-ocr page 1-

DE NOVATIONE.

-ocr page 2-

»r ^ ■ ■ Li

r • -

g ^^ ■ _ ■ ^^ ■.

it*- it-

-ocr page 3-

SPECIMEN JUllIDICUM INAUGURALE

nov atione,

quou,

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

ex auctoritate eect0r18 maonifici

LUDOVICI GERARDI VISSCHER,

rilll. tlieon. mao. litt. iiüm. doct. 33t mof. oud.
nec non

amplïssimi 8enatu.9 academici consensu
et

nouilissimae facultatis juridicae decreto,

PRO GRADU DOCTORATUS,

fummisljub in jure romano et iiodierno iionoriiius
ac privilegiis,

IN ACADESIIA 11 II E N 0-T II A J EC T I N A,

rite et legitime consequendis,
. l'UBLICO KT SOLEMNI EXAMINI SUBMITTIT

MAURITIUS CAROLUS PHILIPSON,

zwollanus,

I)IK XXIII M. (X;T0UUIS MDCCCLVl, IIOUA I.

AMSTELODAMI,
F R E D E II I K M U LI. E 11.

-mdccci.vi.

-ocr page 4- -ocr page 5-

OVKU

SC 111J J. J ) V H N lElJ W\ N( ;.

-ocr page 6-

ra'

«--J s

-ocr page 7-

SCHULDVERNIEUWING.

A€\lgt;Ei!IIS€II l»UOEFS€IIRirr

VKKKIJIJGING VAN DEN (flJAAl)

goftoii in ki fomirinfiiili Scdendaaigfich

nOOGKSCirOOL TE IJT1{ECIIT,

MAUKITZ CAKEL PIIILIPSON.

AMSTE11J)AM,

FKEDERIK MULLEK.
18.30.

-ocr page 8-

GKHRfKT nu O. A. sriN zoox.

^MOÊÊiÊÈÊÊÊÊkmtÊÊÊ

-ocr page 9-

V O O J? JZ J) Tv

Al/r reyhyeleerdc oo,jen zijn in ,lezen tijd opnbsp;Dnitsch-

htnd f/nvesiiffd, wam- het yrooto. proces wordtnbsp;yevoerd.

waarvan het toeknmstiye lot van het Ronieinschenbsp;Reyt zul
afhanUelijk zijn.

Ih'mr xvordt van den eenen kant heweerd, dat de heden-
duaysdie reytsyeleerdheid reeds lany yenoey in de Rouiein-
sche school heeft dooryehrayt, dat zij thans rijp is om
zelfstandiy hare taak, de reyeliny levens, te aanvaarden.
ylt;tn den anderen kant wordt volyehonden. dut de heden-
daaysche reytsyeleerdheid zich moet tc rrede stellen met
het twoefenen en het doordrinyen van het yrootsche ye-
wrocht, dat de Romeinschc juristen hehtwu nayolaten.

-ocr page 10-

VInbsp;VOOIUIKUK.

Duarlusschen Uijyen verzoenende meeningen, die hierin
overeenkomen
, dat zij den hedendaagschen jurist, 7net eer-
biediging zijner vrijheid in de opvatting en regeling der
levenstoestanden, de navolging van de Romeinsche regtsge-
leerdcn aanbevelen en hem tot de overname van Romeinsche
begrippen aanmanen, tcaar de feitelijke betrekkingen en de
geest van het nieuwere regt het veroorloven.

Stelt men zich op het standpunt dier verzoenende mee-
ningen, teil men van het Romeinsche Regt behouden dat
loat bnnkbaar is, dan moet men voorzeker de Romeinsche
regtsregels,
in de beteekenis. die zij in het R. R. hebben,
nitstooten, waar zij niet met hef nieuwere regt zijn over-
een te brengen.

De begeerte om de Romeimche regtsregels uit te stooten,
welke in het nieuwere regtssysteem geen behoorlijke plaats
kunnen vinden, is dan ook de meest voorkomende uiting
van dit streven naar onafhankelijkheid der hedendaagsche
regtsgeleerdheid. Op dezelfde begeerte is dit proefschrift
gegrond; ik heb daarin trachten aan te toonen, dat de
novatie een insliluttt is. dat alleen op Oud-Romeinschen

-ocr page 11-

voürlleuk.nbsp;vii

lodern heeft kunnen bloeijen, maar op onzen bodem over-
(jebrayt, noodwendiy heeft moeten sterven.

Na dit te hebben opyemerkt omtrent den yeest van dit
proefschrift, blijft mij noy eene aanyename taak over, die
namelijk van openlijk mijn dank te betuiyen aan hen, aan
wie mijne juridieke opleidiny is toevertrouwd yeweest.

Niemand may ik dan eerder noemen dan U, van' ueii
hoeven!
die met liefde en voorbeeldelooze zory mijn denk-
vermoyen hebt trachten te ontwikkelen en mij het reyt hebt
leeren beminnen. Uwe yedaehten deeldet yij mij mede en
de mijne, noy onrijpe, hoordet yij aan en brayt ze mij
zei ren tot klaarheid; ja, iveiniy yedaehten zijn er bij mij
opyekomen, die ik niet aan uw oordeel heb yetoetst. Heb
dank voor die liefderijke zory. Moye de band, die mij aan
U verbindt, nimmer verbroken worden!

Ook U, i)i: üoscii kemi'er! zij mijn dank yebrayt voor
uwe lessen, maar vooral voor de welwillendheid, waarmede
yij mij ten allen tijde ten dienste hebt yestaan. Blijf mij
de yeneyenheid toedrayen . die yij mij tot noy toe yeschon^
ken hebt

-ocr page 12-

viiinbsp;vooukkde.

liet zij mij ten slotte nog very und, U, llooygeachte
Promotor, llooygeleerde
de geei:! mijnen dank te hetuiyen
voor de bereidwiUiyheid, waarmede yij mij, bij het schrij-
ven mijner Dissertatie, van dienst zijt yeweest. Zij zal
mij uteeds eene aanyename herinneriny blijven.

L

-ocr page 13-

INLEIDING.

J]ij de I)c!Schouwiiig van dc Icor der novati»; heeft iiicii
dc volgende bcginsolen iu het oog te houden:

1quot;. Schuld en obligatie ziju te onderscheiden. Schuld is
dc materiele Letrckkiiig tusschen crediteur en dehiteur;
obligatie de vorm , waarin zich die Letrekking kleedt.

Iu dcu regel liccft iedere schuld slechts ccii vorm,
eenc ohligatic; toch zijn meerdere ohligaticu over de-
zelfde schuld denkbaar.

2quot;. Schuld wordt iu het oude regt bepaald door d(!
materiële causa d.i. het feit, waaraan zij haar ontstaan
te danken beeilt — en het voorwerp, waarover de schuld
loopt.

De materiële causa is als feit voor geene veranderin
vatbaar ; bij verandering van liet voorwerp echter ]gt;. v.:
als ik overeenkom «u 10 in plnats van Stichus schiildi
te zijn, wordt door deze verandering dc schuld eene
andere.

-ocr page 14-

Niet zoo in het nieuwe regt, waar de wil oppennaglig
heerscht; hebben partijen den wil om, niettegenstaande
de verandering van het voorwerp der scliidd, de schuld
dezelfde tc laten, dan moet die wil gevolg hebben. De
verandering van voorwerp heeft niet noodwendig ten
gevolge, dat de schuld eene andere Avordt.

30. In het oude regt kan men eene schuld alleen wij-
zigen door haar in een nieuwen vorm tc kleeden; wil
men aan eene schuld een termijn toevoegen, dan moet
men de oude obligatie opheffen cn er eene nieuwe voor
iu de plaats stellen, met uitzondering van den termijn
geheel aan de oude gelijk.

In het nieuwe regt is, Avegens de oppermagtige heer-
schappij van den wil, elke schuldwijziging met instand-
houding van den ouden vorm mogelijk.

Wilde men dan in het oude regt eene schuld wijzi-
gen,
dan zoude men de oude obligatie hebben moeten
acceptileren en er eene nieuwe voor in de plaats stollen,
ZOO niet
op eenvoudiger wijs hetzelfde doel te bereiken
Avare geAveest.

In het oude regt gold namelijk als regel, dat tAvee
obligaticn
over dezelfde schuld niet te gelijk konden be-
staan; ging
men derhalve eene obligatie aan, die met
eene
bestaande het onderAverp gemeen had, in een of
ander punt
van haar verschilde, dan Avas de oude gedelgd.

-ocr page 15-

Bij scluildwijziging kou men dus dc acceptilatie ua-
latcn, luen had alleen uoodig dc gewijzigde te vestigen.

Dit ddgcn eencr obligatie door liet vestigen ecucr an-
dere, bet instituut der schuldwijziging, is dc
notatie.

De geschiedenis der novatie is die van den toenemen-
dcu invloed van den wil, in tegenovergestelde rigting
och ter, want met het toenemen van de kracht van den
wil gaat een afnemen van hare kracht gepaard. Zoodra
de wil oppennagtig is geworden, heeft de novatie opge-
houden een zelfstandig instituut te zijn.

Eerst is zij geheel buiten den invloed van den wil,
zoolang zij het product is van de onbestaanbaarheid van
twee obligatiön. De oude obligatie wordt door dc na-
tuurlijke kracht der nieuwe gedelgd.

Vervolgens wordt de wil, om de oude obligatie te del-
gen , gevorderd, als de onbestaanbaarheid van twee obli-
gatiën over dezelfde schuld heeft opgehouden. De kracht
van den historischen regel is echter jiog zoo groot, dat
het moment van den wil nog geene wezenlijke veran-
dering iu de novatie te weeg brengt. Dc wil om dc
oude ol)ligatie tc delgen, wordt uit het aangaan der
nieuwe obligatie gepracsumccrd.

Later wordt de wil een zelfstandig vereischte, ja hel
hoofdvereischte der novatic. Reeds van tevoren is men
van do oorspronkelijke vercischtcn der novatic afgewe-
ken ; men heeft haar buiten hare grenzen uitgebreid;
niet alleen tot schuldwijziging dient zij meer, maar

-ocr page 16-

ook tot betaling, gedeeltelijke kwijtschelding zonder
a-quivalent.

Zoo ])lijft het iu het nieuwe regt.

Intusschen is dc Avil opperinagtig geworden; obliga-
tiën worden door den enkelen Avil gedelgd; de novatie
heeft niets meer Avat haar iu wezen van lu't delgen
door den
Avil alleen onderscheidt; zij heeft opgehouden
een zelfstandig instituut uit te maken.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

HET OUDE EN KLASSIEKE REGT.

5 1-

Üc regel: duae nbliyationes de eadem re constitui non
jiossunt.

Iu liet oude 11. II. heeft als regel gegolden, d;il men
geen twee of meer ohligaticn over lietzelfde oiidervvlt;Mp,
over dezelfde schuld, koude vestigen.

Onderiecrp moet niet verward worden met voorwerp -,
ik kan zeer goed aan twee personen den slaaf Slichus
proinitteren, maar het
onderwerp, d.i. het voorwerp als
verschuldigd uit eene bepaalde causa, daarover kan ik
geen twee of meer obligation aangaan, zoodat die allen
blijven ])estaan.

Twee ohligaticn over hetzelfde onderwerp zijn daarin
van twee over lietzelfde voorwerp onderscheiden, dat bij
de eerste, zoo zij tiisschen verschillende personen I)e-
staaii, een nadeni aanduiding van hare juridiekc ge-
lijkheid noodig is, I).
v. Stichuni, quem Gajus mild debet,
dare spondes? — zoo zij tussch(!ii dezelfde personen J)e-
staan, partijen de bedoeling moeten liebben, dat sleclUs
uit écMie van beide obligatiën kunne worden geageerd.
quot;Quinn altera earmn in jitdiciuni «lediicereliir, altera

-ocr page 18-

consuincretur ' ,quot; — terwijl bij obligaliëii over hel/.elfde
voorwerp noch die aanduiding, noch die l)edoeling kan
worden aangetroffen.

De regel, dat men geen twee of meer obligaticn zou
kunnen
vestigen, moet niet zoo verre uitgebreid worden,
alsof geen twee of meer obligatiën over hetzelfde on-
derwerp zouden kiunien
bestaan.

IJij het eerste gezigt schijnt dit onderscheid vreemd;
immers elke bestaande obligatie moet toch eens geves-
tigd zijn geworden; maar toch is het aanwezig.

Om het te doen gevoelen, moeten wij een blik slaan
op eene afwijking van onzen regel, die door de l)ehoeften
van het verkeer is noodzakelijk geworden.

In het oude Rome deed zich, gelijk overal elders, de
behoefte gevoelen om vermogens van meer dan een per-
soon voor eene schuld aansprakelijk tc stellen.

Dit kon nu Avegens onzen regel, die verbood meerd(uc
obligatiën over hetzelfde onderwerp aan te gaan, slechts
onvolledig geschieden.

Daardoor ontstond eene wijziging van den regel en
het ontwikkelde zich als regt, dat meerdere personen
zich voor eene schuld konden verbinden, wanneer al di(ï
obligatiën over hetzelfde onderAverp in
ééne juridieke
handeling
Averden afgesloten.

Gelijke afwijking Averd toegelaten, Avaar hel noodig
was, dat meerdere personen tot voldoening eener obli-
gatie konden ageren.

Deze complexus van obligatiën door de wijziging van
onzen regel
mogelijk gemaakt, is de zoogenaamde cor-
reaal-obligatle.

quot;NVanneer nu een correus debendi stierf, én hij liet zijn
mede-debiteur als erfgenaam achter, dan had het doel,

gt; Fr. 5. (Ic tidej. cl mand.

-ocr page 19-

waarom men do corrcaal-ohligatie iu strijd met onzen
r(!gel toeliet, opgehouden; niet twee vermogens waren
nu nog voor de schuld aansprakelijk, maar slechts cén,
dat van den overlevenden debiteur en erfgenaam.

De uitzondering week en de regel herleefde. Eene van
beide obligatiën moest te niet gaan, maar welke? Was
de overledene correus een accessoir verbondene, een borg
geweest, dan kou het niet quaestieus zijn; maar was hij
hoofdelijk verbonden geweest, dan kon men niet uitma-
ken, welke van beide obligatiën de sterkste was, en
daarom bicven zij beide bestaan

Dit geval wordt behandeld in fr. 5. de fidej. en fr. 13.
do duol). reis.
Fr. 5. dc fidej.:

quot;Generaliter Julianus ait, eum, qui heres extitit ei,
pro ([uo intervenerat, liberari ex causa accessiouis, et
solummodo quasi heredem rei teneri.

Denique scripsit, si fidejussor heres extiterit ei, pro
quo fidejussit, quasi reum esse obligatum, ex causa fide-
jussionis liberari; reum vero reo succedentem ex duabus
causis esse obligatum. Nec enim potest reperiri, quae
obligatio' quam périmât, at in fidejussore et rco reperi-
tur, ({uia rei obligatio plenior est.

Nam ubi aliqua differentia est obligationum, jwtest
constitui, alteram per alteram pcrimi ; (puim vero duae
ejusdem sunt potcstatis, non potest reperiri, cur altera
])otius, lt;£uam altera consumeretur.quot;

Fr. 13. dc duob. reis.:

quot;Si reus promittendi alteri rco heres extiterit, duas
obligationes eum sustinere dicendum est; nam ubi ({ui-
dem altera (?) diflerentia obligationum esse possit, ut in

« liet praktiseh belang, dat voor den debiteur in »hot te niet gaan
van oen van beide kan gelegen zijn, vgl. fr. 9;?. de sohlt.

-ocr page 20-

fidcjussoic et reo principali, coiistitil, alteram per alteram
periini; quum vero ejusdem duae potestatis siul, iioii
potest reperlri, alteram potius, quam alteram cousuinmari.quot;

Hier zien wij dus twee obligation over hetzelfde on-
derwerp naast elkander
bestaan, die onmogelijk op die
wijze hadden kunnen gevestigd worden. —

D(; regel zelf, tegen Avelks vorkeerde opvatting en te
groote uitbreiding wij tot nog toe gewaarschuAvd heb-
ben, wordt ons niet met zooveel woorden in de rogts-
])ronnon aangewezen; — en geen wonder, ivant ton
tijde, dat de klassieke Juristen schrevon, gold hij niet
meer; — maar van zijn bestaan, dat zoo waarschijnlijk
is wegens zijne overeenkomst met den geest van hot oude,
strenge, formele jus civile, vinden wij nog overblijfsels
in fr. 5. de fidejuss. on fr. 18. do V. O.

1) fr. 5. de fidej. in fine:

quot;liefert autem (Juliainis) haec ad sj)ociein in qua vult
ostendere, non esse novum, ut duae obligationes in unius
persona concurrant; est autem species talis: si reus pro-
mittondi reo promittondi heros oxtitorit, duas obligatio-
nes sustinct; item si reus stipulandi oxtitorit heros rei
stipulandi, duas species obligationis sustinobit.quot;

Julianus (zogt üJpianus) wil bewijzen, dat in don
ouden tijd roods
tAvee obligatiön over hetzelfde; ondor-
Avorp tegelijk hebben kunnen bestaan. Om dit te bewij-
zen, haalt hij eeno juridieke zoldzaandioid aan, het zoo
oven besproken geval, Avaarin do oono corrous de orfgo-
naam van don .indoren
Avordt.

Daaruit mag men afleiden, dat in den reyel ^vi^n Iavoo
obligatiön ovor dezelfde schuld te golijk bobben kunnou
bestaan.

Zoo als onze rogol is goönunciöord, dio niet sprookl
van Iiot
bestaan, maar van hot vestigen van Iavoo obligatiön,
wordt daarop in «lil goval goono iiilzondoring gemaakt.

-ocr page 21-

J)

2) Fr. .18. in verband met fr. 58. de V. O.
Fr. 18. de V. 0.:

quot;Qui bis idem promittit, ipso iure amplius quam se-
niel non tenetur.quot;nbsp;,
Fr. 58.:

quot;Sed (fui actum stipulatur, deinde iter, posteriore
stipulatione nihil agit, sicuti qui decem, deinde quin-
que stipulatur, nihil agit.quot;

De tweede stipulatie is nietig {nihil agit), en die nie-
tigheid kan wel niet anders verklaard worden, dan uil
onzen regel.

Bij Ileimbach « en Liebe 2 vind ik het bestaan van
dien regel in het oude regt niet uitdrukkelijk, maar
implicite bestreden. Zij beweren namelijk, dat over het
geheele oude en klassieke regt heen meerdere ol)]iga-
liën over hetzelfde onderwerp hebben kunnen gevestigd
worden.

Bij Ileimliach worden de plaatsen vermeld, die na.ir
zijne meeniiig zijn stelling voor het oude regt bewijzen.

Deze zijn:

1) Valerius Maximus 8, 2, 2:

quot;C. Visellius Varro trecenta millia nummum ab üla-
cilia Laleranensi, cum qua connnercium libidinis ha-
buerat, expensa ferri sibi passus est: co consilio, ut si
dece ssissel, .
tI) herediJ)us eam summam peteret, quam
legati glt;'nus esse voluit, libidinosam liberalitatem dcbili
nomine colorando.quot;

Varro, die op sterven ligt, wil zijne maitresse een
leg.iat achterlaten. Dit
durflt hij niet opcjilijk te
doen, maar hij verbergt het legaat onder eene litleraruni
obligatio; hij laat haar de som van .'100,000 IIS. op zijn

' Die Lehre von dem Crcditum, p. 37C en v.

- Die Stipulation und das oinfachc Vcrsprcclicn, p. 101 v.

-ocr page 22-

naam cxpeusilercn, alsof zij hem die ter leen had ge-
geven.

Varro hlijft echter leven, en nu ageert zij tegen hem
tot betaling der gecxpensileerde som.

quot;ex amica ohsequenti suhito destrictam foeucratriceni
agerc coepit nununos petendo, quos ut fronte invere •
cunda, ita
inani stipulatione captavcrat.quot;

Daaruit dat de verpligtingsgrond, die expensilatie Avas,
nu ook
stipulatie quot;vvordt genoemd, leidt lleimbach af,
dat Varro hier ex duahus causis, ex duabus obligatio-
nibus, eene lilt. ohlig. en eene stipulatie is geobligeerd.

Maar het is duidelijk, dat de Schrijver hier stipulatie
niet bezigt in deu technieken zin, maar in de algemeene
beteekenis van
obligatie; de meest voorkomende species
gebruikt in plaats van het genus.

2) Cic. pro lloscio Comoedo, cap. 4 ^ 13:

quot;.lam duae partes causac sunt confectae; adtmmerasse
sese
negat, expensmn tulissc non dicit, eum tabulas nou
recital. Ueliquum est, ut stipulatum se esse dicat; prae-
terea enim (jueniadmodum certam pecuniam petere pos-
sit, non reperio.quot;

Uit de tegenstelling van non dicit en negat leidt H.
af, dat de eischer zich op eene lilt. oblig. zou beroepen
lu^bbcn.

Nu heeft hij zich op eene slipulalie beroepen; der-
halve grondt hij zijn eisch op twee obligation, en daar-
uit zoude volgen, dat de twee obligatiën over hetzelfde
oud(?rwerp gevestigd, kunnen concurreren.

Daargelaten de vraag, of de eischer zich op c(;ne lilt.
oblig. zou hebben beroepen eene vraag, die ik met
de meeste uitleggers ontkennend meen te moeien heanl-

' Over «Iczc vraag vergelijke iiicn ruehta, Civil. Schriften, N®. 17,
CU de litteratuur, bij lleimb. aangehaald.

-ocr page 23-

wooidcn; bowijst die plaals, ook wanneer men de
verklaring van II. aanneemt, volstrekt niets. Hoe dik-
werf toch beroept zich een pleiter niet op met elkander
onl)estaanbarc middelen. —nbsp;'

Later is deze regel langzamerhand in onbruik geraakt.
Vgl. het betoog van lleimbach en Liebe t. a. jil.

Dit neemt niet weg, dat ook toen nog vele gevolgen
van den formelen regtsregel hieven bestaan. Dit had
voornamelijk daar plaats, waar zich met den historischen
een rationele grond verecnigde.

§ 2.

liet begrij) der novatie. '

Wanneer dan twee obligatiën over hetzelfde onder-
werp tegen den boven vermelden regel gevestigd zijn,
dan moet de eenc voor de andere plaats maken.

Maar welke het zal zijn, dat hangt daarvan af, of zij
geheel gelijkluidend zijn, dan of zij in eenig opzigt
verschillen.

Verschillen zij in het geheel niet van elkander, dan
is dc tweede nietig.

Fr. 18. deV. O., quot;cit, cpii bis idem promittit, ipso iure
jimplius quam seniel non teneturquot; in verband met fr.
58. de V. O.

Wijken zij in eenig opzigt van elkander af, dan wordt
dc oude vernietigd, liet aangaan van zoodanige obli-
gatie, die eene andere vernietigt, wordt
novatie genoemd.
Gaj. 3 5 I7G:

quot;Praeterea novatiouc tollitur obligatio, veluti, si quod
hl mihi deheas
a ïitio dari stipulatus sim. ...quot;

ld. 3 § 177:

quot;Sed si eadeni persona sit, a quo postea stipuler, ita
dcmiun novatio fil, si quid in ])oslerior(! obligatione novi

-ocr page 24-

sit, lorUi si conditio, vel sponsor aut dies adjiciatur aul
lt;Ietrahatur.quot;

Dc laatst aangegane obligatie moet met de vorige hel
onderAverp gemeen liebben, in een van dc overige be-
standdeelei) van liaar verscliillen, zal deze vernietigd zijn.

Die vernietiging der oude ol)ligatie is een gevolg van
het vestigen der nieuwe, waarmede zij onbestaanbaar is ;
zij is onafhankelijk van den wil der pai tijen om door
het vestigen der nieinve de oude op te heffen.

Toen nu later de regel had opgehouden te bestaan en
alzoo de grondslag der novatie was weggevallen, bleef
zij toch in Avezen; Avant zij Avas een in het verkeer on-
misbaar instituut gcAVorden.

