-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

EEN WOORD

HULDE EN OPBEURING

TEU

UITVAAUT

va:

den zeer-eerwaaeden pater JOANNES RÜSCIIEBLATÏ

PriGster dor Sociëteit Vein Jcsus,

DOOll

F. HEYNEN, S. J.

ÊkmK'.

u |

^ é 4-gt;

i • , /

KERKKI-Ulv GüEDOLMvEVRl).

amsteedam,

O. L. VAN X^AJVCiKTVHUYSEN ,

1872.

SfiSfel

-ocr page 4-

V,- ' ' ■ - ■

■ -

.....

•V

-ocr page 5-

Omnis namquo pontifex ex hominibuB assumptus, l»ro hominilms constituitur in iis, quae sunt ad Denm, ut offerat dona et sacriflcia pro peccatis: Qui condoloro possit iis, qui ignorant ot omnt: quoniam ct ipso oircumdatus est infirmitate.

^Allo hoogoprioster is uit do menschen genomen en voor do menschen gesteld in de dingen, die God betreffen, om gaven op te dragen en offers voor do zonden:

„Die medelijden kunne gevoelen mot de onwetenden en dwalenden, omdat hij zeil' met zwakheid is omkleed.'1 Hebr. V: 1.

ZEBU EEIUVAA.UDE HEEUEN , EERWAARDE BROEDERS,

BEMINDE ('mil ST EX EN.

Hetzij de Heel' gevu ui' neme, immer inoul, zijn nnam worden gezegend.

Veel werd ons ontnomen door den dood van hein, wiens lijkbaar het middelpunt, vormt dezer treurige plechtigheid. Rechtmatig is do droefenis die, ons allen vervult; want wij betreuren het verlies of wel van een dierbaren bloedverwant, of vart een uitstekenden mcde-bekleedcr der priesterlijke waardigheid, of van een teeder zorgenden zielbestuurder, of van een hartelijk geliefden en booggeschatten medebroeder derzelfde Orde l). Met verlies door ons allen in zijnen dood geleden, wettigt de tranen, die we plengen; en de Heer die onze harten heeft gevormd, Hij, die zelf eens weende bij bot graf eens dierbaren vriends, billijkt onze smart.

Doch werd ons veel ontnomen, ook veel wns ons geschonken; en de dankbaarheid, die het goede van ons eischt, dat ons in

1

Het II. Misoffer werd opgedragen door den zoor uenvatinlen lieer II. Ruscheblatt, deken en pastoor te Alkmaar, die daarbij werd geassisteerd dooiden zeer eenvaarden Heer II. J. II. Unseheblatt, pastoor te Duivendreebli, gelijk eerstvermeldo een neef des overledei.en, en door twee paters der Sociëteit van ticsus. De zeer eerwaarde heeren .1. .A. van don Akker en d. 11. Bokker, rektoren der algemcene luilpkerk op bet Begijnhof cn van liet Aloysuis-gesticbt, woonden de uitvaart en de begrafenis bij als vertegenwoordiger;- der Vorecni-gingen, wier mede-bestuurder de overledene was.

-ocr page 6-

4

en door den overledene gewerd, is wel in staat eenigermate onze droefenis te verzachten.

Ik zal liet niet beproeven u in eene toespraak, wier beperkte grenzen door de omstandiglieden zijn aangewezen, den omvang te schetsen van hetgene gij verloren hebt, noch van al liet goede, u door den overledene geworden.

Met cén enkel woord wil ik u lieenwijzen naar den onvergetelijke, die leeft en immer leven zal in uwe herinnering.

Immers er bestaat een woord, dat ons zijn optreden en werken, dat geheel zijne persoonlijkheid in haar weldadige verschijning onder n naar waarheid schetst, en zijn beeld als in een enkelen trek voor onzen geest volteekent.

Dat woord luidt: Piuester! —■ Eu inderdaad, Priester was hij in den vollen zin des woords,

Hoe veel lofs hij verdient, die dat ééne woord in de volheid zijner beteekenis zich kan toeëigenen, leert ons de Apostel Pau-ius in zijn verhevenen brief tot t!o Hebreeuwen, dien men niet ten onrechte den priesterlijken brief zou mogen heeten.

