EEN KORT WOORD
A A N
DE SYNODE DER NED. HERV. KERK,
DOOK
EEN NED. f-ÏERV, ^REDIKANT.
AAN
DOOR
Ken Ned. Ilerv. Predikant.
BIBUOTH£ËK | MED. HSRV. KERK
—. CL. -
)amp;u
Mijne Heeren!
In weinig woorden waagt de schrijver dezer regelen het, zijne meening te uiten aangaande de gedragslijn, die door Uwe Hooge Vergadering, met hoop op goede uitkomst, in zake de onderlinge verhouding der verschillende partijen in de Ned. Herv. Kerk, kan gevolgd worden. Kort kan zijn ongevraagd advies zijn, dewijl voor Uwe vergadering eene vingerwijzing naar de historie onzer Kerk en naar de bestaande toestanden van liet heden, voldoende mag heeten. Voor algeheele ontbinding der Kerk en voor ontkenning en verwerping van het Synodaal gezag beducht, wenscht hij dat de Synode een modus vivendi voorstelle, waardoor de bezwaren, die verschillende partijen in onzen tijd opwerpen, kunnen worden voorkomen en opgeheven. Met bescheidenheid draagt hij daarom dit geschriftje aan U op en biedt het uitsluitend U ter lezing aan, hopende, dat het niet alleen Uwe overweging waardig gekeurd worde, maar ook Uwe goedkeuring wegdrage.
Een vorm van Bestuur is noodzakelijk. Niemand zal deze stelling op goeden grond weerspreken. Zonder Bestuur zou de Kerk niet vrij maar losbandig zijn. Om niet verder
4
terug te gaan dan tot het jaai' 1816 — zulk een vorm van Bestuur wordt in de inrichting onzer Ned. Herv. Kerk gevonden. Dat echter aan eiken vorm van Bestuur, en derhalve ook aan dezen, eene schaduwzijde te vinden is, lijdt mede geen twijfel. Voor den goedgezinde is dit geen bezwaar , daar hij op deze aarde de volmaaktheid niet zoekt, ook al streeft hij haar na, maar voor den kwaadwillige zij men op zijne hoede.
Of heeft de geschiedenis van 18:31 en volgende jaren ons niet geleerd, dat de krachtige vertegenwoordiging van een beginsel, dat niet zoozeer de Kerk, als wel het Kerkbestuur vijandig is *), voldoende blijkt om bestaande toestanden, zoo niet omver te werpen, dan toch te ondermijnen? Ontevredenheid tocl; met het Bestuur der Kerk, was mode eene der oorzaken , die tot Afscheiding drongen, en van welk gewicht deze actie was, zegt ons de goed georganiseerde en thans, meer dan ooit, zich van hare kracht bewuste Chr. Geref. Kerk. Nelt;ritief kunnen alzoo de Clir. Gereformeerden, indien op hun streven wordt gelet, medewerken aan den bloei der Ned. Herv. Kerk. Wij achten dit noodig, vooral in onze dagen. Geloofden wij niet aan het goed recht van bestaan onzer legale Kerk, wij zouden zelfs bevreesd kunnen worden voor eene bedreiging als die van den gesuspendeei'den predikant van Do veren en (Tenderen, tegen het Class. Bestuur van Heusden. f) En toch, mogen wij al hopen, dat de Ned. Herv. Kerk op hare oorspronkelijke grondslagen zal blijven voortbouwen, de veelvuldige wijzigingen, in hare Reglementen en Besluiten aangebracht, doen ons beducht zijn, zoo
*). Zie de voorrede van H. P. Scholte in de „Kompleete uitgave van de Officiële Stukken, betreffende den uitgang uit het Ned. Herv. Kerkgenootschap.'1 Deel I. pag V.
f). Zie „Offic. Stukkeu etc.quot; Deel 1. pag. 41.
5
niet voor het verlaten van die grondslagen zelf, dan toch voor een krachtigen aanval van meer dan eene zijde, voor een aanval, dien de Kork niet licht te boven zal komen.
