I
'
-
1
R
-1 1
' ■
TOEGEWIJD
-A.A.N ONZE LIEVE VROUW
van Altijddurenden B.ijstand.
/
toegewijd aan
0. LYron van Altijimiiileii BijslaM.
BESCHOUWINGEN VOOR AL DE DAGEN DER yVlARIA-yViAAND,
door
s
Priester van de Congregatie des Allerh. Verlossers.
's Hertogenbosch., Lutkie amp; Cranenburg. 1871.
Krachtens de magt ons door den HoogEerwaarden Pater N. MAURON, Generaal onzer Congregatie, verleend, staan wij toe, dat «de Meimaand toegewijd aan O. L. V. van Altuddurenden Bijstand; — beschouwingen voor al de dagen der maria-maand door den eerw. pater C. scholten, priester onzer Congregatie , gedrukt en verspreid worde.
Provinciaal van de Congregatie des Allerh. Verlossers in Nederland.
Libr. Cens.
Voor nagenoeg zes jaren werd eene oude en wonderdadige Maria-beeldtenis, die eeuwen lang te Rome onder den titel van Onze Lieve Vrouw van Altijddu-renden Bijstand bekend en vereerd geweest, maar tijdens de staatkundige beroerten op het einde der vorige eeuw verloren gegaan was, in de stille binnen-kapel van een klooster wedergevonden. Zijne Heiligheid Pius IX bepaalde dat de heilige beeldtenis aan de openbare vereering zou worden wedergegeven op de plaats zelve, die daartoe vroeger door Maria was aangewezen en alwaar thans de kerk van den H. Al-phousus zich bevindt. Het geliefde wonderbeeld wekte
inleiding.
al dadelijk bij zijne eerste wederverschijning aller vertrouwen, en de goede Moeder van Altijddurenden Bijstand beloonde den ijver en de godsvrucht harer dienaren en dienaressen met vele wonderen. Ora het vertrouwen op de magtige Moedermaagd en de devotie tot haar te bevorderen, werden echte afbeeldingen van de wonderdadige beeldtenis vervaardigd, en thans is de devotie tot Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bijstand in bijna alle landen van Europa, in Noord- en Zuid-Amerika en in andere werelddeelen verspreid. Ten einde ook in ons vaderland die devotie te bevorderen, heb ik voor twee jaren eene Gesciiied-kündige schets van O. L. V. van altijddurenden Bijstand met gebeden voor al de dagen der Meimaand uitgegeven: de eerste oplage werd een jaar later gevolgd door eene tweede uitgaaf, vermeerderd met eene Noveen ter eere van de Moeder van Altijddurenden Bijstand. De gretigheid, waarmede dit boekje door de geloovigen werd aangenomen, bewees, dat do vereering van Maria onder dezen troostrijken titel in veler harten ingang had gevonden, en zette mij aan, om, volgens het verlangen mijner Oversten, de toespraken, welke ik vorig jaar te Amsterdam tijdens de Meimaand gehouden heb, in den vorm van Beschouwingen of Overdenkingen aan de dienaars en dienaressen der Moeder van Altijddurenden Bijstand aan te bieden,
Het plan, in deze Beschouwinger.; gevolgd, is zeer eenvoudig. Eerst heb ik de Gronden uiteengezet,
vi
INLEIDING. VU
waarop de Altijddurende Bijstand van Maria steunt, met andere woorden, ik heb de redenen aangegeven, waarom Maria de Moeder var. Altijddurenden Bijstand genoemd wordt; verder heb ik in eene reeks van Beschouwingen de Uitgebreidheid zoo alomvattend van Maria's Altijddurenden Bijstand voorgesteld, en eindelijk Jieb ik getoond op welke Voobwaarden wij de zegeningen van dien Altijddurenden Bijstand kunnen verkrijgen.
Het eenige doel, dat ik bij het schrijven dezer Meimaand beoogd heb, is het vertrouwen op de Heilige Moeder van Jesus meer en meer in aller harten op te wekken. Ten einde daartoe te komen, heb ik mij in het bijzonder voorgesteld, de magt van Maria te toonen, en deze hare magt voornamelijk beschouwd in de deelneming aan het Verlossingswerk, deelneming zoo wezenlijk en zoo werkdadig, dat de Heilige Vaders en Leeraars der Kerk niet aarzelen Maria te begroeten als de Helpster in hot Verlossingswerk, als de Mede-helpster in de bewerking van ons heil, als de Deelgenoote van Jesus. Doordrongen van de verheven gedachte, welke de Kerkvaders van de medewerking van Maria aan ons heil hebben, heb ik, in navolging van verschillende hedendaagsche schrijvers , die medewerking van Maria eene mede-verlossing en de Heilige Moeder van Jesus do Mede-verlosseres en de Mede-verlossende Maagd genoemd.
Bn hoezeer dit woord met den zin en de meening der H Kerkvaders en Leeraars overeenstemt, blijkt
INLEIDING.
duidelijk uit het volgende. »In de breedvoerige ver- weze handelingen (processtukken) over de verheffing van aars\ den H. Alphonsus tot Kerkleeraar, welke verbande- offici lingen in 1870 te Rome in de drukkerij der Propa- Heili
ganda, onder hooge kerkelijke goedkeuring verschenen, den.
onder de oogen geweest zijn der S. Congregatie en af v
bijzonder aan den Promotor fidei en aan de Commissie, niet
die met het onderzoek der leer en der schriften van Op i
den heiligen Bisschop belast was, voorgelegd zijn de a geworden, vinden wij deze woorden; »De heilige H
Schrijver heeft daar, waar hij spreekt over de toijze, bedo
waarop de Gelukzalige Maagd ons de Verlossing ver- als
die.nd heeft en onse Moeder geworden is, aan zijne tot ■
verhandeling het allerkostbaarst karakter van een prak- Jesi
tisch nut weten te geven. Waar hij dan die wijze en i
uitlegt, stelt hij op den voorgrond vast, dat de Ge- eeni
luksalige Maagd om wille der betamelijkheid alles ver- wij
diend heeft, wat de Verlosser Jesus Christus heeft de
verdiend krachtens de geregtigheid. Van daar dat Maria Chri
in dezen zin met de meeste juistheid de Mede-ver- eeni
losseres der menschen genoemd wordt.quot; S. Auctor agens zoei
DE MODO, QUO, B. VlRGO KOBIS RedEMPÏIONEM PBO- als
meruit, et Mater nostra effecta est, lucubrationi dee
suae pretiosissimam dotem indidit practicae ütili- Eer
tatis. Hunc igilur modum explican.i, illud praecipue en
constituit, quod qüidquid Curistus Redemptor meruit mei
DE COND1GNO, ID B. VlRGO MERUIT DE CONGRUO. Unde in
Maria, hoe sensu rectissime nuncupatur Corredemp- te
TRix noMiNDM. De door de S. Congregatie aange- Jes
VIU
INLEIDING.
wezen verdediger in zake het Doctoraat of de Leeraarswaardigheid van den H. Alphonsus leidt dan in officieele stukken, waaruit tot de verheffing van dien Heilige tot Kerkleeraar besloten is, uit de leer van den. Schrijver der Heerlukiieden van Maria den titel af van Mede-veulossekes, ofschoon dat woord zelf niet voorkomt in de werken van den H, Alphonsus. Op diezelfde wijze heb ik ook diezelfde benaming uit de algemeene leer der H. Vaders afgeleid.
Hoe moet echter die titel verstaan worden en wat bedoelt men er mede, wanneer men Maria begroet als de Mede-verlosseres en aan hare medewerking tot ons heil den naam geeft van Mede verlossing? Is Jesus Christus, en hij alleen, onze verzoening niet en onze eenige Middelaar bij den Vader? Is hij de eenige Verlosser niet, door wiens verdiensten alleen wij do zaligheid kunnen verkrijgen? Is hij alleen niet de grondslag die gelegd is? Ja, in waarheid, Jesus Christus, hij alleen, is onze eenige Verlosser, onze eenige Middelaar; hij alleen is ons heil en onze verzoening. Maar hoe kan men dan zijne Heilige Moeder als Mede-verlosseres beschouwen, dat is, als zijne-deelgenoote in de bewerking van het heil der wereld ? Eene korte verklaring of uitlegging van dezen titel en van de wijze waarop Maria tot ons heil heeft medegewerkt zal het duidelijk maken, dat daardoor in niets aan de regten van onzen eenigen Verlosser te kort wordt gedaan, en dat de Verlossing, door Jesus Christus bewerkt, evenzeer even volkomen,
IX
x inleiding.
even eenig het werk van den Verlosser blijft, wan- daarm
neer mèn de medewerking der Mede-verlossende geven
Maagd aanneemt, als wanneer men die ten eene- zelfde
De H. Schriftuur (i. Cor. xv 22.) schrijft ons heil van c
toe aan Jesus Christus als aan den eenigen en al- Ine
leenigen Verlosser, gelijk zij Adam erkent als de dat lt;
eenige oorzaak, den eenigen en alleenigen bewerker in or
van ons verderf en van onzen val. Maar ofschoon sta,
Adam de eenige oorzaak en de alleenige bewerker geen
van 's menschen onheil geweest is, omdat zijne zonde onze
de ware, de eenige, de volslagen, de noodzakelijke waai
en tevens genoegzame oorzaak van ons ongeluk was, de (
heeft hij toch in de bewerking van ons verderf eene val
deelgenoote, eene medewerkster, eene medehelpster ge- optr
had; en ofschoon de zonde van deze deelgenoote alleen wer
ons niet ongelukkig kon maken en ook niet hare zonde op dag(
ons zou overgaan of door ons overgeërfd zou worden, is zij
toch hare medewerking zoo wezenlijk en zoo werkdadig geel
geweest, dat de Kerk en de Leeraars niet aarzelen daa1
om haar het verval van ons geslacht toe te schrijven. gev
Quod Eva tristis ahstulit. (off. Eccl.) Per feminam and
mors. (Aug.) Derhalve kan ook Jesus Christus, of- eer
schoon onze eenige Verlosser zijnde en blijvende, vru
eene deelgenoote, eene medewerkster aan het Ver- nie
lossingswerk, waardoor hij ons gered heeft, hebben. Me
en die medewerking kan zoo wezenlijk en zoo werk- sin
dadig geweest zijn, dat wij daaraan, net alle juistheid, de
den naam van Mede-verlossing en aan haar, die los
INLEIDING.
wan- daarmede belast was, den titsl van Mede-verlosseres
isende geven, en haar ons heil toeschrijven kunnen in den-
eene- zelfden zin als wij ons onheil toeschrijven aan haar, die do medehelpster was van Adam in de bewerking
is heil van onzen val.
3n al- Inderdaad, opdat dit alles zoo zij, is het genoeg s de dat er, zoowel in de bewerking van onzen val als erker in onze Verlossing, eene soort van medewerking be-:hoon sta, die, ofschoon wezenlijk en werkdadig, toch erker geenszins belet, dat de daad of de werking, waardoor londe onze val of onze Verlossing veroorzaakt wordt en 5lijke waarbij zij (die medewerking) zich aansluit of voegt, was, de eenige en alleenige daad blijve van den in onzen eene val of in onze Verlossing als bewerker of als oorzaak r ge- optredenden persoon. Nu, dat zoodanig eene mede-lleen werking bestaat, is duidelijk door alles wat wij Ie op dagelijks onder onze oogen zien voorvallen; zoo wordt i, is zij b. v. gevonden in den raad, dien men iemand adig geeft en waardoor men iemand tot eene of andere elen daad doet besluiten, of door eene toestemming te ven. geven welke noodzakelijk is, opdat iemand eene of lam andere daad verrigte. Derhalve hebben zoowel de of- eerste Eva, die door het aanbieden der verboden ide, vrucht Adam tot de zonde opwekte en dreef, als de 'er- nieuwe Eva, die hare vrijwillige toestemming tot de 61, Menschwording en de daardoor te bewerken Verlos-■rk- sing aan den Aartsengel gaf, kunnen medewerken, aid, de eerste tot onzen val en de tweede tot onze Verdie lossing, zonder dat de zonde ophield de eigen daad
XI
XH INLEIDING.
van den alleenigen Adam, en de Verlossing het eigen werk van den eenigen en alleenigen Verlosser Jesus Christus te zijn. Nu, het is zeker en onloochenbaar en alle Kerkvaderen stemmen daarin overeen, dat de eerste vrouw wezenlijk heeft medegewerkt tot ons onheil, waarvan alleen de eerste Adam de bewerker is.
De daad van Eva maakt wel is waar volstrekt geen deel uit van datgene wat de ware oorzaak van ons verderf is, maar toch kunnen wij haar dat verderf, den vloek eu de ongenade met God, waarin wij geboren worden, toeschrijven, gelijk de H. Vaders en de Kerk dat doen, omdat men, in de gewone wijze van spreken en in het dagelijksch gebruik, eene of andere daad toeschrijft niet alleen aan hen, die daarvan de werkende oorzaak zijn, maar ook aan hen die daartoe hunnen raad, hunne hulp, hunne toestemming geven — Maar indien nu Maria in waarheid eene nieuwe Eva is — en zoo wordt zij door alle Vaderen en Kerkleeraren genoemd — dan is het ook zeker en onloochenbaar, dat zij wezenlijk sn werkdadig tot onze Verlossing moet hebben medegewerkt, gelijk Eva medegewerkt heeft tot onzen val.
Die medewerking van Maria tot onze Verlossing laat het werk van Christus al wat het is. Dit werk het Verlossingswerk van Christus, is en blijft de ware, de eenige, de volkomen, de noodzakelijke, de genoegzame, de overvloedige, in een woord, de al-geheele oorzaak van onze regtvaardiging, van onze
INLEIDING. XIII
heiliging en van onze zaligheid. Indien derhalve de Zoon Gods mensch geworden ware en zich voor ons geslagtofferd hadde, zonder iemands medewerking, gelijk hij dat zeker had kunnen doen, zou onze Verlossing even volmaakt en algeheel geweest zijn. Integendeel, indien de Zoon Gods niet mensch geworden ware en zich niet geslagtofferd hadde, zou alles wat de Heilige Maagd zou hebben kunnen doen, ons volstrekt niet hebben kunnen vrijkoopen en verzoenen met God. Eindelijk, nu de Zoon Gods met medewerking zijner Heilige Moeder mensch geworden is en zich voor ons geslagtofferd heeft, kan de medewerking van Maria de waarde van zijn Verlossingswerk in niets vergroeien noch de gedeeltelijke oorzaak zijn van de vruchten des heils, die daaruit voortspruiten; niet hare verdiensten, maar alleen de verdiensten van Christus worden ons toegevoegd, om onze heiliging of regtvaardiging te bewerken. In een woord, wij hebben regt op de vriendschap Gods, op de goddelijke aanneming, op het erfdeel des hemels, eenig en alleen uit kracht der vereeniging onzer zielen met den Zoon Gods, door welke vereeniging de goederen, de verdiensten en de regten van Gods Zoon ons worden medegedeeld.
Waarin dan bestaat de medewerking van Maria, medewerking toch zoo wezenlijk en werkdadig, dat wij daaraan den naam van mede-verlossing geven en dat wij do Moeder des Heeren met den naam van Mede-verlosseres en Mede-verlossende Maagd begroe-
XIV INLEIDING.
ten? Zij bestaat in hare vrijwillige toestemming, om Moeder des Verlossers te worden, welke toestemmingi volgens de raadsbesluiten Gods noodzakelijk was tot de menschwording van Gods Zoon. Deze toestemming S. Bern. Hom. IV. sup. Missus est. S. Aug. Senn. XFUI, de Sanctis.) heeft zij vrijwillig, met bewustzijn, door eene beweging van haar eigen wil, gegeven, en daardoor heeft zij op zoo wezenlijke, zoo vormelijke en zoo werkdadige wijze tot onze Verlossing medegewerkt , dat wij deze aan haar mogen toeschrijven gelijk wij onzen val toeschrijven aan Eva, ofschoon het werk dier Verlossing eenig en alleen en onder alle opzigten het werk is van Jesus Christus.
Oat Maria hare toestemming gegeven hebbe om de Moeder des Verlossers te worden, blijkt zoowel uit het Evangelisch verhaal en uit haar antwoord aan den Aartsengel: «Mij geschiede naar uw woordquot;, als uit de leer der Kerkvaders. En dat die toestemming volgens Gods raadsbesluiten en omdat God het zoo wilde, noodzakelijk was tot de bewerking onzer Verlossing, blijkt reeds daaruit, dat haar die toestemming door God gevraagd werd, Daarenboven vorderde de betamelijkheid, dat Maria niet onderworpen wierd aan al het lijden en aan al de opolïerir.geu, die zij, als Moeder des Verlossers, zich te getroosten zou hebben, zonder eene vrijwillige aanneming en toestemming harerzijds. Ook weten wij, dat de H. Kerk haar looft en prijst om de liefde, welke zij jegens God en de menschen toonde, toen zij hare toestem-
INI-EIDINO. XV
ming gaf tot datgene wat haar in den naam van God werd voorgesteld. Eindelijk, is er geene enkele reden die ons zou kunnen beletten te gelooven, dat jming Gods raadsbesluiten in waarheid zoodanig geweest Serm 2'jn: i^^ers door aldus de uitvoering zijner plannen wust- van barmhartigheid van de toestemming en het ja-even woord van Maria als afhankelijk te maken, had hij toch niet te vreezen, dat die uitvoering niet voltrokken zou worden , omdat hij, zonder hare vrijheid te ijven schenden, ja, door deze nog volmaakter te maken, hoon 'laar onfe'lbaar kon voeren tot hrjtgeen hij begeerde, in()er Integendeel, hooge redenen van betamelijkheid zeggen ons, dat God aldus heeft moeten handelen : daardoor toch zien wij beter de almagt zijner wijsheid: daardoor wordt ons horstel op eene soortgelijke wijze bewerkt als ons onheil werd veroorzaakt en werd de duivel overwonnen door dezelfde middelen waardoor hij eens do overwinning behaald heeft. Daarenboven , zegt de H. Bernardus, nam, tengevolge van dat raadsbesluit, de geheele menschelijke natuur, namen de beide geslachten deel aan ons herstel, gelijk beide aan onzen val hadden deelgenomen.
Uit al het voorgaande blijkt het duidelijk in welken zin en op welke gronden Maria de Mede-verlosseres, de deelgenoote van Jesus Christus in het Verlossingswerk , genoemd wordt: hare medewerking bestaat in hare toestemming, en die medewerking is zoo waarachtig en werkdadig, dat wij daarom haar onze Verlossing toeschrijven, gelijk wij ons onheil toeschrijven
I, om imingi as tot I
jrme-5 me-
XVI INLEIDING.
aan Eva, die Verlossing welke door Jesus Christus zoo eenig en alleen bewerkt is, dat hij alleen onze Verlosser, ons heil, onze zaligheid en onze verzoe-niug is bij den Vader.
Mogen de vereering van Maria en het vertrouwen op de magtige voorspraak en den Altijddurenden Bij-sland der Mede-verlossende Maagd door deze Beschouwingen eenigermate bevorderd worden I
PP
1.
Gods lever vere( Go di in h modi
TOEGEWIJI)
.ouwen m OME LIEVE VROliïï ÏA,\! ALTIJDDÜREi\DES B1JSIASD.
en Bij- -
voor al de dagsm der Maria-maand.
P? DEH. YOGRAYOND DER JVLEIMAAND. VOORBEREIDENDE BESCHOUWING.
Sicut dies verni circuradabant em flores rosarum et lilia convallium. Cant.
Gelijk de lentedagen de aarde met bloemen tooijen, zoo is zij omgeven van rozen en met leliën der dalen. Hoogl.
1= PUNT.
Hoe moeten -wij de jVIeLinaand besclioviweru
1. De vereeriug der maagdelijko Moeder Gods ia eene der krachtigste en heerlijkste levensoatwikkelingen der Katholieke Kerk. Die vereeriug staat met de aanbidding van den Godmensch, onzen Verlosser Jesus Christus, in het innigst verband, is onafscheidelijk daarmede vereenigd, wordt daardoor gevorderd 78 1
Christus m onze verzoe-
2 VOORAVOND DEK MEIMAAND.
en voortgebragt, en is daarvan eene afspiegeling. juist gelijk bet licht der maan eene terugkaatsing is en een weerscbija van hot licht der zon. Be kinderlijke liefde der Kerk tot de Moeder dos Ileeren, die ook onze Moeder is, blijft, volgens den aard der liefde, altijd werkzaam, openbaart zich op alle wijzeu en doet aanhoudend in het hart der geloo-vigen nieuwe bloemen van godsvrucht en devotie tot hunne hemelsche Moeder ontluiken. Wij vinden geene enkele eeuw in de geschiedenis der Kerk, die niet de eene of andere godvruchtige oefening heeft zien ontstaan, waardoor de liefde tot Maria opgewekt werd en schatten van genade en rijke zegeningen op hare vrome dienaars en getrouwe dienaressen werden nedergetrokken. Do instelling van zoovele feesten haar ter eer; het invoeren van den Rozekrans, van het Scapulier en het Angelus; do menigvuldige broederschappen en congregatiën onder hare aanroeping ingesteld; zoovele processiën en bedevaarten eu ontelbare andere godvruchtige oefetnngeu zijn heerlijke vruchten van de liefde der Kerk tot Maria en tevens krachtige hulpmiddelen om der vereering der Moeder van Jesus te verbreiden eu te veralgemeenen.
VOORBEREIDENDE OVEKWEQISG. 3
Eu hoe heilzaam en voordeelig, hoe overeenkomstig den geest der H. Kerk al die instellingen zjju, bewijzen de ijver waarmede zij door het geloovige volk werden aangenomen, de hemelsche zegeningen die God er aan verhonden en de talrijke geestelijke gunsten, waarmede de Kerk ze verrijkt heeft.
De geest der H. Kerk, die immer dezelfde blijft, zoekt steeds nieuwe hulpbronnen voor nieuwe behoeften. Van daar dat in de jongste tijden, zoo vruchtbaar aan rampen en zoo onzalig door den meer en meer veld winnenden geest van onverschilligheid en van ongeloof, de levenskracht der Kerk en hare liefde tot Maria zich op nieuw geopenbaard hebben door het invoeren oener nieuwe devotie ter eere van de Heilige Moedermaagd, door de toewijding namelijk eener gansche feestmaand aan de vereering van haar, die de Moeder is der Kerk en de Bijstand der Christenen. De daartoe door de Kerk uitgekozen maand is de schoonste, de liefelijkste van alle maanden des jaars, de Meimaand, de maand der ontluikende natuur en der bloemen, waarin alles groeit en alles herleeft, en alles den mensch schijnt op te wekken om tot het leven der genade herboren te worden en zijn hart met de
4 VOORAVOND DER MEIMAAND.
heerlijkste bloemen der deugden te versieren.
Deze eerste gedachte, dat de Meimaand-devotie een nieuw heilmiddel is en eene nieuwe levcnsontwikkeling der Kerk, eene nieuwe openbaring van de liefde, welke zij Maria toedraagt, deze eerste gedachte wil ik in mijn hart bewaren gedurende gansoh deze maand en ik maak het voornemen mijn best te zullen doen om het doel dier devotie te bereiken.
2. De Meimaand-devotie onderscheidt zich door eene zekere eigenaardigheid en een bepaald karakter, waarbij wij even moeten stilstaan in onze overweging. Het Maria-altaar of de Maria-kapel in de kerken en zelfs het beeld der Heilige Moedermaagd in de chris-telijke huisgezinnen wordt tjjdens de Meimaand versierd met jeugdig groen en frissche bloemen, en, gelijk de aarde in de dagen der lente, zoo wordt Maria's beeld gedurende deze maand omkleed en omgeven door geurige rozen en zachte leliën der dalen. Laten we de reden hiervan opsporen en de geheimzinnige beteekenis dier bloemen onderzoeken.
De bloemen bezitten in de s shopping eene gansch bijzondere en eigene plaats: wat de sterren zijn aan het uitspansel, dat zijn de bloemen hier beneden op aarde; zij zijn de
w
VOOnBriiKTDENDE OVERWEGING. 5
liefelijkste en levendigste herinnering aan het aardsch Paradijs, en schijnen door den vloek der zonde minder getroffen te zijn; door hare kleurenpracht en hare welriekende geuren zijn zij heerlijke openbaringen van Gods schoonheid en goedheid, bewijzen zijner liefde, panden zijner gunst, beelden zijner altijd trouwe gedachten. En is het niet om deze redenen dat wij bloemen plegen aan te bieden aandegenen, die wij beminnen, als wilden wij hun daardoor het edelste en het schoonste geven wat wij kennen?
Doch aan wien zullen wij dat liefdegeschenk eerder toewijden dan aan Maria, de Moeder der schoone liefde? Aan wien zullen wij de bloemen der aarde liever ten offer brengen dan aan haar, die zelve de bloem, de allerschoonste bloem is van hetmenschelijk geslacht, en die nooit van den stengel werd losgescheurd door den stormwind der bekoring, nooit verdorde of verslenste door den brandenden gloed der hartstogten?
Daarenboven heeft de bloementooi, niet minder dan het waslicht en dan de wierook, eene liturgische beteekenis in de katholieke eerdienst en wordt tot kerkelijke en godsdienstige versiering gebezigd. Zal het dan niet ten hoogste betamelijk en billijk wezen, dat
C VOOBAVOND DER MEIMAAND.
de heerlijkste bloemen toegewiid worden aan die wonderbare Maagd, het sieraad van haar geslacht, de schoonste bloera in 's Heeren hof, die zelve Gods gesloten tuin en een heerlijk Paradijs is, zuiver en onbevlekt, gelyk God haar schiep, en waarin de Godmensch, de nieuwe Adam, gewoond heeft? Ja, de bloemen behoorer toe aan do gezegende onder de vrouwen, aan haar die zelve de bloem is, waaruit de goddelijke vrucht is ontsproten, die den wrangen nasmaak en den vloek der verboden vrucht weggenomen en der aarde alle heil en allen zegen hoeft aangebragt. Daarom ook erkent de II. Kerk dat aan Maria, als een haar eigen sieraad, de prachtigste en geurigste bloemen toebehooren, die vooral, wior kleurengloed en schoonheid in de II. Schriftuur geroemd worden; en daarom roept zij uit in de getijden der Heiligs Maagd: Gelijk de aarde in de lente, zoo wordt gij, zuivere Jonkvrouw! ten allen tijde gesierd en omkleed mot heerlijke rozen en geurige leliën der dalen; ja, de Kerk zelve begroet Maria met den naam van die koninginnen onder de bloemen, en verheerlijkt haar als de lelie onder de doornen en a s de geheimzinnige roos. — Dien geest der Kerk willen
VOOEUEEEIDENDE OVERT/EGISa. '
■wij volgen in ds Meimaand. Ik mag echter mij er niet bij bepalen het beeld van Maria met de edelste sieraden, welke de natuur thans aanbiedt, te versieren. Al die uitwendige bloemen mogen niets zjjn dan een afbeeldsel, een zinnebeeld van den inwendigen bloesem van deugden en goede werken, welke tijdens deze Maria-maand mijne ziel moeten versieren, en waarvan ik dagelijks een heci-lijken ruiker aan Maria zal aanbieden. En de welriekende geuren dier bloemen zeggen mij, hoe mijne ziel den goeden geur van Christus moet uitwasemen. Reeds op dezen vooravond der Meimaand moet ik het offer mijner geestelijke bloemen nederleggen voor Maria's moederlijken troon, en wil ik haar de schoonste, de kostbaarste en meestbelovende bloemen aanbieden welke ik bezit: de hemel-blaauwe hyacinth van't geloof, de kleurenrijke tulp der hoop en de vurige roos der liefde.
In -wenden treest moeten wij lt;3e UVIeimaaTid vieren.
1. Het geloof moet de eerste bloem zijn van den geestelijken ruiker, dien wij Maria in deze maand moeten aanbieden. Het ge-
8 VOORAVOKD DER MEIMAAND.
loof is de grondslag van alle dingen in de godsdienst en derlialve ook de grondslag der vereering van Jesus' Heilige Moeder. Het geloof toch toont ons Maria als van eeuwigheid door God voorbeschikt om het heil aan de wereld te brengen, ala onbevlekt in hare Ontvangenis, als rijk aan genade bij hare geboorte, als steeds groeijend in deugd en heiligheid, als waardige Moeder Gods, als Koningin van hemel en aarde.
Het is echter niet zoozeer door dit altijd in onzen geest levend geloof aan de grootheden van Maria als wel door een meer praktisch geloof omtrent datgene wat deze Meimaand-devotie is, dat wij ons moeten onderscheiden. Eerst en vooral moeten wij innig overtuigd zijn, dat hef.vieren der Maria-maand eene der Heilige Maagd waarlijk aangename devotie is.
Immers deze oefening bestc.at in do overweging van de grootheden en de voorregten van Maria en van de geheimen haars levens, en in de bewondering en de navolging harer deugden. De Meimaand is eene openbare en luisterrijke vereering van Jesus' Moeder, en tevens eene stille en innerlijke vereering door ingetogenheid, overwegende beschouwing en
VOORBE HEIDEN DE OVERWEGING. 9
navolging barer voorbeelden. — En wat de geheimen van haar leven, hare grootheden en voorregten betreft en de kracht harer voorspraak, zij zijn, na die van Jesua, het meest onzer aandacht en overweging waardig. Maria toch, als zijnde de welbeminde Dochter des Vaders, de veelgeliefde Hoeder des Zoons en de uitverkoren Bruid des H. Geestes, is het volmaaktste schepsel dat bestaat en het meesterstuk van Gods handen onder alle geschapen dingen. Hare voorregten en volmaaktheden overtreffen die der Apostelen en der martelaren, en verheffen haar boven alle koren der Engelen. AVant gelijk geen schepsel met haar in waardigheid gelijk staat, zoo kan ook geen schepsel haar in glorie en heerlijkheid evenaren. Zoo alles overtreffend hare waardigheid is, zoo overheerlijk zijn ook hare deugden. Als kind, als maagd en als echt-genoote, nu als de gelukkigste aller vrouwen en dan als de meeste beproefde aller moeders, is zij voor alle staten en standen en voor el-ken leeftijd het toonbeeld der hoogste heiligheid. En dit toonbeeld zal niet ijdel voor ons wezen, maar ona tot navolging harer dtugden aanzetten, vooral wijl wij, als hare kinderen, aan haar, onze Moeder, gelijkvormig moeten trachten te worden. — Hoe aan-78 1.
10 VOORAVOND DEK MEIMAAND.
genaam moet dan de Meimaand-devotie aan Maria zijn, wijl wij daardoor de groote dingen leeren kennen, welke Hij, die magtig is, aan haar gedaan heeft en tot navolging der deugden worden öpgewekt, waardoor zij aan de haar medegedeelde genade heeft beantwoord.
Zoo aangenaam de Meimaand-devotie aan Maria is, zoo regt kerkelijk is zij ook. En niets is natuurlijker. Want wijl de Kerk Maria erkent en vereert als de Moeder der geloovigen, is het niet te verwonderen, dat zij deze oefening niet alleen goedkeurt, maar ook bevordert en door het verleenen van talrijke aflaten begunstigt. Niet lang nog bestond de plegtige viering der Meimaand, toen reeds Zijne Heiligheid Pius VII bij een decreet van den 21en maart 1815 en nader van den 18 Junjj 1822 dezelve bekrachtigde en daaraan de volgende aflaten verleende; 1° Drie honderd dagen aflaat op eiken dag der Meimaad aan hen, die, hetzij in 't bijzonder, hetzij in 't openbaar, de H. Maagd door gebeden of andere werken van godsvrucht vereeren, 2° een vollen aflaat eens in den loop dier maand te verdienen. Onze Heilige Yader Paus Pius IX heeft bg decreet van den 7cn April van het jaar 1858 deze aflaten neg vergroot en uitgebreid, inzonderheid voor hen, die, tjjdens
VOORBEREIDENDE OVEEWEGIKCr. 11
de Meimaand, deel nemen aaa of onderrigt geven in het zingen van kerkelijk goedgekeurde gezangen ter eere van Maria.
Om al deze redenen maak ik op dezen vooravond der Meimaand het voornemen om aan het verlangen der H. Kerk te beantwoorden en dit jaar de Meimaand-devotie met standvastigen ijver en allergrootste vurigheid te volgen. Reeds nu vereenig ik mij ia den geest met die millioenen van Katholieken, die, over het ganoche wereldrond verspreid, in alle spraken der aarde en onder alle hemelstreken Maria vereeren en aanroepen en biddend zich scharen om haren moederlijken troon.
2. De tweede bloem van den geestelijken ruiker, dien wij Maria moeten aanbieden is de hoop of het vertrouwen. — Gelijk Maria hier op aarde verheven was boven alle kinderen van Adam, zoo is zij thans in den hemel boven alle Engelen en Heiligen verheven, verrijkt met glorie en gekroond met de kroon aller deugden. Als Koningin der Engelen en menschen staat zij voor Gods troon, gelijk eens Esther voor Assuerus, en smeekt om genade en barmhartigheid voor het mensch-dom. Want hoe hoog zij ook verheven zij in de glorie, vergeet zij toch hare kinderen
12 VOORAVOND DER MEIMAAND.
niet. Zij is ia waarheid do Moeder van Al-tijddurenden Bijstand, immer bereid onze smeekingen aan te nemen, ons bij te staan en te beschermen, en de kracht harer voorspraak voor ons heil aan te wenden; en niet alleen is zij daartoe bereid, maar, gelijk de H. Alphonsus in de Heerlijkheden van Maria verklaart, verlangt zij vuriger ons hare gansten te verleenen, dan wij verlangen aan hare weldaden deelachtig te worden.
Met vertrouwen zal ik dan naderen tot u, o heil der kranken! mijne kranke ziel zult gij genezen. Zonder vrees van verstoeten te worden om mijne menigvuldige zonden, zal ik in deze Meimaand tot u komen, o Maria! want gij zijt de toevlugt der zondaren. Vol hoop en betrouwen zal ik mij tot u rigten, o zoete Vrouwe, in mijne dagen van strijd, van kwelling en van zielsbenaauwdheid, want gij zijt de troosteres der bedrukten. U zal ik smeeken om goede uitkomst iu tijdelijke bezwaren en in zielverscheurende beproevingen, wijl gij de Bijstand zijt, de Altijdurende Bijstand der Christenen. — Dien troostrijken titel van Moeder van Altijdurenden Bijstand, onder welken Maria in de laatste jaren op nieuw vereerd is geworden, zal zij aan mij, bewaarheiden. Want dit voornemen heb ik
VOOBBEREIDENDR OVBBWEGING- lo
gemaakt, dat ik haar in deze maand groote dingen zal vragen voor mij zeiven niet alleen, maar ook voor de arme zielen des vagevuurs, en vtor de bekeering der zondaars, en voor het heil der Kerk en voor onzen Heiligen Vader den Paus.
3. Het is niet genoog de Meimaand te beschouwen met de oogen des geloofs en te beginnen met vertrouwen, men moet ook zorgen ze te vieren met vurige, met hartelijke en standvastige liefde. De liefde kan niet in 't gemoed besloten blijven*, door hare natuur is zij werkzaam en bedrijvig; het vuur gelijk, kan zij zich niet verbergen, maar schiet hare stralen naar buiten. Zoo moet ik dan mijne liefde tot Maria door mijne daden toonen. Daarom wil ik in deze maand met de meeste naauwgez,etheid alles vermijden wat die liefde kan doen kwijnen of vergaan, alles waardoor ik voor de moeder der schoone liefde een kind van smarten kan worden. — En wijl de liefde naar eenheid streeft, wil ik al het mogelijke doen om dikwerf voor Maria's moederlijken troon te komen knielen; gaarne zal ik met haar spreken, gaarne haren lof hooren verkondigen en zelf dien bezingen, gaarne iets bijbrengen tot versiering van haren troon, maar het liefst zal ik mij inniger met Maria
14 VOORAVOND DER MEIMAAND.
vereenigen door Jesus in de Communie te ontvangen, niet alleen op den dag mij door het Meibriefje aangewezen, maar ook op de zatur-dagen vooral of op de zondagen. Ziedaar mjjne voornemens: Jesus en zijne Heilige Moeder mogen ze zegenen. Amen.
GEBED.
Gelijk een kind zich verblijdt bij het naderen van het feest zijner moeder, zoo verheug ik mij. o Maria! bij het aanbreken der toegewijde Meimaand. Deze maand is uwe feestmaand, en gij, gy zijt mijne Moeder, de liefde van mjjn hart, de vreugde van mijn leven, de blijdschap van al mijne dagen, de troost mijner pelgrimschap, mijne eerste en laatste en mijne zoetste gedachte! Maar of-choon mijne ziel door vreugde overstroomd ordt, ben ik toch niet zonder droefheid. Ik eet, o Maria! en het natuurlijk gevoel en e rede zeggen het mij dat een kind op zijne oeder gelijken moet. Helaas! die gelijkvor-igheid met u bezit ik niet, en uwe trekken, ik meen uwe deugden en uwe volmaakt-eden,— vind ik niet in mij terug. Integen-eel! want hoe vaak is het, ondanks mijne oede voornemens, gebeurd sedert de Mei-aand van het vorige jaar, dat ik, u ver-
VOORBSIÏFIDENDE OVERWEGING. 15
geteiid, mij door mijne u al te wel bekende zwakheid heb laten medeslepen, in mijne vroegere misslagen hervallen ben en Jesus, uw goddelijken Zoen en mijn Verlosser, door mijne ondankbaarheden en trouweloosheid be-leedigd heb? Ach! het hart breekt mij van droefheid, wanneer ik daaraan denk. Doch wanhopen zal ik niet, omdat gij, o Moeder! uw kind niet zult versmaden. Veeleer durf ik vertrouwen, dat, naarmate mijne ellende dieper is, naarmate ook uwe barmhartigheid en uwe moederlijke goedertierenheid zich overvloediger aan mij zullen toonen. Dat vertrouwen wordt mij ingeboezemd door den zoeten naam van Moeder van Altijddurenden Bijstand, dien gij u zelve gegeven hebt en waaronder gij in deze laatste jaren op nieuw hebt willen vereerd en aangeroepen worden. Verleen mij dan zooveel genade, sterk mjj op zoo krachtige wijze, dat ik deze Meimaand viere even vurig als de vurigste uwer kinderen. Indien ik toch edelmoedig ben jegens u, zult gij genadig en barmhartig zijn jegens mjj. En als gij u niet over mij ontfermt, weet ik niet tot wien mij wenden. Tot Jesus die mijn toekomstige regter is, durf ik schier niet naderen, omdat ik zijne regtvaardigheid vrees. Gij echter, zoo bid ik uwe groote
16 VOORAVOND Dl-,i MEIMAAND.
dienaren (lea H. Barnardus en den 11. Al-phonsus na, gij zijt onze middelares bij den algetneenen middelaar, en omdat gij louter goedheid en liefde zijt, vreea ik niet mij tot u te wenden. Aanvaard dan mijne bede en vervul uwe taak, doe mij genade en barm-hartiglieid vinden en verleen mij uwen Al-tijddurenden en alvermogenden Bijstand. Zoo waar God leeft, het zal u niet berouwen mij geholpen te hebben, o Moeder! gij zult tevreden zijn over uw kind. Amen.
OF
HET GODDELIJK MOEDERSCHAP VAN MARIA.
Sane, a Maria, Dei Genitrix, ora pro nobis.
Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons.
Ie PUNT.
IVLaria's waardiglieid als Moecier van Jesus.
De onvergelijkelijke waardigheid, waartoe Maria door God verheven is geworden, hare hoedanigheid van Moeder Gods, is de eerste grond, waarom wij haar den troostrijken naam van Moeder van Altijddurenden Bijstand geven.
Door waardigheid of zedelijke grootheid verstaat men den graad of den rang, dien een of ander wezen bekleedt onder de schepselen. En zoodra wij onze oogen maar vestigen op de Heilige maagd, erKennen wij gemakkelijk, dat zij door haar goddelijk moederschap zoo
EEIISTE DAO.
hoog opklimt, als een schepsel maar opstijgen kan, en eene waardigheid bezit zóó voortreffelijk en zóó verheven, dat de oneindige al-magt des Vaders er geen verhevener vormen, de onnaspeurlijke wijsheid des Zoons er geen edeler uitdenken, de vindingrijke liefde des H. Geestes er geen wonderbaarder daarstellen kan voor een louter schepsel. Hare waardigheid toch bestaat daarin, dat zij. als Moeder van den Godmensch onzen Verlosser, met God Jesus Christus voortbrengt.
Als Moeder Gods is Maria de deelgenoote des Scheppers in de edelste en grootste zijner scheppingen, in de schepping van zijn meesterstuk. Het meesterstuk van God, als Schepper van het heelal, is niet deze zigtbare wereld, wier harraoniën God uit de diepten zijner eeuwigheid aanhoort; het meesterstuk van God is ook niet de wereld der geesten, zoo hoog boven de stoffelijke wereld der ligchamen verheven, dat do laatste der geesten nog vee hooger en edeler is dan het eerste der lig. chamen; Gods meesterstuk is ook de mensch niet, die wonderbare zamenvatting der gees-telijko en stoffelijke wereld, niet de mensch die, op den dag dor schepping, toch zoo edel was en zoo schoon, dat God in hem eene afspiegeling cn eene weerkaatsing van zijne
18
BK HOOGSTE WAARDIGHEID. 1J
eigen sclioonheid bewonderde; het meesterstuk .■ van God is niet eens die verheven Vrouwe, aan wier vereering en aan de overweging van wier grootheden deze maand is toegewijd, de Onbevlekte Maagd, schooner dan de eerste Eva, omkleed met genade, met onschuld en regtvaardigheid; — Gods meesterstuk, het edelst werk zijner almagt is Hij, wiens naam alleen in eerbied, liefde en aanbidding ons het hoofd doet buigen, is onze Heer en Verlosser Jesus Christus zelf.
Hoe onvergelijkelijk is dan uwe waardigheid, o Maria! wijl gij de eer geniet, van met God Jesus Christus voort te brengen! En dit doet zij werkelijk. Want gelijk Jesus Christus, indien men de oneindige daad of werking van God, eeuwiglijk het quot;W oord voortbrengend, wegdenkt, slechts louter mensch en geen God meer is; even zoo is hij louter God en houdt op mensch te zijn, indien men de daad of de werking van Maria in het geheim der menschwording van het goddelijke Woord wegneemt. In beide gevallen, onder het eene opzigt zoowel als onder het andere, is het dezelfde Christus, dezelfde Godmensch niet meer, die de godheid, hem eigen door zijne geboorte uit den schoot des eeuwigen Vaders, en (te n enschheid, hem door zijne
EERSTE DAG.
Moeder medegedeeld, in de aanbiddelijke eenheid van zijnen persoon verbindt en ver-eenigt zonder ze onderling te vermengen of te verwarren.
Deze wondervolle waardigheid is éénig en Maria alléén eigen. Zij, de gezegende onder de vrouwen, is niet alleen eene vrome vereerster en trouwe dienstmaagd des Heeren, niet slechts de boven alle vrouwen uitverkoren vriendin des Verlossers: zij is in waarheid de waarachtige Moeder van den Zoon Gods. Want zjj heeft, door de werking van den H, Geest, het eeuwig Woord des Vaders in haren maagdelijken schoot ontvangen en onzen Heer en Verlosser Jesus Christus gebaard. Zij is de meest gezegende onder de maagden en de gelukkigste onder de moeders, wier schoot zalig geheeten wordt, omdit daarin, als in het paleis der vleeschwording van Gods Woord, het heil der wereld gewoond heeft, en wier borsten zalig worden geprezen, omdat zij hebben mogen drenken Hem die de oorsprong is van alle leven. De Opperheer van hemel en aarde is haar kind geworden, en bloed van haar bloed, en vleesch van haar vleesch, en gebeente van haar gebeente. Hoe voor-treflelijk is dan uwe grootheid, o Maria! wijl gjj alléén Hem hebt mogen ontvangen.
DE HOOGSTE WAARDIOIIEIU. 21
die de verwachting was der oudvaderen, de hoop der profeten, en wiens schoenriemen te ontbinden de grootste Heiligen zich niet waardig oordeelden.
Deze waardigheid is de hare en de hare alléén, omdat zij alleen Gods Moeder is, eu geen ander schepsel aanspraak maken kan op dien verheven titel. Immers God en Maria alleen hebben den Verlosser der wereld tot Zoon. Dit goddelijk Moederschap verheft haar dan ook boven de Engelen zoowel als boven de Heiligen, die niets anders zijn dan de dienaren van God eu zijne vrienden. En als Paulus, om de oneindige grootheid des Verlossers te kennen te geven, aldus schrijft: »Aan wien der Engelen heeft God ooit gezegd; Gij zijt mijn Zoon: heden heb ik u voortgebragt,quot; (Hebr. I. 5.) dan mogen ook wij om de onuitsprekelijke waardigheid van Maria en hare allerinnigste verhouding tot Jesus uit te drukken, op dezelfde wijze zeggen : Aan welk ander schepsel heeft de Zoon Gods ooit gezegd: Gij zijt mijne Moeder: heden hebt gij mij het leven geschonken? 0 wonderbare en zonderlinge verheffing, o weergalooze veroeniging met God, waardoor een schepsel de Moeder Gods wordt, waardoor Maria de waardige Moeder van Jesus is, gelijk
EERSTE DAO.
Jesus de aanbiddelijke Zoon is van Maria I Opgetogen in verwondering bij 't overwegen dier nooit geëvenaarde betrekking tusschen een eindig wezen en den oneindigen God, roept de H. Joannes Damascemis uit: »0 dochter van Adam en Moeder van God!quot; {Hom. 1. in Nativ. B. M. V.) nllier zvvijge, zoo spreekt op zijne beurt de H. Petrus üamianus, hier zwijge en siddera van heilige vrees alle schepsel, en wage het naauwelijks op te zien tot eene zoo verheven waardigheid en wondervolle verheffing, waardoor Maria als vereenzelvigd wordt met God;quot; {Serm. in Nativ. B. M. V.), in dien zin namelijk, gelijk de H. Bernardus van Siena dit uitlegt, dat het vleesch der maagdelijke Moeder het vleesoh wordt van Gods aanbiddelijken Zoon.
Dit goddelijk Moederschap vormt den diep-sten grond en is tevens het toppunt van al de grootheden en al de voorregten van Maria, en het glansrijk middenpunt, waaruit al de stralen schieten van den lichtkrans harer heerlijkheid. Ontelbaar zijn de kroonen, die Maria draagt; onuitsprekelijk do genaden, welke haar verrijken; onzeggelijk de gaven, waarmede zij begunstigd is; doch dat alles is haar geworden en zoo groote dingen heeft
22
UE HOOGSTE WAARDIGHEID. 23
Hij, die magtig is, haar gedaan, omdat zij zijne waarachtige Moeder ia, en veel meer zijne Moeder, dan eene andere vrouw de Moeder is van haar kind. Immers de eeuwige Vader geeft haar Jesus Christus, niet slechts op gewone wijze, maar gelijk hij toebehoort aan hem zeiven, ala Zoon, als éénigen Zoon; als Zoon, die om zijn hart niet te moeten verdeelen en om alles van zijne Moeder te kunnen ontvangen, geen vader hier op aarde wil hebben, en gt;die, gelijk hij, als God, uit de zelfstandigheid zjjns Vaders voor alle eeuwen voortgebragt is, zoo, als mensch, uit de zelfstandigheid zijner Moeder in den tijdis geboren.quot; {Synth. S. Athan.)
Tusschen Jesus en Maria bestaat dan de even diepe als teedere betrekking van een kind tot zijne moeder en van eene moeder tot haar kind, en deze eerste betrekking, deze eerste waardigheid van Maria doet ons eene tweede grootheid in haar erkennen, welke eene bron van troost en een waarborg van vertrouwen voor ons is, omdat zij Maria eene Moeder van Altijddureuden By.itaud voor het Christen volk doet worden. Die tweede grootheid, welke wij thans gaan overwegen, bestaat daarin, dat Maria tegenover Jesus de magt van te gebieden uitoefent.
EERSTE DAG.
lie PUNT.
-Moederlyice magt van Maria op Jesas.
Datgene wat den menscb. het meest in zijne eigen oogen en in de oogen van anderen verheft is de magt van te bevelen of te gebieden : want bevelen is de eigenlijke daad der overheid, en gehoorzamen is de erkenning en aanneming dezer overheid. De verheffing, welke uit die magt van te gebieden voortspruit, is des te grooter, als de waardigheid van hem, die gehoorzaamt, verhevener is: want hij, die ons gehoorzaamt, verheft ons door zijne eigen grootheid.
Hoe wonderbaar moet dan uwe waardigheid, o Maria! hoe onuitsprekelijk uwe verheffing zijn, wijl Jesus Christus, die door zijne persoonlijke grootheid boven de gansche schepping verheven is, u de magt toekent hem bevelen te geven, en wijl hij, als uw Zoon, zich ver-pligt wil rekenen u te gehoorzamen! Hoe on-_ tegensprekelijk moet gij de Moeder van Al-tijddurenden Bijstand genoemd worden , wijl onze genadenrijke Verlosser, in u de magt van hem te gebieden willend erkennen, het zich ten pligt rekent uwe verlangens te voldoen en uwe gebeden te verhooren!
Maar hoe is het mogelijk, dat een schepsel
24
DE IIOOaSTB W VARDianETD. 25
bevelen geve aan den Schepper, dat Maria gebiede aan den Godmensch Jesus Christus? Dat is mogelijk, ja noodzakelijk, omdat Maria tegenover Jesus als etne moeder stait tegenover haar kind, en omdat zij met God de maakster, de tooWamp;miï/sfe)'is van Jesus Christus. Nu kuunen wij niet er aan twijfelen en de beteeken is zelve der woorden voert ons tot deze gevolgtrekking — dut al wie de maker [auctor) is sener zaak, ook mngt [ana-toritas) of gezag bezit over hetgeen hij heeft voortgebragt. Bij gevolg bezit Maria tegenover haren goddelijken Zoon, niet alleen eene grootheid en waardigheid welke Jesus vereert en huldigt, maar ook eene magt en een gezag . waaraan hij gehoorzaamt en gehoorzaamt op de volmaaktste wijze, omdat ofschoon hg aan niemand in den eigenlijken zin des woords onderworpen is om de goddelijke waardigheid van zjjn persoon, hij toch, als volmaakt toonbeeld der menschen in de onderhouding der geboden, ook in liet gebod zijne Moeder te eeren en dus ook onderdanig aan haar te wezen, moest uitmunten. Ja, iu waarheid, eeno vrouw geeft bevelen aan het vleeschge-worden Woord des Vaders, aan den Koning van het heelal, en Hij, de Oneindige, gehoorzaamt haar; want ihij was hun onderdanig.quot; Luc. II. 51.) 2
26 EERSTE DAG.
Aanbiddelijke gelieimen! waarvoor het ver-staud stil staat eu bij wier overweg ng de rede schrikt in verbazing. Want van de twee kanten, ?eg do H. Bernardus, zie ik een mirakel, en ik weet niet welk van beiden ik het meest moet bewonderen, of't mirakel dei nederigheid in den Zoon, of 't mirakel der grootheid in da Moeder. Dat een God gehoorzame aan eone vrouw, is eene nederigheid zonder voorbeeld; en dat eene vrouw bevele aan (rod, is eone verheffing zonder wederga. 01 als het voor de maagdon eene glorie is de sehreden van het Lam in den hemel overal te mogen volgen waar het gaat, welke zal dan de glorie wezen der Maagd bij uitnemendheid, die tot de eer word opgevoerd niet alleen van het overal te mogen volgen, maar van het te mogen voorgaan. (S. Bern. Hom. I. de Laud. Virg.)
Deze moederlijke inagt van Maria over Jesus, deze onderwerping van den Zoon Gods aan eene vrouw, doet ons iti de Moeder des Ilee-ren eene Moeder van Altijddurenden Bijstand erkennen. Zij is en blijft in eeuwigheid de Moeder van onzen genadenrijken en barmhar-tigen Verlosser, den Godmensch Jesus Christus, en juist daarom is hare voorspraak, is hare bemiddeling bij haren Zoon, zjn hare gebeden
DE HOOGSTE WAARDIGHEID. 27
voor ons zóó liraohtig, dat de heilige Vaders niet aarzelen haar eene hiddende almagt. om-nipotentia supplex te noemen. En niets is zoo natuurlijk. Als een gewone zoon do klaagstem zijner moeder hoort, wordt zijn hart bewogen en voelt hij zich bereid hare verlangens te vervullen. Laat eene moeder biddend en smeekend zich neerwerpen voor do voeten van haar kind, ora eene gunst voor haar zelvo of voor anderen te yorzoeken; wat anderen niet vermogen, dat vermag zij; en, indien er nog oen vonkje van teederheid en kinderlijke liofde in het hart des zoons overblijft, zal hij het niet van zich zeiven kunnen verkregen zijne moeder mot ledige handen weg te zenden. Maar als eene gewone moeder zooveel vermag op het hart van haren zoon, Jesus, zoete Jesus! wat zal dan uwe Moeder op uw goddelijk hart vermogen? Zij toch is veelmeer uwe Moeder dan eene andere vrouw do moeder is van haar kind.
Neen, mijn God! ik kan er niet aan twy-folen: Jesus bemint zijne Moeder, Jesus hoort haar, Jesus verhoort haar, en als Zoon heeft hij al do schatten zijner barmhartigheid aan haar toevertrouwd. O dat is mij een zalvende troost en eene zoete vreugde, dat hij hare moederlijke gebeden niet kan afslaan of ver-
28 EERSTE DAO.
werpeu; dat hij de vijand niet kan wezen van liem wiens vriendin zij is, dat hij niemand kan verstooten, voor wien zij om vergeving en genade quot;bidt; dat hij het zwaard zijner gerogtiglieid niet kan vegt;-heSjn tegen don zondaar, als zij met moederlijke hand zijnen arm weerhoudt. Nu begrijp ik het woord van Maria's teedere minnaar, den II. Alphonsus de Liguorio: nAls Maria maar eens voor mij bidt, is mijne zaligheid verzekerd;quot; en dit andere zoo opbeurende woord uit een den brevier toegevoegd officie: iDat eene blijde hoop alle angstige vrees uit ons gemoed ver-drijve: zij, Jesus' Moeder, draagt aan haren Zoon onze tranen en onze smeekingen op, en de Zoon luistert naar de stem zijner Moeder en verhoort hare gebeden.'' {Offic. in app. Brev. Bom. in festo Matern. B. M. F.) Niels natuurlijker! Want als zij bidt, dan bidt zij als Moeder. «Als Moeder,quot; — verslaan wij wel wat dat zoggen wil? Dat wil zeggen, dat God de gebedea van Maria verhoort, zelfs dan wanneer Lij de smeekingen van andere Heiligen afslaat, want zoo bemerkt de gelukzalig; Beda «zijn Moeder verhoort hij meer en veel meer dan zijne dienaren.quot; {fen. Beda. Uomil. de S. Maria) «Als Moeder,'' — dat wil zeggen , zoo hervat de H. Anloninus, dat de beden
DE HOOGSTE WAAnmaiIEID.
en pmeekiiiffen vnn Maria het kenmerk dragen en het karakter hebben van een bevel, juist omdat het de gebeden zijn eener Moeder. (S. Antonini. i part. tit. 14. cp. 17. § 4.) »Als Moeder,quot; — dat wil zeggen, zoo besluit de H. Petrus Damianus, dat zij niet alleen bidt, maar beveelt; niet alleen smeekt, maar gebiedt. (Serm. I. in Nativ. B M. P.) Alles wat zij begeert wordt haar geschonken, omdat het dankbaar hamp;rt van haren God en haar kind haar niets kan weigeren. Wat God vermag door zijne almagt, dat vermag zij door hare smeekingen, en omdut zij de Moeder is van God, is zij de Moeder van Altijddurenden Bijstand voor de Christenen.
De waardigheid, waartoe Maria verheven is, en hare daaruit voortspruitende magt moeten iu mij een levendig vertrouwen op hare voorspraak opwekken; en opdat dit vertrouwen op haar vermogen mser en mee'1 in myn hart wortel sohiete, zal ik dikwerf aan hare wonderbare verheffing denken en haar bidden, dat zij steeds eene Moeder van Al-tjjddurenden Bijstand voor mij blijve.
GEBED.
Heilige Maria, heilige Moeder Gods, bid voor ons! O uitverkoren en boven alle vrouwen
eerste dag.
gezegende Maagd, Moeder van het vleesch- ti
geworden Woord des Vaders! eerbiedig en k
vertrouwend tevens nader ik tot uwen troon v
om mij op dezen eersten dag der Meimaand aan c
uwe alvermogecde voorppraak aan te bevelen 1
Door de overweging uwer alles overtreffende 1
waardigheid word ik als onwillekeurig er toe 1
geleid om u met den mij zoo troostrijken en i
zoeten titel vam Moeder van Altijddurenden i
Bijstand te begroeten. Uw goddelijk Moederschap schenkt u onvervreambare regten op uw Jesas, mijn Verlosser; hij erkent uwe magt en huldigt uw gezag. jAIs Moeder van Jesus bezit gij, gelijk uw vrome dienaar Georgius van Nicomedio biddend u toeroept, een onweerstaanbaar vermogen en een onwankelbaar vertrouwen op uwen Zoon; gij beschikt naar goedvinden over onverwinbare krachten,
over altijd zegevierende sterkte, en de grootheid imjaer zonden kan de grootheid uwer goedertierenheid niet evenaren. Niets weerstaat aan uwe magt, niets overtreft uwe kracht,
alles wijkt op uw bevel, alles gehoorzaamt », aan uw gebod, alles dient uwe verhevenheid;
want hij, die uit u geboren is, heeft u boven al zijne werken geplaatst en acht zich ver-._J?ligt al uwe gebeden te verhooren.quot; {Serm. de ohlat. Diep. in fine.) Heilige Moeder, mag-
so
DE nOOQSTK WAAUDIGIIEID. öl
tige Vrouwe! gobruilc uw vermogen en de kracht uwer voorspraak om mij datgene te verwerven, wat ik, uit hoofde mijner diepe onwaardigheid, nooit door zeiven zou
kunnen verkrijgen. Zoo gaarne, gij ziet mijn hart! zou ik deze u toegewijde maand door-bron gena in de overwoging uwer grootheden en voorregten en in do navolging uwer deugden; zoo vurig verlang ik uwen Altijdduren-den Bijstand mij waardig te maken en, eeniger-mate althans, vooruit to gaan in do liefde en de konnis van uwen Zoon en onzen Verlosser Jesus Christus, eu tevens, o allerheiligste Moeder, in de liefde jegens u en in het vertrouwen op uwo IteschermiDg. Maar ik ken mijne zwakheid en do ongenoegzaamheid mijner krachten. Wat ik zelf dan niet vermag, verwacht ik van uwen alvermogendec Bijstand. Tot wien toch kan ik mij wonden tenzij tot u, om al die gunsten van den gever aller goede gaven te verkrijgen? Spreek dan voor mij ten beste bij uw goddelijken Zoon, want op uwe voorspraak vertrouw ik; vraag voor mij om genade, om barmhartigheid, om goeden wil en om deugden, en hij zal mij schenken wat gij voor mij verlangt, en ik, o Heilige Moeder Gods! zal met des te grooter vertrouwen u als de Moeder van Altijddure^den ijstand vereeren. Amen.
JWEEDE pAG.
or
HOE MARIA EENE MOEDER VAN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND VOOR JESUS GEWEEST IS.
Alma Redemptoris Mater... succurre cadenti populo.
Minnelijke Moeder des Verlossers, verleen uw Bijstand aan de gevallenen.
Ie PÜNT.
l^-I.'LTin is eene ÜVXoecier va.11 Altydcluren-lt;ien Bijstand, voor Jesus geweest.
De profeet Jaremias, het toekomstig leven van den Verlosser in den geest beschouwende, roept hem met eeno heilige verwondering toe: jO gij, die de verwachting zijt van Israël en zijn Verlosser in den tijd der kwelling, •waarom zult gij op aarde verschijnen als een vreemdeling en als een reiziger, die slechts eene korte wijle vertoeft.quot; (Jer XIP. 18.) En inderdaad, als een vreemdeling en een pelgrim was Jesus op aarde. Hij wordt geboren op reis en buiten het huis zijner Moeder;
DE MOEDER EN HET KIND. O O
zeven jaren brengt hij als balling door in Egypte. In de drie laatste jaren zijnü levens zwerft hij rond zonder vaste woonplaats, en zóó wordt liij door de zijnen, tot wie liij gekomen W£iS, behandeld, dat bij met alle regt door Davids mond mag klagen; jAIs een uit-lander ben ik geworden voor mijne broederen en als een vreemde voor de zonen mijner moeder.quot; {Psalm. LXXI1L 'J-)
Doch waar vij Jesns zien, overal vinden wij naast hem dc trouwe gezellin zijner vreemdelingschap, zijne heilige en vlekkelooze Moe-der; gt;altijd en overal, zegt de H. Epiphanius (Uccr. LXXVIII.) zien wij Maria, de zoo vurige mimiares van Jesus, aan zijne zijdequot; om hem wel te doen en eene Moeder van Altijddurenden Bijstand voor hem te wezen. Beschouwen wij de beminde beeldtenis van O. L. V. van Altijddurenden Bijstand, en wij zullen dit begrijpen.
Waarom stelt die beeltenis ons Maria voor, Jesus haar kind met een anstig gevoel vasthoudend, terwijl het goddelijke Kind zich vastklemt aan hare hand? De kleine Jesus is verschrikt cn zijn hart met droefheid geslagen om zijn toekomstig lijden, dat hem voorgesteld wordt door het kruis, de spons en de lans door twee Engelen gedragen.
34 TWEEDE DAG.
Iminera Jesug had altijd, van af hot eerste zk
oogenblik zijner menschwording al de smarten hr
voor oogen, die hij later verduren zou. Hij M
wist hoe duur eenen prijs hij voor onze ver- er
lossiug zou betalen en kende volkomen al de tr
bitterheden en vermoeijenissen, welke hij tij- ki
dens zijn leven zou smaken, de verwerping Ui
van zijn woord, de ondankbaarheid en den k
haat der Joden, al de omstandigheden van e^
zijn lijden en zijn smaadvollen dood. En wat v
nog veel erger was, hij kende al de zonden è
en boosheden, die ooit op aarde gepleegd i
waren of gepleegd zouden worden, en die i
hem zoovele smarten zouden veroorzaken, en 1
die thans reeds de tranen persten uit zijne oogen en zijn kinderlijk hart met weedom vervulden. Arme Jesus, arme Jesus! waar zult gij troost en steun en bijstand vinden? Eens zal hjj die in het hofje van Olijven bij zijne Apostelen zoeken, maar niet vinden, en een Engel zal van den hemel moeten neerdalen om hem te sterken, om hem, den Schepper der menschen en Engelen, bijstand te ver-leenen. Eu nu, in zijne kinderjaren, zoekt hij zijn troost en bijstand bij haar, die hjj op aarde het vurigst bemint, bij de Moeder die hem in hare armen mag dragen: want ach! hoe steunt hjj op haw, hoe klemt hjj
DE MOEDEK EN HET KIND. 3o
zich vast aan haar, hoe omvat cn omsluit hij met zijne kleine handjes (ie hand van Maria! Neen, bij Maria zoekt hij zijn troost en zijn bijstand niet te vergeefs. Zij kust zijne tranen weg en voor den eenen verraderlijken kus van Judas overdekt zij hem met duizend liefdekussen; en aanhoudend drukt zij hare maagdelijke lippen op zijue teedere handjes die eens door scherpe nagelen doorboord zullen worden , als wil zij hem daardoor eeue vergoeding geven voor die smart. Zij zoekt hem op haar moederlijk hart onder teeder gezang te doen inslapen, en wenscht door hare zachte stem, ware het mogelijk! het woeste geschreeuw te verdooven zijner toekomstige beulen en vijanden. Daar op dat minnende hart van Maria, waarop zijn aanbiddelijk hoofd steunt, slaapt hij kalm en rustig: de liefde van dat hart is hem dierbaarder dan al wat in de wereld bestaat en do zuiverheid en teederheid van Maria's hart is hem eene overvloedige vergoeding voor al de zonden en ondankbaarheden der menschen. Dat hart van Maria is zoo waarlijk zijne rustplaats als de schoot des Eeuwigen Vaders dat geweest is en nog is; en hoe gelukkig eene rustplaats is het hem! want terwijl de wereld niets dan dis-telen en doornen voor hem zal voortbrengen,
TWEEDE DAG.
36
viadt hij daar zacbta rust en zoeten vrede. Als hij zijne blikken vestigt op het minnelijk aanschijn van Maria of zijn oogf haren blik ontmoet, dan wordt het oog der Moeder als beneveld en verduisterd, omdat zij als in het verschiet de folteringen ziet, welke hem te wachten staan. Als zij hem voedt en drenkt aan de bron harer maagdelijke borst, verlangt zij hem den gal en azijn te doan vergeten en hij beantwoordt aan dien wensch door den teedersten liefdeblik. Als Maria hem in zijne kindschheid bij zijne eerste wankelende schreden ondersteunt of hem oprigt als hij valt, dan is het hem een zoete troost, dat, ofschoon hij eens te midden der bespottingen door de beulen zal opgerigt worden als hij op den weg naar den Calvarieberg onder den zwaron last des kruises zal bezwijken en neervallen, er toch nu iemand is, die hem lief heeft en die hem tracht bij te staan. Terwijl zij hem, o zoo teeder! in arme windelen wikkelt, zoeken hare van liefde stralende oogen zijne gedachten af te trekken van de koorden, waarmede hij eens geboeid zal worden. Als zij hem met zijn eerste kle?d, het werk harer vingeren, omkleedt, biedt zij hem dat als eene vergoeding voor het spotkleed en den scharlaken mantel zijner passie. Zoo is zij in alles zijn troost, in alles zijn bijstand.
DE MOEDEI! EN HET KISD. '
s. Toen de lieve kleine Jesus, wat grooter
k geworden, begon te spreken, vertrouwde hij
k haar al zijne angsten en zijne onrust toe, en
la als hij dan droevig zijn hoofd tegen haar
it moederhart drukte, dan streelde zij hem zoo
e zacht ea sprak hem zoo teeder over alles,
;t waardoor zij wist dat hij getroost kon worden,
t over de arme verloren schapen, die door zjjn
i lijden gered zouden worden, over de ontelbare
a zielen, die de eeuwige zaligheid aan zijn kruis-
e dood te danken zouden hebben; over de glorie
van zijn Eeuwigen Yader, welke door zijno smarten bevorderd zou worden; en ofschoon de kleine Jesus dat alles wist en nimmer het vergeten kon, v/as het hem toch troostend en zoet dat te vernomen door den mond vaa Maria, ea niet zeldea zullen dan zrjuea tranen , door eea oauitsprckelijk zoeten glimlach ver-
i vangen zijn gewordea.
O voorzeker, alles wat de teederste en beste moeder kaa zijn ea kan doen voor haar eenig kind, dat en nog veel meer was Maria en deed zij voor haar goddelijk Jesuskind. Neen, het is aiet uit te sprekea met hoeveel liefde zij hem verzorgde en verpleegde in zjjne kindsch-heid; en de tranen, die zij om hem geweend en de opofferingen, welke zij zich om hem getroost heeft, zijn oatelbaar. Wie zal uit-
38 TWEEDE DAG.
spreken wat er omging in haar hart, toen zij iu hiingo vlugt met hem naar Egypte snelde, om hem aan de Godmoordende handen van Herodes te onttrekken? Hoe dikwijls heeft zij niet, vooral in het land der ballingschap, eene bete broods aan eigen mond geweigerd, om die ie sparen voor haar goddelijk Jesuskind? Wie zal de droefheid vermelden, die hare ziel doorvlijmde, toen Jesus op zijn twaalfde jaar in Jernzalems tempel was achtergebleven? Hoe vele nachten heeft zij doorwaakt, om door haren arbeid te voorzien in de behoeften van den menachgeworden Koning van hernel en aarde, dia rijk zijnde, arm is geworden, om ons door zijne armoede te verrijken.
En later, tijdens het openbaar leven van Jesus, volgde zij haren Zoon op al zijne wegen, en zeker werden de weinige oogenblikken, welke don Godaiensch, na het waarnemen van de zaken zijns Vaders, overbleven, met Maria doorgebragt. Dan vertrouwde hij haar al zijne gedachten toe: in haar hart stortte hij de droefheid uit, welke hem veroorzaakt werd door de onverschilligheid der menschen voor het woord zijner waarheid, door den tegenstand zijner vijanden, die het volk van hem zochten af to trekken, en door de verwerping van zoo velen uit Israël. Het was hem eene
DE MOEÜEIl EK DET KIND. 39
vertroosting haar, te midden der scharen, elk woord zijner lippen to zien opvangen en in haar hart te bewaren. Ja, altijd en overal was Maria de Bijstand van Jesus, zijn Altijddurende Bijstand, tot op de kruin van den Golgotha, waar zij geloovig stond onder het kruis, toen allen, zelfs zijn hemelsche Vader, hem verlaten hadden. — O Heilige Moedermaagd! meer kondet gij niet doen voor uwen lieven Jesus dan gij gedaan hebt voor hem: uwe teederheid en uwe zorgvuldige liefde voor hem, die uw God, uw Schepper is en uw Zoon , kon niet grooter en niet waakzamer wezen, en daarom is hij u dankbaar voor al de diensten en weldaden, welke gij hem bewezen hebt.
IIe PUNT.
Maria is oolc Onze Moeder vaii A-ltild-durenclen üystancl.
Maria is dan, gelijk hare beeldtenis het zoo juist voorstelt, eene Bloeder van Altijddurenden Bijstand voor den Verlosser geweest, en treffend is de overweging dezer waarheid, Maar hce kan daaruit volgen, dat zij ook onze Moeder van Altijddurenden Bijstand is? Welke betrekking roet ons heeft die titel, dien zij met alle regt ten opzigte van Jesus mag dragen?
TWKEDE DAG.
40
Omdat te begrijppn moetou wij overwegen, wat wij, wat alle christenen door het doopsel geworden zijn; welk hot edelst voorregt, de grootste glorie is van deu naam van Christenen, dien wij dragon. Christkmm alter Christus. Elke Christen is een lidmaat van Jesus Christus; Jesus leeft in hom, zoo niet altijd door de genade, dan ten minste door het geloof; elke Christen is een andere Christus. Do Heiliga Maagd ziet dan in elk onzer, hoe onwaardig hij ook moge zijn, ziet en erkent haar eigen goddelijken Zoon; in onze ellenden, in onze smarten, in onze droefheden, in onze tranen, ia onze beproevingen ziet zij eene herhaling, eene vernieuwing van de zijne. Gelijk zij hem beminde, zoo bemint zij ieder van ons. Daar wordt van Jesus in do II. Soliriftuur gezegd, dat hij, door ia alles, da zonda alleen uitgenomen, aaa ons gelijkvormig te wordea, geleerd heeft medelijden ts hebben met onze kwelliagea ea barmhartig te zija jegens ons; evenzoo kunnen wij van de Heilige Maagd zeggen, niet alleen dat zij door hare menigvuldige beproevingen het medelijden en de barmhartigheid geleerd hseft, maar dat zij geleerd heeft ons bij ta staan Juist door eene Moeder van Bijstand voor haren goddelijken Zoon, onzen Verlosser Jesus Christus, te zijn.
DE M0EDE11 EN HKT KINO. 41
Als eene jeugdige maagd, die nooit de ziekte en het lijden, veel minder den dood onder de oogen gjzien lieeft, door de roeping Gods getrokken wordt om Liefdezuster of Gasthuis-zuster te worden, moet zij eerst jaar en dag doorbrengen in den proeftijd of het novitiaat. Onder dat novitiaat wordt zij in een gasthuis of in eene ziekenzaal geplaatst, waar zij getuige zal zijn van al die dingen en hare zorgen zal wijden aan de diepste en afzigtelijkste ellenden der menschheid; opdat zij op die wijze proef-ondervinglijk het leven, dat haar te wachten staat, hare geschiktheid daartoe en haren moed zou leeren kennen. Onze Lieve Vrouw word door God geroepen en uitverkoren, om de toevlugt, de Altijddurende Bijstand te zijn aller hulpbehoevenden, aller noodlijdenden en ongelukkigen. Om haar daartoe geschikt te maken, plaatste hij haar eerst, om zoo te spreken, in een novitiaat. Hij vertrouwde namelijk aan hare zorgen dien Eeue toe, in wien alle mensohelijke kwellingen, smarten cn ellenden waren zamengevat; dien Eóne die al onze zwakheden, al onze kwijningen, al onze boosheden op zich genomen en gedragen heeft. Onzen Heere Jesus Christus; opdat zij, door hem te helpen en hem haren bijstand te bieden, zou leeren barmhartig en medelijdend jegens
TWEEDE DAS.
42
ons te zijn. En nadat Lare geschiktheid, hare teederheid, hare bekwaamheid in het verleenen van Bijstand beproefd en, o zoo volmaakt! bewezen was, gaf Jcsus, toen hij haar ging verlaten, haar het menschdom in zijne plaats, en verklaarde haar, met wegstervende en gebroken stem, dat het zijn heilige wil was, dat zij in al onze kwellingen en ellenden voor ons zou wezen, wat zij geweest was voor hem. Daar zijn soms menschen die zoo gewoon zijn zieken te verplegen en bedrukten te vertroosten, dat zii niet meer gelukkig schijnen to kunnen zijn, zoolang zij niet een of anderen ongelukkige te verzorgen hebben. Juist zoo is het gesteld mot Maria; men behoeft echter niet te vreezen, dat er ooit, zoolang de wereld bestaan zal, kwellingen en beproevingen ontbreken zullen, waaraan zij hare zorg en haren bijstand zal kunnen wijden. Het lijden van Jesus is met zijn sterfelijk leven voorbij gegaan wijl hij echter voortleeft in ons, wordt ook zijn lijden in ons vernieuwd, en gelijk dat lijden in ons voortduurt, zoo bljjven ook hare teederheid en haar bijstand altijddurend. Om dan te weten wat Maria voor ons is, hebben we slechts te denken aan hetgene zij geweest is voor Jesus. Ea als zij magtig genoeg was, om eenen God in zijne zwakheid bij te staan,
DE MOEDER EN HET KIND. 43
aro dan kan de magt haar niet ontbroken om ons
jen te helpen. Als zij eenen God heeft kunnen
kt! troosten en sterken, voorzeker dan kan zij
ng ook ons ondersteunen.
ts. Vaak geschiedt het, dat wij vurig verlangen
cn ons kruis en ons lijden met geduld te dragen
is i en dat wij ons met heilige voornemens wapenen;
or maar spoedig komt het ongeduld en over-
cn. meestert ons. Ach! waarom gaan wij niet tot
ju de Moeder van Altijddurenden Bijstand? Of
iS, hebben wij ooit eenig lijden gekend, dat niet
t0 vóór ons en om ons door Jesus geleden werd?
n Wat zijn onze ontberingen en pijnen, onze
i0 benaauwdheden, onze mismoedigheid en on-
;r rust, onze bezwaren en beproevingen ver-
el geleken bij die van Jesus, den man der smarten.
En iu al dat lijden en terwijl allen, zelfs zijn j hemelsche Vader, hem verlieten, was zij zijn
j troost en zijn bijstand ten allen tijde. Datzelfde
zal zij zijn voor ons, de leden van het ge-c heimzinnig ligchaam haars Zoons. Zoo is dan
f; Maria, zoo moet zij de Moedor zijn van Altijd-
. durenden Bijstand voor het Christen volk,
juist omdat zij voor Jesus eene Moedor van Altijddurenden Bijstand geweest is.
GEBED.
O Heilige Moeder van Altijddurenden Bij-
44 TWEEDE DAG.
stand! wanneer ik uwe beeldtonis met aandaclit ,
dei
en godvrucht aanschouw, en zie hoe gij uw rl,;
goddelijk kind, onzen Verlosser, op uwe armen ell
draagt, dat kind dat ons geboren is, dien zoon En
die ons gegeven is en gegeven door u, dan nli
voel ik het vertrouwen in mijne ziel herleven. va
Want welke g ;nade kunt gij mij in den strijd zij dezes levens, welken bijstand in mijne be-
proevingen mij weigeren, nadat gij eens den tei
Verlosser, de bron aller genaden, aan ons en ki
voor ons gegeven hebt? Als ik uwe beeldtenis ge
aanschouw, en dan zie hoe gij dat goddelijk vo
kind aan uw hart moogt drukken, hoe hij ng
rust op uwe armen, o dan gevoel ik dat gij, ds
die tot zulke gemeenzaamheid met uwen God be
wordt toegelaten, noodzakelijk alvermogend zr
moet wezen om ons bij te staan, rijk aan alle w
gunsten en genaden, die u tot eene waardige gi
voorspreekster van het menschdom kunnen tr
maken, en zoo gelijkvormig als maar mogelijk v(
is aan dat hemelsch kind in liefde voor de ni
gevallenen, in medelijden, in barmhartigheid n
en in teederheid. Als de vereeniging met het h
heilig hart van Jesus de, bron was van het si
medeljjden. dat de Heiligen den zondaren toe- J
droegen, hoe groot moet dan uw medelijden E
met ons niet zjjn? Niet eens gelijk de Apostel v
PE MOEDER EN HET KIND. 45
der liefde in het laatste Avondmaal mogt gij
uw rusten op het hart van Jesus, maar jaren lang
16n en dag op dag rustte Jesus' hart op het uwe!
3011 En wat hebt gij gelezen in de blikken, in het
'ai1 minnend hart van Jesus, in dat hart verslonden
eD- van liefde voor de arme zondaars wier redding •ijd
zijne ccnige gedachte, zijn eenig verlangen, zijn eenig streven was? En hoe dikwijls.
'en terwijl zij dat lieve Jesuskind aan uw boezem
611 kneldet, hebt gij uw herinnerd, dat gij het
013 geluk van hem uwen Zoon te mogen noemen,
ijk volgens de opmerking van uwen vurigen min-
hij naar, den H. Alphonsus, aan de zondaren te
Ügt; danken hadt, en dat geene teederheid, geene
od bezorgdheid, geen bijstand te groot konden
ad zijn, om hunne zaligheid te bevorderen voor
Us wier heil uw Zoon vp.n den hemel was neder-
§■0 gedaald? Ziedaar, o Moeder! waarom ik ver-
3n trouw op u en ten allen tijde op u zal blijven
jk vertrouwen. Anderen, zelfs zij die het vurigst
Is mijne levensverbetering wenschen, mogen den
id moed opgeven; ik zelf moge in een aan wan-
et hoop grenzenden toestand geraken; God moge
't schijnen mij verlaten te hebben; gij, gij. o
3- Maria! zult mij nooit of nimmer verlaten, üw
n Bijstand is Altijddurend! Ik moge een arm, verdwaald en schuldig kind zijn, allerzwaarste
46 TWEEDE DAO.
cn veelsoortige misdaden gepleegd hebben, toch zult gij, toch kunt gij uw kind niet vergeten, uw kind dat Jesus van af zijn kruis aan u heeft toevertrouwd. Sta dan uw gevallen kind bij, o Moeder 1 Ik ben schuldig, ik ben dikwijls en diep gevallen, maar ik blijf uw kind. Gij zijt, als ik het zeggen mag, onze Zuster, een louter schepsel gelijk wij allen; maar ofschoon gij de glorie en de luister zijt van ons gevallen geslacht, blijft gij toch van ons geslacht, onze Zuster. O Moeder, o Zuster! erken in mij een kind, een lidmaat van Jesus, en doe in uwen Altijddurenden Bijstand voor mij -wat gij voor Jesus gedaan hebt. Amen.
pSRDE pAG,
OF
MARIA, DE MOEDER VAN SMARTEN, ONDER HET KRUIS VAN JESUS.
Regina Martyrumora pro nobis.
Koningin der Martelaren, bid voor ons.
Ie PUNT.
Maria, cle Moeder van smarten, aan. den voet va ijl J'e=su^' lcrui-s.
De II. Alphonsua verhaalt dat eene vrome kloosterzuster, die jaren en jaren lang door oen hevig lijden gekweld was geweest, eindelijk haren nood aan God klaagde. Toon verschoen haar de goddelijke Verlosser en zeide: ïSpiegel u, o mijn kind! in mijn lijden.quot; Maar, Heer! sprak de bedrukte zieke, uw lijden is toch niet van langen duur geweest: slechts drie uren duurde uwe smart op het kruis, en mijne smarten duren reeds vele jaren.'' — «Weet het wel, zoo hervatte Je.us, dat ik, van het eerste
48 UEBDE DAG.
oogenblik mijner mensdrwording al de folte- Mc
ringen mijner Passie gevoeld en geleden heb, sm
omdat ik ze volmaakt voorzag en kende, en liai
dat mijn lijden zoo lang geduurd heeft als mijn bit
Evenzoo was liet gesteld met Maria. Van
het oogenblik af waarop de aartsengel haar Je:
de blijde boodschap bragt, dat zij tot Moeder zul
van Gods Zoon was uitverkoren, zweefden de de
voorspellingen der profeten aangaande het Zo
lijden van den Messias aanhoudeud voor haren lie
geest, en de voorzegging van Simeon bij de on
opdragt van Jesus in den tempel was reeds va
de eerste stoot van het zwaard dat hare ziel -X,
zou doorboren. Eu haar lijden was des te de
heviger, naar mate het meer een geestelijk is
Ijjden, eene zielesmart was; — hare liefde loch sm
was daarvan de oorzaak, — en was voort- de
durend, wijl Jesus, het voorwerp harer liefde, de
aanhoudend onder hare oogen bleef. Zou kon quot;i'
zjj uitroepen met den profeet: ïMjjne smart lquot;3
is altijd voor mijne oogen.quot; Threii. y0
Haar lijden was echter het grootst op den
dag van Jesus' sterven. — Verplaatsen wij mlt; ons in den geest op Golgotha en overwegen
wij, hoe zij daar de Koningin werd der Mar- vu
telaren, terwijl zij, do teedere en minnende a':
Dii BEDUUKTSTE DER MOEDERS. 49
Moeder, op don Calvarieberg stond onder het smaadvolle vloekhout dos kruises, waaraan haar eenige on innig geliefde Zoon in de bitterste ligohaams- en zielesmarten te sterven hing.
Maria staat aan don voot van hot kruis van Jesus! Wat een wreed en smartelijk lot voor zulk eene Moeder, getuige te mooten zijn van de folteringen en het zieltogen van zulk oenen Zoon. Immers de maatstaf der smart is de liefde, en het verlies van personen, welke ons dierbaar zijn, is, volgens de opmerking van don H. Augusliuug, {Ue Civit. Dei Lib. XXL c. 2G.) des te smartelijker, naar mate de liefde, die hen met ons vereenigt, inniger is en vuriger. Moet dus de hevigheid der smart berekend worden volgons de grootheid der liefde, wie zal dan in staat zijn, de diepte der smarten to poilon , waarin Maria , de Koningin der Martelaren, gedompeld wordt door het lijden en het sterven van Jesus, het eenig voorworp harer onuitsprekelijke moederliefde? Zij, de teederste en meest beminnende aller moeders, zij, wier liefde, door de werking der natuur zoowel als der genade, aanhoudend vuriger is geworden, verliest haren Zoon, die, als mensch, in waarheid slechts haar Zoon is;
78 3
dehpk DA».
z\] verliest haren Zoon, die bcminnenswaar- sfr
dig en onschuldig', heilig en schoon is boven ^ej
alle kinderen der menschen; zij verliest hem dg,
door dien allerschandeüjksten en smartvollen gg,
kruisdood; zij moet hem zien sterven in de j,et
uiterste verlatenheid; zij zelve, arme Moeder! v|0
moet nat worden door het dierbaar bloed, dat (jgj
uit do wonden van haren zieltogenden Jesus en
neerstroomt Dat is eene smart boven alle hei'
O droevige en lijdende Maagd! daar aan haa
den voet des kruises schijnt gij niet meer de _p0/
gelukkigste aller maagden, de gezegende bo- zoo
ven alle vrouwen, maar do ongelukkigste en arlI
meest beproefde aller moeders. Gelijk Jesus otm
de man van smarten is, zoo zijt gij de Moe- zijn
der van smarten geworden. Want even als er ziei
eene allervolmaaktste gemeenschap bestaat tus- £
schen Jesus, den Zone Gods, en zijn eeuwigen Moe
Vader, evenzoo heeft de liefde eene allerin- hele
nigste gemeenrchap daargesteld tusschen Jesus Ijjdc
en zijne Moeder Maria: nergens echter is die Ter'
gemeenschap grooter dan op den Calvarieberg. onvlt;
De Vader en de Zoon bezitten in eeuwigheid Ami
dezelfde glorie, do Moeder en de Zoon verdu- gcho
ren op aarde dezelfde smarten; de V ader en woo
de Zoon genieten eene en dezelfde gelukza- mee:
ligheid, do Moeder en de Zoon worden over- Jeju
50
DE BEDEUKTSTE DER MOEDERS. 51
iar- stroomd door ecne en dezelfdo zee van bitterden heid; de Vader en de Zoon hebben een en icm denzelfden troon, de Moeder en de Zoon zijn Hen genageld aan een en hetzelfde kruis. Wordt de het hoofd van Jesus met scherpe doornen om-ler! vlochten, Maria gevoelt daarvan den bloeden-dat den prikkel; wordt do Zoon gelaafd met gal jsus en azijn; de Moeder smaakt er al de bittor-alle heid van: wordt zijn gezegend ligchaam aan den kruisbalk vastgenageld . dun doet de liefde aan haar al de smarten dier kruisiging verduren. 1 de Pondus meum, amor mcus. jgt;Arme Moeder! bo- zoo roept haar de teedere 11. Bernardus toe, i cn arme Moeder! gij lijdt en sterft in en met Jesus,
esus omdat gij door de -liefde in hem leeft. en al
Joe- zijne folteringen gevoelt gij, omdat Jesus de
Is er ziel is van uwe ziel en het leven van uw leven.''
tus- Even verschrikkelijk als het lijden dezer
igen Moeder van smarten is, even wonderbaar en
irin- heldhaftig is hare grootmoedigheid, om dat
esus lijden mot onbezweken geduld te verduren.
i dia Terwijl de Apostelen do vlugt nomen staat zij
lerg. onverschrokken onder het kruis, zegt de H.
heid Ambrosius, (De Institut. Virg. cap. YIl), of-
rdu- schoon zij daar toch, volgens het bekende
v en woord van den H. Hieronymus, (ad Paulin.),
ikza- meer dan een martelaar voor en door en met
)ver- Jesus lydt. Zij staat onder het kruis, en achl
DKRDE DAG.
ia welke smarten, daar zij het aanbiddelijke der
ligchaam van haren Zoon aan het vloekhout hei
ziet hangen, zonder dat het haar gegeven is ver
zijne heilige ledematen mat haren sluijer te one
mogen bedekken. Zij staat onder het van bloed keu
druipende kruis, en ach! in welke droefheid. leei
daar zij ziet, dat het gezegend hoofd van om
haren Jesus, zoo wreed met doornen omkransd, dru
eene rustplaats zoekt, zonder dat zij hare moe- afslt;
derarmen tot hem kan verheffen om daarop me
het goddelijk hoofd te laten rusten. Zij staat (
aan den voet des kruises, en ach! in welke ver
folteringen, daar zij dat goddelijk schoone zij
aanschijn. dat de Engelen ver-langen te aan- in
schouwen en dat zij zoo menigmaal met on- zij
uitsprekelijk teedere moederliefde heeft om- en
helsd, thans overdekt ziet met bloed en dood- hei
zweet, zonder dat zij het met hare tranen oig
mag afwasschen en zuiveren. Zij staat naast in
het hout der vervloeking, en ach! in welk dai
een lijden, daar zij het bloed uit al de lede- los
maten van haar kind ziet stroomen, zonder vai
zijne gapende wonder-, te kunnen verbinden. pri
Zij staat bij haren stervenden Jesus, en ach! cei
in welk eeno bitterheid, dewijl het haar niet he
toegelaten is den brandenden dorst van haren he'
Zoon te lesschen en zijue verdorde lippen door dei
een teug water te verfrisschen. Zij staat naast Ve
52
Igt;E BEtiRUKTSTE DER MOEDERS.
jke den strafpaal, en ach! iu welko zielsbenaauwd-
)ut heid, wijl zij hftren door God en de menschen
ia verlaten Jesus met den dood ziet worstelen,
te onder de overmaat zijner smarten ziet bezwij-
'ed keu, zonder hem eenige hulp te kunnen ver-
id, leenen, zonder hem nog eens in eene teedere
an omhelzing aan haar moederhart te kunnen
id, drukken, zonder op zijne lippen den laatsten
oe- afscheidskus te mogen nederleg-gen, zonder
'op met hem te kunnen sterven!
sat Onzeggelijk zijn dan do bitterheden en ziel-
Ike verscheurend is de droefheid van Maria; doch
gt;ne zij blijft onbezweken, en gaarne stemt zij toe
an- in het mateloos lijden van haar kind, omdat
on- zg weet, dat wi} door het bloed van Jesus
'm- en door bare smarten tot een nieuw leven
3d- herboren moeten worden. Reeds heeft zij door
ion eigen daad, door hare persoonlijke toestemming
ast in het groote werk der menschwording kracht-
elk dadig medegewerkt tot het begin onzer ver-
de- lossing; thans neemt zij deel aan de voltooijing
Ier van ons bentel, doordien zij, de maagdelijke
en. priesteres Gods, gelijk de II. Joannes Damas-
ïhl cenus {Hom. 11. in Nativ B. V. M.) haar noemt,
iet het leven van haren Zoon voor ons heil met
•en heldhaftige liefde slagtoffert. Aan den voet
)or des kruises wordt zij de Eva van het Nieuwe
ast Verbond, de Moeder der levenden, en het
53
54 DEKDU UAa.
bloed van Jesua zalft haar tot Moeder van Altijddurenden Bijstand voor het Christen volk.