Met den diepen blik, hem eigen, dringt, de groote Apostel door tot in het wezen dos priesfcerschaps en spoort er de groote voorwaarden op, die alle priesterschap bcheerschen, zoowel het priesterschap der Oude als dat der Kieuwe Wet; hetzij men dit laatste beschouwe in den oneindig verheven Hoogepriester des Nieuwen Verbonds, in Jesus Ciuustus, of in hen, die in meerdere of mindere mate deelnemen aan Zijne priesterlijke waardigheid en de priesterlijke bediening uitoefenen.

Het wezen des pricstersehaps ontvouwend en de eisehen, daardoor voor eiken priester gesteld , schrijft de H. Paulus;

,7Alle hoogepriester is uit de menschen genomen en voor de menschen gesteld in de dingen, die God betroffen, om gaven op te dragen en offers voor de zonden; die ^medelijden kunne gevoelen met da onwetenden en de d wal enden; omdat hij zelf met zwakheid is omkleed.quot;

Een man dus moet de Priester wezen naar liet hart Gods, en een man naar liet hart des volks. Hij moet, het voorbeeld des goddelijkeu Hoogepriesters volgend, zich bezig houden met de dingen des Heinelschen Vaders, Guds belangen behartigen, het heilig dienstwerk verrichten , God verheerlijken door offeranden

-ocr page 7-

op te dragen on Hem verzoening aan te bieden: maar ook moet liij zich wijden aan de belangen der medemensclien, uit wier midden hij geroepen word; broederlijken /in, liefdevolle toewijding moet hij betoonen aan allen, aan onwetenden en dwalenden.

In één woord de Priester zij een vurige minnaar Gods en een oprechte niensehenvriend.

Gelukkig hij, die dit heerlijk ideaal des priesters, ons door Paul us hand geschetst, ten volle in zich kon verwezenlijken.

In hoeverre de overledene hierin geslaagd zij, moogt gij zeiven beoordeelen, nadat ik getracht zal hebben zijn priesterlijk optreden en werken aan do twee gestelde eischen te toetsen, en n to toonen, dat de overledene was:

I. een waarachtige minnaar Gods;

11. een oprechte mensehenvriend.

Moge deze toespraak onze smart over het geleden verlies rechtvaardigen, maar tevens ook haar leenigen en verzachten door de herinnering nan het veelvuldig goede ons in den overledene door God geschonken; en mogen wij worden opgewekt tot het ijverig bieden der hulpe, waartoe de dankbaarheid ons jegens den ontslapene verplicht,

Is ieder Christen verplicht om liefde jegens God in zijn harte te dragen, en die liefde gestadig in zichzelven aan te kweeken en haar in kracht te doen toenemen, voel meer behoort hij te blaken van haar goddelijk vuur, die bestemd is om anderen van liefde jegens God te ontvlammen.

Dat vuur, hot vlamde met ougemeeaen gloed in het hart van hem, wiens dood wij betreuren, reeds voordat hij geroepen werd om dc trappen des altaars te betreden en Gode liet onbevlekte offer op te dragen.

Of was het niet eene blakende liefde tot God, tot Jesüs Giuustus, die hem het] edelmoedig besluit inboezemde om in do bloeiendste jaren zijner jeugd der wereld vaarwel te zeggen, en zich zonder voorbehoud Gode toe te wijden door het omhelzen van den religieuzen staat in de Orde zijner keuze?

-ocr page 8-

6

Nauwelijks mocht hij Je stem des Verlossers vernemen, die liem in stilte het: Veni se.qucre me! //Kom, vuig mij!quot; toe-fluisterde, of ziju bereidvaardig en voor alles wat edel is zoo ontvlambaar gemoed gaf aanstonds gehoor aan de liefdevolle uit-noodiging des Ileet'en. Hij volgde de roepstem des Verlossers, verliet als negentienjarige jongeling vaderstad on bloedverwanten om zicli don Heer ten olfer te wijden.

