*3.. IT j, .tv -J? . ' j. ' ^ o lt;gt;■ (H , ' j
; „ ■••■*??•: %,.. ,'1-- quot; ■■■•t, ' A '-•••-* gt;,« tiiV •«■ i,. S;-. -
gt; ■ „ ,■■■-- Jt • * v gt; -[ ■'« ■»
.v^ .-x
' lt;■ .'i * ,tv.;; i^-
■ ^ *. ■gt;:■ Lft' v/-
v-'tó
y ••9Hi - sr quot; ^vlt;- •••'^' •■ •= 5' ^ .v
*?■*£. h. x :■' ^ v .j1-1 ■ J ïï'- ' ;A^u ~
- •gt;■ tJ» ' if.
V. .r. •-^ t^r. • •gt;. . .* 1 lTt-V^
-* .2quot; V ■amp; * tr ' «.»4 quot;*6- ^fc-v •■ _■■ c' {.mI I y?
'N^i: ,:^ ,....^ '^fMw •
■ **''lt;:' V ' ' quot;• \r% ' • , *■ Uk lt; 1 ^
* v *h-v gt;4.?y^»v
V ^ ' i» .. 'V üi-M'- -hw^t -•■ '*'
'#v-vW g»i • 'T- I 1
yj m:
f'- - -■■■' y*~ \*:J **amp;■■ *i . * vpp-:-.,' \1\ . i ■:*.*
j**!gt;£,. l-s -.••£JT.'■'''ii. ■%: ,:Ls'i 4,-'
* IXM- i^ 'S
«Cgt;
f-r:
••• ■; revft ,■ *S^;. *-è .■■v'r
■■ ' ■■■* 'gt; % ;• ■ ^ ' • rul'-'
vr'
. %' j-- \.'** y z'A ■ • -Vr -:' amp; ';- •'. '' ^ ^
•■ ■«•gt; ^vquot;-; •- • H
ÉÉI • •' Y' '^-R-
Tf%.
h U5--^
■» v. - • '* v- gt;5. . ^ -jt ^
vvi '■. ^ ■ gt; ■'■■' I *»' ■■amp;***amp;■ ^, • ..f ^' I
i«»i -. jA ■.-.„ , * - » ï /v i
.-■ '»1, v, .• v| * '•: ^ J I
„ ^ •- .• :*I»' •'gt;lt; gt;■-.quot;: ■ •». ■»*
iSi m ' v rf /1tt4 1 -■ -V I ^'•; quot;T- ■: /% •. ^ :
iv. i^' T- ■ a r *. ' • ■ ' 1 ''. r'1 •''*- i
I1 't • quot;ir v,y r- . quot;' V --■ iquot;
■ ■•■ 1v'-4. -J ■ *; : - . ■•gt;
^ ■■*
r ' •■■' v .... lt; quot; v - ' gt;;
■i\ £' ^T-■**'amp; ■ amp; K v'-, - ^ quot;quot; t •
•'v -O- quot;f ■•' 0 \ W
• •$.. ^ C. ^ gt;.\. , •'' *■
iamp;f* J^^'K r .quot;?• -• ••'
^Ttt'-r-ï. --i -% •*lt;■■■* r, ^ ■ VV-. - f- * „A
OF
Maagd en Moeder Gods
toegewijd aan de AJierheiligsle ■laagd
met loepaslijlce morgen-, dag- en avoncl-gebeden.
KERKLIJK GOEDGEKEURD.
i
DE WED. H. BONT AMPS. 1881.
A A N
ONZEN HOOGWAARDIG EN
veelgeliefden Bisschop.
cJoovmec» ^tuyiAïtinus ctaiedis,
WOUDEN DEZE
MARIA-BLOEMEN
MET DIEPEN EERBIED EN KINDERLIJKE LIEFDE OFGEDRAGEN
DOOR
De Bewerkers.
m u, o Hemelkoninginne, te eeren,
Werd deze krans van Bloemen zaamgebragt ; ó Dat haar glans uw glorie mogt vermeeren Ten spiegel van uw eeuwge zonnepracht. Gods liefde deed op aarde bloemen groeijen,
Door duizenden begroet, met hart en mond, Maar om ze zegenrijker te doen bloeijen, Verschijnt dit Boek, dat ze in een tuiltje bond.
Geloof en Liefde mogen ze bedaauweu,
En gij, o Maagd, blijf pns een heilbodin; Daar oorlogsrampen ons rondom benaauwen. Roept ons gebed u om verlossing in.
Moog 't Bloemfestoen, dat we n ter eere vlechten,
En slingren doen om 't u gewijd altaar,
Zicli naauw aan 't hart van jeugd en grijsheid
hechten,
Om 't kracht te geven, godlijk wonderbaar.
'k Leg thans, Maria, dan die bloemen neder Aan uwe voeten, voor uw hoogen troon : Sla op dit werk uwe oogen vriendlijk-teeder, Eu 'k vraag van u daarvoor geen zoeter loon.
,^?ry sa^aa^-aa©3aas3siï, -h^
Jl
-W* r^^-2- -s-1
I.
50|feiie der eerste Bloemen van liet voorjaar is ■JG^L' liet Meiklokje, dat, als het ware, het scheiden van den Winter aan de wereld verkondigt, en alle andere Bloemen uit den schoot der aarde lokt. Het is eene schoone Bloem, met groote, langwerpige bladeren en eene menigte kleine, sneeuwwitte klokjes, die bijzonder welriekend zijn.
Geene onder alle Bloemen past beter bij den eersten dag der Meimaand, dan deze, omdat het Meiklokje het zinnebeeld is der nieuw-ontwaakte Godsvrucht, der levendig-bloeijende Liefde. IK; maand Mei is immers der Liefde tot Maria, harer Godsvrucht, harer vereering toegewijd, en, alhoewel, volgens de
woorden van deu heiligen Bernardus, ous geheel leven aan Gods Moeder moet toebehooren , zoo dient toch, in de schoonste Maand des jaars, onze liefde tot Maria zich het gloeijendst en onze Godsvrucht zich het levendigst te toonen.
Daarom moeten wij op den dag van heden beginnen te roepen met den Priester aan het altaar ; sur sum cor da! de harten omhoog! en dezen kreet alle dagen dezer Maand meermaal herhalen, om quot;onzen blik opwaarts te rigten tot Jesus, die op den schoot zijner Moeder rust; om ons hart met al zijne liefde naar boven te wenden tot Maria , die in deze Maand, gelijk in geen andere, genade uitdeelt en verspreidt. Koepen wij haar toe met den Engel : wees gegroet, gij genadevolle! Immers, indien de menschen dezer aarde dien engelengroet herhalen, zal dan de allerzaligste Maagd onzen groet onbeantwoord laten? — Neen, zij zal ons danken, en haar dank , zegt de H. Epiphanius, is eene genade! — Hoe meer wij dit herhalen, des te meer zal deze Maand eene ware Lentemaand voor ons worden , waarin de schoonste Bloemen van heilige deugden ontluiken iu 011« hart.
Het Meiklokje luidt, en zoo roept de H. Kerk de geloovigen op , om in de Maand
Mei Maria op eene bijzondere wijze te vereeren en te beminnen. Deze vrome godsvrucht is, op het einde der vorige eeuw, te Rome ontstaan , en sinds schier over de geheela Katholieke wereld verbreid, vooral dewijl het Opperhoofd der Kerk, Paus Pius VII. haar goedgekeurd en, op den 21 Maart 1815, met een Aflaat begiftigd heeft. Alle geloovigen, die, gedurende de Maand Mei, alleen, of gemeenschaplijk met anderen, godvruchtig een werk ter eero der god-lijke Moeder verrigten, winnen voor eiken dag-een Aflaat van 300 dagen en éénmaal, indien zij, na waardiglijk de heilige Sakramenten ontvangen te hebben, voor de aangelegenheden der Kerk bidden, een vollen Aflaat, welke genadeschatten ook aan de arme zielen in het vagevuur kunnen worden toegevoegd. Zullen wij aan dezen genaderoep der heilige Kerk geen gehoor leenen?
Het Meiklokje luidt, en zoo roept ons het voorbeeld van zoovele vereerders van Maria tot de Mei-oefeningen op. Bij den aanvang dezer Maand knielen duizenden in hunne huizen, in den kring hunner familie, voor het met bloemen gesmukte beeld van Maria, en vereeren met innige liefde de heilige Moeder Gods; wedijveren duizenden in het sieren liarer altaren, en trekken
woorden van den heiligen Beniardus, ons geheel leven aan Gods Moeder moet toebehooren, zoo dient toch, in de schoonste Maand des jaars, onze liefde tot Maria zich het gioeijendst en onze Godsvrucht zich het levendigst te toonen.
Daarom moeten wij op den dag van heden beginnen te roepen met den Priester aan het altaar ; sur sum corda! de harten omhoog! en dezen kreet alle dagen dezer Maand meermaal herhalen, om 'onzen blik opwaarts te rigten tot Jesus, die op den schoot zijner Moeder rust; om ons hart met al zijne liefde naar boven te wenden tot Maria , die in deze Maand, gelijk in geen andere, genade uitdeelt en verspreidt. Hoepen wij haar toe met den Engel : wees gegroet, gij genadevolle! Immers, indien de menschen dezer aarde dien engelengroet herhalen, zal dan de allerzaligste Maagd onzen groet onbeantwoord laten ? — Neen, zij zal ons danken, en haar dank , zegt de H. Epiphanius, is eeue genade! — Hoe meer wij dit herhalen, des te meer zal deze Maand eene ware Lentemaand voor ons worden , waarin de schoonste Bloemen van heilige deugden ontluiken iu 011« hart.
Het Meiklokje luidt, en zoo roept de H. Kerk de geloovigen op , om in de Maand
Mei Maria op eene bijzondere wijze te vereeren en te beminnen. Deze vrome godsvrucht is, op het einde der vorige eeuw, te Rome ontstaan , en sinds schier over de gelieele Katholieke wereld verbreid, vooral dewijl het Opperhoofd der Kerk, Pans Pius VIL haar goedgekeurd en, op den 21 Maart 1815, met een Aflaat begiftigd heeft. Alle geloovigen, die, gedurende de Maand Mei, alleen, of gemeensohaplijk met anderen, godvruchtig een werk ter eere der god-lijke Moeder verrigten, winnen voor eiken dag een Aflaat van 300 dagen en éénmaal, indien zij, na waardiglijk de heilige Sakramenten ontvangen te hebben, voor de aangelegenheden der Kerk bidden, een vollen Aflaat, welke genadeschatten ook aan de arme zielen in het vagevuur kunnen worden toegevoegd. Zullen wij aan dezen genaderoep der heilige Kerk geen gehoor leenen?
Het Meiklokje luidt, en zoo roept ons het voorbeeld van zoovele vereerders van Maria tot de Mei-oefeningen op. Bij den aanvang dezer Maand knielen duizenden in hunne huizen, in den kring hunner familie, voor het met bloemen gesmukte beeld van Maria, en vereeren met innige liefde de heilige Moeder Gods: wedijveren duizenden in het sieren harer altaren, en trekken
in groote scharen naar de Haar toegewijde kerken been. In Spanje en Frankrijk, in Italië en Dnitseh-land vereenigen zich de vromen, om hunne Moeder te loven; ja, aan gene zijde der zee, in die landen, waar men eerst sedert weinige jaren den naam van Maria kent, bij volkeren, die zich vroeger met het vleesch hunner verslagen vijanden voedden, weergalmen in deze Maand lofzangen ter eere van Maria, en mengen deze zich met het bruischen der zee, die hunne oevers bespoelt. — Zullen wij aan de stem van zoo vele voorbeelden geen gehoor leenen ?
Het Meiklokje luidt, en zoo roept ons ons eigen hart tot de plegtige Mei-oefeningen op. Mijn hart, zegt de H. Catharina van Genua, is eene gevloekte aarde, die slechts doornen en distelen draagt. Wij allen moeten even zoo spreken, wanneer wij onze laauwheid, onze geestelijke zwakheid, onze zoo dikwerf verbroken goede voornemens nagaan. Maar wie neemt dezen vloek weg? Wie anders, als zij, die de slang den kop verbrijzeld heeft; als zij, in wie alle geslachten gezegend worden : Maria! Daarom , vergeten wij nooit het woord van den H. Alphonsus : wilt gij in de volmaaktheid toenemen en vast worden in liet goede, gaat tot Maria ! — Zullen
wij den kreet der genade in ons armzalig hart, versmoren ?
Neen, mogten ons ook deze drie beweeggronden niet voorgesteld zijn, uit vrije liefde, uit eigen verlangen, toch wijden wij u, o allerheiligste Maagd, deze 31 dagen uit bijzondere liefde en vereering toe. Doe door uw gebed ons hart een Meiklokje worden, wit en helder wegens de reine meening bij deze godsvrueht; dat liet klinkend en luidend ons wekke uit den sluimer der traagheid en van het alledaagsehe leven, tot eene meer levendige en gloeijende liefde jegens u; dat, het klinkend en luidend,, door het gebed en goed voorbeeld, ook anderen uit den naelit der zonde tot een beter leven oproepe. Geef, dat wij in waarheid kunnen uitroepen met de Bruid in het Hooglied : de regentijd is over, de winter is voorbij, de lente nadert en de bloemen beginnen reeds te bloeijen, de lento uwer liefde en de bloemen aller deugd.
De Meiklokjes hoor hoe ze luiden. Zij brengen de Lente op 't veld; Elk voelt wat die toonen beduiden : — Zij roepen : Naar 't altaar gesneld !
Ga daar aan Maria vereeren ,
Het. sclioonste gebloemt van den hot, En breng er de Moeder des Heeren, Te zaatn met haar zoon dank en lot.
Doch rein moet het hart dan ook blinken,
Dat daar wordt ten offer gesteld, En zuiver als 't Meiklokje klinken De bec, die het offer verzelt.
ö Mogen er duizenden komen,
Waar 't. vriendelijk Meiklokje luidt, En zij het alomme vernomen
Wat de toon van dat klokje beduidt.
Het predikt in alle landsomven :
Aan Maria behoort de maand Mei, Doch wie haar bij God wil aanschouwen, Moet vlekkeloos wezen als zij.
II.
^Vewijl de Zonnebloem, met hare groote zwarte kern, omringd van gele bladeren, liet eigenaardige heeft, dat zij haar hoofd steeds naar de Zon wendt, en met deze zich verheft en daalt, daarom noemt men haar , niet ten onregte : het beeld des Geloofs.
Ook het Geloof wendt bestendig zijnen blik naar de Zon der godlij ke liefde ; de hemel geeft het Geloof zijne levenskracht, en hoe meer dit licht zich aan zijn hart onttrekt, des te zwakker en flaauwer wordt het. Abraham wordt in de H. Schrift geroemd wegens zijn Geloof; maar grooter nog is Maria : van haar zeggen de Vaders, dat de allerheiligste Maagd meer Geloof had, dan alle menschen en Engelen te zamen. Gelijk alzoo Elisabeth de godlijke Moeder groette met de woorden ; zalig zijt gij, omdat gij geloofd hebt; zoo kunnen ook wij haar om haar Geloof zalig
2
— 14 —
prijzen , haar noemen de hemelsche Zonnebloem, het schoonste toonbeeld des heiligen Geloofs.
De Zonnebloem rigt haar hoofd bestendig naar de Zon, en Maria wendde haren geloovigen blik in geenen toestand haars levens af van den aanvanger en voleindiger onzes Geloofs j van Jesns Christus. Van de wieg tot het graf schouwde zij hem aan; zij zag hem in den stal te Bethlehem en geloofde nog-tans , dat hij de Schepper des hemels en der aarde is; zij zag hem veracht aan het kruis sterven , en bleef staan, hetgeen, volgens de woorden des H. Antonius, haar Geloof aan de Godheid van Jesus bewerkte, dat nooit wankelde in haar hart. Blikken ook wij met Maria bestendig op Jesus; slaan wij zeer dikwijls met geloovigen blik het kruisbeeld gade, dan zal ons geloof immer vaster, en onsleven een leven worden van Geloof. „ Want mijn regtvaardige leeft door het^Geloof. quot;
De Zonnebloem verheft met vreugde haar hoofd, zoodra de^Zon aan den hemel verschijnt; ook Maria vindt hare vreugde in het Geloof. Naftuwlijks heeft Elisabeth haar zalig geprezen om haars Geloofs wille, of zij stemt, in heilige verrukking den vreugdezang aan ; „ Hoog prijst mijne ziel den Heer!quot; — Zoo ook moeten
— 15 —
wij ons verheugen , bij de gedachte, kinderen der ware Kerkte zijn, eene gedachte, welke de heiligen zelfs op hun sterfbed nog met onnit-spreeklijken troost vervulde. In kruis en lijden , zegt de H. Franciscus van Sales, is er geen blijder troost, dan de herinnering, een Zoon dier Moeder te zijn, in wier schoot het goed leven en goed sterven is.
De Zonnebloem volgt als dankbaar het licht, dat haar warmte en levenskracht geeft, en buigt treurig het hoofd wanneer de Zon verdwijnt. Zoo volgde Maria haren Zoon dankbaar overal na. Zij had hem dertig jaren lang vroom gediend in het land des vreem-delings en in het vaderland; zij had voor hem gearbeid, over hem geweend, voor hem geleden ; zij had hem, zonder ooit te ontbreken, 's morgens en 's avonds aangebeden, 't Is ligt te vermoeden, dat zij haar vreedzaam dak verliet, om in dankbare liefde de gezegende voetstappen haars Zoons te volgen, toen hij de leer der zaligheid ging prediken en het licht des geloofs onder de volkeren op deed gaan. En, toen hij dood aan het kruis hing, was ook haar éénigste verlangen, te scheiden uit dit tranendal. Zoo moeten ook wij God danken voor het heilig Geloof, dat vol-
— 16 —
gens de woorden der Vaders, de grootste aller genaden is; wij moeten, niet de H. Theresia,nooit vergeten, in onze morgen- en avondgebeden , onze dankbaarheid te betuigen voor de genade des Geloofs; dikwijls, naar het voorbeeld des H. Philippus Nerius, de belijdenis des Geloofs aandachtig bidden, en, vooral, gelijk Maria, onzen dank voor de genade van het Geloof daardoor bewijzen, dat wij den Gever dezer genade met erkentlijke liefde volgen overal. Het Geloof leert ons, dat Jesus Christus tegenwoordig is in het allerheiligste Sakrament; daarheen moeten wij ons bestendig wenden, gelijk de Zonnebloem naar het licht der Zon, en, hetzij wij slapen of waken, ons te huis of aan onzen arbeid bevir-den, altijd moeten wij trachten, onze harten e;i onze oogen derwaarts te rigten, waar wij weten, dat zich eene kerk bevindt waarin het Allerheiligste rust.
Laat, o allerheiligste Maagd, ons geloof naar het uwe gelijken, dan zal ook ons hart gelijken naar de Zonnebloem. Verwerf ons de genade, dat wij in eiken toestand onzes levens onze oogen op Jesus vestigen , en in zijn voorbeeld versterking putten voor ons Geloof: dat wij, door de herinnering onzes Geloofs met vreugde vervuld ,
ons amigedrongen voelen tot Jesus te ijlen, om hem voor deze oimitspreeklijke weldaad onzen dank te betoonen.
Zij ons in 't zieleleveu Als outer toebedeeld 't Geloof, welks liehtwaarts streven
De Zonnebloem verbeeldt.
Wil in 't Geloof' ons sterken,
En toon elk 't in zijn werken.
Maria, Maria, verhoor dees zielebeê!
u Keeren zich onze ooo'en,
Gelijk die Bloem, naar 't lieht.
Waar ze u aanschouwen mogen,
Den blik naar ons gerigt;
Dan draagt 't geloof zijn vruchten.
Daar wij ten Hemel zuchten :
Maria, Maria, verhoor dees zielebeê!
Doch mogen onze harten
Het meest zijn heengewend, Tot troost in alle smarten,
Naar 't heiligst Sakrament.
Verwerf bij God den Zone Dat die Bloem in ons wone.
Maria, Maria, verhoor dees zielebeê!
III.
^MPet Eilool' is een gewas, dat met zijne donkoquot;-•JOt3 gvoene puntige bladeren langs de mnren opklimt, en oude eiken met zijne stijgende ranken vast omslingert. Juist dit klimmen en vastklemmen aan zijnen steun, heeft liet Eiloof aan doen nemen tot zinnebeeld der Hoop.
De allerheiligste Maagd Maria noemt zich zelve de Moeder der heilige Hoop : H Ik ben de Moeder der heilige Hoop, quot; en daarom kan men haar te regt met het Eilool' vergelijken. Het Eiloof zoekt zich altijd een steun, wast langs boomen of muren op , en klemt zieh daaraan vast. Zoo zien wij ook Maria nooit alleen : altijd is zij bij haren God, die tevens haar Zoon is. Haar steun en hare hulp, haar raad en haar troost is Jesus-alleen; op hem vertrouwt en
— 19 —
hoopt zij, in elke aangelegenheid; want zij weet dat zij, die op den Heer vertrouwen, nimmer beschaamd worden. Verliest zij Jesus in den tempel , dan zoekt zij geen troost bij de menschen, maar hoopt met onwrikbaar vertrouwen op het wedervinden. Ook werd zij niet te leur gesteld'; haar geliefd Kind, wat ze zocht, vond zij weder.
Toen Jesus aan het kruis gestorven was, liet zij zich niet overwinnen door de smarten, noch zocht zij troost bij de mensohen; neen, rustig en aan Gods wil overgegeven, hoopte zij op den Heer, die, kort daarna, haar vertrouwen door zijne wonderbare verschijning beloonde. —■ Zoo moeten ook wij , naar het voorbeeld van Maria, niet op de menschen, maar op God-alleen ons vertrouwen stellen. — Wie op menschen vertrouwt, zegt de H. Theresia, steunt op een gebroken staf. Klimmen wij op tot het godlijk hart van Jesus; omslingeren wij het met de armen der heilige Hoop en van het kinderlijk vertrouwen ; drukken wij ons het godlijk woord, als een grondbeginsel onzes levens, diep in het hart; // Wie op God vertrouwt, zal in eeuwigheid niet beschaamd worden.quot;
Het Eiloof behoudt zijne kleur, zomer en winter: zoo onveranderlijk was ook de hoop der
— 20 —
nllerhoiligste Maagd Maria; niets kou haar doen zwichten; ja, liet was juist in die oogenblikken, waar alles zamenliep, om haar aan het wankelen te brengen, dat haar vertrouwen zich in zijne ge-heele standvastigheid heeft vertoond. Toen zij Jesus arm en verlaten, gelijk een misdadiger, aan het kruis zag sterven, stond zij vol vertrouwen aan zijne voeten; want zegt de H. Arabrosius, zij hoopte vast en onwrikbaar de redding dei-wereld en de verlossing des menschelijken geslachts, die, gelijk zij wist, door middel van zijnen dood moest bewerkt worden.De Hoop, zegt de H. Egi-dius, is een kind van den nacht, dat wil zeggen: dat de Hoop juist dan eene heilige, verdienstelijke en belooningswaardige deugd is, wanneer de toestand, waarin wij ons bevinden, zoo hagchlijken duister is, dat wij er geen uitkomstvan ontwaren , en wij, desniettegenstaande, op God vertrouwen.
Het Eiloof is groen, en gelijk de groene kleur de kleur der Hoop is, zoo ook is Maria onze Hoop. Van uit haren schoot verspreiden zieh de stralen der Hoop over de gansehe wereld. Zoo ver de glorierijke Naam haars Zoons den volkeren bekend is, even ver wordt zij vereerd als de Moeder der hoop, terwijl al hare kinderen, in eiken toestand des levens, zieh tot haar wenden.
— 21 —
hare voorspraak inroepen, en alzoo, door haar, hulp verwachten van God. Dat hij zwijge van de heerlijkheden van Maria, zegt de heilige Barnardus, die zij ooit in den nood verlaten heeft. Nemen wij derhalve steeds onze toevlugt tot Maria, die, na Jesus, onze eenige Hoop is; stellen wij op haar ons vertrouwen, en niet op het aanzien en de voorspraak, niet, op do waardigheid en den rijkdom der mensehen; want zij-alleen kan cu wil ons helpen.
Een getrouwe zoon van Maria, dc H. Eduard, Koning van Engeland, sloeg nooit, iets af, wanneer men hem bad in den Naam der Moeder Gods. Evenzoo weigert ook de beste Zoou dei-beste Moeder, Jesus, nooit iets, wat het ook zij , dat men hem vraagt in Maria's heiligen Naam. Wees daarom, o allerheiligste Maagd, mijne toevlugt in alle wederwaardigheden ; op u wil ik vertrouwen in eiken nood , en op u hopen al mijne levensdagen lang.
Wilt ge aanschouwen.
Vast vertrouwen,
Blik dan naar Maria heen :
Heel lianr leven ,
Al haar streven Steunde op Jesns' kracht alleen.
't Hart zij open Voor het hopen,
Om haar voorbeeld na te doen; ö Dan bloeit het En dan groeit het,
Als een eik in 't Eiloofgroen.
ï)ie blijft bouwen. Vol vertrouwen.
Op Gods wondermagt alleen; Hij krijgt spoedig Overvloedig Kracht in alle tegenheêu.
IV.
Eauau non stevig'eu, lioht-gToenen stengel bevinden zioli kleine sterrebloeraen, ilie zich geregeld , in een zeker getal, tot óéne bloem vereeni-gen. Deze bloem wordt, wegens hare brandend roede kleur, de brandende Liefde genoemd eu voor liet zinnebeeld der Liefde gehouden.
Is er ooit een liefde op aarde geweest, even waar en opregt, als vurig en gloeijend, zoo was zij het, voorzeker, die gloeide in Maria's vlekloos hart. Van haar getuigen de Heiligen, dat zij in liefde tot God alle Seraphijnen overtroffen heeft, en dat de liefde van al de geschapen wezens, met de hare vergeleken, verbleekeu moet, gelijk de sterren, wanneer de nacht verdwijnt en de zon aan den hemel optreedt. Het is daarom, dat de H. Kerk met regt deze woor-
— 24 —
den op Maria toepast : n Ik bun do moeder der reine liefde en ons Haar als toon- en voorbeeld ter navolging voorstelt. Scliittert Maria in alle deugden uit, dan tocli nog méér in die welke de H. Apostel de hoogste noemt : n maar van deze drie is de Liefde de grootste quot;; weshalve de H. Bonaventura Haar op eene treffende wijze als Koningin 'der Liefde begroet.
T)e brandende Liefde is vuurrood en beteekent zinnebeeldig liet vurige, liet vlammende der Liefde : de levenskracht, die zich door geen hinderpaal laat afschrikken, de geestdrift, waarvoor niets te hard of te moeilijk valt, den liefdegloed, die, meer en meer door den storm ontstoken, steeds het helderste in het ongeluk gloort. En deze Liefde , waar is zij meer te vinden dan in Maria's heilig' hart? — Beschouwen wij slechts de Moeder, hoe zij in het stalleken van Bethlehem haar pasgeboren Kindje bemint, het teeder omhelst, zorgvuldig bewaakt en in windselen hult, terwijl zij, volgens de woorden van den H. Bernardus, met het Kind al hare moederliefde inwindt. — Beschouwen wij Haar ook aan den voet van het Kruis : zij verlaat niet haar godlijk Kind, maar blijft aanwezig, door de liefde gesterkt, opdat ten minste hare
— 25 —
tegenwoordigheid hem trooste in zijne eindelooze smart. Wij moeten dan ook bedenken, dat zulk eene Liefde, zoo vurig en gloeijend in den beginne, zoo warm nog en zoo vlammend in den dood, waarlijk eene brandende Liefde mag genoemd, en de Bloem van dien naam slechts met het moederhart van Maria kan vergeleken worden. Zoo moeten ook wij God beminnen of, althans, daar wij dit verheven voorbeeld niet bereiken kunnen, er naar streven, om het na te volgen. Niet alleen met woorden welke wij in een kerkboek lezen, of door edele gevoelens , die soms in het voorbijgaan bij ons opkomen : neen, zal God door ons bemind worden , dan moet onze Liefde warm zijn, om het hart te doen gloeijen, om voor geene moeijelijkheid terug te deinzen, en ons als 't ware te dringen om groo-te zaken te vemgten voor den Heer. De Liefde van Christus vure ons aan!
De brandende Liefde heeft bloemen in de gedaante van kleine sterren en kan ook in dit opzigt, met de heilige Liefde Gods vergeleken worden ; want cok zij is als eene ster, die de duisteruis des levens met haren lichtglans verblijdt. Zoo was mede voor de allerzaligste Maagd Maria de Liefde die ster, waar-
— 36 —
naar zij haar gausclie leven rigtte en hare blikken wendde in ieder ongeluk. Gelijk weleer eene ster de drie Koningen naar Jesns Christus heen geleidde, zoo ook werd zij steeds door de liefde, als door eene ster, naar haar godlijk Kind gevoerd. Ook voor ons zal de Liefde tot God als eene ster wezen, die ons van den regten weg niet laat afdwalen , ons troost aanbiedt in den nacht des ongeluks, en ons den weg tot Jesns in den hemel bewandelen doet. De Navolging van Christus zegt : „ Die God van gansclier harte bemint , zal in het geluk niet trotsch, in het ongeluk niet neerslag-tig wezen.quot;
De brandende Liefde heeft altijd vele bloempjes, tot eene bloem vereenigd; en zoo ook bezigt de godlijke Liefde velerlei wijzen, om zich te openbaren. De allerheiligste Maagd toont hare Liefde tot Jesns, wanneer zij zorgt voor zijn voedsel en kleeding, wanneer zij Hem op al zijne reizen vergezelt, en iu hare moederlijke liefde opneemt al degenen, die Hem lief en dierbaar waren op aard. Zoo moeten ook wij op verschillende wijzen toonen , dat de Liefde tot God in onze harten gloeit en brandt. In de armen moeten wr Jesns voeden en kleeden; in de kerken en altaren moeten wij Hem sieren en tooijen; in die
— 27 —
mensolien, welke Hij bijzonder bemint, in de Priesters en in alle vrome Christenen moeten « ij Hem beminnen en vereeren.
Het is met dit voornemen, dat wij ons tot n wenden, o allerzaligste Maagd Maria; uw hart toch geleek volmaakt aan de brandende Liefde; ach! geef ons slechts één vonk van dezen liefdegloed, en ook onze koude, liefdelooze harten zullen weldra deze Bloem gelijken en van de god-lijke Liefde branden. O mogten wij, door uwe voorspraak bij God, in liefde tot Hem ontvlammen, dan zou ons, voorzeker, niets in dit tranendal ontbreken; elke smart zou dan wijken, elke twijfel opgelost worden, en dit leven , volgens de woorden van den H. Antonius, een hemel op aarde zijn.
Laat ons niet te vergeefs bidden, o hemelsehe , brandende Liefde, maar verhoor ons smeekgebed !
Wil, Liefde, nimmer wijken.
Gij, die mij 't hart doorgloeit,
'k Zal 't bloempje dan gelijken. Het schoonste, dat er bloeit.
28 —
Ontsteek me in heilg'e minne.
Door uwen liefdegloed, ó Liefde-Koninginne,
En schraag mijn zwakken moed
Zoodat, op alle wijzen.
Ik God, mijn hoogste doel. Door liefde hoog moog prijzen.
Die 'k in mijn boezem voel; Dat heel mijn ziel ontvlamme Voor mijnen God en Heer, En ik hem nooit vergramme, Maar lief heb immermeer.
V.
^Npcliitterend is de schoonheid der Lelie , die JJ^jUiaren sneemv-witten kelk voor den hemel openspreidt. Zij is van vele kleine blaadjes, die aan haren regt-opgroeijenden stengel ontspruiten, omgeven, en wademt een bijzonder fijnen en kostbaren geur. De godlijke Verlosser Jesus Christus-zelf spreekt van hare praeht : w be-sehouwt de Leliën des velds, hoe zij groeijen : zij arbeiden niet, zij spinnen niet; en ik zeg u , dat Salomon-zelf in al zijne heerlijkheid niet gekleed is geweest, gelijk eene van die.quot;
Schier bij alle volken en in alle tijden werd deze Bloem als zinnebeeld der onschuld en kniseh-heid genomen : en , in der daad, heeft de Lelie eene zoo innige verhouding en gelijkenis met deze deugd, dat zij met regt het beeld der knisch-heid mag worden genoemd. De H. Ambrosius
3
— 30 —
zegt, in eene zijner leerredenen : Wie denkt niet onwilkeurig, bij liet. gadeslaan eener lelie, aan de deugd der zuiverheid, die in Maria liet heerlijkste schittert en het volmaaktste beeld gevonden heeft? Daarom stelt men den aartsengel Gabriël aan de allerzaligste Maagd verschijnende, voor, met eene Lelie in de hand, om hare maagdelijke zuiverheid uit te drukken; daarom ook wordt Maria zelve met eene Lelie in de hand afgebeeld, omdat zij de altijd reine, vlekloos ontvangen Maagd is. Daarom ook laat eene vrome legende Leliën uit haar graf opgroeijen, het eenige, wat (ie Apostelen en Discipelen er in vonden.
De Lelie is wit, en haar blank, vlekloos kleed beteekeut de reinheid der ziel, die zich in den staat der onschuld bevindt. Maria, zegt de H. Epiphanius, is de schoonste Lelie in Gods hof, want haar hart werd nooit door eene zonde bezoedeld. Zij bedreef nimmer eene dadelijke zonde en was, daarenboven, vrij van de vlek der erfzonde, daar zij onbevlekt ontvangen werd; dit is een leerstuk van ons heilig geloof. — Wij . armzalige menschenkinderen, zijn noch onbevlekt ontvangen, noch in de dagen van ons leven, vrij van zonde gebleven. Ach! in hoevele harten is de Lelie der onschuld en der doopgenade
— 31 —
bezoedeld, geknakt en verwelkt! — Nemen wij ten minste nu liet vaste voornemen, om een rein leven te voeren, de zonde der onkuischheid te verafschuwen, de deugd der kuisehheid lioog te schatten in Maria en in alle onschuldige zielen op aarde; en met alle kracht daarheen te streven, dat alom, in elk gemoed, de zin levendig ont-wake voor een rein en kuiseh geslacht.
De Lelie verheft zich hoog boven de aarde en geeft ons, als 't ware, daardoor te kennen, dat de deugd der zuiverheid slechts ver van de menschen, ver van het gewoel, de genoegens en vermaken der wereld bloeit en tiert. Ook vinden wij de allerzaligste Maagd, van hare vroegste jeugd af, of in het ouderlijk huis , of in den tempel bij God, of aan de zijde van haren godlijken Zoon; zij vlugt de wereld, heeft omgang slechts met weinige en gelijkgestemde zielen. Gelijk de Lelie alleen van bladen omgeven is, die uit haren stam groeijen, zoo ook heeft Maria rond zich haren Je sus en den H. Joseph, Joannes, de heilige Magdalena, de Apostelen en Jongelingen, allen, zielen, die met haar slechts één zin en één hart uitmaakten. Na de overweging van dit voorbeeld moeten ook wij de wereld met hare gevaarlijke vermaken
en genoegens vlngten, die zoo vaak valstrikken leggen voor de onschuld, en haar allengskens doen inzwelgen het gif des bederfs. Zij-alleen mogen onze vrienden en vertrouwden wezen, wier omgang ons in de oefening der deugd versterkt en in de liefde tot een zuiveren levenswandel bevestigt.
De Lelie wademt een kostelijken genr, en ook hierin is zij een beeld der kniseh-heid : want deze deugd stijgt als een lieflijke genr ton hemel op, en verkwikt zoo zeer het hart van onzen godlijken Vader, dat Hij aan de reine zielen eene buitengewoon onderseheidingsvolle belooning toekent, met de belofte, dat zij het godlijk Lam op al zijne wegen zullen volgen en een nieuw lied zingen, wat niemand zingen kan dan zij-alleen ; zalig zij die rein van harte zijn, want zij zullen God zien. Maar ook op aarde toonde de godlijke Verlosser zijne groote voorliefde voor deze allerschoonste deugd : Hij koos zich immers de vleklooze Maagd tot Moeder, den kuisehen Joseph tot voedstervader, den engelreinen Joannes tot boezemvriend, en de onschuldige kinderen waren zijne lievelingen. De heilige vaders melden van de allerzaligste Maagd Maria, dat het genoeg was, haar te beschouwen,
om van liefde tot de heilige zuiverheid doordrongen te worden; en, zien wij haar nu verheven in de eeuwigheid als Koningin des hemels en der aarde, zoo moeten wij bekennen, dat hare vleklooze reinheid groot moet geweest zijn, in evenredigheid dier belooning en heerlijkheid. — Een andere beweeggrond, om de zuiverheid te beminnen, is, dat zij ons bij God en bij de menschen bemind maakt, op onzen evenmensch den heilzaamsten invloed uitoefent, en ons in den hemel het hoogste en grootste loon verwerft.
Verrukt en opgetogen door de onbeschrijflijke lieftalligheid Uwer heilige ï ui verheid, hebben wij vast besloten, o allerzaligste Maagd, U voortaan met een rein hart en een kuiseh ligehaam te dienen. Maar geene deugd is moeilijker te bewaren, dan de kuisehheid, en nooit zijn de bekoringen heviger, de gevaren veelvuldiger, en de valstrikken talrijker, dan wanneer wij strijden voor de zuiverheid. O hemelsche Lelie! verwerf, door uwe magtige voorspraak bij God, dat onze harten als Lelie-perken worden, die te midden der doornen lichten en vlekloos bloeijen aan uw moederlijk hart. Versterk in ons dagelijks meer den haat en afschuw der onkuischheid, en ontvlam ons gedurig met meer gloeijende liefde
— 34 —
tot de zuiverheid : want datgene wat men bemint, tracht men te behouden en vreest men to verliezen.
Gij, Maagd, o Leliebloeme,
Houd mij van smetten vrij,
Opdat ik in U roeme
En ook een Lelie zij.
Ja, mogt mijn harte zuiver En blank als 't Uwe zijn,
Zoo dr.t het immer huiver Zelfs van der zonde schijn.
Gij Maagd, zoo rein als teeder,
Zoo vlekkeloos als schoon,
Zie op mij, zondaar, neder
Van uwen hemeltroon;
En mogt de slang mij naken,
Plet haar den snooden kop; Van heilig vuur zal 'k blaken Dat stijgt ten hemel op.
ó Laat mij alles vlugten,
Waar deze deugd aan sterft, En immer meer verzuchten Naar wat haar glans verwerft.
— 35 —
Opdat, in vreugd en smarte,
Ik slechts voor kuischhcid gloei, En eenmaal aan uw harte Gelijk een Lelie bloei.
VI.
'IfêKjijfi0 keat niet cleu lieHijken Rosmarijn, met zip'e veelvuldige kleine, sappige blaadjes van donkergroene kleur, met zijne blaauwe bloem, met zijn doordriiigenden geuren bitteren smaak? Hij siert den nieuw gewijden Priester, bij liet eerste Offer der heilige Mis, en de jeugdige bruid, op den bruiloftsdag; de llosmariju is ook het laatste sieraad, wat de doode jongeling, de afgestorven maagd, medeneemt in het graf. In de bloementaal beteekent de Rosmarijn de boetvaardigheid, de versterving, eene deugd, welke ons de godlijke Heiland in deze woorden aanbeveelt : „ wie na mij wil komen, die verloochene zioh-zelven, neme zijn kruis op eu volge mij. quot;
Wij zijn in zoude ontvangen, en leven, min of meer voortdurend, in zonde en beleediging van God; wij moeten dus traeliteu, door boetvaardigheid en versterving, den hemel te veroveren , die ons, volgens de uitspraak van den godlijken Heiland, langs geen anderen weg geworden zal. Zoo gij geen boetvaardigheid oefent, zult gij allen te gronde gaan. — l)e onbevlekt ontvangene maagd Maria, die in de dagen haars levens, zelfs niet den schijn eener zoude bedreef, oefende zieh desniettemin in deze deugd. Weggesleept door de schoonheid er van, wilde zij ook hierin ons tot voorbeeld strekken, en ons deze deugd, die ons ter zaligheid noodzakelijk is, door haar voorbeeld lieftallig en aangenaam maken. In haar hart, waarin alle Deugden-bloc-meu ontloken, bloeide ook lieflijk de deugd der versterving de Rosmarijn.
De Rosmarijn heeft eene donker-b la au we bloem : deze kleur is het zinnebeeld van boetvaardigheid en rouw. De vrome legende meldt ons van de allerheiligste Maagd, dat men Haar nooit heeft zien lagehen; hare trekken zouden altijd ernstig geweest zijn en haar gelaat met weemoedige droefheid overdekt. Zij leefde altijd teruggetrokken, verwijderd van
— 38 ~
alle luidruchtige feestviering en openlijke vermaken. Slechts éénmaal woonde zij, volgens het verhaal der H. Schriftuur, cene bruiloft bij , maar dat was aan de zijde van haren godlijken Zoon, cn om een liefdewerk te verrigten voor den evenmensch. O, hoe moeten wij ons schamen, wanneer wij ons vergelijken met Maria, die, vrij van schuld en zonde, desniettemin zoo streng in versterving en boetvaardigheid heeft geleefd? Wij , die zonden op zonden hoopen , kunnen ons niets ontzeggen, ons in niets versterven , en schrikken bij het geringste offer wat de Heer van ons vordert! — Bidden wij de heilige Moeder des Heeren, dat wij, door hare voorspraak bij God , van nu af, niet meer vergeten , dat wij zonder boetvaardigheid niet zalig kunnen worden, en onthouden wij ons, niet alleen van zondige genoegens, maar ontzeggen wij ons ook menigmaal een geoorloofd vermaak,eene onschuldige vreugde, ter liefde van Maria en ter boetedoening voor onze zondeschuld.
T)e Eosmarijn heeft aan zijnen stengel vele kleine blaadjes : zoo ook heeft de deugd der versterving verschillende wijzen, veelvuldige gelegenheden, om zich te oefenen. In het leven der allerzaligste Maagd Maria vinden wij zco
vele trekken van versterving en zelfverloochening, dat wij haar heilig hart, ook in dit opzigt, met den Rosmarijn kunnen vergelijken. Om maar één punt aan te roeren, hoe gaarne zou Maria Jesus niet vergezeld hebben, toen Hij als leeraar optrad; maar zij bleef terug, tot dat Hij haar riep. Hoe gaarne had Maria zich niet na Jesus' dood teruggetrokken, en in volslagen eenzaamheid hare vereeniging met God van den dood verbeid; maar zij gaf hier niet in toe, en offerde haar verlangen den Heer, welke haar aan het hoofd zijner Apostelen en Jongeren plaatsen wilde, ter bescherming zijner pas ontluikende Kerk. De H. Franciscus van Sales zegt ; gelijk de liefde vindingrijk is, om langs verschillende wegen het beminde voorwerp liefde te betuigen, zoo is het ook een kenmerk van den waren geest der boetvaardigheid, verschillende wijzen uit te denken, om een offer te brengen en voor de zonde boete te doen. — Waren wij toch diep doordrongen van de zwakheid onzer zondige natuur, ook wij zouden op verschillende wijzen versterving oefenen , des te meer, daar zich dagelijks, ja eiken stond, gelegenheden daartoe aanbieden. Uoc dikwijls zouden wij ons niet kunnen overwinnen in woorden en oogopslagen, in eten en drinken, in
sliipen en waken! — Wouden wij ons tot de allerzaligste Maagd,opdatwij ,doorliareliulp, de kracht erlangen van zulke offers te kunnen brengen en de versterving op verschillende wijzen te oefenen.
De Kosmarijn smaakt bitter, maar bezit voor de gezondheid eene heilzame kracht, weshalve hij ook iu geneesmiddelen gebezigd wordt. Hoe rijk is uu het moederhart van Maria, dat op aarde de bitterheid der boetvaardigbeic. en versterving zoo zeer smaakte, in den hemel beloond! — Daarom moet ons haar voorbeeld aanwakkeren, deze deugd vlijtig te beoefenen en den Kosmarijn der versterving te planten in den tuin van ons hart. De versterving en zelfoverwinning valt, wel is waar, de menschlijke natuur moeilijk en hard, is bitter van smaak, gelijk de Eosmarijn, maar ook heilzaam in bare gevolgen , zoo als deze bloem. Door de boetvaardigheid wisschen wij onze zonden uit, en bereiden ons eeue heerlijkheid in den hemel, die in omvang en vreugde de zaligheid der onschuld evenaart. /,0 zalige versterving, riep de H. Joannes van het kruis, die mij eene zoo groote heerlijkheid verworven heeft!quot;
O Maria! wanneer wij uw allerheiligst, vlekloos hart met den Rosmarijn der versterving en
boetviiavdiglieid gekroond zien, ontwaakt in ons liet verlangen, om u ook in dit punt te gelijken. Noem dan, wij bidden het u, den blinddoek van onze oogen weg, opdat wij al de ellende onzer zondige natuur aanschouwen; laat voortdurend ons het donderwoord uws godlijken Zoons in de ooren klinken, dat wij zonder boetvaardigheid niet zalig kunnen worden; doordring zelf ons innigst met de overtuiging, hoe zelfs de geringste beleediging. God aangedaan, het godlijk hart van Jesus pijnigt en'wondt: dan zullen wij waarlijk boetvaardig leven, op veelvuldige wijzen de boetvaardigheid oefenen, en, in overweging nemende het. groote loon dezer deugd, hare bitterheid niet duchten 1
Rosmarijn, gij komt ons loeren Dood te zijn voor 't zingenot;
Hoeto slechts doet wederkeeren Arme zondaars tot hun God.
Weet, dat ook de Maagd der Maagden Harde boete heeft gepleegd.
Schoon geen driften haar belaagden,
En zij vlekloos heelt geleetd.
— 42 —
Laat u door haar voorbeeld boeijen
Aan die hooge boettedeugd,
En ze, als Rosmarijn, steeds bloeijen Tot des harten teedre vreugd.
Want er wacht reeds hier beneden, Haar een onwaardeerbaar loon, Tot door haar de ziel in 't Eden Seraf wordt voor 's Hoogen troon.
heerlijke kleurenpracht verheft zich de tulp ^ op een stevigen en regten stengel, door langwerpige bladeren omringd. Zij sluit zich tegen den nacht, en opent haren kelk weder bij het eerste zonnelicht. Het éénige, dat haar ontbreekt, is de geur; maar, al verkwikt zij dan ook den reuk niet, zij bekoort toch door hare tallooze kleuren het oog. In den geestlijken zin laat zich de Tulp bij het Gebed vergelijken, en wordt daarom niet zelden als het zinnebeeld daarvan gebruikt.
Toen de Aartsengel Gabriël aan de allerzaligste Maagd Maria de blijde boodschap bragt, dat zij de Moeder des Allerhoogsten zou worden, vond
— 44 —
hij lianr in hetgeberl; en telkenmale dat de Heilige Schrift van Maria gewnagt, zien wij, dat zij liet gebed heeft bemind. Van kindsbeen af, oefende zij zich daarin, en, in den tempel gebragt, verdeelde zij haren geheelen dag tusschen handwerk en gebed; zij bad in den huislijken kring, en in de zoo smartvolle lijdensdagen van Jesus Christus, putte zij uit het gebed de zonderlinge kracht, die uitwerkte, dat zij, zelfs onder het kruis van haren Zoon, niet bezweek. Onder het gebed ontving zij met de Apostelen, op Pinksterdag, den H. Geest,en biddend verwachtte zij haar levenseind. De godlijke Verlosser beminde het gebed ongemeen en drukte ons de noodzakelijkheid er van met de volgende woorden op het hart: „Waakt en bidt!quot; Men moet aanhoudend bidden en niet nalaten: bidt zonder ophouden.
