-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

\

EEN GODS WOOED IN DRIE STEBNEN GEBIJTELD.

TOESPRAAK

TOT

DE GEMEENTE DES HEEB.EN, TER HERINNERING YAN DE PARIJSCHE BLOEDBRUILOFT,

r*- layvnTssTnA,

Pred. te Aarbiudervceu.

NAAR AANLEIDING VAN PSALM 44 VS. 2;3.

Uitgegeven ten voordeele der Chr. School aldaar.

(VOOR REKENING VAN DEN SClIRIJVtK.)

1, E I U K N .

A. A. RE NS INK. 1872.

BIBLIOTHEEK DER j RIJKSUNIVE JT

U T R EC H T

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Enkelen mocht ik in mijne gemeente door dit woord onder 's Heeren zegen tot moedgeving wezen. Deze verzochten mij het te laten drukken. Ik ben hiertoe besloten, om aldus ook onze Christelijke School, die veel gebrek heeft, nog een penningske der bereidwillige liefde te doen toevloeien. Geve de Heere den lezer heil en kracht, om te volharden in den geloove, al moet het te midden van vlammen of met een koord om den hals! Dat zij zoo.

B.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

EEN GODSWOORD IN DRIE STEENEN GEBIJTELD.

TOESPRAAK NAAR PSALM 44 VS. 23.

Gezongen Psalm 94 vs. 8.

Gelezen; Rom. 8 vs. 28—39. Ende wij weten dat dengenen die Godt liefhebben, alle dingen medewercken ten goede, (namelick) dengenen die nae (syn) voornemen geroepen zijn.

Want die hij te voren gekent heeft, die heeft hij oock te voren verordineert den heelde syns Soons gelyekformigh te zijn, opdat hij de eerstgeboren zij onder vele broederen.

Ende die hij te voren verordineert heeft, dese heelt hij oock geroepen: ende die hij geroepen heeft, dese heeft hij oock gerechtveerdight; ende die hij gerechtveerdight heeft, dese heeft hij oock verheerlickt.

Wat sullen wij dan tot dese dingen seggen? Soo Godt voor ons is, wie sal tegen ons zijn?

Die oock synen eygenen Sone niet gespaert en heeft, maar heeft hem voor ons allen overgegeven, hoe en sal hij ons oock met hem niet alle dingen schencken.

Wie sal beschuldinge inbrengen tegen de uijtver-korene Gods? God is 't die rechtveerdigh rnaeckt.

Wie is 't die verdoemt? Christus is 't die gestorven is, ja dat meer is, die oock opgeweckt is: die oock ter rechter (hant) Godts is; die oock voor ons bidt.

Wie sal ons seheyden van de liefde Christi? Verdruckinge, of benauwtheyt , of vervolginge, of honger, of naecktheyt, of gevaer, of sweert?

(Gelyck geschreven is, want om uwent wille worden wij den gantschen dagh gedoodt; wij zijn geacht als schapen der slachtinge).

Maer in desen allen zijn wij meer als overwinners, door hem die ons lief gehadt heeft.

-ocr page 10-

6

Want ick ben versekert, dat noch doot noch leven, noch Engelen, noch Overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,

Noch hooghte, noch diepte, noch eenigh ander schepsel ons sal konnen scheyden van de liefde Godts, welcke is in Christo Jesu onsen Heere.

GEBED.

Voorzang Psalm 118 vs. 7 en 8.

De Heer is mij tot hulp en sterkte.

Hij is mijn lied, mijn psalmgezang;

Hij was het, die mijn heil bewerkte;

Dies loof ik Hem mijn leven lang.

Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil, ons aangebracht;

Daar zingt men blij', met dankbre psalmen;

Gods rechterhand doet groote kraeht!

Gods rechterhand is hoog verheven,

Des Heeren sterke rechterhand,

Doet door haar daan de wereld beven;

Houdt door haar kracht Gods volk in stand.

Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven,

Maar leven; en des Heeren daan,

Waardoor wij zooveel heils verwerven.

Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.

Geliefden! de dag van gisteren 24 Augustus was een gewichtvolle gedenkdag. Zeer te recht werd in het dagblad der christelijk-historische richting die dag een treurdag voor alle protestanten genoemd. En geen wonder. Wat dan? Het onlangs zoo zwaar geteisterd Parijs heeft gisteren juist drie honderd jaren gruwelen geopenbaard, die elk menschelijk hart moeten doen breken en met geen pen zijn te beschrijven.

