-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

JOJ

101

HANDLEIDING

TOT TE KENNIS DEK

DOOK

jL.ODEWIJK jVluLDER,

OUD INSI'ECTErn TAN HET LADER ONBF.EWIJS IN UTRECHT.

^■'-jüotheek „r.GROEDERS

,iV E.ERTquot;*

TWAALFDE DEUK.

'S-GRAVENHAGE,

HENRI J. STEMBERG. 1 8 8 3.

-ocr page 6-

Geene exemplaren worden voor echt erkeiul, dan die geteekend zijn door den schrijver.

fiednikt ter Znid-Hollandsche Bnek- pii lliuulelsdnilikerij.

-ocr page 7-

VOORBERICHT.

Hd doel, met hetivelk deze Handleiding iverd samengesteld, is hoofdzakelijk, een helder overzicht te geven van de ontwikkeling van onzen Staat, zonder daarin alle bijzonderheden op te nemen , die bij eene uitvoerige behandeling der zoo rijke geschiedenis van Nederland kunnen vermeld worden.

Ik heb getracht, volledigheid met beknoptheid te vereenigen , volledigheid zonder die al te groote breedvoerigheid, die den leerling in een doolhof van namen en getallen rondvoert, ivelke hem beletten, het geheel te overzien; — beknoptheid, zonder iets weg te laten, dat hem tot een duidelijk begrip noodzakelijk is.

De jaartallen, waarin de voornaamste gebeurtenissen zijn voorgevallen, zijn oreral aangewezen; wanneer de maanden daarbij tevens vermeld iverden, geschiedde dit alleen om de nauwkeurige volgorde der feiten en hun onderling verband niet uit het nog te doen verliezen; geenszins om het geheugen van den leerling daarmede te bezwaren.

-ocr page 8-

Geene exemplaren worden voor echt erkend, dan die geteekend zijn door den schrijver.

Gedrukt ter Zuid-Hollandsche Boek- en Hundelsdrukkerij.

-ocr page 9-

VOORBERICHT.

Hat doel, met heticelk deze Handleiding werd samengesteld, is hoofdzakelijk, een helder overzicht te geven van de ontwikkeling van onzen Staat, zonder daarin alle bijzonderheden op te nemen, die bij eene uitvoerige behandeling der zoo rijke geschiedenis van Nederland kunnen vermeld 'worden.

Ik heb getracht, volledigheid met beknoptheid te vereenigen , volledigheid, zonder die al te groote breedvoerigheid, die den leerling in een doolhof van namen en getallen rondvoert, tcelke hem beletten, het geheel te overzien; — beknoptheid, zonder iets weg te laten, dat hem tot een duidelijk begrip noodzakelijk is.

De jaartallen, waarin de voornaamste gebeurtenissen zijn voorgevallen, zijn oreral aangewezen; wanneer de maanden daarbij tevens vermeld werden, geschiedde dit alleen om de nauwkeurige volgorde der feiten en hun onderling verband niet uit het oo(/ te doen verliezen; geenszins om het geheugen van den leerling daarmede te bezwaren.

-ocr page 10-

Met bijzondere zorg heb ik er mij op toegelegd, al datgene in een helder licht te stellen, hetwelk mij door eene veeljarige ondervinding gebleken is, gewoonlijk de meeste zwarigheden op te leveren.

Moge ook aan dezen twaalfden druk eene even gunstige ontvangst ten deel vallen als aan de vorigen.

L. MULDER.

-ocr page 11-

INHOUD.

I TIJDPERK.

Van de vroegsle tijden tot liet ontstaan der erfelijke leenen. \'aii omstreeks 100 v. Clir. tot omstreeks 1000 na Clir.

Bladz.

1.

De oude gesteldheid van ons vaderland. De Bata-

1

2.

Franken en Saksers. Invoering van den Christelijkeu

godsdienst..............

5

3.

Inrichting der regeering. Leenstelsel.....

9

4.

Invallen der Noormannen. Dood van Karei den

Groote. Ontstaan der erfelijke leenen.....

13

II. TIJDPERK.

Yan liet ontstaan der erfelijke leenen tot aan de afzwering van graaf Pliilips lil. Van omstreeks 1000 tot 1581.

1. Algemeene toestand...........17

2. Het eerste grafelijke stanihuis in Holland. Ontstaan van een vrijen boeren- en burgerstand. 922—1299. 20

3. Holland onder de graven uit het Henegouwsclie stamliuis. 1299—1345 .......... 2fi

4. Margareta van Henegouwen. Oorsprong en begin der Hoeksche en Kabeljauwscbe twisten......27

5. Holland en Zeeland onder de graven uit het Beiersclie stamhuis. Strijd over de opvolffing van Jacoba. 1345—1433 ............. 31

6. Regeering van Philips den Goede en van Karei den Stoute. 1433—-1477 ........... 36

7. Het Hertogdom Gelderland tot 1473 ..... 40

8. Maria van Bourgondië. 1377—1482 ..... 41

9. Begin van de regeering der Graven uit het Oosten-rijksche stamhuis. Eerste voogdij van Maximiliaan. 1482—1494 ............. 45

10. Philips de Schoone. Tweede voogdij van Maximiliaan. 1494—1515 ............. 47

11. Regeering van Karei II. (V). Vereeniging der zeventien Nederlandsche gewesten. Inrichting van het bestuur. Kerkhervorming. 1515—1555 ..... 49

12. Philips III (II). Margareta van Panna, Landvoogdes over de Nederlanden. Willem van Oranje. . . . 55

-ocr page 12-

VI INHOUD.

Jiladz.

§ 13. Begin van de outevredenlieid hier te lande ... 58 ;; 14. Veerbond der Edelen. Beeldenstorm. 1565—1566 . 60 i, 15. Komst van den Hertog van Alva. Eaad van beroerte. 1567 ............. 63

;; 16. Begin van den tachtigjnrigen oorlog. Mislukking

van den eersten inval van Willem van Oranje. 1568 65 ,/17. De tiende penning. Inneming van den Briel. Opstand in Holland, Tweede inval van Oranje. Maatregelen van Alva tot herstel van 's Konings gezag.

Zijn vertrek naar Spanje. 1569—1573 .... 67 u 18. Bequesens Landvoogd. Slag op de Mookerheide. Leiden ontzet. Dood van Requesens. Pacificatie

van Gent. 1573—1576 ......... 72

u 10. Don Jan van Oostenrijk, Landvoogd. Matthias van

Oostenrijk. 1576—1579 ......... 75

« 30. Unie van Utrecht. Afzwering van Philips 11.

1579—1581 ............. 78

III. TIJDPERK.

Van ilc afzwering van Pliilips II tol aan Jen vrede van Munster. Van 1581 tot 1648.

§ 1. Voortzetting van den oorlog. De Fransche furie.

Dood van Willem van Oranje. Wijziging in de

regeering. 1581—1584..............83

n 3. Leicester in de Nederlanden. De Onoverwinnelijke

vloot vernield. 1585—1588 ........ 86

w 3. Inrichting der Staats-stadhouderlijke regeering.

Prins Maurits............88

ii 4. Voortzetting van den oorlog door Manrits. Philips II staat de Nederlanden aan Albertus en Isabella

af. 1590—1598 ............ 93

ii 5. Verdere krijgsbedrijven. Slag bij Nieuwpoort. Beleg

van Ostende. 1598—1604 ........ 95

ii 6. Krijgsbedrijven ter zee. Twaalfjarig bestand ... 98 n 7. De tijd van het twaalfjarig bestand. 1609—1631 . 100 n 8. Zeetochten der Nederlanders. Hunne vestiging in

Oost-Indië. Stichting van Batavia......106

„ 9. Frederik Hendrik. Verbond met Frankrijk. Laatste

jaren van den tachtigjarigen oorlog. 1635—1648 . 108 n 10. Voornaamste gebeurtenissen ter zee en in de koloniën gedurende het laatste gedeelte van den

tachtigjarigen oorlog..........113

// 11. De vrede van Munster. Toestand van de Republiek

en van hare koloniën in 1648 ....... 116

-ocr page 13-

INHOUD.

IV. TIJD PEEK.

\Taii den vrede van Munster tot aan de vestiging van de. Bataafsche

Republiek. \an 1C48 tot 1795, lü.-mIz.

§ 1. Binnenlandsche oneenigheden. Dood van Willem

II. 1648—165G............119

;/ 2. Eerste Stadhouderlooze regeeriug. Groote Vergadering te 's-Gravenliage. Inrichting van het gewijzigde bestuur. Jan de Witt.......123

„ 3. Eerste Engelsche oorlog. Vrede van Westminster.

Acte van seclusie. 1652—1654.......127

a 4. Krijgsbedrijven in de Oostzee. Intrekking van de Acte van seclusie. Verbonden met Frankrijk eu Engeland. 1658—1662.......... 131

,/ 5. Tweede Engelsche oorlog. Oorlog met den Bisschop vau Munster. Vrede van Breda. 1664-1667. 133 a 6. Inval van Lodewijk XIV in de Spaansche Nederlanden. Eeuwig Edict. Triple alliantie. 1667—1668. 189 u 7. Aanleiding tot den oorlog met Frankrijk, Engeland,

Munster en Keulen. Toestand der quot;Republiek. 141 u 8. Aanval van Lodewijk XIV en zijne bondgenooten

op de Vereenigde Nederlanden. 1672 ..... 144

// 9. W illem van Oranje tot Stadhouder van Holland en Zeeland aangesteld. De gebroeders De VVitt vermoord. Het verder doordringen der Franschen

belet. 1672.............. 147

ii 10. De vijand uit de Republiek verdreven. Vrede met Engeland, Munster en Keulen. Algemeene oorlog.

Vrede te Nijmegen. 1673—1678 ...... 150

n 11. Verdere heerschzuchtige plannen van Lodewijk XIV. Willem III, Koning van Engeland. Oorlog van Lodewijk XIV tegen het Groot Verbond van Weenen. Vrede te Rijswijk. 1679—1697. . . . 153 n 12. Aanleiding tot den Spaanschen successie-oorlog.

Dood van Willem III..........158

n 13 Spaansche successie-oorlog. Vrede van Utrecht.

Barrière-tractaat. 1703—1715 ....... 162

h 14. Toestand der Republiek na den Spaanschen successie-oorlog. 1715—1740......... 166

;/ 15 Oostenrijksche successie-oorlog. Aanval van de Eranschen op de Republiek. Willem IV, Erfstadhouder. Vrede te Aken. 1740—1748 ..... 172

ii 16. Toestand der Vereenigde Nederlanden onder Willem IV. Zijn dood. Princes Anna, Voogdes en Gouvernante. Minderjarigheid van Willem V. 1748—1766 ............. 175

-ocr page 14-

VIII INHOUD.

Bladz.

§ 17. Meerderjarigheid van Willem V. Aanleiding tot

den oorlog met Engeland. 1766—1780 .... 180 if 18. Oorlog met Engeland. Vrede te Versailles.

1780-1783 ............. 181

a 19. Aanmatigingen van Keizer Jozef II. Toenemende binnenlandsche tweedracht. Gewapende tus-schenkomst van den Koning van Pruisen.

1784—1787 ............. 183

u 20. Omwenteling in Frankrijk. Verovering van de Oostenrijksche Nederlanden door de Franschen.

1789-1792 ........... . . 187

// 21. Oorlog met Frankrijk. Een Franseh leger trekt de Nederlanden binnen. Willem V verlaat het land. Bataafsche Republiek. Vrede met Frankrijk

1793-1795 ............. 189

n 22. De koloniën van 1648—1795 ....... 192

V. TIJDPERK.

Van ilc oprichting der Bataafsche Rejiuliliek tot op onzen tijd. Yan 1795 tot 1883.

§ 1. Oorlog met Engeland. Landing der Engelschen in Noord-Holland. Vrede van Amiens. Hernieuwing van den oorlog. Schimmelpenninek, Raad-

pensionnaris. 1795—1806 ........ 196

// 2. Lodewijk Napoleon, Koning van Holland. Inlijving vjiii liet Koninkrijk Holland bij het Fransche Keizerrijk. 1806—1810 .......... 200

z, 3. Nederland onder de Fransche heerschappij. Val

van Napoleon. 1810 — 1814........203

u 4. Herstel van Neerlands onafhankelijkheid. Willem van Oranje, Souvereine vorst. Inrichting van het

Staatsbestuur. 1813—1814........205

n 5. Vereeniging van Noord- en Zuid-Nederland. Slag

van Waterloo. Herziening der Grondwet. 1815. 211

„ 6. De koloniën van 1795—1815 ....... 216

„ 7. Eerste Regeeringsjaren van Willem I. Opstand

in België. 1815—1830 ......... 217

n 8. Tiendaagsche veldtocht. Beleg der Citadel van Antwerpen. Troonsafstand van Willem I. Regeering van Willem II. Troonsbeklimming van Willem III.

1830—1849 ............. 222

n 9. Regeering van Willem III........229

,/ 10. De koloniën van 1815—1883 ...... . 231

Tijdrekenkundig overzicht der voornaamste gebeurtenissen. 234

-ocr page 15-

YADERLANDSCHE GESCHIEDENIS.

I. TIJDPERK.

Van de vroegste tijden tot het ontstaan der erfelijke leenen.

VAN OMSTREEKS 100 VOOK CHEISTUS TOT OMSTREEKS 1000 NA CHRISTUS.

§ 1. De oude gesteldheid van om vaderland.

De Batavieren.

Voor omstreeks 200(1 jaren bestond ons vaderland groo-tendeels uit bosselien, heiden en inoei'asseu. De voornaamste rivier, waardoor liet besproeid werd, was de Rijn, die met drie armen in de zee liep. De zuidelijkste van deze armen, later de Waal genoemd, nam de Maas op, en stroomde westwaarts met een zeer breeden mond (tegenwoordig de mond van de Nieuwe Maas) in de Noordzee. Kien andere arm liep tot de tegenwoordige stad Utrecht voort, en zond van daar een arm (den tegenwoordigen Ouden Rijn) westwaarts naar de Noordzee, en een anderen (later de Vecht) noordwaarts, nitloopende in een groot meer fhet meer Flevo genaamd), dat het zuidelijke gedeelte van de tegenwoordige Zuiderzee uitmaakte, die toenmaals niet bestond. Die arm verliet dat meer aan de noordzijde weder, stroomde verder noordwaarts, waarbij hij een groot eiland (het eiland Flevo) vormde, door zich in twee takken te verdeelen, welke zich verder op weder als de noordelijkste Rijnmond vereenigden (wellicht het tegenwoordige Fliè), die in de Noordzee stroomde. Hoogstwaarschijnlijk waren er nog verscheiden kleinere takken, die zich noord- en westwaarts in zee ontlastten, van welke, nadat door geweldige watervloeden

VA DE RL. GESCI1 1

-ocr page 16-

in de l^dD en 13'ie eeuw de Zuiderzee is outstaau, nu geen spoor meer overbliift.

In het meer Flevo liep ook de Gelderselie Usel uit, die toen nog geene gemeenschap had inet den Rijn, daar de Brususgracht of Nieuwe Usel (van Westervoort naar 'Doesburg) eerst later gegraven is.

De Bieshosch bestond destijds nog niet, en de Zeeuwsche eilanden, evenals die, welke thans het zuidelijke gedeelte van de provincie Zuid-Holland uitmaken, waren nog vast land en zijn eerst later door geweldige doorbraken van de iVWrtfeee gevormd.

De verschillende gedeelten des lands werden door onderscheidene volksstammen bewoond, wier oorsprong men niet kent, en die meestal hunnen naam ontleenen aan de landstreek, welke zij innamen. Zoo leest men van de Marezaten (aan 't meer of aan de zee gezetenen) in het tegenwoordige Zeeland, de Kaninefaten of Konijnenvatters in de duinstreken langs de Noordzee, de Tenkteren in Drente en de Friezen in de noordelijkste gedeelten^ waardoor dan ook het land, dat zich ter wederzijde van het meer Flevo uitstrekte, den naam van Friesland verkreeg ; een naam, waaronder men dikwijls in die dagen en nog lang daarna, zelfs de geheele kuststreek langs de Noordzee tot aan Vlaanderen verstond.

Omstreeks eene eeuw voor het begin onzer jaartelling, kwam een volksstam uit het tegenwoordige Duitschland, dat toen Germanië genoemd werd, den Rijn afzakken, en nam bezit van het eiland, dat door de beide zuidelijke iamp;gt;-arniwi werd gevormd, en alzoo bestond uit de tegenwoordige Jietuwe en het zuidelijke gedeelte van de provinciën Utrecht en Zuid-Holland, aan welk eiland zij den naam gaven van Bat-ouwe, of goede grond 1), waarnaar zij zich zeiven Batouwers, Batouiciereu of Batavieren noemden.

•1) Eene dorre landstreek tusschen Rijn en Usel werd door hen Vale ouwe, d. i. slechte grond, genoemd (tegenwoordig de Veluwe).

-ocr page 17-

De toenmalige bewoners van ons land waren dappere, getrouwe en gastvrije menschen, weinig beschaafd, gehard in den oorlog, en zich in vredestijd meest met de jacht en visscherij bezighoudende. Daar de rivieren, toen nog niet door dijken ingesloten, jaarlijks hun land overstroomden, bouwden zij hunne woningen meestal op hoogten, terpen genaamd, waarvan waarschijnlijk de benaming dorp afkomstig is. Als heidenen aanbaden zij verscheidene goden, voor wie zij in hunne heilige bosschen altaren oprichtten.:.

Te dien tijde was het zuidelijke gedeelte van Europa onderworpen aan de Romeinen, een volk, dat oorspronkelijk slechts in Italië een klein gebied had met de hoofdstad Rome, aan den Tïher gelegen, maar dat zich door zijne dapperheid en veroveringszucht langzamerhand meester had gemaakt van alle omliggende landen, zoodat het Rcmeinsche rijk ten tijde van de komst der Batavieren in ons land niet alleen het tegenwoordige Spanje en Portugul, Italië, Turkije en , Griekenland, maar ook een groot gedeelte van de noordkust van Afrika en van het westen van Azië omvatte.

Jlet overige gedeelte van Europa, namelijk Germanié (ongeveer het tegenwoordige Duitschland). Gallië (nu Frankrijk en België), Brjdtanie (nu Groot-Brittanië en Ierland'), het tegenwoordige I)eneni,arken, Zweden, Noorwegen en Rusland, werden bewoond door eene menigte volksstammen, die in overoude tijden uit Azië in .Europa waren gekomen, en naar gelang cij talrijker werden of door nieuw aangekomene werden verdrongen, zich meer en meer westwaarts en noordwaarts in Europa uitbreidden, en alzoo dat werelddeel, ten noorden van het Eomeinsche rijk, bevolkten.

De heerschzuchtige Romeinen wilden nu ook hun gebied noordwaarts vergrooten. Te dien einde rukte een hunner veldheeren, julius gesar, met een leger Gallië binnen, hetwelk hij veroverde en als een wingewest of overwonnen

-ocr page 18-

4

land bij liet Eomeinsche rijk voegde. Vervolgens trok hij noordwaarts, en de Batavieren, wel inziende dat zij tegen deze ovennacht niet bestand zouden zijn, sloten (54 vóór Our.) een zoogenoemd bondgenootschap met hem, waarbij wel is waar hun land niet geheel en al aan de Romeinen werd onderworpen, maai' zij zich toch verbonden, jaarlijks een zeker aantal hunner kloekste jongelingen te leveren om in de Romeinsche legers te dienen, terwijl de Romeinen zich op het grondgebied der Batavieren vestigden, en er onderscheidene sterkten aanlegden, die zij met hun krijgsvolk bezet hielden.

Het verblijf der Romeinen, toenmaals het beschaafdste volk van de wereld, was een groot voordeel voor de bewoners dezer landen ; zij leerden hunne kri jgsinrichting op beteren voet stellen, hunne beschaving nam meer en meer toe, de macht der Romeinen beschermde hen mede tegen omringende vijandelijke volken, en eindelijk werd de gesteldheid van den bodem verbeterd door het graven van vaarten en het aanleggen van wegen en dijken.

Zoo deed um sus, de stiefzoon van den Romeinschen keizer augustus (8 jaren v. Chr.) de naar hem genoemde Drumsgraclt graven, waardoor de Rijn met den Ysd werd verbonden, en begon hij eveneens eenegracht aan te leggen, die den iniddelsten arm van den Rijn met den zuidelijken vereenigen moest, en die later de Leh werd genoemd. Een zijner opvolgers, corbulo, voltooide dit begonnen werk.

Langzamerhand begonnen de Romeinsche legerhoofden, die de versterkte burchten in deze streken bezet hielden, zich te gedragen, alsof zij landvoogden (1) waren in een veroverd gewest; hetgeen eindelijk aanleiding gaf, dat de

(l) Een landvoogd is iemand, die door een vorst over een gedeelte van zijn gebied wordt aangesteld om liet in naam van dien vorst en volgons do wetten en de bepalingen, welke deze vaststelt, te besturen.

-ocr page 19-

Batavieren naar de wapens grepen onder aanvoering van een hunner opperhoofden, claüdics civilis (69 na Che.), die echter, na twee jaren met heldenmoed gestreden te hebben, genoodzaakt was voor de overmacht te zwichten, en met den Eomeinschen veldheer cerialis het vroegere verbond te hernieuwen, waarbij aan de Batavieren de oude eer en den titel van bondgenooten van Rome gelaten werd. Zij bleven manschappen aan de Romeinsche legers verschatten, maar na dien tijd vind men geen spoor meer van Romeinsche benden of bevelhebbers op hun eiland of ten noorder daarvan.

De goede verstandhouding, die van nu af aan met de Romeinen onderhou len bleef, werkte voortdurend weldadig op den maatschappelijken toestand der Batavieren. De koophandel, waaraan zij vroeger geheel vreemd waren, begon zich bij hen te ontwikkelen, en de steden Tïel, Nijmegen, Wijk bij Buurstede, W'ageningeu en andere, waarvan de Romeinen de grondslagen hadden gelegd, begonnen door dien handel, welke voornamelijk met de aan d ai Rijn gelegen landen gedreven werd, eenigszins tot bloei te komen.

§ Franken en Saksers. Invoering van den Chrutelijken Godsdienst.

Langzamerhand evenwel naderde In t oogenblik,dat liet Ro-meinscherijkzou vernietigd worden. Reeds was het (lüd na Chr.), in twee groote deelen, een Oostersch en een Westersch Ro-meinsch rijk, verdeeld, toen in de 5de eeuw de Germaansche volkeren, die in voortdurende vijandschap met de Romeinen hadden geleefd, herhaalde aanvallen op het Westersche Rijk deden, waardoor zij het weldra geheel ten val brachten (I7() na Ghu.).

quot;Vroeger het dapperste m strijdvaardigste volk der wereld, waren de Romeinen nu door verbastering van zeden, weelde en binnenlandsche onlusten van den heldenmoed hunner voor-

-ocr page 20-

6

ouders ontaard en niet meer opgewassen tegen de krachtige Germaansche volksstammen, die onder den algemeenen naam van Franken (of Vrijen) over de grenzen drongen, en Gallië veroverden (1).

Deze Franken namen nu ook het land der Batavieren in bezit, en weldra verdween de naam van dezen kleinen volksstam geheel en al.

Nauwelijks hadden de Franken zich hier en ia Gallië gevestigd, of nieuwe volksstammen drongen uit het binnenste van Germanië voorwaarts, om zich op hunne beurt in het bezit der veroverde landen te stellen. De voornaamste daarvan waren de Saksers, die zich van een groot gedeelte van ons vaderland meester maakten, maar later (in de óde eeuw) weder door de Franken onder hunnen koning childerik, overwonnen en onderworpen werden.

De Friezen behielden te midden van dat alles standvastig hunne woonplaats en hunnen naam, hoewel zij natuurlijk aan de onophoudelijke oorlogen, die het kenmerk dier tijden waren niet vreemd bleven, en onder de heerschappij kwamen van de Frankische koningen.

Kort nadat het Westersch Romeinsche rijk vernietigd was, stichtte CLOvis, de zoon van childerik, omtrent het jaar 500 in Gallië\\%t Frankische rijk. den oorsprong van het tegenwoordige Frankrijk, en rekende daartoe ook de landen, die het tegenwoordige Nederland en België uitmaken, hoewel de bewoners daarvan de heerschappij der Frankische koningen niet zeer gewillig erkenden. Deze CLovis nam den Christelijken godsdienst aan, en gaf zich zeiven den titel van Allerchristelijksien Koning.

(1) Deze Germaansche stammen droegen verschillende benamingen, als : Saliërs,]Chamaven, Bructeren, Sicambren, Allemannen, enz. Uit hunne woonplaatsen verdrongen door andere volken, die in het Oosten van Europa woonden, en die op hunne beurt door Aziatische volken verdreven waren, kwamen allengs alle bewoners van Oostelijk en Midden-Europa in beweging. Deze gewichtige gebeurtenis, die den ondergang van het Westersch-Ro-raeinsche rijk ten gevolge had, wordt de groote volksverhuizing genoemd.

-ocr page 21-

7

Onder een zijner afstammelingen, dagoberï I, die in 622 aan het bewind kwam, stonden de Eriezen, verbonden met de Saksers, op; maar zij werden onder eene vreeselijke slachting door de Pranken overwonnen. Deze dagobert, een voortrefl'e-lijk vorst, trachtte nu door het invoeren van den Christelijken godsdienst de in zijn gebied wonende volkeren te beschaven, en ze tevens daardoor meer aan zich te verbinden. Hij stichtte daarom in de stad Wïltenbvrg (later Utrecld genoemd) eene kleine kapel, die aan den apostel thojias was toegewijd. Verscheidene Christen-zendelingen, waaronder vooral amandus, bavo, enz., trachtten de Evangelieleer uit te breiden, maar in den beginne met weinig goeden uitslag, hetgeen een natuurlijk gevolg was van de omstandigheden. De nieuwe godsdienst toch, die aan deze dappere en vrijheidsminnende volken gedeeltelijk met het zwaard in de vuist werd opgedrongen, scheen hen tot het geheele verlies hunner onafhankelijkheid en tot volkomen onderwerping aan de gehate Erankische opperheerscnappij te zullen leiden. Het was dan ook voor een groot gedeelte uit staatkunde, dat de Erankisehe koningen de bekeering hunner onderdanen zochten te bewerken, zooals genoegzaam blijkt uit de gewelddadige wijze, waarop zij te werk gingen, en die weinig in overeenstemming was met den geest van het Evangelie. Beter slaagden in de volgende jaren eenige Engelsche zendelingen, als wiLFiUE d, wigbebt en willebroed, welke laatste, na in 695 door den Paus tot Bisschop van Friesland gewijd te zijn, zijn zetel te Utrecht vestigde, en als de eerste Bisschop aldaar wordt aangemerkt.

Hij werd voornamelijk ondersteund door Pepijn van Herstal, die als hofmeier I) van den koning eigenlijk het bewind in het rjk voerde.

1) De Frankische Koningen begonnen omtrent dezen tijd meer en meer van hunne dappere voorouders te ontaarden, en lieten het bestuur van hun rijk en het opperbevel over hunne legers eindelijk geheel over aan hun voor-naamsten ambtenaar, die den titel van Hofmeier (Maire du Pulais') droef.

-ocr page 22-

8

Kakel martel (1), de zoon van pepijn van Herstal, breidde zijn gezag nog meer uit, en werd in zijne waardigheid opgevolgd door zijn zoon pepijn den Korte, die in het jaar 751 koning childerik ITI van den troon stiet, hem in een klooster opsloot, en zelf de regeering aanvaardde. Deze was alzoo de stamvader van het tweede koningsgeslacht, dat over het Frankische rijk heerschte, en dat naar zijn beroemden zoon en opvolger, ka rel deu Groote, het stamhuis der Karolingers genoemd wordt.

Onder de regeering van dezen pepijn den Korte werd een beroemd zendeling, bonifacius, bijgenaamd de Apostel der DuitscUers, door de Friezen vermoord (755).

In 768 stierf pepijn de Korte, en liet twee zonen na, karel en karloman, onder welke liij zijn gebied verdeelde; na den dood van den laatsten nam karel ook het bewind over diens staten in handen.

De zesenveertigjarige regeering van dezen vorst, die met het volste recht de Groote bijgenaamd werd, was in vele opzichten gezegend voor deze gewesten. Hij begreep, dat de invoering van het Christendom, om blijvende vruchten te dragen, gepaard moest gaan met de ontwikkeling van het verstand. Terwijl hij als een uitstekend veldheer de woeste volksstammen in het oosten van Germanië, als de Saksers en anderen, die evenals hunne voorouders in de voorgaande eenwen aanhoudende aanvallen op het Westersch Europa deden, met geweld bedwong, trachtte hij overal waar het vrede was in zijn uitgestrekt rijk, de zeden te verbeteren, de tijdelijke welvaart van zijn volk te bevorderen, en de Christelijke leer uit te breiden door liet bouwen van kerken en het stichten van kloosters en scholen.

De kloosters namelijk, in de 3de eeuw na Christus ont-

1) De bijnaam Martel of de Strijdhamer was liera gegeven om de vele overwinningen, die hij behaald had.

-ocr page 23-

n

staan, waren wijkplaatsen, waarin zich velen in stille afzondering vereenigden, om hun leven te wijden aan godsdienstige overdenkingen en aan het beoefenen van kunsten en wetenschappen. In de barbaarsctie middeleeuwen, toen de onophoudelijke oorlogen allerwegen de beschaving met eene geheele vernietiging dreigden, waren dus deze kloosters van groot nut; daar hunne bewoners [monniken genoemd) nagenoeg de eenigen waren, die zich op het verkrijgen van wetensclrappelijke beschaving toelegden, en door het aanleggen vaii bibliotheken als anderszins beletten, dat de geschriften van vroegere eeuwen verloren gingen.

De meest, verregaande onkunde heerschte dan ook in die dagen, niet alleen onder het volk, maar ook onder do aanzienlijken, waaronder er zelfs maar zeer weinigen waren, die lezen en schrijven kenden. Wetenschappelijke ontwikkeling vond men nagenoeg alleen bij de geestelijken.

§ 3 Inrichting der regeering. Leenstelsel.

Het is noodzakelijk tot juist begrip van vele volgende gebeurtenissen, zich nauwkeurig bekend te maken met de toenmalige inrichting van de regeering in deze landen Bij de krijgshaftige Germaansche volksstammen waren de koningen oorspronkelijk niets dan legerhoofden, die om hunne uitstekende dapperheid of andere krijgsmanshoedanig-heden als zoodanig door het volk gekozen werden, en wier gezag zich niet verder uitstrekte; zij waren de voornaamste onder hunne gelijken.

De wetten werden in groote vergaderingen in de open lucht besproken en vastgesteld, en zoowel de koning als de minste zijner onderdanen was aan het daar bepaalde gebonden.

Bij al die Germaansche volken werd ieder geschil, hetzij groot of klein, hetzij tusschen geheele volksstammen of

-ocr page 24-

TO

tusschen enkele personen, met het zwaard beslecht; zij kenden eeuwen lang niets dan den krijg; oorlogvoeren was hun eenig bestaan; wapenroem hun eenig streven.

Bij de verovering van vijandelijk grondgebied werd dit onder al de overwinnaars verdeeld, waarbij natuurlijk zij, die de meeste macht hadden, of het meest tot de verovering hadden bijgedragen, zich het grootste gedeelte konden toe-eigenen. In den regel werden aan de koningen behalve hun aandeel aan den buit, de minder goed verdeelbare streken, als stranden, rivieren, bosschen, meren, enz. toegekend: men s.oemde dit domeinen. Een stuk lands, zooals aan ieder der overwinnaars ten deel viel, was een vrij en onbeperkt eigendom, en de koning zelf had geen recht hoegenaamd op eenige bezitting van een ander noch om er eenig voordeel uit te trekken, noch om er wetten te geven, enz. Zoodanige bezitting werd een allodiaal goed genoemd; zij, die dat land tijdens de verovering bewoonden, werden tegelijk daarmede het eigendom van den nieuwen heer, mochten niet over hun eigen lijf en goed beschikken, en werden daarom lijfeigenen genoemd, een toestand, die in vele opzichten volkomen slavernij kon genoemd worden.

Diegenen onder de veroveraars, die hunnen grond verkochten of op eenige andere wijze verloren, bleven evenwel vrije mannen, en waren als zoodanig wel onderdanen van het rijk, inaar geen lijfeigenen.

Nevens dit stelsel van algemeene verdeeling van het land, en gedeeltelijk als een gevolg hiervan, ontwikkelde zich langzamerhand de geheele inrichting van het rijksbestuur, welke men eerst in den tijd van kakel den Groote als vast geregeld kan beschouwen, namelijk het leenstelsel, hetwelk in de hoofdzaak op het volgende neerkwam.

De koningen, die, zooals wij gezien hebben, verreweg de grootste grondbezitters waren, konden van het recht,

-ocr page 25-

11

hetwelk hun zoowel als den minste hunner onderdanen toekwam, om over hunne bezittingen te beschikken, gebruik maken, om zoodanige personen, die zij nader aan zich wilden verbinden, of die zij voor gedane diensten wilden beloonen, grondstukken in eigendom te geven, die dan als allodiale goederen ten eeuwigen dage in het bezit van deze personen en van hunne erfgenamen bleven. Maar ieder grondbezitter kon ook zoodanig goed voor een bepaalden tijd afstaan, onder beding, dat hij, aan wien het gegeven werd, daardoor de verplichting op zich nam, hem trouw te blijven en in den oorlog bij te staan, of zoodanige andere diensten te bewijzen, als aan die schenking verbonden werden.

Een goed, ouder zoodanige voorwaarden gegeven, wordt een leen, leengoed of feudaalgoed genoemd. Hij, die het gaf, heette de leenheer; hij, die het ontving, de leenman of vasal.

Men ziet hieruit, dat de gift van een leen, ot' het ver-leien met een leen, zooals men het noemde, in zekeren zin minder aanzienlijk was, dan de gift van een allodlaal goed, vooral omdat bij den dood van een leenman zijne erfgenamen geen recht op het leen hadden, hetwelk alsdan weder aan den leenheer verviel. Er was echter eene voorname omstandigheid, die dit eenigermate wijzigde, namelijk, dat de leenheer bij het ter leen geven van eenig grondgebied, ter zelfder tijde de verplichting op zich nam, ook weder-keerig zijnen leenman bescherming te verleenen, of bij gebreke van dien, zijn recht als leenheer te verliezen.

Hieruit laat zich dan ook verklaren, dat men meermalen in de geschiedenis voorbeelden aantreft, dat bezitters van allodiale goederen, die zich tegen een aanval hunner vijanden niet bestand rekenden, hun land aan een machtiger grondeigenaar in eigendom afstonden, met de bepaling, dat het aan hen en hunne erfgenamen als een leengoed zou gegeven worden, waardoor zij alzoo een beschermer en bondgenoot wonnen.

-ocr page 26-

12

Later begonnen de vorsten ook ambten en bedieningen, waaraan soms aanzienlijke inkomsten verbonden waren, als leen uit te geven.

Een leenman had het recht, om onderdeeleu van zijn feudaal-goed onder dezelfde verplichtingen op zijne beurt in leen te geven aan anderen, die dan achterleenmannen of valvassoren genoemd werden.

Geschillen tusscben een leenman en zijn leenheer over het al of niet nakomen hunner wederzijdsche verplichtingen werden beslist door eene vergadering van ten minste vijf leenmannen, die in nanzien en geboorte aan de daarin betrokkenen gelijk moesten staan, en daarom pares, [pairs, gelijken, evenhooriigm) genoemd werden.

Een leen was dus naar den oorspronkelijken geest van liet leenstelsel niet erfelijk in het geslacht van den leenman ; het werd in het eerst voor een bepaalden tijd gegeven, die zich meestal uitstrekte tot aan den dood van den leenman. Langzamerhand echter werd het gebruikelijk, dat na zijnen dood zijn zoon er mede verleid werd, en toen deze gewoonte eenmaal meer algemeen was geworden, ging zij ongevoelig in een recht over, zoodat in de tiende eeuw het erfrecht van vader op zoon vrij algemeen was vastgesteld. Men dient hier intusschen wel op het onderscheid tusschen de opvolging in de allodiale goederen en in de leenen te letten. In het eerste was het de naaste erfgenaam, die recht op de nalatenschap had, het mocht een zoon, eene dochter, of een verre bloedverwant zijn; bij de leenen daarentegen heeft zich het erfrecht nooit verder uitgestrekt dan van vader op zoon, ook wel van den eenen broeder op den anderen, en ten hoogste vindt men enkele gevallen, dat een leen door broederskinderen geërfd is geworden.

In later tijd, namelijk in de 14!de eeuw, kwam hierin nog eene gewichtige wijziging; men begon toen name-

-ocr page 27-

1.3

lijk ook leenen uit te geven, waarin ook de vrouwen konden opvolgen. Zoodanige leenen noemde men spille-leenen (1) in tegenoverstelling van de zwaar dieenen, waarin alleen mannen liet erfrecht hadden; ook veranderde de leenheer somtijds zwaardleenen in spilleleenen, hoewel zoodanige verandering eigenlijk strijdig was met het aloude leenrecht.

§ 4. Invallen der Noormannen. Bood van Karei den Groote. Ontstaan der erfelijke leenen.

Reeds gedurende de regeering van kakel den Groote werden verschillende streken, tot zijn gebied behoorende, en vooral ons vaderland, vreeselijk geteisterd door invallen van woeste Noordsche volken, uit Denemarken en Noonvegen afkomstig en ouder den algemeenen naam van Noormannen bekend, die zich als zeeschuimers en roovers alom geducht maakten, onze rivieren opvoeren, en overal steden uitplunderden of brandschattingen oplegden-

Na den dood van kakel den Groote (81 l) kwam het Frankische rijk, dat zich van de Ebro tot aan de Elbe uitstrekte, en alzoo een gedeelte van Spanje, geheel Frankrijk, België, de Nederlanden en het westelijk gedeelte van Duitschland omvatte, aan zijnen zoon lodewijk den Vrome, die de nog immer voortdurende invallen der Noormannen meende tegen te gaan door aan een hunner vorsten, die uit zijn land verdreven was geworden, eene landstreek rondom Wijk bij Duurstede, en aan diens beide zonen (2) Kennemer-land en Walcheren in leen te geven. De strooptochten der Noormannen verminderden daarom evenwel niet en

(1) Do leenen waren bij vrouwelijke opvolging, zooals men zeide, aan hot Spinrokken (spinnewiel) vervallen, en de benaming Spilleleen ontleent haren oorsprong aan de spil, waarom het vlas bij hetspinnen gewikkeld wordt.

(2) Door Kennrinerland verslaat men ongeveer dat gedeelte van het tegenwoordige Noord-Holland, hetwelk zich ten noorden van Alkmaar uitstrekt.

-ocr page 28-

14

liielden zelfs nog aan tot iu het begiu der 11de eeuw.

De opvolgers van kauel den Groote waren niet in staat zulk een uitgestrekt rijk te blijven besturen. Reeds lode wijk de Vrome verdeelde het nog bij zijn leven onder zijne drie zoaen, die onderling eenen hevigcn oorlog voerden, welke eindigde met een verdeelingsverdraü te Verdun gesloten (843). Het middelste gedeelte van het uitgestrekte gebied, begrepen tusschen den Rijn en de Schelde, kwam aan lodewijks oudsten zoon, lotharis, en werd, naar zijn naam, Lotharingen genoemd, het oostelijk gelegen land (Buitschland) kwam aan zijn tweeden zoon, lodewijk den Duitse her, en het land ten westen van de Schelde en meer zuidelijk gelegen, aan den jongsten, ka rel, bijgenaamd de Kale.

Men ziet hieruit, dat het grootste gedeelte der Nederlau-de/i (1) tot Totharingeti behoorde, welk rijk na den dood van lothAius een twistappel tusschen Frankrijk en Buitschland werd, totdat Keizer hendrik de Vogelaar het in 9i5 met Buitschland vereenigde, en er een hertog over aanstelde.

De Trankische vorsten en vooral kaiikl de Groote, die liet staatsbestuur in zijn uitgestrekt rijk, zoover het met den toenmaligen toestand bestaanbaar was, op een geregelden voet bracht, stelden over de verschillende onderdeden daarvan overheidspersonen aan, zoowel voor het burgerlijk bestuur als voor de oorlogszaken, om de rechten van den vorst te handhaven, de rust te bewaren, recht te spreken, en de landstreek te beschutten tegen geweld en verrassing; zij voerden den titel van graven.

Buitendien werden over grootere landstreken of volken Hertogen aangesteld, welke naam oorspronkelijk aanvoerders van het heir of van het leger beteekende.

Het belang der vorsten bracht mede, dat hunne ambte-

(1) De naam Nederlanden werd aan deze streken gegeven als een lager gelegen gedeelte van het koninkrijk Lotharingen.

-ocr page 29-

15

naren door persoonlijk aanzien in staat gesteld werden, liet bewind met kracht te voeren, en dit is de reden, waarom zij hun langzamerhand de landstreken, die zij als overheidspersonen bestuurden, in leen gaven, en die waardigheid, zooals hierboven reeds met een enkel woord gezegd is, daardoor erfelijk in hun geslacht maakten. Zoo ontstond in .S(;3 het graafschap Vlaanderen, waarmede boudewijn I door zijn schoonvader, den Frankischen koning kakel den Kale, beleend werd; — in 900 het Graafschap Namen: — in 91(3 het Graafschap Henegouwen enz.

Op dergelijke wijze is ook het Graafschap Holland ontstaan. Reeds sedert vele jaren waren in de streek tusschen de Maas en den Fliestroom (den noordelijken tak van den Rijn, (zie bl. 1) (l) verscheidene graven, als bestuurders van het land, aangesteld, maar de juiste tijd, wanneer een hunner door den vorst tot erfelijk leenman benoemd werd, is in weerwil van de scherpzinnigste nasporingen niet te bepalen.

Men is evenwel gewoon, een zekeren dirk, die in het jaar 922 door Koning kauel den eenvoudige met eene aanzienlijke landstreek, waartoe ook de kerk van Egmond behoorde, werd begiftigd, als den eersten erfelijken Graaf (dit wordt hier in den zin van leenman genomen) van het land tusschen de Schelde en den noordelijken ifo/w-arm aan te merken. Zijne opvolgers namen omtrent eene eeuw later den naam van Graven van Holland aan (2).

Dezelfde onzekerheid, welke ten aanzien van den oorsprong van het Graafschap Holland heerscht, bestaat ook ten opzichte van het Graafschap Gelderland, of liever zooals het oudtijds heette, het Graafschap Gelre, hetwelk waarschijnlijk tegen het einde der elfde eeuw ontstond, en langzamerhand

(1) Men herinnere zich hierbij dat de Zuiderzee toen nog niet bestond.

(2) In den beginne noemde men het land naar den graaf. Men sprak bijv. van het land van Graaf dirk, van Graaf arnoud, enz.

-ocr page 30-

l(i

door bijvoeging van omliggende landstreken, ;ils de Telnwe, het Graafschap Zutfen, het zoogenaamde Rijk van Nijmegen enz., vergroot werd. In 1339 werd het door Keizer lode-wijk IV tot een Hertogdom verheven.

i Iet Bisdom Utrecht had, zooals vroeger gezegd is, zijn ontstaan te danken aan het bouwen der eerste Christenkerk (hl. 7). Onder den eersten Bisschop willebkokd (omstreeks fJOö) en zijne opvolgers werd het Bisdom meer en meer vergroot, zoodat het gezag der Bisschoppen zich allengs uitstrekte over de tegenwoordige provincie Utrecht met Gooiland, Am-stelland en Woerden, te zamen gemeenlijk het Sticht of Neder-xticht genoemd, en Overijsel (het Ooersticht). Buitendien was hun het bewind over Drente en Groningen gegeven, hoewel zij zeiden in het rustig hezit waren van de laatstgenoemde, hun door den Keizer toegewezen landstreken. Door hunne dubbele macht, als hoofd der Kerk in al de Nederlandsche gewesten en als wereldlijk vorst in hun eigen gebied, waren zij zeer geducht, en bij de veelvuldige oorlogen, die zij voerden, maakten zij vaak van hun geestelijk gezng gebruik om hunne oogmerken te bereiken.

In 'Friesland is het leenstelsel nooit in volle werking gekomen. Wel deden de Graven van Holland en de Bisschoppen van Utrecht beurtelings een recht, dat hun door de Duitsche Keizers verleend werd, op Friesland gelden (1), maar de IViezen, trotsch op den eernaam van vrije mannen, hun volgens eene oude overlevering door ka hel den Groote gegeven, weigerden eenige andere heerschappij dan die des Keizers te erkennen, en kozen uit hun midden hunne eigene bewindvoerders, die zij Potestaten noemden.

(1) Sommige Duitsche Keizers droegen, wanneer zij met de Hollandsclie Graven in oorlog waren, de lieerscliappij over FWestów/hetzij aan den JJis-schop van Utrecht, hetzij aan een ander hunner rijksvorsten op. Zoo gal Keizer Hendrik IV in liet laatst der elfde eeuw het ' vind over een deel van Friesland aan egbert, Markgraaf van Saksen, en toen deze in quot;1086 tegen hem opgestaan was, ijelecnde hij er den Bisschop van Ulrei lil mede.

-ocr page 31-

17

Toen later door geweldige overstroommgeu de Zuiderzee werd gevormd, werd daardoor het westelijke gedeelte van Friesland van het overige afgescheurd en onder de benaming van WeM-Friesland aan het gezag der Graven van Holland, tot wier gebied het behoorde (1), onderworpen. Deze laatsten voerden evenwel den titel van lieer van Friesland, en maakten als zoodanig aanspraak op het geheel.

Zeeland, een deel van het vasteland, en niet zooals nu uit verschillende eilanden bestaande, was oudtijds door de Schelde in twee hoofddeelen verdeeld. Gelegen tusschen de machtige Graafschappen Holland en Vlaanderen, was het langen tijd een twistappel tusschen de vorsten dier beide gewesten totdat het eindelijk aan de graven van Holland kwam, na welken tijd Zeeland altijd met Holland onder eenen Graaf voorkomt (^).

II. TIJDPERK.

Van het ontstaan der erfelijke leenen tot aan de afzwering van Philips III.

VAN OMSTREEKS 1000 TOT 1-581.

§ 1. Algemeene toestand.

Tot het juiste begrip van het volgend geschiedverhaal is het noodig, voonif een blik te slaan op den algemeenen toestand van ons vaderland bi j het begin van dit tijdperk. Eene hoofdzaak daarbij is, dat men zich de verschillende gewesten,

(1) Zooals boven gezegd is, strekte zich het Graafschap Holland uit van de Schelde tot aan den Fliestroom (hl. 15.).

(2) Een afzonderlijke Graaf van Zeeland is er nooit geweest. Het was ook geen gewest op zichzelf, daar liet woord Zeeland een algemeene naam was voor die streek gronds, evenals men hoschland, bergland, waterland zegt. Zoo sprak men van het zeeland van Holland, het zeeland van Vlaanderen. Eers' p het einde der 13de eeuw begonnen de Graven van Holland zich Graven van Holland en Zeeland te noemen.

TADEliL. GESCHIED. 2

-ocr page 32-

18

die in later tijd aclitereenvolgens onder één vorst gekomen zijn, in die dagen als gelieel afzonderlijke en van elkander volkomen onafliankelijke staten voorstelt. Wij zien hier dus een Graafschap Holland, dat zich van de Schelde tot den Fliestroow, uitstrekt; een Bisdom Utrecht, waarbij ook langzamerhand Overijsel eu Drente gevoegd werden, die bij het begin van dit tijdperk nog uit verscheidene afzonderlijke graafschappen en heerlijkheden bestonden ; een Graafschap Gelre (later Gelder genoemd), met het Graafschap Zntfeu onder één heer vereenigd, en het land der Friezen, waartoe ook Groningen behoorde, en waar de bewoners geen heer erkenden, maar onder hunne eigene opperhoofden [Potestaten) vrij en onafhankelijk wilden blijven. Deze gewesten grensden ten zuiden aan het Graafschap Vlaanderen, dat een leen was van Frankrijk, verder aan het Hertogdom Neder-Lotharing en, waarvan het noordelijke gedeelte, dat zich tot aan de grenzen van Holland en Gelder uitstrekte, in het eerste gedeelte van dit tijdperk den naam van Hertogdom Brabant verkrijgt en behoudt (1'. Ten oosten daarvan eindelijk lag het Graafschap Limburg, omstreeks 1100 tot een hertogdom verheven.

Meer zuidelijk lagen het Graafschap Artois, evenals Vlaanderen een leen van Frankrijk; het Graafschap Henegouwen, het Graafschap Namen, en het Graafschap Luxemburg (later een Hertogdom'. Het markgraafschap Antwerpen en de Heerlijkheid Mee helen lagen binnen het grondgebied van Brabant ingesloten. Luik was een bisdom.

De toestand der maatschappij was in die dagen eveneens geheel verschillend van den tegenwoordigen.. Het eigenlijk gezegde volk was niet vrij, maar aan de edelen onderworpen,

(1) De lieerschappij van de Koningen en later Hertogen van Lotliaiingen, die zich vroeger ook over de noordelijke Graafschappen Holland, Gelre enz. uitstrekte, verloor daar al zeer spoedig ha re kracht, en beperkte zich binnen het eigenlijke Lotharingen.

-ocr page 33-

19

wier kasteden en groudeigeuclommen, gedeeltelijk als allo-diale bezittingen, gedeeltelijk als feudale goederen van de Graven in achterleen ontvangen, door het geheele land verspreid lagen. Bij den zwaren arbeid, dien de landbewoners voor hunne heeren moesten verrichten, kwam nog de zeer lage trap van ontwikkeling, waarop de landbouw stond, en het gemis zoowel van wegen om hunne voortbrengselen te vervoeren, als van steden, waar zij markten zouden kunnen vinden om ze te verkoopen, zoodat de volksklasse in volslagen armoede en afhankelijkheid leefde. De koophandel was in die dagen nog zeer onbeduidend, en enkele handeldrijvende steden, als Wijk hij Duurstede enz., die in de Sste eeuw begonnen te bloei n, waren in de onrustige tijden die daarop volgden, voornamelijk door de Noormannen, verwoest. Eerst in het tijdperk dat wij nu intreden, begonnenlangzamerhand handel, scheepvaart en visscherij te ontluiken en bronnen van welvaart te worden.

Het gezag der Graven, Hertogen en Bisschoppen was onbeperkt. Zij hadden in hunne landen de Souverêim macht (1), en hoewel zij als leenmannen van het Duitsche rijk aan den Keizer ondergeschikt waren (met uitzondering der Graven van Vlaanderen en Artois, welke gewesten, als boven gezegd is, tot Frankrijk behoorden), verminderde, bij de erfelijkheid hunner leenen en den toenemenden bloei hunner landen, die afhankeli jkheid meer en meer, en bestond weldra alleen nog maar in naam.

Onder hen allen behooren de Graven van Holland tot de aanzienlijksten. Docr aanhuwelijking vermaagschapt aan de grootste vorstengeslachten van die dagen, afkomstig van den hoogsten ïrankischen leenadel, en daardoor in het bezit van uitgebreide allodiale goederen, waaruit zij aanzienlijke inkom-

(1) Souvereine macht noemt men de lioogste macht in eenen staat. Hem, door wien die macht wordt uitgeoefend, en die daarvan aan niemand rekenschap verschuldigd is, noemt men den Souverein.

-ocr page 34-

■zo

sten trokken, heerschers over een volk, dat zich krachtig ontwikkelde, en dat in weinig eeuwen tot grooten rijkdom en welvaart geraakte, kan men hen, niettegenstaande de weinige uitgestrektheid van htm grondgebied, tot de voornaamste vorsten van hunnen tijd rekenen.

Het Graafschap Holland is ontegenzeggelijk liet gewichtigste van al de gewesten, uit welker te zamenvoeging later de Eepubliek der Vereenigde Nederlanden ontstaan is, en treedt dus bij de behandeling van de geschiedenis des vaderlands als van zelf op den voorgrond,

§2. Hei eerste grafelijk stamhuis in Holland. Ontstaan van eenen vrijen hoeren- en burgerstand.

922—1299.

De regeering van de eerste graven van Holland levert weinig belangrijks op, en kenmerkt zich voornamelijk door herhaalde oorlogen met de Friezen, die zij te vergeefs aan ham gezag trachtten te onderwerpen, en door voortdurende twisten met de Bisschoppen van Utracht over onderscheidene deelen van liet wederzijdsch grondgebied, een gevolg van de onnauwkeurige bepaling der grenzen en de onzekerheid van de rechten, waarop zij hunne aanspraken grondden. Zoo stichtte Graaf duik JTI in 1015 eeue sterkte op het zoogenaamde Eiland Merwede (tusschen de Oude Maas en de Merwede gelegen) (1), en deed daar een tol helfan van alle schepen met koopwaren, die de rivier afkwamen. De Bisschop van Utrecht, die aanspraak maakte op dit eiland, haalde den Keizer van Duitschlancl tot zijne belangen over, en op last van dezen, die zijne macht als leenheer van den Graaf wilde doen gelden,

(1) Men herinnere zich, dat de I/ifsbow/i nog niet bestond; liet land, dat toen daar gelegen was, maakte met het tegenwoordige Eiland van JJordf, een deel van het bovengenoemde Eiland Merwede uit.

-ocr page 35-

rukte Hertog godïuied vau Lotharmgen tegen diek ITT op (1018); maar deze laatste behaalde eene volkomen ovenviu-ning. en nam godfmed gevangen, die, zonder losprijs vrijgelaten, bij den Keizer bewerkte, dat het HUand Merwede aan Holland bleef. De daarop gestichte sterkte was de oorsprong van Dordrecht, de oudste stad van Holland.

Onder den volgenden Graaf dirk IV barstte de oorlog om nagenoeg dezelfde reden weder uit, maar eindigde, na eene schitterende overwinning op de Keizerlijken, eveneens voor-deelig voor de Hollanders (1046).

Men ziet hieruit, hoe machtig dit graafschap reeds in minder dan eene eeuw geworden was, en hoe weinig de heerschappij van den leenheer toen nog te beteekenen had.

De menigvuldige oorlogen, welke wij in het begin van dit tijdvak aantreffen, dienden wel om het aanzien der vorsten te verheffen, maar geenszins om den bloei hunner landen te bevorderen. Die bloei was bij de toenmalige samenstelling der maatschappij niet wel mogelijk. Noch de lijfeigenen, die, ge-gedwongen voor hunne lieeren te arbeiden, slechts met moeite hun gezin voor gebrek konden beveiligen, noch de strijdlustige edelen, die door hunne onderlinge oorlogen meer wapenroem dan voordeel over het land brachten, konden de welvaart van het algemeen doen toenemen. Dit kon alleen gebeuren, toen er, ten gevolge van eene weldadige wijziging in de maatschappelijke betrekkingen, eene klasse van vrije burgers ontstond, die zich door verstandelijke beschaving ontwikkelden, door koophandel en nijverheid rijkdom en zoodoende meer en meer aanzien verwierven, en beschermd door vrije instellingen, de vruchten hunner vlijt konden inzamelen en aan hunne kinderen en nakomelingen nalaten.

Verschillende oorzaken, als de toenemende invloed van het Christendom, die de betrekking tusschen lieeren en slaven verzachtte, het voorbeeld van sommige geestelijke vorsten, die

-ocr page 36-

22

aan hunue lijfeigenen de vrijheid gaven, enz. werkten zoowel hier te lande als in het overige van Europa daartoe mede; maar vooral waren er twee hoofdoorzaken, die grooten invloed op liet ontstaan van een vrijen burgerstand uitoefenden, namelijk de kruistochten en het welbegrepen belang der vorsten.

Door de eersten verstaat men die groote legertochten, welke van 1096 tot 1291 dooi bijna alle volken van Europa ondernomen werden, om het Heilige Land en vooral de plaatsen waar Christus geleefd en geleden had, en die sedert door de Turken waren veroverd geworden, aan de handen dier onge-loovigen te ontrukken. Een eenvoudige Pranschemonnik, ïe i'hi van Amiens, die, zooals toenmaals veel gedaan werd, Jeruzalem, had bezocht, om op liet graf van den Heiland zijne gebeden uit te storten, was getuige geweest van de mishandeling, waaraan de Christenen aldaar bloot gesteld waren. Gloeiende van verontwaardiging en door heiligen ijver bezield, reisde hij een groot gedeelte van Europa door, overal met vurige welsprekendheid vorsten en volken opwekkende tot een tocht naar Palestina, om de vijanden van liet Christendom van dien heiligen grond te verdrijven. De krijgshaftige geest dier tijden, welke zich daardoor een schitterend tooaeel van heldendaden geopend zag, vereenigd met de aansporingen van den Paus, die de bevrijding van het heilige graf als een Gode welgevallig werk voorstelde, deed eene algemeene geestdrift ontstaan, waardoor in de twee volgende eeuwen honderdduizenden naar de wapenen grepen. Om het groote doel bevorderlijk te zijn, verklaarden de Pausen, die door hunne geestelijke macht zeer veel invloed uitoefenden, iederen lijfeigene, die mede ter kruisvaart trok, voor een vrij man. Allergewichtigst waren de gevolgen van dezen maatregel: niet alleen omdat vele duizenden deze gelegenheid aangrepen, om aan het juk der dienstbaarheid te ontkomen, maar ook omdat vele edelen aan limine lijfeigenen de vrijheid gaven, uit vrees, dat zij anders als Kruisvaarders naar

-ocr page 37-

TalesÜna zouden trekken, waardoor de landerijen gevaar zouden loopen, bij gebrek aan arbeiders, onbebouwd te blijven liggen. Zij namen ze daarna als loontrekkende mannen in hunnen dienst, en zoo ontstcnd in Europa een vrije boerenstand, die nu, als onderdanen van den vorst en niet meer aan de willekeur van den adel onderworpen, eigen wetten behoefde en verkreeg.

Onder de Xederlandsche vorsten, die aan de kruistocliten deelnamen, vindt men vooral vermeld Graaf boi dewijn IX van Vlaanderen, en de Graven üikk TT, Ploius ITT en Willem T van Holland. De toclitgenooten van den laatste veroverden onder andere (1219) na een beleg van zestien maanden, de stad Dam.iate, aan den Nijl gelegen (1).

Eene tweede hoofdoorzaak van het ontstaan van eenen vrijen burgerstand was het belang van den landsheer.

Tele edelen namelijk waren door hunne groote bezittingen, hunnen rijkdom en hunne verwantschap met aanzienlijke en somtijds vorstelijke geslachten, zeer machtig geworden, zoodat hunne onderdanigheid aan den Torst vaak veel te wenschen overliet. De laatste vond dus in zijne vrije onderdanen een tegenwicht tegen de aanmatigingen van den adel. De lijfeigenen toch, die tot vrije burgers verklaard werden, verkregen danr-door vrijheid voor hunne personen, en voor tien grond waarop zij woonden, waarvoor zij zich tot het opbrengen eener jaar-lijksche rente verbonden : zij blev en evenwel als onderdanen aan het gezag van den Torst onderworpen. Toen zij zich langzamerhand, vooral in 12de en 13de eeuw, in steden ver-eenigden, die allerwege begonnen te bloeien, gaf de Torst aan deze steden bijzondere wetten en rechten, volgens welke de burgers als vrije menschen door de ambtenaren en rechters, welke hij over hen aanstelde, zouden behandeld worden. Eene

(1) Tot eene herinnering aan dit wapenfeit werden in den toren te Haarlem de klokjes opgehangen, de Damiaatjes genoemd, die nn nog eiken avond geluid worden.

-ocr page 38-

24

stedelijke Eegeering, insgelijks door lieai lgt;enoeuid, regelde door bijzondere bepalingen, keuren genaamd, het bestuur. In den beginne werden deze bepalingen gemaakt in overleg met de geheele burgerij, die bij klokkengelui werd opgeroepen; later ging dit recht over op de rijksten en verstandigste!! en die het meest in aanzien waren, totdat eindelijk in de 15de eeuw een bepaald getal burgers aangesteld werden, die de geheele burgerij vertegenwoordigden.

Het was natuurlijk, dat deze burgers, bevrijd van het slaafsche juk der dienstbaarheid, meer voor den Vorst gestemd waren dan voor de edelen, die niet dan ongaarne den toenemenden bloei der steden zagen, en naijverig waren op de voorrechten, haar door den Torst geschonken.

Hierin moet de kiem gezocht worden van de vijandige gezindheid, welke langzamerhand tusschen de Graven van Holland en verscheidene der aanzienlijkste edelen ontstond, en die aan floris V, den voorlaatste van zijn stamhuis, het leven kostte.

Eeeds zijn vader, Graaf willem II (1234—1256), een dapper en rechtvaardig vorst, die op zijn 19de jaar in Dnïtsch-laudioi Iloomsch-Koning (1) verkozen werd, had aan de steden vele voorrechten verleend. Hij deed al wat in zijn vermogen was om zijn volk gelukkig te maken, bevrijdde het van vele lasten, tollen en bezwaren, die de ontwikkeling van handel en nijverheid belemmerden, en legde den grond tot een vreedzamen en geregelden burgerstaat. ^4 amp;«««?•, Haarlem, Delft, Donlreclt /, Middelburg. Zierikzee, Domburg en WesiJcappelle ontvingen ker-ren van hem, waarop het bestuur en de bloei dier steden later gevestigd is. Hij begunstigde kunsten en wetenschappen, verbeterde het toezicht over de dijken, en bouwde een paleis te 's-Gra-venhage (de thans nog bestaande Ridderzaal op het Binnenhof).

(1) Dezen titel droegen de Keizers van Duitschland vóór hunne kroning door den Paus. Willem JI is door verschillende sarnenloopende ornstandig-heden nooit door den Paus gekroond geworden.

-ocr page 39-

25

Zijn zoon floe,is V ging op hetzelfde voetspoor voort, dwong de onrustige edelen den landvrede te onderhouden, duldde geen onderdrukkingen, afpersingen en willekeur, en voerde eene gelijke rechtsbedeel ng in voor aanzienlijken en geringen-

Dit wekte den haat op van verscheidene machtige edelen, als gi.isBUECHT vau Amstel, jan van Kvyk, geiiabd van Velzsn en anderen, die buitendien nog verschillende grieven tegen ïLOüis V meenden te hebben. In het geheim opgezet door j5duaed, Koning van ling eland, die op den Graaf verbitterd was omdat deze zich met zijnen vijand, den Koning van Fran-rijl, had verbonden, smeedden zij eene samenzwering, om zich van zijn persoon meester te maken, en hem gevankelijk naar Engeland te voeren.

In 1296 voerden zij hun verraderlijk opzet uit. overvielen den Graaf, die met hen ter jacht reed, en brachten hem naar het slot van Muiden, om hem van daar naar Engeland in te schepen. Toen het volk samenliep om den beminden vorst te ontzetten, werd hij op eene gruwzame wijze door tax velzex ', n zijne mede-saamgezworenen ter dood gebracht, en viel alzoo als een slachtoffer van zijne liefde voor zijn volk, dat op verscheidene zijner moordenaren eene vreeselijke wraak nam.

Zijn zoon jan I volgde hem op, doch regeerde slechts drie jaren; hij overleed kinderloos in 1299, en met hem stierf het stamhuis der Hollandsche graven, nakomelingen van dirk I in rechte mannelijke linie, uit.