Het te niet gaan van haren grondslag had alleen ten
gevolge, dat men naar een nieuAven zocht, en dien vond
men in den Avil om de oude obligatie te delgen, den
animus HQvamli, die zich in het aangaan van eene nieuAve,
in het onderAverp aan de oude gelijk, in de overige be-
standdeelen van haar verschillend,
openbaarde. De Avil
werd geen bijzonder vereischte, Avant zij werd uit d(!
nieuAve obligatie gopraesumeerd; alleen decontrarius ani-
nms, de Avil om niet te novcren Avas somtijds uitgesloten.
^ 3. I. (£. in. o. t:

quot;Sed cum hoc quidem inter veteres constabat, tune
üerinovationem, quum novandi animo in secundam obli-
gationem itum fuerat, per hoe autem dubium crat,
([uando novandi animo videretur hoe fieri, et quasdam de
lioc praesumtiones alii in aliis casibus introducebant. etc.quot;

C. 8. C. de novat:

quot;Et generaliter defininnis, voluntate solum esse, non
lege novandum, et si non verbis exprimatur, ut sine no-
vatione, lt;piod solito voeabiilo
ayoftuTtvrwv dicunt, causa
])rocelt;lat.quot;

Aninuis novandi Avordl Aereischt passim in tit. de nov.,

-ocr page 25-

«

waar ccii specialiter actuni ut iiovetur iu «ie Pand. ver-
eisclit wordt, is het woord
specialiter geïnterpoleerd

Novatie laat zich dan over het geheele oude en klas-
sieke regt heen definiëren als :
het, vernietiyen eener
obUyatie door het aanyaan eener nieuwe, die met de oude
het onderwerp yemeen heeft, in een van de overiye bestand-
deelen van haar verschilt,
hetzij men de vernietigende
kracht der nieuwe obligatie uit hare onbestaanbaarheid
met de oude, of uit een gepraesumeerden animus novandi
wil verklaren.

Met deze definitie konit overeen die in het fr. 1. pr.
de novat. gegeven wordt.

quot;Novatio est.....hoe est, cjuuin ex praecedenti causa

ita nova constituatur, ut prior perimaturP

liet te niet gaan der oude obligatie is een gevolg van
het constitueren der nieuwe ; — de qualitelten der nieuwe
zijn niet gepraeciseerd, maar onbestemd uitgedrukt in
het woord
ita.

Kr wordt alleen gezegd, dat dc nieuwe obligatie be-
paalde qualitelten moet hebben; welke die zijn, AVordt
voor een gedeelte aangCAvezen in het eerste lid der de-
finitie: quot;Novatio est
prioris dehiti in aliam obligatiouem
transfusio atque translatio;quot; voor een gedeelte ontbri'ekl
de vermelding daarvan in de definitie.

Dit van de novatie als forinele handeling.
F.et men op de bestemming der novatie in het verkeer,
dan dient zij tot
schiddwijziyiny. Immers het onderwerj),
dc schuld blijft na de novatie in een anderen vorm olquot;
in eene andere omkleeding, dus gewijzigd, voortleven.

In het algemeen zou men zich schuldwijziging, zoo
als
elke andere Avijziging oj) tAvee manieren kunnen den-

■ Savigny, Oblig. rccht, I, S. lOfi. Even zoo rccds Cujacius Not.
ail Inst. quib. mod. oblig. toll.

-ocr page 26-

k(!ii: door hot laten bestaan der oude obligatie en het
bijvoegen der veranderingen bij pactum adjectuju, of door
het vernietigen der oude obligatie en het in dc plaats
stellen der nieuwe gewijzigde.

De wijziging doof pactum adjectuin kon in het oud(!
regt niet geschieden; bleef dus over die door novatie.

Dit karakter van schiildnijziging sluit geheel dat
van
betaliny uit, dat door Liebe aan de novatie Avordt
toegeschreven. In het begrip van
schuldwijziginy ligt het
voortduren, in dat van
solutio het te niet gaan der
materiële schuld opgesloten.

Dit is het criterium, Avaaraan Avij altijd kunnen toet-
sen of
eene schuld genoA'cerd, dan of zij door solutio is
gedelgd.
Nemen Avij een geval, Avaarin beide schijnen
ineen te smelten.

Sejus debiteur van Titius voor 100 asses Avordt aan
Gajus crediteur van Titius voor dezelfde som door dezen
gedelegeerd.

Gajus stipuleert nu van Sejus: '^quod tu Titio dehes,
mihi dare sjiondes?quot;

Gajus krijgt nu in de plaats van eene obligatie oj)
Titius van 100 asses, eene op Sejus yan gelijk bedrag.

Is lui dc schuldvordering van Gajus genoveerd of
door solutie gedelgd?

Door solutio, Avant de materiële schuld is gedelgd; in
de plaats A'an zijne schuldvordering op Titius krijgt Gajus
eene andere van Titius op Sejus. Hier heeft betaling
met schuldvorderingen plaats gehad.

Zoo zeggen dan ook de Uomeinen:

quot;Solvit, qui reum delegat.quot; '

Anders zou het zijn, Avanneer Gajus gestipuleerd had
van Sejus:

• Kr. 8 § 3. ad Sc. Vcllcj.

-ocr page 27-

quod Tithis mihi debet, tu dare spondes?

Hier is lt;lc schuld van Gajus op Titius geiiovecrd ; de
schuld hlijft materieel bestaan alleen gewijzigd in den
persoon des debiteurs en in een anderen vorm over-
geplaatst.

Arg. fr. 34. § 2 de iiovat.:

quot;........quod Titium et Sejuni mihi dare oportet,

id (lari spondes?....... utrique tamen novationis iure

stipulantur.quot;

Hier is evenzoo eene stipulatie, waarbij Avij van iemand
stipuleren,
wat een derde ons schuldig is. Onze oude
schuldvordering is door novatie gedelgd.

De plaatsen, die volgens Liebe zouden bewijzen, dat
aan de novatie het karakter van solutie werd toegekend
geven alleen te kennen, dat er cenige overeenkomst be-
staat tusschen solutie en novatie; die overeenkomst is
daarin gelegen, dat in beide, inde solutie meer, in de
novatie minder, eene satisfactie des crediteurs ligt opge-
sloten. —

Met het oog op de schuld, die door de novatie in een'
anderen vorm, in eene andere obligatie wordt overge-
bragt, is de novatic het overgieten eencr schuld in eene
anderen obligatoiren vorm. Uit dit oogpunt beschouwde
de novatie de Jurist, toen hij schreef: quot;Novatio est prio-
ris (hibiti in aliain obligalionem transfusio atque; trans-
latio.quot; Uit deze beschouwing van de novatic als het
overgieten eener schuld in ecnen nieuwen vorm, is de
naam novatio te verklaren.

Fr. 1. de nov.:

' Vgl. Licbc op. c., p. 156 cn 280, not. 3. Zij zijn: fr. 31 ct 1
do novat.; fr. 10 ct -1 do donat.; fr. 83 ct 1 de V. O.; fr. 137 ct 1
de V. O.; fr. 21 ct 3 dc ann. leg. — Fr. 8 J 3 ad Set. Vellej.
wordt hier ten onrcgtc aangehaald, z. b.

-ocr page 28-

quot;....... iiovatio i'iiiin a not^o nomen acc(!pit el a

nni'a ohUgatione.quot; —■

Van alle overige modi tollendae obligationis verschill
de novatie daarin, waarin zij met de solutie verschilt;
het is haar karakter van
schiildwijziging, dat aan geen
andere modus tollendi eigen is; waardoor zij dus gemak-
ki'lijk van alle andere is te onderscheiden. —

Vergelijken wij de novatie met de legati translatio,
het constitutum en de litis contestatio:
1. Legati translatio.

Wanneer oen erflater zijn vroeger opgemaakt testament
herziet en in een van te voren toegekend legaat, met
instandhouding daarvan, wijzigingen maakt, hetzij door
hel op een ander persoon over te brengen; hetzij door
met dc uitkeering een ander zijner erfgenamen te belas-
ten ; hetzij door er eene conditie aan toe te voegen, of
op eenige andere wijze, dan gaat het oude legaat te niet
en het nieuwe treedt in zijne plaats op. '

Zoo als novatie is schuldwijziging door overbrenging
der schuld in een nieuwen vorm, zoo is legati translatio
wijziging van testamentaire beschikking door hel over-
gieten dier l)escliikking iu een nieuwen vorm.

Novatie en legati translatio loopen parallel, de eerste
in de leer dor schuldvorderingen, do laatste in do loer
dor testamentaire beschikkingen.

liet verschil van gebied, waarin zij zich l)eAvegon,
maakt een verschil tusschen beide noodzakelijk: dit na-
melijk, dat de legati translatio, ook waar ze niet tol
stand komt, als
legati ademtio kan dienen, terwijl do
onvolmaakte novatie ninnnor een
modus tollendi ohliga-
tionem
kan zijn.

Fr. 20. de adim. vol transfer, log.:

gt; Kr. .quot;gt; cn 0. dc adim. vel transfer, leg.

-ocr page 29-

quot;Licet transferain legatiiin iu ciuii, ciuii quo nohis
testainciiti factio iion est, sive iu servum proprium, cui
sine lihertate legavero, licet iis non debeatur, nec illi
tarnen dehehitur, cui fucrit ademtum.quot;
Gaj. § 170:

■ quot;...... »on idem juris est, si a servo stipulatus

fuero, nam tune proinde adhuc obligatus tenetur, ac si
postea a nullo stipulatus fuissem.quot;

AI is de nieuwe beschikking, die de oiule zal wijzigen,
nietig, dan is toch de oude niet meer van kracht; daar-
entegen blijft de oude
obligatie bestaan, Avanneer de
nieuwe nietig is.

Zoo als gezegd, is dit verschil tusschen novatie en
legati translatio toe te schrijven aan het verschil
van ge-
bied , waarin zij zich bewegen; in de leer der legaten
is (Ie wil — Avanneer die bij testament Avordt te kennen
gegeven — voldoende om e(!n legaat te vernietigen; Avaar
dus uit eene Avijziging, al is zij niet tot stand gebragt,
van zoodanigen
Avil blijkt, heeft het legaat opgehou-
den te bestaan; — anders is het op het gebied der obli-
gatiën , Avaar de
Avil op zich zclven niet de kracht heeft
eene obligatie te delgen.

2. Constitutum.

Die geld, dat hij of een ander schuldig Is, op zekeren
termijn belooft te betalen, zonder zich daartoe civiliter
te verbinden, is gehouden aan zijne verpligting te vol-
lt;Ioen, niettegenstaande ex pacio geene aclie geboren
Avordt

Die overeenkomst heet constitutum. Zij vcreischt eene
zekere afdoening op een bepaalden tijd die niet op
lt;len (lag opkomt, verliest dc actio (;onstitutoria die op

' Fr. 1. f 1.; fr. n. } 3. dc pcc. ponst.

2nbsp;Fr. 10. { 4. oüd.

3nbsp;Fr. 18. cüd.

-ocr page 30-

den dag niet betaalt, wordt nog daarenboven veroordeeld

tot eene boete van de helft der verschuldigde som

De oude obligatie gaat geenszins door het constitutum te
niet 2; wel door dc betaling ten gevolge van het consti-
tutum De gecoustituUerde kan en dc actio constitu-
toria en de actie uit dc oude obligatie instellen, ofschoon
vroeger daarover gestreden is

liet constitutum is derhalve cenc overeenkomst, die in
liet geheel geen invloed uitoefent op de oude obligatie,
haar noch wijzigt, noch vernietigt.

liet is ccne regeling van betaling, die in geen opzigt
de bestaande obligatie raakt; het kan vergeleken worden
met oTis handelspapier; even als dit loopt het op ccm
b(gt;paalden tijd en wordt met streng regt vervolgd; evenmin
als dit heeft het eeue overeenkomst met dc novatie 5.

1 Fr. IG. § 4 cit. Gaj. 4. § 171.

Î Ten onregto beweert von Savigny, OWig. recht. I. p. 1C7. dat
over dc vraag, of door het constitutum do oude obligatie to niet ging,
tnsschen de onde Juristen strijd is geweest. Zijn beweren is gegrond
op fr. 18. § 3. de pee. const.: quot;Vetns fuit dubitatio. ««.
q«i hac
actione egit,
sortis obligationem consumât. Et tutius est dicere solu-
tione potius ex hac actione facta liberationem contingere. non 1. c.
quoniam solutio ad utrainque obligationem prolicit.quot;

Het is duidelijk, dat hier niet getwijfeld wordt aan bet tenietgaan
der obligatie door bet
constitutum. maar door bet instellen der consti-
tutoria actio.

Verkeerde interpretatie van fr. 10. de p. c.. ten gevolge dezer val-
selic opvaUing. Zie v. Sav., eod.

3 Fr. 18. 5 3 cit.

« Vgl. noot

» Niet geheel wordt het we/.en van het constitutum uitgedrukt in de
definitie van Itoszhirt, Dogmengsch. des 11. R.. p. 250, waarnaar
constitutum zoude zijn
^'Anerkennung einer bestimmten Geldsumme.quot;

Veel te eng vat TJnterholzner. Schuldverhiiltnisse 3. p. 840 het consti-
tutum op. welks bestemming hü gelooft dat.
Sicherstellung ùct Sehuld-
Übertragung
is.

-ocr page 31-

ly

3. Litis contestatie,

Wanneer over eene obligatie een proces wordt aange-
gaan, dan wordt zij gedelgd, ten minste zoo zij eene is,
de (|ua legitimo iudicio agitur, d,quot; i. die'te Rome of bin-
nen den eersten mijlpaal van Rome tusschen Roineinsche
burgers voor een regier wordt behandeld ^; — en in
hare plaats treedt een processuele toestand, eene con-
demnatie, een vonnis, krachtens hetwelk de debiteur aan
den schuldeischer het bedrag zijner schuld moet voldoen.
Gaj. 3. § 181:

quot;Tollitur adhuc obligatio litis conlestalione, si modo
legitimo judicio fuerit actum, nam tune obligatio cjui-
dem principalis dissolvitur, incipit autem reus teneri
litis contestatione.quot;

Deze vernietiging der obligatio door do 1. c. heeft
groote overeenkomst met dc novatie: in heide wordt de
obligatie van zelve door het vestigen van een obligatoiren
toestand opgeheven; ja, beide verschillen alleen daarin
van elkander, dat hij de novatie het eene
obligatie is,
bij de 1. c.
eene betrekking, die met de obligatie overeen-
komt,
maar er eigenlijk geene is, die dc obligatie delgt
Uit deze groote overeenkomst is het te verklaren, dat
1. c. en novatie elkander Avorden tegenovergesteld,
hk-I
elkander Avorden vergeleken.

Fr. 20. de noval.:

gt; Gaj. 4. { 100.

- L. c., Novatic cn dc vernietiging ccncr obligatie door ccnc pocnaal-
stipulatie (fr. 41. ^ O dc Obl. cn Act.), kunnen onder één algemeen
begrip gebragt worden, dat van bet van zelve te niet gaan eencr obli-
gatie door bet vestigen van een nieuwen obligutoircn toestand. Ilij
dc vernietiging door de poonaal-stii)ulatic is bet cenc obligatie, die dc
obligatie delgt, maar niet eene, die met de veniietigde over één on-
derwerp loopt. Daarvan zegt dan ook fr. 44. J 0. cit:
quot;quasi no-
valio fit.quot;

-ocr page 32-

quot;Aliiiin causani esse novatioiiis volnutariae, aliain ju-
dicii accepti, inulta exempla ostendunt

Ten aanzien der betrekking tusschen 1. c. en novatie
zijn er twee meeningen, welke elkander vijandig tegenover
staan, die wij evenwel uit ons standpunt beide moe-
ien bestrijden.

Vooreerst deze, dat novatie en 1. c. Óen zijn, uitgedrukt
in de formule: novatio est voluntaria aut necessaria.
Zij is de algemeen aangenomene

liet ongegronde dezer meening blijkt terstond reeds
lt;laaruit, dat Gajus 1. c. en novatie niet onder eene ru-
briek behandelt, maar van beide als afgescheiden zaken
spreekt; verder, dat nergens 1. c. onder het begrip van
novatie wordt gebragt 1. c. en novatie Avorden met
elkander vergeleken, maar alleen dingen die van elkan-
der verschillen, kunnen te zamen vergeleken
AVorden.

De andere meening ^ houdt in, dat door dc 1. c. de
oude
obligatie niet gedelgd AVordt; zij strijdt uitdrukke-
lijk
met de AVoorden van Gajus: tollitur ohligatio.

Men beroept zich Avel daarop, dat bij onr(gt;gtmalige
vrijspraak de oude obligatie als naturalis ohligatio blijft
voortbestaan 5; maar deze nat. oblig. is niets dan eene,

' Vgl. fr. 3. § 11. de pccul.

! Zie Donellus, Comment, jur. civ. (cd. Hanover), L. IC. c. 20.
p. 933. — Savigny, System. VI. p. 2C.
not. f. Vgl. V. p. 325. —
Keiler, Civ. Proccsz, f CO cn § 71. L- e., p. 127 en vg. - Wachter.
Erörterungen, 3. p. 38. — Liehe, o. c., p. 177.
» Fr. 203. Vat. Fragm.:

quot;nec interpositis dclegationibus aut inehoatis litibus aetiones novavitquot;
noemt oneigenlijk het veranderen van personen bij het judicium
no-
vatie.
(Z. O.)

lt; Ikekcr, 1'rocessz. Consumpt. $23. — Domburg, in Krit. Zcitschr.
für die gesch. Kcchtsw., Bd. 2, lieft l, p. 339 cn v.

i I r. 28 cn CO de cond. imleb.; de litteratuur over deze naturalis
obligatio bij Savigny, Oblig. Recht. L, S. 9r.
not. u.

-ocr page 33-

ter wille van lt;le hillijkheid ingevoerde verzachting van
den strengen rcgtsregel, dat door de 1. c. de obligatie
wordt opgeheven. Men mag daarop geen stelsel hoinven.

üoor Keiler » wordt nog eene novatjc door h(!t von-
nis aangenomen; hieraan valt evenmin te denken, daar
de toestand, dien de. 1. c. te weeg brengt, geene obli-
gatie is, terwijl tot de novatie eene
ohlujatio novata vcr-
eischt wordt.

§ 3.

Vormen der novatie.

In de novatie, die schuld wijziging is, is dc schuld het
blijveiule, hare omgeving het wisselende.

Zoo vele vormen zijn er derhalve van de novatie denk-
baar, als er veranderingen in die omgeving kunnen jilaats
hebben.

Die omgeving bestaat of kan bestaan:

1.nbsp;in de formele causa der obligatie;

2.nbsp;in dc modaliteiten der obligatie;

3.nbsp;in de personen, die zich in de obligatie bevinden.
Dcrlialvc zijn er drie hoofdvormen van de novatie

denkbaar:

1.nbsp;door verandering der formele causa;

2.nbsp;door verandering in de modaliteiten;

3.nbsp;door verandering dèr personen.

1. Novatie door veranderituj der formele causa.
Causa
is de grond, waarom ccne obligatie verbindend
is; zij kim worden onderscheiden in
formele causa; tjrond,
waarom eene ohlhjatio jure civili
en — materiele causa;
yrond, icaarom eene obligatie jure naturali verbindend is.
Bij alle obligaticn smelt de formele met de materiële

' T. a. 1)1.

-ocr page 34-

causa iiiccu, lielialvc Lij die, welkc uit dc zoogenaamde
Formalcontracte ontstaan.

Zoo lieeft de stipulatie altijd eene formele causa: dc
verba; jure civile is zij altijd verbindend; maar zij wordt
gezegd
sine causa te zijn, wanneer er geen materiële
causa voor haar aanwezig is. /

Daar bij dc novatie de schuld dezelfde moet blijven,
ofschoon
de obligatie, Avaarin zij zich bevindt, vernie-
tigd Avordt;
de individualiteit der schuld, Avelkc afhangt
van
dc materiële causa, niet meer dezelfde blijft zoo de
materiele causa verandert, zoo kan de nieuAVC obligatie
geene andere materiele causa hebben dan de oude, dient
dus uit
een Formalcontract voort tc spruiten, daar deze
alleen vatbaar zijn de materiële causa eener obligatie in
7,ich op te nemen

De noA'atie met verandering der formele causa bestaat
dus daarin, dal
Avij over eene schuld een formeel con-
tract aangaan , of zoo zij van te voren in ecu formeel con-
tract
Avas gekleed , een ander formeel contract afsluiten.

Theophil. 5 3. 1. cp m. o. t.^:

quot;Sin autem ah ipso debente mihi slipuier quaerinuis
au fiat novatio? Et ul tibi exlrinsccus plenius dicam,
si quidem obligalus mihi fuisti ex re, vel litteris, vel
consensu, aut ex actionihus ex quasi contractibus natis,
sine conlroversia novatio est facta.quot;

Hier AVordt alleen van stijndatie als novaloire obliga-
tie gesproken ; dit komt daardoor dat zij het meest voor-
komende Formalcontract is.

Voorbeelden van novatie door het veranderen der for-
mele causa alleen in fr. IC) § 1. de V. O.; fr. 2Ü ^ l.de
V. O.; fr. 4. de usuris; fr. 3. ^ 1. de act. emti. —

1 Vgl. LicLc, p. 158.
- Naar clc vertaling van Kcitz.

-ocr page 35-

2. Novatie door verandering in de modaliteiten.

Deze zijn de dies en de conditio.

a. dies.

Deze verandering ten opzigte van den dies laat zich
op twee wijzen denken: — of zoo, dat eene pura ohli-
g.itio in eene in diem, — of eene in diem in eene pura
wordt veranderd.
Gaj. 3. § 177:

quot;Forte si conditio, vee sponsor aut dies adjiciatur aut
detrahatur.quot;

In het eerste geval zal dc crediteur eerst post diem
existentem kunnen ageren.

Fr. 5. dc nov.:

quot;Et generaliter constat, et stipulationc in diem facta
novationem contingere, sed non statitri ex ca stipula-
tionc agi posse, antequam dies venerit.quot;

In het tweede geval zal de crediteur terstond kunnen
ageren, doch hij dient in dc novatoirc stipulatie de uit-
drukking 2gt;ure of eene daarmede overeenkomende in te
lasschen; doet hij dit lu'et, stipuleert hij:
quod hisce Ka-
lendia te mihi dare oportet, id dari spondes ?
dan blijft die
stipulatie eenc
in diem

h. conditio.

3Ien kan eene conditionele obligatie oji twee manie-
ren beschouwen: óf uit het oogpunt der kansberekening:
de obligatie wordt dan op eene zekere waarde geschal,
die afhangt van de meerdere of mindere waarschijnlijk-
heid, aan het existeren der conditie verbonden; óf men
kan zeggen: men weet niet of de conditie zal existeren
of deficiëren: existeert zij, dan is dc obligatie reeds peu-
lt;Iente conditione eencnbsp;■ deficiëert zij, dan is zij

niets, nooit iets geweest.

gt; Vgl. fr. 47. dc V. O.

-ocr page 36-

Volgens (le eerste wijze van beschouwen kon men
meeneu, dat bij het adjicicren of detraheren der con-
ditie, de obligatie
dadelijk genovecrd werd; zoo dacht
Serviiis Sulpicius er over, Avanneer de pura in eene con-
lt;]itionalis obligatio werd omgezet.
Gaj. 3. § 179:

quot;...... Servius tamen Sulpicius existimavit, statiiu

ct pendente conditionc novationem fieri, et si defecerit
conditio, ex neutra causa agi posse.quot;

Volgens de tAveede Avijze van beschouAven moest men
zeggen: dat de novatie eerst daar is, Avanneer de con-
ditie existeert; immers
dan eerst is eene obligatie,
die genoveerd kan AVorden of tot novatoire obligatie
dienen kan.

Zoo Avas de algemeen aangenomen meening.

