istoor van nenoen a/M oud-dihekteur van het bisschoppelijk kolleoie te koermond. GEHOUDEN DEN 21 MAAUT 18fi7
POOR
iv. k. priester en profrssor in voornoemd kollggie.
■ I
1 .
} ■i
141.
■ ;
/
Toot' mij is het leven Christus , en het sterven, een ijewin. l'hilipp. 1. 21.
Wie ligt daar tieêr, in hel doodskleed gehuld, tnet rouwgewaad omtogen , roerloos en zwijgend tusschen de sieraden der smart en de zangen der droefheid?
Bergen! daar ligt uw geliefde herder. Daar ligt uw teedere vader, Parochianen! uw apostolische broeder. Geestelijken! uw leidsman, Jongelingen! uw priester. Christenen! Daar ligt ons aller vriend, de zoo algemeen beminde, WelEerwaarde heer JACOBS.
De hand des doods heeft hem getroffen te midden zijner levensbaan, neérgevcld als een slagtoffer van zijnen ijver.
Helaas! nog geen drie jaarkringen zijn gesloten, sedert de betreurde man zijne afgematte ledematen in uw midden sleepte, Christenen ! om ook u zijne dagen en daden te wijden. Toen verwelkomdet gij hem met schier vorstelijke praal , als moest gij hem voor eeuwig bezitten. Al hel volk riep uil: leve de koning (*), de koning onzer harten! Geroepen om heraut van dien triomftogt te zijn, beklom ik den troon des woords, u gelukwenschende met den waardigen feesteling. Ik had als soldaat des kruises in zijne gelederen gediend , lange jaren onder zijne banier gestreden; ik kende hem van nabij , omdat hij de gids mijner schreden , de Raphael van mijn Tobiasleven geweest is, zoodat ik geregligd was te zeggen, dat de gevierde voor u een koning van liefde, een koning van vrede zou wezen. En nu — o God ! Wat een slag heeft uwe vaderhand ons loe-
0 III «un. 1,40. :
V J u li o
gobragt! — nu is de blijdschap van ons hart geweken; ons gezang is in geween overgegaan ; gevallen is de kroon van ons hoofd {*). Nu slaan wij te treuren bij eene lijkbaar, gelijk Jesus bij het graf van zijn vriend Lazarus. Nu sta ik andermaal op den kansel, thans met het rouwfloers behangen , om heden de tolk te wezen van geschokte gemoederen en van eene, even als het verslagen Jerusalem, in rouw gedompelde parochie.
Zoo gaat dan alles op aarde voorbij, als hadde het nimmer bestaan! Zoo zien wij dan weder, dat de mensch niet voor den tijd maar voor de eeuwigheid, niet voor de aarde maar voor den hemel geschapen is! Daarvan was de ontslapen herder zich bewust, en daarom heeft hij zijnen geheelen levenswandel naar God gerigt, zoodat liij van zich zeiven getuigen mag, wal de apostel Paulus zeide : Voor mij is hel leven Christus, en het sterven, een gewin.
In deze beschouwing van zijne afgelegde loopbaan wortelt onze droefheid , maar tevens onze troost. Zulk een' man te missen is voor ons een verlies, een groot verlies, maar voor den vereeuwigde is het heengaan een gewin. Zijn leven immers loste zich op in Christus, dien hij op aarde gediend heeft als leeraar, ais priester en als herder.
In het jaar 1824 te Venray geboren , was hij niet alleen landgenoot maar zelfs stamverwant van den groo-ten Henschenius, den onsterfelijken grondlegger van de „Levens der Heiligen,quot; naar den naam van Bollandus, „Bollandisten1' geheeten. Daar op het pas ontloken en reeds blooijend kollegie van Venray ontsproten aan zijn vluggen geest de eerste kiemen van wetenschap, daar ontving zijn vroom hart de eerste zaden van godsvrucht. Doch ook bestemd, om andere nieuwe onderwijsgestichten te helpen opluisteren , verliet hij weldra zijn' geboortegrond , om elders zijne zucht naar kennis voedsel te verschaffen.
