-ocr page 1-
-ocr page 2-

j;

«P ■gt; 'ta;-

S. ^ ^ i

S» ^pf

'i'-MK^V#1

'Vamp;VïP'

»:;l

pg^^pïï» gt; amp;gt;;gt; ^ ^i

• - ' ■ \ quot;-«w , • Ngt; gt; , gt; ) I

t , ■ »gt;'gt;

-ocr page 3-
-ocr page 4-

Dopter a Paris,

hue !v eziereo.

ST' Mahik

-ocr page 5-

1 VAK ^

i

-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE NAVO Ij GING

ONZES IIF.EREN

JESUS CHRISTUS.

DOOK THOMAS A KIMPIS.

Zesde Druk.

Met Oefeningen en Gebeden na ieder Hoofdstuk; ilisgebeden, Vesperpsalmen, enz.

Naar het Franscli

van dsD Esrw. Pater de Gannelieo.

Met Goedkeuring.

te VENLOO, bij de Wed. H. BONTAMPS.

I88O.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

VOORREDE.

Het zal wel niet noodig zijn, iets ter aanprijzing te zeggen van het werkje, getiteld : Be Navolging van Jesus Christus, welks opschrift het reeds genoegzaam doet keunen, en welks inhoud zoo veel heilzame vruchten, ja voor velen zoo veel vertroosting heeft opgeleverd. Inderdaad, wij vinden in dit werkje geneesmiddelen voor alle zielskwalcn, een verborgen manna, waardoor wij alle geestelijke genietingen smaken, een bewonderenswaardig licht, dat ons leert ons zeiven te kennen, Gode de Hem verschuldigde aanbidding toe te brengen, en dat eindelijk de wetenschap van geluk bevat, die ons doet zien, hoe wij als Christenen moeten

-ocr page 10-
-ocr page 11-

VOORBEDE.

Het zal wel niet noodig zijn, iets ter aanprijzing te zeggen van het werkje, getiteld : De Navolging van Je,sus Christus, welks opschrift het reeds genoegzaam, doet kennen, en welks inhoud zoo veel heilzame vruchten, ja voor velen zoo veel vertroosting heeft opgeleverd. Inderdaad, wij vinden in dit werkje geneesmiddelen voor alle zielskwalen, een verborgen manna, waardoor wij alle geestelijke genietingen smaken, een bewonderenswaardig licht, dat ons leert ons zeiven te kennen, Gode de Hem verschuldigde aanbidding toe te brengen, en dat eindelijk de wetenschap van geluk bevat, die ons doet zien, hoe wij als Christenen moeten

-ocr page 12-

leven, om als Christenen te kunnen sterven.

Deze nieuwe uitgave is vermeerderd geworden door zeer stichtende oefeningen en gebeden, achter ieder hoofdstuk ge-plaats, volgens het fransch van den eerwaarden Pater de Gonnelieu , in welke in korte doch treffende bewoordingen den inhoud van elk hoofdstuk herdacht wordt, terwijl in het daaropvolgend gebed de noodige kracht en hulp tot beoefening der deugden en bestrijding onzer harts-tosten van God wordt afgesmeekt.

Bij deze uitgave is verder bijgevoegd, een register van den hoofdinhoud, verdeeld overeenkomstig de verschillende behoeften der geloovigen. Het stelt hen in staat, om gemakkelijker de hoofdstukken te kunnen vinden, welke hun ter lezing nuttig zijn, naar den werkelijken toestand hunner ziel, en om het lezen over hetzelfde onderwerp af te wisselen.

Een tweede register geeft het middel aan de hand, om de hoofdstukken te lezen, in overeenkomst met de evangeliën der zondagen en de voornaamste feesten des jaars.

-ocr page 13-

HET LEVEN

VAS

Thomas a Kempia.

volgens verscheidene Schrijvers bijeen vergaderd.

Thomas van Kempen zag het licht in eene plaats, Kempeti genaamd, gelegen op de uiterste grenzen van het bisdom van Keulen, tusschen Gulich en Cleef, en waarvan hem de naam is bijgebleven. Zijne ouders, Joanoes en Gertru-dis, waren (indien men naar de wereld wil oordeelen) van gering« afkomst, en muntten niet in rijkdom uit: doch hun adel bestond in hunne godvruchtigheid, en hun jaarlijksch inkomen in een' onberispelijken levenswandel. Daar zij hunne nooddruft met den zuren arbeid hunner handen wonnen, waren zij met het weinige, hun van God in hun leven verleend , wel tevreden. Deze echtelingen wonnen bij elkander twee zonen. ( van meer is er geen stellig bcwjs gegeven.) Joannes, de oudste, deed zijne letteroefeningen of studiën te Deventer, had veel omgang met Gerardus Magnus , en kwam tot alle volmaaktheid van zeden. Ook bediende hij, in de orde der regulieren, onder het kapittel van Windesem, verscheidene voorname ambten, en ontsliep daarna zacht eu zalig.

-ocr page 14-

HET LEVEN

Thomas werd geboren ia den jare ouzes Pleeren 3380. ten tijde dat Paus Drbanus de VI. en Carolns de IV. het clirisfen rijk re-creerden. ü'sadat hij zijne kindsche jaren onder de oogcn zijner ouders doorheb ragt had, en bekwaam scheen te zijn om ter school besteed te worden, vertrok hij naar Deventer, in den ouderdom van dertien jaren. Hij werd bijzonder aangemoedigd aan deze stad de voorkeur te geven, door de vermaardheid van den god-vruchligen en geleerden Florentius, priester en overste van het Broederhuis, hetwelk door de studenten, die van daar kwamen, overal geprezen werd. ï)e oefening der vrije kunsten was ten dien tijde daar in zulken bloei, dal men zoude gezegd hebben, dat Deventsr in Nederland was, zoo als de vermaarde school van Athene bij de Grieken.

Toen hij te Deventer kwam, was zijne eerste zorjr, naar zijnen broeder te vernemen , opdat hij door deszeils raad en hulp (want zijn leergeld was zeer gerinu) tot de studiën zou mogen besteld worden. Daar nu Gerard us Magnus reeds in het jnar 1384, als Thomas slechts vier jaren oud was, van de wereld was gescheiden, werd hij aan den eerwaarden priester florentius aanbevolen . die hem zeer gulhartig ontving, en hem eene kamer, boeken en. het noodige voedsel bezorgde. De omgang met deze mannen, die door de godvruchtigheid en geleerdheid zeer beroemd waren, en die onder dezen Florentius in alle godsdienstigheid, eenvoudigheid des levens en opregtheid der zeden uitmuntten, maakte dat deze vrome jongeling

6

-ocr page 15-

VAN THOMAS A KEMPIS. 7

hunue zeden in alles navolgde en in hun gezelschap veel genoesren vond. In huis was hij naarstig, in do scholen geschikt en aandachtig, in de kerk godvruchtig en ingetogen, in dier voege, dat hij binnen weinige jaren niet alleen in de studiën, maar ook in de godvruchtigheid grooten vooruitgang deed, zoo als genoegzaam blijkt nit de menigte der door hem opeestelde boeken. Terwijl hij in het Broederhuis woonde, droeg hij alles, wat hij met schrijven konde winnen en waarin hij zeer bedreven was, tot de gemeene onderhou-ding en hulp van hetzelve op

Van zijne kindschheid af was hij zeer toegedaan tot de dienst der heilige maagd Maria, aan welke hij dagelijks eenige bepaalde gebeden gewoon was op te offeren. Maar zoo als de kinderlijke godvruchtigheid zeer onstandvastig is, begon ook in Thomas deze heilige ge-Vvoonte, door onachtzaamheid, te verflaauwen. Hij verzuimde dan allengs zijne gewone gebeden en aanroeningen, in het eerst ééoen dag, daarna twee, drie of vier dasren, ja soms eene geheele week, en wat te beklagen is, achterliet die ten laatste geheel. Terwijl hij aldus voortging, kreeg hij eens een nachtgezigt of visioen. Hij dacht, dat hij in de zaal van meester Florentius stond, alwaar hij met de andere studenten, die onk gekomen waren om het woord Gods te aauhooren, zeer ijverig toeluisterde, en de heilige Moeder Gods uit den hemel zag nederdalen, met een gul gelaat en in een blinkend kleed, in de gezegde zaal gekomen zijnde, rondom de broeders ging, en

-ocr page 16-

HET LEVEN

8

terwijl zij nu dezen en dan genen zeer vriendelijk omhelsde, hun hare dankbaarheid scheen te bewijzen, omdat zij zorgvuldig waren om door hunne, godvruchtige vern aningen eenieder aan te wakkeren, dat de prijs van het dierbaar bloed van haren lieven Zoon in de jongelingen niet zou verloren gaan. Daar Thomas zag en bemerkte, dat zij de broeders zoo gulhartig omhelsde, stond hij met gretige blikken, vol hoop, dit schouwspel aan te staren; en zijne liefdevolle blikken tot haar wendende, zeide hij bij zich zeiven ; ik zal een weinig vertoeven, en als de allerzaligste Maagd al de anderen genoegzaam hare teekenen van liefde zal bewezen hebben, zal zij ten laatste ook mij, al heb ik haar niet met zoo waardige liefde als het wel behoorde, echter toch met zulke liefde als ik wel konde, gediend, goedeitierenlijk eene omhelzing der liefde aanbieden. Thomas had den kus, welke een teeder onderpand der liefde is, wel verhoopt, waar werd integendeel zeer streng bekeven. Want nadat de heilige Maagd al degenen, die de leerlingen, welke daar hunne letteroefeningen kwamen doen, met godvruchtige vermaningen tot alle deugden beleerden, door teedere omhelzingen alle liefde betoond had, kwam zij eindelijk bij Thomas, en zeide hem met een ernstig gelaat : vruchteloos wacht gij , mijn wreede vijand, naar den kus van heilige liefde; gij, die door eene verfoeijelijke en berispelijke onachtzaamheid, het getal uwer gewoonlijke en vurige gebeden mij niet hebt betaald. Want, waar zijn toch uwe gewoue gebeden? Waar zijn uwe

-ocr page 17-

VAN THOMAS A KEMPIS. 9

godvruchtige begeerten, die gij met zuchtea en tranen rot mij plagt te zenden? Is de vorige liefde niet ganseli in u verkoeld , en is de godvruchtigheid, die gij voorheen tot mij gehad ht;bt, niet geheel wankelbaar geworden ? En echter durft gij, alsof gij niets misdaan had-det, met een stout en onbeschaamd aangezigt, eene omhelzing verwachten, gij, die met alle regt verdient berispt te worden! En als geheel verbolgen en gestoord, keerde zij haar gelaat van hem af, en zeide : ga van mij, want gij zijt onwaardig van mij omhelsd te worden, gij, die zoo gemakkelijk een kort gebed tot uwe welbeminde veronachtzaamd hebt uit te storten. En nadat zij hem alzoo berispt had, verdween zij uit zijne oogen. Thomas, na dit visioen of nachtgezigt wakker geworden, onderzocht zijn geweten, bekende zijne schuld en beloofde beterschap, En opdat hem voortaan de omheizingen van de heilige Maagd niet zouden onttrokken worden, begon hij de aelitergelatene gebeden der heilige Maagd met zulk een vlijt te hernemen, dat hij die niet een enkelen dag, tot hut, einde zijn levens toe, durfde verzuimen. O zalige bestraf-üng, die de misdaad verbetert, en het verbond der liefde, nu een weinig onderbroken zijnde, wederom in zijn geheel hersteld heelt!...

Als hij nu zeven jaren met den piiester Elorentius en met de andere broeders derzelide vergadering verkeerd had, en reeds voor de menschen in alle deugden wel beproefd was, werd hij met ijver ontstoken om religieus te worden, waartoe voornoemde Eiorentius soms

-ocr page 18-

HET LEVEN

eenisfe vonkjes in zijn hart verwekt had. In het jaar on zes Heeren 1899, toen de priester ilorentius, overste der broeders, inden Heer ontsliep, vertrok Thomas naar den hero:, aan de H. Afirnes toegewijd, en die niet verre van de stad Zwolle pplcijeu was, alwaar eenigen tijd te vorpn een klooster der Regulieren, onder het kleed en den regel van den heiligen Angustinns, iresticlir. was. Dit huis was in dien tijd nog niet vermaard, aan weinig lieden hekend, ei werd, zoo ais gemeenlijk de beginselen van alle dingen veracht en zwaar zijn , slechts van zeer weinige burgeren geëerd. Als hij op dezen b^rg, door de brieven van gezegden priester Fiorentius aanbevolen zijnde, kwam, werd hij van zijnen broeder, die alsdan eerste overste van het klooster was, zeür beleefd ontvangen, en beiden hieven verl engd deien heraelschen lofzang aan : hoe zoet en genoegelijh is het, als broeders met eilander eendrachtig wonen! (Ps. 181. v. I.)

•Om liiet onbeducht deze nieuwe levenswijze, waarna hij zoo vurig verlangde, aan ie nemen, deed hij eerst, na vijf volle proefjaren gedaan te hebben, zijne plegtige kloosterbelofte. Men zngin hem bijzonder uitschijnen eene allersterkste liefde tot God, eene eerbiedige onderwerping aan zijne oversten , en eene liefderijke genegenheid tot zijne medebroeders. . Nooit bratit hij eenige uren in ledigheid door, maar was aauhoud.nd bezig met de heilige Schrift en godvruchtige Doeken te lezen . of dezelve tot aangenaam voordeel uit te schrijven, het\velk hij meestendeel des

10

-ocr page 19-

VAN THOMAS A KEMPIS. 11

middernachts na de Metten deed, en krenkte hierdoor boveutnaie zijne gezondheid. Toe op den dag van heden, is nog, de gansche Bijbal, in vier deelen verdeeld, en een j^roote Missaal, alsook sommige stukken van den H. Bernardns, met eene bijzondere kunst en lt;lt;roo1:e vernuftheid van Thomas geschreven. overgebleven.

Het lezen der heilige Schrift behaagde hem zoo zeer, en hij was zoo gaarne in zijne cel, dat hij dit spreekwoord dikwijls mondelings plagt te gebruiken en in zijne boeken schreef: Lu omnibus requiem queesivi, sd non inven'i nisi in angello ci'm lïbello ; hetwelk beteekent; In aUes heb iJc rust (jezocht, maar heh die niet gevonden, dan in een hoelje ma.t een boel-je : hierdoor willende te kennen geven, dat men in de gansche wereld geene rust kan vinden, dan in afgezonderde plaatsen en gebedenboeken.

blij was ook zoo spraakzaam en zachtmoedig, dat hij, met algemeene stemmen, toen hij nog jong was, tot overste der gemeente gekozen werd, niettegenstaande hij zich langen tijd daar tegenstelde.

Niet zelden gebeurde het dat hij, wanneer hij met de broeders verkeerde en met ben over eenige zaken sprakde inspraak Gods in zich sevoelde; alsdan nam hij van hen zeer beleefdelijk afscheid, juist alsof er iemand om hem te spreken wachtende was, en ging in zijne kamer, alwaar hij zijn hart voor God uitstortte, en de wijsheid putte, die alle godvruchtige harten in zijne heilige boeken zoo zeer bewonderen.

-ocr page 20-

HET LEVEN

De almagtige God heeft zich ook gewaar-digd zijnen dienaar met veropenbariugen te vereeren : want als hij eens van den berg der H. Agneb naar Win desem vertrokken was, en aldaar overnachtte, om den kranken Joannes van Heusden te bezoeken, en over eenige zaken aangaande de heilige religie van de orde te spreken, gebeurde het, dat hij omtrent het aanbreken van den dag verscheidene Engelen en Heiligen, zeer blinkende, zag tfc zamen loopen, alsof zij zich haastten om ter uitvaart te gaan met het lijk van een voornaam persoon, om zijne zalige ziel in den hemel te brengen. En hij was in zijn naclitgezigt niet bedrogen, daar hij met zijne ooren hetzelfde ook gewaar werd. Want ontwaakt zijnd?, door het geklop van een plankje, waarmede d3 religieuzen plagteu bijeen geroepen te werden, sprong hij uit het bed, en de toekomende dingen voorziende, voorspelde hij den dood des priors van Windesem.

Door de ondervinding geleerd zijnde, achtte hij de vervaardmaking in de spokerij der duivelen zeer weinig. Men verhaalt, dat als eens de duivel in eene verschrikkelijke gedaante bij hem stond, en poogde tot zijn bed te naderen , hij in het eerste verschrikt was op het aanzien van zulk een vervaarliik spook, en niet wist welke middelen hij zoude aanwenden tegen de listen van zulk eenen vreeselijken vijand. Eindelijk, door den geest Gods gedreven, begon hij de groetenis des Ensrels met eene bevende stem, (gelijk gemeenlijk geschiedt in de bevreesdheid) en zoo goed hij kon» te lezen.

12

-ocr page 21-

VAN THOMAS A KEMPIS. 13

Doch de duivel was geenszins verlegen, door deze groetenis en naderde al dieter bij den bevenden, tot dat Thomas ten laatste in gemelde Groetenis aan deze woorden gekomen was : Gezegend is de vrucht uws ligchaams Jesns.

Zoodra de duivel dien gedachten naam hoorde, keerde hij , als door eenen zwaren donderslag verschrikt zijnde, zijn aangezigt om, en nam in allerijl, op de stem van den roependen, de vlugt.

Thomas, nu ziende dat de duivel door de kracht van dien verheven naam niet konde blijven staan, verhief zijn bevend hoofd een weinig stouter, en riep den vlugtenden vijand verscheidene maal met deze woorden na: gezegend zij de naam van Jesus Christus! en hoe harder hij riep, hoe sneller ook de verschrikte geest henen vlood. Zoodra de godvruchtige man dit bemerkte, zeide hij , God lovende, bij zich zeiven ; indien ik door den allerheiligsten naam Jesus zoo gemakkelijk de goheele magt des duivels kan verbreken en vernietigen, zoo wil ik voortaan, gelijk ik tot dusverre gedaan heb, de aanvechtingen der duivelen niet meer vreezen , en zal door hunne bedreigingen, hoe schrikkelijk die ook zijn, door een wankelend geloot niet meer ontsteld worden.

Nadat Thomas 71 jaren, met inbegrip zijner proefjaren, op den berg van de H. Agnes, met grooten lol, en tot nut en zaligheid zijner medegezellen, toegebragt had, werd hij van den Heer naar den berg der eeuwigheid, dien

-ocr page 22-

14 HET LEVEN VAN THOMAS A KEMPIS. lüj zoo dikwijls aanschouwd en waarnaar hij zoo menigmaal gehaakt had, geroepen; en zijne zalige ziel, het aarden vat iles ligchaams verlaten hebbeüde, verhuisde naar de eeuwige tabernaielen , om haren God aldaar eeuwig te genieten, flij stierf op den 25quot; Julü 14,72

iïi lgt;af OOlt;» i,,., „ . ____ 11 • '

iu het 92e jaar zijns ouderdoms.

-ocr page 23-

MISGEBEDEN,

KORTE VERKLARING D F. R MIS.

Be Introïtus (ingang ) vermeldt den lof van God met de woorden der lisilige Schrift, en meestal in verzen uit de psalmen van David. Hierop volgt de belijdenis d» r zonde of de zoogenaamde openlijke schuldbelijdenis, waardoor wij onze nietigheid bekennen, en deswege God om genade en ontferming aanroepen.

De Gloria is een lofzang aan God en Jesus, die aanvangt met de woorden, welke de engelen bij de geboorte van Jesus zongen, waarbij men de henielsche heerlijkheid en het Vaderland der heiligen gedenkt. Bij eene treurdienst en bij zielmissen wordi die weggelaten, gelijk mede in zoogenaamde bid-missen, die cns aan onze zwakheid herinneren, ot' ons op.ordereu , om voor onze zonden Gods barmhartigheid aan te roepen.

Het Gebed (kerkgebed) is altijd regtstreeks tot God gerigt; hier bidt de priester, in deu

-ocr page 24-

MISamp;EBEDEN.

naam der Kerk, voor het aanwezige volk, opdat het door Gods ontferming of door bemiddeling van de heiligen wier gedachtenis gevierd wordt, ter deelneming aan de heilige geheimen waardig bevonden worde.

De Epistel en het quot;Evangelie ziin leerstukken uit de Evangelien en Zendbrieven der Apostelen aan de eerste Christenen, welke door den priester, tot leering en stichting der aan wezenden, gelezen worden. Het opstaan bij het lezen des Evangelies is een teeken van de eerbiedigheid en standvastige bereidwilligheid , om de lessen en voorbeelden van Jesus te volgen.

Het Credo of de geloofsbelijdenis bevat het hoofdzakelijkste uit de geloofsleer. — De beste geloofsbekentenis is een christelijk leven; en het werkdadig geloof maakt zalig.

Het Offeriorium was in vroeger tijd het brood- en wijnofler, dat de Christenen zeiven tot het avondmaal bragten. De priester draagt nu vereenigd met het volk het olFer op. Eer hij nogtans tot de Consecratie zelve, die door de goddelijke magt bewerkt wordt, overgaat, vermaant hij ons tot aandacht, en dit geschiedt door de Prefatie, waarbij de priester in zijne gebeden de Kerk, derzelver opperhoofden, enz. gedenkt, alsmede de heiligen; welker bescherming hij voor de personen afsmeekt, voor welke hij het olïer opdraagt. Na deze voorbereiding gaat hij over tot

De Consecratie, waarbij datgene geschiedt, wat Jesus Christus in zijn laatste avondmaal deed en den zijnen te doen heeft aanbevolen.

16

-ocr page 25-

MISGEBEDEN. 17

Hieraan sluiten nu gebeden, die daartoe bestemd zijn, om het bijzondere geloof te verwekken, en voor zich, voor de gemeente en voor de zielen in het vagevuur God om genade aan te roepen : opdat Hy de straffen diergenen verzachte, die aldaar nog voor hunne zonden moeten boeten.

De Communie heet gemeenschap; en deze handeling ontleent daarvan haren naam, dat daardoor de innige voortdurende gemeenschap met Christus onder de Christenen werd onderhouden. De priester heeft zich door het voorafgegane Onze Vader y als ook door het gebed om den vrede der Kerk, tot het ontvangen der heilige communie (het avondmaal) voorbereid. Daarna communiceren de aanwezen-den, of werkelijk, of geestelijkerwijze, of, gelijk het bij de zielmissen plaats heeft, men wenscht den overledenen het zaligende genot toe van het hemelsche brood.

Tot Besluit wordt nog het begin van het Evangelie van Joannes gelezen, als het heerlijkste getuigenis van de godheid van Jesns Christus. Vervolgens nog betuigt de priester met het volk den eeuwigen God, door een vroom gebed, den verschuldigden dank daarvoor, dat zij verwaardigd worden om deel te nemen aan deze heilige geheimen.

De priesterlijke kleeding.

Volgens de verklaring der Trentsche Kerkvergadering, wordt door de heilige Mis de bloedige offerande, welke Jesus Christus op het altaar deo kruises zijnen eeuwigen Vader 2

-ocr page 26-

MISGEBEDEN.

deed voor het heil der wereld, en welke hij tot gedachtenis van zijn lijden en sterven wilde voortgezet hebben, op eene onbloedige wijze voorgesteld.

De doek om den hals duidt de

doek of het omhulsel aan, 't welk de beulen over Jesus Christus wierpen, terwijl zij hem in het aangezigt spogen en hem daarop vraagden en zeiden : profeteert, wie heeft (J geslagen ?

De linnen albe (of lunica) duidt dat kleed aan gt; waarin Herodes met zijne lijfwacht Christus bespottede en Hem tot Pilatus lerngzond.

Het cingulvm beduidt den s:rik, waarmede Christus in den hof om het ligchaam gebonden werd.

De manipel beduidt de banden, waarmede de heilige handen des Verlossers, even als die van eenen misdadiger, zijn gebonden geworden.

De stola toont het touw aan, hetwelk men om zijnen hals had geworpen, toen Hij met het kruis dragende naar den Calvarieberg werd gevoerd.

Het miskleed stelt ons het purpergewaad voor, dat men Christus gaf in het huis van Pilatus.

Het kruis op het miskleed herinnert ons aan het kruis, hetwelk Christus voor ons gedragen heeft en waaraan Hij voor ons heeft gehangen.

De kelk beduidt den bitteren lijdenskelk, welken Christus voor ons vrij willie heeft gedronken.

Het altaar zelf stelt den Calvarieberg voor, waar eens onze Verlosser zich zeiven tot een bloedig offer heeft opgedragen.

De heilige doeken, welke op het altaar liggen uitgespreid, verwijzen naar de doeken, waarin het heilige ligchaam van Jesus Christus is ingewikkeld geworden.

18

-ocr page 27-

MISGEBEDEN.

VOORBEREIDING.

A

De ple^tigste vereering, welke wij God kunnen betoenen, bestaat hierin , dat wij Hem een offer brengen, en daardoor onze algeheele aihankelijkheid van hem openlijk bekennen. Wie Gode offert, die erkent God als het hoogte Wezen, als den Heer en Schepper aller dingen, als den Gever van al het goede, aan wien wij lof, dank, eer en aanbidding verschuldigd zijn. — Wie is dan ons offer? Het is Jesns Christus zelf, de eeniggeboren Zoon van God, den alraafftigen Vader; de Allerhoogste, Reinste en Heiligste, die zich voor ons ten offer geeft; Hij is een offer tot heil der wereld, een offer van oneindige waardij, gelijk God zelf oneindig is.

Ik ben nu voornemens, aan die hooge gods-dienstverrigting deel te nemen, welke tot fre-dachfenis van Jesus dood, tot heil der wereld, is ingesteld. Dat dezelve voor mij geene bloote plegtigheid zij! Niet mijne teeenwoordhrheid, maar mijn levendig geloof, mijne aandacht en. vrome gezindheid zal CJ eereu. Aanbiddende en dankende wil ik het groote werk uwer liei'de, dat Jesus door zijnen dood voleindde, betrachten, en mij voorbereiden dat ik de vergeving mijner zonden en alle genade deelachtig kunne worden, welke de vruchten zijn van zijne opofferine: in deze iieilige verrigting. De heilige Geest leide en versterke mij ; Hij zegene geheel mijn pogen. —

19

-ocr page 28-

20 Dfi HEILIGE MIS.

DE HEILIGE MIS,

200 als de Priester die aan het Altaar leest. (*)

(Uit liet Latijn.)

Priestkk. {aan den voet deg altaars) In den Diuun des Vaders, en des Zoons, en des neiligen Geestes. Amen. Ik zal ingaan tot Gods altaar.

Dienaar in naam der gemeente, lot God, die mijne jeugd verblijdt.

PR. Wees raijn renter, o God, en beslis mijne zaak tegen het onheilig volk; verlos mij van den boozen en bedriegelijkt3n raensch.

de. Want Gij, o God, zijt mijne sterkte; waarom hebt Gij mij verstooten? Ën waarom ga ik bedroefd, terwijl de vijand mij kwelt?

PR. Zend mij uw licht en uwe waarheid; deze zullen mij leiden; zij zullen mij op uwen heiligen berg en in uwe heilige woningen brengen.

dk. En ik zal ingaan tot het altaar des Heeren, tot God die mijne jeugd verblijdt.

PB. Ik zal U loven op do harp, o Gad, mijn

(*quot;gt; De ingang der Mis, de Epistel, liet Evangelie en meer andere gebeden. zijn naar de tijden cn feesten verseheiden. Daarvoor kan men de gebeden voor de feesten laten invloeijen.

-ocr page 29-

de heilige mis. 21

God! Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel; waarom ontstelt gij mij ?

dr. Betrouw op God: want ik zal Hem altijd loven; Hij is mijn heil en mijn God.

pk. Eere zij den Vader, en den Zoon, en den heiligen Geest.

dk. Gelijk het was in den beginne, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. pk.. Ik zal ingaan tot Gods altaar.

br. Tot God die mijne jeugd verblijdt. pk. Onze hulp is in den naam des Heeren. dk. Die hemel en aarde gemaakt heeft. pk. Ik belijd voor den almagtigen God, de heilige Maria, altijd maagd, den heiligen Aartsengel Michaël , den heiligen Joannes den doo-per, de heilige apostelen Petrus en Paulas, alle Heiligen en voor u, mijn« broeders, dat ik zeer gezondigd heb, door gedachten, woorden en werken; het is mijoe schuld, mijne schuld, mijne allergrootste schuld. Daarom bid ik de heilige Maria , altijd maagd, den heiligen aartsengel Micliaël, den heiligen Joannes den dooper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen, en u , mijne bropders, den Heer, onzen God, voor mij te willen bidden.

dr. De almagtige God ontfenne zich over u; Hij vergeve u uwe zonden eu geleide u tot het eeuwige leven. pr. Amen.

dr. Wij belijden voor den almagtigen God, enz. ( Tot slof zegt hij, in plaats van mijne broeders : o Vader.)

pk. De almagtige God ontferme zich over u; Hij vergeve u uwe zonden en geleide u tot het eeuwige leven. dr. Amen.

-ocr page 30-

T

22 de heilige mis.

pr. De almaptige en barmhartige Heer ver- rfi. ( leene ons kwijtschelding, ontbinding en ver- ontierm

giffenis onzer zonden. PR. ï

jjr. Amen. pr. i

pk. Keer U tot ons, o God! en Gij zult dr. ^

ons doen herleven. pr. ^

dr. En uw volk zal zich in U verheugen. dr.. [

pr. Toon ons. Heer, uwe barmhartigheid. pr.

dr. En geef ons uw heil. dr.

pr. Heer! verhoor mijn gebed. pr. dr. En mijn geroep kome tot U.

pr. De Heer zij met u.

dr. En met uwen geest. ïr.

pr. ( Terwijl hij op het altaar treedt ) Wij vrede

bidden ü, o Heer, neem onze boosheid van wille

ons weg; opdat wij waardig worden met een aanbic

rein hart in te gaan tot het heiligdom; door ten U

Christus, onzen Heer. Amen. konin

pr. (huigt zich in het midden dei altaars Heer

en hidt:) Wij bidden (J, o Heer, door de Zoon

verdiensten van uwe heiligen, wier overblijf- wegn

selen hier bewaard worden, en van alle ove- der v

rige heiligen, dat Gij ons onze zouden wilt gebei

vergeven. Amen. ontft

pr. {aan den leant van den Epistel) Ik ben Gij ï

het heil mijns volks, spreekt de Heer; ik zal hoog

hen verhooren, in welke aangelegenheid zij Gees

zich ooit tot mij wenden; ik wil hun God Am(

zijn tot in eeuwigheid. p.

Hoor mijn volk, naar mijne geboden , en zij ;

neig uwe ooren tot de woorden mijns monds. d

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den hei- ? ligen Geest: gelijk het was in den beginne, nu

en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Spr

-ocr page 31-

db heilige mis. 2^

TR. (in het midden des altaars ) Heer! ontferm ü onzer.

dr. Heer, ontferm U onzer.

pk. fleer, ontferm ü onzer.

dr. Christus, ontferm U onzer.

Pil. Christus, ontferm U onzer.

dr. Christus, ontferm U onzer.

pr. Heer, ontferm U onzer.

dr. Heer, ontferm U onzer.

pr. Heer, ontferm V onzer.

Gloria.

pr. Eere zij God in het allerhoogste, en vrede op aarde den mensehen, die van goeden wille zijn. Wij loven U; wij prijzen U; wij aanbidden U; wij verheerlijken U; wij danken U voor uwe groote heerlijkheid. Heer God, koning des hemels, God almagtige Vader ! Heer Jesus Christus, Heer üod. Lam Gods, Zoon des Vaders, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer; dat de zonden der wereld wegneemt , verhoor genadiglijk ons gebed ; die zit aan de regterhand des Vaders, ontferm U onzer, want Gij alleen zyt heilig; Gij alleen zijt de Heer, Gij alleen zijt de allerhoogste, Jesus Christus, met den heiligen Geest, in de heerlijkheid van God den Vader. Amen.

pr. (Zich tot het volk Tceerende) De Heer zij met u.

dr. En met uwen geest.

PR. Laat ons bidden:

Verleen ons. Heer, genadiglijk uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, en verlos ons niet

-ocr page 32-

24 DE HEILIGE MIS.

alleen van onze zsnden, maar ook van de straffen, welke wij daardoor verdienen; door onzen Heer Jesu ; Christus, uwen Zoon, die met ü leeft en heerscht, in de eenitrheid des heiligen Geestes, God van eeuwigheid tot eeuwigheid. dr. Amen.

Epistel.

(Uit de Schriften m den profeet Jeremias. Kap. ii.)

Heer! onze zonden getuigen tegen ono , maar om uws naams wil, heb medelijden met ons. Onze overtredingen zijn menigvuldig; — tegen TJ hebben wij gezondigd; alleen op U , o Verlosser, berust ten tijde der benaauwdheid de hoop van Israël. O Heer! sta ons bij, om uws naams wil, en verlaat ons niet, o Heer, onze God.

igt;r. God zij gedankt.

PR. 6 Heer! Gij hebt ons gered ait de handen onzer vervolgers; — Gij hebt onze vijanden verootmoedigd. Den ganschen dag zullen wij God loven, en zijnen heiliger, naam in eeuwigheid prijzen.

ó Heer! vergeef ons onze zonden ; opdat de ongeloovigen niet steeds vragen: waar is hun God?

pr. {In het midden des altaars) Almagtige God! reinig mijn hart en mijne lippen, die dezelven eens den profeet Jesaias met eene gloeijende kool hebt ffereinigd : alzoo _ reinig ook mij door uwe liefdevolle barmhartigheid, opdat ik uw heilig Evangelie waardiglijk moge verkondigen. Door Christus, onzen Heer.

-ocr page 33-

DE HEILIGE MIS. 25

Heer, zegen ons! De Heer zij iu mijn hart en op mijne lippen : opdat ik zijn Evangelie waardiglijk en behoorlijk verkondige. Amen. PR. De Heer zij mei n,

dr. En met uwen geest.

evangelie.

pr. Het Evangelie, volgens Marc. XI: 22-26. dr. Eere zij ü, o God 1 pr. In dien tijd sprak Jesus tot zijne leerlingen : Hebt geloof tot God! — Want ik verzeker n, wie tot dezen bsrg zegt: heft u op en stort n in de zee, — en in zijne ziel niet daaraan twijlelt, maar gelooft dat liet geschieden zal, wat hij zegt, zoo zal aan dezen worden wat hij zegt. Daarom zeg ik n : alles, waarom gij Hem zult bidden, gelooft, dat gij het zult verkrijgen , en gij zult het ontvangen. En als gij u stelt om te bidden, zoo vergeeft, indien gij iets tegen iemand hebt; opdat uw Vader in den hemel ook u de zonden vergeve. — Maar indien gij niet vergeeft, zoo zal uw hemelsche Vader ook u niet vergeven. ür. Lof zij ü, o Christus.

Credo.

Ik geloof in éénen God, den almagtigen Vader, Schepper van hemelen aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen; en in éénen Heer, Jcsus Christus, den eeniggeboren Zoon van God, uit den Vader voor alle eeuwen ge-

-ocr page 34-

26 de heilige mis.

boren; God van God: licht van licht t waarachtig God van den waurachligen God; geboren en niet gemaakt; één wezen met den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn : die om ons menschen en om onze zaligheid uit den hemel is nedergedaald en het vleesch heeft aangpiiomen door den heiligen Geest, uit de maagd Maria, en is mensch geworden Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pilatus; Hij heeft ge'eden en is bsgraven en ten derden dage is Hij verrezen , volgens de Schriften. Hij is opgeklommen ten hemel en zit aan de reglerhand des Vaders. Hij zal met heerlijkheid wederkomen, om de levenden en dooden te oordeelen; wiens rijk geen einde zal hebben. Ik geloof ook in den heiligen Geest, den Heer en levendmaker, die uit den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon zamen aangebeden en verheerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heelt. — Ik geloof ééne heilige, katholijke en apjste-lijke Kerk. Ik belijd een doopsel tot vergiffenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en het eeuwige leven. Amen.

Offertorium.

pk. De Heer zij met u.

ur. En met uwen geest.

pr. Laat ons bidden : Wanneer ik mij ook te midden van droefenissen bevind, zult Gij, o Heer, mij opbeuren. Gij zult uwe hand uitstrekken over de grimmigheid mijner vijanden en uwe regterhand zal mij houden.

-ocr page 35-

DE HEILIGE MIS.

Bij de Opoffering van let Brood.

ó Heilige Vader, almagtige, eeuwige God! ontvang deze onbevlekte offerande, welke ik , uw onwaardige dienaar, U, mijnen lerenden en waarachtigen God, opdraag voor mijne tal-looze zonden, beleedigingen en verzuiraenis-sen, — en voor allen die hier tegenwoordig zijn; als ook voor alle geloovige Christenen , levenden en overledenen ; opdat het mij en hun diene tot zaligheid en ten eeuwigen leven. Amen.

Bij de vermeDginj van liet Water met den Wijn.

óGod, die de waardigheid der raenschelijke natnnr op eene wonderbare wijze geschapen en nog verwonderlijker hersteld hebt : geel ons , door het geheim van dit water en dezen wijn , deelachtig te worden aan de godheid desgenen , die zich gewaardigd heeft onze mensche-lijke natuur aan te nemen: Jesns Christus, uw Zoon, onze Heer , die met U leeft en regeert , in eenheid des heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen Amen.

Bij de Opoffering des Waters en Wijos in den Kelk.

Wij ofleren U, o Heer, den kelk des heils, en bidden uwe goedertierenheid, dat dezelve voor onze zaligheid en voor die der gansclie wereld, met eenen aangenamen geur, tot voor

37

-ocr page 36-

28 de heilige mis.

het aanschijn uwer goddelijke majesteit op-

klirame. Amen.

pk, (met neergebogen hoofd:) In den geest van ootmoediffheid en met een vermorzeld hart,' laat ons, o Heer, door ü worden aangeno- 1 men, en dat heden onze offerande in uwe tegenwoordigheid zoó geschiede, dat zij aan U, o God, aangenaam zy.

Oe Priester zegent het Brood en den Wijn.

Kom, Heiligmaker, alraagtige, eeuwige God, en zegen deze offerande, welke wij voor uwen heiligen naam bereid hebben.

Bij het wasschen der handen.

In onschuld, o Heer, zal ik mijne handen wasschen, en dan tot uw altaar naderen.

Opdat ik luide dankliederen aanheffe, en uwe wonderen vertelle.

6 Heer! ik bemin den luister van uw huis en de plaats waar uwe heerlijkheid troon1.

Raap mij niet weg, gelijk den zondaar; beneem mij het leven niet, gelijk den bloeddor-stigen, in wier handen ongeregtiifhfden zijn en welker regterhand vol geschenken is.

Nogtans, ik wandel in onschuld; red mij en wees mij genadig.

Mijn voet wandelde op den regten weg : in de vergadering uwer geloovigen zal ik u prijzen, o Heer!

Eere zij den quot;Vader, en den Zoon, en den heiligen Geest; gelijk het was in den beginne, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 37-

I- nn DE HEILIGE MIS. 29

Pquot;

pr. (in het midde?i des altaars ) Ontvang geest genadiglijk, heilige Drievuldigheid, deze offer-hart, quot; ande, welke wij U opdragen ter gedachtenis van ^eno- I het lijden, van de verrijzenis en hemelvaart uwe onzes Hteren Jesus Christus, ook fer eerc van i aan de zaliffe, altijd zuivere maagd Maria, van den heiligen Joannes den dooper, van de heilige apostelen Petrus en Paulus, en van alle Mijn. Heiligen; op'lat deze offerande hun tot eer eu qocj ons tot zaligheid verstrekke, en zij zich gewaar-iwen digen in den hemel voor ons te bidden, wier gedachtenis wij hier op aarde vieren; door Christus onzen Heer. Amen.

pk. (siciï tot het volk wendende, zegt:) Bidt, broeders, opdat mijne en uwe offerande aau-iden genaam worde bij God, den almagtigen Vader.

dr. JHe Heer neme d3 offerande uit uwe handen en aan, tot lof en verheerlijking zijn» npams, tot ons voordeel en van zijne gansche heilige Kerk. liuis pr. Amen.

be- De stille Gebeden.

lor- .

zijn pit. 6 Heer! wij smeeken U, reinig ons door dit tegenwoordig offer, en laat ons waardig aan I en hetzelve deelnemen: door Jesus Christus, onzen Heer, die met TJ en den heiligen Geest, als een m cenig God leeft en regeert, door alle eeuw en der rij- eeuwen, pr. Amen.

De Prefatie.

pr. De Heer zij met u. jjr. En met uwen geest.

-ocr page 38-

DK HEILIGE MIS.

Pr. Heft uwe harten omhoog.

M. Wij hebben clio tot den Heer opgeheven,

pu. Laat ons den Heer, onzen God, dankzeggen.

DB. Dit is billijk en regtmatig.

pb. AVaarlijk , liet is billijk en regtmatig, betamelijk en heilzaam, dat wij U, heilige Heer, almagtige Vader, eeuwige God, altijd en overal dankbetuigen, door Christus on/.en Heer, door wien de engelen uwe Majesteit loven, de heerscharen U aanbidden, de magten sidderen, de hemel en de krachten der hemelen, gelijk de zalise serai's, met groote vreugd uwen heiligen naam eenstemmig loven. Wij bidden U, laat ook onze stemmen met den lof en de dankzegging van die allen tot U komen, terwijl wij vol ootmoed belijden en zeggen : Heilig heilig, heilig is de Heer, de God Sabaoth. Hemel en fardé zijn vol van uwe heerlijkheid. Gezegend is Hij, die komt in den naam les Heeren! Hosaona in de hoogste plaatse!

Stille Mis

pk. Goedettierenste Vader' wij bidden U uot-moediglijk, door uwen Zoon , onzen Heer Jesas Shristus, dat Gij deze gaven, deze giften, deze heilige onbevlekte offerande , welgevallig wilt aannemen en zegenen. Wij dragen ü deze offers inzonderheid op voor uwe heilige katho-lijke Kesk; cpdat ïij dezelve door de geheele weield in eeuigheid der liefde en des vredes wilt bewaren en besturen; dat Gij moogt zegenen met de volheid uws zegens uwen diem'.ar,

30

-ocr page 39-

DE HEIL.GE JUS.

onzen Paus N., en onzen bisschop N., en alle opregte vereerders van het ware, katholijke en apostolijk geloof.

Voorbede voor onze levende Medechristenen,

voor welke men bijzonderlijk wil bidden.

Hf er! wees gedachtig aan uwe dienaren en dienaressen N. N., en aan alle aanwezigen, wier gf loof en godsvrucht U bekend is — voor welke wij ü — of die LT dit lof- en dankoffer opdragen, zoo voor zich zeiven als voor hunne nabestaanden, ter verlossing hunner zielen, tot hoop van hunne zaligheiden welvaart, en die ü, den eeuwigen, levenden, waren God, hunne geloften aanbieden.

Gedachtenis van de Heiligen.

Wij houden ook de gemeenschap en gedachtenis der altijd lofwaardige, znivere maagd Maria, de moeder van onzen Heer Jesus Christus; van de heilige Apostelen en bloedgetuigen Petros en Paulus, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Jacobus, Philippus, Baithnlomeus, Mal the us, Simon en Thadeus, van den hei-iigen Linus, Cletus, Clemens, Xystus, Cornelius, Cyprianus, Laurentius, Chrysogonus, Joannes en Paulus, Cosmas en Damianus, en van al uwe Heiligen, door welker verdiensten en voorbeden Gij ons in alle aangelegenheden hulp en bescherming wilt verleengi: doorden-zelven Jetus Christus, onzen Heer. Amen.

31

-ocr page 40-

I!

!

DE HEILIGE MIS.

Voor de Consecratie.

Zie dan, o Heer, genadiglijk neder op deze gaven, welke wij, uwe dienaren, en al uwe kinderen, U offeren, en laat onze bede verhoord worden: dat onze dagen zacht henen vlieden in vredft; dat wij van de eeuwige verdoemenis bevrijd en onze namen onder het getal uwer uitverkoornen geplaatst mogen worden : door Christus, onzen Heer. Amen.

Wij bidden, o God, verleen naar uwe genade, dat deze offerande gansch gezegend , ü gewijd, grheiligd, redelijk en welgevallig zij; opdat het voor ons het ligchaam en bloed van uwen geliefden Zoon Jesus Christus, onzen Heer, worde. —

{Hier worden de woorden van de Consecratie gesproken.)

Gebed bij de opheffing der heilige Hostie.

ó Heer! Gij zijt Jesus Christus, de Zoon van den levenden God, zelve m^t vleesch en bloed hier tegenwoordig. Ik aanbid Ü met den diepsten eerbied en ootmoedigheid. 3ii mijne toevlugt, mijne hoop, mijne liefde! Gij zijl mijn God en mijn al. Aan ü draag ik mijn hart op. O, dat alles in mij werke tot een vroom en heilig leven. Amen.

Gebed bij de Opheffing des heiligen Kelks, met het heilige Bloed.

ü waarachtig en levendig Bloed van Jesus Christus! ik aanbid XJ met alle engelen en

32

-ocr page 41-

DE HEI LIG L MIS.

heiligen. Gij werdt tot mijn heil en tot verzoening vergoten. Wasch de menigte mijner zonden al, reinig en sterk mijne ziel tot het eeuwige leven! Amen.

Na de Consecratie.

Wij , uwe dienaren en uw heilig volk, zijn daarom ook indachtig, o Heer, het zaligmakende lijden, de verrijzenis van den dood en 'de heerlijke hemelvaart van denzelfden Christus, uwen Zoon, onzen Heer; en offeren voor |uvve verhevene Majesteit van uwe gaven en 'igilten eene reine ojferande, eene heüïge offer-Ünnde, eene onhevleJcie offerande^ het heilige %hrood des eeuwigen levens, en den lelie der eeutcige zaligheid.

Wil, o Heer, met eenen genadigen en gun-jstigen blik op deze offerande nederzien en laat ü dezelve aangenaam zijn, zoo als Gij u gewaard igd hebt met welgevallen aan te nemen de offerande van Abel, de offerande van onzen airtsvader Abraham, en de heilige, reine offerande , welke U uw hoogepriester Melchisedech fheeft opgedragen.

Almagtige God! in diepe ootmoedigheid smee-|ken wij U, laat deze offerande, door de handen juws heiligen engels gedragen worden op uw Ij verheven altaar, vóór het aanschijn uwer jgoddelijke Majesteit; opdr.t allen, welke aan Ihet heilige Ligchaam en Bloed uws Zoons,door ■genot vau dit altaargeheim , deel nemen , ver-|vuld mogen worden met alle hemelsche zege-fjningen en alle gebeden ; door denzeliden |Christu8, onzen Heer. Amen.

33

-ocr page 42-

DE HEILIGE MIS.

De priester bidt voor de Overledenen.

Wees ook. Heer, fredaehtig aan uwe dienaren en dienaressen N. N. die ons met het teeken des geloofs zijn voorgegaan en in de sluimering des vredes rusten. — Verleen hun, en allen die in Christus rusten. de plaats der verkwikkins, des lichts en des vredes; door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

Laat ook eenmaal ons zondaren , uwe dienaren , die op uwe groote barmhartiffheid vertrouwen , deelnemen aan het gezelschap uwer heilige apostelen en martelaren, met den heiligen Joannes, Stephanus. Mattheus, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petras, Eelicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agues, Cecilia, Anastasia, en met al uwe dienaren en heiligen. Neem ons aan in hunne gemeenschap , niet om onze verdiensten, maar om nwe barmhartigheid, krachtens welke Gij gaarne vergeelt : door Christus, onzen Heer, door wien Gij alles voortbrengt en onderhoudt, wat goed is, en heiligt, en bezielt, en zegent, en ons schenkt. Door Hem, met Hem en in Hem hebt Gij , o God , almagtige Vader, in eenheid des heiligen Geestes, alle eer en heerlijkheid, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Na de stille Mis.

PR. Laat ons bidden. Door heil/ame geboden opgewekt, en door goddelijk onderrigt onder

34

-ocr page 43-

de heilige mis. 35

wezen, durven wij zeggen : Onze Vader, die in de hemelen zijt; uw naam worde geheiligd : ons toekorae uw rijk; uw wil geschiede op de aarde, gelijk in den hemel; geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren ; en leid ons niet in bekoring. dr. Maar verlos ons van den kwade. pk. Amen. Wij bidden ü, o Heer, verlos ons van alle verleden, tegenwoordig en toekomstig kwaad, en verleen ons, door de voorbede der zalige en glorierijke, altijd reine maagd Maria, moeder van God, en door die van uwe apostelen Petrus en Paulus, Andreas en alle heiligen, genadiglijk vrede in onze dagen; opdat wij, door den bijstand uwer barmhartigheid, steeds van alle zonde bevrijd en van alle dwaling bewaard blijven; door Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U, in eenheid des heiligen Geestes, leeft en regeert. God in alle eeuwen der eeuwen, dr. Amen. pr. 3)e vrede des Heeren zij altijd met u. dr. En met uwen geest.

pr. ( laat een Ideingedeelte der heilige Ho ttie in den kelk vallen en zegt)'. Deze vermenging en zegening van het Ligchaam en Bloed onzes Heeren Jesus Christus gedije ons, die ze nuttigen, tot het eeuwige leven. Amen.

6 Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.

ó Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm ü onzer.

6 Lam Gods, dat wegneemt de zonde der wereld, verleen ons den vrede.

-ocr page 44-

DE HEILIGE MIS.

Voor de heilige Communie.

PR. O Heer Jesus Christus, die tot uwe apostelen gezegd hebt : „Ik laat u mijnen vrede; Ik geef u mijnen vrede quot; zie niet op mijne zonden, maar op het geloof uwer Kerk, en verleen haar, volgens uwen wil, vrede en eendragt: die daar leeft en heerscht, in alle eeuwigheid. Amen.

Heer, Jesus Christus, Zoon van den levenden God, die volgens den wil uw3 Vaders, onder medewerking des heiligen Geestes, door uwen dood aan de wereld het leven hebt vrederge-geven : verlos mij door dit uw allerheiligste Ligchaam en Bloed van al mijne zonden en alle ongeregtigheden; en verleen mij de genade, dat ik uwe geboden steeds opvolge en nimmer van U gescheiden worde: die daar leeft en heerschtgt; met God den Vader, en den heiligen jeest. God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Heer Jesus Christus! laat de nutt'ging van uw heilig Ligchaam, dat ik wil onl vangen, niet strekken tot mijn oordeel en mijne verdoemenis, maar door uwe cocdertierenheid mij voordeelig zijn tot bescherming en zaligheid van mijn ligchaam en mijne ziel ; die daar leeft en .regeert, ract God deu Vader, in eenheid des heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Communie.

Ik zal het hemelsch Brood ontvangen en den naam des Heeren aanroepen.

36

-ocr page 45-

DE HEILIGE MIS. 37

,/O Heer! ik ben niet waardi», dat Gij ouder mijn dak komt, maar spreek alleen één woord, en mijne ziel zal gezond worden.quot;

„O Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn Jak komt. maar spreek alleen één woord, en mijne ziel zal gezond worden.quot;

„O Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek alleen één woord, en mijne ziel Z!il gezond worden.quot;

,i Het Ligchaani van onzen Heer Jesns Chris, tns, beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.

Wat zal ik den Heer vergelden voor alles, wat Hij aan mij verleend heeft? Ik zal den zaligmakenden kelk nemen, en den naam des Heeren aanroepen. Al lovende zal ik den Heer aanroepen, en ik zal van mijne vijanden verlost worden.

Het Bloed van onzen Heer Jesus Christus be • ware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.

Na de Communie.

O Heer! eeef dat wij, hetgeen wij m?t den mond genuttigd hebben, in een rein h?rt bewaren , en dat deze tijdelijke gave ons een geneesmiddel worde voor de eeuwigheid.

O Heer! hat uw Ligehaam. 't welk ik genuttigd en uw Bloed, dat ik gedronken heb, zich vereenigen in mijn binnenste, opdat in mij, die met reine en heilige Sakramenten beu gelaafd giworden, geen vlek der zonde ver-blijve: die leeft en regeert, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 46-

38 de heilige mis.

Zoo dikwijls gij dit brood net- en dezen drinkbeker drinkt, zoo verkondisrt den dood dea Heeren, tot dat Hij komt. Wie alzoo dit Brood onwaardiglijk eet, of' den Kelk des Heeren on waardiglijk drinkt, die maakt zich schuldig aan het Bloed des Heeren.

PR. De Heer zij met u.

dk. En met nwen geest.

PR. Laat ons bidden.

Wij bidden U, o Heer, bevrijd ons van alle aardsche driften; opdat wij streven naar de volheid van het hemelsch geheim , welks voorsmaak Gij ons door dit heilig Sakrament verleend hebt; door Jesns Christus, onzen Heer, die met U en den heiligen Geest, een eenig God, leeft en regeert, in eeuwigheid. Amen.

PR. De Heer zij met u.

dr. En met uwen geest.

PR. Gaat henen, de offerande is volbn.gt.

dr. Gode zij dank.

pr. Laat, o heilige Drievuldigheid, deze betuigingen van mijne onderworpenheid H welgevallig zijn, en verleen, dat deze ofTerande, welke ik onwaardig voor uw goddelijk aanschijn verrigt heb, U aangenaam zij en mij en allen, voor welke ik dezelve heb omgedragen, door uwe barmhartigheid, tot eene verzoening verstrekke; door Christus onzen Heer. Amen.

-ocr page 47-

DE HEILT6E MIS.

DE ZEGEN.

pr. De almaetiee God : de Vader, de Zoon , en de heilige Geest zegene u,

dr Amen.

pk. De Heer zij met u.

dr. En met uwen ^eest.

PR. Het beffin van het Evangelie van den H. Joannes.

dr. Eer zij TJ, o Heer.

pr. In het beerin was het Woord , en het Woord was hij God, eu het Woord was God. Dit was in het begin bij God; alle dingeu zijn door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is er niets gemaakt , van hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en het leven was het licht der menschen , en het licht schijnt in de duisternissen; en de duisternissen hebben het niet begrepen. Er werd een mensch door God gezonden, wiens naam was Joannes; deze kwam tot eetuige, om getuigenis te geven van het licht ; opdat zij allen door Hem zonden gelooven. Deze was het licht niet; maar om getuigenis te geven van het licht. Hij (Gods Zoon) was het waarachtig licht, hetwelk alle merschen verlicht, die in de wereld komen. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen: doch de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar allen, die Hem aangenomen hebben, heef^. Hij magt gegeven, om Gods kinderen te wor den; namelijk : degenen die in Hem gelooquot;

89

-ocr page 48-

40 DE VESPER-PSALMEN

ven, welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vlpefiches, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. En (dit zegijende knielt men )het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijne heerlijkheid gezien; eene heerlijkheid als van den eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid.

J)R. Gode zij dank.

DE VESPER-PSALMEN

VOOR DEN ZONDAG.

6 God! kom mij te hulp. — Heer! haast ü mij te helpen.

Eere zij den V«der, en den Zoon, en den heiligen Geest; gelijk in den beginne, zoo nu, en altijd , en in eeuwigheid. Amen.

Lof zij Ü, Heer, koning der eeuwige heerlijkheid.

Psalm 109.

De Ueer heeft gesproken tot mijnen Heer: zit aan mijne regterhand, tot dat ik uwe vijanden stelle tot een voetbank uwer voeten.

De schepter uwer magt zal de Heer uit Sion doen komen ; heerscht in het midden uwer vijanden.

-ocr page 49-

VOOR DEN ZONDAG. 41

Bij U is het vorstendom ten dage uwer kracht, met vollen luister van heiligheid: voor de raorgensterro heb ik u uit den schoot geteeld.

De Heer heeft gezworen, en het /.al Hem niet berouwen : Gij zijl priester in eeuwigheid, naar de orde van Melchisedech,

De Heer is aan uwe regterhand; en zal koningen vernielen, ten dage zijne gramschap.

Hij zal geregt houden over de volken; Hij zal de verwoesting vermeerderen; de hoofden van vele landen verdelgen.

Uit de beek aan den weg zal Hij drinken: en daarom zal Hij zijn hoofd verheffen.

Eere zij den Vader, enz.

Psalm 110.

Ik zal ü loven, Heer, met geheel mijn hart; in den raad der regtvaardigen en in de vergadering.

Groot zijn de werken des Heeren, uitgelezen naar zijnen volmaakten wil.

Lofwaardig en heerlijk is zijn werk; en zijne regtvaardigheid duurt eeuwisjlijk.

.Een gedenkteeken zijner wonderen — heeft de genadige en barmhartige Heer gesteld; Hij heelt spijze gegeven aan degenen, die Hem vreezen.

Hij gedenkt in eeuwigheid zijn verbond; de kracht zijner werken heeft Hij zijn volk bekend gemaakt.

Terwijl Hij hun het erfdeel der heidenen

-ocr page 50-

4.2 DE VESPER-PSALMEN

ffe^even heeft; de werken zijner handen zijn

waarheid en reetvaardisrheid.

Al zijne hevelen zijn eetronw, voor alle eeuwen bevestigd, sremaakt volgens waarheid en billijkheid.

Wij heeft verlossinsr aan zijn volk gezonden: Hij heeft voor eeuwig zijn verbond vastgesteld.

Heilig en ontzaggelijk is zijn naam: de vreeze des Reeren is het begin der wijsheid.

Het verstand is goed voor allen, die er naar doen: zijn lof blijft in alle eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

Psalm 111.

Gelukzalig de man, die den Heer vreest, die groot genoegen vindt in zijne geboden.

Zijn zaad zal magtig zijn op aarde, het geslacht der opregten wordt gezegend.

Eer en rijkdom zullen in zijn huis zijn, en zijne regUaardigheid duurt in eeuwigheid.

Voor de opregten is een licht opgegaan in de duisternis; want de Heer is genadig en barmhartig en regtvaardig.

Gelukzalig de man, die medelijden heeft en uitleent; die zijne woorden met- oordeel schikt: want hij wankelt niet.

De regtvaardige zal in eeuwig aandenken zijn; hij zal voor ge^n kwaad gerucht vreezen.

Zijn hart is bereid en hoopt op den Heere ; zijn hart is versterkt, hij vreest niets, tot hij op zijne vijanden kan nederzien.

Hij deelt uit en geelt den armen; zij'ie regt-

-ocr page 51-

VOOR, DEN ZONDAG. 43

vaardigheid duurt eeuwi^lijlc: zijn hoofd wordt in heerlijkheid verhoogd.

De boondoener zal h^t zien en toornig worden, hij zal op zijne tanden knersen en uitteren; de begeerten der zondnren zijn verloren.

Eere zij den Vader, enz.

Psalm 112.

Looft den Heer, gij zijne dienaars: looft den naam des Heeren.

De naam des Heeren zij gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Van den opeang der zon tot haren ondergans:, zij den naam des Heeren geloofd.

Verheven hoven alle volkeren is de Heer : en zijne heerlijkheid bovsn de hemelen.

Wie is gelijk de Heer onze God, die in de hoogte woont, en het nederige in den hemel en op aarde gadeslaat?

Die den geringen oprigt uit het stof, en uit den drek den armen verhoogt.

Om hem te plaatsen nevens de vorsten, nevens de vorsten zijns volks.

Die de onvruchtbare doet wonen in een huisgezin, en haar maakt tot eene blijde moeder van kinderen. Alleluja!

Eere zij den Vader, enz.

Psalm 113.

Als Israël uit Egypte toog; Jacobs geslacht uit een vreemd volk :

Toen werd Juda zijn heiligdom ; Israël zijne heerschappij.

-ocr page 52-

44 1)E VESPER-PSALMEN

De zee zag het en vlood ; de Jordaau keerde terug.

De bergen sprongen op als rammen, en de heuvels als jonge lammeren.

Wat is u, o zee, dat gij vliedt, en u Jordaau, dat gij terugkeert?

Dat gij; bergen', opspringt als rammen, en gij heuvels ais jonge lammeren?

Voor het aanschijn des Heeren beefde de aarde; voor het aanschijn van Jacobs God; die de rots in eene waterbron verandert en dc steeneu in waterwellen.

Niet ons, o Heer, niet ons, maar geef de eer aan uwen naam, om uwer barmhartigheid en waarheid wil: opdat de heidenen niet zeggen : waar is hun God? Want onze God is in den hemel: Hij doet al wat Hem behaagt.

De afgoden der heidenen zijn zilver en goud; werken van menschen handen.

Zij hebben eenen, mond maar spreken riet, oosren hebben zij, maar zien niet.

Zij hebben ooren, doch hooren niet; eenen neus hebben zij, doch ruiken niet.

Zij hebben handen, doch tasten niet; voeten hebben zij , doch kunnen niet gaan; zij geven met hunne keel geen geluid.

Die dezelve maken, worden hun gelijk; en allen, die op hen vertrouwen.

Het huis van Israël hoopt op den Heer : Hij is hun helper en beschermer.

Het huis van Aaron hoopt op den Heer : Hij is hun helper en beschermer.

Die den Heer vreezen, hopen op den Heer : Hij is hun helper en beschermer.

-ocr page 53-

VOOR DEN ZONDAG. 45

De Heer is onzer indachtig en zegent ons ; Hij zegent het huis van Israël, Hij zegent het huis van Jacob.

Hij zegent allen , die den Heer vreezen : kleinen en grooten.

Zijt gezegend van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.

De hemel der hemelen is voor den Heer; maar den menseben kinderen heeft Hij de aarde gegeven.

De dooden zullen TJ niet loven, o Heer, noch die in den kuil nederdalen.

Maar wij, die leven, zullen ü loven, o Heer, van nu af tot in eeuwigheid.

Eere zij deu Vader, enz.

Gezegend zij God, de Vader onzes Heeren Jesus Christus, de Vader der ontfermingen , en de God van alle vertroosting, die ons troost in alle droefenissen.

Bemint elkander, gelijk ik u bemind heb. Daaraan zult gij erkennen, dat gij mijne volgelingen zijt, indien gij u wederkeerig Hef hebt. — Weest daarom weldadig, barmhartig, toegevend jegens elkander, gelijk God in Christus zich goedertieren en genadiff jegens ons bewezen heeft.... Volgt God na, als zijne geliefde kinderen, en wandelt in de liefde: gelijk ook Christus ons heelt lief gehad en zich voor ons heeft overgegeven tot eene offerande, die aan God welgevallig was.

-ocr page 54-

DE VESPER-PSALMEN

DE MAGNIFICAT.

Mijne ziel lofprijst den Heer, en mijn geest juicht tot Uod, mijnen Heiland.

Dat Hij de nederigheid zijner dienstmaagd gadesloeg; zie, van nu af zuilen alle geslachten mij zalig noemen.

Want Hij, die magtig is, heeft groote dingen aan mij gedaan; en heilig is zijn naam.

En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslachte, over degenen die Hem vreezen.

Hij liet zijnen arm magtig werken; Hij verstrooide degenen, wier hart vol hoogmoed is.

Hij stiet magtigen van den troon en verhoogde de nederigen.

He behoei'tigen vervulde Hij met goederen, en de rijken zond Hij ledig henen.

Hij heelt Israël, zijnen Zoon, opgenomen, indachtig (gelijk Hij beloofd heeft) zijner barmhartigheid over Abraham en zijn zaad, tot in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz. Alleluja!

Hoe zal ik U loven, o mijn God ! Daar Gij zonder mijn toedoen mij geschapen hebt, naar uw welbehagen, zoo bestaat ook uw lof zonder mijn toedoen. Voor ü, o Heer, zijt Gij zelf uw lof! Volgens uwe onmetelijke grootheid, moeten U uwe werken loven ! Uw lot is onuitsprekelijk ; wijl uwe grootheid onuitsprekelijk is. Uw lol laat zich niet bevatten in het hart, niet meten met den mond, niet vernemen door het oor; want dit alles gaat voorbij, n aar uw lof blijft ecuwiglijk. Onze menschelijke ge-

46

-ocr page 55-

VOOE DEN ZONDAG. 47

dachten beginnen en eindigen; het woord wordt gehoord en de klank vervliegt; maar uw lof staat eeuwig vast.

Wie zoude nu uwen lof waardiglijk kuimen verkondigen? Diegene looit U, die gelooft, dat Gij zijn lot'zijt. Diegene looft U, die van zich zelveu overtuigd is, dat hij niet in staat is uw lof te vermelden. Wiet wij loven U, o Heer, tiij looft door U en looit U zeiven. Wij zeiven bezitten slechts dauwaren iof, wanneer wij door U geloofd worden. Zoo dikwijls wij van eeneu anderen dan var? U lof zoeken, verliezen wij den uwe. Verlangen wij de onvergankelijke eer, dan kunnen wij de vergankelijke niet beminnen. O Heer! laat mij U bezitten, dan kan ik IJ loven. Want wat ben ik uit mij-zelveu, dat ik U zoude loven? Stof en assche ben ik, een worm en verrottiug. Üoe kan het vleesch den geest loven, die aan alle vle.escli leven geeft ? K:in de duisternis het licht loven of de dood het leven? Kan een ijdel mets de loutere waarheid loven? Zal mijne bouwvalligheid U waardig loven, of mijn sterfelijk wezen, dat heden is en morgen verdwijnt? heer ! hoe zoude de meusch , die in zonden ontvangen en geboren is, U betamelijk kunnen loven? Zekerlijk klinkt het woord lof niet schoon in den mond des zondaars. Daarom love U, o Heer, mijn God, uwe onuitsprekelijke magt, uwe onbegrensde wijsheid en goedertierenheid; U love uwe alle gedachten te bovengaande barmhartigheid, uwe eeuwige kracht en goedheid. Op uwe goedertierenheid vertrouw ik, want door haar hebt Gij mij gescbapen.Laat uw schepsel,

-ocr page 56-

48 DE VESPER-PSALMEN.

dat door uwe liefde gevormd is, niet te gronde gaan in de ellende der zonde. Bewaar, o Heer, wat Gij geschappn hebt; onderhoudt Gij mij niet, dan keer ik in het niet terng. Het was niet mijne verdienste, dat Gij mij hetaanwezen gaaft, maar uwe liefde. O mogte deze zeilde liefde U doen besluiten , mij te leiden en te regesren. lied mij. Heer! uwe haud is niet verkort, dat zij mij niet zoude kunnen helpen, en uw oor is niet hard, dat het niet zoude hooren. Heer! verhoor mij; Heer! o-n uws naams wille. Amen.

-ocr page 57-

DE NAVOLGING

van

EERSTE BOEK.

Vermaningen, welke voor bet geestelijk ieven nuttig zijn.

I. HOOFDSTUK.

Men moet Christus navolgen, en alle ijdelheden der wereld versmaden.

1. Die mij volgt, ze^t de Heer . wandelt niet in de duisternissen. (Joan. 8. v. 23.) Dit zijn de woorden van Christus, waardoor wij vermaand worden, om zijn leven en zijne densj-den na te voliren, indien wij waarlijk verlicht en bevrijd willen worden van alle verblindheid des harten,

4

-ocr page 58-

50 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Dat dan onze grootste betrachting zij, het leven van Jesus Christus te overwegen.

3. De leering van Christus gaat alle leeringen der Heiligen verre te boven : en vie den geest van Christus had, zou daarin het verborgen heinelsche manna vindeu.

Doch niet zelden gebeurt het, dat velen, al hooren zij dikwijls het heilig Evangelie , weinig smaak daarin gevoelen, omdat zij den geest van Christus niet hebben.

Hij, die volkomen met smaak de woorden van Christus wil verstaan, moet trachten om zijn leven gelijkvormig te maken aan dat van Christus.

3. Wat zal het u baten diepzinnig over de heilige Drievuldigheid te redetwiste.i, indien gij, bij gebrek van ootmoedigheid, aan de heilige Drievuldigheid mishaagt?

Voorwaar, verhevene woorden moker, niemand heilig of regtvaardig, maar een deugdzaam leven maakt den mensch aangenaam aan God.

Liever heb ik eene opregte vermorzeling-des harten te gevoelen, dan de beschrijving daarvan te weten.

Al wist gij den geheelen Bijbel van buiten en daarbij al de gezegden van al de wijagee-ren, wat zou dit alles zonder de liefde en de genade Gods baten ?

IJdelheid der ijdellteden, alles is 'Jdel/ieid (Eccl. 1. v. 2.) behalve God te beminnen en Hem alleen te dienen.

De opperste wijsheid i», dat me:i door het versmaden der wereld, naar het hemelsche rijk streeft.

-ocr page 59-

I. BOEK. I. HOOFDSTUK. 51

4, Het is dan louter ijdelheid, de vergankelijke rijkdommen dezer wereld te zoeken, en op dezelve zijne hoop te stellen.

Het is ook groote ijdelheid, eerambten na te jagen en zich tot hoogen staat te verhellen.

Het is ijdelheid, de lusten van het vleesch te volgen, en datgene te verlangen, waarom men hiernamaals zwaar moet gestraft worden.

Het is ijdelheid, alleen lang leven te wen-schen, en weinig bezorgd te zijn voor een goed leven.

Het is ijdelheid, alleen bezorgd te zijn voor het tegenwoordige leven , en niet op de toekomst te denken.

Het is ijdelheid, datgene te beminnen, wat zoo snel voorbij gaat, en zich niet daarhenen ie spoeden , waar de eeuwige blijdschap te wachten is.

5. Gedenk dikwijls deze spreuk van den wijzen-Man: het ooy wordt niet verzadigd door te zien, noch hef oor door te hoor en, ( Eccles. 1. v. 8.)

Arbeid dan om uw hart van de liefde der zigtbare dingen af te trekken, om u tot de ouzigtbare te wenden; want zij, die hunne zinnelijkheden volgen, besmetten hun geweten en verliezen de genade Gods.

O E F E 1 J\r G,

Om Jesus Christus volmaakt te vereeren, en door de eer, die men Hem bewijst, den pligt van een oprekt Christen te vervullen, moet men zich bevlijtigen om Hem te kennen, te

-ocr page 60-

52 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. beTninuen en na te volgen : dit is volstrekt noodzakelijk tot het eeuwige heil van al de Christenen, die niet Christen zijn dan door de kennis, door de liefde en de navolging van onzen Zaligmaker. Zich lat pn voorstaan van don H'eer behagel ijk te ?.ijn door de verhevene kennissen, welkquot; men van zijne Godheid heeft, zonder te trachten zijne voorbeelden te volgen en te leven zoo als Hij geleefd heeft, dit is de gevaarlijkste aller ijdelheden.

GEBED.

Waartoe zou het mij baten , mijn liefderijke Verlosser, van datgene te bestuderen en te kennen, wat er in uwen Persoon het grootste en in uwe geheimen het verhevenste is, indien ik niet alles aanwende, om mij de verdienste en de vrucht derzelve toe te voeden , door uwe geboden te onderhouden en door uwe deugden te beoefenen, terwijl ik, ter mijner zaligheid, datgene moet weten en doen, wat Gij geleerd en gedaan hebt, namelijk mijne godsdienst kennen en dezelve uitoefenen. Ziedaar de genade, die ik vraag, o mijn God, en welke ik van ü durf verwachten.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Over het nederig gevoelen van zich ze'^ven.

1. Alle meusch is natuurlijk wpetfrierig, maar wat baat de wetenschap zonder de vreeze Gods.

Inderdaad , een nedeiige akkerman, die God

-ocr page 61-

T. BOEK. II. HOOFDSTUK. 53

dient, is beter dan eene hoovaardige wijsgeer, die, terwijl hij zich zei ven vergeet, den loop der wereld wil begrijpen.

Wie zich zeiven wel kent, die heeft klein gevoelen van zich zeiven en schept geen vermaak in de lofspraak der menschen.

Al ware het, dat ik alle dingen der wereld kende, en dat ik in de liefde Gods niet was, wat zou mij zulks bij God baton, die mij volgens mijne werken zal oordeelen ?

2. Matig de al te groote begeerte om veel te weten, want daarin is te groote verstrooidheid en bedrog gelegen.

Die veel weten , zijn gaarne gezien, en zij hooren gaarne, dat zij voorwijze mannen gehouden worden.

Er ziin vele dingen, welker kennis aan de ziel weinig ol niets baat.

En hij is zeer dwaas, die zich op iets anders toelegt, dan op datgene, wat tot zijne zaligheid dient.

Vele woorden verzadigen de zi^l niet ; maar een goed leven verkwikt den geest, en een rein geweten baart een groot vertrouwen op God.

3. Hoe meerder en klaarder kennis gij van vele dingen hebt, des te strenger gij zult geoordeeld worden, tenzij dat gij ook zoo veel te heiliger geleefd hebt.

Wil u dan over eenige kunsten of geleerdheid niet verheffen, maar vreeseerder om de kennis, die u boven anderen gegeven is.

Indien gij u laat voorstaan, dat gij veel weet, en dit wel genoeg verstaat, zoo weet echter dat er meer dingen zijn, die gij niet weet.

-ocr page 62-

54 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Wil dan jreen hoog gevoelen van uwe wetenschap hebben; maar beken veeleer uwe onwetendheid.

Wat wilt gij u zeiven verheffen boven iemand, aangezien er velen gevonden worden , die geleerder en meer ervaren in de Schrii-tuur en in de wet van God zijn dan gij?

Wilt gij iels nuttigs weten en leeren, verlang dan onbekend te zijn , en voor niets geacht te worden.

4. De voordeeligsle les is : de waarachtige kennis en verachting van zich zeiven.

Niets aan zich zeiven toeschrijven, en van anderen altijd goed en verheven gevoelen hebben . is groote wijsheid en volmaaktheid.

Indien gij een ander openlqk zaagt zondigen, of eenige zware fouten bedrijven, zoo zoudt gij nogtans u niet beter moeten ac'ilen dan dien; want gij weet niet hoe lang gij in het g'iede standvastig kunt wezen.

Wij allen zijn krank en broos; doch gij moet niemand kranker houden dan u zeiven.

O EF E W IN G.

'sMenschen wetenschappen, zegt de heilige Schrift, zijn ijdel en nutteloos, zoo hij zich niet toelegt God te kennen en te beminnen , en om zich zeiven te vergeten en te haten. Het eenvoudige en levende geloof van eenen raensch, die zonder aarzelen en zonder te onderzoeken , al datgene gelooft, wat God wil dat wij geloo-ven, en die in zijn hart alzoo gesteld rs om alles te doen, wat God wil, dat wij voor onze zaligheid zouden verrigten , dit geloof, zeg ik

-ocr page 63-

ï. BOEK. in. HOOFDSTUK. Sè

is verkieslijk boven de poddelijke en menschp-lijke kennissen, die, zonder dit levend geloof, den geest verhoovaardigen, liet hart verdorren , en die tevens vruchteloos voor het eeuwige heil eens Christens zijn.

G E B F. D.

Genees in mij, o lieer, de gretigheid, die ik in mij koester, ora alles te weten; genfes mij ook van de orknchtzaamheid in het volbrengen van alles, wat ik ter mijner zaligheid verritten moet. Immers, Gij zult mij niet oordee-len over hetgene il: geweten, maar over het-gene ik ter mijner zaligheid sredaan, of waaraan ik ontbroken heb. Kan ik mij bevlijtigen om U grondig te kennen, zonder U te aanbidden en te bewonderen ? Maar kan ik tevens mij toeleggen om mij wel te kennen, zonder mij te haten, en mij als niet te achten ? O verworpen , verborgen en onbekend leven met Jesus Christus in God! o (rij zijt een voortref-lelijk middel om de geloovigen te heiligen en zalig te maken. Dan helaas! hoe weinig ziet men dit in het Christendom gekend en gevolgd. Geef,-o Zaligmaker, aan de gansche wereld, van zulk een leven de kennis, de achting, de liefde en de beoefening. Amen.

III. HOOFDSTUK.

Over de leering der waarheid.

1. Zalig is hij, die geleerd wordt door de

-ocr page 64-

56 de navolging van jesus christus, waarheid zelve, gelijk zij in zich zelve is, en niet door beelden en voorbijvliegende woorden.

Onze meeniug en onze zinnen bedriegen niet zelden, en zien zeer wr.inig.

Wat baten ons vernuftige redenen over verborgene en duistere zaken, waarover wij in Gods oordeel niet zullen gestraft, worden, omdat wij die niet hebben geweten ?

Het is eene groote dwaasheid. dat wij, met verzuim van het gene voordeelig en noodig is, ons opzettelijk bekommeren met ijdele en schadelijke dingen. Waarlijk, wij hebben oogen en wij zien niet.

2. En wat bekommeren wij ons over geslachten en soorten?

Hij , tot wien het eeuwige Woord spreekt, bekommert zich niet met zulke twijfelachtige gevoelens.

Uit het eeuwige Woord komt alles voort, en alle dingen verkondigen dat woord, r.n dit is het beginsel ( God zelf,) welke tot ons spreekt.

Niemand kan zonder Hem iets wel verstaan of regtmatig oordeelen.

Hij, die alle dingen vindt in dat {dat God is ) en alle dingen trekt uit dat ek.jn, en alle dingen ziet in dat ken, kan gestadig van hart zijn, en in God bevredigd blijven.

O Waarheid, die God zelf zijt! maak mij één met U in de eeuwige liefde.

Het verdriet mij dikwijls veel te lezen of te hooren; wantin U is alles, wat ik kan be-geeren of wenschen.

Dat in uwe tegenwoordigheid aLe leeraars

-ocr page 65-

I. BOKK. nr. HOOFDSTUK.. 57

zwijgen, en alle schepsels stom zijn : spreek Gij alleen tot mij.

3. Hoe meer iemand bij zich zeiven ingetogen en eenvoudig is, des te meer en hoogere dingen begrijpt hij zonder moeite; want hij ontvangt het licht des verstands van boven.

Een zuivere, bestendige en eenvoudige geest wordt niet door veelvuldige werken verstrooid ; want hij doet alles te»- eere Gods; en in zich zeiven rustende, tracht hij van alle eigenliefde ontslagen te zijn.

at hindert en kwelt u meer, dan uwe eigene onverstorvene neiging des harten ?

Een goed godvruchtig mensch regelt eerst inwendig al de werken, die hij uitwendig moet doen.

Ook trekken hem dezelve niet tot lusten der bedorvene neiging, maar hij dwingt die voljens het oordeel der reste reden.

_ Wie heeft een sterkeren strijd , dan hij, die zich zeiven trucht te overwinnen ?

En dit behoorde ons voornaamste werk te zijn, te weten : ons zeiven te overwinnen, en dagelijks tegen ons zeiven sterker te worden , en geduldig te vorderen tol een beter leven.

4. Alle volmaaktheid in dit leven is vermengd met eeniee onvolmaaktheid, en al onze bespiegeling is niet zonder eenige duisternis.

De nederige kennis van u zeiven is een zekerder wetr om tot God te komen, dan de diepe navorsching van eenige wetenschap.

J)e wetenschap of de eenvoudige kennis van eenige zaak, die in zich zeiven goed en van God geboden is, is niet te misprijzen; doch

-ocr page 66-

58 I»E NAVOLGING VAN JESÜS CHRTSTUS. iTiPn moet altijd aan een ^oed geweien en een deugdzaam leven de voorkeur geven.

Maar omdat er veten zijn, die meer trachten om veel te weten, dan om wol te leven , daarom dwalen zij dikwijls, en doen geene oi'weinige vrucht met hunne geleerdheid.

5. O, indien zij zoo grooten ijver aanwendden om de zonden uit te roeijen en deugden te planten, gelijk zij doen om twistvragen voor te stellen , dan zou er zoo veel kwaad en ergernis onder het volk. en zoo veel onge-reffeldheid in de kloosters niet zijn.

Voorwaar, inden dag des oordeels zal ons niet gevraagd worden wat wij gelezen , maar wat wij gedaan hebben, noch hoe weisprekend , maar hoe godsdienstig van leven wij zijn geweest.

Zeg mij eens, waar zijn nu al de heerenen meesters, die gij goe.d gekend hebt toer zij nog leefden, en die om hunne geleerd leid groot geacht werden ?

Anderen bezitten nu derzelver ambten, en ik weet niet, of zij wel eens aan hen denken. Gedurende hun leven schenen zij iets te zijn, en nu zwijgt men van hen.

6. O hoe spoedig gaat de roem der wereld voorbij! O, ot' hun leven met hunne geleerdheid hadde overeengestemd! Dan zouden zij wel gestudeerd en wel gelezen hebben.

Hoe velen, omdat zij weinig bezorgd zijn om God te dgt;enen, gaan er in de wereld door ijdele geleerdheid verloren.

En omdat zij liever groot dan nederig willen zijn, worden zij in hunne gedachten verijdeld.

-ocr page 67-

I. BOEK. nr. HOOFDSTUK. 59

Diegene is waarlijk groot, die eene groote liefde tot God heeft.

Diegene is inderdand groot, die klein is in zijne oogen, en die liet toppunt van eer als een niet acht.

Hij is waarlijk wijs, die om Christus te win-r.en, alle aardsche dingen als slijk beschouwt.

Waarlijk , wel geleerd is hij, die den wil van God volbrengt , en van zijnen eigenen wil afziet.

OEFEKING.

De waarheden bestuderen, niet zoo zeer om dezelve te kennen, dan wel om ze te beoefenen; het eeuwige woord aanhooren, hel welk meer tot het hart dan tot den geest spreekt ; weten hetgeue ter zaligheid noodig is, en hetzelve doen : ziedaar wat de wetenschap van den Christen moet uitmaken

De bespiegelende kennis moede, die de nieuwsgierigheid van mijnen geest streelt, en die mijn hart noch treft noch verandert, verveelt het mij zoo vele diagen te weten, en zooveel te liooren zeggen over de eeuwige waarheden , en over mijne zaligheid, en zoo weinig te doen ter bewerking van mijn eeuwig heil.

GEBET.

O mijn Verlosser! Gij die ons geleerd hebt, dat het niet diegenen zijn , die zeggen : Heer, Heer! welke het hemelrijk zullen binnen treden, maar dezulken, die* den wil uws Vaders volb-eugen en hun leven aan hun geloof gelijkvormig maken ; schenk ons eenen christe-lijken geest, een christelijk hart, een chris-

-ocr page 68-

60 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, telijk leven. Maak dat ik, onthecht van alles, en slechts TT alleen betrachtende, al mijne kunde, mijne hekwamlieden, geheel mijn geluk en gansch mijne verdienste daarin doe bestaan, om TI beha^elijk te zijn, TJ te beminnen, uwe liefde te winnen, en om mij voor het tijdelijke en onvergankelijke uwer waardig te maken.

IV'. HOOFDSTUK.

Over de omzigtiglieid in onze handelingen.

1. Men mag aan al de woorden en ingevingen geen geloof hechten; maar men moet eene zaak zeer bedaard en rijpelijk overwegen , en ze naar den wil van '^ocl onderzoeken.

Heinas! dikwijls wordt het kwade van onzen naaste ligtelyker geloofd en gezegc'. dan het goede: zoo ?wak zijn wij.

Doch volmaakte inenschen gelooven niet. ligt al hetgene men zegt; want zij weten wel , dat de menschelijke zwakheid zeer tot het kwade is geneigd, en dat zij zich ligtelijk misgrijpt in het spreken

3. Het is groote wijsheid, in zijn doen niet. overijlend te zijn, en niet hardnekkig te blijven in zijn eigen gevoelen.

Het is ook een deel dezer wijsheid, niet ligtelijk alle woorden der menschen te trelooven , noch hetgene men gehoord of geloofd heeft, dadelijk aan andereu te verhalen.

Vraag altijd raad aan een wijs en godvree-zend man, en zoek liever van geleerden

-ocr page 69-

I. BOKK. IV. HOOFDSTUK. 61

ouderwezen te worden, dan uw eigen goeddunken te volfjen.

£eu goed leven mnakt een ni^Tisch wijs volgens God, on in vele dingen ervaren.

Hoe neer iemand zich zalven ootmoedig en God onderdanig is, des te verstandiger en geruster hij in alle dingen zal wezen.

OEFENING.

Niets is tegenstrijdiger aan de liefde en rampzaliger aan de zaligheid, dan de echte of valsche aanbrengingen van den eenen aan den anderen ; dewijl deze de gemoederen verbitteren , de harten ontroeren, de oneenigheden voeden, en den haat vermeerderen, en dat men over dezelve de vergeving van den Heer niet kan bekomen, zoo men in de hipcht niet vast besl.iten heeft, het toegebragte kwaad te herstellen en de personen te verzoenen, tusschen welke mrn tweedragt heeft verwekt, Men moet derhalve geene dingen overdragen oi aan de aanbrenging geen goloof slaan; en zoo men iets tegen den naaste gehoord heeft, moet men dit bij zich houden, en er aan niemand iets van zeggen.

GEBED.

Verleen mij , o mijn God, dat ik naauw-gezet het gebod van lietde jegens mijnen even-mensch nakome, een gebod dat Gij ons ge-gegeven hebt, toen Gij ons ge.boodt den naaste te beminnen, zoo als Gij ons bemind hebt;

-ocr page 70-

63 DE NAVOLGIHC; VAN JESUS CHRISTUS, vermits dit gebod volstrekt ter zaligheid noodig is. Geef mij ook levens die gevoelige lielde , die ons verpligt dezelve in niets te kwetsen ; dewijl Gij gezegd hebt, dat wanneer men den naaste beleedigt, men alsdan uwen oogappel kwetst. Verleen mij dan , dat ik uw bart geen verdriet aandoe, met eenig ongenoegen aan mijne broederen te veroorzaken.

V. HOOFDSTUK.

Over het lezen der heilige Schrift en andere godvruchtige boeken.

1. Men moet in dn heilige Schrift de waarheid, en niet de welsprekendheid zoeken.

De heilige Schrift moet gelezen worden in denzelfden geest , waarin zij geschreven is.

Wij moeten in de heilige Schrift veeleer zoeken hetgeen onze zaligheid kan bevorderen , dan sierlijkheid van taal.

Wij moeten zoo gaarne eenvoudige en godvruchtige, als verhevene en diepzinnige boeken lezen

Laat u niet veel gelegen zijn aan het gezag des schrijvers, hetzij hij weinig of veel geleerdheid gehad hebbe; maar dat de liefde der zuivere waarheid u tot het lezen aanspore.

Vraag niet wie het zegt, maar let voornamelijk op het gene men zegt.

2. De menschen zijn vergankel:'jk; maar de waarheid des Heer en blijft in eeuwigheid. Ps. 116- v. 3.

-ocr page 71-

I. BOEK. V. HOOFDSTUK. 63

God spreekt dikwijls tot ons, zonder aanzien van personen, eu op verschillende wijzen.

Ouze nieawsgierigheid is ons meermaals hinderlijk in het lezen der heilhre Schrift, als wij sommise dingen wiilen begrijpen en doorgronden, die wij eenvondig behooren voorbij te gaan.

Wilt gij daarnit nut trekken, lees die ootmoedig, eenvoudig en trouw, en tracht nooit den naam van geleerden te hebben.

Vraag gaarne, en hoor zwijgend de woorden der Heiligen; heb geen mismoegen in de gelijkenissen der Ouden, want zij worden niet zonder reden voorgesteld.

O K r E xV i iv G.

Lees de Schrift en de godvruchtige boeken met denzelt'den ^eest, in wolken zij geschreven zijn; lees dezelve, om er de waarheid in op te sporen, om nte onderwijzen, n te stichten , om in u een opregt christelijk leven te vormen. Lees de heilige Schrift met geloof, ootmoed, eerbied t.n onderwerping ; bid daartoe den heiligen Geest, die dezelve heeft ingegeven, van ze te mogen verstaan, daarin smaak te vinden en dezelve in het werk te stellen.

G II B F, D,

Mijn Zaligmaker! spreek tot mijn hart om het te veranderen, opdat de waarhedm, die ik lees. mijnen geest mogen treffen en overtuigen. Geef dat ik, door liet lezen van goede

-ocr page 72-

64 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, boeken, in uwe wet en in uwen wil onderwezen , mij toeleeft om dezelve in alles te volgen, en dal aldus dat-rene . wat Gij mij leert, de regel van mijn gedrag worde. Amen.

VI. HOOFDSTUK.

Over de ongeregelde neigingen. De ware vrede is in het versterven der lusten te vinden.

1. Zoodra de mensch iets op eene oogeregelde wijze verlangt, wordt hij dadelijk in zieh zei ven ontrust.

De hoovaardigen en gierigaards zijn nooit gerust; maar zij, die arm en ootmoedig van geest zijn, leven altijd in groote vrede.

De menseh, die nog niet geheel in zich zei ven verstorven is, wordt litttelijk bekoord, en ook in kleine en nietisre dingen overwonnen.

Wie nog zwak in den geest, en nog eenig-zins vleesehelijk tot zinnelijk vermaak geneigd is, die kan zich zeer moeijelijk geheel van alle aardsche begeerten losmaken.

En daarom gevoelt hij dikwijls droefheid, als hij zich daaraan onttrekt; en is zeer ligt verstoord, als hem iemand wederstaat.

2. Maar indien hij verkrejren heeft, hetgene hij ongeregeld begeerde, zoo wordt hij terstond door de wroeging zijns gewetens bezwaard, omdat hij zijne drift; ingevolgd heeft, die hem tot den vrede, dien hij gezocht heelt, niet baat.

Derhalve is de ware vrede des harten alleen

-ocr page 73-

I. BOEK. VI. HOOFDSTUK. 65

te vinden in het wederstaan aan zijne driften , maar niet in die te volgen of te volbrengen.

Er is uit dien hoofde geen vrede in het hart van eenen vleeschelijken mensch, noch bij iemand die ann de uitwendige dingen is overgegeven, maar wel in het hart van eenen god-vruchtigen, vurigen en geestelijken menseh.

O E F E NI N G.

Na de genaden Gods is de vrede des harten het grootste aller goederen, en niets mogen wij sparen om dien in ons te onderhouden. Doch wij kunnen dien vrede der ziel niet vinden , noch hem behouden, dan met aan on/.e harts-togten en ongeregelde verlangens wederstand te bieden; want hoe meer wij dezelve willen bevredigen, des te minder wij vergenoegd zullen zijn; hoe meer wij dezelve bestrijden, des te minder zij ons lastig zullen vallen; hoe meer wederstand wij haar zullen bieden, hoe meer zij ons in vrede zullen laten.

GEBED.

Geef ons, o God, dien inwendigcn vrede, die gewetensrust, die kalmte vol vertrouwen, die ons van uwe goedheden verzekert, en ons getrouw maakt om aan dezelve fe beantwoor-^en ? — dien vrede van God, die alle gevoelens overtreft, die onzen geest en ons hart in uwe liefde bewaart, en welken Gij alleen kunt geven. Bedaar onze onstuimige en ongeregelde driften door den moed, welken Gij ons ter overwin-5

-ocr page 74-

66 dekavolging van jesus curistus.

niDg derzelve, zult geven. Geef dat de feegcer-liikheid die wij in ons gevoelen, aan de rede , de rede aan het geloot, en ^heel de mensch „an zijnen God ouderworpea zy. Amen.

VII. HOOFDSTUK.

Over het vermijden van ijdele hoo])

en hoovaatdij.

1. Hetisijdel, op de menschen of op eemge schepselen zijne hoop te stellen.

Schaam u nlet, nit liefde van onzen Heer

Jesus Christus, andere menschen te dienen en

in deze wereld voor arm aangezien v.e worden. Steun ook niet op u zeiven, naar vestig

al uwe hoop op God. ,

Doe hetgene in uwe magt is, en God za

uwen goeden wil bijstaan.

Vertrouw niet op uwe kmide nooh op üe; vprnuftiïheid van eemgen mensch ; maar veei eer^ip de genade van God, die altijd de ootmoe-digen bijstaat en de hoovaardigen vernedert

2. Beroem u niet op uwe rijkdommen, indie gijdiebebt, noch op uwe vrienden omdat z j vermogend^ijn; maar op God, die alles ver leent en nog bovendien zich zeiven wil g^en-

Wil u ook niet verheffen over de pstaUe en schoonheid van uw ^haam , hetwelk door eene geringe onpasselijkheid ligt gekren

quot;tèUn^ehagen in uwe bekwaamheid

of uw vernuft, opdat gij daardoor aan God niet mishaagt, aan wien alle goed . het0een gij natuurlijk niet hebt, toebehoort.

-ocr page 75-

ï. BOEK. VII. HOOFDSTUK., 67

3. Acht u ook niet voor beter dan een ander, opdat gij welligt van God, die alles weet, wat in den mensch is, niet voor erger gehouden wordet.

Verhoovaardi? u niet over uwe goede werken ; want verschillend zijn de oordeelen der raenschen met die van God, aan wien dikwijls mishaagt, wat aan de meoschen behaagt.

Indien gij i.ets goeds ia u bevindt, gedenk dat anderen nog wat beters hebben, opdat gij de deugd van ootmoedigheid moogt behouden.

Het zal u niet hinderen, dat gij u onder allen stelt; maar het zal u zeer schaden, zoo gij u boven éénen mensch alleen zoekt te verheffen.

De ootmoedige mensch geniet eenen bestendigen vi ede ; maar in het hart van den hoovaardige is gedurige afgunst en verontwaardiging.

OEFENING.

Steun slechts op dafgene, wat onwankelbaar is, namelijk op God, op wien men alleen kan staat maken; immers niets is zwakker, onzekerder en onstandvastiger dan de mensch , die slechts de dwaling, de arglist en de leugen ten aandeel heeft. Verhoop derhalve alles van God, en verwacht niets van u zeiven noch van alle anderen. Beroem u niet over uwe goede werken, noch over uwe kunde : maar geef in en van alle dingen de glorie aan God, aan wien zij alleen toekomt.

-ocr page 76-

68 DB KA VOLGING TAN JESUS CHRISTUS.

GEBED.

Miin God! daar Gij diepenen haat en veracht , welke , door een geheim lellbehagen . zich in uwe tegenwoordigheid durven verhellen, en dewijl Gij quot;diegenen eert en liefhebt, die zich niet dan liet kwaad toeschrijven, en itl het goede, dat zij doen, aan U toeeigenen: verleen ons die inwendige ootmoedigheid des harten, die ons tot II doet naderen, en uwe liefde doet bekomen; genees in ons dien hoogmoed en die ijdelheid van eenen opgeblazen en trotschen geest, die ons van U verwijdert, en ons uwen haat doet inloopen; en geef ons dit nederig, onderworpen en leerzaam hart voor uwen heiligen wil, hetwelk over ons uwe barmhartigheid trekt.

VUT. HOOFDSTUK.

Over het vermijden van al te groote gemeenschap met de menschen.

1. Onidek uw hart niet aan iederen mensch ; maar beraad u over uwe zaken met een wijs en godvreezend man.

Verkeer weinig met jonge en onbekende menschen. . . .

Vlei de rijken niet, en vertoon u ook met gaarne voor personen van hoogen staat.

Verkeer met ootmoedige, godvruchtige en welgeregelde lieden, en spreek net hen van stichtende dingen.

-ocr page 77-

I. BOEK. VIII. HOOFDSTUK. 69

Houd geene bijzondere gemeenschap met eenig vrouwspersoon; maar beveel in het gemeen alle goede vrouwen aan God.

Zoek met God alleen en met zijne Engelen gemeenschap te hebben, en vermijd den omgang der menschen.

2. Men moet alle menschen beminnen ; doch groote gemeenschap met allen is niet dienstig.

Het gebeurt somtijds, dat een onbekend persoon, door zijnen goeden naam aanzien heeft, die nogtans door zijne tegenwoordigheid degenen stoot, welke hem zien.

Wij meenen somwijlen, door onzen omgang anderen te behagen, maar wij beginnen hun te mishagen, als zij eenige ongeregelde zeden in ons bemerken.

OEFENING.

Vlied de wereldsche gezelschappen . de nutte-looze gesprakken, de uitstorting en de geneffen-heden des harten , die door Gods liefde noch geregeld noch beheerscht zijn : want dit alles verstrooit eene ziel, verwijdert haar van God, onttrekt haarde ingetogenheid en den innerlij-ken geest, die zoo noodzakelijk ter zaligheid is , werpt, haar in gevaarlijke gelegenheden van te zondigen, en leidt haar langzamerhand in de ongeregeldheid. l)at uwe vrienden personen zijn , die een godvreezend, geregeld en onberispelijk leven leiden, teneinde hun voorbeeld u tot de deugd brenge; en u van het pad der ondeugd verwijdere. Gelukkig is de Christen , die zich aan zijnen Zaligmaker, aan zijne

-ocr page 78-

70 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

piieten en aan zijne zaligheid gekleefd houdt , er die slechts van en voor God levende, hier reeds op aarde datgene begint te doen , wat hij in de eeuwigheid zal voortzetten.

GIBED.

Geef o mijn Jesus, dat ik U meer dan mijne ouders, meer dai mijne vrienden . meer dan mij zeiven heminne. — Geef dat ik mij hevlijtige om ü te kennen, ü te beminnen , U na te voken; opdat ik, als aan ü loehehoo-rende. niet meer in gevaar zij, zoo als zoo vele Christenen, na mijnen dood voor eenen onbekenden God te verschijnen, dien ik nooit zou bemind hebben; want zoo ik 'J m den tijd niet bemin, is het te vreezen, dat ik U in de eeuwigheid ook niet zal beminnen, en integendeel, indien ik nu geene pogingen onbeproefd laat om U nu te beminnen, heb ik reden te hopen van ü altijd te beminnen O geliefde, beminnende en lielwaardige God maak dat ik Ti beminne, en dat ik IJ als God beminue, dat is, eene lielde, voor welke alles wijkt, wat in mij is.

IX. HOOFDSTUK.

Over de gehoorzaamheid en onderwerping.

1 Het is iets zeer grootsch onder de gehoorzaamheid te staan, onder eenen overste te leven en zijn eigen meester niet te zijn.

Veel veiliger is het, onder onderdanen, dan in overheid gesteld te zijn.

Maar velen staan onder de gehoorzaamheid

-ocr page 79-

I. BOEK. IX. HOOFDSTUK. 71

meer uit dwan» dan uit liefde, en aan deze is de frehoorzaamheid pijnlijk, en zij morren lipft.

Ook zullen zij de vrijheid des harten niet bekomen . zoo zij zich uit panscher harte, om God, aan dn ffchoorzaamheid niet onderwerpen.

Ga waar gij wilt, gij zult de rust niet vinden , dan in eene ootmoedige onderwerping onder het hesruur van eenen overste.

De verbeelding van met verandering van plaats beter te zullen leven, heeft er velen bedrogen.

3. Wel is waar, dat iedereen gaarne zijnen eigen zin volgt, en meer genegen is tot degenen , die van zijn gevoelen zijn.

Maar zoo God onder ons is, moeten wij somtijds van ons eigen gevoelen afgaan, om onzen vrede te behouden.

Wie is zoo wijs en verlicht , dat hij alles volkomen kan weten ?

Vertrouw u dan niet to zeer op uw eigen gevoelen, maar hoor ook gaarne de gevoelens en den raad van anderen.

Indien uw gevoelen goed is, en gij hetzelve nogtans om God verlaat, en dat van anderen volgt, zult gij daaruit nog meer geestelijk voordeel trekken.

8. Ik beb dikwijls hooren zeggen, dat het zekerder is, raad te hooren en te ontvangen, dan raad te geven.

Het kan ook wel gebeuren, dat ieders gevoelen coed zij ; maar met anderen niet te willen instemmen, als de rede of de zaak zulks vordert, is een teeken van hoogmoed en hardnekkigheid.

%

-ocr page 80-

72 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING.

Welk geluk van niet af te hangen dan van God, in den persot-n der oversten, die zijne plaats bekleeden. Hoe verdienstelijk is de volstandige oefening der gehoorzaamh sid, aangezien zij een aanhoudend werk van verloochening , van verzaking aan zieh zeiven en van de volmaaktste liefde Gods is. Het is de gehoorzaamheid, die de uitmuntendheid, het geluk en de verdienste van het christelijk en kloosterlijk leven uitmaakt, en cie God tot den volkomen meester en eigenaar van onze harten maakt. Maar hiertoe wordt vereischt, dat de geest, het hart en de werken zamen-spannen, om ons de gehoorzaamheid te doen oefenen: de geest om dezelve goed te kennen, het hart om ze te beminnen, en de werken om ze spoedig, edelmoedig en standvastig te oefenen.

GEBED.

O, mijn Zaligmaker! zou ik U de onafhankelijkheid van eenen God kunnen zien slagt-offeren voor de gehoorzaamheid, zonder dezelve te beminnen en te oefenen ? Zou ik U, gedurende dertig jaren, stipt in alles aan de heilige Maagd, 'uwe Moeder, en aar. den heiligen Jozef, kunnen zien gehoorzaam wezen, zonder mij te verbinden om naanwkeurig al datgene te onderhouden, wat ïaij mij door uwe ingevingen , door mijnen regel en door mijne oversten gebiedt? Maar hoe zal ik naar

-ocr page 81-

I. BOEK. X. HOOFDSTUK. 73

den tegenzin en den last kunnen luisteren , dien ik in de gehoorzaamheid aantref, ziende dat Gij aan uwe beulen zelfs zijt gehoorzaam geweest, wanneer zij geboden U op uw kruis te leggen ? O, mijn Jesus ! geef dat ik mij aan de gehoorzaamheid onderwerpe , om de uwe na te uolgen, om U het verlangen te toonen, dat ik heb van CJ te behagen , en om in alles en altijd uwen heiligen wil te volbrengen.

X. HOOFDSTUK.

Over het schuwen vau overtolligt! woorden.

1. Vermijd, zoo veel gij kunt het gewoel der mensehen, want de behandeling der we-reldsehe zaken is zeer gevaarlijk , al is het, dat het met eeue eenvoudige meening schijnt ie geschieden.

Immers, wij worden zeer ligtelijk door eenige IJdelheden besmet en ingenomen.

Ik wensehte wel dikwijls gezwegen en onder de mensehen niet verkeerd te hebben.

JVIaar waarom spreken wij zoo gaarne met elkander, daar wij uogtans zeer zelden zonder hinder of wroeging onzes gewetens tot de stilte wederkeeren ?

Het is , omdat wij door die onderlinge gesprekken van elkander zoeken gquot;troost te worden , en ons hart trachten te verlichten, hetgeen door verscheidene gedachten bezwaard wordt.

En nog veel liever spreken wij over dingen,

-ocr page 82-

74 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTUS, die wij zeer beminnen oi verlangen, of van heteene wij daaraan tPfjenstrijdig oordeelen.

2 Dan helaas, wij doen dit dikwijls zonder haat en Te vergeefs; want de uitwendige troost is een groot beletsel voor den inwendigen god-delijken troost.

Daarom moeten wij waken en bidaen, opaat wij den tijd niet ijdel laten voorbijg-van.

Indien u het spreken geoorloofd en dienstig is, zoo spreek van iets stichtends.

De kwade gewoonte en de groote yerwaar-loozing om voortgang te doen in deugden, zijn oorzaak, dat wij zoo weinig op cns spreken letten.

Niettemin draagt een godvruchtig gesprek over geestelijke zaken, niet weinig bij tot. geestelijken voortgang, bijzonder ah personen, die van hart en geest overeenkomen, zich in God vereenigen.

OEFENING.

Waken en bidden, is het eenige middel, hetwelk Jesus Christus in het Evangelie aan den Christen eeeft, om de zonde te vlugten, om aan de bekoring te wederstaan en zijne zaligheid te verzekeren. Weinig tot de schepselen en veel tot God spreken, de onnoodige en nieuwsgierige gesprekken vermijden, zijne tong niet gebruiken dan om goede en nuttige dingen te zeggen, is een voortreffelijk middel, om eenen inwendigen mensch te worden, om de zuiverheid des harten en den vrede des gewetens te behouden, en om zich innig met

-ocr page 83-

I. BOEK. X. HOOFDSTUK. 75

God te vereeni^en. Eene ziel, die te veel met de menschen omffaat, die gansch wereldsch is en zich met beuzelarijen ophoudt , vindt niet veel smaak in God, houdt zich niet veel met het gebed bezi*;, en oefent weini» de overwe-ffitifj (meditatie ); zaken, die nogtans tot de zaligheid der Christenen nuttig en zoo noodzakelijk zijn. Wat doet eij, verstrooide en dolende ziel, ze^t de H. Augustinus, wanneer pij u door geschapene voorwerpen, vergankelijke vermaken en tijdelijke goederen zoekt te bevredi'-'t-n ? Zoek in u zeiven, door de overweging, het ware en het opperste goed , hetwelk in u is en hetgeen alleen u kan bevredigen.

GEBED.