Niemand echter, onder alle schepselen, volgde Jesus trouwer na dan Maria; weshalve de heilige Epiphanius met regt deze uitspraak deed:Maria's leven was een bestendig gebed. — Ook wij zijn verpligt, te bidden; ja, onze zaligheid hangt er van af: zij is slechts te koop ten prijs van een aanhoudend gebed. Hoe moet dan onze boezem van vreugde kloppen, daar wij in Maria zulk een voorbeeld hebben; in Maria, iu wier harte
— 45 —
de Tulp bloeit, de deugd vun liefde tot hel gebed; en lioe vaak zullen wij dit hart gadeslaan , om het na te volgen!
De Tulp draagt het hoofd altoos omhoog. Treffend zinnebeeld des gebeds, dat niets anders is, dan eenc zamenspraak der ziel met God: God mi is voor de ziel, 'wat de zon is voor de natuur, haar licht, hare warmte, haar leven. Daarom wendt zich de christen, wanneer hij bidt, ten hemel, waar God woont. God is de Koning der koningen,de Heer der heirsch aren: daarom bidt de christen met eerbied en aandacht; God is de eeuwige liefde, de vader der goedheid: daarom bidt de christen met liefde en vertrouwen ; cn, ware ons gebed immer met deze twee vleugelen des eerbieds en der liefde voorzien, zoo als de Heilige Bernardus spreekt, zou het steeds zijn doel bereiken en nimmer onverhoord blijven. Met welken eerbied bidt Maria haren godlijken Zoon op de bruiloft te Gana, en met welk •nwankelbaar vertrouwen zet zij haar gebed voort, als Jesus schijnt hare bede niet te willen verhoeren! Het gebed, zegt de H. Ghrysostomus' is zoo noodzakelijk voor ons, als het water-element voor boomen, bloemen en andere gewassen : bij gebrek aan vocht worden zij saploos
4
— 46 —
on schraal; zonder liet gebed is ook onze ziel dor, en gelijk eene bloem , die sinds geruimen tijd niet meer begoten is, helt zij ter aarde nederwaarts.
De Tulp ontluikt bij zonneopgang, terwijl zij tegen den nachttijd haren kelk sl uit. Ook de ziel, die het gebed lief heeft, opent zich alleen voor hemelsehe dingen en voor God ; op niets anders stelt zij prijs, vooral het overige is zij gevoelloos; zorgvuldig sluit zij zich voor den nacht der zonde en der wereld, die haar slechts van het gebed zouden aftrekken . of, door verstrooijing, er haar een afkeer van zouden geven. Zoo zien wij Jesus Christus, om te bidden, de eenzaamheid zoeken; ja, wilde Hij bidden, dan verliet Hij zelfs den kring zijner Apostelen. Ook de Moeder-Maagd Maria vinden wij alléén, in den tempel en te huis biddende; en slechts dan, wanneer óf de pligt van het goede voorbeeld , óf die der naastenliefde zulks eisehen , verlaat zij die heilige eenzaamheid. « Wilt gij regt goed bidden , quot; zegt de H. Franciscus van Sales, a dan verwijder u, zooveel mogelijk, van de wereld, en vooral, laat u niet in met zaken, die aan uw beroep vreemd zijn; want, hoe meer gij u voor het gebed in onnuttige gesprekken en gedachten
— 47 —
uitstort, des te schraler en te krachtloozer wordt uw gebed, en des te meer hebt gij aan verstrooi-jing te lijden.quot;
De Tulp prijkt in de grootste kleureu-verscheidenheid en zegt ons daardoor, dat het gebed, wel is waar, maar één, de wijzen echter van bidden verschillend kunnen zijn. De geestlijke schrijvers noemen ons hoofdzakelijk twee soorten van gebed, het mondeling gebed en het gebed der overweging. — Onder de mondelinge gebeden komt de eerste plaats toe aan het Onze Vader, dat ons Christus-zelf heeft geleerd; — aan den H. Rozenkrans, dien de Kerk met zoo menigvuldige aflaten en genadeschatten verrijkt heeft, en die ten allen tijde het geliefkoosde gebed der Heiligen was. Onder de gebeden van overweging is de H. Knus-weg verreweg het nuttigste en verdienstelijkste. Deze godvruchtige oefening moeten wij des te meer behartigen, dewijl ook de allerzaligste Maagd Maria, langs de straten van Jeruzalem, dezen weg biddend en bespiegelend bewandeld heeft. Verder zijn het nog de zoogenaamde schietgebeden of korte verheffingen der ziel tot God, en het gebed der goede meening, waardoor wij al onze werken en bezigheden heiligen en, om
— 48 —
zoo te zeggen kunnen veranderen in oen gebed.
Merken wij hierbij de vermaningen van twee groote Kerklieiligen op. ])e H. Eranciscus van Sales zegt; « in droefheid en wederwaardigheden is het allerbeste gebed : w Heer, uw wil geschiede!quot; De H. Alphonsus beveelt, vóór alles, het smeekgebed aan en zegt; « na de H. Communie moeten wij om vernederingen dagelijks, 'savonds, om volharding in het goede bidden.
O hemelsche Tulp, mijne liefste moeder Maria! in uw hart gloeide de liefde des gebeds, en gij oefendet deze deugd, op voortreflijke wijze, al de dagen uws levens! Verleen ook ons de genade dat wij van dag tot dag de voortreHijkheid van het gebed beter mogen erkennen : met zijnen God te durven spreken is, ja, de grootste eer, die een menscli te beurt vallen kan. O allerzaligste Maagd! leer gij-zelve ons de wijze van bidden; gij zijt immers, volgens het gezegde van den H. Bonaventura, de leermeesteresse des gebeds. O konden wij goed bidden, wij zouden ook het pad der deugd bewandelen; want, die goed weet te bidden, zegt de H. Augustinus, leeft ook goed. — Boezem ons eene groote liefde in voor de eenzaamheid , en eene groote vernchting voor de wereld, opdat wij, in het
— 49 —
gcbwl, door geene verstrooijing meer verontrust of' geliiuderd worden; en hebt gij ons, door uwe magtige voorspraak bij God, het gebed eenmaal zoet en genoeglijk gemaakt voor ons hart, dan zullen wij gaarne bidden, ieder vrij oogenhlik daartoe besteden, al onze handelingen door het gebed heiligen, en in het gebed zoeken en vinden rust en troost; ja, dan zullen wij met do TI. Dienstmaagd Zitta mogen zeggen : iedermenseli moet een vermaak hebben, en ik, ik vind het mijne in het gebed.
Tulp, die naam zij haar gegeven,
Wie wij rond Gods troon zien zweven. Daarom 's Hoogten gunsten waard.
Wijl zij altijd bad op aard.
Een Gebed was heel haar leven,
Slechts daarheen ging al haar streven, Waar zij ging, of waar zij stond.
Immer bad haar reine mond.
Ja, op duizenderlei wijzen Wist zij God den Heer te prijzen :
Als de Tulp haar bonten top.
Hief zij 't hart ten Hemel op.
— 50 —
Nimmer hoorde men haar klagen, Biddend bleef' ze elk leed verdragen , Biddend zag zij, diep begaan, 't Kruishout reeds bij 't krebje staan.
ö Maria! hoor de bede.
Deel die groote gunst ons mede, Dat wij, voor 't Gebed, voortaan In uw leersehool mogen gaan. Bidden, ja, is ons begeeren.
Laat ons 't daaglijks beter leeren, En ons hart, een Tulp op aard. Wende als zij zich hemelwaart.
VIII.
Earcl IX., Koning van Frankrijk, stelde den dicliter Torqnato Tasso eens de volgende vraag voor: wien beschouwt gij als den gelukzaligste? Zonder zich lang te bezinnen, antwoordde Tasso : God. Dat weet een ieder, sprak de Koning, en dat is ook het doel mijner vraag niet; maar ik wil weten, wie buiten en na God de gelukzaligste is? En Tasso antwoordde ; die het meest, op God gelijkt! — De uiterlijke gelijkenis ontstaat uit de overeenkomst der gelaatstrekken; de innerlijke gelijkenis, welke wij hier bedoelen, uit de overeenkomst van den wil. Wilt gij derhalve wat God wil, lieve Christenen, stemtuw eigen wil met dien des A llerhoogsten allezins overeen , dan ontstaat er tusschen God en u eene treffende gelijkenis.arcl IX., Koning van Frankrijk, stelde den dicliter Torqnato Tasso eens de volgende vraag voor: wien beschouwt gij als den gelukzaligste? Zonder zich lang te bezinnen, antwoordde Tasso : God. Dat weet een ieder, sprak de Koning, en dat is ook het doel mijner vraag niet; maar ik wil weten, wie buiten en na God de gelukzaligste is? En Tasso antwoordde ; die het meest, op God gelijkt! — De uiterlijke gelijkenis ontstaat uit de overeenkomst der gelaatstrekken; de innerlijke gelijkenis, welke wij hier bedoelen, uit de overeenkomst van den wil. Wilt gij derhalve wat God wil, lieve Christenen, stemtuw eigen wil met dien des A llerhoogsten allezins overeen , dan ontstaat er tusschen God en u eene treffende gelijkenis.
TVzc vcrliovene deugd, die volle overleving en onderwerping aan Gods wil, wordt ons zinnebeeldig voorgesteld door de Bloem, Reseda genaamd; Reseda immers beteekent zoo veel als : zet u neder, wees rustig. Doze bloem, zoo algemeen bekend, zoo bemind in den tuin als in de kamer, wademt den zoetsten on fijnsten geur uit. Mogte de deugd, waarvan zij liet zin-nebeold is, insgelijks gekend en door alle Christenen bemind en beoefend worden! Te dien einde zullen wij haar van naderbij'J)cschouwon, vooral in Maria, die zich hier wederom als een overheerlijk toonbeeld voordoet aan ons oog.
Toen de Aartsengel Gabriel uit den hemel afdaalde, om haar te boodschappen, dat zij 'sAUer-lioogsten moeder zou worden, op liet oogeublik dat aarde en hemel met ongeduld haar beslissend besluit verbeidden,''sprak zij hot woord uit, waardoor het menschdom werd verlost : „ Mij geschiede naar uw woordquot;! — En toen zij onder het kruis stond eu haar stervende Zoon liaar, in'Joannes, aan geheel het menschdom tot moeder gegeven had, sprak haar met zeven zwaarden doorboord' hart, gelijk de H. Bona-vontura het zoo schoon uitdrukt : „ mij geschiede naar uw woord. quot; Doorloopt geheel hot leven
— 53 —
van Maria, zegt ile H. Beniardus, altijd en overal, zult gij haren wil met den wil van haren o-odlijken Zoon vereeuigd zien.
De Reseda is zonder helderen glans, zij draagt een onaanzienlijk, eenvoudig kleed : zoo is ook hare deugd meer verborgen en minder in het oog loopend; want zij is in hot hinnenste van den menseh, heeft haren zetel in het hart des Christens, in zijnen wil, die zich met den godlijken wil zóó vereeuigt, dat heider wil in een te zamensmolt. — Tot de onderwerping behoort een kruis. Maar alle kruisen, welke wij, of afgebeeld, of in wezenlijkhrid zien, bestaan uit één langen en één kleineren, kortoren bulk, die dwars over den hoofdbalk is gelegd. Wil men echter, dat een houten kruis, bij voorbeeld, geen kruis meer zij, dan behoeft men slechts den dwarsbalk te nemen en dezen in regte lijn op of naast den hoofdbalk te plaatsen, zoodoende bestaat er geen kruis meer. Hot regthout verbeeldt den wil Gods, het dwarshout onzen wil. Zoolang onze wil dwars over Gods wille ligt en met hem in strijd is, hebben wij een kruis, wat wij ons-zolven gemaakt hebben; willen wij nu van dat kruis verlost zijn, wij bohoevon slechts onzen wil met Gods wil to veroonigon, en oogen-
bliklijk houdt ons kruis op, een kruiste zijn; ieder kruis immers ontstaat alléén uit gebrek van onderwerping aan Gods wil. Hieruit volgt zonneklaar, hoe noodzakelijk het is, zich in Gods wil over te geven, want zonder kruis kan geen mensch zalig worden. En heeft Jesus Christus, het menseh geworden Woord, deze deugd willen oefenen, om ons het voorbeeld te geven;—hij heeft in den Olijvenhof onder een bloedig zweet uitgeroepen; „ Vader, indien het mogelijk is, dat deze kelk voorbij ga, doch niet mijn, maar uw wil geschiede! quot; hoe dan zouden wij, zijne leerlingen en jongeren , de beoefening dezer deugd niet ter harte nemen ? — Ja, wij moeten zelfs een kruis hebben; want, zonder kruis, bestaat geenc deugd hoegenaamd. Neem de liefde het kruis af, en zij wordt natuurlijk en menschlijk; neem de hoop het kruis af, en zij verheft zich niet meer boven het aardsche; neem den ootmoed het kruis af, en er blijft niets anders meer over dan loutere ijdelheid; neem de sterkte haar kruis af, en zij is in zwakheid verkeerd. Eene munt is niet gangbaar, of zij moet den stempel dragen van een vorst of rijk; deze stempel is als eene wonde, welke men haar slaat, doch waaraan zij hare waarde te danken heeft. Hebt gij geene wonden, uwe deugd-
— 55 —
den zijn zonder verdienste ; inv gednld is ongang-Imar in den hemel, indien liet met liet krnis, met den stempel van zijn vorst, niet geteekend is.
De Eeseda geeft een zeer aangename n genr, en gelijk de geur als liet geschenk is, dat de bloem den mensch voor hare verzorging vereert, zoo levert ook de onderwerping aan Gods wil den Christen vele gaven, vele genaden en geschenken op.
Vrede des harten; denk aan don zeestorm. Wij gaan te gronde, riepen angstvol de Apostelen, Heer, kom ons te hulp! De Meester rigtte zich op, wenkte met zijne hand, en de golven vielen, en werden glad als een spiegel; de orkaan hield op, de hemel werd blaauw, en de zon verscheen weer in het uitspansel. Wat hier de hand Gods uitwerkt, dat zelfde doet, in zekeren zin , de overgeving in den godlijken wil. Gij torscht den last des kruises, maar, vol moed, zegt gij uit gansclier harte : Heer, uw wil geschiede ! en zie, de bron uwer tranen droogt weg, uw mond houdt op met klagen; het kloppen des harten gaat voorbij — vrede en zalige rust kee-ren weer.
Gebed ver hooring : de H. Pranciscus van Sales zegt: één enkel „Heer, uw wil geschiede!quot;
— 56 —
ten tijde van rampspoed gebeden, beeft meer verdienste, meer kracht en waarde, dan duizend Onze-Vaders ten tijde van voorspoed en rnst.
Hemelse.lie troost : n komt allen tot mij , die belast en beladen zijt,quot; zegt de Heer, en ik zal u verkwikken, verkwikken met troost din alle lijden verzaebt en vergoedt. Welke troost, niet .Tesns den gekruiste op een kruis te rusten ! 'Overal, waar gij kruisen ontmoet, zult gij Jesus er aan zien gebeebt. Hij vereenigt zieb met u door bet lijden, en gij met Hem door bet geduld ; en in deze vereeniging bestaat des levens gcluk-zaligbeid. Hij vereenigt zieb met de Heiligen door de vreugde; Hij vereenigt zieb met de mcnscben door de smart.
Zegen Gods ; in een buis, in eene familie, waar een kruis is, daar is de Heer, de nitdeelei van allen zegen zelf; eene lijdende ziel beboeit niet meer om Gods zegen te bidden, zij beeft dien in bet kruis. O mogten toeb alle cbristenen de oneindige waarde bevroeden van een kruis, v* al men geduldig draagt! /; Zulk een menseb, zoo spreekt de zalige Egydins, is gelijk een tabernakel , waarvoor ik zon neêrknielen, dewijl ue levende God zieb er in verscholen boudt. Eon
— 57 —
kruis is niets anders, dan een brief des Heeren aan de ziel, waarin met gulden letteren geschreven staat : ik bemin, ik zegen u!
Do reseda is groen : bet groen is de kleur der hoop, van vertrouwen en van moed; die den moed verliest, beeft alles verloren! Maar, wat bemoedigt ons dan, om, ten tijde van kruis en wederwaardigbeden, ons gebeel en al over te geven in Gods wil ? De wijze, waarop wij ons kruis moeten dragen.
De eerste wijze leert ons eene Heilige. De li. Tberesia zegt : „wilt gij uw kruis gemaklijk dragen, dan moogt gij bet niet slepen; maar met inspanning van al uwe kraebten moet gij bot opbellen, en er vlug mede been ijlen.quot;
De tweede wijze leert ons een beiden : de vermaarde wijsgeer Solon leidde een van kommer diep nedergebogen vriend op den boogsten toren der stad Atbene, wees bem vandaar naar beneden op al die beerlijke paleizen, gebouwen en magazijnen der kooplieden, eu sprak : „ach! boe veel kwelling en onrust, boe veel zorg en kommer woont onder die pracbtvolle daken!quot;
De derde wijze leert ons de ondervinding. Gij vindt geen buis zoo ongelukkig, of bet kan zich aan een nog ongelukkiger troosten.
Pe vierde wijze leert ous de gezonde rede , die zegt; waarom bedroeft gij u ? uw lijden is niet te vreezen. Is het klein, 't is ligt te dragen ; is het groot, 't kan niet van langen duur- wezen. Eene hevige kwaal kan niet duren; wordt zij niet verdreven, zij moet van lieverlede verminderen en den lijder of het leven, of het gevoel benemen. In de hel-alleen is het lijden eeuwigdurend. De tijd voert alles ten einde, zelfs zonder dat wij het weten. Uw smart kan niet langer duren dan uw leven, en wat is het leven , vergeleken bij de eeuwigheid?
Do vijfde wijze leert ons de eeuwige waarheid, Jesus Christus. Hij zegt: „wil iemand mij navolgen, dat hij dagelijks zijn kruis opneme en achter mij kome.quot;
Wonder, het kruis, dat ons lijden uitmaakt, is juist onze grootste troost. Aanschouw Maria: onder het kruis zwegen al hare klagten, daar verstomde al haar jammer, daar droogden al hare tranen; zij was immers bij het kruis. Daar moet gij ook uwen troost zoeken, daar bij den Gekruisten , die u van het kruis af toeroept : wie mij wil navolgen — waarheen? in de eeuwige heerlijkheid van den hemel, in het pan-dijs — die drage zijn kruis geduldig! Wie zalig
— 59 —
wil worden , onderwerpe zich met gelatenheid aan des Heeren wil.
Zij mijn leven God gegeven!
Lieve Moeder van Gods Zoon,
Leer mij dragen Zonder klagen 's Levens rampen al mijn dagen,
En zoo stijgen tot Gods troon.
IX.
e naam en de gedaante der Passiebloem wij
zen op wat zij zinnebeeldt, op liet lijden van Christus onzen Heer. Haar wit en violet kleed beteekcnt droefheid en smarte; de vijl' vingeren in liaar midden en het vijfvoudig blad herinneren aan des Verlossers vijf wonden. — Maria's hart gelijkt, de Passiebloem : sints Simeon haar deze profetische woorden in den tempel toesprak : „ en een zwaard zal uwe ziel doorboren,quot; kon zij in waarheid zeggen : ,/ en mijne smart is gedurig voor mijn oog.quot; Drukte zij haar godlijk kind in hare armen, zij dacht hoe de beulen het eens zouden aangrijpen ; kuste zij haren lieveling, de gedachte aan den kus des verraders vloog , als een zwaard , door hare ziel ; hulde zij hem in windselen, 't was haar alsof zij de ban-
den, de strikken en ketens zag, waarmede de Joden eenmaal hunnen Verlosser konden vangen en binden; waakte zij aan zijne slaapstede, zij zag in den geest het kruis, de laatste, maar bloedige rustplaats van haren Zoon. Zoo was het moederhart van Maria eene Passiebloem gelijk; zij gevoelde het lijden van haren Jesus, zelfs voor Hij begon te lijden; maar toen het werklijk begon, ging zij met hem, en toen hij het volbragt had, koos zij het tot voorwerp harer overweging.
Daar bestaat een tweevoudige Kruisweg : den eenen moeten wij bewandelen, lieve christenen, den andereu dienen wij te bewandelen.
Toen Jesus zijn leerambt aanvaard had, liet ook Maria hare stille huislijke gewoonten varen, en volgde op zijue reizen haren Zoon. Zij verliet het vreedzaam dak van Nazareth, om het lot van den vervolgde te deelen en zijne gezegende voetstappen te drukken, terwijl hij de Joden het Evangelie verkondigde. Na velerlei lijden en schrik, trok de heilige Moeder-maagd, eindelijk, met hem de ongeluks-stad binnen, teneinde daar het laatste Pasehen te vieren. Zij hoorde de jubelzangen des volks, bij zijne intrede ; Hosanna, David's Zoon! maar
5
— 02 —
over de pnlmon, welke zij Item strooiden, blikte Maria, mot bctraando oogen, noonhvestwaarts, in de rigting van den Kalvarieberg. Ben met doornen gekroonden, bloedig gegeeselden en met liet krnishont beladen Zoon volgde de moeder langs .Ternzalem's straten en ontmoette Hem. Maar welk eene ontmoeting! Joannes en Mag-dalena hadden gewis alles in het werk gesteld, om de moeder van Golgotha verwijderd te honden ; doch vergeefs waren hunne beden. Maria raapte hare zinnen bijeen, en begon de steilste helling van den Kalvarieberg te beklimmen ; mi had zij het smartvolle doel van haren droevigen pelgrimstogt bereikt. Daar hoorde zij haren Zoon aan 't kruis slaan , en iedere slag weerklonk diep in bare ziel; daar zag zij haren Zoon aan 't kruis sterven, en beladen met eene overmaat van smarte, stond zij weenend onder het folterhout. Van het kruis afgedaan, vergezelde zij zijn lig-ehaam tot aan de grafstede toe, waarin men het nederliet, en de laatste blik, die er in nederviel, eer de koude steen het graf bedekte, was nog Maria's moederblik.
Wat is onze pelgrimsreis door dit tranendal anders dan een Kruisweg? — Het eerste geluid, wat wij geven, het geween, bewijst duidelijk.
1
— 63 —
wij oen tranendal intreden, en onze jongste strijd op liet sterfbed toont, dat wij een jammer-, dnl verlaten. Ja, ons leven is waarachtig een Kruisweg, maar een Kruisweg met meer dan veertien statiën : armoede, ziekte, verachting, achteruitgang, ondank, huisramp, inwendig lijden, ligchamelijke smarten met dien ganschen drom van ellenden, die ons het leven verbitteren ! — «O zalig, zegt de H. Bernardus, indien gij op uwen Kruisweg Jesus nagaat, gelijk Maria haren godlijken Zoon heeft nagegaan ! Zalig, indien Maria u langs den gevaarvollen weg dezes levens begeleidt! In .Tesns zult gij sterkte, in Maria troost vinden.quot;
Een enkel woord van .Tesus was voldoende , om Maria Magdalena, die, bij 't krieken van den dageraad, treurig en bedroefd, den hof doorkruiste, alle smart en kommer af te nemen. Maria! zoo sprak haar de Meester toe, onder de gedaante van een hovenier; — zij zag op,, erkende hem en, met jubel, vreugde, zaligheid en wellust in haar ziele, ijlde zij tot de Apostelen en jongeren, om hun de blijde boodschap te brengen. Terwijl gij uwe bedevaart voortzet op den Kruisweg, christen r.iel, lierinner u Jesus' woorden : Komt tot mij, gij allen die
— 64 —
belasten beladen zijt, ik zal u verkwikken ; en flat enkel woord uit Jesus' mond zal n kracht en sterkte tot lijden geven.
De omgang met eene ziel, die zware beproevingen doorstaan heeft, geeft ons, in ons eigen lijden, wondervollen troost; // daarom, zegt de H. Bernardinus van Siena, moot gij, op uwen lijdensweg, dikwijls bij Maria uwe intrede nemen, en aan haar zevenmaal doorwond hart kloppen : want daar zult gij een troost vinden, dien gij te vergeefs bij alle menschen op aarde zoekt ? —
Toen Maria gevoelde, dat zij binnen kort door den Heer uit deze wereld zou opgeroepen worden, wilde zij haar geboorteland, de plaats der verlossing, nog ééns ten laatsten male begroeten. Van uit Griekenland reisde zij derhalve met Joannes naar Palestina, en, te Jeruzalem aangekomen, doorwandelde zij hare straten, het ge-regtshof van Kaïfas, den weg naar Golgotha , alle plaatsen door het lijden haars Zoons geheiligd ; zij beklom nogmaals den Kalvarieberg , waar de Zaligmaker ous tot den dood toe beminde, en overwoog in den geest geheel de lijdensgeschiedenis van Jesus Christus, haren en onzen Heer.
De H. Franciseus van Assisi wensehte van God te weten, wat Hij van hem het liefst heb-
— 65 —
ben zon. In dezen heiligen ijver sloeg hij het misboek open, en het opengeslagen blad vertoonde hem de woorden : Passio Domini nostri Jesu Christi, dat heet ; ,/het lijden onzes Heeren Jesus Christus,quot; waaruit zijn van liefde gloeijend hart besloot, dat Gode niets liever en aangenamer is, dan de overweging van Christus lijden.
Lieve Christenen ! laten wij ook dikwijls en gaarne den tweeden Kruisweg opgaan, den Kruisweg, bestaande uit XTY rustplaatsen, waaraan de Kerk zooveel* genadeschatten, aflaten cn zegeningen heeft verleend; den Kruisweg, dien onze goede en lieve moeder Maria het eerst in het gebed en overweging bewandeld heeft. Verbeeld u niet, dat deze oefening alleen en uitsluitend voorden K. Vastentijd geëigend is, neen, waarlijk niet; gelijk het gansehe leven van Christus op aarde een leven van lijden was, zoo moeten ook wij veelmaals in het leven den smartvollen weg zijns lijdens bewandelen in den geest. De herinnering aan Jesus Christus' bitter lijden en sterven moet onze eerste gedachte des morgens en onze laatste gedachte des avonds zijn; iede-ren dag moeten wij ons eene statie van 'sHeeren lijden uitkiezen, (of zijn gebed in den Olijvenhof,
— 66 —
óf zijne geeseling, óf zijne doorneu-krooning) eu er in den loop van den dag meermaals aan denken. Een liefderijke kns opliet kruisbeeld, bij onze legerstede, moet ons morgengebed wezen; eene optlragt aan de vijf heilige wonden ons avondgebed.
Zoo doende zal ons hart eene Passiebloem gelijken; en, al heeft deze Bloem dan ook geen reuk, hare deugd, de overweging van Christus' lijden, wademt toch een hemelsehen geur, en verrijkt met eeuwige schatten onze ziel. De H.Bonaventurazegt: «Gode kan men geen aangenamer offer, den Engelen geen grooter vreugde, de H. Drievuldigheid geen grooter eer toebrengen, dan zich dagelijks in de overweging van Christus'lijden te oefenen.quot; Albertus Magnus spreekt volgender wijze: „een christen, die ook maar korten tijd met innig welgevallen en overeenstemmend aan het bitter lijden van Christus denkt, heeft meer verdienste dan een ander, die, zonder deze gedachte, zich ten bloede geeselt, te water en te brood vast, of geheel het'Psalmboek afbidt.quot; — „Dit smartvolle lijden overwegen, zegt de heilig.; Bernardns, dat heet ik wijsheid; daarin vind iic de rijkdommen des heils en de volheid der verdienste; uit deze bron put ik, nu heil-
— 67 —
zarae bitterheid, dan weer de zoetste troost. quot; — Daarom , o hemelsche l'assiebloem, o nimmer volprezeue Maagd Maria! laat ons, naar uw voorbeeld, den Kruisweg onzes levens met Jesus geduldig opwandelen, en den Kruisweg van den lijdenden en stervenden Jesus dikwijls eu gaarne bidden en overwegen in den geest. Gelijk weleer de godzalige Venturinus van Bergamo zich al de werktuigen van Christus lijden in zijnen ring liet steken, met deze woorden : „ het kruis des Heeren zal mijn wapen en mijn teeken zijn,quot; — zoo laat ons ook in het diepste van ons hart, met onuitwischbare trekken, deze woorden prenten : Jesus Christus, gij zijt voor ons gegeeseld, voor ons gekruisigd, gij zijt gestorven voor ons.
Jesus' wonden, pijnlijk-bloedig,
Jesus' namelooze smart,
ö Maria, druk ze spoedig
Diep mij in 't meewarig hart.
Laat ze voor den geest mij zweven.
Zalige herinnering ;
Christus' pijn toch schenk! in 't leven Alle smarten 1c niging.
X.
^fVc H. Ephrem bezocht op zekeren da»' den «^/•kluizenaar Juliaan in de wildernis, en vond toevallig in diens boek den naam J e s u s en God overal geheel afgesleten en uitgewiseht. En als hij nu daarvan de oorzaak vroeg, antwoordde hem Juliaan ; de groote boetedoenstcr Magdalena heelt de voeten van Jesus Christus met hare tranen besproeid, en ik, groote zondaar, doe mijn best, om den naam van Jesus met tranen te besproeijen! quot; — O tranen van berouw, roept de H. Laurentius Justinianus uit : « n is de magt, u is de heerschappij!quot; — En de H. Kerkvader Chrysostomus spreekt: „ uwe zonden staan in het boek opgeteekend; weent, en zij worden nitgedelgd; plengt tranen, en het schrift verdwijnt: zoo groot is der tranen magt!quot;
— 69 —
De tviiiieii vim berouw! Het zinnebeeld van het berouw is de bloem Balsemijn geheeten, een lieflijk, schoon gewas, van velerlei kleur; het berouw moet in de verschillende standen, in alle gemoederen heerschen; een bloeisel zonder geur — daar, waar berouw is over de zonden, is de geur der eerste genade vervlogen; eene bloem, die gedurig moet begoten worden, die steeds vocht verlangt — de bron der tranen is het leven van het opregt en welgemoed berouw.
O, hoe heeft David zijne zonden beweend ! Hij zegt ons : „ iederen nacht wil ik mijne rustplaats met mijne tranen wasschen. quot; — Hoe heeft Petrus geweend, van wien gesehreven staat : i, hij ging naar buiten en weende bitter.quot; Hoe heeft Pachomius geweend! De eerste stralen der morgenzon waren nog getuigen van zijne tranen.— Hoe heeft Magaretha van Cortona geweend! Zij dreigde blind te worden, zoo overvloedig stroomden hare tranen van boetvaardigheid! — En gij, lieve christenen ? — Zoudt gij niet weenen? Hoe, dan moest gij niet weten , wat zonde is en welke gruwlijke belcediging zij God aandoet! Zij is de grootste ondankbaarheid, dc grootste ongehoorzaamheid, het grootste aller
ongelukken ! Konden wij door eene enkele leugen geheel de wereld bekeeren, wij zouden liet uiet mogen doen. llursuui cruciiigentes, zegt de Apostel, eene nieuwe kruisiging van Christus, dat is de zonde. — De vermaarde Kerkvader Augnstiiius besehuldigde zieh, dat hij, in het gebruik van spijs en drank, zeker zinlijk genoegen niet tegenging; met betraande oogen klaagde hij zieh aan, dat hij, bij het Psalmgezang, meermaals grooter vermaak sehepte in den zang, dan in de beteekenis der woorden; — hij beschuldigde zich er van, dat hij eens een hond , die eenen haas vervolgde en, op een anderen dag, eene spin, die muggen ving, met zeker behagen aanschouwd had; ja, 'twas hein een gewetensbezwaar, dat hij zich, op zekeren morgen, buitenmatig over het schoon weder had verblijd. — en wij? — Wij hebben geen berouw over onze doodzonden , of over de dagelijksehe zonden, welke wij zuo ligtvaardig bedrijven, zoo weinig mijden en wier tallooze menigte tot eene groote schuld oploopt; iinmers, waar is ons berouw, waar zijn onze tranen? — «Ja , wij kunnen niet weenen!quot; — Gij moet daarom bidden; want de tranen van leedwezen zijn eene genade Gods , eene gave des hemels. Dientengevolge schonk ons
— Ti
de H. Kerk ook con eigenaardig gebed, een gebed om de gaaf der tranen tc vragen. Wanneer do H. Lodewijk bij het bidden van zekere Litanie aan deze woorden kwam ; „ü God, verleen ons de tranenbronquot; smeekte liij aandachtig: /,0 mijn Heer! ik waag het niet, om eene bron van tranen te bidden, verleen mij sleehts eenige droppelen, om de dorheid mijns harten to verkwikken.quot; En ontzegt u God ook de gave der tranen, die den kommer van het hart en de smarte van de ziel wegnemen; kan uw oog niet weenen, laat ten minste uw hart weenen, in diepe rouw-smarte, uw geheel leven lang : de levenslange droefheid alleen kan de beleediging boeten, een eeuwigen God aangedaan. Dat deze voortdurende droefheid des harten uwe levensdagen door-vleehte, gelijk een roode draad in een wit linnenweefsel ingewerkt; zij vertoone zich uiterlijk door aanhoudend gebed om vergeving der zonden; door rustloos streven, om de zonden door kastijding en goede werken uit te delgen; door een voortdurend gevoel van smart en droefheid ; door tranen van boetvaardigheid; dan zal uw hart der Halsemijne gelijken en Maria's moe-derharl verblijden. Maar hoe dan, lieve. Christenen, hoe durven wijde Iklsemijn, het zinne-
beeld des leedwezens, toewijden aan Maria, aan haar, die nooit eene zonde begaan en bijgevolg ook niets te boeten had? — Wij doen dit omdat haar godlijken Zoon, zoowel als zij, de deugd van berouw ongemeen bemind hebben en dezelve rijkelijk beloonen !
Driemaal verloochende Petrus zijnen meester : ii ik ken hem nietquot;, en zijn gezegde bevestigde hij met een eed. — Toen zag hem de godlijke Heiland aan meteen blik, die als een bliksem, ja, maar als een straal van mededoogen, het hart des Apostels doorglom. Hij ging naar buiten en weende bitter, en, naar het zeggen der heilige Vaders, beweende hij deze zonde zijn leven lang, in dier voege, dat zijne bittere tranen als twee voren op zijne wangen ploegden. Heeft hem nu de Heer niet meer bemind? Nog veel meer ; zijn berouw, even zoo groot als zijne zonde, was de magneet, die het godlijk hart in liefde tot zich trok en boeide. Hij stelde hem aan als Opperhoofd der Kerk, als Prins der Apostelen; hem gaf hij de sleutelen des Hemels; van hem maakte hij die onwrikbare steenrots, waartegen de schuimende golven zich verbrijzelen, en die de poorten der holle nimmer zouden overweldigen.
Groot was Magdalenequot;)'s zonde; maar hoe teeder
— 73 —
beminde zij den Heer van dien oogenblik af, dat zij zijne godlijke voeten met tranen van boetvaardigheid besproeide, en uit zijnen mond deze troostvolle woorden boorde : „ uwe zonden zijn u vergeven.quot; Altijd en overal mogt zij hem ter zijde staan, ja zelfs verscheen hij baar nog na zijnen dood! — En na Christus' dood nam Maria haar op in de armen barer moederliefde; en Magdalena stortte hare tranen en baar leedwezen in het reine, in bet mededoogende hart van Jesus' moeder uit. He onbevlekte Maagd bad de groote zondares in hare armen, in baar hart opgenomen, en, op den vruchtbaren grond, die zoo langen tijd braak gelegen bad, kweekte zij de bloemen aan, die bare kelken voor den Hemel ontsluiten. Magdalena, die Maria over zee naar Griekenland gevolgd was, mogt in hare armen sterven, en Maria beweende baar, gelijk Jesus zijnen vriend Lazarus bad beweend.
Zoo wordt de deugd van boetvaardigheid door Jesus en Maria bemind. Zullen wij baar dan niet als eene deugd onzes levens beoefenen, des te meer, dewijl hare vergelding niet minder groot is?
Indien de zondaar boetvaardigheid doet over al zijne zonden, zegt de Heer, zoo zal ik al zijne zonden niet meer gedenken. Grooter vreugde is
— 74
in don hcmol over één zondaar, die zieli bekeert, dan over negen-en-negentig reglvaardigen, die geene boetvaardigheid noodig hebben. Wat overwint den Onoverwinlijken, vraagt deH. Chrysosto-mus ? en liij antwoordt: de tranen der boetvaardigheid; de smart des leedwezens! wanneer God deze ziet, kan hij niet anders dan vergeven.
De H. Franeiseus van Sales verhaalt, dat, in zijnen tijd, onder de studenten te Padua, liet verfoeilijk gebrnik heersehte van 's nachts gewapend langs de straten rond te trekken en de voorbijgangers met een „Wie daar?quot; toe te roepen. Al wie naar hunne luimen nier, antwoordde, werd door de baldadigen vast gegrepen. Een student, die over straat ging, en dezen roep onbeantwoord liet, werd gsdood. Ds moordenaar sloop in het huis eener weduwe, wier zoon zijn medeleerling en vriend was, en zijne snoode daad bekennende, smeekte bij de vrouw op liet dringendste, hem toch in een of ander schuilhoek van hare woning te willen verbergen. De meê-doogende weduwe sloot liem op in een afgelegen kabinet. Kort daarna bragt men haar liaren zoon vermoord te huis. Wie zijn moordenar.r was, bleek haar aanstonds. Luid snikkende ping zij tot hem en sprak : wat heelt mijn zoon u toch
gcdiimi, om zoo wreed door u Ie worden vermoord? Maar toen deze vernam, dat. de ongelukkige jnist zijn boezemvriend was, brak bij los in een tranenvloed, en, in plants van deze goede moeder om vergiffenis te bidden, viel bij haar te voet en bezwoer haar, hem in handen van het geregt over te geven , om eene zoo groote schuld openlijk te kunnen boeten. Pe bedrukte moeder, eene christen vrouw van den waren stempel, werd door het leedwezen dezes jongelings zóó aangenaam, dat zij hem zeide: ,/bijaldien gij God om vergeving bidden en uw leven beteren wilt, zal ik u op vrijen voet stellen,quot; hetwelk zij dan ook, op zijne belofte, werklijk deed.
Lieve Christenen! heeft eene aardsche moeder zoo edel gehandeld, hoeveel meer zal dan de hemelsche moeder, Maria, doen, zoodra wij, als beleedigers en moordenaars van haren eenigen Zoon, door de zonde, -— met rouwmoedig en vermorseld harte, tot haar onze toevlugt nemen en ons neerstorten in de milddadige armen harer overvloedige barmhartigheid. Zij vergeeft ons, maar klaagt ons aan bij het geregt. Hoe, bij het geregt? — .Ta, bij het geregt der barmhartigheid! Zij treedt voor den troon des eeuwigen Eegters, die te zelfder tijd haar Zoon is, en zegt:
Om des leedwezens, om der smarte, om der tranen wille dezes zondaars, wees hem genadig; — en de Heer vergeeft en beloont, op de voorbede zijner moeder, dit berouw met den hemel, en de rouwmoedige zondaar zal in eeuwigheid met David zingen : „die in tranen zaaijen, „zullen in vreugde maaijen ; mijn geween hebt //gij 111 blijdschap veranderd, mijn rouwkleed „ verscheurd , en mij omgeven met eeuwio-e r vreugd!quot;
Daarom, o allerliefste Moeder-maagd, Maria! geet, dat onze harten Balsemijnen worden; harten besproeid en bevochtigd door tranen van berouw; vervuld met een leedwezen, zóó langdurig als het leven, zóó waar en echt en diep, dat en uw moederhart én het hart van uwen godlijken Zoon, tot liefde en belooning bewogen worden: Amen.
o Hoe kostlijk zijn de tranen.
Waar 't berouw zich meê Naar Gods hart den weg kan banen Meer dan de Engienbeê!
— 77 —
Ja, gij zijl, d zoete smarle,
Wonderbaar van kracht.
Door u komt God weer in 't harte,
Zoo hij vroeger 't plagt.
Leer ons dat berouw vol weeuen,
Hemelkoningin,
't Leidt naar 't pad der deugd ons henen En ten hemel in!
6
e (hippere Keurvorst Max Emmanuel riep,
ihij de verovering van Belgrado, terwijl hij, in de bestorming, aan de spits der zijnen voor-uitsnekle: volgt mij na, Beijeren, volgt mij na! — Deze was een aardsche vorst. — Echter ook een hemelsehe Heer, de Koning aller Koningen, Je sus Christus, roept de zijnen toe : volgt mij na! — Zullen wij, lieve ehristenen, dezen roep volgen zoo vlug,zoo gehoorzaam, zoonaauw-gezet als Mattheus, van wien het heet: Christus sprak tot hem : volg mij na; en hij stond op en volgde hem na. — Om het te leeren, laat ons de navolging van Christus van meer nabij betrachten, en wel in haar zinnebeeld, de Korenbloem.
Dn Korenbloem heeft een geheel ruigen kelk, en dit beduidt de moeijelijk-
heid , welke de navolging van Christus heeft voor den zinlijken mensch, voor den vleeschlijk gezinden christen, en die uitgedrukt is in het woord ; hobbelig is de weg en eng is de poort, die ten hemel leidt. De wet Gods, de geboden der Kerk, de evangelische raden, dat schijnbaar juk, houdt velen van de navolging van Christus terug, ofschoon de Heer-zelf zegt : mijn juk is zacht en mijn last is ligt. Hoe kan echter een last ligt zijn? — Dewijl God-zelf hem verligt, gelijk hij dit door den Propheet heeft beloofd; HIk zal u zijn als iemand, die u het juk boven uwe schouderen optilt.quot;— Indien de doornstruik in vlam stond en toch niet verbrandde, omdat de Heer zich daarin bevond, dan is het ook niet te verwonderen, dat een last ligt is, wanneer insgelijks de Heer zich er in bevindt en ons hem helpt dragen. — O gij, Simons van Cyrenen, die slechts gedwongen den Heer navolgt; het gezond verstand zelf, wat gij geweld aandoet, wanneer gij de streng-christlijke grondbeginselen wilt ontduiken, wordt uw aanklager. Is het niet redelijk, dat, wanneer de meester den doornen vollen weg bewandeld heeft, ook de leerlingen dien betreden moeten? Of zal de knecht zich inet rozen bekransen, terwijl de Heer
cone(looniciikrooii draagt?— Is liet niet redelijk, dat wat zoo groot en verheven is als de deugd, dat een zoo heerlijk en eeuwig loon als de Hemel, sleehts met moeite en veelvoudigen strijd verworven worden kan ? Wat laat een aardsche minnaar zich al niet welgevallen, welke lasten en bezwaren neemt hij niet vrijwillig en met graagte op zich? — Aan welk schroomlijk juk van etiquette, welvoegelijkheids-regelen, hoi-lijkheids-voorsehriften, wetten des goeden toons, onderwerpt de wereldling zich gewillig, om de gunst van ellendige menschen af te bedelen, terwijl voor Jesus iedere stap te veel is en elke dienst te veel krachtinspanning kost! — Wij echter, lieve christenen, willen ons gezond verstand volgen, en onzen geest met vreugde buigen onder de wet van Christus, die alleen den menscli vrijmaakt; wij willen .Tesus Christus navolgen op den ruwen en doornenvollen weg, die tot het licht leidt; want,wie mij navolgt, wandelt niet in de duisternis, zegt de Heer.
])e Korenbloem bloeit niet langs openbare straten, op beemden, in den tuin; zij bloeit, op korenvelden verborgen, als het ware, verscholen. Christus leefde dertig jarru geheel afgezonderd, en slechts drie jaren trad Hij
in liet openbaar op; indien wij dus don Heer willen niivolgen, dan moeten wij ook het stille, afgezonderde, eenzame leven beminnen.—Ja, maar lioe kan ik zulks bij mijne menigvuldige bezigheden, zegt ge, bij mijne talrijke familie? — Daarop geef ik n liet antwoord, hetwelk de heilige Thomas van Aquinen aan zijne zuster gaf, die hem vraagde; hoe men zeker zalig worden kou? Velendo; indien gij slechts wilt, dan kunt ge!—Kunt gij niet, naar den raad der heilige Magdnleua van Pazzis, u in uw hart ecu stil kamertje voorbehouden, waar gij u , in het gewoel uwer bezigheden, nn en dan, zij het ook slechts voor korten tijd, in de eenzaamheid afzondert en voor de wereld verbergt? — Kunt gij de menigvuldige bezoeken en zameukomsten zoo niet geheel vermijden, toch ten minste zeldzamer en minder langdurend doeu wezen ? de nntlooze, onnoodige, tijdroovende en geestdoo-dende gesprekken daarlaten ? — «Waar vele woorden zijn, is weinig geest,quot; zegt de Heilige Ignatius. /, In bet stilzwijgen en in de hoop zidt gij uwe ziel bewaren! quot; zegt de Heilige Geest. — In Nederland leefde eens een groot dienaar Gods, met name Rudolf, die gedurende zestien volle jaren het strengste stilzwijgen onder-
— 83 —
biold. Toen eons in de stad, welke liij bewoonde, brand ontstond en op verscliriklijke wijze toenam, ijlden de wanhopige inwoners naar den man, die in hoogen roep van heiligheid stond, en bezwoeren hem, op de roerendste wijze, hun ter liefde, zijn zwijgen af' te breken en aan het vuur stilstand te bevelen. De man Gods liet zich bewegen, begaf zich naar den brand en sprak deze twee woorden : houd op, vuur! — on het vuur ging uit : de stad was gered !
IIoo moer men afgezonderd leeft, — God on zijnen pligt toegewijd, elk zondig en u itloos woord vermijdend, des te meer kraoht, o vader, heeft uwe vermaning, des te meer zegen , o moedor, brengt uw woord, doste onfeilbaarder on vruchtbaarder, o christen, is de werking van uw gebed! gelijk aan dat éénige woord : het worde!.... en hemel en aarde ontstonden; gelijk aan dat éénige woord; Ik ben het!.... en al de vijanden des Hoeren vielen als dood ter aarde neêr.