In het geheel hadden er uit dat stamhuis 16 Graven over Holland geregeerd.

Behalve jan I waren er slechts twee gestorven zonder mannelijke nakomelingen, namelijk duik IV (1049) en dirk VII (1203); beiden werden door een broeder opgevolgd. Wei had dirk VII eene dochter ada nagelaten, doch deze was, volgens het leenrecht, onbevoegd tot de opvolging. ïoen hare heerschzuchtige moeder niettemin pogingen had aangewend.

-ocr page 40-

26

haar als Gravin te doen huldigen, was daaruit een binnen-landsclie twist ontstaan, die met de gevangenneming van ada efi de erkenning van haren oom willem I, broeder van den overleden Graaf, eindigde (1201).

§ ;5. Holland onder de Graven uit liet Ilenegouwsche Stamhuis.

1299—1315.

Jan van Avenues, Graaf van Henegouwen, wiens moeder eene zuster was van Graaf willem IT. werd na den dood van jan I door den Keizer met het Graafschap llollarul beleend (129!}). Voortaan vinden wij ook Holland, Zeeland, Friesland en Henegouwen onder het bewind van één vorst.

De vijfjarige regeering van dezen jan TT was een tijd van onrust en krijg. De Vlamingen, in verbond met eene machtige partij in Zeeland, die zijne heerschappi j weigerde te erkennen, vielen in Holland, dat zij bijna geheel veroverden, toen de heldhaftige witte van Haemstede, een zoon van den beminden floiiis V (1), plotseling bij Zandvoort landde, de Hollandsche banier op het Haarlemsche duin plantte (1304lt;), en de geestdrift van het volk deed ontvlammen. Dit stroomde van alle zijden naar hem toe, en stelde hem in staat. Holland van de vreemde heerschappij te bevrijden. Jan TT stierf kort daarna, in hetzelfde jaar-

Onder zijnen zoon en opvolger willeji TTT (1301—1337), die om de bescherming, welke hij aan de steden tegenover de Edelen verleende, door het dankbare volk de Goede werd bijgenaamd, werd Zeeland, dat nu ruim vier eeuwen eene bron van twisten en oorlogen tusschen Holland en Vlaanderen geweest was, door den Keizer als een leen aan de Graven van

(1) Hij was waarschijnlijk uit een geheim huwelijk van floris met eene adellijke jonkvrouw geboren, en had dus geen recht op de erfopvolging.

-ocr page 41-

27.

Holland toegewezen, die zich dan ook sedert dien tijd (1324)) met onbetwistbaar reght Graven van Holland en Zeeland noemden.

Zijn zoon willem IV (1337—1345) was een krijgszuchtig en prachtlievend vorst, die door het aandeel, hetwelk bij nam aan den oorlog tusschen Engeland eu Frankrijk, door schitterende en kostbare ridderfeesten, door buitenlandsche reizen, waaronder eene naar het Heilige land, wel persoonlijk veel roem behaalde, zoodat men hem den Ridder der Eere noemde, maar wiens achteloos bestuur het ongeluk was van deze gewesten. Zijne eigene inkomsten toch werden door dit alles geheel verzwolgen, en uitputting van het land, misnoegen en verwarringen, die later de oorsprong werden van jammerlijke verdeeldheden, waren daarvan het gevolg. Hij sneuvelde in 1345 in een gevecht tegen de Friezen, die hij bestrallen wilde over een opstand, tegen zijne ambtenaren ondernomen.

Zijn dood gal' na korten tijd aanleiding tot het uitbarsten van binnenlandsche beroerten, die voornamelijk haren grond hadden in de tegenstrijdige belangen, welke zich reeds vroeger langzamerhand hadden ontwikkeld. Toen het nu daarenboven tot een strijd kwam over de wettigheid van opvolging in het grafelijk bewind, ontbrandde in Holland het vuur van een burgeroorlog, die gedurende anderhalve eeuw eene reeks van jammeren over het volk bracht.

§ 4. Margareta van Henegouwen. Oorsprong en hegïu der Hoekse he en Kaheljauwsche twisten.

Willem TV was overleden zonder kinderen, broeders of broeders zonen na te laten, en volgens hetgeen wij vroeger over het leenstelsel gezegd hebben, was er dus niemand, die een bepaald recht op den grafelijken zetel kon doen gelden.

Zijne oudste zuster, margareta, gehuwd met den Keizer van Dwitschland, lodewijk van Beieren, was zijne wettige

-ocr page 42-

opvolgster in liet Graaf schap Heuegouweii, hetwelk een vrou-v. enleen was, dat is (bl. 13) een zoodanig leen, waar ook vrouwen tot de opvolging gerechtigd waren.

De Graafschappen Holland en Zeeland daarentegen waren zwaardleenen (waar geene vrouw mocht opvolgen), en dus volgens de wetten der leen regeering, vervallen aan het Duitsche rijk. De Keizer moest derhalve een nieuwen Graaf aanstellen, en niets was natuurlijker dan dat hi j daartoe een zijner zonen bestemde, die de naaste mannelijke bloedverwanten van willem IV waren. De oudste, verloofd met eene dochter van den Poolschen Koning casimir. had het uitzicht op de kroon van Polen, en deed van zijne aanspraken op het Graafschap Henegouwen, waar hij na den dood zijner moeder zou moeten opvolgen, afstand ten behoeve van zijnen broeder willem. Deze laatste zou waarschijnlijk door zijnen vader. Keizer lodewijk, met Holland en Zeeland beleeud zijn geworden, om zoodoende de drie rijke Graafschappen in zijn geslacht bijeen te houden, indien margaeeta, eene heerschzuchtige en listige vrouw, haren echtgenoot niet had overgehaald, haar in plaats van haren zoon met Holland en Zeeland te beleenen, terwijl deze laatste, als haar plaatsvervanger, die gewesten zou besturen met den titel van Verheider of Verbeidende (1).

Lode wijf: was zwak genoeg om, met schending van het leenrecht, dien eisch in te willigen. Maugareta vertrok naar deze gewesten, waar zij eenige maanden zelve het bewind voerde, en door het schenken van vele gunsten, aanzienlijke betrekkingen als anderszins, eene menigte edelen aan zich verbond, die uit eigenbelang de onwettigheid van de nan-stelling eener vrouw in een zwaardleen over het hoofd zagen, terwijl zij daarentegen verscheidene anderen, die zich niet naar hare inzichten voegden, uit het bewind verwijderde.

(1) Van liet woord verheiden, afwachten-, de Verbeider was dus degene, die voorloopig het bewind voorde, om later op te volgen.

-ocr page 43-

•29

Na korten tijd vertrok zij weder naar Duitse/daad, en liet haar zoon willem als Verheuler achter, omringd door hooggeplaatste edelen, die allen maegaeeta toegedaan waren, waardoor zijn gezag zeer beperkt was, en hij dikwerf in de uitoefening daarvan werd belemmerd. Dit duurde tot 1349, toen margareta, die haar gemaal ruim een jaar geleden had verloren, en in vijandschap was met den nieuwen Keizer KAKKLXV-t (1), met reden bevreesd werd, dat deze haar de waardigheid van Gravin van Holland en Zeeland ontnemen mocht, en dus vrijwillig daarvan afstand deed aan haren zoou, die nu als willem V het bewind aanvaardde (Maart 1349). Hij was alzoo de eerste Graaf uit het Beiersche stamlmis, die in Holland en Zeeland regeerde en tevens heer van Friesland was.

De vroeger door maiigaueta van hunne betrekkingen beroofde edelen kwamen nu in aanzien, en begunstigd door den nieuwen Graaf, vervingen zij langzamerhand hen, die hem tot hiertoe door het toedoen van margaueïa omringd en groo-tendeels de macht in handen gehad hadden. Deze laatsten, hierover verbitterd, vormden eene partij tegen den Graaf en begonnen openlijk hunne vijandelijkheden tegen hem, door op den 15den Mei 1350 de stad aarden in de asch te leggen.

Nu vereenigde zich willem ten nauwste met zijne vrienden en met nagenoeg alle steden, die den 23sten Mei een verbond met hem sloten, waarbij hij plechtig beloofde, bij hen te zullen blijven, terwijl hij te gelijker tijd zijne vijanden uit het land verbande. Vier dagen later herriep margareta haren vroeger gedanen afstand, en hernam den titel van Gravin, op grond, dat willem niet voldaan had aan eene voorwaarde, tot welke hij zich bij het aannemen der grafelijke waardigheid verbonden had.

(1) In JDuilschland was de waardigheid van Keizer niet erfelijk, maar na den dood eens Keizers werd er een nieuwe gekozen door zeven vorsten van liet rijk, die daarom den titel van Keurvorsten voerden.

-ocr page 44-

30

Die voorwaarde, welke niet in de akte van afstand opgenomen, maar als onderhandsche bepaling daarbij was gevoegd, was dat hij aan zijn moeder jaarlijks zou nitkeeren de som van 10000 oude schilden (26 a 27000 gulden). Bij den ongun-stigen toestand, waarin zich de geldmiddelen bevonden, en de vele schulden die het land drukten, was het willem onmogelijk, aan die voorwaarde te voldoen.

Zijne partij, voor het grootste gedeelte bestaande uit de steden, die, bevreesd voor de terugkomst van maiigareta's gunstelingen, het krachtige bestuur van den Graaf boven eene vrouwenregeeriug verkozen, en uit verscheidene edelen, die de wettigheid van maugaketa's aanstelling nooit erkend hadden, en haar dientengevolge ook het recht ontzeiden, voor haren afstand een jaargeld te bedingen, spoorden hem nu aan, zich op den den grafelijken zetel te handhaven. Hij gaf aan dien wensch gehoor, en zoo barstte er een binnen-landsche oorlog los, waarvan, zooals uit het bovenstaande blijkt, de twist over de opvolging in het Graafschap Holland en Zeeland de naaste aanleiding was, maar die door twee groote partijen, welke zich vormden en wier belangen lijnrecht tegen elkander over stonden, nog lang bleef voortduren nadat het geschil over de erfopvolging reeds geheel en al was verdwenen.

Het is vooral noodzakelijk, hierbij wel te letten op den maatschappelijken toestand van die dagen.

Wij hebben gezien hoe, bij het verdwijnen der lijfeigenschap en het ontstaan van een vrijen burgerstand, de welvaart van het volk en de bloei der steden voortdurend toenamen. De edelen, in vroegere eeuwen onbeperkte gebieders over hunne onderhoorigen, verloren meer en meer van huime macht. Daarbij kwam aan den anderen kant het vermeerderd aanzien der Graven, die door het toenemen van hunnen rijkdom, het vergrooten hunner familiebezittingen, hunne ver-

-ocr page 45-

31

maagschapping niet buitenlandsche vorsten, enz. ziek langzamerhand verre boven de andere edelen verheven hadden, en niet meer, zooals in vroegere tijden, als hunne gelijken, maar wel degelijk als hunne souvereinen konden aangemerkt worden. Geen wonder dus, dat die edelen, welke zooals gedurende het kortstondige bewind van Margareta bleek, partij konden trekken van eene vrouwenregeering om voor zichzelven voorrechten te bedingen, gunstig voor zoodanige regeering gestemd waren, en hoopten daardoor het overwicht over den zich meer en meer ontwikkelenden burgerstand te herwinnen. Deze laatste daarentegen, naar vooruitgang strevende, sloot zich nauwer aan den vorst, die ook wederkeerig in de voortdurend toenemende kracht der natie zijnen steun vond tegen de aanmatigingen van den vaak weerspannigen adel. Wanneer men dit wel inziet, wordt het ook duidelijk dat de nu uitgebarsten tweespalt anderhalve eeuw heeft kunnen voortduren, en dat zij niet kon eindigen, dan toen de macht van den adel geheel gebroken en die van den Sou-verein on wrik baai' gevestigd, en het volk onafhankelijk was geworden van den adel en alleen onderdanig aan den Vorst.

§ 4. Holland eu Zeeland onder de Graven van het Beiersche stamhuis. Strijd over de opvolging van Jacoba.

1354—1433.

De voormelde binnenlandsche krijg, bekend onder den naam van Huekschen en Kabeljauwschen burgeroorlog (1), werd in den beginne door margareta, bijgestaan door haren zwager, Koning edi ard van Engeland, met voordeel gevoerd,

(1) Het was in dien tijd gebruikelijk, dat al degenen, die tot de hofhouding van een vorst behoorden, eene kleeding droegen van dezelfde kleuren als die, welke in 's vorsten geslachtswapen voorkwamen. Die van het wapen van Beieren zijn blauw en wit in schuinsche ruiten. Ten gevolge van hunne

-ocr page 46-

32

maar weldra bekwam willem de overhand door eene groote overwinning op de Maas (1351), waarvan eene verzoening het gevolg was (1354). Maegareta, die daarbij hare aanspraken opgaf, stierf in het volgende jaar, zoodat willem V nu ook de grafelijke waardigheid in Henegouwen aanvaardde. Toen hij evenwel in 13^3^rankzinnig werd, nam zijn broeder. Hertog albrecht, vooral begunstigd door de Hoeksche partij, als Ruwaard (1) het bewind in handen, en volgde in 13S9, toen willem gestorven was, hem als graaf van Hollawl, Zeeland en Henegouwen op.

Hij, en na hem zijn zoon willem VI, die hem in 14Ö1 opvolgde, voerden een hevigen oorlog met Friesland, hetwelk zij te eerder meenden te kunnen onderwerpen, omdat het door inwendige partijschappen, die der Schieringers en Vetkoopers (2), geteisterd werd. Aanvankelijk werden er door de Hollanders wel eenige voordeden behaald, doch deze gingen weldra weder verloren, zoodat willem quot;VI eindelijk niets meer dan Stavoren behouden had, en toen in 1414 ook deze stad door de Friezen werd veroverd, was zijn gezag over Friesland geheel vernietigd.

Willem had, evenals zijn vader, de Hoekschen boven de Kabeljauwschen begunstigd; de stedelijke regeeringen waren bijna overal veranderd en in handen van de aanhangers der Hoeksche partij gekomen, en daardoor was het hem dan ook gelukt, in 1116 de belofte van zijne onderdanen te verkrijgen, dat zij, wanneer hij geen zoon

kleeding tnet deze schubaclitige ruiten werden de aanhangers van willem spottenderwijs Kabeljauwen genoemd, terwijl de aanhangers van marga-reta zich zeiven Hoeken (waarmede men die visschen vangt) noemden.

(1) Ruwaard was de titel van iemand, die het bewind tijdelijk voerde in naam van den Souverein. Dit woord heteekent eigenlijk Rust (Buhe)-Bewaarder.

(2) Deze beide partijen in Friesland hadden haren oorsprong, evenals zulks gedeeltelijk met die der Hoekschen en Kabeljauwschen het geval was, in een strijd tusschen den ouden en machtigen adel (de V'./hoopers) en do grondbezitters (Schieringers).

-ocr page 47-

33-

naliet, zijne dochter jacoba als Gravin van Holland en Zeeland zouden erkennen.

Dit gebeurde dan ook merkelijk toen hij in het volgende jaar (1417) stierf, doch daar de Kabeljauwsche partij, vasthoudende aan het beginsel, dat Holland geen vrouwenleen was, zich terstond daartegen verklaarde, werd het land opnieuw een prooi van vernielende burgeroorlogen. De Hoek-schen huldigden jacoba als Gravin, en den nietsbeduidenden Hertog jAisr van Brabant, met wien zij in 1418 huwde, als Graaf, zonder de rechten van den Keizer als Leenheer daarin te kennen; terwijl de Kabeljauwschen den broeder van Willem VI, jan van Beieren, voor hun wettigen vorst verklaarden. Deze, die Bisschop van Luik was, werd door den Paus van zijne geestelijke waardigheden ontslagen, door den Keizer met Holland en Zeeland beleend, en huwde met elizabeth. Hertogin van Luxemburg. Hij bemachtigde bijna het geheele zuidelijke gedeelte van Holland, en om een einde aan den vernielenden burgeroorlog te maken, sloot hij een verdrag met jacoba, volgens hetwelk hij haar als Gravin erkende, en dat zuidelijke gedeelte van Holland van haar in leen ontving. Verder werd bepaald, dat jan van Beieren gedurende vijf jaren, gezamenlijk met jacoba's echtgenoot, over de drie Graafschappen [Holland, Zeeland en Henegouwen) zou regeeren (1), en dat deze landen hem, wanneer jacoba kinderloos kwam te overlijden, zouden afgestaan worden. Weldra echter wist- hij meerdere macht te verkrijgen, en ging zelfs met den nietswaardigen gemaal van jacoba een nieuw verdrag aan (1420), waarbij hij aan dezen eene groote som gelds voorschoot, en daarvoor Holland, Zeeland en Friesland in pand ontving, dat wil zeggen, dat hij er het bewind zou voeren, en er alle inkomsten van

(1) Jan van Beieren voerde hierbij den titel van Zoon can Heneuou-wen, Holland en Zeeland.

3

vadf.lll. CESCIl.

-ocr page 48-

34 •

zou trekken, totdat jan en .tacoba of hunne erfgenamen genoemde som zouden hebben terugbetaald.

Jacoba, hierover verontwaardigd, verliet haren echtgenoot (1422), en liet zich van hem scheiden door een vroeger af-gezetten Paus, hoewel deze daartoe de macht niet had, welke alleen aan het opperhoofd der Kerk toekwam. Daarop ging zij een nieuw huwelijk aan met glocesteh, den broeder van hendthiv V, Koning van Engeland, en begaf zich met hem naar Henegouwen, waar zij zich in vele steden lieten huldigen (1424).

Nu mengde een volle neef van jacoba, namelijk philips. Hertog van Bourgondië en Graaf van Vlaandertn en Artois (1), zich in het geschil; hij verklaarde jacoba's huwelijk met glocestek voor onwettig, en de eer van zijn geslacht daardoor geschonden. In overleg met hare moeder voerde hij haar naar Gent, en onderwierp de zaak aan de uitspraak van den Paus. Jacoba wist evenwel drie maanden later weder te ontkomen, en ontstak in Holland opnieuw het vuur van den burgeroorlog (2).

Kort daarna (1425) stierf jan van Beieren, zoo men zegt aan vergift, en liet bij uitersten wil al datgene, waarop hij volgens het verdrag van 1420 (bl. 33) aanspraak kon maken, aan zijn neef. Hertog philips van Bourgondië, na. Deze bleef jan vau Brabant als Graaf van Holland en Zeeland

(1) Zijn vader jan van Bourc/ondië. was een broeder van jacoba's moeder, en zijne moeder eene zuster van haren vader willem VI. — Bouryondië, een leen van Frankrijk, was eene aanzienlijke landstreek in het oostelijk gedeelte van dat rijk.

(2) In dezen oorlog (1425) werd allakrt bevling, een dei- Kabel-jauwsche aanvoerders, bij de verovering van het slot van Schoonhoven, door de Iloekschen gevangen genomen. Op losprijs gesteld, werd bij tijdelijk vrijgelaten om de gevorderde som bijeen te brengen. Hieiin niet slagende, stelde bij zich volgens zijne belofte weder in handen zijner vijanden, doch werd door hen op gruwelijke wijze ter dood gebracht, daar zij hem levend lieten begraven. Men heeft langen tijd gemeend, dat bey-ling reeds vóór zijn vertrek tot dien vreeselijken dood veroordeeld was, en ook jacoba van die gruweldaad beschuldigd : dat alles is later gebleken onjuist te zijn. Waarschijnlijk heeft men hiei aan eene bijzondere wraakneming van een van beylinGS persoonlijke vijanden te denken.

-ocr page 49-

35 .

en Heer van Friesland erkennen, maar nam. ten gevolge van de bepalingen van genoemd verdrag, liet bestuur over Holland en Zeeland als Ruwaard of Regent in banden.

.1 acoba, die zicb aan dat alles niet wilde onderwerpen, bleef, door de Hoeksche partij ondersteund, den oorlog voortzetten, maar met nadeeligen uitslag, zoodat zij zicb eindelijk in 14:28 genoodzaakt zag, een verdrag met philips aan te gaan, waarbij zij dezen als Ruwaard en Oir (erfgenaam) over Holland, Zeeland en Henegouwen erkende, en zicb verbond, op verbeurte van bare waardigheid als Gravin, geen huwelijk aan te gaan (1) dan met toestemming van bare moeder, van Hertog philips en van de Staten barer landen.

Daar bet bier voor het eerste is, dat wij spreken van Staten, on deze in bet vervolg herbaalde malen zullen vermeld worden, is het noodig de juiste beteekenis van die benaming wel te begrijpen.

N aar mate de steden in aanzien en rijkdom toenamen, en dus hare hulp en medewerking voor den vorst van meer belang werd, gaf deze haar het recht, eenige barer burgers met den adel en de geestelijkheid van het gewest, waartoe zij behoorden, te doen samenkomen, om de belangen van bet volk aan den vorst voor te dragen. Zoodanige vergaderingen, waarin alzoo de drie standen der toenmalige maatschappij door hunne afgevaardigden vertegenwoordigd werden, noemde men de Staten (of standen) van dat gewest. Deze Staten, die nimmer op eigen gezag mochten vergaderen, en ook geen deel hadden aan het landsbestuur, dat geheel in banden van den vorst bleef, werden oorspronkelijk door dezen slechts dan bijeengeroepen, wanneer de gewone opbrengsten te kort schoten, en hij hun eene be.de of verzoek om de be-noodigde gelden had voor te dragen; de inwilliging daarvan

(1) Jan van Brabant was in het vorige jaar overleden, en Je Paus liad haar huwelijk met gi.OCESTer voor niet geldend verklaard.

3*

-ocr page 50-

36

ging meestal gepaard met het toestaan van nieuwe voorrechten van zijne zijde. Het recht, hetwelk hun in 1428 gegeven werd, om mede te heslissen omtrent het huwelijk van jacüba, was in dien tijd iets ongehoords, en wel een bewijs, dat philips het noodig oordeelde, het aanzien van het volk te verheffen, om het zoodoende meer aan zich te verbinden.

Een geheim huwelijk met püank van Jiorselen, Stadhouder van philips in Holland en Zeeland (1), beroofde .tacoba kort daarna van den titel van Gravin; en alzoo ging nog voor haren dood, die in 1436 vierviel, de waardigheid van Graaf van Holland, Zeeland en Henecjomven en Heer van Friesland op philips van Bourgondië over (1433).

§ 6. lieg eer ing van Philips den Goede en van Karei den Stoute.

1433—1477.

Philips van Bourgondië, de eerste van het vierde stamhuis der Hollandsche Graven, was een van de machtigste vorsten van Europa. Behalve over het Hertogdom Bourgondië voerde hij ook het bewind over Vlaanderen, Artois, Brabant, Limburg, Namen, het Markgraafschap Antwerpen en de Heerlijkheid Mechelen, die hem achtereenvolgens door erfrecht ol' aankoop toevielen, zoodat toen hij in 1433 Graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen en Heer van Friesland was geworden, en tien jaar later ook het Hertogdom Luxemburg had gekocht, hij over een grondgebied heerschte, dat met de machtigste rijken van dien tijd kon vergeleken worden.

De welvaart der verschillende Nederlandsche gewesten was, in weerwil van de verderfelijke burgeroorlogen, meer en meer toegenomen. Koophandel en zeevaart bloeiden, en vooral Vlaanderen en Brabant waren door hunne fa-

(H Stadhouder of stedehouder is de titel van iemand, die in stede of m plaats van den vorst het bewind in een gedeelte van zijn gebied voert. Het woord Stadhouder is dns volkomen hetzelfde als plaatsbekleeder.

-ocr page 51-

37

brieken en hunnen handel de rijkste gewesten van Europa. Te gelijk met die stoffelijke welvaart nam ook de verstandelijke ontwikkeling van het volk toe- De boekdrukkunst, die tijdens de regeering van philips werd uitgevonden (1), had gewichtige gevolgen voor verlichting en beschaving. Met den rijkdom der steden vermeerderde ook de invloed der burgerij, die meer en meer in aanzien kwam, terwijl de adel, zeer verzwakt door de langdurige binnenlandsche twisten nagenoeg geen macht meer kon uitoefenen. Tot dit laatste droeg ook de veranderde wijze van oorlogvoeren het hare bij.

Vóór het invoeren der vuurwapenen in de 14lt;de eeuw (2) vonden de edelen in hunne moeilijk te veroveren kasteelen altijd eene veilige schuilplaats en in hunne sterke ijzeren wapenrustingen een groot voordeel in den strijd. Het een en ander verviel bij de invoering van het schietgeweer, en vooral daar in de meeste steden zoogenaamde schutterijen bestonden, die zich langzamerhand eene groote bedrevenheid in de behandeling der wapens eigen maakten, waardoor de burgers in staat gesteld werden, zich in later tijd met goed gevolg tegen een overmachtigen vijaiul te verdedigen.

Het is niet te verwonderen, dat sommige steden, en vooral die in / 'laanclereit en Brabant, bij het toenemen van hare inwendige kracht en haren rijkdom, meer dan eens weerspannig werden tegen den vorst, wanneer zij zich door het invorderen van belastingen enz. , in hare rechten gekrenkt achtten. Onder de regeering van philips van Bourgondië en van zijn opvolger vinden wij

(1) Gedurende langen tijd heeft men in ons land de uitvinding der boekdrukkunst aan laurens koster te Haarlem toegeschreven, oene bewering, die door velen op zeer krachtige gronden wordt bestreden, volgens welke johan güttenberg te Maim in Duitschland omstreeks hot midden der vijftiende eeuw de kunst om mot beweegbare letters te drukken uitgevonden heeft.

(2) Het jaar der uitvinding van het buskruit is niet nauwkeurig bekend maar eerst in het begin der l-ide eeuw werd het in den oorlog gebruikt.

-ocr page 52-

38

daarvan, vooral in Vlaanderen, verscheidene voorbeelden.

Philips van, Bourgondïê, als Graaf van Holland philips de Eerste en om zijne uitnemende hoedanigheden en liet bevorderen van quot;s volks welzijn, de Goede bijgenaamd, ging die aanmatigingen der burgerij met kracht tegen, en onderdrukte de binnenlandsche woelingen in Holland, die nog nu en dan uitbarstten. Daarbij zocht hij de oude twisten geheel te dempen, door zoowel Hoekschen als Kabeljauwscheu in de stedelijke regeeringen te plaatsen, en het gebruiken der partijnamen en uiterlijke kenteekenen der partijen streng te verbieden.

In Utrecht wist hij grooten invloed te verkrijgen door te bewerken, dat een zijner onechte zonen, uavid van Bonrgondië, op den Bisschoppelijken zetel werd geplaatst (116(1), hetgeen vooral voor Holland van veel belang was, daar dit Graafschap altijd veel te lijden had door telkens weder opkomende oneenig-heden met Utrecht, uit onderlingen naijver en aanspraken op wederzijdsch grondgebied voortgesproten. In weerwil der veelvuldige oorlogen, die hij als Hertog van Bourgondté voerde, en van zijne schitterende hofhouding, welke in pracht en ridderlijken glans door die van geen ander vorst werd geëvenaard, liet philips toen hij in 14 67 stierf, deze gewesten in een staat van vroeger nooit gekende welvaart aan zijn zoon karel I (bijgenaamd de Stoute, na.

De regeering van dezen vorst, wiens krijgszuchtige aard hem in voortdurende oorlogen wikkelde, was voor het welzijn en de rust zijner staten hoogst nade lig. Drukkende belastingen, die hij de steden oplegde, toen de schatten verslonden waren, welke zijn vader hem had nagelaten, gaven aanleiding tot opstanden, die hij op gewelddadige wijze dempte.

Zijn doodvijand was lodewijk XI, Koning van Frankrijk, een listig, valsch en trouweloos vorst, die in zijn rijk een onbeperkt gezag trachtte te verkrijgen, en de groote leenmannen van Frankrijk door sluwheid en geweld zocht te

-ocr page 53-

39

berooven en te oudersverpen. Kaeel de Stoute, die als Hertog vau Bourgondië en als Graaf van Vlaanderen en Artois, leenen van Frankrijk (bl. 34lt; en bl. 18), lü de wijk XI als zijn leenheer erkennen moest, verzette zich hiertegen, en vormde zelfs het plan, zich geheel en al aan de opperheerschappij van 'Frankrijk te onttrekken. Te dien einde wist hij den Keizer van Buitschïand fee de eik III over te halen, dat deze de gezamenlijke landen, die onder kakels heerschappij stonden, als een Koninkrijk Bourgondië zou erkennen, waarbij tevens bepaald werd, dnt kaeel's dochter, maeia, huwen zou met 's Keizers oudsten zoon, maximiliaan van Oostenrijk. Eeeds was alles tot de plechtigheid der kroning te Trier gereed (1473), toen de Keizer onverwachts terugtrok en Trier verliet, gehoor gevende aan de geheime inblazingen van lodewijk XI, die hem de vrees had ingeboezemd, dat kaeel naar de keizerlijke waardigheid streefde, welke ri!edeeik III hoopte, dat na zijnen dood aan zijn zoon maximiliaan zou gegeven worden(zie de aanteekening op bl. 29).

Kaeel gaf evenwel zijn voornemen niet op, en trachtte zijn gebied te vergrooten door onophoudelijke oorlogen, waarvan hij later zelf het slachtoffer werd, daar hij in 1477 in een veldslag bij Nancy sneuvelde.

Eene gewichtige wijziging in het krijgswezen, die eene afzonderlijke vermelding verdient, had gedurende zijn bewind plaats gehad.

Van de oudste tijden af was bij de Germaansche stammen, en later bij hunne nakomelingen, liet geheele volk ver-pliclit in oorlogstijd de wapenen op te vatten. Met liet ontwikkelen van nijverheid en koophandel, vooral na de kruistochten, leverde dit groote bezwaren op, en reeds in de 12de eeuw begonnen de vorsten krijgslieden tegen betaling vnn huur of soldij (waarvan de naam soldaten, afkomstig is) in dienst te nemen. Deze werden bij het einde van

-ocr page 54-

40

den krijg ontslagen, en gingen dan, daar zij veelal voor het burgerlijk leven ongeschikt waren geworden, in dienst van een ander vorst over, of vormden zich tot afzonderlijke benden, die van roof en brandschatting leefden. — Omtrent het midden der 15de eeuw kwam hierin eene gewichtige wijziging, toen de Koning van Frankrijk ook in tijd van vrede een zeker aantal troepen onder de wapenen hield, hetgeen de oorsprong was van de blijvende of staande legers.

Ka rel de Stoute was de eerste, die in 1471, door het bestendig onderhouden van eene bende ruiters van 800 man, dat stelsel in ons land invoerde.

§ 7. liet Hertogdom Gelderland tot 1473.

Wij hebben vroeger gezien (bl. 16) dat liet Graafschap Gelder in 1339 door den leenheer. Keizer lodewijk TV van Duitschland, tot een Hertogdom verheven werd.

Eeinoud II, de eerste Hertog, liet bij zijn overlijden in 1343 twee zonen na, keinouij en eduakd, die elkander het vaderlijk erfdeel betwistten. Twee aanzienlijke Geldersche geslachten, dat van Heeckeren en dat van Bronklwrst, kozen van weerszijden partij, hetgeen een hevigen burgeroorlog ten gevolge had, die der Heeckerens en Bronkhorsten genoemd, welke meer dan dertig jaren het Hertogdom teisterde. Beide broeders stierven kinderloos (1371), en het Hertogdom ging over aan den Hertog van Gulik, die er door den Keizer mede beleend werd. Toen ook het Guliksche stamhuis in 1423 uitgestorven was, kwam aknoud vanflgmond, de naaste erfgenaam, op den hertogelijken zetel. Gedurende zijn bestuur werd Gelder door verschillende partijschappen verdeeld, die hij, vooral ten gevolge van den uitgeputten staat der geldmiddelen, niet wist te onderdrukken. Zijn ontaarde zoon adole, gebruik makende van het algemeene misnoegen, dat hieruit ontstond, vatte liet plan op, zijnen vader de regeering

-ocr page 55-

41

te ontwringen, nam liem op eene scliandeiijke wijze gevangen (1463), en werd door nagenoeg alle Geldersche steden gehuldigd. Nadat zoowel de Keizer als de Paus vruchteloos tnsschenbeide gekomen waren, droegen zij de vereffening van het geschil op aan kaeel den Stoute, schoonbroeder van adolv. Deze deed den grijzen akxoud ontslaan (1470), trachtte te vergeefs \ader en zoon te verzoenen, en deed eindelijk adolf gevangennemen, cn naar het kasteel van Vilvoorde brengen. Aenoud, weder in zijn bewind hersteld, kon ' echter den tegenstand zijner onderdanen, die hem ongenegen bleven, niet overwinnen; hij onterfde nu zijn on-natuurlijken zoon, en verpandde voor de som van 300,000 gulden zijn Hertogdom aan kakel, dien hij tevens tot zijn erfgenaam benoemde. Kort daarna stierf liij (1473), en kakel de Stoute stelde zich nu tegen den wil der ingezetenen, die den gevangen a dol f als opvolger van zijnen vader erkenden, door kracht van wapenen in het bezit van het Hertogdom Gelder, waarmede hij door den Keizer op de vroeger vermelde bijeenkomst te Trier (bl. 3!)) plechtig beleend werd.

Deze handelwijze van den Iveizer was onrechtvaardig. Hij ging er vooral toe over, om het grondgebied van karel te vergrooten, hetwelk hij door liet voorgenomen huwelijk van diens dochter met zijn zoon maximiliaan erfelijk in zijn geslacht hoopte te brengen. De onterving en uitsluiting van Adolf was, wel is waar, een billijke straf voor zijn ontaard gedrag, maar mocht alleen hem persoonlijk treffen, en geenszins zijn zoon kakel van Gelder, die toen vier jaren oud was, en recht bleef houden op het Hertogdom.

§ 8. Maria van Bourgondië.

1477—1482.

Kakel de Stoute liet eene eenige dochter, makia, als erfgenaam van zijn uitgestrekt gebied, na. In alle gewesten.

-ocr page 56-

12

welke als vrouwenleen ook de opvolging van vrouwen toelieten, kon hieromtrent geeue zwarigheid bestaan, maar wij hebben vroeger gezien, welke hevige onlusten er, bijv. in Holland en Zeeland, uitbarstten, wanneer eene vrouw den Grafelijken zetel wilde innemen. Daar dit nu bij den dootl van kakel den Stoute geen plaats had, en mama in de onderscheidene gewesten als Vorstin erkend werd, is liet noodig de redenen daarvan wel te begrijpen.

De vrouwelijke opvolging in het algemeen kon betwist worden door den Keizer, door de nauw vermaagschapte mannelijke bloedverwanten van den overleden Vorst, en door de onderdanen, zoowel den adel als het volk.

De Keizer nu had er te veel belang bij, dat mama, die hij nog altijd hoopte met zijnen zoon in liet huwelijk te zien treden, haren vader in zijn gehcele gebied opvolgde, dan dat hij er aan gedacht zou hebben, haar het recht van opvolging te betwisten.

Nauw vermnagschapte mannelijke bloedverwanten, als broeders of broeders zonen van den overleden Vorst, die volgens het leenrecht aanspraak zouden hebben kunnen maken, waren er niet.

Wat de onderdanen betreft, wij hebben gezien, dat het volk, bij vroegere gelegenheden, zich hevig tegen eene vrouwenregeering verzette, voornamelijk omdat de drukkende willekeur der machtige edelen zich onder zoodanige regeering sterker kon doen gevoelen dan onder het krachtige bestuur van een vorst, die integendeel de vrijheden van het volk uitbreidde, om daardoor voor zich zeiven een steun tegen den vaak weerspannigen adel te vinden. Maar nu waren de omstandigheden zeer veranderd; de macht der edelen was allengs zoodanig verminderd, dat men er geene vrees meer voor koesterde; het volk daarentegen, dat sedert lang geen lijfeigenschap meer kende, maar geheel uit vrije burgers be-

-ocr page 57-

stond, was door zijne krachtige ontwikkeling, door zijne welvaart en toenemende beschaving in dezelfde mate vooruitgegaan ; het begon zich meer en meer zelfstandig te gevoelen, en het was das geen wonder, dat zij, die als stedelijke regenten of als leden van de Staten reeds een zekeren invloed uitoefenden op het bestuur, er naar streefden, zich een gedeelte toe te eigenen van de souvereine macht, welke tot nog toe onverdeeld door den vorst was bezeten. Dezelfde uitbreiding van gezag, die vroeger de edelen onder eene vrouwen-regeering hoopten te verkrijgen, was nu het doel geworden, dat de Staten zochten te bereiken, toen de omstandigheden hun daartoe gunstig bleken te zijn.

De twintigjarige mama bevond zich bij den dood haars vaders in hoogst moeilijke omstandigheden. De Koning van Frankrijk, lodewijk XI, ontnam haar terstond het Hertogdom Bourgondiër dat een leen van Frankrijk was, waarin, zooals hij ten onrechte verklaarde, geene vrouw mocht opvolgen ; verder maakte h.-j aanspraak op verscheidene andere gedeelten van haar grondgebied, en vorderde eindelijk van haar de belofte, dat zij later met zijn oudsten zoon, die toen nog slechts zeven jaren oud was, zou huwen, waardoor al de Nederlandsche gewesten in het vervolg aan Frankrijk zouden gekomen zijn.

Deze eischen ondersteunde hij met de wapenen, en maima, die zonder geld en zonder leger tegen hem niet bestand was, moest in hare onderdanen haren eenigen steun vinden Te Gent, waar zij zicli toenmaals ophield, waren de Staten der verschillende Nederlandsche gewesten vergaderd, die nu van de benarde omstandigheden, in welke zij zich bevond, gebruik maakten om eene menigte voorrechten te bedingen, waardoor het grootste gedeelte van de souvereine macht in hunne handen overging. Holland en Zeeland verklaarden haar als Gravin te zullen erkennen, mits zij het zoogenaamde Groot

-ocr page 58-

44

Privilegie verleende. Dit was een - overeenkomst tusschen haar en hare oiiderdanen, waarbij zij beloofde, geen huwelijk te zullen aangaan, geen oorlog te zullen voeren of vrede te sluiten, geene belastingen te heiten, geene veranderingen in de munt te brengen, en in liet algemeen in geene zaken van gewicht te zullen beslissen, zonder goedkeuring van de Staten. Deze, zoowel als de regeeringen der steden, mochten vergaderen zoo dikwijls en waar het hun zou believen.

Door dit Groot Privilegie, hetwelk jiaria genoodzaakt was te verleenen, verloor zij nagenoeg al hare macht. Hoewel er eenige zeer nuttige bepalingen in gevonden werden, werkte het geheel hoogst nadeelig, omdat er nog geene eenheid en geen samenhang in liet algemeen bestuur der Nederlanden bestond. De vele steden hadden, evenals de gewesten, verschillende en dikwijls tegenstrijdige belangen, en toen nu aan de stedelijke Regenten het recht gegeven was, zoo dikwijls zij verkozen, bijeen te komen om zeiven hunne belangen te regelen, ontstonden daaruit eene groote menigte verwarringen, twisten en binnen]andsche beroeringen, die met geweld en zelfs met hulp van vreemd krijgsvolk, dat door de verschillende partijen in dienst werd genomen, moesten beslecht worden.

ïoen mauia het gevaar, hetwelk haar van de zijde van Frankrijk dreigde, door onderhandelingen zocht af te weren, werden de Gentenaars, die van geene overeenkomst met Frankrijk wilden hooren, hevig verbitterd, en vermoordden verscheidene leden der regeering en de twee vo irnaamste raadslieden van mama. Te gelijker tijd stelden zij auolf van Gelder (zie bladz. 41) in vrijheid, gaven hem het opperbevel over het leger, en bestemden hem tot mama's echtgenoot. Hij sneuvelde echter in een gevecht tegen de Eranschen (1477), en mama trad weinige weken later in den echt met den vroeger voor haar bestemden maximiliaan.

-ocr page 59-

45

Hertog van Oostenrijk (1), die zich door zijn voortreffelijk karakter, zijne dapperheid en schranderheid bij het volk zeer bemind maakte. In de verschillende gewesten onder den titel van Voogd en Beschermer van mama gehuldigd, wist hij door zijn wijs bestuur de biimenlandsche oneenigheden te stillen, bedwong in Holland de Hoeksche partij, die daarop de wijk naar Utrecht nam, en behaalde door zijne dapperheid eene overwinning op het Fransche leger bij Guinegate (1479).

De Gelderschen, welke na den dood van kakel den Stoute diens dochter mama niet hadden willen erkennen, maar eerst adolf van Gelder, en toen deze gesneuveld was, zijn minderjarigen zoon kam.l (bl. 41), die zich aan het het hof van mama bevond, als hun Hertog uitriepen, werden door maxi-mtliaan met geweld van wapenen aan zijn gezag onderworpen.

in 1482 stierf mama ten gevolge van een val van het paard, en liet een zoon en eene dochter, philips en maiig.sketa, na. .Daar maximiliaan zelf nooit heer over eenig Nederlandsch gewest was geweest, volgde philips zijne moeder in de regeering op, en wel, vermits hij slechts den ouderdom van vier jaren bereikt had, onder de voogdij van zijnen vader.

§ 9. Begin van de regeering der Graven uit het Oosten-rijksche stamhuis. Eerste voogdij van Maxïmiliaan.

1482—1492.

De twaalf jaren, welke verliepen voordat philips zelf het bewind aanvaardde, vormen een tijdvak van onophoudelijke verwarring en bloedigen twist. De Vlamingen en Brabanders wilden maxïmiliaan niet als Voogd en Kegent erkennen, en moesten na herhaalde oproeren met geweld daartoe gedwongen worden. Met de franschen, die de opstandelingen, hetzij in het geheim, hetzij openlijk ondersteunden, had hij herhaaldelijk oorlog te voeren.

(D In 1484 verkreeg hij van zijnen vader den titel van Aartshertog.

-ocr page 60-

4fi

De Hoekschen, naar Utrecht geweken, vereenigden zich met de ontevredenen in dat Bisdom, die hunnen Bisschop david van Bourgondiër een oom van mama, verdreven hadden, en begonnen weder vijandeliikheden tegen Holland, waar de Kabeljauwsche partij aan het bewind was. Maxi-miliaax rukte tegen Utrecht op, veroverde die stad, noodzaakte haar, hem als wereldlijk Voogd (1) te erkennen en herstelde den verjaagden Bisschop (1483) (2).

De hevige oproeren, die herhaaldelijk in Vlaanderen en vooral in de machtige rijke steden Gent en Brugge uitbarstten, werden eerst in 1491 geheel gedempt door middel van een Duitsch leger onder albrf.cht van Saksen, hetwelk de Keizer zijnen zoon maxijiiliaan ter hulp zond.

Inmiddels had de Hoeksche partij onder Jonker trans van Br ederode de vijandelijkheden met vernieuwde woede hervat. Nadat deze evenwel in een scheepsstrijd bij Brouwershaven geslagen en aan zijne wonden overleden was (1491), week het overschot zijner partij ander jan van Naaldwijk naar Sluis. Van hieruit verontrustten de Hoekschen met hunne schepen de Hollandsche kusten, en trokken daarbij partij van een opstand, die ten gevolge van duurte, misgewas en drukkende belastingen, onder het landvolk van Noord-Holland was uitgebarsten (3). Albrkchï van Saksen herstelde daar evenwel de rust, en veroverde Sluis, de laatste wijkplaats der Hoekschen, waarmede een einde kwam

Cl) Hierdoor wordt verstaan, dat lüj de zaken, op het bestuur betrekking hebbende (de wereldlijke), zou regelen, terwijl die, welke de Kerk betreffen (de geestelijke), natuurlijk aan den Bisschop bleven.

(2) liet was in dezen oorlog, dat jan van schaffei.aar, een der ruiter-hoofden van den Bisschop, met 18 of 19 krijgsknechten in den toren van liarneveld door de Hoekschen belegerd werd, en toen zijn volk standvastig weigerde zich te redden door zijn hoofdman aan den vijand over te leveren, naar beneden sprong om zijne krijgsmakkers te behouden (l 482).

(3) Deze opstand wordt ilie van het Kaas- en Broodvolk genoemd, daar de opstandelingen eene kaas en een brood in hun vaandel voerden, wellicht om aan te toonen, dat zij slechts voor hot behoud der noodzakelijkste levensbehoeften streden.

-ocr page 61-

47

aan de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, die gedurened meer dan 140 jaren, met langer of korter tussehenpoozen, het land verontrust hadden (1492). Hij werd tot belooning van zijne gewichtige diensten benoemd tot iïrfpotestaat van Friesland tusschen de Zuiderzee en de Eems, waar hij zich evenwel met kracht van wapenen moest handhaven.

In 14!).'5 volgde maximiliaan ziine7i vader fkedehik III als Keizer van DuitscJilaud op. Hij vertrok in het volgende jaar derwaarts^ en philips, die nu den leeftijd van zestien jaren bereikt had, werd in de onderscheidene aan zijn gezag onderworpen gewesten gehuldigd.

§ 10. Philips de Schoone. Ticeede voogdij van Maximiliaan.

1494:—1515.

Philips, die om zijn uiterlijk den bijnaam van de Schoone ontving, verklaarde bij het aanvaarden van de regeering, dat liet Groot Privilegie op eene slinksche wijze aan zi jne moeder Maria, was afgedwongen, en daar hij zich, ten gevolge van ' het wijs beleid en het krachtige bestuur van zijnen vader sterk genoeg gevoelde, weigerde hij het te bekrachtigen (1). De Staten van Holland en Zeeland vernietigden het met algemeene stemmen, gedeeltelijk omdat zij zich niet konden of wilden verzetten, gedeeltelijk omdat zij de nadeelige gevolgen hadden gezien van verscheidene daarin voorkomende bepalingen, waarop philips bezwoer, al de voorrechten, welke vroeger in deze gewesten verleend waren, te zullen handhaven.

In 1490 trad hij in het huwelijk met johanna, dochter van Ferdinand, Koning van Arragon, en van Isabella

(1) Bij do huldiging van eeiiineuweii Graaf bekrachtigde dezo al do vrij-heden en privilegiën, door zijne voorgangers aan het volk verleend, dat is, hij beloofde, zijne onderdanen volgens die bepalingen te zullen regee-ren; te gelijker tijd zwoeren de Staten hom uit naam van het vnlk gehoorzaamheid.

-ocr page 62-

48

Koningin van Castilië (1), zoodat hij, toen Johanna's eeni-ge broeder en hare oudere zuster gestorven waren, het vooruitzicht had, ook in die rijken te zullen opvolgen.

Toen dan ook Isabella in 1504 was overleden, vertrok ïjiilips met Johanna naar Spanje (1506), om de regeering over Castilië te aanvaarden. Hij maakte zich daar echter bij zijne nieuwe onderdanen weldra gehaat, vooreerst doordien hij zijne gemalin, die krankzinnig geworden was, deed opsluiten; maar voornamelijk omdat hij eene menigte Nederlandsche edelen, welke hij met zich naar Castilië had genomen, in de regeering stelde. Zijn bewind duurde evenwel niet lang, daar hij nog in hetzelfde jaar (150G) overleed.

De Gelderschen hadden zich niet aan zijn gezag willen onderwerpen, maar bleven karel van Gelder (2) als hun wettigen Hertog erkennen. Deze was in eenen oorlog, dien maximiliaan van 1486 tol 1488 tegen de Eranschen voerde (hl. 45), door de laatsten gevangengenomen (1487), doch vijf jaren later, toen de oorlog op nieuw was uitgebarsten, uit zijne krijgsgevangenschap ontslagen, omdat de Koning van Frankrijk begreep, dat hij daardoor maximeliaan een nieuwen vijand zou bezorgen, daar kakel volstandig weigerde, van zijne rechten op het Hertogdom Gelder afstand te doen. In Gelderland door het volk met vreugde ontvangen, verijdelde hij dan ook de pogingen van maxim[-liaan en diens opvolger philips om hem met geweld van wapenen te bedwingen, en begon, ondersteund door de toegenegenheid der Gelderschen, een oorlog, welken hij bijna eene halve eeuw met de grootste dapperheid volhield, doch waaronder de welvaart van Gelderland veel leed.

(1) De koningkrijken Arragon, Castilië, Granada en Leon, over welke beide laatsten Ferdinand en Isabella insgelijks liet bewind voerden, maakten te zamen liet tegenwoordige Koninklijk Spanje uit.

(2) Zijne vijanden, die hem niet als Hertog van Gelder erkenden, noemden hem, naar het stamhuis, waartoe hij behoorde (bl. 40), karel van Egnwnd.

-ocr page 63-

49

Philips de Schoone liet behalve drie dochters (1), twee zonen na, karkl en feiidinand, waarvan de oudste, die in 1500 te Gent geboren wras, en naar zijn stamhuis kakel 'van Oostenrijk genoemd werd, hem onder de voogdij zijns grootvaders maximiliaa.v opvolgde. .Deze stelde zijne dochter makgareta (2) als landvoogdes over de Nederlanden aan. In Castilië nam feudinand van Arragon het bestuur op zich.

De tijd van kakels minderjarigheid werd gekenmerkt door hevige vijandelijkheden in de verschillende Nourd-Nederlandsche gewesten. Kakel van Gelder mengde zich eerst in een twist tusschen den Bisschop van Utrecht en diens onderdanen, en koos partij voor de laatsten, die hem tot wereldlijk Heer hunner stad aannamen. Eveneens voegde hij zich bij de vijanden van jouis van Saksen, die zijn vader albuechï als Potestaat van Friesland was opgevolgd (bl. 47), maakte zich meester van Groningen en Drente, en bracht ■ioius van Saksen zoo in het nauw, dat deze, zich niet meer kunnende staande houden, en zich toch niet aan hem willende onderwerpen, in 1515 al zijne rechten op Friesland aan kakel van Oostenrijk verkocht, die in datzelfde jaar de regeering over zijne jSTederlandsche gewesten had aanvaard.

§ 11. Regeering van Karei II [ F). Vereeniging dei-zeventien Nederlandsche gewesten. Inrichting van het bestuur. Kerkhervorming.

1515—1555.

Binnen weinige jaren werd kakel II de machtigste vorst van Europa. In 1516 namelijk stierf feriunand van Arragon, zijn grootvader van moederszijde, waardoor hij Koning van Spanje werd en gebieder over de aanzienlijke landen,

(1) Een vierde dochter werd kort na haars vaders dood geboren.

(2) Margareta (bl. 45) was de weduwe van den Hertog van Savoye, en voerde daarom den naam van margareta van Suvoye.

vadehl. geschied. 4

-ocr page 64-

50

die, zoowel in Europa als in AmeriJca, tot dat rijk behoorden (1), en in 1519 stierf maximiliaan, zijn grootvader vim vaderszijde, waarop hij door de Keurvorsten tot Keizer van Duitsehlancl werd verkozen. Daar de waardigheid van Keizer de aanzienlijkste was, die hij bekleedde, en hij als zoodanig karei, V heette, is hij in de geschiedenis algemeen onder dien naam bekend.

In de Nederlanden werd ook zijn gebied uitgestrekter dan dat van een zijner voorgangers geweest was. De Staten van Friesland namelijk erkenden hem als Heer, nadat karei, van Gelder eenige jaren te voren (1517) afstand gedaan had van de aanspraken, welke hij nog op dat gewest maakte; en de Bisschop van Utrecht, die zich tevergeefs tegen zijne muitzieke onderdanen poogde staande te houden, droeg hem in 15:28 het wereldlijk gezag op over zijn Bisdom, waartoe ook Overijsel behoorde.

Karel van Gelder, die zich, in weerwil van zijne onwrikbare dapperheid en die van zijnen heldhaftigen Veldmaarschalk maarten van RosstJM, eindelijk aan de overmacht moest onderwerpen, stond aan karel Y in 15j6 Groningen en Drente tegen eene jaarwedde af, en had reeds vroeger moeten beloven, hem het Hertogdom Gelder en liet Graafschap Zutfen te zullen nalaten, indien hij zonder nakomelingen stierf. ïoen het evenwel bij zijn overlijden in 153$ bleek, dat hij in weerwil van de gemaakte bepalingen zijn neef willem, Hertog van Gulik en Kleef, tot zijn opvolger benoemd had, bracht karel V een leger op de been en dwong dezen hem Gelder en Zutfen af te staan (15^8).

Zoo waren dan de zeventien Nederlandsche gewesten,

(1) Amerika was in 1492 door de Spanjaarden onder ciiristoffei. columbus ontdekt; zij hadden daar in do volgende jaren uitgestrekte ianden in bezit genomen, die vooral door de opbrengst van edele metalen groote voordeelen aan Spanje opleverden.

-ocr page 65-

51

door don loop der gebeurtenissen gedurende verscheidene eeuwen, eindelijk alle onder het bestuur van eénen Vorst gekomen. Zij maakten echter daarom nog niet één geheel uit. Kauel V was bijv. in Holland en Zeeland Graaf, in Brabant Hertog, in Antwerpen Markgraaf, enz. en al die verschillende gewesten waren volkomen onafhankelijk van elkander. De vereeniging van die bloeiende landen tot één geheel was reeds het streven van Kakels voorgangers uit het Bourgondische Huis geweest, maar eerst aan hem gelukte het, die tot stand te brengen. Op den Rijksdag te Augsburg (1) in 1548 wist hij namelijk te bewerken, dat de Nederlandsche gewesten (2) aan de macht, het gezag en de rechtspleging van het Duitsche rijk werden onttrokken, en alleen aan hem onderdanig verklaard; zij bleven echter onder de bescherming van het Rijk, en betaalden een aandeel in de rijkslasten. Yerder bepaalde hij, dat zij onder één Heer zouden vereenigd blijven, en deed zijn zoon philips in de voornaamste steden als zijn opvolger huldigen.

Onder de maatregelen, welke kaeel nam, om zooveel mogelijk eenheid in het bestuur hier te lande te brengen, behoort Ie ook het bijeenroepen van Algemeene Staten of Staten-Generaal, eene vergadering, samengesteld uit afgevaardigden van de Staten der verschillende gewesten (bl. 35), om hen te raadplegen over zaken van algemeen belang. Zij hadden echter, evenals de gewestelijke Staten, geen ander recht, dan den Vorst raad te geven, en mochten ten hoogste de handhaving der voorrechten en vrijheden bedingen, die hij of zijne voorzaten nan het volk verleend hadden.

(1) De Rijksdag was eene vergadering van de vorsten, wier landen gezamenlijk het Duitsche Rijk vormden, en werd van tijd tot tijd dooiquot; den Keizer, het gemeenschappelijk opperhoofd, bijeengeroepen, om over de algemeene belangen te beraadslagen.

(2) Vlaanderen en Artois, vroeger leenen van Frankrijk, waren in 1544 aan kakel V afgestaan.

4*

-ocr page 66-

De souvereine macht bleef in den vol sten zin des woords bij den Yorst, en werd namens hem in elk der verschillende gewesten bij zijne afwezigheid uitgeoefend door eenen Stadhouder 'zie de aanteekening op bl. 36), aan wien dus, daar hij den Souverein vertegenwoordigde, zoowel het volk als dc Staten en de Stedelijke Regeeringen van dat gewest gehoorzaamheid verschuldigd waren. Daarenboven werd over het geheele land eenc Landvoogd of eene Landvoogdes aangesteld, aan wien de Stadhouders, ieder voor hun bijzonder gebied, rekenschap verschuldigd waren. Na den dood van m aug a reta van Savoye (bl. 49) had kar kl zijne zuster Maria tot Landvoogdes benoemd (153(1).

Het grootste bezwaar, waardoor eene volkomen vereeni-ging der verschillende Gaaafschappen, Hertogdommen, enz., belet werd, bestond in tie menigte zeer uiteenloopende privilegiën, die in de verloopen eeuwen aan de gewesten en de steden gegeven waren. Het was niet mogelijk, eene algemeene gelijkheid van bestuur in te voeren, zoolang iedere stad hare bijzondere rechten en afzonderlijke bepalingen had, volgens welke de burgerij moest geregeerd worden, en die nagenoeg in alle steden verschillend waren.

Hoe gaarne ook karkl V de eenheid van gezag wenschte, trachtte hij haar toch niet door schending dier privilegiën te verkrijgen, ofschoon hij tot bevordering van zijn doel van lieverlede met beleid verscheidene wetten wijzigde. Nederlander van geboorte, en geheel en al bekend met den aard van zijne landgenooten, wier taal hij sprak en wier deugden hij op prijs stelde, verwierf hij hunne toegenegenheid door een gematigd bestuur, terwijl hij ook wederkeerig bij deze rijke en door koophandel, nijverheid en landbouw bloeiende gewesten groote ondersteuning vond in de kostbare en langdurige oorlogen, die hij, als Keizer van DmtscMand of Koning van Sjjanje, bijna onophoudelijk te voeren had.

-ocr page 67-

58

In de eerste jaren zijner regeering had eene gebeurtenis plaats, welke de gewichtigste gevolgen voor ons vaderland gehad heeft, namelijk de hervorming in de Kerk, die in Duitschland door luther bewerkt werd (1517), en zich van daar weldra over een groot gedeelte van Europa verspreidde. Velen, die van meening waren, dat de Katholieke Kerk zoowel in hare gebruiken als in hare leerstellingen eene verandering en verbetering behoefde, scheurden zich, toen aan hunne voorstellingen geen gevolg werd gegeven, van de Kerk af, en noemden zich Hervormden (1).

Ka hel V was de Hervorming vijandig, niet alleen uit godsdienstige overtuiging, maar ook uit staatkunde, daar hij begreep, dat het afwijken van de bepaalde leerstellingen der Kerk hem zou berooven van den steun der Katholieke geestelijkheid, die een grooten invloed op het volk had, terwijl het, met liet oog op zijne staatkundige betrekkingen van belang voor hem was, zich den 1'aus niet tot vijand te maken.

In Duitschland voerde hij daarom een oorlog tegen verscheidene vorsten, die tot bescherming van hun geloof een onderling verbond hadden gesloten, doch hoezeer hij in dien strijd overwinnaar bleef (1547), was hij niet in staat, de meer en meer toenemende uitbreiding der Hervorming tegen te gaan, en eindelijk genoodzaakt in 1555 aan zijne Duit-sche onderdanen vrijheid vnn godsdienst volgens hunne overtuiging te verleenen.

In zijne andere Linden evenwel, waar zijn gezag veel

(i) Onder verschillende benamingen zijn do belijdui's dor Hervormdo geloofsleer bekend, als: Lutherschen, naar luther, den hervormer, dio zich het eerst openlijk van de Katholieke Kerk afscheidde; Calvinisten, naar den hervormer calvijn in Frankrijk; Protestanten, aldus genoemd, omdat zij zich vereemgden met een Protest of tegenvoorstelling, door sommige Duitsche vorsten ingediend tegen een rijksbesluit, bij hetwelk de uitbreiding der Hervormde leer verboden werd, enz.

-ocr page 68-

uitgebreider was, verzette hij zich met kracht tegen iedere afwijking van de Katholieke ' leer. De strengste plakkaten (1) werden in de Nederlanden uitgevaardigd, waarbij iedere ketterij (zoo noemde men al wat in strijd was met de lloomsch-Katholieke kerkleer) met zware straffen, ja zelfs met den dood bedreigd werd. Deze plakkaten, die steeds strenger werden, zoodat het volk ze bloedplakkaten, noemde, konden evenwel den voortgang der Hervorming in ons vaderland niet stuiten, zoodat liet aantal der belijders van de nieuwe leer, gelijk men de Hervormde leerbegrippen noemde, in weerwil der hevige vervolging, voortdurend toenam.

Na eene veertigjarige regeering, grootendeels in onrust, oorlog en vermoeienis doorgebracht, verlangde kakel naar rust, en stond in 1 55-quot;) het bewind over de Nederlanden af aan zijnen zoon philips. In het volgende jaar stond hij ook Oostenrijk met de daarbij behoorende Staten en de Keizerlijke waardigheid af aan zijnen broeder Ferdinand, die reeds vroeger door de Keurvorsten tot zijn opvolger op den Keizerstroon benoemd was. Te gelijker tijd gaf hij aan philips het bewind over al zijne overige landen, en nam zijn verblijf in een klooster in Spanje, waar hij in 1558 overleed.

Hoewel ontluisterd door de hevige vervolging van hen, die andere geloofsbegrippen koesterden dan hij, was zijn verstandig bestuur hoogst weldadig voor ons vaderland geweest, en gaf hij de Nederlandsche gewesten als de bloeiendste landen van zijn uitgestrekt gebied aan zijnen opvolger over. Brabant en f laanderen waren de rijkste gewesten en Antwerpen eene der voornaamste koopsteden van Europa. Landbouw, veeteelt, fabrieken en koophandel verspreidden eene ongemeene welvaart.

(1) Plakkaten noemde tnon in het algemeen bevelschriften van de Regeering.

-ocr page 69-

öo

§ 12. Philips III {II). Mar gar eta van Parma, Landooogdes over de Nederlanden.

Willem, van Oranje.

Philips II I, die als Koning vnn Spanje den naam droeg van philips II, waaronder hij in de geschiedenis algemeen bekend is, was in vele opzichten het tegendeel van zijnen vader. In Spanje geboren en opgevoed, was hij met het karakter, de zeden en de denkwijze van zijne Nederland-sche onderdanen weinig bekend. Somber en achterdochtig van aard, was hij daarenboven altijd door Spanjaarden omringd, bij wie de haat tegen de Nederlanders, reeds onder philips den Schoone ontstaan (zie bl. 1-8), nog aangewakkerd was door de voorkeur, welke ook karel Y altijd aan zijne landgenooten betoond had, door hun in Spanje aanzienlijke ambten te schenken.

Het volkomen onbeperkte gezag, waarmede philips in zijn overig gebied regeerde, moest hem noodzakelijk met weerzin vervullen tegen eene natie, die reeds sedert verscheidene eeuwen door een aantal voorrechten tegen willekeur beveiligd was, en die, trotsch in het gevoel van hare rechtmatig verworven vrijheid, meer dan eens had getoond, niet geneigd te zijn, zich die vrijheid te laten ontnemen.

Hij was een vijand van de Kerkhervorming, evenzeer als zijn vader, doch terwijl deze niet alleen door godsdienstige, maar ook door staatkundige beweegredenen tot vervolging van andersdenkenden werd aangezet, was het bij philips eene diepgewortelde overtuiging, welke hem uit kwalijk geplaatsten godsdienstijver het ter dood brengen van allen, die niet volkomen zijne geloofsbegrippen deelden, tot een heiligen plicht, tot een Gode welgevallig werk maakte. Daarom verklaarde hij ook, dat hij liever duizend levens zou willen verliezen, dan verandering in den godsdienst te vergunnen.

Kort na de aanvaarding der regeering werd hij gewikkeld

-ocr page 70-

36

in een oorlog met Frankrijk., dien liij echter in 1559 door een voordeeligen vrede eindigde. Het was voornamelijk aan de Nederlanders, en in het bijzonder aan lamoraal, Graaf van Egmond, een der aanzienlijkste edelen, dat hij de overwinningen bij St. Qwimtijn (1557) en Grevelingen (1558), waardoor de oorlog beslist werd, te danken had.