11= PUNT.
Maï'ia wordt onze IMoetler onder liet kruis van Jesus.
Dit geestelijk moederschap, waardoor Maria de ware Moeder is der levenden, dat is, aller geloovigen, wordt erkend door alle Vaders en Leeraren der Kerk. «Gelijk het menschdom, aldus spreekt de H. Ireneus {Contr. heer. lib. V. cap. 19), ter dood veroordeeld wordt om eene maagd (Eva), zoo wordt het ook door eene maagd (Maria) gered.quot; En zeker, gelijk de diepzinnige Tertullianus (De Game Christi, n0. 17) bemerkt, het was passend, ïdat het menschdom, na door eene vrouw in het verderf gestort te zijn, ook door eene vrouw tot de zaligheid toruggebragt zoude worden.quot; Ja, zoo hervat de H. Augustinus (De Symb. ad catechum. ser. 3, cap. 4), ndoor eene vrouw is de dood, ook door e-ene vrouw is het leven op aarde gekomen: door Eva de ondergang, door Maria de zaligheid quot; Gelijk de Verlosser Jesus de nieuwe Adam is, zoo is zijne goddelijke Moeder de nieuwe Eva, en het is een onuitsprekelijk geheim van Gods goedheid, dat
DE BEDRUKTSTE DEK MOEDERS. 55
an wij aldus onzo verlossing zien afgebeeld in de Ik. bewerkers zelven van onzen val en onzen ondergang. Immers, zoo bemerken de Kerkvaders eenpariglijk, onze ellende begint door Eva, ons herstel door Maria; liet woord des dooda wordt Eva, het woord des levens Maria toegesproken; beiden zijn maagd, Eva in het ■ia Paradijs, Maria te Nazareth, en beiden ook er hebben een bruidegom; maar de vloek Gods en komt over Eva, en het heil Gods over Maria, n, de gezegende onder de vrouwen; een engel
ib. der duisternissen rigt zich tot Eva en misleidt
m haar door de voorspiegeling en de belofte eener
or valsohe grootheid, een eugel des lichts spreekt
Jk tot Maria en bevestigt haar in de ware groot-
i, heid; de duivel voert Eva tot opstand aan
et tegen God, de verschijning van den aartsengel
r- wekt Maria op tot gehoorzaamheid; Eva gelooft
ot aan de slang, Maria aan Gabriel. De misleide
i. Eva moet wegvlugten van Gods aanschijn, en
,d de nederig gehoorzamende Maria is waardig
w den Zoon Gods in haren schoot op te nemen
in en te dragen, gelijk do II. Kerk het haar
r, toezingt in het liegina Cceli. Eva biedt ons
■r de vrucht des doods, Maria geeft ons de ware
gt;. vrucht des levens. Door dat alles wordt de
a allerzaligste Moedermaagd, volgens de schoonA
.t uitdrukking van den II. Irenous (Conlr. hear.
DERDE DAG.
lib V. cap. 19), ido voorspreekster der sclnil-dige Ivaquot; en »de algemeene Moeder aller geloovigeuquot; {S. Bonav. Spccul. Mar.), omdat zij, g'i-'Iijk de II. Angustinus (Encltirid) opmerkt. «Is Moeder van haren Heer. teveus de Moederis van allen die den Heer toebehooren.quot;
Door het geloof hoeft Maria alle kinderen Gods, alle ledematen van Christus in haren schoot ontvangen, maar in smarten en bitterheden heeft zij hen op den dag van Jesus' lijden tot het nieuwe leven der genade gebaard. De H. Joannes {Ajioc. XII. 1—2) stelt ons Maria voor, — zij immers wordt volgens het algemeen gevoelen der Kerkvaders door da vrouw van het hoek der Openbaring aangeduid, — als de vreesselijkste smarten lijdend, om aan het kind, dat zij draagt, het leven te kunnen geven Cruciabatur ut pari at. Hoe dat begrijpen? De II. Alphonsus verklaart dit in zijne Heerlijkheden van Maria op de volgende wijze. Onzj goddelijke Verlosser, de Zoon des eeuwigen Vaders en hot kind van Maria, is, volgens het woord van den 11. Paulus {Bom. VIII 29.), nle eerstgeborene onder vele broederen.quot; Hem heeft Maria gebaard zonder de smarten, aan Eva voorspeld, te gevoelen; doch ons, want wij zijn hare geestelijke kinderen, heeft zij het leven niet kunnen schenken
56
DE EEDHtJKTSTE DEB MOEDEF.S. 07
zonder het wee, over Eva uitgesproken (Gen. Ill, 1G), te ondervinden. En dat wee, die smarten kwamen over haar onder het kruis des Heeren op den Calvarieberg: daar onderging zij, bij onza geheimzinnige geboorte uit de wonden van Jesus, al de smarten, die zij niet gekend had bij de geboorte van Jesus.
Zeker, al de heilaanbrengende genade van het kruisoffer komt voort uit de goddelijke waardigheid va.i Jesus, doch het is in zijne menschelijke natuur dat dit offer voltooid en voltrokken wordt. Nu, deze menschelijke natuur is do vrucht van Maria's schoot, het menschgeworden Woord des Yaders heeft zij gevoed met hare moedermelk; en door hare gehoorzaamheid en onderwerping aan Gods wil biedt zij thans vrijwillig dat kind harer liefde den kruisdood aan, en levert Jesus voor onze zaligheid over. De geestelijke wedergeboorte tot het leven der genade, door het lijden dier menschelijke natuur van Gods Zoon bewerkstelligd, is dan toe tc schrijven aan Jesus Cbristua en eenigermate aan Maria tevens: aan den Verlosser, wijl hij het offer in zijn ligchaam opdraagt en daaraan eene oneindige waarde verleent, en aan zijne Moeder, omdat zij het slagtoffer bezorgd heeft en mede opdraagt. Onze begenadiging hebben wij alleen 78 3.
DERDE DA O.
58
door Jesus verkregen, maar hij zelf verdient die in het vleesch zijner menschheid, hem door Maria's medewerking geschonken en met hare toestemming geslagtofferd. Ja, met hare toestemming, want hare liefde tot ons was zóó groot, dat zij ons meer beminde dan het leven van haar kind, en daarom lijdt zij met hem en in hem, volgens de uitdrukking van den H. Bernardus, onzeggelijke smarten en folteringen, om ons tot het nieuwe leven te doen wedergeboren worden, en al de verdiensten van haar lijden offert zij met het loven van Jesus den esuwigen Vader op voor onze zaligheid. Op die wijze heeft Maria, volgens het bekende woord van den H. Augus-linus (De Sancta Virginit. n0. 6), «door hare liefde medegewerkt tot de geboorte der kinderen Gods in de Kerk, en gelijk zij volgens de natuur de Moeder is van ons hoofd, Christus den Heer, zoo is zij tevens naar den geest de Moeder zijner ledematen, dat is, der geloo-vigen,quot; de ware moeder der levenden. Een der laatste woorden van haren stervenden Zoon bevestigt haar voor eeuwig in het bezit van dien titel. ïVrouwe,quot; aldus spreekt de zieltogende Heiland haar toe, n Vrouwe. ziedaar uw zoon,quot; en door die woorden duidt hij zijnen apostel Joannes aan. Als zegde Jesus: Vrouwe!
DE EEDRUKTSTE DEK MOEDERS. 59
ut de apostel mijner liefde is heilig en lovend
m door het leven der genade. Gelijk hij is, zoo
et moeten de kinderen zijn, wier moeder gij thans
re -wordt; zuiver, heilig, waarlijk levend; hij is
as de afbeelding van hen. Uwe ziel, o Vrouwe!
et lijdt alles wat miju ligchaam gevoelt; gij doelt
et in al mijne smarten, maar zult ook deelen in
m mijne belooning. Mot my en voor mij onder-
3n gaat gij zoo wreede smarten; met mij en voor
te tnij zult gij ook vruchtbaar zijn. De kinderen,
ir- die uit mijne smarten geboren worden, behooren
et ook u toe : want gelijk zij door mijne wonden
or en mijcen dood herboren worden, zoo ont-
a, vangen zij tevens van u. door uwe liefde en
is- uw lijdei, het leven. Ik ben hun Verlosser,
re gij zijt hunne Moeder, de ware Moeder der
n- levenden.
ns Welk een troost en welk eene aanmoediging
us is het voor ons, te kunnen denken en met
de waarheid te kunnen zeggen, dat de onuit-
10- sprekelijk bittere smarten van Maria ons een
en waarborg, een zeker onderpand zijn, dat zij
en nooit haren moederlijken Bijstand aan ons zal
dt weigeren! Want als zij ons zoo vurig bemind
de heeft, dat zij, ter onzer redding, haren eenigen
ar Zoon heeft overgeleverd en overgeleverd op en _ zulke wijze, dan mogen wij wel met allen
e! grond verwachten, dat zij ona haren Bijstand
DERDE DAG.
ia mindero zakun niet minder krachtig zal verleenen. Hare smarten zijn dan onze hoop: daardoor wordt zij de moeder der levenden en ala mosder der levenden is zij noodzakelijk de Moeder van Altijddurenden Bijstand.
GEBED.
O heilige en gezegende Maagd, Moeder vau smarten! die in den geest gehecht waart aan het kruis, waarop uw aanbiddelijke Zoon werd gefolterd, en die zooveel met hem mede geleden hebt, opdat ik tot het leven der genade herboren zou worden, verleen mij toch uwen magtigen Bijstand, opdat ik nooit de vruchten van zijnen dood en van uwe smarten verijdele. O Koningin der Martelaren'! die geleden hebt ia uwe ziel wat Jesus leed in zijn heilig ligchaam, en die met vreugde hebt toegestemd in zijnen dood om mij het leven te doen vinden gt; voltooi het werk dat gij zoo edelmoedig begonnen hebt, en verkrijg mij door de verdiensten van zijn vergoten bloed en van uw mateloos lijden, dat ik nimmer meer het ongeluk hebbe zijn lijden en uwe smarten door eene zware zonde te vernieuwen. En omdat gij onder het kruis de Moeder van Altijddurenden Bijstand voor alie geloovigen
60
DK BSDEÜKTSTE DEK MOEDEKS. 61
al zijt geworden, smeek ik u, mij te willen
3: bijstaan in allo gevaren en bekoringen, opdat
gt;n ik steeds dat kostbare geestelijk leven in mij
jk beware, waardoor Jesus de Bruidegom is en
gij, o Maria! de Moeder zijt mijner ziel. Sta mij bij in den harden strijd dezes levens, opdat ik, na aan uwen Zoon zooveel bloed en aan u, o Moeder! zoovele zucbten en tranen gekost u to hebben, nooit meer een kind van smarten
a voor u worde door de zonde, maar steeds
.(j voor u en voor Jesus een kind van vreugde
e, blijve. Ach! hoe treurig, hoe treurig, indien
[0 ik zijne liefde en uwe zuchten, o Moeder!
]1 zoii vergeten, en indien al hot bloed der
n verlossing en al de verdiensten van uw mede-
3_ lijden met Jesus door mijne eigene schuld
voor mij verloren zouden gaan. ü. Moeder
0- der levenden, u, ons leven, onze vreugde en onze hoop, smeek ik, armzalig kind van Eva,
, ongelukkige balling in het tranendal dezer
wereld, om kracht, om genade en om bijstand. Gij zult mij dat alles verleenen, dat is mijn vertrouwen, gij zult mijne smeeking verhoeren J en uw oor niet afwenden van mijne bede,
jj omdat gij zijt de Moeder der menschen en de
jj Moeder van onzen menschenminnenden God
1-l en Verlosser Jesus Christus. Amen. a 0O0
yiEl^OE pAG.
OF
MARIA'S PERSOONLIJKE DEUGD EN HEILIGHEID.
Sancta Maria, speculum justitise, ora pro nobis.
Heilige Maria, spiegel der geregtigheid, bid voor ons.
I» PUNT.
A'evliovonil t'i(1 vï-in ÜVEaria's deugd en heiiiüheid.
Al hooger en hooger zal ons vertrouwen op de kracht van Maria's Altijddurenden Bijstand en op hare biddende airaagt stijgen, naar mate wij voortgaan in de boschouwiag der verschillende gronden, waarom wij haar met den naam van Moeder van Altijddurenden Bijstand begroeten. Heden willen we de verhevenheid harer deugden, de wonderen harer heiligheid overwegen, om daaruit af te leiden, dat zij juist daarom met zoo goed gevolg voor sns bidt, omdat zij de Spiegel is der gereg-;igheid, het toonbeeld aller deugden.
HE HEILIGTSTE DEK VROUWEN. 63
De heiligheid bestaat in de gelijkvormigheid en de vereeniging der ziel met God, en is des to volmaakter naar mate de ziel de volmaaktheden Gcds op eene verhevener wijze door hare deugden in zich uitdrukt en afspiegelt. Wijl echter de mensoh eindig is en die gelijkvormigheid met God bovenmensche-lijk, is het noodig dat de genade aanvulle wat aan onzo zwakheid en eindigheid ontbreekt , opdat wij door haar behulp tot die overeenkomst met God kunnen geraken. Hieruit kunnen wij al dadelijk afleiden, dat Maria, die in hare Onbevlekte Ontvangenis meer genaden ontvangen heeft, dan eenig ander schepsel er ooit ontvangen zou, en die, door hare volmaakte beantwoording aan de genade, aanhoudend nieuwe gunsten verdiend heeft, ook den hoogsten graad van heiligheid bereikt heeft, die ooit door een schepsel bereikt zou 'worden.
God, de vereeniging met God en de gelijkvormigheid met hem was het eenig stroven van Maria van af het eerste oogenblik van haar bestaan. Niets natuurlijker! Immers gelijk de pasgeboren zuigeling terstond na de geboorte het verlangen gevoelt, om van de moeder zijn voedsel te ontvangen, evenzoo verlangt de jeugdige ziel, zoodra zij een weinig tot
64 VIERDE DAG.
bezinning komt, naar God; want gelijk het . ook
kind zich bij de moeder t' huis gevoelt, omdat des
het van de moeder is, evenzoo voelt de ziel den
zich t' huis bij God , omdat, zij van God is, ove
en wel in het bijzonder de ziel van het door in
het doopsel van de erfzonde gezuiverde kind. Eli
Men vindt soms zeer jeugdige kinderen, die uit;
van wereldsche zaken nog bijna geen begrip dei.
hebben, maar die, gelijk eene jeugdige plant Ma
dorstig is naar verfrisschend water, er naar sch
smachten om van den lieven God te hooren de
spreken, en die zich gaarne gewennen om en
alle dagen zich tot God te rigten en te bidden; Go
en die gewoonte laat dikwerf het reeds in- rel
geslapen kind geen rust: het ontwaakt en vei
roept de moeder toe: ilk heb nog niet ge- vo
beden, bid met mij.quot; Ja, in hot jeugdige kind wc
rigt do ziel zich gaarne naar den hemel, want an
God heeft 's menschen ziel voor zich geschapen mé
en in 't doopsel voor zich gewijd, en niet voor de
de wereld. — Hoeveel meer moet dan de all
heilige ziel van Maria, vrij van alle bezoede- gi]
ling der erfzonde en rijk aan alle genade, van zij
af haar eerste bestaan naar God en naar do de
vereeniging met hem gestreefd hebben en G(
door die tijdens Maria's leven immer voort- Al
durende streving tot de hoogste heiligheid za
gekomen zijn? De Kerkleeraren erkennen dan d£
DK HEILIGSTE DER VROUWE!?. 65
ook eecptirig, dat Maria alle uitverkorenen des hemels, alle Heiligen on Engelen door den glans harer hdliglieid onzeggelijk verre overtreft. Neen. zïgt de II. Hieronytnus {Prolog. in Froph. Sophon.), «ik wil niet spreken van Elisabeth en van andere door hare deugd uitstekende vrouwen: want het sterrelicht harer deugd wordt door de volle klaarheid van Maria's heiligheid verborgen en als in eene schaduw veranderd.'' »Zij immers, zoo gaat de groote H. Bernardus voort is dat sehoone en glansrijke lichtpunt, zoo noodzakelijk door God boven deze groote en uitgebreide wereldzee geplaatst, schitterend is zij door hare verdiensten, glanzend door de stralen harer voorbeelden.quot; {Hom. 11. sup. Missus est.) »0 wonderbare Maagd, aldus spreekt de H. Joannes Damasconus Maria toe, gij zijt do volmaakte bruiloftskoets des Heiligen Geestes, de stad van den levenden God, overrijk aan alle wateren der genade. Gansch schoon zijt gij en zoo digt mogelijk tot God toegenaderd; zij toch, de Cherubijnen overtreffend en boven de Seraphijnen verheven, is het innigst met God vereenigd.quot; [Hom. I. in Nati'O. IS. V. M.) Al de genaden der verlossing vlieten in Maria zaam. en wel in zoo wonderbaren overvloed, dat de H. Bernardus uitroept. {Serin, sup.
06 VIKBUE DAG.
Signum, magn ): ï Te regt staat er geschreven, dat Maria omkleed is met do zon, omdat zij de onpeilbare afgronden der goddelijke -wijsheid, veel dieper dan wij begrijpen kunnen, is ingedrongen, zoodat zij in dat ongenaakbaar licht, voor zoo verre de staat van een louter schepsel zonder do persoonlijke ver-eeniging der Godheid en menschheid zulks gedoogt, schijnt weggezonken te zijn.'' Onschuldig, vlekkeloos, genadenrijk was zij in hare ontvangenis, en dit voorregt is het hare, en het hare alleen. En ofschoon zelfs des Heeren getrouwste dienaren van tijd tot tijd struikelen, — immers de regtvaardige valt zeven malen eiken dag {II. Thom v. Ag.) — heeft zij het zonnezuivere kleed der genade gedurende heel haar leven vlekkeloos bewaard en nooit, zelfs niet door den minsten zweem eener dagelijksche zonde of door de geringste onvolmaaktheid, besmeurd, zoodat do Heilige Kerk met regt deze woorden van het Hooglied op haar toepast.'' Geheel schoon zijt gij, o mijne vriendin! geheel schoon, en daar is geene vlek in u.quot; En niet tevreden die eerste haar door God ingestorte genade te bewaren, streefde zij aanhoudend naar een nog altijd hoogerea graad van heiligheid en legde zich met den edelmoedigsten ijver op de beoefe-
DE HEILIGSTE DER VROUWEN. 67
evep ning der verbevenste deugden toe, zoodat zij
lt zjj daardoor eenen sclaat van heiliglieid en ver-wjjg_ diensten verkregen heeft, gelijk nooit een
jjg'jj andere heilige vóór haar bezeten heeft of na
laak- baar bezitten zal.
eell Wijl echter niemand in staat is, o Maria!
vei,. de grootheid uwer deugden en de verbeven-
;ulks beid uwer heiligheid te bevatten, smeek ik
q11_ u, dat gij zelve aan mij, uw kind, uwe in-
j in wendige glorie willet toonen en uw heilig
are hart, de genader, die u verrijken en de vol-
jjgg maaktbeden die u versieren. Het is waar.
deelen in uwe voorregten kan ik niet, want
vajj. alleen aan u heeft God ze geschonken, maar
! __van verre toch, o Moeder! kan ik uwe schre-
aije den op den weg der deugd volgen, uwe ge-
ar(j dachten en gevoelens eenigermate aannemen,
■em uwe trekken in mij uitdrukken, en gij weet,
,3(.0 dat dit de vurigste wenscb is mijner ziel.
jgg Toon mij dan de wonderen van genade en
je(j deugd, den overvloedigen schat van regtvaar-
0 digheid en heiligheid in uw koninklijk hart
;3 verborgen!
.sj.0 Het hart van Maria, zoo leeren ons de
en Kerkvaders, is een gesloten tuin, vol van den
jj^ geurigen wasem aller deugden; is een hemel
[gjj bezaaid met sterren, de eene al schooner en
fe. glanzender dan de andere. Ten gevolge harer
68 vierde dag.
Onbevlekto Ontvangenis is hare heiligheid zoo wonderbaar en is zij zoo in de genade bevestigd, dat hare deugd evenmin bezoedeld zal worden door het bederf dor wereld, als een zuivere zonnestraal bezosdeld wordt door het modderige slijk, waarop die straal neerschiet. En toch is zij vol bezorgdheid, ten eimle steeds vlekkeloos en haren Bruidegom in alles waardig te blijven. Hoe vlugt zij alle vreugden en alle verleiding der wereld! Hoe bemint zij de eenzaamheid en de afzondering, wijl zij, volgens de oudste overleveringen, in den teederen leeftijd van driejaren zich gaat verbergen in het heiligdom van Jerusalems tempel! Hoe wonderbaar is hare voorliefde voor de heilige kuisohheid: zij schrikt bij het hooren der stem eens aartsengels, en liever dan hare maagdelijkheid te verliezen zou zij verzaakt hebben niet alleen aan alle grootheden en vreugden der wereld, dat ware weinig geweest, maar aan de onvergelijkelijke eer van het goddelijk moederschap! Waar uitdrukkingen vinden om hare diepe nederigheid en de heldhaftigheid harer gehoorzaamheid uit te drukken? Een hemelbode begroet haar als jvoI van genade,'' openbaart haar de verhevenste geheimen: zij zal de Moeder worden van haren God en Schepper, en ne-
DE HEILIGSTE DER VROUWEN. 69
derig antwoordt zij: »zie, ik ben de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.'' De gelukwenfclien van Elisabeth beantwoordt zij door een lofzang, waarin zij aan God alleen de oer geeft van al hare voorregten en grootheden; de onrust van den H. Joseph en zijne angstige vrees verdrijft zij niet door een enkel woord barer lippen; haren titel van Moeder Gods doet zij niet gelden, om zich aan voor' schriften der wet te onttrekken, welke niet verpligtend zijn voor haar, en schijnbaar verzaakt zij zelfs aan haar kostbaarst en meest geliefd voorregt, aan dat barer kuische maagdelijkheid en onderwerpt zich aan de zuive-ringswet, ofschoon niet de minste vlek op haar kleefde. En welke edele voorbeelden van onderwerping aan den wil des Vaders, die in de hemelen is, biedt ons geheel haar leven. Van Nazareth naar Bethlehem, van Bethlehem naar Jerusalem, van Jerusalem naar Egypte, van Egypte naar Galilea, vau Galilea naar den Golgotha, 'tis altijd en overal de treffendste onderwerping aan den wil van God! En hoe uitdrukken haren ijver voor Goda glorie, hare liefde voor het gebed en de vurigheid barer verzuch'ingen tot God? Maria, aldus spreekt de II. Petrus Damianus, is als een kouinklijke adelaar, wijl hare blikken al-
VIEÜOE DAf}.
tijd op de zon der eeuwige geregtigheid gevestigd zijn; haar hart is een verzoeningsaltaar, waarop het heilige vuur nooit wordt uitgedoofd. En wat zeggen van haar geloof, sterk genoeg, niet om bergen te verzetten, maar om Gods eeuwigen Zoon van den troon zijner heerlijkheid in den schoot van zijn schepsel neder te trekken? en van hare hoop, veel krachtiger dan die van Abraham, want hare hoop twijfelt niet bij den wezenlijken dood van den waren Isaar? En hare liefde, de liefde van Maria? De Seraphijnen hadden kunnen neerdalen op aarde, om van Maria te leeren wat liefde, wat beminnen is.!
Neen, niemand is in staat al hare deugden en volmaaktheden te achterhalen. Dit alleen kunnen we begrijpen: gelijk de zon aan den hemel aangroeit in glans en in klaarheid van af haren opgang tot den vollen middag, zoo wies Maria aan in deugd en heiligheid van het eerste oogenblik van haar bestaan tot hare volkomen vcreeniging met God in de glorie; en om dit te begrijpen, hebben we slechts te denken aan haar zoo innig en zoo gemeenzaam en meer dan dertigjarig verkeer met Jesus, haren God en haar kind. j Gelijk dan de overige Heiligen hebben uitgeschenen in eene of andere bijzondere deugd, zoo als in
70
liF. BKILIGSTE DEP. VROUWES. 71
de nederigheid, in do kaiscliheid, in de liefdadigheid, en daarin ons ten voorbeeld verstrekken, zoo heeft Maria, zegt de H. ïhomag van Aquinen (Opusc. VUL), door de beoefening van alle deugden uitgemunt, en daarom is zij een levend toonbeeld van alle deugd en van alle heiligheid voor ons,'' een spiegel der geregtigheid voor het Christen volk.
11= PUNT.
Maria's verrnosen bij Grod ovn hare deugtl en. lieiligheid.
Gelijk Maria om hare voorregten de geze-gendste is onder de maagdon, de gelukkigste onder de moeders, de hoogst begunstigde onder alle vrouwen, zoo is zij door hare deugd en heiligheid de schoonste bloem in het aardsch Paradijs der Kerk, het sieraad van ons geslacht, het meesterstuk der genade, do kroon der uitverkorenen, de Koningin aller Engelen en Heiligen, de heerlijkste afspiegeling van den driewerf heiligen en drieéénigen God. En als het nu eene onbetwistbare en in de Schriftuur uitgesproken waarheid is, »dat God den wil doet dergenen die hem vreezenquot; {Psalm. CXLIV. 19.); nals de gebeden der Heiligen, gelijk do gelukzalige Beda (Homil. de S. Maria.)
j .
72 VIERDE DAG.
zegt. met allo welwillendheid door God aan- — C
genomen en verhoord wordenomdat het de gel
gebeden zijner vrienden zijn, als God ons ter uwe
hunner liefde zoovele gunsten en genaden dps
verleent, omdat zij zijae goede kinderen zijn; verk
wat mogen wij dan niet verwachten van de zijne
moederlijke voorspraak van haar, die door feet
hare deugd en heiligheid veel meer uitsc'uit- zijt
tert boven alle vrienden en uitverkorenen waa
Gods dan do zon boven de sterren des hemels. tocl
Hoe hoog, o gezegende Maagd! is uwe van
deugd verheven boven die van Abraham, des reg(
Hoeren trouwen dienstknecht! En toch zoude na i
God om zijnentwille de schuldige steden voor bid
het vuur des hemels gespaard hebben, indien moj
slechts tien regtvaardigen daarin waren ge- Mo
vonden geworden. Hoeveel meer dan zal God ten
genadig zijn, als gij, o Maria! die het toon- uw
beeld zijt aller deugden voor ons ten beste dei
spreekt? — Wat was de heiligheid van Moses Eli
vergeleken bij de uwe, o onvergelijkelijke ma
Moeder des Heeren? En toch zegepraalden Sui
de Israëliten over hunne vijanden, zoolang Go
Moses biddend zijne handen hemelwaarts ver- o:n
hief. Veel magtiger dan zal uw Bijstand wezen, sto
o heiligste aller kinderen van Adam! om ons Mi
de tegenstanders onzer ziel te doen overwinnen, ge
wanneer gij u gewaardigt voor ons te bidden. dii
DE HEir.IOSTE DEK VROUWEN. 73
aan- — Om de smecking van David staakt de En-
et de gel der -wraak zijne verwoestingen, en om
aster uwo voorbede, a Maria! zul de gramschap
iaden j/33 Heeren tegen ons ia genade en erbarmiug
I zUn) verkeeren. — Elias was om zijne deugd en
II de zijnen ijver voor Gods wet een waardige prodoor feet des Hoeren; doch veel meer, o Maria! johit- Zijt gy door uwe voortreffelijke heiligheid de •enen waardige Moeder van Gods Zoon. En als mels. toch om het gebed van Eiias de hemel als
uwe van ijzer werd en van staal, zoodat het niet , des regende in drie jaren en zes maanden, en als oude na dien tijd regen en vruchtbaarheid om zijn voor bidden van den hemel daalden; zeker, dan idien mogen wij wel verwachten, dat gij, o heilige 1 ge- Moeder Gods, die de hoop waart der profe-God ten, stroomen van barmhartigheid over ons, ;oon- xiwe kinderen, door uw gebed zult doen ne-)este derkomen. — Eliseus was van den geest van [oses Elias doordrongeu en om zijne deugden zoo Ujke magtig in woord en daden, dat de gastvrije Iden Sunamitischo vrouw om zijnentwille door 'ang God met oenen zoon gezegend werd, en dat ver- om zijn gebed aan dien zoon, toen hij geszen, storvea was, het leven werd wedergegeven, ons Maar gij, o Maria! zijt doordrongen van den tien, geest van Jesus, .het levend afbeeldsel van ieii. dien Jesus en hec kort begrip van alle genaden!
78 4
VIERDE DAG.
Hoeveel meer zullen dan uwe gebeden eene God-verzoenende kracht bezitten, en in staat zijn om het goddelijk leven der Verlossing in de zielen, voor welke gij ten beate spreekt, te bewaren of te herstellen?
O voorzeker 1 als het gebed der Heiligen gt; die bij al hunne heiligheid toch altijd met eenige fouten behebt zijn geweest, als een kostbaar reukwerk tot voor den troon van God opstijgt, dan moet de smeeking van haar die zuiverder is dan de zon, de zon toch hoeft hare vlekken en zij heeft er geene, nog veel aangenamer zijn en welgevalliger aan God. En als God om het gebed zijner soms zoo zwakke dienaren zeldzame gunsten verleende, de wetten der natuur schorste, de plannen zijner wraak in zegeningen veranderde; wat zal hij dan weigeren, als zij, de boven allen begenadigde, de bij uitstek heilige, hem eene gunst of weldaad voor hare vereerders afsmeekt ? Hoe zal hij niet een teedere Vader wezen, voor hen wier minnende Moeder zij is? Hoe zal hij zijne gunsten niet mededeelen aan hen, voor wie zij eene Moeder van Altijddurenden Bijstand wil wezen? Neen, wij twijfelen er niet aan, o goedertieren Vrouwe! dat uwe gebeden voor ons alvermogend zijn, geljjk uwe vrome dienaar, de H. Alphonsus, getuigt,
74
DE UKIMGSTF DER VROUWEN. 7o
en dat gij alle genaden, en allen bijstand voor ons kunt verkrijgen. Zoo getrouw hebt gij steeds aan de genade beantwoord, dat God al de schatten zijner barmhartigheid in uwe handen heeft willen neerleggen, om ze door u aan zijne dienaren toe te doelen. O Moeder van Altijddurenden Bijstand, zie dan neder op mijne ellende en geestelijife armoede, en versier mij door uwe alvermogende bemiddeling met alle deugden, welke God van mij vraagt.
GEBED.
O toonbeeld aller deugden en aller volmaaktheid, hoogheilige ]Ma;igd en Moeder des Heeren! gedoog dat uw kind tot u nadere en eerbiedig en biddend zich neerwerpe voor uw troon. O gij, zoo schoon door de deugden, welke u versieren en zoo rijk door de schatten van heiligheid, welke in u verborgen zijn, versmaad toch uw kind niet, dat zoo weinig op u, zijue Moeder, gelijkt; want gaarne wil ik, zij het dan ook van verre uwe voorbeelden navolgen en op u, o Moeder! gelijken. Dikwerf, het is waar, heb ik gedacht aan do verhevenheid uwer deugden en aan de voortreffelijkheid uwer heiligheid, maar te weinig
V6 VIERDE DAO.
heb ik overwogen, dat gij de volmaaktheid in niet eene deugd zonder moeite verkregen en niet de minste genade onbeantwoord gelaten hebt. Neen, ik kan niet klagen en zeggen, dat de genade mij ontbroken heeft, maar gij, o Moeder! kunt klagen, omdat uw kind outbroken heeft en te kort geschoten is aan de genade. Ach! dat ik het verledene konde herstellen, door in de toekomst mij te verbeteren en door voortaan getrouw met de genade mede te werken. Maar zal Jesus, mijn God en mijn Verlosser, nadat ik zoovele gunsten zijner liefde heb laten verloren gaan, nog altijd vrijgevig en milddadig jegens mij blijven ? Helaas! ik verdien dat niet, en daarom moet ik vreezen. Doch gij, mijne Moeder! waart getrouw aan de genade, en daarom kunt gij door de verdiensten uwer deugd en heiligheid voor mij verwerven . wat ik moet vreezen dat aan mijne onwaardigheid zal worden geweigerd. Daarom wend ik mij. in mijne geestelijke armoede, tot u. om door u te verkrijgen, wat ik door mij zei ven niet verdien en wat mij zonder uwe tusschenkomst niet gegeven zal worden. Vele en gro3te genaden, o Moeder! heb ik van noode; en vooral de edelmoedigheid en den goeden wil om daaraan naar uw voorbeeld ten allen tijde te beant-
DE HEILTGST3 DER VROUWEN. 77
woorden, ten einde uw waardig kind, o heilige Moeder 1 te worden. Verleen mij die genaden, verstrek mij die edelraoediglieid. verkrijg mij dien goeden wil, oa openbaar in mij de wonderbare kracht van uwen Altijddurenden Bijstand, door mij in de toekomst nog zorgvuldiger te maken in het benuttigen van Gods gunsten dan ik vroeger nalatig was om ze tot mijn voordeel aan te wenden. Eu ik beloof het u, o Moeder! indien uw Altijddurende Bijstand mij niet ontbreekt en mij de genaden verkrijgt, waarom ik u smeek, zult gij tevreden zijn over uw kind: dagelijks zal ik meer en meer trekken van gelijkvormigheid met u verkrijgen en mij daardoor aanhoudend nieuwe gunsten uwer liefde waardig maken. Amen.
y ÏJFDE pAG.
OF
LIEFDE VANquot; MARIA VOOiï HAREN' GODDELIJKEN ZOOX.
Ego mater pulchros dilectionis.
Ik bea de moeder der schoono liefde.
1« PUNT.
Teederlieid. van. HVtariJi's liefde voor .Tt'rtlirs liaren. Zoon,
Om zoo langer zoo meor ons vertrouwen op do magt van Maria's voorspraak en op hel vermogen van haren Altijddurenden Bijstand te bevestigen, willen wij heden de onuitsprekelijk teedere liefde, welko Maria aan Jesus verbindt, overwogen.
Jesus ia de God en hot Kind van Maria! Genade en natuur htboen dus beiden die allerinnigste verbinding gevormd, welke het hart van Maria met het hart van Jesus ver-eenigt. Natuur en genade hebben beiden za-
DB MINNASES VAN JESDS. 79
mengewerkt om de liefde van de teederste aller moeders tot haar kind en de liefde van het zuiverste en heiligste aller schepselen tot zijnen God in ééne liefde te doen zamensmel-ten. In haar kind bemint Maria haren God. Dalen wij, zooveel wij 't vermogen, in dien afgrond.
Eindeloos beminnenswaardig is Gods mensch-geworden Zoon. Hij ii het verlangen der eeuwige heuvelen (Gen. XLIX), hij is de verwachting aller volkeren (FJahac. II) en van het eerste begin der were' d was hij, ofschoon nog zoi verre verwijderd, de vreugde der heiliga Oudvaderen; Abraham, Isaac en Jacob juichten van genot, wanneer zij er aan dachten, dat hij uit hun geslacht zoude voortspruiten. Mijn God! mijn Jesus! hoe onuitsprekeljjk moest dan de vreugde, hoe onzeggelyk de liefde tot u geweest zijn van haar, die u aanschouwde bij uwe geboorte, die u knelde aan haar moederhart, die u mogt dragen in hare armen en voeden met hare maagdelijke moedermelk! Hoe zalig, hoe gelukkig moet zij geweest zijn, toen zij u voor het eerst al stamelend den zoetsten aller namen, den naam van «Moeder'' hoorde uitspreken, «toen zij u, zegt de H. Bernardus (Hom. 1. Sup. Missus est.)
80 VIJFDE DAG.
met den zoeten naam van iKind'' mogt begroeten, u, den oneindigen Opperheer van hemel en aarde, die door de Engelen wordt gediend en aanbeden.quot;
Geene liefde is zoo vurig en zoo feeder, zoo sterk en zoo krachtig als de liefde eener moeder; want, o God! wat een wonderbaar iets is het moederhart, en hoeveel sterker dan elke andere liefdeband, — alleen de liefde tot u, o Heer! uitgenomen, — is de band, die moeder en kind zamensnoert en vereenigt. Haar kind is haar kind, en haar kind is haar bloed, en het leven van haar leven en de ziel van hare ziel. Bloeder en Kind, 'tzljn twee zielen en slechts ééne gedachte; 't zijn twee harten en slechts ééne slag.
En toch, o ia alles wonderbare Moeder van Jesus! is de gewone moederliefde nog naau-welijks eene zwakke schaduwe van uwe liefde tot uw goddelijk Kind. Immers gij zijt niet eene gewone moeder, en uw Jesus niet een gewone zoon: uwe liefde tot hem, zijne tee-derheid jegens u, is volkomen en onverdeeld, omdat buiten u niemand op aarde deel heeft gehad aan zijne geboorte. Uwe liefde is dan van eenen veel hoogeren aard en bezit een veel verhevener karakter dan d:;e eener gewone Moeder. Want, gelijk de H. Bernardinus
BE MIXSATlF.a VAN JESUS. 61
van Siena opmerkt (Tom. III. serm. I. de nom. Mar. art. I. cap. 2), do gelijkvoimigheid cn de intiige verwantschap zijn de bron der natuurlijke liefde. Wijl nu die verwantschap en die gelijkvormigheid nooit zoo groot kunnen zijn als tusschen Maria en haar wonderbaar Kind, omdat Jesus uit eene maagdelijke Moeder is geboren, kan er ook geene natuurlijke moederliefde zijn, welke met die van Maria tot Jesns mag worden vergeleken. De reden is duidelijk en de godvruchtige Erdmerus (De Excell. Virg. cap. IV. int. op. S. Anselmi. Edit. Migne. Tom. 159.) stelt ze ons in de volgende woorden voor: «Deze gelukkigste aller moeders moet haren Zoon beminnen met dezelfde liefde, welke, in gewone gevallen, de vader en de moeder te zamen aan het kind verschuldigd zijn; en de liefde, welke een gewone zoon zijnen vader en zijnor moedor moet toedragon, is Jesus wederkeerig, als Zoon dor Moedermaagd, onverdeeld aan Maria veischul-digd.quot;
Fn hoevele buitengewone omstand ghedon moesten die onvergelijkelijke liefde nog doen aangroeijen? Andore moeders beminnen hare kinderen, omdat zij hun het leven schonken, maar niet haar eigen bestaan hebben zij aan die kinderen te danken. Maria echter beminde 78 i-
82 VIJFDE DA 8.
Jesus als de vrucht haars ligdiaams en tevens ala den oorsprong van haar eigren leven, en daarom beminda zij hem niet alleen als Moeder, maar als moeder en dochter te gelyk. En als nu de moederliefde of de kinderlijke liefde alleen genomen, het menschelijk hart volkomen kunnen vervullen en beheerschen, hoeveel vuriger en inniger moet dan die tweevoudige in Maria's hart vereenigde liefde niet geweest zijn? Daarenboven beminde zij haren Jesus niet slechts met al de liefde eener moeder en van een kind, maar tevens met al de teedeiheid eener bruid, eener zuster en eener vriendin, in één woord, met elke andere zuiver natuurlijke liefde, waarvoor 's menschen hart vatbaar kan wezen. Ja, alle menschelijke liefde, in een heilig verbond veref nigd. gloeide te gelijkertijd in Maria's engelrein gemoed, niet verdeeld onder verschillende personen, maar zamengevat in Jesus alleen. Zoo vereenigen zich alle lijnen van den cirkel in één middenpunt, zoo schieten alle stralen in één brandpunt te zamen. Zij beminde Jesus dan als haren vader en haar kind, alu haar bruidegom en haar broeder, als haren levensgezel en haren boezemvriend.
En hoezeer moest de heiligheid van Jesus hare liefde nog uitbreiden en vergiooten ? Niet
DE MINNARES VAX JEStJS. 83
zelden wordt de üefde eener moedor jegens haar kind zoo niet vitgRdoold, d;m toch veel verkoeld door zekere gebreken, wuarmede elk menschelijk wezen in meerdere of mindere mate behebt is; de liefde van Maria echter had tot voorwerp eenen Zoon, die genoemd wordt de schoonste onder de kinderen der menschen, die vrij was van de allerminste schaduw aller zonde en onvolmaaktheid, oneindig beminnenswaardig, heilig, zuiver en vlekkeloos meer dan de blanke lelie der velden. «De omgang met hem konde geene bitterheid, de zamenleving met hem geene verveling, niets dan vreugde en blijdschap baren.quot; {Sap. cap. VIII.) Daarom vond uwe liefde, o Maria! voor uwen zoo innig en zoo hartelijk beminden Jesus niet slechts geen beletsel, geen hinderpaal in hem; integendeel, zijne hoedanigheden vermeerderden steeds de innigheid en den gloed uwer liefde; hoe meer gij hem bemindet, hoe meer redenen gij ontdektet, welke u praamden hem nog vuriger lief te hebben.
Vooral was het de wederliefde van Jesus, welke Maria's hart van het vuur der liefde deed gloeijen. Aan de gewone moederliefde kan niet ten volle door een kiud worden beantwoord; doch dit was het geval niet met
84 VIJFDE DAG.
do liefde van Maria voor Jesus. Terwijl zij hem beminde zoo vurig en zoo teeder, werd ?ij op hare beurt door hem bemind met eeno liefde, veel grooter dan dia welke hij aan alle Engelen en uitverkorenen te zamen toedraagt; en voorzeker «wijl Maria zich zoo aller-teederst door haren Zoon bemind zag, zegt de II. Bernardus, moest zij, door de heilige kracht der lieide beheerscht, meer dan alle andere schepselen hem beminnen en liefhebben.quot; tQuid mirum. si Maria pro omnibus düifjit, quee est prm omnibus dilecta?
Doch de hoogste kracht en vurigheid, do innigste teederheid en waarde, de voortreffelijkste adel en heiligheid van Maria's liefde tot Jesus ontspruiten niet uit eene natuurlijke eigenschap of werking, maar uit de bovennatuurlijke genade en uit de persoonlijke grootheid van haren goddelijken Zoon; in haar kind bemint zij haren God!
11° PUNT.
Vurigheid van 'Maria's liefdevoor Jesus haren Gi-od.
De liefde van Maria tot haron allerbemin-nelijksten Zoon bepaalde zich niet bij zijne menschheid: zij ging verder en omvatte door
DE MINNARES VAN JESUS. 85
de monschheid als door een verbindingspunt de daarmede onafscheidelijk vereenigdo goddelijke natuur. Haar kind beminde zij als iGodrnensch.quot; — Do eeuwige Vader had haar uitverkoren, om met hem een en denzelfden Zoon te bezitten, ora met hem zijn meesterstuk, onzen lieer en Verlosser Jesus Christus voort te brengen en te vormen. En zoo wezenlijk is haar aandeel aan de vorming van dien aanbiddelijken Godmensch, dat, indien men hare medewerking wegneemt, hij, Jesus Christus, ophoudt te wezen wat hij waarlijk is, en dat de ter zijde stelling van hare deelneming aan het wonderbaar geheim der vleesclr wording zijne mensoholijke natuur doet verdwijnen. Maar als Maria op die wijze werd uitgekozen om met God Jesus Christus te vormen, voorwaar, dan was het meer dan passend , dat de eeuwige Vader in het hart zijner welbeminde Dochter eenige stralen zou schieten van de oneindige liefde, welke hij zijnen Zoon toedraagt, in hot hart der Moedermaagd eene allerteederste toegenegenheid tot haar hemelsch kind zou storten, welke alle natuurlijk gevoel onbegrijpelijk verre te boven ging en de uiterste grenzen der genade bereikte; opdat zij aldus jegens haren Zoon bezield zoude zijn met gevoelens haar zelve als Moe-
VIJFDE DAG.
86
der Gods en haren Zoon als Godmensch waardig. — Wie zal dien afgrond peilen ? Wie zijne oogcn kunnen gevestigd houden op den zonnegloed uier liefde? Als de Martelaren en de Heiligen, die toch slechts de vrienden Gods en zijne dienaren waren, zoo door hunne liefde jegens God vervoerd werden, dat zij alles, tot zelfs hun leven, met vreugde slagt-offerden om hem te behagen, wie zal dan de liefde kunnen bevatten van haar, die niet alleen eene vriendin en dienstmaagd dos Heeren is, maar die in Jesus haar kind bemint en in haar Kind haren God aanbidt? Als de Heiligen door hunne liefde tot God soms zoo vervoerd werden, dat zij als uitzinnig schenen van liefde; als een gelukzalige Henricus Suzo zoo door de liefde tot Jesus verrukt werd, dat hij op zekeren dag, tot do hoogste liefdevervoering gekomen, met een scherpsnijdend staal den zoeten naam van Jesus op zijne borst, ter plaatse waar het hart rust, insneed, en daarop met bloedends borst zich voor zijn kruisbeeld ging neerwerpen en uitriep: sMijn JesusI mijn Jesus! ik kan niet dieper, maar prent gij zelf uw naam tot in mijn hart! ' als de boetende H. Augustinus uitriep: .0 God! gij hebt ona hart getroffen met den vlammenden schicht uwer liefde!''
DE MINNARES VAN JESUS. 87
(Confess, lib. IX. cap. I.) hoe vurig, o minnende Moeder van uw goddelijk kind, moet dan uwe liefde tot Jesus geweest zijn. »Daar * is geen scherper liefdepjjl, zegt de H. Bernardus (In Cant. serm. XXIX), dan de pijl vau Jesus' liefde. En deze heeft de ziel van Maria niet alleen getroffen, maar ten eenemale doorboord, zoodat er in haar maagdelijk hart geen vezeltje was, dat niet trilde van liefde tot Jesus, en daarom heeft zij hem bemind uit geheeel haar hart, uit geheel hare ziel en uit al haro krachten.quot; Haar kind, dat zij bemint meer dan den appel harer oogen, is haar oneindig goedertieren en barmhartige God, is haar Schepper, haar Verlosser en Weldoener, dia haar zoo groote dingen gedaan heeft dat alle geslachten haar zalig zullen prijzen. En dat goddelijk kind bemint haar, ziet haar naar de oogen, luistert naar hare woorden, gehoorzaamt aan al hare bevelen. En aanhondend openbaart haar de minnende Jesus zij ut, oneindige volmaaktheden en beminnenswaardige hoedanigheden, en gedurende de drie en dertig jaren zijns levens erkent Maria dagelijks in hem nieuwe voortreffelijkheden en dagelijks ook ontvangt zij van hem nieuwe gunsten en liefdebewijzen. De liefde van Maria voor hare goddelijken Zoon, welke door dat alles meer
VIJFDE DAG.
en moer gesterkt en uitgebreid wordt, moet dan onbegrijpelijk wezen, en zoo groot en zoo vurig, als zij dat immer zijn kan in het hart van een schepsel. In baarheid, Maria is de Koningin der liefde, gelijk de II. Franciscus van Sales haar noemt.
Hoe moet bij deze overweging van Maria's liefde tot Jesus. haar kind en haren God, ons vertrouwen op haren Altijddurenden Bijstand stijgen! Immers omdat zij Jesus bemint, moet zij ook liefhebben alles wat Jesus lief heeft, en haten alles wat hij haat, eu bestrijden en tegenwerken alles wat bij bestrijdt en tegenwerkt, Nu, zoo heeft Jesus ons lief gehad, dat hij, om hot rijk zijner liefde in onze zielen te kunnen vestigen, zich zeiven heeft overgeleverd, en zijn heilig leven met den laatsten droppel van zijn bloed gegeven heeft om de zonde uit onze harten te verbannen! Deze ééne waarheid is genoeg, om ons er van te overtuigen hoe altijddurend do Bijstand, hoe vurig de voorspraak, hoe werkzaam de liefde van Maria moet zijn, om, ter verheerlijking van bet bloed haars Zoons, onze zielen te bewaren in zijne liefde en zijne genade, de zonde uit ons hart verbannen te houden en ons meer en meer op do wegen der deugd sn der volmaaktheid te bevestigen. O wat een zoete en
88
DE MINNARES VAN JESüS. 89
opbeurende troost is het voor ons in de bekoringen en den strijd onz r vreemdelingschap op aarde, dat Maria haren Jesus zoo onzegge-lijk vurig bemint, en daarom ook onze zielen allerinnigst liefheeft, en dat hare teederheid en hare liefde tot Jesus voor ons een onderpand en een waarborg zijn, dat hare bescherming ons nooit ontbreken en haar Bijstand ons altijd omgeven zal.
GEBED.
O heilige Moeder Gods, o meest beminde minnares vanJesushetmensehgeworden Woord, o Koningin der liefde! herinner u hoe vurig en hoe teeder Jesus mij heeft lief gehad en voor hoe kostbaar eenen prijs hij mijne ziel heeft vrijgekocht. Niets ziet gij in mij, o allerheiligste Maagd! dat mij welgevallig kan maken in uwe zuivere oogen: mijne eenige en onsterfelijke ziel heb ik beroofd van hare schoonheid, het beeld Gods in mij heb ik onkennelijk gemaakt door mijne zonden; de verdiensten van mijnen Verlosser Jesus heb ik misbruikt en zijne liefderijke inzigten over mij verijdeld. Ach! ware ik liever gestorven dan mijnen God te beleedigen! Doch het kwaad is bedreven, do edele parel mijner ziel is door
90 VIJFDE DAQ.
het slijk der zonde besmeurd en bezoedeld geworden. Gij echter, o Maria ! kunt mij door uwen Altijddurenden Bijstand in staat stellen om het verledene goed te maken en om weder te vinden alles wat ik verloren heb, en in waarheid gij zijt daartoe verpligt. quot;Want het bloed van Jesus, het bloed van uw kind, o Moeder, is en blijft de losprijs voor mijne armo ziel betaald, en over haar zoo overvloedig en zoo liefderijk uitgestort in het heilig Doopsel en door de andere Sikrameuten. Dat bloed, o zoete minnares van Jesus! is u dierbaar, dat heilig bloed wordt door u bemind, en niets verlangt gij zoo vurig, als dat het vruchtbaar zij in mijne ziel. In deze u toegewijde Meimaand zal het wederom stroomen over mij , dat heilige bloed, telken male ik de heilige Sakramenten zal ontvangen; en dit verhoop ik van uwen altijddurenden Bijstand, o gezegende Moeder des Hoeren! dat het dan mjjne ziel zoo zal doordringen, dat nimmer meer de doornen der zonde en de distelen der boosheid in haar wortel zulien schieten. En als ik dun doortrokken zal wezen van het bloed van uw Kind, o zeker, dau zult gij mij liefhebbon, en beschermen en het leven van Jesus in mij tegen zijne en mijne vijanden verdedigen; 117.0 liefde tot Jesus zal de bron
DE MINN ABES VAN JKSVS. 91
zijn uwer liefde tot mij, en gij zult mij niet verlaten, totdat gij mij het bezit van Jesus in het rijk der eeuwige liefde bezorgd zult hebben. Amen.
^ZESDE JDAG.
or
MOEDERLIJKE LIEFDE VAN MARIA TOT ONS.
Ecce Mater tua.
Ziedaar uwe Moeder.
1= PUNT.
Maria is waariyic onze jVXoeder.
Zoo -wonderbaar is Maria's verheffing, zoo verheven hare waardigheid, zoo voortreffelijk hare heiligheid en hare innige verbinding met Jesus, dat, ofschoon wij haar slechts in de verste verte en onder den sluijer van vele geheimen verborgen zien, nogthans de glans harer heerlijkheid en de stralen harer deugd onze oogea verblinden. Zoo wordt ons lig-ehamelijk oog verduisterd door de stroomen des lichts en door de overvolheid der klaarheid, wanneer wij het in 't middaguur naar de glanzende zon durven rigten. Eerst wanneer deze haren ondergang in het westen
DE MOEDER DER MENSCHEN. 93
nabij is en zij voor onze zintuigen digter hij de aarde schijnt, kan ons oog zicli vestigen op ha.ir zonder do gt;r don liclitgloed verblind te worden. Wy hebben u beschouwd, o wonderbare Vrouwe, die schoon zijt als de maan en uitverkoren als de zon, in uwe verheven hoedanigheid van Moeder Gods, welke u der goddelijke majesteit zoo nabij brengt en u zoo hoog boven alle andere schepselen verheft. Ben glans, die van u uitgaat, kunnen wij niet langer verdragen, onze oogen moeten wij sluiten voor het licht, dat met volle stroo-men uit u straalt, en eenigeverpoozinghebben wij van noode. Daarom willen wij heden, o voortreffelijke Moeder Gods! u beschouwen in uwe hoedanigheid van Moeder der men-schen. Alsquot; onze Moeder neigt gij u tot ons met barmhartige goedertierenheid, daalt gij neder tot onze zwakheden en ellenden, welke een zoo diep medelijden in uw moederhart opwekken, en wordt gij ons Onze Lieve Vrouw van A'tijddurenden Bijstand.
Bat Maria waarlijk onze Moeder is, kunnen wij niet betwijfelen. Immers wijl zij de Moeder-is van onzen Heer en Verlosser Jesus Christus, en wijl die Jesus, haar kind, onze broeder is volgens de menschelijke natuur, moet zij ook onze Moeder wezen. Zij heeft aan Jesus,
94 ZESDE DAG.
het hoofd der Kerk en aller Christenen, het leven geschonken, en daarom is het billijk, dat zij ook allen met dat hoofd verbonden en vereenigjde ledematen het geestelijke leven schenke, waardoor zij deel hebben aan het leven van dat hoofd. Op gansch bijzondere wijze echter is zij de Moeder der Christenen geworden onder liet van bloed druipende kruis van Jesus op den Calvarieberg.
Droevig schouwtooneel van Jesus' lijden en dood, bloedige Golgotha! herhaal mij de laatste woorden van mijnen Verlosses; zeg mij welk testament hij zieltogend ten onzen gunsten gemaakt heeft. Jesus hangt aan het vloekhout des kruises: nog eenige oogenblikken en zijn otfer zal voltrokken en alles volbragt zijn; niets blijft mijnen goeden Jesus meer over, alles, alles heeft hij den mensch gegeven' zijn woord, zijn zweet, zijne mirakelen, zijne waarheid, zijne krachten, zijn bloed, geheel zjjn leven: slechts esne zaak, maar iets zeer kostbaars, bezit hij nog. Aanschouw, mijne ziell uw stervenden Heiland, en zie hem eims goed in zijne reeds half gebroken en verduisterde oogen en luister met aandacht naar een zijner laatste woorden. Hij is op het punt zijn bloedig verlossingswerk te voltooien en zieltogend hangt hij daar, rustend op zjjne
DE MOEDER DER MENSCHEN. 95
wonden. Daar ziet. liij mot al de teederheid van eenen zoon op zijue smartvolle Bloeder) met al de liefde eens vrienda op zijnen be-voorregten leerling neder, en zijne schier uitgeputte en bijna gasloopte krachten zamen-vattend, spreekt hij met stervende maar nog altijd met liefelijke stem; «Vrouwe,quot; — bij durft baar den zoeten naam van Moeder niet geven, zoo bemerkt de H. Aphonsus, om haar lijdend hart niet dieper nog te verscheuren, — «Vrouwe, ziedaar uw zoon!quot; en door die woorden duidt bij baar Joannes aan, den Apostel der liefde, die op den Calvarieberg de vertegenwoordiger is van geheel hetmensch-dom. Vervolgens spreekt hij tot zijnen welbeminden leerling. «Ziedaar uwe Moeder!quot; Gelijk de stervende Jesus door dat eerste woord Joannes tot kind aan Maria geeft, zoo geeft hij door het laatste Maria aan Joannes tot Moeder. Duch ook wij ontvangen dat erfdeel, ook wij zijn begrepen in die gift. Immers Jesus handelt vooral op het kruis als onze Verlosser en Middelaar; alles wat bij daar doet behoort ons toe en betreft ons. Terwijl bij dan die woorden uitspreekt, zweven wjj voor zijnen geest en deukt bij aan ons; ons geeft hij in den persoon van Joannes tot kinderen aan Maria, zegt de H. Bernardus van
96 ZESDE DAG
Siona {Tom. 1. serm. 11. art. 1. e. 3), en in Joannes geeft hij aan ons Maria tot Moeder. 0 heilige en smartvolle Maagd! gij zijt dien verheven titel overwaardig. Want als Abraham, bereid om op het bevel des Heeren zijnen zoon te slagtofferen, om die gehoorzaamheid de vader aller geloovigen verdiende te worden; hoeveel meer vcrdiendet gij dan, om de edelmoedige liefde, waarmede gij uwen eenigen Zoon voor het heil der menschen aan den eeuwigen Vader op den Golgotha in waarheid slagtofferdet, den troostvollen naam van Moeder aller geloovigen, aller kinderen van Jesus, te ontvangen?
Welk eene troostende waarheid is het mij te kunnen denken, dat Maria mijne Moeder is! O goede, o barmhartige Jesus! welk eene genade: Maria, mijne Moeder en ik haar kind! De vreugde en 't Tertrouwen vermeesteren mijn hart, wanneer ik daaraan denk. Maria, de Moeder van Jesus, mijne Moeder! Maar zal zij rnij, omdat ik zoo weinig op Jesus gelijk, wel willen aannemen voor haar kind? Neen, nooit zal Maria dat smavtvo le moederschap van het kruis verstooten en verloochenen. Te veel heb ik gekost aan Laar lijdend hart, dan dat zij weigeren kunne mijn Moeder te zijn I
DE MOEDER DEK MENSOHEN. 97
Hoe stijft bij de overwoglno; dezer waarheid de waardigheid van den Ctiristen! De wereld moge prijs stellen np hooge afkomst en adeldom. op gro-jtheid en eertitels; niets kan vergeleken worden met de afkomst en da grootheid van den wjren geloovige: Maria is zijne Moeder, hij is haar kind! Zij wier maagdeiyke schoot don koning van hemel en aarde gedragen heeft, zij de dochter van Isi-aëls kouingen, de verwachting van het Oud Verbond, het sieraad aller eeuwen, is mijne Moeder! Zij die door de Engelen met zielen ligchaam op den dag harer glorie ten hemel gedragen werd, is mine Moeder! Zy die door den eeuwigen Vader begroet wordt als zijne welbeminde Dochter, zij aan wie de Zoon den zoeten naam van Moeder geeft en die in den hemel aan zijne regterhand gezeten is, zij die door den II. Geest als zijne veelgeliefde Bruid bemiud wordt, is mijne Moeder! Zij is mijne Moeder, voor wie Gods Engelen en alle schepselen met eerbied, liefde en vereering zich neerbuigen! Ilemelschfl geesten! ja, gij doet uw pligt: buigt u neder voor Maria, vereert haar; — maar opent tevens uwe koren, maakt plaats voor een kind van Maria: want de ware plaats van een kind is niet aan de voeten zijner moeder, maar op hare knieën, 78 5
98 lESDE DAG.
in hare armen, aan haar hart. Daar zal ik rusten; daar zal ik zalig, daar gelukkig zijn!
He PUNT.
jVXuri;t gedraagt zich. jegens ons als onase 1M oetlei'.
Indien het eene stellige waarheid is, dat Maria, de Moeder van Jesus, ook onze Moeder is, neen, dan kunnen wij niet meer vragen, of zij ons bemint, of zij iets kan weigeren aan de smeekingen harer kinderen, of zij edelmoedig is in hare liefde en in hare gunsten. Dat zou gelijk staan met aan eene moeder te vragen, of zij haar kind liefheeft, of zij haar kind iets kan weigeren. Bemint Maria ons dan? zij is onze Moeder! Is zij edelmoedig in hare liefde? zij is onze Moeder! Zij is onze Moeder, een au der antwoord is er niet. Den heiligen Stanislaus van Kostka werd eens door een zijner kloosterbroeders gevraagd, of hij werkelijk Maria liefhad; met de meeste vurigheid antwoordde de jeugdige heilige: Maar zij is mijne Moeder! Inderdaad, dat woord zegt alles. Ach! wat is hij ongelukkig en beklagenswaardig, hij die dit antwoord niet begrjjpt; wie het niet begrijpt, die heeft nooit zjjne moeder gekend; die is nooit in zalige
DE MOEDER DER MEXSCHEN. 99
kinderjaren aan het moederhart gekoesterd; die is nooit van geluk ontroerd onder den zachten blik, bij den zoeten glimlach zijner moeder; die heeft nooit op zijn kinderlijk vcor-hoofd den zoeten kus der moederlippen ontvangen.
Maria is onze Moeder. Hoe vurig, hoe werkzaam en hoe edelmoedig moet dan hare liefde wezen; want welke liefde is er feeder, offervaardig en werkdadig als de moederliefde? Wanneer wij dan, hare kinderen, uit dit tranendal tot haar roepen en haren moederlijken bijstand afsmeeken, neen! dan kan zjj hare oogen niet sluiten voor onze ellenden; haar feeder hart moet dan medelijden hebben met onze jammeren en kwellingen. Neen! zij kan niet dralen om, op het hoeren onzer zuchten , zich voor den troon van Jesus neder te werpen? om ons de volkomen bovrjjding van onze kwalen of althans eenige verzachting in ons lijden te verkiiigen. Hoe natuurlijk! Want waar is de moeder, die gevoelloos blijft voor de smeekingen van haar kind? Als een zoon, hij moge dan al een kind van smarten voor zijne moeder geweest zijn, met opregte liefde den zoetsten aller namen uitspreekt, die in 's menschen oor kan dringen, den alles over* treffenden naam van «Moederquot;, dan vergeet
100 ZESDE DAO.
zij, de moeder, op het eigen oogenblik al de bitterheden haar door diea zoon veroorzaakt, dan trilt gansch haar wezen, dan wordt hare ziel tot iu haar diepste diepten verteederd.
Dat is een beeld van hetgene iu den hemel gebeurt, als wii, de kinderen van Maria, onze hemelsche Moeder aanroepen. Ik kan haar veel bedroefd en haar grievende smarten verooi'zaakt hebben, doch hiervan ben ik ten volle overtuigd: als ik met ware rouwmoedigheid en vast vertrouwen mij wende lot haar en haren bijstand en bescherming vrage, neenl dan kan zij mij niet verstoeten, want zij is Moeder. Nog voordat wij er aan denken , hare voorspraak af te smeeken, ziet zij onze behoeften, kent de gevaren, waarin wij ons bevinden, en bidtJesus haren Zoon voor hare lijdende en strijdende kinderen op aarde. »0 zalig vertrouwen, o veilige toevlugt, zoo roept bij do overweging dezer waarheid de
H. Auselmus uit, de Moeder van God is ook onze Moeder! met hoeveel zekerheid moeten wy dan hopen, wijl ons heil in de handen is van Jesus, onzen goeden Broeder, en in de handen van Maria, onze teedere Moeder 1quot; (Orat. LI) iWees dan gezegend, zoo hervat de H. Alphonsus {Heerl. v. Mar. 1. Hoofdst.
I. § 2.). wees dan gezegend, o Moeder vol
DE MOEDER DER MENBCUEN. 101
teoderheid, o Moeder vol goedertierenheid! en gezegend ook onze barmhartige God, die u aan ons als Moeder en als zekere toevlugt in alle gevaren dezes levens gegeven heeft.quot; • Want hoe goed is het ons, aldus gaat de Kardinaal Bellamninus voort (De sept. verb. Lib. I. c 12), onder de bescherming eener zoo magtige Moeder geplaatst te zjjn! Wie toch zal ons aan hare hoede kunnen onttrekken? Welke bekoring zal steik genoeg, welke kwelling hevig genoeg zijn om ons neer te slaan, als wij vertrouwen op den bijstand van Maria, de Moeder Gods en onze Moeder?-' «Neen , zoo spreekt op zijne beurt de godvruchtige Thomas van Kempen [Ad Novit. serni. XXIV.) daar is geen veiliger schuilplaats dan de schoot van Maria: daar vindt de arme een toevlugtsoord; daar is den kranke een heilmiddel, den bedrukte een zoete troost bereid; daar vindt de radelooze steun en de verlatene kracht en bijstand.quot;
Maria gedraagt zich dan jegens ons als eene moeder jegens haro kinderen, en zij is goedgunstig, welwillend en edelmoedig in hare liefde. De stem aller eeuwen is een waarborg en getuige harer goedheid; zoovele bidplaatsen en kapellen, heiligdommen en bedevaartskerken, Maria ter eer in alle streken der
ZESDE IMG.
102
wereld met kwistige band gezaaid; zoovele steden, gewesten en landen, die haar tot hunne beschermster namen en met heilige trotsch-heid haar als hunne patrones begroeten; ontelbare zielen, die door hare voorspraak tot God zijn wedergekeerd; ji, mijn eigen hart en de geschiedenis van mijn eigen leven bewijzen mij hare liefde en goedertierenheid. Met hoevele gunsten, o Moeder! hebt gij mg overladen? Hoe dikwerf heb ik de uitwerkselen uwer tee-derheid en goedheid ondervonden? Hoe menigmaal heb ik biddend, voor uw beeld of uw altaar neergeknield, de genade als een hemel-sche lichtstraal, zien neerschieten, om mijne ziel te verlevendigen en uit hare kwijning op te wekken? Hoe dikwijls heeft, bij het aanroepen van uw naam, o Moeder van Altijddurenden Bijstand! of bij 't bidden van den rozekrans, een balsem van vreugde, van geluk en vrede mijne ziel gezalfd en getroost? Welke bekoring heb ik niet overwonnen, in welken strijd niet gezegepraald, als ik mij door een vurig »Wees gegroetquot; of een hartelijk schietgebed uwen bijstand verzekerd had? Ja, vrij mag ik deze woorden van den H. Bernardug herhalen, en geve God dat ik ze herhale met hetzelfde liefdegevoel als die groote dienaar van Maria; «Zoo er iemand is , o gelukzalige
DE MOFDEIt DER MENSCHEN. 103
Maagd! die zich herinnert u in zijne behoeften aangeroepen te htibbjn en niet door u bijgestaan te zijn, dat hij zwijge over uwe barmhartigheid: wat ons echter, uwe dienaren, betreft, wij verheugen ons om uwentwille over uwe andere deugden en hoedanigheden, doch verblijden ons om ons zeiven over uwe barmhartigheid. Wij prijzen uwe maagdelijke kuisehheid, wij bewonderen uwe diepe nederigheid, maar uwe barmhartigheid is zoeter voor ongelukkigen: uwe barhartigheid omhelzen wij vuriger, herinneren wij ons dikwijler en vragen wij dringender.quot; (Semi. IV de Assumpt.)
GEBED.
O Maria, genadenvolle Moeder van mijnen God en ook mijne Moeder! o magtige Koningin van hemel en aarde en Moeder van Altijd-durenden Bijstand! gewaardigu op mij, armen zondaar, een blik van medelj'jden en van liefde te werpen. God heeft u, gelijk uw trouwe dienaar, de H. Alphonsus (UeerlijTch. v. Mar. 1. Hoofdst. J. § 1.) zegt, rijk gemaakt aangenade en rijk aan goedertierenheid, opdat gij alle ongelukkigen zoudt bijstaan en redden; zie dan op mij neder, o Moeder! en heb medelijden met mij; zie op mij neder en verlaat
ZESDE DAG*
104
mij niet in mijne ellende en mijne zondigheid. Ik beken dat ik uwe moederlijke gunsten niet waardig ben, en dat ik om mijne ondankbaarheid verdien van alle genaden, welke ik door uwe tupschenkomst van God onvangen heb, beroofd te worden; doch dit is mijn troost, dat gij, wijl gij eene koningin van barmhartigheid en eene teedere Moeder zijt, niet ziet naar verdiensten, maar alleen naar ellenden, en dat gij in uwe moederlijke goedertierenheid altijd bereid zijt alle ongeluk-kigen en hulpbehoevenden bij te staan; en wie, o Moeder! wie onder al uwe kindereu is er armer en hulpbehoevender dan ik? Mijne diepe ellende, mijne zondigheid is de voornaamste titel, dien ik kan doen gelden om uwe barmhartigheid te vragen en om uwen bijstand te verkrijgen; en do zoete naam van «Moederquot;, waarmede ik ubegroet en aanroep, geeft mij de troostende verzekering dat gij uw kind niet zult versmaden. Dien naam zal ik herhalen en blijven herhalen; eu gij zult u herinneren, dat gij op den Cilvarieberg; door het bloed van Jesus, tot mijne Moeder gezalfd zijt en dat hij stervend, van af zijn heilig kruis, mij aan u tot kind gegeven heeft. Toon dan, o Maria! dat gij mijne Moeder zjjt: wees irijju steun in mijne bekoringen.
DE MOEDER DER MENSCBEN. 105
mijne voorspraak bjj uw goddelijken Zoon, mijn Altijdduremle Bijstand in alle gevaren en moeijeliikheden dezes levens; sterk mjj tegen mijne vijanden, verdedig mij in den zwaren strijd, dien ik dagelijks te strijden heb en red mij uit alle gevaar, opdat ik door uwen Bijstand een kind blijve van Jeeus' genade en van uwe liefde. Amen.
ySEYENDE pAG.
OF
WONDERBARE VERHEFFING VAN MARIA IN DE GLORIE.
Signum magnum apparuit in caelo. Een groot teeken is er verschenen in den hemel.
PUNT.
quot;Verhevenheid van Maria's glorie.
De kracht van Maria's Altijd duren den Bijstand , de zekerheid dat zij ons alles kan verkrijgen wat wij haar vragen, steunt ook nog op hare wonderbare verheerlijking in den hemel, waar zij naast Jesus met meer regt zetelt, dan Bethsabee zetelde naast haren zoon Salomon. «Immers als 's menschen geest, gelijk de H. Alphonsus dat met den H. Bernardus opmerkt (Heerlijkh. v. Mar. II. Leerrede. VIII.) niet kan bevatten, hoe groot de heerlijkheid is, welke God in den hemel heeft voorbereid aan degenen die hem bemind hebben op aarde
HET TEEKEN IN DEN HEMEL. 107
■wie zal dan ooit kunnen begrijpen, hoe overgroot de glorie is, welke hij geschonken heeft aan zijne veelgeliefde Moeder, dis hem gedurende haar leven meer dan alle andere schepselen bemind en zelfs van af het eerste oogen-blik van haar bestaan meer lief gehad heeft dan alle menschen en Engelen te zamen hem liefhebben?quot; Wie zal dan uitspreken, welke glorie hij zijner Moeder heeft voorbereid? Quod prceparaoü se gignenti, quis loqiiatur ? (iS. Bern. serm. 1. in Assumpt. B. V. M.) Ja, gelijk de Kerk zeb'e het ons zegt {Offic. de Assumpt.), ïde heilige Moeder Gods is in den hemel boven alle Engelenkoren verheven;quot; en zooveel voortreffelijker is hare verheffing, als de haar geschonken genade, hare wreede beproevingen , hare edelmoedige getrouwheid en hare yurige liefde tot Jesus grooter waren dan die der andere uitverkorenen.
En deze overgroote verheerlijking was Jesus haar verschuldigd. Zelf toch heeft hij gezegd: izoo iemand mij dient , hij volge mij: en waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Zoo iemand mij dient, de Vader zal hora eeren.quot; (Joan. XII. 26.; Nu, gelijk de godvruchtige abt Guerricus {Serm. de Assumpt.) opmerkt, „niemand heeft hem in de dagen zijner nederigheid meer gediend dan zijne Moeder, nie-
108 ZEVENDE DAG.
mand zal hij dus meer dan haar verheerlijken in zijne glorie.quot; Jesus zelf spreekt aldus in zijn hoogepriesterlijk gebed tot den Vu,der: «Heilige VaderI bewaar hen in uwen naam, die gij mij gegeven hebt, opdat zij één zjjn gelijk wij.quot; {Joan. XVII. li j
Hoe wonderbaar is reeds hier op aarde de eenheid van Maria met Jesus! Alles wat het teederst is in de natuur, alles wat het krachtigst is in de genade werkt zatnen om die eenheid voort te brengen. gt;De band des bloodsquot; is veel sterker en inniger tusschen Jesus en Maria dan tusschen eene andere moeder en haar kind; gt;de eenheid van wil en gedachtenquot; is zoo diep tusschen beiden, dat alles wat de Zoon zegt en alles wat men zegt van hem, dooide Moeder bewaard wordt in de schatkamer van haar hart. [Luc. II. 19.) «Zoo vast on innig is zij aan zjjne ziel verkleefd'', dat geene kracht of geweld in staat is haar van hem los te rukken: dat ware niet eens mogelijk geweest. al had men haar den laatsten droppel van haar moederlijk bloed, dat haar aanhoudend haren Zoon herinnert, uit de aderen geperst. Alles wat haar kiud betreft, betreft haar, en in alles wat Jesus doet, stelt Maria het hoogste belang. Hoe bewondert zij aanhoudend zijn leven! Hoe vangt zij elk zijner
HET TEEKEN IN DEN HEMEL. 109
woorden met onverzadigbare gretigheid op! Hoe drukt zij zijne voetstappen nog meer door de navolging zijner deugden dan door hem te volgen op al zijne wegen! En hoezeer hij, haar Zoon, één met haar van gedachten em van zit-1 ia, kan deze eene daadzaak toonen, dat hij, om hare bede te verhooren en aan eene uitdrukking van haren wil gevolg te geven, den tijd zijne openbaring als Messias, als Wonderdoener, den tijd der mirakelen wil vervroegen. En dan gt;de eenheid des lij-densP Iljj roept en trekt haar door de geheimzinnige kracht van zijn bloed tot onder zijn kruis: eene en dezelfde marteling treft den Zoon in zijn gezegend ligohaam en foltert de Mosder in haar medelijdend harte; een en heizelfde kruis wordt beider altaar; en do lans, die het aanbiddelijk hart des Zoons wel doorboren maar niet meer pijnigen kan, door-vljjmt des te wreeder de ziel der arme Moeder! Eindelijk iwelke eenheid van deugden!quot; De Moeder is door hare deugd het levende beeld, de getrouwste afspiegeling, de zoo volmaakt mogelijke uitdrukking van de heiligheid des Zoons; al de gaven, al de krachten en werkingen der Verlossing, al de vruchten van het bloed van Jesus stroomen in hare ziel. Geen wonder! want dat onschuldige bloed is
IKVENDE DAG.
het zaad aller genaden en deugden. En wie ter wereld heeft daar zooveel regt op, wie kan daarvan zoo groot een gedeelte voor zich vorderen, als zij die den Verlosser dat bloed gegeven heeft? Mij dunkt, dat dat kostbare bloed er genoegen in vond, om voor haar met dikke droppelen van het kruis te vlieten, omdat zij de zuivere bron was, waaruit het was ontsproten.
Wonderbaar, o heilige en gezegende Moeder van Jesus! wonderbaar is dan uwe eenheid met uwen goddelijken Zoon hier op aarde geweest; onovertreffelijk zal dus ook uwe vereeniging met hem in de glorie wezen! «Voorzeker, aldus spreekt een oud en eerbiedwaardig schrijver, voorzeker, Maria geniet de heerlijkheid van Christus; aanhoudend reikhalst zij er naar hem door de glorierijke aanschouwing in de eeuwige klaarheid te zien en aanhoudend ziet zij hem; daar smaakt zij de hemelsche geneugten meer dan wjj bevatten kunnen en wordt op uitstekende en onvergelijkelijke wijze door haren Zoon vereerd en verheerlijkt, terwijl zij de menschheid van Jesus, welke zij gevormd heeft, aan de regterhand des Vaders ziet opgevoerd.... O voorzeker, de troon Gods, de Bruiloftskoets van hetmenschgeworden woord, de woonplaats en het Tabernakel van Christus
110
HET TKEKEN IN DEN HEMEL. 111
moet daar zijn waar hij zelf is.'' (hib. de assuwpt. B. V. cap. 6 int. op. S. Aug.) »Op aarde, zoo hervat de H. Bernardus (Serm. 1. de assumpt.), is er nooit iets zoo waardig geweest als Maria's maagdelijke schoot, waarin de Zoon Gods, als in zijn tempel, werd opgenomen; en in den hemel is er niets zoo heerlijk als de Iroon, waarop Maria door haren goddelijken Zoon verheven is.quot; »Neen, 't is geen wonder, zegt de II- Bonaventura (Specid. B. V. c. VIL) dat zij eene volle en overvloedige vreugde, eene volmaakte enoverheer-lijke glorie in het vaderland des hemels geniet, zij die in de ballingschap dezer aarde de over-vloedigste volheid der genade heeft bezeten; 't is volstrekt geen wonder, dat zij in den hemel zoowel als op aarde door hare overvloedige voorregten en door de volheid der genadegaven alle schepselen overtreft, zij wier overvloed en genadenvolheid voor alle schepselen eens bron wordt van geestelijke levensontwikkeling.quot; «Maria, zoo vervolgt de diepzinnige Broere {Maria als type. De Katholiek 1855.) Maria is de grootste persoon, die God heeft voortgebragt. Zjj is de eenheid van Christus werken, en al de krachten zijner schepping, al de genaden zijner verlossing, al de gaven zijner verheerlijking vergaderen
ZEVENDE DAG.
112
om haar heen, vlieten in haar zaam, stralen om haar uit! alles dient haar, alles huldigt, alles looft haar! en de Engelreijen, opgevaren om haren troon, slaan hot oog neer bij 't naderen, en dekken zich met hunne vleugelen voor het licht.quot; Het is zoo, al de gaven der verheerlijking stralen om haar uit, en wel op eene zoo onuitsprekelijke wijze, dat de II. Cer-nardus uitroept (Serm. suj}. sign, magn.): jTo regt staat er geschreven, dat Maria omkleed is met de zon, omdat zij de onpeilbare afgronden der goddelijke wijsheid, veel dieper dan wij begrijpen kunnen, is ingedrongen, zoodat zij in dat ongenaakbaar licht, zoo verre de staat van een louter schepsel, zonder do persoonlijke vereenigiug der godheid en raensch-heid, dat gedoogt, schijnt weggezonken te zijn.'1 Allerhoogst is dan de vorhelfing van Jesus' Moeder iu de glorie, allerinnigst hare ver-eeniging met haren Zoon in de heerlijkheid van Gods woontenten. Te innig was zij één met hem door den bloede, door de volheid der genade, door de navolging zijner deugden, door de eenheid van wil en van gedachten, door de deelneming aan zijn bitter lijden en te rijk was zij aan verdiensten, dan dat zjj ook nu niet allsrinnigst met hein vereenigd zoude zjjn in eene on dezelfde glorie. Zeker,
TIET TEEKETï IN DEN HEMEL. 113
de Heiligen, die als sterren in Gods onvergankelijke eeuwigheden ecliitteren, worden bestraald door de glorie van den Godmensoh Jesus Christus, doch niet ia die volheid als Maria, i't Is waar, zegt de H. Antoainus {IV. P/rrt. Tit. XP. cap. 20. § 1.), dat Maria, ■wijl zij de poolsterre is boven deze wereldzee, ook bestraald wordt door de eeuwige zon Christus; doch van haar wordt daarenboven gezegd, dat zij omkleed is met de zon, en daardoor wordt hare onvergelijkelijke glorie aangeduid: want, gelijk niets zoo innig vereenigd is met het ligchaam s.ls het kleed, zoo komt ook niets do glorie vp.n Christus zoo nabij als de glorie en de verheerlijking der gelukzalige Maagd. En niets, voorwaar, is billijker: want gelijk zij hier op aarde de zon zelve, ik meen, den Zoon Gods, omkleed heeft met de wolk onzer sterfelijkheid, zoo omkleedt hij haar in den hemel met de zon der allerhoogste glorie.'' Om deze wonderbare verheerlijking van Maria erkennen de Kerkvaders haar eenparig-lijk als de vrouw, van wie het boek der Openbaring zegt: »Een groot teeken is er verschenen in den hemel: eene vrouw omkleed met de zon, en met de maan onder hare voeten, en met eene kroon van twaalf sterren op haar hoofd.quot;
ZEVENDE DAG.
Welk een troost voor ons te lamnen denken, te moeten hopen, dat wij Maria eens zullen zien in bare wondervolle verheerlijking, eens deel zullen hebben aan hare glorie, vermits wij hier op aarde hare dengden navolgen en met Jesus vereenigd zijn. Opdat wij daartoe geraken, zult gij, o heilige Moeder! ons bijstaan door uwe voorspraak en uwe lijdende en strijdende kinderen op aarde niet vergeten: want daarom heeft God u boven allen verheerlijkt, opdat gij ook boven allen magtig zoudt zijn om cns te helpen.
IIe PUXT.
Paria's heerliikheicl i«: ons voordeel en onze lioop.
De verheffing van Maria én hare zegepraal in de eeuwige glorie zijn niet voor ons eene fidele vertooning, welke ons niet betreft of waarin wij geen belang behoeven te stellen. Integendeel, want hare magt is ereëvenredigd aan hare glorie en de kracht van haren Bijstand beantwoordt aan de verhevenheid harer verheerlijking, aan de waardigheid van haar persoon en aan de alles overtreffende grootheid van hare liefde tot God. Hoe digter zij zetelt
I
HET TEEKEN IN DEN HEMEL. 115
bij den troon van haren goddelijken Zoon, hoe meer vermogen zij bezit, om hem onze gebeden goedgunstig te doen aannemen en ons den bijstand te verwerven, dien wij van noode hebben. De Moeder moet in alles gelijk zijn aan den Zoon. en die gelijkvormigheid, hier op aarde begonnen, duurt voort in den hemel. Onze goddelijke Verlosser is terrug-gekeerd tot den Vader, die hem gezonden had, en, nadat hij op aarde het groote werk der verzoening had voltooid, is hij ten hemel gevaren, om daar in eeuwigheid te zetelen op den troon die hom om zijne goddelijke geboorte toebehoort. Daar zetelt hij niet alleen om verheerlijkt te worden door de Engelen en uitverkorenen en om de hem toekomende glorie te ontvangen, maar ook, gelijk de Apostel dat loert, om de belangen zijner Kerk waar te neraeii en te verzorgen: hij is daar tot ons heil en voordeel. Wat tooh, o genadenvolle Jesus! kan ons zoo heilzaam en zoo voordeelig zijn, als dat gij, magtige Middelaar! u belast met onze zaken, ons verdedigt en voor ons ten beste spreekt bij nwen hemelschen Vader in voor zijn aanschijn verschijnt (Hehr. IX. 24), om ons genade en barmhartigheid te doen vinden? En wat onze
116 ZEVENDE DAG.
Verlosser doet, dat doen ook al de verheerlijkte ledematen van zija geheimzinnig lig-chaam volgens de grootheid hunner verdiensten en de innigheid hunner vereeniging met God. Zoovele zaligen als er zija in het beloofde land van daarboven, zoovele oadergeschikto middelaars en voorsprekers hebben wij daar, die bidden voor hunne nog strijdende broederen hier beneden. — O heilig katholiek geloof, wat zijt gij troostend en opbeurend! Want als de Moeder van mijn God en Verlosser Jesus Christus nu zoo hoog in de glorie boven alle hemelsche geesten verheven is, dan zal hare verheffing niet slechts haar tot verheerlijking, maar ook mij tot voordeel verstrekker. Hoe dieper zij ingaat, hoe meer zij deelt in de glorie van haren Zoon en hoe nader zjj zetelt bij zijnen troon, des te mag-tiger is zjj om mij de kostbaarste genadegunsten te bekomen! Nu is hare liefde volmaakt, hare liefde tot God en hare liefde tot ons, en in den hemel, gelijk de Apostel zegt, neemt de liefde geen einde, en juist die volmaaktheid harer steeds voortdurende liefde zal hare voorspraak en hare bemiddeling nog heilzamer en vruchtbaarder maken voor ons, de kinderen Gods, aan wie zij het heil en de verlossing in
HET TET'KEN IS DEN HEMEL. 117
Jesus Christus onztn lieer geschonken heeft. Hare verheerlijking is dan de grondsLtg harer magt, hare zegepraal is ons een vaai borg van haren Altjj.ldurenJen liijstand en hare glorie is de steun orzer hoop. Vlij mogen wij dan tot onze verheerlijkte Moeder opzien en met alle vertrouwen ons tot haar wenden: wat v.jj vragen, kan zij ons geven ; want gelijk men geene grenzen kan aanwjjzon aan hare waardigheid, zoo kan men ook geene palen en perken vaststellen, waarbinnen hare magt iu besloten. De maat harer magt is geene maat te kennen. Onze verheerlijkte Moeder is alvermogend, is almagtig, niet door eeno haar eigene of aangeboren almagt, maar door een haar geschonken alvermogen; zij is almagtig, niet door natuur, maar door genade; niet door hare opperheer chappij, maar door hare smee-kiag en voorspraak; zij is eene «biddende almagt.quot; Verheugen wij ons dan vrij over haar geluk en de haar geschonken glorie, want zij gebruikt hare heerlijkheid voor ons welzijn en hare magt voor onze zaligheid, en gaarne schenkt zij ons hare bemiddeling, om ons door hare tusschenkomst de rijkste gunsten, de heerlijkste genadegaven en den over-vloedigsten bjjstand te bezorgen. Nooit echter
118 ZEVENDE DAG.
mogen wij vergeten, dat hare voorspraak ons niets zal baten, als wij geen gebruik willen maken van de genaden, welke zjj ons verwerft, en dat hare magt ons niet zalig zal maken, als wij niet streven naar degelijke levensverbetering en onze driften niet met edelmoedigheid bestrijden. Om te deelen in hare glorie, moeten wij eerst deelen in hare gelijkvormigheid met Jesus.
GEBED.
O heilige, o glorierijke en boven alle schepselen verheerlijkte Moeder van onzen Heer en Verlosser Jesus Christus! ootmoedig werp ik mij neder voor uwen troon om u de hulde mijner vereering, mijner liefde 3n van mijn vertrouwen te brengen. Overheerlijk is de glorie, waarmede de lieer u omkleed heeft, eindeloos verre boven ons verhever. is de glo-rietroon waarop gij zetelt: gij zijt de Koningin van hemel cn aarde, der Engelen en der Heiligen; doch in uwe grootheid zult gij ons in onze ellende niet vergeten, en ondanks uwe onvergelijkelijke verheffing zult gij u gewaar-digen uwe mededoogende blikken op ons, arme en ongelukkige kinderen van Adam, te
HET TEE KEN IN DEK HEMEL. 119
vestigen. Hoe digter gij troont bij de bron aller genade, hoe gemakkelijker het u is ons alle genadegunsten te verwerven. Gij kent, o Moeder! onze behoeften; gij ziet onze gevaren; onze kwellingen zijn u niet verborgen -en alles vermoogt gij bij uwen goddelijken Zoon: gebruik dan uwe magt en wend uw vermogen op het heilig hart van Jesus aan, om ons datgene te verkrijgen, wat ons het meest noodzakelijk is in den strijd dezes levens. Allervurigst wenschen wij, o Maria! uwe trouwe dienaren en uwe kinderen te zijn: sterk ons dan door uwe voorspraak, ondprsteun ons door uwen Altijddurenden Bijstand, troost en verdedig ons door uwe bescherming en verwerf ons de genade, om, door de edelmoedige be-Btrijding vau ons zei ven en door de navolging uwer deugden en voorbeelden, aan Jesus uwen goddelijken Zoon gelijkvormig te worden. Smeek Jesus, den Verlosser ouze zielen, dat Lij zich over ons ontferme, ons beware in zijne liefde, ons bevestige in zijne vriendschap, opdat wij ten allen tijde hem getrouw en met hem vereenigd blijven op aarde, en eens, o zoete Moeder van Altijddurenden Bijstandl hem mogen bezitten en aanschouwen en u mogen zion in de eeuwige zaligheid des ho
ZEVENDU DAG
120
mels. Dan zal ons geluk volkomen en onzo vereeniging met hem volmaakt wezen, en niets meer ons kunnen scheiden van zijne omhelzing en van uw bezit. En daar, o geliefde Moederl zullen wij in eeuwigheid het u danken, dat gij, door ons de gunsten en de genaden van Jesus, uwen Zoon, mede te deolen en door ons uwen moederlijken bijstand te schenken, onze zaligheid verzekerd hebt. Amen.
ykCHTSTË jp AG.
Deelneming van Maria aan het Verlossingswerk.
or
MARIA IN DE VOORSPELLING DER VERLOSSING.
Ipsa conlüret caput tuum. Zij zai u den kop verpletten.
IVCaria is met Jesus in. de voorspelling der quot;Verlossing vereenigd.