Mocht hem de wereld eene blijde toekomst voorspellen, mochten zijne talenten hcui achting en eere beloven, zijn edel gemoed zocht iets beters dan liet geschapene, iets duurzamers, dan wat door den dood eenmaal kon worden ontrukt, zijn hart streefde naar Hem, die eeuwig blijft en nimmer te leur stelt! Door dendrie-voudigen band der gelofte verbond hij zieh met hart en ziel aan den Goddelijken Verlosser. Hij verkoos Jesus' kruis boven het zingenot, Jjosus' armoede en verlatenheid boven de schatten, dio de aarde hem kon voorspiegelen, Jusus' smaad en vernedering boven eer en voorrang.

Wie schetst ons den ijver, waarmede hij in den staat, door hem gekozen, zicli toelegde op den dienst des Heeren, hoe hij de zffiverloocheniug beoefende, zieh dien geest trachtte eigen te maken, waarvan hij later in zoo hooge mate bezield was, en die liem zoo heerlijk een werktuig deed zijn tot Clods eer en tot heil van velen? ie schetst ons de moeitevolle inspanning, tlie hij jaren lang wijdde aan de oefening en vorming zijner taleii-ten, welke hij door zijn onvermoeiden toeleg omsmeedde in het edel wapentuig, waarmede hij eenmaal zou optreden om den strijd des Heeren te strijden?

Ieder onzer, die het geluk had hem slechts een weinig van nabij te kennen, ontwaarde terstond dat de overledene een man was van edelmoedigen aard, van geestdriftvollen inborst; een man, die niets ten halve kon zijn, die geheel was wat hij was! Het kon bijgevolg niet anders, of hij moest met geheel zijn hart, met geheel zijne ziel blaken van liefde jegens de Orde, waarin hij zieh ten innigste had verbonden. aan .Tusus Christus.

De jongeling, die eerst zich zeiven Gode ten olfer had gewijd in den religieusen staat, werd priester en betrad als offeraar het heilig altaar. Welk een edel voedsel, dat telken dage zich voortaan voor hem vernieuwen zou, ontving thans zijne liefde tot

-ocr page 9-

7

God? Do innige, de vertrouwelijke gemeenzaamheid met Jesus, waarin liij zich toen als een andere Joannes verheugen mocht, werd door liet oog der menschcn niet bespied. Engelen mochten haar bewonderen— op aarde was zij het geheim Gods en dor jeugdige priester-ziel ').

Maar toch weldra bleek liet, welk een schat hij in het Kucharistisch Olfer had gevonden. Want het dierbaar Altaargeheim was van nu af meer dan ooit het middelpunt zijns levens en de verwarmende vuurhaard zijner liefde. Zijne toenemende liefde jegens den Goddelijken Verlosser trad vooral aan het licht in bijzondere omstandigheden, die als bij verrassing zijne inwendige gezindheid tot openbaring uitlokten of dwongen. Wij zwijgen van den vnrigen ijver, waarmede hij de godsvrucht jegens het Goddelijk Hart des Verlossers bevorderde en verspreidde, en van zoo vele andere middelen, die hij aangreep ter opwekking en verlevendiging der liefde jegens den verborgen Godmensch. Eene enkele instelling schijnt slechts eene nadere vermelding te behoeven.

Ben der dierbaarste wenschen van den waardigen overledene ging in vervulling toen hier ter stede de ,/Vereeniging tot bevordering der vereering van het Allerlieiligste Sacrament en tot versiering van arme kerken //werd opgericht en in deze kerk gevestigd. Nu mocht hij meer dan vroeger, Jesus' liefde prediken aan allen, die op bijzondere wijze Zijne woonstede liefhadden. Nu kon hij elke maand talrijke godvruch-