Toen de vrede gesloten was, vertrok philips naar Spanje, na alvorens orde op de regeering te hebben gesteld. Tot algemeene Landvoogdes benoemde hij zijne zuster mauga-keta van Panna (1), die in het bestuur zou worden bijgestaan door een Raad van State, dat is, eene vergadering van aanzienlijken, door den Koning benoemd, om de Landvoogdes voor te lichten omtrent de zaken van vrede of oorlog of van algemeen bestuur. In moeilijke omstandigheden moest zij daarenboven nog den raad inwinnen van drie door philips aangewezen mannen, op wier denkwijze, zoowel in het staatkundige als in het godsdienstige, hij volkomen kon rekenen. De meest invloedrijke daarvan was geanvellb. Bisschop van Vfreclit, die weldra de voornaamste raadsman der Landvoogdes werd.

Voorts waren er, evenals vroeger (zie bl. 52), in de verschillende gewesten Stadhouders aangesteld, die den Souverein vertegenwoordigden en als zoodanig het bevel over het krijgsvolk voerden, en de zaken van inwendig bestuur regelden. De aanzienlijkste onder hen was de Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, willem. Prins van Oranje, Graaf van JVassaw.

Deze vorst, in 1533 te Dillenburg in Nassau geboren,

(1) Zij was gehuwd met octavius farnese, Hertog- van Panna. De landvoogdes maria (bl. 52) was met haren broeder karei, V naar Spanje getrokken, en vervangen door emandel piiiubert, Hertog van Savoije, die vroeger door de Franschen uit zijne Staten verdreven, bij het sluiten van den vrede in '1559 in zijn gebied hersteld werd, en nu derwaarts terugkeerde.

-ocr page 71-

57

was de zoon van willem den Oude, Graal' van Nassau-Dillenburg en juliane, Gravin van Stolberg. Zijn neef, réné van Nassau, die van eenen oom van moederszijde het prinsdom Oranje (ll geërfd had, en in 1544 zonder kinderen overleed, liet hem niet alleen dat Prinsdom, maar ook vele aanzienlijke leengoederen in de Nederlanden na, als : de Baronie van Breda, de Heerlijkheden Oosterhout, Geertruidenburg enz.

Reeds op jeugdigen leeftijd was hij de lieveling van kakel T, die hem aan zijn hof liet opvoeden, en hem later zijn volle vertrouwen schonk. Zoowel door zijne betrekking tot dien vorst, als door zijne hooge geboorte en aanzienlijke bezittingen, behoorde dus willem van Oranje tot de voornaamste edelen in ons land; maar het was vooral door zijne uitstekende hoedanigheden, dat hij zich boven allen onderscheidde. Aan schrander doorzicht, werkzaamheid en stilzwijgendheid (die hem den naam van willem den Zwijger deed verworven) paarde hij eene oprechte verdraagzaamheid omtrent de godsdienstige gevoelens van anderen, en koesterde dus een onbegrensden afkeer van vervolging en gewetensdwang. Hij behoorde tot de Katholieke Kerk, maar wel verre van de dweepzieke denkbeelden van philips te deelen, eerbiedigde hij de geloofsbegrippen van andersdenkenden. Geen wonder was het dus, dat hij door die hoedanigheden en door zijne welwillendheid en vorstelijke mildheid de harten van het volk wist te winnen, maar ook d it philips hem om die reden met achterdocht beschouwde.

Een ander edelman, die grooten invloed op het volk had, was de hierboven genoemde lamoraal. Graaf van ligmond, Stadhouder van Vlaanderen en Artois, die door zijne ridderlijke dapperheid en zijn beminnelijk karakter

(i) Het Prinsdom Oranje lag in liet zuiden van Frankrijk nabij Avignon, en was in 793 door karel den Groote als een aliodiaalgoed aan den heldhaftijjen willem (bijgenaamd au cornel) gegeven.

-ocr page 72-

58

zich dc algemeene liefde had weten te verwerven. Hij bezat evenwel op verre niet de standvastigheid en de schranderheid van Willem van Oranje.

§ 13. Becjin van de ontevredenheid hier te lande.

Weldra bleek het, dat philips niet voornemens was het geringste op het punt van godsdienstvrijheid toe te geven. Nog vóór zijn vertrek gelastte hij uitdrukkelijk de strengste handhaving der bloedige plakkaten tegen hen, die de Hervormde beginselen svaren toegedaan, en om den invloed van de geestelijkheid te vermeerderen, wist hij bij den Paus de aanstelling van achttien Bisschoppen hier te lande te bewerken, in plaats van vier, zooals er vroeger geweest waren, liet land werd dus, wat het kerkelijk beheer aangaat, verdeeld in even zoovele Bisdommen, terwijl zich daarbij het gerucht verbreidde, dat philips voornemens was de Sjmau-sche Inquisitie hier te lande in te voeren. Dit was eene geestelijke rechtbank, ongeveer eene eeuw te voren in Spanje opgericht, welke met de grootste onmenschelijkheid woedde tegen allen, die ook maar in het geringste afweken van het geloof, dat door de Kerk als het alleen ware was aangenomen, en honderdduizenden door beulshanden liet ombrengen of in gevangenissen deed versmachten (1).

Niettegenstaande verreweg de meerderheid van het Ne-derlandsche volk Katholiek was (het aantal Hervormden bedroeg nog niet een honderdste gedeelte) was de afkeer van de blinde vervolgzucht van philips algemeen, terwijl

(1) De Inquisitie, ilio reeils sedert verscheidene eeuwen in de Katholieke Kerk bestond, was oorspronkelijk eene instelling tot onderzoek naar het geloof hij de leden der Kerk, en het terecht wijzen of straffen der afvalligen. Die Inquisitie, als tot de Kerk hehoorende, bestond hier te lande evenals elders. D,! Sjiaansche Inquisitie daarentegen, welke alleen in Spanje was gevestigd, was daarvan onafhankelijk, en alleen aan het gezag van den Koning onderworpen.

-ocr page 73-

59

de gegronde vrees, dat hij voor geene middelen zou terugdeinzen om zijne plannen door te zetten, en het vooruitzicht dat hij zich daartoe, zonder de vrijheden eu privilegiën des volks te achten, van een geheel onbeperkt gezag zou trachten meester te maken, de gemoederen meer en meer in beweging bogonnen te brengen. Met dit laatste vermoeden bracht men ook in verband de tegenwoordigheid in de Zv'ule-lijke Nederlanden van Spaansche benden, die in den oorlog-tegen Frankrijk gediend hadden. Men verzocht daarom den Koning dringend, nadat de \ rede gesloten was, de vreemde troepen uit het land te zenden en de verdediging der grenzen aan de Nederlanders zeiven over te laten. Hij beloofde liet nog vóór zijn vertrek naar Spanje, maar het duurde ongeveer anderhalf jaar eer hij aan die belofte voldeed.

Guanvklle, die inmiddels tot Kardinaal bevorderd was, had weldra het geheele vertrouwen der Landvoogdes gewonnen. Zij deed niets zonder zijnen raad, hetgeen in hooge mate de ontevredenheid opwekte van de ÜYederlandsclie edelen, wier voorstellen niet meer geteld werden, en die het moesten aanzien, hoe alle ambten nagenoeg alleen aan zijne gunstelingen werden gegeven.

De meeste hoofden van den adel vereenigden zich daarom tegen den Kardinaal, het voorwerp van den algemeenen haat, en zelfs drongen ohanje, egmond en de Graaf van Hoorne, Admiraal der ïTederlandsche vloot, schriftelijk bij den Koning op zijne verwijdering aan. Toen dit zonder gevolg bleef, verwijderden zij zich uit den Raad van State, van welken zij lid waren, doch waar zij geen den minsten invloed meer hadden. Dit bracht de Landvoogdes tot nadenken, en vreezende voor de gevolgen der meer en meer toenemende ontevredenheid, drong zij nu zelve bij philips aan op de verwijdering van granvklle, die eindelijk genoodzaakt was het land te verlaten, waar de verbittering

-ocr page 74-

fiO

tegen hem teu top gestegen was (April 1564). Oranje, egmond en hooene namen weder zitting in den Raad van State, en vooral door den invloed van den eerstgenoemde verminderde de geloofsvervolging eenigszins.

§ 14. Verhoud dar Edelen. Beeldenstorm.

1505—1506.

Inmiddels waren de leerstellingen der Hervormden op eene Kerkvergadering (1) te Trente veroordeeld, en was de bestraffing en uitroeiing der nieuwe denkbeelden tot plicht gemaakt.

De Koning zond dan ook op het alleronverwachtst (Nov. 156')) bevel, om de plakkaten en de Inquisitie (zie de aantee-kening op bl. 5S) met verdubbelde strengheid te handhaven, en de Hervormden feller dan ooit te vervolgen. Dit verwekte aigemeene verontwaardiging en misnoegen, vooreerst omdat het aantal belijders der hervormde leer dagelijks toenam, en ten andere omdat men zoodanige maatregelen allernoodlottigst oordeelde voor de welvaart van het land, dat voornamelijk door den handel bloeide, en op den duur door vele vreemdelingen werd bezocht, die toenmaals reeds in verscheidene staten van Europa aan vrijheid van godsdienst gewoon waren.

Daarbij kwam nog, dat vele edelen, wier macht en invloed nagenoeg geheel verloren gegaan waren, en die voor een groot gedeelte tengevolge van den oorlog of van de verkwistende levenswijze aan het hof, diep in schulden staken, niet ongeneigd waren, zich met het volk tegen den vorst te verzetten, in de hoop zoodoende hun aanzien te herwinnen.

De vrees voor de vervolging bracht eindelijk het sluiten van een verbond teweeg (Nov. 1565), hetwelk, omdat

(1) Zoo noemde men eone bijeenkomst van geestelijken, door den Paus opgeroepen oin over belangen der Kerk te raadplegen.

-ocr page 75-

61

de eerste deelnemers edelen waren, het Verhond der edelen genoemd werd, en weldra meer dan 2000 leden, zoowel van den adel als van den burgerstand, telde, die zicli onderling verbonden: nhet invoeren der Spaansche inquisitie op alle wijzen te beletten.quot; De ontwerper was philips van mabnix, Heer van St. Aldegonde, een boezemvriend van okanje; de voornaamste hoofden waren henuiuk, Graaf van Brederode, en lode wijk. van Nassau, broeder van oranje (1). De prins zelf nam er echter, zoomin als kg.mond en hoorne, deel aan, daar zij, aanzienlijke ambten in 's Konings dienst be-kleedende, wel bij hem konden aandringen op verandering en verbetering, maar in geen openlijk verzet tegen zijne bevelen konden treden, terwijl oranje bovendien het sluiten van het Verbond als onberaden schijnt afgekeurd te hebben.

Weldra stelden de verbondenen een smeekschrift op aan de Landvoogdes, waarin zij haar op de toenemende ontevredenheid onder het volk opmerkzaam maakten, en haar verzochten de strenge plakkaten voorloopig niet te doen uitvoeren, totdat eene afgevaardigde, daartoe aan philips te / zenden, de geheele intrekking dier bloedige bevelschriften zou verworven hebben.

Driehonderd edelen, met hendrik van Brederode aan het hoofd, begaven zich iu optocht naar het paleis van de Landvoogdes te Brussel, en reikten haar dit verzoekschrift over (5 April 156fi).

Een van makgareta's hovelingen, ziende dat zij bij de nadering van den optocht verschrikte, poogde haar gerust te stellen door te zeggen : //t zijn maar bedelaars.quot; Deze uitdrukking, in het Pransch gebezigd [ce ne sont que des gneux), gaf aanleiding, dat de verbondenen het scheldwoord

(1) Will km van Oranje had vier broeders, allen jonger dan hij: jan de Oude, die zijn vader in de Duitsche Staten opvolgde, lodkwijk, adolf en hendrik.

-ocr page 76-

62

als een eernaam opvatten, en zich zeiven en allen, die tot hunne partij' behoorden, voortaan Geuzen noemden.

Het verzoekschrift had echter weinig uitwerking. Wel sloeg de Landvoogdes, voor opschudding vreezende, eene matiging der plakkaten voor, maar men weuschte de gc-heele afschaffing, en zond, om den Koning daartoe te bewegen, twee edelen naar Spanje, die daar echter beiden in het geheim omgebracht werden.

Intusschen maakte de Hervorming hier te lande groote vorderingen, en de verbondenen beloofden, zoo men wil, aan de Hervormden hunne bescherming. Van deze stemming dei-gemoederen maakten ongelukkigerwijze eenige dwepers en onruststokers gebruik, om de lagere klassen des volks op te hitsen, waarvan de zoogenaamde beeldenstorm het gevolg was. Door valschen godsdienstijver gedreven, sloeg het gemeen, eerst in Vlaanderen, en onmiddellijk daarna ook in Brabant en Holland, tot de gruwelijkste baldadigheden over; honderden kerken en kloosters werden geplunderd en verwoest, en de heelden, schilderijen en andere kostbaarheden en kunstwerken, die ze versierden, op de schandelijkste wijze vernield (Aug. 156()).

De onverwachte tijding van het gebeurde bracht eene geweldige ontsteltenis in het geheele land te weeg. .De Landvoogdes, door schrik bevangen, beloofde, om tijd te winnen, aan de verbondene edelen vrijheid van godsdienst en opheffing van de Inquisitie, indien zij hunne medewerking toezegden om de ongeregeldheden te keer te gaan. T)e edelen van hunne zijde waren hoogst verontwaardigd over de gepleegde buitensporigheden. Hoewel deze niets gemeen hadden met het verbond, dat tot nu toe op een bedaarde en wettige wijze de opheffing 'der bestaande bezwaren had zoeken te verkrijgen, onttrokken zich een groot aantal van de Katholieke leden aan verdere medewerking, daar zij zich hevig gekrenkt gevoelden door de plundering en verwoesting hunner kerken.

-ocr page 77-

63

§ 15. Komst van den Hertog van Alva. Baad van heroerte.

1567.

Zoo geraakte het verbond aan het wankelen, en ma.ii-gaketa, van die gunstige omstandigheden partij trekkende, besloot nu het gezag des Konings met geweld te handhaven. Zoodra zij zag, dat de eendracht tusschen de verbondenen verbroken was, wierf zij troepen in Dwitschland, bedwong zonder veel moeite den tegenstand van eenige edelen, die de wapenen hadden opgevat, herstelde de rust, legde bezetting in de voornaamste steden, en belette overal de uitoefening van den Hervormden godsdienst.

Terzelfder tijd verspreidde zich de schrikwekkende tijding door liet geheele land, dat philips, in woede ontstoken over het gebeurde, een leger bijeen deed trekken, om de Nederlanders te tuchtigen.

Dit alles te zamen genomen, deed willem van Oranje het besluit opvatten, het land te verlaten. Hoewel hij bitter gegriefd was door de buitensporigheden van het volk en tot het straflen der aanstokers had medegewerkt, keurde hij de daarop gevolgde maatregelen van de Landvoogdes, en vooral de onderdrukking en vervolging der Hervormden, ten hoogste af. Daar hij buitendien wist, dat men hem, zoowel als mg mond en hoorne, voor de geheime hoofden der misnoegden hield, en men hem slechts zocht te misleiden, totdat de tijd daar zou zijn om hem te vatten en te straflen, legde hij zijne waardigheid neder, waarschuwde egmond, hoewel tevergeefs, voor den strik, die hein gespannen werd, en vertrok naar zijne Duitsche staten. Duizenden inwoners verlieten nu ook het land.

Tevergeefs zocht maiigarkta, nu alles hier rustig was, aan philips te doen inzien, welken nadeeligen indruk liet op de gemoederen der Nederlanders zou maken, wanneer hij

-ocr page 78-

(54

in weerwil daarvan een Spaansch leger naar deze gewesten zond. Philips wilde bloedig wraak nemen, en werd in dat voornemen vooniamelijk gesterkt door een der aanzienlijkste onder de Spaansche edelen, Ferdinand alvares de Toledo, Hertog van Alva, den grootsten veldheer van zijnen tijd, een man van onverbiddelijke strengheid, wiens hardvochtig karakter voor de bloedigste middelen niet terugdeinsde om zijn doel te bereiken.

Deze werd door philips aan het hoofd van een leger van ruim twintig duizend man herwaarts gezonden, en deed den 22sten Augustus 1567 zijnen intocht in Brussel als Kapitein-Generaal (1) der Nederlanden. Het gezag, waarmede de Koning hem bekleed had, was evenwel zoo groot, dat margareïa haar ontslag verzocht, waarop alva in hare plaats tot algemeen Landvoogd werd aangesteld.

Al zeer spoedig deed hij egmond, hoorne en eene menigte andere aanzienlijken gevangennemen, en stelde eene buitengewone rechtbank aan, welke allen moest hooren en vonnissen, die tegen den Koning en de Kerk misdaan hadden. Deze rechtbank, de Raad van beroerte (dat is; van oproer) genoemd, kreeg weldra om de gruwelijke wreedheid, waarmede zij te werk ging, van het volk den naam van Bloedraad. Niet alleen zij, die ook slechts het geringste deel aan de onlusten genomen hadden, maar ook zij, die ze niet hadden belet, werden ten strengste gestraft, en eindelijk (26 Eebr. 1568) bekrachtigde philips een vonnis, dat hij door de Spaansche Inquisitie had doen opmaken en waarbij alle Nederlanders (met uitzondering van eenigen, die met name genoemd werden) schuldig weidón verklaard, en tot het verlies van leven en goed werden veroordeeld. Hierdoor was het geheele land aan de willekeur van den onverbiddelijken \lva overgeleverd,

(i) Kapitein-Generaal was de titel van tien Opperbevelhebher dér krijgsmacht. Zoo waren de stadhouders Kapitein-Generaal in hunne provincie.

-ocr page 79-

die door den schrik, welken de dagelijksche terechtstellingen verspreidden, en door de aanwezigheid van zijn krijgsvolk het tot vertwijfeling gebrachte volk in toom hield. Van dit oogenblik af aan hadden de Nederlanders het onbetwistbare recht, hun lijf en goed te verdedigen tegen een dwingeland, die hun aller ondergang had besloten.

§ 16. Begin van den tachtigjarigen oorlog. Mislukking van den eersten inval van Willem, van Oranje.

1568.

De hoop van het ongelukkige volk berustte, naast God, op Willem van Oranje, den eenige die nog uitkomst geven kon. Deze had zich aan geen verzet hoegenaamd tegen de bevelen van den Koning schuldig gemaakt: toen hij tot de gewelddadige maatregelen van marcsaueta niet wilde medewerken, had hij vrijwillig zijne ambten nedergelegd, en bij zijn vertrek uit de Nederlanden verklaard, niets tegen philips te zullen ondernemen, tenzij deze hem in zijne eer of zijn goed aantastte. Dit nu gebeurde. Alva daagde ook hem voor den Raad van beroerte, waarvoor hij echter weigerde te verschijnen, omdat hij als Souverein Vorst en leenman van philips alleen voor zijns gelijken kon terechtstaan (bl. 12). Het vonnis evenwel van de Spaansche Inquisitie trof ook hem, en zijne goederen werden verbeurdverklaard. Terzelfder tijd werd zijn oudste, dertienjarige zoon philips willeji, die te Leuven studeerde, door alva opgelicht en naar Spanje gezonden.

Toen besloot Prins willem van Oranje, koning philips den oorlog aan te doen, het onderdrukte volk ter hulp te komen, het te verlossen van de Spaansche dwingelandij en gewetensvrijheid te verwerven voor de Hervormden, tot wier leerstellingen hij zelf nu ook was toegetreden.

vadekl. geschied 5

-ocr page 80-

6(i

Met de uiterste iuspauuiug bracht hij in Duitschland een leger bijeen. Hij verkocht te dien einde zijn zilverwerk en kleinooden, en leende van eenige vorsten geld, maar vooral was liet zijn broeder jan can Nassau (1) die hein den meesten onderstand verstrekte, en daartoe zijne eigene heerlijkheid verpandde.

Het plan van den Prins was, met dat leger Brabant binnen te rukken, waarna hij hoopte, dat eenige voorname steden zijne zijde zouden kiezen, en dat het volk de wapenen zoude opvatten. Tot voorbereiding van dien aanval zond hij kleine troepenafdeelingen op drie onderscheidene punten het land in, om zoodoende de macht van alva te verdeelen.

Twee van die ondernemingen mislukten geheel en al, en de derde werd slechts in den beginne met een gunstigen uitslag bekroond. Graaf lodewijk van Nassau, 's Prinsen broeder, viel namelijk in Groningen, en behaalde (23 Mei 1568) bij Heiligerlee eene overwinning op den Graaf van Aremherg; stadhouder van dat gewest. Alva trok hierop in persoon met bijna zijne geheele krijgsmacht naar Groningen, na alvorens een twintigtal edelen, waaronder ook egmond en hooene, op het schavot te lubben doen onthoofden, om door schrik en ontsteltenis de rust gedurende zijne afwezigheid te verzekeren. Met meer dan dubbele overmacht viel hij Graaf lodewijk bij Jemmtngen aan (21 Juli 1568), en bracht eene beslissende nederlaag toe, waaraan lodewijk hem met slechts een klein gedeelte zijner troepen ontkwam.

Ruim twee maanden later trok de Prins van Oranje met een leger van ruim 20000 man nabij Maastricht over de Maas. Zijne hoop, dat het volk zijne partij zou kiezen, bleek ijdel te zijn; alva's vreeselijke strafoefeningen hadden zulk een schrik verspreid, dat men den Prins geen

(1) Ook .Tan dn Ourln genoemd, regeerende Graaf in Nassau (bl. 61 in de aanteekening).

-ocr page 81-

67

openlijken bijstand durfde veiieenen , voordat er eenig belangrijk voordeel was behaald. Alva, die zeer goed begreep, dat de Prins zijn leger, hetwell: dagelijks groote sommen gekls kostte, onmogelijk lang op de been zou kunnen konden, liet zijne eigene legerplaats nabij Maastricht door sterke verschansingen omringen, en daar hij buitendien bijna 10 000 man meer onder de wapenen had dan okanje, was het dezen onmogelijk, hem met eenige hoop op goed gevolg aan te tasten. Alle pogingen, die hij in het werk stelde, om alva uit zijne verschansingen te lokken, waren vruchteloos, en wat de bekwame Spaansche veldheer voorzien had, gebeurde: na eenige weken was de Prins genoodzaakt, zijn leger af te danken, en zich kort daarop weder naar DuitscJdand te begeven il569}.

§ 17. De tiende penning. Inneming van Den Br iel.

Opstand in Holland. Tweede inval van Oranje.

De maatregelen van Alra tot herstel van 's Konings gezag. Zijn vertrek naar Spanje.

1569—1573.

De trotschheid en hardvochtige strengheid van alva ken den in de twee bange jaren, die nu volgden, geene palen meer; het gevangennemen, veroordeeleu en straffen nam steeds toe; eene menigte ingezetenen vluchtten het land uit, vestigden zich elders, of verkregen lastbrieven van okanje, om schepen te bemannen en den Spanjaarden ter zee afbreuk te doen; — deze stoute kapers werden WaUrgeuzen genoemd. De geheele bevolking was in de diepste verslagenheid gedompeld, welke nog vermeerderde toen alva in 1569, om de zware uitgaven van zijn leger als anderszins te bestrijden, eene belasting uitschreef, die den handel en daarmede de geheele welvaart des lands dreigde ten gronde te richten. Op

-ocr page 82-

eigen gezag-, en zonder de Staten der gewesten te raadplegen, zooals de vorsten b'j het regelen der opbrengsten altijd gedaan hadden, gelastte hij dat bij iederen verkoop, die gedaan werd, het tiende gedeelte der waarde van het verkochte in de schatkist zou worden gestort. Deze inbreuk op de aloude privilegiën verwekte algemeen misnoegen, en de meeste steden en gewesten traden met al va in onderhandeling, om den tienden penning (zoo werd deze belasting genoemd) door zware geldsommen af te koopen. Slechts eene enkele poging werd er in die dagen gewaagd, om eenen opstand te beginnen. De dappere hkrman dt: uuiter, een ossenkooper uit ^n-Hertogen-bonch, maakte zich namelijk in December 1570 bij verrassing van het slot Toevestein meester, verdedigde zich daar verscheidene dagen lang tegen eene tiendubbele overmacht, maar daar hij niet werd ondersteund, moest hij zwichten, stak den brand in het buskruit, en sneuvelde met bijna al zijne metgezellen.

Ai,va, de langdurige onderhandelingen over hetafkoopen of wijzigen van den tienden penning eindelijk moede, besloot in het voorjaar van 1572 geweld te gebruiken.

Reeds had hij last gegeven, de winkeliers, die aan zijne bevelen weerspannig waren en hunne winkels dreigden te sluiten, indien men die belasting van hen bleef vorderen, in hunne deuren op te hangen, toen eensklaps de tijding in Brussel verspreid werd, dat de Watergeuzen J)en Uriel hadden veroverd.

Deze ondernemende zeelieden hadden tot dien tijd toe bij hunne tochten gewoonlijk eene veilige schuilplaats gevonden in de Engelsche havens; doch toen Koningin elisabeth van Engeland hun dit uit vrees voor oorlog met Spanje in het begin van 1572 verbood, besloten zij, onder bevel van lumey,

blois VAN ÏKF.slong en JAKOB SIMONSZOOM DE KIJK, eenigC

iSoordhollandsche stad te verrassen. Poor tegenwind daarin verhinderd, en voor den mond van de Maas gedreven, vormden zij het plan, een aanslag te wagen op Ben Briel. Deze gelukte

-ocr page 83-

fit)

(1 April 1572), en men besloot, de stad uiet, zooals men eerst voornemens was, te plunderen en te verlaten, maar haar te versterken en voor den Prins van Oranje te bewaren.

De inneming van Den Brid was het sein voor de uitbarsting van den zoo lang onderdrukten haat tegen de Spanjaarden. Het duurde niet lang of F7j.sw«(jfe;iijoeg de Spaansche bezetting de stad uit; Veere, Enhlmizeu en Medemblik volgden, en binnen eenige weken was geheel Noord-Holland aan de zijde van den Prins.

Terzelfder tijd beloofde karel IX, Koning van Franlcrijh, die den Spanjaarden vijandig was, in het geheim hulp tegen philips, en om de gemeenschap met genoemd rijk te bevorderen, maakte lodewijk vau Nassau zich bij verrassing meester van de stad Bergen of Mom in Henegouwen (Mei 1572)

Alva, in woede ontstoken over het plotseling uitbreken van zulk een bedenkelijken opstand, had iutusschen een leger bijeengetrokken om de Hollandsche steden weder te onderwerpen, maar op de tijding van de verrassing van Mons besloot hij, eerst die stad te heroveren^ en sloeg er met bijna zijne geheele krijgsmacht het beleg voor. Hierdoor kreeg de opstand, vooral in de Noordelijke gewesten, die nu nagenoeg van Spaansch krijgsvolk ontbloot waren, gelegenheid zich uit te breiden, en weldra was bijna geheel Holland en Zeeland beuevens een groot deel van Gelderland, Friesland en Ooerijsel van alva afgevallen.

Men oordeelde het nu in Holland volstrekt noodzakelijk, door gezamenlijk overleg de verkregen voordeden te b vestigen, en geregelde plannen voor de toekomst te maken. ïe dien einde kwamen de Staten van dat gewest te Dordrecht bijeen (15 Juli 1572;, en besloten, het land eendrachtelijk te verdedigen tegen de Spaansche dwingelandij. Men bleef zicli beschouwen als onderdanen van philips, den wettigen Graaf, maar verklaarde alva, die door zijn bestuur het land ten gronde dreigde te richten, tot vijand, erkende den Prins van Oranje als den wettigen Stadhouder van den

-ocr page 84-

70

Yorst over Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland, en beloofde hem als zoodanig gei rouw te zullen blijven.

Oranje, die zijnen vriend maknix van St Aldegonde als zijn gevolmachtigde in deze vergadering gezonden had, aanvaardde de betrekking van Stadhouder, en beloofde van zijne zijde, niets te zullen doen of bevelen, zonder het advies in te winnen van de Staten, die daardoor dus voor het eerst een meer bepaald aandeel in de regeering verkregen ibl. 35).

Intusschen had de Prins, met opoffering van al wat hij bezat, opnieuw in Du•tschland een leger van 20,000 man geworven. Door de Staten met geld ondersteund, viel hij voor de tweede maal in de Nederlanden (Augustus 1572), en rukte zegevierend voorwaarts tot Mom, om alva te dwingen, het beleg dier vesting op te breken.

Deze hield zich echter ook nu weder binnen zijne verschansingen, waardoor het den Prins onmogelijk werd, hem aan te vallen. Zijne hoop op ondersteuning uit Frankrijk was daarenboven geheel verijdeld, want kort voor zijne aankomst voor Mons had hij de tijding ontvangen van een gruwelijken moord, die daar te lande in den nacht van den 34sten Augustus {St. Bartholomeus-nachi) op last van het Hof aan de Hervormden gepleegd was, en aan meer dan 70,000 menschen het leven had gekost. Wat alva verwacht had, gebeurde: ouanje was ten tweeden male genoodzaakt wegens geldgebrek zijn leger af te danken, en zijn broeder moest dientengevolge Mons tegen vrijen aftocht der bezetting overgeven.

Nu besloot de Prins naar Holland te gaan, waar alle steden, behalve Amsterdam hem toegedaan waren, en van daar voortaan den strijd tegen de Spanjaarden te voeren.

Om de opgestane steden in de Noordelijke gewesten weder tot gehoorzaamheid te dwingen, zond alva nu zijnen zoon, Don frederik, met het grootste gedeelte zijns legers naar Gelderland, dat in weinige weken onderworpen was. Daarop

-ocr page 85-

71

trok Bon fredertk naar Holland, nam bezit van Naarden, dat op eene gruwelijke wijze werd uitgemoord, en sloeg toen het beleg voor Haarlem, (11 Dec. 1573), om door de verovering van die stad de gemeenscliap tusschen 'Noord- en Zvid-Holland te verbreken.

Zeven maanden lang bood de heldhaftige burgerij met de bezetting, onder den edelen Tries wybout rippf.rda, den hardnekkigsten wederstand; zelfs 300 vrouwen onder aanvoering van kenau simons hassklaar namen aan de verdediging deel. Tevergeefs poogde oranje tot driemalen toe de stad te ontzetten, en toen eindelijk de ellende en de hongersnood ten top gestegen waren, gaf zij zich aan Don ppj'dkrik over, die haar met het vermoorden van meer dan 1700 menschen en het onthoofden van den dapperen iupperda strafte (-Fuli 1573).

Nu voerde hij zijn leger naar Noord-Holland, terwijl de Graaf van bossu, die vroeger door alva tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd was, dat gewest met eene vloot op de Zuiderzee zou bestoken.

Alkmaar, dat het eerst belegerd werd, weerde zich onder aanvoering van jacon kabkuauw z io kloek, dat Do/t. fredkutk genoodzaakt werd af te trekken (Oct. 1573). Drie dagen later behaalde de vloot van den Prins onder koknelts dikkszoon op de Zuiderzee eene overwinning op bossu, die zelf gevangengenomen werd. Dientengevolge zag de vijand van zijn eerste voornemen af, wendde zich tegen Zuid-Holland en sloeg het beleg voor Leiden.

Inmiddels begon alva, die nu ruim zes jaren tevergeefs getracht had de ISTederlanders met geweld te onderwerpen, en daartoe vele duizenden menschen door beulshanden had doen ombrengen^ naar zijn ontslag te verlangen uit tene betrekking, waarin hij zich den haat vn een geheel volk had op den hals gehaald, terwij] hij tevens vreesde, zijn vroeger zoo welverdienden krijgsinansroem geheel te zullen

-ocr page 86-

72

verliezen. Op zijn aanhoudend verzo k werd d:t ontslag eiiulciijlc door philips verleend, en nog vóór het einde van 1573 verliet hij met zij .en zoon de Nederlanden.

§ i8. lieqvesens. Landvoogd. Slag op de Mookerheide. Leiden ontzet. Bood van Requesens. Pacificatie van Gent.

1573-1576.

Don lotus de requesens, diein alva's plaats tot Landvoogd benoemd werd, bezaf noch de. onverbiddelijke hardvochtigheid, noch de gr^ote kri jgsmanshekwaamheden van zijnen voorganger. Hij vond bovendien de schatkist uitgeput, het leger verzwakt, geheel Holland, behalve Amsterdam en Haarlem, aan de zijde van oranje, terwijl Middelburg belegerd werd door de Priusge-zinden, die eveneens in Zedaud nagenoeg geheel meester waren.

Requesens liet het beleg v^n Leiden voortzetten, en zond (Jan. Iquot;i71) om Middelburg te ontzetten uit Antwerpen eene vloot, die evenwel op de Schelde door de Prinsen vloot volkomen geslagen werd, waarop de overgave van Middelburg volgde.

Voor de derde maal wilde men nu beproeven de Spanjaarden uit het land te verdrijven door middel van een in het buitenland geworven leger. De wakkere lodewtjk van Nassau had te dien einde ;j()00 man in Duiischland bijeengebracht en rukte daarmede n ar Gelderland, vergezeld van zijn jongeren broe !er hen duik. Requesens verzamelde terstond de noodige krijgsmacht, waartoe hij zelfs het beleg van Leiden deed opbreken, en zond die lodewijk te gemoet. Deze waagde met zijne weinig geoefende troepen, welke nog daarenboven op het oogenblik van den strijd de betaling van hun soldij vorderden, op de Mookerheide eeneu slag tegen de overmacht, maar leed eene volkomene nederlaag, en sneuv elde met zijnen broeder hendrik, na den dappersten tegenstand gebode;i le hebben (14 April 157-1-!.

Ongelukkigerwijze had men in Leiden verzuimd, Win dien

-ocr page 87-

73

tussclieutijd gebruik te malcen, om zich van genoegzamen voorraad te voorzien. Zes welven na den slag op de Mookerhe'uleVtgiX-den de Spanjaarden onder fiians valdez zich andermaal om de stad, en sloten alle toegangen zorgvuldig af, ten einde haar door uithongering tot de overgave te dwingen. Na eenige weken was de nood reeds tot eene schrikbarende hoogte gestegen, en weldra begon alle leeftocht te ontbreken : de vreeselijkste hongersnood woedde, de pest sleepte; bijna de halve bevolking ten grave, maai' de heldhaftige burgerij, aangemoedigd door den bevelhebber der gewapende burgermacht, jan van üek does, en den Burgemeester van dek weef, bleef volhouden tot het uiterste. De Prins van Oranje, die geen krijgsmacht had om de Spanjaarden aan te vallen, deed nu de dijken van de Mam en den Hollandschen-LJsel doorsteken, waardoor een groot gedeelte van Zuid-Holland overstroomd werd. Het dappere Zeeuwsche scheepsvolk deed al het mogelijke1 om de stad met hunne plat-bodemde vaartuigen te naderen, en toen het water tot voor de muren was gekomen, verlieten de Spanjaarden hunne stellingen, en het vree-elijk geteisterde was ontzet (3 Oct. 1 •quot;) 74).

Tot belooning voor den betoonden heldenmoed, werd in het volgende jaar de hoogeschool gesticht, die later zulk eene groote vermaardheid verkregen heeft.

Het was evenwel te voorzien, dat de strijd, welken twee kleine gewesten, Holland en Zeeland, met zooveel dapperheid en zelfopoffering tegen de ontzaglijke Spaansche m narchie hadden aangevangen, niet lang zou kunnen worden volgehouden; vooral niet toen in hei; volgende jaar (157')) de Spanjaarden al verder en verder doordrongen. Zelfs oranje, wiens hulpmiddelen waren uitgeput, die al wat hij bezat aan de vrijheid zijner landgenooten had ten offer gebracht, die drie zijner broeders op het veld van eer had verloren, en niet-t: genstaande dat alles nog niet had gewanhoopt, begon nu te vre.zen, dat de dwingelandij zou zegevieren, wanneer

-ocr page 88-

74

men niet de li nip van eenig buitenlandsch vorst verkreeg.

Men besloot daarom, de souvereiniteit over Holland en Zeeland aan elizabeth, Koningin van Kngelaitd, aan te bieden docli deze gaf een afwijzend antwoord. Hetzelfde deed ook Koning Hendrik TTT van Frankrijk, toen liem dit aanbod gedaan werd. Beiden vreesden, zich in een oorlog te wikkelen met het machtige Spanje.

Tntusschen maakte de. vijand meer en meer vorderingen. De Prins van Oranje, wien de Staten de macht hadden opgedragen, om zoolang de oorlog duurde, als Souverein en opperhoofd te gebieden, had geene middelen meer om hem voortdurend te keeren, en reeds zag men, daar de nood ten hoogsten top gestegen was, het oogenblik naderen, dat men zich aan de Spanjaarden zou moeten onderwerpen, toen eene onverwachte gebeurtenis uitkomst gaf, namelijk de dood van eeqüesens, die in Maart 1576 na eene ziekte van weinige dagen overleed.

De gevolgen daarvan waren hoogst gewichtig. Het Spaansche krijgsvolk, dat in bijna twee jaren geene soldij ontvangen had, en tot nu toe slechts met moeite door den Landvoogd in toom was gehouden, sloeg met ontembare woede aan het muiten en trok plunderende en moordende het land door. Vlaanderen, Brabant en Limburg, en vooral de steden Maastricht en Antwerpen hadden vreeselijk te lijden. Tn laatstgenoemde plaats werd op de verschrikkelijkste wijze gemoord en geroofd, zoodat meer dan 500(1 burgers door deze zoogenaamde Spaansche furie het leven verloren. Eene algemeene verontwaardiging barstte nu in het geheele land los over de ongehoorde gruwelen ; overal vatten de burgers de wapenen op, om zich tegen de woede van het krijgsvolk te verdedigen. Yan deze gunstige omstandigheid maakte okanje gebruik om de andere gewesten over te halen, zich met Holland en Zeeland tegen den algemee-nen vijand te verbinden.

Weldra kwamen dan ook de Algemeene Staten,[ dat

-ocr page 89-

75

is, de afgevaardigden uit de vijftien overige gewesten, te Brussel bijeen, en sloegen den Prins voor, te Gent over een onderlingen vrede te onderhandelen. Deze kwam werkelijk den 8sten November 1576 tot stand. Bij deze overeenkomst, de Pacijicaüe van Gent genoemd, werd bepaald, dat men de Spaansche benden het land zou doen ruimen, dat de Katholieke godsdienst, behalve in Holland en Zeeland, de heerschende zou blijven, doch de strenge plakkaten overal geschorst zouden worden, en dat de Prins van Oranje zou worden gehandhaafd als Stadhouder van Holland en Zeeland. Bij dat alles bleef men echter philips nog als vorst en heer erkennen.

§ 19. Don Jan van Oostenrijk, Landvoogd. Matthias van Oostenrijk.

1576—1579.

In plaats van kequesens had philips intusschen zijn bastaard-broeder. Don jan van Oostenrijk, tot Landvoogd aangesteld. Deze kwam in het laatst van 1576 in de Zuide-lijke Nederlanden aan, met uitdrukkelijken last van den Koning, om al het mogelijke te doen ter bevrediging, maar de gehoorzaamheid aan zijn gezag en de handhaving van den Katholieken godsdienst als voorwaarden te stellen.

De Algemeene Staten verklaarden hem als Landvoogd te willen erkennen, wanneer hij zich met de bepalingen van Ae. Pacificatie van Gent vereenigde, waartoe hij na lang onderhandelen overging, mits men den Katholieken godsdienst handhaafde (Febr. 1577). Deze overeenkomst tusschenhem en de Algemeene Staten, die daardoor een einde aan den oorlog hoopten te maken, werd het Eeuwig Edict genoemd. De Prins van Or an] e en de Staten van Holland en Zeeland, die onbepaalde vrijheid van gods-* dienst voor de Hervormden verlangden, namen haar niet aan.

Bon jan zond nu het Spaansche krijgsvolk het land uit,

-ocr page 90-

7 fi

maar bemerkte weldra dat lü] daardoor allen steun miste voor het gezag, hetwelk hij hoopte uit te oefenen, doch dat door de Algemeene Staten zooveel mogeli jk beperkt werd. Bovendien zag hi j maai- al te wel, dat het volk hem weinig genegen, doch zeer ten gunste van oeaxje gestemd was. Hij besloot dus al zeer spoedig, dien stand van zaken met geweld te veranderen, bezette onverwachts liet kasteel van Namen en eenige andere plaatsen met krijgsvolk, en verklaarde, dat hij in het vervolg onbepaalde gehoorzaamheid verlangde (24 Juli 1577).

De Algemeene Staten, over deze handelwijze verontwaardigd, verklaarden, hem niet meer als Landvoogd te erkennen, en noodigden den Prins van Oranje uit, naar Brussel te komen. Yelen waren nu geneigd, aan dezen de landvoogdij op te dragen; maar hiertegen verzetten zich verscheidene Zuidnederlandsche edelen, die als ijverige aanhangers van het Katholieke geloof, den tegenstand tegen philips niet zoozeer uit godsdienstige, als wel uit staatkundige beginselen volhielden, daar zij hoofdzakelijk de herstelling der oude vrijheden wilden bewerken, en tevens hun vroegeren invloed en macht herwinnen. Hun mishaagde dus de meer en meer toenemende invloed en grootheid van oranje, en dientengevolge boden zij aan den twintigjarigen broeder van den Keizer van üuitscMand, Matthias, Aartshertog van Oostenrijk, de landvoogdij aan. De Prins, die vóór alles eendracht wenschte, bewoog de Algemeene Staten, deze eigendunkelijke handelwijze goed te keuren, en den 2üsten Januari 1578 werd mat'ihias, die de hem aangeboden waardigheid aanvaard had, te Brussel als Landvoogd des Konings gehuldigd. Zijne macht was ev enwel, dewijl hij in alle zaken van gewicht in overleg moest treden met de Algemeene Staten, zoodanig beperkt, dat hij v- or zich zelven bijna geene vrijheid van handelen overhield, en dit nog te minder, daar men hemden Prins van Oranje, den grootsten staatsman zijner eeuw, ter zijde stelde, en hij dezen tot zijnen algemeenen Stedehouder benoemde. Oeanjk regelde

-ocr page 91-

77

dan ook alle zaken, en weldra noemde men Matthias spottenderwijze den Grif fier van d''n Prins.

Inmiddels had Don jan met de Spaansche benden, die hij had terugontboden, den oorlog hervat, en tengevolge van het verzuim der Staten om genoegzame zorg te dragen voor hun krijgswezen, werd hun slecht samengesteld leger dooide Spanjaarden onder alexander faiinese, prins van Far-ma (1), een der uitstekendste veldheeren en staatslieden van zijnen tijd, bij Gemblonrs volkomen geslagen (Jan. 15781.

De verdere voordeelen, door de Spanjaarden behaald, en het verlangen om den oorlog met kracht voort te zetten, waren oorzaak, dat de Algemeene Staten zich opnieuw tot Engeland en Frankrijk wendden, en aangezien de vooruitzichten nu zoo oneindig veel beter waren dan vroeger, vond men bij beide mogendheden ook een veel cunstig'er gehoor. Koning-in elisabeth zond

gt; ~ o ~

onderstand in geld, waarvoor men in troepen wierf,

aan wier hoofd zich Hertog johan casimiu van de 'Palts stelde; Koning hendrik III zond een leger van 10 i 10 0 man onder zijnen broeder, den Hertog van Anjou, wien de Staten den titel gaven van Beschermer der Nederlandsche vrijheid, met de belofte, dat bij verandering van Souverein dc keuze op hem zou vallen.

De hoop op eenc betere toekomst, die men thans billijker-wijze mocht koesteren, werd echter verijdeld door geweldige verdeeldheden over den godsdienst. Katholieken en Protestanten hadden zich, wel is waar, bij de Pacificatie van Gent ver-eenigd voor de algemeene zaak : wering der Spaansche dwingelandij; maar welke pogingen de Prins van Oranje ook aanwendde, om door onderlinge verdraagzaamheid op het punt van godsdienst de eendracht te bevorderen, zij bleken alle vruchtelooste zijn. Eene menigte dweepzieke Protestanten pleegden in verschillende oorden des lands gewelddadigheden legen anders-

(*1) Hij was de zoon van de vroegere landvoogdes margareta van Parma (bl. 56).

-ocr page 92-

7*

denkenden. In Vlaanderen vooral stegen de ongeregeldheden tot eene bedenkelijke hoogte, en gingen tot een openbaren strijd over. De verwarring, daardoor ontstaan, was onbeschrijfelijk, het opgewonden volk erkende op vele plaatsen het gezag van de overheid niet meer, en zelfs okanje werd door de heethoofden oin zijne edele verdraagzaamheid, die aan ieder vrijheid van godsdienst wilde toekennen, uitgekreten voor iemand, die om God noch godsdienst gaf. De Hertog van Anjou, meer gestemd ten voordeele der Katholieke partij, kwam daardoor in onmin met johan CASIMIR, die ijverig gereformeerd was, hetgeen ten gevolge had, dat beiden niets tegen den vijand uitrichtten, en eindelijk in Jan. la79 het land verlieten. Te midden van dit alles stierf Don jan, en wanneer de Hertog van Parnta, die nu het beleid der zaken op zich nam, niet door besmettelijke ziekten onder zijn krijgsvolk en door gebrek aan ondersteuning uit Spanje verhinderd ware geworden, iets van belang te ondernemen, dan was het wellicht met de Nederlandsche vrijheid gedaan geweest.

§ 20. Unie van Utrecht. Afzwering van Philips II.

1579—158].

Eindelijk begon men tot de overtuiging te geraken, dat eene nauwe vereeniging van al de Nederlandsche gewesten, zooals bij de Pacificatie van Gent bedoeld was, moeilijk in stand kon blijven. Twee groote beginselen, namelijk het verkrijgen van godsdienstvrijheid en het handhaven van de oude privilegiën tegen de willekeur des Konings en tegen de dwingelandij der Spanjaarden, waren de oorzaak van den opstand geweest, en maakten ook den grondslag uit van fa Pacificatie van Gent. Daar echter in de meeste zuidelijke gewesten de Katholieke godsdienst de heerschende was gebleven, was men er niet zoo onvoorwaardelijk gehecht aan het verkrijgen van geloofsvrijheid. Dit was trouwens reeds gebleken, toen de Algemeene

-ocr page 93-

p.

Staten bij liet erkennen van Bon jan als landvoogd, zijn eisch tot handhaving van den Katholieken godsdienst inwilligden (bl. 7 5), waarmede Holland en Zeeland, zooals gezegd is, zich niet wilden vereenigen. Tn de noordelijke gewesten daarentegen dacht uien in dit opzicht meer eenstemmig, en nadat de graaf van Rennenberg in Groningen, Friesland en Overijsel de aanhangers van Don jan had verdreven, en Noord-Nederland alzoo nagenoeg geheel van Spanjaarden gezuiverd was, begreep uien, dat eene afzonderlijke aaneensluiting van de noordelijke gewesten mogelijk en noodzakelijk was geworden, te meer daar pakma met uitstekende schranderheid de zuidelijke allengs tot volkomen onderwerping aan den wil des Konings begon terug te brengen, en er dus op hunne medewerking in het vervolg niet meer gerekend kon worden. Oiianje, hoezeer zoodanige ver-eeniging der noordelijke gewesten ten hoogste wenschende, kon als Stedehouder van Matthias bezwaarlijk in persoon daartoe medewerken, te meer omAamp;i Av Pacijicatie van Gent daardoor zou komen te vervallen; maar zijn broeder jan van Nassau, die eenigen tijd te voren door matthias tot Stadhouder van Gelderland benoemd was, bracht den 23sten Januari 1579 een verbond tusscheu Holland, Zeeland. Utrecht, Gelderland eo. fa Groninger Ommelanden (1) tot stand, bij hetwelk zich eenige maanden later ook Friesland, Groningen, Overijsel en Drente voegden, waar rennenberg als Stadhouder was aangesteld.

Bij dit beroemde verbond, de Unie van genoemd,

bleef men wel philüs als Heer erkennen, maar beloofden de gewesten elkander onderling bijstand met goed en bloed tot de verdediging van hunne rechten en de verkrijging van geloofsvrijheid; de verschillende gewesten z«uden vereenigd blijven, alsof zij slechts één geheel uitmaakten, maar voor

(4) De provincie Groningen v/as vroeger verieeld in de stad Groningen niet een gedeelte lands tot haar gebied behoorende, en de Ommelanden (liet overige gedeelte van dat gewest). De benaming van liet geheel was Groningen en Ommelanden, ol' ook wel eenvoudig Slad en lande.

-ocr page 94-

so

het overige werd er in de regering niets veranderd, en de bijzondere rechten en vrijheden van iedere stad of provincie bleven behouden. Terder zou er geen bestand of vrede gesloten, geen oorlog gevoerd en geene verbonden niet buitenlandsche mogendheden aangegaan worden dan met gemeen overleg en bewilliging van al de gewesten, terwijl geschillen tusschen de gewesten onderling zouden beslist worden door de stadhouders. De deelneming aan dit verbond stond ook andere gewesten of steden vrij, en zoo traden kort daarna Gent, Antwerpen, Breda, Brugge enz. tot de Unie toe; evenzoo in het volgende jaar de Prins van Oranje, onder goedkeuring van maïïhus.

Het groote nut van deze afzonderlijke vereemging bleek spoedig toen parma, zoowel door onderhandelingen als door de wapenen, meer en meer macht in de zuidelijke gewesten verkreeg. Hij beloofde de oude voorrechten te zullen eerbiedigen, en dus ook, zoodra er een leger van ingezetenen zou opgericht zijn, de Spaansche troepen uit liet land te zenden, mits men tot de gehoorzaamheid aan den Koning terugkeerde, en bij het Katholieke geloof bleef. Terzelfder tijd0 dwong hij de belangrijke vesting Maastricht, zich na een roemrijke verdediging over te geven (28 Juni 1579).

Terwijl alzoo ïauma den strijd voor Spanje voerde op eene wijze, die zijne groote hoedanigheden als Imjgsman en staatsman ook door zijne tegenstanders moest doen eerbiedigen, nam philips nog daarenboven zijne toevlucht tot het laaghartigste middel om zijne vijanden ten onder te brengen, tof0 den sluipmoord. Hij beloofde openlijk 25 000 gouden kronen en verheffing tot den adelstand aan hem, die den Pnns van Oranje zou om het leven brengen (1580).

In hetzelfde jaar leed de zaak der vrijheid in liet noorden van ons vaderland groot nadeel, daar de Graaf van Uennenlerg, in wien oeajjje zijn geheele vertrouwen stelde, eensklaps diens zijde verliet, en de stad Groningen voor den

-ocr page 95-

81-,

Koning van Spanje in bezit nam, hetgeen den oorlog in Groningerland, Drente en Overijsel deed ontbranden (1580).

Tn het jaar 1581 deed men eindelijk een stap, die de allergewichtigste gevolgen had. — Tot dien tijd had men altijd philips, in weerwil van den jammer en de ellende, welke hij door zijne dweepzieke wraakzucht over het vaderland had gebracht, als rechtmatig Yorst blijven erkennen, maar toen hij bij het stellen van een bloedprijs op liet hoofd van den Prins van Oranje te gelijker tijd hem en al degenen, die Item aanhingen, als rebellen uit zijne rijken en staten verbande met verbeurdverklaring van eer en goederen, toen begreep men, niet langer gehoorzaamheid verschuldigd te zijn aan een vorst, die de gezworen vijand was van zijn onderdanen, en met wien eene verzoening onmogelijk bleek te zijn. if en besloot dus, hem van zijn gezag vervallen te verklaren, en een anderen Heer te kiezen. Te dien einde opende men, vooral op aanraden van den Prins van Oranje, nieuwe onderhandelingen met den Hertog van Anjow, en bood hem de erfelijke souvereiniteit aan over de Nederlanden, met uitzondering van Holland en Zeeland, waar oquot;ranje het bewind zou blijven voeren, zooals het hem vroeger was opgedragen. De keuze was op anjou gevallen, omdat men hoopte dat daardoor Frankrijk een machtig bondgenoot zou worden tegen Spanje, en tevens omdat hij het vooruitzicht had in het huwelijk te zullen treden met Koningin elisa-beth van Engeland, van wie men alsdan mede hulp verwachten kon. Dit huwelijk kwam evenwel niet tot stand.

Bij deze opdracht werd' hem echter geen onbeperkt gezag verleend, maar de Algemeene Staten verkregen een aandeel aan de regeering, dat in vele opzichten grooter was dan het zijne, terwijl uitdrukkelijk bedongen werd, dat wanneer hij de bepalingen schond, onder welke hem de souvereiniteit werd opgedragen, zijne onderdanen hem de gehoorzaamheid mochten opzegden, en het recht hadden een anderen Vorst te kiezen.

vadehx. geschied. 6

-ocr page 96-

82

An j o u nam deze voorwaarden aan, en kort daarna werd philips plechtig vervallen verklaard van de regeering over de Neder-landen, en alle ingezetenen van de gehoorzaamheid aan hem ontslagen (26 Juni 1581). De Aartshertog Matthias legde nu de landvoogdij neder, en keerde naar Bultschlandterug.

III. TIJDPERK.

Van de afzwering van Philips tot aan den vrede van Munster.

van 1581 tot 1648.

§ 1. Voortzetting van den oorlog. De Fransche furie. Dood van Willem van Oranje. Wijziging in de regeering.

1581 — 1584.

De oorlog werd intussehen voornamelijk in de noordelijke gewesten gevoerd, waar eennexbeeg de Spaansche wapenen herhaaldelijk deed zegevieren, totdat hij het hoofd stiet voor Steen-wijk, dat door den dapperen jan van der kounput met den besten uitslag tegen eene meer dan tiendubbele overmacht verdedigd werd (Oct. 1580 tot Febr. 1quot;;SI). Kort daarna stierf uennexheiigj en de ervaren erans veiidugo werd door paiima tot zijnen opvolger benoemd. Voor het overige bepaalde zich de krijg in dit jaar en in verscheidene volgende hoofdzakelijk tot het nemen en hernemen van steden, omdat men van weerszijden niet sterk genoeg was om meer uitgebreide ondernemingen ten uitvoer te brengen. Een der gewichtigste voordeelen voor de Spanjaarden was de overrompeling van Breda (Juni 1581).

Het duurde niet lang of aan de laaghartige oproeping van philips werd gehoor gegeven : in Maart 1582 schoot een dweepzieke Spanjaard, jan jauregui, den Prins in, Antwerpen een

/ /

-ocr page 97-

83

pistoolkogel door het hoofd, waarvan hij evenwel gelukkig herstelde.

Inmiddels begon de hertog van Anjou langzamerhand in te zien. dat door de voorwaarden, op welke hem het bewind was aangeboden, de eigenlijke macht niet in zijne handen, maar in die der Algemeene Staten was, en dewijl het denkbeeld hem meer en meer ondragelijk werd, dat hij, een Prins van aanzienlijke geboorte en broeder van-den Koning van Frankrijk, zich in vele opzichten naar den wil van zijne onderdanen moest voegen, besloot hij aan die beperking van zijn gezag een einde te maken.

Met dit doel liet hij onverwachts (Jan. 1583) verscheidene steden in F/rtflwffe'CT? door zijn krijgsvolk bezetten, en deed in persoon een aanslag op de stad Antwerpen', maar nauwelijks waren zijne soldaten begonnen zich onder mo rdgeschreeuw door de straten te verspreiden, cf de wakkere burgers grepen naar de wapenen en joegen ze onder een verschrikkelijk bloedbad de poort uit. Deze aanslag, die men de FranscJie furie noemde, kostte aan 1400 Pranschen het leven.

Dooi- deze schandelijke trouweloosheid had anjou, die na de mislukking van zijn ontwerp naar Frankrijk vertrokken was, volgens de met hem gesloten overeenkomst, de heerschappij verbeurd, maar de omstandigheden, waarin men zich bevond, maakten het raadzaam, onderhandelingen over eene verzoening met hem te openen. Er waren anders slechts twee wegen open; of zich aan philips te onderwerpen, of zich met eigen macht en uit eigene middelen te verdedigen, daar van geene bnitenland-sche mogendheid ondersteuning te wachten was. Tot liet eerste kon men niet besluiten, na zoovele opofleringen voor de vrijheid gedaan te hebben, en het tweede scheen onmogelijk, vooral omdat men, na eene vredebreuk met anjou, verwachten moest ook de Pranschen tot vijanden te verkrijgen. Men sloot dus voorloopig een verdrag met hem, en begon onderhandelingen,

6*

-ocr page 98-

84

die tot in het volgende jaar duurden, en toen door zijn onverwachten dood (Juni lu84i werden afgebroken.

llaclielijker dan ooit was nu de toestand geworden. Ten gevolge van anjou's handelwijze was er eene geweldige verwarring in het bestuur ontstaan, waarvan p arma uitmuntend partij trok, door zich van onderscheidene steden in Brabant en Vlaanderen meester te maken. Daarbij kwam nog, dat velen den moed begonnen te verliezen, en va# eene verzoening met philips spraken; terwijl een schoonbroeder van den Prins van Oranje, Graaf willem van den bekg, die tot stadhouder van Gelderland was aangesteld nadat jan eau Nassau (bl. 79) naar zijne Duit-sche Staten was teruggekeerd, iu het geheim met de Spanjaarden onderliandelde, en toen dit verraad ontdekt was,'en men hem als bloedverwant van oiianje niet wilde vervolgen, openlijk de partij van den vijand koos.

Alle vertrouwen was evenwel nog op den Prins gevestigd, en men besloot in Holland, Zeeland en hem de erfelijke

souvereiniteit onder den titel van Graaf en Heer op te dragen, hetgeen hij vroeger meer dan eens in het algemeen belang van de hand had gewezen. Xu evenwel begreep hij zelf, dat het noodzakelijk was, ten einde op die wijze eene vrijwillige onderwerping aan philips, die gezworen had nimmer eenige godsdienstvrijheid toe te staan, voor altijd onmogelijk te maken. Hij nam daarom den brief van opdracht aan iDec. 1583); doch terwijl men nog raadpleegde over den dag dei-huldiging, werd hij den lOden Juli 1584 door balthazae gehauds te Delft verraderlijk doodgeschoten, en de laatste hoop op redding scheen verdwenen.

Te midden der diepe verslagenheid, waarin het land gedompeld was door den rampzaligen dood van den vader des vaderlands, zooals het dankbare volk willem van Oranje noemde, kwamen de Staten der verschillende gewesten overeen, een Raad van State op te richten, aan wiens leden

-ocr page 99-

85

voorloopig de regeering over de Unie werd opgedragen. Tot eerste Lid van dezen Eaad benoemden zij den zeventienjarigen Graaf maueiïs van Nassau (1), tweeden zoon van Prins willem. Wanneer de huldiging van den Prins tot erfelijk Graaf van Hollancl en Zeeland nog vóór zijn dood had plaats gehad, zou zijn oudste zoon philips will rat hem in die waardigheid hebben moeten opvolgen, of zoo deze had geweigerd, had men MAUiirrs als zoodanig kunnen erkennen, hetgeen nu evenwel achterwege bleef. De Algemeene Staten, zooals vroeger gezegd is, eene vergadering van afgevaardigden uit de verschillende gewesten, die voorbeen alleen bijeengeroepen werden, om den Vorst of diens Landvoogd met hunnen raad te dienen, en aan welke willem van Oranje, toen hem de hoogste macht gedurende den oorlog was opgedragen (bl. 74'), mede deel gegeven had in de regeering. beschouwden zich nu als den eenigen wettigen Souverein van het land. Evenzoo verklaarden de Staten van ieder gewest afzonderlijk, zich nu ieder in zijn gebied als den eersten Souverein, en stelden als zoodanig, wanneer zij het verkozen, een Stadhouder aan, die nu niet meer, zooals vroeger toen hij plaatsvervanger van den Vorst was, boven hen stond, maar integendeel als hun dienaar, als de uitvoerder hunner bevelen, werd aangemerkt. De naam, aan die betrekking verbonden, was dus wel dezelfde gebleven, maar de betrekking was eene geheel andere geworden.

Zoo benoemden de Staten van Friesland willkm lodewijk van Nassau, oudsten zoon van Graaf jan van Nassau, tot Stadhouder. In Gelderland, en kort daarna ook in Utrecht, werd de Graaf van Nieuwenaar. een schoonbroeder van willem van Oranje, met dezelfde waardigheid bekleed. Holland, Zeeland en Overijsel benoemden voorloopig geen Stadhouder.

(1) Do waardigheid van Prins van Oranje was overgegaan op zijnen ouderen broeder, philips willem, die altijd nog in Spanje was (blz. 65).

-ocr page 100-

86

§ 2. Leicester in de Nederlanden. De Onoverwinnelijke vloot vernield.

1585—1588.

De toestand van het vaderland was allergevaarlijkst. Paiima, die een welgeoefend leger te velde had, was meester var. de Zuidelijke Nederlanden, niet uitzondering van eenige steden, waaronder Brussel, Gent, Mechelen en A ntwerpen de voca-naamste waren. In Gelderland hadden de Spanjaarden verscheidene plaatsen bezet; in Groningen en Drente was verdugo meester, zoodat ook O oer ij.tel groot gevaar liep.

Pakma maakte dan ook van de omstandigheden gebruik, stelde zich met weinig moeite in het bezit van de nog niet veroverde Zuidnederlandsehe steden, en voltooide de geheele onderwerping van de zuidelijke gewesten door de verovering van Antwerpen na een allermerkwaardigst beleg (1085).

Inmiddels had men in dezen dringenden nood weder zijne toevlucht tot Frankrijk genomen, en aan Koning hi:ndiiik III de heerschappij over de Nederlanden aangeboden, doch deze wees dat aanzoek van de hand, waarop men zicli met hetzelfde voorstel tot elisabeth, Koningin van Engeland, wendde.

Deze weigerde wel de heerschappij, maar zond tegen het einde van 1585 eene hulpbende van 4000 man, onder bevel van iioisEUT dudley. Graaf van Leicester, die als Landvoogd het algemeen bewind zou voeren nevens den bovengenoemden llaad van State. De kosten zouden door de Nederlanden gedragen worden, eu Brielle, Vlissingen en het fort Ram.me-kens werden aan elisabeth in pand gegeveu, tot de daartoe voorgeschoten penningen zouden teruggegeven zijn.

Leicestek, die noch als veldheer, noch als staatsman uitmuntte, was volstrekt de man niet, om met vrucht op te treden in de moeilijke omstandigheden^ waarin zich de Nederlanden bevonden, zoo wat de aanvallen van den vijand als

-ocr page 101-

87

wat het slecht geregelde biuneiilandsche bestuur betrof. De tijd welken hij in deze gewesten doorbracht, was dan ook een tijd van onrust en verdeeldheid.

De Staten van Holland en Zeeland vertrouwden hem van den beginne af niet, daar men reeds vóór zijne aankomst bespeurde, dat elisabeïhs doel niet zoozeer was het ver-leenen van krachtdadigen onderstand, als wel, hier te lande te regeeren zonder dit openlijk te erkennen, daar dit laatste Engeland terstond in een oorlog met Spanje zou gewikkeld hebben.

De beide genoemde gewesten, !!oor hunnen uitgebreiden handel en den daardoor verworven rijkdom verreweg de aanzienlijkste en invloedrijkste der Unie, benoemden nu maukcts tot hunnen Stadhouder en Kapitein-Generaal en Admiraal, en gaven hem den titel van Prins van Oranje, om hem daardoor in aanzien te verheffen boven lkicesïer, die slechts Graaf was.