Heer! geef mij dien inwendigen geest, dien geest van overwesring en ingetogenheid, die mij doet acht slnan op de inzigten, die Gij wegens mijne ziel hebt en mij getrouw aan uwp genade doet worden. Maak dat het eerbiedig aandenken aan uwe tegenwoordigheid de bestendige bezigheid van mijnen geest zij; maar een aandenken en eene bezigheid, voor welke alles in mijn hart wijkt, en dat uwe tegenwoordigheid in mij het vervolg van uw leven en de vertroosting van mijne ziel zij. O mijn God! het verdriet mij, als banneling buiten uwe tegenwoordigheid te leven en zoo weinig op het aanzien uwer grootheid getroffen te wezen, dat ik niets onderneem om haar te behagen. Wat kan ik in den hemel en op de aarde aantreffen , hetgene met U kan ver-

-ocr page 84-

76 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTUS. geleken worden? Gij zijt de God mijns harten : maar geef, dat het onder uwe oosren leve , en dat het, altijd in uwe tegenwoordigheid zijnde, niet trachte dan naar het geluk van U in den tijd te behagen, opdat Gij deszelt's aandeel in eeuwigheut moogt wezen.

XI. HOOFDSTUK.

Over het bekomen van den vrede en den ijver om in de deugder. te vorderen.

1. Wij zouden veel vrede kunnen genieten , indien wij ons niet wilden bemoeiien met de woorden en werken van andere menschen, en met datgene wat tot onze zonr niet behoort.

Hoe kan hij lang in vrede blijven, die zich veel bemoeit met de zaken van anderen, en die geleeenheid zoekt, om zich met de uitwendige dingen te bekommeren, en zich weinig of zelden inwendig met zich zeiven hezitr houdt? Zalig zijn de eenvoudigen, want zij zullen grooten vrede hebben.

2, Waarom zijn sommige Heiligen zoo volmaakt geweest, en zoo opgetogen in geestelijke beschouwingen ?

De reden is, dat zij zich hebben bevlijtigd, om zich van alle aardsche begeerten te ontdoen, en daarom zijn zii bekwaam geweest, om met ganscher harte God aan te hangen , en zich zeiven geheel met God bezig te houden.

-ocr page 85-

r. BOEK. xr. HOOFDSTUK. 77

Maar wij zijn te zeer bekommerd met onze zwakheden en te zeer bezorgd en ontrust voor het vergankelijke.

Het gebemt ook zelden , dat wij een enkel gebrek volkomen overwinnen, en wij worden tot dagelijkschen voortgang niet aangevuurd: daarom blijven wij zoo traag en laauw in de liefde Gods.

3, Indien wij volkomen aan ons zeiven verstorven, en van binnen niet met ijdele zorg bekommerd waren , zouden wij de goddelijke dingen kunnen smaken en van de heinelsche beschouwing iets ondervinden

Het grootste en eenige beletsel i«, dat wij van kwade driften en genesenheid niet vrij zijn, en ons ook niet toelegden om den volmaakten weg der Heiligen in te slaan.

Als ons eene geringe wederwaardigheid overkomt, worden wij aanstonds kleinmoedig, en keeren wij ons tot menschelijken troost.

4. Indien wij als vrome mannen in den strijd bleven staan, zouden wij voorwaar Gods hulp over ons uit den hemel zien dalen.

Want hij is altijd bereid degenen bij te staan, welke manmoedig strijden en op zijne genade vertrouwen, en hij zelf beschikt ons de gelegenheid om te strijden, opdat wij de overwinning zouden behalen.

Indien wij in de uitwendige levenswijze den voortgang van een geestelijk leven stellen , zoo zal onze godsvrucht aldra een einde nemen.

Maar laat ons den bijl aan den wortel zet-

-ocr page 86-

78 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ten, opdat wij, van driften gezuiverd, een bevredigd gemoed mogen bezitten.

5. Indien wij elk jaar eene ondeugd uitroeiden, zouden wij welhaast volmaakt zijn.

Maar nu, integendeel, bevinden wij dikwijls, dat wij in liet begin onzer bekeering beter en zuiverder waren, dan vele jaren na de aflegging onzer geloften.

Onze ijver en voortgang behoorden dagelijks aan te groeijen; maar helaas! men houdt het nu voor eene groote zaak, zoo iemand nog een deel van van zijnen eersten kan behouden.

Indien wij ons zeiven in het begin een weinig geweld aandeden , zouden wij daarna alles met gemak en blijdsehai) kunnen uitwerken.

6. Het valt zeer morijelijk iets te laten, hetgene men gewoon is te doen; maar het valt nogmoeijeiijker zijnen eigen' wil tegen te gaan.

Maar indien gij nu niet eenige kleine gemakkelijke dingen kunt overwinnen, wanneer zult gij dau grootere en zwaardere te boven komen ?

Wedersta uwe neiging in het begin, en ontdoe u van kwade gewoonten, opdat zij u allengs niet tot groote zwarigheid brengen.

O! indien gij overdacht hoe grooten vrede gij u zelvcn, en hoe groote vreugde gij anderen zoudt aandoen, met te leven zoo als het behoort, geloof ik, zoudt gij zorgvuldiger tot uwen geestelijken voortgang wezen.

-ocr page 87-

I. BOfcK. xr. HOOFDSTUK. 79

OEFENING.

Even als er niets teïfnstrijdig-er is aan den waren vrede, aan het «reluk en de rust des levens, dan zich aan zijne ongeregelde lusten over te eeven en zich derzelver slaaf en slagtoffer te maken , alzoo is er niets geschikter om in ons eeae ware gewetensrust voort te brengen, om het geluk van dit leven uit te maken, en onze zaligheid te verzekeren, dan onophoudelijk onze booze neigingen te bestrijden en te overwinnen . en in alle ereleden heden wederstand te bieden aan de ongeregelde begeerten van ons hart. Leg u dan ernsti? toe om u te versterven; om datgene wat u tegen-strijdt, te overwinnen, om aan de hevigheid uwer lusten te wederstaan en om in alles aan uwen wil te verzaken. En die oplettendheid , die zorg, en dit heilisr geweld, hetwelk volstrekt tot uwe zaligheid noodig is, zal u in den tijd en in de eeuwigheid gelukkig maken, aangezien er geen ware vrede des gewetens, noch eenige verdiensten te viuden is, dan in hetgene men voor God, en tegen zich zeiven doet.

GEBED.

O, mijn Zaligmaker: hoe gelukkig, vergenoegd en zeker van mijne zaligheid zou ik niet wezen, indien ik, om aan uwe regtvaardigheid door de boetpleuing, en aan uwe liefde door de getrouwheid te voldoen, datgene verrigte , wat ik zonder ophouden doe, om mijne driften en

-ocr page 88-

80 DE NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS.

de aanzoekiugen mijner eigenliefde te bevredigen! Duld niet, Heer, dat ik eenen anderen Meester diene dan U. Verbreek mijne kluisters en verlos mij uit de onregtvaardige slavernij, in welke ik door mijne begeerlijkheden geboeid lig. Mijn hart is gansch voor U. Laat niet toe, dat de ijdelheid, de eigenliefde, de wellust, de luiheid, de gramschap, die vreemde goden , hetzelve verdeelen, of veeleer hetzelve aan de raagt uvrer liefde onttrekken; want ik gevoel, dat, zoo ik roijn hart tussehea U en mij verdeel, ik U hetzelve onttrek, en dat Gij van mij alles oi niets eischt. O mijn God, mijn Al! o God mijns harten! wees mijn aandeel in eeuwigheid.

XII. HOOFDSTUK.

Over het nul van den tegenspoed.

I. Het is zeer goed, dat wij somtijds eenige zwarigheid en tegenspoed ondervinden : want zij doen den menseh dikwijls in zich zeiven treden, en doen hem gedenken dat hij hier als in eene ballingschap verkeert en zijn vertrouwen niet op het aardsche moet stellen.

Het is zeer goed, dat wij somwijlen opspraak lijden, en dat men ongunstig of verkeerd over ons denkt, dan zelfs als wij weldoen en eene goede meening hebben ; dit dient meermaals om de ootmoedigheid te bevorderen, en bevrijdt ons van ijdele roemzucht.

Want als de menschenons uiterlijk verachten en kwaad van ons denken , worden wij meer

-ocr page 89-

I. BOEK Xir. HOOFDSTUK. 81

gedreven om God, die de harten doorgrondt,

te zoeken.

2. Daarom moest de mensch zich dermate in God vestigen, dat hij den tnenschelijken troost niet veel noodig had te zoeken.

Als een goed mensch in druk en lijden is, ol door kwade sedachten eckweld wordt, dan beseft hij beter hoe noodig hem Gods hulp ia, zonder welke hij niets goeds kan verrigten.

Dan ook wordt hij droevig, bidt God, en zucht over de ellenden, die hij lijdt: dan verdriet het hem langer te leven, en wenseht hij ontbonden te zijn van dit ligchaam, om met Christus te wezen.

Dan ook bemerkt hij zeer wel, dat er geen volkomene gerustheid en vollen vrede in deze wereld te bekomen is.

OEFENING.

Men moet den tegenspoed beschouwen als beproevingen der liefde, en dezelve zuiveren, en haar bovennatuurlijk in ons doen worden! Indien een ieder de achting en het ontzag voor ons had , welke onze eigenliefde verlangt, en welke zij ons dikwijls wijs maakt te verdienen, zouden wij voor den eveumensch slechts eene verkeering hebben, die ons zou lastig vallen, als eene menschelijke erkentenis en een geheim welbehagen jearens ons zeiven. Maar God wil, dat wij overal tegenspraak, onverwachte toevallen en wederstand ontmoeten, en lijden van degenen, met welke wij leven, opdat wij hen alleenlijk ten aanzien van Hete zouden bemin-6

-ocr page 90-

83 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, nen, en omdat Hij het gebiedt. Gelukkig is een hart, hetwelk door tegenspoed beproefd en door bekoringen gezuiverd wordt, zoo als het goud door het vuur beproefd en gezuiverd wordt. Het is hierdoor, zegt de Wijze-man, dat het waardig wordt met God te zijn, en bekwaam om volgens zijn hart te wezen.

GEBED.

Heer! ondersteun mij in de gelegenheid van druk en tegenspraak, die Gij toelaat mij overgezonden te worden, en die Gij wilt dat ik zal ondergaan; gedoog niet dat zij in mij de liefde voor den naaste of mijne getrouwheid jegens U verminderen. Met mijn hart niet te sparen, spaar het uwe, en maak dat de bekoringen, verre van mij van U te verwijderen, mij meer dan ooit aan U vasthechten , door den dringenden en aanhoudenden nood, dien zij mij van uwe hulp doen gewaar worden. Amen.

XIII. HOOFDSTUK.

Over het bestrijden der bekoringen.

1. Zoo lang wij in deze wereld leven, kunnen wij niet zonder kwellingen of bekoringen wezen. , , , .

Daarom staat er in het boek Job geschreven : Het leven voor den mensch op aarde is eene lékoring. , , , •

Weshalve moet een ieder tegen de bekoringen op zijne hoede en altijd in het gebed waak-

-ocr page 91-

I. BOEK XIII. HOOPDSTUK. 83 zaain ziju, opdat de duivel, die nooit slaapt, nidar altijd rondloopt cn zoelct men hij moge verslinden (I. Pet. 5. v. 8,) peene gelegenheid aantreffe hem le bedriegen.

Niemand is zoo volmaakt en heilig, of hij heeft somtijds eeniïe bekoringen, en wij kunnen van dezelve niet geheel bevrijd zijn.

2. De bekoringen zijn aan den mensch dikwijls zeer nuttig, alhoewel zij lastig en zwaar zijn; want door dezelve wordt hij vernederd, gezuiverd en onderrigt.

Alle Heiligen hebben dit leven in felle kwellingen en bekoringen doorgebragt eu zijn door dezelve in deugden gevorderd.

En zij die de bekoringen niet konden ondergaan, zijn afgevallen en ten laatste van God verworpen.

Men vindt geene orde {of vergadering) zoo heilig, noch eene plaats zoo verboraren, of er zijn eenjge bekoringen of tesrenheden.

3. Zoo lang de mensch leeft, is hij niet geheel van de bekoring vrij: omdat wij, sedert wij in begeerlijkheid geboren werden . het beginsel der bekoringen in ons zeiven dragen.

Als de eene bekorin? of bekwelling wijkt, komt er eene andere, en wij zullen altijd iets te lijden hebben, dewijl wij ons eerste geluk verloren hebben.

Velen zoeken de bekoringen te ontvlieden, en zij vallen nog zwaarder in dezelve.

^ ij zullen die niet door de enkele vlugt overwinnen; maar door de verduldigheid en ware ootmoed'gheid worden wij sterker dan al onze vijanden.

-ocr page 92-

84 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

4. Wie de bekoringen alleen uitwendipt vliedt, en derzelver wortel niet uitroeit, zal weinig vorderen ; ja de bekorinf? zal eerder tot hem wederkomen , en hij zal het enrer hebben.

Gij zult die allengs met Gods hulp beter overwinnen door verduldigheid en lankmoedigheid, dan door uwe eigene heiligheid en on?eduri{rheid.

Keem dikwijls raad in awe bekoringen, en behandel iemand , die in bekoringen is, niet hard; maar vertroost hem, zoo als gi. begeert dat men u zonde doen.

3. De oorsprong van alle kwade bekoringen is de ongestadigheid van gemoed en het kleine vertrouwen op God.

Gelijk een schip zonder roer door de golven heen en weder wordt geslingerd. alzoo wordt ook een mensch, die zijn goed voo-nemen achterlaat, en nalatig isj gedreven 3n bevochten door allerlei bekoringen.

Het ijzer wordt door het vuur, en de regt-vaardige mensch door de bekoringen beproefd.

Wij weten dikwijls niet wat wij kunnen ; maar de bekoring geelt genoeg te kennen wat wij zijn.

Men moet nogtans op zijne hoede zijn, bijzonderlijk in het begin der bekoring-, want dan wordt de vijand gemakkelijk overwonnen, als men hem lan?s de deur van ons gemoed niet laat binnen komen; maar als men ham, zoo haast hij komt kloppen, kloekmoedig buiten de deur te gemoet gaat.

Daarom zegt men gemeenlijk : wedersta het kwade in zijn begin, want het is ts lang ge-

-ocr page 93-

ï. BOEK. XlII. HOOFDSTUK. 86 wacht de geneesmiddelen te willen bereiden, als de ziekte door het verwijl van tijd geheel kwaad en ongeneesbaar geworden is.

Immers, in het eerste komt er door den geest eene enkele gedachte, daarna eene sterke verbeelding, hierop volgt het behagen. en eindelijk verkeerde neiging en volkomen e toestemming.

Alzoo komt de booze vijand, wanneer men hem in het begin niet wederstaat, allengs dieper in ons hart.

Ên hoe langer iemand verschuift om wederstand te bieden, des te zwakker hij dagelijks in zich zeiven wordt, en des te sterker wordt zijn vijand tegen hem.

6. Sommigen lijden in het begin hunner bekeering, anderen in het einde, zeer zwakke bekoringen, en eenigen worden bijna geheel hun leven gekweld en bevochtpn.

Eenigen worden slechts zachtjes bekoord, volgens de schikking van Gods wijsheid en reglvaardigheid, die alleen den staat en de verdiensten der menschen kent, en alle dingen ter zaligheid van zijne uitverkoornen beschikt.

7. Dus moeten wij, als wij bekoord worden, niet mistroostig zijn, maar te vuriger God bidden, dat hij in al onze kwellingen en bekoringen ons wille helpen en bijstaan, die ons ook, volgens het zeggen van den 11. Paulus , in de behoring zulke hulp zal verleenen , dat wij dezelve zullen kunnen weder staan.

Laat ons in alle bekoringen en kwellingen ons zeiven in de hand Gods vernederen, dewijl hij degenen, die nederig van geest zijn, zal verlossen en verheffen.

-ocr page 94-

86 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

8. In de bekoringen en in het lijden wordt de mensch beproefd, wat voortgang hij gedaan heeft; en daarin zijn de grootste verdiensten gelegen, en schijnt de deugd meer uit.

Het is ook niet grootsch, dat een mensch godvruchtig en vuriger is tot God,als hij geene zwarigheid gevoelt; maar indien hij ten tijde van tegenspoed geduldig ia, zal er hoop van grooteu voortgang wezen.

Sommigen worden voor groote bekoringen behoed, en worden nogtans dikwijls in kleine dagelijksche bekoringen overwonnen . opdat zij, daardoor vernederd zijnde, nooit in groote zaken op zich zeiven zouden vertrouwen, als zij in de kleine zwak zijn.

OEFENING.

De bekoringen dienen om ons van de geheime verkleefdheid te zuiveren, welke wij tot de ijdelheid en tot de eigenliefde hebben, als ook van het vertrouwen, hetwelk wij in ons zei ven hebben , met ons het gewigt onzer ellenden te doen gevoelen; met ons van de voldoening eenen afkeer te geven, en met ons te verpligten om «p God alleen te vertrouwen. Zij dienen daarenboven nog om ons te verootmoedigen, door de ondervinding onzer zwakheden, en door al het gevoel van den wortel van verdorvenheden, dien wij in ons dragen. Zij dienen, ten l.iatste, om ons te onderrigten over de magteloosheid, in welke wij zijn , van iets goeds ter zaligheid te doen, ol om ons van de zonden te bevrijden zonder de hulp Gods.

-ocr page 95-

I. BöEK. XTV. HOOFDSTUK.

Ga BE D.

Heer! ik gevoel in de groote bekoringen, dat ik niets uit mij zeiven kan dan U vergrammen, en dat ik, door de neiging tot het kwaad vervoerd, in gevaar ben van mijn eeuwig verderf in te loopen. Maar ik weet ook, dat Gij mij kunt ondersteunen tegen de geweldir-ste aanvallen mijner driften, en uwen Apostel verzekert mij hetzelve. Ik zal dus mij zeiven mistrouwen, geheel mijn vertrouwen in ü stellen, en tot Ü zeggen : Heer! bewaar mij, ik beu op het punt van te vergaan. Ik zal mijne hand, ais de H. Petrus, tot U uitreiken, en ik iioop dat Gij mij niet zult laten omkomen.

XIV. HOOFDSTUK.

Over het vermijden van ligtvaardig oordeel.

1. Keer de oogen op u zei ven, en wacht u van eens anders dadon te beoordeelen.

De menseh, die een ander wil beoordeelen, arbeidt te vergeefs, hij dwaalt meermaals, en zondigt ligtelijk; innar als hij zich zeiven beoordeelt en onderzoekt, werkt hij steeds nuttig.

Wij oordeelen gemeenlijk van eene zaak, volgens dat ons hart tot dezelve geneigd is, en wij verliezen dikwijls liet juiste oordeel, ter oorzake onzer eigenliefde.

Indien God het eenige oogmerk van ons verlangen was, zouden wij zoo ligtelijk niet ontsteld worden, als men onzen zin of onze begeerten wederstaat.

87

-ocr page 96-

88 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

2, Maar dikwijls schuilt er iets van binnen, of er komt iets van huiten, hetgene te zamen, ons daartoe trekt of beweegt.

Vele menschen zoeken, zonder het te weten, heimelijk zich zeiven uit hetgene zij doen.

Het schijnt ook , dat zij wel tevreden zijn, als alles naar hunnen wil en zin gaat; maar als het anders uitvalt dan zij begeeren, worden zij ligtelijk onsteld en bedroefd.

Om het verschil der gevoelens ontstaat niet zelden veel tweedragt tusschen vrienden en medeburgers, en /elIs tusschen kloosterlingen en geestelijke personen.

2. Eene oude gewoonte is moeijelijk om te laten, en niemand wordt gaarne verder vervoerd dan hij zelf ziet.

Indien gij meer op uw eigen verstand ol goeddunken wilt steunen, dan op de ootmoedige onderwerping van u zeiven aan Christus, zult gij zelden of laat een verlicnt mensch worden; want God wil, dat wij ons aan hem volkomen onderwerpen, en wij ons door eene vurige liefde boven alle rede verheffen.

OEFÜNING.

Wij oordeelen vaker door de neiging van ons hart, dan door het licht van onzen geest. Onze eigenliefde brengt gewoonlijk te weeg,dat wij in ons zeiven goedkeuren, wat wij in anderen veroordeelen , en wij zijn zooveel te scherpzinniger op de gebreken van den naaste, als^ wij^ te verblind zijn op de onze. Een geest, die zich gestadig met God bezig houdt, eu eene ziel die

-ocr page 97-

ï. BOEK. XIV. HOOFDSTUK. 89 getronw is aan de beweging zijner genade, eene ziel, die alzoo mot God bezig en aan hem gehecht is, houdt zich in haar zelve niet op dan met God, en met haar in God, en daar zij haar hart tracht te bewaren, vergeeft zij niets aaa zich zelve en vergeeft alles aan anderen

GEBED.

ó Mijn God! wanne-'r zal ik vrij van alle Terkleefdheid tot het schepsei, en vrij van alla vooringenomenheid voor mij zeiven zijn? wanneer zal ik mijnen geest, mijn hart en mijne oogen alleenlijk op U, op mijne plinten en op mijne zaligheid gevestigd honden?Maak , Heer, dat ik, door alles te vergeten , of onwetend te zijn in datgene, wat ik niet moet kennen of onderhouden, niet leve dan voor U en.in ü. IJdelheden, vermaken, nieuwstijdingen, tijd-kortincen, rare dingen, hoe weinig zijt gij, ol veeleer zijt gij een niet voor uwe ziel, voor wie God alleen genoeg is. O mijn Zaligmaker! laat niet toe dat ik mij ophonde met iets anders te kennen, te beminnen en te bezitten dan U, Gij, die bij mij verre alle dingen overtreft. Boezem in mijn hart een vurig verlangen om ü te behagen, en eene ootmoedige bewilliging in alles wat Gij verlangt. Amen.

-ocr page 98-

90 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

XV. HOOFDSTUK.

Over de werken, die uit liefde tot God gescliieden.

1. Om niets ter wereld en om niemands liefde mag men eenig kwaad doen ; maar men mag wel somtijds, ten voordeele of ten behoeve van onzen naaste, een goed werk achterlaten of eerder dit in een beter veranderen.

Want alzoo wordt het goede werk niet vernietigd, maar met een beter verwisseld.

Zonder de liefde is het uitwendig werk niet verdienstelijk; maar al wat ter liefde Gods gedaan wordt, hoe klein en verachtelijk het zij , brengt overvloedige vruchten voort.

God immers ziet meer, uit hoe groote liefde iemand eenig werk doet, dan het werk, het-gene hij doet.

2. Hi.i doet veel, die God veel bemint; hij doet ook veel, die eene zaak wel doet.

Hij doet wel, die meer het voordeel der gemeente dan zijnen eigen wil zoekt.

Hei schijnt somtijds de liefde tc wezen {die ons iets doet bedrijven,) en liet is meer de begeerlijkheid; want de natuurlijke neiging, de eigene wil, de hoop van vergelding en gewin, het zoeken van ons eigen gemak willen den menscli zelden verlaten

3. Wie de ware en volmaakte liefde Gods heeft, die zoekt in geene zaken zich zeiven; maar begeert alleenlijk dat alle dingen tot de eer van God geschieden.

-ocr page 99-

I. BOEK. XV. HOOFDSTUK. 91

Hij benijdt ook niemand, omdat hij geene eigene voldoening zoekt: ook wil hij zich niet in zich zeiven verblijden; maar boven alle goed hoopt hij zijn geluk en zijne zaligheid in God te vinden.

Hij schrijft niemand iets sroeds toe, maar brengt dat gansch aan God, van wien alles zijnen oorsprong heeft; in wien , als in hun laatste einde, al de Heiligen eene verzamelde rust genieten.

O, zoo iemand slechts et-n vonkje van de waarachtige liefde had, hij zou voorwaar bevinden dat het aardsche vol ijdelheid is.

OEFENING.

Men kan niet genoeg die woorden van den schrijver herhalen, die zegt, dat God zoo zeer niet aanziet hoeveel men doet, als uit hoe groote liefde het werk voortkomt, en dat men veel doet , als men veel bemint; dat is dat onze werken aan God waarlijk niat behagen, dan voor zooveel zij bezield zijn door het verlangen van aan hem aangenaam te wezen, en als door het zegel der liefde gestempeld zijn. Doet, zegt de heilige Paulus, al wat gij doet, door ingeving en beweging van de liefde Gods. Jlet is die levende en werkende liefde, wanneer zij menigwerf herhaald wordt, die de verdienste van onze goede werken uitmaakt; en het geloof zelfs is zwak en kwijnend in ons, indien het door eene godvruchtige geneigdheid niet bezield is tot God, die ons deszelfs waarheden veropenbaard

-ocr page 100-

92 DE NAYOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

heeft. Laat ons dan trachten den Heer te beminnen in alles wat wij doen, met God te beminnen. Heer ! alles v oor en in U. Ziedaar het^ene ons hart moet zeggen en onophoudelijk doeo , om een bovennatuurlijk en verdienstelijk lev^n te leiden, en om in den tijd te beginnen, hetgene wij in de eeuwigheid zullen vorderen.

GEBED.

Het smart mij zeer, o mijn God! dat ik zoo veel tijd doorbreng, zonder mijnen geest met uwe tegenwoordigheid en mijn hart met uwe liefde bezig te houden. Welke schande voor mij, van zoo weinig op etnen God te denken, die gedurig op mij denkt, en zoo menigmaal. Heer, onverschilligheid voor U te gevoelen, Gij die altijd door het vuur mijner liefde brandt. Gedoog niet dat ik een oogenblik leve zonder U te beminnen: en, aangezien Gij het middenpunt mijns harten zijt, druk dus in hetzelve die gedurige tee-derheid en dat leven en vurig verlangen van ü te behagen, en van U in alles en boven alles te zoeken, opdat ik geene rust, geen geluk en geene ware voldoening meer vinde dan in U. Amen.

XVI. HOOFDSTUK.

Over het verdragen van elkanders gebreken-

1. De gebreken, die de me isch in zich

-ocr page 101-

I. BOEK. XVI. HOOFDSTUK. 93 zei ven of in anderen niet kan verbeteren, moet hij peduldicr verdragen, tot dat het God anders beschikt.

Denkt, dat dit u welli?t beter is, om uwe verduldigheid te beproeven, zonder welke deugd al onze andere verdiensten niet veel te achten zijn.

Gij moet echter God smeeken , dat hij u zulke beletsels helpe overwinnen , of dat gij % dezelve gelaten moget verdragen.

2. Indien iemand, na een of tweemaal vermaand te zijn, zich niet betert, wil dan met hem niet twisten, maar beveel alles aan God , opdat zijn wil geschiede, en zijn lof volbragt worde in al zijne dienaren; want hij kan zeer wel het kwade in het goede verkeeren.

Leer geduldig zijn, in de gebreken en zwakheden van anderen te verdragen ; want gij hebt ook vele gebreken die anderen van u moeten verdragen.

Tndien sij uzelven zoodanig niet kunt maken, als gij zelf zoudt willen wezen, hoe zult gij dau anderen volgens uwen zin kunnen hebben ?

Wij hebben gaarne dat andere menschen volmaakt zijn, en nogtans verbeteren wij onze eigene eebreken niet.

3. Wij willen dat men anderen streng be-rispe , en zelve willen wij niet berispt worden.

Het mishaagt ons, dat men anderen te veel toegeeft, en echter kunnen wij niet dulden, dat men ons weigert van hetgene wij vragen.

Wij willen dat anderen door regeltucht gebonden worden, en wij zeiven willen in de minste zaak niet worden ingetoomd.

-ocr page 102-

94 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Zoo blijkt liet dan, hoe zelden wij onzen evenraensch als ons zeiven aclitea.

Indien alle menschen volmaakt waren , wat zoudnn wij dan van anderen ter liefde Gods te lijden hebben ?

4. Maar nu heeft God dit zoo geschikt, opdat w'j elkanderi last en zwakheden zouden dragen, en ahoo de wet van Ghr Isius volbrengen \ dewijl niemand zonder gebreken, niemand zonder last, niemand ook sterk, of wijs genoeg is; maar wij moeten elkander troosten, helpen, onderwijzen en vermanen.

In den tegenspoed blijkt het allerbest hoe deusdzaam iemand is.

Want de gelegenheden maken den mensch niet /wak, maar zij vertoonen hoedanig en wat hij is.

OEFENING.

Hoe heiligmakend is de oefening, en welk voortreffelijk middel is de beoelening van liefde, om ons den hemel te doen bekomen, namelijk van in ons en in anderen de zwakheden te verdragen, welke wij niet kunnen verbeteren! Want er is niets bekwamer om ons te verootmoedigen en ons voor God te vernederen, dan het gevoel van onze ellenden ; en niets, is regt-vaardiger, dan vaa anderente verdragen, het-gene men wil, dat men van ons verdrage. Wij moeten dan alles, wat uit de gesteltenis van den naaste voortkomt, verduldig verdragen , en niemand iets door onze gesteltenis doen lijden. Het is alzoo volgens den heiligen Pan-

-ocr page 103-

I. BOEK. XVIT. HOOFDSTUK. 95

lus, (lat wij elkanders last dragen en de wet van Christus volorengen zullen, die de wet van liefde, van zoetheid en van geduld is.

g K u E I).

Hoe waar is het. Heer, dat de tegenspoed voordeelig is voor eenen Christen, die den-zelve met ootmoedigheid en onderwerpintr wil verdragen, aangezien hij in hem de deugd zuivert, beproeft en volmaakt. Maar gij weet hoe lastig ons de beproevingen vallen, en hoe gevoelig wij over datgene zijn, wat onze begeerten tegengaat.

ó Mijn God ! duld niet dat wij onze gevoeligheid involgen , maar geef dat wij dezelve ölagtofFeren, om het geluk te hebben van ü te bezitten ; aangezien het brtoomen zijner gevoeligheid, het stilzwijgen als het hart getroffen is, en de ingetogenheid, als men op het punt is van zich uit te laten, de noodigste oefening en het zekerste teeken eener ware christelijke deugd is, die het eeuwig geluk verdient. Ziedaar wat wij van uwe oneindige goedheid verhopen. Amen.

XVII. HOOFDSTUK.

Over hot klooster-leven.

1. Gij moet u zeiven in vele dingen leeren versterven, indien gij vrede en eendragt met alle menschen behouden wilt.

Het is geene kleine zaak in een klooster of genootschap te wonen en daar derwijze te leven,

-ocr page 104-

96 DE NAVOLGING VAN JE8US CHRISTUS, dat niemand van ü klaagt; en alzoo tot den dood toe getrouw te volharden.

Zalig is hij die daar wel geleefd eu gelukkig voleind zal hebben.

Zoo gij wel en behoorlijk wilt vast staan en voortgang in de deugd maken , houd u hier op aarde als een banneling en vreemdeling.

Wilt gij een opregt klooster-leven leiden, zoo moet gij, om Christus wil, als een dwaas willen geacht worden.

2. Het geestelijk kleed en de kruin baten niet veel, maar de veranderine van zeden en de volkomene versterving der driften maken een waren kloosterling.

Wie iets anders zoekt, dan enkel God en zijne zaligheid, die zal slechts kwellingen en droefheid vinden.

Ook kan niemand in eene vergaderiig lang in vrede blijven, die daar niet tracht de minste, en onderworpen aan al de anderen te wezen.

3. Gij zijt gekomen om te dienen, niet om te gebieden. Weet dat gij geroepen zijt om te lijden en te arbeiden, «iet om in ledigheid en in praten den lijd door te brengen.

Hier worden dus de menschen beproefd en gezuiverd, gelijk het goud in den oven.

Hier ook kan niemand standvastig zijn, tenzij hij zich zeiven uit ganscher harte, ter liefde van God, verootmoedige.

OEFENING.

Men moet veel vermogen op zich zeiven hebben, zich kunnen inhouden en zich in verschei-

-ocr page 105-

r. boek. xvti. hoofdstuk. 9 7 deze sfplfigenheden Icuotipd overwinnen, om ge-Jnkkio: en tevreden in eene ^empeute of in een klooster te leven . en aldaar krachtdadig aan zijne volmaaktheid en zijne zaligheid te werken. Even als df» inborst van dengene , met wien men leeft, dikwijls met de onze niet overeenkomt , moet (Jf. genade den vrede en de liefde onderhouden, door de sterkte die zij geeft, om de tegenstrijdigheid van inborst te lijden en te verdragen ; even gelijk de natuur den vrede in de wereld, door de tearenstrijdigheid der elementen onderhoudt. Zoo dan, sfij zult noch ware gewetensrust, noch verzekering der zaligheid vinden , dan in de inwendige versterving, die u aanzet om u in alles te overwinnen, en die u in de ware ootmoedigheid des harten aanmoedigt 'om alles te verdragen.

g £ b £ d.

Mijn Zaligmaker! daar Gij mij beveelt om den vrede mijns harten te zoeken en vreedzaam met mijnen naaste te leven, en daar het mij onmogelijk is het eene te bezitten en het andere te doen, zonder ootmoedig van anderen te verdragen en niemand iets te doen l:jden : zoo gebied mij in dit punt al wat Gij wilt, en geef mij de genade om te doen wat Gij gebiedt; want hoe zal ik ooit do hoovaardigheid van mijnen geest kunnen bedwingen, om de verachting, de versmadiug en de vernederingen, die mij zoo dikwijls overkomen, te verdragen en in daok aan te neme a , indien Gij mij, Heer, dnor de buitengewone kracht van uwe genade niet te hulp komt !

7

-ocr page 106-

98 DE NAVOLGING VAN JESUS CHillSTUS.

En hoe zal ik al de gevoeligheid en ?ram-storiffheid mijns harten in de teffenspraak kunnen uitdooven , wanneer Gij zelf die niet tegenhoudt ? Maak dan, o mijn God, dat ik in het geval van eenige versmading oiquot; van eenige tegenspraak, getroffen zijnde door den eerbied , dien ik aan uwe tegenwoordigheid verschuldigd ben, en door de onderwerping die ik voor uwen heiligen wil moet hebben, dat alles in mij zwijgt, in mij bedaard worde, en alles in mij voor uwe liefde wijke. Amen.

XVIII. HOOFDSTUK.

Over de voorbeelden der heilige Vaders.

1. Overdenk de treffende voorbeelden van de heilige Vaders, in welke de waarachtige yolmaaktheid en het kloosterlijk leven hebben uitgeschenen, en gij zult zien hoe weinig en nietig datgene is, wat wij doen.

Helaas, wat is ons leven, als het bij het hunne vergeleken wordt!

De heiligen en vrienden v^n Christus dienden den Heer, in honger en dorst, in koude en armoede, in arbeid en vermoeijenis, in waken en vasten, in gebed en heilige overdenkingen, in vele vervolgingen en versmaadheden.

2 O, hoe vele zware verdrukkingen hebben de apostelen, de martelaren, de belijders , de maagden en al de anderen niet geleden, die de voetstappen van Christus hebben willen volgen.

Zij haatten hunne zielen op deze wereld, opdat zij die in het eeuwige leven zouden bezitten.

-ocr page 107-

t. BOEK. XVIII. HOOFDSTUK. 99

O! wat een streng, arm en verstorven leven , nebben de heilige Vaders in de wildernis geleden. Welke langdurige en zware bekoringen verduurden zij. Hoe dikwijls werden zij van den bonzen vijand gekweld. Welke innige en vurige gebeden droegen zij God op. Welke strenge eeistervingen onderhielden zij dagelijks. Hoe grooton ijver hadden zij tot den geestelijken voortgang1. Hoe hevigen strijd hadden zij om hunne kwade neigingen te bedwingen. Wat eeoe reine en oprcgte meening hadden zij tot God.

Bij dag werkten zij, en 's nachts begaven zij zich tot langdurige gebe !en . alhoewel zij ook op hun werk het inwendige gebed niet achterlieten.

3. Al hunnen tijd brasten zij op eene nuttige wijze over . en dezelve scheen hun te kort, als zij met God bezig waren ; ja door de groote zoetheid der beschouwing- vergaten zij somtijds aan het ligchaatn deszelfs nooddruft te geven.

Zij verlit ten allen rijkdom, alle eer, waardigheid, vrienden en magten ; zij blt;s:eerden niets van deze wereld te hebbea; naauwelijks namen zij hunne nooddruft , en bedroefden zich . omdat zij hun ellendig ligchaamin deze noodwendigheid moesten dienen.

Derhalve waren zij arm in aardsche goederen, niaar zeer rijk in genade en deugden.

Uitwendig leden zij gebrek , maar inwendig werden zij door de goddelijke genade en vertroosting gevoed.

4-. Zij waren vreemd aan de wereld; maar bij God zeer wel bekend als zijne gemeenzame vriendan.

-ocr page 108-

100 DE NAVOLGING VAN .TE3US CHRISTUS.

Zij achtten zich zeiven als eenen niet, en van de wereld waren zij versmaad; maar in de oogen van God waren zij dierbaar en be-mind.

Zij leefden in oprekte ootmoedigheid, in eenvoudige nnderdaDigheid, in de lietde en vi'rdiildigheid, en daarom deden zij dadelijks grooten voortgang in het geestelijke leven, en verwierven bij God groote genaden.

Zij zijn aan alle kloosterlingen teu voor-beelde gegeven, en hun voorbeeld moet ons meer opwekken tot de deugd, dan dat het getal der laauwen ons tot verslapping brenge.

5.0, hoe eroot was de ijver der kloosterlingen in het begin hunner instelliner.

O, hoe vurig waren zij in het srebed! Hoe groot was hun naijver tot de deugd! Hoe streng waren zij in het onderhouden van hunnen regel! Met hoe groote eerbiedigheid en gehoorzaamheid leefden zij onder hunne oversten.

Hunne nagelatene voetstappen bewijzen ons nog hedendaags, dat zij wei.euiyk heilige en volmaakte mannen waren , die vroom streden en de wereld met vo-ten traden.

Maar nu wordt diegene groot geacht, welke geen overtreder van den regel is, en die geduldig verdraagt al hetgeen hem overkomt.

6. O traagheid, o verwaarloo/ing van onzen staat, die zoo ligt in ons de eerste vurigheid uitdooft; wij brengen nu met verdriet ons leven door, ter oorzake onzer traagheid en laauwheid.

-ocr page 109-

I. BOEK. XVIII. HOOFDSTUK. 101

Och, of de ijver der deugden , in u , die dikwijls zulke schoone voorbeelden van godvruchtige persouen gezien hebt, niet geheel verdoofd ware!

O U F E « I N G.

Niets is bekwamer om ons aan te moedigen van wel te leven, dan bet voorbeeld diergenen die wel geleefd hebben. Het is dit voorbeeld, hetwelk de deugd mogelijk , gevoelig en gemakkelijk maakt, eu ons dezelve voorstelt in anderen, die ze relt; ds geoefend hebben , en ons haar als tot ons gebruik aautoont; want wij moeten tot ons zeiven zeggen , wanneer wij de levensbeschrijvingen der Heiligen lezen of hunne voorbeelden aanschouwen: ziedaar wat menschen, als wij, gedaan, verdragen en verlaten hebben, om den hemel te verdienen, welken wij hopen En wij, wat heb ben wij tot dusverre gedaan ? Waarom zouden wij niet doen hetgeue zij gedaan hebben , om de/.el'de vergelding te verdienen? Helaas' hoe zeer moet ik niet vreezen, wanneer ik voor God zal vt-Tschijnen, dat Hij mij van den eenen kant mijn geloof, mijne godsdienst en de voorbeelden der deugdzame mfnscheu,die in denzelfden staat als ik geleefd hebben, zol toonen eu tot mij zal zeggen, wanneer hij mij met deze getuigen zal vergelijken : ziedaar wat gij moest gedaan hebben, eu zie wat gij gedaan hebt : oordeel zeil, wat verdient gij ?

-ocr page 110-

102 Dl NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

GEBED.

Heer! treed niet in dit oordeel met uwen dienaar, want nooit zal ik door mijn leven kunnen sreres-tvaardijrd worden , wanneer het met dat ber lieilicren \prp:lt;'lpken wordt. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker! Gij, die dezelve voor mij verdiend hebt, dat ik mij op mijne plivrten toelesr^e, d»it ik den sreest van mijne godsdienst aanneme , dat ik drrzelver regelen en grondstellingen vol se, eu mijn leven met mijn geloof doe overeenkomen, opdat ik voor TJ verschijne, omgeven met uwe rwjtvaHrdig-heid, ondersteund door uwe barmhartigheid, en bezield door uwe liefde. Amen.

XIX. HOOFDSTUK.

Oyer de oefeningen van een goed kloosterling.

1. Het leven van oen op'egt kloosterling moet met alle deutrden versierd zijn , opdat hij zood-anig inwendig zij, als hij uitwendig voor de menschen schijnt.

Ja, te regt moet hij inwendig volmaakter zijn dan men het uit we nditr opmerkt, en voor Gods ooiren zoo zuiver als Engelen wandelen, omdat God, dien wij bovenal en overal moeten eerei eu vreezen, onze harten doorziet.

Wij moeten dagelijks een soed voornemen vernieuwen, en ons zeiven opwekken tot meerdere vurigheid, even alsof wij heden maar eerst

-ocr page 111-

I. BOEK. XIX. HOOFDSTUK. 103 bekeerd waren, en wij mopten gyduri? zp^fjen : Help mij , o mijn God, in mijn goed voornemen en in uwp ^eilifre dienst, en jjeef mij, dat ik heden opreert moïre hesrinn^n, dewijl alles wat ik tot no? toe gedaan heb. zoo veol als niets is.

S. Volyens ons voornemen is ook on/:e voortgang; wie dus errooten voortgang begeert te doen, moet zeer naarstig zijn.

Want indien hij. die een sterk voornemen maakt, dikwijls verslapt, wat zal dan degene doen, die zeer zelden of geen vast voornemen maakt ?

Het verlaten van een goed voornemen gebeurt op verschillende wijzen, en een klein verzuim onzer oefening kan moeijelijk ge-tehieden zonder merkelijke schade.

Het goede voornemen der regtvaardigen hanet meer van de genade Gods, dan van hunne eigene ma-rt en voorzigtigheid af; en het is op hun alleen, dut zij al hun vertrouwen stellen in hetsrene zij beginnen.

Want de menseh maakt wel voornemens, mnar God beschikt over dezelve door zijue genade; want , de menseh h-eft zijne wegen in zijne mayf niet. (Jeremias 18, v. 23.)

Indien mlt;in somtijds zijne gewone oefeningen achterlaat, om een ander godvruchtig werk of om zijne broeders ergeiis in bij te staan , dan kan men die daarna gemakkelijk hernemen.

Maar indien men die uit verveling of onachtzaamheid liïtelij^ achterlaat, is dit eene groote fout; en men zal weldra ondervinden hoe schadelijk zij ons is.

Al doen wij ons best volgens al ons vermo-

-ocr page 112-

104 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, gen, wij zullen evenwel nog ligt in vele fouten vallen.

Wij moeten nogtans altijd iets zekers voornemen, bijzonderlijk te^eu die dingen, welke ons allermeeót onzen voortgang verhinderen.

Wij moeten al onze uit-en inwendige werken wel onderzoeken en regelen, omdat zij beide zeer voordeelig tot onzen voortgang zijn.

4. Indien gij niet iredurig in u zeiven kunt gaan, doe dit echter somtijds ten minste eens daags , te weten : 's ncorgens en 's avonds.

Maak 's morgens een goed voornemen, onderzoek 's avonds uw gedrag , overdenkende hoe gij u dien dag in woorden , werken en gedachten gedragen hebt , dewijl gij hier misschien tegen God en uwen naaste hebt gezondigd.

Wapen u als een dapper krijgsman tegen de aanvallen en listen des duivels.

Bedwing de gulzigheid, en gij zult de kwade neigingen des te ligter bedwingen.

Wees nooit geheel ledig; maar lees, schrijf, of bid; overweeg iets goeds;, of doe iets nuttigs voor de gemeente.

Men moet de ligchamelrke oefeningen en verstervingen doen met vooi-zigtigheid, dewijl zij van alle menschen gelijkelijk aanvaard en gedaan moeten worden.

5. Oefeningen, die niet gemeen zijn, zal men niet uitwendig vertoouen; het is beter, dat men die bijzondere werken in het geheim doe.

Wacht u nogtans van traag tot de algemeene oefeningen, en ijverig tot de bijzondere te zijn; maar houd u, nadat gij al uwe pligten volkomen volbragt hebt, indi??i er nog eenigen

-ocr page 113-

I. BOEK. XIX. HOOFDSTUK. 105 tijd over is, met u zei ven bezig, gelijk uwe godsvrucht verlangt.

Alle menschen kunnen niet eene en dezelfde oefening hebben; maar de eene oefening dient beter voor dezen , en de andere voor genen.

Ook zijn sommige oefeningen aangenamer op den eenen tijd, dan op den anderen ; want eenige bevallen meer op feestdagen, en andere zijn aangenamer op werkdagen.

Andere oefeningen zijn zeer noodig als wij bekoord worden , en andere als wij in rust en vrede zijn.

En als wij droevig zijn, lust het ons aan ardfre dingen te denken, dan als wij ons in den Heer verheugen.

6. Omtrent de bijzonderste feestdagen moet men de goede oefeningen vernieuwen, en daartoe de hulp der Heiligen vuriser verzoeken.

Wij moeten van den eenen feestdag tot den anderen zulk een voornemen maken, alsof wij alsdan uit deze wereld zouden verhuizen, en tot het eeuwige feest des hemels overgaan.

Daarom moeten wij ons op die tijden van godsvrucht naarstig bereiden en godvruchtiger zijn in onzen handel, en alle regels naauw-keuriger onderhouden. even alsof wij het loon van onzen arbeid eerlang van God zouden ontvangen

En indien dit loon nog uitgesteld wordt, laat ons dan denken, dat wij nog niet wel bereid, en die groote glorie, welke op den van God gestelden tijd in ons veropenbaard zal worden, nog niet waardig zijn, en laat ons trachten ons beter tot ons einde voor te bereiden.

-ocr page 114-

106 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Zalig is de hnecht, ze2:t de H. Lucas, dien de Heer, als H[j komt, werkende zal vinden-, voorwaar, ik zeg n, hij zal hem over al zijne goederen stellen.

OEFENING.

O, welk een jTroot vermogen hebben op ons de levende, krachtdadige en volslai'diire verlangens van aan ons zeiven te sterven, en in en voor Uod te leven, eu dit om ons op te wekken om het/elve in het werk te stellen ; waut men doe' altijd wat men waarlijk wil : maar ons onsreluk is, dat wij dikwijls niet dan zwakke en kraehtelooze verlanarens hebben om God te bevredigen, terwijl wij er ^nlke levende en krachtdadige vormen, om ons zeiven te voldoen. Hierdoor geschiedt het, dat de nutteloosheid onzer wenschen en verlanïens een groot beletsel tot onze volmaaktheid en tot onze zaligheid is. Men zou zich wel geheel aan (iod willen overgeven maar men wil dit niet volstrekt; men wil d:t ten tijde van het gebed en van de communie, en men wil dit niet meer in andere omstandigheden Men v. il zich niet dan gedeeltelijk en voor eenigen tijd van zijne plig-teu kwijten, het gene zoo veel te wee? brengt, da' ons leven niets is dan eene aaneenscha-keling van goede verlangens en slecht»*, uitwerkselen, van beloften en ongetrouwheden. Indien men zoo leeft, is dit krachtdadig aan zijne zaligheid werken?

-ocr page 115-

I. BOEK. XX. HOOFDSTUK. 107

GEBED.

Heer! daar wij vermoeid zijn van de nutteloosheid onzer verJanarens, en voor U niets hebben dan uedachten zonder oefening, en beloften zonder uitvoering, zoo bidden wij U vurisr, om ons de !?enad« te verleen-'n, van bij onze verlaneens de vitlbren^inff, eu bij de gedachten der deugd. d-^ oefening der/.elve te vo gen, wvnt het is ons niet onbekend dat Gij in het Evangelie zesrt, dat het diegenen niet zullen zijn, die zegeren : Heer, Heer! welke het rijk der hemelen zullen binnen treden: maar alleen die. welke den wil van uwen Vader zullen volbrengen Maak dau, o mijn Zaligmaker, dat er in mij geene vertraging meer zij lusschen te denken, te verlangen en te doen wat Gij wilt. Amen.

XX. HOOFDSTUK.

Over de liefde der eenzaamheid en der stilzwijgendheid.

1. Zoek eeneu beschikten tijd om met u zeiven be/ g te zijn, en overdenk dikwijl» de weldaden van God.

Laat al datgene varen , wat enkel tot nieuwsgierigheid dient. L^es zulke schriften, die n tot vermurwing des harten, en niet tot enkel tijdverdrijf strekken.

Indien gij u onthoudt van nuttelooze gesprekken en van ledig rondloopen, alsook van

-ocr page 116-

108 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS. nieuws en gerucht te hooren, zoo zult gij geschikten tijd genoeg vinden, om u tot godvruchtige overdenkingen te begeven.

De grootste Heiligen schuwden den omgang met menschen, zoo veel zij konden, en verkozen zich altijd met God in de eenzaamheid bezig te houden.

2. Een heidensch wijsgeer {Seneca) heeft gezegd : zoo dikwijls als ik ouder de menschen ben geweest, ben ik minder mensch wedergekeerd.

Dit oüderviuden wij dikwijls, als wij lang met elkander gesproken hquot;bben.

Het is veel gemakkelijker volstrekt te zwijgen, dan in het spreken niet te misdoen.

Het is veel gemakkelijker te huis te blijven, dan zich bij de menschen wel in acht te nemen.

Wie dan den smaak van i.awendige en geestelijke dingen wil genieten, moet met Jesus Christus de menigte ontwijken.

Niemand komt gerust in het openbaar , dan die gaarne verborgen blijft.

Niemand spreekt geruster, dan die gaarne zwijgt.

Niemand is geruster overste, dan die gaarne onderdaan is.

Niemand kan wel gebieden , dan die te voren geleerd heeft.

3. Niemand verblijdt zich gerust, dan die een goed geweten heeft.

Evenwel is de gerustheid der Heiligen altijd vermengd geweest met eene groote vreeze Gods. En al waren zij uiet vele geladen en deugden

-ocr page 117-

I. BOEK. XX. HOOFDSTUK. 109

versierd, zoo waren zij riet minder bekomraprd en ootmoedig in zich zeiven

Maar de ?lt; rustheid der boozen komt voort uit hoovaardij en vermetelheid , waarmede zij zich ten 'aatRte bedrogen vinden.

Beloof n nooit volle verzekering in dit leven, al is lipt dat gij een s'oet.l kloosterling ol kluizenaar schijnt te wezfu.

4. Die somtijds de beste schenen voor de men-schen, hebben het erootste gevaar geloopen, omdat zij te zeer op zich zei ven vertrouwden.

Daarom is het voor velen nuttiger, dat zij van al de bekoringen niet vrij zün ; opdat zij niet al te gerust zouden zijn, en zich door hoogmoed niet zonden verheffen, noch al te ligt zich tot uitweudige vertroosting zouden wenden.

O, wat een gerust geweten zou iemand hebben, die nooit vergankelijke vreugde zocht, noch zich met de wereld bekommerde.

O, zoo iemand alle ijdele bekommeringen verliet, alleen op heilige eu goddelijke dingen dac1it, en al zijne hoop op 'Tod stolde, wat gro .ten vrede en w^lkeene rnstzou hij genieten.

6. Niemand is de hüneische bekommeringen waardig, dan hij, die zich te voren naarstig iu de heilige droefheid geoefend heeft.

Wilt gij in uw hart tot. leedwezen bewoeen worden, ga in uwe slaapkamer, en sluit daar het gewoel der wereld buiten, eelijk er geschreven staat : heb hemuw en Itedwezen , zelfs ■wanneer gij in uwe rustplaats zijl. (Ps. IV. v. 5.)

In uwe ziel zult gij vinden, hetgeen gij daar buiten dikwijls zult verliezen.

-ocr page 118-

110 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTÜS.

De cel wordt aangenaam, als men daar gedurig blijft: maar als men dezelve weinig bewoont, wordt zij verdrietig.

Indien gij n in het begin uwer bekeering gewent in uwe cel te blijven, zoo zal dezelve daarna eene beminde vriendin en eene aangename vertroosting zijn.

6. In de eenzaamii»id en in de stilte doet een godvruchtige ziel gn.-oten voortgang, en le^rt zij de verborgenheden der heilige Schrift.

Daar vindt zij eene heek van tranen, waarmede zij zich alle nachten wascht en reinigt, opdat zij met haren Schepper des te gemeen-zamer worde, hoe meer zij van alle wereldsch gewoel afgescheiden is.

Tot hem , die zich van zijne vrienden en nabestaanden aftrekt, zal God met zijne Engelen naderen.

Het is beter verborgen te leven , en voor zijne zaligheid te zorgen, dan met verzuim van zich zeiven, wonderen tï doen.

Het is zeer prijsbaar voor eenen kloosterling, dat hij zelden uitgaat, vlugt gezien te worden, en ook geene menschen wil zien.

7. Waarom wilt gij zien hetgene gij niet moogt hebben? De wereld en hare begeerlïjJf-heden goan voorbij. (I. Joan. 11. 17.)

De zinnelijke lusten trekken ons somtijds om uit te luopen ; maar als het uur voorbij is, wat brengt gij anders te huis, dan bezwaring van geweten en verstrooidheden des harten ?

Een vrolijk uitgaan baart dikwijis eene droevige wederkomst, en een blijde avond veroorzaakt niet zelden een' droevigen morgen.

-ocr page 119-

I. BOEK. XX. HOOFDSTUK. Ill

Alzoo sluipt alle zinnelijke blijdschap zachtjes binnen, maar bijt en doodt op ht-t einde.

Wat kunt ?ij elders zien, dat gij hier niet ziet? Zie den hemel en de aarde en al hare elementen, waaruit alle dingen gemaakt zijn.

8. Wat kunt gij elders onder de zon zien, dat bestendig is?

Gij meent misschien met veel te zien en te hooren, verzadigd te worden, maar gij zult hiertoe niet geraken.

Al zaayt gij alle üinsren, die nu in de wereld zijn, wat zou dit anders wezen dan een ijdel gezift?

Bef uwe oogen op naar God in den hemel, en bid om vergidenis voor uwe zonden en onachtzaamheden.

Laat ijdele dingen aan ijdele menschen over, maar bekommer u met hetgeen God u bevolen heeft.

Sluit de deur van uwe cel achter u toe, en roep daar Jesus, uwen beminde, bij u.

Waart gij niet uitgegaan, of hadt gij niets gehoord van de nieuwe geruchten, zoo zoudt gij in dien zoeten vrede gebleven zijn; maar indien gij uw vermaak wilt scheppen in wat nieuws te hooren, moet gij ook de onrust des harten gevoelen en ondergaan.

O RF EN ING.

De uiterlijke eenzaamheid is niet toereikend om een hart, bezig te houden en te bevredigen, hetwelk zich alleen van de schepselen zou ontmaken, om met zich zelf bezig te zijn; neen,

-ocr page 120-

112 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, men moe' pr de inwendige eenzaamheid hij-voegen , welke in heilige overdenkingen en in het gebed gelegen is. Eene ziel, die van alle zinnelijke vermaken is afgescheiden, zorkt en vindt in God die volkomene voidoenin?. welke zij in geen schepsel kan aantreffen. De geest van dusdanige personen houdt zich gedurig bezig met een eerliied'g aandenken ian de tegenwoordigheid van zijnen God ; zijn hart is bezield door een levendig en vurig verlans-en van hem te behazen en zijner liefde waardig te worden.

De ziel bekommert zich niet dan met Hem alleen , en het overige trekt zij zich niet aan. In hare aancrename eenzaamheid geeft zij zich geheel aa v God over , zij is in hem verslonden. Zij is door zijnp liefde vervuld, zij vergeet alles, om steeds aan hem te denken; zij zucht gedurig in de tegenwoordigheid van haren God, gansch doordronsfpn van droefheid over hare onge-trouwheden; zij haakt onophoudelijk naar het geluk van hem te zien , van herr. te beminnen en hem in den hemel te bezitten: zrj'voedt zich met het lezen der heilisre boeken en met de oefening des gebeds; z'^ heeft geen verdne^, wanneer zij met God over de zaken harer zaligheid spreekt, of wel zij verdraagt ootmoedig het verdriet; dat zij in die handelingen heeft; en om zijne opperste heerschappij te eeren, door de vernietiging der zonde in zich, ziet zij gaarne al van haar eigen vergenoegen, om hem te bevredigen.

G .b B E i),

O mijn God! wanneer zal het wezen, dat mijne ziel zich met stilzwijgendheid in de eeu-

-ocr page 121-

I. BOEK. XXi. HOOFDSTUK. 113 zaamheid en het ^ebed zal ophouden, gelijk zij dikwijls liet voorwerp mijner verlangens hebben uitgemaakt? Her, verdriet mij zoo veel te spreken, zelfs van U, en zoo weinig voor U te doen. Kom, Heer! kom, o eenigrsi: voorwerp mijner liefde, o middenpunt en opperste goed mijner ziel! kom mijnen peest door die levende en zalige, gedachten aan uwe tegenwoordigheid vervullen , voor welke alles in mij wijkt. Kom tot mijn hart spreken, eu zeg aan hetzelve wat Gij wilt dat het voor TT zij; maar werk in, met en door hetzelve datgene uit, wat Gij zult gebieden. Helaas! zal mijne ballingschap nog lang duren P Wanneer zal het voorhangsel, hetwelk den fijd van de eeuwigheid scheidt, weggeschoven worden ? Wanneer zal ik datgene aanschouwen , wat, ik gelool? Wanneer zal ik vinden, wat ik zoek? Wanneer zal ik bezitten, wat ik bemin , en hetgene Gij zijt, o mijn God? Maak, Heer, dat op die heilige verlangens, welke Gij mij ingeeft, het esuwige geluk moge volgen, dat ik van uwe barmhartigheid verhoop. Amen.

XXI. HOOFDSTUK.

Over de vermorzeling des harten.

1. Indien gij eenigen voortgang in de deugd wilt maken, houd u altijd in de vreeze Gods , en wil niet al te loos wezen ; maar beteugel al uwe zinnen, en geef u niet aan eenige ongepasie vreugde over.

Begeef u tot de ingetogenheid des harten , en gij zult de ware godsvrncht in u vinden.

-ocr page 122-

114 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Eeu ingeto^ea hart ontwikkelt veel ^oeds , hetwelk de uitgelatenheid haast doet verliezen.

Het is wonder, dat een menseli, die zijne ballingschap en de menievuldifre gevaren zijner ziel overdenkt, hier in dit leven volkomen kan verheugd zijn.

3. Maar omdat wij zoo lifftvaardig van hart zijn en onze gebreken weinig achten, zoo gevoelen wij de ellenden onzer ziel niet , en wij laechen dikwijls ijdelijk, wanneer wij met regt zouden moeten weenen.

£r is geene upregte vrijheid des harten, noch ware vreuïd, dan in de vreeze Gods, met een ïued geweten.

Gelukkig is hij, die alle verstrooidheid van zich kan afweren en de krachten ïijner 'ziel vergaderen tot eene heilige droefheid en ver-morzeliug des harten.

Gelukkiï is hij, die alles wat zijn geweten kan besmeuren of bezwaren verwerpt.

Strijd dapper: eene kwade gewoonte wordt door eene goede overwonnen.

Indien gij de mensciien weet te laten gaan, zullen zij u ook uwe zaken met vrtde laten

verritten.

3. Trek u de zaken van andere menschen met aan, nochheraoeiu met de /aken dergrooten.

Heb altijd eerst hel oog op u zeiven, eu berisp u zelven , eer eij uwe vrienden vermaant.

Al heht gij de ïiinst der menschen niet, wil u daarom niet bedroeven; maar bedroe! u, dat gij u zoo voorzigtig niet gedraaut, gelijk liet een' dienaar Gods en goed k loosterling betaamt.

Dikwijls is het nuttige- dut ten raensch ia

-ocr page 123-

I. BOEK. XXI. HOOFDSTUK. 115 dit leven, bijzonder naar het ligchaam, niet veel vertroostingen heeft.

Maar het is onze e.ieene schuld, dat wij de goddelijke vertroostin^n niet hebben , of zelden gevoelen, omdat wij de vennorzfilinjr des harfen niet zoeken, noch al de ij dele en nitwendiee vertroostinff geheel verwerpen.

4. Erken dat gij de eoddeliike vertroostingen onvaardig zijt, maar veeleer kwellingen verdient te lijden.

Als de mensch cansca vermorzeld is, dan is geheel de wereld hem lasticr en bitter.

Een goed mensch vindt altijd srof om droevig te zijn nn te weenen : want hetzij hij zich zeiven of zijnen naaste bftschonwe, hij beviudr. dat hier niemand zonder lijden l^eft.

En hoe naauwkeuriger hij zich zei ven beschouwt des te meer bedroeft hij zich.

Be reden onzer billijke droefheid en in-wentlisre verriiorzeling zijn onze zonden en onze gebreken, waarin wij zoo gedompeld liggen, dar wij zelden de hemelsche dingen kunnen aanschouwen.

5. Indien gij meer op uwen dood dan om lang t.e leven dacht, zoudr j^ij zonder twijfel u zeiven met meer vurigheid verbeteren.

Ind'en^gij ook de toekomende straffen van de hel of van het vagevuur rijpelijk overd quot;•ht, zoudt gij, celoof ik. eaarne alle arbeid en lijden Vcjrdrageu en geeiie strengheid sehroomen.

Maar omdat de waarheden ons hart niet raken, en wij nog zoeken hetgene ons streelt, daarom blijven wij zoo koud en onachtzaam.

-ocr page 124-

116 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

6 Het. komt dikwijls uit /wakheid desgeestes, dat ons ellendi? liffchaam zoo ligtelijk klaagt.

Bid dan den Heer altijd ootmoedig, dat hij u deu ffeftst- van verraoizelinar „'eve , en zeg met den profeet : Voed m'j* o Heer! mei het brood des levens; geef m'j tranen te drinken in overvloed. ( Ps. 79- ö.)

OJfiPENING.

Kunnen wij onze ellende gevoelen, zonder dezelve te beweenen, zonder ons over dezelve voor God te vernederen, cm zonder onophoudelijk tot hem onze toevlugt te nemen, opdat hij ons ondersteune en bevrijde van hem te vergrammen? Het is di~ gevoelen vol ootmoedigheid , on die toevlugt vol vertrouwen tot God, die den geest van berouw uitmaken , waarover de schrijver in dit. hoofdstuk spreekt. Hoe is het mogelijk een oogenblik van blijdschap in dit leven te genieten , waarin men altijd lijdt, altijd zondigt, waarin men als bannelinsr van het Paradijs leeft ? Ach ! met hoe groote reden heeft de heilige Augnstinus gezegd, dat een ware Christen het leven verdraagt en naar den dood verlangt, die een einde nan de zonde zal stellen en hem voor altijd aan zijnen God onderwerpen. Hoe verdrietig is het. te gevoelen dat men altijd geneigd is om God te vergrammen, en altijd in gevaar van verloren te gaan. O leven! hoe zeer strekt gij tot last aan eene ziel, die waarlijk haren God bemint, en die verdriet vindt in gescheiden van hem en als uit het Paradijs

-ocr page 125-

t. BOEK. XXII. HOOFDSTUK. 117 gebannen te zijn. O dood ! hoe aangenaam zijtgij voor eene ziel, die niet dan naar God verzucht, en dieniet meer wil leven zonder hem te bezitten.

G Jfc B LD.

O, mijn God! geel mij de genade dat mijn hart, van alles onthecht en gans eh in U verslonden , geen vermaak vinde dan in U te beminnen en voor TJ te werken en te lijden. Al/.oo stem ik gewillig toe in het deel hetgeen Gij mij voorstelt. Geef dat ik uw \ermaak in den tijd uitmake, met gaarne al ^e wederwaardigheden aan te nemen, welke Gij mij overzend^, en dat Gij mijn vermaak in de eeuwigheid zijt, met mij hef bezit « n de blijdschap uws harten te d-'en binnen trekken. quot;Wat moet men tot dien prijs niet doen en lijden! Onder-steun mij , Heer, in het. verlangen, hetwelk Gij mij ingeeft, van alles te ondernemen en te verdragen om dif: geluk te bekemen. Amen.

XXII. HOOFDSTUK.

Over het beschouwen der menschelijke ellende.

1* Op vat plaats gij u ook bevindt, wer-waartsgij u ook begeeft, altijd zult gij ellendig ziji, als gij u tot God niet keert.

Waarom ontstelt, gi; u, als het met u niet gaat naar uwen wil oi uw verlanfjen ? Wie is er toch, die alles naar zijnen wil heelt? Noch ik, noch gij , noch eenig mensch op aarde.

Niemand is er in de wereld zonder eenigen

-ocr page 126-

118 BE NAVOLGING VAN .7ESÜS CHB-tSTUS. tpgenspord, of eenige zwarigheid, al ware hij koning of paus.

Maar wie vaart er allerbest ? Zonder twijfel hij, die om God wat kan verdragen.

2, Vele zwakken en onverstandigen zeegen dikwijls : ziet wat een goed leven heett die mensch ! hoe rijk , hoe groot, hoe magtig , hop verheven is hij!

Maar sla eens de oogen op de hemelsche goederen, en gij zult bevinden dat al het tijdelijke van geene waard*} en zeer onzeker is ; het is veeleer bezwarend, want het wordt nooit zonder vrees en kommer bezeten.

De mensch is niet gelukkisr door het bezit van talrijke goederen : de middelmaat is hem genoeg-

Waarlijk, het is eene elhnde op deze wereld te leven : want hoe geestelijker de mensch tracht te wezen, des te bitterder hem bet leven wordt, omdat hij dan de menschelijke be-dorvpnheid meer gevoelt en klaarder ziet.

Want eten, drinken, waken, slapen , arbeiden, rusten, en aaa alle am.ere noodwendigheden der natuur onderworpen te zijn, is voorwaar eene groote ellende, en eene groote kwelling voor een godvruchtig mensch , die gaarne zonde ontslagen wezen van aardsche aangekleefdheid, en vrij van alle zonden.

3. Want de inwendige mensch wordt in deze wereld zeer bezwaard, door de ligchamelijke noodwendigheden.

Daarom bad de profeet David zoo vurig om daarvan ontslasren te worden , als hij zegt : verlos mij, Heer, van mijne noodwendigheden.

-ocr page 127-

I. ROEK. XXir. HOOFDSTUK. 119

Maar wee desrenen, die hunne ellenden niet kennen, en wee nog meer diegenen, die dit eJlendig leven beminnen !

Want sommigen. al is het dat zij naauwe-lijks met sirbeitï of bedelen hunne nooddruft winnen, zijn daaraan zoo verknocht, dat zij het rijk van God weinig achten zouden, indien zij hier altijd moesten blijven leven.

4. O dwazen en ontrouwen van hart, die zoo diep versmoord ligt in de aardsche dingen, dat gij geenen smaak hebt daquot; in hetgeen de zinnen of het ligchaam aangaat !

Maar die ellendigen zullen op het einde nog geducht gevoelen, hoe veracht en nietig het was wat zij beminden.

Doch de heiligen van God en al de getrouwe vrienden van .lesus Christus hebben de dingen , die het ligchaam aangenaam, en hier schoon en uitstekend waren, veracht; al hunne hoop en bedoeling streefde naar de eeuwige goederen.

Geheel hun verlangen werd tot de altijddurende en onziglbare goederen van hierboven gerigt, opdat zij tot de aardsche niet zouden getrokken worden.

Wil, o broeder, aan uwen geestelijken voortgang niet wanhopen, want gij hebt nog tijd en gelegenheid senoeg.

5. Waarom wilt gij uw goed voornemen altijd uitstellen? Sta op, begin op dit oogenblik, en zeg : nu is het tijd om te werken en om te strijden , het is nu de geschikte tijd om mijn leven te beteren.

Als het met u niet welgaat, en gij in lijden zijt, dan is het de tijd van verdiensten te maken.

-ocr page 128-

120 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Gj moet, alvorens gij iof verkoeling Jromt, eerst door vuvr en water gnan.

Zoo gij u zeiven geen geweli aandoet, zult gij niet zeeepralen.

Zoo lang wij dit brooze ligcbaam omdragen , kunnen wij zonder zonde niet wezen , noch zonder verdriet en droefheid leven.

Gaarne zouden wij vrij van alle ellenden zijn; maar omdat wij door de zonde de onschuld verloren hebben, zoo hebben wij ook het waarachtig: geluk verloren.

Bfiarom moeten wij geduld hebben, en Gods barmhartigheid afwachten, tot dat de boosheid voorbijga, en de sterfelijkheid door het leven verslonden worde.

6. O, hoe jrroot is de meischelijke zwakheid, die altijd tot het kwaad i« rreneigd.

Heden belijdt gij uwe zonden, en morgen bedrijft gij wederom de zonden, die gij bel-den hebt.

Nu maakt gij ren voornemen van die te schuwen , en een uur daarna doet gij die, even alsof gij geen voornemen gemaakt haddet.

Te regt dan moeten wij ons vernederen, en geen groot gevoelen van ons zeiven hebben , aangezien wij zoo zwak en ongestadig zijn.

Wij kunnen op één oofjenblik door onze onachtzaamheid verliezen , hetgene wij door Gods eenade, naauwelijks met grooten arbeid bekomen hebben.

7. Wat zal er ten laatste van ons creworden , die zoo vroeg verflaauwen ?

Wee ons, indien wij alzoo ons tot de rust willen begeven, alsof wij in vrede en zekerheid

-ocr page 129-

i. BOEK. XXir. HOOFDSTUK. 121 waren, daar pr no^tans tot no?toe ^een spoor van ware heiligheid in onze handelwijze bemerkt wordt

Ja. het ware wel noo'lig, dat wij no? ee'is, als leerzame nieuwelingen, in gorde zedf n onderwezen werden . om ten minste te beproeven , of in ons nog eenige hoop van verbetering en van grooten voortgang in de deugd ware.

OEFENING.

Welk geluk en welke verdienste, het hart van eeneu bnrmhartieen God te mogen zoeken en te kunnen vinden, om in hetzelve a! zijne ellenden af te letten en er van als oi'tslasjen te worden. En hoe crelukkig is men, wanneer men begrijpt en smaakt, dat het ware geluk, en als het aardsche paradijs, bestaat, in voor God te lijden, en vhii onder alle kwellingen diegene het liefste te verdragen, welke ons het meeste tegenstrijdt en verootmoedigt. Want er is niets don de liefde Gods, die ons kan aanmoedigen om die te verdragen. Hoe ongelukkig is het de ellenden de/.es levens niet te kennen, of dezelve niet te beminnen, en niet onophoudelijk naar het ware geluk van het toekomende leven te zuchten ! Met reden heeft de heilige Gre^orius gezegd . dat men den honger eu zijn ongeluK bemint. en dat men zijne verzadiging en ziin geluk niet zoekt. Is het mogelijk, steeds de onstandvastigheid en de zwakheid zijns harten te gevoelen, hetwelk zoo gemakkelijk zij ne goede voornemens vergeet, en bijua niets doet van hetgene hetzelve aan God

-ocr page 130-

DE NAVOLGING VAN JESUS CHRTSTUS.

beloofd heeft, zonder zich in zijne tegenwoordigheid te verootmoedigen, en hem, in de gelegenheid zelve, even als Judith, te bidden van ons te versterken en ors getrouw te maken?

G E B E D.

Wij bidden U, o Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting, ondersteun ons in den gedurilt;jen strijd, dien wij tesren onze driften, tegen onze eisreiiliefde en tesren ons zeiven moeten voeren. Want, helaas. Heer! wat kunner. wij in hevige bekoriatren doen dan in zonde vallen, aan T7 mishagen, ü vergrammen en in ons verderf loopen ? Laat ons dan aan ons zeiven niet over, maar maak, terwijl Gij in ons den invendijren menseh versterkt, pe-lijk uw Apostel spreekt, dat wij aan alles en altoos aan on/.e zondige neigingen verzaken, die zonder ophouden ons hart van U zoeken af te trekken. Maak dat uwe overwinning bepaald zij, en dat wij geheel en voor altijd aan U toebehooren.

XXIII. HOOFDSTUK.

Over het overdenken van den dood.

1. Het zal hier weldra met u gedaan zijn; zie derhalve toe, hoe uwe zaken staan.

Heden is de meusch, en morgen komt hij niet te voorschijn : en als hij uit de oogen is, is hij ook weldra uit het hart.

O domheid en versteendheid van het men-

-ocr page 131-

t. BOEK. xxm. HOOFDSTUK. 1^8 schelijk hart, hetwelk de tegenwoordige dingen niet beter vooruit ziet.

Gij moest u in al uwe werken en gedachten zoo gedragen, alsof gij heden moest sterven.

Indien gij een goed geweten hadt, zoudt gij den dood niet vriezen.

Het is hpter de zonden te schuwen, dan den dood te willen ontvlugten.

Indien gij heden niet bereid zijt, hoe zult gij het morgen wpzeu? De das: van morg-en is u onzeker, en gij weet niet of gij dien zult beleven.

2. Wat baat het hier lang te leven, als wij ons weinig beteren ?

Ach! een lang leven maakt ons niet altoos heter, maar het vermeerdert dikwijls onze schuld.

Och, of wij maar eenen dag op de wereld wel geleefd hadden!

Velen tellen de jaren hunner bekeering; maar de vrucht hunner verbetering is dikwerf zeer klein.

Indien het sterven vreeselijk is, denk dat het welligt voor u nog gevaarlijker zal zijn lang-er te leven.

Zalig is hij, die altijd het uur van zijnen dood voor oogen heeft, en die zich alle dagen bereidt om te sterven.

Indien gij ooit eenen mensch hebt zien sterven, denk dat gij denzelfden weg ook haast zult ingaan.

3. Als de morgenstond diu\r is, denk, dat gij tot den avond niet zult leren; als het

-ocr page 132-

124 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, avond is, vertrouw het niet, u den dag van mors-en te beloven.

Wees dus altijd bereid, pn leef zoo, dat de dood u nooit onbereid vinde.

Vele menschen sterven schielijk en onverwachts ; want de Zoon des menschen zal komen als men er het minst aan denkt.

Als dit laatste uur zal gekomen zijn, zult gij over uw voorgaand leven eeheel anders oordeeleu, en ten uiterste bedroefd zijn, omdat gij zoo traag en onachtzaam geweest zijt.

4. Hoe gelukkig en voorzigtig is hij, die nu in zijn leven zoodanig tracht te zijn, eelijk hij hij zijn sterven wenscht bevonden te worden.

Doch de volkomene verachting der wereld, de vurige begeerte om altijd vo gt;rtgang te doen in de deugd, de liefde der regeltucht, de Inst der boetvaardigheid, de vaardigheid tot de gehoorzaamheid , de zelfverloochening en het verdragen van allen teirenspoed ter eere van Christus, zullen in dat laatste oogeablik een goed vertrouwen geven om zalig te sterven.

Gij kunt veel goed doen , terwijl gij nog gezond zijt; maar wat gij, ziex zijnde, zult kunnen doen, weet ik niet.

Weinige menschen worden door de ziekte verbeterd, gelijk er ook weinige heiliger worden door gedurige bedevaarten.

5. Vertrouw u niet op vrienden en nabestaanden , of stel uwe zaligheid niet tot de toekomst uit: want de menschen zullen u eerder vergeten dan gij meent.

Het is beter nu in tijds te zorgen, en zijne

-ocr page 133-

I. BOEK. XXTII. HOOFDSTUK. 125 ^ocde werken vooraf te zenden, dan op eens anders bijstand te vertrouwen.

Indien gij thans voor u zeiven niet zorgt , wie zal dan hiernauaals voor u bezorgd wezen?

Nu Is dtt tijd ze.er }:ostelijk : htt zijn de dagen van zaligheid, het is nu de geschikte tijd. (2. Cor. v. 2.)

Maar helaas! hoe jammer dat gij dien tijd niet waarneemt, in welken gij een eeuwig leven kunt verdienen.

De tijd zal komen, dat gij eenen dae, ja zelfs e^n uur zult wenschen om u te beteren, en ik weet niet, of gij dit zult verkrijgen.

6. Welaan dan, mijn lieve vriend, denk toch uir, welk groot gevaar gij u kunt trekken, en uit hoe sroote vrees gij u kunt verlossen, met nu altijd God te vreezen en op den dood bedacht te zijn.

Doe nu uw best om zóó te leven, dat gij in het uur van uwen dood eerder verblijd dan bevreesd moget zijn.

Leer nu aan de wereld sterven, opdat gij dan van alles los en vrij, tot Christus moogt naderen.

'l uchtig nu uw ligchaam door boetvaardigheid, opdat gij alsiian een vast vertrouwen moffet hebben.

7, Ach, dwaze mensch! waarop steunt gij lang te leveo, daar gij niet eenen da^ zeker hebt ?

Hoe velen zijn er niet bedrogen door die gedachte, welke schielijk en onvoorziens uit dit leven gerukt zijn.

Hoe dikwijls hebt gij niet hooreu zeggen ;

-ocr page 134-

126 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, deze is door het zwaard oresnenveld, pene verdronken, d^ze, van eene hoogte vallende, heeft den hals erebroken, geue is al etende gestorven, een ander heeft onder het spelen zijn leven geëindigd.

De eene kwam om door het vuur, een ander door het zwaard, een ander door de pest, anderen door de roovers ; alzoo is de dood het einde van alle meuschen, en hun leven saat voorbij als eene schaduw.

8. Wie zal u na uwen dood sedachtig zijn, en wie zal toch voor u bidden?

Doe nu, geliefde, doe al. wit gij kunt, dewijl gij niet weet wanneer grij sterven zult , en ook onbewust zijt van hetgene u na den dood /.al volden.

Vergader voor u, terwijl gij nog tijd hebt, onvergankelijke rijkdorninen.

Houd u alleen met uwe zaligheid bezig, en wees slechts bezorgd voor hergene God aangaat.

Maak u thans goede vrienden met Gods Heiligen te eeren en met hLime wei ken na te volgen, opdat zij u, als gij uir, dit leven zult scheiden, in de eeuwige tabernakelen onrvanffen.

9. Houd u als een vreemdeling en reizende op aarde, die zich de dingen dezer wereld niet aantrekt

Houd uw hart vrij van alle schepselen en altijd tot God opsreheven; want gij hebt hier geene blijvende plaats.

Zend dadelijks uwe gebeden, zuchten en tra-uen naar den hemel, opdat v.we ziel, na den dood, gelukkig tot den Heer moge overgaan.

-ocr page 135-

I. BOEK. XXin. HOOP.3STUK. 127

OÜFEMNG.

Den dood vreezen, zonder de zonde te schuwen, die alleen denzelven voor ons rarap-zaliï maken, is den dood vruchteloos ter za-lig-heid vrepzen ; want als men dien als een Christen vreest, dan maakt men van de vrees des doods den re?quot;! en de beweegreden van een vroom leven. He.t sroote geheim pn de be^te oelening om wel te sterven, is, in den staat te leven, waarin men wenscht in het nur des doods te wezen , en in welken men wenscht, dat God ons zou vinden. Men moet dan alle goed doen en alle deugden oefenen, gelijk wij in het doodsuur zouden wenschen hetzolve gedaan te hebben. Tracht u dagelijks in i^ts te versterven, het-gene gij in het uur des doods zulr moeten verlaten. Heil-dien Christen, wiens hart voor dat ligchaam sterft. Zijn dood zal heilig en dierbaar in de oogen des Heeren wezen.

GE BE li.

Daar ik verzekerd ben dat ik eens zal sterven, maar noch her uur, noch den staat ken, in welken ik sterven zal, zoo bid ik U, mijn Zaligmaker, door d'* verdiensten van uwen heiligen dood, da^ Gij mij zelf tot eenen zaligen dood zoudt bereiden, door eene naauwkeurige getrouwheid aan mijne pligten, aan uwe genade, aan het gebed, door h^r dikwijls en heilig gebruik der Sakramenten , door de goede werken , door de deugden die eigeu aan mijnen staat

-ocr page 136-

128 DE NAVOLGING VAK JLSUS CHRISTUS, zijn; want dit zal mijne vertroostinsr in het uur des doods wezen. Maak dat ik mij altijd in uwe trenade behoude, niets doe dan om ü te bellaren, naar niets hake dan naar uwe liefde; want, mijn Jesus, met aldus uit 17, voor U, en gelijk Gij te leven, zal het mij altijd voor-deeliger wezen te sterven, om TT nooit, te vergrammen, en ü voor altijd te aanschouwen , te beminnen en te bezitten. Amen.

XXIV. HOOFDSTUK.

Over het oordeel en de straffen der zondaren.

1 Aanschouw in alle dineren het einde, en hoe gij voor den strengen Regter zult staan, voor wien niets ver bo ree a is . die door geene giften verzoend wordt, en geene verontschuldigingen aanneemt , maar alles volgens de regt^aardieheid zal oordeelen.

O ellendige en dwaze zondaar 1 Wat zult gij , die somtijds op het aanzien \an eenen vergramden mensch beeft, aan God antwoorden , die al uwe zonden kent 3

Waarom voorziet eij u niet beter tegen den dag des oordeels, waar niemand dooreen ander zal kunnen beschermd, verschoond of verontschuldigd worden, maar iedereen met zijnen eigenen last erenoeg zal hebben?

Nu kan uw arbeid vrucht aanbrengen, uw weenen aangenaam zijn. uw zuchten verhoord worden, en uwe droefheid kan de kracht hebben om aan Gcd te voldoen en uwe ziel te zuiveren

-ocr page 137-

I. BOEK XXIV. HOOFDSTUK. 129

2. Er is hier een proot en heilzaam vagevuur voor den verduldigen mensch, die, als hij verongelijkt wordt, zich meer over de boosheid van anderen, dan over zijn eigen leed bedroeft; die voor degenen, die hem tegenstreven, gaarne bidt, en het ongelijk van harte vergeeft; die niet vertraagt aan anderen vergiffenis te vragen; die ligter tot mededoogend-heid, dan tot gramschap bewogen wordt; die zich zeiven dikwijls geweld aandoet, en er op uit is, om het vleesch volkomen aan den geest te onderwerpen.

Het is beter, nu zich van zonden te zuiveren en de ondeugden uit te roeijen, dan daarmede tot het andere leven te wachten.

Waarlijk, wij bedriegen ons zeiven door de ongeregelde lielde, welke wij voor ons lig-chaam hebben.

3. Wat anders, dan uwe zonden, zal dat vuur verslinden?

Hoe meer gij nu u zeiven ontziet, en het vleesch volgt, des te harder zult gij hierna daarvoor boeten, en des te meer stof voor dat vuur bewaart gij.

Waarin de mensch meer gezondigd heeft, daarin zal hij ook zwaarder gestraft worden.

Daar zullen de traeen door gloeijende prikkels voortgestuwd, en de gulzigen door geweldigen dorst en honger gekweld worden.

Daar zullen de ontuchtisen en wellustelingen met brandend pik en stinkend solver overgoten worden, en de nijdigen, als razende honden, van droeiheid huilen.

-ocr page 138-

130 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

4. Er is geene ondeugd , of zij zal hare eigene pijniging hebben.

Daar zullen de hoovaardi?en met alle schaamte vervuld, en de tricrigen door de ellendigste b^huelte benaanwd worlen.

l)an zal één uur in pijn zwaarder vallen, dan hier honderd jaren in de strengste boetvaardigheid.

Daar is voor de verdoemden geene rust, geene vertroosting: hier nogtans rust men somwijlen van zijnen arbeid, en geniet men de vertroosting van vrienden.

Wees nu bekommerd en bedroefd over uwe zonden, opdat gij, in den dag des oordeels, met de gelukzaligen gerust muget zijn.

Dan immers zullen de regtvaardigen in groote standvastigheid tegen diegenen staan, die hem benaauwd en verdrukt hebben. (JSap. V. 1.)

Dan zal hij, die zich nu ootmoedig aan de oordeelen der menschen onderwerpt, daar staan, om te oordeelen.

Dan zal de arme en nederige groot vertrouwen hebben, en de hoovaardige van alle zijden verschrikt worden.

5. Dan zal het blijken, dat in deze wereld diegene wijs jreweest is, die geleerd heeft, om Christus als dwaas en veracht te zijn.

Dan zal all^ kwelling, welke men verduldig verdragen heeft, aangenaam zijn, en alle boosheid zwijgen. (Ps. CV1, 42.;

Dan zal elke godvruchtige verheugd, en elke ongodsdienstige bedroefd zijn.

Daa zal het ligchaam, hetwelk gekweld

-ocr page 139-

t. BÖEK. XXIV. HOOFDSTUK. 131

werd, vrolijker zijn, dan indien het steeds in weelde was gevoed geweest.

Dan zal een arerinp gewaad blinken, en een fraai kleed zonder srlans zijn.

Dan zal eene üederige woning meer geprezen worden, dan een prachtig paleis.

Dan zal standvastige lijdzaamheid meer afdoen, dan alle n:agt der wereld.

Dan zal de eenvondiee gehoorzaamheid meer verheven worden, dan alle wereldsche arerlis-tigheid

6. Dan zal een zuiver en goed geweten meer vreugde aanbrengen, dan diepe geleerdheid.

Dan zal verachting der rijkdommen meer wegen, dan alle schatten der a«rdelingen.

Dan zult gij meer troost hebben uit een godvruchtig gebed, dan uit lekker eten.

Dan zult ^ij u eerder verhengen, omdat gy gezwegen, dan omdat gij veel gepraat hebt.

Dan zullen heilige werken meer waarde hebben, dan vele schoone woorden.

Dan zal een streng leven en eene lastige boetvaardigheid meer gevallen, dan alle aardsch vermaak.

Leer nu in het kleine geduldig zijn, opdat gij dan van het zwaardere moget bevrijd worden.

Beproef hier eerst, wat gij hierna kunt lijden.

Indien gij' nu zoo weinig kunt verdragen, hoe zult gij de eeuwige pijnen kunnen onderstaan ?

Indien nu een weinig lijden u zoo ongeduldig maakt, wat zal de hel dan doen ?

-ocr page 140-

132 DE NAVOLGINO VAN JESUS OHMSTOS.

Zie voorwaar, gij kunt geene dubbele vreugde genieten; gij kunt u niet hier in de ■wereld vermaken en namaals met Chnatus

heerschen. .

7. 1 ndien gij, tot heden toe, altijd in eerambten en wellusten geleefd hadt, wat zoade dit alles u gebaat hebben, indien gij nn op liet oogenblik kwaamt te sterven?

Alles is dus ijdelheid, behalve God te beminnen en Hem alleen te dienen.

Want wie God uil gebee) zijn hart bemint, die vreest noch dood, noch straf, noch oordeel, noch hel, omdat de volmaakte lielde gerust tot God doet nadsren.

Doch zoo iemand nog vermaak schept in te zondigen, is hel geen wonder, dat liij voor dood en oordeel bevreesd is.

Echter is het goed, da.t, zoo de lielde n nog niet van het kwade terughoudt, dan tocli de vrees voor de hel tt bedwinge.

Doch hij, die de vrees van God ter zijde stelt, kan niet lang in het goede standvastig zijn; maar zal te spoediger in de strikken des duivels vallen.

OETENING.

Hoe bekwaam i« het aanschouwen en de vrees van Gods oordeelen en van eene ongelukkige eeuwigheid, om onze driften te beteugelen, om de gramstorigheid van onzen inborst tegen te houden, en om ons te dwingen de vermaken en aanlokselen der zonde van ons te verwijderen! Waartoe (zouden wij «om-

-ocr page 141-

I. BOSK. XXIT. HOOFDSTUK. 183

tijds moeten zeggen,) wanrtoe zal het zondige vermank van die wraak, van die onkuischheid, van die grarastorigheid, van die onregtvaar-di?heid en van die kwaadsprekendheid dienen? Alleen om mij een oogenblik te bevredigen. En wanneer ik sterf, na mij hieraan overgegeven te hebben, en dit zonder Sakamenten of zonder bekeerin?, zoo als dit geschieden kan, en zoo als het aan vele stervelingen is geschied, waarop zal die voldoening der zonde dan uitkomen? Op eene ongelukkige eeuwigheid!

Een oosrenblik van voldoening, — eene eeuwige pijn! Neen, ik zal mij niet blootstellen, ora voor een korstondig vermaak voor altijd ongelukkig te zijn. Ach! het is maar al te waar, hetgene de Wijze-man zegt, namelijk ; dat, om niet te zondigen, ten minste uit gewoonte, men alleen de uitersten van den mensch behoort indachfig te wezen. Want als men dikwijls en innig overdenkt, dat men eens rekening zal moeten geven over den stnat van ons geweten, over onze levenswijze, en over al onze zonden, en dit aan eenen Regter die alles kent en niets vergeet, wie is er dan die, over dit oordeel en over die gedachte rekening verschrikt zijnde, op zich zeiven niet zal waken en zijn leven verbeteren ? Wij moeten dan overtuigd zijn , dat het ware middel, om in het andere leven niet veroordeeld te worden , is : ons zeiven hier te oordeelen en te straffen.

-ocr page 142-

184 DB NAVOLGING VAN J1SUS CHEISTUS.

G E B £ D.

O opperste Refter over levenden en dooden, die in het oogenblik van onzen dood ouze eeu-wieheid moet vftststellen : wees indaehtip, dat Gij zoo wel onze Zaligmaker als onze Reerter zijt: en voor zooveel als onze zonden U've retftvaardigheid hebben getergd, wees indachtig, dat uwe wonden uwe barmhartigheid hebben bewogen. Aanzie dan die wonden, die Gij voor ons hebt ontvangen, en dat bloed, dat Gij hebt uitgestort om onze zonden uit te wisscben, en wij smfeken U, door dit dierbare onderpand onzer.zaligheid, om ons de vergiffenis onzer zonden te verleenen, en ons op te wekken, ten einde wij die aan ons zeiven nooit vergeven. Amen.

XXV. HOOFDSTUK.

Over de ijverig verbetering van ons geheel leven.

1. Wees waakzaam en naarstig in de dienst van God, en denk dikwijls bij u zei ven : wanr-toe zijt gij gekomen, en waarom hebt gij de wereld verlaten ? was het niet, om voor God te leven, en een geestelijke mensch te wor-den ?

Wees dus ijverig, om vooruitte gaan, wijl gij binnen kort den loon van uwen arbeid zult ontvangen : en dan zal bij u geene vrees of droefheid meer zijn.

Nu zult gij een weinig arbeiden, en dan eene

-ocr page 143-

I. BOEK. IXV. HOOFDSTUK. 135

ffroote rust, ja eene altij do rende blijdschap vinden.

Indien lt;?ij getrouw en ijverig in te werken blijft, zal God buiten twijfel getrouw en mild in te verbelden zijn.

Gij moet eene sroede vaste hoop hebben, dat trij tot de belooninsr zult komen; maar jrij moet ^t-ene volkomene gerustheid opvatten, opdat gij niet traag of verwaand wordet.

2, Als zekere mensch srednrifr tusschen vrees ^n hoop angstig dobberde, en eens, door droetheid overstelpt, in de kerk voor een altaar las; te bidden, dacht hij bij zich zeiven, en zeide : O. indien ik wist, dar ik nog zoude volharden! En terstond hoorde hij inwendig dit antwoord van God : wat zoudt gij willen doen, indien gij dit wist? Doe nu, wat gij dan zoudt willen doen . en gij zult zeer gerust, zijn.

Hierdoor werd hij dadelijk opgebeurd en gesterkt, en gat liij zich aan den wil van God over, zoodat de angstige twijfeling ophield.

Ook wilde hij niet nieuwsgierig navor-schen, wat hem te wachten stond ; maar hij legde zich meer toe om trt onderzoeken , welke de behagehjke pii volmaakte wil van God was; om all»* goed werk te beginnen en te voleinden.

3. Hoop op den Heer, zegt de Proleet en doe wet en bewoon de aarde , en gij zult door haren r jlcdom gevoed worden. (Ps. XXXVI, 3.)

Er is eene zaak , welke velen van hunnen voortirangen naarstige verbetering terusr houdt, namelijk de atscluik van de moeijelijkheid of de last van den strijd.

Immers, boveu anderen gaan diegenen in de

-ocr page 144-

136 DE NAVOLGING VAN JESUS CHUISTUS. deugd het meeste vooruit, die liet kloekmoedigste trachten die dingen te overwinnen, welke hun het zwaarste en strijdigste zijn.

Want daar gaat de mensch meer vooruit, en verdient hij grootere genade, waar hij zich zeiven meer overwint, en in den geest versterft.

4. Maar niet allen hebben even veel te overwinnen en te versterven.

Evenwel zal eene naarstige ijveraar, al heeft hij ook meer driften, meer in staat zijn om vooruit te gaan, dan een andere, die wel geregeld, maar minder ijverig i;ot de deugd is.

Twee zaken helpen bijzonderlijk tot groote verbetering, te weten : zich zeiven met geweld aan datgene onttrekken, waartoe de natuur verkeerdelijk overhelt, en ijverig uitzijn op het goede, hetwelk iemand het mesate behoelt.

Tracht ook datgene meer ie vermijden en te overwinnen, wat u meermaals in anderen mishaagt.

5. Neem overal aanleiding tol uwen voortgang, zoo dat gij, bij het zien of hooren van goede voorbeelden, wordt opgewekt om die na te volden.

Doch zoo gij ietsberispelijks bemerkt, wacht u van ook hetzelfde te doen; of zoo gij dit ooit gedaan hebt, tracht ten spoedigste u daarvan te beteren.

Gelijk uw oog anderen beschouwt, zoo wordt gij wederom door anderen aangezien.

Hoe aangenaam en zoet is het, ijverige en godvruchtige, wel geregelde en onder tucht staande broeders te zien!

-ocr page 145-

I. BOEK. XXV. HOOFDSTUK. 137

Hoe droevig en pijnlijk is het, zulken te zien, die ongeregeld wandelen, en datgene, waartoe zij geroepen zijn, niet betrachten!

Wat is het nadeelig, het doelwit van zijnen roep te verwaarloozen, en zijne zinnen op datgene te stellen, wat niet is aanbevolen!

6. Gedenk de aangrenomene verbindtenis, en stel u het beeld van den gekruisigden Jesus voor oogen.

Gij moogt, als gij het leven van Jesus Christus beschouwt, wel beschaamd worden, omdat gij nog niet meer getracht hebt, u zeiven aan Hem gelijkvormig te maken , ofschoon gij reeds lang in den weg van God geweest zijt.

Een kloosterling die zich met aandacht en godsvrucht in het allerheiligste leven en lijden des Heereu oefent, zal daarin overvloedig alles vinden, wat hem nuttig en noodig is : ook behoeft hij niets beters buiten Jesus te zoeken.

O, zoo de gekruisigde Jesus in ons hart kwame, wat zouden wij spoedig en genoegzaam onderwezen zijn!

7. Een ijverige kloosterling draagt en neemt alles wel op, wat hem geboden wordt.

Een nalatige en trage kloosterling heeft kwelling op kwelling, en wordt van alle zijden beuaauwd, daar hij de inwendige vertroosting mist, en de uitwendige niet mag zoeken.

Een kloosterling, die buiten den regel leeft, staat aan zwaren val bloot.

Wie datgene zoekt, wat minder naauwgezet-heid en ijver schijnt te vorderen, zal steeds

-ocr page 146-

138 DE NAVOLGING VAN JESUS CHUISTUS. in bekommernis zijn, omdat hem altijd een of ander zal misliaeren.

8. Hoe handelen zoo veel andere kloosterlingen, die, onder de regeltucht des kloosters, het vrij strem; hebben ?

Zij Éraao zelden uit, loven afgezonderd , eten zeer schralen kost, eaan ruw gekleed, werken veel, spreken weinig, waken lang, staan vroeg op , doen lange geheden , lezen dikwijls , en houden zich in alle regeltucht.

Beschouw de Kart'misers, de Cisterciencers en de monniken en nonnen van verschillende orden : zie, hoe zij alle nachten opstaan , om voor den Heer te zingen.

Daarom zou het voor u schande zijn, indien gij in een zoo heilig werk, als zoo groote menigte van kloosterlingen God begint te loven, nog slaperig waart.

9. O , zoo wij niets te doen hadden, dan den Heer onzen God met geheel ons hart en mond te loven !

O, zoo gij nooit behoeldet te eten, noch te drinken, noch te slapen, maar altijd God konder loven en s'echts met geestelijke betrachtingen bezig zijn; dan zoudt cij veel gelukkiger zijn, dan ihans, nu gij, uit welke noodwendigheid dan ook, het ligchaam dient.

Och! ol er die noodwendigheden niet bestonden, maar alleenlijk geestelijke verkwikkingen der ziel, welke wij helaas ! zeldeu genoeg smaken.

10. Wanneer de mensch zoo ver gekomen is, dat hij in niet eeuig schepsel meer zijnen troost zoekt, dan eerst begint God hem vol-

-ocr page 147-

I. BOEK. IXV. HOOFDSTUK. 139 komen te smaken: dan ook zal hij in alles, wat er gebeurt, wel tevreden zijn.

Dan zal hij noch om het groote terhengd gt; noch om het kleine bedroefd zijn; maar hij be-rnst geheel vertrouwelijk in God, die hem alles in alles is; voor wiea namelijk niets verloren gaat of sterft, maar voor wien alles leeft, en op wi-ns wenk alles gehoorzaamt.

11. Gfdf-tik steeds uw einde, en dat de verlorene tijd niet wederkeert

Zonds r zor? en uaarstigheid zult gij nimmer deugden verkrijgen.

Zoo gij begint te verfiaauwen, zult gij ook beginnen u kwalijk te bevinden : doch zoo gij u tot ijver zet, zult gij grouten vrede genieten, en, om de genade van God en de liefde der deugd, den arbeid lisrter vir-iden.

Een ijverige en naarstige mensch iE tot alles gereed.

H'^t is grootere arbeid, aan zijne ondeugden en driften te wederstaan, dan zich door lig-chamelijke bezigheden in het. zweet te werken.

Wie zich voor kleine gebreken niet wacht , die zal allengs tot grootere vervallen.

Gij zult 's avonds altoos verblijd zijn, als gij den dag nuttig blt;*st -ed hebt.

Waak over u zeiven, wek u zeiven op, vermaan u zeiven, en wat er ook van anderen zij, verwaarloos u zei ven niet.

Naarmate gij u zelven geweld aandoet, zult gij ook vooruitgaan. Amen.

OEFEN IMG.

Volgens den ijver, dien men heeft voor zij-

-ocr page 148-

140 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, nen voortgang, trekt men voordeel uit al het-gene men ziet dat goed is, om hetzelve in het werk te stellen en zich tot God te begeven. Om voortgang in de deugd te maken , moet men zich zeiven overwinnen, aan alles verzaken en aan de geneigdheden zijns harten versterven; het is zeker, dat men in de dienst van God niet vordert, dan voor zoo veel men zich geweld aandoet. Laat ons dus de ongeregelde genegenheden bestrijden en overwinnen, die ons to: kwaad ol tot verslapping brengen; hierdoor zullen wij onze zaligheid verzekeren. Een levend , volstandig en edelmoedig geweld, dat men aanwendt om zich zeiven te overwinnen , doet eene ziel op den weg der zaligheid en volmaaktheid meer voortgang maken, dan honderd ijdele verlangens eener ziel, die zich geheel aan God zou willen overgeven, en die niets doet van hetgene zij zou willen verrig-ten. Hoe meer men zich zeiven versterft, hoe meer men voor God leeft; en hoe meer voldoening men aan zich zeiven ontzegt, des te meer men aan God geelt. Gelukkig, als men zijn leven doorbrengt, zonder zich zeiven te bevredigen , en God in alles voldoet. Hoe zeker is men hierdoor van eene gelukzalige eeuwigheid te bekomen!

-ocr page 149-

I. BOEK. XXV. HOOFDSTUK. 141

GEBID.

Heer! Gij kent de groote moeijelijkheden, welke wij gevoelen in ons zeiven te overwinnen en ons aan ü in de ongelegenheid te onderwerpen; laat niet toe, dat die moeijelijk-heid ons belette van het werkstellig te .maken. Het is billijk, dat wij uwe eer en uw heiligen wil vóór onze voldoening en voor onzen wil stellen; wij hebben voorgenomen dit ook te doen. Versterk ons in dit voornemen ; maak er ons getrouw aan; maak dat alles in ons voor U wijke, dat wij van dag tot dag in deugd toenemen, een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven leiden, en alzoo waardig mogen worden, uwe genade in dit leven en de eeuwige gelukzaligheid in het andere te bezitten. Amen.

-ocr page 150-

DE NAVOLGING

van

----

TWEEDE BOEK,

Vermaningen die tot het Inwendige werken.

I. HOOFDSTUK.

Over het inwendige verkeer.

1. God» RjJc in binnen u, zegt de Heer. (Luc. XVJI, 21.)

Keer u van ganscher harte tot, den Heer, en verlaat deze ellendige wereld: en uwe ziel zal rust vinden.

Leer het uit wendige versmade a en u tot het inwendige begeven; en gij zult Gods rijk in u zien komen.

Immers, het rijk van God is vrede en blijd-

-ocr page 151-

DE NAVOLGfNG VAN JESUS CHttïSTUS. 143

schap in den heiligen Geest, hetwelk aan de godileloozen niet gegeven wordt (Rom. XIV, 17.)

Christus zal iof u komen, en u zijne vertroosting mededeelen, indien gij Hein van binnen een waardig verblijf bereid hebt.

Al deszelfs luister en schoonheid is van binnen, en daar neemt Hij zijn behagen.

Een inwendigeu mensch begunstigt Hij met veelvuldig bezoek, zoete gesprekken , aangre-nanie vertroosting, veel vrede, en eene gausch verwonderlijke gemeenzaamheid.

2. Welaan, getrouwe ziel, bereid voor dien Bruidegom uw hart, opdat Hij zich «jewaardige tot u te komen en in u te verblijven.

Want Hij spreekt in dezer voege: zoo iemand mij bemint, die zal nt jn woord onderhouden; en iot dezen zulten wij hom.-.n, en bij hem ons verblijf nemen. (Joan. XIV, 23.)

Maak derhalve plaats voor Christus, en weiger al het overiare den toegang.

Als jjij Christus hebt, zijt gij rijk, en hebt niets meer noodig. Hij zal uw verzorger en getrouwe bestierder in alles zijn, zoodat gij niet noodig hebt, in meuschen uwe hoop te stellen.

Immers, de menschen veranderen schielijk, en ontvallen ons weldra ; doch Christus blijft in eeuwiorJieid, en staat ons tot het einde getrouw bij.

2. Men moet in een brozen en stertelijken mensch , al is hij ook nuttig en dierbaar, geen groot vertrouwen stellen ; noch hieruit veel droefheid opvatten, dat hij ons somwijlen tegenwerkt en tegenspreekt.

-ocr page 152-

144 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Wie heden voor n ziju, die kunnen morgen tegen u wezen, en omgekeerd, veranderen zij dikwijls , als de wind.

Stel nw gansch vertrouwen in God, en ItoA zij het voorwerp van uwe vrees en van uwe liefde. Hij zal voor u antwoorden en het wel regelen, gelijk dit het beste is.

Gij hebt hier geen duurzaam verblijl, en waar gij ook zijt, zijt gij een uitlander en vreemdeling : ook zult gij nimmer rust hebben, tenzij eij innig met Christus vereemgd zijt. (Rehr. XIII, 14.)

4. Wat ziet gij hier rond, daar dit de plaats van uwe rust niet is ? ...

Uwe woonplaat' moet in den bemel zijn, en al het aardsche moet, als m het voorbijgaan, beschouwd worden.

Alles gaat voorbij, en gij insgelijks met hetzelve.

Zie toe, dat gij u daaraan met heehtet, om daardoor niet ingenomen te worden en verloren te gaan.

Uwe gedachte verheffe zicli tot den Allerhoogste , en uwe smeekiug worde, zonder ophouden, tot Christus gewend.

Kunt gij geene verhevene en hemelsche dingen in beschouwing nemen, berust dan in het lijden van Christus, en verblijf gaarne in deszells heilige wonden.

Want zoo gij met godsvrucht tot de wonden en de dierbare lidteekenen van Jesus uwe toevlugt neemt, zult gij in uwe kwellingen groote versterking gevoelen; ook zult gij om de versmading der menschen niet veel

-ocr page 153-

II. BOEK. I. HOOPDSTUK. 145 geven, eo de lasteringen gemakkelijk verdragen.

5. Christus is ook in deze wereld van de raenschpn veracht, en in de grootsle noodwendigheid van bekenden en vrienden, tusschen smaadheden , verlaten geweest.

Christus heeft vijanden en tegensprekers gehad , en trij wilt allen tot vrienden en weldoeners hebben ?

Hoe zal dan uw geduld bekroond warden, zoo gij niets wederwaardig» ontmoet ?

Indien gij niets, wat strijdig is, wilt lijden, hoe zult gij dan de vriend van Christus wezen?

Verdraasr mnt Christus en om Christus, zoo gij met Christus wilt heerschen.

6. Indien gij eens volkomeu in het binnenste van Jesus waart ingedaan, en een weinig van zijne brandende liefde geproefd hadt, dan zondt gij uw eiiren voor of tesren niets achten ; maar u eerder om den aangedanen sm^ad verheugen, omdat de liefde van Jesus den menscli zich zeiven doet verachten.