O Ter verduidelijking van het voorbande en het volgende tekenen we hier eenige bijzonderheden aan, wier herinnering of vermeldinp: velen niet onwelkom wezen zal. Pater Joannes Kuscheblatt werd geboren den 5quot; December 1819 te Amsterdam, alwaar hij aan het stedelijk Gymnasium grootendeels zijne lagere studiën verrichtte. Hij trad den 30° September 1838 te Tronchiennes in de So-eiëteit van Jesus; besteedde de jaren 1840—48 aan het onderricht der H umaniora te Antwerpen en elders, en aan het beoefenen der philosophische en iheologische wetenschappen, beurtelings te Namen en te Leuven. Hij werd den 21quot; September 1850 priester gewijd, en was dat jaar en hot volgendeden zeereerw. pater A. dc Wit, thans pastoor der parochie van den H. Ignatius, behulpzaam bij de oprichting van het collegie te Sittard. Mij voltooide daarna zijne theologische studiën te Maastricht, gaf veelvuldige missiën, en verwijlde eenigen tijd te 'stlage, totdat hij den 8n Mei 1855 naar de St. Jgnatius-kerk (de Zaaier) werd gezonden, waar hij werkzaam bleef tot den 24n Februari 1859. Op dien dntum werd hij ju;n het hoofd gesteld der kerk van den H. Francis-cus Xoverius (de Krijtberg;, en spoedig daarna, namelijk den 1quot; September 1859 met de zorg voor de gevangenis (het Koode Dorp) belast. Zijn zegenrijke loopbaan werd eindelijk den 9U Augustus 1872 gesloten, en zijn stoffelijk overschot den 12quot; Augustus na de plechtige uitvaart ter St. Xaverius-kerke, op de K. K. begraafplaats de Liefde bijgezet.

-ocr page 10-

s

tigen, wier l.j1uiïo gestadig aangroeide, verzamelen rondom liet H. Tabernakel en hun de golieitnou van den verborgen God ontvouwen en do liefde, die reeds gloeide in die liarten, tot Imogo-ren gloed ontvlammen. De pogingen dier weldra bloeiende ver-eeniging om 's Heeren woonplaats van betamelijken luister en de altaren van passende sieraden te voorzien, moeliten rekenen oi) zijne krachtige aanmoediging en onvormoeide ondersteuning.

Niet te vreden dat op ééne plaats den N erlosser in liet Allerheiligst Sacrament met ougemeene vurigheid hulde werd gebracht, ijverde hij voor alle woonsteden des fleeren in deze stad. Hij spoorde hen, die hij maandelijks over»de godsvrucht jegens het rr. Altaargeheim onderhield, aan, om den troon des Verlossers te gaan bezoeken en Hem oere te brengen zoo dikwerf er in eenige kerk Hem bijzondere hulde werd bewezen. Het zichtbaar toenemen van liet bezoek der kerken, waar aanbiddingsdagen werden gevierd, strekt tot bewijs—gelijk eene bovriende hand in hot gevierde katholieke dagblad, hier verschijnend, nederschresf— voor het vruchtbaar slagen zijner pogingen.

Ais zoon dezer stad moest hem bovenmate lief zijn de H. Stede, waar thans de mirakelen worden herdacht, door God, tot heil en verheffing van Amsterdam, in het dierbaar Altaargeheim weleer gewrocht. Hij mocht de voldoening genieten, dat het toenemend bezoek dier kerk, tijdens het feest van Mirakel in de laatste jaren , kon worden aangemerkt als een zegenrijk gevolg van zijnen ijver, en hij verblijdde zich in de stille overtuiging, dat ile schitterende hulde eener overtahijke algemeone Communie, den Goddelijken Verlosser ten vorigen jare op het feest van Mirakel bewezen, grootendeels moest worden gedankt aan een denkbeeld, bij hem hot eerst ontstaan, en aan de pogingen door hem in het werk gesteld 1).