Hoort in eenvoudige bewoordingen het vreeselijk feit, dat toen door menschenhanden werd volbracht. Reeds sints jaren

-ocr page 11-

7

had het liefelijk licht van het evangelie der genade hare stralen weer verspreid en zeer velen onder aanzienlijken en geringen den éénigen weg des vredes doen vinden. Reeds sints jaren was er dientengevolge een strijd ontbrand, gelijk elders zoo ook in Frankrijk, bij welken geen strijd is te vergelijken. Het scheen in het in zoo vele opzichten gedenkwaardige jaar 1572 of aan dien strijd een einde zou komen en het bloedvergieten om de werking van het licht des evangelies aldaar zou worden gestaakt. Althans, daar verbreidt zich de mare, dat Margaretha de jongste dochter van de beruchte Catharina de Medicis hare hand aan Hendrik van Navarre heeft geboden.

Het huwelijk tusschen deze vorstelijke personen, het zou, zoo meende men. Frankrijk van alle onrust verlossen. Maar helaas! Het huwelijk wordt gesloten. De bruiloft wordt met veel statie en groote vreugde gevierd. Hoort, daar knalt omstreeks middernacht een pistoolschot in de nabijheid van het paleis van Koning Karei IX, en dit schot, het was maar al te zeer het teeken tot een algemeenen aanval op de bedrogen en weerlooze protestanten. Eer het zonlicht verrees van achter de kimmen waren de straten van Parijs gekleurd met het bloed van duizenden, wier eenige misdaad het omhelzen van het zuivere evangelie was. Admiraal de Coligny, de ziel van het nieuwe leven des Geestes, werd in zijn ziekenkamer ontzield, en van boven neer op de straatsteenen gesmeten.

De wraak van Rome was nog niet gekoeld. Parijs was voorgegaan en de provinciën zouden volgen. Het bloedbad werd den volgenden dag in andere groote steden vernieuwd en, naar luid der betrouwbare oorkonden , waren binnen acht dagen tijds bij de honderd duizend getuigen der waarheid, die naar de godzaligheid is, vermoord.

Mijne Geliefden! Dit vreeselijke feit, u daar kort mede-

-ocr page 12-

8

gedeeld, waaraan wij u heden herinneren, het is geen op-zich-zelf staand feit. Integendeel, het doet ons met meer dan gewone kracht gedachtig zijn aan hetgeen de Gemeente des Heeren, de ware kerk, van den kant der wereld heeft te ondervinden. Daarom, als in den geest geplaatst op het bloedig toneel, dat voor driehonderd jaren te Parijs werd opgericht, willen wij u heden bij het lot bepalen, dal het on misgaan baar deel van de geloovigen was, is en wezen zal.

Bizonder krachtig wordt ons dit lot beschreven in het woord van den 44.™ psalm en wel in het 23e vers, waar we lezen: //om uwent wille worden wij den gantschen dagh //gedoodt; wij worden geacht als slachtschapen.quot;

Kom laat ons dit woord des Heeren betrachten als gsbij-teld in drie onderscheidenen steenen;

I. In den gedenksteen der geschiedenis;

II. in den toetsteen des geloofs;

III. in den steen der hulpe, door den Heere voor zijne lijdende Gemeente gesteld.

God heilige onze overdenking door zijn Geest aan onze harten en make ons standvastig in den geloove, Amen !

I.

Het is niet zeker wanneer en door wien het '44equot; psalmlied is vervaardigd. Sommigen schrijven het toe aan een godsman ten tijde van de makkabeeuwsche vorsten. Andeieu, en dit komt ons het waarschijnlijkst voor, stellen de vervaardiging van dezen van diep gevoel getuigenden psalm in den tijd van den godvreezenden Koning Hiskia en wel on-middelijk na of, beter nog, gedurende de verwoestende invallen der Assyriers onder Sanherib. Hoe het ook moge wezen, het blijkt uit het geheele lied, dat het volk des Heeren in lijden, in ongekend zwaar lijden, zich bevindt. En dat niet om der zonden wil, omdat zij van den Heere

-ocr page 13-

9

waren afgeweken cn nnclere gorlon nawandelden, zoodat zij nu moesten uitroepen: '/Onze misdaden voeren ons henen li weg als een wind; — Gij verbergt uw aangezicht voor ons, '/en Gij doet ons smelten door middel van onze ongereclitig-'/heden.quot; Zoo was liet Israël gewoon, docli nu waren zij verkocht zonder waardij, ru waren zij hunnen naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom hen waren, nu waren zij tot een spreekwoord onder de heidenen, tot eene hoofdscliudding onder de volken, niet van wege hunne dwaasheden, maar ter oorzake van hunne getrouwheid aan den Heere en zijne heilige wet. Daarom (zoo roepen zij uil) »maar otn uwentwille worden wy den ganschen dag gedood; '/wij worden geacht als slachtschapen. '

Dit was niet de eerste maal en het zou niet de laatste maal wezen, dat 's Heeren getrouwen zoodanige woorden lieten hooren, o neen, het was een gewoon een zeer gewoon , ja wat meer is, wij zeggen niet te weinig als we beweeren: dit was een natuurlijk, boven alles natuurlijk. verschijnsel, dat toen in Israël opgemerkt worden kou. Ziet, m. hh. het is om die reden, dat we in de eerste plaats wilden aantoonen, dat liet merkwaardige woord van onzen tekst daar gebijteld staat in den gedenksteen der gansche geschiedenis.

