anders voor en schreef hem: 1) »Bin in erfahrung komen, das die «von Deutecom ein calumnieus vermeintliches defension »buchlein willen ausgehen lassen; bitte unterthanichst dahero, sim fall solches geschehen, das mihr zu handen mögegestel-slet werden , damit meiner fianden falsche pratique recht-

slich debathiren kan......Werde auch wegen die deut-

ïcomse noch mehrere gezeugen unterthanichst rnitpringen , swelche alle dabeij seint gewesen, von die schelmische zeu-»gen welche von die andere seith sullen beijgepracht wor-sden , is nicht einer von donen dabeij oder present gewesen.quot;

') Brief van 2ö Fchr: 1(gt;71 (F. UI. L, Militaria. 1055).

25

-ocr page 405-

374

Hij beweerde, dat hij, wat veel gedronken hebbende, met een der burgemeesters twist gekregen en , om zicii te verdedigen , de hand aan den degen geslagen had. Men had hom dien ontnomen en gebroken en hem een fiksch pak slaag toegediend, welke beleediging en mishandeling hij nogmaals in zijn logement had moeten ondervinden , zoodat hij ziek te Ottenstein moest blijven.

IV.

(Zie blz : 1G0).

Articles corivenus et arrestez entre M, Luvesque et Prince d« Munstr, Le Sr. Marquis de Louvois comme ayant plain pouvoir de Sa mate ti ez Chrestienne et M. Lévesque et Prince de Strasbourg comme chargé de celuy de M. L'eslecteur de Cnlongne.

Que touttes les contributions qui se tireront en argent du plat pays appartenantz aux hollandois en deca la Meuse, et deca ou de la le Rhin seront levées par les officiers qui seront commis de la part du Roy.

Que pour eet effect si les Princes confedeiez avec Sa Mate pour faire la guerre contre les hollandois prennent quelque plitce dans les pays susd. les officiers de Sa Mate pour les contributions y feront leur residence et que sad. Mate pourra y mettre un quart de la garnison pour s'employer a 1'exaction desd. contributions sans que la garnison ny les off™ dead. Princes alliez puissent s'en mesler soubz quelque pretexte que ce puisse estre.

-ocr page 406-

375

Qujl sera compté auxd. Princes alliez clu total desd. contributions et que ie quart leur en sera payc par mois pour estre partagé entre eux suivant l'accord qu'jiz ont fait pour eet eflect, et que les trois autres quartz appartiendront a Sa Maté.

Que Sad. Maté ny M. L'eslecteur de Colongne ne pourront neantmoins rien pretendre aux contributions qui se pourront tirer des lieux scituez au dela de la riviere de Aa ny de la Comté de Borklo ny de celle de Lingue lesquelles appartiendront touttes a M. L'evesque de Munstr aussy bien que celles de frise, oostfrise et groningue.

Qu'a l'esgard de la Province d'overizel led. siquot; Evesque de Munster en fera lever par ses officiers les contributions moyennant quoy jl tiendra compte a Sa Mate et a M. L'eslecteur de Colongne de neuf mil escus par mois.

Que Sa Maté ne pourra point pretendre de mettre garni-son dans les villes ou fortresses scituces au dela de la riviere de Aa ny dans les villes de Borklo et de Linguen ny dans celle de Deventr.

Que Mond. Sr Evesque et Prince de Munstr ne pourra de son costé rien pretendre aux contribu [ti] ons qui se pourront tirer de la Mairie de Bosleduc ny des autres lieux scituez du mesme costé de la Metise.

Que les contributions qui se tireront des villes ne seront point partagées, Mais appartiendront a ceux qui s'en seront emparez.

Que tous les articles cy dessus ne commenceront a estre executez que du premier Octobre prochain, et que jusques a ce temps ce que chaque arrm'e pourra tirer des pays cy dessus appartiendra a celuy a qui sera lad. armee.

-ocr page 407-

37G

Que les presentz articles seront ratifliez tant de la part de sa Maté que de celle de M. de Colongne dans quinze jours et les ratiffications fournies a M. I'evesque de Munstr dans la ville de Dorsten.

Faict a Overos le 20e May 1(572.

Christoff Bernard.

Francois Egon. Louvois.

-ocr page 408-

INHOUD.

EERSTE HOOFDSTUK.........Bladz : 1.

Copes naar Munster gezonden. — Onderhandelingen van Frankrijk met de Rijnvorsten. —

Wervingen van Christoph Bernard. — Onderhandelingen van H. H. M. en van Frankrijk met Brandenburg.