1

Vgl. de 'lijd, 10 Augustus II. -..... in een beknopt ovcrzichl vim liet bedrijvig leven des outslupenen, dat de hand verraadt eens meesters in do kunst om klaar, keurig en kort met weinige woorden veel te zeggen, lezen we daar liet volgende: quot;Wij zeglt;;cn niet to veel, als wij getuigen dat door zijn magtigen invloed de kerken van Amsterdam, zoo dikwijls cr aanbiddingsdagen werden gevierd een groot golal aanbidders voor hare altaren zagen nederknielen. Zijne liefde tot dat II. Gelieim, do bron v. n al ijnen ijver, sprak zich vooral luide uit bij liet jaarfeest van bet A. H. Sacrament van Mirakel; maar dan ook kon men in al zijne wooruen en daden don echt katholieken Amsterdammer erkennen, die trotsch is op zijne geboovtestad, omdat God haar met vele en uitmuntende mirakelen heeft bevoorregt.quot;

-ocr page 11-

9

Hij, die zoo lie.fc dierbaarst geheim van den Godsdienst, hij, die 2,66 Jksus Chuistus in het H. Altaargeheim liefhad, hij moest wel brandende zijn van liefde jegens God; hij moet terecht een waarachtige minnaar Gods worden geheeten. Maar ook aan dien goddelrken vuurhaard der liefde, daar leerde hij en daaraan ontleende hij zijne liefde tot den evenmensch.

Priester van den verborgen God onzer altaren, betrad hij liet heilig altaar om er de goddelijke Geheimen te vieren, maar daalde hij ook, van goddelijke zegeningen vervuld, van het altaar neder onder de mensehen, oin heil en zegening onder iien te verspreiden. Mot andere woorden; als Priester was hij een waarachtige minnaar Gods en tevens een oprechte menschen-vriend.

IL

Waar liefde tot God in het iiarte woont, daar is ook liefde tot don evenmensch. Want wie God hef heeft, zal God beminnen in zijne schepselen, zal de schepselen, die vatbaar zijn voor liefde jegens hunnen Schepper, liefhebben. God zal hij beminnen in de schepselen, de schepselen om God. Die liefde moet dus ook iu hooge mate het hart des Priesters bezielen.

Bevreemdend echter mag het schijnen, dat de Apostel Paulus de liefde tot den evenmensch, die in het priesterlijk hart meet zetelen, met eene uitdrukking kenmerkt, die onvolledig, dio eenzijdig schijnt. Hoe toch noemt hij den priester onder het opzicht der naastenliefde? Als een //(jut condolero possitquot;, ee,n man, die medelijden gevoelen kan.

Dan wel verre van zich aan eenzijdigheid schuldig te maken, wijst de Apostel juist met dit woord op het eigenaardige, het kenmerkende van de priesterlijke naastenliefde. Want indien de mensch afwijkt van God en bijgevolg van zijn eigen heil, of in-'dien hij zich niet zoo innig aan God vasthecht, en niet zoo

//Ten vovigen jure, toon A\ ij met • '.Ijdsehap mojrten vernicklen, dat bij hot fccöt vuu Mirakel, duizenden lgt;ij dnizeiuleu deelnamen aan eene al^emeene Commnnie voor Z. 11. den Pans, naartoe zij door do pjclieelegcostelijldieid der hoofdstad waren opgewekt, verbood de bescheiden hei.1 ons den naam to noemen van hem, die daartoe den eersten stoot gegeven had, nu worde hij vermeld-die man was pater Uuscheblalt.,,,

-ocr page 12-

10

spoedig in de deugd cn in de volmaaktheid vordert als hij xou kunnen en moeten, waaraan is het veelal, bijna immer te wijten? Aan onwetendheid en dwaling. En wie is nu de persoon, door God aangewezen, om die beletselen, welke den inensch van God in meerdere of mindere mate verwijderen, uit den weg te ruimen? De Priester. Want de p.iester slaat tnsschen God cn het volk ; hij is de tusschenpersoon, de middelaar tusschen God en de menschen; hij moet van de eene zijde God verzoenen met zijne smeekingen en offeranden , en van de andere zijde het hart des volks bekeeren, door het terug tc brengen tot betere inzichten. Zijne naastenliefde, moet derhalve bij uitstek eene medelijdende en medegevoelende liefde zijn. Hij zij dus een man, //die medelijden kunne gevoelen met hen, die onwetend zijn en dwalenquot;, qui condolere possit iis qui ignorant et errant.

In hoc liooge mate was nu die kenmerkende, die ware priesterlijke naastenliefde den ontslapene eigen ?