Do Korenbloem groeit op graanvelden, op koren- en tarweakkors. Uit de tarwe wordt hot genadebrood voorbereid, dat door de godlijko woorden ; » dit is mijn ligchaam ,quot; het ligchaam des Hoeren wordt, het voedsel on-
zcr ziel, het, Allerheiligste Sak ra ra ent. — Zal liet noodig ziju, lieve Christen, dat ik u nog aan-moedige, uwen ijver in de oefening der Meidevotie de kroon op te zetten door, volgens de voorschriften der heilige Kerk, om den Aflaat, aan deze godsvrucht verleend, te winnen, godvruchtig Hem te ontvangen in de H. Communie, wien Maria onder haar hart heeft gedragen en aan haar hart gevoed? Gij kunt Maria geene grootere vreugde bereiden; en gelijk er geen inniger vereeniging met Jesus Christus bestaat, dan in de heilige Communie, zoo is er ook geen meer onverbreekbare verbinding met Maria; want Jesus, dien gij ontvangt, is vleesch van haar vleesch, bloed van haar bloed, gebeente van haar gebeente 1
De Korenbloem komt, zonder gezaaid te worden: de landman werpt slechts zaad uit voor koren en tarwe, en toch eene groote menigte korenbloemen verblijdt telken jare zijn oog, en tooit zijn hoed en zijne hut. — Dat beteekent : volg Jesus na, door eene trouwe en naauwkeurige vervulling uwer staats- en be-roepspligten, de vreugde komt dan van zelf; troost en vrede schenkt de Heer u dan , als toemaat! — De hand des Heeren is een vrucht-
bare akker; wat men daarin nedurlegl, geeft hij iiomlerdvoiulig weder, zegt de H. Ignatius. — De wereld is een doornstruik, waaraan sleehts ééne roos hloeit de troost der trouwe pligt-vervulling; alle andere vreugden vliegen snel daarheen, sleehts deze vreugde duurt, sleehts deze troost blijft tot in den dood, tot, aan gene zijde van het graf, waar hij verandert in des hemels eeuwigen troost!
De Korenbloem is blaauw; blamiw is de kleur van Maria's mantel; zij doet ons denken aan de moeder Gods: o noemt mij een tijd, waar Gods moeder haren godlijken Zoon niet heeft nagevolgd! Zegt men niet van haar, ,'n de heilige Sehrift; «en zij bewaarde al deze woonden in haar hart,quot; en zegt niet de H.Auselmns : (/ gelijk Maria onder alle geschapen wezens de ver-hevenste is, zoo is zij ook de getrouwste navolgster van Jesns Christus en zijn volmaakt evenbeeld geweest!quot; — Beminnen wij dus Maria, dan moeten wij ook, gelijk zij, Jesns Christus navolgen! — Blaauw is de kleur der getrouwheid ; zij herinnert u de gelofte, welke gij afgelegd hebt bij het ontvangen van het heilig Doopsel, toen Gij den duivel, de wereld en het vleeseh verzaaktet, om Jesus getrouw te blijven
lot in den dood ; wiit was (lit amlers dan do open-bare belijdenis der navolging van Christus? — Laat derhalve het leven des Verlossers de spiegel zijn voor ons leven; bij alles, wat wij zeggen , doen en ondernemen, willen wij ons eersl afvragen ; hoe zou Jesns hier gesproken en gehandeld, welk besluit zou hij genomen hebben? Christus) moet men hooren op uwe tong, Christus moet men zien in uw leven, Christus in uw hart, Christus in den mond , gelijk de heilige Petrus Damiauus zegt, opdat men ook eens van ons kunne zeggen , wat men van den heiligen Thomas van Villanova zeide : men kon het Evangelie beter lezen in den Heilige, dan in een boek. — TUaauw is de kleur des hemels, die het loon is der getrouwe navolging van Jesns; en daar wij allen in den hemel willen komen en zalig worden, zoo laat ons de hemelscbe Korenbloem, de allerheiligste maagd Maria, bidden, dat zij ons de genade afsmeeke van niet moede te worden in het navolgen van Christus, totdat wij eens aan het hart van .Tesus en aan haar moederhart voor eeuwig kunnen rusten : Amen.
Don Heer to volgen, welk eeu edel streven!
Laat dit ons werk, ons hoogste doelwit zijn. 's Verlossers pad gekozen heel ons leven,
Al kost het strijd en moeite en zielepijn. Welzalig dan, die, in volmaakter dreven,
De palm erlangt, den prijs voor 't kampen wint. Maria, zie, de handen opgeheven.
Bidt, smeekt om die genade mvhnlpbehoevend kind.
XII.
'Yjlfcne bloem van (lenzelfden naam on dezelfde jyl4'gestalte, als wij cr reeds eene gadegeslagen hebben; en slechts door de klonr daarvan verschillend, willen wij heden aan do Moeder Gods toewijden. Eene Lelie, die echter wegens hare vuurroode kleur, de Vunrlelio wordt genoemd. Haar zinnebeeld ligt in haren naam, het beduidt; wilt gij eene Lelie zijn, dat is rein en onbezoedeld, dan moet gij door het vuur worden beproefd. De beproevingen des levens zijn het beeld der Vuurlelie. Is er wel een schepsel op aarde, dat meer dan Maria en harder werd beproefd? Zij, wier inwendig lijden, gelijk de heilige Vaders zeggen, alle pijnen der
martelaren to /«mien overtrolten heelt! Gelijk eens de H. Kunegonde ongedeerd over gloeijende kolen wandelde, zoo ging Maria Inisterijk door liet vunr der beproevingen heen, en bloeit nu, als de schoonste Lelie nan den troon van fiod , in den hof van het liemelselie Paradijs! — Lieve ehristenen , gelijk de beproevingen des levens verschillend zijn, zoo zijn ook de aanvcchters, zij, die ons de beproevingen voorbereiden, verschillend.
God beproeft ons. Gij staat verbaasd! ~ En ik herhaal, God beproeft ons, want van hein lezen wij in het bock van Mozes: ,/ God beproeft ii, opdal het blijkbaar worde, of gij hem bemint of niet!quot; — Was niet de boom in het Paradijs eene beproeving Gods voor de eerste menschen, om limine gehoorzaamheid op de proef te stellen? En beproefde de godlijke Heiland zelf niet zijne lieve moeder, op de bruiloft te Kanatin ; vrouw, wat heb ik met u uitstaande, mijne uur is nog niet gekomen! — Zoo beproeft God den mensch, maar tot zijn heil; zoo zendt hij den ligtzinnige eene ziekte, opdat hij ernstiger worde en in zich zeiven keere; zoo laat hij den hoovaar-dige eene vernedering overkomen, opdat hij zijnen hoogmoed erkenne; zoo ontneemt hij den
rijke /.ijuo goederen door brand, om hem van de gehechtheid aan het aardsche los te rukken; zoo neemt hij den gelukkige een lid zijner familie weg, opdat hij in zijn voorspoed zijn eeuwig heil niet vergete en denke aan den dood. — Maar ach, over de meeste Christenen zou de Heer wee-nend kunnen uitroepen, gelijk eens over de stad Jerusalem : „indien gij toch erkend hadt, wat u ten vrede dient, maar nu zullen kwade dagen over ii komen, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet heht erkend!quot;
])e tweede verzoeker des menscheu is hij, dien de Heilige Schrift den verleider en den leugenaar van den beginne, de listige slang, den giftigen draak, den gevallen engel, satan of duivel noemt. Gedenk, lieve christenen, hoe de godlijke Verlosser in de woestijn , gedurende veertig dagen, zich door gebeden vasten, tot het leerambt voorbereidde, en de booze vijand tot hem trad en hem door bekoringen der zinlijkheid en dos hnogmoeds ten val wilde brengen; denkt daaraan, en dan zal het u niet meer verwonderen, dat de heilige l'aulns den Ephesers deze vermaning geeft ; n kleedt n niet de wapenrusting Gods, opdat gij bestand zijl tegen des vijands lisl!quot;- dal de heilige Petrus
— 90 —
zegt: a wcost matig en waakt, want uw tegenstander, de duivel, gaat rond, gelijk een brullende leeuw, zoekende, wien hij zal verslinden.quot; God beproeft ons ter zaligheid, maar de duivel bekoort ons immer ten verderve, lokt ons aan tot overtreding der godlijke geboden, tot ver-waarloozing van onzen pligt. Daar geldt het vast te staan, en de middelen naauwkeurig aantewen-den, welke de geestlijke leeraren ons aanbevelen in dezen strijd.
God ziet u in deze bekoring, en legioenen van engelen zijn bereid, u bij te staan; gij strijdt voor do eer van God ; God zal u niet verlaten, zeker niet! Deze gedachte zal u moed geven.
God zal nooit toelaten, dat gij bekoord w ordt boven uwe kracht; geene bekoring des duivels is zoo lievig, dat zij niet overwonnen kan worden; met de bekoring groeit de genade, en wanneer God met ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
De deugd is iets groots, iets verhevens, daarom moet zij duur gekocht worden.
Wees immer bezig, dan hoort gij de stem des bekoorders niet. Een arbeidende mensch wordt slechts door een duivel bekoord : een lediganger door duizend. — Zoek u zelven goed te leeren
kennen. Wanneer men vuur wil slaan uit twee steenen, dan onderzoekt men iiaauwkeurig waar de scherpste en puntigste zijde is, dewijl men daar liet spoedigst vuur verkrijgt. Zoo legt liet de sluwe vijand aan : hij bespiedt de zoogenaamde zwakke zijde van den mensch, en daar vat hij hem, daar randt hij hem aan, en bekoort hem; alles komt derhalve hierop aan, u daar krachtig te verdedigen en onwrikbaar te toonen.
Het allesafdoend middel echter tegen de bekoring is het gebed, omdat wij ons daardoor vereenigen met God, die onverwinbaar is. Waakt en bidt, opdat gij niet in bekoring valt.
Ook de wereld beproeft den mensch, door hare bekoorlijkheden! —Het fijnste vergit' is de gehechtheid aan de wereld. Ach! hoevele edele christlijke zielen gaan door deze gehechtheid ten onder; betooverd door de aan-loklijkheden harer natuur, verblind door het goud en zilver der aarde , bedwelmd door hare vreugde, vergeten zij voor de wereld de eeuwigheid , haar eeuwig heil, en gaan verloren! — En hoe vele menschen zendt de wereld niet uit, die hunne medemenschen tot de zonde vervoeren , door slechte grondbeginselen ; door hun eigen slecht voorbeeld, door verleidingen in allerlei vor-
men en gestiiltc.ii! - Wilde God ons de. oogen openen , g'elijk hij ze eens den H. Antonius opende, dan zonden wij zien, dat de wereld vol is van door elkander geslingerde valstrikken, en met dien Heilige uitroepen : « wie , o Heer, zal al die hinderlagen ontgaan?quot; Derhalve gaan ook zoovele zielen verloren ; ,/ want van tien schepen , die het meer bevaren, zegt de ]1. Bernardus, gaat naauwelijks een te gronde; maar van tien zielen , die op den oceaan dezes levens dobberen, wordt ter naanwernood eene gered!quot; — Ja, die Heilige heeft regt, wanneer hij zegt, dat, indien ons in dit leven de hoop op een toekomend leven niet bleef, deze wereld bijna niet zonde verschillen van de hel. — Daarin ligt echtei ook het krachtigste middel, om de verzoekingen dei-hel te wederstaan. Ten hemel het oog, dan zal de schoonheid der wereld ons niet misleiden ; ten hemel het hart, dan zullen alle schepselen, alle dingen der wereld ons niet meer ketenen. „ O, zegt de heilige Ignatius , hoe walgt mij de wereld, wanneer ik den hemel beschouw.'
Daar is echter nog een ander, die n beproeft, maar zijne beproevingen zijn, gelijk die des Heeren , onzer ziele fen heil. Deze is geen andere, als de veelbeproefde, bard-bezochte,
grootste lijtleres, Maria. De allerzaligste Maagd, die het best weet, hoe omiitspreeklijk schoon de zon des eeuwigen levens na den donkeren nacht der beproeving schijnt, hoe krachtig de liefde wordt wanneer zij bereidwillig de offers brengt, welke van haar worden gevraagd , toetst onze liefde, onze godsvrucht tot haar, het vertrouwen wat wij in haar stellen , door verschillende beproevingen. Gij kent een grooten zondaar, op wien niets indruk meer maakt, om wien niemand zich meer bekommert; gij weet, dat Maria de toe-vlugt aller zondaars is : zult gij die beproeving doorstaan, haar voor hem te bidden of niet? — Daar ligt een geheel hulplooze zieke, van wien geen mensch zich iets aantrekt; eene stem spreekt in uw hart : o welke vreugde zou ik hier aan Maria kunnen verschaffen; zult gij de beproeving doorstaan of niet? — Het is een overheerlijke meidag, de zou schijnt en met duizend stemmen lokt de natuur u naar buiten heen ; daar luidt de klok en noodigt ter meioefeningen uit; waarheen zult gij volgen? — Daar bidt u eeu arme om een aalmoes, gij hebt zelf niet veel, en hebt reeds veel gegeven; iets zoudt gij toch zeker nog kunnen geven : zult gij de beproeving doorstaan? — De beschrijver der eeuw van Leo.X.
— 94 —
verhaalt ons de volgende geschiedenis. Carlo Dolce was het jongste kind van arme daglooners nit Siënna, in Italië. De ouders konden hem niets geven dan eene ehristlijke opvoeding; bijzonder plantte zijne moeder groote liefde tot Maria in zijn jeugdig hart. Zoo wies hij tot jongeling op, en verdiende kommerlijk met teekenen zijn brood. Eens kwam hij te Florence , en, terwijl hij door de straten dezer groote stad ging, kwam hem een oude bedelaar tegen en bad hem, in den Naam der Moeder Gods, om een aalmoes. Diep getroffen stak hij de hand in zijne taseh en vond er nog slechts één enkel stnk geld. Hij aarzelde, ot' hij het geven zon, want het was zijn laatste, zijn éénig, zijn al. Hij heeft mij in den Naam van Maria gebeden, en haalkan ik niets weigeren; daarom geef ik het met vreugde, al moest ik nu ook verhongeren. Hierop trad hij de nabij gelegen kerk binnen en, doordrongen van een gevoel der zaligste rust, omdat hij aan Maria zijne liefde door een zoo zwaar offer had kunnen bewijzen, knielde hij neder voor het altaar der Moeder Gods, en weende vreugdetranen. Toevallig waren in deze kerk de eerste schilders van Italië bezig met de vernieuwing van het gewelf; hun meester, Dominico Giotti,
— 95 —
lo zat juist boven op de stellaadje ; liij zag den
rs jongen mensch, zijne godsvrucht beviel hem; hij
m steeg af, sprak met hem, nam hem tot zich en
j- leerde hem de schilderkunst, waarin de jonge
3t mensch het spoedig zoo ver bragt, dat hij de
at eerste kunstenaar en grootste schilder werd van
e- zijn tijd, voornamelijk echter muntte hij uit in
;, het schilderen van Moedergodsbeelden, welke hij
id met znlke majesteit, aanminnigheid en hemelsehe
:n verhevenheid voorstelde, dat alles er door wegge-
m sleept werd, en nog heden zijne schilderijen
u voor de hoogste prijzen worden gezocht, k O hemelsehe Vuurlelie , allerheiligste Maagd
it Maria! smeek voor ons de genade af, dat wij
ft uwe beproevingen en de beproevingen Gods tot
ir ons heil aanwen-den, en de bekoringen des dui-
it veis en der wereld zegevierend wederstaan, op-
p dat wij, door deze vuurproef gelouterd, rein en
r- ongedeerd mogen bevonden worden op den dag
it des oordeels. Amen.
ir ir
De vurig- roode Lelie e wijst ons op 's vijands list,
a; En hoe hij, altijd sluipend, , zijn prooi maar zelden mist.
— 96
De vurig- roodc. Lelie
wijst ons op *t aardsch genot, En leert het ons te ontvlugten,
sterk in lt;le kracht van God. De vurig- roode Lelie
wijstop 't beproevings vuur, VVaarmeê God en Maria
ons loutren op den duur. Laat, Heer, ons niet bezwijken
in 't blaken van dien gloed, Maar als de blanke Lelie
u schittren te gemoet.
■t—ggagao-
XIII.
( Immergroen.)
•yY^Totseh rolde de roodachtige Cisou zijne gol-tj^ven, en Galilea's groene bergen begonnen met sneeuw gedekt te worden, toen Joachim en Anna hun kind, Maria, naar Jerusalem ia den tempel bragten en opdroegen aan God. Daar, waar zij de schoonste jaren haars levens doorge-bragt heeft, bad Maria voor haren vader, wiens wil zij met de stiptste gehoorzaamheid volbragt; daar bad zij voor die haar gebaard had, 's morgens, wanneer de zonnestralen de bergen van Arabic verguldden, en s'avonds , wanneer het geluid der priesterlijke bazuinen weergalmde van des tempels tin. Na eenige jaren verloor Maria hare geliefde ouders; weenend stond zij bij hun sterfbed, doch kalm, want geen verwijt kwelde haar hart : in dat hart immers woonde eene
deugd, welke zij in liaar leven niet in het minste kwetste, de deugd der kinderlijke liefde.
Deze deugd willen wij heden beschouwen in haar zinnebeeld, het Immer groen.
De Maagdepalm kronkelt met zijne ranken langs muren en wanden omhoog en klampt er zich aan vast; zoo moet ook het hart van het kind, in liefde getrouw en vast aan zijne ouders hangen. Toen de Missionarissen bij de wilden van West-oceauië kwamen, ontwaarden zij, dat schier bij allen de eene of andere vinger, of wel geheel de hand ontbrak. Verwonderd daarover, vraagden zij naaide oorzaak, en vernamen, dat dit louter offers der kinderlijke liefde waren; zien zij vader of moeder in doodsgevaar verkeeren, dan slaan zij zich aanstonds een vinger af; wordt de zieke na dit eerste offer niet gezond, dan verminken zij zich andermaal, en houwen bij elk gevaar weder een ander lid weg, zoodat ze vaak allengs alle vingeren, en ten laatste de hand-zelve afkappen. — En deze, geliefde christenen , zijn wilden, zijn heidenen; zóó groot is de kinderlijke liefde bij volkeren, welke de natuur-alleen leert, hunne ouders lief te hebben : hoe groot en krachtig moet ze dan, o christenen, bij u niet
zijn. — U leert liet geloof, de ouders te beminnen; u leert de Godsdienst de kinderlijke liefde; u noodigt God-zelf er toe uit: Gij zult vader en moeder eeren; u maant de H. Sehrift, O]) ontelbare plaatsen, tot deze liefde aan! — Het is onmogelijk, aan zoovele beweeggronden te weerstaan, des te onmogelijker, daar zelfs een blik op de dieren tot de kinderlijke liefde vermaant: deze zorgen toeli voor hunne ouden , met eene liefde, die dikwijls tot weenens toe aandoet. — En liet gezond verstand, dwingt het u niet, met onweerstaanbaar geweld, uwe ouders te beminnen? Tel, indien gij kunt, de smarten uwer moeder, tot op den dag, waarop zij u gebaard heeft, en hoeveel tranen en zorgen heeft haar uwe opvoeding niet gekost! —ïel, indien gij kunt, de zorgen en bezwaren uws vaders, alvorens hij u zoo ver gebragt heeft; zijne slaaplooze nachten, zijne kommervolle dagen, de menigvuldige ontberingen, welke hij om uwentwille heeft verduurd! — En het voorbeeld van Jesus Christus; hoe hij zijne aardsehe ouders, Maria en Josef bemind heeft, moet het u niet met geestdrift voor de deugd der kinderlijke liefde bezielen.
De Maagdepalm draagt eene blaauwe
— 98 —
deugd, welke zij in haar leven niet in het minste kwetste, de deugd der kinderlijke liefde.
Deze deugd willen wij heden beschouwen in haar zinnebeeld, het Immergroen.
De Maagdepalm kronkelt met zijne ranken langs muren en wanden omhoog en klampt er zich aan vast; zoo moet ook het hart van het kind, in liefde getrouw en vast aan zijne ouders hangen. Toen de Missionarissen bij de wilden van West-oceanië kwamen, ontwaarden zij, dat schier bij allen de eene of andere vinger, of wel geheel de hand ontbrak. Verwonderd daarover, vraagden zij naaide oorzaak, en vernamen, dat dit louter offers der kinderlijke liefde waren; zien zij vader of moeder in doodsgevaar verkeeren, dan slaan zij zich aanstonds een vinger af; wordt de zieke na dit eerste offer niet gezond, dan verminken zij zich andermaal, en houwen bij elk gevaar weder een ander lid weg, zoodat ze vaak allengs alle vingeren, en ten laatste de hand-zelve afkappen. — En deze, geliefde christenen , zijn wilden, zijn heidenen; zoo groot is de kinderlijke liefde bij volkeren, welke de natunr-alleen leert, hunne ouders lief te hebben : hoe groot en krachtig moet ze dan, o christenen, bij u niet
— 99 —
zijn. — U leert liet geloof, de ouders te beminnen; ii leert de Godsdienst de kinderlijke liefde; u noodigt God-zelf er toe uit: Gij zult vader en moeder eeren; u maant de H. Schrift, op ontelbare plaatsen, tot deze liefde aau ! — liet is onmogelijk, aan zoovele beweeggronden te weerstaan, des te onmogelijker, daar zelfs ecu blik op de dieren tot de kinderlijke liefde vermaant; deze zorgen toeli voor hunne ouden , met cene liefde, die dikwijls tot wecnens toe aandoet. — En het gezond verstand, dwingt het u niet, met onweêrstaanbaar geweld , uwe ouders te beminnen? Tel, indien gij kunt, de smarten uwer moeder, tot op den dag, waarop zij u gebaard heeft, en hoeveel tranen en zorgen heeft haar uwe opvoeding niet gekost! —Tel, indien gij kunt, de zorgen en bezwaren uws vaders, alvorens hij u zóó ver gebragt heeft; zijne slaaplooze nachten, zijne kommervolle dagen, de menigvuldige ontberingen, welke hij om uwentwille heeft verduurd! — En het voorbeeld van Je sus Christus; hoe hij zijne aardsche ouders, Maria en Josef bemind heeft, moet het u niet met geestdrift voor de deugd der kinderlijke liefde bezielen.
De Maagdepalm draagt cene blaauwe
— 100 —
bloem; blaauw is de kleur van den hemel, die ons eeuwig' loon zal zijn. Zoo wordt de kinderlijke liefde met een aardsclien en eeu liemelscliou zegen beloond; want aan geen gebod, als aan liet vierde, is een aardsche zegen toegevoegd ; « eert vader en moeder, opdat gij lang levet, en het u welga op aarde. quot; Maar ook geen volgt Gods straf spoediger, wanneer het overtreden wcrdt. n De zegen der ouders bevestigt uw huis, zegt de heilige Sehrift, hun vloek rukt het van den grond uit neder.quot;— Wanneer gij uwen ouders in eene gewigtige zaak niet gehoorzaamt, wanneer gij hun in iets, dat het heil uwer ziel betreft , kommer veroorzaakt en tranen afperst, dan bedrijft gij, ge weet het, telkenmaal eene doodzonde. Maar dat is niet alles. Deze zonde trekt gelijk geene andere, deii vloek Gods, zijn wee! dat op meer dan dertig plaatsen in de heilige Schrift uitgesproken is, op u neder. Vervloekt is de spijs, die n voedt; vervloekt de drank, die u laaft; vervloekt het huis, hetwelk ge bewoont; vervloekt de arbeid, dien ge verrigt; vervloekt het kind, hetwelk ge opvoedt; vervloekt de kinderen uwer kinderen! Dan zoo er ooit, zegt de H. Augustinus, eene tweede erfzonde is , dan is het de zonde tegen het vierde gebod ,
— 101 —
welke van geslacht tot geslacht in liare ver-sclmklijke, ijslijke gevolgen geërfd wordt. Op aarde zult gij geen vrede meer vinden. Ongeluk en ellende zal uw dagelijksch brood zijn , en, leeft gij ook in welstand, het zal sleclits zijn tot uw grooter verderf. Want de vloek, die ii treft, is niet de vloek eens niensehen, de vloek uwer ouders, de vloek eens priesters — het is de vloek zelf van den almagtigen God. Dezelfde God, die gezegd heeft : Het worde! — en Hemel en aarde werden; dezelfde God, die gesproken heeft: Ik hen het! — en de soldaten vielen als dood ter aarde; dezelfde God zegt : 'wees vervloekt ! en twijfelt gij, of deze vloek u trert'e? — Uw eigen ongelukkig hart geeft u daarop het antwoord. — O hartzeer eens vaders, o tranen eener moeder , zij branden heet en diep de gan-sche eeuwigheid; zij zullen uwe gloeijendste vlammen, uwe vurigste kolen zijn , in de hel! — Daarom vermaan ik u met den Apostel : kinderen, bemint uwe ouders, want een dubbel loon volgt deze liefde, een aardsohe zegen ; vrede des harten; want, kan er eene meer troostende gedachte zijn in dit tranendal, eene gedachte, die u het leven aangenamer en het afsterven zachter make, dan deze : uwen ouders nooit eene
— 103 —
grootc droefheid veroorzaakt te hebben ? — en een hemelscho zegen : de eeuwige zaligheid!
De Maagdepalm blijft zomer en winter, groen; en zoo moet gij uwe ouders beminnen in den zomer huns levens en in den winter van hunnen dood, de levende, gelijk de afgestorvene , met even warme liefde vereeren! — Een Missionaris schrijft van de wilden, die in de rotsholen van Amerika wonen, dat, wanneer de ouders sterven, de kinderen met scherpe messen on schelpen zich het ligchaam in wonden rijten. Zij zouden meeneu, een al te zwak gevoel van het verlies te hebben, indien het alleen tranen uitlokte, het moet ook met bloetl worden beweend; hoe elieper zij insnijden, des te krachtiger is dc getuigenis, dat de liefde opregt was. Eene over-groote smart, zeggen zij, kan slechts door diepe wonden verdreven worden. Geliefde christenen! dat zijn wilden, ongeloovigen, heidenen; hoe groot moet dan onze smart bij den dood der ouders, onze liefde jegens de afgestorvenen niet zijn! De meesten uwer hebben hunne ouders reeds begraven : hebt gij hen niet beweend met bittere tranen, welke de heilige Augustinus het bloed der ziele noemt? heeft hun verlies uw hart niet diep gewond? — Zeker, maar thars is
— 103 —
alles voorbij! Hoc? —- Wat kan mij den mood geven , u een zoo hard woord toe te voegen, een zoo bitter verwijt te doen? — Hebben vader en moeder voor luinneu dood u niets gezegd; lieei't liun stervend oog, wanneer hun mond reeds te zwak was, om het uit te drukken, u niets aanbevolen en op het hart gelegd; hebben zij u, indien gij u niet bij hun sterfbed bevondt, niets laten zeggen in de verte, in den vreemde? O, deze laatste bede : vroom en goed te blijven; dezen laatsten wenseh : God te beminnen en geen zonde te bedrijven; dezen laatsten wil : den weg der deugd te volgen — hoe velen, ach! hoe velen hebben hem vergeten! — Indien heden zoo menige moeder, zoo menig vader, uitliet graf opstonden en hun kind zagen, dat, in plaats van hun laatsten wenseh te vervullen, in zonde daarheen leeft, o, hoe zou de liefde, welke zij voor dat kind gehad hebben, hun berouwend, den zegen, dien zij het kroost nog op hun sterfbed gegeven hebben, terugnemen, en in aller ijl naar hun graf wederkeeren! — O konde ik, gelijk ik wilde, ik zou het stof en de aseh, de beenderen uwer ouders verzamelen, ze u voor oogen stellen, en er den weg der ligtzin-nigheid en der zoude, welken gij bewandelt.
— 104 —
mede bestrooijen. Zeker, dat ijslijk gezigt zou u van de zonde afsclirikken, den laatsten wil uwer ouders in 't geheugen roepen, en de liefde jegens hen met nieuwe kracht in u doen herleven.
O allerzaligste maagd Maria, gij heerlijk toonbeeld der kinderlijke liefde; laat het bloempje Immergroen in onze harten bloeijen, opdat wij vader en moeder beminnen, hun gehoorzamen , hunne gebreken met geduld verdragen , hen in hunne oude dagen en in hunne zwakheden ondersteunen; dat wij voor onze overledene ouders bidden, hun laatsten wil door een christlijk leven vervullen, en hen ook in het graf nog eeren door onze deugden , om eens met hen in den hemel voor eeuwig weder ver-eenigd te worden. Amen.
Ja, Maria, teêr van harte.
Hebt ge uw oudren lief gehad,
Bij hun lijkbaar, vol van smarte.
Kreet ge uw bleeke wangen nat. Nimmer moge 't beeld ooit falen.
Dat de Maagdepalm ons biedt.
Neen, tot wij ten grave dalen.
Sterft ge, o Kinderliefde niet.
'V^Vaav is wellig't geeno dankbaarder bloem dan de Kruidnagel; zij laat zich in den kouden grond, zoowel als in den pot, overplanten ; vervult onze tuinen en kamers met een buitengewoon welriekenden geur: wij kunnen baar derhalve met regt voor bet zinnebeeld der dankbaarheid nemen; eene deugd, die in elk cbrist-lijk hart levendig en bestendig bloeijen moet. De Heer prees den Samaritaan zalig, dien Hij van de melaatsebheid genezen had, en die terugkeerde en Hem op zijne kniën daarvoor dankte; „ ga heen, sprak Hij, uw geloof heeft u genezen! quot; — Niets is Gode zoo welgevallig, zegt de H. Chrysostomus, als eene dankbare en dankende ziel; niets, wat den mensch nader bij God brengt, als de dankbaarheid; deze is een groote rijkdom, een onuitputbare schat, eene
— 106 —
sterke vesting. — Echter, over Koevele Christenen zou de Heer zich kunnen beklagen, met de woorden van den Propheet: wat zal ik met u beginnen, o Ephraïm, en met u, o .Tnda, want uwe liefde is gelijk eene ochtendwolk en gelijk de dauw, die spoedig verdwijnt! —Opdat ten minste ons dit verwijt niet treft'e, laat ons de deugd der dankbaarheid van meer nabij beschouwen in haar zinnebeeld, den Kruidnagel.
T)e Kruidnagel is meestendeels rood, herinnert ons aan het bloed van Christus, aan den bloedigen dood, dien de Heiland stierf aan het kruis. Een krachtiger beweeggrond voor dankbaarheid, dan Jesus aan het kruis, vinden wij niet; wie dit offer der liefde overweegt, en geen dankgevoel in zijne ziel ontwaart, die doe zijnen naam doorhalen in het doopboek ; hij verdient den naam eens christens niet meer. Hem behoort uwe ziel, zegt de H. Hildebertus, want hij heeft zijne ziel voor u ten beste gegeven. Hem behoort uw ligchaam, want hij heeft zijn ligchaam voor u opgeofferd. Besef dus wel, wat hij van uw ligchaam, wat hij van uwe ziel verlangt. Bemin hem van gan-scher harte, en gij zult vergolden hebben , wat hij vordert van uwe ziel; zorg , dat
- 107 —
gij in alle ledematen mvs ligchaams naar hem gelijkt, en gij zult voldaan liel)t)eii wat hij van uw ligchaam verlangt. Zijn oog werd duister in den dood, opdat uw oog /.ieli van de ijdel-heid afwende. Zijn oor was geopend voor lasteringen en vloekwoorden, opdat uw oor zich opene voor het smeeken der armen. Zijne armen werden uitgespannen, zijne voeten vastgehecht aan het kruis, opdat uwe armen en uwe voeten versterkt worden in de godsvrucht. Overdenk, wat in u den Heere welgevallig is; overweeg het doel, waarom hij voor u geleden heelt, besef den dank, dien hij van u eischt,
T)e Kruidnagel wademt den heerlijksten geur. Dit is de geur der genaden, ons door God gegeven; daartegen moet ons hart den geur der dankbaarheid ademen. Telkens wanneer gij het heilige kruisteeken maakt, noemt gij do drie grootste genaden des Heeren, waarvoor uw dankoffer slechts met het leven kan volbragt worden. In den naam des Vaders, die mij geschapen, in den naam des Zoons, die mij verlost, en in den naam des H. Geestes, die mij geheiligd heeft; — maar, lieve Christen, hebt ge wel ooit een Onze Vader voor uwe schepping gebeden? — Eu hoe gering is uwe dankbaarheid
— 108 —
voor de genade der verlossing en heiliging! — De leeuw is een wreedaardig dier. Androculus trok eens een leeuw een doorn uit den voet; toen hij in latere dagen veroordeeld werd, om door de wilde dieren verscheurd te worden, vond hij zijnen leeuw in de worstelbaan terug : het dankbare dier kwam zich voor de voeten van zijnen weldoener nederleggen, deed hem geen kwaad en weerde eiken aanval van hem af. Beiden werd het leven en de vrijheid geschonken, en zij werden openbaar in triomf door de straten van Rome geleid. Zoo dankbaar is een dier! en gij , o mensch ? —
De Kruidnagel bloeit in de vrije lucht, siert de altaren, zoow-el als het huisvertrek; zoo moet de deugd der dankbaarheid zich vertoonen en in het openbaar, en in de kerk, en in den huislijken kring. Wanneer de H. Ignatius in Gods vrije natuur rondwandelde, werd zijne ziel van zulk een dankgevoel tot God doordrongen, dat hij alle boomen, bloemen en vogelen uitnoodigde, om met hem den Almagtige te loven. De H. Franciscus dankte God in zijn heerlijk lied aan de zon, meesterstuk van vrome en lieilige zielsverrukking, dat Hij de aarde en het liet heelal zoo wonderschoon
geschapen had! Maar in de kerk vooral moet ons gebed een dankgebed wezen, en waarom? — Omdat elke dankbetuiging, zegt de H. Ignatius, een nieuw smeekgebed is en beteekeut : bidt, en gij zult verkrijgen, klopt aan, en u zal geopend worden. — In den kring uwer familie, in uwe woonplaats moet gij den Heer meer bepaald vooralle tijdelijke gunsten bedanken; vlijtig, o huisvader, o huismoeder, het gebed vóór en na tafel bidden, en bij uwe kinderen, dienstboden en ondergeschikten daarop letten, dat het door hen eveneens aandachtig worde verrigt. De bisschop Wittman , zaliger gedachtenis , plagt te zeggen : de verwaarloozing van het gemeenschap-lijk tafelgebed in de huisgezinnen, mag als oorzaak aangehaald worden, waarom er in onze dagen zoovele ziekten heerschen , welke men vroeger niet kende, en dat zoo menige familie den tijdelijken zegen derven moet.
De bloem van den Kruidnagel is niet slechts enkel, maar ook dubbel, eu zoo moeten wij niet God-alleen maar ook Maria danken; haar immers zijn wij naast God alles verpligt. Heeft zij ons niet Hem gebaard, zonder wien wij allen te gronde waren gegaan, door wien alleen wij zalig worden! Indien wij dit slechts met de
8
— 110 —
oogon des geloofs beschouwen, dan moeten wij de waarheid der woorden van een heiligen Bernardus erkennen : dat wij naast God aan Maria den hoogsten , grootsten en vurigsten dank verschuldigd zijn. Eu wie van ons , beminde Christenen, wanneer hij zijn hart en zijne ondervinding raadpleegt, voelt zich niet van het levendigste dankgevoel doordrongen jegens haar, die reeds zoovele zijner gebeden verhoord, en zoovele zijner wenschen vervuld, die hem uit zoovele gevaren gered en zoo veelvuldige genaden voor hem verkregen heeft! — O hemel-sche Kruidnagel, allerzaligste maagd Maria, die in dat heerlijk danklied; Magnificat, God uwe dankbaarheid hebt opgedragen : „ mijne ziel maakt groot den Heer, en verheugd heeft zich mijn geest in God, mijnen Zaligmaker!quot; laat ook onze harten den Kruidnagel gelijken. Verkrijg ons eene dankbaarheid, wier vurigheid een gekruisigden Zaligmaker, wier duurzaamheid een eeuwigen God waardig zij; eene dankbaarheid, die ons tot u in den hemel doe komen en met u en uwen godlijken Zoon voor eeuwig vereenige. Amen.
— Ill —
Wil, n Maria, de gunst mij verwerven,
Dat ik dit bloempje, zoo teêr,
'tBeeld van de dankbaarheid, nimmer doe sterven,
Maar in mijn hart steeds vereer,
Tot na het breken der stoflijke boeijen,
Eenmaal aan 's eeuwigen Troon, 't Hemelsche vuur mij het harte doe glocijen, Voor u en voor uwen Zoon.
XV.
'ilOPffQen cle weduwe Noëmi uit liet land Moiil) tj(|j iu haar vaderland terugkeerde en naar Beth lehem kwam, riepen allen, die haar kenden ; dat is Nocmi! — Maar zij sprak : noemt mij niet meer Noëmi, d. i. de sehoone, maar noemt mij Mara, d. i. de bittere, want de Almagtige heelt mij met bitterheid vervuld.
Zoo ook spreekt heden Maria tot ons, want wij willen haar nu beschouwen als de smartvolle moeder, als de Koningin der martelaars ; Ik ben gekomen in de diepte der zee en de storm heeft mij doen zinken, en mijne smart is groot als de oeeaan! — Wie was de oorzaak uwer smart?— Het antwoord ligt opgesloten in het beeld der Roos, zegt de H. Bernardus; hare roode kleur beteekent het bloed van Christus, de doornen onze zonden, en zoo wordt de roode roos liet zinnebeeld van Maria's smart.
— 113 —
Maria werd in het twaalfde jaar haars levens van haren dierbaren vader, Joachim, door den dood beroofd; kort daarop werd haar eveneens hare teeder beminde moeder Anna ontnomen. Nu was zij dan eene wees! Eene wees : o hard , o bitter woord! Hij alleen, die eens aan het sterfbed zijner ouders gestaan heeft , die hen niet meer bezit, hij wien zp ontnomen zijn, die vader, die moeder, hij-alleen kan hot smartvolle van dit woord en de o-ansche bitterheid van dit verlies beseften.
Maar, gelijk de nacht voor het licht verdwijnt, en de sterren voor de opgaande zon verbleeken, zoo vergaat ook dit lijden van Maria, als eene schaduw voor de aanstaande smart. De geboorte van haar godlijk Kind in eenen armen stal, op een handvol stroo, in een kouden wijiternaeht; de vlugt naar Egypte, dubbel liard door de vrees voor Herodes en door het dorre en woeste dei-landstreek, door den langen duur en het moeilijke der reis; het vertoeven in den vreemde, ver van het vaderland, ver van al wat dierbaar is, dit alles wordt maar eene schaduwe, eene vlug-tige gedachte en als een droom, in vergelijking met het bloedig lijden , dat ons zinnebeeldig beduid wordt door de roode kleur der Ttoos. Laat
— 114 —
ons drie druppelen uit deze lijdens-zee putten, en ze met een vromen vereerder v.in Maria aldus besehouwen. Toen Jesus, met doornen gekroond en onder liet kruis gebukt, vol pijn en smarten, de straat doorwandelde die tot de geregtspoort leidt, zag men eensklaps eene vrouw, met de bleekheid des doods op liet gelaat, zich door de menigte heen dringen. Hare oogen, waaruit de laatste tranen gevloeid waren, blikten met eene onbeschrijflijke droefheid op de gruwzame wonden des Verlossers ; het geschimp der Pharizeërs hoorde zij niet, ook bleef zij ongevoelig voor de dreigende woorden der beulsknechten ; maar toen de lansen op hare borst gerigt, tusschen haar eu Jesus drongen, wierpen hare groote oogen op het dringend staal een blik, die het bloed van David verried; haar gelaat nam zulk eene uitdrukking van verheven smart en koude doodsverachting aan, dat de beheerschte beulen langzaam voor de heilige vrouw hunne wapenen naaiden grond lieten zinken; want, hoe barbaarseh zij ook waren, zij werden op dat oogenblik dooide herinnering aan hunne eigen moeder getroffen. Nu rigtte Maria hare angstvolle blikken op den Verlosser, wiens zachtmoedig gelaat thans gezwollen, blaauw, met bloed en slijk besmeurd, schier
— 115 —
geen gelijkenistrek meer terug gaf'. Dan wischte zij zicli droevig liet voorhoofd af, als wilde zij zich overtnigen dat Hij wel werklijk het was, dien zij daar zag; maar zij slaakte geen enkele zucht, die haar zwaarmoedig hart kon verligten; men dacht dat zij sterven ging. Jesus, die haar opmerkte, verhief toen zijn onder den last des kruises gebukt hoofd, en sprak : Moeder! — Bij het hooren van dezen toon, die als cene doodsklok klonk in hare ooren, doorsneed een zwaard van droefheid liare borst: zij kon zich te naauwernood meer staande honden, zonk ineen en verbleekte, terwijl de vrouwen van Jerusalem elkander zachtjes in het oor lispelden: de arme moeder! — Jesus was nu opgeheven aan het kruis, Maria spoedde derwaarts, de soldaten voorbij, die het lot wierpen over den rok haars Zoons. Eenc krampachtige droefheid vloog over haar gelaat: zij herdacht de dagen, toen zij, rijk alleen door Jesus' liefde, maar vrij van bezorgdheid,'s avonds, aan zijne zijde gezeten, dit feestgewaad vervaardigde. Deze gedachte was voor haar als een dolk, die langzaam in eene wonde wordt rondgedraaid. Want de bliksemstraal, die haar de vervlogen dagen van haar geluk aanwees, maakte de duisternis van hare tegenwoordige ellende des te digter. Terwijl zij hare oogen hemelwaarts
— 116 —
sloeg, om kracht te erlangen , ontmoette haav blik dien van den gekruisigden God. Bij dezen hartverscheurenden aanblik liep eene konde doodsrilling over haar ligcliaam : daar stond zij sprakeloos en als versteend; liet treurspel was geëindigd ; de gansche lijdensgeschiedenis zweefde haar nu voor de oogen, als een akelige droom of als eene schim uit het graf; alles verdween voor het kruis. De zon verborg zich, de hemel verdonkerde , de aarde beefde, de steenrotsen barstten, de graven gaven de dooden terug; doch bij al deze stuiptrekkingen der verbolgen natuur, bleef Maria onbeweeglijk staan, gevoelloos bij al deze schrikwekkende vertooningen, de handen als tot het gebed zamengevouwen, weggezonken in de betrachting harer gekruisigde liefde. En de vrouwen van Jerusalem begonnen andermaal te weenenen meê-doogend te zeggen : De arme moeder! —
Het ligchaam des Heeren werd van het kruis losgemaakt; Maria knielt op den grond, hare vingers zijn met bloed geverwd; zij spreidt nu het reine lijnwaad over hare armen uit, om het doode ligchaam van haren Zoon te ontvangen. — Het ligchaam des Heeren is nu zoo ver gedaald, dat Joannes het godlijk hoofd kan aanraken en in zijne armen opnemen , opdat het niet neerzinke in
— 117 —
zijne magtlooze onbuigzaamheid, en Magdalena houdt de voeten vast. Een enkel oogenblik werpt Maria zich vol smarten iu stomme aanbidding neder, en zij heeft het doode ligchaam in hare uitgestrekte armen ontvangen. O welk eene ontmoeting, welk eene terugkomst! Het kindje van Bethlehem is op den schoot zijner Moeder teruggekomen ! — Zij staat dan op van hare knielende houding en draagt nog altijd dien last, zoo ligt ids in de dagen, wanneer zij met hem naar Egypte vlugtte; zij zet zich neder op het gras, met .Tesus uitgestrekt op haren schoot. Niet één trek van dit heilig gelaat, niet ééue wonde van dit heilig ligchaam, die niet tevens eene smart voor haar en een voorwerp der diepste overweging was. Te vergeefs voor haar zongen de vogeltjes hun lieflijk avondlied, toen de lieve zon, na hare verduistering, wederbare lichtstralen schoot. Te vergeefs ook steeg de geurige lucht der malsche vijgenbladeren op in de koele hemelrnimte, die nu wederom met lentewellust was gevuld. Hare droefheid kan niet gelenigd worden door den troost der natuur, want hare bloem was wreedelijk geknakt en lag verwelkt op hare knién, de roode Tloos, wier doornen onze zonden zijn. Om onzer zonde, zegt de Profeet, is Hij verpletterd ge-
— 118 —
worden, en Maria, de koningin der profeten zou dit niet geweten hebben? Zij heeft bet geweten en bet lijden baars Zoons des te smartlijker gevoeld, dewijl wij er de oorzaak van waren. Maar boe, beminde christenen, zullen wij de troost-looze Maagd troosten? Door berouw over onze zonden en het vaste voornemen van voortaan de zonde te verzaken. Deze genade zullen wij verkrijgen, indien wij dikwijls en aandachtig de smarten van Maria overwegen. Eene vrome ziel vernam, in eene openbaring, dat God vier bijzondere genaden aan deze vrome oefening verleent. De eerste is een volmaakt berouw, eenigen tijd voor den dood; de tweede is eene bijzondere hulp en bijstand in het sterfuur; de derde prent ons diep in de ziel de geheimnissen van het bitter lijden van Christus; en dc vierde verwerft ons eene zeer magtig-e voorspraak van Maria bij God.
Gij zult ons, roode Roze!
Een beeld der zonde zijn.
Waarvoor de vlekkelooze Leed al die zielepijn.
En zijn wij niet bij magtc,
Te heelen zulk een smart,
— 119 —
o Pat haar dan verzachte
Ons rein en schuldloos hart. Dan zullen wij venverven Uw gunst, Maria zoet, En wordt nog, voor wij sterven. Hier onze schuld geboet.
XVI.
afïVT'. romeinsche Keizov Sevevns lind zijne sol-ilnten dit woord tot krijgsleus gegeven^. Laboremus, laat ons arbeiden, laat ons strijde,,! — en zoodoende het gezegde vandenb.ii-ligen lijder Job aanschomvlijk gemaakt: Des menseben leven op aarde is een stiijd!
En indien ik u, lieve eliristenen, een wapen, een wachtwoord, eene lens te geven bad, ik zou mijne keus doen in bet bloemenrijk : de Ridderspoor zou bet wezen, omdat de Ridderspoor het zinnebeeld is van den strijd. Naauwlijks was de eerste zonde bedreven, toen de Almagtige sprak: gij zult uw brood eten in bet zweet uws aangezigts! De poorten van bet paradijs werden gesloten, en deze aarde werd
— 121 —
voor do mciisohon een groot, vreeslijk strijdperk. Nu moet de hemel gewelddadig bestormd en veroverd worden, overeenkomstig hetgeen de god-lijke Heiland zegt : Niet een ieder, die zegt : Heer, Heer! zal ingaan iu het hemelrijk; neen, het hemelrijk lijdt geweld ; zij alleen , die geweld gebruiken, zullen het innemen. Daarom ook is de taal der Apostelen zoo oorlogszuchtig : strijd gelijk een dappere soldaat van Jesus Christus, zegt de H. Panlus; gij hebt nog niet tot op het bloed wederstaan! Omgordt uwe lenden met de godlijke wapenrusting, opdat gij weerstand kunt bieden aan den boozen vijand , zegt de H. Petrus. Daarom ook is het leven van alle Heiligen een aanhoudende strijd. Hoe wakker streed de heilige Praneiseus van Sales, om de gramschap te overwinnen; de H. Ignatius, om den onzuiveren geest te verjagen; hoe vurig bad, hoe streng vastte een H. ïrauciscus, na duizend slapelooze nachten, om den hemel te verwerven. Welke bloedige gevechten leverde niet, in den bloei zijner jeugd, een heilige Aloysius, een heilige Alphonsus, op den rand des grafs, gebukt onder der jaren last! Ons eigen hart moet hier getuigenis afleggen voor de waarheid van dit betoog, Is het gemaklijk te midden der wereld,
XVI.
VSW romcinschc Keizov Scvctus liad zijne sot-ö;,laten dit woord tot krijgsleus gegeven ; Laboremus, kat ons arbeiden, laat ons sirij-(leii I — en zoodoende het gezegde van den li.:i-ligen lijder Job aanschomvlijk gemaakt: Des menselien leven op aarde is een stiijd!