Niet ver van de grafstede van den beroemdsten
O Jtir. V, 15, 16.
keizer der gouden middeleeuwen , digt bij Aken, de stad van Karei den Groote , verhief zich op de puinen eener oude en vermaarde abdij hel verjongde Uolduc, ais eene ark van heilige wetenschap. Derwaarts vloog als eene duif de leergrage jongeling. Hier werd zijn roep bevestigd. Naauwelijks had hij er als kweekeling zijnen geest met de letterkundige en wijsgeerige studiën verrijkt; naauwelijks een tweetal jnren in het Groot Seminarie te lloer-mond , waaraan de zalige Dionysius, de karthuizer, zijn' geest schijnt verpand te hebben, als leviet de godgeleerdheid beoefend; of hij verscheen weder in het Kleinseminarie van Uolduc, om er den leerstoel te bestijgen.
Nu bevroedde hij voor goed, welke kostbare gave Gods, de rede is, die den mensch boven alle gezintuigde wezens verheft. Nu die rede al verder in het heiligdom der wetenschap doordrong, nu begon de jonge geestelijke ook te gevoelen, dal God. de lieer der Welenschappen is. {*) Deswege bezigde hij de wetenschap niet als doel, maar als middel : als middel, om God beter te kennen , getrouwer te dienen , vuriger te beminnen , hartelijker te aanbidden. Eene wetenschap zonder God achtte hij oppervlakkige kennis, schitterend genoeg om den mensch te verblinden , niet schitterend genoeg om hem te verlichten. Eene wetenschap tegen God was hem eene razernij des geestes. Met die overtuiging maakte hij van dag tot dag rassche schreden in ondervinding en kennis.
Te Rolduc in 18/i9 priester gewijd, werd de ijverige JACOBS bereids in 1851 door Roermonds doorluchtigen Kerkvoogd , Mgr. Pauedis , naar de Mijterstad geroepen , alwaar het vernieuwde Kollegie, onder het scheppend beleid van zijnen eersten Bestierder, den Zeer Eervv. heer Hoefnagels, begon te ontluiken.
In 't voorbijgaan dient gezegd, dat dit onderwijsgesticht, van den jare 1611 dagteekenende, de verschillende namen van latijnsch-, Thereziaansch , koninklijk-, en stedelijk kollegie, bij tusschenpoozen gedragen, had af-C) I Sam. II , 3.
6
gelegd, om eindelijk den huldigen titel vtm bisschoppelijk Kollegle aan te nemen. Als leeraar te Koermond benoemd , werd de WelEerwaardeheer JACOBSeender medeslichlers, en , bij de verplaatsing van zijnen Bestierder naar hel Groot-Seminarie, in het jaar 1854, Direkteur van hel Kollegie, waaraan hij dertien jaren werkzaam was. Hier verkregen zijne geesiesgaven de volle rijpheid. Hier liet hij de jeugd met kwistige handen plukken aan den boom der wetenschap, die zijne takken uitschoot op allerlei gebied , maar voornamelijk op dal der moedertalen. De Direkteur JACOBS had er twee, welke hij bij voorkeur beoefende en met voorliefde onderwees : de taal der moederkerk, het eerbiedwaardige lalijn , waaraan hij de diepste geheimen zocht te ontwoekeren, en de taal des vaderlands, het krachtige nederduitsch, dat hij meesterlijk wist te spreken en te schrijven. De honderden jongelingen, die hij u in beide leervakken uitmuntend bekwaamd heeft , kunnen als zoovele getuigen optreden , dat de kunst hem eigen was zijne lessen vruchtbaar te maken. Overtuigd, dal eene te lang gerekte inspanning op ernstige zaken het brein van den scholier vermoeit, wist hij zijne lessen, op de bevalligste en boeijendste wijze voor te dragen. Hetzij genoeg hier aan te stippen, dat zijne voorlezingen steeds eene tweevoudige vrucht opleverden : voor den geest glans van het schoone , voor het hart gloed van het goede. Niet enkel omdat het schoone de glans van het ware en het goede is , maar hoofdzakelijk omdat het opkomend geslacht te stichten, de tucht zijner ziel was.