Ja gewis, — Gods kinderen, Gods getrouw volk, 's Heeren gehoorzame volgelingen, zij hebben ten allen tijde hier op aarde hetzelfde kunnen betuigen, als uit eenen mond het moeten uitspreken: '/om uwentwille, o Heere, worden '/wij den ganschen dag gedood; wij zijn geacht als schapen quot;ter slachting.'1

Of? Beginnen we slechts met het begin, of zien we niet reeds in het eerste huisgezin den eersten zoon het bloed van deu eersten broeder vergieten ? iCn Kain, waarom sloeg

-ocr page 14-

11)

hij Abel dood ? Was het niet omdat, zijne werken boos waren en die van zijnen broeder rechtvaardig?

Ons treft verder Jozepli 's lot, die eerst ter wille der waarheid door zijne broeders naar het vleesch voor luttele zilverlingen verkocht werd en later zijne godsvrucht met kerkerstraf boeten moest.

Aanschouwt verder Israels harde dienstbaarheid in Egypte. Wie aanschouwt niet in dien zwaren druk dezelfde brieschende vijandschap tegen Gods volk, dat hier beneden om zijnentwille niet geduld worden kan ?

Tiet verder op David's omdolingen en vervolgingen en vangt alle klaagtoonen op uit zijne liederen, onder hevige angsten uit zijn harte geweld, en geen andere reden van al zijne smarten kunt gij vinden, dan dat die man naar Gods harte zijn weg op den Heere had gewenteld.

Ln de profeten ! Zijn ze niet gesteenigd, in stukken gezaagd , verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, omdat zij getrouwe getuigen der waarheid waren, afgoderij en alle ongerechtigheid bestraften of boodschappers ware van blijde tijding?

Eu nu, bepalen we ons bij de geschiedenis van den nieuwen dag. Slaat dan allereerst het oog op Jezus den Christus, den getrouwen getuige der waarheid bij uitnemendheid, den man van smarten. Wat was het loon van zijn arbeid? Hij heeft, het kruis verdragen, de schande veracht. Zijn bloed, ongetwijfeld , het mocht daar vloeien langs het hout der verachting tot uitdelging der schuld, tot vergeving der zonden van de zijnen, dat zelfde bloed, toch is het het bloed van het lam, dat stemmeloos door vijanden ter slachting geleid werd.

Zijne discipelen. Een enkele slechts stierf zijn eigen dood, na zijn gansché leven door duizend angsten te hebben doorworsteld.

Wie kan vergeten het tiental vervolgingen door Rome's Kei-

-ocr page 15-

11

zers uitgelokt of begunstigd ? — en ach, dit alles een voorspel voor Christus gemeente was het nog, waar we in later eeuwen gedoopten in den naam des Vaders, des Zoons en des H. Geestes, door ijdelei waan verleid, iu naam der waarheid en der gerechtigheid, de rechtvaardigen zien pijnigen, folteren en dooden. Als reen werden zij gejaagd op de bergen , nagezet in spelonken, geen rust werd hun gegund.

o Wat heeft deze aarde, wat boven alles ook ons dierbaar Vaderland moeten aanschouwen! De eigen akkers, waarop ge nu bij vernieuwing een rijken oogst hebt mogen versa-melen, waren eenmaal dronken van het bloed uwer voorouders, omdat dit huu eenige troost was geworden, het eigendom van Christus te zijn; omdat zij het door ontdekkende genade , meest na heftigen zielekamp, hadden ervaren, dat de mensch niet gerechtvaardigd wordt voor God door de werken der wet, maar door het geloof van Christus Jezus.

Eindelijk, neen het is nog niet lang geleden, sommigen uwer herinneren het zich nog levendig, hoezeer van den kant des ongeloofs nieuwe en krachtige openbaringen van waarachtig geloofsleven belet en te keer gegaan, op zijn minst genomen veracht, bespot en geschuwd werden. Hoe? wat zeggen we, nog niet lang geleden ? ai, de tegenwoordige dagen gewagen luide van dezelfde vijandschap, die wel nog ingebonden wordt door een onzichtbare macht om niet in lichte laaien gloed te ontbranden, maar wacht op den ge-schikten tijd om hare verwoestingen aan te richten. Dit weten we, de waarheid Gods en daarom Gods volk, dat in die waarheid wandelt, het wordt nog niet geduld, maar spot, hoon, afschuw en haat zijn nog hun deel, — en,.gevoelen wij iets van de kracht der ziedende hartstochten, dan bedriegen wij ons niet, of in volgende eeuwen zal menige hand bij zoovele getuigenissen voegen: stroomen bloeds van Gods kinderen , door 's duivels knechten vergoten , heeft ook de

-ocr page 16-

12

hooggeroemde 191quot; eeuw in breede kronkelingen zien vloeien.