En indien ik n, lieve christenen, een wapen, een wachtwoord, eene lens te geven had, ik zon mijne keus doen in het bloemenrijk : df Ridderspoor zou het wezen, omdat de Ridderspoor het zinnebeeld is van den strijd. Naauwlijks was de eerste zonde bedreven, toen de Almagtige sprak; gij zult uw brood eten ii het zweet uws aangezigts! De poorten van het paradijs werden gesloten, en deze aarde werd
- 121 —
voor de monschon ecu groot, vreeslijk strijdperk. Nu moet de hemel gewelddadig bestormd en veroverd worden, overeenkomstig hetgeen de god-lijke Heiland zegt ; Niet een ieder, die zegt : Heer, Heer! zal ingaan in het hemelrijk; neen, het hemelrijk lijdt geweld; zij alleen, die geweld gebruiken, zullen het innemen. Daarom ook is de taal der Apostelen zoo oorlogszuchtig : strijd gelijk een dappere soldaat van Jesus Christus, zegt de H. Paulus; gij hebt nog niet tot op het bloed wederstaan! Omgordt uwe lenden met de godlijke wapenrusting, opdat gij weerstand kunt bieden aan den boozen vijand, zegt de H. Petrus. Daarom ook is het leven van alle Heiligen een aanhoudende strijd. Hoe wakker streed do heilige Franciscus van Sales, om de gramschap te overwinnen; de H. Ignatius, om den onzuiveren geest te verjagen; hoe vurig bad, hoe streng vastte een H. hranciscns, na duizend slapelooze nachten, om den hemel te verwerven. Welke bloedige gevechten leverde niet, in den bloei zijner jeugd, een heilige Aloysius, een heilige Alphonsus, op den rand des grafs, gebukt onder der jaren last! Ons eigen hart moet hier getuigenis afleggen voor de waarheid van dit betoog, Is het gemaklijk te midden der wereld.
— 123 —
omgeven van duizend gevaren, bekoringen en aanveeMingen, zich zuiver en ongeschonden te bewaren? — Neen, neen, er moet gestreden worden, gestreden tegen ons eigen hart, gestreden tegen vreemde harten, gestreden tegen de oogen en ooren, gestreden in de jeugd eu op grijzen leeftijd, bij het op-en neêrgaan onzer levenszon; gestreden alle dagen, alle uren, alle oogenblikken tot aan het grai, het stille erraf waar men weldra zal bidden op ons lijk : Heer, geef hem de eeuwige rust, eu dat het een-wige licht hem versehijne; Heer, laat hem rusten in vrede!
Des menschen vijanden zijn zijne huisgenoo-ten, zegt de H. Schrift; en die huis-vijand is de kwade natuur, voegt deH. Ambrosius er bij, in de uitlegging dezer plaats. De godlijke vloek, uitgesproken tegen de aarde : » doornen en diste-len zal zij u voortbrengen quot; , heett ook de aarde onzer ziel getroffen; daarom is dit leven een gedurig uitroeijen van het onkruid, een onophoudelijk uitrukken der doornen en distelen. Onze kwade natuur is een overmijdelijke vijand : dewijl zij in ons zeiven is. — Indien mij een vijand van buiten aanrandt, kan ik voor hem wijken, ik kan hem vlugten; maar eene kwaadaardige
ziektestof, die mij inwendig aangrijpt, kan ik niet ontgaan. Onze kwade natnur is een vijand : dewijl zij altijd bij ons blijft. — Mogten wij een vijand hebben, zoo kan ons dit tot troost strekken, dat liij weldra zal afreizen, zich van ons zal verwijderen, of dat zijn dood ons van hem verlossen zal; maar deze vijand verlaat ons nimmer, gnat nooit op reis, sterft nooit vóór, maar alleen met ons. — Onze kwade natuur is een vijand : dewijl zij onverzoenlijk is. — Mogten wij een vijand hebben, wij kunnen eens den vrede met hem sluiten, en ons met hem verzoenen ; maar deze vijand is onverzoenlijk; hij is en blijft onze vijand in onze jeugdige en in onze grijze jaren, in gezondheid en ziekte, vóór en na de bekeering, in iedere plaats, in eiken stand, op allen leeftijd, onder elk kleed.
Het eenige redmiddel tegen dezen vijand is gelegen in den strijd , een aanhoudenden, bestendigen, eeuwigdurenden strijd, die alleen met het leven eindigt. Maar welke wapenen te bezigen tegen dezen huisvijand, onze kwade natuur ? De wapenen der vrees en des ijvers. Van de vrees zegt de H. Schrift: wie den Heer vreest, dien overkomt geen kwaad. God beschermt hem in de beproeving en verlost hem van den kwade.
— 134 —
Wij moeten onze kwade natuur vreczen , die ons elk oogenblik ten val breugeu kan. Laat u niet bedriegen door uwe bekeering, uwen goeden levenswandel, uwe vroomheid. Wie staat, zie toe dat hij niet valle. De mensch, zoo lang hij leeft, is als een vuurkool, smeulende onder de asch ; komt de wind, de asch wordt weggevaagd en het vuur ontsteekt; hij is als iemand, wiens zware ziekte genezen is, maar die er nog altijd de droevige gevolgen van gevoelt. Daarom aanhoudend gestreden met het wapen der vrees ! Deze vrees is niet vernederend, neen, zij is eene deugd, een edel gevoelen, daar men beducht is , djn besten vriend te beleedigen ; eene kinderlijke liefde, die vreest den teedersten vader te krenken. In vrees en angst zult gij uw zielenheil bewerken, zoo spreekt de H. Paulus.
Het tweede wapen moet het wapen des ij vers zijn. Wanneer gij gewaar wordt, dat uwe kwade natuur u tot uwe vroegere levenswijs wil terugvoeren , dat gij laauw, ligtzinnig en traag wordt, dan moet gij met vernieuwde krachten , met nieuwen moed wederom beginnen en u tot eene zekere geestdrift stemmen; zooniet, dan zijt gij verleren. Neem het wapen des ijvers in de hand. Bij het dagelijkscli morgengebed, roep u-z^lven toe, ge-
lijk die dappere veldoverste zijne soldaten toesprak: voorwaarts, voorwaarts! ziet gij die schoone stad? zij wordt de onze; missehien is dit het laatste geveeht, laat dan den moed niet zinken : voorwaarts , voorwaarts!
Herhaalde malen moeten wij in den loop van den dag onze goede voornemens vernieuwen ; elk jaar komen de zwaluwen, elke lente ontluiken de bloemen, eiken dag stijgt op nieuw de zon ; zoo moeten ook wij eiken dag en elk uur ons bevestigen in onze goede voornemens. Wcest daarenboven kinderen des gebeds , lieve christenen ! zonder het gebed zijt gij verloren. Gij laai heden één Onze Vader achter, morgen twee, overmorgen drie, van daag de lielft van uw gewoon gebed, de aanstaande week uw gansch gebed, en zoo zult gij na korten tijd zonder gebed zijn, doch ook zonder liefde of vreeze Gods, zonder genade of godlijken zegen. Mogt gij moede worden in den strijd, beschouwt dan .Tesus in den Olijvenhof, toen Hij, alhoewel zijne ziel bedroefd was tot den dood, in het gebed volhardde; beschouwt Maria, die al de dagen haars levens in een strijdperk doorbragt; beschouwt de mar telaren, die onvermoeid den goeden strijd streden ,
om het heil hunner zielen te verzekeren !
9
— 130 —
In liet jaar 145(5 rukte Mahomed, de Turksche keizer, Hongarije Iniineii, en kwam met 150 duizend man de stad Stulilweissenburg belegeren, om ze stormenderhand in te nemen. Op den feestdag der heilige Magdalena liegon het stormloo-pen, dat twintig uren onafgebroken voortduurde, totdat eindelijk de Christenen geheel uitgeput den wederstand staakten, en de Turken hoopsgewijs de stad binnendrongen, en reeds op alle straten het zegelied aanhieven. Toen de heilige Joannes Capistranus, aalmoezenier in het Christenleger, dit zag, nam hij een kruisbeeld in de hand, toonde het den Christenen, en riep met luider stem ; O mijn God! verlos uw volk, hetwelk Gij door nw kostbaar bloed hebt vrijgekocht; help ons, opdat de Turken niet zeggen : waar is de God der Christenen ? Door deze woorden werden de Christenen met nieuwen moed bezield; en zij sloegen de Turken weder uit de stad, vervolgden ze acht uren ver, en behaalden eene volslagen overwinning. Zoo moogt gij dan ook, aangemoedigd door Gods woord, dat u miju mond verkondigt , met eene ware geestdrift den strijd hervatten, die met het leven tot aan den docd moet worden voortgezet! De hemel, het deel van deu strijd, is alle moeite overwaard! O aller-
zaligste Maagd Maria! geef ons tot wapen de Ridderspoor, en dat onze harten onverschrokken blijven in dezen ridderlijken strijd!
Ja, doornig is het pad
van 't ondermaansche leven. Dat tot den dood toe
slechts aan 't strijden is gewijd ; Blijf dan de Ridderspoor
tot kamplens n gegeven, Zij, die daar zegt :
de zege volgt den strijd. En schittrend is de kroon,
die, door de hand des Heeren, Hierboven wordt geschikt
aan dien den prijs verwierf. Hij, die den hemel erft,
kan de aarde wel ontberen , En die het leven wint,
mag juichen gt; il;it hij stierf.
XVII.
Wanneer gij, lieve christen, in de nabijheid van Berchtesgaden en Eeichenhall, of over Eosenheim en Kufstein, in het Tyrolerland, of verder over Miesbaeh tot aan Tegernsee komt, dan ziet gij het Beijerseho hooggebergte, de Tyroler en Salzburger alpen . eene rij bergen, wier kruinen zich tot in dc wolken verheffen en met eeuwige sneeuw en ijs bedekt zijn. Een heerlijk gezigt, deze steenen reuzen tot in het midden der weelderigste weilanden, waarop het vee weidt, te aanschouwen; een prachtvolle aanblik , deze met sneeuw bedekte kruinen door het purper der gouden morgen- of avondzon besehenen te zien!
Daar omhoog , lieve christen, boven op de bergen, over rotsen en steenen, met grijs mos omwassen, over groene weilanden en beemden,
— 129 —
langs veekiuldcn en henlorshulten, altijd hooger en hooger, zoodat de huizen in liet dal bijna uit uwe oogen verdwijnen, daar omhoog leid ik u in den geest, om u eene bloem te toonen, welke wij heden de Moeder Gods willen toewijden; eene Bloem, die sleehts daarboven bloeit, in de eenzaamheid , verre van de menschen, zeer nabij den hemel, geheel alleen. Het is — de Alproos!
De Alp roos is eene overheerlijke Bloem; hare kleur is van het schoonste rood en hare heerlijk groene bladeren zijn zacht en wollig, gelijk fluweel. Op de vlakte vindt men ze niet, maar alleen op de bergen ; en hoe hooger zij groeit, hoe lieflijker haar geur is; zij bloeit slechts een zekeren tijd, en ontluikt soms naast sneeuw en ijs. Wegens hare zeldzaamheid en schoonheid wordt zij hoog geschat, en de berg-jagers beschouwen het als een goed voorteeken , wanneer zij er eene vinden!
Tot hiertoe hebben wij de Moeder Gods slechts met Bloemen vereerd, die gemak-lijk te bekomen zijn en in onze nabijheid bloei-jen ; maar heden zullen wij pogingen aanwenden, om er eene op de hoogste bergen te vinden, teneinde ze aan de hemelsche koningin toe te wijden , de Alproos, ja, de Alproos!
— 130 —
Gelijk de vreemdeling op zijnen wandel-togt overliet gebergte vim blijdscliap opspringt, wanneer hij deze Bloem gevonden heeft, en, verrukt door haren geur en schoonheid, al zijne vermoeinissen en het bezwaar van het opzoeken vergeet, zoo ook, lieve christenen, zullen wij ons verheugen, wanneer wij eens de deugd, wier zinnebeeld de Alproos is, de deugd der overweging zullen verkregen hebben, eu, als weggesleept door hare tooverachtige schoonheid, zullen wij weldra alle aangewende moeite vergeten.
De Alp roos is het zinnebeeld der overweging; dewijl zij slechts op de hoogste bergen en eenzaam in de nabijheid des hemels bloeit. De overwegende mensch moet insgelijks zijn hart tot God verheffen; hij moet overwegen verre van het gewoel der mensehen , in de eenzaamheid zijner kamer, of aan den voet van een kruisbeeld , onder den vrijen hemel, of in de ongestoorde stilte eener kerk, voor het tabernakel van den levenden God. En , gelijk de Alproos midden uit sneeuw en ijs te voorschijn komt, zoo ook wordt de christen , die van goeden wil is, door niets in de overweging gehinderd; geen ongeluk of tegenspoed, geene huislijke of wereldsche pligtcn.
— 131 —
geen bedrijf, wat ook, geeue ziekte, geene aard-sche zorgen, niets, iu één woord, zal do vrome overweging kunnen beletten voor die haar slechts wil.
O, christenen, bemint de Alproos 1 Bemint de overweging, die niets anders is, dan eene lange overdenking van iets, dat ons zielenheil betreft, een aandachtig nadenken over de godlij ke waarheden. De overweging is volstrekt noodzakelijk, zoodat de heilige Aloysius zegt : „ zonder overweging, zult gij niet veel vorderen in de deugd;quot; ja, de H. Ignatius en de H. Alphousus leggen zelfs deze uitdruklijke verklaring af : zonder overweging kan de mensch niet zalig worden, zonder overweging zal bij te gronde gaan! En nu, lieve Christenen, gelieft gij zeiven te antwoorden, indien de menschen gedurig de zonde met hare verschriklijke gevolgen , gedurig de waarde hunner onsterflijke zielen, den dood met zijn vreeslijk vertoon, de hel met hare vlammen, en den hemel met zijne vreugde overwogen en daar rijpelij k over nadachten, kouden er dan zoovele moorddaden. onregtvaardigheden en echtbreuken, zoovele vloeken eu onkuische gesprekken, konden er dan wel zoovele zondige kennissen, betrekkingen eu druk bezochte speelhuizen zijn? •— Neen, want ecuwig waar zijn de
— 132 —
woorden der eeuwige waarheid: „ gedenk uwe uitersten , on in eeuwigheid zult gij niet zondigen!quot; Het gezegde dier grootu mannen en liebteu onzer 11. Kerk , is dan onherroeplijk; de overweging is volstrekt noodzakelijk, hetwelk David ook in zijne psalmen bevestigt: Ware niet uwe wet mijne overweging, zoo zou ik omkomen in mijne ellende.
De overweging bezit eene eigenaardige voortreflijkheid : beschouw Maria, die ook in het beoefenen dezer deugd ons voorbeeld is. De overweging was haar bestendig voedsel ; de tempel van Jeruzalem en de krib van Bethlehem, het ouderlijk huis en de hut te Nazareth en te Hiëropolis, de stad in Egypte en Ephesus, waar zij met Joannes en Magdalena heentrok , waren de getuigen van haar inwendig gebed. Want nooit, zegt de H. Ambrosius, was er eene ziel, gelijk de hare, met de hemelsche genade dei-overweging begaafd. Haar geest, in aanhoudende vereeniging met haar hart, verloor nooit uit de oogen Hem, dien zij met meer teederheid lief had, dan alle serafijnen te zamen hem beminden; haar geheele leven was slechts ééne bestendige oefening der reinste Gods-liefde, en, wanneer de slaap hare oogen look , dan waakte haar hart en bad nog!
— 133 —
Hoe verfraait eene springbron den tniu ; om haar Leen groeit alles frisschor cu bloeijen do bloemen het schoonste; die grond, vroeger eentoonig en dor, nu besproeid door do wateren eener bron, wordt levendig en jeugdig, en verkrijgt een vrolijk en weelderig aanzien. Deze springbron, zegt de heilige Franciscus van Sales, is de overweging, en den tuin, uwe ziel. De overwoging deelt eono eigenaardige schoonheid aan uwe woorden en werken, ja, zelfs aan uwe gelaatstrekken mee.
Nooit zal ik den indruk vergeten, dien zekere vromo maagd, Maria van Mörl, in Tyrol, in haar inwendig gebed, in hare verrukking, op mij maakte. In een wit kleed gehuld, met afhangende haren, knielde zij, met gevouwen handen , de oogen strak naar don hemel gorigt, op het bod neder; zij zweefde, gelijk een geest, want haar ligchaam veroorzaakte niet de minste drukking op hare legerstede : zij verroerde en bewoog zich niet; men moest haar van nabij naderen, om haar te kunnen hooren ademen : zij wist niets, van al, wat rond haar gebeurde. Vrede, vreugde, inwendige rust en zaligheid spiegelden zich af op haar gelaat; eon wonderbaar gevoel doordrong iedoron aanschouwer; eono verrukking over de schoonheid eener
— 134 —
overwegende ziel. Met haar vergat men alle zorgen dezer aarde, men verhief zich met haar in de hoogte des hemels, en een gevoel van weemoed doordrong liet hart, omdat men om zijner zondenwege en om de al te grootc gehechtheid aan de aardsche goederen, niet evonzoo overwegen kon. — De groote lenelon, Aartsbisschop van Kamerijk, schreef aan zijn koninklijken leerling, den hertog van Bourgondië : om Gods wil, laat de overweging uw hart voeden, gelijk de spijs uw ligehaam voedt. Een korte blik op God verkwikt den mensch, bedaart zijne harts-togten en deelt eene bijzondere aanvalligheid aan zijne woorden mee.
De Alproos bloeit op de hoogste bergen, en daarom kan men ze moeilijk bekomen; zoo is het niet met de overweging gelegen, zij is zeer gemaklijk te verkrijgen. — Gij ziet mij aan, als hadt gij mij niet goed verstaan, en derhalve herhaal ik -. de overweging is gemakiijk !
Hoe is het mogelijk, zal menigeen onder u zeggen; wij zijn tevreden, indien wij het mondeling gebed er doorhalen; dat is genoeg verstrooid ; tot overwegen hebben wij noch tijd , noch geschiktheid! —
— 135 —
Beiden, lieve christenen, zijn influisteringen des duivels. Gelijk de Philistijnen Samson de oogen uitrukten, zoo doet ook de booze vijand met ii; daar liij u liet geloof niet ontnemen kan, zoo beproeft hij toeli, ten minste, u datgene, wat gij gelooft, niet te laten overwegen. Hebt gij minder tijd dan koning Alfred de Groote, die zicli dagelijks aelit uren overweging oplegde, of dan de heilige dienstmaagd Rothburga, dij de vlijtigste en arbeidzaamste van haar dorp was, en echter bestendig de eeuwige waarheden overwoog? Doet gelijk de heilige Elisabeth , die van haar slot Martbnrg naar het klooster Eeinhards brunn, (waar zij dagelijks de H. Mis hoorde,) goed twee uren gaan moest, en gedurende den geheelen weg slechts één Onze Vader bad, ov r-wegende, wat zij bad. En gij moet niet gelooven, dat gij altijd eenzaam en alléén bij de overweging zijn moet; want kunt gij niet, gelijk de Alproos midden in sneeuw en ijs ontluikt Lij uwen arbeid en bezigheden aan den dood en het oordeel, aan het lijden van Christus en aan de liefde van Maria , aan den hemel en zijne eeuwige vreugde denken en dat alles ovei gt;ve-gen? Ja, zekerlijk, zegt gij, ik zou dit kunnen , maar ik kan niet, want ik heb er de geschikt-
— 136 —
heicl niet toe! Daar komt gij mij juist voor, als dat oud vrouwtje, dat, na een vroom en godvreezend leven, te sterven kwam. Met vreugde waclitte zij den dood af, slechts ééne zaak verontrustte liaar nog-. Wat, sprak zij tot haren biechtvader, zal ik wel bij mijne intrede in den hemel tot den lieven God zeggen ? Diep geroerd over deze kinderlijke eenvoudigheid, sprak de Friester : Vrome ziel, zeg maar : Geloofd zij Jesus Christus; en alleengelen en aartsengelen, alle cherubijnen en serafijnen, alle heiligen van den ganschen hemel zullen daarop antwoorden ; In alle eeuwigheid!
Ziet, lieve christenen, zoo behoeft gij niet geleerd te zijn, om te overwegen : mogt gij niet lezen of schrijven kunnen , en de school zells nooit bezocht hebben, gij kunt toch overwegen. Tot het overwegen behoeft gij slechts twee dingen ; de oogen en het hart. Aanschouwt de eeuwige waarheid, en luistert dan naar de ingeving van uw hart!
Mijn God en mijn al! hierover overwoog de H. Franciscus van Assisen zijn geheele leven lang. — Nog minder woorden bezigde de H. Ca-tharina van Genua : Ik eu Gij! — Nog korter drukte de H. Magdalena van Fazzi zich uit :
— 137 —
Liefde! — Theresia ; eeneziel! — Welk een gvoot meditatieboek is de natuur, de zon, de lente, de regen, de droogte, de bloemen en de vogelen! — Het kruis, de kerk, liet luiden der klok.
Ziet daar, lieve christenen, wat de deugd der overweging is, wier zinnebeeld de Alp roos voorstelt: dat is de deugd der overweging, die zoo noodzakelijk, zoo schoon en gemaklijk is. Bemint ze deswege, en neemt heden het vaste besluit, om, van nu af, niet meer zoo onbedachtzaam, zoo verstrooid en wereldsgezind er op aan te leven, maar, met den blik uws harten ten hemel gerigt, bestendig uw eeuwig heil en uwe bestemming voor oogen te houden. Welaan dan, lieve christenen, biedt met dit uw voornemen de Alproos Maria aan : de Alproos tooije heden haar genadebeeld !
Maria, o versmaad deze Alpenroze niet.
Die 't teeder kinderhart zijn lieve Moeder biedt. U en den Zone Gods, met wien ge één liefde zijt. Wordt voor altoos dees bloem eerbiedig toegewijd.
XVIII.
•/S^istemi haalden wij ons eene Bloem van lion-^.vels en bergen at', heden, lieve christenen, zoeken wij er weder eene op de hoogte en wel op den grafheuvel, de Aster.
De Aster, ook Sterrebloem genaamd, is eene schoone Bloem met een groote gele zaadkern , waar rond zich vele kleine blaauwroode ol' purperen blaadjes rangschikken. Zij heett geen geinen is eene herfstbloem, die tot in Novembei bloeit, want de winterkoude doet haar geen schade : daarom wordt zij op Allerzielendag ook dik.vijls tot doodeukransen gebruikt en dient in 't algemeen tot versiering van het grat.
Deze geurlooze h rt'stbloem, deze rouwkleurige do'jdenbloem is het zinnebeeld der vergankhjk-heid, en ik wenschte, dat op alle wegen en straten welke gij, lieve christenen, bewandelt, rondom
— 139 —
ti, louter Asters bloeiden, om u bcsteiulig' aan de ijdelheid van liet aardsche te herinneren.
Zij roepen u toe: alles vergaat! wij bloeijen in den herfst: ook voor n vergaat de lente dezes levens , en de herfstachtige oogsttijd der rekenschap in Josaphat's dal komt aan!
Wij bloeijen op de graven, en ook voor ons komt het laatste uur, en de dood nadert ook ons.
Alles ver gaat, roepen zij, de vreugde en de liefde.
In dit leven, zegt de heilige Augustinus, is geen ware vreugde, want, zij is tweederlei : zondige vreugde en veroorloofde vreugde; en daalde eerste valsch is en de tweede geen duur heeft, is er bijgevolg geen ware vreugd. En daarom, geliefde christenen, heeft de heilige Kerk regt, als zij iu hare heerlijke gebeden zegt: laat ons onze harten, bij de wisselvalligheid der aardsche zaken, aan datgene hechten, waar alleen ware vreugde is, aan den hemel! Eens vervloekte eene vrouw te Antiochië hare kinderen, en de kindereu begonnen te sidderen en te beven; zij stierven allen. Dat was een menschlijke vloek, de vloek eener aardsche moeder; maar nu, christenen, hoort en verneemt den vloek uit godlijken mond, een vloek van den almagtigen God : „ vervloekt
— 140 —
zij tie aarde, sleclits distelen en doornen zal zij dragen,quot; en gij, gij wilt louter rozen hebben, rozen der vreugde van de vervloekte aarde, die uwe gevangenis, xnv verbanningsoord en de plaats uwer beproeving is? Ook waren de eerste klanken uwer stem, bij uwe komst in deze wereld, geselirei en geween, liet duidelijk bewijs, dat gij een tranendal betreden liadt.
Neen, neen, op aarde is geen ware vreugd.
Hij is de grootste dwaas, die liier op de wereld de vreugde zoekt, zegt de H. Petrus van Alcantara; bij is een xot, die van een bedelaar duizend gulden leenen en van den duivel barm-liartigbeid verkrijgen wil. De genoegens dezer wereld zijn Sodoms-appelen, die uitwendig schoon en bekoorlijk, inwendig vervuild en vol wormen zijn; het zijn droomen, die rijkdom , schoonheid en eer voorschilderen en bij de ontwaking den mensch niets over laten, dan het smartvolle bewustzijn van niets te bezitten!
Van de zondige genoegens der wereld wil ik niets zeggen; gij weet immers, dat zij geene ware vreugde geven.
Sla daar die ongeoorloofde verkeering gade: hoe zij beiden vreezen moeten, hoe zij zich schamen, als hen een Priester ontmoet, of hunne ouders
— 141 —
eu bloedverwanten hen zien, lioc zij in aanhoudende onrust zijn, eu lioevele bange uren zij hebben, hoe vele leugens zij uitdenken, hoe vele sluipwegen zij verzinnen, hoeveel zij uitwendig huichelen moeten; hoe smartvol hun dikwijls het woord Gods, hoe oneindig drukkend en zwaar hun het bieehten is, omdat zij weten, dat alles te vergeefs is en slechts een nieuwe grond tot hun verderf. Deze bittere gewetensknaging is dat vreugde? neen, roept die jonge dochter en beweent haren val; neen, roept de mensch, die zijne onschuld verloren heeft; neen, roept .die verleide op het sterfbed; neen, neen, neen, roepen duizenden en nogmaals duizenden uit den afgrond der hel, die om zulke zondige vreugde nu eeuwig lijden!
Verzaken wij dus, lieve christenen, de zondige
vreugde, om ons te wenden tot de geoorloofde,
welke de barmhartige God, als daauwdruppels,
nu en dan, over onze arme ziel uitstort, opdat zij
niet geheel versmachte. Eu ook deze, lieve
christenen, is geene ware vreugde, dewijl zij
niet duurt! Denkt u eenen vader, die in de
gevangenis vertoeft, met eene zware ijzeren
ketting geboeid. Vreugdeloos kruipt zijn loven
daarheen; geen glimlach komt op zijne lippen,
10
— 143 —
hartzeer eu kommer kwellen zijnen boezem ; daar ontvangt hij een brief, een brief van zijn geliefden zoon, vol deelneming, vol medelijden, vol kinderlijke liefde! O, welk een vreugdevol oogenblik! hij leest en herleest; hij weent en de tranen biggelen over zijne wangen; hij legt den briet niet meer uit de handen, hij heft hem omhoog , brengt hem aan den mond, wil hem kussen. Daar klinken de boeijeu, daar ratelen de ketenen, en alle vreugde is vervlogen. — Ik ben gevangen, ik kan niet weg vanhier, ikkanmiju kind «iet gaan zien. — Er vervliegen dagen, weken, jaren van droefheid ellende en smart.Daar opent zich de deur : de vrouw en kinderen van den gevangenen, welke hij sedert jaren niet meer gezien heeft, treden binnen!
Welke eene blijdschap des wederziens, welk cene vreugde, welk gejuich, welke zaligheid, in de-vreugdetranen die daar vloeijen; de tijd snelt als een oogwenk heen, de uren vergaan als minuten; doch welk gejammer, de cipier roept: de tijd is voorbij — en de harten moeten scheiden van elkaar!
Ziet daar, in dat afbeeldsel lieve christenen, de mensehlijke vreugde, haren kortstondigen duur, hare eeuwige af'wisling : naauwelijks bloeit
— 143 —
er voor ii eene vreugde, of, zie, daar komt de smart, als met een ijzeren keten en roept ii toe : gij zijt in eene gevangenis, in een ballingsoord, gij moet boeten. De wereld is oen tranendal, waarin uwe zonden de doornen hebben gekweekt.
Naauwlijks voelt gij u gelukkig, of daar komt de dood, en neemt u of iemand der uwen weg, u toeroepende : neem afscheid, de tijd is om. Beschouw de Moeder Gods, het heiligste schepsel, dat ooit op aarde geleefd heeft; zou zij niet verdiend hebben, geen lijden op aarde te onderstaan? Zij verheugt zich aan de wieg des Verlossers, doch terstond volgt de vrees voor Herodes, de vlugt naar Egypte, het verblijf in 't vreemde land! Zij verheugt zich over het kind .Tesus, doch terstond volgt zijn smartlijk verlies en het drie dagen lang zoeken. Zij verheugt zich over de leer en wonderen vau haren Zoon , doch weldra volgt zijne veroordeeling, zijne geeseiing en zijn bloedige dood.
Niet spotten wil ik, lieve christenen, doch in ernst, in bitteren ernst mijner ziel, vraag ik u, hoevele waaraehtig-goede, vreugdevolle uren hebt gij reeds gehad? Zijn er niet op één vreugde-uur honderde smartvolle en bittere uren gevolgd?
— 140 —
zij de aarde, slechts distelen en doornen zal zij dragen,'' en j^ij, gij wilt louter rozen liebben, rozen der vreugde van de vervloekte aarde, die uwe gevangenis, uw verbanningsoord en de plaats uwer beproeving is? Ook waren de eerste klanken uwer stem, bij uwe komst in deze wereld, geschrei en geween, het duidelijk bewijs, dat gij een tranendal betreden hadt.
Neen, neen, op aarde is geen ware vreugd.
Hij is de grootste dwaas, die hier op de wereld de vreugde zoekt, zegt de H. Petrus van Alcantara; hij is een zot, die van een bedelaar duizend gulden leenen en van den duivel barmhartigheid verkrijgen wil. De genoegens dezer wereld zijn Sodoms-appelen, die uitwendig schoon en bekoorlijk, inwendig vervuild en vol wormen zijn; het zijn droomen, die rijkdom , schoonheid en eer voorschilderen en bij de ontwaking den mensch niets over laten, dan het smartvolle bewustzijn van niets te bezitten!
quot;Van de zondige genoegens der wereld wil ik niets zeggen; gij weet immers, dat zij geene ware vreugde geven.
Sla daar die ongeoorloofde verkeering gade; hoe zij beiden vreezen moeten, hoe zij zich schamen, als hen een Priester ontmoet, of hunne ouders
— 141 —
ea bloedverwanten hen zien, lioe zij in aanhoudende onrust zijn, en boevele bange uren zij hebben, hoe vele leugens zij uitdenken, hoe vele sluipwegen zij verzinnen, hoeveel zij uitwendig huiehelen moeten; hoe smartvol hun dikwijls het woord Gods, hoe oneindig drukkend en zwaar hun het biechten is, omdat zij weten, dat alles te vergeefs is en slechts een nieuwe grond tot hun verderf. Deze bittere gewetensknaging is dat vreugde? neen, roept die jonge dochter en beweent haren val; neen, roept de mensch, die zijne onschuld verloren heeft; neen, roept .die verleide op het sterfbed; neen, neen, neen, roepen duizenden en nogmaals duizenden uit den afgrond der hel, die om zulke zondige vreugde nu eeuwig lijden!
Verzaken wij dus, lieve christenen, de zondige
vreugde, om ons te wenden tot de geoorloofde,
welke de barmhartige God, als daauwdruppels,
nu en dan, over onze arme ziel uitstort, opdat zij
niet geheel versmachte. En ook deze, lieve
christenen, is geene ware vreugde, dewijl zij
niet duurt! Denkt u eenen vader, die in de
gevangenis vertoeft, met eene zware ijzeren
ketting geboeid. Vreugdeloos kruipt zijn leven
daarheen; geen glimlach komt op zijne lippen,
10
hartzeer on kommer kwellen zijnen boezem ; daar ontvangt hij een brief, een brief van zijn geliefden zoon, vol deelneming, vol medelijden, vol kinderlijke liefde! O, welk een vreugdevol oogenblik! hij leest en herleest; hij weent en de tranen biggelen over zijne wangen; hij legt den brief niet meer uit de handen, hij heft hem omhoog, brengt hem aan den mond, wil hem kussen. Daar klinken de boeijen, daar ratelen de ketenen, en alle vreugde is vervlogen. — Ik ben gevangen, ik kan niet weg van hier, ik kan mijn kind niet gaan zien. — Er vervliegen dagen, weken, jaren van droefheid ellende en smart.Daar opent zich de deur : de vrouw en kinderen van den gevangenen, welke hij sedert jaren niet meer gezien heeft, treden binnen!
Welke eene blijdschap des wederziens, welk eene vreugde, welk gejuich, welke zaligheid, in de. vreugdetranen die daar vloeijen; de tijd snelt als een oogwenk heen, de uren vergaan als minuten; doch welk gejammer, de cipier roept: de tijd is voorbij — en de harten moeten scheiden van elkaar!
Ziet daar, in dat afbeeldsel lieve christenen, de menschlijke vreugde, haren kortstondigen duur, hare eeuwige afwisling : naauwelijks bloeit
— 143 —
er voor u eone vreugde, of, zie, daar komt de smart, als met een ijzeren keten en roept ii toe : gij zijt in eene gevangenis, in een ballingsoord, gij moet boeten. De wereld is een tranendal, waarin uwe zonden de doornen hebben gekweekt.
Naauwlijks voelt gij u gelukkig, of daar komt de dood, en neemt u of iemand der uwen weg, u toeroepende : neem afscheid, de tijd is om. Beschouw de Moeder Gods, het heiligste schepsel, dat ooit op aarde geleefd heeft; zou zij niet verdiend hebben, geen lijden op aarde te onderstaan? Zij verheugt zich aan de wieg des Verlossers, doch terstond volgt de vrees voor Herodes, de vlugt naar Egypte, het verblijf in 't vreemde land! Zij verheugt zich over het kind Jesns, doch terstond volgt zijn smartlijk verlies en het drie dagen lang zoeken. Zij verheugt zich over de leer en wonderen van haren Zoon , doch weldra volgt zijne veroordeeling, zijne geeseling en niju bloedige dood.
Niet spotten wil ik, lieve christenen, doch iu ernst, in bitteren ernst mijner ziel, vraag ik u, hoevele waarachtig-goede, vreugdevolle uren hebt gij reeds gehad? Zijn er niet op één vreugdeuur honderde smartvolle en bittere uren gevolgd?
— 144 —
moet gij niet altijd vreezcn, als u een vrolijk oogenblik ten deel valt, omdat gij weet, dat duizend droevige het zullen volgen?
Ja, ja, want de wereld heeft geen ware vreugde! Hebt gij dan ooit van een akker, waarop gij gerst gezaaid liadt, tarwe geoogst? Zoo kan de vervloekte aarde u geen zegen verleenen en een tranendal n geene vreugde verschaffen : geene ware, bestendige; want de vreugde gaat voorbij. Doch ook de liefde vergaat : dit is de tweede roep der Aster.
Ik spreek hier niet van de liefde, welke men liever duivelsclien haat, dan liefde noemen moest; van die zondige onzuivere liefde der liartstog-ten, die zich in haat, walg, ijverzucht, wantrouwen en verwijdering oplost, en daarom volstrekt geene liefde is; die liefde, welke de heilige Au-gustinus en de heilige Magaretha van Cartona tot den dood toe met bittere tranen beweenden , van deze liefde spreek ik niet; maar van de liefde, welke God geheiligd, de Kerk gezegend cu de godsdienst veroorloofd heeft, de huwelijksliefde, kinderlijke liefde en de heilige vriendschap.
En ook deze banden breken, christenen, ook deze liefde gaat voorbij.
De grootste der Heiligen heelt het ondervonden,
— 145 —
cn hoeveel meer gij! Negen jaren leefde (lelieilia:e Maagd Maria in den tempel, (oen de eerste donkere wolk den helderen hemel haars levens om-sluijerde: haar dierbare vader Joachim stierf. Zij bad wel voor het behoud zijns levens, doch God wilde meer en meer alle aavdsche banden zijner uitverkoren bruid verbreken, teneinde zij op aarde geen anderen steun meer zou hebben dan den zijnen alleen. Voor de eerstemaal was zij op den drempel barer jeugd do school des lijdens ingetreden ; zij weende, want hare ziel was, zoo als die van haar godlijken Zoon, zeer gevoelig; doch zij nam den bitteren kelk gelaten aan ; kort daarna vloeiden nieuwe tranen over den dood barer goede moeder, Anna.
Een twintigtal jaren daarna, zat Maria aan het sterfbed van haren bruidegom Jozef, die met zoo treffende liefde dc schutsengel haars levens was geweest: zij weende aan zijn graf en zag hem op aarde niet weer. — Kort hierop stond zij onder het kruis van haar geliefden Zoon, cn zijn laatste bloed stroomde op haar hoofd , zijn laatste blik trof haar moederhart. Nu werpt uwe blikken weder naar Ephesus: daar verloor Maria, de trouwe gezellin, de liefdevolle vriendin, de H. Magdalena, die, zoo als Euth,
— 140 —
haar vaderland en haar volk verliet en de zee overstak,—cn Maria beweende liaar, zoo als Jesns Lazarus had beweend.
Zoo, geliefde christenen, zoo ontneemt de Heer ons ook vóór en na de harten dergenen, die ons dierbaar zijn, om ons deze groote waarheid diep in te prenten, dat er slechts èène ware vreugde is, de hemelsche vreugde, en èène liefde, die niet vergaat, de liefde tot .lesus.
Maak dan, o allerzaligste Maagd Maria, onze harten los van de verganklijke vrengde en stort ons eene liefde in, waarvim de H. Angnstinns zegt: n wilt gij eene eeuwige liefde, zoo bemint den Eeuwige. Amen.
Snel cn vroeg Is 't volend.
Daar de Eeuwigheid Geen einde kent.
Keert af dan van 't aardsche 't onsterflijke hari, Het vindt hier beneden bedrog slechts en smart. Hen blik hoog naar boven, de tijd toch is kort. Die ons, hierop aarde, om te leven gewordt, Doeli daarom, o Moeder, verboor dees gebeên, Dat elk steeds bedenke, de tijd vliegt snel heen.
•jVjhJjfen heeft n gisteren, lieve christenen, aang-e-JLVJt' spoonl, om uwe harten van de aardselie liefde, die zoo verganklijk is, los te maken, en ze toe te wijden aan een hart, welks liefde ecuwig duurt.
Heden willen wij dit verhond , deze harten-vereeniging, vieren door de overweging van de Bloem, die het zinnebeeld is van den maag-delijken staat, de Mirt.
Een schoon en teeder bloempje, omgeven van groene blaadjes, gelijk aan die van den palmboom, met sneeuwwitte roosjes en knopjes, waarmede de bruid, op den dag der bruiloft, zich de haren en het bruidskleed tooit.
— 148 —
Het hart der nllerheiligste Maagd Maria gelijkt een mirt, want op drie verschillende wijzen is zij eene bruid.
Zij is de bruid van den Heiligen Geest , die haar van alle eeuwigheid als het reinste vat zijner genade, van elke vlek vrijwaarde, zich met haar in godlijke liefde verbond , en haar overschaduwde eu op het Pinksterfeest de liefde met haar vernieuwde, totdat zij, na den strijd dezer aarde , in den hemel nu eeuwig in zijne liefde rust. De H. Thomas noemt haar daarom het uitverkoren vat der liefde van den Heiligen Geest, en de heilige Bernardus zegt; u Die de dochter bemint, behaagt aan den Vader; die de moeder lief heeft, is welgevallig aan den Zoon; de bruidegom schenkt zijne genegenheid aan Hem , die de bruid bemint. quot; Vereer dus Maria, en gij zult welgevallig zijn aan den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest.
Zij is de bruid van den Heiligen Jozef. Het was Gods wil, dat zij hare hand geven zou aan een regtschapen man, die getuigenis geven kon van de reinheid haars levens; eer. regtschapen man, die haar en haren Zoon , in het uur der beproeving onder zijne bescherming
— 149 —
nemen kon. Jozot, reeds bejaard, ecu niaii uit het volk, die altijd ongehuwd geleefd, en in het zweet zijns aangezigts zijn brood gewonnen had, de timmerman van Nazareth, was M a ria's bruidegom. Zij aarzelde geen oogenblik, om zich aan hem te verloven, want, verlicht door de godlijke openbaring, erkende zij, gelijk de heilige Ambrosins zegt, dat deze regtschapen man nu voor haar een beschermer, een vader en de behoeder harer kuischheid zou zijn. Kou zij meer wensehen ? De Heer had haar verhoord , Hij bewilligde haar de vervulling harer bclol'te van maagdelijke zuiverheid. — Wanneer God den nederigen Jozef tot bruidegom der Engeleu-koningin, tot voedstervader van den Messias koos, zoo geschiedde het, dewijl die man schatten van genade en heiligheid bezat, welke de hemelsche geesten hadden kunnen benijden; zoo geschiedde het, dewijl zijne deugden hem verhieven tot den eersten rang onder zijn volk , en hij hooger aangeschreven stond in het boek des levens, dan iemand onder de vorsten van den eersten rang. — De H. Maagd Maria werd niet den magtigste, maar den waardigste toevertrouwd. — De verloving geschiedde, volgens het gebruik der Hebreërs, op eene plegtige wijze.
Jozef reikte Maria, die den bruidkrans van Kozen en Mirten op het hoofd droeg, in tegenwoordigheid van de getuigen , eene munt en een ring, en sprak : neem dit tot een onderpand, maar — voegde hij er bij — gij zult voor mij wezen gelijk mijne moeder, en ik wil u eeren als Jehova's altaar. Van nu af waren zij voor God en hun geweten als broeder en zuster, alhoewel hunne verbinding steeds als wettig bleef erkend. — O heilige Jozef, roept de heilige Bernardinus van Siëna uit, hoe benijde ik u! Wogt gij mijne ziel wezen en Maria hare bruid! —De wenst'! van dezen Heilige is vervuld, lieve christenen, want Maria is de bruid van elke ziel, die haar bemint. — Ik bemin , die mij beminnen , laat haar de H. Geest zeggen, en de H. Bernardns zegt ; de kalvarieberg is de Kerk. de H. Joannes, eu in hem het geheele mensch-lijkc geslacht, is de bruidegom, Maria de bruid, de tijd der verloving, des Verlossers laatste oogenblikken. — De Priester, die ue verloving zegent, is Je sus Christus die aan de bruid met deze woorden : « zie hier uwen zoonquot; om haar jawoord vraagt. — Maria's hart antwoordt, overgegeven in Gods wil ; mij geschiede volgens uwen wil, en het bloed des
— 151 —
Heeren bezegelt en bekrnclitigt voor immer dit verbond der liefde, dat geene aardsclie magt meer verbreken kan.
Van dien tijd af'is de liefde van Maria's liarl gloeijender dan het vunr, sterker dan de dood, onoverwinlijker dan de hel, en kostbaarder dan alle seliatten der aarde. Maria wil van ons, arme mcnseben, bemind worden; het is haar wensch, haar wil, maar niet om haar zelve, want zij behoeft onze liefde niet: zonder onze liefde is en blijft zij toch de Koningin der eeuwige heerlijkheid. — Zij wil om onzentwil onze bruid zijn, omdat de liefde tot haar, ons ter zaligheid helpt, cmdat wij door Maria tot Jesns komen, omdat wij, zonder haar te beminnen, den hemel niet verwerven. —- De heilige Kerk heeft sedert de zestiende eeuw een feest ingesteld , ter herinnering aan Maria's verloving met den II. Jozef, dat telkens op den 22. Januarij wordt gevierd. — En wanneer, lieve Christenen, wordt onze verloving met Maria gevierd? — In deze sehoone Meimaand, heden, in dit uur der vereering van Maria ! — Hetgeen eens te Jeruzalem geschiedde, zal heden in deze kerk plaats hebben. - In stede van den heiligen Jozef, staan nu onze harten bedeesd
— 152 —
en smeekend voor Maria's moederhart, dat, een Mirtenboom gelijk, met maagdlijke liefde ons te gemoet komt. Onze Priester is de Heer, en, wanneer hij ons, gelijk weleer aan Petrus, om zijne liefde driemaal vraagt : bemint gij Maria, dan antwoorden wij : Gij weet het immers, o Heer, dat ik uwe Moeder bemin. Indien wij het Ave Maria dagelijks des morgens en des avonds, driemaal ter herinnering aan onze verloving met Maria bidden, zoo verritten wij eene oefening, die ons de heilige Vaders op de dringendste wijze aanbevelen. Die dit gebed naauwgezet verrigt, zegt de H. Alphonsus, zal in de aanvechtingen tegen de heilige zuiverheid altijd standvastig en zegevierend blijven.
Jozef gaf Maria een ring en eene munt. Gelijk ile moeder Gods, bij onze geboorte, ons als met een ring van genade omsluit, waar wij slechts met onzen dood uit treden, zoo wijden wij haar den ring van het goud der zuiverste cn edelste minne, der trouwe en standvastige liefde, verzinnebeeld in den ring, die rond, en dus zonder begin en zonder einde is. — En eene munt, daar wij haar ter eere eene medalje dragen, die, door den zegen der heilige Kerk gewijd, ons steeds aan de maagdelijke verloving
— 153 —
onzer ziel met Maria moei, herinneren, en hier van is de Mirt het zinnebeeld.
De Mirt schijnt ons
als Christenen te verkonden : Zoekt gij geluk
in 't aardsche vreemdlingslaud, Wees met Maria
naar den geest verbonden, Door hechte trouw
en heilgen liefdeband.
l?ied haar den ring,
dat beeld van cedle minne. Draag op uw borst
haar overlieflijk beeld , Zoo reikt zc u hier
haar hand, die Koninginne, En wordt haar hart
daar ginds u toebedeeld.
.V^Vaar is ccnc Bloem, die onze tuinen heerlijk versiert : zij heet Keizerskroon; vijl' praehtvolle klokken in goudgele kleur, met witte stipjes als met edelgesteenten bezet, hangen van den top van een 3 a 3 voet hoogen stengel al', en verbeelden als 't ware, eene keizerlijke kroon. Willen wij nu, lieve christenen, naar gewoonte, deze Bloem op Maria toepassen, dan behoeven wij niet lang te zoeken naar hetgeen zij ons in zinnebeeld voorstelt. Het is niets anders, dan de heerlijkheid van Maria.
De heilige Vader, het zigtbaar opperhoofd onzer heilige Kerk, draagt eene drievoudige kroon , en drievoudig, geliefde christenen, is ook de kroon van Maria. Op haar hoofd glanst de kroon dei-glorie over alle heiligen, de kroon der bescliev-
1
— 155 —
ming aller menscheii, lt;le kroon vuu liet gebied over alle helselie magten.