De Wel Eerwaarde heer JACOBS immers wilde Christus niet alleen dienen als leeraar, maar ook als priester, zoodal de apostolische geest van zijn priesterschap onafscheidelijk met zijti leeraarsambt vereenigd bleef. Ja, ik mag zonder vreeze van overdrijving verklaren, dat het priesterlijk karakter bij hem in alles den boventoon hield, zoowel wanneer het zijnen persoon gold , als wanneer hij anderen, door woord en daad, tot volmaking, beoogde te wekken.
7
Was hel bij den geleerden, maar zedigen man be zorgdheid voor de spreuk van den Iceraar der volken: de wetenschap blaast op; of was hel de stemming van zijn godvree/end gemoed, om al wal hij v\isl voor de voeten van hel Kruis neèr Ie leggen, ten einde mei denzelfden apostel te kunnen uilroepen ; Van mij zij hel verre te roemen , dan op het Kruis van onzen lieert, Christus (*); dat hij zoo huiverig was, om te schilleren? Wal er ook van zij, naar onze bescheiden meening gelooven wij, dal in een van beide de oorzaak te vinden is, waarom geen zijner menigvuldige handschriften, die op zoo zaakrijke als oordeelkundige wijze over fraaije letteren en taaloefening handelen, door de kunst van Laurens Coster is openbaar gemaakt. Hij mistrouwde letterlijk zich zeiven. Bij den ootmoed voegde hij eene andere schoone priesterlijke deugd, het geduld. 15ij den omgang met menschen, moet men een groot geduld bezitten; nog ceti grooter, als men met kinderen omgaat; maar hel grootste, wanneer men studerende jongelingen te leiden heeft. Mogten dan ook in hem de buitengewone hoedanigheden vun eenen bestierder minder doorstralen , als onverzettelijke wilskracht in netelige omstandigheden ; een scherpe blik in de toekomst, die de gevolgen mei de oorzaken te gelijk voor de vierschaar des geestes dagvaardt; dat kantige ja of neen, dal uil eene vastberaden gemoedsgesteldheid voortspruit; zoo mag men echter volmondig belijden, dal de heer JACOBS al de gewone hoedanigheden van een Direkteur op buitengewone v\ij/.e bezat, zooals voorzigtigheid, voorkomendheid, onpartijdigheid, zachtmoedigheid, goedaardigheid, w«rk!usl en vooral een eindeloos geduld. En dal alles smolt bij hem zamen in één gevoel , dal der liefde. De bewijzen daarvan kwamen op den voorgrond zoo dikwijls hij zich moest «erloonen en handelen. O ! Hoe zedig en hoe nederig, hoe schoorvoetend, mag ik zeggen , trad hij voor, bij de ontvangst van doorluchtige personen, die zijn Kollegie van tijd lol lijd bezoch-C) Galat. VI.
8
ten! Wat eerbiedvolle en innemende taal sprak hij, als hij dehooge gasten verwelkomde! Wat ongedwongen, liefelijke omgang met de ouders der hem toevertrouwde leerlingen! Wat ingetogenheid bij de openbare studentenfeesten! Zoo vaak als leeraars en leerlingen zijn naamdag om strijd vierden, zoo als zij het telken jare, op den 24quot; Junij, plagten, hoe was de wijze en geleerde man dan te moede! Als hij moest plaats nemen op een' troon van bloemen en sieraden , gegroet en gedankt in verschillende talen, bezongen en toegejuicht door de van blijdschap dronken jeugd , o ! hoe zonk dan dat matte hoofd op zijne ontroerde borst! Hoe biggelden dan de tranen van aandoening langs zijne bleeke wangen ! Hoe rolden dan uit zijn dankbaar hart bevende en trillende woorden, die den drempel der tong vreesden te overschrijden I En noglans wat een schijnsel van liefde achter dat waas van bedeesdheid ! Het teedere van zijn binnenste lag duidelijk op zijn engelachtig gelaat te lezen. Hij had bij zijn verkeer met anderen iets van den heiligen Franciscus vati Sales, dat elk terstond voor hem innam.