Ter beantwoording dezer vraag zou ik de verschillende uitdrukkingen moeten verzamelen cn herhalen, waarin gij zeiven het verlies hebt uitgesproken, dat door elk uwer op eone bijzondere wijze in den onvergetelijke wordt betreurd. De oprcehtc droefenis, aan den dag gelegd en luide verklaard door personen van alle rangen der maatschappij, zegt liet ons dat de ontslapene wist deel te nemen in aller leed, troost en hulp te putten uil. zijn rijk gemoed voor allen, dat h:j alles voor allen wist te zijn.

Of bezat hij geen troost voor hen, die vaak benijd worden door kortzichtigen, wier oog niet henen dringt door tien bc,drie-gelijken sluier, waarachter soms grooter smarte schuilt dan er in de schamele woning des bedelaars gevonden wordt? Namen ooit de armen te vergeefs hunne toevlucht tot hein, die inderdaad hun schatbewaarder bleek te zijn? Werd hij ooit te vergeefs aan de sponde eens zieken geroepen, en liet hij iets onbeproefd om zijne smarten te verzachten?

Was het vooral niet zijn genot, zijne uitspanning, om met zijne medelijdende liefde deel te nemen in het harde lot, door de on-gelukkigen geleden, die hunne misdrijven moeten boeten met liet verlies hunner vrijheid? Hoe monige ziel werd door hem inden kerker aan de kluisters der z^nde ontrukt; hoo menig zondaar.

-ocr page 13-

11

die een slaaf was der vuigsto driften, herwon doorzijn liefdevolle zorg in de gevangenis de vrijheid der kinderen Gods? De liefde deed hein de gevangenen besehouwen als zijne lievelingen j de medelijdende liefde, die den minnende aan den beminde gelijk doet zijn , liet hem in zekeren zin geen verschil meer ontwaren tusschen gevangenen en vrijen. Machtig waren dan ook de overwinningen, door zijne liefde behaald, heerlijk de uitwerkselen, door haar voortgebracht! Ho liefde laat zich niet nabootsen; maar waar zij zich in werkelijkiicid vertoont, daar zegeviert ze. Waar zij onmiskenbaar blijkt, is geen hart tegen liaren invloed bestand. Er is eene stem, waaraan de meest verharde moeiclijk weerstaat, en waarvoor hij ten loste bijna altijd bezwijkt; het is de stem die gaat uit het hart tot het hart! Wilt gij weten wat zijne liefde in den kerker vermocht? Deze ééne opmerking melde het u: zij die buiten de maatschappij waren gesloten, als harer onwaardig, zij wier ongebreidelde hartstochten eene strenge beteugeling eischten, zij waren niet bestand tegen de overmachtige liefde, hun door dezen waardigen priester betoond; bij de treurige tijding, dat de dood hun dezen vriend, dezen weldoener en vader had ontrukt, zijn zij verteederd geworden — — de gevangenen, zij uebben geweend.

Wie wij ook mogen zijn, wij hebben nllen in meerdere of mindere mate medelijden noodig, omdat wij allen in meerdere of mindere mate misdoen; en hetzij wij verder afwijken of minder verre, hetzij wij God verlaten door zware overtredingen of ons van Hem verwijderen door geringere zonden, of ook hetzij we slechts door onvolmaaklheden eenig beletsel stellen tegen onze steeds inniger vereeniging met God, meest altijd moet het geweten worden aan de onwetendheid en dwaling, waaraan we ons schuldig maken, bijna immer geschiedt het, dewijl wij ons in meerdere of mindere mate eene plaats kiezen onder de dwalenden en onwetenden. Maar immer ook is het de priester, die ons moet onderrichten en van de dwaling bevrijden; en steeds zal liet de kracht der liefde wezen, die zijne onderrichtende en terechtwijzende, zijne opwekkende en vermanende woorden moet bezielen.

Hoe toonde de ontslapene ook hier wederom, dat hij een man was, die een echt priesterlijk gemoed, een liefdevol hart bezat! Waarin toch lag het geheim zijner aangrijpende welsprekendheid ?