Eu, gelijk de Bloem, welke liet zinnebeeld der heerlijkheden van Maria is, vijl'goudgele klokken draagt, gelijk de kroon des koniugs Alfons van Castilie met vijf' edelsteenen van onsehatbaro waarde getooid was, zoo glansen in de eerekroon van Maria vijf heerlijkheden, die Maria tot zulk een trap van verhevenheid, van heerlijkheid, van volmaaktheid doen opstijgen, dat er buiten haar niets is, dan liet godlijk wezen zelf, dat haar overtreft.
]^e eerste heerlijkheid is: hare onbevlekte ontvangenis, want tot haar sprak God, als het ware, gelijk Assuerus tot Esther : Deze wet, waaraan alle anderen onderworpen zijn, is niet voor u gemaakt!
De tweede heerlijkheid is : dat zij eeu God gebaard heeft, want in haar is het Woord vleeseh geworden, het Woord waarvan Joannes zegt ; In den beginne was het Woord , en het Woord was bij God, en God was het Woord!
De derde heerlijkheid is; dat zij, niettegenstaande haar moedersehap, maagd gebleven is, gelijk Isaias reeds duizend jaren te voren
— 156 —
voorspelde : zie, ecno maagd zal onUangen en ecu zoon baren,
De vierde heerlijkheid is ; dat een God haar gehoorzaamt en doet, wat zij begeert; want hoort de woorden der heilige Schrift : en hij ging met hen naar Nazareth en was hun onderdanig.
De vijfde heerlijkheid, eindelijk, is : dat zij moeder aller menschen is, middelares tus-schen God en de schepselen, en alvermogend door de kracht harer voorspraak, gelijk God dooide natuur zijns wezens, zoodat de H. Athanasius Maria de smeekende almagt noemt.
Neem nu deze paarlen der wonderen, deze edelsteeneu der genade, en voeg ze in een krans te zamen, en zeg mij of de heilige Petrus Damianus geen regt heeft, wanneer hij uitroept : Gelijk geen bloot oog in het vuur der middagzon kan staren, zonder verblind te worden, zoo kan geen mensehlijk verstand bevatten, geenemensch-lijke tong uitspreken, geen mensehlijk hart op voldoende wijze gevoelen de onuitspreeklijke. onmeetbare grootte der heerlijkheid van Maria, van die maagd, welke zeggen kon : Hij, die mij geschapen heeft, heeft in mijn schoot gerust! van de maagd, die Moeder van God is ; alzoo
— 157 —
een oceaan van genade, een zee van heerlijkheid, eene wereld van godlijke rijkdommen, al/,00 alles, wat de gedachte, het verstand van den engel, wat de gedachte van den mensch als het grootste, als het schoonste, als het heiligste, als het volmaaktste, na God , vatten kan.
Alleen deze titel : «Moeder Godsquot; regt-vaardigt, heiligt aldus alle gevoelens der liefde, alle gewaarwordingen der dankbaarheid, alle verheffingen der ziel, alle ingevingen der teederheid, alle tempels ter eere van Maria gebouwd, alle altaren aan Maria toegewijd , alle liederen tot lof van Maria gezongen, alle gebeden tot haar gerigt :• omdat alles, wat men voor Maria doet, niets is in vergelijking met hare waardigheid van Moeder Gods, en, gelijk de heilige Alphonsus zegt, men in de liefde tot Maria nooit te veel kan doen.
Daar zijn twee wonderen der godlijke al-magt, die noch beter, noch grooter zouden kunnen zijn, zegt de prins der godgeleerden , de heilige Thomas. Deze zoo groote, onbegrijplijke, zoo godlijk-onuitspreeklijke wonderen zijn ; De menschwording van Jesus Christus, en de godlijkemoederschap van Maria.
En deze wonderen zijn in en door de heiligste
11
— 158 —
Maagd voleindigd geworden. En weet gij op welk plegtig oogeublik die wonderen der almagt uit de afgronden der eeuwige barmhartigheid zijn opgedaagd ? weet gij welk het woord is, dat ze heeft voortgebragt ? weet gij welke mond dit woord gesproken heeft? — Denk terug aan den dag, den schoonsten, dien ooit de zon verlicht heeft, waarop een Aartsengel van den hemel nederdaalde, en de maagd van Israël kennis gat, dat zij tot Moeder Gods verkoren is !
Onderworpen aan den hoogsten wil , opent Maria haren mond eu spreekt, terwijl God en zijne engelen haar met liefde gadeslaan, eenige woorden uit, waardoor zij de wereld der genade en der heerlijkheid schept: « mij geschiede naar uw woord.quot;
Op dit hoogst gewigtig oogenblik wordt het Woord vleesch en eene Maagd Moeder van God !
Zoo, lieve christenen, eu ik bid u dit wel te overwegen, zijn de twee pronkgewrochten, welke, volgens den H. Thomas , God-zelf niet grooter noch beter kon maken, iu (Jen maagdlijken schoot van Maria door een aan haren mond ontglippend woord volbragt; zoo werd hare heerlijkheid grooter, dan die van alle ge-
— 159 —
schapen wezens; zoo zetteden haar de Engelen dc Keizerskroon des roems en der eere op het hoofd. De H. Bonaventura heeft regt, wanneer hij uitroept: de mensehlijke wijsheid spreke mij niet meer van hare nietige grootheden ; zij ontheilige niet de taal van den lof en der bewondering , om van de werken des menschlijken hoogmoeds te gewagen ; zij houde op, aardsche grootheid vereerd te willen hebben ; eindelijk , zij erkenne, door het licht der genade verlicht, dat elke geschapen grootheid bij de heerlijkheid onzer Lieve Vrouw niets is dan stof!
Dat, geliefde christenen, is de heerlijkheid waartoe God, waartoe de hemel haar uitverkoren heeft. Werpen wij echter thans ook, een blik op die andere heerlijkheid, welke de menschen, welke de wereld haar toekent, welke Maria, de Koningin der Profeten, zelve voorspelde met de woorden ; van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen!
Wie is zij, welke de koningen en de volken, de groeten en de kleinen , de armen en de rijken, ja, zelfs het kind, als de Koningin der wereld aanroepen, en begroeten als de Moeder Gods?
Wie is zij, welke de soldaat aanroept, wanneer de slag begint, en de schipper, wanneer de storm
— 160 —
loeit, en de landman, wanneer liij zijn akker bebouwt, en de zieke op zijne legerstede, en de stervende in zijn laatste oogenblik ?
Wie is zij, welke de Apostelen van .Tesus Christus vereerden, welke de eerste Christenen aanriepen, welke de heilige kerkvergaderingen prezen, en welke alle mensehen, in alle eeuwen, tot op dezen stond toe, met trouwe verknochtheid waren toegedaan ?
Wie is zij, welke de Egyptenaar aan den Nijl, de neger der Hudsonsbaai , de wilde aan den Huronenstroom, de Chinees op de puinhoopen zijner Pagode, de Tartaar in zijne eenzame woestijn, en de Kamtsehadaal in het noorden dor ijszee vereert en aanroept ?
Het is Maria, die de vreugde aller Katholieke harten , de troost aller christlijke zielen is, Maria, wier eer zonder maat, wier roem onuit-spreeklijk, wier heerlijkheid nooit volprezen , Maria, wier vereering, van Judea's bergen uitgaande, zich als een vloed vergroot, verbreidt en eensklaps aangegroeid is tot een stroom, tot eene zee, tot een oceaan, die de geheele bewoonde wereld met zijne golven omspoelt.
Vol verwondering over deze naamlooze heerlijkheid van Maria lieve Christenen, zult ge
— 161 —
wel ligt willen vragen : maar wat zullen , wat kunnen wij doen, om tot de vermeerdering van Maria's eerc bij te dragen ?
Gij kunt het rijk van Maria uitbreiden door een leven , dat een evenbeeld wordt van haar leven; door deugden, die de weerschijn van hare deugden zijn. Volgt haar geloof, haren ootmoejl, hare zuiverheid, hare gehoorzaamheid, en hare onderwerping aan Gods wil, en gij hebt de vijf goudgele klokken der Keizerskroon, gij zijt zelve geestUjkerwijzc deze Bloem , en hebt de eer van Maria vermeerderd !
O ja, geliefde Christenen, vervult de gansche aarde met den lof en de verheerlijking van 's hemels Koningin; vernietigt in u het rijk der zonde, om de liefde van Maria te winnen ; stelt uwe harten, uw leven, uw heil onder hare magtige bescherming; houdt den dag voor verloren, waarop gij haar ter liefde niets hebt gedaan ; breidt, zooveel het in uwe magt is, haar lof en hare vereering bij de uwen uit; doet uwe woningen en de kerken van hare lofzangen weergalmen , en voegt een schakel in den eindloozen keten van lol' en vereering, welke zij voor hare oogen zag ontstaan, toen zij uitriep : „ alle geslachten zullen mij zalig noemen. quot; Amen.
— 162 —
Uwe heerlijkheid, Maria,
Schittert uit de Keizerskroon, 't Beeld van magt bij uwen Zoon, 't Sieraad van des Hoogsteu troon , Als de lichtglans, die tot loon , In het eeuwig zalig leven.
Aan uw deugden werd gegeven.
Mogen we, even moedig streven, Om uw voorbeeld, hoog verheven.
Na te volgen , hier op aard, Zoo wordt eens in hooger dreven. Waar Gods Englen U omzweven, Ook een kroon voor ons bewaard.
XXI.
3le Bloemen, die het Moeder-
omringen, kies ik er heden
geene ; heden geven wij de voorkeur aan iets dat de natuur ons eveneens aanbiedt, en dat het altaar frisch en groen omgeeft, het Mos, het zinnebeeld der naastenliefde.
Om de naastenliefde van Maria te waardeeren , behoeven wij sleehts het gezegde van den heiligen Apostel te overwegen : die God bemint, zal ook zijnen broeder beminnen, en alzoo de naastenliefde van Maria navolgen ; in haar hart immers brandde de vlam der liefde Gods zoo inagtig en gloeijend. Zij ijlt over het gebergte. Waarom?— Om de vreugde haars harten aan hare bloedverwante Elisabeth mede te deelen , opdat
— 164 —
ook deze zicli verheuge Naauwlijks ziet zij de verlegenheid van de bruilofstgasten, of zij liaast zich , te helpen in hunnen nood. En welk eeue getrouwe vriendin was zij voor den heiligen Joannes, voor Maria Magdalena; en hoe stond zij de pas opkomende Kerk met raad en daad bij, en was haar steun, met opoffering harer eigene rust!
Zoo zullen ook wij dit verheven voorbeeld volgen, de woorden indaehtig, die voor ons mede van waarde zijn ; «daaraan zal ik u erkennen , dat gij mijne discipelen zijt, wanneer gij elkander bemint. quot;
Het mos groeit gewoonlijk aan de wortels der boom en en beschut en verwarmt ze, als het ware. Daardoor is het een treffend zinnebeeld der naastenliefde. Deze deugd oefent zich in de geestlijke en ligehamelijke werken der barmhartigheid, ondersteunt met raad en daad den evennaaste, omdat het God zoo hebben wil; bemint alle medemenschen zonder uitzondering, omdat allen onze broeders zijn door het kostbaar bloed van Jesus Christus vrij gekocht; zij bemint zelfs de vijanden, volgens den wil des godlijken Verlossers, die aan het kruis nog voor hen gebeden heeft.
Aan dun voet van hooge eiken groeit het mos; zoo moet de naastenliefde zieli bij liet geloof aansluiten, of veeleer, zonder geloof bestaat er geene ware naastenliefde. Treffend spreekt de groote Peneion daarover, wanneer liij ons herinnert aan de sehepping van den eersten mensch ; Van aarde gevormd, lag de raenseh daar onbeweeglijk. Toen blies God in zijn aangezigt den adem des levens, en aanstonds verhief zich de menseh tot een levend wezen. Zoo is het gesteld met de natuurliefde in ons, totdat ze in aanraking komt met het geloof; en aangeblazen door dezen hemelsehen adem, wordt de liefde levendig, wordt zij echt en verdienstelijk! — Zonder geloof, zegt de Navolging van Christus , wordt uwe liefde zinlijkheid, dewijl natuurlijke toegenegenheid, eigenliefde, hoop op belooniug en neiging tot gemaklijkheid niet zelden haar aandeel daarin hebben. Slechts door het geloof wordt de liefde een magneet, die alle harten tot zich trekt; wordt de liefde eene 2011, die allen, zonder uitzondering, beschijnt: wordt de liefde een goud, waar schuim en alle vreemde stof van geweken is.
Het mos blijft ook groen gedurende den winter. Wij moeten onzen naaste altijd
— 166 —
beminnen ; docli bijzonder moet zieh deze liefde openbaren in hut uur des ongeluks en der beproeving. De ellende is de toetssteen der liefde; wanneer zij daarin volhardt, is zij echt en waar. ])c groote kerkvader Basilius had een vriend , die in den kerker geworpen werd. Basilius, zooals de heilige Chrysostomus van hem meldt, wendde alles aan, wat hij vermogt, om in dezen kerker te geraken, waar hij zijn lijdenden vriend bijstond, ofschoon hij door dezen stap eveneens in levensgevaar werd gebragt. Wanneer nu andere vrienden hem de hevigste verwijtingen deden, dat hij zijn leven en bloed zoo nutloos op het spel zette, antwoordde Basilius hun ; op andere wijze heb ik niet geleerd te beminnen ! — Wanneer wij dus ware christenen zijn willen, zoo moeten wij het kenmerk des Christendoms bezitten, de naastenliefde, die zich in het ongeluk het krachtigst openbaart; want eeuen rijke, eenen gelukkige, iemand, die in aanzien is, toegedaan te zijn, is niet moeilijk, maar de vriend der armen en behoeftigen , der bedroefden , zieken en veriatenen te wezen , dat alleen is eene deugd, die ons aan .Testis en Maria gelijkvormig maakt, en die wezenlijke waarde in Gods oogen heelt. — Ook de win-
— 167 —
ter fles ondanks moet onze naastenliefde niet uitdooven. Wanneer ook onze liefde niet vergolden wordt, wanneer onze gift misbruikt, onze weldaad met ondank beloond, onze goede bedoeling miskend en verworpen wordt — dit doet niets ter zake, wij hebben het gedaan ter liefde Gods , die geleerd heeft, dat wij zonder naastenliefde niet zalig kunnen worden.
Het Mos moet, gelijk eene lieftallige legende ons verhaalt, aanvanklijk grijs zijn geweest; eerst toen het lijk van Je sus van het kruis afgenomen en in Maria's schoot gelegd werd, en de laatste druppelen bloeds uit de wonden van .Tesns op het Mos dropen, dat zich aan de voeten der Smartemoeder bevond, moet het groen geworden zijn; sedert dien tijd werd het beschouwd als het zinnebeeld der alles bezielende kracht van het kostbare bloed van Christus. Sedert Christus aan het kruis voor ons ge-storven is, is de naastenliefde groen, dat wil zeggen , verdienstelijk: zij geeft de hoop op eeuwige belooning. De godlijke Heiland heeft gezegd: a Wat gij den minste der mijnen zult gedaan hebben, dat hebt gij mij-zei ven gedaan! TL was naakt en gij hebt mij gekleed, ik was ziek en gij hebt mij bezocht, ik was hongerig en gij
— 168 —
hebt mij gespijsd, waarlijk, uw loon zal groot zijn in het hemelrijk.quot; — O hoe gaarne moeten wij dus de naastenliefde beoefenen, welke de H. Franciseus den sleutel noemt van het Paradijs. —
In het leven der H. Catharina van Sicna komt voor, dat eene edele vrouw eens twee bedelaars ontmoette. Daar zij juist niets bij zich had, gaf zij hun haren zilveren gordel van het lijf. De armen zeiden: wij danken u, lieve vrouw, in den dag des oordeels zullen wij niet ontbreken, u met dezen gordel, van de linker naar de reg-ter zijde over te halen. — J)it is een profetisel. woord, dat bij ieder werk der christlijke liefde in vervulling gaat. God laat niets onbeloond : hij vergeldt een teug water, in liefde uitgereikt, met den hemel. — De naastenliefde, zegt de 11. Angustinus, is het zegel onzer voorbestemming, onzer uitverkiezing; en de 11. Vin-eentius van Paulo zegt: ik kan mij niet herinneren, dat iemand ooit een kwaden dood gestorven is, die zieh in de werken der naaster-liefde geoefend had. — Kunnen er nog sterk.;r beweegredenen zijn, om deze deugd te beminnen, dan deze: een goede dood, de zaligheid, den hemel?
Daarom, o allerzaligste Maagd Maria, die
— 169 —
ook in deze deugd ons heerlijkste voorbeeld zijt, geef ons een luirt , dat idle mensclicn met gelijke liefde omsluit, dat echter bijzonder met de bedroefden weent, de ongelukkigen troost en de armen ondersteunt, opdat ons uw godlijke Zoou, in den dag des oordeels, als zijne ware discipelen erkenne en tot ons zegge ; ,/ zalig ziju de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.quot; Amen.
Als naastenliefde ons 't hart doorgloeide En broedermin de zielen boeide.
Zoo als Maria's hart en ziel, aan liefde rijk. Dan waren wij het Mos gelijk,
Dat, als de zonnebrand
't verzengde woud doorvoukolt. Verkoelend zieh langs stam
en wortel kronkelt,
Daar 't groeibevordrend vocht
en tak en blaadren drenkt.
Volgt dan het voorbeeld na,
dat ons de Mosplant schenkt. Door steeds den broeder
hier op aarde hand en harte Goedmoedig aan te bicn,
in blijdschap en iu smarte.
.■japsfpoen do geneesheeren nan Eiulolf vnu Habs-jj^jburg' meldden, dat liij den dood nabij was, sprak hij : wol nu dan, naar Spiers! —Deze stad was de begraafplaats der Dnitselie Keizers. En vrolijk en opgeruimd, tussclien twee Priesters gezeten, reed de stervende grijsaard naar zijn graf. Uit het gansehe land, aan beide oevers van den Rijn, stroomde het volk toe naar des Keizers weg, om nog eens temogen aanschouwen hem, die zoo zeer geëerbiedigd en bemind was.
Op deze reis stierf Rudolf te Gemmersheim, den 15. Julij, 1391. Ook wij, lieve christenen, spoeden den dood te gemoet, met elk uur, met elk oogenblik ; wat immers is ons leven , zegt de 11 Augustinus, zoo niet een snelle en
— 171 —
aanhoudende loop naar den dood! — O mogten wij ook den dood zoo kalm, zoo welgemoed en vastberaden tegemoet gaan, en, om dit te vermogen , mogten wij den dood beseliouwen , in zijn zinnebeeld, de Do oden bloem. Het is eene eenvoudige, gele Bloem, met een hollen stengel, die eene soort van melk bevat; zij groeit schier als onkruid en meestal op de graven, weshalve zij als het zinnebeeld van den dood wordt beschouwd.
De Do oden bloem herinnert ons den dood van Maria. Wanneer, na een schooneu lentedag, de zou ondergaat, als hare stralen de natuur niet meer verlichten en haar gloed den schoot der aarde niet meer verwarmt, wanneer, bij het vallen der duisternis, alles stil en rustig wordt, daalt een gevoel van weemoed in ons hart en wij zijn tot treurigheid gestemd. Doch wat is, vergeleken bij den ondergang der aardsche zou, het scheiden van Haar, welke de H. Ephrem de Zon des levens noemt, Maria! —Na hare terugkomst uit Griekenland, trok zich Maria te Jeruzalem terng, op de hoogte van Sions berg, in de nabijheid van het vervallen paleis der vorsten van haar geslacht, in het huis, dat door de zending van den H. Geest geheiligd-werd. Hier
— 172 —
verbeidde zij haar laatste uur. Alle Apostelen, discipelen en vrome vrouwen , de gansclic gemeente drong zich om haar sterfbed. ])e H. Jacobus, liij zoo ernstig en streng, zoelit te vergeefs zijne tranen te bedwingen; de H. Petrus, die den Zoon Gods in zijn tijdelijk leven zoo vurig bemind had, weende luid van bittve smart; de H. Joannes verborg zijn aangezigt in zijnen mantel en slaakte stille zuchten. Alle oogen waren met tranen bevochtigd, alle harten diep getroffen. Toen rigtte Maria, voor de laatste maal, haren blik op hare lievelingen,' die allen één waren in de liefde van Christus, en weldra allen deze hunne liefde met hun bloed en den marteldood moesten bezegelen, en zegende hen terwijl zij verklaarde, dat zij nu hare intrede ging doen in het hemelsch Jeruzalem, om meer voor hen te kunnen uitrigten; want, mogt zij ook scheiden van hen, zij zoude hunner indachtig blijven in den hemel. Indien de H. Stephanus vóór zijnen dood den hemel open zag, en een H. Joannes het paradijs mogt zien, zal Maria, voorzeker, zij , de Koningin aller Heiligen, bij haar zalig afstervea, het hemelsch Eden en den troon van haren Zoon hebben mogen aanschouwen. Ja, Jesus Christus zelf kwam haar afhalen, zegt de H. Hiëronymus ,
— 178 —
en do Engelen en Heiligen tngcm haar te gcmoet zingende en jubelende. Welk een sehoone dood !
De Do ode n bloem herinnert ons den dood der onzen. Hoe groot de kring onzer verwanten ook zijn moge, elk jaar wordt hij kleiner, want de dood maait onverbiddelijk in zijne rijen. Wat Maria bij den dood barer dierbare ouders, bij den dood van haar teêrbe-minden Zoon ondervond, deze smart zullen ook wij eens gevoelen, zoo wij niet reeds in rouw gedompeld zijn; een enkele blik, geworpen op het kerkhof, roept ons luide toe, dat de dood alle banden verbreekt, den band der huwelijks-min en der kinderlijke liefde, den band der liefde en der vriendschap. — De landgraaf 1 .odewijk van Thüringen stierf op een kruistogt, te Otrante, den 11. September, 1327. Toen deze sehriklijke tijding op den Wartburg, ter kennis van zijne ongelukkige eehtgcnoote, de heilige Elisabeth, kwam, zonk zij magtloos op hare kniën en klaagde bitter : Nu is de wereld voor mij gestorven, met al hare vreugd; wee mij, arme, troostlooze weduwe! Hij trooste mij dan , die de weduwen en weezen troost! — Velen onder u hebben deze droefheid gevoeld, toen een stervende vader of moeder u voor de laatste maal
12
— m —
do hand reikte, toen men liet (loodt kind op do lijkbaar neerlegde en den afgestorven vriend in het graf zinken liet; was het u toen niet in de ziel, alsof gij-zelf den dood had moeten sterven , en is u dat droevig sterfuur niet nog altijd levendig voor den geest? — Maar, hoe hard de slagen des doods ook ons treilen , hoe bitter ook onze droefheid zij, herinneren wij ons Maria, toen zij warme tranen stortte bij het sterfbed harer dieibare ouders, en Jesus-zelven, bitter weeuend op het graf van zijnen vriend Lazaru?.
De Doodenbloem herinnert ons onzen dood, die bitter is. Bitter is onze dood : het afscheid van al wat ons dierbaar was, de smarten der ziekte, de angst des gewetens, de menigte onzer zonden, de alwetende regter, de strengheid des oordeels, en de onzekerheid onzer eeuwige bestemming, dit alles stormt sehriklijk neer op den stervende; vandaar het ijskoude zweet, dat van zijn voorhoofd vloeit, vandaar die doodsangst, ilie ook de heiligen sidderen deed.
O sehriklijk woord : Heen moet gij! Weg van geld en goed, weg van huis eu hof, weg van vrouw en kinderen, weg van al wat u lief en dierbaar is. Te vergeefs bidt en smeekt een liefhebbend kroost bij uw sterfbed; te ver-
— 175 —
geefs willen u uwe ouders redden , in hunne hartverscheurende droefheid; te vergeefs omhelst u stuiptrekkend de teeder beminnende gade, terwijl uw boezemvriend, de vriend uwer jeugd, als vastgeklemd is aan uwe hand, — gij moet heen, de dood komt; reeds verstijft de hand met den trouwring, het matte hoofd zinkt neer op de borst, en , van de voeten op naar het hart, nadert langzaam die laatste slag, die het leven u ontrukt.
O bittere dood, hoe sehriklijk zijn uwe slagen!
Gij-alléén, H. Maagd Maria, kunt deze bitterheid verzoeten en de sombere doodsnacht ophelderen , indien gij ons in het sterfuur met uwe moederlijke barmhartigheid bijstaat, en ons van uwen godlijken Zoon een zaligen dood verwerft. Gij hebt den H. Josef in zijn sterfuur bijgestaan, gij hebt uwen lieven Zoon, Jesus, niet verlaten in zijnen doodstrijd : gij stondt aan den voet van zijn sterfbed, het heilige kruis; zoo verlaat ous dan ook uiet, bij ons uiteinde, maar biel voor ons, arme zondaar, in de ure van onzen dcod. Amen.
Grafbloem, breng steeds in gedachten.
Dat de dood ons staat te wachten,
— 176 —
En roup in onz' gcheugenis, Hoc liet leven schaduw is.
Dood, o denkbeeld rijk in zegen. Steun ons op onze aardsclie wegen, Weer van 't zondepad ons af. Tot aan (Vingang van het graf.
fltfSW legende verhaalt ons liet volgende van Godfried den iiiiige, Graal' van Barcelona : Nadat hij, ter zijde van Lodewijk den Vromen, dapper en zegevierend tegen de Saraeencn gestreden had, reikte hij den Koning zijn verguld schild over, met verzoek om het met een wapen te mogen versieren. Als mi de Koning bemerkte dat de held geheel en al met bloedende wonden overdekt was, doopte hij, zonder iets te zeggen , zijne vijf vingers in het bloed van den edelman , streek daarmee over het schild, en trok aldus vijf roode lijnen er over, die voortaan het wapenbeeld bleven der Graven van Barcelona.
En nw wapenbeeld , lieve christenen , zal zijn de gele Koos, besprenkeld met het bloed,
— 178 —
waardoor onze ziel en die van alle mensclien verlost werd. De gele roos is liet zinnebeeld van den ziele ij ver.
De gele kleur dezer Bloem beteekent het vuur, dat ons verslinden moet voor het heil onzer ziel. De geestlijke roos, Maria-zelve, wekt. ons op, om aan onze zaligheid te werken: kom, zoon , laat u door mij raden, en maakt uwe ziel zalig!
O hoe schoon is de ziel! — Ik beweer, zegt de H. Bernardinus, dat, kon de mensch met zijne ligehamelijke oogen zijne verheerlijkte ziel aanschouwen, hij naauwlijks gelooven zou, dat God-zelf schooner kan zijn. De 11. Thomas van Villa-Nova zegt; al schiep de Almagtigc zooveel hemelen van heerlijkheid, als daar druppelen in de zee en zandkorrels op het strand liegen: al hunne li eerlijkheid, te zamen genomen, zou nog niets zijn, vergeleken bij de schoonheid van ééne enkele ziel. lïn zulk cene ziel hebt gij, o mensch! eene ziel, naar Gods evenbeeld geschapen en voor de eeuwige zaligheid bestemd; eene ziel, waarvoor de godlijke Verlosser zooveel gedaan en geleden heeit; eene ziel, welke hij ten prijze van zijn bloed heeft gekocht en verlost; céne-enkele, eene onstert-
— 179 —
ii 1 ij kc ziel — en gij zoiult niet branden, niet
ii gloeijen van ijver, om deze ziel te redden en te
bevrijden van den eeuwigen ondergang?
it De gele Roos is zeldzaam, gelijk de
'i zieleijver, waarvan zij het zinnebeeld is. Heeft
e, men. een stnk geld verloren, men klaagt; wordt
i; men vervolgd, men jammert; men weent bitter
'e bij liet afsterven van een boezemvriend; voor alles heeft men tranen, behalve voor de ziel,
r, wanneer zij door eene doodzonde sterft. En toch ,
:1i hoe schel klinkt ons vaak deze godspraak in de
te ooren: w wat baat het den mensch, geheel de
ii, wereld te winnen , indien hij schade lijdt aan zijne
ns ziel ?quot; — Hoe bekommerd is men voor een
ïe krank ligchaam! zo'óveel zorgen besteedt men, om
p- wat langzamer te sterven, zegt de H. A.ngnstimis;
id maar wat doet men om niet te sterven voor eeuwig,
o- voor altoos? — Gij bemint uw kleed, en wilt dat
le het ordelijk en rein zij; gij bemint uwen eigen-
ue dom, en wilt, dat hij goed in stand gehouden
:ls worde; gij bemint uw kind, en wilt dat het braaf
g- zij ; en gij bemint uwe ziel, maar wilt niet dat zij
ve hier en hiernamaals gelukkig zij 1... want, in plaats
ue van uw best te doen, om haar zalig te maken,
;e- doorhetgebed en het veelmalen ontvangen derhei-
■f- lige Sakramenten, door het vermijden van zondige
— 180 —
gevaren en gclcgcnhwlun, (loet gij welligt het tegendeel; zoodut in u dit gezegde bewaarheid wordt ; deden de menschen maar half zooveel om hunne ziel te redden, als zij doen, om haar in het verderf te storten, zij zouden allen in den hemel komen. De zorgloosheid voor het heil zijner eigen ziel, gaat meestal ook met on-versehilligheid voor andere zielen gepaard. Zeer vele ehristenen stellen zich hierin gelijk met den Profeet Joras, die de verwoesting van Ninive zou gaan verkondigen : terwijl hij derwaarts op reis was, ging hij onder een pompoenstruik liggen en viel in slaap. Een worm doorknaagde den wortel, de pompoen verdorde, en de zon schoot ongehinderd hare gloeijende stralen op Jonas neer. Hij ontwaakte, en de oorzaak ontwarende, klaagde hij bitter, dat hem het lommer door den worm ontnomen was. Dat smartte hem, maar het smartte hem niet, dat zooveel duizenden Ninivieten zouden te gronde gaan.
De gele Koos verspreidt een welriekenden geur, en geeft ons daardoor te verstaan, dat wij niet voor ons-alléén, maar ook voor anderen op de wereld zijn. De woorden van Christus , den Heer, tot Petrus : n bemint gij mij. dan weidt mijne lammeren,quot; zijn, zoo als de
— 181 —
H. Chrysostomiis opmerkt, in zekeren zin tot ons «Hen gerigt. Wij moeten zorg dragen voor liet zielelieil onzer medemenschen, den goeden genr van stichtende voorbeelden alom verspreiden, voor hen bidden, hen vermanen, alles doen wat in ons vermogen is, om hen van den weg der zonde, op het pad der deugd terug te brengen. Wij kunnen Maria geen grootere vreugde veroorzaken , nimmer zullen wij haar beter navolgen, dan wanneer wij als het ware, met haar meewerken , en met een brandenden ijver voor het heil onzer natuurgenooten zijn bezield. Zij, de toevlngt der zondaren , bemint dezulken het meest, zegt de H. Alphonsus, die met haar de dwalende schapen opzoeken en pogen te redden. Deze heerlijke taak heeft zich de Broederschap van het H. Hart van Maria ten doel gesteld, en daarom zal ieder christen, ieder ware vereerder van Maria, aan deze Broederschap gaarne deel nemen. Welke vreugde, Maria te kunnen helpen; welke troost, een zondaar te hebben gered! — Maria zal u toch nog bekeeren, zoo sprak, voor eenige jaren, een jong meisje uit eene voorname familie in Duitschland tot iemand harer naaste verwanten, eenen jeugdigen man, die losbandig leefde. Dan moet zij een wonder doen, ant-
— 182 —
woordde deze spottenderwijze; en van toen af zagen zij elkander niet meer weer. Van kindsbeen atquot;, had het meisje eene groote liefde tot Maria en een onwrikbaar vertrouwen op hare magtige voorspraak gehad. Zij spande al hare krachten in, om deze ziel tot inkeer te brengen ; zij bad, zij vastte, droeg dikwijls de H. Communie voor den ongelukkige op ; uren lang- bleef zij voor het Mariabeeld neergeknield, en geen dag liet zij voorbij gaan, zonder hem aan het heilig hart van Maria aan te bevelen. — Middelerwijl zette onze jonge mensch, zonder de minste beterschap , zijn ligtzinnig leven voort, in een groot handelshuis te Straatsburg. Toen stierf de vader, en nu daeht het meisje, dat het uur zijner bekeering geslagen was. Maar neen. Deze gevoelige slag maakte op 's zondaars ziel hoegenaamd geen indruk. — Het vertrouwen van het meisje wankelde eehter niet; integendeel, zij verdubbelde haar gebed. — Het gebeurde op eene reis, dat de paarden met hem op hol gingen; hij viel uit den wagen, werd gevaarlijk gewond en moest, langen tijd te bed liggen, voor hij genezen was. Maar ook aan dezen wenk van Gods vinger stoorde hij zieh niet; hij bleef wat hij was. Nu kwam hij toevallig in eene stad, waar toen juist eene missie
— 183 —
gegeven werd. Spottend en met booze inzigten ging hij met zijne makkers de avomlpreek hij wonen. De missionaris handelde over de magt en de liefde van Maria. Hij luisterde toe en vernam, dat er geen zondaar zoo groot is, over wien deze goede Moeder zich niet erbarmt. Diep getroffen, begon hij te znchten en te snikken , ijlde de kerk uit, weende heete tranen en — bekeerde zich. Eenige dagen later ontving het meisje een brief van den volgenden inhoud ; Heugt het u nog, hoe ik op uw gezegde : Maria zal u toch nog bekeeren, spottend ten antwoord gaf; dit kan niet dan door een wonder geschieden? Welnu, verblijd u met mij, juich en jubel van vreugde! Dit wonder is geschied; Maria heeft mij bekeerd, ik ben gered!
O allerzaligste Maagd Maria! laat de gele Koos in ons hart bloeijen; ontsteek in ons gemoed een vurigen ijver voor onze eigen ziel en voor de zaligheid van andere zielen, opdat in ons bet woord van een Heilige bewaarheid worde : w die de ziel zijns broeders redt, redt zijne eigen ziel.quot;
— 184 —
Slechts cciic /.iel bc/.il(en wij ,
Er dient met moed gestreden ; De gele Roos, zij predikt mij :
Street' naar liet zalig Eden.
Wees voor mv zieli heil ontvlamd,
Vol ij\'tir, warm en teeder, Het vuur, dat van den Hemel stamt, Brengt ook tot God ons weder.
quot;M^Wlialve de aiinbiclding, die Gocle-alloen toc-'J©1, komt, zijn wij Maria alles schuldig, de hoogste liefde, de grootste godsvrucht, de innigste toegenegenheid, de hartlij kste dienst. Deze vereering van Maria, gegrond op eeue leer der Kerk, die noch met de H. Schrift, noch met de Overlevering, noch met het gezond verstand in strijd is, begon bij het graf van Maria, hetwelk reeds de eerste christenen godsdienstig vereerden, en is door alle eeuwen heen, van geslacht tot geslacht, tot den dag van heden toe erflijk geweest cn zal voortduren tot aan het einde der wereld ! — Deze vereering, door de Koningin der Profeten zelve voorspeld, als zij in verrukking des geestes uitriep : « van nu af zullen alle geslachten mij
— 186 —
zalig prijzenquot;, duze vereering van Maria noemt de H. Franciscus van Sales liet lenteleven der heilige K(;rk , dat aanhoudend nieuwe bloesems schiet, alle harten levendig en friseh houdt in de liefde tot God, en door zijne zoete geuren alle christenen verrukt en tot de uitstekendste deugden aanvuurt. Daarom is ook het zinnebeeld der Godsvrucht tot Maria een lentebloem, de Narcis, wier vorm reeds op haar terugwijst, die het voorwerp zijn zal van onze liefde en vcrcering. Verheven en naar den hemel gerigt, gelijk de Koningin der hemelen, en haren kelk een weinig nederlatende, gelijk de Moeder Gods van uit den hemel op de aarde nederziet op hare kinderen, in liefde en erbarming. Hare sneeuwwitte bladeren herinneren ons de reinheid van Maria's vlekloos hart; de gele en roede krans, in haar midden, is het zinnebeeld van die gouden kroon van heerlijkheid , waarmede do allerheiligste Drievuldigheid in den hemel, en geheel de katholijke christenheid op aarde haar heeft gekroond. De zoete geur der Narcis ademt de liefde en barmhartigheid uit van haar, die door liet menschdom als de toevlugt fier zondaren en de troosteres der bedrukten begroet wordt, en haar bloeijen in de lentedagen
— 187 —
zegt luide en duidelijk, dat daar, waar godsvrucht tot Maria gevonden wordt, eeiie lente aanbreekt van hartlijke liefde tot God, dat daalde bloemen aller deugden weelderig bloeijen.
De Narcis verheft zich hoog boven d e a arde , streeft hemelwaarts, en zoo is ook de godsvrucht tot Maria verheven. Heeft ons het geloof geleerd, dat Maria Gods moeder is, dan zegt ons de rede, dat haar, na God, de grootste vereering toekomt; weshalve deze vereering niet in de bloote navolging harer deugden bestaat, maar in eene dienst, die haar eigen is: gelijk de Ir. Kerk, door den geest der waarheid bestuurd, zich in het Concilie van Trente uitspreekt, dat wij de Moeder Gods vereeren, haar aanroepen en hare magtige voorspraak bij God verzoeken mogen.— Zij is het heiligste onder alle schepselen; daarom is het ons ook geoorloofd, haar meer te vereeren dan alle Engelen en Heiligen; immers, zij heeft Hem gebaard, die alle Engelen geschapen heeft; Hem gebaard, die allen Heiligen de.genade der heiligheid gaf, en zonder wieii wij allen waren te gronde gegaan; den Verlosser onzer zielen, het heil van geheel de wereld. He heilige Maagd , dooi- de Proleten verkondigd, door de heiligen gediend en
— 188 —
door d.t Knu'clcu vereerd, riep vol heilige vreugde uit, toen Elisabeth haar als Moeder Gods begroette : //Groot heeft Hij mij gemaakt. Hij, die magtig en wiens Naam heilig is!quot; Ja, verheven heeft hij haar tot Koningin des hemels, want alle hemelsche geesten moeten haar dienen, dewijl zij de Moeder van haren Koning is; verheven heeft hij haar tot Koningin der aarde, want alle mensehen moeten haar dienen, dewijl de Heer-zelf, van het kruis af, haar aan alle mensehen overgaf, met de woorden : ziedaar uwe Moeder! — Verheven is dus de dienst van Maria, want zij voert den mensch op tot de vereering van het verhevenste schepsel, en, door deze vereering, tot de aanbidding van het opperste en ongeschapen wezen zelf.
De Narcis is wit, gelijk het onbevlekte hart der zuiverste Maagd, die niets zoo zeer bemint als de kuischheid en niets zoo zeer verafschuwt als de onzuiverheid. Willen wij dus Maria behagen, dan moeten wij de zuiverheid liefhebben. Twee zielen beminde Maria bijzonder op aardje : Joannes en Magdalena. Bewaren wij de onschuld onzer ziel, gelijk dc eone, of beweenen wij do verloren onsehuid , gelijk de andere, zorgvuldig mijdende alle ge-
— 189 —
legenheid van zonde; dan zal Maria ons ook liefhebben en onder den mantel liarer moederlijke beseherming opnemen. Het. hart, dat Maria vereert, moet rein wezen; dus mogen zondaars haar niet aanroepen, zult gij mij tegenwerpen? Diegenen voorzeker niet, die zondaars blijven willen; maar wel zondaars, die hunne ellende inzien, er berouw over hebben en den wensch en het verlangen koesteren, hunnen droevigen eu rampzaligen toestand te verlaten, en zich te dien einde tot Maria wenden; in dien zin alleen is zij eene toe vlugt der zondaren; want het blijft eeuwig waar, dat Maria eene beschermster dei-zondaren, maar geen beschermster der zonde is.
De Narcis heeft in haar midden een' goudgelen krans, zinnebeeld dei-kroon, der belooning, welke de ware vereering van Maria ons verwerft. „ Ik bemin , die mij he-minnenquot;, deze woorden uit de 11. Schrift, past de Kerk op Maria toe; en kan er in dit tranendal wel eene grootere belooning bestaan, dan door Maria te worden bemind ? Hare liefde, zegt de H. Bernardus, is het kort begrip van alle genade; en hoe kan hij versmachten, die de genadebron voor zich heeft ? De Heiligen leeren ons bijzonder drie genaden van Maria
13
— 190 —
verzoeken, genaden welke zij ook liei liefst voor ons afsmeekt van haren godlijken Zoon : de genade der bekeering, de genade der volharding in het goede, en de genade van een zalig sterfuur. En is een christen, die deze genaden verwerft, niet rijkelijk beloond voor zijne liefde en godsvrucht tot Maria?
De Narcis is eene lentebloem, en in het hart, dat Maria waarlijk bemint, heerseht eene geestlijke lente. Liefde tot Maria en tot de zonde kunnen in één-en-denzelfden boezem niet zamenwonen; eene van beiden moet wijken; heeft Maria de overhand, dan breekt het ijs der kwade gewoonten, dan smelt de sneeuw der laauwheid, dan zwijgt de storm der harts-togten, dan vlugt de winter der zonde; de zachte, zuivere lentelucht der liefde Gods waait, en alles bloeit in het frissehe groen van het hartlijkste betrouwen op Maria. De ondervinding van alle eeuwen leert ons, dat de grootste Heiligen ook juist de grootste minnaars waren van Gods Moeder, terwijl allen, die ophouden Maria te vereeren, in het geloof en in de deugd beginnen te wankelen.
O hemelsche Narcis, allerzaligste Maagd Maria! verwerf ons van God de genade , dat
— 191 —
goclsvvucht en liefde tot u, jeugdig en levendig, gelijk liet lenteleven, in onze harten herrijzen en voortduren, totdat wij, dank aan uwe liefde, het land der eeuwige lente, het hemelrijk binnengaan. Amen.
Als begint te bloeijen de Narcis,
Fluks verdwijnt de duisternis,
En de nacht wordt dra in dag verkeerd Als een hart Maria warm vereert.
Ongehoord is 't, dat er zonden bleven
In de ziele, die Maria mint.
.) uic'a, want hebt ge uw hart aan haar gegeven , Dan erkent ook God u voor zijn kind.
viooltje is liet zinnebeeld der ootmoedig jQ^heid,en omdat Maria de ootmoedige Maagd genoemd wordt, heeft de heilige Bernardinns regt, wanneer hij haar het schoone viooltje noemt.
Laat ons echter heden, geliefde christenen, een drievondigen blik werpen opliet Viooltje, de aardsehe Bloem, op Maria, als het hemelsch Viooltje, en ten laatste op ons-zelven, hoe ook wij het viooltje gelijken en Maria moeten navolgen, dat is, hoe wij waarlijk ootmoedig be-hooren te zijn.
Het Viooltje heeft niet de schitterende blr.nk-heid der lelie, noch het prachtvolle purper dei-roos, ook niet het heerlijke kleurenspel der tulp; neen, ik moet zelfs bekennen, dat het maar een
— ] 93 —
annlijk en praalloos kleed dnui^t, vaii donker-blaauwe kleur, zonder glans en al'wisliug; eenvoudig luikt, het onder de schaduw van andere struiken op, en daarom is het een zinnebeeld der ootmoedigheid, die eveneens zonder pronk en in eenvoudig uiterlijk verschijnt. Aanschouwt Maria; zij, de dochter van Juda's koningen , draagt een donker wollen kleed. Werpt uwe blikken op Maria; zij, ontsproten uit David's stam, heeft de spil in handen en ver-rigt alle huiswerk, aan de nederigste dienstmaagd gelijk. Luistert naar de woorden van Maria en hoort haar zeggen; «ik beu de dienstmaagd des Heeren !quot; en hoort haar zingen : » gij hebt op de nederigheid uwer dienstmaagd neder-gezien.quot; Wit gij derhalve, lieve christenen, het Viooltje gelijken en Maria gelijkvormig worden, zoo moet gij ootmoedig zijn in uwe kleeding, in uwe woorden, in geheel uw gedrag. Kiest uit de mode altijd het eenvoudigste, uit de kleederen het minst prachtige, uit de kleuren immer de minst in het oog vallende, en prent goed in uw geheugen de schoone leer van den H. hranciscus van Sales, dat het kleed het uithangbord der ziel is. Gelijk de kooplieden van buiten op hunne winkels schrijven, wat bij hen
— 194 —
te bekomen is, zoo verkondigt een ijdel, praalziek , niet met den stand overeenkomend gewaad, dat bij die ziel weinig deugd te vinden is; terwijl een rein, doeli praalloos en eenvoudig gewaad luid verkondigt, dat onder dit hulsel eeu ootmoedig harte slaat.
Ook uwe woorden moeten ootmoedig zijn. Let op de uitspraak van een groot man ; gelijk de jager sleehts van de jagt spreekt, en de oude soldaat steeds zijn meegemaakte veldslagen en krijgstogten vertelt, zoo spreekt de hoovaarctige altijd van zich-zelven, van zijn eigen lof'; do ootmoedige echter zwijgt, spreekt nooit van zich zeiven, het allerminst van datgene wat tot zijn lof strekken zou; en wanneer, buiten zijn toedoen, over hem het gesprek loopt, dan zoekt hij er cene andere wending aan te geven. Ook in onze bezigheden en handelingen moet de ootmoedigheid doorstralen, gelijk de zon doorliet loof der boomen.
Christenen, indien wij den heiligen Jozef ploegen zien vervaardigen, en den godlijken Verlosser houtspaanders inzamelen en water dragen, en de allerzaligste Maagd Maria spinnen, en uit de bladeren der palraboomen of uit het riet van den oever des Jordaans, matten vlechten tot de dakdekking van het huis.
— 195 —
of de tarwe en gerst met hare liauden malen , zoo als de heilige Ambrosius ons verhaalt, kunt gij dan nog ongaarne uwe huislijke werkzaamheden, de nederige bezigheden van het dagelijk-sche leven verrigten? moest gij ze niet met des te grooter vreugde waarnemen, naarmate zij geringer, verachtlijker en meer vernederend zijn? Gij weet immers, dat dit de spijs der ware ootmoedigheid is, dat gij daardoor Maria gelijkvormig wordt. Deze gedachte bewoog de H. Elisabeth, de landgravin van Thuringen, deKonings-doehter van Hongarije, op zekeren tijd, haar slot te verlaten, barvoets eu in een wollen rok gehuld, van huis. tot huis, te gaan bedelen, om in het zweet haars aangezigts haar brood te verdienen en met de dienstboden te eten ; sleehts om Maria te gelijken, om de ootmoedigheid te oefenen eu de blijdschap en innerlijke zaligheid te genieten eener ware ootmoedige ziel!