Immers Rome en de god dezer eeuw, zij veranderen niet.

II.

Die voor de waarheid zich in het gericht stelt, stelt zich tot een roof. Die der gerechtigheid vriend is, wordt door de wereld gehaat. Die zich Gods kind weet en mag noemen, laadt smaad, verguizing, bespotting en vervolging op zich.

Daarom moesten we vermelden en aantoonen , al de een-weu door, hoe het woord uit den 4;lcl1 psalm; //om uwentwille worden wij dan den ganschen dag gedood , wij warden geacht als slachtschapen, quot;stond gebijteld in den gedenksteen der geschiedenis, niet minder om genoemde reclenèii, dit woord staat in den toetsteen des geloofs te lezen. Met andere woorden, juist uit de vervolging om der gerechtigheid, om Gods wil, wordt het duidelijk wiens we zijn en toebehooren, of de waarheid in ons is en wij door het geloof in de waarheid wandelen.

Wie zijn 's inenschen vrienden, — bij wien is de mensch aangenaam, — door wien wordt hij geprezen, geacht en bemind of van wien heeft hij het tegendeel te verduren?

Waarlijk, m. hh. men n.oge het vreemd, men moge het misschien al te ver getrokken achten, het is toch niet anders, het antwoord op zoodanige vragen beslist en moet beslissen over's menschen inwendig zijn en geestelijk wezen.

Anderszins de waarheid Gods draagt den logen in de plooien van baar gewaad. Die waarheid toch luidt zonder eenig voorbehoud met kracht en klem : //die een vriend der //wereld wil wezen wordt een vijand Gods gesteld,11 — en //omgekeerd: //indien gij van de wereld waart, zoo zou de //wereld het'hare liefhebben; doch omdit gij van de wereld //niet zijt, maar ik n ui), de wereld hel) uitverkoren , daarom //haat u de wereld Gedenkt des woords, dat ik u gezegd

-ocr page 17-

13

//lieb: een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. lu-»dien zij mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; //maar al deze dingen zullen zij doen om mijns naams wil, //omdat zij Hem niet kennen, die mij gezonden heeft.quot;

Zoo is het. Getuigt eenig menschenkind met den vromen godscnan der oudheid in oprechtheid des harten:

Ik ben een vriend, ik ben een medgezel Yan allen, die Gods naam ootmoedig vreezen,

En leven naar zijn goddelijk bevel,

dan kan het niet anders, dan moeten de Sauls met de spiezen naar hem werpen, de Doëgs hem verraden, de Michals hem bespotten, de Simeiquot;s hem schelden en vloeken, dan moet hij zijn geheele leven lang het voorwerp van den haat, het doelwit der godevijandige menschen wezen

En geen wonder Het licht verstaat zich met de duisternis nimmer, gerechtigheid en zonde kunnen niet samengaan, wat samenstemming heeft Christus met Beliar? of wat deel heeft de o-eloovii'e met den oni;eloovie,'e ? of wat samen-

O O C? KJ

voeging heeft de tempel Gods met de afgoden ?

o Ongetwijfeld, wie weet het niet, arglistig is het hart meer dan eenig ding, ja doodelijk is het, wie zal het kennen , wie weet het niet, dat de menschenkinderen, met de belijdenis der waarheid op de lippen en met een schijn van godzaligheid versierd, er ten alleu tijde op uit waren om zich te schikken, te voegen , te plooien naar de wereld en hare begeerlijkheden, maar wee hunner! — hoe werd hun streven immer veroordeeld door den strengen eisch der waarheid en der gerechtigheid: //gij kunt niet twee heeren dienen, want //of gij zult der, eenen haten en den anderen liefhebben, of //gij zult den eenen aanhangen en den anderen verachten, //gij kunt niet God dienen en den Mammon.quot;

Nogmaals, o zeker, duizenden bij duizenden hebben er geleefd, en nog ontmoeten ze onze oogen rondom ons, die