Terzelfder tijd verklaarden zij, dat hunne bedoeling niet was geweest, de hoogste overheid aan Leicester toe te kennen, maar dat die bij de Staten der bijzondere gewesten bleef berusten, en alzoo deze als boven hem geplaatst moesten wor ien aangemerkt

Leicester, verbitterd door deze tegenwerking, die hem belette, zijne mach! uit te breiden, vestigde zijn verblijf te Utrecht, waar hij, vooral door een uiterlijk vertoon van vroomheid, vele aanhangers kreeg, en verscheidene willekeurige maatregelen nam. Te midden van dat alles werd de oorlog met weinig kracht gevoerd : Grave en Veulo gingen verloren, en alleen Axel werd veroverd door Prins haumts, die met dit wapenfeit zijne later zoo schitterende krijgsmansloopbaan opende (!.';86.

De ontevredenheid over leicesteus b, stuur vermeerderde nog aanzienlijk, toen hij zich voor eenigen tijd naar Engeland begaf, en een zijner onderbevelhebbers gedurende zijne afwezigheid de stad Deventer, en een ander eene groote schans bij Zv.tfen, den vijand verraderlijk in handen speelde. Bij

-ocr page 102-

88

zijne terngkomst (Juli 1587) bemerkte hij maar al te wel, dat liet wantrouwen jegens hem niet verminderd was. en nadat verscheidene plannen, welke hij vormde, om zich door list van eenige steden meester te maken, doorgrond en verijdeld waren, verliet hij in het einde van hetzelfde jaar deze gewesten, en legde zijne landvoogdij neder (Pee. 1587).

Intusschen had philips II het plan gevormd tot eene groote onderneming, namelijk het uitrusten eener vloot van 14lt;0 zware schepen met 20000 koppen bemand, die bestemd was om, vereenigd met een aantal schepen, welke parma in Duinkerken had verzameld , en waarop hij 35000 man zou inschepen, een inval in Engeland te doen, en dat rijk ten onder te brengen. Dit plan, welks voorbereiding millioenen gekost had, mislukte, daar parma door de Hollandsche en Zeeuwsche schepen, belet werd uit Dinnkerken in zee te steken, terwijl de Eugelschen met goed gevolg de Spaansche vloot, waaraan reeds vooruit de trotsche naam van onoverwinnelijke vloot gegeven was, in het Kanaal aanvielen, en deze daarop, door hevige stormen beloopen, verstrooid en voor een groot gedeelte vernield werd, zoodat slechts 58 schepen in de Spaansche havens terugkeerden (1588).

§ 3. Inrichting der Staats-Stadhouderlijke Regeering.

Prins Manrits.

Na het vertrek van Leicester bleven er nog wel Engel-sche hulptroepen in het land, maar de bevelhebber daarvan had geen gezag in zaken van algemeen bestuur. Men was eindelijk tot de overtuiging gekomen, dat de onafhankelijkheid van den Staat voortdurend groot gevaar zou loopen door het opdragen der souvereiniteit aan eenig buitenlandsch vorst. Bij de meer en meer toenemende welvaart begon men op eigen krachten te bouwen, en besloot dus, van alle vreemde heerschappij af te zien, en een zelfstandigen

-ocr page 103-

89

Staat te vormen met een republikeinsch bestuur, zoodat men van dit oogenblik de Republiek der Vereeniricle Nederlanden als gevestigd kan beschouwen. De vroegere eenhoofdige regeering, waarbij men, ook na de afzwering van phtliïs II, altijd had trachten te blijven, door, hetzij :ian een buitenlandschen vorst (anjou, Matthias van Oostenrijk, hen duik III of elisa-bkth), hetzij aan oranje, het gezag op te dragen, werd nu afgeschaft, en het algemeen bewind over de Unie aan de Algemeene Staten gegeven.

De inrichting van het landsbestuur was hoofdzakelijk de volgende:

De belangen der burgeri] waren in de voornaamste steden opgedragen aan Regenten, die den Stedelijken Raad vormden, waarvan de opvallende plaatsen door den Stadhouder der provincie werden aangevuld, welke te dien einde eene keuze deed uit eenige personen, hem door den Stedelijken Raad voorgesteld.

Het bestuur over eene provincie werd gevoerd door de Provinciale Staten, welke bestonden uit afgevaardigden uit de verschillende daartoe bevoegde steden in die provincie en de edelen of riddersc/iap, die het platteland en de kleine steden vertegenwoordigden. Deze Procinciale Staten hadden buiten hun eigen gewest hoegenaamd geen gezag.

Uit de Provinciale Staten werden afgevaardigden gezonden, die gezamenlijk de Algemeene Staten uitmaakten, welke de geheele Republiek vertegenwoordigden, en over de algemeene belangen, over vrede en oorlog, in een woord over alles, wat de Unie in het algemeen betrof, moesten raadplegen en beslissen. Zij alleen mochten gezanten naar vreemde mogendheden zenden, en verbonden met andere landen sluiten. In alles, wat het bijzondere bestuur der provinciën aanging, hadden zij geen gezag, in zooverre het algemeen belang der Unie daarmede niet gemoeid was. Dewijl het evenwel dikwijls hoogst moeilijk was, dit laatste nauwkeurig te bepalen, gaf zulks menigmaal aanlei-

-ocr page 104-

90

ding tot lievige gescliilien. Vooral waren het de Provinciale Staten van Holland, die zich vaak meer recht aanmatigden, dan hun wettig toekwam, doordien zij hun gewest, dat liet rijkste en aanzienlijkste was, en dat alleen meer geld opbracht dan alle andere gewesten te zamen, een overwegenden invloed op den algemee-nen gang der zaken wilden verschaffen. In de vergadering der Aljj-gemeene Staten hadden alle provinciën evenveel macht, daar zij bij het stemmen over eenig voorstel ieder één stem uitbrachten.

In ieder gewest was een stadhouder, die, wel is waar, aan de Provinciale Staten ondergeschikt, maar wiens ambt toch nog vrij aanzienlijk was. Hij zorgde voor het handhaven der gerechtigheid; aan hem was, met inachtneming der bestaande bepalingen, het veranderen der stedelijke regeeringen opgedragen, wier leden niet voor hun leven werden benoemd, maar op bepaalde tijden moesten aftreden, en bf herkozen bf door anderen vervangen werden; ook had hij het recht, ze in dringende gevallen af te zetten en anderen in hunne plaats aan te stellen: verscheidene ambten mocht hij vergeven, en kwijtschelding of vermindering van straf verleenen. Daarbij was hij Opperbevelhebber van de krijgsmacht der Provincie, met den titel van Kapitein-Generaal en Admiraal, terwijl eindelijk liet bijleggen van geschillen, die tusschen de Provinciën onderling mochten ontstaan, aan de stadhouders was opgedragen.

Een llaad can State was belast met de regeling der oorlogszaken en het invorderen der gelden voor het leger, en vijf zoogenaamde Admiraliteits-collegiën, in onderscheidene havensteden gevestigd, bestuurden de zaken, die op de vloot betrekking hadden.

De Stedelijke Regenten benoemden een rechtsgeleerde, die, als nauwkeurig bekend met de bestaande wetten, verordeningen enz., hun raad kon geven : hij droeg den titel van Pensionaris der stad. De provinciale Staten voegden zich eveneens zoodanigen rechtsgeleerde toe, wiens betrekking van

-ocr page 105-

»1

groot gewicht was, vooral in de machtige Provincie Hollaud. Die ambtenaar droeg daar den titel van Lands-Advohaat, eu in later tijd (na 16:21) dien van Raadpensionaris; hij was belast met de leiding der zaken in de vergadering; droeg de onderwerpen voor, waarover gehandeld moest worden, gaf raad, nam de stemmen op, en maakte daaruit het besluit; tevens was hem de onderhandeling met vreemde gezanten

o o

en mogendheden opgedragen. Hij was dus bij de Staten ongeveer wat een Minister bij een Torst is; eigenlijk gezag had hij volstrekt niet, maar wanneer hij een bekwaam en schrander man was, dan kon hij, meer dan iemand anders, een overwegenden invloed op het bestuur uitoefenen. In 1586 was jan van oldexbarnevelt, een man van uitstekende bekwaamheden, tot die betrekking benoemd. Hij was het vooral, die lei; esters plannen in Holland tegenwerkte, en den invloed van die provincie op het algemeene landsbestuur meer en meer zocht te vergrooten.

Prins maubits, reeds vóór Leicester's komst tot Stadhouder en Kapitein-Generaal van Holland en Zeeland aangesteld, verkreeg die waardigheid na den dood van den Graaf van Nieuwenaar (bl. 85) ook in Utrecht, Overijsel en Gelderland (15quot;0), en was dus bevelhebber over de krijgsmacht van vijf der zes gewesten, waaruit de Unie bestond (1); hij werd derhalve ook als bevelhebber over het leger der Unie aangemerkt. Zijne macht als zoodanig werd evenwel beperkt door zoogenoemde Gedeputeerden te velde, afgevaardigden, die de Algemeene Staten bij liet leger vertegenwoordigden, en niet zelden door hunne tusschenkomst de oorlogsoperatiën belemmerden.

(!) In Friesland was wili.em lodewuk van Nassau Stadhouder (bl. 85) en Groningen was nog in handen der Spanjaarden.

Drente, sedert vele eeuwen als een gedeelte van Overijsel aangemerkt, was wel een op zich zelf staand landschap dat zijne eigene Staten had, maar zond geene afgevaardigden naar de Algemeene Staten.

-ocr page 106-

92

Het duurde niet lang, of zijne uitstekende hoedanigheden ontwikkelden zich, en deden hem kennen als den grootsten veldheer van Tïuropa. Door grondige studiën voorgelicht, gaf hij een geheel nieuw wezen aan de krijgskunst. De behandeling der wapens en al wat men in het algemeen onder exercitie verstaat, was voor zijn tijd zeer gebrekkig, maar liij gaf geregelde voorschriften, volgens welke de troepen werden geoefend, waardoor zijn leger zoo voortreffelijk werd, dat de adel uit alle landen van Europa naar hem toestroomde, om onder hem de krijgskunst te leeren.

§ 4. 7 oortzetting van den oorlog door Maurits. Philips II staat de Nederlanden aan, A Ibertm en Isabella af.

1590-1598.

Sedei't het vertrek van Leicester was de oorlos met weinig kracht gevoerd, vooral omdat philips zich gemengd had in den burgeroorlog, die toen ter tijd in Frankrijk woedde, en aan pahma last gaf, daaraan met een groot gedeelte van zijn leger deel te nemen.

Tn 1590 evenwel begon maukits de reeks zijner schitterende krijgsbedrijven. Hij liet eerst Breda door verrassing nemen, hetgeen uitgevoerd werd door een zijner onderbevelhebbers, hekaugièiie, die zich met 7t stoutmoedige soldaten ver-i borgen had in het ruim van een schip, dat geladen was met turf, voor de Spaansche bezetting van het kasteel bestemd.

Het groote plan van den Stadhouder was, zich niet te bepalen tot de verdediging van hetgeen men nog bezat, maar aanvallend te werk te gaan. De vijand was nog meester van de Provincie Groningen met de sterk bevestigde hoofdstad, de vesting Delfzijl en verscheidene schansen, van de vestingen Koevorden in Drente, Steenwijk in Overijsel, en Deventer, Zutfen, Nijmegen en eenige kleinere plaatsen in Gelderland; zoodat hij in de oostelijke provinciën .van

-ocr page 107-

93.

ons land nog een vrij groot grondgebied bezet hield. Dat alles besloot maurits hem te ontrukken.

Tn 1591 begon hij dien aanvallenden oorlog, en na een strijd van zeven jaren (tot het einde van 1597), die hem de bewondering van geheel Europa deed verwerven, had hij al de hierboven opgenoemde vestingen veroverd, den vijand uit het geheele grondgebied van de Republiek verdreven, geheel Noord-Brabant bemachtigd, en Geertruideuberg (dat te dien tijde tot de Provincie Holland behoorde) na een allermerkwaardigst beleg (1593) tot de overgave gedwongen^ '

Door de verovering van Groningen (1594) was ook deze Provincie in de Unie opgenomen, en willem lodewijk d;«wivöw,sam, Stadhouder van Friesland, ook daar met die waardigheid bekleed. Bovendien had maurits in Januari 1 r')97 den vijand op de heide bij Turnhout een gevecht geleverd, waariu hij met 1Ü0 ruiters meer dan 5000 Spanjaarden volkomen versloeg, en waarbij deze ruim 2000 dooden en 4 a 500 gevangenen verloren, terwijl het verlies van m au tuts S of 10 man bedroeg.

In dien tusschentijd hadden de Spanjaarden een gevoelig verlies geleden door den dood van paiuia (1592). Nadat gedurende de drie volgende jaren drie Landvoogden het bewind hadden gevoerd, schonk philips die waardigheid aan den jongsten broeder van Matthias van Oostenrijk, (bl. 7fi) den Aartshertog albertus, die tevens Kardinaal was (Febr. 1596) (1).

1

90) vergunning, in de Republiek te komen. Hij werd toen als Baron van Breda gehuldigd, vestigde zijn verblijf beurtelings in die stad en in

-ocr page 108-

94

Albeetus deed weldra vredesvoorslagen aan de Noordelijke provinciën, maar men vertrouwde den Koning niet, die onderwerping aan zijn gezag en terugkeer tot de Katholieke Kerk begeerde, en toen men ontdekte, dat er, terwijl de onderhandelingen gevoerd werden, met medeweten van den Landvoogd aanslagen tegen het leven van m au rits werden gesmeed, brak men die onderhandelingen terstond af, Men had daarenboven het voorbeeld van de zuidelijke gewesten voor oogen, die sedert de, komst van Don jam van Oostenrijk aan philips onderworpen waren, en waar alle welvaart was geweken. Die vroeger zoo rijke provinciën waren door drukkende belastingen, het slechte beheer, het verval van handel en nijverheid en de herhaaldelijk uitbrekende muiterij onder de Spaansche troepen, in de jammerlijkste ellende gedompeld. Allerwege waren de ingezetenen verstoken van het bekleeden der belangrijkste betrekkingen, die aan Spanjaarden gegeven werden, hetgeen vooral den aanzienlijken Zuidnederlandschen adel griefde. Het opperbevel over het leger, voor het grootste gedeelte uit Spanjaarden bestaande, was opgedragen aan den Admirant (Admiraal) van Array on. Bon pjiancisco de mend®za.

Eindelijk besloot philips een ander middel te beproeven om de souvereiniteit over Noord-Nederland ten minste in zijn geslacht te bewaren ; hij gaf te dien einde zijne dochter Isabella ten huwelijk aan albertus, die door den Paus van zijne geestelijke waardigheid ontslagen was geworden, en schonk haar de Nederlanden als huwelijksgift (1598), met bepaling evenwel, dat indien zij zonder kinderen kwam te sterven, die lauden weder aan Spanje zouden vervallen. Hij

Brussel, in welke laatste plaats hij in *1618 kinderloos stierf, het Prinsdom Oranje en zijne overige uitgestrekte bezittingen aan zijnen broeder MAURITS nalatende.

-ocr page 109-

95

hoopte door deze schikking de Nederlanders minder afkeerig te maken van eene toenadering, die ten gevolge van den onverzoen-lijken haat, welken zij hem persoonlijk toedroegen, en het wan-tromven, dat zij jegens hem koesterden, onmogelijk bleek te zijn.

Weinige weken later stierf philips II, en werd m Spanje opgevolgd door zijnen jeugdigen zoon philips III, een zwak en nietsbeduidend vorst.

§ 5. Verdere krijgsbedrijven. Slag bij Nieuwpoort. Beleg van Qstende.

1598—1604.

De slechte staat der geldmiddelen, die door de veldtochten der vorige jaren veel geleden hadden, belette maü-iuïs in 1398 verder aanvallenderwijs te handelen, doch hij bewees in dit zoowel als in het volgende jaar. dat zijne schitterende krijgsmanshoedanigheden hem even geschikt maakten voor de verdediging als voor den aanval. Met driedubbele overmacht trachtte mendoza van de zijde van 'Duitsch land in Gelderland, en vandaar tot in het hart der Eepubliek door te dringen; doch jiaumts wist met zijne geringe macht zulke uitmuntende maatregelen te nemen, dat de vijand, in 15911 tot de Bommelerwaard vooruitgerukt, met zwaar verlies moest aftrekken.

In het jaar 16(iü beslofen de Algemeene Staten weder aanvallend te werk te gaan, en eene poging te doen om Duinkerken le bemachtigen, welke haven voortdurend tot schuilplaats voor de Spaansche kapers verstrekte, die onzen handel ontzaglijk veel nadeel toebrachten. Tevergeefs trachtten jiaükits en andere ervaren krijgslieden de Staten terug te brengen van dit roekeloos besluit, dat nagenoeg de geheele krijgsmacht midden in 's vijands land voerde en daardoor het lot der Republiek in de waagschaal stelde

-ocr page 110-

9fi

men besloot tot den tocht, voornamelijk ook omdat de Spaausclie benden wegens nietbetaling- hunner soldij weder aan het muiten geslagen waren.

Maueits verzamelde dus zijn leger, 20000 man sterk, te Ilammekeus op het eiland Walcheren, stak de Schelde over, trok door Vlaanderen naar Ostende, dat nog altijd in het bezit der Staten was, en zette zijnen marsch voort, de forten langs zijnen weg bemachtigende. Bij Niemcpoort aangekomen, dat hij wilde innemen alvorens verder te gaan, vernam hij eensklaps, dat albeiitus, wiens gemalin door hare welsprekende taal de oproerige soldaten tot gehoorzaamheid teruggebracht had, met een' leger in aantocht was, en werkelijk rukten de Spanjaarden den volgenden dag uit het noorden op hem aan; de terugtocht naar het vaderland was hem alzoo afgesneden.

Mauuits was hier in een hachelijken toestand: vóór zich de vijand, achter zich de haven van het door de Spanjaarden bezette Nieuwpoort, en links de zee. Hij begreep te moeten overwinnen of sterven, en nam dus het kloekmoedig besluit, zijne schepen, die in de haven van Nieuwpoort lagen, naar zee te zenden, om zoodoende zijnen troepen de gelegenheid te benemen, hun behoud in de vlucht te zoeken ; de Slacj hij Niemcpoort nam een aanvang, en werd bekroond met eene volkomene overwinning op den vijand, die 5000 gesneuvelden telde (:i Juli 1600).

Dit grootsche wapenfeit, deed den roem van den Prins ten toppunt stijgen, mnar had overigens, zooals hij wel had voorzien, geene gevolgen. Het beleg van Nieuwpoort moest hij opbreken, omdat zijne krijgsmacht daartoe, vooral na de geleden verliezen (^500 man), te gering was, en aan eene onderneming tegen Duinkerken viel niet meer te denken.

Ruim drie weken na den slag bij Nieuvjpoort scheepte hij zijne troepen te Ostende in, en keerde naar Rolland terug.

-ocr page 111-

97

In het volgende jaar (1601) sloeg ALBERTus liet beleg voor de sterke vesting Ostende, die zich drie jaren en tachtig dagen verdedigde. Deze belegering, de langdurigste waarvan de geschiedenis sedert de uitvinding van het buskruit gewaagt, kostte den Spanjaarden 80 000, den onzen (iO 000 man. Geheel Europa had er de oogen op gevestigd, en uit alle landen stroomden jeugdige krijgslieden zoowel naar de stad, die van de zeezijde altijd te genaken was en daardoor ook altijd versterking kon bekomen, als naar het kamp der belegeraars, om bij de eene of andere der strijdvoerende partijen de kunst van verdedigen en aanvallen der vestingen te leeren. Gedurende het laatste jaar werden de Spanjaarden aangevoerd door ambrosiüs spixoLA, een veldheer van buitengewone bekwaamheden, die weldra het opperbevel over het geheele Spaan-sche leger verkreeg, en een waardig tegenstander van maüeits was. Deze laatstquot; verzuimde intusschen niets, om de vesting te behouden; eerst trachtte hij door een inval in Brabant (1002) den vijand van Ostende af te trekken, en veroverde bij die gelegenheid de vesting Grace, daarop deed hij (1604) een inval in Vlaanderen, waar hij Sluis, in die dagen eene gewichtige vesting, belegerde en innam ; doch alles te vergeefs. Eindelijk was Ostende geheel en al tot een puinhoop geschoten, en daar men door het bezit van Sluis toch vasten voet in Vlaanderen bleef houden, werd de hardnekkig verdedigde vesting bij een eervol verdrag aan spinola overgegeven (Sept. 1604).

Laatstgenoemde oordeelde zich nu, na aanzienlijke versterking uit Frankrijk bekomen te hebben, in staat, met goed gevolg aanvallenderwijze te werk te gaan, en besloot tot een inval in de oostelijke provinciën,. Hij veroverde dan ook verscheidene steden in Overijsel en Gelderland, als Olden-zaal, Lingen, Grol enz.; maar de pogingen, die hij in 1605 en 1606 aanwendde om verder door te dringen, mislukten ten gevolge van de welberaamde maatregelen van maurits. Door

VADEBX. GESCHIED. 7

-ocr page 112-

98

het nemen en hernemen van verscheidene steden, werden er nu wel van beide zijden tijdelijke voordeelen behaald, doch de twee veldlieeren waren te zeer tegen elkander opgewassen, dan dat er eene spoedige beslissing zou kunnen volgen.

§ 6. Krijgsbedrijven ter zee. Twaalfjarig bestand.

Inmiddels was de macht der Republiek ter zee ontzaglijk toegenomen. De reizen, ten behoeve van den handel ondernomen, en de volkplantingen, vooral in Azië aangelegd (zie § 8), hadden natuurlijk ten gevolge, dat zich de oorlog ook ter zee uitbreidde. Reeds hebben wij gezien (bl. 88), hoe de Hollandsche schepen het hunne bijdroegen tot het doen mislukken van het doel, met de Onoverwinnelijke vloot beoogd. Acht jaren later (159G) tastte de Nederlandsche vloot, in ver-eeniging met de Engelsche, den vijand reeds in zijn eigen gebied aan, vernielde de Spaansche vloot in de haven van Ca-dix, en veroverde en plunderde die stad, terwijl later de onzen uog menig voordeel op den vijand behaalden en door menig heldenfeit Xeer lands roem verhoogden. Hieronder verdient in de eerste plaats genoemd te worden de zelfopoffering van den Onder-Admiraal reiniee klaassen in 1(506. Met zes schepen van de vloot afgeraakt, die in zee gezonden was om den handel te beschermen, werd hij op de hoogte van Kaap St. Tincent door acht zware Spaansche galjoenen overvallen. Yijf schepen namen de vlucht, maar klaassen wist van wijken noch overgeven, en nadat hij twee dagen lang den strijd had volgehouden, en zijn schip reddeloos geschoten was, stak hij den brand in het buskruit en vloog met vriend en vijand in de lucht.

Die heldendood werd in het volgende jaar gewroken, toen de Admiraal jacob van heemskeek bij Gibraltar eene luisterrijke overwinning behaalde, welke hem wel is waar het leven kostte, maar den roem der Nederlanders ter zee ten top voerde ll(i07).

-ocr page 113-

99.

Tn het begin van datzelfde jaar deden albeutus en Isabella opnieuw voorslagen tot vredesonderhandelingen, waar evenwel matjrits zich zeer tegen verklaarde, omdat hij aan geen oprechten wensch naar vrede van de Spaansche zijde geloofde. De Staten daarentegen, vooral die van Holland, waar olden-baknevelt onbepaalden invloed had, waren nagenoeg allen voor den vrede, uit begeerte naar rust en herstel der geldmiddelen. Weldra bleek het echter, dat het den vijand geen genoegzame ernst was, en dat hij, door verschil van gevoelen te doen ontstaan, hier te lande tweedracht zocht te verwekken ; daar zijne eischen bovendien geheel onaannemelijk waren, werden de onderhandelingen afgebroken. Weinige dagen later deed de afgezant van Koning hendbik IT van Frankrijk, die zeer voor het ophouden der vijandelijkheden ijverde, den voorslag, een bestand of wapenstilstand van eenige jaren te sluiten.

Hiertegen verzetten zich velen, en vooral maurits, ten hevigste, omdat zij een zoodanig schorsen der vijandelijkheden beschouwden als een middel om den vijand gelegenheid te geven, den ongunstigen toestand zijner geldmiddelen te verbeteren, en te trachten de Eepubliek te berooven van den bijstand, welken zij nu nog van iïngelancl en Frankrijk te wachten had. Daarenboven was maurits vast overtuigd, dat hij bij behoorlijke ondersteuning van de zijde der Staten, den vijand binnen kort tot eenen voor ons land hoogst voordeeligen vrede zou kunnen dwingen.

Zijne vertoogen vonden evenwel geen ingang, en in weerwil van de hevige oneenigheid, die tusschen hem en oltjkxbarne-Velt uitbarstte, wist deze, vooral door de medewerking van den I'ranschen gezant, zijn gevoelen in de vergadering der Algemeen e Staten door te drijven, waarvan het gevolg was, dat er in April 16(19 te Antwerpen een twaalfjarig bestand gesloten werd, bij hetwelk albertus en Isabella, ook namens den Koning van Spanje, verklaarden, de Vereenigde Nederlan-

7*

-ocr page 114-

100

den te houden voor vrije landen, op welke zij niets eischteu.

§ 7. De tijd van het ticaalfjarig bestand.

1609—1621.

Behalve de deelneming van eenen twist, die in het naburige Duitschland was uitgebroken over de erfopvolging in Gulil', Kleef en Berg, waar de hertog zonder kinderen was gestorven, en waarbij de Staten de aanspraken van den Keurvorst van Brandenburg, hun bondgenoot, krachtdadig door maumts met de wapenen deden ondersteunen (1010), hadden er te lande gedurende de twaalf jaren van het bestand geene krijgsbedrijven plaats.

Ten gevolge van onderhandelingen met Engeland, door oldenbaknevelï met groote schranderheid geleid, werden de steden en Tlissingen met TLamm,ekens, die in 1585 aan

euzabeïh waren in handen gesteld tot onderpand voor de gelden, welke de Kepubliek haar schuldig was (bl. 87), teruggegeven tegen betaling van slechts een derde dier schuld (1 fi 16).

De eendracht binnenslands werd evenwel gedurende het twaalfjarig bestand op eene jammerlijke wijze verscheurd door twisten, die hunnen oorsprong hadden in een godsdienstig geschil , doch waarin zich langzame rhand ook de staatkunde mengde.

Reeds eenige jaren vóur het sluiten van het bestand had aiiminius, een dei' Le.idsche hoogleeraren in de godgeleerdheid, stellingen verkondigd, die niet overeenstemden met de Hervormde geloofsbelijdenis, en bestreden werden door een ander Leidsch Hoogleeraar, gomarus genaamd. De begrippen van akminius werden langzamerhand door verscheidene predikanten aangenomen en in de kerken verkondigd, terwijl de aanhangers daarvan in IfilO aan de Staten van Holland een geschrift inleverden [Remonstrantie of vertoog genaamd), in hetwelk zij hun gevoelen ontwikkelden. De volgers van gomarus gaven in datzelfde jaar een tegen-

-ocr page 115-

101

vertoog of Contra-remonstrantie, en van deze beide geschriften ontvingen de twee partijen dc namen van Ttem.onstranten en Contra-remonstranten look wel naar bovengenoemde Hoogleeraren Arminianen en Gomaristen genoemd).

Bij de meer en neer toenemende belangstelling in deze ge-sclnlpunten, ontstond er weldra groote scheuring in de gemeente^ en ofschoon de Staten van Hollai/d, om bedenkelijke gevolgen te voorkomen, gelast hadden, den ouderlingen vrede te bewaren, barstten er hier en daar onlusten uit, die met geweld onderdrukt moesten worden (1610).

Oldenbarnevelï en de Staten van Holland waren het gevoelen der Eemonstranten toegedaan, te meer daar deze ook aan de wereldlijke overheid gezag toekenden in kerkelijke zaken ^ hetgeen de Contra-remonstranten niet toegaven. De laatsten werden dus langzamerhand verhinderd in de vrije ontwikkeling hunner denkbeelden, waarop zij zich in de meeste steden van Holland afzonderden, en de kerken niet meer bezochten, welke zoodoende geheel in handen van de Eemonstrantsche partij kwamen (1615 en 1616).

Prins MAUiirrs, die zich aanvankelijk geheel buiten de kerkelijke twisten had zoeken te houden, oordeelde nu dat de Staten van Holland hunne macht te buitin gingen, en dat het billijk ware, dat men de godsdienstige gevoelens vrijliet, en iedere partij hare kerk had, waarop dan ook werkelijk te 's- Gravenhage een afzonderlijk kerkgebouw aan de Contra-remonstranten werd ingeruimd (1617). Deze begonnen zich nu ook elders tegen de willekeur der regeering te verzetten, hetgeen in verscheidene steden niet volksbewegingen gepaard ging. Te gelijker tijd verlangden zij, dat er eene algemeene kerkvergadering [Nationale Synode) zou bijeengeroepen worden, welke een einde arm het verderfelijke geschil zou kunnen maken.

Oldunbarnevelt en de Staten van Holland, die voornamelijk door hem geleid werden, verzetten zich hier hardnekkig

-ocr page 116-

102

tegen, en beweerden, dat zij als Souverein in hunne Provincie, de macht hadden, binnen hun grondgebied de zaken van den godsdienst te regelen, zoodat zij dus wel eene Provinciale Synode wilden bijeenroepen, maar geene Algemeene of De

Algemeene Staten waren van het tegenovergestelde gevoelen, en langzamerhand werd die twist tusschen de Algemeene en de Provinciale Staten gemengd in den strijd over de godsdienstige geschilpunten.

De Staten van Holland, die niets wilden toegeven, besloten hun gezag des noods met geweld te handhaven. Zij begrepen echter wel, geen steun te zullen vinden noch bij de stedelijke schutterijen, daar het meerendeel der ingezetenen Contra-remonstrantsgezind was^ noch bij de krijgsmacht, daar de Prins verklaard had, niets te zullen doen tegen den Hervormden Godsdienst. waaronder hij de Contra-remonstranten verstond. Zij namen dus, op aandrijven van oldenbaunevelt, het noodlottige besluit, later de Scherpe resolutie genoemd, waarbij zij onder andere, in strijd met de bepalingen van de Unie, aan de Stedelijke Regieringen in Holland de vrijheid gaven, krijgsvolk (zoogenoemde waardgelders){ 1)in haren afzonderlijken dienst te nemen, en daarmede haar gezag te handhaven (Aug. 1617). Oldenbaunevelt ging tenzelfden tijde naar Utrecht, waar men eenstemmig met Holland dacht, en bewerkte dat aldaar eveneens waardgelders werden aangesteld. IMuwas de burgeroorlog metal zijne gevolgen op het punt van uit te barsten, en begrepen de Algemeene Staten, dat er met kracht gehandeld moest worden, wanneer zij hun gezag door de willekeurige handelwijze van de Staten van Holland niet wilden verliezen. Zij stelden dus weder eene Nationale Synode voor, die omtrent de kerkelijke zaken een besluit zou nemen, welk voorstel door de Staten van al de Provinciën behalve Holland en Utrecht werd aangenomen.

(1) Door waardgelders verstond men in het algemeen menschen, die voor geld waarde ol' wachl hielden.

-ocr page 117-

103

Tevens verklaarden zij het in dienst stellen van waardgelders voor strijdig met de wet en met de openbare rust, en gelastten den Prins naar Utrecht te gaan en de Staten van dat gewest tot het afdanken der waardgelders en het bewilligen in de Nationale Synode te bewegen (1618).

Oldenbaunevelï, die in weerwil van al de rampen, welke het land dreigden, onverzettelijk zijne overtuiging bleef doordrijven, dat de Staten van Holland niet moesten toegeven, bewerkte dat deze, tenzelfden tijde dat de Prins naar Utrecht ging, ook afgevaardigden daarheen zonden, namelijk hugo de guoot. Pensionaris van Rotterdam,, en hoogeebeets, Pensionaris van Leiden, om den waardgelders te gelasten, niemand te gehoorzamen dan hun, door wie zij in dienst waren genomen. Maubits evenwel liet het garnizoen onder de wapens komen, en door zijn krachtige en welberaden maatregelen gelukte het hem, de waardgelders af te danken, zonder dat er wederstand geboden werd.

Xu was de kracht der tegenpartij gebroken : de Algemeene Staten dankten de waardgelders in Holland insgelijks af, en deden door den Prins als Stadhouder der Provincie de regeering in de meeste steden veranderen, waardoor de tegenstand ophield. Tenzelfden tijde deden zij oi.üexbaune-velt, hugo de gkooï, hoogkkbe ets en den Secretarie der Staten van Utrech'\ ledenberg, gevangennemen (Aug. l(ilS).

Paar het misdrijf, waarvan zij beschuldigd werden, niet eene enkele Provincie, maar de geheele Unie betrof, benoemden de Algemeene Staten eene bijzondere rechtbank van 24 leden, waarvan 12 uit Holland en 2 uit ieder der overige gewesten, om over hen te oordeelen. Na eeu uitvoerig rechtsgeding werd oldenbaunevelt schuldig verklaard, onwettige handelingen in de Staten van llollaiid te hebben doorgedreven, waardoor de rust en de veiligheid van den Staat in de waagschaal werden gesteld, en dienvolgens met algemeene stemmen ter dood veroordeeld.

-ocr page 118-

104

Hoewel dit voimis volgens de letter der wet, zooals de Algemeene Staten haar begrepen, niet onrechtvaardig was, blijft liet te bejammeren, dat het is uitgesproken over een staatsman, die, ofschoon het stijfhoofdig vasthouden aan zijne beginselen hem in het laatst van zijn leven tot hoogst verkeerde maatregelen leidde, toch in vroeger tijd aan de llepubliek groote en gewichtige diensten had bewezen.

Daar zoowel hij als zijne bloedverwanten tot het laatste oogenblik standvastig weigerden vergiffenis te vragen, werd het vonnis uitgevoerd, en hij den 13den Mei I(il9 te quot;'s-Gravenhage op het schavot onthoofd.

De gkooï en hoogeebeeïs werden tot levenslange gevangenis veroordeeld, en naar Loeve-steiu gevoerd. Ledenberg had zich in den kerker van het leven beroofd, om een vonnis te ontgaan, waarbij zijne goederen zoutten worden verbeurdverklaard, welke hij alzoo voor zijn gezin hoopte te bewaren. Desniettegenstaande werd dit vonnis na zijnen dood toch uitgesproken.

Inmiddels was in het laatst van 161S te Dordrecht de Nationale Synode geopend, die de leerstellingen der Remonstranten veroordeelde (Mei 1619). Hierop werden de Remon-strantsche leeraars overal van hunne bediening ontzet, en met dezelfde onverdraagzaamheid, welke men vroeger in de tegenpartij afkeurde, uit het land verbannen, indien zij niet beloofden, voor altijd van hun predikambt af te zien. Dit weigerden de meesten; zij verlieten het land, of bleven in geheime bijeenkomsten prediken, die evenwel,- wanneer zij ontdekt werden, met de meeste strengheid werden gestraft. De vervolging tegen de Remonstranten was algemeen, en velen moesten hunne gehechtheid aan hetgeen zij voor waarheid hielden met gevangenis of geldboeten bekoopen.

Nog vóór het einde van het twaalfjarig bestand ontsnapte Hugo de groot uit Loevestein, door zich met hulp zijner vrouw, maria vak reigeksbergen, en hare dienst-

-ocr page 119-

105

maagd, elsje van houwenixgen, in eene boekenkist te verbergen , die door zijne bewakers zeiven naar Gorinchem werd gebracht. Hij begaf zich vau daar naar Frankrijk, en werd om zijne uitstekende bekwaamheden door de Koningin van Zweden tot haren afgezant bij het Transche hof benoemd. Hoogehbeets bleef tot aan zijnen dood (1626) gevangen.

In 1620 stierf graaf will km lode wijk van Nassau, Stadhouder van Friesland, Groningen en Drente; — in het eerste gewest volgde hem zijn broeder eexst oarimir op, terwijl maueits tot Stadhouder van de twee laatstgenoemde gewesten werd benoemd.

Tn 1621 werd de oorlog weder hervat, doch in den beginne met weinig kracht, hetgeen aan de Spaansche zijde voornamelijk een gevolg was van het overlijden van albee-tus van OostenrijTe, die kort na het einde van het bestand stierf, waardoor Isabella alleen het bewind in handen hield (162 L); terwijl de Staten van hunne zijde besloten, den oorlog slechts verdedigenderwijze te voeren.

Spinola sloeg in liet volgende jaar (1 622) het beleg voor Bergen op Zoom, dat hardnekkig verdedigd en eindelijk door maüeiïs ontzet werd. Kort daarna (1623) werd er een aanslag ontdekt tegen het leven van den Prins, door de beide zonen van oldexbaunevelt gesmeed; de jongste ontkwam door de vlucht, de oudste en verscheidene andere saamgezworenen moesten hunne misdaad op het schavot boeten.

Wederom trachtte nu iiaueiïs aanvallenderwijze te werk te gaan; driemaal beproefde hij een aanslag op Anüoerpen, die echter verijdeld werd, hetgeen hem te meer griefde, daar de Spanjaarden het beleg voor Breda hadden geslagen, en hij deze stad door het bedreigen van Antwerpen hoopte te ontzetten.

Dit was zijn laatste bedrijf te velde; hij verviel niet lang daarna in eene kwijnende ziekte, en overleed in April 1625.

-ocr page 120-

106

§ 8. Zeetochten der Nederlanders. Hunne vestiging in Oost-Indië. Oprichting der Oostindische Compagnie.

Stichting van Batavia.

Reeds van de vroegste tijden was de koophandel de voornaamste bron van welvaart voor ons land geweest, en had zich, daar de Nederlanders zich tevens als uitmuntende zee-Heden deden kennen, en hun land voor de scheepvaart voortreffelijk gelegen was, langzamerhand uitgebreid, zoodat onze koopvaardijschepen in de 16de eeuw alle Europeesche zeeën bezochten, doch hunne reizen ten tijde van liet begin des tachtigjarigen oorlogs nog niet lot andere werelddeelen uitstrekten.

De Spanjaarden daarentegen hadden in de vorige eeuw(lé!gt;2) AmeriJca ontdekt, en daar uitgebreide en rijke landstreken veroverd, die hun jaarlijks groote schatten opbrachten.

Evenzoo hadden de Portugeezen aanzienlijke koloniën (1) in Oost-Indië, vanwaar zij jaarlijks eene menigte koopwaren naar Lissabon brachten, hetwelk daardoor de voornaamste handelsstad van Europa werd.

De handel op Portugal leverde voor de Nederlandsche kooplieden groote winsten op, omdat zij met hunne schepen de Indische waren uit dat land afhaalden, en die daarna in de overige Europeesche staten met voordeel verkochten. In het jaar 15SO evenwel veroverde philips II Portugal, en deze omstandigheid, gevoegd bij de toenemende krachtsontwikkeling hier te lande, wekte den ondernemingsgeest meer en meer op, zoodat men nu besloot te beproeven, zelf naar Indië te varen om daar de koopwaren te bekomen. Aangezien de weg om de Kaap rfe Crorfy

('1) Men noemt eene kolonie of volkplanting liet grondgebied, dat eene natie in eenig ander werelddeel verkrijgt, hetzij door er bezit van te nemen, indien het onbewoond is, hetzij door het op de bewoners te veroveren, of het van hen door minnelijke schikking te verwerven.

-ocr page 121-

107

Hoop door zeeën, waar de Spanjaarden en Portugeezen meester waren, te gevaarlijk scheen, wilde men trachten ten noorden van Azië door de Noordelijke IJszee een nieuwen weg te vinden, en deed te dien einde in 1594 en de twee volgende jaren drie merkwaardige tochten (1), die evenwel met geen gunstigen uitslag bekroond werden.

Intusschen had couxklis houtman den tocht langs het zuiden naar Indië gewaagd (1595), en nadat hij twee jaren later gelukkig was wedergekeerd, werden er meer dergelijke reizen ondernomen, die ten gevolge hadden, dat er verbintenissen met de vorsten op de Indische eilanden werden aangeknoopt, waardoor de handel zich meer en meer uitbreidde, zeer ten nadeele van de Portugeezen, die zich tevergeefs daartegen trachtten te verzetten (2).

Al deze ondernemingen evenwel gingen in den beginne slechts uit van enkele personen of van kleine maatschappijen, totdat de Algemeene Staten, die te recht begrepen dat door onderlinge vereeniging veel grootere uitkomsten zouden kunnen verkregen worden, in 1602 eene algemeene handelmaatschappij, de Oostindische Compagnie genoemd, oprichtten. Deze verkreeg het recht, in naam der Staten met de Indische vorsten verbonden te sluiten, vestingen aan te leggen, krijgsvolk aan te nemen, ambtenaren en bevelhebbers aan te stellen, die echter zoowel aan de Algemeene Staten als aan de Compagnie eenen eed van gehoorzaamheid moesten afleggen. Het was voornamelijk oi.denbaenevelï, die de oprichting der O.-I. Compagnie had bewerkt.

(1) Op den derden tocht overwinterden de schepelingen onder jacob van heemskerk en Willem BARENDs op het eiland Nova-Zcmbla, ten noorden van Rusland.

(2) Onder de merkwaardigste tochten, door Nederlandsche zeelieden ondernomen, en die van groot gewicht waren voor de uitbreiding van de kennis desaardbols, verdienen die van olivier van noordt ('1098—1601), en van schouten en le maire (1615), rondom de aarde gedaan, eene bijzondere vermelding. Van noordt was de eerste Nederlander, die de .larde omzeilde.

-ocr page 122-

108

Nu konden de ondernemingen met veel meer kracht worden doorgezet, en de oorlog met de Portugeezen in ludië met goeden uilslag worden gevoerd. Weldra werden er dan ook veroveringen gemaakt ^ waardoor de Compagnie langzamerhand op verscheidene Oostindische eilanden landbezit verkreeg.

lu 1609 werd door de Compagnie een algemeen landvoogd onder den titel van Gouverneur-Genen-aal aangesteld, die in Oost-Indië zijnen zetel had, en de macht verkreeg, dadelijk in alle voorkomende zaken te voorzien.

De beroemdste Gouverneur-Generaal was jan pieteeszoon koen, die in 1618 tot die waardigheid verheven werd. Hij breidde de macht der Nederlanders in Indië aanzienlijk uit, en werkte de pogingen der Engelschen, die op onzen handel naijverig waren, en ons zoowel in het geheim als in het openbaar zochten te benadeelen, met kracht tegen. In 1619 veroverde hij het Koninkrijk Jakatra op de Noordkust van Java, verbrandde de hoofdstad, en stichtte op de puinhopen eene nieuwe stad, die den naam van Batavia ontving, en weldra de zetel werd van den Gouverneur-Generaal en de hoofdstad van al onze Oostindische bezittingen.

Inmiddels hadden onze schepen ook Japan bezocht, waar reeds vroeger door de Portugeezen handelsbetrekkingen waren aangeknoopt. De laatsten werden echter eenigen tijd daarna door de Japanneezen verjaagd (1637), welke sedert alleen met de Nederlanders handel wilden drijven, een maatregel, dien zij tot in onzen tijd hebben gehandhaafd.

§ 9. Wreder ik Hendrik. 7 erlond met Frankrijk.

Laatste jaren van den tachtigjarig en oorlog.

1625-1648.

Na den dood van maukits benoemden de Algemeene Staten zijnen broeder feedeuik hendhik, die van hem liet Prinsdom Oranje en zijne overige bezittingen geërfd

-ocr page 123-

109

had, tot Kapitein-Generaal en Admiraal der Unie, terwijl Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijsel, hem tot hunnen Stadhouder verkozen. Groningen en Drente droegen die waardigheid op aan eenst casimir van Nassau. Stadhouder van Friesland (bi. lOö).

Door maueiïs in de krijgskunst onderwezen, en reeds van zijn dertiende jaar mede te velde, was frkdkufk hendrtk volkomen berekend, het beleid van den oorlog op zich te nemen, en de roemrijke krijgsbedrijven, die hij gedurende zijn meer dan twintigjarig bewind ten uitvoer bracht, hebben hem eene plaats onder de uitstekendste veldheeren aangewezen. Vooral heeft hij zijne bekwaamheden ten toon gespreid in den belegeringsoorlog, en de menigte vestingen, welke hij veroverde, deden hem den naam van Stededwinger verwerven.

Afkeerig van geloofsdwang, maakte hij van zijnen invloed gebruik, om de vervolging tegen de Remonstranten allengs te doen ophouden, zoodat deze dan ook in het eerst oogluikend, en daarna met toestemming der Regeering, in verscheidene steden vrijheid van godsdienstoefening verkregen.

'Nadat hij in 1625 tevergeefs getracht had, spinola tot het opbreken van het beleg van Breda te dwingen, (bl. 105), en deze vesting in handen der Spanjaarden was overgegaan, wilde hij vóór alles den vijand uit de Oostelijke gewesten verdrijven, waar de vestingen Oldenzaal, Grol en Hug en. eenige jaren vóór het twaalfjarig bestand door spixot.a veroverd, (bl. 97), nog altijd in diens handen waren. De beide eerste plaatsen werden in 1637 ingenomen, en fiikdehik hexdiuk besloot daarop, den aanvallenden oorlog voort te zetten en den vijand ''s-Hertogeubosch, eene zijner sterkste vestingen, te ontweldigen, waarvoor hij in Mei 1639 het beleg sloeg.

Inmiddels waren er in het naburige Buitschland gewichtige gebeurtenissen voorgevallen, die eerlang vangroo-ten invloed op ons vaderland werden.

-ocr page 124-

110

De onverdraagzaamheid van den Keizer had reeds sedert vele jaren de Hervormden daar te lande verbitterd, en dientengevolge barstte in 1618 een opstand uit, die het begin was van eênen dertigjarigen binnenlandschen oorlog, waarbij sommige der Duitsche Torsten voor de Katholieken, andere voor de Hervormden partij trokken. Ook buitenlandsche mogendheden mengden zich later in dien krijg, deels (zooals de Koning van Zweden) aangespoord door de zucht om hunne protestantsche geloofsgenooten te ondersteunen, deels (zooals de Koning van Frankrijk) uit staatkunde en met het doel om de macht van den Keizer van Duitschland te fnuiken. De Keizer en de Vorsten, die zijne partij toegedaan waren, vonden natuurlijk een bondgenoot in den Koning van Spanje, terwijl de Hervormden ondersteuning zochten bij de Eepu-bliek der Vereenigde Nederlanden en Frankrijk.

Ten gevolge van deze omstandigheden, en om vredeuik hen-brik van het beleg van \i-Hertogenhosch af te trekken, besloot de Keizer tot een aanval op de Republiek, en zond zijnen veldheer mo vl'ecuculi met een sterk leger herwaarts om zich te vereenigen met de Spanjaarden onder den Graaf van den beug (I), die spixola in het opperbevel had vervangen (2). Zij rukten daarop Gelderland binnen, trokken over den IJ-sel, drongen in de provincie Uirech ja tot voor de poorten van Naar den door, en verspreidden eene algemeene ontsteltenis in het land (1629).

Fredekik hendeik, die nog altijd \t-Hertogenloscli sterk ingesloten hield, besloot, in weerwil van dat alles, dat beleg niet op te geven, en nam de doeltreffendste maatregelen, om in de verdediging van de bedreigde Provinciën te voorzien. Aanzienlijke versterkingswerken werden aangelegd, een gedeelte van het land werd onder water gezet, en de krijgs-

(1) Hij was rle zoon van willem van Oran/e's schoonbropder (bi. 84).

(2) Spinola was kort te voren naar Italië vertrokken, waar hij twee jaren later stierf.

-ocr page 125-

Ill

macht der Republiek tot op 120000 man gebracht, waaronder vele gewapende burgers. De krachtige houding, door het geheele volk aangenomen, hield den vijand tegen, totdat een gelukkig volvoerd wapenfeit, de verrassing van de stad Wezel, hem eindelijk tot den terugtocht dwong. In deze vesting namelijk had de vijand aanzienlijke magazijnen van levensbehoeften en krijgsvoorraad bijeengebracht, die tot onderhoud van zijn talrijk leger noodzakelijk waren, en toen hij deze verloren had, was het hem niet mogelijk, zich langer in de Nederlanden staande te houden. Weinige dagen later werd de standvastigheid van fredeuik hendrik bekroond door de overgave van ^s-Hertogeiiho-sch.

De eerstvolgende jaren gingen voorbij, zonder dat van weerszijden groote voordeden behaald werden, totdat de Prins zich in 163:2 weder sterk genoeg oordeelde tot den aanval.

MeK eén leger' van ruim 20000 man rukte hij langs de Maas voorwaarts, nam Veulo, lioennonde en eenige andere bteden in, en sloeg het beleg voor Maastricht, dewijl hij zich met de hoop vleide, dat, na de verovering van die sterke vesting, de omliggende landstreek tegen de Spanjaarden ia opstand zou komen (1).

Ook in dit beleg blonk zoowel de bekwaamheid als de heldenmoed van frederik hendrik schitterend uit. Niet alleen bestuurde hij met uitstekend beleid den belegeriugs-arbeid, maar sloeg daarbij den aanval af van het Spaansche leger, dat zich vereenigd had met eene krijgsmacht, opnieuw door den Keizer van Duitschland ter hulp gezonden, welke gezamenlijke strijdkrachten bijna dubbel zoo sterk waren als de zijne. De vijand werd genoodzaakt met een zwaar

(1) De Staten hadden daartoe geheime onderhandelingen aangeknoopt met de inwoners «Ier zuidelijke gewesten, die het vooruitzicht hadden bij den dood van Isabella hunne zelfstandigheid weder te zullen verliezen, en met Spanje te worden vereenigd. (bl. 95.)

-ocr page 126-

113

verlies af te trekken, en vier dagen later ging Maastricht over. Geheel Limburg kwam nu in de maclit der Staten, doch de verwachte opstand had geen plaats.

In het volgende jaar (1633) stierf Isabella zonder kinderen na te laten, waardoor de Zuidelijke Nederlanden weder aan don Koning van Spanje, philips IV, kwamen, die zijnen broeder, den Kardinaal-Infant (1) Ferdinand, tot Algemeen Landvoogd benoemde.

Fkederik Hendrik had gedurende al den tijd van zijn bewind getracht, de goede verstandhouding met Frankrijk zooveel mogelijk te onderhouden, en dit leidde in het jaar 1635 tot een bondgenootschap met dat rijk, waarbij men overeenkwam, den oorlog tegen Sjjanje in de Zuidelijke Nederlanden gemeenschappelijk te voeren, die gewesten tot eene vrije republiek te maken, indien de inwoners hiertoe zeiven medewerkten, of wel in het tegenovergestelde geval, ze te veroveren en onderling te verdeelen. Ook werd bepaald, dat men niet dan gezamenlijk vrede met Spanje zou sluiten.

Werkelijk rukte een Fransch leger nog in datzelfde jaar de grenzen over, en vereenigde zich met dat van frederik Hendrik, die het opperbevel aanvaardde; maar de weinige medewerking, welk hij bij zijne nieuwe bondgenooten vond, de slechte toestand, waarin de ïransche troepen verkeerden, en de uitmuntende maatregelen van den Infant Ferdinand, die door een Keizerlijk leger ondersteund werd, waren oorzaak, dat de groote verwachtingen, welke men van dien veldtocht koesterde, geheel en al verijdeld werden. Het Pransche leger, dat door ziekten en gebrek ontzettend geleden had, keerde het volgende jaar naar Frankrijk terug.

De voornaamste krijgsbedrijven van frederik hendrik in de volgende jaren waren de verovering van Breda in

(1) Infant is de titel van de Spaansche koningszonen.

-ocr page 127-

1 l:i

1037, en die van Sa.t van Gent en Hulst, in dien tijd sterke vestingen, in 1644 en 1615. Door het nemen van beide laatstgenoemde plaatsen kwam een belangrijk gedeelte van Vlaanderen (liet tegenwoordige Zeeuwsch- Vlaanclereu) aan de Republiek, die reeds sedert 1634 de vesting Sluis in die streken bezat (bl. 97).

§ 10. Voornaamste gebeurtenissen ter zee en in da koloniën, gedurende het laatste gedeelte van den tachtigjarig en oorlog.

Terwijl de hierboven beschreven krijgsbedrijven te land plaats hadden, en fukdeiuk hen-duik het door zijnen vader begonnen en door zijn broeder voortgezette werk roemrijk voltooide, nam de macht der Republiek ter zee meer en meer toe. Haar handel breidde zich langzamerhand over de geheele wereld uit, en door de stoute zeetochten, door den onophoudelijken strijd met de Spanjaarden en Portugeezen, door de zorg, die er aan den bouw en de uitrusting der schepen werd besteed, was onze zeemacht verbazend ontwikkeld, en het Nederlandsche scheepsvolk, aangevoerd door heldhaftige en bekwame bevelhebbers, kon met het beste van alle andere natiën wedijveren.

Ook de koloniën waren aanzienlijk vermeerderd. Na de verovering van JaJcatra en de stichting van Batavia (bl. 108) breidde de Oostindische Compagnie hare bezittingen en handelsbetrekkingen met de I ndische Vorston meer en meer uit. De tegenstand, dien zij daarbij van de Portugeezen ondervond, werd door eene ontzaglijke machtsontwikkeling, wijs beleid en heldenmoed allengs geheel vernietigd. Doch nieuwe moeilijkheden ontstonden, toen de Engelschen, die in 1600 insgelijks eene Oostindische Compagnie hadden opgericht, zich langzamerhand door list en geweld meer en meer in Indië zochten uit te breiden. Dit had hevige twisten

va o kul. GESOmUD 'S

-ocr page 128-

114

ten gevolge, die vaak tot vijandelijklieden overgingen. Eeue samenzwering, door eenige Engelsclien gesmeed, om. zicli verraderlijk meester te maken van het eiland Amloina, waar de Nederlanders zich gevestigd hadden, werd ontdekt, en zeven Engelschen door de pijnbank tot bekentenis gedwongen en ter dood gebracht (1629), hetgeen tot groote oneenigheden tus-schen de Engelsche regeering en de Algemeene Staten aanleiding gaf. Een hevige oorlog met den machtigsten der Javaansche vorsten, die vijf jaren later uitbarstte, en waarbij Batavia tweemaal verscheidene maanden lang door 100000 man belegerd werd, doch door de dapperheid van slechts weinige duizenden verdedigers behouden bleef, werd door het beleid van koen (bl. 108) en zijnen opvolger (l)voordeelig geëindigd (1629).

De groote bloei van de Oostindische Compagnie gaf aanleiding, dat men in 1621, kort na het einde van het twaalfjarig bestand, eene dergelijke maatschappij oprichtte, die voornamelijk bestemd was, om op Ameriha handel te drijven en daar grondgebied te verkrijgen, en daarom de West-itidische Compagnie genoemd werd. Deze nam weldra zeer in bloei toe, en veroverde verscheidene volkplantingen van de Portugeezen in Brazilië. In 1027 behaalde een onzer wakkerste vlootvoogden, piet hein , eene luisterrijke overwinning in de Allerheilig en-haai (2) op eene Spaansche vloot, die meer dan dubbel zoo sterk was als de zijne, en in het volgende jaar nam hij bijna zonder gevecht eene rijke vloot van de Spanjaarden, zooals er jaarlijks eene, beladen met goud en zilver, uit hunne koloniën in Ameriha naar Spanje huiswaarts keerde, en die de Zilvervloot werd genoemd.

Aangemoedigd door dit groote voordeel, dat op 16 mil-lioen gulden geschat werd, vermeerderde de Westindische Compagnie allengs haar grondgebied door veroveringen in

(•1) Koen stierf den 20stcn Sejit. -IfSO tijdens het beleg van Batavia.

(^2) Do AUerhcilir/cn-haai is gelegen aan de Oostkust van Brazilië.

-ocr page 129-

115

Brazilië, en breidde ook eenige reeds vroeger aangelegde volkplantingen in Noord-Amerika uit, welke laatsten den algemeenen naam van Nieuw-Nederland ontvingen met de hoofdstad Nieuw-Amsterdam, (!). Kort daarna stelde zij zicli ook door geweld van wapenen in het bezit van eenige Portngeesche volkplantingen op de westkust van Afrika (1640).

De ongemeene voorspoed van de Compagnie was evenwel niel van langen duur. De in bezit genomen landen werden niet met wijsheid bestuurd, en Graaf jo an maueiïs van Na-t-tau (2\ die, tot Landvoogd van Brazilië benoemd^ door verstandige maatregelen den achteruitgang zocht tegen te gaan, werd niet behoorli jk ondersteund, zoodat men zich niet tegen de Portugee-zen kon verdedigen, voortdurend verliezen leed, en in 104(5 van het uitgestrekte grondgebied slechts drie forten over had (3).

Ook in de Europeesche zeeën blonk de heldenmoed van het Nederlandsche scheepsvolk uit, maar nooit wellicht schitterender dan in den zeeslag van (1689'. De Spanjaarden hadden eene aanzienlijke vloot uitgerust van 67 zware oorlogschepen, met 1700 stukken gewapend en met 240()n koppen bemand. Een deel der Nederlandsche scheepsmacht, slechts 13 schepen sterk, ouder maarten hakpeutzoon tromp. Admiraal van Holland, kruiste in het Kanaal, en een tweede smaldeel onder den Kommandeur joost banckers lag voor de haven van 'Duinkerken, en belette de vijandelijke schepen, die daar lagen, in zee te steken. De Yice-Admiraal witte cornelis-zoon de with hield zich met eenige schepen gereed, om ter hulp te snellen, waar het noodig was. ïNa verscheidene maanden gewacht te hebben, zag tromp eindelijk de ont-

(1) Thans Isem- York genoemd, de voornaamste stad van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

(i) Hij was een kleinzoon van jan den Oude. broeder van willem I (bl. G l).

(3) Portugal in 1580 door phu.ips II veroverd (bi. 100), ]iad zich in 1640 we! is waar weder vrijgemaakt, en in het volgende jaar een wapenstilstand van 10 jaren met dn Vereenic/de ATecïei7cmc(en gesloten, doch de vijandelijkheden in Brazilië bleven niettemin lusschen do beide natiën voortduren.

8*

-ocr page 130-

1]C)

zaglijke Spaansche vloot opdagen. Hij aarzelde geen oogen-blik, maar wachtte den vijand bedaard af, en zoodra de with zich met hem vereenigd had, tastte hij met 18 schepende 67 vijandelijke aan, die na een scherp gevecht afdeinsden. Twee dagen later viel hij opnieuw aan, en toen banckeks zich nu ook met zijne 12 schepen bij Tiiour had gevoegd, namen de Spanjaarden met verlies van 2 schepen de wijk naar de reede van Bums, eene haven op de Engelsche kust. He Ilollandsche Admiraal hield hem hier ingesloten, en zond inmiddels bericht naar het vaderland, waar nu alle krachten ingespannen werden, zoodat binnen vier weken tot verbazing van geheel Uur opa onze vloot tot 96 schepen, voor een groot gedeelte gewapende koopvaarders, was aangegroeid. Doch nu verklaarden de Engelschen, niet te zullen dulden, dat op hunne reede een gevecht voorviel, en brachten eene aanzienlijke scheepsmacht bijeen, om de Spanjaarden des noods te beschermen. Na tevergeefs hierover onderhandeld te hebben, gaven de Staten last aan tromp, om den vijand aan te vallen, en zich met de wapenen te verzetten tegen iedereen, die hem zulks beletten wilde. De aanval, welke nu volgde, had eene beslissende nederlaag voor de Spanjaarden ten gevolge. Van de 67 schepen ontkwamen er ternauwernood 18; al de anderen werden veroverd of vernield, en 7000 man gedood of gevangengenomen, terwijl tromp slechts één schip en 100 man verloor.

§ J1. De mede van M unster. Toestand van de RepiMiek en van hare kuloniën in 1648.

Reeds in 1641 had men in Dnitschland onderhandelingen geopend, om een einde te maken aan den binnenland-schen oorlog, waarin achtereenvolgens de Denen, Zweden, Eranschen, Nederlanders en Spanjaarden gewikkeld waren.

Het duurde evenwel nog tot 1646, eer de Republiek afgevaardigden naar Munster zond, waar de onderhande-

-ocr page 131-

117

lingen gevoerd werden. De Eranschen, die intusschen belangrijke veroveringen in de Zuidelijke Nederlanden maakten, verzetten zich daartegen, en beriepen zich op het verbond, in 1635 met de Republiek gesloten, waarbij bepaald was, dat geen der beide partijen een afzonderlijken vrede niet Spanje sluiten zou (bl. 112).

Hoewel velen hier te lande het .'•echtmatige van dien eisch erkenden, meende men toch bij den uitgeputten toestand der schatkist, bij de gunstige voorwaarden, die men van Spanje bekomen kon, en bij de voortdurende weigering van Frankrijk om de voordeelige bepalingen aan te nemen, niet langer de welvaart en de toekomst van het land aan de onzekere kans des oorlogs te mogen blootstellen, en na vruchtelooze pogingen aangewend te hebben om Frankrijk en Spanje te verzoenen, sloot men in Januari ! (i 18 te Mnn-tter den vrede.

De Koning van erkende de Vereenigde Nederlanden

voor eene vrije Republiek, op welke noch hij noch zijne nakomelingen iets te eischen hadden. Behalve de zeven Provinciën verbleef aan de Staten het veroverde gedeelte van Brabant, van Limburg en van Vlaanderen. Deze streken [Staats-Brabant, Staats-Lim.bitrg en Staats- Vlaanderen genoemd) kregen geene afzonderlijke Staten, maar werden onmiddellijk bestuurd door de Algemeene [Generale] Staten, waarnaar zij ook den naam kregen van (Jeneraliteits-landen. In Oust- en West-Lndië zou ieder der beide partijen behouden wat zij bezat, en bovendien werd de bepaling gemaakt, dat geene schepen uit zee langs de Schelde naar de Zuidelijke Nederlanden zouden mogen varen : met andere woorden, de Staten verkregen het recht, de Schelde gesloten te houden, waardoor het herstel van den koophandel van Antwerpen geheel onmogelijk werd, zeer ten. voordeele van de handelsplaatsen in de Republiek en vooral van Amsterdam, dat weldra de voornaamste koopstad dei-wereld was.

-ocr page 132-

IIS

Zoo eindigde de tachtigjarige strijd, die in 156S begonnen was met een verzet tegen dwingelandij en geloofsdwang; een strijd, gedurende welken liet TvTederlandsclie volk zich door moed en volharding had ontwikkeld tot eene vrije en zelfstandige natie, en waarin het heldengeslacht der Nassau's zich een onverbreekbaar recht op de dankbaarheid van tijdgenoot en nakomelingschap had verworven.

Met luister omstraald, trad de vrije Republiek der Zp.veu Vereeniyde Provinciën bij den vrede van Munster in de rij der Europeesche mogendheden. Algemeene welvaart was het loon van de noeste vlijt en onbezweken volharding des volks; kunsten en wetenschappen bloeiden; rijk begaafde schrijvers voerden de Nederlandsche letterkunde tot een vroeger nooit gekend;; hoogte, en een aantal uitstekende schilders verbreidden den roem van Nederland door geheel Uuropa.