Een minnaar van .lesus en van de waarheid, die waarlijk inwendig en van ongere-gelle neigingen vrij is, kan zich ongehinderd tot God .venden, zich in den geest boven zich zeiven verheffen, en in God eene verzadigende rust genieten.

7. Wie alle dingen beschouwt, gelijk zij wezenlijk zijn. niet gelijk zij eezegd of geacht worden, die is waarlijk wijs , en meer van God, dan van menschen onderrigt.

Wie inwendig weet te verkeeren en het uitwendige weinig te achten. die zoekt naar 10

-ocr page 154-

146 DK NAVOLGING TAN JÏSÜ5 CHRISTUS, geene plaats, en wacht naar ?eenen tijd, om jodvruchtise oefenioaen tc hebben.

lüeii inwendige mpnsch keert dra in zich zeiven, omdat hij zich nimmer geheel tot de uitwendige dingen uitstort.

De uitwendige arbeid of bezigheid, welke voor penen tijd noodzakelijk is, hindert hem niet; manr gelijk de zaken voorvallen, zoo voegt hij zich naar dezelve.

Wie van binnen wel gesteld en geregeld is, die bekreunt zich niet om de vreemde en verkeerde handelwijze der menschen.

De mensch wordt slechts in zoo verre Tre-hinderd en verstrooid, als hij zich de zaken aantrekt.

8. Indien het behoorlijk met u gesteld ware, en ?ij wel gezuiverd waret, zonde alles u ten goede en tot voortgang keeren.

Daarom mishagen u en ontstellen u dikwijls vele dingen, omdat gij no? niet volkomen aan u zeiven gestorven en vau al het aardsche onthecht zijt.

Niets besmeurt en belemmert zoo zeer net hart van den mensch, als de onzuivere liefde iesrens de schepselen.

' Zoo srij weiarert uitwendig vertroost te worden , zult gij het hemelsche kunnen beschouwen en dikwijls inwendig verheugd zijn.

OETENTNG.

Deze woorden van den schrijver: Open wc hart voor Jesvs Christus, en slvit het vvor al het overige; laat de uitwendige zaken daar, houd u mei de invsendigt heziy : deze woor-

-ocr page 155-

n. BOEK. T. HOOFDSTUK. 147 den, zeg ik, toonen ons dat. het ware ?eluk f-n de ware verdiensten dezes levens gelegen zijn, in zich in te keeren tot zijn gemoed en zich tot God te begeven, door een rerbiedig aandenken aan zijne tes-enwoordigheid, en door eene gedurige verheffing zijns harten tot hem. Een ingekeerde geest en een getrouw hart, ziedaar het kenteeken van eenen in-wendigen persoon, en van een Christen, die den JHeer in geest en in waarheid aanbidt; dat is te zegsren, die hem die inwendige dienst bewijst, welke men aan zijne opperste goedheid verschuldigd is, en die zoo noodzakelijk is voor erne zM, die al wat zij is, niet is dan om nit liefde voor God te leven. Het is de woning van God in de ziel, die vaste woning van de ziel in God , door verheffing des harten, door smeekingen, door zuchten, door oversrevingen van zich zeiven aan hem, die haar door een inwendig, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven doet leven, die haar als in een paradijs op deze wereld doet leven , en die voor haar als eene voorafsraande bezitting van het hart en van het geluk van God zeiven is. Mijn voornemen is: mijne zinnen te versterven, mijnen geest met seene ijdele en nuttelooze gedachten op te houden, en over mijn hart te waken, om er niets in te laten binnen komen, dan hetgene mij opwekt om Jesns Christus te vreezen of te beminnen. Al het overige zal voor mij wezen, als of het niet aanwezig ware; en voornamelijk wil ik mij bevlijtigen om Jesus Christus te kennen, te beminnen en na te volgen , tevreden zijnde,

-ocr page 156-

148 DE NAVOLGING TAN JESDS CHRISTUS, om alles voor hem en gelijk bil te^ lilden , ora een» met hem fe heerëchen. O mijne ziel. haak niet dan naar zijne liefde, leef nie.t dan voor hen, en verlamr niet dan het geluk van hem te bezitten.

G F. B S )!.

O mijn liefwaardige Zalifftnaker! o leven mijner ziel, o eenift voorwerp van mijn vertrouwen en een ie onderpand mijner zaliïheid . Itom in mij, neem be'.it van mijn hart, dat crebeel voor U is ; prent in hetzelve oen ïeest uwer geheimen, de inwendiïe zesteltenissen van nw hart, en de deuïden die Gij zelf hebt uitgeoefend; maak dat bet, door uwen eeest bezield; levende door nw le'en, en als met uwe rpgtvaardigheid bekleed, aan TJ meer dan aan zich zelve.n toebehoore; dat Gij het zvjt, die er in leeft , en dat het, door eene creluk-kiffe verandering, in alles voor U wijke.nde , niets meer onderneme dan door bewegingen van nw hart. Amen.

II. HOOFDSTUK.

Over de nederige ouderwerpiug.

1. Stel er niet veel prijs op, wie voor of teeen u i»; maar les u hierop toe en zorg hiervoor, dat in alles, wat gij doet. God met

Heb een goed geweten, en God zal u wel

verdedigen. , i ,i„

Want hem, dien God wil helpen, kan de

boosheid van niemand hinderen.

-ocr page 157-

tl. BOEK. II. HOOFDSTUK. 149

Indien gij weet te zwijgen en te lijden, zult gij zonder twijfel den bijstand des eren ondervinden.

Hij weet den tijd en de wijze om n te verlossen , en daarom moet gij n aan Hem overgeven.

Het komt aan God toe, te helpen en van alle beschaming te bevrijden.

Het is, om meer ootmoedigheid te bewaren, dikwijls zeer nuttig, dat anderen onze gebreken kennen en gispen.

2. Als de mensch zich om zijtie gebreken venifdert, dan verzoent hij anderen gemakkelijk, en geeft hij ligtelijk voldoening aan die op hem verstoord zijn.

Gud beschermt en verlost den ootmoedige, Hij bemint en vertroost den ootmoedige, Hij neigt zich tot den ootmoedig.*. Hij verleent groote genade aan den ootmoedige, en verheft hem na zijne vernedering.

Aan den ootmoedige veropenbaart Hij zijne geheimen, m Hij trekt en noodigt riem minzaam tot zicii.

De ootmoedige is, als hij beschaamd gemaakt wordt, vrij wel tevreden, omdat hij op God , en niet op de wereld steunt.

Verbeeld u met, dat gij eenigen voortgang gemaakt hebt, tenzij gij u zeiven beneden allen achtet.

OJSFEKING.

Wanneer men van een ieder geacht en geprezen wordt, dan is het gemakkelijk te zeg-

-ocr page 158-

150 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, gen, dat men die eer niet waardig is, en men niet dan smaad verdient. Om te weten ot men de waarheid zegt, moet men indien of men het in de versmading zegt. Mijn voornemen op dit punt is, om al het kwaad, dat men van mij zal zeuren of mij zal saudoen, van de hand Gods te aauvaarden, als iets dat ik verdiend heb; en verre van daarover te morren, zal ik den Heer zesrenen, dat hij gedoogt, dat men mij regtvaardigheid doe, oui mij barmhartigheid te kunnen bewijzen : ik zal mij gelukkig achten in den geest der men-scheu te sterven en uitgedoofd te worden, en slechts in den geest van God te leven, door de versmading in dank aan te nemen, en in zijn hart, door de oefening der ware ootmoedigheid.

G R B E igt;.

fleer! Gij weet hoe gevoelig ik voor de tegenspraak, de lastertaal en ie versmading ben. Alles wordt in mij ontroerd, wanneer ik deze moet verdragen. Maar ik weet ook, dat wat voor mij onmogelijk schijnt, voor ü gemakkelijk is, en dat ik, door de hulp uwer genade ondersteund en versterkt, met geduld de vernederingen kan ondergaan, die ik uit mij zei ven niet dan met verdriet en gemor zou kunnen aanvaarden. Maak dan , o mijn Zaligmaker ! dat ik, door uwe leering onderwezen en door uwen geeet bezield, met schrik de eer, de achting en den lol uanschouwe, die mij dikwijls voor uwe oogen verachtelijk ma-

-ocr page 159-

ïl. BOEK. HI. HOOFDSTUK. 151 ken, maar dst ih integendeel met ouderwerquot; pin» en erkentenis het ongelijk en de versmading ontvange, die, aldns aangenomen , mij tot het voorwerp uwer liefde zuilen stellen. Amen.

III. HOOFDSTUK.

Over den goeden vrcdelievenden mensch.

1. Houd eerst u zeiven in vrede, en dan zult gij anderen kunnen bevreuigeu.

Een vredelievende mensch is nuttiger, dan een zeer geleerde.

Een driftige mensch keert zelfs het goede in kwaad, en gelooft lia-telijk liet kwade.

Een goede vredelievende mensch keert alles ten goede.

Die wel in vrede is, heeft van niemand kwaad vermoeden; doch wie slecht tevreden en ontsteld is, die wordt door verschillende vermoedens geslingerd : hij heeft zelf geene rust, en laat ook andereu niet rusten.

Hij zetrt dikwijls, wat hij niet moest zeir-gen, en laat na, wat hij het meeste behoorde te doen.

Hij ziet, wat anderen verpligt zijn te doen, en verwaarloost lietgene hij zelf verpligt is.

Beijver u derhalve eerst voor u zeiven, en dan kunt gij te regt uwen ijver ook tot uwen evenmensch uitstrekken.

2. Gij weet zeer wel uwe eigene daden te verontschuldigen en te verbloemen, en gij

-ocr page 160-

152 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

wilt de verontschuldiging van anderen niet aannemen.

Het ware billijker, n zelven te beschuldigen en uwen broeder te verontschuldigen.

Indien gij wilt verdragen worden, verdraagt ook anderen.

Zie, Koe verre gi] nog van ware liefde en en ootmoedighe-d af zijt, welke tegen niemand, dan tesjen zich zelveu, weet gestoord of ver-ontwaardiffd te zijn.

Het is niets groots, met ïoede en zacht-moediije menschen om te gaan; dit immers behaagt natuurlijk aaa allen, en ieder heeft gaarne vrede, en bemint diegenen het meest, die met hein van één gevoelen zijn.

Maar met stuursche en verkeerde of onge-regttlde of ons tegenstrevende menschen in vrede te kunnen leven, is groote genade en overloffelijk en mannelijk werk.

3 Daur zijn menschen, di? zich zeiven in vrede bewaren, en ook met anderen vrede hebben. .

En daar zijn er, die /elven geenen vrede, hebben en ook anderen niet m vrede laten; voor anderen zijn zij lastig, doch voor zich zeiven steeds lastiger. .

En daar zijn er, die zich zeiven in vrede houden en trachten anderen tot vrede te brengen.

Niettemin moet onr.e gansche vrede, gedurende dit ellendige leven, eerder in het ootmoedig verdragen, dan in het niet gevoelen van tegenheden gesteld worden.

Wie het beste weet te lijden, die zal den

-ocr page 161-

II. BOEK. III. HOOFDSTUK. 153

meesten vrede hebben : zulke is verwinnaar van zich zeiven, heer der wereld, vriend van Christus en erfgenaam des hemels.

OEFENING.

Wanneer men dien grondregel van den schrijver aanneemt, namelijk, dat de ware vrede veeleer bestaat, in de grootmoedige on-vervverping nan hetgene ons tegenstaat, dan in niets te vinden hetgene ons tegenstrijdt, dan moeten wij besluiten den vrede te zoeken in de tegenspraak, en de rust in de onheilen, met al het kwaad, dat men ons zou kunnen aandoen of van ons zou kunnen zeggen, met zulk een geduld en eene zoetaardigheid te verdragen, die alle vervolgingen overwint. Eene ziel, die waarli k ootmoedig is. weet op niemand iets te zeggen dan op zich zelve : zij legt zich toe om anderen te verontschuldigen en zich zelve te beschuldigen, en is nooit vergramd dan op zich zelve. Mijn voornemen is dan, in vrede met God te leven en hem in alles gehoorzaam te wezen ; jegens mijnen naaste ; om het gfdrag van niemand te berispen, mij met de zaken van een ander niet te bemoeijen; en jegens mii zeiven: om in alle genegenheden de neigingen en tegenstrijdigheden mijns harten te bevechten en te overwinnen.

GEBED.

Heer! Gij hebt door uwen Profeet gezegd:

-ocr page 162-

154 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. Betracht den vrede en jaag hem na; dat is te zeiTffen, iaat niet na dieri te zoeken, tot dat }fij liem zult gevonden hebben. Er is niemand dan Gij, mijn Jesus die mij denzeive kunt geven, aangezien Gij alleen mij vrede en verzoeniufr met uwen Vader op het kruis hebt verschaft. Reeds is het Ian? geleden dat ik tracht met U , met mijnen naaste en mij zelveu in vrede te leven, maar mijne ongetrouwheden , mijne gevoeligheden en oploo-pendheden, gedurige oorzaken van de onrust mijner ziel, beletten mij dien vrede te genieten. Gij, mijn Zaligiuaker! die de stormen hebt gestild, en TJ doet gehoorzamen door de wi lden weike de lucht ontstellen, en door de baren die de zee onstuimig maken, stil ook de bewegingen van mijn hart, hetwelk niet dan in U de ware rust kan vinden. Maak dat het, in alles aan uwen he:ligeu wil onderworpen, zijnen vrede en zijne rust vinde , in alles te doen, te laten eu te ijden wat Gij wilt. Amen.

IV. HOOFDSTUK.

Over het zuiver gemoed en de eenvoudige meening.

1. De mensch wordt door twee vleugelen van het aardsche opgeheven, te weten door de eenvoudigheid en de zuiverheid.

De eenvoudigheid moet in onze meenins, de zuiverheid in onze neiging zijn : de een-

-ocr page 163-

n. BOKK. IV. HOOFDSTUK. 155

voudipheid zoekt God , de zuiverheid vindt en smaakt Hem.

Gien werk zal n belemmeren, zoo gij inwendig van alle ongeiegelde neigingen vrij zijt.

Indien gij niets anders, dan het welbehagen van Goden het nut van den naaste, betracht en zoekt, zult gij inwendige vrijheid genieten.

Indien uw hart wel geregeld ware, dan zoude elk schepsel een spiearel des levens en een boek van lieilig-e onderrigting voor u wezen.

Er is geen zoo klein en gering schepsel, of het vertoont in zich Gods eoedlieid.

2. Zoo gij innerlijk goed en zuiver waret, dan zuudt *?ij al ie dingen zonder verhindering zien en wel begrijpen.

Een zuiver hart dringt tot in den hemel en de hel door.

Gelijk een ieder inwendig is, zoo oordeelt hij uitwendig.

Indien er eenige vrengd in de wereld is, dan toch bezit deze de mensch, die een zuiver hart heeft.

En zoo er ergens kwelling en benanuwdheid gevonden wordt, zoo weet dit een zondig geweten het beste.

Gelijk het ijzer, welk in het vuur wordt geworpen, den roest verliest, en geheel gloei-jend wordt, zoo wordt de mensch, die zich geheel tot God keert, van zijne traagheid ontdaan en in een nieuwen mensch veranderd.

3. Als de mensch begint te verflaauwen , dan vreest hij eene kleine moeite, en ontvangt hij gaarne uitwendige vertroosting.

-ocr page 164-

156 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Maar als hij zich zelven volkomen begint te. overwinnen en n anmoedig in den we^ van God te wandelen, dan acht hij datgene weinig, wat hem vroeger bezwarend voorkwam.

O KF EN ING.

De zuiverheid des harten bestaat, in eene aigescheid^nheid van alles , wat het zou kunnen bevlekken. Eene vrijwillige ontrouw, eene zoude door het gezigt bedreven, eene. afge-keerdlieid van God, prenten in de ziel eene vlek, die hare schoonheid verduistert en hnar voor de oogen van God mismaakt doet worden. Zalig zijn degenen , zegf Jf sus Chrstug, die zuiver van har ie zijn , want zij zvllen God zien. Zij zullen hem door een levend geloof in dit leven kennen, hetwelk hun, gelijk er van Mozes gezetrd is, het gezigt, van den ün-zigfcbaren zal doen verdragen, alsof zij Hem met hunne oogen aa-ischouwden, en zij /.uilen Üem in het andere leven door het licht der glorie aanschouwen. Men moet dan op dit punt eeu besluit nemen, van zoo min mogelijk zonde te bedrijven, of ten minste er geen gewoonte van aannemen, vermits zij de zuiverheid eener ziel verdooft, haar tot slaat van hare eigenlielde maakt, haar aan de vermaken der zinnen vasthecht en ongeschikt maakt om zich tot God te verheffen. Cm die zuiverheid des harten te b'-komen, moet men ze daarenboven onophoudelijk aan God vragen, en hem niet den koninklijken Profeet bidden ; schep in mij, o mijn God! een zuiver hart, en her-

-ocr page 165-

TI. BOEK. V. HOOFDSTUK. 157 nieuw in het binnenste mijner ziel eenen oprekten geest en eene zuivere raec.nin? , die niets anders zoekt dan U in alles en boven alles te. behagen. Eindelijk, men moet zieh aan niets dai aan God en aan zijnen wil hechten; want alle verkleefdheid aan het schepsel besmeurt eene ziel en maakt haar onbekwaam en onwaardig om met God vereenigd te worden.

GEBED.

Heer! vergun mij de eenvoudigheid des ^e-moeds en de zuiverheid des h-irten , waardoor wij uwer liefde waardij; worden ; aan?e:den Gij ons zoo zeer in uw Evangelie hebt aanb?volen om ootmoedig , eenvoudig en klein gelijk de kinderen te worden , indien wij den hemel willen binnentreden. en dat die heiligft en eenvoudige kindscMheid, welke inde regtzinnisrhe'd en afgescheidenheid bestaat, tot de zaligheid van alle Christenen zoo noodzakelijk is. Amen.

V. HOOFDSTUK.

Over de beschouwing van zich zeiven.

1. Wij mogen niet te veel op ons zeiven vertrouwen, wijl ons dikwijls de genade en het oordeel ontbreken.

Er is in ons slechts een gering licht, en dit verliezen wij spoedig door de onachtzaamheid.

Meermaals ook bemerken wij niet eens, dat wij inwendisr zoo verblind zijn

Dikwerf doen wij kwaad, en verontschuldigen wij dit nog erger.

-ocr page 166-

158 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Somwijlen worden wij door drift vervoerd, en wij zien het voor ijver aan.

Wij beriepen kleinigheden in anderen, en wij caan onze eigene ^roote gebreken voorbij.

Wij gevoelen en schatten vrij spoedig, wat wij van anderen verdragen ; maar wij bemerken niet, hoe veel anderen van ons verdragen.

Zoo iemand zijne eigene gebreken wel en behoorlijk overwoog, zoude hij geene reden vinden, om anderen streng te beoordeelen.

2. E^n inwendige mensch stelt de zorg voor zich zeiven voor alle andere zorg ; en wie op zich zei ven naauwkenrig let, die zwijgt ligtelijk over anderen.

Nimmer zult gij een inwendige en godvruch-tiiie mensch zijn, tenzij gij over de zaken van anderen zwijtret, en op u zeiven bijzonderlijk het oo? vestigret.

Indien gij op u zei ven en op God uwe ge-heele aandacht stelt, zal het u weinig aandoen, wat eij uitwendig verneemt.

Waar zijt eij, als gij niet bi;, u zeiven zijt? En wanneer gij alles hebt doorloopen, wat hebt gij dan gewonnen, als gij u zeiven hebt verwaarloosd. /

Indien gij verlangt vrede en ware vereeni-ging met God te hebben, dan moet gij ai het overige ter zijde stellen en u zeiven alleen voor oogen hebben.

3. Gij zult diensvolgens veel vorderen, zoo gij u van alle tijdelijke bekommernis vrij bewaart.

Gij zult zeer achteruit ga»n , zoo gij op iets tijdelijks prijs stelt.

-ocr page 167-

TI. BOF.K. V. HOOFDSTUK. 159

Dat u niets crroot, niets verheven, niets aangenaam, niets heha,gelijk zij, dan enkel God of hetgene God betreft.

Aelit allen troost, welken gij in eenig schepsel ontmoet, als ijdel.

Eene ziel, welke God bemint, veracht alles , wat onder God is.

God alleen, die eeuwig en onmeetbaar is en alles vervnlt, is de troost der ziel en de-ware blijdschap des harten.

o £. f a re i n 6.

De onnoodisre bemerkingen op ons zeiven en op de uitwendige voorwerpen doen ons veel tijd, gennde en verdiensten verliezen. Indien wij ons best derlen om de eerbiedige gedachte aan God, te stellen in de plaats van die ijdele en moeijelijke gedachten jegens ons zeiven en jegens de schepselen , dan /ouden wij altijd heilig bezi? zijn. God in zich zeiven aanschouwen en zich zeiven aanschouwen in God; onder de oo-ren des Zaligmakers leven door de betrachting; tusschen zijne handen, door de onderwerping aan zijnen wil; aan zijne voeten , door ootmoedigheid en de op-regte belijdenis onzer ellenden : ziedaar wat wij moeten doen om als ware Christenen te leven, die niet zijn al wat wij zijn, dan door de vereeniging met. Jesus Christus. Waarom zich dan zoo sterk en zoo menigmaal bezig houden met nieuwstijdingen, met nieuwsgierigheden en ijdelheden, en zich zoo weinig en zeldzaam ophouden met zijnen God, met zijne pligten en met zijne zaligheid? Het is,

-ocr page 168-

160 DENATOLGING VAN JESUS CHRISTUS, omdat raen onverschillig is voor de zaken der eeuwigheid . en te /eer verkleefd aan het tijdelijke. Laat ons dan beginnen niet te zijn het^ene wij eens zullen wezen , dat is, alleen bezig met, voor en in God.

G £ B E J),

Heer! neem van mij wep dien ledigen ^eest, die zijnen tijd verkwist en zich met niets bezig houdt; alsmede die onnoodige gedachten, die mij het geluk van uwe tegenwoordigheid en de aandacht in mijne eebeden doen verliezen; of wanneer ik. in het gebed zijnde, niet altijd op TT kan denken, maak dan dat mij ne on v rij wil I ige v erst rooidh eden, met m ij nen geest van U al te trekken , mijn hart niet van ü verwilderen. En vermits de oorzaak mijner verstrooidheden in het gtbed ontstaat, doordien ik er mijnen geest niet srenoegzaam op toeleg, bid ik 17, o mijn God! mijn hart door eene levende en vurige beweging te raken en te vervullen, opdat ik in mijn gebed en gedurende den dag meer op U dan aan mij zeiven denke. Amen.

VI. HOOFDSTUK.

Over de vreugde van een goed geweten.

1. De roem van een goeden mensch , is de getuigenis van een goed geweten.

Heb een goed geweten , en gij zult steeds Yreugde hebben-.

-ocr page 169-

n. BOEK. vr. HOOFDSTUK. 161

Een goed geweten kan zeer veel verdragen en is tusschen de wederwaardigheden zeer op-gernimd.

Een slecht geweten is altoos bevreesd en ongerust.

Gij zult eene zoete rust genieten, zoo uw hart u niet berispt.

Wil u niet verblijden, dan wanneer gij wel gedaan hebt.

Booswichten hebben nimmer eene ware blijdschap , noch gevoelen den inwendigen vrede, wijl er voor de god feloozen geen vrede is, zegt de Heer. (Isaias XLVIII, 21.)

En als zij zeggen: wij zijn in vrede, er zal ons geen kwaad overkomen; en wie zal ons durven hinderen? Geloof hen niet; want eensklaps zal dc gramschap van God zich vertoo-nen, en dan zullen hunne werken vernietigd en hunne gedachten verijdeld worden.

2. Zich in de kwelling te beroemen, valt hem, die bemint, niet zwaar : want zoo roemen , is in het kruis des Heeren roemen. (Gal. VI, 14.)

De roem, welke van de menachen gegeven en ontvangen wordt, is kortstondig.

De droefheid vergezelt altoos den roem der wereld.

De roem der deugdzamen is in hun geweten , en niet in den mond der menschen.

De blijdschap der regtvaardigen is over God en in God, en hunne vreugde over de waarheid.

Wie naar den waren en eeuwigen roem verlangt, die geeft om den tijdelijken roem niet 11

-ocr page 170-

163 DE NAVOLGING VAN TBSUS CHHISTUS.

Eu wie den tijdelijken roem nog zoekt of zelfs niet innerlijk veracht, die doet genoeg blijken, dat hij den hemelsclien roem weinig

Wiequot; noch lofspraak noch smaad acht, die heeft eene groote ïerustheid des harten.

3. Hij, wiets geweien rein is, zal ligt tevreden en gerust zijn.

Wanneer gij geprezen wordt, zijt gy daarom niet heiliger, noch. wanneer gij veracht wurdt, daarom verachtelijker. _

Wat gij zijt, dit lijt eijen gy kunt met grootcr gezegd worden, dan gij voor God zijt. ' Indien gij overweegt, wat gij inwendig hij u zeiven zijt, zult gij er u niet aan gelegen laten wat de mensclien van u zeggen.

De mensch ziet het uiterlijke; maar Gnd ziet in het h»rt (1. Re?. X VI, 7.) De mensch beschouwt slechts de werken, doch God beoor-deelt het inzigt. , ■ L .

Steeds wel te doen en weinig van zich te houden , is het kenmerk van eene ootmnedige ziel.

Van geen schepsel te willen getroost worden, is een teeken van groote zuiverheid en inwendig vertrouwen.

. 4 Wie uitwendig geene getuigenis voor zich zoekt, die toont, dat hij zich geheel aan God heeft overgelaten.

Immer» niet k'j die zich zehen nanhevee/t, zegt de heilige Paulus, mnar hij, die boel aanbeveelt, is achtingswaardig.

Inwendig met Gquot;d te verkeeren en uitwendig aan niet» gelv cht te zijn. is de gesteldheid van een inwendigen mensch.

-ocr page 171-

tr. BOEK. VI. HOOFDSTUK. 163

OEFENING.

De vrede van een ffoed geweten neemt niet altijd de ongerustheden weg, die de bekoringen en inwendige kwellingen in den geest veroorzaken; maar zij bremrt zooveel voort, dat onder »1 de beroerten, die hierin ontstaan, het hart onderworpen en getrouw is aan zijnen God; onderworpen om de kwelling te lijden, en getrouw om ze niet in te volgen ; maar om te wederstaan, om te strijden eri om mets uit kracht van de kwelling te veronachtzamen. Het is alzoo, dat eene bedroefde en onderworpene ziel, volgens den koninklijken Profeet, een aangenaam slagtoffer is voor God, die nooit een vermorzeld en verootmoedigd hart verwerpt; — verootmoedigd van zich onderworpen te zien aan het gevoelen zijner ellenden, en vermorzeld over de gelegenheid, die het aan God gegeven heeft, van ze hem te doen gevoelen. Laat ons daarom een vast en volstandig besluit nemen , nooit door onzen val, noch door onze kwellingen, noch door ondervinding onzer ellenden den moed te laten zinken; maar van ons voor God te verootmoedigen, dat wij zoo ellendig zijn; van hem vergiffenis te vragen over de zonden die wij bedreven hebben, met geenen wederstand te bieden, zoo als wij dit moesten doen, tegen de aanvallen van de aanvallen van de vijanden onzer zaligheid; van er ons zoo aanstonds over te straffen, met ons eenige voldoening te ontzegden. Laat ops daarna in vrede zijn; want het gerust geweten is zulk een, dat vrij

-ocr page 172-

164 DE NAVOLGING TAN JBSTJS CHRISTUS, van zonde is door de getrouwheid, of dat door de boetvaardigheid gezuiverd is.

gebed.

Heer' Gij weet aan hoe vele bekoringen, uitwendige kwellingen en gevaren der zaligheid wij zijn blootgesteld, door de natuurlijke en geweldige neiging, die wij tot het kwaad gevoelen, en door den aedungen afkeer , dien wij voor het goed hebben, als ook door de aanvallen der bekoringen. Hoe zouden wij aan zoo vele magtige vijander., die zoo hevig op ons verderf uit zijn, kunnen wederstaan, indien Gij ons niet helpt ? Het is dan tot u , dat wij ons hart, onzen |!eest en onze oogen verheffen, om U te smeeken ons niette laten vergaan, en van niet te gedoogen, dat wij onder de bekoring bezwijken; maar ons van het grootste, het eenigste kwaad dat wij te vreezen hebben, namelijk de zonden, te verlossen. Amen.

VII. HOOFDSTUK.

Over de liefde van Jeaus boven alles.

1. Zalig is hij, die beseft wat het is, Jesns te beminnen, en zich zelven om Jesus te verachten.

Men moet hetgene men bemint, om dien beminde verlaten, wijl Jesus alleen bovenal-les wil bemind worden.

De Helde der schepselen is bednegehjk en onbestendig.

-ocr page 173-

II. BOEK. VII. HOOFDSTUK. 165

De liefde van Jesus is getrouw en duurzaam.

Wie zich aan een schepsel hecht, die zal met het broze schepsel vallen.

Wie Jesus omhelst, die zal in eeuwigheid vaststaan.

Bemin Hem en behoud Hem als vriend, die als allen van u wijken, u niet zal verlaten, noch u op het eiude zal laten verloren gaan.

Gij moet, tenzij gij willet of niet, van allen eens gescheiden worden.

2. Houd u, levende en stervende, bij Jesus , en beveel u aan de getrouwheid van Hem, die, wanneer allen u verlaten, alleen u kan helpen.

Uw beminde is van zulken aard, dat Hij geen andereu beminde wil toelaten: maar Hij wil alleen uw hart bezitten, en daar. als een koning, op zijn eigenen troon gezeten zijn.

Indien gij u van alle schepselen wel wist te ontdoen, zoude Je»us gaarne bij u moeten verblijven.

Gij zult bijna alles verloren vinden, wat gij, buiten Jesus, van de menschen zult verwacht hebben.

Betrouw noch steun op een riet, dat door den wind geslingerd wordt, wijl alle vieesch als gras is, en al deszelfs luister als eene grasbloem zal vallen. (Isaias XL. 6.)

3. Gij zult spoedig bedrogen worden , zoo gij slechts op het uiterlijke voorkomen der menschen het oog slaat.

Want zoo gij bij andereu uwen troost en uw voordeel zoekt, zult gi,i meermaals nadeel ondervinden.

-ocr page 174-

166 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

Zoo gij in alles Jesus zoekt, zult gy ook Jesus vinden.

En zoo gij u zeiven zoekt, zult gij ook , maar tot uw verdeif, u zeiven vinden.

Want zoo de mensch Jesus niet zoekt , benadeelt hij zich zeiven meer, dan de gansche wereld en al deszelfs vijanden.

OEFENING.

Leg geheel uwen geest toe om Jesns Christus te kennen, geheel uw hart om Hem te beminnen, en al uwe zorg om Hem na te volgen, daar het hiertoe alleen is, dat gij Christenen zijt. Welke moeite zult gij vinden in onzen God-Mensch te be uinupn, die alles wat hij is, niet is dan om u te beminnen en u zalig te maken? Maak dar het voornemen, u met hem bezig te houden , hem in al zijne werken te bestuderen, zijne inzigten te doordringen, en de gevoelens en den ge-^st zijner geheimen te omhel/en, en tracht even als hij te wandelen, te lijden en te leven: want al de verdiensten vnn den Christen in dit leven bestaan in de gelijkvormigheid, welke hij met Jesus Christus moet hebben; en het is deze, welke zijn geluk in het andere leven zal uitmaken. Zoo hij in zijn ootmoedig en lijdend leven tracht deel te nemen, zal hij ook aan zijn glorierijk en onsterfelijk leven deelachtig worden.

GEBED.

O mijn Jesus! aangezien ik den hemel niet

-ocr page 175-

II. BOüK. VII. HOOFDSTUK. 167 kan bekomen, dan door het regt, hetwelk uwe verdiensten en uwe deusrden er mij toe geven, zoo bid ik U, mij een groot verlangen in te boezemen om ü te kennen en TJ na te volgen. Maak, o mijn beminnelijke Zaligmaker! dat ik uwe leering volsre, uwe deugden oefene, en mij uaar uwe voorbeelden schikke; opdat de gelijkvormigheid, welke ik met ü zal hebben , mij uwer liefde doe waardig worden, en mij genade doe vinden voor uwen Vader, die ons niet bemint dan voor zoo\eel hij iets van TJ in ons vindt. Moedig dan mijn hart aan , opdat het zich met uwe gevoelens voede en zich volgens de geneigdheden van uw hart schikke. Dat het, volgens zijn voorbeeld, zoetaardig , ootmoedig, geduldig, liefdadig en in alles onderworpen zij aan den wil van uwen Vader Ik hoop, wanneer ik mij aan Hem, door en in ü zal aanbieden, dat ik niet zal verstoeten worden, en dat de verkleefd-hei'i, die ik voor TJ wil hebben, mij tot onderpand uwer liefde en mijner zaligheid zal dienen. Amen.

VIII. HOOFDSTUK.

Over de gemeenzame vriendschap met Jesus.

1. Als Jesus hij ons is, is alles wel, en schijnt ons niets moe ij el ijk; maar als Jesus niet bij ons is, dan valt alles zwaar.

Zoo Jesus van binnen met spreekt, betee-kent de vertroosting weinig : doch zoo Jesus

-ocr page 176-

Ifi8 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

slechts één woord spreekt, gevoelt men eene sroote vertroosting. , .

Stond Maria Magdalena van de plaats, waar zij weende, niet aanstonds op, toen Martha haar zeide ; de Meeater is daar en roept u. (Joan. XI, 28.)

O gelukkig uur, wanneer Jesus van tranen tot vreugde des gemoeds roept! t

Hoe dor en verhard zijt gij zonder Jestts. hoe dwaas en ijdel, zoo gij iets buiten Jesus begeert! Is dit voor u niet een grooter verlies, dan dat gij de geheele wereld verloort?

2. Wat kan de wereld, zonder Jesus, u aanbrengen ? . li.

Zonder Jesus te zijn, is eene zware hei, en met Jesus te zijn, is een zoet paradijs.

Zoo Jesus met u is, kan geen vijand u

deeren. . ,, ,

Wie Jesus vindt, die vindt een goeden schat, ja een goed boven alle goed

£n wie Jesus verliest, die verliest al te veel, ia meer dan de gpheele wereld.

Hij is zeer arm , die zonder Jesus leeft; en hij is zeer rijk , die met Jesas wel staat.

3. Het is groote kunst, met Jesus weten om te gaan , en het is groote wijsheid, Jesus weten te behouden.

Wees ootmoedig en vreedzaam, en Jesus zal met u zijn. ...

Wees godvruchtig en stil, en Jesus zal bij

u blijven.

Gij kunt Jesus spoedig verjagen en zijne genade verliezen, zoo gij u tot de uitwendige dingen wilt begeven.

-ocr page 177-

II. BOEK. VIII. HOOFDSTUK. 169

En zoo gij Hem verjaagd en verloren hebt, tot wien zult gij dan uwe toevlugt nemen, en wien voor uwen vriend zoeken ?

Zonder vriend kunt gij met wel leven : en zoo Jesus niet voor alle anderen uw vriend is, zult gij te zeer neerslagtig en mistroostig zijn.

Gij doet derhalve dwaas, zoo gij in iemand anders vertrouwt of u zeiven verheugt.

Men moet eerder kiezen, de gansche wereld tegen zich, dan Jesus vergramd te hebben.

Van allen dus, die u dierbaar zijn, zij Jesus alleen de bijzonderlijk beminde.

4. Dat allen om Jesus, doch Jesus alleen om zich zeiven bemind worde.

Jesus Christus alleen, die alleen boven alle vrienden goed en getrouw bevonden wordt, moet bijzonderlijk bemind worden.

Dat om flem en in Hem zoowel vrienden als vijanden u geliefd zijn : voor deze allen moet gij Hein bidden, opdat allen Hem kennen en beminnen.

Verlang nimmer bijzonderlijk geprezen oi bemind te worden, wijl dit aan God alleen toekomt, die zijns gelijken niet heeft.

Begeer ook niet, dat iemand met u zij ingenomen, noch wees gij met iemand ingenomen; maar Jesus zij in u en in eiken goeden mensch.

5. Wees zuiver en inwendig vrij, zonder gehechtheid aan eenig schepsel.

Gij moet van alles ontbloot zijn, en een zuiver hart tot Gud hebben, zoo gij rust wilt hebben en ondervinden , hoe zoet de Heer is.

En inderdaad, hiertoe zult gij niet komen,

-ocr page 178-

170 Da NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, tenzij Zijne genade u voorkome en trekke, zoodat gij, na u van alles ontdaan en alles verlaten te hebben, met hem alleen vereeoigd wordt.

Immer», als de genade van God tot den mensch komt, dan wordt hij tot alles bekwaam: en als die weggaat, dan wordt hij behoeftig en zwak, en, als het ware, slechts ter gee-seling overgelaten.

In dit alles moet gij nogtans niet neerslag-tig olquot; wanhopend worden, maar u gelaten naar den wil van God voegen, en alles wat u overkomt, tot eer van Jesus Christus verdragen : immers. op den winter volgt de zomer , na den nacht keert de dag terug, en na den storm komt helder weder.

O E ï K W I N G.

Het is moeijelijk te leven, zonder iemand te hebben aan wien men zijn hart kan openen, en aan wien men zijne geheimen kan toevertrouwen Nu, aan wien kunt cij beter uw hart openen dan aan Jesus , die van al de vrienden, welke gij onder de stervelingen kunt aantreffen, de getrouwste en standvastigste is, en die het meest uw vertrouwen verdient? Zoek dan uwen troost en uwen vrede niet dan in hem; stort onophoudelijk uw hart in zijne tegenwoordigheid uit; neem uwe toezingt tot hem in al uwe wederwaardigheden; laat den moed niet zinken om zijne schijnbare verstootingen, die niets dan uitwerkselen zijner liefde tot u, en beproevingen uwer getrouwheid tot hem zijn. Bid, verzoek, smeek zijne goedheid

-ocr page 179-

II. BOEK VIII. HOOrDSTUK. 171 om u te hulp te komen, en wees verzekprd, dat hij u vroejf of iaat de uitwerkselen zijner goedheid zal doen srevoeien. Maar houd uw hart vrij en onthecht van alh* schepselen: bemin niets dan hem , uit liefde tot hem, en bemin niets dan hetgene u opwekt om hem te beminnen. Dal de wederwaardiffheden, het ongeluk, de droefheden en verootmoedigingen de heerscheiide voorwerpen van uw hart worden, gelijk zij het van het hart van Jesus geweest zijn. Dat de achtine en iof der men-schen voor u een voorwerp van schrik en versmading worden , daar zij liet ook voor Jesus geweest zijn. Eindelijk, span alles in om hem te kennen , om met hem te spreken, om hem te beminnen en aan hlt;m te behagen; opdat, aldus in de heilisre oefeniusj der liefde van Jesus levende , de laatste beweging uws harten eene oefening van zijne liefde moge wezen.

GÜBEÜ.

Mijn Jesus! even als d»' liefde, die Gij ons toont, eene voorkomende liefde is, en Gij ons uwer liefde doet waardig worden met ons te beminnen, trek, win en hecht mijn hart aan uwe liffde. Maak, dat het, van alie zaken en van alle neiging: tot eigenliefde onthecht, niet meer trachte dan naar uwe liefde, en ik met niets meer bezig of bekommerd zij dan met (J, en dat het niets meer dan U in alles verlange , zoeke en beminne. ü mijn beminnelijke Zaligmaker ! wees het heerschende voorwerp en het opperste goed mijner ziel. Maak, dat ik, door uwen geest bezield, door

-ocr page 180-

172 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, uwe voorbeelden onderwezen , getrouw aan uwe genaden, gehoorzaam aan uwe geboden, voor U leve, door LT leve, gelijk Gij leve, om op aarde het geluk te beginnen , hetwelk ik van U in den hemel verwacht, namelijk U te bezitten en U te beminnen. Amen.

IX. HOOFDSTIK.

Over het derven van allen troost.

1. Het valt niet zwaar, den menschelijken troost te verachten, wanneer de goddelijke troost daar is.

Het is groot en z^er groot, den menschelijken troost en goddelijVen troost tevens te kunnen derven, en tot eer van God gaarne verlatenheid des harten te willen onderstaan, en in niets zich zeiven te zoeken, noch op eigene verdiensten te zien.

Wat groots is er in gelegen. zoo gij opgeruimd en godvruchtig zijt, wanneer de genade komt; dit uur is voor allen wenschelijk.

Hij rijdt zacht genoeg, wien de genade van God draagt.

En wat is het te verwonderen, zoo hij gee-nen last gevoelt, die van den Almogende gedragen en van den oppersten aanvoerder geleid wordt ?

3. Wij hebben gaarne iets tot onze vertroosting , en de mensch ontdoet zich moeijelijk van zich zeiven. , r u

De heilige martelaar Laurentius heelt benevens zijnen priester (den Paus Sixtus,) de

-ocr page 181-

TI. BOEK. TX. HOOFDSTUK. 173 wereld overwonnen, wijl hij alles, wat in de wereld aaneen aam scheen, verachtte: uit liefde tot Christus verdroeg hij ook gelaten, dat de Opperpriester Sixtus, wien hij zeer beminde , van hem werd weggenomen.

Door de liefde des Scheppers overwon hij dus de liefde van den mensch, en voor men-schelijken troost koos hij eerder het goddelijk welbehagen.

Aldus leer gij ook eenen vriend, die u noo-dig en dierbaar is, uit liefde quot;tot God verlaten.

Wees ook niet te zeer aangedaan , als gij van eenen vriend verlaten wordt, daar gij weet, dat wij allen eindelijk van elkander moeten scheiden.

3. De mensch moet veel en lang in zich zeiven geheel overwinnen en zijne gansche neiging tot God rigten.

Als de menscb op zich zei ven steunt, vervalt hij ligtelijk tot menschelijke vertroosting.

Doch een ware minnaar van Christus en ijverige betrachter der deugd valt niet op die vertroostingen, noch zoekt zulke gevoelige genoegelijkheid, maar wil liever, om Christus, sterke beproevingen en zwaren arbeid onderstaan.

4. Wordt u derhalve de geestelijke vertroosting van God gegeven, zoo ontvang die met daukbetuiging; maar begrijp, dat het een geschenk van God, en niet uwe verdienste is.

Wil u daarover niet verhetTen , noch te zeer verblijden , noch u iets laten voorstaan; maar wees om het geschenk eerder ootmoediger en ook meer omzigtig en naanwgezet in al uwe

-ocr page 182-

174 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, handelingen , aangezien dit uur zal voorbijgaan, en de, bekoring zal volgen.

Wordt de vertroosting u ontnomen, zoo wanhoop niet dadelijk, maar verbeid met oot-moedigheid en geduld de hemelsche bezockins:, naardien God magtig is, om u meer genade en vertroosting weder te geven.

Dit is niet nieuw nocli vreemd voor degenen, die in Gods wegen ervaren zijn , wijl in gro. te Heiligen en in oude Profeten meermaals dusdanige afwisseling heeft plaats gehad.

5 Daarom zeide iemand, i.oen de genade daar was : ik heb in mijnen overvloed gezegd-, ik zal in eeuwigheid niet beroerd worden.

Doch wat hij, toen de genade afwezig was , in zich zeiven ondervond, voefft hij daarbij met te zegsren: Heer ! O ij kebi uw aangezigt van mij af gewend y en ik hen ontsteld geworden.

Intusschen wanhoopt hij toch niet, maar bidt den Heer met meer aandrang, en zegt: toi TJ, Heer ! zal ik roepen, en mijnen God zal ik smeeken.

Eindelijk erlangt bij de vrucht van zijn gebed, en getuigt hij, dat hij is verhoord geworden , daar hij zegt : de Heer heeft mij gehoord en zich over mij ontfermd: de Heer is m'jn helper t.ewordev..

Doch waarin? Gij hebt, voegt hij er bij, mijn geween voor m'j in blijdschap veranderd^ en m 'j met vrolijkheid omgeven. (Ps. XXIX, 7, 8 , 9, 11 en 13 )

Indien het alzoo met gr or.!* Heiligen gegaan is, dan moeten wij, zwakke en behoef-

-ocr page 183-

II. BOEK. TX. HOOFDSTUK. 17n

tiee menschen, den moed niet lafen zinken, indien wij somwijlen ijveren somwijlen laanw-heid irewaar worden, dewijl de greest van God, volgens bet welbehn^en van zijnen wil, komt en henen ffi.at; wellialve de zalisre Job zeide : G i hezoeVt hem V morgens, en beproeft hem plofselyJc. (Jol) VII, 18.)

6. Waarop g-a ik d'is hopen, of waarop moet ik vertrouwen, dan alleen op de barmhartigheid van God en de verwachtinpr der hemelsche genade?

Iin-ners, hetzij er goede menschen, of god-vruchtitre broeders, of getrouwe vrienden, ot heilige boeken, of schoone verhandelingen, ot aangenaam gemid en gezangen aanwezig zijn, dit alles helpt weinig en bevalt weinig, als ik van df genade verlaten en aan mijne eigene armoede overgelaten ben.

Alsdan is er geen beter middel, dan geduld en verloochening van mij zeiven in den wil van God.

7 Ik heb nooit iemand zoo godsdienstig en godvruchtig gevonden, of hij heeft bij wijlen onttrekking der genade en vermindering van ijver gevoeld.

Geen Heilige is zoo hoog verrokt en verlicht geweest, dat hij niet te voren of daarna is bekoord geworden.

Immers, wie om God niet door eenige. kwelling is beproefd geworden, die is de hooge beschouwing van God niet waardig.

Ja, de voorgaande bekoring is gewoonlijk een voorteeken der daarop volgende vertroosting.

-ocr page 184-

176 DE NAVOLGING VAN .TESÜS CHRISTUS.

quot;Want aan hen, die door de tekoringen beproefd zijn, wordt de hemelsche vertroosting toegezegd : wie overwinnen zal hebhen, zegt de Heer, (l\en zal 'ik van den loom des levens te eten geren. (Apoc. II, 7-)

Pe goddelijke vertroosting wordt gegeven , opdat de mensch daardoor sterker zij, om te-ffenheden te onderstaan ; en de bekoring volgt, opdat hij zich over het goede met verhelle.

De duivel slaapt niet. en het vleesch is nog niet dood ; hond das niet op, n tot den strijd te bereiden, wijl regts en links vijanden zijn, die nimmer rusten.

OEFENING.

Even als men door het geloof, en niet door de zinnen, tot God nadert, en dat het geloof uit zich zeiven dor en dnistei is , moeten wij niet verwonderd zijn, dat wij ons nu eens dor en mistroostig en dan weder in vertroosting en blijdschap srevoelen. Alles bestaat m den troost met ootmoedigheid te ontvangen, m de mistroostigheid met kloeKmoedigheid te verdragen. Het coud en zilver, zegt de Wijze man, zuivert meu door het vuur, en de zielen die zich waardig uaken in het hart van Jesua aangenomen te worden, worden door de moeije-liikste en vernederendste kwellingen gezuiverd en beproefd, en die door de onderwerping, met welke men ze verdraagt zoo veel uitwerken, dat God ons zijner waardig maakt en vindt. Verneder dan uw hait onder de almogende hand Gods, en doorsta met geduld de beproevingen dos Heeren, die u door het be-

-ocr page 185-

11. BOEK. li. HOOFDSTUK. 177 vechten der hekoringen ootmoedig, klein en van Hem afhankelijk maakt, en die wil, dat gij hem, volgen» het voorbeeld der heilige Martelaars, al lijdende bemint, en dat gij , met hem te beminnen, lijdt, en zijne grootheid eert door de vernietiging van geheel u zeiven.

gebed.

O Heer! hoe gelukkig is men als men ?eene voldoening, noch eenig geluk smaakt dan in U ! Maar hoe gelukkig is men nog, als men zonder fenigen troost, zonder eenigen smaak en zonder eeniee gevoelige voldoening in uwe dienst te ontvangen, ondanks al deze smarte-loosheid, toch niet nalaat getrouw aan zijne oefeningen en aan uwe genaden te wezen ! Het is hierdoor, o mijn God, dat men toont, ü uit liefde van U zeiven te beminnen; dat men tracht, niet zich zeiven menschelijker-wijze, maar TI te bevredigen; en dat, met onze zelfvoldoening te verzaken, die het natuurlijk leven des harten is, men vermaak schept in IJ te behagren, en voldoening vinde met daaraan uit liefde tot U te verzaken. Het is billijk, Heer! dat ik uwen heiligen wil boven alle zelf-voldoeningen stel, en ik U meer voor TT, dan voor nvj diene. Ik verlang dit, Heer ! maar seef mij den moed om zulks te doen ; en dat de onderwerping aan uw welbehagen mij voortaan tot alle vertroosting strekke. Amen.

12

-ocr page 186-

178 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

X. HOOFDSTUK.

Over de dankbaarheid voor Gods genade.

1. Waarom zoekt gij rust, daar gij voor den arbeid geboren zijt?

Zet n eerder tot geduld, dan tot vertroosting, en eerder tot het dragen van uw kruis, dan tot blijdschap.

Wie ook der wereldlingen zoude niet gaarne geestelijke vertroosting en blijdschap ontvangen , zoo hij die altoos koude bekomen ?

Want de geestelijke vertroostingen overtreffen al de vermakelijkheden der wereld en al de wellusten van het vleesch.

Immers, al de wereldsche vermaken zijn of ijdel of schandig : doch de geestelijke vermaken alleen zijn aangenaam en eerbaar, daar zij uit de deugd voortspruiten, en door God aan zuivere harten worden ingestort.

Doch niemand kan die goddelijke vertroostingen steeds volgens zijn verlangen genieten, omdat de tijd der bekoring niet lang weg blijft.

2. De valsche vrijheid van gemoed en het groote vertrouwen van zich zeiven, zijn groote beletseien aan de hemelsche bezoeking.

God doet wel, met de genade der vertroosting te geven; maar de mensch doet kwalijk, met niet alles met dankbetuiging tot God terug te brengen.

En daarom kunnen de gaven der genade in ons niet vloeijen, omdat wi; jegens den Gever

-ocr page 187-

II. BOEK. I. HOOPDSTUK. 179

ondankbaar zijn, en niet alles tot den eersten oorsprong terugvoeren.

Immers, wie behoorlijk dankbaar is, die verdient steeds nienwe genade; en wat gewoonlijk aan den ootmoedige verleend wordt, dit zal den hoovaardige worden ontnomen.

3. Ik verlang geene vertroosting, waardoor mij de vermorzeling des harten ontnomen wordt : ook tracht ik naar geene bespiegeling, welke tot hoogmoed vervoert.

Immers , niet alles wat verheven is, is daarom heilig; noch alles, wat aangenaam is, ook goed; noch alle begeerte zuiver; noch alles, wat lief is, aan God welgeval lij*.

Ik ontvang gaarne zulke genade, waardoor ik steeds ootmoediger en godvreezender word bevonden, en waardoor ik vaardiger word , om mij zelven af te gaan.

Wie door de traaf der genade onderrisrt en door de onttrekking van dezelve gekastijd is geweest, die rsal zich zelven niets goeds durven toeschrijven, maar veeleer erkennen, dat hij arm en behoeftig is.

Geef aan God, wat aan God toekomt; en schrijf u zelven toe, wat het uwe is; dat is, wees God dankbaar voor de genade en gevoel, dat u alleen de zonde en de billijke straf voor dezelve toekomen.

4. Stel u altoos op het laagste, en het hoogste zal n gegeven worden; want het hoogste bestaat niet zonder het laagste.

De hoogste Heiligen bij God ?,ijn de geringste bij zich zelven, en hoe meer zij verheerlijkt zyn, des te ootmoediger zijn zij in zich zelven.

-ocr page 188-

180 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

Daar zij vaa de hemelsche waarheid en plo-rie vol zijn, verlangen zij naar geene ijdele glorie.

Daar zij in God gegrond en gevestigd zijn , kunnen zij volstrekt niet hoogmoedig wezen.

Zij ook, die alle goed, welke zij ontvansren hebben, geheel aan God toekennen , zoeken geenen roem van elkander, maar wenschen den roem die van God alleen komt, en verlangen, dat God in hen eu in alle Heiligen boven alles geprezen worde; en hiernaar streven zij altoos.

5. Wees derhalve dankbaar voor het geringste, en gij zult waardig zijn, groot ere dingen te ontvangen.

Acht het geringste zelfs voor zeer groot, en hetgene het meeste verachtelijk schijnt, voor eene bijzondere gunst.

Indien men de waardisheid van den Gever inziet, zal geen geschenk 'dein of te gering voorkomen ; immers, het is niet klein , wat van den allerhoossten God wordt geschonken.

Zelfs indien hij straffen en kastijdingen zendt, moet zulks aangenaam zijn; omdat Hij altijd in alles wat Hij ons laat overkomen , onze zaligheid betracht.

Wie de genade van God zoekt te behouden , die zij dankbaar voor de genade, welke hem vergund wordt, en geduldig, wanneer dezelve hem wordt ontnomen. Hij bidde, dat zij te-rugkome : hij zij omzigtig en ootmoedig, opdat hij dezelve niet verlieze.

OEFENING.

Bemoei u nooit over Gods gaven, die dik-

-ocr page 189-

ïr. BOEK. X. HOOFDSTUK. 181 wijl» gevolgen van uwe zwakheid, altijd uitwerkselen van zijne goedheid, en gewoonlijk boven uwe verdiensten zijn. Wanneer gij nu, na God vergramd te hebben, gevoelt dat uw hart over uwe ondankbaarheid en uwe ongetrouwheid gerankt is, moet gij u voor God vernederen en verootmoedigen, omdat gij Hem zoo vol goedheid en u zeiven zoo vol boosheid ziet. Doordrongen van droefheid, van het hart eens Zaligmakers gewond te hebben, die u zelfs opzoekt als gij Hem vlugt, en die u met zijne genade vervult, als gij u die onwaardig maakt; keer tot Hem terug door eene ware boetvaardigheid, vraasr Hem vergiffenis over uwe zonden, en denk niet meer dan om Hem te wreken en a zeiven te straffen.

GEBED.

Heer, wiens goedheid oneindig is en wiens barmhartigheid al onze ellenden overtreft : gedooer niet, dat de ondankbaarheid ons uwe weldaden doe vergeten, en ongetrouwheid ons uwe genade doe onwaardig worden. Wij bekennen in uwe tegenwoordigheid, dat wij slechts uwe verlatenheid, uwen haat en de hel verdienen; maar wij smeeken U, mijn Zaligmaker! ons niet te behandelen, volgens heigei'e wij verdienen, maar wel volgens de overheerschende genegenheid van uw hart, welko is van ons barmhartig te wezen. Amen.

-ocr page 190-

182 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTÜS.

XI. HOOFDSTUK.

Over het kleine getal minnaars van het kruis van Jesus.

1. Jesus heeft nu vele minnaars van zijn hemelsch rijk , maar wenige dragers van zijn kruis.

Hij heeft er velen, die naar vertroosting, maar weinigen, die naar kwelling verlangen.

Hij vindt menigvuldige deelgenooten van zijn gastmaal, maar weinige van zijne onthouding.

Allen verlangen zich met Hem te verblijden, weinigen willen om Hem iets verdragen.

Velen volgen Jesus tot aan het breken des broods, maar weinigen tot aan het drinken van den kelk van lijden.

Velen vereeren zijne wonderen , weinigen volgen de schande van het kruis.

Velen beminnen Jesus, zoo lang hun geen tegenspoed overkomt.

Velen loven en prijzen Hem , zoo lang zij eenige vertroouting van Hem ontvangen.

Maar als Jesus zich verbergt en hen voor eene poos verlaat, dan vervallen zij tot klagte of al te groote neerslagtigheid.

2. Doch zij, die Jesus om Jesus, en niet om eenige eigene vertroosting beminnen , loven Hem in alle kwelling en bf naauwdheid des harten, even als in de meeste vertroosting.

En zoo Hij hun nimmer eenige vertroosting

-ocr page 191-

II. BOEK. XI. HOOFDSTUK. 183

wilde mededeelen, zouden zij Hem toch altoos loven en altoos willen danken.

3. O, hoe veel vermag de znivere liefde van Jesus, welke met geene eigenbaat of eiffenlielde vermengd is!

Moeten zij allen, die steeds vertroosting verzoeken, niet huurlingen genoemd worden?

Toonen zij , die altijd op hun eigen belang en voordeel uitzijn, niet duidelijk, dat zij eerder minnaars van zich zeiven, dan van Christus zijn?

Waar zal men zulken vinden, die God om niet willen dienen ?

4. Zelden wordt iemand zoo geestelijk bevonden, dat hij van alles ontdaan is.

Immers, wie zal hem vinden, die waarlijk arm van seest en van alle schepselen ontbloot is ? Zijne waarde komt van verre en van de tiiterste grenzen. (Prov. XXXI, 10.

Zoo de mensch zijne geheele bezitting geeft, is het nog niets.

En zoo hij groote boetvaardigheid doet, is het nog weinig.

En zoo hij alle wetenschap verkregen heeft, is hij er nog verre af.

En zoo hij eene groote deugd en zeer vurige godsvrucht heeft, dan ontbreekt hem nog veel, namelijk eene zaak, welke hem ten hoogste noodit? is.

Wat is dit? dat hij, na alles verlaten te hebben, zich zei ven verlate, en zich geheel van zich zeiven ontdoe, en niets meer van eigenliefde behoude.

En als hij alles gedaan heeft, wat hij ge-

-ocr page 192-

182 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

XI. HOOFDSTUK.

Over het kleine getal minnaars van het kruis van Jesns.

1. Jesus heeft nu vele minnaars van zijn hemelsch rijk , maar wenige dragers van zijn kruis.

Hij heeft er velen, die naar vertroosting, maar weinigen, die naar kwelling verlangen.

Hij vindt menigvuldige deelgenooten van zijn gastmaal, maar weinige van zijne onthouding.

Allen verlangen zich met Hem te verblijden, weinigen willen om Hem iets verdragen.

Velen volgen Jesus tot aan het breken des broods, maar weinigen tot aan het drinken van den kelk van lijden.

Velen vereeren zijne wonderen , weinigen volgen de schande van het kruis.

Velen beminnen Jesus, zoo lang hun geen tegenspoed overkomt.

Velen loven en prijzen Hem, zoo lang zij eenige vertroohting van Hem ontvangen.

Maar als Jesus zich verbergt en hen voor eene poos verlaat, dan vervallen zij tot klagte of al te groote neerslagtigheid.

2. Doch zij, die Jesus om Jesus, en niet om eenige eigene vertroosting beminnen , loven Hem in alle kwelling en benaauwdheid des harten, even als in de meeste vertroosting.

En zoo Hij hun nimmer eenige vertroosting

-ocr page 193-

II. BOEK. XI. HOOFDSTUK. 183

wilde raededeelen, zouden zij Hem toch altoos loven en altoos willen danken.

3. O, hoe veel vermag de zuivere liefde van Jesus, welke met geene eigenbaat of eigenliefde vermengd is!

Moeten zij allen, die steeds vertroosting verzoeken, niet huurlingen genoemd worden?

Toonen zij , die altijd op hun eigen belang en voordeel uitzijn, niet duidelijk, dat zij eerder minnaars van zich zeiven, dan van Christus zijn?

Waar zal men zulken vinden, die God om niet willen dienen?

4. Zelden wordt iemand zoo geestelijk bevonden, dat hij van alles ontdaan is.

Immers, wie zal hem vinden, die waarlijk arm van geest en van alle schepselen ontbloot is ? Zijne waarde komt van verre en van de uiterste grenzen. (Prov. XXXI, 10.

Zoo de mensch zijne geheele bezitting geeft, is het nog niets.

En zoo hij groote boetvaardigheid doet, is het nog weinig.

En zoo hij alle wetenschap verkregen heeft, is hij er nog verre af.

En zoo hij etme groote dengd en zeer vurige godsvrucht heeft, dan ontbreekt hem nog veel, namelijk eene zaak, welke hem ten hoogste noodit* is.

Wat is dit? dat hij, na alles verlaten te hebben, zich zei ven verlate, en zich geheel van zich zeiven ontdoe, en niets meer van eigenliefde behoude.

En als hij alles gedaan heeft, wat hij ge-

-ocr page 194-

184 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, weten heaft te moeten doen, dat hij dan ge-voele, niets gedaan te hebben.

5. Hij achte het niet voor groot, wat groot kan geacht worden ; maar hij b^kenne iu waarheid, dat hij een onnuttige diensknecht is, gelijk de eeuwige Waarheid zegt; als gij alles gedaan hebt, wat u bevolen was, zegt dan , wij zijn onnutte diensknechten. (Luc XVII, 10.)

Dan kan hij in den geest waarlijk arm en ontbloot zijn, en met den profeet zengen ; xk hen verlaten en arm. (Ps. XXIV, 16.)

Nogtans is niemand rijker niemand mag-tiger, niemand vrijer, dan hij, die zich en alles weet te verlaten, en zich op de laagste plaats weet te stellen.

OEFENING.

Hoe vele Christenen zijn er, die Jesus Christus arm in zijne krib, en lijdende op het kruis aanbidden, en die zeiven niets willen lijden noch aan iets gebrek hebben! En echter is hij in armoede en pijnen geboren ; Hij heeft geleefd en is gestorven, om ons de ontblooting van alles en het geduld in druk en lijden te leeren; om ons noodzakelijke deugden ter zaligheid te leeren; om ons die door zijne woorden en voorbeelden te leeren, en om er ons de oefening door zijne genade van te verdienen. Wat baat het u , Jesus Christus, uwen Zaligmaker 3n uw voorbeeld te aanbidden, indien gij hem niet navolgt eu geheel uw vertrouwen in hem niet stelt ? Maak dan het voornemen, de ontbering van

-ocr page 195-

n. BOEK. XI. HOOFDSTUK. IBS

alles te oefenen, door aan uwe zinnen de gevaarlijke en nuttelooze vermaken te ontzegden; door aan uwen geest alle ijdelheid en vrijwillig welbehagen over zich zeiven te weigeren, en u alle arglist in het vproordeelen van anderen te ontzegden; door uw hart van alle verkleefdheid aan zijno eigene voldoening te berooven, of het alle genegenheid voor zich zei ven in alle gelegenheden te outtrekken. Zet zelfs die inwendiere armoede en ontblooting zoo verre voort, door in alles aan uwen eigen wil te verzaken, om niet dan dien van God te verlangen en te volbrengen. Het is aldus, met in alle srevallen u aan God te onderwerpen, dat gij Hem als den meester en eigenaar van uw hart zult aanstellen, en door de oefening dier gestadige ontblooting. God zeiven in eeuwigheid tot aandeel zult hebben.

GEBED.

O mijn Zaligmaker! ik vat eene groote gedachte op van de versterving, welke Gij van een Christen-hart eischt met het te verpligten zich aan ü te onderwerpen, en uwe liefde in de plaats van zijne eigenliefde te stellen. Maar hoe verre ben ik verwijderd en zelfs ongeschikt om dit door mij zeiven te verritten! Heer! kom mij te hulp, om in alles mij zeiven te ver/.aken , en zonder ophouden mij te versterven. Gedoog niet dat mijn hart aan mij toebehoore. aangezien Gij het mij slechts hebt gegeven. opdat het geheel aan U zou toebehooren. Maak, dat mijn hart, zoodra het zich in eenige gelegenheid beviude van te

-ocr page 196-

186 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

leven of zich zelf in iets te zoeken, aanstonds zich verlate, aan zich versterve, om niet meer dan in en voor U te leven. Dan zal ik met uwen Apostel kunnen zeggen : Jesus Christus is mijn leven, en het is voor mij voordeelig aan alles te sterven, om niet meer dan uit Hem , gelijk Hij, en voor Hem te leven. Am.

XII. HOOFDSTUK.

Over den koninklijken weg van het kruis.

1. Deze taal ; verloochen u zeiven, neem uw kruis op, en volg Jesus, (Matth XVI, 24) komt aan velen hard voor.

Maar het zal veel harder zijn , dit laatste woord te hooren : yaat van mij, vervloekteny in het eeuwige vuur. (Matth. XXV, 41.)

Immers zij, die nu het woord van het kruis gaarne hooren en volgen, zullen dan voor de uitspraak van de eeuwige verdoemenis niet vreezen.

Dit teeken van het kruis zal aan den hemel verschijnen, wanneer de Heer zal komen, om te oordeelen.

Dan zullen alle dienaren van het kruis, die zich in hun leven aan den Gekruisigden gelijkvormig gemaakt hebben , met groot betrouwen tot Christus hunnen Regter naderen.

2. Waarom vreest gij dan het kruis op te nemen, waardoor men naar het hemelrijk gaat?

In het kruis is de zaligheid, in het kruis is het leven, in het kruis is de bescherming tegen onze vijanden.

-ocr page 197-

It. BOEK. XTI. HOOFDSTUK. 187

In het kruis is de instorting der hemelsche vertroosting, in het kruis is de sterkte van het gemoed, in het kruis is de blijdschap van den geest.

In het kruis is alle deugd, in het kruis is de volmaakte heiligheid.

Er is geene zaligheid voor de ziel, noch hoop van het eeuwige leven , dan in het kruis.

Neem derhalve uw kruis op, en volg Jesus, en het eeuwige leven ingaan.

flij is, zijn kruis dragende, voorgesraan en voor u aan het kruis eestorven, opdat gij ook uw kruis moget dragen en verlangen met Hem aan het kruis te sterven.

Immers, zoo gij met Hem sterft, zult gij insgelijks met Hem leven; fRora. VI, 8.) en zoo gij deelgenoot van zijn lijden zijt, zult gij ook deelgenoot van zijne heerlijkheid wezen.

3. Zie in het kruis bestaat alles, en in zich te versterven, is het ai gelegen; er is naar het leven en den waren inwendigen vrede geen andere weg, dan de weg van het heilige kruis en van de dagelijksche versterving.

Ga, waar gij wilt; zoek, al wat gij wilt; en gij zult geen hoogeren weg boven, noch zekerder weg beneden vinden, dan den weg van het heilige kruis.

Beschik en regel alles naar uw verlangen en goeddunken, en gij zult niet anders bevinden, dan dat gij, gaarne of ongaarne, altoos iets te lijden hebt, en zoo zult gij altoos een kruis vinden.

Want gij zult of in het ligchaam pijn ge-

-ocr page 198-

188 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRTSTÜS. voelen, of in de ziel kwelling van den geest onderstaan.

4. Bij wijlen zult sij van God verlaten, bij wijlen van den naaste gekweld worden ; en, wat meer is, dikwerf zult gij u zeiven tot last zijn.

En nogtans zult ?ij door geen middel of geenen troost bevrijd of verligt kunnen worden ; maar gij zult, zoo lang God wil, het moeten verdragen.

Immers, God wil dat gij leeret kwelling zonder vertroosting lijden, en dat gij u geheel aan Hem onderwerpt, en door de kwelling ootmoediger wordet.

Niemand gevoelt zoo innig het lijden van Christus, als hij, wien het gebeurd is, iets dergelijks te lijden.

Het kruis is derhalve altoos gereed, en wacht u overal.

Gij kunt het niet ontvhigten, waar gij ook loopt; omdat gij overal, waar gij komt, u zeiven mededraagt, en dus altoos u zei ven zult vinden.

Wend u naar boven, wend u naar beneden, begeef u naar buiten, begeef u naar binnen, gij zult overal eenig kruis vinden; en gij moet dus overal geduld nemen, wilt gij den inwen-digel vrede bezitten en de eeuwige kroon verdienen.

5. Zoo gij het kruis gaarne draagt, zal het u dragen en u tot het gewenschte einde brengen , waar namelijk het einde van lijden zal zijn, ofschoon dit hier niet h.

Zoo gij het onwillig draagt, maakt gij het

-ocr page 199-

II. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 189 a tot eeuen last, en bezwaart gij u zeiven no»; meer, en toch moet gij het dragen.

Indien gij een kruis van u verwijdert, zult gij buiten twijfel een ander, en weliigt een zwaarder vinden.

6. Meent gij te ontgaan, wat geen sterveling heeft kunnen ontwijken? Welke Heilige is in de wereld zonder kruis en kwelling geweest?

Ja, Jesus Christus, onze Heer, is, zoo lang Hij geleefd heeft, geen enkel uur zonder gevoel van lijden geweest: Christus, zegt Hij zelf, ( Luc. XXIV, 26 en 4-6) moest lijden en van den dood verrijzen en zoo in zijne heerlijkheid komen.

Hoe zoekt gij dan een anderen weg , dan dezen koninklijken weg, welke de weg van het heilig kruis is ?

7. Het gansche leven van Christus was kruis en lijden: en gij zoekt voor u rust en vreugde?

Gij dwaalt, ach! gij dwaalt, zoo gij iets anders zoekt dan kwellingen te lijden, naardien dit geheele sterfelijke leven vol ellende en met kruisen omzet is.

Ja, hoe hooger iemand in den geest gevorderd is, des te zwaarder kruisen zal hij meermaals vinden, omdat het verdriet van zijne ballingschap door de liefde nog grooter wordt.

8. Hij nogtans, die zoo op vele wijzen gekweld wordt, is niet zonder opbeurende vertroosting, wijl hij gevoelt, dat uit het dragen van zijn kruis voor hem de grootste vrucht ontspruit.

Immers, als hij zich daaraan gewillig onder-

-ocr page 200-

190 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, werpt, verandert de gansche last der kwelling in vertronwen op de goddelijke vertroosting.

En hoe meer het ligchaam door de kwelling verdrukt wordt, des te meer wordt de geest door de inwendige genade versterkt.

Ja somtijds wordt hij, uit zucht van gelijkvormigheid aan het kruis van Christus, door het gevoel van kwelling en tegenspoed zoo zeer bemoedigd, dat hij niet zonder smart en kwelling zoude willen zijn; dewijl hij gelooft, dat hij aan God des te aangenamer is , hoe meerdere en zwaardere dingen hij om Hom heeft kunnen verdrazen.

Dit komt niet door de natuurlijke kracht van den mensch, maar door de genade van Christus, welke op het brooze ligchaam zoo veel vermagen uitwerkt, dat de mensch datgene, wat hij natuurlijk steeds vertifschuwt en vlugt, door den ijver van den geesr, aanvaardt en bemint.

9. Het is niet volgens den mensch, het kruis te drasren, het kruis te beminnen , het ligchaam te kastijden en onder bedwang te bren?cn, de eerambten te vlugten, de verongelijking gaarne te verdragen, zich zeiven te verachten en te wenschen veracht te worden, alle tegenheden met nadeel te verduren en geenen voorspoed in deze wereld te verlangen.

Zoo gij op u zeiven ziet, kunt gij niets van dien aard uit u zeiven.

Maar zoo gij op den Heer vertrouwt, zal u uit den hemel de sterkte worden verleend , en zullen wereld en vleesch aan uw gebied onderworpen worden.

-ocr page 201-

II. BOEK XII. HOOFDSTUK. 191

Zelfs zult gij uwen vijand, den duivel, niet vreezen, indien gij met geloot gewapend en met het kruis van Christus geteekend zijt.

10. Zet er u derhalve toe, als een goede en getrouwe dienaar van Christus, om het kruis uws Heeren, die uit liefde voor u gekruisigd is, manmoedig te dragen.

Bereid u, om vele tegenheden en velerlei ongemakken in dit ellendig leven te verdragen ; wijl dit uw lot is, waar gij ook zijt, en gij het zoo zult bevinden, waar gij ook schuilt.

Het moet zoo zijn , en er is seen middel, om de kwelling der tegenheden en de smart te ontsraan, dan met daarin geduld te nemen.

Drink den kelk des Heeren met liefde, zoo gij zijn vriend wilt zijn , en deel met Hem wilt hebben.

Laat de vertroostinsen aan God over; Hij handele daarmede naar zijn welgevallen.

Wat u betreft, zet er u toe, om kwellingen te onderstaan, en houd die voor de grootste vertroostingen; naardien bet lijden van dezen tijd niet geëvenredigd is, om de toekomende heerlijkheid te verdienen, al kondet gij alleen alle lijden onderstaan. (Rom. VIII, 18.)

11. Wanneer gij zoo ver gekomen zijt, dat de kwelling u, om Christus, aangenaam en smakelijk is, geloof dan dat het wel met u gesteld is, wijl gij een paradijs op aarde gevonden hebt.

Zoo lang lijden u zwaar valt, en gij dit zoekt te ontvlugtèu, zoo lang ook zult gij het kwaad hebben, en zal het vlugten der kwelling u overal volgen.

-ocr page 202-

192 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTUS.

12. Indien gij er u toe zet, om datgene te zijn , wat gij zijn moet, namelijk ora te lijden en te sterven , zal het welhaast met u beter worden, en gij zult vrede genieten.

Al waret gij ook met Paulus tot den derden hemel opsenomen, daarom zijt gij niet verzekerd van geene tegenheid te zullen lijden: xk zal hem ioonen, zegt Jesus, hoe veel hij om mijnen naam moet Ijden. ( Act. IX, 16.»

Te lijden dus blijft u oveiig, zoo ffij Jesus wilt beminnen en Hem altoos wilt dienen.

13. Och. of gij waardi? waarl;, iets om den naam van Jesus te lijden ! hoe groote heerlijkheid zoudt gij te wachten hebben ; hoe grooie vreugde voor alle Gods Heiligen, hoe groote stichting voor den naaste zon dit zijn \

Immers, allen prijzen het geduld aan, hoezeer nogtans weinigen willen lijden.

Billijk zoudt gij gaarue een weinig ora Christus moeten lijden, daar velen zwaardere dingen voor de wereld lijden.

Ié. Houd dit voor zeker, daquot;.; gij een stervend leven moet lijden ; en hoe meer ieder aan zich zei ven sterft, des te meer begint hij voor God te leven.

Niemand is geschikt, om de heraelsche zaken te begrijpen , tenzij hij zich hebbe onderworpen, ora voor Christus tegenhedeu te verdragen.

ISiets is aan God aangenamer, niets voor u in deze wereld heilzamer, dan gaarne ora Christus te lijden.

En zoo het in uwe verkiezing stond, zoudt gij eerder moeten wenschen, tegenheden om Christus te lijden, dan vele vertroostingen te

-ocr page 203-

TI. BOEK. XIT. HOOFDSTUK. 193

genieten; omdat gij daardoor meer gfflijk aan Christus en meer gelijkvormig aaa al de Heiligen zondt wezen.

Immers, onze verdienste en de vordering van onzen staat bestaat niet in vele zoetheden en vertroostingen, maar veeleer in groote bezwaren en kwellingen te verdragen.

15. Ware er iets beter en voor de zaligheid der menschen nuttiger geweest, dan te lijden, dan zoude Christus voorzeker door zijne woorden en voorbeelden zulks getoond hebben.

Immers, zijne leerlingen , die hem volgden, en allen die verlangen Hem te volden, worden , om het kruis te dragen , door Hem openlijk vermaand, als Hij ze^t: indien iemand mij toil volgen, die verloochene zich zeiven, en neme zjn kruis op, en volge m j. (Luc. IX , 23. )

Na dus alles doorlezen en doorzocht te hebben , zij dit de slotsom, dat wj door vele kwellingen in het rijk van God moeten komen. (Act. XIV, 21.)

OEFENING.

Kan men de wonderbare voordeden van het kruis en de groote verdiensten van den druk en het lijden, die de schrijver hier aanhaalt, lezen, gelooven en doordringen, zonder opgewekt te worden om de wederwaardisrheden van de hand en het hart van Jesus Christus te ontvangen, en zich te onderwerpen om te lijden al wat Hij zal willen en zooveel Hij zal willen? quot;Veel lijden en wel lijden is trouwens een volstrekt noodzakelijk middel om zalig te worden, eu het gevoeligste en krachtigste uit-13

-ocr page 204-

194 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, werks-l van Gods goedheid j^grens u, die ons de tijdelijke kwellingen overzendt, om ons van de «euw ge. te bevrijden ! Het is, volgens den H. Paulus, een zigthaar kenteeken van eenen voorbe.-clukte, gelijkvormig aan Jesus Cliristus te wezen, dat is te z^gt;en, aan eenen veroot-nmedigden, vervolgden en lijdenden God; het is zich zijn glorierijk leven waardig maken , met deel te nemen in zijn lijdend leven; het iade pijn, welke men volt;»r zijne zonden schuldig is, uitwisselen door eene volmaakte oefe-nii g van boetvaardigheid; het is het hart van Jesus Christus winnen, zijne liefde verdienen, Hem wreken en ons straffen, Hem eeren door onze vernedering, en zijn welbehagen voor onze voldo mng stellen. Is dit alles niet geschikt om den Christen iu zijne kwellingen te troosten en hem ann te moedigen om wel te lijden ? Zeg dan lijdei.de, on wel te mogen lijden : de hel, die ik verdiend heb, is sehrik-kelijker dan al wat ik kan hjdei; mijn Zaligmaker heeft veel meer dan ik yvlede.n, en het Paradijs is zeker wel eenig lijden waard.

GEBED.

Doordring mijn hart met die gevoelens, o mijn Zaligmaker! wanneer Gij mij kwellingen over/endt, en maak dat zij mij in al mijne verdrukkingen ondersteunen; want, helaas. Gij weet, o mijn Jesus! hoefeer men van nature het kruis haat en vlugt, alhoewel men overtuigd is, dat Gij ons door het kruis verlost hebt, ei wij onze zaligheid niet kunnen bewerken , noch in het Paradijs komen, dan

-ocr page 205-

tl. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 195 door den Calvarieber? Geef mij, door het kruis, dat geduld, die krachten kloekmoedigheid, welke Gij atn uwe Martelaars verleend hebt. Eu, aangezien ik U geene grootere erkentenis en Helde kan bewijzen, dan met voor TJ te lijden, noch mij waardiger maken om uwe ?enade en uwe glorie te verdienen, dan met uw kruis te dragen, zoo gelief mij in druk en lijden te ondersteunen, door het verlangen van aan U te b3hagen, en door de hoop van een eeuwig gelukkig leven, Amen.

-ocr page 206-

DE NAVOLGING

van

—ïxsX—

DERDE BOEK.

Ooer de inwendifle vertroosting.

I. HOOFDSTÜK.

Over de iuwendige spraak van Christus tot de getrouwe ziel.

1. De ziel. — Ik zal hooren , wat de Seer God in tpreelt. (Ps. LXXXIV, 9.)

Zalis is de ziel, welke den Heer in haar hoort spreken, en uit zijnen mond een woord van troost ontvangt. , , ,,

Zalie zijn de ooren, die het geluid der goddelijke inspraak ontwarer., en niets van de geruchten der wereld verKemen.

Ja zalig zijn de ooren. die, met de stem,

-ocr page 207-

in. BOEK. I. HOOFDSTUK. 197 Tvelke van baiten klinkt, maar de waarheid welke van binnen onderriert, aanhooren.

Zalig zijn de oogen, die voor de uitwendige dingen gesloten, maar op de inwendige gevestigd zijn.

Zalig zijn degenen, die tot het inwendige doordringen , en trachten , door dagelijksche oefeningen , zich meer en meer te bekwamen, om de hemelsche geheimen te verstaan.

Zalig zijn zij, die vermaak hebben in zich met God bezig te houden , en die zich van alle beletselen der wereld ontdoen.

O mijne ziel, geef acht op deze dingen, en sluit de deur uwer zinnelijkheid, opdat gij moget hooren, wat de Heer, uw God , in u spreekt,

2. Christus, — Dit zegt uw beminde : Ik ben uwe zaligheid, uw vrede en uw leven.

Houd u bij Mij, en gij zult den vrede vinden.

Verlaat al het vergankelijke, en zoek het eeuwige.

Wat is al het tijdeli.ike anders, dan bedrog? En wat baten al de schepselen, zoo gij van den Schepper zijt verlaten ?

Na dus alles vaarwel gezegd te hebben , maak u behagelijk en getrouw aan uwen Schepper, opdat gij de ware gelukzaligheid moget erlangen.

oefening.

De ziel bereidt zich wel om te aanhooren , hetgene de Heer haar inwendig zegt, als zij in de eenzaamheid, in stilzwijgendheid en

-ocr page 208-

198 DE NAVOLGING TAN JESU8 CHRISTUS, gebed leelt, niets meer verlangt dan alleen met haren God te wezen, en als zij Hera in zich door een lavend en eerbiedig geloof zoekt; als zij aandnchtig en getrouw is aan de be-weginiren zijner genaden, aan den indruk zijner tegenwoordigheid, en aan de betrachting zijner liefde. Derhalve, eenen a?indachtig-en geest hebbende en eene getrouwe* Helde, den geest aandachti? op hetgene God van ons begeert, en het besluit in het hart van hetzelve te doen, dit is zich krachtdadig voorbereiden om God te aanhooren , en om die in de in-nieste mededeeling van zijnen geest te ontvangen. God spreekt onophoudelijk tot ons door zijne ingevingen en de heilige voornemens , die Hij ons geeft om ons zeiven te versterven en voor Hem alleen te doen leven.

Maar wij luisteren naar Hem niet, ot wij luisteren alleen in het voorbijgaan : en onze ziel, geheel door de zinnen verslonden , geheel door hare driften ontroerd en met uitwendige zaken bezig, maakt zich ongeschikt en onwaardig om de inwendige werkingen vau God te gevoelen. Men moet dan den geest een besluit doen nemen, van weinig aan de schepselen te denken en van hen te spreken, van het stilzwijgen en de eenzaamheid te beminnen, van onze ziel met de tegenwoordigheid Gods, en ons hart met zijne liefde te voeden, en van in alles voor Hem en onder zijne oogen te werken, om een iDwend:.gen mensch te worden , die uit en voor God 'eeft, gelijk ieder Christen moet doen om zalig te worden.

-ocr page 209-

III. BOEK. II. HOOFDSTUK. 199

GEBED.

Vermoeid over de uitstortinsr mijner zonden, over de bewesrin? mijner driften en over de nutteloosheid mijner bftsrelt;*rten , kom ik ^ot TT, Heer! om U vuri? te bidlen van mijnen geest en mijn hart terug te brenjen tot hun middenpunt, hetwelk uwe tesren woord ikheid en uwe liefde is. Het smart mij . o mijn God! zonder TT te leven, en ik kan mij zeiven uiet meer verdragen als vlugteling van uwe teeen-woordigheii en als banneling van uw hart. Ach! geef dat ik dikwijls aan mij zeiven en aa-i de inwendige voorwerpen vrage : waar is uw God? Alles spreekt mij van fT, en niets doet mij acht nemen op U. Gij zijt in mijn binnenste, en ik zoek TT in mijn uiTwenditje, dat mij verstrooit en mij van U verwijdert. O leven mijner ziel! o middenpnnt. mijns harten I o overheer-chend en opperst voorwerp van mijnen g^estwanneer zal het wezen, dat ik zal zien hettjene ik geloof, en bezitten wat ik bemin ? Maak , dnt op het oogenblik WHar-op iium geest d 'Or uwe rp^euwoordigheid zal getroffen worden , alles valle en alles in mijn hart wijke. Amen.

II. HOOFDSTUK.

Dat de waarheid inweudig zonder gedruisch van woorden spreekt.

1 Db ziel. — Sprck Heer, wani uw dienaar hoort. (1. Keg. III, 10.) ïk ben uw die-

-ocr page 210-

200 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. naar, geef mij verstand, om uwe geboden ie kennen. (Ps. CXVI1I, 125.)

Neig mijn hart naar de woorden van uwen mond; uwe spraak vloeije als dauw.

De kinderen van Israël zeiden weleer tot Mozes : spreek gij tot ons, en -wij zullen hoor en : de Heer spreke niet tot ons, opdat wij niet sterven. (Exod. XX, 19.)

Niet zoo, Heer, niet zoo bid ik, maar ik smeek veeleer ootmoedig en verlangend met den profeet Samuël, spreek. Heer, want uw dienaar hoort.

Dat Mozes noch een der profeten tot mij spreken; maar sprtek Gij liever, Heer God, ingever en verlichter van al de profeten: want Gij alleen kunt, zonder hen, mij volkomen onderrigten; doch zij zullen, zonder u , niets vorderen.

2- Zij kunnen wel woorden doen klinken, maar zij doen die niet begrijpen.

Zij Rpreken bevallig; doch, als Gij zwijgt, ontsteken zij het hart niet.

Zij geven de letter; maar Gij ontdekt daarvan den zin.

Zij brengen de geheimen voor; maar Gij doet daarvan de bekentenis kennen.

Zij stellen de geboden voor; maar Gij helpt die volbrengen.

Zij toonen den weg; maar Gij geelt sterkte, om dien te bewandelen.

Zij werken slechts uitwendig; maar Gij onderligt en verlicht de harten.

Zij besproeijen van buiten ; maar Gij schenkt de vruchtbaarheid.

-ocr page 211-

III. BOEK. II. HOOFDSTUK. 201

Zij roepen met woorden; maar Gij verleent aan het gehoor het begrip daarvan.

3. Mozes spreke dus niet tot mij, maar Gij, Heer, mijn God, die de eeuwige waarheid zijt : opdat ik niet sterve en onvruchtbaar worde, indien ik slechts uitwendig vermaand en inwendig niet ontstoken ben : opdat het mij niet tot veroordeeling strekke, uw woord gehoord en niet gevolgd, gekend en niet bemind, geloofd en niet onderhouden te hebben.

Spreek dus, Heer, want uw dienaar hoort : Gij immers heht de woorden van het eeuwige leven. (Joan. VI, 69.)

Spreek mij , tot eenige vertroosting van mijne ziel en tot verbetering van mijn gansch leven; doch voor ü, tot lof en roem en eeuwige eer.

OEFENING.

God spreekt tot den geest door zijn licht, en tot het hart door zijne ingevingen. Alles, wat ons de Pn.feteu zeggen door het lezen van de heilige Schrift, en de predikers door de waarheden, welke zij ons verkondigen, dit alles overtuigt goenen geest, noch raakt een hart, indien God niet tevens door zijne gen-ide tot hem spreekt. Men moet dan den fleer bidden, dat Hij tot ons inwendig spreke, als wij uitwendig de heilige waarheden hooren verkondigen of ze lezen : uit vrees van voor zijne oogen noch pligtiger te worden, indien wij het woord Gods aanhooren, zonder het te onderhouden; als wij de waarheden kennen,

-ocr page 212-

202 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, zonder ze te vol?en; als wij zijnen wil kennen , zonder dien te volbrengen.

g k B e d.

Spreek, Heer! maar spreek tot mijne ziel op eene wijz»1 om TJ te doen verstaan en ere-boorzamen. Doe hnar de in/.isrten kennen, die Oii wpffpns bare zalisrbeid hebt, en doe haar de middelen ?ebruik»'n, om 7e te bewerken Mijn Jesus! leer den Christenen wat Gij voor ben zijt, en wat zij voor U behooren te wezen. Onderwijs hen in de grondstellingen van uw Evanorelie, en moed g ben tevens aan om ze in bet werk te stellen. Immers, wat zou bet hun baten te ?elooven, V^tgeen Gij wilt dat zij grelooven, indien zij niet alles inspannen om te doen hetpene zij gelooven,en met het treloof ook bet leven eens Christens vereenizen ? O eeuwig Woord des Vaders! door wien Gij gesproken en alle* gen.aakt hebt ; spreek tot mijne ziel, en zeg- baar dat Gij haar Zalitrmaker zijt, maar werk en voltrek in haar het werk barer zaligheid. Amen.

III. HOOFDSTUK.

Dat men Gods woorden met ootmoed moet hooren , en dat velen die niet overwegen.

1

Christus. — Zoon, hoor mijne woorden. die zoetste woorden, welke alle wetenschap van de filozofen en wijzen dezer wereld overtreffen.

-ocr page 213-

in. BOBK. III. HOOFDSTUK. 208

Mijne woorden ziju peest en leven (Joan. VI, 6 .) en moeten niet naar raenschelijken zin beoordeeld worden. Men moet daarin geen ijdel zelfbeha/*on zoeken: maar men moet die in stilte aanhooren, eu met alle ootmoed en groote. zucht aannemen.

2. Dr. zit-L. — En ik zeide : zalig is degene, toien Gj, Hrer, on^errigt. en in uwe toef onderwjst, om hem de Jtwade dagen ie verzachten (Ps XCII[, J2 en 13.) en hem op aarde niet ongetroost te laren

3. Christus. — Ik, zesrt de Heer, heb van het begin drt Profeten onderwegen, en houd tot nu toe niet op, tot allen te spreken ; maar velen zijn voor mijne stem doof en verhard.

Velen hooren de wereld liever, dan God : zij volgen ligter de beireerlijkheid van hun vleesch, dan het welbehasren van God.

üe wereld bflooft tijdelijke en gerinee dingen . en men dient haar met groote drift : Ik beloof de hoogste en eeuwige goederen, en de harten der menschen ziju daaraan ongevoelig.

Wie dient en gehoorzaamt mij in alles met zoo groote /org-, als men de wereld en hare meesters dient?

Schaam n , SiJon , zegt de zee\ (Isaias xxm, 4.) en zoo gij de reden vraasrt , hoor dan waarom.

Om eene geringe bediening doet men eene lange reis : otu het eeuwige leven wordt door velen uaauwelijks een voet verzet.

Een nietig gewin wordt nagejaagd; om eenen penning wordt somwijlen schandelijk getwist; om eene nietige zaak en eene kleine

-ocr page 214-

204 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, belofte vreest men niet, zich dag en nacht af te matten.

4. Maar, o schande! voor een onveranderlijk goed, voor eene onschatbare belooning, voor eene hoogste eer en eene eindelooze heerlijkheid, is men te traag, om zelts een weinig moeite te doen.

Trage knecht, die zoo ligtelijk klaagt: schaam u derhalve, dat gene vaardiger tot het verderf, dan gij tot het levsn bevonden worden.

Zij trachten meer naar de ijdelheid, dan gij naar de waarheid.

Zij echter worden menigmaal in hunne hoop te leur gesteld ; maar mijne belotte bedreigt niemand, noch zendt dengenen, die op Mij betrouwt, ledig weg.

Wat Ik beloofd heb, dat zal Ik volbrengen, mits iemand, tot het einde toe, getrouw in mijne Heide volharde.

Ik ben de belooner van alle deusrdzamen, en strenge beproever van alle godvruchtigen.

5. Schrijf mijne woorden in uw hart, en overleg die ijverig; want zij zullen u, ten tijde der bekoring , zeer noodiff zijn.

Wat gij niet verstaat, als gij hel leest, dat zult ffij in den dag der bezoeking, kennen.

Ik ben gewoon, mijne uitverkorenen op tweederlei wij/en te bezoeken , namelijk, door bekoring en door vertroosting.

En Ik geel hun dagelijks twea lessen: de eene, met hunne gebreken te oerispen, de andere, met hen tot voortgang in de deugd te vermanen.

-ocr page 215-

ml. boek. iii. hoofdstuk. 205

Wie mijne woorden kent en die versmaadt, heeft daarin zijnen regter in den jongaten dag. (Joan. XII, 48.)

Gebed om de genade der godsvrucht te verzoeken.

6. Du ziel. — Heer, mijn God! Gij zijt al mijn goed; en wie ben ik, om tot CJ te durven spreken ?

Ik ben uw armste dienaar en een verworpen aardworm; ik ben veel ellendiger en verachtelijker, dan ik weet en durf zeggen.

Gedenk toch, Heer, dat ik niets ben, niets heb, en niets vermag.

Gij alleen zijt goed, regtvaardig en heilig: Gij kunt alles. Gij verleent alles. Gij vervult alles, terwijl Gij den zondaar alleen ledig laat.

Wees uwe ontfermingen gedachtig:, en vervul mijn hart met uwe genade. Gij, die niet wilt, dat uwe werken ledig zijn.

7. Hoe kan ik , in dit ellendige leven, den last van mij zeiven dragen, indien uwe barmhartigheid en genade mij niet versterken?

Wil uw aanschijn van mij niet afwenden; wil uwe bezoeking niet uitstellen; wil uwe vertroosting niet onttrekken, opdat mijne ziel voor u niet worde , als eene aarde zonder water. (Ps. CXLIT, 6.)

Heer! leer mij uwen wil volbrengen; (Ps. CXLI1, 10.) leer mij waardig en ootmoedig voor CJ verkeeren , wijl Gij mijne wijsheid zijt, die mij in waarheid kent, en gekend hebt, eer de wereld werd geschapen, en eer .ik in de wereld werd geboren.

-ocr page 216-

SK 6 DE NAVOLGING VAN JESU8 CHRISTUS.

OEFENING.

Het is verwonderlijk te zien, hoe veel eene ijdele en bedriegelijke hoop aan de menschen voor eeti tijdelijk en vergankelijk gord doet ondernemen , en het weinige dar eene vaste en zekere hoop, gegrond op het woord van God zei ven, aan de Christenen voor een geestelijk eeuwig goed doet ondernemen. Het voor-uitzigt van eenig belang, en de hoop van eenige goederen te winnen, hoe or zeker ook, moedigt alle harten aan, behaagt ons zeer, droogt alle tranen af, en ondersteunt ons in alle moeijelijkheden; en men acht zich voor zijnen arbeid wel beloond, als m^n de eer behaald, het verinaak genoten of hev. goed bekomen heeft, hetwelk men verlangde. Er is niets dan de ho'«p op het paradijs en het voornitzigt van een eeuwig geluk, hetwelk door het geduld en door de goede werken kan verdiend «orden, hetgeen niemand aanmoedigt, ondersteunt, noch troost; en men is alzoo n^êralagtig en moedeloos op het aanzien van den hemel, dien men kan winnen met te trachten wel te lijden, alsof de hemel niets ware. Hoe komt dit? Het is, omdat men te veel verkleefdheid voor de tescnwoordige zaken, en te veel onverschilligheid voor de toekomen de heeft; en die zwakheid van onze hoop komt uit de kwijning van ons geloof voort.

GEBED.

Ik ben ten hoogste beschaamd. Heer! te

-ocr page 217-

III. BOEK. IV. HOOFDSTUK. 20? zien dat ik mij zooveel raopite geef om de wereld te behagen en mijne dril'teu te bevre-dgt;gen, en zoo weinig, lt;»m uwe resjtvaardigheid dour werken van boetedoening, ol' uwe goedheid door na»uwf;ezette pliatsvervuiling te bevredigen! Helaas' waarom doe ik voor U niet, o mijn God! hei gei.e ik voor mij doe? Waarom heb ik zooveel ijver niet om U te behagen, als ik ijver heb om mij zeiven te vokloeu? Verander, heer! veran'ler het voorwerp en de genegenheid inijus harten. Stel [7 in mijne plaats, en maak dat uwe lielde in mij zoo vurig worde om aan ü te behagen, als mijne eigenliefde vurig is om mij zeiven te bevredigen. Geef mij de liefde voor IJ, die men als eene vergoeding mag noemen, dut is te zeg-geu, die door hare vurigheid en voUtandigheid de traasheid en veranderiugen van mijne liefde voor ü herstelle. Amen.

IV. HOOFDSTUK.

Dat men in waarheid en ootmoed voor God moet wandelen.

1. Christus. — Zoon, wandel voor Mij in waarheid, en zoek My altijd in de eenvoudigheid uws harten.

Wie in waarheid voor Mij wandelt, die zal tegen de kwade aanvechtingen beveiligd worden ; en de waarheid zal hem van de verleiders en de lasterintfrn der booten bevrijden.

Als de waarheid u zal vrij gemaakt hebben, zult gij waarlijk vrij zijn , en de ijdele woorden der menschen niet achten.

-ocr page 218-

308 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

2. Se ziel. — Heer! het is waar, gelijk Gij zest : het geschiede, bid ik, aldus met mij : dat uwe waarheid mij onilerriste, mij behoede en mij tot een zalig einde beware.

Zij bevrijde mij van alle kwade neiaing en ongeregelde liefde, en ik zal in eene groote vrijheid des harten met U verkeeren.

3. Chris/lis. — Ik zal u leeren, zegt de Waarheid, hetgene regt en behagelijk voor

Overdenk met groot mishagen en droelheid nwe zonden, en verbeeld u nimmer, om uwe goede werken, iets te zijn.

Gij zijt inderdaad een zondaar, (ra aan vele driften onderhevig en daarin verwikkeld. _

Uit n zeiven helt gij steeds naa,quot; het met: gij valt dra, wordt dra overwonnen, dra ontsteld, dra ontmoedigd.

Gij hebt niets, waarop gij u kunt beroemen; maar veel, waarom gij u moet verachten : wijl gij veel zwakker zijt, dan gij kunt begrijpen.

4. Dat u derhalve van alles, wat gij doet, niets groot schijue. . . ,

Niets schijue u verheven, mets kostbaar en verwonderlijk, niets acbtingswaardiï, mets hoog, niets waarlijk prijsbaar en wensclielijk,

dan hetgene eeuwig is.

Dat u boven alles de eeuwige waarheid be-hage; dat uwe zeer groote nietigheid u steeds mishage.

Vrees niets zoo zeer, verafschuw en vlugt niets zoo zeer, als uwe ondeugdt.n en zonden,

-ocr page 219-

III. BOEK. YI. HOOÏDSTUK. 209

welke u meer moeten mishagen, dan alle verlies van goederen.

Eenipen wandelen niet opreert voor Mij; maar door zekere nienwsgierigheid en laatdunkequot;d-heid vervoerd, willen zij mij e erehHimen kannen en Gods verhevenheden begrijpen , terwijl zij zich zeiven en hunne zalieheid verwaarloozen.

Deze, daar ik hen tegenstreef, vallen, om hunne hoovaardiffheid en weetnierigheid, dikwijls in gro-.te bekorinsen en zonden.

5. Vrees Gods «lordeelen , be^f voor de gram-schsp vhu den Almogende

Wil d« werken van d^n Allerhoogste niet doorgronden; rnanr onderhoek uwe ang«reg-tigheden. in hoe ve^l dingen gij misdaan, hoe vel eoed i?ij verzuimd hebt.

Eenisren s'ellen hunne godsvrucht alleenlijk in boeken, eenigen in beelden, en eenigen in uiterlijke telkenen en afbeeldingen.

Eenigen hebben Mij in den mond, maar weinig in het hart.

Daar zijn anderen, die, in het verstand verlicht en in het hart gezuiverd, altoos naar het eeuwige verzuchten; ongaarne van het aardsche hooren; m'*t droefheid ann de noodwendigheden der natuur voldoen; en deze gevoelen, wat de Geest der waarheid in hou spreekt.

Want Hij leert hun het aardsche versmaden en he' hemelsche beminnen; de wereld verachten en den ganschen dag en nacht naar den hemel verlangen.

OtrBNING.

Niets zal u beter doen beseffen wat Gy zijt.

14

-ocr page 220-

210 DE NAVOLGING VAN JBSÜS CHRISTUS, dan het gevoelen uwer ellenden. quot;Even als gy niets dan neiging tot het kwaad gevoelt, zoo moet gij u door geene gevoelens vnn ijdelheid of welbehagen verheffen. Gelukkig i-ene ziel, die zich tracht te kennen, en weet te zuchten over al de zwakheden, ellenden en ongereyel-de neigingen, die zij in zich vindt' Want dit is het, wat haar aan God onderwerpt, wat haar dringt dikwijl» tot hem hare toevluat te nemen en zich onder zijne almoeende hand te vernederen. Het is dat onophoudeliik gevaar, waarin zij zich beVhui:, van onder de bekoringen te bezwijken, heteene zooveel voortbrengt, dat zij, ten opzigte van Gad zich in eenen staat van gedurige nfhankelijk-heid, en van eene opregte en volstandige ont-* blooting behoudt. Maak van nu af liet voor

nemen, alle beproevingen, welke Hij u zal overzenden, van Gods hand te aanvaaiden, zijne inzigten te volhreueen, en u aan zijn welbehagen te onderwerpen.

r e B E D.

Daar het mij bekend is, o mijn God! dat er ü niets meer bfhaajt dan de gesteltenis van eene ziel, die geheel van ü afliangt, en die zich bevlijtigt um uwen wil te kennen en te volbrengen, zoo verzoek ik U de genade, mij leerzaam temaken voor uwe ingevingen en getrouw om ze te volgen. Ik gevoel wel, dat hit uw wil is, dat ik eene opregle en volledige verkleefdheid hebbe voor uwe dienst, eene groole naauwkenrigheid voor mijne plig-tfin en eene volkomene onderwerping aan

-ocr page 221-

III. BOEK. V. HOOFDSTUK. 211 uwen wil; maar Gij wilt tevens, dat ik in alles met eenen inwendiejen geest, en meteen waar verlangen van U te behagen, voortea. Dit is hefgene ik U verzoek, o mijn God! mij , bij voorkeur aller schepselen. niet bezig te houden dan met of voor U, niets te achten dan hetgene eeuwi? is, en als nieti? te rekenen al wat met den tijd voorbijsraat. Wanneer, o mijn God, zal een inwendi?. een verstorven leven voor alle zaken, een verborgen leven in U met Jesns Christus, mijn aandeel worden, zoo als dit myn verlangen is P Vereeni? innig myne siel met U; win en heeht mijn hart aan uwe liefde in den tyd en in de eeuwigheid. Amen.

V. HOOFDSTUK.

Over het wonderbare uitwerksel der goddelijke liefde.

1. Be xiel. — Ik loof TT, hemplsche Vader, Vader van mijnen Heer Je^us Christus, dat Gij ü gewaardigd hebt, mij ellendige te gedenken.

0 Vader van harmkartipheid en God aller veriroosüvg! ( II. Cor l, 8.) ik bedank lT,dat Gij mij, die alle vertroosting onwaardi» ben, somwijlen door uwe vertroostinsr verkwikt.

Immer en altoos loof en verheerlnk ik H met uwen eeni?geboren Zoon en den Vertrooster, den heiligen Geest, in alle eeuwen der eenwen.

O Heer God, mijn heilige Minnaar! als Gij in mijn hart komt, zal geheel mijn binnen fite zich verheugen.

-ocr page 222-

212 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Gü zijt mijn roem en de blijdsctmp mijns harten : Gij zijt mijne hoop en mijne toevlugt in den da» mijner kwelUns;.

2. Maar omdat ik in uwe helde nos zwak en in de deued onvolmaakt ben , daarom neb ik noodie, door II versterkten ge'roost te worden : bezoek mij dns dikwijls, en onderngt mij in nwe heilige wet. , ,

Verlos mij van mijne kwade driften, en genees mijn hart van alle onzereg^de geneigdheden , opdat ik, van binnen irenezen en wel

gezuiverd zijnde, bekwaam worde om U te

beminnen, sterk om te lijden, ea standvastig

om te volharden.

8 Igt;e liefde is iets groots, een zeer groot

eoed welk alleen alles, wat zwaar is, liet

maakt, en alle ongelijkheid met een gelijk

^Tmmer's^zT^gt den last zonder latt in aak t alles, wat bitter is, zoet en

De liefde van Jesus is edelmoedig: zij drijft den jnensch , om groote dingen n,t te werken, en wekt hem, om steeds naar meer volmaakt-

heid te trachten. .. ,

De liefde slreeft naar hoven, en wil door geene aardsehe zaken wederhouden worden

De liefde wil vrij en van alle wereldsche geneigdheid ontdaan zijn , opdat hare inwendige beschouwing niet worde ?eh,quot;d!,r^ quot;P,quot; dat zij door tijdelijk belang met he emmerd of door wederwaardigheid met ontmoedigd

quot;quot;Niets is zoeter, niets ia sterker, niets verhevener. niets uitgestrekter, n-ets genoegehjker,

-ocr page 223-

tn. BOEK. V. HOOFDSTUK. 2l3 niets in den hemel of op de aarde volkome-ner of beter, dan de lielde; omdat de liefde nit God gesproten is, en ook niet dan in God, boven al het geschapene rust kan vinden.

4. Wie bemint, die vliegt, loopt en is ver-hened; hij is vrij en wordt niet wederhonden.

Hij geeft alles, voor alles, en bezit alles in alles; omdat hij , boven alles, in het eenige opperste goed berust, waaruit alle goed vloeit en voortkomt.

Hij ziet niet naar de giften, maar wendt zich boven alle goed, tot den Gever.

Meermaals kent de lielde geene maat, maar ontvlamt zij boven alle maat.

De liefde gevoelt geenen last, acht geene moeiten, betracht meer dan zij vermag, wendt geene onmogelijkheid voor, wijl zij meent dat zij allrs kan en mag.

Zij is dus tot alles geschikt, en verrigt en volvoert veel, waar hij , die niet bemint, moedeloos en neersla?tig wordt,

5. De liefde waakt, eu slaapt zelfs niet gedurende den slaap.

Zij mat zich af, zonder zich te vermoeijen ; zij wordt gfprangd, zonder zich te belemmeren ; zij wordt verschrikt, zonder zich te ontstellen ; maar, ais eene levendige vlam en brandende fakkel, verheft zij zich naar boven en drinift zij gerust door.

Zoo iemand bemint, weet hij wat dit woord beteekent.