-ocr page 18-

14

den naam hadden en hebben, dat zij leven, maar ze zijn dood, d i e zich als kinderen Gods met de kinderen des duivels konden verstaan, die goede vrienden wenschten te blijven niet allen, wier leuze is: laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij, maar toch — dit kon niet zonder verloochening, zonder vertrapping der goddelijke waarheid , zonder schending der goddelijke gerechtigheid. ïen bewijze hiervanmet hoeveel afschuw heeft God zelf van de zoodanigen gesproken, hoe diep vernederend staat daar nog altijd het woord tegen de zulken geboekt: //ik weet uwe //werken, dat gij nóch koud zijt nóch heet: och of gij koud // waart of heet! zoo dan, omdat gij lauw zijt en nóch koud //noch heet, ik zal a uit mijnen mond spuwen.quot;'

Neen. onmogelijk, geen verdrag met de wereld, geen verbroedering , maar vijandschap van den kant der wereld, in welken graad en vorm ook, moet het geloof, het kind zijn van God, het dïsciepel zijn van Jesus den Christus waarmerken en daarom ons tekstwoord staat onuitwisbaar in den toetsteen des gelools gebijteld. Ontrolt een menschenkind, getrokken uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, van harte bekeerd, gerechtvaardigd en geheiligd, de banier der waarheid, als écu man maakt zich dan de wereld op om hem te dooden den gauschen dag, om hem als een schaap ter slachtbank te leiden.

III.

Als een man maakt zich de wereld op om hem te dooden den ganschen dag, om hem als een schaap ter slachtbank te leiden! Maar geen nood voor dezen mensch, want vervolgd en lijdende om Gods wil, zal ook God voor hem zorgen.

tiet is daarom eindelijk, dat we ons tekstwoord ook zien gebijteld tn den steen der hulpe, die de Heere genadig voor zijne lijdende en vervolgde Gemeente heeft opgericht.

-ocr page 19-

Ken steen der hulpe! Ongetwijfeld; want, o, schijnbaar ellendig mag het lot der godsgetrou wen hier op aarde wezen , zoodat ieder hunner moet betuigen: waren wij alleenlijk in dit leven op God en Christus hopende, wij waren de ellendigste van alle me.ischenkinderen , toch wenschen zij geen ander deel, voor het minst niet het lot der wereld het hunne te noemen.

De Heere toch is het . die de zijnen niet. begeeft en verlaat. Hier is van kracht en beteekenis het; woord des Heeren; //zalig zijt gij, als u de menschen smaden, en vervolgen, //en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnentwil, //zalig zijn zij, die vervolgd worden om der gerechtigheid //wil, want hunner is het koningrijk der hemelen. Verblijdt //en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen.quot; Inderdaad Gods kinderen, die een aanfluiting van allen zijn, aller afschrapsel tot. nu toe, zij hebben rijke en heerlijke beloften, beloften voor den tijd en de eeuwigheid beide.

Allereerst hoe menigmaal redt hun getrouwe God hen uit in dit leven. Reeds in dit opzicht vervult Hij zijn woord: uit zes benauwdheden redt de Heere. ia uit zeven. Ziet toch Joseph, broederhaat werpt hem in den kuil met het plan om hem te dooden, doch de hand des Almachtigen beschermt zijn leven en verkocht als slaaf naar Egypte doet God hem genade vinden in Potifars oogen. Andermaal, bekrachtigd te midden van een zware verzoeking, zoodat hij niet bezweek maar zegevierend betuigde: zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God. ontvangt hij, gelijk we zagen, boeien tot loon, — doch ziet. God weet middelen te bewerken tot zijne verlossing niet alleen, maar tot zijne verhooging aan Farao's rechterhand.

Hoe menigmaal is de god vreezen de David verlost uit de handen zijner vijanden , bevrijd uit nijpende gevaren !

Wat mogendheden van reddende gunst openbaarde de Heere

-ocr page 20-

16

aan het god vreezen de drietal in den gloeienden oven , aan Sndrach, Mesach en AViednego! Mogendlieden, waarvan fil de vijanden werden verslagen en die hun de belijdenis van de lippen perstte: '/er is geen ander God, die alzoo verlossen kan.quot;

IViets staat den Heere in den weg om de zijnen in de grootste smarten en ellenden te behoeden en te bewaren. Ziet het aan een Pel rus, die door engelenhand uit den kerker geleid werd, ziet het aan een Paulus, wien de steenworpen niets deerden, ziet het aan een Johannes, die in ziedende olie voor alle letsel behoed werd. Ja ettelijke malen Het de Heere het blijken: '/slangen zullen zij opnemen , en al is het, dat zij iets doodeüjks zullen drinken, het zal hun niet schaden.quot;

En, och dit was nog weinig. Immers meermalen mocht de Heere uitkomst geven, tot lijden en dood was zijne gemeente geboren en geroepen, voor de meesten was dat lijden als een eerekroon weggelegd en bet veege lijf moest door niet weinigen om zijns naam wil worden gegeven.