Wanneer wij de conditiën, waarin onze Kerk tegenwoordig verkeert, in het oog vatten zooals zij werkelijk zijn, dan worden groote bedachtzaamheid en voorzichtigheid, gepaard met eenige anticipatie op de toekomst, een onafwijsbare eisch. Mogen, gelijk de ervaring leert, enkele pogingen, om de eenheid op de oppervlakte der kerkelijke samenleving te bewaren, tot gunstig resultaat hebben geleid, in de diepte bruist en kookt het nog. De verschillende geestesstroomingen worstelen om de overmacht, nu nog hoofdzakelijk beneden de oppervlakte, maar wanneer straks het monster der Revolutie, fle tijdgeest (wel te onderscheiden van den geest onzes tijds) zijnen kop omhoog steekt, worden — wat God ver-hoedel — alle kerkelijke ordeningen met voeten getreden, en stort althans het gebouw, waaraan van 1816 tot heden gearbeid is, tot puin ineen.
Werkelijk bestaat er bij alle partijen en fractiën, in de Ned. Herv. Kerk, ontevredenheid. Ontvlambare stoffen zijn in overvloed aanwezig. Het vuur van partijhaat is nog niet uitgedoofd maar smeult voort, en moge het uitslaan der vlammen enkele malen door de macht der kerkelijke organisatie zijn tegengehouden, elke nieuwe formule, hoe voorzichtiglijk gesteld, hoe weldoordacht ook, blijkt spoedig aanvoer van nieuwe brandstof te zijn, waardoor de vlam, voor een wijle gedempt, straks met te meer kracht om zich heen zal grijpen. Neen! de geest van onderlinge vijandschap en tweespalt kan op deze wijze niet uitsterven. De openbaring der werkelijke scheiding die er tusschen de partijen onderling bestaat, is langs dezen weg niet te bezweeren. Verdraagzaamheid, die zich alleen in woorden belichaamt, neemt den druk
6
der bezwaren niet weg. En dat men zich bezwaard gevoelt , daarvan getuige het geroep van druk en van verdrukking, waaraan iedere partij op hare beurt zich schuldig maakt. „Non possumus!quot; „Abdiceeren!quot; — deze uitdrukkingen zijn, zoo niet de welsprekende, dan toch de juiste vertolkingen der beginselen, die zich niet naar hunnen aart vermogen te ontwikkelen. Dwang verbittert, ook als hij voor-zichtiglijk en zachtkens wordt opgelegd. (De herinnering aan Belgiës afval is o. i. hier niet ongepast.) Druk verheft den tegenstand. Orthodoxen en Modernen beide, bereiden zich reeds geruimen tijd tot krachtigen tegenstand voor. Uiteenspatting moet o. i. volgen. Zij is, tenzij de kerkelijke quaestie tijdig langs practischen weg opgelost worde, onvermijdelijk. Feitelijk bestaat er eene kloof, die niet gedempt kan worden. Inderdaad kunnen Orthodoxen en Modernen niet samengaan. Het eenig middel om hunne kerkelijke samenleving of liever hunne vrije werking en die der overige fractiën mogelijk te maken, zou, naar wij meenen, een brug kunnen zijn, die uitteraart niet pretendeert de bestaande kloof te dempen, maar haar alleen overspant en de partijen op eigen terrein vrijlaat.
De Synode nu verkeert, onzes erachtens, in goede conditie om, de bestaande scheiding erkennende, die wijziging aan te brengen en daardoor algeheelen ondergang te voorkomen. Zij alleen kan een modus vivendi aangeven, en o. i. is zij, na de ervaring der laatste jaren vooral, daartoe geroepen. Daartoe betrede zij den weg der practijk, en lette op het voorbeeld der Clir. Gereformeerden. Eigenlijk toch, rekenen dezen zich nog tot de Nationale Kerk te behooren, 1) en niemand zal hun dit kunnen of willen beletten. Doch, men vatte de mogelijke gevolgen van dit standpunt in het
1) Zie „Offic. Stukken Deel 1. pag. 108.
oog. Geheel consequent in de realiseering van hun oorspronkelijk uitgesproken beginsel, 1) drijven zij nog, waar dit ook maar eenigszins mogelijk is, propaganda ten koste der Ned. Herv. Kerk. Hun ideaal blijft — onze Kerk, naar hunnen geest ingericht, in de hunne over te brengen en te doen opgaan.