Een groot geroep in de ooren van God is reeds, de brandende zucht van eene ziel, die

-ocr page 224-

214 DE NA/VOLGING TAN JE3US CHRISTUS, zegt: mijn God, mijne liefde! Gij zijt geheel de mijne, en ik ben geheel de uwe.

6. Laat mij in lieide toenemen, opdat ik leere met den in wendden mond des harten te smaken, hoe zoet het is, te beminnen, en in de liefde als te smelten en te smooren.

Laat mij door de liefde worden ingenomen, zoodat ik door oversrroote vnrigheid en verrukking boven mij zei ven gevoerd worde.

O! dat ik een lied van liefde zinge, en U, mijnen Geliefde, naar boven volge; dat mijne ziel, van liefde juichende, in uwen lof bezwijke.

Dat ik ü meer dan mij zeiven. ook mij /elven niet dan om U, en all«n die U waarlijk beminnen, in U beminne; gelijk de wet van liefde, die uit ü haar licht-ontleent, dit gebiedt.

7. De liefde is vlug, opregt, godvruchtig, opgeruimd en vrolijk; zij is sterk, verduldig, getrouw, voorzi^tig, lankmoedig en dapper, en zoekt nimmer zich zelve; want waar iemand zich zeiven zoekt, daar vervalt hij van de liefde.

De liefde is omzigtig, ootmoedig en eenvoudig: zij is niet weekelijk, niet ligtzinnig, noch op ijdele dingen uit: zij is matig, kuiscli, gestadig, rustig, en wegens alle zintuigen behoed/.aara.

De liefde is aan hare oversten onderdanig en gehoorzaam, voor zich zelve gering en verachtelijk, jegens God vroom en dankbaar, terwijl zij altoos op Hem betrouwt en hoopt, ook dan , als zij in God geenen smaak vindt, omdat men zonder smart in de lief )e niet leelt.

8. Wie niet bereid is, alles te lijden en geheel van den wil zijns geliefden ai te hangen, die is niet waardig een minnaar geheetea te worden.

-ocr page 225-

III. BOEK. V. HOOFDSTUK. 215

Een minnaar moet alles, wat hard en bitter is, om zijnen geliefde gaarne ombelzen, en om geene tegenhedcn van hem afwijken.

OEPENIXS.

Wie zal ooit de wonderbare uitwerkingen der liefde Gods in eene ziel, die aan hare indrukken en beproevingen getrouw is, kunnen begrijpen en uitleggen? Het is beter ze te gevoelen dan te bespreken, en het is volmaakter ze in het werk te stellen dan die te gevoelen. Wat werkt de liefde Gods niet uit, als zij levend, sterk en volledig is in eene ziel, die door de schoonheden en goedheden van haren Schepper is ingenomen, en door de vurigheid van zijne heilige liefde bezield? Zij denkt dikwijls aan Hem, want men kan niet vergeten wat men bemint; zij onderneemt alles om Hem te behagen, zij verdraagt alles om zijne liefde; zij vermijdt zorgvuldig de ligte onvrijwillige gebreken : want hoe kan men God beminnen en Hem willen mishagen? Zij wenscht den Heere alle goed wat hij bezit en wat hij is; zij zou willen, dat al de harten der menschen maar één hart waren , en dat dit ééne hart van eenen seraf ware ; zij verblijdt zich over al den lof en de eer, die Hem in den hemel en op de aarde gegeven wordt; zij noodigt alle schepselen uit om Hem te beminnen en te loven; zij zou Hem met verlies van haar leven , en van haar wezen zelfs, eene vermeerdering van geluk der voldoening willen bezorgen, indien dit

-ocr page 226-

216 DE NA.VOLGTNG VAN JESUS CHRISTUS, koude wezen ; zij kan zich over ziin verlies niet troosten ; zij zucht onophoudelijk naar het peluk van Hem ie aanschonwen; afziet het leven als eene ballingschap , welke de wil alleen van haren God voor vej ar

gelijk maakt; zi] aanziet met vreugd den dood als het eeniff midilel om Hem te bezitten en

Hem nooit meer te vergrammen; zij brandt door een geheim, hevig en gloeijend vuur, dat haar in Gods tegenwoordiffheid , in- en voor God verteert; zij behoort aanjuch zelve niet meer, maar aan Hem, dien zij meer dan zich zelve bemint; zij zoekt, zij vindt, zij ziet overal haren God ; hare vreugde en haar geluk in deze wereld is; te lijder., zich te vernederen, zich zelve te ver/.aken, zich te versterven, en aan alles, wat zinne.ijk is,te sterven , om het hart van haren God te winnen. Zij gelooft, zij hoopt, zij bemint ten hooï'te, dnor den eerbied, de acliting en verkleefdheid , die zij ïoor den Bewerker van haar geloof, gt;an hare hoop en van hare helde heeft. God bestaat, zegt zij. en dat is genoeg voor mijn eeluk, voor mijnen troost en voor mijne blijdschap. Gnd verdient dat men hem diene; hij wnl dat ik dit of dat voor hem doe en liide; Jesns Christus heeft het wel voor mij geüaan en geleden : ziedaar de beweegredenen, die haar doet werkeo en lijden. Lij houdt zioh niet tevreden met zich in alles aan de geboden van haren God te onderwerpen ; maar volgt nog zijne genegenheden in , en rekent het zich tot eene wet zijn welbehagen te volbrengen. Kortom, eene ziel, die haren

-ocr page 227-

iii. boek. v. hoofdstuk. 217 God bemint, leeft niet meer, maar God leeft in haar.

grb ed.

Hoe is het mogelijk, Heer! dat Gij, die hoogst beminnenswaardig zijt, en die ons zoo zeer bemint, hoe is het mogelijk, dat wij zoo weinig liefde voor ü hebb-n! Ontsteek op nieuw in onze harten het vuur der heilige liefde, hetwelk Gij, o mijo Zaligmaker! uit den hemel up de aarde gebragt hebt, en waardoor Gij wilt dat /,ij brande. Maak dat. wij , 0Dge\0eIig of onverschillig vooralle schepselen, geene vurigheid of verkleefdheid dan voor ü alleen hebbeu, en dat wij, altijd bereid zijnde om alles te lijden en te verliezen, U boven al'es beminnen, en dat alles voor ons mi der aanzienlijk zij dan Gij. Onderhoud in ons die gewone liefde, die de heiiigmakende genade is ; boezem ons die werkelijke liefde in, waardoor al onze werken bezield worden; geef ons die altijddurende liefde, die ons voor en door U doende leven, het geluk bezorge van in de oefening uwer liefde te sterven, om ze in de gelukzalige eeuwigheid te vervorderen. Amen.

VI. HOOFDSTUK.

Over de beproeving van een waren minnaar.

1. Christus. — Zoon, gij zijt nog geen sterke en kloeke minnaar.

-ocr page 228-

218 de na.volqing van jesus christus. De ziel. — Waarom Heer?

Christus. — Omdat gij, om eene geringe tegenheid, afwijkt van hetgene gij begonnen hebt, en al te begeerig uaar vertroosting zoekt.

Een sterke minnaar staat in de bekoring vast, en geeft aan de listige ingevingen van den vijand geen geloot.

Gelijk ik hem in voorspoed behaag, zoo mishaag ik denzelven niet in tegenspoed.

2. Eenquot;' kloeke minnaar ziet niet zoo zeer naar de gift van den beminnende, als naar de liefde van den gever.

Hij geeft eerder acht op de genegenheid dan op de waarde, en stelt alle gesc lenken benpden zijnen beminde.

Een edelmoedige minnaar berust niet in het geschenk, maar boven alle geschenk in Mij.

Het is daarom niet al verloren, indien gij somwijlen jeeens Mij of mijne Heiligen minder wel gezind zijt, dan gij zoudt willen.

Die goede en zoete genegenheid, welke gij bij wijlen gevoelt, is een uitwerksel der aanwezige genade en zekere voorsmaak van het hemelsche vaderland, waarop men niet te veel moet steunen, wijl die gaat en komt.

Doch tegen de kwade invallende neigingen des gemoeds te strijden, en de inblazing des duivels te verachten , is een kenmerk van deugd en groote verdienste.

3. Dat dus de vreemde verbeeldingen, over welke stol ook die worden ingegeven, u niet verontrusten.

Behoud een standvastig voornemer, en eene opregte meening tot God.

-ocr page 229-

in. BOEK. VI. HOOFDSTUK. 219

Ook is het geen bodro^, dat gij som wijlen plotseling in den geest wordt opgetogen , en terstond tot de gewone beuzelingen des harten terugkeert.

Deze immers lijdt gij eerder egen nwen dank, dan dat gij daarin werkt, en zoo lang zij n mishagen , en gij er aan wederstaat, is het epne verdienste en geen verlies.

4-. Weet, dat de oude vijand er op uit is, om uw voornemen in het goede te verhinderen en van alle godvruchtige oefening te verwijderen , namelijk van de vereering der Heiligen, van de godvruchtige overweging van niijn lijden , van de nuttige herinnering aan uwe zonden, van de waakzaamheid over uw eigen hart en van hei: vaste voornemen om in de deu?d te vorderen.

Hij geeft vele booze gedachten in, om u verdriet en afschrik te verwekken, om u van het gebed en de heilige lezing af te trekken.

Eeue ootmoedige biecht mishaagt hem, en hij zoude, indien hij kon, de communie doen ophouden.

Geloot noch acht hem, ofschoon hy u meermaals strikken en verleiding spant.

Geef hem de schuld, wanneer hij u booze en onzuivere dingen voorhoudt, en zeg hem: ga, onzuivere geest: schaam u, ellendige; gij zijt wel vuil, die mij zulke dingen in de ooren blaast.

Ga weg van mij , zeer booze verleider: gij zult geen deel in mij hebben; maar Jesus zal, als een sterke strijder, met mij zijn, en gij zult beschaamd staan.

-ocr page 230-

216 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS. koude wezen ; zij kan zich over znn verlies niet troosten ; zij zucht onophoudelijk naar het ^eluk van Hem ie aanschonwen; 'U afziet het leven als eene ballingschap , welke de wil alleen van haren God voor vp^ 7

ffeliik maakt; zi] aanziet met vreugd den dood als het eeniff middel om Hem te bezitten en

Hem nooit meer te vergrammen; zij brandt door een geheim, hevig en gloeijcMd vuur,

dat haar in Gods tefrenwoordiffheid , in- en voor God verteert; zij behoort aan zich zelve niet meer, maar aan Hem, dien zij meer dan zich zelve bemint; zij zoekt, zij vindt, zij ziet overal haren God ; hare vreugde en haar {jeluk in deze, wereld is: te lijden. zich te vernederen, zich zelve te ver/.aken, zich te versterven, en aan alles, wat zinnelijk is,te sterven, om het hart van haren God te winnen. Zij prelooft, zij hoopt, zij bemint ten hooff^te, door den eerbied, de achting en verkleefdheid, die zij voor den Bewerker van haar geloof, ^an hare hoop en van hare lietde heeft. God bestaat, zegt zij. en dat is genoeg voor mijn geluk, voor mijnen troost en voor mijne blijdschap. God verdient dat men hem diene; hij wgt;l dat ik dit of dat voor hem doe en lij de; Jesus Christus heeft het wel voor mij gedaan en geleden: ziedaar de beweegredenen, die haar doet werken en -ijden. Z-y houdt zich niet tevreden met zich in alles aan de geboden van haren God te ^ onderwerpen ; maar volgt nog zijne genegenheden in , en rekent het zich tot eene wet zijn welbehagen te volbrengen. Kortom, eene ziel, die haren

-ocr page 231-

in. boek. v. hoofdstuk. 317 God bemint, leeft niet meer, maar God leeft in haar.

g r b e d.

Hoe is het mogelijk, Heer! dat Gij, die hoogst beminnenswaardig zijt, en die uns zoo zeer bemint, hoe is het mogelijk, dat wij zoo weinig liefde voor U hebb-n! Ontsteek op nieuw in onze harten het vuur der heilige liefde, hetwelk Gij, o mijn Zaligmaker! uit den hemel op de aarde gt-bragt hebt, en waardoor Gij wilt dat /ij brande. Maak dat. wij , 0Dge\0elig of ouverscliiüig voor alle schepselen, geene vurigheid of verkleefdheid dan voor ü alleen hebben, en dat wij, altijd bereid zijnde om alles te lijden en te verliezen , U boven al'es beminnen, en dat alles voor ons mi der aanzienlijk zij dan Gij. Onderhoud in ons die gewone liefde, die de heiiigmakende genade is ; boezem or.s die werkelijke liefde in, waardoor al onze werken bezield worden; geel' ons die altijddurende liefde, die ons voor en door U doende leven, het geluk bezorge van in de oefening uwer liefde te sterven, om ze in de gelukzalige eeuwigheid te vervorderen. Amen.

VI. HOOFDSTUK.

Over de beproeving van een waren minnaar.

1. Christus. — Zoon, gij zijt nog geen sterke en kloeke minnaar.

-ocr page 232-

218 de navolging van jesus christus.

De ziel. — Waarom Heer?

Christus. — Omdat gij, om eene geringe tegenheid, afwijkt van hetgene gij begonnen hebt, en al te begeerig Laar vertroosting zoekt.

Een sterke minnaar staat in de bekoring vast, en geeft aan de listige ingevingen van den vijand geen geloof.

Gelijk ik hem in voorspoed behaag, zoo mishaag ik denzelven niet in tegenspoed.

2. Een kloeke minnaar ziet niet zoo zeer naar de gift van den beminnende, als naar de liefde van den gever.

Hij geeft eerder acht op de genegenheid dan op de waarde, en stelt alle geschenken beneden zijnen beminde.

Een edelmopdige minnaar berust niet in het geschenk, maar boven alle geschenk in Mij.

Het is daarom niet al verloren, indien gij somwijlen jearens Mij of mijne Heiligen minder wel gezind zijt, dan gij zondt willen.

Die goede en zoete genearenheid, wftlk? gij bij wijlen gevoelt, is een uitwerksel der aanwezige genade en zekere voorsmaak van het hemelsche vaderland, waarop men niet te veel moet steunen, wijl die gaat en komt.

Doch tegen de kwade invallende neigingen des getnoeds te strijden, en de inblazing: des duivels te verachten , is eeo kenmerk van deugd en groote verdienste.

3. Dat dus de vreemde verbeeldinsen, over welke stol ook die worden ingegeven, u niet verontrusten.

Behoud een standvastig voornemen -sn eene opregte meening tot God.

-ocr page 233-

UI. BOEK. VI. HOOÏDSTÜK. 219

Ook is het geen bodro^, dat gij somwijlen plotseling in den geest wordt opgetogen , en terstond tot de gewone beuzelingen des harten terugkeert.

Deze immers lijdt gij eerder egen nwen dank , dan dat gij daarin werkt, en zoo lang zij u mishagen , en gij er aan wederstaat, is het epne verdienste en geen verlies.

4. Weet, dat de oude vijand er op uit is, om uw voornemen in het goede te verhinderen en van alle godvruchtige oefening te verwijderen, namelijk van de vereering der Hei-ligen, van de godvruchtige overweging van mijn lijden , van de nuttige herinnering aan uwe zonden, van de waak/.aamheid over uw eigen hart en van het vaste voornemen om in de deu?d te vorderen.

Hij geeft vele booze gedachten in, om u verdriet en afschrik te verwekken, om u van het gebed en de heilige lezing af te trekken.

Eene ootmoedige biecht mishaagt hem, en hij zoude, indien hij kon, de communie doen ophouden.

Gelooi noch acht hem, ofschoon hij u meermaals strikken en verleiding spant.

Geef hem de schuld, wanneer hij u booze en onzuivere dingen voorhoudt, en zeg hem: ga, onzuivere geest: schaam u, ellendige; gy zijt wel vuil, die mij zulke dingen in de ooren blaast.

Ga weg van mij , zeer booze verleider: gij zult geen deel in mij hebben; maar Jesus zal, als een sterke strijder, met mij zijn, en gij zult beschaamd staan.

-ocr page 234-

220 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Ik wil liever sterven en alle pijn onderstaan, dan u inwilligen.

Zwijsf en verstom; ik zal niet meer naar n hooren, al wilt ?ij mij oog meer plagen.

Dó Heer it mjn licht en mijne taligheid : xoïen zal iJr vreezen ? Al staan er legers tegen mj op, zal mijn hart niet schriklren ( Ps. XXVI, 1 en 3.) : Heer is mijn helper en mijn verlosser. ( Ps. XVIII, 15 .)

5. Strijd, als een sroed krijgsman; en indien pij somtijds uit zwakheid valt, herneem groo-tere kracht, dan te voren, terwijl eij op mijne meerdere genade vertrouwt; eo wacht, u degelijk voor ijdel zelfbehagen en hoogmoed.

Hierdoor worden velen in dwaling gebragt, en vervallen zij somwijlen tot eene bijna ongeneeslijke verblindheid.

Deze val der hoovaardigen, die zich dwaas-selijk veel laten voorstaan, zij u tot behoedzaamheid en gestadige vernedering.

OEFENING.

Ik begrijp, dat de ware liefde voor God meer kan bestaan, in voor Hem de dorheid des geestes, de smakeloosheden en lastige bekoringen te verduren zonder ze nogtans te volgen, dan in het ontvangen van den inwendigen smaak, de zotheid en vertroostingon*, want in deze ontvanirt men veel van zijnen God, maar iu de eerste geeft men Hem veel. In de eene bemint men de gaven Gods, en in de andere bemint men Hem zeiven in zijnen heiligen wil, bij voorkeur van al z.jne gaven; en de liefde, die ons God doet teminnen voor

-ocr page 235-

III. BOEK. quot;VI. HOOFDSTUK. 221

hefgene hij is, is volmaakter dan die, welke ons hem doet beminnen voor hetgrene hij ons sreeft. O, welk groot vermaak schept God in het aanschouwen van eene ziel, die altijd op zich zelve waakt, om haar hart van de minste gebreken te bevrijden; die z'ch altijd met hare plinten bezie houdt, uit eerbied voor zijne geboden en door verkleeldheid aan zijnen heiligen wil; en die altijd edelmoedig is om al de ongeregelHe bewegineen te Hestrijden , welke bare begeerlijkheid en de bekoringen des duivels in haar doen oprijzen! Eene ziel, die aan zich z^lve niets toelaat ot zich niets vergeeft: die haar best dquot;et om te beantwoorden aan de inzi?ten, die God over haar heeft, om in zich al wat menschelijk is te vernietigen, en in zich het rijk der eigenliefde uit te roei-jen , zulk een ziel neemt tot regel van haar gedrapr deze grondstelling van de ware liefde : AUes om aan God ie behagen, en nieis om mij zelve ie voldoen. Maar wat het hart van God verrukt, is, te zien, dat die ziel, waarlijk door de sterkte en de genade van zijnen geest bekleed, in den strijd te/en hare driften, niets kan verdrairen wat aan het welbehagen van God zou strijdig wezen : van te zien, zeg ik, dat zij geen en troost noch eenige zigtbare hulp vraagt, zoekt of ontvangt, en haar vermaak stelt in het genoegen, dat God neemt van haar te zien lijden, zonder zelfs verzekerd te wezen dat hij er vermaak in neemt. Hare onderwerping en overgeving zijn haar troost en hare hulp; zij acht zich gelukkig, een slagtoffer voor de lielde van haren God te wezen,

-ocr page 236-

322 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBI8TU8.

G 2 B E D.

Heer! lever mij niet over aan de eevoelig-heid mijner eigenliefde, die niets wil lijden, noch aan de nutteloosheid mijner begeerten, die mij altijd dattrene doet verlangen wat ik niet doe. Doordring mijn hart door het geluk en de yerhind^enis, van alles voor U en gelijk Gij, te lijden. Maak, dat ik, geen ander belang hebbende dan het uwe, »n niets willende dan heteene Gij wilt, mij zoo gewillig aan de kwellingen van mijnen ireest als aan den troost mijns harten onderwerpe: dat ik dikwijls lijdende tot (T zeege ; Wgt;es voldaan, regtvaardigheid van mijnen God, terwijl ik nog in leven ben ; immers Gij stra^ niet tweemaal dezelfde zonde. Zoodra Gij mij dan over mijne zonden in deze wereld straft, is dit een teeken, dat Gij mij daarvoor in de andere niet zult straffen. Hoe min ik smaak in IT zal vinden, des te meer ik TT zal beminnen ; hoe meer ik de ongeregelde neigingen mijns harten zal bestrijden, des te meer zal ik het bezit van het uwe verdienen. O mijn God! o mijn Zaligmaker! ik neem er genoegen in hier van allen troost beroofd te we/en, indien ik ü slechts nooit vergramme. Welk eeluk voor mij, een slagtoffer van Calvarië, een martelaar van een gekruist hart, en een persoon te wezen, die geheel uwen wil is toegedaan. Amen.

-ocr page 237-

III. BOEK. VII. HOOFDSTUK. 223

VII. HOOFDSTUK.

Over het verbergen der genade onder de bewaring der ootmoedigheid.

1. Christus. — Zoon , het is voor n nuttiger en veiliger, de genade der srodsvruc'it te verbergen, n daarover niet te verheffen, daarvan niet veel te spreken, en danraan niet te veel te hechten ; maar eerder n zeiven te verachten, en voor die genade, als aan eenen onwaardige medegedeeld, te vreezen.

Men moet op die gesteldheid niet te veel staat maken, welke schielijk in eene tegenovergestelde kan veranderen.

Gedenk in de genade, hne ellendie en be-hoefrie ffij zonder de genade gewoonlijk zijt.

Ook bestaat niet daarin alleen de voorteang van het geestelijk leven, dat trij de genade der vertroosting hebt: maar dat gij met ootmoed, zelfverloochening en geduld de onttrekking van dezelve verdraagt, zoodat gij dan in den ijver des eebeds niet verflaauwt, noch awe overige werken, welke gij volgens gewoonte moet doen, gansch achterlaat; maar, gelijk gij dit best zult kunnen eu meenen, gaarne doet, zoo veel in u is; en om de dorheid of beangstheid van gemoed, welke gij gevoelt, u zeiven niet geheel verwaarloost.

3. Immers, velen zijn er, die, wanneer het hun niet naar v,ensch gaat, dadelijk ongeduldig of vftdzig worden.

Want de weg des menschen is niet altoos in

-ocr page 238-

234 Dï NATOLGtNO VAN JESUS CHBISTÜg.

zijne mazU Ttisnr hut knmt aan Oo-i toe, te ijeven en te vpr'ronstpn, wannfer Hij wil, en zoo veel Hii wil, en jezen» wien Hij wil, juist gelijk het Hem behaaKt, en niet meer.

Eeniïe onvoorzietigen hebheu , nm de penarie der ffo-ievrueht, zich zelven in het verderf srehrazt, omdat zij meer wilden doen, dan zij konHpn. Haar zij de maat hunner ee-rinzheid niet bedachten ; maar eerder de neismg desquot; harten , dan het oordeel der rede volgden.

En omdat zij vermeMijk frrootere dingen ondernamen , dan aan God hehaeelijk was, daarom hebben zij dra de eenads verloren.

Zij, die jn den hemel hnn n'st plaatnen, lijn beh'ieftie eewnrden en als nietiz verlaten ; opdat zij, vernederd en verarmd, zmden leerequot;, niet op hunne eizene wieVen tf drijven, maar ondquot;r mijne v'enzelen te fcbuilfln.

Wie in den we? de» Heeri-n nng nieuwelingen en onervaren zijn. die kunnen, zoo zij zich niet door den mad - an voorzisrtiüen laten geleiden, lifftelijk bedrojen worden en vergaan.

S Indien zi) eerder hun eiïnn gevoel»n willen volzen, dan andere meer geoefenden ge-looven, zullen zij een gevaarlijk einde quot;ebben, althans zoo zil zieh van hnn eigen goeddunken niet willen laten albrenzen.

Zelden laten zij, die bij z;ch zelven wijs zijn, zicb nederiï door anderen eeleiden.

Weiniz wijsheid en klein verstald met ootmoedigheid, zijn beter dan eroote schatten T»n geleerdheid met ijdel zelfbehazen.

Het is voor n beter, weinig te hebben, dan

-ocr page 239-

III. BOEK. Vir. HOOFDSTUK. 225

veel, waarover gij u zoudt kunnen verhoo-vaardijjen.

• Hij handelt niet voorzigtigr genoeg, die zich geheel aan de vreugde overgeeft, terwijl hij zijne vorige armoede en de beilije vrees des Heeren vergeet, welke beducht is de aangebodene genade te verliezen.

Ook is hij niet degelijk genoeg wijs , die, ten tijde van tegenspoed en bij elke zwarigheid, zicii te moedeloos aanstelt, en minder vertrouwelijk, dan het behoort, over Mij denkt en gevoelt.

4. Wie, ten tijde van vrede, al te gerust wil zijn, die zal meermaals, ten tijde van oorlog, al te neerslagtig en vreesachtig bevonden worden.

Indien gij wist altoos nederig en gering bij u zei ven te zijn,, en ook uwen geest wel wist te matigen en te regelen, zoudt gij zoo schielijk niet in gevaar en zonde vallen.

Het is een goede raad, dat gij, wanneer gij eenen geest van ijver gevoelt, overdenket, wat het zal zijn, als het licht weggaat.

En indien dit gebeurt, gedenk dan dat het licht, hetwelk Ik u,tot uwe behoedzaamheid en mijne glorie, voor eenigen tijd heb onttrokken, wederom kan terugkeeren.

5. Dusdanige beproeving is dikwijls nuttiger, dan dat gij altoos naar uw verlangen voorspoed zoudt hebben.

Immers, de verdiensten moeten hieruit niet afgemeten worden, of iemand meer hemelsche verschijningen en vertroostingen liebbe, of hij in de Schrift ervaren, of in een hoogeren graad

15

-ocr page 240-

326 DE NAVOLGING VAN TESUS CHRISTUS, geplaatst zij; maar of hij in ware ootmoedigheid gevestigd on met de goddelijke liefde vervuld zij, of hij altijd zuiver en enkel de eer van God betrachte, of hij zich zeiven voor niets achte, ja in de daad verachte, en van anderen zelfs liever veracht en vernederd, dan geëerd wille worden.

OEPENING.

In den staat van onschuld, zou de mensch God met gewilligheid, gemak en volheid zijner liefde gediend hebben, omdat alles in hem zonder liefde aan zijne geboden zon onderworpen geweest zijn; maar in den staat van zonde, waarin wij zijn, kunnen wij God bijna niet dienen dan met onophoudelijk tegen ons zeiven te strijden, noch hem beminnen zonder ons zeiven te haten; en wij doen bijna niets voor hem, dan dit, hetwelk wij tegen ons doen. Derhalve moeten wij ons oc tmoedig aan de smakelooshenen, aan de dorheid en aan het verdriet, dat wij in onze oefeniagen van godsvrucht ontmoeten, onderwerpen: wij moeten in de inzigten van God treden, en ons eene verdienste maken van Hem zoeken te behagen, zonder ons zeiven te bevredigen, en als slagtotlers zijner liefde, onze vernietiging aanvaarden, om Hem te eeren; wij moeten gelijk zijn aan de lamp, die voor het allerheiligste Sakrament brandt, en aan de kaars gedurende het heilige misotfer, die door het vuur allengs vernietigd wordt, om de vernietiging van den Zaligmaker cp het Altaar te

-ocr page 241-

TIT. BOEK. VIT. HOOFDSTUK. 237 eeren. Indien eene opregt christene ziel kende, hoe zeer een bedrukte staat een heilige en zaligmakende stnat kan '.vezen, een staat van zuivere en beproefde liefde voor God, eindelijk een staat, waarin men zicli zei ven noch zoekt, noch zich in iets vindt, en waarin men alleen God zoekt en vindt, welke achting zou zij voor zulk eehen sta.at niet hebben! Welke zorg zou zij niet dragen om er nut uit te trekken, dat wil zeggen, om met geduld te lijden, om met kloekmoedigheid den Heer te verdragen, en om niets uit kracht van kwellingen na te laten! Indien men wel overtuigd en doordrongen ware van de voortdurende verdiensten van den staat van dorheid, als men dien zonder morren verdraagt, dan zou men ongetwijfeld trachten aan de inzigten van God te beantwoorden, die ons hierdoor wil brengen om ons zelven mensclielijkerwijze in niets te zoeken, om Hem in alles te bevredi-gtn en ons eene ware verdiensten van zijn welbehagen te maken. Men zou zich gelukkig achten, de voldoening van zijn hart voor die van het hart van God op te offeren, van voor Hem te wijkeu, en zich van zijne pligten te kwijten, zonder het vermaak te genieten van te weten dat men hem behaagt.

G E B KD.

Heer! zuiver mijn hart van de genegenheden mijner eigenliefde, die nooit tevreden is over hetgene zij voor U doet, dan voor zoo vpel zij er voldoening uittrekt. Maak, dat ik, in mijne godvruchtige oefeningen eerder zoeke aan U

-ocr page 242-

228 DK NAVOLGING VAN .TESUS CIJRISTUS.

te behagen , dau mij zeiven te bevredigen; dat ik, onophoudelijk verstervende aan het natuurlijk leven mijner ziel, hetwelk de eigen voldoening is, geen andere zoeke, dan de getrouwheid om U te dienen, en de naauwkeu-righeid om in alles uwen heiligen wil te volgen. Maak, dat ik, o mijn God! meer door het geloot dan door de zinnen doe en lijde voor uwe liefde, ondanks het verdriet dat ik gevoel, al wat ik zou doen en lijden met al de zoetheid en gevoelige verrukkingen der godsvrucht, overtuigd zijnde v in hetgene Gij aan de heilige Gertrudis gezegd hebt : dat Gij voor het oogenblik des doods de vertroosting bewaardet, van alles wat men gedurende het leven zonder vertroosting gedaan had. Maak eindelijk, dat al mijn werk en al mijn geluk besta, in U te dienen , en TJ meer om U dan om mij zeiven te beminnen. Amen.

VUL HOOFDSTUK.

Over de kleinachting van zich zelveu in de oogen van God.

1. De ziel. — Ik zal tot nvjnen Heer spre-Icen, hoezeer ü- slechts stof en asch ben. (Gen. XVIII, 27.)

Indien ik rnij iets meer acht, zie, dan staat Gij tegen mij, en mijne ongeregtigheden geven eene ware getuigenis, zoodat ik dezelve niet kan tegenspreken.

Doch indien ik mijne gerir.gheid en nietig-

-ocr page 243-

III. BOEK. VTII. HOOFDSTUK. 229 heid erken , alle achting van mij zeiven afleg , en, gelijk ik in de daad ben, mij slechts als stof beschouw, dan zal uwe genade mij gunstig zijn en uw licht mijn hart naderen ; dan zal alle achting, hoe klein ook, in den afgrond mijner nietigheid verzinken en voor altoos verdwijnen.

Daar toont gij mij aan mij zeiver., wat ik ben, wat ik geweest ben, en waartoe ik ben gekomen; want ik ben niets, en ik heb het niet geweten. (Ps. LXX11, 22.)

Indien ik aan mij zeiven word overgelaten, zie, dan ben ik niets en enkel zwakheid; doch zoodra Gij eeuen blik op mij werpt, word ik aanstonds gesterkt en met nieuwe blijdschap vervuld.

Dit is zeer verwonderlijk, dat ik, die door mijne eigene zwaarte steeds naar beneden hel, aldus plotseling opgebeurd en door U zoo goed'jjunstg omhelsd word.

2. Dit doet uwe liefde, welke mij goed-williu voorkomt, mij in zoo vele noodwendigheden bijstaat, mij ook voor groote gevaren behoedt, en, om de waarheid te zeggen, mij van ontelbare onheilen bevrijdt.

Immers, met mij zeiven ongeregeld te beminnen , heb ik mij zeiven verloren; doch met CT alleen te zoeken en opregt te beminnen, heb ik mij en U te zamen gevonden, en ben ik uit liefde nog dieper in miju eigen niet gezonken.

Want Gij, o allerbeminnelijkste God, handelt met mij boven alle verdienste, en boven hetgene ik durt hopen of verzot-keu.

-ocr page 244-

230 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

3. Wees geloofd, mijn God, omdat uwe edelmoedigheid eu oneindige goedheid, alhoewel ik alle goed onwaardig hen, nimmer ophoudt wel te doen, zelfs aan ondankbaren en aan degenen, die verre van U zijn verwijderd.

Bekeer ons tot U, opdat wij dankbaar, ootmoedig eu godvruchtig zijn. wijl Gij onze zaligheid, kracht en sterkte zijt.

OEFENING.

Wanneer men eenige jjevoelpus van ijdel-heid of welbehagen jegens zich zeiven ontwaart , moet men slechts een oogenblik den onuitpnttelijken grond zijner bedorvenheid aanmerken en als den afgrond zijner ellenden peilen , om die beweging van loovaardigheid van het begin af uit te dooven. Immers, hoe zou men nch dit algemeene onvermogen, hetwelk men voor het bovennatuurlijke goed gevoelt, kunnen voorstellen, die ongeregelde neiging en helling tot het kwaad, die verblindheid van onzen geest, die boosheid van ons hart, die woede der driften welke altijd tegen de rede opstaan; kortom, hoe zou men zich kunnen voorstellen wat men is, en wat men gevoelt te zijn, zonder zich zeiven klein te achten, en onder alle schepselen te verootmoedigen? Maar als men zich beschouwt ten opzigte van God, indien men denkt op hetgene Hij is, en hetgene wij voor zijne oogen zijn, namelijk een enkele niet, zondaars, maar zondaars met duizende schelmstukken beladen, die wij wel weten bedreven te hebben, maar die wij niet weten , of zij

-ocr page 245-

m. boek virr. hoofdstuk. 231

ons vergeven zijn geweest; zwakke en brooze schepselen, die zoo ongestadig in het goede en zoo gestadig in het kwaad zijn; helaas ! misschien stervelingen, die voor de oogen van God leven en sterve.i in den staat van zonde , en verdienen het voorverp van zijnen eeuwigen haat te wezen : hoe is het ra «gelijk, wanneer wij dit overwegen, dat wij aan eene gedachte van ijdelheid kunnen toegeven ? Ach! het is maar al te waar, dat ais men voor zich zeiven eenige achting heeft, men zich zeiven miskent en vergeet.

GEBED.

Laat niet toe, o Heer! dat onze hoovaar-digheid ons het gezigt en het gevoelen van onze ellenden ontneme. Verpligt ons, aan U en aan ons zei ven regt te doen, door Uquot; van alles de eer te geven, die aan TJ alleen toekomt; en aan ons de kleinachting toe te eigenen, die ons aandeel is en waarlijk toekomt. Dat een Christen, o mijn Zaligmaker! die weet, dat alles wat hij is, niet is dan door U, en wien het niet onbekend is, dat hij in zich eenen onuitputtelijken grond van boosheid en bedorvenheid draagt, U eer bewijze over al het goed , dat hij door uwe genade kan doen; en aan zich niet toeëigene dan het kwaad, dat iiij doet, vermits hij zonder U niet dan tot kwaad bekwaam is. Boezem mijn hart die ware oofmoedigheid in , zonder welke het uwer liefde onwaardig is. Amen.

-ocr page 246-

232 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

IX. HOOFDSTUK.

Dat alles tot God, als het laatste einde, moet gewend worden.

1. Christus. — Zoon, Ik moet uw hoogst en laatst einde zijn, indien gij waarlijk verlangt gelukkig te wezen.

Door dit oogmerk zal uwe neiging, welke dikwijls naar zich zelve en naar de schepselen verkeerdelijk overhelt, gezuiverd worden.

Want zoo gij u zeiven in iets zoekt, wordt gij aanstonds zwak en dor.

Keer dus alles hoofdzakelijk naar Mij, dewijl Ik het ben, die alles gegeven heb.

Beschouw alle dingen als uit het opperste goed voortvloeijende; en daarom moet alles tot M;j , als zijnen oorsprong, teruggevoerd worden.

2. Kleinen en grooten, armen en rijken

fiutten uit Mij, als eene levende bron , het evende water; en zij, die mij gewillig en vrij dienen , zullen genade voor genade ontvangen.iutten uit Mij, als eene levende bron , het evende water; en zij, die mij gewillig en vrij dienen , zullen genade voor genade ontvangen.

Doch wie buiten Mij zich wil beroemen , ol' in eenig bijzonder goed zich verheugen , die zal niet in ware vreugde gevestigd, noch in zijn hart opgeruimd, maar op vele wijzen belemmerd en beangstigd worden.

Gij moet dus u zeiven niets van eenig goed toeschrijven , noch aan eenigen mensch de deugd toekennen; maar geef alles aan God, zonder wien de mensch niets heelt.

-ocr page 247-

in. BOEK. IX. HOOFDSTUK. 233

Ik heb alles jjegeven ; Ik wil ook alles terug hebben, en eiscli met groote strengheid dank-betuieing.

3. Dit is de waarheid, waardoor de ijdele roem verdreven wordt.

En als de hemelsche genade en ware liefde in n komen, zal er geene afgunst of bekrompenheid van hart meer zijn, noch eenige eigenliefde n innemen.

Want de goddelijke liefde overwint alles, en verwijdt al de krachten der ziel.

Indien gij regt wijs zijt, zult gij in Mij alleen u verblijden , in Mij alleen hopen; omdat niemand, dan God alleen, goed is (Luc. XVJII, 19.), die boven alles moet geloofd en in alles geprezen worden.

OËFiquot;. NIJNG.

Heb in al uwe werken eene zuivere en opregte meeniug om den Heer te behagen, en tracht hem al den roem van hei; goed, dat Hij verrigt, te geven, daar Hij de oorsprong en de volheid is van alle goed. Draag nergens roem op dan in uwe ellenden, en stel uwe eer in ze menigmaal aan eenen barmhartigen Gud op te offeren, die behagen schept in eene ziel, die door de overweging harer nietigheid getroffen is Houd u niet op met gedachten van ijdelheid en welbehagen jegens u zeiven, of met liet verlangen om van anderen geacht, en geëerd te worden; want God, zegt de koninklijke Profeet, overdekt met schaamte en verachting degenen, die den lof der menschen najagen en hen willen behagen. Het eenige

-ocr page 248-

234 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, middel, dat gij bezit om God te behagen en zijn hart te winnen, is u zeiven te versmaden en te haten.

GEBED.

Heer! duld niet dal ik mij eenig goed toe-schrijve, wnarvan Gij de oorsprong en het begin zijt; en daar alle goed van U komt, maak dus, dat ik alles tot U terug keere. De glorie dan is uw aandeel, en ik wil U de/.e geheel geven : de versmaadheid is mijn deel; en ik wil die van uwe hand aanvaarden, gelukkig, indien ik, met vreugde mij aan de versmading onderwerpende , uwe weldaden waardig worde, en indien ik, met een ootmoedig en onbekend leven te lijden, niets zoeke dan voor de oogen der were d te sterven, om mij alleen in uw hart te kunnen vestigen. Amen.

X. HOOFDSTUK.

Dat het, met verachting der wereld zoet is. God te dienen.

1. Be ziel. — ISTu zal ik wederom spreken. Heer, en niet zwijgen; ik zal, ten aanhoore van mijnen God, mijnen Heer en mijnen Koning, die iu den hemel is, zegge.i : O, hoe groot ïs de veelvuldigheid uwer zoetheid^ Heer, welke Gij voor degenen, die U vreezen, bewaard heht! (Ps. XXX, 20.) Maar wat zijt Gij voor die ü beminnen? wat voor degenen, die U van ganscher harte dienen?

-ocr page 249-

in. ROEK. X. HOOFDSTUK. 235

Waarlijk, de zoetheid uwer beschouwing, welke Gij verleent aan hen die rJ beminnen, is onuitsprekelijk.

Bieriu hebt Gij mij voornamelijk de teeder-heid uwer liefde getoond, dal Gij mij , toen ik er niet w?s, hebt geschapen, en mij, toen ik ver van U verdwaalde, hebt ternggebragt om U te. dienen, en mij hebt geboden, ü te beminnen.

2. O, bron van eeuwige liefde, die U ge-waardigd hebt mij te gedenken, zelfs toen ik te gr.mde gegaan en verloren was!

Gij hebt, boven alle verwachting, barmhartigheid jegens uwen dienaar gebruikt, en hem, boven alle verdienste, genade en vriendschap bewezen.

Hoe zal ik U die genade vergelden ? Want liet is allen niet gegeven, dat zij, alles verlatende , aan de wereld vaarwel zeggen en het kloosterlijk leven omhelzen.

Is het dan iets groots, dat ik U diene, wien alle schepsel verpligt is te dienen.

Het moet mij niets groots schijnen, U te dienen-, maar dit komt mij veeleer groot en verwonderlijk voor, dat Gij ü gewaardigt, mij behoeftige en onwaardige tot uwen dienaar aan te nemen en bij uwe geliefde dienaren te voegen.

8. Zie, alles wat ik heb, en Maarmede ik U dien, is het uwe.

Doch integendeel. Gij dient mij eerder, dan ik U.

Zie, hemel en aarde, welke Gij tot dienst

-ocr page 250-

236 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

des menschen geschapen hebt, zijn gereed, en doen dagelijks al wat Gij bevolen hebt.

En dit is nog weinig ; Gij hebt zelfs de engelen tot dienst van den mensch bestemd.

Doch dit alles wordt hierdoor overtroffen, dat Gij-zelf U hebt gewaardigd den meosch te dienen, en hebt beloofd, ü zeiven aan hem te zullen geven.

4. Wat zal ik ü voor zoo veel duuende van weldaden geven? O, mogte ik U al de dagen mijns levens dienen !

O, ware ik toereikend, om ü zelfs oenen dasr eene waardige dienst te betoonen!

Gij zijt waarlijk alle dienst, alle eer en eeuwigen lof waardig.

Gij zijt waarlijk mijn Heer en ik ben uw arme dienstknecht, die verpiigt bei, U uit alle krachten te dienen, en mij nimmer in uwen lot moet verdrieten.

Dit wil ik, dit verlang ik : gewaardig Gij U, aan te vullen al wat mij ontbreekt.

4. Hot is eene groote eer, een groote roem. IJ te dienen en om U alle« te verachten.

Want zij, die zich gewillig aan uwe heiligste dienst hebben onderworpen, zullen groote genade erlangen.

Zij, die om uwe liefde alle zinnelijk vermaak hebben verworpen, zullen de zoetste vertroosting van den heiligen Geest vinden.

Zij, die om uwen naam den engen weg ingaan en alle wereldsche bekommernissen daar laten, zullen eene groote vrijheid van gemoed verkrijgen.

6.0, aangename en zoete dienst van God,

-ocr page 251-

rtr. BOEK. X. HOOFDSTUK. 237

waardoor de mensch wezenlijk vrij en heilig: wordt!

O , heilige staat van het kloosterlijke leven, die den mensch aan de engelen gelijk, aan God behagelijk, aan de duivels verschrikkelijk en aan alle geloovigen aanbevelenswaardig maakt!

O, verkieselijke en altoos wensehelijke dienstbaarheid, waardoor het hoogste goed verdiend en eeue altijddurende vreugde verkregen wordt!

OEFENING.

Zich alle genaden onwaardig oordeelen: aan al diegenen beantwoorden, welke men van God ontvangt; Hem al de glorie geven van de getrouwheid, die men vo )r Hem heeft; Hem dikwijls bedanken voor de goedheid, welke Hij gehad heeft, van ous in onze dwaling op te zoeken, en ons na zoo vele zonden te ontvangen; alles van zijae barmhartigheid te hopen, en zich geheel in zijne handen stellen : ziedaar wat eene opregt christene ziel moet doen, die weet wat Jesus Christus voor haar is, en wat zij voor Hem moet wezen.

Gelukkig als men in zich niets ontmoet, hetwelk eenig gevoelen van ijdelheid of zelfbehagen kan voortbrengen! Gelukkig eene ziel, die niet verpligt wordt uit zich zel/e te gaan , dan om in God te verblijven! O, hoe geschikt is het gevoelen zijner ellende, om ze in het hart van eenen barmhartigen God te

-ocr page 252-

238 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, stellen! Eu hoe zeer verpligt ons de ondervinding, die men heeft van het onvermogen tot alle goed, en van de neiging tot, alle kwaad, het alleen met God te honden, en dikwijls tot Hem onze toevlugt te nemen!

GEBED.

Heer! hoe zou ik U kunnen vergeten, Gij die mij zoo dikwijls van de hel bevrijd hebt, waarin ik door de wanorde en nutteloosheid van mijn leven zoude vallen! Genees in mij dit ijdel welbehagen en die opgeblazene ijdel-heid, waardoor ik mij laat voorstaan dat er iets goeds in mij te vinden is. Het is in IJ. Heer! het is van U; en zonder TJ ben ik niet bekwaam dan om U te vergram men. Gedoog niet, dat ik mij onder uwe oogen door een vrijwillig gevoelen van hoogmoed verheffe, dat mij het ongeluk zou kunnen bezorgen, waarmede de eerste engel is geslagen geweest. Het is mij veel liever door de mensehen versmaad te worden , en uwe vriendschap te bezitten, dan hunne achting te genieten en van ü verworpen te worden. Maak , dat ik U regt doe, met U al het goed toe te eigenen dat ik verrigt, en dat ik aan mij zeiven reirt doe, door mij al het kwaad, waartoe ik bekwaam ben, roe te schrijven, om daarvan vergiffenis te bekomen. Amen.

-ocr page 253-

in. BOEK XI. HOOFDSTUK. 239

XT. HOOFDSTUK.

Dat men de begeerten cles harten moet onderzoeken en matigen.

1. Christus. — Zoon, gij moet nog vele dingen leeren , welke gij nog niet wel geleerd hebt.

De ziel. — Welke zijn die, Heer?

Christus. — Dat gij uw verlansep geheel naar mijn welbehagen regelet, en u zeiven niet beidnnet; maar ijverig mijnen wil be-traclitet

Djkmaals wordt gij door begeerten ontstoken en sterk gedreven; maar geef acht, of gij om mijne eer, of eerder omquot;uw eigen belang bewogen wordet.

Indien het om Mij is, zult gij wel tevreden zijn, hoe ik het ook beschikke; maar indien er eenige eigenbaat onder schuilt, zie, dit is het, wat u hindert eu bezwaart.

2. Wacht u derhalve, dat gij, zonder Mij geraadpleegd te hebben, op eens opgevatte begeerte te vee! steunet; opdat welligt datgene, wat u eerst is bevallen, en wat gij als het beste hebt beijverd, u later niet berouwe of mishage.

Want men moet niet alle neiging, welke goed schijnt, dadelijk volgen; eii ook niet alle daaraan strijdige neiging aanstonds verwerpen.

Het is somwijlen dienstig, zel's in goede betrachtingen en begeerten, beteugeling te ge-

-ocr page 254-

236 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, des menschen geschapen hebt, zijn gereed, en doen dagelijks al wal Gij bevolen hebt.

En dit is nog weinig : Gij hebt zelfs de engelen tot dienst van den mensch bestemd.

Doch dit alles wordt hierdoor overtroffen, dat Gij-zelf U hebt gewaardigd den mensch te dienen, en hebt beloofd, ü zeiven aan hem te zullen geven.

4. Wat zal ik U voor zoo veel duizende van weldaden geven? O, mogte ik U al Ie dagen mijns levens dienen !

O, ware ik toereikend, om U ze-fs cénen dacr eene waardige dienst te betoonea!

Gij zijt waarlijk alle dienst, alk eer en eeuwigen lof waardig.

Gij zijt waarlijk mijn Heer en ik ben uw arme dienstknecht, die verpligt ben, U uit alle krachten te dienen, en mij nimmer in uwen lot moet verdrieten.

Dit wil ik, dit verlang ik : gewaardig Gij U, aan te vullen al wat mij ontbreekt.

•i. Het is eene groote eer, een groote roem. ü te dienen en om U alles te verachten.

Want zij, die zich gewillig aan uwe heiligste dienst hebben onderworpen, zullen groote genade erlangen.

Zij, die om uwe liefde alle zinnelijk vermaak hebben verworpen, zullen de zoetste vertroosting van den heiligen Geest vinden.

Zij, die ora uwen naam den engen weg ingaan en alle wereldsche bekoir.mernissen daar laten, zullen eene groote vrijheid van gemoed verkrijgen.

6.0, aausename en zoete dienst van God,

-ocr page 255-

rrr. boek. x. hoofdstuk. 287

waardoor de measch wezenlijk vrij en heilig wordt!

O , heilige staat van het kloosterlijke leven, die den mensch aan de engelen gelijk, aan God behagelijk, aan de duivels versclirikke-lijk en aan alle geloovigen aanbevelenswaardig maakt!

O, verkieselijke en altoos wenschelijke dienstbaarheid, waardoor het hoogste goed verdiend en eene altijddurende vreugde verkregen wordt!

OEFENING.

Zich alle genaden onwaardig oordeelen; aan al diegenen beantwoorden, welke men van God ontvangt; Hem al de glorie geven van de getrouwheid, die men voor Hem heeft; Hem dikwijls bedanken voor de goedheid, welke Hij gehad lieel't, van ons in onze dwaling op te zoeken, en ons na zoo vele zonden te ontvangen; alles van zijae barmhartigheid te hopen, en zich geheel in zijne handen stellen : ziedaar wat eene oprekt chriamp;tene ziel moet doen, die weet wat Jesus Christus voor haar is, en wat /.ij voor Hem moet wezen.

Gelukkig als men in zich niets ontmoet, hetwelk eenig gevoelen van ijdelheid of zelfbehagen kan voortbrengen! Gelukkig pene ziel, die niet verpligt wordt uit zich zelve te gaan , dan om in God te verblijven! O, hoe geschikt is het gevoelen zijner ellende, om ze in het hart van eenen barmhartigen God te

-ocr page 256-

338 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, stellen! Eu hoe zeer verpligt ons de ondervinding, die men heeft van het onvermogen tot alle goed, en van de neiging tot alle kwaad, liet alleen met God te houden, en dikwijls tot Hem onze toevlugt te nemen!

G E B E ]).

Heer! hoe zou ik U kunnen vergeten. Gij die mij zoo dikwijls van de hel bevrijd hebt, waarin ik door de wanorde en nutteloosheid van mijn leven zoude vallen! Genees in mij dit ijdel welbehagen en die opgeblazene ijdel-heid, waardoor ik mij laat voorstaan dat er iets goeds in mij te vinden is. Het s in Ü, Heer! het is van U; en zonder 17 ben ik niet bekwaam dan om U te vergrammen. Gedoog niet, dat ik imj onder uwe oogen door een vrijwillig gevoelen van hoogmoed verheffe, dat mij het ongeluk zou kunnen bezorgen, waarmede de eerste engel is geslagen geweest. Het is mij veel liever door de menschen versmaad te worden , en uwe vriendschap te bezitten, dan hunne achting te genieten en van U verworpen te worden. Maak , dat ik U regt doe, met U al het goed toe te eigenen dat ik verrigt, en dat ik aan mij zeiven regt doe, door mij al het kwaad, waartoe ik bekwaam ben, roe te schrijven, om daarvan vergiffenis te bekomen. Amen.

-ocr page 257-

UI. BOEK XI. HOOFDSTUK. 289

XI. HOOFDSTUK.

Dat men de begeerten des harten moet onderzoeken en matigen.

1. Christus. — Zoon, gij moet nog vele din»en leersn , welke gij nog niet wel geleerd hebt.

Be -UI. — Welke zijn die. Heer?

GhrisU'.s. — Dat gij uw verlansen geheel naar mijn welbehagen regelet, ea u zeiven niet beicinnet; maar ijverig mijnen wil be-traehtet

Djkmaals wordt gij door begeerten ontstoken en sterk gedreven; ?uaar geef acht, of gij om mijne eer, of eerder om uw eigen belang bewogen wordet.

Indien het om Mij is, zult gij wel tevreden zijn, hoe ik het ook beselükke; maar indien er eenige eigenbaat onder schuilt, zie, dit is het , wat u hindert en bezwaart.

2. Wacht u derhalve, dat gij , zonder Mij geraadpleegd te hebben, op eens opgevatte begeerte te veel stennet; opdat welligt datgene, wat u eerst is bevallen, en wat gij als het beste hebt beijverd, u later niet berouwe of mishage.

Want men moet niet alle neiging, welke goed schijnt, dadelijk volgen; en ook niet alle daaraan strijdige neiging aanstonds verwerpen.

Het is somwijlen dienstig, zelfs in goede betrachtingen en begeerten, beteugeling te ge-

-ocr page 258-

240 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, bruiken, opdat gij door ontijdigheid precne verstrooijin? van iremoed belialet, door ongeregeldheid aan anderen geene ontstichting veroorzaket, of ook door tegenspoed van anderen niet eensklaps ontsteld en ontmoedigd wordet

3. Doch somtijds moet men geweld gebruiken en aan de zinnelijkheid moedie: weder-staan , en geen acht geven wat het vleesch wille ot niet wille; maar eerder hiervoor zorgen, dat hetzelve, ook tegen zijn. dank, aan den geest zij onderworpen.

En het moet zoo lans gekastijd en gedwongen worden, onder gebied te staan, tot dat het/.elve tot alles bereid is en leert, zich^net weinig te vergenoegen, in het eenvoudige vermaak te scheppen en over geene zwarigheid te klagen.

OEFENING.

Men moet zijne begeerten volgens tien wil van God regelen, ze volgens de beweging zijner genade matigen, en ze allen schikken om aan Hem te behagen. De ware boetvaardigheid des harten bestaat : in de vurigheid zijner begeerten te bedwingen, in hare hevigheid tegen zich zelve te keeren , en in ze allen te vereenigen om God te behagen. De heilige oefening der zelfverloochening, die volstrekt, ter zaligheid aller Christenen noodig is, en die den geest des Evangelies den pligt van ons Doopsel en de onvermijdbare verbindtenis van eenen Christen uitmaakt : die oefening, zeg ik, bestaat geheel, in het bedwingen

-ocr page 259-

TIT. BOEK. XT. HOOFDSTUK. 241 zijner ongeregelde neigingen, in het schikken van zijne onverschillige en natuurlijke begeerten tot een bovennatuurlijk einde, en in het verzekeren zijner begeerten ter zaligheid, door de volbrenging der goede voornemens; dewijl een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven, waarin men de begeerte met de werking ver-eenigt.. tot de zaligheid noodig is.

GEBED.

Wanneer, o Heer! zal ik. vermoeid van de ongeregeldheid en nutteloosheid mijner begeerten, gelijk dit moet wezen, beginnen met ze volgens uwen heiligen wil te schikken, en het goede te oefenen, hetwelk ik verlang te doen ? Is het voor mij genoeg steeds te zeggen : Ik zou geheel aan U willen toebehooren, en L getrouw dienen, zonder het standvastig te doen en zonder het krachtdadig te willen? Helaas, mijn God! ik weet dat de hel door de nuttelooze begeerten, en door die : Ik zou mij wel willen zalig makengt; vervuld is, en dat zij niet ophoudt hierom het te wezen. Ach ! kan ik mij bekeeren en mijne zaligheid bewerken, met niet anders te willen dan gelijk al de verdoemde Christenen dit gewild hebben en nog willen? Heer! ruk uit mijn hart die nutteloosheid der begeerten voor mijne zaligheid, welke geschikt is om mij in het eeuwige ongeluk te storcen, en maak, dat ik altijd de gedachte , de begeerte en de middelen vereenige en in het werk stelle, die Gij mij geeft om U te behagen en mijne zaligheid fe bewerken. Amen.

1*)

-ocr page 260-

242 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

XII. HOOFDSTUK.

Dat men moet leereu geduldig zijn en

tegen zijne kwade neigingen strijden.

1. De Ziel. — Heer, mijn God! gelijk ik zie, is de verduldigheid mij zeer noodzakelijk, dewijl er veel tegenheden in dil: leven voorkomen.

Want hoe ik het ook regele, om vrede te hebben, kan toch mijn leven niet zonder strijd en smart zijn.

2. Christus. — Zoo is het, zoon : want Ik wil. dat gij niet zulken vrede zoeket, die zonder bekoringen zoude zijn of ?eene tegen-heden ondervinden; maar dat ffij denket, ook dan den vrede gevonden te hebben, als gij door velerlei kwellingen ontrust, en door vele tegenheden beproefd wordt.

Indien gij ze^t, dat gij niet veel kunt verdragen, hoe zult ffij dan het vuur der plaats van zuivering onderstaan ?

Van twee kwaden moet men altoos het minste kiezen.

Opdat gij dus de toekomende eeuwige straffen moget ontgaan, zoo tracht de tegenwoordige wederwaardigheden om God geduldig te verdragen.

Meent gij, dat de menschen van deze wereld niets of weinig lijden? Dit zult gij niet bevinden , al zoekt gij de weelderigsten.

3. Maar, zegt gij, zij genie/en vele venna-

-ocr page 261-

Til. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 243 ken en volgen hun eisrenen wil; en daarom achten zij hunne kwellingen weinicr.

4, Gesteld, dat het zoo is, dat zij alles hebben, wat zij verlangen : hoe lang, meent gij , zal dit duren ?

Zie, zij , die overvloed in deze wereld hebben , zullen ais rook vergaan •. en er zal zelfs van hunne vroegere vermakelijkheden geene gedachte meer zijn.

Dan, ook terwijl zij nog leven. berusten zij daarin niet zonder bitterheid, verdriet en vrees.

Immers, uit dezelfde zaak, uit welke zij zich vermaak scheppen, behalen zij tot straf dikwerf smart.

Billijk overkomt hun dit, dat zij, omdat zij de vermaken onsreregeld zoeken en volden, dezelve niet zonder beschaming en bitterheid genieten.

O, hoe kortstondia:, hoe bedrieErelijk , hoe ongeregeld en schaudig zijn al die vermaken!

Doch om hunne vervoering en verblindheid begrijpen zij dit niet; maar loopen zij , als stomme dieren, om het kleine vermaak van een vergankelijk leven, de dood hunner viel in.

Gij dus. Zoon, vohj uwe hegeerlijbheid niet 'm, en (ja uwen ei en wil af: (Eccli. XVTTl, 3Ü.) vermaak u in den Heer; en Hij zal u geven, wat uw hart verlangt. (Ps. XXX VT, 4.)

5. Immers, indien gij u waarlijk wilt verheugen , en in ruime mate van Mij getroost worden, zie, dan zal in dn verachting van alle wereldsche dingen en in de verwerping van alle aardsche vermakelijkheden uw zegen zijn, en u overvloedige (roost gegeven worden.

-ocr page 262-

244 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

En hoe meer gij u van allen troost der schepselen zult afgetrokken hebben, des te zoetere en meer krachtige vertroostingen zult gij in Mij vinden.

Doch in het eerst zult gij niet zonder eenige droefheid en moeijelijken strijd daartoe komen.

De verouderde gewoonte zal zich daartegen verzetten , maar door eene betere gewoonte overwonnen worden.

Het vleesch zal daartegen morren, maar door den ijver van den geest beteugeld worden.

De oude slane, de duivel, zal a aanhitsen en het u moeijelijk maken, maar door het gebed verjaagd worden ; ook zal hem door een nuttigen arbeid , de voorname toegang worden afgesloten.

OEFENING.

De ware vrede bestaat, in de ootmoedige on standvastige onderwerping aan Gods wil, in de hevigste kwellingen, in de grootste bekoringen , en als gij in u zeiven niet meer znlt vinden dan opstand , onrust en verdriet, en dit alles in de handen van God stelt; het is hierin dat gij de ware rust van eene ziel zult vinden , die, op zich zelve niet steunende, niet anders dan in God bestaal , door het vertrouwen en de onderwerping. Zich ontmaken van alles wat ons behaagt, alles wat ons kwelt van de hand des Heeren aanvaarden, alles wat ons tegenstaat overwinnen, ziedaar het ware middel om in vrede te wezen.

-ocr page 263-

II[. BOEK. XIII. HOOFDSTUK. 245

GEBED.

Heer' Gij alleen kunt ons dien vrede des harten, dien vrede Gods, dien onuitspreke-lijken vrede en die ootmoedige onderwerping verleenen. Wij vragen, hopen en verwachten dien van (7. Mijn Zaligmaker! verleen ons dien vrede, welke onzen geest en ons hart in de afhankelijkheid uwer waarheden en van uwen heiligen wil behoudt.

XIII. HOOFDSTUK.

Over de gehoorzaamheid van een ootmoe-digeu onderdaan, naar het voorbeeld van Jesus Christus.

1. Christus. — Zoon, wie zich aan de gehoorzaamheid tracht te onttrekken , die onttrekt zich aan de genade; en wie zoekt, voor zich bijzondere dingen te hebben, die verliest de algemeene.

Zoo iemand zich niet gaarne en gewillig aan zijnen overste onderwerpt, is zulks een teeken, dat zijn vleesch hem nog niet volkomen gehoorzaamt , maar dikwijls tegenkant en tegenmort.

Leer dus u zeiven vaardig aan uwen overste onderwerpen, indien gij wenscht uw eigen vleesch onder het juk te brengen.

Want de uitwendige vijand wordt eerder overwonnen, als de inwendige mensch niet ongeregeld is.

-ocr page 264-

246 DK NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS.

Daar is geen lastiger eu erger vijand voor de zipl, dan gij voor u zeiven zijt, wanneer gij mct'den geest niet wel overeenstemt.

«ij moet volstrekt eene wezenlijke verachting van u zeiven opvatten, indien gij vleeseli en bloed wilt overwinnen.

Omdat gij nog te zeer ongeresteld n zeiven bemint, daarom vreest gij n geheel aan den wil van ander-n te onderwerpen. quot;

2. Maar wat groots is het, dat ?ij, dis stof en niets zijt, u om God aan eenen menseh onderwerpt,, daar Ik, de Almogende en Allerhoogste, die alles uit niets heb voortgebragt Mij om u aan den menseh ootmoedig heb onderworpen ?

Ik ben de nederigste en minste van allen geworden, opdat gij door mijnen ootmoed uwen hoogmoed zoudet overwinnen.

Leer gehoorzamen, gij stof; leer u vernederen , gij aarde en slijk, en u onder aller voeten buigen.

Leer uwen wil breken en u tot alle onderwerping zetten.

3. Verontwaardig u tegen u zalven, en duld niet, dat er eenige opgeblazenheid in u leve; maar toon u zoo ouderworpen en klem, dat allen over u kunnen gaan en u, als het slijk der straten vertreden.

Wat hebt gij te klagen, ijdele menseh^

Hoe kunt gij, vuile zondaar, degenen, die u verwijten , tegenspreken , daar gij God zoo dikwijls beleedigd en meermaals de hel verdiend hebt? . .

Doch, omdat uwe ziel voor mijn aanschijn

-ocr page 265-

m. BOKK. XITT. HOOFDSTUK. 247 dierbaar was, hoeft mijn oog u gespaard, opdat gij mijne liefde zoudet kennen en voor mijne weldaden altoos dankbaar wezen, en opdat gij ii steeds tot eene ware onderwerping en ootmoedigheid zoudet stellen, en eigene verachting geduldig verdragen.

OEFENING.

Men moet zich niet tevreden stellen met nitwendig te gehoorzamen, en in zaken die gemakkelijk zijn , maar men moet ook uit gauscher harte en in de moeijelijkste dingen gehoorzaam wezen. Want hoe lastiger het ons valt te gehoorzamen, hoe meer verdienste men heeft. Zou men zich niet kunnen onderwerpen aan eenen mensch, om God, nadat men gezien heelt, dat God zich voor ons aan de menschen heeft onderworpen, ja aan zijne beulen zelfs?

Jesus Christus heeft geheel zijn leven willen gehoorzaam wezen, ja gehoorzaam tot den dood des kruises; en ik zou mijn leven niet willen doorbrengen met te gehoorzamen, en van de gehoorzaamheid mijne verdienste en mijn kruis maken? De onafhankelijkheid is het aandeel van eenen God, en hij is mensch geworden om van een ieder af te hangen, en om de afhankelijkheid in zich te heiligen. ]k wil mij dan naar het voorbeeld van eenen on-derdanigen, afhankelijken en gehoorzamen God schikken, en over niets in mij, noch zelfs over mijnen eigen wil beschikken.

-ocr page 266-

*548 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

GEBED.

ó Mijn Zaligmaker, die in den schoot van Maria door de gehoorzaamheid zijt gevormd geweest, Gij, die ze gedurende dertig jaren te Nazareth stipt hebt geoefend, en uit gehoorzaamheid hebt willen geboren worden, leven en sterven : wek ons op om uw voorbeeld na te volgen, om in alles aan U, in de personen die over ons gesteld zijn , en die uwe plaats bekleedeu, te gehoorzamen. Maar maak tevens, wanneer wij ons verbinden om te doen wat ons bevolen is, dat wij het gaarne doen, en beter oordeelen, dat wij van ons leven eeue gedurige gehoorzaamheid maken, die ons in dit leven uwe genade en uwe heerlijkheid in de eeuwigheid verzekert. Amen.

XIV. HOOFDSTUK.

Over de beschouwing van Gods verborgene oordeelen, opdat wij in het goede ous niet verheffen.

1. De Ziel. — Heer! Gij dondert over mij uwe oordeelen uit, en doet van vrees en schrik al mijne beenderen beven, en mijne ziel wordt zeer ontsteld.

Ik sta verbaasd en zie, dat de hemelen zeiven voor uw aanschijn niet zuiver zijn. (Job. XV, 15.)

Indien Gij in de engelen boosheid bevonden en hen evenwel niet gespaard hebt, wat zal er van mij geworden ? (Jjb. IV , 13.)

-ocr page 267-

lil. BOEK. XIV. HOOFDSTUK. 249

Sterren zijn uit deu hemel gevallen ; wat laat ik dan, die stof ben, mij zeiven voorstaan ? ( Apoc. VI, 13)

Zie, wier werken loflelijk schenen, zijn in den afgrond trevallen : en hen, die het brood der engelen aten. heb ik in den draf der varkens hunnen wellust zien vinden.

2. Er is dus geene heiligheid, zoo Gij , Heer. uwe hand onttrekt.

Geene wijsheid baat, zoo Gij opiioudt te besturen.

Gecne sterkte helpt, zoo Gij ophoudt te bewaren.

Geene kuisehheid is veilig, zoo Gij dezelve niet beschermt.

Geene eigene behoedzaamheid baat, indien uwe heilige waakzaamheid ontbreekt.

Want als wij van U verlaten worden, zinken en vergaan wij : doch worden wij door U bezocht, dan worden wij opgebeurd en leven wij.

Wij immers zijn ongestadie, doch worden door 17 versterkt ; wij zijn laauw, doch worden door TJ opgewekt.

3. O, hoe nederig en verachtelijk moet ik over mij zeiven deuken! hoe weinitr moet ik het achten, zoo ik iets goeds schijn te hebben '

O, hoe diep. Heer, moet ik mij onder uwe onpeilbare oordeelen vernederen, daar ik bevind, dat ik niet anders dan een enkel niet ben !

O overgroot gewigt! o greuzelooze zee ! waar ik van mij zeiven niets vind, dan een niet in alles.

-ocr page 268-

250 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Waar is dan nog een schuilhoek voor roem ? waar het betrouwen op eigene deugd P

Alle ijdele beroeming is in de diepte uwer oordeelen over mij verslonden.

4?. Wat is alle vleesch voor uw aanschijn ?

Zal het leem tegen hem, die hetzelve bewerkt, zich beroemen? (Isaias XXIX, 10.)

Hoe kan hij, wiens hart in waarheid aan God onderworpen is, zich door ijdele lofspraak verheffen ?

De geheele wereld zal hem, dien de waarheid aan zich heeft onderworpen, niet tot hoogmoed brengen; en hij, die zijn gansche hoop in God gevestigd heeft, zal door de woorden van alle lofsprekers niet bewogen worden.

Want zie, ook zij allen, die spreken, zijn niets: zij immers zullen met het geluid hunner woorden vergaan ; doch de waarheid des Hee-ren blijft in eeuwigheid. ( Ps. CXVI, quot;.)

OEFENING.

De ondoorgrondelijkheid der oordeelen Gods, voor wiens oogen alle mensch slechts een niet en zonde is , moet alle gevoel van trotschheid in onze ziel uitdooven en haar treffen bij het besef van Gods heiligheid en zuiverheid, en het gedenken aan den grond van onzuiverheid en verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Een engel zondigt, God kan hem niet verdragen; Hij verwerpt hem om eene enkele zonde uit zijn hart en uit zijn paradijs. De mensch zondigt, en Hij verdraagt hem; Hij opent voor hem zijn hart en zijnen hemel, i idien hij

-ocr page 269-

m. BOEK. XV. HOOFDSTUK. 251 door eene spoediere. en oprekte bekeering tot Hem wil wederkomen. Laten wij uit het eene eenen diepen afschrik voor de zonde en eene heilzame quot;ref-s voor Gods re?!vaardigheid opvatten , en uit het andere een vast verti ouwen in zijne barmhartigheid stellen, niet om haar te misbruiken, met onze boetvaardigheid uit te stellen ; maar om ons «au te moedigen haar te beoeienen , en met te trachten eene volkomene erkentenis voor al zijne weldaden te hebben.

G E B F, 1).

ó Heiligheid van God, die de zonde niet kunt verdragen : hoe kunt, Gij een hart als liet mijne dulden, dat ze onophoudelijk bedrijft en zich gewent om U te mishagen ? O zuiverheid van eenen God , voor wiens oogen de hemelen zelfs niet zuiver zijn, en die on-geregtigheid in de Engelen gevonden hebt: hoe komt het, dat Gij mij niet verwerpt, in wien alles onzuiver en strafpligtig is r Heer ! indien Gij wilt, kunt Gij mij zuiveren en heilig: maken. Ik werp mij in de armen uwer barmhartigheid, en smeek U in mij alles te vernietigen, wat tecren uwe heiligheid strijdt, en mij op te wekken om mij te beteren en mij over mijne zonden te straffen. Amen.

XV. HOOFDSTUK.

Hoe men zich moet gedragen en spreken in alles wat men begeert.

1. Christus. — Zoon, spreek in alle zaken

-ocr page 270-

252 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRrSTUS.

in dezer voege : Heer! indien het ü behaagt, gebeure dit x.oo.

Heer! indien dit tof uwe eer strekt, zoo geschiede he^ in uwen naam.

Heer! indien Tiij ziet dat liet mij dient, en oordeelt dat het mij nuttig ia, geef mij dan , dat ik dit tot uwe eer gebruike.

Maar zoo Oij weet, dat het mij schadelijk zal zijn, en niet tot zaligheid mijner ziel dient, neem dan zulke begeerte van mij wen.

Want niet alle begeerte, ofschoon zij den mensch regt en goed schijnt, komt van den heiligen Geest.

Het is moeijelijk wel te onderscheiden , uf eeu 2quot;oede, dan wel eeu verkeerde geest u aandrijve, om dit of dat te begeeren, en of gij door uwen eigenen geest daartoe bewogen wordet.

Velen, die eerst door een goeden geest schenen geleid te worden, zijn op het einde bedrogen geweest.

Men moet dus altoos in de vrees van God en ootmoedigheid d^s harten besreeren en ver zoeken }•! wat aan den geest wenscheliik voorkomt, en vooral met overgeving van zich zel-ven, alles aan Mij overlaten en zeggen : Heer! Gij weet hoe het beste is: dit of dat geschiede , gelijk Gij wilt.

Geef, wat Gij wilt, zoo veel Gij wilt, en als Gij wilt.

Handel met mij, gelijk Gij weet, gelijk het U het meeste behaagt en het meeste tot uwe eer strekt.

-ocr page 271-

III. ROMK. XV. HOOFDSTUK. 353

Stel mij waar Gij wilt, en handel met mij in alles naar welgevallen.

Ik ben in uwe handen : wend en keer mij van alle zijden.

Zie, ik ben uw dienstknecht en tot alles bereid: want ik beseer niet voor mij mastr voor U te leven : o mogte ik zulks waardig en volmaakt doen!

GEBED

om het welbeliageu van God te volbrengen.

3. Beziel. — Verleen mij, goedertierenste Jesus, uwe penade, opdat dezelve met mij zij, met mij werke en mij tot het einde toe bijblijve.

Geef mij dat ik steeds datgene beireere en wille, wat U het aangenaamste is en het meeste behaaijt.

Uw wil zij de mijne: en mijn wil vol^e altoos den uwen, en stemme geheel met den-zelveu overeen.

Laat mijn willen en niet willen één met U zijn; laat mij niet anders kunnen willen of niet willen, dan hetgene Gij wilt ot' niet wilt.

4. Geef mij, dat ik aan alles, wat in de wereld is, sterve, en om ü verlange, in deze wereld veracht en onbekend te zijn.

Geef mij, dat ik, boven alle gewenschte zaken, in U ruste, en dat mijn hart in IJ bevredigd worde.

-ocr page 272-

254 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Gij zijt de ware vrede des harten, Gij zijl de eenige rust : buiten U is alles pijnlijk en onrustig.

In dezen vrede, dat is, in CJ, die het eenige, hoogste en eeuwige goed zijt, zal ik slapen en rusten. Amen. (Ps. IV. 9.)

OEFENING.

Dewijl God alles wil wat ons overkomt, en Hij het wil voor ons welziin en voor onze zaligheid, zoo moeten wij ons in alles aan zijnen heiligen wil overgeven, dat wil zeggen in de oefening ; 1° Met niets te willen dan hetgeen God wil, en het willen gelijk Hij dit wil en als Hij dit wil. 2° Ons nooit van zijnen heiligen wil door eene vrijwillige ontrouw verwijderen, en nimmer aan ons hart toelaten iets te zeggen of te doen. wat met den wil van God strijdig is. 3® Nooit uit eenig inzigt zondigen , en ons niet tegen God stellen in hetgene Hij van ons wil.

Er is slechts een sterk en standvastig voornemen noodig om alles te doen, te laten en te lijden hetgene Hij wil of van onze getrouwheid zou willen, om ons slagtoffers van zijne liefde en van zijn welbehagen te maken, en ons op aarde datgene te doen beginnen, wat wij hopen in den hemel te blijven doen. Laat ons dus den Heer dikwijls bidden, dat zijn wil in ons hier op aarde gesehiede, gelijk Hij in ons in eeuwigheid zal geschieden.

GEBED.

ó Mijn God! wiens heilige wil de regel en

-ocr page 273-

Til. BOEK. XV. HOOFDSTUK. 255

oorsprong van alle goed is : wees in mij de ziel van al mijne werken en de drijtveer van alle bewegingen mijns harten. Maak, dat ik in mijn uelieel gedrag, in al mijne wederwaardigheden, niets zoeke te doen of te lijden, dan hetgene Gij wilt, omdat Gij het wilt, en gelijk Gij het wilt; dat ik in alles- aan mijnen eigen wil verzake; dat ik U als den meester, en als den eigenaar van mijn hart make, opdat het in alles aan de genegenheden en aan den wil van het nwe onderworpen zij , zonder ooit er van at' te wijken. Amen.

XVI. HOOFDSTUK.

Dat men deu waren troost in God alleen moet zoeken.

1. Be ziel.— Al wat ik tot mijnen troost kan verlangen of denken, verwacht ik niet hier, maar hiernamaals.

Al konde ik alleen al de vertroostingen der wereld hebben en alle vermaken genieten, is het toch zeker, dat zij niet lans konden duren.

Daarom kunt, gij, mijne ziel, geene volko-mcne vertroosting nog volmaakt genoegen vinden, dan in God, den vertrooster der armen en verdediger der ootmoedigen.

Verbeid een weinig, mijne ziel, verbeid de goddelijke belofte, en gij zult in den hemel overvloed van alle goederen hebben.

Indien gij te ongeregeld naar de tegenwoordige goederen streeft, zult jrij de eeuwige en hemelsche goederen verliezen.

-ocr page 274-

356 DK NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTUS. Gebruik het tijdelijke, en betracht het eeu-

W Gij kunt door geen tijdelijk goed verzadigd worden, wijl gij niet zijt geschapen, om dit te genieten,

3. Al hadt gij al de geschapene goederen , zendt gij niet gelukkig en zalig kunnen zijn ; maar in God, die alles geschapen heelt, is uwe geheele zaligheid en geluk gelegen: niet een geluk, als de dwaze minnaars der wereld zich verheelden eu prijzen, maar gelijk de coede leloovigen van Christus dit verwachten, en de geestelijken en zuiveren van larte, wier verkeer in den hemel is, (Phil, III, 20.) dit hij wijlen vooruit smaken.

Alle menschelijke troost is ijde. en kortstondig.

De zalige en ware troost is diegene, welke men inwendig van de waarheid ontvangt.

Een godvruchtige mensch draagt zijnen vertrooster Jesus overal met zich, en zeirt hem ; Heer Jesus ! sta mij op alle plaatsen en te allen tijde hij. ,

Dit zij mijne vertroosting, alle mensclieujke troost gaarne te willen derven.

En zoo mij uwe vertroosting ontbreekt, dan zij uw wil en uwe regtvaardige beproeving miin grootste troost.

Want gij zult niet altoos vertoornd zijn , noch in eeuwigheid dreigen. (Ps. CU, 9.)

O E 1? F, N I a G.

God is het middenpunt onzer harten, zegt

-ocr page 275-

III. BOKK. XVI. HOOFDSTUK. 257 de H. Augustinus, en zij zullen altijd onrustig leven, zoo lang zij in Hem niet zullen rusten; dit is, zoo lang als zij, aan zich zeiven en aan de scliepselen verkleefd, hun geluk buiten God zullen zoeken. Men moet zich dan onthechten aan alles wat God niet is, zich van alles afscheiden, als dood zijn voor alles, om het ware geluk te bezitten , hetwelk eene ziel in God vestigt. Zeggen wij dus niet, gelijk de wereldlingen : gelukkig zij, die alles, wat zij verlangen, in overvloed hebben, en aan welke noch goederen, noch wereldsche vermaken ontbreken! Laat ons liever zeggen: gelukkig een hart, voor hetwelk God alleen genoegzaam is ! Gelukkig een Christen, die niet bemint, dan datgene wat hij altijd zal beminnen !

GEBED,

Wanneer, o mijn God! zal ik van al het aardsche onthecht zijn, en niet meer wen-schen dan naar het gelnk van U te behagen en TJ te beminnen ? Wanneer zult gij voor mij alles in alle dingen zijn', gelijk Gij het voor uwe Heiligen in den hemel zijt ? Maak, Heer ! dat ik alle voldoenipg aan mijne zinnen en alle menschelijken troost aan mijnen geest onttrekke, om mijn vermaak te stellen in het vermaak van uw hart. Hetzij kwelling, verdriet, tegenspoed: gij zult voortaan het vermaak mijns harten, of ten minste het voorwerp van deszelfs geduld uitmaken, zoo-dra ik zal overdenken, dat zij in het hart van uwen Zaligmaker zijn geheiligd geweest,

17

-ocr page 276-

25S DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, en dat Hij wil, dat ik dezelve lij de. Heer! indien Gij mij van uwen troost berooft, zoo als ik bet verdien, maak dan, dat de ootmoedige onderwerping aan uwen wil mij tot den grootsten troost verstrekke Amen.

XVII. HOOrDSTUK.

Dat men alle bezorgdheid in God moet stellen.

1. Christus. — Zoon, laat mij met u handelen , gelijk Ik wil; Ik weet wat u dienstig is.

Gij denkt als een mensch : gij oordeelt in vele zaken, gelijk de menschelijke neiging ingeeft.

De ziel. — Heer! het is waar, wat gy zegt: uwe bezorgdheid voor mij is grooter, dan alle zorg die ik voor mij zeiven kan hebben.

Immers, hij die niet alle bezorgdheid in U stelt, staat al te wisselvallig.

Heer! mits mijn wil geregeld en aan U gehecht blijve, doe met mij al wat U behaagt.

Want het kan niet anders dan goed zijn, al wat Gij met mij doet.

2. Wilt Gij dat ik in duisternis zij, wees geloofd; en wilt Gij dat ik in het licht zij , wees nogmaals geloofd: gewaardigt Gij U mij te vertroosten, wees geloofd; en wilt Gij dat ik gekweld worde, wees evenzeer altoos gelooid.

a. Christus. — Zoon, zoo moe- gij gesteld zijn, indien gij met Mij wilt veikeeren.

Gij moet zoo vaardig zijn om ^e lijden , als om u te verblijden.

-ocr page 277-

III. BOÜK. xvn. HOOFDSTUK. 259

Gij moet zoo gaarne behoeftig en arm, als gegoed en rijk wezen.

'i. Dc ziel. — Heer! gaarne ral ik om U lijdoti, al wat Gij wilt dat mij overkome.

Onverschillig wil ik van uwe hand goed en kwaad, zoet en bitter, lief en leed aannemen, en U voor alles, wat mij wedervaart, bedanken.

Behoed mij voor alle zonde, en ik zal dood nocli hel vreezen.

Als Gij mij maar niet voor eeuwig verwerpt, noch uit het boek des levens schrapt, zal alle kwelling, die mij overkomt, mij niet schaden.

OEFENING.

Om den vrede in onrust te bewaren, moet onze wil in God onwankelbaar zijn, en God altijd tot doeleinde hebben, dat wil zeggen, dat men in de oefening moet geschikt zijn, om alles van de hand en van het hart van God , van zijne regtvaardigheid en goedheid , met eene ootmoedige onderwerping aan zijn welbehagRn te ontvangen. Goed en kwaad, gezondheid en ziekte, voor en tegenspoed, vertroosting en mistroostigheid, bekoring en vrede, inwendige vertroostingen, beproeving en kastijding, alles moet in eene ziel met ootmoed, geduld en onderwprping ontvangen worden , als komende van de hand Gods; en dit is het eenige middel om den vrede te midden der grootste beroerten aan te treilen.

-ocr page 278-

360 DE NAVOLGING VAN .IESUS CHRISTUS.

GEBED.

Mijn God! mai'k dat ik mij iu alles op uwe magt en goedheid verlate. Gij kunt en wilt mij helpen; dit is voldoende om mij gerust te stellen en mij in de drukkendste wederwaardigheden te ondersteunen. Bewaar mij slechts van de zonde, dan ben ik tevreden alles te lijden. Indien ik door de hevigste bekoringen aangerand word, indien ik op het punt ben daarin toe te stemmen. en als door de schaduw des doods omringd ben , zoo als de Proleet zegt, zal ik mij geheel in uwe handen stellen, en het grootste kwaad niet duchten, omdat Gij met mij zjt, om mij het te helpen verdragen. Al de genade, die ik Ü vraag, o mijn Zaligmaker! is dat mijne smarten ü zoo aangenaam mogen wezen als zij voor mij verdrietig zijn: (namelijk, wanneer ik ze met geduld verduur,) dat zij voor mij middelen van boetedoening en zaligheid mogen worden. Amen.

XVIII. HOOFDSTUK.

Dat men tijdelijke ellenden , naar het voorbeeld van Christus, verduldig moet verdragen.

1. Christus. — Zoon, Ik ben ora uwe zaligheid uit den hemel gedaald : Ik heb niet uit noodzakelijkheid, maar urt helde, uwe ellenden op Mij genomen, opdat gij de verdul-

-ocr page 279-

nr. BOKK. XVIII. HOOFDSTUK. 261 digheid zoudet leeren en de tijdelijke ellenden niet onwillig zoudet verdragen.

Immers, van het uur mijner geboorte tot mijn uiteinde aan het kruis, ben Ik niet zonder lijden geweest.

Ik heb groot gebrek aan tijdelijke goederen gehad ; Ik heb meermaals vele klagten wegens Mij gehoord ; Ik heb schande en smaadheden gelaten verdragen; Ik heb voor weldaden ondankbaarheid, voor wonderwerken lasteringen, voor leering bevitting ontvangea.

2 De Ziel. — Heer! wijl Gij in uw leven verduldig geweest /ijt, en daardoor voornamelijk het gebod uws Vaders vervuld hebt, is het bilijk, dat ik, ellendige zondaar, volgens uwen wil, met mij zelven geduld neme, en, zoo lang Gij wilt, den last van dit vergankelijke leven tot mijne zaligheid drage.

Want, ofschoon het tegenwoordige leven lastig bevonden wordt, is het nu evenwel door uwe genade zeer verdienstig, en zijn, door uw voorbeeld, de voetstappen uwer Heiligen voor zwakken dragelijker en duidelijker geworden.

Ook is het leven veel troostelijker, dan het vroeger onder de oude Wet was, toen de deur des hemels gesloten bleef, en ook de wegnaar den hemel meer duister scheen, daar zoo weinigen bezorgd waren om het rijk des hemels te zoeken.

Zelfs zij, die toen regtvaardig waren en zouden zalig worden, konden, vóór uw lijden en het zoenoffer van uwen heiligen dood, het hemelsche rijk niet ingaan.

-ocr page 280-

362 DE NAVOLGING VAN JKSUS CKBISTUS.

3. O, hue ffroote ilaiikl)etniging bpu ik U verschuldigd, dat Gij IJ gewaardi^d Iiebt, mij en alle geloovigea den regten en goeden weg naar nw eeuwig rijk te toonen!

Want uw leven is onze weg, en door eene heilige verduldigheid gaan wij tot U, die onze kroon zijt.

Wie zoude trachten te volgen, zoo bij ons niet waart voorgesraan en ouderwezen hadt.

Ach ! hoe velen zouden verwijderd en terug blijven, indien zij uwe treffelijke voorbeelden niet beschouwden!

Zie, nog zijn wij laauw , daar wij uwe zoo veelvuldige wonderen en ondrrrigtingen gehoord hebben : wat zoude het zijn , indien wij zoo groot licht, om U te volgen, niet hadden .

OEFENING.

Dikwijls moeten wij op het smartvol lijden des Zaligmakers denken , die voor ons de straffen, welke wij schuldig ware», he-rft gep'iet, en dit om ons oy te wakken om behoorlijk te lijden. Het lijden , dat God ons overzendt, zijn proefneminoren om onze getrouwheid te doorn-ronden, of regtvaardige stralfen om onze ongetrouwheden te tuchtigen. Wij moeten het met eene ootmoedige onderwerping en m den waren geest van boetvaardigheid, aannemen. Gelukkig nog, dat wij aan de goddelijke regt-vaardigheid in den tijd mogen voldoen, om Gods goedheid in eeuwigheid te mogen aanschouwen. . » ,,

De grootste kwelling die wij hebben is van ons zeiven te verdragen. De opstand ouzer

-ocr page 281-

III. BOEK. XÏX. HOOFDSTUK. 263 driften , de bitterheden van ons hart, de droefgeestigheid van onzen aard, de ongeregeldheden onzer gedachten, en geheel ons eigen, is zoo strijdig aan God, zouden een kruis wezen dat zeer moeijelijk te dragen is, tenzij wij menigmaal dachten aan liet geduld, waarmede Cod ons verdraagt, en dat wij moeten navolgen in ons zei ven te verdragen. Laat ons dan trachten in kwellingen te leven eu ze geduldig aanvaarden, om met den troost te sterven , dat onze zonden door het goede gebruik der smarten van dit leven uitgewischt zijn , welke het noodzakelijkste geduld is tot de zaligheid van eenen Christen.

e E BIB.

Mijn God! hoe is het mogelijk, dat wij U zoo veel voor ons zien lijden, en dat wij niets voor U willen verduren. Kan men gelooven , om met U in den hemel te heersChen , dat men met ü op de wereld moet lijden, als men alle gelegenheden van kwellingen vlugt of ongeduldig lijdt ? O mijn God! verleen mij de kracht om wel te lijden, eu maak dat het geduld, dat Gij ons ingeeft, ons de eeuwisre vergelding, welke Gij ons belooft, doe verdienen. Amen.

XIX. HOOFDSTUK.

Over het rerdrageu der verougelijking , eu wie zich waarlijk verduldig toont.

1. Christus. — Wat zegt gij, zoon? houd op te klagen, als gij mijn lijden en dat van de overige Heiligen beschouwt.

-ocr page 282-

264 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Gij hebt no^ niet tot op het bloed weder-staan. (Hebr. XII, 4gt;.)

Wat gij lijdt, is weinig in vergelijking der-genen , die zoo veel geleden hebben, zoo sterk bekoord, zoo zwaar gekweld, zoo veelvuldig beproefd en geoefend zijn geweest.

Gij moet u dus het zwaardere lijden van anderen voor den geest brengen, opdat gij uw zeer gering lijden gemakkelijker draget.

En zoo het u niet meer gering schijnt, zie toe, dat zulks niet door uw ongeduld veroorzaakt worde.

Dan of het gering of' groot zij, tracht alles verduldig te verdragen.

2. Hoe beter gij utot lijden zet, des te wijzer handelt, en des te meer verdient gij : ook zult gij het ligter verdragen, als gij ioor moed en oefening u daartoe naarstig bereid hebt.

Zeg ook niet: ik kan dit van zulkeu mensch niet verdragen , en zulke dingen behoef ik niet te lijden; want hij heeft mij groote schade toe-gebragt, en hij verwijt mij dingen, welke ik nooit gedacht heb : maar van eenen anderen wil ik gaarne lijden, en wel gelijk ik zal oor-deelen te moeten lijden.

Dusdanige denkwijze is dwaas, welke de deugd van verduldigheid niet inziet, noch beschouwt, door wieu dezelve zal bekroond worden, maar eerder de personen en de aangedane verongelijking in aanmerking neemt.

3. Hij is niet waarlijk verduldig, die niet wil lijden , dan zoo veel hem goeddunkt, en van wien het hem behaagt.

Doch hij, die waarlijk verduldig is, geeft er

-ocr page 283-

m. BOEK. XIX. HOOFDSTUK. 265 gfiRn acht op, van welken mensch; of hij van zijnen overste, of van iemand die aan hem gelijk, of van iemand die minder is, of hij van een goeden en godvruchtigen, of wel van een ondeusrenden en onwaardigen mensch te lijden heb be.

Maar hoe groote tegenheid en hoe dikwijls die hem mogte overkomen, hij neemt ze, on-aangezien van welk schepsel dezelve kome, geheel van de hand Gods dankbaar aan, en acht die voor eene groote winst; omdat niets, hoe gering het ook zij, hetwelk nogtans om God is geleden geworden, bij God zonder verdienste kan voorbijgaan.

4. Wees derhalve tot den strijd bereid, indien gij de overwinning wilt behalen.

Zonder strijd kunt gij tot de kroon der verduldigheid niet komen.

Zoo gij niet wilt lijden, wilt gij niet gekroond worden.

Doch indien gij verlangt gekroond te worden, strijd dan mannelijk, verdraag geduldig.

Zonder arbeid gaat men niet tot de rust, en zonder strijd komt men niet tot de overwinning.

5. De ziel, — Heer! het worde mij door uwe genade mogelijk, wat mij door de natuur onmogelijk schijnt.

Gij weet, dat ik weinig kan lijden, en dat ik aanstonds word ter neder geslagen, als er eene geringe tegenheid voorkomt.

l)at elke beproeving van kwelling mij, om uwen naam , beminnelijk en wenschelijk wor-

-ocr page 284-

2G6 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

(Ie ; wai't om IJ te lijden en gekweld te worden , is voor mijne ziel zeer heilzaam.

OEFENING.

De oelening van het geduld bestaat : 1. In alle wederwaardigheden van de hand Gods te ontvangen. 2. In alles met onderwerping te lijden. 3. In nooir over eenige tegenspraak te klagen. 4. Ia te gelooven, dat er uns, na de hel verdiend te hebben, geen ongelijk noch onregtvaardigheid kan wedervaren, 5. In geene klagteu dan over ons zeiven te doen. 6. In niets te zeggen als men ontsteld is, 7. In God voor het kwaad, zoo wel als voor het goed te bedanken. 8. Eindelijk, in dikwerf met Job te zeggen : De Heer had het mij gegeven, de Heer heeft het mij ontnomen, zijn naam zij geprezen. Ziedaar, welke de oefening moet wezen, die ter zaligheid van alle christenen noodzakelijk is, en die nogtans in de christene wereld zoo zeldzaam gevonden wordt; want er is niemand, ol hij lijdt veel, en weinigen, die behoorlijk lijden.

Een lang en standvastig geduld in de wederwaardigheden , is eene zeer krachtige boet-pleging om de zonden uit te wisschen, welke God niet tweemaal straft; en wanneer hij ons in dit leven tuchtigt, toont hij ons hierdoor, dat hij ze in het andere niet zal straffen.

G E B El).

Maak, o mijn Zaligmaker! dat uw geduld , in alles voor mij en door mij te 1'jden, in mij het voorbeeld en begin zij van mijn geduld,

-ocr page 285-

rrr. boj-.k. xx. hoofdstuk. 267 om alles voor U to lijden; en dat ik, uwe inzitten wegens mijne zaligheid volgende, welke Gij d'ior het goede gebruik der weder-waardigheden wilt verzekeren, dezelve met eene ootmoedige onderwerping van uwe hand en van uw hart ontvange, die ze mij tot mijn welzijn overzenden. Amen.

XX. HOOFDSTUK.

Over het belijden zijner eigene zwakheid en over de ellenden van dit leven.

1. De ziel. — Ik zal tegen mij mijne on-geregiighieid belijden; (Ps. XXXI, 5.) Ik zal ;ian U, lieer, mijne zwakheid belijden.

Meermaals is het eene kleine zaak, welke mij ontmoedigt en bedroeft.

Ik neem voor, kloekmoedig te handelen : maar wanneer er eene kleine bekoring komt, word ik zeer in het naauw gebragt.

Het is somwijlen eene zeer geringe zaak, waaruit eene hevige bekoring ontstaat.

En als ik meen eenigzins veilig te zijn, vind ik mij somtijds, terwijl ik het niet merk, door een ligt windje bijna overwonnen,

2. Zie dns, Heer, mijne verworpenheid en mijne broosheid, die u langs alle zijden bekend is.

Heb medelijden, en trelc mj uit hei slijk, opdat ilc daarin niet hljve steken, ( Ps. lxviii, 15.) opdat ik niet immer neerslagtig blijve.

Wat mij dikmaals pijnigt en voor [J beschaamt, is, dat ik zoo wankelbaar en zoo

-ocr page 286-

208 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, zwak ben, om aan de driften te wederstaan.

Al geef ik daaraan geene volkoniene toe-stemming-, valt mij toch derzelver aanvechting moeijelijk en zwaar, zoodat het mij grootelijks verdriet, dagelijks zoo in strijd te leven.

Hieruit blijkt mij mijne zwakheid, dat altijd de alschnwelijke verbeeldingen mij veel gemakkelijker invallen, dan weggaan.

3. O, mogtet gij, allersterkste God van Israël , ijveraar der getrouwe zielen, op de moeite en droefheid van uwen dienaar nederzien, en hem in alles, waartoe hij zich begpeft, bijstaan.

Sterk mij door eene hemelsche krucht, opdat de oude mensch, het ellendige vleesch , welk nog niet volkomen aan den ge 3st onderworpen is, niet vermoge te heerschen, waartegen men, zoo lang men in dit e lendigste leven ademt, moet strijden.

Helaas! wat is dit voor een leven, waarin het aan kwellingen en ellenden niet ontbreekt, waarin alles vol strikken en vijanden is !

Immers, als de eene kwelling of bekoring wijkt, komt er eene andere, ja zelfs, terwijl de vorige striid nog voortduurt, ontstaan er, en wel onverwachts, meer andere,

4. Hoe kan men dan dit leven beminnen , dat zoo veel bitterheden heeft, dat aan zoo vele wederwaardigheden en ellende onderhevig is ?

Hoe kan het zelfs een leven genoemd worden, hetwelk zoo velerlei dood en verderf aanbrengt ?

En toch wordt hetzelve bemind, en zoeken velen zich daarin te vermaken.

-ocr page 287-

in. BOEK. XX. HOOFDSTUK. 269

Meermaals wordt de wereld berispt, dat zij bedriegelijk en ijdel is; en nogtans wordt zij niet gemakkelijk verlaten, omdat de begeerlijkheid van liet vleescli te zeer heerseht.

Dan andere dingen wekken, om die te beminnen, en andere, om dezelve te verachten.

De hfgeerlijkheid van het vleesch, de begeerlijkheid der oogen en de hoovaardij des levens ( 1 Joan. IT, 16.) trekken ons tot liefde der wereld; doch destraden en ellenden, die daarop billijk volgen, baren haat en verdriet der wereld.

5. Dan helaas, het ongeregelde vermaak verwint het gemoed, dat de wereld is toegedaan , en het verbeeldt zicli, dat er onder de doornen geneugten schuilen, omdat hetzelve de zoetheid van God en het inwendige vergenoegen der deugd noch gezien, noch gesmaakt heeft.

Doch wie de wereld volkomen versmaden, en trachten onder eene heilige regeltucht voor God te leven, die zijn van de goddelijke zoetheid, welke aan de ware zelfverloochenaars beloofd ts, niet onbewust, en zien duidelijker, hoe geweldiff de wereld dwaalt, en op velerlei wijzen bedrogen wordt.

OEFENING.

Het is niet genoeg zijne zwakheid en ellende-te gevoelen en te kennen, als ook het gedurig gevaar, waarin men zich bevindt , van zijne driften te volgen en in zonden te vallen ; men moet zich nog hierover in Gods tegenwoordigheid verootmoedigen, met vertrouwen tot hem

-ocr page 288-

270 de navolging van jesüs christus, zijne toevlugt iieiue^, steeds over de kwellingen onzer ballingschap zuchten, zich in de armen van den Zaligmaker werpen en op zijne goedheid stennon, tot hem wederkeereu zoodra men gevallen is, zich na den val weder up-rigten, en nooit in den staat van zonde, nuch van laanwheid, of trouweloosheid, waartoe onze zwakheid ons aanzet, blijven voortgaan.

Dit leven is zoo vol bekorinzen, wderwaar-digheden en ellenden, dat het ondragelijk wordt voor eeue ziel, die haren God bemint en hem vreest te beleedigen. Hst middel, roept zij uit, van te leven zonder te zondigen! maar het middel van te zondigen en te lefenV Hoe! altijd vallen, altijd zich weder oprigten, altijd zijne driften bestrijden en altijd aan de ongeregelde neigingen zijns harten wederstaan ! Dat is geen leven, dit is zonder ophouden sterven. Laat ons niet ophouden onze heer-schende driften in te toornen, te bevechten en te overwinnen, aangezien hierir' de verdienste vbu een bovennatuurlijk leven bestaat, hetwelk den hemel waardig is.

GEBED.

Ik beken, o mijn God, dat het leven mij tot last zou strekken, indien ik daarin voor U niet vond te lijden en te sterven. Gedoog dan, dat ik, van mij zeiven vermoeiden door de ellenden dezes levens aigemat, die ellenden stelle in een hart vol barmhart;gheid, zoo als het uwe, opdat Gij de goedheid hebbet mij te ondersteunen, en mij het geduld Ie

-ocr page 289-

iii. boek. xxi. hoofdstuk. 271 vergunnen. om mij zeiven te verdragen en de getrouwheid om alles te lijden.

XXI. HOOFDSTUK.

Dat men boven alle goederen en gaven in God moet rusten.

1. De ziel. — Boven alles en in alles, mijne ziel, zult gij steeds in den Heer rusten, wijl Hij de eeuwige rust der Heiligen is.

Geef mij , zoetste en minnelijkste Jesus, dat ik boven alle schepsel in U ruste; boven alle heil en schoonheid; boven alle roem en eer; boven alle magt en waardigheid; boven alle wetenschap en diepzinnighsid; boven alle rijkdommen en kunsten: boven alle blijdschap tbu vrolijkheid; boven alle faam en lof; boven alle genoegen en vertroosting; boven alle hoop en belofte, boven alle verdiensten en begeerten ; boven alle gaven en geschenken, welke Gij kunt geven en instorten; boven alle vreugde en verrukking, welke het gemoed kan opvatten en gevoelen; eindelijk, boven alle engelen en aartsengelen en boven het geheele heirleger des hemels ; boven alle zigtbare en onzigtbare dingen, en boven alles, wat Gij, mijn God, niet zijt.

.2. Gij immers. Heer, mijn God, zijt boven alles de beste; Gij alleen ue hoogste; Gij alleen de magtigste : Gij alleen de genoegzaam-ste en rijkste; Gij alleen de zoetste en troos-telijkste; Gij alleen de schoonste en beminnelijkste; Gij alleen boven alles de edelste en

-ocr page 290-

272 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

heerlijkste, iu wien alle goed te zaraen en op het volmaaktste is, altijd was en immer zal wezen.

Daarom dan is al wat Gij mij, buiten U zeiven, scheukt of van U zeiven veropenbaart of belooft, te gering en ongenoegzaam, als ik 17 niet aanschouw en volkomen bezit.

Immers, mijn hart kan niet waarlijk rusten, noch volkomen bevredigd worden, tenzij het in U ruste, en zicli boven alle gaven en alle schepselen verhelle.

3. O mijn geliefdste bruidegom , Jesus Christus! allerzuiverste Minnaar, Opperheer van al het geschapene! wie zal mij vleugelen van ware vrijheid geven, om op te vliegen en in U te rusten? (Ps. LTV, 7.]

O, wanneer zal het mij vergund worden, volkomen vrij te zijn en te zien, hoe zoet Gij zijt, Heer, mijn God!

Wanneer zal ik geheel in TT verslonden zijn, zoodat ik, van liefde tot U, niet meer mij zei ven, maar boven alle begrip en maat, op eene wijze , die niet aan allen bekend is, U alleen gevoel?

Dan nu verzucht ik dikwijls, en draag met droefheid mijne ellende.

Want in dit dal van ellenden komen vele wederwaHrdigheden voor, die mij meermaals ontstellen, bedroeven en benevelen, mij meermaals verhinderen en verstrooijen , aanlokken en verstrikken, zoodat ik geenen vrijen toegang tot ü heb , en die ^oete omhelzingen, welke voor de zalige geesten altoos daar zijn, niet geniet.

-ocr page 291-

IIT. BOEK. XXI. HOOFDSTUK. 273

Dat mijne verzuchting en mijne veelvuldige bedruktheid op deze aarde U bewegen.

4. O Jesus , glans der eeuwige heerlijkheid , troost der ziel in ballingschap! voor U is mijn mond zonder spraak, en mijn stilzwijgen spreekt tot (J.

Hoe lanjr vertraagt mijn Heer nog te komen ?

Ach! Hij kome tot mij armoedige, en verblijde mij: Hij steke zijne hand uit, en ver-losse mij ellendige uit alle benaauwdheid.

Kom; ach kom, wijl er zonder ü geen blijde dag of uur voor mij zal wezen, omdat Gij mijne vreugde zijt; en zonder U is mijne tafel ledig.

Ik ben ellendig en als gekerkerd en geboeid, tot dat Gij door het licht uwer tegenwoordigheid mij verkwikt en in vrijheid stelt, en uw vriendelijk aanschijn vertoont.

5. Dat anderen, in de plaats van ü, iets anders zoeken, wat hun belieft: mij intusschen behaagt niets anders, en zal niets anders behagen, dan Gij, mijn God, die mijne hoop, mijne eeuwige zaligheid zijt.

Ik zal niet zwijgen, noch ophouden te smeeken, tot dat uwe genade terugkeert, en Gij inwendig tot mij spreekt.

6. Christus. — Zie, daar ben Ik : zie, Ik kom tot u, omdat gij Mij geroepen hebt : uwe tranen en de verzuchting uwer ziel, uwe vemederine: en de vermorzeling uws harten hebben Mij bewogen, en tot u doen komen.

7. Be ziel. — En ik heb gezegd : Heer! ik heb Ugeroepen en verlangd U te genieten, daar ik bereid ben, om U, alles te versmaden,

18

-ocr page 292-

374 DE NAVOLGING VAN JKSUS CltBISTUS. Gij immers hebt mij eerst opgewekt, om U

teWeeksederhalve «elooM, Heer die volgens uwe veelvuldige barmhartigheid, deze gunst aan uwen dienaar gedaan hebt.

Wat heeft uw dienaar voor uw aanschijn

nog verder te zeggen, din dat hij, altoos zijne eiïcne boosheid en nietigheid gedenkende, zich diep voor U vernedere ?

Want onder al de wonderen (les hemels en der aarde is er uws gelijke met.

üwe werken zijn zeer goed, uwe oordeelen zijn waar, en door uwe Voorzienigheid wordt

quot;quot;ij dus? o'Wijsheid des Vaders! zij lof en eer • U love, U verhede mijn mond , mijne ziel'en al het geschapene te zaraen 1

OEFENING.