Fr. 14. ^ 1. de novat:

quot;Sed si, quod sub conditione debetur, pure quis no-
vandi causa stipnletur, nec nunc quidem statim novat,
licet pura stipulatio aliquid egiss»? videatur, sed tunc no-
Aabit, quum extiterit conditio; etenim existons conditio
primam stipulationom committit, conmiissanupie in so-
ciuidam transfert

Gaj. 3. 5 179:

quot;Quod autem dixinnis si conditio adjiciatur novatio-
nem fieri, sic intellegi oportet, ut ita dicanuis nova-
tionem fieri, si conditio extiterit: alioquin si defecerit
durât prior obligatio.quot;

Zoo wordt dan door het adjiciëren of detraheren der
conditie gcene Acrandering aan dc obligatie toegebragt ; —
op het oogenblik dat «Ie novatie daar is, zijn beide
obligatiön gelijkluidend geAVorden; — echter kan men toch
niet zeggen, dal het adjiciëren of detraheren der con-

gt; Vgl. fr. S. § 1. lie novat.

-ocr page 37-

(litie gocnc gevolgen n:i zicli sleept; de nevenwerkingen
der novatie, zoo als daar zijn liet vernietigen der acees-
siones, het delgen der mora, heeft deze vorm met de
andere gemeen.

Novatie door verandering in de personen.

De personen, die in eene obligatie voorkomen, zijn:
' a. de crediteur;

h. dc dehiteiu-;

c. de sponsor, ten minste volgens het gevoelen der
Sahiniani.

a. Novatie door verandering des crediteurs.

Wanneer men de schuldvordering als eene res incor-
poralis beschouwt, dan is deze vorm van novatie tege-
lijk eene wijze om schuldvorderingen over te dragen; ja
zelfs is deze de gewone wijze daartoe.
Gaj. 2. 5 28:

quot;lies incorporalcs traditionem non rccipere manifes-
tinn est.quot;
ld. 2. 5 38:

quot;Obligationes ([uoijue modo contractae nihil eorum
recipiunt. nam quod mihi ab aliquo debetur, id si ve-
lim tibi deberi, nullo eorum modo, quibus res corpora-
les ad alium transferuntur id efficere possum, sed opus
est, ut jubente me tu ab co stipuleris: quae res efficit,
ut a me liberetur, et incipiat tibi tcneri, quae dicitur
novatio obligationis.quot;

IJehalvc door lt;le stipulatie kan men ook zonder no-
vatic door het judicium schuldvorderingen overdragen.

De vertegenwoordiging namelijk door vrije personen,
ofschoon overal elders uitgesloten, was in het proces ge-
oorloofd

Men liet den vertegenwoordiger voor zich litis contes-

I Gnj. 4. f Hi.

-ocr page 38-

teren. Dit geschiedde volgens den regel: alteri nenio
stipulari potest: op naam van den repraesentant.

De debiteur, die Sejus schuldig Avas, Averd nu door
dc 1. c. debiteur van den repraesentant Titius: de for-
nuda luidde aldus:

quot;Si paret N. N. Puhlio Maevio sestertium decern millia
(hue oporterere, judex N. N.
Lucio Titio sestertium de-
cern millia condemua etc.

De intentie Averd op naam des schuldcischers, de con-
(lemnatie op dien des vertegeuAVOordigers gesteld.

De vertegeuAvoordiger had bij gevolg dc actio judicati
tegen den gedaagde

Wilde men derhalve iemand eene schuldvordering over-
dragen, dan ving men gt;naar een proces daarover aan,
en liet deu cessionaris als procmator optreden. Dat men
iu de praktijk zoo deed, blijkt uit Vat. Fragm. ^ 2(53:

quot;Eam, quae bona fiHis citra stipulationem donavit, si
neque possessionem rerum singularium tradidit, neque
per mancipationcm praediorum dominium traustulit, nee
interpositis delegationibus, aut inchoatis litibus actiones
novavit, nihil egissc placuit 3,quot;

Die zijn A-ermogen Avil overdragen, moet zijne roerende
goederen traderen, de omoercndc manciperen, zijne
schuldvorderingen overdragen door zijne debiteius zich te
laten verbinden aan zijne cessionarii, hetzij bij vrijAvil-
ligc stipulatie, hetzij in het proces. —

Daar niemand op eens anders legtsspheer inbreuk mag
maken,
AVordt lot de overdragt van schuldvorderingen
de toestemming des ouden schuldeischers gevorderd.

gt; Gaj. 4. § 80.
s Tragm. Vat. 5 331.

3 Oneigenlijk staat hier novavit; streng formeel is er geene novatie,
want het judicium is geene obligatie; praktisch kan men hier echter
wel van novatie spreken; het iudicium toch is een obligatoire toestand.

-ocr page 39-

Deze toestemming kan de stipulatie voorafgaan; zij is
dan eene opdragt aan den cessionaris, om van onzen
debiteur te stipideren,
wat deze ons schuldig is. Die op-
dragt heet
deleyatio. —

Belegare is eigenlijk een praktisch woord, dat betee-
kent een ander debiteur aan onzen crediteur overwijzen.
Fr. 17. de novat.:

quot;Delegare scriptura, vel nutu, ubi fari non potest,
debitorem suum quis potest.quot;

Zoo beteekent het soms: den crediteur magtigen, om
van een derde te stipuleren, ivat wij hem schuldig zijn
In den legel is de beteekenis: een derde magtigen (Jietzij
hij onze crediteur zij of nie()
van onzen debiteur te vor-
deren, ivat deze ons schuldig is

Niet wijd genoeg is dan de definitie van delegatie
in fr. II. ^ 1. de novat.:

quot;Delegare est vice sua alium reum dare crcditori, vel
cui jusseritwant de delegataris behoeft niet altijd cre-
diteur van den
delegans te zijn.

Delegatie komt ook wel voor in de beteekenis van ver-
andering der personen, waar die ten gevolge der niag-
tiging heeft plaats gehad, hetzij die verandering
met of
zonder novatic gepaard gaat, zoo in fr. 11. de nov.:

quot;Fit autem delegatie vel per stij^ulationcm, vel
per 1. c.quot; —

De toestemming lt;les crediteurs kan echter ook dc no-
vatoire handeling volgen:

' I'r. 33. (Ic novat.

® Passim in tit. dc novat.; de uitdrukking: soliit qui reian deleijat,
fr. 8. \ 3. ad Set. Vellej., wanneer de derde onze crediteur is.

I'r. 18. J 1. do m. c. donat. — quot;Si donaturus mihi debitorem
tuuin iiiibi dclegaveris, eatenus caperc cxistimandus sum,quot; wanneer
die derde geen crediteur van ons is.

3 Vgl. Liebe, p. l'J'J. cn v. en Miihlenbruch, Cession., p. ?34, noot 37lt;).

-ocr page 40-

Fr. 20. de novat.:

quot;Si quis abscnlo inc a «lebiton; stipulatus est, cgo
postoa ratuni hal
)U(!ro novo oliiigationcm.quot;
h. Novatic door vpr.inderins v;in (hïbilour.
Gaj.
3. § 176:

quot;....... vcluti si quod tu niibi deboas a Titio dari

stipulatus sirn.quot;

Ook hier kau de repraesentatie in het proces tot over-
(hagt van schulden dienen.

De condeinnatie wordt op naam gesteld van dengene,
die den gedaagde vertegenwoordigt; tegen hem conqK'-
teert de judicati actio

Tot dezen vorm van novatie wordt geene toestemming
van
den oorspronkelijken schuldenaar vereischt; Avant
li'.
53. de sohlt.:

quot;Solvere pro ignorante et invito cuique licet, quum
sit iuie civili constitutum, licere etiam ignorantis invi-
tique meliorem conditionem facere.quot;

Wat bier van solutie gezegd Avordt, geldt ook van
novatie, fr. Ol. de solut.; fr. 8. §5. de novat.

Ilet bcA'rijden van een debiteur, door zich ongevraagd
in zijn' plaats te verbinden, heel cxpronn'ssio 2,

c. Novatie door het adjicere of detrahere van een sponsor.

Dit adjicere of detrahere van een sponsor moet men
zich zoo voorstellen, dat dc schuld, die van te voren
zonder
die borgtogl bestond, door een sponsor verzekerd
Avordt; die, Avelke van een sponsor voorzien Avas, er van
Avorde beroofil.

Anders stelt het zich lluschke voor Hij bcAveerl, dat

' l-'r. 40.; fr. Cl. dc procur.; fr. 4. pr. dc rc judic,
- 1'V. 7. § 8. dc dolo malo; fr. 45. § 4. niandati; fr. 13. pr. ad
Sc. Vcllcjanum.
3 Gajus, p. 101.

-ocr page 41-

er eene adjeclio sponsoris in gelegen is, wanneer de
eerste stipulatie luidt:
centum dare spondes? de tweede:
centum dare cum sponsore spondes F liet novum van de
tweede stipulatie zou dan daarin hestaa'n, dat de del)i-
teur liet toetreden van een horg beloofde.

Ik betwijfel echter zeer, of ooit zoodanige obligaticn,
waarbij een debiteur het toetreden van een ])org be-
looft, zijn aangegaan. Immers, die obligatie heeft niet
de minste b(!teekcnis; voldoet de debiteur niet aan die
nieuwe verbindtenis, dan zal hij de schade moeten ver-
goeden, die daaruit voor den schuldeisclier resulteert, en
die schade bestaat in het bedrag zijner hoofdverpligting.
liet fr. 112. 5 1. de V. O., dat lluschke als voorbeeld
an zoodain'ge obligatie aanhaalt, spreekt van het geval
dat iemand belooft een borg te stellen voor de schuld
van een
derde. Zoodanige stipulatie heeft zin. —

Of het adjicerc of dctrah(!rc van een sponsor novatie
daarstelde, daarover Avas strijd tusschen de verschillende
scholen.

Gaj. 3. 5 177:

quot;....... sed fjuod dc sponsore dixi, non constat:

nam diversae scholae auctoribus placuit nihil ad nova-
lioneiri proficere s])onsoris adjectionem aut detraclionem.quot;

Aan novatie Avas nu niet te denken geweest, Avannecr
t(! gelijk met d(! stipulatie des sponsors de debiteur niet
op
nieuAV promitteerde b. v. van Sejus, die al vroeger
eentum schuldig
Avas, stipuleerde de crediteur: centum
dare sponden?
v. d. nicuAven sponsor: idem dare spondes-1
Nu kon men de obligatie van den sponsor beschouwen
óf als een geheel uitmakende met die des debiteurs , óf als
eene accessoire obligatie,die een beslaan op zich zelve heeA.

' HcckcT, 1'roc. Coiisumiition, p. 18Ü.
3 (Jaj. 3. § 115.

v

-ocr page 42-

Hot eerste dachten de Sahiniani, en zij vonden quid
novi in het bijvoegen of weglaten van den sponsor, lie-
ten bij gevolg dc novatie toe; het tweede de Proculiani,
en zij zagen in de woordelijke herhaling van de obliga-
tie (les debiteurs geen novum, bestreden daarom het
daarzijn cener novatie.

Vereischteu der novatie.

Zoo als wij boven gezien hebben, is novatie het ver-
nietigen eener obligatie door het aangaan eeuer nieuwe.

Dc hoofdvereischten der novatie ziju derhalve:

1.nbsp;de oude obligatie;

2.nbsp;de nieuwe obligatie; waarbij men nog in het klas-
sieke regt kan voegen

3.nbsp;een zekeren auiuuis uovandi: eigenlijk het uitgeslo-
ten zijn van een contrarius animus.

Wij gaan tot dc behandeling van ieder dezer drie
vereischtcn over:
I. Oude obligatie.

Hiervan zegt fr. I. ^ 1. de novat.:

quot;Illud non interest, (jualis processit obligatio, utrum
naturalis, au civilis, au honoraria, ct utrum verbis, au
rc, au consensu; (pialiscunque igitur obligatio sit, (puie
praeccssit, novari verbis poti^st.quot;

Dat zij in diem kan zijn geconcipieerd, zagen wij bo-
ven reeds, eveneens dat conditionele obligatiën kunnen
worden genoveerd, en dat dc novatie van deze met de-
zelfde conditie is doortrokken als de oude obligatie,
daar zij eerst tot stand komt als de conditie van dc
oude obligatie existeert.

Anders is het bij de litis contestatie; deze kan niet
over conditionele obligatiën worden aangegaan.

-ocr page 43-

Immers, die over eene conditionele obligatie in regten
ageert, verliest zijn klaagregt niet, en kan voor de
tweede maal over deze obligatie ageren.

Dit klaagregt is een gevolg van de obligatie, dat zon-
der deze niet kan hestaau

Schräder ad § 33. I. de act. beweert oji grond der
woorden: quot;veluti si quis ante diem vel conditionem pe-
tierit,quot; Avaar dc conditionele obligatiën met die »t
(/iem
op een lijn worden gesteld, dat ook bij haar een voor
lt;lc tweede maal ageren ongeoorloofd is geweest; maar
die uitspraak der Instituten, al moet zij zoo
Avorden op-
gevat, is blijkbaar in strijd met uitspraken in dc Pan-
dekten gegeven.

Fr. 43. § 0. de aed. edict.:

quot;Si sub conditione homo emtus sit, rcdhibitoria actio
ante conditionem existentem inutiliter agitur, quia
nondum perfecta emtio arbitrio iudicis imperfecta fieri
non potest; et ideo, et si ex emto, vel ex vendito vel
redhibitoria ante actum fuerit, expleta conditione
üe-
ruin mji potest 2.

De reden van het verschil tusschen de novatie in 1. c.
is deze:

Bij de novatie van conditionele obligatiën, AVordt de
nieuAve obligatie zelve conditioneel; evenzoo zou «k;
toestand, dien het judicium vestigt, een conditionele
zijn, Avannecr over conditionele obligatiën kon AVorden
geageerd,
— de litis contestatie nu kan geen coiiditionelc
toestand zijn.

Fr. 35. de judic.:

' Gaj. 3. § 181. Men verliezc niet uit het oog, dat, ofsclioon het
klaagregt niet kan bestaan, waar dc obligatie is gedelgd, bet klaag-
regt wel kan liebben opgcbouden, waar de obligatie nog bestaat (z. b.).

2 Vgl. fr. 1. § 4. (juando dies ususfr. leg. eed., in verband met
fr. 213. dc V. S.; fr. 13. { 5. dc pign.; fr. 30. de solut.

-ocr page 44-

quot;Non (|ueinadinochim fidt'jussoris obligatio in pcndenti
potest esse, et vei in fiituruni coneijii, itajudiciiini in pen-
denti potest esse vel debisrebus, ([uae postea in obligationem
adventurae sint. Nam neminem puto diibitatuium, quin
fidejussor ante obligationem rei accipi possit; judicium
vero, ante([uam aliquid debeatur, non posse.quot; —

Vreemd is bet, dat in de stipulatio Aepiiliana, die
toch met de meeste zorg er Avas op aangelegd om alle
schulden te omvatten, van de conditionele obligatiëu
geen melding Avordt gemaakt

Schräder ad. § 2. 1. q. m. o. t. Avil het oportet opor-
tehit
ook op de conditionele obligatiön laten slaan.

De zin der Avoordcn verzet zich hiertegen, Avant oportet
slaat alleen op jnire, oportehit op in diem obligationes.
Fr. 70. 5 1. de V. O.:

quot;Quum stipulamur, quidquid te dare facere oportet,
id, quod praesenti die dumtaxat debetur, in Stipulatio-
nen! deducitur, non, ut in judiciis etiam luturum ; et
ideo in stipidatione adjicitur verbum:
o^yortebit vel, ita:
praesens in diemve.quot;

Dal ook in de stipulatio Aciuiliana noch direct noch
indirect van conditionele obligatiön gesproken Avordt,
AVordt bevestigd
door:

Fr. 4. de transact, van Ulpianus:

quot;Aquiliana stipulatio omnimodo omnes praecedentes
obligationes novat et perimit, ipsaque perimitur per ac-
ceptilalionem ; et hoe iure ulimur.

Ideoque etiam legata sub conditione relicta in stipu-
lationem Aquilianam deducunlur.quot;

Uit het Avezen der stipulatio Aquiliana redeneert Ul-

' In vclo gociic lianilseliriftcn vindt nicn achter dc woorden: prae-
sens in diemvc
nog suh conditione geplaatst; door bijvoeging schijnt
een glosseem te zijn, cn komt hij Thcophilus niet voor. Vgl. daarover
llugo, Civil. Magaz., l?d. 2. p. -tlC in de noot. /. ook beneden.

-ocr page 45-

pJamis om lo ])cwijzcii, dat ook conditionele obligaticn
lt;laarin worden ojigenoinen. Die redenering zoude over-
bodig wezen, als de conditionele obligaticn in de sti-
pulatie waren opgenoemd.nbsp;'

In den tijd van Gallus Aquilius zal men wel zoo li-
beraal niet zijn geweest om uit bet doel der stip. A([uil.
dc conditionele obligaticn voor genoveerd tc houden,
wanneer zij daarin niet ivaren opgenomen.

Zouden zij met opzet daarin niet vermeld zijn? daar-
voor is geen grond te vinden —: conditionele obligatiën
konden worden genoveerd — j dat er ccnc acceptilatie op
volgde, kon geen bedenking geven, Avant ook zij kan
een
siiö conditione dehitum bevatten

Zouden zij bij vergissing zijn weggelaten? dit is ook
bij eene zoo naauwkeurigc kwijtingsformulc niet aan
te nemen.

En een derde mogelijkheid is er wel niet.
Wij gcloovcn dus de vraag onoplosbaar.

2. Nieuwe obligatie.
In den regel zal de nicuAVc obligatie in den tijd op
dc oude volgen j dit is echter geen vereischte; ook van
eene toekomstige oldigatic is de novatic mogelijk.
Fr. 8. § 2. dc novat.:

quot;Si quis ita stipulatus a Sejo sit: quod a Titio stipu-
latus fucro, dare .spondes? an si postea a Titio stipulatus
sim, fiat novatio, solusque teneatm- Sejus? Et ait Celsus
novationem fieri, si modo id actum sit, ut novctur, id
est, ut Sejus debeat, quod Titius promisit; nam eodem
tempore et impleri prioris stipulationis conditionem, et
novari ait; eoque iure utimur.quot;

Ontleden wij de obligatie, dan hebben Avij:
a. formele causa;

' Kr. 12. ilu acceiitil.; fr. Iß. Je soliit.; fr; I de transact.

:]

-ocr page 46-

b.nbsp;personen;

c.nbsp;lt;lel)iliun;

d.nbsp;modaliteiten.
A.
Formele causa.

Dat de nieuwe obligatie eenc formele moet zijn, heb-
ben wij boven reeds gezien; eveneens dat zij in de
meeste gevallen cenc stipulatie is.

Na deze blijft er nog ccne over, d. i. de litterarum obli-
gatio. Van haar wordt het niet uitdrukkelijk gezegd,
dat zij tot novatoirc obligatie kan dienen, maar het
blijkt uit hare aanwending, dat zij altijd tot novatoirc
obligatie
heeft moeten dienen.

Om dc litterarum obligatio te kunnen bcoordeelen, die-
lu^n Avij een blik te slaan op de Romeinschc huisboeken.

In die boeken heellt ieder persoon, niet Avieii Avij in
juridicke betrekking staan en ieder bestanddeel van ons
vermogen, dat inkomsten oplevert, een bijzonder folio.

leder folio heeft zijne debet- en creJjVzijde, b. v.: een
Uomein heeft een huis, dat hij verhuurd heeft. Nu
staat oj) dc debetzijde van het folio van dit huis: —
verschuldigd Avegens versehenen huurpenningen van het
afgeloopen jaar,... 10,000 IIS.; Avorden die betaald,
dan zet men op de creditzijde cr naast: quot;ontvangen
10,000 IIS. Avegens vervallen huurpenningen;quot; — op ana-
loge
Avijze bij personen, met Avie Avij iu betrekking staan.

Door dat inboeken AVordt geene obligatie geboren. De
debiteur blijft ex mutuo, ex coiiducto gcobligeerd.

quot;Wanneer nu de huurder op den bepaalden tijd den
huurprijs niet kon voldoen, maar om uitstel vroeg, dan
Avas n.icn
gCAVoon, Avilde men dit uitstel verlcenen, dc
oude schuld als betaald in te boeken — te acceptileren —
en te gelijk den persoon des huurders voor eene som,ge-
lijk aan die der te betalen huurpenningen, te debiteren.
Door dit debiteren:
expensileren-, Averd deze geobli-

-ocr page 47-

goord Hot boek, dat van te voren lioogslens tot Jiewijs
der sclnild kon strekken, wordt I)ij hare overschrijving
de causa der vernieuwde schuld.

Dit is dc overschrijving eener schuld van het folio
der res op dat der personen:
transscriptio a re in personam.

Evenzoo ging het hij personen , die ons om eene per-
sonele oorzaak geobligeerd zijn: wilden deze een' ander
in hunne plaats stellen, dan werd, wanneer de schuld-
eiscber daarmede genoegen nam, de obligatie des ouden
debiteurs geacceptileerd, en de plaatsvervanger werd oj)
een nieuw folio voor de schuld des ouden schuldenaars
gedebiteerd; dit is de overschrijving eener schuld van
het eene folio der personen op een ander:
transscripüo
n persona in personam.
Gaj. 3. ^ 128:

quot;Littcris obligatio fit veluti in nominibus transscripti-
tiis. fit autejn transscriptitium nomen dupHci modo: vel
a ro in personam, vel a persona in personam.quot;
Id. 3.
§ 129:

quot;A re in personam transscriptio fit, veluli si id quod
modo ex cintionis causa, aut conductionis, aut societatis
mihi dcbeas, id expensum tibi tulero.quot;
Id. 3. § 130:

quot;A persona in personam transscriptio fit, veluti si id,
quod mihi Titius debet, tibi id
expcnsinn tulero, id est
si Titius te delegaverit mihi 2.»

' Op wat wijze de debiteur tot die expensilatie medewerkte, welke
medewerking toeh zeker gevorderd werd, hetzij zij alleen in het geven
van consent tot dc expensilatio bestond, hetzij doordien de debiteur
zelf aan het expensileren deel nam, is tot nog toe duister gebleven.
Vgl. Heimbach, p. 322.

quot; Vgl. over de litt. oblig. von Savigny, Vemiischte Schriften, lid. 1.
p. 211 cn lleimbach, Creditum, p. 309 cn v., cii dc litteratuur al-
daar aangehaald.

-ocr page 48-

Wij hc])beu hier eene obligatie, die door de expciisi-
latie, d. i. het vestigen eener nieuwe, die hetzelfde onder-
werp heeft, wordt gedelgd; en hierin is de novatie
gelegen K

B. Personen.

De personen, die iu de nieuwe obligatie voorkomen,
zijn de crediteur cn de debiteur; de sponsor verdient
hier geen bijzondere vermelding.

De debiteur moet iemand zijn, die zich, al is het ook
maar naturaliter kan obligeren, anders komt er geene
obligatie tot stand, die de oude kan ophelFcn.
Gaj. 3. § 179:

«....... Non magis bis casibus (d. o. is het geval

begrepen, dat ik van een slaaf stipuleer, wat een denhï
mij schuldig is) novatio fit, quam si id, quod tu mihi
dcbeas a percgrino, cum quo sponsionis connnunio non
est,
spondes vcrbo stipulatus sim.quot;

Dc crediteur is óf dezelfde persoon, die in de oude
obligatio als crediteur fungeerde, óf een derde.

_ Iu het eerste geval moet hij, zal de novatie tot

» Mcii zou kunnen beweren, dat dc vernietiging der oude obligatie
niet door dc expensilatie geschiedde, maar deze bij dc cxpcnsilatic reeds
door acccptilatic gedelgd was. Ware dit zoo, dan was cr geene uova-
tic, want de oude obligatie was dan niet door het aangaan der nieuwe
vernietigd. Van de twee handelingen, die de littcrarum obligatio vor-
men , do expensilatio en do acccptilatio, is slechts dc eerste van juridiek
gewigt. De acceptilatie heeft alleen plaats om dc orde in dc boeken
te bewaren; immers vergat men haar, dan zou men iu liet denkbeeld
kunnen vcrkecrcn twee schuldvorderingen van hetzelfde bedrag tc bob-
ben; waar zij was verzuimd, zoude echter de oudo obligatie niettemin
gedelgd zijn, vooral ook, daarquot; niet door het louter inboeken eene

obligatie ontstaat.

ileu zou zich verder nog daarop kunnen beroepen, dat bij Gajus
dc litt. oblig. nergens gezegd wordt eene novatio in tc houden; doch
■dit stilzwügen is van weinig kracht tegen de natuur der litt. obligatio.