üe Oostindisehe Compagnie was voordurend in macht en luister toegenomen, en bij het sluiten van den Munsterschen vrede was zij de eerste handelsmogendheid der aarde, Batavia was de hoofdplaats barer bezittingen en het middelpunt barer macht. Hare volkplantingen waren gevestigd op de Moluksche eilanden, op de kusten van Voor-Indië, op het schiereiland Malakka, op Ceylon en op Formosa, dat den handel met China beschermde. Op het Japansche eilandje Decima had zij een factorij. Yoor het overige stond zij nog in verbinding met een menigte vorsten op de Aziatische eilanden en kustlanden, terwijl de roem van Nederland verhoogd werd door de ontdekking van Niemc-Holland in 1606, en door eene reeks van belangrijke zeetochten en ontdekkingsreizen.

De Westindische Maatschappij was in 16 1:S in het bezit van Nieuw-Nederland, drie forten in Brazilië (bl. 115), Curaqao (in 1634 op de Spanjaarden veroverd), en eenige vaste punten op de westkust van Afrika, waarvan St. George del Mina liet voornaamste was.

-ocr page 133-

119

IV. TIJDPERK.

Van den vrede van Munster tot aan de vestiging van de Bataafsche republiek.

van 1548 TOT 1795.

§ 1. Binneiilandsche oneenigheden. Dood van Willem II.

1648—1650.

Nauwelijks had de Munstersche vrede de buitenlandsche rust verzekerd, of binnenlandselie tweespalt begon allengs het hoofd op te steken. De voornaamste oorzaak hiervan was het streven van de machtige Provincie Holland, om meer gezag in het algemeen bestuur te verkrijgen dan haar volgens de bepalingen der Unie toekwam.

Dit was grootendeels een gevolg van den loop der gebeurtenissen. De Provincie Holland was met Zeeland de eerste geweest, om het juk van Spanje af te schudden (.1572); deze beide gewesten hadden zich daarna, toen aan anjou de opperheerschappij werd aangeboden, uitsluitend onder den Prins van Oranje gesteld (hl. 81) en hem later de grafelijke waardigheid opgedragen (bl. 84); onder leuoes-ti:rs bestuur was het Holland, dat zich tegen de aanmatigingen van dien landvoogd verzette (bl. 87); bij de godsdiensttwisten in het begin van het twaalfjarig bestand had het zich feitelijk verzet tegen de Algemeene Staten (bl. 102); en bij de vredesonderhandelingen te Munster had het gedreigd een afzonderlijken vrede te sluiten, indien men langer gehoor gaf aan de vertoogen der Pranschen, die ingevolge het verbond van 1635 beweerden, dal de Republiek zonder hen niet tot den vrede mocht overgaan (bl. 117). Door dit alles waren de Staten van Holland langzamerhand gewoon in vele zalcen hun eigen weg te gaan, op liet landsbestuur eenen

-ocr page 134-

120

drnkkeuden invloed uit te oefenen, en de belangen van hun gewest boven het algemeen belang te bevorderen. Daarbij moet echter wel in aanmerking genomen worden, dat geen der andere gewesten, wat welvaart en rijkdom aangaat, kon vergeleken worden met Holland, hetwelk alleen meer gelden voor den oorlog opbracht, dan al de andere provinciën te zamen.

Mattmts had gedurende zijn bewind de Algemeene Staten en de rechten der overige provinciën tegen de toenemende aanmatigingen van Holland gehandhaafd: doch gedurende het Stadhouderschap van fukdekik hrndrik. welke niet die vastheid van karakter bezat, en zooveel mogelijk door toegevendheid de eensgezindheid zocht te bewaren, deed dat gewest zijn invloed meer en meer gelden.

Nog was door den staat van oorlog, waarin men zich bevond, de eendracht bewaard gebleven; maar nu met het sluiten van den vrede het gevaar was geweken, was het te vreezen, dat de willekeurige handelwijze der Staten van Holland weldra tot hevige onlusten aanleiding zou geven.

Prins PEEDEKiK HENDRIK was in 1647, en dus nog voor den Munsterschen vrede, gestorven, en in al de provinciën (behalve in Friesland, waar Graaf willem fueuekik van Nassau, (1) aan het bewind was) in zijne waardigheid als Stadhouder opgevolgd door zijn eenentwintigjarigen zoon willem IT, een vorst van uitmuntende hoedanigheden, doch die meer de vastberadenheid van zijnen oom maueiïs, dan het buigzame karakter van zijnen vader bezat. Hij was gehuwd met de dochter van kauel I, Koning van Engeland, in welk rijk eenigen tijd te voren een geweldige opstand was uitgebroken, die met de gevangenneming en onthoofding des Konings eindigde (1649),

(1) Willem frederik was de tweede zoon van ernst casimir (bi. 105). Zijn oudere broeder Hendrik casimir was zijn vader in 1632 in Friesland, Groningen en Drente opgevolgd, en in 1640 gesneuveld, waarop willem frederik in Friesland, en frederik uendrik in Groningen en Drente stadhouder wus geworden.

-ocr page 135-

121

•waarop Engeland Asm republikeinschen regeeringsvorm aannam. De zoon van den onthoofden Koning nam de wijk naar de Vereenig de Nederlanden, waar hij door de Algemeene Staten, die hem als den wettigen Koning van Engeland erkenden, gastvrij ontvangen werd. De Staten van Holland daarentegen wilden, om den handel niet te benadeelen, met de Republikeinsche Regeering van Engeland in vriendschap blijven, en zonden een afzonderlijken zaakgelastigde naar Londen, iets dat volgens de Unie niet geoorloofd was (bl. 89). Natuurlijk moest dit den Prins en de overige Provinciën zeer verbitteren.

Al zeer spoedig ontstonden er ernstige oneenigheden in de Republiek over het afdanken van krijgsvolk, hetgeen natuurlijk na het sluiten van den vrede moest plaats hebben. De llaad van State, aan wien de zorg voor het leger was opgedragen (bl. 90), sloeg eene aanzienlijke vermindering voor, maar Holland wilde nog meer troepen afgedankt hebben, gedeeltelijk uit zucht tot bezuiniging, gedeeltelijk om het gezag des Stadhouders, die als Kapitein-Generaal der Unie aan het hoofd van het leger stond, door het verminderen der krijgsmacht te verkleinen. Dat voorstel wist Holland ook werkelijk door te drijven (1648). In het volgende jaar echter eischte het opnieuw eene vermindering van het leger, hetgeen de Algemeene Staten, welke hierin moesten beslissen, daar het eene zaak was, die de geheele Republiek betrof, voor de veiligheid van den staat niet geraden oordeelden. Zij weigerden dus er in toe te stemmen, waarop de Staten van Holland besloten, een deel van de troepen, welke zij betaalden, op eigen gezag af te danken (1650). Tegen deze handelwijs, waardoor de bepalingen der Unie geschonden werden, vermits geen der Provinciën het recht had, een gedeelte van het leger eigenmachtig af te danken, verzetten de Algemeene Staten zich ; zij zonden eenige hunner leder, met den Prins aan het hoofd naar de voornaamste steden van Holland, om de Regenten van gedachte tu doen ver-

-ocr page 136-

122

anderen. Deze verklaarden echter, op eeue enkele uitzondering na, dat hunne afgevaardigden ter Statenvergadering volkomen gelijk hadden : in verscheidene steden wilde men zelfs de bezending niet aanhooren. Nu werd er nog eene laatste poging beproefd : de Algcmeene Staten gaven, na rijp overleg met den Prins en den Raad van State, eenigermate aan den eisch van Holland toe door eene grootere vermindering van het leger voor te stellen dan waartoe vroeger besloten was, waarbij Prins willkm IT zijne onschuld betuigde, indien den staat door gebrek aan troepen eenig onheil overkwam. Maar Holland verwierp alle voorstellen ; liet wilde zijn eiscli geheel doordrijven, niettegenstaande het verschil nauwelijks 1300 man bedroeg, waaruit ten duidelijkste bleek, dat het zich niet aan liet gezag der Algemeene Staten verkoos te onderwerpen.

Deze moesten nu of toegeven, en alzoo erkennen, dat de provincie Holland het recht had, in de Eepubliek de wet te stellen, of de bepalingen der Unie, welke zij verplicht waren te handhaven, met geweld doen eerbiedigen. Zij besloten tot het laatsle, en machtigden den Prins daartoe de middelen te gebruiken^ die hij dienstig oordeelde.

Deze liet hierop zes afgevaardigden van de Staten van Holland onverwachts gevangennemen en naar Loevestein voeren, terwijl Graaf willem frederik met eene afdeeling krijgsvolk naar Amsterdam rukte, om deze stad, welker afgevaardigden het meest tot tegenstand hadden aangeraden, bij verrassing te bezetten. Dit laatste mislukte wel is waar, doch een paar dagen later onderwierp zich de stad uit vrees voor het nadeel, dat haar handel door een langdurig beleg lijden zou, en nu hield alle tegenstand van Holland op, dat in het voorstel der Algemeene Staten bewilligde.

Zoo was het wettige gezag hersteld tot algemeene tevredenheid van de overige Provinciën, die met bekommering de aangroeiende willekeur van een enkel gewest hadden

-ocr page 137-

123

gadegeslagen, dat hen allen weldra dreigde te overheersclien. De vreugde hierover was evenwel van korten duur, daar Prins Willem IT, aan wiens beleidvolle maatregelen men het herstel der orde te danken had, drie maanden later (Nov. 1650) onverwachts overleed. Acht dagen na zijnen dood beviel zijne gemalin van een Prins, den later zoo beroemden willem ITT.

§ 2. Eerste stadhouderlooze regeering. Groote vergadering te 's-Gravenlage. Inrichting ran het gewijzigde bestuur. Jan de Witt.

De dood van willem TT bracht eene groote verandering in den regeeringsvorm van de Republiek teweeg. De Staten van Holland, wier eigendunkelijke handelingen tot nu toe veelal tegengegaan waren door den machtigen invloed dei-Stadhouders uit het huis van Oranje, vatten terstond het voornemen op, geen stadhouder meer aan te stellen, en het geheele bewind in hun gewest aan zich te trekken; een voorbeeld dat gevolgd werd door de overige Provinciën, behalve Friesland en Groningen, in welk laatste gewest willem feedsiuk van Nassav, Stadhouder van Friesland (bl. 120), ook als zoodanig werd aangesteld.

Hierop uoodigde Holland de overige gewesten uit, afgevaardigden te zenden naar 's-Gravenhaije, ten einde gezamenlijk te raadplegen over de Unie, den godsdienst en het krijgswezen. Dientengevolge kwam in Januari 1651 de zoogenaamde Groote Vergadering bijeen, die door den Raadpensionaris van Holland, jacob cats (1), geopend werd.

Zeven maanden duurden de beraadslagingen, die gewichtige bepalingen omtrent het Staatsbestuur ten gevolge hadden.

(i) N;i '1021 was de titel van Lands-Advocaat (bl. 91) door dien vau Ra ad -per isio) ? aria vervangen.

-ocr page 138-

124

Alleen Friesland en Groningm hadden liuu Stadhouder (üraaf willem feedeuik van Nassau) behouden, en vermits er elders geen aangesteld werd, ontstond daaruit het bezwaar, dat er voortaan niemand was, die de oneenigheden, welke tusschen de provinciën mochten ontstaan, kon bijleggen, iets hetgeen volgens de Unie aan de Stadhouders was opgedragen (bl. 90). Men kon het hieromtrent niet eens worden, zoodat het wel te voorzien was, dat Holland, als verreweg het machtigste gewest, in de geschillen met andere provinciën voortaan altijd het overwicht zou behouden.

Met betrekking tot den godsdienst werd bepaald, dat de Gereformeerde leer de heerschende zou zijn, en dat andere gezindheden geduld zouden worden, doch alleen daar waar zij reeds bestonden.

Het oppergezag over het leger bleef aan de Algemeene Staten, hoewel Holland het wilde opgedragen zien aan den Eaad van State, die echter volgens de Unie slechts met het regelen der krijgszaken belast was (1). De waardigheid van Kapitein-Generaal der Unie, Opperbevelhebber van het leger der ilepubliek, werd afgeschaft, en aan de Provinciale Staten voortaan het recht gegeven, de officieren aan te stellen in dat gedeelte van het leger, hetwelk zij betaalden, waardoor Holland, dat als de rijkste provincie meer dan de helft van de krijgsmacht onderhield, ook hierin een grooten invloed verkreeg.

Tn Augustus 1621 werd de Groote Vergadering gesloten. Ten gevolge van de daarin vastgestelde bepalingen was de regeering nagenoeg geheel en al in handen geraakt van de Provinciale Staten, en daar die ieder in hunne eigene Provincie nagenoeg onbeperkt souverein waren en de Algemeene Staten eigenlijk geene macht bezaten om hun ge-

(1) De Raad van Stato bestond, behalve uit de Stadhouders, uit twaalf leden, waarvan Holland er drie (dus een vierde gedeelte) aanstelde. Het kon derhalve daarin moer invloed hebben dan in de Algemeene Staten, waar het maar ééne stem liud van deAzeveii.

-ocr page 139-

125

zag te doen gelden, kan men de Vereenigde Nederlanden in die dagen beschouwen als eene vereeniging van zeven vai! elkander onafhankelijke republieken. liet natuurlijk gevolg daarvan was, dat Rolland, als de machtigste Provincie, den toon in het Gemeentebest gaf.

Het volk zelf, de burgers van den Staat, hadden geen deel hoegenaamd aan liet bestuur. Tn de Provinciale Staten heette de burgerij vertegenwoordigd te worden door de afgevaardigden uit de steden. Daar de stedelijke Regenten evenwel deze afgevaardigden kozen, en gewoonlijk hunne vrienden of bloedverwanten met die betrekking begunstigden, was er van eene eigenlijk gezegde vertegenwoordiging des volks volstrekt geen sprake. De openvallende plaatsen in den Stedelijken Raad werden voorheen door den Stadhouder aangevuld, die gewoonlijk eene keuze deed uit eenige personen, hem door de Regenten voorgesteld; maar nu er geen Stadhouder was, benoemden de Regenten zeiven onderling de nieuwe leden, en kozen daartoe in den regel hunne bloedverwanten of gunstelingen. Vermits eindelijk de Provinciale Staten het recht hadden, de verschillende ambtenaren in hun gewest aan te stellen, en daarin over het algemeen denzelfden regel volgden als voor de leden van de regeering, kan men licht begrijpen, dat weldra liet gelieele landsbestuur in handen was en bleef van eenige aanzienlijke geslachten.

Jiij deze aristocratische familie-regeering (1) waren de stedelijke regeeringen, ieder in hare eigene stad, oppermachtig, en wanneer zij niet in strijd handelden met de algemeene wetten der Provincie, dan waren zij voor liet overige aan niemand van hun doen en laten verantwoording schuldig, te meer, daar zij verklaarden, aan geene

(1) Eene republiek kan een arislrocratisch of een democratisch be-stuur hebben. Hij een aristocratisch bestuur is de macht in handen van eenige aanzienlijken; bij een democratisch heeft liet volk zelf aandeel aan het bewind, door zijne vertegenwoordigers te kiezen, enz.

-ocr page 140-

126

stedelijke privilegiën of oude gebruiken gebonden te zijn.

Uit al het voorgaande volgde natuurlijk, dat eene groote meerderheid onder het volk ontevreden was met de nieuwe inrichting van het bestuur, en de aanstelling van een Stadhouder verlangde, waarbij men vooral ook de diensten herdacht, door de Prinsen uit het huis van Oranje aan het vaderland bewezen, en welke door de Staatsgezinde Partij (zoo noemde men de voorstanders der Stadhouderlooze Regee-ring) met ondank vergolden werden.

Was het ambt van Raad-pensionaris van Holland reeds vroeger hoogst gewichtig (bl. 91), het was zulks nog veel meer, nu dat gewest meer en meer een bepaald overwicht in de Republiek verkreeg, omdat de Raad-pensionaris degene was, die in de vergadering der Staten de voornaamste leiding der zaken had. In het jaar 1653 werd daartoe benoemd jan de witt , een man van uitstekende geestvermogens, uitgebreide kennis en onvermoeide arbeidzaamheid. Het was zijne vaste overtuiging, dat het voor liet welzijn des vaderlands nadeelig was, een stadhouder aan te stellen, omdat men daardoor gevaar liep, dat het oppergezag in den Staat van lieverlede in de handen van een enkel persoon zou geraken. Daarom ijverde hij voortdurend tegen de verheffing van den Prins van Oranje, en achtte hij het eveneens gevaarlijk voor den bestaanden regeeringsvorm, hem of iemand anders in vredestijd aan het hoofd van het leger te plaatsen.

Aangezien aan den Raad-pensionaris ook de onderhandeling met vreemde gezanten en mogendheden was opgedragen (bl. 91), en de witt een der grootste staatslieden zijner eeuw was, kon het niet missen, dat hij ook weldra een overwegenden invloed verkreeg op de staatkunde der Republiek met betrekking tot het buitenland.

Al het voorgaande te zamen nemende, mag men dus met recht zeggen, dat jan de witt, hoewel met geen onmiddellijk gezag bekleed, toch gedurende al den tijd

-ocr page 141-

127

dat hij Raad-pensionaris was, als het eigenlijk hoofd van den Staat kon worden aangemerkt.

§ 3. Eerste EngelscTe oorlog. Vrede van Westminster.

Acte van Seclusie.

1652—1654.

liet tijdperk van vrede, waarin men zich na liet eindigen van den tachtigjarigen oorlog verheugen mocht, was van geen langen duur. Reeds sedert vele jaren had Engeland met naijver den toenemenden bloei van onzen handel aangezien, en weldra bleek liet, dat het Republikeinsche bewind, hetwelk zicli daar te lande had opgeworpen (bl. 121), den oorlog wilde. Reeds was aan onzen handel belangrijke schade toegebracht door een besluit van de Engelsche Regeering (165 10, bij hetwelk bepaald werd dat voortaan alleen Engelsche schepen de voortbrengselen van vreemde werelddeelen in de Engelsche havens mochten aanbrengen. en dat de Europeesche waren slechts mochten worden ingevoerd hetzij door Engelsche schepen, hetzij door schepen van het land, waaruit de voortbrengselen afkomstig waren. Onze kooplieden mochten dus slechts Nederlandsche produkten, en niet, zooals vroeger, alle handelsartikelen, die zij in Oost en West hadden ingekocht, naar Engeland voeren. Dit besluit, bekend onder den naam van Acte van navigatie, was in het belang van de Engelsche kooplieden, die ten gevolge daarvan zeiven meer schepen begonnen uit te rusten, en hunnen handel uit te breiden; voor de onze evenwel was het een aanmerkelijk nadeel.

Weldra zochten de Engelschin ook naar voorwendsels, om ons den oorlog aan te doen ; zij beweerden, dat onze visschers geen recht hadden, in de zeeën, die Engeland omringden, te visschen zonder hun daarvoor eene schatting te betalen; dat de aanval van tromp in IfiSü op de Spaan-sche vloot bij Duins (bl. 110) eene beleediging was geweest,

-ocr page 142-

128

liet Eiigelschc volk aangedaan; dat de rechtspleging op Amboina (bl. 114) een moord was geweest, op Engelsche onderdanen geploegd, waarvoor de daders streng moesten gestraft worden; eindelijk, dat onze scliepen verplicht waren, ieder Engelsch oorlogsschip, hetwelk zij ontmoetten in de zeeën, die Engeland omringden, te begroeten door het lossen van eereschoten en het strijken der vlag. Dit laatste werd de aanleiding ^ot het uitbarsten der vijandelijkheden.

In Mei löfcv namelijk werd tromp, die met een gedeelte onzer vloot op de hoogte van Dover een Engelsch smaldeel ontmoette, door hen aangevallen, omdat hij naar hun gevoelen geen eerbewijzen genoeg had gedaan; hieruit ontstond een gevecht, en daar de onderhandelingen, welke later hierover gevoerd werden, tot geene bevrediging leidden, waren de Staten tot den oorlog gedwongen, die van weerszijden met de hevigste verbittering gevoerd werd.

De overmacht, zoowel wat het aantal schepen, als wat hun bouw, hunne bewapening en bemanning betreft, was aan de zijde der Engelschen; daarentegen waren onze zeelieden beter geoefend, en onze vlootvoogden, als maarten harpertzoon tromp, witte corneliszoon de with, jan en cornelis evertsen ell michiel adkiaanszoon de

ruyter (1), mannen van beproefde ondervinding en van onwankelbaren heldenmoed. Onze scheepsmacht was dus wel tegen de overmacht opgewassen, zoo er slechts meer samenwerking bestaan had in alles wat de uitrusting en het voltallig houden der vloot betrof. Dit zou waarschijnlijk het geval zijn geweest, indien er maar één Admiraliteitscollege had bestaan in plaats van vijf (bl. 90), en

(l) Michiel adriaanszoon de ruyter, de grootste zeclield van zijnen tijd, was van geringe afkomst. In '1607 te Viiss'myên geboren, werkte hij eerst als jongen in eene lijnbaan, begon op zijn elfde jaar ter zee te varen, en klom langzamerhand op toi Kommandeur van een der vele schepen, die in den tachtigjarigen oorlog tei'kaapvaart werden uitgerust. In 1641 trad hij in 's lands dienst en werd tot Kapitein aangesteld.

-ocr page 143-

indien meu een Admiraal-Generaal had gehad om het geheel te besturen; doch deze waardigheid, welke vroeger altijd door den Stadhoiulei bekleed werd, was sedert 1650 vervallen.

I n liet begin van den oorlog leed onze vloot door storm en andere noodlottige omstandigheden aanmerkelijke schade . hetgeen men op de onrechtvaardigste wijze toesclireef aan de maatregelen van tromp, en omdat deze bovendien, als zeer Oranjegezind, niet bemind was bij de Staten, werd hij ter verantwoording geroepen , en het opperbevel voorloopig aan de with gegeven. Kort daarna behaalde de ri yter eene overwinning bij Pl/jmouth (Aug. 1652), doch zes weken later werd 's lands vloot ouder de with op de geslagen.

jVog vóór het einde van het jaar was tromp evenwel in zijn gezag hersteld, en handhaafde zijnen ouden roem door eene luisterrijke overwinning bij Dover.

Het volgende jaar (16531 was allemoodlottigst; driegroote zeeslagen werden verloren ten gevolge van de slechte maatregelen , door het bestuur genomen , waardoor de vloot meermalen te midden van het gevecht gebrek aan kruit en andere krijgsbehoeften had, en de slecht voorziene schepen genoodzaakt waren te wijken, in weerwil van den heldenmoed van tromp en het meerendeel zijner onderbevelhebbers. Echter waren er onder de scheepskapiteins ook verscheidene, die hunne betrekking meer aan de gunst der Eegeering, dan aan hunne bekwaamheid of dapperheid te danken hadden , en in de oogenblikken van gevaar lafhartig op de vlucht gingen.

In den laatsten zeeslag, bij Ter Heide geleverd, sneuvelde de wakkere tromp (Aug. 1653i.

De ontzettende verliezen, door den oorlog geleden, en het verval van handel en nijverheid deden den wensch naar het einde der vijandelijkheden meer en meer luid worden, en dientengevolge werden er onderhandelingen geopend, die in April 1654 den voor ons zeer nadeeligen vrede te vaderl. geschied. 9

-ocr page 144-

130

Westminster ten gevolge hadden, bij welken de Engelsclien de inwilliging van nagenoeg al hunne eischen verkregen.

Gedurende deu loop der onderhandelingen h;id de Engelsche Tlegeeriiig, aan wier hoofd Olivier ckomwell , ten man van ongemeene geestkracht, ouder den titel van protector of beschermer geplaatst was (1653), er op aangedrongen . dat in het vredesverdrag de verklaring zou worden opgenomen, dat de Algemeene en de Gewestelijke Staten den Prins van Oranje en zijne nakomelingen voor altijd zouden uitsluiten van de waardigheid van Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal. Men vreesde namelijk in Engeland, dat de jonge Prins willf.m, wiens moeder (bl. 120) eene dochter was van den onthoofden Koning, mettertijd pogingen zou doen, om het verdreven vorstengeslacht te herstellen, en wenschte hem dus van de macht daartoe te be-rooven. De Algemeene Staten weigerden echter deze vernederende voorwaarde aan te nemen, waardoor aan eene vreemde Regeering het recht zou gegeven worden, zich met de inrichting van ons binnenlandsch bestuur te bemoeien. Ceomwell begreep intusschen, dat het voor zijn oogmerk voldoende was, wanneer de provincie Holland alleen een dergelijken maatregel nam, en daar hij zulks niet openlijk kon verklaren, onderhandelde hij er in het geheim over met de wiït, met wiens denkbeelden de uitsluitine- van den Prins van Oranje volkomen strookte. De Raad-pensionaris verbond zich de Staten van Holland daartoe te zullen overhalen, waarop de vrede totstandkwam, en werkelijk werd weinige dagen later in de Vergadering der genoemde Staten na lange beraadslaging een besluit genomen, bekend onder den naam van Acte van seclusïe (of uitsluiting), waarbij de Prins van Oranje en zijne nakomelingen voor alt'jd werden uitgesloten van de waardigheid van Stadhouder en Admiraal van Holland, terwijl men tevens verklaarde , nimmer te zullen gedoogen, dat hij tot Kapitein-Generaal der Unie werd aangesteld (Mei 1634-.) Dit

-ocr page 145-

131

besluit, hetwelk de verdiensten van het Huis van Oranje zoo schandelijk miskende, werd door het volk met alge-meene verontwaardiging vernomen, en door alle andere gewesten ten hoogste afgekeurd.

§ 4. Krijgshedrijven in 'le Oostzee. lutrel-Jeing van de .ldquot;, van seclusie. Verhonden met Frankrijk en Engeland.

1658—1662.

Het herstel van den vrede met Engeland werkte allervoor-deeligst op den handel en de binnenlandsche welvaart, terwijl de schranderheid van de wiït het stadhouderlooze bewind wist te handhaven tegen de ontevredenheid der Prinsgeziuden, welke in verschillende gewesten tot onlusten aanleiding gaf.

Weldra echter werd de Republiek weder in een buitenland-schen oorlog gewikkeld. Haar aanzienlijke handel op de Oostzee namelijk werd bedreigd, doordien er tusschen Zweden en Denemarken vijandelijkheden waren uitgebarsten, waarom de Algemeene Staten besloten (1658), eene vloot uit te zenden, om 'Benemarken tegen de onrechtvaardige aanvallen van Zweden te beschermen, en den vrede te herstellen. Het opperbevel werd gegeven aan jacob van wassexaeii, Heer van Ohdam, die ofschoon hij vroeger nooit ter zee, maar wel. als Kolonel der kavalerie, te land gediend had, na den dood van tromp tot Luitenant-Admiraal was benoemd, eene aanstelling, die hij aan zijn moed en zijne rechtschapenheid, maar vooral ook aan zijne gehechtheid aan de Staatsgezinde partij te danken had. Hij kweet zich, zijne geringe kennis van zeezaken in aanmerking genomen, loffelijk van zijnetaak, en behaalde nog in datzelfde jaar in de Sond eene overwinning op de Zweedsche vloot, maar eerst nadat hij in November 1659 vervangen was door den tot Yice-Admiraal bevorderden de rüyïer, namen de Nederlanders op meer be-

9*

-ocr page 146-

182

slissende wijze aan de krijgsverrichtingen deel. Zij liaiidhaai-den het recht van den Deenschen Koning, en dwongen de Zweden, wier krijgsmacht zij op het eiland Funen eene groote nederlaag toebrachten, tot meerdere inschikkelijkheid, waarop in het jaar 1660 de vrede van Koppenhagen volgde.

Intusschen hadden de Portugeezen van den oorlog, waarin wij met Engeland, en later met Zweden gewikkeld waren, gebruik gemaakt, om Brazilië (bl. 115), geheel en al te heroveren, terwijl van onze zijde verzuimd werd, dit door krachtige maatregelen te bsletten Men ging tot onderhandelingen over, die tot den vrede leidden (1661), bij welken die rijke volkplantingen voor 8 inillioen gulden aan Portugal werden afgestaan.

In het vorige jaar had in Engeland eene belangrijke omkeering in het bestuur plaats gehad. Na den dood van ckojiwell (1658) waren de zaken aldaar in zoodanige verwarring geraakt, dat het Republikeinsch bewind zich niet langer had kunnen staande houden, waarop de zoon van den onthoofden Koning, in de waardigheid zijner voorvaderen hersteld, in 1660 als kakel TT den troon had beklommen.

Deze, zooals vroeger gezegd is, een oom van Prins willem van Oranje, zocht nu diens belangen te bevorderen, en daar men het hier te lande van groot gewicht rekende, in goede verstandhouding met kakel TT te blijven, trokken de Staten van Holland de Acte van seclusie in (1660), waardoor evenwel de vijandelijke gezindheid van Engeland, dat steeds meer en meer naijverig was op den toenemenden bloei van onzen handel, niet werd weggenomen.

Doch ook van de zijde van Frankrijk dreigden er gevaren voor de toekomst. De jeugdige en eerzuchtige Koning lodewijk XTY, vol begeerte naar krijgsroem en naar uitbreiding van zijn gebied, vormde in het geheim liet plan, om zich, zoodra de gelegenheid daartoe gun-

-ocr page 147-

stig zou zijn, in liet bezit te stellen van de Spaanscie Nederlanden (1). Bereikte hij dit doel, dan zou het machtige Frankrijk onze nabuur zijn, en zich bij een gemakkelijk te vinden voonrendsel tot oorlog, wellicht zeer spoedig van de Republiek kunnen meester maken.

De schrandere Raad-pensionaris wist echter de dreigende gevaren, ten minste voor het oogenblik, nog door onderhandelingen af te wenden.

Hij begreep zeer wel, dat lodewijk XIV niet zou dulden, dat k are ij II van Engeland een overwegenden invloed in de Nederlanden verkreeg, hetgeen ongetwijfeld zou gebeuren, indien het den Prinsgezinden met zijne medewerking gelukte, zijnen neef willem van Oranje tot stadhouder te doeu benoemen. De wiït zocht dus, om den Engelschen invloed tegen te gaan, een steun bij Frankrijk. Te dien einde bracht hij in 1662 een verbond van onderlinge bescherming tot stand met lodewijk XIY, die van zijne zijde hoopte, in zijne plannen tot verovering der Spaansche Nederlanden door de Republiek ondersteund, of ten minste niet belemmerd te zullen worden.

Het was eehter juist daartegen, dat de witt waken wilde, en vermits hij begreep, dat zoodanige machtsuitbreiding van het heerschzuchtige Frankrijk door Engeland niet zou worden toegelaten, gelukte het hem ook, met laatstgenoemd rijk in hetzelfde jaar een verbond van vriendschap te bewerken.

§ 5. Tweede FngeUcke oorlog. Oorlog met den Bisschop van Munster. Vrede van Breda.

166-1—1667.

Dat kakel II weinig gezind was, het verbond van 1663 te houden, bleek al zeer spoedig uit zijne meer en meer toenemende vijandige houding. Engeland was behalve op onzen

(1) De oorlog tusschen Frankrijk en Spanje was na den Munsterschen vrede blijven voortduren (bl. 187), en eerst iu 1059 met den vrede der Pi/rcneën geëindigd.

-ocr page 148-

134

bloeienden handel ook naijverig op den invloed, welken de Eepubliek in het noorden verkregen had door de roemrijke wapenfeiten van de ruytee (bl. 132); de Koning haatte de wiït en de Staten van Holland, omdat zij hem vroeger niet tegen cromwell hadden ondersteund, en omdat het bleek, dat zij zijnen neef willem van Oranje buiten het bewind wilden houden.

Op de meest trouwelooze wijze werden eensklaps de vijandelijkheden begonnen, daar een smaldeel van 22 schepen, afgezonden door eene Engelsche handelmaatschappij (de Britsche Afrikaansche Maatschappij genoemd), waarvan de broeder des Konings, de Hertog van Yoric, Opperbewindhebber was, in het begin van 1664 onverwachts een gedeelte van onze koloniën op de Westkust van Afrika (bl. 11 9) vermeesterde^ verscheidene schepen wegnam, daarop naar Amerika stevende, en Nieuw-Nederland en eenige eilanden bemachtigde.

Daar de klachten, hierover bij ka hel II ingediend, vruchteloos waren, gaven de Algemeene Si aten den Yice-Admiraal de kuytee last, de verloren bezittingen te heroveren ; deze slaagde in Afrika naar wensch, en stak daarop naar Amerika over.

Zoo was dan de on-log weder uitgebroken, en werden de toebereidselen tot een hardnekkigen strijd van beide zijden met kracht voortgezet. Het Engelsche zeewezen was in een voor-treffelijken staat; maar ook in de Nederlanden was hieromtrent groote verbetering gekomen. Met voorbeeldeloozen ijver werd aan den bouw en de uitrusting der noodige schepen gewerkt, de gelden werden behoorlijk opgebracht, en alle maatregelen door eendrachtige samenwerking bijtijds genomen.

Het was hoofdzakelijk aan de onvermoeide werkzaamheid van den Raad-pensionaris / dat men die uitkomst te danken had. Grondig bekend met al wat het zeewezen aanging, wijdde hij er al zijne zorgen aan; en het groote bezwaar, dat in den eersten Engelschen oorlog zulke noodlottige

-ocr page 149-

135

gevolgen had gehad. namelijk de weinige samenwerking bij gemis van één enkel hoofd, waardoor het geheel werd bestuurd, werd nu door zijne krachtige voortvarendheid en zijne groote bekwaamheden, die in alles wisten te voorzien, genoegzaam uit den weg geruimd.

In weerwil echter van de voorzorgen, welke men genomen had, was het eerste samentreffen van de beide vijandelijke vloten in de Noordzee ter hoogte van Lento ffe (1) de aanleiding tot den noodlottigsten zeeslag . dien Nederland ooit geleverd heeft (Juli 1665). Wassen af. ii. die het opperbevel voerde, nam, ten gevolge van zijne weinige bedrevenheid in zeezaken (bl. 131), in het begin van den slag verkeerde maatregelen, en de daaruit ontstane verwarring vermeerderde nog, toen verscheidene lafhartige scheepskapiteins zich schandelijk aan het gevecht onttrokken. De heldenmoed van de overige bevelhebbers, als jan everïsen, cohtenaee, die in dit gevecht sneuvelden, en coiinelis thomp (zoon van maarten hakperïszoon ïhomp) , konden de nederlaag niet afweren.

Wassenaer zelf hield met de grootste dapperheid den strijd vol, totdat zijn doornageld schip , dit op het punt van zinken was, eensklaps met man en muis in de lucht sprong. Met een verlies van 17 schepen en 4 000 man keerde het overschot der vloot naar het vaderland terug.

De algemeene verslagenheid, door dit onheil teweeggebracht, verhinderde intusschen niet, dat met verdubbelden ijver aan het herstel der vloot werd gearbeid, waarover nu coiinelis tromp , na den dood van wassenaer tot Luitenant-Admiraal verheven, het opperbevel ontving. Daarbij een vurig aanhanger van het Huis van Oranje en dus een tegenstander van de Staatsgezinde partij was, werd hem die waardigheid echter slechts met een zekeren weerzin gegeven. Het geschiedde evenwel, omdat

(1) Lesloffe ligt op de oostkust van Encjeland, len zuiden van Yar-raouth.

-ocr page 150-

130

dl kuvteii, op wieii hij in rang volgde, nog afwezig was, en Tiioiir, bovendien bij het sclieepsvolk om zijne ouver-saagdlieid en schitterende bekwaamheden algemeen werd bemind. Groot was intusschen de vreugde van de Staten, toen i.gt;E EUyteii nog vóór het uitzeilen der vloot uit West-Inclië terugkeerde, waarop tuomp hem tot zijne grievende teleurstelling-het opperbevel moest overgeven.

Behalve in den geweldigen oorlog ter zee, was de Republiek in dat zelfde jaar (löl'ö) ook gewikkeld in eenen oorlog te land met den Bisschop van Munster, citmstopfel beuxaii» v \x galen, l^eze vorst, wiens woest en strijdzuchtig karakter weinig met zijne geestelijke waardigheid overeenstemde, had in de laatst voorgaande jaren reeds verscheidene geschillen met de Republiek gehad, en besloot nu van de gunstige gelegenheid gebruik te maken , om zich met de wapenen te doen gelden.

Door den Koning van Engeland met geld ondersteund, deed hij een inval in Gelderland, en rukte al plunderende voort door Ocerijsel en Drente naar Groningerland ilfiliö).

Thans bleek, maar te laat, hoe onverantwoordelijk de landmacht verwaarloosd was. Sedert den Munsterschen vrede was zij in een diep verval geraakt, omdat de Staten al hunne zorg aan de vloot besteedden, en het alvermogende Holland, door de overige Provinciën beschermd, aan de landzijde geen onmiddellijken aanval te duchten had.

De verdienstelijke officieren, die nog onder de Prinsen van Oranje hadden gediend, waren langzamerhand verwijderd en hunne plaatsen aan onervaren gunstelingen van de regeering gegeven of verkocht.

Prins Willem fuederik van Nassau (1), Stadhouder van Friesland en Groningen, was in i(i01 gestorven, en

(1) De Keizer van Bidischland had in 1654 aan de Graven van het Nassausche huis den titel van Prins gegeven.

-ocr page 151-

137

door zijn zevenjarigen zoon Hendkik casimiii II in die waardigheid opgevolgd. Het opperbevel over de krijgsmacht werd nu voor den aanstaanden veldtocht aan johan maueiïs van Nassau (bl. 115) opgedragen (1665), en deze kloeke bevelhebber wendde zijne beste pogingen tot verdediging aan , doch kon door den ellendigen toestand vau het leger niet met nadruk handelen, zelfs toen lodewijk XIY, daartoe gedrongen door de Staten, ingevolge het tractaat van 1662 (bl. 133) eerige duizenden krijgsknechten ter hulp zond. Toen echter kabel II achterlijk bleef in het verleenen der onderstandsgelden, neigde de Bisschop van Munster tot den vrede, die dan ook in 1666 te Kleef gesloten werd.

De Staten hadden intusschen herhaaldelijk bij lode wijk XIY aangedrongen, dat hij als hun bondgenoot aan Engeland den oorlog zou verklaren, waaraan hij in 16fi6 eindelijk gehoor gaf, doch met het geheime voornemen, om zoo weinig mogelijk mede te werken. Hij hield namelijk altijd het oog op de toekomst, en wilde zijne krachten niet verspillen . terwijl hij daarentegen niet ongaarne zag, dat de twee groote zeemogendheden elkanders macht trachtten te vernietigen. • De iuiytee, handhaafde in 1666 zijn roemop eenc luisterrijke wijze. Eerst versloeg hij de Engelschen in eenen zeeslag, die vier dagen achtereen (11 tot en met 14 Juni) duurde, eneenige weken later maakte hij na een gevecht van twee dagen, waarin de Engelschen overwinnaars bleven, met slechts 7 of S schepen, door eene geweldige overmacht aangevallen, zulk een meesterlijken terugtocht, dat hij de bewondering van vriend en vijand opwekte. In dit laatste gevecht had Tromp , die een gedeelte van de vloot aanvoerde, zich door zijne onstuimige dapperheid laten vervoeren, om zonder op den gevaarvollen toestand van de ruytetj, te letten , de achterhoede van den vijand aan te tasten , tot wijken te brengen, en tot aan de Engel^che kust voor zich heen te drijven. Daar de

-ocr page 152-

138

kuyïee, lieui beschuldigde, zijne bevelen niet te hebben nngelvomen, en tromp buitendien weinig vrienden telde onder de Staatsgezinden , die de regeering in handen hadden, ontving hij zijn ontslag uit 's lands dienst.

Een noodlottig gevolg van de laatste nederlaag was het verlies van 140 meest rijk geladen koopvaarders, welke in het Vlie lagen, en door de Engelschen, die de weer-looze schepen onverwachts overvielen, werden verbrand.

Middelerwijl hadden de Algemeene Staten zich door onderhandelingen met vreemde mogendheden zoeken te versterken, en in het einde van 1666 een viervoudig Verbond [Quadruple Alliantie) van onderlinge bescherming met Denemarken, Brandenburg en Brunswijk-Iunebitrg gesloten.

Het verlangen naar vrede werd echter, zoowel in Eugeland als in Nederland, meer en meer levendig, daar beider handel en zeevaart ontzettende verliezen leden. Daarom werden in het begin van 1667 te Breda onderhandelingen aangeknoopt. Dewijl deze evenwel van de Engelsche zijde met weinig ernst gevoerd werden, vormde de wiït het plan door eene stoute onderneming den vrede te bespoedigen.

Ten dien einde werd aan de iiuyter de geheime last gegeven, met de vloot uit te loopen, en de Engelsche zeemacht in hare eigene havens aan te vallen en zoo mogelijk te vernielen. Deze tocht, door coenelis de witt , broeder van den Raad-pensionaris en Burgemeester van Dordrecht, als gevolmachtigde der Staten bijgewoond, werd met een schitterenden uitslag bekroond; de Nederlandsche schepen zeilden de Theems en hare rechter zijrivier, de Medway, tot nabij Chatham op, veroverden een daar gelegen fort, vernielden de magazijnen, verbrandden verscheidene oorlogschepen, en voerden twee van de grootste, waaronder het Koninklijk admiraalschip Hoy al Charles, in triomf naar het vaderland.

Dit bespoedigde den vrede, die in Juli 1667 te Breda

-ocr page 153-

139

gesloten werd, waarvan evenwel de voorwaarden niet zoo voor-deelig waren, als men had gehoopt. Nienw-Nederland bleef aan de Engelschen, doch wij behielden de kolonie Suriname, die kort te voren op de Engelschen was veroverd; de bepalingen omtrent de eerbewijzingen op zee (bl. 128) bleven bestaan, evenals de Akte van Navigatie, die echter een weinig in ons voordeel werd gewijzigd.

§ 6. Inval van Lodewijk XIV in de Spaansche Nederlanden.

Eeuwig Edict. Triple Alliantie.

1667—1668.

De vrede van Breda was, in weerwil van de minder voordeelige bepalingen, door de Staten bespoedigd omdat men meer en meer bezorgdheid begon te koesteren voor de plannen van lodewuk XIV, die eindelijk tot een begin van uitvoering waren gekomen.

De koning van Spanje, philips IT, was in 1665 gestorven, en lodewijk XIV, welke met diens dochter gehuwd was, doch bij zijn huwelijk beloofd had nimmer aanspraak te zullen maken op eenig gedeelte van de Spaansche monarchie, beweerde, in strijd met die belofte, dat zijne gemalin recht had op een gedeelte der Spaansche Nederlanden. Nadat hij tevergeefs had getracht, door onderhandelingen tot zijn doel te geraken, en te vens den Raad-pensionaris voor zijne plannen te winnen, zond hij in Mei 1667 een leger in de Spaansche Nederlanden, en nam bezit van een aantal gewichtige plaatsen, welke hij beweerde dat hem toekwamen.

Kort daarop volgde de vrede van Breda, en nu was het ijverig streven van de witt, de veroveringszucht van Frankrijk tegen te gaan, en den vrede tusschen dat rijk en Spanje te herstellen. Hij knoopte daarom onderhandelingen aan met Engeland en Ziveden. Beide mogendheden, het gevaar inziende.

-ocr page 154-

140

dat er voor Europa ontstaan zou, wanneer Frankrijk door Zijne onrechtvaardige veroveringen eene zoo aanzienliike vergrooting van grondgebied verkreeg, sloten met de Republiek een verbond , de Triple Alliantie genaamd (Jan. 1668). Men bepaalde hierbij de voorwaarden tot eenen vrede tusschen Spanje en Frankrijk, en kwam overeen, Spanje gewapenderhand te ondersteunen , indien lodewjjk XIV weigeren mocht, ze aan te nemen. Deze werd daardoor genoodzaakt, van verdere eischenafte zien, en te Aken met Spanje vrede te sluiten (Mei 1668), waarbij hij evenwel eenige der veroverde plaatsen in de Spaansche Nederlanden behield.

Het uitstekend staatsbeleid van de witt had dus tot eene gunstige uitkomst geleid, en voor het oogenblik ten minste de rust in het buitenland hersteld, maar ook met betrekking tot het bin-nenlandsch bestuur had hij eenige maanden vroeger een hoogst-gewichtig besluit van de Staten van Holland v!tien. te bewerken.

De vrede met Engeland had de hoop der Prinsgezinden op de aanstelling van willem van Oranje tot Stadhouder weder verlevendigd. Hij was nu zeventien jaar : zijne voortreffelijke hoedanigheden waren algemeen bekend, en ofschoon zijne eerste opleiding was verwaarloosd geworden , had hij, vooral in de laatste jaren, veel te danken gehad aan de gesprekken met de witt, aan wien de zorg voor zijne opvoeding was toevertrouwd. Bij de dreigende houding van Frankrijk verlangden velen, dat men hem tot Kapitein-Generaal zou aanstellen; een groot gedeelte der bevolking wenschte hem tot Stadhouder benoemd te zien. Daar nu de witt voorzag, dat het eerste niet af te wenden zou zijn, en het nog altijd zijn vaste beginsel bleef, dat de vereeniging van de twee voornoemde waardigheden in één persoon gevaarlijk was voor de vrijheid, wist hij te bewerken, dat de Staten van Holland in Aug. 1667 besloten de Stadhouderlijke waardigheid in hun geioest voor altijd af te schaffen , en niet te zullen gedoogen dat

-ocr page 155-

141

de Stadhouder van eenig ander gewest tevens Kapitein-Generaal van de Unie werd. Dit besluit, het 'Eeuwig Edict genoemd . vernietigde de hoop dei Prinsgezinden in Holland ten eenenmale, maar vermeerderde te gelijker tijd de toenemende ontevredenheid over het bijna onbeperkte gezag van den machtigen llaad-peusionaris.

§ 7. Aanleiding tot den oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Toestand der liepuhliek.

Het behoeft nauwelijkr- gezegd te worden, dat de trotsche LODEwijK XIV hevig verbolgen was over het sluiten der Triple Alliantie, die den loop zijner veroveringen had gestuit. Hij besloot dan ook weldra, wraak te nemen op de Republiek der Yer eenig de Nederlanden, door wier toedoen dat verbond tot stand was gekomen. Bij deze oorzaak tot vijandschap voegden zich nog verscheidene andere, als de herinnering aan het afzonderlijk sluiten van den vrede van Munster, waardoor Frankrijk zich ten hoogste verongelijkt rekende (bL 117); naijver op den bloei dezer gewesten; de begeerte om den handel in Frankrijk te bevoordeelen door dien der Nederlanders te vernietigen; de haat tegen de witt , die standvastig alle voorslagen verwierp, welke lode wijk XTV aan de Republiek deed, om zich gezamenlijk door het in bezit nemen der Spaansche Nederlanden ten koste van Spanje te verrijken, enz.

ïer bereiking zijner oogmerken begon de ïransche Koning in het geheim met Engeland en Zweden te onderhandelen, om zoo de Triple Alliantie, waarop de vviït al zijne hoop bouwde, te ontbinden , hetgeen hem dan ook maar al te wel gelukte. De nietswaardige karel II, die tengevolge der schandelijkste verkwistingen altijd geldgebrek had, liet zich door de belofte van aanzienlijke geldsommen overhalen, de zijde van Frankrijk te kiezen (1670). In Zweden bezigde lüdewijk XIV hetzelfde middel; het bestuur werd daar

-ocr page 156-

14:2

te lande, omdat de Koning minderjarig was, door een Rijksraad gevoerd, die zich eveneens in het geheim door lode wijk liet omkoopen (1671). Te gelijker tijd verbond hij zich met den Bisschop van Munster, die in weerwil van den vrede te Kleef (bi. 137) nog altijd den Staten vijandig gezind was, en met den Keurvorst van Keulen, die in onmin was met de Republiek over het bezit van de stad Rijnberk.

Tegen dit machtige verbond stond de Republiek genoegzaam alleen. Wel had zij met Spanje een verdrag tot ouderlingen bijstand tegen Frankrijk gesloten, maar de uitgeputte toestand van dat rijk deed geen krachtige hulp van die zijde verwachten.

De gevaren, die alzoo van alle kanten bet vaderland bedreigden, vermeerderden nog door binnenlandsche oneenigheid. Meer en meer verhieven zich klachten ti gen de wiït en de Staten van Holland \ de Oranjepartij drong er sterker dan ooit op aan, den Prins aan het hoofd der krijgsmacht te plaatsen, doch de Raad-pensionaris week niet af van zijne vaste beginselen op dit punt, en zocht die verheffing op alle wijzen tegen te gaan, terwijl hij nog immer hoopte, het gevaar door zijne scherpzinnigheid en zijn staatsbeleid af te weren. Maar steeds zorgwekkender werden de omstandigheden. Kabel II zocht klaarblijkelijk naar voorwendselen, om den vrede te verbreken : hij beweerde dat de ruyïee, geene genoegzame eer had bewezen aan de Engelsche vlag, bij gelegenheid dat een Engelsch koningsjacht, de Merlin genaamd, de Maas uitloopende, door onze vloot was gezeild (Aug. 1671); dat men hem had beleedigd door eene schilderij te Dordrecht, den tocht naar Chatham voorstellende, en door een gedenk-pennirg op den vrede van Breda. Te gelijkertijd ontving men van den Nederlandschen gezant in Frankrijk de ongunstigste berichten omtrent de vijandige gezindheid van lode wijk X1Y.

-ocr page 157-

143

De witt had er reeds sedert eenigen tijd op aangedrongen, dat men het leger en de vestingen in behoorlijken staat van tegenweer zou brengen, maar vond geene genoegzame ondersteuning, vooral omdat hij de verheffing van den Prins tegenhield, die door velen gewenscht werd. Het was trouwens ook te iaat: de jammerlijke verwaarloozing der krijgsmacht had te vele jaren achtereen geduurd, dan dat herstel in korten tijd mogelijk zou zijn. De troepen waren slecht geoefend, de bevelhebbersplaatsen waren weggegeven aan zonen, neven en gunstelingen van de regeeringsleden, zonder dat er eenigszins op gelet werd, of zij de noodige bekwaamheid bezaten; de vestingwerken waren vervallen; de oorlogsmagazijnen grootendeels ledig. Daarbij weigerden verscheidene Provinciën, tot herstel der krijgsmacht mede te werken, indien men den Prins niet tot Opperbevelhebber benoemde. De Staten van Holland moesten op dit punt eindelijk toegeven, en de eenentwintigjarige willeir van Oranje werd aangesteld tot Kapitein-Generaal, doch slechts voor eenen veldtocht (Pebr. 1672).

Met dezen ellencligen toestand van de strijdkrachten der Eepubliek vergelijke men nu dien van het leger, dat lode wijk XIV tot de verovering der Vereenigde Nederlanden bestemd had. Ruim honderd duizend man sterk, werd het aangevoerd door uitstekende bevelhebbers, als condé, turenne, luxembueg en anderen, die veeljarige ondervinding van den oorlog hadden. Geene kosten werden gespaard om het voortreffelijk uit te rusten, en het onbeperkte gezag, waarmede lode wijk XIV in Frankrijk heersch-te, stelde hem in staat, alles te doen uitvoeren wat hij tot het bereiken zijner oogmerken dienstig oordeelde.

Den 7den Juni 1672 verklaarde hij en karel II den oorlog aan de Republiek, en eenige weken later volgden de Keurvorst van Keulen en de Bisschop van Munster hun voorbeeld.

-ocr page 158-

144

§ 8. Aanval van Jodeicijk XIV en zijne hondgenooten op de Vereeniyde Nederlanden.

1672.

Het plan van lode wijk XIV was, de Republiek aan de oostzijde aan te vallen, Gelderland binnen te dringen, over den Usel en verder door Utrecht naar Holland te rukken, om door het veroveren van dat gewest een einde aan den oorlog te maken. Te dien einde trok hij met het grootste gedeelte van zijn leger, dat hij bij Charleroi had verzameld, noordwaarts naar de Maas, en ging boven Maastricht op den rechteroever dier rivier over. In deze vesting hadden de Staten nagenoeg 11(101) man van hunne beste troepen in bezetting gelegd, in de meening dat de Franschen haar eerst zouden belegeren, voordat zij verder voortrukten, waardoor tijd gewonnen kon worden, om nadere maatregelen te nemen tot de verdediging van het land. Het bleek evenwel spoedig, hoe verkeerd deze schikking was, daar het Fransche leger Maastricht voorbijtrok, en eene kleine troepenmacht achterliet, welke die vesting insloot. Daardoor was een aanzienlijk deel van liet Staatsche leger afgesneden, en moest werkeloos blijven.

Lodewijk XIV rukte nu naar den Rijn, trok die rivier over (29 Mei), en naderde zoo de Geldersche grenzen. Verscheidene min of meer sterke steden , als Wezel, Emmerik enz., waarin de Staten bezetting gelegd hadden, werden door de onkundige of lafhartige bevelhebbers bijna zonder verdediging overgegeven. Middelerwijl was de Bisschop van Munster in Overijsel en Gelderland gevallen, en had daar eenige grensplaatsen bezet en Grol veroverd.

Willem van Oranje had het leger van den Staat, dat na aftrek van de bezettingen in de vele vestingen geen '20(100 man sterk was in de nabijheid van Arnhem, bij-

-ocr page 159-

145

eengetrokken, om den vijand den tocht over den IJsel te betwisten, op welks linkeroever eene linie van verscliansingen was aangelegd.

Turenne ried nu den Koning den rechtstreeksclien aanval op den IJsel op te geven en liever ergens tussclien LJseloord en Schenkenschans den overtoclit over den Rijn te beproeven en de Betuwe binnen te rukken, waardoor de Prins van Oranje genoodzaakt zou zijn terug te trekken, indien hij geen gevaar wilde loepen van Holland afgesneden te worden. l)it plan werd uitgevoerd; den 12den Juni werd de overtocht van het IVansche leger, dicht bij het Tolhuis vanLolith volbracht(l). DeNeder-landsche bevelhebber de montbas , die de rivier verdedigen moest, had den vorigen dag schandelijk zijn post verlaten en zijne meeste manschappen terug doen gaan, en de troepen, welke nu in allerijl uit Nijmegen derwaarts werden gezonden, waren, hoewel zij zich kloek verdedigden, niet tegen de groote overmacht bestand.

Hetgeen de Eransche generaals voorzien hadden, gebeurde : de Prins was door het voortrukken des vijands in AzBetnwe genoodzaakt, den IJsel te verlaten; hij liet een deel zijner troepen in de steden langs die rivier, en zond een ander gedeelte naar Friesland, omdat gewest te beschermen tegende Munsterschen en Keulschen, die men voorzag, dat noordwaarts zouden rukken.

Met de hoofdmacht trok hij naar Utrecht terug, hetwelk hij voornemens was te verdedigen, toen hij van de Alge-meene Staten last kreeg, zich alleen tot de verdediging van de provincie Holland te bepalen.

Dientengevolge ging hij nog verder terug, en verdeelde zijne krijgsmacht op verschillende punten van Muiden tot Gonu-chem, terwijl hij het daartusschen gelegen land door het doorsteken der dijken zooveel mogelijk deed onder water zetten. Op

(1) Het Pannerdemche Kanaal was toen nog niet gegraven. De Pijn verdeelde zich bij Schenkenschans in twee armen.

VADEEL. GESCHIED. 10

-ocr page 160-

146

de onderscheidene wegen, die toegang tot Holland gaven, deed liij verschansingen opwerpen, terwijl de strijdkrachten aanzienlijk vermeerderd werden door eene menigte vrijwilligers.

Door dit alles werden de Pranschen aan de grenzen van Holland tot staan gebracht, maar zij vermeesterden intus-schen achtereenvolgens geheel Gelderland en Utrecht. Arnhem, Nijmegen, Doesburg, Zutjen, Amersfoort, Utrecht ca. eene menigte andere plaatsen, waaronder ook de vesting Grave in StaaU-Brahaut, werden bijna zonder verdediging overgegeven, en zelfs Woerden, Oudewater en in de provincie Holland bezet. Terzelfder tijd hadden de Munsterschen zich van het overige gedeelte van Gelderland en door de vermeestering van de meer noordelijk gelegene plaatsen, als Deventer, Zwolle, Kampen, Koecordeu. enz ook van Overijsel en Drente meester gemaakt. Zelfs namen zij eenige schansen in de provincie Groningen; maar hier wist de bevelhebber der hoofdstad, de Luitenant-Generaal habenhaupt , hun verderen voortgang te stuiten, terwijl de Luitenant-Generaal van aylva doeltreiiende maatregelen nam, om Friesland te verdedigen.

Ook in het zuiden werd een aanval beproefd door eene afdee-ling Pranschen, die in Staats- Vlaanderen zocht door te dringen, maar daarin verhinderd werd door de dappere verdediging van Aardenburg, waar de Vaandrig beekman met nog geen 40Ü man, niet alleen die kleine vesting behield, maar den vijand een verlies toebracht van 1500 man, waaronder ruim G00 gevangenen (26 Juni 1672).

Zoo was binnen zes weken, tengevolge van den ellendigen toestand der landmacht, een groot gedeelte der Republiek veroverd ; de vijand was tot in het hart des lands doorgedrongen, en lode wijk XIV deed zijn zegevierenden intocht in Utrecht.

De oorlog ter zee was intusschen eveneens aangevangen, en de kuytee leverde, vijf dagen voordat de overtocht der Pranschen over den Rijn bij lohïth plaats had, aan

-ocr page 161-

147

de vereenigde Engelsche en Fransche vloten een slag bij Solelay op de oostkust van Engeland (7 Juli 167~), waarin hij de overwinning behaalde. De Pransclie schepen hadden op last van lodewijk XIV zooveel mogelijk het gevecht oiit-M'ekcn, om dezelfde redenen als in den eersten Engelschen oorlog (bl. 136). Kort daarna moest men, door den nood gedrongen, de vloot met een derde verminderen, en gebruikte een deel van het zeevolk tot de landsverdediging, waardoor de ruyter buiten staat was, aanvallend te werk te gaan, en voor de kusten bleef kruisen , om den vijand het landen te beletten. Deze vertoonde zich werkelijk te dien einde voor den Kelder, maar werd in z'jn opzet verhinderd door een hevigen drie-daagschen storm (21 tot 23 Juni 1672) , die een groot gedeelte zijner schepen ontredderde, waardoor hij vooreerst van eenen aanval van de zeezijde moest afzien.

§ 9. Willem van Oranje tot Stadhouder van Holland en

Zeeland aangesteld. Be gebroeders De Witt vermoord.

Het verder doordringen der 'Franschen Islet.

1G72.

De noodlottige toestand, waarin het vaderland in zoo korten tijd gedompeld was, bracht de llegeering bijna tot radeloosheid. Hoewel de meerderheid in de Algemeene Staten , die volgens de Unie alleen het recht van onderhandelen hadden , er voor was, zich tot het uiterste te verdedigen, zonden de Staten van Holland afgevaardigden naar lodewijk XIY en naar kakel IT, om door aanzienlijke opofferingen den vrede te koopen. Dit vermeerde nog het misnoegen van het volk, dat de regeering van verraad beschuldigde, en meer en meer aandrong op de verheffing van Prins willeii tot Stadhouder, waartoe eindelijk in de eerste dagen van Juli door de Staten van en met vernietiging van.

liet Eeuwig edict (bl. l-il) besloten werd. Hierdoor was de

10*

-ocr page 162-

148

macht der Staatsgezinde partij, die zicli zoo lang had weten te handhaven, gebroken; iu verscheidene steden werd de regeering ten voordeele der Stadhoudersgezinden veranderd, en jan de witt legde zijne betrekking van Eaad-pensionaris neder.

Doch hiermede was de wraakzucht nog niet bevredigd. Cokselis de witt (bl. A 38) werd op eene valsche besclmldi-ging, dat hij een aanslag op het leven van den Prins beraamd had, te 's-GravenUage gevangengenomen en tot verbanning-veroordeeld. Denzelfden dag (20 Aug.) lokte men jan de witt, onder voorwendsel dat zijn broeder hem verlangde te spreken, naar de gevangenis de Gevangenpoort te GravenJiaye, die kort daarna door de opgeruide burgers werd opengebroken, waarop men het edele broederpaar op de schandelijkste en wreedaardigste wijze vermoordde.

Inmiddels waren de onderhandelingen afgebroken, daar men op aanmoediging van quot;vvillem III besloten had, zich liever tot het uiterste te verdedigen, dan zich aan de vernederende voorwaarden welke lodewijk XIV voorschreef, te onderwerpen. i)e Franschen trachtten te vergeefs in Staats-Brahant door te dringen, waar de Nederlandsche vestingen versterking van den landvoogd der Spaansche Nederlanden hadden gekregen. Groningen, waarvoor de bisschop van Munster liet beleg had geslagen, werd behouden door de uitmuntende verdediging van uabenhaupt, die daarop met aylva den vijand verder terugdreef, en hem verscheidene der veroverde plaatsen ontweldigde.

Lodewijk XIV keerde nu naar Frankrijk terug, gaf het bevel over zijne troepen te Utrecht aan lexemburc over, terwijl tu-eenne eenigen tijd daarna naar den Rijn gezonden werd, om den Keurvorst van Brandenburg in het oog te houden. Deze Duit-sche Vorst, een aangehuwde oom van willem III, had dadelijk na diens verheffing tot Kapitein-Gene raai een verdrag met de

-ocr page 163-

149

Republiek gesloten, en naderde met 20000 man hulptroepen.

De Prins van Oranje, die aan omvankelbaren heldenmoed en uitstekende veldheerstalenten eene groote stoutheid in zijne ondernemingen paarde, besloot nu aanvallenderwijze te werk te gaan. Eene eerste poging om Woerden te bemachtigen (10 Oct.) mislukte wel is waar; doch de dapperheid, waarmede de Nederlandsche troepen bij die gelegenheid gestreden hadden, begon Luxemburg ontzag in te boezemen. Eenige maanden later (Dec. 1672) rukte de Prins onverwachts met 30000 man door de Sjiaansche Nederlanden naar Charleroi, om door de verovering van die vesting de gemeenschap van de Eransche troepen in Utrecht met Frankrijk af te snijden; doch ook dit mislukte, grooten-deels door de strenge koude, die ingevallen was.

Luxemburg meende intusschen zoowel van de felle vorst als van de afwezigheid van willem III gebruik te maken, om over de toegevroren overstroomingen de Provincie Holland binnen te dringen. Hij was echter nauwelijks een eindweegs voortgerukt, of de plotseling invallende dooi belette hem niet alleen verder te gaan, maar stelde hem zelfs buiten staat, langs denzelfden weg terug te keeren, en waarschijnlijk zou hij niet ontkomen zijn, indien niet eene verschansing op den smallen Rijndijk, waarlangs hij moest terugtrekken, co lafhartige wijze door haren bevelhebber, den Kolonel pain et vin, was verlaten geworden. Hierdoor gelukte het hem, zijn terufftocht ten uitvoer te brengen, die bezoedeld werd

gt;1 o o '

door gruwelijke tooneelen van moord en brandstichting in de weerlooze dorpen Zwammerdam en Bodegraven.

Op denzelfden dag, dat Luxemburg uit Holland terugkeerde, maakte een der onderbevelhebbers van rabenhaupï, voorgelicht en ondersteund door myndert van der thynen, vroeger schoolmeester te Koer,orden, zich van deze gewichtige vesting door verrassing meester.

-ocr page 164-

150

§ 10. Se vijand uit de lieptthlieh verdreven. Trede m.et Engeland. Munster en Keulen. Algemeeue oorlog. Vrede te Nijmegen.

1673—167S.