Men moet God stellen boven alles wat bestaat , en niet is wat Hij is; dat wil zeggen, dat men in de oefening zich moet toeleggen om zich zeiven te verlaten , zich in »lles te verloochenen , alle zeUvoUloening al te ster ven en zich honderde geoorloofde vermaken te ontzegden, om zich te straffen over de zondige vermaken, welke men genoten heeft. Zich versterven, zich verlaten en zich voor God opofferen; zich hoven al het geschapene verheffen, om tot God te kunnen naderen en zich geheel in Hem te verhezen; in zich eenen voortdurenden staat behouden van inwendige en opperste aanbidding voor bod, vuot wien alles in ons moet wijken; Hem

-ocr page 293-

ITT. BOEK. XXI. HOOFDSTUK. 275

door onze werken en door de opotfering van alles, wat ons behaagt, als den volkomen Meester en den God van onze harten aanstellen ; door de liefde Gods in zoo verre door-drongen zijn, dat men niets meer smake dan Hem, in het paradijs dezer aarde, en als een voorsmaak van de eeuwigheid. Maar om hiertoe te geraken, moet men zich ontdoen van de vermaken des geestes, die denzelve ver-strooijen en van God aftrekken; van de verkleefdheid dea harten, die hetzelve aan het schepsel hecht: opdat de ziel gansch vrij en ontslagen van het slavenjuk harer driften, zoo als de koninklijke Profeet zegt, vleugels van eene duif neme, om tot God te vliegen en in Hem alleen te rusten.

GEBED.

Hoe is het mogelijk, o mijn God , mijn opperste Goed, mijn eeniare Vertrooster! dat ik mij tot U durf verheffen, U tot mij trekken, en mij sterk met ü vereeniffd houden, ik , die door zoo vele ellenden, door zoo vele ongeregelde neigingen tot het kwaad, en door gedurige afkeer van het goed, doordrongen en overladen hen; ik, die mij alle oogenblikken van U in mij voel vallen ., en van mij in mijne driften; ik, eindelijk, die in mij zoovele hinderpalen heb, om mij aan 'J te hechten , en nis een scheidsmuur tnsschen TJ en mij ontmoet! Maar wat voor mij onmogelijk is. Heer, is voor U gemakkelijk. Ik reken op uwe almogendheid en goedheid. Gij kent den staat, waarin ik mij bevind; Gij kunt

-ocr page 294-

276 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Ttiii helpen, indien Gij wilt. Ik mcht onop-houdeliik onder het fsewigt mijner ellenden, en neem mijne toavlosrt tot U, om daarvan door uwe barmhartigheid, te mogen verlost worden • ik kan noch tevreden , noch gelukkig zün, dan door en in U. Kom dan, o mijn God, kom een hart troosten en ondersteunen, dat niet haakt dan naar U, en dat met wil leven, dan door en voor zijnen God. Ik kwijn en verlang zeer U te bezitten, zonder vrees van TI ooit te verliezen. Verwerp mij niet, o oneindig beminnenswaardige God , want ik kan ïeen oogenblik van U verwijderd en algescheiden meer leven. Aoen.

XXII. HOOFDSTUK.

Over het gedenken van Gods veelvuldige weldaden

1 Be ziel. — Heer! open mijn hart voor uwe wet. en leer mij volgen» uwe geboden

^ Geef mij, dat ik uwen wil bevroede, eu uwe weldaden, zoo in het algemeen, als in het bijzonder, met grooten eerbied en naarstige ueschouwine gedenke , opdat ik U daarvoor behoorlijk dankbaar moge zijn. , , Doch ik weet en beker., dat ik zelfs niet voor de minste gunst, de verschuldicie datik-hetuising kan aanbrengen. _

Ik ben te min voor al de mij bewezene weldaden en . als ik uwe verhevenheid beschouw, bezwijkt mijn geest voor hare grootheid.

-ocr page 295-

nr. boek. xxir. hoofdstuk. 277

2. Alles, wat wij naar ziel en ligchaam hebbenden alles, wat wij uit- of inwendig, natuurlijk of bovennatuurlijk bezitten, is uwe weldaad, en verkondigt. U, van wien wij alle goed hebben ontvangen, als weldadig, liefderijk en goed.

Hoewel de eene meer, de andere minder heeft ontvangen, is toch alles het uwe, en zonder U kan men niet het minste hebben.

Hij, die meer heeft ontvangen, kan niet op zijne vsrdienste roemen, noch zich boven anderen verheffen, noch iemand, die minder is, versmaden; omdat diegene de grootste en beste is, die zicli zeiven het minste toeschrijit, en in te bedanken het ootmoedigste en vurigste is.

En wie zich den geringsten van allen acht. en zich den onwaardigsten oordeelt, die is het geschiktste om grootere gunsten te verkrijgen.

3. Doch wie minder ontvangen heeft, die

r moet daarom zich niet bedroeven, noch ge-

ii stoord zijn, noch deiigeuen, die meer heeft,

benijden; maar hij moet veelepr op U zien , n en uwe goedheid ten hoogste prijzen, dat Gij ,

n zonder aanzien van personen, uwe geschenken

je zoo rijkelijk, zoo milddadig en liefderijk me-

B- dedeelt.

Alles komt van U, en daarom moet Gij et in alles worden geprezen.

k- Gij weet wat aan ieder dient gegeven te

worden; en waarom deze minder en gene meer el- heeft, moeten niet wij, maar Gij beoordeeleu,

w, bij wien ieders verdiensten bepaald zijn.

4 Daarom, Heer, mijn God! acht ik het

I

-ocr page 296-

278 DB NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

zelfs voor eene groote weldaad , niet veel te hebbeu , waaruit uiterlijk en volgens de men-schen lof eu roem komt: zoodat iemand, als hij zijno armoede en de geringheid van zij^equot; persoon beschouwt, daaruit niet alleenlijk !?eene zwaarmoedigheid ol'iiecrslagtigheid, maar veeleer troost eu groote vreugde moet opvatten; omdat Gij, o God, U degenen, die arm, nederig en bij de wereld veracht waren, tot vertrouwde vrienden en huisgenooten gekozen hebt.

Getuigen zijn uwe Apostelen zeiven, cue Gii als prinsen over de geheele aarde gesteld hebt. (Ps. XLIV. 17.) i . ,

Zij hebben nogtans zonder klagte in de wereld verkeerd, terwijl zij, zonder eenige arglistigheid en bedrog, zoo ootmoedig en eenvoudig waren, dat zij zelis zich verheugden, om uwen naam smaadheden te lijden, en zij datgene, wat de wereld verafschuwt, met grooten ijver omhelsden.

5. Niets derhalve moet hem, die U bemint en uwe weldaden kent, zoo zeer verblijden , als uw wil wegens denzelven , en het welbehagen uwer eeuwige beschikking; waaromtrent hij zoodanig moet tevreden eu getroost zijd , dal hij zoo gaarne de minste wil wezen, als iemand zonde wenschen de grootste te zijn . zoo vreedzaam eu vergenoegd op de iaaiste, als op de eerste plaats; en, zonder naam en faam, zoo gaarne veracht en verworpen , als boven anderen meer geëerd en verheven in deze wereld.

Want uw wil en d-; zucht voor uwe eer

-ocr page 297-

III. BOEK. XXir. HOOFDSTUK. 279

moeten boven alles gaan, en hem meer troosten en meer behagen, dan alle hem verleende of te verleenen weldaden.

o E F E N 1 jN G.

Gelukkig eene ziel, die zich in hare oogen gering acht; die evenzeer tevreden is onder anderen te staan , als anderen tevreden zijn boven allen geacht te worden; die al hare verdienstea en haar geluk stelt in onbekend, verwrorpen en versmaad te wezen; die even vurig verlangt de verachting en als afschrik der wereld te wezen, als anderen wenschen door haar geacht en geëerd te worden! Want die ziel stelt haar vermaak in het hart van God; zij is groot in de oogen van zijne Majesteit, en verdient door hare ootmoedigheid zijne grootste genaden. Om tot dien graad van volmaaktheid te komen, moet men gaarne een onbekend en verworpen leven leiden; niets doen uit inzigt van geacht of geprezen te worden; zeer gaarne eene versmading en eenen slechten uitval aanvaarden als iets dat wij verdienen, en met eene ootmoedige onderwerping de minachting, tegenspraak en den laster ontvangen ; zich met schande voeden, gelijk Jesus Christus zich daarmede heeft gevoed, en het zich tot eer rekenen aan hem gelijkvormig te zijn.

GEBED.

O mijn God! wanneer zal de achting der menschen en de eer der wereld voor mij worden, gelijk zij het moeten wezen, namelijk

-ocr page 298-

280 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, een voorwerp van versmading en de schrik voor mijne ziel, en dat de verootmoedig!nqr en minachting voor haar het aangenaamste voorwerp zullen worden? Maak dat de liefde, welke Gij voor de versmading gehad hebt, Gij, die het voorwerp van de aanbidding der Engelen zijt, de beweegreden en regel van mijn geduld zij om ze te verdragen , ik, die het voorwerp van uwen haat en van uwe eeuwige vervloeking verdien te wezen. Amen.

XXIII. HOOFDSTUK.

Over de vier zaken, dis grooten vrede aanbrengen.

1. Christus. — Zoon , nu zal Ik u den weg des vrede s en der ware vrijheid leer en.

2. Be ziel. — Doe, Heer, wat Gij zegt, wijl het mij aangenaam is dit te hooren.

3. Christus. — Zoon , tracht eerder eens anders wil , dan den uwen gt;e doen.

Wil liever altoos minder, dan meer hebben.

Zoek steeds de laagste plaats en de minste onder allen te zijn.

Wensch altijd en bid, dat Gods wil volkomen in u geschiede.

Zie , zulke mensch gaat den weg des vredes en der rust in.

4. De ziel. — Heer! deze uwe korte rede bevat in zich veel volmaaktheid.

Zij is klein in woorden, maar vol betee-kenis en rijk in vruchten.

Want indien ik dezelve trouw konde onder-

-ocr page 299-

UI. BOEK. XXIII. HOOFDSTUK. 281

houden, zoude er zoo ligtelijk geeue ontsteltenis in mij moeten ontstaan.

Immers, zoo dikwerl ik mij ontrust en bezwaard gevoel, bevind ik, dat ik van deze leering ben afgeweken.

Maar Gij die alles kunt en steeds den vooruitgang mijner ziel verlangt, vermeerder uwe genade, opdat ik uwe leer moge volbrengen en mijne zaligheid bewerken.

GEBED tegen de kwade gedachten.

5. Heer, mijn God! verwijder U niet van mj; mijn God! wend vwe oogen, om mij te helpen, (Ps. LXX , 12.) dewijl er velerlei gedachten en groote angsten, die mijne ziel kwellen, in mij zijn opgerezen.

Hoe zal ik ongehinderd daar doorkomen ? hoe zal ik breken ?

6. Christus, — Ik, zegt Hij , zal voor u treden en de trotschen der aarde vernedert n. (Isaias XLV, 72.) Ik zal de deur des kerkers open doen, en u de verborgene geiieimen openbaren.

7. Be Ziel. — Doe, Heer, gelijk Gij zegt; en dat voor uw aanschij» alle booze gedachten wegvlieden.

Dit is mijne eenige hoop en troost, in alle kwelling tot ü mijne toevlugt te nemen, op U te vertrouwen, U uit den grond d^s harten aan te roepen, en uwe vertroosting geduldig te verbeiden.

-ocr page 300-

283 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

GEBED om verlichting des gemoeds.

8. Verlicht mij, fjoede Jesus, door den. jjlaus van het inwendige iicht, en neem uit de woning mijns harten alle duisterheid weg.

Bedwing de veelvuldige verstrooijingen, en verzwak de geweldige hekoringen.

Sirijd krachtig voor mij , en versla de kwade beesten, ik wil zeggen, de aanlukkende begeerlijkheden, opdat het door uwe sterkte vrede worde, (Ps. CXXI, 7.) en in den heiligen tempel, dat is, in een rein geweten , uw veelvuldige lof wecrgalnie.

Gebied de winden en stormen ; 7eg aan de zee : wees stil, en aan den noordewind, blaas niet; en er zal groote stilte zijn. (Marc. IV, 39.)

9. Zend uw licht en uwe waarheid, (Ps. xlii. ö.) opdat zij op aarde schijnen; want ik ben eene nietige en onvruchtbare aarde, tot dat Gij mij verlicht.

Stort uwe genade van boven; besproei mijn hart met uwen hemelschen dauw; verleen de wateren van godsvrucht, om de vlakte dor aarde (mijne ziel) te bevochtigen, opdat zij goede, ja beste vruchten voortbrenge.

Beur mijn gemoed op, hetwelk door den last der zonden gedrukt is, en rigt al mijn verlangen naar het hemelsche, zoodat liet mij , na de zoetheid van het geluk hierboven gesmaakt te hebben, verdriet aan het aardsche te denken.

-ocr page 301-

m. BOEK. XXIII. HOOFDSTUK. 283

10. Trek en onttrek mij aan alle bestendige vertroosting der schepselen; want niets, dat geschreven is, kan mijn verlangen volkomen bevredigen en vergenoegen.

Hecht mij aan U door een onverbrekelijken band van liefde, wijl Gij alleen dengenen, die U bemint, genoegzaam zijt, en zonder U al het overige nietig is.

OtFEJNlISG.

Niemand kan zich aan het gezigt, noch aan de regtvaardigheid Gods onttrekken : men moet dan, lo. onophoudelijk over zich zeiven waken*. 2o. aan zich niets vergeven noch toelaten wat den Heer mishaagt; 3o. onder zijne oogen en onder zijne hand leven, dat wil zeggen, alles in zijne tegenwoordigheid doen en met het inzigt van Hem te behagen-, 4o. in alle omstandigheden de beweging zijner genade volgen; geen wederstand aan zijnen heiligen wil bieden, en geen oogenblik uitstellen om dien te volbrengen , zoo dat men geenen tusschentijd stelle tusschen te kennen, te willen en te doen, wat God wil dat wij doen. Niets is zoo aangenaam aan den Heer , dan zijn vertrouwen in Hem te stellen, zich op Hem te verlaten, zich geheel aan Hem over te geven, en in alles van Hem al' te hangen. Gelukkig die ziel, welke, alles van de hand Gods aannemende, z ch in alles aan zijnen heiligen wil onderwerpt, die niets wil dan hetgene God wil, en alles wil, wat haar overkomt, omdat God het al zoo wil.

-ocr page 302-

284 DE NAVOLGING VAIn JESUS CHRISTUS.

GEBED.

Heor! ik vraag ü dagelijks, dat uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. Maak, dat mijne bede verhoord worde, en dat elk mijner werken geschiede in de afhankelijkheid van uwen heiligen wil, dip de regel van mijn gedrag moet wezen. Verlos mijne ziel van het slavenjuk harer driften. !\Iaak, dat zij allen aan uw gezag onderworpen zijn, en dat ik geene heerschende drift meer liebbe, dan U te behagen en U te beminnen, Amen.

XXIV. HOOFDSTUK.

Over het vermijden van nieuwsgierige na-vortjching wegens eens anders leven.

1. Christus. — Zoon, wil aiet nieuwsgierig zijn , noch ijdele bekommernis hebben.

Wat gaat dit of dat u aan? volg gij Mij. (Joan. XXI, 23.)

Immers, wat raakt het u, of deze zulke of zulke is, of gene zoo of zoo handelt of spreekt?

Gij behoeft niet voor anderen te verantwoorden , maar zult voor u zeiven rekenschap geven; waarom dan steekt gij u in de zaken van anderen ?

Zie , Ik ken allen en zie alles, wat onder de zon gebeurt; Ik weet, hoe het met ieder gelegen is, wat hij denkt, wat hij wil en waarhenen zijne bedoeling gerigt is.

-ocr page 303-

III. BOEK. XXIV. HOOFDSTUK. 285

Aau Mij derhalve moet alles overgelaten worden; doch houdt »ij u in goeden vrede, en laat een woelende woelen, zoo veel hij wil.

Alles, wat hij gedaan of geze?d zal hebben , zal op hem nederkomen, dewijl hij Mij niet kan bedriegen.

3. Bekommer u niet om de schaduw van een srooten naam, noch om veler vriendschap, noch om bijzondere genegenheid der menschen.

Want deze dingen baren verstrooijing en groote beneveling in het hart.

Gaarne zou Tk u mijn woord spreken en mijne geheimen openbaren, indien gij mijne komst naarstig waarnaamt, en Mij de deur UW8 harten ontsloot.

Wees omzigtig en waakzaam in het gebed, en verneder u in alles.

OEFENING.

Om den waren vrede der ziel te genieten, moet men : lo alle nieuwsgierigheid vlieden , wegens alles wat den naaste aangaat; 3° met geduld de kwellingen aanvaarden, die ons door de regtvaardigheid Gods ot dnor de onregt-vaardigheid der menschen overkomen; 3° zich aan het lijden gewennen, alsmede aan de be-rooving van zijnen zin en van de vertroosting; 4o aan God al de voldoening van onzen geest, van ons hart en van onze zinnen opolferen , en Hem bedanken, dat Hij niet toelaat, dat wij iets ter onzer bevrediging buiten Hem vinden.

-ocr page 304-

286 DE NAVOLGTNG VAN JKSUS CHRISTUS.

GEBED.

Ik beken, o mijn Schepper, dat het eenig-ste verlangen , hetwelk ik gevoel, en de eenig-ste nieuwsgierigheid van raijnen geest is, te weten : of ik in uwe eeiïade ben en, ot ik daarin tot den dood toe zal volharden ; of Gij mijne zonden vergeven hebt, en of Gij mij de groote barmhartigheid zult toestaan, dat is, of Gij mij de gewenscl.te volharding zult verleenen. Maar ik wil U dat verlangen toevertrouwen, U die zekerheid opoiFeren, en van Uwe loutere goedheid die laatste gunst ver« beiden. Amen.

XXV. HOOFDSTUK.

Waarin de bestendige vrede en ware voortgang geleden is.

1. Christus. Zoon, ik heb gezegd : Ik geef « den vrede, Ik geef u mijnen vrede: Ik geef hem 11 niet, gelijk de wereld dien geeft. (Joan. XIV, 27.)

Alle mensehen verlangen vrede; doch niet allen betrachten hetgene tot waren vrede dient.

Mijn vrede is met degenen, die ootmoedig en zachtmoedig van harte zijn : uw vrede zal in veel geduld bestaan.

Indien ffij naar Mij hoort, en mijne stem volgt, zult gij veel vrede kunnen genieten.

2. Be ziel. — Wat moet ik dan doen?

3. Christus. — Geef in alles acht, wat gij

-ocr page 305-

TIT. BORK. XXV. HOOFDSTUK. 287 doet, en wat arij zegt. en rigt a\v gansche bedoeling daarhenen, dat gij aan Mij behaget, en buiten Mij niets verlangt of zoeket.

Oordeel ook niet vprnu'tel over de gezegden en daden van anderen, noch bemoei u met hetgene u niet is aanbevolen : zoo kan het wezen, dat gij weinig of zelden ontrust wordt.

Doch nimmer eenige verontrusting te gevoelen, noch eenige kwelling naar ziel of lig-dhaam te lijden, behoort niet tot dit leven, maar tot den staat der eeuwige rust.

Denk dus niet, dat gij den waren vrede gevonden hebt, als gij geene bezwaren gevoelt; noch dat dan alles met u wel is, wanneer gij niemand tegen hebt; noch dat dit volmaaktheid is, wanneer alles naar uw verlangen gaat.

Verbeeld u ook niet, iets groots te zijn; noch denk, dat gij (bij God) bijzonder bemind zijt, wanneer gij groots godsvruciit en zoetheid gevoelt; want hieraan wordt de ware minnaar der deugd niet gekend ; noch is hierin de voortgang en de volmaaktheid van den mensch geleden.

■i. Be ziel. — Waarin dan, fleer ?

5. Christus. — Ilieiin , dat gij u uit geheel uw hart aan den goddelijken wil overgeeft; dat gij noch in het groote , noch in het kleine , noch in den tijd , noch in de eenwigheid, het uwe zoekt; zoodat gij, tusschen voor- en tegenspoed , met een en hetze' fde gelaat in dankbetuiging volhardt, met alles in eene gelijke schaal te wegen.

Wanneer gij zoo sterk en langmoedig in de

-ocr page 306-

288 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS. hoop zijt, dat pij , als u de inwendige vertroosting is onttrokken, zelfs uw hart bereidt, om nog meer te onderstaan, en n zeiven niet verontschuldigt, als moestet gij zulke en zoo groote dingen niet lijden; maar Mij in al mijne beschikkingen regtvaardigt en als heilig prijst, dan bewandelt gij den waren en reg-ten weg des vredes, en zal er ontwijfelbare hoop zijn, dat gij wederom in blijdschap mijn aanschijn znlt zien.

Als gij tot eene volkomene verachting van u zeiven zult gekomen zijn, weet, dat gij dan, voor zoo veel in uw sterfelijk leven mogelijk is, overvloedigen vrede zult genieten.

OEFENING.

Men moet zich geheel en al aan den god-delijken wil onderwerpen; en alles evenzoo willen als God wil, dat wil zegden : in de beoefening 1° niets wenschen dan hetgeen God wil; 2» niets weigeren van de rampen, welke God ons overzendt; 3° zich stellen in eene volkomene versmading van zich lelven, zelfs tot de vernedering en tegenspraak aan ttf nemen, als iets dat wij moeten lijden; 4o sterk, getrouw en standvastig blijven in datgene wat God van ons wil, alhoewel men noch vertroosting, noch smaak, noch gerustheid gevoelt; 5o in écu woerd, vermaak scheppen in het vermaak van Gods hart, dat is ; de volbrenging van zijner, heiligen wil.

-ocr page 307-

Til. BOEK. XXVI. HOOFDSTUK. 289

6 E B E D.

Ja, Heer 1 ik wil in dit alles van uwe opperste heerschappij afhangen, mijn vertrouwen in U stellen, en mij geheel aan U over-sreyen, daar ik verzekerd ben dat mijne zaligheid niet veilig dan in het hart van mijnen Zaligmaker kan wezen.

Maak dan, dat ik onder uwe oogen en tusschen uwe handen leve, dat is in eene eerbiedige en gedurige herinnering aan uwe tegenwoordigheid, en in eene naauwkeurige afhankelijkheid van uwen heiligen wil; verzekerd zijnde, dat Gij des te grootere zorg zult hebben voor mijne zaligheid, naarmate ik meer zorg zal dragen U te behagen, mij te haten en CJ te beminnen. Amen.

XXVI. HOOFDSTUK.

Over de voortrefl'elijkheid van een vrij gemoed, welke meer door ootmoedig bidden, dan door lezen, verkregen wordt.

1. Be ziel. — Heer! dit is het werk van een volmaakten menseh, zijnen geest nimmer van de betrachting der hemelsche zaken te verpoozen, en tusschen de veelvuldige zorgen, als zonder zorg, door te gaan; met op de wijze van eenen tragen , maar door zeker voorregt van een vrij gemoed, dat aan ffeeu schepsel door eene ongeregelde geneigdheid verkleefd is,

19

-ocr page 308-

290 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

3. Ik bid U, mijn goedertierenste God, behoed mij tegen de bekommeringen van dit leven, opdat ik daarin niet te zeer worde gewikkeld ; tegen de vele behoelten des ligchaaras, opdat ik niet door wellust worde ingenomen ; tegen alle beletselen der ziel, opdat ik door moeijelijkheden niet worde ontmoedigd en ne-dergeslagen.

Ik spreek niet van die dingen, welke eene ijdele wereld met alle dri:;t najaagt, maar van die ellenden, welke, door den algemeenen vloek der kinderen van Adam, de ziel van uwen dienaar bezwaren en verhinderen, van in de vrijheid des gemoeds te kunnen treden, zoo dikwijls hij zoude willen.

3. O mijn God, onuitsprekelijke zoetheid! wil alle ligchamelijke vertroosting, welke mij van de liefde der eeuwige goederen aftrekt , en, uit oogmerk van eenig tijdelijk vermaak, mij verkeerdelijk tot zich lokt, voor mij in bitterheid keeren.

Dat vleesch en bloed, o nijn God, mij niet verwinnen ; dat de wereld en haar kort-stondigen luister mij niet bedriegen : dat de duivel en zijne arglistigheid mij niet misleiden.

Geef mij sterkte om te wederstaan, geduld om te lijden, standvastigheid om te volharden.

Geef mij. in de plaats van alle vertroostingen der wereld , de zoetste zalving van uwen geest; en stort mij, in de plaats van zinnelijke liefde, de liefde van. uwen naam in.

4. Zie, spijs, drank, kleederen en de overige dingen, welke tot onderhoud des ligchaams dienen, zijn een ij vervellen geest tot last.

-ocr page 309-

UI. BOEK. XXVI. HOOFDSTUK. 291

Verleen mij, dat ik deze verkwikkingen matig: gebruike , en mij niet door ai te groote zucht daaraan hechte.

Men mag dit alles niet van zich afwerpen, omdat de natunr moet worden onderhouden; doch het overtollige eti meer streelende te zoeken, verbiedt uwe heilige wet, wijl anderzins liet vleesch tegen den geest wederspan-nig zoude worden.

TJwe hand, bid ik, regele en leide mij hierin, opdat er niets te veel gedaan worde.

OEFENING.

De versterving der zinnen en de overwinning der eigenzinnigheid zijn een zoo wezenlijke plifrt voor eenen Christen ter zaligheid, dat men mag zeggen, dat de ziel, die zich met uiterlijke voorwerpen ophoudt en dikwijls meer met zich zeiven dan met God bezig is , niet verdient in Hem te bestaan en voor Hem te leven; omdat zij, door zich aan hare driften over te geven, als niet rekent aan God te behagen. Ach ! hoe zal zij in het uur des doods van gevoelen en gedachte veranderen, als zij, alleen met haren God, van Hem dit verwijt zal moeten hooren : ik ben voor Ü niets geweest gedurende uw leven; ik zal voor U ook niets zijn in de eeuwigheid. Gij hebt uw zingenot boven het g-eluk van mij te behagen gesteld; het is billijk dat gij aan dc ijsselijkiieden eener ongelukkige eeuwigheid overgeleverd wor-it. (llecepiste bona in vita lua. XVI. v. 25.) Aldus werd geantwoord aan den rijken vrek, toen hij in de hel over de

-ocr page 310-

292 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, strengheid der pijnen jammerde; en het zal tot die zinnelijke zielen {rezcgd worden, die zicli niet bedwingen, noch zich in iets versterven , tenzij zij trachten het geluk der eeuwigheid liooger te achten dan de vermaken dezes levens, en den hemel door het intoomen der driften te verdienen.

GEB K u.

Heer! geef mij sterkte en moed om mijn hait te bedwingen, om het uwe te winnen; maak dat ik aan de voldoening mijner zinnen verzake, om tot voldoening en vermaak van uw hart te mogen dienen.; ik zal mij gelukkig rekenen alles te mogen opofferen wat mij kan bevredigen, om ü te vergenoegen, en mijn leven te mogen doorbrengen met liet ongenoegen van uw hart, dooquot; de boetvaardigheid te herstellen en het door de getrouwheid te voorkomen. O boetvaardigheid, hoe liefelijk zijt gij voor een hart, dat door de liefde tot zijnen God ontstoken is, en voorgenomen heeft het te wreken en zich te straften! Amen.

XXVII. HOOFDSTUK.

Dat de eigenliefde ons het meeste «van het opperste goed verwijdert.

1. Christus. — Zoon, gij moet alles voor alles geven, zonder iets van u zeiven te behouden.

Weet, dat de liefde van u zeiven u meer benadeelt, dan eenige zaak der wereld.

-ocr page 311-

III. BOEK. XXVII. HOOFDSTUK. 293

Naarmate tier liefde en genegenheid, welke gij hebt, kleeft elke zaak u meerder of minder aan.

Indien nwe liefde zuiver, eenvoudig en wel geregeld is, zult gij aan geene zaken verslaafd zijn.

Wil niet hegeeren , wat gij niet moogt hebben.

Wil niet hebben, hef gene u kan verhinderen en van de inwendige vrijheid berooven.

Het is te verwonderen, dat gij u zeiven met alles , wat srij kunt verlangen of bezit ten, niet uit den geheelen grond uws harten aan mij overlaat.

2. Waarom wordt gij door ijdele droefheid verteerd ? waarom door overrollige zorgen afgemat ?

Hang van mijn welbehagen af, en niets zal u deeren.

Indien gij dit of dat zoekt, en hier of daar wilt zijn, om meer uw eigen belangen uwen eigen zin te hebben, zult gij nimmer in rust noch van bekommernis vrij wezen, wijl in alles eenig gebrek zal gevonden worden , en overal iemand zal zijn die tegenstreeft.

3. Het bant dus niet, iets te verkrijgen of uiterlijk te vermeerderen, maar eerder dit te versmaden en tot den wortel uit het hart te roeijen.

En dit moet gij niet slechts verstaan van het bezitten van geld en rijkdommen, maar ook van het najagen van eerambten, en de zucht naar ijdelen lof, dat alles met de wereld voorbijgaat.

De plaats beveiligt weinig, zoo de geest van

-ocr page 312-

29-1' DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ijver ontbreekt ; ook zal de vrede, welke uitwendig gezocht is, niet lans: bestaan, indien de gesteldheid des harten den waren steun mist, dat is, indien gij niet in Mij berust.

Gij kunt van plaats veranderen, maar u daardoor niet verbeteren.

Want, zoodra de gelegenheid zich voordoet en wordt waargenomen, zult gij vinden, het-gene gij ontvlugt hadt, en nog meer.

GEBED.

om de zuivering des harten en de hemelsche wijsheid.

4. De zieL — Versterk mij, o God, door de genade van den Heiligen Geest.

Geeft mij kracht, om naar den inwendicen mensch gesterkt te worden, om mijn hart van alle nuttelooze bekommering en beangstheid te ontdoen, en door velerlei b^geerien van eenige, hetzij geringe of kostbare zaak, niet getrokken te worden: maar om alles als voorbijgaande en mij insgelijks als daarmede zullende voorbijgaan te beschouwen ; wijl er niets bestenditr is ouder de zon, waar alles ijdelheid en kwelling des geestes is. (Eccle. I, 14.) O hoe wijs is hij, die dit zoo beschouwt!

5. Geef mij, Heer, de hemelsche wijsheid, opdat ik leere, U boven alles zoeken en vinden, U boven alles smaken en beminnen, en al het overige, volgens de verordening uwer wijsheid, aanzie voor hetgene het is.

-ocr page 313-

III. BOEK. XXVII. HOOFDSTUK. 295

Geef mij, dat ik omzigtig den vleijer ver-mijde, en geduldig den tegenstrever verdrage; wijl dit groote wijsheid is, niet door allen wind van gesprekken bewogen te worden, en aan eene tong, die, als een Sireen, boosaardig vleit, het oor niet te leenen : zoo immers gaat meit-op den ingeslagen weg veilig voort.

OEFENING.

Zich geheel zonder eenige uitzondering aan God overgeven, is : lo zich niets te verwijten, in iets wat men Hem gegeven heeft; 3o in alle gelegenheden zich aan Hem overgeven, en Zijnen wil stellen boven de genegenheden tot eigenliefde; üo niets aan zich toelaten of zich in niets verschoonea, hetgene men weet aan God te mishagen; 4o Hem den volstrektsten meester en als eigenaar van ons hart maken, zoodat hij over alles beschikke, wat in ons is en ons toebehoort, en zelfs van onzen geheelen persoon, volgens zijnen heiligen wil; 5o leven in eene afhankelijkheid en gedurige onderwerping aan de bewegingen der genade.

Aan God aldus geheel en zonder uitzondering toebehooren, is het ware middel om Hem te bezitten en in vrede ie leven. Dan, helaas! hoe weinige zielen worden or aange-troffen, die alzoo aan God geheel overgegeven zijn! En hoe velen zijn er, die aan Hem slechts half toebehooren, die hun hart tus-schen God en het schepsel, tusschen de liefde Gods en hunne eigenliefde verdeelen, alhoewel zij weten, dat alle verdeeling het Hart

-ocr page 314-

29G i)iü NAVOLGING VAN JESTJS CHRISTUS, van God kwetst, en Hem belet geheel en al te lieerscheu in onze harten, waarvan Hij de meester niet is, tenzij Hij alleen het bezit, en waarin Hij als God niet heerscht, wanneer Hij er niet alléén heerscht en in alles den voorrang bekomt.

G E B IS D.

lieer! laat niet toe, dat mijn hart, hetwelk slechts voor U geschapen is, en dat geheel het werk uwer handen en de prijs van uw dierbaar bloed is : laat r iet toe, zeg ik, dat het aan anderen dan aan U toebehoore, en niets zoo zeer als U of loven 17 beminne. Ik ben voor U genoeg, o mijn God ! en waarom zoudt Gij voor mij niet genoegzaam wezen? Waarom zou ik U' niet boven alles achten, Gij, die alleen mijn opperste goed zijt? Mijn besluit is deswege genomen; ik wil volstrekt iiiets beminnen dan ü. Ik wil geheel aan U toebehooren , in alles aan U trachten te behagen , en niet dan naar Uwe liefde haken. Amen.

XXVIII. HOOFDSTUK.

Tegen de kwaadsprekende tongen.

1. Christus. — Zoon, neem het niet euvel op, als eenigen kwalijk van u denken, en zeggen hetgene gij niet gaarne hoort.

Gij zelf moet nog erger van u denken, en niemand zwakker, dan u zeiven, gelooven.

-ocr page 315-

III. ÜOEK. XXV11I. HOOFDSTUK. 297

Indien irij inwendig wandelt, zult gij voorbijvliegende woorden niet veel achten.

Het is geene kleine voorzigtigheid, in een ongunstigen tijd te zwijgen, zich inwendig tot Mij te keeren, en door menschelijk oordeel niet ontsteld te worden.

2. Uw vrede zij niet gelegen in de gesprekken der menschen; want, hetzij deze iets wel ol* kwalijk uitleggen, gij zijt daarom geen andere mensch.

Waar is de ware vrede en de ware roem? Immers in Mij?

Hij , die niet tracht aan de menschen te behagen, noch vreest aan dezelve te mishagen, zal veel vrede genieten.

üit ongeregelde liefde en ijdele vrees ontstaan alle onrust des harten eu verstrooijing der zinnen.

OEFENING.

Niets is bekwamer om ons te ontrusten en te storen, dan de oordeelvellingen en gesprekken van anderen jegens ons. Wij achten ons gelukkig wanneer wij hun behagen, en ongelukkig als wij door hen versmaad worden; en nogtans, wat is de achting ot smaad der wereld, dan eene schaduw, een rook, een voorbijvliegende damp, die niets kan bijzetten aan hctgene wij zijn ot' moeten wezen ! Wij zijn slechts datgene, wat wij voor de oogen van God zijn, en moeten al de goede ot slechte gevoelens, die men van ons heeft, als een niet rekenen. O menscheiijk opzigt! wanneer zult gij in ons voor de eer , die wij

-ocr page 316-

298 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, onzen God schuldig zijn , onderdoen P Helaas! hoezeer werpt het menschelijk opzigt in ons alles omver, waardoor wij aan God zouden kunnen behagen! Wat zal men van mij zeggen , indien ik dit of dat zeg of doe? Maar wat zal de Zaligmaker zeggen, indien ik dit of dat niet zeg of doe ? Is het niet beter aan God, dan aan de menschen te gehoorzamen, en aan God dan aan de wereld te behagen? Waarom doe ik dan zulks niet?

GEBED.

. Mijn God! duld niet dat ik het menschelijk opzigl ooit stelle boven den eerbied, dien ik ü verschuldigd ben; ma,ar bewerk liever in ons, dat de eerbiedige en hoogste gedachte aan uwe tegenwoordigheid en aan uwen wil, ons opwekke om alles te doen, all«s te laten en alles voor uwe liefde te lijden. O mijn Heer en llegter! hecht mijn hart aan het uwe, door de vrees van U te mishagen, en door liet verlangen van U te behagen. Maak dat ik, steeds mij zeiven afstervende, niet meer leve dan door U en voor ü ; dat ik dikwerf het voornemen herneme van U te bi hagen, om dit altijd in het werk te stellen. Geef, dat ik mij in dier voege aan uwe liefde gedurende mijn leven gewenne, dat de laatste beweging van mijn hart, in het uur mijns douds, eene oefening van liefde voor U moge wezen. Amen.

-ocr page 317-

lil. BOEK. XXIX. HOOFDSTUK.

XXIX. HOOIDSTUK.

Hoc men bij voorkomende kwelling, God moet aanroepen en loven.

1. De Ziel. — Uw naam zij in eeuwigheid gezegend, Heer, die gewild hebt, dat deze bekoring en kwelling mij zoude overkomen.

Ik kan die niet ontwijken, maar ik moet tot U mijne toevlugt nemen , opdat Gij mij bijstaat, en mij dezelve ten goede keeret.

Heer! thans ben ik in kwelling, en het is met mijn hart niet wel; maar ik lijd veel van de aanwezige bekoring.

En wat zal ik nu zeggen, geliefde Vader ? Ik zit in benaauwdheid : verlos mij uit dit uur.

Doch daarom ben ik in dit uur gekomen , (Joan. XII. 37.) opdat gij verheerlijkt wor-det, als ik diep vernederd en dan dour U verlost zal zijn.

üef hehage JJ, Heer, mj te verlossen; ( Ps. XXXIX, 14.) want wat kan ik, armoedige, doen, of waar zal ik gaan zonder CJ ?

Heer! verleen mij ook ditmaal geduld.

Help mij, mijn God, en ik zal niet vreezen, hoezeer ik ook bezwaard worde.

2 En wat zal ik nu, te midden van deze dingen, zeggen? lieer, uw wil geschiede! Ik heb wel verdiend, gekweld en bezwaard te worden.

Ik moet het immers vardragen (en och, of ik dit geduldig mogte doen,) totdat het on-weder voorbij gaat. en het beter wordt.

399

-ocr page 318-

300 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Ja, uwe alvermogende hand kan ook deze bekoring; van mij wegnemen, en, opdat ik niet ten eenemaal bezwijkc, hare hevigheid matigen, gelijk Gij, o mijn God, mijne barm-hartigheid, meermaals met iiiij gehandeld hebt.

En hoe moeijelijker het mij is, des te gemakkelijker is ü dezo veranderimr van de hand des Allerhoogst en. (Ps. LXXVI, 11.)

OEFENING.

Men moet hevig en gedurig aan de bekoring weaerstaan, maar tevens moet men ook tot God met vertrouwen zijne toevlugt nemen, om ze te overwinnen. Dikwijls laat God toe, dat wij zoo hevig aangevallen en zoo zwaar onder het gewigt onzer ellenden gedrukt worden, dat wij geen middel * ien otn staande te blijven en wederstand te bieden, dan ons krachtig met Hem vereenigd te houden en ons als afhankelijk van. de hulp zijner genade te beschouwen. Derhalve, hoe minder hulpnid-delen wij in ons ontmoeten, des te meer moeten wij van Hem verwachten; en wanneer wij op het punt zijn van onder de bekoring te be?.wijken en te vergaan, tot Hem zeggen ; Heer, red ons , wij verjraan; onze oogen zijn opgeheven tot U, Gij die onze God zijt, en die ons kunt helpen; Gij die onze Vader zijt, en ons wilt helpen; Gij die onze Zaligmaker zijt, en in deze hoedanigheid hiertoe verpligt zijt. Wij rekenen op ü. Hoe zwakker ik mij uit mij zeiven gevoel, des te meer verwacht ik van ü de sterkte om te wederstaau. Uwe

-ocr page 319-

til. BOEK XXX. HOOFDSTUK. 301 verheerlijking en uw voordeel hebben er belang bij om mij bij te staan, aangezien mijne ziel het werk uwer handen en de prijs nws bloeds is.

GEBED.

O God! wij weten, dat wij zonder ü in de hevige bekoringen niets kunnen dan zondigen, den moed verliezen en ten val geraken; maar wij weten ook, dat Gij alles vermoogt, ons wilt te hulp komen en ons verlossen. Doordrongen van het gevoelen onzer ellenden en van het vertrouwen in uwe barmhartigheid , stellen wij ons in uwe handen; wij vertrouwen ons aan ü , wij maken staat op uwe goedheid, wij verzaken aan alles wat IJ mishaagt, en willen alles wat Gij wilt. Geef' ons de genade , dat wij leven en sterven in deze gesteltenissen, die U zullen opwekken om ons barmhartigheid te doen verwerven. Amen.

XXX. HOOFDSTUK.

Over het verzoeken van den goddelijken bijstand en het vertrouwen van de genade weder te krijgen.

1. Christus. — Zoon, Ik ben de TTeer, die in den dag dor kwelling versterkt. (Nah. T, 7.)

Kom tot Mij, wanneer het met u niet wel gesteld is.

Hierdoor wordt de henelsehe vertroosting voornamelijk belet, dat gij u te laat tot het gebed begeeft.

-ocr page 320-

302 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Immers, alvorens Mij voor goed te smeeken , zoekt quot;ij intusschen vele vertroostingen. en verkwikt gij u in uiterlijke dingen.

En daarom gebeurt het, dat alles weinig baat, tot dat gij bemerkt, dat Ik liet ben, die degenen, welke op Mij hopen, verlos, ( Ps. XVI. 7-) en dat er buiten Mij noch krachtige hulp, noch nuttige raad, noch duurzaam behoedmiddel is.

Doch als gij nu, na het onweder, dpn moed hervat hebt, herneem uwe krachten bij het licht mijner ontferming. wijl Ik, zegt de Heer, nabij ben, om alles, niet alleen volkomen , maar zells overvloedig en in opgehoopte maat te herstellen.

2. Is er voor Mij iets moeijelijk ? (Jerem. XXXII, 27.) Of zal Ik gelijk zijn aan iemand, die iets zegt en het niet t oet ?

Waar is uw geloof? Sta vast en volhard.

Wees lankmoedig en een kloek man; troost zal voor u op zijnen tijd komen.

Verbeid, verbeid Mij; Ik zal komen en u helpen.

Het is eene bekoring, welke u kwelt; het is eene ijdele vrees, welke u verschrikt.

Wat brengt de bekommering wegens onzekere toekomende dingen u aan, dan dat gij droefheid op droefheid hebt ?

Voor ellen day it zijne Jewelling genoeg. (Matth. VI. 34.)

Het is ijdel eu nutteloos, over toekomende dingen, welke misschien nimmer zullen gebeuren, zich te ontrusten of te verblijden.

3. Dan het is menschelijk, door zulke ver-

-ocr page 321-

III. BOEK XXX. HOOFDSTUK. 303 beeldiügeu te worden misleid, eu een teekeu van een nog zwak gemoed, op de inblazing des yijands zoo ligt te worden medegesleept.

Hij immers geeft er niet om, of hij door ware, dan wel door valsche dingen verleidt en vervoert, of hij door liefde voor de tegenwoordige dan wel door vrees voor de toekomende dingen tot val brengt.

üw hart worde dus niet ontsteld noch bevreesd. (Joan. XIV, 27.)

Geloof in Mij, en heb betrouwen in mijne barmhartigheid.

Wanneer gij u ver van Mij verwijderd meent, ben Ik dikwerf nader bij.

Als gij bijna alles verloren acht, dan is er meermaals grootere aanwinst van verdienste.

Het is niet al verloren, wanneer iets verkeerd uitvalt.

Gij moet niet volgens uwe tegenwoordige gesteldheid oordeelen, noch eenig bezwaar, van waar dit ook kome, u zoo aantrekken en opnemen, alsof alle hoop van uitkomst weg ware.

4. Wil niet denken, dat gij geheel verlaten zijt, ofschoon Ik u voor eenigen tijd eenige kwelling heb toegezonden, of ook de gevvensch-te vertroosting heb onttrokken : zoo immers gaat men tot het rijk des hemels over.

En dit is, zonder twijfel, voor u en mijne overige dienaren meer dienstig, döt gij bij wijlen door tegenhsden beproefd wordt, dan dat gij alles naar wensch zoudt hebben.

Ik ken de verborgene gedachten; ik weet, dat het voor uwe zaligheid zeer dienstig is,

-ocr page 322-

304 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, dat somwijlen zonder smaak van godsvrucht gelaten wordt, opdat gij in goeden voortgang u niet zoudet verheffen, noch u zeiven willen beliagen in hetgene gij niet zijt.

Wat Ik gegeven heb, dit kan Ik ontnemen en teruggeven, gelijk het Mij belieft.

5. Als Ik iets geef, is dit het mijne; als Ik het terugneem, neem Ik het uwe niet, wijl alle goede gift en alle volmaakte gaaf de mijne is.

Indien Ik u eeaige bezwaren ot welke wederwaardigheid ook overzend, wees daarover niet misnoegd, noch laat den moed zinken : Ik kan u spoedig opbeuren, en allen last in vreugde veranderen.

En toch, wanneer Ik aldus met u handel, ben Ik regtvaardig en zeer prijzenswaardig.

6. Zoo gij opregt wijs zijt en naar waarheid oordeelt, moet gij on tegenheden u nimmer zoo neerslagticr bedrosven, maar u eerder verblijden en dank betuigen, ja zelfs dit voor uwe eenige vreugde achten, dat Ik u met lijden bezoek, en niet spaar.

Gelijk de Vader Mij bemind heelt, zoo bemin Ik u ook, (Joan. XV, 9.) sprak Ik tot mijne geliefde Leerlingen, welke Ik toch niet tot tijdelijke vermaken, maar tot grooten strijd; niet tot eerambten, maar tot smaadheden; niet tot ledigheid, maar tot arbeid; niet tot rust, maar tot aanbrengen van veel vrucht tot lijdzaamheid, gezonden heb.

Gedenk deze woorden, mijn zoon.

-ocr page 323-

nr. boek. xxx. hoofdstuk. 305

oefening.

Ik ben, ze^t de Heer, door eenea Profeet gt; ik ben de God, die sterkte geeft in den dag der verdrukking, en diegenen uit het gevaar verlos, welke op mij vertrouwen. Hoe geschikt zijn deze woorden om eene ziel in de bekoring en in de wederwaardigheden te vertroosten, te ondersteunen en te versterken, als zij slechts getrouw en standvastig blijft in alles wat God van haar eischt! En dit is het, wat de H, Schrift noemt : den Heer verbei-ben en langraoedig afwachten.

Geloof in mij, zest de Zaligmaker, en dat uw hart noch ontsteld nocli bevreesd zij. Derhalve moet men in de gelegenheden van in-of uitwendige kwellingen. 1. Met vertrouwen tot God zijne toevlugt nemen; 2. zich aan zijnen heiligen wil onderwerpen; 3. niets van de oefeningen achterlaten; 4. zich overwinnen, beteugelen, zich in alles verzaken, om eenstemmig met God voort te gaan; 5. zijn geluk en zijne verdienste stellen in Gods majesteit te verheerlijken; G. eindelijk, tevreden zijn met een gekruist en lijdend hart te dragen, hetwelk met smarten en bitterheid overladen , en de gesteldheid is van het hart van Jesus op liet kruis.

g e b e 1gt;.

Neen, mijn Zaligmaker! ik zal niet geloo-ven dat alles verloren is, als ik het gevoel en den smaak uwer tegenwoordigheid zal verloren hebben: integendeel zal ik gelooven, dat

20

-ocr page 324-

30G DE NAVOLGING vAN JE3US CHRISTUS.

alles gewonnen is , wanneer mijne ziel , met bitterheid overladen en als van verdriet overstelpt, aan uw welbehasren zal onderworpen zijn, en dat zij slechts in U zal bestaan, zeggende met den Profeet : ik stel in TJ al mijne sterkte, omdat mijne ziel in uwe handen is, en uwe barmhartigheid mijn hart ondersteunt en opwekt, om nut uit het gevoelen mijner ellenden te trekken. O mijn God! laat mij aan de ongeregtigheden mijner driften niet over, maar beheerseh ze door uwe genade, en behoud mij slechts in het bezit van uw hart, Amen,

XXXI. HOOFDSTUK.

Over het verlaten van alle schepselen, om den Schepper te kunnen vinden.

1. Be Ziel. — Heer! ik heb nog wel groo-tere genade noodig, ind en ik zoo ver moet komen, dat geen mensch noch eenig ander schepsel mij kan hinderen.

Want, zoo lang iets mij wederhoudt, kan ik niet vrij tot U vliegen.

Hij verlangde vrij te vliegen, die zeide : wie zal mij vleugelen als van eene dvif geven ^ en ik zal vliegen en rusten. (Ps. LTV, 7.)

Wat is rustiger, dan een eenvoudig oog? en wie is vrijer dan hij, die niets op aarde verlangt?

Men moet zich derhalve boven al liet geschapene verheffen, zich zeiven volkomen afgaan, in den geest cpgetogen zijn, en zien,

-ocr page 325-

ril. J30EK. XXXI. HOOFDSTUK. 307

dat Gij, de Schepper van alles , met de schepselen niets gelijk hebt.

En zoo iemand niet van alle schepselen ontdaan is, kan hij zich niet vrij op de goddelijke dingen toeleggen.

Daarom immers worden er weinig bespiegelende menschen gevonden, omdat weinigen zich van het vergankelijke en geschapens geheel weten los te maken.

2. Hiertoe wordt groote genade vereischt, die de ziel opbenre en boven zich zelve ver-heffe.

En tenzij de mensch in den geest opgeheven, van alle schepselen ontdaan en geheel met God vereenigd zij, is alles, wat hij ook wete, wat hij ook bezitte, van geene groote waarde.

Wie iets anders, dan enkel het oneindige» eeuwige goed, groot acht, die zal lang klein wezen en om laa? liinjen.

En al , wat God niet is, is niets en moet voor een niet geacht worden.

Er is een groot onderscheid tusschen de wijsheid van een verlichten en godvruchtigen mensch en de wetenschap van een geletterden en navorschenden geestelijke.

De geleerdheid, welke van boven uit god-delijken invloed komt, is veel voortreffelijker, dan diegene, welke met moeite door mensche-schelijk vernuft verkresren wordt.

8. Men vindt er velen die de beschouwing verlangen , maar niet trachten te beoefenen wat daartoe vereischt wordt.

Het is een groot beletsel, dalt;quot; men bij uiter-

-ocr page 326-

308 DE NAVOLGING VAN JESUS CUBISTUS.

lijke teekenen en liffchamelijke dingen blijft, en weinig van de volmaakte versterving heeft.

Tk weet niet, wat het is , door welken geest wij gedreven wo 'den, ei wat wij, die schijnen geestelijke menschen te worden geheeten , ons laten voorstaan, als wij zoo veel moeite en zelfs grootere bezorgdheid voor vergankelijke en nietige dingen aanwenden, en over ons inwendig naanwelijks nu en dan met volle ingetogenheid van zinnen nadenken.

4. Helaas! na eene korte ingetogenheid begeven wij ons dadelijk tot uitwendige dingen , zonder onze werken aan een naauwkeurig onderzoek te onderwerpen.

Wij geven geen acht, waar onze neigingen gelegen zijn, en beween-sn niet, dat alles in ons zoo onrein is.

Immers, alle vleesch had zijnen weg bedorven, (Gen. VI, 13.) en daarom volgde die groote watervloed.

Wijl dus onze inwendige neiging meer bedorven is, moet ook de daaruit volgende daad , welke het gebrek aan inwendige kracht aanduidt , bedorven zijn.

Uit een zuiver hart ontspruit de vrucht van een goed leven.

5. Men vraagt, hoe veel iemand gedaan heeft; maar vuit hoe jjroote deugd hij te werk gaat, wordt niet zoo zorgvuldig onderzocht.

Men onderzoekt, of iamand dapper, rijk , schoon, bekwaam, of hij een goed schrijver , een goed zander, een goed werkman zij: hoe arm van geest, hoe verduldig en zachtmoedig,

-ocr page 327-

TIT. BOEK. XXXI. HOOFDSTUK. 309

hoe godvruchtig en inwendig: hij is, daarover wordt door velen niet. gesproken.

De natuur ziet op het uiterlijke van den niensch ; de genade wendt zich tot het innerlijke.

Gene wordt dikwijls bedroaren; deze hoopt op God, om niet bedrogen te worden.

O E F E w i N G.

Niets is waardig door het hart eens Christens bezeten te worden, dan. wat eeuwig is, en wij moeren slechts datgene lief hebben, wat wij altijd zullen beminnen. Laat ons derhalve trachten 1. het welbehagen van God boven al onze voldoeningen te achten; 2. in alles slechts zijn welbehagen te zoeken: 3. alle druk en lijden, dat hij ons overzendt, met ootmoedige onderwerping van zijne hand te ontvangen; 4. dikwijls met geestelijke zaken in Gods tegenwoordigheid bezig te zijn, en in alles van Hem af te hangen.

Waarom ons met beuzelarijen en ijdele overwegingen op ons zeiven en met ongerustheid jeffens anderen onledig houden, terwijl God, in ons zijnde, de eerbewijzingen onzer harten en het olFer van onzen geheelen persoon verwacht? Hoe vele genaden ontsnappen er aan eene ziel, die verstrooid is, en bijna geene aandacht neemt op hetgene God van haar verzoekt ! En echter weet men hoe gevaarlijk het misbruik der genaden voor de zaligheid is.

GEBED.

6 Mijn God en mijn al! 6 liefdewaardige,

-ocr page 328-

310 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ö beminnende God! ó God van liefde! hoe weinig acht geef ik op uwe tegeuwoordisrheid, boe weinig ben ik getrouw aan uwe genade, en hoe weinig moed bezit ik om voor U al mijne voldoenins: op te ofl'eren! Eu echter zijt Gij de God mijns harten, en zult, zoo ik hoop, mijn aandeel in eeuwigheid wezen. Maar om dit gelnk te verdienen, wil ik onophoudelijk op U denken, alles voor uwe liefde op-ofleren wat mij daarvan zon kunnen aftrekken, en niets zeggen of doen, dan wat voor den hemel voordeelig is.

Maak, Heer! dat ik alles vermijde wat U mishaagt; dat ik alles beminne en uitoeiene wat ü behaagt ; dat ik, door mij dikwijls met U bezig te houden , in uwe tegenwoordigheid wandele, om in alles uwen heiligen wil tc volgen. Amen.

XXXII. HOOFDSTUK.

Over de verloochening van zich zeiven , en het afleggen vau alle begeerlijkheid.

1. Chritivs. — Zoon, gij kimt geene volmaakte vrijheid bezitten, tenzij gij u zeiven geheel verloochenet.

Geboeid zijn al degenen, die het hunne zoeken en zich zeiven beminnen: alle hebzuchti-gen en nieuwssrierigen, die rondloopon en altoos het gemakkelijke, met wat aan Jesus Christus behaagt, zoeken; i '.aar menigmaal dit voorgeven en veinzen, hetwelk geenen stand zal houden.

-ocr page 329-

nr. BOEK. XXXII. HOOFDSTUK. 311

Immers alles, wat niet uit God voortkomt, zal vergaan.

Houd u aan dit korte en volmaakte gezegde ; verlaat alles, en gij zult alles vinden : verlaat de begeerlijkheid, en gij zult rust vinden.

Overleg dit in uw gemoed: en als gij het volbragt zult hebben, zult gij alles verstaan.

2. De Ziel. — Heer! dit is geen werk van éénen dag noch kinderspel : ja, in dit korte gezegde is al de volmaaktheid der kloosterlingen opgesloten.

Chrisivs. — Zoon, gij moet, als gij den weg der volmaakten verneemt, niet aanstonds afgeschrikt en ontmoedigd, maar veeleer tot hoogere dingen opgewekt worden, en ten minste door verlangen daarnaar verzuchten.

Och ! of liet met u zoo gelegen ware, en gij zoo ver waret gekomen , dat gij geene eigenliefde meer hadt, maar enkel van mijnen wenk en van den wenk des oversten, dien Ik over u gesteld heb, afhingt; dan zoudt gij Mij zeer behagen, en dan zoude uw gansch leven in blijdschap en vrede voorbijgaan.

Gij hebt nog veel te verlaten; en zoo gij dit niet geheel aan Mij overgeeft, zult gij niet bekomen wat ffij verlangt.

Ik raad u, dat gij , om rijk te worden, gelouterd goud, dat is,hemelsche wijsheid, die al het aardsche met voeten treedt, van Mij koopet. f Apoc. III., 18.)

Stel de aardsche wijsheid en alle mensche-lijk en eigen behagen ter zijde.

8. Ik heb gezegd, dat gij, in de plaats van

-ocr page 330-

312 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

hetgene bij de menschen kostbaar en groot is , gerioge zaken moet koopen.

Immers, de ware hemelsche wijsheid, welke van zich zelve geen groot gevoelen heeft, noch zoekt op deze : aarde verheven te worden, schijnt eene zeer geringe, kleine en bijna vergetene zaak.

Velen prijzen die met den mond, doch wijken in hunne levenswijze daar verre van af.

Zij nogtans is die kostelijke parel, welke voor velen verborgen is.

0EF3NING.

quot;Wat is : alles verlaten? Het is 1. zich verloochenen en afsterven; 2. het is : zijne zinnen, zijnen geest en zijn hart versterven; 3. het is : zich van alles onthechten wat ons mishaagt, en met ootmoedige onderwerping al datgene aannemen, wat ons moeijelijk valt; 4. het is : zijne vrienden in God , en zijne vijanden voor God beminnen, en zich zeiven haten; 5. het is : aan niets dan aan zijnen God, aan zijne pligten, en aan zijne zaligheid verkleefd zijn; 6. het is : al de bewegingen des harten tegen zich, en alleen voor God te doen dienen; 7. het is : zich slechts ophouden met de zorg om Hem in alles te bevredigen, en met de vrees van Hem te mishagen; 8. het is : zijn geluk en zijne eer te stellen in de winst van Zijn hart en in het bezit van Zijne liefde.

Hoe gemakkelijk ^egt men : ik zou gaarne alles verlaten, om heheel voor God te wezen! maar hoe moeijelijk stelt men het in het werk,

-ocr page 331-

nr. boek. xxxif. hoofdstuk. 813 tenzij men alle getrouwheid gebruike om zich van alles te ontdoen , wat ons niet tot God geleidt. Een weinig liei'de tot God in een hart gedrukt, maakt dif-n afstand en die zelfopoffering aan God voor het hart mogelijk en gemakkelijk. Men moet ze willen en vragen en zonder ophouden in het werk stellen/

GEBET).

Mijn God! duld niet, dat een hart, gelijk het mijne, bestemd om U alleen te beminnen, zich aan het schepsel of aan zich zeli hechte; en dit bij voorkeur van de liefde, welke het TJ verschuldigd is. Gij alleen kunt het bevredigen en gelukkig maken; het is dan aan U, dat het zich alleen en onophoudelijk moet hechten. O mijn God! ik kan zonder U wel zondigen, met mij aan datgene te hechten wat U mishaagt; maar ik kan mij zonder ü niet oprigten, noch onthechten en ontmaken van alles, wat mijnen geest kan verleiden, en mijn hart bederven, met dit van U af te trekken. Kom mij te hulp, ondersteun mij, versterk mij in den strijd, dien ik mij moet aandoen , om alles te verlaten en U in alles te zoeken en te vinden. Het verveelt mij, mij zeiven als den slaaf mijner driften en het oiler mijner zondige neigingen fe aanschouwen. Verbreek, Heer! verbreek mijneboeijen, en maak, dat ik, van alles onthecht, slechts aan Lf gekleefd zij. Amen.

-ocr page 332-

314 DE NAVOLGING VAN .TESTIS CHRISTUS.

XXXIII. HOOFDSTUK.

Over de oogestadighcid des harten, en het

risten van het laatste einde tot God.

1. Christus. — Zoon. verlaat u niet op uwe tegenwoordige gesteldheid : zij zal weldra in eene andere verkeeren.

Zoo lang gij leeft, ? ijt gij, ook tegen iiwen dank, aan veranderlijkheid onderhevig, zoodat gij nu blijde, dan droevig; nu genist, dan ontsteld; nu godvruchtig, dan zonder godsvrucht; nu ijverig, dan traag; nu bezwaard, dan wederom verligt h3Vonden wordt.

Maar wie wijs en in den geest wel onder-rigt is, die staat bovei al dat veranderlijke vast, zonder acht te geven, wat hij in zich gewaar wordt, of van welke zijde de wind van onbestendigheid hlnast; hij zorgt slechts, dat de geheele streving van zijn gemoed naar het behoorlijke en gewenschte einde gerigt blijve.

Immers, zoo kan hij , met in zoo velerlei voorvallen het eenvoudige oog zijner bedoeling onophoudelijk naar Mij te rigten, een en dezelfde en onwrikbaar blijven.

2. En hoe zuiverder het oog der bedoeling is, des te standvastiger gaat men tusschen de verschillende stormen.

Doch in velen is het oog der zuivere bedoeling beneveld; want men ziet tpoedig iets vermakelijks, dat voorkomt, en zelden wordt

-ocr page 333-

nr. boek. xxxiii. hoofdstuk. 815

iemand van de vlek der eigenliefde geheel vrij bevonden.

Zoo kwamen weleer de Joden te Bethanie naar Martha en Maria, niet enkel om Jesus, maar om Lazarus te zien. (Joan. XII, 9.)

Men moet derhalve het oosr der bedoeling, opdat het eenvondiff en opregt zij, zuiveren, en boven alle verschillende nevenzaken tot Mij rigten.

oefening.

Om de ongestadigheid van ons hart, in datgene wat de dienst Gods en de zorg der zaligheid betreft, te bepalen , moet men 1. zich zeiven mistrouwen, en zijn vertrouwen op God stellen; 2. tot God zijne toevlugt nemen , en zijn bijstand in de gelegenheid verzoeken ; 3. dikwijls zijne meening hernieuwen van God te bevreditren, zonder zich zeiven te willen bevredigen; 4. steeds bestrijden wat ons tegengaat: 5. niets willen dan wat God wil, en het krachtdadig willen; 6. zijn hart aan de liefde Gods gewennen, en ons de heilige vriendschap voorstellen, welke Hij met ons in eeuwigheid hebben wil; 7. naauwkeurig de ingevingen en bewegingen der genade volgen.

g e b £ b.

6 Mijn Verlosser! wanneer zal de genade mij iets van de standvastigheid en aanhoudende liefde ingeven, welke de heerlijkheid aan de gelukzaligen voor U geeft? Duld niet, dat mijn hart de ongestadigheid volge, die hetzelve zoo eigen is, en dat ik mijn leven

-ocr page 334-

316 DE NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS.

doorbrenife in eeue gedurige verwisseling van goede voornemens en slechte uitwerkselen , van beloften en ongel rouwheden. Neen, Heer! neen, het is niet 1T als God beminnen, wanneer men U altijd niet bemint; en uw gebied over onze harten, opdat het uw oppergebied zij, moet een gebied van alle tijden wezen.

Maak dan, o mijn Zaligmaker! dat mijne ziel geheel en altijd \ oor U weze , en dat zij, door eene standvastige getrouwheid een eeuwig geluk bekome. Amen.

XXXIV. HOOFDSTUK.

Dat degene die bemint, boven alles en

in alles, in God zijn genoegen vindt.

1. De Ziel. — Zie, mijn God en mijn al: wat wil ik meer, en wat kan ik gelukkiger verlangen ?

O genoegelijk en zoet woord! maar voor hem, die het Woord, niet de wereld en wat in de wereld is, bemint.

Mijn God en mijn al! Voor dengenen, die verstaat, is dit genoejr gezegd, en het dikwijls te herhalen, is hem, die bemint, aangenannT.

Immers, als Gij tegenwoordig zijt, is alles aangenaam; doch zijquot;: Gij aiwezig, dan verdriet alles.

Gij veroorzaakt aan het hart rust, grooten vrede en feestelijke vreugde.

Gij doet over alles wel denken en in alles TJ prijzen ; ook kau niets zonder ü lang behagen;

-ocr page 335-

rn. bouk. xxxiv. hoofdstuk. 317 maar zal het aangenaam zijn en wel smaken , dan moet uwe genade daarbij wezen, en hetzelve door uwe wijsheid toebereid worden.

2. Wat zal hem niet wel smaken, die in CJ smaak heeft ?

En wat zal hem, die in U geenen smaak vindt, tot genoegen kunnen zijn ?

Doch zij , die naar de wereld wijs zijn en in het zinnelijke smaak vinden, zijn er verre af' uwe wijsheid te bezitten; wijl daarin veel ijdel-heid, en tevens den dood gevonden wordt.

Wie door verachting van het wereldsche en door versterving van het vleesch ü volgen, van deze blijkt het, dat zij waarlijk wijs zijn; omdat zij van de ijdelheid tot de waarheid , van het vleesch tot den geest overgevoerd worden.

Deze vinden smaak in God, en stieren al het goede, dat in de schepselen gevonden wordt, geheel tot lot huns Scneppers.

Er is nogtans verschil en veel verschil in den smaak van den Schepper en van het schepsel, van de eeuwigheid, en van den tijd, van het ongeschapene licht en het medegedeelde licht.

5. O eeuwig licht, dat alle geschapen licht te boven gaat : zend eenen lichtstraal van boven , die geheel het binnenste van mijn hart doordringt.

Zuiver, verblijd, verlicht en verlevendig mijnen geest met zijne krachten, opdat hij zich in blijde verrukking met U vereenige.

Ach! wanneer zal het zalige en gewenschte uur komen, dat Gij mij met uwe tegenwoor-

-ocr page 336-

318 DE NAVOLGING VAN JÜÖUS CH11ISÏUS.

digheid verzadigt, en mij alles in alles zijt?

Zoo lang dit niet vergund wordt, zal er ook geene volkomene vreugde zijn.

Kog leeft, helaas ! in mij de oude mensch : hij is nog niet geheel gekruisigd, niet volkomen gestorven.

Hij streeft nog sterk tegen deneeest, wekt inwendigen strijd, en laat het rijk der ziel niet in rust.

4. Doch gij , die het geweld der zee bedwingt. en de beweging van hare golven temt, ( Ps. LXXXVIII, 10) sta op en help mij. (Ps. XLTII, 26.)

Verstrooi de volle:n die oorlog willen : ( Ps. LXVII, 31.) verplet dezelve door uwe kracht.

Toon, bid ik, uwe wonderen: dat uw arm verheerlijkt worde, wijl er voor mij geene andere hoop noch tcevlugt is, dan in U, Heer, mijn God.

OEFENING.

Niet beminnen dan God, en Hem boven alles beminnen, is : geen behaeen hebben dan in Hem alleen, is niets dan Hem alleen zoeken; is uit liefde tot Hem verzaken aan alles, wat ons uit de natuur kan bevredigen, volgens deze woorden van den koninklijken Profeet : mijne ziel verwerpt den troost der mensch en ; zij heelt zich tot God gekeerd, en in Hem alle voldoening en haar verlangen gevonden.

Om aldus niet da:i God te beminnen, moet men zijne zinnen versterven, zijnen geest be-

-ocr page 337-

III. BOEK. XXXIV. HOOFDSTUK. 319

dwingen, zijn hart beteugelen, zijn ligehaam in bedwang honden, en zich dnizende wereld-sche voldoeningen ontzeggen, om alleen aan het hart van God te behagen. Heil de ziel , die tevreden is met den gekrnisten staat, in welken het ligehaam van Jesns Christus zich op het kruis bevond, om met den Apostel te kunnen zeggen ; ik leef' om Christus alleen , en het is voor mij eene winst aan alles te sterven, om alleen voor Hem te leven.

GEBED.

Hoe zoet is het, o Heer ! geheel in uwe liefde te leven, en uit geheel mijn hart en met eene heilige blijdschap tot U te zeggen : mijn God en mijn al ! mijn Heer en mijn God ! Maak dat deze woorden mijne ziel doordringen; prent de gedachte, de kennis en oefening derzelve in mijnen geest en in mijn gemoed' O groote God ! Gij bestaat : en dit is voor mij genoeg, aangezien ik U meer om TT, dan om mij zeiven bemin. Maar, o mijn God ! Gij zijt mijn Zaligmaker : alles wat Gij in die hoedanigheid zijt, zijt Gij voor mij, en dit verdubbelt mijn vertrouwen en mijne liefde jegens U. O God ! hoe kan men leven zonder XJ ? O mijn God! hoe is het mogelijk, dat men voor TJ niet leve? O mijn Heer 1 heersch volkomen over mij. ü mijn God ! dat mijn ge-heele persoon niet meer besta ofquot; leve dan voor U. Mijn Heer en mijn God ! wees dit gedurende mijn leven, om het in alle eeuwigheid te zijn. Amen.

I . ___________:-r-4

-ocr page 338-

320 DE NAVOLGING VAN JKSTS CHRISTUS.

XXXV. HOOFDSTUK.

Dat er in dit leven geene verzekering tegen de bekoring is.

1. Christus. — Zoon, nimmer zijt gij in dit leven veilig; maar zoo lang gij leeft, hebt gij steeds de geestelijke wapenen noodig.

Gij verkeert tusschen vijanden, en wordt regts en links bestreden.

Indien gij dus niet van alle zijden het schild van verduldigheid gebruikt, zult gij niet lang zonder wonden zijn.

Indien gij daarenboven uw hart niet in Mij vestigt, met den enkelen wil van alles om Mij te lijden, zult gij Je hevigheid van den strijd niet kunnen uitstaan, noch tot de kroon der eelukzaligen geraken.

Gij moet derhalve manhaftig door alles henen gaan; en tegen de hinderpalen een sterken arm gebruiken.

AVant aan den overwinnaar wordt het manna gegeven, (Apoc. XI, 17.) en voor den lalhar-tigen blijft veel ellende over.

2. Zoo gij in dit leven rust zoekt, hoe zult gij dan tot de eeuwige rust komen?

Zet u niet tot veel rust, maar tot groot geduld.

Zoek den waren vrede niet op aarde, maar in den hemel; niet in de menschen noch in de overige schepselen, maar in God alleen,

üit liefde van God moet gij gaarne alles ondergaan, namelijk : arbeid, smarten, beko-

-ocr page 339-

ril. KOEK. XXXV. HOOFDSTUK. 831 riiigcn, kwellingen, benaauwdlieden, behoeften, ziekten, verougeiijkincr, lastering, vernedering, beschaming, bestrafling en verachting.

Deze dingen bevorderen de deugd , doen den leerling van Christus kennen en vlechten de hemelsche kroon.

Ik zal voor een kortstondigen arbeid een eeuwigen loon, en voor er.ne voorbijgaande beschaming eene oneindige heerlijkheid geven,

'ó. Meent gij, dat gij altoos naar uw ver-lauden geestelijke vertroosting zult hebben ?

Mijne Heiligen hebben die niet altijd sje-had, maar vele bezwaren, velerlei bekoringen en groote bedrukt lieden.

.Doch zij hebben zich in alles verduldig staande gehouden, en meer op God , dan op zich zeiven vertrouwd, daar zij wisten, dat het lijden van dezen t:jd niet geëveuredisrd is, om de eeuwige glorie te vei dienen, (Hom.

vm, 18.)

Wilt gij aanstonds hebben, wat velen na vele tranen en groote moeite naauwelijks hebben bekomen ?

Verheid den lieer; r/a mannelijk le werlc, en wees gesterkt; (Ps. XXVI, 14« ) wil niet achteruit wijken, maar geul' standvastig lijf en ziel tol eer van God ten beste.

Ik zal het in de ruimste maat vergelden : Ik zal in alle kwelling met u zijn.

O E r E IV I N G.

Bereid uwe ziel voor op de bekoring, zegt de Wijze-man, dat is: 1. stel uw geluk niet, in bevrijd te zijn van kwellingen, maar in 21

-ocr page 340-

322 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, die wel te verdragen; 3. stel u niet bloot aan de bekoring, noch aan de gelegenheden van zondigen; maar indien gij n door de eene aangevallen en in de andere gewikkeld ziet, bied dan wederstand, strijd, vlugt en neem met vertrouwen uwe toevlugt tot God; 3. waak, bid, verneder u voor God, en wees doordrongen van eene ootmoedige vrees in zijne tegenwoordigheid, en van een heilig mistrouwen in u zeiven, om al uwe sterkte te stellen in God, die u tegen de aanvallen van de vijanden uwer zaligheid zal verdedigen.

Eene opregte christene ziel moet haar verblijf op Calvarië er. in de wonden van Jesus Christus vestigen, cm met geduld, met sterkte en getrouwheid de wederwaardigheden te lijden, welke Hij haar overzendt. Want om een ware Christen te zijn en de pligten van zijnen staat te volbreneen, moet men altijd bereid zijn om voor zijnen God te lijden en te sterven , aansezien de Christenen , zoo als de heilige Cyprianus zegt, de erfgenamen van den Gekruiste zijn.

GEBED.

Gij weet, o mijn Zaligmaker! dat er niets tegenstrijdiger is aan de natuurlijke neigingen van ons hart, dan te lijden en te sterven; maar Gij kunt en wilt ons helpen om dit wel te doen. Geef ons dan den moed om den afkeer te overwinnen, dien wij voor de kwellingen, voor de tegenspraak en voor onze pligten gevoelen ; en geef, dat noch de lust tot vermaken, noch de schrik der kwellingen

-ocr page 341-

m. BOEK. XXXV. HOOFDSTUK. 338

ons ooit zoo ver brenge, van te ontbreken aan de getrouwheid en onderwerping, die wij U verschuldigd zijn. Amen.

XXXVI. HOOFDSTUK.

Tegen de ijdele oordeelen der menschen.

1. Christus. — Zoon, grond uw hart vast op den Heer, en vrees geen iriensclielijk oordeel, waar uw geweten ir deugdzaam en onschuldig verklaart.

Het is £oed en zalig op zulke wijze te lijden: en dit zal ook een hart, hetwelk ootmoedig is, en meer op God, dan op zich zeil* vertrouwt, niet hard vallen.

Velen spreken veel; en daarom moet er weinig geloof aan gehecht worden.

Ook is het niet mogelijk, aan allen te voldoen.

Hoewel de apostel Paul us getracht heeft, aan allen, in den Heer, te behagen, en alles voor allen geworden is; heeft hij het echter ook zeer weinig geacht, dat hij door menschen is geoordeeld geworden. (I. Cor. IX, 22 en IV. 3.)

2. Voor zoo veel in hem was en hij kon, heeft hij tot stichting en zaligheid van anderen genoeg gedaan; maar iiij heelt niet kunnen beletten, dat hij somwijlen van anderen werd geoordeeld of veracht.

Daarom Heeft hij aan God, die alles wist, alles overgeladen, en tegen de lasteringen of ook tegen de ongegronde en valsche oordee-

-ocr page 342-

334 DE NAVOLGING VAN JESUS CilRISTUS. len en willekeurige uitstrooisels der mensehen zich door geduld en ootmoed verdedigd.

Nogtans heeft hij somwijlen geantwoord, opdal zwakken uit zijn sdhwijgen geene ergernis zouden nemen.

3. JTie zjt gij, dat gij voor ee.nen stafc-Ijlcen mensch vreest? (ïsaias, LI, 12.) Heden is hij , en morgen verschijn'quot; hij niet meer.

Vrees God, en gij zult voor de bedreigingen der mensehen niet schrikken.

Wat kan iemand door woorden nl' lasteringen u doen ? Hij benadeelt eerder zich zeiven, dan u ; ook zal hij, wie hij ook mogte zijn, het oordeel van God niet kunnen ontgaan.

Houd gij God voor oogen, en wil niet met klagtwoorden twisten.

Al schijnt gij vcor het tegenwoordige te bezwijken, en eene beschaming, welke gij niet verdiend hebt, te lijden, wees daarover niet Gestoord, noch verklein door ongeduld uwe kroon : maar hef veeleer uwe oogen hemelwaarts naar Mij, die magtig ben, om u u;t alle beschaming en verongelijking te redden, en een ieder volgens zijne werken te vergelden.

OEFENING.

Een Christen, die aan de lastertaal en boosaardigheid der mensehen is blootgesteld, mogen deze beproevingen eigenlijk welkom zijn , aangezien zij hem in de gelukkige noodzakelijkheid stellen, z.ijne toevlugt tot God, en niemand dan Hem tot getuige van zijn geweten te nemen. Want alhoewel wij overtuigd

-ocr page 343-

in. BOEK. XXXVI. HOOFDSTUK. 325 a, dat de achtinjr ot versmading, de goede kwade oordeelvellingen der menseben, ons noch gelukkiger noch ongelukkiger maken, zoeken wij nojjtans niet dan hunne goedkeuring te bekomen. Ach, waarom trachten wij ons niet veeleer te stellen in den geest en in het hart van God, die Opperheer onzer eeuwigheid is !

GEBED,

Heer! die voor mij uw leven aan eenen wreeden en schandigen dood, en uw hart aan eene gedurige droef li fid ^n bitterheid hebt overgegeven : zou ik kunnen nalaten U de gevoeligheid mijns harten op te offeren, dat ontsteld is door de nadeelige gesprekken er vermetele oordeelvellingen, die men weger.; mij doet? Maak, o mijn goddelijke Jesus! dat mijn hart, op het aanschouwen der versma-diugen, welke 'ij voor mij hebt uitgestaan, zich ver wij te zoo weiniff voor ü, en zoo kwalijk te lijden. En aangezien de wonden, die men aan den goeden naam des naasten toebrengt, altijd in dit of in het andere leven, op dengene vallen die het ongeluk toebrengt, zoo trek o Heer! ter uwer verheerlijking, en niet voor de mijne, mijne vijanden uit hunne verblindheid, met hen hunne boosheid te vergeven en hen door een straal uwer liefde te verlichten. Amen.

-ocr page 344-

326 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

XXXVII. HOOFDSTUK.

Over de zuivere en volkomene overgeving van zich zeiven, om de vrijheid des harten te verkrijgen.

1. Chrisfvs. — £oou , verlaat u zeiven, en gij zult Mij vinder.

Wees zonder eenige verkiezing en baatzucht, en gij zult s'eeds winnen.

Want er zal u grootere genade verleend worden, zoodra gij u, zonder terugtrekking, aan Mij zult over^geven hebben.

2. Be Ziel. — Heer! hoe dikwijls zal ik mij overgeven, en waar.n mij zeiven verlaten?

3. Christus. — Alfoos en elk uur, zoo in het kleine, als in her. groote : Ik zonder niets uit, maar wil, dat gij in alles van u zeiven ontdaan bevonden wordet.

Hoe zult gij anders de mijne en Ik de nwe kunnen zijn, indien gij niet inwendig en uitwendig van allen eigenen wil ontbloot zijt?

Hoe eerder gij dit doet, des te beter zult gij u daarbij vinden; en hoe volkomener en regtzinniger gij hierin te werk gaat, des te meer zult gij Mij behagen en des te meer zult gij winnen.

4. Sommigen gev3n zich over, doch met eenige uitzondering-, want zij betrouwen niet volkomen op God, en daarom trachten zij voor zich zeiven te zorgen.

Sommigen ook g3ven eerst alles; doch daarna, als zij door eeme bekoring worden aan-

-ocr page 345-

IIT. BOEK. XXXVII. HOOFDSTUK. 337 gevallen, keeren zij tot hunuen eigenen zin Teruff : daarom vorderen zij geenszins in de deugd.

Deze zullen tot de ware vrijheid van een zuiver hart en toe de genade van mijne zoete gemeenzaamheid niet geraken, tenzij zij eerst zicii volkomen overgeven en dagelijks aan Mij opdragen, zonder welk de innige vereeniging met Mij niet bestaat, noch bestaan zal.

5. Ik heb u dikwerf gezegd, en zeg u thans nogmaals : verlaat u zei ven, geef u aan Mij over, en gij zult inwendig grooten vrede genieten.

Geef alles voor alles; neem niets uit, vorder niets terug, berust enkel en vertrouwelijk in Mij, en gij zult mij bezitten.

Gij zult in uw hart vrij wezen, en geene duisterheid zal u benevelen.

Tracht en bid hierom, en verlang dat gij van alle eigenbelang: moget ontdaan worden, van alles ontbloot den ontblooten Jesus volgen, aan u zeiven sterven en voor Mij eeuwig leven.

Dan zullen alle ijdele verbeeldingen, verkeerde verontrustingen en overbodige zorgen verdwijnen.

Dan ook zal de overdrevene vrees wijken en de ongeregelde liefde sterven.

OEFENING.

Wat is zich zei vei-, verlaten, zich verzaken en zich geheel aan God overgeven, zonder iets te behouden? Het is : lo niet handelen dan door de ingeving zijner genade, en door

-ocr page 346-

328 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ecu werkelijk verlangen om Hem te behagen, welk verlangen zeer dikwijls moet gevoed en hernienwd worden. 2° Zich geheel in nlle gelegenheden aan God overlaten, en Zijne voldoening voor de oir/e stellen. 3° In alles zijnen eigen wil verzaken, om niet dan dien van God te volgen, 'l0 Vermaak scheppen in het vermaak van Zijn hart, en in niets belang stellen dan in zijne verheerlijking, 5quot; Het is eindelijk, gehoorzamen aan de ingeving van den heiligen Geest en de bewegingen van zijne liefde volgen. quot;Maar helaas! wie is cr die alzoo leeft? wie is er, die zich alzoo verlaat en zich geheel zonder uitzondering aan God overgeeft? Men verlaat zich zeiven in eenige omstandigheden, en in andere blijft men aan zich verkleefd; men verzaakt zich zeiven voor eenen tijd, en later zoekt men zich weder. De geest des Heeren, zegt de koninklijke Profeet, trekt alleen door zekere zielen; maar hij houdt zich in deze op, en als hij wederkomt, kent hij zijne plaats niet meer; dat is, dat hij eene ziel ontmoet, die meer aan zich dan aan haren God is overgegeven.

GEBED.

Heer! het smart mij ten hoogste, dat ik zoo zeer aan mij zeiven en zoo weinig aan IJ vrrkleeld ben; dat ik mij zoo menigmaal, en U zoo zeldzaam opzoek. ïï elaas! het is waar, lat ik voor alles wat mij aangaat, zeer gevoelig ben, en U zoo weinig aantrek. O mijn God! stel L* in mijne plaats, en doe

-ocr page 347-

Tir. BOEK. XXXVIIl. HOOFDSTUK. 839 uwe liHcle lieersclien , waar nu mijne eigen-lieldc heerscht. Wanneer zal het wezen, cat ik vrij en ontlast van mij zeiven mij op niets meer zal toelegden dan om Ü te beminnen en ü t« behagen ? Geef mij in dit pant al wat Gij in ij beveelt, en beveel mij hetgene Gij wilt. Ik wil dat Gij van nu al' de God mijns harten zijt, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. Amen.

XXXVIII. HOOFDSTUK.

Over het goed beheer in het uitwendige, en de toevlugt tot God in gevaren.

1. Christus. — Zoon, gij moet naarstig hiernaar streven, dat srij in alle plaats en daad ot' uiterlijke bezigheid inwendig vrij en u zeiven meester zijl : dat alles onder u zij, lt;rij niet onder hetzelve; zoodat gij heer en bestuurdervan uwe werken, niet derzelver knecht of slaaf zijt.

Gij moet, als een vrijgekochte en ware Israëliet, tot het erfdeel en de vrijheid van Gods kinderen overgaan, die zich boven liet tijdelijke verheffen en op het eeuwige staren, die het vergankelijke met het linker en het hemelsche met het regter oog beschouwen.

Deze word. n door de tijdelijke dingen niet weggesleept, om zich daaraan te hechten; maar doen die veeleer dienen, waartoe zij van God bestemd en van den oppersten Bouwmeester, die in zijne schepselen niets onge-regelds cel aten heeft, ingesteld zijn.

-ocr page 348-

330 D15 NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

3. Tudien gij ook in alle voorvallen niet bij het uiterlijke voorkomen berust, noch hetgene gij gezien of gehoord hebt. met een zinnelijk oog aanziet; maar dadelijk in elke zaak met Mozes in den tabernakel gaat, om God te raadpleegen, dan zult gij somwijlen het goddelijke antwoord hooren, en wegens vele tegenwoordige en toekomende dingen onderrigt teruirkeeren.

Mozes immers nam, om twijfel en moeije-lijkheid op te lossen, altoos zijne toevlugt tot den tabernakel, en zocht, om de gevaren en de boosheid der meuschen te vermijden, zijne hulp in het gebed.

Zoo moet gij ook u zeiven tot het geheime vertrek van uw hart begeven, om den godde-lijken bijstand meer dringend at' te smeeken.

Immers, men leest dat Jozuë en de kinderen van Israël daarom door de Gabaönieten werden bedrogen, omüat zij alvorens den Keer niet hadden geraadpleegd; maar, aanderzelver streelende woorden te ligtvaardig geloovende, door een valsch medelijden zijn misleid geworden.

OEFENING.

De uiterlijke bezigheden trekken de ziel dikwijls tot het uitwendige , en beletten haar ingekeerd te zijn en zich voor Gods tegenwoordigheid te houden, voornamelijk als men zich geheel aan die uitwendige zaken overgeeft , zonder zijn hart vrij en aan den Heer gehecht te houden. Indien men echter zich met die uitwendige bezigheden niet ophoudt, dan

-ocr page 349-

III. BOEK. XXXVIII. HOOFDSTUK. 331 om hierdoor den wil van God te volbrengen, welke ze ons oplegt, dan is men er niet in verstrooid en doet in die onderscheidene bezigheden slechts óune zaak, namelijk Gods wil bevredigen. Men heeft altijd den vrede, als men alrijd ver^noegd is; men heeft dien altijd, als men alles heeft wat men verlangt; en men heeft dien altijd, als men slechts aan God tracht te behagen. Derhalve kunnen al die uitwendige werken eene ziel niet verstrooi-jen, die alles tot de eenheid brengt, dat wil zeggen, die niet zoekt dan den Heer te behagen , en die alles in Hem vindt.

GEBED.

Tk weet wel, o mijn God! dat de vrede der ziel in dit leven niet die is, welke zij in het andere zal genieten : want in de eeuwigheid zal men zeker zijn U te bevredigen, en tevens van uwe liefde te bezitten; mHar in dit leven kan men noch van het eene , noch van het andere zeker wezen. Ach , hoe hard en bezwaarlijk is die onzekerheid, o mijn God, voor eene ziel die en niets dan U bemint! Indien Gij mij niet wilt verzekeren , dat ik ü bemin, maak dan ten minste, dat ik leve alsof ik zeker ware U te beminnen, opdat Gij alle voldoening van mijne liefde genie-tet en ik er de verdiensten van hebbe. Amen.

-ocr page 350-

333 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTTIS.

XXXTX. HOOFDSTUK.

Dal de menscli in zijne handelingen niet te driftig moet zijn.

1. Christus. — Zoon, laat uwe zaak altoos aan Mij over : Ik zal die op zijnen tijd wel beschikken.

Wacht mijne bet chikking at', en gij zult u daarbij wel bevinden.

2. De ziel, — Heer! volgaarne laat ik alle zaken aan U over, wijl mijne overlegging weinig kan baten.

Ocli, of ik voor toekomende dingen niet veel bezorgd ware, maar mij zonder bedenken aan uw welbehagen overgave!

3. Christus. — Zoon, meermaals wordt iels , hetwelk de mensch - erlanp-t, door hem met drift nagejaagd; doch als hij het bekomen heelt, begint hij er anders over te denken, omdat de neiging omtrent hetzelfde voorwerp niet bestendig is, maar veeleer van het eene tot liet andere drijft.

H et is dus geene kleine zaak , ook in kleine zaken zich zeiven af te gaan.

4lt;. De ware voortgang van den mensch, is de verloochening van zich zeiven ; en de mensch die zich zelven verloochent , is zeer vrij en gerust.

Dan de oude vijand, die alle »oed tegenstreeft , houdt niet op met te bekoren, maar legt dag en nacht .-.ware hinderlagen, o!' hij

-ocr page 351-

UI. BOEK. XXXi'X. HOOFDSTUK. o3B soms den oubedachtzamcii in zijn oelriegc-lijken strik konde doen vallen.

WaaJd en hidf, zegt de Heer. opdat gj niet in heloring vallet. (Matth. XX VI, 41.)

OEF R Si I N G.

Te vergeefs is men voor het toekomende bekommerd , en laat men den moed zinken op het aanzien zijner ellende; alles bestaat, met zich in alles op God te verlate», en op Hem te rekenen, in zich aan zijnen wil over te geven, en niette ontzien om aan Hem te behagen. Het gebeurt dikwijls, dat God wil ol' toelaat, dat wij ons in eeuen sraat bevinden, waarin wij vermeer.en dat alles verloren is , om ons le verpligten in Hem alleen al ons vertrouwen te stellen. Immers, hoe minder onderstand wij bij de schepselen ontneoeren , des te meer vinden wij er bij God, die het zich tot eer rekent en er vermaak in schept ons bij te staan, als men zich in allef; op Hem verlaat. L-iat ons dan trachten al de ongerustheden opzijtens onze zaligheid in het hart van onzen Zaligmaker over te storten, overtuigd zijnde, dat Hij er zorg voor draagt: en laat ons alles aanwenden, om aan zijne inzigten te beantwoorden, door onze getrouwheid in het volgen derzelve,

GEBED.

O mijn God, die mij kunt en wilt helpen : welke reden heb ik niet oin mijn vertrouwen in U te stellen, om mij in de armen uwer

-ocr page 352-

334 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. Voorzienigheid te werpen en om de uitwerkselen der goedheid van eenen God af te wachten, die voor alles zorg: draagt! Ik heb dan vast voorgenomeo , mij geheel aan IJ te geven , onder uwe oogen en tussehen uwe handen te leven, en mij altijd in uwe vrees en liefde te behouden. Dit is de genade , welke ik IJ verzoek, o God mijns harten en mijn aandeel in alle eeuwigheid! Geef dat ik doordrongen worde van de kracht der woorden uws Evangelies, en ze moge smaken : wees niet belommerd, want uw heinelsche Vader weet wel wat Gj tioodiy hebt; het is genoeg, dat Hij uw Vader is, om er in te voorzien. Amen.

XL. HOOFDSTUK.

Dat de mensch niets goeds uit zich zeiven heeft, en zich over niets kan beroemen.

1. De Ziel. — Heer! wat is de menschgt; dat Gij hem gedenkt; of de zoon eens men -schen, dat Gij hem bezoeht ? (Ps. VIII, 5.)

Wat heeft de mensch verdiend, dat Gij hem uwe genade zoudt (reven?

Heer! wat kan ik klagen, indien Gij mij verlaat? Of wat kan ik met regt opwerpen , zoo Gij niet doet hetgene ik verzoek ?

Voorzeker dit kan ik in waarheid denken en zregen : Heer! ik ben niets, ik kan niets , ik heb uit mij zeivan niets goeds, maar ik ben in alles gebrekkig en hel steeds naar het niet over.

En tenzij ik door (J geholpen, en inwendig

-ocr page 353-

III. BOEK. XL. HOOFDSTUK. 335 geleid worde, word ik geheel laauwea nalatig.

2. Doch Gij, Heer, zijt immer dezelfde en blijft in eeuwigheid, (Ps. Cl, 13 en 38,'» altijd goed, regtvaardig en heiliar, die alles op eene goede, regtvaardige en Fieilige wijze doet, en met wijsheid regelt.

Maar ik, die meer tot verslapping, dan tot vordering geneigd ben, blijf nier altoos in denzelfden staar, daar ik wel zevenmaal op eenen das kau veranderen.

Evenwel wordt het spoedig met mij beter, als het IJ behaagt, en Gij eene behulpzame hand reikt; wijl Gij alleen, zonder mensche-lijken bijstand, mij kunt helpen en zoo zeer versterken, dat mijn aangezigt geene verandering meer aanduidt, maar mijn hart zich tot TJ alleen wendt en in ü alleen berust.

3. Indien ik derhalve, hetzij om de godsvrucht te erlangen, hetzij uit noodzakelijkheid van LT te zoeken, wijl geen mensch mij kan troosten , wel wist allen menschelijken troost te laten varen; dan zoude ik billijk op uwe genade mogen hopen, en mij over de gunst van nieuwe vertroosting mogen verheu-gen.

4. Dank zij U, van wien alles komt, zoo dikwijls het mij wel gaat-

Ik immers ben voor uw aanschijn ijdelheid en een niet, een ongestadige en zwakke mensch.

Waarover kan ik dan roemen? Of waarom begeer ik geacht te worden ? Over een niet ? Dit is wel de grootste ijdelheid.

Waarlijk, de ijdele roem is eene kwade pest.

-ocr page 354-

836 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, de grootste ijtlelheid, omdat hij den menseh van den waren roem verwijdert en van de hemelsche genade beroolt.

Immers, wanneer de menscli aan zich zeiven behaagt, dan mishaagt hij aan l .

quot;Wanneer hij mensehelijkenlot najaagt, dan wordt hij van zijae ware deugd berooid.

5. Doch. dit is ware roem en heilige verheuging , in Ü, en riet in zich zeiven te roemen ; in uwen naam, en niet in eigene deugd, ziek te verblijder.; noch in eenig schepsel, dan om U, vermaak te scheppen.

Uw naam, niet de mijne, worde geprezen: uw werk, niet het mijne, worde verheerlijkt: uw heilige naam worde geloofd; doch mij worde niets van den lof der menschen toegevoegd.

Gij zijt mijn roem. Gij de verheuging van mijn hart.

In Ü zal ik roemen en mij den ganschen dag verblijden : doch voor mij , niet dan in mijne zwakheid, (II. Cor. XII, 5.)

6. Laat de Joden den roem zoeken, dien zij van elkander ontvangen; ik zal dien roem betrachten, welke van God alleen komt. (Joan. V , 44.)

Immers, alle menschelijke roem, alle tijdelijke eer, alle wereldsche grootheid is, bij de eeuwige glorie vergeleken, ijdelheiden dwaasheid.

O mijne waarheid en mijne barmhartigheid! mijn God, zaligeDrieëenheid! ü alleen zij lof, eer, kracht en glcrie, door de eindelooie eeuwen der eeuwen.

-ocr page 355-

III. BOEK. XL. HOOFDSTUK. 337

OEFENING.

Ik gevoel mijne ellenden, die mij ongeschikt maken tot eenia: bovennatuurlijk goed en bekwaam tot alle kwaad; maar ik offer ze op aan eenen barmhartigen God, die veel van weinig, en alles uit niet kan maken. Derhalve is het r.iet genoeg te weten, dat ik niet uit mijn eigen ben, en mij niet dan in U moet beroemen, o mijn God ! maar het gewigtigste is, in de gelogeoheden, de heilige bewegingen van ootmoedigheid en vertrouwen in U te volgen, aan wien niets onmogelijk is. Als ik ze niet bij de mensehen vind, dan word ik tot de gelukkige noodzakelijkheid gebragt mijne toevlugt tot God te nemen en van Hem af te hangen. Gelukkig ben ik. Heer! als mij alles buiten U ontbreekt, om alles in TJ te vinden. O, hoe wel heeft de heilige man Job gezegd : Uwe oogen zijn op mij gevestigd, en ik zal in mij niet meer bestaan. Want als ik aan U denk, o mijn God ! gevoel ik in mij een vurig verlangen om aan U te behagen , en alles verdwijnt voor mijne oogen, zoodra Gij in mijn hart verschijnt.

GEBED.

ó Mijn God! ik stem toe, dat Gij geheel over mijne ziel heerscht, en in haar alles voor ü wijke en voor U geofferd worde. Maar geef door uwe genade, dat ik beantwoorde nan hetgene Gij vamp;u mij verlangt. Geel, dat 22

-ocr page 356-

888 DE NAVOLGING VAN JECUS CHRISTUS, ik mij van alle meuschelijke en natuurlijke voldoening beroove, om niet dan in IJ den troost enquot; de opottering van geheel mij zeiven te vinden.

O groote God, Gij, die den staat kent waarin ik mij bevind; Gij, die mij kunt en wilt helpen : wees getroffen door de overmaat mijner ellenden! Onttrek mij aan mij zeiven, verhef mij boven al het zigtbare; geef, als ik mij zeiven verlate en verloochene , dat ik niets zoeke en verlauge dan TJ. Amen.

XLI. HOOFDSTUK.

Over de verachting van alle tijdelijke eer.

1, Christus. — Zoon, wil het u niet aantrekken , indien gij anderen geëerd en verheven ziet, doch gij versmaad en vernederd wordt.

Verhef uw hart tot Mij in den hemel, en de verachting der menschen op aarde zal u niet bedroeven.

2. De ziel. — Heer! wij zijn in verblindheid en worden dra door ijdelheid misleid.

Indien ik mij wel beschouw, is mij nooit van eenig schepsel ongelijk aangedaan, weshalve ik ook geene reden heb om tegen U te klagen.

Immers, daar ik menigmaal en zwaarlijk teiren CJ gezondigd * heb, worden alle schepselen te regt tegen mij gewapend.

Mij derhalve komt billijk beschaming en verachting toe, U lofJ eer en roem.

-ocr page 357-

nr. boer. xrj. hoofdstuk. 339

En zoo ik mij hiertoe niet bereid heb, daf ik gaarne van alle schepselen wil versmaad en verlaten worden, en volkomen niets schijnen, kan ik niet innerlijk bevredigd en be-vestiffd, noch naar den jjeest verlicht en geheel met IJ vereenigd worden.

o e p e ni ^ g.

Het gezigt van God op ons moet een^n diepen eerbied voor Hem te weeg brengen , en de oog'en onzer ziel opheffende tot God, moet ons dit volkomen vertronwen o^) Hem inboezemen. God ziet mij; hoe zon ik Hem kunnen vergrammen, als ik op Hem denk? Ik aanzie God; hoe zou ik kunnen moedeloos worden als ik aan Hem deuk? God!..... ziedaar wat toereikend moet wezen om in alle ongenoegen eene opregt christéne ziel te troosten, aangezien zij God meer om Hem, dan om zich zei ven moet beminnen. Maar God is mijn Vader; is er iets meer nnodio: om al mijne ongerustheden te stillen? En is het niet genoeg te denken , dat Hij de goedheid zelve is, om zich op Hem te verlaten en op Zijne zorg te rekenen? Hij kent, Instuur! , schikt ali^s voor mijne zaligheid : kan die zaligheid beter zijn dan in het hart van mijnen Zaligmaker?

GEBED.

Het is in uw heilig Hart, o mijn Jesus! dat ik wil leven ; het is hierin dat ik wil sterven ; het is in dien afgrond van barmhartigheid, dat ik al mijne ellenden werp; en

-ocr page 358-

340 DE NAVOLGING YAN JESUS CHRISTUS, hoe groot ook mijne zonden mogen wezen , weet ik echter, dat uw hart bereid is ze mij te vergeven, zoodra ik het vaste voornemen heb ze te verlaten. Ja, Heer! ter oorzake van uwen heiligen naam , van dien naam van Zaligmaker en Vader, zult Gij mijne zonden versreven, omdat zij groot zijn ; en hoe grooter zij zijn , des te meer zult Gij de grootheid uver barmhartigheid doeu uitschijnen met ze mij te vergeven Wees dan een' zondaar, zoo als ik ben, genadig, eenen zondaar, die het niet meer wil wezen, en maak dat hij CT nog meer beminne dan hij U vreest, met te overwegen , dat Gij hem kondet laten verloren gaan , en hem wilt zalig maken. Amen,

XLTI. HOOFDSTUK.

Dat men den vrede niet in de menschen moet stellen.

1. Christus. — Zoon, indien gij om uwen zia en omgang in iemand uwen vrede sielt, zult srij onareamp;tadig en bekommerd zijn.

Maar zoo gij tot de waarheid, die altoos leeft en blijft, uwe toevlugt neemt, zal het vertrek of afsterven van eenen vriend u niet bedroeven.

In Mij moet de liefde van eenen vriend gevestigd zijn, en om Mij moet elk, die u goed en veelgeliefd in dit leven voorkomt, bemind worden.

Zonder Mij is geene vriendschap goed en bestendig; en het is geene ware en zuivere

-ocr page 359-

TTI. BOhK. XLII. HOOFDSTUK. 341

lieldf1, welker band niet door mij gelegd wordt.

Gij moet omtrent zulke genegenheid voor geliefde personen zoo verstorven zijn, dat gij, voor zoo veel u betreft, zoudt wensehen zonder eenigen omgang niet menschen te zijn.

De mensch komt zoo veel nader tot God, als hij dieper in zich zeiven nederzinkt en aan zich zei ven meer verachtelijk is.

2. Doch wie zich zelven iets goeds toe-schrijlt, die belet de genade van God in hem te komen, wijl de genade van den heiligen Geest altoos een ootmoedig hart zoekt.

Indien gij wist u zelven volkomen te vernietigen en van alle liefde der schepselen te ontdoen, dan zoude Ik Mij met groote genade in u moeten uitstorten.

Als gij naar de schepselen ziet, dan wordt u het gezigt des Scheppers onttrokken.

Leer u om d m Schepper in alles verwinnen , dan zult gij tot de kennis van God kunnen geraken.

Hoe gering ook iets zij , indien men het onrrpregeJd bemint en betracht, wordt men daardoor van het opperste goed verwijderd en besmeurd.

OEFENING.

Hoe dieper mm in den afgrond van zijn' niet nederdaalt, des te meer verheft men zich in het hart van dtm Schepper; dat wil zeggen , dat men in de oefening 1. zich klein, ootmoedig en aihankelijK van God moet maken, om zich in zijn hart te vestigen; 2. dat,

-ocr page 360-

342 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, hoe meer ellenden men in zich gevueit, men ze des le meer in den schoot van Gods barmhartigheid moet brengen en uitstorten ; 3. dat, hoe minder men in zich het goede bevestigd ziet, hoe meer men zich voor God moet ver-t otmoedigen, met alles van zijne goedheid af le wachten; 4. dat 's menschen hart zich niet moet hechten dan aan zijnen God, zijne plig-ten en zijne zaligheid; en dat hij moet trachten niet te hei iinuen, d!»n hetg?.ne hij altijd zal beminnen, en beginnen met in zijn leven te doen, wat hij in de eeuwigheid moet voortzetten. Alle vriendschap, die niet in en om God is, is berispelijk, aangezien wij God moeten beminnen , ^n Hem alleen van ganscher harte beminnen. Men moet dan zijn hart vrij en onthecht var alles behoeden, om het niet te honden dan met God, die alleen hec middenpunt onzer harten is, en ze alleen kan bevredigen.

G K B h D

Maak, o mijn God! dat mijn hart, hetwelk slechts voor ü geschapen is, zich niet meer hechte dan aan U; dat het, vrij van alle verkleefdheid aan de schepselen, alles tot ü keere : en in alles slechts U zoeke. Ja, Heer! ik begrijp zeer goed wat de H. Augustinus tot U zeide, namelijk dat Gij het middenpunt onzer harten z.ijt, omdat Gij er het laatste quot;inde en het opperste goed van zijt ; en bijgevolg, dat zij altijd in onrust zijn, tot dat zij in U rusten; dat wil zeggen, dat zij voor U hebben wat wij U verzoeken, namelijk eene

-ocr page 361-

III. BÓÈK. XLIir. HOOFDSTUK. 343 getrouwe, eene opperste en volstHiidige verkleefdheid. Amen.

XLIII. HOOFDSTUK.

Tegen de ijdele en wereldsche wetenschap,

1. Christus. — Zoon, dat de Iraaije en diepzinnige gezegden der luenschen u niet bewegen; want Gods rijk bestaat niet in woorden , maar in quot;kracht, (I. Cor. IV, 20.)

Geef acht op mijne woorden, die het hart ontvonken en den geest verlichten : dezft wekken vermorzeling en brengen velerlei vertroosting aan.

Lees nimmer iets, om geleerder of wijzer te kunnen schijnen.

Leg u toe op de uitroeijing uwer gebreken , wijl dit u meer zal baten, dan de kennis van vele moeijelijke vraagstukken.

3. Na veel gelezen en geleerd te hebben, moet gij steeds tot een beginsel terugkomen.

Ik namelijk ben het, die aan den mensch de wetenschap leer, en aan de kleinen een duidelijker begrip verleen, dan door den mensch kan geleerd worden.

Hij, tot wien Ik spreek, zal weldra wijs zijn, en in den geest veel vooruitgaan.

Wee hun, die bij de mensehen vele nieuwigheden navorschen, en om de wijze van mij te dienen zich weinig bekommeren!

De tijd zal komen, dat de leeraar der leeraren, de Heer der engelen, Christus, zal

-ocr page 362-

344 J)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, verschijneu, om do les van alien te hooren, dat is, om ieders geweten te onderzoeken.

Dan zal Jeruzalem met lantaarueu doorzocht, dan zullen de geheimen der duisternis ontdekt, en de menschelijke redeneringen tot zwijeen gebragt worden.

3. Ik ben liet, die in een oogenblik den ootmoedigen geest verhef, zoodat hij meer van de eeuwige waarheid begrijpt , dan zoo iemand zich tien jaren in de scholen daarop had toegelegd.

Ik onderwijs zonder gedruisch van woorden, zonder verwarring van gevoelen, zonder praalzucht, zonder redetwisten.

Ik leer het aardsche versmaden, van het tijdelijke eenen walg hebben, het eeuwige zoeken, in het eeuwige smaak vinden, de eeuwige eerambten vlugten, de schande verdragen, alle hoop op Mij stellen, buiten Mij niets begeeren, en boven al Mij vurig beminnen.

4. Immers, met Mij innig ts beminnen, heeft iemand goddelijke dingen geleerd en wondere dingen gesproken : hij is meer gevorderd met alles te verlaten, dan met diepzinnige zaken na te vorschen.