Daarom nog eens deze hulpe des Heeren in dit leven be-teekent neg weinig. Een heerlijken blik boven alles hebben zij op den steen der bulpe geslagen voor de eeuwigheid. De Heere toch bad gesproken: //vreest niet voor degenen, die '/bet lichaam dooden en de ziel niet kunnen dooden, maar //vreest veeleer Hem, die beide, ziel en lichaam kan verderven in de hel.quot;

Wederom op dien steen stond voor hen bij mtsluitinj?, te lezen: //in het buis mijns ^ aders zijn vele ' oningen, anders-//zins zoo zou ik het u trezegd hebben, ik ga heen om u '/een plaats te bereiden.

Met bet oog daarop geslagen zingen zij daarom te raidden der grootste smarten, onder de hevigste verdrukkingen, op schavot en brandstapel, in de klauwen van bet wild gedierte:

-ocr page 21-

17

'/onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt //een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.quot;

Bij God is en blijft het immers recht verdrukking te vergelden dengenen, die zijn volk verdrukken, maar hun, clie verdrukt worden, eene alles overtreffende verkwikking in de openbaring van den Heere Jezus -van den hemel met de engelen zijner kracht.

Voorwaar, ware liet ons vergund het gordijn te verschuiven, dat de eeuwige dingen verborgen houdt, we zouden dau u kunnen toonen een Kaïn, aan eeuwige wroeging ten prooi, en Abel gesierd met den palmtak der overwinning, dan zou uw oog een Saul ontmoeten, geknaagd door den norm, die niet sterft, en David juichende van nog meerder vreugde, dan die hij op aarde mocht smaken, d a n zou uw oor vernemen hartverscheurende klachten van de lippen van een Achab, terwijl Elia zich vermeldt in 's Heeren lof, dan... maar genoeg, in één woord, Jezus en al de zijnen, uit al de eeuwen saamvergaderd en gekomen uit de groote verdrukking, zullen zitten, met macht en majesteit bekleed, aan de rechterhand des Vaders en genieten eene verzadiging van vreugde eeuwiglijk en altoos, terwijl hunne vijanden hunne voeten zullen onderworpen wezen en het stof zullen lekken.

o Die groote dag, wat zal hij baren! ai De vijanden, hier in den tijd mochten zij uit de hoogte nederzien op de eenvoudige , verachte godvreezenden, hier in den tijd spotten en zonder vreeze snoeven op hun macht, hier in den tijd allerlei kwellingen uitdenken en in toepassing brengen: — toch zal het blijken: //wie heeft zich tegen den Heere ver-//hard en vrede gehad.quot;

De rechtvaardigen daarentegen zullen het aardrijk beërven. Om 's Heeren wil den ganschen dag gedood en geacht als slachtschapen, zal de steen der hulpe hun niet liegen. Hun bloed en tranen zijn dierbaar in huns konings oogen. Hun

-ocr page 22-

18

bloed zal worden gewroken. De tranen zullen van de oogen worden gewischt. Geen lijden noch dood voor hen meer tot in eeuwigheid, maar onverwelkelijke, onbevlekkelijke en onverderfelijke heerlijkheid, welke geen oog heeft gezien, geen oor heeft vernomen, die in geens menschen harte is opgeklommen, doch die God heeft bereid allen, die Hem liefhebben.

Tosschenzang : Gez. 156 vs. 3.

De spotter mag de waarheid stuaau,

Ons kan hij haar niet rooven,

d' Onchristen mag haar tegenstaan,

Wij blijven haar gelooven:

TJ Jezus, U zij d'eer!

Die U verkiest tot Heer,

Uw woord oprecht betracht.

Die kan geen helsche macht De zaligheid ontrooven.

TOEPASS [NG.

Wij leven in beschaafder, zachtzinniger, verdraagzamer eeuw dan de menschenkinderen vroeger.

Zoo spreken velen.

o Voorzeker, weleer moest de geschiedschrijver een getuigenis geven als in het 23« vers van den 44™ psalm, doch aldus handelen de beschaafder menschen thans niet, gelijk in die getuigenis medegedeeld wordt.

Zoo beweert men te^enwoordiar.

o o

Och, m. hh. oppervlakkigheid, anders niets. Neen, nog immer, en heden niet minder dan ooit vroeger, is de natuurlijke mensch, is de wereld, van God en Christus vervreemd, vijandig gezind tegen de waarheid en moeten de godvreezenden het ontgelden.

De godsgetrouwen , zij maken nog altijd de doleerende,

-ocr page 23-

19

de onderliggende partij uit in liet midden der menschen-kinderen. Zij vinden geen bijval hoegenaamd, ais zij zich in hun ware karakter openbaren, als zij toonen, wie zij zijn en welke Geest in hen woont en werkt.