Dal teedere gevoel werd vooral verhoogd door de edelste hoedanigheden, die den priester op eene zoo onschatbare wijze moeten kenschetsen, namelijk: eerbied voor zijne overheid; liefde tot den naaste eti in het bijzonder tot den ongelukkige; een kinderlijke vereering voor Maria, de Moeder des Heeren; een gloeijende godsvrucht tot Jesus in het aanbiddelijk Sakrament des Altaars. Die geest van godsvrucht, welke hem bezielde, straalde af op al de leden van het gesticht, dat hij bestierde. Niet alleen zijn persoon, maar ook zijne hartroerende welsprekendheid wist dien geest op allerlei wijzen te verspreiden. Dat welsprekend woord viel zoet en zalvend van zijne lippen als een geheimzinnig manna (*). O, dan was hij apostel! dan was hij redenaar! dan was hij visscher der zielen, die allen op den weg der genade wist te lokken en mede te slepen ! Door dat priesterlijke woord aangezet O Apoc. ii, n.
9
voerden de studenten de loffelijke gewoonte in , van des avonds in de Koilegie-kapel, na het avondinaiil, eenige minuten te gaan bidden voor den tabernakel van hunnen Jesus. Door die priesterlijke taal bezield , bragten zij de Kongregatie van Maria tot stand, die nog ten huldigen dage, onder de leerlingen, als eene ware broederschap, tol een fijner, hooger, geestelijker, hetnelademend leven opvoerend, voortleeft. Op zoodanige w ijze wist de onder-vindingrijke gids der jeugd zijn geliefkoosd stelsel te verwezenlijken, dat, even als de diamant door den diamant wordt geslepen, zoo ook de leerling door den leerling beschaafd wordt. Het was zijne overtuiging, dal hel goede voorbeeld van vrome jongelingen meer nut sticht, dan de gouden les van geleerde oversten. L)e kapel van hel oude Kollfgie — helaas! nog vóór JACOBS verdwenen — was de wekelijksche getuige van dien priesterlijken en liefdevollen arbeid, die, even als de dageraad, niet ophield, zachte dauwdroppels van heilighild in de frissche kelken der prille sludiebloeitien neer te leggen.
Zoo was hel priesterschap bij hem het levensbeginsel van alle zijne handelingen. Dal priesterschap, 't welk hij zoo goed vertegenwoordigde, schiep hem tot apostel en tot vader. Ja, een vader was hij voor de studenten-schaar , die hem met eene opregte, soms hartstogtelijke liefde bejegende. Een vader was hij, wanneer hij de ligl-zinnigheid der jongelingschap moest breidelen. Een vader vooral, wanneer hij den halsstarrigen knaap moest berispen , den wederspannigen zoon bestraffen , den onverbe-terlijken kweekcling uil den kring zijner sludiegenooten verwijdereti. Dan bloedde zijn hart in stille eenzaamheid, — en welk vader voelt zijn boezem niet verscheurd om het verlies van een kind ! — Dan besproeide hij gedurende meer dan één' nacht zijn rustbed met tranen! Maar dan ook vloeide een stroom van gebeden over zijne lippen; dan werd hel heilige Misoffer opgedragen, om een verloren zoon te redden en diens verpletterde ouders in hunne verslagenheid te troosten lie gebed! liet gebed!
Ach , wal is de sterveling le bekhigon , die dut goddelijk geneesmiddel, die hemelsche verkwikking, die geheimzinnige zamenspraak met onzen Vader, die in de hemelen is, niet kent! Wanneer drooge winden waaijen over het veld , dan verdort het plantsoen , dan neigen de geknakte stengels ten gronde; komt de dauw er op neder, dan wordt de frischheid herboren, en stelen en toppen heffen de verkwikte bladeren weder omhoog. Zoo dikwijls de dorre wind van smart en verdriet begon te blazen over de ziel, zoo dikwijls stortte er het gebed een hemeldauw van verkwikking op neder. JACOBS was een man des gebeds. Het gebed maakte zijn kommer minder zwaar, zijn leed minder drukkend, zijn hartzeer minder grievend, zijn lijden minder doodend.