In onze voorgaande beschouwingen hebben wij, met dankbaarheid in het hart en met vreugde in de ziel, de verschillende gronden nagegaan, waarop de kracht van Maria's Altijddurenden Bijstand steunt. En gelukkig waren we, o heiiige Moeder van Jesus! toon wij met volle overtuiging tot hot besluit kwamen, dat God in zijne oneindige goedertierenheid u omkleed heeft met de volheid zijner magt, gelijk hij u versierd heeft met de 78 6
122 ACHTSTE DAG.
volheid zijner genade. Doch hoe troostend 1
en zoet het ons ware, ons met de bespiegeling i
uwer grootheden bezig te houden, nog zoeter \
en troostender zal het ons wezen te over- ;
denken, hoe gij, o Moeder van Altijddurenden i
Bijstand 1 uw vermogen op het hart van Jesus ]
en uwe magt doet dienen, om overal wel- 1
daden te zaaijen en redding te brengen aan allen die redding behoeven, om ons te helpen en bij te staan in allen zoo geestelijken als tijdelijken nood, in alle kwellingen van ziel of ligchaam, in al onze behoeften en ellenden. Uitgebreidheid van Maria's Altijddurenden Bijstand! wie zal u bevatten? Neen, wij kunnen dat niet, en daarom willen wij ook, in onze volgende beschouwingen, de Kerk zelve van Jesus en hare edelste ledematen, de Leeraars en Vaderen, ondervragen, om, onder hunne leiding, Maria te volgen op al de wegen harer liefde en barmhartigheid. Dwalen wordt dan onmogelijk 1
Hoe de heilige Kerk ons al dadelijk eene grootsche gedachte geeft van den mateloozen omvang van den Altijddurenden Bijstand van Maria! «O heilige Maria!quot; zoo bidt zij tot Jesus Moeder,quot; o heilige Maria! sta de ellen-digen bjj, help de kleinmosdigen, troost de
DE OUDSTE PROrETII. 123
d treurenden, bid voor het volk, verleen uwe
g tusschenkomst aan de geestelijkheid, spreek
;r ten beste voor het godvruchtig vrouwen-
r- geslacht; mogen allen, dio uwe heilige hulp
n inroepen, uwen bijstand erlangen.quot; (Breo.Hom.)
is En als ware dat niet genoeg, legt zij haren
1- kinderen nog een ander gebed tot Maria op
n de lippen: i Onder uwe bescherming nemen
in wij onze toevlugt, o heilige Moeder Gods!
Is verstoot onze gebeden niet in onzen nood.
sl maar verlos ons altijd van alle gevaren, o
a. roemrijke en gezegende Maagd T' En geen
n wonder, dat de heilige Kerk ons allen bijstand
m van Maria doet verwachten en afsmeeken.
je igt;Maria toch, gelijk de 'H. Bernardus zoo
m schoon zegt {Serm. II de Pentec.), wordt met
rs eene bewonderenswaardige juistheid het mid-
le denpunt der aarde genoemd: want tot haar
?r als tot het middenpunt, als tot de arke Gods,
n ala tot de oorzaak aller dingen, als tot de hoofdzaak der eeuwen, rigten hunne blikken
ie zoowel zij die in den hemel als die in het
■n voorgebergte der hel wonen, en zij die ons
in voorafgegaan zijn in het leven, en wij die
'jt nu bestaan, en zij die ons zullen volgen met
a- al hunne nakomelingen: de hemelache geesten
Le zien op haar, opdat de ledige troonen bezet,
124 ACHTSTE DAG.
en de lijdende zielen, opdat zij bevrijd worden; onze voorvaderen hebben do oogen op haar gevestigd, omdat in baar de voorzeggingen der profeten bewaarheid moeten worden, en onze nakomelingen, om door haar de gloria te verwerven.quot; Immers het is door de bemiddeling van Maria dat het menschdom een Verlosser ontvangen zou, en zij, 's Heeren Moeder, werd, gelijk de II. Bernardus opmerkt {Hom. II. sup. Missus est), door de Oudva-deren voorafgebeeld en door de profeten beloofd, omdat zij de mede-verlosseres, de deel-genoote van Jesus Christus moest zijn in de bewerking van het heil der wereld.
Daarom zien wij ook altijd en overal de heilige Maagd als deelgenoote van haren godde-lijken Zoon in het verlossingswerk van het menschelijk geslacht optreden en de oudste voorzeggingen toonen ons Jesus met Maria vereenigd. Keeds de eerste en plegtigste aller profetiön, die welke God zelf deed bij de bakermat onzer vervallen menschheid, toonde aan den verren gezigteinder der toekomst den Verlosser met de mede-verlosseres: »En God de Heere sprak tot de slang: omdat gij de vrouw (Eva) verleid hebt, zijt gij vervloekt.... en ik zal tusschen u en de vrouw,
DE OUDSTE PROFETIE. 125
tusschen uw ras en het hare vijandschap stellen: zij zal u den kop verpletten.quot; {Gen. III. 15.) Hoe goedertieren en liefderijk zijt gij, o mijn God! in uwe eindelooze barmhartigheid. De voorzegging van ons heil is even oud als het vonnis onzer veroordeeling. Een en dezelfde dag is getuige van den val onzer natuur en van de herstelling onzer hoop! Alles zal hersteld worden door een nieuwen Adam en eene nieuwe Eva: Jesus en Maria verschijnen ons op den drempel van het aardsch Paradijs, en te midden van de schaduwen der zonde en des doods zien wij de eerste stralen van den dageraad der genade en des levens. In de Vrouw, welke daar verschijnt, erkennen wij haar van wie Paulus spreekt, als hij zegt dat itocn de volheid der tijden gekomen was, God zijnen Zoon, uit de Vrouw geworden, heeft gezonden.quot; {Gal. IV. 4.) De belofte van den Verlosser en de belofte van de mede-verlosseres, van Jesus en Maria, staan zamen en gaan zamen de eeuwen door, totdat de vervulling de waarheid zal toonen. Vier duizend jaren zullen den Verlosser Jesus Christus verwachten, en vier duizend jaren zullen verwachten Maria de mede-verlosseres: overal waar er eene voorafbeelding of eene
ACHTSTE DAG.
126
voorapelling van Jesus is, zal er ook eene voorafspiegeling en voorzegging van Maria wezen. Is Jesus de ware boom des levens, Maria is de maagdelijke aarde, waarin die boom wortel schiet. Is Jesus de ware Noë, die, niet acht personen, maar alle regtvaar-digen redt van den vreesselijken zondvloed der boosheid, dan is Maria de levende ark, door den waren Noë gebouwd en bewoond, waarin hij is ingegaan en welko hij verlaten heeft om de Vader eener nieuwe wereld te worden. Maria is de geheimzinnige Ladder van Jacob, wier voetstuk op aarde rust en wier toppunt den hemel bereikt: ik zie den hemelschen Vader met welbehagen daarop rusten en zijnen eengeboren Zoon daarlangs tot ons nederdalen, opdat wij tot hem zouden kunnen stijgen, zijne genaden ontvangen en hem onze smeekingen aanbieden. Zij is het brandend Braambosch en zij wordt niet verteerd door den gloed, ofschoon zij het gloei-jende lichtvuur des Heiligen Geestes, don Zoon des Allerhoogsten, draagt, en ofschoon van haar de vlam der hemelsche liefde uitgaat, welke heel de aarde moet ontvlammen en zuiveren. Is Jesus de Heer de ware Hooge-priester, dan is Maria het tabernakel, dat hij alleen ingaat. Is de goddelijke Verlosser de
DE OUDSTE PROFETIE. 127
door de profeten voorspelde bloem van Jesse, dan is Maria in waarheid de stengel, welke deze bloem zal dragen. Is Jesus Christus de goddelijke zon der waarheid en geregtigheid, welke, in het Oosten opstijgend, heel de wereld door haren gloed en hare klaarheid moet bestralen, dan is Maria de blijde dageraad, welke ons de komst dier alles verlichtende en verwarmende zon aankondigt. Zoo wordt Maria overal met Jesus vereenigd gevonden, zoo omvatten de heerlijkste voorspellingen en voDrafbeeldingen van het Oude Testament den Verlosser en haar door wie hij komen zoude tot ons. Hoe eenvoudig en natuurlijk! Want als de lang Beloofde zal nederdalen als een zachte mor-gendaauw, als de hemelen zullen daauwen en do wolken den Regtvaardige regenen, dan zal zij hem het eerst en op eigene wijze ontvangen; al het overige rondom haar zal dor en uitgedroogd blijven, terwijl zij, even als het geheimzinnige vlies van Gedeon, door dien hemeldaauw bevochtigd zal worden. Alles dan voorspelt haar, alles duidt haar aan, alles beteekent haai en beeldt haar af! En even als op de eene der twee groote en evenwijdige lijnen, welke van Adam tot Jesus Christus en van Eva tot Maria afdalen, al
128 ACHTSTE DAG.
de doorluchtige mannen, die den Verlosser moesten voorafbeelden, op het voorhoofd eene straal dragen van Jesug Christus, dien zij be-teekenen; evenzoo ziet men al de edele vrouwen, welke Maria voorafspiegelen, op haar voorhoofd eene straal dragen der medeverlossende Maagd. Van de gesloten deuren van het Eden tot op de kruin van den Golgotha is de mede-verlosseres overal aan den Verlosser verbonden en allerinnigst met hem vereenigd. En reeds te midden der schaduwen en voorafbeeldingen en profetiën wordt de toekomstige wezenlijkheid aanschouwd. Isaïas heeft een blik mogen werpen in het onnaspeurlijk Godsgeheim, en het ziende en de werkelijkheid in het verschiet aanschouwend, heeft hij van vreugde en bewondering getrild; in één kreet, met eene en dezelfde vervoering heeft hij de gezegende Moedermaagd en den God Verlosser, den Emmanuël, den God met ons, begroet: iZiet, de Maagd zal ontvangen en eenen Zoon baren, en zijn naam zal zijn God met ons.quot; {Isaï. VII. 14.)
11° PUNT.
Ue geboorte van. Maria is cle oorzaak onzer blijdsclaap.
Vier duizend jaren lang had het menschdom
DE OUDSTE PliOFETIE.
verwachtend uitgezien naar de Vrouw in den beginne beloofd, die den kop der helsche slang door de gezegende vrucht van haren schoot zou verpletten. De volheid der tijden komt eindelijk nader, en zij, die de hoop der oudva-deren en der profeten was, wordt geboren. Met heilige blijdschap begroet de Kerk dien lang verbeiden dag. nUwe geboorte, o maagdelijko Moeder Gods! heeft dergansche wereldvreugde aangebragt: want uit u is opgegaan de Zon der regtvaardigheid, Christus onzo God, die, de vervloeking vernietigend, ons zegeningen medegedeeld, en, den dood beschamend, onshet eeuwige leven geschonken heeft.quot; {Offic. Eccl.)
Hare verschijning op aarde is eene vreugde voor de Engelen des hemels, omdat door hare bemiddeling de Verlosser zal nederdalen en de afval der booze geesten vergoed zal worden door het heil der menschen, die de ledige troonen des hemels zullen bezetten. Eeeds nu begroeten zij haar als hunne Koningin, omdat zij rijker is aan genade en onschuld dan alle Engelen en menschen te zamen, en verheugen zich, dat de hemel een nieuwen luister bezitten zal wanneer zij eens boven alle zalige geesten verheven zal zijn. Maar nog troostender was hare geboorte voor de zielen der oudvaders en der andere heiligen van het Oud Verbond, 78 6.
129
ACHTSTE UAÖ.
130
die thans konden verhopen, dat zij weldra uit het voorgeborgte der hel, waar zij van de aanschouwing Gods verstoken waren, bevrijd zouden worden. Zij juichten bij hare geboorte en begroetten deze als den aanbrekenden dageraad, die weldra door de ware zon der ge-regtigheid zou worden gevolgd. Met minder vreugdevol was de dag van Maria's geboorte voor de braven en heiligen die toen op aarde leefden en het geheim dier geboorte hetzij door eene openbaring, gelijk Joachim en Anna, of op eene andere wijze kenden. En voorzeker, als velen, gelijk de aartsengel Gabriël voorspeld had, zich verheugden om de geboorte van Joannes, den Voorlooper van Jesus, dan mogten zij met grooter regt zich verblijden om de geboorte dezer Maagd, die dei-wereld den Verlosser, den God met ons, baren en een einde stellen zou aan den langen nacht van dwalingen en zonden, waarin het mensch-dom verzonken lag. Ja, de gansche wereld moet zich verheugen om de geboorce van haar, die zulk een vermogen bij denalmagti-gen God bezitten zal als eene moeder ooit bezitten kan bij haren eenigen en innig geliefden Zoon. Gelijk een broeder zich verblijden zou, als zijne zuster door een koning ten huwelijk gevraagd en tot zijne gemalin verkozen werd.
DE OUDSTE PROFETIE. 131
zoo, en veel meer nog, moet het mensohelijk geslacht zich verheugen, welks Dochter tot zulk eene waardigheid verheven is, dat God zelf zich jegens haar gedraagt gelijk een zoon jegens zijne moeder. Zij is onze Zuster, en zoo groot is haar vermogen bij God, dat alles door haar verkregen wordt wat zij voor ons begeert.
Gegroet dan, o nieuwe Eva, ware Moeder der levenden! Gegroet, o nieuwe Sara, Moeder van dm waren Isaak! die, door zijn bloedigen offerdood, u de Moeder zal maken eener nakomelingschap ontelbaarder dan de sterren des hemels en dan de zandkorreltjes op den oever der zee. Gegroet, o ware Kebecca! van maagdelijke schoonheid glanzend, die, niet voor den Zoon van Abraham, maar voor het eeuwige Woord des Vaders zij t voorbereid en het wonderbare kanaal zijt, waardoor de wateren uit de bronnen des Zaligmakers, ten eeuwigen leven opspringend, ons toestroomen. Gelijk de beminnelijke Kachel, Labans dochter, na eene lange onvruchtbaarheid, aan Joseph, die de Verlosser van Egypte zou worden, het leven gegeven heeft, zoo hebt gij, o Maria! aan Jesus, den Verlosser der wereld, het leven geschonken. Geljjk de vijand van Gods volk aanhoudend bleef zegepralen, «totdat eene moeder opstond
ACHTSTE DAG.
132
in Israëlquot; (Judic. f. 7.) en Jahel, de sterke vrouw, hem het leven ontnam, zoo zegepraalde ook de geest der duisternissen over het menschdom, totdat gij, o ware Moeder der levenden! op aarde verschenen zijt. Gelijk Euth, die onder de voorouders van Jesus geteld wordt en die eene zoo zachte en nederige voorafbeelding van Maria is, genade vindt voor Booz , zich de dienstmaagd van haren heer noemt, (Ruth. III. 9.) en de opzettelijk achtergelaten korenaren op het veld van dien oudvader zoekt en verzamelt, zoo vindt Maria genade bij God en spoort aanhoudend op het veld der goddeljjke barmhartigheid de zielen op, welke gevallen en verloren zijn. Gij, o gezegende Maagd! zijt de ware Judith, die den kop der helsche slang verplet hebt en nog dagelijks verplet door ons uwen Al-tijddurenden Bijstand te schenken; gij, in waarheid , izijt boven alle vrouwen gezegend, de glorie van Jerusalem, de vreugde van Israël, de luister van uw volk, omdat gij de kuisch-heid bemind hebt en daarom de hand des Heeren u krachtig gemaakt heeft.'' (Jud. X/7quot;. 10.) -O beminnelijke en schoone Esther, die genade en barmhartigheid bij den waren As-suerus gevonden hebt, red door uw vermogen op zijn hart en door de kracht van uwen
DE OUDSTE PROFETIE. 133
Altijddurenden Bijstand het u toevertrouwde volk, verijdel de woede onzer geestelijke vijanden en doe ons meer en meer ondervinden dat gij de ware Moeder zijt der levenden.
GEBED.
O gezegende Moedermaagd! tot wie onze eerste ouders Adam en Eva, na hunnen zon-denval in het aardsch Paradijs, hopend en vertrouwend opzagen, omdat door u de dis-telen der vervloeking en de doornen der straf, welke de aarde bedekten, zouden worden uitgeroeid , en omdat gij het rampzalig mensch-dom zoudt oprigten en met een hemelsch licht bestralen, door der aarde de eeuwige Zon der regtvaardigheid te schenken, o gij, die de hoop der oudvaderen waart, de blijde verwachting der profeten, wees onze vreugde en onze troost in de dagen onzer ballingschap hier beneden. Nog altijd, o zalige Yrouwel hebben wij te strijden tegen onze vijanden en wordt onze zaligheid door hunne aanvallen bemoejjelijkt. Doch vertrouwend zien wij op tot u en verwachten de zegepraal door uwen zoo vermogenden en Altijddurenden Bijstand. Gij toch hebt de onschuld op aarde hersteld en het engelachtig leven vernieuwd, door uwe
DE ACHTSTE DAO,
134
bemiddeling hebt gij God met den mensch verzoend en vereenigd, en den ouden vijand van ons geslacht verwonnen en verplet. De eeuwige Wijsheid heeft u tot het huis, tot het paleis der vleeschwording, tot de woonplaats van het goddelijke Woord gevormd. Voorzeker, onze zielen zijn daarom alleen geschapen, opdat ook zij de woonplaats der Wijsheid zouden zijn, doch door Adams zonde zijn zij bezoedeld en der inwoning Gods onwaardig geworden. Uw goddelijke Zoon heeft onze zielen gezuiverd door zijn bloed en gereinigd door het sap zijner heilige wonden; maar helaas! in plaats van hem door de genade in mijne ziel te laten inwonen, heb ik door mijne persoonlijke zonden hem van mij verwijderd. Ik weet niet, of ik die zonden genoegzaam betreurd heb en uitgeboet; ik weet zelfs niet, of ik haat dan liefde waardig ben; doch gij, o gezegende Vrouwe! kunt mij helpen, door uwe voorspraak de zuivering van het armzalige huis mijner ziel verkrijgen, en Jesus, uwen Zoon, kunt gij smeeken, dat hij in mij zijnen intrek neme. O Moeder der levenden, o gij, de Bijstand der Christenen, de o ver winnares der duivelen en de hoop aller kinderen van Eva! sta mij terzijde, opdat ik, door uwen Altijddurenden Bjjstand gesterkt.
DE OUDSTK PaOFKTIE. 135
den kop der helsche slang verplette, ten alle tijde Jesus drage in mijn hart en eens toegelaten worde in zijne tegenwoordigheid en in het rjjk zijner heerlijkheid. Amen.
Deelneming van Maria aan het Verlossingswerk in deszelfs voltrekking.
or
JESUS DOOR MARIA AAN DE WERELD GEGEVENquot;.
Quem meruisti portaro.
Gij, o Maria, hebt verdiend Jesus ia uw schoot te dragen.
Ie PUNT.
Maria begint door haar heldhaftig ge-loof het tijdelijlc leven van Jesus.
Gelijk Maria de deslgenoote is des Verlossers in de belofte of de voorzegging van het geheim, zoo is zij ook zijne deelgenoote in deszelfs voltrekking. De voltrekking van het geheim is de mensohwording of de Verlossing; is de nedor-daling van het Woord des Vaders in het vleesch, waarin het zioh vernedert; is de openbaring van liet Woord door de prediking en. de mirakelen, waardoor het zich aan de we-
HET anOOTSTE GESCHENK. 137
reld doet kennen; is de verheffing van het Woord op het kruis, waarop het zich slagt-offert. En in deze drie groote tijdperken van het herstellend geheim is Maria de deelgenoote van haren goddelijken Zoon, en werkt zij dermate tot onze zaligheid mode, dat men in waarheid kan zeggen, dat zij Jesus geeft aan do wereld.
Eerst komt hare medewerking tot de mensch-wording van het goddelijk Woord, welke medewerking daarin bestaat, dat Maria, door haar heldhaftig geloof, het sterfelijk loven van den Godmensch begint. — Do geestelijke vernieuwing van het mensclidom door de Verlossing is als eeno tweede schepping, en de menschwording is daarvan het begin: in die tweede schepping zal alles, even als iu de eerste, rusten op het Woord, door en in hetwelk alles is geschapen. Nu, zegt do H. Petrus Damianns, «God heeft besloten dat dit groote werk in zijn geheel door Maria, en met Maria, en in Maria zou voltrokken worden.quot; En inderdaad, God gaat die nieuwe wereld der zielen, wedergeboren in zijn Zoon, daar-stollen: hij geeft haar zijn eeuwig Woord tot steunpunt en vestigt ze op dat Woord, maar tevens vestigt hij ze op Maria, en wel op zulk eene wijze, dat hij ze verbindt aan en afhankelijk maakt van een enkel woord
negende dao.
der hooggezegende Maagd. Voor deze tweede 1
schepping is een nieuw fiat noodig, en zij, 1
de jeugdige Maagd, ontvangt do verheven 1
roeping om dit fiat dezer tweede schepping {
Maria, de zuivere duive, de gesloten tuin, \
de verzegelde fontein, gelijk zij in het Hoog- 1
lied genoemd wordt, leefde , van de wereld ï
afgescheiden, in hare woning te Nazareth. 1
Haar leven was een voortdurend smeeken, dat t
God zijner geloften indachtig mogt wezen, a
die hij met eede aan Abraham, Isaak en Jacob o
had toegezworen, en eene ononderbroken ver- v
zuchting naar de komst van den Messias. Zoo b
krachtig, gelijk de H. Alphonsus opmerkt G
[Ueerl. v. Mar. II. Leerrede over de opdragt n
van Mar. 11.). warende gebeden der jeugdige v
Maagd en zoo welgevallig aan God hare deug- si den, dat zij daardoor dea Zoon des Aller- * g
hoogsten in haren zuiveren schoot nedertrok zi
en dat de Verlosser ter harer liefde den tijd v
Doch ofschoon God, als de almagtige Heer g
en Meester van allo schepselen, over het ge- g
Bohapene naar goedvinden beschikken kan, d
verhindert hij toch nooit des menachen vrij- v:
heid; zoo. bij voorbeeld, noopt en noodzaakt h
hij ons niet aan de genaden, welke hij ons zi
133
het grootste geschenk. 139
verleent, te beantwoorden: hij laat ons de vrijheid al dan niet met dezelve mede te werken. Zoo eerbiedigt God in al zijne werkingen de natuurlijke vrijheid der redelijke wezens, en, ofschoon almagtig, doet hij niets wat die vrijheid kan schenden. En daar hij nu besloten heett de menschwording van het Woord in Maria en door hare bemiddeling te doen plaats hebben, moet hij eerst hare toestemming daartoe verkrijgen. Hij bedient zich niet van haar als van een eenvoudig noodzakelijk, zich zelf onbewust werktuig, naar wil dat zij tot dat verheven geheim medewerke door eene vrije beweging van haar eigen wil. Daarom zendt God den aartsengel Gabriel tot haar, als om met haar te onderhandelen over die allerge-wigtigste zaak der Verlossing en hare toestemming te vragen, en niet eerder zal het geheim voltrokken worden, dan nadat de zalige Maagd hare inwilliging door haar zoo vurig verbeid fiat zal hebben uitgesproken. De afgezant Gods groet haar met woorden gelijk er nooit tot een schepsel gerigt waren geworden; «Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met u, gezegend zijt gij boven de vrouwen.quot; De nederige Maagd ontstelt bij het hooren dier verheven groetenis, maar wijl zjj tevens eene allervoorzigtigste Maagd is,
NEGENDE DAG.
keert zij in zich zelve en denkt na over de woorden des Engels. De hemelbode stelt haar gerust dquot;or deze woorden: «Vrees niet, Maria! want gij hebt genade gevonden bij God.quot; Daarop openbaart hij haar het onnaspeurlijk raadsbesluit des Heeren. »Zie, gij zult in uwen schoot ontvangen en eenen Zoon baren, en
zijnen naam Jesus noemen''____Welk antwoord
zal Maria geven, hoe zal zij aan de genade, haar voorgesteld, beantwoorden en tot de volvoering van Gods plannen medewerken? iHoe zal dat geschieden, zoo spreekt zij tot den Engel, dewijl ik geenen man beken?''dat is, volgens de eenparige verklaring der Kerkvaders, dewijl ik mijne zuiverheid aan God heb beloofd en deze mijne gelofte nimmer verbreken zal. Nu antwoordt haar de Engel, dat de Heilige Geest over haar komen en de kracht das Al-lerhoogsten haar overschaduwen zal, en dat haar Zoon de Zoon Gods zal zijn. Nog voegt de afgezant des Heeren daarbij, dat bij God niets onmogelijk is, en daardoor duidt hij genoegzaam aan, dat datgene, waarover hij met Maria onderhandelt, zoodanig is, dat het allo krachten der natuur te boven gaat en daarom ook door 's menschen geest niet begrepen kan worden. En hierin juist bestaat de medewerking van Maria en hare beant-
140
het grootste heschenk. 141
woording aan de genade, dat zij nederig gelooft datgene wat de rede niet begrijpt. Hoe verhevener het geheim is, dat haar wordt voorgesteld, des te grooter ook moet haar geloof wezen. Van dat geloof hangt haar goddelijk Moederschap en dus ook het begin onzer Verlossing af. Gelooft zij, dan zijn wy gered. Verheven oogenblik! Alles staat in gespannen verwachting: de hemel wacht, de aarde wacht, de mensehen wachten, de aartsengel wacht.... eu God zelf wacht ook op het antwoord en de toestemming der Maagd. Maria aarzelt niet en zoo heldhaftig is haar geloof, dat zij daarom door Elisabeth zalig geprezen en de Moeder van haren God zal worden. Het scheppend woord daalt van hare lippen: »Zie de dienstmaagd des Heeren, fiat , mij geschiede naar uw woord.quot; fiatI en op het eigen oogenblik daalt des Vaders Woord neder, is het geheim der mensoh-wording begonnen en heeft het menschdom een Verlosser! — Zoo heeft Maria door haar geloof Jesus gegeven aan de wereld, zijn tijdelijk leven begonnen en het heil der gan-scho wereld bewerkt.
NEGEKDE DAG.
Maria opent cloor hare heldhaftige hoop het openbare leven van Jesus,
Onze goddelijke Verlosser had tot den leeftijd van dertig jaren altijd in nederigheid en gehoorzaamheid geleefd; in het stille huisje van Nazareth was hij verborgen gebleven voor de oogen der wereld, zijnen pleegvader den H. Joseph en zijne zalige Moeder Maria in hunne bezigheden helpende. De tijd zijner openbaring was nu nabij.
Toen Jesus nagenoeg dertig jaren oud was, zoo verhaalt ons het Evangelie, werd er eene bruiloft te Caua in Galilea gehouden, en Jesus en Maria bevonden zich onder de genoodigden, waarschijnlijk omdat zij tot de familie van het jeugdige echtpaar behoorden. Gelukkige bruiloft! welke door de tegenwoordigheid van Jesus en Maria vereerd werd. Doch tot groote teleurstelling der pas gehuwden, legen, nog voor het einde van het feest, de wijn, welke, volgens het gebruik der Oosterlingen, overvloedig geschonken moest worden, te ontbreken. Gelukkig echter was Maria daar: in hare goedheid en liefde kon zy niet zonder mede-
142
HET GROOTSTE GESCHENK. 143
lijden blijven bij deze onóbering, welke den gaatheeren tot suliaiide verstrekte. Overwegen wij wel wat zij doet om in dezen nood te voorzien, en bemerken wij dat hare goedertierenheid , welke zich hier bij het gemis eener louter tijdelijke en niet eens noodzakelijke zaak openbaart, nog veel grooter zal wezen waar het een geestelijken nood of geestelijke belangen geldt. — Volgens het Evangelie was Jesus nog onbekend en werd door de Joden nog aangezien voor den zoon van Joseph, den timmerman van Nazarevh: ook tot dan toe had Jesus nog geene openbare mirakelen gedaan om zijne goddelijke zending te bekrachtigen en wa? nog niet opgetreden als de Leeraar van Israël. Maria wist dit alles, doch zij wist tevens dat Jesus, haar kind, de almagtige Zoon was van don eeuwigen God, en dat hij, de Schepper van hemel en aarde, wel voorzien kon in de hier bestaande behoefte. Zij wendt zich dan tot Jesus en zegt hem vol hoop en vertrouwen: »Zij hebben geen wijn.quot; Dit eene woord duidde genoegzaam het verlangen van Maria aan. Doch Jesus, die haar de gelegenheid wil aanbieden om op de heldhaftigste wijze het vertrouwen te beoefenen, antwoordt haar mei woorden, welke eenigzins hard kunnen schijnen aan
144 NEGENDE DAG.
hen, die zijn liefdevol hart niet kennen; hei
hij schijnt hare bede te verwerpen, omdat baf
zijne ure, de tijd zijner openbaring door won- l:ra
deren, nog niet is gekomen. Wat zal Maria jjei
nu doen, nu haar goddelijke Zoon schijnt te spr
weigeren wat zij verlangt en vraagt? Haar het
vertrouwen wankelt niet: zij kent haren Jeaus, Jes
zij weet dat hij geen weerstand kan bieden van
aan hare ameekingen, zij herinnert zich hoe lin c
hij altoos aan haar gehoorzaamd en hare 'noa
minste verlangens voorkomen heeft, en zij bar-
gevoelt het, dat hij, om haar vertrouwen te ver-;
beloonen, het uur der mirakelen, den tijd haa
zijner openbaring, vervroegen zal, gelijk hij, [[.je om haar, het uur zijner mensohwording ver-
vroegd heeft. Zij rigt zich dan tot de be- baa dienden en gelast hen alles te doen wat Jesus
zeggen zal. En Jesus, ofschoon zijne ure, de eers
tijd zijner openbare verschijning en zijner op- voic
treding als Wonderdoener en Leeraar, nog niet ong gekomen is, wil door een mirakel aan het
vertrouwen zijner Moeder beantwoorden en e011lt;; door de verandering van water in wijn hare
heldhaftige hoop beloonen. Het Evangelie mor,
maakt vervolgens de opmerking, dat dit kell] teeken, dit wonder, het begin wa,3 der wonderen, welke Jesus gedaan heeft, en dat zijne leerlingen, bij het zien van dat mirakel, in
I
HET GROOTSTE GE3CBBSK. 145
n; hem geloofden. Daardoor tocli toonde en open-at baarle hij zijno goddelijke almagt en be-n- kraclitigde hij zijne leering. Tosn, ter gele-•ia genlieicl van dit wonder, begon, om zoo te te spreken, do Kerk van Jeaus op aarde en werd ar he t bovennatuurlijk geloof der leerlingen van is, Jesus op wonderen gevestigd, want ton gevolge en van dit eerste wonder «geloofden zijne leer-oe lingen in hem.quot; — Op die wijze heeft do re hooggezsgendo Moedermaagd Maria het openzij barolevoa van haren goddelijken Zoon, zijne te verschij ning als Wonderdoener, begonnen door ijd- haar verheven en onwankelbaar vertrouwen. — Üi Hoe zichtbaar toont zich hier de magt van 3r- Maria op het hart van Jesus! Hij die op '0- haar toestemmend woord in haren maagde-!U3 lijken schoot is neergedaald, doet thans zijn de eerste ^wonder om aan haar verlangen te gt;P_ voldoen ! Hoe ontegensprekelijk moet zij voor i®* ons , kre kinderen, eene Moeder van Altijd-iet duremlen Bijstand wazen, wijl wij, van de 611 eene zij de, hare liefde tot ons niet kunnen 11,0 betwijfelen, en, van do andere zijde, haar ver-he mogen quot;bij God zoo duidelijk zien en er-kennen?
jn-
jne —
in
m
i
146 NKGESDK DAG.
Illquot; PUNT.
Maria besluit door hai-e heldhaftige liefde het stertelijli leven van Jesus
Maria ia de deelgenoote van Jesias in het begin van het groote geheim der Verlossing, zij is dat ook in deszelfs voltooijing; het leven van Jesus, dat zij begonnen heeft door hare toestemming, mag zonder hare inwilliging niet geslagtofferd worden. Het heil der wereld moet door het lijden van Jesus bewei'kt worden: zijn aanbiddelijk ligchaam moet worden verbrijzeld, verscheurd en bloedig geslagtofferd. Verplaatsen wij ons op den Golgotha. Zoo gelijk wij den Verlosser daar zien, moest hij worden om den naam van Jesus, den naam van Verlosser, te verdienen. Hij heet Verlosser, en daarom moet hij nde man van smartenquot; worden. Jesus, met den dood worstelend op het kruis, is de Vader der toekomstige eeuw : maar waar is er de Moeder van? Jesus op den Calvarieberg is de Verlosser, de hersteller: maar waar is de mede-verlosseres? Het Evangelie antwoordt ons, iNaast het kruis van Jesus stond zijne Moeder.'' Ja, d e Vrouwe, daar staande aan den voet des ki uises, zoo droevig, zoo treurenden zoo verlaten, dat zij
het grootste geschenk. ld?
het ideaal zelve der smnrt en der droefheid sohijat, zij, Josus' Moeder, is de Moeder der toekomstijjc eouw. Zij aanschouwt haren god-delijken Zoon ia zijn onzeggelijk lijden en hij aanschouwt haar tevens, en door dien weder keerigen blik gaan al do smarten des Zoons in het hart der Moeder over: hij is de Man der smarten en des lijdens, zij moet de Moeder des lijdens en der smarten wezen. En zij is dat in waarheid. Terwijl zij daar in die peilloos diepe zee van droefenis gedompeld is, hoor ik haar het fiat der tweede schepping herbalen: fiat! Ach ja, mijn Zoon! dat het zoo geschiede, wijl het volstrekt noodzakelijk is dat gij uw leven geeft, opdat de wereld gered worde. Slagtoffer u '/elven, opdat de zielen verlevendigd en de zonio uitgewisclit, de boeijen der kinderen van Adam geslaakt eu hunne diepe wonden geheeld worden. Ja, ik stem er gaarne in toe dat het zoo zij, en ver-eenigd met u, offer ik uw leven voor het heil der wereld aan uwen hemelschen Vader. Gij zijt de Vader der toekomstige eeuw door uw lijden; ik zal er de Moeder van zyn door met u mede te lijden.--Zoo heelt Maria, na Jesus in haren maagdelijken schoot als den Verlosser van ons geslacht ontvangen te hebben, hem als ons zoenoffer aan God wedergegeven.
148 NEGENDE DAG.
En op die wijzo heeft zij Jesus aan de wereld doe
geschonken, en door Jesus aan de wereld te uw
geven, is zij in waarheid de Moeder van Al- zee
tijddnrenden Bijstand geworden. ter
vrc
die
O heilige Moeder van Altijddurenden Bij- u)
stand! met hoeveel regt mogen wij u onder vel
dezen zoeten titel aanroepen en met hoeveel J®1 waarheid draagt gij dezen naam. Zonder Jesna : he
en zijne genade kunnen of vermogen wij niets wc
in de bovennatuurlijke orde, en dien Jesus, lij'
dien goedertieren en gcnadigen Verlosser, hebt lie
gij ons door uwe medewerking en uwe tus- ov
schcnkomst geschonken. Wat kunnen wij dan if
niet van u verwachten, en wat kunt gij, na ce
ons do gave aller gaven, het grootste aller 111
geschenken , geschonken te hebben, ons nog di weigeren? Alles wat de aartsengel in den naam des Allerhoogsten u verkondigde, is in u ver-
vuld en voltrokken geworden, omdat gij ge- U1
loofd hebt. Wees dan gezegend en zalig ge- ni
prezen, o Maria! om uw geloof, waardoor gij ^ verd'end hebt het sterfelijk leven van Jesus
te mogen beginnen, en verwerf ons door uwe ^
voorspraak do genade, om ten allen rijde Jesus ^
door de liefde in ons hart te dragen en te 61
HET anOOTSTE OliSCHEKK. 149
doen leven. Uwe bewonderenswaardige hoop, uw onwankelbaar vertrouwen behaagde zoozeer aan uwen goddelijken Zoon, dat hiji ter belooning daarvan, zijno openbaring vervroegde en zijn eerste mirakel verrigtte door het water in wijn te veranderen. Om do verdiensten uwer heldhaftige hoop, smeeken wij u, o magtige Vrouwe! wil onze koude harten verkwikken en sterken door den wijn van Jesus' liefde, opdat wij, door de liefde tot hem verslonden, eens ter bruiloft van het Lam worden toegelaten. En omdat gij, uit mede lijden met het gevallen menschdom en ter liefde van onze zielen, uw kin 1 den dood hebt overgeleverd, en volgaarne hebt toegestemd in zijne slagtoffering, opdat wij in zijn bloed oen genadebad zouden vinden, bidden wij u met al de vurigheid onzer ziel, dat gij eenige droppelen van dat bloed onzor Verlossing, van dien olie van barmhartigheid, op ons hart laat neerdruipen. Dat bloed, het bloed van uw kind, behoort u toe: gij kunt daarover naar goedvinden beschikken: en wijl het met stroomen gevloeid heeft, zult gij ons eenige droppelen daarvan niet weigeren. Zijn bloed, het bloed van Jesus, kome over ons, om tot de laatste overblijfselen onzer vroegere zonden en alle vlekken der ons nog aanklevende
NEGENDE DAG.
150
zwaklieden weg te nemen en ons hart volkomen te zuiveren. Dan zullen wij, o Moeder! met zuiver hart en vlekkeloos gemoed u danken en eens om uwen Alt ij ddu renden Bijstand u in den hemel prijzen. Amen.
Deelneming van Maria aan het Verlossingswerk in deszelfs voortzetting.
or
maria de moeder der kerk en de bijstand der christenen.
Auxilium Christianorum. Bijstand der Christenen, bid voor ons.
P PUNT.
Maria wordt in cle Kerlc overal naast Jesus gevonden.
De taak, welke Jesus Christus, onze God en Verlosser, op zich genomen en door zijn lijden enksterven volvoerd heeft, is niet in zulken zin op den Golgotha voltrokken, dat zij als geeindigd kan beschouwd worden. Evenzoo eindigt ook de taak van Maria niet op den Calvarieberg met de slagtoffering haars Zoons. Dat goddelijk vleesch en dat goddelijk bloed
152 TIESDE DAG.
de oneindige verdiensten van den offerdood des Heeren, waardoor de wereld vrijgekocht en verlost is, moeten haar altijd verlosseni herstellen en vrijkoopen. Hoe natuurlijk is het dan, dat Maria, die in het Oude Verbond en vóór do menschwording ovei-al naast Jesus gevonden wordt, ook na het geheim van den Calvarieberg, do deelgenoote van Jesus blijve in het leven der Kerk en in den strijd, welke zij op aarde te voeren heeft? Dat leven dei-Kerk openbaart zich door de Heilige Sakra-menten, door de prediking des Evangelies en door de kerkelijke feesten, drievoudig Tniddel der immer voortdurende wedergeboorte, der immer voortgezette Verlossing, en in dat alles vinden wij Maria naast Jesus. —
Eerst en vooral vinden wij haar terug in onze Sakramenten, waardoor het goddelijk leven van Jesus aan onze ziel medegedeeld of in haar bevestigd wordt. Immers de bron, do eerste oorsprong aller Sakramenten, is in Maria , niet in dien zin, als hidde zij die heilmiddelen ingesteld, want God alleen kan aan een uitwendig teeken zijne OE.zigtbare genade verbinden, maar omdat zij de vrucht zijn van het bloed van Jesus Christus, welk bloed Maria door do werking des Heiligen Geestcs aan den Godmensoh heeft gegeven-
LfE LIEFDE ZONDEK EINDE. 153
aHeel onze wedergeboorte toch, gelijk de H. Leo de Groote zegt, (Serm. IV. in Nativ. Dom) komt voort uit de geheimzinnige geboorte van Christus in den schoot van Maria.quot; Al de uitwendige teekenen der genade, het water in het Doopsel, de zalving der levenden in het Yormsel en der stervenden in het laatste Oliesel, de oplegging der handen bij bet toedienen van het Priesterschap, de geheimzinnige woorden der ontbinding in de Biecht en der Consecratie in het H. Sakrament des Altaars, de wederzijdsche verbinding in het Huwelijk, deelen de genade, welke zij beteekenen, mede, uit kracht van het bloed van Jesus Christus, welks bron datzelfde ligchaam van het vleesch-geworden Woord is, dat uit Maria gevormd is geworden. liet goddelijke leven, dat in den persoon van Christus, tijdens zyn sterfelijk leven, als besloten was, heeft zich, na zijne hemelvaart, door de Sakramenteu in zijne Kerk uitgestort. Als Moeder van de menschheid van Christus, blijft Maria de wortel van die wonderbare levensontwikkeling, van dien godde-lijken wasdom van Christus op aarde. Ach! dat wij het nooit vergaten bij het ontvangen der II. Sakramenten ,dat Maria do deelgenoote van Jesus blijft ook in de voortzetting van het Verlossingswerk! Vooral echter zal het tot be-76 7.
154 TIEKDB DAG.
vordering onzer godsvrucht verstrekken, wan- f'1
nser ■wij daaraan denken bij het ontvangen 00
het geboren, alvorens door het piiesterlijk woord geboren te worden, op het altaar; zij mogt zö
het eerst het ligchaam van een God oi tvan Be
kind nederlegde, was het eerste tabernakel... eE
De geestelijke wedergeboorte der zielen, de quot;
voortzetting van het Verlossingswerk, wordt ook bevorderd door het apostolaat, de ver- ë
kondiging des Evangelies en de verdediging zlt;
der katholieke waarheid. Gelijk do Apostelen v
zegepraalden over het ongeloof der Heidenen 8
en de valsche begrippen der Joden, zoo zegepraalt de Kerk door Maria over de ketterijen, verdrijft de dwaling, doodt de zonden in de zielen en redt de zondaren. Zoovele apostolische vereenigingen als er zijn, die den naam van Jesus dragen, zoovele apostolische legioenen zijn er ook, versierd met den naam van Maria en strijdend onder haar vaandel. En gelijk het katholiek apostolaat overal strijdt en zegepraalt onder het vaandel van den God
quot;
DE LIEFDE ZONDER EIgt;:DE. 155
an- di-r heal scharen. zoo kampt en zegeviert liet
•en ook overal onder den standaard der maagde-
)I1S lijke Moedor, die, volgens hot woord der
jjn Kerk, alle ketterijen in de gehacle wereld heeft
rj overwonnen.
jjlc Zoo diep een gevoel, zoo diop een bewust-
gt zijn heeft de heilige Kerk van de innige deel-
an genootschap van Maria aan het geheim der
•st Verlossing, dat zij, overal en in al hare plog-
ije tigheden, Maria doet deelnemen aan de
jk geheimen van haren Zoon , en dat zij haar ter eere feesten heeft ingesteld naast de feesten
le ter eere van den Verlosser, ticlijk er, bij voor-beeld, een dag in het jaar is, waarop wij de
r. goddelijke Ontvangenis van Jesus voreeren,
io- zoo is er ook een dag waarop wij de wonder-
■n volle . en onbevlekte Ontvangenis van Maria
n gedenken; gelijk er een dag is, waarop de
3. katholieke wereld de Geboorte van haren god-
3. delijken Bevrijder viert, zoo ia er ook een dag,
n waarop de katholieke Kerk de Geboorte der
3. ons mede-bevrijdende Maagd begroet. De op-
n drngt van Jesus in den tempel van Jerusalem
1. _ wordt plegtig door do Kerk gevierd, en pleg-
u tig vieren ook de geloovigen de opdragt van
„ Maria; de Passie van Jesus wordt herdacht,
l en ook de Compassie van Maria; de dood van
i Jesus, en dc dood van Maria; de opstanding
T JEN DE DAG.
156
van Jesus en de verrijzenis van Maria; eindelijk, als er een dag is, waarop de goddelijke Verlosser, na ds voltrekking van zijn werk ten hemel stijgt; dan is er ook een dag, waarop Maria, in eene wondervolle en glorierijke opneming , ten hemel wordt g-evoerd. een dag van vreugde, waarop al de hemelsche geesten, opgetogen van verwondering om de ongekende klaarheid dier uitverkoren Maagd, elkander vol verbazing vragen: Wie is zij, die daar opstijgt uit de woestijn der aarde, omgeven van geneugten en steunende op haren Welbeminde?— Zoo gaat Maria ter zijde 'van Jesus in de heilige Kerk op aarde al de eeuwen door, totdat de voltooijing der tijden kome en de zegepralende Kerk haar moge zieu op haren koninklijken glorietroon aan de regterhand van Jesus, haren goddelijken Zoon. Doch zoolang de strijdende Kerk nog duren zal, blijft Maria het leven van Jesus verbreiden in do zielen der geloovigen, ij zij behulpzaam in de voortzetting van het Verlossingswerk, on, na der Kerk haren Bruidegom, het menschge-worden Woord, te hebben gegeven, blijft zij door hare altijddurende liefde medewerken tot de geestelijke wedergeboorte der geloovigen , der ledematen van Christus ia de Kerk.
DE MEFDE ZOKDEH EINDE.
II' PU XT.
Max'ia is de jVIoecïei- der Kerli: en cle Bijstand, der Cliristenen.
Da Verlossing van liet zondige menschdom, onze verzoening met God, is tevens eene zegepraal over den vijand van God ert der menschen; en liet werk der heiliging, de voortgezette en op ons toegepaste Verlossing , is tevens een voortgezette strijd tegen de liel en eene voortdurcsudc zegepraal over Satan. Van daar dat de heilige Kerk, van de eene zijde de vrucht, van de andere zijde de modewerkster in dit groote werk der heiliging, daar boven de zegevierende, en hier beneden de strijdende Kerk genoemd wordt. De Kerk kan niet vergaan, omdat zij het werk van den Almagtigen Verlosser is; zij is onwondbaar en onoverwinnelijk; maar elk harer kinderen afzonderlijk kan door den vijand der Kerk overwonnen worden. En in dien geestelijken strijd, die heel het leven van den Christen kenmerkt en ook heel het bestaan der Kerk, verwacht deze hare hulp en vindt zij haren Altijddurenden Bijstand in de Moeder van Jesus. En niets zoo natuurlijk! Want Maria moet wel de Bijstand dar Christenen ziju. Dat volgt' uit haar werkdadig aandeel aan
157
158 TIENDE DAO.
onze Verlossing, doordien zij in haar goddelijk wen
Moederschap toegestemd en den Zone Gods ge- ysm
holpen heeft in de voltrekking van zijn kruis- ^are
offer; waarom zij dan ook door den Verlosser Jooc zeiven als de Mosder der verlosten erkend
is geworden. En deze hare deelneming aan hun
het werk onzer Verlossing, doet haar ook bloe
deelnemen aau het werk onzer heiliging, en Kol derhalve ook aan onzen strijd tegen den vijand ' afzc
onzer ziel en aan onze zegepraal over wereld fl,e
en hel. Of zoude zij, nu verheerlijkt, hare we'
kinderen, in zoo bangen strijd gewikkeld, bei
vergoten, uit het oog verliezen en weigeren gel bij te staan? Onmogelijk!
Maria, de Moeder van den Verlosser, de ba
overwinnares van de oude slang, is, door de
hare verheven voorregten, verschrikkelijk voor Ri
de vijanden der Kerk en onzer zielen als di
een leger in slagorde geschaard; alle ge- di
naden haar geschonken, alle krachten haar U
medegedeeld, wendt zij ter onzer verdediging b
aan, en alle magten dea hemels wapent zij, y
ter bestrijding van onze geestelijke vijanden en 1
ter beveiliging van de Bruid haars Zoons, Gods 1
Kerk op aarde. En alle eeuwen getuigen het c vermogen van haren Altijddurenden Bijstand-
Do eerste strijd der Kerk tegen de hel
werd gevoerd gedurende de drie eerato eeu-
DE LIKFlJE ZONDlïr. EINDE. 159
wen na Christus, to{3n do heidenscbo koizers van Rome de jeugdige Kerk in liet bloed barer kinderen wilden versmooren. Maar de dood dor martelaren was hunne zegepraal; de dag van hunne marteling op aarde was hun geboortedag voor den hemel, en hun bloed het zaad van nieuwe Christenen. De Koningin des hemels', die de hemelsohe geesten afzond tot sterking der gefollerden, is tevens de Koningin der Martelaren, en als zoodanig wekte zij hen op en voerde hen tot getrouwheid en standvastigheid in den strijd. Zeker, gelijk Rachel treurde over den moord der kinderen van Bethlehem, zoo heeft Maria bange moedersmarten verduurd om den dood der Christenen; maar zij was niet, gelijk Rachel, ontroostbaar in hare droefheid, omdat de dood den martelaren den ingang des hemels opende. En wij mogen er niet aan twijfelen, dat, gelijk Maria door hare gebeden heeft bijgedragen tot do opstanding van haren Zoon uit het graf, zij ook, door hare smeekingen, de beviijdiug der Kerk, hare verrijzenis uit het graf der katacomben en de zegepraal des Christendoms verworven heeft Deze eerste strijd weid gevolgd door een tweeden nog gevaarlijker strijd. Stroomen van boosheid, dwaling en logen ti-achtten de Kerk
TTEXDE D\G.
te overweldigen. De eerste ketterijen vielen den aanbiddelijken persoon van Chriatus aan, nu in zijne goddelijke, dan in zijne tnensche-lijke natuur, nu beider vereeniging en dan beider ondersclieiding. Doch al die ketterijen vloeiden zamen in de loochening van het goddelijke Moederschap van Maria, door wie de Godtnensch aan de wereld gegeven werd. De laatste ketterijen vielen het werk van Christus aan, zijne Kerk, in dezer instelling, regeling en werking; doch zij liepen eenparig zamen in de verwerping der vereeriug van Maria, in wie de gansohe Kerk is afgespiegeld en voorgesteld wordt. Al die dwalingen werden door de Kerk veroordeeld, en vermogten niet hare waarheid te verduisteren noch hare genadekracht te verminderen. Dat geluk dankt de Kerk aan den bijstand en de bemiddeling van Maria. En inderdaad, Jesus' Moeder, de Koningin dor Apostelen en de zetel der wijsheid, verlichtte de Leeraars, terwijl zij de dwalenden tot bekeering bragt.
Nog zigtbaarder werd haar Altijddurende Bijstand in een nieuwen strijd, dien de Kerk te strijden had. Na dezer zegepraal over het heidendom en de ketterijen, verzamelden zich tegen haar de afgescheiden Christen volkeren en de woedendste heidenen tot eene vijaade-
160
DE LIEFDE ZONDEK EINDE. 161
Ijjke legermagt oudor aanvoering van den valsehen profeet Mahomed. Duizend jaren lang duurde deze vreesselijke kampstrijd en werd nu in Europa gevoerd, om die vijanden te verdrijven, eu dan in Azie of Afrika om hen aan te randen. Al die oorlogen vormen in de Christelijke geschiedenis eene bloedige heirbaan, en tevens een glansrijken zegetogt voorafgegaan door de banier der H. Maagd. — Be eerste groote zegepraal, die het Westen redde, werd behaald in 732 en later onder Karei den Groote door nieuwe overwinningen bekrachtigd: de dom van Aken, ter eere van Maria gesticht, toont duidelijk aan wie de vrome keizer den voorspoed zijner wapenen toeschreef. Do heerschappij der Sarraceneu duurde echter in Spanje voort, maar werd gedurig ondermijnd door het Spaansche heldenvolk, sterk vooral door zijn vertrouwen op den bijstand van Maria; doch hunne magt werd verbroken in den grooten veldslag, op het feest van het Scapulier in 1212 geleverd, waarbij de koning Alphons van Castilie eene beeldtenis van Onze Lieve Vrouw tot zijn hoofdvaandel gekozen had, en eindelijk geheel vernietigd door den H. Ferdinand in den slag bij Sovilla in 1250, welke veldslag zich eerst ten gunste van de Christenen begon te wenden,
TIENDE BAG
toen de heilige koning een beuld van Maria si
het leger liet vooruitdragen. Even zigtbaar f| w was do bijstand van Maria in de roemrijke ' ti
overwinningen der Christecen op de Turken w
bij Belgrado, bij Lepante, bij Weenen. en in o
zoovele andere zegepralen op feestdagen van m
Maria en onder haar vaandel behaald. — Zoo zc
• zal Maria de Bijstand der Christenen blijven v«
in den harden strijd, dien de Kerk in onze al
eeuw te strijden heeft tegen zoovele koningen wi
en magtigen der aarde, die in onze dagen ve
tegen Christus en zijnen gezalfde, tegen Chris- en
tus en zijne Kerk, zamenspannen. De gunsten, In
door haar zoo overvloedig verleend aan Pius de
VI, aan zijnen opvolger Pius VII en aan den trc
tegenwoordig zoo roemrijk regerenden en zoo ch;
diep beproefden Pius IX, zijn een waarborg, gii
dat zij immer blijven zal wat zij altoos geweest lev
is, de Moeder van Altijddurenden Bijstand vei
voor de heilige Kerk, voor het opperhoofd ver
der Kerk en al hare ledematen op aarde. uit
Het verledene moet ons leeren, dat wij in de lijk
tegenwoordige beproevingen der Kerk, op lasl
haren moederlijken Bijstand, dien zij nooit -ijk
zal weigeren, kunnen en moeten vertrouwen. sch
gev
GEBED.
vau
O raagtige Moeder van Altijddurenden Bij- Pan
tUE LIEFDE ZONDEK EINDE.UE LIEFDE ZONDEK EINDE. 163
stand! onovei'wiunelijke Vrouwe! tot u rigten
quot; -wij onze harten en ouzo blikken in den treurigen
3 ' tijd dien wij beleven. Do heilige Kerk, de
i welbeminde Bi-uid van uwen goddelijken Zoon,
i o Maria! wordt miskend in hare regten, hare
i magt wordt tegengesproken en haar invloed,
o zoo rijk aan zegeningen, mot onverschilligheid
u verstooten. De koningen der aarde, indien zij
ie al niet allen vijandig tegen haar gezind zijn,
n weigeren haar toch d(i bescherming en de
n verdediging, die zij voor haar Opperhoofd
g. - en voor hare regten en bezittingen behoeft.
n. Ia vele landen wordt haar de opvoeding en
ig de christelijke onderwijzing der jeugd ont-
;ll trokken; de uitoefening der geestelijke en lig-
30 chamolijke barmhartigheid ontzegd; devereeni-
g. ê^g harer kinderen ineen gemeenschappfilijk
;st leven volgens de volmaaktheid des Evangelies verhinderd of bemoeijelijkt; zelfs do waardige
ifcl verzorging van de godsdienst, de genoegzame
Je. uitdeeling der genademiddelen het noodzake-
üe 'ijk onderhoud harer dienaren worden haar
op lastig gemaakt. Do vrijheid en onafhanke-
oii, rijkheid der Kerk in zaken van godsdienst zijn
en. schier onmogelijk geworden, nadat een ruw geweld, op de wederregtelijkste wijze, de Kerk van haar eigendom en haar grondgebied, den
Bij. Paus van zijne staten en zijne tijdelijke magt
TIENDE DAG.
beroofd heeft. Eu middelerwijl vervalt de wereld al dieper en dieper in onwetendheid en in dw .lingen , en zinkt zij weg in de afgronden der goddeloosheid en der ondeugd.
O maglige Vrouwe! o goedertieren Moeder van Altijddurenden Bijstand! toon thans dat gij de Moeder der Kerk zijt, luister naar de smeekingen van zoovele brave geloovigen, die den hemel een heilig geweld aandoen; zie neder op de zware slagen, welke der Kerk en den Heiligen Vader worden toegebragt; en herinner n alles wat de heilige Kerk in de laatste jaren gedaan, heeft om uwe eer en uwe glorie te bsvorderen. Maak een einde aan den tijd der beproeving-, verkort door uwe alvermogende tuaschenkomst den tjjddeslij-dens en verleen aan Jesus' Kerk en aan onzen Heiligen Vader den Paus dagen van rust en vrede, van vrijheid en volkomen onafhankelijkheid. Beschaam de goddeloozen, verneder de vijanden der Kerk, bekeer de ongelukkiger], die misleid en verdwaald zijn; in eeuwoord, toon dat gij de minnende Moeder der Kerk zijt: dan zult gij in onze oogen een nieuw regt hebben op den titel dien gij draagt en een nieuw regt op onze dankbaarheid, o Moeder van Altijddurenden Bijstand!
164
jSLFDE pAG.
OF
MARIA DE UITDEELSTER DER GENADE.
Mater divinoe gratias, ora pro nobis.
Moeder der goddelijke genade, bid voor ons.
1= PUNT.
,,C3-ocl wil clat alle genaden, clie hü oias verleent, ons cloox' de handen, (dooide beixiidlt;lelina: of' voorspraak) van JNXaria geworden.quot;
U. Alphons. Ueerltjkh. v Maria /. ïloofiUt. F. § 1
Het is eeno waarheid van ons heilig geloof, zegt de H. Alphoasus, (Ibid.) dat de aanroeping der Heiligen niet slechts geoorloofd, maar ook nuttig en heilzaam is. Immers wij weten dat God. terwijl zij nog op aarde leefden, de grootste gunsten en zegeningen om hunne voorspraak of door hunne bemiddeling heeft geschonken aan degenen , voor wie zij baden: en dat hij zijne in den hemel verheerlijkte dienaren beloont, door ons, om hunne
166 ELFDE DA(}.
voorspraak, vele dingon te verloenen. welke wij, om onze onwaardigheid en zondigheid, door ons zelvon niet zouden verwerven. Do Heiligen beminnen ons, omdat wij , hunne nog strijdende broederen op aarde, even als zij, de ledematen van Christus zijn; zij kennen onze ellenden en behoeften en hoeren de smeeldngen, die wij tot hen rigten; zij zijn eindelijk de vrienden Gods en daarom veelvermogend bij hem. Volgaarne geven zij ons blijken van hunne liefde, van hun medelijden met ons en van hunne magt bij God, door hunne gebeden te voegen bij die hunner vereerders, en door hunne tuasehenkomst aan te wenden om ons te doen verkrijgen wat wij door hen aan God vragen. En. wijl dit alles, ofschoon in veel hoogeren graad, van de Moeder van Jesus geldt, is liet zeker dat de aanroeping van Maria allerheilzaamst en allernuttigst moet wezen.
De voorspraak van Maria, zoo horvat de H. Alphonsus (Ibid), is echter niet alleen nuttig en heilzaam, «zij is ook noodzakelijk voor onze zaligheid, noodzakelijk, niet in een volstrekten , maar in een zedelijken zin. En deze noodzakelijkheid vlooit voort uit den heiligen wil van God zelf. Want God wil dat alle ge-
GODS SCUATMEESTEHES 107
naden, welke hij ons verleent, ons door de
handen van Maria toelcomeuquot;..... »En is
het niet ten hoogste natuurliik en billijk, zco gaat de Heilige voort, dat God, om dit verheven schepsel, dat hem gedurende haar leven meer dan alle overige schepselen vereerd en bemind heeft, en dat hij heeft uitverkoren om do Moeder te wezen van zijnen Zoon, ons aller Verlosser, te verheerlijken, wil dat alle genaden welke hij aan de door Jesus bloed vrijgekochte zielen verleent, door de handen van Maria gaan en door haar uitgedeeld worden? Wij erkennen datJesus Christus de eenige Middelaar is volgens de regtvaardigheid. do eenige die door zijne verdiensten ons de genaden en de zaligheid verwerft; maar wij zeggen tevens, dat Maria ouzo Middelares is door genade, en dat. als alles wat zij verkrijgt, door haar verkregen wordt om de verdiensten van Jesus Christus en krachtens haar gebed in den naam van Jesus Christus gedaan, dan toch alle genaden, welke wij vragen, ons door de bemiddeling harer voorspraak verleend worden.''
Dit gevoelen van Maria's teederen en diep-zinnigen minnaar, den H. Alphonsus, zal ons vertrouwen oij de voorspraak en op de kracht
168 ELFDE DAG.
van den Altijddurondon Bijstand van Jesus' Moedor grootelijks vermeerderen, als wij des-zslfs gronden nader overwegen.
God heeft door Maria deu Verlosser Jesus Christus aan de wereld willen geven. Zij is door haar goddelijk Moederschap dn zalige bron geworden, waaruit de genade het eerst ontsprongen is en zich overvloedig over gansch het rnenschdom hoeft uitgestort. Maar nadat God, door de vrijwillige roedewerking van Maria, zijn tnenschgeworden Woord aan ons gegeven heeft, verandert de eenmaal door hem daargestelde orde van zaken niet meer. »Het is dus waar en het zal altijd waar blijven, zegt de grooto Bossuet {Serm. III. pour la féts de llt;i Concept, de la S. V.), dat, nu wij eenmaal het algemeen begin, den oorsprong der genade, door hare bemiddeling ontvangen hebben, wij evenzeer door hare tusschenkomst de verschillende toepassingen der genade in de verschillende toestanden van het Christelijk leven zullen ontvangen. Hare moederliefde, die, gelijk de H. Augustinus zegt, de kinderen der Kerk doet geboren worden. heeft zoo overvloedig toegebragt aan ons heil in het geheim der menschwording, het algemeen begin en de oorsprong aller genade, dat zij da;.,;-
GODS SCHATMEESTEBES. 169
om altijd haar aandeel zal hebben in al de overige werkingen der genade, die niets anders dan de toepassingen zijn dier eerste al-gemeene genade.''
Niets zoo ordelijk, zoo redelijk en zoo billijk, als dat zij die de Moeder is van den Gever der genade, die de bron der genade voor het menschdom ontsloten heeft, ook bet kanaal, blijve , waardoor de genade ons toestroomt en de middelares die za ons toedeelt. God ia de Orde: hij komt niet terug op zijne gaven, en na eens het grootste door Maria gegeven te hebben, zal hij ook het mindere ons doen toekomen door haar. Ach 1 soms worden er Christenen gevonden, die zich verwonderen over de magt, welke de Kerkvaders aan Maria's voorspraak toekennen, en die vragen , hoe dat verstaan moet worden dat de Heilige Maagd zoo magtig is. Beter zou men kunnen vragen, hoe het mogelijk zou zijn, dat zij het niet ware! In de eerste schepping heeft God alles daargesteld met orde en wijze overeenstemming: en men zou als mogelijk kunnen aannemen, dat God in eene tweede schepping te werk gegaan zij zonder overeenstemming en orde! En zou de hoogste waardigheid, aan Maria geschonken, de verheven bediening,
ELFDE DAG.
170
waartoe zij uitverkoren werd. om namelijk Jesus Christus aan de wereld te geven, niet een misverstand, eeno tergende tegenspraak zijn, bijaldien aan die waardigheid en die bediening niet eene even wonderbare magt beantwoordde? En als God niet de kleinste bediening, niet de geringste bestemming aan een wezen geeft, zonder aan hetzelve tevens de magt te verleenen, om die te vervullen of te bereiken, zou het dan mogelijk zijn, dat God aan Maria de hoogste bediening gegeven had, zonder haar de daaraan beantwoordende magt mede te deelen'? Zij had tot bediening om de deelgenoote van Jesus Christus te zijn, en met en door hem het heil der wereld te bewerken, en daarom is de stroom dos heils en der genade geheel door haar gegaan , om zich door haar over de wereld te verspreiden. Hoe zou het dan mogelijk zijn, dat die mag-tige vloed , die de wereld verkwikt en zuivert, van stroom, van loop en van rigting veranderen en geheel buiten haar omstroomen zou? Neen! dat kan onmogelijk. Integendeel, zegt de H. Alphonsus, sedert dat het goddelijke Woord in den schoot van Maria heoft willen wonen, heeft zij eene soort van regtsmagt over alle genaden en over alle gaven de» Hei-igen Geestes verkregen, zoouat niemand eenigo
G0D3 SC1IATMEESTEIÏES. 171
genade ontvangt tenzij door hure bemiddeling. Even als de lijnen , die uit liet middenpunt van een cirkel naar buiten getrokken worden, den omtrek moeten doorsnijden, even zoo kan ons geene genado uit het hart van Jesua Christus, middenpunt aller goede gaven, toekomen, zonder door Maria te gaan. God toch heeft gewild, dat alle gunsten, welke hij ous verleent, ons door hare handen worden toegedeeld.
De heilige Kerk i) eene geheimzinnige voortduring van Christus, die haar leven is; met hem vormen alle geluovigen een geestelijk ligchaam. Hij ia het hoofd, en wij, de ge-loovigen, zijn de ledematen. Do ledematen echter ontvangen een en hetzelfde leven als het hoofd; wijl dan het hoofd, Jesus, door Maria het leven ontvangen heeft, zullen ook wij, de ledematen, het door haar ontvangen.
Uit dit alles volgt duidelijk dat de voorspraak van Maria alvermogend is bij God en dat haar bijstand zich uitstrekt over alle tijden en alle omstandigheden des levens. De' bemiddeling, de voorspraak der andere Heiligen, bepaalt zich bij zekere genaden en zekere personen; die van Maria omvaL alles: haar bijstand strekt zich uit over alle plaatsen en alle tijden en alle personen, en door hare
ELFDE DAG.
172
tusschenkomst kunnen wij alle mogelijke zegeningen verwerven en bevrijd worden van alle ons drukkende kwalen en kwellingen. Zij is de algemeene Patrones der Christenen, de Moeder van Altijddurenden Bijstand voor alle kinderen van Jesus, en God heeft haar een moederhart gegeven, dat aan hare bediening beantwoordt en door zijne teederheid de ge-heele wereld kan omvatten. Gelijk hij aller Vader is, zoo is zij aller Moeder! En welk eene Moeder! »Want hare genadenvolheid is f.oodanig, zegt de H. Thomas (Opusc. Fill.), dat zij niet alleen voor haar zelve vol is van genade, maar deze ook over alle monsohen kan uitstorten. Voorzeker, zoo gaat de engelachtige Leeraar voort, het is iets groots voor andere Heiligen zoovele genaden te hebben ontvangen , als er noodig zijn om meerdere menschen te redden; maar het is veel grooter er zoovele te bezitten, als er noodig zijn voor het heil der gansche wereld, en deze genadenvolheid wordt gevonden in Christus en in de Heilige Maagd, (in Christus als in de bron, in Maria als in de vergaderplaats dor genade); want in alle gevaar kunt gij het heil, in allen strijd bescherming bij haar vinden. Daarom zegt die glorierijke Maagd van haar zelve: »In mij is alle hoop des levens en der deugd.quot;
GODS SCHATMEESTÏRES. 173
«Overweegt dan wel, zegt de H. Alphonsus, de woorden van den H. Bernardus (De A quad.) aanhalende, hoe God de Heer wil, dat wij onze Koningin met de meeste teederheid en devotie vereeren, door altijd vertrouwend tot. hare bescherming onze toevlugt te nemen; en hoe hij in haar de volheid aller goede gaven heeft weggelegd, opdat wij zouden erkennen, dat wij alle hoop. alle genade, alle heil, welke in ons zijn, door de handen van Maria hebben ontvangen.'' (Heerlijlcli. V. 31.. I. Hoofdst. V. § 1.)
IIC PUNT.
quot;Wij lei in 110ri en moeten vertronwend ons tot IVJa-riii, cle jVXoeoex^ van ^.1-tijcldxaren.deii Bijstand., wencien. en. liaar alle genaden vragen.
God heeft besloten dat alle genaden en zegeningen ons door de bemiddeling van Maria zouden geworden, en zoo krachtig is hare voorspraak, dat de Almagtige nooit iets aan hare gebeden zal weigeren. Wijl zij daarenboven ons bemint meer dan eene moeder hare kinderea, en zij allervurigst verlangt ons hare bescherming en haren Altijddurenden Bijstand te verleenen, kunnen en moeten wjj met een
ELFDE DAfl.
174
kinderlijk vertrouwen ons wenden tot haar,^ om door hare tuaschenkomst de genaden tel verwerven welke wij behoeven.' Dat vertrou-' wen kunnen wij niet beter in ons opwekken dan door te overwegen, hoe de heilige Kerk zelve, én door de titels welke zij aan Maria Fjeeft, én door de Schriftuurplaatsen welke zij in hare openbare gebeden op de Moeder des Heeren toepast, ons aanzet om alle genaden van de bemiddeling van Maria te verwachten en om in alle omstandigheden tot haar onze toevlugt te nemen. Zoo begroet zij de Moeder van Jesus in de Litanie van Lorette als shet heil der kranken,quot; als ade toevlugt der zondaren,quot; als sde Bijstand der Christenen,''en in het Kerkelijk gebed Salve Kegina als «onze hoop en ons leven.quot; De heilige Kerk wil daarenboven , gelijk de H. Alphonsus opmerkt {Reer-Vjlch. v. M. 1. Hoofdsi. V. § 1. en II Leerrede 11. ov. de Geboorte v. 31.). dat wij, in de getijden voor de feesten dor Heilige Maagd, Maria begroeten als nhet voorwerp onzer hoop,quot; als igt;de bron der genade,quot; en als ihet onderpand onzer zaligheid.quot; Immers zij past op Maria toe deze woorden der H. Schriftuur:'' In mij is alle hoop des levens en der deugd; j des levens,quot; zegt de H. Alphonsus, omdat wij het leven der genade hier op lt;iarde en der glorie
GODS SCHATMEESTERES. i ' ö
in den komel door Maria liopen te verkrijgen; »der deugd,quot; zoo gaat de Heilige voort, omdat het door Maria is, dat vfij do deugden verkrijgen... Want door hare voorspraak verwerft zij voor hare dienaren de gaven der goddelijke liefde en der heilige vrees, het licht des hemels en het heilig vertrouwen, volgens deze woorden: »Ik ben de Moeder der schoone liefde, en der vreeze, en der kennis, en der heilige hoop.'' En deze andere schriftuurplaatsen worden eveneens door de Kerk op Maria toegepast: »In mij is alle genade des levens en der waarheid;'' »wie mij vindt zal het leven vinden en de zaligheid putten bij den Heer.quot; Doch hoe moet dat verstaan worden, wanneer de Kerk Maria begroet als onze zaligheid, onze toevlugt en ons leven? Voorzeker niet in den strengen en eigen zin dar woorden, alsof Maria dat alles in werkelijkheid ware. Want daar kan geen andere grondslag gelegd worden dan die gelegd is, Christus Jesua: hij en hij alleen is onze zaligheid: want buiten hem is den menschen geen heil gegeven; hij alleen is onze toevlugt en onze verzoening bij den eeuwigen Vader; hij alleen is ook ons leven. En als dan toch de heilige Kerk diezelfde titels aan Maria geeft, is het duidelijk, dat zij niet in deu eigenlijken
ELFDE DAG.
en strengen zin verstaan moeten worden, maar alleen in zoo verre op Maria toepasseljjk zijn, als zij, de Moeder des Heeren, volgens den wil en het raadsbesluit van God, het kanaal is, waardoor de zaligheid, de verzoening en het leven, welke in Jesus Christus als in derzel-ver eigene bron ontspringen, ons toevloeijen. Zjj is het middel, het werktuig, waarvan God zich bedienen wil, om ons zijne genaden te doen geworden. Ziedaar het gevoelen der H. Kerk, en dit gevoelen is zoo duidelijk, dat', gelijk de H. Alphonsus opmerkt {II. Leerrede ov. de Geboorte v. Mar.), de H. Bernardus met regt kan zeggen (Epist. 174), dat Maria de algemeene middelares is onzer zaligheid. Van daar ook dat de Heilige Vaders en Kerkleeraars zoo herhaaldelijk betuigen, dat wij alles door Maria kunnen erlangen en dat de maat harer magt is geene maat te kennen. Onze Moeder is alvermogend, almagtig in haren bijstand, niet door eene haar aangeboren al-magt, maar door een haar medegedeeld alvermogen; zij is almagtig, niet door natuur' maar door genade, niet door hare opperheerschappij, maar door hare smeeking en hare voorspraak.
Hoe vertrouwend kunnen wij dan opzien tot Maria en tot haar ons wenden in onze zoo
176
GODS SCHATMEBSTEHE8.
veelzijdige noodwendigheden! Neen! zjj zal ons niet verstooten, niet weigeren ons aan te booren. maar ons genaden, uitkomst en zegepraal doen vinden, als wij baar aanroepen in onze kwellingen en bekoringen, in onze angsten en bitterheden. Alle verdiensten van Jesus, alle schatten van Gods barmhartigheid zijn in hare handen neergelegd en maken haar tot eene Moeder van Altijddurenden liijstand voor allen die haar smeeken, op hare voorspraak vertrouwen en tot haar hunne toevlugt nemen, om door haar tot Jesus te komen.
GEBED.
quot;
0 gezegende Maagd en Moeder van Altjjd-durenden Bijstand! Middelares en Voorspreekster der menschen bij God! gewaardig u neder te zien op mijne diepe ellenden en oen einde te stellen aan de geestelijke armoede mijner ziel. Gij kent mij, o Moeder! en den toestand waarin ik mij bevind. Gij weet hoe arm ik ben aan genaden en hoe verstoken van deugden ; gij weet hoe traag en weinig edelmoedig ik ben in de dienst van God en in de verloochening van mij zeiven, en dagelijks ziet gjj mijne zwakheid in den strijd des levens 78 8.,
177
ELFDE DAG.
178
en in de bekoringen. Wat zal er van mij geworden, indien gij, o Moeder van Altijd-durenden Bijstand! mij uwe bescherming niet verleent? Moet ik niet vreezen dat ik nog verder afdwalen en nog dieper vallen zal. Maar kan ik nog hopen dat gij mij genaden en krachten zult mededeelen om aan mijne vijanden te weerstaan, nadat ik zoo lang de genade misbruikt of althans niet genoegzaam benuttigd heb? Doch neen! ik zal den moed niet verliezen, omdat ik weet dat gij, o Moeder mij kunt bijstaan en redden. Gij zijt vol van genade en rijk aan alle hemelsche gaven; al de schatten van Jesus' verdiensten zijn u toevertrouwd, opdat gij daarover naar welgevallen zoudt beschikken. U, Moeder der goddelijke genade! bid ik dan om bijstand en kracht, opdat ik voortaan vuriger moge wezen in de bestrijding van mij zeiven en in de overwinning mijner driften. U vraag ik de genade om voortaan ijveriger te wezen in de beoefening van liet gebed. U smeek ik om nederigheid, om zachtmoedigheid en geduld, om de gave dor kuischheid en der naastenliefde, en om al de andere deugden, welke ik beoefenen moet in den levensstaat, waarin God mij geplaatst heeft, Vooral echter vraag ik u, dat gij mijner indachlig wilt wezen in
QOUS SCDATHEESTKEES.
179
mijue belcoringen en kwellingen; want zonder uwen bijstand moet ik daaronder bezwijken. Zeker, ik weet dat de gaven, welke ik u afsmeek, kostbaar zijn en dat ik ze niet verdien ; maar gij zult ze verdienen voor mij door ze vóór mij te vragen. En dit beloof ik u, o magtige Vrouwe! dat ik in de toekomst mij vuriger aan uwe voorspraak zal aanbevelen dan ik dat vroeger gedaan heb, en dat ik dagelijks u de genaden zal afsmeeken, welke ik dagelijks noodig heb. Help mij dit voornemen ten uitvoer brengen, o Moeder van Altijddurenden Bijstand! opdat ik voortaan uw waardig kind en Jesus' getrouwe dienaar blijve. Amen.
JWAALFDE pAG.
HET LEVEN DOOR DE VROUW
OF
HET GEESTELIJK LEVEN DER ZIEL WORDT ONS DOOR MARIA'S BEMIDDELING GEGEVEN.
Salve Regina, vita nostra, salve!
Wees gegroet, Koningin! wees gegroet, ons leven ! v
Iquot; PUNT.
De bemiddeli ng van jVEavi i bezorgt dei-ziel tie ^en^cle der roeping en der regtvaardiging.
In onze voorgaande beschouwingen hebben wij erkend, dat Jesus Christus, de bron aller genade, door de tusschenkomst en de vrije medewerking van Maria, aan de wereld gegeven is, en daaruit hebben wij besloten, dat de Moeder des Heeren altoos haar aandeel hebben zal aan elke werking en toepassing de? genade. De godgeleerdheid onderscheidt eene drievoudige hoofdwerking in de genade van Christus: God roept ons. God regtvaardigt ons, God geeft ons door zjjne genade de
HET LEVEN DOOB DE VROUW. 181
volharding' toi het einde toe. Aan deze drievoudige toepassing van Jesus' bloed heeft Maria haar moederlijk aandeel, gelijk duidelijk blijkt uit verschillende feiten van haar leven i jn het heilig Evangelie vermeld.
De genade der roeping wordt ons aangeduid door de liefdevolle wijze, waarop Jesus zijnen Voorlooper Joannes voorkomt en verlicht, terwijl de regtvaardiging ons beteekend wordt door de zuivering des H. Joannes van de erfzonde. Joannes in den schoot zijner Moeder Elizabeth ia het beeld van den zondaar, die door de genade tot de bekeering geroepen en van zijne zonden gezuiverd wordt. iNadat de allerheiligste Maagd, aldus spreekt de II Alphonsus {Leerrede over het Bezoek v. Maria) door den aartsengel Gabriel vernomen had, dat hare nicht Elizabeth een en zoon had ontvangen, deed de Heilige Geest haar inwendig err kennen, dat het in haren zuiveren schoot menschgeworden Woord wilde beginnen der wereld de rijkdommen zijner barmhartigheid te openbaren, door zijne eerste genaden over geheel dat huisgezin (van Zacharias) uit te storten.quot; Het werd haar als eene behoefte, de genade, het heil, in haar weggelegd, aan anderen mede te deelen; zij erkende dat de Zoon des Allerkoogsten haar Zoon geworden
y WAALFDE pAG.
OF
HET GEESTELIJK LEVEN DER ZIEL WORDT ONS DOOR MARIA'S BEMIDDELING GEGEVEN.
Salve Rogina, vita nostra, salve!
Wees gegroet, Koningin! wees gegroet, ons leven! v
Ie PUNT.
De beraiclclelinjï van Maria bezorgt der ziel de genfide rier roeping en. der regtvaardiging.
In onze voorgaande beschouwingen hebben wij erkend, dat Jesus Christus, de bron aller genade, door de tusschenkomst en de vrije medewerking van Maria, aan de wereld gegeven is, en daaruit hebben wij besloten, dat de Moeder des Heeren altoos haar aandeel hebben zal aan elke werking en toepassing der genade. De godgeleerdheid onderscheidt eene drievoudige hoofdwerking in de genade van Christus: God roept ons, God regtvaardigt ons, God geefc ons door zjjne genade de
HET LEVEN DOOR DK VROUW. 181
volharding tol het einde toe. Aan deze drievoudige toepassing van Jesus' bloed heeft Maria haar moederlijk aandeel, gelijk duidelijk blijkt uit verschillende feiten van haar leven gt; jn het heilig Evangelie vermeld.
De genade der roeping wordt ons aangeduid door de liefdevolle wijze, waarop Jesus zijnen Voorlooper Joannes voorkomt en verlicht, terwijl de regtvaardiging ons beteekend wordt door de zuivering des H. Joannes van de erfzonde. Joannes in den schoot zijner Moeder Elizabeth is het beeld van den zondaar, die door de genade tot de bekeering geroepen en van zijne zonden gezuiverd wordt. «Nadat de allerheiligste Maagd, aldus spreekt de H A-lphonsus (Leerrede over het Besoelt v. Maria) door den aartsengel Gabriel vernomen had, dat hare nicht Elizabeth eenen zoon had ontvangen. deed de Heilige Geest haar inwendig err kennen, dat het in haren zuiveren schoot menschgeworden Woord wilde beginnen der wereld de rijkdommen zijner barmhartigheid te openbaren, door zijne eerste genaden over geheel dat huisgezin (van Zacharias) uit te storten.quot; Het werd haar als eene behoefte, de genade, het heil, in haar weggelegd, aan anderen mede te deelen; zij erkende dat de Zoon des Allerhoogsten haar Zoon geworden
TWAALFDE DAG.
was om de zondaren te redden en zalig te maken. En dadelijk, zoo hervat de H. Al-phonsus', verliet zij de rust van het beschouwend leven, waarop zij zich altijd had toegelegd , en verwijderde zich met spoed van hare geliefde eenzaamheid, om zich naar Elizabeth te begeven. De liefde verdraagt alles, zij kent geen dralen of toeven, en daarom ving de teedere en jeugdige Maagd, door de liefde des H. Geestes gedreven, de reis aan, zonder om do daaraan verbonden vermoeije-nissen en bezwaren zich te bekommeren.
Het menschgeworden Woord des Vaders rust in Maria's maagdelijken schoot en wil zijn toekomstigen Voorlooper Joannes gaan verlichten, en doet ons daardoor begrijpen, hoe, door de tusschenkomst van Maria, de zondaren door de genade geroepen worden. Joannes is hier in de duisternis van den moederlijken schoot besloten, gelijk do zondaren in den stikdonkeren nacht en de duisternissen der boosheid begraven zijn. Joannes, aldus bemerkt de diepzinnige Bossuet, wiens gedachten wij hier volgen, {111. ' Sermon pour la Concept, de Marie.) kan in dien toestand noch iets zien, noch iets hooren; ook de zondaar is met geestelijke doofheid en geestelijke blindheid geslagen; hij is blind voor de hei-
181
HET LEVEN DOOR DE VEODW. 183
der glanzende waarheid des Evangelies en doof voor de zoo vreesselijke bedreigingen des Hoeren. Jesus komt tot don zondaar Joannes, zonder door hem geroepen te zijn; hij voorkomt hem uit liefde en goedertierenheid ; hij spreekt tot zijn hart; hij doet dat gevoelloos en slapende hart, om zoo te zeggen, ontwaken. Hoe vaak worden ook de zondaren, wanneer zij het minste aan God denken, door eene geheime genadewerking des Heiligen Geestes voorkomen en getroffen? Hoe wordt soms hun geest eensklaps door een hemelsch licht bestraald te midden der duisternis waarin zij zich verbergen? Hoe weet God zijne stem tot in het diepste van hun hart te doen ingaan? Ja, in waarheid. God roept den zondaar tot boetvaardigheid en bekeering, terwijl de zondaar, in plaats van God te zoeken, zich van hem verwijdert. Hij boezemt den zondaar eene geheime walging in van datgene, wat zijne booze lusten voldoet , en doet hem te midden zijner vermaken menige bitterheid en teleurstelling vindon, opdat hij het verlies van zijn vroegeren vrede betreure en tot do boetvaardigheid weder-keere.
Vergeten wij echter niet, dat Jesus zijnen Voorlooper voorkomt door bemiddeling van
TWAALFDE DAG.
Maria: zij, zijne maagdelijke Moeder, draagt hem in haren zuiveren schoot, door haar verlicht en bezoekt hij Joannes. Geen wonder! door Maria's tusschenkomst is Jesus in de wereld gekomen; door hare medewerking is de bron aller genade aan liet tnenschdom gegeven; daarom heeft zij ook haar aandeel aan de uitstorting der uit die eerste genade voortvloeijende gunsten; daarom is het door hare bemiddeling dat Jesus Joannes voorkomt. Ten allen tijde blijft Maria dat aandeel aan de werkingen der genade behouden, en dientengevolge is het door de bemiddeling harer voorspraak en door haren moederlijken en Altijddurenden Bijstand , dat de zondaar door de genade voorkomen en tot bekeering en boetvaardigheid geroepen wordt. De genade bepaalt zich echter niet bij het voorkomen en het roepen van den zondaar, zij regtvaardigt hem; en ook aan deze werking der genade, aan de regtvaardiging des zondaars, heeft Maria een wezenlijk aandeel, gelijk de heiliging van Joannes in den schoot zijner moeder uidelijk bewijst.
Het Evangelie verhaalt ons, dat Maria oohaast zij het huis van Zacharias was bin-engetreden, hare nicht Elizabeth groette: n zóó krachtig was die groetenis, dat op
184
IIKÏ LEVI3N DOOR ÜE VRODW. 185
hetzelfde oogenblik de moeder en het kind geheiligd werden. Want zoodra de stem van Maria in het oor van Elizabeth weerklonken had, werd deze vervuld en verlicht door den Heiligen Geest, erkende een God in den maagdelijken schoot harer nicht en riep uit met een gevoel van bewondering en nederige dankbaarheid: Van waar mij dit geluk dat de Moeder des Heeren tot mij komt? Daarop verkondigde zij den lof van Maria: Gezegend zijt gij onder de vrojwen. en gezegend is de vrucht die gij draagt in uwen schoot. Voorzeker zal in u vervuld worden alles wat de Engel u voorspeld heeft, want gij zijt getrouw bevonden, o Maria! on zalig zijt gij omdat gij geloofd hebt.
Middelerwijl wordt een ander geheim voltrokken. doordien het menschgeworden Woord zijne genade uitstort over Joannes: en hier moeten wij vooral het aandeel opmerken, dat Maria hoeft aan do regtvaardigiug en de heiliging van Joannes, die. als met de erf-smet nog bezoedeld en daarom zondig zijnde» hier het beeld is aller zondaren. Het Evangelie is uitdrukkelijk omtrent de medewerking en de deelneming van Maria aan dit groote geheim. nZoohaast de stem uwer groetenis iu mijne ooren heeft weerklonken, aldus spreekt
TWAALFDE DAG.
Elizabeth, is hot kind van vreugde opgesprongen in mijn ligcliaam.quot; De Kerkleeraars erkennen eenparig, dat Joannes van vreugde opspring1; , omdat hij, door de geheimzinnige werking van den verborgen Jesus, gezuiverd wordt van de erfzonde. Maar de genade van Jesus stroomt tot hem door de medewerking van Maria. Het is Jesus, de bron aller genade, door wien Joannes wordt gezuiverd en geheiligd; maar Jesus, die tot Joannes door Maria gekomen is, doet op de stem harer groetenis zijne genade in den Voorlooper nederdalen. Maria zelve is dus niet de genade, welke den zondaar heiligt en regtvaardig maakt; zij zelve is niet de bron dor genade; want Jesus Christus, hij alleen, is ons heil en onze verzoening bij den Vader; maar ofschoon Maria noch de genade, noch de bron der genade is, is zij toch, volgens het woord van den H. Bernardus en den H. Alphonsus, het tanaal, waardoor de genade den mensch toevloeit. Jesus is de eenige bron!, maar door Maria komen de genaden van Jesus tot ons: op de stem liarer groetenis springt het kind op van vreugde, omdat het op hare stem wordt gezuiverd van de erfzonde.
liet is duidelijk dat de tegenwoordigheid van Maria niet vereischt werd om Joannes te
186
HET LEVEN DOOK DE VItOUW. 187
zuiveren: de kracht Gods alleen was daartoe voldoende, want Jesus is de bron aller heiliging. Maar God -wilde haar voor dat groote werk als tusschenpersoon gebruiken, wilde zich van hare bemiddeling bedienen, wilde dat op de stem van Maria's groetenis het kind geheiligd zou worden, omdat hij in de aanbiddelijke raadsbesluiten zijner eeuwige wijsheid had vastgesteld, dat de Moeder des Verlossers haar aandeel zou hebb an aan het verlossingswerk van het mensohdom; niet in dien zin alsof zij ons werkelijk verlossen zoude of konde, maar omdat zij de verdiensten van het leven, het lijden en den dood van Christus, den eenigen Verlosser en Middelaar, aan ons zou toepassen: zij is de bewaardster en uitdeelster der hemelsche schatten van genade en barmhartigheid, welke Jesus Christus heeft verworven. Dusdanig is de orde des heils door God vastgesteld.
Te regt zegt daarom de H. Alphonsus [Leerr. ov. het bezoelc van Maria): ilndien de eerste vruchten der Verlossing alle door de handen van Maria gegaan zijn, en indien zij het kanaal was waardoor de genade werd medegedeeld aan Joannes den Dooper, de Heilige Geest aan Elisabeth, de gaaf der profetie aan Zacharias, en zoo»ele andere zegeningen over
TWAALFDE DAG.
geheel deze familie werden uitgestort, welke genaden, voor zoo verre wij weten, de eerste zijn, die op aarde door het eeuwige Woord na zijne menschwording geschonken zijn geworden; dan is het wel billijk te gelooven, dat God, van toen af aan, Mari i had aan-ge teld als het algemeene kanaal, waardoor voortaan alle genaden, welke de Heer ons verleenen wil, ons moeten toevloeijen.quot;
Hieruit volgt nu duidelijk, dat de zondaar, wie hij ook zijn moge, wil hij tot bekeering komen en van zijne zonden gezuiverd en ge-regtvaardigd worden, met het grootste vertrouwen zijne toevlugt moet nemen tot haar, door wie de Heer besloten heeft zijne genaden aan de menschen uit te deelen. En moet ik zelf niet bekennen voor God en mijn geweten, dat ik daarom juist in staat van zonde gedurende langen lijd heb voortgeleefd . omdat ik de genade van Jeans niet zocht door Maria, die er do uitdeelster van is. Volgen wij dan de vermaning van den H. Alphonsus. en lal en wij, indien we eenige genade vannoodehebben, ons wei den tot de Moeder Gods. die, omdat zij genade gevonden heeft bij God, en altijd de genade zal vinden, ongetwijfeld voor hare dienaren verkrijgen zal wat zij vraagt.
188
HET LEVEN DOOK DE VROUW.
189
11= PUNT.
De bemiddelina; van ÜVTïtri.a bevestigt de Kiel in. tie genade en. bezorgt liaar de save der volharding.
Het is niet genoeg dat de ziel eenmaal de regtvaardiging of de heiligmakende genade verkregen hebbe, zij moet in dat geestelijke leven bevestigd worden. dat leven moet worden onderbonden en vermeerderd. Die vermeerdering nu der genade, de bevestig;.ug der ziel in de genade, die tweede regtvaardiging, wordt, oven als de eerste , door Maria's bemiddeling aan de ziel geschonken, gelijk duidelijk blijkt uit hetgene ter bruiloft te Cana in Oalilea geschiedde. — Het Evangelie verhaalt hoe Jesus daar het water in wijn verander e en besluit het verhaal dier gebeurtenis mot deze woorden: «Dit begin der wonderen maakte Jesus te Cana in Galilea en hj openbaarde zijne heerlijkheid, en zjjne leerlingen geloofden in hem.quot; De Apostelen waren reeds geroepen en geregtvaardigd en geloofden reeds jn Christus, als den Messias; nu echter worden zij gesterkt en bevestigd in hun geloof, en daardoor tevens in de genade , door de bemiddeling van Maria. Maria toch had in
TW ALFDE DAG.