Tot nog toe is hun dit niet gelukt, en zeer haast — zoo schijnt onze Herv. Kerk te denken — zal deze bedreiging niet verwezenlijkt worden. Wij beweren dan ook niet, dat de Chr. Gereformeerden reeds op de puinhoopen onzer Kerk juichen, maar wij zijn er degelijk van overtuigd, dat er periculum in mora bestaat. De geschiedenis sints 1834 heeft ons geleerd, dat — ook in den arbeid der propaganda — langzaam zéker gaat, en het heden roept ons, tenzij wij door moedwillig de ooren te sluiten, die roepstem niet vernemen, krachtiglijk toe: weest op uwe hoede! Het troebel water der tegenwoordige woelingen in onze Kerk, blijkt den Chr. Gereformeerden niet ongevallig te zijn. Zierikzee, waar zich eene Gemeente met een leerend ouderling aan 't hoofd bij de Chr, Geref Kerk kan aansluiten, is daar om dit te bewijzen; want in Z. bestond reeds een Chr. Ger. Gemeente. Maar door de handhaving van meerdere gemeentelijke autonomie dan bij ons, belet de Chr. Geref. Kerk dat niet, ook al zou zich spoedig een derde op dergelijke wijze willen aansluiten. Daar is dus zellfstandigheid door eigen veerkracht, en vrijheid van beweging op eigen terrein, en toch eenheid door kerkverband. En zien wij niet blijkens mededeelingen in de ,/Handelingen van de Synode der Chr. Geref. Kerkquot; van 1877 2) het streven openbaar worden om „de vereeniging van de verschillende fractiesquot;
1) t. a. p. cn pag. 109.
2) Verslag der „Veertiende zitting,quot; artt. 141 en 143.
8
met de Chr. Geref. Kerk //niet te stuiten?quot; Reeds ,/staatquot; in de provincie Gelderland „een evangelist op het punt met zijne geheele Gemeente tot de Clir. Geref. Kerk over te gaan.quot; Moeten deze feiten niet tot nadenken stemmen ? En zullen de ontevredenen der orthodoxe richting in onze Kerk, zich niet na eenigen tijd bij de Chr. Geref. Kerk aansluiten, indien er niet tijdig eene afleiding, voor dezen stroom van ontevredenheid, gegraven worde?
Er bestaat werkelijk periculum in mora, en o. i. behoort het zoowel tot de roeping der Synode, zich goed rekenschap te geven van liet nadeel, dat dergelijke afscheidingen aan onze Kerk reeds toebrachten of berokkenen zullen — als winste te doen met hetgeen zij uit de mildheid der tegenwoordige Chr. Geref. Kerk leert. 1) Te meer omdat hetgeen de Chr. Geref. Kerk doet, uitteraart, bij eene groote partij in onze Kerk onverdacht is, en dewijl het voor ieder onpartijdig beoordeelaar duidelijk moet zijn, dat in de toepassing van het aangegeven voorbeeld, de mogelijkheid van samenblijven is gelegen met behoud van zelfstandigheid.
Naar de mogelijkheid der verkrijging van ,/zelfstandige gemeenten in één kerkverbandquot; gaat toch de geest van onzen tijd uit. Eene zelfstandigheid zoekt men, o. i. eenigermate overeenkomende met die van den vroegeren tijd, toen elke Gemeente, die zich van de Roomsche Kerk afscheidde, zich te eigen bate, maar ook te eigen laste organiseerde, om zich straks bij andere Gemeenten aantesluiten en samen één Bestuur te kiezen, //tot regeling en bescherming van gemeenschappelijke belangen.quot; De kracht der eenheid toch, waardoor eene Kerk kan staande blijven moet van de Gemeenten zelf, niet van het Bestuur uitgaan. Het Kerkbestuur concentreert en leidt alleen die kracht, en de vrijheid der zelfstan-
1) t. a. p. artt. 141 en 142.