Het Viooltje groeit uiet hoog, en zijn hoofd of kelk is altijd naar deu grond gebogen , en zoodoende is het ook in dit opzigt, een zinnebeeld der ootmoedigheid. De ootmoedige streeft idet naar eer en roem, naar luister en hoogachting, naar hooge ambten en waardigheden; hij is tevreden met den stand, met het
— 196 —
ambt, met het beroep, den werkkring, liet ver- m
mogen en den toestand, waarin God liem ge- al
plaatst lieeft; dit is hem genoeg en liij verlangt blt;
Blikt opwaarts naar Maria, liet hemelseli
Viooltje : haar voorvader is de Koning David; a.
zij is nit koninklijken bloede gesproten , en haar li
geslacht zat eenmaal op den koninklijken troon; M
desniettegenstaande had Maria niet het ge- d
ringste verlangen, niet de minste zucht naar eer k
en aanzien; zij heeft het goed, oneindig goed t(
in hare kleine lint, op hare schamele legerstede , b
bij haren behoeftigen bruidegom, bij haar gering d
inkomen, bij haar arm kind. Ja, zoo als voor k
den gevangene de vrijheid, voor den zieke de d
gezondheid, en voor den dorstige een koele dronk v het eenigste verlangen is, zoo — zegt de H. Ber-
nardus, — was voor de Moeder Gods de ne- v
derige toestand , waarin God haar geplaatst had , z
de eenige vreugde en haar eenige troost. Wilt gij t
dus Maria gelijken, zoo bemin, gij landbouwer, \
uwen stand, en gij dienstbode, uwe dienst, en (
gij, arme weduwe, uwen staat, en gij, zieke, \
uwe zwakte, en gij, arbeider, uwen arbeid: \
zijt tevreden en verlangt niet meer, tracht niet i
naar hoogere zaken en grootere inkomsten, noch ?
■
naar eene meer gemaklijke botrekldna;, want alsdan toont gij, dat gij geimc ootmoediglieid bezit, en akoo op den hemel, waarop alleen de ootmoedigen aanspraak liebben, geen regt hebt.
Het Viooltje heeft ook haar topje naar de aarde gebogen, en zoo is het hart van den waarlijk ootmoedige altijd nederig gestemd. Aanschouw Maria, toen haar de Engel de boodschap bragt, dat zij de Moeder Gods worden zou ; zij knielde, zoo als de H. Ambrosius zegt, het hoofd ter aarde gebogen, en bad met liefde en dankbaarheid. Desniettegenstaande maakt de ootmoedigheid niet moedeloos en zij verlamt de werkkracht niet, want de ootmoed is waarheid , zegt de IT. Theresia, en de waarheid geeft aan den wil de kracht van het staal.
De ware ootmoedigheid is ondernemend , dewijl zij, hare zwakheid kennende, nimmer op zieh-zelve, maar alleen op de kraclit Gods vertrouwt. Zij is ondernemend, dewijl het vertrouwen liefde geeft, en de liefde sterk is als de dood. Haar gloed is vurig, en schiet hemelsche vlammen. Geen Heilige heeft eene hoogte bereikt, waarnaar ook wij niet mogen, ja, moeten streven! T)e ootmoedigheid toont ons, hoever wij van het beoogde goede doel nog verwijderd zijn ;
— 198 —
niet om onzen moed af te schrikken , maar om onzen ijver te ontvlammen.
O hemelsch Viooltje, ootmoedige Maagd Maria! verkrijg voor ons van God de deugd der ootmoedigheid, door u zoo heerlijk beoefend, die ons beminnenswaardig maakt bij God en hij de menscben, en ons den hemel verwerft ; want, er staat geschreven : die zich vernedert, zal verheven worden !
Het nederig Viooltje leert Een deugd, door .lesus hoog vereerd. En door Maria trouw bewaard,
Waarvan zij 't voorbeeld was op aard ; De deugd van Ootmoed, engelschoon, Heeft heel haar leven aangeboón. Wie haar wil volgen hier op aard,
Streef dan ootmoedig hemelwaart.
Want, die dees hoofddeugd stelt op prijs. Verwerft zich 't eeuwig paradijs.
XXVI.
ene geheel bijzonder selioone Bloem, uit-
■ muntend geschikt tot het versieren van kerken, wegens hare grootte, is de Colocasia of Herderstaf. Aan een langen stengel, metbreedo langwerpige bladeren, ontrolt zich een sneeuwwitte, den heerlijksten geur uitwademende kelk. IV, vorm, zoowel als de naam dezer bloem, wijst duidelijk haar zinnebeeld aan. De Colocasia is het beeld der christlijke opvoeding. Herders zijt gij, ouders, en uwe kinderen zijn de kudde, welke gij niet herderlijke zorg bewaken moet. Goede herders moet go zijn, naar het voorbeeld van den besten Herder, Jesns Christus, die één-enkel verloren schaapje terstond naijlde over berg en dal, en niet rustte, voordat liij liet weergevonden had. Goede herders moet ge zijn , omdat de Heer de kudde
— 200 —
heeft vrijgekocht met zijn ctierbaar bloed, en ze ii slechts ;ils panden zijner liefde heeft toevertrouwd. O hoe lief heeft God de kinderen ! — Slaat de heilige Schrift open, en leest daar, hoe hij den kleinen Mozes in het bieskorfken beschermd heeft; wat daar van den versmachtenden Istnaël vermeld staat : „ en God verhoorde des knapen stem,quot; — en van den kleinen Jacob, Rebecca's zoon : w zoo zegt de Heer, Jacob heb ik bemind !quot; — en van den kleinen Samnël ; „Samnël was geliefd van den Heer, zijnen God.quot; — „Laat de kleinen tot mij komen,quot; sprak de Heiland ; a wee den mensch, die een dezer kleinen ergernis geeft : indien gij niet wordt gelijk de kinderen, zoo kunt gij niet ingaan in het hemelrijk!quot; — Uit dit alles blijkt duidelijk de waarheid der uitspraak van den H. Pan lus : „wie geen zorg draagt over de zijnen, verloochent het geloof, en is erger dan een heiden. quot; Hoe grooter de liefde Gods voor de kinderen is, — zegt de H. Chrysostomus, — des te strenger zal de rekenschap zijn , welke hij daarover zal vragen op den oordeelsdag.
De Herderstaf is wit, en waarschuwt de ouders, dat zij de harten hunner kinderen rein, en het blanke kleed hunner onschuld van
— 301 —
tille vlek moeten vrij houden. De godlijke Moeder verwijderde zieli nooit van luuir Kind; altijd was zij aan zijne zijde, en, als zij hem eens verloren had , hoe rustloos zocht zij toen drie dagen en nachten, zonder moede te worden, tot dat zij Jesus wedergevonden had! — Mogen op zulke moederlijke zorgvuldigheid zieh beroemen zulke ouders, die hunne kinderen alleen en zonder toezigt laten; die zich niet bekommeren, met wie zij omgang hebben, welke gesprekken zij voeren, waar ze heen gaan, die hen tot laat in den avond, en soms tot in den nacht over straat laten rondloopen en tieren? — Wat toch helpen de beste verordeningen der geestlijke en wereldlijke overheid, wanneer men zulke ouders aantreft! — Maar God, die gezegd heeft: » van elk nutloos woord zal ik rekenschap vorderen,quot; zal op dien dag, als, op het bazuingeschal, do dooden uit hunne graven zullen opstaan en in het dal van Josaphat ten oordeel komen , van u, o vaders, o moeders, zijne kinderen terug-eischen; daar zullen die onbewaakte hoeken , waar uwe kinderen om uwer zorgeloosheid schuld verleid werden, die straten en wegen , waar de eerste kiem des kwaads in hunne harten sloop, die huizen en plaatsen waar gij hen.
zonder toezigt, tot laat in tien nacht, liolit laten verlilijven, tegen u opstaan en tegen u getuigen. O hoe spoedig zullen clan, gelijk deregen-droppels in den maatloozen oceaan, de godlooze redenen verdwijnen, welke menige ouders plegen voor te wenden, om zich te verschoonen : «Ik kan ook niet overal zijn ; ik heb niets gezien ; ik kan ze niet altijd in huis houden; zij zijn zelf oud genoeg, om te weten wat ze te doen hebben!quot; — De kleine Filip, Kroonprins van Frankrijk, zeide eens tot zijn vader, den heiligen Lodewijk : gij zijt mijn goede herder, wa ik over mij, opdat ik niet verloren ga! — Zoo spreekt genoegzaam elk kind uit de wieg tot vader en moeder, bidt met zijne kleine handjes, smeekt met zijn onschuldig hart, in vereeniging met den Engel, dien God aan zijne zijde gesteld heeft : lieve ouders, weest voor mij goede herders! Daarom wee u, indien gij dat kindersmee-ken veracht, indien door uwe schuld die ge-loofssprank uitgedoofd, dat blanke kleed besmeurd, dat reine hart gesehonden wordt! — Doch neen, bewaart de onschuld uwer kinderen , al moest gij er zelfs het leven voor laten; weest streng, waakzaam en naauwgezet; spreekt, gelijk de Koningin Blanea tot haren zoon. Lode-
— 203 —
wijk : // liever wil ik u dood voor mijne voeten zien liggen, dan eenc doodzonde zien begaan.quot; Dit woord zijner moeder klonk den vromen koning, gelijk hij-zelf getuigt, gestadig in 't oor : bij den zeestorm, voor liet eiland Cyprus , in zijne gevangenschap, bij deSaracenen, op zijn sterfuur, te Tunis; trouwens, een woord uit het beminnend moederhart weergalmt immer in het hart van een kind.
De Herderstaf heeft een voortreffe-lijken geur en beteekent den heerlijken geur des goeden voorbeelds. Niet de School, niet de Onderwijzers, niet de Priesters, niet de Boeken leiden de kinderen op, maar het goede Voorbeeld der ouders.
Groot was de kracht des geloofs van den H. Gregorius-den-wonderdoener; hij sprak tot den berg : verwijder u van hier, en het g-e-schiedde. Grooter nog is de kracht van het goede voorbeeld : het werkt wonderen uit, bijzonder wanneer de ouders het geven. Wanneer de ouders ijverig hun morgen- en avondgebed verrigten , gaarne ter kerke gaan, meermalen de H. Sakra-menten ontvangen, in vrede leven, dan zullen de kinderen zulks ook doen. Maar indien de vader den spot drijft met de godsdienst en niet bidt,
— 204 —
indien de moeder altijd in twist en tweedragt met hem leeft, als beiden schelden en vloeken, lioe kunnen de kinderen dan anders zijn? — De kinderen zijn het, uithangbord hunner ouders ; gelijk de kooplieden schilden uithangen, om aan te duiden wat bij hen te verkrijgen is, zoo toonen de zeden der kinderen gewoonlijk de deugden ot' de ondeugden der ouders aan. De Apostel der Anglo-Saksen, de H. Augnstinus , zeide eens tot de Britten ; helpt mij de Saksen bekeeren; deze echter weigerden. Dan sprak Augnstinus, met profetischen blik de toekomst ontsluijerend : dewijl gij mij uwen bijstand niet leent, om a-an de Saksen den weg des levens te toonen, daarom zullen zij, door Gods regtvaar-dig oordeel, ueen werktuig worden des doods! -Dat woord gaat in vervulling voor vele ouders, die, in plaats van hunne kinderen in de jeugd door een goed voorbeeld den weg des levens aan te wijzen, hun door verergernis ten val worden; uwe eigen kinderen worden u een werktuig des doods. Leg derhalve de smarte, welke u die woeste, ontaarde zoon, den kommer, welke n die onberadene dochter berokkent, aan niemand anders ten laste, dan aan uw eigen slecht voorbeeld, hetwelk gij uwen kinderen in hunne
— 205 —
jeugd gegeven hebt. De pijl, welke gij door nfsclmwlijke gesprekken en vloeken, in tegenwoordigheid uwer kinderen, door twist en twee-dragt, door naehtlijk uitblijven en dronkenschap, door laauwheid in de godsdienst, op uw kind hebt afgesehoten, keert terug en doorboort uwe eigen borst.
O lieve ouders, gelijkt dus naar de Bloem Coloensia, door den geur vaneen goed voorbeeld voor uwe kinderen; gelijk deze Bloem van onder eng en naar boven wijd is, sluit zoo hunne jeugdige harten voor de wereld, en opent ze alleen voor den hemel : voedt ze vroom en goed op. Wat hebt ge liever, dat zij eens op het kerkhof' gaan en u in het graf nog vloeken, omdat zij door uw slecht voorbeeld slecht geworden zijn , omdat zij door uwe zwakheid en toegevendheid zedelijk ten gronde zijn gegaan; of dat zij eens biddende, voor uw graf nederknielen , en het met de tranen hunner dankbare liefde besproei-jen, omdat gij door eene streng christlijke opvoeding de stichters van het geluk huns levens zijt? wat is u liever, ouders? kiest!
Bidt derhalve alle dagen de heiligste Moeder M; iria, die ons het heerlijkste, verhevenste voorbeeld eener goede opvoeding gegeven heeft, dat
14
— 206 —
zij ii van God de gemulc verwerve, uwe kinderen zóó op te voeden, dat geen door uwe schuld verloren ga, maar allen met u in den hemel weder vereeuigd worden. Amen.
Ouders! o, gevoelt de yiligt,
Die ii op de schouders ligt,
En np 't harte zwaar moet wegen; Immers, schonk u God den zegen Van een teederlievend kroost. Uwe blijdschap, hulp en troost;
Eens, ten jongsten aller dagen,
Zal Hij u om reekning vragen;
Zorgt dan, dat gij ze allen weer Kunt hergeven aan den Heer.
Daarom 't onkruid uit te roeijen, 't Kinderhart aan 't uw te boeijen. Ernstig , maar met liefde altijd ,
Ziet, die taak is u bereid.
ó Mogt gij eens, na 't zalig sterven , De omvaardeerbre gunst verwerven. Van met, uwe kinderkroon Tc genieten 't hoogste loou.
«VSVc bloem , welke men het meest aantreft, hijna in allo liuizen vindt, en aan vensters ziet, die, zoowel de kamers der rijken als liet nederig vertrek der armen, als 't ware, tot eeno vertrouwelijke verblijfplaats beeft, is de Geranium. Haar zinnebeeld is de huislijkbeid, daf cbristlijk vrome familie-leven, dat in de lieiligste familie op aarde, in Jesus, Maria en Jozef, met den heerlijksten luister blinkt. O gelukkig Nazareth! gij zaagt de nederigste hut, waarin Gods vrede schuilde en drie personen hunne dagen doorbrag-ten in arbeid en gebed! Hier vervaardigde Jozef, de vlijtige werkman, ploegen, jukken en wagens, zooals de H. Justinus zegt; soms beklom bij den bergCarmel, om daar, met zijnen nog krachtigen arm, de booge syeomoren en de/ware tlierebinten te vellen. Het geringe loon, wat liij voor groote
— 208 —
moeite oulviiig, deelde hij nog met de armen. Maria was de onvermoeibaar vlijtige huisvrouw, die, bij al hare drukke bezigheden, nog tijd wist te vinden tot het lezen der H. Schrift. Zij, wier gansch leven hemelseh was, en op wie hetsohoone woord van den Psalmist kan toegepast worden: „ de roem der koningsdoehter is in haar binnenste, quot; zij vloeht uit de bladeren van den dadelboom of uit riet van den Jordaanoever de matten, die het dak van hare landelijke woning bedekten. Jesus Christus, getuige der onvermoeib: re werkzaamheid zijner heilige Moeder, heeft in zijne gelijkenissen dikwijls daarop gezinspeeld, eu Maria's nederige werken zijn in hetEvangelie, gelijk waterbloemen in den barnsteen versmolten. Men vindt daar vermeld de werkzame huismoeder, die den zuurdeeg in drie maten tarwe doet, haar vloer zorgvuldig keert, om het penningje te vinden, en een armoedig, oud kleed spaarzaam verstelt. Als Jesus eene gelijkenis wil voordragen, om de reinheid des harten aan te bevelen, dan herinnert hij aan de zuiverheid van haar, die den beker in-en uitwendig zorgvuldig schoonmaak), en men ziet dat hij aan Marie denkt, wanneer liij de gave der weduwe prijst, die niet van haren overvloed maar van hare armoede geeft.— Jesus, hoe jong
— 209 —
dan ook, aarzelde niet, de bijl op te vatten en zijnen grijzen voedstervader te volgen, om hem liij den arbeid behnlpzaam te zijn. Jesus, Ma ria en Jozef verrigtten den hardsten arbeid, en deze groote zielen, die over legioenen van Engelen hadden kunnen beschikken, verlangden nooit meer van God , dan hun dagelijksch brood.
De Geranium is bijna in ieder huis te vinden , en evenzoo kan het huislijk stille familie-geluk wezen in ieder huis.
Voor Maria was die tijd ongetwijfeld, de gelukkigste baars levens. Ofschoon van alle gemakken verstoken , kan zij haren Zoon altoos voor oogen hebben, met hem leven , voor hem werken, en er op bedacht zijn, hem vreugde te verschatten! En hierin, lieve christen, ligt het geheim van ons eigen geluk! Voor Jesus leven, is de bron van alle tevredenheid en van den huislijken vrede. Wit, violet , licht of donkerrood bloeit de Geranium : zoo moet ook gij, o christen ziel, op ieder uur van den dag, in de menigvuldige voorvallen uws levens, voor Jesus bloeijen, met hem O]) het innigste vereenigd zijn door den band, die den hemel aan de aarde bindt, vereenigd door de schakel des gebeds. Deze heilige keten vereenige u en uw geheel gezin tot het
— 210 —
o'emeenschnplijke morgen- avond- en tafelgebed.
Waar er twee of drie in mijnen Naam te zameu zijn, daar ben ik in hun midden : met hen ver-eenigd, door den ring met den rooden robijn , het olfer der H. j\Iis, de onbloedige hernieuwing van Christus' bloedigen dood. Dat, geen dag voorbij ga, zonder dat minstens één lid uwer familie het wonderbare geheim bijwone. Niets pijnigt ons op het sterfbed zoo zeer, zegt de H. Ignatius, als de genaden, welke wij door traagheid oi laauwheid verzuimden. Daarom laat ons voor Goo arbeiden , en in zijne heilige tegenwoordigheid. Zeg ; mijn God, mijn Vader! zie, waar ik ben en at ik doe ! In de goede meening, welke wij 's morgens verwekken en door den dag dikwijls vernieuwen, hetzij wij eten of drinken, of iets anders verrigten, doet alles tot Gods eer! — Te uwer liefde, o Jesus! — O Heer! schenk mij geduld. —Laat ons bij hem verblijven, want, waar Jesus is, zegt de Navolging van Christus, daar is de hemel; waar Hij niet is, daar is de hel. Ik wil komen, zegt Jesus , bij hem die mij lief heeft en bij hem mijn intrek nemen. Waarom gaat gij dan zooveel bij de mensehen, daar toch aan Gods zegen alles gelegen ligt? — Wilt gij den vrede des huizes niet verliezen, zegt de zalige Egidius ,
zoo moet gij twee sloten aan uwe huisdeur maken; het eeue [heet : ga zelden uit, en het andere : laat niet veel binnen komen. Een groot geleerde zeide : telkens als ik uitging, kwam ik minder mensch terug. Nergens beter dan te huis. Laat er ook niet veel binnen : handel zoo als de bijen. Iemand wilde de bijen zien werken, eu liet daarom een glazen bijenkort' maken; doch in een oogenblik hadden de bijen het glas inwendig met was bedekt, zoodat hij niets kon zien. Trek gij ook den slnijer der afzondering, den sluijer der eenzaamheid over uw huis; want, hoe meer afgezonderd en eenzaam, des te rustiger en vreedzamer; blijf alleen bij uw gezin, alleen bij Jesns, dan zult ook gij het groote woord van den H. Bernardus bewaarheid vinden : „ nooit ben ik minder alleen, dan wanneer ik alleen ben.quot; — Dus wandel met Jesus , gij en uwe familie , dan zal uw huis, met de groene Geranium van christlijk vrome huislijkheid gesierd, een tweede woonstede van Nazareth worden, waar Jesus het gebed verhoort, Maria zalige vreugde uitdeelt en Jozef het werk zegent; eeue Jacobs-laddei, langs welke de Engelen open neder stijgen, en die uw hart en dat der uwen met het godlijke hart verbinden.
De Gei'iiiiium I) Ijj i't.'ook i 11 clcn win U; r groen, en evenmin verloor de H. Familie in ongeluk en armoede liaren stillen vrede en haar zoet geluk. Thans zien wij hen niet meer in liet Imis te Nazareth, maar in een ander vreemd land, te Heliopolis in Egypte. Hier moet Maria in den afgrond der armoede vallen en de ellende van alle kanten leeren kennen. Het goud der heilige drie Koningen was ten einde en zij geraak-len in zulke armoede, dat de Zoon David's daglooner moest worden, en de dochter van •Tnda's Koningen den gansehen nacht door moest werken, om het geringe loon te vermeerderen van haren man. Daar bad dikwijls her, kind de moeder weenend om brood, en de moeder had hem niets te geven dan tranen! Ook dan nog was Maria tevreden en rustig, want zij had Jesus bij zich. Voor Jesus lijden, welk een troost! Met Jesus lijden, welk eene schuilplaats! — Indien er lijden in het huisgezin is, zoogenaamde huis kruisen en wederwaardigheden , die van buiten komen, dan is op beiden het woord toepaslijk : /, hij , die zoowel de drukkende, als de zegenende hand Gods kust, heeft het toppunt der christlijke volmaaktheid bereikt. quot;
Bidden wij de allerheiligste Maagd Maria
— 213 —
dut zij voor ons van God dc genade alsniccke van voor Jesus te leven en te lijden, opdat de stille huislijke vrede steeds in onzen familiekrinp* verblijve. Amen.
Geranium is 't beeld
der stille luiislijklieid, Di(! 't rust beminnend liart
de iiooo-gte vreugd bereidt. .Ta, lieflijk is 't, gewis,
in kalmte voort Ie leven , En daarom zij mv blik
ten hemel steeds geheven. Naar de onbevlekte Maagd,
wier voorspraak, op uw beê, Den schat uw deel doe zijn
van 's hemels eeuwigen vree. Geen nood, waar vrede woont,
in leven en in sterven.
Daar mag de ziel op aard
reeds zaligheid verwerven.
---=3=SS=«gt;--
t/y^eel en wit is de Immortelle of Stroo-bloem, die de bijzondere eigenschap bezit dat zij niet verwelkt. Deze onverwelkbaarlieid lieeit ze tot liet zinnebeeld des hemels gemaakt, waar de vreugde niet vergaat, maar eeuwig duurt. De goeden zullen ingaan in de eeuwige vreugde, zegt Jesus Christus, en de Apostel Paulus zegt : «wij weten, dat, wanneer deze onze aardsehe verblijfplaats afgebroken zal zijn , ons eene andere zal aangewezen worden, niet van mensehenhanden gemaakt, maar eene eeuwige in den hemel.quot;
Aan deze Bloem gelijkt de allerheiligste Maagd Maria. Geheel haar streven was eene Immortelle, dat is, zij werkte voor den hemel, zij verzuchtte naar den hemel, en daarom zijn hare werken onsterflijk, en is het loon harer
— 215 —
verzuchting de eeuwigeschoonehemel! — O, mogt het mij gelukken , door de beschouwing der Immortelle in uwe harten, lieve christenen, met onuitwischbare trekken neêr te schrijven , wat eens de groote Aartsbisschop van Keulen, Clemens August, in het stamboek van zijn vriend schreef : door goede werken en verzuchtingen wordt gij hier en ginds onsterflijk.
Het kleed , wat de godlijke Moeder-zelve spon en weefde voor haren godlijken Zoon , is op wonderlijke wijze tot op onze dagen bewaard gebleven. Die Eok , waarover de beulen bij de kruisiging het lot wierpen , wordt nog hedendaags te Trier bewaard; het is u bekend, dat, toen, voor eenige jaren, deze Hok openlijk vertoond werd, meer dan vier millioenen menschen uit alle landstreken het heilig Kleed godvruchtig kwamen vereeren. l^it kleed , uit één stuk geweven, zonder naad, het werk van de heilige Maagd, is, volgens de getuigenis der heilige Vaders, een zinnebeeld der ééne, ongedeelde heilige Kerk.
Het is ook tevens een heerlijk beeld der ou-verganklijkheid en onsterflijkheid van Maria's werken ; zij arbeidde en werkte niet voor de aarde, maar voor den hemel: het is daarom.
— 216 —
(hit, waar ook Maria's Naam verkondigd wordt, in het Noorden der ijszee of onder de gloeijende zon van Brazilië, op den oever van den Nijl ol'langs den blaamvklenrigen stroom van China , daar ook wordt verhaald, wat Maria heeft ver-rigt. Haar vrome wandel in den tempel, haar stil leven met Jozef, hare moederlijke bezorgdheid voor Jesus, haar bezoek bij Elisabeth , haar vlijtig en werkzaam leven te Nazareth en in Egypte, hare naastenliefde op dn bruiloft te ( anaiin, hare overgeving aan Gods wil op Cal-varië, haar trouwe vriendschap voor Joannes en Magdalena, de onderstenning welke zij door raad en daad verleende aan de jeugdige Kerk , al hare goede werken ; zij vergaan niet, zij duren eenwig voort, het zijn Immortellen , die nooit verwelken ?
Zoo moeten ook wij, naar het voorbeeld van Maria, niet voor de aarde, maar voor den hemel arbeiden; en hiertoe noodigt ons de Heer-zelf uit, met deze woorden: „verzamelt u schatten, die noch door roest, noeh door mot verteren cn welke n geene dieven kunnen ontstelen.quot; — Maar ach, bloedige tranen zou men storten, wanneer men de christenen onzer dagen beschouwt, en ziet, hoe zij voor alles meer zorgen dan voor den hemel;
— 217 —
iüoli afraaUcii alleen voor liun ligcltaam, dat toch weldra in den grafkuil zal vergaan, maar volstrekt niets uitrigten voor hnnne ziel, die !• eh rekenschap zal moeten afleggen op den dag des oordeels; wier doen en' laten, streven en zwoegen niets anders dan tijdelijk nut en aard 'die voordeden beoogt : zeepbellen , die zich in de lucht oplossen, hooi, wat de wind wegvaagt, waterdruppelen, die in de zee der eeuwigheid verdwijnen; dwazen, die uit liet oog verliezen, dat zij naar het graf niets medenemen dan hunne zonden en hunne goede werken, — en wee hnn, indien de zonden de goede werken overtretten.
Gij dan, lieve christenen, wcest gij verstandiger , werkt voor den hemel door goede werken, zegt inet den groolcn schilder Correggio : ik schilder niet voor den tijd, maar voor de eeuwigheid ; en dat de leus van deu Keizer Lode-wijk van Beijeren de uwe worde : men moet vóór alles naar zulke schatten haken , die met den schipbreukeling naar den oever zwemmen.— Een lijkstoet trok eens door de straten van Weenen, doch, wat zeg ik, eene lijkstatie ? buiten den Priester en de dragers, die het lijk vervoerden, was er niemand bij, want het was een arm, onbekend inensch. Toevallig kwam Keizer
— 218 —
Frans T. denzelfden weg langs gereden. Toen hij nu deze armzalige lijkstatie zag, steeg hij uit zijn wagen en volgde de baar. Toen klonk het door al de straten : de Keizer gaat meê te lijk! — en in een oogenhlik sloten zieh duizenden hij hem aan, en toen men op het kerkhof gekoman was, volgde eene ontelbare menigte, een onafzienbare stoet. Zoo lang Weenen staat, heeft het zulk eene lijkstatie niet gezien, en zoo lang hot staan zal, zal er van gesproken worden.
Zalig zij, die in den Heer sterven, want hunne werken volgen hen na. Dit zal ook voor u bewaarheid worden, o christen, indien gij op de aarde voor den hemel werkt : uwe goede werken zullen u volgen, gelijk die menigte mensehen de lijkstatie diens armen, en u een gedenkteeken oprigten, dat de storm der jaren niet verwoest, en een krans van Immortellen op uw graf leggen, die nooit verwelken zal. Uw vroom gebed, uwe heilige Communiën, zij zullen u volgen; de armen, welke gij gekleed en gespijsd, de zieken welke gij bezocht en getroost, het kind wat gij aangenomen, de zondaar, dien gij op den regten weg gebragt, de tranen welke gij gedroogd, do wenden welke gij geheeld, de aalmoezen welke gij uitgedeeld
— 213 —
hebt, do tooi der altaren, do versiering dor kerken, de ondersteuning van christlijke vereeni-gingen, dat zijn, ook lang na inven dood, de parelsnoer, de diamantketting, die tijd en eeuwigheid verbinden en u een eenwig aandenken , reeds hier beneden, verzekeren; al het overige wordt vergeten op aarde en niet beloond in den hemel. Do goede werken-alléén zijn Immortellen op aarde, want zij sterven niet, Immortellen in den hemel, daar hen het eeuwige leven wacht.
Na den dood van Christus , trok M a r i a , met Joannes en Magdalena, naar Ephese , iu Griekenland; maar vóór haar uiteinde verzuchtte zij nog eenmaal, met al het verlangen harer ziel, naar haar vaderland. Joannes vervulde haren wensch en reisde mot haar naar Jeruzalem. — Zoo moeten ook wij naar ons wezenlijk vaderland, den Hemel, verlangen; uitroepen mot den heiligen Paulus : wie zal mij bevrijden van dit ligchaam dos doods; wij moeten zuchten mot den H. Augustinus : o land der rust, hoesmacht ik naar u; van do oevers dezes levens zie ik vol verlangen naar u, o homolsch vaderland, uit. Want de grootte onzer belooning en de zekerheid van zo eens te erlangen, zegt de 11. Ambrosius , rigten zich naar do vurigheid van onze begeerte.
Toen de heilige kluizeiiaiir Arseuius den dood nabij was, werd hij door zijne broeders nitge-noodigd, him tot aandenken en afscheid eene heilzame spreuk na te laten. Hij sprak slechts deze twee woorden : Ginds — waar — en hij stierf. De broeders lieten nu een grijzen dienaar Gods om dc beteekenis dezer woorden vragen, en deze schreef'hun terug : zij beduiden niets anders dan : ginds, waar de reinste vreugde ons verbeidt, moeten wij nu reeds met onze harten zijn !
O hemelsche Immortelle, allerheiligste Maagd Maria, die nu in den hemel eeuwig gelukzalig zijt, omdat gij np aarde slechts voor den hemel gewerkt hebt : verwerf ons va;i God de genade, dat wij, door verzuchting naai hot eeuwige leven cn door goede werken, onze zaligheid in zekerheid stellen. Amen.
Wat kan den ehristen sterken En harden, 't staal gelijk ?
Geloof en goede werken Zijn Gods genadeblijk.
Dit is des levens welle.
Het beeld der Immortelle.
quot;Besteed dan. Christen, tijd en vlijt Alleen voor 't doel der eeuwigheid.
V»Vp wi tte Roos is voorzeker eene der sclioon-Jfejfisle, bloemen, die onder alle soorten van rozen het krachtigste groeit, zoodal men er met geringe moeite rozenboomen van aan kweeken kan. Deze witte Roos is het zinnebeeld der vreugden van Maria; wij willen ze als dusdanig meer van nabij beschouwen.
De geschiedenis meldt ons van de edele ro-meinsche vrouwe Cornelia, dat, toen men haar eens naar hare schatten en juweelen vraagde, zij hare kinderen liet komen, zeggende : ziedaar mijne schatten. En indien gij, lieve christenen, het beste moederhart , de allerheiligste Maagd Maria vraagt ; Maria, wat is dan uwe vreugde? zoo zal zij u antwoorden ; .lesus en gij !—
15
222
Werpt ccii hlik op Maria, en /.iel, hoe zij een kiml baarde, te Bethlehem , hoe zij voor dit Kind knielt , het. omarmt en knst, het omhelst, en aan het harte drukt, het streelt en liefkoost, het nederlegt en andermaal omhoog heft, zich er over heenhuigt en het met tranen bevochtigt, terwijl haar hart klopt, en haar oog fonkelt, en het maagdelijk rood hare wangen kleurt! Wie is dit Kind? — Het. is Jesus, hare vreugde, hare grootste, hare eenige vreugde!
Diep-bedroefd en het hart in rouw gedompeld over den dood van Christus , dwaalde de heilige Magdalena in den tuin rond; bittere tranen vloeiden langs hare wangen, en zij klaagde in deze woorden: zij hebben mijnen Heer weggenomen en ik weet niet, waar zij hem hebben gelegd. Eensklaps staat de Zaligmaker voor haar en roept. : Maria! — Zij staat, op, herkent hem, en eene weêrgalooze vreugde vervult haar hart, bij dit. woord. He smart is voorbij, de rouw geweken, het. lijden gekeerd en de klagteu verstomd. Christenen, vat nu, zoo gij het vermoogt, begrijpt, zoo mogelijk, de vreugde, de blijdschap, de verrukking van het. heilig hart van Maria, toen het kindje in de krib voor de eerste maal haar met den zoeten naam van Moe-
223
der lgt;e}j;roet.te; Inen her,, de handjes naar haar uitstrekkende, met naamlooze liefdeblikken, voor de eerste maal, den allerzoetsten naam Moeder uitriep! — Toen hebben de Engelen de polsslagen van haar zalig hart geteld . en de uitverkorene geesten des hemels znllon hare vreugdetranen hebben ingezameld.
Op een hoogen heuvel zat de moeder van den vromen Tobias, en rondziende, wierp zij hare angstige blikken over de gansche uitgestrektheid der verre landstreek , terwijl hare bange verwachting nu en dan met een enkele straal van hoop werd verlicht ; daar ziet zij iets in de verte verschijnen : zij springt op, stelt zich op de teenen, wrijft zich de oogen : hij is het, roept zij uit, hij is het, mijn zoon, mijn staf, mijn steun, mijn troost!
Christen, deze vreugde is maar eene Haanwc schets van die, welke'Maria gevoelde, toen zij, na drie bange nachten, na drie angstvolle dagen, haren .Tesns terugvond, toen zij hem leerende zag in den tempel; eene vreugde, die, volgens den heiligen Bernardus , alle begrip overtreft, eene vreugde, die door geen menschenwoord kan uitgedrukt worden.
Verbeeldt u, lieve christenen, eene aardsche
— 224 —
moeder, wier zoon na zijne studiën te hebben volbragt, tot priester gewijd, op den zoo lang gewenschten dag, zijne eerste heilige Mis aan God opoffert ; wat gaat wel om in het hart dier moeder, welke gevoelens bezielen haar, wanneer zij hem ziet met het, priesterlijk gewaad gekleed , zijne schreden rigtende naar het altaar, om de eerstelingen van zijn priesterschap te gaan opdragen ; wanneer zij, in den morgen van dien eeredag, door haren zoon gezegend wordt, en het Brood der Engelen ontvangt uit de handen van hem, dien zij baarde; wanneer zij voor de eerste maal Gods woord door zijnen mond hoort verkondigen; wanneer alle moeders haar gelukkig noemen, wijl zij de Moeder eens priesters is ! O, hoe vele zoete vreugdetranen stort zij dan niet in dat zalig uur; dan heeft zij de smarten vergeten, waarin zij baarde, en zij voelt zich rijkelijk beloond voor alle zorgen en opofferingen!
Christenen, meent gij nu wel de vreugde van de allerheiligste maagd Maria te kunnen beseffen, toen .fesus zijn leerambt aanvaardde en haar te Nazareth bezocht; toen zij Hein zag neerzitten op die mat, waarop Hij als kind gezeten had , en het brood nuttigen , hetwelk Hij zegenend gebroken had; toen zij Hem de
zieken zag bezoeken , om lum de gezondheid terug te geven; toen zij Hem zag woorden des eeuwigen levens rigten tot de duizenden, die van ver en van nabij tot Hem stroomden, hunne tranen droogen en hunne wonden heelen? Zoo iets vermoeden , voelen wij misschien, maar wij zullen het nooit vatten ot' begrijpen ; daartoe immers moesten wij hare heilige moederliefde, de gloei-jende kinderliefde van den Zoon bezitten!
Indien men Ingeburgis, koningin van Castilic, van het graf haars zoons moest wegrukken, om haar niet van smart te laten sterven, welke grievende smart moet dan niet het hart van Maria hebben doorboord ! Zulk eene Moeder bij het graf van zulk een Zoon! Leidt hieruit af de vreugde van het terugzien op aarde, van het wederzien in den hemel! Terwijl de vrome vrouwen, ontsteld en verbaasd in het ledige graf neêrblikten, stond Maria, beweegloos van vreugde, op eenigen afstand, tegen een ouden olijfboom geleund. Een jonge mensch onderhield zieh zachtjes met haar; deze jonge mensch was de roemvolle verwinnaar der hel, gelijk de heilige Ambrosius zegt, .lesi.s Christus. Het werd nooit bekend, wat omging in deze bijeenkomst, maar zeker is het, dat Maria, wier sterke ziel eene
— 226 —
meer dan menschlijke smart verduurd had, toen ook c(;u(3 vreugde voelde, welke wij niet zouden kuuneu verdragen, zonder te sterven.
En toen Maria, gelijk de vermoeide maaijer, die schaduw en rust zoekt in het gloeijende middaguur, naar de koele schaduw des levensbooms begon te verzuchten, die voorden troon des Heeren groeit, naar die eeuwig-vloeijende levensbron, toen werd hare smeekstem verhoord. Stervende zag zij den hemel open, en den Men-schen-Zoon, neerdalende op eene lichte wolk. Welke vreugde! Bij dezen aanblik straalden hare oogen in den glans der moederliefde en zaligheid, en aanbiddend ging zij over in de eeuwigheid tot haren Zoon, jubelend en zingend dea vreugdezang: mijn geest verheugt zich in God, mijnen Zaligmaker!
Lieve christenen , dat is de vreugde, welke Maria in Jesus schepte; doch ook wij zijn hare vreugde!
Dat wij de kinderen van Maria zijn, is u bekend: zij werd immers voorbestemd als de moeder van het geheele mensehengeslacht; Jesus, gaf ze ons daarenboven, van zijn kruis af, tot moeder: zoon, ziedaar uwe inoedei! — Maar , dat wij als kinderen hare vreugde uitmaken , wil
— 227 —
ik ii bewijzen. Wij zijn liaven .Tcsns gelijk, dewijl wij naur zijn evenbeeld geschapen zijn; wij dragon hetzelfde kleed als Jesus, omdat ook Hij de menschlijke natnur heeft aangenomen ; het bloed baars geliefden Zoons heeft ook onze zielen rein gewasscheu; ons vaderland is dat van haren Jesus, de hemel. Deze overeenstemming in natnur, kleeding, bezigheid en einddoel brengt reeds hier op aarde een vreugdevol gevoelen voort, en daarom ook zeide Maria tot de heilige Brigitta : «weet, dochter, dat de kinderen der menschen mijne grootste vreugde zijn.quot;
Doch, lieve christenen, hoe zal niet die vreugde zich eindeloos vermeerderen in het hart van Maria, wanneer zich aan deze meer uitwendige gelijkenis, ook de inwendige, die eens vromen en dengdelijken levenswandels aansluit; wanneer uwe harten witte Hozen zijn, wit door kuischen zin, en groen door het vaste vertrouwen op de liefde van Maria! O Christen, dan zal uwe ziel in vreugde jubelen, en, gelijk eens de heilige Paulus aan die van Thessalonica schreef : n wie is onze vreugde? — Gij zijt onze vreugde, onze eerekroon,quot; zoo zal ook Maria tot u zeggen: gij zijt. mijne vreugde, mijne grootste vreugde !
— 328 —
(xedureude dertig jaren leidde Augustinns een zondig leven, perste zijne moeder bittere tranen al, was hare smart en kaar lijden. Maar, luen hij zich bekeerde, knielde hij neder voor zijne moeder, bad om vergiftenis en riep : gij hebt mij in smarten gebaard , en ik, ik was n niet dankbaar; gij hebt mij een tweedemaal gebaard in tranen en gebed; nu wil ik uwe vreugde zijn en uw troost voor altijd! — Herkent u allen , Christenen, iu Augustinns. Hoor de voorspraak van Maria zijt gij allen, min of meer, tot een beter leven herboren , uit de ondeugd en ellende der zonde opgebeurd ; zegt dan ook met Augustinns : nu wil ik zijn en blijven uwe vreugde, om mij dankbaar te toonen voor uwe overgroote liefde ! Tk wil vlijtig bidden, de heilige Sakramenten geregeld ontvangen, de kwade gelegenheden mijden , bijzonder de onzuiverheid vlugten; ik zal u in allen nood met vertrouwen aanroepen; int liefde tot u zal ik aalmoezen geven, de zieken bezoeken en werken der naastenliefde oefenen; mijn streven zal zijn , u louter vrengde te, bereiden ; dan zal uit mijn hart de witte Hoos opschieten , het zinnebeeld uwer vreugde : en, gelijk eens de hemelsche Vader bij den Doop van Jesus Christus riep : » deze is
_ 2:)g _
mijn welbemiiiflo Zoon, in wien ik mijn welbehagen lid),quot; zoo zult Gij ook over mij uitroepen ; dit is mijn geliefd kind, waarin ik mijne vreugde gesteld heb. Amen.
Uw beeld , o witte Roze ,
Maakt vrolijk ons gezind, Zij üegt : de Vlekkelooze
Is 't, die ons, zondaars mint.
Eens kuste ze innig teeder
Het Jesus-kind den mond, En zoo legt ze ook ons neder In 't diepst van 's harten grond.
ó Moog de zonde nimmer
Ons scheiden, tot haar smart , Maar kroost en moeder immer Naauw rusten hart aan hart.
XXX.
Kamperfoelie.
Meimaand loopt reeds ten einde, en met haar eindigen de sohoone dagen, geheiligd door bloemkransen , opgedragen aan Maria's Moederhart. Ik mag dan ook deze plegtigheid niet besluiten, zonder n de oefening te hebben op het hart gedrukt van die deugd, zonder welke alle andere niets zijn. Ik bedoel hier de volharding in de liefde tot Maria; en de zoogenaamde Kamperfoelie zal ons dienen tot zinnebeeld dezer deugd.
De Kamperfoelie is eene bekende slingerplant, die veelal ter bekleeding dient van prielen, zomerhuisjes en dergelijken, langs wier wanden zij omhoog kronkelt,. Zij heeft een welrie-
- 231 —
kenden, meestal rood-en witaehtigen ,ook welgeel-achtigen bloesem, die zich in vijf deelen splitst, en op een krommen vinger gelijkt. Hare bladeren wassen in dier voege te zamen, dat de stengel er menigmaal midden door gaat.
De Kamperfoelie wordt ook Koos van Jerieho genaamd, en past daarom op de Moeder Gods, die, zoo als u bekend is, door de H. Vaders, ook de Koos van Jerielio wordt genoemd. — Maar de Kamperfoelie heet ook nog; hoe langer hoe liever, en drukt, uit dien hoofde, op eene zonderlinge wijze de deugd uit, waarover ik heden spreken wil : de volharding; want, hoe langer iemand bij deze Bloem stilstaat, des te liever wordt zij hem, dooiden heerlijken geur, dien zij, 's avonds bijzonder, uitwademt. En de allerheiligste Maagd Maria, zij roept ons, als het ware, door deze Bloem toe, hoe langer hoe liever! Hoe langer gij mij bemint, hoe dierbaarder gij mij zijt! Hoe langer gij mij vereert, hoe aangenamer gij mij zijt! Hoe langer gij mijn kind zijt, des te liever wil ik hier en in eeuwigheid uwe moeder zijn!
O, lieve christenen, dat u deze stem niet te vergeefs in de ooreu kliuke, die moederstem, die u zegt: kom, mijn kind, luister naar een ......1
— 232 —
diem ik u g'eef, en draag zorg voor de zaligheid uwer ziel. De lieilige Jozef van Cupertino vroeg haar ; waardoor? En zij gaf hem ten antwoord : door trouwe liefde voor mij tot in den dood.
Gij allen, die hier vergaderd zijt, niet waar, gij wilt, ja, uwe ziel redden en den hemel binnengaan? Welaan dan, hoort wat de H. Augus-tinus zegt ; er bestaat een teeken van voorbestemming voor den hemel, namelijk, wanneer men Maria voortdurend lief heelt; en een ander Heilige doet de volgende uitspraak : „ eene nog zoo kleine, maar volhardende godsvrucht tot Maria is in staat, ons zalig te maken. quot;
Een jongeling, die zeer ligtzinnig van leven was, wilde op de vlugt gaan, bij de tijding, dat de Missionarissen in zijne geboortestad waren aangekomen. Hij stond reeds gereed, on zich in den snelwagen eene plaats te bestellen, toen een onbekend iets, waarvan hij zich-zelf geene rede kon geven, eene inwendige stem, eene onweder-staanbare kracht hem tegenhield : hij zou blijven om eene preek te hooren. — Deze eerste toespraak trof hem in dier voege, dat hij er niet eéne meer oversloeg. Het gevolg hiervan was, dat hij, onder de schoonste teekcus van een opregt berouw, zijne levensbiecht aflegde. Toen
fle biechtvader hem vroeg : hebt gij wel ooit de Moeder Gods bemind? gaf hij ten antwoord ; alle gebeden heb ik vergeten; /.elt's het Onze-Vader ken ik niet meer : het Wees gegioet alléén bad ik dagelijks, dewijl mijne stervende moeder mij zulks aanbevolen had.
Twijfelt gij, lieve christenen, ot' dit Wees-Gegroet dezen jongeling de genade der bekeering heelt verkregen? Ja, dit kort gebed, misschien zonder godsvrucht, maar bij voortduring dagelijks uitgesproken, dit Ave-Maria was het anker, waaraan zijne arme ziel, te midden van de stormen des levens, haar behoud te danken had; dit Ave-Maria was de ster, die hem tot een beter leven voorlichtte; dit Ave-Maria was de band, waarmede hem Maria van den rand des afgronds, tot haar moederhart en tot den boezem van zijn godlijken Vader terugbragt.
Neemt daarom het vaste besluit van te volharden in uwe gewone godsvruchtoefeningen tot Maria, hoe klein, hoe gering, hoe onbeduidend zij ook mogen zijn; de volharding verhoogt ze, de volharding geeft haar waarde, en wie weet, of de lieve God niet aan deze oefening uw eeuwig gelnk, uw eeuwig ongeluk verbonden heeft?
Of verdient Maria slechts eene kortstondige
lii'l'dr, (■.(•.lie vcrcering van ocik; maand? Vrrdicnt y.V] niet veeleer eene volle en bestendigen liefde, eciH' trouwe liefde tot den dood? Heeft zij ons niet lief ffeliad als kind, toen zij, uit liefde tot ons, zich in den tempel aan God heeft toegewijd? Heeft zij ons niet bemind als maagd, daar zij .Tesns voor onze zaligheid heeft gebaard? En in latere jaren, heeft zij ons niet teêr bemind, toen zij haren Zoon voor ons liet slaan aan het kruis? Heeft zij ons geene buitengewone liefde betoond, zelfs nog in hoogen ouderdom? — Bemint zij ons thans niet van boven, uit den hemel, met eene liefde, die voortduurt van de wieg tot aan het graf?
Kent gij die zilverwitte draadjes, die in den nazomer en in den herfst in de lucht rondfladderen , aan onze kleederen vastkleven en ons geheel overdekken? Tot heden ten dage toe weten de natuurkundigen ze nog niet op eene voldoende wijze te verklaren, en de vrome legende noemt ze Moedergodsdraadjes; de Moeder Gods spint, 't is haar spinsel. — Een treffend en heerlijk toonbeeld van de weldaden en liefViebewijzen, waarmede zij den menseh overdekt, ook wanneer hij ze niet verdient, ja, zelfs dan, wanneer hij ze niet hebben wil, wanneer hij haar
niet dankt. (Jaat, nu, in do Iciiludagcn, op een weiland en telt, zco gij kimt, de bloemen , die uw gezigt bekoren; telt, indien 't u mogelijk is, de bladeren; even zoo talloos, even zoo onafzienbaar zijn de weldaden en liefdebewijlén ons door Maria geschonken!