Hoe sterk echter dat aambeeld van een langgerekt martelaarschap ook ware — de taak des onderwijzenden en bestierenden priesters is soms niet veel anders — al te gevoelige slagen, door de bezigheden en de bemoeijingen van allerlei aard er op aangebragt, wgren krachtig genoeg, om het aambeeld zelf, waarop zoovele kunstgewrochten voor kerk en staat gesmeed waren, eindelijk te doen springen. Op het laatste droeg dnn ook het ligchaams-gestel des ijverigen mans uiterlijke teekenen , die genoegzaam te kennen gaven, dat het innerlijk geschokt en ondermijnd was. Geen wonder dan ook,dat, toen in de jongste jaren met de Kapel ook het oude kollegiegebonw, 'I welk ruim twee honderd jaren bestaan had, voor het katholiek onderwijs te loor ging , de krachten aan het verbrijzelde ligchaam des bestierders geheel en al ontvielen. Wel verrees er een nieuw gesticht, als een tweede Kanaan , land van belofte, naast het oude ; de afgematte leidsman mogt het zien , maar even als eertijds Mozes , liet nimmer binnentreden. Doch de Josuë van het nieuwe gebouw , zijn opvolger, de Zeer Eerwaarde heer Kykbrs, had er naanwelijks bezit van genomen , of deze sprak tot zijne ambtgenooten de volgende woorden, die den schoon-sten lof van zijnen afgestorven voorganger behelzen:
11
.,Mijnu llecron ! wij gaiin nu du vruchten plukken van liet zaad, dat de Wel Eerwaarde lieer JACOBS heeft uitgestrooid. Wij plukken de bloeijende rozen op de doornen zijns lijdens.quot;
Ja , de Prins der Kerk van Roermond benoemde, ten einde zijnen goeden vriend niet op het slagveld, onder zijne oogen, te zien bezwijken, hem een' opvolger en gaf hem een' minder afslovenden werkkring. Bergen ! Gij werdt uitgekozen, om hem te ontvangen. Gij waart het laatste tooneel zijner priesterlijke bediening. Hier immers schitterde hij in den schoonsten glans van zijn bestaan , hier praalde hij als herder uwer parochie.
Ofschoon hij gehecht eu verknocht bleef aan zijn dierbaar Kollegie, waarmede hij zorgvuldig bij elke gunstige gelegenheid brieven wisselde, sloeg zijn priester-hart toch warm voor zijne parochianen. In zijne letteren sprak hij van Bergen als van zijn huisgezin, van diens ingezetenen als van zijne nieuwe kinderen. Verre van zijne vrienden en kennissen, die, als aan zijn hart dooide gouden keten van innige liefde geboeid , door zijne weldaden verrijkt , door zijne woorden getroost en door zijne werken gesticht waren , verwijderd , w as de herder voor zijne nieuwe kudde alles voor allen (*) geworden. Wel is waar, slechts weinigen tijd zaagt gij hem werken, hoordet gij hem spreken, geliefde Christenen! maar die weinige jaren verkondigen luide van hem wat de H. Schrift zegt r In korten lijd weggemaaid, vervulde hij vele Jaren {**). De gaven zijns harten , de kennis zijns geestes goot hij uit in den schoot uwer hulsgezinnen, om u allen rijp te maken voor het hemclsch Paradijs. Dag noch nacht behoorde hem toe, maar beide waren aan uwe zorg besteed. Hij was uw w ekker ten goede; hij was de immer slaande, nimmer stilstaande klok, die u den hemel verkondigde; hij was de hoede van uwe rust, de balsem van uwe wonde, het geleide van uw leven. De \olksbc-stuurders vonden in hem een' raadgever ; de maimeit O I Cor. IX , 22. (quot;) Sap. IV , 13.