9
digheid verhoogt en vermeerdert haar. Zoo in de Chr. Geref. Kerk, waar de verschillende Gemeenten op één kerkelijken, reglementairen grondslag staan, doch verder zelfstandig eigen zaken regelen, zonder dat de Kerk ooit iets officieels te dezen opzichte aangeeft. Om deze reden is de Chr. Geref. Kerk zoo bij uitnemendheid eene Kerk des volks. Men gevoelt zich meer aan de Kerk gebonden, dewijl men zijne ofiers daarvoor beschikbaar stelde, en ook zijne wenschen en begeerten kan verwezenlijkt zien. Geen gezag boven die Kerk, waarmede men niet zou kunnen ingenomen zijn, omdat vrije beweging van verschillende zijden, één hoofddoel bevordert en het Kerkbestuur het orgaan is, dat, als hoogste tolk, de begeerten der Gemeenten uitspreekt en, voor zooveel mogelijk, in feiten belichaamt. De Chr. Gereformeerden hebben voor hunne Kerk veel over. Hunne offervaardigheid, sints hunne uittreding uit het Ned. Herv. Kerkgenootschap, dient hooge-lijk geroemd. Daar is eene krachtige eenheid, doordien zij, hoewel op denzelfden grondslag staande, het recht van zelfstandigheid bezitten.
Voor het ,/zelfstandigequot; — wij bedoelen niet het geïsoleerde — maar voor hetgeen bij vrijwillige verbintenis, door onbelemmerde samenvloeiing van krachten tot stand komt, hebben niet alleen de Chr. Gereformeerden, maar heeft tot nog toe ons Nederlandsche volk steeds veel over gehad. Samenwerking tot eenig doel, als en dewijl men dit wil, behoort in ons goede land waarlijk niet tot de onmogelijkheden. Onze Natie geeft gaarne, mits vrijgelaten in hare keus. Dwang, ook te dezen opzichte, kan haar echter tot een tegenovergesteld uiterste dringen, waarbij zij niet minder bewijst iets voor de realiseering van hare wenschen over te hebben. Het jaar 1572 in onze vaderlandsche geschiedenis, met zijn ,/Tiende Penningquot; etc. staaft deze beweering ge-
10
noegzaam. Genoeg, dat ons volk, onder het genot van vrijheid (die daarom nog geene losbandigheid behoeft te zijn) en van zelfstandigheid (die zich daarom nog niet isoleert) gaarne offert voor het algemeen belang — zoowel voor den bloei van het Godsrijk in het algemeen als voor de Kerk, waartoe het behoort, in het bijzonder.
Erkent nu de Synode, dat deze offervaardigheid ook in onze Kerk bestaat, zij heeft o. i. niets te doen, dan deze te leiden in den weg, dien de Gemeente zelf verlangt. En dat het mogelijk is die offervaardigheid op een doelwit te richten, voorbeelden te over om dit te bewijzen.
Heldring's gestichten — om nu niet te spreken van Neerbosch met zijne Weeshuizen, die nog voor uitbreiding vatbaar schijnen — zijn daar om dit te bewijzen.
Zetten's Gymnasium leverde reeds een niet te versmaden contingent aan de vervulling der vacatures in onze Kerk.
Doetinchem wijst op zijne Vereenigingen voor //opleiding van jongelingen tot Predikanten'' en op eene eerlang te openen Normaalschool, welke Inrichtingen, geplaatst te Doetinchem en te Utrecht, samen een lOOtal jongelieden bevatten.
Mannen als Singendonck, van Oordt, de Hoogeveens, de Pesters, Bichon van IJsselmonde, Beets, Fabricius van Leijenburg, prof. Gunning, Beijnen, wijlen van Loon, van Lennep, Bentinck, de Savornin Lohman, v. d. Borch v. Verwolde en anderen, verbonden gaarne hunne namen aan dergelijke //zelfstandigequot; lichamen.