19u
waarlieid haar aandeel aan dit groote werk. Immers het is duidelijk uit het Evangelisch verhaal, dat het mirakel te Cana, waardoor het geloof der Apostelen versterkt en bevestigd werd, het gevolg was van het vertrouwen, de liefde en het gebed van Maria. Toen zij haar verlangen aan haren goddelijken Zoon door dit eenvoudige woord: gt;Zij hebben geen wijn,quot; deed kennen, scheen Jesus door zijne geheimzinnige woorden haar af te wijzen. Doch hoe weigerachtig het antwoord van Jesus ook ware, Maria vertrouwde, en was overtuigd, dat hare bede niet zou worden verworpen. Zij kende al de duistere wegen, waarlangs God somwijlen de zielen voert, zij wist dat Gods vindingrijke en altoos heiligende liefde de getrouwste dienaars en dienaressen des Heeren vaak op vreemde wijze beproeft, en dat God soms uitstelt, of schijnbaar weigert ons te verleenen wat wij hem vragen, opdat wij, door de nederigheid onzer smeekingen en ons volhardend vertrouwen, hem een heilig geweld aandoen en daardoor alles verkrijgen zouden wat wij begeeren. Het vertrouwen van Maria werd ook niet beschaamd gemaakt en hare verwachting niet teleurgesteld: het eerste mirakel van Jesus werd om harentwille en alleen op haar verlangen gedaan; want
HET LEVEN DOOK DE VROUW. 191
Jesus doecl het, niet om iu ceno dringsnJe behoefte te voorzien, maar alleen omdat Maria zulks van zijne almagt en goedheid begeerde en verwachtte. En deze verandering van water iu wijn werd dadelijk gevolgd door de versterking en de bevestiging van het geloof dor Apostelen, treffend beeld van de vermeerdering der heiligmakeude genade in de reeds geregtvaardigden. Ongetwijfeld heeft do Heilige Geest ons door deze gebeurtenis te kennen willen geven, wat da H. Augustinua {De S. Virginü. n. G.) reeds hoeft opgemerkt, toen hij dit geheim uitlegde: ïdat Maria, ala naar het vleesch de Moeder zijnde van ona hoofd Christus, naar den geest de Moeder heeft moeten zijn van al zijne ledematen, door in hare liefde mede te werken tot de geestelijke geboorte der kinderen Gods in de Kerk;quot; en dat leven, hun door hare bemiddeling medegedeeld, voedt, onderhoudt, en bevestigt zij door de vermeerdering der heiligmakende genade, welke vermeerdering ona te Cana wordt aangeduid door de versterking en de bevestiging van het geloof der reeda geregt-vaardigde Apostelen.
Hoe moet hier ons vertrouwen stijgen op de kracht en het vermogen van Maria's bemiddeling! Wat toch zal zij niet kunnen verkrijgen.
TWAALFDE DAG.
deze wonderbare Moeder, aan wie Jesus alles verleent wat zij verlangt, zelfs dan wanneer hij Irire bede schijnt te verwerpen? En wat zal hij haar niet vcrleenen, nu do tijd harer verheerlijking door en met hem gekomen is, als hij, volgens de opmerking van den H. Joannes Chysostomus, ten gunste van haar den tijd zijner openbaring heeft willen vervroegen? Met hoe groot een vertrouwen moeten wg dan ons wenden tot haar, die, gelijk de H. Al-phonsus zegt, [Beerl. v. Mar. 1. Hoofdst. II. § 1.) al haren dienaren het leven der genade en de glorie des hemels doet verkrijgen, en door wie ten allen tijde de zondaren de vergiffenis en de regtvaardigen de volharding zullen vinden.
«Deze eindelijke volharding, zegt de H. Al-phonsus, (Ileerl. v. Mar. I. Hoofdst. II. § 2.) is eene gave Gods en eene zoo groote gave, dat ZÜ gt; gelijk de Kerkvergadering van Trente verklaard heeft, eene loutere genade ia, wslke door ons niet verdiend kan worden; maar men verkrijgt ze altijd van God, gelijk de H. Au-gustinus leert, als men ze hem vraagt, en. volgens de bemerking van Pater Suarez, verkrijgt men ze onfeilbaar, als men zorg draagt ze te vragen tot aan het einde des levens; want, zegt Bellarminus, de volharding moet dagelijks gevraagd worden, om dagelijks io
192
HET r.EVEN' DOOI! DE VROUW. 193
worden verkregen. Maar indien het nu waar ; is, gelijk ik het, volgens het tegenwoordig algemeen gevoelen der godgeleerden, voor waar boude, dat alle genaden, welke God ons verleent , ons door da handen van Maria worden toegedeeld, dan zal het evenzeer waar zijnt dat wij de zoo voortreffelijke genade der volharding niet kunnen verhopen en niet anders kunnen verkrijgen, dan door de bemiddeling van Maria. En inderdaad, wij zullen ze ongetwijfeld verkrijgen, als wij ze haar ten allen tijde met vertrouwen vragen; die genade is de belooning, welke zij belooft aan allen die haar in dit leven getrouw dienen: uZij die ia mij (in mijnen naam) handelen, zullen niet zondigen; zij die mij verheerlijken, zullen het eeuwige leven hebben.quot; [Eccli XIXX. 30.) Aldus doet de Heilige Kerk haar spreken. Het Evangelie geeft ons duidelijk te verstaan, dat Maria haar aandeel heeft ook aan deze allergrootste genade. De H. Joannes, de leerling der liefde, die het toonbeeld is en de vertegenwoordiger van alle verlosten eu inzonderheid van alle kinderen van barmhartigheid en genade, van aanneming en eeuwige voorbeschikking, van allen, die tot het einde toe Jesus volgen en bij Jesus volharden, ia op den Calvarieberg de getuige van het lijden en don 78 9
TWAALFDE DAG.
dood des Verlossers, tot wien Mj, na eerst de vlugt te hebben genomen, wederkeert, dien hij volgt tot het kruis en dien hij getrouw blijft tot den dood, terwijl de andere leerlingen nog steeds door bange vlugt van hem verwijderd zijn. Maar Joannes is er niet alleen: met Maria is hij op den strafheuvel der vervloeking gekomen; met Maria blijft hij standvastig staan onder het kruis. Door haar voorbeeld, door haar gebed, door de verdiensten van haar lijden ontvangt hij de genade om Jesus tot in den dood getrouw te biijven, om zich in den geest met Jesus aan het kruis te hechten en door zijn medelijden en zyne liefde geestelijker wijze met hem te sterven. Opdat hij blijve wat hij is, beveelt Jesus hom aan zijne Moeder Maria en geeft hem aan haar tot zoon, terwijl Maria aan Joannes tot Moeder gegeven wordt. Gelijk Joannes het kostbare pand, hem door den stervenden Verlosser gegeven en toevertrouwd, bewaart, evenzoo bewaart Maria haren aangenomen zoon.
Indien ook wij aan Jesus getrouw willen zijn en in Jesus' liefde tot onzen dood willen volharden, moeten wij zorgen dat we steeds in het gezelschap en de liefde van Maria blijven, om door haar in de genade van Jesus te volharden en eens in zijne liefde te stervjn.
194
HET LEVEN DOOR IjE '•ROUW. 195
De getrouwheid aan haar zal een waarborg zijn onzer getrouwheid aan Jesus, en de liefde tot haar een onderpand van de voortduring onzer liefde tot haren goddelijken zoon. Door haren Altijddurenden Bijstand zal zij het leven der genade in onze ziel bewaren, ons de kracht verwerven om aan al onze vijanden to weerstaan , ons doen heerschen over al de driften van ons hart en al de zintuigen, van ons lig-chaam, en ons versieren met al de deugden, welke Jesus in onze ziel verlangt. Als eenige voorwaarde daartoe vraagt zij dat wij haar niet vergeten, maar dagelijks ons aan hare voorspraak en haren Altijddurenden Bijstand aanbevelen. Zoo zal zij voor ons de Moeder der heilige volharding worden.
GEBED.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand, uitdeelster aller genaden en barmhartigheden Gods en Moeder der geroepenen, der geregt-vaardigden en der volhardenden! met een kinderlijk vertrouwen en met eene allergrootste geestelijke vurigheid kom ik mij aan uwe bescherming aanbevelen. Thans begrijp en erken ik regt duidelijk, dat, als ik tot u mijne toevlugt neem, gij mij uwe voorspraak en
TWAALFDE DAÜ.
196
uwen Bijstand niet zult weigeren, en dat die voorspraak en die Bijstand mij alle genaden zullen doen vinden. Acli! dat ik vroeger die troostende waarheid niet genoeg gekend, of althans niet volgens dezelve gehandeld heb! Want daarom alleen ben ik weleer zoo vaak in zonden gevallen, omdat ik mijne kracht niet zocht in uwe moederlijke voorspraak en bescherming. Eindelijk echter ben ik wedergekeerd tot u, o Moeder! en door u tot uwen goddelijken Zoon. En als dit geluk mij geworden is, heb ik het alleen te danken aan uwe goedheid ; want terw^l ik u vergat, bleeft gij denken aan mij. En als df genade mij zoo krachtig riep en zoo dringend uitr.oodig-de, dat ik toch de dwaalwegen der zonde en der geestelijke traagheid verlaten en tot God wederkeeren zou, dan waart gij het, o Moeder! die mij deze onverdiende genade door uwe voorspraak bij Jesua verwierft. Door uwen Bijstand gesterkt, mogtik, gelijk ik vertrouw, eene goede biecht spreken, er was vreugde in den hemel over mijne bekeering: mijne ziel was geregtvaardigd voor God! En dit moet ik thans u zeggen en mot een gevoel van diepe dankbaarheid erkennen: toen de parel mijner ziel eens uit het slijk der zonde opgehaald en in Jesus' bloed gezuiverd was.
HET I.KVEN DOOR DE VROUW. 197
hebt gij mij, door uwen Altijddvirenden Bijstand, zoo krachtig ondersteund tegen mijne vijanden, dat ik haar rein heb mogen bewaren. Doch de strijd, o Moeder! is nog niet ten einde en talrijke gevaren bedreigen en omgeven mij: elke dag kan mij zien bezwijken, elk uur kan getuige worden mijner diepe zwakheid. Doch wanhopen zal ik niet, omdat ik reken op uwen Altijddurenden Bijstand. Want uw kind verlaten kunt gij niet, en zoovele bewijzen uwer magt en goedheid hebt gij mij in het verledene gegeven, dat ik. ondanks mijne zwakheid, durf vertrouwen, dat ik door uwe voorspraak, waaraan God niets weigeren kan. en door uwe bemiddeling, waardoor wij Gods genaden moeten verwerven, in de toekomst aan Jesus'liefde getrouw zal blijven. Uw Altijddurende Bijstand, o Moeder! moet mij redden, mij de genade der volharding bezorgen en, na den strijd dezes levens, mij voor eeuwig gelukkig maken in den hemel. Amen.
pEKTIEN.DE pAG.
OF
MARIA VEBGEMAICKELI.IKT ONS DOOIÏ HAREN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND DE PELGRIMSREIS DEZES LEVENS.
Ad to clamatnus exules, filii Evoa.
Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva.
Maria's -A II i jd(111 ronde Bijstancl be-zoicut ons eene veilige reis.
's Menschen leven op aarde is eene kortere of langere reis, die begint aan de wieg en eindigt aan het graf. Aan het einde van den weg dezes aardschen levens hegint do eeuwigheid, verschijnt do hemel, ons eenig en waarachtig vaderland. Het leven, 't moge voorspoedig zijn of onvoorspoedig, smartelijk of gelukkig, is voor elkeen de togt door eene woestijn, door het tranendal dezer wereld. Zoolang wij op aarde zijn, hebben wij hier beneden geene vaste stad, geene blijvende
DE LEIDSVROUW DER njLLISGEN. 199
woonplaats; wc ziin pelgrims, zwervers en reizigers, van den lieer verwijderd en eene toekomstige woonplaats zoekend. Dikwijls echter loopen wij gevaar af te dwalen van den regten weg der waarheid, stil te ftaiin op onzen weg en den weg zelven als het doel onzer reis te beschouwen. Daarom do'.t de Heilige Kerk ons Maria bidden met deze woordenTot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva; tot « verzuchten zij, treurend en weenend in dit tranendal.quot; Ronddwalend op eene aarde, die niets voortbrengt dan de distelen der straf en de doornen der vervloeking, verbannen uit het vaderland, zuchtend onder den last van ontelbare kwalen, die ons ligcliaam en onze ziel folteren, moeten wij vertrouwend tot Maria opzien, en haar smeeken, dat zij ons op de gewigtige reis dezes levens geleide, opdat we niet afdwalen van het goede spoor. «En gelukkig, zegt do FF. Alphousus, {lleerl. v. Mar. I. Hoofdst. IV. § 1.) gelukkig degene, die. te midden dezer aardsche kwellingen, dikwijls zijne blikken rigt tot do Troosteres dezer wereld, tot de Toevlugt der ongeluk-kigen, tot dc voortreffelijke Moeder van God, en die, vol vertrouwen, haar aanroept en haar bidt.'' Want door haren Altijddurenden Bijstand bezorgt zij aan allen, die haar tot
200 DERTIENDE DAG.
leidsvrou-w kiezen, eene veilige en voorspoedige reis. Van daar het bekende -woord van den II. Bernardus (De Laud. V. M. hom. II): Jpsam sequens, non devias: lals gij Maria volgt, zult gij niet dwalen.''
Immers Maria, als de Moeder zijnde van hem die de Weg is, de Waarheid en het Leven, verlangt niets vuriger dan dat hare aardsche kinderen aan het beeld van haren goddelijken Zoon gelijkvormig worden en door die gelijkvormigheid tot het vaderland geraken. Daarom bestraalt zij hare kinderen met het noodige licht, opdat zij, te midden van de duisternissen dezer wereld, den waren weg erkennen en bewandelen. Maria toch wordt ons in de Schriftuur voorgesteld schoon als de maan, liefelijk als de aanbrekende dageraad, en schitterend als de zon, omdat zij, volgens de uitlegging van den H. Alphonsus, hare kinderen, de kinderen harer smart, die in de duisternissen der zonde leven, door een zacht hemelsch licht bestraalt, gelijk de maan den nachtelijken wandelaar op zijne wegen verlicht; terwijl zij een liefelijke dageraad, eene voorbode der goddelijke zon is in den vroegen morgen der bekeering voor hen, c'.ie zich aan hare voorspraak aanbevelen, om uit hunne zonden op te staan en van de wegen
DE LEIDSVROUW DER BALLINGEN. 201
hunner dwaling weder te keeren tot fTod; tevens is zij als eene heerlijke zon voor de braven en regtvaardigen, vcor hare trouwe dienaars en dienaressen, omdat zij , voor de oogen hunner ziel, straalt met al den glans der hemelsohe klaarheid, haar zoo overvloedig medegedeeld door God. — Nog onder een ander opzigt toont Maria haren vereerders den regten en waren weg. AVant, gelijk de H. Ambrosius zegt, vinden wij in haar alle voorbeelden des levens, omdat in haar als in een toonbeeld alle leer der deugd door daden is uitgedrukt, zoodat wij, door ons te spiegelen in haar, steeds erkennen zullen, wat wij in ons zeiven verbeteren moeten, wat wij moeten vlugten en wat wij behooron te doen. Indien wij do gewoonten hebben haar gedurende de reis dezes levens dikwijls te beschouwen, zullen wij steeds door hare voorbeelden beleerd , aangemoedigd en gewaarschuwd worden, om, van de eene zijde ons niet te laten afschrikken door de gevaren en moeijelijkheden, en om, van de andere zijde , het veelbetreden en wijde pad des levens nimmer in te slaan.
Indien wij dan Maria, het toonbeeld aller deugden en de Moeder van Hem die onze Weg is en onze bestemming, getrouw volgen, zullen wij nooit afdwalen van den engen en 78 9.
DERTIENDE DAG.
202
regten weg van Gods geboden, die alleen ten vaderland ons geleiden kan. Indien wij aanhoudend ons aan haren Altijddurenden Bijstand aanbevelen, zal zij ons verlichten, opdat wij steeds de wereld beschouwen, niet als het oord onzer bestemming, maar als een land van logen cn bedrog; zij zal ons het licht der genade medcdeelen, opdat wij de valsch-heid van de vriendschap der wereld, de ijdel-heid barer schoonheid, de vergankelijkheid barer rijkdommen, de nietigheid harer glorie de ongenoegzaamheid en de wrange bitterheid harer vermaken erkennen. En tevens zal zij het licht der eeuwige Waarheid in vollen glans voor onze oogen doen stralen. Door hare voorspraak en haren bijstand gesterkt zal onze geest, opgevoerd op de vleugelen van bet geloof, zich verheffen boven de wereld en al het geschapene, en doordringen tot in den schoot van God. Daar ziet hij eene schoonheid al ijd oud en altijd nieuw, waarbij al wat er schoon is op aarde verdwijnt als een rook en eene schaduw; daar vindt hij eene oneindige goedheid, onbegrijpelijke rijkdommen , bronnen vim geneugte en zalige vreugde, die altoos vloeijen. Nog meer ; de dienaar 'ran Maria wandelt reeds door 't geloof in dat schoone Paradijs, bezit reeds bij voorbaat dat
DE LEIDSVKOCW DER BALLINGEN. 203
hemelsch Jerusalem, oord van vrede, van rust en eeuwige gelukzaligheid; hij ziet daar Jesus, zijl Verlosser, en Maria, zijne Moeder; hij ziet er Gods lieve Heiligen, zïme vrienden en broederen; door het geloof reikt hij hun de hand en zij roepen hem toe; wij wachten u: kom en neem ook hozit van uwen troon! O Heer, roept hij uit, o Heer der heerscharen! hoe beminnelijk zijn uwe tabernakelen; hoe m^ne ziel er naar reikhalst en wegkwijnt van verlangen naar derzelver bezit! En van dat hemelsch Chanaan dan nederziende op alles wat hem omgeeft op aarde, roept hij uit in heilige vervoering: quot;Wat gij mij nietig schijnt en ijdel, o wereld! wanneer ik don hemel beschouw! Neen, ik kan haar niet langer dulden: de aarde is mij te ellendig. Men spreke mij niet meer van vermaken, van schatten en grootheid: 't is alles bedrog en beuzeling, alles een droom on eene schaduw en etn niet! Zoo leven do ware dienaars en dienaressen van Maria in het ligehaam a'.s geen ligehaam hebbende, in de wereld als niet van de wereld zijnde; zoo blijven zij op den waren weg hun door hunne Koningin getooud; terwijl haar Altijddurende Bijstand hen sterkt en ondersteunt, opdat zij steeds den goeden weg, dien zij kennen, blijven bewan-
204 DERTIENDE DAG.
delen, ondanks de verleiding, welke hen daarvan zoekt af te trekken, en ondanks de veelsoortige en dreigende gevaren, welke van alle zijden zich aan hen aanbieden. Zoo wordt het woord van den H. Bernardus vervuld: Ipsa tenente, non corruis: als zij u vasthoudt, valt ge niet; ipsa 'protegente, non metuis: als zij u beschermt, hebt ge niets te vreezen; — niets, omdat zij sterker is dan de duivel, de wereld en het vleesch. sterker dan al onze vijanden te zamen. Op die wijze blijven wij door haren Altijddurenden Bijstand op den waren weg, die ten leven voert, en wordt onze pelgrimsreize hier beneden tegen alle gevaren beveiligd.
IIe PUNT.
Maria, als de Moeder van -A-ll ijdduren-den Bijstand, maakt onze pelgrimsreis op aarde gemalïkeli.ik en aangenaam.
De H. Bernardus zegt, dat als wij Maria tot leidsvrouw onzer pelgrimsreis op 'aarde nemen en haar volgen, wij nooit moede zullen worden: ipsa cluce. non fatigaris. Hoe treurig wanneer men de wereld beschouwt! Ach! daar zjjn zoovele aardsehe pelgrims die loopen en zich vermoeijen, en groot is hunne dwaasheid.
DE LEIDSVRODW DER BALLINGEN. 205
want hunne vermoeijenissen zijn ijdel en ver-geefsch. Hoe. sneller zij loopen, hoe verder zij zich van hun doel verwijderen. Eenigen, door den glans der ijdele eer getrokken, maken groote sprongen en hollen voort, over de bergen des hoogmoeds, naar eerposten, ambten en waardigheden; anderen zijn verkleefd aan het geld, maken daarvan hun afgod en offeren aan de geldzucht hunne rust, hunnen vrede en hun geweten; velen tooijen zich met bloemenkransen en loopen langs de velden van een weelderig en zinnelijk leven, om er de bloemen zoo verraderlijk der wellust te plukken. Helaas! wanneer men het gedrag der mensehen nagaat, dan valt het niet te ontkennen, dat de meesten louter aardsche inzigten en plannen koesteren, die toch zoo ijdel en nieta beteekenend zijn, als men ze beschouwt bij het licht der eeuwigheid. De een loopt naar 't slagveld om er een laauwerkrans door zijne dapperheid te winnen; de andere beoefent de kunsten en wetenschappen om zich eenen naam in de wereld te maken: de koopman schroeft zich vast aan zijn toonbank of op zijn kantoor, om zijne fortuin te vergrooten; schier allen zoeken alleen het aardsche. Niet alleen zijn al die vermoeijenissen en pogingen, wanneer zij niet veredeld worden door de ge-
DERTIENDE DAO.
nade, ij del en vruchteloos voor de eeuwigheid; meestal brengen zij nog smarten en teleurstellingen voort. De wereldlingen zoeken rozen en vinden doornen; hunne wegen zijn bezaaid met verdriet en verveling, met angsten en onrust.
Hoe zoet integendeel en hoe troostend is de pelgrimsreize dezes levens voor hen, die, als ware kinderen van Maria, aanspraak kunnen maken op deu AUijddurenden Bijstand hunner hemelsche Moeder! Want voorzeker, als men den waren geest der kinderen van Maria bezit, als men Maria liefheeft, als men haar aanroept in allen strijd en in alle kwellingen, als men , door een kinderlijk vertrouwen, zich harer gunsten waardig maakt, dan kan het niet anders, of die gelukzalige Maagd moet de reis vergemakkelijken en veraangenamen door den zalvenden troost en de zoete tevredenheid, waarmede zij de harten harer dienaars en dienaressen pleegt te verkwikken. Duizenden hebben dat ten allen tijde ondervonden, en hare moederlijke barmhartigheid is en blijft altoos dezelfde. Deze troost en deze zah'ing mogen echter niet vergeleken worden met de zinnelijke verlustigingen en ijdele vreugden, waarin de kinderen der wereld hun geluk zoeken: hier is alles
20 G
DK LEIliSVHOtlW DER BALLINGEN. 207
zuiver, hemelsch en overeenkomstig mot do evangelische zelfverloochening en versterving. Dat is een geheim, een vreemd wonder: dagelijks de natuur bestrijden en kruisigen, want dat is noodig om op het enge pad te kunnen blijven, en toch in vrede en in troost, gelukkig en de wereld te rijk zijn. Doch Maria heeft door hare voorspraak de magt wonderen te doen, en van dat geheim bezit zij den sleutel. Ja, het is genoeg, dat zij, die zich door Maria laten geleiden, aan haardenken, om dadelijk, te midden der grootste bezwaren vreugde voor hun hart te vinden; het is genoeg, dat zij zich hare veelvuldige weldaden herinneren, om dadelijk door een allergrootst vertrouwen op haar gesterkt te worden.
Gelijk Maria de troost is onzer pelgrimschap hier beneden, zoo is zij ook de zorgvuldigste en magtigste beschermster voor allen die zich tot haar wenden, en door haren Altijdduren-den Bijstand ondersteunt zij bunnen moed, opdat zij niet stilstaan op hunne loopbaan. Do vooruitgang in het geestelijke is altoos noodzakelijk; zij, die op den goeden weg stilstaan, bereiken evenmin het doel als zij die denzelven verlaten. Doch stilstaan is onmogelijk: de jaren klimmen en het einde der pelgrimsreize op aarde komt aanhoudend nader.
208 DERTIENDE DAG.
Eti toch kunnen wij altoos gaan, en tevens rusten; altijd vooruit, en tevens achteruit gaan; altijd wandelen, en nooit ons bewegen. De ziel immers reist en het ligchaam reist ook. Dit laatste kan niet stilstaan: het snelt voort van de kindschheid tot de jeugd, van de jeugd tot den rijpen leeftijd, van den rijpen leeftijd tot den ouderdom, en zonder ophouden nadert het tot het graf. Be ziel echter nadert haar doel slechts in zoo verre zjj het naderen wil. Ziel en ligchaam zijn dan reisgezellen, doch meestal houden zij geen gelijken tred, en al te vaak gebeurt het, dat de ziel hare loopbaan nog beginnen moet, als het ligchaam reeds aan het einde is van de reis. Welke dwaasheid! want als het ligchaam zijn loop volbragt heeft, eer de ziel zich in beweging gesteld heeft of genoegzaam is vooruitgegaan, hoe zal deze dan haar einde bereiken ? Wie niet voorwaarts snelt wanneer hij kan, zal ook niet aanlanden waar en wanneer hij wil. En toch hoevelen zijn er, die zwaar gezondigd hebben en toch nooit treuren over die vroegere zonden: hunne boetvaardigheid ia klein of nietig geweest, hunne verdiensten zijn gering, ijver voor het goede is hun onbekend en gebrek aan deugden kenmerkt hen; en God weet of ik zolf tot het getal dier
DE LEIDSVROUW DEK BALLINGEN. 209 dwazen niet behoor! — Hoo gelukkig daarentegen zijn de kinderen van Maria. Deze hemel-sche Moeder omringt hen door haren Altijd-durenden Bijstand, en herinnert hun steeds do broosheid en voortvlugtigheid van het leven, de nietigheid van alles wat niet eeuwig is; zij sterkt hunnen moed door het troostende voornitzigt op het vaderland van daarboven, dat hen wacht bij het einde dezer aardsche pelgrimsreize; zij waakt over hen en stelt palen en perken aan de woede van Satan; zij begeleidt hen en voert hen door hare moederlijke bescherming altijd al nader en nader tot het groote doel. En wat is er zoeter en opbeurender, wat meer aanmoedigend voor don reiziger in de woestijn dezer wereld» dan do gedachte, dat eene zoo magtigo on zorgvuldige Moeder hem begeleidt! Een reiziger in het woud acht zich veilig, wanneer hij niet alleen is; wij zei ven zien onze natuurlijke vrees verdwijnen, al hebben we maar een kind mot ons; hoeveel meer zullen we dan alle vrees afleggen en vol vreugde voortgaan, als wij weten dat Maria ons geleidt; te meer, omdat zij, door de opwekkende voorbeelden, welke zij ons gegeven heeft, ons aanmoedigt in alle moeijelijkheden: dit toch woten wij, dat haro levensbezwaren on verge-
210 DKETIENDE DAG.
lijkelijk veel grooter zijn geweest, dan de onze kunnen zijn. Daarbij komt n ig, dat zij ons het lijden van Jcsns gedurig voor oogen stelt en ons uifnoodigt, liem ter liefde, het lijden te beminnen; zij herinnert ons hare glorie, en moedigt ons aan, door geduldige standvastigheid, naar eene soortgeliike glorie te streven. Zoo vergemakkelijkt, zij door haren Allijddurenden Bijstand, onze aardsche pelgrimsreis, zoo is zij de Troosteres en de Leidsvrouw der ballingen.
GEBED.
O Moeder van Allijddurenden Bijstand . mijne vreugde, mijn troost en mijne hoop in den moeijelijken pelgrimstogt dezes levens! vertrouwend wend ik mij tot u, arme balling als ik ben, en smeek u allervurigst mij steeds tot leidsvrouw te willen dienen, en mij, arme pelgrim , op de reis bier beneden te willen bijstaan en vertroosten. Thans weet ik de reden, waarom ik, in vroegere jaren, zoo vaak hot goede spoor verlaten en verkeerde slappen gedaan heb; thans begrijp ik waarom ik zoo menigmaal van het enge pad van Gods geboden ben afgeweken en gedwaald heb gelijk een schaap, van den schaapstal verwijderd! Ach! het was
DK LEIDSVROUW DEli BALLINGEN. 211
eenig en alleen, omdat ik u te weinig kende, mij niet aan u aanbeval en mij niet liet geleiden door n. O blindheid! o verkeerdheid! ■waarover ik gedurende mijn gjheele leven zal zuchten. Nu echter erken ik u als de leidsvrouw der gebannen kinderen van Eva, nu beveel ik mij aan uwen magtigen en Altijd-durenden Bijstand, en ik beloof het u, indien gij voor mij zorgen wilt, en daaraan kan ik niet twijfelen, zal ik voortaan onder uwe moederlijke leiding en liefdevolle bescherming mijnen levensweg verder opgaan. Gij kent echter uw kind, o Moeder! gij weet hoe wispelturig ik ben en hoe onstandvastig in het goede: do duisternissen, die mijnen geest omhullen, en de zwakheid, welke zoo eigen is aan mijn hart, doen mij vreezen dat ik mijne thans zoo welgemeende beloften vergeten zal. Doch op u vertrouw ik, o mijne Leidsvrouw! gij zult zorgen voor mij! Bewaar mij dan, o Maria! op den regten eu waren weg; verlicht mij door den glans uwer voorbeelden en door de stralen der hemelsche genade, welke uwe voorspraak mij verkrijgen kan; bescherm mij door uwen Altijddurenden Bijstand tegen do gevaren, die mij bedreigen cn tegen de vijanden die mij belagen; geleid mij, opdat ik niet valle in de afgronden, welke het enge
DERTIENDE DAG.
212
3
ii.
pad omgeven; beur mij op en verkwik mij in mijne vermoeijenisaen; vertroost en sterk mij in mijne kwellingen; voer mij terug op den goeden weg, indien ik ooit een stap daar buiten zou doen; en, mrgt ik komen te vallen, ach! rigt mij dan spoedig op. Ziedaar, o Moeder! boe ik op u vertrouw en wat ik van uwen Altijddurenden Bijstand verwacht: sterk door dat vertrouwen, wil ik met verdubbelde schreden voorwaarts snellen op den en gen weg van Gods geboden, op den Koninklijken weg des kruises, op alle wegen der deugd en der volmaaktheid, en spoedig hoop ik het einde mijner pelgrimsreis te bereiken, om dan met Jesus en met u vereenigd te worden. Amen.
l
r
y EERTIENDE p.lG.
HET EERSTE OFFER
OF
MARIA VERKRIJGT ONS DOOR HAAR EERSTE OFFER DEN GEEST VAN EDELMOEDIGHEID.
Gum essem parvula, placui Altissimo.
No^ klein zijnde, behaagde ik den Allerhoogste.
Ie PUNT.
Ma L'i:t is ons, lt;ligt;oi-ïiare opoffering in den tempel, een voorbeeld van edelmoedigjtieicl.
Eene der voornaamste in liet leven van Maria uitschijnende deugden ia liare wonderbare edelmoediglieid, welke deagd ook eene der eerste hoofdvereischten is van een waarlijk godsdienstig leven en allernoodzakelijkst is vooral voor degenen, die door God geroepen zijn om, te midden der wereld, hunne zaligheid te bewerken. Veelal echter is deze deugd onbekend in de wereld, althans in zoo verre hare beoefening betreft; en ofschoon
214 veertiende igt;ao.
men dagelijks over de edelmoedigheid spreekt, en zij het gewone voorwerp is van aller lof-tuitirgen en bewondering, weten de meesten haar niet ie. hun'eigen hart te doen ingaan. Wel mogen wij dan God bedanken, dat hij ons in Maria een toonbeeld van edelmoedigheid heeft willen geven; met heilige aandacht moeten we die deugd onzer Moeder beschouwen. en met vurigheid haar smeeken, dat zij, door hare voorspraak en door de kracht van haren Altijddurenden Bijstand, ces van den geest van edelmoedigheid doordringe, opdat wij naar haar voorbeeld, zonder eenig voorbehoud en zonder eenige beperking, ons zeiven toewijden aan God en aan onze pligten.
Nooit, zegt de H. Alphonsus, (£e«n'etZe owr de opoff. v. Mar.) is er door een schepsel een offer gebragt en nooit zal er een gebragt worden zoo verheven en zoo volmaakt als het offer dat Maria, op den teederen leeftijd van drie jaren, aan God bragt, toen zij in don tempel verscheen, om hem, neen, geene reukwerken, geene offerdieren, geene talenten gouds, maar gansch haar zelve als een volmaakt brandoffer op te dragen , doordien zij zich als oen voortdurend offer aan zijne eer toewijdde.'1 Alles wat wij zijn en alles wat
TIET EERSTE OFFER. 215
wij bezitten komt van God en behoort hem toe. Do hemelen verkondigen zijnen lof en het uitspansel is het werk zijner handen. Alles toont ons zijne milddadigheid, zijne voorzienigheid bewaakt ons, zijne almagt voedt oas, zijne onmetelijkheid omvat ons. Naar ligchaam en ziel heeft hij ons verrijkt met de edelste vermogens en alle redelooze schepselen heeft hij den mensch onderworpen. Indien wij dan niet door een bepaald gebod verpligt waren God te dienen, zoa de dankbaarheid nog van ons vorderen, dat wij met ligchaam en ziel ons aan zijne dienst toewijdden, om daardoor zijne goedheid en opperheerschappij te erkennen. God eischte in het oude verbond, wat do natuurwet reeds eerder in 's menschen hart geprent had, dat hem die dankbaarheid door uiterlijke teekenen, vooral door de opoffering der eerstelingen, betuigd zou worden Doch deze offeranden waren even onvolmaakt door derzelver natuur, als om de beweegredenen waarom ze meestal werden opgedragen: deze toch waren vaak eene lage baatzuchtigheid en eene slaafsehe gehoorzaamheid aan de doode letter der wet. En ofschoon wel eenige heilige mannen van het oude verbond hun hart aan God zullen hebben opgedragen
211! VEEIITIENDE DAG.
met de offers, die zij hem bragten, kan men het echter niet betwijfelen, dat het offer van Maria, de heiligste onder al de dochteren van Adam, veel volmaakter geweest zij. Van af het eerste oogenblik van haar bestaan kende zij God en wijdde zij zich, gelijk de H. Alphonsus zegt, geheel en al toe aan de liefde en de glorie van God. Op een leeftijd waarop andere kinderen naauwelijka beginnen te denkeu, erkende zij, door bovennatuurlijke verlichting, de geheimen der genade en des Heeren genadenrijke raadsbesluiten voor het heil van het menschdom. Die kennis moest natuurlijkerwijze in het zuivere hart van Maria de innigste gevoelens van liefde en dankbaarheid opwekken en haar aanzetten, om haar hart, zonder eenig voorbehoud, zonder eenige beperking of verdeeling, geheel aan God te schenken en het van alles, wat er buiten God bestaat, te onthechten.'' Zij wiat, zoo hervat de H. Alphonsus, dat God ons eenig goed, onze eenige hoop en onze eenige liefde moet wezen; zij wist dat do wereld vol gevaren is en dat hij, die haar het spoedigst verlaat, het meest tegen hare strikken beveiligd is: en daarom haastte zij zich de wereld van af haar teedersten leeftijd to vlugten ea zich to
HET EKRSTE OFFER. 217
gaan verbergen in de heilige eenzaamheid van den tempel, waar zij des Heeren stem gemakkelijker vernemen, God beier vereeren en vuriger beminnen kon.--quot;Ofschoon zij van onzo zwakheden vrij en in de genade bevestigd is, vlugt zij het bederf der wereld en brengt aan God, op den leeftijd van drie jaren, met eene bewonderenswaardige edelmoedigheid het offer van alles wat haar aan de wereld boeijen kan. Zij ontrukt zich aan de liefkozingen harer ouders en verlaat haar geboortegrond; uit liefde tot God verzaakt die bevoorregte dochter der aartsvaders, die erfgename van de zegeningen door God over hen uitgesproken, aan de vreugde van het moederschap, door, volgens de uitdrukking van den H. Ambro-aius, het vaandel der kuischheid in den tempel te planten; zij, de edele spruit van den koninklijken stam van Juda, verlaat de bezittingen harer vaderen, om zich binnen de muren des tempels te verbergen; zij, de edelste dochter van den stamhuize Davids, verzaakt aan hare vrijheid: voortaan zal de dienst des Heeren hare eenige bezigheid, het huis des Heeren hare woning, zullen de priesters en maagden des tempels haar eenig gezelschap en de heiligste oefeningen haar leven zijn. 78 10
218 VEEIITIEXDF, PAO.
Hoe groot ir.oet derhalve de edelmoedigheid van Maria, hoe volmaakt en algeheel hare onthechting aan al het aardsehe geweest zijn, wijl zij in hare teederste jaren zich losrukt van alles wat geoorloofd ia en het hart des men-schen verheugen kan! Hoe bewonderenswaardig zijn hare omzigtigheid, hare zorgvuldigheid en waakzaamheid om de genade, welke zij van God ontvangen heeft, en welke zij nooit zal, en zelfs nooit kan verliezen, te bewaren! Om den zuiveren spiegel harer ziel van alle vlekken te vrijwaren, vingt zij, als kind van drie jaren, de wereld, verzaakt aan alle verkeer en betrekking met de wereld, en breekt voor eeuwig met haar , door zich voor altijd aan God toe te wjjdenl En toch was de genade, de heiligheid van Maria, tegen alle bederf bestand, en dezelfde godgeleerdheid, die ons zegt, dat de Moeder Gods nooit gezondigd heeft, leert ons ook, dat zij onzondig-baar was door genade, gelijk Jesus Christus het was door natuur, omdat zij, van het eerste oogenblik haars bestaans, door God in de genade bevestigd was geworden.
Hoe weinig gelijken wij op onze hemelsche Moeder en hoe verschillend is ons gedrag van het hare. Wij kennen onze zwakheid, en,
HET EEItSTE OFFER.
roekeloos ala wij zijn, durven ■wij ons aan de grootste gevaren blootstellen. Wij dragen den schat der genade in brooze en aarden vaten, dat is, in een sterfelijk en bedorven ligchaam, langs eenen weg met rotsen bezaaid en met afgronden omzoomd, te midden van de dikste duisternissen; en daarbij worden wij nog vervolgd door zoo vele vijanden als er duivelen zijn in de hel en driften in ons hart, en toch. vreezen wij niet en verwaarloozen wij de waakzaamheid; en in plaats van, naar Maria's voorbeeld , de gevaren en gelegenheden te vlugten, beminnen en zoeken en volgen wij de wereld, en bij de wettige betrekkingen, welke wij door onzen staat met de wereld hebben, knoopen wij nog aanhoudend nieuwe, vrijwillige en schuldige verbindingen met haar aan, welke geene andere reden van bestaan hebben dan de ijdelheid, den hartstogt of de zinnelijkheid.
De toewijding van Maria aan God bestond niet alleen in de edelmoedigste onthechting aan alles wat haar hart verdeelen kon, maar omvatte tevens de ootmoedigste onderwerping aan Gods wil en de onvoorwaardelijke bereid* vaardigheid om alles te doen , wat God vaa haar kon verlangen. Gods welbehagen was het eenige rigtsnoer harer daden, het volbrengen van zijnen wil het eenige voorwerp harer
219
VEKKTIENDE DAG.
220
verlangens, en deze hare ondergeschiktheid steunde op hare kennis van Gods grootheden en volmaaktheden. En wijl zij door Gods vroegere openbaringen, aan de profeten gedaan, ■wist, dat de beloofde Mesias een man van smarten wezen sn door het lijden onze schulden uitboeten zou, en dat er geene deugd bestaat zonder gelijkvormigheid aan dien Verlosser, onderwierp zij zich , van toen af en zonder nog het voorbeeld van Jesus gezien te hebben , aan alle beproevingen, welke het Gods Voorzienigheid behagen zou haar over te zenden. — Hoe leert ons het voorbeeld van Maria, dat wij, indien we al niet edelmoedig genoeg zijn om de kruisen en het lijden te begeeren, althans geduldig moeten zijn in de beproevingen, welke God ons laat overkomen, en indien we den moed niet bezitten om ons, gelijk zij, geheel en al aan God toe te wijden, ton minste bereid moeten zijn om datgene aan God te slagtofferen, wat in ons aan zijne heilige blikken misvalt, zoo als, b. v. eene of andere gewoonte van dagelijksche zonde, eene of andere drift, welke wij niet genoeg bestrijden; de eigenliefde, waardoor we ons laten beheerschen; de zinnelijkheid, die wij zoo vaak involgen; zekere afgekeerdheid, die wij aanhoudend voeden; de ydolheid en behaag-
HET EERSTE OFFER.
221
zucht, de nieuwsgierigheid en eigenzinnigheid; zekere lezing en zeker gezelschap, die niet zonder gevaar zijn voor onze ziel en ons menige bekoring veroorzaken. Voorzeker, dat alles is pijnlj]k voor de bedorven natuur, maar het lijden ia ook de bestemming van den Christen, en ons leven op aarde moet, volgens het woord van Tertnllianus, eene voortdurende boetedoening wezen. God echter weet dat lijden, hem zoo welgevallig, omdat het ons zoo zalig is, te verzoeten; een blik ten hemel, de gedachte alleen aan Jesus, den gekruiste, eene verzuchting tot de Moeder van Altijd-durenden Bijstand, verzacht het lijden, verkwikt de ziel en doet haar hemelsche vertroostingen smaken. Eu dan, gelijk de H. Alphonsua het den H. Augustinua nazegt, waar liefde is, is geen lijden; oi ia er lijden, dan wordt dat lijden bemind. Laten we dua de Moeder van Altijddu-renden Bijstand smeeken, dat zij onaietsschenke van den liefdegloed, die hare ziel, op den dag harer opoffering in den tempel, verteerde en dien zij aanhoudend voedde door vurige gebeden, door heilige overwegingen en door dagelijks van deugden tot deugden, van verdiensten tot verdiensten, van heiligheid tot heiligheid, meer en meer op te klimmen. Die gave der heilige liefde zal ook ons doen aan-
222 VEERTIENDE DAG.
groeijon in genade en dengd, in volmaaktheid en in verdiensten.
11= PUNT.
De Moeder van A-! tij; 1 ((n ron/l^11 33ij~ stand verleent aan hen, die liaat» navolgen, den geest van edelvnoe Upheld.
Somwijlen verbeelden wij ons dat de Heilige Maagd de hoogste volmaaktheid in alle deugden, welke een schepsel bezitten kan, zonder moeite en als zonder eenige medewerking verkregen heeft; doch daarin vergissen wij ons grootelijks. Want Maria zelve, gelijk da H. Alphonsus verhaalt, [Leerr. ov. ds opdragt ®a« .Mar.) verklaarde eens aan de II. Elizabethf {Bevél. I. 1. c. 10) dat zij God aanhoudend bad om genade en om deugden; en wijl de heilige ook in de meening verkeerde , dat het verkrijgen der hoogste volmaaktheid geene bezwaren voor Maria had opgeleverd, sprak do Heilige Maagd haar in dezer voege toe: tGij meent dat ik de genade en de deugden zonder eenige moeite bezeten heb. Weet echter, dat ik geene enkele genade van God ontvangen heb zonder veel moeite, zonder voortdurende gebeden, zonder een vurig verlangen en vele tranen en boetplegingen.quot; Als dan Maria, die
HET EERSTE OFFEK. 223
vol was van genade, aldus geijverd lieeft om tot de volmaaktheid der deugden te komen, dan mogen wij ons niet vleijen, dat wjj, alleen door ons aan haren Altijddurenden Bijstand aan te bevelen, de volmaaktheid der deugd volgens onzen s aat verkrijgen zullen: wij moeten aan dien Bijstand beantwoorden door haar na te volgen en door te doen wat zij, Jesus' Moeder, gedaan heeft.
Ea wat nu d'jn geest van edelmoedigheid betreft, moeten wij , eerst en vooral, vurig daarnaar verlangen, en dat verlangen moet geheel onze ziel omvatten en doordringen. God kan wel onze zwakheden zien en er medelijden meè hebben, wel in onze ellende ons te gemoet komen en ondersteunen: maar wat als een volstrekt noodzakelijk vereischte in ons gevorderd wordt, is, dat wij tot God gaan met dat brandend verlangen naar edelmoedigheid dat hij niet kan nalaten te zegenen. Of zijn wij welligt zoo zwak, dat we dien goeden geest nog niet verlangen, dan moeten we ten minste de begeerte naar dat verlangen in ons trachten op te wekken en het dikwijls aan de Moeder van Altijddurenden Bijstand vragen. — Behalve dat verlangen is ook het nadenken noodig om tot de edelmoedigheid te komen, maar het nadenken dar ziel, het
224 VEEKÏIENDE DAQ.
begrip des harten. In alle dingen is er eene dubbele wetenscliap: eene uitwendige en oppervlakkige wetenschap, die zich bepaalt bij het verstandelijk begrip der woorden en der dingen, en eene inwendige wetenschap, die vooral in het nadenken des harten gelegen is en door God met onuitsprekelijke liefde aan de ziel, welke er naar streeft, wordt medegedeeld. Zonder haar is de edelmoedigheid niet bestaanbaar. En hoe zeldzaam is toch dat begrip des harten! Wanneer men denkt aan de verheven geheimen der verlossing, aan kribje, kruis en altaar, aan de overvloedige rijkdommen der godsdienst, aan de genaden ons ter beschikking gesteld, zou men meenen, dat althans de godsdienstige personen moesten uitmunten door edelmoedigheid. Deze echter ontbreekt, omdat de meesten, welligt schier allen, verstaan zonder te verstaan, hooren zonder te hooren, zien zonder te zien. En als ik hier in mij zeiven wil treden, moet ik dan niet bekennen, dat er eene quot;leelc wereld van wonderen onder mijn bereik ligt, die ik niet ken, omdat ik slechts een oppervlakkig begrip daarvan bezit, dat niet in de ziel ingaat? Heb ik ooit begrepen met het begrip des harten mijne gewone gebeden, de mis-gebeden, de ceremoniën der Kerk, de ge-
het eeeste offer.
heimen der Verlossing, de schatten die in het onze vadek liggen opgesloten? Ach! als ik iets daarvan begrepen had, zou mijn leven niet zoo droevig gekenmerkt worden door ligtzinnigheid, door verveling in het gebed en nalatigheid in het goede.
En hoe weinig wordt er van ons gevorderd om tot dat verheven begrip, dat noodzakelijkerwijze de edelmoedigheid voortbrengen moet, te geraken. Slechts een weinig goeden wil is daartoe noodig. Het is genoeg b. v., bij het bidden zich te stellen in Gods tegenwoordigheid, maar ernstig en in het volle bewustzijn zijner ellende, en van tijd tot tijd onder het gebed wat op te houden, om door de toespraak van den Heiligen Geest tot het begrip te komen van hetgene men bidt. Zoo kan men op eenen of anderen morgen, na de gewone gebeden verrigt te hebben, het onze vader of het wees gegroet nemen, wat stilstaan bij eiken zin, zoolang de Heilige Geest goede gedachten en gevoelens in het hart opwekt. Men blijft bij de eerste gedachte «Onze Vader'', zoolang men dat woord smaakt, en men gaat niet verder, zoolang men het hart aangedaan voelt worden door de zoetste gewaarwordingen der kinderlijke liefde; eerst dan als men er geen voedsel meer in vindt, 78 10.
225
VEERTIENDE DAO.
226
gaat men over tot het volgende woord; »Die in de hemelen zijt; geheiligd zij uw naam.'' Misschien zal men het hart zich voelen uitbreiden. Misschien zal men door het begrip dier woorden, in plaats van de kleine bidplaats te zien , waarin men is, of de stad , waarin men woont, de gansche wereld, het heelal zien, en in zich een gloeijend verlangen voelen , dat Gods naam in de heele wereld geheiligd worde. Welligt zal God dan eensklaps die gedachten bijeengaren, en, in plaats van in groote trekken het heelal te zien, zal men op bijzondere wijze zijne familie bemerken, een echtgenoot of een kind zien, een broeder of eene zuster, eene dochter, een vader of eene moeder, en vurig zal men dan verlangen, dat Gods naam geheiligd worde door hen. Ter zelfder tijd zal God ons misschien doen voelen, dat de heiliging van zijn naam door onze familie van ons moet komen, dat zij afhangt van onze grootere zedigheid en bescheidenheid, van onze nederigheid of oukrenkbaro liefde. Misschien zal God ons tevens het licht geven, om ons te verlichten nopens onze , tot dan toe ongekende, fouten en zwakheden. — Eene enkele d er toespraken Gods kan eene volslagen verandering te weeg brengen in ons levon; een enkel punt, een
HET EERSTE OFFER.
enkel woord der godsdienst, door dat begrip des harten gekend, kan ons opvoeren tot de hoogste edelmoedigheid.
. Indien wij naar Maria's voorbeeld het verlangen naar de edelmoedigheid in ons voeden, ons toeleggen op het begrip des harten, ons niet laten weerhouden door de eerste moeije-lijkheden, maar door de kracht van onzen goeden wil ons daarboven verheffen, zal de goede en magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand onze pogingen zegenen, aanvullen wat aan onze zwakheid ontbreekt, en in den troost, welken de edelmoedigheid altoos met zich brengt, ons reeds hier op aarde het loon doen smaken onzer volmaakte toewijding aan God.
GEBED.
O Heilige Moeder van Altijddurenden Bijstand! mijne voorspreekster en mijne beschermster! zie welwillend neder op uw kind en versmaad mij niet om mijne ellende, want al bezit ik weinig trekken van overeenkomst met u, is het toch mijn allervurigst verlangen u na te volgen, aan u gelijkvormig te worden en mij zeiven onverdeeld aan God te geven, volgens do roeping, waarin het hem behaagd
227
VEERTIENDE DAG.
228
heeft mij te plaatsen. Tot heden toe ben ik uw onwaardig kind geweest, omdat ik mij tevreden gesteld heb uwe grootheden en deugden te bewonderen, zonder dat ik de edelmoedigheid bezat om, door de verloochening en de slagtoffering van mij zelven.uwe deugden, volgens de maat der mij geschonken genade, irt mij over te brengen. Voortaan echter zal mijne medewerking met de mij door u verkregen genaden uwen Bijstand vruchtbaarder doen wezen. Nu toch neem ik mij voor, uw voetspoor, o Moeder! te drukken, en u in uwe edelmoedigheid jegens God, in uwe algeheele toewijding aan zijne liefde na te volgen, door uit mijn hart alles te verbannen wat aan Gods oogen misvalt, door mijne zinnen te kruisigen, en op alle mogelijke wijzen in deugden en volmaaktheid aan te groeijen. Doch dit mijn verlangen naar edelmoedigheid in de dienst van God en de goede wil, dien ik in mij thans gevoel, zullen spoedig verdwenen zijn, als gij, o Maria! door uwen Altijddurenden Bijstand mijne zwakke pogingen niet ondersteunt. En dien steun zult gij mij vooral verleenen door mij het begrip des harten te schonken. O ik gevoel het zoo goed, o Maria! dat als ik eens een enkel punt, een enkel woord der godsdienst, een enkeien regel der
het eerste offer.
229
H. Schriftuur, eene enkele bede van het onze vader bevat, alles voor mij gewonnen is. Bezit ik dat verheven begrip des harten, dan is de heele wereld door mij begrepen, dat is, veracht, na gekend te zijn. Dan erken ik hare vergankelijkheid, dan begrijp ik hare ijdelheid, dan verheffen mijne oogen zich tot de bovennatuurlijke dingen en mijn hart tot hetgene duurzaam is; dan is Jesus in mijne ziel; dan wordt mijn hvcn veranderd, gansch vergoddelijkt; dan snel ik vooruit op de wegen der volmaaktheid; dan is mijne zaligheid verzekerd. Amen.
yiJFTIENDE pAG.
or
DE EDELMOEDIGHEID DOOR MARIA BEOEFEND.
Mulierem fortem quis inveniet?
Wie zal eene sterke vrouw vinden?
1= PUNT.
Het leven, van Maria, is een spiegel van. edel'noecligheid.
Het leven, dat Maria in den tempel van Jerusalem leidde, was eene voortdurende beschouwing van God en zijne oneindige volmaaktheden , van zijne goedheid en zijne edelmoedigheid jegens den* mensch. Aanhoudend herinnerde zij zich de grootheid van dien al-magtigen Schepper, voor wien het heelal is als een stipje en voor wien alle geslachteu der aarde zijn als een droppel water aan een emmer; die de aarde bij haar polec. vat en de goddeloozen als stof er af schudt, en die de bergen zich ziet neigen onder de voetstappen
DE STERKE VROUW. 231
zijner eeuwigheid. (Habae. 111- 6.) Vooral echter overdacht ?ij met vreugde de eiudelooze liefde van God jegens het menschdom, zoo duidelijk zigtbaar in de belofte van den toe-komstigen Verlosser cn. in de gansche geschiedenis van het uitverkoren volk. Doch nadat zij eenmaal dfl Moeder van Gods Zoon was geworden, en naar mate de geheimen van het Verlossingswerk voltrokken werden, werd haar leven als verslonden door de overweging van de geheimen van het kribje, van het kruis en van het altaar, en deze overweging maakte hare algeheele toewijding aan God dagelijks nog volmaakter. En wijl de edelmoedigheid even als de liefde hare stralen naar buiten schiet, moesten niet alleen de betrekkingen van Maria tot God, maar ook geheel hare verhouding tot den evenmensch op duidelijke wijze door de edelmoedigheid gekenmerkt en geheiligd worden.
Nadat Maria den tempel had verlaten en naar Nazareth was teruggekeerd, werd haar de Aartsengel Gabriël door God toegezonden, om met haar over de menschwording van het goddelijke Woord te onderhandelen. Hare nederigheid en haar geloof, hare voorzigtigheid en hare gehoorzaamheid zijn bewonderens-
VIJFTIENDE DAO.
232
waardig, maar hare edelmoedigheid vooral is treffend en zaligend voor ons. Ofschoon zij zich der waardigheid van Moeder Gods onwaardig acht, onderwerpt zij toch haren wil aan Gods welbehagen. Maar hoe groot is daarbij hare edelmoedigheid 1 Nooit is een der kinderen van Adam meer door God verlicht en door den glans zijner klaarheid bestraald geworden dan Maria, niemand is ooit dieper doorgedrongen in de kennis en den zin der profetiën, en daarom weet zij, dat zij eenmaal, als Moeder des Verlossers, het allerverschrikkelijkst wee zal moeten dragen. In den Zoon, dien zij ontvangen zal en baren, erkent zij den toekomstigen iman van smarten,'' wiens lijden haar eens de Vrouw van smarten zal doen worden. Doch zoo groot is hare edelmoedigheid, zoo vurig hare liefde tot God, zoo innig haar medelijden met de gevallen kinderen van Eva, dat zij met de volmaaktste bereidvaardigheid zich aan al die toekomstige beproevingen onderwerpt. Ook kan de ontzaggelijke verhevenheid van hare roeping en waardigheid, welke haar toch des te grooter schijnt naar mate hare nederigheid dieper is, haar niet ontmoedigen: edelmoedig vertrouwt zij op de goedheid en almagt des Heeren, die de nietigheid van den mensch
DE STERKE VROUW.
kent en genaden schenkt in evenredigheid met de zending, die hij ons oplegt. uZie de dienstmaagd des Heeren: mij geschiede naar uw woord.''
Naauwelijks is het verheven geheim der vleeschwording van het Woord des Vaders voltrokken, of Maria wordt door de edelmoedigste naastenliefde uit hare stille eenzaamheid gedreven: zij gaat hare nicht Elisabeth met hare heilwensehen tevens hare dienstvaardigheid aanbieden, en zoo groot is haar verlangen om hare bloedverwanten te dienen, zegt de H. Bonaventura, {Spec. Led. LIV.) dat, zij met spoed zich naar de bergstreek richt. Hoe duidelijk doen ons de moeijelijk-heid dezer reis in een bergachtig land en de spoed, waarmede Maria henen snelt, de goedheid van haar hart en de edelmoedigheid harer liefde erkennen ! — Drie maanden lang bleef de nederige Maagd in het huis van Zacharias en Elisabeth, en zoo overvloedig de geestelijke genaden waren, welke, door hare bemiddeling, over dat gezegend huisgezin werden uitgestort, ?oo talrijk waren ook de uitwendige diensten, welke de gezegende onder de vrouwen aan haro nicht dagelijks bewees. De verhevenheid harer roeping en uit-verkiezing maakte haar niet onbekwaam voor
233
VIJFTIENDE IMS.
het huishoudelijk leven, en gt-ootelijks dwaalt men, wanneer men zich inbeeldt, dat de heiligen alfijd in geestverrukking- en vervoering boven den gewonen menscklijken kring verheven zijn: dan toch zou de men hen kunnen bewonderen, maar hunne gew^ono levenswijze zoude in zulk geval niet narolgbaar ziju en daarotn ons niet ten voor quot;beeld verstrekken.
Zoodra de Heilige Moedermaagd van de prietti-rlijke stad, alwaar Zictiarias en Elisabeth woonde, te Xazaret'n was wedergekeerd, moest zij getuige zijn van cLe onrust en de angstisre onzekerheid van dengo edr-n H. Joseph. Zij bewaarde echter het stilzwijgen , met edelmoedig geduld het oogenljlik. afwachtende, waarop God den getrouwen be scliermer harer maagdelijkheid het groot e geheim zou ont-sluijeren. Even onderworjjen a,an Gods raadsbesluiten en tevreden met zijne beschikkingen bleef Maria, toen zij, uit gehoorzaamheid aan het bevel van een heiaenscii keizer, de lange en in het winterjaargetijclo zoo bezwarende reis van Nazareth naar BottleLiem moest ondernemen , en onbezweken bleien hare edelmoedigheid en haar geduld, quot;toen zij, in de stad nergens een onderkomen -vindend, eene ellendige grot tot hare schuilplaats en tot geboortepaleis voor den Koning- der Koningen
234
UB STKBÏE VROUW. 235
moest kiezen. Weldra echter vermeerderden de beproevingen van quot;Maria: nooit toch komt Jesus tot iemand, zelfs niet tot zijne Heilige Moeder, zonder zijn krnis; doch met haar lijden steeg ook hare edelmoedigheid. Naau-welijks was .Tesus veertig dagen oud, of de gezegende Maagd vond, op den dag zijner op-dragt, de gelegenheid, om de deugd van edelmoedigheid op de voortreffelijkste w^jze te beoefenen. Jesus zou door haar aan den eeuwigen Vader opgedragen en als bij voorbaat geslagtofferd worden: doch tegelijkertijd slagt-offerde zij zich zelve door hare onderwerping aan eene haar geenszins verpligtende wet. Zjj, reiner dan de blanke lelie der dalen, schoon en liefelijk als de maan, zuiverder dan de zon, zij, de gelukkigste der maagden , de heiligste der moeders, de gezegendste onder al de dochteren van Adam, de Koningin der Engelen en uitverkorenen, onderwierp zich aan de zuiveringswet van het oud verbond. Zij had geone zuivering van noode; integendeel, de geboorte van Jesus had haar nog reiner en vlekkeloozer gemaakt: doch hare edelmoedigheid voerde haar tot deze vernedering, welke haar naar den schijn, met andere moeders gelijk stelde. Nog bewonderenswaardiger was echter hare edelmoedigheid
VIJFTIENDE DAG.
bij de opdragt van Jesus: zij wist, dat zij door die opoffering, welke door den hemel-schen Vader aangenomen werd, haar goddelijk Kind aan het vreeselijkst lijden onderwierp en zicli zelve tot de Vrouw van smarten maakte: doch volgaarne stemde zij in dat alles toei omdat onze zaligheid daarvan afhing. Zoo gaf zij van af de eerste levensdagen van Jesus, dat Kind harer liefde, haar eenigen schat op aarde, der smarten en den dood prijs , om het schuldige menschdom te redden.
Even edelmoedig bleef Maria in het lijden' dat hare ziel doorgriefde , toen zij met haar goddelijk Kindje naar Egypte vlugten en daar jaren lang het brood der armoede en der ballingschap eten moest, en in het nog grootere lijden, dat haar moederhart overstelpte, toen haar twaalfjarig kind, zonder hare voorkennis, te Jerusalem was achtergebleven, om zich in den tempel met de zaken zijns Vaders bazig te houden. Na de wedervinding van Jesus en gedurende zijn verborgen leven te Nazareth , was geheel het bestaan van Maria eene voortdurende en alleredelmoedigste toewijding aan hare huiselijke pligten, aan de verzorging en de aanbidding van den, voor de oogen van God en de menschen, in genade, wijsheid en jaren immer toenemonden Jesus.
236
DE STERKE VROÜW.
237
En toen eens de tijd zijner openbaring gekomen was, volgde zij hem, van Cana in Galilea uit, alwaar haar edelmoedig vertrouwen het eerste mirakel van Jesus verkregen had, op al de wegen zijner prediking, totdat eindelijk hare edelmoedigheid de hoogste hoogte bereikte op den Calvarieberg, toen zij, op den grooten dag van 'a Heeren lijden en sterven, met Jesus en door hem, het bloedige offer van zijn leven aan den eeuwigen Vader opdroeg. Geheel het lequot;en van Maria, van Nazareth tot Jerusalem, van Jerusalem tot Bethlehem, van Bethlehem tot Egypte, van Egypte tot Galilea, van Galilea tot den Calvarieberg, van den Calvarieberg tot haar eigen dood, werd gekenmerkt door de volmaaktste edelmoedigheid, door de onverdeelde toewijding van haar zelve en van alles wat haar dierbaar was aan de dienst des Heeren en aan het heil der menschen. Daardoor heeft Maria verdiend de zoo veel omvattende deugd van edelmoedigheid aan diegenen harer kinderen te schenken, die ze haar vragen en die zich, der gunsten van haren Altijddurenden Bijstand, door hunne getrouwe beantwoording daaraan, weten waardig te maken.
0O0
238 VIJFTIENDE l)iö.
11= PUNT.
JV.Iaï'ia's Altijclclurende Biistancl ondarsteunt ons in. het beoefenen. lt;3.er ecleiinoecligheid.
Het voorbeeld van Maria, de verpligting, welke voor kinderen bestaat, van aan hunne Moeder gelijkvormig te worden, de edele schoonheid en hooge waarde der edelmoedigheid. moeten noodzakelijker wijze een vurig verlangen naar die deugd in ons hart opwekken, en, gelijk Maria, moeten wij door het begrip des harten ons tot die deugd voorbereiden en ons hart voor dezelve ontvankelijk maken. Doch elke deugd, en de edelmoedigheid vooral, bestaat in de oefening en wordt krachtiger door de praktijk. De mensch is niet louter bespiegeling, hij is niet geschapen om altijd te zweven in eene denkbeeldige wereld, waarin zijn geest eene hooge vlugt kan nemen: hij is geschapen om, door de oefening of de praktijk, daadzakelijk te verwezenlijken, wat hij overdacht heeft in diep gepeins. Niemand kan zeggen: ik bezit de edelmoedigheid des harten in mijne betrekking tot God: wel is waar, ik bezit ze niet door daden en toon ze niet door de praktjjk mijns levens, maar ik kan verzekeren, dat ik diep godsdienstig
DE STKIiKB VROUW.
239
ben en edelmoedig'. — Dwaasheid, ijdele klanken, woorden zonder waarheid! welke men niet begrijpen kan, gelijk men ook in een huisgezin een kind niet begrijpen, niet gelooven kan, als het zou zeggen: 't is waar, nooit toon ik eenige toegenegenheid aan mijne moeder: ik omhels haar niet des morgens, ik vraag haren zegen niet des avonds; nooit zeg ik haar van die woorden, welke haar mijnen eerbied, mijne teedsrheid en liefde doen kennen; ik kan echter in waarheid verklaren, dat ik in mijn hart, in het diepst mijner ziel eene echte kinderlijke liefde, het hoogst kinderlijk gevoel omdraag; ik zal er nimmer iets van toonen, maar bezit dat alles in mijn hart. — Logenachtige woorden! de mensch is uitnemend praktisch, en al wat in onze ziel, omgaat toonen we in de praktijk en door onze daden. — Indien wij dan willen weten of wjj ons zonder eenig voorbehoud en zonder be-beperking aan God toegewijd en ons geheel gegeven hebben aan hem, die zich geheel gegeven heeft aan ons, dan hebben we slechts te letten op onze daden, op onzen dagelijk-schen handel en wandel. Hoe natuurljjk! De edelmoedigheid toch is niets anders dan de hoogste liefde. Maar de liefde moet zich noodzakelijkerwijze uitwendig toonen, zjj moet
240 VIJFTIENDE DAG.
stroomen, gloeijen, vlammen schieten. Of kan men de liefde in het hart beperken en in de ziel als vastschroeven? Evenmin de edelmoedigheid! Deise deugd en alle andere deugden kont men door de praktijk.
Het is derhalve noodzakelijk tot de beoefening dier deugd te komen. Dit juist is moeijelijk, maar noodzakelijk. Want dit erken ik gemakkelijk, o mijn God! zoodra ik een-weinig in mij zeiven keer en mijn leven bestudeer, dat ik tot hiertoe bijna niets ernstigs tot stand gebragt heb, en dat ik moet beven bij de gedachte aan de nutteloosheid van mijn leven, omdat ik nooit tot de beoefening en de praktijk ben gekomen en mij altijd tevreden heb gesteld met mijne goede voornemens.
Indien men dan tot de oefening komen moet, hoe en door welke middelen zal men dan tot de slagtoïïering en de volkomen toe-wjjding van zich zeiven aan God kunnen geraken? Verbeelden ■vrij ons niet, dat er groote en bewonderenswaardige opofferingen en verheven daden van ons gevraagd worden, die elk voor zich een edelmoedigen wil, een gekruisten wil vorderen, een wil die zich de moeijelijkste en standvastigste pogingen getrooste. De deugd toch is eene gewone toestand der ziel en kan derhalve niet in buitengewono
■p
y
DE BTERKE VROUW. 241
dingen geplaatst worden; en God kent te goed onze zwakheid en ongenoegzaamlieid, dan dat hij gewoonlijk groote en moeijelijke dingen van ons zou vorderen. Wonderbaar is de Heer in zijne goedheid en teederheid: hij vraagt alleen dat wjj ons slagtofferen in de kleinste dingen. De Heilige Geest zoekt eene sterke vrouw, en overal wordt het gezocht in de wereld het schouwspel eener sterke vrouw, sterk in al de kracht en al de sterkte van het Christendom. Zjj is bijna niet te vinden; men zoude haar tot aan de uiteinden der wereld moeten zoeken en de grootste schatten geven om haar te vinden. Maar wat is zij dan die sterke of edelmoedige vroxiw en hoe kenschetst de Heilige Geest de bijzonderheden haars levens? 't Is eene vrouw die het eenvoudigste werk verrigt, die uitwendige betrekkingen heeft en onderhoudt, die waakt over haar huisgezin en hare dienstboden, die vrij vroeg opstaat, die hare gebeden geregeld doet, die de wet der zachtmoedigheid, de wet der liefde, de wet der barmhartigheid jegens de armen vervult; en die verder niets anders doet. Zietdaar eene vrouw die al den lof van den Heiligen Geest én al den lof dei-wereld waardig is. Bjj gevolg moet men do edelmoedigheid in kleine dingen zoeken, en, 78 10
2.12 VIJTIIESDK DAG.
als men in zich zei ven gaat, zal men erkennen n
dat men, juist in die kleine punten, de eischen 1
der deugd het meest over het hoofd ziet. n
Een klein punt b'j voorbeeld, is het geregeld v uur van opstaan: dit kleine punt is groot in
Gods oogen, en nooit zal men iemand zich a
érnstig met de zaken van zijn heil en zijner n
eeuwigheid zien bezig houden, zonder dat D
het uur van opstaan geregeld zij. Wie niet g
edelmoedig is laat zich in de/o en soortgelijke v
zaken door do luimen der zinnelijkheid ge- g
Een ander noodzakelijk vereischte is het ^
geregeld gebod, kort, indien het niet anders tj
kan, maar vurig. Daar zijn er velen die eene g
menigte half verstrooide mondgebeden opeen- jj stapelen,, maar waarom zal men niet liever vijf-
tien of twintig minuten mediteren ? De gewone ni mondgebeden moet men verrigten, maar door
üe overweging van eene of andere gewigtiga ^
waarheid snelt men vooruit op de wegen der deugd en komt men tot het begrip des harten.
Het is weder een klein en gemakkelijk punt,
maar weinigen zijn er die mei vurigheid en getrouwheid ziek aan God slagtofferen, door st
eiken morgen eenige minuten aan God te d(
geven. — Eene andere noodzakelijke oefening sc
ia de arbeid of ds werkzaamheid. Eene edel- d;
DE STKIÏKK VEODW. 243
moedige ziel slagtoffert zich daardoor aan God Die arbeid raoet echter ernstig en streng, nuttig en degelijk en eenigzins vermoeijend wezen, niet oppervlakkig, niet nietig en ligt. — Misschien liebben -wij dikwijls in ons leven al deze •waarheden begrepen en heilige voornemens gemaakt, om in al die punten edelmoedig te wezen. Doch daar is niets van gekomen. De reden daarvan is, dat wij ta veel op ons zei ven vertrouwden, ons niet spiegelden in Jesus' Moeder, toonbeeld aller deugden, en ons niet aan haren Altijddurenden Bijstand aanbevalen. Indien wij voortaan getrouw zijn om haar aan te roepen en verlangen hare voorbeelden te volgen, zal haar Bijstand ons niet ontbreken, en zullen wij, door haar geleid en gesterkt, de heilige edelmoedigheid, volgens onze roeping en onzen staat, beoefenen tot verheerlijking van God en tot heil onzer ziel.
GEIiED.
O Heilige Moeder van Altijddurenden Bijstand, o sterke Vrouwen toonbeeld aller deugden 1 wat zal ik u zeggen om mij te verontschuldigen en hoe zal ik het u verantwoorden dat ik, helaasI rog zoo weinig gelijkvormig-
VUÏTIEKDK DAG
244
heid met u bezit? Uwe voorbeelden waren daar om my aan te moedigen en mij de deugden te leeren, die ik moest beoefenen; uwe bescherming ontbrak mij niet en uw Bijstand sterkte mij ten allen tijde. In waarheid, ik moet het erkennen en wil het u niet zwijgen, gij hebt meer, duizendmalen meer gedaan voor mij dan ik verdiende en dan ik kon verwachten. Doch waartoe hebben mij al uwe gunsten gebaat en wat heb ik gedaan met de zoo krachtige en menigvuldige genaden, welke uwe voorspraak mij verworven heeft? Treurig, treurig! ik heb ze niet benuttigd en in plaats van op degelijke wijze in de deugd vooruit te gaan, ben ik gebleven wat ik was, of liever, ben ik nog minder geworden in Gods oogen. Thans echter zie ik de oorzaak in mijner geestelijke armoede en ellende: het heeft mij aan edelmoedigheid ontbroken, nooit ben ik tot de praktijk gekomen, ik paaide mij zeiven met heilige gedachten en goede voornemens, terwijl God heel iets anders van mij verwachtte en vorderde. Ik stelde de deugd en de heiligheid in groote, en zeldzame, en buitengewone dingen, en ik dacht niet er aan, dat God, uit medelijden met mijne zwakheid, mij geene groote en moeijelijke dingen wilde opleggen: hoe toch zoude ik daarin getrouw
I-!E STEBSE VHOUW.
245
en edelmoedig kunnen wezen, als ik het niet eens in kleine en alledaagsche dingen weet te zjjn. Doch nu heeft uw voorbeeld mij verlicht en mij de waarheid doen begrijpen , en daarom ben ik dan ook tot het vaste besluit gekomen, u, o Moeder! en uwe voorbeelden voortaan door daden en door do praktijk na te volgen. Met de kleinste dingen wil ik beginnen, en mjjne edelmoedigheid zal ik u toonen door stipt en getrouw te wezen in gewone en dageljjks voorkomende zaken, zoo als, in het opstaas, in het gebod en de meditatie, in de arbeidzaamheid, in de zachtmoedigheid en het geduld. Mijne voornemens, o Maria! zult gij zegenen, en door uwen Al-tijddurenden Bijstand, dien ik, door u te vereeren, aanhoudend over mij zal doen neerdalen , zult gij mijner zwakke pogingen kracht bijzetten, opdat ik in do toekomst mijne beloften beter vervullo dan ik dat vroeger gedaan heb. O sterke Vrouwe, o edelmoedige Maagd! op u vertrouw ik, aan u beveel ik, mij en tot u zal ik mij bljjven wenden, opdat ik door u bijgestaan en gesterkt, edelmoedig bljjve in de dienst uws Zoons. Amen.
yZcESTIËNDE DAG.
OF
DE IJVER VOO Pt DE VOLMAAKTHEID NAAR HET VOORBEELD VAN MARIA.
Speculum justitiae, era pro nobte H-ili'/e Maria, spiegel der gorej-tigheid, bid voor ons.
1° PUNT.
Waarin, moeten w^i naax» Maria's voorbeeld de ware deagd zoelten P
Het is eene ontegensprekelijke waarheid, dat wij ons, na Jesus Christus, geen beter voorbeeld van eenen opregt cliristelijkon levenswandel kunnen voorstellen dan de Heilige Maagd en Moeder Gods Maria. De volmaaktheid immers van het christelijk leven bestaat eigenlijk in onze trouwe medewerking met de genade, in onze b3reidvaardigheid om aan de inspraken van Gods Geest in ons te gehoorzamen en in onze aanhoudende streving om, door de vervulling der verpligtingen van onzen
HET HOOGSTE DOEL. 247
staat, door deugden en goede werken dagelijks gelijkvormiger te worden aan God. Zoo verheven toch is onze besteraming , dat wij er naar moeten trachten, sprekende evenbeelden te worden van den Vader, die in de hemelen is. Niet door zich zei ven kan de mensch, zwak en nietig als hij ia, tot die bovennatuurlijke gelijkvormigheid geraken; zij kan alleen verkregen worden door behulp der genade, die, volgens de uitspraak van dan H. Petrus, eeno mededeeling is der goddelijke natuur, een deelachtig worden aan het goddelijk leven. Als daa de genade ons gelijkvormig maakt aan God, en als onze volmaaktheid dos te grooter zal wezen, naar mate v.'ij meer aan God gelijkvormig zjjn, dan volgt daaruit, dat, dewijl wij, volgens het uitdrukkelijk gebod van Christus, naar de volmaaktheid moeten streven, wjj niet alleen bezorgd moeten zijn, om de kostbare parel der genade, die ons door het doopsel geschonken of door het Sakrament van boetvaardigheid wedergegeven is, te bewaren, maar tevens alle middelen te baat moeten nemen, ora den schat der ons medegedeelde genade dagelijks te vermeerderen. De Heilige Maagd is daarin ons voorbeeld en onze B'j-stand. Zij is ons voorbeeld, omdat zij, ofschoon
ZESTIENDE BAG.
vcrrjjkt met al de voorregten der onschuld nooit heeft nagelaten datgene te beminnen, te omlielzen en te zoeken, waardoor, volgens de haar gegeven roeping, de genade in haar bewaard kon worden. Als de Moeder van eenen Zoon, die in de wereld gekomen was, om het onschuldig slagtoffer onzer zonden te worden, moest zij noodzakelijk in haren staat duizend en duizend gelegenheden vinden, om de versterving en de boetvaardigheid te beoefenen, en moest zij het lijden, dat zoo overvloedig voortsproot uit hare verheven roeping, beminnen. En door niet eene dier gelegenheden nutteloos en ongebruikt te laten voorbijgaan, heeft zij haren genadeschat niet alleen bewaard, maar gedurig vermeerderd.
Daar is niemand die kan klagen , dat hij, in zijnen staat en zijne roeping, geene of niet genoegzame gelegenheden vindt, om in de deugd en de volmaaktheid vooruit te gaan. Doch velen zijn er die zich zeiven misleiden en de volmaaktheid daar zoeken, waar zij niet te vinden is, nameljjk, buiten de vervulling der verpligtingen, welke hun staat hun oplegt. En toch is de eerste voorwaarde om tot de volmaaktheid te geraken, dat men ze zoeke in den staat zalven waarin men door God ge-
248
HET HOOGSTE DOEI,. 2'i9
plaatst is. Jesus Christus ia op aarde gekomen, niet om de bestaande orde van zaken en da verschillende levenstoestanden in de mensclio-lijke maatschappij te vernietigen of omver ta werpen, maar om die te heiligen; en du volmaaktheid van Maria bestond eenvoudig in de stipte getrouwheid aan hare gewone en dagelijksche verpligtingen, uit haren staat en hare verheven roeping voortspruitende. Wij kunnen dus niet beter doen dan ons te wenden tot haar, opdat zij door haren Altijdd uren den Bijstand ons zoo helpe en sterke, dat wij den staat, waarin God ons geplaatst heeft, door onzen jjver voor de volmaaktheid heiligen. Het is om het even welke onze roeping of onze staat zij: we kunnen en moeten streven naar de aan dien staat eigene volmaaktheid; en opdat we nooit moedeloos worden, heeft God gewild, dat er niet een maatschappelijke stand kan aangewezen worden, waarin het Christendom geene heerlijke bloemen der hoogste volmaaktheid heeft zien ontluiken. Niets ia onmogelijk aan do genade van Jesus. Het ia derhalve eene groote dwaasheid zich te beroepen op de moeijelijkheden, welke men in zjjnen staat ondervindt, op de gevaren, welke men te duchten en de vijanden tegen wio meu 78 10-
250 ZESTIENDE DAG.
to worstelen heeft, om het gemis van deugd en volmaaktheid te regtvaardigen. Zij, die zoo handelen, maken God zei ven, die hen in de wereld geplaatst heeft, verantwoordelijk voor de wanorde en de ongeregeldheden huns levens, en werpen op Gods Voorzienigheid de schuld, niet alleen van de gevaren, waarin zij zich bevinden, maar ook van de misdaden, die zij plegen. En zijn er nici, ontelbare Heiligen geweest, die in denzelfden stand en dezelfde betrekkingen, in dezelfde gevaren, in dezelfde bekoringen en moeijelijkheden geleefd hebben? Waarom zonden wij dan niet kunnen, wat zij konden? — Zeker, wij moeten het voor God bekennen, dat er geen staat iu do wereld is, waarin geene moeijelijkheden en bezwaren, geene wanordelijkheden en heerschen-de gebreken, geene bekoringen en gevaren gevonden worden: doch door de kracht van Gods genade kan elkeen over dat alles zegepralen , en indien wij aan die genade getrouw beantwoorden, zal niets van dat alles onze vereeniging met God kunnen verbreken; integendeel , de strijd zelf zal die vereeniging nog inniger en krachtiger doen worden, onze deugd bevestigen en onze volmaaktheid vermeerderen. Zoo moeten wjj, naar het voorbeeld van Ma-
«kt nooosTK noci..
ria, ons bejjveren, om dagelijks van deugden tot deugden, van verdiensten tot verdiensten, van heiligheid tot heiligheid op Ie klimmen.
Laten wij hier een weinig nadenken over ons zei ven en ous dagelijksch leven en laten we onderzoeken of die geestelijke ijver ons bezielt. Wij kunnen niet ontkennen, dat; er in ons eeno verschrikkelijke leemte bestaat opzigtcns de genade, en dat wij verpligt zijn die leemte aan te vullen door het aanwenden aller middelen , welke de godsdienst ons aanbiedt; maar etellon wij ons in dit punt niet met weinig tevreden, blijven wij niet wat we zijn? Vergeten we echter niet dat het ons niet past, aan Gods genade cn aan hare werking in ons palen en perken te stellen. Indien God meer deugdzaamheid en grootere volmaaktheid in ons verlangt en van ons vordert, zijn wij verpligt aan dat verlangen te voldoen en aan God te gehoorzamen. Smeeken we dan de Allerheiligste Maagd, dat zij ons door do kracht van haren Altijddurenden Bijstand dermate ondersteune en versterke, dat wij niets vuriger verlangen dan aan te groeijen in deugd en volmaaktheid, en altoos bereid zijn, door de slagtoffering van ons zelvcu, het leven der genade, hot leven van Jesus in ous, te bevorderen. Bidden wjj haar, dat zij oas
251
ZESTIKSUK DAG.
252
wille bijstaan, opdat we, door haar gusterkt, sterven aan onze bedorven natuur, sterven aan de driften van ons hart, sterven aan alle kwade neigingen, welke wij in ons zeiven gevoelen, om alleen voor Jesus en in Jesus te leven, gelijk het Evangelie dat van ons vordert. Want ja, volgens het Evangelie is het leven van den Christen eene voortdurende zelfverloochening en zelf kruisiging, eene eeuwige boetedoening. En dat kan niet anders. Jesus Christus is de regel, de grondslag van dat leven, en een andere grondslag kan er niet gelegd worden. Als Christenen moeten wij dan eenige trekken van gelijkvormigheid met Jesus Christus bezitten: alleen op die voorwaarde zullen wij eens deelachtig worden aan z-ijne verheerljjking.— Bezit ik die trekken van overeenkomst met Jesus? Ben ik gelijkvormig aan Jesus in zijn kribje, aan Jesus in zijn eenzaam, verborgen en werkzaam leven te Nazareth, aan Jesus, ladend en stervend op den Calvarieberg ? Indien de aardsche rijkdommen mijn deel zjjn, ben ik dan niet gehecht aan die goederen en bezittingen, ea verdwenen daardoor niet alle trekken van overeenkomst tusschen rnjj en de armoede van mijnen God in zijn kribje? Laat ik mjj niet verblinden en misleiden door den geest eener valsche vrij-
HET HOOSPTE DOEI.
hsid en ongebonden onafhankelijkheid, en verlies ik daardoor niet alle gelijkvormigheid aan Jesus, zoo nederig, zoo werkzaam en zoo gehoorzaam iu het huisje van Nazareth? Eti kan ik mij vloijen eeuigermate te gelijken op den God van den Golgotha, ik, die het lijden vreea en ontvlugt, de voldoening der zinnen en de geneugten des levens zoek? Wat antwoordt mijn geweten, wat antwoordt mijno goede trouw op deze vragen? — Laten wij ous voor God vernederen, goede voornemens voor de toekomst maken en den Altijdduren-den Bijstand van Maria afameeken, ten einde die voornemens edelmoedig ten uitvoer te brengen.
11quot; PUNT.
Maria,'* A-ltydciurencle KijslaruT is ons noodzalcelijlc om tot cle voimaalct-lieUl te geraken..
Daar zijn er velen in de wereld die zich verbeelden, dat een deugdzaam en godvruchtig leven eene immer stroomende brou moet zijn van goddelijke geneugten en van inwendigen troost. Die troost is echter niet altoos gevoelig, en die geneugten, aan den voet des kruises gesmaakt, zjjn de vrucht der zelfverloochening en derhalve bitter voor de be-
253
ZESTIESDH DAG.
254
dorveu natuur. Do densfd is en blijft een strijd en de christelijke volmaaktheid, het rijk Gods in ons, is als eene stad op een lioogc-n berg gebouwd. Wij moeten klimmen, lastig klauteren, in het zweet van ous aanschijn en met vele vermoeijenissen aanhoudend opwaarts stijgen. De vooruitgang op de wegen Gods, de volmaaktheid, wordt alleen verkregen op voorwaarde van een langen en ernstigen arbeid in ons zei ven en tegen ona zei ven. Doch hoe zullen we, te midden der vijanden die ons omringen, de schier steile helling van dien hoogen berg kunnen opklimmen, als de mag-tige hand der Moeder van Altijddurenden Bijstand ons niet staande houdt en geleidt ? Hoe zullen we, in uren van troostlooze verlatenheid en van bangen strijd , den moed bewaren, als wij niet gesterkt worden door haren alvermogenden Bijstand? Is het niet te vreezen, dat, indien wij haren Bijstand missen, de vermoeijenissen ons zullen afmatten en wij, in plaats van met veel moeite vooruit te gaan, om het gewenschte doel te verkrijgen, liever stil en rustig op den boord van gapende afgronden zullen vertoeven en ons aan een wissen ondergang blootstellen? Niet een enkel oogenblik van rust mogen we ous zeiven toestaan, want altijd zijn de vijanden daar: we
HET HOOGSTE DOKI,.
vinden hen om ons, in ons en tot in da diepste diepten van ons hart. Na gestreden te hebben, moeten we nog strijden, en, na den kamp, ons op eeae nieuwe worsteling voorbereiden. Is de eene vijand neergeslagen, dan staat de ander, op: werpen wij de wapenen een oogenblik weg, dar^ moeten wij wijken. Hoe noodzakelijk is het dan, dat wij aanhoudend orize toevlugt nemen tot haar, wier Altijddurende Bijstand ons de zegepraal over ons zeiven en onze vijanden ten allen tijde kan doen verkrijgen , en zonder wier bescherming wij nooit den graad van volmaaktheid, waartoe wij geroepen zijn, zullen bereiken!
We moeten de volmaaktheid beschouwen als den prijs van het geweld dat wij ons zeiven aandoen; en, wijl God vordert, dat wij volmaakt worden in de deugden van onzen staat, zijn wij verpligt al de krachten van ons verstand, al de hulpmiddelen van ons hart, al de vermogens onzer ziel to gebruiken, om, onder den bijstand der genade, ons door Maria verkregen, ons zei ven te overwinnen. Gelijk iemand, die een zwaren last moet tillen, zijne armen uitrekt, zijne spieren spant, zijne pogingen verdubbelt, om dien last, welken hij eerst wanhoopte te kunuen ligten, op te nemen, zoo moeten wij al het mogelijke doen om
255
ÜKSTIEKDB DArt.
volmaakt te wordeu gelijk de hemelsche Vader volmaakt is.
Ondervragen wij hier ong zei ven en onderzoeken wij, of dit de gewone toestand is, waarin wij ons bevinden. Doen wij ons zeiven dat heilig geweld aan ? Strijden wij gelijk het behoort? Indien de volmaaktheid de prijs ia van dat klimmen en klauteren op een steilen berg en langs dreigende afgronden, getroosten wjj ons dan de aanhoudende moeite, die er noodig is om er toe te komen ? Misleiden we toch ons zeiven niet. Want indien we niet op de wegen Gods en den wog der volmaaktheid zijn, op welken weg bevinden wij ons dan? Indien wij niet op den engen en moeije-lijken weg zijn, dan zijn wij onvermijdelijk op den breeden weg. En als wjj op den breedeu weg zijn, waar zullen wjj dan aankomen? Ach! men stelt zich zoo gemakkelijk gerust in da wereld en men verbeeldt zich zoo gaarne, dat het genoeg is geen kwaad, geene groote zonden te doen! Maar neen, dat is niet geaoeg, men is tevens verpligt goed te doen. Welk kwaad deed de nuttelooze dienaar van het Evangelie? Hij had het talent zjjns meesters niet verkwist, maar zorgvuldig in den grond gestept om het met te meer zekerheid to kunnen bewaren; wijl hij' hot echter niet had doen gelden.
256
UET HOOaSTE DOFX.
werd dit vonnis tegen liem uitgesproken; Werp dien nutteloozen dienaar in de uiterste duisternissen. Welk kwaad deden de dwaze maagden van het Evangelie? Haar hart openden Z}) niet aan gevaarlijke gedachten of aan schuldige begeerten, en de bloem der teederste deugd hadden zij in al hare schoonheid bewaard, maar wjjl zij niet waakten en bij de komst des Bruidegoms niet tegenwoordig en niet bereid waren, moesten zij dit vreesselijke woord vernemen ; Ik ken u niet! Welk kwaad deed de onvruchtbare vijgenboom? Hij droeg geene vruchten, en alleen daarom werd hjj uitgehaald en in het vuur geworpen. Denken wij er soms wel aan, dat de Regter, in het laatste oordeel, niet eenig en alleen sproken zal van het kwaad! Hij zal ook spreken van het goed, dat men verzuimd en verwaarloosd heeft. Hij zal zeggen: Ik hud honger: gij gaaft mjj niet te eten; dorst, gij gaaft mij niet te drinken; ik was gevangen, gij kwaamt mjj niet bezoeken. Weg van mij, vervloekten, in het eeuwig vuur. De regter spreekt dus bepaaldelijk van 't verwaarloosd goed. Hoe moet dit ons tot nadenken brengen!
Dat nadenken zou ijdel wezen en ons wel-ligt meer tot vertwijfeling dan tot levensverbetering en volmaking voeren, indien wij aan
257
258 ZESTIENDH DAO.
onze eigene z'.vukheid overgelaten waren. Docli neen: God zal ons krachten en genaden in overvloed geven', om het kwaad te vlugten en hst goed volgens onzen staat te omhelzen, op voorwaarde, dat wij ons wenden tot haar, die het toonbeeld is der volmaaktheid en de uitdeelster der goddelijke genade. Haar bjj-staad zoo magtig, omdat niets aan hire gebeden geweigerd wordt, en hare voorspraak zoo welwillend, omdat zij ons allervurigst bemint en onze volmaaktheid van harte wenscht, zullen ons, indien wij getrouw zijn om tot haar, als tot de Moeder van Altijddurenden Bijstand, onze toevlugt te nemen, al datgene verkrijgen, wat ons noodig of nuttig kan zijn, om, door de volmaaktheid, eenigermate aan Jesus gelijkvormig 'te worden en om, door die gelijkvormigheid, tot de vereeniging met hem in de glorie te geraken.
GEBED.
Wat een troost is het mij, o Maria! u met den zoeten naam van Moeder van Altijddurenden Bijstand te mogen begroeten eu mij tot u te kunnen wenden met de zekerheid van niet verstoeten te zullen worden. Gij kent den toestand mijner ziel en gij weet hoe verre
HBT HOOGSTE DOEL.