12
eerbiedigden hem uis hel toonbeeld liuimer deugden ; du vrouwen vereerden hein als den vriend van haren Jesus; de weduwen , als haren trooster ; de weezen , als hunnen vader; de armen, als hunnen weldoener; de zieken, als hunne verkwikking ; de ongelukkigen , als hunne tweede voorzienigheid. Hij was in alles en voor allen , gelijk ik het, bij zijne plegtige inhuldiging als pastoor dezer gemeente, van hem voorspelde, een koning van liefde en vrede , wiens troon het altaar, wiens zetel, de kansel, wiens regtbank de biechtstoel, wiens koninklijke feestmaal, de kommunie is. De tempel was de schatkamer des geestelijken Konings. (iier deelde hij het genademiddel des Doopsels mede aan het pas geboren kind, dat eerst mensch, dan christen en later hemeling worden moet. Hier spijzigde hij den jongeling en de jonge dochter met het hemelsch Manna. Hier slaakte hij de boeijen der zonde. Hier verzegelde hij den band der liefde tusschen bruid en bruidegom. Van hier haalde hij de heilige Zalving der stervenden. Hier zocht, hier vond hij alle middelen , die tot uw eeuwig geluk noodzakelijk zijn. Waar hij Gods liefde kon toepassen , daar was hij tegenwoordig. Waart gij gezond, dan droeg hij zorg, dat uwe ziel niet ziek werd door de zonde. Gelijk een vader, die zijne kinderen bemint, stond hij u bij, wanneer de nood u ter nederdrukte ; hij droogde de tranen op uwe wangen ; hij zat naast uw bed, waarop de smart u vastgeklonken hield; in het sterfuur, wantieer ook elk u ontviel, stond hij 11 ter zijde, uwe hand vattende en uitroepende: „Kent gij mij nog?quot; Naden dood uwer dierbaren zegende hij hen op de lijkbaar, en de aarde, die hen dekken moest, word ligter, door zijne priesterhand gezegend. In een woord, hij was herder.
Gelijk de bloemen zich rigten naar het zonnelicht, zoo rigtte hij zich steeds naar God , die de liefde is (*). De liefde was de drijfveer, de hefboom van al zijn doen en laten. Zij was onverdeeld, maar zij werd uit God getrokken, om neór te komen op den mensch. Als dienaar (') 1 Juan. IV , 10.
13
des lleeroti hnd liij gedurig het voorbeeld dor Heiligen voor oogen. Hij begreep, dat, om God waarlijk te beminnen, men in één boezem drie harten moet omdragen. Het eerste is geheel van vuur, brandende voor God, het denkt onophoudelijk aan God, spreekt gewoonlijk van God, werkt standvastig voor God en verdraagt met geduld en onderworpen aan 'sHeeren heiligen wil, het kruis ons ter volmakende beproeving op de schouderen gelegd. Het tweede, geheel van vleesch , spoort ons aan , den evenmensch in zijne ligchamelijke behoeften door aalmoezen te ondersteunen en hem in zijne geestelijke noodwendigheden door onderrigt , raadgeving, voorbeeld en gebed, eene behulpzame hand te leenen. Barmhartig en goedertierend is het vooral jegens den gevallen en rouwmoedigen zondaar, ten einde hom op het ware pad terug te voeren; mee-doogend voor de zielen des vagevuurs, opdat zij, door gebeden en goede werken geholpen , onder het geleide van Jesus en Maria het eeuwige rustoord genaken. Het derde van steen moet hard jegens zich zelf zijn , en alle zinnelijkheid afzweren, zonder ophouden zich zelf weder-staan, zijnen eigen wil verzaken , zijn ligchaam kastijden door vasten en onthouding, en alle neigingen onzer be-dorvene natuur onderdrukken. Want hoe meer men zich zeiven veracht, hoe strenger men zijn vleesch kastijdt en in bedwang houdt, des te grooter belooning zal men in het ander leven verwerven.
Ziedaar den goeden , beminnenswaardigen JACOBS als herder! Hij was niets anders in zijn leven; hij is niets anders iti zijn dood. Een goed herder geeft zijn leven voor zijne schapen {*); en dat heeft hij gegeven. Zijn laatste werk was een blijk zijner liefde. De stichting van het, door den H. Karei Borromeus ingestelde veertig-uren-gebed gedurende de woelige vastenavonddagen, zal voor altijd in deze parochie aan den naam van JACOBS verbonden blijven, wijl hij ze bezegeld heeft met zijn' dood, die hem, om zoo te spreken, martelaar van het heilig Sa-
(•) Joan, IX II.