Hebt, dan ook, voor uwe goede moeder, eene trouwe, een bestendige, eene eeuwigdurende liefde. Toen de hongersnood in het land van .Tndea voorbij was, keerdeNoëmi weder terng. Haretwee schoondochters, Orphaen Knth,vergezelden haar; half weg gekomen, sprak Noëmi ; keert nu huiswaarts, thans vind ik den weg wel alleen; ik dank u voor uwe liefde. Orpha liet zich overreden , lluth niet. Neen, zeide deze, neen, moeder, ik ga met u en blijf bij u; niets zal mij van n scheiden; de hut, die n herbergt, zal ook mij eene schuilplaats verleenen ; die u beminnen, wil ik ook beminnen, en in het graf, dat u opneemt, zullen ook mijne stoflijke overblijfsels rusten.
Ziet-daar, lieve christenen , een allerschoonst toonbeeld! Zóó moet onze liefde tot Maria ook zijn; juist gelijk Ruth, moeten wij tot de heilige Moeder-maagd zeggen : neen , Moeder, niets zal ons van n scheiden ; u willen wij dienen , alle dagen onzes levens; daar, waar gij woont,
daiiv zullen ook wij gaarne verblijven; die u beminnen, y.iillrn ook onze geliefkoosde vrienden zijn; tot den dood toe, tot onze laatste stonde, tot dat ons hart ophoudt te kloppen, willen wij de uwen zijn en de uwen blijven!
Lieve christenen! gij weet uit de H. Sehrilt, hoe eens de veldheer Joznö uitriep : sta stil, zon, voor Gideon, en gij, ó maan, in het dal Ajalon] En ziet, beide hemelligchamen stonden stil, en het werd in dien tijd geen nacht.
Had ik , lieve christenen, de geloofskracht van den veldheer Jozuë, ik zou roepen : Meimaand , duur voort; wijk niet, gij schoone maand, in wier loop zich uwe liefde, uwe godsvrucht tot Maria zoo schoon en zoo hartroerend heeft geuit; Meimaand, blijf immer voortduren!
Lieve Christenen ! dat deze liefde nimmer in uwe harten te niet ga, dat deze godsvrucht nimmer verkoele , maar van dag tot dag meer en meer toeneme en aangroeije, tot op dien zaligen oogenblik , wanneer wij door de vereering van Maria , in dat land zullen binnentreden, waar noch afwisling noch verandering meer fe vreezen is. Amen.
HrS
i
Wij smcpkcu U, ö Miingfl iMnria, wees goiiiidia: Eu lioucloiis liiu'tiuglocil, dat koel wordt al te snel Geef, dat liet God en U ter eer, zijn hoop gcstadii En onverwrikbaar-vast op uwe voorspraak stel • Vervverl'voor die Udient, volharding in het goede Opdat wc'twee ontgaan van'sRegters strenge roede
19
XXXI.
■\CY-u is de krans voltooid, diin wij in de Jvx' Jfci iiiin do Moeder Gods toewijdden,
voltooid tot op een enkel bloempje mi, waarmede wij dien krans willen sluiten!
Kent gij het blaanwe bloempje, dat in tallooze menigte langs de (evers der beken groeit , dat met zijne kleine blaauwe oogjes ons vrieudlijk aanlaclit, en waarvan eene vrome legende zegt, dat de Heer het, onder alle bloemen, het laatste geschapen en een naam er aan gegeven heeft , die den ineuscli moet waarseluiwen, om de sclioonlieid der natuur, haren Schepper niet te vergeten? Dat is het Vergeet-m ij - n iet.
Het Vergeet-m ij - n iet is een lieflijk bloenipje, dal doet denken aan het liemelsch
— 239 —
vergvet-mij-niet, aan Maria . welke de luiligc Kerk begroet met den titel: Virgo a ma bi lis, beminnenswaardige Maagd. M aria is beminlijken heeft ons liet. Onder liet woord : beminlijk begrijpen wij de vereeniging van de schoonlieid des ligchaams met de schoonheid der ziel, de verbinding der uitwendige schoonheid met de inwendige, welke, wij in Maria aantrelt'en. Naar het ligehaam was zij zoo schoon, dat de heilige Dionysins, die met haar te gelijker tijd leefde, zeide, dat hij haar zon aangebeden hebben als eene godin, zoo hij niet geweten had, dat zij de Moeder van Jesns was; en wij weten, dat zij zelfs op hoogen ouderdom , op haar sterfbed , nog wonderlijk schoon geweest is ; want noeh de tijd, noch de dood waagde het, dit uitverkoren vat van genade aan te roeren en te veranderen. Hare ziel was zoo schoon , dat van haar het woord der H. Schrift geldt: „ de schoonheid eener koningsdochter is in haar binnenste. quot; Haar hart was de troon van alle deugden ! Wilt ge de ootmoedigheid ? Aanschouw hoe zij met diepgebogen hoofde tot den Engel spreekt : zie, ik ben de dienstmaagd des Heeren ! - Wilt ge de liefde?— Denk aan hare reis naar Rlisabeth en aan de brnilolt te Ca na. AVilt ge de dankbaarheid? —
Moorden jubelzang' liiirer daukljare ziel : Hoog prijst mijne ziel den Heer! — Wilt ge onderwerping? Zie dan, boe ze daar staat onder liet kruis liaars Zoons, wel is waar, meteen gebroken, maar tocli aan Gods wil onderworpen hart! Daarom heeft de heilige Anselmns regt, wanneer hij zegt, dat Maria het schoonste schepsel was, dat ooit uit de scheppende hand van God voortkwam, omdat in haar, gelijk in geen ander, lig-chaams-en zieleschoonheid in zoo onuitspreeklijke harmonie vereenigd zijn geweest! — M a r i ii heeft ons lief. Zal zij de woorden haars Zoons niet vervullen : /. daaraan zal ik u erkennen, dat gij mijne jongeren zijt, wanneer gij elkander lief hebt;quot; zal zij, die eens gezegd heeft: „alles, wat hij ii zegt, doe dat!quot; den laatsten wil van haven stervenden Zoon niet nakomen : „ Moeder , zie daar uwen zoon!quot; — Ja, zij bemint ons, eu in de Heilige Schrift vinden wij den ganschen schat harer moederlijke liefde tot ons neergelegd, en met hare altijd klimmende volgorde geopenbaard in de woorden, welke de heilige Kerk op Maria toepast ; Ik bemin, die mij beminnen ; nog meer : ik word gemaklijk en zonder moeite gevonden door hen , die mij beminnen ; nog meer ; jk kom hen te gemoet, die mij aanroepen; nog
meer : ik voorkom lien, die naar mij verlangen, on vertoon mij liet eerst aan hen! — Wanneer gij ilit leest oi' hoort, christen, wordt dan uw hart niet geroerd en aangedaan, weggerukt door de eindelooze liefde van Maria tot n? en moet gij niet uitroepen met den heiligen Thomas van Villanova : o Maria, wanneer ik de eindeloosheid mver liefde tot mij beschouw , dan gaat het mij, gelijk wanneer ik in den glans der middagzon staar : verblind sla ik de oogen neder, die van tranen vochtig zijn.
Het V ergeet-m ij - n ie t is, waar het zich bevindt, in tallooze menigte, en herinnert ons de menigte der genaden, welke wij door Maria ontvangen. Zij-zelve is de genadevolle, gelijk de Aartsengel haar begroette : wees gegroet, Maria, gij zijt vol van genade! — .Ta, zij is een wonder der genade; uit liefde tot haar, hief God de meest-algemeene, de meest-volstrekte wetten der natuur op. Maria bleef maagd, voor, iu-en na de geboorte van Jesus Christus, terwijl dit toch bij geen menschlijk schepsel het geval is. M aria baarde haren Zoon zonder smarte, zonder zwakte, zonder lijden, terwijl het toch heet : in smarte zult gij uwe kinderen baren. Maria leefde zonder
— 242 —
eenige zoi\(lp,ja, zelfs zonder vrijwillige ouvol-inaaktlieid, terwijl tocli gesclireven staat : ieder meuseli is een zondaar. Maria stieri' zonder droefheid en zonder schrik, zonder angst en strijd , terwijl toc.h elke natuur voor liet sterven beeft. Het ligeliaam van Maria bleef vrij van verderf in het graf, terwijl God-zelf toch gezegd heeft: gij zijt stol', en tot stof en asch zult ge wederkeeren ! —Maria heeft een God gebaard, en een God is haar gehoorzaam en doet, wat zij, zijn schepsel begeert, Maria is onbevlekt ontvangen, terwijl wij toch allen moeten zeggen : in zonden zijn wij ontvangen ! Deze grootste en hoogste genade, welke God nooit aan een meuschlijk wezen gaf noch geven zal , schonk hij haar op een oogenblik dat zij nog niet. er oin bidden, dat zij zich deze niet verwerven kon. — Christenen, zal hij haar dan nn eene genade weigeren? — Neen, neen ; daarom is het waar : wanneer Ma ria bidt, verkrijgt zij alles van God; daarom is het waar, dat Maria alvermogend is door de kracht harer voorspraak, gelijk God almagtig is door de kracht zijner natuur; daarom is het waar, wanneer de heilige Anselinns haar noemt: de knielende almagt!—Z:j is de moeder
dei- genade voor ons, want de Heilige Selnitt zegt van haar: w bij liaar is alle genade des levens;quot; de heilige Vaders begroeten haar als de moeder der genade, de uitdeelster, de sehat-meesteres der genade; en de heilige Hernardus zegt; dat alle genaden, welke wij van God verwerven, ons door de handen van Maria worden medegedeeld.
Het V ergeet-mij-niet is blaauw, en deze blaauwe klenr doet ons denken aan den hemel, waarvan gezegd is; de goeden znllen binnengaan in de eeuwige vrengd. O, zneht en smacht naar den hemel: want, hoe grooter het verlangen daarnaar is , zegt de heilige Iheresia, des te zekerder komen wij er in.
En hoe zondt gij, lieve christenen, niet vurig verlangen naar den hemel, naar eene eenwig onverganklijkc vrengd, thans, daar n ditoogenblik luider en krachtiger dan ooit toeroept, dat op aarde alles voorbijgaat, vroegtijdig en snel' — Thans is hij voorbij, de sehoone Mei-tijd, die heerlijke maand, gedurende welke gij in deze kerk zoo dikwijls vertoefd, voor dit altaar zoo vaak geknield, voor dit beeld van Maria zoo gaarne gebeden hebt; heen is de tijd, die eene nieuwe leute van liefde en godsvrucht tot
Maria in uwo liarten zag bloeijoti, voorhij is du tijd, die zoovele dui/.ende zielen in liet ééne gevoelen vereenigde, om Maria te vereeren en hare heerlijke deugden uatevolgen! Zoo gaat alles voorbij! — Daarom, S u r s u m c o r d a ! het hart ten hemel gerigt, waar de vreugde eeuwig duurt en de liefde onverganklijk is ! Wilt gij den hemel beërven, o dan vereert Maria al de dagen uwe levens, want een ware vereerder van Maria, zegt de H. Alphonsus, kan niet verloren gaan.
Maar gij, o hemelsch Vergeet-mij-niet, allerheiligste Maagd Maria , vergeet ons niet, die voor uwe voeten liggen, om u den krans van een-en-dertig bloemen, te uwer eer gevlochten , toe te wijden. Verkrijg door uwe magtige voorspraak bij God, dat deze bloemen nooit verwelken , dat de deugden, welke zij verbeelden, zich toonen in ons leven , en dat wij door U tot .1 e s u s komen, die geloofd en geprezen zij, in eeuwigheid ! Amen.
Aan 't kransje, dat de Meimaand biedt
En voor Maria vlecht.
Zij 't, liefelijk Vergeet-mij-niet Als laatste Bloem gehecht.
Die blown herinner elk den iiligt,
Te zijn Maria's kind,
Daar zij, die ons aan 't li arte lisgt;l, Ons moederlijk bemint.
Aanvaard in gunst den bloemenkrans,
Maria, TJ bereid,
Ka selienk ons eens daarvoor den glans Van 's Hemels li eerlijkheid.
Morgen-Dag- en Avond-gebeden,
TOK (i i: W U I) AAN 1)K
ALLKUHKIUGSTg M,,\ VGD
V. N
MOEDER QODS
«VaVe donkere naclit is vervlogen. Ik open mijne oogen voor het licht van eenen nieuwen dag. Een geruste slaap heeft de verzwakte krachten mijns ligchaams hersteld. Opgeruimd en moedig begin ik den nieuwen morgen. Dank zij ü, Oneindige! wiens engelen mijne sluimering bewaakten , voor het aanwezen, dat Gij mij hebt verleend, en dat ik door uwe liefde bij eiken morgen hernieuwd gevoel! Daarom zij het ook heden U opnieuw toegewijd. Moge iedere dag uw beeld, dat ik in mijne ziel draag, duidelijker kenbaar doen worden; moge iedere dag mij door toenemende liefde nader tot U brengen , en mij inniger met mijne medemenschen , uwe kinderen , vereanigen. O, dat ik heden zoo gelukkig mogt zijn, door woord en daad te bewijzen, dat uwe liefde mijn hart vervult! Met blijdschap wil ik elke gelegenheid aangrijpen, die zich voor mij opdoet, om voor het heil mijner medebroeders te
— 250 —
jivlleiden! (inanic wil ik de trnneu van den lijdenden droogen, waar ik zulks vermag; gaarne den lieleediger vergeven ; gaarne den gevallene de liand reiken, en, waar het mij mogelijk zij, den weg mijns naasten met bloemen beplanten. Het eerst echter wil ik in den kring diergenen werkzaam trachten te zijn, die mij het naast omringen ; die nwe hand heelt bestemd tot mijne reisgenooten op den weg naar het vaderland. Om uwentwil wil ik hen liefhebben, en, nit liefde tot IJ , de pligten van mijn beroep zoo getrouwen zorgvuldig mogelijk betnehten. Verre zij het van mij anderen door bittere, liefdelooze woorden te krenken, of mijne medemenschen daadzakelijk te beleedigen ; verre zij aet ook van mij door lage en onreine lusten uw beeld uit mijn hart te verbannen. Zegen, o Vader! mijne heilige gelofte, die ik in dezen morgenstond voor uwen troon nederleg. Uwe genade behoede mij! Uwe hand geleide mij langs den doolweg des levens en brenge mij eenmaal tot het doel, hetwelk uwe liefde mij heeft aangewezen.
Heilige Engel des Heeren , dien Hij mij tot beschermer heeft gegeven, blijf mij, gedurende dezen dag, nabij! Verwijder van mij de gevaren der verleiding, bewaak mijne onsterflijke ziel.
' ii houd mij staandfi , als ik op liet punt ben om te vallen. Onderstenn ook het gebrekkiquot; ligchaam, opdat het, door kracht eu gezondheid, oen geschikt werktuig mijner ziel hlijve ! Bid voor mij en alle menschen, opdat wij eenmaal met u Gods aangezigt van eeuwigheid tot eeuwigheid mogen aanschouwen. Amen.
BEDE TOT DE MOEDER DES HEEREN.
IN DEN MOIMÏEls1 STOND.
iYJJeilige, hooggezegende Maagd! lichtende ster in den duisteren nacht onzes aardschen levens! verheven voorbeeld van het menschlijk geslacht , welks sieraad gij zijt : tot u kom ik in den morgenstond van dezen dag, u om uwe heilige voorspraak aanroepende! Verwerf mij van uwen Zoon, mijnen Heer en Heiland, de genade van een vroom en rein hart, zoo als gij het in uwen maagdelijken boezem draagt! Verlaat mij niet in de ure der bekoring, en wees mijne beschermster in dc tijdelijke gevaren. Een kinderlijk vertrouwen op u vervult mijn hart, gij znlt liet regtvaardigeu ; gij zult, als liefhebbende moeder, aan mijne zijde gaan, als ik uwe liefdevolle, geleidende hand niet versmaad en mij van
haar niet losrukke. Zoo begin ik dan, vertrouwend op uwe veelvermogende voorbede, vrolijk en moedig eeneu uieuwen dag. Gij kunt, gij zult uw kind niet verlaten , tot dat liet, aan het einde van zijnen pelgrimstogt op aarde genaderd, zich met u eeuwig mag verhengen in het aanschouwen van uwen Zoon. Amen.
ijn Vader! in dit stille avonduur kom ik tot
■ U, om U den vurigen dank mijns harten op te dragen voor uwe liefde, die heden zoo zegenrijk over mij waakte — om nog eens terug te zien op de vervlogen uren van dezen dag, en voorwaarts te blikken op den tijd, die nog komen zal. Ja, Vader! onuitspreeldijk was uwe goedheid jegens mij. Gij hebt mij heden voor ongelukken en smartlijken kommer bewaard, en zoo deze dag mij welligt eene groote of kleine vreugde onthield, of een doorn mij op mijnen weg verwondde, hoe veel goeds werd mij van uwe hand ten deel; want in uwe liefde verklaren zich ook
dc tegenspoeden des levens, en in den mildeu zonneschijn der liefde, draagt de boom der smarten vreugde en kommer ; beide zijn zegeningen van uwe Vaderhand , als de dwaasheid of booze wil der menschen dien zegen niet in vloek verandert. O , dat ik van mij zeiven de getuigenis konde afleggen, heden van mijne zijde alles te hebben aangewend, om de liefderijke inzigten mijns hemelschen Vaders te bevorderen. Als ik echter eenen onderzoekenden blik in mijn hart werp , hoe beschaamd sta ik dan voor U, wien ik dezen morgen de heiligste geloften deed ! O, dat mijne beste voornemens nog zoo dikwijls schipbreuk lijden op onbeduidende nietigheden; dat mijne hartstogten altijd op nieuw ontwaken, en mij dan meermalen doen vallen, als ik in dwaze trotschheid waande, niet meer te kunnen vallen. Menige overtreding, menig blijk van ligtzinnigheid heb ik mij dezen avond weder te verwijten; ja, ik gevoel het, dat ik menigmaal met ondank uwe oneindige liefde heb vergolden. O vergeef het mij , Allerheiligste! die, in weerwil mijner zwakheid, mijnen opregten wil om U lief te hebben kent. Kust mij uit met kracht en moed, dat ik morgen het groote werk mijner verbetering op nieuw beginne, en daar-
— 254 —
mede onophoudelijk voortga , zoo lang Gij mij nog het aardsche leven wilt vevleenen. Laat mij niet moede worden, wanneer ik ook weder mogt vallen, maar mij te inniger met U verbinden, hoe meer ik gevoel, dat ik in mijne eigene zwakheid niets vermag. In de zalige hoop op uwe bescherming, leg ik mij weldra op mijne legerstede neder; het vermoeide ligchaam heeft rust noodig, laat hetzelve die ten deel vallen! Dat uwe heilige Engelen over mij en allen, die mijn hart dierbaar zijn, de wacht aouden ! Behoed mij en alle uwe kinderen voor alle gevaren, die welligt onzigtbaar, onze sponde omzweven. Laat uwe genade ons bewaken, en geef dat wij allen in den volgenden morgenstond welgemoed onze oogen mogen heropenen. Heilige Maria, Moeder onzes Heeren ! uwer voorbede beveel ik mij op nieuw, nu de nacht genaakt. Beschut gij mijnen slaap, gelijk de teedere moeder bij haren zuigeling waakt. Wees en blijf mijn troost en mijne toevlugt, nu en al de dagen mijns aardschen levens. Amen.
ter eere, en op de feestdagen van de allerheiligste Maagd Maria.
Bij het nemen van wijwater en bij den Zegen.
(Naar de II. Elisabeth van Schonau.)
©0(1 de Vader zegene f mij! Jesus Christus bescherme f mij! De heilige geest verlichte f mij! Sta mij bij, o Heer, mijn God ! Door uwe genade beu ik immers alles, wat ik ben! U zij lof en eer en dankzegging, o gezegende en eeuwig glorierijke, heilige Drievuldigheid! Amen.
Tot Maria.
(Naar den heiligen Fidelis van Sigmaringen,)
cT*I
■X^tcilige Maagd Maria, Moeder Gods! zie ook ik nader heden, op uwen feestdag, tot u, en bid u om uwe welwillende voorspraak bij den lieven God. Verkrijg mij van uwen Zoou eeue
bijzondere liefde tot u; dat ik u als mijne moeder en koningin verkieze, en gij mij ah uw kind en uw onderdaan aannemen wilt! — Verkrijg mij, door uwe magtige voorspraak, de erbarming uws geliefden Zoons; dat hij mij mijne zonden vergeve, en ik waardige vrueliten van boetvaardigheid voortbrenge, door een op-regt en onafgebroken berouw! —Verkrijg mij, door uwe moederlijke voorspraak, den waren geest der versterving, der gehoorzaamheid, der orde in mijn inwendig en uitwendig leven, der vreeze Gods, der geringsehatting van mij-zelven, der losheehting van mijnen geest en mijn hart van al het aardsehe, en den zegen over alle bekoringen , welke mij de begoochelingen der wereld , van den boozen vijand en het vleeseh voorspiegelen! — Verkrijg mij, door uwe liefdevolle voorspraak, eene ware overgeving in den wil des Allerhoogsten , eene volmaakte liefde , eene onwankelbare hoop, eene vrome opgeruimdheid des gemoeds, eene gestadige dankbaarheid jegens God , voor de vele van hem ontvangene weldaden, een warmen ijver in de dienst des Heeren, en een omzigtig oordeel in alles, waarin ik te spreken, te raden, te handelen of te laten heb !
— 257 —
Heilige Maagd, Moeder Gods! zie, ik open voor u mijn hart met al zijne zwakheden , en bid n verder , verkrijg mij, door uwe liefdevolle voorspraak, de gave van het ware gebed ; een onbeperkt vertrouwen in den Naam van mijn Jesns; dat ik de tegenwoordigheid God steeds voor oogen houde ; dat ik mijne oversten met dienstwilligheid en eerbied bejegene en, in den omgang met mijne evenmenschen, steeds zachtmoedigheid en liefde aan den dag legge ! — Verkrijg mij evenzoo, door uwe liefdevolle voorspraak, de ware zielskracht in alle aangelegenheden ; dat ik met kalmte alle moeijelijkheden bestrijde; dat ik geduldig en gelaten zij in rampspoed en ongeluk; dat ik volharde in de uitvoering mijner goede voornemens, hoe moei-jelijk de volbrenging derzelven ook zij , door de hindernissen der wereld en harer aanhangers! — Verkrijg mij ook, door uwe liefdevolle voorspraak , den geest der ware armoede , de ont-honding, de nederigheid en alle deugden , welke uit het kruis van uwen Zoon ontspruiten ; zoo ook de inwendige en uitwendige zedigheid en kalmte , en dat ik de geestlijke gaven , welke mij de genade des Heeren verleend heelt, tot zijne dienst aanwende, opdat zij den lieven God
tot eer en mij en mijnen naasten tot heil verstrekken ! Verkrijg mij nog door uwe liefdevolle voorspraak, dat ik steeds en ook heden het heilig misoffer met ware godsvrucht, met innige aandaeht en tot heil mijner ziel bijwone; dat ik in de wereld, den weg mijns Verlossers bewandelende, van dag tot dag voor de oogen des Heeren aangenamer worde, en dat de goede God mij de kracht schenke, om met ijver en naauwgezetheid de pligten van mijn tijdelijk beroep te vervullen. — Eindelijk bid ik u nog, o allerheiligste Maagd Maria, Moeder Gods , dat gij door uwe liefdevolle voorspraak, voor mij de gave der volharding verkrijget, opdat ik een goeden en zaligen dood sterven mag, voorzien van de heilige Sakramenten, die heilzame troostmiddelen der ziel, zoodat ik voor Godes geregt niet beschaamd sta! Amen.
Bij den Introïtus.
(Naar den heiligen Ambrosius.)
llerminnelijkste Heiland, Jesus Christus! ik sidder en beef om uw allerheiligste offer bij te wonen en uw altaar te naderen : nogtans , alhoewel ik geene verdiensten heb bij te brengen,
— ^51) —
stel ik al mijn vertrouwen op uwe goedheid eu liefderijke barmhartigteid, Helaas! ik behoef zoo zeer uwe erbarming; want zoo menigmaal heb ik mijn ligehaam en mijne ziel met zonden bezoedeld, en mijn hart, ja mijne tong niet zuiver bewaard! In dezen nood, o liefderijke en mag-tige God, vlugt ik tot U, bron aller barmhartigheid; bij U zoek ik bescherming, redding en genezing. O mijn Jesus! ik weet hoe groot uwe liefde is jegens den boetvaardige; daarom toon ik U de wonden mijner ziel, mijne ellende eu mijne vrees, wijl ik aan vele en zware zonden pligtig ben. Ik hoop op de grootte uwer barmhartigheid, welke de grootte mijner zonden overtreft. Higt uwe meewarige oogen op mij, o Heer en Koning, Jesus Christus, die te gelijk God en inensch zijt en die, voor het heil des men-schen, aan het kruis den bittersten dood doorstaan hebt. Verhoor mij , wijl ik op U mijne hoop gevestigd heb, en wees mij, arme zondaar, genadig ; stort over mij den stroom uwer genaden, welke zich overal verspreidt en nimmer uitdroogt! Wees uit het innigste mijns harten gegroet, offer des heiis, hetwelk voor de verlossing der menschheid, aan het kruis werd opgedragen! Wees gegroet, gij edelste en kost-
— 260 —
baarste bloed, hetwelk uit de heilige wouden van mijnen gekruisten Heer Jesus Christus vloeit en de geheele wereld van hare zonden reinigt! O Jesus, wees uw schepsel indachtig, hetwelk Gij door uw bloed verlost hebt! Herhaaldelijk belijd ik U mijn berouw over mijne zonden, en beloof U verbeteringen opregte boetvaardigheid. Neem van mij weg alle ongeregtigheid, opdat ik, zuiver naar ligchaam en ziel, dit heilig offer waardig kan bijwonen. Gcet', dat hetzelve mag strekken tot mijne volkomene reiniging; dat het in mij deugdzame gedachten en gevoelens op-wekke; dat het van mij verwijdere alles, wat U mishaagt; dat het mij tot ijver in de beoefening der deugd aanspore, en mij zegerijk verdedige, naar ligchaam en ziel, tegen al mijne vijanden. Amen.
Tot Maria.
(Naar de heilige Maria van Egypte.)
ok tot u wend ik mij, o heilige maagd Maria , Moeder Gods, Koningin der geloovigen, die het Woord, hetwelk God is, gebaard hebt. Ik weet wel is waar, dat mijne ziel, met zonden bezoedeld, onwaardig is zich tot uwe onbevlekte reinheid te wenden; doch, wijl de God, die in
— '261 —
uwen maagdelijken schoot liet vleesch heeft aangenomen , gekomen is om de zondaars te redden, verleen mij heden de moederlijke hulp uwer voorspraak; want tot wien zal ik mij anders wenden. O hemelsche Koningin! neem mij aan in uwe bescherming, en verzoen mij met uwen Zoon. O liefdevolle Maagd en Koningin dei-glorie! verwerp mij niet en verkrijg mij toegang tot uwen en mijnen Jesus : ik roep u-zelve tot getuige, dat ik mij niet meer door de zonde zal ontheiligen ! Met de genade van het heilig kruis, wil ik der wereld en hare verleidingen voor immer vaarwel zeggen en den weg des heils bewandelen, waarop gij zelve den Heiland dei-wereld, uwen Zoon, hebt nagevolgd, ó Reinste der maagden! wees gij mijn steuu, en versmaad mij niet, opdat al mijne vijanden voor uw aanschijn vlugten en ik gered worde ! Snel mij vooral met uwe waakzame zorg ter hulpe, opdat ik onder geene bekoring tot zonden bezwijke en van den eeuwigen dood gered worde. Wees altijd met mij, zweef mij steeds voor oogen; opdat ik onder de schaduw uwer moederlijke zorg, tegen alle aanvallen mijns vijands beschermd, steeds aan zijne valstrikken ontkome en mijn ligchaam en mijne ziel zuiver bewaren mag.
— 262 —
Allerheiligste maagd Maria, Moeder mijns verlossers! bid voor mijne zaligheid bij uwen liefderijken Zoon; immers gij zijt onze moeder, onze dierbare moeder, onze voorspraak , onze troost, en gij verlaat hen niet, die met een kinderlijk vertrouwen tot u naderen. Amen.
Bij het Kyrie.
(Naar d«n heiligen Anselmus.;
@ mijn God, erbarm U mijner en wees mij genadig ! Heilige Maria , liefderijke , dierbare moeder der geloovigen, bid ook voor mij, Tooiden dienaar uws Heeren! O liefdevolle en mag-tige Maagd, uit welke de bron der goddelijke barmhartigheid ontsprongen is, aanzie mijn lijden en verleen mij uwe voorspraak bij God. Amen.
Bij het Gloria.
(Naar de heilige Mcchtildi».)
cipk zegen en verheerlijk ü, o heiligste Drievuldigheid, in vereeniging met de glorie, waarmede God de Vader, iu zijne almagt, den Zoon en den H, Geest in alle eeuwigheid verheerlijkt!
Ik zegen en verheerlijk U, o heiligste Drievuldigheid, in vereeniging met de glorie, waarmede God de Zoon, door zijne ondoorgronde-
— 263 —
lijke wijsheid , den Vader en den H. Geest in ;dle eeuwigheid verheerlijkt!
Ik zegen en verheerlijk U, o heiligste Drievuldigheid, in vereeniging met de glorie, waarmede God de heilige Geest, door zijne onveranderlijke goedheid, den Vader en den Zoon in alle eeuwigheid verheerlijkt!
U, o heiligste Drievuldigheid, verheerlijken uwe eeuwige Godheid , uwe ondoorgrondelijke wijsheid, uwe onuitputbare goedheid, uwe grens-looze milddadigheid, uwe eindlooze barmhartigheid en uwe onfeilbare regtvaardigheid !
ü, heiligste Drievuldigheid, verheerlijken uwe oneindige majesteit, uwe liefderijke almagt en uwe algoede genade! Alle namen, alle woorden, alle lofzangen, welke tot uwe eer kunnen uitgesproken worden, prijzen U, zegenen U, verheerlijken en danken U, voor het goede, hetwelk Gij mij en alle schepselen bewezen hebt en nog bewijst!
U, o heiligste Drievuldigheid, zegenen en verheerlijken de verhevene menschheid van Jesus Christus, zijn heilig leven, zijn heilige wandel, zijne deugden en gebeden, zijn heilig lijden en sterven, zijn heilig bloed en zweet, zijne heilige wonden en smarten, die hij tot uwe eer met het grootste geduld verdragen heeft!
— 261; —
U, o heiligste Drievuldigheid, zegent en verheerlijkt de heilige Koningin des hemels, de zuiverste Maagd Maria, en met haar verheerlijken en zegenen U in eeuwigheid alle Engelen en zalige geesten en het geheele heir der tallooze heiligen !
I1, o heiligste Drievuldigheid, mijn Heer en God, verheerlijkt de geheele heilige Kerk ; U vereeren hare heilige Sakramenten; U zegenen al hare eerbiedwaardige ceremonien en gebruiken, al hare liederen en gebeden, nl hare deugden der heiligheid, al hare begeerten der liefde, welke zij U toedraagt, terwijl zij zonder ophouden tot U zucht en reikhalst in dit dal van tranen !
U zegenen en verheerlijken, God mijns levens, heiligste Drievuldigheid, al uwe genaden en weldaden, welke Gij mij geschonken hebt; U zegenen en verheerlijken al de krachten mijner ziel en mijns ligchaams ; U verheerlijken al mijne aderen en ledematen, mijn gebeente en mijn bloed, mijn verlangen en mijn willen, mijn verstand en mijn geheugen , mijn hart en al zijne neigingen! Dit alles draag ik U op, als een lofzang, door de reinste handen der Maagd Maria, en bid U denzelven, naar uw godlijk welgevallen, tot uwen eeuwigen lof en glorie, aan te nemen ! Amen.
— 265 —
Tot Maria.
(Naar de heilige Mcchtildis.)
ÏDuizeud en duizendmaal groet ik u, Moeder aller zaligheid, die met God boven alle schepselen het naaste vereenigd zijt! Ik offer u op het alleredelst hart van Jesus Christus, met alle liefde , welke het, u op aarde bewezen heeft en thans zonder einde in den hemel bewijst. Amen.
Bij het Evangelie.
(Naar de heilige Theresia.)
i^l) Heer, mijn God! in uwe woorden des levens zouden wij stervelingen alles kunnen vinden, wat wij verlangen. Gij zegt ; komt tot mij, gij allen die belast en beladen zijt, ik zal u verkwikken ! Wat verlangen wij nog meer, o God? Waarom anders geraken zoovelen in het verderf, dan wijl zij die rust en verkwikking niet bij U zoeken? O, welke blindheid, dezelve daar te zoeken, waar ze onmogelijk te vinden zijn! Deel ons uw licht mede, o Heer, hetwelk ons noodzakelijker is, dan het licht der zon voor den blindgeborene : deze verlangt ten minste het licht te zien, en wij zochten uw licht niet, o God ! Naar niets wil ik meer streven
niets meer verlangen, dan U, o God! U wil ik dienen; U wil ik trachten mij welgevallig te maken ! Amen.
Bij het Credo.
(Naar de heilige Theresia.)
mijn God, oorsprong en bron van ons heilig geloof! schenk mij een levendig, onwankelbaar, krachtig en volmaakt geloof. Ja , schenk mij een geloot, hetwelk U zeiven behaagt en aan nwe genade deelachtig wordt, opdat ik, op alle wegen van mijne aardsche loopbaan , naar hetzelve handde en mij door hetzelve laat geleiden! Verwijder van mij alle bedrieglijke meeningen der aardsche waanwijsheid, die (ie overgeving' van mijn verstand in de dienst van het geloof, en de ondergeschiktheid van hetzelve aan uwe oneindige wijsheid, zouden kunnen tegenwerken. Schenk mij ook, door dit heilig geloof, de gave der wetenschap en des oordeels, opdat mijn geloof steeds vaster en rijper worde; verleen mij uwen bijstand, opdat ik voortaan niet meer mijn zwak en bedrieglijk verstand volge , maar in het licht des geloofs wandele. Sterk vooral mijnen wil, opdat ik dit vroom besluit met uwe medewerking volbrenge! Amen.
— 267 —
De Heerlijkheid van Maria.
(Naar de H. Gertrudis.)
eilige Maagd en uitverkorene Moeder van Jesus! met regt wordt het eemvige Woord des Vaders, de eengeboren Zoon Gods , uw Eerstgeborene genoemd , welken gij door den heiligen Geest ontvangen en gebaard hebt; terwij] gij, na Hem en door Hem, ons tot zijne broeders en zusters, tot uwe kinderen hebt aangenomen en op eene geestlijke wijze gebaard.
O onbevlekte Maagd, Moeder Gods I bid voor ons. Gij zijt magtig genoeg, door de oneindige verdiensten van uwen Zoon , om met den mantel der Heide al mijne zonden to bedekken: verberg mij, arme zondaar, onder het kleed uwer barmhartigheid, opdat ik, door uwe voorspraak, de vergeving mijner fouten bij de godlijke gereg-tigheid verwerve.
O zalige Moeder eu glorierijke Maagd, die in groote heerlijkheid en in hemelschen glans staat bij den Koning aller koningen, bij uwen geliefden Zoon: offer hem op al mijne nederige verdiensten, om dezelven, in vereeniging met zijne oneindige verdiensten en met uwe reinste liefde, te veredelen en te heiligen.
— 268 —
In den geest zie ik, hoe gij, glorierijke Maagd en hemelskoningin, voor God nederknielt, u als middelares tussohen God en ons stelt en demoe-dig voor ons allen bidt; hoe de eeuwige Zoon Gods u verheft, naast zich op den troon zijner glorie plaatst en u vrijheid geeft, te bevelen wat gij verlangt. Gelast alzoo, o Koningin der Engelen , den heiligen hemelsboden , ons met eene krachtige hand te beschermen tegen de duizendvoudige verleidingen van den ouden vijand onzer zielen. Verkrijg voor mij van God, dat ik mij beijvere , om hem boven alles te beminnen , hem ijverig te dienen en nederig en ootmoedig te worden; dat mijn hart standvastig vertrouwe op zijne goddelijke liefde , barmhartigheid, goedheid en milddadigheid.
Bid voor ons, heilige Moeder Gods, dat wij deelachtig worden aan de beloften van Christus. In den geest zie ik , hoe gij, in diepe demoe-digheid aan den voet des altaars neergeknield , uwen godlijken Zoon aanroept voor ons, en hoe het godlijke kind Jesns zich liefdevol tot u neigt, ten teeken, dat hij niet alleen uw gebed met welgevallen aanneemt, maar ook uwen wil gaarne vervult.
— 269 —
(Naar de H. Gertrudis.)
Ü^miwige, oneindige God! ik, mv arm schepsel, beken met dankbaarheid, dat ik ziel en lig-cliaam en alles wat ik bezit, van uwe milde hand ontvangen heb. Voor deze rijke gaven moet ik U niet alleen uit geheel mijn hart bedanken, maar Ü naar mogelijkheid dezelve vergelden. Daarom leg ik heden al het goede, wat Gij mij ooit naar ziel of'ligchaam bewezen hebt, met al de verdiensten van uwen beminden Zoon, naast de heilige Hostie, op de offerschaal, en draag TJ dezelven op, als een volmaakt en U welgevallig dankoffer. Wijl ik echter onder alle gaven, die Gij mij hebt medegedeeld, niets beter bezit, dan mijn hart, zoo offer ik U hetzelve op en leg het neder in den kelk, opdat al de gebeden en zegeningen, welke over dezen gesproken worden, ook gesproken worden over mijn hart. En even als de wijn in dezen kelk, door de woorden der Consecratie, waarlijk in uw heiligste Bloed veranderd wordt, zoo wensch ik ook vurig, dat mijn hart geheel veranderd en zoo innig met U vereenigd worde, dat het voortaan niet meer aan mij, maar geheel aan Ü behoore, en Gij hetzelve geheel naar uw welgevallen bestieret. Tevens leg
— 270 —
ik ook al liet lijden, hetwelk ik ooit doorstaan heb en alle bezwaren, (hier noemt men deze) welke mij op het hart wegen, in dezen kelk neder , en offer U dezelven op met dien bitteren kelk, waaruit Gij op den Olijfberg voor onze zaligheid gedronken hebt. Neem genadig deze gaven aan, o hemelsche Vader, welke ik U opdraag in vereeniging met het bloedige offer, hetwelk de hoogepriester .Testis Christus aan het kruis heeft opgedragen, en zegen dezelven met uwe vaderlijke hand, opdat zij U welgevallig en aangenaam zijn.
Eindelijk offer ik ü op mij-zelven en geef mij geheel over aan uwen heiligen wil, welken uw eengeboren Zoon eenmaal volbragt heeft, met het innigst verlangen, dat Gij met mij, in alle omstandigheden, naar uw heilig welbehagen moogt handelen. Daarom offer ik U, Heer en Koning der koningen, mijn ligchaam en mijne ziel, opdat zij dienen tot vermeerdering uwer glorie en heerlijkheid. Amen.
Bij de Prsefatie.
(De lofzang van Maria.;
ijne ziel verheerlijkt den Heer, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Heiland; want hij
lieel't neergezien op de nederigheid zijner dienstmaagd; ziet, van nu af zullen mij alle geslachten zalig noemen. Hij heeft groote dingen in mij uitgewerkt, die magtig en wiens naam heilig is. Hij is barmhartig van geslacht tot geslacht dengenen, die hem vreezen. Hij oefent magt uit met zijnen arm, en verspreidt de hoogmoedigen des harten.
De magtigen stort hij van den troon en de nederigen verheft hij. De hongerenden vervult hij met goederen; de rijken zendt hij ledig weg. Zijne barmhartigheid indachtig, heeft hij Israël, zijn dienstknecht, aangenomen. Gelijk hij tot onze vaderen gesproken heeft, tot Abraham eu zijne nakomelingen in eeuwigheid. Eere zij den Vader, den Zoon en den H. Geest, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
Bij den Sanctus.
(Naar de heilige Theresia.)
Heer! ik gevoel mij reeds verkwikt, bij de enkele gedachte aan de zaligheid, welke ik door uwe genade daar boven hoop te gemeten. Helaas! hoe laat ontwaakte mijne liefde tot ü, die mij met eeuwige liefde bemindet en reeds zoo vroegtijdig tot U geroepen hebt. Houd mij voortaan
— 373 —
door vreeze, bind mij aan U vast door liefde, en geel'mij rust door uwen vrede. Mijn hart zij geheel één met U. Ik verlang niets te weten, niets te beminnen, niets te bezitten dan IJ, o Jesus Christus, en wel den gekruisten. Amen.
Bij den Canon.
(Naar de heilige Catharina van Genua.)
mijn God, erbarming vol le en genaderijke Vader! hoe groot is de liefde, welke U bewogen heeft, om aan de verdiensten van een zoo heilig otter eene ziel deelachtig te maken, die tot nu toe in de duisternis en het slijk der zonde gedompeld lag en vijandig van U was afgekeerd. Helaas! hoe durf ik dit onbloedige otter bijwonen, ligtzinnige menseh, die U zoolang gevlugt heb; die niet uwe, maar mijne wegen volgde; dis slechts geluk zocht in het slijk der zonde ; die zelfs niet uit den afgrond wilde gered worden, noch naar het zekere middel trachtte, hetwelk de redding ten leven in U waarborgt. Onder zuchten en weeklagten zie ik thans , door uwe verlichting, hoe onwaardig, hoe ellendig ik voor U geworden ben! En terwijl ik mij-zelf niet meer verdragen kan, duldt Gij mij nog en wilt Gij den smaad van mijne ziel wegnemen, waarmede zij
— £73 —
als met een kleed omhuld is. O genaderijke God ! schenk mij uwe hulp en maak mij , door deze offerande, deelachtig aan de voldoening van uwen eengeboren Zoon Jesus Christus. Amen.
Voor de Consecratie.
(Naar de heilige Theresia.)
mijn God! meer dan ik vermag uit te spreken, hebben de gaven uwer genade mijne ziel verrijkt. Mijn innigste dank zij daarvoor aan uwe milde goedheid en goddelijke barmhartigheid bewezen! Daar Gij-zelt' het hoogste goed zijt, en alle ongeregtigheid verafschuwt, zoo volbreng ik voortaan, wat mijn pligt is te volbrengen, wanneer ik uwen heiligen wil in alles opvolg , en daardoor den mijnen verzaak. Gij hebt mij echter vrij geschapen, opdat ik, mijnen wil vrijwillig aan U onderwerpende, U aangenaam worde en des te meer verdiensten bij U verwerve. Welaan, ik wil met ijver beoetenen wat Gij beveelt, opdat ik in U leve, naarmate ik in mij zal sterven. Amen.
Zie, o Heer, Gij zijt immers God, de barmhartigheid zelve! Helaas, weiger ook mij dezelve niet, mij worm der aarde, die het durft te wagen eene bede tot U terigten! Aanzie, o God, mijn
— 374 —
verlangen en de zucliten , waarmede ik tot U smeek, en vergeet mijne misdaden, om uwen heiligen naam! — Heb medelijden met zoo vele zielen, die haar verderf te gemoet snellen ; toon U genadig jegens uwe Kerk. O Heer ! duld niet dat liet christendom nog meer rampen lijde, en verlicht eindelijk alle duisternissen. Zie niet neder op onze zonden, maar op de verdiensten van uwen Zoon, van zijne glorierijke Moeder en van zoovele heiligen en martelaars , die om zijnen naam den dood doorstaan hebben; en gedenk dat uw heiligste Zoon ons heeft vrijgekocht. Amen.
Bij de Consecratie.
( Naar den heiligen Alphonsus van LiguoriO
(Bij de OpMing der heilige Bosde.)
miin Jesus! ik aanbid U, die met uwe godheid en menschheid , uit liefde tot uwe ge-loovigen, hier zetelt. Ik geloof, dat Gij in het allerheiligste Sakrament des altaars tegenwoordig zijt, Ofschoon Gij den oogen des ligchaams verborgen zijt, erken ik U nogtans , en wel door het licht des geloofs, in deze heilige Hostie, als den Heer des hemels en der aarde en als den Verlosser der wereld !
(Bij de Ophefing van den Kelk)
mijn Jesus! ik geloof vastelijk, dat in dezen kelk geen wijn meer, maar uw lieilig Bloed tegenwoordig is, hetwelk Gij voor ons aan liet kruis vergoten hebt, om ons van alle vlekken der zonden te reinigen. Daarom, minnelijkste.Tesns, gelijk Gij mijn eenig heil, mijne eenige hoop , mijn ware leven zijt, zoo wil ik ook dat Gij voortaan mijne eenige liefde, het eenige voorwerp mijner gedachtenis, mijner verlangens en mijner neigingen zijt! O mijn Heiland! heersch Gij in mijn hart en over mijn hart: mijn lig-chaam en mijne ziel geef ik U als uw eigendom over. Mijn geest, mijn wil, mijne gevoelens, mijne zinnen, mijn zoeken en mijn streven zijn steeds onderworpen aan uwe liefde, aan uwe dienst— tot uwe eer en welbehagen! O mijn .Tcsus! bewerk toch met uwe genade, dat ik ge-heel de uwe zij en ook Gij mij geheel toebehoort.
Heilige Maria, Moeder Gods! liefdevolle en goedhartige Moeder van mijnen Jesus, die op aarde uw leven voor de eer van God hebt opgeofferd ; verkrijg mij door uwe voorspraak, dat ik van heden af zoo deugdzaam leve en arbeide op aarde, gelijk gij deugdzaam geleefd en ge-
— 376 —
arbeid hebt, en «lat ik geen ander geluk meer zocke, dan het allerbeste, namelijk —dat ik mijnen God in liefde geheel toebehoore! Amen.
Na de Consecratie.
(Naar de H. Gertrudls.)
|k aanbid U, ik prijs en verheerlijk U, min-nelijkste .Testis; ik dank U voor de liefde, die U bewogen heeft om onze menschheid aan te nemen, drie - en - dertig jaren honger, dorst en vermoeijenissen te lijden, door de menschen gevangen , gebonden, gegeeseld, bespot, met doornen gekroond en veroordeeld te worden, uw kruis te dragen, ontblcot en in den bittersten dood aan het kruis te sterven en uwe heilige zijde door eene laus te laten openen! In ver-eeniging met deze oneindige liefde, welke uw godlijk hart opwekte, om dit alles voor het menschlijk geslacht te lijden, draag ik U mijn onwaardig gebed op, en smeek U,door de oneindige verdiensten van uw lijden en dood,vergeef in uwe barmhartigheid wat de vereeuwigde
ziel van N......tegen uwen wil gezondigd
had — door gedachten, woorden sn werken; ik otter uwen hemelschen Vader alle lijden en smarten van uw verwonde ligchaam cp voor de straf-
fen , welke zij nog bij de godlijke, geregtiglieid verschuldigd is. Amen.