Tn 1673 was het leger, zoowel door de voortreflelijke maatregelen van willeji III, als door de veerkracht, welke de natie ontwikkelde, tot 90000 man geklommen, en het grootste gevaar voor eene verovering geweken. Evenwel werd Maastricht, dat ruim een jaar ingesloten was geweest (bl. 114), nu door lode wijk. XIV met kracht aangevallen en veroverd, terwijl de vijandelijke vloten met eene landing dreigden, welke echter door het uitstekend beleid van de paJYïEE, belet werd. Driemaal geraakte hij slaags met den vijand : eerst voor den mond der Schelde bij Schooneveld, waar hij in het voordeel bleef (7 Juni, juist een jaar na den zeeslag bij Solehay); eene week later dreef hij den vijand terug naar de Engelsche kust, en den Sisten Augustus dwong hij hem door eene overwinning bij Kijkduin, zijne plannen tot eene landing geheel en al op te geven.

Kort daarna sloeg willem III het beleg voor Naarden , hetwelk hij veroverde, waardoor de laatste hoop van Luxemburg, om zich van Holland meester te maken, verdween.

Inmiddels hadden de Algemeene Staten een verbond gesloten met den Keizer van Duitschland, die het gevaar begon in te zien, waarmede de veroveringszucht van lodewijk XIV Europa bedreigde , terwijl Spanje zich eveneens tot krachtdadiger medewerking verbond, en aan Frankrijk den oorlog verklaarde.

Willem III stelde zich daarop aan het hoofd van de krijgs-maclit der drie verbonden mogendheden, rukte het grondgebied van den Keurvorst van Keulen binnen, en sloeg het beleg voor Bonn, dat zich na weinige dagen moest overgeven.

Hierdoor werd de toestand van Luxemburg zeer hache-

-ocr page 165-

151

lijk, omdat hij gevaar liep, met zijn leger van Frankrijk te worden afgesneden, en nog vóór het einde van het jaar gaf lode-wijk XIV hem bevel, terug te trekken. De Franschen verlieten dus het grondgebied der Republiek en bleven alleen Grave, Maastricht en eenige plaatsen in Gelderland bezet houden. De Munstersche troepen, die buitendien nog verscheidene nadeelen geleden hadden, waren daardoor insgelijks genoodzaakt, over de grenzen te wijken.

In het begin van 167-1-sloot de Republiek te Westminster: vrede met Engeland, waartoe kakel II door de algemeene ontevredenheid in zijn rijk genoodzaakt werd, en kort daarna volgde ook de vrede met Munster en Keulen, terwijl de Staten zich tevens meer en meer versterkten door verbonden aan te gaan met onderscheidene Duitsche vorsten en met den Koning van Denemarken.

Men had inmiddels ingezien, dat de Republiek zonder een uitstekend hoofd niet kon geregeerd worden, en dientengevolge hadden de Staten van Holla wJ, van Zeeland en daarna ook die van Utrecht, Overijsel en Gelderland, ieder in hun gewest de waardigheid van Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal erfelijk aan wille 11III en zijne mannelijke nakomelingen opgedragen (Febr. 1674!), terwijl de Algemeene Staten hem eveneens tot Erf-Kapitein-Generaal en Admiraal der Unie aanstelden.

De oorlog was nu meer algemeen geworden, en duurde nog tot 1678 voort. Willem III, die weldra blijken gaf van met de beroemdste veldheeren op écne lijn gesteld te moeten worden, werd echter door zijne bondgenooten, vooral door de Keizerlijken, slecht ondersteund, terwijl de Staatsgezinde partij, nu het onmiddellijk gevaar geweken was, weder langzamerhand het hoofd begon op te steken, en aandringende op het sluiten van den vrede, hem in vele opzichten tegenwerkte. Daardoor maakte i.odkwijk XIV immer meer veroveringen in de Spaansche Nederlanden.

-ocr page 166-

152

Een veldslag bij Senef (Aug. 1674) voerde door de geringe medewerking van den Duitschen bevelliebber tot geene beslissende uitkomst, en liet eenige voordeel in dat jaar bestond in de verovering van Grace, dat op eene uitstekende wijze door de IVanschen was verdedigd geworden.

De kracbtelooze houding der Spanjaarden en Keizerlijken belette willem III eveneens in 1C7Ü Maastricht te veroveren, voor hetwelk hij het beleg geslagen had, en toen hij in het volgende jaar (1677) bij Mont-Cassel door de IVanschen was geslagen, was het alleen aan zijn beleid te danken, dat het leger zonder groote verliezen kon terugtrekken, en weldra weder slagvaardig voorwaarts rukte.

Intusschen had ook de zeemacht een roemrijk aandeel aan den algemeenen oorlog genomen. In 1675 was de ruyteu naar de Middellandscle Zee gestevend, om de Spanjaarden te ondersteunen, en had in weerwil van hunne flauwe medewerking en van de geringe macht, waarover hij liet bevel voerde, zijn vroegeren roem luisterrijk gehandhaafd. In April 1676 werd de held, te midden eener overwinning in het gezicht van den berg Etna, doodelijk gewond en stierf eene week later.

Tegen Zweden, aan hetwelk de Republiek in 1675 den oorlog verklaard had, omdat het onzen bondgenoot, den Keurvorst van Brandenburg (bl. 148), had aangevallen, streed corxelis tromp in dat jaar en in de beide volgende met schitterenden uitslag.

Intusschen waren de vredesouderhandelingen te Nijmegen geopend onder bemiddeling van kauel II van Engeland, die eindelijk, om de overdreven eischen van lodewijk XIY tegen te gaan, in 1677 een verbond met de Nederlanden sloot. Hij was daartoe voornamelijk overgegaan op aandringen van willem III, die in datzelfde jaar gehuwd was met maria , de dochter van den Hertog van York, broeder van karel II (bl. 134).

In 167S kwam eindelijk de vrede te Nijmegen tusschen

-ocr page 167-

153

Frankrijk en de IS'ederlanden tot stand, waarbij Maastricht, de eenige stad van de Eepubliek die nog in handen van de Transchen was. werd teruggegeven.

quot;Willem III was intussclien nog te velde, en leverde eenige dagen later, voordat de Staten hem het bericht van het sluiten van den vrede hadden medegedeeld, bij St. Denis in de nabijheid van Mon-s, een veldslag aan Luxemburg , waarin hij de overwinning behaalde, die evenwel geene gevolgen had.

§ 11. Verdere lieerschzuchücje plannen van Lodewijk \ 11'.

Willem III Koning van Engeland. Oorlog van Lodewijk XIV tegen het Groot Verhoud va?!, IVeenen.

Vrede te Rijswijk.

1679—1697.

De vrede van Nijmegen was doorgedreven tegen het vg~s*^eleii van den Prins, die er altijd op was blijven aandringen, dat men zich niet van de bondgenooten moest afscheiden. Deze waren dan ook weldra genoodzaakt, achtereenvolgens op nadeelige voorwaarden vrede te sluiten met lodewijk X1Y, die in het bezit bleef van zijne meeste veroveringen, en zijn doel, oneenigheid en misnoegen onder z|Xie vijanden te verwekken, volkomen bereikt liad.

Weldra bleek het ook, dat hij zijne heerschzuchtige ontwerpen volstrekt niet had opgegeven. Onder voorwendsel, dat hij nog recht had op veel meer grondgebied dan hem was toegewezen , deed hij onverwachts Straatsburg, dat toen ook tot Duitse Mand behoorde, met troepen bezetten (1681), en tot ondersteuning zijner eischen in de Spaansche Nederlanden, deed hij de vesting Luxemburg door een legerkorps insluiten.

De toestand van Europa was allergunstigst voor het volvoeren zijner plannen.

Spanje was nagenoeg machteloos, en door den allerellendig-

-ocr page 168-

152

Een veldslag bij Seiief (Aug. 1674) voerde door de geringe medewerking van den Duitsclien bevelhebber tot geene beslissende uitkomst, en het eenige voordeel in dat jaar bestond in de verovering van Grave, dat op eene uitstekende wijze door de IVanschen was verdedigd geworden.

De krachtelooze houding der Spanjaarden en Keizerlijken belette willeji III eveneeiis in 167G Maastricht te veroveren, voor hetwelk hij het beleg geslagen had, en toen hij in het volgende jaar (1677) bij Mout-Cassel door de Franschen was geslagen, was liet alleen aan zijn beleid te danken, dat het leger zonder groote verliezen kon terugtrekken, en weldra weder slagvaardig voorwaarts rukte.

Intusschen had ook de zeemacht een roemrijk aandeel aan den algemeenen oorlog genomen. In 1675 was de ruytee naar de MiddellandscJie Zee gestevend, om de Spanjaarden te ondersteunen , en had in weerwil \ an hunne flauwe medewerkingen van de geringe macht, waarover hij het bevel voerde, zijn vroegeren roem luisterrijk gehandhaafd. In April 1676 werd de held, te midden eener overwinning in het gezicht van den berg Etna, doodelijk gewond en stierf eene week later.

Tegen Zweden, aan hetwelk de Bepubliek in 1675 den oorlog verklaard had, omdat het onzen bondgenoot, den Keurvorst van Brandenburg (bl. 148), had aangevallen, streed coiinelis tromp in dat jaar en in de beide volgende met schitterenden uitslag.

Intusschen waren de vredesouderhandelingen te Nijmegen geopend onder bemiddeling van kahel II van Engeland, die eindelijk, om de overdreven eischen van lodewijk XIY tegen te gaan, in 1677 een verbond met de Nederlanden sloot. Hij was daartoe voornamelijk overgegaan op aandringen van willeji III, die in datzelfde jaar gehuwd was met mauia , de dochter van den Hertog van York, broeder van kabel II (bl. 134).

In 1678 kwam eindelijk de vrede te Nijmegen tusschen

-ocr page 169-

153

Frankrijk en de Nederlanden tot stand, -n-aarbij Maastricht, de eenige stad van de Republiek die nog in handen van de Transclien was, werd teruggegeven.

Willem III was intusschen nog te velde, en leverde eenige dagen later, voordat de Staten hem het bericht van liet sluiten van den vrede hadden medegedeeld, bij St. Denis in de nabijheid van Mons, een veldslag aan Luxemburg, waarin hij de overwiuTiing behaalde, dieevenwel geene gevolgen had.

§ 11. Verdere heersclizuchtige plannen van Lodeivijk XIV.

Willem III Koning van Engeland. Oorlog van lode-wijk XIV tegen het Groot Verhoud van Weenen.

Vrede te Rijswijk.

1679—1697.

De vrede van Nijmegen was doorgedreven tegen het quot;^■S^elen van den Prins, die er altijd op was blijven aandringen, dat men zich niet van de bondgenooten moest afscheiden. Deze waren dan ook weldra genoodzaakt, achtereenvolgens op nadeeiige voorwaarden vrede te sluiten met LODEwijK XIV, die in het bezit bleef van zijne meeste veroveringen, en zijn doel, oneenigheid en misnoegen onder zijiy, vijanden te verwekken, volkomen bereikt had.

Weldra bleek het ook, dat hij zijne heerschzuchtige ontwerpen volstrekt niet had opgegeven. Onder voorwendsel, dat hij nog recht had op veel meer grondgebied dan hem was toegewezen , deed hij onverwachts Straatsburg, dat toen ook tot Duitschland behoorde, met troepen bezetten (1681), en tot ondersteuning zijner eischen in de Spaansche Nederlanden, deed hij de vesting Luxemburg door een legerkorps insluiten.

De toestand van Europa was allergunstigst voor het volvoeren zijner plannen.

Spanje was nagenoeg machteloos, en door den allerellendig-

-ocr page 170-

154

sten staat van zijne schatkist in de onmogelijkheid, zich alleen tegen de eischen van den overweldiger te verzetten.

Duitscldand was in een gevaarlijken oorlog met de Turken gewikkeld , welke door lode wijk XIV in het geheim werd aangestookt; bovendien waren de verschillende Duit-sche vorsten, als gewoonlijk, onderling oneenig.

De verachtelijke karel II. van Jvtujeland had de belangen van zijn rijk weder in het geheim aan den Franschen Koning verkocht, die hem jaarlijks groote geldsommen toelegde.

In de Vereenigde Nederlanden eindelijk was de Staatsgezinde partij, die meer en meer invloed kreeg, zeer Fransch-gezind. Zij gaf voor, dat er geene noodzakelijkheid was, zich ten gevalle van Spanje in een oorlog te wikkelen en dat de Prins van Oranje dien oorlog alleen wilde, om daardoor meer aanzien en gezag in de Republiek te verkrijgen. Deze gezindheid werd zooveel mogelijk aangekweekt door den Franschen gezant, den Graaf d'avatjx, een zeer schrander en geslepen staatsman, die geene listen en kuiperijen ontzag, om de Staatsgezinde partij, waartoe vooral het machtige Amsterdam behoorde, aan zich te verbinden.

Zoo zou het waarschijnlijk aan den Franschen Koning, die een talrijk leger op de been had gehouden, en eene wel uitgeruste oorlogsvloot bezat, gelukt zijn aan Europa de wet te stellen, indien niet quot;willem III te midden van de algemeene flauwhartigheid, met onverzettelijke geestkracht voor aller belangen had gewaakt. Hij scheen de eenige te zijn, die begreep, dat het staatkundige evenwicht van Europa (1) zou vernietigd worden, indien de heerschzucht

(1) Door staatkundig evenwicht verstaat men een zoodanigen toestand der verschillende rijken, dat geen van allen een overwegenden invloed over de anderen kan uitoefenen. Door het belang, dat allen hebben bij het behoud van dat evenwicht, worden de zwakkere staten tegen onrechtvaardige aanranding der sterkere beschermd.

-ocr page 171-

155

van den iVanschen Monarch niet met kracht werd tegengegaan. Aan zijne onvermoeide pogingen gelukte het eindelijk , een verdrag tusschen Zweden, de Republiek, Spanje en den Keizer van DuïUcldand tot stand te brengen, om de voorwaarden, waarop de Nijmeegsche vrede gesloten was, te handhaven (168:2).

Dit belette evenwel lodewijk XIV niet, in het volgende jaar een leger in de Spaanscke, Nederlayulen te zen Jen, en verscheidene steden te veroveren. Spanje verklaarde hem hierop den oorlog, en de Republiek bracht op aandringen van willei: III en van den Raad-pensionaris gasp au fagkl, opvolger van de witt, troepen op de been, om die mogendheid te ondersteunen, in weerwil van den hardnekkigen tegenstand van Amsterdam, dat de wet scheen te willen stellen in den Staat (1684.).

De onderhandelingen duurden intusschen voort, en lodewijk XIV wist van de onderlinge oneenigheden zijner tegenstanders zoo wel partij te trekken, dat Spanje en de Keizer nog in datzelfde jaar een wapenstilstand van 20 jaren met hém sloten, waarbij hij Luxemburg, Straatsburg en eene menigte steden in de Spaansche Nederlanden, op welke hij wederrechtelijk aanspraak had gemaakt, behield (1684).

Aangemoedigd door den voorspoed, waarmede zijne plannen bekroond werden, ging lodewijk XIV op denzelfden weg voort, mengde zich op onwettige wijze in de aangelegenheden van Duitschland, en verbitterde de Protes-tantsche Vorsten door onverwachts de uitoefening van den Hervormden godsdienst in Frankrijk te verbieden (1).

(1) Deze was sedert 1593 gewaarborgd door een besluit of Edict, dat de toenmalige koning van Frankrijk. iiende:k IV(grootvadervan lodewijklt;■ XIV), te Nantes uitvaardigde. De ophefling van dit Edict van Nantes was oorzaak, dat meer dan 500000 grootendeels nijvere en beschaafde Franscben hun land verlieten, en elders een toevluchtsoord zochten, waar-dooi- de Fransclie taal, zeden en letterkundige voortbrengselen in Europa algemeen verspreid werden.

-ocr page 172-

156

Dit alles leidde eindelijk tot een verbond te Angshurg tusschen den Keizer, Spanje, Ziceden en eenige Torsten van het Üuitsche rijk (1686), welk verbond j.odewi.tk XiV tot voorwendsel nam, om aan Duitschland den oorlog te verklaren (Sept. 1688).

Eenige weken later had er eene gewichtige gebeurtenis plaats, namelijk eene omwenteling in Engeland, die eene geheele verandering bracht in de staatkundige betrekking van dat rijk tot het overige Europa.

Kaeel II was in 1085 gestorven, en opgevolgd door zijn broeder, den Hertog van Yorh, die onder den naam van jacobus II de kroon aanvaardde. Deze maakte zich weldra zeer gehaat bij zijn volk, zoo door willekeur en dwingelandij , als door liet gewelddadige invoeren van den Katholieken godsdienst, waartoe hij zelf kort te voren was overgegaan, en dien hij tot den heerschenden godsdienst wilde maken, niettegenstaande het meerendeel van de Engelsche natie Protestantscli was. Lodewijk XIV, die zijn invloed in Engeland bewaren wilde, verleende hem hiertoe in het geheim zijne hulp, zoowel door geld als door de belofte, hem zoo noodig met troepen te zullen ondersteunen.

Toen de ontevredenheid ten top gestegen was, riep het volk den bijstand in van willeji III, die gehuwd was met ^s Konings dochter mama (bl. 152). Ondersteund door de Algemeene Staten, welke met bezorgdheid de nauwe verstandhouding tusschen Engeland en Frankrijk gadesloegen, stak de Stadhouder met een klein leger naar Engeland over (Nov. 1688), waar hij, nadat jacobus 11 naar Fraulcrijk was gevlucht, als willem III (1) tot Koning werd uitgeroepen.

Xu volgde natuurlijk eene geheele omkeering in de staatkunde van Engeland, dat aan lodewijk. XIV den

(l) Hij heelte in Knijeland ook wiii.em III, daar hij de derde Engelsche koning van dien naam was.

-ocr page 173-

157

oorlog verklaarde (1689), nadat deze kort te voren (1688) eene oorlogsverklaring aan de Republiek en Spanje had gedaan. De vijanden van den Koning van Frankrijk sloten daarop, om zijne heerschznclitige handelingen met geweld van wapenen tegen te gaan, een onderling verbond, dat naar de plaats, waar liet tot stand kwam, het Groot Ver-hond van Weenen genoemd wordt (1689).

Hieruit volgde een algemeene oorlog, die nog jaren duurde, en in welken de uitstekende eigenschappen van willem III, een der grootste mannen die ons land heeft opgeleverd, luisterrijk uitblonken. Hij kou als het hoofd van het verbond worden aangemerkt, waarvan hij de voornaamste leiding op zich nam, krachtig ondersteund door de medewerking van den schranderen raad-pensionaris van Holland, antoxie heinsiüs, die na den dood van fagel met die waardigheid was bekleed (1689).

De oorlog werd in do Sjoaansche Nederlanden, in TJuitscJi-la7id, in Italië, in Spanje, in Ierland en ter zee gevoerd.

Ierland, dat Koning jacobus II was blijven erkennen, werd in 1690 door willem III met een Engelsch-Neder-landsch leger onderworpen; doch in de Spaansche-Neder-landen was het afzenden van een gedeelte der krijgsmacht naar Ierland de oorzaak, dat de Pranschen onder luxem-buiig bij F leur us eene overwinning behaalden, die echter geene verdere nadeelige gevolgen gehad. Eeue week later zegepraalde ook de Fransche vloot bij Bevezier op de Engelsch-Nederlandsche, ten gevolge van de schandelijke werkeloosheid der Engelschen, terwijl de Nederlanders zich onder coen'elis eveutsen met heldenmoed verdedigden. In 1693 werd daarentegen de ïransche vloot bij kaap la Hogue zoodanig geslagen, dat zij in de eerstvolgende jaren geene onderneming van belang meer kon uitvoeren.

Twee groote veldslagen werden nog in dezen oorlog door

-ocr page 174-

158

de ÏVanschen gewonnen: de eerste in 1691 bij Steeukerlce, de tweede in 1693 bij Neerwinden; maar hoezeer hem de oorlogskans tegen was, wist willem III telkens zulke voortrefielijke maatregelen te nemen, dat de Transchen van hunne overwinning geene voordeelen konden inoogsten.

Terscheidene gewichtige vestingen werden van beide zijden veroverd, waarbij vooral de verdiensten uitblonken van den beroemden menno Baron van coehooiin, den grootsten vestingbouwkundige, dien Neerland ooit bezeten heeft.

Het voeren van den oorlog werd echter voor de beide partijen meer en meer drukkend, en vermits van weerszijden !?eene beslissende voordeelen behaald werden, begon men algemeen naar het einde te verlangen. De onderhandelingen werden geopend, en leidden tot den vrede, die in 1697 te Rijswijk tusschen de verschillende oorlogvoerende mogendheden gesloten werd, en waarbij lodewijk Xl\ nagenoeg al zijne veroveringen in de Spaanscle Nederlanden teruggaf, doch daarentegen het aanzienlijkste gedeelte van hetgeen hij in Duitscldand had bemachtigd, behield.

§ 12. Aanleidimj tot den SpaanscJien Successieoorlog.

Dood van Willem 111.

De rust van Europa, welke door den Rijswijkschen vrede hersteld was, werd weinige jaren later weder verstoord door het uitbreken van eenen geweldigen oorlog over de troonopvolging in Spanje. De aanleiding daartoe was de volgende:

Daar Koning kakel 11 van Spanje, opvolger van philips IV (bl. 130), geene kinderen had, en men hem daarenboven bij zijn zwak en ziekelijk gestel geen lang leven meer toeschreef, was de vraag, wie zijn opvolger in zijn uitgestrekt gebied (1) zou wezen, reeds sedert verscheidene

(1') Dat gebieJ bestond behalve uit liet Koninkrijk Spanje, nog uit Napch, Sicilië, Sardinia, Milaan, de Zuidelijke Nederlanden en vele rijke volkplantingen, vooral in Amerika.

-ocr page 175-

159

jaren door de verschillende mogendheden ernstig overwogen.

Lode wijk XIY, die met eene zuster van den Spaanschen Koning gehuwd was geweest (hl. 139), beweerde, dat zijn zoon, de Dauphin (]), uit, dat huwelijk geboren, recht had zijnen oom op te volgen. Aangezien echter loijewijk XIV bij zijn huwelijk van alle rechten op den Spaanschen troon voor zich en zijne nakomelingen afstand gedaan had, was dit beweren eene stellige onrechtvaardigheid, hetgeen evenwel voor denheersch-zuchtigen vorst geen beletsel zou opleveren, om zijne vermeende aanspraken desnoods met geweld te doen gelden.

Indien de afstand geen plaats had gehad, zou de Dauphin de rechtmatige erfgenaam geweest zijn, maar nu kwam de Spaansche nalatenschap toe aan den kleinzoon van de tweede zuster van kauel II, den zesjarigen Kenrprins van Beieren, die echter in 169Ü stierf.

Xa hem was de Keizer van Duitscldand, leopold I, de naaste bloedverwant, en deze maakte als zoodanig aanspraak op de erfopvolging.

Het was voor de overige mogendheden van Europa volstrekt niet onverschillig, wie Koning van Spanje worden zou. quot;Wanneer dat groote gebied aan den Dauphin kwam, en deze later ook koning van Frankrijk werd, zou de vereeniging dier beide rijken een zoo uitgebreid gezag aan éun enkel vorst geven, dat hij in staat zou zijn de wet te stellen in Europa; -want geen rijk zou alsdan machtig genoeg wezen om zich tegen zijnen wil te verzetten. Het zou niet alleen gevaarlijk zijn voor het behoud van het staatkundig evenwicht in het algemeen, maar vooral ook voor de Kepubliek, omdat da Fran-schen hierdoor meester zouden worden in de Zuidelijke Nederlanden, iets dat men reeds sedert zooveel jaren met

(i) Dit was iu Frankrijk ilc litol van den Kroonprins.

-ocr page 176-

160

opoffering van goed en bloed liad zoeken tegen te gaan.

Doch even bedenkelijk was het ook voor de rust van Europa, wanneer Spanje met alle aanlioorige landen aan den Keizer van DuitseJdand kwam, wiens gezag reeds zeer uitgebreid was, daar bij Aartshertog was van Oostenrijk, en het bewind voerde in verscheidene andere belangrijke staten, die allen erfelijk waren in zijn geslacht (1).

Het gevolg van de vele onderhandelingen over dit punt was, dat Engeland, de Nederlanden en Eranhrijh besloten, dat de Spaansche Monarchie na den dood des Konings verdeeld zou worden, en bij een geheim tractaat tusschen de mogendheden, in 1700 gesloten, werd als hoofdzaak bepaald, dat de tweede zoon van den Dauphin Napels en Sicilië zou verkrijgen, en dat Spanje, de Zuidelijke Nederlanden en de Koloniën het deel zouden zijn van den tweeden zoon des Keizers, den Aartshertog kabel , die niet in de erfstaten zijns vaders zou opvolgen, en waardoor dus het gevaar, dat Spanje en Oostenrijk onder een schepter zouden worden vereenigd, vermeden werd.

De Keizer nam met deze bepalingen geen genoegen: wel wilde hij zijne aanspraken op zijn zoon, den Aartshertog KAïiEL, overdragen, maar daar hij recht had op het geheel, wilde hij in geene deeling met een Pranschen prins toestemmen.

Het was aan het schrandere doorzicht van willem lil, dat men de voormelde schikking te danken had, die, wanneer zij ware nagekomen, de rust van Europa en de veiligheid der Republiek zou gewaarborgd hebben, doch hij had daarbij niet gerekend op de schandelijke trouweloosheid van LODEWUK XIV, die eerst later bleek.

(-1) Als Honr/arije, Bohcmcn, Tyrol, enz. Bovendien was de Keizerlijke waardigheid wel niet erfelijk, doch de keizers van Duitschland waren sedert verscheidene eeuwen altijd uit het huis van Oostenrijk gekozen.

-ocr page 177-

Ifil

Deze had namelijk, in denzelfden tijd, dat hij met Willem IIT al het vorenstaande bepaalde, den Koning van Spanje onder do diepste geheimhouding weten over te halen , een testament te maken , waarbij de tweede zoon van den Dauphin, philips , liertog van Anjou, tot eenigen erfgenaam van al zijne landen en Staten gemaakt werd.

Den Isten November 1700 stierf kakel II, en zoodra het testament bekend werd, verklaarde lodewijk XIV het vroeger gemaakte verdeelingsverdrag voor nietig, en zijn kleinzoon voor den alleen wettigen opvolger in de geheele Spaansche monarchie. Deze vertrok kort daarop naar Spanje en deed als philips V zijn plechtigen intocht in Madrid.

De verontwaardiging over deze handelwijze was algemeen. Keizer leüpold greep dadelijk naar de wapenen om de rechten van zijn zoon te handhaven, en toen zoowel 'Engeland als de Vereenig de Nederlanden tevergeefs getracht hadden lodewijk XIV tot eene schikking te brengen, waarbij den Keizer ten minste eene billijke schadevergoeding werd toegekend, sloten zij met dezen een verbond (1701) tegen Frankrijk en Spanje, welke beide landen als één geheel konden worden aangemerkt, daar lodewijk XIV al de handelingen van zijnen kleinzoon bestuurde.

Alzoo was alles tot den oorlog voorbereid , en hield geheel Europa de oogen gevestigd op willek III, die reeds het plan voor den aanstaanden veldtocht had ontworpen, toen hij in het begin van 1702 ten gevolge van eenen val van zijn paard in eene ziekte verviel, die hem na veertien dagen in het graf sleepte (19 Maart 1702).

Daar hij geen kinderen naliet, werd hij in Engeland door zijne schoonzuster anna opgevolgd (l), terwijl de vijf gewesten in de Nederlanden , waar hij de waardigheid

1695 overleden.

(1) De gemalin van wili,em III was reeds in VAD KUL. GESCHIED.

11

-ocr page 178-

162

van Stadhouder had bekleed, besloten, hem geen opvolger te geven, hoewel hij zelf iu het vorige jaar pogingen had aangewend, om zijnen neef Jühan willem friso, den minderjarigen Stadhouder van Friesland, Groningen en Drente (1), daartoe te doen benoemen. Men bepaalde, dat de regeering weder zijn zou, zooals zij van 1650 tot 1672 geweest was.

ïwee maanden na den dood van willk m III werd de oorlog aan Frankrijk en Spanje verklaard.

§ 13. Spaansche Successie-oorlog. Vrede van Utrecht. Barriere-tractaaf.

1702—1715.

Zoowel Koningin anna van Engeland als de Republiek, waar heinsius voornamelijk de zaken leidde, bleven het stelsel van willem IIT ook na zijnen dood getrouw.

Aan de geestkracht en de onverzettelijke standvastigheid, die de groote Stadhouder tot aan zijn einde betoond had, was men het verschuldigd, dat Europa zich niet lijdelijk behoefde te voegen naar de willekeurige handelingen van den Pranschen Koning. Zijn werk was het, dat de mogendheden opmerkzaam waren gemaakt op het dreigende gevaar; dat zij zich vereenigd hadden in een bondgenootschap, waarvan de Yereenigde Nederlanden het middelpunt uitmaakten; dat de Nederlandsche staatslieden en het Nederlandsche leger, beiden door hem gevormd, met roem in de raadsvergaderingen en op de slagvelden konden optreden.

Het opperbevel over het leger der bondgenooten in de Nederlanden werd opgedragen aan den Graaf van Marlborough (eenige jaren later tot hertog verheven), die reeds door willem ITT tot die betrekking was aangewezen.

üe voornaamste aanvoerder der Keizerlijken was Prins EUGENIUS van Savoye, een der beroemdste veldheeren, die

(1) JOiiAN willem FRisu was een zoon van hendrik casimir II van Nassau {lil. 147), ilie in KiOü gestorven was.

-ocr page 179-

163

iii de geschiedenis bekend zijn. Aan johan willem pmso, bij het uitbreken van den oorlog (1702) vijftien jaren oud, werd in 1701 de rang van Generaal der infanterie gegeven, doch hij werd eerst in 1707 als zoodanig in weikelijken dienst gesteld. Aan uitmuntende geestvermogens paarde hij eene voorbeeldelooze dapperheid, zoodat hij algemeen, en vooral bij het leger, bemind was. Zijn noodlottige dood in 1711 beroofde het vaderland van een prins, van wien men voorzag, dat hij een der grootste mannen uit het heldengeslacht der Nassaus worden zou. (1)

De eerste jaren van den oorlog waren zeer voorspoedig voor de bondgenooten. De Eranschen, die in 1702 Nijmegen zochten te overrompelen, om zoo in ons vaderland door te dringen, werden afgeslagen, en door maelboroughgedwongen naar de Spaaiische Nederlanden te wijken, waar zij zich achter eene sterke linie van verschansingen legerden. In de eerstvolgende jaren werd de oorlog voornamelijk in Duitsch-laud, Spanje en Italië gevoerd, terwijl de pogingen mislukten , om de Erauscheu uit hunne gewichtige verschansingen in de Spaanscke Nederlanden te verdrijven. Eindelijk werd dit doel in 1701) bereikt door eene belangrijke overwinning, die de Nederlanders en Engelschen bij Ramelies behaalden, ten gevolge waarvan de Eranschen nagenoeg de geheele Spaansche Nederlanden verloren.

Lntusschen hadden zij nog andere gewichtige verMezen geleden. In 170-1 waren zij door eene geweldige nederlaag bij Höchstaclt in Beleren, uit Duitschland verdreven, terwijl de Engelsch-Nederlandsche vloot zich in datzelfde jaar van de sterke vesting Gibraltar meester maakte (2).

(1) Hij verdronk bij het overvaren aan den Moerdijk. Zijne gemalin beviel kort daarna van een zoon, die den naam van willem karei. Hendrik FRiso ontving-.

(2) Zonder op liet reclit der Nederlanders te letten , behielden de Engel-schen die prewirhtige sterkte, welke tot heden in hun bezit is gehlovi n.

11*

-ocr page 180-

104

Lodewijk XIV opende mi iu liet geheim onderhandelingen met de Vereeuigde Nederlanden, waar velen, om de ontzettende opolleringen, welke de krijg vorderde, naar eenen billijken vrede wensehten. Doch getrouw aan hun woord, sloegen zij alle aanbiedingen af, toen noch Engeland noch Oostenrijk de voorstellen van lodewijk XT.V aanneembaar keurden, hoewel zij werkelijk voor. ons vaderland voordeelig waren.

Met kracht maakte men dus toebereidselen tot het voortzetten van den oorlog, en na een paar jaren had men aan alle kanten zulke gewichtige voordeden op de IVanschen behaald, dat lodewijk XIV ten gevolge van twee zware nederlagen, bij Oudenaarde (1708), en bij Malplaquet, waar johan Willem FRiso door zijn heldenmoed de overwinning besliste (1709), den vrede aanbood, met belofte, dat hij zijnen kleinzoon aan zich zeiven overlaten, en karel van Oostenrijk als Koning van Spanje erkennen zou.

Philips V evenwel weigerde afstand te doen, en daarom begreep men maar al te wel, dat het doel van den Franschen Koning slechts was, het oorlogsgevaar van zijn eigen land af te wenden; men was genoeg van zijne trouweloosheid overtuigd, om te verwachten, dat hij later in weerwil zijner biioften zijn kleinzoon in het geheim zou ondersteunen.

Nogmaals werd dus de oorlog hervat; doch de kans keerde nu eensklaps ten voordeele van Frankrijk, en wel ten gevolge van eene onverwachte gebeurtenis in l'hujeland. Reeds lang had eene Eranschgezinde partij, die mahlborough zeer vijandig was, daar te lande pogingen aangewend om Koningin anna ten voordeele van lodewijk XTV te stemmen, hetgeen in 1710 door aanhoudende kuiperijen gelukte. Marlborough werd ontzet van al zijne waardigheden, en met Frankrijk werden geheime onderhandelingen aangeknoopt (1711).

In het volgende jaar (1712) eindelijk werd bij Denain een veldslag geleverd, waaraan de Engelschen ingevolge

-ocr page 181-

165

den last hunner regeering geen deel namen, en waar de bondgenooten eene zware nederlaag leden.

Bij de onderhandelingen, die kort daarna te Utrecht werden geopend, was Frankrijk het geheel met het trou-welooze JSnyeland eens: de voorwaarden tot den vrede werden door hen eerst in het geheim opgemaakt, en daarna aan de bondgenooten opgedrongen. Kakel van Oostenrijk, die inmiddels (171 1) na den dood van zijnen vader en zijnen broeder, onder den naam van kakel YI, Keizer van Buitscldand was geworden, weigerde toe te treden; maar de overige mogendheden sloten in April 1713 te Utrecht eerst vrede met Frankrijk, en kort daarna ook met Spanje.

Philips V werd als koning van Spanje erkend, en verkreeg ook de koloniën, terwijl aan keizer kakel VI de overige landen van de Spaansche Monarchie werden toegewezen. Verder werd bepaald dat Frankrijk en Spanje nimmer onder één vorst zouden mogen vereenigd worden.

Voor de llepubliek was de vrede niet geheel onvoordeelig. Haar hoofddoel, het weren der ïranschen uit de Zindelijke Nederlanden (die van toen af Oostenrijksche Nederlanden werden genoemd), was bereikt, en daarbij werd haar tevens het recht toegekend, in de voornaamste Ziüdnederlandache vestingen langs de grenzen van Frankrijk troepen in bezetting te leggen, waardoor een voormuur (of barrière, zooals men liet noemt) tegen invallen van die zijde gevormd werd.

De Keizer hield nog eenigen tijd, maar met nadeel, den oorlog vol, doch trad in 1715 op dezelfde voorwaarden tot den vrede met Frankrijk toe (1), en sloot kort daarna met de Republiek en Engeland het zoogenoemde Barrière-tractaat, bij hetwelk de bepalingen aangaande het bezetten der grensvestingen ook door Oostenrijk werden goedgekeurd.

(1) Ue vrede tusschen den Keizer van Duitschland en den Koning van Spanje kwam eerst in 17'25 tot stand (bl. 171); de vijandelijkheden hielden echter nu reeds op.

-ocr page 182-

Ififi

§ 14. Toestand der Republiek na den Sjjaanscheu Svccessie-oorlog.

1715— 1740.

De tijd van den Spaausclien Successie-oorlog was roemrijk geweest voor de Republiek der Vereenig de Nederlanden, die door hare krachtige medewerking vooral veel had hijgedragen , om den heerschzuchtigen lodewijk XIV te beletten, de wet te stellen in Enropa.

Die toewijding aan de algemeene zaak had intusschen aanzienlijke offers geëischt; het onderhoud van het leger had groote schatten gekost, en den Staat in zware schulden gewikkeld ; het was dus zeer natuurlijk , dat de tijding van het sluiten van den vrede met algemeene blijdschap ontvangen werd. Doch weldra scheen men te vergeten, dat men, juist door die krachtige handelingen en door geene opofferingen te ontzien , de onafhankelijkheid en de veiligheid van het vaderland verworven had, en dacht daarbij alleen aan de croote sommen gelds , welke men daarvoor had moeten uitgeven , en die gedeeltelijk nog betaald moesten worden. Een noodlottig gevolg hiervan was dat men besloot, voortaan zooveel mogelijk alles te vermijden, wat tot uitgaven leiden kon, ook zelfs wanneer de eer en het welbegrepen belang van het vaderland die uitgaven dringend vorderden. Tot nu toe was de Eepnbliek overal in groot aanzien geweest, en had aan alle beraadslagingen over gewichtige zaken in Europa een belangrijk aandeel genomen. Daar zij algemeen beroemd was als een machtige Staat, door een dapper, standvastig en vrijheidlievend volk bewoond, zochten de grootste mogendheden, zooals wij vroeger meer dan eens gezien hebben, hare vriendschap en hare medewerking. Ten gevolge van die fiere en krachtige houding werd zij ontzien door have vijanden, en geacht door hare vrienden en bondgenooten.

Tn het tijdperk, hetwelk wij nu intreden, veranderde

-ocr page 183-

167

dit alles evenwel op de betreurenswaardigste wijze door de verkeerde maatregelen der regeering. Geld winnen en geld sparen was het eenige, waarnaar men streefde, en de vrees van in een oorlog gewikkeld te zullen worden, was zoo groot, dat men zich weldra terugtrok van alle deelneming aan de beraadslagingen over de algemeene belnngen van Europa, bij welke de Republiek vroeger zulk eene schitterende rol gespeeld had. Het duurde dan ook niet lang, of zij werd nagenoeg niet meer geteld, en men besliste in alle zaken zonder zich om haar gevoelen te bekommeren.

Nog gevaarlijker werd deze handelwijze door de onverantwoordelijke verwaarloozing der strijdkrachten. Niet tevreden met de vermindering van het leger, welke natuurlijk na liet sluiten van den vrede volgen moest, ging men hierin veel verder dan met de veiligheid van den staat was overeen te brengen; men bedacht niet, dat men, om zich te doen eerbiedigen , zorg moest dragen zijn recht desnoods met de wapenen te kunnen verdedigen.

Op de schandelijkste wijze veronachtzaamde men het leger; geoefende en ondervindingrijke officieren werden vervangen door jeugdige en onbekwame zonen en neven van regeerings-leden; de oorlogsmagazijnen waren ledig, en dewijl men zich verbeeldde, dat de barrière-vestingen in de Zuidelijke Nederlanden den vijand wel zouden tegenhouden, liet men de vestingen der Republiek vervallen.

Op dezelfde wijze handelde men met de oorlogsvloot; de schepen vergingen door gebrek aan onderhoud, en nieuwe werden niet aangebouwd, omdat men er geen geld voor wilde uitgeven. Evenals bij de landmacht werden de gewichtigste betrekkingen aan onbeduidende gunstelingen , ja zelfs somtijds aan kinderen gegeven, alleen om hun de inkomsten dier ambten te bezorgen. Hierdoor moest natuurlijk het geheele zeewezen ten gronde gaan.

-ocr page 184-

168

De gevolgen hiervan bleven niet achter. Tn liet Noorden van Europa was sedert verscheidene jaren een oorlog tusschen Zweden,, Rusland, Denemarken en andere mogendheden uitgebarsten, die onzen gewichtigen handel op de Oostzee aanmerkelijke schade toebracht. In plaats van nu. evenals vroeger (bi. 131), door het zenden eener oorlogsvloot de rechten onzer koopvaarders te beschermen, zond men er bt in het geheel geen, of zoo weinig schepen heen, dat zoodanige halve maatregel tot hoegenaamd geen gevolg leidde. Gelukkigerwijze werd in ] 720 de vrede in het noorden hersteld.

Zoo ook vernederde men zich in 17Mlt;, door den üey van Algiers, die verscheidene jaren achtereen met zijne roofschepen onze koopvaarders in de Middellandse he Zee eene schade van vele millioenen had toegebracht, eene jaarlijksche schatting aan te bieden, in plaats van hem, zooals onze voorouders vroeger zoudengedaan hebben, door het zenden van oorlogschepen tot het staken der vijandelijkheden en vergoeding der schade te dwingen.

li/n dat alles was te schandelijker, omdat de geldelijke toestand van liet volk gunstiger was dan ooit te voren. Handel en nijverheid bloeiden alom; de koloniën brachten nog altijd schatten op; rijkdom en welvaart was over het land verspreid. Maar het scheen, dat de oude veerkracht der natie was verdwenen; voor uitgaven van pracht en weelde had men groote sommen over, maar voor nuttige instellimjen, voor leger en vloot, was geen geld te vinden.

Eene voorname oorzaak van dat alles moet gezocht worden in de gebrekkige inrichting van het staatsbestuur.

Reeds vroeger hebben wij gezien, hoe het gezag dei-Provinciale Staten zich langzamerhand meer en meer had uitgebreid, zoodat de Algemeene Staten dikwijls niet bij machte waren, de belangen van de geheele Republiek, waarvoor zij waken moesten, te handhaven tegen de willekeur van een enkel gewest. De krachtige leiding van

-ocr page 185-

169

jan de witï, van wiilem III en in de laatste jaren liet overleg van den bekwamen raad-pensionaris heinsius hadden de nadoelen, die daaruit konden ontstaan, weten af te wenden, en daarenboven was de eendracht tusschen de verschillende gewesten door den oorlog en liet gemeenschappelijk gevaar nog vrij wel in stand gebleven. Maar nu de vrede, gesloten was, en er bij het gemis van een Stadhouder in de meeste gewesten, niemand gevonden werd, die met eene krachtige hand de leiding van het geheel kon op zich nemen, nu was het bijna alsof er geene Unie meer bestond. Ieder gewest zorgde voor zich zelf, bekommerde zich niet om de algemeene zaak, en deed bovendien wat het goedvond : wilde het eigendunkelijk troepen afdanken, dan was er niemand, die de macht had, het te beletten; bracht de eene of andere provincie haar aandeel niet op in de gelden, die voor het algemeen belang noodig waren, dan was er niemand in staat haar daartoe te dwingen.

Wat het inwendig bestuur der Republiek zelve betreft, hierin was het niet veel beter gesteld. In de Provinciale Staten, hoofdzakelijk uit de afgevaardigden van de verschillende steden bestaande (1), had men als beginsel aangenomen, dat alle besluiten met eenparigheid van stemmen moesten genomen worden, in plaats dat de meerderheid besliste. Wanneer dus ook maar eene enkele stad zich tegen een of ander voorstel verklaarde, dan was er geen middel om haar te dwingen, zoodat men dikwijls in de gewichtigste zaken tot geen besluit kon komen. Dit alles gaf natuurlijk aanleiding tot eene onbeschrijfelijke verwarring in het staatsbestuur.

De trotsche Stedelijke Aristocratie eindelijk, nagenoeg geheel in het erfelijk bezit van alle posten en bedieningen, was aan niemand rekenschap verschuldigd, en behandelde de burgerij, in den vollen zin des woords, als hare onderdanen.

(1) De edelen, die met de afgevaardigden der steden de Staten uitmaakten (bl. 89) liadden nagenoeg geen invloed meer.

-ocr page 186-

170

liet spreekt van zelf, dat de Regenten dientengevolge uit eigenbelang afkeerig waren van het aanstellen van een Stadhouder , hetwelk echter door een groot gedeelte van het volk en verscheidene verstandige staatslieden gewenscht werd, omdat men daarvan het herstel der bestaande misbruiken mocht verwachten. In sommige gewesten werd eindelijk aan dien wensch gehoor gegeven, en zoo werd willem karel Hendrik friso, die sedert den dood zijns vaders Stadhouder van Friesland was (bl. 163), in 1718 ook als zoodanig in Groningen, en in 1732 in Drente en Gelderland aangesteld. De machtigste Provinciën echter, Holland, Zeeland, Utrecht en O oer ij nel, verbonden zich onderling, den stadhouder-loozen regeeringsvonn onveranderd te houden.

Dat de verkeerde staatkunde der Eepubliek geen nood-lottiger gevolgen had, was voornamelijk te danken aan de algemeene zucht naar vrede, die in Europa heerschte na de uitputtende oorlogen van de laatste jaren. Evenwel ontbrak het niet geheel en al aan verwikkelingen, die wel is waar meest door onderhandelingen, doch ook gedeeltelijk door het zwaard uit den weg geruimd werden, maar de Nederlanden poogden zich met angstige bezorgdheid zooveel mogelijk buiten alles te houden.

In het jaar 1722 echter waren zij wel genoodzaakt, meer werkzaam deel te nemen aan de algemeene aangelegenheden. Keizer kajiel VI (bl. 165), die sedert het einde van den Spaanschen Successie-oorlog in de Zuidelijke of Oostenrijksche Nederlanden het bewind voerde. besloot in Ostende eene handelmaatschappij (Oost- en Westindiscie Compagnie) op te richten (1722), om zoodoende deel te nemen aan den handel en de scheepvaart op Indiët Engeland, de Vereenigde Nederlanden , Frankrijk en Spanje,, die nagenoeg alleen in het bezit van den handel op /«//ie waren, verzetten zich daartegen, en verklaarden het plan des Keizers voor

-ocr page 187-

171

strijdig met den Mimsterschen vrede, bij welken als beginsel was aangenomen, dat de Zuidelijke Nederlanden van de vaart op Tndië zouden uitgesloten blijven. Wa lang aarzelen nam de Republiek in 1725 deel aan een verbond met Engeland, Frankrijk, T?ruisen en Hannover, om de plannen tegen te gaan van Oostenrijk, dat zich in datzelfde jaar verzoend bad met Spanje, (bl. ICS) en in bet geheim met deze mogendheid verschillende ontwerpen smeedde, die hoogst gevaarlijk waren voor de rust van Europa.

Reeds begon men, hoewel met tegenzin, troepen op de been te brengen, toen de goede verstandhouding na veelvuldige onderhandelingen weder hersteld werd (1731), en de Keizer de Maatschappij van Ostende vernietigde.

De Republiek bleef van nu af in hare krachtelooze staatkunde volharden, tot zij eindelijk gedwongen werd, deel te nemen aan een algemeenen oorlog, die in 1740 in Evropa uitbarstte.

Karel YT, die in Duitschland de Keizerlijke waardigheid bekleedde, voerde bovendien, zooals vroeger (bl. 160) gezegd is, den schepter over de verschillendelanden, welke de machtige Oostenrijksche monarchie uitmaakten, en allen erfelijk waren in zijn geslacht. Deze erfelijkheid echter strekte zich alleen uit tot de mannelijke nakomelingen, en daar hij slechts één dochter had, mama thehesia genaamd, was het te voorzien, dat zijn uitgestrekt gebied bij zijn overlijden verdeeld zou worden onder verschillende erfgenamen, die er aanspraak op konden maken. Dit te vermijden was sedert vele jaren het doel van zijn streven geweest, en met toestemming van de Staten in zijne verschillende landen, vaardigde hij een besluit. Pragmatieke Sanctie genoemd, uit, hetwelk aan zijne dochter de erfopvolging in de geheele Oostenrijksche Monarchie verzekerde. Zoodanige gewichtige wijziging was voor de overige Europeesche mogendheden niet onverschillig, te meer omdat niet alle vorsten, die op de troonopvolging aanspraak konden maken , met die schikking

-ocr page 188-

172

genoegen namen, en er dus bij den dood van k aiiel Vl. lichtelijk een oorlog kon ontstaan. Hij trachtte derhalve zooveel mogelijk van de onderscheidene Europeesche vorsten te verkrijgen, dat zij de Pragmatieke Sanctie erkenden en waarborgden , dat wil zeggen, beloofden hare bepalingen zoo noodig tegen alle aanranding te verdedigen. Door langdurige onderhandelingen wist hij dit doel nagenoeg volkomen te bereiken,en toen hij in 1740 stierf, achtte hij de opvolging zijner dochter zoo goed als verzekerd.

§ 15. Oostenrijksche Successie-oorlog. Aanval van de Franschen op de Republiek. Willem IV, Erfstadhouder. Vrede te Aken.

1740—1748.

Na den dood van karel VI bleek het, hoe weinig op de aangegane verbintenissen staat te maken was, daar mama thekesia zich plotseling aangevallen zag door Pruisen, Frankrijk, Beieren, Spanje en Saksen, waarbij de vroeger met haren vader gesloten tractaten op de schandelijkste wijze geschonden werden. Haar voornaamste tegenstander was kakel albrechï. Keurvorst van Beieren, die onder den naam van kauel VII tot Keizer van Buitschland verkozen werd, en als naaste erfgenaam op de geheele Oostenrijksche nalatenschap aanspraak maakte.

Van alle zijden bedreigd, was mama theresia op het punt van haren ondergang, doordien haar vader, onvoorzichtig staat makende op de gedane beloften, niet intijds gezorgd had, haar een sterk leger en eene goed gevulde schatkist na te laten. Alleen de trouw harer onderdanen, vooral der Hongaren, die tot hare ondersteuning te «'apen snelden, was haar behoud.

De Eepubliek der Vereenig de Nederlanden had, zoowel als Engeland, bij gelegenheid dat Keizer kakel VI op

-ocr page 189-

178

hun aandringen de Maatschappij van Oostende vernietigde (bl. 171), plechtig beloofd, zoo noodig zijne dochter te ondersteunen. In weerwil van die belofte, in weerwil van de dringendste aanzoeken van mauia theresia , die op den rand van haren ondergang was, in weerwil dat het duidelijk bleek, dat Frankrijk weder, evenals vroeger onder lodewijk XIV (1), er op uit was, zich in het bezit van de Zuidelijke Nederlanden te stellen, in weerwil dat een groot gedeelte van het volk, en vooral de aanhangers van het stamhuis van Oranje, er op aangedrongen, dat de eer der natie vorderde, de gedane beloften na te komen, bleef de regeering besluiteloos, totdat de meer en meer toenemende ontevredenheid eindelijk in 1743 het besluit teweegbracht, dat men Oostenrijk met 30 000 man zou bijstaan. De Engelschen waren hiertoe reeds vroeger overgegaan, en hadden jiaria theresia een leger tot ondersteuning gezonden.

Terwijl zij den oorlog in Duitschland over het algemeen voorspoedig voerde, viel lodewijk XV in 1744 in de Oostenrijksche Nederlanden; verscheidene barrière-vestingen (bl. 165), die, evenals alles wat op de krijgsmacht der Republiek betiekking had, in ellendigen toestand en zwak bezet waren, vielen nagenoeg zonder verdediging den Eran-schen in handen. Plet leger, dat door de langdurige miskenning en verwaarloozing alle zelfvertrouwen en daardoor alle innerlijke kracht verloren had, werd in de beide volgende jaren herhaaldelijk geslagen (in 1745 bij l'owfewoy en in 1746 bij llocoux), en nog vóór het einde van 1746 was Frankrijk meester van de geheele Oostenrijksche Nederlanden.

De toestand der Republiek werd nu zeer bedenkelijk, en daar de Staatsgezinde partij wel voorzag, dat het volk, ingeval de Eranschen het grondgebied van den Staat aan-

(1) Lodewijk XIV was in 1715 gestorven, en door zijn achterkleimoon lodewijk XV opgevolgd.

-ocr page 190-

174.

vielen, weder zijne hoop op den Prius van Oranje zou vestigen, en zij door diens verheffing tot Stadhouder gevaar liep, uit het bewind verwijderd te worden, besloot men in het geheim met Frankrijk over een afzonderlijken vrede te onderhandelen. Dit werd echter door den tegenstand van eenige provinciën belet, en de aangevangen onderhandelingen gestuit, waarop lodewijk XV in April 1747 een leger herwaarts zond, dat in eene maand tijds geiieel Staats- Vlaanderen veroverde, waar niets behoorlijk tot de verdediging voorbereid was, en bijna alle forten of vestingen zonder of na eene slechts zeer flauwe verdediging lafhartig overgegeven werden.

In dit dreigende gevaar riep de burgerij als met éene stem om de verheffing van den Prins tot Stadhouder en Kapitein-Generaal, en binnen weinige dagen werd willem kakel hendrik Fiuso, die reeds in vier gewesten (bl. 170) die waardigheid bekleedde, als zoodanig ook in Zeeland, Holland, Utrecht en Overijsel, benoemd, en tevens tot Kapitein-Generaal en Admiraal der Unie aangesteld (Mei 1747).

Er werd nu dadelijk tot krachtiger verdedigingsmaatregelen besloten; maar de pogingen door willem IV aangewend, vonden geene genoegzame ondersteuning. De vijand rukte steeds voorwaarts, en sloeg het beleg voor het sterke Bergen-op-Zoom , dat nog nooit veroverd was geweest. Het opperbevel over deze gewichtige vesting was toevertrouwd aan den ziekelijken, vijfentachtigjarigen generaal cronström, aan wiens gebrekkige leiding het te wijten was, dat de Franschen haar na een beleg van twee maanden innamen.

De voorspoed der Eransche wapenen deed de ontevredenheid van het volk toenemen, daar alle vroegere Regenten, die men van kranschgezindheid verdacht hield, aan het bewind waren gebleven. Hierop deden de Edelen, om de macht van den Prins te vermeerderen, in de Staten van Holland het voorstel, het Stadhouderschap in de mannelijke

-ocr page 191-

175

en vrouwelijke linie erfelijk te verklaren (1) (Oct. 1747). Dit voorstel werd aangenomen, en weldra volgden alle overige gewesten het voorbeeld van Holland.

Reeds waren er toebereidselen gemaakt, om den oorlog met kracht te hervatten, toen lode wijk XV ^ wiens schatkist uitgeput was, en wien elders de oorlogskans tegenliep, vredesvoorslagen deed, die in het laatst van 1748 tot den vrede van Aken leidden, bij welken de Republiek alle door Frankrijk op haar gemaakte veroveringen terugbekwam.

§16. Toestand der VereenigdeNederlanden,onder Willem IV.

Zijn dood. Prinses Anna, Voogdes en Gouvernante.

Minderjarigheid van Willem V.

1748—1760.

Met de verheffing van willem IV waren de gebreken in den regeeringsvorm niet weggenomen. De Regenten zochten zich op alle mogelijke wijzen in het gezag te handhaven, terwijl de burgers gehoopt hadden bevrijd te zullen worden van de willekeur, waarmedezijzooveel jaren bestuurd waren geweest.

De omstandigheid, dat de Prins ten gevolge van den algemeenen wensch der burgerij aan het bewind was gekomen, bracht teweeg, dat het volk van hem de vervulling verwachtte van eischen, welke vaak overdreven waren, en dus zonder gevaar voor de algemeene rust niet konden ingewilligd worden. Zoo ontstonden er twee partijen in het land, die meer en meer vijandig tegen elkander werden.

De eene -wilde aan de burgers hoegenaamd geen gezag, zelfs niet bij het verkiezen der Stedelijke Regeeringen,

(1) Hierdoor verstaat men, dat zijne mannelijke nakomelingen, cn wanneer er geene mannelijke waren, ook de vrouwelijke hem iu zijne waardigheid zouden opvolgen. Wii.i.em IV was gehuwd met Prinses anna, de oudste dochter van den Engelschen Koning george 11.

-ocr page 192-

176

toekennen, e7i dus de gebrekkige inrichtingen van vroeger behouden , toen de Aristocratie alle macht in handen had; terwijl bij de andere meer en meer het gevoelen veld won, dat alle gezag eigenlijk van de burgers moest uitgaan.

Hoogst moeielijk was de toestand van den Prins te midden van de algemeene gisting, door de opgewondenheid der gemoedereu veroorzaakt. Hoewel niet ontbloot van talenten, bekwaam, arbeidzaam en bezield met vurige liefde voor zijn vaderland, was hij niet vast genoeg van karakter, om desnoods doortastende maatregelen te nemen. Vredelievend eu vergevensgezind van aard, trachtte hij zooveel mogelijk do partijen te verzoenen^ door zich allen tot vriend te willen maken. Hij was geen uitstekend staatsman genoeg, om in die moeielijke omstandigheden de juiste middelen te treffen tot verbetering van den gebrekkigen regeeringsvorm, en zoo te voldoen aan de billijke eischen van het verstandige gedeelte der natie, dat ongaarne onder den dwang der heerschende familiën gebukt wilde blijven.

Ten gevolge hiervan was noch de eene, noch de andere partij hem toegedaan, eu werden zijne beste pogingen om het welzijn des lands te bevorderen, de belastingen behoorlijk te regelen, den handel op te beuren, en land-en zeemacht op een goeden voet te brengen, miskend en tegengewerkt.

Zwak van gestel, was hij op den duur niet bestand tegen de veelvuldige bemoeiingen, waarin hij gewikkeld werd, en in 1752 door eene zware ziekte aangetast, overleed hij in dat zelfde jaar, een zoon van drie jaren nalatende, die hem als willem V in zijne waardigheid opvolgde onder voogdij zijner moeder. Prinses anna, die als zoodanig den titel voerde van Gouvernante.

De dood van willem IV deed de aanmatiging van de Regenten en van de geheele tegenstadhouderlijke partij nog hooger klimmen. Prinses anna , eene zeer begaafde en

-ocr page 193-

177

schrandere vrouw, doch die te veel hare eigene inzichten en te weinig den raad harer trouwe vrienden volgde, trachtte op het voetspoor van haren overleden echtgenoot, handel en nijverheid op te beuren, en, evenals hij, beurtelings beide partijen te believen ; maar met denzelfden ongelukkigen uitslag. Zij werd in het bevel over het leger bijgestaan door Hertog loüf.mtjk ernst van Brunswijk- Wolfenhuttel, een vriend van willem IV, die op diens voorstel in het vorige jaar (1750) tot Veldmaarschalk was benoemd.

Weldra kwamen de jammerlijke gevolgen van de inwendige verdeeldheid aan den dag, toen in 1755 een oorlog tusschen Engeland en Frankrijk uitbarstte waarbij zich in 1756 ook Oostenrijk voegde, dat de zijde van Frankrijk koos. De eerstgenoemde mogendheid vorderde, op grond van vroegere overeenkomsten . dat de Republiek haar met hulptroepen zou ondersteunen, waaraan men evenwel uit vrees voor de kosten en voor verstoring van den vrede, geen gevolg meende te moeten geven. Er werd dus tot onzijdigheid besloten, en hoewel de Gouvernante ten ernstigste aandrong op de vermeerdering van leger en vloot, ten einde daardoor de rechten van den Staat zoo noodig te kunnen doen eerbiedigen, werden hare voorstellen afgewezen. Meer en meer nam de ïransche invloed hier te lande toe; iVaïfry , de afgezant van lode wijk XV, een doorslepen staatsman, bracht hiertoe veel bij door zijne kuiperijen met de staatsgezinden, terwijl hij bovendien vooral de kooplieden wist te winnen door hun verschillende voordeelen voor hunnen handel met Frankrijk te beloven of te doen verleenen. 11e gemoederen werden meer en meer tegen de Gouvernante ingenomen; men verweet haar dat zij, van geboorte eene Engelsche Prinses, de belangen van het land ten vourdeele van Engeland benadeelde, en lasterde haar in eene menigte schot- en smaadschriften op de schandelijkste wijze.

Hare zwakke gezondheid was tegen deu last van het

vadebl. geschied. 12

-ocr page 194-

178

bestuur, tegen de miskenning en liatelijklieid, waaraan zij blootstond, niet laug bestand.

Tri Dec. 1758 kwam zij nog voor het laatst in de Vergadering der Algemeene Staten, om op de vermeerdering van land-en zeemacht aan te dringen, en stierf eene maand daarna (Jan. 17 59), haren tienjarigen zoon willem Y onder voogdij van den Hertog van Bmnswijk nalatende.

De Provinciale Staten namen gedurende de minderjarigheid van den Stadhouder de geheele uitoefening van het gezag in .handen, want aan den Hertog van Brunswijh was onder hun toezicht alleen de zorg voor het krijgswezen en voor de opvoeding van den Prins opgedragen. Daar men nu nagenoeg een stad-houderloozen tijd had, en deheerschzucht vandeStaatsgezinden dus voorloopig voldaan was, keerde debinnenlandsche rust, ten minste voor eene korte poos, terug.

Tot krachtige pogingen om liet aanzien der üepubliek in het buitenland te herstellen, ging men echter evenmin over als vroe ger. Het gevolg daarvan was, dat, toen de vredesonderhandelingen aangevangen werden tusschen de verschillende Europeesche mogendheden, die langzamerhand in een krijg waren gewikkeld, welke vanl756tot 1 76o tussch en Oostenrijk en Pruisen gevoerd werd, en die de Zevenjarige Oorlog wordt genoemd, men aan de Nederlanden, wier flauwe en k rachtelooze houding algemeene min-achting had verwekt, alle deelneming aan die onderhandelingen weigerde. Bij het sluiten van den vrede in 1763 werden zij hoegenaamd niet gek end en konden geen de minste inwilliging, zelfs van hunnebillijkste eischen, verkrijgen; ja, Frankrijkirok onmiddellijk alle, handels voordeelenwederin,die het als lokaas gebruikt had om de Republiek in hare vernederende werkeloosheid te houden.

Zoo diep was het land gezonken, hetwelk nog voor eene halve eeuw, zoowel door zijne staatslieden als door zijne veid-heeren, eene vaak beslissende stem in alle gewichtigi1 Europeesche aangelegenheden had gehad.

-ocr page 195-

179

Deze toestand der Republiek was voor een groot gedeelte het gevolg van de gebrekkige staatsregeling, die, zooals uit het voorgaande genoegzaam is af te leiden, na verloop van vele jaren, eene algemeene verwarring in het bestuur, liet overwicht van de provincie Holland in den staat, dat van het machtige Amsterdam in Holland, en een bijna onbeperkt gezag van eenige aanzienlijke familiën had teweeggebracht. Maar nog eene andere reden was er, die meer en meer tot het verval der Republiek begon mede te werken, en eindelijk haren ondergang veroorzaakte. In het naburige Frankrijk waren sedert eenigen tijd verscheidene talentvolle schrijvers begonnen, de gemoederen van het volk in beweging te brengen, door op de groote gebreken, die de maatschappij ook daar te lande aankleefden, opmerkzaam te maken. In plaats van te trachten op bedaarde en gematigde wijze tot herstel daarvan te geraken, tastten zij door eene menigte nieuwe wijsgeerige bespiegelingen, in wegslependen stijl geschreven, de grondslagen van regeering en godsdienst aan. Het beginsel, dat alle gezag eigenlijk van het volk uitgaat, en dat de vorsten alleen door het volk met dat gezag bekleed, en ook door het volk «-eder afgezet kunnen worden, begon meer en meer ingang te vinden, en deze leer van Volks-souvereiniteit vond ook hier te lande ijverige aanhangers.