-ocr page 49-

stand komen, de magt liel}l)en om in zijn vermogen ver-
anderingen te brengen. Bij wien die magt berust, wordt
geleerd in de leer van de capaciteit, waarmede wij ons
thans niet zullen bezig houden.

Of hij de eenige crediteur, dan wel een correus is,
doet niets ter zake.

Fr. 31. 5 1. dc novat.:

quot;....... Secundum quae si unus (ex duobus reis) .ab

aliquo stipuletur, novatiouc quoque libcrarc eum ab
altero potcrit.....quot;

Geenszins strijdt met deze beslissing fr. 27. pr. depactis,
zoo als vioeger wel eens beweerd is.

quot;Si unus cx argentariis sociis cum debitore pactus sit,
au etiam alteri noceat exceptio? Neratius, Atilicinus,
Proculus, uec si in rem pactus sit, alteri nocerc; tan-
tum enim constitutum, ut soUdum alter peterc possit.
Idem Labeo, nam nec novare aliujn posse, quamvis ei
recte solvatur.. . .
Idemque in duobus reis stipidandi di-
cendum est.

Deze laatste woorden: Idemque etc. moeten niet in ver-
hand gehragt worden met het
nam nec novare alium posse,
maar met de stelling der geheele Avet.

Paulus betoogt, dat de exceptio pacti door een der
argcntarii socii toegestaan, de anderen niet hindert; en
dit geldt ook hij correi stipulandi. Verder gaat de ge-
lijkstelling van de argcntarii socii met de correi niet;
dat een van gene niet kan novcren, Avordt op deze niet
toepasselijk gemaakt

— Dat in het tAveede geval dc toestemming des ouden
schuldcischers gevorderd wordt, hebben
Avij reeds boven
gezien.

C. Onderwerp.

' Vgl. over ilczc wet von Savigny, Oblig. Kcclit, I. p. 174. vg.

-ocr page 50-

Zoo als Avij boven zagen, moet liet onderwerp der
nieuwe obligatie hetzelfde zijn als dat der oude.
Fr. 32. de novat.:

quot;Tc hominem et Sejum decem mihi dare oportet:
slipulor ab altero novandi causa ita:
quod te aut Sejum
dare oportet;
utrumque novatur.

Paulus: merito, quia utrumque in posteriorem dedu-
citur stipulationem.

De alternatieve obligatio bevat in het algemeen twee
debita deze:
quod te aut Sejum dare oportet: lgt;evat eii
de schuld van u cn die van Si^s. En daarom zegt
Paulus is er novatie; er zoude dus geen novatic zijn,
wanneer die nieuwe obligatie een ander
dehitum bevatte.
Fr. 20. de novat.:

quot;Si is, cui decem Titius, quindecim Scjus debebat, ab
Attio stipulatus est, quod ille aut quod ille debeat,
dari sibi, novatum utrumque non est, sed in potestate
Attii est, pro quo velit solvere, et eum liberarc; fingamus
autem ita actum, ut altcrutrum daret, nam alioquin
utrumque stipulatus videtur, et utrumque novatum, si
animo novandi hoe fiat.quot;

Titius is tien, Scjus vijftien schuldig; de crediteur sti-
puleert van een derde: wat Siyus of Titius schuldig is;
hier is geene novatie, omdat geen van beide debita in
de stipulatie aanwezig is.

In eene alternatieve obligatie toch op twee sommen
is slechts de kleinste som aanwezig volgens fr. I09.de V.O.:
quot;Si ita stipulatus fuero: decem aut quindecim dabis?
dccem debentur;quot; in deze obligatie zijn dus 10 aanwe-
zig; maar dat die 10
dezelfde zijn als die, welke Sejus
schuldig is, dit blijkt uit niets. Beide obligatiön loopen
wel over hetzelfde
voorwerp, niet over hetzelfde onder-

gt; Fr. 5. J 2. dc O. cl A.; fr. 128. dc V. O.

-ocr page 51-

werj). Dc nadere aanduiding van de juridiekc gelijkheid
der objecten, die vereischt wordt, zoo dikwerf obligatiën,
die tusschen verschillende personen bestaan, over het-
zelfde
onderwerp zullen loopen (z. h.), ontbreekt hier geheel.

Fr. 4. de novat.:

quot;Si ususfructus debitorem nieum dclegavcro tibi, non
novetur obligatio mca, quamvis exceptione doli, vel in
factum tutus debeat esse adversus me is, qui delegatus
fuerat; et non solum donee manet ejus ususfructus,
cui delegavi, sed etiam post interitum ejus videbinms,
quia etiam hoe incommodum sentit, si post mortem
meam maneat ei ususfructus; et haec eadem dicenda sunt
in qualibet obligatione personae cohaerenti.quot;

Titius is Sejus het vruchtgebruik van den fundus Cor-
nelianus verschuldigd; Sejus laat zijn debiteur het vrucht-
gebruik van denzelfden fundus aan Gajus promitteren.

Hier is geene novatie, want de stipulatie van Gajus
houdt niet hetzelfde debituni in zich als die van Sejus.
In de eerste is het onderwerp
het vruchtgehrxdk voor
g.vjus; in dc tweede is het: het vruchtgebruik uoor sejus;
want het vruchtgebruik versehilt van inhoud, naarmate
het den een' of den ander competeert, en in het alge-
meen kan men zeggen, dat regten,
quae personae cohae-
rent,
nooit identisch kunnen zijn.

Van deze uitlegging verschilt die door Donellus » ge-
geven wordt. Donellus verklaart het niet aanwezig zijn
«Ier novatie aldus:

quot;Quia id actum est, ul debitor )neus i)romitteret usum-
fructum, quem luilii debuil, qui ut pracslari alleri non
possit, sic nec ejus obligatio nova cum alio constilui ad
cum pracslandum, est enim ejusinodi, cujus obligatio
personae mcac cohaerel.quot;

' Comment, iur. civ. p. 020.

-ocr page 52-

M. a. w. dc dcbitor, die liet ususfrucliis, dal hij Sejus
schuhlig was, aan Gajus heeft geprouiitteerd, is aan
dezen in lu;t geheel niet vci-honden; want men kan
geene ohligatic aangaan over ccne zaak, quae alius per-
sonae cohaeret.quot; —

De stipulatie met Gajus zoude dus nietig wezen, en
de novatic hij gebreke van novatoirc obligatie ziju uit-
gesloten.

Dit beweren wordt door niets gestaafd. Fr. 59. § 1. dc
iure dot., op wier analogie hij zich beroept, leert, dat
geene regten kiuinen worden overgedragen op hem, die
ze niet kan nitoefeucn.

liet regt van vruchtgebruik echter kan door Gajus wel
worden uitgeoefend, liet fr. 4. geeft zelfs te kennen,
dal Gajus liet vruchtgebruik erlangt
non solum donec
manet ejus tmisfructus, cui delegavi.quot;

Uit het vercischte van identiteit van het debitum volgt,
dat men, om te novcren, geene res pro re kou pro-
mitteren.

Anders was het hij de legali translatio • en het con-
stitutum Hier kon de wijzigende heschikking en de
obligatio constiluti een ander onderwerp bevallen dan
do oude beschikking of dc voorafgaande obligatie. Dit
hangt zamen met het verschil tusschen deze instituten
en dc novatie.

Dc legali translatio, ook al was zc niet volkomen, kon
als
legali ademtio dienen; bleek dus maar uit het ves-
tigen van hel nieuwe legaat van den wil om het oude
op te hefFcn, dan Avas deze
vernietigd. Die Avil kon ook
dan genoegzaam blijkeii, Avanneer het nieuwe legaal ecu
ander ouderAverjgt; bevatte dan het
oude.

' 1'r. 0. clc adiin. vel transf. leg.
= Fr. 1. § 5. lie pec. const.

-ocr page 53-

Het constitutuin oefende geen invloed uit op de he-
staande obligatie; eerst de betaling ten gevolge van het
constitutuin delgde dc obligatie. Daar nu door het
sol-
vere
rem pro re volentc creditore, de obligatie gedelgd
werd, zoo kou het constitutum, dat eerst bij dc
betaling
de oude obligatie zou vernietigen, een ander onderwerp
dan deze bevatten.

Dij de novatie behoort de identiteit van debitum tus-
sch(!n beide obligation lot haar wezen.

Geene schennis van dien regel der identiteit is het,
als de nieuwe obligatie iets meer bevat dan het debitum
der oude, ofschoon dit toch in haar aanwezig is.

Men kan zich namelijk het debitum der nieuwe obli-
gatie voorstellen:

a.nbsp;als zijnde het geheel, waarvan het oude een deel
uitmaakt, b. v. de oude obligatie loopt over vijf, dc
nieuwe over tien.

Hier zal men waarschijnlijk naar den regel pars in
toto est
1 de novatie hebben aangenomen;

b.nbsp;als bestaande uit verschillende onderwer2)en, waar-
van
één in de oude obligatie aanwezig is.

Hier zijn volgens fi'. 29. de V. O.:

quot;Scire debemus, in stipulationibus tot esse stipulatio-
nes, quot summae sunt, tolque esse stipulationes,
lt;piot species sunt,quot;

zoo vele stipulation in de obligatie aanwezig, als
daarin ondcrAverpen zijn opgenomen.

De nieuwe stipulatie loopt dus mede over hetzelfde
onderworp als de oude, bij gevolg kan hier novatic
plaats vinden; zoo zegt ook fr. 34. § 2. de novat.:

quot;In summa admonendi sumus, nihil vetare, una sli-
pulalione plures obligationes novari, voluti si ita stijju-

' Fr. 7. lt;lc cxc. rci jud.

-ocr page 54-

Iciruu': quod Tiliuiu et Sèjum inihi dare oporlel, id dari
spoiules? licet enim ex diversis causis singuli fuerant
ubligati, utrique tamen novationis iure liberantur, quum
utrisque obligatio in unius personam, a quo imnc stipu-
lenmr, confluât.quot; —

Evenmin wordt aan dc vereischte identiteit tc kort ge-
daan, waiuieer men het debitum der oude obligatie
omzet in het
qmnti ea res est. Dit blijkt uit het quanti
quaeque earum rerum res est erit
der stipulatie Aquiliana.

En teregt, want de aestimatie is rcgtens de zaak zelve,
slechts op eene andere wijze uitgedrukt

Omgekeerd mag niet dc novatoire obligatie de zaak
zelve bevatten, wanneer in de oude dc aestimatie is
opgenomen.

Fr. 42. de fidiyuss.:

quot;.......non ut aestiniatio rerum in pecunia nume-

rata fieri potest, ita pecunia quoque nicrcc acstinian-
da est.quot;

liet quanti res est der novatoire stipulatie geeft het
objectieve, niet het subjectieve interesse te kennen. An-
ders toch zou er aan geene identiteit tusschen de zaak
en de aestimatie te denken zijn 2. —

liet debitum der novatoire stipulatie kan niet een deel
uitmaken van dat der oude; zoodanige obligatie op een
deel heeft ook niet ten gevolge, dat de oldigatie gedeel-
telijk wordt genoveerd, want zij is geheel nietig. Vgl.
fr. 58. de V. O. cit. Hier komt nog bij, dal, terwijl
van solutie en acceptilatie gezegd AVordt, dat zij ten

» Gans, Oblig. Recht, 50.

' Hierdoor wordt het beweren van von Savigny, System, V. p. 'IS'!
weerlegd, dat het
quanli ea res in vrijwillige stipulaticn altijd het
subjecticvo interesse, ook wel alleen het
interesse genoemd, zoudo
uitdrukken. Vgl. Mommscn, zur Lehre von dem Interesse, p. 53.

-ocr page 55-

(Icelc kunnen gesclüeden, nergens zoo iets van novatie
wordt vermeld.

Unterholzner lt; beweert het tegendeel: quot;Es liisst sich
denken, das ein Schuldeinspruch theilwei^e durch Schuld-
neuerung aufgelioben wird;quot; — doch hij vergeet de
leges probantes te citeren.

Anders is liet hij de obligatie, die uit een b. f. con-
tractus voortspruit. Deze is de verccniging van verschil-
lende en veelsoortige praestaticn; het ligchaam, waarvan
deze dc leden uitmaken, zoo als Liehe ^ het uitdrukt:
quot;die Wurzel einer Slehrheit einzelner Ansprüche.quot; Uit
deze kau men enkele deelcn verwijderen en vervormen,
enkele praestaticn iiovcrcn.

Fr. 3. ^ 1. de act. cmt. et vend.:

quot;Si cmtor vacuam possessionem tradi stipulatus sit, et
ex stipulatu agat, fructus non venient in eam actionem,
quia et qui fundum dari stipularetur, vacuam quoque
possessionem tradi oportere, stipulari intelligitur; nec
tamen fructuum pracstatio ea stipulatione continetur,
neque rursus plus debet esse in stipulatione, sed ex emto
superesse ad fructuum praestationem.quot;

De kooper zondert hier van zijne incerta obligatio eene
j)racstatic af, namelijk
mcuam possessionem tradi. Deze
is genoveerd, de andere kan hij judicio emti erlangen.

D. Modaliteiten.

Daarover valt op deze plaats niets anders op tc mer-
ken , dan dat bij het adjicerc conditionem de novatie
l)ehalve van het existeren der conditie nog afhankelijk
is van deze twee omstandigheden: dat de verschuldigde
zaak nog bestaat cn do debiteur geene capitis deminutio
heeft ondergaan op den tijd dat dc conditie vervuld wordt,

• Scliuldvcrhültnissc, I. p. 023.

' p. 233.

-ocr page 56-

Fr. 14. pr. de iiovat:

quot;Et ideo si forte Stichus fuerit iu ohligationc, et peu-
deutc couditionc deccsserit, uec iiovatio coiitiuget, (£uia
nou suhest res eo tem2)ore, quo conditio iinpletur.quot;

Arg. fr. 14. ^ 1:

quot;Et ideo si forte persona promissoris pendente condi-
tione fuerit deportata, Marcelhis scrihit, nc quidem exis-
tente conditione ullam contingere novationem, quoniam
nunc, quum extitit conditio, non est persona, quae
ohligetur.quot;

3. Animus novandi

Boven hehhen wij gezien, dat deze in het alleroudste
regt niet vercischt werd.

Later, toen dc onbcstaauhaarheid van meerdere ohliga-
ticiu over hetzelfde onderwerp had opgehouden, zien wij
den wil o)n te novcren ,gevorderd, niet als een vcr-
cischtc, dat eene afzonderlijke bevestiging hehoeft, maar
dat gepraesumcerd wordt uit het aangaan eener obliga-
tie, die de qualiteiteu eener novatoirc heeft (z. h.).

Of die praesumticn jum et de jure oï juris tantum
geweest, valt niet met zekerheid oj) te geven; misschien
moet men ook wel onderscheiden tusschen dc gevallen,
dat novatie plaat« heeft
met of zonder verandering der
personen

Wanneer men eenc obligatie vestigt, die mot eenc
reeds bestaande het onderwerp gemeen heeft, in een der
personen van deze verschilt, dan moet deze dienen om
de bestaande op te helfen of om die te versterken.

Die welke dienen om eene obligatie te bevestigen , moe-
ten luiden:
idem , quod Gajus debet, tu {Sei) dare spondes?

' Vgl. LicLc, p; 204 cn vg.

® Deze onderscheiding schijnt ook Liehe te maken. Zie p. 232
en 244.

-ocr page 57-

in tegenstelling van de novatoire, die luidt: m, quod Ga-
jus debet, tu dare spondes?
llet onderscheid tusschen
de begrippen is in de woorden uitgedrukt: eene stipu-
latie op
idem drukt uit, dat men een nieuw exemjjlaar
eener bestaande schuld wil vestigen ; eene op
id dat men
door het vestigen van een nieuw, het bestaande exem-
plaar wil delgen.

De stipulatie id, quod Gajus debet, dare spondes? kan
dus nimmer tot bevestiging van de obligatie van Gajus
dienen.

Daar een ieder praesumtione juris et de jure geacht
wordt kennis tc dragen van het regt, kan ook Sejus,
die eV/,
quod Gajus debet van Titius stipuleert, nimmerde
bedoeling heblxni gehad om die stipulatie tot bevesti-
ging van de obligatie van Gajus te laten dienen ; blijft
«lus over, dat hij door haar de bestaande heeft willen
delgen ; — eene nietige obligatie zal hij toch gewis niet
hebben willen vestigen.

Daarom zal hier Sejus wel niet tot het bewijs van het
ontbreken van den animus novandi zijn loegelatcni.

Anders ])ij de obligaticn tusschen dezelfde personen.
Hier kon zeer goed eene obligatie dienen tot versterking
eener andere van hetzelfde onderwerp, in een der be-
standdeclcn van haar verschillend

Daar hier dc stipulatie voor twee bedoelingen vatbaar
was, moest men tegelijk met het praesumereu van den
.animus Jiovandi, bet bewijs van den contrarius aninms
toelaten.

•nbsp;Dc vorm ilcr novatoire stipulatie iW qnod fr. 75. § C. de V. O.;
fr. .quot;52. et 31. dc novat. ct passim. — Die der correal-obligatic (z. b.);
die der soorten van corrcaal-obligatic: v. d. sponsor,
idem dare spon-
dcsl
v. d. fidepromissor, idem Jldepromiltis? fidejussor, idem fide /ua
esse Jules?
Zie O.oj. 3. J 110.

•nbsp;fr. 7. 5 12 dc pact.; fr. 71. pro tocio; fr. 28. § 4. dc jurejur.

-ocr page 58-

Fr. 8 5 3. dc novat:

quot;Idem Celsus ait, judicatum solvi slijiulatione actio-
nem judicati non novari; merito, quia hoc solum agitur
ca stipulatione, ut fidejussorihus cautum sit, non ut
ah obligatione judicati discedatur.quot;

liet spreekt van zelf, dat op den animus non novandi
niet alleen wordt acht geslagen, wanneer die, zoo als
hier, uit den aard der handeling van zelf blijkt, maar
ook waar die moet bewezen worden.

§ 5.

Gevolgen der novatie.

Het gevolg der novatie is, dat de schuld in haar voor-
maligen vorm heeft; opgehouden te bestaan , maar in den
nieuwen voortleeft.

Al wat daarom met den ouden vorm vcrboiulen was,
al de cigenaardigen der oude obligatie gaan met deze
te niet, en worden niet op de oude overgcbragt.

Zoo gaan:

a. de acccssioncs der oude niet op dc nieuwe obligatie
over; onder accessiones zijn volgens fr. 43. dc sol.:

quot;In omnibus speciebus liberationum etiam accessiones
liberantur, puta adpromissorcs, hj^othccae, pignora,quot;
borgen cn pand te verstaan:

Fr. 00. de fidejuss.:

quot;quum vero genere novationis transeat obligatio, fide-
jussorcm aut ipso iure aut cxceptione Hberandum.quot;

Het cxceptione liberare doelt op het geval, dat een
judicium wordt gevoerd, quod imperio practoris conti-
netur (z. b.).

Fr. 18. dc novat.:

quot;Novatione legitime facta liberantur hypothecae et
pignus.quot;

-ocr page 59-

Dit tc niet gaan der acccssioncs zal meestal tegen den
zin van partijen zijn, die met dc novatie alleen eene
loutere
schuldivijziging hcoogen. Het nadeel dier gevol-
gen kan jnen natuurlijk verwijderen, door dezelfde voor-
deden , aan dc oude obligatie verbonden, voor de nieuwe
te bedingen.

Alleen hij de hypotheek haart dit moeijelijkheid ; al
behoudt men zich hypotheek voor ten behoeve der nieuwe
obligatie, dan toch is die hypotheek van latcren datunj
cn kan derhalve van minderen rang zijn dan die, welke
aan dc oude obligatie verbonden was.

Voor een gedeelte heeft men die moeijelijkheid uit den
weg geruimd door aan den eersten hypothecairen cre-
diteur, die zich hypotheek voorbehoudt, zijn voormali-
gen rang tegenover de andere hypothecaire crediteuren
te laten behouden

b.nbsp;het privilegie aan dc oude obligatie verbonden gaat
niet over op de nieuwe.

Fr. 29. de novat.:

quot;Aliam causam esse novationis voluntariac, aliam ju-
dicii accepti, multa cxempla ostendunt. Perit jirivile-
gium dotis et tutelae, si post divortium dos in stipula-
tionem deducatur, vel post pubertatem tutelae actio
novetur V

c.nbsp;de rentenloop wordt gestuit.

Fr. 18. de novat:

quot;Novatione legitime facta usurac non curruntquot;

d.nbsp;de mora wordt gepurgeerd fr. 8. pr. de novat.: .quot;Si
Stichum dari stipulatus fuerim, et quum in mora pro-

' fr. 3. pr.; fr. 21. pr. qni potioreä etc.

quot; Vgl. over hot privilcgiuni dotis fr. 17. dc rebus nuct. jud. etc.;
c. un. C. de rei uxor. act. in ex stip. etc.; over bet Privilegium tu-
tclae c. 20. C. de admin. tutor.

-ocr page 60-

missor csset, qiiominus darct, rursus cundcin stipulatus
fucro, dcsiuit pcriculum ad proinissorem pcrtiucrc, quasi
mora purgata

Dit is niet zoo zeer oen gevolg van dc novatie als wel
daarvan, dat de debiteur, die met zijn crediteur schik-
kingen treft, niet meer kan geacht worden in de betaling
nalatig te ziju. Zoo wordt ook de mora gepurgeerd, al komt
dc novatic wegens uitwendige helctsclcu niet tot stand.

Fr. 72. 5 1. dc solut.:

quot;Quum Stichum mihi dcberes, ct in solvendo moram
fecisses, sub conditione eum promisisti; pendente ea
Stichus decessit; videamus, au, quia novari prior obliga-
tio nou potest, petitio servi competat ea, quae conipe-
terct, si non intercessisset stipulatie. Sed in promptu
contradictio est, debitorem, quum stipulanti creditori sub
conditione promisit, non videri in solutione hominis ces-
sasse; nam verum est, cum, (jui iuterpellatus darc no-
luit, olFcrcntcm postea pcriculo liberari

De novatic komt hier niet tot stand, door dat de zaak
pendente conditione te niet gaat; evenwel is de mora
gepurgeerd.

e. eigenaardigheden andere dan de bovengenoemde
gaan niet over op dc nieuwe obligatie.

Een voorbeeld daarvan vinden wij in dc rei uxoriae
actio, Avanncer zij wordt genoveerd.

Bij deze actie kan dc vrouAV slechts aanspraak maken
op de dos, na aftrek van al Avat in billijkheid in nu'n-
dcring moet strekken; daarenboven had de vrouAV de
keus door het edictum de alterutro óf dc dos óf hetgeen
haar door haren nuin bij doodc vermaakt is, te vorderen.

1 Vgl. Momniscn, licitriigo 111. Die Lclire v. il. iMora p. 331.
Wimlsclieid, Krit. Zeitsclir. 111. p. 277.
- Vgl. fr. 11. de novat.

-ocr page 61-

Al (leze eigenaardigheden vielen weg, wanneer de dos
in stipulationein werd gededuceerd,

Justinianus heeft later hij c. un. de rei uxor. act. de
eigenaardigheden dezer actie op de actio ex stipulatie
overgedragen.

Op grond van al de hier waargenomen verschijnselen
ïnogcn wij gerust aannemen, dat de novatoire obligatie
een bestaan heeft geheel onafhankelijk van de genoveerde.

Deze waarheid wordt voor zooveel dc stipiilatio spe^
Cialis
betreft, ontkend door Liebe

Stipulatip specialis is dc stipulatie, die als onderwerp
l)evat:
al wat uit eene obligatie kan gevorderd worden, in
tegenoverstelling van de
vulgaris, die eene bepaalde zaak
bevat.

