y//i t ■
f.r
U1TQEYOE i\D TEN VOOï^DEELE VAN HET pT, ^An ÏONIUS-GESTICHT VOOR, ONGENE ES LIJ KEN EN BLINDEN TE JlOTTERJJAM,
Ll
Ultl,-»* .(*•, ii4V » y •
i jl. C... n' 'k
•fo i*
ü T [lt;. E C fl T Wed, J. R. VA IS KO-SSURr.
Utrecht, P. VV, van de Weijor, Stoomdrukkerij.
Aan
EERBIEDIG OPGEI)RAGEN
DOOK
DEN DICHTER EN DEN COMPONIST.
1 • ■
^ „.,....-b . vi'^ •* -quot; ;i - •'■'iv
■
mi/''r, I-VIX liquot; gt;lt;gt;4141
ih^^'rf^-'r-- • -■ -:.v gt;v ; :vM.-.v- ..j 1
gt; , ....■ •'- .......... . (
........ , ifi: -1
^jriV • ^ ■'
.
.;«., •. ■ ■quot; •
■
. . , ,
;i.,--^k
, . .
^ÏR^fcf'iN''!- '».^v«.
- I Hl
1
'
■
••
■ - •■ , .■■ ■• • •■ v.;;,.';: • ■ - '
■ ■
ipM
r
r. ■
..... - quot; : '
: , , ,....•■ ■ . . ■ ■- • ■■ i'ÏS-y ■ ■ •
■
'A,. ■ • ■ ■ ' ''■ ' quot; ' '
.
)
■ 1
, 1
m Wi j
I.
Door dc aardsche jammerdalen, In alle wereldtalen ,
Weerklinkt de lijdensklacht Van koningen en slaven,
Van quot;t wiegjen tot de graven, Van duchtend tot den nacht.
't Is lijden , lijden , lijden , Dat op den stroom der tijden Met ied'ren golfslag stijgt : Maar hooger gaan de golven In 't menschenhart bedolven . Dat vol van jammer zwijgt.
Al breekt der zonne luister Ook door het nacht'lijk duister
Met goud en rozenrood, Ach, lijden blijft ons leven, En om de zonne zweven
De schimmen van den dood.
6
Zal dan geen morgen dagen, Volgt op des levens plagen
De zoete ruste niet ?
Klinkt langs der wereld zeeen Vol jammeren en weeën Dan nooit het vredelied?
't Hoofd omhoog, hot hart verheven, Uit de diepten van den nacht!
Daar verrijst een hoogcr macht, Die het lijden in het leven Overwint met koningskracht!
Wie kan het lijden teug'len, Wie overwint den dood, Wie daalt op Eng'lenvleug'len Ter neêr in onzen nood ?
/
Wie zal de worst'ling wagen Met al des levens plagen Met jammeren en pijn , Wie zal de worst'ling wagen En overwinnaar zijn ?
IV.
Zij, die langs de aarde wandelt
In wonderbaren gloed,
En in het diepste duister Gods liefde loven doet.
Zij, die bij 't eerste lijden Reeds troosteresse was, 1 )e schoone hemeldochter De heil'ge Charitas!
Zij schenkt het schreiend kindjen
Den zoeten lieven lach, Waarin de droeve moeder Weer 't leven luiken zag.
8
Zij heelt het hart, gebroken In 's levens ruwen strijd , Zij doet het hoofd weer rijzen Gebogen voor altijd.
Zij wischt der zonde tranen Van de uitgevaste wang, Zij lokt zelfs uit de graven Een wond'ren levenszang.
Zij, die bij 't eerste lijden
Een troostende Engel was, De schoone hemeldochter, De heiige Charitas!
V.
— Kook van weezen. —
Wij kenden geen vader, geen moeder meet
Wij kenden alleen den dood;
Toen daalde de Liefde, de teedere, neer En gaf onze harten het leven weêr
Ons koesterende in haar schoot!
9
VI.
— Koor van armen. —
Vragen, altijd vragen Was ons levenslot,
Altijd, altijd dragen
Smart en smaad en spot.
Lijden was ons leven
Tot de liefde kwam, Met haar: „geven, geven!' Ons het juk ontnam!
VII.
— Koor van grijsaards. —
Door 't leven overwonnen
Door d'ijz'ren nood verplet, Wenkt ons de sombere aarde Als waar' ze een rozenbed; Maar aan de stervenssponde
Houdt heiige liefde wacht, En spreidt met teed're handen De laatste peluw zacht.
10
VIII.
- Kook van ongeneesujken. --
Wij slepen de keten
Der eeuwige smart,
VA'ij voelen de beten
Der wanhoop in 't hart, Gedoemd en versmeten,
Door 't leven gesard , Van God als vergeten
In twijfel verward , — Bij al wat ons griefde
Wie leschtte onzen nood? Gij zijt het, o Liefde , Zoo eindeloos groot !
IX.
Door de aardsche jammerdalen, In alle wereldtalen.
Weerklinkt der liefde lied. Weerklinkt der liefde glorie , Die nimmer de victorie Aan dood of lijden liet !
Niet voor mij, gij worstelaren In des levens harden strijd , Zwervers langs dc woeste baren,
Zoekers aan den dood gewijd, — Niet voor mij , gij martelaren
Van het onverbeden lot,
Klink' het dankbaar spel der snaren Maar alleen, alleen, voor God!
— Slotkoor —
Eere zij aan God , d'Alhooge !
Eere aan Hem, die is en was! 1 )ie der wereld heeft gegeven t Schoonste beeld van 't eigen leven In zijn heil'ge Charitas!