Maar wellicht meer dan aan dit alles was de achteruitgang en eindelijk de val der Republiek toe te schrijven aan het verbasteren der zeden van het volk, aan het toenemen der weelde onder alle standen der maatschappij, aan het meer en meer afwijken van de voorvaderlijke eenvoudigheid. Het was alsof de veerkracht der natie, die in vroegere tijden tot de grootste heldendaden geleid had, verdwenen was, en vervangen door eene zucht naar weelde en genot; de vaderlandsche zeden en gewoonten maakten plaats voor die van vreemden, vooral van de Franschen, wier invloed voortdurend in ons land toenam,

12*

-ocr page 196-

180

en met het verdwijnen der deugden van het voorgeslacht verdween ook de eendracht, die het vaderland vroeger groot en machtig had gemaakt.

§ 17. Meerderjarigheid van Willem V. Aanleiding tot den oorlog met Engeland.

1766—1780.

Willem V, in 1766 meerderjarig geworden, was niet in staat om met krachtige hand in die tijden van algemeene opgewondenheid en gisting der gemoederen het bewind te voeren. Wel bezat hij een juist oordeel, innige godsvrucht, arbeidzaamheid en ware vaderlandsliefde, maar hij miste, wat vooral noodig was, zelfvertrouwen en vastberadenheid. Bij de algemeene achting, welke men toen den Hertog van Brunswijk toedroeg , en bij den grooten invloed, dien deze in de laatste jaren had verkregen, was het natuurlijk, dat de jeugdige Yorst het volle vertrouwen in hem bleef stellen, en hem in alles raadpleegde, hetgeen den Hertog langzamerhand vele vijanden berokkende.

Intusschen bleef de gebrekkige toestand van het landsbestuur voortduren. Niettegenstaande de welvaart toteene voor-beeldelooze hoogte klom, was het den Prins onmogelijk de Staten der verschillende gewesten te bewegen, de diep gezonken zee- en landmacht weder op behoorlijken voet te brengen. Holland en Zeeland wilden wel eenig geld geven tot herstel van de vloot, maar niet voor het leger; de overige gewesten, die ingeval van oorlog meer blootstonden aan een inval van de landzijde, wilden daarentegen wel iets doen voor het leger, maar weigerden uitgaven te doen voor de schepen, en daar men bovendien altijd bij het stelsel vau onzijdigheid wilde volharden j deed men noch het een noch het ander.

Te midden van dit alles had in 1775 in Amerika eene gebeurtenis plaats, die grooten invloed op de lotgevallen

-ocr page 197-

181

der Republiek uitoefende, namelijk de opstand van de En-gelsche koloniën in dat werelddeel.

De daar gevestigde volkplanters, ontevreden over sommige maatregelen van het Engelsch bewind, verzetten zich gewapenderhand daartegen, zeiden zelfs in het volgende jaar alle gehoorzaamheid aan Engeland op, terwijl dertien der verschillende Staten, uit welke de volkplantingen waren samengesteld, zich vereenigden, en zich onder den naam van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika onafhankelijk verklaarden (1776). In den oorlog met Engeland, uit deze onlusten ontstaan, werden de Amerikanen door Frankrijk ondersteund, hetwelk nu al zijn invloed aanwendde, om ook de Vereenigde Nederlanden tot deelneming aan den krijg tegen Engeland te bewegen. De Engelsche Koning van zijne zijde drong, op grond van vroegere verdragen, bij de Algemeene Staten op ondersteuning aan; doch door de meer en meer toenemende Eranschgezindheid hier te lande werd daaraan niet voldaan, en besloot men onzijdig te blijven. Toen evenwel de Hollandsche kooplieden, niettegenstaande het gevaar, dat daaruit voor het vaderland kon ontstaan, en alleen naar groote winsten strevende, handel met Amerika en Frankrijk bleven drijven. en hun in het geheim oorlogs- en scheepsbehoeften leverden, ja, toen zelfs eenige aanzienlijke regeeringsleden van Amsterdam een plan opmaakten van een handels- en vriendschapsverdrag tusschen de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en de Republiek, welk plan toevallig den Engelschen in handen viel, verklaarden dezen ons den oorlog (Dec. 1780;.

§ 18. Oorlog met Engeland. Vrede te Versailles.

1780 1784:. .

Onberekenbaar was de schade, die de Republiek reeds in het eerste jaar van den oorlog leed; zoo door het verlies van eene groote menigte koopvaardijschepen als van verscheidene belangrijke koloniën, die door de Engelschen

-ocr page 198-

1S2

veroverd werden; waarbij tevens bleek, dat men ge,heel eti al buiten staat was, de eene zoowel als de andere te bescbermen. De Republiek, in de vorige eeuw de eerste zeemogendheid der aarde, telde nu nauwelijks 20 linie-scliepen, terwijl Engeland eene vloot van 295 oorlogschepen in zee had.

Het dreigende gevaar bracht eene algemeene ontevredenheid teweeg; maar in plaats van de onheilen, die het land trollen , aan de verkeerde maatregelen van de Staten en de Regenten en aan eigen oneenigheid te wijten, wierp men de schuld op Prins Willem V, dien zijne tegenstanders in eene menigte boosaardige en lasterlijke geschriften bij de burgerij hatelijk maakten, hoewel hij juist degene geweest was, die herhaaldelijk had gewaarschuwd tegen de noodlottige verwaarloozing, welker gevolgen men thans ondervond

Men begon zich nu eenigszins op het herstel der zeemacht toe te leggen, en het bewijs, dat de ware aard en de heldenmoed van het Nederlandsche volk niet uitgedoofd waren, werd weldra geleverd, toen een klein eskader van 7 schepen onder den Schout-bij-nacht zoi tman bij Doggersbank slaags geraakte met een gelijk getal Engelsche (5 Aug. 1781). Wel kon geen der beide partijen zich de overwinning toeschrijven, maar de dapperheid, in dat hardnekkige gevecht door zeelieden en bevelhebbers ten toon gespreid, herstelde eenigszins het vertrouwen, dat nagenoeg geheel verloren was.

Engeland toonde zich nog in dat jaar niet ongeneigd, een billijken vrede met de Republiek te sluiten; doch de invloed van Frankrijk was zoodanig toegenomen, dat men weigerde daaraan gehoor te geven, toen eensklaps de tijding kwam, dat de Eranschen en Hngelschen, zonder ons in het minst te raadplegen, reeds te zamen overeengekomen waren omtrent de voorwaarden tot een onderlingen vrede, die dan ook werkelijk iu 1783 tot stand kwam.

-ocr page 199-

183

Alflas trouweloos aan zich zelve overgelaten, was de Republiek genoodzaakt, in veel nadeeliger schikkingen met Eng eland te treden, en in 1784 te Vermilles insgelijks vrede te sluiten.

§ 19. Aanmatigingen van Keizer Jozef II. Toenemende hinnenlandsche tweedracht. Gewapende tusschenkonut van den Koning van Pruisen.

1784—1787.

Evenals in den oorlog met Engeland de nadeelen van het verval onzer zeemacht gebleken waren, traden ook weldra de noodlottige gevolgen van de verwaarloozing der landmacht te voorschijn, toen jozef II, Keizer van Ihiitschland (de zoon van mama thkkesia), eene vijandige houding tegen de Republiek aannam.

Op de meest willekeurige wijze had hij reeds gedurende den oorlog met Engeland het barrière-tractaat (bl. 165) vernietigd, de Nederlandsche troepen uit de barrière-vestingen gezonden, en de vestingwerken zelve geslecht (1781). De tegenwerpingen der Algemeene Staten baatten niet, daar jozef II wel wist dat zij niet in staat waren zich tegen hem te verzetten; bovendien waren velen van oordeel, dat die barrière, welke ons tegen Frankrijk moest beschermen, niet meer noodig was, nu men op zulk een vriendschappelijken voet met dat rijk stond.

Jozef II ging daarop nog verder, en eischte voor zijne onderdanen in de Oostenrijksche Nederlanden fa vrije vaart op Oost-en W'est-Indië (1784), hetgeen in strijd was met het vredesverdrag van Munster. Deze maatregel, die tot groot nadeel van onzen handel strekken zou, bracht eene algemeene ontsteltenis teweeg; doch de middelen ontbraken, om zich met kracht te doen gelden. Hiervan trokken de vijanden van willf.ii V weder partij, om hem op de hatelijkste wijze te beschuldigen, dat het land door zijn toedoen in een weerloozen toestand was geraakt. Men verweet hem, dat hij in alles den raad volgde van den Hertog van Brunswijk (bl. 180), die zich veel te

-ocr page 200-

184

veel macht aanmatigde. Ten gevolge daarvan zag deze zich genoodzaakt zijne waardigheden neder te leggen en het land te verlaten (1784).

Onder voorwendsel, dat men zich tegen den Keizer wapenen moest, bewerkten nu de vijanden van den Prins, dat overal zoogenoemde exercitie-getwoUchappen of vrijkorpsen werden opgericht om de burgers in den wapenhandel te oefenen. Hoewel er velen waren, die wel begrepen, dat deze maatregel eigenlijk tegen willem V en zijne aanhangers gericht was, en dienen moest om bij de heerschende oneenigheid aan nagenoeg het geheele volk wapens in de hand te geven, kon het toch niet belet worden, omdat de gewestelijke Staten en de Stedelijke Eegeeringen over het algemeen de oprichting dier exercitie-genootschappen begunstigden.

De tweedracht werd hoe langer hoe grooter; in sommige plaatsen verzetien de burgers en het landvolk, waaronder nog velen het huis van Oranje waren toegedaan, zich tegen de Yrijkorpsen, hetgeen door de tegenpartij, die zich Patriotten, dat is vrienden van het vaderland, noemde, als aanslag op de volksvrijheid werd uitgekreten.

Eenige onbeduidende ongeregeldheden te \t-GravenJiage, door onvoorzichtige aanhangers van den Stadhouder gepleegd , gaven aanleiding;, dat de Staten van Holland een besluit namen, waarbij op zware straften verboden werd oranjelinten te dragen, '/Oranje boven!quot; te roepen, het « Wilhelmus van Nassau-wenquot; te zingen enz., waardoor men de liefde tot het huis van Oranje, dat gedurende meer dan drie eeuwen zulke groote diensten aan Nederland had bewezen, in de harten des volks zocht uit te dooven (1784). Toen diezelfde Staten eindelijk in het volgende jaar aan den Prins het opperbevel over de troepen in 's- Gravenhage, dat hem als Kapitein-Generaal wettig toekwam, willekeurig ontnamen, verliet hij die stad, en nam zijn verblijf eerst op liet Loo en daarna te (1785).

-ocr page 201-

185

Intusschen duurden de oneeniglieden met Keizer jozef II voort, en vermits de Republiek te machteloos was om hare rechten te verdedigen, werd er in 1785 eene schikking tot stand gebracht door tusschenkomst van Frankrijk, dat voortdurend zijnen invloed op de Patriotten deed gelden, en door hen als de ware vriend van het Nederlandsche volk en van de Nederlandsche vrijheid werd gehuldigd.

Bij die schikking bewoog men den Keizer, van zijne onrechtvaardige eischen af te zien, en de Republiek vernederde zich zelfs zoo diep, dat zij hem 91 ^ millioen gulden betaalde, en hem Lillo en Liefkenshoek, twee forten aan de Schelde, afstond.

Eerlang werd de verwarring nog gvooter; de burgerij, opgeruid door de zoogenoemde vrienden der vrijheid, beweerde, dat de souvereiniteit van het volk (bl. 179) nu algemeen moest erkend worden, hetgeen natuurlijk hevigen tegenstand vond bij de Regenten, die zich van de heerschende opgewondenheid bediend hadden om den Stadhouder nagenoeg alle macht te ontnemen, ten einde zelve weder heer en meester te worden, maar die volstrekt niet voornemens waren, hun herkregen gezag aan het volk af te staan. Voortdurende ongeregeldheden , volksoploopen en plunderingen , zelfs bloedige twisten tusschen de verschillende partijen door het ge-heele land, waren hiervan bet gevolg en de ondergang van den staat scheen nabij. toen de volgende onverwachte gebeurtenis de tusschenkomst eener vreemde mogendheid bewerkte, waardoor de rust voor eenigen tijd werd hersteld.

De gemalin van willem V, eene zuster van den toen maligen Koning van Pruisen, begaf zich in Juni J 787 naar 'n-Graven-hage, om te trachten, door hare bemiddeling, op de eene of andere wijze, eene schikking tot stand te brengen. Op de grenzen der Provincie Holland gekomen, werd zij door gewapende burgers aangehouden, die haar den doortoclit naar 's- Gravenhage weigerden, en haar dwongen terug te keeren,

-ocr page 202-

186

dewijl zij vreesden dat de Prinses, eeue moedige eu doortastende vrouw, voornemens was, in genoemde stad eene volksbeweging ten voordeele der Omw/e-partij te verwekken.

Toen de Staten van Holland het voorgevallene goedkeurden , vorderde de Koning van Pmisen, ten hoogste verontwaardigd over de beleediging, zijner zuster aangedaan , eene spoedige en openlijke voldoening, en daar men deze weigerde, omdat men op de hulp van Frankrijk rekende, dat beloofd had de Patriotten te zullen ondersteunen, zond hij eene krijgsmacht herwaarts van 20 000 man, onder karei,, Hertog van Brunswijk (1) (Sept. 1787).

In weerwil van de buitensporige betuigingen der Patriotten , van zich tot het uiterste te zullen verdedigen, alles te zullen laten platschieten, en den vijand niets dan puinhoopen te zullen overlaten, ontzonk hun weldra de moed toen het gevaar werkelijk daar was. Frankrijk deed hoegenaamd niets ter ondersteuning, en in een paar weken was de onderwerping algemeen, nadat er slechts op enkele punten eenige tegenstand geboden was. Bij deze gelegenheid bleek het, dat slechts een klein gedeelte van de natie, misleid en opgeruid door eene oproerige partij, die de macht in handen had, den Stadhouder vijandig was, en dat de liefde voor het stamhuis van Oranje nog in de harten van het meerendeel der bevolking woonde.

De Prins werd hersteld in zijne waardigheden, en zocht eene algemeene vergiffenis te bewerken. De Staten van Holland voldeden hieraan, maar in verscheidene andere gewesten ging men met gestrengheid tegen de overwonnen Patriotten te werk, zoodat vele duizenden, om de vervolgingen te ontgaan, het land verlieten, en vooral in Frankrijk en Brabant eene schuilplaats zochten, waar zij op middelen peinsden, om door het bewerken

(1) Hij was een neef van den vroegeren voogd van wili.em V.

-ocr page 203-

187

eeiier omwenteling in liet land terug te keeren en zich te wreken op hunne vijanden.

Willem V trachtte door verstandige maatregelen de vervallen geldmiddelen te herstellen, en de rust in het diep geschokte land te doen terugkeeren. De Republiek sloot zicli weder nauwer aan Engelcmd vw Prwls-en . en begon zich weldra eenigermate op te beuren uitdediepe vernedering, waarin zij met betrekking tot de overige mogendheden van Europa geraakt was.

§ 20. Omwenteling in Frankrijk. Verovering van de Oostenrijksche Nederlanden door de Franschen.

1789—1792.

Tn het naburige Frankrijk was intusschen het misnoegen van liet volk tot eene bedenkelijke hoogte gestegen. De slechte regeering van lodewijk XV , een /.edeloos en in alle opzichten verachtelijk vorst, en de groote gebreken in de inrichting van het staatsbestuur waren hiervan gedeeltelijk de oorzaak, terwijl de meer en meer verspreid wordende denkbeelden omtrent de volks-souvereiniteit de vijandige stemming bij de natie, die onder de zwaarste belastingen gebukt ging, voortdurend vermeerderden.

Lodewijk XV stierfin 1774, en werd opgevolgd door zijn kleinzoon , lodewijk XVI, een godsdienstig en menschlievend vorst, die evenwel geene vastberadenheid genoeg had, om de gevaren, die hem en zijn land dreigden, af te weren.

De ontevredenheid, reeds kort na zijne troonsbeklimming over de ongelijke verdeeling der belastingen ontstaan, nam steeds toe, en weldra openbaarde zich een vijandige geest niet alleen tegen den Koning en de Koningin (1), maar tegen de geheele staatsinrichting. Lodewijk XV I trachtte wel, zooveel hij kon, aan de billijke wenschen naar ver-

(1) De Koningin was maria Antoinette van Oostenrijk, eene dochter van maria theresia.

-ocr page 204-

188

betering te voldoen, doch toen hij in 1789 eene vergadering van afgevaardigden uit het geheele volk bijeenriep , die zich Nationale Vergadering noemde, matigde deze, door het oproerige volk ondersteund, zicli spoedig zooveel macht aan, dat den Koning nagenoeg geen gezag overbleef. Hij werd gedwongen toe te geven aan de bepaling, door de Nationale Vergadering gemaakt, waarbij de Koninklijke macht, die tot nu toe in Frankrijk onbeperkt was geweest, zeer werd verminderd, terwijl aan de afgevaardigden des volks voortaan bet recht van beraadslaging over in te voeren wetten gegeven werd (1791) (1). quot;Poch dit alles herstelde de rust niet; de ongeregeldheden namen op eene schrikbarende wijze toe, en eindelijk werd lodewijk XVT in Ang. 1792 door het oproerige volk gevangengenomen, eene maand later de Koninklijke waardigheid afgeschaft, Frankrijk tot eene Eepubliek verklaard en in Januari 1793 de Koning openlijk op het schavot onthoofd.

Middelerwijl was reeds in 1792 een oorlog uitgebroken tusschen Frankrijk en Oostenrijk, aan hetwelk Prinsen zich aansloot, en hadden de l'Yanschen nog in den loop van datzelfde jaar de Oostenrijksche Nederlanden veroverd.

Deze verovering was vooral voor ons vaderland van het hoogste gewicht. De Franschen verkondigden, nadat zij hunnen Koning ter dood gebracht hadden, dat zij alle volken zouden ondersteunen, die hunne vorsten wilden verdrijven, om, zooals zij het noemden, hunne vrijheid te verkrijgen, en daar toen ten tijde in vele landen van Europa ten gevolge van ware en vermeende misbruiken

(1) Eene wet, die de bepalingen behelst omtrent het gezag des Konings en het aandeel, dat de vertegenwoordigers des volks aan het bewind nemen, wordt Constitutie, ook wel Grondwet, genoemd. De rijken, waar alzoo het volk deelneemt aan het bestuur, worden Comtitutioneele landen genoemd, in tegenoverstelling van de onbeperkte monarchi'én waar de vorst alleen het gezag in handen heeft.

-ocr page 205-

189

bij een gedeelte der bevolking ontevredenheid lieersclite, werden zij door velen als redders en verlossers van de tyrannie der vorsten aangemerkt. Die denkbeelden lieerschten ook in de Oostenrijksche Nederlanden, en hadden aan de IVan-sche republikeinen de verovering gemakkelijk gemaakt. Geen wonder dus, dat de uitgewekene .Nederlanders (bl. 186), die zich in grooten getale in Brabant ophielden, zoowel als de hevige Patriotten in Nederland, verlangend uitzagen naar de hulp van Frankrijk, dat hen, zoo zij meenden, verlossen zou van het juk des Stadhouders en der Aristocratie.

§ 21. Oorlog met Frankrijk. Een Frausch ley er trekt de Nederlanden linnen. Willem V verlaat het land.

Bataafsche Republiek. Vrede met Frankrijk.

1793—1795.

Het duurde niet lang of de oorlog tusschen Frankrijk en de Nederlanden brak uit. Eerstgenoemd rijk had terstond na het in bezit nemen der Oostenrijksche Nederlanden, de vaart op de Schelde geopend, welke vaart, volgens het vredesverdrag van Munster en het tractaat van 1785 (bl. 185), aan de Zuidelijke Nederlanden verboden was.

Toen de Republiek in het belang van haren handel hiertegen opkwam, en Engeland beloofde haar te zullen ondersteunen, verklaarden de IVanschen den oorlog —niet aan die twee volken — maar aan den Koning van Engeland en aan den Erfstadhouder der Vereeuigde Nederlanden (Febr. 1793).

Onmiddellijk daarop rukte een Eransch leger onder den Generaal dumoüriez , waarbij zich vele uitgewekene Patriotten voegden, Siaats-Brabant binnen, met het voornemen, naar den Moerdijk en van daar over het Hollandsche Diep in het hart der Eepubliek door te dringen. Zij voerden

-ocr page 206-

190

mtusschen hunne voorwaartsche beweging niet snel genoeg uit, waardoor willem V gelegenheid kreeg, alle vaartuigen van den Moerdijk en omstreken, waarvan de vijand gebruik wilde maken, buiten hun bereik te brengen.

Dumoueiez tastte hierop verscheidene plaatsen in Staah-Brabant aan, waarvan sommige, als Breda en Geertruiden-berg, op schandelijke wijze werden overgegeven, en andere daarentegen, als Klundert en Willemstad, zich kloekmoedig verdedigden. Yan den voorgenomen inval in Holland kwam niets, doordien de Franschen aan de Maas door de (Josten-rijkers geslagen waren geworden, en dumouiuez met een deel zijner macht ter ondersteuning daar^pen gezonden wef(L Willem V en zijne beide zonen nameiê^daarenboven zulkef goede maatregelen, dat de vijand van zijn verder voomemen moest afzien, en weldra door de vereenigde Nederlanders en Pruisen van het grondgebied van den staat verdrevdb werd (April 1793).

De Zuidelijke J^ederlanden of België, zooals zij na de verovering door Frankrijk meer algemeen werden genoemd, werden daarop door een leger uit Oostenrijkers, Pruisen. Engelschen en Nederlanders samengesteld, op dumouriez heroverd. In het volgende jaar rukten de Pranschen opnieuw voorwaarts, maakten zich ten tweeden male van België meester (1794), en vielen de Republiek met overmacht aan.

Eer nog het jaar 1794 verloopen was, hadden zij onder het opperbevel van den Generaal pichegiiu nagenoeg geheel Staats-Brabant veroverd en Nijmegen ingenomen. Begunstigd door den strengen winter en door het gebrek aan eendracht onder de verbondene mogendheden, die Nederland niet ondersteunden, zooals zij het verplicht waren, rukte mciiegeii met zijn geheele leger over de toegevroren rivieren Gelderland binnen; de eene stad na de andere viel in zijne handen, en in de eerste dagen van 1790 bezette hij Utrecht.

-ocr page 207-

191

Te midden van dezen noodlottigen loop der omstandigheden trachtten willeu V en zijne beide zonen, de Erfprins willem fkf.derik (1) en Prins willem george frkdekik (2), nog van de weinige overgeblevene middelen gebruik te maken, om het vaderland te behouden. Met denzelfden heldenmoed als alle andere vorsten uit het doorluchtige stamhuis van Oranje bezield, streden de zonen des Stadhouders aan het hoofd der Nederlandsche troepen, en moedigden door woord en daad de welgezinden aan, om, zooals hunne voorouders in dergelijke gevaarvolle dagen gedaan hadden, het uiterste te wagen tot behoud van hun geboorteland.

Maar alles w?as tevergeefs. De vroegere eendracht was geweken, waardoor het Nederlandsche volk zoovele eeuwen in staat was geweest, den machtigsten vijand te wederstaan.

De Patriotten, verblind door de schoone beloften der Fransche Republikeinen, die hun vrijheid en verlossing van de zoogenoemde dwingelandij des Erfstadhouders beloofden . werkten diens pogingen, zoowel in het geheim als in het openbaar, tegen. Toen men eindelijk onderhandelingen over den vrede aanknoopte, verklaarde de Eransche regeering , dat zij van een verdrag met de Republiek niets wilde hooren, zoolang de Stadhouder zich nog in het land bevond. Deze, buiten staat om zijn gezag te handhaven, legde nu zijne waardigheden neder, stak den LSden Januari 1795 met zijn gezin te Scheveningen in zee, en begaf zich naai' Engeland (3).

Nu was de, triomf der Patriotten verzekerd; twee dagen na het vertrek des Stadhouders deed picheguu , onder het gejuich van de menigte, zijne intrede in Amsterdam-, de vestingen, die nog niet in uet bezit der Eranschen waren,

(1) Later Koning wilt.em I.

(2) Prins wim.km geokge frederik stierf in het jaar 1790 te Paihia.

(3) Hij bleef daar zes jaren, en vertrok toen naar Rrunswijk, waar liij in 1806 overleed.

-ocr page 208-

192

werden hun achtereenvolgens ingeruimd; de vloot, bij Texel en op de Zeeuwsche door het ijs ingesloten, viel hun

zonder slag of stoot in handen, en de weinige Engelsche troepen, die zich nog in de Oostelijke Provinciën ophielden, trokken naar Duitsciland.

De geheele staatsregeling werd nu veranderd.

De waardigheid van Stadhouder en Kapitein-Generaal en Admiraal werd afgeschaft, en als herinnering aan Az Batavieren, de oude vrije bewoners dezer gewesten, noemde men zich Bataven, en gaf aan den Staat den naam van Bataafsche Republiek.

Het IVansche bewind was intusschen niet terstond geneigd de onafhankelijkheid der Republiek te erkennen, welke als overwonnen land beschouwd en behandeld werd. Die erkenning verkreeg men later door het betalen van 130 millioen gulden, het afstaan van Staats- f laanderen en Staats-Iimburg met Venlo en Maastricht, en het toestaan van de vrije vaart op de Schelde, de Maas en den Rijn. Bovendien zou Frankrijk de beschikking hebben over het grootste gedeelte van onze zee- en landmacht; terwijl de Bataafsche Republiek £5000 Pranschen onder een Pranschen Generaal zou voeden, kleeden en betalen.

§ 22. Be Koloniën van 1648 tot 1795.

Ten tijde van den Munsterschen vrede (1648) had de üostindische Compagnie een hoogen trap van welvaart en luister bereikt; hare koloniën (bi. 118) waren door den grooten rijkdom van voortbrengselen de gewichtigste bronnen van welvaart voor den uitgebreiden handel der Republiek'.

In de eerste jaren na den vrede vermeerderde zij haar grondgebied met verschillende eilanden, üls Amboina {lamp;öZ) en Ceylou (1658), welke zij geheel aan zich onderwierp, en verscheidene punten op het vasteland van Azië, vanwaar zij de Portugeezen verdreef. Deze hadden na den

-ocr page 209-

193

vrede, dien de Republiek in 1G61 met Portugal liad gesloten (bl. 133), van al de uitgestrekte koloniën, welke zi j vroeger in Oost-Indië hadden bezeten, niets overgehouden dan Goa en Diu op de kust van Yoor-Indië.

In 1652 werd er eene Nederlandsche kolonie aangelegd aan de Kaap de Goede Hoop, die weldra zeer in bloei toenam, en als ververschingsplaats voor de schepen op hunne reis van en naar Oost-Indië van veel belang was.

De drie oorlogen, welke wij in de 17de eeuw met Engeland voerden (bl. 127, 133 en 143), hadden weinig of geen invloed op de gebeurtenissen in Indië, omdat de Engelschen, wier koloniën nog van weinig belang waren, zich niet aan den strijd met de machtige Oostindische Compagnie konden wagen. Daarentegen waren de oorlogen met de Indische volken op Java, Sumatra en Makassar dikwijls zeer hevig, doch eindigden allen voordeelig voor de Compagnie en met vermeerdering van haar grondgebied. Minder gunstig voor haai' waren de gevolgen van een aanval van den Ghineeschen zeeroover coxinga op liet eiland Formosa (1052), dat verloren ging (1), terwijl later aangewende pogingen om het te hernemen vruchteloos bleven.

Bij het uitbreken van den oorlog in 1675- (bl. 114) zond LODEwijK XIV eene vloot van dertien schepen naar Indië, om de Republiek daar te beoorlogen, doch de ÏVanschen werden door de Nederlanders zoo wel ontvangen, dat zij, na herhaalde nederlagen en groote schade door stormen geleden te

(1) Hierbij mag niet onvermeld blijven hot edele gedrag van den |iro-dikant antonkjs iiamiiroek. Dooi- coxinga gevangengenomen, werd liij door dezen naar het fort gezonden, om de Nederlandsche bezetting tot de overgave aan te sporen, nadat hij beloofd had, in zijne gevangenschap Ie znilen wederkeeren. Hoewel hij wist, dat hem do dood wachtte, spoorde hij zijne landgenooten lot eene kloeke verdediging aan. en keerde, getrouw aan zijn woord, in weerwil van de smeekingen zijner dochters, naar coxinga terug, die hem mol zijne insgelijks gevangengenomen vrouw en twee kinderen om liet lown liel brengen.

VADELiL. GESCHIED. 13

-ocr page 210-

.194

hebben, in 1675 met slechts één enkel schip naar Europa moesten terugkeeren, en onze koloniën in de volgende oorlogen, welke de Vereeuigde Nederlanden vhti FranJcrijkvow-den, geene aanvallen van dien staat meer te duchten hadden.

In de volgende eeuw begon de Oostindische Compagnie langzamerhand af te dalen van het glansrijke standpunt ? waarop zij zoolang gestaan had. Wel was haar landbezit nog zeer uitgebreid, maar liet winstbejag barer ambtenaren, die meer op eigen voordeel dan op het algemeen belang bedacht waren, was eeue der voornaamste oorzaken van haren achteruitgang. Spoedig en veel geld winnen werd hun hoofddoel, en de ontzaglijke pracht en weelde, die zij ten toon spreidden, verslonden schatten, die tot nuttige ondernemingen vaak niet te verkrijgen waren. Een gevolg hiervan was een langzaam verval, van hetwelk men voorzien kon, dat het eenmaal met eene vernietiging van het geheel zou eindigen. Toen nu de Hepubliek in 1780 gedwongen werd tot den oorlog met Engeland (bl. 181), maakte deze mogendheid zich van verscheidene koloniën der Oostindische Compagnie meester, en hoewel deze bij den vrede van 1784 het verlorene, met uitzondering van Negapatnam op de kust van Foor-Indië, weder terugbekwam, was toch haar vroeger zoo bloeiende geldelijke toestand zoo achteruitgegaan, dat zij zich reeds in 1783 tot de Regeering om onderstand had moeten wenden, waardoor zij evenwel slechts gedurende eenige jaren met moeite van een volslagen ondergang gered werd.

De Westindische Compagnie was bij het sluiten van den Munsterschen vrede in het bezit van Nieuw-Nederland. het eiland Curasao, drie forten in Brazilië en eenige sterkten op de kust van Opper-Guinea.

De bezittingen in Brazilië werden, zooals vroeger vermeld is (bl. 132), door de Portugeezen veroverd, en in 1661 door de Staten aan hen afgestaan

-ocr page 211-

195

Tn den tweeden Engelschen oorlog gingen versclieidene koloniën verloren (bl. L34ij die echter alle, behalve Nederlancl, bij den vrede van Breda in 1667 werden teruggegeven, terwijl wij Suriname behielden, dat in hetzelfde jaar op de Kngelschen was veroverd geworden (bl. 139). Tn Esseqv.ebo en Berhice, op St. Eustatius, Saba, St. Martin en Tahagu waren kort te voren Nederlandsche volkplantingen aangelegd, waarvan de laatste eenige jaren later weder verloren ging-

Inmiddels verliepen de zaken der Westindische Compagnie vooral door het slechte bestuur van onbekwame bewindhebbers zoodanig, dat zij met schulden beladen in 1674 te gronde ging, waarop terstond eene nieuwe werd opgericht, die dooi-verstandiger maatregelen den bloei der koloniën weder deed toenemen. De oorlogen met Frankrijk, in het laatst der 17de en het begin der ISde eeuw, hadden geen belangrijken invloed op den toestand der Westindische bezittingen, die in 1746 vermeerderd werden met de kolonie Demerary, aan den oever der rivier van dien naam aangelegd.

In den oorlog echter, die in 17S0 met Engeland uitbrak (bl. 181), vielen een groot gedeelte dier bezittingen en bijna al de forten op de kust van Opper-Guinea den vijand in handen; doch bij den vrede van Versailles (1784) werd alles teruggegeven.

De nadeelen, door den krijg teweeggebracht, waren echter zoo groot, dat de Westindische Compagnie, weder in zware schulden gedompeld, nu voorgoed ontbonden werd (1791), en de regeering een nieuw bestuur over de Westindische en Afrikaansche bezittingen aanstelde, onder den naam van Raad van koloniën.

13*

-ocr page 212-

196

V. TIJDPERK.

Van de oprichting der Bataafsche republiek tot op onzen tijd.

1795—1883.

§ 1. Oorlog met Engeland. Landing der Engehclten in

Noord-Holland. Vrede van Amiens. Hernieuwing van den oorlog. Schim,melpenninch, Raad-pemionans.

1795—1800.

Het tiental jaren, dat nu volgde, was een tijdperk van ellende en van jammerlijke verwarring in het staatsbestuur.

Niet lang nadat de Stadhouder het land verlaten had, verklaarde Engeland ons den oorlog (Sept. 1795), nameen groot nantal onzer koopvaardijschepen, veroverde verscheidene van onze Oost- en Westindische koloniën, en dwong in de nabijheid van de Kaap de Goede Hoop een smaldeel van 8 oorlogschepen, dat onder bevel van den Vice-Admiraal lucas tot bescherming onzer overzeesche bezittingen naar Oost-lndië was gezonden, zich over te geven (17 Aug. 1796). In het volgende jaar ontmoette de Yice-Admiraal de winter de bjngelsche vloot op de hoogte van Kamperduin, en werd daar (Oct. 1797) in den laatsten zeeslag, dien de Nederlanders tot op onzen tijd geleverd hebben, met een groot verlies geslagen. De handel leed door dit alles ontzettend, en de vroegere binnenlandsche welvaart maakte bij een groot gedeelte der bevolking plaats voor algemeenen achteruitgang en diepe armoede, welke nog vermeerderd werd door de drukkende belastingen, waaronder de natie gebukt ging.

In 1798 kwam er eindelijk, na langdurige beraadslagingen, eene nieuwe staatsregeling tot stand, die gedeeltelijk met geweld werd ingevoerd. Daarbij werd bepaald :

-ocr page 213-

197

dat het geheele volk recht had, de personen te kiezen, aan wie de leiding van het bestuur, het maken van wetten enz. werd opgedragen, en die in liet algemeen het geheele Bataafsche volk vertegenwoordigden; zij waren verdeeld in twee afdeelingen (de Eerste en Tweede Kamer), waarvan de eene de wetten moest voorstellen, en de andere er over moest beraadslagen, en ze goedkeuren of verwerpen. Dit zoogenoemd Vertegenwoordigend lichaam koos uit zijn midden vijf leden, om de bevelen, welke het gaf. uit te voeren en de wetten te handhaven: deze vormden gezamenlijk het Uitvoerend bewind, dat aan het Vertegenwoordigend lichaam. verantwoording van zijne verrichtingen verschuldigd was.

De aanhangers van het huis van Oranje hoopten, dat de wettige orde van zaken hersteld zou worden door een aanval op de Bataafsche Republiek, welken de Engelschen vereenigd met de Russen, die insgelijks aan Frankrijk den oorlog verklaard hadden, in Augustus 1791) ondernamen. Eene legermacht van deze beide mogendheden, ter sterkte van 40000 man, landde te dien einde in Noord-Kalland, maar toen zij door de Bataven en Eransehen bij Bergen (19 Sept.) en bij Castricum (5 (Jet.) geslagen waren, konden zij zich, vooral door gebrek aan leeftocht, niet staande houden, en moesten zij zich, na groote verliezen geleden te hebben, weder inschepen.

De Engelschen hadden inmiddels den Schout-bij-nacht stok y, die het bevel voerde over 12 schepen, het overschot der JSTeder-landsche oorlogsvloot, bij Wieringen ingesloten, en dewijl het scheepsvolk, dat zeer Oranjegezind was, weigerde te vechten, was hij genoodzaakt geweest zich over te geven.

De omwenteling in Frankrijk, waardoor het koningschap was vernietigd (bl. 18S), had intusschen in de daarop volgende jaren ontzettende gevolgen gehad. Met bijna geheel Fwropa in oorlog, ten gevolge van den moord aan lode wijk XVI gepleegd en van de dreigende houding tegenover alle souvereinen,

-ocr page 214-

I 9S

werd Frankrijk nog bovendien door binnenlandsche beroeringen geteisterd, die duizenden het leven kostten. Verschillende partijen betwistten elkander de regeeriug onder het vergieten van stroomen bloeds, totdat het eindelijk den dertigjarigen generaal napoleon bonaparte, die zich door eene reeks van luisterrijke overwinningen in Italië en Egypte had beroemd gemaakt, gelukte, de orde te herstellen, en zich tot hoofd van het Bewind, met den titel van Eersten Consul. te doen benoemen (1799). Met eene onverzettelijke geestkracht begaafd en geleid door eene grenzenlooze heerschzucht, die geene middelen ontzag om zijn doel te bereiken, was hij niet alleen weldra oppermachtig gebieder in Frankrijk, maar wist hij zijn wil ook te doen gelden in de Bataa fsche Jlepubluk, die voortdurend onder den invloed van Frankrijk stond.

Aan den oorlog, dien Engeland nog altijd tegen Frankrijk en de Bataaf ache Republiek voerde, werd in 1802 een einde gemaakt door den vrede te /Imieux, waarbij de Engel-scben ons al de veroverde koloniën behalve liet eiland Ceylon teruggaven. Het herleven van de welvaart, door het krachtig opluiken van scheepvaart en koophandel, was echter slechts van korten duur.

Een jaar na het sluiten van den vrede barstte de oorlog tnsschen Frankrijk en Engeland opnieuw uit (1803), en niettegenstaande de Bataafsclie Republiek alle pogingen in het werk stelde om hare onzijdigheid te bewaren, werd zij door bonaparte gedwongen, aan den krijg deel te nemen, tot onberekenbare schade voor haren handel, omdat dc meeste rij kgeladen schepen, welke uit Indië terugkeerden, in handen der Engelschen vielen, die bovendien binnen weinige jaren al onze koloniën veroverden.

Hij dit alles kwamen de gebreken van den regeerings-vonn meer en meer aan den dag. Daat- er geen eenheid bestond, miste het bestuur de kracht, welke slechts ver-

-ocr page 215-

199

1\ regen kan worden, wanneer de uitvoerende macht aan e'én persoon , en niet, zooals uu liet geval was, aan verscheidene personen was opgedragen. Dit begreep ook Frankrijke machtige beheerscher, die in Mei 1804 als napoleon I. tot erfelijk Keizer der Transchen verheven, weldra aan den afgezant der Bataafsclie Republiek, den edelen en bekwamen rutgeh jan schimmklpenninck, verklaarde, dat hij hier te lande eene eenhoofdige regeering wilde ingesteld zien. Hij eischte tevens dat schimmelpunninck daarbij het hoogste bewind zou aanvaarden, en dreigde, indien men zich aan zijne begeerte niet onderwierp, de Bataafsclie Republiek bij zijn Keizerrijk te zullen inlijven.

Behalve dat men buiten staat was, zich tegen napoleons wil te verzetten, was men algemeen met zoodanige verandering ingenomen, dewijl men voorzag, dat daardoor meer kracht en eenheid in het bestuur zouden komen, en men terecht een groot vertrouwen stelde in de bekwaamheid en het karakter van schimmelpenninck.

Deze werd dus voor den tijd van vijf jaren met den titel van Raad-pensionaris aan het hoofd van de Republiek gesteld(1805).

Hoewel met denzelfden naam genoemd, was zijne betrekking evenwel geheel en al verschillend van die, welke de vroegere Raad-pensionarissen bekleedden. Deze toch waren ambtenaren, aan de Staten ondergeschikt (bl. 91), terwijl thans de Raadpensionaris het hoofd of de President was van de Republiek.

Eene vergadering, M'etgeneiul Lichaam genoemd, uit 19 leden, vertegenwoordigers des volks, bestaande, regelde met hem de aangelegenheden van den Staat.

De groote talenten van den Raad-pensionaris bleken weldra uit de maatregelen, welke hij nam om de jammerlijk verwarde zaken op een beteren voet te brengen, en vooral om den toestand der geldmiddelen te verbeteren en door bezuiniging een einde te maken aan de drukkende belastingen. Tevens zorgde hij voor de beschaving en ver-

-ocr page 216-

200

lichting van liet volk, door eene uitmuntende wet op het onderwijs uit te vaardigen (1806).

§ 2. Lodewijk Napoleon, Koning van Holland. Inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Fransche Keizerrijk.

1806—1810.

Dit alles was evenwel slechts van korten duur, daar napolkon , wiens macht en aanzien in Europa door zijne schitterende overwinningen al hooger en hooger klom, besloot zijnen jongeren broeder, lodewijk napoleon, hier te lande tot Koning te verhellen.

Hij nam de gezichtsverzwakking van den Eaad-pensio-naris tot voorwendsel om dit voorstel te doen (Pebr. 1806), waar men zich echter met de dringendste vertoogen tegen verklaarde, doch tevergeefs.

Bij napoleons bedreiging, dat hij anders het land bi] Frankrijk zou inlijven, besloot men zich naar zijnen wil te voegen, en eene naar Parijs gezondene commissie van vijf leden verzocht den Keizer, de Bataafsche Republiek te veranderen in een Koninkrijk Holland, en het erfelijk bewind daarover aan zijnen broeder, Prins lodkwuk napoleon, op te dragen.

De Eaad-pensionaris legde zijne waardigheid neder, en Koning lodewijk aanvaardde den 18en Juni 1806 het bewind, waarop de Fransche troepen het land verlieten.

De verheffing van zijnen broeder tot de koninklijke waardigheid was niet het eenige doel van Keizer napoleon geweest: hij wilde daardoor de Nederlanden geheel aan zijne willekeur ondergeschikt maken. Hoewel in schijn nog onafhankelijk , zou het Koninkrijk Holland, in den grond der zaak, niet veel meer zijn dan eene provincie van zijn Keizerrijk.

Koning lodewijk was echter weinig geneigd, zich in alles naar de heerschzuchtige bedoelingen zijns broeder te

-ocr page 217-

201

voegen. Niet ontbloot van talenten, goedhartig en verdraagzaam , stelde hij zijne beste pogingen in het werk, om het geluk zijner onderdanen te bevorderen, en hun te doen vergeten, dat hij een vreemdeling was, door zich naar hunne zeden, gewoonten en landaard te schikken. Hij ging voort op den weg door schim-melpenninck tot herstel van den verwarden toestand des lands ingeslagen, en ofschoon hij zich, wel is waar, met een koninklijken luister zocht te omringen, die te bezwarend was voor de uitgeputte schatkist, wist hij daarbij door menschlievendheid en milddadigheid de harten van zijn volk te winnen (1).

Zijne regeering was dus werkelijk een tijd van verademing voor het zwaar beproefde land, en zou heilrijker gevolgen gehad hebben, indien hij niet gedwongen was geworden, aan de onophoudelijke oorlogen van den P ransel ten Keizer deel te nemen. De Nederlandsche troepen, bi] het groote IVansche leger ingedeeld, handhaafden den ouden heldenroem in den strijd, dien naboleon tegen Pruisen,, Oostenrijk, Spanje en Engeland voerde, maar het land werd uitgeput, en bezweek bijna onder den last der schulden, die zware belastingen noodzakelijk maakten. Daarenboven werd de laatste slag aan onzen handel toegebracht door een besluit van Keizer napoleon, waarbij alle handelsbetrekkingen tusschen Engeland en liet vasteland verboden werden (1806). Nagenoeg alle landen van Europa namen uit vrees voor Frankrijk deze bepalingen, het Continentaal stelsel genaamd, aan. Rolland was natuurlijk gedwongen er zich aan te onderwerpen.

Eindelijk werd ook ons vaderland het tooneel des oor-logs. De Engelschen brachten in 180!) cene aanzienlijke vloot in zee, met 38000 man troepen aan boord, waarmede zij eene landing deden op Walcheren met liet doel

(1) Zijne deelneming en zijn hulpbetoon bleken vooral, toen in het jaar 1SÓ7 een gedeelte van de stad Leiden door het springen van een kruitschip verwoest werd, en bij de vreeselijko overstrooming, die in 1809 het vaderland teisterde.

-ocr page 218-

20£

zich van Vlissingm meester te maken, Zedaucl te bemachtigen , de ÏVansche zeemaclit op rle Schelde te vernietigen, en vervolgens naar Antwerpen te rukken, om de groote tuighuizen en scheepstimmerwerven, aldaar door napoleon aangelegd^ te vernielen.

Deze onderneming, waarvan men zich de gewichtigste gevolgen voorstelde, liep door onderscheidene oorzaken allerongelukkigst voor de Engelschen af. Wel werd Vlissingm door een hevig bombardement genoodzaakt, zich over te geven (15 Aug. 1S09), en werden de Engelschen meester van Zuid-Beveland, Schomveu en Duin eland, maar doordien zij met al te groote omzichtigheid te werk gingen, wonnen de Hollanders en Fran-schen den noodigen tijd, zich tot krachtige verdediging in staat te stellen, en kort daarna tot den aanval over te gaan. i)t' Engelschen verloren daarop alle hoop, om zich van Ant-w er pen meester te maken, en zware verliezen lijdende door kwaadaardige koortsen, zagen zij van verdere pogingen af, cti scheepten zich nog vóór het einde des jaars weder in.

Welhaast bleek het ten duidelijkste, dat napoleon het stellige plan had opgevat. Holland met Frankrijk te vereenigen. Hij verweet zijnen broeder op de onrechtvaardigste wijze, dat hij den inval in Zeeland niet krachtig genoeg had tegengegaan; dat zijne onderdanen nog altijd in het geheim met Engeland ham lel dreven; ja zelfs, dat hij dien sluikhandel begunstigde. Hij dwong hem dus, Noord-Brabant, Zeeland en een gedeelte van Gelderland, hetwelk tnsschen Maas en Waal gelegen is, af te staan en 6000 man Fransche troepen in Holland te onderhouden tot wering van den sluikhandel (Maart 1809).

Lode wijk onderwierp zich aan deze vernederende voorwaarden , in de hoop daardoor de zelfstandigheid van Holland nog te behouden; doch toen een veel grooter aantal ÏVansche troepen dan bepaald was herwaarts gezonden werd,

-ocr page 219-

203

en napoleon eindelijk zelfs vorderde, dat Amsterdam door zijne krijgsmacht zou worden bezet, deed lodewijk (1 .Inii J810) afstand van de regeering ten behoeve van zijnen oudsten zoon (1). Acht dagen later verklaarde napoleon deze laatste bepaling voor nietig, en lijfde Holland bij het Fransche Keizerrijk in.

§ '6. Nederland onder de Fransche heerschappij.

Val van Napoleon.

1810—1814.

Zoo was Nederland uit de rij der Staten verdwenen , en voor het eerst onder vreemde heerschappij gebracht.

Aan het hoofd van het bestuur werd een Gouverneur-Generaal geplaatst (lebrun. Hertog van Plaisance)\ de. Provinciën werden voortaan, evenals in Frankrijk, Departementen genoemd, en ontvingen andere namen. Zoo heette bijv. Zeeland, het Departement van de monden van de tichelde; Ooerijsel, het Departemeut van de monden nan den Usel, enz., alleen de naam van Friesland bleef be-houden. Op alle scholen moest onderwijs in het Fransch gegeven worden; de ambtenaren, die do Fransche taal niet verstonden, werden afgezet en door Fransche vervangen; duizenden jongelingen werden opgeroepen oin in liet leger van napoleon te dienen. De Staatsscliuld werd voor twee derde vernietigd (getiërceerd) de handel

(1) Dit was Je tweede zoon; de eerste, napoleon lodewijk, was In 1807 gestorven. Zijn derde zoon, later Keizer napoleon 111. was (oen twee jaren oud (geboren 1808). Koning lodewijk begaf zich naar Grot: in Stiermarken en later naar Florence, waar hij in 1846 overleed.

^2) Wanneer een staat geld noodig heeft voor buitengewone uitgaven, vraagt de regeering dat aan hen, die daartoe genegen zijn, ter leen, en verbindt zich daarbij, aan degenen, die dat geld verstrekt hebben,jaarlijks eene zekere som als interest of rente te betalen. Door de willekeurige vernietiging van twee derde dier schuld werd dus ook in het vervolg Iwee derde van die rente niet meer betaald Wie bij voorbeeld voor het geld, dat hij den Staat geleend had, recht had op 600 gulden jaarlijk-schen interest, kreeg er nu slechts '200, waardoor menig gezin in diepe armoede gedompeld werd.

-ocr page 220-

204

was te gronde gericht, eii de bitterste armoede breidde zich over het ongelukkige vaderland uit, dat ten prooi was gegeven aan de schandelijkste afpersingen en geweldenarijen van een heirleger van ïransche ambtenaren.

Drie jaren duurde deze staat van onbeschrijfelijke ellende, toen er eindelijk door den val van napoleon uitkomst kwam.

In een oorlog gewikkeld met Rusland, dat weigerde langer het continentaal stelsel (bl. 201) te handhaven, bracht hij een leger op de been van meer dan een half millioen soldaten, welke geleverd werden door bijna alle volken van Europa, die door hem of onderworpen waren, of gedwongen zich naar zijn wil te voegen. Ook 15000 man Hollandsche troepen moesten aan den veldtocht, die nu tegen Rusland geopend werd, deelnemen.

Allernoodlottigst was de uitslag van die onderneming. Na in onderscheidene bloedige veldslagen de overwinning te hebben behaald, was napoleon (Sept. 1812) tot in Moskou doorgedrongen, echter niet zonder groote verliezen te lijden, zoowel door den tegenstand des vijands, als omdat deze alles op zijn weg vernielde, wat tot onderhoud van het Pransche leger dienen kon.

Nauwelijks was hij Moskou binnengerukt, of de Russen staken de stad in brand, waardoor zij nagenoeg geheel vernield werd. Napoleon , die voornemens was geweest, er gedurende den winter met zijn leger te verblijven, was nu tot den terugtocht gedwongen, die onder de verschrikke-lijkste verliezen ten uitvoer gebracht werd. Honderdduizenden vonden den dood door liet zwaard der vervolgende Russen en door de strenge koude van den vroeg ingevallen winter, en reeds vóór het einde van 1812 was het overschot van het ontzaglijke Fransche leger, nog slechts uit eenige duizenden bestaande, uit Rusland verdreven.

In het volgende jaar (1813) spande napoleon alle

-ocr page 221-

krachten in, om de geleden verliezen te herstellen. Nieuwe honderdduizenden werden op de been gebracht, en ook in ons vaderland werden velen, vooral jongelieden van aanzienlijken huize onder den naain van Garden (Thonneur, gedwongen de vanen van den geweldenaar te volgen.

Weldra echter werd het lot van Europa beslist. Pruisen, Oostenrijk en Zweden verbonden zich met Rusland en Engeland tegen den Franschen Keizer; hunne talrijke legers behaalden verscheidene overwinningen in DwiiscTiland en vooral in den bloedigen driedaagschen veldslag bij Leipzig (16, 18 en 19 October 1813), en drongen tot in het hart van Frankrijk door, dat nog eenigen tijd met uitstekende dapperheid door napolkon verdedigd werd. In Maart 1814 werd Parijs door de Verbondenen bezet, en napoleon gedwongen afstand te doen van den Franschen troon, waarop de broeder van den in 17 9.'5 onthoofden lode wijk XVI (bl. 188), onder den naam van lodewuk XVI II (1), als Koning van Frankrijk werd uitgeroepen.

Aan napoleon werd de Souvereiniteit over het eiland Klha gegeven met een jaargeld van twee millioen franken en het behoud van den keizerlijken titel.

§ 4. Herstel van Neerlands onafhankelijkheid. // illem van Oranje, Souvereine Vorst. Inrichting van het Staatsbestuur.

1813^-1814.

Terwijl die gewichtige gebeurtenissen voorvielen, grepen ook in ons vaderland belangrijke veranderingen plaats. Reeds na den noodlottigen afloop van den veldtocht naar

(1) Lodewuk XV I had een 'VniiKlerjarigen zoon gehad, die kort na den dood zijns vaders in de gevangenis was overleden. Hoewel hij dus niet had geregeerd, werd hij door al degenen, die de rechtmatigheid van de Republiek en van napoleons bewind ontkenden, als de wettige koning lodewijk XVII beschouwd.

-ocr page 222-

300

Rusland in 1813, waren verscheidene wakkere vaderlandlievende mannen, als gijsbeet ka hel van hogendorp ,

ADAM FRAN'S Baroil VAN DER DXJYN VAN MAASDAM en leopold

draaf van limburg sïirjjm, er op bedacht in het geheim maatregelen te beramen , om Neerlands onafhankelijkheid te herstellen, en het Stamhuis van Oranje weder aan het bewind te brengen. Toen de tijding van de geweldige nederlaag, door napoleon bij Leipzig geleden, bekend werd, vermeerderde het aantal dergenen, die zich in het geheim verbonden, om tot de bevrijding van het vaderland mede te werken.

Middelerwijl naderde een gedeelte van het leger der Verbondene Mogendheden, dat de Franschen uit Dvitsch-land verdreef, de oostelijke grenzen van Nederland, waardoor de Fransche troepen, die hier overal in bezetting lagen, met schrik en ontsteltenis vervuld werden; terwijl daarentegen de spanning onder het volk, dat sedert lang met bitteren haat tegen de Franschen bezield was, meer en meer toenam. Het viel dan ook eene niet zeer talrijke, bende Kozakken (ongeregelde Russische lichte ruiterij) niet moeielijk, binnen weinige dagen Overijsel, Groningen, Friesland en Drente te bezetten. waar de vijand evenwel nog verscheidene vestingen in zijn bezit hield (Nov. 1813).

De Fransche Generaal, die in Amsterdam het Ijevel voerde, achtte zich onder deze omstandigheden daar niet meer veilig, en trok naar Utrecht terug, waarop in eerstgenoemde stad een geweldig oproer onder het volk uitbarstte, dat ouder liet geroep van /'Oranje boven P' de wachthuizen der Fransche tolbeambten verbrandde, en de woningen van sommige ambtenaren plunderde (15 Nov.). De Gouverneur-Generaal lebrun (bi. 203) en de meeste Fransche beambten verlieten uu de stad, waar terstoud een voorloopig bestuur van de voornaamste ingezetenen werd ingesteld om de rust te bewaren; Joch uit vrees voor

-ocr page 223-

207

den mogelijkeii terugkeer der Franschen, die nog liet gewichtigste gedeelte van het land bezet hielden, durfde men zich niet voor den Prins van Oranje te verklaren.

In VGraveuhage eveirvel ging men hiertoe over. In den morgen van den 17den quot;November vertoonden stikum en de zonen van hogexdoep zioh in het openbaar met de oranje-kokarde op den hoed. Van alle kanten weergalmde nu het // Oranje boven lquot;

Het Fransche garnizoen verliet de stad; de nationale Garde (1) verklaarde zich voor den Prins, de Regeering over VGravenhage werd opgedragen aan hen, die vóór 1795 daarmede bekleed waren geweest, en de Graaf van sttriim tot Gouverneur der stad benoemd. Op verlangen van alle voorstanders der goede zaak namen hogendorp en van hek duyn van maasdam in naam van den Prins van Oranje het hoogste bewind over het land in handen. De gehoorzaamheid aan Frankrijk werd opgezegd, een ieder van den eed, aan napoleon gedaan, ontslagen, en liet volk te wapen geroepen om den vaderlandschen grond tegen vreemd geweld te verdedigen. Tevens werden er afgevaardigden naar Engeland gezonden, om den zoon van den in 1806 overleden wtllem V, Prins wtllem euederik van Oranje, die zich daar ophield, van het gebeurde kennis te geven, op zijne onmiddellijke overkoiv.st aan Ie dringen en het Engelsche bewind tot medewerking te bewegen.

Kort daarna rukte eene bende Kozakken op verzoek van het Voorloopig Bewind uit Overijsel naar Amsterdam, waardoor het vertrouwen op de medewerking der Mogendheden werd opgewekt, en de hoofdstad zich voor

(1) Door Nationale Garde verstaat men korpsen gewapende burgers, tlie hier, evenals in Frankrijk, in de verschillende steden waren opgericht , om de inwendige rust te bewaren. Zij was ongeveer hetzelfde. wat men tegenwoordig schutterij noemt.

-ocr page 224-

208

den Prins verklaarde (25 Nov.). Ditzelfde gebeurde kort daarna in Utrecht, vanwaar de l'ranschen naar Gorin-chem geweken waren (28 Nov.). Twee dagen later landde de Prins van Oranje te Schevetiingen, en deed zijn intoeht in VGravenkage, waar hij met de levendigste geestdrift ontvangen werd.

Reeds vroeger was er bepaald, dat de oude regeerings-vorm niet meer zou worden hersteld. De menigvuldige gebreken van de Staats-Stadhouderlijke regeering waren maar al te zeer gebleken, de herinnering aan den jammerlijken toestand, waarin ons land in vroegere tijden door gemis aan eenheid in het bestuur zoo menigmaal vervallen was, had bij allen het verlangen naar een eenhoofdig gezag levendig gemaakt. Daarbij had de gemeenschappelijke verdrukking, waaronder men de laatste jaren had gezucht, en de diepe ellende, waarin liet vaderland was gedompeld geworden, de vroegere tweedracht uitgewischt, en de vroeger zoo vijandige partijen verbroederd. De verdiensten van het huis van Oranje, aan welks vorsten Nederland eenmaal zijn onafhankelijk bestaan en een groot gedeelte van zijn nationalen roem te danken had, kwamen na die dagen van vernedering en vreemde overheersching des te levendiger in het geheugen terug. Het was dus wel de uitdrukking van het algemeen verlangen des volks, toen liet voorloopig Bewind, den Isten December 1813, den Prins van Oranje te Amsterdam als Souvereinen Vorst onder den naam van willem T uitriep. Hij nam de hem opgedragen waardigheid aan, doch bepaalde daarbij, dat hi j eene grondwet (bl. 188 in de aanteekening) zou geven, waardoor de rechten van het volk zouden worden gewaarborgd, de macht van den vorst bepaald, en alzoo de vrijheid der natie tegen willekeur en misbruik van gezag beveiligd.

De meeste versterkte plaatsen waren nog wel in liet

-ocr page 225-

209

bezit der i'Vanschen, doch deze waren nog voor liet einde des jaars genoodzaakt, ze bijna alle te ontruimen, deels door de pogingen der te wapen geroepen burgerij, deels door de medewerking der Russische en Pruisische hulpbenden en den bijstand van eene Engelsche vloot van 25 oorlogschepen, die landingstroepen aan boord .had, en zich tusschen de Zeeuwsche eilanden verspreidde.

Er werd een landstorm opgericht uit alle weerbare mannen van 17 tot 50 jaren, die, met pieken gewapend, bestemd was om in tijd van nood gebruikt te worden: te gelijker tijd begon men een staand leger te vormen, en stelde eene landmilitie in van 20000 man, om den vijand van den vaderlandschen bodem te verdrijven (1).

De gewichtige gebeurtenissen in Frankrijk en de val van napoleon bleven bij ons natuurlijk niet zonder invloed op de verdere krijgsbedrijven. De Eransche troepen, ofschoon zij zich over het algemeen kloekmoedig verdedigden, konden op den duur geen stand houden in een land, waar de geheele bevolking hun vijandig was, en waar zij van alle gemeenschap met Frankrijk waren afgesneden. De eene vesting na de andere viel den onzen in handen, en toen eindelijk napoleon van den troon had afstand gedaan en lodewijk Xquot;VT11 aan

(1) In Frankrijk was na de revolutie van *1789 eene nieuwe wijze van aanvulling van liet leger aangenomen, die later in bijna alle Knro-peesche Staten en ook in ons iand is nagevolgd.

Terwijl vroeger de legers voltallig werden gehouden door manschap, die voor geld werd aangeworven, ging men nu van het beginsel uit, dat ieder inboorling verplicht is, zijn vaderland in geval van nood Ie dienen. Dientengevolge werd het zoogenoemde miKfie-stelsel ingevoerd, waarbij elk jongeling van een bepaalden leeftijd (18 of 19 jaren) verplicht wordt tol den^ krijgsdienst voor zekeren tijd (bij ons te land voor vijf jaar). Daar het echter in tijd van vrede niet noodig is, dat allen onder de wapens komen, wordt jaarlijks een gedeelte hunner door loting aangewezen. Deze worden miliciens (ook wel lotelingeri) genoemd, terwijl ile soldaten, welke vrijwillig dienst nemen, het zoogenaamde slaande Ier/er uitmaken. Eene zoodanig georganiseerde krijgsmacht bestaat dus uit het staande leger en de militie (vrijwilligers en miliciens).

VAÜKRL. GESCHIED. J !■

-ocr page 226-

210

de Transche bevelhebbers bepaalden last liacl gezonden, de nog bezette sterkten over te geven, werd Nederland geheel van de vreemde heerschappij ontslagen (Mei 1814).

Een van de laatst ontruimde en meest gewichtige punten was De Helder, waar de Pranschen vijf sterk gewapende forten hadden aangelegd. De Admiraal verhuell, oorspronkelijk een aanhanger van het Huis van Oranje, die ten gevolge der omstandigheden in Pranschen dienst was overgegaan, en om zijnen moed en zijne groote bekwaam-heden bij napülkon in hooge achting stond, voerde het bevel over de bezetting en over de aldaar liggende vloot van 14 groote en eenige kleine schepen. Daar hij zich door zijnen eed aan den Keizer verbonden bleef beschouwen, sloeg hij tot aan napoleons afstand van den troon, alle voorstellen tot overgave van den hem toevertrouwden post af, maar gaf ook geen gehoor aan het voorstel der Fransche officieren , om de forten in de lucht te doen springen en de vloot te verbranden, zoodat deze voor het vaderland behouden bleven.

Inmiddels had eene Commissie, door willem I benoemd, onder het voorzitterschap van hogendoiu? eene Grondwet ontworpen, welke door eene vergadering van Notabelen (1) met eene groote meerderheid van stemmen werd goedgekeurd, en door den Souvereinen Vorst bezworen, die den ï50sten Maart 1814 als zoodanig te Amsterdam plechtig gehuldigd werd.

Volgens de bepalingen dier Grondwet bestond de Staat uit negen provinciën; Noord-Brabant, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijsel, Groningen en 'Drente. De vroegere staatsinrichting, waarbij ieder

(1) Do/.o werden, ten getale van G00, door den Souvereinen vorst gekozen uit hen, die door geboorte, stand, gegoedheid of verdiensten tot de aanzienlijlisten des lands konden gerekend worden.

-ocr page 227-

211

gewest op zich zelf stond, en de gewestelijke Staten ieder in hun eigen gebied onafhankelijke Souvereinen waren, hetgeen, zooals de geschiedenis van het verledene geleerd had, tot oneindige binnenlandsche twisten en eindelijk mede tot den ondergang der Republiek had aanleiding gegeven, werd niet weder ingevoerd. De Provinciën waren onderdeelen van het groote geheel geworden; de provinciale Staten regelden voortaan alleen de huishoudelijke belangen van hun gewest, onder voorzitting van een Gouverneur, die door den Souvereinen Yorst aangesteld werd. Zij benoemden tevens de afgevaardigden (ten getale van 53 uit alle provinciën), die de Staten-Generaal vormden, welke te 's-Gravenhage vergaderden, en wier taak het was, de wetten, door den Souvereinen Vorst voorgesteld, te onderzoeken en goed of af te keuren, terwijl zij ook zei ven nieuwe wetten konden voorstellen. De souvereiniteit werd aan willkm I erfelijk in zijn geslacht opgedragen: hij had de uitvoerende macht, dat is, hij zorgde, dat de wetten werden gehandhaafd en nageleefd, en had tevens het recht, oorlog te verklaren en vrede te sluiten. Alle bestaande godsdiensten genoten gelijke bescherming, doch de vorst moest den Ohristelijk-Hervormden belijden.