Quidquid ex vendito te mihi dare facere oportet, id
dari spondes?
is eene stipulatio specialis; Stichum dare
spondes?
eene vulgaris

• P. 280 cn T.

^ Dc onderscheiding tusschen stip. vulgaris cn specialis is gemaakt
door ïhalclacus in zijne Scholien op c. un. dc rei uxor. act.

Dc opvatting van die onderscheiding is geheel anders hij Cujacius
dan Lij Liebe; bij Cuj. ad leg. 29. dc V. O. in
slip. vulgaris; quac
fit simpliciter;
specialis; quac fit adjecta causa.

Wij hechten niet het minste gewigt aan deze onderscheiding, cn zul-
len ons derhalve geen moeite geven den waren zin dier onderschei-
ding op te sporen. Poitcndien Licbc wederleggende, is het toch beter
diens terminologie te volgen.

Ten aanzien dezer stip. spcc. heeft Liebe, p. 272 cn t., zonderlinge
beschouwingen. Illj hoadt het namelijk voor eene controverse tusschen
de Rom. Juristen, of in de stipulatio spcc. dc regten des promittcnt»
vervat zouden zijn. ü. v., of in de stip.
quidquid ex vendilo te mihi
dare facere oporlel, id dari spondes?
de verpligtingen des emtors
begrepen z^n.

Die mecning steunt op fr. uit. de aeceptil. (Labeo): quot;Si ego tibi
acceptum fcci, nihilo magis a tc liberatus sum. Paulus: imo cum lo-
catio conductio, emtio venditio conventione facta est, et nondürn res

-ocr page 62-

Dat (;r verschil van behandeling tussclien de stip. spe-
cialis en
vulgaris zou bestaan hebben, is a priori on-
waarschijnlijk,
omdat er geen wezenlijk onderscheid
tusschen beiden bestaat.

intcrccssit, utrinquo per acccptilationcm, tamctsi ab altemtra partc
dumtaxat intcrccssit, libcrantur obligatione.quot;

Wanneer een synallagmatiek contract b. v. een koop is afgesloten
en dc obligaticn. die daaruit voor den verkooper voortvloeijcn, zijn ge-
acceptileerd, dan is daardoor de koopcr nog niet bevrijd.

Dc acccptilatio nu kan niet plaats hebben dan door overbrenging van
dezo oWigaticn in eene stipulatie cn door delging van deze.

De stipulatie, die loopt over de obligaticn des vcrkoopers, moet dus
geluid hebben:

«Quidquid ex vendito te mihi dare facere oportet, id dari spondes?quot;

Waren in deze woorden de obligationes cx emto vervat, dan wareu
die mede gcacccptilcerd. Nu zegt Labeo, dat dc koopcr niet gelibc-
reerd is, en daaruit volgt, dat zijne verpligtingen in de stipulatie niet
zijn opgenomen.

Nu beweert Liebe, dat Paulus van Labco in gevoelen verschilt; dat
hij den koopcr voor gelibercerd hield, omdat ook zijno verpligtingen
in do stipulatie waren opgenomen.

Ten onregte: Paulus bestrijdt niet het gevoelen van I.abco; hij maakt
cr alleen eene nota op, zegt, dat het tc algemeen gesteld is.

In een geval, zegt hij, moet op den regel, dien gy Labco stelt,
eene uitzondering gemaakt worden, namelijk als de acceptilatie plaats
heeft van eene obligatie, die uit een consensucel contract voortspruit,
quando nondum res inlercessit; de libcratie des koopcrs is dan niet ge-
legen in de
acceptilatie, maar in den mutuM dissensus, die uit de
acceptilatie blijkt, welke m. d. voldoende is om de obligaticn uit conscnsuële
contracten voortspruitende,
quando nondum res intercessit, ia delgen.

Deze dwaling van Licbe heeft zyn oorsprong tc danken aan zijne
mecning, dat in het:
quidquid ex vendito N. N. J. A. d. f. oportet
der fonnula ook de verpligtingen des cmtors begrepen zouden zijn.

Liebe loochent daarmede de onafhankelijkheid der correlatieve obli-
gaticn van elkander, welke door de leer van het pcriculum, ja door
het gcheclc karakter van het 11. 11. wordt bevestigd.

Zijne bewijsplaatsen cap. 5. dc benef. van Sencca, e. 14. C. do scn-
tent. zijn dan ook zeer zwak. — Ten opzigte der uitlegging van de stip.

-ocr page 63-

Evenwel J)etoogt Lie])e de afliankelijklieid der stipula-
tio specialis van de oude obligatie op dc volgende drie
gronden:

1) de aanteekening van Thalelaeus op c. un. de rei
uxor. act.:

quot;Erant ergo inultae differentiae inter actionem rei
uxoriac et actionem ex stipulatu
vulgarem.quot;

Naar Liebe volgt daaruit argumcnto a contrario, dat
er geen verschil bestaat tusschen de rei uxor, actio en de
stipulatio
specialis, die haar novccide.

Met argumenta a contrario dient men voorzigtig om
tc gaan en het is best mogelijk, dat ïh. zich van dc
meest voorkomende species der stipulation over eene dos
heeft bediend om het genus te kennen tc geven; maar
ook al ligt in de affirmatie cenc negatie ojjgesloten, dan
heeft nog Xh. zooveel gezag niet om op zijn woord een
door niets bewezen stelsel aan te nemen.quot;

2) Fr. 32. solut. matrim.:

quot;Si prior maritus posteriori dotis nomine, tamquam
debitor mulieris dotem promiserit, non plus, quam id,
([uod facerc possit, dotis futurum esse.quot;

De eerste man, die aan den tweedon echtgenoot der
vrouw dc haar verschuldigde dos beloofd heeft, kan ook
tegen dezen het beneficium competcntiac doen gelden,
waarop hij zich legen de vrouw had kunnen beroepen.

Licïbe houdt tui de stipulatie, waarbij de dos wordt he-

spcc. willen wij liicr nog bijvoegen, dat zij alleen die vcrpligtingen
des promittents bevat, die op den tijd, dat de stipulatie wordt afge-
sloten, opeisebbaar zijn. Vgl. fr. 70. J 1. de V. O. (z. b.). Zie ook
fr. 89. en fr. 125. eod.

De praestaticn, die niet in stipulationem zijn gededuceerd, kunnen
met dc actie uit de oude obligatie opgevorderd worden. «Id quod non
transfcrtur in causnni novationis jnre pristino peti potestquot; (fr. 4. de usur.)

-ocr page 64-

loofd, voor ccne specialis, en beschouwt den overgang
van het beueficiuin competentlae als een verschijnsel, te
verklaren uit de verwantschap van dc geuoveerdc met de
novatoirc stipulatie.

Twee dwalingen ; want vooreerst wordt nergens gezegd,
dat de novatoirc stipulatie eenc specialis is, men spreekt
algemeen van stipulatie zonder eene bepaalde soort voor
oogen te hebben; vervolgens — wordt het benef. comp,
in den vorm van exceptie geldend gemaakt, en daar nu
exceptiën niet tot de obligatie hehooren (z. o.), beslist
dus haar overgang in geenen deelc de vraag, of de oude
obligatie in de nieuwe voortleeft.
3) Fr. 29. § 1. de V. O.:

quot;Si a fure hominem sim stipulatus, quaesitum est, an
stipulatio valeat? Mo vet quaestionem, quod stipulatus
hominem meum videor; non valet autem hujusmodi
stipulatio, ubi quis rem suam stipulatus est; ct constat,
si quidem ita stipulatus sim:
qitod ex causa condictionis
dare facere oportet ?
stipulationem valere; si vero hominem
dari stipulatus fuero, nullius momenti esse stipulationem ;
quodsi postea sine mora decessisse proponatur servus, non
teneri furem condictione. Marcellus ait; quamdiu enim
vivit condici potcrit; at si decessisse proponatur in ea con-
ditione est, ut evancscat condictio propter stipulationem.quot;

Van een dief kan men wel zijn eigen zaak condicc-
ren, maar niet stipuleren; wil men dus met hem cenc
novatic aangaan, dan moet men in onbepaldc termen,
dus door ccne
stipulatio specialis van hem stipuleren, Avat
hij ons schuldig is. Stipuleert men met de
vulgaris, dan
is zij nietig. Zooverre tot
quodsi.

Bij quodsi begint de Jurist een voorbeeld op te geven:
Ik heb gestipuleerd van den dief; die stipulatio ziet
Liebe voor ccne
specialis aan, cu relt;lcneert verder daar-
uit om zijne stelling te bewijzen. ,

-ocr page 65-

Zoo als echtcr uit den zameiihang Llijkt, is die stipu-
latis geene
specialis, maar eene vulgaris.

Die vulgaris is nietig; alleen heeft aij ten gevolge, dat
de mora, die altijd de condictio ftirtiva aankleeft, wordt
gezuiverd. Daarom kan de slaaf, zoolang hij leeft, wor-
den gecondiccerd, niet meer als hij dood is, ofschoon
dit vóór de zuivering der mora door de stipulatie had
kunnen geschieden.

Tot de ohligatic Iwhooren niet de excepticn, die tegen
haar ingebragt kunnen worden; deze zijn een' op zich
zelf staand regt des debiteurs om het regt des schuld-
eischers van zijne kracht te beroovcn

Zij gaan dus niet door de novatie te niet.

Haar blijven Ix'staan of te niet gaan is van andere-
regels afhankelijk, die het niet in ons bestek ligt ex
professo te beliandelcn 2.

Als hoofdregel kan dienen deze, dat zij blijven bestaan,
belialve wanneer daaruit eene onbillijkheid zou voort-
vlocijen.

Zoo kan de debiteur zich niet tegen den nieuwen cre-
diteur bedienen van de exception, die hem tegen den
ouden competeerden, wanneer de delegatie
solvendi causa
is geschied; dc delegatar is krijgt hier alleen wat hem
toekomt; ook kan men niet van hem -vorderen, dat hij
onderzoeke of de delegatus exception tegen den delegans
kan opponeren

Anders is het, waar douandi animo wordt gedelegeerd'1;
hier blijven de excepticn van den delegatus in wezen;

1nbsp; Fr. 7 pr. de doli mali exc.; fr. 2. § 3. de donat.

-ocr page 66-

want het is heter dat de schenking niet tot stand komt,
dan dat de dehitem- zijne regten niet kan doen gelden,
die hij anders er óf bij zal inschieten, óf waarvoor hij
zich oj) den delegans zal moeten verhalen, die wederom
verhaal zal uitoefenen tegen den delegataris.

Natuurlijk zal ook daar dc exceptie te niet gaan, wan-
wanneer in het aangaan der novatie een afstand der
exceptie door den regthel)bende gelegen is

1 Fr. 13. dc novat.

-ocr page 67-

HOOFDSTUK II.

HET JUSTINIANEÏSCIIE REGT.

5 G.

liet begrip der novatie.

In den tijd, die het khissieiie regt van het Justinia-
neïsche afscheidt, is men van liet ware hegrip der novatic
afgeweken.

Dat de nieuwe obligatie over hetzelfde onderwerp
moest loopen als de oude, en dat zij in eenig opzigt van
deze moest verschillen, heeft men uit het oog verloren;
de novatie heeft men alleen laten afhangen van het aan-
wezig zijn van den aninms novandi.

C. 8. dc novat.:

quot;s...... si quis vel aliam personam adhihuerit......

vel pigiuis acceperit, vel quantitatem......minuendam

esse crediderit...... vel cautionem juniorem ' accepe-
rit, vel aliquid fecerit, ex ([uo veteris juris conditorcs
introducebant novationcs......quot;

Justinianus schetst hier den toestand der novatic zoo

' Vclc handschriften lezen: cautionem minorem-, wy volgen Cujacius,
Observ. 19. 36., die op autoriteit van andere handschriften
juniorem
leest. Dc lezing van Cujacius is ook gevolgd in de editie van het
Corpus .Iuris van Kriegel.

-ocr page 68-

als die was \oor de uitvaardiging zijner constitutie, een
toestand, die hij echter ten oiuegtc meent, dat reeds ten
tijde der klassieke Juristen voorhanden was.

Men ziet uit die schets, dat oj) de identiteit der on-
derwerpen, in dc heide ohligatiöji aanwezig, niet meer
gelet werd:
quantitas minuenda —; evenmin op liet quid
novi
iu posteriore ohligatione: door het toevoegen van
den horg (niet den sponsor), van een pand, door het aan-
gaan eener nieuwe schuldhekendtenis wordt niets nieuws
in de obligatie gebragt —, en toch nam men in al die
gevallen novatie aan.

Na de uitvaardiging van deze was er in de novatie,
sedert het klassieke regt, in de drie volgende hoofdpun-
ten verandering gekomen:

I.nbsp;Behoeft de nieuwe obligatie niet meer in iets van
de oude tc verschillen; dit blijkt uit 1. 8. cit., waarin
Justinianus den zoo even geschetsten toestand, behou-
dens eenige wijzigingen hetrelTende den animus novandi,
tot wet verheft.

Dat er niet iets nieuws in de novatoire obligatie be-
hoeft te wezen, neemt niet weg, dat de nieuwe relatie
tusschen partijen in zeker opzigt van de oude moet ver-
schillen ; maar dit kan als geen bijzonder vereischte der
novatie worden aangemerkt; het is niets dan een' nood-
wendige bepaling van den animus novandi, van den
wil, die met de novjitie, de daad, in tegenspraak zou
komen, wanneer deze niets zou uitwerken.

II.nbsp;Behoeft het debitum der novatoire obligatie niet
meer identisch te zijn met dat der oude.

L. 58. de V. O.:

quot;sed qui actum stipulatur deinde iter, posteriore sti-
pulatione nihil agit, sicuti, qui decem, deinde quinque
stipulatur nihil agit, nisi in onniibus novandi .inimo
hoe facere specialiter expresserit; tunc enim priore obli-

-ocr page 69-

galioiic cxspirantc ex sccuiida iiitroducitur petitio, et taiii
Iter, quam usus, nec nou quiuque exigi possunt.quot;

Van 7iisi af tot aan het einde is geïnterpoleerd ; dit
gedeelte drukt dus den geest der Justinianeïsche Wet-
geving uit.

Men ziet daaruit, dat het debitum der novatoirc obli-
gatie een deel kan wezen van dat der oude; of het ook
eenc andere zaak kan zijn dan die, welke cx priorc
obligatione verschuldigd is, dit valt niet met zekerheid
op te geven.

Van den eenen kant zou men kunnen zeggen, dat dc
identitcitregels door Justinianus alleen zijn afgeschaft, voor
zooveel het stipuleren van eenc minor quantitas betreft,
dat zij derhidve overigens ongeschonden zijn gebleven.

Van den anderen kant mögt men hcweren, dat de be-
paling van Justinianus omtrent de minor quantitas de
grootste schennis ware, die aan de identiteitsregels kan
worden aangedaan, eene schennis zoo groot, dat zij alle
andere afwijkingen, dus ook het stipuleren van alia res,
wettige kracht had geschonken.

Tot dc laatste ineening zou ik eer overhellen.

III. Wordt de animus novandi niet jneer uit het aan-
gaan der novatoirc obligatie afgeleid, maar daarvan
moet door eene uitdrukkelijke verklaring blijken (z. o.).

Vatten wij deze drie verschilpunten te zamen, dan is
dc novatie, die van te voren was: het
vernietigen eener
obligatie door het aangaan eener nieuwe, eVi onderwerp aan
de vorige gelijk, in een van de overige bestanddeelen van
haar verschillend;

geworden: het vernietigen eener obligatie door eene {ex-
presse) verklaring des crediteurs van die te willen delgen,
afgelegd ter gelegenheid van het vestigen eener nieuwe, die
men in de plaats der gedelgde verlangt te stellen.

In het klassieke regt is het dc obligatie, in het Justi-

-ocr page 70-

niaiicischc de wil, uitgesproken bij zekere gelegenheid,
die de obligatie opheft.

Vergelijken wij de novatie met de andere modi tollendi,
dan zien ivij bij haar alleen den wil als het eigenlijk
vernietigende element verschijnen, de handeling op den
achtergrond treden.

In het Justinianeïsche regt is zij de hoogste uiting
van den wil op het gebied der modi tollendi, want de
wil, die anders nooit obligaticn mag delgen vermag
het wel, als tegelijk eene nieuwe in de plaats der ver-
nietigde wordt gesteld. —

Letten Avij op de bestemming, die de novatie, zoo als
zij thans is gevormd, in het verkeer heeft te vervullen,
dan heeft zij vierderlei karakter:

1.nbsp;dat van schuldwijziginy, wanneer namelijk de nicuAve
obligatie de qualitcitcn heeft, die in het klassieke regt
tot het
Avczen eener novatoire gevorderd Averdcn;

2.nbsp;dat van betaling, als de nieuwe obligatie over eene
andere zaak loopt dan de oude.

De schuld toch AVordt bepaald door het verschuldigde
voorwerp
en de materiële causa, Avaaruit het verschul-
digd is; bij verandering van het
voorAverp blijft dc schuld
niet meer dezelfde,
Acrliest de novatie haar karakter van
schuldwijziging, erlangt daarvoor dat van betaling, dat
opkomt, zoodra ccne schuld in
dc plaats eener andere
wordt gesteld (z. b.).

3.nbsp;dat van gedeeltelijke kwijtschelding zonder aequivalent,
Avanneer de nieuAve obligatie eene minor quantitas dan
dc oude bevat. Het verschil tusschen dc quantitciten in
beide obligatiën A'crvat, gaat voor den crediteur A'crlo-
ren, zonder dat hij er iets A'oor in de plaats bekomt;

4.nbsp;dat van middel om j)and en borgen te ontslaan, Avan-

' Von Schcurl, Erlassverlrag in Beiträge, Uil. 2. lift. 1. p. 10.

-ocr page 71-

neer de oude en nieuwe obligatie gelijkluidend zijn, en
aan de oude pand of borgen waren verbonden.

Op de twee eerst vermelde karakters van novatie, dut
van
schuldmijzujing cn betaling, maakt Savigny opmerk-
zaam, zonder dat hij echter aanwijst, wanneer haar hel
eene, wanneer haar het andere eigen is.

Nadat hij eerst heeft betoogd, dat novatie betaling is,
zegt hij •:

quot;Es darf jedoch nicht übersehen werden, dass die
Novation eine etwas zweideutige Natur hat. Sie ist hier
aufgefasst werden als Surrogat der Erfüllung (dinch
Auslausch der msprünglichen Obligation), und dieses
wird meistens ihre wahre Natur sein.

Sic kan aber auch auf bloss formelle Weise gebraucht
werden, etwa um die Obligation zuerst in eine Stipula-
tion umzuwandeln und dann durch Acceptilation auf-
zuheben, vielleicht in der Absicht einer Schenkung.quot;

Wanneer Savigny de novatie als solutie beschouwt,
staat hem het geval voor oogen, waarin het dcbitum der
nieuwe obligatie een aiuler is dan dat der oude; waar
liij haar als middel aanziet, om quot;cine Obligation in eine
Stipulation umzuwandelnquot; — welke voorstelling zich
onder dc meer algemeene van schuldwijziging laat rang-
schikken — een geval, waar de debila identisch zijn.

De verandering, die onder Justinianus in dc natuui-
der novatie gekomen was, wijst van zelve aan, of zij
als ontwikkeling of als uitbreiding l)uilen hare natuur-
lijke grenzen tc beschouwen is.

Novatie als betaling is overbodig: door de regels bc-
IrelTende solutio en in solutum datio konden alle geval-
len , waarin eene .schuldvordering in betaling eener
andere gegeven woi-dl, bebeerscbt worden.

' Obligntionenrecht, 1. p. 103 cn IGO.

-ocr page 72-

Novatie als kwijting zonder aelt;[uivalent is overbodig.
In de behoefte van kwijting zonder aequivalent wordt
door de acceptilatie voorzien.

Novatie als middel om pand en borgen tc ontslaan
is overbodig. Voor het ontslag van pand dient de re-
missio pignoris; voor dat der horgen de acceptilatie hun-
ner verpligting.

Alleen als schuldwijziging is de novatie v.m gcwigt,
want ook tlians kan deze nog niet door pactum ad-
jectum geschieden.

Nu moet iu een goed regtssysteem elk instituut een
bepaald doel hebben te vervullen, dat door geen ander
kan vervuld worden; geen mag op het gebied van een
ander inbreuk maken.

Dc natuurlijke grenzen van elk instituut zijn dus daar,
waar zijn doel ophoudt.

Zoo is de uitbreiding der novatie, wier doel als het
eenige, dat door geen andere instituten kan ])ereikt wor-
den, in schuldwijziging bestaat, tot .andere doeleinden,
als eene uitbreiding buiten hare natuurlijke grenzen te
beschouwen.

De ontwikkeling der novatie had alleen moeten be-
staan in het verminderen van de kracht der praesum-
tiones , waaruit de animus jiovandi Averd afgeleid; —
doordien de animus novandi al de .andere vereischten
der novatie heeft ge.absoibeerd, zijn hare natuurlijke gren-
zen weggevallen. Zal zij nog van eenig nut zijn, dan
moet men aan haar toevoegen, wat van te voren van
zelf haar eigen was: identiteit en quid novi.

Dc novatie, zoo .als zij thans is, kan vergeleken wor-
den met een huis, Avaarvan men de muren heeft
omA'cr-
gehaald: de open plaats, die is overgebleven,
IcA'erl
geen bijzonder nut op; Avil men haar ergens voor la-
ten dienen, dan moet men de muren weer optrekken

-ocr page 73-

en er een huis van maken, zoo als het van te voren
geweest is.

§ 7.

Vormen, vereischten, gevolgen der novatie.

Om niet in herhalingen te vervallen, zullen wij alleen
die punten aanstippen, waarin in de novatie sedert hel
klassieke regt verandering is gekomen.

Vormen der novatie.

Thans zijn er zoo vele vormen van novatie, als er zich
veranderingen in dc relatie tusschen crediteur en debi-
teur laten denken.

Dit volgt daaruit, dat de animus novandi het eenige
vercischte der novatie is; zoo lang die animus redelijk
blijft, kan er derhalve novatic plaats hebben; redelijk
blijft hij, zoolang dc novatie ccne verandering in dc
relatie van partijen, welke het dan ook zij, ten ge-
volge heeft.

In de aanwending der vormen, die reeds in het klas-
sieke regt bestonden, zijn eenige veranderingen gekomen:

1.nbsp;is dc novatic door verandering van crediteur niet
meer het eenige middel om schuldvorderingen over te
dragen; die overdragt geschiedt thans ook door overeen-
komst tusschen cedens en cessionaris ' ;

2.nbsp;is dc novatie door het adjiccrc of detrahcre van deu
sponsor weggevallen, doordien er geen sponsores meer
zijn 2.

Vereischten.

A. Nieuwe obligatie.

• Mühlcnbruch, Cession (ed. 2), p. 440.

' J 3. r. q. m. o. t., waarin dc plaats van Gajus nageschreven is,
sponsor in ficlejwsor is veranderd.

-ocr page 74-

1. Formele causa.

Wanneer cle novatie tol schuldwijziging dient, weten
wij, dat dc novatoire obligatie ccne formele moet zijn.

Evenzoo is het, wanneer zij tot betaling dient; Avanl
met de novatoire ol)ligalie, die het aecjuivalcnt der ge-
noveerde moet zijn, mag geene noodweiuligc verminde-
ring van het verjuogen des crediteurs gepaard gaan; de
formele obligaticn nu zijn de eenige, Avaarmede niet
noodwendig eene vermindering van het vermogen des
crediteurs is verbonden.

Bij de novatie als middel om pand en borgen te del-
gen en bij haar als gedeeltelijke k^vijling zonder aequi-
valent, moet de novatoire obligatie eene formele zijn om
dezelfde reden, Avaarom zij het bij schuldwijziging is.

Bij de eerste Avil men de schuld dezelfde laten, die zij
gCAVccst is; bij
de tAveede Avil men voor een gedeelte
evenzeer
de schuld in Avezen laten; voor het overblijvend
gedeelte
is er geen aequivalent.

De formele obligatiën van het oude regt Avaren: de
stipulatie en de littcrarum obligatio.