De Normaalschool te Nijmegen blijft, door de offervaardigheid der christenen gesteund, haar doel met kracht najagen. Vele christelijke scholen, mede door de onbekrompenheid van gelijkgezinden gesticht, ontvingen van die school hare onder-
11
wijzers, en zetten zelf haar bestaan, in weerwil der krachtige concurrentie van Staatswege, voort.
Witteveen heeft zijn Huis van Barmhartigheid, etc.
Schuurman verkreeg, zonder agitatie, de benoodigde som voor het Seminarie te Depok.
Buitenlandsche- en Binnenlandsche Zending werd en wordt door vereenigingen en particulieren bevorderd.
Tal van Evangelisatielocalen verrezen op onderscheidene plaatsen van ons land, en nog breidt zich hun getal, met dat der, voor rekening van vereenigingen en particulieren gevormde. Evangelisten uit.
En — 't zij hier ter loops opgemerkt — plaatsen als Den Helder, Oostwold, Almelo, Winterswijk etc. waar groote localen voor Evangelisatie zijn, zouden het voorbeeld van Zierikzee wel eens kunnen navolgen.
En waar zouden wij eindigen wilden wij eene eenigszins volledige opgaaf doen der Inrichtingen van Weldadigheid etc., welke alle door de offervaardigheid der Nederlandsche christenen werden in 't leven geroepen en gehouden?
Hierom is het ons echter niet te doen. Slechts zij het der Synode indachtig gemaakt, dat zij de krachtsverbrokkeling, door het geïsoleerde standpunt, dat nu nog Evangelisatiever-eenigingen, en wat dies meer zij, verplicht zijn intenemen, kan opheffen en voorkomen, indien zij gelijk de Chr. Geref. Kerk ./de vereeniging dezer fractiën met de Ned. Herv. Kerk, met behoud van zelfstandigheidquot; niet stuit, maar toelaat en bevordert. Vele dezer zelfstandige corporation zouden zich aansluiten en daardoor zouden de krachten, die nu maar al te vaak tegen onze Kerk gericht zijn, of tot bereiking van eenig doel, welk ook, zich buiten haar ontwikkelen, haar ten goede komen. De Kerk zou van deze toelating en kweeking der „zelfstandigheid op één grondslag en in één Kerkver-
12
band,quot; de heerlijkste vruchten kunnen plukken. De Synode heeft slechts ruimte te bieden aan elke zelfstandige beweging, die de bevordering van den bloei des Godsrijks beoogt; eene bedding te graven, waarin de vele beekjes zich uitstorten, om door samenvloeiing één breeden stroom te vormen, die uitteraart gehouden is, zich in de richting der gegraven bedding voorttebewegen. Dit is o. i. de practische maar ook de eenig mogelijke oplossing der Kerkelijke quaestie. Vrijheid en zelfstandigheid, in haar recht van bestaan erkend, in hare onafhankelijkheid gedidd, maar ook in haar streven bevorderd, en daardoor tot medewerking aan het groote doel it den bloei van het Godsrijk in het algemeen en van de Ned. Herv. Kerk in het bijzonder,quot; geleid.
Indien de Synode er toe mocht kunnen komen deze bestaansmogelijkheid van zelfstandige Gemeenten in één Kerkverband geoorloofd en heilzaam te schatten en tot hare verkrijging zelf het initiatief te nemen, zou zij tegelijkertijd aan den, soms zoo bitteren en onedelen, strijd op het gebied van Kerk en School, eene allergezegendste afleiding bezorgen. Onmiddelijk zou zich aller aandacht aan den voorgestelden „modus vivendiquot; hechten en — bedriegen wij ons niet in de teekenen des tijds — de aangewezen richting zou gevolgd worden. In stede van afvoerkanalen te graven tot directe schade voor onze Kerk, zou men den moed hebben zich in den snelwassenden stroom te laten opnemen, terwijl — dit ligt voor de hand — de Synode meester bleef van het terrein. Wij laten het echter aan hare wijsheid over te beslissen of wij geen recht hebben de voorgestelde wijziging juist nu „ad remquot; te noemen, en haar te vragen, dat zij nog in deze zitting een voorstel in dezen geest doe. O. i. is duidelijk genoeg bewezen, dat de bestaande offervaardigheid in onze Kerk groot genoeg is om in de behoeften
r,i
van eigen, ,,zelfstandigequot; gemeenten te voorzien. En voor het volk zou in den bedoelden modus vivendi deze zegen gelegen zijn, dat waarachtige ijver tot bevordering van Christelijk godsdienstig leven, werd opgewekt.