Dan Ik spreek tot eenigen algemeene, tot anderen meer bijzondere dingen : aan eenigen vertoon Ik Mij minzaam in teekens en afbeeldingen, doch aan sommigen veropenbaar Ik mijne geheimen met groote klaarheid.

De spraak der boeken is eeue en dezelfde, maar zij onderrigt allen niet eveneens; want Ik ben inwendig de leeraar der waarheid, de onderzoeker der harten, de kenner der ge-

-ocr page 363-

m. BOEK. XLTTI. HOOFDSTUK. 345 dachten, de bevorderaar der werken, die aan ieder mededeel, gelijk Ik oordeel te behooren.

O £ F E N I N G.

God deelt zich weinig, mede aan de trotsche en laatdunkende gemoederen, die een ijdel zelfbehagen gevoelen , omdat zij Hero de eer ontnemen, welke Hem alleen toekomt. Maar hij deelt zijne vurigste en krachtigste genaden aan de ootmoedige zielen uit, die, zich zei ven mistrouwende en, in zich niet dan gebreken en ellenden ontmoetende , rHeen steunen o]) Hem, die haar zijne helde kan doen waardig worden.

Waartoe dient het eene christene ziel, de zaken van de godsdienst te bestudeeren en te kennen, wanneer zij zich niet toelegt om z.e in het werk te stellen ? Waarop komen zoo vele twistredenen aangaande de kracht en werking der genade uit, wanneer men niet alles aanwendt- om hieraan getrouw te wezen, en naauwkeurig de ingevingen van den heiligen Geest te volgen? Men weet genoegzaam, hetgene Jesus Christus in het Evangelie voorhoudt, dat diegene, die zegt : Heer! Heer! in het rijk der hemelen niet zal komen, indien hij in alles den wil van God niet tracht te volbrengen en de deugden van zijnen staat te beoefenen. Men weet dit, en nogtans doet men er meer noch minder om.

GEBED

Heilige Geest! verlicht allen geest door uw heilig licht, ontsteek alle hart door het vuur

-ocr page 364-

346 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

uwer liefde! Leer ons wat wij moeten geloo-ven; maar wek ons tevens op, in het w^rk te stellen hetgvme wij g-elooven. Immers, helaas ! wat zou het ons baten, te weten wat God van ons wil om ons zalig te maken, indien wij alles niet inspannen om het te doen ?

Gedoog niet dat het geloof ons eens ver-oordeele, met ons te doen zien , wat wij moesten doen om den hemel te winnen, en evenwel niet gedaan hebben: maar breng zooveel voort, dat onzt! geest, met te gelooven, en ons hart met te doen hetgene wij gelooven , gelijkelijk medewerken, om ons het paradijs te doen verwerven,

XL IT. HOOFDSTUK.

Dat men zicli de uiterlijke dingen niet moet aantrekken.

1. Christus.— Zoon, gij moetin vele dingen onwetend zijn, en u op deze aarde beschouwen als iemand, die dood en voor wien de gansehe wereld gekruisigd is.

Ook moet gij vele dingen, zonder die te hooren, laten voorbijgaan, en eerder bedacht zijn op hetgene tot uwen vrede dient.

Het is nuttiger, van dingen, welke mishagen , de oogen af te wenden, en aar ieder zijn gevoelen te laten, dan zich in redetwist te mengen.

Indien gij met God wel staat, en deszelis oordeel beschouwt, zult gij gemakkelijker verdragen, dat gij overwonnen wordt.

-ocr page 365-

III. BOEK. XUV HOOFDSTUK. 347

8. Be ziel. — O fleer! waartoe zijn wij gekomen? Zie, een tijdelijk verlies wordt beweend, om een kiein gewin arbeidt en loopt men; en het geestelijke verlies geraakt in vergetelheid, en wordt, naauwelijks nog iaat herdacht

Men greeft acht op hetgene weinig of'niets baat, en wat ten hoogste noodzakelijk is , dit wordt zorgeloos voorbijgegaan : omdat de ge-heele mensch zich *ot het uitwendige uitstort , en, zoo hij niet spoedig tot inkeer komt, gaarne daarin blijft.

O E J? £ iv l N G.

Zich aanzien als een persuon, die aan de wereld gestorven en gekruist is, is: 1. zich aan niets hechten dan aan God, aan zijne pligten en aan zijne zaligheid; 3, alle dingen in het voorbijgaan zien en tot zich zeiven zeggen ; heden ben ik hier, morgen zal ik er niet meer zijn. Wat zullen voor mij die eer, die rijkdommen, die voldoening in het uur des doods weze * ? Hetgene ik wil, is, dat zij voor mij zijn gedurende mijn leven.

Gelukkig de Christen, wiens hart aldus voer het ligenaam sterft, en die dagelijks met verdienste aan eene der zaken tracht te sterven , welke hij in zijnen dood moet verlaten! Die gelukkige stervende, is zeker eens wel te sterven.

Men beweent een tijdelijk verlies, men houdt er zich gedurig mede onledig, het kost moeite om er over getroost te worden : en

-ocr page 366-

348 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, men vergeet, dat men zijne ziel verliest, voor welker verlies men ongevoelig is, en hetsrene alleen eenen Christen zou moeten treffen. ]quot;gt;at is te zeggen, o mijn God! dat alle nifn-sclien geen goed dan met spijt verliezen, en dat er niets is dan (J, die het opperste zijt, dien zij zonder droeiheid verliezen.

G E B E D.

ó God ! verlicht onzen geest, en beweeg ons hart, aangaande de grootte van het verlies, dat wij doen, wanneer wij U verliezen; en maak , dat wij, ü boven alles den voorrang gevende, liever van al de goederen der wereld beroofd worden, dan één oogenblik uwe genade en lielde te verliezen. Wanneer, o mijn God! zal ik op de aarde gelijk zijn aan de doodeu, die iu huuneffrave.il rusten, hetgene, volgens den heiligen Paulus, de geest, het kenteeken en de pligt der Christenen is? Wanneer zal ik aan de wereld niet meer denken en tevreden zijn, als de wereld aan mij niet meer denkt ? Van dit oogenblik af wil ik aldus aan alles sterven, om niet meer dan voor LT, o Heer! te leven , voor wien ik alleen in alle eeuwigheid leven wil.

XLV. HOOFDSTUK.

Dat men n'.et allen moet gelooven, en iu woorden ligtelijk zondigt.

1. De Ziet. — Help Gij mij, Heer, uit de

-ocr page 367-

ril. BOEK. XEV. HOOFDSTUK. 349

kwelling, wijl de liulp der menschen ijdel is. (Ps. LIX, 13.)

Hoe menigmaal lieb ik daar sreene trouw gevonden, waar ik die meende te vinden.

Hoe dikwijls ook heb ik die daar aangetrot-fen waar ik die het minste verwacht had!

IJdel is derhalve de hoop op menschen ; maar in U, o God, is de zaligheid der regt-vaardigen.

Wees geloofd, Heer, mijn God! iu alles wat ons wedervaart.

Wij zijn zwak en ongestadig : wij worden schielijk bedrogen en veranderd.

2. Waar is de mensch . di«? zicli in alles zoo behoedzaam en omzigtie kan bewaren . dat hij niet somtijds in eenige misleiding of verlegenheid geraakt?

Doch wie op U, o Heer, betrouwt, en U met een eenvoudig hart zoekt, die valt zoo ligfelijk niet.

En vervalt hij tot eenige kwelling, dan zal hij, hoe zeer bij ook daarin motrte verwikkeld xiju, door U welhaast daaruit verlost of door U vertroost worden, wijl Gij dengenen, die op ü hoopt, niet tot het einde toe verlaat.

Zeldzaam is een trouwe vriend , die iu allen druk zijns vriends standvastig blijft.

Gij, Heer, Gij alleeu zijt in alles de ge-trouwste, en buiten TJis geen andere dusdanig.

'6. O ! hoe waarlijk wijs was die heilige ziel, welke zeide : mijn gemoed is gevestigd en op Christus gegrond.

Indien het aldus met mij gelegen was , zou de menschelijke vrees mij zoo ligtelijk niet

-ocr page 368-

850 DE NAVOLGING VAN JKSl'S CITfUSTUS. verontrusten, noch de schichten van woorden mij zoo ligtelijk ontroeren.

Wie is in staat, om alles vooruit te zien, om zich voor alle toekomende onheilen te wachten ?

Indien zelfs voorziene onheilen meermaals hinderen, wat kunnen dan onvoorziene anders dan zwaarlijk treffen?

Maar waarom heb ik voor mij ellendige niet beter gezorgd? waarom ook heb ik anderen zoo lijtvaardig geloofd?

Doch wij zijn menschen, en niet anders dan broze menschen, hoezeer wij door velen engelen geacnt en geheeten worden.

Wien zul ik gelooven. Heer! wien anders, dan U ? Gij zijt de waarheid, die niet be-driegt., noch bedrogen kunt worden.

Integendeel alle mtnsch is bedriegehjk; (Ps. CXV, !1) zwak, ongestadig en wankelbaar, vooral in woorden, zoodat men naauwe-lijks datgene dadelijk moet gelooven, wat bij het vernemen wel schijnt te luiden.

4: Hoe wijsselijk hebt Gij gewaarschuwd, dat men zich voor de menschen moet wach--ten; dat de huisgenooten van den mensch deszclt's vijanden zijn, (Matt. X, 3G.) en dat men niet moet gelooven, als iemand zegt ; zie hier of daar is hij!

Ik heb door mijne schade geleerd; en och! dat het mij tot grootere behoedzaamheid en niet tot dwaasheid zij!

Wees omzigHg, zegt iemand, wees omzig-tig, houd vcor u hetgene ik zeg.

En terwijl ik het zwijg en vei borgen achtgt;

-ocr page 369-

nr. BOEK XLV. HOOFDSTUK. 351

kan hij zelf uiet zwijgen, wat hij mij verzocht te zwijgen; maar hij verraadt dadelijk mij sn zich zeiven, en gaat henen.

Voor zulke vertelsels en zulke onvoorzig-tige menschen behoed mij, Heer, opdat ik in hunne handen niet valle, noch immer iets dergelijks bedrijve.

Leg in mijnen mond ware en zich gelijk blijvende woorden, en verwijder van mij eene bedriegelijke toner.

Wat ik zelt' niet wil verdragen, daarvoor moet ik mij allezins wachten.

5. O! hoe goed sn gerust is het, van anderen te zwijgen, niet alles even eens te ge-looven, het gehoorde niet ligteiijk voort te zeggen, zich zei ven aan weinigen te openbaren, U steeds als den kenner der harten te zoeken, » en niet door allen wind van woorden geslingerd te worden, maar te wenachen, dat alle in- en uitwendige dingen volgens het welbe-hagen van uwen wil geschieden!

Wat is het veilig, ter bewaring der hemel-sche genade, het verschijnen voor de menschen te vlugten, en niet zulke dingen te vei -langen, die uiterlijk verwondering schijnen tc wekken; maar eerder met alle naarstigheid datgene te betrachten, wat verbetering des levens en ijver aanbrengt!

Hoe velen is eene gekende en te vroeg geprezene deugd schadelijk geweest!

Doch hoe nuttig is het geweest, in dit broze leven, hetwelk niet anders dan bekoring en strijd geheetfn wordt, nwe genade in stilte bewaard te hebbe !

-ocr page 370-

352 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING.

Wat is, op Jesus Christus gegrond en in Hem sterk ^evestijrd zijn, zoo als de heili?e Agatha in hare pijnigingen zeide ? Het is 1. zich op Hem alleen vertrouwen en slechts op Hem rekenen; want men mag bijna op de beloften der menschen geen staat maken; 2. het is, zijne genade en liefde stellen boven de vriendschap en achting van alle stervelingen der wereld; want er is geen waarachtig goed, dan in vriendschap te zijn met zijnen God; 3. het is, dikwijls met Hem in onze ziel handelen, tot Hem met vertrouwen in alle kwellingen onze toevlugt nemen, en ons hart, om zoo te zeggen, vormen om Hem te beminnen, opdat wij in het oogenblik des doods, wanneer wij voor Hem moeten verschijnen, in Hem eenen Vader van barmhartigheid ontmoeten en eenen Zaligmaker, dien wij reeds gekend en bemind hebben, en niet eenen vreeselijken Regter en onbekende God, die tot ons zou zeggen : sij hebt u niet toegelegd om mij tijdens uw leven te kennen en te beminnen : Ik ken u niet om Mij toe te behooreu, en gij zult niet voor mij in eeuwigheid wezen.

G E B E D.

ó Jesus! doe mij kennen wat Gij zijt, en wat Gij voor mij zijt, opdat mijn hart door eerbied en lief'3 voor U doordrongen worde. Zou ik zoo ondankbaar en zoo onregtvaardig wezen, o mi^n God! om mij meer aan ande-

-ocr page 371-

m. BOEK. XLVI. HOOFDSTUK. 353

ren dan aan U te hechten ; om op eenig schepsel, bij voorkeur van U, te rekenen? Ach! indien ik alzoo een hart verdeelde, hetwelk niet dan voor U gemaakt is, zou ik verdienen nu en in alle eeuwigheid ongelukkig te wezen. Wel hoe. Heer! ik ben voor U genoeg, en Gij zoudt voor mij niet genoegzaam zijn ? .Neen, mijn Jesus! neen, niet aldus; ik wil slechts U en uwen heiligen wil voor al het geluk van tijd en eeuwigheid. Amen.

XLVI. HOOFDSTUK.

Dat men op God moet betrouwen, als men door scherpe woorden beleedigd wordt.

1. Chrisfns. — Zoon, sta vast, en betrouw op Mij; want wat zijn woorden anders, dan woorden? Zij vliegen door de lucht, maar hinderen eenen steen niet.

Indien gij pligtig zijt, denk dat gij u gaarne wilt beteren; zoo gij u aan niets schuldig kent, gedenk dat gij om God zulks gaarne wilt verdragen.

Het is weinig genoeg, dat gij, die noggeene harde slagen kunt verduren, bij wijlen althans eenige woorden verdraagt.

En waarom gaan u zulke kleinigheden aan het hart, dan omdat gij nog vleeschelijk zijt, en op de menschen meer acht geeft, dan liet behoort ?

Want, omdat gij vreest versmaad te worden , wilt gij over uwe uitsporigh. den niet 23

-ocr page 372-

354 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, worden berispt, en zoekt uij den dekmantel van verscliooning.

2, Maar beschouw u zeiven beter, en gij zult erkennen, üat de wereld en de ijdele zucht om de menschen te behagen nog in u leven.

Immers, daar gij veraischuwt om vernederd en wegensuwe gebreken beschaamd te worden, blijkt het voorwaar, dat gij noch waai lijk ootmoedig, noch wezenlijk aan de wereld gestorven zijt, en dat de wereld voor u niet gekruisigd is.

Doch hoor mijn woord, en gij zult u om tienduizend woorden van menschen niet bekreunen.

Zie, indien men alles, wat het arglistigste koude uitgedacht worden, tegen u zeide. wat zou dit u hinderen, indien gij het slechts liet voorbijgaan, en niet meer dan eene.n stroohalm achtet? Kan u hierdoor wel een hoofdhaar uitgetrokken worden?

3. Dan hij, die zijn hart niet binnenwaarts gekeerd, noch God voor oogen heel't , wordt ligtelijk door een woord van versmading ontroerd.

Maar wie op Mij betrouwt, en niet op zijn eigen gevoelen wil staan, die zal zonder men-schelijke vrees zijn.

Ik, immers, ben de beoordeelaar en kenner van alle geheimen : ik weet, ho3 de zaak gebeurd is : ik ken den beleediger en hem, die de beleedigiug ondergaat.

Van Mij is dat woord uitgegaan , door mijne toelating is dit geschied , opdat de gedachten van veler harten geope ibaard worden. (Luc. II, 35.)

-ocr page 373-

nr. poek. xlvi. hoofdstuk. 355

ik zal den schuldige cu den ousclmldige oordeelen, maar heb eerst beiden door een verborgen oordeel willen beproeven.

4. De getuigenis der menschen bedriegt meermaals : mijn oordeel is waarachtig : het zal vast staan, en niet omvergeworpen worden.

Het is doorgaans verborgen en aan weinigen bij alle voorvallen bekend ; het laait nogtans nimmer, en kan ook niet falen, hoezeer het aan de oogen der dwazen niet billijk voorkomt.

Men moet dus in alle oordeel tot Mij zijne toevlufft nemen, en niet op zijn eigen goeddunken steunen.

Want de regtvaardige zal niet ontroerd worden, wat hem ook van Gods wege over-kome (Prov. XII. 3i.)

Ofschoon er iets te onregt tesren hem wordt uitgelaten, zal hij dit niet veel achten.

Doch hij zal zich ook niet tijdelijk verheugen, als hij door anderen billijkerwijze verontschuldigd wordt.

Immers, hij gedenkt, dat Ik, die niet op het gezigt en het menschelijke voorkomen oordeel, de harten en de nieren doorgrond. (Apoc. II, 25.)

Want menigmaal wordt in mijne oogen berispelijk bevonden, wat, naar het oordeel der menschen, voor loffelijk gehouden wordt.

5. De Ziel. — Heer God, regtvaardige, magtige en lankmoedige llegter, die de broosheid en bedorvenheid der menschen kent : wees mijne sterkte en mijn geheel vertrouwen; want mijn geweten is mij niet voldoende.

Gij weet, wat ik niet weet : en daarom

-ocr page 374-

356 DE NAVOLGING VAN JE8US CHRISTUS.

moest ik mij bij alle berisping vernederen en

die gelaten verdragen. ^ ops]

Vergeef het mij ook genadig, zoo dikwijls gele

ik niet op deze wijze heb gehandeld; en schenk het mij wederom de genade van grootere lijdzaamheid.

Immers , uwe overvloedige barmhartigheid ó

zal mij, ter verkrijgimr van kwijtslag:, meer bij

dienen, dan mijne ingebeelde geregtigheid , ter is zi

verdediging van het verborgene geweten. sche

Al ken ik mij aan niets pligtig, zoo kan is h

ik mij toch hierom niet regtvaardigen : (I. Cor. eens

IV, 4.) want als nwe barmhartigheid is ver- mij

wijderd, zal niemand, dis leeft, in uw aan- heili

gezigt geregtvaardlgd zijn. (Ps. CXLII, 2.) d v:

Wat

oefe*iisg. wegf

Het is moeijelijk geen leedgevoel te ontwa- dat

ren, als men ons berispt, misprijst of min- wens

acht; maar de ware ootmoedigheid van een' ding

Christen bestaat, in het niet onderhouden gens

noch volgen van dat leedgevoel, dat wil zeg- U te gen : lo men moet zich liet ophouden met de droevige en versmadende gedachten, die in ons oprijzen jegens onze beleedigers; 2o de

droefheid, welke wij er over gevoelen, in ons Da

uitdooven en aan God opofferen; 5o die personen met goedheid behandelen , met hen

spreken, en hun in alle gelegenheden dienst 1.

bewijzen; hun zoo veel goed doen als wij gij o

gelooven dat zij ons schade hebben toege- dige,

brast. Maar helaas! hoe weinig personen wor- sla;

den er gevondec, welke die ware ootmoedig- sterki

held uitoefenen, en een goed gebruik van de Ik

maat

-ocr page 375-

III. BOEK. XLVII. HOOFDSTUK. 357

opspraak en versmading: maken, alhoewel allen ^elooven, dat zonder de ware ootmoedigheid het onmogelijk is zalig te worden.

ó Mijn God! een Christen die ü vereert en hij voorkeur boven alles bemint, hoe weinig is zulk een getroffen over alles, wat de men-schen van hem kunnen oordeelen, en hoezeer is hij getroffen over het oordeel, dat Gij er eens over zult vellen. Mijn Jesus! wanneer ik mij in uwe tegenwoordigheid voor het allerheiligste Sakrament zal bevinden, dan mag ik [J vragen, welke gedachte Gij van mij hebt ? Wat ben ik in uw hart ? Welk vonnis zult Gij wegens mijne eeuwigheid uitspreken ? Maak, dat deze heilige voornemens uit mijn hart den wensch naar achting en de vrees van versmading der menschen uitwisschen, om mij nergens meer aan te hechten dan om genade bij U te vinden.

XLVII. HOOFDSTUK.

Dat men alle bezwaren om het eeuwige leven moet verdragen.

1. Christus.. — Zoon, dat de last, welken gij om Mij hebt opgenomen, u niet ontmoe-dige, noch de kwelling u geheel ter neder sla; maar dat mijne belofte u in alle voorval sterkte en trooste.

Ik ben in staat, om boven alle wijze en maat te vergelden.

-ocr page 376-

358 DE NAVOLGING VAN JüSUS CHRISTUS.

Gij zult hier niet lans: arbeiden, noch altoos door smarten bezwaard worden.

Verbeid een weinig, en erij zult welhaast een einde aan de rampen zien.

Er zal een uur komen, dat alle arbeid en onrust zullen ophouden.

Alles, wat met den tijd voorbijgaat, is gering; en kortstondig.

2. Behartig lietgene gij doet: werk trouw in mijnen wijngaard, Ik zal uw loon wezen.

Schrijf, lees, zing, zucht, zwijg, bid, verdraag de tegeoheden moedig : het eeuwige leven is deze en nog grootere strijden waardig.

Op eenen da?, welken den Heer bekend is, zal de rust komen; en er zal geen dag oi' nacht, namelijk van dezen tijd, meer zijn, maar een altijddurend licht, eene oneindige klaarheid, een bestendige vrede en veilige rust.

Dan zult gij niet zeggen : wie zal m[j van dit ligchaam des doods verlossen ! ( Kom. VII. 24?.) En gij zult niet roepen : Ach mjl dai mijne vreemdelingschap verlengd is! (Ps.

CXIX, 5.)

Want de dood zal vernietigd worden : er zal eene onophoudelijke zaligheid en, zonder «enigen angst, eene zalige blijdschap, een genoesrelijk en luisterrijk gezelschap bestaan.

3. O! indien gij de altijddurende kroonen der Heiligen in den hemel gezien hadt, en in hoe groote glorie zij nu juichen, die eertijds aan de wereld verachteliik en als het leven onwaardig schenen, dan toch zoudt gij u aanstonds tot den grond vernederen, en eerder

-ocr page 377-

III. BOEK. XLYIT. HOOFDSTUK. 359

verlangen, aan allen onderworpen te zijn, dan over éénen te heerschen.

Ook zoudt ffij in dit leven creene blijde da-iren hejreeren, maar eerder om God willen gekweld worden: en, onder de menschen voor niets te worden freacht, zoudt gij voor een zcr p-root eewin houden,

4. O , indien deze woorden u bevielen , en diep in bet hart doordrongen, hoe zoudt gij zelfs eens durven klasren?

Moet men, om het eeuwige leven, niet allen last verdragen?

Het is eene kleinigheid, het rijk van God te verliezen of te winnen.

Hef dus uw aanarezicrt naar den hemel: /ie, Ik en al mijne Heiligen met Mij, die in deze wereld een arrooten strijd gehad hebben, verheugen zich nu, worden nu getroost, zijn nu zeker , rusten nu , en zullen zonder einde met Mij in het rijk mijns Vaders verblijven.

OEFENING.

T.'oe piinlijk is dit woord; men moet altijd lijden , zich altijd bestrijden, altijd aan zich zelve verzaken en altijd aan zich zelve sterven; zonder dit is er seene zekerheid voor de zaligheid! Maar hoe zeer is het geloof en de hoop van eeuwi? geluk, hetwelk wij door de wederwaardigheden en onverwachte toevallen dezes levens moeten bekomen, geschikt om ons aan te moedigen, om de eene te verdragen en ons aan de andere te gewennen; aangezien het zeker is, dat er ons bij den

-ocr page 378-

360 DE NAVOLGING V4N JESUS CHRISTUS, dood niets meer zal vertroosten, dan wat ons gedurende het leven smart heelt veroorzaakt, indien wij alles hebben aangewend om er een goed gebruik van te maken; want alsdan zulllen wij zien, dat wij voor God niets gedaan hebben, dan hetgene wij tegen ons zeiven hebben gedaan, en dat eeu opregt christelijk leven, een leven van kruisen en zelfverloochening is.

GEBED.

Maak, o mijn Zaligmaker! dat wij, door het geloof en de hoop der eeuwige eoederen levende, mogen lijden, en de voorbijgaande wederwaardigheden dezes levens doen dienen, om hel eeuwige geluk van het andere te mogen waardig worden. Wat zouden wij niet willen gedaan, gebeden en verlaten hebben in het uur des doods, om den hemel te verdienen ? Heer! stel nu eenige van die vruchte-looze verlangens, welke wij alsdan zullen hebben, in onze harten, om nu ware en krachtige verlangens van verloochening aau ons zeiven voort te brengen. Doe ons bevroeden, dat er niets groot is, dan iietgene eeuwig is, en dat alles wat met den tijd voorbijgaat, gering en verachtelijk is. O geluk, o vreugd, o eeuwige gelukzaligheid des hemels! vertroost de Christenen in al den druk en het lijden dezer aarde. En aangezien men noodzakelijk een boetvaardige van den tijd ot van de eeuwigheid moet wezen , en in dit leven of in het andere moet lijden , geef ons den moed, Heer! om geduldig de kwellingen dezes levens te

-ocr page 379-

TH. BOEK. XLVIII. HOOFDSTUK. 361 lijden, in afwachting van het eeuwige geluk in het andere te bekomen, Amen.

XLVIII. HOOFDSTUK.

Over den dag der eeuwigheid en de bedruktheid dezes levens.

1. De ziel. — O zaligst verblijf der hemel-sche stad! o helderste dag der eeuwigheid, welken geen nacht verdonkert, maar de opperste waarheid altoos bestraalt! altijd vrolijke , altijd veilige da», wiens gesteldheid nimmer in eene tegenstrijdige verandert!

Och, of die dag ware aangebroken, en al dit tijdelijke een einde hadde genomen!

Voor de Heiligen schijnt hij wel in altijd-durenden luister, maar voor die op aarde rondzwerven, slechts van verre en als door eenen spiegel.

3. De hemelingen weten, hoe vreugderijk die dag der eeuwigheid is : de kinderen van Eva in hunne ballingschap zuchten , dat de dag van dit leven zoo bitter en verdrietig is.

De dagen van dit leven zijn weinig en boos, en vol van droefheid en kommer.

De mensch wordt daarin met vele zonden besmeurd, in vele driften verstrikt, door velerlei vrees geslingerd, door vele zorgen bekommerd , door velerlei nieuwsgierieheid verstrooid, in velerlei ijdelheid gewikkeld, door velerlei dwalingen omgeven, door velerlei arbeid afgemat , door bekoringen bezwaard, door wellusten verzwakt, door behoeften gekweld.

-ocr page 380-

362 i)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

'ó. O ! wanneer zal er een einde aan deze rampen zijn ? wanneer zal ik van de ellendige slavernij der ondeugden verlost worden ?

Wanneer zal ik, Heer, TJ alleen gedenken ? wanneer zal ik mij ten volle in U verheugen?

quot;Wanneer zal ik , zonder eenig beletsel, zonder eenige bezwaren naar ziel en ligchaam , in ware vrijheid zijn ?

Wanneer zal een vaste vrede, een onverstoorbare en zekere vrede, vrede van binnen en van buiten, een vrede., van alle zijden gevestigd , daar zijn ?

Goede Jesus! wanneer zal ik daar staan om U te aanschouwen ? wanneer zal ik de heerlijkheid van uw rijk zien? wanneer zult Gij mi) alles in alles zijn?

Ö, wanneer zal ik met U in uw rijk zijn, dat Gij voor uwe geliefden van eeuwigheid bereid hebt?

Ik ben arm en balling, in een vijandelijk land gelaten, waar dagelijksehe strijden en de grootste wederwaardigheden voorkomen,

4. Vertroost mijne ballingschap , matig mijne droefheid, wijl geheel mijn verlangen naar U verzucht.

Want alles, wat deze wereld mij tot troost aanbiedt, is mij een last.

Ik verlang U innig te genieten ; maar ik kan dit niet bereiken.

Ik wensch mi] aan het hemelsclie te hechten ; maar de tijdelijke dineren en de onyer-storvene driften drukken mij neder.

Met den geest wil ik boven alle dingen ver-heveu zijn; doch door het vleesch word ik ,

-ocr page 381-

III. BOiuK. XLVI1I. HOOFDSTUK. 363 mijns ondanks, genoodzaakt onder te liggen.

Aldus ben ik, ongelukkig-e mensch, met mij zeiven in strijd, en ben mij zeiven tot last geworden , als de geest omhoog, en het vleesch orclaa? zoekt te zijn.

5. O, wat lijd ik van binnen, wanneer ik in mijn gemoed hemelsche zaken betracht, en mij, terwijl ik bid, aanstonds eene menigte van zinnelijke dingen voor den geest komt !

Mijn God! verwijder TJ niet van mij , en wijk in uwe verhdiyenheid niet van uwen dienaar. ( Ts. LXX; 12 en XXVI, 9)

Doe uwen bliksem flikkeren, en verdrijf die verbeeldingen; werp uwe schichten, en laat alle insrevinsren des vijands verijdeld worden. (Ps. CXLI1I, 7.)

Trek al mijne zinnen tot ü : doe mij al het wereldsche vergeten: geef, dat ik de zondige voorstellingen dadelijk verwerpe en ver-tbeije.

Sta mij bij, eeuwige Waarheid, opdal geene ijdelheid mij vervoere.

Kom, hemelscbe zoetheid , en laat voor uw aanschijn alle onzuiverheid vinkten.

Vergeet het mij ook, en verschoon mij goedgunstig, zoo dikwijls ik , in het gebed, buiten U aan iets anders denk.

Want ik beken in waarheid, dat ik gewoonlijk verstrooid ben.

Immers, meermaals ben ik daar niet, waar ik met het ligchaam sta of zit; maar ik ben eerder daar, waar ik dnor mijne gedachten gevoerd word.

Ik ben daar, waar mijne gedachte is : en

-ocr page 382-

361 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

mijne gedachte is doorgaans daar, waar datgene is wat ik bemin.

Wat natuurlijk aangenaam of uit gewoonte behagelijk is, dit komt mij weldra voor den geest.

6. Weshalve Gij, o Waarheid, openlijk ge-zejrd hebt; waar immers uw schat ts, daar is ook uw hart. (Matth. VI. 21.)

Indien ik den hemel bemin, denk ik gaarne over hemelsche zaken.

Bemin ik de wereld. Jan verheug ik mij over den voorspoed der wereld, en bedroef mij over haar tegenspoed.

Zoo ik het vleesch bemin, verbeeld ik mij dikwijls hetgene het vleesch betreft.

Bemin ik den geest, dan schep ik er vermaak in over geestelijke zaken te denken.

Immers, over alles wat ik bemin, spreek en hoor ik gaarne, en hiervan draag ik de verbeelding met mij naar huis.

Doch gelukkig is de mensch, die om TJ , Heer, alle schepselen laat varen; die de natuur geweld aandoet, en door den ijver van den geest de begeerlijkheid des vleesches kruisigt , opdat hij , met een helder geweten , U een rein gebed opdrage, en, na al het aard-sche van buiten en van binnen uitgesloten te hebben, waardig zij, zich bij de rijen der engelen te voegen.

OEFENING.

Wat zou het baten de ellenden dezes levens te gevoelen en te beweenen, en naar de ove-deren van het andere te haken , indien wij niet

-ocr page 383-

m. BOEK. XLVIII. HOOFDSTUK. 365 trachten door het geduld een goed gebruik van de tijdelijke kwellingen te maken, met ze van Gods hand te aanvaarden, en te erkennen dat wij ze verdienen te lijden; en indien wij ons door eene aanhoudende getrouwheid niet toeleggen om die eeuwige goederen te bekomen , waarnaar wij zoo vurig haken ? O zalige dag! o eeuwige vreugd! oneindig en altijddurend geluk ! o vaste woning! o volheid van God in ons, en van ons in God! o verrukking! o gelukzaligheid! o verandering van eene gelukzalige ziel in haren God, die voor haar alles is! wanneer zal ik U bezitten ? Maar wanneer zal ik U waardig wezen? Van mij zeiven en van de nutteloosheid mijner begeerten vermoeid, haak ik vurig naar u, o Paradijs! en echter doe ik zoo weinig om Hat eeuwig geluk waardig te worden, hetwelk Gij mij voorstelt. Mijne ziel, laat ons de verdienste van het Paradijs met de achting van het Paradijs vereenigen. Laat ons hetzelve aanzien als eene kroon, die men moet winnen, door het geweld, dat wij onszei ven moeten aandoen, en als eene vergelding, die men door een opregt, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven moet bekomen.

GEBED.

Wanneer, o mijn God! zal ik, vrij van alle zigtbare en aardsche dingen, mij geheel in ü ophouden , o mijn opperste en onzigtbaar Goed, om in U al den troost en het geluk van mijne ziel te vinden? Wanneer zal ik in U, o mijn Zaligmaker! datgene zien, wat ik ge-

-ocr page 384-

366 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

loof? Waaneer zal ik bezitteü wat ik bemin, en vinden wat ik zoek? Troost mij in mijne ballingschap, ondersteun mij in mijne kwellingen , en versterk mij in mijnen angst. Kom o mijn Jesns! kom in mijn hart door den invloed uwer genade, van uwe tegenwoordigheid en liefde. Neem bezit van mijn hart, om er ü nooit van te verwijderen. Ik kwijn, haak en brand door het verlangen van ü in den hemel te zien. O, wanneer zal het gezigt op het geloof, en het bezit op de hoop volgen?

Hoe lastig is het leven voor eene ziel, die niets dan U bemint, o mijn Zaligmaker! en welke foltering is het voor haar niet, den last des levens te torschen? Neen, Heer! ik kan niet meer leven zonder U te beminnen, noeb LT beminnen zoo als ik wensch, zonder CJ te zien.

Eindig dan mijn lijden met het einde mijns levens. Spreek, mijne ziel, spreek tot uwen God; maar liever, o m^n God! spreek tot mijn hart, om dit aan zich zelf te doen sterven , en voor U alleen te doen leven. Amen.

XLIX. HOOFDSTUK.

Over de zucht naar het eeuwige leven, en hoe groote goederen dengenen, die strijden, beloofd ziju.

1. Christus. — Zoon, wanneer gij u de zucht naar de eeuwige zaligheid van boven voelt ingestort worden, en gij verlangt uit het ligchaam te verhuizsn, om mijne heerlijkheid zonder schaduw van veranderlijkheid te

-ocr page 385-

in. BOliK. XfilX. HOOFDSTUK. 3G7 kunnen beschouwen, open dan uw hart, en 0Dt-vang met alle zucht deze heilige ingeving.

Betuig den gruotsten dank aan de opperste Goedheid, welke zoo goedgunstig met u handelt, u zoü liefderijk bezoekt, zoo vurig opwekt, zoo krachtig ondersteunt, opdat gij niet door uwe eigene zwaarte tot het aardsehe vervallet.

Immers, gij verkrijgt die niet door uwe eigeue gedachte of poging, maar enkel door verwaardiging der hemelsche genade en der goddelijke bezoeking, opdat gij in deugden en grootere ootmoediglieid zoudet vorderen, u tot den volgenden strijd bereiden, en uitzijn, om u met al de aandoening uws harten aan Mij te hechten, en Mij met een ijverigen wil te dienen.

2. Zoon, het vuur brandt meermaals; doch zonder rook, stijijt de vlam niet omhoog.

Zoo haakt ook het verlangen van eenigen naar het hemelsche, en toch zijn zij van de bekoring der zinnelijke geneisdlieid niet vrij.

Daarom ook handelen zij niet geheel zuiver om de eer van God, in hetgene zij zoo verlangend van Hem vragen.

Dusdanig is ook dikwerf uwe begeerte, welke gij voorgaart zoo hevig te zullen zijn.

Immers, wat met eigenbaat bevlekt is, dit is niet zuiver en volmaakt.

3. Vraag niet hetgene u aangenaam en voordeelig, maar hetgene Mij welgevallig en vereerend is; want, zoo gij regt oordeelt, moet gij boven uw verlangen en boven alles,

-ocr page 386-

368 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, wat wensclielijk ia, mijne beschikking stellen en volgen.

Ik ken uw verlangen, en heb uwe gedurige verzuchtingen gehoord.

Gij zoudt reeds in de vrije heerlijkheid van Gods kinderen willen zijn; reeds verheugt u het huis der eeuwigheid en het vreugderijke vaderland des hemels : dan dit uur is nog niet gekomen, maar er is nog een andere tijd , namelijk een tijd van oorlog, een tijd van arbeid en beproeving.

Gij wenscht van het hoogste goed vervuld te worden; maar gij kunt dit nu nog niet bereiken.

Ik ben het : verbeid Mij, zegt de Heer, tot dat het rijk van God komt.

4. Gij moet op aarde nog beproefd en in vele dingen geoefend worden.

Bij wijlen zal u vertroosting gegeven, doch geene volle verzadiging vergund worden.

Wees derhalve bemoedigd en gesterkt, zoo om te doen, als om te lijden, wat aan de bedorven natuur strijdig is.

Gij moet een nieuwen menscli aantrekken, (Eph. VI, 24?.) en in een anderen mensch veranderen.

Gij moet dikwijls doen, wat gij niet wilt; en laten, wat gij wilt.

Wat aan anderen behaagt, dit zal voortgang hebben; wat u behaagt, zal niet gedijen.

Wat anderen zeggen, dit zal worden gehoord; hetgene gij zegt, zal voor niets geacht worden.

Anderen zullen vragen en bekomen: gij zult vragen en niet verkrijgen.

-ocr page 387-

III. BOEK. XLIX. HOOFDSTUK. 639

5. Anderen zullen bij de menschen geroemd worden; doch van n zal men zwijgen.

Aan anderen zal dit of dat worden aanvertrouwd ; maar gij zult tot niets bekwaam geoordeeld worden.

Hierom zal de natuur zich somwijlen bedroeven ; en het is veel, zoo gij dit stilzwijgende verdraagt.

In deze en soortgelijke diagen wordt de getrouwe dienaar des Heeren gemeenlijk beproefd , in hoe verre hij zich zeiven kunne verloochenen en in alles afgaan.

Er is naauwelijs iets, waarin gij zoo zeer noodig hebt u zeiven te versterven, als in te zien en te verdragen hetgene met uwen wil strijdig is; doch vooral, wanneer er dingen, die onbillijk zijn en u minder nuttig voorkomen, moeten gedaan worden.

En wijl gij, onder gebied staande, aan eene hoogere magt niet moogt wederstaan, daarom schijnt het u hard naar eens anders wenk te wandelen en alle eigen gevoelen te verlaten.

6. Doch, zoon, overdenk de vrucht, het spoedige einde en overgroote loon van deze beproevingen, en gij zult daarvan geenen last, maar den krachtigsten troost voor uwe verduldigheid hebben.

Want voor deze geringe verlooch ming van uwen wil, welke gij nu vrijwillisr doet, zult gij in den hemel alóoos uwen wil hebben.

Daar immers zult gij vinden ai wat gij wilt, al wat gij zult kunnen verlangen.

Daar zal liet bezit van alle goed zijn, zonder vrees van hetzelve te verliezen.

24

-ocr page 388-

370 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Daar zal uw wil, Altoos met Mij vereenigd,

niets vreemds of eigens verlangen.

Daar zal niemand u wederstaan , niemand over u klagen, niemand u verhinderen, niemand u in den weg staan : maar alles, wat te wenschelijk is, zal daar te gelijk aanwezig del zijn , en uwe gan.'ehe geneigdheid verkwikken doi en ten volle verzadigen. vei Daar zal Ik voor geleden smaad heerlijk- de heid, voor smart een eerekleed, voor de laatste te , plaats eenen rijkszetel in eeuwigheid verleenen. sch Daar zal de vrucht der gehoorzaamheid te blijken, de last der boetvaardisrheid zich ver- lijii heusren, en de ootmoedige onderwerping luis- die terrijk gekroond worden. dar 7. Buig u derhalve iu onder de handen van wa allen, en geef geen acht, wie dit gezegd of onl geboden heeft. haj Maar wees hiervoor voornamelijk bezorgd, in dat gij, hetzij een overste, of een mindere, me of uws gelijke iets van u gevorderd ofte ken- tro nen gegeven hebbe, alles ten goede aanne- die met, en trachtet met een opregten wil te zon volbrengen. s voc De eene zoeke dit, een andere dat; deze kwi beroeme zich hierin, gene daarin , en worde He duizende malen geprezen : wat u aangaat, van verheug u noch in dit, noch in dat, maar kwi in de verachting van u zeiven en in het wel- eeu behagen en de eer van Mij alleen. mei Dit moet gij wenschen, dat God, hetzij lijd door uw leven, hetzij door uwen dood, steeds sle(

IP. U verheerlijkt woTde, | zul

|

-ocr page 389-

III. BOEK. XL1X. HOOFDSTUK. 371

OEFENING.

Men wordt moede de beproevingen van God te verdragen, en men zon gaarne onophoudelijke vertroostintren van Hem ontvangen; doch de vertroostingen worden slechts gegeven om de beproe.vinsren te ondersteunen, en de zoetheden der vertroostingen zijn de sterkte , welke de Heer ons geeft, om de ooeen-schijolijke strengheden zijner opregte goedheid te verdrasren, welke bestaan in ons de tijdelijke kwellingen over te zenden, om ons van die der eeuwigheid te bevrijden. Verbeeld u dan niet, dat gij van God verworpen zijt, wanneer gij niet dan tegenzin in zijne dienst ontmoet; maar verrisrt dan, om Hem te behagen , wat gij zoudt doen , indien gij smaak in zijne dienst vondt. Verootmoedig u dan, met u onwaardi? te oordeelen van eenige vertroosting te ontvangen , en verdraag den Heer, die vermaak schept in te zien dat uij hem zonder smaak dient , en dat gij uwen walg voor het goede, uwe genegenheid tot het kwade overwint, alleen uit enkele zucht om Hem te behagen, en uit eene opregte vrees van Hem te vererammen. Hoe zeer zullen de kwellingen dezes levens door eene gelukzalige eeuwigheid vergoed worden, indien men ze met vertrouwen, met getrouwheid en geduld lijdt. Schep dan moed, mijne ziel! er is slechts één oogenblik meer te lijden, en wij zullen eeuwig gelukkig zijn.

-ocr page 390-

373 DÜj NAVOLGING VAN JESUS CHitlSTÜS.

GEBED.

Heer! maak dat al mijn srenoegjeu besta in IT te hehaeen, en in te doen en te lijden wat Gij wilt. Neen, mijn Verlosser! ik vraae: TJ ^eene andere vertroostin?, dan het lt;reluk van U ËT^tronw te zijn. zonder dat ik zelfs eenen anderen troost hehbe; want ik wil IJ meer om TJ, dan voor mij beminnen. Dat uwe Helde, o mijn God', de overhand behale over de aanzoekinsr en den afkeer mijner eigenliefde ; en wees voor mij alles in den tijd, om voor mij alles in eeuwigheid te wezen. Amen.

L. HOOFDSTUK.

Hoe de bedrukte mensch zich in de handen van God moet overgeven.

1. De ziel. — Heer God, heilige Vader ! wees nu en in eeuwigheid sjeloofd: want gelijk Gij wilt, zoo is het geschied, en hetgene Gij doet, is goed

Uw dienaar verheoge zich in U, niet in zich zeiven, nocli in iemand anders ; wijl Gij alleen. Fleer, de ware vreiude. Gij mijne hoop en mijne kroon, Gij mijne blijdschap en mijne eer zijt.

Wat heefc uw dienaar, dm hetrene hij , zelfs zonder zijne verdienste, van TJ ontvangen heeft ?

Alles wat Gij gegeven en gedaan hebt. is h et uwe.

-ocr page 391-

m. BO I K. L. HOOFDSTUK. 373

IJ: hen behoeftig en in Iwellingen , van mijne jeugd af: ( Ps. LXXXVII, 1G.) mijne ziel is bij wijlen tot weenens toe bedroefd; somtijds ook wordt zij, om de opkomende drilten, in zich zelve ontsteld.

2, Ik verlang de vreng-de des vredes; ik smeek om den vr?de uwer kinderen , die in het licht der vertroosting door ü gevoed worden.

Zoo Gij dien vrede verleent, zoo Gij die heilige vreujrde instort, zal de ziel van uwea dienaar geheel juichen en U vuri? loven.

Doch zoo Gij rj zeiven onttrekt, gelijk Gij zeer dikwijls doet, dan kaa uw dienaar den weg uwer geboden niet bewandelen ; maar buigt hij eerder zijne knieën, om op zijne borst te slaan, wijl het met hem niet gesteld is , als gisteren en voorgisteren, toen uw licht over zijn hooid scheen, (Joh. XTX, 3.) en hij, onder de schaduw uwer vleugelen, (Ps. XVI, 8.) tegen de aanvallende bekoringen werd behoed.

^ 3- lle^tvaardige en altijd prijzenswaardige Vader! het uur is gekomen, om uweu dienaar te beproeven.

Beminnenswaareige Vader! het is billijk, dat in dit uur uw dienaar om U iets lijde.

Immers aanbiddelijke Vader! het uur is gekomen, hetwelk Gij van eeuwigheid wist dat zoude komen, waarom uw dienaar uiterlijk , voor eene poos, zoude onderliggen, doch inwendig altijd bij LT leven.

Laat uwen dienaar een weinig versmaad , vernederd en voor de menschen verdrukt ,

-ocr page 392-

374 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, door lijden en smarten verteerd worden; opdat hij, in den dageraad van een nieuw licht, wederom met U herrijze en in den hemel worde verheerlijkt.

Heilige Va'ler ! Gij hebt het aldus beschikt en gewild; en datgene is geschied, wat Gij zelf bevolen hebt.

4. Dit immers is eene genade voor uwen vriend, in deze wereld om uwentwil te lijden en gekweld te worden, zoo menigmaal en door wien ook Gij zulks laat gebeuren.

Zonder uw raadsbesluit en uwe voorzienigheid, en zonder oorzaak geschiedt er niets op aarde.

Het is mij goed. Heer, dat Gij mij vernederd hebt, opdat ik uwe wetten leere, ( Ps. CXVIII, 71.) en allen hoogmoed en laatdunkendheid verwerpe.

Het is mij nuttig, dat de schaamte mijn aangezigt overdekt heeft, opdat ik U, eerder dan de menschen, tot vertroosting zoeke.

Hieruit ook heb ik uw ondoorgrondelijk oordeel leeren vreezen, daar Gij den regtvaar-dige met den booswicht, echter niet zonder billijklieid en regtvaardigheid, kastijdt.

5. Ik dank U, dat Gij mij in mijne misdaden niet gespaard, maar mij door bittere slagen getroffen hebt, daar Gij mij smarten toe-voegt, en uit- en inwendig kwellingen zendt.

Van alles, wat onder den hemel is, is er niets om mij te troosten, tenzij Gij, Heer, mijn God, hemelsche Geneesheer der zielen , die slaat en geneest, die naar den aigrond

-ocr page 393-

Itl. BOEK. L. HOOFDSTUK. 375

voert en van daar terugbrengt. ( Deut. XXXII, 39 en I. Re£. II, 6.)

Uwe kastijding is over mij, en uwe roede . zelve zal mij onderrigten. (Ps. XVII, 86.)

6. Zie, geliefde Vader! ik ben in uwe handen; ik buig mij onder de roede uwer kastijding.

Sla mijnen rus: en mijnen hals, opdat ik mijne hardnekkigheid naar uwen wil buige.

Maak mij, gelijk Gij wel gewoon zijt te doen , een godvruchtigen en ootmoedigen leerling, opdat ik geheel naar uwen wenk wan-dele.

Ik beveel mij zeiven en al het mijne aan U ter verbetering aan: het is beter hier dan hiernamaals gekastijd te worden.

Gij weet alles en elk in het bijzonder , en voor U is niets in het geweten van den mensch verborgen.

Gij kent het toekomende, alvorens het geschiedt; en Gij hebt niet noodig door iemand onderrigt ot verwittigd te worden wegens het-gene op aarde gebeurt.

Gij weet wat tot mijnen voortgang geschikt is, en hoe zeer de kwelling dient, om mij van den roest der ondeugden te zuiveren.

Doe met mij volgens uw beminnelijk welbehagen, en versmaad mij om mijn zondig leven niet, hetwelk aan niemand beter en duidelijker bekend is, dan aan U alleen.

7. Laat mij. Heer, weten, wat ik moet weten; beminnen, wat ik moet beminnen ; prijzen, wat ü het meeste behaagt; achten , wat bij U dierbaar is; verachten hetgene in uwe oogen verachtelijk is.

-ocr page 394-

376 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Laat mij niet volgeus den uitwendigen schijri der oogeu oordeelen, noch volgens het hooren uit onverstandige lieden beslissen: maar laat mij door een juist oordeel het zigtbare en het geestelijke onderscheiden, en boven alles altijd het welbehagen van uwen wil betrachten.

8. De ziunen der raeuschen worden in hun oordeel meermaals bedrogen : ook de minnaars der wereld bedriegen zich , met slecht het zigtbare te beminnen.

Wat is de mensch daarom beter, dat hij van eenen mensch grooter geacht wordt?

Wanneer de eene mensch den andereu verheft , dan misleidt de bedrieger den bedrieger, de ijdele den ij dele, de blinde den blinde, de zwakke den zwakke, en als hij hem ijdehjk prijst, maakt hij hem in de daad veeleer beschaamd.

Immers, wat iemand in Uwe oogen is, dat is hij en niets meer, zegt de nederige H. Eran-

OEFENIW amp;.

Gelijk God de opperste zuiverheid en in zijn wezen de heiligheid zelve is, zoo is hij bezorgd , dat de zielen, om hem in den hemel te bezitten, in dit leven door de drukkendste en ootmoedigste kwellingen , en in het vagevuur door de smartelijkste en hevigste pijnen gezuiverd worden, liet is hierdoor, dat hij ze tot dien graad van zuiverheid brengt, weike zij moeten hebben, om het eeuwige en gelukzalige bezit zijner heiligheid binnen te treden. Derhalve moet eene trouwe ziel, om aan de

-ocr page 395-

nr. BOEK. L. HOOFDSTUK. 37ï inzigten van Ood, wegens hare. vol(ioenin«: en hare zaligheid , te beantwoorden , het volgende, doen : 1. in eene zuiverheid des harten leven, die haar verwijdert van alle vrijwillige zonden, van alle menschelijke verkleefdheid, en voornamelijk van alle aanzoekingen der eieenliefde, van hare gewone gebreken en van de volbrenging van haren wil. 2. Zij moet zich opwekken, om met onderwerping van de hand en van het hart van Jesus Christus de veroot-mopdigendste en aan onze genegenheid tegen-strijdigste kwdlingen te ontvangen. 3. Zij moet de geweldigste en lastigste bekoringen lijden en onophoudelijk strijden, met geduldig hare tcevlugt tot God te nemen en een edelmoedig vertrouwen in zijne goedheid te stellen. 4. Zij moet in hare kwellingen eenen geest van leedwezen, van versterving en afschrik van de zonde hebben , eene gesteltenis, die haar belet er in te bezwijken. 5. Zij moet zonder ophouden op hare zinnen en op haar hart waken, om de te zinnelijke en t0 menschelijke voldoeningen er uit te sluiten. 6. Eindelijk moet zij ootmoedig, afhankelijk, gering en als vernietigd onder de hand van God worden , om niet anders te willen dan hetgene hij wil, en tevreden te zijn met hetgene hij wil, zelfs te midden der grootste kwellingen.

ó Mijn Zaligmaker! Hoe verre is het er nog van, dat ik zoo ootmoedig, zoo getrouw en zoo onderworpen aan mijne kwellingen

-ocr page 396-

378 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

ben! Ik zes;, om mij te verontschuldigen, dat zulks is, omdat ik vrees U hierin te ver-prammen, en dat mijne kwellingren greene zonden kunnen wezen Maar weet Gij het niet beter dan ik, o Vader der barmhartigheden en God van alle vertroosting ? Gij ziet dit gevaar, en het is voor U goedertieren Vader gen of g, het gevaar , waarin ik voor mijne zaligheid ben, en mijnen nood te kennen, om U aan te moedigen mij ter hulpe te komen. Helaas, Heer! laat mij niet aan mij zeiven over, en lever mij, zooals ik verdien, niet over aan de begeerten van mijn hart. Wees gedachtig, o mijn Jesus ! wat ik aan U gekost heb, en laat in mij de vrucht van uw bloed en van uwen dood niet verloren gaan. Ik verlang vurig den vrede, dien Gij uwen kinderen geeft, en ik vind in mij niets dan onrust. Waarom stel ik mij zoo sterk tegen alle goed, en ben ik zoo zeer tot alle kwaad geneigd? Waarom is mijne ziel zoo dikwijls in de wanorde liarer driften gedompeld, en als door de eerste bewegingen vervoerd in alles wat aan uwen heiligen wil strijdig is? Ik verzucht over de bedorvenheid mijns harten , en verwacht van U alleen de verlossing uit die droevige slavernij, als de verlossing van mijn ligchaam. Het is billijk dat ik voor mijne zonden lijd, maar het is niet billijk, dat ik lijdende zondig. Ach, mijn God! gedoog niet dat ik U door mijne kwellingen vergramme, en dat zij tot mijn verderf zouden strekken; mafir geef dat zij mij heiligen en zalig maken. Amen,

-ocr page 397-

Ui. boek li. hoofdstuk. 379

LI. HOOFDSTUK.

Dat men zich tot mindere werken moet begeven, als men tot groote niet in staat is.

1. Christvs. — Zoon , pij kunt niet immer in een vurip verianaren naar de deugd volharden , noch op een hoogen trap van besehou-win? blijven staan; maar gij moet, om de oorspronkelijke bedorvenheid, bij wijlen tot lagere dingen afdalen, en, ook tepen uwen dank en met verdriet, den last van dit vergankelijk leven dragen

Zoo lana: gij dit sterfelijke ligchaam omdraagt, zult gij verdriet eu bezwaren des harten gevoelen.

Gij moet dus in het vleesch dikwijls over den last van het vleesch zuchten, omdat gij niet onophoudelijk met geestelijke betrachtingen en goddelijke beschouwingen kunt bezig zijn.

2. Dan is het voor u dienstig, u tot nederige en uiterlijke werken te begeven, en u in goede oefeniniren te vermaken, mijne komst en de hemelsche bezoeking met een vast vertrouwen te verbeiden, en uwe hallinpschap en dorheid van gemoed geduldig te verdragen, tot dat gij wederom door Mij bezocht en van alle beangstheid verlost wordt.

Want Ik zal u de kwellingen doen vergeten , en inwendige rust doen genieten.

Ik zal het veld der Schrift voor u openen ,

-ocr page 398-

380 DE NA VOLG TNG VAN .IESUS CHRISTUS, opdatquot; crij met efin oqsreruimd hart beginnet den wp.ff mijner areboden te betredeu.

En qrij znlt zegsr^n: hei lijden van dezen tijd is niet ge'cvenredigd aan de foelomende glorie, welke in ons zal geopenbaard worden. (Rom. VII, 18.)

OEFENING.

Hoe groot is het verschil tusschen de heiligheid der gelukzaligen in Hen hemel en die der stervelingen op aarde! De eene is vrij van alle kwellingen en vol zoetheid, de andere is met bitterheid en ellenden vervuld; de eene is eigen aan het aangename verblijf van ons vaderland, e:lt; de andere betaamt aan de droevige verblijfplaats onzer ballingschap; in de eeuwigheid zuilen wij God beminnen, met Hem te bezitten en het geluk van zijn hart te genieten ; en in den tijd beminnen wij Hem, met voor Hem te lijden en het kruis van Jesus Christus met geduld te dragen. Daar zullen wij met God tevred-n zijn en verzekerd wezon, altijd door Hem bemind te worden; hier weten wij niet of wij Hem bevredigen en beminnen. Laat ons dus in onze dorheden en ons verdriet, ons met eenige uitwendige zaken om God bezig te houden, aangezien wij in ons niets vinden wat ons gevoelen tot Hem weder-brengt; maar laat ons tevens niets van onze inwendige oefeningen des gebeds, van den inwendigen geest, van onze gedurige toevlugt, die wij tot God moeten nemen, veronachtzamen, om ons staande te houden.

-ocr page 399-

lil. BOEK. Lil. HOOFDSTUK.. 381

GEBED.

ó Mijn God! hoe lang zul die droevige en strenge ballingschap uojr duren, welke mij van uw aanschijn verwijdert, en in de onzekerheid stelt van mijn eeuwig geluk, en zelfs in gevaar van verloren te gaan? Hoe lastig valt het mij, om mij zoo zwak, zoo ellendig en met zoo vele zonden besmeurd in uwe tegenwoordigheid te dragen! fleer! wil U van mij niet afkeeren. Ik kan mij niet troosten, dat ik als uit uw hart verbannen beu; roep mij weder, o mijn God! roep mij weder tot U, door de aandacht in uwe tegenwoordigheid, welke het gemis van uw aanschijn vervangt, en vertroost mij met dikwijls le denken , over het ongeluk waarin ik inij bevind, U nog niet te kunnen zien noch ü te bezitten. Amen.

LIL HOOFDSTUK.

Dat de mensch zich niet eenigen troost

waardig, maar eerder straf schuldig, moet achten.

1. De Ziel. — Heer! ik ben uwe vertroosting noch eenige treestelijke bezoeking waardig; en daarom handelt Gij billijk met mij , als Gij mij behoeftig en troosteloos laat.

Want indien ik eene zee van tranen koude storten, zoude ik uwe vertroosting nog niet waardig zijn.

Wtshalve ik niets verdien, dan gekastijd

-ocr page 400-

382 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, en gestraft te wowlen, omdat ik U zwaarlijk en dikwijls beleedigd en in vele dingen groo-telijks misdaan heb.

Als ik derhalve de zaak naar waarheid overweeg, ben ik zelfs de minste vertroosting niet waardig.

Maar Gij, geuadige en barmhartige God, die niet wilt dat uwe werken te niet gaan; Gij, om jegens de vaten nwer barmhartigheid de schatten uwer goedheid te doen blijken, ( Rom. IX, 23.) gewaardigt II, uwen dienaar, ook zonder eeniee eigene verdienste, op eene bovenmenschelijke wijze te vertroosten.

Want uwe vertroostingen zijn niet gelijk menschelijke troostwoorden,

2. Wat heb ik gedaan. Heer, opdat Gij mij eenige hemel»che vertroosting zoudet me-dedeelen ?

Ik erken , dat ik niets goeds verrigt heb; maar steeds tot ondeugden geneigd en tot verbetering traag geweest ben.

Dit is waar, en ik kan het niet ontkennen : indien ik anders sprak, zoudt Gij tegen mij getuigen, en er zoude niemand zijn om mij te verdedigen.

Wat heb ik voor mijne zonden anders verdiend, dan de hel en het eeuwige vuur?

Ik belijd in waarheid, dat ik alle beschimping en verachting verdien, en niet behoor onder uwe dienaren genoemd te worden.

En ofschoon ik zulks ongaarne hoor, zal ik, om de waarheid, mijne zonden tegen mij belijden; opdat ik te gemakkelijker uwe ontferming moge ondervinden.

-ocr page 401-

TIL BOEK. Lil HOOFDSTUK. 383

S. Wat zal ik, die schuldig en met schaamte overdekt ben, zeggen ?

Ik heb ereenen mond, dan om slechts dit woord te zeggen : ik heb gezondigd. Heer, ik heb gezondigd! ontferm U over mij, vergeef mij.

Gedoog mij een weini?, opdat ik mijne ellende beweene, alvorens ik naar dat duistere en met de schaduw des doods bedekte gewest henen ga. (Job X, 20 en 21.)

Wat vordert Gij van een schuldigen en el-lendigen zondaar meer, dan dat hij vermorzeld worde en zich om zijne misdaden verootmoe-dige ?

In eene ware vermorzeling: en verootmoediging des harten ontstaat de hoop van vergiffenis, wordt het ontruste geweten gestild, de verlorene genade herkreeren, de mensch tegen de toekomende gramschap beveiligd, en ontmoeten God en de boetvaardige ziel elkander in eene heilige omhelzing.

4, Een ootmoedig berouw over de zonden is TJ, Heer, eene aangename offerande , welke voor uw aanschijn een veel zoeteren geur verspreidt, dan een wierookoffer.

Zoodanig berouw is ook die geurige balsem, welken Gij op uwe heilige voeten liet storten; (Joan XII, 3.) want nooit hebt Gij een vermorzeld en verootmoedigd hart versmaad. (Ps. L, 19.)

Daarin is de schuilplaats tegen de opkomende woede des vijands.

Daarin wordt al het verkeerde en besmeurde,

-ocr page 402-

3S4 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, wat van elders is daar^esteld, verbeterd en afcrewasschen.

OEFENING.

Alhoewel wij ons altijd zeer onwaardig moeten achten om van God eenigen troost in onze wederwaardigheden te ontvangen, en moesten oordeelen, dat wij de grootste straffen verdienen, na zoo menigwert de hel verdiend te hebben, is het nogtans voordeelig in onze ballingschap te zuchten, en in het gevoelen onzer elleiiden onze toevlugt te nemen tot den barmhartigen Yader en God van alle vertroosting; want de bede oi' verzuchting van eene ziel, doordrongen van erkentenis voor Gods goedheid, en door eene ^roote droefheid over hare zonde, is bekwaam om zijne gramschap te ontwapenen , zijne barmhartigheid te bewegen, en Hem op te wekken om haar vergiffenis te verleenen.

Eene ziel, hoe diep zij onder het gewigt harer boosheden zucht, o hoe getroost en zeker is zij van Gods goedheid, zoodra zij door eeue ware droefheid over hare zonden, docr een vast voornemen ze te verlaten en van leven te veranderen, tot hem wederkeert! Alsdan houdt God, die meer genegen ie om ons vergiffenis toe te staan, dan wij om ze af te smee-ken, op haarresner te wezen; Hij wordt haar Vader, Hij vergeet wat zij geweest is, en wordt gedachtig het^ene zij is; Hij behandelt haar met zoo veel goedheid, alsof zij Hem nooit beleedigd hadde.

-ocr page 403-

tri. BOEK. Lil. HOOFDSTUK.

Mijn God! verleen mij die oprekte droefheid over mijne zonden, en dat berouw, dat ze uitwiselit. Ik kan wel zondigen zon.'er U, maar ik kan zonder IJ geen leedwezen hebben, i noch mij van mijne zonden onthechten. Ja, 'i rcijn Vader! ik heb aezondigd, ik heb uwe goedheid beleedigd, en dit vervult mij met droefheid. Straf mij, maar vergeef ook, en dat mijne straf zij U te beminnen en mij zelve te haten. Ik heb tegen den hemel en voor ü gezondigd ; ik ben niet waardig onder het getal uwer kinderen te wezen. Gelukkig, indien Gij mij onder uwe dienstknechten aanneemt ; indien ik, mij voedende met het brood mijner tranen, levende in den arbeid, in eene eerbiedige vrees voor U, en in eene volko-mene gehoorzaamheid aan uwen wil, mijn leven doorbreng met te zuchten en te smee-ken, net mij te straffen en U te wreken, en aan mij zeiven nooit vergeef, hetgene Gij mij gewaardigt te vergeven. Beneem mij het leven , liefderijke Zaligmaker! of neem de zonde van mij weg; want ik kan niet meer leven en TJ vergrammen. Maak dat ik in de gelegenheid dit voornemen indachtig zij , en die herinnering mij wederhoude van ü te mishagen. Amen,

25

-ocr page 404-

886 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

LIII. HOOFDSTUK.

Dat Gods genade zich niet vereenigt met het naiagen van aardsche goederen.

1. Christus. — Zoon, mijne genade is kost- ; haar : zij laat zicli met geene uiterlijke dingen noch aardsche geneugten vermengen.

Gij moet dus alle beletselen der genade verwijderen, indien gij verlangt de instorting van dezelve ~e hekomen.

Begeel u in de afzondering : verblijf gaarne alleen hij u zeiven : zoek niemands zamen-spraak, maar stort liever een godvruchtig ge-hed tot God, opdat gij een vermorzeld hart en rein geweven moget behouden.

Acht de gansche wereld een niet : stel de verkeering met God hoven alle uiterlijke dingen.

Want gij kant niet met Mij verkeeren, en tevens u in het vergankelijke verhengen.

Gij moet van kennissen en vrienden kunnen scheiden, en een van alle tijdelijke vertroosting ontdaan gemoed bewaren.

In dier voege verzoekt de heilige apostel | Petrus, (I. Petr. II, 11.) dat de geloovijeu van Christ us in deze wereld als vreemdelingen en reizigers, zich onthouden.

3. O, hoe groot betrouwen zal hij bij zijn sterven hebben, die geene gehecbtlieid aan iets in de wereld terughoudt!

Doch alzoo zijn hart van alles ontdaan te

-ocr page 405-

tir. BOEK. LUI. HOOFDSTUK. 387

hebben, is iets dat een zwak gemoed nog niet beseft : ook kent de zinnelijke mensch de vrijheid van den inwendigen mensch niet.

Nogtans, indien de mensch waarlijk geestelijk wil zijn, moet hij zoowel hetgene hem van verre, als hetgene hem van nabij betreft, kunnen verlaten , en zich voor niemand meer, dan voor zicii zeiven, wachten.

Indien gij u zeiven volkomen overwonnen hebt, zult gij het overige gemakkelijker bedwingen.

Over zich zeiven zegevieren, is de volmaakte overwinning.

Wie immers zich zeiven heeft ten onder gebragt, zoodat de zinnelijkheid aan de rede, en de rede in alles aan Mij gehoorzaamt, die is waarlijk verwinnaar van zich zeiven en lieer der wereld.

3. Zoo gij verlangt tot die hoogte te komen, dan moet «rij manmoedig beginnen en de bijl aan den wortel zetten, om de verborgene ongeregelde neiging tot u zei ven en tot eenig bijzonder en aardsch goed uit te roeijen en te vernietigen.

Uit dit gebrek, namelijk dat de mensch zich zeiven te ongeregeld bemint, ontspruit nagenoeg alles, wat tot in den wortel moet uitgeroeid worden : als hij dit kwaad overwonnen en te ond^r gebragt heeft, zal er dadelijk groote vrede en rust zijn.

Doch omdat weinigen zich toeleggen , om volkomen aan zicli zeiven te sterven, en zich niet geheel verlaten, daarom blijven zij in

-ocr page 406-

388 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

zich verwikkeld, en kunnen zich in den geest niet boven zich zeiven verheffen.

Wie dan verlangt vrij met mij te verkee-ren , die moet alle kwade en ongeregelde neigingen doodeo, en mag nan geen schepsel door eene bijzondere liefde driftig gehecht zijn.

OEFENING.

Om zijn hart van vele dingen en van zich zeiven af te scheiden , moet men : 1. het dikwijls tot God verheffen, er. opwekken om niets te zoeken noch te beminnen dan Hem alleen, en dit in alles en boven a.lles; 2. het vrij behouden van alle vrijwillige verkleefdheid aan het schepsel, en van alle geneigdheid voor zich zeiven; 3. het ontbinden en verwijderen van de voorwerpen, die het natuurlijk behagen, met het te verpligten, alle zaken te aanschouwen als een reiziger en vreemdeling op deze aarde, die zich mftt niets ophoudt wat hij op zijne reis ontmoet, omdat hij slechts doortrekt.

Een Christen die door deze woorden van den Apostel wel doordrongen is : Wij hehhen hier geene blijvende sfady maar zoeJren er eene in het toeloriende; een Christen zesr ik, die dat gevoelen heeft, hecht zich weinig aan de goederen, aan de ijdelheden en vermaken der wereld , aangezien hij begrijpt dat alles voorbijgaat en de dood hem eens alles moet ontnemen. Het is gemakkelijk, zegt de heilige Hieronymus, al het aardsche te versma-

-ocr page 407-

III. BOEK. LUI. HOOFDSTUK. 389

den, als men denkt dat men moet sterven en liet verlaten.

Waarom dan, gelijk de heilige Paulus spreekt, maakt de schijn d^r wereld, die voorbij vliegt en uit onze oogen verdwijnt, z: o veel indruk op ons hart ? en waarom maken de ware goederen der eeuwigheid, die alleen onvergankelijk zijn , zoo weinig indruk? Waar om hechten wij ons zoo sterk aan datgene, wat wij alleen in het voorbijgaan genieten en in bewaring hebben ? en waarom hechten wij ons zoo weinig aan datgene, wat ons toebehoort , en dit voor altijd, namelijk aan het eeuwige geluk ?

GEBED.

Maak, Heer! dat mijn hart, van alle aard-sche zaken afgetrokken, zich niet hechte dan aan de hemelsche, die mij zeker zullen vergoeden al wat ik in deze wereld voor uwe liefde verlaat. Maak , o mijn God! dat ik niets beminne, dan wat ik altijd zal beminnen , en dat ik niet dan eenen oppersten en eeuwigen God de genegenheid van een christen hart waardig achte.

Wat schijnt de aarde weinig te wezen, zeide dikwijls de H. Ignatius, insteller van de Societeit Jesus, als ik den hemel aanschouw ! Maar hoe weinig schijnt voor mij die stoiTe-lijke hemel en het heelal te wezen, als ik aan TJ denk , o mijn God ! Maak dan, dat alles zwijge en in mijn hart alles voor ü wijke , van al' dat mijn geest door de gedachte van uwe grootheid getrollen is. Amen.

-ocr page 408-

390 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

LIV. HOOFDSTUK.

Over de verschillende bewegingen dei-natuur en der genade.

1. Christus.— Zoon, geel'naarstig acht op de bewegingen van de natuur en van de genode, wijl dezelve op eene zeer strijdige en tevens bedekte wijze werken, en daarom naau-welijks dan van een geestelijken en inwendig verlichten mensch kunnen onderscheiden worden.

Allen streven wel naar het goede, en hebben in hunne gezegden of werken iets goeds voor ; daarom worden velen onder den schijn van goed bedrogen.

2. De natuur is listig; zij trekt, verstrikt en misleidt er velen, en heeft steeds zich zelve ten doel.

De genade daarentegen gaat eenvoudig te werk, vermijdt allen scl ijn van kwaad , gebruikt geene listen, en doet alles zuiver om God , in wien zij ook , als in haar einde, berust.

3. De natuur wil zich niet gaarne versterven; zij wil niet gepraamd, noch overtroffen, noch onderworpen, noch gewillig onder het juk gebragt worden.

Doch de genade is op eigene versterving uit, wederstaat de zinnelijkheid, zoekt onderworpen te zijn, verlangt overwonnen te worden , en wil geene eigene vrijheid gebruiken ; zij staat gaarne onder tucht, en wil over niemand heerschen: maar verlangt steeds onder God te leven, te staan en te zijn, en is be-

-ocr page 409-

III. BOEK. LIV. HOOFDSTUK. 891 reid, om God, zich onder alle menschen te buigen.

4. De natuur werkt voor haar eigen belang , en geeft acht, welk voordeel zij van anderen trekt.

De genade integendeel, beschouwt niet wat haar nuttig en voordeelig is, maar eerder, wat velen tot nut verstrekt,

5. De natuur ontvangt gaarne lof en eer-betooning.

Doch de genade schrijft getrouw alle eer en roem aan God toe.

6. De natuur vreest beschaming en verach-tiug.

De genade daarentegen wil, om den naam van Jesus, gaarne smaad lijden.

7. De natuur bemint ledigheid en ligcha-melijke rust.

De genade integendeel kan niet ledig zijn, maar begeeft zich gaarne tot arbeid.

8. De natuur tracht hetgene aardig en fraai is te hebben, en verafschuwt, wat gering en grof is.

Doch de genade schept vermaak in het eenvoudige en nederige : zij is niet aikeerig van het ruwe, noch weigert een versleten kleed te dragen.

9. De natuur ziet op het lijdelijke, verheugt zich over aardsch gewin, bedroeft zich over verlies, en wordt om een klein smaadwoord gestoord.

Maar de genade betracht het eeuwige, zij hecht zich niet aan het tijdelijke, wordt over het verlies van goederen niet ontsteld, noch

-ocr page 410-

393 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTUS, door al te harde woorden vertoornd; omdat zij in den hemel, waar niets verloren gaat, haren schat en hare vreugde geplaatst heeft.

10. De natuur is hebzuchtig, en ontvangt liever dan zij geeff : zij bemint eigene en bijzondere dingen.

De genade daarentegen is goedgunstig en mededeelzaam; zij schuwt het zonderlinge , vergenoegt zich met weinig, en oordeelt dat het zaliger is te geven, dan te ontvangen. (quot;Act. XX, 35.)

11. De natuur helt over tot de schepselen, tot haar eigen vleescli., tot ijdelheid en rond-loopen.

Maar de genade trekt tot God en tot de deugd, verzaakt de schepselen, vlugt de wereld , haat de lusten van het vleesch, beperkt het nitloopen, is verlegen om in het openbaar te verschijnen.

12. De natuur heett gaarne eenigen uitwen-digen troost, die haar zinnelijk genoegen kan aanbrengen.

Docli de genade tracht in God alleen haren troost te vinden en zich, boven al het zigt-bare, in het opperste Goed te verheugen.

13. De natuur doet alles om eigen voordeel en belang : zij kan niets om niets doen, maar hoopt voor hare weldaden, ol' iets van gelijke waarde, ol iets beters, of wel lof oi gunst te hekomen ; ook verlangt zij, dat hare daden en geschenken op hoogen prijs gesteld worden.

De genade daarentegen zoekt niets tijdelijks : zij eischt, tot vergelding, geen ander loon dan God alleen : ook begeert zij van tijde-

-ocr page 411-

in. BOKK. UV. HOOFDSTUK. 393 lijke nooddruft niets meer, dan voor zoo verre dit haar ter verkrijging der eeuwige goederen kan dienen.

14. De natuur verheugt zich over vele vrien-den en nabestaanden, beroemt zich over adellijken stand en afkomst van geslacht, is ge-

1 dienstig jegens vermogenden, vleit de rijken , juicht haars gelijken toe. dienstig jegens vermogenden, vleit de rijken , juicht haars gelijken toe.

Doch de genade bemint ook vijanden : zij verheft zich niet over de menigte van vrienden : zij acht noch stand noch afkomst van voorouders, tenzij daar grootere deugdzaamheid gevonden worde.

Zij is den arme meer genegen dan den rijke, is meer begaan met den onschuldige dan met den magtige, verheugt zich met den waar-heidlieveude, niet met den bedrieger.

Zij maant de goeden steeds aan, om de beste gaven te betrachten, en door deugden aan Gods Zoon gelijkvormig te worden.

15. De natuur klaagt ligtelijk over gebrek en last.

De genade lijdt behoefte met standvastigheid.

16. De natuur stiert alles tot zich, wedijvert en twist voor zich zelve.

De genade integendeel brengt alles tot God terug, van wien oorspronkelijk alles voortvloeit : zij schrijft zich zelve niets goeds toe, noch laat zich iets vermetelijk voorstaan : zij twist niet, noch stelt haar gevoelen boven dat van anderen; maar in alle meening en ï begrip onderwerpt zij zich aan de eeuwige Wijsheid en aan het oordeel van God.

-ocr page 412-

394 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

17. De natuur tracht geheimen te kennen cn nieuws te hooren : zij wil voor de men-schen verschijnen, en vele dingen door de zintuigen ontwaren : zij verlangt gekend te worden, en datgene te doen, waaruit lof en bewondering ontstaan.

Maar de genade is er niet op uit, om iets nieuws of' aardigs te weten, wijl dit alles uit de oude bedorvenheid zijnen oorsprong heeft, aangezien er niets nieuws en duurzaams op aarde is.

Zij leert daarom, de zintuigen bedwingen, ijdel zellbehagen en vertooning vermijden, hetgene billijk is te prijzen en te bewonderen , ootmoedig verbergen, en in alle zaak en wetenschap eenig nut en Gods lol en eer zoeken.

Zij wil niet, dat men haar of het hare prijze; maar zij wenscht, dat God, die uit enkele liefde alles verleent, in al zijne gaven geloofd worde.

18. Deze genade is een bovennatuurlijk licht, zekere bijzondere gaat van God, eigenlijk het kenmerk der uitverkoornen en het onderpand der eeuwige zaligheid : zij beurt den mensch van het aardsche op, om het henielsche te beminnen, en maakt van den vleeschelijken een geestelijken mensch.

Moe meer derhalve de natuur onderdrukt en overwonnen wordt, des te grootere genade wordt er ingestort, en des te meer wordt dagelijks, door nieuwe bezoeking der genade, de inwendige mensch naar het beeld van üod herschapen.

-ocr page 413-

LIV. HOOFDSTUK.

395

nr. BOEK.

OEFENING.

quot;Wat is dat, in God, als in zijn laatste eindu rusten ? liet is : niets wenschen , niets zoeken en niets beminnen dan Hem; liet is, alles voor Hem doen en lijden; in alles aan zijnen wensch voldoen; niets willen, dan het-gene Hij wil; zich nooit verwijderen van den weg zijns welbehagens; eindelijk, zijn geluk en zijne rust stellen in Hem te bevredigen : maar deze handelwijze is strijdig aan de natuur; en de genade alleen kan dit voltrekken.

1. De uatuur heeft altijd tot doeleinde hare eigene voldoening, en de genade zet ons altijd aan, om ons geweld aan te doen, dat is, om ons in niets te voldoen, en ons in alles te versterven.

2. De natuur wil noch sterven, noch zicli-zelve bedwingen, noch onderworpen zijn; de genade integendeel, wil, dat de ziel zich be-dwinge, zich matige, en zich onderwerpe aan datgene, wat voor haar het moeijelijkste en tegenstrijdigste is; dat zij in alle gelegenheden aan hare eigene vrijheid verzake;dat zij hare inborst bestrijde; dat zij voor God wijke, en , om zijne opperste heerschappij over haar te eeren, aanvaarde verootmoedigd, onderworpen en beteugeld te worden.

3. De nafuur wil altijd over anderen heer-schen; de genade maakt, dat eene ziel zich onder de almogende hand Gods verootmoedigt, en dat zij, om deszeifs liefde, zich aan de personen onderwerpt, die zijne plaats be-kleedeu.

-ocr page 414-

390 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS,

4. De natuur werkt altijd voor haar eigen belang, om zich te bevredigen en zich te vestigen : maar de genade werkt niet dan voor de belangen van God, waakt gedurig op de bewegingen des harten, om het van zonden te bevrijden , en doet het geene vaste woonplaats zoeken dan in het hart van Jesus Christus.

5. De natuur schept haar behagen in de achting en den lof der menschen , welke zij meent te verdienen; maar de genade doet zooveel, dat mea dezelve onwaardig acht en de eer van alle dingen aan God geeft; en zij is zoo moeijelijk op die zaak , dat zij aan eene ootmoedige en getrouv*e ziel geene de minste beweging van ijdelheid jegens zichzelve toelaat , uit vrees, dat zij eenig welbehagen trekke uit het goede wat zij verrigt.

6. De natuur vreest en vliedt de verachting en den slechten uitval in hare ondernemingen; en het is datgene, wat de genade verdraagt en aanneemt als zaken, die ons zondaars betamen ; zij moedigt ons zelfs aan om Jesus Christus te bedanken, dat Hij ons datgene wil overzenden, wat het vermaak zijns harten uitmaakt.

7. De natuur bemint de rust van een zacht, ledig en nutteloos leven ; maar de genade zoekt slechts den arbeid ; zij vreest en vermijdt de nutteluoze woorden , gedachten en werken ; en in eene ziel de ledigheid des harten en des geestes niet kunnende verdragen, moedigt zij deze aan om zich met Gods tegen-

-ocr page 415-

III. BOEK. LIV. HOOFDSTUK. 397

wourdi^heid te vervullen, gene om door zijne liefde te leven.

8. De natuur legt zich toe op al wat groot, schoon, voortrefTelijk en gemakkelijk is ; de genade versmaadt en vlugt dit «lies, en oordeelt niets zoo groot, dan wat goddelijk , bovennatuurlijk en eeuwig is.

Maar hoe meer de natuur bedwongen wordt, des te overvloediger wordt de genade in eeue ziel gestort, welke zij door eenen inwenditren geest hernieuwt, en haar volkomen in God vestigt.

i

Heer ! het is tijd, dat ik mij aan uwe barmhartigheid overgeve, om de vergHFenis mijner zonden te bekomen, en aan uwe liefde , om al hare indrukken te volgen. Ondersteun mij, o mijn Jesus ! versterk mij door uwe genade tegen de aanzoeken der natuur en der eigen-lielde; want het is mij uit mij zeiven onmogelijk de bewegingen te bevechten en te overwinnen eener bedorvene natuur, die zich in alles zoekt te voldoen en aan uweu heiligen wil zoo strijdig is. Maak dat uwe genade, de overhand in ons over de natuur bekomende, ons getrouw make aan de ingevingen van uwen heiligen Geest, en dat zij , ons altijd aanmoedigende om ons zeiven te verloochenen eu te overwinnen, ons stelle en ons hernieuwe in het bezit uwer liefde. Amen.

-ocr page 416-

398 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

LV. HOOFDSTUK.

Over de bedorvenheid der natuur en de kracht der goddelijke genade.

1. De ziel. — Heer, mijn God! die mij naar uw beeld en uwe gelijkenis hebt geschapen : verleen mij deze genade, welke üij ge- /; toond hebt zoo groot en ter zaligheid zoo noodzakelijk te zijn , opdat ik mijne zeerbooze natuur, die tot zonde en verderf trekt, moge overwinnen.

Immers, ik gevoel in mijn vleesch de wet der zonde, welke met de wet van mijnen geest strijdig is, (Rom. VII, 23.) en mij als eenen gevangene wegvoert, om in vele dingen de zinnelijkheid te volgen : ook kan ik derzelver driften niet wederslaan , tenzij uwe heilige genade krachtdadig in ;nijn hart gestort worde en mij ondersteune.

2. Uwe genade, en wel eene groote genade| is er noodig, orn de natuur, die van jongs af 1 tot het kwade geneigd is, (Gen. VIII, 21.) ; te overwinnen. |

Want da-ir dezelve door den eersten mensch Adam is gevallen en door de zonde bedorven is de straf van deze erfsmet op alle menschen nedergekomen ; zoodat dezelfde natuur, welke Gij goed en regtsehapen hadt daargesteld, nu voor het gebrek en de zwakheid eeoer bedor-vene natuur genomen wordt, omdat hare ne: ging, aan zich zelve overgelaten, tot het kwade en aardsche drijft.

-ocr page 417-

nr. BOEK. LV. HOOFDSTUK. 39 9

Immers, de geringe kracht welke is overgebleven, is als een vonkje, dat onder de asch ligt verborjren.

Dit vonkje is de natuurlijke rede, welke met groote duisterheid omgeven, nog wel tussehen goed en kwaad kan oordeeleu en het ware en valsche onderscheiden, maar zij is onvermogend om te volbrengen, hetgene zij goedkeurt, en bezit ook het volle licht der waarheid en de regtschapenheid harer neigingen niet meer.

3. Hierdoor, mijn God, komt het, dat ik, volgens den inwendigen mensch, in uwe wet vermaak heb, (I. Rom. VII, 22) daar ik weet dat uwe wet goed, regtvaardig en heilig is, die alle kwaad veroordeelt , en voorschrijft de zonde te vermijden : doch volgens het vleesch dien ik de wet der zonde , (Ibid. Vil, 25.) als ik eerder aan de zinnelijkheid, dan aan de rede, gehoorzaam.

Hierdoor ook komt het, dat ik wel den wil heb om het goede te doen , maar in mij de magt niet vind, om hetzelve te volvoeren. (Hom. VII, 18.)

Hierom neem ik meermaals veel goed voor; doch, wijl de genade om mijne zwakheid te helpen ontbreekt, wijk ik terug, en bezwijk voor een ligten tegenstand.

Hierdoor gebeurt het, dat ik den weg der volmaaktheid erken, en duidelijk genoeg zie, hoe ik moet handelen ; maar, door het gewigt mijner eigene bedorvenheid gedrukt, verhei' ik mij niet tot meerdere volmaaktheid.

4'. O, hoe grootelijks. Heer, heb ik uwe

-ocr page 418-

400 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS

genade noodiff, om het goede te beginnen, voort te zetten eu te volvoeren !

Want zonder uwe genade kan ik niets (ter zaligheid) doen; docli ik kan alles, wanneer dezelve mij versterkt.

O , waarlijk hemelsche genade, zonder welke geene eigene verdiensten, ook geene natuurlijke gaven zijn te achteii!

Noch kunsten, noch rijkdom, noch schoonheid ol' sterkte, noch vernuft of welsprekendheid hebben, zonder genade, bij U, Heer, eenige waarde.

Immers, de gaven der natuur zijn aan goeden eu kwaden gemeen; maar de eigene gaaf der uitverkorenen is de genade of liefde : hiermede versierd, worden zij het eeuwige leven waardig geoordeeld.

Deze genade is zoo voort.-effelijk , dat, zonder haar , noch de gaaf van voorzegging, noch de magt van wonderen te doen, noch eenige beschouwing, hoe verheven ook, iets betee-kenen.

Zelfs noch het geloof, noch de hoop, noch andere deueden zijn , zonder de liefde en genade, aan U welgevallig.

5. O zaligste genade, welke hem die arm van geest is, rijk in deugden maakt,en dengenen die rijk aan goederen is, nederig van harte doet zijn !

Kom, daal in mij neder, vervul mij vroeg met uwe vertroosting, opdat mijne ziel van vermoeidheid en dorheid des harten niet be-zwijke.

Ik smeek U, Heer, dat ik in uwe oojren

-ocr page 419-

in. BOKK. LV. HOOFDSTUK. 401

genade moge vinden; want uwe genade is mij genoegzaam, al verkrijg ik het overige niet , wat de natuur verlangt.

Zoo ik door vele kwellingen lieproeld en gedrukt word, zal ik geen kwaad vreezen, als uwe genade met mij is.

Deze is mijne sterkte, deze brengt mij raad en hulp aan.

Zij is maetiger dan alle vijanden, en wijzer dan alle wijzen te zamen.

6. Zij is de leermeesteres der waarheid, de onderrigtster der regeltucht, het licht des harten, de troost in druk ; zij verdrijft de droefheid, neemt de vrees weg, onderhoudt de godsvrucht, en wekt tranen.

Wat ben ik zonder de genade anders, dan een dor hout en een nuttelooze struik, die moet uitgeroeid worden P

Dat dan. Heer, uwe genade mij steeds voorkome en volge, en mij aanhoudend goede werken doe betrachten. Door Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.

OEFENING.

Wij doen ons zeiven regt, met onze eigene krachten te mistrouwen, en wij doen regt aan God, met vast vertrouwen in de hulp zijner genade te stellen. Die genade ontbreekt ons nooit; maar wij ontbreken dikwijls er aan te beantwoorden; en het eenige middel om zijne zaligheid te verzekeren, is, aan de bewegin-sen der genade getrouw te zijn, aangezien 'leze getrouwheid de oelening der deugden en 36

-ocr page 420-

402 de navolging van jesus christus.

van alle middelen der zaligheid in zich zelve besluit.

Daar de menschelijke natuur door de zonde van den eersten mensch werd bedorven , is de straf van die bedorvenheid, alsook de vlek van zijne zonden, in alle menschen overgegaan; en dit verpligt ons onophoudelijk de ongeregelde bewegingen der natuur t^ bevechten , om die der genade te volgen. Zonder dien heiligen haat van ons zeiven, die ons opwekt om ons zeiven te verzaken en te overwinnen , is het onmogelijk zalig te worden: want, daar in den staat van onschuld alles in den mensch geregeld was, en hij aan God , door Jesus oorspronkelijke reetvaardigheid was onderworpen, zouden de driften tegen de rede niet opgestaan zija; maar dewijl in den staat van zonde, waarin wij ons bevinden, onze begeerlijkheid en neiging tot het kwaad, onze grootste vijand is. moeteu wij niet ophouden ze te bestrijden /00 lang wij levea.

g e b e

Wanneer, o mijn God I zal uwe genade in mijn hart heerschen , en al zijne bewegingen aan uwe liefde onderwerpen? Heer! wie de voortrefTelijkheid en den prijs van die treuade zou kennen, welke eene mededeeling uwer goddelijke natuur, en als eene heilige uitstorting van uwe goedheid in de zielen is, die zou zeker liever alles vctliezen, dan die genade te missen, en zou alles voor haar behoud opofferen,

-ocr page 421-

III. BOEK. LV[. HOOFDSTUK. 403

Als ik met aandacht overweeg, o mijn Zaligmaker! hoeveel bloed en smarten U de genade, welke ik verstoot ot verzuim, gekost heelt, om ze voor mij te verdienen , hoe zeer moet ik dan in uwe tegenwoordigheid niet beschaamd wezen, dat ik ze zoo slecht gebruik, en aan andere beuzelarijen boven haar den voorraug geef! Maak dat de schrikkelijke rekening, die ik eens moet geven over de verwaarloosde ingeviiiffen, als van zoo vele druppelen van uw bloed welke ik verkwist en ontheiligd heb, mij eenen behoorlijken afschrik verleene en eene volstandige getrouwheid in-

Iboezeme om ze te volgen , om alzoo mijne zaligheid te verzekeren. Amen.boezeme om ze te volgen , om alzoo mijne zaligheid te verzekeren. Amen.

LVI. HOOFDSTUK.

Dat wij ons zeiven moeten verloochenen, en Christus door het kruis navolgen.

1. Chrisins. — Zoon, naarmate gij u zel-Jven kunt verlaten, zult gij u aan Mij kunnen Biechten.

I Gelijk niets uitwendigs te begeeren, den in-veudigen vrede veroorzaakt, zoo is ook inwen-lig zich zelven af te gaan datgene, wat den nensch met God vereenigt. Gelijk niets uitwendigs te begeeren, den in-veudigen vrede veroorzaakt, zoo is ook inwen-lig zich zelven af te gaan datgene, wat den nensch met God vereenigt.

Ik wil, dat gij, zonder tegenspraak en lagt, u zelven in mijnen wil volkomen lee-et verloochenen.

Volg mij; II- hen de weg, de waar heul en \et leven. (Matt. IX, 9 en Joan. XIV, (J.)

-ocr page 422-

404 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Zonder weg, gaat men niet : zonder waar-heid kent men niet : zonder leven, leeft men niet.

Ik ben de weg , dien gij moet volgen ; de waarheid, welke gij moet gelooveu; het leven, dat gij moet verhopen.

Ik hen de onschendbare weg, de onleiibare 1 waarheid, het eindeiooze leven.

Ik ben de regtste weg, de opperste waarheid , het ware leven, het zalige leven, het onseschapene leven.

Zoo grij op mijner, weg blijft, zult gij de waarheid kennen: en de waarheid zal n vrij maken, (Joan. VIII, 31 en 32.) en gij zult het eeuwige leven btikomen.

2. Indien gij tot hei leven wilt ingaan, onderhoud de geboden. (Matt. XIX, 17.)

Wilt gij de waarheid kennen, zoo gelooi in Mij. i

Zoo gij volmaakt wilt zijn, verkoop alles, ( Matt. XTX, 21.)

Indien gij mijn leerlinff wilt wezen , verloochen u zeiven. (Luc. IX, 23.)

Wilt gij het zalige leven bezitten, zoo veracht het tegenwoordige leven.

Wilt gij in den hemel verheven worden,! verneder u dan op aarde.

Wilt fifij met Mij heerschen , zoo draag he! kruis met Mij.

Want alleen de dienaren van het kruis vinden den weg der zaligheid en des waren lichts 3. De ziel, — Heer Jesus! daar uw we smal en bij de wereld verachtelijk is, gef

-ocr page 423-

III. BOEK. LVf. HOOFDSTUK, 405 mij, dat ik, met verachting der wereld, U navolge.

Immers, de knecht is niet yrooler dan den heer) noch de leerling hoven den meester. (Joan. XIII, 16. en Matt. X, 24.)

Dat dan uw dienaar uw leven betrachte, wijl daarin mijne zaligheid en ware heiligheid gelegen is.

Alles, wat ik buiten hetzelve lees ot hoor, verkwikt ot vergenoegt mij niet volkomen.

4. Christus. — Zoon, wijl gij dit weet, en dit alles gelezen hebt, zoo zult gij gelukkig zijn, indien gij hetzelve bewerkstelligt (Joan.

xm, 17.)

Wie mijne geboden Jcent en die onderhoudt, deze is het die Mij bemint: 11' sal hem ooi' beminnen en Mij zeiven aan hem openharen , (Joan. XIV, 21.) en Ik zal hem met Mij in het rijk mijns Vaders doen zitten.

5. De ziel. — Heer Jesus ! gelijk Gij gezegd en beloofd hebt, zoo geschiede het toch, en het gelukke mij zulks te verdienen.

Ik heb van uwe hand het kruis aargenomen, ja aangenomen : ik zal dit, en wel tot mijnen dood toe dragen, gflijk Gij mij hetzelve hebt opgelegd.

Waarlijk, het leven van een goed kloosterling is een kruis, maar een kruis , dat na^r den hemel leidt.

Het begin is gemaakt: ik mag niet terug-keeren noch ophouden-

6. Welaan, broeders, laat ons zamen voortgaan ; Jesus zal met ons zijn.

Om Jesus hebben wij het kruis aangeno-

-ocr page 424-

406 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

men : Iaat ons om Jesus in het kruis volharden.

Hij zal onze helper zijn, die onze geleider en voorganger is-

Ziet, onze koning treedt voor ons uit, ( T Reg. XTI, 2.) die voor ons zal strijden.

Laat ons moedig volgen; niemand worde door schrik bevangen : laat ons bereid zijn, om dapper in den oorlog te sterven, en onzen roem niet tot schande brengen, (I. Mach. IX, 10.) met het kruis te ontvlugten.

o E F E N I IV G.

Datgene wat Jesus Christus in het Evangelie zegt, namelijk dat hij, die tot hem wil komen, zich moet verloochenen, zijn kruis opnemen en Hem volgen, behelst in zich de oefening van een opregt christelijk leven , en eenen zekeren weg tot de zaligheid, vermits Jesus Christus de weg. de waarheid en het leven is: de weg, dien wij moeten volgen; de waarheid, welke wij moeten gelooven, en het leven, dat wij moeten hopen. Want om als een waar Christen te leven en zijne zaligheid te verzekeren, moet men beginnen met aan zich zeiven te verzaken en te versterven : en het is die verzaking en die geest van verloochening, welke het grondbeginsel van het Evangelie, de grondwet van het Christendom , de wezenlijke pligt van den Christen en een volstrekt noodzakelijk middel ter zaligheid zijn. Het is die inwendige versterving, die besnijding des harten, welke bestaat in het ontzeggen van alle strafpligtige , gevaarlijke

-ocr page 425-

III. BOEK. LVI. HOOFDSTUK. 407 of nuttelooze voldoening, die het onderscheid der uitverkorenen en der verdoemden uitmaakt. Het kenteeken van onzen staat, die een staat van zonde is, moet een staat van boetvaardigheid , het doel des Christendoms en de zekerheid der zaligheid wezen.

Zijn kruis met Jesus Christus dragen, is, van een ieder alles verdragen, zonder iemand te doen lijden; het is, van de hand en het hart van Jesus Christus al de kwellingen des geestes en des ligchaams aanvaarden; het is, met geduld al het kwaad verduren, dat wij van de regtvaardigheid Gods en van de onregt-vaardigheid der menschen ontvangen; het is, de versmading aannemen als iets wat men verdient, en als een groot ongeluk rekenen, niets te lijden voor God; en als het grootste geluk des levens, altijd voor zijne lielde te lijden.

GEBED.

6 Mijn Zaligmaker! hoe weinig Christeuen worden er gevonden, die U tot den Calvarieberg willen volgen, en hoe velen, die U op den Thabor en in den hemel willen vergezellen ! Iedereen verlangt en zoekt zich van alle kwelling te bevrijden en zich een gemakkelijk en gerust leven te bezorgen, en niemand verlangt of zoekt om iets voor U te lijden; hoewel het zekerste teeken van de liefde, welke wij voor U hebben, is, als wij gaarne met U, en gelijk Gij, lijden.

6 Kruis van mijnen Zaligmaker! met hoe weinig eerbied dragen wij uwe overblijfselen

-ocr page 426-

408 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, in ons ligchaam, en met ^elk ongeduld draden wij uwe smarten in onze ziel! Hoe zal ik u met vertrouwen in den dag des oordeels kunnen aanschouwen, indien ik u nu met schrik aanzie? En hoe zal ik eens ui de om-helzinif van het afbeeldsel mijns gekrnisten Zaligmakers kunnen sterven, indien ik nu als vijand van het kruisbeeld leef? Laat dit met toe , o mijn Zaligmaker! en daar Gij mij door het kruis verlost hebt, maak ook, dat ik tevreden zij met op het kruis te leven en te sterven. Amen.

LVII. HOOFDSTUK.

Dat de mensch niet al te neerslagtig moet zijn, wanneer hij in eenige gebreken vervalt.

1. Christus. — Zoon , geduld en ootmoedigheid in tegenspoed behagen mij meer, dan veel vertroosting en godsvrucht in voorspoed.

Waarom bedroeft u eene kleinigheid, die tegen u gezegd wordt?

Indien het nog meer geweest was, zoudt gij daarover niet moeten ontsteld worden.

Doch laat dit nu voorbijgaan: het is het eerste niet, noch iets nieuws, en zal ook het laatste niet zijn , zoo pij lang leeft.

Gij zijt moedig genoeg, zoo lang u geene wederwaardigheid overkomt.

Ook weet gij goeder raad te geven en anderen door uwe woorden te bemoedigen ; maar

-ocr page 427-

iTT. BOKK. LVII HOOFDSTUK. 409

zoodra zich plotseling eene kwelling aaii uwe deur vertoont, dan ontbreekt u raad en moed.

Bemerk uwe grroote zwakheid, welke gij meermaals in kleine tegenheden ondervindt : echter is het tot uwe zaligheid, dat u deze en dergelijke dingen overkomen,

2. Stel het, gelijk gij best kunt, uit uwe gedachte, en, heeft liet u getroffen , dat het u toch niet ontmoedige, noch te lang hindere.

Zoo gij het niet gaarne kunt verdragen , verdraag het ten minste geduldig.

Hoezeer gij het ongaarne hoort en verontwaardiging gevoelt, bedwing u toch, en laat niets ongeregelds uit uwen mond komen, waardoor de kleinen zouden geërgerd worden.

Dan zal de opgewekte gemoedsbeweging weldra gestild en inwendige droefheid door de terugkeerende genade verzoet worden.

Ik, zegt de Heer, leef nog, die bereid hen u te helpen en meer dan naar gewoonte te vertroosten, indien gij op Mij betrouwt en Mij godvruchtig aanroept.

3. Wees meer bemoedigd, en zet u tot groo-tere lijdzaamheid.

Het is niet alles vergeefsch, indien gij u meermaals gekweld of hevig bekoord voelt.

Gij zijt mcnsch, en geen God : gij zijt vleesch, en geen engel.

Hoe zoudt gij altoos in den zelfden staat van deugd kunnen blijven , daar de engel in den hemel en de eerste menscb. in het paradijs zulks gemist heelt ?

Ik ben het, die de bedrukten door verlossing opbeur, en degenen, die hunne zwakheid

-ocr page 428-

410 DE NA VOIiGING VAN JESUS CHRTSTUS. erkennen, tot mijne Godheid doe opklimmen.

4. De ziel. — Heer! gezegend zij uw woord , hetwelk zoeter is dan honig en honigraat in mijnen mond. ( Ps. XVIII, 11.)

Wat zoude ik in mijne zoo groote kwellingen en benaauwdheden doen, zoo Gij mij door uwe heilige woorden niet versterktet ?

Wat is er aan gelegen, wat of' hoeveel ik lijde, indien ik slechts eindelijk de haven der zaligheid bereik ?

Verleen mij een goed einde, verleen mij een gelukkigen overtogt uit deze wereld.

Gedenk mij, mijn God, en leid mij door den regten weg naar uw rijk. Amen.

OEFENING.

Wanneer het ons verdriet altijd en veel te lijden, moet men zich herinneren, dat de ootmoedige onderwerping aan de kwellingen onvergelijkelijk aangenamer is aan God, dan de zoetheid van zijne vertroostingen, en dat al-zoo de grootste vertroosting voor eene ziel is, van alle vertroostingen beroofd te zijn, en evenwel niet na te laten God getrouw te blijven.

Als men tot zonde bekoord en aangedreven wordt, moet men ze trachten af te weren, ar.u zijne zondige neigingen met alle kracht en alle mogelijke dapperheid tegenstand bieden , en aanstonds zijne toevlugt nemen tot den Heer en tot de allerheiligste Maagd, om door hen geholpen te worden. Nogtans moet het gevoel van het kwaad ons niet neêrslagtig maken noch den moed benemen, maar het moet,

-ocr page 429-

ril. BOEK. EVII. HOOFDSTUK. 411 bij eenen grooteu afschrik voor de zonde, ons met een des te vaster vertrouwen tot God verheffen: men moet, zooveel mogelijk, den peest van de oneerlijke voorwerpen, die hem treffen, en ons hart van het stralpligtig vermaak, dat het opwekt om aan de zonden toe te stemmen, aftrekken. En om in de tegenspraak getrouw te wezen, zoo tracht niets met een ontsteld gemoed te zeargen, en doe al het mogelijke, om de droevige bemerkiu?en en aandoeningen van wraak tegen de personen die u beleedigen, aan God op te offeren, overtuigd zijnde, dat alles, wat gij denkt, wat gij wilt, en wat gij tegen hen zegt, dat dit alles tegen ,Testis Christus geschiedt.

Herinner u in uwe inwendige kwellingen, dat alles niet verloren is, omdat gij geweldig bedrukt en bekoord wordt. Maar bied wederstand aan de bekoring, onderwerp u aan de vernedering, en stel u voor dat gij, om tot de vereeniging met God verheven te worden, alvorens tot in het diepste uwer ellenden moet vernederd worden.

Duld niet, o Heer! dat mijne kwellingen voor mijne zaligheid vruchteloos wezen, en wanneer ik die met geene vreugd ondersla, maak dan ten minste, dat ik ze geduldig lijde. Het is nuttig dat ik vernederd worde, opdat ik uwe heilige wetten leere onderhouden. Hoe ongelukkig zou ik wezen, indien ik dit tweemaal was : indieo ik dit in deze wereld en in

-ocr page 430-

412 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, de andere ware' Ik hoop, o mijn God ! dat Gij van mijne kwellingen het onderpand mijner zaligheid zult maken. Amen.

LVItl. HOOFDSTUK.

Dat men de al te verhevene dingen en de verborgene oordeelen van God niet moet navorschen.

1. Chrtsius. — Zoon, wacht u van over verhevene voorwerpen en over Gods verborgene oordeelen te redetwisten, waarom namelijk deze zoo wordt verlaten, en gene tot zoo groote genade wordt opgenomen; waarom ook de eene zoo zeer verdrukt, en een andere zoo hoog verheven wordt.

Zulke dingen gaan alle menschelijke vernuft te boven, en geen verstand of redenering is in staat, om het goddelijke raadsbesluit na te sporen.

Wanneer dus de vijand u zulke dingen inblaast, of ook eenige weetgierige mensehen die onderzoeken, antwoord dan met het gezegde van den Profeet : Gij zijt regtvaardig, Heer, en uw oordeel is regt : ( Ps. CXVIIT, 137.) en dat andere : de oordeelen des Heer en zijn waarachtig en door zich zeiven geregtvaardigd. (Ps. XVIII, 10)

Mijne oordeelen moeten gevreesd, niet onderzocht worden, wijl zij vonr het mensche-lijk verstand onbetrrijpelijk zijn.

2. Wil ook niet nazoeken of twisten over de verdiensten der Heiligen, wie hunner de

-ocr page 431-

III. BOEK. LVIII. HOOFDSTUK. 413 heiligste of de grootste in het rijk der hemelen zij.

Zulke dingen haren doorgaans krakelen en nuttelooze redetwisten; zij voeden ook den hoogmoed en de ijdele roemzucht : hieruit ontstaan hatelijkheid en verschil , wanneer de eeue aan dezen, een andere aan gene Heiligen met laatdunkendheid de voorkeur wil geven.

Doch zulks te willen weten en nasporen , brengt geene vrucht aan, maar mishaagt veeleer aan de Heiligen, wijl ik geen God vaa tweedragt, maar van vrede ben : (1. Cor. XIV, 33.J en deze vrede bestaat meer in ware oot-moedieheid, dan in eigene verheffing.

3. Sommigen worden, uit zekere vooringenomenheid , met grootere, echter eer mensche-lijke dan goddelijke zucht, tot deze of gene Heiligen getrokken.

Ik ben het, die alle Heiligen heb geschapen ; Ik heb hun de genade geschonken ; Ik heb hun de glorie medegedeeld.

Ik ken de verdiensten van ieder: Ik ben hen met mijn zoeten zegen voorgekomen.