14
kramciit des Altaars gemaakt heeft. Door zijnen ijver vcrmeesterd , door zijnen apostolischen arbeid overwonnen , is zijn afgetobd ligchaam in de worsteling bezweken. Neêrgeworpen op het leger van smarten, en zijn einde voelende naderen , riep hij , in navolging van den H. Martinus uit: „O God! ik ben nog zoo jong, zoo jong om te sterven!.... Ik heb mijne gezondheid voor Uvoor U alleenvoor uwe dienst opgeofferd.... Och! geef mij , Heer ! die gezondheid nog eenigen tijd weder ; ik kan nog zoo lang werken.... Doch in alles geschiede uw heilige Wil , o Heer!quot;
Zijn einde nabij gevoelende, verlangde hij het gastmaal der Engelen, dat hij met innige godsvrucht nuttigde. De H. Teerspijze der stervenden werd hem toegediend. „Moet ik sterven?quot; hernam hij: „Niet mijn wil, maar de uwe geschiede, o Heer!quot; — Geestelijken en geloovigen — want zijn woonhuis was vervuld met Christenen , die het zalig uiteinde wilden aanschouwen van een' man , voor tuien hel leven Christus is, en het sterven, een gewin — waren knielend rondom het sterfbed geschaard „Welaan dan ,quot; sprak hij met naauw verstaanbare stemme, bij de aanroeping der geliefde namen van Jesus, Maria en Joseph, „in uwe handen beveel ik mijnen geest.quot; En deze waren zijne laatste woorden.
Vertrek uit het stof der aarde, o christen ziel! en vaarwel op uwe reis naar de eeuwigheid! Vaarwel, uit naam van den ISisschop van Roermond, die in u een' braven priester verliest' Vaarwel, uit naam der studenten, die gij geleid hebt! Vaarwel, uit naam der Christenen, die gij gesticht hebt! Vaarwel, uit naam der armen en ongelukkigen, die gij hebt getroost! Vaarwel, uit naam uwer dierbare parochie , die gij met zooveel ijver bestierd en gediend hebt! De Engelenschaar omringe uwe van deze aarde scheidende ziel; de regtersloet der Apostelen ont-vange haar; de in sneeuwwit feestgewaad gehulde Mar-lelarendrom snelle haar te gemoet; de lelieblanke rei van 's Heeren Belijderen vergezelle haar; de jubelkoren
der Mougden nemen lumr op, en do zulige vrede der eeuwigheid zij in den schoot der Aartsvaders haar deel; hel schitterend aanschijn van Jesus Christus slrale haar vriendelijk tegen en voere haar binnen in de grenslooze vreugde van hen, die velen tot de geregtigheïd onderwezen hebben en schitteren zullen als gestarnten I (*)
Ach! Terwijl hij ons verlaat, dunkt mij, klinkt ook van hem een afscheid in onze ooren. Gelijk de apostel zegt in een' zijner brieven: de doode spreekt ons nog toe (**), zoo schijnt ook de betreurde ons nog toe te roepen :
„Priester des Heeren! zwijg over mijnen lof! dierbare Christenen, houdt op te weenen over mijn verscheiden ! Wel dekt de aarde mijn kil gebeente, maar mijn geest leeft in het volle bewustzijn, dat voor mij hel leven Christus was, en daarom is mijn sterven een gewin. Ook voor u zij dat leven, Christus! Voor u, die de wetenschap beoefent . zij Christus het beginsel der wijsheid. Doorgrondt en ondervraagt de ingewanden der aarde; meet en berekent den loop der starren; vorscht de oorzaken van alle natuurverschijnselen na, en telt er. zoo gij kunt, de gevolgen van; breidt de ontdekkingen uit lot levensnut der menschen ; volmaakt de uitvindingen tot verbetering van de zamenleving aller volken ; vergadert alle kennis lot ver lichting en beschaving van het menschdom ; maar vergeet niet, dal er ééne weienschap is boven alle wetenschappen, de kennis van God, de volmaking van uw zieleleven, de leer van Jesus Christus! — Christus leve itt uwen geest door het geloof; Hij leve in uw hart door de genade ! dan zal uw leven Christus wezen, en uw sterven een gewin. Dan eerst, bij het afleggen van uw sterfelijk ligchaam, bij het verrijzen van uwe ziel in een beter, het voor haar bestemde leven, kunt gij kalm maar moedig den dood in de oogen blikken en vertrouwend met den apostel uitroepen : O dood , waar is uw 'prikkel? O dood, waar is uw zege? Dank zij God, die ons de overwinning heeft gegeven door onzen Heer Jesus Christus. AMEN.
(•) Dan. XII, 3 . (quot;) Hfhr. XI , 4.
''.v- i
'j';'
ri
'ly ■' ' ' .'■ ■■ quot;i l