In dezen weg zou de Ned. Herv. Kerk tot de openbaring van waarachtig christelijke levenskracht kunnen komen. Haar karakter als Zendingskerk, dat zij nu wel wat verloren heeft, zou daardoor meer op den voorgrond treden. Zij zou voor de zich aan haar aansluitende fractiën een zegen zijn, déze, in haren schoot opgenomen, zouden weder-keerig haar een rijken zegen schenken. Immers kan het volstrekt niet voor onmogelijk, maar moet het voor zeker gehouden worden, dat onze Kerk, deze mildheid der Chr. Geref. Kerk navolgende, krachten in zicli zal opnemen, die haar, meer dan zij nu beseffen kan, te stade zullen komen.
Dan ook zouden toestanden opgeheven worden als die te Amsterdam, waarvan de volgende becijfering 1) van dei; heer Tinholt gewaagt. Waarlijk! de parallel is treffend . . . 140 duizend Hervormden beschikken te Arasterdam over 10 kerkgebouwen en 27 predikanten, d. i. op 5183 Hervormden 1 predikant. 70 duizend Roomschen daarentegen hebben 19 kerken en 58 geestelijken d. i. 1 geestelijke op 1204 leeken. Deze verhouding is allesbehalve bevredigend voor onze Ned. Herv. Kerk. Om gelijk te staan zouden er ten dienste der Hervormden te Amsterdam 38 kerkgebouwen en 117 predikanten moeten zijn. Ook dan nog waren er te weinig, maar wij moeten het den statisticus toegeven dat deze getallen, die het verschil tusschen Roomschen en Hervormden constateeren, „veel te denken geven.quot; Ook zijn wij het met hem eens als hij zegt; ,/de gedachten,quot; daardoor opgewekt //zijn
1) Te vinden in het „W. \V.quot; van 29 Juni 1. 1 overgenomen uit de „Banier.quot;'
14
niet aangenaam, ze zijn in menig opzicht gedachten van beschaamdheid.quot; Insgelijks spreekt de Redacteur van het W. W. ons uit het hart als hij aan dit citaat de volgende opmerking toevoegt: ,/Men schimpt van Protestantsche zijde wel eens op die offervaardigheid der Roomschen. Ons dunkt, dat men beter deed, wanneer men de Roomschen, zij 't dan ook uit edeler drijfveeren, in deze trachtte natevolgen.quot;
Zou het nu, zoo vragen wij, niet juist een vrucht kunnen en moeten zijn van zelfstandige bemoeiing der Gemeente met de financieele belangen der Kerk, en van advi-seerende en leidende bemoeiing der Synode in deze, dat die pijnlijke tegenstelling tusschen Roomschen en Protestanten, wat de quantiteit der bijdragen betreft, werd weggenomen? Eene doodsche en doodende eenvormigheid, als die zich ook in dezen arbeid der Roomschen openbaart, is voorzeker niet gewenscbt, en mag in onze Kerk niet worden gekweekt. Maar behoeft daarvoor onder ons, vooral wanneer alleen de gelegenheid tot het offeren van vrijwillige bijdragen gegeven wordt, wel vrees te bestaan? Wanneer die bijdragen de vrucht zijn van een zelfstandig beginsel, dat niets anders is dan het beginsel der Kerk zelve? De Roomsche Kerk behaalt, behoudens zeer kleine uitzonderingen, steeds succes in het verwezenlijken harer plannen. Zij doet u-at zij wil, een ideaal, dat — mogen wij ook haar beginsel en doel afkeuren — voor onze Ned. Herv. Kerk vooralsnog veel te grootsch, en onbereikbaar moet heeten. En toch een ideaal, dat in onze Kerk — op den duur — veel meer dan bij de Roomschen voor verwezenlijking vatbaar is. Zien wij niet, tot zekere hoogte, in de Chr. Geref. Kerk hetzelfde geschieden? Ook daar eenheid van doel, leiding tot verkrijging van hetzelfde resultaat voor allen, met behoud van
15
zelfstandigheid — zij het dan ook, dat haar beginsel met dat der Roomsche Kerk verschilt. Ons dunkt, de Synode kon eene poging tot navolging van dit streven wagen en het zou geen wonder zijn — immers de ervaring constateert de mogelijkheid — dat deze poging, op den duur, tot zeer gunstige uitkomst leidde.