259
ik nog van de volmaaktlisid, welks God van mij vraagt, verwijderd ben: doch gij kunt, door uwen magtigen Bijstand, in al mijne be-lioeften voorzien, mij sterken in den strijd tegen mij zeiven en mij aanmoedigen en ondersteunen in liet streven naar de christelijke volmaaktheid. Helaas! dat ik u vroeger niet zoo goed gekend heb als nu, en mij niet met zooveel vertrouwen en vurigheid tot u gerigt heb als ik dat heden doe. Daaraan moet ik het toeschrijven, dat ik zoo arm beu aan goede werken; aan deugden en verdiensten, en dat ik mij zei ven misleid heb, door mij te verbeelden , dat het genoeg is zekere zware zonden te vermijden, lloevele genaden heb ik misbruikt en hoeveel goed, dat ik gemakkelijk kon doen, verwaarloosd! En indien ik al vrij ben gebleven van doodzonden, moet ik toch zuchten en mijne schuld erkennen, omdat ik mij zoo herhaaldelijk aan minder kwaad, bijna zonder het te bemerken, heb schuldig gemaakt. Ja, nu begrijp ik het; ik deed kwaad, met het hart van God door mijne traagheid en nalatigheid te bedroeven, ik deed kwaad doordien ik, om mijn pligtverzuim en mjjn gebrek aan ijver voor do volmaaktheid , tot walging en verveling strekte aan het vaderhart van dieu liefdevollen God; ik deed kwaad, door
^'ÖO ZESTIENDE DAU.
in het heilig hart van Jesus zoo vaak eeu schicht te drijven, die, wel is waar, dat hart nog niet doorboorde, maar toch eenigzins verwondde. Hoe dikwijls heb ik kwaad gedaan, door zoo digt tot de doodzonde te naderen, dat ik het met mjj zeiven niet kon uitmaken of ik er niet in gevallen was! Hoe menigmaal heb ik mij zeiven, zonder goede gronden gerustgesteld en mijne gewetensknaging versmoord! En toch konden de nalatigheid en de zelfvergetelheid, waarin ik rustig voortleefde, mij zoo gemakkelijk de grenzen der dageijjksche zonde doen overschrijden! Dat droevig verledene, o Maria! wil ik uitboeten door eene verdubbeling van ijver in de toekomst en door de vurigheid, waarmede ik mij op de volmaaktheid volgens mijnen staat zal toeleggen. Doch ik reken op uwen Bijstand , o Moeder! en op de kracht uwer voorspraak. Geef dat ik mj] ten allen tijde uwe verheven voorbeelden herinnere en mij beijvere om die na te volgen. Sterk mij dermate door de genade van Jesus en uwen Altijddurenden Bijstand, dat ik door mijne deugden volmaaktheid verdiene, hier op aarde een waardig schouwspel voor Jesus te zijn eu eens in den hemel met hem vereenigd te worden. Amen.
^2 EVEN TIEND 3 pAG.
or
MARIA'S BIJSTAND TER GOEDE KEUZE VAX EEN EX LEVENSSTAAT.
Desponsata malei' ejus Maria Joseph.
Zijne Moeder Maria was verloofd aan Joseph.
Ie PUNT.
Maria liet zioh door God in de keuze van. haren slaat geleiden.
God wil de zaligheid van alle mensclien en daarom bepaalt hij voor elkeen den weg, dien hij bewandelen moet. om tot de zaligheid te geraken en bereidt hem op dien weg alle noodige genaden. Yan het beantwoorden aan die roeping Gods, dit kan men in het algemeen zeggen, hangen 's menschen rust af, z|jn geluk en zjjne tevredenheid hier op aarde, en tevens zijn geluk in het andere leven. Want is men buiten den staat, waartoe men door God geroepen is, en dringt men zich eigen-
ZEVENTIENDE I)AC!.
dunkelijk, zonder op Gods roeping te letten, in esnen of anderen levensstaat iu, dan zal men er gewoonlijk niets anders in vinden dan beproevingen en bitterheden, teleurstellingen en kruisen , welke daarom vooral grievend en smartvol zullen wezen, omdat men erkennen zal, dat men ze zich zei ven heeft voorbereid; en, wat nog erger is, men zal in dien levensstaat, dien men, zonder daartoe door God geroepen te zijn, aanvaard heeft, niet dien overvloed van genaden vinden, welken men in den staat, waartoe men door God bestemd was, gevonquot; den zou hebben. Het ia derhalve van het hoogste belang eene goede keuze te doen bij het aanvaarden van een levensstaat: niets is betreurenswaardiger dan een misstap in deze groote en albeslissende levenskwestie.
Hoe troostend is het dan voor ons, dat wij met volle zekerheid ons overtuigd kunnen houden, dat Maria, vooral in deze gewigtige zaak, zich als onze Moeder gedragen en haren Altijddurenden Bijstand ons, bij de verkiezing van oenen levensstaat, niet onttrekken zal. Zij immers is de Patrones van een goeden en zaligen staat, en zij heeft verdiend dat te worden, omdat zij door God alleen zich heeft laten geleiden in de keuzo van baren eigen levensstaat.
262
DE GROOTSTE LEVEKSKWESTIK. 263
De Heilige Maagd was, door hare Onbevlekte Ontvangenis , niet alleen vrij van alle besmetting der zonde, maar ook vol van genade. Dat voorregt en die genadenvolheid bestemden haar tot de hoogste deugd en de verhevenste volmaaktheid. Deze nu bestaat. volgens de woorden van Christus, de leer des Apostels en de verklaring van de Kerkvergadering van Trente {Sess. XXIV. Can. 10.) in den ongehuwden staat, in een, aan God toegewijd, maagdelijk leven. Maria, door den H. Geest verlicht, erkende deze hoogere volmaaktheid en beantwoordde aan hare roeping door hare intrede in den tempel en door het uit-epreken der gelofte van kuischheid: zij toch, zegt de II. Ambrosius, heeft in het heiligdom des tempels het vaandel der kuischheid geplant , en daarom is zij de Maagd bij uitnemendheid, de Maagd der maagden, de Koningin der maagden. Het was echter in Gods raadsbesluiten vastgesteld, dat de Maagd, die de Moeder van hst eeuwige Woord moest worden, hare zuiverheid onder den sluijer van een heilig en eerbaar huwelijk zou verbergen en bewaren.
In het oude verbond werd, met het oog op den beloofden Messias, die van Abraham,
ZEVENTIENDE I)AO.
Isaiic en Jacob zou afstammen, de nakomelingschap als eene i-jjke zegening Gods beschouwd ; de ongehuwde staat werd er minder geacht en weinig beleefd, en het gemis van kinderen in het huwelijk werd aangezien als eene straffe des hemels. Jephto's dochter, door haren vader den Heer toegewijd, treurde met hare gezellinnen in het gebergte, omdat zij veroordeeld was in den maagdelijken staat te leven. De doorluchtigste vrouwen van het Jodendom, Sara on Rebecca, Rachel en Anna, jammerden zoolang zij kinderloos waren. Zoo meer de tijd naderde van de door de profeten voorspelde komst van den Messias, zoo grooter werd ook dat verlangen naar nakomelingschap, vooral in het stamhuis van David, uit hetwelk de Verlosser moest ontspruiten en waartoe ook Maria behoorde.
Toen eindelijk de volheid der tijden, volgens de voo»spellingen van Jacob en Daniël, nabij was, leefde de jeugdige Maria, dat hemelsch kind van genade, die koninklijke erfdochter van David, in den tempel van Jerusalem en had den leeftijd bereikt, waarop zjj, volgens landsgebruik, ten huweljjk gegeven zou worden.
Laten wjj er wel op letten, hoe zij, door hare bereidvaardige gehoorzaamheid en vol-
264
DU UKOOTSTE r.UVKMSKWESTIE. ÜOO
maakte onderwerping' aan alle plannen van God over haar, verdiend heeft de Moeder vaa Altijddurenden Bijstand te worden voor allen, die in beraad staan over de keuze van hunnen levensstaat.
De Hoogepriester, onder wiens leiding Maria met de andere tempelmaagden was opgegroeid en de hoofden harer familie dachten er dan aan Laar te verloven, ongetwijfeld in de hoop dat, door Maria, do geboorte van den Messias bevorderd zou worden. Maria kende de voorzeggingen der profeten en deelde de hoop van Israël; maar in hare nederigheid, zegt de H. Alphonsus, [Leerrede ov. de opdragl v. Mar.) verlangde en hoopte zjj nieta anders, dan eens de hooggezegende Maagd, die de Moeder des beloofden Messias zou wezen, te mogen zien en als dienstmaagd te mogen dienen; en dit verlangen waa welligt eene der beweegredenen, die haar de gelofte van kuischheid deden afleggen.
Toen Maria bemerkte, dat er aan hare uithuwelijking gedacht werd. heeft zij, gelijk men ligt kan begrijpen, hare gelofte wel niet langer aan den Hoogepriester en de hoofden harer familie geheim gehouden. Voorzeker hebben zij dit besluit, dat zoo weinig strookte met de bogrippeu der Synagoog en met 78 12
2G6 Zeventiende dag .
hunne eigene denkwijze, nist goedgekeurd: zji kenden evenwel de verpligting eener aan God gedane gelofte al to goed, dan dat zij niets zouden maken uit do gelofte der jeugdige Maagd. Daarom is het zeer waarschijnlijk, dat do Hoogepriester iu deze twijfelachtige zaak God ging raadplegen in het heiligdom, en dat God hem ten antwoord gaf, dat de Maagd ten huwelijk gegeven zou , worden. Na den wil Gods erkend te hebben verpligtte de Hoogepriester de kuische en edele Maagd, in den naam van God, tot het aangaan van een huwelijk. Wat doet nu Maria bij deze met hare verlangens en geneigdheden zoo strijdige bepaling? Ziet zij af van hare aan God gedane belofte ? Voor niets ter wereld zoude zij dat gedaan hebben, omdat zij zeker was, dat de Heilige Geest haar die voorheen ongekende belofte geleerd en de genade haar daartoe aangedreven had; en liever dan ze te verbreken zou zij verzaakt hebben, niet aan alle grootheden en geneugten der wereld, dat ware weinig geweest, maar aan de alles overtreffende eer van het goddeljjk Moederschap, gelijk zij later duideljjk aan den aartsengel Gabriël te kennen gaf, toen deze met haar over de menschwording van Let goddeljjk Woord kwam onderhandelen. Zoo moet zjj
DE Ol'.OOTSTE LEVENSKWESTIE. 267
-d; dan wel zeker geweest zjjn van de bewaring ian harer kuischheid bij hare ui huwelijking, zeker dat ook van den kuischen zin van hem, aan wien der zij tot Bruid gegeven zou worden. En daarom iar- hoopte zij dat God, die haar tot het huwelijk fel- riep, haar den Bruidegom zou aanwijzen, dien het hij haar had voorbestemd. Kinderlijk ver-:af, trouwt zij op Gods tusschenkomst: haar hart, zou , haar wil, geheel haar leven zijn in Gods ben handen: niets zoekt zij dan het welbehagen Iele des Heeren. Gelijk zij de kuischheid tot haar ian ' deel verkoren had, zoo voegde zij zich nu tot eze het huweljjk, zoo stemde zij later toe in het zoo goddelijk moederschap, in den dood van haren aan Zoon, omdat zij in dat alles den wil Gods •eld erkende. »Zie de dienstmaagd des Heeren; mjj iker geschiede naar uw woorddit antwoord van een Maria aan den Godsgezant beheerscht geheel laar haar leven. * i ze Het vertrouwen van Maria werd door God aan beloond en door de gevolgen gebillijkt. Er dat leefde toen op aarde een man, die zoo verver- vuld was van den H Geest en zoo rijk aan ap, deugden, dat hij in Gods oogen Maria waardig igel werd bevonden. Nooit had Joseph, Davids iaar afstammeling, gedacht, dat hjj tot de vervulling ;ljjk van Gods beloften eenigermate zou medewer-; zij ken. Hij was tot rijpen munnelijken leeftjjd
268 ZEVENTIENDE DAG.
altijd verborgen gebleven voor de oogen der wereld en alleen aan God bekend. En ofschoon hij uit hetzelfde stamhuis als Maria was voortgesproten, zou hij tooh nooit hebben durven optreden, om haar als Bruid te ontvangen: hij toch achtte zich harer onwaardig. De hemel echter verklaarde zich voor Joseph, en, dooi' goddelijke tusschenkomst, werd de kuische dienaar Gods als Bruidegom aan de zuivere Maagd gegeven, en deze ontving hem in den naam van God als den bewaarder harer kuischheid.
Verheven zjjn de deugden, welke Maria bij deze gelegenheid beoefend heeft, en zoo aangenaam aan God waren hare onderwerping aan den wil des Heeren, haar gebed, haar vertrouwen en hare gehoorzaamheid, dat zij daardoor verdiend heeft, de Moeder van Al-tjjddurenden Bijstand te worden voor allen, die het licht des hemels willen bekomen om den staat, waartoe zjj door God geroepen zijn, te kennen.
n« PUNT.
lytaria vot aan. liav© Ivii i.lt; 'f-1 i't'ii laa-
ren. ^VlUiddai-enden. jBijstand by het verlciezen van. eeixen. levensstaat.
De goede keuze van een levensstaat ia voor elkeen een allergewigtigst en tevens een aller-
Igt;E GROOTSTE LEVENSKWESTIB. 269
moeijelijkst punt: een allergewigtigst punt, omdat daarvan het levensgeluk op aarde en het eeuwig geluk in het andere leven grooten-deels afhangen; een allermoeijelijkst punt, omdat het zoo gemakkelijk is zich te vergissen en een misstap te doen, die gewoonlijk niet meer hersteld kan worden. Inderdaad, hoe ligt kan het gebeuren, dat men in de keuze van eenen levensstaat, en, indien men zich tot het huwelijk geroepen gevoelt, in de keuze van een echtgenoot, te werk gaat met jeugdige ligtzinnigheid en aonder eenig beraad of nadenken? Men laat zich verblinden en misleiden door eene schuldige hartstogtelijk-heid; men laat zich begoochelen door een valschen, bedriegelijken en ijdelen schijn, door hoogmoed en wereldsche grootheid, door geld en goed, die toch niemand gelukkig kunnen maken, of door gemakzucht en liefde voor een weelderig of zinnelijk leven. Hoe vaak geschiedt het, dat de ouders, die de natuur-lijke raadslieden hunner kinderen zijn, hen van het omhelzen van een of anderen levens-staat, bij voorbeeld, van den kloosterlijken staat, op alle mogeljjke wijzen trachten af te houden, en dermate er op aandringen, dat een andere staat gekozen worde, dat de kinderen
270 ZEVEXTIB.VDE DAG.
ten einde raad komen en niet meer weten wat zij zullen kiezen? Hoevele jeugdige personen zijn het daarenboven met zich zeiven niet eens, en blijven jaren en j iren voortdobberen in treurige onzekerheid over hunne roeping? Hoevelen missen de wilskracht en de edelmoedigheid, welke noodig ziju om des Heeren roepstem te volgen?
Een misstap in de keuze van den levensstaat is dus spoedig gedaan, maar onberekenbaar en noodlottig zijn deszelfs gevolgen. Wat moet men dan doen, om zulken misstap en zulk ongeluk te voorkomen? Hoe moet men zich gedragen, waimeer men aan het verkiezen van een levensstaat gaat denken ? Waar het licht zoeken, om Gods wil te kennen en de kracht om dien te volvoeren?
Men kan niet beter doen, dan zich tot de Moeder van Altijddurenden Bijstand te wenden en lij haar dat hemelsch licht en die kracht te zoeken. Eerst en vooral moeten zij, die hunne roeping wenschen te kennen, haar bidden, dat zij zeiven door haar verlicht worden, om op klare en duidelijke wijze den wil Gods te kennen; zij moeten haar smeeken dat zjj liun eene zekere voorliefde, eene sterke geneigdheid instorte voor den hun door God
DE «IIOOTSTE LEVENSKWESTIE. 271
bestemden levensstaat. Wijl echter de mensoli in gewigtige zaken bij aideren te rade moet gaan, omdat men, vooral in de jaren der jeusrd, onbedreven is en zonder ervaring, en wijl do ouders verondersteld worden hot geluk hunner kinderen ia nlles te zoeken, moeten zij, die eenon staat willen kieien, de Moeder van Altijdd'irenden Bijstand bidden, dat zij den geest hunner ouders verlichte en hen bijsta opdit zij goede raadslieden zijn voor hunne kinderen, liet is echter te betreuren dat velo vaders en moeden in dit groote punt aan hunne verpligtingen te kort schieten, zich meer door den geest der wereld dan door Gods geest laten geleiden, en zonder billijke redenen de roeping van hunnen zoon of hunne dochter tegenwerken. In zulk geval moeten de kinderen zich wenden tot hunnen gosstelij-ken raadsman, hunnen biechtvader, hem al hunne gesteltenissen doen kennen en zich volgens zijnen raad gedragen; nooit toch zal iemand, die voorzigtig handelen wil, zich tot oenen of anderen staat besluiten, zonder vooraf met den zielbestierder daarover gesproken en beraadslaagd te hebben. Men zal dan ook de Moeder van Altijddurenden Bijstand allervurigst bidden,dat zij den biechtvader gelieve te verlichten.
272 ZEVBSTIENDE DAG.
Nog onder een ander opzigt moeten zij, die eenen staat wensclien te aanvaarden, zich aan de Moeder van AUijddurenden Bijstand aan-Levelen. Aan eiken staat zijn zekere verplig-tingen verbonden; in eiken staat ontmoet men eigene bezwaren, moeijelijkheden en kruisen; elke staat brengt zijne eigene gevaren mede. Door zich zeiven kan men dat alles niet kennen; en toch zou het alleronvoorzigtigst zijn eenen staat te omhelzen, vpaarvan men vooraf de pligten, de moeijelijkheden en gevaren niet begreep: die kennis moet men dan aan Maria vragen. Ach! hoevelen zijn diep on gelukkig in den staat, dien zij zich gekozen hebben, in het huwelijk, bij voorbeeld, omdat zij, alvorens daartoe over te gaan, nooit, hebben nagedacht over de zware verpligtingen daaraan verbonden, en, noch door vastheid van karakter tegen de bezwaren, noch door gevestigde en beproefde deugd tegen de gevaren van dien staat bestand waren.
Hoe troostend is het dan voor de kinderen van Maria, dat zjj. in de groote zaak hunner roeping, op den Bijstand hunner magtige Moeder kunnen rekenen, indien zij zich met een kinderlijk vertrouwen aan hare voorspraak aanbevelen. Maria toch kan niet weigeren hen te verlichten, opdat zij Guds wil kennen, en
DE OBOOTSIE LEVENSKWESTIE. 273
hen te sterken, opdat zij zich volgens dien wil gedragen. Zij verlangt ons geestelijk en tjjdelijk welzijn, ons aardsch en eeuwig geluk; onze belangen zijn de liiire; daarom kunnen wjj zeker zijn dat hare voorspraak ons niet geweigerd en haar Bijstand ons niet ontzegd zal worden, vooral niet indien wij de gewoonte hebben, haar dikwijls en vertrouwend, met den troostvollen naam van Moeder van Altijddurenden Bijstand, te begroeten.
GEBED.
O Heilige Maagd en Moeder van Altijddurenden Bijstand! die immer,met de volmaaktste edelmoedigheid , Gods raadsbesluiten gevolgd en aan zijne beschikkingen u onderworpen hebt, verwerf mij door uwe voorspraak de genade om, naar uw voorbeeld, Gods plannen te volgen en ten uitvoer te brengen. Doe mij den heiligen wil Gods kennen, opdat ik wete welken levensweg ik moet inslaan, om in dit en het andere leven gelukkig te zijn; stel een einde aan de onzekerheid, waarin ik ten op-zigte mijner roeping verkeer, en geleid gij zelve mij tot datgene wat God van mij verlangt. Weigert gij mij uwen Bijstand, dan zal ik besluiteloos blijven en niet weten welken 78 12.
ZEVKSTIESDE DAG.
274
staat ik kiezen moet, of welligt een treurigen en onherstelbaren misstap doen in deze aller-gewigtigste aangelegenheid. De zinnen toch slepen mij mede naar de wereld, terwijl de geest mij tracht te voeren tot God. En heb ik eens eene kwade keuze gedaan, wat zal er dan van mij geworden ? Helaas! dan zal mijn leven op aarde rampzalig zijn, en het ergste zal ik dan te vreezen hebben voor mijne toekomst in de eeuwigheid; terwijl, indien ik, door u verlicht en geleid, eene goede keuze doe en den staat, waartoe ik geroepen ben, aanvaard, ik een overvloed van genaden op aarde bezitten zal en weinig te vreezen zal hebben voor mijne zaligheid. Verlicht mij dan, o Moeder van Altijddurenden Bijstand! en versterk mij , uw kind, opdat ik met christelijke grootmoedigheid mij aan Gods raadsbesluiten onderwerpe. Misschien ben ik tot eenen staat geroepen, die bitter en pijnlijk is voor de natuur, misschien wil God dat ik hem dieneen mijne zaligheid bewerke in het kloosterleven: ik ben daartoe bereid, vermits gij mij uwen Bijstand verleent, ten einde ik, daardoor gesterkt, alle tegenkantingen mijner ouders of bloedverwanten, alle tegenbedenkingen, door mijn eigen bedorven hart opgeworpen, over-winne. Misschien wil God, dat ik, te midden
DE QBOOTSTE LEVENSKWESTIE
275
der wereld, in den maagdelgken en ongehuw-den staat voortleve: ik ben er mede tevreden en verlang niets anders; welligt echter heeft hjj het mij weggelegd, dat ik in het huwelijk trede; hoezeer ik schrikke voor dien staat, wil ik mij toch aan zijnen heiligen wil onderwerpen, zoohaast ik dien zal kennen. Maar die kennis mijner roeping moet mij door uwe voorspraak en uwen Bjjstand gegeven worden: verleen ze mij dan, o Maria! verlicht mij, en wees verzekerd, dat, indien gij het vertrouwen, dat ik op u stel, beloont en mij tot den levensstaat voert, dien God voor mij bestemd heeft, ik u, o Moeder van Altijddurenden Bijstandl mijne dankbaarheid zal toonen, door, in dien staat, aan Jesus uwen Zoon getrouw te blijven. Amen.
y^CHTTIENDE pAG,
or
MARIA VERLEENT ONS HAREN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND TER TROUWE VERVULLING VAN DE PLIGTEN VAN ONZEN LEVENSSTAAT.
Ecce ancilla Domini,
Zie de dienstmaagd des Heeren.
I» PUNT.
Maria is het toonbeeld, aller Christenen in het waardig beleven van den levensstaat.
Wanneer men eens zijnen levensstaat, welken dan ook. door den Bijstand van Maria gekend en omhelsd heeft, komt het er op aan, dien, naar haar voorbeeld, op waardige wijze te beleven, door deszelfs verpligtingen metnaauw-gezetheid en standvastigheid te volbrengen.
In de voorgaande beschouwingen hebben wjj herhaaldelijk erkend, dat Maria zóó leefde dat zij verdiende de Moeder van God te worden en in alles Gods wil te kennen; in deze
DB TROUWE PLIGTBETRACIITIJSÖ. 277
beschouwing zullen we ons overtuigen, dat zij, na haar goddelijk Moederschap, zoo leefde, dat zij waardig was tot die hooge waardigheid verheven te zijn geworden, en, door de getrouwe vervulling dor verheven verpligtin-gen harer onvergelijkelijke roeping, zoo groote verdiensten verwierf, dat deze haar de Moeder van Altijddurenden Bijstand voor de Christenen aller staten en standen moesten doen worden.
Als kind en als jeugdige Maagd is Maria het toonbeeld aller ongehuwden. Om denmaagde-lijken staat waardig te beleven, bewaarde zij hare zintuigen door de eenzaamheid en haar hart door de innigste vereeniging met God. Op denteederen leeftijd van drie jaren onttrok zij zich aan alle gevaren der wereld, door zich, in de eenzaamheid des tempels, aan God ten eenemale en onherroepelijk toe te wijden, en toen zij te Nazareth was wedergekeerd, bleef zij even afgezonderd en eenzaam als zjj te Jerusalem geweest was. Moest zij bezoeken afleggen, dan werden deze uit do heiligste inzigten gedaan , en zorgvuldig vermeed zij daarbij het gewoel der wereld: tot hare nicht Elisabeth ging zij met spoed en langs het eenzaam gebergte. Om deze zoo volmaakte
278 achttiende dag,
afzondering wordt Maria door de Kerk »een gesloten tinn, eene verzegelde fonteinquot; genoemd.
Zoo volkomen hare scheiding van de wereld was, zoo algeheel was hare vereeniging met God. Wij zien haar in den tempel van Jerusalem in hare eerste kinderjaren; zij komt daar weder op de hooge feestdagen of ter vervulling van de voorschriften der wet, en herhaaldelijk wordt van haar gezegd, dat zij allo woorden, dat is, alle geheimen en gebeurtenissen van het leven van Jesus, in haar v hart bewaarde. Het heerlijk magnificat, de lofzang harer dankbare nederigheid, is het schoonste bewijs harer vereeniging met God en van haar beschouwend leven.
Gelijk Maria het voorbeeld aller maagden is, zoo is zij ook het toonbeeld der gehuwden door de trouwe en edelmoedige vervulling van alle verpligtingen, welke uit den staat des huwelijks voortspruiten. Eu wijl de getrouwheid aan God de grondslag is van elke andere getrouwheid, is het niet te verwonderen, dat Maria daarin uitmuntte. Aanhoudend herinnerde zjj zich Gods oneindige weldaden en zijne beloften, tot wier vervulling isij mogt medewerken; dankbaar voor elke genade en hemelsche gunst haar geschonken,
DE TROUWE PLIGTBET1UCHTIKO. 279
en gaf zij aan God alleen alle eer en glorie; uit
je- dankbaarheid offerde zij zich zelve voortdurend aan God op en waa bij alle offers van
gt;ld haren Zoon tegenwoordig, en, in waarheid,
iet offerde zij daarbij mede, zoowel bij zijn offer
■u- in den tempel, als bij het offer van de brekinge
nt des broods en bij het zoenoffer op den Gol-
;er gotha. Geene deugd, die zij niet beoefende,
en geene volmaaktheid, waarnaar zij niet streefde,
zij omdat zij nimmer eene enkele genadegunst
;e- verwaarloosde.
ar Het is derhalve allernatuurlijkst, dat zij
de ook de overige uit hare roeping voortsprui-
,et tende verpligtingen met do meeste getrouw-
od heid vervulde. Reeds hebben wij overwogen, hoe zij, door de gelofte van kuisehheid, aan
en den maagdelijken staat de voorkeur gaf boven en quot;quot;ij het huwelijk: toen zij echter , door Gods
ag raadsbesluit, tot het huwelijk geroepen werd
,at en haren kuischen Bruidegom van God door
;e- een wonder ontving-, zag zij niet naar rijkdom,
ke naar jeugd of schoonheid, maar eenig en al-
n- leen naar den adel zijner ziel. Hare liefde tot
u- den heiligen Joseph was gegrond op de in-
il- nigste hoogachting; vol eerbied was zij voor
ig zija gezag, vol gehoorzaamheid vooral zijne
ie bevelen; hunne zamenleving was eene weder-
u, zjidsche stichting, hunne woorden ademden
ACHTTIENDE DAG.
280
de hoogeie heiligheid, al hunne gedachten cn alle teederheid van hun hart hadden Jesus tot voorwerp. In het huiselijk leven was Maria, even ala Joseph, arbeidzaam, godvruchtig en liefderijk: hare achting voor zijne deugd stond gelijk met haar ontzag voor here., die, als plaatsvervanger van God op aarde, haar Bruidegom was en do voedstervader van Jesus. Bij het vertrek naar Bethlehem en bij de moeijelijke reis naar het verafgelegen Egypte gehoorzaamde zij met eene bewonderenswaardige bereidvaardigheid. — Eu wie ter wereld zal kunnen uitspreken of begrijpen, hoe zorgvuldig zij was in het nakomen aller verpligtingen, welke zij, ten opzigte van Jesus, haren God en haar kind, te vervullen had. Zij kende heel de waarde van dien hemelschen schat, aan haro zorgen en hare moederliefde toevertrouwd, en daarom was hare toewijding aan Jesus zoo volmaakt mogelijk. . Met onuitsprekelijke teederheid beminde zij hem, met de allerhoogste deelneming offerde zij hem in den tempel, met de meeste bezorgdheid onttrok zij hem , door lange en bange vlugt naar Egypte, aan het zwaard van Herodes; hare verpleging van Jesus kon niet zorgvuldiger en hare zorg voor zijn onderhoud niet grooter wezen; hare waakzaamheid over hem strekte
lgt;Ii TROUWE FLIGTHETKACHTISG. 281
zicb zoo verre uit, dat zij zelve hem mede-begeleidde naar Jerusalems tempel, en toen hij daar, door een geheimzinnig raadsbesluit des eeuwigen Vaders, moest achterblijven, zonder dat zij het wist, had hare droefheid geen einde, zoolang zij hem niet had weder-gevonden. Hij was haar leven en de ziel van hare ziel in het eenzame huisje van Nazareth; zijne vreugde was hare blijdschnp, zijne droefheid haar weedom. Toen eindelijk de tijd zijner openbaring was aangebroken, volgde zij hem, van af zijne eerste optreding te Cana, tot de voltrekking van het verzoeningswerk op den Calvarieberg. Geene moeder op aarde was ooit gehecht aan haar kind gelijk Maria aan Jesus: uit deze gehechtheid ontsproot hare teedere bezorgdheid voor haar goddelijk kind en deze liefde was tevens, ge1 ijk de H. Al-phonsua opmerkt, de vruchtbaarste bron van Maria's lijden. Hoe groot echter haar lijden ware, zij bleef geduldig; en hoe grievend en menigvuldig de kwellingen waren, die haar om Jesus' wille overvielen, zij bleef onderworpen aan Gods heiligen en aanbiddelijkea wil. Met den heiligen Joseph deelde zij alle vreugde en alle leed; zij volgde hem naar Egypte; zij bleef daar jaren lang in ballingschap met hem vertoeven; met hem keerde
ACHTTIENDE DAO.
zij terug naar het land harer vaderen; geen enksl oneerbiedig of onhexisch woord kwam over hare lippen toen Jesus verloren was; zij heiligde hem door hare woorden, voorbeelden en gebeden; zij bragt hom door hare bemiddeling tot een zóó zalig eiude. dat hij door de Christenen als da Patroon van een goeden en zaligen dood wordt aangeroepen. Was het leven van Jeans een keten van smarten, welks eerste schakel aan het kribje van Bethlehem's stal vastgehecht was. en waarvan do laatste, druipend van bloed, hing aan het vloekhout van den Golgotha; dan was ook haar leven eene aaneenschakeling van bitterheden en ziel-verscheurende kwellingen, welke haar tot de Koningin der martelaren maakten.
Nog in een laatsten levenstoestand kanMaria ten toonbeeld dienen. Ongetwijfeld was de heilige Joseph reeds overleden voor do optreding van Jesus als quot;Wonderdoener en als Leeraar: de overlevering getuigt het ons, en ook in het Evangelie treedt, na de openbaring van Josus, de heilige Joseph niet meer op, terwijl er nog herhaaldelijk sprake is van de gezegende Moeder en van de bloedverwanten des Hoeren. Ook mag men vrij aannemen, dat de stervende Verlosser zijne maagdelijke Moeder niet aan den H. Joannes zou hebben aanbevolen, bij-
282
quot;
DE TROUWE PLIGTBETRACHTING. 283
en aldien zijn trouwe pleegvader , de kuische
,tn Bruidegom van Maria, nog in leven ware
zij geweest. De Heilige Maagd was dan weduwe,
3n en God had zulks gewild , opdat zij het voor-
3. beeld zou wezen voor alle staten en toestan-
jr den des levens.
m Wijl echter geheel het leven van Maria
3t door beproevingen gekenmerkt en door geduld
es en onderwerping aan Gods wil geheiligd was
'a geworden, kon dit nieuwe offer niet te zwaar
ij voor haar wezen. Edelmoedig stemde zij toe
t in het verlies van haren kukohen Biuidegom
a en, met heilige tevredenheid, nam zij Joannes, als zoon, in de plaats van Jesus aan. Haar
e leven bleef wat het altoos geweest was, eene volkomen afscheiding van de wereld, eene
n algeheele toewijding aan God. In de eetzaal van Jerusalem vertoefde zij met de leerlingen
r en was bjj de nederdaling des Heiligen Geestea
: tegenwoordig: zij bleef de troost, de steun
t en de meesteres der Apostelen; zij vond een
é
aanhoudend voedsel voor hare liefde in het ontvangen van de II. Communie en het bezoek der heilige plaatsen, tot zij eindeljjk, door het vuur der heilige liefje als verslonden, de aarde verliet.
Zoo erkennen wij dan in Maria het toonbeeld aller Christenen, en zien de verschillende
ACHTTIENDE DAG.
toestanden haars levens door do verhevenste deugden geheiligd. Door die deugden en de getrouwste pligtbetrachüng beeft zij verdiend, de Pdtrones en de Moeder van Altijddurenden Bijstand te worden voor alle staten en standen.
11° PUNT.
Maria's A-ltyd durende Bijstand helpt ons in het -waardig beleven van on~ zen levenamp;staat.
's Menschen leven op aarde is een voortdurende strijd ; daarom kan er geen levensstaat zijn, welke geene eigenaardige bezwaren en moeijelijkbeden oplevert. Getrouwe pligt-betrachting is een zware en pjjnlijke last, en is onbestaanbaar en ondenkbaar zonder aanhoudende zelfbestrijding en zelfverloochening. En toch moeten wij dien strijd strijden en die zelfverloochening ons getroosten, willen wij tot het getal der ware leerlingen van Jesus behooren. Dit echter moet ons troosten, dat de bovennatuurlijke genade van Jesus, ons door do bemiddeling en den Bijstand van Maria geschonken, dat knellende juk aangenaam en dien zwaren last ligt maakt. Welk-danig ook de levensstaat zij, waarin het der Voorzienigheid behaagd heeft ons te plaatsen,
284
UK TROUWE PLIGTBETBACHTIN». 285
wij hebben ons slechts tot de Moeder van Altjjddurenden Bijstand te wenden . om in staat gesteld te worden, al onze verpligtingen met edelmoedige getrouwheid te kunnen vervullen. Als toonbeeld van allen is zij ook aller Bjjstand, en eerst en vooral van hen die in den onge-huwden of maagdelijken staat leven.
Deze staat is blootgesteld aan vele uit- en inwendige gevaren, welke alleen door de bewaking der zinnen en door behulp des gebeds kunnen overwonnen worden. Zij, die in de jaren der jeugd, naar het voorbeeld van Mctrla, niet omzigtig zijn en de eenzaamheid niet beminnen, moeten noodzakelijkerwijze, in het gewoel der wereld, do ingetogenheid des geestes verliezen en zijn blootgesteld ann den ver-derfelijksten invloed en de noodlottigste verleiding. Hoevelen, eens vroom en zedig, hebben de kuischheid en de godsvrucht verloren door met de wereld in aanraking te komen! Het is waar, niet alle verkeer met anderen kan men afbreken: het levensonderhoud, het beroep en zekere maatschappelijke betrekkingen maken den omgang met de wereld soms min of meer noodzakelijk: maar juist daarom is de onthechting des harten des ta onoutbeerlijker en moet men de uitwendige waakzaamheid verdubbelen. Hoe meer de vijand eeno, stad
286 ACHTTIENDE DAG.
nadert en hoe sterker hij is, des te quot;meer wachten worden er uitgezet. De wereld is echter zoo sluw en zoo verleidelijk en indringend , dat zij, schier zeker, het hart en de zinnen van jeugdige personen betooveren zal, indien dezs zich niet allervurigst en vertrouwend tot de Moeder van Allijddurenden Bijstand wenden, om. door haar, de genadekracht te bekomen, welke noodig is ter bewaking van zinnen en geest, van verbeelding en hart. Zij zelve heeft de wereld edelmoedig gevlugt, en daarom bezit zij de magt om aan hare vereerders de liefde tot de eenzaamheid, een diepen afkeer van de wereld, eene voortdurende vasthechting aan God te verkrijgen, zonder welke de kuischheid, deze schoonste schoonheid der jeugd, niet denkbaar en de trouwe naleving der verschillende verpligtingen van den onge-huwden staat niet mogelijk is.
Is men door God geroepen tot den staat des huwelijks, en tracht men de voorbeelden van Maria na te volgen, en is men getrouw in het inroepen van haren Bijstand, dan zal men, na het huwelijk, niet uit aardsche en lage beweegredenen, maar met een rein inzigt, te hebben aangegaan, zóó door haren Bijstand ten allen tijde gesterkt worden, dat men met gemakkelijkheid de veelsoortige verpligtingen
i
DE TROUWE PLIOTBETRACHTIKO. 287
Ber van dit. in Christus en zijne Kerk, verheven jg Sakrament vervullen zal. De Moeder van Al-jn. tijddurcnden Bijstand zal niet nalaten, Vrave ^0 en deugdzame ouders, die zich aan hare vooraf spraak aanbevelen, op krachtige wijze te ver-au. , sterken, opdat zij hunne kinderen, die kostbare Jij. hun door God toevertrouwde panden, in de jht tucht en de liefde des Heeren opvoeden. Zij ng zal kracht bijzetten aan hunne woorden en irt. voorbeelden, en, ter wille van de ouders, de kinderen voor alle gevaren, zoowel naar het er. ligchaam als naar de ziel, behoeden. En indien )en het gebeuren zou, dat de goede zaden van ig^. deugd en godsdienst, in het hart der kinderen Ike door de ouders zorgvuldig uitgestrooid, in de Ier gevaarvolle jaren der jeugd, door de opkomende no. driften verstikt werden, zal de Moeder van Al-re- tijddurenden Bijstand, tot troost der ouders, die haar beminnen en vereeren, zorg dragen, la^ dat de kwade zaden der ondeugd uitgehaald len worden en de goede zaden eene nieuwe ont-uw , wikkelingskracht verkrijgen. Gelijk zij voor Je-zal SU8 gezorgd en over hem gewaakt heeft, zoo en waakt zij ten allen tijde, zoo zorgt zij met gt) liefde voor kinderen, die haar door hunne n(i ouders voortdurend worden aanbevolen.— Als let de Patrones en de Moeder van Altijddurenden •en Bystand aller Christenen, staat Maria de ge-
ACHTTIENDE DAO.
288
huwden nog bij op andere wijzen. Zij sterkt hen in de onderlinge liefde en het geduld, opdat zij steeds lief en leed, vreugden en smarten, met elkander deelen, elkanders arbeid en bezwaren veriigten en elkander tot troost, tot aanmoediging en tot stichting dienen, opdat zij, door deugd en vroomheid, elkander ten hemel geleiden en in trouwe pligtsbetrachting vereenigd blijven, totdat de dood hen scheide, gelijk het altaar hen verbond. O hoeveel lig-ter worden de huwelijkslasten, als de Moeder van Bijstand die helpt dragen! Hoe kostbaar in Gods oogen en hoe verdienstelijk worden het geduld, de liefde en de onderwerping aan Gods wil, waardoor zij uitmunten, die, in allo moeijelijkheden des levens, zich tot de Moeder van Altjjddurenden Bijstand wenden. — En wat een troostendenbalsemen wateeneheilzame zalving zal zjj over hare kinderen* uitstorten, als de dood hen van elkander komt rukken ! Zij is de Patrones van den weduwlijken staat: aan dien staat schenkt zij eene heilige onderwerping aan Gods wil en eene zoete hoop op een eeuwig en gelukkig wederzien; in de veelvuldige lasten en zorgen, in do droefheid en do verlatenheid van dien staat, verlevendigt zij het vertrouwen op God en den geest der godsvrucht, en doet in een stil en afgezonderd
DE TROUWE rLIdTBETBAOHTIlfO. 289
leven vreugden smalsen , die de wereld niet kent.
GEBED.
Vertrouwend en eerbiedig nader ik tot u, o Heilige Moeder van Jesusl om uwe voorspaak en bescherming af te smeeken en uwen Al-tijddurenden Bijstand ia te roepen. De staat, waartoe God mij geroepen heeft en waartoe gij mij door uwen Bijstand geleid hebt, is onveiliger dau ik meende, en biedt meer gevaren aan dan ik had kunnen vermoeden. Gij kent mijne zwakheid, o Moeder! en gij weet hoe vatbaar ik ben voor verleiding en hoe gemakkelijk ik mij laat medeslepen. Ook is het u niet onbekend, dat de wereld zich alle moeite geeft om mij trouweloos te doen worden aan God. Wanneer ik daaraan denk en tevens mij mijne vroegere afwijkiagen en mijne tegenwoordige onvolmaaktheid herinner, ben ik op het punt den moed te verliezen en te wanhopen aan mijne volharding, in het naleven der verpligtingen van mijnen staat. Dikwijls toch, gij weet het, ben ik weleer onder de aanrandingen mijuer vjjandenbezweken; de schoonste jaren mijns levens heb ik ontsierd door menigvuldige zonden; de ktviisen, 78 13
ACHTTIENDE DAG.
290
welke God, tot zuivering mijner ziel en tot uitboeting mijner vroegere ongeregtigheden, mij op mijnen levenswogdoet ontmoeten, draag ik met ongeduld; de bezwaren, welke mijn staat mij oplevert, verbitteren mij, en do beproevingen, welke God mij laat overkomen, doen mij morren tegen den hemel en de Voorzienigheid van den Vader, die in de hemelen is. De geest van gebed ontbreekt mij, de vereeniging met God ken ik naauwelijks, de waakzaamheid over mij zeiven en do christelijke versterving zijn mij vreemd. O voorzeker! ik zoude den moed verliezen, indien ik niet kon vertrouwen op uwen alvermogenden Bijstand. Zie dan neder, o Maria! op mijne diepe ellende; genees, o magtige Moeder! de wonden mijner ziel en schenk mij uwen Al-tijddurenden Bijstand in zulke mate, dat ik, daardoor gesterkt, voortaan een beter gebruik make van de genaden en heilmiddelen, welke God ter mijaer beschikking gesteld heeft, opdat ik mijne zaligheid bewerke in den 'staat, waartoe hij mij geroepen heeft. Geef, o magtige Vrouwe! dat ik voortaan uwe voorbeelden volge en door de trouwe vervulling mijner pligten mij in mijnen staat heilige. Laat geenen dag, geen uur voorbijgaan, zonder mij door de kracht van uwen Altijddurenden Bijstand
DR TROUWE PLtGTBETKACHTING. 291
te ondersteunen, waDt verlaat gij mij, dan ben ik verloren. Geleid mij dan als eene moeder haar kind, moedig mij aan in mijne bitterheden en beproevingen, en zorg dat ik mjjnen levensweg op zulke wijze bewandele, dat ik tot loon mijner getrouwheid den hemel be-ërve. Amen.
JvtEGENTIENDE pAG.
OF
MARIA'S ALTUDDUREXDE BIJSTAND ONDERSTEUNT ONS IN ONS LIJDEN EN IN ONZE BEPROEVINGEN.
Tuam ipsius animam pertransibit gladius.
Een zwaard zal uwe ziel doorboren.
1« PUNT.
De levensstaat waartoe ÜVtaria door* Grod. quot;geroepen, werd., en hare waar-di lt;gt;: lie id van JVLoedei' G-ods, waren haar eene overvloedige bron van smarten en kwellingen.
Reeds hebben wij in de voorgaande beschouwingen overwogen, hoe Maria, aan Gods roepstem en aan de genade gehoorzaam, den staat omhelsde, waartoe zij door God bestemd was, reeds hebben wij het bewonderd met hoeveel volmaaktheid zij haren staat beleefde, door al hare verpligtingen jegens God, jegens haren kuischen Bruidegom en haar hemelsch
DE KRUISWEG DES LEVENS. 293
Kind te vervullen. Doch ziehier nu een vreemd en wonderbaar geheim. Voor God en in haar eigen hart is Maria gelukkig; maar achl hoe smartelijk moest haar leven schijnen aan hen die het konden kennen: want de kruisen en bitterheden, de beproevingen en smarten, welke uit haren staat voortkwamen, waren aller-overvloedigst. De reden daarvan mogen wij niet uit het oog verliezen. Jesus is het toonbeeld aller uitverkorenen: de voorbeschikten toch moeten gelijkvormig zijn aan het beeld van Gods eeuwigen Zoon; de weg, door Jesus bewandeld, moet dan ook onze weg zijn, en zijn weg is de kruisweg: hjj is bovenal de man der smarten en des lijdens, en daarom moeten wij, ons kruis dragend, hem volgen en, door het lijden, aan hom gelijkvormig worden, indien wij eens aan zijne verheerlijking deelachtig willen worden. Geldt dit echter voor eiken Christen, voor elk lidmaat van Jesus, veel meer zal het dan gelden voor Maria, zijne heilige Moeder. Zij was hem zooveel mogelijk gelijkvormig in genade, wijl God haar de volheid der genade medegedeeld had zij was hem gelijkvormig in deugden meer dan eenig ander geschapen wezen; en juist om die reden moest het Ijjden haar deel zijn, en moest zjj meer dan eenig ander schepsel
294 NESENTIENDE DAG.
hem ook gelijkvormig wezen door de zwaarte van hare kruisen en de menigvuldigheid harer beproevingen. Eu die beproevingen en kruisen kwamen regtstreeks uit hare roeping voort, uit haren levensstaat en hare waardigheid.
Het verval harer koninklijke familie was vernederend voor haar; hare armoede was pijnlijk; bitter waren de vervolgingen, waaraan zij met Jesus blootgesteld was , en lang en ver-moeijend de reizen, welke zij in teederen leeftijd enin de ti eest bezwarende omstandigheden moest ondernemen. Dit lijden was echter meer uitwendig; doch een ander lijden, dat louter zielelijden was, omdat het haar kwam van degenen, die zij het meest beminde, was veel zwaarder en grievender. Haar kuische Bruidegom en haar goddelijk Kind waren er de oorzaak van.
De heilige Joseph kende de deugdzaamheid en de heiligheid van Maria, de reinheid van haar gemoed, de zedigheid harer blikken, hare bescheidenheid in het spreken, de eerbaarheid van haren handel en wandel, hare liefde voor de afzondering, hare voortdurende ingetogenheid en haren geest van gebed, hare nederigheid en hare versterving; hij had eene zoo verheven gedachte van hare kuischeid en
de kbuisweö des levens. 295
van hare andere deugden dat hij overtuigd was, dat niemand waardiger kon zijn dan zijne vlckkeloo/ie Bruid om de Moeder te worden van den beloofden Messias. De heilige Joseph wist daarenboven door de voorzeggingen der profeten, dat de Heiland uit eene Maagd geboren zou worden en dat de tijd zijner komst was aangebroken. Hij geloofde dan aan eene werking des Heiligen Geestea in Maria: — Vidébat gravidam quam novumt casiam; non dij fut chat prophetiam in ea esse impletam: Eccii virgo concipiet S. Remig. ap. Ventura. Paraboles de J. C. 11. XIX. homélie,— en, schrikkend voor hai'e grootheid en wonderbare verheffing, besloot hij in zijne nederigheid Maria te verlaten; want, zegt de H. Chrysostomus, en na hem de H. Bernardus, hij achtte zich onwaardig, met eene zoo hoog bevoorregte en Heilige Bruid te blijven wonen. Major est ejus dignitas, superexcel-Ut ejus sanctitas nee mea eongruit indignit-ati .S. Chkysost. ap. Ventura, ibid. Hij kende Gods geheimzinnige plannen nog niet, en kon niet denken, dat hij zelf volgens de raadsbesluiten des Heeren de trouwe dienaar was, door den hemel uitverkoren, om de beschermer der Moedermaagd en de pleegvader van het menschgeworden Woord te wezen. —De
29 G NEQEKTIBNDE DAG.
angstige vrees en de droeve onrust, waarin de heilige Joseph verkeerde, de gedachte dat hij niet zuiver, niet regtvaardig, niet heilig genoeg was, om met de hooggezegende Maagd onder een dak te wonen, konden onmogelij-kerwijze voor de blikken van Maria verborgen blijven: zij zag dan zijne treurigheid, en het lijden van dien trouwen en regtvaardigen Bruidegom was een loodzwaar kruis en eene grievende smart voor de Heilige Bruid. In dat zieleleed bleef zij geduldig en volkomen tevreden met Gods aanbiddelijken wil; zij was overtuigd, dat de Vader aller vertroosting ten bekwamen tijde een einde zou stellen aan de onrust van Joseph, en dat God dien beschermer harer kuischheid en harer eer haar niet zou ontnemen. Het vertrouwen van Maria en de nederigheid van Joseph werden op eene glansrjjke wijze beloond: de eerbiedige^vrees, ■welke het hart van Joseph overmeesterd had, en het lijden, dat de ziel van Maria griefde, maakten plaats voor de zoetste vertroostingen, toen de engel des Heeren den kuischen Bruidegom met deze woorden toesprak: jJoseph, zoon van David, wil niet vreezen Maria, uwe Bruid, tot u te nemen.quot; God zelf stelde dan een einde aan het zieleleed van Maria, omdat zjj geduldig was gebleven in de beproeving en
ÜE KEÜISWEG DES LEVENS.
het alleen aan God had overgelaten Joseph van zijne gedachten terug te brengen.
Die kruisen, uit den staat en de waardigheid van Maria voortkomende, strekten zich uit zoo verre als haar leven, en haar zwaarste lijden bestond in het leed, dat zij ter wille van Jesus moest verduren. Wie zal bevatten wat eene zee van bitterheid haar moederlijke ziel overstelpte, toen zij haar pas geboren Je-suskind, den Koning der eeuwige heerlijkheid, moest nederleggen in eene ellendige dieren-kribbe? Welke beproeving lag er voor hare edele en kuische ziel, voor haar, de vlekke-looze Moedermaagd, in de onderhouding van de wet der zuivering, waaraan zij, als ware zij eene gewone en zondige vrouw geweest, zich onderwierp? Het lijden dat zij te verduren had, toen zij zich door haar hemelsch kind verlaten zag, is onbeschrijfelijk, en aanhoudend werd hare droefheid grievender gedu-rtnde die drie bange dagen, welke zij,verre van Jesus, moest doorbrengen in de onzekerheid, of zij dat goddelijk paud zou wedervin-den; maar welligt waren hare smart noginni-ger en haar zieleleed nog grooter in die lange reeks van jaren, welke zij in Jesus' gezelschap te Nazareth mogt doorbrengen; gedurig toch moet zij toen wel gedacht hebben aan de fol-
78 13.
297
NEÜEÏJIIENDE DAG,
298
teriügen, welke haren Zoon te wachten stonden; en omdat hare liefde tot hem met den dag aangroeide, moesten ook haar lijden om hem, hare deelneming en hare droefenis dagelijks vermeerderen. En als waren die bitterheden, ter wille van Jesus hare ziel overstelpend, niet groot genoeg, wilde de goddelijke Verlosser zelf zijner welbeminde Moeder nieuwe gelegenheden geven, om het geduld te beoefenen en kostbare verdiensten te verwerven. Schijnbaar verwierp hij hare bede en en verstiet hij haar ter bruiloft te Cana; doch on-middelijk daarop beloonde hij haar geduld en haar onwankelbaar vertrouwen. En wat moest er omgaan in het hart van Maria en hoe groot moesten hare bitterheden zijn gedurende de drie jaren der prediking van Jesus, toen zij haren goddelijken Zoon den speelbal zag worden van den haat zijner vijanden en het mikpunt hunner versmading en lasteringen; toen zij hunne woede zag zegepralen, en zij. de Moeder van smarten, met eigen oogen den Zoon harer liefde aan het kruis zieltogend moest zien hangen? Wie zal beschrijven wat zij in haar moederhart gevoelde, toen Jesus zelf, stervend en met gebroken stem, haar een anderen zoon, Joannes den Apostel, in zjjne plaats schonk? Iloa peilloos moeten de
DE KBtJISWEG DES LEVENS. 299
smarten harer lijdende liefde geweest zijn gedurende de vele jaren, welke zij, na des Heeren hemelvaart, nog doorbragt op aarde!
Allervruchtbaarst was dan de roeping, de waardigheid van Maria, aan beproevingen en kruisen; haar levensstaat maakte het lijden tot haar aandeel op aarde; doch al die bitterheden en zielverscheurende folteringen werden door haar als zoovele genadegunsten en weldaden des hemels erkend en aangenomen, haar geduld bleef onbezweken en haar verlangen naar het lijden was onverzadigbaar. Om deze hare liefde voor het kruis en om hare volmaakte lijdzaamheid, verdiende zij de Moeder van Altijddurenden Bijstand te worden voor allen, die in hunnen levensstaat, door kruisen gedrukt en door beproevingen bezocht worden, en die in hun lijden b^j haar hunne toevlugt zoeken.
11= PÜNT.
Maria sterkt en ondersteunt eten kruis-cii-agenden Clirlsten.
Indien Jesus de lieer, het toonbeeld aller uitverkorenen, het kruis gedragen en Maria, de Moeder der levenden, het lijden totquot; haar aandeel gehad heeft op aarde, dan is het niet
NEOENTIENDE DAG.
te verwonderen, dat ook wij overvloedige smarten en talrijke kruisen in onzen levensstaat vinden. God zorgt daarvoor en zal er altijd voor zorgen, dat het lijden ons niet ontbreke; niet omdat hij genoegen vindt in onze kwellingen en smarten, maar omdat wij daardoor onthecht worden van het aardsche en vergankelijke, en wij in het lijden een middel vinden tot uitboeting onzer zonden en ongeregtigheden. Uit liefde tot ons en om ons in het andere leven te sparen, geeft hij ons het vagevuur hier op aarde. Gelijk het goud in het vuur gelouterd en van alle vreemde bestanddeelen gezuiverd wordt, zoo wordt de mensch van de smetten der zonde door de beproevingen gereinigd. Daarenboven is de gelijkvormigheid aan Jesus, eerste voorwaarde onzer deel-achtigwording aan zijne verheerlijking. onmogelijk zonder het lijden: wie hem wil navolgen, moet zich zeiven verloochenen en zijn kruis op zich nemen; wie toch het kruis niet draagt, kan Jeaus' leerling niet wezen. Het kruis van Christus is de standaard, waaronder wij ons moeten scharen, omdat wij door vele kwellingen het rijk Gods moeten binnengaan.
Onze kruisen komen veelal voort uit onzen levensstaat, uit ons familieleven en ait onze betrekkingen, en meestal moeten wij al die krui
300
UE KRUISWEG DES LEVENS. 301
een en al onze kwellingen ons zeiven dankwijten.
De eerste bron tocli van vele kruisen, weiko wij op onzen levensweg ontir oeten, is het gemis aan voorbereiding tot den staat, waarin wij leven. Niet zelden gebeurt het, dat een of andere levensstaat wordt aangegaan uit jeugdige ligtzinnigheid, uit zucht naar een aangenaam en gemakkelijk leven, uit zinnelijkheid of uit hoovaardij. Helaas, wat al beproevingen en kruisen zijn daarvan het gevolg! Hoevelen die zouden wenschen nimmer den staat, waarin zij zich bevinden, te hebben omhelsd! Hoe vele gehuwden, die den band zouden willen verbreken en den onontbindharen knoop des huwelijks doorhalen! Hoe treurig moet dan het leven worden, vooral, wijl men in het bewustzijn leeft en do overtuiging bezit, dat men alle kruisen, welke men te dragen heeft, aan eigen onvoorzigtigheid, aan het gemis eener goede voorbereiding moettoeschi jjven ! Wat zal men echter doen in zulken toestand? Het eenige , wat te doen is, bestaat daarin, dat men die kruisen bereidvaardig aanneme tot uitboeting dier vroegere ligtzinnigheid en tot heiliging van den staat, waarin men leeft. Met dat inzigt laat God toe, dat wjj het Ijjden op onzen levensweg vinden. Hij wil dat wij het verledene uitboeten door het tegenwoor-
NEGENTIENDE DAG.
dige te heiligen. Docli daartoe is het geduld, ia de christelijke lijdzaamheid noodig. En hoe die verkrijgen? Geen beter middel dan vertrouwend tot haar te gaan, die de Troosteres is der bedrukten en die ons , door haren Al-tijddurenden Bijstand, of wel leniging in onze smarten en verzachting van ons lijden, of wel het geduld verwerven zal om alle beproevingen, met onderwerping aan Gods aanbiddelijken wil, te aanvaarden. Maria zal hun, die haar aanroepen, het nut en de noodzakelijkheid des lijdens doen erkennen, hun liefde instorten tot het kruis en een heiligen vrede doen smaken te midden der grievendste kwellingen. Doch helaas! velen vergeten haar op het doornige pad des levens, blijven derhalve aan eigen zwakheid overgelaten en, in plaats van door de lijdzaamheid hunne kruisen tot uitboeting hunner fouten en tot heiliging hunner ziel te doen dienen, morren zij tegen de vaderhand Gods, die hen treft uit barmhartigheid, en bezondigen zij zich door ziel ver bhterend ongeduld.
Indien het gemis aan voorbereiding tot den levensstaat, dien men omhelzen moet, de oorzaak is veler smarten en kruisen, voorwaar, dan is het gemis van een christelijk leven ia den eenmaal omhelsden levensstaat eene nog
302
DE KRUISWKQ DES LEVENS. 303
overvloediger bron van kwellingen. Kruisen zijn er overal en ze ontwijken kunnen we niet: daar is geen liuis zonder kruis, geen hart zonder smart en geen tyd zonder strijd. Wanneer men echter, in dat onvermijdelijk en aan eiken levensstaat verbonden lijden, God uit het oog verliest en zich der wereld in de armen werpt, om haar ijdele vertroostingen af te bedelen; wanneer men zijne eenige en onsterfelijke ziel aan alle gevaren prijs geeft, de pligten van den levensstaat verwaarloost, niet tot Maria gaat, om haar hare bescherming en Altijd-durenden Bijstand af te smeeken, — och! dan vallen de kruisen zoo zwaar, en aanhoudend komen er dan nog zwaardere: dan toch,wanneer men zijnen staat niet op christelijke wijze beleeft, wordt het kruis eene drukkende straf, en eene straf, die niet verzacht wordt door de vertroostingen, waarvan God de levende bron en Maria de milde uitdeelster is. In zulken toestand komt het er op aan, de Moeder van Altjjddurenden Bijstand te bidden en allervurigst te bidden, niet om bevrijd te worden van het lijden, maar om de genade te verwerven ter bekeering. Immers keert men niet terug tot God en do godsdienst, bestrijdt men zich zelren en zijne driften niet, tracht men niet een opregt clmsteljjk leven te leiden,
304 NEGENTIENDE DAG.
dan zullen de kruisen blijven duren: zij toch zijn iu zulk geval eene genadegunst en eene weldaad Gods, een middel in de hand des Heeren om den zondaar uit zijnen doodslaap wakker te schudden en tot zijue pligten te doen wederkeeren. Mogten allen, die onder de kruisen gebukt gaan, dit begrijpen! Mogten zij zich wenden tot Maria! ILiar Altijddurende Bijstand zou hen tot eene degeljjke levens-verbetering voeren en hunne kwellingen verminderen of wegnemen.
Somwijlen laat God toe dat de kruisen ons door de fouten of door het wangedrag van anderen toekomen. Zoo vindt menige vrouw eene bron van kruisen in de ledigheid, in de ontevredenheid, in de zelfzucht van haar man, en menige man in de lastigheid, de overdreven praalzucht en de eigenzinnigheid zijner vrouw. Menig kind treurt met regt over zijue ouders, en aan vele ouders worden de tranen uit de oogen geperst door den onwil hunner kinderen. Zulke kruisen laat God toe ter beproeving van het geduld en opdat men hem niet zoude vergeten.
Dat geduld is echter dan alleen mogelijk, wanneer men den troost, waaraan men behoefte heeft, en de kracht om onder het kruis niet te bezwijken, met kinderlijk vertrouwen van
1
DE KBUI8WEG DES LEVENS. 305
oh fle Moeder van Altijddurenden Bijstand af-
no smeekt. Zij weet zoo goed wat lijden is en
es hare kruisen zijn zoo zwaar geweest! Daarom
'P is zij tot medelijden gestemd en zal zij nimmer
te jiare ooren sluiten voor de kreten onzer imart.
sr Vragen wij dan, dat haar Bijstand zoo over-
n vloedig worde medegedeeld aan degenen met
e wie wij moeten leven, dat hunne verbetering
i- of hunne bekeering ons vertrooste en een einde stelle aan de kwellingen, welke zij ons hebben aangedaan.
s
1 GEBED.
T
i O heilige en magtige Moeder van Altijd
durenden Bijstand! vertrouwend nader ik tot u om u groote dingen te vragen. Gij kent mijne smarten, gij weet onder welke zware kruisen ik gebukt ga en hoevele kwellingen mijn leven verbitteren en mijne ziel bedroeten. Ik vraag u niet, o Maria! dat gij alle kruisen van mijne levensbaan wegneemt, dit toch is onmogelijk, en het lijden is noodzakelijk om tot de verheerlijking te komen; het eenige, waarom ik u smeek, is, dat gij mij uwen Bijstand schenkt ter mijner ondersteuning, opdat ik mijne kruisen op eene christelijke en verdienstelijke wijze drage. Vroeger heb
306 NEGENTIENDE DAG.
ik dikwijls allerlei afleidingen en verstrooijingen de
gezocht, ten einde mij daardoor het lijden ter
minder gevoelig te maken; dikwerf heb ik lief
der wereld hare ijdcle vertroostingen en ge- ech
noegens afgebedeld, om zelfs de gedachte aan ver
mijne kwellingen te versmooren, en ik vergat en
dat God alleen de Vader is aller vprtroostingen Alt
en dat gij. o Maria! de Troosteres der be- Jes
drukten zijt. Doch voortaan zal ik, door uu:
uwen Bijstand gesterkt, met edelmoedigheid vai
de kruisen aannornen, welke God mij opleggen vei
zal, en een onwankelbaar geduld putten in de nei
overweging van Jesus' wonden en van uwe Uj(
smarten, o Moeder! In vroeger jaren, helaas! m(
ben ik dikwijls kleingeestig geweest als een lij'
kind, wanneer eene of andere kwelling mij gh
trof; de moed ontviel mij bij het minste lijden; Ai elke tegenspoed, iedere teleurstelling, elke verijdeling mijner hoop of mijner verwachtingen , ja, zelfs de geringste miskenning , deed mij klagen en morren en tegen God opstaan.
Van heden af wil ik mij verbeteren, o Maria! en indien gij mij sterken wilt door uwen ' Altijddurenden Bijstand, beloof ik u, dat ik voortaan beter mij zeiven bezitten en fceheer-schen zal: in het lijden, dat God mij zs.l toezenden, zal ik eene weldaad, een middel tot Aolmaaktheid en zelfheiliging erkennen, en
DE KRUISWEG DES LEVENS.
307
]gen iden b ik ge-aan quot;gat gen be-oor leid ?en de iwe as!
ien mij 3n;
ke in-ed m.
al
en ' ik ir-e-
5t
m
de hand. die mij slaat uit barmhartigheid of ter mijner beproeving, zal ik zegenen met liefde en met dankbaarheid kussen. Wanneer echter alles mij tegenslaat, wanneer ik verlaten, verstooten, miskend, van alle zijden gekweld en beproefd zal zijn, zult gij. o Moeder van Altijfiduremlen Bijstand! het vertrouwen op Jeans en op u in mijne ziel bewaren, in het uur mijns lijdens luisteren naar de roepstem van uw kind en eenige druppelen van zalvende vertroosting op mjjne gefolterde ziel laten nedervallen. Zoo zal door uwen Bijstand het lijden mijne verdiensten vermeerderen, mij meer en meer aan uwen gekruisten Zoon gelijkvormig maken en mij eene overvloedige glorie in den schoonen hemel voorbereiden. Amen.
JWINTIGSTE pAG. DE ZEGEPALM
or
DE MOEDER VAN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND BEZORGT ONS DE ZEGEPRAAL IN ONZE DAGEN VAN STRIJD EN VAN BEKORING.
Terribilis ut castrorum acies ordinata.
Zij is verschrikkelijk als een leger in slagorde geschaard.
Het leven van den menscli is een voortdurende en hevige strijd.
De H. Alphonsua verhaalt in de Heerlijkheden van Maria (Hoofdst. IV. § 1.), dat de H. Franciscus van Sales, terwijl hij te Parjja studeerde, door eene allerhevigste bekoring van wanhoop werd aangevallen. De duivel spiegelde hem voor, dat al zjjne goede werken ijdel en vruchteloos waren, omdat hij, volgens Gods raadsbesluiten, voor eeuwig verworpen zoude zijn. Tegelijkertijd werden de hemelsche vreugden en vertroostingen, welke tot dan
DE ZEGEPALM.
809
toe de ziel des zeventienjarigen joDgelinga vervuld hadden, vervangen door eene algeheels verlatenheid en dorheid; zijn zieleleed ondermijnde op zigtbare wijze de krachten zijna ligchaams en zijn toestand wekte het medelijden op van allen die hem kenden. «Helaas! zoo riep hij dikwijls uit in zijne angstige droefheid, helaas! ik zal dan beroofd zijn van de genade en de vriendschap van mijnen God, die mij voorheen zoo beminnelijk was en zoo teeder! 0 Liefde, o Schoonheid, waaraan ik al de vatbaarheden mjjns harten heb toegewijd! ik zal dan voortaan uwe vertroostingen niet meer smaken! — O Maagd en Moeder Gods, o schoonste onder de dochteren van Jerusalem! nooit zal ik dan in het Paradijs u mogen aanschouwen!..De bekoring had reeds ruim eene maand lang geduurd, toen de heilige jongeling, op zekeren avond huiswaarts kee-rende, eene kerk binnentrad. Daar wierp hij zieh voor het altaar van Maria neder en bad met vurigheid dit gebed van den H. Augustinus: iGedenk, o allergoedertierenste Maagd, dat het nooit gehoord is, dat iemand, die tot uwen Bijstand zjjne toevlugt nam, door u is verlaten geworden;quot; vervolgens vernieuwde hij zijne gelofte van kuischheid en beloofde aan Maria, dagelijks het Rozehoedje te zullen
310 TWINTIÖSTE DAG.
bidden. Daarna eindigde hij zijn gebed met ■ wai
deze woorden: »Wees gij, o m^ne Koningin! ran
mijne voorspreekster bij uwen goddelijken Zoon, ons
want de moed ontbreekt mij om mij tot hem 01121
te rigten. Indien ik het ongeluk moet hebben, : ei,k(
o mijne Moeder! van mijnen God, die toch en
zoo beminnenswaardig is, in het andere leven drif
niet te kunnen beminnen, zorg dan ten minste, de 1
dat ik hem in dit leven naar mijn best ver- die i
mogen liefhebbe: ziedaar de genade, welke om
ik u vraag en door u hoop te verkregen.quot; voer
Na dit gebed wierp de jeugdige Heilige zich vooi
in de armen van Gods barmhartigheid en vaii
onderwierp zich volkomen aan den wil des -ZIgti
Heeren. En op hetzelfde oogenblik werd hij, cn tlt;
door de Troosteres der bedrukten, van zijne zen I
bekoring bevrijd en vond hij den inwendigen zmtl
vrede terug en tevens de ligchamelijke ge- Pterl|
Wij ook ondervinden dagelijks, dat het leven Btelh
op aarde een voortdurende strijd is, en dat ring(
deze geestelijke strijd des te heviger is, naar ^ot ^
mate men met grooteren ijver God wil dienen. Elke
Wij kunnen doen wat wij willen, nooit echter om
zullen wij alle bekoringen kunnen ontwijken, deug
Trouwens God wil dat wij te strijden hebben en 200 bekoord worden, en verheven zijn de inzigten door
en heilzaam voor ons de bedoelingen van God, (.Psal
i
DK ZEGEPALM. 311 net . 'wanneer hij toelaat dat de bekoring ons aan-
rini randt. Door de bekoringen toch leeren wij
i0tli ons zei ven kennen: wat de eigenliefde aan
iem onze oogen onttrekt, doen de bekoringen ons len, 'quot;erkenhen; zij toonen ons onze eigene zwakheid ogli . en geneigdheid ten kwade, de woede onzer
yen driften, die onze huiselijke vijanden z''n, en
iste, de boosaardigheid onzer uitwendige vijanden,
ver. die immer als brieschende leeuwen rondwaren,
elke om onze ziel verslinden. De bekoringen
en.quot; voeren ons tot nederigheid en verootmoediging
zich v00r God, omdat zij ons doen erkennen dat
L en van hem alleen onze hulp kan komen, tot voor-
dea zigtigheid tegenover onze vijanden van buiten,
jjjj) cn tot waakzaamheid over ons zeiven, over on-
zijne zen geest en ons hart, over onze verbeelding en
igen zintuigen. En kan God ooit, op betere wijze, de
3 ge- Bterkte onzer deugd, de standvastigheid onzer liefde en onzer getrouwheid op de proef
leven stellen, dan door toe te laten, dat de beko-
i dat ringen ons aanranden ? En welk beter middel
naar ^ volmaking onzer deugd dan de bekoring?
enen. ^lke opwekking tot zonde is eene gelegenheid
chter 01n i aan de bekoring tegenovergestelde ,
ijken, deugd te beoefenen. iBeproef mij dan, o Heer,
enen 200 r'eP de profeet uit, beproef mij: louter
•igten door het vuur mijne nieren en mijn hart.1'
God, (Psalm. X.XF. 2.) Hoe grooter de kracht is.
312 TWINTIGSTE DA».
waarmede wij weerstand bieden aan de be- om (
koring, boe grooter ook de kracht en de glans jfggn
onzer deugd moet worden. Daarenboven j^e 1
worden, door den strijd tegen de bekoringen, ^ (ji
onze verdiensten vermeerderd, en elke be- aiwijz
koring, die wij afslaan, wordt eene nieu- en ^
we parel aan onze kroon Zonder aanran- en ja ding geen strijd; zonder strijd geene zege-
praal; zonder zegepraal geene kroon. Hij geten
alleen zal gekroond worden, die wettig zal iiwaa(:
hebben gestreden. Zalig is dan de mensch, eeno )
die de bekoring doorstaat, want als hij be- stemn
proefd wordt en getrouw zal zijn bevonden, inwiii
zal hij de k oon des levens ontvangen, welke 0p
God beloofd heeft aan degenen, die hem be- edelm
minnen. Laten wij dan nooit morren tegen aue a;
God of klagen, wanneer wij bekoord worden; en jaa
integendeel, verheugen wij ons om de bekoring, iQnzo (
want terwijl wij strijden, wordt onze kroon praai.
gevlochten. van zlt;
Deze en soortgelijke gedachten zijn wel tkomt,
geschikt om ons, in den strijd dezes levens, te Jojjg (-q
troosten en aan te moedigen. Daarenboven .van g
moeten wij, in onze uren vin strijd en van ^an (j
bekoring, ons herinneren, dt.t God nooit zal .zulks gedoogen, dat wij boven onze krachten be--jig.» —
koord worden, en altijd, in de bekoring, der b(
genoegzame genade en kracht verleenen zul, op gr
de zegepalm. 313
om ons do bekoring doen overwinnen. Neen, van waar da bekoring ook kome en hoe hevig ze zij, nooit u zij zoo geweldig, dat de weerstand onmogelijk ia! Onze heili je, al wijze en goedertieren Goi stelt der bekoring en der woede onzer vijanden palen en perken en laat zijne kinderen niet weerloos. — Do bekoring zelve, dit ook mogen wij niet vergeten, hoe leelijk zij ook zijn moge, is geen kwaad: door hare natuur is zy eene prikkeling , eene opwekking van den vrijen wil, tot toestemming in de zonde. Zjolang men niet inwilligt, zoolang men niet vrijwillig jgt;jaquot; zegt op de bekoring, is er geene zoude. Een enkel edelmoedig en krachtdadig «neenquot; verijdelt alle aanslagen onzer geestelijke tegenstanders „.en jaagt alle vijanden op de vlugt. Zoo lang :onze tegenstand duurt, duurt ook onze zegekroon praal. Somwijlen klaagt men dat de bekoring van zoo langen duur is of aanhoudend wederkomt, doch zulks is veel meer eene reden om ons te verheugen; want, gelijk do H. Franciscua van Sales zegt, nals de duivel niet ophoudt aan de deur onzes harten te kloppen, dan is zulks een teeken, dat hij er nog niet binnen is.quot; — Ook weten wij dat de grootere hevigheid er bekoring ons aanspraak moet doen maken P grootere genade en krachtiger bijstand 78 14
314 TWINTIGSTE DAG.
van boven. Door het gebed, door het eenvoudig aanroepen der heilige namen, neigen wij Jesus en Maria en den ganschen hemel tot onze hulp. Een -woord, een kreet des harten, sen blik ten hemel, eene enkele verzuchting, — en de krachten Gods staan ter onzer beschikking. Ja, God zelf strijdt met ons, want onze vijanden zijn zijne vijanden en onze zegepraal is zijne verheerlijking. Op zekeren dag werd de H. Catharina van Siena allerhevigst door den duivel aangevallen, en, hoe edelmoedig zij ook streed, de bekoring bleef uren en uren met onverminderde woede aanhouden. Eindelijk zegepraalde zij over haren vijand. Toen nu de bekoring voorbij was, verscheen haar do goddelijke Bruidegom harer ziel, en Catharina, hem ziende, klaagde met bitterheid; Waar waart gij, o mijn Verlosserl gedurende mijnen bangen strijd? Waarom hebt gij mij alleen gelaten, en kwaamt gij niet om mijne vijanden te verjagen? — Mijn kind! aldus antwoordde de Heer, hoe kunt gij zoo spreken? Was ik dan niet in uw hart om u staande te houden? Ik streed met u en voor u: want altijd, zoo ging Jesus voort, ben ik bij de lijdenden en bij de strijdenden. — Dit laatste woord zij onze troost in het lijden der bekoring en in den strjjd tegen onze vjjanden.
DK ZEGEPALM. 315
IIlt;= PUNT.
IVTaria verleent ons' lia-ren /\ 11 üddi n'eiu-den. 1 ïi)-1-.!;mlt;L in onze dagen vim strijd en. taelioring.
Een dubbel voorregt was door God aan Maria geschonken: zij was vrij van alle, zelfs de minste, zondesmet en zij bezat tevens de volheid der genade. Om dit tweevoudig voorregt was haar gemoed volkomen rein: vrij zijnde van alle ongeregelde neigingen en hartstogten, bezat zij altijd en overal eene stille en onverstoorde zielerust en kende zij niet don bangen strijd der bekoringen, die zoo vaak den inwen-digen vrede aan onze ziel ontrooven en onze zaligheid in gevaar bretgen. Datgene toch wat ons het ongelukkigst maakt, is, dat wij de heerschappij over ons zeiven aan onze driften en booze neigingen laten: buigt men voor die vijandinnen het hoofd, dan wordt men weldra, hoe gelukkig men overigens moge zijn, een ellendig en rampzalig mensch, omdat de vrede des harten, door akelige onrust, verbannen wordt en men in onvermijdelijken strijd komt met God, met zich zeiven en den naaste. Wij behoeven echter niet te vreezen, dat wij, door onze geestelijke tegenstanders, overwonnen en ten val gebragt zullen worden,
316 TWINTIGSTE DAG.
indien wij de middelen ter zegepraal, door God ter onzer beschikking gesteld, aannemen en benuttigen. Onder die middelen is er geen zoo krachtig en zoo heilzaam als de aanroeping van Maria, de Moeder van Altijdduren-den Bijstand- Zij toch is do alvermogende Koningin van hemel en aarde, den kop der helsche slang heeft zij verplet en hare dienaren en dienaressen weten door ondervinding, dat hun de zegepraal over hunne vijanden gemakkelijk is, als zij tot Maria hunne toevlugt uemen. Met regt zegt daarom de H. Alphon-sus, {Heerl. v. Mar. Iloofdst 11. §2.) „indien alle menschen deze Koningin, die vol is van goedertierenheid en teederheid, beminden, en indien zij, in hunne bekoringen, altijd en dadelijk tot haar liunne toevlugt namen, zou men dan wel ooit iemand ten val zien komen? Zou men dan wel ooit iemand verloren zien gaan? Hij alleen bezwijkt en gaat verloren, die zich niet aan Maria aanbeveelt.''
Ontelbaar en veelsoortig zijn onze bekoringen: alle echter spruiten voort uit drie voorname bronnen: uit de hoovaardij des levens, uit de begeerlijkheid der oogen en de begeerlijkheid des vleesches. De hoovaardij des levens, die niets anders is dan eene overtollige en bovenmatige zelfverheffing, is veel alge-
DE ZKGEPALM.
meener dan men wel pleegt te denken. De meeste mensclien -willen meer schijnen dan zij zijn, en velen laten zich allesquot;voorstaan op ingebeelde eigene grootheid: Zij verheffen zich boven anderen in den -waan huns harten, zij maken aanspraak op jjdple eer en op den lof van anderen. Zij zijn zelfzuchtig tot in de geringste zaken en vloeijen over van eigenliefde. De minste oneerbiedigheid, de kleinste mis kenning, een enkel woordje zonder eenige kwade bedoeling gesproken, een gebrek aan voorkomendheid of oplettendheid jegens hen, zijn genoeg, om hen tegen anderen te verbitteren, om hen ortevreden, onrustig, gejaagd en opgewonden te doen worden en om hunne ziel aan vreesselijke bekoringen open te stellen.
Deze hoovaardij des levens toont zich niet zelden, bij brave en naar den schijn godsdienstige personen op eene geheel andere wijze. Zij zoeken zich zeiven in de godsvrucht, en hunne eigenliefde vindt haar voedsel in hunne godsdienstige oefeningen. God is niet het eenige doel wat zij zoeken: ijdele menschenlof, de achting van anderen, een geheim verlangen gezien, opgemerkt en geprezen te worden, zijn dikwijls de voornaamste drijfveeren hunner handelingen. Anderen zijn vol eigenzinnigheid in het geestelijke, kennen de ware onderwer-
317
318 TWINTIGSTE DAG.
ping aan den biechtvader niet, stellen zich want
niet gerust op het woord van hunnen zielbe- reu
stierder, als op het woord van God zei ven, en aal1 martelen zich zeiven af door eeuwige angsten
en droevige vrees.— Nog bestaat er eene an- g0'-1
dere soort van geestelijke hoovaardij: trouwens zlliv
er zijn menschen, die do geheimen Gods wil- zl)
len doorgronden: in plaats van de fakkel des Be^ geloofs, in den duisteren nacht dezer wereld
en onzer onwetendheid zoo helder glanzend, ^lir
te volgen, laten zij zich door het schemerende ^10
dwaallicht der menschelijke rede en door het aal]
natuurlijk verstand geleiden. Zware aanvech- sc^
tingen tegen de waarheid en bekoringen tegen '
het geloof zijn de gewone en welverdiende ^ai
traf dier , op hoovaardigheid gegronde, ver- ZVP
Dat zij, die deze hoovaardij dos levens of ^
derzelver gevolgen in zich erkennen, niet wan- ov
hopen. Maria, de Moeder van Altijddarenden wi Bijstand, zal hen, in den geestelijken strijd . aa
tegen de hoovaardij des leven» en de daaruit ^ voorspruitende bekoringen , ondersteunen en
hun den zegepalm doen verkrijgen, indien zij w: vertrouwend en nederig zich wenden tot haar.
Terwijl zij hier op aarde leefde was zij w een toonbeeld van nederigheid; zij was ne-derig in hare gedachten en in hare woorden, -l v'
DE ZEGErALM. 319
want zij noemt zioli de dienstmaagd des Heo ren en in haren lofzang magnificat geeft zij aan God alleen de eer en den lof barer grootheid; en hoe nederig zij was in hare werken, getuigen haar bezoek aan Elisabeth en hare zuivering in den tempel. Vooral echter heeft zij uitgemunt door de bewonderenswaardige nederigheid van haar geloof. Door dat alles heeft Maria verdiend de Moeder van Altijd-durenden Bijstand te worden voor al degenen, die, in den strijd tegen de hoovaardij , zich aan hare voorspraak aanbevelen en hare bescherming inroepen.
De begeerlijkheid der oogen, even vruchtbare bron van bekoringen, doet den mensch zijn geluk zoeken in de valsche goederen der aarde en maakt hem hebzuchtig. Niet meer tevreden met het noodzakelijke, zoekt hij het overbodige en heeft nimmer genoeg; en terwijl hij zich door de gierigheid vastkluistert aan zijn eigen goed, benijdt hij door lage afgunst de welvaart van anderen. De rust, de gezondheid, het geweten, de ziel, de eeuwigheid, alles wordt aan dien afgod geslagt-offerd. — Hoe weinig gevaar loopen de trouwe dienaars en dienaressen der Moeder van Altijddurendon Bijstand , van onder de aanvallen dezer begeerlijkheid te bezwijken! Maria
320 TWINTIGSTE UAG. |
was volmaakt onthecht van al het aardsche,
en altoos tevreden en gelukkig in hare armoede Hoe zwaar en talrijk hare beproevingen waren,
nooit verloor zij de rust der ziel of het
vertrouwen op God. Ter belooning harer ont- ■ 0 111
hechting, heelt God haar de magt gegeven, val1.
om, door haren Bijstand, die deugd aan hare vurl'
De zwaarste en de meeste bekoringen komen
voort uit de begeerlijkheid des vleesches, welke vers
allen kinderen van Adam is aangeboren. De Sesc
braafste en onschuldigste personen worden ovel
door dien vijand bekoord. O wat eene plaag kriji
voor eeue Godminnende ziel, die eene heilige in c
voorliefde voor de kuischheid bezit! Doch gew
hoe geweldig de strijd zij, hoe hevig de be- enk
koringen woeden, Maria's Bijstand is en blijft jare
magtiger dan de kwade begeerlijkheid. Zij, in 1
de Maagd der maagden, zal hare kinderen beg
nimmer verlaten, maar hen aanmoedigen tot gdv
zelfversterving en waakzaamheid, om de be- gee
koringen te voorkomen, en in. het bange uur ; •yyv, van den strijd zal zij hen dermate bijstaan, dat zij zegepralen onder hare moederlijke bescher-
ziji j en ! hoi
| Hg
DE ZEGEPALM.
321
iche, aede ren, het, ont-en, lare
GEBED.
Vertrouwend kom ik mij aanbevelen aan u, o magtige Vrouwe en goedertieren Moedei van Altijddurenden Bijstand! en met al do vurigheid mijner ziel smeek ik u om uwe bescherming. Ik weet dat gij, om uwe onvergelijkelijke raagt, voor de vijanden mijner ziel verschrikkelijk zijt als een leger in slagorde geschaard, en daarom hoop ik do zegepraal over hunne woede door uwen Bijstand te verkrijgen. Door mij zelveu toch vermag ik niets in den geweldigen strijd, waarin ik dagelijks gewikkeld word. De bekoringen laten mij geen enkelen dag rust, en in plaats dat zij met do jaren verminderen, voel ik dat zij dagelijks in hevigheid toenemen. De prikkel der kwade begeerlijkheid blijft immer even sterk en even scherp, en de strijd van bet vleesch tegen den geest blijft met ongekende woede aanhouden. Wat zal er geworden van mij, o Maria' indien de Bijstand, dien gij mij verleenen kunt, niet altijddurend is, gelijk mijne bekoringen dat zijn? Gij kent mijne diepe zwakheid, o Moeder! en mijne geneigdheid ten kwade; gij weet hoe spoedig mij de moed ontzinkt, en hos ligtvaardig ik bij de bekoringen stilsta en voor 78 ' 14.
322 TWINTIGSTE DAG.
de aanvallen mijner vijanden bezwijk. Zonder uwen Bijstand, ik moet het erkennen, is de zegepraal mij onmogelijk en mijn ondergang zeker. Verlaat dan niet uw kind, o Maria! dat op u vertrouwt en van uw vermogen bij Jesus de overwinning over zijne vijanden verwacht. Versterk mijn vertrouwen op uwe voorspraak en uwen Bijstand, en geef toch dat de menigvuldigheid en de hevigheid der bekoringen mij niet kleingeestig en moedeloos ma-keu. Herinner mij in het uur des gevaars, dat gij mijne minnende Moeder zijt en met bezorgdheid over mij waakt; doe mij er aan denken, dat de heilige naam van Jesus, uwen Zoon, en uw gezegende naam, o Maria! mij zeker over de bekoring zullen doen zegepralen, en dat zij, die hun vertrouwen op u stellen, niet kunnen overwonnen worden. En omdat de ondervinding mij geleerd heeft, dat de val bijna zeker is, wanneer men de bekoring niet in haar eerste begin tegengaat en men draalt om ze te bestrijden, verzoek ik u allerdringendst, dat gij, door uwen Bijstand, mij eene zoo groote en zorgvuldige waakzaamheid over mij zeiven gelievet te bezorgen, dat ik de bekoring, dadelijk en zoo spoedig zij opdaagt, bemerke en zonder toeven bestrijde. Dan ben ik zeker, dat de
DE ZEGEPALM. 323
overwinning aan mijne zijde zal blijven, dat ik na eiken strijd de zegepalm zal kunnen zwaaijen, en dat ik eindelijk, door uwen Al-tijddurenden Bijstand gesterkt, in den laatsten strijd zal zegepralen, om daarna de eeuwige vruchten mijner, door uwen Bijstand behaalde, overwinningen te gaan smaken. Amen.
jPEN EK quot;jfWINTIGSTE pAG.
MARIA IS DOOR HA REN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND DE B K SCIIERMSTER DER liüISCHHEID.
Prteclara custos virginum.
Gii, o Maria! zijt de voortreCfelijke beschermster der maagden.
Iquot; PUNT.
V o or t r o [Te 1 ij 1 v li o L (1 van Maria's kuisch-heid.
Maria was, in de eeuwige raadsbesluiten Gods, voorbeschikt om de Moeder van het menschgeworden Woord des Vaders te worden : daarom moest zij eeno allerzuiverste Maagd zijn. Immers als Jesus zich, door zijne menschwording, zoo allerinnigst met Maria wilde vereenigen, moest die wonderbare vor-eeniging wel gegrond zijn op eene zoo volmaakt mogelijke gelijkvormigheid, en de grondslag dier gelijkvormigheid kon geen andere zijn dan de heilige zuiverheid, wijl men door geene
DE SCHOONSTE LELIE.
andere dengd zooveel gelijkheid verkrijgt met Jesus, den Bruidegom de;c maagdelijke zielen, als door de kuischheid. Deze lelieblanke deugd vormt dan ook het hoofdkenteeken, het karakter, der Moedermaagd: geene barer deugden verdient zoozeer onze bewondering als deze; geene deugd heeft zij meer bemind dan de kuischheid. Het is hare zuiverheid, zegt de 11. Bernardus, die haar welgevallig heeft gemaakt in Gods oogen , en die don eeuwigen Zoon Gods in haren schoot beeft doen nederdalen, gelijk de Kerk zelve verklaart: O heilige en onbevlekte maagdelijkheid van Maria boven allen lof zijt gij verheven, omdat gij hem, dien de hemelen niet omvatten kunnen, in uwen schoot hebt gedragen. (O/fic. JEccl.)
De gave der kuischheid was in den hoog-sten graad door God aan Maria geschonken. Ten gevolge harer Onbevlekte Ontvangenis , kende zij niet den opstand van bet vleesch tegen den geest; zij was niet onderhevig aan de veelvuldige bekoringen, welke ons aan-aanhoudend aangrijpen, en haar gemoed bleef voor alle verleiding gesloten. Datgene echter wat ons de teedere liefde van Maria voor de kuischheid het duidelijkst openbaart, is, dat de Maagd, ofschoon niet onderhevig aan de aanvallen der kwade driften en bevrijd van
325
326 EEN EN TWINTKiSTE DAa.
den prikkel des vleesches, ofschoon ongenaakbaar voor alles wat haren geest of haar hart bezoedelen kon, toch altijd, met de meeste bezorgdheid en omzigtigheid, over die deugd waakte, in volkomen afscheiding van de wereld leefde en alle behoedmiddelen tegen de zonde aanwendde. Het leven en de daden van Maria zullen ons daarvan overtuigen.
Maria beminde de maagdelijke zuiverheid van af het oogenblik dat zij derzelver waarde kende, zij beschouwde ze als haar edelst sieraad, en reeds op den jeugdigen leeftijd van drie jaren, offerde zij zich zelve aan God op door de eeuwige gelofte van kuischheid. Hare toewijding aan God door die gelofte verpligtte haar al de dagen haars levens door de bewaring dier verheven deugd te heiligen, nooit eenig genot aan hare zinnen toe te staan, om des te zekerder een leven des geestes te leiden; nooit haar hart te vordeelen, om alleen aan God te behagen; nooit naar de stem der wereld of des vleesches te luisteren, om des te getrouwer de roepstem van haven Welbs-minde te volgen. Zoo begreep zij vóór alle anderen, en, gelijk de H. AlpLonsus zegt, {Heerl. van M. II. Deugden v. Mar. § KT) zonder iemands raad ingewonnen of iemands voorbeeld gezien te hebben, hot groote woord
DE SCHOOKSTE LELIE.
327
der maagdelijke zuiverheid, nog voordat de goddelijke Verlosser dat woord had uitgesproken : zoo omhelsde zij de hemelsche deugd van kuischheid, welke het ligchaam als vergeestelijkt en den mensch verengeit, nog voordat de waarde en de verhevenheid dier deugd door Christus aan de wereld geopenbaard was; zoo trachtte zij de verdiensten der zuiverheid te verwerven, nog voordat haar goddelijke Zoon de belooningen dier deugd had doen kennen; zoo plantte Maria, volgens het woord van den H. Ambrosius, {Instit. virg. c. V.) het lelieblanke vaandel der kuischheid en opende den maagdelijken weg, waarlangs de zuivere zielen tot het Lam Gods gevoerd worden, om het in den hemel juichend te volgen. — Maar ofschoon Maria verrijkt was ngt;et al de gaven en voorregten der onschuld, leefde zij als hadde zij alle gevaren te duchten. Aanhoudend hield zij zich bezig , zegt de H. Am-brosius, Q. cit.) met de dienst van het huis des Heeren, en zoo ijverig was zij daarbij, als hadde zij zich door die bezigheden tegen de gevaren der ledigheid moeten verdedigen. Daar, in Jerusalems tempel, had zij God alleen tot getuige harer gedachten en leefde in eene heilige verwijdering, in eene gelukkige onwetendheid, van al die vertrouwelijkheden en
EEN EN TWINTIGSTE DAG.