De stipulatie is blijven bestaan; de litleraruni obli-
gatio is
Aveggevallen

In het Justinianeïsche regt komt ccne nicuAve lilt.
obligatio
Aoor, van geheel anderen aard dan de oude.

Zij bestaat in ccne verklaring bij geschriften, dat Avij
zekere
som of zekere zaak schuldig zijn.

Gedurende Iavcc jaren na de dagleckening kunnen Avij
den .schuldeischer tot slaving der materiële causa nood-
zaken; na dien lijd staat ons zelfs het bewijs van het
niet
aanAvezig zijn eeiier causa niet meer vrij

Van deze lilt. oblig. bediende men zich om schulden
tc noveren, zoo als blijkt uit de volgende plaatsen:

» 'Htul. Instit. dc litt. oblig. cn Theophilus ad h. t.

- Titul. Inlt;tit. dc litt. oblig.; 1. H. C. dc non niiincr. pee.

-ocr page 75-

L. 0. Cod. ïJicod. de denunt. vel edit, rescript.:

quot;Si quis dehiti, quod vel ex Ibenore, vel ex pecunia
mutuo data sumpsit exordium, vel ex alio quoliJjet titulo
facta cautione translatum est.quot;

Men heeft hier wel eens gedacht aan de oude lilt.
ohlig., doch die gedachte is reeds weerlegd door Jac.
Gotliofredus

L. 5. C. dc non num. pec.:

quot;....... quum autem ex praeccdenti causa dchiti

in chirographum quaiititas redigitur, non requiritur, an
tunc, quum cavehatur, numerata sit, sed an justa causa
del)iti pr accessen t.quot;

L. 6. cod.:

quot;Frustra opinaris, exceptione non numeratae pecuniae
tc esse munitum, quando, ul faleris, in ejus vicem, qui
erat oldigalus, suhstilueris te debitorem.quot;

2. Bebitim.

Dit Ijchoeft niet meer identisch tc zijn mei dat der
oude oude obligatie; men kan minor quanlitas, en, zoo
als Avij gelooven, ook alia res slipuleien.

Wij moeten daarom in al de Pandeklen-plaalsen,
waarin de identiteit van hel dcbitum Avordt geleerd, met
het oog op de Juslinianeïsche Wetgeving, die identi-
teit als iels overtolligs
beschouAVcn, den grond der
novatie in den animus novandi zoeken, die bijna overal
tegelijk met dc identiteit der dehita gezegd wordt aan-
wezig tc zijn.

De Aveinigc Avetten, Avaarin tegelijk met dc identiteit
dc animus novandi niet AVordt vermeld, zijn aan betoog
der compilatoren ontsnapt.

IJ. Animus novandi.

In het klassieke regt werd de animus novandi uit het

' Zie Thcophilus, Cil. Hcitz. p. 068. not. a.

-ocr page 76-

aangaan eencr obligatie, die de qualiteiten eener nova-
toire bad, afgeleid.

De qualiteiten der novatoire obligatie vielen weg, en
ten laatste kon elke formele obligatie als jiovatoire dienen.

Voeg hierbij nog, dat de regtsinstituten, die men met
de novatie kon vcTwarren, ook waar deze in hare oude
gedaante voorkwam, hunnen vasten vorm hadden verloren,
dan kan het wel geen vci-wondering baren, dat uit
het aangaan der novatoire obligatie niet meer met ze-
kerheid dc aninms novandi kan worden opgemaakt, dat
de een dien daar zag, waar de andere hem ontkende

quot;et quasdam de hoe praesumtiones alii in aliis casi-
bus introducebant

Zoo verre AVas het gekomen, dat men zich tegen het
waarnemen eener novatie, waar die niet bedoeld Avas,
alleen door eene expresse verklaring van
niet te Avillen
novercn, beveiligd achtte,

quot;etsi non verbis exprimatur, ut sine novatione, quod
soluto vocabulo
uyoßartvrutc dicunt, causa procedat

Aan dezen regtstoestand Avilde Justinianus een einde
maken, en hij kon zijn doel alleen bereiken door tot
elke novatie cenc expresse verklaring van het aanwezig
zijn van den animus
noA'andi te vorderen.

Door alleen de praesumtiones af te snijden, had hij
zijn doel gemist; de kracht der gCAVoonte had van zelve
de weggevallene praesumtiones juris in praesumtiones
facti herschapen.

Zoo koos dan Justinianus het goede middel:
quot;Novationum nocentia corrigentes volumina et veteris

juris ambiguitatcs resecantes, sancimus, si quis.......

nihil penitus prioris cautelae innovari, sed anterior;»

M I. cit.
quot; L. 8. C. cit.

-ocr page 77-

Stare et posteriora iucremeiituin illis aeccdere, nisi ipsi
sjieeialiter reiniserint quide/n iwiorein oLligationein, et
hoc expresserint, quod secundam magis pro aiiteriorihus
clegeriiit.quot;

Men moet deze uitdrukking quot;nisi specialiter remise-
ruitquot; in verhand beschouwen met de uitdrukking quot;si
specialiter hoc actum est (ut novctur),quot; die in eenige
Pandekten-plaatsen is geïnterpoleerd

Justinianus vordert wel geen formele woorden, maar
ook stelt hij zich niet te vreden met een animus no-
vandi, die ex rehus ipsis et factis hlijkt.

Hij verlangt eenc verklaring in woorden, welke het
ook ziju; eene uitdrukkelijke verklaring van den animus
novandi.

Dit wordt echter door vele Juristen ontkend, die be-
weren, dat van den animus novandi, op Avclkc wijze
dan ook, heeft kunnen hlijken.

Tot deze behoort Fein die de viaag uitvoerig hc-
handelt, en hij wien dc voorstanders van heide meenin-
gen worden opgegeven.

Tegen het aangehaalde argument, geput uit de uit-
drukkingen quot;specialiter rcmiserint ;quot; quot;specialiter hoc
actum estquot; voert Fein aan:

1) dat in dc constitutie ook voorkomt quot;si hoc expres-
serint, quod secundam magis pro anterioribus clegerint;
dat
exprimere zoowel heteekent uitdrukken door woorden
als door handelingen; dat dus eenc tacita cxpressio van
het verlangen, om ccne obligatie in dc plaats van de
andere stellen, voor dc novatic voldoende is.quot;

Op zich zelve beschouwd heeft die uitdrukking ook
deze heteekenis, maar in de Wet wordt van een
speeia-

' L. 29; 31. $ 1. dc novat.; 1. 63. de V. O.
' öeiträge u. s. w., p. 28 en v.

-ocr page 78-

liter remiserint gesproken, en daaraan AVordt «loor de
andere uitdrukking haar kracht niet ontnouien.

Partijen moeten uitdrukkelijk verkhnen, dat zij dc
oude ohh'gatic willen delgen; niet hehheu zij noodig
uitdrukkelijk te verklaren, dat zij de nieuwe ohligalie
in dc plaats der oude Avillen gesteld zien.

De reden hiervan is duidelijk: Avanneer eene obligatie
gevestigd wordt, dan spreekt het Avel van zelf, dat zij
zal blijven bestaan; hiertoe
is geen bijzondere verkla-
ring noodig.

Maar of die obligatie de kracht zal hebben eene be-
staande obligatie te delgen, dat kan rpiestieus zijn:
hiervan AVordt eene uitdrukkelijke verklaring vereischt.

Die verklaring eens afgelegd zijnde, blijkt het van zelf,
tacite, dat partijen de nieuAV gevestigde obligatie in de
plaats der gedelgde hebben
Avillen stellen.

Of er animus novandi aauAvezig is, komt dus daarop
neder, of partijen den
aninuis remittendi priorem obliga-
tionem hebben.

Dc expresse verklaring van don animus novandi be-
staat dus in eene expresse
A'orklaring van den ani-
mus remittendi: in het
specialiter remiserint ligt dus
eene expresse verklaring van don animus novandi op-
gesloten ;

2) dat de Avoordon ''specialiter actumquot; in de aange-
haalde plaatsen niet zijn geïnterpoleerd, Avaaruit dus
zoude volgen, dat de uitdrukking: quot;si hoe actum est, ut
novctur,quot; die in de meeste plaatsen voorkomt lt;'u waarin
geen uitdrukkelijke verklaring van den animus novandi
ligt opgesloten, de bedoeling der .lustinianeïsche Wet-
geving
Avedergeeft.

Dat de iritdrukking specialiter niet zou zijn geïnterpo-
leerd , is
ouAvaar. Specialiter is geene uitdrukking, Avaar-
van zich do klassieke Jnrist(gt;n zomlon hebben bediend ;

-ocr page 79-

daareiibovcii is ecu specialiter actum, ut novetur iu Jiet
klassieke regt ceue zinledige uitdrukking

Verder moeten wij nog opmerken, dat dc wetten,
waarin van een
specialiter actum gesproken wordt, geens-
zins strijden met die, waarin slechts een eenvoudig
quot;actumquot; wordt vermeld.

In de eerste wordt het bewijs van het regt met het
regt vermengd, in de laatste is het daarvan afgeschei-
den; in de eerste wordt voorondersteld, dat de animus
novandi nog bewezen moet worden, in de laatste, dat
die reeds bewezen is.

Wij zullen ons onthouden in eene wederlegging te
treden van de overige, soms wat subtiele redeneringen
van Fein, daar wij onze mcening genoegzaam bewezen
achten.

' Vgl. von Savigny, Oblig. rccht, S. 160.

-ocr page 80-

HOOFDSTUK III.

IIET NIEUWE REGT.

s 8.

Begrip der novatie.

Het voorbeeld van Cujacius, die daar novatie zag, waar
men fingeerde eene schuld lietaald en met het betaalde
eene nieuwe gevestigd te hebben, is door de Franschc
auteurs nagevolgd ^

Zoo houden zij cenc conversie van bruiklecning in
vcrhruiklccning cn soortgelijke omzettingen voor novatie.

Wat er het nut van zij om twee handelingen, zoo
als het hetalen van de bruiklecning en het vestigen eener
verhruikleening door overgave van het betaalde, onder
een naam tc brengen, zie ik niet in.

Zij vormen niet ctin begrip; de eenigc betrekking, die
tusschen haar bestaat is deze, dat wegens (icnc natuur-
lijke noodwendigheid dc tweede niet kan ontstaan, voor
dat de eerste is afgcloopen.

Dat die handelingen niet werAre/yA'plaats vinden, maar
slechts
gefingeerd worden tc geschieden, kan de verccni-
ging onder ccn naam niet verontschuldigen: gefingeerde

Garraii de Coulon (in het Répert. van Merlin) voce «oration § 2.

-ocr page 81-

haiidoliiigeu ziju iu wezen niet van de werkelijke onder-
scheiden; dc fictie heeft in tegendeel juist de kracht om
aan handelingen, die niet tot werkelijkheid zijn gcko-
uien, werkelijkheid toe te kennen; de fictie verminkt
de handelingen niet, zij treedt iu de plaats der feiten,
die eene handeling ten gevolge hebben; eens in het regt
aangenomen zijnde, staan de handelingen, die uit haar
voortspruiten, op gelijken voet met die, welke de wer-
kelijkheid voortbrengt.

Geene vereeniging van gefingeerde handelingen onder
een naam is dus wenschelijk, waar die, zoo zij werke-
lijk hadden plaats gevonden, onraadzaam zoude zijn.

Wanneer men nu handelingen, die zich niet onder
oen begrip laten vereenigen, toevoegt aan een hepaald,
afgebakend en afgerond begrip, dan spreekt het van zeilquot;,
dal dit begrip door den aanwas niet wordt verruimd,
maar dat het daarmede als met een onecht bestanddeel
wordt verzwaard, dat men moet afzonderen, zoodra men
het ware gidialte des begrips wil leeren kennen.

Zoo heeft de vereeniging dier zoo even vermelde con-
versiën met de novatic geene innerlijke kunnen zijn;
zoo zal men steeds dc conversil'n moeten afscheiden om
tol het ware novatiebcgrip te geraken.

Behalve deze onechte toevoeging heeft het novatic-
begrip in den nicuwcren tijd geen duurzame verandering
ondergaan.

d'Argentrë ' spreekt wel van novatic van zakelijke reg-
ten, maar dit is meer eenc oneigenlijke uitdrukking voor
novatie van de verpligting des bezitters jegens den eige-
naar ad restituendum, die toch eenc obligatoire is, dan
wel eenc verbastering van begrippen.

Ad. arf. 273. Couluni. van Urctagiic.

-ocr page 82-

Bovendien kojnt de uitdrukking liij latere schrijvers
niet jnccr voor.

Ook transactie wordt onder het novatiehegrip ge-
Lragt S maar deze hcschouwing is een gevolg van eene
verkeerde opvatting van transactie, niet van eene te
groote uitbreiding der novatie.

Men ziet het regt, waarover eene dading wordt geslo-
ten , als bestaande aan , terwijl het juist het eigenaardige
der transactie is, dat daarbij het bestaan van het regt
in het onzekere worde gelaten. —

Zoo is dan het Justinianeïsche novatiehegrip vermengd
met de onechte toevoeging der zoo even vermelde con-
versiën in den C. C. en in ons B. W. overgenomen.
Art. 1271. C. C.:

quot;La novation s'opère lt;le trois manières:
1°. Lorsque le debiteur contracte envers son créancier
une nouvelle dette, «pi est substituée à l'ancienne, la-
(luelle est éteinte ;

2°. Lorsqu'un nouveau débiteur est substitué à l'ancien etc.;
3°. Lorsque par reflet d'un nouvel engagement, lui
nouveau créancier est su])stitué à l'anciim, envers lequel
le débiteur se trouve déchargé.quot;

Art. 1449. B. W.:

quot;Schuldvernieuwing wordt op driederlei wijze te weeg
gebragt:

1°. Wanneer een schuldenaar ten behoeve van zijnen
schiddcischcr eene nieuwe schuldvcrbindtenis aangaat,
welke in de plaats gesteld wordt van de oude, die daar-
door vernietigd wordt.

2°. Wanneer een nieuwe schuldenaar wordt gesteld in
de plaats van den vorigen. enz.

» (l'.Srgcntrô 1. c.; ook Touiller VI. 83. assimileert transactie aan
novatir. Hctzelfilc doet ook IMühlcnbruch.,

-ocr page 83-

3quot;. Wanneer, len gevolge eener nieuwe overeenkomst,
oen nieuwe sclmldeiseher gesteld wordt in de plaats
van den vorigen, te wiens opzigte de schuldenaar van
zijne verhindtcnis ontslagen wordt.quot;

In n°. 2 cn nquot;. 3 van de gelijkluidende artikelen wor-
den dc gevallen behandeld, waarin liet novum in de
pérsonen gelegen is.

Ten onregte beweert Toidlier dat de verandering
van crediteur geen novum is voor de novatie voldoende.
Dit strijdt blijkbaar met nquot;. 3. art. cit., dat het veran-
«k«r en van crediteur als een vorm van novatie beschouwt.

Het ongegronde van Toullier's beweren blijkt ook nog
daaruit, dat de woorden:
par Veffet d\in nouvel engage-
ment,
overgezet door: ten gevolge eener nieuwe overeen-
komst,
die in de Conceptwet niet waren opgenomen,
in art. 1271. n°. 3 zijn ingelascht, om de
novatie door
verandering van crediteur
niet met de cessie te verwarreu

In nquot;. 1. art. cit. zijn begrepen:

1.nbsp;de gevallen, waarin het novmn in iets anders be-
staat dan in dc personen;

2.nbsp;do gevallen, waarin geen novum in de nieuwe obli-
gatie aanwezig is, alleen verschil bestaat in de juridiekc
relatie van partijen ^;

3.nbsp;dc onechte novaticgevalhin: conversie van bruik-
lecning iu verbruikleening cn soortgelijke

gt; Nquot;. 274.

2nbsp;Zie Pothicr, Traité des oLligations, nquot;. 584; Marcadé IV. n®. 770-
niephuis VI. ii». 938.

3nbsp;Zie Toullier n®. 271; Durauton (Brussel 1841), VII. n». 285.

lt; Toullier, n®. 279 en noot 2 aldaar. Vgl. de aldaar aangehaalde
.irresten van het Hof van 1'arijs van IC Thermidor An XII, bevestigd
door bet arrest van het Hof van Cassatie van I .Sept. 180G. (Sirey
an 1807. Iquot; Part. p. 40.) — Kigaud en Championnière, Traite du
Droit d'Enregistrement 2. nquot;. 978. — Carran, voei; $ 2.

-ocr page 84-

Voor al deze gevallen laten de woorden: quot;une nouvelle
dette, qui est substituée h l'anciennequot;
overgezet door:
quot;eene nieuwe schuldverhindtenis, welke in de plaats gesteld
wordt van de oudequot;
ruimte open.

De onechte novatiegevallen afzonderende, kunnen wij
Lijgevolg de novatie evenzoo definiëren als in het lusti-
nianeïsche regt, als:
het vernietigen eener obligatie door
eene wilsverklaring, afgelegd ter gelegenheid van het ves-
tigen eener nieuwe, die men in de plaats der vernietigde
wil gesteld zien.

De definitiën, die gewoonlijk van de novatie gegeven
worden: quot;substitution d'une nouvelle dette à une an-
ciennequot; quot;changement d'une obligation cn une
autrequot;
quot;changement d'obligation, transformation d'une obliga-
tion eu une autrequot; quot;vernietiging eener obligatie door
eene andere in hare plaats te stellenquot; liebben voor-
zeker het voordeel van kort te zijn: zij drukken ook uit,
dat eene obligatie AVordt opgeheven cn cenc andere in
de plaats der vernietigde wordt gesteld: maar op welke
Avijze de obligatie te niet gedaan
AVordt, laat men in
het midden; van daar dat de onechte novatiegevallen
onder deze definitie kunnen worden gebragt, ofschoon zij
zich met de novatie niet tot cén begrip laten vereenigen.

Maar al is de definitie der novatie dezelfde gebleven,
die zij
Avas in het Justinianeïsche regt, — toch is in de
novatie eene groote verandering gekomen door de ver-
anderingen, die het regtssysteem en in het bijzonder de
leer der modi tollendi obligationes heeft ondergaan.

Iu het Justinianeïsche regt vcrmogt niet de wil alleen

gt; Pothicr n». 581; Tonllicr n®. 270; Duranton n®. 273; Champion-
iiièrc n®. 057.
- Garran, voce.

Marcadé n®. 747.
lt; nicphuis n®. 904.

-ocr page 85-

obligatiën te delgen; in de novatie werd bij uitzonde-
ring aan den wil die kracht toegekend; — hierin was
hare eigenaardigheid gelegen.

In het nieuwe regt is de wil alleen gewoon verbind-
tenisscn te delgen; de novatie heeft dus niets meer dat
haar in wezen van het delgen door den enkelen wil, van
de kwijtschelding, onderscheidt.

In het nieuwe regt is zij een vorm van kwijtschel-
ding geworden, of liever dc overeenkomst, waarbij dc
eene partij ccne obligatie delgt, waarvoor zij van dc
andere eenc obligatie in dc plaats ontvangt.

Als zoodanig verdient zij geen bijzondere plaats, geen
eigen naam meer onder de modi tollendi obligationes.

Geen vraag is er op het gebied, dat zij inneemt, die
niet uit de leer der kwijtschelding cn de algemeene leer
der overeenkomsten kan beantwoord worden.

Versterkt worden wij in deze meening, wanneer wij
nagaan op welke wijze de auteurs de novatie van de re-
mise onderscheiden.

quot;Toullier » ziet hierin het onderscheid tusschen novatie
en remise gelegen, dat hij de eerste consent van partijen,
hij de laatste alleen de wil des crediteurs gevorderd
wordt.quot;

Dat hij de remise alleen dc wil des crediteurs gevor-
derd wordt, is dan slechts waar, wanneer de remise
om niet geschiedt, wordt over de remise een overeenkomst
aangegaan, dan moeten heide partijen hun wil daarop
gerigt hebben.

Om consequent te zijn, zou Toullier dan twee soorten
van remise onder de modi tollendi moeten opnemen:
ouereuze en gratuite; want novatic en onercuze remise
zijn in hetzelfde punt van de gratuite onderscheiden.

' X». 2.

-ocr page 86-

Dat Toullioi- (hm ook niet sterk van het onderscheid
tusschen novatie en remise doordrongen is, blijkt daar-
uit, dat hij de vraag of de solidaire crediteur kan no-
veren, uit de leer der lemise beantwoordt.

quot;Hij kan noveren, zoo als hij kan kwijtschelden
Deze uitspraak ligt de gedachte ten groiulslag dat re-
mise (!n novatie in wezen lietzelfde zijn.

Marcadé - zegt het volgende:

quot;Sans doute il y a aussi dans un sens remise de la
dette dans les cas de payement et de novation.... Mais
alors ce n'est pas dans un abandon fait de son droit par
le créancier, ce n'est pas
immédiatement dans la volonté
de ce créancier, que la libération du débiteur trouve sa
cause.quot;

Volgens Marcadé zegt de crediteur, die kwijtscheldt :
ik wil, dat de ohlujatie yedelgd zij; hij, die novcert: ik
wil, dat de obligatie genoveerd worde, en dat door die no-
vatie de obligatie gedelgd zij.

Beschouwen wij de tAveede uitdrukking, dan zien wij,
(lat zij een logische onmogelijkheid in zich bevat.

Innners het (rerste lid; ik wil dat de obligatie genoveerd
worde,
bevat in zich de uitdrukking: ik icil dat de obli-
gatie gedelgd zij
, Avant noveren bestaat voor een gedeelte
in het delgen eener
obligatie door eene wilsverklaring ;
eens de obligatie gedelgd zijnde, is er geen ruimte meer
open voor de uitdrukking: ik ml dat door de novatie de
otAigatie gedelgd zij,
Avant eene obligatie, die niet meer
bestaat, kan niet gedelgd — het niet niet vernietigd
Avorden.

llcl middelijk delgen door dtni Avil, hetgeen volgens
Marcadé bij de novatie plaats heeft, is dus onmogelijk.

gt; N». 290.
- Nquot;. 780.

-ocr page 87-

(laar zijn vorm, de uitdnikking, die wij ontleed hebben,
eene logische onmogelijkheid in zich bevat.

Dus ook hij de novatie delgt dc wil dc obligatie; on~
iiiiJdelijk; het onmiddelijk delgen onderscheidt dus de
remise niet van de novatie.

Wat hiervan de novatie gezegd is, lt;lat zij geene bij-
zondere plaats in het regtssysteem verdient in te nenu;n.
is misschien waar van de meeste modi tollend! , die in
ons 15. W. IJ. als zoodanig voorkomen.

In vroeger rcgts.systemen hebben vele van die onder-
scheidingen nut gedaan, — thans dienen zij alleen om
den vrijeji blik te helennncren.

Wij willen dus hopen, dat de novatie en met haar
d(! andere overtollige modi tollendi eens uit ons regts-
.systeem mogen verdwijnen.

Wij ten minste zullen ons getrouw blijven door den
naam novatie weg te laten, waar het verwijzen naar
de wet cn de meeningen der auteurs, of dc vrees voor
e(;n(; lastige omscbrijving, ons niet lot hare vermelding
noodzaken.

5 1).

Vervohj.

Het doel der novatie iu het Jusliniaiuïi.sche regt was:
sehuldwijziging, betaling, kwijling zonder aequivalent,
middel om pand en borgen te ontslaan.

In het nieuwe regt is haar doel hetzelfde gebleven.

Men dient echter in het oog tc houden, dat hel woord
schxddwijzigiiKj in ons regt eene ruimere beteekenis heeft,
lt;bin in hel Ilonu;inschc.

In het R. R. werd lt;ie schidd bepaald door lt;le mate-
riële causa en hel object; bij verandering van object
wordl lt;le schuld cenc andere.

-ocr page 88-

In ons regt wordt dc schuld alleen bepaald door de
causa ; bij verandering van object kan toch de schuld
dezelfde blijven.

Deze opvatting der schuld stemt overeen juet den
geest van het nieuwere regt, dat den wil oppennagtig
laat heerschcn en alle belemmering van den wil door
formele begrippen uit den weg ruimt.