W ees liefdelijk gegroet, o smartvolle Jesus ! gij immer groene palm des gedulds, die, ter verlossing der zondige menschheid , U met den grootsten smaad aan liet kruis hebt laten hecli-ten, en daar drie uren lang alle bedenklijke folteringen naar ligchaam en ziel met gelatenheid doorstaan hebt! Wees liefdevol gegroet, eerbiedwaardig hoofd mijns Heeren .Tesus Christus , glorie en heerlijkheid des hemels, dat door de ondankbaarheid des mensehen met doornen gekroond zijt! Wees liefdevol gegroet, aanrainnig aangezigt mijns Heeren .Tesus Christus, reiner dan het zuiverste goed; gij heldere spiegel der allerheiligste Drievuldigheid, die u zoo hebt laten mishandelen , dat gij met speeksel en geronnen bloed bedekt, al uwe schoonheid moest verliezen! Weest liefdevol gegroet, gij liefdestralende oogen mijns Heeren .Tesus Christus, gij helder schitterende diamanten, die door de menigvuldige tranen bijna moest uitgedoofd en door de wonden des hoofds met bloed bedekt worden! Weest liefdevol gegroet, gij milde wangen mijns Heeren .Tesus Christus, zigtbare getuigen der zachtmoedigheid en menschenliefde des Verlossers, die
zoo grnwlijk van oen gereten eu verscheurd zijl geworden! Wees liefdevol gegroet, gij honigzoete mond mijns Heeren Jesus Christus , gij ('rissehe bron van woorden des levens, die door wreedaardige mishandelingen geheel ontsteld en verbleekt zijt! — Weest liefdevol gegroet, gij armen mijns Heeren Jesus Christus, gij sterke takken van den boom ouzes levens, die aan het kruis zijt uitgerekt en met geweld uit de gewrichten gerukt ! Weest liefdevol gegroet, gij voeten mijns Heeren Jesus Christus, gij zuilen des hemels , die u verwond hebt om de verlorene schapen op te zoeken, en die gruwzaam met nagelen doorboord zijt, zoodat het bloed in stroo-men uit uwe wonden vloeide! Wees gegroet, gij milddadig hart mijns Heeren Jesus Christus, gij schatkamer der zaligheid Gods , gij bron aller genaden, gij veilig toevlngtsoord der boetvaar-digen, dat met lijden en bitterheid vervuld, uit liefde voor ons zondige menschen aan het kruis in den dood moest breken !
Door al deze kwalen, welke gij aan uw heilig ligehaam geleden hebt, smeek ik n, wees mij in mijn sterfuur genadig!
— 370 —
Bij het Pater Noster.
'nzr Vader, enz.
Wees gegroet, enz.
Bij het Agnus Dei.
(Naar de heilige Mcchtildis.)
Lam Gods, erbarm U mijner on olïer U-zeïven den hemelsclien Vader op met al uw ge-duld en ootmoedigheid, tot voldoening voor de schuld mijner zonden !
O Lam Gods, erbarm ü mijner en offer TJ-zelven den hemelsclien Vader op met al de bitterheid van uw lijden , tot mijne heiliging!
O Lam Gods, erbarm U mijner en offer TJ-zelven den hemelsclien Vader op met de innigste liefde van uw godlijk hart, tot aanvulling van al liet goede , wat mij ontbreekt !
O Heer! ik ben niet waardig, dat ik voor uw heilig aangezigt verschijne, doch om uws naams wille, zuiver mij van al mijne zonden!
O Heer! ik beu niet waardig uw kind genoemd te worden, doch om uws lijdens wille, reinig mijne ziel.
O Heer! ik ben niet waardig uwen heiligsten
naam aan te roepen, doch door de kracht van dit offer, bewaar mij in uwe genade!
Ik zegen u, o magtige liefde! Ik prijs u, o vreugdevolle liefde! Ik verheerlijk u, o milddadige liefde! en wel wegens alle genaden, welke de vereeniging uwer glorierijke Godheid en zalige menschheid, door uw liefdevol hart, in mij en alle menschen heeft uitgewerkt en nog zal uitwerken, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
Bij de H. Communie.
(Naar de heilige Mechtildis.)
^^^innelijkste Jesus! hoe gaarnt wenschte ik thans ook tot uwen disch te kunnen raderen, wanneer ik het slechts waardig ware. Ach! hoe gaarne wenschte ik dit zoete geheim uwer liefde te ontvangen, wanneer ik durfde. Wijl ik echter, wegens mijne vele zonden, deze genade onwaardig hen, zoo bid ik U, bereid mij in dit uur met uwe almagtige wijsheid en met de erbarmende liefde uws harten, om U op eene geestlijke wijze waardig in mijne ziel te mogen ontvangen. Handel met mij in alles, wat Gij van eeuwigheid met mij besloten hebt, naar het welgevallen van uwen heiligen wil.
Ach! versmaad mij arme zondaar niet, die met don tollenaar van verre sta en uit ganseher harte tot U zucht; maar geef mij, met de vrouw van Canaiin, slechts eenige luttele korrels van uw heilig maal, waardoor mijne ziel versterkt en verkwikt worde; opdat zij dezen dag in uwe genade volharde, met ijver het goede beoefene en aan de bekoringen krachtig weerstand biede. Verleen mij dit, allerbeste .Testis, door uwe oneindige liefde en barmhartigheid. Amen.
Na de Communie des Priesters.
(Naar de H. Qertrudis.)
H^ioede Jesus! in vereeniging met de liefde, waarmede Gij aan het kruis den hemelschen Vader uwen geest hebt aanbevolen, beveel ik U ook mijnen geest en mijne ziel, en sluit dezelven in de heiligste wonde van uw liefderijk hart, opdat zij daarin tegen alle vervolgingen van den boozen vijand beschermd blijven. Gij weet, o goede Jesus, en ik heb het maar te zeer ondervonden, hoe zwak ik ben; ja, ik zou geene stonde , zonder den bijstand uwer genade, in het goede volharden, noch aan eene bekoring uit eigene kracht kunnen weerstand bieden; daarom bid ;ik U, dat even als Gij één zijt met den Vader
en den H. Geest, zoo ook mijn wil vereenigd zij met den uwen, en Gij mij de genade en de kracht schenkt, om mij nooit tegen uwen wil te verzetten! En gelijk in U de godheid en menschheid één zijn, zoo laat ook eenheid zijn in mijn wezen, opdat alle mijne ledematen, met al hunne gevoelens , heden, uit liefde tot t , niets anders doen, dan wat tot uwe eer en glorie verstrekken kan. Amen.
Bij de eerste Oratie.
CNaar de heilige Veronica Juliana.)
mijn God ! uit den grond mijns harten ü aanbiddend, buig ik mij voor U neder in het stol' -— mijn gelieel leven lang ! Ik ben niets — voor uwe oneindigheid. Ik vermag uit mij-zelven niets, en mijn wil wordt slechts sterk en krachtig' door U. Daarom houd ik mij aan geen andereu wil dan aan den uwen, o God! omdat ik niets door mij zeiven vermag, zelfs niet het geringste , terwijl uw wil almagtig is en blijft. Ik vertrouw dan ook op uwe hand, o Heer, die voor mij tegen de aanvallen des vijands kampt en mij overal beschermt. Ik verheng mij, omdat Gij het heiligste wezen zijt, in den hemel en op de aarde; ik hoop steeds op uwe erbarmingen en
geef mij met kinderlijk vertrouwen over in de armen uwer onbegrensde almagt en liefde. Hoe meer mijn geloof mij in den oeverloozen oceaan uwer Majesteit laat. doordringen, des te meer gevoel ik, oGod, de magt van uwen bijstand, welke mij met nieuwen moed bezielt, met nieuwe krachten doorstroomt, zoodat ik zegerijk tegen alle duisternis der liel kan strijden. Intusschen bewaar ik met ootmoedigheid het bewustzijn van mijn niet; want hoe meer ik deszelfs diepte doorschouw, des te meer word ik tot de betrachting uwer volmaaktheden opgewekt, en des te meer neem ik mijn toevlugt tot den schoot uwer barmhartigheid. Hier erken ik, als in een spiegel, hoe uwe liefde mijne ziel met allerlei weldaden overladen heeft, en inij nog steeds met de zuivere wateren der geestlijke reiniging besproeit. In deze erkentenis uwer zegeningen mi van mijne nietigheid moet ik U, o mijn (Tod, tot het gestadige voorwerp mijner lief'dt- verkiezen. Amen.
Bij de tweede Oratie.
(Naar den H. Franciscus van Assisen.)
lt;^) iillevheiligste Maagd Maria, mijne Koningin ! in uwe zegenrijke getrouwheid , in uwe bij-zondore bescherming en in den schoot uwer goedheid beveel ik heden, al de dagen mijns levens en vooral in mijn sterfuur, mijn ligchaam en mijne ziel. IJ vertrouw ik toe al mijne hoop , al mijnen troost, mijne droefheid en mijn lijden , mijn leven en sterven; opdat, door uwe heilige voorspraak en verdiensten, al mijn werken naaiden wil van uwen godlijken Zoon geleid en volbragt worde. Amen.
Bij den Zegen des Priesters.
( Naar de H. Mechtildis.)
ezegende .lesus ! even als Gij in de heilige Mis brood en wijn zoo krachtig gezegend hebt, dat zij daardoor in uw Ligchaam en Bloed veranderd zijn; zegen ook mij zoo krachtig, dat gedurende dezen dag het teeken van uw heiligen zegen in mijne ziel geprent, en deze voor alle gevaren der vijanden bevrijd blijve. Amen.
— 285 —
(Naar den H. Gregorius van Nazianzen.)
aplllerlieiligste moeder Maria, licht der maagden, die mij door uwe voorspraak reeds zoovelegenaden van God verworven, uit zoo menige droefheid gered en tegen mijne vijanden zoo dikwijls beschermd heht: wees mijn voorbeeld en geleidster, opdat ik op mijn pelgrimsweg steeds rijker worde aan hemelsche deugden; blijf steeds mijne goede voorspraak bij uwen Zoon .Tesus Christus, opdat ik eenmaal het groote doel, mijne zaligheid, bereike. Amen.
Bij het laatste Evangelie.
( Naar den H. Franciscus van .S'ales.)
maagd en Moeder Gods, die
om uwe verhevene waardigheid, den diepsten eerbied der engelen en der menschen verdient: gij weet, dat ik u, van het eerste ontluiken van mijn verstand, als mijne moeder, mijne voorspraak en mijne patrones gekozen heb; ik beken met innige dankbaarheid, dat ik vele der genaden , welke mij God geschonken heeft, aan uwe goede voorspraak verschuldigd ben. Waarom hel) ik ii niet, o liefderijke Moeder, met even zooveel trouw gediend, als gij mij met zorgvolle
19
— 286 —
liefde uwe hulp bewezen hebt? üocli voortaan wil ik u vereeren , u dienen , u beminnen, zoo veel mijne zwakke krachten toelaten. Neem derhalve genadiglijk de verklaring aan , waardoor ik betuig, dat ik n volkomen toebehoor; laat mijn opregt vertrouwen n aangenaam zijn , en verkrijg mij van mijnen Verlosser, uwen geliefden Zoon, een levendig geloof, eene onwankelbare hoop, eene eenige en getrouwe liefde ! Verkrijg mij eeue onbevlekte reinheid des harten en des ligchaams, een lijdzaam geduld en vol-komene overgeving van mijn wil in de goddelijke Voorzienigheid. Verkrijg ook nog voor mij, o heiligste maagd Maria , dat ik u navolge in de oefening van alle deugden, opdat ik ook den bijstand uwer bescherming verdiene in het uur van mijnen dood. Amen.
der Onbevlekte Ontvangenis van de allerheiligste Maagd Maria.
TER METTEN.
. heeft geheel de wereld verheugd. Verkondigt, mijne lippen , den lof van de Maagd,
Uit wier schoot voor deze aard eenwig lieil is gedaagd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd.
En sehntte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
we Ontvangenis, o H. Maagd, Moeder Gods ,
V»n Septaage»ima tot Fascheu bezige men, in plaats Tan
Allelnja :
Lof zij n, o Heer, Koning der eeuwige glorie.
— 388 —
LOFGEZANG.
Ü, o wereldheersclieresse,
Maagd der maagden, morgengloed, 's Hemels heiige vreêbodesse,
Brengen wij den eerbiedgroet. Vol genade en liefde tevens.
Glansde uit u het licht des levens Heel de meuschheid sehittrend aan. Moeder! ach, wees toch begaan Met het lot der stervelingen,
Die uw giorietroon omringen,
En daar smeekend voor u staan.
Vóór nog zon- of maanlicht rezen,
Lang vóór de aard nog was gegrond, Had u de Eeuwige uitgelezen,
Om de Moeder Gods te wezen,
Arke van zijn Nieuw Verbond,
Ü, wie de erfelijke zonde,
't Zaad der Slang, niet smetten konde.
Antiph. De Allerhoogste heeft zijne woonplaats geheiligd ; God is te midden van haar, en zij zal niet gestoord worden : want van 't morgenrood af, zal God haar ter hnlpe zijn. Ps.XL, 5. 6.
Hoe schoon zijt gij , mijne vriendin, hoe schoon zijt gij.
— 389 —
Uwe oogen zijn als die eener duive, lielialve nog hetgeen innerlijk verborgen is. Hoogl. IV, 1.
GEBED.
JHI.eilige Maria, Koninginne des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus en meestresse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis van al mijne zouden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheimvolle en heilige onbevlekte Ontvangenis in ootmoed en aandachtig vereerende, uamaals het loon dei-eeuwige zaligheid erlange; door onzen Heer Testis Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, in de volmaakte Drieëenheid , God , van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen. O Vrouwe, bescherm mijn gebed.
En doe mijne roepstem tot God doordringen. Laat ons den Heere loven.
En Gode dank zeggen.
De zielen der geloovigen mogen , door Gods barmhartigheid , in vrede rusten.
Amen.
— 290 —
TER PRIMEN.
Ontvangenis, o heilige Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd,
En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
LOFGEZANG.
U, o Maagd, u, wijsheids-ader.
Huis, den Heere toegewijd,
Komen wij in ootmoed nader,
U, die onze Moeder zijt.
Tempel Gods op zeven zuilen.
Waar de hemeldisch in praalt ,
Keeds door hooger licht bestraald.
Als uw dag nog lag te schuilen Onder heilige Anna's hart,
Die de bittre barenssmart Voor de hoogste vreugd mogt ruilen.
Toen ze in u de Dochter zag Waar Gods raadsbesluit op lag :
Uit wier kuischen schoot hij 't leven Adams kroost zou wedergeven;
U, de star uit Jacobs stam,
ü, der Englen Kouinginne,
TJ , tie zaal ge Eijksvorstimie ,
U, de reinste liefdevlam,
U, die 't hart den hemel opent, Dat, geloovig, biddend, hopend,
Zich u tot beschermster nam.
O gij, Moeder-maagd, die krachtig,
In des Christens aardschen strijd,
Hem tot steun en toevlugt zijt:
Maak ons steeds uw gunst deelachtig. En verhoor ons te allertijd.
Aniiph. Wie is zij, die daar optreedt als het kriekend morgenlicht, schoon als de maan, schittrend als de zonue, vreeslijk als een geordende legermagt? Hoogl. VI, 10.
Gij zijt volmaakt schoon, mijne vriendin. Er is geen smet aan u. Hoogl. IV, 7.
G E B E 1).
Heilige Maria, Koninginne des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus en mees-teresse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis van al mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe
geheimvolle en heilige onbevlekte Ontvangenis in ootmoed eu aandachtig vereerende, namaals het loon der eeuwige zaligheid erlange: door onzen Heer Jesus Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, in de volmaakte Drieeenheid, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TEK TERTIEN.
ÏJ||J\ve Ontvangenis, o heilige Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd,
En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
LOFGEZANG.
Heiige Bondark der verzoening.
Troon, door Salomo beduid,
Aaronsstaf in eeuwige groening.
Deur, die 't Godsrijk open sluit: Vredeboog aan 's hemels zalen,
Herobs vlammend doornevuur,
Daauw dien in het morgenuur,
Gideon op 't vacht zag dalen;
Samsons duistre honigraat;
Neen, liet erfelijke kwaad Kon, voorzeker, u niet smetten,
U, die 't monster zou verpletten.
Dat eens Eva bragt ten val;
Neen, de Schepper van 't heelal Wilde, naar zijn hoogere orden.
Uit een Maagd geboren worden,
Rein en vlekloos als het licht Voor zijn godlijk aangezigt.
Auliph. In de zon heeft hij zijne woonstede gevestigd, en hij treedt daarheen als een bruidegom uit zijne binnenkameren. Ps. XVIII, (gt;.
In het hoogste ruim heb ik mij geneteld.
En mijn troon rust o|) eene wolkznil. Eccl. XXIV, 7.
«EB li I).
eilige Maria, Koninginne des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus en meestresse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis van al mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheim-
— 394 —
volle en heilige onbevlekte Ontvangenis in ootmoed en aandachtig vereerende, namaals het loon der eeuwige zaligheid erlange; door onzen Heer Jesus Christus, wien gij als Maagd heb gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft enheerseht, in de volmaakte Drieëenheid, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TER SEXTEN.
t^Fwe Ontvangenis, o H. Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd,
En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
LOFGEZANG.
Maagd en Moeder! zie, wij groeten U eerbiedig in het stof;
Englenvreugde in 's hemelshof.
Zie, wij knielen aan uwe voeten, Kuischeids bronwel, tempel Gods,
Hecht gebouwd op de eeuwige rots I)er Drieëenheid; vreugdekweekster,
Teedre hemelliehtcntsteekster.
Palm van vrede en van geduld,
Lustwarraml, die Adams schuld
En zijn Eden doet vergeten;
Stad des Heeren. vredepoort,
Heilig , driewerf-heilig oord ,
Gij, wie allen zalig heeten,
Gij die vorstlijk van geslacht,
De opperpriesterlijke magt,
't Eenwig Woord, hebt voortgebragt,
Gij, Maria, vol genade,
Kom ons met uw gunst te stade.
Antiph. Zijn grondslag is op den heiligen berg; de Heer bemint Sions poorten meer, dan al de woontenten van Jacob. Ps LXXXVII, 1 en 2.
Heerlijke dingen zijn van u , o stad Gods , gezegd.
De Heer heeft ze zelf gegrondvest. ( Zelfde Ps. vs. 3 en 5. )
GEBED.
'fél'
J^Jieuige Maria, Koningiune des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus en meestresse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij
- 296 —
uwen geliefden Zoon (te vergiffenis van «il mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheimvolle en heilige onbevlekte Ontvangenis in ootmoed en aandachtig vereerende, namaals het loon der eeuwige zaligheid erlange; door onzen Heer Jesns Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, in de volmaakte Drieeenheid, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TER NONEN.
Uwe ontvangenis, o H, Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp alt:jd,
En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
LOFGEZANG.
Wees gegroet, o vestingwallen,
Davids toren op de rots,
Onverwinbare sterkte Gods,
Die des vijands heir doet vallen Door onzigtbre wapenkracht;
Gij, die door des Hemels :nagt,
D'ouden draak in 't stof verpletten , Ja, voor altijd breidlen kondt,
En liet slagzwaard wist te wetten,
Meer dan 't Judith onderstond;
Wees gegroet, sieraad der wereld, Met des liemels glans bepereld ,
Spruit van Davids Vorstenbloed, Afgespiegeld in den gloed.
Die Abisag eens omstraalde.
En waar Rachels kruin mee praalde. Als de glans van Jacobs huis;
Neen, uw glorie was het. Kruis,
Waar de Godmensch aan verbloedde, Hij, wiens jeugd uw liefde hoedde. Hij, die voor het menschdom stierf, Eu ons het hemelrijk verwierf;
Hij, des Vaders welbehagen,
Dien uw knische schoot gedragen En gebaard heeft in den tijd ;
Daarom worden onze beden,
Heiige Moeder, u, op heden En voor eeuwig, toegewijd.
Antiph. Gij zijt de cere van Jerusalem, g zijt Israels vreugde, gij zijt de heerlijkheid v ons volk. (Judith XV, 10.)
Gelijk eene lelie onder de doornen,
Zoo is onder de dochteren mijne vriendin. (Hooglied II, 2.)
— 298 —
GEBED.
eilige Maria, Koninginue des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus eu meesteresse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis van al mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheimvolle en heilige onbevlekte Ontvf.ngenis in ootmoed en aandachtig vereereude, namaals het loon de eeuwige zaligheid erlaiige; door onzen Heer Jesus Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den hsiligen Geest leeft en heerscht, in de volmaakte Drieöenheid, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TER VESPER.
Uwe Ontvangenis, o H. Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd. En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon , en deu H. Geest. Alleluja.
— 299 —
LOFGEZANG.
'k Groet u, dienares des Heeren, Die, volhardend in 't gebed, Met, ootmoedig zielsverneêren, U geschikt hebt naar Gods wet, Om Imraannel te ontvangen In uw maagdelijken schoot,
Hem, die over graf en dood, De opperheerschap ij erlangen En het menschdom zaalgen kwam , Als onschuldig offerlam.
Ja, dien God hebt gij gedragen,
Toen hij 't eeuwig glorierijk Uittoog, om, in 't aardsche slijk, — Hij, de Vorst der Englenkoren, — Zich voor ons te zien geboren,
En aan den verloren zoon,
Wien het doemlot was beschoren. Weer te geven 's Hemels kroon. Ja, Maria, toen, toen straalde 't Licht, dat van den hooge daalde. Uit dien Zoon de wereld rond.
En, bij 's aardrijks droevig duister. Rees uit u de morgenstond, Aau Ezechias verkond,
— 300 —
Die vemiclitte in krankheidskluister, Toen, op Gods bevel, de luister Van de zonne rugwaarts schoot, 't Reddingsteeken uit den nood Van een onvermijdbren dood.
Wees gegroet dan, slangvertreedster. Leliebloem in doornegaard,
Maanglans, ttonkrend over de aard,
Hooge hemeltroonbekleedster,
Die voor dwaling 't hart bewaart,
Dat zicli u blijft toebetrouwen. O gezegendste aller Vrouwen,
Geef', dat we eenmaal u aanschouwen , Waar, in stoorlooze eeuwigheid,
TJ de Kroon is toebereid.
Antvph. De Heer sprak tot de slang : Ik wil vijandschap tusschen u en do vrouw, tussphen uw zaad en haar zaad ; en zij zal u dei/.kop vertreden. Genes. I, 3.
Gezegend zijt gij onder de vrouwen. En gezegend is de vrucht mvs ligchaams. Luc. 1, 28.
fi E B E D.
JfJeilige Maria, Koninginne des Hemels, Moeder onzes Heeren Jesus Christus en meesteressc
der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis van al mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheimvolle en heilige onbevlekte ontvangenis in ootmoed en aandachtig vereerende, namaals het loon der eeuwige zaligheid erlange; door onzen Heer Jesus Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, in de volmaakte Drieëenheid , God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TER COMPLETEN.
IJi^Jwe ontvangenis, o H. Maagd, Moeder Gods, heeft geheel de wereld verheugd.
Door uwe voorbidding, o H. Maagd, mogen wij met uwen godlijken Zoon verzoend en tot hem bekeerd worden.
Wend zijnen toorn van ons af.
Wees, Vrouwe, mijne hulp altijd.
En schutte uw arm mij in den strijd.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Alleluja.
20
— 302 —
LOFGEZANG.
Wees gegroet, o reinste Moeder,
Jesses spruit, in hemelschooii,
Hoedster van den Albehoeder,
Neergezeten naast zijn troon,
Schittrend boven de Englenscharen,
In een gouden glansgewaad;
Poolstar op de onstuime baren.
Waar uw oog de doodsgevaren.
Al des scheeplings zielsbezwaren, Heilaanbrengend gadeslaat;
Hoop der zondaars, zwaklieidssterkster. Hemeldeur, genabewerkster,
Krankenhulp en toeverlaat;
O verleen ons, door uw voorspraak.
Lieve Moeder van Gods Zoon,
Hier op aard reeds 'sHemels voorsmaak, En daarboven 't eeuwig loon.
Antiph. Ik ben eene moeder der sehoone liefde, der vreeze, der kennisse en der heilige verwachting ; bij mij is alle hope des levens en der deugd. Eecl. XXIV, 21 — 2(i.
Treedt allen toe tot mij, die naar mij verlangen gevoelt, en verzadigt u aan rnijne vruchten. (Ter zelfde plaatse.)
— 303 —
G E B E D.
eilige Maria, Kouinginne des Hemels, AFoe-'ler onzes Heeren Jesus Christus en meestwesse der wereld, die niemand verlaat en niemand versmaadt: o, zie genadig met de oogen uwer barmhartigheid op mij neder, en verwerf mij bij uwen geliefden Zoon de vergiffenis vau al mijne zonden, opdat ik, hier op aarde, uwe geheimvolle en heilige onbevlekte ontvangenis in ootmoed en aandachtig vereerende, namaals het loon der eeuwige zaligheid erlange; door onzen Heer .Tesns Christus, wien gij als Maagd hebt gebaard, en die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, iu de volmaakte Drieëenheid, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
TOEWIJDING.
Vol van ootmoed, Moeder-maagd,
Zij deez' bede u opgedragen,
Laat de hulde u welbehagen.
Die ons hart u tegendraagt.
Doch, wanneer, na 't aardsche zwerven,
Onze ziel naar ruste smacht.
Doe ons dan een plaats verwerven.
Waar uw blik ons tegenlacht.
— .304 —
LITANIE
der allerheiligste Maagd en Moeder Gods van liorretto.
■^MPeeu, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den hemel, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God, H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm ü onzer. Heilige Maria, bid voor ons.
Heilige Moeder Gods ,
Heilige Maagd der maagden,
Moeder van Christus,
^linnelijke moeder,
Wonderbare moeder.
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
— 305 —
Allervoorzigtigste maagd,
Eerwaardige maagd,
Loilijke maagd,
Magtige maagd,
(ioedertieren maagd,
Getrouwe maagd,
Spiegel der regtvaardigheid ,
Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer blijdschap.
Geestlijk vat.
Eerbiedwaardig vat,
Uitstekend vat van godvruchtigheid,
Geheimzinnige roos.
Ivoren toren,
Gulden huis,
Ark des verbonds.
Deur des Hemels,
Morgenster,
Behoudenis der kranken,
Toevlugt der zondaren,
Troosteres der bedrukten,
Bijstand der christenen,
Koningin der engelen ,
Koningin der oud vaders.
Koningin der profeten,
Koningin der apostelen,
— 306 —
Koningin der martelaren, bid voor ons. Koningin der belijders, bid voor ons.
Koningin der maagden, bid voor ons. Koningin van alle Heiligen, bid voor ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,
spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,
ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toe-vlugt, heilige Moeder Gods; verstoot onze gebeden niet in onze noodwendigheden, maar bevrijd ons altijd van alle gevaren; o glorierijke eu gezegende Maagd , onze vrouwe, onze middelares , onze voorspraak ; verzoen ons met uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon.
Bid voor ons, o heilige Moeder Gods!
— 307 —
Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
G E B E 1).
tort, bidden wij, Heer, uwe genade in onze harten, opdat wij, die, door de boodschap des Engels, de Menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn lijden en kiuis tot de glorie der verrijzenis gebragt mogen worden; door denzelfden Christus, onzen Heer. Am. Bid voor ons, o heilige Josef,
Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
G E B E D.
^^ij bidden ü, o Heer, dat, door de verdiensten des Bruidegoms uwer allerheiligste Moeder ondersteund, zijne voorbidding ons moge doen verwerven, wat wij door eigen krachten niet zouden kunnen erlangen; Gij, die leeft en regeert, God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
— 308 —
ZEVEN GEBEDEN
in verband met de zeven vreugden der H. Maagd.
1. O Maria! gedenk de vreugde, welke uw hart smaakte, toeu de allerheiligste Drievuldigheid u, door de boodschap des Engels, tot Moeder des Eengeboornen uitverkoor; ik bid u, wil mij de vruchten dezer blijde boodschap deelachtig doen worden, en mij het eeuwig heil door uwe voorbede verwerven. Amen.
2. O Maria! gedenk met welk een troost uw hart vervuld werd, toeu gij uwen godlijken Zoon, die zonder smarte gebaard was, omarm-det en gekust hebt; ik bid u, doe mij de genade erlangen, dat ik Jesus, mijnen Verlosser en Zaligmaker, innig liefhebbe en eeuwig met hem verbonden blijve. Amen.
3. O Maria! gedenk de blijdschap, die u vervulde, toen de drie Wijzen uit het Oosten uw kind als Koning des hemels en tier aarde met drievoudige geschenken , met goud, met wierook en met mirre vereerd, en hem tevens godlijke eer bewezen hebben; ik bid u, o wil nu bij uwen Zoon, onzen Heer, de gunst voor mij verkrijgen ,
— ;iü9 —
dat ik hem mijn verstand, mijn wil en mijn ge-lieugen onverdeeld ten otter brenge, en onwrikbaar in het geloof, in de hoop en in de liefde, volharde. Amen.
4. O Maria! gedenk die vreugdevolle gemoedsaandoening, toen gij nwen twaalfjarigen Zoon, die verloren was en met smarte door u gezocht werd, in den tempel te midden der leeraren neergezeten, wedergevonden hebt; ik bidn, doe mij de genade ondervinden, dat ik mijn beminden Jesns , dien ik zoo dikwerf door mijne zonden verloren heb, door een opregt berouw en leedwezen hervinde, om hem nimmermeer te verliezen. Amen.
5. O Maria! gedenk die onuitspreeklijke blijdschap, die zich van n meester maakte, toen uw teederbeminde Zoon, na zijne glorievolle opstanding, n op Paaschdag verschenen is; ik bid u , wil ook mij, ten dage des gerigts, bij uwen Zoon, onzen Heer, eene zalige opstanding verwerven. Amen.
6. O Maria! gedenk de zielevreugde, welke gij ondervondt, toen uw geliefde Zoon luisterrijk ten Hemel is opgevaren; ik bid u, geef vleugelen aan mijn hart, opdat het van de aarde heensnelle en opstijge ten Hemel, met Jesus ,
— 310 —
uwen Zoon, onzen Heer, om daar te rusten, waar alleen kalmte, stoorloos genoegen en reine vreugde te vinden is. Amen.
7. O Maria! gedenk die onbegrijplijke vreugde, waarvan op Pinksterdag de H. Geest uw hart deed overvloeijen, en het met nieuwe gaven verrijkte; ik bid u, verwerf mij de genade, dat de H. Geest mijn verkoeld gemoed met het vuur zijner liefde ontsteke, en ik hierboven God, eenmaal, als mijn hoogste goed, in eeuwige liefde met u en alle Heiligen, bezitten moge. Amen.
TOEWIJDING.
mijne voorspraak, mijne hulpe en gebiedster, allerheiligste Maagd Maria! aan uwe onwrikbare trouw, in uwe bijzondere bescherming, en aan den teederen boezem uwer barmhartigheid geef ik mij onbepaald naar ziel en ligehaam over, en leg ik mij gelaten neder, nu en al mijne levensdagen, maar vooral in de ure van mijnen dood. Al mijne hoop en troost, mijn nood en ellende, mijn leven en mijnen uitgang in den dood draag ik u op, teneinde, door uwe alles vermogende voorbede en door uwe verdiensten, mijne werken allen naai uwen heiligen
— 311 —
wil, en naar dien van uwen godlijken Zoon mogen worden ingerigt, en ze enkel strekken te uwer eere, ter eere Gods, tot 's naasten heil en te mijner zaligheid. Amen.
BEDE OM DEN ZEGEN.
^^elaan dan, mijne ziel, verneder u aan de voeten uwer H. Moeder Maria, en rijs niet op uit het stot, voordat zij u gezegend heeft. O gij, van God bevoorregte, ja, met alle zegeningen rijk begiftigde en versierde Vrouwe, H. Maagd, o zegen naar uwe ontferming en goedheid mij, diep-bedroefde, en verwerf mij bij uwen teeder-beminden Zoon overvloedige genade, teneinde ik hem en u hier op aarde zoodanig diene, dat ik namaals de eeuwige heerlijkheid deelachtig worde. Amen.
ter eere van de Allerheiligste Maagd Maria.
Komt, heffen wij een loflied aan!
Ons lied klimme op van de aard'.
Tot voov Gods troon, waar de Eng'len staan, 't Zij met hun lied gepaard.
Komt, zingen wij Maria's lot',
Want wie verdient het meer?
Ze is de vorstin van 't hemelsch hot', De Moeder van den Heer.
Dat onze lof n niet mishaag',
O hemel - koningin !
Is van ons lied de toon wat laag. Hij dring' ten hemel in.
Geen schepsel dat zoo veel vermogt.
Geen is zoo hoog in eer.
Uw hulp is nooit vergeefs gezocht, O Moeder van den Heer .
Dom- Adams val wij waren dood,
Heel afgekeerd van God,
En zonder hulp in onzen nood :
Beweenlijk was ons lot. O Morgenster der zaligheid.
Gij bragt ons 't leven weer ; Uw deugd heeft ons dit heil bereid, O Moeder van den Heer!
Verbaasd en woedend was de hel.
Om 't heil van ons geslacht,
Toen ii de aartsengel Gabriel De blijde boodschap bragt. Nu spanne satan strik en net. Wij vreezen hem niet meer; Uw zaad heeft hem den kop verplet, O Moeder van den Heer!
Als Gij, o Maagd, iu eenen stal Ons baardet uw heilige vrucht. Dan hoorde men het blij geschal
Der Englen in de lucht.
Zij zongen voor het menschdom vree,
Nooit blijder dan dien keer, Tot God en uwer eere mêe, O Moeder van den Heer!
— ;314 —
Wij roepen u, in Jesns Kerk,
Als hulp en voorspraak aan,
Hij heeft zijn eerste wonderwerk
Op uw verzoek gedaan.
Ei! zie dan g'unstig van omhoog
Op uwe dienaars neer.
Beschouw ons met een moederoog, O Moeder van den Heer!
Uw Zoon, toen hij aan 't kruishout hin
Ons eeuwig heil verwierf.
Beval u aan zijn lieveling,
Eer hij voor 't mensehdom stierf; Joannes liefde ontving dit loon. Die gunst, die troostrijke eer, Gij werdt zijn Moeder, hij uw Zoon, O Moeder van den Heer!
Wil zoo ook onze Moeder zijn! Ons hart, dat Jesus mint,
Roept tot u, uit deez' rampwoestijn : ;/Ach, Moeder! zie uw kind!
if Zie, lieve Moeder van gena,
ii Toch gunstig op ons neer;
i, Uw liefde is zonder wederga, ii O Moeder van den Heer!
— 315 —
Ach! Moeder van barmhartigheid!
Onttrek uw hulp ons niet;
Als ons de wereld lokt en vleidt,
Als gij ons wankelen ziet;
Als ze ons, door wellust, strikken zet,
Of streelt door lof en eer ,
Bescherm ons dan door uw gebed, O Moeder van den Heer !
Wanneer ons armoe dreigt of drukt,
Als ziekte of pijn ons knelt, Als alles, wat wij doen, mislukt.
Als ramp op ramp ons kwelt; Als niets op aarde ons troosten kan; —
Ei, zie dan op ons neer.
Troost ons door uwe voorspraak dan, O Moeder van den Heer!
Als eens het bange sterfuur slaat.
Als de aard' geen vreugd meer heeft. Als geld en roem ons niets meer baat.
Maar bittere wroeging geeft; Als grootheid klein wordt in ons oog.
Met 's werelds ijdele eer.
Wees onze helpster dan omhoog, O Moeder van den Heer!
— 316 —
Bescherm ons zoo, in eiken nood,
En sta ons altoos bij ,
Vooral in 't uur van onzen flood,
Opdat het zalig zij;
Eu wij, voor 't heil voor ons bereid,
Met u, Gods lof en eer Verheffen tot in eeuwigheid, O Moeder van den Heer!
IST.T IIKÏ imROENOEBED.
02 mijne Meesteres, o mijne Mneder! ik wijd '•mijo'eheel ann 11 tne;en om 11 een blijk mijner toeo'eneo-eniieid te geven, wijd ik n vandang toe, mijne ooiren , mijne ooron, mijnen mond, mijn hart, mijn persoon zeiven. O mijne goede Meesteres! bewaar mij, verdediir mij als uw goed en nw eigendom.2 mijne Meesteres, o mijne Mneder! ik wijd '•mijo'eheel ann 11 tne;en om 11 een blijk mijner toeo'eneo-eniieid te geven, wijd ik n vandang toe, mijne ooiren , mijne ooron, mijnen mond, mijn hart, mijn persoon zeiven. O mijne goede Meesteres! bewaar mij, verdediir mij als uw goed en nw eigendom.
Voor het dngelijks godvruclitig uitsiireken van ilit gebed, vergunt /. If. j'ins IX ieder dag een allaat van 10n dagen; wie het gedurende eene maand dagelijks bidt, kan eens in die maand een vollen atlaat verdienen, mits men vooral' waardiglijk gebieelit en gecommuniceerd liebbe.
() mijne Meesteres, o mijne Moeder! ü'e-denk dat ik n toebeitoor. Uewaar mij, verdedig mij als mv goed en nw eigendom.
21
Voor ieder keer dat men dit schietgebed in de bekoriiij;, met een rouwmoedig hart bidt, geniet men 40 dagen alluiit.
ZI'.F.Il KRACIlTIfi CKBRI) IN l)K BF.KOIilXOEN TKGEN DF, irF.TUflK DF.LOI) VAN Zl'IVF.lt IIF.11gt;.
oor uw nllerheiligsti; Maagdom en uwe onbevlekte Ontvangenis, o allerzuiverste Maagd Maria, zuiver mijn hart en mijn vleesoli.
a. fïezegend zij de heilige en onbevlekte Ontvangenis van de heilige Maagd Maria.
h. Heilige Maagd Maria! in mve Ontvangenis zijt gij onbevlekt geweest : bid voor ons den Vader, wiens Zoon gij gebaard hebt door medewerking van den heiligen Geest.
Voor ieder keer dat. men een dezer t wee gebeden godvrneh-tiglijk bidt, zijn 100 dagen aflaat verleend, welke allaat toevoegbaar is aan de zielen in liet vagevuur.
GEBED TKH KFKK VAN O. L. V. VAN BA KM HARTIG HEID.
I' groet ii, Maria, vol van smarten: de gekruisigde Jesus is met u;'gij zijt medelijden waardig, onder alle vrouwen; en eveneens Jesus, de vrucht uws ligchaams. Heilige Maria, Moeder van den gekruisigden Jesus : verkrijg ons tramn
— 319 —
van berouw, aan ous, die Jesus uwen Zoon ^e-kniisigd liebheii, nu (^n in het uur onzes doods. Amen.
Voor irdrr keer dal men dit jyebod met een rouwmocdijr liart bidt, is (13 Dec. 1847) 100 dajrcn Aflaat verleend, ook toevoepbaar aan de zielen in bet vagevHur..
^Éjiet'devol hurt van Maria, wees mijne toe-vluojt!
Z. H. 1'ius IX heeft (30 Sept. 1853) 300 dagen atlaat verleend, voor ieder keer dat men dit schietgebed bidt; en eens in de maand vollen aflaat , na vooraf waardiglijk gebiecht en gecommuniceerd , en in de kerk ter intentie van Z. H. gebeden te hebben. — De/.e aflaat is mede toevoegbaar aan de zielen in liet vagevuur.
OPD11AGÏ AAN MET ÜIEIiliAAK BLOEI) VAN JESUS.
euwige Vader', ik offer Ü op het, dierbaar bloed van Jesns Chri~fus, tot boeting mijner zonden , en tot het welzijn van onze Moeder de H. Kerk.
100 dagen aflaat, voor ieder keer dat men dit gebed godvruchtig bidt, welke aflaat toevoegbaar is aan de zielen in het vagevuur, (verleend 3!) Maart 1817.)
^ioot'd en gedankt zij ieder oogenblik het allerheiligste en zeer godlijk Sakrament!
Den 24' Mei 1771 zijn voor het godvruchtig dagelijks spreken van dit schietgebed de volgende aflaten verleend :
ieder dug: eenmajil 100 dagen;— des donderdags en gedurende het octaaf van het allerh. Sakrament driemaal 100 dagen; — en eens in de maand vollen aflaat, mits vooraf waardiglijk gebiecht en gecommuniceerd hebbende, — Deze artaten zijn mede toevoegbaar aan de zielen in het vagevuur.
^ jjjn Jesus, l);inubartiglii!i(l!
Voor het godvruchtig spreken van dit schietgebed zijn (26 Sept. 1846) telkenmale 100 dagen nllaat verleend, welke ook toevoegbaar is aan de zielen in het vagevuur.
AANllOEPINd VAN JKSüS, MA UIA, JOSRF.
,^|esus, Maria, Jostif! ik gci-l' U mijn hart, mijn geest en mijn leven!
Jesns, Maria, .Tosef! staat mij l)ij in den doodstrijd!
Jesns, Maria, .loset'! dat ik zacht in uw heilig gezelschap sterve!
Voor ieder keer dat men deze aanroepingen godvruchtiglijk doet, zijn 300 dagen allaat verleend; en voor elke dezer aanroepingen afzonderlijk, telkens 100 dagen, — mede toevoegbaar aan de zielen in het vagevuur. (28 Apr. 1807.)
AAXU OKI'TNC DKIl II KT LIG K N AM RN :
Voor ieder keer dat men deze namen godvruchtiglijk uitspreekt, zijn 25 dagen allaat verleend, welke mede toevoegbaar is aan de zielen in het vagevuur.
32quot;;
(iRHHI) VOO 11 DEN STKl!VIÏKDKN.
ijpj allrrgocdcrtiercnstc: .lesus , Schepper der zielen ! ik l)i(l [T, door den doodstrijd Vein uw idlerheiligste Hart, en door de smarten van uwe onbevlekte Moeder: waseh in uw liloed alle zondaars der wereld , die nu in den doodstrijd zijn, en heden sterven zullen. — Amen.
Doodsbenaauwd Hart van .lesus wees de stervenden genadiu'.
Z. H. Pi us IX heeft. (3 b'eur. .!Sj5._) i'JU dagen allaat verleend, voor ieder keer dat men met een berouwhebbend iiart dit gebed godvruchtiglijk bidt; vuur hen die het ge-durende eene geliecle maand driemaal 0]) verschillende uren dagelijks bidden, vollen allaat op den dag dat men waardiglijk gebieeht en gecommuniceerd heeft, en tevens eene kerk bezoekt en daar bidt naar de meening van Z. H. — Deze aflaten zijn ook toevoegbaar aan de zielen in liet vagevuur.
heilige Naam!
Gezegend zij .lesus Christus , waarachtig God
en mensch!
Gezegend zij de heilige Naam van .lesus! Gezegend zij .lesus, in het allerheiligste Sa-krainent!
— 322 —
Oezegeml zij dv, Moeder Gods, de allerheiligste ligste Maagd Maria!
Gezegend zij de heilige en onbevlekte Ontvangenis !
Gezegend zij de heilige naam van Maria, Maagd en Moeder!
Gezegend zij God, in zijne Engelen en Heiligen !
Voor ieder keer dal men deze lofspraak bidt, tereerevan Gods heilige Naam , en tot herstellinjr ran den hoon hem aangedaan door de jfodslasteringen, is een jaar aflaat verleend: en vollen aflaat eens in de maand, mits men waardiglijk gebiecht en gecommuniceerd, en in eene kerk volgens de meening van Z. H. gebeden hebbe. — Ook deze aflaten zijn toevoegbaar aan de zielen in het vagevuur
U t i 1 i t e r I m p r i m i Potest.
T. CANOIJ; Can. theol. ad hoe deputatus.
Jluremundée hac S Februarii 1862.
Bladz.
IV. BrMMilendc lielde.......33
XII. Vimrlelie..............S7
XIII. M;i iigdepalm. (liiinierii'men) , . !)7
XIV. Kvuidn.'ioel..............]().-,
XIX. Mirt........ . . . 147
1!T,A MVT.IZEli .
Will. Dr »vle Ti.oos.......177
XXVT. OolooHStin........
XXX. Lonioerii. ( Kamperfoelie; . . 330 XXXI. Vergeet mij-niet......2:!^
Morgen- Dag- en Avond-Gebeden, toegewijd aan de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria.
Bede tot de Moeder des Heeren in den
Misgebeden ter eere, en op de l''eestdagen
van de allerheiligste Maagd Maria . . 255 Getijden der onbevlekte Ontvangenis van
de allerheiligste Maagd Maria .... 2S7 Litanie der allerliciligste Maagd en Moeder
Gods van Loretto........304
Zeven gebeden in verband met de zeven
vreugden der H, Maagd......309
Gezang ter eere van de atlerh. Maagd Maria. 313 Toewijding aan de M. \laagd Maria : verschillende gebeden met daaraan verbonden aflaten...........318
M? w '• Vquot; -.f: i 'iv - • u»%i^
-
4 lt;. •
%• •quot; •.
■ .
V H- ' iquot; r '
■ 's^- 1-;; quot;f - phi-. tj
•■'*5''^sgt; 'quot;quot;V ' ■ Vsr | |||||||||||||||||||||
|
■ ■gt;, gt;
^ i, ' ' i- .-.v\V '• '
■'#-.VV ^ • - ' '• ' 4'-f
*?. s^... ~ . • gt;. ••■
iSJ ^ quot; -■ ' k. - lt; rf
t
»
Ife quot;
i
',;f; •
■A
.f; ■■
m ■ w «f ■•gt;-v-*., /-Tquot;
r^- | ||||||||||||
| ||||||||||||
»A-/*V |
-' ■■■ f*
f^r.; . \s.
■■*fk ■■
V-^S ,-quot;9-- lt;* |
v * • quot; ' '' 'f- '*K' •* quot;■■ 'quot;V •V. V •- -£. * 'v »0. |
V l*v' fep -JÊÊÊ |
. 'v ■: • . lt;V
^•fcv . * f.
-«S-' .-, quot;
gt;gt;. •. gt; rv-v- *■■•amp;'% •«.■-. -■ quot; S' • M ■♦•J'* ..ri .
v ■ . ^ ■\, ■«. ;■
'ï, . ■ aw
!«
•v . ■ *■ •-■■ ■
•f':--'-■ ^ 's:
r .,.-■■■ » , . C , '. 'gt;,
M Cfe .•
'■ ^ ^ ï -
Jamp;: ■gt;' ^ ''
i
pi 1 ^ ■ j ^ '' ' ^
■ ■ '*■ ».,; ►WMt.Vac'
•••, .-.4;»'g* .t ■tk-ÏT!' '^1 . s'wfe,
., s .r
k V
V ^
Wquot;
*.
v»»,.
v.. ,:r-.^y i
%
if
•-«-
#■
fVr
., v-m -v ^ ^ {quot;quot;
j-.tj,. -. *rl -■■: ,
^' gt;- kV^ï.
*: ■ Jt
\i * wr ^ ,-J-S
'M*r
■ *' ■• i».. | ||
Jjfcv, | ||
J%- |
V,quot; | |
•J |
v | |
i |
•V: |
•V:
•quot;-.k^■■'tequot;, SS?- k ■■ -#S3
' lt;Sr-: J* £?. *• , quot;quot; ■ S ' f^K '
*;• %••.£•. .. quot; .^-.%«• fc^.s :i' ?• quot;•
■'gt;