828
te teedero vriendschapsbetrekkingen, waarin het zoo moeijelijk is, om alle te groote vrijheden, alle te innige gemeenzaamheden en alle gevaarlijke ligtziunigheid verre te houden. Verpligt haar de noodzakelijkheid haar gewoon stilzwijgen te verbreken, dan spreekt zij met heilige schuchterheid en is bevreesd iemands blikken op zich te trekken. Intenta operi, verecunda sermone, arhitrum mentis solita lieim, non hominem qiuerere. Beschouwen wij haar in de heilige eenzaamheid, waar Gods afgezant haar de blijde boodschap komt brengen. Nooit, zoo gaat de H. Ambrosius voort, verscheen er een man in die afzonderingsplaats: een aartsengel slechts kan er in doordringen, en hij vindt haar alleen, zonder gezellinnon, als vreesde zij, dat hare ooren door een al te menschelijk of door een ijdel gesprek getroffen zouden kunnen worden. Sola in penetralibus quam nemo virorum viderit, aola sine comité, sola sine teste, ne qiio degenere depravaretur affatu. Met welke teedere liefde, met welk een heilig welbehagen,moet God hebben neder-gezien op de zuivere dochter van Sion, die, getrouw aan de inspraken zijn er genade, door de beoefening der verhevenste deugden zich tot het grootste aller wonderer., tot het goddelijk moederschap, voorbereidde op eene wijze,
DU SCHOONSTE LELIE.
welke, schijnbaar , haar daarvan verwijderen moest, en in eenen tijd, waarin de hooge waarde en de voortreffelijkheid der kuischheid
minder erkend werden.
In alle jaargetijden, ook in het midden der ■lente, is de roos altijd geurig en we Wekend, de lelie altijd schoon en heerlijk; de frisch. heid, de kleurengloed, de geur dier bloemen zijn altijd bewonderen waardig, en oneindig moet de magt zijn des goddelijken Scheppers, die, uit een harden en doornachtigen struik en uit eene dorre aarde, zulke prachtige * bloemen kan doen ontspruiten. Schooner echter en heerlijker moeten deze bloemen schijnen in den guron wintertijd, wanneer de verharde aardkorst geene planton kan voeden en de natuur van haren schoonsten tooi beroofd ia.
Aan eene geurige roos, aan eene zilverblanke lelie, in den winter ontluikend, is de maagdelijke zuiverheid van Maria gelijk. Vóór de komst des Verlossers en bij het zinnelijke volk der Joden stond de kuischheid niet in aanzien; de gewoonte en do welvoegelijkheid maakten het huwelijk als verpligtend. Maria echter begrijpt do geheimen Gods en de waarde dier deugd, en, zich verheffend boven de begrippen van haren tijd, kiest zij de kuischheid tot haar aandeel. Door goddelijke tusschen-
329
330 EEN ES TWINTIGSTE DAG.
komst treedt zij later in het huwelijk, en omdat hare stamgenooten te Nazareth omtrent hare gelofte, welke alleen aan Joseph bekend is, onwetend blijven, stelt zij zich daardoor aan de verachting van allen bloot: bij de Joden toch werd de kinderloosheid in het huwelijk aangezien als eene straffe Gods. Aan het oordeel der menschen laat zij zich niets gelegen liggen; zij zoekt eenig en alleen datgene wat aan God behaagt. Maria en Joseph bieden dan elkander de lelie hunner maagdelijke zuiverheid aan; en die twee leliën, door beiden aangeboden, door beiden aangenomen, en te zamen vereenigd in een ge-heimzinnigen ruiker door den band der onderlinge getrouwheid, vormen geheel hun huwelijk. In eo connuhio et virginitas nupsit. {G er son.)
De edelmosdige liefde van Maria voor de kuischheid werd beloond door het hoogste geluk en de grootste waardigheid, welke God aan een schepsel kan schenken, door de onvergelijkelijke waardigheid van het goddelijk Moederschap. — God zendt haar eencn aartsengel, om haar met zjjne plannen en raadsbesluiten bekend te maken, en haar het groote geheim der menschwording van het eeuwige Woord in haren zuiveren schoot voor te stellen. Eene moeijelijkheid biedt zich aan: Maria weet niet
DE SCHOOKSTE LELIE.
hoe zij Moeder kan worden zonder tevens op te honden Maagd te zijn. Daarom ondervraagt zij met zedige bescheidenheid den haar toegezonden Aartsengel: «Hoe zal dit geschieden, dewijl ik geenen man bekenne?quot; Door dat woord duidt zij hare onverbreekbare gelofte van kuischheid aan en geeft zij duidelijk te kennen, gelijk de H. Alphonsus met den H. Gregorius van Kyssa opmerkt, dat zij liever aan het goddelijk Moederschap verzaken wil dan aan hare maagdelijke zuiverheid. Quomodo fiet?
O edelmoedig besluit! o edelmoedige uit-boezeming van een maagdenhart! O heilige kuischheid! welk edeler offer ia ooit u opgedragen geworden? Van de eene zijde biedt zich , aan Maria's geest, de glorie van het goddelijk moederschap aan, en van de andere zijde het mogelijke verlies eener deugd, die haar allerdierbaarst is; en, zonder een enkel oogenblik te aarzelen, geeft zij de voorkeur aan de genade, die haar heiligt, boven de genade, welke haar verheft; aan de hoogere volmaaktheid boven de hoogere waardigheid. Zij wil liever welgevallig zijn dan gebieden aan God; zjj verzaakt liever aan de eer van zijne Moeder te worden dan op te houden zijne Bruid te zijn; zij bekreunt zich niet om
331
EEN EN TWINTIGSTE DAO.
do allerhoogste verheffing , indien zij deze ten •
koste vnn de zuivere lelie harer maagdelijkheid zou moeten koopen; zij is bereid zich aan den v.'il des Heeren te onderwerpen, maar verlangt na te komen wat zij God beloofd heeft. Door eene bijzondere beschikking Gods, spreekt de Aartsengel op zulk eene wijze, dat Maria in j)( zijne woorden de gelegenheid moet vinden, om eene plegtige getuigenis harer gelofte af r te leggen. Deze getuigenis, zegt Cornelius a Lapide, {in h. loc.) wilde God uit haren mond vernemen, om daarop aan de verdiensten dier edelmoedige gelofte de eer van het goddelijk moederschap te verleenen. — Eene andere belooning aau de vlekkelooze zuiverheid van Maria geschonken, is, dat zij ten allen tijde de beschermster en, gelijk de Kerk zegt, de glorierijke bewaarster der maagden zal blijven;
niet alleen moedigt zij, door haar voorbeeld,
hare dienaren en dienaressen tot een kuisch en -rïuiver leven aan, maar zij verkrijgt hun ook door hare voorspraak en haren Altijdduren-den Bijstand de edelste en voortreffelijkste aller deugden , de engelachtige deugd van zuiverheid.
332
Insü
beeh
aller
een
heid
terer
van
toch
u toi
mijdlt;
ter i
wete
dan
dan
is ui
zond
eene
zekei
DE SCHOONSTE LELIE. 333
so ten |
II' PUNT.
a den Maria helpt ons door haren A.ltyd.du-lano-t renden -Bijstand in het bewai'en
' eid vo]
staat.
kt de
■
iden, fte af liua a mond n dier .delijk ndero d van' i tijde
ij\ren;| beeld, tuisch :t hun iuren-e aller ;uiver-
kheid
Door der Icuischheid volgens onzen
na in j)e jj_ Ambrosius, in zijne allersoliooonste
verhandeling over de maagdelijkheid, spreekt de maagden van zijnen tijd aldus aan: (De Insiit. Virg) illoudt altijd voor oogen het beeld der maagdelijkheid en des levens der allerzaligste Moedermaagd, waarin, als in een spiegel, al de bekoorlijkheden der kuisoh-heid en al de schoonheden der deugd uitschitteren. In haar leven moet gij de voorbeelden van uw leven putten; dit volmaakte toonbeeld toch, deze levende leering aller heiligheid, zal u toonen wat gij verbeteren moet, wat vermijden en wat vreezen. De adel van den meester is de eerste reden om zich met ijver op de wetenschap toe te leggen: en wie is er edeler dan de Moeder Gods? Wie is schitterender dan zij, die door het eeuwig Licht tot Moeder is uitgelezen? Wie is er kuisohei' dan zij, die, zonder het verlies harer maagdelijkheid, aan eenen zoon het leven gegeven heeft?'' O voor zeker! velen worden door de overweging der
334 KEN EN TWINTIGSTE DAG.
voorbeelden van haar, die door de bekoorlijkheden harer kuischheid de blikken Gods op zich getrokken heeft, in de beoefening der kuischheid gesterkt; want het is onmogelijk dat men denke aan de vlekkelooze reinheid van Maria, zonder den heilzamen invloed harer zuiverheid te oudervinden. Het is door het voorbeeld van Maria dat de maagdelijkheid, dat groote woord van Jesus, dat een ieder niet verstaan kan, duidelijk en klaar, zoet, aangenaam en bekoorlijk wordt. Is het niet omdat zij aangetrokken worden door hare voorbeelden, dat zoovele Christenen de heilige kuischheid als hun aandeel verkiezen; is het niet door de vlekkelooze Moedermaagd, dat ontelbare maagden, hare kinderen geworden, tot voor den glorietroon des eeuwigen Konings gevoerd zijn en nog gevoerd worden? Ja, tot aan de voltooijing der tijden zullen de maagden den tempel van God op aarde, de Heilige Kerk, door hare kuischheid blijven versieren en opluisteren, omdat het voorbeeld van Maria eene voortdurende aanmoediging wezen moet voor alle kinderen Gods.
Is het voorbeeld van Jesus' Moeder eene zoo krachtige opwekking tot een kuisch en engelrein leven, hare voorspraak, haar Altijdduren-
DK SCHOONSTE BELIE. 335
de Bijstand, is daartoe het beste middel. Van daar dat alle dienaren en dienaressen des Hee-ren, die zuiver naar ziel en ligcliaam willen blijven, hunne kuischheid onder de hoede en bescherming- van Maria plaatsen. Zij erkennen, dat zij niet kuisch kunnen leven tenzij door Gods genade; maar zij weten ook, dat het krachtigste middel, om eene heilige voorliefde tot de zuiverheid en de gave der kuischheid te verkrijgen, in de bescherming en de voorspraak van Maria gezocht moet worden. De gebeden, die men met dat einde tot de goddelijke Moedermaagd rigt, zijn zoovele vernieuwingen van het besluit om kuiseh te leven en zoovele verzekeringen van de opregte liefde, welke men der zuiverheid toedraagt. En die gebeden zouden door Maria verworpen worden! Onmogelijk!
Maria beminde de engelachtige deugd als haar edelst sieraad: zij verlangt dus ook hare kinderen in de beoefening dier deugd te zien uitmunten. Wanneer wij dan, in welke levensbetrekking wij ons ook mogen bevinden, in onze bekoringen ons wenden tot haar; indien wij haar smeeken om haren magtigen Bijstand, ten einde, daardoor gesterkt, de zuiverheid volgens onzen staat te bewaren, zal zij wel-
EEN EN TWINTIGSTE DA».
willend ons bijstaan en ons de genade verwerven om, in onzen dagelijksohen strijd te- ons ha gen de booze begeerlijkheid, te zegepralen, en vo Ter belooning harer kuiachheid heeft God haar do magt gegeven, om hare kinderen in het bezit dezer edele deugd te bevestigen, en om de liefde tot de zuiverheid te doen wedervin-den aan hen, die, na het verlies hunner onschuld , zich aan haren moederlijken en Altijd-durenden Bijstand aanbevelen.
Vergeten wij echter niet, dat. Maria niet alles alleen doet, en dat de genade, welke zij ons verkrijgt, en de Bijstand, welken zij ons verleent, onze medewerking vorderen. En deze onze medewerking moet daarin bestaan, dat wij, in het diepe bewustzijn onzer aangeboren zwakheid, alle gevaren en gelegenheden tot zoude, naar ons best vermogen, vlugten. Indien wij toch aan de gevaren ons blootstellen en in de gelegenheden tot zonde voortleven, verijdelen wij de goede bedoelingen van Maria en berooven wij ons van hare bescherming.
En wijl de vlugt der gevaren en zondige gelegenheden onmogelijk is zonder de versterving der zinnen en de christelijke waakzaamheid , moeten wij aanhoudend letten op de gedachten van onzen geest, op de voorstellin-
336
DK SCHOONSTE LELIE. 337
gen onzer verbeelding, op de begeerten van ons hart en de aandoeningen van ons gemoed, en voornamelijk onze uitwendige zinnen beteugelen. Dit alles echter is onbestaanbaar en kan, althans op den duur, geen stand houden, als wij niet dikwerf tot de heilige Sakramen-ten naderen, om daarin de genade, als in derzelver bron, te putten , en als wij niet vurig zijn in het gebed. Willen wij echter met de genade, ons door Maria verkregen, medewerken , dan kunnen wij verzekerd zijn, dat de zwaarste bekoringen, in plaats van ons te doen bezwijken, onze deugd zullen versterken en bevestigen, omdat Maria door haren Altijd-durenden Bijstand, ons de zegepraal zal doen verkrijgen, ondanks de woede onzer vijanden en de menigvuldigheid der gevaren.
GEBED.
O Toonbeeld der kuischheid, Spiegel der zuiverheid en Koningin der Maagden! die, door uwe vlekkelooze reinheid en door de volmaaktheid uwer deugd, de oogen Gods op u hebt nedergetrokken, zie neder op uw kind, dat zoo aanhoudend moet worstelen tegen zijne eigene en allerdiepste zwakheid en tegen de woede zjjaer vijanden. Mijn hart, o Moederl 78 15
338 EEN EN TWINTIGSTE DAG.
is een peillooze afgrond van ellende, allersterkste driften verontrusten mijne ziel, allerlaagste neigingen wonen in mij en al de zintuigen mijns ligcliaams voeden mijne booze begeerlijkheid. En buiten mij, hoevele dreigende gevaren! Wat zal er van mij geworden? Helaas 1 staande blijven kan ik niet, tenzij op voorv/aarde dat gij mij ondersteunt. Maar kan ik aanspraak maken op uwe moederlijke bescherming en uwen Altijddurenden Bijstand? Moet ik niet vreezen, dat ik, door mijne eigene schuld, daarvan vefstoken zal blijven? Neen, ik kan het mij zei ven niet ontveinzen: uwer bescherming heb ik mij onwaardig gemaakt. Doch dii troost mij, o heilige en zuivere Moedermaagd! dat gij niet ziet naar verdiensten en niets anders vraagt dan een goeden wil. Dien goeden wil bezit ik'thans, want gaarne wil ik medewerken met de genade; gaarne alle gevaren en gelegenheden, welke ik vermijden kan, vlugten; mij zeiven bewaken en bestrijden; in de heilige Sakra-menten en in het gebed de kracht ter zegepraal zoeken; en , vooral in het uur der bekoring, mij aan uwen Altijddurenden Bijstand aanbevelen. Versterk, o Maria! en bevestig mijnen goeden wil en mijne goede voornemens, en geef dat ik voortaan in zuiverheid volgens
DE SCHOONSTE LELIH
irk- mijnen staat leve. 0 hoe gerust zal mijne
;sto ziel, hoe kalm mijn gemoed, hoe rein mijn
gen geweten wezen, als ik, door uwen Altijddu-
3er- renden Bijstand ondersteund, de mij nog res-
ade tende levensdagen door de beoefening der
He- engelachtige deugd zal heiligen! Hoe zalig
op zal ik wezen op mijn sterfbed, als ik voortaan
aar altijd zoo leve , dat ik vrij blijve van alle over-
ijke tredingen van dit groote gebod der zuiver-
ad? heid! Van u, o Maagd der maagden! ver-
ge- wacht ik dit geluk: gij zijt mijne hoop, gjj sn? ■ zijt mjjne beschermster, gij mijn bijstand. Strijd
en: dan met mij, o goddelijke Moedermaagd! en
ge- verleen mij uwen magtigen en Altijddurenden
en Bijstand, opdat ik de lelie der kuischheid, de
aar schoonste aller leliën, ongeschonden beware
een en zoo leve, dat ik het goddelijk Lam in den
ins, schoonen hemel in eeuwigheid moge volgen,
ge- Amen.
en,
ren
:ra- I ge-
md
itig ms, |
ons
339
J WEE EN yWïNTIGSTE pAG.
or
maria's altijddurende bijstand in tijde-
LIJKEN NOOD.
Esurientos implevit bonis.
De hongerigen heeft hij met goederen vervuld.
Ie PUNT.
Grootheid, van clentijclelijlcen. nood van Maria en liare onderwerping aan Gi-ods heiligen wil-
Jesus, de Koning van hemel en aarde, heeft do armoede tot zijn aandeel en zijn erfdeel verkoren. En welk eene armoede I Hij wordt geboren in een ellendigen stal; een handvol stroo in eene dierenkrib is zijn rustbed; verscheurde en armoedige windelen zijn zijne kleeding. Later leeft hij in de uiterste armoede, te midden van het heidensch Egypte, of in de zwaarste vermoeijenissen, welke de arbeid kan veroorzaken. Treedt hij in zijne
DU BALSEM DER VERTROOSTING 341
drie laatste levensjaren op als Leeraar en Wonderdoener, gehoorzamen alle krachten der natuur, aan zijn woord en zijne wenken, zaait hij zegeningen op al zijne wegen, dan blijft hij toch immer in den grootst mogelijken tij-delijken nood voortleven. De vogelen des hemels hebben hunne nesten, de vossen der aarde hunne holen, maar de Zoon des men-Bchen heeft geen steen, om er zijn hoofd op te rusten en geen penning om de rijksschatting te betalen; en na zijnen dood zullen zijne vrienden en leerlingen het lijnwaad moeten betalen, waarin zijn aanbiddelijk ligchaam gewikkeld zal worden.
De heilige Moeder van Jesus bezat de grootste gelijkvormigheid met haren goddelijken Zoon: de armoede, de ontberingen, de tijdelijke nood, moesten dus ook haar aandeel wezen. Hare koninklijke familie was van hare vroegere grootheid vervallen; de bezittingen, welke hare ouders haar nagelaten, en de aanzienlijke giften, welke de Wijzen uit het Oosten aan het lieve Jesuskind aangeboden hadden, werden, volgens de verzekering van den H. Bonaventnra, (Medü. de vita GhrisU.) en van den H. Alphonsus, (ïïeerl. v. M. II. Deugd, v. M. § 1/1J) door Maria aan de armen ge-
342 TWEE EN TWIXTtr.STE DAQ.
schonken. Toen dan weldra de vervolging tegen Jcaus, haar kind, losbrak, was Maria van alles beroofd wat noodig was , om in de bestaande behoeften te kunnen voorzien. En hoe menigvuldig moesten die behoeften niet wezen op de lange reis van Judea naar Egypte! Hoe nijpend en folterend moet hare armoede in dit land der ballingschap niet geweest zijn gedurende de zeven jaren, welke zij daar door-bragt? Hoeveel moet Maria, door alle soort van ontberingen, niet geleden hebben op de lange en vermoeijende reizen, welke zij, in teederen leeftijd, in de ongunstigste jaargetijden en in de bezwarendste omstandigheden, moest ondernemen? Hoe zwaar moeten de lasten der armoede ten allen tijde haar gedrukt hebben, wijl de aanhoudende handenarbeid van Jesus en Joseph het eenige middel van bestaan was voor het heilig huisgezin van Nazareth ?
De kwellingen, die Maria's leven verbitterden, bepaalden zich echter niet bij die, uit hare armoede voorspruitende, ontberingen. Haar lijden was veelzijdig, hare beproevingen waren menigvuldig. Denken wij hier een oogen-blik aan den weedom, die haar hart vervulde, en aan de smarten, welke hare ziel doorvlijm-
den digi misi wee loo: ver
dei tro H. en W( ziji ziji bn
Dc
gquot;
de ha eii m d( Vi
n( d m
zlt; h
DE BALSEM DEB VEKTEOOSTINQ. oio
den, toen zij, drie dagenlang, de tegenwoordigheid van haren ■welbeminden Zoon moest missen, en niet wist of zij Jesus nog ooit zou wedervinden. Welke angsten, welke troosteloosheid, welk allerdiepst zieleleed moet dat verlies van haar kind haar berokkend hebben! — Een ander tijdelijk leed moest Maria ondergaan, toen haar kuische Bruidegom, haar trouwe verzorger en beschermer, de goede H. Joseph, haar doir den dood ontrukt werd en zij als arme we duwe op aarde achterbleef. Wel is waar bleef Jesus haar bij, doch ook zijn tijd begon te naderen, en do drie jaren zijner prediking baarden bittere angsten en bragten kommervolle dagen aan voor Maria. De woede der vijanden van Jesus en de afgunst der Schriftgeleerden en Phariseën konden haar niet verborgen blijven en moesten haar eiken dag het ergste doen vreezen. En eindelijk zegepraalde de boosheid; Maria zag met eigen oogen haren goddelijken Zoon den dood der misdadigers sterven; zij was getuige van zijne laatste smakten, zonder die te kunnen verzachten; zij was getuige van zijnen dood, zonder met hem te kunnen sterven, en moest nog lange jaren op aarde verblijven, zonder de vertroostingen zijner tegenwoordigheid te ku inen genieten.
344 TWEE EN TWINTIGSTE DAG.
Verwonderen wij ons niet over den tijde-lijken nood, waarin Maria leefde, en over het veelvuldig leed, dat God haar liet overkomen. Hoe verhevener toch de gunsten zijn, welke de Heer aan zijne kinderen mededeelt, en hoe grooter de gaven zijn, welke hij hun verleent, des te meer verveelvuldigt hij hunne beproevingen, des te zwaarder doet hij ze worden. Van daar dan ook dat Maria, juist omdat zij door God, boven alle andere schepselen, begunstigd en begenadigd was, juist omdat zij de Moeder was van den Verlosser en de Koningin van hemel en aarde, aan zwaardere beproevingen onderworpen werd en zoovele smartvolle dagen beleefd heeft. Zij was de Moeder, de vriendin van Jesus, en veel meer de vriendin van Jesus dan iemand anders; nu, waar Jesus is en naar den graad en de wijze dat hij er is, zijn er ook smarten en bitterheden. Maria heeft dan, zoowel door (ijde-lijken nood en aardsehe kwellingen als door innig zieleleed, onzeggelijk meer geleden dan de andere heiligen.
De inwendige stemming, waarmede Maria het lijden aanvaardde, het geduld en de volmaakte onderwerping aan Gods wil, waarmede zij alle beproevingen omhelsde en verduurde.
DE BALSEM DER VERTROOSTING.
waren zoo aangenaam aan God, dat zij daardoor verdiend heeft de Troosteres der bedrukten en de Moeder van AUijddurenden Bijstand voor alle lijdenden te worden. Haar hart was volkomen vrij van alle verkleefdheid aan het tijdelijke en van allo gehechtheid aan het aardsche; zij stelde alleen prijs op de goederen der genade en de gaven dor bovennatuurlijke orde en dorstte naar edeler schatten, dan die door roest verteerd, door dieven ontstolen of ontroofd kunnen worden.
Deze gemoedsstemming bragt in Maria eene heilige tevredenheid en cene volmaakte overeenstemming met Gods heiligen wil voort: zij was gelukkig in hare armoede, en genoot een zoeten inwendigen vrede in allen tijdelijken nood, beklaagde zich nooit over hara ontberingen en steunde, te midden van de zwaarste beproevingen, op de Voorzienigheid van den Vader, die in do hemelen is ,odie de leliën des velds kleedt en de vogelen der lucht spijzigt, en die den zijnen nimmer het noodige zal laten ontbreken. Wel verre van aan anderen iets te benijden van hetgene zij bezaten, wist zij ongetwijfeld dikwijls de gelegenheid te vinden, om van het weinige, waarover zij beschikken kon, nog iets af te zonderen voor armen, die nog armer waren dan zij zelve waa. Zoo 78 15.
345
IWEE EN TWINTIGSTE DAG.
leefde Maria, in het nederig timmermanshuisje van Nazareth, veel vrijer van zorgen en veel genoegelijker dan do rijke der wereld te midden van zijne schatten. Deze toch kunnen den mensch het geluk en den vrede niet bezorgen, want hoe meer hij bezit, hoe minder hij te verzadigen is; zij ontnemen veeleer den vrede, omdat de rijken aanhoudend gefolterd worden, door de vrees van te verliezen wat zij bezitten en door de begeerte naar immer grootere en grootere rijkdommen. —
Diezelfde onderwerping aan Gods beschikkingen en diezelfde tevredenheid met zijn aanbiddelijken wil bleven Maria bij in de overige beproevingen, welke God haar toezond, en zoowel het overljjden van den H. Joseph als de smartvolle en schandelijke kruisdood van haren goddelijken Zoon vonden haar onwankelbaar in het geduld en in de liefde voor het lijden.
quot;Welk een voorbeeld voor ons! Maar ook welk eene aanmoediging vinden wij in de heilige gemoedsstemming.waarmede Maria alle lijden aanvaardde en allen nood verduurde. Door de verdiensten toch harer edelmoedigheid heeft zij de magt verkregen, om in allen tijdelijken nood, in alle droefenis en in allen kommer des levens, eene' overvloedige bron
346
DE BALSEM DKR VERTROOSTING.
van vertroosting te openen en zelve eene Moeder van Altijd duren den Bystand voor hare bedrukte kinderen te zijn.
ïle PUNT.
347
M^aria ti^oost en lielpt on.» door liareii ^ltijd.d.uren.d.eii. Bijstand in. allen tijdelijken nood..
2
Daar is niemand op aarde die liet lijden niet kent, en die niet somwijlen door kwellingen en beproevingen bezocht wordt. Het kruis en het lijden nemen even gaarne hun intrek in de prachtige paleizen van de rijken der wereld , als in het hutje van den werkman en in de stulp van den bedelaar: het eenige verschil, dat er bestaat, is, dat de ürme gewoonlijk het kruis en de beproeving gemakkelijker draagt dan de rijke, die, van af zijne vroegste jeugd, aan een weelderig leven gewoon is gemaakt. Het is waar, de tijdelijke nood en de ontberingen der armoede doen zich niet aan iedereen gevoelen, maar er zijn nog andere veel zwaardere kruisen en folteringen , waaraan niemand zich onttrekken kan. Doch welkdanig ook het lijden zij, dat ons treft, Maria weet ons daarin door haren Altijddurendeu Bijstand te troosten en te hel-
TWEE EX TWINTIGSTE DACt.
pen, en zij is bij magte, om, te midden van de zwaarste beproevingen, ons een zoeten vrede te doen smaken en een waar geluk te doen genieten.
Inderdaad, de eerste en eenige voorwaarde van het ware geluk en den vrede is God te dienen en tevreden te zijn met Gods aanbiddelijken wil. Want neen, het ware geluk, de hemel op aarde, bestaat niet in het bezit van de goederen der aarde of in het genot van de vreugden der wereld, maar in de geregtigheid, in den vrede des gewetens en in de vreugde van den H. Geest. {Bom. XIV. 17.) Trouwens wat kunnen alle wellusten en goederen der aarde baten, welk geluk kunnen zij aanbrengen, indien er strijd cn oorlog in het hart woedt, indien het geweten door knaging en wroeging verscheurd wordt? Een stuk droog brood, gewonnen in het zweet des aanschijns en in vrede en rust gegeten, smaakt duizendmaal beter dan de beste en uitgezochtste spijs in angsten en onrust genoten.
Dien innerlijken vrede, die inwendige rust, kunnen wij in onzen tijdelijken nood en in do beproevingen des levens van Maria's Ahijd-durenden Bijstand verwachten. Want is zij niet in waarheid, gelijk de H. Kerk haar noemt, de Troosteres der bedrukten? Heeft zij de
348
DE BALSKM DETÏ VEETKOOSTIXH.
349
kwellingen en beproevingen, welke God aan zijne trouwste kinderen het overvloedigst toezendt, niet genoeg gesmaakt, om te weten wat lijden is, en om medelijden te kebben met ons? Indien wij dan in onzen nood, in onze ontberingen en droefenis haar om haren Bijstand smeelcen, zal zij dien voorzeker niet weigeren. Zij zal, wel is waar, het lijden, dat ons drukt, niet altijd dadelijk wegnemen, want dikwijls kan het ons zalig zijn dat het blijve voortduren, maar zij zal den balaem harer vertroosting over ons gefolterd hart uitstorten, door ons te doen begrjjpen en te doen gevoelen, dat het lijden ons geestelijk geluk en onze vereeniging met God bevordert. Een ware dienaar en eene trouwe dienares der Moeder van Altijddurenden Bijstand kennen, te midden van de beproevingen dezer wereld, geene andere vrees dan de vrees des Heeren; zij kennen geene andere hoop dan de hoop op de zaligheid; zij weten dat zij niets te duchten en te vermijden hebben dan de zonde, niets te verlangen dan den hemel, niets te verliezen dan dit kommervol en ellendig leven, niets te verlaten dan dit rampzalig tranendal. Deze troostvolle gedachten worden, door den Bijstand van Maria, in hun gemoed onderhouden , bevestigen hen in de liefde en da
350 TWEE EN TWINTIGSTE DAG.
dienst des Heeren en doen hen in de tevredenheid met Gods wil den zoetsten vrede en de zaligste vreugde smaken. En zou de nood soms stijgen en alle uitkomst onmogelijk schijnen, dan zal Maria hun nog te verstaan geven, dat zonder Gods toelating geen haar van ons hoofd kan nedervallen.
De waarde der inwendige zielerust, door Maria aan hare kinderen geschonken, wordt nog verhoogd door de vreugde in den Heiligen Geest, welke zij hun verleent. Maar kan er vreugde zijn voor een lijder op aarde? Welke vreugde kan er voor mij bestaan, aldus sprak de oude Tobias tot den aartsengel Rafaël, voor mij, die in de duisternissen zit en het licht des hemels niet zie? Zeker, dat is een geheim, dat de wereld niet kent, maar de dienaars en dienaressen der Moeder van Al-tijddurenden Bijstand ondervinden het, dat het lijden dikwijls eene bron wordt van zoete 'Vreugde. Of is het niet een genot voor oen dienaar, dat hij met zijnen koning mag lijden? En zal het lijden dan niet in vreugde voor ons verkeeren, wanneer Maria ons herinnert, dat Jesus, de koning dsr eeuwige glorie, en dat zij zelve, de Koningin van hemel en aarde, in denzelfden nood geleefd en hetzelfde lijden verduurd hebben ? Daalt er niet eene zoete
DE BALSH1.I DER VERTROOSTIKO-.
351
blijdschap in ons hart neder, wanneer wij bedenken, dat Jesus en Maria nog zwaardere kwellingen doorstaan hebben dan wij? Hoe troostend wanneer men, door armoede en ontberingen getroffen, bij zich zei ven denkt: 't is waar, ik ben arm en behoeftig; maar Jesus, Gods eeuwige Zoon, en zijne Heilige Moedor waren toch nog armer dan ik. — Ik woon in een slecht en bekrompen huis; maar mijn lieve Jesus en Onze Lieve Vrouw waren zoo arm, dat zij in een dierenstal woonden. — Zwaar moet ik werken en aanhoudend zwoegen om mijn brood te verdienen; maar mijn goede Jesus ook heeft don zwaren hamer en den beitel gehanteerd en ook Maria werkte aanhoudend. — Mijne kleederen zijn armoedig en in slechten staat; maar die van Jesus en Maria waren niet beter. — Honger en dorst kwellen mij; maar hebben Jesus en Maria die ook niet verduurd? — Ik word door elkeen verstoeten en versmaad; maar was dit ook het lot niet van Jesus en Maria? — Zoo zal de Moeder van Altijddurenden Bijstand ons, in alle beproevingen des levens, doen begrijpen, dat het lijden ons maakt tot getrouwe en levende beelden van den Zoon Gods, en deze gelijkvormigheid met het Toonbeeld aller uit-
TWKE EU TWINTIGSTE DAG.
verkorenen zal ons eene liomelsohe vreugde en een onuitsprekelijk genot verschaffen.
Ongetwijfeld, deze vreugde neemt het gevoel dea lijdens niet weg. Wij zijn en blijven gevoelig daarvoor, want 's mensehen hart is niet van ijzer en staal, en God, wel verre van de tranen te veroordeelen, welke men somwijlen in droevige oogenblikken weent, zendt vaak zijne Engelen om ze in gulden schalen op te vangen. Hij vraagt alleen dat wij niet morren tegen zijne vaderlijke Voorzienigheid, en met christelijk geduld en hoven-natuurlijken moed de kruisen dragen, welke hij ons tot ons geestelijk welzijn, toezendt. En ? dien moed, dat geduld, ja, de liefde zelfs tot het lijden, zullen wij door den Altijddurenden Bijstand van Maria verkrijgen, indien wij haar met ijver en standvastigheid vereeren. En als het nu reeds een groote troost in het lijden is, een medelijdend hart te vinden, dat onze smarten begrijpt, wat een onuitsprekelijk zoete troost moet ons dan niet geworden, wanneer wij ons hart in het hart van Maria uitstorten. Ach! laten we dan steeds in allen tijdelijken nood en in alle beproevingen tot de goede Moeder van Altijddurenden Bijstand gaan: de aanroeping dezer goedertieren Vrouwe zal ons
352
DE BALSEll DER VEBTliOOSTING. 353 hemelsche vertroostingen in het lijden doen vinden.
GEBED.
O magtige Moeder van Altijddurendcn Bijstand, liefderijke Troosteres der bedrukten! zie op mij neder, heb medelijden met mijn gefolterd hart en laat eenige droppelen van den balsem uwer hemelsche vertroostingen op mijne ziel nedervallen. Gij kent, o Moeder! de zware beproevingen die mij treffen, de teleurstellingen welke ik ondervind, de ontberingen die mij doen wegkwijnen en de smarten die mij martelen. Ik vraag u niet, o Maria! dat gij mij van mijn lijden bevrijdt: het eenige, wat ik van u verlang, is, dat gij mij vertroost en dermate bijstaat in mijne kwellingen, dat ik ze verdrage met geduld en onderwerping aan Gods heiligen wil. Ik wil niet klagen over de veelvuldige beproevingen, welke God mij laat overkomen, want ik weet dat ze dienen tot mijne heiliging en tot vermeerdering mijner verdiensten; doch ik vrees, dat, bijaldien gij mij niet troosten bijstaat, mijn geduld spoedig ten einde zal loopen. Vertroost mij dau, o goedertieren en magtige Maagd, door mij
354 TWEE EN TWINTIGSTE DAO,
meer en meer te doen gevoelen, dat het lijden noodzakelijkerwijze het aandeel wezen moet aller kinderen Gods. Vertroost mij, o Moeder van Altijddurenden Bijstand! door de onderwerping aan Gods wil en eene heilige tevredenheid aan mijne ziel te schenken, door mij eene hemelsche vreugde in het lijden te doen vinden en mij, naar uw voorbeeld, de vernederingen en de smarten, de kwellingen en beproevingen, waarin ik leef, te doen beminnen. Denk aan de zwakheid van mijn hart, o genadenrijke Vronwe! en zorg toch dat ik, door het ongeduld, de verdiensten van mijn lijden niet verlieze. Moge uw Altijddurende Bijstand mij zoo krachtig beschermen en aanmoedigen, en mij zoo aanhoudend het toonbeeld uwer deugden voorhouden, dat ik gelaten en geduldig blijve en het lijden als mijn wellust beschouwe. Dan, o Moeder! stem ik volgaarne er in toe, dat gij nog zwaardere kruisen en nog pijnlijker beproevingen over mij laat neerkomen: want dat nieuwe lijden zal dienen om mij al inniger en inniger aan God te vereenigen en mij nieuwe parelen voor mijne gloriekroon te doen verkrijgen. Doch hierop reken ik, o Maria! dat gij mij niet verlaten zult en mij in ai mijn lijden eene
DE BALSEM DER TEHTItOOSTING. 355
Moeder van Altijddarcnden Bijstand zult blijven, en in elke smart en in elke beproeving, die mij treffen zal, mijn lijden zult lenigen en verzachten door den balsem uwer vertroosting. Amen.
pRïE E)S(. TWINTIGSTE DAG. HET DAGELIJKSCH BROOD
MARIA S ALTIJDDURENDE BIJSTAND BEVRIJDT
ONS VAN DEN TIJDELIJKEN NOOD EN VAN DE KWELLINGEN DES LEVENS.
Mala nostra pclle Verdrijf onze kwalen.
Ie PUNT.
In allen t^jdelijken nood. en in alle kwellingen moeten wij ons vertrouwend tot de HMoeder van -A-ltyddnrenden Bijstand wenden.
De bescherming, welke de Moeder van Al-tijddurenden Bijstand ons in allen geestelijken nood en in alle geestelijke noodwendigheden verleent, mag ons de goedheid en de belangstelling niet doen vergeten, waarmede zij zorgt voor ons tijdelijk welzijn en ons in de kwellin gen en beproevingen dezes levens beschermt. Onze goddelijke Verlosser Jesus Christus heeft altijd. gedurende de dagen zijner omwande
mg o net al non o: leilig wijnii nen o ie. 0 delijk tien go va wistij en vi an hi loend De alles maakt daaro: toos 1: der 1 der a verrne zelfs zijn, ■ lljks 1 gemai moed zich
IIKT DAGELIJKSLH ÜEOOD.
ing op aarde, liet innigst medelijden gehad met alle ongelukkigen, en vooral met de ar-non en lijdendon. Daar staat van hem in het leilig Evangelie geschreven, dat hij «alle twijning en ziekte genasquot; en duizenden ar-nen op wonderbare wijze in de woestijn voed-le. Ook wordt er in het Evangelie herhaal-lelijk melding gemaakt van genezingen, door ilen goedertieren en liefdevollen Jesus bewerkt, n van menigvuldige tijdelijke gunsten , met iwistige hand door hem gezaaid in alle plaat-;en van Judea en Galilea en op alle oevers ,'an het meer van Genesareth, welke hij wel-loende bezocht.
De allerheiligste Moedermaagd Maria is in illes eene trouwe afbeelding, eene zoo volmaakt mogelijke afspiegeling van Jesus, en daarom is zij ook altijd geweest en zal zij altoos blijven de Bijstand der lijdenden, het heil der kranken, do troosteres en de toevlugt der armen en noodlijdenden. Het Evangelie vermeldt ons op uitdrukkelijke wijze, dat zij, zelfs zonder daartoe gebeden of gevraagd te zijn, do hulpbehoevenden bijstond. Naauwe-lijks had do aartsengel Gabriël haar bekend gemaakt, dat aan Elisabeth de zegen van het moederschap geschonken was, of zij spoedde zich over het gebergte naar hare nicht, om
357
RIJDT
A.JJ
slle. valon,
i Al-
jken jclen ang-orgt llin-rmt. .eeft ide-
pRIE EU TWINTIGSTE DAG.
OF
MARIA'S ALTIJDDURENDE BIJSTAND BEVRIJDT ONS VAN DEN TIJDELIJKEN NOOD EN VAN DE KWELLINGEN DES LEVENS.
Mala nostra pelle. Verdrijf onze kwalen.
Ie PUNT.
In allen tydelijken nood. en in alle Ie wellingen moeten wij ons vertrouwend tot cle ÜMoeder van -A-ltijddurenden Bijstand wenden.
De bescherming, welke de Moeder van Al-tijddurenden Bijstand ons in allen geestelijken nood en in alle geestelijke noodwendigheden verleent, mag ons de goedheid en de belangstelling niet doen vergeten, waarmede zij zorgt voor ons tijdelijk welzijn en oes in de kwellingen en beproevingen dezes levens beschermt. Onze goddelijke Verlosser Jeaua Christus heeft altijd, gedurende de dagen zijner om wande-
HET DAGELIJKSCH BEOOD. 357
ling op aarde, liet innigst medelijden gehad met alle ongelukkigen, en vooral met de armen en lijdenden. Daar staat van hem in het heilig Evangelie geschreven, dat hij gt;alle kwijning en ziekte genasquot; en duizenden armen op wonderbare wijze in de woestijn, voedde. Ook wordt er in het Evangelie herhaaldelijk melding gemaakt van genezingen, door den goedertieren en liefdevollen Jesus bewerkt, on van menigvuldige tijdelijke gunsten , met kwistige hand door hem gezaaid in alle plaatsen van Judea en Galilea en op alle oevers van het meer van Genesareth, welke hij weldoende bezocht.
De allerheiligste Moedermaagd Maria is in alles eene trouwe afbeelding, eene zoo volmaakt mogelijke afspiegeling van Jesua, en daarom is zij ook altijd geweest en zal zij altoos blijven de Bijstand der lijdenden, het heil der kranken, de troosteres en de toevlugt der armen en noodlijdenden. Het Evangelie vermeldt ons op uitdrukkelijke wijze, dat zij, zelfs zonder daartoe gebeden of gevraagd te zijn, do hulpbehoevenden bijstond. Naauwe-lijks had de aartsengel Gabriël haar bekend gemaakt, dat aan Elisabeth de zegen van het moederschap geschonken was, of zij spoedde zich over het gebergte naar hare nicht, om
imiE UN TWINTIGSTE DAG.
358
haar behulpzaam te zijn en haar, met de meeste liefde en met de allerdiepste nederigheid, alle mogelijke diensten te bewijzen. Gedurende drie maanden verbleef zij in het huis van Zacharias, en zoolang Elisabeth hare hulp en haren bijstand behoefde, stond zij haar met de meeste welwillendheid ter zijde. Nog bij eene andere gelegenheid, zoo verhaalt ons het Evangelie, toonde Maria bare goedheid en barmhartigheid, door, ongevraagd en met de meeste voorkomendheid, do magt barer voorspraak te doen gelden ter verkrijging eener tijdelijke zaak, waaraan, wel is waar, behoefte bestond, maar welke toch niet dringend noodzakelijk of volstrekt onontbeerlijk was. Ter bruiloft te Cana in Galilea ontbrak de wijn te midden van het feest: Maria bemerkte het spoedig en, gedreven door hare liefdevolle goedertierenheid, gaf zij, vol vertrouwen op de almagt van Jesus, aan haren goddelijken Zoon haar verlangen met deze woorden te kennen: uZij hebben geen wijn..'' O wonderbare kracht van Maria's voorspraak! Om aan het verlangen der Moedermaagd te voldoen en om ons de verheven magt van haren Bijstand te toonen, wilde Jesus den tijd zijner openbaring en der wonderen vervroegen en veranderde hij het water in wijs. Het is wel op-
HET DAGELIJKSCH BHOOD. 359
merkelijk dat het eerste wonder, door Jesus verrigt, en het eenige mirakel, dat hij, voor zoo verre wij weten, tijdena zijn leven op aarde gedaan heeft om de bede zijner Moeder to vorhooren, beatond in hot verleenen eener tijdelijke gunst, in het veranderen van water in wijn. — Nog grooter zal ons vertrouwen op den Altijddurenden Bijstand van Maria worden, indien wij, in tijden van ramspoed en kommer, in dagen van armoede en lijden, ons herinneren wat zij g-edaan heeft, om in de tijdelijke behoeften van haar goddelijk kind te voorzien. Alles wat de teederste en meest bezorgde moeder voor het kind harer liefde kan doen, dat, en veel meer nog, deed Maria voor Jesua. God alleen kent de moeite, welke zij zich heeft moeten getroosten, om aan het arme Jesuskind het noodige te versohaffen; God alleen weet, hoe menigmaal zij eene bete broods aan eigen mond heeft onttrokken, om die te sparen voor haren godde-lijken Zoon. En na zooveel voor den goeden Jeans gedaan te hebben, zou zij ons vergeten en zich het lot niet aantrekken der armen en hulpbehoevenden, der noodlijdenden en on-gelukkigen, die de edelste en vooi'uaamste ledematen van Christus zijn en die, om zoo te spreken, de ariatrocratie der Heilige Kerk
360 OKIE EN TWINTIGSTE DA«.
vormen, omdat Jesus, de Koning der eeuwige glorie, de Opperheer van hemel en aarde, zich in de armen en noodlijdenden als verpersoonlijkt. — Daarenboven, wie liet meerdere geeft, geeft ook het mindere. Nu, zegt de H. Alphonsus, {Heerl. v. Mar. II. Deugden v. Mar. § 3.) «Maria heeft ons het grootst mogelijke bewijs harer teedere liefde gegeven, door. hare Zoon voor onze zaligheid aan den dood over te leveren.quot; O voorzeker , met ons Jesus te geven, heeft zg ons getoond, dat zij bereid is, ons alle andere gunsten en weldaden te verleenen. Hare liefde en haar medelijden met onze ellenden zijn in den hemel, het rijk der eeuwige liefde, niet verminderd. Als eene goedertieren Moeder ziet zij dan op ons neder, luistert naar de smartkreet onzer droefheid, lenigt onze smarten, verzacht ons lijden, sterkt ons in onze beproevingen en, indien het ons niet zalig is , dat de kwellingen en de ontberingen der armoede van ons weggenomen worden, helpt zij ons de lasten daarvan met geduld verdragen. Hoevelen hebben dit ondervonden ? Hoevele zieken hebben door haar de gezondheid en de ligchaamskrachten wedergekregen? Hoevele bedrukten de bevrijding van hunne kwellingen? Hoevele nood' lijdenden het noodige levensonderhoud en het
nET DAOELI.IKSCH BHOOI). 361
dagelijkscli brood voor hun gezin? Het leven van den gelukzaligen Herman Joseph biedt ons een treffend voorbeeld aan der moeder-lijko bezorgdheid van Maria. Deze teedere en bevoorregte minnaar van Jesus en Maria had in zijne kinderjaren de gewoonte, om telkenmale wanneer hij ter school ging, in eene kerk zijner geboortestad Keulen voor een beeld der Heilige Maagd te gaan bidden. Hij sprak tot Maria, gelijk een kind spreekt tot zijne welbeminde moeder, en in zijne kinderlijke eenvoudigheid bood hij dikwijls aan het goddelijk Jesuskind, door Maria gedragen, een gedeelte van het brood en de vruchten, welke hij naar de school medenam. En tot belooning der eenvoudige liefde van den kleinen knaap, werden, door Gods toelating, de armoedige geschenken van Herman door de Moeder en het Kiud aangenomen, en, wijl de Heer behagen neemt in de eenvoudigheid des harten, spraken Jesus en Maria vertrouwelijk met hunnen jeugdigen dienaar. Eens w.13 hot in den winter en er heerschte eene nijpende koude. Desniettegenstaande was de kleine Herman naar het beminde Maria-beeld gekomen, maar hij rilde en weende van koude. De goede knaap was ook zoo arm, dat hij blootvoets, door de met sneeuw bedekte straten, naar de kerk ge-78 16
352 DRIE EN TWISTIOSTE DAG.
komen was. iMaar waarom, zoo vroeg hem Maiia, geven uwe ouders \i geen schoenen bij de thaüs heerschendo koude?1'— lOmdat zij zoo arm zijn, hervatte de knaap, en nu in dnn winter niets kunnen verdienen.'' — uller-man, zoo sprak daarop de minzame Moedermaagd, omdat uwe ouders het om hunne armoede niet kunnen, zal ik voortaan voor u zorgen en u al wat noodig is verschaffen. Daar ginds, onder dien steon in den hoek, zult gij het noodige vinden, om schoenen en brood te koopen, en telkens wanneer gij iets noodig hebt, kunt gij komen en altijd zult ge geld genoeg onder dien steen vinden.'1 — Met heilige blijdschap ligtte Herman den steen op, vond wat hem beloofd was en kwam den volgenden dag weder bij zijne hemelsche Moeder om haar te danken voor hare weldaad en ha^r zijne nieuwe schoenen te toonen. Gedurende langen tijd werd er, op deze wonderbare wijze, in de behoeften van Herman en van zijne ouders door Maria voorzien. — Gelukkig degenen , die zich der gunsten van Maria waardig weten te maken , en door hun vertrouwen de bescherming der Moeder van Altijdduren-den Bijstand verdientn.
HET DAQELIJKSCH BROOD.
IIe PUNT.
Op wellte voorwaarden. Icunnen. wii in onztmijdelijken nood. en in onze kweilinsjan op den A.1» nd..u.ren-den JSijstand van JVLuria aan-spraalc maken
Zoekt'eerst het rijk Gods, zegt de Heer, en zijne geregtigheid, en al het overige zal u toegeworpen worden. Daarom is de eerste voorwaarde, om, in de beproevingen des levens, aan Maria's Altijddurenden Bijstand deelachtig te worden, dat onze vereering van Maria ons voere tot de navolging der voorbeelden, welke zij ons, door hare onderwerping aan Gods beschikkingen, gegeven heeft. Eerst en vooral moeten wij, even als zij, het eenigo en -waarachtige goed, dat is, de eeuwige zaligheid, door de beoefening der christelijke deugden, waarvan zij het toonbeeld is, zoeken; dan kunnen wij er op rekenen, dat zij ons haren Bijstand in het tijdelijke niet weigeren zal. Wanneer men echter door de vereering van Maria, niet het rijk Gods, maar alleen tijdelijke dingen zoekt, dan zullen het vertrouwen op Maria doorgaans ijdel en de tot haar gerigte gebeden meestal vruchteloos zjjn. En toch, hoe weinigen zijn er, die zich
363
36-i DUTE EN TWINTIGSTE DAB.
nan de Moeder des Heeren aanbevelen, om, door hare voorspraak, de genade der bekeering of de zegepraal over eeno ondengd of kwade gewoonte te verkrijgen ? Zijn het geene aard-sche en tijdelijke gunsten, welke men haar gewoonlijk vraagt? Helaas! velen laten do booze driften rustig in hun gemoed voortleven en denken er niet aan, om Maria's Bijstand af te smeeken, ten einde , door hare bescherming, die geestelijke vijanden te overwinnen. Wordt men echter door eene ziekte aangetast of door tegenspoed bedreigd, dan snelt men tot de Moeder van Jesus en valt haar met baatzuch-tige devotiëu lastig; dan vereert men haar uit | eigenbelang en vergeet hot woord des Heeren: | Zoekt eerst het rijk Gods.
Voorzeker, wij kunnen tot Maria gaan, om, ; door hare tusschenkomst, eene of andere tij- i delijko gunst of do bevrijding van eene of andere kwelling te verkrijgen; want Jesus Christus zelf doet ons aan zijnen Vader het dagelijksch brood, dat is, alles wat tot ons levensonderhoud noodig is, vragen, en Maria zelve heeft te Cana eene tijdelijke gunst aan haren Zoon gevraagd. Met vertrouwen mogen we haar dan om ons dagelijksch brood bidden on zelfs, omdat we zoo zwak zijn, niet alleen het noodzakelijke, maar ook eene zekere tij-
IIET DAGELIJKSflI HBOOU. 365
delijke welvaart daardoor verstaan; laten we echter daarbij niet vergeten, dat wij Christenen zijn en een beter leven verwachten. Herinneren we ons vaak, welke plaats door deze bede in het Onze Vadek wordt ingenomen. De vraag om het dagelijksch brood staat in het midden van het gebed des Heeren: al wat voorafgaat en al wat volgt is van louter geestelijken aard. Eerst heiligen wij den naam Gods, verlangen naar zijn rijk en onderwerpen wij ons aan zijnen wil; daarna smeeken wij nederig om de vergiffenis onzer zonden, om Gods bescherming in de bekoringen en om bevrijd te blijven van het kwaad: in het midden van al die smeekingen om geestelijke gunsten wordt er even en als in 't voorbijgaan van de tijdelijke noodwendigheden gesproken. En dat dagelijksch brood, dat we vragen, heeft nog eene tweevoudige beteekenis: bet beteekent het voedsel des ligchaams, en het beteekent ook het voedsel der ziel, het geestelijk voedsel , dat wij vinden in de Heilige Communie. Het is alsof Jesus gevreesd heeft, dat de zorgen voor ons sterfelijk ligchaam en ons aardsch bestaan ons, al ware het slechts een enkel oogenblik, uitsluitend zouden bezig houden. En desniettegenstaande bidden de meeste Christenen eerst dan met vurigheid en aandrang.
366 DRIE EN TWINTIGSTE DAG.
wanneer zij aardscho of tijdelijke dingen te vragen hebben; en juist door dezelve zoo aanhoudend en zoo dringend te vragen, doen zij hunne gehechtheid aan de vergankelijke goederen der wereld nog aangroeijen. Ook bevordert hun gebed noch do rust hunner ziel. noch de onderwerping van hunnen wil aan de beschikkingen Gods, noch hunnen ijver voor het geestelijke en voor de dienst des Heeren. En worden zij niet verhoord, dan geven zij zich over aan een geheim gemor tegen God, in plaats van, in eerbiedige klag-ten, hunne nederige droefheid voor de voeten van God uit te storten.
Indien er vele Christenen gevonden worden, die, ofschoon zjj in hunne kwellingen tot Maria gaan en zich aan hare voorspraak aanbevelen, toch van haren moederlijken Bijstand verstoken blijven , omdat zij meer het aarsche dan het eeuwige, meer de tijdelijke goederen dat het rijk Gods zoeken; dan zijn er ook velen, die slechts daarom niet verhoord worden, omdat zij Maria bidden , zonder dat zij die gesteltenissen des gemoeds bezitten, welke noodig zijn om haren Bijstand te verwerven. Een levendig geloof aan de magt van Maria is een hoofdvereischte ter verkrijging van hare bescherming. Gelijk de goddelijke Verlosser geene wonderen deed
HET DAGELIJKSCH BROOD. 367
daar waar hij niets dan ongeloof, niets dan ko3lheid of onverschilligheid in het geloof aan zijne goddelijko magt, aantrof, evenzoo verleent Maria geene buitengewone gunsten tenzij aan diegenen, wier geloof kinderlijk en eenvoudig, opregt en vurig is. Ea dat geloof moet ondersteund worden door een onbeperkt vertrouwen op hare moederlijke goedertierenheid: wie kleinmoedig is en wankelend in het vertrouwen, kan niets van haar verwachten, terwijl hare rijkste gunsten, hare edelste gaven en weldaden voor diegenen harer kinderen zijn, die vertrouwend zich werpen ia de armen harer moaderlijke goedheid.
Niet zelden gebeurt het, dat brave en godsdienstige Christenen bitter klagen en bijna allen moed en alle vertrouwen verliezen, omdat zij reeds herhaaldelijk, en altoos te vergeefs, om eene of andere gunst gebeden hebben. Zij moeten echter bedenken, dat de volharding in het bidden noodzakkelijk is, en dat God dikwijls aan onze onwaardigheid weigert wat hij aan onze standvastigheid wil verleenen. Daarenboven zijn de beproevingen en kwellingen des levens, de tijdelijke nood en de tegenspoed over het algemeen heilzaam, ja noodzakelijk, voor onze ziel. Inderdaad, hoe dikwijls in ons leven hebben wij God miskend
368 DKIE EN TWINTIGSTE DAG.
en beleedigd ? Die miskenning en die belee-digingen van den Koning der koningen moeten en zullen onvermiidelijk gestraft worden. Wijl we nu, bijna onwillekeurig, ons zeiven sparen, moet God de roede wel in de hand nnmen, om ons te straffen; en die straf is zalig, want het is beter hier op aarde beproefd te worden, dan, in het andere leven, te vallen in de handen van den levenden God. En hoeveel moet er nog in ona verbeterd of uitgedelgd worden, opdat wij tot den volmaakten wasdom in Christus komen? Doch dat verliezen wij uit het oog, daaraan denken wij niet; maar God, altoos voor onze heiliging bezorgd, bezoekt ons dan met tijdelijke beproevingen, die zoovele middelen zijn tot levensverbetering en zelfheiliging. Zulke beproevingen zijn dus heilzaam voor ons, en in plaats van de Moeder van Altijddurenden Bijstand te bidden, dat zij ons daarvan bevrijde, moeten wij haar smeeken, dat zij ons sterke om ze met geduld te verdragen. En indien we, blind omtrent onze edelste belangen en de waarde van het lijden, haar vragen, dat zij onze kwellingen doe ophouden of een einde stelle aan onze ontberingen of aan den tegenspoed, die ons drukt, voorwaar, dan mag zij ons niet verhooren, omdat we dan dingen vragen, die niet deugen
HET DAÖELIJKSCH BROOD. 309
voor onze ziel. Of geven voorzigtige ouders aan hunne kinderen, alles wat deze verlangen? Of wanneer wij bidden, bidden we dan onvoorwaardelijk, en besluiten we ons gebed om eene of andere tijdelijke gunst niet altijd met deze woorden; »als liet mij zalig is.quot; Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bijstand doet juist gelijk voorzigtige en verstandige ouders doen: wat schaden kan geeft zij niet.
Indien wij dan in tijdelijken nood verkeeren of door zware beproevingen getroffen worden, moeten wij al de waarheden, in deze beschouwing vervat, met aandacht overwegen en diep in onze ziel prenten, en dan tot de Moeder van Altijddurenden Bijstand gaan met een aan Gods wil onderworpen gemoed; dan zullen wij door hare voorspraak van onze kwellingen bevrijd worden, of, indien dit ons niet zalig is, zal zij ons zeker eenigo verzachting in ons lijden, een grooter geduld en eene allerzoetste inwendige vertroosting verwerven. Zoo zullen wij, door haar bijgestaan, in plaats van in ons lijden tegen God te morren, de hand des Heeren zegenen, die ons beproeft uit goedertierenheid en die ons slaat uit barmhartigheid.
GEBED.
Met kinderlijk vertrouwen, o heilige en 78 16.
370 DHIE ES TWINTIGSTE UAO.
liefderijke Moeder van Altijddurenden Bijstand! kom ik mij aan uwe magtige besclier-ming aanbevelen en uwe hulp vragen in den tjjdelijken nood, die mij zoo hevig kwelt, in den tegenspoed en in de menigvuldige beproevingen, waaronder ik gebukt ga. Alles, wat ik begin , slaat mij tegen; mijne zaken gaan achteruit; naijue verdiensten zijn gering; mijn vermogen krimpt dagelijks meer en meer in; hoevele pogingen ik aanwende,hoe groot mijne vlijt en hoe zorgvuldig mijne zuinigheid zij, niets kan mij baten: mijn toestand wordt onhoudbaar. Het treurige vooruitzigt van eens, met gansch mijn gezin, in ellende en armoede gedompeld te zullen worden, zweeft mij voortdurend voor oogen, maakt mij droefgeestig en moedeloos. Elke dag brengt mij nieuwe slagen en nieuwen tegenspoed aan; geen avond daslt neder, die mij niet over nieuwe beproevingen hoort zuchten, en do lange slapeloosheid mijner nachten vergroot nog mijne mismoedigheid. Allerliefste Moeder! tot wien kan ik gaan in mijnen nood, tenzij tot u? Aan wien mijn tegenspoed, mijn lijden en mijne toenemende behoeften klagen dan aan u? Waar is de mensch, mededoogend genoeg om mij te helpen en liefderijk genoeg om mij te te troosten? Gij alleen vermoogt dat, goeder-
HET DAGELIJKSCn BROOD. 371
tieren en magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand! Neen, gij, genadige Vrouwe! quot;gij zult mij niet verstoeten en ongetroost wegzenden! Gij kebt door ondervinding geloerd wat de armoede is en hoe verre de tijdelijke beproevingen kunnen gaan. Ik smeek u dan door de verdiensten uwer armoede en van uw geduld in den tijdelijken nood, dat gij mij de twee gunsten verleent, welke ik heden u afsmeek: het geduld in mijn lijden en tevens eenige verligting, eenige verzachting in mijne beproevingen; het geduld, opdat ik, u navolgend, een schat van verdiensten door het lijden verkrijge en, het geluk, van aan den armen Jesus gelijkvormig te mogen zijn, hooger achte dan alle goederen en rijkdommen der aarde. Geef mij dat ik niets anders vreeze, dan de vriendschap Gods door cene zware zonde to verliezen, doe mij met gelatenheid het verlies der aardsche goederen verdragen, opdat ik eens do eeuwige verkrijge. — En tevena verwacht ik door uwe voorspraak, o Moeder van Altijddurenden Bijstand! eenige leniging in mijne smarten, eeuige droppelen van hemelsche vertroosting ia mijne droefheden, wat minder tegenspoed en een weinigja meer voorspoed en tijdelijke welvaart, op voor-
T
*
372 DUIE EN TWINTIGSTE DAG.
waarde echter dat zulks mij zalig zij: dan zal ik, met een blijmoedig hart, Jesus, uwen Zoon en mijnen Verlosser, dienen, en in de aardsche zegeningen een waarborg erkennen der eeuwige goederen, die hij mij door uwe voorspraak en uwen Bijstand schenken zal. Amen.
YIER EN TV/tNTIGSTE pAG.
OF
MARIA IS DEN STERVENDEN EENE MOEDER VAN ALTIJDDUREXDEN BIJSTAND.
Ora pro nobis peccatoribus nunc et in hora mortis nostras.
Bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onzen dood.
Maria is de bijstaml en. de hulp cier stervenden.
Het leven van den menscli -n-ordt door zoovele beproevingen verbitterd, dat men het vrij beschouwen kan als eene aaneenschakeling van kwellingen en smarten, en somwijlen drukt het lijden zoo zwaar en zijn de kruisen zoo menigvuldig, dat men zijnen troost zoekt in de gedachte, dat die aardsche moeijelijkheden en bezwaren niet duurzaam zijn en met het leven voorbijgaan. En toch is er een lijden, zwaarder dan alle ander lijden; eene onzeg-gelijke smart, die allen wacht; eene aller-
374 VtBR EN TWINTIGSTE DAG,
wreedste scheiding, die, vroeger of later, maar onvermijdelijk komen zal voor alle, kindoren van Adam; een laatste nood, die allen moet doen bsven: 'tis het lijden, do smart, de scheiding, de laatste nood op het sterfbed. En dat laatste, zoo bange, levensuur wordt onmiddelijk gevolgd door het oordeel, waarin ons eeuwig lot onherroepelijk beslist zal worden!
Zalig de dienaren en dienaressen der Moeder van Altijddurenden Bijstand! Heil hun op het sterfbed! Maria zal het hun in den laatsten strijd vergelden, alles wat zij, ter harer liefde en om haar te vereeren, godaan hebben. nDie goedertieren Vrouwe en teedere Moeder, zegt de H. Alphotmis, {Heerl. v. Mar. I. hoofclst. 11. § 3.) kan hare trouwe dienaren niet verlaten in hunne kwellingen, en vooral niet in de angsten des doods, die de verschrikkelijkste angsten zijn, welke men hier beneden kan oudergaan.quot; Eu als zij hare kinderen, tijdens hun leven, zoo liefderijk beschermt en zoo goedgunstig door haren Altijddurenden Bijstand vertroost en sterkt, hoeveel meer zal zij dan, met moederlijke teederheid, hen ter zijde staan in de smarten en de benaauwdheden, welke den dood voorafgaan en vergezellen?
Maria is, in waarheid, de Bijstand der ster-
RIJ HET LICHT DER DOOUKAARS. 375
venden, de hulp der zieltogenden, en zij heeft verdiend dat te zijn. igt;Op den grooten dag van 's Heeren lijden, zegt de H. Alphonsus, (Z. cif.) toen zij het geluk genoot en tevens de smart onderging, van tegenwoordig te zijn bij den dood van Jesus Christus, haren aanbiddelijken Zoon en het hoofd der uitverkorenen, verkreeg zij het voorregt, van alle voorbeschikten in het oogenblik van hunnen dood te mogen bijstaan.quot; Dat voorregt, ons zoo heilzaam, heeft zij verdiend door haar onbezweken geduld op den Calvarieberg, toen zij daar stond onder het kruis van haren zieltogenden cn, door de overmaat des lijdens, bezwijkenden Zoon, en door de grootheid van haar reoaderlijk medelijden. Daarenboven heeft zij het nog verdiend door de heiligheid van haren dood. Maria had niet te schrikken voor den dood; hare ziel was zuiver en vrij van de minste zondesmet; nooit had zij de wetten des Heeren overtreden, nooit ■was zij een enkel oogenblik afgeweken van Jesus' liefde: geene angsten, geene schrikken des doods naderden dan tot haar sterfbed; de volmaaktste vrede, eene allervurigste liefde en eene onverstoorde rust waren haar aandeel. Ziet, aldus spreekt de H. Alphonsus, ziet, hoe hare deugden geschaard staan rond haar sterfbed: haar levendig geloof, hare onwan-
VIER EX TWINTIGSTE DAÖ.
37(5
kelbare hope, en de allervurigste liefde en de allerreinste reinlieid, die ooit waren. Wij zijn uw maaksel en uw gewroclit, aldus spreken zij Maria toe, wij zijn door u bemind en beoefend geheel uw leven door. en thans gaan ■wij u kroonen. En Gods Engelen dalen neer rond haar sterfbed met de kroon der hoogste heiligheid en der verhevenste waardigheid. Maar Jesus, Jesus zelf moet komen, zelf moet hij zijne geliefde Moeder bijstaan en troosten. Hij komt, hij verschijnt! Hij stemt er in toe, dat Maria sterve, — want eigenlijk was zij vrij van den dood, omdat zij vrij was van alle zondenschuld, — en zij zelve verlangt den dood te smaken, opdat zij door haren dood do magt verwerven zou, hare kinderen op hun sterfbed te kunnen bijstaan; — en dan, haar Jesus was gestorven, en niet één trek van gi-lijkvormigheid met Jesus mogt haar ontbreken. O zalige dood van Maria! die niets anders was dan een vereenigings-middel met Jesus, met Jesus haar vleesch en haar bloed, met Jesus hair God en haar kind! 0'zalig afsterven! dat geheiligd werd door de tegenwoordigheid en den liefdekus van Jesus! De kracht der heilige liefde was zoo groot in Maria, dat zij eindelijk daardoor verslonden werd: haar dood was eene vervoe-
BIJ IIEÏ LICHT DEK DOODKAARS. 377
ring, eene hemelsche verrukking van liefde, die hare ziel scheidde van haar ligchaam. Zoo stierf zij, niet door het geweld eener ziekte of door de folteringen des lijdens, maar alleen door de kracht der heilige liefde. Zoo valt eene vrucht, die tot volkomen rijpheid gekomen is, van den boom neder, zonder dat de hand van den tuinman ze met geweld van den tak ij losrukt.
Hoe schoon is de dood van Maria! Hoe zalig aldus te sterven! Ach! wie zal het ons 'i geven te sterven gelijk zij gestorven is, te ; sterven in den liefdekus, in de omhelzing van Jesus? Dat onuitsprekelijk geluk is in onze handen, wij bezitten het indien wij willen. Want ja, de vrede onzer ziel en de vreugde van ons hart zullen groot zijn, gelijk de H. Alphonsus opmerkt, wanneer wij, tegen den dood op ons sterfbed worstelend, ons zeiven de getuigenis zullen kunnen geven, dat wij Maria bemind hebben. Welligt tellen wij, in de korte jaren van ons leven hier beneden, vele droevige dagen, door de zonde onteerd en in Gods vijandschap doorgebragt; doch die vroegere, afwijkingen van do wet des Heeren zullen ons van de hemelsche vertroostingen, welke Maria aan hare dienaren op hun sterfbed mededeelt, niet berooven, indien wij voor-
378 VIER EN TWINTIGSTE DAG.
taan aan Jesus' liefde getrouw blijven en in de vereerinpf der Moeder van Altijddurenden Bijstand volharden. Zoo gaarne vergeet zij, dat er tijden zijn geweest, waarin wij voor haar kinderen van smarten waren! — Eu weten we daarenboven niet, dat Maria ons bemint, omdat onze vrijgekochte zielen de prijs zijn van het bloed van Jesus, en dat hare liefde tot ons niet geevenaard kan worden door eene andere, bloot natuurlijke of menschelijke, liefde? Hare liefde tot ons is teederder dan de liefde eener moeder tot haar kind, dan de teederheid eener bruid voor haren bruidegom ; hare gehechtheid aan ons is inniger dan de verkleefdheid van een kind aan zijnen vader. En wat zoude eene moeder niet bereid zijn te doen, om haar kind een zalig uiteinde te verzekeren? Zou eene deugdzame vrouw niet gaarne alle lijden en alle opofferingen zich willen getroosten, om haren echtgenoot een gerust en zalig sterfuur te verschaffen? Zou een deugdzame zoon niet bereid zjjn alles te doen, om zijn stervenden vader het bezit der zaligheid to doen verkrijgen? En Maria's liefde tot ons is grooter dan alle menschelijke liefde, en zij is bij magte ons, door harenAltjjddurenden Bijstand, een zaligen dood te verzekeren, en zij zou dat weigeren I zij, ons in dat bange en
bij het licut der doodkaaes. 379
smartvolle uur, dat het einde on zes levens en het begin onzer eeuwigheid zijn zal. alleen laten, in den laatsten strijd ons niet bijstaan! Ach! dat is onmogelijk! Wie dat zou meenen, kent Maria niet, en weet niet wat de liefde is.
Laten wij dan, telken male wij het wees gegkoet bidden, met een opregt en kinderlijk vertrouwen deze zoete woorden uitspreken: Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onzen dood. Laten we ook dikwijls deze kerkelijke aanroeping ter eere van Maria herhalen: O Maria, Moeder der genade, Moeder der barmhartigheid! bescherm ons tegen onze vijanden en neem ons genadig op in het uur van onzen dood. Eindelijk, zorgen we van geen dag te laten voorbijgaan, zonder de Moeder van Altijdduren-den Bijstand te smeeken, dat zij ons een zalig sterfbed door hBre voorspraak verkrijge.
Hquot; PUNT.
Op wellce -wiize ÏVLaria hare stervende kinderen bijslaat.
Gelijk eene moeder over haar kind waakt, zoo, en met onuitsprekelijk grootere teeder-heid en bezorgdheid, waakt de Moeder van Altijddurenden Bijstand over hare getrouwe
3S0 VIER ES TWINTIGSTE DAG.
dienaren en dienaressen, om hunne ziel tegen alle gevaren te vrijwaren en hen in alle om-standigUüden des levens te beschermen, en nooit zal zij rusten, zoolang zij de kinderen harer liefde nog niet in het bezit des hemels en der gelukzaligheid ziet. Voornamelijk echter is zij vol bezorgdheid, om hun een zalig uiteinde te verzekeren. En omdat het zoo verschrikkelijk is, zelfs voor brave Christenen, onvoorbereid, plotseling en zonder de laatste heilmiddelen der godsdienst Ontvangen te hebben, uit de wereld te gaan en te vallen in de handen van den levenden God, wendt zij welwillend de kracht harer voorspraak aan, om hen voor een onvoorzienen dood te behoeden. Doch somwijlen wil God en is het vastgesteld in zijne raadsbesluiten, dat een dienaar of eene dienares van Maria plotseling, en zonder door de Sakramenten der stervenden gesterkt te zijn, door den dood weggerukt worden. Maria, tot de hoogste kennis in God om hare deugden en waardigheid opgevoerd, ziet en weot zulks in God, en verleent dan aan hare kinderen een ongewonen ijver cn eene allergrootste vurigheid by hunne laatste Communiën. En wijl de trouwe vereerders der goddelijke Moeder zich, bij elke biecht en bij iedere Communie, voorstellen,
BIJ MET LTCIIT DER EOODKAARS. 881
dat het welligt hunne laatste biecht en laatste Communie zijn zal, hebben zij niets te vreezen van een haastigen dood. Daarenboven zal de Moeder van Altijddurenden Bijstand dengenen, die haar bemind en trouw gediend hebben, — dit althans mogen wij vrij verhopen, — de genade verkrijgen van een volmaakt berouw, of hen in staat stellen om eene oefening van volmaakte liefde te verwekken.
Zelden echter gebeurt het, dat de kinderen van Maria onverwacht? wegsterven: gewoonlijk hebben zij oen zalig ziekbod en kunnen zij de Heilige Sakramenten der stervenden ontvangen, en in dat bange en voor de gan-sche eeuwigheid zoo beslissend uur der bediening zorgt de Moeder van Altijddurenden Bijstand, dat hare dienaars en dienaressen, op waardige wijze, door die laatste troostmiddelen der godsdienst gesterkt worden. Op waardige wijze! want ach! daar ia zoo dikwijls een allergrootst verschil tusschen de eene bediening en de andere. De meeste stervende Christenen ontvangen een overvloed van genaden op hun sterfbed: een priester staat hun ter zijde; spreekt de woorden der ontbinding uit, reikt de heilige teerspijs en dient het laatste Oliesel toe, fluistert den zieke de zoete namen van Jesus en Maria in het oor en biedt hem
382 VIEK EN TWINTIGSTE DAG.
het kruisbeeld ter omhelzing aan. Voorwaar, een schoon, maar daarom nog niet een zalig en goed sterfbed! Want wat komt er dikwijls bij al het gedruisch en al de verwarring, die er vaak rond het lijdensbed van een stervende heertchen, van het berouw, van de vermorzeling des harten? Wat kan er komen van do biecht of de belijdenis der zonden, wanneer het geheugen verward, de wil gebonden, de tong belemmerd, het hart vermoeid, de heele ziel zonder veerkracht is? Hoe zaligend daarentegen is het ontvangen der laatste Sa-kramenten voor de kinderen van Maria! Gelijk hunne eerste heilige Communie steedshuane zoetste herinnering geweest is, zoo was hunne laatste Communie ten allen tijde hunne zoetste verwachting; bun leven was, om zoo te zeggen, eene voorbereiding daartoe, en bij het aanbreken van het lang verbeide uur, waarop Jesus, de Vader aller vertroosting, hen komt bezoeken en voeden op hun sterfbed, smaken zij eene hemelsche vreugde.
Nog verder breiden zich de zorgen uit der magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand. Ach! ze zijn soms zoo wreed en zoo folterend de angsten der arme stervenden, zegt de H. Alphonsus, (Heerl. v. Mar. I. Hoofdst. II. § 3.) omdat zij, én door de knaging des ge-
BIJ HET LICHT DFE DOODKAAHS. 383
wetens, én door de vrees voor het nabijzijnd oordeel, éa door do ouzekerheid omtrent himue eeuwige zaligheid, gekweld en verontrust worden. Do duivel, wetende dat de stervende op het punt is de eeuwigheid binnen te gaan, wendt alle middelen aan en gebruikt zijne krachtigste wapenen, om zich meester te maken van die ziel; hij erkent, dat, iodien hij haar niet overwint in den korten tijd, die nog overblijft, zij voor eeuwig aan zijne woede en zijn haat ontsnappen zal; daarom beproeft hij het uiterste, ten einde die afgematte ziel onder het geweld zijner bekoringen te doen bezwijken. Hij tracht het geloof van den stervende te verzwakken, hij zoekt zijne hoop, door de voorstelling van alle vroeger door hem gepleegde zonden, aan het wankelen te brengen, de liefde in zijn gemoed uit te dooven en hem de kostbare parel der heiligmakende genade te ontwringen. Maria echter, door God zeiven als de eeuwige vijandin van Satan aangewezen, zal hare kinderen in dien uitersten nood beschermen, de listen en het booze geweld des duivels verijdelen en zijne woede door de kracht van haren Altijddurenden Bijstand bedwingen. Als de Koningin der Engelen zendt zij de hemelsche geesten af, om den Satan te bestrijden en hare dienaars
384 VIER ES TWINTIGSTE DAG.
en dienaressen to verdedigen. «Michaël, de leidsman en vorst dier hcmelsche heerscharen , gehoorzaamt, o Heilige Maagd! aan uwe bevelen , en beschermt de zielen der geloovigen, die zich voortdurend aan u, o Vrouwe 1 aanbevelen, en voert ze na den dood met zich mede.quot; {Bonav.) Zij verleent aan hare stervende kinderen het noodige geduld, om, op verdienstelijke wijze, de smarten en het lijden te verdragen, en de noodige kracht, om alle bekoringen af te slaan en over alle aanvechtingen des boozen vijands te zegepralen.
? Laten we dan goeden moed hebben , zegt de H. Alphonsus, {l. cit.) en laten we ofschoon we zondaars zijn, het vertrouwen koesteren, dat Maria ons in ons stervensuur zal bijstaan en door hare tegenwoordigheid zal vertroosten, indien wij de levensdagen, die ons nog overblijven, toewijden aan hare dienst en hare liefde.quot; Hoe zoet en hoe opbeurend zal het voor ons in onze laatste levensoogen-blikken wezen, wanneer wij, op het punt staande van voor onzen regtvaardigen regter te verschijnen, door de Koningin des hemels op gevoelige wijze bijgestaan, aangemoedigd en beschermd zullen worden.
Als dan de voorspraak van Maria zoo krachtig is, en haar Bijstand zich uitstrekt tot het
IJ UKT LICHT DEK UOODKAARS. 385
laatste oogenblik dos levens, en als, van do andere zijde, alles voor ons afhangt van dsit laatste oogenblik, dat liet einde zal zijn va ons leven en het begin onzer eeuwigheid, dan kunnen -wij niet beter doen, dan dikwijls ons aan de bescherming der Moeder van Altijd-durenden Bijstand aan te bevelen. Laten we dus het voornemen maken, van dagelijks haar om een zaligen dood te bidden en op alle mogelijke wijzen ons hare beschwrmmg te verzekeren , ten einde ee:is ia ons laatste uur, gelijk zoovele harer kinderen, gelijk de H. Fulbertus en de II. Joannes van God, de II. Bernardus en ziju broeder Gerardus, de 11. Alphonsus en do H. Nicolaus van ïolentino, do H. Adelgunda eu de II. Mechüldis, door haar te worden bijgestaan om, door haren Bijstand iu onzen laatsten strijd onze laatste vijanden te overwinuon.
GEBED.
O gezegende en goedertieren Moeder van Altijddurenden Bijstand! ik nader tot u met benaauwdheid in het hart en met bange vrees ia de ziel. Ik weet dat mijn laatste uur, o Moeder! een uur van bekoringen en harden strijd zal wezen . en dat mijne eeuwigheid van 78 17
VIER EN TWINTIGSTE DAG.
386
dat laatste oogenblik afhangt. Hoedanig zal dan de toestand zijn mijner ziel! Reeds nu ! ben ik door vrees en angsten bevangen, wanneer ik er aan denk, dat zoovele groote Heiligen, die hun leven in de oefeningen der boetvaardigheid gesleten hadden, bij het naderen van den dood en het oordeel, gelijk de H. Hilarion en de H. Hieronymus, sidderden van angst. Als zij, die trouwe vrienden des Heeren, die God, jaren en jaren lang, aller-getrouwst gediend hadden, vreesden, hoe zal ik dan bestaan voor de vierschaar van mijn alwetenden en driewerf heiligen Regter? En indien ik, nu reeds, door de vrees verpletterd word bij de gedachte aan de zonden, welke ik vroeger bedreven heb, aan de onzekerheid of ze mij vergeven zijn en aan de gestrengheid der goddelijke regtvaardigheid, wat zal er dan van mij geworden op mijn sterfbed? Zeker, als gij, o Moeder van Altijddurenden Bijstand 1 mij dan niet bijstaat, ga ik onherroepelijk verloren. Maar gij weet het, op u vertrouw ik en van uwe bescherming verwacht ik mijne zaligheid. Voorkom dan, o magtige Vrouwe! door uwe voorspraak het ongunstig oordeel, dat mij bedreigt, door mij de genade van een goeden en zaligen dood te verkrijgen, en doe de verdiensten der liefde, welke ik u
BIJ UET IjICHT DER DOODKAARS.
337
oedraag, en mijner trouwe vereering van uwe rootheden zwaar wegen in de weegschaal an Gods geregtigheid. Moeder, allerliefste loeder ! verlaat mij tocli niet in mijn laatsten trijd. Verleen mij dan uwen al vermogenden n Altijddurenden Bijstand, opdat ik zege-rale over de laatste en woedendste aanvallen mijner vijanden. En omdat ik uwe goedheid ken, durf ik u nog eene andere gunst vragen. Kom gij zelve, o Moeier! om mij in mijn laatste uur door uwe tegenwoordigheid te troosten en te sterken. Deze gunst hebt gij aan zoovelen uwer dienaren eu dienaressen verleend, dat ook ik ze durf verhopen, 't Ia waar, ik ben zondig en verdien die weldaad niet: doch gij weet dat ik u bemin. Ik verwacht u dan, o zoete Maagd 1 bij mijn sterfbed. Daar zult gij mij bezoeken, nadat ik zoo menigmaal, vooral in deze Meimaand, u bezocht heb. Indien ik echter deze gunst al te onwaardig ben, zult gy, o goede Moeder! mij door uwen Bijstand dermate sterken, dat de dood mij do overgang worde tot het eeuwige leven. Amen.
yiJF EN TWINTIGSTE pAG.
01'
MARIA'S ALTIJDDURENDE BIJSTAND GELEIDT ONS TEN HEMEL.
Janua coeli, era pro nobis.
Heilige Maria, deur des hemels, bid voor ons.
Maria verwaclit hare kinderen en bereidt luni eene plaats in den hemel.
Onze goddelijke Verlosser Jesus Christus is, na de voltrekking van het verlossingswerk, hem door zijnen hemelscheu Vader opgelegd, naar den hemel, van waar hij gekomen was, teruggekeerd, om er op den glorietroon zijner Godheid in eeuwigheid te zetelen. Zjjue verheffing aan de regterhand des Vaders dient echter niet alleen tot zijne eigene verheerlijking, maar bevordert ook, gelijk de Apostel leert, het heil der Kerk, wier belangen hij daar waarneemt. En hoe zalig moet het ons
nET YADEULAND IN 't VKHSCIIIET. 38!)
zijn, dat deze magtigo Middelaar en Voorspreker , in wien de Vader al zijn welbehagen heeft gesteld, onze zaken bij God bepleit en verdedigt en ons de kwijtschelding verwerft van onze misdaden en ongeregtigheden. Onze Verlosser, de Godrnensch Christus Jesus, zetelt dan in de eeuwige glorie, niet slechts om de aanbidding en de hulde aller schepselen te ontvangen, maar ook om ons welzijn te bevorderen en om, ten onze gunste, voor het aanschijn Gods te verschijnen, [Hébr. IX. 24.) Zijn bloedig offer van den Calvarieberg met alles, wat de profeten van hem voorspeld hebben, is voltooid, maar altijd blijft de kracht van dat offer voortduren, altijd blijven wij deszelfs heilzame gevolgen ondervinden; en het is ter voltrekking van zijn verlossingswerk in eenieder van ons, dat hij ten hemel geklom men is. Daar bereidt hij ons eene plaats, {Joan. XIF. 2-3) van daar zendt hij ons zijnen Heiligen Geest en stort hi] de stroomen zijner genaden en verdiensten over de zielen uit; daar eindelijk roept zijn bloed om barmhartigheid voor ons met grooter kracht, dan het bloed van Abel de wraak des hemels over den broe-dermoorder Caïn afriep.
Alles wat Jesus Christus, ons hoofd, in eigen
390 VIJF EN TWINTIGSTE DAG.
persoon eens geflaan heeft, dat blijft hij doen, tot aan de voltooijing der tijden, in de ledematen van zijn geheimzinnig ligchaam, volgens de maat der hun medegedeelde genade. Zoo- ^ vele trouwe dienaren en heilige vrienden Gods er dan in den hemel zijn, zoovele liefdevolle en magtige voorsprekers en ondergeschikte middelaars bij den eenigen Middelaar en Voor-1 spreker Jesus Christus, spreken daar dan ook ten beste en bidden aanhoudend voor hunne nog strijdende broederen op aarde.
Maria, de waardige Moeder van Jesus, is boven alle Engelen en Heiligen in de glorie des hemels verheven; doch deze hare verheffing strekt niet alleen tot hare eigene verheerlijking , maar dient ook tot ons voordeel. Hoe hooger zij in de heerlijkheden Gods ingegaan, hoe inniger zij met God in de gelukzaligheid vereenigd en hoe meer zij in de glorie des Heeren opgenomen is, des te magtiger is zij door hare voorspraak bij den eenigen Middelaar , en des te heilzamer en vruchtbaarder wordt hare bemiddeling voor alle kinderen Gods.
O voorzeker, zij, die hier op aarde zoo allerinnigst met Jesus vereenigd was door de eenheid des bloeds en de eenheid des lijdens,
HET VADERLAND IN 'T VERSCHIET. 391
is thans op de voortreffelijkste wijze met hem, door de volheid der glorie vereenigd: want als hij zijnen troon met ons zal deelen, hoeveel meer zal hij dat dan met zijne Moeder. Gelijk Jesus zetelt aan de regterhand des Vaders, zoo zetelt Maria aan de regterzijde van haren Zoon, en gelijk onze Verlosser onze Middelaar is en onze toevlugt bij den Vader, zoo is Maria de voorspreekster der Christenen bij den Zoon, hunne tweede toevlugt en hunne voornaamste hoop na Jesus Christus. »quot;Wie toch, aldus spreekt de H. Bernardus, is zoo geschikt als zij, om tot het hart van Jesus te spreken?quot; Zijne kinderlijke liefde jegens haar kan de smeekingen harer moederlijke liefde voor ons heil niet verstoeten! Gelijk Christus tot den Vader is teruggekeerd, om den Heiligen Geest aan de Apostelen te zenden, evenzoo, zegt de H. Bernardus, (Hom. 11. sup. Missus est.) moest Maria tot haren goddelijken Zoon wederkeeren, om door hare bemiddeling de kostbaarste genadegaven over hare kinderen te doen nederdalen. En die genaden zijn zoo menigvuldig, dat onze zaligheid daardoor ten zeerste vergemakkelijkt wordt.
De H. Augustinus (Enchirid.) grondt zijne voornaamste hoop op de zaligheid daarop, dat
!
392 VIJF EK TWINTIGSTE DAG.
Jesus, het hoofd van het geheimziimig lig-chaam der Kerk, zijne ledematen, de geloo-vigen, tot zich trekt, de ledematen toch moeten met het hoofd vereenigd zijn; evenzoo kunnen wij zeggen, dat onze eerste en voornaamste hoop, na Jesus Christus, daarin bestaat, dat Maria, als onze Moeder, hare kinderen tot zich trekt en aanhoudend bezorgd is hen te doen deel en in de glorie haar geschonken. Ja, zij verbeidt ons in den hemel, zij bereidt er onze plaats, en al de kracht barer voorspraak, al het vermogen harer bemiddeling bij Jesus wendt zij aan, om ons over onze vijanden te doen zegepralen. En hoe wordt die zegepraal vergemakkelijkt door de grootheid en uitgebreidheid harer magt!
Gcd heeft zijnen Zoon verheerlijkt en hem eenen naam gegeven boven alle namen, opdat op den naam van Jesus alle knieën zich buigen in den hemel, op aarde en onder de aarde. Zietdaar het regtsgebied en hot tooneel der magt aan Jesus Christus door nature toe-behoorend. Datzelfde regtsgebied, datzelfde tooneel van raagt ia door de genade van Jesus aan Maria geschonken. De Engelen, de men-schen, de duivelen zijn hare onderdanen. In den hemel is zij koningin, en daar is hare
HET VADERLAKD IN 'l VERSCHIET. 393 eigenschap de majesteit die beveelt; en zij beveelt aan de hemekclie geesten, dat zij ons, Maria's strijdende kinderen, ter overwinning bijstaan; op aarde is zij Moeder, en hare eigenschap ia de goedheid, die bewaakt en beschermt; opzigtens de hel is zij de veelvermogende overwinnares, en hare eigenschap is de kracht die zegepraalt Sn verplet. De Engelen beschouwen haar en gehoorzamen aan hare verlangens; de menschen beschouwen haar en vertrouwen op hare goedertierenheid; de duivelen beschouwen haar en sidderen als voor een leger in slagorde geschaard; allen verheerlijken haar op eigene wijze, en die verheerlijking strekt tot ons heil en verzekert onze zaligheid. De Engelen zeggen; O God! zij ia waarlijk onze Koningin; wij erkennen zulks aan de majesteit, waarmede zy ons beveelt. O God! hervatten de menschen, zij is waarlijk onze Moeder: wij gevoelen dat aan dc goedheid, waarmede zij ons beschermt eu verdedigt. O God! zoo galmen op hunne beurt de geesten der duisternis, zij ia waarlijk onze vijandin en onze overwinnares: wij ondervinden en voelen dat door de kracht en de magt, waarmede zij ons terugslaat en verplet.
In waarheid, Maria verwacht ons, zij bereidt ons eene plaats in de glorie; daarom treedt 78 17.
394 VIJF EX TWINTIGSTE DAG.
zij bij Jesua op als onze middelares en verkrijgt ons, door liare voorspraak, zoovele krachtige genaden, welke ons tot in den laatsten strijd zullen doen zegepralen. Zij verwacht ons; daarom smeekt zij Jesus, haren Zoon en onzen toe-komstigen Regter, dat hij ons genadig zij. Zij wacht ons: want elke droppel van Jesus' vergoten bloed herinnert haar hare strijdende kindeken op aarde en doet haar moederhart naar onze vereeniging met haar verzuchten. Blijf dan, o zoete Moeder! voor ons ten beste spreken bij Jesus; blijf door uwen Altijddu-renden Bijstand uwe kinderen verdedigen en deelachtig maken aan de vruchten der Verlossing; vergeet ons niet totdat gij ons zalig ziet rond uwen troon; blijf verlangen naar onze opneming in de glorie, want al uwe verlangens worden verhoord door God; houd onze plaats open en zorg dat niemand de ons voorbereide kroon ontroove.