Ik heb van eeuwigheid mijne geliefden vooruit gekend : Ik heb hen uit de wereld verkozen; (Joan. XV, 19.) zij hebben Mij niet eerst gekozen.

Ik heb hen door mijne genade geroepen., door mijne barmhartigheid getrokken : Ik heb hen door velerlei kwellingen henen gevoerd.

Ik heb hen treffelijke vertroostingen ingestort; Ik heb lien de volharding verleend; Ik heb hun geduld gekroond.

4. Ik len den eeisle enden laatste; Ik om-

-ocr page 432-

414 DE JJAVOLGENG VAN JESUS CURISTU8. hels hen allen met eene onschatbare liefde.

Ik moet in alle Heiligen geloofd, Ik moet boven alles geprezen en in ieder van hen , die Ik, zonder eeuisre voorafgaande eigene verdienste, zoo zeer verheerlijkt en voorbeschikt heb, geëerd worden.

Wie dus een van mijne minste Heiligen veracht, die vereert ook den grootste niet, wijl Ik den kleinen en den grooten geschapen heb.

En wie een der Heiligen te kort doet, die doet ook Mij en al de overigen in het rijk des hemels te kort.

Zij zijn allen één door den band van liefde : zij gevoelen hetzelfde, willen hetzelfde en beminnen allen elkander in eenen.

5. Daarenboven (hetgene veel verhevener is) zij beminnen Mij meer, dan zich zeiven en hunne verdiensten.

Want boven zich zeiven vervoerd en aan eigenliefde onttrokken, jjaan zij geheel in liefde tot Mij over, waarin zij ook eene verzadigende rust genieten.

Er is niets, dat hen daarvan kan verwijderen of wederhouden; want daar zij van de eeuwige waarheid vervuld zijn, blaken zij van het vuur eener onuitbluschbare liefde.

Dat dan vleeschelijke en zinnelijke inen-schen, die niet anders weten dan hunne eigene vermaken te beminnen, ophouden over den staat der Heiligen te twisten : zij doen daar af en bij, volgens hunne neiging , niet gelijk het aan de eeuwige Waarheid behaagt.

G. Bij velen is het onwetendheid, vooral bij hen, die, daar zij weinig verlicht zijn, zelden

-

-ocr page 433-

T

nr. BOEK. IjVIII. HOOI-'USTUK.- 415

iemaud met eene volkomene geestelijke liefde weten te beminnen.

Zij worden no? veel door eene natuurlijke neiging en menschelijke genegenheid tot deze of gene getrokken ; en gelijk zij zich in het aardsche gedragen, zoo denken zij ook over het hemelsche.

Doch er is een onvergelijkelijke afstand tus-schen hetgene onvolmaakte menschen zich verbeelden, en hetgene verlichte mannen door hemelsche openbaring zien.

7. Wacht u derhalve, zoon, van over zulke dingen, welke boven uwe kennis zijn, nieuwsgierig te handelen; maar wees liever hiervoor bezorgd en leg: het hierop aan, dat gij in liet rijk van God ook maar de minste moget bevonden worden.

En zoo iemand al wist, wie in het rijk des hemels heiliger is, of voor grooter, dan anderen, gehouden wordt, wat zoude zulke kennis hem baten, indien hij daardoor zich niet voor Mij vernederde en tot grooteren lot van mijnen naam werd opgewekt? !

Wie over de grootheid zijner zonden en de geringheid zijner deugden nadenkt, en hoe k'er hij van de volmaaktheid der Heiligen is verwijderd, die doet een aan God veel be-mgelijker werk , dan hij , die over hunne meer-lere oi mindere verhevenheid redetwist

Het is beter, door godvruchtige gebeden en ranen der Heiligen te smeeken en met een 1

1

ootmoedig hart hunne glorierijke voorspraak e verzoeken , dan door een ijdel onderzoek lunne geheimen na te vorschen.

1

-ocr page 434-

416 DE NAVOLGING YAN JESUS CHRISTUS.

8. Zij zijn wel, ja best tevreden, indien slechts de menschen wisten tevreden te zijn, en hunne ijdele gesprekken te bedwingen.^

Zij beroemen zich niet over eigene verdiensten, wijl zij niets goeds aan zich zeiven, maar alles aan Mij toeschrijven; omdat Ik nit mijne oneindige liefde hun alles geschonken heb.

Zij worden met zoo groote liefde tot God en zoo overvloedige blijdschap vervuld, dat hun niets ter glorie ontbreekt, en niets ter zaliffheid kan ontbreken.

Alle Heiligen, hoe meer zij in glorie verheven zijn. zijn des te ootmoediger in zich zei ven en Mij des te nader en meer geliefd.

Daarom ook vindt gij geschreven, dat zij hunne kroonen voor God nederwierpen, en voor het Lam op hunne aangezigten vielen , en Hem, die in de eeuwen der eeuwen leeft, aanbaden. (Apoc. IV, 10 en v. 14.)

9. Velen onderzoeken, wie in Gods rijk de grootste zij, daar zij niet eens weten, of zij waardig zullen zijn onder de minsten gerekend te worden.

Het is groot, zelfs den minste in den hemel te wezen, waar allen groot zijn; omdat allen kinderen van God zullen genoemd worden, en ook zullen zijn.

De geringste zal tot duizend worden, en de zondaar van honderd jaren zal sterven.

Immers, toen de leerlingen vroegen , wie de grootste in liet rijk des hemels ware , kregen zij dusdanicr antwoord : l.enzij gij u beleer et, cn als kleine kinderen wordet, zult gij hei

-ocr page 435-

in. boek. Lvnr. hoofdstuk. 417 r 'ijl' des hemels niet binnentreden : al wie derhalve zich zal vernederd hebben, gelijk dat Vind, deze zal de grootste in het. rijk des hemels sjn. (Matt. XVIII, 3 en 4.)

10. Wee hun, die weiireren zich gewillig met de kleinen te vernederen, wijl de lage deur van het hemelsche rijk aan dezelve niet zal toelaten, binnen te treden.

Wee ook den rijken , die hier hunne vertroosting hebben! (Luc. VI, 34.) want terwijl de armen Gods rijk binnentreden, zullen zij buiten staan te huilen.

Verheugt u, ootmoedigen, en juicht, gij armen , omdat aan u het rijk van God toebehoort , indien gij nogtans in opregtheid wandelt,

oefeflljng.

Om aan de Heiligen de verschuldigde eer te bewijzen, moet men hen aanroepen en navolgen, zonder te twisten over de grootheid hunner heerlijkheid in den hemel. Men moet trachten de goede voorbeelden na te volgen, welke zij ons op aarde gegeven hebben ; en men eert volmaaktelijk de Heiligen, als men zich, even als zij, heilig maakt. God heeft al de Heiligen naar het voorbeeld van het Mensch geworden Woord. zijnen Zoon , gevormd ; en het is onmogelijk het voorwerp van Gods liefde te zijn, zonder dat men Jesus Christus tot voorbeeld onzer navolging neme! Hij heeft gewild, dat er heiligen uit alle standen der wereld zoudei wezen, om aan de men-schen te doen verstaan, dat zij zich kunnen

27

-ocr page 436-

418 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, zalipr maken en heiligen, met heilig en christelijk , ieder in zijnen staat, te leven. (De H. Cyprianus.) Hij geeft ons de Heiligen tot beschermers en voorbeelden, om ons te helpen, en ons den hemel, dien zij bezitten , te leeren verdienen, oangezien het waar is, dat zij onze gebeden aanhooren, en dat, verzekerd van hun geluk, zooveel hun staat het toelaat, zij voor het onze bezorgd zijn.

Laat ons dan trachten te leven en te lijden gelijk zij, om eens met hen te leven en te heerschen, en bedenken wij, dat er maar één weg is, om tot het gelukkige einde te geraken, tot hetwelk de Heiligen gekomen zijn; en die weg is, volgens de opmerkingen van het Evangelie, een boetvaardig; afgestorven en van de wereld afgezonderd leven: elke andere weg is, volgens Jesus Christus zeiven, een weg van verderf.

GEBED.

Heer! Gij wilt onze heiligmaking en onze zaligheid, en geeft ons hiertoe do krachtigste middelen; maar aangezien wij die met groote traagheid gebruiken, maak, dat wij , met de Heiligen te eeren, ons volgens hunne voorbeelden vormen , en ons waardig maken om het sreluk te bekomen dat /ij genieten, met te doen hetgene zij gedaan hebben om het te verdienen. Gedoog niet, dat wij , als dorre bewonderaars van het geluk der Heiligen, ons tevreden houden met hen te loven en aan te roepen; maar maak, dat wij. terwijl wij ons toeleggen om hunne deugden te beoefenen en

-ocr page 437-

Itr. BOEK. LTX. HOOFDSTUK. 419 te doen hetgene zij gedaan hebben, het Paradijs mogen verdienen , hetwelk zij bezitten en dat wij hopen. Amen.

LIX. HOOFDSTUK.

Dat men alle hoop en betrouwen in God alleen moet vestigen.

1. De ziel. — Waar is mijn vertrouwen , dat ik in dit leven heb? ol wat is, van alles dat zich ouder den hemel vertoont, mijn grootste troost? Zijt Gij het niet, Heer, mijn God, wiens barmhartigheid zonder einde is?

Waar is het mij, zonder ü, wèl geweest? of wanneer heeft het mij kwalijk kunnen zijn, als Gij er tegenwoordig waart?

Ik wil liever, om CJ arm, dan zonder U rijk wezen.

Ik wil liever met U als een vreemdeling op aarde zwerven, dan zonder U den hemel bezitten.

Waar Gij zijt, daar is de hemel, en waar Gij niet zijt, daar is dood en hel.

Gij zijt het voorwerp van mijn verlangen, en daarom moet ik naar U verzuchten, roepen en smeeken.

Ik kan eindelijk op niemand geheel vertrouwen, om mij in noodwendigheden tijdig bij te staan, dan op U alleen, die mijn God zijt»

Gij zijt mijne hoop. Gij mijn vertrouwen. Gij mijn vertrooster, en van allen degetrouwste.

2. Allen zoel en het humie : (Phil. 11,31.)

-ocr page 438-

420 DE NAVOLGING VAN JËSUS CHRISTUS. Gij beoogt slechts mijne zaligheid en mijnen voortgang, en keert mij alles ten goede.

Al stelt Gij mij ook aan velerlei beproevingen en tegenheden bloot, dit alles beschikt Gij tot mijn nut, die gewoon zijt uwe vrienden op duizend wijzen te beproeven.

Tn deze beproeving moet Gij niet minder bemind en geprezen worden, dan zoo Gij mij met hemelsche vertroosting vervuldet.

3. In U, derhalve. Heer God, stel ik mijne gansche hoop en toevlugt: op U werp ik al mijne kwelliug en benaauwdheid, naardien ik alles zwak en onbestendig vind, wat ik buiten ü beschouw.

Immers, geene talrijke vrienden zullen baten, geene vermogende helpers kunnen hij-staan, geene voorzigtige -aadslieden een heii-zaam antwoord geven, geene boeken van geleerden vertroosten, geen kostbaar goed redden, ?een verborgen en aangenaam oord beveiligen, indien Gij zelf niet bijstaat, helpt, versterkt, troost, onderrigt en behoedt.

4. Want alles, wat tot het erlangen van vrede en geluk schijnt te dienen, is, als Gij afwezig zijt, niets, en brengt in de daad geen geluk aan.

De bron dus van alle goed en de verhevenheid van leven en de diepte van geleerdheid zijt Gij; en boven alles op ü te hopen, is de krachtigste troost uwer dienaren.

Naar U zijn mijne oogen gerigt, op ü vertrouw ik, mijn God, Vader van barmhartig-heid!

Begunstig en heilig mijne ziel door uwen

-ocr page 439-

III. BOEK. L1X. HOOFDSTUK. 421 heraelschen zegen, opdat zij u eene heilige woonplaats en een zetel uwer eeuwige glorie worde ; en opdat in dezen tempel uwer Godheid niets worde gevonden, dat aan de oogen uwer Majesteit zoude mishagen.

Volgens uwe groote groedheid en veelvuldige ontferming, zie op mij ivder, (Ps. LXVIII. 17.) en verhoor het gebed van uwen armen dienaar, die verre in het land van de schaduw des doods is verbannen.

Bescherm en behoed de ziel van uwen dienaar, tusschen zoo vele gevaren van dit vergankelijke leven; en, terwijl uwe genade mij vergezelt, geleid mij, door den weg van vrede, naar het vaderland van eeuwige heerlijkheid. Amen.

OEFENING,

Wanneer wij bemerken, dat wij bedrukt of met inwendige kwellingen, met ligchamelijke smarten en uiterlijke wederwaardigheden overladen worden, of met al deze ongelukken te zamen, laat ons dan met vertrouwen onze toevlugt tot God nemen, die alleen ons kan helpen en bijstaan, en laaf ons met de Ma-chabeërs tot hem zegsen : Heer! Gij kent de voornemens, welke de vijanden onzer ziel en van ouze zaligheid tegen ons opvatten; hoe zullen wij hun ooit tegenstand kunnen bieden, tenzij Gij ons te hulp komt? Wij helfen dan onze oogen en ons hart tot (J op, tot U, die ons kunt helpen, want Gij zijt onze God; die ons moet helpen , wan': Gij zijt onze Zaligmaker; die ons wilt helpen, want Gij zijt

-ocr page 440-

422 VK NAVOLGING VAN JESUS CHJÈLISTUS. onze Vader; en wij verzoeken uwe hulp, om niet te bezwijken noch verloren te gaan.

GEBED.

Heer! Gij hebt gezegd, dat men, om van uwe Leerlingen en ware Christenen te wezen, zich zeiven moet verlooclienen en zijn kruis dragen. Gij kent den grooten afkeer, dien wij voor beiden hebben. Duld niet, dat in dit punt ons gelooi' ons vc.roordeele, zoo als zulks 7ou geschieden, indien wij niet in het werk stelden, wat wij gelooven ter zaligheid noodzakelijk te wezen; maar voeg er bij , het-gene aan ons geloof ontbreekt, dat wil zeegen , de oefening der heilige waarheden, welke wij gelooven; door ons hel geloof van eenen waren Christen toe te voegen. Amen.

-ocr page 441-

DE NAVOLGING

van

XsX—

VIERDE BOEK,

Over het allerheiligste Sakrament.

Godvruchtige aanmanig tot de heilige Communie.

Komt allen tot Mij, die gekweld wordt en heiaden zijt; en Ik zal u ver linten, zegt de Heer. (Matt. XI, 28.)

Het brood, hetwelk Ik zal geven; is mijn

vleesc/i, voor het leven der wereld. (Joan. VI' 52-)

Neemt en eet : dit is mijn ligchaam, dat voor u zal geleverd worden : dcet dit tot mijne

-ocr page 442-

434 DE HAVOLGINÜ VAN JESUS CHJIISTUS.

yedachtenis, ( Matt. XXVI, 26 en I. Cor. XI,

24.)

Wie mijn vleeseh eet en mijn bloed drinkt, die bljft in Mij en Ik in hem. (Joan. VI,

57.)

Be woorden, welke Ik tot n gesproken heb, zijn geest en leven. (Ibid. 64.)

I. HOOFDSTUK.

Met hoe grooten eerbied men Christus moet ontvangen.

1. De Christen. — Dit zijn uwe woorden, Christus, eeuwige Waarheid, ofschoon zij niet op eenen tijd geuit, noch in eene plaats geschreven zijn.

Omdat zij dan de uwe en waar zijn, moei; ik die allen erkentelijk en trouw aannemen.

Het zijn de uwe, en Gij hebt die geuit : het zijn ook de mijne, o/ndat Gij dezelve voor mijne zaligheid hebt gesproken.

Ik ontvang die gaarne uit uwen mond , om ze vaster in mijn hart te prenten.

Woorden van zoo groote goedgunstigheid , die vol teederheid en liefde zijn, wekken mij op; maar mijne eigene misdaden schrikken mij af, en het onreine geweten wederhoudt mij aan zoo groote geheimen deel te nemen.

De teederheid uwer woorden zet mij aan ; doch de menigte mijner gebreken bezwaart mij.

2. Gij gebiedt mij, vertrouwelijk tot U te naderen, zoo ik met ü ceel wil hebben; en

-ocr page 443-

[V. BOEK. I. HOOFDSTUK. 425 de prijs der onsterfelijkheid te ontvangen, zoo ik verlang het eeuwige leven en de eeuwige glorie te bekomen.

Komt, zegt Gij, allen tot MJ, die gekweld wordt en heiaden zgt;jt , en II- zal u verliyten.

O zoet en minzaam woord in het oor eens zondaars, dat Gij, Heer, mijnen God,penen behoeftige en ellendige tot de nuttiging van uw allerheiligst ligchaam uitnoodigt!

Maar wie ben ik. Heer, om tot U te durven naderen ?

Zie, de hemel der hemelen bevat U niet, en gij zegt ; komt allen tot Mij.

3. Wat beteekent die goedgunstige verwaardiging en eene zoo vriendelijke uitnoodiging?

Hoe zal ik durven komen, die mij zeiven van niets goeds bewust ben, waardoor ik mij zoude kunnen verstouten?

Hoe zal ik, die meermaals uw goedgunstig aangezigt beleedigd heb, U in mijne woning kunnen leiden?

Engelen en aartsengelen zijn vol ontzag : heiligen en regtvaardige 11 vreezen ; en Gij zegt : Jcomt allen tot Mij.

Indien Gij, Heer, znlks niet zeidet, wie zoude gelooven, dat het waar is ?

En zoo Gij het niet geboodt, wie zoude durven naderen ?

4. Zie, Noë, die regtvaardige man, beeft, bij het maken der ark, honderd jaren gearbeid, om met weinigen gered te worden : en hoe zal ik mij gedurende een uur bereiden, om den Maker der wereld met eerbied te nuttigen ?

-ocr page 444-

426 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Mozes, uw groote dienaar en uw bijzondere vriend, maakte van onbederfelijk hout eene ark, welke iiij ook met het zuiverste goud bekleedde, om daarin de tafelen der wet te bewaren : en ik, bedorven schepsel, zal mij verstouten, om ü, den Gever der wet en des levens, zoo ligtvaardig te ontvangen ?

Salomon , de wijste der koningen van Israël, bouwde, gedurende zeven jaren, tot eer van uwen naam, een prachtigen tempel; hij vierde gedurende acht dagen het feest der inwijding, droeg duizend dankolfers op, en bragt, onder trompetgeschal en gejuich, de ark des verbonds plegtig in de daarvoor bereide plaats : en hoe zal ik , ellendige en behoeftigste der menschen , die naauwelijks een half uur godvruchtig kan besteden (en ach! konde ik slechts eenmaal bijna een half uur waardig overbrengen,) U in mijn huis binnenleiden ?

5. O mijn God! hoe veel hebben gene zich beijverd te doen, om Ü te behagen! Helaas ! hoe weinig is het, wat ik doe ! hoe korten tijd besteed ik , als ik mij tot de heilige Communie bereid 1

Zelden ben ik geheel ingetogen, zeer zelden van alle verstrooijing vrij.

En nogtans zoude, in de zalige tegenwoordigheid uwer Godheid, geene onbetamelijke moeten voorkomen, ook geen schepsel mij bezighouden, wijl ik geenen engel, maarden Heer der engelen in mijne woning ga ontvangen,

6. Er is evenwel een zeer groot onderscheid tusschen de ark des verbonds met hetgene

-ocr page 445-

IV. BOEK. I. HOOFDSTUK. 427 daarin was , en nw allerzuiverst Ligchaam met zijne onuitsprekelijke hoedanigheden; tusschen die offers der wet, slechts afbeeldsels van het toekomende, en het ware offer van uw Ligchaam, waardoor al de oude offeranden voltrokken worden.

7. Waarom ben ik dan niet vuriger bij uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid ?

Waarom bereid ik mij, om uwe heilige geheimen te ontvangen, niet met meer bezorgdheid, daar die oude heilige aartsvaders en proleten, ja koningen en vorsten met liet gan-sche volk, voor de goddelijke dienst zoo groo-ten ijver van godsvrucht getoond hebben ?

8. De zeer godvruchtige koning David danste uit al zijne krachten voor de ark van God , als hij de weldaden, weleer aan de voorvaders verleend, herdacht : hij vervaardigde velerlei speeltuig, gaf liederen uit, en deed die vrolijk zingen : hij zelf, door de genade van den heiligen Geest aangedreven, speelde die dikwerf op de harp : hij leerde het volk van Israël, God uit ganscher harte loven en dagelijks eenstemmig zegenen en verheerlijken.

Indien men toen , voor de ark des verbonds , zoo groote godsvrucht betoonde, en op den lof van God zoo zeer bedacht was, hoe groote eerbiedigheid en godsvrucht moet ik en al het christen volk dan nu hebben, in de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sakrament, bij de nuttiging van het allerverhevenste Ligchaam van Christus !

9. Velen loopen naar verschillende plaatsen , om de overblijfselen der Heiligen te bezoeken :

-ocr page 446-

428 DE NAVOLGING VAN JESUS CI1111STUS. zij zijn verwonderd, als zij derzelver daden hooren; zij bezigtigen den trotschen bouw hunner tempels en kussen hunne heilige gebeenten , die in zijde en goud gewikkeld zijn.

En zie, Gij, mijn God, de Heilige der Heiligen, de Schepper der menschen, de Heer der engelen, zijt hierbij mij op het altaar tegenwoordig !

Zulke voorwerpen te gaan zien, komt dikwijls maar door de weetgierigheid der menschen en de nie;iwigheid van hetgene men nog niet gezien heeft: ook wordt er weinige vrucht van verbetering medegebragt, vooral waar een zoo ligtzinnig geloof, zonder opregt berouw, plaats heelt.

Doch Gij, Christus Jesus, God en raensch, zijt hier in het Sakrament des Altaars geheel tegenwoordig, waar ook overvloedige vrucht der eeuwige zaligheid erlangd wordt, zoo menigmaal als men TJ waardig en godvruchtig ontvangt.

En daartoe drijft geene ligtzinnigheid, noch weetgierigheid of zinnelijk leid, maar een vast geloof, eene godvruchtige hoop en eene op-regte liefde.

10. O God, onzigtbare Schepper der wereld! hoe wonderbaar handelt Gij met ons; hoe minzaam en liefderijk bejegent Gij uwe uitverkorenen , aan wie Gij in dit Sakrament LT zelven te nuttigen aanbiedt!

Dit immer» gaat alle begrip te boven : dit trekt bijzonderlijk de harten der godvruchtigen en ontsteekt hunne liefde.

Want juist uwe ware geloovigen, die hun

-ocr page 447-

IV. BOEK r. HOOFDSTUK. 421) gansch leven tot verbetering bestemmen, trekken meermaals uit dit hoogwaardige Sakrament groote genade van godvruchtigheid en liefde tot de deugd.

11. ü wonderbare en verborgene genade van dit Sakrament, welke slechts de gebovi-gen van Criristus kennen: doch welke de ou-geloovigen en de slaven der zonde niet kunnen ondervinden.

In dit Sakrament wordt geestelijke genade medegedeeld, in de ziel de verlorene kracht hersteld, en de schoonheid, welke door de zonde misvormd was, teruergebragt.

Somwijlen is deze genade zoo groot, dat uit de volheid der medegedeelde godsvrucht niet alleen de ziel, maar ook het zwakke liechaam gevoelt, meer krachten gekregen te hebben.

12. Nogtans is onze lauwheid en nalatigheid zeer te betreuren, en te bejammeren, dat wij niet door grootere zucht gedreven worden , om Christus te nuttigen , in wien de gansche hoop en verdienste dergenen , die zullen zalig worden , gelegen is.

Hij immers is onze heiligmaking en verlossing, Hij de vertrooster der vreemdelinsren op aarde en het eeuwigdurende genot der Heiligen.

Het is derhalve zeer te betreuren, dat velen op dit geheim van zaligheid zoo weinig acht geven, hetwelk den hemel verheugt en het heelal in siand houdt.

Ach! welke verblindheid en versteendheid van het menschelijke hart is het, een zoo onuitsprekelijk geschenk niet meer te achten, en

-ocr page 448-

430 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

zelfs door het dagelijksche gebruik tot onachtzaamheid te vervallen !

13. Want indien dit allerheiligste Sakra-ment slechts in eéne plaats werd gevierd, en slechts door éénen priester in de wereld werd daargesteld, door hoe groot verlangen, meent gij , zouden de menschen tot die plaats en tot dien priester van God getrokken worden, om de goddelijke geheimen te zien vieren !

Docli nu zijn er velen tot priesters gewijd, en wordt Christus in vele plaatsen geofferd, opdat de genade en liefde van God jegens den mensch des te grooter schijnen, hoe meer de heilige Communie over den aardbol verspreid is.

Ik dank u, goede Jesus, eeuwige Herder, die ü gewaardigd hebt, ons, behoeftigen en ballingen, met uw dierbaar Ligchaam en Bloed te voeden, en tot het ontvangen van deze geheimen zelfs door toespraak van uwen eigenen mond uit te noodigen, als Gij zegt; komt allen tot Mij, die gekweld wordt en heiaden zijt, en Ilc zal u verligten.

O E TT E N I N G.

Wie zal ooit kunnen begrijpen of uitleggen, de uitmuntendlieid der goddelijke gave, die de Zoon Gods ons scheukt, met ons zijn Ligchaam en zijn Bloed in het allerheiligste Qakrament des Altaars te geven, aangezien het zeker is, dat wij hierin geheel de grootheid en Majesteit van eenen God, al de volmaaktheden en de volheid zijner Godheid, al de deugden en genaden zijner meuschheid, en al de verdiensten van eenen God-mensch out-

-ocr page 449-

IV. BOEK. 1. HOOFDSTUK. 431 vanpen? Zoo dat men met den H. Augus-tinus mag zegden, dat God, hoe almogend Hij ook zij, ons niets meer kan geven, dan zich aldus aan ons te geven; dat hoe rijk en milddadig Hij ook moge wezen, die gave alleen, welke Hij ons doet van zijn Ligchaam , van zijn Bloed, en van geheel zijnen persoon, al de schatten zijner milddadigheid uitput, en dat Hij, alhoewel Hij de ongeschapene en vleeschgewordene Wijsheid des Vaders is, geen krachtiger middel heeft kunnen vinden om onze harten te winnen, dan ze door de heilige Communie binnen te treden, om ons met zijn hart te vereenigen en ons in Hem te veranderen.

Maar wat onze geest en ons hart moet verrukken, is, dat Hij in de heilige Hostie, welke wij ontvangen, en zelfs in het kleinste gedeelte der hostie, al de schatten zijner goedheid, wijsheid en lielde heeft besloten, om ze ons mede te deeleu, om ons in het mededeelen derzelve te doan leven door een bovennatuurlijk en Goddelijk leven, met te leven en ons met eenen God te voeden; want het is met dit inzigt, dat Hij op onze altaren een nieuw leven aanneemt, om het ons door de heilige Communie in te drukken, door welke Hij, volgens de Kerkvergadering van Trente, al de schatten zijner liefde in onze ziel uitstort. Ja, mijn Zaligmaker! na ons al de goederen der natuur en der genade gegeven te hebben, voegt Gij 17 zeiven nog hij uwe gaven en geeft ü geheel aan ons in het allerheiligste Sakrament des Altaars; dat wil zeggen, dat

-ocr page 450-

432 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. Gij, na milddadig geweest te zijn in nwe goederen ten onzen opzigte, welke, hoe kostelijk zij ook mogen wezen, altijd veel minder zijn dan Gij zijt, in dit aanbiddelijk Sa-krament U zeiven ten beste geeft.

Wie zou na dit alles aan zijnen God kunnen wederstaan, en Hem niet dat hart geven, waarvan Hij-zelf bezit komt nemen, als van een goed, dat Hem regtmatig toebehoort?

Wat zal ik U wedergeven, Heer! voor al de goederen, welke ik van U ontvangen heb? Maar wat moet ik U wedergeven voor ü zeiven, Gij, die U geheel aan mijne ziel geeft, om in haar het begin van een opregt christelijk leven en het onderpand harer zaligheid te wezen? Zoo menigwerf ik de eer heb ü te ontvangen, o mijn minnelijke Zaligmaker! mag ik zeggen, dat Gij geheel aan mij toebehoort; en na U zoo dikwijls ontvangen te hebben, helaas, kan ik nog niet zeggen, dat ik geheel aan IJ ben! Kom, mijn Jesns! kom bezit nemen van dit ondankbaar en ontrouw hart, hetwelk zoo weinig aan U, te veel aan de wereld, en geheel aan zich zelf toebehoort. Wreek TJ, Heer! wreek U met het te ver-pligten, U te beminnen, zich te haten, en naar U te luisteren in alle gelegenheden dat het van U afwijkt. Het behoort U toe , o mijn God! niet alleen ah het werk uwer handen, en als de prijs A an uw bloed, maar nog als een erfdeel, dat Gij gekregen hebt, en van hetwelk Gij-zelf komt bezit nemen. Laat

-ocr page 451-

IV. BOEK. I. HOOFDSTUK. 433 niet toe dat het U ontsnappe, om zich aan zijne driften over te geven, aangezien Gij tot mij komt, om in mij, over geheel mij zeiven te heerschen.

Gedoog niet, Heer! wanneer ik tot de heilige Tafel nader en ^enen God als Gij ontvang , die waarlijk geheel en voor altijd aan mij zijt, dat ik het ongeluk hebbe, hetwelk aan zoo vele Christenen overkomt, van aan ü niet toe te behooren dan in den schijn en voor het uitwendige, alleen door begeerte en door eenen zwakken wil; of van aan U maar ten halve toe te behooren, met in mijn hart God en de wereld, de ijdelheid en de godsvrucht te willen vereenigen : eene vereeniging, welke Gij in het Evangelie zegt, onmogelijk en strijdig aan de zaligheid te wezen; of eindelijk , van aan U maar voor eenigen tijd toe te behooren, met spoedig na de Communie in vrijwillige en gewone zonden te hervallen, welke uwe tetrenwoordigheid in mij moet verbeteren, of ten minste verminderen, aangezien de vrucht eener goede Communie de sterkte, de kloekmoedigheid en getrouwheid is, om zich te wederhouden en zich in de gelegenheid te overwinnen.

Gedoog dan, o mijn Jesus! dat ik hier den ootmoedi^sten dank bewijze voor de instelling van dit aanbiddelijk Sakrament, waarin uwe liefde over TJ zeiven zegepraalt, om mij met uw Ligchaam en Bloed te voeden; en tot erkentenis aan eene zoo groote, zoo wonderbare , en zoo goddelijke weidaad, smeek ik U7 de opregte, volmaakte en onherroepelijke

S8

-ocr page 452-

434 DE NAVOLGING VAN JJS8ÜS CHRISTUS, gaven te aanvaarden, welke ik IJ van geheel mij zeiven, voor den tijd en voor de eeuwigheid doe. Amen.

II. HOOFDSTUK.

Dat den mensch in dit Sakrament Gods groote goedheid en liefde betoond wordt

1. Christus. — Heer! op nwe goedheid en groote barmhartigheid vertrouwende, nader ik tot U, als een zieke tot den Verlosser, een hongerige en dorstige tot de Bron des levens, een behoeftige tot den Koning des hemels, een knecht tor, den Heer, een schepsel tot den Schepper, een mistroostige tot mijn liefderijken Vertrooster.

Doch van waar gebeurt liet mij, dat Gij tot mij komt? Wie ben ik, om U zeiven aan mij te geven?

Hoe durft een zondaar voor U verschijnen? en hoe gewaardigt Gij IT, tot den zondaar te komen ?

Gij kent uwen dienaar, en weet, dat hij in zich niets goeds heeft, om hem zulke gunst te bewijzen.

Ik belijd diensvolgens mijne onwaardigheid; ik erken uwe goedheid, prijs uwe goedgunstigheid en bedank 17 voor uwe overgrooto liefde.

Immers, Gij doet dit om U zeiven, niet om mijne verdiensten, ten einde uwe goedheid mij meer blijke, nij eene grootere liefde worde ingestort en de ootmoedigheid volmaakter worde aanbevolen,

-ocr page 453-

IV. BOEK. II. HOOFDSTUK. 435

Dewijl dus aan U dit behaagt, en Gij het zoo wilt gedaan hebben , behaagt ook aan mij uwe verwaardiging : en och, of mijne boosheid geen beletsel zij !

2. O allerminnelijkste en goedgunstigste Jesus ! hoe groote eerbiedigheid en dankbetuiging met eeuwigen lof is men (J voor het ontvangen van uw heilig Ligchaam verschuldigd , om welks waardigheid te verklaren niemand der menschen in staat bevonden wordt!

Dan wat zal ik denken in deze Communie , in de nadering tot mijnen Heer, wien ik niet naar behooren kan vereeren, en echter godvruchtig begeer te ontvangen?

Wat zal ik beter en heilzamer denken, dan dat ik mij zeiven voor U geheel verootmoedig , en uwe oneindige goedheid boven mij verhef ?

[k loof U, mijn God , en verhel U in eeuwigheid : ik veracht mij zeiven, en werp mij voor TJ in den afgrond mijner nietigheid neder.

3. Zie, Gij zijt de Heilige der heiligen, en ik ben het uitvaagsel der zondaren.

Zie, Gij vernedert U tot mij, die niet waardig ben naar U op te zien.

Zie, Gij komt tot mij; Gij wilt met mij wezen; Gij noodigt mij tot uw gastmaal.

Gij wilt mij eene hemelsche spijs en het brood der engelen te eten geven, geen ander voorwaar, dan U zeiven : het levende Brood, dat van den hemel gedaald zijt en aan de wereld het leven geeft. (Joan. VF, 15 en 52.)

4. Zie, van waar de liefde voortkomt, welke verwaardiging hier uitschijnt: hoe groote danken loibetuiging is men U hiervoor verschuldigd!

-ocr page 454-

436 J)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

O, hoe heilzaam en nuttig was uw raadsbesluit , toen Gij dit Sakrament hebt ingesteld! hoe zoet en aangenaam is het eastmaal, waarin Gij ü zeiven tot spijs gegeven hebt!

O, hoe wonderbaar is uwe werking. Heer! hoe vermogend uwe kracht! hoe onfeilbaar uwe waarheid !

Immers, Gij hebt gesproken , en alles is daargesteld geworden, en wat Gij geboden hebt, dit juist is geschied.

5. Het is wonderbaar en geloofwaardig, en toch boven het menschelijke begrip, dat Gij, Heer, mijn God , waarachtig God en mensch, onder de geringe gedaante van brood en wijn geheel tegenwoordig zijt, en van denffenen, die TJ ontvangt, wordl genuttigd, zonder verteerd te worden.

Gij , Opperheer van alles, die niets noodig hebt, hebt door uw Sakrament in ons willen wonen.

Bewaar mijn hart en mijn ligchaam onbevlekt , opdat ik met een vergenoegd en rein geweten meernjaals uwe heilige geheimen moge vieren, en tot mijne zaligheid die sre-heimen ontvangen, welke Gij voornamelijk tot uwe eer en voortdurende gedachtenis hebt verordend en ingesteld.

6. Verheug u, mijne ziel, en bedank God voor een zoo edel geschenk en zoo bijzonderen troost, welke u in dit dal van tranen is nagelaten.

Want zoo menigmaal gij dit geheim viert, en het Ligchaam van Christus ontvangt, zoo dikwijls ook behandelt gij het werk der ver-

-ocr page 455-

IV. BOEK. II. HOOFDSTUK. 437

lossinsr, en wordt gij aan al de verdiensten van Christus deelachtig.

Immers, de liefde van Christus vermindert nimmer, en de grootheid zijner ontferming wordt nimmer uitgeput.

Daarom moet gij steeds met eene vernieuwing van gemoed u daartoe bereiden , en het groote geheim van zaligheid in aandachtige overweging nemen.

Het moet u, wanneer gij de offerande der Mis verrigt of bijwoont, zoo eroot, nieuw en aansrenaam schijnen, alsof Christus op denzelfden das: eerst in den schoot der Maagd nederdaalde en mensch wierd, of, aan bet kruis hangende, voor de zaligheid der men-schen leed en stierf.

OEFENING.

1. Overweeg, wanneer gij tot de heilige Tafel nadert, welke de grootheid en majesteit is van Hem, dien gij gaat ontvangen; en welke de verworpenheid en onwaardigheid vau een gering schepsel is, hetwelk zijnen God ontvangt. Verootmoedig u in zijne tearenwoordig-heid en zeg Hem : Wie ben ik. Heer, om tot U te durven naderen? En wie zijt Gij zelf, om U zoo zeer te vernederen van tot mij te komen ? Indien ik van den eenen kant de uitmuntendheid uwer heiligheid en zuiverheid, en van den anderen de bedorvenheid en on-geregtigheid mijner ziel overweeg, dan erken ik in uwe tegenwoordigheid, dat ik geheel onwaardig ben U te ontvangen, en zonder vermetelheid U in mijn hart niet kan doen

-ocr page 456-

438 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRTSTUS. binnenkomen. Maar vermits ik de overmaat uwer goedheid aanzie, alsook de noodwendigheid, U tot mijne voldoening: en tot mijne zaligheid te bezitten, zal ik tot U,o mijn Zaligmaker! met een heilig vertrouwen naderen, wel wetende wat Gij in het Evran^elie gezegd hebt : dat de zieken, meer dan de gezonden, den geneesheer noodig hebben, en dat Gij tot ons komt om diesrenen op te zoeken en zalig te maken, welke zich van ü verwijderd hebben , en die in gevaar waren verloren te gaan ; tot U, die alles, wat Gij zijt, niet zijt dan om ons te beminnen en zalig te maken; tot U, eindelijk, wiens grootste genegenheid is voor een geraakt, veranderd en waarlijk boetvaardig hart. Wel is waar, ik ben zondaar, maar ik wil het niet meer wezen. Ik vind noch troost, noch smaak in uwe tegenwoordigheid; maar ik eevoel mijne ellenden en breng ze voor eenen barmhartigen God, en dit is voor mij genoeg

2. Van waar komt mij de eer en het (re-luk, dat de opperste Ma « steit van renen God zich zoo zeer wil vernederen, om het voedsel en het leven mijner ziel te wezen? O' dit komt uit de groote ootmoedigheid van eenen God-Mensch , die zijne vernietiging zoo verre heeft voortgezet van niet meer te schijnen, ik zeg niet een God, maar zelfs niet een mensch, en van den luistar zijner srrootheid te verduisteren, om in dit aanbiddelijk Sakrament niet dan een overmaat zijner goedheid en de bekoorlijkheid zijner liefde te doen uitschijnen. O mijn Zaligmaker! Gij verbergt uwe goddelijke

-ocr page 457-

IV. BOEK II. HOOFDSTUK. 439 volmaaktheden voor onze oogen, om ze niet te verblinden; maar Gij doet aan onze harten de grootte uwer ootmoedigheid gevoelen, om ons op te wekken haar na te volgen! O mijn hartl kunt gij verlangen uit te munten, ziende eenen God, die voor onze oogen in het allerheiligste Sakrament als verdwijnt? En hoe zou een aardworm als ik zich willen verheffen, als ik overweeg, dat een God zich vernietigt in dit geheim, om hem het kenteeken zijner ootmoedigheid in te drukken?

3. Christene zielen! zegt niet dat gij zoo dikwijls tot eenen zoo grooten en geduchten God niet durft naderen. Gij zijt hiertoe onwaardig , zulks is waar, en zult bij voortduring onwaardig wezen, tenzij gij alles werkstellig maakt om het niet te zijn, door eene gedurige waakzaamheid op u zeiven. Maar dit brood der Engelen is geen vergift t zegt de heilige Augustinus, het is een voedsel tot uw gebruik, en noodzakelijk tot zaligheid van uwe zielen. Ontvangt het dikwijls; voedt er uwe harten mede: maar dat dit hemelsche vleescb bij u hetzelfde uitwerksel niet hebbe van het lekkere vleesch dezer aarde, waaraan men zich gewent, en waarvan men door de gewoonte den smaak verliest. De heilige gesteltenis, waarin gij moet wezen, als gij dezen heiligen God ontvangt, moet aangroeijen naarmate gij tot zijne Talel nadert. Het komt ons niet toe dien voortgang te kennen; maar het is altijd voortgang, als wij altijd meer en meer ons best doen, om door de waakzaamheid en ootmoedigheid heiliger te worden.

-ocr page 458-

440 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Gebed als men zich bereidt om de heilige Communie te ontvangen,

Heer! ik geloof dat Gij mijn God en de opperste Refter mijner eeuwigheid zijt. Met welken eerbied moet ik tot tl niet naderen! Helaas! wie ben ik, om ook slechts mijne oogen tot U te durven opheffen? En hoe kan ik besluiten ü te doen binnen komen in een hart als het mijne, dal; zoo ellendig, zoo bedorven en TI zoo onwaardig is. Vergoed, Heer. de gebreken mijner voorbereiding, door de overmaat uwer goedheic , die de verdienste niet veronderstelt, maar die de verdienste zijner schepselen uit.

O eindelooze goedheid! o opperste majesteit! o oneindigheid van eenen God, die besloten , verborgen en ah vernietigd is in de hostie, welke ik ga ontvangen! ik bewijs U al de eer, die U verschuldigd is, en aan mij zeiven al de versmading, welke ik verdien. Kom, mijn Jesus! kom, vervul met de volheid uwer liefde mijn hart, dut daarvan zoo ijdel en zoo ontbloot is! kom den arme uit het stof en het oprigten, om hem tot het bezit van uw hart en van uwe liefde te verheffen. Ik ben niets, ik ben een zondaar, ik verdien niets dan de hel. Ach! indien ik durfde, zou ik tot U met den heiligen Petrus zeggen : ga van mij. Maar daar ik vrees te hooren hetgene Gij hem antwoorddet, namelijk , dat hij geen deel zou hebben iu uwe heerlijkheid, tenzij hij uwe verootmoediging eerde die zich tot

-ocr page 459-

IV. BOEK. III. HOOFDSTUK. 441 hem vernederde, stem ik toe, dat Gij in mijn hart duizendmaal armer dan in de krib geboren wordt, om niet meer dan nit U en voor U te leven. Amen.

III. HOOFDSTUK.

Dat het nuttig is, dikwijls de H. Communie te ontvangen.

1. De Christen. — Zie, Heer, ik kom tot U, opdat het mij door uw geschenk wel zij , en ik mij in het heilige gastmaal verblijde , hetwelk Gij, o God, in uwe teederheid voor den behoeftige bereid hebt.

Zie , in Ö is alles, wat ik kan en moet verlangen : Gij zijt mijne zaligheid en verlossing , mijne hoop en sterkte , mijne eer en glorie.

Verheug dan heden de ziel van uwen dienaar, wijl ik tot U, Heer Jesus. mijne ziel heb opgeheven. (Ps. LXXXV, 4.)

Ik verlang (J thans godvruchtig en eerbiedig te ontvangen; ik begeer U in mijn huis te leiden, opdat ik met Zacheus verdiene, door U gezegend en onder de kinderen van Abraham gerekend te worden.

Mijne ziel haakt naar uw ligchaam ; mijn hart verlansrt met U vereenigd te worden.

2. Geef U aan Mij, en het is genoeg; want buiteu U baat geene vertroosting.

Zonder ü kan ik niet wezen; en zonder uw bezoek kan ik niet leven.

En daarom moet ik dikwijls tot U naderen

-ocr page 460-

442 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRTSTUS. en als een middel mijner zaligheid ontvangen, uit vrees, dat ik onder weg bezwijke, indien ik van dat liemelsche voedsel verstoken blijve.

Immers zoo hebt Gij, barmhartigste Jesns, als Gij de volken onderweest en velerlei ziekten genaast, eens gezegd : Ik wil hen niet ongespijsd naar huis zenden, opdat zij ouder weg niet bezwijken. (Malth. XV, 32.)

Doe derhalve zoo met mij, Gij, die, tot vertroosting uwer ge.oovigen, U zeiven in dit Sakrament hebt achtergelaten.

Want Gij zijt eene zoete verkwikking der ziel, en wie TJ waardig nuttigt, die zal deelgenoot en erfgenaam der eeuwige glorie zijn.

Ik, die zoo menigmaal val en zondig, zoo ligtelijk verflaauw en verslap, heb wel noodig , dat ik door gedurig te bidden, te biechten en uw heilig Ligchaam te ontvangen, mij zeiven vernieuwe, zuivere en opwekke, uit vrees , dat ik, met mij te lang (van de heilige Communie) te onthouden, van mijn heilig voornemen afwijke.

3. Immers, de zinnen des menschen zijn van jongs af tot het kwade geneigd ; ( Gen. VT1I , 21.) en tenzij dit. goddelijke geneesmiddel te hulp kome, vervalt de mensch weldra tot erger.

De heilige Communie trekt dus den mensch van het kwade af, en versterkt hem in het goede.

Want indien ik nu, daar ik de heilige Communie ontvang of de heilige OlTerande ver-rigt, nog dikwerf onachtzaam en laauw ben, wat zoude het zijn, indien ik dit geneesmiddel

-ocr page 461-

TV. BOEK. nr. UOOFDSTUK. 443 niet gebruikte , en een zoo groot hulpmiddel niet zocht ?

En ofschoon ik niet plken dag geschikt en wel bereid ben. om het Misoffer te verrigten, zal ik echter mijn best doen, om op bekwame tijden de heilige geheimen te ontvangen en mij aan zoo groote genade deelachtig te maken.

Immers , voor rene geloovige ziel, zoo lang zij, in het sterfelijk ligchaam van U verwijderd, rondzwerft, (II. Cor. V, 6.) is dit de eenige voorname troost, dat zij , dikwijls aan haren God gedenkende, haren Geliefde mot een godvruchtig gemoed ontvangt.

4. O wonderbare verwaardiging uwer goedheid jegens ons, dat Gij, Heer, God , Schepper en levensbron aller tjeesten. IJ gewaardigt tot eene arme ziel te komen, en door uwe geheele Godheid en menschheid haren honger te verzadigen!

O gelukkig gemoed en zalige ziel, die verdient TI, haren Heer en God, godvruchtig te ontvangen , en, door U te ontvangen , met eene geestelijke blijdschap vervuld te worden!

O, hoe grooten Heer ontvangt zij! hoe geliefden Gast leidt zij binnen! hoe aanjrena-men Medegezel krijgt zi]! hoe getrouwen Vriend ontvangt zij ! hoe treffelijken en edelen Bruidegom omhelst zij : eenen Bruidegom, die boven alle geliefden en alles wat wenschelijk is, moet bemind worden!

Dat dan, o zoetste en liefste Jesus, hemel en aarde en al derzelver pracht voor uw aanschijn verstommen, wijl alles, wat zij roemrijks en treffelijks hebben, van uwe goedgun-

-ocr page 462-

444 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

stige miiddadilt;rheid komt, en bij den luister van uwen naam niet zal halen, daar uwe wijsheid oneindig is. (Ps. CXLVI, 5.)

OEFENING.

Vurig verlangen om te communiceren , of ten minste de noodzakelijkheid gevoelen, om dit te doen of dikwijls te doen.

Wij hebben een groote reden om ons te verootmoedigen en ons voor onzen Heer Jesus Christus te schamen, als wij in ons niet dan koelheid en onverschilligheid gevoelen, om tot Hem te naderen, en als het de gehoorzaamheid alleen is, en niet de vurigiieid onzer verlangens, die ons tot de heilige Tafel doet naderen. Immers, mijn Jesus! hoe kan men U kennen, zonder U te beminnen, en C7 beminnen, zonder te verlangen met uw hart vereenigd te worden , en zich in U door eene goede en dikwijls herhaalde communie te veranderen? En nogtans, o mijn God! hoe me-nigwerf heb ik voor U riet dan eene ongevoeligheid , die mij bedroeft en mij moedeloos zou maken, indien ik niet wist, dat liij, bij gebreke van deze liefde, welke ik zou willen bezitten, die ik mij niet kan geven , en welke ik verzoek, tevreden zijt, als ik ü ontvauge uit inzigt van eene gehoorzaamheid met ootmoedigheid gepaard ! Wat zou er van mij geworden , o mijn God! in de dorheid, waarin ik mij bevind, indien ik niet wist, dat de groote ellenden mijner ziel uwe barmhartigheden over haar trekken, en dat Gij vermaak

-ocr page 463-

IV. HOEK. III. UOOFBSTUK. 445

schept met in een hart te verblijven, hetwelk zich onwaardij? kent om U te ontvangen, en hetwelk doet wat in zijn vermogen is om het niet te wezen? Inderdaad, de ootmoedige belijdenis van onze onwaardiigeid, na de volledigste biecht , waartoe een Christen bekwaam is, vergoedt het gebrek der vurige begeerten tot de heilige Communie; en wij kunnen het hart van onzen God niet beter eeren , noch beter bevredigen, dan met ons voor Hem en in zijne tegenwoordigheid te vernederen. Wij moeten ons dan van de heilige Communie niet verwijderen. omdat wij geene godsvrucht of vurige beffeerte gevoelen om tot haar te naderen; maar wij moeten zoo menigwerf te communie gaan als onze biechtvader het gebiedt , dien wij voorzigtig en wijs hebben moeten verkiezen, en Jesus Christus ontvangen uit gehoorzaamheid aan den priester, gelijk Hij zelf op het altaar tegenwoordig komt uit gehoorzaamheid, welke Hij aan de stem des priesters toont.

Ts er iets gemakkelijker en vertroostender voor ons, wanneer wij ons op ons beste tot de heilige Communie bereiden , dan te bedenken wat Jesus Christus in het Evangelie gezegd heeft, namelijk dat de zieken en niet de gezonden den geneesheer noodig hebben ?

Gebed om zich te bereiden tot eene waardige Communie.

O Mijn Jesus! het is met een volkomen vertrouwen in de woorden, welke Gij tot mij

-ocr page 464-

446 DJÖ NAVOLGING VAN JESUS CUElSTUS spreekt en die ik daar even heb gelezen, dat ik mij bereid om U te ontvangen; niet omdat ik dit verdien, maar omdat ik U noodig: heb en zonder U niet kan leven. Mijne ziel is met verscheidene ziekten en kwijningen besmet, welke Gij alleen, als haar opperste en liefderijkste geneesheer, bekwaam zijt te genezen. Kom dan, mijn Zaligmaker! kom het geneesmiddel aan mijne wonden toebrengen : kom uwe ootmoedigheid op den hoogmoed van mijnen geest drukken, om dien te genezen, en uwe liefde op mijne eigenliefde, om ze te vernietigen. Kom mij door uwe sterkte omgeven, om mijne driften te overwinnen; mij met uwen geest bezielen, om niet meer te handelen dan met het inzigt van U te behagen; en mij te doen leven, door dit bovennatuurlijk en goddelijk leven, hetwelk het kenteeken is van het leven, waardoor Gij leeft, en dat Gij mij in het allerheiligste Sa-krament des Altaars toelrengt.

IV. HOOFDSTUK. Dat dengenen, die godvruchtig de heilige

Communie ontvangen, vele gunsten verleend worden.

1. De Christen, — Heer, mijn God ! voorkom uwen dienaar met uwe zoete zegeuiHg, ( Ps. XX, 4.) opdat ik verdiene, waardig en godvruchtig tot uw hoogwaardig Sakrament te naderen.

Wek Gij mijn hart tot U op, en ontdoe mij van mijne zware loomheid; bezoek mij

-ocr page 465-

IV. BOEK. IV. IIOOFDSTUK. 447 met uwe zalige genade, (Ps. Cl, 4.) opdat ik in den geest uwe zoetheid smake, welke in dit Sakraraent, als in eeae bron, met volheid schuilt.

Verlicht ook mijne oogen, om zoo groot geheim te beschouwen, en versterk mij, om hetzelve met een onwankelbaar geloof te ge-looven.

Want het is uw werk, geene menschelijke kracht; liet is uwe heilige instelling, geene uitvinding van den mensch.

Immers, niemand is door zich zeiven in staat, om deze geheimen te vatten en te begrijpen, die het vernuft zelfs van de engelen te boven gaan.

Wat zal ik dan, onwaardige zondaar, die stof en aach ben, van een zoo verheven heilig geheim kunnen doorgronden en begrijpen ?

2. Heer! inde eenvoudigheid mijns harten, in een goed, vast geloof, en op uw bevel, nader ik tot TI met vertrouwen en eerbied ; en geloof waarlijk, dat Gij, God en mensch, hier in het Sakrament tegenwoordig zijt.

Gij wilt dan, dat ik U ontvange, en mij door liefde met U vereenige.

Weshalve ik uwe barmhartigheid verzoek en smeek, mij daartoe eene bijzondere genade te schenken, opdat ik geheel in U wegsmelte en van liefde overstroome, en in mij geene andere vertroosting meer inlate.

Immers, dit verhevenste en waardigste Sakrament is het heil van ziel en ligcbaam, het gcneesmiddt 1 van alle geestelijke ziekten : in hctzeUe worden mijne gebreken verbeterd, de

-ocr page 466-

448 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS. driften beteugeld, de bekoringen overwonnen en verminderd; er wordt grootere genade ingestort , de begonnen deugd wordt vermeerderd, het geloof gestaafd, de hoop versterkt en de liefde ontstoken en uitgebreid.

3. Want Gij, mijn God, beschermer mijner ziel, hersteller der menschelijke zwakheid en gever van allen inwendigen troost, hebt In dit Sakrament vele gunsten geschonken, en schenkt die nog meermaals aan uwe vrienden, die hetzelve godvruchtig ontvangen.

Immers, Gij stort hun tegen velerlei kwellingen veel troost in, beurt hen, uit de diepte van hunne eigene neerslagtigheid, tot betrouwen op uwe besche-ming, op, en verkwikt en verlicht dezelve inwendig door eene nieuwe genade, zoodat zij, die eerst beangstigd waren, en voor de Communie zich zonder ijver gevoelden, daarna, als zij door die hemelsche spijs en drank gevoed zijn, zich ten goede veranderd vinden.

In het uitdeelen uwer genade handelt Gij aldus met uwe uitverkorenen, opdat zij waarlijk erkennen en duidelijk ondervinden, hoeveel zwakheid zij uit zich zeiven hebben, en hoeveel goed en genade zij van U verkrijgen.

Want uit zich zeiven zijn zij koud, ongevoelig en zonder godsvrucht; doch door U verdienen zij vurig, ijverig en godvruchtig te worden.

Want wie, als hij tot de bron van zoetheid ootmoedig nadert, brengt daaruit niet een weinig zoetheid, mede?

-ocr page 467-

TV. BOEK. IV. HOOFDSTUK. 449

Of wie, als hij bij eeu groot vuur staat, krijgt daarvan niet een weinig warmte?

En Gij zijt eene altoos volle en overvloei-jende bron, een steeds brandend en nimmer uitdoovend vuur.

4. Indien ik dan niet uit de volheid dier bron raag scheppen, noch tot verzadigens toe «.'aar-van drinken, zal ik toch aan de opening der heraelsche bronader mijnen mond zetten; opdat ik, om mijnen dorst te laven, daaruit ten minste een druppeltje opvange, en niet ten eenemale uitdrooge.

En kan ik nog niet geheel hemelsch en vurig zijn, gelijk de Cherubijnen en Serafijnen , zal ik echter trachten, mij tot godsvrucht te zetten en mijn hart te bereiden , opdat ik, door ootmoedige nuttiging van dit levendmakende Sakrarnent, ook maar een vlammetje van dat goddelijke vuur bekome.

Wat mij overigens ontbreekt , vul Gij dit goedgunstg en genadig aan, goede Jesus, heiligste Zaligmaker, die ü gewaardigd hebt allen tot U te roepen, als Gij zegt: Tcomt allen tot Mij, die gekweld wordt en beladen zijl, en Ik zal u verligt en.

5. Ik immers arbeid in het zweet mijns aan-gezigts; ik word door droefheid des harten gekweld, met zonden beladen, door bekoringen ontrust, door vele kwade driften verward en gedrukt : en er is, om mij te helpen , te verlossen en te redden, niemand, dan Gij , Heer, mijn God en Zaligmaker, wien ik mij zeiven en al het mijne overgeef, opdat Gij mij behoedet en tot het eeuwige leven geleidet.

29

-ocr page 468-

450 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Ontvang mij tut lof en verheerlijking van uwen naait, Gij , die mij uw Ligcliaain en Bloed tot spijs en drank gegeven hebt.

Verleen, deer, mijn God en Zaligmaker, dat, met het gebruik van uw heilig Sakra-ment, ook de gevoelens van godsvrucht in mij toenemen.

OEFENING.

Om van onzen Zaligmaker een levend geloof aan zijne wezenlijke tegenw oordigheid in het allerheiligste Sakrarnent des Altaars , en eene vurige liefde tot hem te verzoeken.

Ik geloof, Heer! dat Gij in het aanbiddelijke Sakrarnent, hetwelk ik ga ontvangen, met ziel en ligchaam tegenwoordig zij1;; dat Gij mij in de heilige Communie deelachtig maakt aan de verdiensten van uwe heilige Menschheid , en dat wij hierin verzadigd worden door de volheid uwer Godheid. Verander dan. Heer! verander de onverschilligheid van mijn hart voor ü, in eene vurige begeerte om U te beminnen, te behagen en te bezitten. Laat niet toe, dat ik üquot; met koelheid aanschouwe en ontvange. Gij die in mij komt om mijne ziel door uwe liefde te ontsteken. Vervul wat aan mijn gelool voor dit geheim ontbreekt, wat voor het menschelijk verstand onbegrijpelijk is; beziel mijn geloof meteenen levenden indruk voor uwe tegenwoordigheid, en maak dat mijn hart U met eerbied ontvange als zijnen God, met vertrouwen als zijnen Zaligmaker, met liefde als zijnen Vader.

-ocr page 469-

IV. BOEK. IV HOOFDSTUK. 451

Ts het mogelijk, o mijne ziel! dat gij, die als omringd en vervuld zyt met al de vurigheid der goddelijke liefde voor u, dat ffij nog ijskoud zijt te midden van zoo veel vuur! Helaas! mijn Jesus, hoe ongelukkig ben ik, zoo veel vurigheid te hebben om mij zeiven te bevredigen, en zoo veel traagheid om U te behagen! Heer! indien Gij wilt, kunt Gij mij genezen; zeg dan tot mij, zoo als aan den melaatsche, die ü dit gebed toestierde : Ik wil het, wees van uwe laauwheid en ongevoeligheid jegens mij genezen.

GEBED.

Tk neem mijne toevlugt tot ü, minnelijke Zaligmaker! om ÏT d0, vurigheid en getrouwheid van uwe liefde te verzoeken. Gij weet het, dat ik, vol van mij zeiven en van mijne eigenliefde, zeer onwaardig en ongeschikt ben om ü te beminnen; maar ik bid U, o God van mijn hart, (want ik heb het geluk, met tot de heilige Communie te naderen, dat uw hart op het mijne rust en dat het mijne met l'pt uwe vereenisrd is) ik bid CJ, in mij uwe deugden, genegenheden en verdiensten te prenten, en al de zoetaardigheid, ootmoedigheid, en het geduld, die de deugden uwer heilige ziel zijn, van uw hart in het mijne te doen overgaan, opdat ik door uwen glt;iest bezield zij, en door uw leven leve. Amen.

-ocr page 470-

452 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

V. HOOFDSTUK.

Over de waardigheid van het Sakrament, eu over dea priesterlijken staat.

1. Christus. — Al hadt gij de zuiverheid eens engels en de heiligheid van den H. Joannes den Dooper, dan zondt gij toch niet waardig zijn, dit Sakrament te ontvangen ot te behandelen.

Want het komt niet aan mensehelijke verdienste toe, dat de mensch het Sakrament van Christus daars'elle en behandele, en het Brood der engelen tot spijs nuttige.

O groot geheim en groote waardisrheid der priesters, aan wien gegeven is, wat aan de engelen niet is vergund!

Immers, alleen de priesters, die in de Kerk wettig gewijd zijn, hebben de magt van het Misoffer te verrigten en het Ligchaam van Christus daar te stellen.

De priester namelijk is wel Gods bedienaar, die, op het bevel en de instelling van éiod, Gods woord berigl;maar God, aan wiens wil alles is onderworpen, en aan wiens gebod alles gehoorzaamt, is hier de voorname uitvoerder en onzigtbare bewerker.

2. Gij moet diensvolgens, in dit verhevenste Sakrament, meer aan den almo^enden God, dan aan uwe eigene zintuigen of eenig zigt-baar teeken , gelooven.

En daarom moet gij (priester) met vrees en eerbied tot dit werk naderen.

-ocr page 471-

IV. BOEK. V. HOOFDSTUK. 453

Geef acht op u zeiven, en beschouw, welke bediening u, door het oplegden van de handen des bisschops, is aanvertrouwd geworden.

Zie, gij zijt priester geworden en gewijd, ora de heilige Offerande te verrigten ; zorg nu, dat gij trouw en godvruchtig, op zijnen tijd, aan God de Offerande opdraget, en u zeiven onberispelijk toonet.

Gij hebt uwen last niet verligt, maar zijt nu door een naauweren band van regeltucht gebonden, en tot een hoogeren graad van heiligheid verpligfc.

Een priester moet met alle deugden versierd zijn, en anderen het voorbeeld van een deugdzaam leven geven.

Deszelfs omgang moet, niet volgens de gemeenzame en gtivvone levenswijze der men-schen, maar met de engelen in den hemel ot met volmaakte mannen op aarde wezen.

'ó. De priester, met het gewijde gewaad versierd, bekleedt de plaats van Christus, om voor zich en al het volk, God nederig en ooimoedig te smeeken.

Hij heeft vóór en achter zich het teeken van het kruis des Heeren, om altoos aan het lijden van Christus te gedenken.

Hij draaut van voren het kruis in de ka-suifel, opdat hij de voetstappen van Christus vlijtig opmerke, en vurijj trachte om die te volgen: hij is van achteren met het kruis ge-teekend , opdat hij alle wederwaardigheden, welke hem door anderen overkomen, om God gelaten verdrage.

Hij draagt het kruis van voren, opdat hij

-ocr page 472-

454 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, zijne eigene zonden beweene ; van achteren, opdat hij uit medelijden ook de misdaden van anderen betreure, en wete, dat hij als middelaar tusschen God en den zondaar gesteld is: en hij dus van het gebed en de heilige Offerande niet ophoude, voor dat hij verdient, genade en barmhartigheid te verwerven.

Als een priester het Misoffer verrigt, dan vereert hij God : hij verheugt de engelen, sticht de Kerk, helpt de levenden, verschatt den overledenen rust, en maakt zich zeiven aan alle goed deelachtig.

O E F E .N T N G.

Over de heilige voorbereiding, welke een Priester moet in het werk stellen, om waardig het heilige Misoffer op te dragen; en van die, welke een Christen moet hebben, om het godvruchtig te hooi en en er voordeel uit te trekken.

De Priester heelt door het merkteeken zijner wijding de magt ontvangen, eenen God op het altaar te consacreeren, zoo dat, voleens den H. Augustinus, die God eenigerwijze mensch wordt en een nieuw leven aanneemt in de handen van den Priester, door de kracht van zijn woord. Het is deze magt, die hem in zekeren zin boven de Engelen stelt, en die de uitmuntendheid zijner waardigheid boven alle schepselen plaatst, die hem deelachtig maakt aan het opperste geluk van den eeuwigen Vader, die van alle eeuwigheid hetzelfde Woord voortbrengt, hetwelk dn Priester in den tijd voortbrengt, en die hem deel doet nemen

-ocr page 473-

IV. BOEK. V. HOOFDSTUK. 455 iu de maagdelijke vruchtbaarheid van Maria, om een nieuw wezen aan eenen God te {reven. Dit zijn juist de twee proote voorbeelden, welke een Priester in zijn gredrag moet volgen, en de twee verbindtenissen, die zijn inerkteeken hem geeft om heilig te zijn, te weten ; de heiligheid van den eeuwigen Vader, en de zuiverheid van Maria, aangezien hij de eer heett op het altaar denzelfden Zoon Gods voort te brengen, welken zij, de eene in eeuwigheid, en de andere in den tijd vóórtbreng-en.

Bearrijpt hieruit. Priesters des Heeren, het uitmuntende, uwer waardigheid en de grootheid uwer verbindtenissen. Zijt gedurende den geheelen da» , hetgene gij aan het altaar tracht te wezen, dat wil zesgen, vereenigt met God, bezig met zijne tegenwoordigheid, getrouw aan zijne genade, ijverig tot uwe pligten, en hebbende voor Jesus Christus, gedurende den loop van den da», eene voor-bereidinc, en als eenen staat van slagtoffer, geheel aan zijne verheerlijking en de zaligheid der zielen overgeereven, ffelijk gij hetzelve moet doen gedurende het heilig misoffer.

Wanneer gij dit aanbiddelijk offer opdraagt, tracht 1° in uw hart te doen wat Jesus Christus op het altaar doet, u te vernederen, u op te offeren en te bidden. 2° Vereenigt het offer van uwe ziel met dat van het Ligchaam van Jesus Christus; neemt zijne gevoelens en zijne gesteltenis aan; en bedienaars van het offer, dat Hij aan zijnen Vader door en in u opoffert tot zaligheid der mensclien, maakt u

-ocr page 474-

456 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, slagtoffers van de liefde van eenen God, die zich zeiven slagtoffer van uwe liefde maakt. Houdt op aan u zeiven toe te behooren, om geheel voor Hem te wezen, gelijk Hij ophoudt op het altaar te wezen, en Zijn sakramenteel leven in uw hart aanneemt, om daarin het groote werk uwer zaligheid te voltrekken.

Een Priester, die van eenen God leeft, en zich dagelijks met zijn Ligchaam en Bloed voedt, moet niet dan voor God leven, zegt de H. Augustinus; en indien de priesters der oude Wet verpligt waren heilig te leven, omdat zij brood en wierook aan den Heer opdroegen, hoeveel volmaakter moet de heiligheid van de priesters der nieuwe Wet niet wezen, zij, die dagelijks op het altaar eenen God aan God zeiven opofferen! Hoe zuiver, zegt de H. Chrysostomus, moet de hand van den Priester niet wezen, en hoe onbevlekt zijne tong; aangezien de eene het Ligchaam van het Vleeschgeworden Woord slagtoffert, en de andere met zijn Bloed geverwd is, en hij in zijn hart al datgene ontvangt wat een God-Mensch is!

Gedenk dan. Priester des Heeren, dat Jesus Christus, de opperste Priester, het heilig misoffer door u opdraagt, en dat, daar Hij u met zijne magt bekleed heeft om Hem op het altaar te consacreeren, gij door zijnen geest moet bezield wezen en door zijn leven leven. Overweeg, wanneer gij de woorden der consecratie uitspreekt, dat gij u geheel aan Hem moet overgeven, en Hem uw hart schenken, gelijk gij Hem uwe tong leent.

-ocr page 475-

IV. BOEK. V. HOOFDSTUK. 457

Als gij uw priesterlijk gewaad aantrekt, denk aan de geheimen van het Lijden van Jesus Christus, hetwelk dit verbeeldt, en vraag hem vergiffenis over uwe zonden , die er de oorzaak van geweest zijn.

Als gij naar het altaar gaat, denk dat gij Jesus Christus naar den Calvarieberg vergezelt, en dat gij Hem door de oogen van uw gelooi en door uwe handen gaat zien sterven.

Vraag, als gij aan den voet des altaars staat, vergiffenis over uwe zonden en over die van al de geloovigen, wier plaats gij bekleedt, en wier zaakbezorger en middelaar gij zijt.

Bid Hem, onder het Gloria in excehïs, u en allen die in het heilig offer tegenwoordig zijn, eenen krachtigen wil voor de zaligheid te verleenen.

Wek, aan den Epistel, in u ecne heilige begeerte op, om Jesus Christus op het altaar en in al de harten te doen geboren worden ; eene begeerte , welke de Proleten hadden naar de komst van deu Messias, en di« de Apostelen hadden, om Jesus Christus in de harten voort te brengen.

Verlevendig, aan het 'Evanyelie^ uw geloof en uwen ijver ; uw geloof, om het Evangelie te gelooven en in het werk te stellen, en uwen ijver, om er u de grondstellingen van in te boezemen.

Bid, aan het Credo, den Heer, dat uw leven met uw geloof overeenkomstig moge zijn.

Offer, aan de Offerande, het heilige misoffer op, om God te eeren, om Hem te bedanken , om de vergiffenis uwei* zonden en

-ocr page 476-

458 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, de noodzakelijke deugden ter zaligheid te be-koinen , en tot lafenis der zielen in het vagevuur.

Begeef u, aan den Canon, met uwen geest in den hemel; tracht de gesteltenis der heilige Maagd en van de Aposte'en in u op te wekken, om Hem op het altear en in al de harten te doen geboren worden.

Aan de Consecratie, dat alles in u wijke voor eenen God, die op des priesters stem op het altaar komt, en door zijne woorden op hetzelve een nieuw leven aanneemt. Vereenig u met Christus inzigten; bid door Hem , geef u geheel aan Hem over , en offer Hem, van zijne liefde doordrongen, aan zijnen Vader voor de levenden en voor de dooden op.

Aan het Pater noster , we;v in u al de gevoelens van een volkomen vertrouwen in Jesus Christus op.

Als men de heilige Hostie verdeelt en als eenen geestelijken dood aan Jesus Christus toebrengt, bid Hem , in u dm dood aan u zeiven, een heilig leven en eeuen goeden dood voort te brengen, en niet te dulden, dat gij voor Hem niet dan een verdeeld hart en eene uitgezonderde liefde hebt.

Aan de Communie, hernieuw uw geloof jegens eenen God, dien gij ontvangt; uw vertrouwen jegene uwen Zaligmaker, en uwe liefde voor eenen Vader, die bezit van uw hart gaat nemen, met u het zijne te geven als een erfdeel, hetwelk Hij aan u verschuldigd is, en zeg Hem: wees de God mijns harten en mijn aandeel in eeuwigheid.

-ocr page 477-

IV. BOEK. V. HOOFDSTUK. 459

Na de Communie, bedank Jesus Christus, dat Hij zich geheel aan u heeft overgegeven, en bid Hem, dat niets u van zijne genade en liefde verwijdere.

Eindelijk, bedienaars des Heeren, na het heilige Misoffer opgedragen te hebben, en gij Christenen, na daarbij tegenwoordig geweest te zijn ; tracht door een leven, afgescheiden van de ijdelheden en vermaken der wereld , verstorven aan uwe driflen en eeheel aan uwe pligten besteed, tracht u, gelijk de 11, Am-brosius zegt, Priesters des Heeren te maken volgens den geest, en zijne slastoffers volgens het vleesch; tracht u, gij die de heilige Mis hoort. Priester te maken, niet door merktee-kenen en magt, maar door de meening van u te vereenigen met de inzigten van Jesus Christus op het altaar. Wees indachtig, indien de Heidenen zeiven van Calvarie henen gingen, doordrongen van een levend geloof aa.n Jesus Christus, van droelheii over hunne zonden , en waarlijk bekeerd, dat gij na het het heilig misoffer, dat hetzelfde offer van Caivarië is , opgedragen of na hetzelve gehoord te hebben, dat gij waarlijk geslagtofferd, bekeerd en vol gelootquot;, liefde en ijver voor Jesus Christus moet wezen.

Om van God de genade te bekomen, om waardig het heiliffe misoffer op te dragen en hetzelve wel te hooren.

Heer! Gij die de Priester en het Offer zijt

-ocr page 478-

460 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, gedurende het aanbiddelijk heilig Misoffer; Gij, die U zeiven, door de tusschenkomst des Priesters, aao de regtvaardigheid van uwen Vader, voorde zaligheid der menschen slagtoffert: neem in dank aan, dat wij het offer onzer harten met dat van uw Ligchaani vereenigen, en dat wij , trachtende in onze zielen te doen wat Gij op onze altaren ver-rigt, ons gedurende de heilige Mis bezig hou den met ons te vernederen, met te bidden en ons door en in U voor uw volk te slagtolferen.

Wij offeren ü dit aanbiddelijk offer op, hetwelk hetzelfde is als dat van Calvarië; wij offeren U dit op om ü te eeren, om ü te bedanken, en om de nnodige deugden ter zaligheid en de vergiffenis van onze zonden te bekomen. Maak, o mijn Jesus ! dat het sakramenteele leven, dat Gij op onze altaren aanneemt, door eeue wezenlijke of geestelijke communie, in ons het begin van een nieuw leven zij, en dat, gelijk Gij U in de plaats stelt van het brood en den wijn met dezelve te veroietigen, Gij U ook in onze plaats in onze harten zoudt stellen, en, met te vernietigen al wat daarin niet aan U toebehoort, uwe liefde stelt in de plaats van onze eigenliefde, en dat alles voor U in ons wijke.

ó Aanbiddelijk Slagtoffer onzer zaligheid en van onze liefde, met ons hart te verkiezen gelijk Gij doet, om daarin het offer van uw sakramenteel leven te voltrekken ; voltrek in ons het offer van ons eigen zeiven, hetwelk als een scheidsmuur is tussehen U en ons.

-ocr page 479-

IV. BOEK. VT. HOOFDSTUK. 461

Gedoog niet, dat wij, van eenen God leveu de, uls meubchea levou , maar dat wij ons toelegden om de heilige deugden na te volgen, welke Gij ons door de heilige Communie hebt ingeprent. Amen.

VI. HOOFDSTUK.

Ondervraging wegens de oefening voor de H. Communie.

1. Dc Christen. — Heer! wanneer ik uwe waardigheid en mijne nietigheid overweeg, dan wordt ik zeer bevreesd en in mij zeiven verlegen.

Want als ik niet tot üquot; nader, dan ontvlugt ik het leven , en zoo ik mij onwaardig indring, maak ik mij aan zonde pligtig.

Wat zal ik dan doen, mijn God, mijn helper en raadgever in noodwendigheden ?

2. Leer Gij mij den regten weg : stel mij eenige korte oeieningea voor, welke voor de heilige Communie passen.

Want het is dienstig te weten, met welke godsvrucht en eerbiedigheid ik mijn hart voor TJ moet bereiden, om uw Sakrament met vrucht te ontvangen, of ook om een zoo verheven en goddelijk OlFer te verrigten.

OEFENING.

Eene der beste gesteltenissen , welke gij kunt hebben om eene goede communie te doen, is bij u vast te stellen, van Jesus Christus in uw hart te doen heerschen, zoodat Hi| er volstrekt

-ocr page 480-

462 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

als God in h.'erscht: dat wil ze?gen, Hem iu alles te gehoorzamen en Hem niets te weigeren van alles wat Hij van u vraagt. ^Vant het is in hoedanigheid van koning, en van eenen konin? vol van goedheid, dat Hij tot n komt, gelijk er in de heiliffe Schrift geschreven staat, dat is : dat Hij in uw hart komt, en eeue nieuwe geboorte aanneemt, om er over uwe driften en geneigdheden te heeischen.

G E B E I).

Het is waar, mijn Zaligmaker! dat wanneer ik te Communie ga, ik LT gaarne den Meester , den Koning en den God van mijn hart maak, en ik alsdan opregt beloof, dat het (J geheel toebehoort; maar in de Commuuie maak ik mij slaaf van mijne inborst, en terwijl ik het juk van uw rijk afschud, onderwerp ik mij aim de slavernij mijner begeerlijkheden. Ik behoor geheel aan U in het naderen tot de heilige Tafel, en geheel aan. mij zeiven na de Communie. Welk onregt üoe ik niet aan uwe opperheerschup|)ij, en welken smaad aan uwe goedheid, met ü een hart te onttrekken, hetwelk door zoo vele titels aan LJ toebehoort! Neen, ik wil mij niet meer aan het gezag uwer lietde onttrekken; maar verzeker Gij aan ü zeiven uwe verovering, en duld niet dat ik ü ontvlugle, en mij ooit van U verwijdere. Amen.

-ocr page 481-

ÏV. BOEK. VII. HOOFDSTUK.

VII. HOOFDSTUK.

Over het onderzoek des gewetens en het voornemen van verbetering.

1. Christus. — Een priester van God, om dit Sakrament te vieren, te behandelen en te ontvangen, moet vooral met eene groote ootmoedigheid des harten en een nederigen eerbied, met een volkomen geloof en een god-vruclitip inzigt van God te vereeren, daartoe naderen.

Onderzoek naarstig uw geweten, en maak hetzelve, door een waar berouw en eene ootmoedige biecht, zoo veel gij kunt, rein en schoon, zoodat gij niets bezwarends hebt of weet, hetwelk u zoude knagen en de vrije nadering verhinderen.

Heb een leedwezen over al uwe zouden iu het algemeen, en treur en zucht meer bijzonder over uwe dagelijksche overtredingen.

En zoo de tijd het toelaat, belijd aan God , in het binnenste uws harten, al de ellenden van uwe driften.

3. Zucht en wees bedroefd, dat gij nog zoo zinnelijk en wereidsch, onverstorven aan uwe driften, zoo vol ongeregelde bewegingen zijt.

Gij zijt zoo weinig behoedzaam wegens uwe uitwendige zinnen, zoo dikwerf in vele ijdele verbeeldingen gewikkeld.

Gij zijt zoo genegen voor het uitwendige , zoo nalatig omtrent het inweudige.

Gij zijt zoo ligtzinnig tot lagchen en luid-

468

-ocr page 482-

464 DF, NAVOLGING VAN .TESrs CHRISTUS, ruchtiglieid, zuo ongevoelig tot wecucn en ver-

raorzcling. , ,

Zoo vaardig tot het meer toegevende en streclende voor de zinnen, zoo traag tot gestrengheid en ijver. . . ,

Zoo begeerig om iets nieuws te hooren en iets schoons te zien. zoo weinig gestemd om hetgene nederiï en verworpen is te omhelzen.

Zoo hakend om veel te hebhen, zoo karig om te geven , zoo genegen om te behouden.

Zoo onbedaehtzaam in het spreken. zoo weinig inhoudend om te zwijgen.

Zoo ongeschikt in uwe ieden, zoo ontijdig

in uwe werken.

Zoo gretig op spijs, zoo doof voor het

woord van God.

Zoo gereed tot rust, zoo traag tot arbeid. Zoo wakker voor nietige vertelsels, zoo slaperiquot; voor heilige nachtgebeden, zoo verlangend naar het einde, zoo verstrooid om aandacht te hebhen,

Zoo onachtzaam in uwe getijden te lezen , zoo laauw in Mis te doen, zoo dor in de heilige Communie te ontvangen. , , • Zoo ligt verstrooid, zoo zelden geheel in-

^Gifzijt zoo spoedig tot gramschap bewogen, zoo ligtvaardig tot misnoegen van anderen.

Zoo genegen om te oordeelen, zoo streng om te berispen. . .

Zoo vrolijk in voorspoed, zoo moedeloos in

tegenspoed, . .

Gij neemt dikwijls veel goeds voor, en brengt zoo weinig daarvan ten uitvoer.

-ocr page 483-

IV. BOEK. VII. HOOFDSTUK. 465

3. Na deze en andere gebreken, met leedwezen en groot mishagen van uwe eieene zwakheid, beleden en beweend te hebben, maak een vast voornemen van steeds uw leven te beteren en in het goede vooruit te gaan.

Vervolffens draajr u zeiven, ter eere van mijnen naam, op het altaar uws harten, met volle overgeving en volkomenen wil, tot een geduri:; brandoffer op, namelijk met uw lig-chanm en uwe ziel getrouwelijk aan Mij over te geven, opdat gij alzoo verdienet, waardig te naderen, om de offerande der Mis aan God op te draden, en het Sakrament mijus Lig-chaams met vrucht te ontvangen.

4. Want er is seen waardiger offer en geene grootere voldoeninii, om de zonden uit te wis-schen, dan, in de Mis en de Communie, zich zeiven met de offerande van het Ligchaam van Christus, zuiver en volkomen aan God op te dragen.

Indien de menseh doet, zoo veel in hem is, en hij een waar berouw heeft, dan, zoo dikwijls hij om vergiffenis en genade tot Mij komt, zegt de Heer: ( Ezech. XXXITT, 11 en XVITI, 22.) Zoo waar Ik leef, Ik wil den dood des zondaars niet, maar veeleer, dat hij zich bekeere en leve : want Tk /al zijne zonden niet. meer gedenken, maar zij zullen hem allen vergeven zijn.

OEFENING.

1. De gesteltenis, waarin men moet wezen om waardig de heilige Communie te ontvangen, is de zuiverheid des harte-n, welke het

30

-ocr page 484-

46fi UK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, onthecht van alle vrijwillige zonden en van alle genegenheid tot zonden. Het is in dezen zin, dat'de heilige Auenstinus, sprekende tol de Priesters en de Geloovigen, die het Lig-chaam des Heeren ontvangen, zegt, dat men de onschuld tot het altaar moet brengen. On- ö derzoek derhalve omstandig uw geweten nopens uwe gewone gebreken. Onderzoek, in de tegenwoordigheid Gods, of uwe ziel met geene groote zonden beladen is, en zoo ja, belijd ze met eene opregte droiTheid; want in dit geval, zegt de Kerkvergadering van Trente, is het niet genoeg eene oefening van berouw te verwekken, maar men moet zijne zonden * biechten vooraleer men ter Communie gaat; het is aldus, dat zij deze woorden van den Apostel uitlegt; dat de mensch zich heproe-ve, en zich bereide om waardig dit hemelsche Brood te ontvangen en het niet onwaardig te nuttigen.

3. Maar stel u niet tevreden, met voor de Communie te zien of uw geweten u geene groote zonde verwijt : onderzoek voor God, en verfoei de ligte gebreken, die gij zoo gemakkelijk bedrijft, en bijzonder die, welke gij met opzet en tegen uw voornemen doet; verfoei de zonden van gewoonte, van verkleefdheid , en dezulke die het meest met uwe natuurlijke gesteltenissen overeenkomen; ver-ioei du vreemde zonden, tot welke gij aanleiding geeft en waarin gij deel neemt; verfoei de geheime zonden, enz., vraag hierover vergiffenis aan Jesus Christus vóóraleer gij Hem ontvangt, en bid. Hew; 'kt Hij u de genade

-ocr page 485-

IV. BOEK. VIT. HOOFDSTUK. 467 verleene, om u hiervan te beteren en er u over te straffen.

GEBED.

Of oefening van berouw voor de Communie.

Ik kora tot U, mijn Jesus! als een zieke, die zich tot zijnen geneesheer wendt, door wien hij hoopt genezen te worden. Gij hebt gezegd, dat de kraoken moeten naderen tot hem, die hen kan en wil genezen : het is deze overwegintr, dat gij de Geneesheer en Zaligmaker mijner ziel zijt, die mij opwekt om U te ontvangeu , en U dikwijls te ontvangen, dewijl ik U noodig heb om in de zwakheden mijner ziel te voorzien. Ik zeg dan wanneer ik tot ü nader, zooals de melaatsche van het Evangelie zeide : Heer l indien Gij wilt, hait Gij mij genezen.

Geel' mij een vertrouwen gelijk aan dat der zieken, die tot ü kwamen; gedoog, dat ik, gelijk zij, tot U zegge : zoodra ik den boord van uw Jcleed zal aanraken, dat wil zeggen den schijn van het brood onder hel welk Gij schuilt, zal ik genezen zijn. Het is met dit vertrouwen, dat ik tot U nader, mij voor uwe voeten nederwerp, en uwe barmhartigheid afsmeek voor al de zonden van geheel mijn leven aan welke ik voor ü en door U verzaak.

Vergiflcnis, mijn Jesus! vergiffenis van al wat ü in mij mishaagd heeft. Gedoog niet dat ik U ooit onwaardig ontvange. Ik heb een opregt leedwezen, dat ik uw hart gewond, aan uwe genade en opzoekingen weerstaan,

-ocr page 486-

468 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

uwe goedheid beleedijrd, uwe gramschap opare-hitst, en uwe goddelijke volmaaktheden verongelijkt heb : verleen mij vergiffenis, en straf mij, en dat mijne staf zij veroordeeld te wezen om U te beminnen en mij te haten, om mij zeiven te straffen en U te wreken. Het is tot U alleen, dat mijne droofheid 7.al gerikt worden. Ik heb 0 vergramd, en dit is voor mij genoeg om in droefheid te, leven en te sterven. Benee.n mij het leven, of neem de zonde van mij weer; want ik kan niet alles vermijden wat TJ mishaagt, en wat mij van [J kan verwijderen of scheiden. Amen,.

VIII. HOOFDSTUK.

Over het offer van Christus aan het kruis,

en over de overgeving van zich zeiven.

1. Christus. — Gelijk Ik, aan het kruis, met uitgerekte armen en bloot ligrchaam , om uwe zonden, Mij zeiven aan Ood den Vader vrijwillig heb opgedragen, zoodat in Mij niets overbleef, ot het werd geheel tot een zoenoffer; aldus moet gij ook dagelijks in de Mis, zoo innig gij kunt, u zeiven met al uwe vermogens en uwe geneigdheden tot een zuiver en heilig offer gewillig- aan Mij opdragen.

Wat verlang Ik van u meer, dan dat gij trachtet, u zeiven geheel aan Mij over te geven?

Al wat gij behalve u zeiven geelt, acht Ik niet, omdat Ik niet uwe gift, maar u begeer.

2. Gelijk het u niet genoeg zonde zijn, in

dien gi ook al gij u z Draa heel V( genaam

Vader ligchaa Ik geli zoudet Poe geeft £ dan is de vei zijn.

Indi gen, ( u zelv ken v Daa verlic! ten , ;

Hel ieman ling i dan r ven r

Wi de C( gehec leven

-ocr page 487-

IV. BOEK. vnt. HOOFDSTUK. 409 dien gij, behalve Mij, alles hadt, zoo kan ook al, wat gij geel't, Mij niet behagen, als gij u zeiven niet geeft.

Draag n zeiven aan Mij op, en geef' n geheel voor God; en dan zal uwe offerande aangenaam zijn.

Zie, Ik heb , om u, mij geheel aan den Vader opgedragen : Ik heb ook mijn gansch ligchaam en bloed tot voedsel gegeven, opdat Ik geheel de uwe zonde zijn, en gij de mijne zoudet blijven.

Poch blijft gij aan u zeiven gehecht, en geeft gij u niet vaardig aan mijnen wil over, dan is de offerande niet volkomen, en zal de vereeniging tusschen ons niet volmaakt zijn.

Indien gij vrijheid en genade wilt erlangen , dan moet eene vrijwillige opoffering van u zclven in de handen van God al uwe werken voorafgaan

Daarom immers worden er zoo weinigen verlicht en inwendig vrij, omdat zij niet weten , zich zei ven geheel te verloochenen.

Het is mijne stelliire uitspraak : tenzij iemand alles verloochen^, ka t hij mijn leerling niet zijn, (Luc. XIV, 33.) Indien gij dan mijn leerling wilt wezen , zoo offer u zeiven met al uwe neigingen aan Mij op.

OKFENING.

Wil niet van die Christenen wezen, die in de Communie geheel voor God, en na dezelve geheel voor zich zeiven zijn, en die, hun leven in goede begeerten en in slechte uit-

-ocr page 488-

470 DE NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS, werkstilen d iorbrengende nooif vast staan in de vrees of in de liefde Gods. Het is' van die zielen, gierig jegens eenen God, die Zich Zeiven geheel voor haar ten beste geeft, dat de Profeet spreekt als hij zegt : om de hoosheid hunner gierigheid, waardoor zij mij een hart ontnemen, hetwelk zij mij gegeven hebben . heh ili hrn met blindheid en ongevoeligheid geslagen, en geheel baar leven wordt in de onachtzaamheid en in ijdele verlangens naar hare zaligheid doorgebragt.

Ja, Heer! Gij zijt nu de God van mijn hart, want Gij hebt er bezit van genomen, en doet uw hart op het mijne ruften. Wees het in alles en voor altijd; wees dc eenige God mijner ziel, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. Vereenig de gevoelens mijns harten met de genegenheden van het uwe : maak het ootmoedig, zoetaardig, geduldig, liefdadig gelijk Gij zijt, en laat niet toe dat de vereeni-ging, welke ik met U heb aangegaan, vruchteloos zij als die van eenen doorncntak met den wijngaardstam, of kwijnend als die van eenen lammen arm met het ligchaaiii ; maar geef, dat het eene levende, versterkende en altijddurende verceniging zij, als die van de spijs, welke een ligchaam voedt, dat ze gebruikt. Amen.

-ocr page 489-

TV. BOEK. IX. HOOFDSTUK. 471

IX. HOOFDSTUK.

Dat wij ons en al het onze aan God moeten opdragen en voor allen bidden.

1. De Christen. — Heer! alles, wat in den hemel en op de aarde is, is het uwe.

Ik verlang mij zeiven tot een vrijwillig oiler aan U op te dragen, en altoos ie uwe te blijven.

Heer! in de eenvoudigheid mijns harten, offer ik mij heden aan U als een eeuwigen dienaar, tot hulde en offerande van altijddu-renden lof.

Ontvang mij met deze heilige Offerande van uw dierbaar ligchaam, welke ik U heden in het bijzijn der engelen, die daarbij onzigtbaar tegenwoordig zijn, opdraag, opdat dezelve aan mij en al het volk tot zaligheid strekke.

3. Heer! al mijne zonden en misdaden, die ik sedert den eersten dag, dat ik heb kunnen zondigen, tot op dit uur, voor Ü en uwe heilige engelen, heb bedreven, offer ik ü op uw zoenaltaar, opdat Gij die allen te gelijk door het vuur uwer liefde ontsteket en ver-brandet, alle vlekken mijner zonden wegne-met, mijn geweten van alle misdrijf reiniget, en mij uwe genade, welke ik door de zonde heb verloren, wedergevet, met mij alles volkomen kwijt te schelden en mij genadig tot den kus van vrede toe te laten.

3. Wat kan ik voor mijne zonden doen, dan

-ocr page 490-

472 DE NAVOLGING VAN JÊSUS CHRISTUS.

die ootmoedij? belijden eu beweetiftn, eu uwe SscViermi

barmhartigheid onoplioudelijk hisineekeu? istrattVn

Ik bid 1/, mijn God, ver'ioor mij genadig, ibevrijd,

terwijl ik voor IJ s a. ibetuige^

Al mijne zonden zijn mq grootelijks leed; 6. C

ik wil die nimmermeer bedrijven, maar ik be- op , bij

ween die, en zal, zoo lang ik leef, die be- Jiets bel

weenen, terwijl ik bereid ben, boetvaardigheid !eenige

te plegen en naar mijn vermogen te voldoen. ook vc

Vergeef rnij, mijn God . vergeef, om uwen jonwete

heiligen naam, mijne zonden; behoud mijne jdroetd

ziel, die Gij door uw d erbaar bloed hebt gij on!

vrijgekocht. beleed:

Zie , ik verlaat mij op uwe barmhartigheid , ( Hef

ik geef mij in uwe handen over. veront

Handel met mij volgene awe goedheid, niet alles ,

volgens mijne boosheid en ongeregtigheid. derlijV

4. Ook offer ik ü al mijn goed, ofschoon ünl dit zeer weinig en onvolmaakt is, opdat Gij nen , dit verbeteret en heiliget, hetzelve in dank ; gen ad aannemet en U behagelijk maket, en mij, ons d tragen en onnutten aardworm, tot een zalig nade en lolfelijk einde geleidet. leven

5. Ik ofl'er U ook al de vrome verlangens der trodvruchtigeu, de noodwendigheden van

mijne nabestaanden, vrienden, broeders, zus- Vf

ters en alle mijne gelieldon , ook quot;an dege- en a

nen, die mij of anderen uit liefde lot U lang»

weldaden bewezen hebben, en van hen, die ' wij

verlangd en verzocht hebben, dat ik voor Heit

hen en al de hunnen zouds bidden en mis | te h

lezen, hetzij dezelve nog leven of reeds ge- ijdel

storven zijn; opdat allen den bijstand uwer eind

genade, üe kracht uwer vertroosting, de be- God

m

-ocr page 491-

IV. BOEK. IX. HOOFDSTUK.

icherminfr tegen grevaran en de verlossing van [straflVn ondervinden, en zij, van alle kwaad bevrijd, u met vreugde den grootsten dank betuigen.

6. Ook draas1 ik (J gebeden en zoenoffers op, bijzonderlijk voor degenen, die mij in iets beleedig l, mij bedroefd of veraeht, of mij eenige schade ot kwelling aangedaan hebben : ook voor hen allen, die ik ooit, wetend of onwetend, door woorden of werken , heb he-droetd , gekweld, bezwaard en geërgerd, opdat gij ons allen onze zonden en wederzijdsche beleedigingen kwijtscheldet.

Heer! neem uit onze harten allen argwaan, verontwaardiging, gramschap en tweedragt, en alles , wat de liefde kan storen en de. broederlijke genecrenheid verminderen.

üntierm U, Heer, ontferm TJ over degenen, die uwe barmhartigheid verzoeken ; geef genade aan die dezelve behoeven, en maak ons dusdanig, dat wij waardig zijn uwe genade te genieten, en dat wij tot het eeuwige leven vorderen.

OEFENING.

Vermoeid van de. slavernij onzer driften, en algemat van de vruchteloosheid onzer verlangens, waardoor wij aan God beloven, wat wij niet volbrengen, en waardoor wij aan Hem verlangen toe te behooren , zonder na te laten aan ons. aan de wereld en aan de ijdelheden verkleefd te blijven, laat ons dan eindelijk een vast voornemen maken, ons aan God over te geven, na Hem ontvangen te

473

-ocr page 492-

474 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

hebbe?gt;, eu ons voor altijd aan zijne liefde toPgr aJ vast te hechten. Het is tijd, o mijn Zalig- kennen maker! dat mijn hart, hetwelk Gij geschapen leve,l..tJ hebt om CJ te beminnen, en door uw dierbaar heeriijK bloed is vrijgekocht, voor altijd ophoude aan zich zeiven toe te behoaren en zich geheel aan Ü door een onherroepelijk geschenk over-geve. Ik beloof hier aan uwe voeten, dat het mijn wil is, dat dit alzoo geschiede. Dit hart heeft U ontvangen, o mijn Jesus, en Gij wilt er het nieuwe leven in voltrekken, wat Gij op het altaar hebt aangenomen, om er een slagtoffer uwer liefde van te maken. Offer dan aan uwen Vader uw heilia: en mijn misdadig leven, en gedoog niet, dat ik ooit dit hart terugneme, hetwelk zich heden aan U overgeeft.

GEBED.

Ik aanbid ü, mijn Jesus, met eerbied als mijnen God, met vertrouwen als mijnen Zaligmaker, met liefde als mijnen Vader, en met schrik als mijnen Regter. Wanneer gij zult komen om mij te oordeelen, wil mij dan niet veroordeelen, Gij die nu in mijne ziel zijt getreden om haar te heiligen en zalig te maken. Ik offer U het Misoffer op, hetwelk ik hoor, en de Communie, welke ik doe, om vergiffenis mijner zonden te bekomen, tot bekeering aller zondaars en tot volharding aller regtvaardigen. Verlicht mijnen geest,

verander mijn hart, regel mijn leven, beteugel mijne driften, en heersch over mij als mijn volkomen Meester. Ach! dat het mij

-ocr page 493-

IV. BOEK. X. HOOFDSTUK. 475

too.gr'aten w-rde U van alle menschea te doen kennen en beminnen! Ik zon gaarne mijn leven ten beste geven, om ü te kunnen verheerlijken en het vermaak te bezorgen van zielen aan uw gsbied onderworpen te zien. Maak, o mijn Jesus! dat ik in alles niets anders zoeke dan U te behagen, en, van alles onthecht, mij niet hechte dan aan ü, en dit om TJ te beminnen, om in den tijd te beïin-nen, wat ik door uwe groote barmhartigheid hoop in de eeuwigheid te voltrekken. Amen.

X. HOOFDSTUK.

Dat men de H. Commuie niet ligtvaardig moet achterlaten.

1. Christus. — Gij moet dikwijls tot de bron der genade en goddelijke barmhartigheid , tot de bron van goedheid en alle zuiverheid , uwe toevlugt nemen : opdat gij van uwe driften en ondeugden moget genazen worden, en gij verdienet tegen alle bekoringen en listen (les duivels sterker en behoedzamer worden.

De vijand, die weet, dat in de heilige Communie het grootste nut en hulpmiddel gelegen is, tracht, zoo veel hij vermag, de geloovigen en godvruchtigen op alle wijzen en bij elke gelegenheid daarvan al te trekken en terug te houden.

2. Immers, eenigen ondervinden grootere aanvechtingen aan den duivel, als zij zich tot de heilige Communie willen bereiden.

Die booze geest (gelijk in het boek van

-ocr page 494-

476 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Job staat-, (Job-1. 6.) komt onder God., kinderen, om hen door zijne gewone arglistigheid te ontrusten of hen al te bevreesd en be-naauwd te maken, opdat hij derzelver verlangen vermindere, of door bestriding derzelver gelooi weeneme, of zij misschien de heilige Communie g^hcl achterlaten of daartoe met traagheid naderen.

Doch men moet deszelfs listen en voorstellingen, hoe schandelijk en afschuwelijk die ook zijn, niets achten; maar die kwade ingevingen op zijn hoofd terugstooten.

Men moet dien ellendiere versmaden en bespotten: en om de aanvallen en de bewegingen, die hij verwekt, de h.iilige Communie niet nalaten.

3. Dikwijls ook hindert de al te groote bekommernis om godsvrucht te hebben . en zekere beangstheid om te biechten te traan.

Handel volgens den raad van wijzen, en leg den angst en de overdrevene benaauwd-heid af, wijl zij de genade van God verhinderen en de godsvrucht des harten verstoren.

Verzuim om eenige kleine verontrusting of bezwaren de heilige Communie niet; maar ga te eerder biechten, en vereeel gaarne aan anderen alle hel^edioring.

Doch hebt crij iemand beleedigd, zoo vraag nederig versrilfenis; en God zal gaarne aan u vergeven.

4. Wat baat het, met de biecht lang te vertragen, of de heilige Communie uit te stellen ?

Zuiver u ten spoedigste, spuw het vergift

-ocr page 495-

IV. BOEK X. HOOFDSTUK. 477 (der zonde) uit, haast u om het areneesraid-del te nemen; en zult u daarbij beter bevinden, dan met lang uitgesteld te hebben.

Indien gij heden hierin nalatig zijt, morgen zal er misschien iets grooters voorkomen; en zoo zondt gij langen tijd van de heilige Communie knnnen teruggehouden en daartoe meer ongeschikt worden.

Ontdoe u, zoo spoedig mogelijk van de aanwezige zwaarmoediglieid en traagheid , wijl rr^en er niets bij wint, met langen tijd beangst te zijn , langen tijd in ongerustheid te loopen , en om dagelijksche verhinderingen zich van de goddelijke geheimen te verwijderen.

Ja, het is ten hoogste nadeelig de heilige Communie lang uit te stellen, omdat dit gewoonlijk eene groote traagheid veroorzaakt.

Helaas! eenige trage en ongeregelde men-schen hebben gaarne verhindering der biecht, en verlangen daarom, dat de heilige Communie worde uitgesteld, opdat zij niet verpligt zouden zijn, meer op zich zeiven te letten.

5. Acli! hoe weinig lielde en slappe godsvrucht hebben zij, die de heilige Communie zoo ligtelijk ter zijde stellen !

Hoe gelukkig en aangenaam aan God is hij, die zoo leeft, en zijn geweten in zulke, zuiverheid bewaart, dat hij bereid en welgesteld zoude zijn, zelfs om eiken dag de heilige Communie te ontvangen, indien hem zulks wierde toegelaten, en hij dit zonder opspraak kon doen !

Indien iemand zich somwijlen uit ootmoe-

-ocr page 496-

4*78 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, digheid of om een wettig beletsel onthoudt, is hij om zijnen eerbied te prijzen.

Maar heeft hem de traagheid bekropen, dan moet hij zich zeiven opwekken, en doen zoo veel in hem is; en God zal, om deszelfs goeden wil, waarop hij voornamelijk ziet, zijn verlansen te hulp komen.

6. Doch als iemand wettig verhinderd is, zal hij toch deu goeden wil en het godvruchtige voornemen hebben, om de heilige Communie te ontvangen; en alzoo zal hij ue vrucht van dit Sakrament niet gelieel missen.

Want iedere godvruchtige kan, eiken dag en elk uur, met vrucht en zonder verhindering, op eene geestelijke wijze de heilige Communie ontvangen.

Nogtans moet hij ook, op zekere dagen en op bepaalden tijd, met teederen eerbied wezenlijk het ligchaam zijns Verlossers in dit Sakrament ontvangen, en meer Gods lof en eer beoogen, dan zijn eigenen troost zoeken.

Immers, hij ontvangt de heilige Communie op eene geestelijke wijze, en wordt on-zigtbaar gevoed , zoo dikwijls hij het geheim der menschwording en van Christus' lijden godvruchtig overweegt en in liefde tot Hem ontvlamt.

7. Wie zich niet bereidt , dan wanneer een feestdag nadert, of de gewoonte hem drijft, die zal meermaals onbereid zijn.

Zalig is hij die zich aan deu Heer tot een brandoffer opdraagt, zoo dikwijls hij Mis leest olt; de heilige Communie ontvangt.

Wees in Mis te lezen niet te langzaam of

-ocr page 497-

TV. BOEK. X. HOOFDSTUK. 479

te snel : maar volg het gemeene goede gebruik dergenen, onder wie gij leeft.

Gij moet anderen geen last of verdriet aandoen; maar, volgens de instelling der voorouders, den gewonen weg houden, en eerder het nut van anderen, dan uwe eigene godsvrucht of genegenheid volgen.

OEFENING.

1. Het vurige verlangen, hetwelk Jesus Christus ons toont om in onze harten te komen, er bezit van te nemen en als God in te heerschen, moet ons overtuigen , dat men Hem een groot genoegen verschaft, als men zich dikwijls waardig maakt om de heilige Communie te ontvangen. Door eenen oogen-schijnlijken eerbied en uit ware traagheid zich van de heilige Tafel verwijderen, gelijk zoo vele Christenen doen, is Jesus Christus van de voldoening berooven, welke Hij neemt, van in ons te verblijven, gelijk Hij ons betuigt door deze woorden : mijn vermaak is, re zijn met de kinderen der menschen. Het is, zich stellen tegen de inzigten zijner wijsheid , het is de keten verbreken van onze voorbeschikkiuff, omdat men zich berooft van een der krachtigste middelen om onze zaligheid te verzekeren, welke is in eene goede en dikwijls herhaalde Communie; (immers men mag nooit deze twee zaken van elkander scheiden ), en het is zich blootstellen aan het verlies van de beslissende genaden der eeuwigheid, als men door zijne schuld de heilige Communie verzuimt.

-ocr page 498-

480 DE NAVOLGING VAN JESUS CURISTUS.

2. Nu, de wezenlijkste eesteltenissen voor eene goede en dikwijls herhaalde Communie ■ zijn : 1. tot de heilige Tafel te naderen, zonder den wil van te zondigen; 2. na de biecht 4 een vast voornemen gemaakt hebben om zich | van zijne gebreken te beteren, en een opregt ; christelijk leven te lijden; 3. te hopen, dat de wezenlijke tegenwoordigheid van Christus in onze zielen, en de kracht zijner genade iu ons dit dubbel voornemen zal behouden ; | derhalve moeten de zondaars , die uit gewoonte de zonde bedrijven en ter oorzake hunner on-waaidigheid slechts zeldzaam tot de heilige Tafel naderen, hunne slechte gewoonten verzaken , en zich in staat stellen van waardig te communiceren. De wereldsche zielen, die, om niet dikwijls het Ligchaam des Heeren te ontvangen, tot verontschuldiging hunne verkleefdheid aan de wereld voorgeven, zijn verpligt de ijdelheden, de i oouoelen en aan -gekleefdheid aan het wereldsche te verlaten , om zich te bereiden waardig en dikwijs te communiceren; en de godvruchtige personen, die vreezen dikwijls slecht de Communie te ontvangen , moeten zich, uit eeae verkeerde ootmoedigheid, niet van de heilige Tafel verwijderen, maar zich vernederen en te communie gaan, zoo als het de Schrijver van het boek der Navolging zegt.

GEBED TOT JB8US CHRISTUS.

Heer! het is waar, dat ik niet verdien aan uwe heilige Tafel te komsn, zoo als de kin-

-ocr page 499-

IV. BOEK. X. HOOFDSTUK. 481 deren aan de tafel van hunnen vader ontvangen worden, aangezien ik mij door mijne zonden en ongelronwheden die eer onwaardig heb gemaakt; maar vermits Gij al degenen noodi^t, die belast en belquot;den zijn onder het gewigt hunner ellenden, met belofte van hen te verligten en te troosten, wil ik meer acht geven op uwe barmhartigheid dan op mijne onwaardigheid.