Of, wat beteekenen anders die lage scheldnamen, welke hun naar het hoofd worden geworpen, die niemand onbekend Kunnen wezen, scheldnamen als deze: die fijnen, die dweepers, die weetnieten, die duisterlingen, die zwartgalligen ?

Is het zoo vreemd, dat zij, die Gods woord wenscheu gehandhaafd te zien, dat woord willen aangemerkt hebben als het eenige richtsnoer voor geloof en leven, zoowel in het openbaar als in het bizonder tegengewerkt worden? Of wat dunkt u, zijn dezulken zoo welkom, worden zij met zooveel blijdschap begroet in eiken kring, op elk gebied? Zegt het ons, wie weet het niet, dat zij op zijn minst genomen teruggeschoven werden.

jNogtnaals neen, zij worden niet geduld, zij vinden geen gehoor, zij smaken geen rust.

Doch dit niet alleen. Raadplegen we de ervaring der ge-loovigen, waar zij in woord en daad getuigenis der waarheid «■even. Wat ondervinden zij ? O niets wenscheu zij liever, dan dat hunne natuurgenooten zich door de waarheid laten leiden. Wat is het geval? Wat? Als zij spreken van wedergeboorte, bekeering, geloof in Jezus Christus, heiligmaking, zoo dringend vereischt tot het eeuwig behoud der ziele, ziet dan spruit daar een wortel der bitterheid opwaarts in de harten, dan plooit eene vreeselijke afkeerigheid het gelaat, dan ontmoet de getrouw verkondigde waarheid eene vijandschap, die schier geene grenzen kent.

Vanwaar anders die algemeene onverschilligheid, waarmede het woord der waarheid ontvangen wordt. Ach ja, de plaatsen in Gods huis mogen nog al bezet worden, doch in het leven toont men het maar al te zeer, dat de praktijk der waarheid niet

-ocr page 24-

20

wordt gewild. Het aantal der genen is legio, die zich met een: //Heere, Heere roepen,quot; tevreden stellen en niet doen den wil des Vaders, die in den hemel is. Aan de waarachtige vreeze Gods worden de meesten geërgerd. Is dit met u het geval, m. hh. wij zijn geroepen om het u aan te zeggen, dit stempelt dan, al openbaart gij het nog niet zoo kennelijk, uwen tegenzin tegen de ware godvreezenden. o Vraagt het a-zelven slechts af, is u de omgang met dezen liet, zou het u pijn doen, u deeren bijaldien zij werden vervolgd, tegengestaan, verdreven, gepijnigd, gedood ? Inderdaad gij zoudt er geene bete minder om nuttigen, geen teug minder om drinken, even blij, even opgeruimd, gerust en genoegelijk zoudt gij daar henen leven als altijd. Voorwaar, er moet een andere geest in u komen, dan de geest dezer eeuw, die uwe zinnen verblind houdt, zult gij ongeveinsde liefde bezitten voor de godvreezenden. Dezelfde Geest zal uwe ziele moeten doortrekken, als die in hen woont en werkt. Immers er staat geschreven: /■/een iegelijk, die lief heeft dengenen, die geboren heeft, die heeft ook lief dengenen , die uit Hem geboren is.quot;

Doch er is meer, niet alleen is het genoeg de godvreezenden ongemoeid te laten, neen — voor u en voor elk is ten slotte het woord van den tekst in den toetsteen des ge-loofs gebijteld. Behooren wij in waarheid tot de godsge-trouwen, de vervolging-zelve zal dan zonder eenig voorbehoud ons deel moeten wezen, clan zal het ook van een iegelijk onzer moeten gelden in meerdere of in mindere mate; //om uwentwille worden wij den ganschea dag gedood, wj zijn geacht als schapen der slachting.

o Onderzoeken wij ons-zelven nauwkeurig! uit te komen voor den naam. en voor de zaak der waarheid, betrekkelijk valt zulks heden ten dage nog al gemakkelijk. Met een schouder-op-halen, met een minachtenden blik, met een

-ocr page 25-

21

scheldwoord twee drie, komt, meu er af — en toch, hoe weinigen willen en kunnen dit nog dragen op dezelfde wijze als Christus en de zijnen het zwaarste lijden hebben doorstaan , n. 1. in onderworpenheid, in stilheid, in zachtmoedigheid. die als zij gescholden werden niet wederscholden, die als zij leden niet dreigden, maar het alles overgaven aan Hem, die rechtvaardig zal oordeelen. o Wat zal het wezen, als de tijden van voor driehonderrl jaren eens wederkeerden, als foltertuigen weêr voor den dag gebaald en schavotten en brandstapels bij vernieuwing worden opgericht? Hoevelen, die nu zich rangschikken onder de leden van Christus, zonden dan een uitwendigen schijn laten varen en hun ware wezen door afval toon en !