11= PUNT.
„Het is onmogeiyk dat een dienaar van iMTaria, die haar getrou.w dient en. zich aan haar aanbeveelt verloren ga.quot; U. Alpk. Ueerl, van Uur. I, Hoof (Ut, Vlll. 5 l.
Welk eene troostende waarheidl Het is/zede-lijkerwijze gesproken, onmogelijk, dat een die-
HET VADKKLAND IN 'T VERSCHIET. 393
naar of eene dienares van Maria, dat zelfs een zondaar, die aan het verlangen naar bekeering de getrouwheid in de dienst en in de aanroeping der Heilige Maagd vereenigt, verloren ga. Integendeel, het is onmogelijk, dat men zalig worde, als men geene devotie heeft tot Maria en niet door haar beschermd wordt. Deze beide stellingen zijn van Maria's teederen minnaar, den li. Alphonsus, in wiens schriften de Kerk van Christus niets berispelijks, niets afkeurenswaardigs gevonden en waaraan zij dezer dagen (23 Maart 1871) een nieuw gezag en als eene nieifwe wijding gegeven heeft, door den heiligen Schrijver tot den rang van Kerkleeraar te verheffen.
Ach! hoe moeten zij dan sidderen en voor hunne zaligheid beven, die de vereering van Jesus' Heilige Moeder, die do uitdeelster is aller ter zaligheid noodzakelijke genaden, minachten of uit schuldige nalatigheid verwaar-loozen. iZy moeten rampzalig worden,quot; zegt de H. Anselmus, (Orat LI);* hunne verwerping is onvermijdelijk,quot; zoo gaat de gelukzalige Albertus Magnus voort, (Bibl. Mar. Is. n. 20), iin hunne zonden zullen zij sterven,'' zoo besluit de H. Bonaventura, [I'salt. B. V. ps. CXP'l.) En de Kerk zelve past deze woorden van het boek der Spreuken {Prov. Fill.
898 VIJF EN TWINTIGSTE DAG.
36.) op Maria toe: «Zij die mij haten (niet beminnen), beminnen den dood.''
Hoe gelukkig integendeel kunnen alle dienaars en dienaressen van Maria zich achten: de hemel lacht hun toe, zij zien reeds dat zalige vaderland in 't verschiet. »Wie mij vindt, zal het leven vinden en de zaligheid putten bij den Heer.'' {Prov. VIII. 35.) Ja, zegt de II. Antoninus, »gelijk het onmogelijk is, dat zij, van wie Maria hare barmhartige blikken afwendt, zalig worden, zoo is het noodzakelijk, dat zij, tot wie Maria hare blikken rigt, en voor wie zij ten beste spreekt, geregtvaardigd worden en tot de hemelsche heerlijkheid geraken,'' (P. IV. tr. XV. c. 14. § 7.) want, zoo hervat de H. Bonaventura, {Pscdt. B. F. ps. CXVIII.) »wie zich aan hare dienst toewijden, blijven verre van de hel verwijderd.'' En wat zoo natuurlijk? Immers zij bezit de magt om, door hare voorsprsiak, hare dienaren en dienaressen zalig te doen worden, want lals zij bidt, aldus spreekt de H. Antoninus, (l. cit. c. 17. § 4.) is het onmogelijk, dat zij niet verhoord worde.quot; En omdat zjj onze Moeder is, heeft zij ook den wil om onze zaligheid te verzekeren, en zoozeer heeft zij dien wil, volgens de opmerking van den II.
HET VADEKLANU IK 't VEIiSCHIET. 397 Alphoüsus, dat zij onze zaligheid met meer vurigheid verlangt, dan wij zelf die begeeren. Zou de dienaar of de dienares van Maria in zondigen staat leven, dan zal zij, door de kracht van haren Altiiddurenden Bijstand, hem of haar de genade van een waar berouw en eene opregte bekeering, de genade der volharding in het goede en een zaligen dood verwerven. Want hoe zou de liefde tot Maria in iemands hart kunnen wonen, zonder dat daardoor de liefde tot Jesus werd aangetrokken? Waar is de moeder, die haar ter dood veroordeeld kind kunnende redden, dat ver-waarloozen zou? En Maria , die allerteederste Moeder, welke hare kinderen zoo gemakkelijk aan den eeuwigen dood onttrekken kan, zou daaromtrent cnversclüllig blijven? Onmogelijk! dat kan niet zijn! Al de krachten harer moederlijke voorspraak en al de magt van haren Bijstand wendt zij aan, om hare vereerders aan de verwerping te onttrekken. iHoevelen, zegt Thomas a Kempia, {Ad Novit. ser. XXIII.) zouden voor eeuwig veroordeeld of in de wanhoop versteend gebleven zijn, indien de allergoedertierenste Maagd niet voor hen bij haren Zoon ten beste gesproken hadlquot; Laten wij dan vertrouwen op onze hemelsche Moeder,
898 VIJF EN TWINTIGSTE DAG.
en in eeuwigheid zullen wij niet beschaamd worden.
De Bijstand van Maria bepaalt zich niet bij het loven harer kinderen, maar strekt zich uit over hen tot in het vagevuur, want volgens het gevoelen van den II. Bernardinus van Siena, {Pro fest. V. M. s. III. a. 2. c. 3.) bezit Maria eene, om zoo te spreken, onbegrensde magt, om de zielen, welke in die zuiveringsplaats gefolterd worden, te vertroosten, hare pijnen te verzachten en zelfs een einde te stellen aan hare smarten. Zij offert daartoe hara gebeden en verdiensten aan haren goddelijken Zoon en boezemt hare kinderen, die nog op aarde zijn, een diep medelijden in met de arme lijdende zielen, opdat zij. door goede werken, derzelver smarten lenigen en derzelver verlossing uit dien kerker der regtvaardigheid Gods verwerven. iDe godsvrucht tot Maria , zegt da H. Alphonsus, (Heerl. v. Mar. I. Hoofdst. VUL § 3.) is een heerlijk teeken van voorbeschikking.quot; Inderdaad, de Moeder des Ileeren wordt, door de heilige Kerk, de ingangsdeur des hemels genoemd, en zij is dat, omdat zjj aan hare dienaars en dienaressen den toegang tot het Paradijs ontsluit. Niet alleen de schatten, maar ook de sleutelen van zijn rijk heeft God toevertrouwd aan Maria. Zij is de ge-
HET VADERLAND IS 'T VEBSCHIET. 399
hemzinnigö Ladder, langs welke God is nedergedaald op aarde en wij moeten opklimmen ten hemel; zij is de glanzende Zeesterre, welke ons de haven der zaligheid doet vinden , en de koninklijke Wagen, zegt de H. Bernar-dus, die ons hemelwaarts opvoert. Ja, door haren Bijstand, op aarde genoten, zullen wjj in eeuwigheid heerschen, na eerst hier beneden, door hare voorspraak, over onze driften te hebben gezegepraald.
Voorzeker, zegt de H. Alphonsus, (1. cit) zal Maria, indien wij haar geen beletsel in den weg stellen, door de kracht van hare gebeden en van haren Bijstand, ons de gelukzaligheid der uitverkorenen onfeilbaar bezorgen; zoo onfeilbaar, zegt de abt Guerricus, dat hij, die Maria dient en voor wien zij hare bemiddeling doet gelden, even zeker is van den hemel, als bezat hij dien reeds. Geloofd en gezegend zij dan de oneindige goedertierenheid des Heeren, die ons eene zoo magtige Voorspreekster gegeven heeft, dat zij, als de Moeder van onzen Ilegter en als Moeder van barmhartigheid, de allergewigtigste zaak onzer zaligheid krachtdadig kan waarnemen. Het is waar, dat, zoolang wij op aarde leven, wij niet zeker kunnen zijn van ons heil, en niet weten of wij haat dan liefde waardig zijn;
400 VrjF EN TWINTIGSTE DAG.
dit echter zij ons vertrouwen, dat, indien wij tot het getal der ware kinderen van Maria behooren en door haar beschermd worden, wij zeker zullen deelen in de heerlijkheid der uitverkorenen; God toch, aldus verzekert ons de H. Joannes Datnascenus, verleent slechts aan hen, die hij besloten haeft zalig te maken, eene ware godsvrucht tot zijne hooggezegende Moeder. Volgen wij dan de vermaning van den H. Bonaventura: »0 gij allen, die in den hemel wenscht te komen, dient en vereert Maria; dan zult gij zeker het eeuwige leven bezitten.quot; Laten wij haar, naar ons best vermogen, verheerlijken en met alle geslachten der aarde haar zalig prijzen, dan zullen wij eens, als kinderen dier magtige Moeder, zalig geheeten worden door haren Zoon in het oordeel.
GEBED.
Wat een zalig gevoel van blijdschap doorstroomt mijne ziel, o goedertieren Moeder van Altijddurenden Bijstand! wat heilige geneugten en hemelsche vertroostingsn smaakt mijn hart, wanneer ik er aan denk, dat ik u den zoeten naam van Moeder mag geven, en dat
HET VADURLAND IS 't VERSCHIET. 401 gij met onuitsprekelijke teederlieid op mij, als op uw kind, nederziet! Ja, nu begrijp ik, dat mijne gehechtheid aan u een onderpand is mijner zaligheid, en uwe moederliefde tot mij een zekere waarborg mijner toekomstige heerlijkheid. O Jesus! gever aller goede gaven, Yader, goede Vader voor allen, wier Moeder uwe Moeder is, hoe dank ik u, dat gij, in uwe ondoorgrondelijks barmhartigheid, mjj eene ware en innige liefde voor Maria geschonken hebt! Haar toch kan ik niet beminnen, zonder u lief te hebben; haar niet dienen gt; zonder aan uwe geboden getrouw te zijn; het kind harer liefde kan ik niet zijn, zonder ook het kind uwer genade te wezen! En ben ik, o zoete Verlosaer! het kind uwer barmhartigheid en genade op aarde, dan, voorzeker, zal ik eens de deelgenoot worden uwer glorie in den hemel. O heilig genot, o zalige vertroosting! de hemel behoort mij toe, mijne liefde tot Maria zegt het mij. Het is waar, o God mijns harten! dat ik in vroegere dagen u bedroefd en miskend heb: want toen, helaas! beminde en kende ik Maria niet, nu echter hoop ik door uwe verdiensten, mij door hare voorspraak en haren Altijddurenden Bijstand welwillend toegepast, van mijne zonden ontslagen te zijn. Ook is hot waar, dat, zoolang
VIJF EN TWINTIGSTE DAB.
402
mijn leven duurt, mijn strijd niet eindigen zal. Doch wat heb ik te vreezen van de mij bedreigende geestelijke vijanden, wat zal ik mij over de toekomst bekommeren, als zij, uwe Moeder, over mij, gelijk eene moeder over haar kind, blijft waken? En dat zal zij ontwijfelbaar, als ik mij jegens haar als een minnend kind blijf gedragen en, bij voortduring, mij aan haren Altijddurendeu Bijstand blijf aanbevelen. O Heer! gij kent de opregtheid mijns harten en ziet de gedachten van mijn geest: verleen mij dan, wat ik erken mij zóó onontbeerlijk te zijn en wat ik zóó vurig begeer: eene altijd vuriger wordende liefde tot uwe gezegende Moeder. En gij, o Lieve Vrouwe van Altijddurenden Bijstand! vraag gij zelve voor mij die teedere liefde tot u, welke Jesus in mij verlangt te zien gloeijen; zorg dat ik u opregt beminne: mijne liefde tot u zal mij de waarborg wezen mijner liefde tot God en het onderpand mijner eeuwige zaligheid. Amen.
yZES EN ywiNTIGSTE pAG,
Voorwaarden ter verkrijging van Maria's Altijddurenden Bijstand,
OF
MARIA VERLEENT DEN ZONDAREN HAREN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND OPDAT ZIJ ZICH BEKEEREN.
Succurrc cadenti surgere qui curat populo.
Sta, o Maria! de gevallenen bij, die trachten op te staan.
Gi-elijlc Maria de vijandin is der zonde, zoo is zij de vriendin en Moeder der zondaren.
Maria is liet eenigo schepsel, dat het groote gebod der liefde volkomen vervuld en God uit geheel haar hart, uit al haar verstand, uit al hare krachten, volmaakt bemind heeft; daarom bleef zij, geheel haar leven door, volgens de verklaring van de Kerkvergadering
• 401 ZES UN TWINTIGSTE DAO.
van Trente, vrij van de allerminste vlekken der zonde. Zij beminde God zoo innig, als dit arm eon eindig schepsel hier op aarde mogelijk is, met eene aan hare zoo volmaakte kennis van God geheel overeenkomstige en geëvenredigde liefde. Daarom haatte zij de zonde en verfoeide alle kwaad, en wel zoozeer, dat zij liever alle smarten geleden en zich alle opofferingen getroost zou hebben, dan de meer dan engelreine schoonheid harer ziel door de minste smet der boosheid te ontluisteren. En dezen haat der zonde, die zich van hare Onbevlekte Ontvangenis tot haren laatsten ademtogt over gansch haar leven uitstrekte, toonde zij in werkelijkheid, door al hare krachten aan te wenden en alle middelen ter hand te nemen, om het kwaad te vermijden en den haar geschonken genadeschat dagelijks te doen aangroeijen.
Hare allerinnigste betrekking en moederlijke verhoudingt ot Jesus en zijn verlossingswerk deden haar evenzeer de zonde verafschuwen. Haar goddelijke Zoon was op aarde gekomen, om den schuldbrief onzer misdaden vast te nagelen aan het kruis en ons in het bloed zijner wonden een bad der wedergeboor te voor te bereiden. Daarom was haar haat tegen de zonde, in zekeren zin, in evenredigheid met de
DE MOEDER DER GEVALLENEN. 405
onuitsprekelijke folteringen, met de onbesclirij-felijke pijnen en den wreeden dood, waarvan Jesua het slagtoffer geworden is. Gelijk hare liefde tot Jeaus zonder maat en hare bezorgdheid voor onze Verlossing zonder grenzen waren, zoo moest ook haar afschuw van de zonde zonder palen en perken wezen. De taak van Josus was de zaak van Maria, zijn belang was het hare: bestrijding der zonde. Daarom moest Maria, de Moeder des Verlossers, noodzakelijkerwijze alle boosheid verfoeijen en de gezworen vijandin van Satan en zijne werken zijn.
Nu zetelt de gezegende Maagd op den troon harer glorie; nu is hare liefde tot God en hare gehechtheid aan Jesus tot eene, met hare deugd en hare waardigheid overeenkomstige, volmaaktheid opgevoerd: en daarom juist begroeten wij haar als de Moeder der gevallenen naar den geest of naar het harte, als de Vriendin der zondaren. Trouwens om hare onvergelijkelijke liefde tot God deelt zij, voorzoo verre een schepsel daarin deel en kan, in de gevoelens van God; zij bemint alles wat God bemint, zjj haat alles wat God haat. Zij haat dan de zonde, omdat deze het werk van Satan is, door wiens wangunst de zonde in de wereld is geslopen, maar zij bemint de zielen
406 2ES en twintigste dao.
der van God afgedwaalde zondaars en zondaressen, omdat God, ter liefde van die zielen, zijnen eenigen en welbeminden Zoon geslagt-offerd heeft. Maria wordt dus door hare liefde tot God gedwongen, om, door hare voorspraak en hare aan bovennatuurlijken Bijstand zoo vruchtbare bemiddeling, de zonde uit het hart der gevallenen te verdrijven, voor hunne bekeering te ijveren en hen voor God te winnen. Zij moet derhalve voor alle kinderen Gods, die zich van zijnen vaderschoot en uit de armen zijner liefde hebben verwijderd, eene bezorgde Moeder en teedere vriendin wezen, vol meewarigheid met hun ongeluk, vol welwillendheid om hen, door haren Altijddurenden Bijstand , van de banden des kwaads te verlossen.
En dan als Moeder van Jesusl Voorzeker, zoo vurig zij hem liefheeft zoo innig moet zij zijne belangen ter harte nemen. Zij ziet dan in eiken zondaar den prijs van Jesus' bloed en lijden, en dat bloed van Jesus, uit haar moederlijk hart genomen, herinnert haar aanhoudend haar goddelijk Kind en hot doel van zijn sterven. Onmogelijk dan, Maria kan niet onverschillig zijn jegens den zondaar 1 Zij kan het niet met onverschillige oogen aanzien, dat het lijden van Jesus verijdeld en heï bloed der Verlossing tot schande gemaakt wordt, en,
DE MOEDER PER GEVALLENEN.
407
[a. met immer werkzame en altijddurende liefde, n) moet zij aan de bekeering der door den dui-vel aan Jesua ontroofde zielen arbeiden, om jg de xegepraal van het goddelijk bloed Iiaarg en Zoong te verzekeren 1 En wie zal begrijpen wat Maria, door hare liefde tot Jesua geer dreven, voor de zondaren doet. Als de Heiligen, !e. de vrienden van Jesua, toen zij nog op aarde ,n_ leefden, al het mogelijke deden, om zijne 3j verlossing vruchtbaar te maken en zielen, 3U te redden, als zij zich alle opofferingen en je ontberingen, alle folteringen en pijnen, zelfs g. den dood getroostten, al ware het om sleohta (j. één zondaar te bekeeren, één kind te doopen, jj. één stervende tot den grooten overgang te ni bereiden, en als hunne liefde tot Jeaus, in r vergelijking van die van Maria, als ija zoo jjj koud was; wat mogen en moeten wij dan ln verwachten van de liefde, welke Maria, om .(j hare liefde tot Jesua, haren God en haar lr. Kind, den zondaren toedraagt? En ala zij, j. tijdena haar leven op aarde, haren goddelijken n P Zoon, die het leven waa van haar leven en als de ziel van hare ziel, in den tempel aan n den eeuwigen Vader opgedragen en op den ^ Calvarieberg mede-geslagtofferd heeft voor het ;r heil der zondaren; kunnen wij dan er aan , twjjfelen, dat zij thans, in de heerlijkheid van
408 ZES E.N TWINTIGSTE I)AO.
daar boven, voortdurend naar de middelen uitziet, om alle verdwaalde kinderen van den besten aller vaders terug te voeren tot God en uit hunnen zondigen staat te redden? Zij bemint dan de zondaren, en deze zijn haar dierbaar, gelijk het bloed van Jesus haar dierbaar is.
Het is dan ontegensprekelijk, dat, gelijk de H. Kerkleeraar Alphonsus zegt, onze hemel-sche Moeder nog meer verlangt ons te helpen en onze zaligheid nog vuriger begeert, dan wij verlangen geholpen te worden en de zaligheid te verkrijgen. Niets zoo natuurlijk! Want het is een heilige pligt, een pligt van liefde voor haar, den zondaren de vergiffenis hunner zonden af te smeeken. Zij is de toevlugt, de hoop, de Moeder der zondaren , on daarom biedt zij aan alle gevallenen Bijstand cn redding, rigt hen op uit de afgronden der boosheid, helpt hen zich tot God te verheffen; cn zij moet dat, zij moet hun de behulpzame hand bieden, zij moet hun haren Allrjddurenden Bijstand verleenen en hen helpen.
Haar moederhart en hare moederlijke liefde zijn ons daarenboven een zekere waarborg van hare goedheid en barmhartigheid jegens de zondaren. Want welke ellende is met de hunne te vergelijken ? En is zij niet om de zondaren,
DE MOEDER DEE GEVALLENEN. 409
gelijk de Kerkvaders Anselmus en Alphonsus verklaren, tot de hooge waardigheid van Moeder Gods verheven geworden? »Immers, zegt de H. Augustinus, indien de mensch niet gezondigd had, ware de Zoon des men-schen niet gekomen.quot;
Ach! welk een zoete troost is het voor de zwakke en door de zonde van God verwijderde kinderen van Adam, temogen denken, dat de Onbevlekte Maagd, de Moeder des Heeren, altijd rijk aan barmhartigheid en altijd rijk aan Bijstand, hen bemint en hunne redding zoekt; en dat zij hun een bolwerk, een onoverwinnelijke toren van David, een toe-vlugtsoord zal zijn tegen de woede der hel, als zij zich tot haar met een kinderlijk vertrouwen en een opregt verlangen naar bekeering en levensverbetering willen wenden.
W elke zondaren mogen, op d.en uitviel-cLurenden .Bijstand van Maria vertrouwen en zullen door hare voorspraak gered worden ?
Gelijk Maria de onechuldigen en braven, die zich aan haren Bijstand met kinderlijk vertrouwen en vurige liefde aanbevelen, voor den val behoedt en tegen hunne vijanden bijstaat; 78 18
410 ZES EN TWINTIGSTE DAÖ
gelijk zij de bekeerde en met God verzoende zondaars, die getrouw blijven volharden in haar te beminnen en te vereeren, in de genade en de vriendschap des Heeren bewaart; evenzoo rigt zij alle gevallenen op, die geene beletselen stellen aan hare magt en hare barmhartigheid. De eenvoudige en zelfs dagelijksche vereering van Maria is niet genoeg, om zich haren Bijstand te verzekeren en door hare voorspraak van de hel gered te worden, als men, van eene andere zijde, hare goede bedoelingen verijdelt en tegenwerkt, door een zondig leven te leiden en zich het eeuwig heil onwaardig te maken.
Welke zondaars kunnen en moeten dan op Maria vertrouwen? Diegenen, aldus antwoordt de heilige Kerkleeraar Alphonsus, (Heerl. v. Mar. I. hoofdst. VUL § 1.) die aan het verlangen naar bekeering de getrouwheid in hare dienst en in hare vereering paren. Ach! er zijn soms zondaren, die, ondanks hunne liefde voor hunne hemelsche Moeder en ondanks de betere overtuiging van hun gemoed, zóó sterk door de banden van schier onv ermijdelijkekwade gelegenheden en langdurige booze gewoonten gebonden worden, dat zij herhaaldelijk bezwijken. Zij zouden gaarne staande willen blijven en volharden in de genade des Heeren, maar
DE MOEDER DEK ÖEVALLENEN. 411
hunne zwakheid ia nog grooter dan hun tegenwoordige goede wil: zij vallen, minder uit boosheid, dan uit zwakheid. Zij zoeken liet kwaad niet, integendeel; maar zij -worden, niettegenstaande hun goeden wil, als aangegrepen door de zonde. Zij willen het goede, maar, ofschoon hun geest goed gestemd is, blijft hun vleesch zóó zwak, dat de oude mensch der zonde nog gemakkelijk zegepraalt over den nieuwen mensch in Christus. Gaarne zouden zij het juk der zonde voor altijd van hunne schouderen afschudden, herhaaldelijk maken zij het ernstige voornemen aan God getrouw te blijven en, omdat zij weten, dat zij zulks niet door eigen magt vermogen , gaan zij tot de Moeder der gevallenen en smeeken haar om haren Altijddurenden Bijstand, ten einde, door haar gesterkt, over de zonde te zegepralen en het rijk van Jesus, vast en duurzaam, in hunne ziel te vestigen.
Zal Maria de vereering, haar gebragt door zulke zondaren, die zich opregt bekeeren willen, zal zij hunne gebeden en hun goeden wil versmaden en geen medelijden hebben met hunne zwakheid'? Onmogelijk! Ondanks me-nigen terugval in vroegere zonden, zal zij hun haren moederlijken en zoo magtigen Bijstand niet weigeren; zij kent toch de vreesselijke
T
ZES EN TWINTIGSTE DAG.
412
magt des kwaads en de allerdiepste zwakheid van de kinderen der menschen. Een voort-dravend paard kan niet op eens door het aanhalen van den teugel staande gehouden worden, maar doet altijd nog eenige stappen; evenzoo gaat het met den zondaar: hij bezwijkt nog herhaaldelijk, voortgezweept als hij is door de magt zijner vroegere kwade gewoonten, door de magt der verleiding, waarvoor hij zoo vatbaar is, en der gelegenheden tot zonde, welke hij, wel is waar, zoekt te vlugten, maar waarin hij soms, onwetend en ondanks zich zei ven, geraakt! Hoe groot is het medelijden van Maria met deze zwakke kinderenl Maar dat zij niet vreezen, die goedwillende zondaren; dat zij met oen onbegrensd vertrouwen zich aanbevelen aan Onze Lieve Vrouw van Al-tijddureuden Bijstand, haar bidden en haar blijven bidden: verloren gaan zij niet! Indien zij biddend tot haar roepen; O Maria! sta mij bij, mij armen gevallene, die tracht op to staan, sue currc cadenti surgere qui curat populo ; wees gij mijne voorspreekster bij uwen goddelijken Zoon;— o, zoo waarachtig God leeft, zij zal die roepstem niet versmaden! Zulke zondaren worden door haar gered; aan dezulken zal zij, na de dagen dezer treurige ballingschap hier beneden, de gezegende vrucht haars lig-
DE MOEDER DEH GEVALLENEN. 413
chaams, Jesus, toonea, en, gelijk eene moeder waakt over haar kind, zoo zal zij waken over deze zwakke kinderen, die tot haar hunne handen uitstrekken, en om haren Altijdduren-den Bijstand in hunne magteloosheid roepen.
Maria echter is niet de vriendin der zondaren, die aan de boosheid gehecht zijn en zich niet willen bekeeren, die de zonde zoeken, die ze plegen uit kwaden wil, u.t verstoktheid of hardnekkigheid in het kwaad, die het voornemen van zich te beteren roet kennen en zich geene moeite geven om aan de dwingelandij hunner driften te ontkomen. Zulke ongelukkige kinderen des kwaads meenen somwijlen , dat, als zij eenige oefeningen van godsvucht tot Maria onderhouden, zij, door die kleurlooze devotie, den Bijstand der Heilige Maagd verdienen zullen en dat hare voorspraak hen redden zal. Doch neen! Maria kan de vriendin, de goedertieren Moeder niet zijn van hen, die 013 hunne devotie tot Jesus' Moeder steunen, om met des te minder vrees te zondigen. Zij zijn verwaanden, zegt de H. Alphonsus, [l. cit.) en door hun vermetel vertrouwen verdienen zij slechts straffen en geene barmhartigheid. Inderdaad, de aanroeping van Maria, die niet vergezeld gaat van het verlangen en den wil zich te bekeeren, maar die zou dienen
414 ZES EN TWINTIGSTE DAG.
om den zondaar, door eene ijdele hoop op vergiffenis, in zijne boosheid te bevestigen, kan niet welgevallig zijn aan die heilige Moeder: het is eene lage vlerjerij, en, in plaats van de ziel te redden, bereidt zij haar een dieper verderf. Nooit kan do vereering of de aanroeping van Jesus' Moeder een vrijheidsbrief tot zondigen geven.
Het is waar, dat er vele voorbeelden bestaan, die ons overtuigen, dat Maria, om eene kleine oefening van godsvrucht haar ter eer met volharding verrigt, aan verouderde en verstokte zondaren de genade der bekeering verkregen heeft: doch God heeft dat toegelaten, opdat niemand zoude wanhopen, en om ons te doen zien, dat hij de geringste hulde, aan zijne Moeder bewezen, gaarne en rijkelijk beloont: doch wie heeft regt en kan aanspraak maken op zulke gunsten en zoo onverdiende genaden? Eens heeft Jesus, om de bede van Maria, het water in wijn veranderd: maar zou het niet eene dwaasheid zijn, als iemand al zijn vaatwerk met water vullen zou in de hoop, dat Maria voor hem een mirakel zou verkrijgen, gelijk zij dat te Cana voor de jonggehuwden verkregen heeft? De ware Maria-vereering bestaat dan daarin dat wij naar ons best vermogen, alles doen
DE MOEDER DER GEVALLENEN. 415
wat wij kunnen, om de geboden van Jesus te onderhouden en vrij te blijven van het kwaad der zonde. Is dat onze gezinning, dan kunnen wij met alle vertrouwen op de Moeder van Altijddurenden Bijatand rekenen.
GEBED.
O genadenrijke en barmhartige Moeder van Altijddurenden Bijstand! hoop en toevlugt aller gevallenen, vriendin en Moeder aller zondaren, die zich willen bekeeren, zie op mij, uw zondig kind, welwillend neder, vernietig in mij de heerschappij van Satan en doe mij voor altijd tot Jesus, uwen gezegendenZoon, weder-keeren. Helaas! dat ik mijn leven zoo ontsierd en bezoedeld heb door menigvuldige afwijkingen van Gods wetl Doch wat mij het meest doet vreezen, o heilige Moeder! is, dat ik in mijne ziel nog zoo weinig afschuw van de zonde ontwaar. Keine en vlekkelooze Maagd, trouwe minnares van Jesus! boezem mij toch eene diepe vrees in voor alle boosheid en geef mij de kracht om, door uwen Bijstand, alle ketenen des kwaads en alle kluisters van booze gewoonten te breken. Mijn hart, o zalige Vrouwe 1 meent het goed, doch mijne zwakheid is onvergelijkelijk groot: de minste bekoring sleept
416 ZES EN TWINTIGSTE DAG.
mij mede, voor alle verleiding ben ik vatbaar, elke gelegenheid tot zonde doet mij, bijna ondanks mij zeiven, trouweloos worden aan mijnen God. Doch ik weet, o Maria! dat gij een einde kunt stellen aan mijn wankelen en magtig genoeg zijt, om mijn hervallen te voorkomen. Zoete Moeder van Jesus! gedenk dan dat mijne ziel de prjjs is van het bloed uws Zoons, en doe mij over mij zei ven en mijne bedorven natuur zegepralen. Duld niet, dat ik dat heilige bloed ontheilige en tot schande make! Zegen dan het ernstige en welgemeende voornemen, dat ik nogmaals vernieuw, na het herhaaldelijk verbroken te hebben; zegen den goeden wil, dien ik mij heden meer dan ooit gevoel en geef dat ik het juk der zonde voor altijd van mij afwerpe. üw Altijddurende Bijstand, Heilige Maagd! is mijn vertrouwen; dien zult gij mij niet weigeren. Zoovelen, die zondig waren gelijk ik, zijn daardoor gered en voor eeuwig zalig geworden: ook mijne zaligheid kunt gij daardoor verzekeren. Ik smeek u dan, om uwe liefde tot Jesus en tot mijne ziel, verwerf mij de noodige genade, opdat ik voortaan de wetten en geboden uws Zoons getrouw naïeve, in uwe vereering en in de liefde tot u volharde en door de liefde tot u de liefde tot Jesus voor altijd weder-
DE MOEDER DEB GEVALLENEN.
417
vinde en in mijn hart beware. Dan zal ik eens, o Moeder! met zoovele bekeerde zondaren, die door uwe voorspraak en uwen Bijstand zalig geworden zijn, uwe barmhartigheid prijzen en de magt van uwen Altijd-durenden Bijstand in eeuwigheid verheerlijken. Amen.
78
yZEYEH. EN. TWINTIGSTE pAG.
OF
DE VEREERING VAN MARIA IS NOODZAKELIJK OM AAN DE GUNSTEN VAN HAREN AL-TIJDDURENDEN BIJSTAND DEELACHTIG TE WORDEN.
Beatam me dicent omnes generationes. Alle geslachten zullen mij zalig prijzen,
jVlle ware kinderen van Jesus zijn verpligt de Moeder des Verlossers te vereeren.
Niet zelden gebeurt het, dat getrouwe kinderen der Kerk ran Christus door andersdenkenden gelaakt worden om de 'iooge vereering, welke zij aan de Moeder des Heeren brengen. Eene onzeggelijke dwaasheid ligt er in dat verwijt. Immers üod zelf met zijne engelen heeft ons het eerste voorbeeld dier vereering gegeven. De eeuwige Vader brengt, door eene onvervreemdbare eigenschap, zijnen Zoon in
DE HOOeVEREEKDE
eeuwigheid voort; maar door een voorregt,, alleen aan Maria gegeven, verheft hij deze uitverkoren Maagd dermate dat zij de waarachtige Moeder wordt van dat eeuwig Woord. De Zoon Gods wordt in waarheid haar kind; zij is in waarheid de Moeder haars Scheppers. En om haar zoo hoog te verheflen, daalt de H. Geest over haar neder en overstroomt haar met al zijne gaven. Tot die eindelooze waardigheid heeft God haar van alle eeuwigheid voorbeschikt, alle gaven der natuur, der genade en der glorie in haar vereenigd, en voor haar alleen heeft hij meer mirakelen gedaan dan voor alle andere heiligen te zamen. En als de Koning der eeuwige glorie haar aldus heeft wülen vereeren, voorzeker, dan ia het meer dan billijk, dan is het eene ware verpligting voor ons, dat wij de hulde onzer vereering aan Maria niet weigeren.
Ja, zij, de nederige dienstmaagd onverheven Moeder des Heeren, verdient onze vereering om de onvergelijkelijke voorregten haar geschonken!
Zij is de Moeder van onzen Verlosser Jesus Christus, en de Zoon Gods, haar kind geworden, brengt haar de diepste en innigste vereering. Hij daalt niet neder op aarde dan na hare inwilliging iu het groote geheim der
419
420 ZEVEN EN TWINTIGSTE DAS.
menscliwording ontvangen te hebben; hij vereert haar door zijne kinderlijke gehoorzaamheid en zijne hartelijke liefde in de jaren zijner jeugd; den tijd zijner openbaring zal hij vervroegen en zijn eerste mirakel doen om zijne Moeder te vereeren en ons de kracht harer voorspraak te doen begrijpen; wanneer hij zieltogend aan het kruis zal hangen, zal hij zijne geliefde Moeder niet vergeten, maar in zijne bezorgdheid voor haar, haar aanbe velen en toevertrouwen aan den Apostel zijner liefde; en thans vereert hij haar in den he mei door haar boven alle andere geschapen wezens te verheerlijken, al hare gebeden te verhoeren en haar als Koningin over hemel en aarde te doen heerschen. —
En hoe wonderbaar is de schoonheid harer ziel en de voortreffelijkheid harer heiligheid Terwijl wij allen met den profeet moeten uitroepen: uln ongeregtigheden ben ik ontvangen en in zonde ontving mij mijne moeder;quot; (Ps. L. 7.) is zij, en zij alleen, van de smet der ei'fzonde vrij, volgens deze woorden: iGansch schoon zijt gij, mijne vriendin! en geene vlek is er in u.quot; {llooyl. IV. 7.) Voorzeker, indien God, door haar dit voorregt te schenken en haar van de algemeene wet uit te zonde ren, haar op de vooitreffelijkate wijze vereerd
DE HOOGVEREEKDE.
en verheerlijkt heeft, dan past het, dat wij haar geluk toejuichen en haar om hare voor-regten vereeren, vooral wijl deze genade der Onbevlekte Ontvangenis haar, om hare voorbestemming ;tot Moeder des Verlossers, gegeven en haar niet om haar zelve alleen, maar ook om onzentwille verleend is. En die ver-eeriug van Maria wordt ons, om zoo te spreken, nog verpligtender om de getrouwheid, waarmede zij, ten allen tijde, aan elke genade beantwoord heeft; welke getrouwheid haar dan ook de Koningin der Engelen en de Koningin aller Heiligen heeft doen worden. Als dan de hemelsehe geesten en de verheerlijkte kinderen Gods haar vereeren om hare onvergelijkelijke waardigheid en hare voortreffelijke deugd en heiligheid, dan moeten wij het als een geluk beschouwen, dat wij, in vereenigiag met de Engelen en de uitverkorenen, de hulde onzer vereering aan die zoo hoogvereerde Vrouwe mogen brengen.
Daarbij komt nog, dat Maria, om de werken harer magt en harer barmhartigheid jegens oss, alle regt heeft, om op onzen eerbied en onze hulde aanspraak te maken. De barmhartigheden Gods, do schatten dor Verlossing, de verdiensten van Jesus, zijn in hare handen weggelegd, zegt de H. Anselmus: zij beschikt
421
422 ZKVEN EN TWINTIGSTE DAG.
daarover naar goedvinden, en alles wat wij, hetzij in de tijdelijke orde, hetzij in de orde der genade of in die der glorie, van noode hebben en verhopen, knnnen wij door hare tusschenkomst, waaraan God niets weigert, verwerven. De Heilige Kerk erkent dit alles en is daarvan zóó doordrongen, dat zij deze woorden, biddend, Maria toevoegt: «Verbreek de kluisters der schuldigen,'' o gij, die »de toevlugt der zondarenquot; zijt; Ddoe den blinde het licht opdagenquot;, o gij, die ide zetel der wijsheidquot; zijt en «alle ketterijen hebt vernietigdquot;; «verdrijf al onze kwalen, verkrijg ons alle goederen en toon ons na deze ballingschap de gezegende vrucht uws ligohaams, Jesus.quot;
Groote dingen dan, heeft hij, die magtig is, aan Maria gedaan, en daarom zullen alle geslachten haar zalig prijzen, haar vereeren en verheerlijken! Zoo innig is hare verbinding met Jesus, dat zij, die den Zoon vereeren, de Moeder niet vergeten kunnen! Zoo bij uitstek, is zij het meesterstuk der schepping en der Verlossing, een wonder van schoonheid en genade, dat men God zeiven verheerlijkt met haar te vereeren! Zoo overvloedig zijn de gaven en weldaden harer magt en harer barmhartigheid, dat zjj, in waarheid, de Moeder
DE BOOQVEKEEEDE. 423
is van Altijddurenden Bijstand, en dat degenen, die Maria niet loven en prijzen, hunne grootste weldoenster vergeten.
Zijn -wij het derhalve aan Maria, om haar zelve, verpligt haar te vereeren, niet minder zijn wij daartoe gehouden als kinderen der Katholieke Kerk. De Kerk heeft ten allen tijde de vereering van Maria als een harer schoonste sieraden beschouwd; zij heeft die vereering aanbevolen, bevorderd, verdedigd en uitgebreid. Wij mogen dan, als ware kinderen der Kerk, ons niet tevreden stellen met te gelooven, wat de Kerk gelooft, wjj moeten ook doen, wat zij doet, en met des te grooter vurigheid de H. Maagd vereeren, als zij meer, door andersdenkenden of van de Kerk afgedwaalde kinderen, miskend wordt. — Wij zijn daarenboven de kinderen van Maria: de stervende Jesus heeft aan ons Maria tot Moeder en alle geloovigen als kinderen aan Maria gegeven , en zij heeft ons als zoodanig aangenomen; wij bfrocmen ons voor God en zijne Engelen op dion edelen en troostvollen titel van kinderen van Maria en hebben ons aan hare dienst toegewijd, en zij, van hare zijde, is alles voor ons, wat de teederste en liefde rijkste Moeder voor haar kind kan wezen; zij bemint ons vurig gelijk zij Jesus bemint, want
424 ZEVEN EN TWINTIGSTE DAG.
onze zielen zijn geteekend met hot teeken zijns bloecis, en hem, haren God en baar kind, heeft zij voor onze zaligheid overgeleverd en geslagt-ofierd. Welken eerbied, welke vercering zijn wij dan aan ünlk eene Moeder verschuldigd! — Te meer, omdat het ons, als kinderen van Eva, zoo heilzaam, ja, zoo noodzakelijk is, zulk eene magtige, goedertieren en teedere Moeder te bezitten. Want, hoeveel redenen hebben wij om te treuren en te weenen in dit tranendal; hoe worden de dagen van ons leven aaneengeschakeld door smarten en beproevingen; aan hoe talrijke behoeften en kwellingen zijn wij onderworpen, zoowel naar de ziel als naar het lichaam! Wij hebben dan eene andere, eene tweede moeder, beter dan de eerste. Eva, van noode, die ons kunne bijstaan en troosten in de beproevingen onzer pelgrimschap; die onze Voorspreekster en onze Middelares kunne zijn bij Jesus, haren god-delijken Zoon en onzen Verlosser. —
Dat het dan ons dagclijksch streven zij, immer met grootere vurigheid onze hemelsche Moeder te vereeren : haar te c'ienen en te prijzen op aarde moet onze vreugde, moet het hoogste bewijs en eene der heerlijkste vruchten van ons Katholiek leven zijn; door haar te vereeren moeten wij ons haren Al-
Igt;E IIOOGVEItEEEDE.
tijddurenden Bijstand meer en meer waardig maken, totdat deze haar Bijstand ons brenge in het vaderland, alwaar de aanbidding Gods en de vereering van Maria eeuwig zullen duren.
11= PUNT.
Op welke wijze en door welke oefeningen moeten wij onze linlfle en onze vereei'ing aan ai'ia betuigen?
Alle uitwendige vereering moet noodzakelijkerwijze gegrond zijn op en voorafgegaan worden door de inwendige vereering, welke, ten opzigte van Maria, daarin bestaat, dat wij diep doordrongen zijn van hoogachting voor de haar geschonken waardigheid en verheffing, hare verheven deugden weten te waarderen en de haar medegedeelde magt erkennen en op prijs stellen. Deze inwendige vereering, die het best verkregen wordt door de overweging harer verheven voorregten en harer wonderbare heiligheid, mag echter niet verborgen blijven in de ziel: trouwens het is niet genoeg, dat wij alleen innerlijk en met het hart de hulde onzer vereering aan Maria brengen; ook uitwendig moeten wij tooneu, dat wij haar vereeren en onze daden moeten openbaren wat er schuilt in ons gemoed. We mo-
425
426 zeven en twintigste dag.
gen ons dan niet tevreden stellen, met van tijd tot tijd aan Maria en aan hare deugd en heiligheid te denken, hare uitverkiezing en hare waardigheid als Moeder Gods te overwegen , de grootheid harer verdiensten en hare medewerking tot onze Verlossing te bewonderen; — wij moeten verder gaan en, in den geest der Heilige Kerk en volgens de voorbeelden aller Heiligen, de boven alle schepselen door God vereerde en bevoorregte Moedermaagd door onze oefeningen en handelingen verheerlijken.
De allereerste uitwendige vereering van Maria bestaat daarin, dat wij eene groote godsvrucht toonen voor alle kerkelijke of door de Kerk goedgekeurde gebeden en aanroepingen, waarin de Moeder van Jesus vereerd wordt en geprezen. Ware kinderen van Maria hebben altoos eene groote devotie voor het Wees gegroet, verheven gebed, onder de inspraak des Heiligen Gaostes door den aartsengel Gabriël begonnen, door Elizabeth voortgezet, door de Kerk van Jesus bekroond en bekrachtigd. Gaarne bidden zij, zelfs dagelijks, het Rozehoedje, en die zoo voortreffelijke huldiging van Maria is hun zoo dierbaar, dat zij ze nooit, zonder dringende noodzakelijkheid, zullen achterlaten. Ach! daar zijn
IDE HOOGVEFEERDE.DE HOOGVEFEERDE. 427
soms Christenen, die, de eenvoudigheid en de hartelijkheid der liefde missend, dit gebed der liefde minachten, maar de ware kinderen van Maria beminnen het. Geen wonder! God had een der hemelsche geesten tot de nederige dochter van David afgezonden, om haar deze eervolle groetenis toe te spreken, en de ware dienaars en dienaressen van Maria smaken een zoeten troost, als zij, van uit dit tranendal, hunne hemelsche moeder met diezelfde woorden Sen | mogen begroeten. Toen Maria die groetenis f ? voor de eerste maal, uit den mond van Gabriël, van hoorde, ontving zij, na hare toestemming tot de menschwording van Gods Zoon te hebben gegeven, het eeuwige Woord in haren zuiveren schoot; en telkenmale zij die woorden, welke als het teeken waren van haar goddelijk moederschap, door een kind der menschen hoort herhalen, ontroert haar moederhart bij da herinnering aan dat verheven oogenblik, t'3quot; | dat zijns gelijk noch in den hemel noch op
i j aarde gehad heeft.
611 Alle trouwe minnaars en minnaressen van
gt;equot; . Maria beminnen dit gebed en herhalen het equot; volgaarne; zij begrijpen dat de liefde aan rgt; slechts één woord genoeg heeft en dat het 0quot; .j woord der liefde, ofschoon aanhoudend ge 11 | zegd, toch nooit herhaald wordt. De jeugdige
g en i over- | hare 1 won- | den ^ oor- | liep-
foe- I
oor •oe- E 3rd ( ria iet j de
428 zeven en twintigste dag.
Hebreeuwen in den gloeioven van Babyion herhaalden dezelfde woorden: Looft den Heer! terwijl zij alle schepselen tot de aanbidding en de verheerlijking Gods opriepen. De profeet Isaïas hoorde de Seraphijnen, rond den troon des Heeren geschaard, en hun eeuwig beurtgezang bepaalde zich bij deze woorden: Heilig, heilig, heilig, is God, de Heer der hecr-Bcharen! Jesus zelf herhaalde zijn gebed op den Olijfberg en sprak dezelfde woorden. De H. Franciscus van Assisie bragt eens een ganschen nacht in het gebed door; vurige liefdevlammen verslonden zijne ziel, beken van tranen ontsprongen aan zijne oogen, maar zijn mond herhaalde slechts deze woorden: Mijn God en mijn al! — Ach! een Wees gegroet is zoo spoedig gebeden en brengt altoos vertroostingen aan; en wijl de kinderen van Maria dit door eigen ondervinding weten, kiezen zij het uit als hun geliefkoosd gebed. Zij herhalen het dea morgens, des middags en des avonds bij het kleppen van het Angelus; zij bidden dat driemaal, volgens den raad van den H. Alphonsus, des ochtends bij het ontwaken en in het stille avonduur, om, door de vereering der maagdelijke Moeder, de gave der kuischheid te verkrijgen.
Elk feest van Maria is een vreugdedag en
DE HOOGVERERRDE.
een Communiedag voor Maria's ware en ijverige kinderen, en de Communiën dier feestdagen tellen onder de schoonste huns levens. Vurige Novenen dienen hun tot voorbereiding, in aandacht en ijver doorgebragte Oktaven tot dankzegging bij de feesten hunner verheerlijkte Moeder. De Zaturdag is hun een dag van devotie, en de Meimaand is hun de dierbaarste van de maanden des jaars. Broederschappen en Congregatiën Maria ter eer ingesteld, worden door hunne vurigheid in den eersten ijver onderhouden; zij beminnen de beeldtenissen hunner Moeder, hare beelden en medailles, en het scapulier, het kleed van Maria, dragen zij met eerbied en devotie. De naam hunner Moeder zweeft hun als onwillekeurig op de lippen, zij roepen dien aan met vertrouwen, spreken dien uit met eerbiedige liefde en bevorderen hare eer en hare verheerlijking op alle wijzen.
Zalig zij, die aldus haar vereeren, die door den Koning der eeuwige glorie zoo hoogver-eerd is 1 Zalig de ware kinderen van Maria ! want deze goedertieren Moeder, die niets onbeloond laat, zal die opregte en voortdurende vereering op prijs stellen en door het verleenen van overvloedige gunsten beloonen. Ja, zjj zal in waarheid eene Moeder van Altijddu-
429
430 ZEVEN K TWINTIGSTE DAG.
renden Bijstand voor hare dienaars en dienaressen wezen, hen verdedigen en bijstaan op aarde en hen , door hare moederlijke voorspraak, aan de verheerlijking des hemels deelachtig doen worden.
GEBED.
0 heilige en wonderbare Vrouwe, o gelukkigste aller maagden en gezegendste aller moeders, o bij uitstek bevoorregte en boven alle schepselen begenadigde Maagd en Moeder Gods Maria! verleen mij, door de kracht van uwen Altijddurenden Bijstand, de groote gunst, welke ik u heden kom vragen. Uwe bescherming, o Heilige Moeder I is mij noodzakelijk en uw Bijstand mij onontbeerlijk om aan Jesus en aan zijne liefde getrouw te blijven en eens tot de zaligheid te geraken. Doch dien Bijstand, ik weet het, verleent gij alleen aan uwe ware dienaars en dienaressen; en helaas! ik durf er niet op rekenen, dat ik tot hun getal behoor. Want hoe koud en onverschillig ben ik jegens u, o goede en liefderijke Moeder! Hoevele oefeningen van godsvrucht, waardoor ik u vereeren kan, worden door mij achtergelaten en verwaai loosd! Hoe traag ben ik in uwe dienst en in de liefde tot u! Hoe weinig ijver toon ik, wanneer het uwe ver-
DE HOOGVEREERDE
431
eering en verheerlijking geldt! Uwe feesten brengen mij geene vernieuwing van devotie aan; de overweging uwer deugden staat mij tegen; de gebeden, u ter eer, vervelen mij; de regels der broedcrschapp en en congregatiën waarvan ik lidmaat ben, worden door mij over, treden en geminacht; ik draag uw heilig kleed, maar ik herinner mij niet wat het beduidt! Helaas! hoe kan ik, terwijl ik mij in zulken toestand bevind , vertrouwen, dat gij mij aan de gunsten van uwen Altijddurenden Bijstand deelachtig zult maken ? Het verledens zult gij echter vergeten , o Moeder! en dermate mij, door uwe voorspraak, bijstaan, dat ik voortaan een uwer vurigste kinderen moge zijn. Want dit is het goede en vaste voornemen, dat ik heden u opdraag: voortaan zal ik even vurig en ijverig in uwe vereering trachten te zijn, als ik tot hiertoe nalatig en onverschillig daarin geweest ben. Doch dit voornemen kan ik niet ten uitvoer brengen zonder uwe bescherming: bescherm mij dan , o zoete Moeder! maak mij dagelijks edelmoediger in uwe dienst, en doe mij zoovele vertroostingen en zooveel genot smaken in n te vereeren en te verheerlijken, dat ik daarin een voorsmaak vinde van de vreugden en de zaligheden, welke God voor uwe trouwe en ware kinderen heeft voorbereid in den hemel. Amen.
y^CHT EN ^WINTIGSTE pAG.
OF
MARIA'S ALTIJDDURENDE BIJSTAND WORDT DOOR EEN KINDERLIJK VERTROUWEN VERKREGEN.
Bona cuncta posce.
Vraag voor ons alle gaven
1= PUNT.
Wij hebben alle regt om een onbepaa llt;i vertrouwen op Maria te stellen.
Het vertrouwen op de Moeder van Altijd-durenden Bijstand is de vaste, de blijde en, van den kant van Maria , boven allen twijfel verheven hoop van, door hare bemiddeling, de eene of andere gunst, indien die ons zalig is, te verwerven. Dit vertrouwen, dat ons de weldaden onzer hemelsche en magtigo Moeder op bijzondere wijze waardig maakt, steunt op ontelbare en krachtige beweeggronden, welke wij thans nader gaan beschouwen.
De eerste beweegreden, waarop ons ver-
1
DE MAOTIGE MOEDEÜ. 433.
trouwen steunt, ia de dagelijkscbs ondervinding. Immers wij weten daardoor, dat de Hei ige Maagd allergrootste gunsten en weldaden heeft medegedeeld en nog mededeelt aan allen, die haar, met een kinderlijk vertrouwen, om haren Bijstand smeeken en die hun heil en hun geestelijk en tijdelijk welzijn van hare moederlijke voorspraak en van hare wondorbare nuigt verwachten. » Waarom toch, zegt de H. Kerkleeraar Alphonsus, {Ileerl. v. Mar. II. Leerr. ov. het hezoelc van M.) heeft Jesus Christus al de schatten dor barmhartig-lieden, welke hij ons verleenen wil, neergelegd in de handen zijner Moeder, tenzij opdat zij alle geloovigen, die haar beminnen, haar vereeren en tot haar met vertrouwen hunne toevlugt nemen, daarmede verrijke? uZij is de glanzende Zeesterre, welke degenen, die op deze wereldzee door do stormen der bekoringen heen en weer geslingerd worden en op haar hunne blikken gevestigd houden, tot veilige haven geleidt. Zij is voor hare kinderen de vuur en wolkzuil, welke de Israëliten in do woestijn voorafging en beschermde, omdat zij de regtvaardigen op den goeden weg bewaart, do zondaren beschermt tegen den verslindenden gloed der goddelijke gramschap en allen, die op haar vertrouwen, 78 19
434 ACHT EN TWINTIGSTE DAa.
tegen do aanvallen des duivels verdedigt. En in waarheid, hoevelen weten het door eigen ervaring, dat zij eerst dan, wanneer zij hun vertrouwen op Maria stelden, door hare hulp behoed bleven voor den val en met vasten tred voorwaar!s snelden op de wegen Godquot;?, of door haren Bijstand opstonden, nadat zij bezweken waren, of door hare bescherming in het midden der vreesselijkste gevaren veilig en ongedeerd bleven! Ontelbare Christenen zijn door hare bemiddeling van het juk en van de kluisters van Satan bevrijd, uit de afgronden der zonde opgerigt geworden; velen danken haar hun behoud en schrijven haar de redding van hun leven uit een of ander dreigend gevaar toe; anderen hebben door haar de grootste schatten van deugden, het licht der wetenschap, de gezondheid huns Hgchaams, bet behoud hunner kinderen verkregen; zoodat men kan zeggen, dat er geene kr alen bestaan, waarvan zij hare kinderen niet gered, en dat er geene gaven of weldaden uitgedacht kunnen worden, welke zij niet aan hare dienaren en dienaressen verleend heeft. Zoo toonde Maria zich ten allen tijde, zoo toont zij zich nog dagelijks eene goedertieren en magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand voor degenen, die zich met een opregt en kinderlijk
DE MAG TIG E MOEtM R. 435
vertrouwen tot haar wenden: en het is deze konnis harer goedheid en harer weldaden, welko de eerste beweegreden en den eersten grondslag vormt van het vertrouwen, dat wij op haar moeten stellen.
Do tweede beweegreden, welke alle overige beweegradenen, waarom wij op Maria moeten vertrouwen, in zich besluit, is de kracht van haar moederlijk gebod, waardoor zij, gelijk de H. Alphonsus verzekert; (Z. cit.) alles van God verkrijgt, wat zij voor hare dienaren vraagt. Aanhoudend en allerliefderijkat spreekt zij voor ons ten beste, toont aan haren god-delijken Zoon haar minnend harte, toont aan den eeuwigen Yader de wonden en het lijden van den Zoon, en offert aan den Heiligen Geest hare smeekiugen en verzuchtingen; aan hare bemiddeling ten onzen gunste stelt zij geen einde, omdat zij onze aanhoudende ellenden ziet en onze gebeden hoort: zij toch is onze Moeder, onze mede-verlosseres en onze middelares bij God. En zoo vermogend is hare voorspraak, dat zij daardoor alles vermag en dat wij derhalve, met een onbegrensd vertrouwen, allo zegeningen en weldaden van haren Altijd-durenden Bijstand kunnen verwachten. Gelijk de zekerheid der goddelijke deugden van geloof en van hoop steunt op de almagt, de
434 ACHT EN TWINTIGSTE DAG.
tegen de aanvallen des duivels verdedigt. En in waarheid, hoevelen weten het door eigen ervaring, dat zij eerst dan, wanneer zij hnn vertiouwen op Maria stelden, door hare hrrlp behoed bleven voor den val en met vasten tred voorwaarts snelden op de wegen Gods, of door haren Bijstand opstonden, nadat zij bezweken waren, of door hare bescherraing in het midden der vreesselijkste gevaren veilig en ongedeerd bleven! Ontelbare Christenen zijn door hare bemiddeling van het juk en van de kluisters van Satan bevrijd, uit de afgronden der zonde opgerigt geworden; velen danken haar hun behoud en schrijven haar de redding van hnn leven uit een of ander dreigend gevaar toe; anderen hebben door haar de grootste schatten van deugden, het licht der wetenschap, de gezondheid huns ligchaams, het behoud hunner kinderen verkregen; zoodat men kan zeggen, dat er geene kralen bestaan, waarvan zij hare kinderen niet gered, en dat er geene gaven of weldaden uitgedacht kunnen worden, welke zij niet aan hare dienaren en dienaressen verleend heeft. Zoo toonde Maria zich ten allen tijde, zoo toont zij zich nog dagelijks eene goedertieren en magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand voor degenen, die zich met een opregt en kinderlijk
DE MAG TIG E MOED! li.
vertrouwen tot haar wonicn: en het is dezo konnis harer goedheid en barer weldaden, welko de eerste beweegreden en den eersten grondslag vormt van het vertrouwen, dat wij op haar moeten stellen.
Do tweede beweegreden, welke alle overige beweegrodenen, waarom wij op Maria moeten vertrouwen, in zich besluit, is de kracht vfin haar moederlijk gebed, waardoor zij, gelijk de H. Alphonsus verzekert (i. cit.) alles van God verkrijgt, wat zij voor hare dienaren vraagt. Aanhoudend en allerliefderijkst spreekt zij voor ons ten beste, toont aan haren god-delijken Zoon haar minnend harte, toont aan den eeuwigen Yader de wonden en het lijden van den Zoon, en offert aan den Heiligen Geest hare smeekingen en verzuchtingen; aan hare bemiddeling ten onzen gunste stelt zij geen einde, omdat zij onze aanhoudende ellenden ziet en onze gebeden hoort: zij toch is onzo Moeder, onze mede-verlossercs en onze middelares bij God. En zoo vermogend is hare voorspraak, dat zij daardoor alles vermag en dat wij derhalve, met een onbegrensd vertrouwen, allo zegeningen en weldaden van haren Altijd-durenden Bijstand kunnen verwachten. Gelijk de zekerheid der goddelijke deugden van geloof en van hoop steunt op de almagt, de
435
436 ACUT EN TWINTIGSTE 1)AO.
getrouwheid en de liefde van onzen aanlnd-delijken God, zoo vestigen wij ook ons vertrouwen op de bogcherming van Maria, omdat zij dies vermiig, omdat zij ons bemint en omdat zij het ons beloofd heeft ons te zullen bijslaan: lin mij is alle hoop des levens en dor deugd,1' {Eccli. XXIV.) en iwie mij vindt zal het leven vinden en de zaligheid putten bij den Heer.quot; (Proo. VIII.) Met welk vertrouwen moeten wij dan tot Maria gaan en alle hoop der zaligheid op haar vestigen, wijl het de wil van onzen aanbiddelijken God is, gelijk de II. Bernardus zegt, dat wij alles door Maria van zijne oneindige goedertierenheid verkrijgen.
Het kan ons thans niet moer verwonderen, dat de H. Alphonsus zegt, (Z. cit.) dat Jesus Christus zich, als het ware, verheugt, wanneer Maria hem voor ons om genaden en gunsten smeekt, en dat die goddelijke Verlosser het niet laten kan, hare smeekingen te verhoeren, omdat hij, in zekeren zin, aan haar moederlijk gezag niet weerstaan kan. Do Heilige gaat nog verder, en zegt, dat het soms gebeuren kan, dat wij de gunsten en genaden, waarom wij bidden, spoediger verkrijgen zullen, wanneer wij die aan Maria, dan wanreer wij ze aan Christus zei ven vragen. Zeker, Jesus
DE MAGTIGE WOEDEH. 437
Christus is de eenige bron en de heer en meester van alle genaden, en Maria is niets dan het kanaal, -waardoor de genaden van Jesns ons toevloeijen, en de Middelares, die, door hare voor^praamp;k, ons dia gunsten verkrijgt; maar wanneer wij onze toevlugt tot haar nemen, offert zij hare moederlijke gebeden voor ons op; en deze gebeden, juist omdat het' do gebeden zijn eener Moeder, bezitten eene veel grootere kracht, een veel verhevener vermogen en worden spoediger verhoord da * de onze.
Volgen v ij dan den raad van Maria's vu-rigen minnaar, den H. Alphonsus, en laten wij met vertrouwen tot den troon der genade gaan, om barmhartigheid to verkrijgen en de hulp te vinden, welke wij noodig hebben. De troon der genade is Maria: zij verkrijgt alles wat zij vraagt. Laten we, volgens het woord van den H. Barnardus, de genade zoeken en ze zoeken door Maria; zij toch vindt alles wit zij zoekt en kan niet verstooten worden. quot;Roepen wij haar dikwijls deze woorden toe van den 11. Joannes Damascenus; {In annnnt) jO gezegende Moeder Gods, cprti ons de deur dor barmhartigheid, door aanhoudend voor ons ton beste te spreken: gij toch zijt het heil van het menschelijk geslacht.'' En wanneer
438 ACHT ES TWINTIGSTE DAG.
wij onze toevlugt tot Maria nemen, kunnen wij, volgens den IT. Alphonsus, niet beter doen, dan haar te bidden, dat zij voor ons die genaden vrage en verkrijge, welke zij weet dat liet nuttigst zijn voor onze zaligheid: zij toch kent onze noodwendigheden veel beter dan wij zeiven die kennen.
11= PU XT.
Wellce eisc^nscliappen inoet ons r-trouwcn op AIMriu bezitten, en in wellce
Oinslandiaheden moet dat vertrouwen. op cle IMoeder va.11 1' ij11( l\i-l'eiideli Bystand. laitscliijnenP
De maat van Maiia's magt is geene maat le kennen, haar Bijstand is even altijddurend en even uitgebreid als onze behoeften dat zijn, haar vermogen bij God is onbeperkt en hare moederlijke goedheid jegens ons kent geene grenzen. Ons vertrouwen op Maria beantwoorde aan de magt en de goedertieren liefde dier hemelsche Moeder.
Het ware vertrouwen wortelt, in hst diepst der ziel en bezit drie voorname en met elkander onafscheidelijk vereenigde eigenschap oen, namelijk; de hoop, de vreugde en den vrede; deze drie eigenschappen, te zamen vereenigd, vormen het ware vertrouwen, dat nieta anders
DE MAGTIGE MOEDER. 4dM
is dan eeno blijde eu vreeizame hoop, op do vasta en stellino overtuiging berustende, dat de Heilige Moeder Gods ons hare hulp en hare bescliormlng verleenen zal. Eerst moet er dan in 't diepste dor ziel een waar be wustzijn, eeno onwankelbare overtuiging zijn, dat de Moeder van Altijddiirenden Bijstand, wel verre van ons iets te weigeren, ons alles zal geven wat wij vragen en verlangen van haar, op voorwaarde natuurlijk dat het ons zalig zij: die overtuiging spruit voort uit de magt, uit de moederliefdo en uit de belofte van Maria, en is zóó krachtig, om de kracht zelve van die drie gronden ot beweegredenen, dat zij in den wil eene vaste en onwankelbare hoop voortbrengt, waardoor de gunsten, welke wij vragen, hoe verwijderd en hoe moeijelijk te verkrijgen zij ook schijnen, vurig verlangd en verwacht worden. Wijl echter die hoop; van den kant van Maria, boven allen twijfel verheven is en niet gepaard gaat met eeni-ge onzekerheid, stelt zij ons de verlangde gunsten of weldaden voor, als ons ongetwijfeld eu zeker zullende gegeven worden; en op dis wijze brengt zij in de ziel eene zoete vreugde voort over die inderdaad toekom» stige , maar door do hoop reeds thans bezeten, goederen en gaven; daarenboven doet die
440 ACHT EU TWINTIGSTE DACr.
hoop een zoeten vrede, eene zalige rust, ontstaan, welke alle kleingeestige angsten, allo twijfelingen, alle onrust uit de ziel verdrijft. De ware kinderen van Maria, wier hart van een waaraclilig vertrouwen op de Moeder van Altijddurenden Bijstand doordrongen is, smaken dan do volheid van den vrede, wonen in de woontenten der hoop en in eene aan allerlei goederen rijke rust. De eigenschappen van ons inwendig vertrouwen komen dan daarop neer. dat onze hoop zoo uitgebreid en onbeperkt moet zijn, dat zij alle gunsten, alle weldaden en alle genaden die, ons zalig zijn, omvat: alles toch kan door den alvermogenden Bijstand van Maria verkregen en mag daarom van hare bemiddeling verwacht worden; die hoop moet tevens vast en onwankelbaar zijn. zoo zij allo mistrouwen en alle vrees uitsluit en eindelijk rustig en vreedzaam, omdat zij geene onrust en geenetwijfelingenmagkennen.Indien ons inwendig vertrouwen op zulke wijze aan de uitgebreidheid en de magt van den Altijddurenden Bijstand van Maria beaDtwoordt, kan men zeggen, dat het dier goedertieren en magtige Moeder waardig is en ons do overvloedigste zegeningen en rijkste gunsten verdienen zal.
Dit inwendig vertrouwen zoo uitgebreid,
DE MAGTIGE MOEDER. 441
zoo vast en zoo rustig zal zich in ons uitwendig leven openbaren, ons in alle moeijelijklie-den en beproevingen met eene onweerstaanbare kracht tot do Moeder van Altijddurenden Bijstand drijven en ons bij haar onze toevlugt doen zoeken. Op eene drievoudige wijze zal dat inwendig vertrouwen zich in de praktijk onzes levens toonen.
Eerst en vooral zal het ons, met al de vastheid en onwankelbaarheid, waarover zoo even gesproken is, onze toevlugt doen zoeken bij onze hemelsche Moeder iu alle aangelegenheden des levens, in alle gevaren, waaraan wij zijn blootgesteld, en in alle behoeften en noodwendigheden. God laat het toe, ter onzer beproeving, tot zuivering van onze ziel en ter onzer onthechting van het aardsche, dat wij soms met zware, en menigvuldige tijdelijke moeijelijkheden te kampen hebben. Een waar kind van Maria gaat dan tot do Moeder van Altijddurenden Bijstand, met de zoete hoop en de vaste overtuiging, dat zij hare bescherming niet w; igeren zal en dat haar Bijstand de beproeving zal doen dienen tot ons voordeel en ons heil. En dan de bekoringen! Ach! wij zijn daar zoo vatbaar voor, en, in onze zwakheid, kunnen wij, als wij aan ons zeiven overgela-78 19-
442 ACHT EN TWINTIG STIC DAG.
ten zijn, niet staande blijven en moeten bezwijken voor den overmoed, de woede en de kracht onzer menigvuldige geestelijke vijanden. Doch hoe moeijelijk de zegepraal ook schijae, hoe woedend en dreigend de gevaren zijn, een waar kind van Maria, dat een waarachtig vertrouwen op zijne hemelsche Moeder bezit, blijft staande en overwint alle vijanden, omdat zij, de Koningin van hemel en aarde, zija vertrouwen belooncnd, hem met het ondoordringbaar schild harer moederlijke bescherming overdekt. In moeijelijke en gewigtige aangelegenheden, in dagen van besluiteloosheid, in de keuze van een levensstaat, is zij zijne vraagbaak, is zij zijn vertrouwen.
Het tweede uitwendig karakter van het inwendig vertrouwen bestaat in de edelmoedigheid, men zou kunnen zeggen, in de stoutmoedigheid, waarmede degene, die een waar vertrouwen op Maria bezit, de moeijelijkste zaken, onder hare magtige bescherming, durft beginnen en met goeden moed doorzet: hij kent zijne Moeder Maria, en weet, dat haar vermogen bij God zoo groot en uitgebreid is, dat niets haar onmogelijk of moeijelijk kan wezen. Hij hoopt dan op haren Bijstand eni daardoor gesterkt, rekent hij zich tot alles in staat. Ach! hoe dikwijls gebeurt het niet,
DE MAGTIQE MOEDER. 443
vooral in de jaren der jeugd en met betrekking tot den levensstaat, dien men, volgens Gods roeping, aanvaarden moet, dat er zicli moeijeliiklieden opdoen, die, menschelijkerwij-ze gesproken, onoverkomelijk zijn. Ware kinderen van Maria verliezen echter den moed niet: integendeel, hun vertrouwen stijgt met de grootheid en de menigvuldigheid der moeije-lijkheden, omdat zij het zcete bewustzijn bezitten, dat de Moeder, die in de hemelen is, haren Bijstand zal evenredigen aan de grootheid der bezwaren en der tegenkantingen, die zich opwerpen.
Het inwendig vertrouwen openbaart zich eindelijk door eene derde en nog veel verhevener eigenschap, namelijk, door delangmoe-digheid of standvastigheid, welke aan de droefheid, de verveling, de twijfelachtigheid en de kleinmoedigheid den ingang des harten sluit, wanneer Maria soms uitstelt de afgebeden gunsten, don gevraagden Bijstand, te verleenen. Zij weten, dat Maria eene goede en alvermogende Moeder is, maar dat zij tevens met alle voorzigtigheid en met de meeste wijsheid hare kinderen geleidt en beschermt; zij weten, dat zij soms het vertrouwen harer dienaren en dienaressen op de proef stelt, om
442 acht en ïwij;tigst.e dag.
ten zijn, niet staande blijven en moeten bezwijken voor den overmoed, de woede on de kracht onzer menigvuldige geestelijke vijanden. Doch hoe moeijelijk de zegepraal ook schijne, hoe woedend en dreigend de gevaren zijn, een waar kind van Maria, dat een waarachtig vertrouwen op zijne hetnelscho Moeder bezit, blijft staande en overwint alle vijanden, omdat zij, de Koningin van hemel en aarde, zija vertrouwen beloonend, hem met het ondoordringbaar schild harer moederlijke bescherming overdekt. In moeijelijke en gewigtige aangelegenheden, in dagen van besluiteloosheid, in de keuze van een levensstaat, is zij zijne vraagbaak, is zij zijn vertrouwen.
Het tweede uitwendig karakter van het inwendig vertrouwen bestaat in de edelmoedigheid, men zou kunnen zeggen, in de stoutmoedigheid, waarmede degene, die een waar vertrouwen op Maria bezit, de moeijelijkste zaken, onder hare- magtige bescherming, durft beginnen en mei goeden moed doorzet: hij kent zijne Moeder Maria, en weet, dat haar vermogen bij God zoo groot en uitgebreid is, dat niets haar onmogelijk of moeijelijk kan wezen. Hij hoopt dan op haren Bijstand eni daardoor gesterkt, rekent hij zich tot alles in staat. Ach! hoe dikwijls gebeurt het niet.
DE MAGTIGE MOKDER. 443
vooral in de jaren dor jeugd en met betrekking tot den levensstaat, dien men, volgens Gods roeping, aanvaarden moot, dat er zich moeijelijkheden opdoen, die, menschelijkerwij-ze gesproken, onoverkomelijk zijn. AVare kinderen van Maria verliezen echter den moed niet: integendeel, hun vertrouwen stijgt met de grootheid en de menigvuldigheid der moeijelijkheden, omdat zij het zoete bewustzijn bezitten, dat do Moedor, die in de hemelen is, haren Bijstand zal evenredigen aan de grootheid der bezwaren en der tegenkantingen, die zich opwerpen.
Hot inwendig vertrouwen openbaart zich eindelijk door eene derde en nog veel verhevener eigenschap, namelijk, door dolangmoe-digheid of standvastigheid, welke aan de droefheid, de verveling, do twijfelachtigheid en de kleinmoedigheid den ingang des harten sluit, wanneer Maria soms uitstelt de afgebeden gunsten, den gevraagdon Bijstand, to verleenen. Zij weten, dat Maria eene goede en alvermogende Moeder ia, maar dat zij tevens mot allo voorzigtigheid en mot do meeste wijsheid hare kindoren geleidt en beschermt; zij weten, dat zij soms het vertrouwen harer dienaren en dienaressen op de proef stelt, om
444 ACHT EN TWJNTIGSTE DAG.
hun verlangen naar bare gunsten to vergroe■ ten, en dat zij hun des te grootere weldaden en zegeningen pleegt mede te deelen, naar mate zij langer heeft uitgesteld hunne smeekingen te vejhooren.
Indien ons vertrouwen op de Moeder van Altijddurenden Bijstand deze hoedanigheden bezit, zal het ons eene overvloedige bron wezen van voortreffelijke gaven en rijke gunsten en ons dagelijks meer en meer harer bescherming waardig maken.
GEBED.
Arm aan deugden, verstoken van verdiensten, ellendig door velerlei onvolmaaktheden en zonden, verschijn ik voor u, o Heilige Moeder van Altijddurenden Bijstand! om u de genezing mijner kwalen en de toedeelinjj uwer moederlijke gaven mot een kinderlijk vertrouwen te vragen. Het is waar, dikwijls heb ik u gebeden, dikwijls en met groote vurigheid heb ik mijne toevlugt tot u genomen; maar het vertrouwen ontbrak mij, en daarom zijn mijne smeekingen zoo vaak ijdel geweest en onverhoord gebleven. Doch nu ken ik u beter, o magtige Moeder! uwe uitgebreide en alles omvattende magt, de moederlijke toegenegenheid, welke gij voor
DE MAGTIGE MOEDER. 445
mij, uw kind, koestert, uwe beloften, de overtuiging van mijn eigen hart, alles zegt mij, dat ik een onbeperkt vertronwen op u moet stellen en door het vertrouwen op u mij uwer gunsten en barmhartigheden zal waardig maken. Doe mij dan meer en meer begrijpen, o zoete Moeder! dat Jesus, uw Zoon, u daarom zoo hoog verheven en zoo wonderbaar eene magt aan u geschonken heeft, opdat ik, zonder vrees van verstootea te zullen worden, tot u zou naderen en u alle weldaden zou afsmeeken. Doe mij gevoelen door mijne gebeden te verhooren, hoe billijk het is, dat ik, in alle omstandigheden mijus levens en in alle aangelegenheden van tijd en eeuwigheid, mijn vertrouwen op uwen Bijstand en in uwe magtige voorspraak stelle. Doch neen! het is niet noodig, dat gij mij nieuwe bewijzen geeft van uwe magt en uwe goedheid: ten volle ben ik van uwe magt overtuigd; en die overtuiging zal ik voortaan u toonen, door mij dagelijks in al mijne noodwendigheden tot u te rigten. Alles vraag ik u en alles verwacht ik van uwen Bijstand: de zuiverheid mijns gewetens, de reinheid van alle zonden, de kracht om over mijne vijanden te zegepralen, de getrouwheid aan al de verpligtingen van
446 ACHT EN TWINTIGSTE DAG.
mijnen staat, de volharding in de liefde en de genade van Jesus, en eindelijk een zaligen dood. Gij kunt mij dat alles verwerven, en gij zult dat, omdat gij mijne Moeder zijt en omdat uw kind op u vertrouwt. Ganscli mij zeiven, mijn ligchaam en mijne ziel, mijne tijdelijke aangelegenheden en mijne eeuwige gelukzaligheid stel ik in uwe handen en vertrouw ik aan u toe: gij zult voor mij zorgen, gij zult mij geleiden en beschermen, gij zult m^, door uwen Altijddurenden Bijstand, voor Jesus bewaren en eens het rijk van Jesus binnenleiden. Amen.
jVEGEN ElSt, TWINTIGSTE DAG.
or
DE TEEDERE VURIGHEID ONZER LIEFDE TOT MARIA DOET ONS DEELACHTIG 'WORDEN AAN DE GUNSTEN VAN HAREN AL-TIJDDÜRENDEN BIJSTAND.
Mater amabilis, ora pro nobis.
Beminnelijke Moeder, bid voor ons.
1« PUNT.
Beweegrecleneïi -vvaarom wy Maria moeten bemirLiien.
Het is eene ontegensprekelijke waarheid, dat naar mate onze liefde jegens iemand, die in hoogen graad beminnelijk is en ons wel kan doen, grooter wordt, naar mate ook de welwillendheid en de goedgunstigheid van dien beminden persoon jegens ons zullen toenemen. En -wijl er nu, na God, geen enkel schepsel bestaat zoo beminnelijk en tevens zoo magtig als Maria, moeten wij er steeds naar streven
448 NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.
in de liefde tot haar aan te groeijen; zij, van hare zijde, zal ons dan -welwillend aan hare gunsten deelachtig maken en ons, in waarheid, eene Moeder van Altijddurenden Bijstand zijn. Om echter aan te groeijen in de liefde tot Maria en ons daardoor haren Bijstand te verzekeren , is er niets zoo dienstig ah grondig de beweegredenen te overwegen, welke ons moeten aanzetten onze liefde aan haar te schenken.
De eerste beweegreden, om Maria te beminnen, vinden wij in God. Immers als dezelfde liefde, waarmede wij God beminnen, ons den naaste doet liefhebben, omdat deze het schepsel, de vriend, de erfgenaam van God is en omdat God het ons beveelt hem aldus lief te hebben; hoeveel meer moeten wij dan door dezelfde liefde , waarmede wij God boven alles liefhebben, ook zijue Heilige Moeder, na God. boven alles beminnen? Maria toch is allerinnigst met God vereeaigd als de eerstgeboren Dochter des Vaders, als de welbeminde Moeder des Zoons, als de allerzuiverste Bruid des Heiligen Geestes. Zjj bezit de hoogst mogelijke gelijkvormigheid met God, welke een eindig schepsel bereiken kan; zij is de volmaaktste afspiegeling van Gods wezen, van zijne eigenschappen ea hoedanigheden.
HET KINDEItflAET.
gt;In eeuwigheid, zegt do diepzinnige Broere, [De Katholieh. 1S55.J kan geen eindig persoon waarheid of wet worden; maar toch om Maria stralen alle waarheden, leven alle wetten, zingen allo toonen der schepping, zweven de blijde harmoniën aan des Geestes, en zinkt de hemel over de gelukkige aarde neer. Zij, in wier schoot oneindig en eindig zich vereenigen is de schatkamer van Gods albestuur, zij de schepter, de grondslag van het ware geloof, en niet eene orde, maar do Orde straalt op Maria haren luister af: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.quot; Zij staat in de allerinnigste verbinding en gemeenschap met God, aan wien zij de zelfstandigheid van haar bloed geschonken en dieu zij met hare maagdelijke moedermelk gedrenkt heeft. In waarheid, er schijnt niets in God te zijn, wat ons niet ver-pligt Maria te beminnen, wijl God met al zjjne volmaaktheden in Maria is afgespiegeld en in haar glanst, of liever wijl Maria, volgens het woord van den II. Bernardus, {Sup. Sign. Magn.) als omkleed met de zon, in dat ongenaakbare licht der Godheid schijnt weggezonken te zijn. Luci illi inaccessibüi videatur immersa. Daarbij komt nog dat God allervurigst verlangt zijne welbeminde Moeder door ons bemind te zien worden: dit toch volgt
450 NEGEN EN TWINTIGSTE DAO.
noodzakelijk uit de oneindige liefde, welke hij haar, meer dan alle overige schepselen te zamen, toedraagt; zoodat wij niets kunnen doen wat aangenamer is aan onzen goddelijken Verlosser, dan eene vurige liefde in ons hart te koesteren voor zijne veelgeliefde en beminnelijke Moeder. De vurigheid, waarmede hij verlangt haar bemind te zien , kunnen wij nog verder daaruit afleiden, dat hij de schatten zijner almagt en barmhartigheid in hare handen heeft weggelegd: immers het moet wel zijn heilige wil zijn, dat zij, Maria, door wie hij ons alles wil geven, door ons bemind worde. En heeft die groote God zelf het door zijne inspraken niet ingeboezemd aan zijne Kerk en aan al zijne dienaren en dienaresseu, dat zij hunne liefde aan de allerheiligste Moeder van Jesus, op alle mogelijke wijzen, zouden betuigen?
De tweede beweegreden, om Maria te beminnen, vinden wij ia de Heilige Moedermaagd zelve; zij toeh is als het eindig brandpunt aller volmaaktheden, aller goedheid en Echoonheid. Alle goederen der natuur, alle gaven der genade, alle heerlijkheden der glorie vlieten in haar zamen en stralen om haar uit. gt;'s Ileeren beeld, in haar afgespiegeld, zegt Broere {l. cit.) gaat over van klaarheid tot
HET KINDERHART. 451
klaarheid ... Niemand ia zoo door den Geest der aanneming' voorkomen als Maria; niemand heeft zoo gelooid, zoo aau de genade beantwoord; niemand heeft zoo het vleesch van den eersten Adam verlaten, om zich met den tweeden Adam door zijn vleesch te vereenigen; niemand is zoo in deu eigenliiksten zin Maagd en Moeder; niemand heeft zoo veel en zoo zeer met Christus geleden; niemand, en blijdschap vervoert me bij 't zi;ggen, is zoo met hem verrezen en verheerlijkt.quot; Uit dit alles vloeit van zelf de gevolgtrekking voort, dat Maria het allerbeminnelijkste en onzer liefde het meest waardige schepsel is, omdat zij alle schepselen overtreft in volmaaktheid en zedelijke grootheid, derhalve ook in schoonheid naar do ziel. En als zij door al hare bekoorlijkheden en onzeggelijke volmaaktheden het hart van den eeuwigen Bruidegom gewond heeft, zal dan dat eindig toonbeeld aller goedheid en schoonheid, na God, de liefde van ons hart niet verdienen?
Eene derde beweegreden, om Maria lief te hebben, vin-den wij in ons zei ven. Zij is onze Moeder! Ieder van die trekken en die volmaaktheden, welke der begenadigde en verheerlijkte Moedermaagd eigen zijn, zegt ons
452 NEOEN ES TWINTIGSTE DAG.
dat zij onze Moeder is. Niemand is haar gelijk en boven allen is zij verheven; maar toch is zij ons voorgegaan, toch is ieder van die gloriestralen, die heerlijkheden, waarom wij ons om harent wil verblijden, een trek van gelijkenis die zij heeft met de uitverkorenen , dat is, zoo wij hopen, met ons zehen. Zij is het zegel van 's Heeren testament, zij toont ons het doel der goddelijke raadsbesluiten, de volkomenste toepassing der genade, dio ook ons eenmaal zal verheerlijken; en hare voor-regten, hare hoogste voorregten, hare g'orie-rijkste namen, wat zijn het? Wetten, alom heerschende wetten van Christus'niet eindigend rijk, die zich ja in baarbij uitstek en bovenal vervullen, maar die niettemin ook in ons hare vervulling erlangen. De kinderen kunnen niet anders dan gelijken op hunne Moeder. Ook wij worden, door de genade, kinderen des lichts; ook ons is het gegeven kinderen Gods te worden, kinderen des Vaders, tempels van den levenden God, en tot eene verheerlijking onzer ziel te geraken, waardoor deze, als Maria, eene stad Gods, gelijk de II. Ambrosiiu zegt, een Jerusalem wordt en, als zij, volgens Augustinus, den naam van hemel dragen mag. Ook zulk eene ziel is bruid Gods, bruid des Woords. (A7gt;ibros. in Ps. 118.) en niet alleen
HET KIXDEliHART.
de Apostel stelt onze vereenigitig met God als een huwelijk voor, maar Christus zalf noemt zich den Bruidegom. Eindelijk, indien Maria Koningin en Priesteres is, als bijzonder deelend in Christus' priesterlijke en koninklij'je zalving, (Joan. Vamasc. hom. II. innativ. B. V.) ook wij, die om de ontvangen zalving Christenen heeten, zijn priesters en daardoor konia-gen. {Aug. Be cic. Dei. 1. XX. c. 10.) Ja, dat zij de woonplaats der Heilige Drievuldigheid wordt genoemd, is een trek van gelijkenis, die de geloovigen hebheu met hunne Moeder. De Heilige Drievuldigheid, zegt Angustinus {in Joan. tr. 7C.) woont in de Heiligen als in eenen tempel, want do Vader en de Zoon komen bij hen verblijven, en de liefde van den II. Geest wordt uitgestort in hunne harten. {Vgl. Broere. I. cit.) En als het nu de liefde is, welke tot de hoogste gelijkvormigheid voert, eu als wij noodzakelijkerwijze op haar, die onze Moeder en ons toonbeeld is, moeten gelijken, dan volgt het uit deze verpligting, waaraan ons geluk en onze volmaaktheid verbonden zijn, dat wij naar eene steeds vuriger en inniger liefde tot Maria moeten streven.
Eene nieuwe opwekking, om Maria te beminnen , vinden wij in de menigvuldige gunsten en weldaden, die wij, door hare voorspraak
453
454 NEGEN ES TWINTIGSTE D/O.
en haren Alfijddurenden Bijstand, van God hebben ontvangen in het verledene en nog verhopen in de toekomst. Hoe groot eeno weldaad voor ons is hare onbegrijpelijke moederliefde: wantvjj bemint ons als eeneallerteederste en liefderijke Moeder, en hare liefde is ijverig, is bedrijvig, is standvastig; zij beschermt en verdedigt hare kinderen, zij voedt ons dooide genade, geleidt onzo schreden op den weg des levens, bewaart ons in de liefde van Jesns. En welk een weldaad heeft zij ons bewezen, door ons Chrislns, den lieer en Verlosser onzer zielen, te schenken: zij toch hoeft den Zoon Gods op aarde nedcrgetrokken en hem, de eeuwige Zon der wijsheid, omkleed met do wolk oczer sterfelijkheid; door haar ia hij voor ons opgeofferd geworden eerst in den tempel en eindelijk op don Calvarieberg, ofschoon het haar veel minder zwaar gevallen zou zijn, haar zelve dan hem, haar Jesus, te slagtofferen, ja, met haren Zoon heeft zij zich zelve voor; ons geslagtofferd, dco?' met haar kind, op geestelijke wijze, mede te sterven. Zij eindelijk, als de deelgenoote van Christus in het Verlossingswerk, blijft onze beschermster en onze middelares, en zoo magtig is haar Altijddurende Bijstand, dat wij, zonder haar, niets van God zullen verkrijgen, omdat het zijn wil
HET KINDERHART.
is, dat alle gaven en genaden der Verlosping ons door zijne Heilige Moeder toekomen. Alles dan wat wij hopen van God, verhopen wy door Maria's tussehenkomst te zullen erlangen. Indien wij dan verlangen christelijk en godsdienstig te leven, gerust en zalig te sterven, eeuwig met God te heerschen, ziin wij wel verpligt haar allerteederst te beminnen, zonder wier liefde niets van dat alles verkregen kan worden.
11° PUNT.
Welke zijn. rte gevoelens van een ki 11-ilerliart, ciat Maria bemint?
Al de gevoelens, waarvoor een minnend mensehenhai-t vatbaar is, bepalen zich tot de liefde, tot het verlangen of de hoop, tot de vreugde of het welbehagen en tot het vreezen of verafschuwen van alles, dat aan het voorwerp der liefde misvallen kan. De Bruidegom van het Hooglied bemint, verlangt, verheugt zich over de gaven zijner Bruid, vreest en vlugt alles wat haar tegenstaat.
liet eerste gevoel, dat in een Maria minnend kinderhart ontstaat, is eene innige toegenegenheid van den wil tot Maria, toegenegenheid welke uit hare volmaaktheid, hare schoon-
455
456 NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.
heid en hare goedheid voortkomt en waardoor wij boven alles, na God, aan haar wenschen te behagen: de liefde toch, voor zoo verre zij versoheiden is van de vreugde en van het verlangen, is eene toeneiging, eene streving tot en eene vereeniging met haar voorwerp. Die vereeniging toont zich in don geest door de aanhoudende gedachte aan de verheerlijkte Moeder des Ileeren, in den wil door de navolging harer deugden en volmaaktheden, en in de overige krachten der ziel door de getrouwheid in hare dienst. Die liefde is zuiver en niet baatzuchtig, want de eenige beweegreden, waarop zij steunt, ia de beminnenswaardigheid van Maria; zij is zoo hoog mogelijk verheven, omdat zij Maria en de liefde tot haar boven alles stelt wat God niet is zij is vurig, want de lamp der ware liefde is als vuur en vlammen; zij is bedrijvig, omdat de liefde zich niet beperken kun bij het gevoel maar noodzakelijkerwijze zich door daden moet toonen; zij is voortdurend en standvastig, want vele wateren (der beproeving) kunnen de liefde niet uitblusschen on de stroomen (des lijdens) haar niot uitdooven.
Aan dit eerste gevoel sluit zich in het hart het verlangen of de hoop aan, het verlangen nameljjk naar die beminnelijke Maagd en naar
HET KINDERHAltT. 457
33 wat hare glorie kan vermeerderen: immers de waarlijk welwillende, liefde verzuclit naar de tegenwoordigheid, smacht en reikhalst naar het bezit van het beminde voorwerp, en zoekt alles te bevorderen wat tot deszslfs glorie en verheerlijking strekt. Een waar kind van Maria zal dan zijno liofde aan de hemelsche en beminnelijke Moeder toonen door vurige verzuchtingen, door een voortdurendan ijver om aan haar te behagen, om hare deugden te doen kennen, hare waardigheid te verheffen, hare verheerlijking te bevorderen. — Met een gevoel van vreugde en heilig welbehagen zullen de minnende dienaars en dienaressen van Maria op hunne Heilige Moeder, op hare uitwendige en innerlijke gaven en volmaaktheden staren, en daardoor opgewekt worden tot hoogachting barer verdiensten en tot bewondering harer grootheid en waardigheid: de vruchten dier hoogachting en bewondering zijn de vereering en do verheffing van Maria, vurige dankzeggingen, kinderlijke offergaven en heilige voornemens. — Eindelijk onderscheiden zich de ware kinderen van Maria door alles te vreezen eu te verafschuwen, wat der Heilige Moedermaagd onaangenaam of bitter zou kunnen wezen, of wat hare glorie zou kunnen verminderen of verduisteren.
78 20
-J-58 NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.
Voorzeker, als onze liefde tot Maria al deze eigenschappen bezit, zullen wij, in zekeren zin, over het hart onzer Moeder heerschen, daarin wonen, de schatten barer liefde over oas zeiven nedertrekken, beminnen en bemind worden.
De liefde, vooral de bovennatuurlijke liefde, kan niet in de stilte des harten verborgen blijven; eene liefde, die niet bedrijvig is en werkzaam, is ijdel en bedriegelijk. De liefde tot Maria moet zich dan uitwendig en door daden toonen. De ware kinderen van Maria bezitten een vurigen ijver om de deugden hunner allerheiligste Moeder na te volgen, om allen, die op bijzondere wijze met Maria op aarde verbonden of verwant waren, te vereeren en te beminnen, en eindelijk om de eer en de glorie der Heilige Moedermaagd te bevorderen.