Gij zegt in uw Evangelie, o mijn Jesus! dat de zieken den geneesheer noodig hebben. Alzoo wil ik dikwijls tot U naderen, aangezien ik den overvloed uwer genade en de menigte nwer barmhartigheden noodi? heb, om mij in uwe liefde te behouden , om mij van de zonde te bewaren, en mij tegen de vijanden mijner zaligheid te verdedigen.

Ik gevoel weinig godsvrucht als ik tot de heilige Tafel nader; maar het is niet noodig uwe vertroostinsren en uwe genade te gevoelen; het is ffenoeg hieraan getrouw te wpzen; en het dikwijls ontvangen der heilige Communie is zeer bekwaam om mij die getrouwheid te geven, aangezien de vrucht eener goede Communie altijd niet de smaak der Communie is, maar wel de sterkte om zich zeiven te overwinnen, en de getrouwdeid in het volbrengen zijner pligten.

Ik ben aan vele gebreken onderworpquot;n; ik bei zwak,, traas en onstandvastig in uwe dienst; maar wie kan mijne zwakheid beter genezen, mijne ellenden beter te hulp komen, dan Gij, o mijn Jesus, die een barmhartige

-ocr page 500-

482 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

God zijt, eu het Brood hetwelk de sterkte voortbrengt.

Ik bid U dan, o beminnelijke Zaligmaker! mij de noodige gesteltenissen te verleeneu, om dikwijls en waardig de heilige Communie te mogen ontvangen. Kom, mijn Jesns! kom dikwijls in mijn hart, hetwelk zonder IJ niet kan leven en niet dan voor CJ en door ü kan bestaan. Amen.

XI. HOOFDSTUK.

Dat het iigchaam vau Christus eu de H.

Schrift aan de geloovigd ziel ten hoogste noodzakelijk zijn.

1. De Christen. — O allerzoetste Heer Jesns! hoe groot is het genoegen eener godvruchtige ziel, die zich met U in uw gastmaal verheugt, waarin aan dezelve geene andere spijs te nuttigen wordt voorgesteld, dan Gij, haar eenige beminde, die boven alle verlangens des harten zijt te wenschen!

Ook mij zoude het aangenaam zijn, in uwe tegenwoordigheid, tranen van innige aandoening te storten, en met ue godvruchtige Magdalena uwe voeten met tranen te besproei-jen : doch waar is dusdanige godsvrucht ? waar dat overvloedige storten van heilige tranen ?

Voorwaar, in uw aangezigt en dat uwer heilige engelen, zoude mijn gansch hart moeten branden en van vreugde weenen.

Immers, Gij zijt, ofschoon onder eene

-ocr page 501-

IV. BOEK. xr. HOOFDSTUK. 483

vreemde gedaante verborgen, in dit Sakrament wezenlijk tegenwoordig.

2. Want U in uwe eigene en «joddelijke heerlijkheid te aanschouwen, zouden mijne oogen niet kunnen verdragen : ja zelfs de gansche wereld zoude voor den schitterenden glans uwer majesteit niet bestaan

Hierin derhalve, dat Gij U in dit geheim verbergt, komt Gij mijne zwakheid te gemoet.

Ik ijezit waarlijk en aanbid Dengenen, dien de engelen in den hemel aanbidden; doch ik intusschen nog maar door het geloof, en zij in aanschijn en zonder sluijer.

Ik moet mij met het licht van het ware geloof vergenoegen en in hetzelve wandelen, tot dat de dag van eeuwige heerlijkheid aanbreekt , en de schaduw der afbeeldingen verdwijnt.

Doch wanneer hetgene volmaakt is, zal gekomen zijn, (1. Cor. XIII, 10.) zal het gebruik der Sakramenten ophouden, omdat de gelukzaligen in de hemelsche glorie het geneesmiddel der Sakramenten niet meer behoeven.

Zij immers verheugen zich zonder ophouden in Gods tegenwoordigheid, terwijl zij, aanschijn aan aanschijn. Zijne glorie beschouwen : en daar zij van die klare beschouwing in de klaarheid der ondoorgrondelijke Godheid als overgaan, smaken zij het mensch gevvordene Woord van God, gelijk het van het begin was, en in eeuwigheid blijft.

3. Als ik deze wonderen gedenk, wordt mij zelfs alle geestelijke troost een zwaar verdriet;

-ocr page 502-

484 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

want zoo lang; ik mijnen Héér niet openlijk in zijne glorie aanschouw, acht ik alles, wat ik in de wereld zie en hoor, voor een niet.

Gij, mijn God, zijt mijn aretnige, dat niets mij kan vertroosten, geen schepsel mij kan bevredigen , dan Gij, mijn üod, wien ik verlang: eeuwig te aanschouwen.

Dan dit is niet mogelijk, zoo lang ik in deze sterfelijkheid verkser.

Daarom moet ik mij tot groot geduld zetten, en mij in alle verlangen aan U onderwerpen.

Want ook uwe Heiligen, Heer, die nu met U in het rijk des hemels juichen, hebben, zoo lang zij leefden, met geloof en ^root geduld de komst uwer heerlijkheid verbeid.

Wat zij hebben geloofd, dit areloof ik; wat zij hebben gehoopt, dit hoop ik: en waar zij gekomen zijn, daar vertrouw ik door uwe genade te zullen komen.

Intusschen zal ik , door de voorbeelden der Heiligen aangemoedigd, in het geloof wandelen.

Ook heb ik de gewijde hoeken tot troost en spiegel des levens, en boven dit alles uw allerheiligst Lisrchaam tot een bijzonder hulpmiddel en toevlugt.

8. Immers, ik gevoel dat mij in dit leven twee zaken ten hoogste noodig zijn , zonder welke dit ellendige leven mij ondragelijk zoude wezen.

Daar ik in den kerker n au dit ligchaam ben opgesloten; beken ik, twee dimjen noodig te hebbeu, namelijk : voedsel en licht.

-ocr page 503-

IV. BOEK XI. HOOFDSTUK. 485

Gij hebt derhalve aan mij, zv/akke, nw heilijr ligchaam tot verkwikkincr van ziel en ligchaam «reeeven, en uw woord tot een fakkel voor mijne voeten gesteld. ) Ps. CXVIII. 105.)

Zonder deze twee dingen zoude ik niet wel kunnen leven; want Gods woord is het licht mijner ziel, en uw Sakraraent is het brood des levens.

Dit kunnen ook twee tafelen genoemd worden, die van weerskanten in de schatkamer der heilige Kerk geplaatst zijn.

De eene is de tafel van het heilige altaar, waarop het heilige brood, te weten, het dierbare Ligchaam van Christus is.

De andere is die der goddelijke Wet, welke de heilige leering bevat, het regte geloof leert, en met zekerheid tot achter het voorhangsel geleidt, waar het Heili? der heiligen is.

Ik dank U, Heer Jesus, licht van het eeuwig licht, voor de tafel der heilige lee-rin?. welke Gij ons door u^ve dienaren, de profHten en apostelen en andere leeraren, be-zorcrd hebt.

5. Tk dank U, Schepper en Verlosser der menschen, die, om aan de geheele wereld uwe liefde te doen blijken, een groot avondmaal hebt aangerigt, waarin Gij geen zinnebeeldig lam , maar uw allerheiligste Ligchaam en Bloed te nuttigen hebt voorgesteld; terwijl Gij alle geloovigen door dit heilige gastmaal verblijdt en hen met den beker van zaligheid verzadigt, waarin al de genoegten van het paradijs gevonden worden, de heilige

-ocr page 504-

486 DE NAVOLGING VAN JESU8 CHRISTUS.

engelen, maar met een zaliger genoegen, met ons aandeel nemen.

6. O, hoe groot en waardig is de bediening der priesters, aan wie het vergund is, den Heer van Majesteit door de heilige woorden op het altaar daar te steilen, met hunne lippen te loven, in hunne handen te nemen, met eigenen mond te nuttigen en aan anderen uit te dealen !

O, hoe rein moeten die handen, hoe zuiver de mond, hoe heilig hei ligchaam, hoe vlekkeloos het hart des priesters zijn, tot wien de bron van zuiverheid zoo menigmaal binnenkomt !

Uit den mond eens priesters, die zoo dik-maals het Sakrament van Christus ontvangt, moet niet komen, dan hetgene heilig, niets, dan hetgene eerbaar en nuttig is.

7. Deszelfs oogen, die gewoon zijn het ligchaam van Christus te beschouwen, moeten eenvoudig en kuisch wezen; zijne handen , die den Schepper vau hemel en aarde gedurig aanraken, moeten zuiver en ten hemel geheven zijn.

Tot de priesters voornamelijk wordt in de wet gezegd : zijt heilig, w\]l ik, mo Heer en God heilig hen (Luc. XIX, 3.)

8. Uwe genade, almosrende God, sta ons bij, opdat wij, die de priesterlijke bediening hebben aanvaard, ü, ia alle zuiverheid en met een goed geweten, waardig en godvruchtig moffen dienen.

En kunnen wij al niet in zoo ffroote onschuld van leven verkeeren, als wij moeten,

-ocr page 505-

IV. BOEK. xr. HOOFDSTUK. 487 verleen ons dan toch, dat wij het kwaad , hetwelk wij hebben bedreven, behoorlijk be-ween^n , en TT voortaan, in den ffeest van oot-mopdisrhpid en met het voornemen van een goeden wil, meer ijverig dienen.

OEFENING.

Over het lezen der heiliare bnrketi, hetwelk moet dienen om ons tot de heilisre Communie te bereiden en er de vracht van te behouden.

God eraf eertijds in de woestijn aan de Israëliten eene vurisre en heldere wolkkolom , om hen te verlichten, en het manna, om hen gedurende de reis naar het land van belofte te spijzen. Akoo heelt onze Heer aan de Christenen de heilisre boeken s-e^even om hen te verlichten , en het aanbiddelijke Lierchaam en Blo^d, om hen in hunnen do^rtosft tot den hemel te versterken. Zij moeten die beide meeiewerf ffpbruiken om er toe te g-eraken , de lezinsr der heilige boeken , om niet te dwalen, en het allerheiligste Sakrament des Altaars, Ier versterkinsr op den engen weg, die tot het Paradijs geleidt.

Het. is hierom zeer nuttier, 's avonds vóór dat men te Communie eaat en op den daa: dat men tot de heilisre Tafel is genaderd, een godvruchtie boek te lezen . dat van het aller-heili^e Sakrament des Altaars handelt, om in zijne ziel dien geest van vurigheid, ge* trouwheid en liefde tot God t^e onderhouden , alsook dat heilige vuur, hetwelk Jesus Chris-

-ocr page 506-

488 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

tus er is komen of zal komen ontsteken. Men kan het gesprek lezen, dat Jesus Christus met zijne Apostelen, na de instelling van het allerheiligste Sakrament des Altaars hield;

maar men moet de heilige boeken lezen in den __ geest met welken de heilige Geest ze geschre- het E ven heeft; met geloof, met eerbied en met die loover onderwerping welke zij waardig zijn, en ook degenen inboezemen, welke ze dikwijls lezen. Men moet ze lezen met die aandacht, welke men aan de tegenwoordigheid Gods verschul- (

digd is, met een vurig verlangen om er nut ! 0 uit te trekken en er zich mede te voeden, en met eene toevlugt vol vertrouwen in den heiligen Geest, die ze heef: voorgeschreven. 1.

O mijn Zaligmaker! die ons zoo overvloedig-lijk heilige boeken hebt verleend , om ze te gebruiken als brandende en verlichtende fakkels, om ons uit de voor de zaligheid onzer zielen gevaarlijke afdwalingen te trekken of er voor te behoeden; verlicht onzen geest door de waarheden, welke daarin besloten zijn , en raak ons hart door eeu krachtig verlangen om ze in het werk te stellen. Maak dat zij ons tot troost dienen in onze kwellingen, steun in onze verdrukking, en tot regel in geheel ons gedrag.

Maak tevens o, menschgeworden Woord, dat wij naar uwe stem luisteren , die tot het hart spreekt als men uw Evangelie leest, en dat wij door den eerbied, dien wij aan uw

-ocr page 507-

IV. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 48ü heilig woord verschuldigd ziju, doen. wat mogelijk is om hetzelve in het werk te, stellen in de gelegenheden, waarin wij dit zullen noodig hebben; aangezien het niet minder noodzakelijk is de heilige grondstellingen van het Evangelie uit te oefenen dan het te ge-looven. Amen.

XII. HOOFDSTUK.

Dat degene, die de heilige Commuuie wil ontvangen zich daartoe met groote naarstigheid moet bereiden.

1. Christus, — Ik ben een minnaar der zuiverheid en de gever van alle heiligheid.

Ik zoek een zniver hart, en daar is de plaafs mijner rust.

Bereid mij eene groote, versierde eetzaal, en Ik zal met mijne leerlingen het paasch-maal bij u houden. (Marc. XIV, 15.)

Wilt gij, dat Ik tot u kome en bij u blijve , zoo ontdoe u van den ouden deesem , I Cor. V. 7.) en reinig de woning uws harten.

Sluit de gansche wereld en alle gewoel van ondeugden buiten : zit als eene eenzame musch op het dak, (Ps. Cl, 8.) en gedenk in de bitterheid uwrr ziel uwe overtredingen.

Want al wie bemiat; bereidt voor zijn geliefden minnaar de beste en schoonste plaats , omdat hierin de genegenheid \an hem , die den Geliefde ontvangt, gekend wordt,

3. Weet nogtans, dat gij uit verdienste uwer eigene poging geene genoegzame voorbereiding

-ocr page 508-

490 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, kunt aanWiiEren, al zoudt sfij u '^e^urende een graiisch jaar bereiden, en niets andersin den ceest hebben.

Maar sleelit» door mijne froedffunstisrheid en de genade wordt bet u toegelaten tot. mijne tafel te naderen : even alsof een bedelaar tot liet maal eens rijVen wierde sreroepen , en hij, om de weldaden van dezen te verbelden , niets hadde dan zich te vernederen en hem te bedanken.

Doe zoo veel in u is, en doe het naarstier; niet uit gewoonte , noch uit noodzakelijkheid, maar met vrees en eerbied en peueprenheid : ontvaner het Lisrchaam van uwen geliefden Heer en God, die zich g^waardigt tot U te komen.

Ik ben het die u heb eeroepen ; Ik heb geboden dit te doen : Ik zal, wat u ontbreekt aanvullen : kom en ontvang Mij

3. Als Ik u de srenade van srodvruchtigheid verleen, bedank dan uwen God, niet omdat gij die waardig zijt, maar omdat Ik Mij over u heb ontfermd.

Indien gij die niet hebt, maar u veeleer dor gevoelt, blijf toch bidden-, zucht en klop, en houd niet op, tot dat gij verdient een kruimeltje of druppeltje van die zalige genade te ontvangen.

Gij- hebt Mij noodig : Ik heb u niet noo-dig.

Ook komt trij Mij niet heiligmaken ; maar Ik kom u heilig en beter maken.

Gij komt, om door Mij geheiligd en met Mij vereenigd te worden, om nieuwe genade

-ocr page 509-

IV. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 491 fe ontvangen en op nieuw naar verbetering te haken.

Wil deze genade niet verwaarloozen; maar bereid met alle naarstigheid uw hart , ca leid uwen Geiiefde tot u binnen.

4. Dan gij moet u niet allepnlijk vóór de heilige Communie tot ffodvruchtiffheid bereiden , maar u ook , na het ontvangen van het Sakrament, zorgvuldig: daarin houden.

Ook wordt er daarna niet minder beboed-zaamheid vereischt, dan godvruchtige voorbereiding te voren; want de sroede behoedzaamheid naderhand ia wederom de beste voorbereiding, om grootere genade te verkrijgen.

Immers, hierdoor wordt iemand zeer on?e-schikt, dat hij dadelijk zich te veel in uiterlijke verkwikkimren uitstort.

Wacht u van veel te spreken, blijf afa:e-zonderd en geniet uwen God; want gij bezit Dengenen, dien de gansche wereld u niet kan ontnemen.

Ik ben , aan wien gij u geheel moet geven; zoodat gij nu niet meer in u, maar in Mij, zonder cenige bekommernis , leeft.

OEFENING.

Op welke wijze men het Ligchaam en Bloed van Jesus Christus moet nuttigen.

Gelijk het allerheiligste Sakrament des Altaars een Sakrament is, dat ons den hemel op aarde, en G )d zeiven in ons doet vinden , en dit het groote wonderteeken van de liefde Gods jegens de stervelingen is , zoo ook moet men , om er voordeel uit te trekken, daartoe

-ocr page 510-

4Ü 3 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, naderen met een levend gelooi, met eene vaste hoop en met eene vurige liefde voor Jesns Christus. Maar tevens moet men hopen , dat hij in ons zal aanvullen het gebrek van het gevoel dezer drie deugden, met ze in ons te drukken als wij dikwijls tot de heilige Communie zullen gaan, en als wij zullen doen wat mogelijk is om er waardig toe te naderen. Derhalve, zij die zich van de heilige Communie verwijderen, omdat zij niet den heiligen indruk der deugden, noch de vurigheid tot Jesus Christus voelen, moeten hierom de Communie niet nalaten, welke hun noodig is, om hen op te wekken ten einde de christelijke deugden en de pligteu van hunnen staat uit te oefenen; maar zij moeten Jesus Christus ontvangen, omdat zij hem gedurig noodig hebban.

De heilige Martelaren der eerste Kerk waren gewoon, vooral eer zij quot;oor hunne regters verschenen om de gelootswaarheden voor hen te verded/gen, eerst het Ligchaam des Heeren te ontvangen; volgens den heiligen Cypriaous vermeenden zij zonder dit niet in staat te zijn of de sterkte niet te li ebben om den marteldood te onderstaan. Zoo ook moeten de Christenen, om hunne hartstogten te bestrijden en aan de b^korinjren des duivels te we-derstaan, zich bekleeden en zich als voeden met de kracht van het Ligchaam en Bloed van Jesus Christus, zonder welke zij in gevaar zijn te bezwijken ea zich in hun verderf te storten,

-ocr page 511-

TV. BOEK. XII. HOOFDSTUK. 493

G JE B 'C D.

ó Mijn Jesus! o Brood der Engelen! o goddelijk en onmisbaar Voedsel mijner ziel! Helaas! wat zou de ziel zonder U zijn ? Zij zou met reden met den Profeet mojren uitroepen : Mijn hart is verslapt, en kwijnend geworden en uitsedrooird voor de zaken mijner zaligheid, omdat ik vergeten of verzuimd heb het brood te eten , hetwe Ik tot mijn leven noodzakelijk is. Gij hebt in het Evangelie gezegd, dat, indien gij het volk, dat TJ volgde, liet henen gaan, zonder het eenig eten te geven , dat het dan onder weg zou bezwijken. Dit ongeluk zou mijne ziel overkomen , o mijn Zaligmaker! indien wij uw Ligchaam en Bloed niet nuttigden. Zwak uit zich zelve, en krachteloos door de verwijdering van het allerheiligste Sakrament des Altaars , hetwelk hare sterkte en haar leven is, zou zij welhaast in eenen staat van laauw-heid vervallen, en overgegeven zijn aan hare drilten met gevaar harer zaligheid.

ó Mijn Jesus! hoe zoudt Gij de God mijns harten en mijn aandeel in eeuwigheid kunnen wezen, indien Gij er in de Communie geen bezit van naamt, om daarin op de aarde de heilige vereenigiug af te schetsen , welke het in den hemel met U moet hebben! Kom dan, mijn Zaligmaker! kom dikwijls in mij, om U nooit van mij te verwijderen. Amen,

-ocr page 512-

404 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

XIII. HOOFDSTUK.

Dat eene godvruchtige ziel van ganscher harte naar de vereenigiug met Christus in het Sakrament moet haken.

1. De Christen. — Wie zal mij geven, Heer, dat ik U alleen viude, Ü mijn gaiisch hart opene, en U geniete, gelijk mijne ziel dit verlangt, zoodat niemand meer op mij nederzet, noch eenig schepsel mij beweegt of aangaat; maar Gij alleen tot mij spreekt, en ik tot LT, crelijk gewoonlijk een geliefde met zijnen geliefde spreekt en een vriend met zijnen vriend maaltijd houdt ?

Dit bid ik, dit verlang ik, dat ik geheel met U vereenigd worde, mijn hart van al het geschapene aftrekke, en door de heilige Communie en het gedurige Mislezen in het hemelsche en eeuwige meer sitaak leere vinden.

Ach, Heer, mijn God! wanneer zal ik gansch met U vereenigd, in U verslonden en mij zeiven geheel vergeten zijn?

Wees Gij in mij, en ik in ü, en vergun, dat wij al/.oo met elkander vereenigd blijven.

2. Gij zijt waarlijk mijn geliefde uit duizenden verkoren, (Cant. V, 10) in wien mijne ziel al de dagen haars levens wenscht te verblijven.

Gij zijt het voorwaar, die mij vrede geeft, in wien de hoogste vrede en de ware rust, en buiten wien kwelling en smart en einde-looze ellende gevonden wordt.

-ocr page 513-

IV. BOEK. XIII. HOOFDSTUK. 495

Waarlijk , Gïj zjt een verlorgen God, (Isaias. XLV, 15.) en Gij hebt geene geiQ^en-setiap met de goddeloozeu; maar ouderhoudt U met de ootmoedigen en eeuvuudigen.

O hoe zoet is uw geest, Eeer, die, om uwe teederheid jegens uwe kinderen te doen blijken , üquot; gewaardigt, met een aangenaamst brood, dat uit den hemel daalt, dezelve te voeden !

Voorwaar, er is geen ander zoo groot volk , hetwelk goden heeft, die tot hetzelve naderen, (Deut. IV, 7.) gelijk Gij, onze God, al uwe geloovigen nabij zijt; aau wie Gij, om hen dagelijks te trousten en hun hart ten hemel te verheffen, U zeiven te nuttigen en te genieten mededeelt.

4. Want welk ander volk is zoo aanzienlijk , als het christelijke volk ?

Of welk schepsel onder den hemel is zoo bemind, als eene godvruchtige ziel, tot welke God zijnen intrek neemt, om haar met zijn verheerlijkt ligchaam te voeden ?

O onuitsprekelijke genade! ü wonderbare verwaardigiug! Ü oneindige liefde die den mensch op eene bijzondere wijze betoond wordt ?

Maar wat zal ik den Heer voor die genade, voor eene zoo uitstekende liefde wedergeven ?

Ik kan geen aangenamer geschenk doen, dan met aan mijnen God mijn hart geheel te geven en innig met Hem te vereenigen.

Dan zal geheel mijn binnenste juichen, als mijne ziel met God volkomen zal vereenigd zijn.

-ocr page 514-

496 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Dan zal Hij mij zeggen : zoo gij met Mij wilt zijn, Ik wil met u wezen.

En ik zal Hem antwoorden: Heer! gewaar-ü bij mij te blijven, ik wil gaarne met CJ zijn.

Dit is mijn gansch verlangen, dat mijn hart met U vereenigd zij.

OEFENIf» G.

Over de inzigten van Jesus Christus in het verblijven op onze altarsn , en over de god-vrnchtiffe ere voel ens waarmede wij in de Mis en in het Lof of bij andere Bezoeken moeten tegenwoordig zijn.

1. De Zoon Gods wil cp onze altaren verblijven buiten den tijd van het heilig Misoffer en van de heilige Communie: 1. om aldaar onze gebeden te as.nhooren en ze te verhooren, en om het ambt van middelaar tnsschen God en de menschen voort te zetten, hetwelk Hij op het kruis heeft uitgeoefend ; 2. om onze bezoeken , onze eerbewiizingen en onze aanbiddingen te ontvangen; de Christenen, die Hem zeldzaam, koel, uit gewoonte en als onverschillig bezoeken, zijn dus zeer te berispen, als zij voor hunnen God, hunnen Zaliffmaker en hunnen Regter verschijnen, zonder hem te eerbiedigen, te vreezen en te beminnen ; 3. om ons in onze verdrukkinsren te troosten en in onze kwellingen te helpen, en om onzen twijfel te beslissen en weg te nemen, volgens iietgene er geschreven staat: laa/ ons tof den Zoon van Jozef (J osef werd

-ocr page 515-

TV. BOEK. Xltl. HOOFDSTUK. 497 voor den Vader van Jesus Christus gehouden, wiens voedstervader hij slechts was.) gaan, tn Hij zal ons vertroosten ^ en volgens hetwelk een Profeet zeide aan eenen vorst, die iemand gezonden had om bij eenen valschen god te rade te gaan : Is er dan geen God in Israël? 4. om ons tot spijs te dienen gedurende het leven, en tot reisgeld in den dood.

2. Een Christen , die met vlijt, eerbied en erkentenis in het allerheiligste Sakrament zijnen koning, zijnen God, en zijnen Zaligmaker aanbidt; die nooit, als het hem mogelijk was, het heilige Misoffer heeft verzuimd, maar in de Mis en in het Lof getracht heeft met eenen geest van godsvrucht tegenwoordig te wezen, en die altijd getroffen, bekeerd en beter daaruit is wedergekeerd : zulk een Chrs-ten. zeg ik, die getrouw is aan zijne godvruchtige pligten jesrens Jesus Christus, welke voor hem op onze altaren geslaortoiferd wordt, moet zijne hoop in de goedheid en barmhartigheid van dien God stellen, in zijn leven en in het uur van zijnen dood. Integendeel, zal de Zoon Gods eens geene reden hebben aan vele Christenen, die verwaarloozen Hem in het allerheiligste Sakrament te bezoeken, of dit met zoo weinige godsvrucht doen, hunne oneerbiediirheden en weinig geloof te verwijten en tot hun te ze^pen : reeeds zoo lang ben Ik met «, en gij hebt Mij niet geilend? Gij verzuimt te kennen en eenen God te bezoeken, die in het midden van u is. Het : is te vergeefs, dat ik in het allerheiligste I Sakrament des Altaars wonderen van almagt,

32

-ocr page 516-

498 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, wijsheid en goedheid uitwerk, ora uwe harten te winnen; Ik heb u nog niet kunnen bewegen om uwe huisselijke zaken en uwe vermaken te verlaten, om Mij uwe eerbewij-zing te komen betoonen.

Om dan te beantwoorden aan de inzigten, welke Jesus Christus jegens ons heeft in het allerheiligste Sakrament, moet men Hem bezoeken , in de Mis tegenwoordig zijn en het Lof bijwonen, en dit verrigten met de onderwerping en den eerbied van eenen hoveling voor zijnen koning, mst de ingetogenheid en vurigheid der Engelen voor hunnen God in het Allerheiligste rustende, met de ootmoedige vrees van eenen misdadige voor zijnen regter, met het vertrouwen op ce liefde van een kind voor zijnen vader.

GEBED.

Hetwelk men onder de Mis, onder het Lof en in de Bezoeken van het allerheiligste Sakrament des Altaars kan lézen.

1. Ik aanbid (J, o opperste Majesteit van mijnen Zaligmaker, die op onze altaren verblijft om er onze eerbewijzingen te ontvangen; die U aldaar vernietigt en U slagtofFert, om de grootheid van uwen Vader te eeren en om in onze harten te kunnen heerschen. Ik bewijs U al den eerbied, verschuldigd aan eenen God , welke de Opperheer rnijuer eeuwigheid is. Ik werp :.nij voor U ter aarde

n

neder, il aanbiddi zen, dii hunn vaarden eest ec te verff( Dlt;

de oneei in uwe en over tenen 1 moedig door al eerbied met we herstell gaarne welke vri, vangt, nen U pijnen verlate storlei

Mas liefde gelooi TJ mi :aen ^ ik, t. ooge geen tons

-ocr page 517-

IV. BOEK. XIII. HOOFDSTUK. 499

neder, ik vereenig mij met de ootmoedigste-aanbiddingen, welke ü de Serafs bewijzen , die het altaar omringen, en smeek ü hunne toewijding en Helde te willen aan vaarden, om de verstrooidheden van mijnen eest en de onverschilligheid van mijn hart te verffoeden.

Doordroelheid en schaamte getroffen over de oneerbiedigheden ea onzedigheden, welke ik in uwe tegenwoordigheid heb durven bedrijven, en over degene, welke aldaar zoo vele Chris tenen bedrijven, vraag ik LT hiervoor ootmoedig vergiffenis, en heb ik vastgesteld deze door alle mogelijke zedigheid, ingetogenheid , eerbied en in den geest van godsdienstigheid, met welke ik voor ü moet verschijnen, te herstellen. Ik zou aan uwe regtvaardigheid gaarne voldoen voor al de beleedi?ingeu , welke Gij in het allerheiligste Sakrament van de vrijsreesten, goddeloo/.en en ketters ontvangt. Verbeef het hun. Heer! want zij kennen ü niet, en doe mij liever de tijdelijke pijnen lijden, welke zij verdienen, dan hen te verlaten en hen in het eeuwige verderf te storten.

Maak, o aanbiddelijk Slagtoffer van uwe liefde en van onze zaligheid! maak, dat het geloof U mijnen a:eest slasjtoflere, de liefde U mijn hart toewijde, en de godsdienst mijlen geheelen persoon aan üquot; opdrage; en dat ik, terwijl ik in de kerk zal wezen, geene oogen hebbe dan om U te aanschouwen, geen hart dan om TT te beminnen, en geene long dan om U te bidden.

TUS. e har-unnen i uwe bewij-

igten, a het m be-11 het nder-eling id en )d in

edi^e srter, kind

Lol

-ocr page 518-

500 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

2. Wel hoe ' de Engelen voor U nedergebo-gen , o oneindige God, zijn door eene ootmoedige vrees bevangen, en haasten zich U eenen diepen eerbied en eene vnrige liefde te bewijzen! En stervelingen als wij zijn, en het werk uwer handen en den prijs uws bloeds , durven wij in uwe tegenwoordigdigheid met verwilderde oogen, met eenen verstrooiden geest, met een koel en onverschillig hart verschijnen, zonder U te bidden of zonder bijna op TJ te denken! O mijn Zaligmaker! laat niet toe, dat ik alzoo ongt;breke aan den

eerbied en aan de liefde, die ik U verschuldigd ben, en die Gij zooveel te meer verdient, als Gij U voor ons te meer vernedert.

4. Boezem mij de gevoelens van den Pu-blikaan in , die zijne oogen niet tot zijnen God durft opheffen, omdat hij van droefheid en schaamte over zijne zenden doordrongen is; en van den verloren zoon, die , na zijne bedrevene buitensporigheden tot zijnen vader wederkeert, en maak, dat ik, zoo als zij , door uwe goedheid en door mijne droefheid in uwe genade hersteld worde.

5. ó Mijne ziel! ziedaar uwen God, die voor u gestorven is, en dien gij ter dood ge-bragt hebt,

— Hoe is het mogelijk , dat gij Hem uwe liefde en erkentenis onthoudt? O mijn hart ! wees voor Jesus Christu's gelijk de lamp, welke voor Hem brandt, en word, zoo als zij, in zijne tegenwoordigheid verteerd. Neen, ik wil van ü, mijn' Zaligmaker, niet ver-

trekkeen gel

Over

glt;

1. J

genoeg TJ vre Wa ,deuk, en lip word beschi altaar nintr God, getroquot; vrucli verlai gevof trane den i

lT'. innig kond met uw 1

2. welk wooi

-ocr page 519-

IV. BOEK. XIV. HOOFDSTUK. 501

trekken, zonder waarlijk bekeerd te wezen en geheel aan U toe te behooren. Amen.

XIV. HOOFDSTUK.

Over het vurige verlangen van sommige godvruclitigen naar het Ligchaam van Chris lus.

1. De Christ en. — O hoe overgroot is het genoegen, Heer, dat Ggt;j voor degenen , die U vreezen , bewaard hebt! CPs. XXX, 20.)

Wanneer ik aan somrai?e g:odvruchti?ren denk, die. Heer. met de grootste godsvrucht en liefde tot uw Sakrament naderen, dan word ik dikwijls in mij zeiven verlegen en beschaamd, dat ik laauw en koud tot uw altaar nader: dat ik zoo dor en zouder aandoe-nine des harten blijt; dat ik voor 17. mijnen God, niet geheel ontstoken, noch zoo sterk getrokken en aangedaan word, als vele godvruclitigen dit geweest zijn , die van overgroot verlangen naar de heilige Communie en van gevoelige liefde des harten zich niet van tranen konden bedwingen; maar tegelijk met den mond des harten en des ligchaams naar (T, hunnen God , als de bron des levens , innig haakten, en hunnen honger niet anders konden stillen en verzadigen, dan nadat zij met alle verrukking en geestelijk verlangen uw Ligchaam hadden ontvangen.

2, O waarlijk brandend geloof van dezelve, welk een duidelijk bewijs uwer heilige tegenwoordigheid is!

-ocr page 520-

o02 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Want zij, wier hart jegens Jesus, die met hen verkeert, zoo hevig in hen brandt, erkennen waarlijk hunnen God in het breken des broods. (Luc. XXIV, 35 )

Ach! dusdanige aandoening en godsvrucht, zoo groote liefde en vurigheid is dikwijls verre van mij.

Wees mij genadig, goede, beminnelijke en liefderijke Jesus, en verleen uwen armen bedelaar, te)i minste bij wijlen in de heilige Communie iets van die Hartelijke aandoening uwer lieide te gevoelen. opdat mijn geloof worde gesterkt, mijne hoop op uwe goedheid toeneme, en mijne liefde, als zij eenmaal volkomen ontstoken is, en het hemelsch manna geproefd heefc, nimmermeer verflaauwe.

'6. Uwe barmhartigheid immers is magtig, om ook aan mij de verlangde genade mede te dnelen, en mij, als de dag van uw welbehagen zal gekomen zijn, met den geest van vurigheid goedgunstig te bezoeken.

Want, ofschoon ik van zoo groot verlangen uwer zoo bijzonder godvruchtieen niet brand, heb ik nogtans door uwe genade eene begeerte naar dat groote brandende verlangen , terwijl ik bid en wensch, met al uwe zoo vurige minnaren deel te hebben en bij hun heilig gezelschap gerekend te worden.

OEFENING.

Om waardig de geestelijke Communie te doen.

De geestelijke Communie, welke de heilige

-ocr page 521-

IV. BOEK. XTV. HOOFDSTUK. 503 Kerk Vfirp:adprin? van Trente {joedkeurf;, aanraadt en den Christenen aanbeveelt, als eene vervanging van het sakramenteele en ligcha-melijke ontvangen van Jesus Christus, kan ten allen tijde en op alle plaatsen geschieden, hetzij men zich in de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sakrament des Altaars bevindt ot van dit geluk beroofd is. Men kan ze op ieder uur van den dag doen, of na een' Wees gegroet, hetwelk men ter eere van de heilige Maagd en Moeder Gods zal lezen , in vereeniging met de heilige gesteltenissen, waarin zij was, om Jesus Christus in haren kuischen schoot te ontvangen. Men vormt in zijnen geest een eerbiedig aandenken aan onzeu Heer in het allerheiligste Sakrament ; men aanbidt Hem in hetzelve, en keert zijn hart tot Hem, gelijk Daniël het zijne naar den tempel keerde: men geeft zich geheel aan Hem over, met het vurige verlangen Hem in het heilige Sakrament te ontvangen , en vermits men dit niet kan doen of hiertoe niet gesteld is, verzoekt men Hem hierin te voorzien, door de mededeeling van zijnen geest, in plaats van die zijns ligchaams.

Maar de ffeschikste tijd om wel de geestelijke Communie te doen, is, als men in het heilige Misoffer tegenwoordig is, onder de Communie des priesters: want een Christen , alsdan met een levendig en dadelijk geloof in de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament bezield, alsook met een vurig verlangen om zich innig met Hem te vereenigen, toont het eene en andere,

-ocr page 522-

504 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, met zich nederig iu zijne tegenwoordigheid te verDotmoedi^en; en terwijl hij zich onwaardig kent om Hem wezenlijk te ontvangen, bidt hij Hem, door het geloof in zijnen sreest te komen en te blijven, en in zijn hart, door de liefde en erkentenis zijner goedheid , en van zooveel in hem te wees: te brengen, dat zijne ziel niet meer leve dan door en om God.

G K B E D.

ó Mijn liefderijke Zaligmaker! die het gedurige en innigste voorwerp van het verlangen der Patriarchen, der Profeten en van alle Heiligen des ouden Testaments waart, die onophoudelijk naar uwe menschwording zuchtten : kom in mijne ziel, die brandt dooreen heilig verlangen om ü ts ontvangen en zich met U te vereenigen, ais met den hersteller harer zaligheid en met een oorsprong van al hare goederen. Kom in ;nij de dwingelandij der zonde en der eigenliefde vernietigen, om het rijk uwer genade en 'iefde in mij te vestigen. Ik doe mij zeiven regt, met mi) onwaardig te oordeelen om wezenlijk uw Lig-chaam en Bloe 1 te ontvangen; maar bewijs mij barmhartigheid, met mij deelachtig te maken aan uwen geest en aan uwe deugden , door mijn verlangen om ü te ontvangen.

Neen, mijn Jesus! ik kan ff niet ontberen, noch zonder U leven: Gij alleen kunt mijn hart bevredigen en mij gelukkig maken. Ü Serafs, die zoo vurig verlangt U met Jesus Christus te vereenigen, en zulks door het Sakrament niet kunt ten uitvoer brengen: ik

-ocr page 523-

IV. BOEK. XV. HOOFDSTUK. 5ÜO vereenig mij aan de vurigheid en zuiverheid uwer verlangens, om rag te vereenigen met denzelfden God, dien Gij met mij op het altaar aanbidt. Maar, Heer! kom Gij zelf mijn hart zuiveren van alle verkleefdheid aan de schepselen en aan mij zeiven, hetgeen al wat het is, slechts is om U te beminnen en U te bezitten. Gij alleen zijt voor dit hart genoeg, en al wat Gij niet zijt, is voor hetzelve ontoereikend. O beminnelijke God! O minnende God! O God van liefde! kan men U kennen zonder 17 te beminnen, en 17 beminnen, zonder door het verlangen te branden van U op aarde te ontvangen, en U in den hemel te aanschouwen en te bezitten? Ara.

XV. HOOFDSTUK.

Dat de genade der godsvrucht door ootmoedigheid en zelfverloochening verkregen wordt.

1. Christus. — Gij moet de genade der godsvrucht naarstig zoeken, verlansrend vragen, geduldig en vertrouwend verwachten, erkentelijk ontvangen, ootmoedig bewaren, ijverig met dezelve medewerken, en aan God den tijd en de wijze der hemelsche bezoeking overlaten, tot dat zij kome.

Gij moet u dan voornamelijk verootmoedigen, als gij inwendig weinig of geene godsvrucht gevoplt; maar gij moet daarom niet al te neerslagtig, noch te zeer bedroefd worden.

God geelt meermaals op een korten oogen-

-ocr page 524-

506 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, blik, wat Hij lanffen tijd ceweigrprd liad : Hij geeft somwijlen op het einde , wat Hij in het begin van het gebed had uitgesteld te geven.

2. Indien de genade altijd spoedig werd gegeven, en naar wensch daar was, zoude het den zwakken raensch niet wel dragelijk zijn.

Daarom moet gij de genade der godsvrucht met een sroed vertrouwen '?n een ootmoedig geduld afwachten. Schrijf het nosrtans aan u zeiven en aan uwe zonden toe, als zij niet wordt gegeven, of ook heimelijk wordt ontnomen.

Somtijds is het een gering iets, dat de genade belet en terughoudt: indien het nogtans gering, en niet veeleer groot moet genoemd worden, wat een zoo groot goed verhindert.

Hebt gij nu dit geringe of groote uit den weg geruimd en volkomen overwonnen, dan zal hetgene gij verzocht daar zijn

3, Immers, zoodra gij u van ganscher harte aan God overgeeft, en niet meer dit of dat naar uwen zin of wil zoekt, maar u volkomen aan Hem overlaat, zult gij u met Hem vereenigd en bevredigd vinden; wijl u niets zoo wel zal smaken en behagen, als het welbehagen van den goddelijken wil.

Al wie derhalve met een eenvoudig hart zijn inzigt naar boven tot God gerigt, en zich van alle ongeregelde liefde of afkeer omtrent eenig schepsel ontdaan zal hebben, die zal het meeste geschikt zijn om de genade te ontvangen, en de gaaf van godvruchtigheid verdienen.

-ocr page 525-

IV. BOEK XV. HOOFDSTUK. 507

Want daar ^eeft God zijnen zegen, waar Hij ledige vaten vindt.

En hoe volkoraener iemand het aardsche verlaat, en hoe meer hij, door verachting van zich zeiven aan zich zeiven sterft, des te spoediger komt de genade, des te overvloediger wordt zij ingestort, en des te hooger verheft zij het vrije hart.

4. Dan zal hij zien en overvloeijen en zich verwonderen, en zijn hart zal in hem verwijd worden, (Isaias LX, 5) omdat do hand des Heeren met hem is; en hij zich geheel voor altoos in deszelfs hand gesteld heeft.

Zi?, zoo zal de mensch, die uit geheel zijn hart God zoekt, en zijne ziel niet tot het ijdele gebruikt, gezeeend worden.

Zulke verdient, in de heilige Communie, de groote genade der vereeniging met God te ontvansren, omdat hij niet naar eigene godsvrucht en vertroosting, maar, boven alle godsvrucht en vertroosting, naar de glorie en eer van God streeft.

OEFENIWG,

Hoe men zich moet bereiden om de eigene genade der heilige Communie te ontvangen en daaruit nut te trekken.

Het doeleinde des goddelijken Sakraments is, ons met Jesus Christus innig te vereenigen , en in onze zielen als eene zedelijke menschwording van zijner, geest en van zijne deugden te vormen, hetwelk de heilige Vaders dwingt dit aanbiddelijk Sakrament eene

-ocr page 526-

S08 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

uitbreiding der menseliwordinff te noemen; het is, om in ons het rijk zijner genade en zijner liofde te doen voortduren, en ons altijd te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven in en door Jesus Christus. Dus is de genade. wHke de heilige Communie in ons voortbrengt, overeenkomst!? met het doeleinde van dit Sakrament, dat wil zeggen, volgens hetgene Jesus Christus in het Evangelie er vau zegt : 1. dat Llij ons in Hem doet blijven, niet in onze zielen het karakter zijner deugden te vormen en te prenten , zooals een zegel de; trekken van zijne inetsing op het was teekent; 2. dat Hij ons voor Hem en door Hem doet leven, dal is te zeggen, dat Hij ons alleei doet handelen om aan Hem te behagen en door den indruk zijner liefde; 3. dat Hij cns altijd doet leven door het leven der genade; zoodat de (rena-de, die Jesns Christus ons door de heilige Communie mededeelt, is van zich in ons te vestigen, van ons in alles door Hem en voor Hem te doen handelen en te leven , eu van ons eeuwig te do^n leven. Men moet zich bereiden om die genade en de drie uitwerkselen eener goede Communie te bekomen; 1. met zich ai te scheiden van alien wii tot zonde; 2. met onophoudelijk aan zich zeiven te verzaken en te sterven ; 3. met zich altijd in de getrouwheid zijner genade en in het bezit zijner liefde te houden.

GEBED.

1. O mijn Jesus ! hoe zeer ben ik beschaamd,

-ocr page 527-

IV. BOEK. XV. HOOFDSTUK. 509 zoo roenigwerf tot de heilige Talel genaderd te zijn en zoo weinigr nut uit mijne Communiën getrokken te hebben; mij zoo dikwijls met eenen God gevoed en niet te min altijd als een mensch, en als een loom en vleeschelijk mensch geleefd te hebben ! Vergiffenis, mijn Zaligmaker 1 vergiffenis voor de slechte voorbereidingen , met welke ik tot de heilige Communiën genaderd ben, van ze zoo dikwijls met eenen verstrooiden geest, met een aan de wereld en aan mij zeiven verkleefd hart ontvangen te hebben; van mij zoo weinig toegelegd te hebben ter bereiding om ze waardig te ont-. angen, om ü mijne dankzegging na dezelve te bewijzen en om er de vrucht uit te trekken, #yelke bestaat, in mij de getrouwheid en de vurigheid te hernieuwen.

2. O mijn Verlosser! hoe zeer moet ik niet vreezen, dat Gij mij eens de vruchteloosheid mijner Communiën zult verwijten ! Maar moet ik minder de regtvaardige verwijting vreezen, welke Gij mij zult doen, aangaande de verzuimenis mij in staat te stellen om dikwijls en waardig te communiceren? Tk vrees zeer veroordeeld te worden voor de vruchteloosheid mijner Communiën en voor de traagheid. waardoor ik mij er van verwijderd heb, en die mij zoo vele Communiën heeft doen verwaarloozen, waaraan Gij de beslissende genade mijner bekeering hechttet.

3. Ik wil mij dan voor de toekomst bereiden om wel te communiceren, door de afscheiding der zonde, en van de gelegenheid ze te bedrijven, alsook door de inwendige oefeningen van

-ocr page 528-

510 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

deugden, welke ik vóór, onder en na de heilige Communie zal verwekken. Maar ik wil ook niets verwaarloozen om nut uit mijne Communiën te trekken, met te doen wat mogelijk is om op mij zeiven te waken; met de vrijwillige gebreken te vermijden, met in alles voort te gaan om aan U te behagen, met getrouw te zijn aan mijne oefeningen , en kloekmoedig om mij zeiven te overwinnen en mij in te nemen; want dit zijn de ware vruchten eener goede Communie. Vergun mij de genade in dit punt te volbrengen, wat Gij mij ge-waardigt in te geven. Amen.

XVI. HOOFDSTUK.

Dat wij aan Christus onze behoeften moeten openleggen en zijne genade verzoeken.

I. Be Christen. — O zostste en minnelijk-ste Heer, wien ik thans verlang godvruchtig te ontvangen : Gij kent mijne zwakheid en den nood dien ik lijd; Gij weet, in hoe groote kwalen en ondeugden ik lig, hoe dikwerf ik bezwaard, bekoord, ontsteld en besmeurd word.

Ik kom tot U om een geneesmiddel; ik smeek 17 om vertroosting en onderstand.

Ik spreek tot U, die alles weet, wien mijn gansch binnenste bekend is, en die alleen mij volkomen kunt troosten en helpen.

Gij weet, welke goede hoedaniuheden ik vooral behoef, en hoe arm aan deugden ik

-ocr page 529-

IV. BOEK. XVI. HOOFDSTUK. 511

2. Zie, ik sta, arm en van alles ontbloot, voor IJ, om genade te verzoeken en barm-hartigrheid at te sraeeken.

Verkwik uwen hongerigen bedelaar, ontsteek mijn koud hart door het vuur uwer liefde, verlicht mijne blindheid door den glans uwer tegenwoordigheid.

Keer mij al het aardsche in bitterheid, alle bezwaren en tegenheden in geduld, al het zinnelijke en geschapene in verachting en vergetelheid.

Hef mijn hart naar den hemel tot U , en laat mij niet op de aarde zwerven.

Laat mij, van nu af tot in eeuwigheid, in U alleen smaak vinden; want Gij alleen zijt mijne spijs en mijn drank, mijne lielde en blijdschap , mijn genoegen en al mijn goed.

3. O, mogtet Gij mij door uwe tegenwoordigheid geheel ontsteken, verteren en in U veranderen, opdat ik, door de genade van innige vereeniging en door wegsmelting in brandende liefde, één ceest met U worde!

Laat mij niet ongespijsd en dor van U henengaan; maar handel met mij goedgunstig, gelijk Gij met uwe Heiligen meermaals verwonderlijk gehandeld hebt.

Zoude het te verwonderen zijq, zoo ik door U geheel vurig werd en in mij zeiven bezweek, daar Gij een vuur zijt, dat altoos brandt en nimmer verdooft; eene liefde, die het hart zuivert en het verstand verlicht?

-ocr page 530-

513 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING

Van dit en het volgende hoofdstuk.

De Heiland, na ra^t zijne woorden onderwezen, met zijne voorbeelden jjeieerd en door zijne genaden de wezenlijke en noodzakelijke deugden ter zaligheid van eenen Christen verdiend te hebben, heeft het allerheiligste Sa-krament des Altaars willen instellen, om ze zelf in onze harten te drukken. Onder deze christelijke deugden is eene der eerste de ootmoedigheid, waarvan Jesus Christus ons een allerschoonst voorbeeld geeft in het allerheiligste Sakrament ; want Hij blijft hierin verborgen, vernietigd en onbekend. Gedurende zijn leven waren al de volmaaktheden zijner Godheid verborgen en als in zijne menschheid vernietigd; maar in het allerheiligste Sakrament is zijne menschheid zelve nog voor onze oogen bedekt, en niets vertoont er zich van eenen God-mensch, dan aan de oosren van ons geloof. Ziedaar hetgene wij op de wereld moe ten wezen, en waarin wij die ootmoedigheid en vernietiging van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament moeten navolgen, 1. het verborgen en verworpen leven beminnen ; 2. den lol, de achting en de eer vlugten en versmaden, en de versmading gaarne ontvangen als eene zaak, die aan zondaars als wij , verschuldigd is; 3. trachten wel te leven, zonder het te willen schijnen, en onze werken doen, nittt om van de menschen gezien en geacht te worden, maar alleen om aan God

-ocr page 531-

IV. BOEK. XVI. HOOFDSTUK. 513 te behagen; 4. overtuigd zijn, dat de mensch God niet voortreffelijker kan eeren, dan met zich voor Hem te vernederen en te verootmoedigen ; 5. wijken voor de oploopende men-schen, om den vrede te behouden; G. nooit uit raenschelijk opzigt voortgaan , maar door den indrnk van eene eerbiedige vrees, die men voor God moei hebben; 7. noch goed van zich zei ven, noch kwaad van andereu zeggen.

3. De Zoon Gods geeft ons nog, in het allerheiligste Sakrament des Altaars , het voorbeeld een er volmaakte gehoorzaamheid en verduldigheid , die wederstaat aan al de beleedi-gingen, welke Hij in hetzelve ontvangt, door eene naauwkeurige, volstandige en wonderdoende gehoorzaamheid aan den priester, met op het altaar tegenwoordig te komen, zoodra de woorden der Consecratie gesproken zijn , en er te verblijven tot dat de mensch verlangt Hem in zijn hart te ontvangen, ü groote God, wiens kenteekeu en aandeel de oualhan-kelijkheid en opperheerschappij zijn : welkp schaamte voor ons te zien, hoe groote God Gij ook zijt, dat Gij zonder uitstel aan eenen mensch gehoorzaamt, terwijl de mensch weigert of uitstelt zijnen God te gehoorzamen.

O mijn Zaligmaker! Ik wil dan voortaan , om uwe volmaakte gehoorzaamheid in het allerheiligste Sakrament te eeren en na te volgen, spoedig, edelmoedig en volstandig aan alles gehoorzamen, wat Gij mij door uwe ingevingen, door mijne oversten en door mijne pligten zult gebieden.

33

-ocr page 532-

514 DE NAVOLGING VAN JESUS CHilISTUS.

3. Eindelijk Jesus Christus le^rt en boezemt ons het geduld in, met hetzelve iu het allerheiligste Sakrament des Altaars uit te oefenen, alwaar Hij het voorwerp is van de ver-smadin? en df* onzediffheden der stervelingen, van de verbetenheid der Christenen, van de onverschilligheid eener menigte harten, die weinis- aan Hem, veel nan de wereld, en geheel aan zich zeiven toehehooren; alwaar Hij zich blootgesteld ziet aan slechte of vruchte-looze communiën van zoo vele zielen, die een leven leiden , of wel gansch stralbaar door de gewoonte en gelegenheid der dood/.onde , of geheel vruchteloos voor den hemel. Hij verdraagt notjtans deze beleedigingen met een onverwinnelijk geduld, en verdraagt, ze alzoo, om ons te leeren en aan te moedigen, gelaten de tegenspraak en de beleedigingen te ver-drayen

4?. Om:;nJesus, Slf.gtoffer onzer zaligheid en onzer /.ouden ! moeten wij dan dagelijks door on/e onzedii.'heden , on'O verstrooijingen en oa-godsd enstiifheden de bel-»e(ligifigeii hernieuwen, welke Gij op het kruis hebt ontvan-'rn , en die zelfs hernieuwen op het aanzien van dien staat, waarin Gij ^oor ons het kruisoffer hernieuwt ? Vergiffenis, m^n Jesus! vergiffenis voor al de ongevoeligheden, onverschilligheden en ong.id^dienstia-heden, waarmede wij tot de heilige Communie zijn genaderd, wij, die altij l het gebod des Evangelies hebben gevolgd van ons te verzoenen voor de heilige Commu-ie; vergiffenis nog voor onze on^er-duldigheden en oploopendheden, die door

-ocr page 533-

IV. BOEK. XVI. HOOFDSTUK. 515

onze communiën in ons niet veranderd zijn, omdat wij er geen nut uit trek keu. Gedoog niet, dat onze tone, die als h^t rustaltaar van uw heilig Lierchaam s, en die zoo dikwijls m^t uw Bioed is geverwd geweest, het werktuig onzer gramschap en lastertaal zij. Wel hoe. Heer! Gij, die ired arende uwleven de o'jgreneeslijkste ziekten hebt eene/,en, zult Gij den vloed onzer ton? niet tegenhouden, met haar aan te raken om in ons hart over te eaan ? Ja, mijn Zaligmaker! om nut uit mijne cnmmunien te trekken, wil ik niets meer ze^sren als mijn hart ontsteld is, en in de g-legenheid een woord voor e-nen God opoffer, n, die voor mij al zijn bloed heeft ten beste gegeven.

Gebed om de vrucht eener goede Communie te bekomen.

Mijn -lesus ! geef aan alle zielen , die tot de heilige Tafel naderen, eene volstandige kloek-moednrheid om zich ie overwinnen, eene naauwkeurige getrouwheid om aan uwe genade te bi antwoorden , de voor/ijjtigheid in de tong, de ingetogenheid des irnestes, en de volheid uwer liefde in het hart. ('w belang en uwe verheerlijking is er in gelegen, ons aan uwe heerschappij te onderwerpen en aan uwe grootheid op te offeren. Gedoog niet. dat onze harten de overwinnina: uwer genaden ziju'ie, ü ontsnappen, en zich ooit van IJ verwijderen.

Maak U meester van onze hartstogten, en de God van onze zielen; geef dat wij, in en

-ocr page 534-

516 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, na de Communie, in ons het rijk uwer opperheerschappij door onze onderwerping, van uwe goedheid door ons vertrouwen, en van uwe genade door onze getrouwheid vestigen.

XVII. HOOFDSTUK.

Over de brandende liefde eu het hevige

verlangen om Christus te ontvangen.

1. De Christen.— Met de meeste godvruchtigheid en eene brandende liefde, met al de aandoening en vurigheid des harten, verlang ik ü,Heer, te ontvangen, gelijk vele heiliiren en godvruchtige personen, tlie door heiligheid van leven U ten hoosrste behaagden en de vurigste godsvrucht hadden, en in de heilige Communie naar ü verlansrd hebben

O mijn God, epuwige liefde; al mijn goed, eindeloos eeluk! ik begeer U te ontvangen met het hevigste verlangen en den grootsten eerbied , dien ooit een der Heiligen heeft gehad en hpeft kunnen gevoelen.

2. En hoezeer ik onwaardig ben, al die gevoelens van godsvrucht te hebben, offer ik U niettemin al de aandoeningen mijns harten , even als hadde ik alleen al die U zeer aangename en vurige verlangens.

Daarenboven al wal een godvruchtig gemoed kan denken en verlangen, dit alles bied en offer ik U me.t den rneesten eerbied en de innigate genegenheid.

Ik wil niets voor mij zeiven behouden, maar

-ocr page 535-

IV. BOEK. xvn. HOOFDSTUK. 517 mij en al het mijne aan U gewillig en volgaarne opofferen.

Heer! mijn God, mijn Schepper en mijn Verlosser! ik verlang ü heden, met zulke aandoening, eerbied, lof en eer, met zulke dankbaarheid, waardigheid en liefde , met zulk geloof, hoop en zuiverheid te ontvangen, als uwe allerheiligste Moeder, de roemrijke maagd Maria, U ontving, toen zij den engel, die haar het geheim der menschwording boodschapte, ootmoedig en godvruchtig antwoordde : zie de diensimaayd des Heeren, mij ge-ichiede volgens uw woord, f Luc. 1, 33.)

3. Eu g»lijk uw gelukzalige vooriooper, de voortreffelijkste der Heiligen, Joannes de Doo-per, toen hij nog in den moederlijken schoot was besloten, in uwe tegenwoordigheid, door eene blijdschap van den H Geest opsprong; en naderhand , ala hij Jesus onderdo meuschen zag verkeeren, zich diep vernederde en met trodvruchiige aandoenintr zeide : de vriend des Irnid'yoms , die bij hem sfaat en htm hoort, verheugt zich grooiel 'les om de stem vnn den bruidegom ; Joan. Ill, 29.) insgelijks wensch ik ook door groote en heilige begeerten ontvlamd te worden, en mij zeiven uit geheel mijn hart aan TT op te dra^n.

Weshalve ik ü de innisre vreugde, de vuriae aandoeningen . de geestelijke verrukkimrm de bovennatuurlijke verlichtineen en hemelsche beschouwinsren van alle srodvruchtige harten , met alle deugden en lof die ü van eenig schepsel in den hemel en op de aarde is gezongen en zal gezongen worden, voor mij en

-ocr page 536-

518 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, al degenen , die in zijn zijn aanbevolen, opdraag en aanbied , opdat Gij van allen waar-dip eeprezen en in eeuwigheid verheerlijkt ino?et worden

4. Heer, mijn God! ontvaner mijne wen-schen en begeerten, U oneindisren lof en eer te geven , die H volgens uwe onuifsprekelijke grootheid te regt tof komen.

Zulke hulde bied ik fJ , en verlang ik U eiken dag en oogenblik aan te bieden ; en om 17 te zamen met mij da-k en lof t« betuigen, noodig en smeek ik al de hemelsche geesten en al uwe geloovigen.

5. Dat alle volken, geslachten en tongen TJ lo^en, en uwen heiligen en all^rzoetsten Naam met de grootste verheuging en eene brandende godsvrucht verheerlijken

Dat allen , die uw aller/erhevenst Sakrament eerbiedig en godvruchtig vieren en m^t een volktgt;m-n geloof ontvangen, verdienen bij ü genade en barmhartigheid te verwerven , en dat zij voor mij, zondaar, ootmoed y bidden.

En als zij de geweuschte godsvrucht e-t de zalige vereenigiug met H verkregen hebben, en, wel getroost eu wonderlijk verkwikt, 'an de heilige en hemelsche tafel terugkerren , dat zij dan zich gewaardigen, aan mij, behoeftige, te gedenken,

OEFENING.

Dezelfde als van het voo .-gaande Hoofdstuk , bladz. 512.

-ocr page 537-

IV. BOEK. XVIII. HOOFDSTUK. 519

XVIII. HOOFDSTUK.

Dat de mensch geen weetgierige navor-scher van dit Sakrament, maar een ootmoedige navolger van Christus moet ziju, met zijn verstand aan het geloof te onderwerpen.

1. Christus — Gij moet n van ppmr weetgierige en nuftel'io/.e nRvorsching' wegens dit ondoorffroiid^lijk Sakrament wac'uen , zoo gij ni'-t in den afgrond van Twijfeling will verzinken.

Wie een navorscher der Majesteit is die zal van de glorie onderdruhl worden. ^ Prov.

XXV, 27 )

God kan meer nitwerken, dan de mensch kan hquot;srri,ipen.

Te dulden is een ffod^rncbtig en nederip onderzo-k der wanr^eid, dat altoos bereid is om zich te la'en onderriirten, en tracht daarin volsrens de gezonde gevoelens der 11. Vaders voort te iraa-'.

3 Zalisr is de eenvondi^heid, die de moeije-lijke paden der vraagstukken verlaat, en den gelijken en vasten we? van Gods geboden volgt.

Velen, daar zij te hoosre dinsjen wilden na-vorschen, hebben de godsvrucht verl iren.

Geloof en een regtzinniir leven, ?een verheven begrip noch grondige kennis vau Gods geheimen , worden van n vereischt.

Indien gij hetgene onder u i3, niet verstaat

-ocr page 538-

520 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

noch vat, hoe zult gij hetgene boven u is begrijpen ?

Onderwerp n aan God, en verneder uw verstand onder het geloot, en het licht der wetenschap zal u medegedeeld worden, gelijk het u nuttig en noodig zal zijn.

3. Eenigen worden wegens het geloof in dit Sakrament hevig bekoord ; dan dit moet hun niet, maar veeleer den vijand geweten worden.

Laat er u niet aan gelegen zijn, twist niet met uwe gedachten, en antwoord niet op de betwijfeling, welke door den duivel wordt ingegeven ; maar geiooi' aan Gods woorden, geloof aan zijne Heiligen eu Profeten , en de booze vijand zal van u wegvlugten.

Immers, de ongeloo\igen en zondaars , welke hij toch zeker heeft, bekoort hij niet; maar de godvruchtige geloovigen bekoort en kwelt hij op velerlei wijzen.

4. Ga dus met een eenvoudig en onwankelbaar geloof voort, en nader tot dit Sakrament met ootmoedige eerbiedigheid.

Al wat gij niet kunr begrijpen, laat dit gerust aan een almogenden God over.

God bedriegt u niet: wie te veel op zich zeiven betrouwt, die wordt bedrogen.

God wandelt met de eenvoudigen, veropenbaart zich aan de ootmoedigen, geeft begrip aan de kleinen, opent den zin aan zuivere zielen, en verbergt zijne genade voor de weet-gierigen en hoovaardigen.

De menschelijke rede is zwak en kan falen; doch het ware geloof kan niet falen.

-ocr page 539-

IV. BOEK. XVIir. HOOFDSTUK. 521 5. Alle rede en natuurlijke navorschiug moeten het geloof volgen, en hetzelve niet voorafgaan , noch krenken.

Want het geloot en de liefde munten hier vooral uit, en werken in dit allerheiligste en verhevenste Sakrament op verborgene wijzen.

God, die eeuwig, onmeetbaar en oneindig magtig is, heelt in den hemel en op de aarde groote en ondoorgrondelijke dingen uitgewerkt ; en deszelfs wonderen zijn onnaspeurlijk.

Indien Gods werken dusdanig waren, dat zij door mensehelijke rede gemakkelijk konden begrepen worden, zou men dezelve niet wonderbaar en onuitsprekelijk moeten heeten.

OEFENING.

Het geloof doen zegepralen over do zinnen en over de rede. met vastelijk te gelooven, en ootmoedig het Ligchaam en Bloed van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament te ontvangen.

1. Dit zeker grondbeginsel aangenomen zijnde, dat God meerdere dingen kan doen dan de mensch kan begrijpen; dat het verstand van den mensch kan bedrogen worden , maar dat het geloof ons niet kan bedriegen; en dat wij eindelijk Jesus Christus en zijn woord moeten gelooven, als Hij aan zijne Apostelen zegt ; Dit is mjn Liychaam, hetwelk voor u zal geleverd worden; dit is mijn Bloed, dct voor u zal vergoten worden, moeten wij zonder twijfel de wezenlijke tegenwoordigheid van het Ligchaam en Bloed van

-ocr page 540-

533 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Jesus Chriatus in het allerheilisste Sakrament des Altaars tfelooven; en zonder de ve-bor-genheid van dit geheim te willen door^ron-df n, dat voor het verstand on herrij pniijk en voor den t;efst van den raensch ondoorgrondelijk is, moet het geloofde gebreken onzer zinnen vervangen, en, ons hevreiiijjende met te denken dat 'iod dit heeft kunnen doen , en Hij ons verklaard heeft het eedaan te hebben, moeten wij ons alleen bezi? h-iuden met Jesn.s Christus, in het aanbiddelijk Sacrament des Altaars, te vereeien en te ontvangen

2- Welk geluk alzoo, in de geheimenis van ons geloof, even als in al de andere van onze godsdienst, al het licht van het menscheüjke verband te mo?en offeren voor de waarheid van het Woord Gods, alsook al de verkleefdheid van 's menschen hart, voor de oneindige liefde welke de Zaligmaker ons toont in de ins'ellins en het gebruik van het allerheiligste Sakrament: in hetwelk Hij, volgens d^n H.. Barnardus, geheel l efde voor ons is ; waarin Hij, vulgens de heilicre kerkvergadering van Trente, at d»* sc'iat^en /.ij-ier lief te m onze harten uitstort, maar van eetie milddadige, gren/eloo/e. liefde, welke Hem opwekt om er /.ich geheel in 'e.n beste te gevt-n Want het is, zegt de heilire tekst, iu dit Sakrament, hetwelk Hij op het einde zijns levens heeft ingesteld, dar Hij ons de aandoenlijkste en wezenlijkste teekens zijner liefde heeft gegeven, door zich innig met ons te vereenigen, om van nu al bezit te nemen van onze harten, en ons hierdoor een onderpand te ge-

-ocr page 541-

IT. BOKK. XVIII. HOOFDSTUK. 533

ven van het bezit, hetwelk Hij ia eeuwigheid er van za' nemen.

3 Ziedaar de wonderbare inzitten van Je-sns Christus in he' allerh. Sakrarnent! Het is aan ons. te trachten hieraan te beantwoorden, door een waardis en dikwijls herhaald gebruik van hetzelve Enn opregt en eerbiedig gelool, een christelijk en van de wereld afgescheiden leven, eene groote ootmoedigheid, eene eenvondi?e buiszaamheid om te gelooven eene vyerkende gehoorzaamheid om niet aan Jesun Christus te weigeren het^ene Hij van ons verzoekt, als Hij door het heiliïe Sakrament in oeze zielen komt: eene opoi-lering van geheel ons zeiven, nm zijne vernietigde grootheid ie eeren en de vurigheid zijner liefde te erkennen : ziedanr al waquot; Hij vau ons verzoekt en al wat wij moeten doen om ons in dit Sakrament wel te bereiden eu er nnt uit te trekken. Maar laat ons altijd indachtig wezen, dat Hij ter voorbereiding tot de Cninmiinie niet datsene verzoekt, wat er het ui'werksel van is, en dat, voor zoo veel wij duaroe naderen met een opregt voornemen ..lil ons t- bekeereu, te kennen eeje-ven door eene iroed» hiecht en d ior een» vaste hoop. dat Jesus Christus ons d quot;ir zijne ie-genwoordigheid in zijne genade en lielde zal behouden , wij ons moeten opwekken om dikwijls met vertrouwen de i cilige Communie te ontvangen, om in ons den moed te doen ontstaan en te beh 'uden ons zelden te overwinnen , de getrouwheid in onze godvruchtige oefeningen, de volharding in de genade en

-ocr page 542-

524 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEIST-US. in de Helde van God, die het ware uitwerksel eener goede en dikwijls herhaalde Communie zijn.

Gebed tot Jesus Christus.

Om van zijne goedheid te bekomen, de in dit bock vervatte oefeuiugen in het werk te mogen stellen,

Mijn Zaligmaker! Gewaardig dat ik U met eerbied opdrage de heilige oefeningen van het Boek uwer Navolging, die Gij mij hebt ingegeven om bij dezelve gevoegd te worden, om alle Christenen te leeren en op te wekken, dat zij zich toeleggea om IJ te kennen, U te beminnen en CJ te volgen; om zich te vereenigen met al de heilige geneigdheden uws harten en in al deze geheimen; om de leer-ingeu des Evangelies ju het werk te stellen, en om uwe deugden te mogen cavolgen : want het is hierin, zoo als Gij zegt, dat geheel het geluk van den Christen en al de verdiensten des christelijken levens bestaan.

Ik bid u, o aüerlieilitfste Maagd! Moeder van mijnen God en Zaliemak^r, die genade voor mij te bekomen, alsook voor h^n, welke de oefeningen van het Boek der Navolging uws Zoons zullen lezen, en aan allen door uwe voorspraak een vroom leven, eenen zaligen dood en eene gelukkige eeuwigheid te bezorgen. Amen.

-ocr page 543-

BIJVOEGSEL,

BEHKLZEHDE

verscheidene zoo algemeene als liijzomiere Grondregels en Zedeiessen.

Getrokkeo Dit Se werkeo Yan fen H. Farociscus de Sales. « i.

Christelijke zedeiessen jegens God.

1. Men mas: nooit van God noch van de goddelijke zaken zonder achting: en oplettendheid spreken, maar altijd met groote achting en nederig gevoelen.

2. Men vraast ons geheime en krachtige middelen om voortgang te doen in de volmaaktheid. Doch ik ken ?eene andere , dan God te beminnen, God lief te hebben uit ganscher harte, en den naaste als zich-zelven.

3. Aan wien God alles is, aan zulk eenen is de wereld een nief.

4. Men moet Gods oordeelen vreezen zonder den moed te verliezen, en bemoedigd zijn zonder op zich te steunen.

4. Het beste middel om eenvoudig te worden, is, zijn hart met God, die een allereenvoudigst Wezen is, te vereenigen.

6. Keer uw gelaat gestadis: tot God , en tot u zeiven , en gij zult God nooit zonder goedheid, noch u zeiven zonder ellende vinden.

-ocr page 544-

BIJVOEGSEL.

7. Men moet in al zijne werken niets anders betrachten dan wat God wil, en als men het/.elve kent, met blijdschap, often mitis'e met mannenmoed trachten uit te werken . ja Zv Ifs dien wil van God beminnen.

8. Men moet in het ^ebed volharden, hetzij met God aan te zien. ol eeni^e andere zaak om God, hetzij met Hem aan te spreken zonder bemerkineen, eenvoudi^lijk blijvende waar hij ons gesteld heeft, gelijk een oni/evoelia: beeld op /ijne p nats.

9 Acht nooit eenige /aak , dan volgens de wijze, waarop /.ij aan God behaagt.

10. IiHat ons zijn hetgene God wil , als wij maar aan Hern behagen ; maar laar on.s nooit tegen zijnen dank zijn hetgene wij willen.

11. Ik bf n, zal zijn, en wil immer aan de goddelijke besturing- onderdanig wt-zen, zonder dat mijn eigene wil daar eeuig ander desl in neme dan dien te volifea.

12. God heelt g^-en beHairen dan in de harten , die vernederd zijn door ootmoed eu uitgebreid door liefde.

13. Ik kan niet dulden, dat men zeat: men moet liever dit dan dat doen, wijl dit groo-tere verdienste in zich besluit: men moet alles ter eere van God verngten.

Ié. Men ma? zich in de beproevingen niet ontstellen, maar vast blijven in de vv.-lgep laatste en zoete ovenreving aan Gods wil

15 Het groote voordeel dijr zielen in het oefenen der deuud, is niet gelegen in veel op God te denken, maar in Hem veel te beminnen.

526

-ocr page 545-

BrjvoKGaFL. 527

16. Overdenk dikwijls, dat God in tiet midden van ww jijden n met een minnelijk oo» aanschouwt, om te z'en , h'.e sij u in zijnen wil gedraueu zult: o^fen u dan ten tijd-der beproevingen met genoegen in zijne liefde.

§. 2.

Christelijke zedelessen jegens onze naasten.

1 De ziel van onzen naa»te is als de blom der kennis van go.d en kwaad; her, is in ons op groote straf verboden dé hand daaraan te slaan, om die te veroordeeien , d-wijl Gud dat oordeel aan zich gt-honden heeft.

2. Eet is e'-ne iwstelijke onregtvaardigheid net one te verbeteren.

3. AN men den naaste vermaakt, om datgene te doen, wal men zeil niet dnet, moet men spreken als algezanten van God, die in zijnen, en niet in hunnen eilt;reii naam bevelen.

4. Aa zien wij onzen naaste met e»ii eenvoudig oog, zonder te willen onderzoeken wat hij doet, of wat ervan hem zal geworden

5 Handelen wi, eelijk de bij-n , die honig uit alle bloemen znieen: dat is : laten wij oaze oosen slaan op de goede b-gaaflheden van ou/.en naaste , en ons bevlijtigen om die na te voleren.

6 Tt.dien wij eenigt;e grebrekpn in hem bemerken laat ons die Han/ien met medelijden en trHchten wij ze re verb^erequot;.

7. De vriendschap tot den naaste moet fgt;p de liefde gegrond zijn, en alsdan zal zij veel

-ocr page 546-

BIJVOEGSEL.

vaster staan dan alles, wat op vleesch en bloed of mensehelijk ontzag ^ebonwJ is.

8. Wij moeten elkander beminnen op deze wereld, gelijk wij elkander in den hemel zullen beminnen.

9. De Heidenen beminnen degenen , die hen beminnen : maar de Christenen moeten ook diegenen liefde bewijzen . die. hen niet beminnen.

10. Wij kunnen nooit onzen naa«te te zeer beminnen , noch de rede hierin te bniten gaan; maar wij kunnen hem wel uitwendig eene al te groote liefde bewijzen.

11. Wij moeten onzen naaste niet beminnen uit genegenheid, noch omdat hij goed is, ot hoop geeft van goed te worden ; maar voornamelijk omdat zulks Gods wil is.

12. Het verdragen der gebreken van onzen naaste is een der voornaamste deelen van de liefde, die wij hem schuldig zijn.

13. Onze Zaligmaker heeft van z»in dierbaar bloed, hetwelk Hij lan het kruis vergoten heeft, eenen heiligen en krachfigen mortel gemaakt, om de steenen zijner heilige Kerk, dat is, de geloovigen, onder elkander te. vereenigen, in een te smelten en als één te maken.

14. Wij moeten onzcm naaste zoo verre beminnen, dat wij hem in alle zaken boven ons stellen in de liefdebewijzing, zonder hem iets te weigeren, hetwelk tot zijn voordeel kan strekken, behalve onze eigene verdoemenis.

15. Wij moeten onzen naaste uiterlijk ook betuigen dat wij hem liefhebben ; maar m^t heilige .en onberispelijke betuigingen.

528

-ocr page 547-

BIJVOEGSEL.

16. TV ie zijnpn naaste voorkomt met allen zoeten ze^en, die is een opregt navolger van onzen Zaligmaker.

§■ 3.

Christelijke zedeleesen jegens ons zeiven.

1 Wie zijne inenschelijkfi neiffingpn meest bedwingt, die zal allermeest de bovennaTuur-lijke inspraken tot zich trekken.

3. Wij moeten alle werken in Gods tesren-wonrditrheid doen, opdat onze ziel wel geschikt /.ij.

3. Wij moeten op deze wereld leven , a'sof onze zielen in den hemel, en onze liifchainen in het eraf waren.

4. Wie vere^noeffd wil zijn met het weinisre dat hij bezit, die moet niet letten op degenen , die meer ^ maar op hen, die minder hebben dan hij.

5. Als men iets misdaan heeft. moet men zich voor God vernederen en aanstonds opstaan, en daa»- niet verder op denken, dan om telkens aan God zijne schuld te belijaen.

6. Wie opregt o »tmoftdilt;r is. die denkt nimmer dat men hem onerelijk do*»t.

7. Wij moeten ons met on^blooten van ons zeiven, o'n naakt te blijven; maar om ons met den ar •kruisisrden Christus te b^kleeden

8. Wij moeten onze nietigheid wel beken -nen . maar in onzen niet niet blijven ; want wij moeten ons zeiven slechts vernietigen, om ons met ons a/, dat is met God, te vereenigen.

529

34

-ocr page 548-

BIJVOEGSEL.

9. Wij mogen van ons zeiven niet oor-deelen volgens het goede gevoelen, hetwelk een ander van ons heeft ; want die gevoelens gaan doorgaans buiten de waarheid.

10. Bezie uwe kruisen nooit, dan te midden of door het kruis van Christus, en gij zult die zoo vertroostend, of ten minste zoo aangenaam vinden, dat ffij die meer zult beminnen, dan al de vertroosting der wereld.

11. In het huis van den regtvaardige is alles bezig : niets is er onnuttig of ledig.

13 De bekoringen ontstellen ons slechts, omdat wij er te zeer aan denken, en wij die te zeer vreezen. De bekoringen kunnen geenszins hem, die bemint, ontstellen.

13. Verblijd u, dat de wereld op u geen acht slaat; doch indien zij u in achtin? houdt, lach haar dan blijmoedig uit, terwijl gij hare oordeelen en uwe ellende aanziet.

14. Men moet zijne gebreken haten : doch met eenen bevredigden 3n bedaarden , maar niet met eenen grammoedigen en onstuimigen geest.

15. Overweeg dikwerf de langdurige eeuwigheid, en geene voorvallen van dit sterfelijk: leven zullen u ooit ontrusten.

4.

Algemeene lessen om wel te leven.

I. De mensch, die om God geschapen is, moet in God leven; en hoe meer hij in God leeft, des te meer hij »an de wereld en aan zich zeiven zal sterven,

530

-ocr page 549-

BIJVOEGSEL. 531

3. Het baat weinig aan den raensch, dat hij leeft; maar wel te leven, daarin is alles geleden. Derhalve is het hem meer noodig wel en heilig te leven, dan te leven.

3. Om wel te leven, moet men zijne natuur bevechten en zijne treneiffdheden verloochenen. Hoe meer men die wederstaat, des te meer men door de beweffing der genade leeft.

4. Leven en sterven moec hetzelfde zijn aan een godminnend hart; maar het is veel beter eens wel te sterven, dan altijd kwalijk te leven.

5. Om wel te leven, moet men op sterven denken : en om wel te sterven, moet men zoo leven , alsof men alle oogenblikken den dood verbeidde.

6. Wie lift laatste oordeel niet wil vreezen, die moet zich zeiven veroordeelen; hoe strenger hij zich veroordeelt, des te zachter hem Christus oordeelen zal.

7. Om nooit in de hel te kome-n, moet men dikwijls aan de hel denken, en ernstig overwegen, dat men, om eene eenige doodzonde, daar eeuwig zal branden.

8. Om in den hemel te komen, moet men nederdalen en zich vernederen: want hoe meer men zich zeiven veracht heelt, des te grooter de eer zal wezen.

9. Wie de versmading niet bemint, die kan niet zeggen dat hij volmaakt God bemint. Het begin der liefde is de haat van zich zeiven.

10. Wie zich zeiven te zeer bemint, die zal zich zeiven in het verderf storten, en wie

-ocr page 550-

532 BIJVOEGSEL.

zich zeiven ora Jesus wil verliest of haat, die

zal zich zeiven bfthouden.

11. Oaizend werelden zijn niet te schatten bij eene ziel, die in de genade leeft; maar voor die, welke in de zonde verkeert, begint van nu af hare hel.

12. De straf Her zonde is veel ^rooter dan de Erenoe^ens, die de zonde vergezellen.

13. De ware moed van eenen Christen is gelepen in de zonden te wederstaan : het is eene allergrootste lathartigheid die te bedrijven.

14 Wie God bemitit zoo het behoort, die kan zelfs aan eene erkele dHtjelijkfiche zonde greene toestemming geven. De doodzonde en de liefde vinden zich nooit te zaraen in hetzelid e hart.

15. Zijne onvolmaaktheden beminnen, is zich zeiven verraden; die te verschoonen, is zich pligtig maken; en die in iets te voeden, is voedsel seven aan de helsche vlammen.

16 De zonden zoeken , is zijne eigene ziel willen verderven; en zich in gevaar stellen van te zondigen, is zich zeiven in eenen afgrond werpen, uit welken men zonder veel moeite niet kan «rerakea.

17- Het is ei?sn aan eene vrome ziel, weinig werk te maken van alles , wat tot ^iod niet leidt, en vervreemd te zijn van al het-gene ons van God aftrekt.

18. Een da? alleen, ja zelfs een uur door-gebragt in Gods tegenwoordigheid, is me^r te schatten dan duizend jaren nutteloos in de tegenwoordigheid der schepselen doorgebragt.

-ocr page 551-

BIJVOEGSEL

19. Hor meer de mensch zich zeiven mistrouwt, (^s te bekwamer is hij om wonderheden uit te werken; en boe meer hij op de menschen vertrouwt, des te meer wnnkelt hij,

20. Duizende schntten zijn ni^t te waardeuren bij een goed geweten; wie dit bezit, die mag zich op zijnen rijkdom beroemen, al varp het dat hem alles onlbrak.

21. Niemand weef, hoe zoet het is, wel te leven , dan hij , die aan de wereld gestorven zijnde, heilig leef' in God,

22. Het is veel lastiger kwalijk dan tor.l te leven ; want om weL te leven, moet men slechts willen.

23. Het goede leven is nimmer zonder eenig lijden. Hij heeft altijd zijnen vervolger, die slechts dient om het goede leven te voltrekken.

2 . Wie begonnen is wel te leven, die zal geenszins verflaauwen, zoo hij denkt, dat hij eeuwiir moet leven.

25. Men kan de zoetheid van het heilige leven niet smaken, indien men in zonde blijft; en men knn niet heilig leven, zoo men de zinnelijkheid bemint.

26. Voor God en voor de wereld leven, is eene onmogelijke zaak; men moet aan het eeue sterven, zoo men voor het andere wil leven.

27. Alles doen om God, en in tegenwoordigheid van God, is het eenigste middel om wel te leven.

28. Die eeuwig wil leven, moet xoel leven.

58S

-ocr page 552-

534 BIJVOEGSEL.

en ntets doen, wat hij in zijn sterven zonde

wenschen niet gedaan te hebben.

29. Aan het kwade leven zijn meer doornen dan rozen gehecht: indien zij nn niet steken, zal echter de tijd komen, dat zij hare scherpe pnnten wel zullen doen gevoelen.

30. Hem, die wel leeft, zal het nooit berouwen: maar wie kwalijk leeft, mnet gewis eenen altijd knagenden worm verwachten.

§. 5.

Bijzondere lessen om in de goddelijke genade getrouw te blijven volharden.

1. Het is veel gemakkelijker in Gods genade dan in het vermaak der zonde te leven. De zonde brengt altijd hare stral, en de genade hare genoegens mede.

2. Orn in Gods genade te leven , moet men slechts willen, en niets is er zoo ligt aan hem, die zulks waarlijk wil.

3. De gf^ade en de zonde kunnen geenszins in de ziel te zamen heerschen. Daar, waar de genade de overhand heelt, kan de zonde niet bestaan.

4. De minste genade is meer waard. dan al de goederen der wereld.

5. Dia in de grenade leeft, mag zich beroemen, dat hij het kenteeken van Gods kinderen en van zijne uitverkoren bezit.

6. Die lang in de genade wil blijven volharden, moet zijne natuur bestrijden en zijne neigingen bedwingen.

7. Om in de genade te leven, moet men

-ocr page 553-

BIJVOEGSEL. 53o

«ene dried^rlei vrees hebben. De vrees van haar te verliezen, als men die heeft; de vrees over haar verlies, als men haar niet heeft; en de vrees van haar wederom te verliezen, als men ze herkregen heeft.

8. Een enkel oogenblik van genade kan het begin eener gelukkige eeuwigheid wezen.

9. Het gebed te beminnen en het dikwijls te oefenen, is het middel om in de genade te leven,

10. De genade is zoo dierbaar, dat men ze niet kan versmaden, of men moet te gelijk het Bloed van Christus versmaden.

11. De doodzonde alleen kan de genade vernietigen. Versmaadheden , ziekten en smarten dienen meer om die te vermeerderen, dan om ze weg te nemen.

12. Men kan Gods genade op één oogen-blik verliezen , en men kan haar ook op één oogenblik herkrijgen.

13. Wie op zijne hoede is, om de genade van God niet te verliezen , die verliest haar zelden; maar wie niet waakt, die verliest haar zeer ligtelijk.

14. De genade van God te verliezen om het vermaak van de zonde, is eene niterste dwaasheid; maar zich niet bevlijtigen om haar wedei te krijgen door de boetvaardigheid, is verstoktheid.

15. Op wat tijd de zondaar zich zal bekee-ren en Gods genade verzoeken , zal God hem met opene armen ontvangen en hem genade bewijzen.

16. De genade van God wordt in het leven

-ocr page 554-

BIJVOEGSEL.

door deze vier elementen behouden ; door het vuur der liefde, door de lacht der ^odsvrrucht, door h^t water der boetvaardisiheid en door de »arde der nederisheid.

17. Te verir-uwet» dat men in Gods genade zonder zijne hulp /al volharden , is laatdunkendheid; maar die hulp met te verhopen, is een al te gro 't mistrouwen.

18 Hoe meer eeoe ziel in de genade leeft, des te meer zij de zonde vreest; en hoe meer zij die vreest , des te meer is zij verzekerd van in de genade te sterven.

19 In de gênant te sterven , is beginnen te leven : manr builen de genade Gods te sterven, is voor eeuwig sterven.

20. Het kan den mensch niet baten lang gelreld te hebhen, indien hij in de genade niet sterft ; en bijaldien hij daarin sterft, is hij verzekerd , dat hij God eeuwig zal genieten,

6. Verscheidene christelijke grondregels van den heiligen I'ranciscus de Sales.

1. quot;Vier dingen weinig, en twee veel maken den mensch heilig ; 1. Weinig weteu ; 2 weinig denken; 3 weinig verlangen; 4. weinisr spreken. Veel beminnen en veel doen.

2. Van twee zaken, die men doen mag, diegene verkiezen, welke meest aan God behaagt.

8. Niets doen ora lof en eer, zelfs niet de heiligste werken, maar ulles om aan God te behagen.

4. In alle gelegenheden onderzoeken wat

536

-ocr page 555-

ÖIJVOEGSEL.

Christus in zulk een ^eval oredaan zou hebben.

5. Wij zullen nooit vmle me/ ons zeiven hebben . tenzn wij in vr^dn met God zijn.

6. AJle godsvrucht, f'ie strijdig: is aan onzen ro» p , is e'-ne valsche eodsvrueht.

7- Het treffeluk-t« sieraad van een goed hart is de onverschillisjheid, niet alleen om dit ol dat te doen, maar ook weere'ts den uitval aller zaken. God aagt; biddequot;de in a'le.s wat er geschiedt, zelfs in d»» to^latinsr van onze gebreken ; want zulks dient om ons te verue-deren zonder moedeloos te worden.

8. De godsvrucht, die eiireuzinnia: is, is g^ene ware godsvrucht maa** eigenliefde.

9. De ffodsvrueht nioet niet alleen plaats hebben in de kerk, in het geb-d en in de overdenkiuir; maar men nio»-t ha«r hewerk-stelliffen en leven gelijk men in zijn- n ijver beloofd h^eft. Als er dan een smaad- , een hard woord of iets kwaads voorvalt, moet men dat omhelzen met een bevredig.! gemoed, en God aanbidden in de suite van zijn hart.

10 Daarom is er op de wereld jreene andere vermakelijke, opreg^e, duurzame, en smar'elijke zoetheid te vinden, dan degene die van de srodsvrucht komt De aardsche genoegens traan niet verder dan de huid; maar die van den inwendigeu vrede dringen tot in het binnenste der ziel.

11. Een hart moet, om waarlijk goed te wezen, zuiver, trouw, kloekmo dig stand-vaslig, zoe^Hardie, eenvouditr, gelijkvormisr, onwrikbaar naar Gods hart, en volkomen ootmoedig zijn.

-ocr page 556-

BI.T VOEGSEÜi.

12. Iviets verlangen en niets weigeren, is onverschillig: en waardig: zijn ten opziffte van alles, zonder aan^ekleefdheid aan zijne eigene gedachten, hoe heilig zij aan onze eigenliefde ook mouten schijnen.

13. Niemand verachten : een werkman kan niet dulden, dat men in zijn bijzijn zijn werk veracht; doch God is overal en de mensch is zijn maaksel.

14-. quot;Wel overtuigd zijn, dat er geen ander kwaad in de wereld is, dan de zonde; ja dat alle oneer, armoede, ziekte en de hel zelfs zoo groot kwaad niet is als eene eenige doodzonde.

15. De rijkdommen, de eerambten en de genoegens zijn geene groote zaken; want indien zij te bekomen waren voor eene enkele dagelijksche zoude, zou men ze zoo duur niet mogen betalen.

1G. Daarom ware het let er de geheele wereld te laten vergaan, dan eene enkele leugen te spreken.

17. Niets ondernemen ronder raad, is het middel|om*niet te falen, en altijd gerust te zijn.

18. Als iets wel uitvalt, moet men al de eer daarvan aan God toeschrijven en de men-schen daarvan niet spreken; zoo iets slecht uitvalt, moet men regtzinnig onderzoeken, ot men daar eenige schuld in heeft, om God vergiffenis te vragen en zich te beteren; bijaldien men geene schuld bevindt, evenwel denken, dat het om onze zonden geschiedt, en zich voor de goddelijke goedheidj vernederen.

538

-ocr page 557-

HM VOEGSEL

19. Men moet voor eene kloekmoedige verachting: het pepraat der menschen versmaden, voornamelijk die rampzalige woorden : wai zal men zeggen! wat zal men denhen? Men zal dit doen. Men zal mij uiilagchen. Men moet zich gewennen op God en op zijne Engelen te denken, denkende : wat zal Hij zeggen ? enz. en verder niet.

20. Men moet gestadig leven in eene tee-dere kinderlijke vrees, zonder zich veel op zijne goede meening te vertrouwen ; want er is niets zoo gevaarlijk, als het goed gevoelen van zich zeiven. en de glans eener goedft mee-ning: die schitterende zonnestralen hebben de oogen van vele menschen bedwelmd, die , niets anders meenende te zoeken dan God alleen , zich zeiven gevonden hebben, en door de ijdelheid zijn verloren gegaan.

21. Dewijl de geest menigmaal verllaauwt, moet men zich gewennen zijne goede meening dikwijls te vernieuwen, zijne gedachten te zuiveren, zijn hart regt tot God te stieren, en voor Hem alleen te leven, Hem al onze werken op te dragen, en zich wachten van die uit enkele gewoonte te doen.

§ 7. Bijzondere grondregels tot het bewaren van den inwendigen vrede.

1. Niet wenschen naar eenen grooten naam , noch naar de eer der wereld.

2. Niet verkleefd zijn aan de vertroostingen of de vriendschap der menschen.

3. Het leven niet beminnen, en al hetgene

539

-ocr page 558-

BIJVOEGSEL.

wat aan de natuurlijke geaeigdheden pijnlijk valt , verachten.

4. Manmoediff de liucbnmelijke pijnen en ziekten verdragen, door z.ich aau Gods wil te onderwerpen,

5. Up het oordeel der rcensehen geen acht neme»»,

6 De onsenHdige oordeelvellingen der men-schen zwijff-nd vetd asren.

7. H niet verontrusten wegens h'tffene men van u zal zeg en; mnarGod- 0quot;rdeel afwachten en uwe veroordeelaars verwijden,

8. Overdenken voor wie irij uwe werken doet: en zij, die u wenschen te, stooren, zullen daartoe green vermogen hebben.

9. Waar eeniff geeste'ijk pewin te doen is, moet men geene schande ontzien.

540

-ocr page 559-

Bladwijzer.

Voorrede.....% 3

Het leven van Thomas §. Kempis . . 5

Misg-ebedeu. — Korte verklaring der Mis. 15

De heilisre Mis, zoo ais de Priester die aan het altaar leest . , . .20

De Vesper-psalmen voor den Zondag . 40

EERSTE BOEK.

VensaniDjen, welfa rar kt gesstelijk 'even nuttig zijn.

1. hoofdstuk. Men moet Christus navolgen , en alle ijdeiheden der wereld versmaden ......49

2. u Over het nederis-e gevoelen van zich zeiven . . . . .52

3. ,/ Over de leering der waarheid .......55

4. i, Over de omzlgtigheid in onze handelingen. . . . . .60

5. h Over het lezen der heilige Schrift......62

6. „ Over de ongeregelde neigingen ....... 64

7 h Over het vermijden van ijdele hoop en hoovaardij . . . .66

8. a Over het vermijden van al te eroote gemeenschap met de men-schen.......68

9. „ Over de gehoorzaamheid en onderwerping.....70

-ocr page 560-

bladwijzek.

10- hoofdstuk. Over het schuwen van overtollige woorden . , . , 73

11. y Over het bekomen van den vrede, en den ijver om in de deugden te vorderen ..... 76

13. a Over het nut van den tegenspoed......80

13. i; Over het bestrijden der bekoringen ......83

14. a Over het vermijden van ligtvaardig oordeel . . . .87

15- ii Over de werken, die uit liefde tot God gfschifden . • .90

16- r, Over het verdragen van elkanders gebreken . . .93

17- I/ Over het kloosterleven . 95

18. h Over de voorbeelden der heilige Vaders.....98

19. „ Over de oefeningen van een goed kloosterling .... 102

20. a Over de liefde der eenzaamheid en der stilzwijgendheid . . 107

21. „ Over de vermorzeling des harten.......113

33. „ Over het beschouwen der menschelijke ellende . . , .117

33. „ Over het overdenken van den dood......132

24t. i, Over het oordeel en de stallen der zondaren .... 128

35. „ Over de zorgvuldige verbetering van ons geheele leven . . 134

-ocr page 561-

bladwijzer.

TWEEDE BOEK.

UBriaaningen die M 'ast inwendige werbn.

i. hoopdstuk. Over liet inwendig ver-keer...... .

3. I/ Over de nederige onderwerping . . . . . . .148

3. I/ Over den goeden vredelieven-den mensch......151

4. „ Over het zuiver gemoed en

de eenvoudisre meening . . .154

5. I/ Over de bescliouwiug van zich zeiven.......157

6. „ Over de vreugde van een goed geweten......160

7. 11 Over de liefde van Jesus boven alles ..... 104

8. ,, Over de gemeenzame vriendschap met Jesus. .... I07

9. „ Over het derven van allen troost ....... 173

10. „ Over de dankbaarheid voor Gods genade ..... 178

II. a Over het kleine getal minnaars van het kruis van Jesus . . 182

13. it Over den koninklijken weg van het kruis.....186

-ocr page 562-

BLADWIJZER.

DERDE BOEK.

Over de inwen^e vertroosting.

I. HOOrnSTUK. Over de inwendige spraak van Christus tot de getrouwe ziel . 196

3. y Dat de waarheid inwendig zonder gedruisch van woorden spreekt. 199

8. „ Dat men Gods woorden met ootmoed moet hooren, en dat velen die niet overwegen . . ^ . . 202

4. w Dat men in waarheid en ootmoed voor God moet wandelen . . 207

5. „ Over het wonderbare uitwerksel der goddelijke liefde . . 211

6. „ Over de beproeving van eenen waren minnaar ..... 217

7. Over het verbergen der srenade onder

de bewaring der ootmoedigheid . . 223

8. „ Over de kleinachting van zich zeiven in de oogen van God . . 228

9. „ Dat alles tot God, als het laatste einde, moet gewend worden . 232

10. u Dat het, met verachting

der wereld zoet is, God te dienen . 234

II. „ Dat men de begeerten des harten moet onderzoeken en matigen . 239

13. „ Dat men moet leuren ee-duldisr zijn en tegen zijne kwade neigingen s^rüden .... 242

13. „ Over de gehoorzaamheid van een ootmoedigen onderdaan, naar het voorbeeld van Jesus Christus . . 245

-ocr page 563-

bladwijzen.

14. hoofdstuk. Over de beschouwing van Gods verborgene oordeelen, opdat wij

iu het goede ous niet verhellen . . 243

15. n Hoe men zich moet gedragen

en spreken in alles wat men begeert. 251 Gebed om het welbehagen van God te volbrengen......253

16. „ Dat men den waren troost

in God alleen moet zoeken. . . 255

17. r/ Dat men alle bezorgdheid

in God moet stellen . , , . 258

18. „ Dat men tijdelijke ellenden,

naar het voorbeeld van Christus, verduldig moet verdragen. . . . 260

19. r; Over het verdragen der verongelijking , en wie zich waarlijk verduldig toont.....263

20. ^ n Over het belijden zijner eigene zwakheid en over de ellenden van dit leven ..... 267

21. „ Dat men boven alle goederen en gaven in God moet rusten . 271

22. „ Over het gedenken van Gods veelvuldige weldaden . , . 276

23. „ Over de vier zaken, die grooten vrede aanbrengen . . . 280

Gebed tegen de kwade gedachten . . 281 Gebed om verlichting des gemoeds . 282

24. „ Over het vermijden van nieuwsgierige navorsching wegens eens anders leven . , , , . 284

25. „ Waarin de bestendige vrede

en ware voortgang gelegen is quot; . . 286 35

-ocr page 564-

T

BIADWIJZK*.

28 HnoiiisTDK. Over de Toortreffelijk-heid van een vrij e'moed, vfelke meer door ootmoeüir bidden, dan door lezen verkregen wordt . ■ , • • ; 27. , Dat de eiyenliefde ons het

meeste v»n het opperste (fed verwijdert 293 Gebed om de iniverine des harten en de hemelsche wijsheid. . . • 88 i Teften de kwaadsprekende

tongen. ■ •„ • • ,

29 , Hoe men hij vonrkomenae

kwelling .G^'d moet aanroepen en loven. S99 50, , Over het venoeken van den gnddelijken bijstand en het vertrouwen van de gensde weder te knjzen . . 301

i Over het verla'en van alle schepselen, om den Schepper te kun-nen vinden. . . • • • 800 52. f Over de verloochening van itch rel ven , en het afleggen van alle begeerlijkheid . . . • • 810 J3 | Over de onffestadigheid de» harten, en het rigten van het laatste einde tot God . .

84^ p Dat defrene, die bemint, boren al1 es rn in alles, in God fijn trenoegcn rindt . • • • • ^

85. t Dat er in dit leven geene venekering tegen de bekoring is . 820

86. , Tegen de ijdele oordeelen der menschen . . • • • 'z3

87. , Over de zuivere en volko meneovereeving van lich lelven.om de vrijheid des harten te verkrijgen . . 32»

-ocr page 565-

BLA.DWIJZGB.

38. a Over het srofld beheer in het uitwendige, en de toevlugt tot God

in gevaren......329

^ 39. „ Dat de mensch in zijne handelingen niet te driftig moet zijn . 332 ^ 40. f Dat de mensch niets goeds nit zich zeiven heelt, en zich over niets kan beroemen .... 334

41. n Over de verachting van alle

tijdelijke eer.....338

42. v Dat men den vrede niet in

de menschen moet stellen , . , 340

48. « TVeen de ijdele en wereld-sche wetenschnp . . . , 343

44. v Dat men zich de uiterlijke dingen niet moet aangekken , . 346 jg 45. t Dat men niet all^n moet gelooven, en in woorden ligtelijk zondigt .......348

[0 46. , Dat men op God moet betrouwen , als men door scherpe woorden beleedierd wordt , , . . 353 14 47. » Dat men alle bezwaren om

het eeuwige leven moet verdragen . 357

48. M Over den da? der eeuwig-

16 heid en de bedrnktheid dezes levens . 361

49. „ Over de zucht naar het JO eeuwige leven , en hon croote goederen dengenen, die strijden, beloofd

13 zijn.......366

50. a Hoe de bedrukte mensch zich in de handen van God moet over-

JÖ geven.......372

-ocr page 566-

bladwijzee.

51. hoottdstux. Dat men zich tot mindere werken moet begeven, als men

tot groote niet in staat is . , _ , 379

52. H , Dat de mensch zich niet eenigen troost waardig, rnaar eerder stral schuldig moet achten, . _ , 381

53. „ Dat Gods genade zich niet vereenigt met het najagen van aard-sche goederen . . . 3S6

54. Over de verschillende bewegingen

der natuur en der genade . . . 390

55. „ Over de bedorvenheid der natuur en de kracht der goddelijke genade.......398

56. „ Dat wij ons zei ven moeten verloochenen, en Christus door het kruis navolgen.....403

57. „ Dat de mensch niet al te neerslagtig moet zijn, wanneer hij in eenige gebreken vervalt , . . 408

58. i, Dat men de al te verhevene dingen en de verborgene oordeelen van God niet moet navorschen . . 413

59. „ Dat men alle hoop en betrouwen in God alleen moet vestigen. 419

VIERDE BOEK.

Over het allerheiligste Sakrament.

1. hoofdstuk. Met hoe grooten eerbied men Christus moet ontvangen . . 434

2. „ Dat den mensch in dit Sa-krament Gods groote goedheid én lielde betoond wordt . . gt; • • ^34

-ocr page 567-

'9

bladwijzer.

Gebed als men zich bereidt om de heilige Communie te ontvangen . . . MO

3. hoofdstuk. Dat het nuttig is, dikwijls

de H. Communie te ontvangen . . 441

Oefening. Vurig verlangen om te communiceren, of ten minste de noodzakelijkheid gevoelen, om dit te doen oi dikwijls te doen.....444

Gebed om zich te bereiden tot eene waardige Communie.....445

4. i, Dat dengenen, die godvruchtig de heilige Communie ontvangen,

vele gunsten verleend worden . , 446

Oefening. Om van onzen Zaligmaker een levend geloof aan zijne wezenlijke tegenwoordigheid in het allerheiligste Sakrament des Altaars, en eene vurige liefde tot hem te verzoeken . . 450

5. ,, ■ Over de waardigheid van het Sakrament, en over den priesterlijken staat.......4-53

Oefening. Over de heilige voorbereiding, welke een Priester moet in het werk stellen, om waardig het heilige Misoffer op te dragen; en van die, welke een Christen moet hebben, om het godvruchtig te hooren en er voordeel uit te trekken .... 454

Gebed om van God de genade te bekomen, om waardig het heilige misoffer op te dragen en hetzelve wel te hoo-ren .......459

6. a Ondervraging wegens de oefening voor de H. Communie . .. 461

51

56 10

18

»3

'8

2

9

4 4

-ocr page 568-

BLADWIJZER,

7. HOOFDSTTJi. Over het onderzoek des ge-weteos en het voornemen van verbe-lerini?. ......463

Gebed of oefening van berouw vóór de Communie......467

8. g Over het offer van Christus aan het kruis, en over de overgeving van zich zelvon , . , . , 468

9. v Dat wy ons en al het onze aan God moeten opdragen en voor allen bidden. ...... 471

10. i Dat men de H. Communie niet ligt vaardig moet achterlaten . 475

Gebed tot JesnR Christus . . . 480

11. , Dat het ligchaam van Christus en de H. Schrift nan de geloovige ziel ten hoogste noodzakelijk zijn . 482

Oefening. Over het Itzen der heilige boeken, hetwelk moet dienen om ons tot de heilige Communie te bereiden en er de vrucht van te behouden . 487

13. „ Dat degene, die de heilige Communie wil ontvangen zich daartoe met eroote naarstieheid moet bereiden. 489

Oefening, Op welke wijze men het Ligchaam en Bloed van Jesus Christus moet nuttigen .... 491

18. „ Dat eene godvruchtige ziel van ganscher harte naar de vereeniging met Christus in het Sakrament moet haken...... . 494

Oefening. Over de inzigten van Jesus Christus in het verblijven op onze altaren , en over de godvruchtige gevoc-

-ocr page 569-

BLADWIJZER.

lens waarmede wij in de Mi« en in het Lof ol bij andere Bezoeken moeten te-ppnwoordig zijn . , . . . 496

Gebed, hetwelk men onder de Mis, onder het Lof en in de Bezoeken van het allerheiligste Sakrament des Altaars kan lezen...... 498

14. Hoopmsiük. Over het vurige verlangen van sommipe godvruchtigen naar het Ligchaam van Christus , , , 501

Oefening. Om waardig de geestelijke Communie te doen . . , . 508

15. g Dat de genade der godsvrucht door ootmoedigheid en zelfverloochening verkregen wordt. . . . 505

Oefening. Hoe men zich moet bereiden om de eigene genade der heilige Communie te ontvangen en daaruit nut te trekken . , , . , 507

16. | Dat wij aan Christus onze behoeften moeten openleggen en zijne eenade verzoeken . . , . 510

Gebed om de vrucht eener goede Com-munie te bekomen . , . , 51S

17. v Over de brandende liefde en het hevige verlangen om Christus te ontvangen 516

18. u Dat de mensch geen weetgierige navorscher van dit Sakrament, maar een ootmoeditre navolger van Christus moet zijn, met zijn verstand aan het geloof te onderwerpen . . 519

Oefening. Het geloof doen zegepralen over de zinnen en over de rede, met

-ocr page 570-

fcla-dwijzeü.

vastelijk te gelooveu, en ootmoedig het Ligchaam en Bloed van Jesns Christus in het .illerheiligste Sakrament te ontvangen , , , , ,55.

Bijyoegsel. — Verschillende gebeden , 52.

A iPiPROIBiVriO.

Imprimatur.

Mechlinte, 11 Dscemhris 1844.

J. B. Pauwels. Vic. Gen,

-ocr page 571-

/ J C ' A

-ocr page 572-

((('^ lt; :(((•■' t CCCCC(C CÖKj^Ct- (

K CC(' ^ CC C'(' ^

C^C?CCfa5^(^ C CCCCC^'C^i^'

(K^C ((ïvl CCCC(f^VS

CCC^CVCC^CCCCC mcc r lt; (««SX atccc^-c^c^ _ 3-

■c-

•lt;|gc

41felt;

: 'lt;C« C

KCCdf'v

^feccc

gcecc®«C(;C lt;,(« lt;««

^Cc«®fC ^HnKW C-(U(lt;

«C-oairaimr.ccccc re

-ocr page 573-
-ocr page 574-