TWEEDE HOOFDSTUK.........» 26.

Geprojecteerde ambassades naar de Duitsche vorsten. — Onderhandelingen en verdrag met de Lunenburgsche hertogen. — Amerongen naar Munster gezonden. — Geschil over Werth.

DERDE HOOFDSTUK.........» 49.

Bentheimsche quaestie.

Ambassade van

VIERDE HOOFDSTUK . . . Quaestie over de Dijlertol. — Mortaigne naar Munster.

86.

-ocr page 409-

378

VIJFDE HOOFDSTUK.........Bladz: 100.

Geschil over Hüxter tusschen Munster enBruns-wijk-Wolfenbuttel. — Ambassade van Ben-tinck naar den Haag. — Brasser naar Bruns-wijk en Gunaeus naar Munster gezonden.—

Ambassade van Ripperda, Werkendam,

Amerongen en Grovestins naar Bielefeld.

ZESDE HOOFDSTUK......... » ilö.

Onderhandelingen van Lodewijk XIV met verschillende vorsten. — Geschil tusschen de stad Keulen en keurvorst Maximiliaan Hendrik. — Onderhandelingen van H. H. M. met'Spanje ,

Brandenburg en Brunswijk Lunenburg.

ZEVENDE HOOFDSTUK........ » 142.

Wervingen der Staten. — Verdrag van Brussel met Monterey.

ACHTSTE HOOFDSTUK........ » -152,

Nadere verdragen van Frankrijk met Munster en Keulen. — Coeverden naar Ghristoph Bernard gezonden. — Oorlogsverklaring van Keulen en Munster.

NEGENDE HOOFDSTUK........ » 171.

Veroveringen van den bisschop van Munster en den keurvorst van Keulen. — Verbond tusschen den Keizer en Brandenburg. —

Verdrag van den Haag van den Keizer met H. H. M. — Onderhandelingen van Werkendam en Beaumont in Denemarken.

-ocr page 410-

379

TIENDE HOOFDSTUK......... Bladz: 196.

gt;

Krijgsverrichtingen in 1672. — Vrede van Vos-sem. — Verbonden van H. H. M. met den Keizer, Spanje en Lotharingen. — Krijgsverrichtingen in 4673 en 1674. — Tractaten van H. H. M. met Lunenburg, Brandenbnrg en Denemarken.

ELFDE HOOFDSTUK......... „ 225.

Onderhandelingen te Keulen. — Vrede van H. H. M. met de beide geestelijke vorsten.

TWAALFDE HOOFDSTUK....... » 252.

Geschillen van allerlei aard tusschen H. H. M.

en Christoph Bernard. — Dreigende houding van Zweden. — Eppen naar Munster gezonden. — Verbond van Christoph Bernard met den Keizer van 7 Juni 1675. — Zur Müh-len naar den Haag gezonden. — Verbond tusschen H. H. M. , Spanje en Munster van 12 Oct: 1675.

DERTIENDE HOOFDSTUK....... » 272.

Oorlog der bondgenooten tegen Zweden. —

Verdrag van Rotenburg van 4/14 Oct: 1675. — H. H. M. vaardigen van der Tocht naar Bremen af. — Ham naar den Haag gezonden. — Onderhandelingen van Christoph Bernard met Frankrijk. —Cunes naar Munster en zur Mühlen naar den Haag gezonden.— Verrichtingen van van der Tocht te Bremen.

-ocr page 411-

VEERTIENDE HOOFDSTUK.......Bladz : 294.

Van der Tocht naar Berlijn gezonden. — Ame-rongen als afgevaardigde te Bremen. — Geschil tusschen Munster en Oost-Friesland over de winterkwartieren. — Verdrag van Kopenhagen tusschen Brandenburg en Denemarken (2 Jan: 1677). — Conferentie te Bremen.

VIJFTIENDE HOOFDSTUK....... » 309.

Tractaten tusschen Munster en Spanje. —

Christoph Bernard zendt wegens de subsidies Abraham Isaack naar Holland. — Twisten over de winterkwartieren. — Tractaten van Sassenberg (3 April) en van Kopenhagen (14 Aug : 1G78). — Vredesonderhandelingen te Nijmegen.

NAREDE............. tgt; 340,

BIJLAGE............. » 349.

ERRATUM.

BI. 30G regel 8 van onderen staat: belofte van vrede

lees: belofte van geen vrede. C. S. P. L.

-ocr page 412-
-ocr page 413-
-ocr page 414-

i__^_