-ocr page 14-

u

Was het de heldere inzage der waarheid, die lichtvol schitterde voor zijn begaafden geest? Waren het do edele vormen, waarin hij zijne rjedachten kleedde? Was liet de levendige en bevallige voordracht, waarmede hij zijn gehoor boeide? Was het zijuo kennis van het raenschelijk hart, of eene rijpe ondervinding, die gezag leende aan zijne verinaningen en lessen? Neen! OiVe' oon dit alles in geen geringe mate hem eigen was, iiLt daarin lag zijne eigenlijke kracht. Zijn warm gemoed, zijn vurig minnend hart was de welbron, waaruit zijn redenaars-kracbt ontsprong.

Eene diepgevoelde en levendige overtuiging van Gods oneindige beminnenswaardigheid, en tevens het diepe gevoel van den ellendigen toestand, waarin de mensch zich werpt, die God verlaat of zich van God verwijdert, bezielden zijne woorden en deden ze den weg tot do harten vinden. Zijn warm gemoed, zijn krachtig en vurig minnend hart bewaarde den gouden sleutel, waarmede hij de harten zijner hoorders voor zich wist te ontsluiten. Hij beminde, hij gevoelde, en daarom wist hij te treilen en te verteederen, te roeren en meê te slepen; daarom wist hij zich klein te maken met de kleinen, zwak met de zwakken, alles te worden voor allen, om aan allen^ Christus to kunnen prediken, en allen voor Christus te winnen.

IJverig en onvermoeid heeft do waardige priester, zielizelven niet sparend, het woord Gods verkondigd. Wij waren er meermalen getuigen van, hoe bereidvaardig hij elders, waar liet verlangd werd, onder tie almattendste omstandigheden den kansel oetrad, hoe iiij herhaaluelijk op twee plaatsen gedurende denzelfden vaston-tijd de lijclensmedilatiën hield; hoe hij, na zich hier te hebben vermoeid, met de meeste welwillendheid de geestelijke oefeningen gat in menig collegie, waar de Nederlandsche jeugd godsdienstige en wetenschappelijke opleiding geniet.

Al zwoegde hij rusteloos, toch vermocht hij niet zooveel als zijn matelooze ijver verlangde. Daarom trachtte hij zich als te vermenigvuldigen en greep hij de middelen aan, waarmede hij de voortrelfelijke instellingen en vereenigingen, die hier ter stede bloeien, tot zijne bondgenooten kon maken bij zijn onvermoeid streven naar steeds krachtiger en ruimer bevordering van des naasten heil. Van daar zijne warme belangstelling en bijzondere

-ocr page 15-

18

genegenheid jegens de armenscholen; van daar de bezielende invloed en het opwekkend voorbeeld door hem gewijd aan de uitrauutendo Vereeniging tot Weldadigheid van den A llerheiligsten Verlossei' en de Fleereu-Vereeniging, wier melebestuuvder hij was.

Eindelijk oefende hij zijne liefde tot den evenmenseh door zijn gemakkelijken en aangenamen omgang, waarmede iiij de deugd beminnelijk maakte en menig vooroordeel tegen den katholieken Godsdienst bij de andersdenkenden, met wie hij in aanraking kwam, verwijderde. Veilig mag dus van hem worden getuigd, dat hij de veelvuldige talenten, hem door God geschonken, allo heeft dienstbaar gemaakt aan zijne oprechte priesterlijke naastenliefde. Had hij vijf talenten ontvangen, hij heeft ze in waarheid niet begraven, maar er ijverig mede gewoekerd.

Een uitstekend Pimester, een waarachtige minnaar Gods en een oprechte inenschenvriend, gij zult het met mij instemmen, is alzoo heengegaan uit ons midden.

Te zwak waren de trekken, wij gevoelen het, waarmede wij beproefden liet beeld van den onvergetelijken te schetsen. Uwe herinnering heeft echter aangevuld, wat aan onze schets ontbroken heeft.