Ook kan het de Ned. Herv. Kerk onmogelijk schaden, indien zij aan kleinere en grootere Gemeenten, vrijheid van beweging op eigen terrein, met behoud van Kerkverband toelaat. Iedere fractie, die zich zelfstandig had gevormd, zou geheel voor zichzelf zorg dragen. Men zou voorrechten genieten, doch voor eigen rekening. Geen financieele, maar alleen een reglementaire band zou de onderlinge verhouding dezer corporatiën aanwijzen. De rijkere zou de arme met hare gaven kunnen dienen, en mocht de laatste te hooghartig zijn om op deze wijze haar bestaan gehandhaafd te zien, zij behoefde slechts van haar eigenwillig gekozen standpunt aftewijken, om weer terstond in het lot van die Gemeenten te deelen, die niet tot fractievorming besloten.
Doch door hierover uitteweiden zouden wij het doel van dit schrijven voorbijstreven. Alleen om aanprijzing en nadere preciseering van liet uitgesproken beginsel was het ons te doen. Van alle Consideratie omtrent de uitvoering eener eventueele fractievorming moesten wij ons onthouden. Dit is consequent. De zelfstandigheid zelve, die de verschillende Gemeenten verkrijgen, welke fractievorming wenschelijk achten, kan alleen hier den toon aangeven. Ook de Synode, hoewel, na genomen initiatief door de fractiën, leidend en besturend, geve vooraf geen Considerans aangaande de toepassing. Zij neme alleen het beginsel aan en late iedere fractie in de keus en het gebruik der middelen vrij. Dit is geheel
16
Protestantsch. Alle dwang worde opgeheven en voorkomen. Onze Ned. Herv. Kerk onderscheide zicli hierdoor van de Roomsch-Katholieke. Dit alleen kan o. i. onder den zegen Gods haren bloei bevorderen en voor goed een einde maken aan een hopeloozen strijd, die hare grondslagen ondermijnt en op hare totale verwoesting uitloopt.
,/Wie het middel ter bevrediging kan aanwijzen, zou zeker aan onze Kerk en tevens aan de godsdienst en de Maatschappij een groote dienst bewijzen.quot; Aldus de Heer Schuurbeque Boeije in de Kerkelijke Courant, 1) en wij zijn het hierin met den geachten schrijver eens. Wij willen door Uwe Hooge Vergadering gehouden worden, tot het bewijzen van zoodanigen dienst in dit schrijven eene zwakke poging te hebben gewaagd.
Mocht de Synode dit aan haar alleen gericht woord als zoodanig beschouwen en in overweging nemen, de schrijver zou daardoor zijne moeite reeds beloond zien. Grooter blijdschap echter zou hij smaken, indien het in de toekomst bleek, dat de Synode, onder inwachting van den zegen Gods, voor de ontwikkeling van het hier aangegeven beginsel den weg gebaand — en daardoor de Ned. Herv. Kerk tot vroeger ongekendon bloei gebracht had.
Met deze betuiging Mijne Heerenl en met de beste wenschen voor Uwe Vergadering en voor Uwe personen, noemt hij zich gaarne
£/ugt;' Dienstw. Dienaar,
Een Ned. Herv. Predikant.
)). Zie „logezouden stukkenquot; Kerkel. Courant van 29 Junij 1878.