Neemt men nu aan, dat de schidd door het object
bepaald wordt, dan wordt de wil belemmerd; hande-
lingen zullen gevolgen na zich slepen, die men niet
gewild heeft en zoo al die gevolgen op zij kunnen ge-
steld worden, dan zijn toch hiertoe omslagtigc hande-
lingen noodig.

Bovendien kunnen wij ons nog beroepen op art. 1278
C. C. = 1457 B. W., waarbij bepaald is, dat men
zich in het algemeen bij novatic cn dus ook hij dc
novatie door verandering van object de hypotheken en
voorregten aan de oude obligatie verbonden, voor de
nieuwe kan voorbehouden.
Art. 1278, C. C.:

quot;Les privileges et hypothcques de rancienne crëance
nc passent point u cello qui lui est substitueo, a moins
que Ie crcancier ne les ait exjiresscment reserves.quot;
Art. 1457, B. W.:

quot;De voorregten en hypotheken, aan de oude schuld-
vordering verbonden, gaan niet over tot die welke in
derzelver plaats is gesteld, ten ware de schuldeischer
zich zulks uitdrukkelijk hebbe voorbehouden.quot;

De bepaling dezer gelijkluidende artikelen im strijdt,
l)ij novatie door objectsverandering, met de ratio juris,
Avanneer daaraan de zoo even voorgedragen bescliou-
wing niet ton grondslag ligt.

Immers hypotheek wordt voor eene bepaalde schuld
gegeven en kan niet op eene andere worden ovcrgedra-

-ocr page 89-

gen, zonder krenking van de regten der andere hypo-
thecaire crediteinen.

Nog sterker valt het in het oog hij voorliehond van
privilegiën. Hoe kan een regt, dat aan eene schuld
wegens haren aard verhonden is, op eenc andere wor-
den overgedragen?

Alleen dan, wanneer de schuld dezelfde hlijft, is het
te verklaren, dat rnen de regten daaraan verhonden,
kan behouden

Van eene andere ineening zijn Toullier 2 en Mar-
cadc die de schuld van het object afhankelijk ge-
looven.

Waarop hun gevoelen steunt, vind ik niet opgege-
ven. Alleen zie ik, dat Marcadë '' zich tegenspreekt,
wanneer hij het voorbehouden van hjpothcek quot;conti-
nuation d'hjpothèqucquot; noemt en zich verzet tegen de
uitdrukking quot;constitution d'hypothèque,quot; die Demante
daarvoor hezigt.

De gevallen waarin het object cener obligatie AVordt
veranderd
, kunnen daii onder het begrip van schuld-
wijziging gehragt Avorden.

Een gevolg daai-A'an is, dat het criterium van scliuld-
Avijziging
met dat A'an betaling kan inecnloopcn. Wat
beide partijen bedoeld hebben, zal meesttijds uit ne-
venomstandigheden kunnen AVorden opgemaakt; de

' Diephuis n®. 911 vindt het vreemd, dat men een privilegie kan
voorbehouden, quot;omdat dit door de wet ontstaat.quot; D. verwart hier het
vestigen van privilegie met het voorbehouden daarvan. Zeker kan nie-
mand een privilegie aan een schuld verbinden, maar het behouden, als
het eens daaraan verbonden is, protest aanteekenen tegen bet teniet-
gaan daarvan, waarom zou dat den crediteur niet vrijstaan? Of moet
hij tegen zijn wil van zijne regten beroofd worden?
f n». 282.
» no. 778.
lt; n». 781.

-ocr page 90-

ondcrschoiding tusschen heide is echter van geen prae-
lisch belang.

D(ï schuldwijziging, die in het 11. 11. eerst het eenige
doel der novatie uitmaakte, later het eenige, dat door
geen andere middelen kon worden ben-ikt, kan m(!n
zich in ons regt op veel eenvoudiger wijze, door een-
voudige verandering hij pactinn adjectum verschafTen.

Dit volgt daaruit, dat alle overeenkomsten den con-
tractercnden partijen tot wet verstrekken.

D(! oude obligatie blijft dan, met uitzondering van
hetgeen daarin veranderd wordt, in denzelfden toe-
stand voortleven, waarin zij zich te voren heeft be-
vonden.

De vrijheid om eene schuld bij pactum adjectum tc
wijzigen, wordt alleen daardoor beperkt, dat die wij-
ziging derden geen nadeel mag toebrengen.

Uit deze beginselen kan het volgende worden al-
geleid :

1.nbsp;Bij verandering van crediteur, blijven de bor-
gen verbonden, bj^potheek en privilegie zoo als vroe-
ger bestaan, limners noch de borgen, noch des schul-
denaars andere crediteuren, — hypothecaire, geprivile-
gieerde of chirograpaire, — lijden bij die schiddwijzi-
ging nadeel.

Bevestigd wordt deze gevolgtrekking door art. 1(592.
C. C. = 1509, B. \V.
Art. 1692 C. C.:

quot;Le vente ou ccssion d'une creance coiiiprend les
accessoires dc la creance, tels (pu- caution, privilege et
iiypothèque.quot;

Art. 1569, B. W.:

quot;De verkoop van eene inschuld bevat al wat daartoe
behoort, als borgtogten, voorregten cn hyj)olheken.quot;

2.nbsp;Bij verandering van debiteur, vvorden de borgen

-ocr page 91-

])(!vrij(l 1, maar dc liypolhcck hJijft voortdmcii. Aan
ccn voortbcslaaii van liet privilegie valt niet te den-
ken , omdat eene schuld onmogelijk geprivilegieerd kan
zijn op het vermogen van iemand, die iliet meer schul-
denaar is.

. Wat de horgen betreft, hunne verpligting is geheel
v.iii den persoon des debiteurs afliankelijk. De veran-
dering van debiteur
kan hun nadeel to(!breng(!n; be-
vrijd derhalve moesten zij dan eerst zijn, Avanneer dit;
schuldvvijziging door verandering van debiteur hun na-
deel toebragt, m. a.
av. Avanneer de nieuAve debiteur
minder soliditeit ])0zat dan de oude.

Daar echter de meerdere of mindere soliditeit voor
geciic juridieke erkenning vatbaar is, wordt men door
de kracht der omstandiglu-dcn gedAVongen hen altijd bij
zoodanige
schuldAvijziging a'oor gelibereerd te houden.

And(.'rs is het met de hypotheken ; het verhand
van bet verhypothekeerde goed is geheel van den per-
soon des schuldenaars onafhankelijk; de schuJdwijzi-
ging brengt dus aan de overige hypothekaire crediteuren
geen nadeel toe, evenmin aan den ouden schuldenaar,
daar het toch beter voor hem is, alleen zakelijk, dan
zakelijk en persoonlijk verbonden te zijn; niets belet

» Tüullicr, N». 311.

Toullicr zegt, dut bij novatie fifi borgen iiiinincr kunnen worden voor-
behouden, evenzoo Diejdiuis n». 'Jli.

Nu kojnt het mij voor, dat Toullier al wat geldt van novalie ook
wil overbrengen
op de schnldwijiiijimj zonder 7tovatie(zio n''..312cnnquot;..'513)

Bij de schuldwijügimj zonder novalie zoude dc meening v.nn Toullicr
dan luiden:
''altijd zijn de borgen geiibcrcerd.quot;

Dat dit niet zoo is wordt bewezen uit art. 1692 C. C. = 15G9 Ji. \V.
cit. cn art. 2039 C. C. = 1887 B. uit welke artn. blijkt, dat
bij verandering van crediteur en van termijn de borgen verbonden blijven.

I Iet in den tekst behandelde geval is een van do weinige, waarbij de
schuldwijziging de libcratie van den borg ten gevolge heeft.

-ocr page 92-

«Ü

dus de hypotheek, zoo als vroeger, te laten v oort-
duren.

Ten onregte is beweerd, dat bij zoodanige schuldwij-
ziging, tot het voortduren der hypotheek, de toe-
stemming des ontslagen debiteurs — de debiteur wordt
hier tegelijk geacht eigenaar te ziju van het verhypo-
thekeerde goed — gevorderd wordt

Meu beroept zich hierbij op Pothier als zoude hij
deze meening hebben voorgestaan 3. Zoo iets komt mij
zeer onwaarschijnlijk voor. Dat namelijk tot het voort-
lt;luren der hypotheek de toestemming des ontslagen
debiteurs vercischt wordt, dat de hypotheek niet ipso
jure blijft voortleven, strijdt met de algemeene beginse-
len van schuldwijziging, waaruit wij hier dc gevolgen
afleiden. Deze beginselen nu is, zoo als wij later zien
zullen, Pothier zelf toegedaan, liet is dus niet te voor-
onderstellen, dat hij, die den regel aanneemt, de gevol-
gen zal ontkennen.

Beter is het, wanneer Avij dc meening van Pothier
aldus opvatten, dat bij
novatie, wanneer de schulde-
naar ontslagen is, tot het voortduren der hypotheek,
zijne toestenuning gevorderd AVordt.

Daarmede AVordt dan niet gezegd, dat bij schuldwijzi-
ying zonder novatie
die toestemming van noode is; on-
natuurlijk is het toch zeker niet, dat dc voorAvaarden,
'Avaaronder beide vormen van
schuldAvijziging tot stand
komen, van elkander vcrscliillcn.

Of dc meening van Pothier, aldus opgevat, dc Avarc
is, 1 Avillen Avij in het midden laten, zoo als Avij in

-ocr page 93-

liet algemeen alle vragen, die daarop neder konien,
of — en onder welke voorwaarden eene sehuldwijziging
door
novatie kan tot stand komen, zullen voorbijgaan,
wanneer wij weten, dat- en hoe hetzelfde doel
zonder
novatie
is te bereiken.

Wanneer de debiteur, voor wien een ander in de
plaats treedt, een is van meerdere solidaire debiteuren,
«lan hlijft insgelijks de hypotheek, op de goederen
van den ontslagen debiteur gevestigd, ipso jure voort-
lies taan.

3Iet dit gevoelen strijdt ook niet art. 1280, C. C. =
1459, B. W.:
Art. 1280, C. C.:

quot;Lorsque la novation s'opère entre le créancier et
l'un des débiteurs solidaires, les privilèges et hypothè-
ques de l'ancienne crcance ne peuvent être réserves que
sur les biens de celui, qui contracte la nouvelle dette.quot;
Art. 1459, B. W.:

quot;Wanneer de schuldvernieuwing plaats vindt tusschen
lt;l(;n schuldeischer cn een der hoofdelijke schuldenaren,
kunnen dc voorregten cn bypothckcn niet voorbehou-
den worden, dan alleenlijk op de goederen van denge-
nen, die de nieuwe schuldverbindtenis aangaat.quot;

Onder de woorden quot;ne peuvent être reservésquot; — quot;kun-
nen niet loorden voorbehouden:quot;
moet men verstaan; zon-
der toestemming des ontslagen schuldenaars

Uit dit artikel mag men gerustclijk hel woord privi-
legie
schrappen ; immers, het is onmogelijk, dat eene
schuld hevoorrcgt zij op bel vermog(;n van iemand, die
geen schuldenaar is.

Dit artikel zegt nu niet, dat in het algemeen bij
scbuldwijziging door verandering van een der solidaire

-ocr page 94-

doI)itoiucn, tol het liypolhckiur vcrhomlcii I)lijvi'n van
de goederen des ontslagen delgt;iteiirs, de loestennning van
dezen gevorderd wordt, alleen, dal hij zoodanige sehuld-
wijziging in den vorm van
novutie, die loestennning lt;'en
vereischte is.

Daarvoor pleiten vooreerst de woorden der Avel: van
novatie wordt gesproken, wal dus van novatie gewgd wordt,
mag niet worden uitg(!hreid op
schuldwijsigimj zonder
novatie;
maar daarenboven is het overgenomen uil Vo-
Ihier, n°. 599, die, zoo als wij zoo even gezien hebben,
in een analoog geval de loestennning des ontslagen de-
biteurs, alleen bij
novatie vordert. Is derhalve Pothier
goed door ons begrepen, dan kan er omtrent de uit-
legging van dit artikel geen twijfel bestaan.

Dal hel artikel in het algemeen op schuldwijziging,
ook
op die zonder novatie, zoude .slaan, gelooft Toul-
lii.,. 1nbsp;conse(iuent voorwaar, want ook de zoo even

behand(!lde plaats van Pothier Averd aldus door hen» op-
gevat. Hij bestrijdt dan echter het artikel als niet over-
eenkomstig met de ratio juris.

Wat Dici)huis2 wil, die in do vrees voor zamenspan-
ning van den crediteur nu;t e(!n der solidaire debiteuren
een ralionelen grond vindt voor hel artikel, zoo als hel
in den regel wordt opgevat, is mij tot nog toe duister
gebleven.

Wanneer een van meerdere solidaire debiteuren Avordl
ontslagen en in zijne plaats wordt een ander gesteld,
dan zijn daardoor de overige codebiteuren nog niet ont-
slagen Immers zij ondervinden geen nadeel bij d(gt;ze
verandering.

De schuldwijzignig heeft alleen len glt;'Volge, dal dc

-ocr page 95-

solidariteit tussclilt;Mi dc gc\vijziglt;lc cn niet gewijzigde
obligatiën ver])iok(!n wordt.

Immers tusschen de oude debiteuren en den nieuwen
bestaat niet die hand, die tot de solidluiteit vercischt
wordt, geene overeejistenuning om zich solidair te ver-
binden

I)aar(!litegcn Jdijft de ])and, die de overige eod(gt;])itcu-
ren met den ontslagen debiteur verbond, nog altijd voort-
«luren. De ontslagen codehitcur is te beschouwen als
••cn, die gedechargeerd is, tegen wien ziju voormalige
c()debitem(!n nog altijd verhaal kunnen uitoefenen 2.

IJij verandering van het voorwerp d(!r schuld blij-
ven dc horgen verhonden lot het bedrag van het oor-
spronkelijk verschuldigde.

Dlt;! schuldwijziging wordt op deze wijze tegenover
licn mischadelijk gemaakt. Wordt echter hun toestaiul,
ook al beperkt men hunne verpligting tot het bedrag
van liet oorspronkelijk verschuldigde, door de veran-
dering van object verergerd, dan zijn zij geheel geli-
l)(!reerd \

Even als de borgen blijven privilegie en hypotheek *
slechts tot het bedrag van het oorspronkelijk verschid-
lt;ligd(! voortduren.

»ij verandering van het object van eene van meerden!
solidaire obligatiën wordt de solidariteit tuss(-luMi de gc-

-ocr page 96-

wijzigde »'11 lt;lo overige ol)ligiiliëii iu naam verl)roiven,
maar in wezen Iilijlt zij heslaan.

In naam lioiult zij op, omdat volgens art. 1200 C. C. =
1310 IJ. W. tot de solidaire verbindtenis verpligting van
meerderen lot praestatie
derzelfde zaak Avordt gevorderd.

lii Avezen blijft zij bestaan, omdat partijen den toe-
stand, die de solidaire verpligting met zich brengt noeh
hebben kunnen, noch hebben
Avillen ophefien.

Niet hebben kunnen opheffen voor zoo veel de re-
'latie betreft tusschen den debiteur,
met Avien de schuld-
wijziging is afgesloten en de overige codehileuren; (h;
band toch, die de solidaire debiteuren onderling ver-
bindt, is onafhankelijk van den Avil des credilcurs en
een der solidaire debiteuren (z. b.)

Niet hebben Avillen opheffen voor zoo veel de betrek-
king aangaat lusschen den crediteur en de gezamenlijke
debiteuren; of zoude de debiteur, met wien de schuld-
Avijziging is afgesloten, zich van zijn regt hebben Avillen
berooven, om door de betaling van den kant van een
zijner codehileuren te worden
bevrijd?

Zeker niet. De contracterende partijen hebben alleen
gcAvild, dat de toestand, die de solidariteit Ie Aveeg brengt,
dezelfde blijvende, van den eenen debiteur eene andere
zaak kon gevorderd
AVorden, dan die, Avelke te voren

verschuldigd Avas.

Bij verandering in de modaliteiten moet men on-
derscheiden lusschen

«. het wegnemen en toevoegen van een termijn, — en
b. het Avegnemen en toevoegen eener conditie.
ad a. llet Avegnemen en toevoegen van den termijn
is voor de hypothecaire of andere crediteuren noch voor-
noch nadeelig; privilegie en hypotheek blijven dus voor
de vernieuwde schuld voortleven.

Voor den borg kan hel toevoegen van een termijn

-ocr page 97-

iiadeelig zijn; iijiiners, lioc langer hij voor de gegoed-
heid des schuldenaars moet instaan, des te erger het
voor hem is. Hij zou dus hevrijd moeten worden. Door
lt;lc wet wordt hij echter op eene andere wijze tegen de
nadeelige gevolgen der schukhvijziging beveiligd. Hij
beeft nanu-lijk het regt den schuldenaar tot betaling te
noodzaken, of van dezen ontslag van borglogt te vorderen.
Art. 2031) C. C. = 1887 IJ. W.:
Art. 2039, C. C.:

quot;La simple prorogation (k: ternie, accordce par le
créancier au débiteur principal,
ne décharge point la
caution,
(pii peut cn ce cas poursuivre le débiteur, pour
Je forcer ;iu paiement.quot;
Art. 1887 B. W.:

quot;Een eenvoudig uitstel van betaling door den schuld-
eischer aan den hoofdschuldenaar toegestaan,
ontslaat
den borg niet ;
doch deze kan, in dal geval, den schulde-
naar vervolgen om bcm lol betaling te noodzaken, of
om hem het ontslag van zijne borglogt te bezorgen.

Dit artikel heeft een einde gemaakt aan een strijd,
gevoerd tusschen het Parlement van Bourgogne aan den
oenen en Vinnius, Basnage en Polhier aan den ande-
ren kant.

Hel Parlement van Bourgogm; wilde den borg gelibc-
reerd zien; Vinnius, Basmage cn Polhier stonden de
ineening voor, die door dc wel is bekrachtigd

' 'Zie Garran § f). Uit deze controverse blijkt bet duidelijk, dat
1'ütbicr dc beginselen van scbuldwijziging is toegedaan, die wij in den
tekst ontwikkelen. Hij neemt aan, 1« dat scbuldwijziging zonder no-
vatie kan gesebieden — immers gesebicddc dc verandering van termijn
in den vorm van novatic, dan waren dc borgen reeds terstond gcli-
bercerd; 2». dat de scbuldwijziging zonder novatie onscbadclijk moet
gemaakt worden tegenover derden; daarom geeft bij den borg be(
rrgt den scbiildenaar (ot betaling tc noodzaken.

-ocr page 98-

ad b. liet toevoegen eener conditie bevoordeelt de bor-
gen, de hypothekaire en andere crediteuren. Borgen
blijven dus voor de gewijzigde scbidd verbonden, privi-
legie en hypotheek duren voort.

liet wegnemen eener conditie verzwaart dc schuld aan-
merkelijk. De nadeclige gevolgen daarvan moeten dus
tegen de belanghebbenden worden krachteloos gemaakt.
Dit kan het best geschieden doordien men de borgen
verbonden laat, zoo als zij te voren verbonden waren,
d. i. hen voor de vernieuwde schuld aansprakelijk stelt,
Avanneer dc conditie, waaraan dc schuld vroeger on-
derworpen was, existeert, hen voor bevrijdhoudt, wan-
neer zij deficieert. Hetzelfde is van het voortduren van
het privilegie cn hypotheek te zeggen.

De schuldAvijziging door het toevoegen of Avegnenum
van een termijii of ccne conditie met een der solidaire
debiteuren aangegaan, doet de solidariteit, ook zelfs niet

in naam, ophouden ; volgens art. 1201 C. C. = 1317 B. W.
kan men toch ccnc solidaire verbindtenis aldus aangaan,
dat de een pure, de andere in diem of sub conditione
geobligeerd zij.

§ 10.

l'ereischten der overeenkomst {novatie).

Behalve het vestigen der nieuwe obligatie zijn de ver-
eischtcn der overeenkomst, die het gebied der voorma-
lige novatie inneemt,

1». dc Avil om de oude obligatie op te hellen ,

'2r. verklaring van dien wil,

3« bekwaamheid van partijen de overeenkomst aan
le gaan.

ad 1quot;quot;'. Di'u wil om oude obligatiën le delgen zal
men niet gemakkelijk moeten aannemen, ouulat het veel
waarschijnlijker is, dat partijen eene wijziging zonlt;lcr —

-ocr page 99-

dan c(Mic met vernietiging der otide verhindtenis op liet
oog liel)l)en.

De vraag of deze wil aanwezig is, is eene quaestio
facti. Hiermede strijdt niet, dat een vonnis, waarhij dc
wil om te delgen als
animus novandi gcqualificeerd AVordt,
aan cassatie onderhevig is, Avanneer de animus novandi,
hijgevolg de novatie huiten den haar hij de wet voor-
geschreven kring, is aangenomen ^

Aan den Avil om de oude obligatie te delgen AVordt
door de auteurs gCiissimileiïrd de onbestaanbaarheid A'an
deze
met dc nieuAve, die hestemd is haar te wijzigen'-.

3Ien verstaat onder deze uitdrukking zooihinigc ver-
andering in dc schuld gchragt, dat deze hare individu-
aliteit
A'crlicst.

Zoo haalt men als vooibeeld dezer onbestaanbaarheid
aan het veranderen van object eener schidd

Onder het begrip van verandering van object kan men
breng(?n dc omzetting eener gewone schuld in lijfrente ''
en die eener meubelschuld in gevestigde rente die te-

' Zie Marcadé n». 771 cn dc aldaar aangcli. arresten van het Hof
van Cassatie v. 22 Junij 1814. Van de Chamhre des Kequêtes van 19
Juiiij 1832 en 19 .lunij 1844. Tegen: Duranton n». 284.

- Zoo d'Argentré ad art. 273. Cout. v. IJrct. Toullier n®. 278 en v.
niephuis n®. 917; zie noot 3. 4. 5.

' Toullier n®. 282; Marcadé n®. 705; Diephuis n®. 917.

■i Toullier n®. 280 en iu zijn Systeem consequent.

6 Pothier n®. 594, 595; Toullier, eod. Marcadé n®. 705; Duranton
n®. 288. Vroeger zag men in deze verandering geene novatic (z. b.)

Wij willen hier nog opmerkzaam maken op dc zonderlinge rcdcnerinquot;
van Potliier, die door sommige auteurs is nageschreven, door andoren
gevarieerd.

Hij zegt, dnt dc rente perpétucllc niet om niet kan ontstaan, dat
de prijs cr van met dc oude schuld wordt gecompenseerd.

Dat dc rente perpétucllc niet om niet kan ontstaan is onwa.nr, nion
kan ze donandi animo vestigen; maar al ware dit zoo, dan was nog
dc schuld door
compensalie niot door nocatie te niet gegaan.

-ocr page 100-

gelijk als voorbeelden dier onbestaanbaarheid worden
aangehaald.

Dat geene obligatie ooit onbestaanbaar is met eene,
die haar moet wijzigen, m. a. w. dat geene verande-
ring in de schuld haar hare individualiteit ontneemt,
gelooven wij Loven reeds genoegzaam te hebben aan-
getoond.

In het nieuwe regt wordt de schuld .alleen door de
materiële causa bepaald. Deze is «als onafhankelijk van
den wil, voor geene verandering vatbaar. Maar alle ver-
anderingen in de schuld gebragt, welke het ook zijn
mogen, beletten niet dat zij dezelfde kan blijven, die zij
geweest is, hebben niet ten gevolge, dat zij van zelve
eene andere wordt.

liet gelijkstellen van de onbestaanbaarheid van twee
obligatiën met den wil om eene te delgen, is dus
ongegrond.

ad 2*™. Wat de wilsverklaring betreft, de bepalingen
van Justinianus omtrent de uitdrukkelijk verklaring van
den animus nov.indi, zijn in Frankrijk nooit strikt op-
gevolgd.

d'Argentré ' zegt, dat de vraag, of al dan niet eene
uitdrukkelijke verklaring van den a. n. gevorderd werd,
ecné controverse was; dat men zich echter in de praktijk
behielp met de novatie ope exceptionis aan te nemen,
wanneer van den a. n. .alleen rebus ipsis et factis
bleek 2.