Zullen we ons nu aan overmatige droefenis overgeven, zullen we klagen, dewijl hij in het midden zijner zegenrijke loopbaan van ons werd weggerukt? Zullen wij den dierbare de ruste misgunnen, die hem geschonken werd eerder dan hij die verlangde; het heerlijk loon , dat hem toekomt voor den niet overhingen, maar volijverigen arbeid?

Neen! gelijk het Christenen betaamt, buigen wij onze hoofden voor Gods raadsbesluiten, en in de dankbaarheid des harten voor het overvloedig goede, ons door God in hem geschonken, zeggen wij met volkomen onderwerping aan Gods heiligen wil: tt De Heer heeft gegeven, de lieer heeft genomen; gelijk het den Heer heeft behaagd, alzoo is het geschied; gezegend zij de naam des Heeren.quot; 1)

1

Job, 1: 21.

-ocr page 16-

14

De heriuneriiig aan den ontslnpene, blijve bij ons in zegening, en onze daukbaarhoid volge liom in het graf— neen verder, zij volge licm in de eeuwigheid ; maar eene dankbaarheid die zicli toono in daden. Hoe lichtelijk toch kan liet geschieden, dat Gods oneindig heilige blik nog een enkele smet ontwaart in dc edele ziel zijns priesters!

Schoon toch zijn de voeten van hen, die den vrede boodschappen, maar die voeten wandelen in het stof; schitterend is het gewaad, dat den priester tooit, maar zijn boord raakt de aarde; volheerlijk is de kroon, door den getrouwen dienaar dos heiligdoms verdiend, maar volkomen vrij van alle smet moet wezen, wat voor eeuwig tot sieraad verstrekken zal.

Voor God te leven was de hartstocht, die dezen priester lieeft bezield; voor den evenmensch te arbeiden, was zijn gestadige toeleg; doch wie is er, die nimmer in liet minste afweek, noch ter rechter, noch ter linker zijde? Is elk priester niet, hoe voortreffelijk ook, volgens het woord des Apostels ,/uit de men-scheu genomen en met zwakheid omkleed?quot; ex hominibus

assumptus---- quoniam et ipse circuindatus est infir-

mi tate?

Welaan dan, betoont uwe dankbaarheid jegens den overledene dooi' uwe gebeden. Het oogenblik is daar, dat zijn stoffelijk overschot zal worden heengevoerd naar de laatste rustplaats, langs de straten der stad,* die het tooneel waren zijns ijvers. Vergezelt den treurigen stoet, althans in den geest, en betaalt de schatting der wederliefde jegens hem, die u heeft liefgehad.

Mij dunkt hij zolf noodigt u daartoe uit met de woorden, door den grooten Apostel neergeschreven op liet einde vah den schoonen brief, die ons de leidende gedachten voor deze toespraak heeft geselionken: Orate pro nobis, eonfidimus enim, quia bonam conscientiam habemus in omnibus bene volentes couversari. Amplius autem depreeor vos hoc facere, quo celerius restituar vobis //Bidt voor mij; want ik vertrouw een goed geweten te bezitten en in alle dingen naar behooren te willen wandelen. Ik smeek u dringend, doet het des te meer, opdat ik te spoediger aan u worde

1; Ilcbr. XIII: 18.

-ocr page 17-

15

weergegeven.quot; — Bidt voor mij, roept eveneens de overledene u allen toe , bidt en smeekt voor mij, die do overtuiging mede-neme van niets tegen u, alles voor u te hebben gedaan; opdat ik des te spoediger en dos te overvloediger do uwe zij in den Hemel, die op aarde naast God aan u heb toebelioord. [u het rijk der glorie, door uwe gebeden voor mij ontsloten, zal ik blijven arbeiden aan de taak, mij weleer aangewezen; daar wil ik de uwe zijn, meer nog dan ik het op aarde was, en zal niet rusten, tot dat gij eenmaal allen mot mij Gode voor eeuwig toebehoort. Amen.

-ocr page 18-

IMÏMUMATU K,

, , , • ,1, A. VAN l)KNT AKKKl

Amstclotlami,

• .f-n Lib. Cms.

31 Aaijusli 18i2.