§ 5. Vereeniging van Noord- en Zuid-Nederland. Slag van Waterloo. Herziening der Grondwet.

1815.

De IVanschen waren in het begin van 1814 door de Russen en Pruisen ook uit België verdreven, omtrent welks verdere staatkundige inrichting Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland, die liet als een overwonnen land beschouwden, nu onderling raadpleegden.

De Zuidelijke Nederlanden waren nooit een zelfstandige staat geweest. Bij den Munsterschen vrede in 1648 (bl.

14*

-ocr page 228-

919

Aj lamp;

117) waren zij ouder deu uaam van Spaaibsche Nederlanden aan Spanje gebleven; — bij den vrede van Utrecht in 1715 (bl. 165) waren zij aan Oostenrijk afgestaan, en lieetten toen Oostenrijksehe Nederlanden; totdat zij in 1794 door de Franschen waren veroverd (bl. 190), eu sedert dien tijd een deel van Frankrijk hadden uitgemaakt.

Yermits men liet nu voor het behoud van hei staatkundig evenwicht van Europa van belang oordeelde, aan de noordzijde van Frankrijk eenen staat te stichten, die machtig genoeg was, om een aanval van dit rijk zoo lang te kunnen weerstaan totdat de bondgenooten met vereende krachten konden te hulp komen, besloot men de zuidelijke met de noordelijke Nederlandsche gewesten tot één geheel te vereenigen.

Kort daarna werd een Congres te Weenea geopend (1 Nov. 1814), waar de verschillende Europeesche Vorsten, hetzij in persoon, hetzij door hunne afgevaardigden vertegenwoordigd, de aangelegenheden regelden van de onderscheidene rijken, waarin door napoleons veroveringen eene schromelijke verwarring was ontstaan. Hier werd bepaald, dat het grondgebied der voormalige Republiek met België en het vroegere Bisdom Luik tot een Koninkrijk der Nederlanden zou worden vereenigd, onder het erfelijk bewind van Willem I (15 Febr. 1815). Tevens werd Luxemburg hem als een erfelijk Groot-Hertogdom gegeven, hetwelk echter tot het Duitsche Verhoud (1) zou behooren.

Nog was het Congres te IFeenen vergaderd, toen de rust van Furopa plotseling opnieuw bedreigd werd dooide terugkomst van napoleon, die, met slechts 1200 man van Flba overgestoken, den Isten Maart 1815 in Frankrijk

(i) [lot voormalige Duitsche Keizerrijk was vervallen; de verschillende Staten van Duitschland waren tot een bondgenootschap vereenigd, het Duitsche Verbond genoemd, over welks belangen voortaan geraadpleegd werd door eene vergadering van de afgevaardigden dier Staten, llonds-veigadering genoemd, die te Frankfort aan (ten Main bijeenkwam.

-ocr page 229-

213

landde, het leger opriep om zicli weder onder zijne vanen te scharen, en op Parijs aanrukte. Nergens ontmoette hij tegenstand: de steden openden hem hare poorten; de troepen , die tegen hem afgezonden werden, kozen zijne zijde ; lodewuk XVIII vluchtte naar Gent, en drie weken na zijne landing was napoleon op den Eranschen troon hersteld.

Nu wapende zich nagenoeg geheel Europa tegen hem, en alle voorslagen, die hij deed, om den vrede te bewaren, werden van de hand gewezen. In de Zuidelijke Nederlanden werden twee legers bijeengebracht; liet eene, 91000 man sterk, uit Engelsche, Nederlandsche, Hanoveraansche, Brunswijksche en Nassausche troepen bestaande, onder het bevel van den Engelschen Veldmaarschalk, den Hertog-van wellington ; het andere, een Pruisisch leger van 117000 man onder den Yeldmaarschalk Prins blüchek. De Nederlandsche troepen werden door de beide zonen des Konings, Prins willem van Oranje en Prins eredeuik der Nederlanden (1), aangevoerd.

Den 15den .luni rukte napoleon met een leger van 120000 man de Nederlanden binnen. Met een gedeelte daarvan versloeg hij den volgenden dag de Pruisen bij het dorp ligny, terwijl een ander gedeelte, onder aanvoering van den dapperen Maarschalk ney , bij Quatre-bras een aanval deed op eene afdeeling van wellingtons leger, die voor een groot gedeelte uit Nederlanders bestond en aangevoerd werd door den Prins van Oranje.

Deze tweeëntwintigjarige vorst, die zich reeds vroeger luisterrijk had onderscheiden in den oorlog, welken de. Kngelschen in Spanje tegen napoleon hadden gevoerd, hield hier den strijd tegen eene driedubbele overmacht vol

(1) Toen wjllem i den titel van Koning der Nederlanden aannam, bepaalde hij, dat de Kroonprins en zijne gemalin dien van Prins en Prinses van Oranje., en de overige leden van het Koninklijke Huis dien van Prins of Prinses der Nederlanden zouden voeren.

-ocr page 230-

•214

óp eene wijze, die zoowel van zijnen heldenmoed en van dien zijner troepen, als van zijne uitstekende veldheerstalenten getuigde. Van den vroegen morgen tot het vallen van den avond verdedigde hij zich tegen de aanvallen der ÏVanschen, die eindelijk genoodzaakt waren terug te trekken.

Twee dagen later (18 Juni) viel napoleon het leger van welllington aan, dat bij Waterloo eene stelling had genomen. De bloedige veldslag, die hier geleverd werd, besliste het lot van Europa; het IVansche leger leed eene volkomene nederlaag, vooral door de tijdige aankomst van blücheh, die in den namiddag op het slagveld verscheen. Napoleon vluchtte naar Parijs, en deed den 22sten Juni andermaal afstand van de regeering. De verbondene legers rukten nu weder deze hoofdstad binnen; lodewijk XV111 werd op den troon hersteld, en napoleon als staatsgevangene naar het eiland St. Helena gebannen, waar hij in 1821 overleed.

De gevolgen van de overwinning bij Waterloo waren hoogst gewichtig vooc ons vaderland. Het gevaar, waarmede de inval van napoleon het bedreigd had. was afgewend; de eer van den Nederlandschen naam was door de dapperheid der troepen hersteld; de gehechtheid aan het Koninklijke Huis was opnieuw versterkt door de groote diensten van den Prins van Oranje, die, bij Waterloo aan het hoofd zijner troepen gewond, evenals zoo velen zijner voorouders, voor Nederland zijn leven gewaagd en zijn bloed gestort had.

Inmiddels was de Grondwet van 1814 (bl. 210) herzien, en in overeenstemming gebracht met den toestand des lands, die door de vereeniging met België was gewijzigd geworden. In de hoofdzaak was zij dezelfde gebleven. Het Koninkrijk zou bestaan uit 17 Provinciën (behalve de vroeger genoemde, uit Zuid-Brabant, Limburg , Luik, Oost- Vlaanderen, West- Vlaanderen, Henegouwen, Namen en Ant-

-ocr page 231-

215

werpen); het Groot-Hertogdom Luxemburg zou wel een deel van het Duitsch Verhond blijven uitmaken (hl. 312), doch, evenals de verschillende provinciën des Koninkrijks, afgevaardigden zenden naar de Staten-Generaal. Deze werden in twee Kamers verdeeld: de Eerste zou bestaan uit leden, die door den Koning voor hun leven aangesteld werden; de leden der Tweede Kamer werden voor den tijd van drie jaren door de Provinciale Staten gekozen. Daar bijna de geheele bevolking van België Katholiek was, werd de vroegere bepaling, dat de Koning den Hervormden godsdienst moest belijden, weggelaten.

De aldus gewijzigde Grondwet werd door de Staten-Generaal in Noord-Nederland met eenparige stemmen aangenomen. In België, waar zij aan de beoordeeling eener vergadering van Notabelen werd onderworpen, verklaarde de meerderheid er zich tegen, voornamelijk ten gevolge van den tegenstand der Katholieke geestelijkheid. Wij hebben vroeger gezien (bl. 35), dat de Staten der verschillende Xederlandsche gewesten oorspronkelijk samengesteld waren uit afgevaardigden uit de steden, den adel en de geestelijkheid. Bij de staatsregeling van de Republiek der Vereenig de Nederlanden was dit in zooverre gewijzigd, dat de geestelijkheid niet meer als een afzonderlijken stand vertegenwoordigd werd en de Provinciale Staten alleen uit de afgevaardigden van de steden en den adel bestonden (bl. 89). Tn de Zuidelijke Nederlanden daarentegen had de geestelijkheid, zoowel onder de Spaansche als onder de Oostenrijksche heerschappij, haar aandeel aan het bestuur, en daardoor voor een groot gedeelte haren invloed op het volk behouden. Dit zou nu door de bepalingen der nieuwe staatsregeling vervallen, en daarom was dc geestelijkheid in België lievig daartegen ingenomen, te meer omdat zij vreesde, dat haar invloed buitendien bedreigd werd door het opdragen van de regeering aan een Protestantsch vorst.

-ocr page 232-

216

Desniettegenstaande werd de nieuwe Grondwet ingevoerd, voornamelijk op grond dat, wanneer het aantal voorstanders in beide deelen des Rijks bijeengevoegd werd, deze verreweg de meerderheid boven de tegenstanders hadden. Kort daarna (31 Sept. 1815) werd willem I plechtig te Brussel als Koning gehuldigd.

§ 6. De Koloniën van 1795—1815.

De ongunstige toestand, waarin de Oostindisehe Compagnie in het laatst der vorige eeuw verkeerde (bl. 194), verergerde meer en meer; hare schulden stegen tot eene bedenkelijke hoogte, en nadat in 1795, na het vertrek van Willem V, de oorlog met Engeland uitgebarsten was (bl. 196), werden verscheidene harer gewichtigste bezittingen veroverd. Onder zulke omstandigheden besloot de Regeering der Bataafsche Republiek, de O.-I. Compagnie te ontbinden (1800). en stelde zij een Raad voor de Aziatische bezittingen aan, om het bewind over de koloniën te voeren.

Bij den vrede van Amiens in 1803 (bl. 198) gaf Engeland al de veroverde volkplantingen, behalve Ceylon, aan Nederland terug.

Nadat in het volgende jaar de oorlog met de Engelschen weder was uitgebroken (bl. 198), veroverden deze in 1806 de gewichtige kolonie aan de Kaap de Goede Hoop, in weerwil van de uitmuntende verdediging van den Gouverneur jaxssens.

Java, waar de bekwame en vastberaden daendels, in 1808 door Koning lode wijk tot Gouverneur-Generaal van Hollandscl-Indië benoemd, op eene krachtige wijze het bewind voerde, bleef langer behouden. Eerst in Sept. 1811 werd janssens , die daendels in het begin van dat jaar was opgevolgd, door de Engelsehe overmacht gedwongen, dat gewichtige eiland na eene kloeke verdediging over te geven. Weldra waren nu al onze koloniën, zoowel in Oost-als in West-Indië, in handen der Engelschen.

-ocr page 233-

217

Alleen de kleine factorij op .Decima bleef behouden door liet beleid van haar wakker opperhoofd hendiiik doeff, en was verscheidene jaren lang de eenige plaats op den aardbol, waar de Nederlandsche vlag nog wapperde.

Het herstel onzer onafhankelijkheid had in 1814 een verdrag met Eng eland tengevolge, bij hetwelk al de veroverde koloniën teruggegeven werden, behalve B enter ary, Esseqmbo en Berhice in West^Indië, Cochin op de kust van Malabar en de Kaap de Goede Hoop. Voor Cochin kreeg Nederland het tinrijke Banka met Billiton in ruil, en voor de overige koloniën, die aan lingeland bleven, eene som van 58 millioen gulden (1).

§ 7. Eerste regeeringsjaren van Willem /. Opstand in België.

1815—1830.

Het vijftienjarige tijdperk (1815—1830), dat nu volgde, was een tijdperk van vrede, rust en welvaart. Slechts eenmaal, behalve in de overzeesche bezittingen (zie § 10), moest Nederland zijne toevlucht tot de wapenen nemen, namelijk in 1816, om in vereeniging met Eng eland den Dey van /llgiern te tuchtigen voor het plegen van onophoudelijke zeerooverij, die den handel aanzienlijke nadeelen berokkende. Eene vloot onder Lord exmouth en den Vice-Admiraal van- de oapellen dwong den Dey door het bombardement van Algiers, aan de rechtmatige eischen van Engeland en Nederland toe te geven.

Met ijver legde zich willem I op de ontwikkeling van handel, fabriekwezen en landbouw toe. Door het graven van groote kanalen en het aanleggen van wegen werd het

(1) Op liet Congres van W'ecnen was bepaald, dat de Nedeiiandcn aau de verbondene Mogendheden eene som van 61 millioen gulden zonden betalen voor de bevrijding van Belyië. Daarenboven word het nieuwe Koninkrijk verplicht tot hot bouwen van eene dubbele rij vestingen tegen Frankrijk, waarvan de kosten op 44 millioen geraamd werden, ingreiawrf nam op zich, van de eerstgenoemde som liti millioen, en van de laatste de helft te betalen, en verkreeg daarvoor bovengenoemde koloniën.

-ocr page 234-

21S

binnenlandsch verkeer bevorderd; door de oprichting der Maatschappij ter begunstiging van de volksvlijt (1823) en de Nederlandsche Handelmaatschappij (1824) werd voor den bloei van binnenlandsche nijverheid en buitenlandschen handel gezorgd, zoodat het vaderland zich allengs ophief uit bet diepe verval, waarin het sedert het einde der vorige eeuw gedompeld was, en de welvaart hand over hand toenam.

De vereeniging met België, waarvan men zich in den aanvang veel goeds voorspeld had, bleek echter al zeer spoedig tot minder goede uitkomsten te zullen leiden. In het noordelijke gedeelte des rijks was de handel, in het zuidelijke het fabriekswezen de hoofdbron van den natio-nalen rijkdom, en de bepalingen, welke gemaakt werden om beiden te ontwikkelen en te bevoordeelen. waren dikwijls met elkander in strijd. Hierdoor ontstond meermalen groote ontevredenheid, vooral in België, waar beweerd werd, dat de Koning de belangen der nijverheid in het Zuiden des Rijks opofferde, om die van den handel in het Noorden te bevorderen. Daarbij werd het steeds duidelijker, dat er een te groot verschil van nationaliteit tusschen de Noord-Nederlanders en de Belgen bestond, om beiden tot één volk samen te smelten, hetgeen het streven van Willem I was. Taal, zeden en gewoonten waren verschillend, en wat vroeger één volk had uitgemaakt, was na eene scheiding van meer dan twee eeuwen niet meer te vereenigen.

De bewering, dat België door de regeering slechts als een toevoegsel tot Holland, bijna als een soort van wingewest werd beschouwd en behandeld, werd daar te lande meer en meer verspreid door eene partij, die men de liberale of vrijzinnige noemde, en die herhaaldelijk aandrong op eene wijziging van het stelsel van bestuur. Sommige verkeerde maatregelen van het bewind, ais de pogingen om de Fransche taal, die door een groot gedeelte der Belgen wordt

-ocr page 235-

219

gesproken, bij de rechtbanken en in verschillende takken van bestuur door de Nederlandsche te doen vervangen, het opleggen van belastingen, die bij het volk gehaat waren, enz., werkten mede om de ontevredenheid te vermeerderen.

Het verschil in godsdienst eindelijk was een voorname hinderpaal tot nauwe aaneensluiting, vooral omdat de Katholieke geestelijkheid in België, zooals vroeger gezegd is, ontevreden over het invoeren eener grondwet, waardoor zij van allen invloed op het bestuur verstoken was, de maatregelen des Konings voortdurend tegenwerkte. Vooral was de bepaling, dat de regeling van het openbaar onderwijs aan de regeering ondergeschikt bleef, eene harer voornaamste grieven, aangezien zij de leiding daarvan vroeger uitsluitend had in handen gehad, en daardoor natuurlijk grooten invloed op het volk had kunnen uitoefenen.

Hoogst moeielijk was de toestand van het bewind. Door gestrenge maatregelen vermeerderde de ontevredenheid; door het toegeven op eenige punten werden de eischen der Oppositie (de tegenstanders van de Regeering) telkens hooger. Nog dreigender werd het gevaar, toen de liberale en de geestelijke partij zich in 1828 vereenigden, en eene zoogenaamde Unie sloten , die met toenemende stoutmoedigheid op het herstel van ware en vermeende grieven aandrong. Daarbij kwam de oproerige taal van eene menigte dagbladen, die, over geheel België verspreid en door het geheele volk gelezen, de opgewondenheid tot eene bedenkelijke hoogte deed klimmen.

Onder zoodanige omstandigheden brak den 27sten Juli 1830 te Parijs een hevig oproer uit, door de Fransche liberalen bewerkt. Kabel X , de broeder en opvolger van lodewijk XVIII, werd van den troon gestooten, en zijn neef, de Hertog van Orleans, ouder den naam van lodewijk 1'hi lips I, als Koning der Frauschen uitgeroepen (7 Aug. 1830).

-ocr page 236-

220

Dat was het sein voor de Belgische liberalen, om insgelijks tot daden van geweld over te gaan. In den avond van den 25sten Augustus 1830 barstten geweldige ongeregeldheden te Brussel uit, die in de volgende dagen tot een volslagen oproer overgingen, dat zicli eerlang ook in Luik, Leuven, Namen, Brugge en andere steden uitbreidde.

In plaats van onmiddellijk krachtige militaire maatregelen te nemen tot onderdrukking van den opstand, die lioofdzakelijk liet werk eener partij was, maar waarin de meerderheid der bevolking nog niet deelde, bleef de Uegee-ring in de eerste dagen weifelen, en hoopte door toegevendheid de rust te herstellen. Daardoor ging een kostbare tijd verloren, en toen eindelijk Prins toe nu bik op den 2;3sten Sept. met 10(100 man een gedeelte der stad bezette,

had de opstand reeds zooveel kracht verkregen, dat de troepen na een hevigen strijd van drie dagen moesten terugtrekken.

Nu nam de geheele bevolking van België aan den opstand deel. Duizenden Belgische soldaten verlieten de gelederen van het leger; de garnizoenen in de verschillende vestingen, daardoor te zeer verzwakt om zich staande te houden, waren genoodzaakt achtereenvolgens af te trekken; en nog voor het einde van October was, behalve Maastricht en Antwerpen met de omliggende forten en een eskader op de Schelde, geheel BelgiëAoor de Nederlandsche troepen ontruimd.

Inmiddels had Koning willem 1 het trouw gebleven gedeelte der natie te -wapen geroepen, en zich tot de Mogendheden gewend, die in 1S15 de vereeniging van de Noordelijke en Zuidelijke gewesten bewerkt hadden. In strijd met de toen aangegane verbintenissen, verklaarden deze zich ten voordeele van de Belgen, die middelerwijl een Voorloopig Bewind hadden ingesteld.

Een nationaal Congres van afgevaardigden uit de onderscheidene Zuiduederlandsche gewesten, te Brussel bijeen-

-ocr page 237-

221

geroepen, verklaarde nu België voor een Constitutioneel Koninkrijk en het Huis van Oranje voor altijd uitgesloten van de Regeering (24 November 1830).

Tevergeefs drong will km I op de handhaving der rechten van zijn Stamhuis aan. Onderhandelingen werden te Londen met de afgevaardigden der vijf Groote Mogendheden (1) geopend, maar hunne voorstellen waren van dien aard, dat de Koning de aanneming onbestaanbaar rekende met zijne eer en met die van Nederland.

De Noordelijke gewesten sehaarden zich eendrachtig om tien troon: eene menigte vrijwilligers gordden op de roepstem des Konings de wapens aan, en nog voor het einde des jaars was het leger tot honderdduizend man aangegroeid.

Terzelfder tijd handhaafde de Generaal dibbets het Neder-landsche gezag te Maastricht, terwijl de Generaal chassé, die met zijne troepen in de citadel van Antwerpen was teruggetrokken, die stad voor het schenden van eene met hem getroilen overeenkomst tuchtigde door een hevig bombardement, waaraan ook het op de Schelde gestationeerde eskader deelnam (27 October 1830).

De geestdrift en opgewondenheid van het Nederlandsche volk , dat niets liever verlangde dan den hoon zijnen Koning aangedaan met de wapens in de hand te wreken, werden in het begin van het volgende jaar ten top gevoerd door den heldenmoed van den luitenant-ter-zee jan cakel josephus van sveyk. Deze werd in den morgen van den 5en Febr. 1831 met zijne kanoifc^^ftwt, die een deel van het eskader op de Schelde uitmaakte , dooi' een rukwind tegen den wal van Antwerpen geworpen, en in weinige oogenblikken was zijn bodem door het gepeupel overstroomd, dat de Nederlandsche vlag naar beneden haalde. Buiten staat zijn vaar-

(1) Oostenrijk, Uiislarxl, Engeland. Frankrijk en Pruisen.

-ocr page 238-

222

tuig te redden, en liet niet in handen der oproerlingen willende laten, vatte van speyk een kort besluit, snelde naar de kruitkamer, stak den brand in liet buskruit, en vlcog met vriend en vijand in de lucht.

§ 8. Tiendaagsche Veldtocht. Beleg der citadel van Antwerpen. Troonsafstand van Willem I. Troons-beklimming van Willem IT.

1830-1849.

Eindelijk was het oogenblik gekomen, dat willem I besloot naar de wapenen te grijpen tot handhaving van zijn goed recht. Verontwaardigd over de onaanneembare voorstellen tot schikking, hem door de Mogendheden gedaan, en over hunne erkenning van Prins leüpold van Saksen-Coburg als Koning der Belgen (1), brak hij alle onderhandelingen af, en gaf zijn leger het lang gewenschte bevel, voorwaarts te rukken.

Onbeschrijfelijk was de geestdrift, zoowel van de eigenlijk gezegde krijgsmacht, als van de schutterijen en de vrijwilligers, die, gedeeltelijk onder de leiding van officieren uit het leger, tot afzonderlijke korpsen gevormd waren, en waaronder zich die uit de studenten der hoogescholen samengesteld, onderscheidden. Aangevoerd door den heldhaftigen Prins van Oranje (bl. 2i;3), rukte het leger den 2en Aug. België binnen, sloeg den vijand in eene reeks van kleinere en grootere gevechten, waaronder die bij Hasselt, bij Banter sem en bij Leuven de merkwaardigste waren, verstrooide zijne geheele krijgsmacht, en drong in tien dagen tot op

(1) Het Belgisch Congres had eerst de kroon aangeboden aan den Hertog van Nemours, tweeden zoon van lodewijk philips, die haai-echter van de hand wees (Febr. 1831). Daarop was de Baron suiilet de chokieu, een vermogend grondeigenaar in Limburg en vroeger lid der Staten-Generaal, tot Regent benoemd (Febr. tot Juni). Den 21sten Juni 1831 deed leopold I zijne intrede.

-ocr page 239-

9 9, ft

3 uren afstand van Brussel door. De inneming van deze hoofdstad zou de zegepraal voltooid hebben , toen de tijding kwam, dat een Fransch leger van 50000 man tot ondersteuning der Belgen in aantocht was (1:3 Aug.). Overeenkomstig den vroeger gegeven last des Konings, staakte de Prins van Oranje de verdere krijgsbedrijven en sloot een wapenstilstand , waarop het Nederlandsche leger over de grenzen terugtrok.

Door dezen luisterrijken Tiendaagschen Veldtocht had Nederland getoond, dat het nog altijd krachtig genoeg was om zijn recht te verdedigen en zijne eer te handhaven (1).

De uitslag echter beantwoordde, ten gevolge van de tusschenkomst van Frankrijk, niet aan de verwachtingen. Weder werden er onderhandelingen geopend met de groote Mogendheden, welke (Oct. 1831) een nieuw voorstel tot schikking deden, in 24 artikelen vervat, volgens hetwelk België als een onafhankelijk Koninkrijk erkend en een deel van Luxemburg aan dat rijk zou toegevoegd worden. De koning, als Groot-Hertog van Inxemburg, zou schadeloos worden gesteld met een gedeelte van Limburg. Verder zou België een deel van de staatsschuld van het vroeger vereenigde Koninkrijk overnemen, en de vrije vaart hebben op de rivieren en vaarten, welke tot de beide Rijken behooren. Leopold nam deze voor België voordcelige voorwaarden aan (Nov. 1831), maar Koning willem I was niet te bewegen tot onderteekening dier 24 artikelen, welke hem door de overmacht weiden opgedrongen, en wier aanneming hij, vooral na de roemrijke zegepraal zijner wapenen, en na de opofferingen door het Nedeiiandsche volk gedaan, voor strijdig hield met de nationale eer.

(I) Aan al degenen, die gedurende den Tiendaagschen Veldtocht in militaire betrekking tot het leger hadden gestaan, werd later een metalen eerekruis uitgereikt, vervaardigd uit het op den vijand veroverde geschut.

-ocr page 240-

224

Hierop besloten de MogendhcdeJi, hem met geweld te dwingen. Engeland- en Frankrijk legden embargo (beslag) op onze scbepen, en zonden eene vloot naar de Hollandsche kust,-die al onze havens blokkeerde (dat is het in- en uitvaren van schepen belette) (4 ISTov. 1832), terwijl een ïransch leger van 20000 man, onder den Maarschalk GEiiAiiD, België binnenrukte, en het beleg sloeg voor de citadel van Antwerpen (.quot;50 Nov.), wier dappere bezetting onder het opperbevel van den Generaal chassé, de verdediging vierentwintig dagen volhield.

Den 24sten December werd de citadel, die door een aanhoudend bombardement tot een puinhoop was geschoten, aan de Franschen overgegeven, en de bezetting in krijgsgevangenschap naar Frankrijk gevoerd. Ditzelfde lot onderging ook de bemanning van de tlotille op de Schelde, nadat evenwel de bevelhebber, de Kapitein-ter-zee koopman, de schepen had verbrand, om ze niet in handen van den vijand te laten vallen.

In Mei 1833 sloot willem I eene overeenkomst, waarbij hij zicii verbond, tot aan de sluiting van een definitief tractaat, de vijandeliikheden niet te hernieuwen; het embargo en de blokkade der havens werden opgeheven, en de krijgsgevangenen keerden uit Frankrijk terug.

De aanneming der 24 artikelen bleef hij echter volstandig weigeren. Nog altijd hoopte hij, dat het recht van Nederland eenmaal zou erkend worden, en dat de toekomst wellicht in België of Frankrijk gebeurtenissen zou opleveren , die een gunstigen keer aan de zaken zouden geven, en voorzeker, wanneer dit gebeurd ware, zou zijne standvastigheid , alsdan met een goeden uitslag bekroond, door een ieder ten hoogste zijn geroemd geworden.

Nu evenwel stelde de toekomst zijne hoop te leur. Zoowel in Frankrijk als in België werd de nieuwe stamt

-ocr page 241-

225

van zaken meer en meer bevestigd, en van die zijde was geen uitzicht op verandering. Vijf jaren verliepen intusschen, en gedurende al dien tijd hield willem I zijn leger op de grenzen onder de wapenen, om op alle mogelijke gebeurtenissen voorbereid te zijn. De verbazende uitgaven, welke hiervoor gevorderd werden, liepen ten laatste zoo hoog, dat een langer volharden het land op den duur ten gronde zou gericht hebben. De belastingen waren tot eene bedenkelijke hoogte gestegen; telkens werden nieuwe geldleeningen (bl. 203 in de aanteekening) aangegaan, en de renten, welke daarvan moesten betaald worden, vermeerderden de jaarlijksche uitgaven. De Koning zwichtte eindelijk voor den drang der omstandigheden, en verklaarde in 1839 de bepalingen der 24 artikelen aan te nemen.

Intusschen had de allernoodlottigste toestand, waarin de geldmiddelen van den Staat geraakt waren, eeue steeds aangroeiende ontevredenheid verwekt, terwijl daarenboven de wijze, waarop de uitgaven werden geregeld en over het algemeen het geheele financiewezen werd bestuurd, door velen werd veroordeeld. Om hierin voor het vervolg te voorzien, drong men op eene verandering in de staatsregeling , en bijgevolg op eene herziening van de grondwet, aan. Ofschoon ongaarne hiertoe overgaande, gaf de Koning eenigermate aan den algemeenen wensch gehoor; doch de wijzigingen, welke hij voorstelde, hoewel door de Staten-Generaal aangenomen (Sept. 1840), voldeden niet aan het geen men verlangde. Daarenboven bemerkte willem I, dat hij het vroegere vertrouwen zijner onderdanen niet meer bezat; grievend was het voor hem, dat velen de gewichtige diensten niet meer telden, die hij, vooral in de eerste jaren zijner regeering, aan het vaderland had bewezen; dat men het scheen te vergeten, hoe hij liet voornamelijk geweest was, die door zijn schrander overleg en zijne onver-

VADEltL. GESCHIED. 15

-ocr page 242-

220

moeide werkzaamheid Nederland had opgebeurd uit deu jammerlijken toestand, waarin het bij den aanvang van zijn bestuur gedompeld was. Teleurgesteld en mismoedig, gebukt onder den last van een achtenzestigjarigen leeftijd, besloot hij afstand te doen van deu troon, engafden7den (Jetober 1840 de regeering over aan den Prins van Oranje, die hem als Koning willem Jï opvolgde (1).

Gedurende het bewind van dezen algemeen beminden vorst (1840—1849) zijn voornamelijk twee gebeurtenissen van groot gewicht geweest; in 1844 de verbetering van den jammerlijken toestand der geldmiddelen, door middel van een som van 127 millioen gulden, welke de natie vrijwillig tegen eene kleine rente bijeengebracht, en in 1848 de herziening der grondwet.

In Februari van laatstgenoemd jaar was te Parijs weder eene omwenteling uitgebarsten. Koning lode wijk philips (bl. 220) werd van den troon verdreven, en Frankrijk tot eene Republiek verklaard. Deze gebeurtenis had een geweldigen invloed op het overige Europa : bijna in alle rijken hadden oproerige bewegingen plaats, daar het volk, aangemoedigd door het voorbeeld der Franschen, meer vrijheid voor zich zelf, aandeel in de regeering door middel van zijne vertegenwoordigers, en daardoor beperking van de uitgebreide macht der vorsten, verlangde. In de meeste staten waren de regeeringen, vaak na hardnekkigen strijd, die stroomen bloeds kostte, genoodzaakt in meerdere of mindere mate aan die eischen toe te geven.

In Nederland, dat reeds sedert lang in het bezit was van eene Grondwet, die de vrijheid des volks waarborgde, en dat geregeerd werd door een Vorst, die de liefde zijner onderdanen in volle mate genoot, werd de rust geen oogen-

(1) J)e afgetreden Koning nam den titel aan van Z. M. WILLEM I, graaf van Nassau, en overleed den 'I2den December 1843 te Berlijn.

-ocr page 243-

237

blik verstoord, ofschoon velen eeue verbetering van de staatsregeling ook bier te lande zeer wensehelijk achtten. Toen Koning willem II, die bij zijne troonsbeklimming betuigd had niets onbeproefd te willen laten, wat ouder den Goddelijken zegen strekken kon om het geluk van zijn volk te vermeerderen, zag, dat die wenscb naar verbetering algemeen was, stelde hij uit eigen beweging eene wijziging van de Grondwet voor (Maart 1848).

Met kalmte en bezadigdheid werd dit voorstel door de Staten-Generaal in overweging genomen, en terwijl elders de woedende strijd der partijen, jammer en ellende over de volkeren bracht, gaf Nederland aan geheel Europa het schoone voorbeeld van eene natie, die in overeenstemming met haren vorst belangrijke wijzigingen in hare instellingen met de meeste orde en eensgezindheid tot stand bracht. Den 3den November 1848 werd de nieuwe Grondwet, die door eene groote meerderheid der volksvertegenwoordigers was aangenomen, plechtig afgekondigd.

De hoofdbepalingen van deze (j rond wet, waaronder wij tegenwoordig leven, zijn de volgende:

De kroon is erfelijk in het Huis van Oranje-Nassaw in de mannelijke en vrouwelijke linie.

De Koning heeft de uitvoerende macht, dat is, hij zorgt dat de wetten van het Rijk worden nagekomen, en deelt de wetgevende macht met de Staten-Generaal. Hij heeft het oppergezag over de zee- en landmacht, het opperbestuur over de Koloniën, de baitenlandsche betrekkingen en de algemeene geldmiddelen. Hij is aan niemand verantwoording schuldig voor zijne daden, en stelt ministers aan, die voor de uitvoering der wetten zorgen , en daarvoor verantwoordelijk zijn aan de natie.

Geen nieuwe wetten mogen worden ingevoerd, dan nadat zij door de Staten-Generaal bij meerderheid van

15*

-ocr page 244-

228

stemmen zijn goedgekeurd en door den Koning bekrachtigd.

De Staten-Generaal vertegenwoordigen het geheele Neder-landsche volk; zij bestaan uit eene Eerste en Tweede Kamer. De Eerste Kamer telt 39 leden, die door de Provinciale Staten gekozen worden uit een zeker aantal van de meest gegoede inwoners hunuer Provincie, en zitting hebben voor negen jaren.

Het aantal leden van de Tweede Kamer wordt bepaald naar de bevolking van het Ri jk. één lid voor iedere 45000 inwoners. Zij hebben zitting voor vier jaren.

Ieder inwoner van het Eijk, die dertig jaren oud en in het volle genot is van zijne rechten als Nederlandsch burger (1), kan tot lid van de Tweede Kamer verkozen worden.

leier meerderjarig Nederlander in het volle genot zijner rechten als burger, die eene zekere som in de belasting betaalt, is kiezer; dat is, hij heeft het recht, zijne stem te geven tot de verkiezing van een Lid der Tweede Kamer.

De Provinciale Staten regelen en besturen de zaken hunner Provincie, onder voorzitting van een Commissaris des Konings; de leden worden gekozen door dezelfde kiezers als die der Tweede Kamer.

Aan het hoofd van elke gemeente staat een Gemeenteraad onder voorzitting van den Burgemeester; de leden worden door de ingezetenen der gemeente verkozen, die de vereischten bezitten om kiezer te zijn voor de leden der Tweede Kamer, doch slechts de helft van de daartoe bepaalde som in de belasting behoeven te betalen. Zoowel de Commissarissen des Konings als de Burgemeesters worden door den Koning benoemd.

Willem TI overleefde de zoo gewichtige veranderingen ^ die hij in liet bestuur van zijn Ilijk had aangebracht,

(1) Die rechten kunnen ten gevolge van wanbedrijf enz. door een echtedijk vonnis ontnomen worde n.

-ocr page 245-

229

slechts korteu tijd, daar hij den 17den Maart 1849 na eene ziekte van weinige dagen te Tilburg overleed, en door zijn oudsten zoon, die als wiLiiEM III den troon beklom, werd opgevolgd.

Hij was gehuwd geweest met anxa paulowna (in 1865 te 's-Gravenhage overleden), dochter van Keizer taul van Rusland.

§ 9. Regeering van Willem III.

De regeering van willem III, onzen tegenwoordigen Koning, werd evenals die van zijnen voorganger tot op heden gekenmerkt door rust in het binnenland en vrede met het buitenland. Door de gewichtige wijzigingen, die de grondwet had ondergaan, waren verscheidene nieuwe, wetten, voornamelijk tot regeling van het binnenlandsch bestuur, noodig geworden. Het was vooral te danken aan de krachtige medewerking van den minister thoiibecke, een kundig staatsman, die reeds bij de herziening dei-grondwet grooten invloed had uitgeoefend, dat de voornaamste dier wetten in de eerste regeeringsjaren van Koning willem III tot stand kwamen. Buitendien werden er nog verscheidene andere uitgevaardigd, die op gewichtige belangen van de maatschappij betrekking hadden. Zoo werd het lager onderwijs in 1857 en op nieuw in 1880, het middelbare in 1863 en het hooger onderwijs in 1875 geregeld.

Op stoflelijk gebied was in dit tijdvak grootc vooruitgang merkbaar. De Haarlemmermeer werd drooggemaakt, een werk, dat in 1852 voltooid was. De doorgraving van Holland op zijn smalst, waardoor een kanaal voor grootc zeeschepen ontstond, dat Amsterdam in rechtstreeksche verbinding bracht met de Noordzee, werd in 1876 ten einde gebracht. Het aantal spoorwegen nam aanzienlijk toe, en vooral de bouw van de reusachtige bruggen over de Lek bij

-ocr page 246-

230

Kuilenburg en over liet Hollandsch diep bij Moerdijk wekte ile bewondering van kundige ingenieurs in geliecl Europa.

Met uitzondering van eene geweldige overstrooming in LS61 en in den winter van 1880 op 1881, door het doorbreken van verscliillende rivierdijken ontstaan, en die eene ontzettende schade en het verlies van vele menschenlevens tengevolge hadden, bleef Nederland voor groote rampen gespaard, en had ook het geluk onzijdig te kunnen blijven in den bloedigen oorlog, die in 1870 tusschen Frankrijk en Duiischland uitbarstte.

In 1877 overleed 'slvonings gemalin. Koningin sophia, die algemeen geacht en bemind was. Zij was eene dochter van Willem I, Koning van Wwrtembercj, en liet twee zonen na: Prins willem en Prins alexaxdeu , waarvan de eerste in 1879 te Parijs overleed.

In 187!) trad Koning willem 111 voor de tweede maal in het huwelijk met Prinses emma van Waldeck-Pyrmont, die hem het volgende jaar eene dochter schonk.

Prins hexdkik der Nederlanden ^ broeder des Konings, die na zijne eerste gemalin, prinses amalia, eene dochter van den Hertog van Saxen- Weimar, te hebben verloren, in 1878 hertrouwd was met prinses mama van Pruisen, stierf in Januari 187!) te luxemhurg.

De dood van dezen algemeen geachten Prins, die zich steeds als een voorstauder en beschermer van de Neder-landsche scheepvaart, handel en nijverheid had doen kennen, was een groot verlies voor het vaderland.

In 1881 overleed op vier- en- tachtig jarigen leeftijd Prins niedeklk der Nederlanden (bl. 213), een broeder van Koning willem II, die zich door zijne voortreffelijke eigenschappen bij de geheele natie bemind had weten te maken. Zijne oudste dochter Prinses louise, in 1871

-ocr page 247-

231

overleden, was gehuwd geweest met den vorigen Koning van Zweden', zijne jongste dochter, Prinses mama, is de echtgenoote van den Prins von wied.

Eene zuster van Koning wille it II, Prinses Marianne , die met Prins albeut van Pruisen gehuwd was geweest, welk huwelijk evenwel later ontbonden werd, stierf in Juni 1883, een zoon, Prins albeut van Vruisen, en eene dochter, alexandrine, Hertogin-wedawe van Mecklenburg-Schwerin, nalatende.

Yan ons vorstelijk stamhuis is thans, behalve Koning Willem ILL en zijne bovengenoemde kinderen, alleen nog in leven:

Eene dochter van Koning willem II, Prinses sopuia , gehuwd met den Groot-hertog van Saxen- Weiniar-Hisenacli, die een zoon en twee dochters heeft.

§ 10. De koloniën van 1815 —1878.

.De koloniën in Oost-Indië, die in 1815 weder aan Nederland waren teruggegeven (bl. 217), namen zeer in bloei toe. In dc eerste jaren hadden zij, wel is waar, jaarlijks geldelijke ondersteuning uit het moederland noodig, doch nadat in 1830 de Gouverneur-Generaal van den bosch op Java een geheel nieuw stelsel, het cultuurstelsel genoemd , had ingevoerd, waarbij de landbouw en de opbrengst van belastingen en schattingen geregeld werden, begonnen telken jare aanzienlijke sommen uit Oost-lndië m de Neder-landschc schatkist te vloeien. In de laatste jaren is men van dit stelsel teruggekomen en van het beginsel uitgegaan, dat het grootste gedeelte van die gelden tot verbetering van den toestand in Indië behoorde gebruikt te worden, als tot het oprichten van scholen voor de inlanders, het aanleggen van spoorwegen enz. In het jaar 1S67 werd

-ocr page 248-

332

de eerste spoorweg op Java geopend, waarop weldra de bouw van verscheidene andere volgde.

Intnsschen moest in het tijdvak, dat wij nu behandelen, ons gezag meermalen met de wapenen gehandhaafd worden. Zoo brak in 1819 een oorlog uit met den Sultan van Palembang op Sumatra's oostkust, die na een hevigen strijd in Juni 1821 tot onderwerping werd gebracht.

Een tweede gewichtige k rijg in de koloniën werd van 182 5 tot 1830gevoerd tegen den dweepzieken en dapperendieponegoro, het hoofd van eenen allerbedenkelijksten opstand op Java, welke niet dan met de uiterste inspanning en met opoflering van vele menschenlevens en millioenen schats gedempt werd.

In 1814 brak er een opstand uit op het eiland Bali, die, nadat twee krijgstochten mislukt waren, in 1849 werd onderdrukt, en tien jaren later (1859) moesten eveneens de opgestane bewoners van Bandjermasing op het eiland Borneo met geweld tot gehoorzaamheid aan het Neder-landsche gezag worden gedwongen.

Een oorlog van meer gewicht had Nederland later te voeren, namelijk tegen het rijk van A fjeh, het noordelijkste gedeelte van Sumatra, welks inwoners door den schandelijksten zeeroof de omliggende wateren voor alle handeldrijvende natiën onveilig maakten, en de billijke eischen van de Nederlandsche regeering om daaraan een einde te maken, met minachting beantwoordden. In het voorjaar van 1873 werd er eene krijgsmacht heen gezonden , die evenwel na een bloedigen strijd, waarin de opperbevelhebber, generaal köhlek, sneuvelde,, onverrichter zake terug moest keeren. In November werd eene tweede expeditie ondernomen onder bevel van den generaal van swieten, die den Kraton^ de voornaamste versterking der Atjehers veroverde, en eenige maanden later het opperbevel overgaf aan den Kolonel pel, die kort daarop tot Generaal-majoor

-ocr page 249-

werd benoemd, en met beleid den oorlog voerde, tot hij in Februari 1876 plotseling overleed. Xadat door de bevelhebbers. die na hem aan het hoofd geplaatst werden, de oorlog ingevolge den geheven last, meer verdedigend was gevoerd, aanvaardde in 1S77 de kolonel van dku hkyden het opperbevel, aan wiens krachtvolle leiding het te danken was, dat de onderwerping van Atjeh. eene belangrijke schrede voorwaarts deed; doch ook nu (1883) kan de oorlog op verre na niet als geëindigd beschouwd worden.

De Nederlandsche koloniën op de westkust van A frika, namelijk Elmina en de KnH van Guinea, werden in J.S72 aan TUngeland afgestaan.

In We-ti- Jndië keerden de koloniën nimmer tot hun vroegeren bloei terug. De slavernij werd in het jaar 1862 afgeschaft.

ïen slotte moet nog melding gemaakt worden van de wijziging, die in den laatsten tijd ontstaan is in de betrekking van Japan tot andere volken. Tot ongeveer het midden van deze eeuw waren de Nederlanders het eenige volk, waarmede de Japanneezen in aanraking wilden komen, totdat in 1854 de Amerikanen en in de tien volgende jaren ook verscheidene Europeesche Staten verdragen met Japan sloten, waarbij hun de toegang en het handeldrijven in enkele Japansche havens werd veroorloofd. Toen de Japanneezen die niet getrouw naleefden, en door een der rijksgrooten een A'ederlandsch stoomschip beschoten werd, brak er in 1863 een oorlog uit, en in het volgende jaar werd de Japansche regeering door een aanval van eene vloot, uit Engelsche, Fransche, Nederlandsche en Amerikaansche schepen bestaande, tot het sluiten van een nieuw tractaat gedwongen.

-ocr page 250-

T IJDREKBXK UN D T G O YEHZ ICRï

LIER

VOOENAAMSTE C-EBEUETEÏTISSEÏt.

Üladz.

100 v. Chr. (Omstreeks), Komst der Batavieren . 3 54 v. Chr. De Batavieren sluiten een bondgenood-

schap inet de Romeinen................4

69 na Chr. Oorlog van de Batavieren onder claudius

civilis tegen de Romeinen..............5

f)95 Willebiiüed, eerste Bisschop van Utrecht. . 7

768 Begin der regeering van kakel den Groots . 8

814 Dood van kakel den Gfroote......13

843 Yerdeelingsverdrag van Verdun.....14

922 Ontstaan van het Graafschap Holland ... 15

1015 Stichting van Dordrecht........20

1018 Slag bij Dordrecht.........21

1203 Twist over de erfopvolging in Holland tusschen

ADA en WILLEM I..........25

1219 Graaf willem I verovert Damiate.....23

]2-'54—1256 Regeerin» van Graaf willem II. . . 24

1296 Moord aan Graaf floris V gepleegd. . . . 25 1299 Het eerste stamhuis der Graven van Holland

sterft uit..........................25

1304 Witte van Haemstede bevrijdt Holland van de

Ylamingers...................26

1345 Dood van willem IV, den laatsten Graaf uit

het Henegouwsche stamhuis......27

1349 Margaketa staat Holland en Zedaud aan haren zoon willem af. Begin der Hoeksche en Kabel-

jauwsche twisten..........29

1354 Willem Y als Graaf van Holland en Zeeland

erkend.............32

-ocr page 251-

235

Bladz.

1357 Willem V wordt krankzinnig......3:2

1389 Albekcht, Graaf van Holland, Zeeland en

tLenegouwen............32

1404 Willem VT volgt zijnen vader albeechï op . 32 1417 Dood van willem VI. Zijne dochter jacoba

door de Hoekschen als Gravin sehuldigd . . 33 1425 Jan van Beieren, sterft en laat zijne aanspraken

na aan philips van Bourrjondië.....34

1428 Jacoba geeft het bestuur van Holland, Zeeland en Heuegowwen aan philips van Bour-

gondië over............35

1433 Philips van Bowrgondië wordt Graaf van Holland, Zeeland en Henegomven en Heer van

Friesland.............36

1465 Adolf van Gelder neemt zijnen vader aiinoud

gevangen........... . 41

1467 Kakel de Stoute volgt zijnen vader philips

van Bourgondië op..........3S

11-73 Auxotid van Gelder sterft. Kabel de Stoute stelt zich in het bezit van liet Hertogdom

Gelder.............41

1477 Kabel de Stoute sneuvelt. Zijne dochter mama

volgt hem op...........39

mabia verleent het Groot Privilegie.... 44 1482 Dood van makia. Haar zoon philips volgt haar op onder voogdij van zijnen vader maximiliaax

van Oostenrijk...........45

1492 Einde van den Hoekschen en Kabeljauwschen

burgeroorlog............46

1494 Philips de Schoo7ie aanvaardt de regeering. . 47 1504 Philips de Schooue wordt Koning van Cas-

tilië..............4S

1506 Philips de Schoone sterft.......48

Zijn zoon kakel TI volgt hem in de Nederlanden op ouder voogdij van zijn grootvader,

Keizer maximiliaax.........49

1515 Joins van Saksen verkoopt zijne rechten op Friesland aan kakel van Oostenrijk. Deze aanvaardt de regeeriug in de Nederlanden . . . 49

-ocr page 252-

2;jfi

Bladz.

1516 Karel II wordt Koning van Spanje (onder

den naam van kakel I)........49

1517 Begin der Kerkhervorming in Dmtschlancl. . 58 1519 Kakel II. wordt Keizer van DuitscMand ('onder

den naam van Karei V)........ 50

1528 De Bisschop van Utrecht draagt het wereldlijk

gezag over zijn bisdom aan kakel V op . . 50 1536 Kakel van Gelder staat Groningen en Drente

aan kakel V af.......... 50

1543 Kakel V doet zijne rechten op Gelder en Zntphen met de wapenen gelden, en verkrijgt daardoor al de Nederlanden onder zijn bewind. 50 1548 De Xederlandsche gewesten tot een geheel

vereenigd.............51

1555 Kakel V staat het bewind over de Neder-

lancleii aan zijn zoon philips af.....54

1559 Philips TT sluit vrede met Frankrijk. Hij

vertrekt naar Spanje.........56

1564 Gkanvelle verlaat de Nederlanden .... 59

1565 Yerbond der edelen.........6!

156(5 quot;Verzoekschrift door de edelen aan de Landvoogdes aangeboden.........61

Beeldenstorm .... ......6:2

1567 Komst van alva in de Nederlanden .... 64

1568 Philips TT bekrachtigt het vonnis der Sman-sche Inquisitie, waarbij alle Nederlanders schuldig verklaard worden.........64

Willem van Oranje begint den oorlog tegen philips II. Slag bij Heiligerlee. Egmoxd en hookne onthoofd. Graaf lodewijk bij Jem-mtngen geslagen..........66

1569 Alva vordert den tienden penning .... 67

1570 Hekman de kuiter verrast Loevestein ... 68 1572 Inneming van Ben Briel.......68

Lodewijk van Nassau verrast Mons. Eerste vergadering der Staten van Holland te Bord-

recht ..............69

Tweede mislukte inval van willem van Oranje.

Beleg van Haarlem......... 71

-ocr page 253-

237

Blailz.

1573 Heldhaftige verdediging van Alkmaar. Overwinning op de Zuiderzee. Yertrek van ai,va . 71

1574 Slag op de Mooherheide........72

Leiden ontzet......................73

1576 Dood van requesexs. Spaansclie furie ... 74lt; Pacificatie van Gent .........75

1577 Poging van 'Bon jan van Oostenrijk om zich

van een onbeperkt gezag meester te maken . 76

1578 Matthias van Oostenrijk door de Algemeene Staten als Landvoogd erkend......76

1579 Unie van Utrecht..........79

Parma verovert Maastricht.......80

1580 Yerraad van rennenberg.......80

1581 De Souvereiniteit over de Nederlanden aan den

Hertog van Avjou opgedragen......81

Afzwering van philips II.......82

Breda door de Spanjaarden overrompeld ... 82

1582 Aanslag op het leven van den Prins van Oranje door jan jauregui.........82

1583 De Pransche furie..........83

1584 Dood van a^jou..........84

Willem van Oranje te Delft vermoord... 84 quot;Willem lodewijk van Nassau tot Stadhouder

van Friesland benoemd........85

1585 Antwerpen door parma veroverd. Komst van

Leicester in de Nederlanden......86

Prins maurits tot Stadhouder van Holland en Zeeland benoemd..........87

1587 Leicester legt de landvoogdij neder. ... 88

1588 De Onoverwinnelijke vloot vernield .... 88

1590 Maurits tot Stadhouder van Utrecht, Ooer-

ijsel en Gelderland benoemd......91

Verrassing van Breda door middel van een turfschip.............92

1591 Maurits begint den aanvallenden oorlog . . 93

1592 Dood van parma..........93

1594 Groningen belegerd en ingenomen. Willem

lodewijk van Nassau tot stadhouder in de Provincie Groningen aangesteld......93

-ocr page 254-

238

Bladz.

1595 Eerste tocht der Nederlanders naar Oost-Indië.................107

1596 Albeetüs van Oostenrijk door philips II tot Landvoogd over de Nederlanden aangesteld. . 93 Verovering van Cad'ix door de Engelschen en Nederlanders......................98

1597 Maurits overwint de Spanjaarden bij Turii-

fiout..............93

1598 Philips II staat de Nederlanden aan albeeïüs

en Isabella af...........94

Dood van philips II. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon philips III.........95

1600 Slag bij Nieuwpoort.........96

1601—160-1 Roemrijke verdediging van Ostende . . 97

1603 Opricliting der Oostindische Compagnie. . . 107

1601 Prins mauriïs verovert Sluis......97

1606 Heldendood van klaassen.......98

Ontdekking van Nieuw-Holland door de Nederlanders .............11S

1607 Overwinning bij Gibraltar.......98

1609 Twaalfjarig bestand.........99

1610 .De Staten ondersteunen den Keurvorst van

Brandenburg............100

De opvolgers van arminius leveren aan de

Staten van Rolland eene Eemonstrantie in. . 100

1617 De Staten van Holland nemen de Scherpe Resolutie.............103

1618 Mauriïs dankt de Waardgelders in UIr eelt af 103 De Synode te Dordrecht geopend.....104

1619 Oldenbaiinevelt te ^s- Gravenhiage onthoofd . 104 Stichting van Batavia ........108

1620 Graaf willem loükwi.tk van Nassau sterft.

Zijn broeder eiinsï casimir wordt Stadhouder in Friesland; mal'rits in Groningen en 'Drente.............105

^ 1621 Einde van het twaalfjarig bestand .... 105

Oprichting der Westindische Compagnie . . 114

Dood van alberïus van Oostenrijk . . . . 105

1622 Maurits ontzet Bergen-op-Zooni.....105

-ocr page 255-

339

lilailz.

1633 Aanslag der zonen van oldenbaknevelt tegen

het leven van maukits........105

Rechtspleging op Amhoiua.......114

1635 Dood van jiauriïs.........105

Eunsï cahimir van Nassau volgt hem als Stadhouder op in Groningen en Drente; trf.derik hendiuk in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijsel..........109

1637 Piet hein overwint de Spanjaarden in do Allerheiligen-baai..........114

1638 Piet hein neemt de Spaansche zilvervloot . . 114 1638—1629 Hevige oorlog op Java......114

1639 Inval van de Spanjaarden en Keizerlijken in de

Nederlanden............110

Iredeuik hendrik verovert 's-Herto'/enhoseh . 111

1633 Prederik hendrik verovert Maastricht. . . 113 1633 Dood van Isabella. Do Kardinaal-Infant Ferdinand tot Algemeen Landvoogd he-

noemd..............112

1635 Verbond tusschen de Republiek der Vereenig de

Nederlanden en Frankrijk.......112

1637 Prederik hendrik verovert Breda .... 112

1639 Zeeslag bij Duins..........116

1644 Prederik hendrik verovert Sas van Gent. . 113

1645 Prederik hendrik verovert Hulst .... 113

1647 Dood van erederik hendrik Hij wordt door

zijn zoon WILLEM II opgevolgd.....120

1648 quot;Vrede te Munster..........117

1650 Willem II handhaaft het gezag der Algemeens Staten tegen do provincie Holland . . 132 Hij sterft............133

16.51 Groote vergadering te \i-Gravenhiage. . . . 133

1653 Eerste Engelsche oorlog........128

Zeeslagen bij Plymouth., op de Noordzee en

bij Dover.............129

De Nederlanders vestigen eene kolonie aan de

Kaap de Goede Hoop.........193

1653 Jan de vvitt wordt Raad-pensionaris. . . . 136

Zeeslag bij Ter Heide........129

-ocr page 256-

240

Bladz.

1654 Vrede te Westminster........129

Acte van scclusie..........130

1658 Wassen'a ah overwint de Zweedsche vloot in

de Sond.............131

1Ö59 Overwinning van de iuiyteb op Funen. . . 132

1360 Vrede van Koppenhagen. Intrekking van de

Acte van seclnsie..........132

1661 Brazilië aan Portugal afgestaan.....132

1662 Verbond niet Frankrijk. Verbond met Enge-

land................133

Verlies van het eiland Formosa.....193

1664 De Engelschen veroveren onze bezittingen op

de westkust van Afrika........134

Dood van willem fredf.rik, Stadhouder van Friesland en Groningen. Hij wordt door zijn zoon Hendrik castmiii II opgevolgd .... 136

1665 Noodlottige zeeslag bij Lestoffe.....135

Oorlog met den Bisschop van Munster . . . 136

1666 Vrede te Kleef...........137

Vierdaagsche zeeslag. Tweedaagsclie zeeslag; beroemde terugtocht van de huyïek .... 137

1667 Tocht van de ruyïeii naar Chatham. Vrede

te Breda.............138

Uitvaardiging van het Eeuwig Edict in Holland ..............140

1668 Triple alliantie. Vrede te A ken tusschen Frankrijk en Spanje...........140

1672 Willem van Oranje tot Kapitein-Generaal voor éunen veldtocht aangesteld. Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster verklaren den oorlog aan

de Ilepubliek...........143

Zeeslag bij Solelay.........147

Inval van lodewijk. XTV in de Vereenig de

Nederlanden............145

Willem III tot Stadli ouder van Holland en

Zeeland benoemd..........147

De gebroeders de witt vermoord.....148

Gruwelen door Luxembuug te Zwammerdam en Bodegraven gepleegd .........149

-ocr page 257-

241

Hladz.

1673 De ruïter belet den Engelsclien op de Hol-

landsche kust te landen........150

Willem III verovert Naarden en Bonn. . . 150 De IVansclien en hunne bondgenooten ontruimen de Vereenigde Nederlanden op weinige plaatsen na............151

1674! Willem III tot Erfstadhouder benoemd. . . 151 Vrede met Engeland, Keulen en Munster .

Slag bij Senef...........152

1676 De ruyter behaalt eene overwinning op de Pranschen in 't gezicht van den Etna en wordt doodelijk gewond..........152

1677 Slag bij Mont-Cassel.........152

1678 Yrede te Nijmegen. Slag bij tit. Denis . . . 153

1688 Willem III verdrijft jacobus III van Engeland van den troon.........156

Lodewijk XIV verklaart den oorlog aan de Republiek............157

1689 Groot verbond te Weenett tegen lodewijk XIV..............157

1690 Slag bij Fleurus..........157

1692 Slag bij Sieenkerke..........158

1693 Slag bij Neerwinden.........158

1696 Dood van iiendrik casimir II, Stadhouder van Friesland, Groningen en Drente. Hij wordt opgevolgd door jon an willem friso. . . . 162

1697 Vrede te Rijswijk....... . . 158

1700 Verdrag tusscben Frankrijk, Engeland en

Nederland over de verdeeling der Spaansche

nalatenschap.........J..160

Karel II van Spanje sterft......161

1702 Dood van willem III........161

Begin van den Spaanschen Successie-oorlog...............162

1704) De jSTederlanders en Engelschen veroveren Gibraltar.............

1706 Slag bij Ramelies..........163

1708 Slag bij Oudenaarde.........164

1709 Slag bij Malplaquet.........164

-ocr page 258-

0 AO

fV I iV

Bladz.

1711 'Tonan wilmji frtso verdrinkt aan de Moerdijk. Hij wordt als Stadhouder van Friesland opgevolgd door zijn zoon willkm kauf.l hek-buik ruiso............163

1712 Slag bij Benain..........164

1713 Yrede te Utrecht..........165

1715 Barrière-tractaat..........165

1718 Willem kakel hendeik ïriso wordt Stadhouder van Groningen........170

1723 Kakel Y1 richt te Ostende eene Oost- en AVestindische Compagnie op. Willem kakel hexdkik fiiisü wordt Stadhouder van Drente

en Gelderland...........170

1731 Ternietiging der Maatschappij van Ostende. . 171 1741 Begin van den Oostenrijkschen Successie-oorlog 172

1743 De Nederlanders besluiten jiauia theuesia te ondersteunen...........173

1744 Aanval der Pranschen op de Oostenrijksche

N ederlanden............173

1747 De Franschen bemachtigen Staats-Vlaander en. Willem kakel hendkik feiso (willem IV) Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal van

de Vereenig de Nederlanden.......174

Het Stadhouderschap erfelijk verklaard . . . 175

1748 Vrede te Aken...........175

1751 Willem IV sterft. Hij wordt door zijnen minderjarigen zoon willem V opgevolgd. Prinses anna, Voogdes en Gouvernante.......176

178 180

o

1759 Dood van Prinses anna.......

1766 Willem V meerderjarig.......

1780 Engeland verklaart den oorlog aan de Vereenigdt

Nederlanden...........

17 81 Zeeslag bij Doggershank.......

Jozef II vernietigt de Barrière in de Oostenrijksche Nederlanden.........183

1784 Vrede te Versailles tusschen Engeland en de Vereenig de Nederlanden........183

1785 Prins willem V neemt zijn verblijf te Nijmegen 184 De geschillen met jozef II bijgelegd . . . 185

181 182

-ocr page 259-

243

IllaJz.

1787 Gewapende tussclieukomst vau Pruisen tot

herstel van liet gezag van willeji V . . . 18G

1793 De Pransehen veroveren de OostenrijJcsche

Nederlanden............188

1793 De Pranschen verklaren den oorlog aan den

Stadhouder. Dujioumez rukt in Staats-Brabant 189

] 794 Pichegeu rukt de Vereenujde Nederlanden

binnen.............190

1795 De Franschen veroveren de Republiek . . . 190

Willem Y vertrekt naar Engeland .... 191

Oprichting van de Bataafsehe Republiek . . 192

1790 Verovering van verscheidene onzer koloniën

door de Engelschen.........196

1797 Zeeslag bij Kamperduin........196

1799 Landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland .............197

1800 De Oostindische Compagnie wordt ontbonden . 216

1802 Yrede van Amiens..........198

1803 Hernieuwing van den oorlog met Engeland. . 198

1805 Schimjielpexxinck , raad-pensionaris .... 199

1806 Lodewijk napoleon, Koning van Holland . 200 De Engelschen veroveren de Kaap de Goede Hoop..............210

1809 Landing der Engelschen in Zeeland .... 202

1810 Lodewijk napoleon doet afstand van den troon. Inlijving van Nederland bij Frankrijk . . . 203

1811 Java door de Engelschen veroverd . . . . 216

1813 Bevrijding van Nederland uit de Eransche

heerschappij............206

Terugkomst van willem van Oranje. . . . 20S

1814 Aanneming der Grondwet. Willem van Oranje

als Souvereine Vorst gehuldigd.....210

Verdrag, waarbij Nederland weder in het bezit gesteld wordt van de meeste door Engeland veroverde kolonën..........217

1815 Vereeniging van Noord- en Zuid-Nederland . 212

Slag bij Waterloo..........214

Invoering eener nieuwe grondwet voor liet ver-eenigde Koninkrijk.........216

-ocr page 260-

244

Bladz.

1816 Bombardement van Algiers..... .217

1821 Verovering van Palemhang.......23?

1825—1830 Oorlog op Java tegen diepo negeiio . 23:

1830 Opstand te Brussel.........220

Het stamhuis van Oranje wordt in België van de reÊreering uitgesloten. Bombardement van

Antwerpeii............221

1931 Zelfopoffering van tan speyk......222

Tiendaagsche veldtocht........223

1832 Beleg van de Citadel van Antwerpen. . . . 224

1839 Willem I neemt de 24 artikelen aan . . . 225

1840 Willem I doet afstand van den troon . . . 226 1844 Opstand van het eiland Bali......232

1848 Herziening der Grondwet.......227

1849 Dood van willem II. Troonsbeklimming van willem III............229

1852 Droogmaking van de Haarlemmermeer . . . 229

1862 Afschaffing der slavernij in West-Indië . . . 233

1863 Oorlog met Japan..........233

1872 De koloniën op de westkust van Afrika aan

JEngeland afgestaan.........233

1873 Begin van den oorlog met Atjeh.....232

1876 Het scheepvaartkanaal door Holland op zijn

smalst geopend...........229

VERBETERINGEN. Hlz. 50 regel 20 slaat 1540 lees 1530.

»

))

»

25 »

1531

1541.

»

114

»

6 »

1629

1623.

»

128

»

9 »

1668

1652.

»

158

»

1 »

1091

1692.

»

176

»

8v.o. »

1752

1751.

»

193

»

19 »

1652

1662.

-ocr page 261-
-ocr page 262-

——

-ocr page 263-
-ocr page 264-