En waarom? Ach, waar werkelijkheid hun verre is, een gedachtenbeeld keurt niemand des lijdens, hoe gering ook, waardig. Thh. waarom gij zoudt bezwijken ^ Och, omdat gij de liefde van Christus niet bij ervaring hebt gekend nóch zijns Geestes deelachtig zijt, — omdat gij geen ware discipelen ooit. van Hem werdt, discipelen uit water en Geest geboren , — omdat gij nooit als arme en verlorene zondaren de aanneming tot kinderen Gods uit loutere genade hebt leeren kennen, — omdat, gij niet, met zonde en schuld bedekt, de dierbare verlossing door zijn kostelijk zoenbloed hebt ontvangen. Ziet, dit doet u geen liefde voor God en Christus, voor de waarheid en de gerechtigheid in uwe harten dragen en dit doet u in de ure der benauwdheid terugtreden.

Maar is dit het geval, mijne geliefden, o dan lijdt gij, gelijk Christus leed, dan zult gij lijden en voor het lijden bekwaam zijn. o Wij weten het niet, den Heere alleen is het bekend, welke en hoevele smartvolle tijden er nog zullen aanbreken voor 's Heeren Gemeente en daarom ook voor u, maar dan geen nood. De steen der hulpe, door Christus de zijnen gesteld, is ten allen tijde onbedriegelijk bevonden.

-ocr page 26-

22

Moet gij lijden en nog veel om zijns naams wil doorstaan. Hij zal ook u niet begeven. Rijke vertroostingen, onverwachte versterkingen menigmalen, zal Hij u in milden overvloed toevoegen. Al moet gij duizend angsten, duizend nooden doorworstelen, het heerlijk vooruitzicht van 'als een getrouw volgeling van Hem gekroond te worden met de krans der overwinning, het eeuwige leven, dat Hij u verwierf en dat het aardsche leven verre overschaduwt, zal u doen volharden tot den einde toe.

Voor wie Christus niets is, zij worden in de groote, zelfs in de minste. verdrukking teleurgesteld, maar u allen, die Gods geliefde en getrouwe kinderen zijt door het geloof, u allen, die weet wat gij aan en in uwen Zaligmaker bezit, zal geen vrees doen wijken en bezwijken, o Wij weten het wel, nu nog, wantrouwende aan eigen kracht, zegt gij; in mij is geen kracht, hoe zal ik staande blijven als het vuur der vijandschap al heeter en heeter zal branden; — maar o, de Heere is getrouw. Hij laat niet varen de werken zijner handen, gelijk vroeger zoo velen, ook u, krachtelooze, zal Hij een krachtvol getuige, een onwankelbaren martelaar om zijns naams wil doen zijn.

Verblijdt u daarom in de hope, kinderen Gods, wier deel is de beker des lijdens. Nog voeren uwe vijanden heerschappij over het erfdeel des Heeren, maar gij zult de poorten uwer wederpartijders erfelijk bezitten, de poorten der helle zullen de Gemeente des Heereu niet overweldigen. Uw vijanden zeggen steeds nog: '/de Heere God slaapt, Hij weet van dit alles nietsquot;; maar weet het wel, toeft de Heere, Hij kent zijn tijd, Hij komt. Hij komt gewis. Vreest niet, gij £?od-vreezenden, in uwe angsten en nooden, als gij bidt; Sta op, o God! toon medelijden ,

Laat ons uw' arm van nood bevrijden:

Verlos ons uit den angst, o Heer!

-ocr page 27-

23

dan zal het antwoord niet achter blijven , maar gij, gij zult de vergelding der goddeloozen zien, terwijl gij u zult verheugen met onuitsprekelijke vreugde: want:

De Heer zal opstaan tol, den strijd;

Hij zal zijn haters, wijd en zijd,

Verjaagd, verstrooid doen zuchten.

Hoe trotsch zijn vijand wezen tnoog.

Hij zal voor zijn ontzachlijk oog,

Al sidderende vluchten.

Gij zult hen, daar g'in glans verschijnt.

Als rook en damp, die ras verdwijnt.

Verdrijven en doen dooien.

't Godlooze volk wordt haast tot asch ;

't Zal voor uw oog vergaan , als was.

Dat smelt voor gloende kolen

Maar 't vrome volk, in L verheugd Zal huppelen van zielevreugd.

Daar zij hun wensch verkrijgen:

Hun blijdschap zal dan, onbepaald.

Door 't licht, dat van zijn aanschijn straalt Ten hoogsten toppunt stijgen.

Amen !

Nazang; Psalm 68 vs. 1, 2quot;

-ocr page 28-
-ocr page 29-
-ocr page 30-
-ocr page 31-
-ocr page 32-
-ocr page 33-

■ -