In ons regt is in den regel geene uitdrukkelijke wils-
verklaring noodig.
Art. 1273 C. C.:

1 ad. art. 273. Cout. v. Brct.
quot; Zie verder de geschiedenis bij Garran § 5.

-ocr page 101-

quot;La novation ne se présume point; il faut que la
volonté dc l'opérer résulte clairement dc l'acte.quot;
Art. 1451 B. W.:

quot;Schuldvernieuwing wordt niet voorondersteld ; de wil
om dezelve daar te stellen moet duidelijk uit dc akte
blijken.quot;

Dat onder het woord akte in deze artikelen geen
schriftelijke akte moet verstaan worden, wordt teregt
algemeen aangenomen

Dc uitdrukkelijke wilsverklaring wordt echter dan ge-
vorderd , wanneer een nieuwe debiteur in de plaats van
den ouden treedt.

Art. 1275, C. C.:

quot;La délégation par laquelle un débiteur donne au
créancier un autre débiteur, qui s'oblige envers le
créancier, n'opère point de novation, si le créancier
n'a expressément déclaré, qu'il entendait décharger son
débiteur, qui a fait la délégation.quot;

Art. 1453, B. W.:

quot;Delegatie of overzetting, waarhij een schuldenaar
aan zijnen schuldeischer een anderen schiddenaar geeft,
die zich ten behoeve van den schuldeischer verbindt,
brengt geene schuldvernieuwing tc weeg, indien dc
schuldeischer niet uitdrukkelijk verklaard heeft, dat
hij van meening was ojn zijnen schuldenaar, die de
overzetting gedaan heeft van dcszclfs verhindtcnis te
ontslaan.quot;

Delegatie is dc soort van novatic, die geschiedt, 'door-
dien de delegatus den delegataris belooft, wat de dele-
gans dezen schuldig is.

Deze delegatie wordt ook wel délégation parfaite ge-

' .Marcadc' nquot;. 704. Diepliuis nquot;. 91S. V. Assen, JiCiddraad bl. 47'J,
Opmerk, cn .Mededeel. V, blz. 214—222.

-ocr page 102-

nooind, iii Icgcnslclling tot dc iinpaiTaitc, waarbij lt;lc
crcditcur den ouden en den nieuwen debiteur l)eide ver-
l)onden houdt.

Men zou kunnen l)ewcren, (hit de novatie ccne rcniisc
zijnde, waarbij geene uitdrukkelijke wilsverklaring wordt
gevorderd , ook hier elke wilsverklaring voldoende Avas ;
maar dit lieweren vervalt, daar door de Ix^palingcn
omtrent den vorm van remise, aan hare algenuicnc
bepalingen is g(iderogeerd.

De, Avil om de oude obligatie te delgen, ook in de
gevallen, Avaar geene uitdrukkelijke Avilsverklaring ge-
vorderd AVordt, blijkt niet noodzak(gt;lijk uit
Avissel-
teekening.

Immers het is mogelijk, ja in den regel waarschijn-
lijk, dat
de credilcur zich niet, voor een doorzijn
debiteur geëndosseerden
of geacceiileerden Aviss(;lbri(;f,
van zijne ooi
-spronkelijkc schuldvordering heeft Avillen
ontdoen.

Zoodra die mogelijkheid bestaal, moet zij volgens art.
1273, C. C. = 1457, IJ. W. voorondersteld Avorden

Of ecliter niet in ons regt ten aanzien van wissel-
acceptatie
door art. 230, I'quot; lid W. v. K. aan de algc;-
meenc beginselen, die de Avet bij de novatie aankleeft,
is gederogeerd , kan tAvijfclaclitig schijnen.

Art. 230, dat dc reclame uitsluit, wanneer de gefail-
leerde kooper voor het bedrag der gekochte goederen

' Paril(»sus, Cours dc Droit Commercial, n». 220. Marcadé uquot;. 708.
Jurisprudentie aldaar geciteerd.

ïroplong, Privil cn llypotli. n®. 199. 2».

Rcgtsgel. PijUad van 1850, Uz. 110, 199 cn noot der Redactie aid.
Martini en Vcrnèdc op art. 1149 D. \V.

Van een ander gevoelen is Duranton n®. 287. .\rcliiv. für praktische
Kcchtswissenschaft. bd. 1. lift. 1—3. p. 44.

-ocr page 103-

wissels heeft geaccepteerd, gaat van dc onderstelling
uit, dat in de wisselacceptatie eene novatie der hoek-
schuld gelegen is.

Dit hlijkt duidelijk

uit de heraadslagingen

Zoo heeft dan ook het Iloog Geregtshof van Ned.-
Indië, hij arrest van den 28'quot;quot; April 1849, hij wissel-
acceptatie een derogeren aan de algemecne heginseh;n
aangenomen

Wij gelooven echter, dat deze beslissing onjuist is,
vooreerst omdat de

uitspraak, dat in wisselacceptatie
novatie is gelegen,
niet in art. 230 ligt opgesloten —
immers die regel volgt niet
noodwendig uit art. 230 en
de wet verbindt ons, behalve tot hetgeen daarin ver-
meld staat, alleen tot dat, wat met haren inhoud nood-
Avendig zamenhangt, vervolgens, omdat, zoo hel al uit
de beraadslagingen blijkt, dat de wetgevende magt dien
regel hebbe aangenomen, de beraadslagingen geene weis-
kracht hebben.

De wil der Avetgevende magt is dan alleen verbin-
dend , wanneer die op de bij de G. W. voorgeschre-
ven
Avijze is uitgedrukt.

Ad 3quot;quot;'. Deregel door Pothicr ^ voorgedragen, dat ieder
kan noveren, dien
men met gevolg kan betalen, heeft
plaats
gemaakt voor dien van Garran dat tot de no-
vatie
a'ereischt AVordt bckAvaamheid des crediteurs de
obligatie tc delgen, bekAvaandieid des debiteurs
eene obli-
gatie aan
te gaan.

Daar lui de bekwaamheid om eene obligatie te del-
gen cn die om eene aan te ga;ui steeds verbonden zijn,

gt;nbsp;Voorduin, d. 1. 0. p. .-)2—.M.
2 Zie het Kegt in Ncd. Indic, I. hlz. 455—4(i'.).

'nbsp;n». 590.

'nbsp;$ 4.

-ocr page 104-

zoo kan men lt;len regel van Garran ook aldus uitdruk-
ken, dat beide partijen de bekwaamheid moeten heb-
ben om verbindtenissen aan te gaan.

Zoo is het uitgedrukt in arf 1272, C. C. = 1450, B W.

Art. 1272, C. C.:

quot;La novation ne peut s'ope'rer qu'entre personnes
capables dc contracter.quot;

Art. 1450, B. W.:

quot;Schuldvernieuwing kan slechts plaats hebben tus-
schen personen, die bekwaam zijn om verbindtenissen
aan te gaan.quot;

Over dc vraag, of de solidaire crediteur deze over-
eenkomst kan aangaan, is lang gestreden op grond van
dc vermeende antinomie tusschen 1. 25, pr. de pactis
en 1. 31 5 1 de novat. » (z. b.).

Art. 1193, C. C. = 1315, B. W., Avaarin be2)aald is,
dat dc kAvijtscludding door een solidairen crediteur deu
debiteur alleen voor diens aandeel bevrijdt, heefl. aan
deze co)itroversc een einde gcjnaakt

üe overeenkomst met een solidairen debiteur aange-
gaan , delgt dc obligatie.

Art. 1281, C. C.:

quot;Par la novation faite en tic Ic crcancilt;;r et l'un des
debiteurs solidaires les codébiteurs sont libères.quot;

Art. 1460, B. W.:

quot;Door dc scliuldveriiieuAviiig, tusschen den schuld-
cischer en
ecu der hoofdelijke schuldenaren gemaakt,
AVorden de overige medeschuldcnaren
van hunne ver-
bind
tenis ontslagen.quot;

' Garran § 4.

- Toullier n®. 2G'J. Marcadd n®. 598 komt op oen anderen grond
(ot hetzelfde resultaat.

-ocr page 105-

S IJ.

Invloed van de conditie op de overeenkomst. Nietig-
heid, verrdetighaarheid der overeenkomst.

I)(! ovomüikonist, van cenc conililic afhankelijk zijnde,
wordt ontbonden, zoodra de conditie existeert.

De overeenkomst ontbonden zijnde, herleeft dc oude
obligatie met al hare accessoria

Anders Toullier die tusschen suspensieve en resolu-
toirc conditie onderscheidende, bij het existeren der sus-
p(!nsive conditie, dc oude obligatie voor allen , bij het
existeren der resolutoire conditie, de oude obligatie al-
leen tusschen partijen laat herleven, codebitcuren, bor-
gen en hypotheek voor gelibereerd houdt.

Deze onderscheiding tusschen susj^ensicve cn resolu-
toire conditie is geheel ongegrond. Tusschen beide be-
staat in wezen geen onderscheid; elke suspensieve con-
ditie kan in den vorm eener resolutoire cn elke reso-
lutoire in den vorm eener suspensieve worden omgezet,
of ik zeg: deze handeling zij gesloten onder voorwaarde,
dat Sebastopol Avordc ingenomen: of ik zeg: deze han-
deling zij gesloten, maar zij zij als niet geschied te
b(!schouwen, zoo Sebastopol iiiet worde ingenomen,
komt op hetzelfde neder: in beide gevallen is de over-
eenkomst eerst dan
definitief afgesloten, wanneer Sebas-
topol is ingenomen.

Het onderscheid tusschen beide vormen der conditie
bestaat alleen daarin , dat bij den suspensicven vorm ,
pendentc conditione, dc handeling, die daarvan af-
hangt, als nog niet geschied; in den rcsolutoiren vorm

gt; Zie Marcadé, n». 773.
■ u». SOO, :}1.-).

-ocr page 106-

de handeling, gediuende dien lijd, als reeds geschied
t(! hcschouAven is.

Dil is getni verschil in wezen, ni;iar alleen een ver-
schil in dc voorloopigc regeling van feilelijke toestanden.

Blijkt die voorloopigc regeling naderhand verkeerd le
zijn geweest, dan AVorden d(; gevolgen daiuvan hersteld;
dc kooper sul) conditione resolutoria moet existente con-
ditione den verkooper de vruchten teruggeven , die hij
len oinegte genoten heeft.

De grond, Avaarop Toullier zijne meening A'erdedigt,
is het helang van derden: lt;le horgen en codehileu-
ren verk(!(!rcn in de nielt;!ning, dat zij gelihereerd zijn;
de liyjiothecaire crediteuren, dal de vroegen; hypotheek
is le niet gegaan; men'mag hen later niet verontrus-
ten , als de conditie existeert.

Hier teg(!n zou ik dit Avensclien aan te voeren.

Wainieer zij in de mecning verkceren , dat de schuld
gedelgd is, dan verkceren zij ten onregle in die mee-
ning; daar de handeling sul) condilioiu! afgesloten is,
welen zij, dal die conditie kan existeren of defieicrcn.
VcrlrouAven zij op het defieicrcn der conditie, dan ver-
IrouAven zij daarop suo pcriculo; het regt behoeft hen
niet te hulp te komen.

Dat verder in het aangaan dezer overeenkomst onder
resoluloire conditie geene schennis binnicr regten is ge-
legen , is duidelijk; het is toch beter voor hen sub con-
ditione dan pure verbonden le zijn, beter een hypo-
thecair crediteur met kans op den voorrang, dan zeker
een van lager rang tc zijn

-ocr page 107-

U')

De tlvviiliiig van Toullicr iaat zicii geiiiakkclijic ver-
klaren; als type van lt;lu résolutoire conditie denkt liij
zich die, welke stilzwijgend in alle synallagniatieke
overeenkomsten ligt opgesloten, en deze is het juist,
welke iu deze overeenkomst, zonder uitdrukkelijk be-
ding, niet tegen derden werkt.

Zoo kan hij verandering van debiteur, de verbindt«;-
nis van den ouden schuldenaar niet worden in het le-
ven t(!ruggeroepen, wanneer de nieuwe aan zijne ver-
pligting niet voldoet.
Art. 1270, C. C.:

quot;Le créancier, qui a decharge le débiteur par «pii a
été faite la délégation, Ti'a point de recours contr«; ce
débiteur, si le délégué devient insolvable, moins ([ue
l'acte n'en contienne luu; réserve (îxpresse ou ({uc h;
délégué ne fût déjà en faillite ouverte ou tombé en
déconfiture au moment dc la délégation.quot;
Art. 1454, B. W.:

quot;D(; schuldeischer zijnen schuldenaar, door wien de
overzetting geschied is , van zijne verpligting ontslagen
hebbende, heeft op denzelven geen verhaal, indien de
in de plaats gestelde in staat van faillissement of van
kennelijk onvermogen is geraakt, ten ware zulks bij de
overeenkomst uitdrukkelijk mogt zijn voorbehouden, of
de in de plaats gestelde schuldenaar reeds op bet oogen-
blik der overzetting openlijk ])ankbreukig mogt wezen ,
of iu verval van zaken mogt zijn geraakt

Her verhaal waarvan dit artikel spreekt, is geene actie
ex priore obligatione, maar alleen eene personele actic;

-ocr page 108-

lot sdiadcvngoidiiig maar niottcmin zou liet ont-
duiking van het beginsel der wet wezen, die de alge-
heele liberatie des debiteurs Avil, Avanneer men dc over-
eenkomst ontbindende, de oude obligatie deed herleven
cn zóó dcu ouden debiteur voor het niet betalen Aan
den nieuAven aansprakelijk
stelde.

Tegenover den ouden debiteur kan men dus met ze-
kerheid zeggen, dat dc
stilzAvijgendc resolutoire con-
ditie geene kracht heeft.

Wat van den eenen debiteur gezegd is, geldt natuur-
lijk
A'an meerdere codebiteurcu.

Wat de borgen en hypotheken betreft, Avaren deze
aansprakelijk voor hel
niet betalen des debiteurs, Avat
zou dan
het voorbehoud van hen betcckeneu?

Immers niet voorbehouden , zouden zij of' voor het-
zelfde monlant of voor een nog hooger ])cdrag aanspra-
kelijk zijn, dan Avanneer zij Avareu voorbehouden.

Voor hetzelfde bedrag, als de nieuAve verhindtenis
even zooveel of
meer bedroeg d;ni dc oude; voor een
hooger bedrag, als zij minder beliep dan
de oude

Het niet voorbehouden Aan borgen en hj])othekeu,
zou dan voor den crediteur of evini voordeelig of nog
voordeeliger ziju dan het voorbehouden.

Dit nu strijdt blijkbaar met de bedoeling der Avet,
die bet voorbehoud der borgen
en hypolliekcn als een
voordeel bescliouAvl, dat
de crediteur uitdrukkelijk moet
belt;lingen.

-ocr page 109-

Ü7

Wil iiieii dus met de Avet iu overeenstemming zijn,
dan moet men de borgen en hypotheken geheel ont-
slagen rekenen en dc stilzwijgende resolutoire conditie
niet tegen hen laten werken. De gewone ,en de stilzwij-
gende resolutoire! conditie zijn dus van elkander tlt;!
onderscheiden. Dij het existeren der gewone r. c. her-
leeft dc oude obligatie tegenover derden, niet zoo is
het bij bet existeren der stilzAvijgendc.

De overeenkomst is daardoor niet reeds van cenc con-
ditie afhankelijk, dat cenc der heide obligatiën, dc tc
vernietigen en dc daarvoor in dc plaats tc stellen,
daaraan onderworpen is.

Waar partijen de conditionele obligatie uit het oog-
punt der kansberekening beschouwen, gaat
definitief dii
conditionele in een pura, de pura in eene conditionele
verbindtenis over

Als de overeenkomst nietig is of vernietigd AVordt,
«lan Avordt alles in doi vorigen toestand teruggebragt;
bij gevolg herleeft
dc oude obligatie

Dit wonlt, ingeval de nietigheid een gevolg is van de

-ocr page 110-

onhfk\v;uuiil)ei{] van een' der partijen, door de meeste
auteurs ontkend

Zij ])eroepcn zieli op het adagium: quot;ohh'gatio semel
extincta non reviviseit, nisi justa causa sit, ex qua
aequitas subveniat.quot;

Hiertegen valt aan te merken dat wij niet door adagia
heheerscht AVorden; maar hovcudien is hun gevoelen met
lt;lc spreuk zelve in strijd.

Deze laat de obligatie herleven, als de billijkheid zidks
medebrengt en is het niet billijk, dat hij, die zijne oor-
spronkelijke sehuldvordering heeft gedelgd, en van de
nieuwe, die in de plaats der gedelgde is getreden, wordt
beroofd, is het niet billijk, dat men hem schadeloos
stelle door dc oude te laten herleven?

In geval van vernietiging Avegens gcAveld, bedrog of
dwaling AVordt het herleven der oude obligatie ontkend
door Zachariac

Ilij beroept zich daarop, dat al is dc overeenkomst
door geweld, bedrog of dwaling afgesloten, dc afstand
van de obligatie toch vrijAvillig is
gcAvcest.

Dit is blijkbaar valsch: de Avil om de obligatie te del-
gen Avordt evenzeer door het gcAveld, bedrog of lt;le chva-
ling gevitieerd als de overeenkomst
zelA'e.

De overeenkomst is een contractus: facio ut des: of:
facio ut facias. Zij is eerst perfect, Avanneer de obligatie
is gedelgd, doordien de crediteur zijn
Avil om die te
delgen beeft kenbaar gemaakt.

De afstand van dc obligatie door den crediteur maakt
dus een deel der overeenkomst uit.

Het vitium, dat het geheel, dc overeenkomst, aankleeft.

-ocr page 111-

/al wel vau zelf aan het deel, den afstand der ohligatie
eigen zijnnbsp;'

Het herleven der oude ohligatic hij nietigheid of ver-
quot;•etignig der overeenkomst gaat met gro'ote bezwaren
len aanzien van derden gepaard.

I)e codehitcurcn, horgen en hypothecaire crediteuren,
die het er voor houden en tc regt voor houden, dal de
obligatie gedelgd is, zien zich na verloop van jaren in
hunne verwachting teleurgesteld, verontrust, van hunne
regten beroofd.

3Ioct men tegen hen die werking der nietiglieid of
vernietiging beperken ?

Wcnschelijk zou het zijn, zoo als in het algemeen,
derden tc vrijwaren tegen gevolgen vau al wat verbor-
gen is geweest; maar met het oog op de wet moet men
de nietigheid ook tot hen uitstrekken.

Zoo lang door nietigheid, vernietiging of onlbimling
van contracten derden van het goed, dal zij als hun
wettig eigendom iiioesten beschouwen, ontzet, van hunne
zak,.l,jke regten beroofd worden ^ mag men ze tegen
pvolgen, die uit dezcjfdc oorzaak voortkomen, niet in
bescherming nemen.

Beperkt men zich niet tot bepaalde categoriën van
oorzaken, die voor derden nadeclige gevolgen le weeg
brengen; wil men in hel algemeen lt;lc vraag beantwoor-
den of in het nieuwe regt dc regten van derden geëer-
biedigd worden, dan komt men tot geen resultaat.
Want terwijl men ze van den eenen kant gcëerbie-

-ocr page 112-

theok, ]gt;ozit vau loorcnde goedereu, in het regt, dat de
wettige nakomelingen hehhen op hetgeen van hunne
ouders in den hoedel der natuurlijke kinderen aanwezig
is 1, in ons regt, in afwijking van het Fransche, hij
den'inbreng zien wij ze geschonden bij het droit de
retour reductie van legaten ^ wederinkoop

Be ontwikkeling der leer van dc regten van «lerden,

behoort aan onzen tijd.

1 art 7GG C. C. = 918 U. W.; dnaruiclt;le iu het Fraiischc rept

analoog art. 351, 747 C. C.

art. 1139 15. W. — 805 C. C.
art. 952 C. C. = 1710 15. W.
I art. 929 C. C. = 975 15. W.
5 urt. ICGl C. C. = 1559 15. W

-ocr page 113-

A A N II A N G S E L.

Nadat deze Dissertatie reeds was afgewerkt, kreeg ik
liet geschrift van Kimtze: quot;Die Obligation und die Siii-
gidarsucccssion des Röinischeu und heutigen lU'chtes,
eine civilistische Studie von Dr. Jobannes Emil Knutze,
Leipzig 1850,quot; in banden.

Tot mijn groot genoegen vond ik daarin het wezen
der novatie van het 11. R. evenzoo opgevat, als het door
mij is geschieul.

Ook volgens Kuntze blijft bij de novatie de schuld
lt;lezclfde, ofschoon de obligatie vernietigd wordl.

Dal dit des schrijvers meening zij, blijkt duidelijk uit
de volgende, uit zijn werk overgenomene, zinsneden:

quot;Gehen wir von dem Satze aus, dass der Inhalt lt;!er
obligatorischen
Leistung in eine mannigfache Rezichung
zu dem rechtlichen Restande der Obligation gebracht,
z. R.,
derselbe Inhalt fiir eine, sei es simidtaiu; (Korrea-
litiit), sei es successive jMehrheil (Novation) von Obliga-
tionen verwendet werden kann: so ergibt sieb uns eine

-ocr page 114-

cinfaclic Novalionstlieoric, wclchc ziiglcich ein getreuer
Abdruck des iu den Quollen enthaltenen Grundgedan-
kens ist.quot; (S. 242.)

quot;Hiernach wird niclit die (alte) ohlUjatio in die neue
lieriibergenoinnien, vielmehr wird sie i)reisgogeben, ver-
nichtot, und nur
ihr Vermögensstoff gerettet, indem er
zum Inhalte der zu substituirenden Obligation verwendet
wnd. Diese Identität des Vcrmögensstoflbs zweier zeit-
lidi sich ablösenden Obligationen ist es, welche in
zahlreichen Stellen als das Wesen der
novatio hervor-
gehoben wird.quot; (S. 244.)

quot;Ks geht also der Vermögensstoff der alten Obligation
über in die neue.quot; (S. 244.)

quot;Man kann hiernach die novatio definiron als Ver-
wendung des für eine bestehende Obligation fixirton
Vormögensstoflbs zu einer neuen Obligation, welche jener
snbstituirt wird.quot; (S. 2-45.)

-ocr page 115-

T H E S E S.

I.

Iii 1. 3. § 2. conimod., (collalo WinilschcicL, die Aclio des
nom. Civilr., Dusseld. 1856.
p. 26. not.) Icgc.ulum est: quot;In l.ac
actione ut in ceteris bonac fidei judicii _ quamvis i.. stricli.quot;

II.

Hcjicienda est distinctio, quam proposuitWi.il.: quot;Beiträge zur
Sy.stematik des Röm. Civilr.,quot; Erlangen 185G. inier illa, quae
vocal PcrtincnzvcrliäUnisse et Hcrrscl.aflsveri.altnissc.

III.

I.i i.ovalione, jure classico lloinano, debitum ide.n mauel,
ohliijatio niulatur.

IV.

Approbainla est dislinclio, qua.., facit Fitling: quot;Ueber deu
«ogrinrder R.-ickz.iel.ung,quot; Erlangen 1850,
p. 21. in,er illa, quae
vocal llilekzicl.ung et Vorwirku.ig.

V.nbsp;.

Doualoii sui, n.odo rei mobilis, „„st.o j„,e, privilogiu.n iu
.cm doiialain conipetil.

-ocr page 116-

Qui ante clicm solvit, (luum non possit soliiluni rcpelcre, Iia-
bel taincn, iiostio jure, actionem ail inlciusuriuni.

vii.

Nuvalio nostro jure est suiierflua.

viii.

Domicilium clcctiun transit .id licvelt;lcs.

IX.

Qui cx alilt;iua causa pccuniam .Icbct, lilcras cambiales acce-'
ptanilo, ilcbitum non novat.

X.

Onlinum Gcncr.ilium concilium alteram (Tweede Kamer lt;ler
Statcn-Geiieraal) inius(|uam convenit, .lissolvi a rege neqnit.