Wat de navolging van Maria's deugden betreft, daarover wordt in de volgende beschouwing gehandeld; en wat de vereering aangaat diergenen, die op bijzondere wijze met Maria verbonden of verwant waren, is het genoeg op te merken, dat Maria hen allervurigst bemind en vereerd heeft, en daarom ook verlangt, dat hare kinderen hen vereeren en liefhebben. En hoe zouden zij Maria
HET KINDERHART. 459
opregt liefhebben, als zij niet tevens diegenen beminden, die in zoo innig verband met haar staan? De liefde tot Jesus moet dan wonen in het hart der ware dienaars en dienaressen van Maria. Maria toch leeft eenig en alleen voor Jesus, bemint hem vuriger dan alle uitverkorenen te zamen hem beminnen kunnen, zij is zijne Moeder, zijne Bruid, hem teeder beminnend en nog teederder door hem bemind-Niets verlangt zij dus zoozeer als Jesus bemind en vereerd te zien worden. De kinderen van Maria beminnen en vereeren ook den H. Joachim en de H. Anna, de vrome ouders der Moeder Gods,'en haren kuisclien Bruidegom, den H. Joseph, die Jesus en Maria zoo trouw gediend en bemind heeft.
De ware kinderen van Maria ijveren daarenboven, om de liefde, welke zij der Moeder van Jesus toedragen, in anderen uit te storten en vele minnaars en minnaressen voor d i Heilige Maagd te winnen. Zij willen haar, die hun zoo dierbaar is, door elkeen bemind on vereerd zien worden, zoeken aanhoudend nieuwe middelen en ontzien geene moeite om de glorie en de vereering van Maria uit te breiden.
De Moeder der schoone liefde zegent en beloont de goede gevoelens harer kinderen
460 NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.
Hare grootste gunsten, hare rijkste zegeningen, al het vermogen harer voorspraak, al de krachten van haren Altijddurenden Bijstand, zijn voor hen en worden hun in ruime mate geschonken: zij zijn do kinderen harer liefde en zullen dat blijven in eeuwigheid.
GEBED.
O heilige en goedertieren Moeder van Altijddurenden Bijstand! volmaaktste afspiegeling van den driewerf heiligen God, toonbeeld aller deugden en aller volmaaktheden-, welbeminde Bruid van den Koning der eeuwige glorie. Moeder van God en Moeder der menschen! gewaardig u do gevoelens aan te nemen van liefde en toegenegenheid, welke mijn hart, nederig en vertrouwend, u durft aanbieden. Door de schoonheid uwer ziel hebt gij verdiend door God zei ven. meer dan alle overige schepselen to zamen, bemind te worden, en zoudt gij dan niet bemind worden, o Maria! door uw lijdend en strijdend kind? Outelbare weldaden en allergrootste, zoo geestelijke als tijdelijke, gunsten zijn mij door uwe liefderijke voorspraak geworden, en nog groot ere gunsten verwacht ik van u in de toekomst; zou ik u
HET KINUEUIIART. 461
dan mijue dankbaarheid niet toonen door u te beminnen, en zou ik door mijne liefde totu mij uwer nieuwe weldaden niet waardig maken? Ja, gij hebt alleregt, o Hoeder! om, na God, geheel mijn hart te bezitten en het eerste voorwerp mijner teederheld te wezen. «Ik bemin u dan, o mijne Moeder! aldus bid ik uwen grooten dienaar en vurigen minnaar, den H. Alphonsus, na, (Heerl. v. Mar. I, Hoofdst. I. § 3.) en ik zou een hart willen bezitten, dat ia staat ware u te bemincen in naam en in de plaats van allo ongelukkigen, die u niet liefhebben; ik zou eene tong willen bezitten, die bekwaam ware om u zooveel to prijzen als duizend andere tongen te zamen, en om aan de gausohe wereld uwe grootheid, uwe heiligheid, uwe barmhartigheid en de liefde te doen kennen, welke gij koestert voor degenen die u beminnen. Bezat ik rijkdommen, ik zou ze alle tot uwe vereering gebruiken; had ik onderdanen, ik zou hen allen vervuld wenschen te zien van liefde tot u; ja, ter uwer liefde en ter uwer verheerlijking zou ik, indien het noodig ware, zelfs mijn leven willen slagtofferen. Ik bemin u dan, o mijne Moeder! doch tevens vrees ik, helaas! dat ik u niet beminne: want ik weet dat de liefde de ge-
I
402 KKQEN EN TWINTIGSTE DAG.
lijkvormigheid aan den baminden persoon voortbrengt. En moet ik dan niet meénen, dat ik u nog slechts weinig bemin, wijl ik mij zoo verwijderd zie van die gelijkvormigheid aan u: gij zijt zoo nederig, en ik zoo hoovaardig; gij zoo zuiver, en ik zoo bezoedeld ; gij zoo heilig, en ik zoo schuldig!quot; Deze gelijkvormigheid', o Heilige Moeder! kunt gij mij door uwen Altijddurenden Bijstand schenken: verander dan mijn hart, heilig mij ter liefde van Jesus en geef dat mijne liefde tot u mij voore tot zijne aanschouwing en tot uw bezit in den hemel. Amen.
pEïlTIGSTE pAG.
DE GELIJKVORMIGHEID DER ZIELEN
OF
DE NAVOLGING VAN MARIA'S DEUGDEN MAAKT ONS AAN DE ZEGENINGEN VAN HAREN AL-TIJDDURENDEN BIJSTAND DEELACHTIG.
Imitato-es mei estote, sicut et ego Christi.
Woest mijne navolgers, gelijk ik het ben van Christus.
I» PUNT.
De navolging van IVTai'ia is een nood-zakelijlt ver eis elite ter verlcriio-ing van liaren ^-ItijcLciurencien Bijstand.-
Wie Maria bemint, zegt de H. Kerkleeraar Alphonsus, en wie haar behagen wil en hare gunsten verkrijgen, moet bare voorbeelden ijverig navolgen. En niets is zoo natuurlijk. Immers de liefde tot de Heilige Moeder van Jesus bestaat niet eenig en alleen in het gevoel of de toegenegenheid des harten, in de waardering harer voorregten, in de op prijs
liliKTIGSTE DAG.
464
stelling harer deugden, in hare verheerlijking door onze woorden en onze gebeden; eene liefde die niet naar iets grooters en iets ver-heveners streeft, verdient den naam van liefde niet. Ware en opregte lielde streeft bovenal naar gelijkvormigheid en zoekt de innigste vereeniging, de eenheid zelve; ééne gedachte leeft in twee zielen, die elkaar liefhebben; één streven woont in twee harten, die voor elkander kloppen; één leven, de gelijkvormigheid of de eenheid van zeden en deugden, kenmerkt twee door de liefde aan elkander gehechte personen. Maria is de trouwste navolgster van Jesus geweest, omdat zij zijne vurigste minnares geweest is: alle deugden van Jeaus en al zijne volmaaktheden werden in Maria als overgeplant en tot haar als uitgebreid, omdat zij door de bovennatuurlijke liefde nog inniger dan door de banden des bloeds met hem vereenigd was. Indien er dan eene waarachtige kinderliefde tot onze hemelsche Moeder in onze ziel gloeit, moeten wij haar navolgen, gelijk zij Jesus heeft nagevolgd: kinderen toch moeten op hunne Moeder gelijken. Maria is een geheimzinnig boek, warin zegt de H. Germanus, zonder woordenklank en zonder letterschrift, het Woord Gods staat uitgedrukt. Zij is de Spiegel aller geregtigheid, en alle
DE GELIJKVOKMIGHEID DEK ZILLEN 465
trekken, alle volmaaktheden Gods, -wordenin baar teruggekaatst. Zij is liet volmaaktste Toonbeeld, de volmaaktste eindige uitdrukking van den driewerf heiliger, en oneindigen God Hare deugden en volmaaktheden zijn, om zoo te spreken, de trekken en de- schoonheden van hare ziel, en die trekken en schoonheden moeten wij, door haar na te volgen, in ons overbrengen, ten einde, door de hoogst mogelijke gelijkvormigheid aan haar, de gunsten en weldaden harer bescherming te verdienen.
Als kinderen van Maria verlangen wij natuurlijkerwijze, door haar bemicd te worden en de bewijzen harer moederliefde en do zegeningen van haren Altijddurenden Bijstand te ontvangen. Dat verlangen zou echter verijdeld worden en in vermetelheid ontaarden, indien het niet steunde op onzen ijver om hare deugden na te volgen, of indien wij, door een zondig leven, haar zouden iniahagen. De gelijkvormigheid aan haar, de streving althans om daartoe te geraken, is do voorwaarde harer liefde en teederheid jegens ons. Ook hebben we reeds in onze voorgaande beschouwingen opzigtens de liefde van Maria tot de zondaren opgemerkt, dat zij alleen die zondaren bemint en door haren Altijddurenden Bijstand op bijzoiuiere wijze voorkpmt, die 78 20.
■1ÖQ DERTIGSTE DAS.
zich opregt willen bekeercu. Het Evangelie vermeldt ons, dat Maria, ter bruiloft te Cana, eeno tijdelijke gunst, waarvan de geestelijke gevolgen allergrootst zouden ziju, aan haren goddelijken Zoon vertrouwend vroeg; tevens gaf zij een goeden raad aan de bedienden des huizes, en van het nakomen van dien raad hing het gevolg harer voorbede groo-tendeels af: Doet alles, zoo sprak zij, wat hij, Jesus, u zeggen zal. Hoeveel meer zullen dan de zondaars de voorbede van Maria als nutteloos maken, indien zij weigeren te doen, wat Jesus hun voorschrijft en gebiedt? Hoe zal zij de smeekingen verhoeren van hen, die de geboden en de wetten van Jesus verwerpen en met voeten treden? van hen, die voor haar niets zijn dan kinderen van smart en droefheid?
Ware kinderen van Maria moeten hare getrouwe dienaren en dienaressen zijn, gelijk zij, de Moeder van Jesus, de dienares, de dienstmaagd des Heeren was; en als dienaren en dienaressen van Maria, de Koningin van hemel en aarde, moeten wij noodzakelijkerwijze hare keuren, hare liverei, haar hofkleed dragen, anders toch kan zij ons niet als hare getrouwen erkennen. Het hofkleed, de glorie van Maria, is in de ziel te zoeken, is gansch
DE QELIJKVOBMIGIIEID DEK ZIELEN. 467
innerlijk; bet zijn dua hare deugden, die in ons het kenmerk, het onderscheidingsteeken moeten vormen, waaraan men erkennen kan dat wij hare dienaren en dienaressen zijn. En wat voor eene Maria-dienst zou het wezen, haar uitwendig te vereeren en tevens hare deugden te versmaden; haar te loven en te prijzen door woorden, en tevens door booze en zondige daden hare afkeuring te verdienen, in plaats van, door de navolging barer volmaaktheden, zich barer gunsten waardig te maken ? De natuur van hare dienst vordert dan van ons, dat wij hare deugden met do meeste edelmoedigheid navolgen en dat wij ons met de glorie barer heiligheid trachten te omkleeden.
En die navolging onzer bemelsche Moeder is bepaald mogelijk. Immers bet toonbeeld aller volmaaktheid is onze aanbiddelijke God: zijn beeld, ingedrukt in onze ziel door de schepping, moet voltooid en afgewerkt worden door de genade en door onze trouwe medewerking. «Weest volmaakt, zegt de Heer, gelijk uw hemelscbe Vader volmaakt is.quot; 's Menscben allerdiepste zwakheid zou kunnen terugdeinzen voor de verbeven deugd, die van ons gevraagd wordt, en tot God kunnen spreken: j Wie is u gelijk onder de sterken, o
DERTIGSTE UAÖ.
468
Heer! wie is u gelijk, u zoo heerlijk in heiligheid?quot; Doch hij zelf verleent ons de magt om zijne kinderenen zijne evenbeelden te zijn, en stelt ons door zijne genadegaven in staat om den graad van volmaaktheid te bereiken, dien hij van ons vraagt. En daarmede niet tevreden, heeft hij ter onzer aanmoediging gewild, dat er ook eindige toonbeelden van volmaaktheid zouden zijn, die ons nader bij staan, en wier voortreffelijke deugd ons moet toonen , tot welk eene hoogte van heiligheid de zwakke kinderen van Adam, door hunne medewerking met de genade tot heiligen vervormd , opgevoerd kunnen worden. Onder die heiligen nu, onder die eindige toonbeelden van deugd, bekleedt Maria de allereerste plaats, en niet in zoo ruime mate overtreft de zon alle sterren des uitspansels in lichtgloed en klaarheid, als de Moeder van Jesus door den glans harer deugden alle andere heiligen over-luistert. Volgens hare voorbeelden kunnen wij ons dan het best op Jesus vormen, en door hare voetstappen te drukken en, volgens de maat der ons geschonken genade, te wandelen gelijk zy gewandeld heeft, znllen wij tot de hoogste gelijkvormigheid aan God geraken. Laten we dan dikwijls, volgens d.^n raad van den H. Ambrosius, dien spiegel aller deugd
de GELIJKVORMiaHEID der zielen. 469
en aller geregtigheid Iwschouwen, ons met Maria vergelijken om te zien wat ons ontbreekt, en haar smeeken dat zij, in hare mbe-derlijke goedertierenheid, door haren Altijd-durenden Bijstand ons sterke om datgene te doen wat wij, om onze zwakheid, door eigen kracht niet vermogen.
lie PUNT.
quot;Welke deugdeni van Miiria wij voor-naraeliilc moeten navolgen, oin. aan de weldaden van haren AUiiddu-renden .Rijstand deelachtig te -worden.
Maria is, door de haar geschonken genade en door do in haar uitsehitterende deugden, eeno levende openbaring der heiligheid en der volmaaktheden Gods. Gelijk echter do sterren aan het uitspansel in ons oog verschillen in klaarheid, evonzoo zyn er eenige deugden , welke ons meer bijzonder in Maria treffen en welke wij met meer ijver moeten navolgen. Het geloop was in haar het begin, waardoor zij, gelijk Broere schrijft, aan de genade beantwoordde. Het geloof, dat was de diepe, dat de vruchtbare grond van dien bloemhof vol leliën dor zuiverheid, vol rozen der liefde, vol violen der nederigheid, dat de
470 DEimGSTE DAÖ.
diepste teelkracht van dit Paradijs, waaruit de boom groeide des eeuwigen levens, en de goddelijke vrucht voortkwam, eens vergeefs door Adam gezocht. Want door een deugd van geloof, 't welk onze begrippen te boven gaat, en waarbij dat van Abraham niet is te vergelijken, heeft zij ontvangen en is het Woord vereenigd met het vleesch. (bekn. in Nativ. Dni. serm. 11.) Van het geloof gaan al hare deugden en al hare grootheden uit. — God voorkomt ons door zijne genade, maar het geloof is het eigenlijk levensbeginsel en de wortel onzer rogtvaardiging, en van het geloof gaat de volmaking uit, waardoor wij tot God worden opgevoerd. Hoe meer wij dan onze Moeder in haar geloof zullen navolgen, hoe meer wij ook hare andere deugden zullen bezitten.
De weg, door Maria gekozen om tot zelfvolmaking en zelfheiligiiig te komen, is de küischueid, de opoffering van het zinnelijke en als de dood des ligchaams, waardoor zij hem aankondigde en voorafspiegelde, die door den dood alles heeft volbragt en de verzoening heeft voltrokken in zijn vleesch. Als Maagd heeft zij zich aan God toegewijd, gelijk blijkt uit haar antwoord aan den Aartsengel: alloc zal dat gebeuren, daar ik geenen maa bekeune?''
HE GELIJKVORMIGHEID DER KIELEN. 471
Zoo bestaat ook de weg, welken wij van onze zijde naar de volmaking en heiliging hebben te volgen, in een, volgens onzen staat, maagdelijk leven, dat verkregen wordt hetzij door de scheiding van alle zingenot en dooide beleving van den staat der zuiverheid, hetzij in meer algemeenen zin door het zinnelijke te verlaten, het op te offeren en door de versterving in ons ligohaam aan te vullen , wat aan het lijden van Christus ontbreekt. (Col. I. 24.) Naar Maria's voorbeeld moeten wij met de meeste zorg over onze onschuld en de reinheid onzer ziel waken en alle gevaren en gelegenheden, waardoor de blanke lelie der kuischheid in ons bezoedeld zou kunnen worden, met edelmoedigheid vlugten; alle gedachten, die onzen geest zouden kunnen begoochelen of vervalschen, alle verleiding en alle opwekkingen ten kwade, die onzen wil zouden kunnen bederven, alle neigingen, alle verbeeldingen en alle zinnelijkheid, welke ons hart zoo zwak zouden kunnen medeslepen, moeten wij met kracht bestrijden , en tevens de zintuigen des ligchaams dermate bewaken en versterven, dat de ziel zich daardoor niet aan het stoffelijke kunne hechten. En daarbij mogen wij 't niet eens laten: we moeten tevens alle middelen gebruiken, waardoor dat
472 dertigste dag.
maagdelijk leven in ons bewaard kan worden en waardoor wij even als Maria tot de hoogste vereeniging met God kunnen geraken.
Maria's uoooste vekeeniging met god, waarbij zij de voortreffelijkste genade ontving, die aan eenig schepsel kon geschonken worden, zij Moeder des Verlossers werd, bestond in een geheim, waarbij het vleesch tot stellig middel diende, in de menschwording namelijk des quot;Woords. Nooit waren er twee meer onderscheiden en nogthans meer vereenigd in één vleesch dan bij dit wonder, door den Heiligen Geest gewrocht. Niet alleen was'Maria het bruidsvertrek, waarin de Zoon Goda de men-sehelijke natuur aannam, maar uit kracht en naar het voorbeeld der vereeniging van Godheid en menschbeid in Christus, werd ook zij, ala de uitverkoren Bruid, met den eeuwigen Bruidegom zoo diep vereenigd, zoo innig gehuwd, dat alleen da vereeniging van Godheid en menschheid in één persoon hare vereening met God te boven ging. — Van onze zijde worden ook wij aan de genade deelachtig gemaakt, tot de zegepraal van den geest over het ligchaam opgevoerd en tot de hoogste vereeniging, ja, tot een innig huwelijk met God verheven, door middel van het vïeesch. De Zaligmaker zelf zegt: Mijn vleesch is waarlijk
DK GELIJKVORMIGHEID DEll ZIELEN. 473
spijs eu mijn bloed is waarlijk drank; wie mijn vleesch eet en mijn bloeo. drinkt, blijft in mij en ik in hem. Gelijk de levende Vader mij gezonden hooft en ik leef door den Vader, zoo zal ook hij die mij eet door mij leven. Joan. VI. In de Communie alzoo heeft de innigste vereeniging, het eigenlijk huwelijk met Christus plaats. Daar worden wij vleesch van zijn vleesch en gebeente van zijn gebeente. Daar wordt d e ziel, als Maria, Bruid des TVoords, want die van de ledematen des Biuidegoms gespijsd en van zijn bloed gedrenkt worden, hun valt de innigste gemeenschap met hem ten deel. Daar wordt onze aanneming, als die van Maria voltooid, worden we kinderen Gods, dewijl wij geheel vereenigd, wij gespijzigd worden met dat vlcech en bloed, dat ons op nieuw heeft gebaard; worden we, als Maria, Christusdragers, één met hem in den bloede, één in het vleesch en daardoor deelachtig aan de goddelijke natuur. Daar ontvangt onze geest het beheer over het ligchaam, de kracht der kuischheid, en, ten gevolge van de vereeniging met Christus, den geest des gebeda, ander middel ter verkrijging van de kuischheid en van alle overige deugden. Willen wij dun door onze navolging van Maria en door onze kinderlijke overeenkomst met onze Moeder
dertigste dau.
tot de hoogste gelijkvormigheid aan God geraken, dan moeten wij, gelijk zij, door het vleesch met God vereenigd worden en die vereeniging zoeken in de veelvuldige Communie , waaruit ook de geest van gebed, het groote middel van levensgemeenschap tussohen ons en God, voortspruit.
Maar hoe overstelpend de genade, aan Maria geschonken, hoe innig hare vereeniging met God in Christus zij, hare persoonlijkheid, hare vrijheid en hare deugd houden daar niet op of gaan er niet in verloren: de werking toch des Heilig-en Geestes is behoudend en levenmakend: hare beantwookdisg aan de genade treft ons overal: bij het wonder der menschwording handelt Maria met vrijheid, is zij de bemiddelende persoon en werkt zij mede door haar geloof.
Datzelfde geldt ook van ons. Hoe groot namelijk de ons geschonken genade, onze vereeniging met God in Christus zij, onze persoonlijkheid, onze vrijheid en onze deugd gaan er niet in verloren. Onze voorbereiding, onze beantwoording, onze medewerking is de voorwaarde, om aan de vruchten van de vereeniging met God door de Communie deelachtig te worden: want wie die spijze met de ver-eischte gesteltenis eet, zal leven gelijk Christus leeft door den Vader.
474
DE GELIJKVORMIGHEID DER ZIELEN. 475
Hoedanig dat door Christus medegedeelde leven is zien wij weder ia Maria. Het is eene maagdelijke MOEDERscnAp. Zij is Maagd naar het ligchaam en naar de ziel, vrij van alle smet der zonde; zij is een hemelsch wezen, geheel ten tempel der zuiverheid gewijd; door hare beantwoording aan de genade gebruikt zij het offer des ligchaams als middel om niets te denken en te willen dan wat Godes is, en maagd te zijn door geheel haar zedelijk wezen. En daarom ia zij, niet ondanks dat zij Maagd is, maar omdat zij Maagd is. Moeder; want die maagdelijkheid dor ziel, waardoor zij alles om God beminde, deed haar den wil des Vaders volbrengen, hare gehoorzame toestemming geven en ontvangen, door een van liefde brandend geloof. Zoo moeten ook wij, uit kracht van maagdelijkheid, tot eene geestelijke moederschap komen, dat is, met verzaking der zinnenwereld, naar heiligheid trachten, ons aan God aansluiten, om door zijne genade vruchtbaar te zijn in het goede. Dat alles echter veronderstelt maagdelijkheid der ziel, dat is, reinheid, liefde Gods in ons, waardoor wij, getrouw aan de genade, ons van zonden onthouden.
De deugd van Maria eindelijk werd ook in zwakheid, dat is, in lijden en vervolging vol-
476 DEETIQST12 UAO.
maakt. Onder het kruis werd haar de Bruidegom der vreugde tot Bruidegom des bloeds. Ook wij, indien we godvruchtig willen leven in Christus, zullen vervolging lijden. Maar bij 't bewandelen van den kruisweg, bij het dragen van het kruis en het volgen van Chrisus, bij het staren op den grondvester en voltrekker van ons geloof, zij Maria wederom ons voorbeeld: voor, en door en met hem heeft zij meer dan een martelaar' geleden. Haar dan moeten wij gelijkvormig worden — En gelijk nu Maria, om hare gelijkvormigheid aan Christus in deugden en in lijden, op de voortreffelijkste wijze door hem verheerlijkt is geworden, zoo zullen ook wij, om onze navolging van Maria, om onze gelijkvormigheid aan haar, door haar verheerlijkt en allerover-vloedigst deelachtig gemaakt worden aan de weldaden van haren Altijddurenden Bijstand. (Fgl- Büoehe. I. cit.)
GEBED.
O heilige en alvermogende Moeder van Altijddurenden Bijstand! hoe diep voel ik mij vernederd wanneer ik de wonderen uwer deugd en uwer volmaaktheid beschouw, en mij nog zoo weinig op u gelijkend bevindKan ik mij
DE GELIJK VOBMIGHEtl) DEK ZIELEN. '17 7
vleijsn, dat ik tot het getal uwer kinderen behoo-re, als ik nog zoo wein'g gelijkvormigheid aan u bezit? Kan ik met grond denken, dat mijne liefde jegens u opregt is, als ik uwe trekken, ik meen, uwe deugden, in mij niet tracht over te brengen? Kan ik hopen tot het getal uwer trouwe dienaren en dienaressen te behooren, als ik vreemd bon aan uwen geest? Kan de luttele vereering, waardoor ik van tijd tot tijd u huldig, u aangenaam zijn, als ik uwe voetstappen niet druk en uwe voorbeelden niet navolg? En toch, ik moet het erkennen, tot heden toe heeft de gelijkvormigheid aan u mij ontbroken, en heb ik gemeend uw kind te kunnen zijn zonder dat ik eenige trekken van overeenkomst met u bezat. Ongelukkige dwaasheid! welke ik thans betreur en waarvan ik thans de noodlottige gevolgen inzie. Doch ik reken, o Moeder! op uwen Altijddurenden Bijstand, en ik vertrouw dat gij mij, ondanks mijne vroegere onwaardigheid, de genade verwerven zult, om voortaan een uwer u meest gelijkende kinderen, een uwer trouwste volgelingen te zijn. Dikwijls , dit beloof ik u, zal ik voortaan uwe verheven deugden beschouwen, en, wel verre van mij met de bloote bewondering uwer
478 DERTIGSTE DAG.
heiligheid tevreden te stellen, zal ik edelmoedig met de mij door u bezorgde genadegaven medewerken, ten einde tot eene -ware gelijkvormigheid met u te geraken. Zegen, o mag-tige Moeder en goedertieren Maagd! mijne welgemeende pogingen en vul in mij door uwen Bijstand aan wat aan mijne zwakke pogingen ontbreken zal. Let alleen op mijn goeden wil en op mijn opregt verlangen van aan u gelijkvormig te worden, en sterk mij zoozeer door uwe alvermogende bescherming, dat ik in de toekomst mijn woord niet meer ver-breke. Op u dan , o Maria! vertrouw ik, om door uwe bemiddeling en door uwe voorspraak de hoogst mogelijke gelijkvormigheid aan u en door u aan Jesus te verkrijgen. En wanneer-ik eens die overeenkomst met u bezitten zal, o, daarvan ben ik ten volle overtuigd, zal ik dagelijks meer en meer bewijzen uwer goedheid ontvangen en zoo door uwen Altijd-durenden Bijstand gezegend worden, dat ik, na u getrouw gediend en gevolgd te hebben op aarde, eene allerdigtste plaats bij uwen moederlijken troon in den hemel ontvangen zal. Amen.
jpEN EN, pERTIGSTE pAG.
OF
DE VOLHARDING IN DE DIENST EN DE VEREERING DER MOEDER VAN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND.
Ego diligentes me dihgo. Ik bemin degenen die mij liefhebben.
lquot; PUNT.
Het genotene in de Meimrv aid moet ons opwekken tot volliai'ding in d.e dienst en lt;le vereering dei* jN/Loedex'' van -AJtyddurenden Bijstand.
De ware kinderen van Maria, die met ijver de haar toegewijde Meimaand vieren, kennen door eigen ondervinding de waarheid van deze woorden uit het boek der Spreuken, (Pro». VIII. 17.) door de Kerk Maria in den mond gelegd: »Ik bemin degenen die mij liefhebben, en zij die vroegtijdig tot mij waken, zullen mij vinden,'' Maria schept er behagen in, hun hare liefde en moederlijke toegenegenheid
480 ee:j kn dkrtigste dag.
te toonen, hen te overladen met hare gunsten en zegeningen en lien deelachtig te maken aan de weldaden van haren AHijddurenden Bijstand. Ea welke zoetere troost kan er voor de ongelukkige kinderen van Adam te midden van do beproevingen der aardsche pelgrimschap bestaan, dan te weten en te ondervinden, dat zij bemind en beschermd worden door de even goedertieren als magtige Koningin van hemel en aarde, wier liefde in den vollen zin des woords moederlijk is, en daarom bedrijvig en welwillend, voorkomend en volhardend? Dien zoeten troost kunnen wij voortdurend smaken, indien wij volharden in de dienst en de vereering onzer hemelsche Moeder: allen die haar zoeken zullen haar vinden, en haar vinden met hare alvermogende voorspraak, met haren Altijddurenden Bijstand, met hare moederlijke bescherming. Het ver-ledene toont ons de toekomst en het genotene in deze Meimaand strekt ons ten onderpand van do nog grootere gunsten, die zij ons door haren Altijddurenden Bijstand verleenen zal, indien wij getrouw blijven aan hare liefde. Herinneren wij ons dan op dezen laatsten dag der Meimaand de waarheden, die wij overwogen, den troost, dien wij genoten, de zegeningen, welke wjj door de vereering onzer
TROUW TOT IN DEN DOOU. 481
Moeder ontvangen hebben; die herinnering moge ons eene opwekking wezen tot voortdurende getrouwheid jegens Maria.
Met heilige blijdschap hebben wij gestaard op onze verheerlijkte Moeder van Altijddu-reuden Bij-jtand. en met een heilig genot hebben we nagegaan do voornaamste gronden, waarop de kracht harer voorspraak, en de z-e-kerheid van het groot vermogen harer bemiddeling steunen. Hare onvergelijkelijke waardigheid en haar goddeli'k moederschap, de grootheid harer smarten er: harer medelijdende liefde, de verhevenheid harer persoonlijke deugd en heiligheid, de moederlijke liefde, welke zij ons toedraagt, hare teederheid voor Jesus, hare verheerlijking in het rijk dor glorie, zijn zoovele troosteudo waarheden, welke ons Maria hebben doen kennen en begroeten als onze alvermogende Moeder van Altijddurenden Bijstand, en welke ons een onbeperkt vertrouwen op hare voorspraak bij God, haren Zoon, hebben ingeboezemd.
Vervolgens hebben wij overwogen, hoe zij dien troostvollen titel verdient, omdat zij zich in waarheid eene Moeder van Altijddurenden Bijstand toont. Haar Bijstand toch omvat heel ons leven en strekt zich zoowel over ieder 78 21
482 EEN EN DERTIGSTE DAG.
barer kinderen als over de gansche Kerk, zoowel over onze geestelijke behoeften als over onze tijdelijke noodwendigheden uit. Al ons heil, alle genaden, welke wij van God verwachten, alle geestelijke gunsten, alle aardsche zegeningen, alle goederen en gaven zoowel der bovennatuurlijke als der natuurlijke orde, moeten ons van Jesus komen, en dien Jeans, den eenigen Verlosser onzer zielen, den grondslag, buiten welken geen andere grondslag gelegd is, heeft zij der wereld gegeven. Door hare toestemming in de menschwording, door de opoffering van Jesus, door de vereeniging van haar medelijden met zijn lijden, is zij, na de hoop onzer voorvaderen van het Oude Verbond geweest te zijn, de deelgenoote aan het Verlossingswerk, gelijk de Kerkleeraren haar noemen, de Moeder der goddelijke genade, gelijk de Kerk haar begroet, ons leven en onze hoop, de Bijstand der Kerk, de Hulp der Christenen en de Toevlugt alltr zondaren. Met heilige blijdschap volgden wij haar op al de wegen harer barmhartigheid en harer moederlijke liefde en overal erkenden wij haar als de Moeder van Altijddurenden Bijstand.
De grootheid echter van hare goedertierenheid en de matelooze uitgebreidheid harer magt leggen ons zekere verpligtingen op, wier
TROUW TOT IN DEN DOOD. 483
vervulling als de voorwaarde is, waarop wij aan de weldaden en de gunsten onzer Moeder deelachtig zullen worden. Als Moeder van Jesus, als uitdeelster van de schatten van Gods barmhartigheid en van de verdiensten onzes Verlossers, moet zij noodzakelijkerwijze het rijk van Satan bestrijden , en daarom vordert zij van ons. dat. indien wij do zegeningen van haren Bijstand -wenschen te ontvangen, wij de zonde haten en althans met een opregt verlangen naar bekeering en levensverbetering ons tot haar wenden. En wijl alle titels, welke ons regt geven, om op haren Altijddurenden Bijstand aanspraak te kunnen maken, zich hierin zamen vatten, dat zij onze Moeder is en wij hare kinderen zijn. moeten wij ook als kinderen ons jegens haar gedragen. Als kinderen nu zijn wij haar eerbied om hare onvergelijkelijke verheffing en om hare moederlijke waardigheid, vertrouwen om hare verheven magt, liefde om hare moederlijke goedertierenheid jegens ons verschuldigd; als kinderen dier allerheiligste Moeder zijn wij tevens verpligt, door de navolging harer deugden naar de grootste gelijkvormigheid met haar te streven.
Al die waarheden hebben wij, in den loop dezer aan Maria toegewijde Meimaand, achter-
484 EEN EN DEKTIGSTE DAG.
eenvolgens overwogen cn gesmaakt; en als Jesns, onze goddelijke Verlosser, tot wien de hulde aan zijne Moeder gebi agt, altijd opklimt, door Je vurigheid, waarmede wij deze maand hebben gevierd en geheiligd, verheerlijkt en Maria daardoor vereerd is geworden, o voorzeker! dan hebben wij zeiven ook een zaligen en overvloedigen trocst gesmaakt en talrijke bewijzen van do liefde en de magt onzer verheerlijkte Moeder ontvangen. Hoe dikwijls heeft zi] hot ons, in de stilte onzer ziel en bij het zwijgen aller aardsche gedachten, als wij biddend voor haren troon lagen neergeknield, te verstaan gegeven, dat zij ons bemint en ons liefheeft als hare kinderen. Hoeveel zoeter zijn, tijdens deze Meimaand, onze gebeden, hoeveel minder verstrooid onze overwegingen, hoeveel rouwmoediger onze biechten, hoeveel vuriger onze Communiën, hoeveel hartelijker onze verzuchtingen tot Jesus en Maria geweest dan in andere tijden des jaars. En wie zal opsommen al de verdiensten door ons in den loop dezer Maria-maand verkregen? Elke schrede, die wij gedaan hebben om des morgens vroeg en des avonds laat het beeld onzer geliefde Moeder te gaan bezoeken, elk bewijs van liefde, dat wij haar hebben gegeven, elk offer, dat wij gebragt hebben, om
TROUW TOT IN DUN DOOD. 485
haar altaar of haren troon te versieren, elke verzuchting', welke ■wij tot haar hebben opgezonden, elke bezigheid, die wij door hare handen aan Jeaus opgedragen hebben, elke aanroeping van haren naam, elk gezang haar ter eer, elke bode om haren Bijstand te verkrijgen , is door onzen Engelbewaarder in het boek des levens opgeteekend, en elke traan, die wij voor Maria's beeld, hetzg uit rouwmoedigheid over onze zonden, hetzij omdat ons hart overvloeide van liefde, van troost en hemelsche vreugde, geweend hebben, is door hem opgevangen en in zijne handen gestolt tot eene parel, die eeuwig zal glanzen aan onze gloriekroon in het vaderland» En hoe rijkelijk, o mijn God, heeft Maria nu reeds beloond, alles wat ik voor haar heb gedaan! Ach! zij is mij zoo barmhartig geweest en zoo goed, en de eeuwigheid zal niet te lang zijn om haar te bedanken voor al de gunsten, welke zij mij, door hare voorspraak van mijnen genadenrijken God heeft verkregen. Hoevele hemeltche lichtstralen hebben de duisternissen van mijnen geest verdreven, hoeveel meer zekerheid bezit ik thans nopens mijne roeping en hoeveel beter ken ik nu de uitgebreidheid der verpligtingen van mijnen levensstaat; hoeveel ben ik, tijdens deze maand.
486 EEN EN DERTIGSTE DAG.
door behulp der genade, vooruitgegaan in de bestrijding mijner driften, in de verloocliening van mij zeiven, in de overwinning van den ouden mensch der zonde en in de versterving mijner zintuigen. Hoe ernstig en welgemeend zijn thans mijne goede voornemens, hoe sterk is thans mijn besluit van voortaan, bet koste wat het kosten moge, aan Jesus en zijne liefde getrouw te zijn ; hoeveel vuriger dan vroeger is nu mijn geest van godsvrucht en hoeveel grooter het geluk dat ik smaak in het diepste mijner ziel. Dat alles heb ik aan Maria te danken, dat alles ben ik verschuldigd aan haren liefdevollen en Altijddurenden Bijstand! O voorzeker, gelijk uw moederhart, o Maria! van teedere liefde tot mij klopt, zoo klopt thans en zoo zal voortaan mijn hart altijd kloppen van dankbare liefde tot u. Want nu ik eens ondervonden heb boe zoet het is u te dienen, hoe troostend en heilzaam het is u te beminnen, nu ik eens zoovele gunsten door uwen moederlijken Bijstand, ofschoon ik nog een nieuweling was in uwe dienst, heb ontvangen, wil ik u mijne dankbaarheid toonen en mij nog grootere weldaden en nog overvloediger gunsten waardig maken, door mijne edelmoedige volharding in uwe heilige liefde.
GET110UW TOT tN DES DOOD. 487
11« PUNT.
De toelcomst nret alles wat ons daarin wacht vordert van ons dat wij aan Maria getrouw blijven tot in den dood.
De sclioonste dagea van ons leven, waaronder ongetwijfdld de Meimaand van dit jaar zal tellen, gaan voorbij en nemen een einde, maar onze liefde tot de magtige Moeder van Altijddurenden Bijstand mag niet voorbijgaande wezen en mag nimmer een einde nemen. Hoe treurig, hoe treurig voor Maria, indien wij haar, kortere of langere dagen na deze Meimaand, vergeten en de herinnering verliezen zouden aan de zegeningen en weldaden, welke zij ons zoo overvloedig en als zonder mate heeft medegedeeld! Hare moederliefde, waarvan zij ons zoovele bewijzen geschonken heeft, zou dan ijdel geweest zijn en al hare goedheid niet bij magte om over ons hart te zegepralen en het aan haar te verknoohten door de banden eener liefde even altijddurend als haar Bijstand. Al hare smeekingen voor ons heil zouden dan nutteloos geweest zijn en al de goede verwachtingen, welke zij zooveel regt had van ons te koesteren, teleurgesteld worden, Hoe smartelijk voor eene minnende Moeder.
488 EEN EN DERTIGSTE DAG.
die zoo vurig ons heil verlangt! Hoe treurig tevens en hoe ongelukkig voor ons! Yerloren zouden dan zijn de vruchten van onzen ijver en van onze vurigheid, verloren de verdiensten van onze goede werken en onzer Maria-ver-eering tijdens deze Meimaand, en de menigvuldige genaden, door de voorspraak der Moeder van Alfijddurenden Bijstand verworven, zouden alleen dienen om onze trouweloosheid des te schuldiger en onze verwerping des te zekerder te maken. Doch neen! dat zal niet; de liefde tot Maria, welke tijdens deze haar toegewijde maand, zoo diep in ons hart is ingegaan, zal nimmer meer daaruit verdreven worden, en de heilisre beloften, welke wij, o Maria! op dezen laatsten dag der Meimaand u opdragen, zullen nooit door ons worden verbroken.
En hoe noodzakelijk is het ook, dat wij ons Maria's Altijddurenden Bijstand waardig maken door de getrouwheid en de liefde tot haar cn door de volharding in hare dienst! Immers zoo lang het leven duurt, zoo lang hebben wij haren Bijstand van noode. Neen, de strijd hier beneden houdt niet op dan met het leven. De rust der ziel, de vrede des harten, kan dagelijks geschokt worden en aangerand door zoovele vijanden als er driften zijn in ons gemoed.
TfiOUW TOT IN DEN DOOD 489
Eiken dag kunnen wij door nieuwe en ongekende bekoringen aanbevallen worden; elk uur kunnen onze geestelijke tegenstanders onze deugd en het rijk Gods in onze ziel bestrijden; en ofsclioon we nu de kinderen van Jesus genade en van Maria's liefde zijn, kunnen we geen enkel oogenblik de wapenen nederleg-gen en op den vrede vertrouwen. Hoeveel Bijstacd, koevele genaden liebben we dan van noode! En waar die vinden tenzij in onze ge-getrouwlieid aan Maria? — Misschien zal God tot heil onzer ziel toelatsn, dat wij door tegenspoed getroffen en door armoede geslagen worden, en waar zullen we dan de kracht vinden om geduldig te zijn, indien wij ons, door on^e volharding in de dienst en de ver-eei ing van Maria , haren Altijddurenden Bijstand niet waardig maken? En indien God wil, dat aardsche zegeningen ons deel zijn en blijven, hoe zullen we dan, zonder den Bijstand van Jesus Moeder, in eene heilige onthechting van het aardsche kunnen loven? God zal welligt toelaten, dat wij bezocht worden door ligchamelijke pijnen en smarten, of door inwendige troosteloosheid en zielsverlatenheid, door vervolgingen en andere beproevingen: indien wij echter getrouw blijven aan de Moeder van Altijddurenden Bijstand, zal zij ook getrouw 78 21.
490 EEN EN DEKIIGSTE DAG.
zijn om ons te helpen en te beschermen. En vooral zal zij ons bijstaan in onzen laatsten en grootsten nood op het sterfbed, indien wij, trouw tot in den dood, in hare dienst en hare liefde blijven volharden. De angsten van den laatsten strijd zal zij verligten en de woede der laatste ons aangrijpende vijanden verminderen; de smarten onzer laatste ziekte zal zij verdragelijk maken, zoodat wij ons niet door ongeduld zullen bezondigen, en onze ziel zal zij geleiden voor de vierschaar van haren Zoon, onzen Kegter.
Hoe heilzaam en zalig zal mij dan de volharding wezen in de vercering en de dienst der goede Moeder van Altijddurenden Bijstand! En hoe moet ik u, o mijn aanbiddelijke God 1 danken en zegenen, dat gij mij eene groote liefde tot uwe heilige Moeder gegeven hebt. Die liefde wil ik dagelijks meer en meer voeden door oefeningen van godsvrucht, ter eere van Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bijstand te verrigten; ja, nadat ik, tijdens deze Meimaand, diemagtige en goedertierén Moeder zoo goed heb leuren kennen, zal ik haar mijne dankbaarheid toonen en mijne liefde tot haar doen aangroeijen door dikwijls haar wonderbeeld te bezoeken, de met afla-
TROUW TOT IN DEN DOOD. 491
ten verrijkte gebeden en de Litanie haar ter eere met groote godsvrucht en aandacht en zoo dikwijls mogelijk te bidden, door mij voor te ber,eiden tot haar feest (IC Junij) door het houden eener vurige noveen, en vooral door mij herhaaldelijk aan haren Altijddurenden Bijstand door vurige schietgebeden aan te bevelen. En hiervan ben ik overtuigd, dat, zoolang de liefde tot Maria in mijn hart zal wonen, de liefde tot Jesus niet verdreven zal worden uit mijne ziel. Dat de herinnering aan deze Meimaand mij dan bijblijve al de dagen mijns levens, dat Maria leve in mijn hart, opdat ik, door haren Altijddurenden Bijstand, eerst hier op aarde door het leven der genade en dan in den hemel door het leven der glorie in Jesus leve. Amen.
GEBED EX TOEWIJDING AAN MARIA.
O heilige en veelbeminde Moeder van Altijddurenden Bijstand! mijne Hoop, mijne Toe-vlugt en mijn Leven! mijne Voorspreekster, mijne Middelares en mijn Bijstand bij Jesus! eerbiedig en mot een van dankbare liefde kloppend hart kniel ik heden voor uwen moederlijken troon neder, om u te danken
492 EEN EN DERTIGSTE DAG.
voor zoovele gunsten en genaden, welke gij mij door uwe tusschenkomst bozorgd hebt, en om mij voor altijd aan uwe dienst en uwe liefde toe te wijden. Ach! hoeveel verschil ia er tusschen den toestand, waarin ik was bij het begin dezer gezegende Meimaand, en den staat, waarin ik mij thans bevind. Hoeveel is er in mij, gedurende dat korte tijdperk, veranderd! Zoovele waarheden , welke ik vroeger niet begreep, ziju mij thans klaar en duidelijk: zoovele zwakheden, waaraan ik vroeger onderhevig was, zijn uit mijne ziel verdreven; de verouderde kluisters van mijne ingewortelde kwade gewoonten zijn verbroken; in plaats van door treurige onrust en knaging verteerd te worden, geniet ik thans een zoeten vrede en eene zalige rust. Dat alles, o Maria! heb ik aan uwe voorspraak en uwen Altijddurenden Bijstand te danken! En uit dankbaarheid voor al die gaven, wijd ik mij zeiven aan u toe en offer ik u mijn kinderlijk hart. Voortaan, ik zweer het u, zal ik een uwer getrouwste kinderen wezen! voortaan altijd een kind van vreugde, nooit meer een kir.d van smarten, o goede Moeder! voor u zijn. Aanvaard dan het offer die ik u breng, o Maiia! het offer mijner zinnen, die ik voortaan zal bewaken en versterven, opdat zij mij nimmer meer van
GKTBOUW TOT IK DEN DOOD. 493
Jesus en zijne heilige liefde verwijderen; aanvaard het offer van mijn geest, opdat ik altijd aan Jesug en aan u denke; het off-T van mijn hart. opdat ik nooit moer iets begeere, wat aan Jesus en aan u mishaagt. Bawaar, o goede Moeder! het offer dat ik u breng; bewaar mijne ziel, die ik als een pand aan uwe handen toevertrouw, bewaar ze voor Jesus; en bewaar ook mijne goede voornemens. Doe mij door uwen zegen en uwen Altijddurenden Bijstand volharden in uwe liefde en uwe dienst, o Maria! en volharden i:a de genade van Jesus mijnen Verlosser; doe mij door uwe bescherming zegepralen in dea strijd tegen mijne vijanden en vooral, o Moeder, allerliefste Moeder! in mijn laatsten strijd op het doodbed, opdat ik in eeuwigheid uwe goedertierenheid, uwe, barmhartigheid en de wonderen van uwen Altijddurenden Bijstand moge loven en verheerlijken. Amen.
ter eere van 0. L. V. van Altijddurenden Bijstand,
d.oor Zyne 1 Lei 1 lt;ien raus met
aflaten, verrijkt.
De drie volgende gebeden, welke uit de werken van den H. Alphonsus getrokken zijn, worden sinds vijf jaren ter eere van Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bijstand veelvuldig te Rome gelezen. Zijne Heiligheid de Paus Pius IX verleende, bij Rescript van den 17 Mei 18G6, aan elk dier gebeden een aflaat van honderd dagen, eenmaal daags te verdienen. Deze aflaat is toevoegelijk aan de zielen des vagevuurs.
EERSTE GEBED.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! zie hier aan uwe voeten een armen zondaar, die tot u zijne toevlugt neemt en al zijn vertrouwen op u stelt. Heb medelijden met mij, o Moeder van barmhartigheid 1 Ik hoor hoe allen u de Toevlugt en de Hoop der zondaren noemen: wees dan ook mijne toevlugt en mijne hoop. Verleen mij uwen bijstand ter liefde van Jesus Christus; reik de hand aan een armen zondaar, die zich aan u aanbeveelt en zich voor immer
DRIE GEBEDEN
aan uwe dienst toewijd!. Ik zegen en ik dank tevens mijnen God, dat hij, in zijne barmhartigheid, mij een groot vertrouwen op u ingeboezemd heeft: want dit vertrouwen beschouw ik als een onderpand mijner eeuwige zaligheid. Ik erken, dat, als ik in vroegere dagen maar al te dikwijls gevallen ben, de oorzaak daarvan geweest is, dat ik tot u mijne toevlngt niet genomen heb; maar voortaan zal ik door uwen bijstand altijd zegepralen. Dit toch weet ik zeker, dat gij mij zult bijstaan, indien ik mij aar. u aanbeveel. Ik vrees echter, dat ik in de gevaarlijke gelegenheden zal nalaten u aan te roepen en aldus zelf de oorzaak van mijn verderf zal worden. Daarom bid en smeek ik u allerdringendst, mij de genade te willen verleenen, van altijd, bij die aanvechtingen der hel, tot u mijne toevlugt te nemen en dan ie zeggen: O Maria, help mij! O Moeder van Allijddurenden Bijstand! •wil toch niet toelaten dat ik mijnen God verlieze!
Hierna hidt men vijfmaal het Wees-gegroet, en daarna zegt men:
Bid voor ons, heilige Moeder Gods,
Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
495
MET AFLATEN VERRIJKT.
GEDED.
Almagtige en goedertieren God! die, om het mensohelijk geslacht ter hulp te komen, gewild htbt, dat de zalige Maagd Maria de Moeder werd van uw eeniggeboren Zoon; geef ons, wij smeeken het u, dat wij door hare voorspraak, de besmettiug der zonde vermijden en u met een opregt gemoed dienen mogen. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.
TWEEDE GEBED.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! verleen mij toch deze gunst, dat ik uwen alvermogenden naam altijd moge aanroepen: want uw naam is onze hulp gedurende ons leven en ons behoud in het oogenblik van onzen dood. O Maria 1 allerzoetste en allerzuiverste Maagd, moge uw naam voortaan de ademhaling mijner ziel wezen! Toef niet, o mijne Koningin! mij ter hulp te snellen, telkenmale dat ik tot u zal roepen; want in alle bekoringen, welke mij zullen aanranden, in alle voorkomende noodwendigheden, zal ik niet ophouden u aan te roepen en gedurig te herhalen: O Maria! O Maria! Wat eene kracht, wat eene zoetheid, wat een verlrou-
498
DRIE GEBEDEN 497
wen, wat eene verteedering gevoelt mijne ziel, wanneer ik uwen gezegenden naam uitspreek ; wanneer ik slechts denk aan u! Ik dank irnjnen God, dat bg u. voor mijn welzijn, dien zóó zoeten, zóó beminnelijken en zóó magügen naam heeft gegeven! Ik zal mij echter niet tevreden stellen, met uwen naam alleenlijk uit te spreken, ik wil dien uitspreken met liefde; ik wil dat de liefde het mij onophoudelijk herinnere. dat ik u moet aanroepen, O Moeder van Altijddurenden Bijstand!
Vijfmaal hef Wees gegroet, enz. als na het eerste gebed.
DERDE GEBED.
O Moeder van Altijddur enden Bijstand! gij zijt de uitdeelster van alle genaden, welke God ons, ellendige zondaars, verleent, en als hij u zoo magtig, zoo rijk en zoo goedertieren gemaakt heeft, dan deed hij dat, opdat gij ons in al onze ellenden zoudt bijstaan. Gij zijt de Voorspreekster der diepst gevallen zondaren, en de meest verlatenen nemen niet te vergeefs hunne toevlugt tot u. Kom dan ook mij ter hulpe, wijl ik mij aanbeveel aan u. In uwe handen stel ik de eeuwige zaligheid mijner ziel. Neem mij op onder het getal
498 MET AFLATEN VERHIJKT.
uwer meest toegenegen dienaars; neem gij mij onder uwe bescherming: dit is mij genoeg. Bijaldien gij mij bijstaat, vrees ik niet mijne zonden, dewijl gij mij derzei ver vergiffenis zult verwerven; vrees ik ook de duivelen niet, omdat gij magtiger zijt dan de gansche hel; vrees ik zelfs mijnen Regter Jesus Christus niet, daar één enkel uwer gebeden voldoende is, om ons met hem te verzoenen. Slechts ééne zaak vrees ik, namelijk, dat ik door nalatigheid zal ophouden mij aan te bevelen aan u, en zoo mijn eigen verderf zal inloopen. O mijne Koningin! verwerf mij de vergiffenis mijner zonden, de liefde tot Jesus Christus, de volharding tot het einde toe en de genade van altoos mijne toevlugt te nemen tot u, o Moeder van Altijddurenden Bijstand!
Vijfmaal het Wees gegroet, enz. als naliet eerste yehed.
TEK EERT. VAN
OHE LIEVE VROIW VAÜ iLTUBDHRESDEN BIJSTAND.
(C3-etrokkeii uit de «cliriften der Kerkvaders.)
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus hoor ons.
Christus verhoor ons.
God, hemelsche Vader, die Maria tot uwe Dochter hebt aangenomen, ontferm u onzer.
God, Zoon, Verlosser dor wereld, die Maria tot uwe Moeder hebt uitverkoren, ontferm u onzer.
God, Heilige Geest, die Maria als uwe Bruid bemind hebt. ontferm u onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, die in Maria als in eene edele rustplaats gewoond hebt, ontferm u onzer.
Heilige Maria, Moeder Gods, verleen my uwen altijddurenden Bijstand.
500 LITANIE TEE EEKE VAN O. L. V.
Begin onzer zaligheid en van alle goed (1) Oorzaak onzer verzoening met God en onzer hoop. (2)
Benige oorzaak onzer zaligheid naast God. (3)
Bron van genade en regtvaardigheid. (4) Hemelsche wolk vol van den regen der lt; genade. (5) 5
Heiligdom van barmhartigheid en heil g der gansche wereld. (6) g
Uitdeelster alhr genaden. (7) d- Middelares tusschen God en de men- | 'g schen. (8) B
è Koninklijke weg om tot God te gaan. (9) gt; g, Magtige Vrouwe door wie wij gered
pii
zijn. (10) p.
Wortel aller zegeningen. (13) ^
Aalmoezenierster van God. (14) Beschermster der gansche Kerk. (15) p Onze steun in onze zwakheden en onze
magtige beschermster. (16)
Overwinnares der oude slang. (17)
Schrik der duivelen. (181 Liefderijke Vrouwe vol ontuitsprekelijke goedertierenheid. (19)
c:
VAN ALTI.IHDUF.r.XliK.N' BIJSTAND. OUl
Moeder aller vertroosting en erbar-
ming. (20)
Allermagtigste middelares en zoetste
beschermster. (21)
Onze verdediging in dit en in het andere leven. (22)
Minnares der zielen. (23)
Vreugde der regtvaardigen en der gan- g-sche wereld. (24) P
Koningin aller vreugde, aller genade
Veilige haven der schipbreukelingen. (28) ^ Heil der dwalenden en der zondaren, g* (29) _ g
Zalig toevlugtsoord in alle gevaren. (aO) g-Kracht der kwijnenden en der strijden- ^ den. (31)
Hoop der gevallenen en der wanhopen- g den. (32) P'
Troost der schuldigen en ellendigen. (33) Toevlugt en beho-id der zondaren. (34) Verkwikking in al onze smarten. (35) Vertroosting en blijdschap der bedroefden. (36)
Ijveraarster voor onze zaligheid. (37)
502 LITANIE TEIl EERE VAN O. L. V.
Onze getrouwe en magtige patrones.
(38)
Die ons de verlossing hebt aangebra^t.
(39)
Die ons het leven bezorgd hebt. (40) Die aan de vervloeking een einde hebt
gemaakt. (41)
Die aanhoudend voor het heil der we-reld smeekt. (44.) |
'g Die aller zaligheid bewerkt. (45) S
S Die de volheid der magt bezit. (46) ^ Die ons den vrede bezorgt. (47) ■3 Die vol barmhartigheid zijt jegens de g' W zond Ten. (48) §
Die Gods toorn en verbolgenheid tot g-bedaren brengt. (49) 13
Die de verdwaalden tot God terugvoert. M
Die de moeder zij' onzer hoop. (51) amp; Die ons de ingangsdeur zijt tot het Paradijs en de zaligheid. (52)
Lam Gods, dat wcgneeir.t de zonden der wereld, spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons, Heer!
VAN ALTIJÜDT7RENDEN BIJSTAND. 503
Lam Gods, dat wegneemt, de zonden der wereld , erbarm u onzer, Heer!
Christus, hoor ons;
Christus, verhoor ons.
Astiphoon. — Heilige Maria, verleen uwe hulp aan de ellendigen, help de kleinmoedig-en, verkwik de bedrukten, bid voor het volk, spreek ten beste voor de geestelijkheid , doe uwe voorspraak gelden voor de aan God too-gewi;de vrouwen, mogen allen die u om uwen heiligen en altijdciurenden bijstand smeeken, uwe bescherming ondervinden.
Bid voor ons, o Moeder van Altijddurenden Bijstand.
Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
GEBED.
O allerbeminnelijkste Koningin, die zoo vurig wenscht ons bij te staan, sta mij krachtdadig bij, sta mij spoedig bij: uwe voorspraak is alvermogend by uwen Zoon, die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen. (Gebed van den H. Alphonsus.)
(1) Exordium salvationis nostriE. S. Petr Dam. Hom. — Initiura totius boni. S. Bern. Serm. — (2)
«tf
504 litanie ter eere van o. l. v.
Causa renonciliationis S. 'Anselm. Gant. Orat. — Ratio spei nostras S Bern. Serm. in Nativ. — (3) Causa salutis noslrae'post Deum S. Odilo Serm. — (4) Fons gra'ite et' justitiae. S. Bern — (5) Nubes imbre gratiarum plena. Hugo de S Vict, in Psalt —
(6) Sacrarium, miseriCordiae. S. ^nselm. Catit. Orat,
— Salvatio totius mundi. S. Ildephons. Serm. 7. —
(7) Dispensatrix omnium gratiarum. S. Bernardin. de nat. Virg. ser. 1. — (8) Mediatrix inter Deum et homines. S. Bonav. Spec. — (9 Via regia ad Deum. S. Bern. de adv. Dom. Serm 2. — (10) Femina per quam salvati sumus. S. Petr. Chrys. Serm — (11) Luminare lucens divinitus. S. Ansel Cant Orat — (12) Sidus iiluminans noctem. S. Ansel. Cant. Medi-tat — (13) Radix benedictionum. S. Bern. Sup. Salve.
— (14) Eleemosynaria Dei. S. Rupert, in Ca t. — (15) Custos totius Ecolesicc. S. Ambros. de laud Virg.
— (16) BjcuIus sus'entationis Adam Persen Mariale.
— Brachium defensioms. S Ansel. Cant Orat — (17) Triumphatrix serpenlis antiqui S Fulbert. Serm. de Nativ. — (18) Timor dtemonum S P'itr Dam de Assumpt. — (19) Femina inaestimabilis benignitatis, S. Bern. Deprecat — (20) Mater consolationis et misericordiae. S Bern, sup Salvo. — (21) Advoca-trix potentissima — S. Ansel Cant Serm — Adjutrix dulcis ld — (-22) Munimen vitae pracsontis et fulu-ra3 — S Amed Lausan. Homil — {9,3 Amatrix animarum. S. Ansel. Lucens. Serm. — (24) Gau-dium justorum et mundi. S Ansel Cant, in Psalt. — S. Petr. Dam, Carm, de Assumpt — (25) Regina gaudii, gratia} et virtutum. Kadm. de excell. Virg. —
VAN ALTIJDDURENDEN BIJSTAND. 505
S. Rupert, in Cant. — (26) S. Bernardin Serm. 51. o. 4. — (27) Glypeus defensionis. Hugo do S. Vict. Serm. — (28) Portus in naufragio. S. Bern, sup. Salve — (29) Venia errantium et peccatorum, S. Bern, sup. Salv. — S. Petr. Dam. Serm. — (30). Salus tuta in periculis. S. Ansel. Cant. Orat. — (31) Fortitudo defioientium et pugnantiuni. S. Bern. Serm. — Adam. Persen. 1. c. (32) Spes labentium et desperatorum. S. Bern. sup. Salve. — (33) Solamen reis et miseris. S. Bern. Serm. ibid. — (34) Refugium peccatorum S. Bern. Serm. — Ereptrix peccatorum. S. Fulber. Serm. 1. — (35) Remedium doloris nostri. Radulph. Ardens. Homil. 2. — '36) Gaudium tribulatorum. S. Ansel. Cant, in Psalt. — (37) H. Alphons. Heerlijkheden van Maria — (38) Patrona fidelis et potens. S. Petr. Dam. Serm. — (39) Adductrix redemptionis. S. Aug. Serm. — (40) Datrix vitce. S. Ansel. Cant. Orat, — (41) Dissolutrix maledictionis, Guerr. Abb. Serm. — (42) Dilatatrix Ecclesiarum. S. Rupert, in Cant. — (43) Sanctificatrix mundi. S. Ansel. Cant, de Concept. — Reparatio vit® omnium. S. Ildephons. de Assumpt. — (44) Obsecratrix pro mundi salute-Arnold. Carnot. de B. Maria. — (45) Beatificatrix om. nium. S, Ansel. Cant. Ser. de Concept. — (46) Po-testas consummata. S. Bern. Serm. — (47) Donatrix pacis, S. Bern. Serm. — (48) Miseratrix peccatorum. S. Petr. Dam. Serm — (49) Refrenatrix irai Dei. S, Ansel. Cant. Orat, — (50) Reductrix perditorum. S. Ansel. Lucens. sup. Salve. — (51) Mater spei nostra S. Ansel. Cant, Invocat. ad. Virg, — (52) Janua pa-radisi, S. Ansel. Cant. Meditat. —
by cle vcrscliillende omstandiglieden waarin men. zich. dagelijks bevinden kan.
1. Alvorens iets te beginnen.
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand! help mij opdat ik alleen om God en volgens zijnen heiligen wil handele en dit werk verrigte. Alles voor u, o mijn Jesusl alles ter liefde van u
2. In moeijelijkheden.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! met uwe hulp vermag ik alles. Sta mij dan bij, o Moeder, en bescherm mij!
3. In kwellingen,
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! help mjj opdat ik mijn kruis geduldig drage, en verkrijg mij de genade van welgemeend en met een opregt hart te kunnen zeggen: Mijn God! dat uw wil geschiede.
4. In vreugde.
O Moeder van Altjjddurenden Bijstand! bedank God met mjj en voor mij.
SCHIETGEBEDEN. 507
Of wel:
Allerzoetste hart van Jesus! geef dat ik u meer en meer beminne.
Of wel:
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het 11. Sakrament des Altaars. (300 dagen aflaat.)
8. In bekoringen, vooral tegen de heilige deugd.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! sterk en ondersteun uw kind: zonder uwe hulp zal ik zeker bezwijken.
Of wel;
O Jesus 1 Maria I (25 dagen aflaat.)
Of wel;
O mijne Koningin en mijne Moeder! gedenk dat ik u toebehoor: bewaar en verdedig mij als uwen schat en uw eigendom.
6. In gevaren tot zonde.
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand ! geef dat ik mijn goeden Jesus niet beleedige en mijne eenige en onsterfelijke ziel niet besmeure door zonden.
SCHIETGEBEDEN.
7. Na eene fout.
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand! verwerf mij door uwe voorspraak een waar en opregt berouw, de vergiffenis en de genade mij door eene goede biecht te zuiveren.
Of wel:
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand! geef dat ik uit ganscber harte moge zeggen; Mijn Jesusl Barmhartigheid 1 (100 dagen aflaat.)
Of wel.
Allerzoetste hart van Maria 1 wees mijne toevlugt. (300 dagen aflaat.)
8. In twijfelachtigheid.
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand! verlicht mij! opdat ik in alles volgens Gods heiligen wil moge handelen.
9. In tegenspoed.
0 Moeder van Altijddurenden Bijstand 1 onthecht mij meer en meer van het aardsche gt; opdat ik voornamelijk de hemelsche goederen zoeke en door uwe voorspraak verkrijge.
508
SCHIETGEBEDEN.
10. In huiselijk verschil.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! zie op ons neder, en geef dat wij allen één van harte en één van ziel mogen zijn in de dienst van uwen goddelijken Zoon.
11. In ziekte.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! verkrijg mij de genezing mijner kwaal en het ophouden van mijn lijden, of geef mij de genade om alles geduldig te verdragen.
12 Bij den dood van personen die ons dierbaar zijn.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand 1 verkrijg door uwe voorspraak de eeuwige rust voor die mij zoo dierbare ziel en verleen mij eene volmaakte onderwerping aan Gods wil.
13, Om zijne roeping te kennen en te volgen.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! verlicht mijnen geest, opdat ik den weg kenne, dien ik bewandelen moet; versterk mijn hart, opdat ik bereidvaardig en edelmoedig de raadsbesluiten des Heeren en Gods plannen volvoere.
509
SCHIETGEBEDEN.
14, Voor de bekeering van anderen,
0 Moeder van Alt j'ddurenden Bijstand 1 toon het alvermogen uwer voorspraak door hem of haar, die mij dierbaar is, tot God terug te voeren.
15. Om de genade der volharding te verkrijgen.
O Moeder van Altijddurenden Bijstand! geef dat ik nooit nalate u aan te roepen, opdat ik door uwe hulp in de liefde en de genade van Jesus tot aan mijnen dood volharde.
510
TEE EEBE VAN
0. I. V, VAN AlTIJDDMENDEN BIJSTAND,
NAAR DE ANTIPHOON:
Sancta Maria, svxccurre naiseris.
Sancta Maria, succurre miseris. Heilige Maria, sta de ellendigen bij.
't Getal van hen die lijden,
Ia Moedor, is zoo groot;
Wie meldt hun rustloos strijden, Wie meldt hun bangen nood? Gij, steeds zoo zoet, zoo teeder. Zie, Moeder, op hen neder.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
Juca pusillanim.es.
Help de Ideinmoedigen.
Zoo velen voelen 't treffen Van tegenspoed die drukt,
512 GEZANG TER EEBE VAN
En kunnen 't hoofd niet heffen Door ramp op ramp gebukt; Gij, rijk aan mededoogen,
Word door hun lot bewogen.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
3.
Befove flebües.
ferhwilc de weemoedigen.
In zuchten en in treuren,
Moet, troostloos, menigeen Zijn trage dagen sleuren In onverpoosd geween;
Gij, vol van medelijden.
Geef in 't geween verblijden.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
4.
Ora pro populo. Bid voor het volk.
En wat al wreede plagen.
Wat sehrikbre zondenstraf Moet gansch het volk niet dragen! Gij, wend Gods gramschap af;
O. L. V. VAN ALTIJDDUEENDEN BIJSTAND. 513
Schenk 't volk weêr door uw bede Het heil van Godes vrede.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
5.
Interveni pro clero.
Spreek ten heste voor de geestelijkheid.
Trek milde zegeningen
Op Gods gezalfden ieêr,
Die 's Heeren magt ontvingen
En ijvren voor zijne eer;
Laat niets hun arbeid hinderen,
Door hen zijn wij uw kinderen.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
Intercede pro devoto femineo sexu. Bid voor het godvruchtig vrouwengeslacht.
Gezegendste aller vrouwen,
Moog 't vrouwelijk geslacht Haar godsvrucht steeds behoüen.
En stille deugdenpracht;
Leer, Moeder, in uw schreden,
Met reinen tred haar treden.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij. 78 22-
514 GEZANG TER EERE VAN O. L. V.
7.
Sentiant omnes Uturn juvamen, quicumque cele
brant tuain sanctam commemorationem. Dat allen, die uwe heilige gedachtenis vieren uwen bijstand ondervinden.
Ja, laat, ja, laat op allen
Uw moederoog, zoo zacht, In zoete ontferming vallen;
Red allen door uw magt:
Toon wat ge kunt daar boven,
Voor die uw grootheid loven.
Maria, Maria, Moeder sta ons bij.
LITANIE ViPi ONZE liEVE VROUW,
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God, Heilige Geest, ontferm u onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Heilige Maria, bid voor ons.
Heilige Moeder Gods,
Heilige Maagd der Maagden,
Moeder der goddelijke genade, lt;
Ongesehondene Moeder,
Beminneljjke Moeder,
e céle-m.
ieren.
LITANIE VAN | ||
Wondervolle Moeder, |
Kon | |
Moeder des Scheppers, |
Kon | |
Moeder des Zaligmakers, |
Kon | |
Allervoorzigtigste Maagd, |
Kor | |
Eerwaardige Maagd, |
Kor | |
Lofwaardige Maagd, |
Kor | |
Magtige Maagd, |
Kor | |
Goedertieren Maagd, |
Lai | |
Getrouwe Maagd, |
r | |
Spiegel der regtvaardigheid. |
Lai | |
Zetel der wijsheid, |
r | |
Oorzaak onzer blijdschap. |
W amp; lt; |
Lai |
Geestelijk vat. |
r | |
Eerwaardig vat. |
Cb | |
Schoon vat van godvrucht! |
O O hi |
Ch |
Geheimzinnige roos, |
O | |
Toren van David, |
0 03 |
toe |
Ivoren toren, |
gel alt | |
Gulden huis, | ||
Ark des Verbonds, |
ge | |
Deur des hemels, |
res | |
Morgensterre, | ||
Behoud der kranken, |
ve | |
Toevlugt der zondaren, | ||
Troosteres der bedrukten. | ||
Hulp der Christenen, |
Cl | |
Koningin der Engelen, | ||
Koningin der Aartsvaders. |
Koningin der Profeten,
Koningin der Martelaren,
Koningin van alle Heiligen , g
Koningin zonder vlek ontvangen,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer, Heer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlugt, o heilige Moeder Gods! verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o roemrijke en gezegende Maagd! onze Meesteres, onze Middelares en onze Voorspreekster! verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.
Bid voor ons, heilige Moeder Gods.
Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
GEBED.
Wy bidden u, Heer! stort uwe genade in
LITANIE VAN
onze harten, opdat w|), die door de boodschap des Engels de menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zi]n lijden en kruis tot de heerlijkheid der verrijzenis worden gebragt. Door denzelfden Christus , onzen Heer. Amen.
SALVE REGINA.
Wees gegroet. Koningin, Moeder van barmhartigheid ; wees gegroet ons leven, onze zoetheid en onze hoop.
Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva.
Tot u verzuchten wij, jammerend en wee-nend in dit dal van tranen.
Welaan dan, onze Voorspreekster, wend tot ons uwe barmhartige oogen, en toon ons na deze ballingschap de gezegende vrucht uws ligchaams, Jesus. O goedertieren o mededoo-gende, o zoete Maagd Maria.
Bid voor ons, heilige Moeder Gods.
Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
GEBED.
Almagtige eeuwige God, die het ligchaam en de ziel der glorierijke .Moedermaagd Ma-
518
ONZE LIEVE VilOÜW. 519
ria door de medewerking des H. Geestes hebt voorbereid, opdat zij de waardige woonplaats van uwen Zoon zou verdienen te worden; geef, dat wij, die met vreugde hare gedachtenis vieren, door hare goedgunstige voorspraak van alle ons bedreigende kwalen en van den eeuwigen dood bevrijd worden. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.
TER EERE
VAN DEN II. ALPIMSIS MARIA DE LIGIORI.
Bisschop en Kerkleeraar.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld! ontferm u onzer.
God, Heilige Geest, ontferm u onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Heilige Maria, zonder zonde ontvangen, bid voor ons.
Heilige Alphonsus Maria, bid voor ons.
LITANIE ENZ.
Apostel der armen enverlatenen, bid voor ons. Blakend van het vuur der goddelijke liefde,
Christus' vurige aanbidder in het H.
Sakrament,
Die alles voor allen geworden zijt, Ervaren gids op den weg der volmaaktheid,
Fakkel uwer eeuw,
es Glorie der priesters en bisschoppen, ^ Hartelijke minnaar van het Kindje Jesus, ^ In ijver voor Gods huis ontstoken, § j esus' edelmoedige navolger , £)
§ Kuisch en maagdelijk naar ligchaam en lt; amp; ziel. i
lt; Liefdevolle vereerder van den lijdenden- g So den Jesus,
Magtige bestrijder der ketterden, K Nederig en geduldig van harte,
Onze veelvermogende beschermer in den hemel,
Pronksieraad der godsdienst en Leeraar
der Kerk,
Rijk aan hemelsche zegeningen,
Spiegel der verhevenste deugden, Toonbeeld der Missionnarissen,
Uitmuntend door alle gaven des H. Geestes,
521
LITANIE ENZ.
yersmader der wereldsche grootheid en
■S rijkdommen, bid voor ons. ts
g Waakzaam herder der u toevertrouwde ^
kudde, o
o
IJveraar voor het heil der zielen, ^ Zalvingvolle schrijver der Heerlijkheden g S van Maria,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer, Heer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
OEBED.
0 God! die door den H. Alphonsus Maria, uwen Belijder en Bisschop, van ijver voor het heil der zielen blakend, uwe Kerk met eene nieuwe nakomelingschap verrijkt hebt, wij bidden U, dat wij door zijne heilzame vermaningen onderwezen en door zjjne voorbeelden gesterkt, gelukkiglijk tot TJ mogen komen. Door Christus onzen Heer. Amen.
522
'en H. Leonardm de Portu Mauritio.
Volgens
Kort onderrisrt over de wijze waarop men de heilige M.is goed. kan. bijwonen.
Om de heilige Mis met voordeel bij te wonen, moet men in vereeniging met den priester deze geheimzinnige offerande aan God opdragen en het viervoudig einde, waartoe de heilige Mis is ingesteld, voor oogen houden. Wij moeten derhalve:
1°. Gods oneindige majesteit en opperheerschappij, die alle eer en allen lof verdienen, door het bijwonen der heilige Mis vereeren en huldigen;
2°. Door de heilige Mis aan Gods regtvaardigheid voldoening geven voor onze zonden;
3°. Hem daardoor tevens voor zijne weldaden bedanken;
4°. En zijnen bijstand en zijne genaden afsmeeken.
Wanneer wij de heilige Mis hooren, mogen wij niet vergeten, dat wij de medeofferaars des priesters zijn en in zijne bediening deelen: immers hij draagt het Misoffer op in onzen naam, en hij vermaant ons, te zamen met hem te bidden, dat God zijne en onze offerande wille aannemen. Daarom moeten wij in
GEBEDEN ONDEH
den geest ons vereenigen met den priester en met hem het heilig offer mede-opdragen.
Om dat alles met meer gemakkelijkheid te doen, kan men zich bedienen van de volgende wijze van Mis hooren.
Als de heilige Mis begint en de priester aan den voet des altaars zich vernedert en het Confiteor bidt, moeten wij ons op dezelfde wijze vernederen; een weinig ons geweten onderzoeken, ons opwekken tot een waar berouw. God ootmoedig om de vergiffenis onzer zonden smeeken, en den bijstand van den heiligen Geest en der heilige Maagd vragen; om de heilige Mis met den meesten eerbied en do diepste godvrucht bij te wonen. Daarna moeten wij de heilige Mis in vier voorname deelen splitsen, om achtereenvolgens aan onze vier voornoemde verpligtingen tegen God te voldoen.
Van het begin der heilige Mis tot aan het Evangelie.
In hot eerste gedeelte der heilige Mis, van het begin tot aan het Evangelie, moeten wij aan onze eerste verpligting jegens God voldoen, namelijk: zijne oneindig lofwaardige majesteit en grootheid aanbidden, vereeren en huldigen. Ten dien einde moeten wij met Jesus Christus ons verootmoedigen voor God; ons verdiepen in de beschouwing onzer nietigheid; met
524
DE H. SilS.
alle opregtheid erkennen, dat wij inderdaad niets zijn voor zijne overgroote majesteit. Aan die gevoelens van inwendige nederigheid moeten wij de uitwendige nederigheid paren, door in de zedigste en eerbiedig-ste houding bij het heilig Misoffer tegenwoordig te zijn; — en in die vernedering des geestes en des ligchaams kan men de volgende gebeden aandachtig lezen.
O mijn Godl ik aanbid u en ik erken u voor mijnen Heer en den meester mijns levens; ik betuig dat ik alles wat ik ben en alles wat ik heb,quot; eenig en alleen aan uwe goedheid te danken heb. Maar wijl uwe opperste majesteit eene oneindige vereering verdient en eene eindelooze hulde vordert, en ik niets anders ben dan een ellendig schepsel, niet in staat om aan deze overgroote verpligting jegens u te voldoen, bied ik u de vernederin-aan en de hulde, welke Jesus zelf u opdraagt op dit altaar.
Datgene wat Jesus doet, wil ik zelf doen. Met hem verootmoedig en verneder ik mij voor uwe hoogste majesteit. Ik aanbid u door de vernederingen welke mijn Verlosser ondergaat. Ik verheug mij en wensch mijzelven er geluk mede, dat mijn goddelijke Jesus in mijn plaats u eene oneindige vereering en hulde aanbiedt.
525
GEBEDEN ONDEU
Hier kan tnen zijn kerkboek sluiten en voortgaan met soortgelijke inwendige akten van ootmoedigheid te verwekken; men kan zich er over verheugen, God zoo oneindiglijk vereerd te zien, en het is voordeelig meermalen het volgende gebed te herhalen:
Ja, mijn God! ik gevoel eene allergrootste voldoening over de oneindige eer, welke door dit verheven offer aan uwe goddelijke majesteit bewezen wordt; mijne vreugde daarover is onuitsprekelijk en mijne tevredenheid kan ik niet door woorden uitdrukken.
Het is echter niet noodig zich letterlijk aan deze gebeden te houden, en met alle vrijheid kan men zich bedienen van alle woorden, welke door opregte godvrucht worden ingegeven: men zorge slechts in ingekeerdheid en innige vereeniging met God te blijven. Op zulke wijze voldoet men het best aan zijne eerste verpligting jegens God.
Van het Evangelie tot aan de Consecratie.
Van het Evangelie tot aan de Consecratie moet men zijne tweede verpligting jegens God vervullen, namelijk: aan Gods regtvaardigtieid voldoening geven voor de menigvuldige zonden welke men bedreven heeft. Men moet dan over zijne zonden nadenken, en bij het zien der groote schulden, welke men aan Gods regtvaardigheid te betalen heeft, kan men met een diep verootmoedigd en vermorzeld hart het volgende gebed uitspreken :
526
BE H. MIS.
527
Ziehier, o mijn God! den verrader, die zoo dikmaals tegen u is opgestaan. Van leedwezen doordrongen verfoei en verafschuw ik mijne ontelbare zonden, en bied u tot derzelver uitboeting de voldoening zelve aan, welke Jesua Christus u op het altaar aanbiedt. Ik offer u op al de verdiensten van Jesus, het bloed van Jesus, ja, denzelfden Godmensch Jesus, die zich gewaardigt, in zijne hoedanigheid van slagtoffer, zijne oneindige offerande tot mijn heil op het altaar ts vernieuwen. En wijl mijn Jesus hier op het altaar mijn Middelaar is en mijn Voorspreker, en wijl hij door zijn kostbaar bloed u voor mij om barmhartigheid smeekt, vereenig ik mijne stem met de stem van dat aanbiddelijk bloed, en bid u, mij de vergiffenis te schenken van de veelvuldige zonden welke ik gepleegd heb .... Het bloed van Jesus roept tot u om barmhartigheid; en mijn hart, doordrongen van droefheid, vraagt u evenzeer om erbarming. 0 God mijns harten! als gij niet tot medelijden jegens mij bewogen wordt door mijne tranen, word het dan door de zuchten van mijnen Jesus! Op het kruishout heeft hij voor geheel het mensch-dom barmhartigheid verkregen: zal hij dan op dit altaar geene vergiffenis voor mij kunnen verwerven? Ja, ik verhoop het: om dat
ÖEBEOEH ONBEE
kostbaar bloed zult gij mij al mjjne boosheden vergeven; en ik van mijne zijde zal nooit tot aan mijn laatsten ademtogt ophouden dezelve te beweenen.
Hier sluit men wederom het kerkboek, om soortgelijke akten van een waar en opregt berouw te herhalen; vervolgens moet men een vrijen loop laten aan de gevoelens zijner ziel, en zonder eenig woord uit te spreken, kan men in het diepst zijns harten tot Jesus zeggen:
Mijn beminnelijkste Jesus! geef aan mijne oogen de tranen van den H. Petrus, aan mijn hart het berouw van de H. Maria Magdalena, aan mijne ziel de droefheid van alle heiligen, die na groote zondaars geweest te zijn, ware boetelingen zijn geworden, opdat ik door de verdiensten dezer heilige Mis-offerande, de volkomen vergiffenis erlange van al mijne zonden.
Deze akten moet men dikwijls in diepe ingetogenheid herhalen, dan kan men zeker zijn, dat men daardoor volkomen voor zijne zondenschuld aan God voldoening zal geven.
Van de Consecratie tot aan de Commnnie.
Onder dit gedeelte der heilige Mis moet men nadenken over de ontelbare weldaden welke men van
528
DE U. MIS.
God ontvangen heeft, en uit dankbaarheid hem een slagtoffer van oneindige waarde opdragen, het aanbiddelijk ligchaam namelijk en het kostbare bloed van Jesus Christus. De Engelen en Heiligen kunnen wij uitnoodigen om God in onze plaats te bedanken. Het volgende gebed is daartoe geschikt.
Ik kniel hier neder voor uw aanschijn, o God mijns harten 1 en ik gevoel mij ten zwaarste tot dankbaarheid jegens u verpligt voor al de weldaden, waarmede gij mij als overladen hebt en welke gij mij later, zoowel gedurende mijn leven hier op aarde als in de eeuwigheid, nog verleenen zult. Ik erken dat uwe barmhartigheden jegens mjj oneindig groot geweest zijn en nog zijn: maar ik ben bereid u die te vergoeden tot den laatsten penning. Tot voldoening voor alles wat ik u verschuldigd ben, offer ik u door de handen des priesters het goddelijke bloed, het aanbiddelijke ligchaam en het onschuldig slagtoffer hier rustend op het altaar. En ik ben er zeker van , dat deze offergave groot genoeg is, om u de gunsten te vergoeden, welke gjj mij geschonken hebt: oneindig is de waarde vau dit offer, en daarom is het kostbaarder dan alle gaven, welke ik tot heden toe van u ontvangen heb of uog in de toekomst ontvangen zal.
78 23
529
GEBEDEN ONDER
Engelen God 3 en gij, gelukzalige bewoners der hemelen! helpt mij in mijne dankbetuigingen aan God, en offert hem tot dankzegging voor zijne veelvuldige weldaden niet slechts deze heilige Mis, welke ik het geluk heb bij te wonen, maar ook alle andere Missen welke nu op de gansche aarde gelezen worden, opdat ik hem daardoor eens volmaakte vergelding geve voor de teedere liefde, welke hij mij getoond heeft, door mij zoovele gunsten te verleenen, en welke hij mij nog toont en immer toonen zal door nieuwe weldaden, welke hij bereid is mij te verleenen nu en in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Met welk een zoet welgevallen zal onze God van goedheid deze welgemeende dankbetuiging aannemen I Hoe zal hij ten eenemale bevredigd en voldaan zijn om deze offergave, die, om hare oneindige kostbaarheid, meer waard is dan de geheele wereld. Om echter deze godvruchtige en teedere gevoelens al meer en meer in ons op te wekken, moeten wij het gansche hemelsch hof uitnoodigen, om God in onze plaats te bedanken, en de Heiligen aanroepen, jegens wie wij eene bijzondere devotie hebben. In de vervoering onzer ziel kunnen wij dan het volgende gebed tot hen rigten;
O gij, die mijne heilige voorsprekers bij God zijt, dankt voor mij zijne liefdevolle goedheid, opdat ik het ongeluk niet hebbe van als een
530
DE H. MIS.
ondankbare te leven en te sterven. Smeekt hem dat hij mijnen goeden wil aanneme en nederzie op de liefdevolle dankbetuigingen, welke mijn Jesus in mijne plaats hem in dit Misofier aanbiedt.
Men stelle zich niet tevreden met deze gevoelens slechts eenmaal uit te drukken, men herhale dezelve verschillende malen; op die wijze, men zij daar zeker van, zal men zich volmaakt kwijten van zijnen derden pligt jegens God.
Van cle Corn.rrran.ie tot aan het einde der Mis.
Terwijl do priester hot ligchaam en bloed des Heeren op wezenlijke wijze nuttigt, moeten wij geestelijker wijze communiceren. Vervolgens moeten wij onze blikken op God vestigen, die in ons hart woont, en met vertrouwen hem groote genaden vragen. Jesus zelf, die op dat oogenblik met ons vereenigd is, *) bidt en vraagt zegeningen voor ons ; en daarom moeten wij dan ons hart als hat ware verruimen, niet tevreden zijn met slechts eenige genaden af te smeeken, maar groote en kostbare gunsten vragen: het offer toch van zijnen Zoon, dat wij hem brengen, bezit eene oneindige waarde. In diepe nederigheid kan men dan op de volgende wijze bidden;
O God mijner ziel 1 ik erken mij uwer gunsten onwaardig; in alle opregtheid belijd ik, dat ik, om de menigvuldigheid en de groot-
*) Geestelijker wijze
531
GEBEDEN ONDER
532
heid mijner zonden, op geenerlei wijze verdien door u verhoord te worden; maar kunt gij de smeekingen wel verwerpen, welke uw aanbiddelijke Zoon u voor mijn welzijn op dit altaar aanbiedt, waarop hij zijn leven en zijn bloed voor mij slagtoffert. O God van liefde! neem de gebeden aan van hem, die mijn Voorspreker is bij uwe majesteit, en verleen mij, om zijne verdiensten, al de genaden, welke gij weet dat mij noodzakelijk zijn om het allerbelangrijkst werk mijner zaligheid te voltooi-jen. In dit uur durf ik beter dan ooit u vergiffenis vragen van al mijne zonden en de genade der volharding in het goede tot het einde toe. En altijd steunend op de gebeden, welke mijn Jesus u opdraagt, vraag ik nog daarenboven voor mijzei ven de genade, o mijn God! om alle deugden in een heldhaftigen graad te beoefenen en uwen krachtdadigsten bijstand, opdat ik waarlijk een heilige worde; en wat de anderen betreft, vraag ik u de bekeering der ongeloovigen , der zondaars en vooral van hen die aan mij door de banden des bloeds of door geestelijke maagschap ver-eenigd zijn. Ik smeek u nog om de bevrijding, niet eener enkele ziel, maar aller zielen, welke op dit oogenblik in het vagevuur lijden: verlos haar uit dien kerker en geef dat die zuiveringsplaats aan al de daar aanwezigen
DE H, MIS.
geopend worde. Mogs eindelijk de kracht iezer offerande onze rampzalige wereld in een a welbehagelijk paradijs van wellusten veranderen , waar gij door alle menschen bemind, geëerd en verheerlijkt wordt, opdat het aan ons allen eens gegeven worde u in de eeuwig-keid te loven en te zegenen Amen.
Hier kunnen wij verder zonder eenige vrees alles vragen wat wij verkiezen, zoowel voor ons zeiven, als voor kinderen , vrienden. bloedverwanten en allen, die ons dierbaar zijn; en latan we niet vergeten Gods bijstand te vragen in al onze geestelijke en tijdelijke behoeften. Tevens moeten wij voor de geheele Kerk bidden en God smeeken, dat hij haar gelieve te bevrijden van de' rampen, we ke haar treffen, en dat hij haar de volheid van al zijne zegeningen verleene. Ons gebed mag niet laauw , maar moet vertrouwend wezen; want zeker zullen onze gebeden, wijl zij door do smeekingen van Jesus ondersteund worden, verhooring vinden.
Als de heilige Mis geeindigd is . zal men niet nalaten eene korte dankzegging te doen en te zeggen:
Wij bedanken u voor al uwe weldaden, o almagtige God! die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Als gij de kerk verlaat, keer dan huiswaarts in deielfde gevoelens en aandoeningen, als of gij bij het bloedig offer van Jesus op den Calvarieberg waart tegenwoordig geweest.
533
Biadz.
Inleidins.............V.
Op den vooeavond der meimaand. Voorbereidende beschouwing.......1
Eerste Dag. De Hoogste waardigheid. . 17 Tweede Dag. De Moeder en het Kind. . 82 Derde Dag. De Bedruktste der Moeders. 47 Vierde Dag. De Heiligste der vrouwen. 62 Vijfde Dag. De Minnares van Jesua . . 78 Zesde Dag. De Moeder der menschen. . 92 Zevende Dag. Het teeken in den Hemel. 106 Achtste Dag. Deelneming van Maria aan
het Verlossingswerk.......121
Negende Dag. Deelneming van Maria aan het Verlossingswerk in deszelfs voltrekking. Het grootste Geschenk. . . 136 Tiende Dag. Deelneming van Maria aan het Verlossingswerk in deszelfs voortzetting. De liefde zonder einde . . . 151 Elfde Dag, Gods Schatmeesteres. . . . 165
inhoud.
bladz.
Twaalfde Dag. Het leven door de vrouw. 180 Dertiekdb Dag. De leidsvrouw der ballingen.............. 190
Veertiende Dag. Het eerste Offer. . .213 Vijftiekde Dag. De sterke Vrouw. . . 230 Zestiende Daq. Het hoogste doel . . . 246 Zeventiende Dag. De grootste Levenskwestie ............261
acnttiendb Dag. De trouwe Pligtbetrach-
ting..............276
Negentiende Dag. De Kruisweg des Levens. 292 Twintigtse Dag. De Zegepalm . . , . 308 Een en twintigste Dag. De schoonste Lelie. 325 Twee en twintigste Dag. De Balsem der
Drie en twintigste Dag. Het dagelijksoh
Vier en twintigste Dag. Bij het licht der
Vijfentwintigste Dag. Het Vaderland in
Zes en twintigste Dag. Voorwaarden ter verkrijging van Maria's Altijddurenden Bijstand. De Moeder der gevallenen. . 403 Zeven' en twintigste Dag. De Hoogvereerde.............418
Achtentwintigstedag.DemagtigeMoeder. 432
535
INHOUD.
Blaüz.
Xegen en twintigste Dag. Het Kinderhart. 447 Dektigste Dag. De gelijkvormigheid der
Een en dertigste Dag. Trouw tot in den
Gebeden door Zijne Heiligheid den Paus met aflaten verrijkt.......494
Litanie ter eere van Onze Lieve Vrouw van Altijddurendon Bijstand. (Getrokken uit de schriften der Kerkvaders), . . 499 Schietgebeden bij de verschillende omstandigheden waarin men zich dagelijks
bevinden kan.........506
Gezang ter eere van O. L. V. van Altijd-durenden Bijstand. Naar de Antiphoon: Sancta Maria, succurre miseris . . .511 Litanie van Onze Lieve Vrouw .... 515 Litanie ter eere van den H. Alphonsus
Maria de Liguori........520
Gebeden onder de H. Mis volgens den
H. Leonardus de Porta Mauritio . . 523 Inhoud.............534
536